-ocr page 1-

deel 133 • aflevering i3 • i juli 2008

Tijdschrift voor

Diergeneeskunde

w^êr

KNMvD

fc.__^-téL* k ^

Identification of factors
associated with the
development of insect
bite hypersensitivity in
horses in the Netherlands

Uiergezondheid: de
invloed van de
BVD-Vrije
status

Verkiezingen bestuur en
raad van toezicht

-ocr page 2-

Benakor ^.s\'^mg

smakelijk voor hond én kat

AST Farma introduceert
Benakor, de
eerste voordel

ACE-remmer op basis van
Benazepril hydrochloride.

Benakor is geregistreerd voc
hond en kat in drie verschil-
lende sterktes (2,5mg, 5mg i
20mg). De tabletten zijn zee
smakelijk en leverbaar in eei
handzame consumenten-
verpakking van 2
X 14 tablet
of een kliniekverpakking van
12x14 tabletten.

eindelijk een voordelige ACE-remmer op basis van Benazepril HCL <

smakelijkheid stimuleert opname ^
leverbaar in drie verschillende sterktes <

^

BENAKOR\' 2,5; 5 / 20 mg SMAKELIJKE TABLEnEN

Diergeneesmiddel UDA. Werkzaam bestanddeel: Benazeprilhydrochloride 2,5 mg, 5 mg of 20 mg.
Indicaties: Kat - Symptomatische behandeling van chronisch nierfalen. Hond ■ Symptomatische aanvul-
lende therapie bij de behandeling met het diureticum furosemide van hartfalen bij honden veroorzaakt
door mitralisinsufficiëntie of congestieve cardiomyopathie. Deze behandeling kan een verbeterde
inspanningstolerantie en verhoogde overleving geven bij honden met matig of ernstig hartfalen. Contra-
indicaties: Niet gebruiken bij katten of honden waarvan bekend is, dat ze overgevoelig zijn voor de
actieve stof. Niet gebruiken bij fokdieren en drachtige of lacterende dieren. Diersoorten v»aarvoor het
diergeneesmiddel bestemd is: Kat, Hond. Registratiehouder: AST Beheer B.V. Benakor® 2,5 mg
REG NL 10464, Benakor® 5 mg - REG NL 10454, Benakor® 20 mg - REG NL 10549.

DOSERING Kat:

W 2.5 tot 5 kg: CK 1 tablet Benakor 2.5 mg
of C "biel Benakor 5 mg.
^ 5 tot 10 kg: CT3® 2 tablenen Benakor 2.5 mg
of C331 tablet Benakor 5 mg.

DOSERING Hond:

)rT^5tol10kg: Q 1/2 tablet Benakor 5 mg.
>^^:0tol20kg:® 1 tablet Benakor 5 mg.
)p^20 tot 40 kg. Q 1/2 tablet Beriakoi 20 mg.
tot 80 kg: (33 1 tablet Benakor 20 mg.

jSSVfam

GROOT IN KLEM
www.astfarma.nl

-ocr page 3-

\'Wanted: a different kind
of vet\'

Zo luidde de titel van de presentatie die prof. dr. Frans van Knapen eind juni
heeft gehouden op uitnodiging van de organisatie van het ipvs-congres in
Durban (Zuid-Afrika). Hij sprak daar zo\'n tweeduizend varkensdierenartsen toe
en overtuigde hen van het feit dat het vak van dierenarts aan verandering
onderhevig is.

Geldt dit alleen voor varkensdierenartsen of slechts buiten de Nederlandse
grenzen? Nee! In dit tijdschrift wordt - terecht - op diverse plaatsen aangegeven
dat de dierenarts anno 2015 zijn vak op een andere wijze invult. Als een geringer
deel van de diergeneesmiddelen over de toonbank van de praktiserend dieren-
arts gaat, komt er meer ruimte om onze kennis te vermarkten.

Deze kans zullen we moeten grijpen, maar daar is lef voor nodig. Het vraagt
herbezinning op ons eigen functioneren in het veterinaire veld en het vraagt
van ons dat we anticiperen op wat er van de dierenarts in 2015 gevraagd wordt.

Ik sluit me graag aan bij de woorden van Roeland Wessels. Hij heeft ver-
trouwen in onze beroepsgroep maar dan moet de dierenarts kunnen en willen
omgaan met veranderingen. Een uitdaging voor onze beroepsgroep.

KNMvD

Hetty van Beers

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3781 6042

-ocr page 4-

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof dr LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene

zaken, beroepsintegriteit)
Drs. L[. den Otter (vice-voorzitter, sociaal

economische zaken en media)
Drs. H.R.C. Gostelie (penningmeester, financiën)
Drs. H. van Herpen (professionele kwaliteit)
Drs. A.J.G. den Hertog (dierziektenbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid,

volksgezondheid en automatisering)
Dr M.A. Willemen (verenigingszaken en dieren-
welzijn)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. FJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. K. Meijer (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr R. Boosman
Dr R. Kuiper
Dr R.S. Schrijver
Dr E. Teske
Dr.J.H.Vos
Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad
Dr RH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr P. De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr E van Knapen (Utrecht)
Dr JT Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.I.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knm vd.
De Molen 77, Houten,
abn/amro n.v.. Postbus
30,3500 AA Utrecht, nr 55 5048 861 en c enn
bank
n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken;
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd e« groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het hdmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117; 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag; Maurits Bosgoed

-ocr page 5-

Deel 133 • Aflevering 13 • i juli 2008

Identification of factors associated with the development of insect bite
hypersensitivity in horses in the Netherlands

Robin van den Boom, Bart Ducro en Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan
 554

WETENSCHAP

uiergezondheid: de invloed van de bvd-Vrije status

/. Muskens, W.A.f.M. Swart, I.M.G.A. Berends, G. van Schaik en T.J.G.M. Lam

VOOR DE PRAKTIJK

562

INVETERINAIRVERBAND ..... VRAI ïuU op Ttcept Hugo de Groot 568

Ontwormen van paarden en de receptplicht Joost van Herten 570

De dierenarts in 2015 571

Diergezondheid onder de Maasaï David Speksnijder 572

PRAKTijKiNBEDRijF ..... Veterinaire ergonomie: een kwestie van lijfsbehoud Madeion van

Weeren-Bitterling 576
Regeling zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen sinds 4 juni van

kracht Harm Haverkamp 577

CURSUSSEN EN CONGRESSEN ..... Dtide ONCOlogischTieiien Tom Hendrickx en Paul Overgaauw 578

KNMVD ..... Antibioticagebruik in de pluimveehouderij A/èerï V/n^: 581

Verkiezingen bestuur en raad van toezicht 582

Bulletin bestuur en bureau nummer 6, juni 2008 Marieke Veldman 593

Verenigingsstructuur en ledenraad Miel Bingen 594

RUBRIEKEN ..... Uit de redactie 551

Nieuws 561

Veterinair tuchtrecht 567

Nieuws uit de industrie 579

Voorzitterscolumn 581

Personalia 596

Jubilea 596

Deadline kopij 596

Doorlopende agenda 596

-ocr page 6-

Identification of factors associated with the
development of insect bite hypersensitivity
in horses in the Netherlands

Robin van den Boom "\', BartDucro " en Marianne M. Sloet
van Oldruitenborgh-Oosterbaan \'

Oorspronkelijk artikel

summary

An Internet-based questionnaire among horse owners was
carried out to identify factors affecting the incidence of
insect bite hypersensitivity
(ibh) among horses in the
Netherlands. Information was obtained for 794 horses of
various breeds, but the breed distribution was not repre-
sentative for the Dutch horse population. Of the horses for
which information was available,
56% suffered from ibh
and 44% did not. The most common clinical symptoms
were pruritus, scaling, and hair loss, occurring mainly at
the base of the tail and along the mane. Breed, age, region
(and local habitat), stabling, type of bedding in the stable,
use of the horse, deworming frequency, and season were
associated with significant differences in
ibh incidence.
Knowledge of the factors influencing the incidence of
ibh
may make it possible to reduce the number of animals
affected and help alleviate symptoms in affected horses.

samenvatting

Om de factoren te identificeren die een rol spelen bij het
voorkomen van staart- en-maneneczeem
(sme, Engels:
Insect Bite Hypersensitivity,
ibh) bij paarden in Nederland
is een internetenquête uitgevoerd. Informatie is verkregen
van 794 paarden van verschillende rassen, hoewel de
rasverdeling niet representatief was voor de Nederlandse
paardenpopulatie. Van de paarden waarvoor resultaten
beschikbaar waren was 56 procent lijdend aan
sme en
44 procent niet lijdend aan
sm e. De meest voorkomende
symptomen waren jeuk, schilfering en kale plekken,
vooral rond de staartbasis en langs de manen. Ras, leeftijd,
regio (en locale habitat), opstallen, type bodembedekking
in de stal, gebruik, ontwormingsfrequentie en seizoen
waren allemaal factoren die van invloed waren op het al
dan niet voorkomen van
sme. Kennis van de factoren die
van invloed zijn op het al dan niet voorkomen van
sme,
zou het aantal lijders kunnen verminderen en kunnen

I Department of Equine Sciences, Faculty of Veterinary Medicine,
Utrecht.

II Animal Breeding & Genomics Group, Wageningen University, Wage-
ningen, the Netherlands.

iii Corresponding author: Yalelaan 114,3584 cm, Utrecht, the
Netherlands, tel:-f31 30 2531350, fax:-1-31 302537970
e-mail: r.vandenboom@uu.nl

helpen om de symptomen van paarden met sme te
verlichten.

introduction

Insect bite hypersensitivity (ibh) is a seasonal, recurrent
dermatitis of horses that is prevalent for about
8 months of the year (4). The disease is a serious welfare
issue, regularly forcing owners to consider euthanasia of
affected animals (14). It is one of the major causes of
pruritus in horses (13) and the most common cause of
summer pruritus (26). Although several insects can cause
IBH, Culicoides species are most often incriminated. There
are approximately 1000 species of
Culicoides (g), with
different species occurring in different geographical
regions (3,8,10, 23, 27, 30). A recent study showed that
C
obsoletus and, to a lesser degree, C. pulicaris occur most
frequently in the vicinity of horses in the Netherlands (31).
These two species are also most prevalent in Germany (21)
and Belgium (r 8).

Although IB H can affect all breeds, some breeds are
reported to be predisposed (5, 26). A genetic predisposi-
tion has been suggested (2) and appears to be linked to
certain genes of the major histocompatibility complex
(19). In the Netherlands, Friesian horses and Shetland
ponies seem to be affected more often than other breeds,
with a prevalence among mares of 18% for Friesians and
8% for Shetland ponies (32). Icelandic horses are also
frequently affected, with a reported prevalence of 15% in
Sweden (11) and 18% in Norway (16); the incidence is
considerably higher (approximately 26%) among horses
imported from Iceland (11,16). There are no data on the
occurrence of
ibh in this breed in the Netherlands. Apart
from the (supposed) genetic susceptibility, multiple
factors are considered to play a role in the occurrence and
severity of symptoms associated with
ibh, such as
geographical location (14, 20, 32), habitat (32), manage-
ment (26), nutrition (24), age of the horse (2, 5, r/, 29), and
age of first exposure to allergens (16). The relative
importance of these different factors is incompletely
understood.

Various treatments have been tried, usually with
limited success, and avoidance of the allergens (i.e., the
insects, mainly
Culicoides midges) remains the mainstay of
clinical management. This can be achieved by using rugs
and stabling affected horses at times when midges are
most active, i.e., in the evening around dusk (31). Any
improvements in management and treatment will require
a better understanding of the factors influencing the
development of
ibh.

-ocr page 7-

The aim of the present study was to identify factors
influencing the prevalence/incidence of
ibh in horses in
the Netherlands.

materials and methods

A questionnaire was developed that could be completed
via the Internet and which consisted of questions relating
to the habitat, stabling, nutrition, management/care,
health, and use of the horses. The questionnaire was
intended for the owners of Friesian horses, as this is one of
the breeds frequently affected in the Netherlands, but the
owners of other breeds of horses also responded. Horse
owners were alerted to the existence of the questionnaire
through publications in horse magazines and breed
society newsletters.

Information was obtained for 2005 and included data
on horses affected and not affected by
ibh. The diagnosis
of
ibh was based on a combination of typical lesions, their
distribution, and (in particular) the strong seasonality of
the disease.

statistical analysis

Analysis of variance was performed to determine whether
the factors under study significantly influenced the
incidence of
ibh. Factors that were considered not signifi-
cant (p >0.05) were excluded from the model, and the final
model contained factors related to the animal (breed and
age), to the region (region and habitat), and to the manage-
ment (stabling, bedding, and deworming) and use of the
horse. The analysis was performed using the
glm proce-
dure (Statistical Analysis System,
sas inst., cary, nc, usa,
version g.r).

results

Number of horses

Information was obtained for 794 horses, 56% of which
were reported to suffer from
ibh. This allowed a com-
parison of risk factors between horses with and without
ibh. Not all information was available for all of the horses.

Symptoms and localization

The percentage of horses showing the various clinical
symptoms is shown in figure ra. The most commonly
reported symptom was pruritus (77% of cases) in associa-
tion with scaling, hair loss, crusting, open wounds, and
hyperkeratinization. Owners reported that the first
symptoms were often papules/nodules, which were often
difficult to detect. Also, many horses showed restless
behaviour. Later, the skin showed scaling and became
thickened, and hair was easily broken, leading to hair loss.
Horses demonstrated itching behaviour and many would
bite/groom each other, thereby exacerbating hair loss and
creating new wounds that subsequently became infected.
Horses that showed symptoms in successive years often
developed hyperkeratinization and rougae (ridged skin).

More than 40% of affected horses showed signs along
the mane and tail (figure ib) and 15% showed signs
around the tail only Approximately 20% of horses also

had symptoms on the ventral abdomen (ventral localiza-
tion). When signs were present on other parts of the body,
the head and/or mane were also invariably affected.

Breed

Horses (n=78i) were categorized into six groups of breeds:
Friesian (n=246); Haflinger, Welsh, New Forest, and Icelan-
dic ponies (Haweforice, n=ii7); Coldbloods, Fjords, and
Tinkers (Cofjortink, n=45); Shetland ponies (n=55); Warm-
bloods (n=i9o); and other breeds (n=i28). Among the horses
included in the present study the incidence of
ibh among
the different groups of breeds varied from 45% (Warm-
bloods) to 67% (Cofjortink). Warmblood horses were
affected significantly less often (F=o.oo5) than Friesians,
coldblood types (Coldbloods, Fjord, Tinker), and various
pony breeds (Haflinger, Welsh, New Forest and Icelandic),
and also less often than Shetland ponies and the remaining
\'other\' breeds, although this difference was not statistically
significant. All breed categories included horses with and
without
ibh, which allowed a reliable comparison of
factors between affected and unaffected horses to be made.

Age

The incidence of ibh in different age categories (n=77o) is
shown in figure 2.
ibh was most prevalent in horses

90-
80-
g 70-
60 -

u

I 50-

40
30
20
10

t

/

-ocr page 8-

younger than 4 years and least prevalent in 5-year-old
horses. The incidence of
ibh increased gradually in horses
aged 5 to 10 years and thereafter remained more or less
constant. Forty-five percent of horses were younger than
4 years when they developed
ibh, 38% were aged 4-14
years, and
ij°lo were aged 15 years or older.

Region

The prevalence of ibh for each region in the Netherlands
for which data were available (n=66 r) was calculated. The
prevalence differed significantly between regions
(p <0.05)
and was highest in Brabant and parts of Gelderland and
lowest in Noord Holland and on the Wadden islands
(figure 3).

Habitat

Information on habitat was available for 794 horses. There
was a significantly higher incidence of
ibh in horses kept
in/near wooded areas (60%) compared to those kept in/
near open or coastal areas
(51%) (p <o.05).The type of soil
did not influence the incidence of
ibh (data not shown).

Management/stabling

Information on management and stabling was available
for 754 horses. Of these horses, 51% were kept outside day

and night (during the summer season), 3r% were stabled
at night, and 18% were stabled most of the time/always.
Horses that were kept outdoors day and night had the
lowest incidence of
ibh (49%), significantly lower than
that of horses stabled some or all of the time (figure 4).

Management/bedding

Horses kept on straw (n=577) or without bedding (nothing
or rubber mats, n=38) had a significantly lower incidence
(P<o.oooi) of
ibh than horses stabled on wood shavings
(n=67) or other bedding materials (n=38). There was no
influence of the frequency of manure removal.

Use

For horses for which the use was known (n=794), those
used for breeding had the highest incidence of
ibh (71%),
significantly higher than that of horses used in compe-
tition (52%) and those without a defined use (38%). There
was no statistically significant difference in i
b h incidence
among horses used for dressage (51%), show jumping
(46%), or driving (56%). The difference in incidence
between horses used for riding at a recreational level
(58%) and those kept for companionship (63%) was also
not significant.

Management/deworming

Horses with the lowest deworming frequency (T-3 times/
year) (n=iri) had a significantly higher incidence of
ibh
than those dewormed more often (n=635). Horses de-
wormed with more than one type of deworming paste
(n=463) had a significantly lower incidence than those
treated with just one type (n=298).

Season

Of the horses with ibh, 45% developed the first symptoms
in April, about 25% in May, and about r4% in June. Only a
few horses showed the first signs in other months of the
year (figure 5).

discussion

The respondents of this questionnaire should not be
regarded as being representative for the entire Dutch
horse-owner population since the owners of horses
suffering from
ibh are probably more likely to complete a
questionnaire such as the one used in this study. They
would be expected to be more motivated to help unravel
the aetiology and try to find a cure or identify manage-
ment factors that could reduce the suffering of their
horses. Therefore, care should be taken when interpreting
the reported prevalence, which is undoubtedly over-
estimated in this study However, as about half the horses
on which information was collected were free of
ibh,
a reliable comparison of factors that could influence the
prevalence of
ibh could be made. Similarly, the breed
distribution was not representative for the Netherlands,
with Friesian horses being overrepresented. This is
because the questionnaire was initially intended for the
owners of Friesian horses, as this is one of the breeds most

-ocr page 9-

commonly affected by ibh in the Netherlands (32). The
diagnosis of
ibh was based on a combination of typical
lesion distribution and (in particular) the strong season-
ality of the disease. At the present time, the chnical
diagnosis remains the \'gold standard\' (7). The authors are
confident that misdiagnosis was not a significant source of
error in the present study.

As in previous reports, pruritus and scaling were the
most common presenting signs of
i b h . Lesions were
mainly reported along the mane and at the base of the tail,
although approximately 20% of horses also had signs on
the ventral abdomen. The reported distribution of signs
varies and seems to be related to the
Culicoides species
involved. For example, Anderson et al. (2) reported that
the ventral midline was the most commonly affected site,
in 83% of affected horses, in British Columbia. In that
region C.obsoletus is most abundant (12), and this species
is considered to bite most often in the ventral midline
region (23). However, C.
obsoletus is also the most common
species in the Netherlands (31) but a ventral localization is
seen much less often. This matter deserves further
investigation.

As stated above, the prevalence of ibh reported here is
much higher than the true prevalence, which has been
reported to be 18% for Friesian mares and 8% for Shetland
pony mares in the Netherlands (32). However, these results
provide some insight into the breeds that are affected
most. Warmbloods appear to be affected less often than
Friesians, coldblood types (coldbloods. Fjord, Tinker), and
various pony breeds (Haflinger, New Forest, Welsh, and
Icelandic). This is in accordance with the findings of
others (5,10, 26, 29) and in line with the impression of the
authors that Warmbloods are indeed affected less often,
although they too can suffer from i
bh. The difference in
prevalence between breeds and the reported familial
incidence (2,15) suggests a genetic component. There is
evidence to support such a genetic basis foriBH, which
appears to be related (in part) to genes of the major
histocompatibilty complex and which appears to be
recessive in nature (19).

In the present study, the highest incidence of ibh was
reported in the i- to 3-year age group, with nearly half of
the horses developing signs before 4 years of age, followed
by a gradual increase in prevalence from 5 to 10 years.
These findings are in line with studies in the literature
reporting that most horses develop signs at a young age
(2,5,17,29), provided they are exposed to the allergen
from birth (16), and that the incidence increases with
increasing age (33). After the age of 10 years, the incidence
remained more or less constant with small fluctuations,
which may be related to owners instituting measures to
minimize symptoms, euthanasia of severely affected
horses, or some horses outgrowing the disease (2).
A surprising finding was the decrease in incidence from
the youngest age group (1-3 years) to the 5-year-old group.
This could be the result of the removal (i.e., euthanasia) of
affected individuals from the population as the disease is
considered to have a poor prognosis with most horses

50-

.5 20-

1,

it____

[an Feb Mar Apr May jun Jul Aug Sep

Figure 5. The percentage of horses showing first symptoms in each
month.

showing (seasonally recurrent) symptoms for their entire
life (33). The genetic susceptibility for
ibh makes affected
horses less suitable for breeding purposes and could also
lead to their removal from the population. Another
explanation for the reduction in prevalence may be that
owners instituted measures to reduce exposure to the
offending insects (e.g. stabling) or to otherwise alleviate
clinical signs.

Within the Netherlands, the incidence of ibh varied
considerably per region, with many of the areas with a low
incidence being located along the coast. This is in accor-
dance with the findings of van Grevenhof et al. (32), who
reported a lower prevalence of
ibh among Shetland pony
and Friesian mares housed in coastal areas and appears to
be related to the less suitable local habitat for
Culicoides
activity, survival, and reproduction. Culicoides spp. are poor
fliers and generally are active at warmer temperatures.
Along the coast there is usually more wind, less shelter,
and fewer warm days per year than further inland (3 2).
The life cycle of
Culicoides requires stagnant or slow-run-
ning water and rotting organic matter, and these are more
likely to be present in wooded than in coastal areas, which
probably explains the lower incidence of
ibh in the latter.

-ocr page 10-

In addition, wooded areas provide more shelter from the
wind. Van Grevenhof et al. also reported an increased
ibh
prevalence in areas with (sandy) clay soil, but soil type did
not have an effect in the present study. This apparent
discrepancy may be due to the much larger number of
horses in the study of van Grevenhof et al. (n=6io8)
compared with the present study (n=794).

Horses that were kept outdoors day and night had the
lowest reported incidence of
ibh. This is almost certainly a
reflection of the fact that owners tend to stable horses
showing signs of
ibh in an attempt to minimize exposure
to
Culicoides midges, as 24 hours of stabling often leads to
dramatic improvement (26). The period during which
affected horses should be stabled has not been determined
exactly, but the time around dusk appears to be the most
important in the Netherlands at least. This is when
C.
obsoletus and C. pulicaris, the most common species
around horses in the Netherlands, are most active (31).
Similarly, horses that did not have access to a stable or
shelter showed the lowest
ibh incidence. Ironically,
shelters or stables that are largely/partly open may provide
a more suitable environment for
Culicoides, as the number
of
Culicoides entering a stable is proportional to the size of
the door (6), and the closing and gauzing of windows leads
to a r4-fold reduction in the number of
Culicoides entering
a stable (22).

The type of bedding appears to influence the incidence
of
ibh. The incidence of ibh was lower in horses stabled
without bedding (or rubber mats on the floor) or straw
than in horses kept on wood shavings or other types of
bedding. The number of
Culicoides caught inside is
considerably less (approximately 6% of the total) than the
number caught outside (i), but the number entering a
stable is enhanced by the odours associated with a dirty
stable (6). The type of bedding provided may have an effect\'
on the attractiveness of a stable environment to
Culicoides,
although the frequency of manure removal did not have
an affect on
ibh prevalence in the present study.

Horses used for breeding purposes had the highest
incidence of
ibh in the present study, significantly higher
than that of horses used for competition. This is surpris-
ing, and worrying, because a genetic component appears
to play a role in the development of
ibh (2, 5, 26), making
the use of affected horses for breeding purposes undesir-
able. The findings may be explained by the fact that
(severely) affected horses are less suitable for use in equine
sports (i, 5). Alternatively, the high incidence seen in
breeding horses may be related to the way in which
breeding horses are kept. Broodmares are often kept at
pasture day and night, and thus exposed to biting midges.

The frequency of deworming also influenced the
incidence of
ibh, with more frequent deworming proving
preventive, as was the use of multiple deworming prod-
ucts. This could simply reflect better care/management or
it could be the result of deworming. Excoriations or
wounds resulting from rubbing induced by pruritus caused
by
Culicoidesbites may become secondarily infected and
this may contribute to further pruritus. This vicious circle
of events may be broken by non-specific treatment of these
wounds, and this is how management could influence
ibh.
Deworming is obviously intended to prevent/treat
helminth infections and the presence of worms and/or
their larvae may have an effect on the host\'s immune
system. Research in the human field suggests that a certain
level of antigenic stimulation helps prime the immune
system (28), and therefore excessive deworming may be
detrimental. The protective effect of deworming on
ibh
needs to be confirmed in other studies and investigated
further in order to identify the underlying mechanism.

In temperate climates, as in the Netherlands, ibh is a
seasonal disease with signs occurring between spring and
autumn, when climatic conditions become suitable for
Culicoides activity. Importantly, the ambient temperature
needs to remain above a species-specific minimum, which
has been show to vary between 10 and i8°C for a number
of
Culicoides species. The specific requirements for
C.
obsoletus(2^), the most prevalent species attracted to
horses in the Netherlands (31), have not been established.
Apart from these minimum temperatures, the life cycle of
Culicoides spp. also needs moisture, and the required
combination of factors is most likely to be present from
spring until autumn, when temperatures tend to drop
below the required minimum again. Recent research in
Belgium has shown that the number of
Culicoides trapped
decreases during the winter (18), when clinical signs of i
bh
invariably disappear, at least in Belgium and the
Netherlands.

The present study identified a number of factors that
appear to play a role in determining the incidence of
clinical symptoms of
i b h in horses in the Netherlands.
Further studies are required to confirm the importance of
these factors so that strategies to reduce the incidence or
alleviate signs in affected horses can be suggested.

acknowledgements
The authors would like to thank the Product Boards
for Livestock, Meat and Eggs
(pve) and the Sector
Counsel for horses for their financial support and
Susanne Brugman (student) for helping to organize
the data.

Literature

1. Anderson GS, Belton P and Belton EM. A population study of Culicoides
obsoletus meigen (Diptera: ceratopogonidae), and other Culicoides
speciesin
the Fraser valley of British Columbia. Can Entomol 1993;
125:439-447.

2. Anderson GS, Belton P and Kleider N. The hypersensitivity of horses to
Culicoidesbites in British Columbia. Can Vet 11988; 29: 718-723.

3. Anderson GS, Belton P and Kleider N. Culicoides obsoletus (Diptera:
Ceratopogonidae) as a causal agent of Culicoides hypersensitivity
(sweet itch) in British Columbia. [ Med Entomol 1991; 28:685-693.

4. Anderson GS, Belton P and Kleider N. Hypersensitivity of horses in
British Columbia to extracts of native and exotic species of Culicoides
(Diptera: Ceratopogonidae). J Med Entomol 1993; 30:657-663.

5. Baker KP and Quinn PJ. A report on clinical aspects and histopathol-
ogy of sweet itch. Equine Vet J1978; 10: 243-248.

-ocr page 11-

Barnard B|. Some factors governing the entry of Culicoides spp.
(Diptera: Ceratopogonidae) into stables. Onderstepoort J Vet Res
1997;
64:227-233.

Baselgia S, Doherr MG, Mellor P, Torsteinsdottir S, [ermann T,
Zurbriggen A, [ungi T and Marti E. Evaluation of an in vitro
sulphidoleukotriene release test for diagnosis of insect bite hypersen-
sitivity in horses. Equine Vet J 2006; 38:40-46.
Braverman Y. Preferred landing sites of Culicoides species (Diptera:
Ceratopogonidae) on a horse in Israel and its relevance to summer
seasonal recurrent dermatitis (sweet itch). Equine Vet J1988; 20:
426-429.

Braverman Y. Nematocera (Ceratopogonidae, Psychodidae, Simuliidae
and Culicidae) and control methods. Rev Sci Tech 1994; 13:1175-1199.

10. Braverman Y Ungar-Waron H, Frith K, Adler H, Danieli Y Baker KP and
Quinn PJ. Epidemiological and immunological studies of sweet itch in
horses in Israel. Vet Rec 1983; 112:521-524.

11. Brostrom H, Larsson A and Troedsson M. Allergic dermatitis (sweet
itch) of Icelandic horses in Sweden: an epidemiological study Equine
Vet J1987; 19; 229-236.

12. Costello RA. Light trap collections of Culicoides (Diptera Ceratopogoni-
dae) in the Eraser Valley of British Columbia. J Entomol Soc 1982: 79:
66-70.

13. Fadok VA. Update on equine allergies. Vet Allergy Clin Immunol 1997;
5:68-76.

Foster AP and Cunningham FM. The pathogenesis and immuno-
pharmacology of equine insect hypersensitivity Advances in
Veterinary Dermatology: Proceedings of the third World Congress of
Veterinary Dermatology 1998; 3:177-189.

Gerber H. Sir Frederick Hobday memorial lecture. The genetic basis of
some equine diseases. Equine Vet J1989; 21: 244-248.

16. Halldordsottir S and Larsen Hj. An epidemiological study of summer
eczema in Icelandic horses in Norway Equine Vet J1991; 23:296-299.

17. Littlewood JD. Incidence of recurrent seasonal pruritus (\'sweet itch\')
in British and German shire horses. Vet Rec 1998; 142:66-67.

18. Losson B, Mignon B, Paternostre J, Madder M. De Deken R, De Deken G,
Deblauwe I, Fassotte C, Cors R, Defrance T, Delecolle JC, Baldet T,
Haubruge E, Frederic F Bortels J and Simonon G. Biting midges
overwintering in Belgium. Vet Rec 2007; 160:451-452.

19. Marti E, Gerber H and Lazary S. On the genetic basis of equine allergic
diseases; II. Insect bite dermal hypersensitivity. Equine Vet J1992; 24:
113-117.

20. McCaig J. A survey to establish the incidence of sweet itch in ponies in
the United Kingdom. Vet Rec 1973; 93:444-446.

9-

14.

15-

21. Mehlhorn H, Walldorf V Klimpel S, Jahn B, Jaeger F, Eschweiler [,
Hoffmann B and Beer M. First occurrence of
Culicoides ohsoktus-
transmitted Bluetongue virus epidemic in Central Europe. Parasitol
Res 2007; loi: 219-228.

22. Meiswinkel R, Baylis M and Labuschagne K. Stabling and the
protection of horses from
Culicoides èo/iftnös (Diptera: Ceratopogoni-
dae), a recently identified vector of African horse sickness. Bull
Entomol Res 2000; 90:509-515.

2 3. Mellor PS and McCraig J. The probable cause of "sweet itch" in

England. Vet Rec 1974;95:411-415.

24. O\'Neill W, McKee S and Clarke AF Flaxseed (Linum usitatissimum)
supplementation associated with reduced skin test lesional area in
horses with
Culicoides hypersensitivity. Can [ Vet Res 2002; 66:
272-277.

25. Ortega MD, Holbrook FR and Lloyd [E. Seasonal distribution and
relationship to temperature and precipitation of the most abundant
species of
Culicoides in five provinces of Andalusia, Spain. J Am Mosq
Control Assoc 1999; 15: 391-399-

26. Pilsworth RC and Knottenbelt DC. Skin diseases refresher: equine
insect hypersensitivity Equine Vet Educ 2004; 16: 324-325.

27. Riek RF Studies on allergic dermatitis (Queensland itch) of the horse:
the aetiology of the disease. Aust J Agric Res 1954:5: ro9-i29.

28. Savelkoul HE The hygiene hypothesis: a fruitful concept inimmuno-
logical research. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006; 150: 2596.

29. Steinman A, Peer G and Klement E. Epidemiological study of Culicoides
hypersensitivity in horses in Israel. Vet Rec 2003; 15 2:748-7 51.

30. Townley P Baker KP and Quinn PJ. Preferential landing and engorging
sites of
Culicoides species landing on a horse in Ireland. Equine Vet J
1984; t6: II7-120.

31. van der Rijt R, van den Boom R, Jongema Y and Oldruitenhorgh-
Oosterbaan MM.
Culicoides species attracted to horses with and
without insect hypersensitivity. Epub ahead of print Vet f 2007,
doi:io.ioi6/j.tvjL2007.07.o05.

3 2. van Grevenhof EM, Ducro B, Heuven HC and Bijma P Identification of

environmental factors affecting the prevalence of insect bite
hypersensitivity in Shetland ponies and Friesian horses in The
Netherlands. Equine Vet J 2007; 39:69-73.

33. Wilson AD, Harwood LJ, Bjornsdottir S, Marti E and Day Mj. Detection
of
iGG and iGE serum antibodies to Culicoides salivary gland antigens in
horses with insect dermal hypersensitivity (sweet itch). Equine Vet J
2001:33: 707-713-

Artikel ingediend: 7 april 2008

Artikel geaccepteerd: 15 mei 2008

-ocr page 12-

Nieuw! Eennnaa! per dag doseren!

Rimadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn

• Voor extra therapietrouw

L

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETT

RIMADYI

SMAKELIJKE TABLE

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLEHEN

Tar vanrimlefing van ontaeking ti
In
ami acuta als chronische aan

™gan van spieren en skelet en te
oastnidmj van post-operaöeve piji
als actief

iKvarmmdanngvan onlslakül
In »wal acute als chronische
wwn van spierar en skelet •
MsmHingvatposl-operabaw

l»mn(Wa.l: carprofen 50 mg

100 Tabletten

RIMADYL,

CARPROFEN

Animal Health

Visie op gezondheid

Pflzer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pfizer.com

© 2003 Pfizer Animal Health hv - Capelle a/d Ussel
® .Merknaam Pfizer Inc., N.ï\'., U.S.A.

Sil

Rimadyl* smakelijke tabletten • werkzame stof: carprofen: REG NL 10021.10022 en
10023 • diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren ef^elet en ter bestrijding van post-ope-
ratieve pijn • dosering: Ixdaags 4mgA9 lichaamsgewicht. Om de pijnstillende en anti-inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl* na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl* smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedienings-weg: oraal •
toedieningsvorm: smakelijke tabletten van 20. 50 en 100 mg • contraindicaties: niet gebruiken bij
drachtige dieren • contra indicaties; niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulce-
ratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijwerkingen: bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorkomen • Pfizer Animal Health, Postbus 37.2900 AA Capelle a/d
Ussel. Telefoon: 010 ■ 406 46 00, verdere informatie op verzoek beschikbaar.

-ocr page 13-

Vaccinatie is succes

Het succes van de vaccinatiecampagne
tegen blauwtong is mede te danken aan
de grote inzet van de landbouwhuisdie-
renartsen, vindt Jan Tiete Siebinga,
voorzitter van de Groep Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren
(ggl). "Het
werk en de organisatie vergen veel tijd.
Veel koeien zijn al naar buiten. De
vaccinaties moeten dus plaatsvinden
rond melktijd, \'s ochtends vroeg of in
de avond." De campagne begon op 7
mei in Werkendam. Dierenarts Arie
Baks verrichtte de eerste entingen, bij
schapen. Het animo onder veehouders
om te vaccineren is volgens Siebinga
groter dan verwacht, niet alleen in het
zuiden en het oosten, maar ook in
Friesland. "Hoe groter de bereidheid is
om mee te doen, hoe groter landelijk
gezien de kans van slagen is van de
campagne." Zoveel veehouders
meldden zich aan dat er een miljoen
vaccindoses moesten worden bijbe-
steld. In totaal zijn 7 miljoen doses
geleverd, waarmee het doel van het
ministerie, deelname van 80 procent
van de veehouders, ruimschoots wordt
bereikt. Siebinga prijst de bereidheid
van dierenartsen om mee te werken:
"De
ggl stond ervoor in dat de dieren-
artsen van Nederland deze campagne
konden uitvoeren. Als het een succes is,
geeft dat meer vertrouwen in de
beroepsgroep, maar ook in de inzet van
vaccins bij landbouwhuisdieren." De
vaccinatie moet elk jaar voor de
gevoelige periode worden herhaald.
Siebinga: "Blauwtong zal ook de
komende jaren nog veel inzet vragen
van dierenartsen."

Onder leiding van Nienke Endenburg
gaan studenten van de faculteit
Diergeneeskunde onderzoek doen
naar de vraag hoe diergeneeskundige
zorg voor dieren van mensen met een
minimuminkomen in Nederland goed
kan worden geregeld. Dit onderzoek
wordt uitgevoerd in opdracht van de
knmvd en de landelijke Dierenbe-
scherming. De aanleiding voor dit
onderzoek is onder meer de oprichting
van een kliniek voor minima in
Rotterdam en de plannen daarvoor in
andere delen van Nederland. Er zal
van meerdere kanten worden gekeken
naar de problematiek die zich voor-
doet als mensen de noodzakelijke
veterinaire zorg voor hun dieren niet
kunnen betalen. Hoe groot is de
omvang van dit probleem? Concen-
treert het zich in bepaalde delen van
ons land? Welke gevolgen heeft dit
voor de dieren? Van welke regelingen
kunnen mensen gebruik maken en
welke oplossingen zijn er verder
mogelijk om ervoor te zorgen dat
dieren de veterinaire zorg krijgen die
ze nodig hebben? De resultaten van
dit onderzoek zullen naar verwach-
ting in het najaar van 2008 worden
gepubliceerd en zullen worden betrok-
ken in het overleg tussen de
knmvd
en de Dierenbescherming.

Operatie zware giraf

Bij een giraf van het Safaripark Beekse
Bergen in Hilvarenbeek is met succes
een tumor rond de anus verwijderd.
Het dier in kwestie woog 1156 kilo,
400 kilo zwaarder dan het gemiddelde
gewicht van zijn soortgenoten. Dit
leverde extra risico\'s op bij het onder
narcose brengen van het dier. Het
betrof een zogenoemde Rothschild-
giraf. Van deze soort leven in de
natuur nog ongeveer vijfhonderd
exemplaren. Europese dierenparken
proberen het voortbestaan van deze
soort veilig te stellen.
www.dierennieuws.nl

Een nieuw project gefinancierd door
het ministerie van
lnv wil boeren en
tuinders helpen bij vragen rondom
bedrijfsbeëindiging en heroriëntatie.
Het project
kans! (Kans Agrariërs
Nieuwe Start!) wijst agrariërs een weg
in het aanbod van hulp- en dienst-
verlening en biedt ook advies op maat
als het toekomstperspectief van een
bedrijf in gevaar lijkt te komen.
Dierenartsen worden vaak gezien als
vertrouwenspersoon van agrarische
ondernemers. Hun rol gaat nogal eens
verder dan alleen advisering en
begeleiding op het terrein van
diergezondheid en dierwelzijn.
kans!
zou kunnen bijdragen aan een goed
advies. Alle informatie staat op de
website www.kansvoorboerentuinder.
nl. Het project wordt gedragen door
lto Noord Projecten, lto Noord
Advies,
zlto, Arvalis, zob. Telefoni-
sche Hulpdienst Agrariërs,
dlv Plant,
dlv Rundvee Advies, dlv Intensief
Advies en Stigas.

\'Gekke-mijtenziekte\'

Misschien moeten dierenartsen
binnenkort hun werkterrein gaan
verbreden. Een bacteriële infectie-
ziekte onder roofmijten kan leiden tot
economische schade bij biologische
landbouwers, die deze verwanten van
de spinnen inzetten om spintmijten te
bestrijden. De mijten met de infectie
beginnen doelloos door elkaar te
rennen. Ze verliezen hun eetlust en
uiteindelijk overlijden ze. Het bestaan
van de ziekte was al langer bekend,
maar wetenschappers van de Wage-
ningen Universiteit hebben ontdekt
dat hij wordt veroorzaakt door een
bacterie. Deze verspreidt zich via de
uitwerpselen van de mijten. Het is de
eerste keer dat een ziekteverwekkende
bacterie wordt gevonden in mijten.
Het goede nieuws is dat er methodes
bestaan om de infectie op te sporen en
te bestrijden.

Nu.nl

Minima en huisdieren Project \'Kans\'

-ocr page 14-

Uiergezondheid: de invloed
van de
bvd-vrije status

/. Muskens \'v, W.A.J.M. SwartI.M.G.A. Berends G. van
Schaik\' en T.J.G.M. Lam•"

samenvatting

We hebben onderzocht welk effect het bvd-virusvrij
worden van met
bvd-Virus besmette melkveebedrijven
heeft op de uiergezondheid. Daarvoor zijn drie uiergezond-
heidsparameters vergeleken van 319 \'case\'- en 629 con-
trolebedrijven. \'Case\'-bedrijven zijn gedefinieerd als
melkveebedrijven die tenminste één
Bvo-viruspositief rund
hadden, vervolgens de
bvd-vrije status hebben behaald en
deze tenminste twee jaar hebben behouden. De controle-
bedrijven hadden een onbekende
bvd-status. Elk \'case\'-
bedrijf was op basis van regio en bedrijfsgrootte gekoppeld
aan twee controlebedrijven. De drie onderzochte uier-
gezondheidsparameters waren het bedrijfscelgetal en de
percentages attentiedieren en nieuwe attentiedieren.

De \'case\'-bedrijven hadden in de twee jaar voor het
bvd-virusvrij worden een betere uiergezondheid dan de
controlebedrijven. Het
bvd-virusvrij worden had geen
effect op het percentage attentiedieren en het bedrijfs-
celgetal. Wel had het een gunstig effect op het percentage
nieuwe attentiedieren. Het verschil in percentage nieuwe
attentiedieren tussen case- en controlebedrijven nam toe
met 0,6 procent (P < 0.05).

summary

Udder health: the influence of bvd-free status
The effect ofBVDv-free certification ofBvvv-infected dairy herds
on udder health was determined, by comparing parameters of
udder health in ^ig cases and 629 controls. Cases were dairy
herds that originally had at least one
bvd v antigen-positive
animal but which subsequently became
BVDV-free and main-
tained this certified status for at least 2 years. Controls had an
unknown
b vd v status. Each case was matched with two
controls by region and herd size. The three udder health
parameters were bulk-milk somatic cell count (see), the
proportion of cows with a high see, and the proportion of cows
with a high sec after previously having a normalsce (these
cows were considered to have a new intramammary infection).
Udder health was better in the cases in the 2 years preceding the
bvd v-free period than in the controls. BVDV-free status was not
associated with bulk-milk sec or the proportion of cows with a
high see but was associated with occurrence of a new intra-
mammary infection:fewer case cows had a new intramammary
infection than control cows (difference 0.6%; P < 0.05).

i gd, Postbus 9,7400 aa Deventer.

ii Destijds studente wur, nu werkzaam bij gd Deventer.

iii Uiergezondheidscentrum Nederiand, Postbus 2030, 7420 aa Deventer.

iv Corresponderend auteur. E-mail: J.Muskenscagddeventer.com

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

introductie

De mate waarin mastitis voorkomt bij melkkoeien wordt
zowel beïnvloed door de infectiedruk als door de weer-
stand (8). Van een aantal factoren is uitgebreid onderzocht
welke invloed ze uitoefenen op de weerstand tegen
mastitis. Bekende voorbeelden zijn erfelijkheid (7),
negatieve energiebalans (6), vitamines (3) en de melk-
machine (11). Van een aantal andere factoren wordt de
indirecte invloed op uiergezondheid via de weerstand
vaak besproken in het veld, maar is deze slechts zelden
goed onderzocht. Voorbeelden daarvan zijn onder andere
klauwgezondheid en virusinfecties. Hoewel een relatie
tussen bijvoorbeeld
bhv_ en uiergezondheid aannemelijk
is, is deze relatie in het veld nooit goed bestudeerd. De
situatie voor
bvd is min of meer vergelijkbaar.

Internationaal wordt bvd gezien als belangrijke
aandoening en in acht Europese landen geldt ze zelfs als
een aangifteplichtige ziekte (4). In Nederland bestaat alleen
een vrijwillig
bvd-bestrijdingsprogramma. Op bedrijfs-
niveau wordt
bvd echter als een belangrijke aandoening
gezien en naar schatting is op 30 tot 40 procent van de
Nederlandse bedrijven een
bvd-Virusdrager aanwezig (5).
Van het
bvd-virus is bekend dat het effect heeft op de
vruchtbaarheid van melkvee. Zo is het drachtigheids-
percentage van immune dieren hoger dan van dieren die
rondom het Ki-tijdstip een
bvd-infectie doormaken (10).
Een infectie gedurende de dracht kan door middel van
verticale transmissie leiden tot de geboorte van een
persistent geïnfecteerd
(pi) kalf of tot het verwerpen van de
vrucht (2,14). Daarnaast wordt van
bvd vaak aangenomen
dat het effect heeft op de weerstand tegen andere aandoe-
ningen. Op een aantal melkveebedrijven met mastitis-
problemen denkt men aan een niet optimale weerstand,
die mogelijk wordt veroorzaakt door een
bvd-infectie.
Indien daarna op deze bedrijven bij nader onderzoek één of
meerdere
bvd-Virusdragers worden gevonden, staat het
natuurlijk nog niet vast dat
bvd daadwerkelijk de (belang-
rijkste) oorzaak van de problemen was.

Om diverse redenen, waaronder een verminderde
uiergezondheid, hebben in de afgelopen jaren veel bedrijven
in Nederland besloten deel te nemen aan het vrijwillige
bvd-bestrijdingsprogramma. Dit artikel heeft als doel het
effect van het
bvd-virusvrij worden op de uiergezondheid
op die bedrijven zo goed mogelijk in beeld te brengen en te
bediscussiëren in het licht van de bestaande literatuur.

materiaal en methode

De uiergezondheidsgegevens van melkveebedrijven die in
de periode 1998 tot 2003 deelnamen aan het
bvd-certifice-

-ocr page 15-

ringsprogramma van gd, en waarbij tenminste één
bvd-Viruspositief dier is vastgesteld (\'case\'-bedrijven), zijn
vergeleken met de gegevens van melkveebedrijven met
een onbekende svD-status (controlebedrijven). De
uiergezondheidsparameters van \'case\'-bedrijven zijn
vergeleken tussen de twee jaren voorafgaand aan en de
twee jaren volgend op de afvoerdatum van het laatste
bvd-viruspositieve rund op de betreffende bedrijven. Op
de beoordeelde \'case\'-bedrijven is gedurende ruim een jaar
na afvoer van het laatste
b vo-viruspositieve rund verder
onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van het
bvd-Virus
volgens het Bvo-certificeringsprogramma van gd (5) en
zijn geen virusdragers vastgesteld. Ook zijn op deze
bedrijven in de periode tot drie jaar na afvoer van het
laatste
bvd-viruspositieve rund geen aanwijzingen
gevonden voor circulatie van het
bvd-virus in het bvd-
bewakingsonderzoek.

In samenwerking tussen gd en nrs koppelden we aan
elk \'case\'-bedrijf, voor zover dat mogelijk was, twee
controlebedrijven met een vergelijkbaar aantal melk-
gevende runderen, gelegen in dezelfde regio en deel-
nemend aan de melkcontrole. De gegevens van de
controlebedrijven zijn verzameld in dezelfde periode en op
dezelfde wijze geanalyseerd als die van de \'case\'-bedrijven
waaraan zij waren gekoppeld. Van de controlebedrijven is
niets bekend over de
bvd-situatie. Voor de analyse is een
vergelijking gemaakt tussen de periode voor en na het
bvd-virusvrij worden op de \'case\'-bedrijven. Voor de
controlebedrijven is dat dus een fictief moment. In totaal
zijn 3r9 \'case\'-bedrijven meegenomen en 629 controle-
bedrijven, die bestudeerd zijn in een onderzoeksperiode
van bijna tien jaar (1996 tot 2005). Alle analyses zijn
uitgevoerd op bedrijfsniveau.

In deze studie zijn de verschillen tussen aan elkaar
gematchte \'case\'- en controlebedrijven geanalyseerd. De
volgende verschillen in uiergezondheidsparameters zijn
geanalyseerd:

1. Het verschil in het percentage nieuwe attentiedieren.
Dit zijn runderen waarvan het celgetal (na ten minste
één keer onder de grenswaarde) is gestegen tot boven
een grenswaarde van 250.000 (koeien) of 150.000
(vaarzen).

2. Het verschil in het percentage attentiedieren. Dit zijn
runderen waarvan het celgetal groter is dan 2 50.000
(koeien) of 150.000 (vaarzen), waarbij niet is gekeken
naar de hoogte van het celgetal bij de daaraan voor-
afgaande melkcontrole.

3. Het verschil in bedrijfscelgetal. Het bedrijfscelgetal is
het rekenkundige gemiddelde van alle koecelgetallen.

voor de praktijk

De verschillen in uiergezondheidsparameters tussen
\'case\'- en controlebedrijven zijn geanalyseerd als normaal
verdeelde data met behulp van een \'population averaged\'
gee-model in Stata versie 9, 2005 (9). Met deze modellen is
het mogelijk data te analyseren en tegelijkertijd te
corrigeren voor het feit dat waarnemingen in de tijd
gecorreleerd zijn.

De analyses zijn uitgevoerd met als afhankelijke
variabelen het verschil in mastitisprevalentie, mastitis-
incidentie en tankmelkcelgetal,
BVD-periode als onaf-
hankelijke variabele en \'confounding\' variabelen zoals
leeftijd, productie, bedrijfsgrootte, trend in de tijd en
kwartaal. Het statistische model dat voor deze analyses
gebruikt is, is geformuleerd als:

Waar:

= verschil tussen koppels voor de uiergezondheids-
parameters;
|j = intercept;

Pj = vast effect van Bvo-periode (i = 1,2, BVD-geïnfecteerd en
vrije periode respectievelijk);

AAj = verschil van vaste effecten van mogelijke \'confoun-
ders\' (klasse variabelen) (bijvoorbeeld bedrijfsgrootte,
leeftijd en
bsk);

K^ = trend in de tijd (van het kwartaal dat het eerste bedrijf
vrij was tot het laatste aanwezige kwartaal in de dataset);

Q,= continu effect van kwartaal (k= -8,-7,-6......7, 8, met \'o\'

als het kwartaal waarin het bedrijf het laatste antigeen-
positieve dier heeft afgevoerd);

eiiHn, = \'\'estterm.

De modelschattingen van het effect van BVD-periode (p,)
bepalen of
evD-vrij worden effect had op de uiergezond-
heidsparameters. De \'fit\' van het model is bepaald door te
kijken naar de correlatie tussen de voorspelde waarde van
het model en de werkelijke waarde.

resultaten

De \'case\'-bedrijven hadden in de twee jaar voor de afvoer
van het laatste
evd-viruspositieve rund al een betere
uiergezondheid dan de controlebedrijven (tabel i). De
controlebedrijven hadden over de hele periode gemiddeld
een significant hoger bedrijfscelgetal en significant hogere
percentages attentiedieren en nieuwe attentiedieren dan
de \'case\'-bedrijven.

Het percentage attentiedieren en het bedrijfscelgetal
van de twee onderzochte perioden waren bij zowel de
\'case\'- als de controlebedrijven vergelijkbaar (tabel i). Het
BVD-virusvrij worden van de \'case\'-bedrijven had geen

Bedrijfscelgetal (x 1000 cellen/ml)

1 Attentiedieren

Voor afvoer laatste Bvo-viruspositieve rund
Na afvoer laatste
BVD-viruspositieve rund

180
209
183
213

Case
Controle
Case
Controle

18,5

22,1
18,5
22,0

Tabel i. Uiergezondheidsparameters van \'case\'- en controlebedrijven, inde twee jaar voorafgaand aan en de twee jaar volgend op het afvoeren van het
laatste
bvd-viruspositieve rund op \'case\'-bedrijven.

-ocr page 16-

Figuur I. De percentages nieuwe attentiedieren (Y-as) bij \'case\'- en
controlebedrijven voor en na het afvoeren van het laatste
BVD-Viruspositie-
ve rund op \'case\'-bedrijven.

significant effect op het percentage attentiedieren en op
het bedrijfscelgetal.

Het percentage nieuwe attentiedieren bij de controle-
bedrijven steeg, terwijl dit percentage bij de \'case\'-
bedrijven juist licht daalde na het
BVD-virusvrij worden.
Het verschil in het percentage nieuwe attentiedieren
tussen \'case\'- en controlebedrijven werd daardoor groter
(P < 0.05) en steeg na het
BVD-virusvrij worden van de
\'case\'-bedrijven van 0,7 procent naar 1,3 procent (figuur i).

discussie

ln de hierboven beschreven resultaten hebben we gepro-
beerd het effect van het
BVD-virusvrij worden op de
uiergezondheid te kwantificeren. We hebben vastgesteld
dat veehouders die
BVD-dragers op hun bedrijf aanpakken
(de \'case\'-bedrijven), een betere uiergezondheid op hun
bedrijf hebben dan controlebedrijven die niets doen met
BVD. Na het afvoeren van het laatste BVD-viruspositieve dier
van de \'case\'-bedrijven werd dit verschil alleen maar groter.

Het is denkbaar dat de veehouders van de \'case\'-bedrij-
ven actiever zijn in het bewerkstelligen van een betere
diergezondheid dan de veehouders op de controlebedrij-
ven. Ze hebben namelijk het
BVD-virusvrijcertificaat
behaald en gedurende ten minste twee jaar onderhouden.
Dit zou zich kunnen uiten in betere uiergezondheidspara-
meters, waardoor het op de \'case\'-bedrijven ook moeilijker
is om een verdere verbetering te realiseren.

Van de van deze bedrijven beschikbare uiergezond-
heidsparameters zijn het percentage attentiedieren en het
bedrijfscelgetal direct te beïnvloeden door koeien met een
hoog celgetal droog te zetten, te behandelen of af te
voeren. Ook op controlebedrijven kan een deel van het
mogelijk negatieve effect van een
BVD-infectie op deze
parameters vrij makkelijk gecompenseerd worden. Het is
dan ook verklaarbaar dat bij deze parameters het verschil
tussen \'case\'- en controlebedrijven in de periode voor en na
het
BVD-virusvrij worden niet verandert. Bij nieuwe
attentiedieren ligt dat anders. Het bedrijfsmanagement
heeft wel effect op deze parameter, maar die invloed is veel
minder direct. Door de infectiedruk te verlagen of de
weerstand van de dieren te verhogen, zullen minder
nieuwe infecties ontstaan, maar dit effect is veel moei-
lijker te realiseren. \'Case\'-bedrijven doen dat beter dan
controlebedrijven en door
b vD-virusvrij te worden, wordt
dat verschil nog groter.

9,8

Het effect van het bvd-virusvrij worden wordt in onze
gegevens waarschijnlijk onderschat, aangezien we niet
weten of er vóór de afvoer van het laatste
BVD-Viruspositie-
ve rund nog andere viruspositieve runderen van het
betreffende bedrijf zijn afgevoerd en wat op het moment
van afvoer de leeftijd was van de positieve dieren. Kortom,
het was niet te achterhalen op welk moment het
BVD-Virus
op de \'case\'-bedrijven was geïntroduceerd. Soms zal het
BVD-virus al meer dan twee jaar op een bedrijf aanwezig
zijn geweest. In die gevallen heeft een groot deel van de
koeien waarschijnlijk al afweerstoffen ontwikkeld tegen
BVD en daardoor was dit deel tijdens de geanalyseerde
periode, twee jaar voor afvoer van het laatste
BVD-Virus-
positieve dier, al ongevoelig voor bvd-Virusinfecties.

Een infectie van runderen met het bvd-virus kan gepaard
gaan met een daling van het aantal circulerende leukocy-
ten. Deze cellen zijn belangrijk voor de weerstand van een
dier en een verminderd aantal kan dan ook leiden tot een
verhoogde gevoeligheid voor secundaire infecties (17),
waaronder intramammaire infecties (13). Daarom en omdat
experimenteel onderzoek heeft aangetoond dat bij een
vermindering van het aantal circulerende leukocyten,
subkhnische mastitis kan leiden tot een klinisch ziek dier
(i 5), is het aannemelijk dat
bvd effect heeft op uiergezond-
heid. Mogelijk heeft het
bvd-virusvrij worden, via een
verbetering van de weerstand, een gunstige invloed op het
percentage nieuwe attentiedieren, terwijl het ongunstige
effect van
bvd op de andere twee parameters bij de controle-
bedrijven werd gecompenseerd door afvoer en behandeling.

Het aantal veldonderzoeken naar het effect van bvd op
mastiris is zeer klein. Tiwari et al. (16) beoordeelden in
hun onderzoek de afvoer vanwege uiergezondheids-
problemen, maar vonden daarbij geen associatie met de
bvd-status. Niskanen et al. (r 2) toonden echter aan dat op
melkveebedrijven met een verhoogde hoeveelheid
BVD-afweerstoffen in de melk het aantal voor mastitis
behandelde dieren hoger was dan op bedrijven met een
lage
bvd-titer. Een vergelijkbaar resultaat werd vastgesteld
in een onderzoek van Waage (r7), waarin hij concludeerde
dat in het jaar dat koeien aan
bvd waren blootgesteld, deze
runderen een 7,1 procent hoger risico op mastitis hadden.
Beaudeau et al. (i) beoordeelden de
bvd-status op basis
van antilichamen in de tankmelk. Zij vonden een signifi-
cant hoger tankmelkcelgetal op bedrijven die al gedurende
langere tijd geïnfecteerd waren met
bvd-virus, dan op
bedrijven zonder een recente
bvd-infectie.

Wij concluderen op basis van onze gegevens en de
literatuur dat het
BVD-virusvrij worden van melkvee-
bedrijven een positief effect heeft op de uiergezondheid. In
onze gegevens hebben we een gunstige invloed op het
percentage nieuwe attentiedieren aangetoond. Op andere
uiergezondheidsparameters konden wij geen gunstig
effect aantonen, maar dit werd wel beschreven in drie
andere onderzoeken (1,12,17).

-ocr page 17-

dankwoord

Deze publicatie is onderdeel van het ugcn-meerjaren-
plan uiergezondheid en is financieel mogelijk
gemaakt door het Productschap Zuivel. De auteurs
zijn dr. ir. K. Frankena (
wur) en dr. ir G. de Jong (nrs)
zeer erkentelijk voor hun bijdrage aan het onderzoek.

Literatuur

1. Beaudeau F, Fouriciion C, Robert A, Joly A and Seegers H. Bulk milk
somatic cell counts and bovine viral diarrhoea virus
(bvdv) infection
in 7252 dairy herds in Brittany (Western France). Prev Vet Med 2005;
72:163-167.

2. Berends IMGA, Swart WAJM, Frankena K, Muskens J, Um TJGM and
Schaik G van. The effect of becoming evov-free on fertility and udder
health in Dutch dairy herds. Prev Vet Med, 2008; 84:48-60.

3. Bouwstra RJ, Werven T van. Dobbelaar P en Lam TJGM. Uiergezond-
heid: vitamine E. Tijdschr Diergeneeskd 2007; 132: 254-256.

4. EU Thematic Network on control of bovine viral diarrhoea virus
(BVDv), Position Paper qlrt 2001 -01573.

5. gd Praktijkmap Herkauwers, 2006, gd Deventer.

6. Heuer C, Schukken YH and Dobbelaar R Postpartum body condition
score and results from the first test day milk as predictors of disease,
fertility, yield and culling in commercial dairy herds. J Dairy Sci 1999;
82; 295-304.

7. Jong G de and Lansbergen L. Udder health index: selection for mastitis
resistance. Interbull-bulletin 1996; 12:42-47.

8. Kremer WDJ, Noordhuizen-Stassen EN and Lohuis JACM. Host
defence mechanisms and bovine coliform mastitis - a review. Vet

Quart 1990; 12:103-113.

9. Liang YH and Zegers SL. Longitudinal data analysis using generalized
linear models. Biometrika 1986:73:13-22.

10. McGowan MR, Kirkland PD, Rodwell BJ, Kerr DR and Carroll CL
A field investigation of the effects of bovine viral diarrhea virus
infection around the time of insemination on the reproductive
performance of cattle. Theriogenol 1993; 39:443-449.

11. Neijenhuis F, Wemmenhove H en Lam TJGM. Uiergezondheid:
melken en speenconditie. Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131:486-488.

12. Niskanen R, Emanuelson U, Sundberg J, Larsson B and Alenius S.
Effects of infection with bovine virus diarrhoea virus on health and
reproductive performance in 213 dairy herds in one county in
Sweden. Prev Vet Med 1995; 23:229-237.

13. Potgieter LN. Immunosuppression in cattle as a result of bovine viral
diarrhoea virus infection. Agric Pract 1988; 9:7-19.

14. Robert A, Beaudeau F Seegers H, Joly A and Philipot JM. Large scale
assessment of the effect associated with bovine viral diarrhoea virus
infection on fertility of dairy cows in 6149 dairy herds in Brittany
(Western France).Theriogenol 2004; 61:117-127.

15. Schalm OW Lasmanis J and Jain NC. Conversion of chronic
staphylococcal mastitis to acute gangrenous mastitis after neutrope-
nia in blood and bone marrow produced by an equine anti-bovine
leukocyte serum. Am J Vet Res 1976; 37:885-890.

16. Tiwari A, Leeuwen JA van, Dohoo IR, Stryhn H, Keefe GP and Haddad
JE Effects of seropositivity for bovine leukemia virus, bovine viral
diarrhoea virus,
M\\;cohacterium avium subspecies paratuberculosis, and
Neospora caninum on culling in dairy cattle in four Canadian
provinces. Vet Microbiol 2005; 109:147-158.

17. Waage S. Influence of new infection with bovine virus diarrhoea virus
on udder health in Norwegian dairy cows. Prev Vet Med 2000; 43:
123-135.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijl<seweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Biltlioven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 OA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
TeL: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

A

-ocr page 18-

GOED ^ Goed werkzaam tegen Streptokokken & stafylokokken

GOED ^ Goed tegen verwekkers van klinische & subklinische mastitis

SNEL ^ Snelle verdeling in de uier en snelle werking

BETER ^ Betere genezing van de koe en beter herstel van de melkgift

Rilexine® 200 LC

Goed als eerste te gebruiken bij mastitis!

RILEXINE 200 LC diergeneesmiddel REC NL 9348 SAMENSTELLINC per 10 ml suspensie ; Cefalexine-monohydraat overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroonjaakt doorvoor cefalex
gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae, Streptococcus uberis. Streptococcus dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. BIJWERKINGEN Geen. DOSERING EN TOED
NINCSV\\/IJZE 1 injector per af^vijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen, Slacht: 6 dagen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE H
MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25
Niet in de koelkast of
vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANALISATIE UDA.

Voor meer informatie VIRBAC NEDERLAND B.V. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel; 0342 - 427 127. Fax: 0342 - 490 164. lnfo@virbac.nl

-ocr page 19-

Ontkenning

laira Boissevain

Bij de eerste klachten direct alle
onderzoeksmethodieken uit de kast
trekken om tot een goede diagnose
te komen, zal je niet door alle
eigenaren in dank worden afgeno-
men. Andersom zijn ook niet alle
eigenaren gelukkig met een waar-
schijnlijkheidsdiagnose die later
onjuist blijkt te zijn. Als een specia-
list later je waarschijnlijkheids-
diagnose ontkracht, is er dan sprake
van een beroepsfout?

bijengehijg

Kat Boris heeft op een zomerse avond
wat te enthousiast gejaagd op alles
wat rondvliegt en heeft daarbij een
bijensteek opgelopen. De eigenaresse
zoekt diergeneeskundige hulp bij de
dienstdoende dierenarts, maar die laat
het niet bij Dexadreson voor de
bijensteek. Tijdens het consult komt
ter sprake dat Boris niet alleen hijgt
vanwege mogelijke stress in de
spreekkamer, maar bij lichamelijke
inspanning altijd snel buiten adem is.
De waarnemend dierenarts vindt dit
beeld niet passen bij een kat van een
jaar oud. Met instemming van de
eigenaresse besluit hij een röntgenfoto
te maken. De foto toont een vergroot
hart en een vergrote lever. Op basis
daarvan stelt de dierenarts de waar-
schijnlijkheidsdiagnose hypertro-
fische cardiomyopathie (
hcm). Hij
schrijft een maand Fortekor voor,
adviseert de eigenaresse om contact
op te nemen met haar eigen dieren-
arts, geeft de foto netjes mee en belt de
eigen dierenarts om zijn bevindingen
door te geven. Tot zover niets om over
te klagen, lijkt het. De eigenaresse gaat
echter niet naar haar eigen dierenarts,
maar laat de kat ruim een week later

onderzoeken door een specialist
veterinaire radiologie. Deze specialist
beoordeelt de foto en maakt een echo.
Wat de kat ook mankeert, in ieder
geval geen
hcm, is de conclusie.

De eigenaar is snel bij het Tucht-
college, vooral omdat de fokster van
de kat vindt dat de waarnemend
dierenarts de plank helemaal heeft
misgeslagen. Die röntgenfoto is niet
goed te beoordelen, dat zie je zo. Als de
eigenaresse niet naar een specialist
was gegaan, zou de kat een maand
voor niets Fortekor hebben gekregen.
De fokster schrijft zelf brieven aan de
dierenarts om hem te sommeren de
kosten te vergoeden. Dat moet lukken
als je een specialist achter je hebt,
toch?

on waarschijn li jkh ei ds-

diagnose

Het Tuchtcollege ziet geen aanleiding
om de dierenarts te veroordelen. Eerst
wordt de fokster van tafel geschoven:
die heeft geen rechtsbetrekking met
de dierenarts en hoewel ze haar zegje
mag doen, heeft zij formeel niets in te
brengen bij de beoordeling van het
tuchtrechtelijke verwijt. Het Tucht-
college stelt zelf vast dat op de foto\'s
een vergrote hartschaduw en een bolle
lever zijn waar te nemen en dat in
samenhang met de bevindingen
tijdens het algemeen lichamelijk
onderzoek de waarschijnlijkheids-
diagnose niet onjuist was, net zomin
als het voor een beperkte periode
voorschrijven van Fortekor. Boven-
dien heeft de waarnemer de eigena-
resse geadviseerd om de volgende
maandag meteen contact op te nemen
met de eigen dierenarts, maar dat
heeft zij niet gedaan. De verklaring
van de specialist wordt ter kennis-
geving aangenomen, maar telt niet
mee in het wel of niet als veterinair
onjuist kwalificeren van het handelen
van de dierenarts.

waarschijnliikheids vonnis

Dat accepteert de eigenaresse niet en
zij legt deze vraag nogmaals voor aan
het Veterinair Beroepscollege. Heeft
de dierenarts juist gehandeld door
deze diagnose te stellen? En meer
principieel: kon het Tuchtcollege
zomaar aan de mening van de
specialist voorbijgaan? Het Beroeps-
college

(in een eerder artikel werd per abuis
vermeld dat het Beroepscollege
bestaat uit vier juristen en één
dierenarts. Dit is onjuist en moet zijn
drie juristen en twee dierenartsen)
buigt zich opnieuw over de gewraakte
foto en ziet ook een \'forse hartscha-
duw en een forse lever\'. Volgens de
specialist had de dierenarts daar niet
de conclusie \'
hcm\' uit mogen trekken,
maar het Beroepscollege vindt dat de
bevindingen van de dierenarts en de
specialist eigenlijk niet zo veel
afwijken. Ook de specialist heeft op de
patiëntenkaart vermeld dat Boris een
relatief bol hart heeft en een lever die
achter de ribboog uitkomt. Hooguit is
de uiteindelijke conclusie misschien
anders, maar dat wil niet zeggen dat
de eerstelijnsdierenarts een fout heeft
gemaakt. De waarschijnlijkheids-
diagnose was voorstelbaar en zeker-
heidshalve Fortekor voorschrijven is
niet onjuist. Wel juist is dat de
diagnose
hcm niet uitsluitend op basis
van de foto kan worden gesteld, maar
dat neemt niet weg dat een röntgen-
foto wel aanwijzingen voor deze
aandoening kan tonen, zoals hier het
geval is. Dat naderhand uit echo-
grafisch onderzoek blijkt dat er geen
sprake is van
hcm, neemt niet weg dat
op basis van de foto die waarschijn-
lijkheidsdiagnose wel kon worden
gesteld. Geen fout van de waarne-
mend dierenarts, geen rol voor de
speciahst, wel een groot hart voor
Boris. Tja, als een te groot hart altijd
zou leiden tot een tuchtmaatregel...

-ocr page 20-

Hugo de Groot

Op I juli 2008 treedt de receptplicht
voor URA (Uitsluitend op Recept
Afleveren)-middelen in werking.
Vanaf die datum mogen
ura-dier-
geneesmiddelen (kader I), naast de
rechtstreekse levering door de
dierenarts aan de dierhouder, alleen
op basis van een recept worden
verkocht door een houder van een
vergunning voor het afleveren van
diergeneesmiddelen (erkende
handelaar) of apotheker (i).

Per r juli dient de erkende handelaar
of apotheker
ur a-diergeneesmiddelen
op te slaan buiten het directe bereik
van het publiek, zodat de middelen
door tussenkomst van het personeel
worden afgeleverd op vertoon van een
recept (2).

voorschrijven

Het voorschrijven van ura-diergenees-
middelen is een diergeneeskundige
handeling. Dierenartsen zijn verant-
woordelijk voor de behandeling van
een dier. Zij bepalen in beginsel welk
diergeneesmiddel in welke dosis moet
worden voorgeschreven, teneinde de
beoogde behandeling op een correcte
wijze te kunnen uitvoeren. Voor het
voorschrijven is derhalve de Wet op de
uitoefening van de diergeneeskunde
van toepassing. Met de regelgeving is
beoogd de hoeveelheid residuen van
diergeneesmiddelen in van behandel-
de dieren afkomstige levensmiddelen
te verminderen en zodoende de
consument meer bescherming te

kader 1
Diergeneesmiddelen bestemd
voor toepassing bij voedsel-
producerende dieren die vrij
verkrijgbaar zijn, maar vanaf
I juli 2008 alleen op voorschrift
van een dierenarts aan het
publiek mogen worden verstrekt
(ura):

- Anthelmintica (ontwormings-
middelen)

- Antiparasitica (middelen tegen
parasieten)

- Antimycotica (middelen tegen
schimmels)

- Sedativa (kalmeringsmiddelen)

- Niet-steroïde, pijn, koorts en
ontstekingsremmers

bieden, alsmede het risico van
optreden van resistentie tegen
diergeneesmiddelen te verkleinen (3).
Dit is mogelijk door diergeneesmidde-
len zorgvuldig, selectief en restrictief
voor te schrijven (4).

het recept

Een recept moet worden uitgeschre-
ven als een dierenarts die een diagnose
stelt, niet zelf de diergeneesmiddelen
voor voedselproducerende dieren
verstrekt. De voorschrijvende dieren-
arts dient op het recept minimaal de
informatie vast te leggen zoals staat
aangegeven in artikel 42a van het
Diergeneesmiddelenbesluit (kader 11).
Het is toegestaan om het recept te
voorzien van aanvullende informatie,
zoals bijvoorbeeld dosering en verdere
gebruiksinstructie (5). Een recept mag
betrekking hebben op meerdere
diergeneesmiddelen en diersoorten. In
dat geval moet op het recept duidelijk
worden aangegeven welk diergenees-
middel ten behoeve van de behande-
ling van welke diersoort moet worden
afgeleverd (5). Recepten moeten
worden voorzien van een zogenoemde
\'natte handtekening\'. Dit betekent dat
een dierhouder alleen het originele
recept, dus niet een fax of e-mail, mag
gebruiken voor het verkrijgen van de
voorgeschreven middelen bij een
erkende handelaar of apotheker. Deze
mag slechts het door de dierenarts
voorgeschreven diergeneesmiddel
(benaming en het registratienummer)
afleveren. De dierhouder kan de
dierenarts wijzen op de mogelijkheid
om een ander -gelijk of nagenoeg
gelijk- diergeneesmiddel voor te schrij-
ven (5).

URAI juli op recept

voorschrijftermijnen

De hoeveelheid van één diergenees-
middel op één recept mag niet meer
zijn dan nodig is om de benodigde
therapie of behandeling uit te voeren.
Dit geldt met een maximum van één
maand. Op deze wijze wordt geborgd
dat dierenartsen bij het voorschrijven
van diergeneesmiddelen de nodige

kader ii

Diergeneesmiddelenbesluit
gedateerd op 31 augustus 2007
artikel 42a: het recept bevat mini-
maal de volgende informatie:

- De datum van uitschrijven

- De benaming en het registratie-
nummer van het voorgeschreven
diergeneesmiddel

- De diersoort waarvoor het
middel bestemd is

- De af te leveren hoeveelheid

- De naam en het adres van de
betreffende dierenarts

- De naam van de ontvanger en
het adres of uniek bedrijfs-
nummer van de locatie waar de
dieren, waarvoor het recept
bedoeld is, gehouden worden

- In voorkomend geval, de in
acht te nemen wachttijd

- De natte handtekening van de
betreffende dierenarts

-ocr page 21-

kader iii

Het aankoopbewijs dan wel de
administratie van de dierenarts
bevat ten minste de volgende
gegevens waarmee de dierhouder
van bedrijfsmatig gehouden
dieren aan de administratie-
verplichtingen kan voldoen:

- Naam en het diergeneesmiddel
of de soort gemedicineerd voeder

- Naam en het adres van de
leverancier

- Datum van aflevering

- Diersoort waarvoor het middel
bestemd is

- Hoeveelheid

zorgvuldigheid betrachten. Overigens
mag een behandeling met ontwor-
mingsmiddelen, middelen tegen
parasieten, middelen tegen schimmels
en kalmeringsmiddelen gedurende
een periode van maximaal één jaar
worden voorgeschreven (4).

aflevertermijnen

Als uitgangspunt geldt dat een recept
slechts recht geeft op levering van de
op het recept vermelde diergenees-
middelen binnen twee weken na de
datum van uitschrijven. Het is
praktisch gezien niet mogelijk om de
hoeveelheid voorgeschreven dier-
geneesmiddelen in gedeelten af te
leveren. De erkende handelaar of
apotheker neemt in alle gevallen het
originele recept, voorzien van de natte
handtekening, bij levering in. Voor
ontwormingsmiddelen, middelen
tegen parasieten, middelen tegen
schimmels en kalmeringsmiddelen is

kader iv
Bij toepassing van diergenees-
middelen dient de dierhouder er
zorg voor te dragen dat de
aantekening van de toediening
ten minste de volgende gegevens
bevat:

- Naam van het diergeneesmiddel

- Gebruikte hoeveelheid

- Datum van toediening

- Identificatie van de behandelde
dieren

- Einde van de wachttermijn

het gezien de voorschrijftermijn
toegestaan in gedeelten af te leveren.
In dergelijke gevallen dient de
erkende handelaar of apotheker iedere
afzonderlijke levering op het originele
recept aan te tekenen, onder ver-
melding van de datum (5). Door de
aantekening in combinatie met een
afschrift van de factuur of pakbon
wordt duidelijk wanneer de afzonder-
lijke levering(en) heeft of hebben
plaatsgevonden.

De niet steroïde pijn-, koorts en
ontstekingsremmers mogen gelet op
de aan het gebruik verbonden risico\'s
- evenals
uda-middelen-binnen
twee weken na de datum van uitschrij-
ven van het recept worden afgeleverd.

De bewaarplicht van het recept bij
levering ligt bij de erkende handelaar
of apotheker. Deze bewaart de
recepten vijf jaar.

de dierenarts die zelf

aflevert

De dierenarts die zelf aflevert, hoeft
geen recept uit te schrijven als de
betreffende middelen worden geleverd
uit de eigen apotheek. De dierenarts
dient wel te zorgen voor het aanleve-
ren van de gegevens zodat de dierhou-
der aan de administratieverplichting
kan voldoen voor de ontvangst (kader
111) en toepassing (kader iv). De
primaire verpakking, buitenverpak-
king of omdoos die aan de dierhouder
wordt afgeleverd dient te worden
voorzien van een etiket dat ten minste
de volgende gegevens bevat: het
woord \'dierenarts\' respectievelijk
\'apotheek\' of\'vergunninghouder\',
naam en adres, en de datum van
afleveren (2).

Dierenartsen bezitten slechts
apotheekrecht met betrekking tot het
afleveren van diergeneesmiddelen die
zij zelf voorschrijven (6). Dat betekent
dat een dierenarts geen diergenees-
middelen mag afleveren op basis van
een recept van een andere dierenarts.

receptblokken

In de toelichting op de wijziging van
de Diergeneesmiddelenregeling van
25 januari 2008 geeft mevrouw
Verburg, minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, aan dat zij

receptplicht geldt niet
voor gezelschapsdieren

De receptplicht die vanaf i juli
2008 ingaat voor de zogenaamde
ura-middelen, geldt niet voor
gezelschapsdieren. Ontwor-
mingsmiddelen, middelen tegen
schimmels en parasieten,
kalmeringsmiddelen en pijn-
stillers, die nu vrij verhandelbaar
zijn, blijven voorlopig zonder
recept te verkrijgen via de
dierenspeciaalzaak.
De receptplicht voor voedselpro-
ducerende dieren (inclusief het
paard) wordt op basis van
EU-regelgeving ingesteld om de
voedselveiligheid te vergroten.
Hobbymatig gehouden land-
bouwhuisdieren vallen daarom
wel onder de regelgeving omdat
deze mogelijk in de voedselketen
terecht kunnen komen.

blij is met het feit dat de Groep
Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren een \'format\' heeft ontwikkeld
voor een uniek genummerd recept,
inclusief de bijbehorende borgings-
systematiek bij uitgifte en gebruik (4).

Dierenartsen kunnen recept-
blokken met 25 uniek genummerde
recepten per blok schriftelijk, per fax
(030-6348909) of per e-mail
(info(a)knmvd.nl) bestellen. De
voorkeur gaat echter uit naar het
gebruik van het digitale bestelformu-
lier op de
knmvd-website. De leden
van de
ggl krijgen korting op de
recepten. Houd bij het bestellen
rekening met een levertijd van
gemiddeld vier werkdagen.

Bronnen

1. LNV factsheet nr i van 19 april 2007,
www.minlnvnl.

2. LNV factsheet nr 2 van 18 juli 2007,
www.minlnvnl.

3. Wijziging Diergeneesmiddelenbesluit van
5 november 2007, Staatsblad 2007,454-

4. Wijziging Diergeneesmiddelenregeling,
Staatscourant 28 januari 2008, nr 19,
pag. 37-38.

5. LNV factsheet nr 3 van 31 januari 2008,
www.minlnvnl.

6. Tweede kamer zitting 1982 -1983,17 746,
nr 3, pag. 23.

-ocr page 22-

Joost van Herten

Tot nu toe zijn veel paardenhouders
gewend om bepaalde diergenees-
middelen, zoals wormmiddelen,
zonder recept te kopen bij een
handelaar. Vanaf i juli
2008 komt
daar verandering in en is een recept
van een dierenarts nodig.

Hieronder wordt nog eens uitgelegd
voor welke diergeneesmiddelen er iets
verandert en wat dit betekent voor
dierenarts en paardenhouder.

uitsluitend op recept af te

leveren

Met ingang van i juli 2008 is voor het
afleveren van de volgende categorieën
diergeneesmiddelen (die voorheen vrij
verkrijgbaar waren) een recept nodig:
antihelmintica, antiparasitica, antimy-
cotica, sedativa en
nsaid\'s. Een
paardenhouder die deze middelen wil
toedienen, moet hiervoor een dieren-
arts inschakelen. Om deze middelen te
kopen zijn er namelijk twee mogelijk-
heden. De paardenhouder kan de
diergeneesmiddelen rechtstreeks bij
de dierenarts kopen. Een recept is dan

De volgende middelen blijven
vrij verhandelbaar:

- Antidiarreemiddelen

- Stofwisselingscorrigerend
middelen

- Desinfectantia en antiseptica

- Ectoparasitica zonder werking
tegen endoparasieten
-Slijmoplossers

- Kruidengeneesmiddelen
-Homeopathische middelen

- Laxeermiddelen

- Maagzuursecretieremmers

- Ondersteunende middelen bij
huidaandoeningen

- Vitamines, elektrolyten,
mineralen en sporenelementen
Voor deze middelen is geen
recept van een dierenarts nodig.

niet nodig. Of hij/zij kan ze met een
recept van een dierenarts aanschaffen
bij een handelaar met afleververgun-
ning of een apotheker. Deze zoge-
naamde receptplicht geldt voor alle
paarden in Nederland. Er is dus geen
onderscheid tussen voedsel- en niet
voedselproducerende paarden. De
nieuwe categorie receptplichtige
diergeneesmiddelen is herkenbaar aan
de aanduiding
ura (uitsluitend op
recept af te leveren) op de verpakking.

voorschrijven op recept

Op verzoek van een paardenhouder
kan een dierenarts dus een recept
uitschrijven. Het is vervolgens aan de
dierenarts om te bepalen of hij
voldoende weet over de paarden en de
wijze waarop ze gehouden worden om
een correct recept op te stellen. In
sommige gevallen zul je als dierenarts
daarvoor het bedrijf moeten bezoeken
om de dieren te onderzoeken. In
andere gevallen is dat niet noodzake-
lijk.

Mede vanwege de toenemende
resistentie tegen bepaalde worm-
middelen heeft de overheid de
dierenarts een belangrijke verant-
woordelijkheid gegeven als poort-
wachter. Van de dierenarts wordt
verwacht dat hij diergeneesmiddelen
op een verstandige manier inzet.
Afhankelijk van de situatie is soms
aanvullend (mest)onderzoek nodig
om het juiste wormmiddel te kiezen
en de toedieningsfrequentie te
bepalen. Het is aan de beroepsgroep
om te laten zien dat een dierenarts in
zijn rol als voorschrijver een toege-
voegde waarde heeft. De overheid is
van plan de rol van de dierenarts bij
het gebruik van
uRA-middelen voor
paarden over een jaar te evalueren en
zal afhankelijk daarvan besluiten of
het beleid op deze wijze zal worden
voortgezet.

Het recept is in feite een schrifte-
lijke boodschap van een dierenarts
aan een vergunninghouder om
(bijvoorbeeld) wormmiddelen aan een

Ontwormen van paarden en
de receptplicht

Een recept dient minimaal de
volgende informatie te bevatten:

- Datum uitschrijven

- Benaming en RegNl-nummer
diergeneesmiddel

- Diersoort

-Af te leveren hoeveelheid

- Naam en adres en natte
handtekening voorschrijvend
dierenarts

- Naam en adres ontvanger
-Wachttijd

Eventueel aangevuld met
dosering of gebruiksinstructie.
Voorgedrukte receptenblokken ä
2 5 stuks zijn te bestellen bij de
besteldienst van de
knmvd op
www.knmvd.nl.

dierhouder af te leveren. Onder een
dierhouder wordt verstaan de eige-
naar, houder of hoeder van de dieren.
Hier vallen dus onder andere ook
pensionstal- of manegehouders onder.
De eigenaar van de paarden hoeft de
middelen dus niet per se zelf te kopen.
Een pensionstalhouder mag de
recepten verzamelen en in één keer
bestellen. Of een manegehouder kan
de dierenarts vragen om voor alle
paarden in zijn stal één ontwormings-
plan op te stellen en de middelen
hiervoor op één recept uit te schrijven.
In dat laatste geval wordt de manege-
houder als ontvanger op het recept
vermeld.

geldigheid en hoeveelheid

De recepten voor u rA-middelen zijn
geldig tot een jaar na uitschrijven.
Voor deze middelen kan de dierenarts
een hoeveelheid voorschrijven die
nodig is voor de behandeling gedu-
rende maximaal een jaar. Voor
nsaid\'s
is het recept twee weken geldig. De
hoeveelheid pijnstillers die een dieren-
arts mag voorschrijven is voor
maximaal een maand.

Een recept mag in meerdere keren
worden \'verzilverd\'. Dat betekent dat
de vergunninghouder het originele
recept in bewaring neemt. Bij een
volgend bezoek levert de vergunning-
houder dan steeds een deel van de
voorgeschreven diergeneesmiddelen
af. De paardenhouder kan er ook voor

-ocr page 23-

w0rmbestri|ding

Bij paarden is resistentie tegen de
beschikbare antihelmintica een
toenemend probleem. De
voornaamste oorzaak hiervoor is
het te frequent en foutief
toedienen van antihelmintica.
Daar zijn ook dierenartsen
verantwoordelijk voor. Dieren-
artsen moeten paardenhouders
adviseren over wormbestrijding.
Door in overleg met de paarden-
houder een goede ontwormings-
strategie op te stellen en selectief
te ontwormen kan het aantal
behandelingen worden beperkt
en wordt resistentie tegengegaan.

kiezen de voorgeschreven hoeveelheid
in één keer af te nemen.

administratie

Van de afleveraar ontvangt de paar-
denhouder een aankoopbewijs voor
zijn eigen administratie. Op dit
aankoopbewijs staan in ieder geval de
naam van het diergeneesmiddel, de
naam en het adres van de leverancier,
de datum van de aflevering, de
diersoort en de hoeveelheid vermeld.
Voor de houder van bedrijfsmatig
(bedrijfsmatig wil hier zeggen het
houden van paarden in het kader van
een onderneming) gehouden paarden
geldt een logboekverplichting. Dat wil
zeggen dat de bedrijfsmatige paarden-
houder een administratie moet bijhou-
den van de ontvangst en de toepassing
van diergeneesmiddelen. Deze
administratie moet vijf jaar worden
bewaard. Wanneer de dierenarts
gekanaliseerde diergeneesmiddelen
verstrekt, wordt voor de ontvangst van
diergeneesmiddelen de administratie
van de dierenarts gelijkgesteld met het
logboek. De bedrijfsmatige paarden-
houder houdt een eigen administratie
bij van de toepassing van diergenees-
middelen, die de volgende gegevens
bevat: naam diergeneesmiddel,
gebruikte hoeveelheid, datum
toediening, identificatie behandelde
dieren en einde wachttermijn.

Het gebruik van ur A-diergenees-
middelen hoeft niet in het paspoort

genoteerd te worden. Alleen de
middelen van de zogenaamde lijst met
essentiële stoffen, die toegediend
worden aan voedselproducerende
paarden wanneer er geen geregistreerd
alternatief is, moeten in het paspoort
worden bijgeschreven. Daarnaast
moet een dierenarts alle vaccinaties
vermelden in het paspoort.

leidraad

Om de paardendierenarts een handvat
te geven om op een goede manier
invulling te geven aan zijn/haar rol als
poortwachter zal de Groep Genees-
kunde van het Paard de komende
maanden gaan werken aan een
leidraad voor het ontwormen van
paarden. Samen met de faculteit
Diergeneeskunde, de
gd, de farma-
ceutische industrie en de paarden-
sector zal worden getracht tot een
uniforme aanpak te komen. Het
startschot daarvoor is de cursus
\'Parasieten en recepten\' die op r juli is
georganiseerd door Permanente
Educatie Paard.

De dierenarts in 2015

naam, functie en motto

Roeland Wessels. Werkte vele jaren als
senioradviseur bij toonaangevende
communicatiebureaus. Hij startte
begin dit jaar zijn eigen bureau Sint
Anna Advies. Roeland heeft daarnaast
met zijn vrouw en zes medewerkers
een gezelschapsdierenkliniek in
Nijmegen. Roeland\'s belangrijkste
motto: \'De kracht van vermenigvuldi-
gen is delen..."

afgestudeerd

1995 met als differentiatie lhdp en
Tropische Diergeneeskunde.

de dierenarts is een ...

"Kundig clinicus en klantgerichte
\'troubleshooter\'. Maar helaas ook vaak
een reactief ingestelde en eigenzinnige
solist, die moeizaam communiceert
met zijn of haar omgeving en zich
bezwaard voelt om klanten te laten

De dierenarts in 2015 is niet meer de
dierenarts van
2008. Maar hoe ziet
de dierenarts in
2015 er dan uit?
En wat moet hij vooral niet doen?
Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
stelt deze vraag dit keer aan
Roeland Wessels, dierenarts en
communicatieadviseur.

betalen voor de toegevoegde waarde
en kennis van het advies."

ik verwacht dat de
dierenarts in
2015...

"Ik hoop dat de dierenarts in 2015 niet
is afgegleden tot \'diergeneesmiddelen-
dealer\' maar is uitgegroeid tot de
deskundige en duurzame dienstver-
lener in diergezondheid, dierenwelzijn
voedselveiligheid en volksgezondheid."

dan moet de dierenarts wel ...

"Willen en kunnen omgaan met
verandering (leessuggestie: Wie Heeft
Mijn Kaas Gepikt van Spencer
Johnson)."

en vooral niet ...

"Zijn toevlucht zoeken in prijsconcur-
rentie en acollegiaal gedrag, maar juist
investeren in kwaliteit, constructieve
samenwerking, adviesvaardigheid en
(cliënt)communicatie."

-ocr page 24-

Diergezondheidszorg onder de Maasaï

David Speksnijder

Ruim een jaar geleden werd stich-
ting Dl O (Diergeneeskunde In
Ontwikkelingssamenwerking)
benaderd door Dr. Ole Kuney, \'chief\'
van de Maasaï in Tanzania. Dr. Ole is
zelf Maasaï en is in het dagelijks
leven humaan arts onder deze
bevolkingsgroep. Hij benaderde
dio
als afgevaardigde uit Lengasiti, een
dorpje in Noord-Tanzania dat
vrijwel volledig wordt bevolkt door
mensen van de Maasaistam. De
vraag van Dr. Ole aan
dio was wat
wij als (aankomende) veterinairen
voor dit dorp konden betekenen.
Een goede reden om daar in de
wachttijd van de co-schappen eens
polshoogte te gaan nemen!

Veel Maasaï leven nog steeds zoals ze
reeds eeuwen gedaan hebben: een
semi-nomadische levensstijl waarbij
ze voor hun bestaan volledig afhanke-
lijk zijn van de veestapel waarmee ze
voortdurend rondtrekken op zoek
naar nieuwe velden om hun kuddes te
laten grazen.

maasaï

De Maasaï zijn een van de meest
bekende bevolkingsgroepen in

Oost-Afrika. Wellicht is dit te danken
aan hun excentrieke traditionele
levensstijl die niet is te vergelijken
met de westerse manier van leven. Een
grote koekjesfabrikant wilde ons
onlangs graag laten geloven dat de
Maasaï dagelijks in de rondte springen
en feest vieren, maar niets is minder
waar. De afgelopen decennia zijn de
Maasaï behoorlijk gemarginaliseerd
en grotendeels verdreven van goede
graasgebieden, eerst door kolonialis-
ten en meer recent door nationale
overheden die de goede graasgebieden,
waar ook veel wild vee graast, reser-
veren voor het inrichten van nationale
parken zoals de Serengeti. Deze
nationale parken zijn vaak een stuk
lucratiever voor overheden door de
inkomsten van de vele toeristen.

Mede om deze reden leven de
Maasaï veelal in gebieden waar
verscheidene veeziekten welig tieren.
Het klimaat is doorgaans gunstig voor
veel soorten teken die drager zijn van
zogenoemde \'tick borne diseases\'
(tbd\'s) als \'East Coast Fever\', \'Heart-
water\', anaplasmose, babesiose en
\'Ormilo\' (een neurale aandoening
waarvan het oorzakelijke agens nog
niet onomstotelijk is vastgesteld).
Daarnaast worden de kuddes geteis-
terd door andere infectieziekten als
Riftdalkoorts, longziekte, \'Contagious

Caprine Pleuropneumonia\', \'Lumpy
Skin Disease\', \'Sheep- and Goatpox\',
\'Anthrax\', \'Blackcoat\', mond-en-klauw-
zeer, trypanosomose, boosaardige
catarrhaalkoorts et cetera. In sommige
van de droogste gebieden sterft
jaarlijks de helft tot driekwart van de
veestapel aan deze veeziekten. Omdat
de Maasaï voor hun levensonderhoud
volledig afhankelijk zijn van hun
veestapel is de gezondheid van hun
vee van levensbelang en staat dit aan
de basis van hun samenleving.

\'tick borne diseases\'

Omdat Utrechtse veterinairen vandaag
de dag nog maar weinig onderwezen
krijgen aangaande tropische dierziek-
ten heb ik eerst een paar weken de
kunsten van de tropische diergenees-
kunde afgekeken bij dierenartsen die
werken bij de Engelse evenknie van
dio, vetaid. Zij voeren veel projecten
uit onder de Maasaï. Deze ervaringen,
aangevuld met wat gedegen literatuur
aangaande
tbd\'s, gaf een helder beeld
op deze aandoeningen en de verschil-
lende bestrijdingsmaatregelen. Vanuit
veterinair-epidemiologisch perspectief
zijn
tbd\'s uitermate interessant. Een
mooi voorbeeld hiervan is \'East Coast
Fever\'
(ecf) veroorzaakt door de
protozo
Theileria parva, die flinke
schade kan aanrichten onder runde-
ren. De \'Brown Ear\'-teek,
Rhipicephalus
appendiculatus,
fungeert als belangrijk-
ste vector voor deze parasiet en wordt
als larve of als nymf geïnfecteerd door
opname van geïnfecteerde erytrocyten.
T. parva is in de teek transstadieel
overdraagbaar en bij de volgende
bloedmaaltijd na de metamorfose van
de teek wordt de nieuwe gastheer
geïnfecteerd met sporozoieten.
Klinische verschijnselen ontwikkelen
zich voornamelijk in kalveren tussen
de zes en twaalf maanden en manifes-
teren zich als pyrexie, zwelling van de
mandibulaire en retrofaryngeale
lymfeknopen, longoedeem, hydroperi-
card, diarree, emaciatie en het uitein-
delijk bezwijken van veel dieren. De
mortahteit onder de kalveren kan
oplopen tot boven de
30 procent.

-ocr page 25-

bestrijding tbd s

Van oudsher wordt het reguher
(meestal wekelijks) dippen van het
vee in acaricide veelvuldig toegepast
om de infestatie van het vee met teken
te reduceren. Behandelingen met
acariciden om teken en
tbd\'s te
bestrijden is echter een precaire
aangelegenheid. Zeker onder pastora-
listen als de Maasaï is dit een enorme
opgave. Vanwege hun semi-nomadi-
sche levensstijl trekken ze met hun
veestapel in een groot gebied rond op
zoek naar geschikte graasgebieden.
Hierdoor is het een behoorlijke klus
de hele veestapel wekelijks weer naar
de diptank te verplaatsen om het vee
te dippen. Verder is er de afgelopen
decennia in de tekenpopulatie een
aanzienlijke mate van resistentie
tegen verschillende acariciden
ontwikkeld. Modernere middelen als
amitraz en synthetische pyrethroiden
zijn momenteel nog redelijk effectief,
maar ook van deze middelen is de
verwachting dat het gebruik ervan
eindig zal zijn in verband met resisten-
tieontwikkeling. Daarnaast heeft het
toepassen van acariciden aanzienlijke
consequenties voor het milieu en
mogelijk voor de volksgezondheid
vanwege residuen in melk en vlees. En
de misschien wel belangrijkste
tegenwerping tegen toepassing van
acariciden is van immunologische
aard. De veestapels van de Maasaï
bestaan grotendeels uit \'East-African
Shorthorn Zebu\'-runderen. De
\'Shorthorn Zebu\'s\' zijn relatief kleine
runderen die zeer goed zijn aangepast
aan de heersende harde omstandig-
heden. Ze zijn goed in staat de droge
periodes met beperkte toegang tot
water en voedsel te overleven en zijn
daarnaast relatief resistent tegen
zowel teken als
tbd\'s. Door de
continue interactie tussen het
ziekmakende agens
{T. parva), de
vector, de omgeving en de gastheer
kan een zogenaamde endemische
stabiliteit ontstaan, waarbij de
infectiegraad erg hoog is, maar
desondanks de incidentie van klini-
sche ziekte laag blijft, doordat het
immuunsysteem capabel genoeg is
om de infectie te couperen. Wanneer
in dat geval wordt begonnen met de
bestrijding van teken met behulp van
acaraciden komen de dieren niet meer
frequent in aanraking met het
ziekmakende agens. Hierdoor raakt
deze enzoötische stabiliteit ontwricht.
Zodra om de een of andere reden
(onder de Maasaï vaak vanwege
financiële of organisatorische rede-
nen) het dippen vervolgens wordt
gestaakt, wordt het middel vaak erger
dan de kwaal. De dieren staan dan
opeens bloot aan een hoge infectie-
druk van het ziekmakende agens en
het immuunsysteem is niet meer in
staat om snel en adequaat genoeg te
reageren. Massale mortaliteit kan dan
het gevolg zijn.

endemische stabiliteit

Om te komen tot een optimale
endemische stabiliteit is het nood-
zakelijk dat het kalf reeds op jonge
leeftijd wordt geïnfecteerd met het
ziekmakende agens. Op jonge leeftijd
blijken de kalveren een bepaalde nog
niet geïdentificeerde leeftijdsge-
bonden resistentie te bezitten waar-
door ze minder gevoelig zijn voor
infectie. Als het dier in deze periode
voortdurend wordt blootgesteld aan
T. parva zal het dier een natuurlijke
immuniteit opbouwen. Door continue
blootstelling aan het agens en haar
vector zal het immuunsysteem
vervolgens het verdere leven voort-
durend worden gestimuleerd, zodat
deze immunocompetentie gehand-

haafd blijft. Tegenwoordig wordt de
eerste blootstelling aan het agens
artificieel geïnitieerd met behulp van
de zogenaamde Tnfection and
Treatment Method\'
(itm). Hierbij
worden de kalveren gevaccineerd met
een aantal levende
T. parua-stammen.
Om te voorkomen dat de dieren na
inoculatie met de parasiet ernstige
klinische symptomen ontwikkelen,
worden de dieren tegelijkertijd
behandeld met Oxytetracycline. De
resultaten van deze methode zijn erg
goed. De mortaliteit onder kalveren
ten gevolge van deze ziekte daalt
doorgaans met tientallen procenten.
Een bijkomstig effect is dat ook de
incidentie van andere
tbd\'s lijkt te
verminderen, alhoewel gedegen
onderzoek naar dit effect schaars is.
Men denkt dat een aantal
tbd\'s niet op
zichzelf kliniek veroorzaken, maar dat
een co-infectie met een andere
infectieziekte (zoals
mkz of een andere
tbd) uiteindelijk bepaalt of een
infectie met een
tbd al dan niet het
klinische stadium bereikt. Door het
aanpakken van
ecf zal via dit mecha-
nisme hoogstwaarschijnlijk ook de
incidentie van andere
tbd\'s dalen. Het
enige nadeel aan de
itm-methode is dat
deze behoorlijk arbeidsintensief en
daardoor duur is. Anderzijds zijn de
baten van deze methode vele malen
hoger dan de kosten en kan het dus
zeker uit om tegen
ecf te vaccineren.
Veel Maasaï missen echter het
startkapitaal om in deze vaccinatie te
investeren. De enkele
ngo\'s (hulporga-
nisaties) die werkzaam zijn onder de
Maasaï financieren vaak vaccinatie-
campagnes waarbij ze de vaccins
eenmalig subsidiëren. Doordat de
mortaliteit onder het vee drastisch
afneemt hebben de Maasaï in het
daaropvolgende jaar vaak voldoende
vee om één of meerdere dieren te
verkopen ten behoeve van de aanschaf
van vaccins om de kalveren te
vaccineren tegen
ecf.

cahw\'s

Vaak maken deze vaccinatiecampag-
nes deel uit van een geïntegreerde
aanpak waarbij tevens een aantal
pastoralisten (nomadisch levende
herders) uit de gemeenschap worden

-ocr page 26-

geselecteerd om getraind te worden tot
zogenaamde \'Community Animal
Health Workers\'
(cah w\'s). Omdat
Maasaï vaak in zeer afgelegen gebieden
leven is toegang tot goede veterinaire
zorg een probleem, zowel door de
grote afstanden als door de slecht
functionerende veterinaire service van
de overheid. Veel Maasaï behandelen
zieke dieren zelf, maar hebben vaak
geen idee waarmee ze moeten behan-
delen en met welke dosering. Het
gevolg is dat zieke dieren vaak op goed
geluk en ongeacht de aandoening met
(meestal) Oxytetracycline worden
behandeld in een dosis waarvan de
Maasaï denken dat die juist is. Het
gevolg daarvan is dat dieren regelma-
tig eerder dankzij dan ondanks de
behandeling sterven. Door
cahw\'s te
trainen, krijgen de Maasaïherders
toegang tot de meest fundamentele
veterinaire zorg. Deze
cahw\'s krijgen
les in het diagnosticeren van de
belangrijkste aandoeningen en leren
hoe ze deze aandoeningen adequaat
moeten behandelen met de juiste
middelen in de juiste doseringen.
Tevens worden deze mensen ingezet in
surveillance, vaccinatiecampagnes,
voorlichtingsactiviteiten en dergelijke.
De dierenarts in dienst van de overheid
of NGO fungeert dan meestal als
\'supervisor\' en bezoekt deze mensen
op reguliere basis en bij problemen.

Door het vaccineren van de
veestapel in Lengasiti tegen
ecf en
door het trainen van een aantal
cahw\'s zal de gezondheidsstatus van
het vee aanzienlijk kunnen verbete-
ren. Dit zal directe effecten hebben op
de kwaliteit van leven voor de
betrokken Maasaï. De Maasaï in
Lengasiti hebben reeds toegezegd naar
vermogen aan deze activiteiten bij te
dragen, maar missen het startkapitaal
om deze activiteiten volledig te
financieren,
dio zal assistentie
verlenen in het schrijven van een
projectvoorstel waarbij
ecf-vaccinatie
eenmalig zal worden gesubsidieerd en
cahw\'s zullen worden getraind.
Verder zal
dio assisteren in het zoeken
naar fondsen om dit project ook
daadwerkelijk te kunnen uitvoeren.

De uitvoering van dit project zal
grotendeels geschieden door dieren-
artsen werkzaam voor
vetaid. Zij
bezitten hiervoor de expertise en
mankracht en doordat ze reeds jaren
werkzaam zijn in dit gebied hebben ze
de logistieke mogelijkheden om dit
project in afgelegen gebieden ten
uitvoer te brengen. Tevens kunnen zij
zorg dragen voor een goede \'follow up\'
en evaluatie van het project. Op deze
manier hopen we ons motto \'Gezonde
dieren, gezonde mensen\' in praktijk te
kunnen brengen voor de Maasaï in
Lengasiti.

»T^ T - - \'

Is-*-\'

dankwoord
Prof. G. Uilenberg wordt hartelijk
bedankt voor het controleren
van het inhoudelijke deel
betreffende
tbd\'s en de verschil-
lende bestrijdingsmogelijkheden.

David Speksnijder is student dierge-
neeskunde en lid van het bestuur van
dio. Voor meer informatie over dio en
haar activiteiten in binnen- en bui-
tenland, kijk op www.dio.nl of neem

contact op met dioCSdio.nl. Stichting
DIG is in het bezit van de Verklaring van
geen bezwaar van het
cbf.

Literatuur

1. Lawrence J.A., Perry B.D. and Williamson
S.M. East Coast Fever. In Coetzer J.A.W..
Thomson G.R., Tustin R.C. and Kriek N.R].
Infectious diseases of livestock. Oxford
University Press, 2\'\'\' edition, 2004.

2. Randolph TE, Schelling E., Grace D.,
Nicholson C.F., Leroy I.L., Cole D.C.,
Demment M.W, Omore A., Zinsstag J., Ruel
M. Role of livestock in human nutrition and
health for poverty reduction in developing
countries, j. Anim. Sci. 2007; 85:2788-2800

3. fao. Ticks and tick-borne diseases control. A
practical field manual. 1984. Rome, Food and
Agricultural Organization.

4. Castro de fj. Sustainable tick and tickborne
disease control in livestock improvement in\'
developing countries. Veterinary Parasito-
logy
1997; 71: 77-97.

5. Uilenberg G. Immunization against diseases
caused by Theileria parva: a review. Tropical
Medicine and International Health. 1999; 4:
A12-A20.

6. Shkap v.. Vos de AJ., Zweygarth E. and
Jongejan F Attenuated vaccines for tropical
theileriosis, babesiosis and heartwater: the
continuing necessity Trends Parasitol. 2007;
23:420-426.

7. George J.E., Pound [.M. and Davey R.B.
Chemical control of ticks on cattle and the
resistance of these parasites to acaricides.
Parasitology 2004; 129: S353-S366.

-ocr page 27-

1-, - •■ -I-^Ü-- ^

/

- "»t

Laat voedselallergie het leven van een kat niet beheersen

Huisdier én eigenaar gaan gebukt onder de gevolgen van
een allergie. Dat: geldt voor voedselallergie, maar ook
voor elke andere allergie.
SPECIFIC® introduceert een
nieuwe en complete lijn voor allergische honden en katten:
SPECIFIC® Allergy Management. Voor elke allergie
een dieet en één dieet voor alle allergieën!

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw
buitendienstmedewerker of VetXX BV via tel. 076 531 79 77
of e-mail: infoOvetxx.nl.

-ocr page 28-

Madeion van Weeren-Bitterling

In het kader van de activiteiten van
de stuurgroep \'Aanpak Arbeids-
ongeschiktheid\' is dit deel één in
een serie van acht artikeltjes over de
veterinaire ergonomie. In deze serie
zullen de belangrijkste houdings-
adviezen voor de praktiserende
dierenarts worden toegelicht en
worden onderbouwd aan de hand
van de humane anatomie en
fysiologie.

\'Een dierenarts houdt zijn rug recht...
(... en tilt en bukt dus met een rechte
rug zonder te draaien, zet de voeten
enigszins uit elkaar en houdt de
draaglast dicht tegen zich aan.)\'

Bezien vanuit de humane anatomie is
dit een heel gunstige eigenschap.
Consequent bukken en tillen met een
rechte rug zal op de langere termijn
rugleed kunnen voorkomen. Bouw en
functie van de wervelkolom liggen
hieraan ten grondslag.

hol of bol

Terwijl bij de meeste diersoorten de
rug een soort brugfunctie heeft tussen
voor- en achterhand en vooral
kyfotisch gebogen is, brengen wij als
mensen de meeste tijd balancerend op
onze (achter)benen door waardoor de
brugfunctie van de rug verdwenen is
(figuur i). De bouw van onze wervel-
kolom heeft zich aan deze veranderde
functie aangepast, wat zich uit in een
lordose van de lumbale wervelkolom.
Hierdoor ontstaat tevens een schok-
dempend effect. De van nature holle
rug kan door spierspanning nog holler
worden, maar ook boller zoals
wanneer we bukken met een ronde
rug of in elkaar gezakt op een stoel
zitten. Voor de tussenwervelschijven
zijn deze \'bolle\' houdingen erg
belastend. Uit figuur 2 blijkt hoe
verschillend de krachten op de
tussenwervelschijven zijn naar gelang
de houding waarin men zich bevindt.
Denkt u hier eens aan wanneer u een
zware hond op tafel tilt, gebogen staat
over een schaap of bij een paard een
pododermatitis uitsnijdt. Zeker
wanneer u langdurig in dezelfde
houding verkeert, is het van belang
een bolle rug zoveel mogelijk te
vermijden. Deze statische belasting zal
een versnelde degeneratie van de
tussenwervelschijf veroorzaken en de
kans op een hernia vergroten. Vol-
doende (nacht)rust na zware arbeid is
essentieel voor het herstel van de
vochthuishouding in de kern van de
tussenwervelschijf. Alleen dan kan
deze zijn stabiliserende functie binnen
de wervelkolom goed uitvoeren en

Veterinaire ergonomie:
een kwestie van lijfsbehoud

wordt de kans op beschadiging
verkleind.

alternatief

Tillen vanuit een gehurkte positie is
een alternatief voor het gebukt tillen,
maar kan te belastend zijn voor de
heup- en kniegewrichten. Bij veel-
vuldig tillen is een afwisseling tussen
beide methodes aan te bevelen. In alle
gevallen is het belangrijk de draaglast
dicht tegen het lichaam te houden
zodat de zogenaamde draagarm
(de afstand tussen de draaglast en het
lichaam) zo klein mogelijk blijft.

Die ene keer een minder goede
houding omdat het gewoon even niet
anders kan, hoeft geen probleem te
zijn. In alle andere gevallen is het in
uw eigen belang uw rug te rechten.

Madeion van Weeren-Bitterling is
arbeidsfysiotherapeut en dierfysio-
therapeut.

-ocr page 29-

Harm Haverkamp

IVIet ingang van 4 juni 2008 hebben
vrouwelijke ondernemers recht op
een zwangerschaps- en bevallings-
uitkering. U heeft recht op de
uitkering als u op of na 4 juni 2008
bent bevallen.

Er is geen overgangsregeling als u vóór
4 juni 2008 bent bevallen. Wel hebt
u recht op de volle zestien weken
zwangerschaps- en bevallings-
uitkering als u vlak na 4 juni 2008
bent bevallen.

hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de uitkering hangt af
van de winst die u hebt gemaakt of het
aantal uren dat u als zelfstandige hebt
gewerkt in het jaar vóór het jaar
waarin de uitkering wordt uitgekeerd.

Hebt u in het voorafgaande jaar
minimaal 1225 uren als zelfstandige
gewerkt, dan gaat het uwv ervan uit
dat u ten minste het minimumloon
hebt verdiend. U hebt dan recht op
een uitkering van 100 procent van het
bruto wettelijk minimumloon, ad
1356,60 euro per maand.

Hebt u in het voorafgaande jaar
minder dan 1225 uren als zelfstandige
gewerkt, dan is de hoogte van de
uitkering afhankelijk van de winst die
u in dat jaar hebt gemaakt. Dit is de
winst die u opgeeft aan de Belasting-
dienst. uwv deelt dit bedrag door 261:
dit is de winst per dag. Uw uitkering
per dag is hieraan gelijk, tot maximaal
het bruto wettelijk minimumloon per
dag (62,61 euro).

hoe lang duurt de uitkering?

In totaal duurt de uitkering minimaal
zestien weken. De uitkering bestaat
uit een zwangerschapsuitkering en
een bevallingsuitkering. Uw zwanger-
schapsuitkering begint zes weken
voor de dag na de vermoedelijke
datum van bevalling en loopt tot en
met de bevalling, ook als uw bevalling
later is dan de datum waarop u was
uitgerekend.

Eventueel kunt u de zwanger-
schapsuitkering ook uitstellen tot
uiterlijk vier weken voor de dag na de
datum waarop u bent uitgerekend.
Dan hebt u recht op een langere
bevallingsuitkering.

Uw bevallingsuitkering begint op
de dag na de bevalling en duurt tien
weken. Als u de zwangerschaps-
uitkering met een aantal dagen hebt
verkort, wordt de bevallingsuitkering
hetzelfde aantal dagen langer.

wat als u al verzekerd bent?

Als u particulier verzekerd bent voor
zwangerschap en bevalling hebt u ook
recht op de zwangerschaps- en
bevallingsuitkering voor zelfstandi-
gen. Vraag bij uw verzekeraar na of er
gevolgen zijn voor uw particuliere ver-
zekering. Interpolis en Movir hebben
aangegeven dat de uitkering geen
invloed heeft op de rechten die u heeft
op basis van uw particuliere arbeids-
ongeschiktheidsverzekering.

Regeling zwangerschapsuitkering voor
zelfstandigen sinds 4 juni van kracht

hoe kunt u de uitkering

aanvragen?

U kunt de zwangerschaps- en beval-
lingsuitkering aanvragen bij het uwv.
Dit moet u op tijd doen, dat wil zeggen
uiterlijk twee weken voor de datum
waarop u de zwangerschapsuitkering
wilt laten ingaan. Bij de aanvraag
moet u een schriftelijke verklaring
van een arts of verloskundige leveren,
waarin staat wat uw vermoedelijke
bevallingsdatum is. Als u binnen tien
weken na 4 juni 2008 gaat bevallen,
geldt er voor u een uitzondering. U
kunt in dat geval nog binnen vier
weken nadat u bent bevallen een
aanvraag indienen bij het uwv. Dan
krijgt u de uitkering alsnog uitbetaald.

meer informatie

Hebt u nog vragen, neem dan contact
op met de afdeling Publieksinformatie
van het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (Postbus 90801,
2509
lv, Den Haag. Telefoon: (0800) 90
51 (gratis)). Voor algemene vragen aan
de rijksoverheid kunt u gratis bellen
met de Postbus 51-infolijn, telefoon:
(0800) 80 51 of kijken op www.
postbus51.nl.

Harm Haverkamp is senior beleids-
medewerker sociaaleconomische en
arbeidsrechtelijke zaken van de
knmvd.

-ocr page 30-

Tom Hendrickx, Paul Overgaauw

Tijdens het weekeinde van 9 en
10 februari verzamelden zich weer
meer dan 130 dierenartsen en
30 dierenartsassistentes in congres-
centrum Kontakt der Kontinenten
te Soesterberg tijdens het derde
ONCologisch Treffen, georganiseerd
door de Samenwerkende Dierge-
neeskunde Kankercentra
(sdk). Dit
jaar stonden de tumoren van het
maagdarmstelsel centraal, die door
internationaal bekende wetenschap-
pers werden behandeld.

etiologie en pathologische

diagnostiek

Als eerste spreker nam prof. David
Argyle van de Universiteit van
Edinburgh de medische oncologie
voor zijn rekening. Hij ging in op de
etiologie van maagdarmtumoren,
waarbij de gelijkenissen en de
contrasten met deze tumoren bij de
mens naar voren werden gebracht.
Blijkbaar hebben dieren meer mesen-
chymale tumoren, terwijl bij de mens
epitheliale tumoren het meeste
voorkomen. Echter, in analogie met de
mens blijkt de ontwikkeling van
verschillende vormen van darm-
kanker ook bij dieren te verlopen via
verschillende tussenstadia.

Nieuw dit jaar was dat er ook een
patholoog aan het woord kwam. Per
slot van rekening zijn dit de specialis-
ten die de definitieve diagnose moeten
stellen. Dr. Evert Van Garderen (
gd,
Deventer) presenteerde een pragma-
tisch verhaal over de manier waarop
hij de ingezonden maagdarmbiopten
als patholoog ziet binnenkomen en
gaf zijn visie op het probleem van
maagdarmkanker bij gezelschaps-
dieren. Blijkbaar worden er bij katten
onder de leeftijd van vijf jaar relatief
weinig neoplasieën van het darm-
stelsel gezien, zelfs geen lymfoma.
Ook werd duidelijk dat de pathologi-
sche diagnostiek uitgebreider moet
zijn voor het beantwoorden van veel
onderzoeksvragen, die niet kunnen
worden opgelost via de standaard

onderzoeksmethoden. Zo blijkt het
syndroom van de T-cell dominated
lymphocytic enteritis bijzonder
moeilijk te kunnen worden onder-
scheiden van het lymphocytic
lymfoma. Hierbij bleek de techniek
van de
pcr een onontbeerlijk instru-
ment.

maagdarmtumoren vrij

toegankelijk

Het diagnostisch apparaat bij uitstek
voor de buik is, naast de röntgen, in
steeds belangrijker mate het echo-
toestel. Prof. dr. Dominique Penninck
(Tufts Cummings School of Veterinary
Medicine, Massachusetts, USA) staat
bekend als een autoriteit op het gebied
van beeldvorming van het maagdarm-
stelsel. Haar lezingen waren van hoog
niveau en namen zowel de minder als
de meer ervaren echograaf onder de
aanwezigen op sleeptouw. Zo leerde
men goed in het oog te houden
wanneer een afwijkende darmwand
kan wijzen op een tumorproces en
wanneer niet. Haar lezingen waren
doorspekt met allerhande tips, die in
de dagelijkse praktijk toepasbaar
waren. Zo leerde iedereen bij een
röntgenfoto letten op het \'gravel sign\',
de steentjes in maag en darmen die
vragen om dieper onderzoek van de
oorzaak van het opeten van deze
steentjes. Ook herwaardeerde ze het
bariumcontrastonderzoek van maag
en darmen, dat in de praktijk een
onbetwistbare plaats heeft, maar dat
maar al te vaak wordt vergeten. Bij
echografisch onderzoek van de
darmen is het van het grootste belang
om de verschillende lagen van de
darmwand te kunnen identificeren. Zo
moeten de diktes van muscularis en
mucosa bij echografisch onderzoek
hetzelfde zijn. Indien deze afwijkend
zijn, is dit pathologisch. Het beeldvor-
mend onderzoek van lever en pan-
creas vormde een belangrijk onderdeel
van haar presentaties, waarbij
Dominique Penninck zeer duidelijk
kon uitleggen en laten zien wat het
normaalbeeld was en welke afwijkin-
gen bij deze organen in beeld gebracht
kunnen worden, vooral met echogra-
fie. In de pancreas zijn dat bijvoor-
beeld insulinoma en exocriene
tumoren.

Derde ONCOlogisch Treffen

chirurgie van

maagd arm tu mo ren

De chirurgische aspecten van het
ONCologisch Treffen werden belicht
door prof. dr. Paolo Buracco (Univer-
siteit van Turijn, Italië).

Zijn verschillende presentaties
verliepen van de maag, via de dunne
darm naar de dikke darm, rectum en

-ocr page 31-

anus. Honden met intestinaal
leiomyosarcoom hebben zelfs met de
aanwezigheid van metastasen een vrij
lange overlevingstijd. Sommige van
deze honden vertonen een hypogly-
cemie als gevolg van een paraneo-
plastisch syndroom.

Zijn stokpaardje was echter de
behandeling van rectum- en anus-
tumoren. Hij legde nauwgezet uit hoe
gezwellen in deze moeilijke regio toch
met succes en met behoud van fecale
continentie ruim te verwijderen zijn,
mits de juiste techniek wordt toege-
past. Zo is het mogelijk om tot
25 centimeter rectum te verwijderen
met behoud van continentie.

perianale tumoren

Dr. Malcolm Brearly (Cambridge)
presenteerde een overzicht van de
meest voorkomende perianale
tumoren bij de hond. Naast de
perianale adenomen (castratie) en de
invasieve adenocarcinomen (niet
hormoonafhankelijk), zijn dat de
minder vaak voorkomende adenocar-
cinomen van de anaalzak. Deze laatste
komen voor bij zowel de teef als de reu
en vaker bij de Engelse cockerspaniel
(OR van 7,5). Brearly meldde een veel
gunstiger prognose van anaalzakcarci-
nomen dan algemeen wordt gedacht
(MST van zo\'n 460 dagen, wanneer
deze worden behandeld volgens het
door hem en collega\'s opgestelde
algoritme (chirurgie al dan niet samen
met carboplatin)).

Paolo Buracco liet vervolgens met
veel plaatjes zien hoe perianale en
perineale tumoren chirurgisch
kunnenworden verwijderd, ook al kan
dat gepaard gaan met behoorlijke,
vanzelfsprekend te herstellen,
defecten. Zelfs het verwijderen van
metastasen, bijvoorbeeld in de
bekkenlymfeklieren, kwam aan bod.
Aanvullende behandeling met
chemotherapeutica en/of bestraling
lijkt weinig effect te hebben bij
perianale adenocarcinoma, maar wel
bij adenocarcinoma van de anaalzak.

maagdarmtumoren bij de

mens

Het is tijdens het ONCologisch Treffen
inmiddels traditie dat een vooraan-
staand humaan specialist de stand van
zaken bij de mens komt presenteren.
Dit jaar was dat prof dr. Hans Nortier
(Leiden) die de zaal zeer boeiend de
verschillende tumoren van het
maagdarmkanaal bij de mens liet zien,
inclusief diagnostiek, prognose en
behandelingsmogelijkheden. Veel was
daarbij herkenbaar als het gaat om
chirurgische mogelijkheden, maar
andere zaken, zoals slokdarmtumoren
die relatief vaak bij de mens optreden,
zien we in de diergeneeskunde niet of
nauwelijks.

tumoren van lever, pancreas

en milt

David Argyle informeerde het publiek
over het feit dat bij de kat vooral
primaire levertumoren worden
gevonden, terwijl het bij de hond
vaker metastasen betreffen. Als het
om een primaire levertumor gaat, dan
is deze vaker goedaardig bij de kat
(biliaire cystadenoom) maar bij de
hond juist vaker maligne (hepato-
cellulair carcinoom). Chirurgie is de
eerste keus bij de behandeling en er is
nauwelijks ervaring met chemo-
therapie of bestraling.

Paolo Buracco eindigde het congres
met de chirurgische aspecten. Bij de
hond bestaat tweederde van de
milttumoren uit hemangiosarcomen
die kunnen metastaseren naar alle
organen, inclusief het hart. Bij de kat
is een primaire mastceltumor vaker de
oorzaak van miltvergroting.

die ren arts assistenten-
programma

Op de eerste dag van het congres was
het mogelijk om de verschillende spre-
kers alternerend in te delen en een
groep van ongeveer dertig assistenten
op hoog niveau te informeren over de
epidemiologie, diagnostiek en
therapie van maagdarmtumoren. Als

-ocr page 32-

extra spreker trad prof. dr. Anton
Beynen op die het onderwerp \'voeding

van de kankerpatiënt\' behandelde. Hij
gaf op basis van de (vaak nog magere)

literatuur de verschillende achter-
gronden en invloeden van voedings-
bestanddelen bij tumoren aan om een
optimale voeding samen te stellen
voor dergelijke patiënten. Om aan de
eventuele cachexie en verminderde
eetlust tegemoet te komen, is het
vet- en eiwitgehalte van deze voeding
hoog. Ook de positieve rol van visolie
werd benadrukt en een hoog aandeel
hiervan ontbreekt in een dergelijke
voeding dan ook niet.

Het volgende ONCologisch treffen
in februari
2009 zal gewijd zijn aan het
onderwerp urogenitale tumoren.

Tom Hendrickx is praktiserend
dierenarts in Dierenartsenpraktijk
Sint-Katharina te Hasselt, België (lid
van Samenwerkende Diergeneeskun-
dige Kankercentra). Paul Overgaauw is
dierenarts-specialist.

nieuws van de industrie

Rabiëstiterbepaling bij
IDEXX Vet-Med-Lab

Sinds begin 2006 is idexx Vet-Med-Lab
volledig gecertificeerd en door de
eu
erkend voor de bepaling van de
rabiëstiter (zie voor een lijst van
EU-erkende laboratoria: http://europa.
eu.int/comm/food/animal/liveanimals/
pets/approval_en.htm). Het laborato-
rium wordt nu ook erkend door Japan.
Voor de bepaling van de rabiëstiter is
één milliliter serum nodig
(edta- en/of
heparinemonsters worden niet
geaccepteerd omdat dergelijke
anticoagulantia met het reagens
interfereren, waardoor de test niet
meer betrouwbaar is). Het monster
dient te worden ingestuurd in een
serumbuis (met de groene dop), met
daarop duidelijke identificatie samen
met het volledig en duidehjk leesbaar
ingevulde speciale aanvraagformulier.
De uitslag kunt u binnen zeven tot tien

werkdagen terugverwachten. De
kosten bedragen 46 euro (exclusief
BTw), inclusief een certificaat.
vetmedlab-nl(a)idexx.com

Overloopnaald voor
Mamyzin®

Mamyzin® is vanaf nu makkelijker toe
te passen door het gebruik van een
overloopnaald. Hiermee loopt het
steriele oplosmiddel vanzelf en snel
over in de poederflacon. De naald
wordt door Boehringer Ingelheim via
de dierenarts beschikbaar gesteld.

Mamyzin® is geïndiceerd voor
zowel khnische als subklinische
uierontsteking
(veroorzaakt door
Streptococcen en staphylococcen) en
is daarnaast inzetbaar bij koeien met
een verhoogd celgetal (subklinische
mastitis).

www.boehringer-ingelheim.nl

Weg met die schaar!

Eindelijk is er een verpakking van
nageboortecapsules die wèl makkelijk
te openen is. Men heeft geen combina-
tietang meer nodig om een kokertje
open te maken of een schaar om de
capsule uit het zakje te halen. Virbac
heeft voor Nageboorte Capsules
ttc
2g een nieuwe verpakking ontwik-
keld. De capsule zit in een sachet, die
eenvoudig is te openen door de
kartelrand op de uiteinden in te
scheuren. Een doos bevat twaalf
capsules, afzonderlijk verpakt in een
sachet, evenals handschoenen en
bijsluiters. De staffel verandert van
tien dozen naar twaalf dozen en de
oude staffel van vier dozen komt te
vervallen.

info(a)virbac.nl

-ocr page 33-

Vakantie

In deze tijd van liet jaar verlangen de meeste mensen terecht naar een tijdje rust,
een korte onderbreking van de dagelijkse routine. Ook wij dierenartsen hebben
er behoefte aan even geen patiënten te behandelen en geen visites te hoeven
rijden. Kortom, deze eerste weken van de zomer zijn altijd fijne weken, met een
goed vooruitzicht: nog even lekker de schouders eronder en dan er tussenuit.

Dit jaar moeten de schouders in onze praktijk, net als in de meeste andere
gemengde praktijken overigens, er extra stevig onder. En dat heeft alles te
maken met de blauwtongvaccinatie. Sinds de pinksterdagen zijn we volop aan
het vaccineren: runderen twee keer en schapen één keer. De bereidheid om te
enten is in onze praktijk boven verwachting. Hoewel we vorig jaar vanaf eind
juli wel klinische gevallen hebben gehad en er op veel bedrijven dieren met
titers tegen blauwtong rondlopen, zijn de elders beschreven problemen ons
grotendeels bespaard gebleven. Gelukkig zien de meeste veehouders in dat de
noodzaak tot preventieve vaccinatie juist in onze regio groot is.

Dit betekent dat we momenteel lange dagen maken, \'s Ochtends en \'s avonds
rond het melken wordt er druk gevaccineerd. Het dreigende tekort aan vaccin
heeft zich gelukkig niet voorgedaan. Met andere woorden: er wordt net als
elders keihard gewerkt om naast de gewone werkzaamheden deze vaccinatie-
operatie te laten slagen.

Ik wil dan ook afsluiten door iedereen succes te wensen met deze extra
krachtsinspanning om daarna te kunnen genieten van een welverdiende
vakantie.

Jan Tiete Siebinga, voorzitter ggl

Albert Vink

Een aantal weken geleden heeft
mevrouw Verburg, minister van
Landbouw, Natuur en Voedsel
kwaliteit, het startschot gegeven
voor de Taskforce Antibioticaresi-
stentie Dierhouderij. De \'taskforce\'
komt voort uit de toezegging van
minister Verburg aan de Tweede
Kamer om te komen tot een ver-
mindering van antibioticumgebruik
en antibioticaresistentie.

Inmiddels zijn de werkgroepen
pluimvee, varkens, vleeskalveren en
melkvee ingesteld. Deze werkgroepen
moeten een advies opstellen voor de
deelconvenanten per sector. De
werkgroep pluimvee is inmiddels al
een aantal keren bijeengeweest.

Eén van de activiteiten die moge-
lijk gestart zullen worden, is het in
beeld brengen welke antibiotica in
welke hoeveelheden worden ingezet
op vleeskuikenbedrijven en met welke
indicatie. Een mogelijke stap die
daarop kan volgen is het in kaart
brengen van de factoren die het
voorschrijven en het gebruiken van
antibiotica kunnen beïnvloeden. Door
deze factoren op een positieve wijze
aan te wenden wordt getracht te
komen tot een selectief, correct en
restrictief gebruik van antibiotica.

factoren

De kwantitatieve doelstelling van
vermindering van het gebruik van
antimicrobiële middelen hangt van
veel factoren af. Dat de pluim-
veehouder, het pluimveebedrijf en de
pluimveesector hierbij een belangrijke
rol spelen is een \'understatement\'.
Immers, de keuze van ras, voer,
vaccinatiestrategie en vele andere
omgevingsfactoren beïnvloeden de
resultaten van het pluimveebedrijf. De
dierenarts is één van de onafhankehjke
adviseurs van de pluimveehouder die
vanuit een onafhankelijke positie de
ondernemer terzijde staat bij zijn vele
afwegingen. De historische kennis van
het bedrijf en de regio en de specifieke
kennis van diergezondheid, dieren-
welzijn, volksgezondheid, voedsel-
veiligheid en milieu zijn hierbij
onmisbare factoren. Uiteraard mag van
de dierenarts worden verwacht dat hij/
zij de onderbouwde adviezen vastlegt
in bedrijfsjournaals en bundelt in een
dossier. Met al deze gegevens is het op
termijn mogelijk de cruciale factoren
die een rol spelen bij het curatief
gebruik van antibiotica, in kaart te
brengen. Kortom, pluimveehouders en
dierenartsen spelen gezamenlijk een
grote maatschappelijke rol om
zorgvuldig met het gebruik van
antimicrobiële middelen om te gaan.

GGL-column: pluimvee en
antibioticagebruik

Albert Vink is voorzitter van de
Vakgroep Gezondheidszorg Pluimvee.

-ocr page 34-

Verkiezingen 2008

en overzicht van kandidaten voor het bestuur

en de raad van toezich

In deze en de komende elf pagina\'s
vindt u een overzicht van de kandi-
daten voor het bestuur en de raad
van toezicht van de
knmvd. Onder-
tussen is uw clusterkeuze binnen.
Voor I augustus ontvangt u de
stembiljetten voor de verkiezing van
bestuur en raad van toezicht en u
heeft de gelegenheid om deze tot
15 september te retourneren. Ook
kan er op de regiovergaderingen en
de algemene vergadering per
volmacht worden gestemd. De
uitslagen van de verkiezingen
zullen worden bekendgemaakt op
de algemene vergadering. We
roepen u allen op om te stemmen.

bestuur
Namens cluster i
-A.H.G. Piebes

- G.H. Hooijer
Namens cluster 2

- Mw. L.A.M. Stark

- H. van Kossem

- Mw. B.RM. Cornelissen
Namens cluster 3

- Mw. D.C. Eelkman Roorda

- B. van Schaik

raad van toezicht

Namens regio oost

- LJ.P. Hoornick

- Dr. T.J.G.M. Lam

- H.LC. Logtenberg
Namens regio west

- Mw. N.J.M. Mastenbroek

- Mw. J.J.A. Panhuijzen
-J.F.P. Tromp

- R.A. van Nieuwstadt

- J. Bormeier
-A.J.H. te Loo

- R.S. Schrijver
Namens regio zuid

- Mw. van Bruinessen-Kapsen-
berg

-J.Th.Weeda

- J.M. Berger

- LA.M.G. van Leengoed

kandidatuur voor de knmvd ...

Een positie om woorden in daden
om te zetten. Een mogelijkheid om
afgestemd maatwerk te leveren, maar
ook om bij te dragen aan de positie
die de dierenarts verdient: sociaal én
economisch aantrekkelijk. De die-
renarts die kwaliteit voorstaat, die als
bewaker optreedt van dierwelzijn en
dierziekten.

communicatie en knmvd ...

Essentieel. Zowel binnen de knmvd als
naar de leden toe. Maar bovenal, mét de
leden. Het delen van informatie op alle
mogelijke manieren. Vinger aan de pols
bij de dienstverlening: "Wat is belang-
rijk voor de leden" en "Hoe maken we
dat beschikbaar?"

de knmvd en ...

Nascholing. Een must. Een leven lang
leren.

Marketing. De dierenarts moet nog

beter op de kaart. Zowel nationaal als
internationaal, met kwaliteit hoog in
het vaandel.

Maatschappelijk debat. Een verant-
woordelijkheid die opgepakt moét
worden.

ondergetekende en de
knmvd ...

Dat betekent kansen benutten,
doelmatig en gedreven. Als basis
dient de jarenlange ervaring als
dierenarts op de faculteit, \'feeling\'
met de praktijk vanuit het thuisfront
en nu als zelfstandige werkzaam.
Expertise op bestuurlijk gebied
(onder andere als lid van het
ggp-
bestuur), in onderwijs, marketing en
communicatie. De vele contacten
met collega\'s en (internationale)
universiteiten zorgen voor een vitaal
netwerk.

Kortom, stem! b4knmvd!

Brigitte Cornelissen

-ocr page 35-

Ook al ben ik nog jong, ik wil mijzelf
en mijn bestuurlijke en organisatori-
sche ervaring graag inzetten voor de
knmvd. Vanuit mijn ervaring bij een
kennisinstelling denk ik bij te
kunnen dragen aan het ten volle
benutten van de dynamiek tussen
politiek en commercie. Uitdagingen
liggen voor mij vooral op die gebie-
den waar de toegevoegde waarde van
de KNMVD onvoldoende duidelijk is
voor haar leden, maar ook in het
verbeteren van het imago van
dierenartsen en het bieden van onder-
steuning bij het creëren van een
optimale werkomgeving.
Ik heb mijn studie diergeneeskunde,
na begonnen te zijn in Gent, in 2006
in Utrecht afgerond. Gedurende de
opleiding heb ik gewerkt in een
gezelschapsdierenpraktijk en

uiteindelijk gekozen voor het traject
mono-herkauwer in combinatie met
een avondopleiding bedrijfskunde
om de opgedane kennis meer bedrijfs-
matig in te gaan zetten.
Bij de Animal Sciences Group begon
ik als manager business develop-
ment. Mijn werkzaamheden beston-
den uit acquisitie, het verwaarden
van kennis en diensten en het
vormgeven van de marketing en
communicatie van de divisie Infectie-
ziekten. Op dit moment ben ik mede
verantwoordelijk voor de oprichting
van een nieuwe onderzoeksgroep
\'BioMedical Research\', waarbij ik
marketing en communicatie voor
mijn rekening neem. Daarbij komt
mijn
nima b b2b opleiding goed van
pas.

Danielle Eelkman Rooda

Gerrit Hooijer

Als kandidaat voor het bestuur van de
knmvd namens cluster i wil ik mij
graag nader voorstellen. Na mijn
afstuderen in rgyg ben ik gaan werken
in dierenartsenpraktijk Mid-Fryslan.
Als specialist Rundergezondheid ben
ik via
h 3 Consultancy regelmatig
actief buiten de praktijk. Verder heb ik
in onze praktijk een promotieonder-
zoek gedaan en ben daarop gepromo-
veerd in 2003.

Ik ben jarenlang actief geweest binnen
de
knmvd. De taken van de knmvd
(belangenbehartiging, dienstverlening
en brancheontwikkeling) lijken
misschien niet voor iedere dierenarts
even belangrijk, maar practici,
dierenartsen in het bedrijfsleven, bij
de (semi)-overheid en het onderwijs
zijn van elkaar afhankelijk. In mijn
bestuurswerk heb ik ondervonden hoe
belangrijk het is dat de
knmvd in
contacten met bedrijfsleven en
overheid met duidelijke standpunten
komt. Dat kan alleen als de verschil-
lende geledingen voldoende in de
KNMVD zijn vertegenwoordigd.
Als bestuurslid van de
knmvd wil ik
vooral inzetten op twee punten:

1. Behoud en verbetering van de
vakinhoudelijke kwaliteit van de
dierenarts. Dat is de enige manier om
als dierenarts een meerwaarde te
(blijven) genereren met een niet alleen
financieel-economisch, maar ook qua
arbeidsomstandigheden gezonde
praktijkvoering.

2. de KNMVD zodanig versterken met
kandidaatleden (studenten) en jonge
afgestudeerde dierenartsen, dat een
krachtige, professionele organisatie
voor de toekomst gegarandeerd blijft.

-ocr page 36-

Arend Piebes

De tijd waarin wij op dit moment de
diergeneeskunde trachten te bedrij-
ven, is er een van vele en snelle
veranderingen. Ik hoef maar de
ontwikkelingen bij ons pensioen-
fonds, de
cao-dierenartspraktijken,
permanente educatie, de ontwikkelin-
gen rondom antibiotica en de
veranderende marktomstandigheden
te noemen om dit duidelijk te maken.
Daarbij krijgen steeds meer collega\'s
het gevoel niet zo goed geëquipeerd te
zijn om al deze ontwikkelingen
(zakelijk) succesvol te kunnen volgen
en deze in hun voordeel om te
kunnen buigen. Alsof het vak niet
leuk meer zou zijn.

Daar geloof ik dus helemaal niets van:
negativisme leidt tot niets. Dat ons
vak gaat veranderen mag duidelijk
zijn. Maar omdat onze hele maat-
schappij steeds aan verandering
onderhevig is, lijkt dit ook een
normaal logisch gevolg. Alleen moet
een en ander wel in goede banen
worden geleid en dat vind ik een
bijzonder boeiende materie. Dit
moeten we samen doen.
Van het bestuur mag u verwachten
dat het de ontwikkelingen niet alleen
volgt, maar ook proactief probeert te
sturen in richtingen die in samen-
spraak met de bestuursleden van de
diverse groepen worden bepaald,
daarbij ondersteund door een steeds
professioneler werkend bureau van
de
knmvd. Ik zou het fantastisch
vinden hierbij een rol te mogen
blijven spelen.

Met mijn werkervaring (ik heb
gewerkt voor de
gd te Boxtel, een
grote landbouwhuisdierenpraktijk,
een gemengde praktijk van ge-
middelde grootte en tegenwoordig in
een kleine gezelschapsdierenpraktijk)
heb ik goed inzicht gekregen in de
mogelijkheden en problemen in de
veterinaire praktijk.
Goedlopende praktijken worden
gekenmerkt door een hoog niveau van
werkplezier en kwaliteit. Ook kleine
praktijken moeten dit hoge niveau
kunnen handhaven. Zelf werk ik met
veel plezier in zo\'n kleine praktijk.
Daarnaast heb ik de laatste jaren met
veel plezier bestuurlijk werk verricht
binnen en buiten de
knmvd.
ict
kan een hulpmiddel zijn om
problemen op te lossen en taken te
verlichten, maar de kosten daarvan
mogen niet uit de hand lopen,
ncvei,
VKG en praktijkmanagementsystemen
zijn zulke hulpmiddelen. Betere
onderlinge afstemming van
ict kan
voordeel opleveren voor deelnemers
en producenten.

Kleine praktijken en ict zijn slechts
twee van de onderwerpen waar de
knmvd de komende jaren aandacht
aan moet besteden. Met mijn bestuurs-
ervaring
(dsk, facuheit Diergenees-
kunde, Afdeling Utrecht,
ggg) en mijn
passie voor het vak denk ik in het
bestuur van de
knmvd daaraan te
kunnen bijdragen en ook aan de vele
andere sectoroverschrijdende onder-
werpen die diergeneeskundig
Nederland aangaan.

Harold van Rossem

Woonplaats: Baam

Functie: practicus in Dierenkliniek de Tromp
Huidige bestuurlijke functies binnen de knmvd:
Lid van het
cog-bestuur

-ocr page 37-

Bram is kandidaat namens cluster 3
(dib en gkz).

Bram\'s motto:

"Het hebben van gemeenschap-
pelijke doelen bindt mensen;
niet de uitoefening van een gemeen-
schappelijk beroep..."

Bram\'s doelen:

• Eén beroepsgroep met oprechte
collegialiteit

• Een hoofdrol voor de dierenarts
in diergezondheid, dierenwelzijn
en volksgezondheid

• Een trots beroep met een geres-
pecteerde maatschappelijke
positie

• Een professioneel en solide
inkomen voor iedere dierenarts

• Heldere communicatie tussen en
met iedere collega (jong, oud,
maat, loondienst)

• De knmvd als laagdrempelige
ledenorganisatie

• De KNMVD als hoogwaardige,
daadkrachtige belangenbeharti-
ger

Zijn dit ook uw doelen?

Stem op Bram of kijk op:

www.stemopbram.nl.

Bram van Schaik

Lonneke Stark

Bijna tien jaar geleden ben ik afgestu-
deerd in Utrecht, in de richting
gezelschapsdieren, en sindsdien ben ik
werkzaam geweest als gezelschapsdie-
renarts in loondienst. De laatste vijf
jaar ben ik betrokken bij de
ggg,
waarvan vier jaar als secretaris. Als
secretaris heb je veel contact met de
leden en de werkzaamheden in het
ggg-bestuur gaven mij veel voldoe-
ning. Vanuit het
ggg-bestuur is
gevraagd of ik de gezelschapsdieren-
sector in het
knmvd-bestuur zou
willen vertegenwoordigen. Dit is voor
mij een logische volgende stap. Als
practicus weet ik wat er speelt in de
praktijk en als
ggg-bestuurslid ben ik

goed op de hoogte van wat er
nationaal en internationaal gebeurt.
Op feestjes komt regelmatig de vraag:
"Wat doe jij?" Dan komt na het
antwoord "Ik ben dierenarts" steevast
de opmerking: "O, leuk, mooi vak lijkt
me dat." En dat is het ook! Dat staat los
van de sector waarin je werkzaam
bent. Voor de toekomst van de
diergeneeskunde in Nederland is het
belangrijk dat we het erover eens zijn
dat we een mooi vak hebben. Een
goede balans tussen werk en privé en
een voldoende beloning voor het werk
zijn daarbij essentieel.
Vanuit het
knm vd-bestuur zou ik mij
daar persoonlijk graag voor inzetten.

-ocr page 38-

Jan Berger

De raad van toezicht gaat vanaf
oktober zijn derde periode in. De
eerste drie jaar zijn mijn voorgangers
bezig geweest om de raad na de
\'kanteling\' vorm te geven. Tijdens
mijn eerste periode is dit vervolgd.
Mede dankzij drie middagen cursus
zijn we er samen in geslaagd om hier
duidelijk meer structuur aan te
geven. De raad van toezicht houdt
primair toezicht, maar als lid van de
Maatschappij en als dierenarts kun je
het niet nalaten om ook met het
bestuur mee te denken. In het begin
dacht ik nog dat opmerkingen vanuit
de raad van toezicht weinig effect
hebben maar na verloop van tijd
kom je er achter dat dit absoluut wel
het geval is. Als voorbeeld: de raad
van toezicht heeft het bestuur
aangemoedigd de economische
situatie van de landbouwhuisdieren-
praktijk extra aandacht te geven. Dit
is ondertussen in het beleidsplan
opgenomen.

Na zeventien jaar te hebben gewerkt
in een grote gemengde praktijk ben
ik nu ruim drie jaar werkzaam als
begeleider van dierenartsenpraktij-
ken. Ik ben daarom een beetje een
vreemde eend in de bijt en heb soms
een net iets andere kijk op de zaak als
anderen. Als een van de slechts vier
herkiesbare kandidaten hoop ik dat
ik mijn ervaring zal kunnen gebrui-
ken in de volgende periode.

De raad van toezicht van de knmvd is
belangrijk binnen de vereniging. Zijn
taak is om namens de leden toezicht
te houden op het beleid van het
bestuur en de uitvoering ervan door
het bureau. Alles draait om de leden!
De leden zijn de baas. Bestuur en
bureau dienen de belangen van de
leden.

Onze KNMVD heeft de belangrijke rol
van belangenvertegenwoordiger voor
de Nederlandse dierenarts en de
diergeneeskunde, een beroep en een
vakgebied waar veel verandert. Voor
een belangenbehartiger is dit een
ingewikkelde tijd en daarom wacht
de vereniging een lastige en veelei-
sende opgave. Daarnaast moet de
beroepsvereniging voor de dierenarts
aantrekkelijk blijven om zo het
draagvlak zo breed en groot mogelijk
te maken. Het belang van een zo
groot mogelijke en goed functione-
rende KNMVD staat buiten kijf. De
leden hebben invloed door het kiezen
van goede bestuurders en goede
toezichthouders. Verkiezingen zijn
dus een goede gelegenheid om voor
uw belangen op te komen!
Ik was gedurende vele jaren bestuur-
lijk actief in groeps- en (hoofd)-
bestuur van de
knmvd. Op dit mo-
ment ben ik voorzitter van het
Platform Verantwoord Huisdieren-
bezit en lid van de Raad voor
Dieraangelegenheden. Ik stel mij
graag beschikbaar als lid van de raad
van toezicht.

John Borgmeier

-ocr page 39-

De ALV komt er weer aan en ik moet
de keus maken of ik me herkiesbaar
stel voor de raad van toezicht. Na drie
jaar namens regio zuid naar Houten te
zijn gereden voor de vergaderingen en
wat extra bijeenkomsten heb ik daar
toch ja tegen gezegd. Het is natuurlijk
goed om weer eens een steentje bij te
dragen aan onze
knmvd, je komt dan
opnieuw van heel dichtbij te weten
hoe veel en hard er achter de scher-
men wordt gewerkt. Sinds de \'kante-
ling\' is het hard werken om in de vaart
van alle veranderingen de
knmvd ook
werkelijk de voordelen hiervan te
laten ondervinden. De professionalise-
ring van ons bureau en de grote
variatie aan onderwerpen geven het
bestuur handen vol werk. Het belang
van de
rvt is dan ook duidelijk. Op
afstand te kijken of datgene wat we
met zijn allen afspreken en beloven
ook uitvoerbaar en betaalbaar is, en
daadwerkelijk wordt uitgevoerd, is
een serieuze taak in het geheel. Ook de
rvt professionaliseert mee. Na de
eerste drie jaar begin ik me er nu een
beetje in \'thuis\' te voelen, want ook al
ben je zo\'n zes tot acht keer per jaar in
Houten, voor je er echt een beetje inzit
duurt wel even.

E.G. van Bruinessen-
Kapsenberg

Luc Hoornick

Vanaf mijn afstuderen in 1996 ben ik
werkzaam als dierenarts landbouw-
huisdieren in het oosten van het land.
Aanvankelijk beperkten mijn
activiteiten binnen de
knmvd zich tot
het betalen van het lidmaatschap, het
lezen van het
Tijdschrift voor Dierge-
neeslcunde
en het bezoeken van de
jaarlijkse sportdag.
Sinds een jaar of drie is mijn betrok-
kenheid vergroot middels het
bekleden van een aantal kleinere
bestuurs- en commissiefuncties.

Vanuit deze functies heb ik onder
andere de discussies rondom de
pom/
non pom
-regeling van dichtbij gevolgd
en is mij nog duidelijker geworden
hoe essentieel een goede belangenbe-
hartiging door een sterke beroepsor-
ganisatie is.

Ik stel mij beschikbaar voor de raad
van toezicht om vanuit een positieve
houding het beleid van het bestuur
van onze vereniging kritisch tegen
het licht te houden.

-ocr page 40-

Na een actieve bestuurlijke periode
binnen de
knmvd (onder andere voor
de Groep Rund en het Algemeen
Bestuur) heb ik mij de afgelopen
jaren geconcentreerd op mijn werk
in de praktijk en later op mijn
functie als manager onderzoek en
innovatie bij
gd. Ik heb de ambitie
opnieuw actief te worden binnen de
knmvd, maar dan in een rol als
toezichthouder en adviseur. In de
raad van toezicht denk ik de ervaring
die ik heb opgedaan door mijn
werkzaamheden als dierenarts in
wetenschap, praktijk en bedrijfs-
leven en in verschillende bestuurs-
functies binnen en buiten de dierge-
neeskunde, goed in te kunnen zetten.
Behalve bij de
knmvd heb ik bestuur-
lijke ervaring opgedaan in diverse
organisaties binnen de faculteit
Diergeneeskunde en nationale en
internationale rundveeorganisaties.
Als een van de mensen die destijds
direct betrokken waren bij de
\'kanteling\' van de
knmvd, ken ik de
bestuurlijke organisatie van onze
beroepsvereniging van binnenuit.
Mede vanuit die achtergrond wil ik
graag een bijdrage leveren aan het
bestuurlijk proces van de
knmvd.

Theo Lam

Woonplaats: Vorden

Functie: specialist Rundergezondheidszorg,
manager onderzoek herkauwers bij Gezond-
heidsdienst voor Dieren

Leo van Leengoed

gehaald en of de ideële verankering,
vastgelegd in de Code voor de dieren-
arts, strookt met het gevoerde beleid
en strategie, dient getoetst te worden
om op koers te kunnen blijven. Met
enthousiasme en inzet wil ik mede
uitvoering geven aan de taken van de
rvt.

Mijn motivatie om me beschikbaar te
stellen voor de
rvt is de volgende. Het
toezien op besturen en bestuurders
heeft als voordeel dat resultaten en
ontwikkelingen ook kunnen worden
beoordeeld met enige reflexie, los van
de waan van de dag. Of gestelde doelen
van beleid en strategie worden

-ocr page 41-

Gedurende heel mijn arbeidzame
periode als dierenarts heb ik veel
belangstelling gehad voor onze
beroepsorganisatie, de
knmvd.
Bestuurlijk is er in die periode veel
veranderd.

Dat heeft een aantal positieve effecten
gehad, maar ook wel enkele negatieve.
Met name de gebeurtenissen rond de
certificering van de praktiserend
dierenarts en de dierenartsenpraktijk
heb ik als een teleurstelling ervaren.
Gelukkig wordt de draad van de
certificering weer opgepakt. Ook de
betrokkenheid van de leden bij hun

beroepsorganisatie is niet bepaald
groot. Het nieuwe - hopelijk jeugdige -
bestuur staat wat dat betreft voor een
niet geringe taak. Vanuit de raad van
toezicht hoop ik hieraan een positieve
bijdrage te leveren.

Bestuurlijke ervaring heb ik opgedaan
van 1976 tot 1982 in het hoofdbestuur
van de
knmvd. Van 1998 tot 2001 was
ik voorzitter van de Ereraad van de
knmvd. Op dit moment ben ik
secretaris van de Vereniging voor
Artsen
(vvaa) en hd van de Raad van
commissarissen van de
vvAA-groep.

Herman Logtenberg

Marco te Loo

kandidaat raad van toezicht

Naar mijn mening is de knmvd erbij
gebaat dat jonge dierenartsen met
een frisse kijk op de diergeneeskunde
en de nieuwe ontwikkelingen daar
omheen, zich bemoeien met de koers
die door de
knmvd wordt gevaren.
Ik ben een jonge dierenarts-onderne-
mer die boordevol zit met nieuwe
ideeën, maar ondertussen houd ik
ook de markt in de gaten. Ik vind het
belangrijk dat de
knmvd zorgt dat wij
goed worden gepresenteerd bij onze
cliënten en dat zij ons de beste
dienstverlening leveren opdat wij zo
goed mogelijk kunnen werken.
Van december 2003 tot februari 2005
was ik bestuurslid van de
ggg. Sinds
mei 2007 ben ik oprichter en voorzit-
ter van Stichting Intervisie Dieren-
artsen Haaglanden.

Woonplaats: \'s-Gravenhage
Functie: dierenarts-ondernemer in d.k.
Wateringse Veld en d.k. Animo

-ocr page 42-

Nicole Mastenbroek

Van 1987 tot 2004 was ik practicus
Landbouwhuisdieren (
dzg Lek en
Linge). Na mijn studie arbeids - en
organisatiepsychologie ben ik nu
werkzaam op de faculteit Diergenees-
kunde als coördinator onderwijs
professioneel gedrag en bij de leer-
stoelgroep Kwaliteitsbevordering
Diergeneeskundig Onderwijs. De
afgelopen drie jaar heb ik onder meer
zitting gehad in de raad van toezicht
en in de financiële commissie van de
raad. Deze drie jaren werden onder
meer gekenmerkt door een zoektocht
naar de functie van de raad in een
veranderende vereniging en naar de
juiste balans tussen meebesturen en
\'laissez faire\'. Ik denk dat we daarin
flinke stappen hebben gemaakt. We
hebben ook kunnen meedenken bij de
ontwikkeling van het beleidsplan
voor de vereniging en de speerpunten
voor de komende jaren. Vooral het
welzijn en de arbeidstevredenheid van
de dierenarts hebben mijn bijzondere
belangstelling als het gaat om nieuw
beleid. Ik wil me inzetten om in
samenwerking met het bestuur en de
andere leden van de raad onze
vereniging krachtig, samenbindend en
financieel gezond te houden.

Ik werd geboren op 5 oktober i960 in
Den Haag. Na gymnasium beta aldaar
studeerde ik twee jaar scheikunde in
Utrecht, waarna ik ingeloot werd bij
diergeneeskunde. Kort na mijn
afstuderen in r988 ging ik werken bij
de faculteit, waar ik thans werkzaam
ben als docent bij het departement
Gezondheidszorg Paard. In 1996
promoveerde ik op chronische
luchtwegproblemen bij het paard en
sinds r995 ben ik speciahst Inwendige
Ziekten van het Paard. Ik ben onge-
huwd en woonachtig te Zeist.
Bij mijn werkzaamheden op de
faculteit ligt de prioriteit bij het
organiseren, het (laten) maken en
geven van onderwijs, gevolgd door
klinische werkzaamheden in de
ukp
en het beheren en onderhouden van
het patiëntenregistratiesysteem
\'Vetware\'. Vanuit deze positie onder-
houd ik uitgebreide en hechte banden
met medewerkers en studenten
binnen de faculteit en via de kliniek,
via
paod en congresbezoeken zijn er
ook goede contacten met veel paar-
denpractici. Het is van wezenlijk
belang dat de
knmvd zo uitgebreid
mogelijk contact heeft met de achter-
ban. Vanuit mijn positie op de
faculteit en de contacten die ik dankzij
die positie heb, en door mijn ervaring
met en in bestuurlijke organen en
beleidsvorming binnen de faculteit
denk ik een zinvolle bijdrage te
kunnen leveren aan (de beleids-
vorming binnen) de
knmvd.

Roel van Nieuwstadt

-ocr page 43-

JJ.A. Panhuijzen

kandidaat raad van toezicht

De raad van toezicht: niet bepaald een
groep waarmee je vaak in aanraking
komt als lid van de
k n m v d . Totdat ik
besloot me kandidaat te stellen voor
de verkiezing van de raad van
toezicht gold dat ook voor mij. Het is
een orgaan dat niet op de voorgrond
treedt, maar dat een essentiële rol
speelt in het efficiënt en betrouwbaar
functioneren van het bestuur.
Ik vind het belangrijk dat de raad van
toezicht een representatieve weergave
is van de leden. Op die manier is er een
grote betrokkenheid bij de besluitvor-
ming en wordt er goed toezicht
gehouden op de doelen die de
knmvd
zich heeft gesteld ten aanzien van
verschillende groepen leden. Is het
verstandig de raad van toezicht om te
vormen tot een ledenraad? Aan die
discussie lever ik graag een bijdrage.
Indien ik word gekozen als lid van de
raad van toezicht zal ik samen met
mijn collega\'s actief bijdragen aan het
realiseren van alle doelen van de
knmvd. Aangezien ik aan het begin
sta van mijn loopbaan in de veteri-
naire praktijk voel ik een grote
betrokkenheid bij dierenartsen
werkzaam in de praktijk die graag de
resultaten zien van wat de
knmvd
allemaal voor hen betekent.

Woonplaats: Alphen aan den Rijn

Functie: paardendieraenarts bij d.a.p. Bodegraven

M. Roseboom

De bijdrage de ik wil gaan leveren aan
de raad van toezicht zal met name
gericht zijn op de wensen van de
\'gewone\' practicus. Gezien mijn
achtergrond ben ik ervan overtuigd
zijn mening te kunnen vertalen naar
algemene beleidszaken.
Ik werk in een redelijk grote groeps-
praktijk waar we samen proberen alle
\'takken van sport\' te beoefenen, dus
van gezelschapsdieren en paard via
melkvee tot en met de intensieve
veehouderij met vooral vleeskalveren
en varkens. Ik ben daar tevens belast
met diverse managementtaken. Ik ben
op dit moment penningmeester van
de Kring Dierenartsen Gelderse Vallei.
Ik ben dus breed op de hoogte van wat
er speelt in de diverse sectoren.

Enkele jaren geleden heb ik mij
nadrukkelijk gemengd in de discussie
rond het kwaliteitsbeleid, die dreigde
te leiden tot een schisma in onze
beroepsgroep. Gelukkig is er tijdig
ingezien dat de voorgestelde koers
niet de juiste was. Ik wil echter niet
alleen kritiek uitoefenen maar ook
graag op een constructieve manier
meedenken en meewerken aan een
goed functionerende
knmvd.
Ik hoop dat het speerpunt van de
Maatschappij betreffende de plaats
van de dierenarts ook gekoppeld kan
worden aan een sterke en economisch
onafhankelijke positie. Ik ga mij daar
waar mogelijk sterk voor te maken.
Hopelijk ben ik uw kandidaat!

-ocr page 44-

Mijn motief om me kandidaat te
stellen voor de raad van toezicht is
dat ik vind dat de dierenarts een
belangrijke taak vervult in de maat-
schappij, waarbij een sterke
knmvd
noodzakelijk is. De positie van de
dierenarts is de laatste jaren erg onder
druk komen te staan, met negatieve
gevolgen voor onze status, soms ons
inkomen en onze invloed in de
maatschappij. Ik vind dat dit beter
kan. Het dier vervult namelijk een
unieke plaats in onze maatschappij.
De dierenarts moet daar voor over-
heid, bedrijfsleven en publiek het
eerste aanspreekpunt voor zijn. Het
vak van dierenarts is de laatste jaren
sterk gedifferentieerd: kleine huisdie-
renpraktijken zijn niet meer te
vergelijken met landbouwhuisdieren-
praktijken en naast dierenartsen bij
overheid en bedrijfsleven hebben
dierenartsen een belangrijke functie
als \'food safety experts\'. De
knmvd
moet zich daarbij meer dienend en
faciliterend opstellen, ter ondersteu-
ning van de beroepsontwikkeling in
brede zin.

Jurjen Tromp

Mijn motivatie om mezelf kandidaat
te stellen voor de raad van toezicht
komt vooral voort uit de wens meer
betrokken te zijn bij wat de
knmvd
doet voor ons als dierenartsen, om
dichter te staan bij en invloed te
hebben op de koers van de
knmvd.

Voor de knmvd was ik twee jaar
voorzitter van de jaarcongrescommis-
sie, twee jaar bestuurslid van de regio
west en ben ik nu lid van de weten-
schappelijke redactie van het
tvd. Dat
geeft me denk ik een brede basis om te
weten waarover ik praat.
Om met Maxima te spreken: de
dierenarts bestaat niet meer. Maar de
basis is dezelfde. Hominum animali-
umque saluti!

kandidaat raad van toezicht

Remco Schrijver

Juist de raad van toezicht is daar door
haar functie in het toezichthouden op
het bestuur en de gang van zaken in
het algemeen bijzonder voor geschikt.
Ik zal me hier dan ook graag voor
inzetten.

-ocr page 45-

Kritisch meedenken met het bestuur
over het gevoerde en het te voeren
beleid binnen een dynamische
beroepsvereniging als de onze is van
het allergrootste belang. Als lid van de
raad van toezicht heb ik de afgelopen
drie jaar geprobeerd deze dynamiek
mede te sturen, met name op financi-
eel gebied. Met elkaar bouwen wij, ten
behoeve van onszelf immers, aan
\'onze\' Maatschappij. Wanneer ik door
de afdeling word genomineerd zal ik
mijn ondertussen opgedane kennis en
ervaring graag inzetten om als
practicus mede vorm te geven aan de
inmiddels in gang gezette verdere
professionalisering van de
knmvd.

kandidaat raad van toezicht

Jan-Theo Weeda

i

Woonplaats; Sterksel

Functie: rundveedierenarts bij Boschhoven,
kliniek voor dieren te Heeze-Leende
Huidige bestuurhjke functies binnen de knmvd:
lid van de raad van toezicht

herziening

verenigingsstructuur

Op I april en 22 mei hebben bestuurs-
leden van groepen en commissies
opnieuw met het bestuur gesproken
over de herziening van de verenigings-
structuur. Deze herziening is van
belang om de beleidskeuzen die het
bestuur in 2007 heeft geformuleerd tot
uitvoering te brengen. Dit vereist een
slagvaardige vereniging, transparante
besluitvorming en verantwoording aan
de leden. Zoals iedere organisatie moet
ook de
knmvd van tijd tot tijd qua
structuur bij de tijd worden gebracht.
Randvoorwaarden daarbij zijn toe-
komstgerichtheid, verdere professio-
nalisering en doelmatige organisatie.
Daarom is onder leiding van Frans
Huizenga, extern adviseur en specialist
op het gebied van verenigingsstructu-
ren, onder andere gediscussieerd over
de vorm en inhoud van commissies en
groepen en over verantwoordelijk-
heden binnen de vereniging.
De \'Notitie herziening verenigings-
structuur\' wordt met de conclusie uit
deze gesprekken aangescherpt en zal
tijdens de algemene vergadering op
3 oktober 2008 in De Fabrique te
Utrecht met de leden worden bespro-
ken.

Meer informatie: portefeuillehouder
Maarten Willemen, bureaumede-
werker Irene van den Berg.

vaccin atiecampagne
blauwtong groot succes

De vaccinatiecampagne voor het
enten van herkauwers tegen blauw-
tong verloopt zeer goed. De vaccinatie-
bereidheid van runder- en schapen-
houders is erg groot.

Meer informatie: portefeuillehouder
Arjan den Hertog, bureaumedewer-
ker Hugo de Groot.

Bulletin bestuur en bureau
nummer 6, juni 2008

ereraad

De knmvd kent de gedragscode \'Code
voor de dierenarts\', een gedragscode
voor leden. De ereraad is belast met
het toezicht op de naleving van die
Code. Zodra het Reglement van orde
van de ereraad is aangepast, kan de
ereraad per ingediende klacht beslis-
sen of de klager en/of beklaagde een
bijdrage in de kosten van de ereraad
voor de klachtenafhandeling moet(en)
voldoen.

De klager zal alleen worden belast
indien de ereraad van oordeel is dat de
klager misbruik heeft gemaakt van
zijn recht een klacht in te dienen.

Voor een eenvoudige (schriftelijke)
afhandeling is een tarief van 450 euro
vastgesteld. Een tarief van 1000 euro is
vastgesteld in het geval dat één of
meer zittingen onderdeel uitmaken
van de klachtenafhandeling.

Meer informatie: portefeuillehouder
Ludo Hellebrekers, algemeen direc-
teur Herman Geertsen.

-ocr page 46-

Miel Bingen

Op 22 mei werd in het Vechthuis in
Utrecht de tweede discussiebijeen-
komst over hoe vorm te geven aan
de structuur van de
knmvd gehou-
den. Veel was al besproken op de
bijeenkomst op i april. Wat de
verhouding tussen centraal en
decentraal, de positie van de regio\'s
en de vormgeving van de commis-
sies betreft, was er vergaande
consensus en werden de \'puntjes op
de i gezet\'. Fundamenteler was de
discussie rondom toezicht: is een
ledenraad een goede optie of niet?

Centraal bij de discussie stond de
vraag waarom de raad van toezicht
moet worden vervangen door een
ledenraad. Frans Huizenga, expert op
het gebied van verenigingsmanage-
ment, lichtte het verschil tussen deze
twee organen uitgebreid toe. Een raad
van toezicht is voor een vereniging
een zeer ongewoon orgaan dat
normalerwijs alleen te vinden is bij
grote, vaak beursgenoteerde, bedrijven
of bij coöperaties. Deze bedrijven
worden bestuurd door professionals
(in verenigingstermen: niet-leden) en
hier is een raad van toezicht die zich
vergaand met de bedrijfsvoering
bezighoudt, gewenst.

Binnen een vereniging licht dit,
aldus Huizenga, anders. In een situatie
waarbij de algemene ledenvergadering
en het bestuur de hoogste organen
binnen een vereniging zijn, dreigt het
risico dat een raad van toezicht met
vergaande bevoegdheden zoals binnen
de
knmvd, zich ontwikkelt als een
schaduwbestuur in plaats van een
controlerend orgaan. Het resultaat is
een verenigingsstructuur die de
slagkracht niet in de hand werkt, met
alle ongewenste gevolgen van dien.

ledenraad

Een alternatief voor een raad van
toezicht is een ledenraad. Een leden-
raad is een door de algemene vergade-
ring gekozen orgaan dat toezicht
houdt op strategisch niveau. In het
geval van de
knmvd zou de ledenraad
een orgaan worden dat de algemene
vergadering adviseert maar zeker niet
vervangt. De uiteindelijke stem blijft
bij de algemene vergadering. De
ledenraad is dus een adviesorgaan van
de algemene vergadering.

Om er voor te zorgen dat de
ledenraad stuurt op strategisch niveau
houdt de ledenraad zich aan een
vooraf vastgestelde jaaragenda die
nauw verbonden is aan de strategische
beleidscyclus. Tijdens de eerste
vergadering wordt het concept
strategisch beleidsplan besproken.
Tijdens dit overleg staat de vraag
centraal in hoeverre de ledenraad zich
kan vinden in de keuzes van het
bestuur. Het gaat hierbij uitdrukkelijk
om een oriënterende fase.

Tijdens een tweede vergadering
wordt het uiteindelijke beleidsplan
vastgesteld. De derde vergadering gaat
over de financiële invulling van het
beleidsplan. Tijdens deze vergadering
wordt de begroting vastgesteld. Ten
slotte wordt tijdens de vierde vergade-
ring het jaarverslag besproken en de
jaarrekening vastgesteld. Door deze
vooraf vastgestelde agenda komt de
focus van de ledenraad duidelijk te
liggen op het strategische niveau.

voorzitter

Enige discussie ontstond er over de rol
van de voorzitter. Huizenga gaf aan
dat de voorzitter van het bestuur ook
binnen de ledenraad als voorzitter zal
fungeren. Uit de zaal kwam dan ook
de vraag of dit wenselijk is en of dit de
controlerende rol van de ledenraad
niet bemoeilijkt.

Verenigingsstructuur en ledenraad

Huizenga merkte op dat gezien de
ervaringen binnen andere verenigin-
gen dit niet te verwachten valt. Door
een van tevoren vastgestelde jaar-
agenda is er een strak kader waar-
binnen de ledenraad functioneert en
die ook de rol van de voorzitter
inkadert. De manoeuvreerruimte voor
de voorzitter is zeer beperkt. Resultaat
is een soepelere samenwerking op
hoofdpunten tussen de ledenraad en
het bestuur en een sturing door de
toezichthouder op strategisch niveau.

Meer dan dat de rol van toezicht-
houdend orgaan en de algemene
vergadering verandert, verandert de
rol van de voorzitter In de nieuwe
situatie is de primaire rol die de
voorzitter bekleedt nog sterker die van
voorzitter van alle geledingen van de
vereniging. Dit komt tot uiting in zijn
voorzitterschap van bestuur, leden-
raad en algemene vergadering.
Hierdoor neemt de verbindende
waarde van de voorzitter binnen de
vereniging in kracht toe.

Niet alleen de discussie over de rol
van de voorzitter was boeiend. Al met
al konden de deelnemers terugkijken
op een boeiende en constructieve
discussie. Op basis van de informatie
die tijdens deze en de bijeenkomst van
i april is verzameld, bereidt het
bestuur een voorstel voor verandering
voor dat deze herfst op de algemene
vergadering zal worden gepresenteerd.

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 47-

r

elizen

TM

-^■.■■^ïM

-ocr page 48-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:
Boer, I.D.; 2008; 4011 ke Zoelen,

Heeskampsesteeg i
Dijk, mevr. M.A.M. van;
2008; 3531 b| Utrecht,

Bemuurde Weerd W.Z. 306
Graaf, mevr. M.E. de; 2007; SA33 uad St. Clears,

Carmarthenshire, 2 Castle Cottage
Meijndert, mevr. L.E.;
2008; 3572 h| Utrecht,

Poortstraat 14-""
Tijhof, mevr. A.G.;
2007; 7846 a| Noord-Sleen,

Emmerstraat 20-a
Trip, mevr. M.R.J.;
2004; 9711 ve Groningen,

Tuinstraat 64
Ven, J. van de; 2001 Gent; 2960 Brecht,
Schotensteenweg
226-\'\'

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:
Amkreutz-Rosink, mevr. K.; 2007; 3892 cw

Zeewolde, Houtwal 11
Bakker, mevr. J.;
2008; 2801 vp Gouda, Raam
196

Beek, mevr. M.G.; 2004; 9725 gl Groningen,

Lingestraat 9
Bisperink, J.T; 2007; 9202 er Drachten,

St. Jansberg 322
Bos, mevr. A.; 2008; 9205 bl Drachten,

Dorsvloer 66
Bottemanne, E.J.;
2003; 6714 dz Ede, Blijdestein

19

Bouwman, mevr. S.; 2008; 5296 pz Esch, Hal 17
Broek, mevr. E.T.W. van den; 2007; 2332 hn

Leiden, Hoge Morsweg 146
Brugman, mevr. S.M.; 2007; 5835 cs Beugen,
Haart
4

Chorev,A.; 2008; 3524 gh Utrecht,

Simplonbaan 483
Hartog, W. den; 2008; 1069 ga Amsterdam,

Osdorper Ban 911
Klinkhamer, mevr. K.; 2007; 3703 ah Zeist, Van

Renesselaan 2
Kluivers-Poodt, mevr. M.; 1999; 3984 bh Odijk,

Speenkruid 14
Melgert, mevr. P.G.J.; 2007; 7856 t] Benneveld,
Almaatsweg
7

Mourik, mevr. W.J. van; 2007; 8012 tc Zwolle,

Van der Laenstraat 32
Nicolina, mevr. J.R.C.;
2007; Frits Coerslaan 32,

3571 ap Utrecht
Niejenhuis, E.H. van;
2007; 4191 ac
Geldermalsen, Marktplein 12-1
Puttenstein, mevr. LJ.;
2008; 8091 bb Wezep.

Engelandsweg 24
Ronner, H.J.; 1984; 3417 mn Montfoort,

Blokland ii-b
Sanders, FR.N.;
2007; 3524 ca Utrecht,

Gaasterland 20
Spiele, W.D.; 2008; 7587 pl De Lutte, Koopsweg

15

Vries, mevr. D. de; 2007; r52i w| Wormerveer,

Vioolstraat 15
Vrieze, mevr. E.;
2008; 3706 a a Zeist, Laan van

Vollenhove 436
Willemse, mevr. C.C.; 2007; 7957 ng De Wijk,
Commissieweg
7

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aange-
nomen:

Hoofwijk, mevr. D.; 6433 ck Hoensbroek,

Monseigneur Feronlaan 104
Kuyper, mevr. R.; 1097 xr Amsterdam,

Tuinbouwstraat 49-a
Melis, mevr. S.M.,
2343 sv Oegstgeest,

Rembrandt van Rijnlaan ro
Musters, mevr. J.;
3706 aa Zeist. Laan van

Vollenhove 678-bis
Ottenheim, mevr. R.M.G.;
6075 de
Herkenbosch, Klaproosdreef 2
Raat, mevr. I.J. de; 3584 ds Utrecht,

Cambridgelaan 679
Schutte, M.; 3584 Dx Utrecht, Salamancapad 385

Overlijdensberichten:

Op 18 mei 2008 B.R. de Vries te Zuidwolde

oraties en promoties
Oraties
7 juli. Prof. dr. ir. E. Lehret

Hoogleraar in de faculteit Diergeneeskunde
Vakgebied: Environmental Health Impact
Assessment

7 juli, Prof.dr. j. Meulenbelt

Hoogleraar in de faculteit Diergeneeskunde
Vakgebied: Klinische toxicologie
Prof. dr. ir. A.H. Havelaar

Hoogleraar in de faculteit Diergeneeskunde
Vakgebied: Microbiologische
risicoschattingen

jubileum

3 juli, W.F.H.A. Bijen te Oss, 25 jaar

4 juli, J.D. Romer te Hilversum, 25 jaar

5 juli, J.J.G.M. Oomen te Ulvenhout, 40 jaar

7 juli, j.W. Laveaux te Kessel, 50 jaar

8 juli, H.S. Kooi te Gorssel, 25 jaar

8 juli. Mevr. drs. K.J.E Davidse-Brants te

Hardinxveld/Giessendam, 25 jaar
8 juli, S.G.B. Weltevrede te Emmeloord, 25 jaar
8 juli, H.W. van Ruitenbeek te Vragender,
25 jaar

8 juli. Mevr. drs. E.N.M. Harwig-Dings te

Belfeld, 25 jaar
11 juli. Prof. Dr. L. van der Heide te Columbia

(United States), 50 jaar
18 juli, Drs. ing. A.F.M. Duijser te Bergen (nh),
25 jaar

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
15
-08-20081 maandag 128-07-2008
01-09-2008
1 maandag I r8-08-2008
15-09-20081 maandag i 01-09-2008
01-10-2008
Imaandagl 15-09-2008

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

2008
juli

611 25ste World Buiatrics Congress. Locatie:

Boedapest, Hongarije.
9-13 Conference on Equine Medicine and
Science. Locatie: Utrecht.

DE DERMATOLOGISCHE
LIJN VAN VIRBAC

EEN EFFECTIEVE BIJDRAGE AAN DE
EPIDERMALE GEZONDHEID

AKI-systeem

Huidproblemen in de praktijkworden ingedeeld in drie groepen:
Allergie,
Keratoseborroe en Infectie.

De Virbac dermatologische lijn heeft een oplossing voor alle problemen
binnen de drie groepen. De producten zijn voorzien van een ,
k of i die
corresponderen met de bovenstaande groepen. Zo is simpel en snel te zien
welk produa nodig is in de therapie ter behandeling van deze problemen.

\\/trb>^c

tL. 5*. J

ANIMAL HEALTH

vvww.virbac.nl

Voor meer in(ormatie:Virbac Nederland BV Postbus 313. 3770 AH Barneveld.Tel.: 0342-427127. e-mail: info@virbac.nl

\' keratoseborroe;

-ocr page 49-

13-17 16th International Congress on Animal Reproduction. Locatie:
Boedapest, Hongarije.

Augustus
20-24 WSAVA Ireland 2008.

September
10-13 beva. Locatie: Liverpool,uk.

13 Symposium Feline Focus. Thema: \'Diarree bij katten\'. Locatie:
Congrescentrum De Reehorst, Ede. Kosten Dierenarts: 185,- euro,
kosten assistente 115,- euro. Onderwerp assistentendag: De kat
centraal. Combinatie: 275,- euro. Zie ook onze website:
www.proveto.nl.

20 FelCan hondendag 2008. Locatie: Collegezaal Gezelschapsdieren,
faculteit Diergeneeskunde. Tijd: ro.oo uur tot 15.30 uur.
Toegangsprijs: 15 euro.Aanmeldingviawww.felcan.nl.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Augustus

8 dib sum Netwerkborrel. Locatie: Houten.

September
16 Najaarsvergadering Regio Oost.

Cursussen

juli

I Nascholing parasieten en recepten. Locatie: department

Gezondheidszorg Paard, faculteit Diergeneeskunde. Tijd: 13.00 uur
tot 21.00 uur Kosten: 7 5 euro per persoon (50 euro voor studenten/
gepensioneerden). Opgeven op website www.pepaard.nl.
9-13 lAvc. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course.

Module iv: Extermities. Location: Sittensen, Northern Germany. For
further information: www.i-a-v-c.com.

Augustus

27-31 lAvc. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course.
Module v: Integrated. LocationL Sittensen, Northern Germany.
For further information: www.i-a-v-c.com.

September

24-25 Cursus Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. Locatie:
Wageningen. Prijs: € 995,-. Inschrijvingen en inlichtingen:
De inschrijftermijn van de cursus eindigt op: 10 september 2008.
Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
http://www.wbs.wurnl Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,6700
a e Wageningen,
tel.: 0317-484093, fax: 0317-426547. Of stuur een e-mail naar:
info.wbs@wur.nl.

DIERENARTSENPRAKTIJK
r DE GOUWE

Dierenartsenpraktijk de Gouwe is een gemengde
praktijk met locaties in Gouda, Waddinxveen en
Boskoop.

Op korte termijn zijn wij op zoek naar een:
Allround Dierenarts m/v

Voor drie a vier dagen per week.

(en rond oktober voor vier maanden fulltime i.v.m.

zwangerschapsverlof van een van onze

dierenartsen).

Voor nadere toelichting kunt u contact opnemen
met een van bovengenoemde dierenartsen op
telefoonnummer: 0182-510958.
Uw schriftelijke sollicitatie voorzien van cv
kunt u binnen veertien dagen richten aan:
DAP de Gouwe, Kattensingel 17, 2801 CA Gouda.

DIERENARTS

Met trots kondigen wij aan dat

Mevrouw Y. Krooshof - specialiste orthopedie

terugkeert op het oude nest!

SPECIALIST

der Koninklijke Nederlandse Huuchippij voor Diergeneeskunde

Vanaf 1 augustus a.s. kunt u voor al uw orthopedische verwijspatiënten
contact opnennen nnet Dierenkliniek Kerkelanden

Kerkelandenlaan 1

1216 RN Hilversum

035-621 41 47/035-621 01 87

www.dierenkliniekkerkelanden.nl

E.R. Schurer - M.I. Rennnnen - E. Ruardi

-ocr page 50-

>lst-Wijhe

ierenartsenpraktijk

Hoogwaardige diergeneeskunde, klantgerichtheid en werkplezier zijn de kernwaarden van onze gemengde praktijk.
Wij werken met vijf dierenartsen vanuit ons praktijkpand in Olst. Het IJssel-landschap is typerend voor ons praktijk-
gebied. Hanzesteden als Deventer en Zwolle zijn dichtbij. Met het oog op het naderende vertrek van één van onze
collega\'s zijn wij op zoek naar een

Ambitieuze, ondernemende rundveedierenarts (m/v)

Wij bieden:

- Een uitdagende baan met volop ontwikkelingsmogelijkheden

- Een full time of eventueel 80% aanstelling

- Goede arbeidsvoorwaarden en toekomstmogelijkheden

Wij verwachten:

- Interesse in de rundveebegeleiding

- Betrokkenheid bij klant en collega

- Deelname in de dienstregeling (1:5)

Sollicitaties kunt u richten aan Reinier van de Wetering, Dierenartsenpraktijk Olst Wijhe, Jan Hooglandstraat 4,
8121 Bx Olst of info@dapolstwijhe.nl

O ia n p D

Klijndijk Beafs Borger Emmen Klazienaveen Nieuwi-Buinen TerApel Rütenbrock

Wil je graag werken bij een vooruitstrevende dierenartspraktijk waar je de ruimte krijgt om jezelf te ontwikkelen?

Arts&Dier heeft een heldere visie op de toekomst. Binnen onze praktijk werkt elk team met eigen doelstellingen en strategi(
voor een specifieke doelgroep op het gebied van de gezelschapsdieren, paarden en landbouwhuisdieren. Gemotiveerde
collega\'s en tevreden klanten vormen hiermee de basis voor het succes van onze aanpak.

Voor de uitbreiding van ons gezelschapsdieren team zijn wij op zoek naar een:

• Gezelschapsdierenarts m/v (part-time)

voor het verzorgen van de werkzaamheden op één van onze locatie\'s.

Wij venwachten van jou datje naast veterinair-technische competenties ook goede sociaal-communicatieve eigenschapper
bezit. Je komt te werken in een zelfsturend team, waarbij actieve inbreng van alle teamleden wordt venwacht en waarbij de
aandacht voor mens en dier centraal staat.
Meer informatie vind je op onze website:
www.artsendier.nl

Reacties gaarne binnen 14 dagen per e-mail:
m.qlas@artsendier.nl: of schriftelijk:
Arts&Dier, Hoofdweg 26 A, 7871TC Klijndijk,
t.a.v. M. Glas, P&O

arts&dier

-ocr page 51-

NOVARTIS

£B02S

Denagard® is nu ook in Nederland beschikbaar.

Denagard® is een zeer goed oplosbaar granulaat op basis
van tiamuline. Denagard® bewijst dagelijks zijn effectiviteit
in de metafylactische behandeling van de belangrijkste
darmziekten: Ileitis en Dysenterie.

Door de behandeling met Denagard® kunt u rekenen
op een hogere groei per dag en een verbeterde
voederconversie.1 U ziet het verschil!

Wilt u meer weten over Denagard® en de voordelen voor
u, neemt u dan contact op met Novartis Animal Health,
telefoon: 076-5330020

.„-««BEMrett\'-\'r\'ï-

äaoa,

Productnaam en registratienummer DENAGARD 45% W.S.G voor varkens en kippen, REG NL 8012 Werkzame stof Tiamulinewaterstoffumaraat 450 mg/g (overeenkomend met tiamuline 364 mg/g)
Indicaties Varkens: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van: - Varkensdysenterie veroorzaakt door Brachyspira hyodysemteriae. - Procin proliferatieve enerophatie (ileitis)
veroorzaakt door Lawsonia intracellularis. Kippen: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van chronische luchtwegaandoeningen veroorzaakt door Mycoplasma gallisepticum
en gecompliceerd door gevoelige Escherichia coli-stammen. Dosering Dosering varkens: Varkensdysenterie: 6-8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen.
Ileitis: 8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 5 dagen. Dosering kippen: 40 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen.
Wachttermijn Varkens: 8 dagen voor de slacht. 1KB wachttijd eveneens 8 dagen. Kippen: 6 dagen voor de slacht. Niet voor gebruik bij legvogels die eieren voor menselijke consumptie
produceren. Kanalisatiestatus UDA Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V. Business Unit Animal Health. Claudius Prinsenlaan 142,4818 CR Breda. Nederland, T; 31 (0)76-5330020,
Verdere informatie op aanvraag beschikbaar.

1  19e IPVS congres, Denemarken

-ocr page 52-

Douxo

De Kracht van Eenvoud

®

Krachtig herstel van de huid:

herstellen van de huidbarriëre met behulp van phytosphingosine
(natuurlijke pro-ceramide: bouwsteen van de huid) en hinokitiol
(Rode Ceder extract met antibacteriële, fungicide en
ontstekingsremmende eigenschappen)

Douxo® Seborroe

Een eenvoudige aanpak van
seborroe, droog én nat

Eenvoudige toepassing in de praktijk:

• Nieuwe toedieningsvormen

• Eenvoudige protocollen

• Verhoogde therapietrouw

Douxo® Calm

Een gecombineerde aanpak
van allergische jeukklachten

ars.

Douxo® Chloorhexidine

Ondersteunt de behandeling
van alle huidontstekingen

Douxo® Onderhoud

Regelmatige hygiëne voor
elk huid- en vachttype

Douxo® Micellaire Lotion

De perfecte cleaner

Eurovet Animal Health B.V, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Nederland. Tel 31 (0)497 54 43 00
www.eurovetanimalhealth.com

t

-ocr page 53-

DEEL 133 • AFLEVERING I4/15 • I5 juU/l aUgUStUS 2008

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

Multiresistentie bij
Brach\\^spira hyodpsenteriae-
isolaten op een varkens-
vermeerderingsbedrijf in
Nederland

Ervaringen met een kat
met cutis asthenia

Faagtherapie

Veel animo voor
blauwtongvaccinatie

.it\'

-ocr page 54-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

^ Blokkeert centrale en perifere stimuli
^ Eenmaal daagse toediening
^ Bewezen klinische veiligheid
^ Specifiek ontwikkeld voor honden
0 Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

y

EFFECTIEF
EN
UNIEK

Pfizer Aiiimal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com
www.weknowyoucare.nlwww.wagenziekte-honden.nl

© 2008 Plizer Animal Healtti bv - Capelle a/d IJssel ® Merknaam Pfizer Inc.. N.Y., U.S.A.

Cerenia

MOjStofto/j

DE NIEUWE KLASSE ANTI-EMETICA!

CERENIA\', WERKZAME STOF: maropitanl • EU»06/062™)1 -005 REG NL 10425/10426 UDA • DietgeneesmkMel. laWetten voor Male loedenlng (16,24.60 en 160 rog) «i oplossina voor injeclie (10 mg/ml) • DOELDIER: hond • INDICAriES TABLETTEN: prevenlie m braken, inclusiel braken 1
veroorzaakt door ctwmottieraple. behandeling van braken in combinalie met Cerenia* optossing voor injectie en in combinatie met andere ordersleunende
maalregeien alsmede preventie van braken, veroorzaakt door reisziekte • INDICATIES OPLOSSING VOOR INJECTIE: preventie van bralden
met uitzondering van btaken veroorzaakl door reisziekte alsmede behandeling van braken, In combinatie met andere onderstennende maatregelen •
TOEDIENINGSWUZE EN DOSERING TABLETTEN: voor behandeling of preventie van braken eenmaal daags oraal toedfenen in een dosis van 2
^ mg/kg. Ter preventie van braken, veroorzaakt door reisziekte eenmaal daags oraal toedienen in een dosis van
8 mg/kg, gedurende maximaal 2 opeenvolgende dagen • TOEDIENINGSWUZE EN DOSERING INJECTIE: eenmaal daags subcutaan toedienen in een dosering van 1 mg/kg, Cerenia* kan
S gebmikt notden ter behandeling ol preventie van braken ais tabletten ol als optossing wor injectie, eenmaal daags tol 5 dagen tog • CONTRA-INDICATIES: geen • BIJZONDERE VOORZORGEN: braken kan geassocieerd zijn mei ernstige, de conditie sterk ondemiijnende aandoeningen waaronder

gw* V, M XWK,».. WN#lMl iw%,(f< w* VWKiA* «M«\' Un^l ) U>«J WyiVk^v».^ «w, > w W« V • »wig Wl« I I "1 f*«»»!«^^» IWVl • - VS«« fcW ■ IV I b 1/1 1 r»ui I • u tiji»«nwi V liOU^^Q, UI» OIO* r\\ Ut luo* 111 IJ* ^Cl lUC <KU fUUO* lü H^d I fTOQI IJl IM^

^ gastro-intestinaie obstructies en derhalve c^t er e^ passende diagnostische beoordeling plaats te vinden. De veiligheid is niet beoordeeld bi; benden longer dan 16 weken en bij drachbge d lacterende teven. Voorzichtigheid betrachten bij patienten n>et leveraandoeiingen en bij dier^ die lijden aan

len het bereik en acht van kinderen bewaren • BIJWERKINGEN: geen bekend • VB10ERE INFORMATIE: zie bijäurtef. of neem contact op rnet Pfizer Animal Hearth (e-mail: secretanaat.ahg@pfizer,com)

^ y(uuu-Hiit»uiKw$uuMJw,iNa>ti<iutnii

m of gepredisponeerd z|n voor hartaan

• BEWAREN: geen speciale voorzorgen. È

-ocr page 55-

Redactie?

Binnenkort verlaat ondergetekende de wetenschappelijke redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Met dit \'editorial\' neem ik afscheid van de lezers
als redacteur van dit tijdschrift. Reden om eens te kijken naar de veranderingen
die het Tijdschrift in de afgelopen jaren heeft ondergaan. Persoonlijk ben ik
daarbij geneigd de inhoud belangrijker te vinden dan de \'facelifts\', maar ik moet
toegeven dat de opmaak van het omslag nu meer tot lezen uitnodigt dan toen ik
negen jaar geleden in de redactie kwam.

Kijken we naar de inhoud van het Tijdschrift, dan valt vooral op dat er een
verschuiving heeft plaatsgevonden, gekenmerkt door een afname van het aantal
(dubbel gerefereerde) wetenschappelijke artikelen en een toename van artike-
len voor katernen als \'Voor de praktijk\', \'In veterinair verband\', \'Praktijk in
bedrijf\' et cetera. De afname van het aantal wetenschappelijke artikelen is zó
groot, dat in 2007 drie afleveringen geen wetenschappelijk artikel bevatten en
in 2008 tot nu toe al vijf afleveringen. Over de verantwoordelijkheid hiervoor is
op deze plaats al eerder geschreven.

Gelukkig staat hier tegenover een toename van artikelen, ingezonden als
\'niet wetenschappelijk\' en derhalve niet dubbel gerefereerd, die lezenswaardig
en interessant zijn voor de (al dan niet praktiserende) dierenarts. Vaak zijn dit
casuïstieken of praktijkgerichte samenvattingen van de huidige stand van de
wetenschap. Het feit dat deze bijdragen niet worden aangeleverd als \'weten-
schappelijk artikel\' wil echter niet zeggen dat ze dus onwetenschappelijk zijn.
De wetenschappelijke redactie ziet het als haar taak borg te staan voor de
kwaliteit van deze bijdragen. De procedure en de criteria voor deze kwaliteits-
waarborg zijn in de redactie onderwerp van discussie.

In het \'editorial\' van de vorige aflevering van dit tijdschrift wees Hetty van
Beers nog eens op de veranderingen die gaande zijn in het veterinaire veld. Zij
stelde dat wij ons moeten herbezinnen op ons functioneren en dat wij moeten
anticiperen op wat er in de toekomst van ons zal worden gevraagd. Dat zijn twee
geheel verschillende zaken. Het herbezinnen op ons huidige functioneren lukt
ons vaak nog wel, maar het anticiperen op de toekomst, die nu eenmaal per
definitie onbekend is, heeft al vaker tot missers geleid. Dat wil niet zeggen dat
we het niet moeten proberen, maar uiterste waakzaamheid blijft geboden.

Hetty gaf ook aan dat er in de toekomst wellicht meer ruimte komt om onze
kennis te vermarkten. Kennis verspreiden kan op veel manieren. Eén daarvan is
schriftelijk. Als het gaat om het verspreiden van kennis onder dierenartsen
biedt dat perspectieven voor dit tijdschrift. Als het erom gaat kennis te versprei-
den onder andere doelgroepen (onze clientèle) zullen we andere media gebrui-
ken. In alle gevallen zullen we om een heldere en leesbare tekst te produceren,
moeten beschikken over goede redactionele vaardigheden. Dit is voor onderge-
tekende als scheidend redacteur aanleiding om meer aandacht te vragen voor
redactionele vaardigheden. Om u gerust te stellen: ik doel niet op de d\'s, de t\'s en
de dt\'s van de Nederlandse grammatica. Daar kunnen de computerspelhngcon-
troles ons bij helpen. Als kennisoverdracht het doel van een tekst is, dient die
tekst helder, begrijpelijk, éénduidig, ter zake doende en makkelijk leesbaar te
zijn. De begrijpelijkheid en de leesbaarheid van een tekst mogen geen extra
handicaps voor de lezer vormen, het zijn verantwoordelijkheden van de auteur.
De auteur schrijft tenslotte voor de lezer en niet voor zichzelf.

KNMvD

Ik wens u daarom veel leesplezier.

Rogier Kuiper

-ocr page 56-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

vvww.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene

zaken, beroepsintegriteit)
Drs. L). den Otter (vice-voorzitter, sociaal

economische zaken en media)
Drs. H.R.C. Gostelie (penningmeester, financiën)
Drs. H. van Herpen (professionele kwaliteit)
Drs. A.J.G. den Hertog (dierziektenbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid,

volksgezondheid en automatisering)
Dr M.A. Willemen (verenigingszaken en dieren-
welzijn)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. FJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. K. Meijer (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Dr. R. Kuiper
Dr R.S. Schrijver
Dr E. Teske
DrJ.H.Vos
Dr M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr P. De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F van Knapen (Utrecht)
Dr J.T Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.I.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77
Postbus
421

3990 ge Houten
(030) 634 89 00 (telefoon)
(030) 634 89 29 (fax)
tijdschrift(Sknmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr 55 50 48 861 ene en e
bank N.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr
699361 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(l>overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd e« groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 199 2; 117: 31 -4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het ge volg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Hel Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Marjolein Fijten

-ocr page 57-

Deel 133 ■ Aflevering 14/15 • 15 juli/i augustus 2008

wetenschap ..... Multlresistentic bij Brachyspria hyodysenteriae-isolaten op een

varkensvermeerderingsbedrijf in Nederland

T.F. Duinhof, C.M. Dierikx, M.G.f. Koene, M.A.F. van Bergen, D.J. Mevius,

K.T. Veldman, H.G.M. van Beers-Scheurs en R.T.J.A. de Winne 604

voor de praktijk ..... Ervaringen met een kat met cutis asthenia (syndroom van Ehlers-

Danlos)

M.Y.LSmids 612

in veterinair verband ..... Faagtherapie: Onschadelijke virussen helpen bacteriële infecties te

bestrijden Marcel van Bergen en Jaap Wagenaar 5i8

Veel animo voor blauwtongvaccinatie fohan Klein Haneveld 622
cvi en faculteit Diergeneeskunde ontwikkelen vaccins tegen

Riftdalkoorts Ema Balk 624

Formularium vleesvee juli 2008 Hugo de Groot 625

Uitgelicht: Thé Moons 625

Gesignaleerd Anita Suijkerbuijk 625

praktijk in bedrijf ..... Op de dierenarts kan je rekenen! Mag de dierenarts dat zelf ook?

Irene van den Berg 627

nsaid\'s voor gezelschapsdieren worden uda Joost van Herten 628

vwa en knmvd in gesprek Miel Bingen 629

Veterinaire ergonomie: een kwestie van lijfsbehoud Madeion van Weeren-

Bitterling 630

Is goede zorg (alleen) gegarandeerd bij de specialist? Deel 2 Anton Beijer,
Jacob Deinum, Paul Groenestein, Joop Hopmans, Maarten Kappen, Hanneke
Moorman, Wilco Rasenberg, Hans Rierink 631

Reactie op ingezonden brief Erik Teske 631

cursussen en congressen ..... Hoe houdt de dierenarts zijn rug recht? Martijn Weijtens, Jan Tiete Siebinga,

Björn Fussen, Natalie Cleton 632

Hill\'s Global Mobility Symposium 2008 LI. Slingerland 634
\'Wel zijn of niet zijn\': de rol van de dierenarts in de welzijndiscussie

Ludo Hellebrekers 637

Dierenarts in de media Marieke Veldman 638

Fit to travel Hu^o rfe Groof 639

knmvd ..... Netwerkmiddag dierenartsdocenten Hansse« e« Fefra Hei^fs 642

rubrieken ..... Uit de redactie 601

Nieuws 610

Veterinair tuchtrecht 617

Voorzitterscolumn 642

Personalia 645

Deadline kopij 645

Doorlopende agenda 645

-ocr page 58-

Multiresistentie bij Brachyspira
hyodpsenteriae-isolaten
op een
varkensvermeerderingsbedrijf in Nederland

T.E DuinhofC.M. Dierikx ", M.G.J. Koene ", M.A.P. van
Bergen D.J. MeviusK.T. Veldman ", H.M.G. van Beers-
Schreurs \' en RT.J.A. de Winne •"

Oorspronkelijk artikel

samenvatting

In april 2007 werd - naar aanleiding van het recidiverend
optreden van diarree bij opfokvarkens op een varkens-
vermeerderingsbedrijf-van vijf dieren een mestmonster
afgenomen. Uit de mest van vier dieren werd
Brachyspira
hyodysenteriae
geïsoleerd die resistent was tegen tiamulin,
lincomycine, tylosine, doxycycline en tylvalosin (de
werkzame stof in Aivlosin®). De resistentie tegen tiamulin
was nog niet eerder in Nederland aangetoond.

Het herhaalde gebruik van tiamulin op het betreffende
bedrijf is mogelijk de belangrijkste oorzaak voor het
ontstaan van resistentie tegen dit antibioticum. Aan het
beschreven bedrijf zijn niet alleen adviezen met betrek-
king tot medicatiestrategie gegeven, maar ook manage-
mentadviezen om infectiecycli te doorbreken.

Voor de varkenssector in Nederland is het van belang te
beseffen dat resistentie tegen tiamulin ook op andere
bedrijven kan worden aangetroffen, en dat door middel
van kritische medicatie- en managementstrategieën moet
worden voorkomen dat ook resistentie ontstaat tegen het
laatste geregistreerde middel tegen
B. hyodysenteriae-infec-
ties dat nog resteert: valnemulin.

summary

Multiresistant Brachyspira hyodysenteriae in a Dutch
sow herd

This case study describes the isolation of a multiresistant strain
o/Brachyspira hyodysenteriae in April 2007 in a Dutch sou;
herd with recurrent diarrhoea. Examination of faecal samples
taken from 7-month-old breeding gilts with diarrhoea revealed
the presence of resistance against tiamulin, lincomycin, tylosin,
doxycycline, and tylvalosin (the active substance in Aivlosin®) in
four of five samples. Tiamulin resistance has not been reported in
the Netherlands before.

The repeated use of tiamulin on the affected farm was assumed
to be the main cause of the development of resistance to the drug.
The farmer was advised to adopt a medication strategy and to

i gd, Postbus 9,7400 aa Deventer.

ii Centraal Veterinair Instituut van V/ageningen ur (cvi), Cluster Keten-
kwaliteit, Antibiotica en Zoönosen
(kaz).

III DAP Lintjeshof, Nederweert.

implement management practices that would prevent an
ongoing cycle of infection on the farm.
It is important that the Dutch swine industry appreciates that
tiamulin-resistant strains ofB.
hyodysenteriae may be found
on other farms as well. The appropriate and prudent use of
antibiotics is essential in order to prevent the development of
resistance against the last option left to cure
B. hyodysenteriae
infections: valnemulin.

inleiding

Brachyspira hyodysenteriae is de verwekker van dysenterie
Doyle bij varkens. Dysenterie komt vooral voor bij
gespeende biggen, opfokvarkens en vleesvarkens vanaf een
leeftijd van vier weken. Bij eerste introductie op bedrijven
kunnen ook verschijnselen optreden bij zuigende biggen
en zeugen. De symptomen variëren van lichte vormen van
diarree met weinig verschijnselen tot ernstigere vormen
van diarree die zelfs tot sterfte kunnen leiden. Behandeling
met antibiotica leidt meestal snel tot vermindering van de
symptomen, maar kan het optreden van persisterende
infecties niet voorkomen. Ook managementmaatregelen
dienen betrokken te worden bij pogingen om bedrijven vrij
te krijgen van deze ziekteverwekker (r).

In Nederland zijn de volgende middelen voor behande-
hng geregistreerd: lincomycine, tylosine, tiamulin en
valnemulin. Tot nu toe is in Nederland alleen resistentie
tegen tylosine (en door kruisresistentie ook tegen linco-
mycine) beschreven (6). Resistentie tegen lincomycine en
tylosine werd eerder ook beschreven in de Verenigde
Staten, Canada, Denemarken, Australië, Hongarije en
Polen (i). Meldingen van tiamulinresistente stammen zijn
bekend uit Australië, Finland, Hongarije, Groot-Brittannië
(i) en Duitsland (3). Bij in Nederland geïsoleerde stammen
van
B. hyodysenteriae is tiamulinresistentie niet eerder
aangetoond.

In onderstaande casus wordt ingegaan op een varkens-
bedrijf met diarreeproblemen waarbij multiresistente
B. hyodysenteriae-stSLmmen zijn geïsoleerd. De klinische
bevindingen, de mogelijke oorzaak van het ontstaan van
resistentie en recidivering van de infectie op dit bedrijf en
de resterende mogelijkheden voor therapeutisch ingrijpen
zullen worden besproken. Ook de preventie door manage-
mentmaatregelen, om de noodzaak tot inzet van antibio-
tica te verminderen, zal aan de orde komen.

casusbeschrijving

Bij de afdeling Veekijker van gd, afdeling Varkens-
gezondheidszorg, werd in maart 2007 door een varkens-
houder melding gemaakt van het optreden van diarree

-ocr page 59-

bij opfokvarkens (gelten) van ongeveer zeven maanden
leeftijd op zijn varkensvermeerderingsbedrijf met
vierhonderd zeugen. De varkenshouder was gealarmeerd
door het feit dat toediening van tiamulin niet het ge-
wenste effect had, in tegenstelling tot eerdere ervaringen
op het bedrijf. Op dit casusbedrijf en een tweede zeugen-
bedrijf van dezelfde eigenaar (met 430 zeugen en 2800
vleesvarkens) was al sinds een aantal jaren sprake van een
bekende en bevestigde bedrijfsinfectie met
B. hyodysente-
riae
(tot 2005 werden opfokvarkens tussen deze bedrijven
uitgewisseld). In de periode vanaf 1999 was er sprake van
recidiverende diarreeproblemen bij zeugen en gespeende
biggen op beide bedrijven. Ook bij de vleesvarkens van bei-
de zeugenbedrijven traden deze problemen op. In februari
2003 heeft op het casusbedrijf een ernstige khnische uit-
braak van dysenterie Doyle plaatsgevonden waarbij ook
sterfte van zeven zeugen optrad. Na deze uitbraak is op het
casusbedrijf een eradicatiepoging ondernomen. Hiertoe
is vijf maal gedurende vijf dagen een curatieve dosering
tiamulin via het drinkwater verstrekt aan alle aanwezige
varkens; de biggen werden per injectie behandeld. De tijd
tussen de behandelingen was negen dagen. Nadien werd
geen diarree meer waargenomen. Op het tweede zeugen-
bedrijf van de eigenaar van het casusbedrijf was op basis
van de bekende dysenterieproblematiek in 2006 ook een
eradicatiepoging ondernomen, op dezelfde wijze als hier-
boven beschreven voor het casusbedrijf.

Op het casusbedrijf is in de loop van 2006 ook besloten
tot invoering van vaccinatie tegen
L. intracellularis hi] de
biggen van drie weken. Dit heeft volgens de varkenshouder
geleid tot verdere verbetering van de groei en verminde-
ring van de uitval bij de vleesvarkens van het casusbedrijf.

Een verslechtering van de klinische situatie op het
casusbedrijf trad echter op toen, vanwege bedrijfs-
uitbreiding van tweehonderd naar vierhonderd zeugen, op
9 maart 2007 een koppel van 68 opfokvarkens werd
aangevoerd van een opfokbedrijf van een andere eigenaar.
Dit koppel opfokvarkens werd na aanvoer ziek en vertoon-
de diarree. Uit dit koppel is een van de onderzochte
mestmonsters afkomstig, die de tiamulinresistente
B. hyodysenteriaehevatten. Tot augustus 2007 zijn nog
driemaal twintig opfokvarkens aangevoerd van ditzelfde
opfokbedrijf. De reden om ook fokvarkens van derden te
betrekken, was dat de eigen aanfok niet voldoende
opfokvarkens kon leveren. Na aanvoer van het eerste
koppel externe opfokvarkens op 9 maart 2007 vertoonden
ook de eigen opfokvarkens diarree: drie van de monsters
die de tiamulinresistente
B. hyodysenteriaehevMen, waren
afkomstig uit de eigen opfokvarkens.

De toegepaste medicaties bij de opfokvarkens zijn
weergegeven in tabel i. Aanvankelijk is, na de aanvoer van
opfokvarkens op het casusbedrijf in maart 2007, gemedici-
neerd met tylosine bij de aangevoerde opfokvarkens
vanwege diarree waarvan vermoed werd dat
Lawsonia
intracellularis,
de verwekker van Porcine Intestinal
Adenomatosis
(pia of Ileitis), de oorzaak was. Vanwege
onvoldoende curatief effect van de behandeling met
tyslosine is in maart 2007 onderzoek verricht op faeces-
monsters van twee opfokvarkens. Eén van deze monsters
bleek positief te zijn in de
pcr-test voor B. hyodysenteriae.
Het onderzoek op Salmonella spp. en Lawsonia intracellula-
ris
verliep negatief. Op grond hiervan is gekozen voor de
inzet van tiamulin.

In maart 2007 is vastgesteld dat ook het effect van de
behandeling met tiamulin onvoldoende was. Daarom is bij
die dieren een behandeling ingezet met lincomycine-
spectinomycine per injectie gedurende twee tot drie
dagen.

Vanwege onvoldoende klinisch effect van zowel de
behandeling met tiamulin als van de behandeling met
lincomycine-spectinomycine is bij de opfokvarkens vanaf
begin april 2007 valnemulin ingezet via het voer. Dit
leidde tot klinische verbetering.

Om nader onderzoek te kunnen doen naar het gevoelig-
heidspatroon van
B. hyodysenteriae i\\]n op 11 april 2007 van
vijf opfokvarkens mestmonsters genomen voor onderzoek.
Deze monsters zijn onderzocht op
B. hyodysenteriae, Salmo-
nella
spp. en L. intracellularis Bij alle vijf opfokvarkens werd

Wijze van toedienen Klinisch effect

Reden

Wanneer Toegepast middel

Tylosine s
Tiamulin ^

Lincomycine-spectinomycine c

Maart 2007
Maart 2007
Maart 2007

April 2007 Valnemulin d

Diarree vermoedelijk Per injectie

ten gevolge van pi a/Ileïtis

Diarree ten gevolge van Per injectie

Dysenterie Doyle (bevestigd met pcr)

Diarree ten gevolge van Per injectie

Dysenterie Doyle; onvoldoende effect

van tiamulin

Diarree ten gevolge van Via het voer

Dysenterie Doyle; onvoldoende effect
van lincomycine-spectinomycine

Verbetering

Onvoldoende verbetering
Onvoldoende verbetering

Verbetering

Tylan 20%; per injectie icc per 20 kg lichaamsgewicht, gedurende drie dagen.
Tialin 10% injectie; 20 cc per dier, éénmalige behandeling.

Lincomycine-spectinomycine pro injectie; i cc per 10 kg lichaamsgewicht, gedurende drie dagen.
Feedmix Econor 0,5%; 5 kg per ton gedurende vier weken.

Tabel i. Toegepaste medicaties bij de opfokvarkens vanaf maart 2007.

-ocr page 60-

L intracellularis aangetoond. Onderzoek op Salmonella spp.
was negatief. Het onderzoek naar
B. hyodysenteriae is
beschreven onder \'Materiaal en methoden\'.

In juh 2007 werd nog slechts sporadisch diarree gezien,
en alleen bij de groep opfokvarkens bij verplaatsing naar
de dekstal en bij verandering van voer. Bij de oudere
zeugen, biggen en vleesvarkens werd geen diarree meer
gezien.

materiaal en methoden

Monstername

In april 2007 zijn faecesmonsters afgenomen van vijf
opfokvarkens met diarree. Twee van hen waren drie dagen
voor monstername behandeld met de combinatie linco-
mycine en spectinomycine.

Isolatie van Brachyspira

De vijf faecesmonsters zijn bacteriologisch onderzocht op
de aanwezigheid van
Brachyspira spp. door faecesmateriaal
te enten op Heart Infusion agar met
5 procent schapen-
bloed (BioTrading, Mijdrecht) nadat daarop
100 microliter
van een antibioticamix bestaande uit vancomycine (1
,25
mg/L), polymixine (1,25 mg/L), spiramycine (5 mg/L),
rifampicine
(2,5 mg/L) en spectinomycine (40 mg/L) was
uitgespateld. Beënte media zijn gedurende minimaal vijf
dagen geïncubeerd onder anaerobe condities. Als controle-
stam is
B. hyodysenteriae ATCC 27164 gebruikt.

Na incubatie is materiaal, afkomstig van platen met
daarop voor
Brachyspira spp. typische groei, rein gestreken
en met behulp van donkerveldmicroscopie beoordeeld op
de aanwezigheid van typische spirillen.

Identificatie van Brachyspira hyodysenteriae

Verdachte isolaten zijn geïdentificeerd met behulp van pcr.
Deze pcr, gebaseerd op identificatie van het 23s roNA-gen,
is uitgevoerd op celsuspensies volgens het protocol
beschreven door Leser et al.
(4).

Gevoeligheidsbepalingen

Van de geïsoleerde B. hyodysenteriae-siammen is een
reincultuur gemaakt op Fastidious Anaëroob Agar
(faa,
labM, artikelnr. Labgo) met 10 procent paardenbloed
(Biotrading, artikelnr.
btpgSOO). Hiervan werd een
inoculum gemaakt met een concentratie van ongeveer lo^
kolonie vormende eenheden (kve)/ml door twee volle 1 |JL
entogen te suspenderen in
2 ml bhi Brain Heart Infusion
(Becton Dickinson, artikelnr.
237500) plus 10 procent
Foetaal Kalf Serum
(fks, Pan-Biotech, artikelnr.
1302-p221701).

Op agarplaten met verschillende concentraties anti-
bioticum werd
10 nL van de bacteriesuspensie gepipet-
teerd. Dit komt overeen met ongeveer lo^ kve per op-
brengplaats.

De platen werden vier dagen anaëroob bebroed bij 37
graden Celsius. De minimale inhiberende concentratie
(
mic) is bepaald voor tiamulin (Leo pharmaceutical
products, Denemarken), tylosine
(siGMA-Aldrich, vs),
hncomycine
(n.v. Upjohns.a.), doxycychne (sigma-

Aldrich, vs) en tylvalosin (de werkzame stof van A:vlo-
sin®,
eco Animal Health ltd). Er is vanuit een stock-
oplossing van de antibiotica een tweevoudige
verdunningsreeks gemaakt in Mueller Hinton agai (Oxoid,
artikelnr.
cm 337) met 5 procent gedefibrineerd schapen-
bloed (Biotrading, artikelnr
btsg500). De gebruikte
concentratiereeksen varieerden van
0,008 tot 16 mg/L voor
tiamulin,
0,016 tot 32 mg/L voor doxycycline, 0,03 tot 64
mg/L voor lincomycine en tylvalosin en van 0,125 tot 256
mg/L voor tylosine. De m i c werd gedefinieerd als de
laagste antibioticumconcentratie waarbij op het oog geen
haemolyse of bacteriegroei waar te nemen was. Om de
kwaliteit van de
Mic-waarden te controleren is tijdens
iedere test referentiestam
B. hyodysenteriae at cc 27164
onderzocht. De resultaten van de Brachyspirareferentie-
stam werden vergeleken met de Quality Control ranges
(qc-ranges) als gepubliceerd door Pringle et al. in 2006 (9).

Voor het vaststellen of een isolaat resistent was, werden
de volgende
Mic-breekpunten gehanteerd: tiamulin R >
4 mg/L, tylosine/tylvalosin/ lincomycine R > 16 mg/L,
doxycycline R >
4 mg/L.

resultaten

Isolatie en bevestiging van Brachyspira

Alle vijf de faecesmonsters vertoonden hemolytische
groei, kenmerkend voor
B. hyodysenteriae. Uit monster i, 3,
4,
en 5 konden ook spirillen geïsoleerd worden. Ondanks
dat met behulp van microscopie ook in monster
2 spirillen
waren gezien, konden deze niet worden geïsoleerd door de
overgroei van stoorfiora. Celsupensies van monsters
i, 3,4 en 5 waren allen positief in de pcr voor
B. hyodysenteriae.

Gevoeligheidsbepalingen

De resultaten van de referentiestam geven aan dat de
materialen, de media en de testomstandigheden van
voldoende kwaliteit waren om een betrouwbare uitspraak
te kunnen doen over de gevoeligheid van de onderzochte
stammen.

In tabel 2 zijn de verkregen Mic-waarden weergegeven.

Ondanks dat er internationaal voor B. hyodysenteriae
voor de onderzochte antibiotica geen breekpunten bekend
zijn, mag op basis van de hoge
m i c -waarden in tabel 2
geconcludeerd worden dat alle onderzochte B. hyodysente-
nae-veldisolaten resistent waren tegen tiamulin, tylosine,
lincomycine, doxycycline en tylvalosine.

discussie

Resistentie-ontwikkeling

Zowel op het casusbedrijf als op het tweede vermeerde-
ringsbedrijf van dezelfde eigenaar, is sprake geweest van
een recidiverende infectie met
B. hyodysenteriae. Op deze
bedrijven is gedurende de periode
1999 t0t2003, respectie-
velijk
1999 tot 2006 herhaaldelijk tiamulin ingezet, totdat
in maart
2007 op het casusbedrijf bleek dat behandeling
met dit middel geen resultaat meer gaf.

Na onderzoek van de faecesmonsters die in maart 2007
zijn verzameld bij de opfokvarkens, bleken alle gevonden

-ocr page 61-

isolaten resistent te zijn tegen tiamulin. Resistentie tegen
tiamulin is in Nederland nog niet eerder gevonden. De
ontwikkeling van tiamulinresistentie berust op het
ontstaan van één of meerdere ribosomale puntmutaties,
waarbij het aantal mutaties de mate van resistentie
bepaalt (10). In de literatuur is beschreven dat resistentie
kan ontstaan door herhaald gebruik van tiamulin (3). Het
herhaaldelijk inzetten van tiamulin binnen dit bedrijf zou
een verklaring kunnen zijn voor het voorkomen van
tiamulinresistente
B. hyodysenteriae-isolBiten.

Behalve tegen tiamulin blijken de onderzochte isolaten
ook resistent tegen lincomycine, tylosine, tylvalosin en
doxycycline. Tylvalosin (Aivlosin®) is in buurlanden
geregistreerd voor de behandeling van dysenterie Doyle en
is daarom meegenomen in de gevoeligheidsbepalingen.
Doxycycline wordt in de literatuur (7) genoemd als
alternatief voor behandeling van infecties met tiamulin-
resistente
Bmchyspira pilosicoli. Resistentie bij B. hyodysente-
riae tegen
doxycyline is beschreven (8). Dit is ook gevon-
den bij de in deze casus onderzochte isolaten. Doxycycline
lijkt daarom niet zonder meer geschikt als alternatief voor
toepassing tegen infecties met Brachyspiraspecies.

Valnemulin is bij dit casusbedrijf nog het enig overge-
bleven geregistreerde middel voor behandeling tegen
dysenterie Doyle. In de literatuur is het bestaan van
kruisresistentie tussen tiamulin en valnemulin beschre-
ven (5), hetgeen de reden was om valnemulin niet op te
nemen in het testpanel. Bij dit casusbedrijf blijkt echter
dat het gebruik van valnemulin, gebaseerd op waar-
nemingen van de varkenshouder en practicus, nog steeds
resulteert in een klinische verbetering van de optredende
problemen met diarree op het bedrijf.

Recidiverende infectie

De inzet van valnemulin heeft weliswaar tot klinische
verbetering geleid, maar kon niet voorkomen dat bij beëin-
diging van deze medicatie toch weer diarree optrad.
Herinfectie kan niet worden uitgesloten, aangezien in de
opfokafdeling geen \'all-in all-out\'-strategie werd toegepast.
Op het beschreven bedrijf werd diarree met name gezien
bij verplaatsing van de dieren en bij verandering van voer.
In de literatuur is beschreven dat deze risicofactoren
aanleiding kunnen zijn tot het klinisch manifest worden
van een aanwezige infectie (i).

Van groot belang in de huidige casus is ook de aanvoer
van opfokvarkens van een extern opfokbedrijf zonder een
bekende historie van diarree ten gevolge van
B. hyodysente-
riae.
Insleep van een nieuwe B. hyodysenteriae-iniectie door
deze van extern aangevoerde opfokvarkens lijkt niet
waarschijnlijk, maar kan niet geheel uitgesloten worden.

Isolaat

MIC (mg/L)
Tiamulin

Tylosine

Lincomycine

Doxycycline

Tylvalosin

B. hyodysenteriae 1

16

>256

>64

16

64

B. hyodysenteriae 3

16

>256

>64

16

64

B. hyodysenteriae 4

8

>256

>64

16

64

B. hyodysenteriae 5

8

>256

>64

16

64

B. hyodysenteriae ATCC 27164

0,06(0.016-0,06*)

8(2-16*)

I (0,125 -I*)

I (0,06 - 0,5*)

4(0,5-4*)

* QC-ranges gepubliceerd door Pringle et al., 2006 (9).

Tabel 2. Antimicrobiële gevoeligheid van B. hi/odysenteriae-ve\\d\\so\\aien en referentiestammen.

Advies en behandeling

De varkenshouder is geadviseerd om in de opfokafdeling
niet meer continu op te leggen, maar door gebruik van een
extra afdeling voor opfokdieren het \'all-in all-out\'-principe
toe te passen. Door dit toe te passen worden leeftijds-
groepen gescheiden en is regelmatige reiniging en
ontsmetting van de opfokafdeling mogelijk, waardoor
infectiecycli doorbroken worden. Omdat alleen valne-
mulin nog resteert als therapeuticum moet er naar
gestreefd worden om zonder ingrijpen met medicatie de
infectie te beteugelen.

Tevens is geadviseerd om alleen nog opfokvarkens te
betrekken uit eigen aanfok en deze niet meer van extern
aan te kopen, zeker zolang niet vaststaat dat de endemisch
aanwezige infectie is geëradiceerd. Hierdoor wordt
voorkomen dat de aanvoer van fokvarkens zonder
immuniteit opnieuw tot klinische ziekte leidt en daarmee
ook tot hernieuwde infectie en klinische ziekte van de
bedrijfseigen opfokvarkens.

Indien opnieuw diarree ten gevolge van B. hyodysente-
riae
optreedt is het mede gezien het multiresistente
karakter van het causale organisme zeer belangrijk om
zeer terughoudend te zijn in de medicatie met valnemulin.
Immers, indien een volgende mutatie optreedt en wordt
uitgeselecteerd, blijven er geen therapeutische opties meer
over.

conclusie

De conclusie van deze casus is dat antibiotica met beleid
moeten worden toegepast. Veelal wordt overmatig gebruik
van antibiotica in verband gebracht met mogelijke
volksgezondheidsrisico\'s. Echter de casus laat zien dat ook
diergezondheidsrisico\'s aan de orde zijn.

Voor behandeling van Brachyspirainfecties zijn slechts
enkele werkzame middelen voorhanden. Op het be-
schreven bedrijf nog slechts één. Dit middel dient met
beleid ingezet te worden. Daarnaast is in de moderne
varkenshouderij het hanteren van een streng hygiëne-
management een sterke \'tooi\' om verspreiding van
infecties tegen te gaan dan wel volledig te blokkeren (2).
De mogelijkheden die op dat terrein voorhanden zijn,
dienen dan ook te worden ingezet, om de inzet van
antibiotica verder terug te dringen.

-ocr page 62-

Referenties

Harris DL, Hampson DJ and Glock RD. In B.E. Straw; Diseases of Swine
8th edition, Iowa State University Press, Iowa; 1999: pp 579-600.
Harris DL, Hampson DJ and Clock RD. In B.E. Straw; Diseases of Swine
8th edition, Iowa State University Press, Iowa; 1999: pp 592.
Karisson M. Further characterization of porcine
Brachyspira hyodysente-
riae isolates with decreased susceptibility to tiamulin; [ Med Microbiol
2004;53:281-285.

Leser TD, Moller K, Jensen TK and Jorsal SE. Specific detection of
Serpuhna hyodysenteriae and potentially pathogenic weakly beta-
haemolytic porcine intestinal spirochetes by polymerase chain
reaction targeting 23s r
dna. Mol Cell Probes 1997; 11 (5): 363-372.
Lobova D, Smola J and Cizek A. Decreased susceptibility to tiamulin
and valnemulin among Czech isolates of
Brachyspira hyodysenteriae. J
Med Microbiol 2004; 53 (4): 287-291.

Maran 2004 - Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic
Usage in Animals in the Netherlands; 2004.

7. Pringle M. Tiamulin resistance in porcine Brachyspira pilosicoli isolates;
RVS 2006; 80:1-4.

8. Pringle M. Decreased susceptibility to doxycycline associated with a

i6s r DNA gene mutation in Brachyspira hyodysenteriae; Vet Micr
2007; 123: 245-224.

9. Pringle M, Aarestnjp FM, et al. Quality-control ranges for antimicro-
bial susceptibility testing by broth dilution of the
Brachyspira
hyodysenteriae type
strain (ATCC 27164T). Microb Drug Resist 2006; 12
(3): 219-221.

10. Pringle M, Poehlsgaard J, Vester B and Long KS. Mutations in ribosomal
protein L3 and 23S ribosomal
rna at the peptidyl transferase centre
are associated with reduced susceptibility to tiamulin in
Brachyspira
spp. isolates. Mol Microbiol 2004; 54(5): 1295-1306.

Artikel ingediend: 28 januari 2008
Artikel geacepteerd: 6 mei 2008

Rijdt u mee in het AO V-peloton
of wilt u demarreren?

Geen dierenarts vult zijn werkweek hetzelfde in. De een doet 15 verlossingen, terwijl de ander vooral
managet en vergadert. Dit heeft gevolgen voor uw A.O. risico. Dit zou dus ook gevolgen moeten hebben
voor uw premie. Wij zijn daarom sterk voorstander van een individuele benadering en beoordeling van
het arbeidsongeschiktheidsrisico In plaats van blijven zitten in het AOV-peloton.

Ook een onafhankelijk advies over uw ADV?

Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of stuur een e-mail naar dlerenarts@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen; Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 63-

De combinatie met méér waarde

Sedator

• Bekende en vertrouwde effectiviteit

• Gelijkwaardige klinische effecten als met alleen dexmedetomidine\'

• Geregistreerd voor honden én katten van alle leeftijden

• Verkrijgbaar in 10 én 20 ml

Atipam

• Effectief antagoneren van (dex)medetomidine^

• Voor een kortere en stabielere recovery

• Geregistreerd voor honden én katten

• Verkrijgbaar In 5 én 10 ml

\' Cranholm M et al. Evaluation of the clinical efficacy and safety of intramuscular and intravenous doses of dexmedetomidine
and medetomidine in dogs and their reversal with atipamezole. Veterinary Record 2007; 160: 891-897.

>(nimal Health Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Postbus 179, 5530 AD Bladel, rel 31 (0)497 54 43 00, www.eurovetanimaltiealth.conn

VWrk«»m bfHandd«! •.••.jhopv>.-. mown««* i.u ir^r- ü-ïwa:«^ t«: 0,85 r-tüiv.r-:-^. ln(k<li«, ^ Mflf! w
Contr* indtuti«: ^^^ b^ irr^stgc untcnj^coM Mndotnogtr a motnon maof"^ u \'.«c^-^oeot t-v- j rv<<i,/KT«, VlKrutvun« cMrxt«t
n« Bib«« rr^iMu. Sn«», ««r*^*:!« d PT\'S:^ .W-jH-*«. \\IM geOfijiw n*i S« gewwiw t»^ Owc:-

<1. Rifwerluft^en SrM.urd« re: diroventK\'Ji^ bWi ftM;^ w i.vwA^.\'iids; w lid I« tifl «»iMirtlole \'.tm-iwae urduc (Mpul ftiJwJoM: iM m lowatw^ «n;
;oeww»nver.o.gei^teru5»ewr.«fdenorTr«bioedaruto»Mr-tüii9efebiM^^ B\'i«f..Vwwogde(h«je Kpcirw*

ptMU ,*> Kwt* w »v-tw K\'.tr. cpwJH" gftÄ" f.tft«* h-ptf^Äcrje ifoo\' oodewi«} ae rw-wreW. H« opWOm kmgoedw\'

.^Sf« OoeMitrtn.-lord lui Ooiering voor (Hit doehSerwort »v« vtn geboiA cn v«i tocdienng

Hj"d. S«df> \'SOagft>drocN--"Oe 1. 000 ug ^drothiOfOf ^ »p pe« .«»UNt \'rtTti»« iö-«0 j^g

^dtahi«* «f kg o-ew-AC^«"^ t«i O.\'-C.-TiiSedKSf p«» 10 Itg xnM<ngf.>.*M De«i*M «««igMngt H .r. (»c&fre>r«« -.ar

grtoAie odw« w de .»n de geoeevrjodeief" wwtree 9«Cpn\'{K>eea .••or«. n r; \\oof fNi^^i^pe «<»1« Vi .ffv.ro \\ tn de hirie«bM. w

i.*! «alten a<nt $edj:c le .^&\'^e^ lowteoa "i eeo »».i .»n SO-150 pg treaefCir^Joe n,dr«hlO\'<le per kg ^ch«<r>g^«ht !»(freenJKff«d fKt 0.05-0.\' 5 f 15eaKor pet kg
N:n«n-ige.wht, \'Jw i.->tut>tvt otri itonv \\t »vnden iwgwMnd «n oovs Ki yj r-ide-c.-c ne fh\'dnxhioflde pef ig le(>«Tigft»<tn JoywenkswU t« 0 08 -N

c\'xje\'/ce\'i nxttü^gerwfdb»|iBe(i«^ -wie\'.geCfirt .e\'e».\'-« •.r:<\'edrr^XM Viciv^iiyhe«}ngeCiSfi"-

TMHc/T^ ■••Of« gKcww r^; *idere o* wli^..* its. »fjr-«. ivjoeoui, p«pi(«, •■^iritr.ar, .ir..-^ v, e«Kt -.in

»ede;o"\'<t»\'« \\Krtit er gemy-jOdrt\'^sTtyj-.« •.•«de^ ^rtr. n \'v^ten oe AMfsCXi.^\'ngtf^ r coftr; ^^Jï^a« « de p\'Muf^Uf^t\'A.: de *iSe« [«ducen nwdec
beM\'-defd Heioppvoet.-.vaepge^icdeflwrfrttctjst^oirgft.Tg \'yh«T»v\'r»^efie<i.*.-\'oejeilii«iebefe>Mfl CMdii«fiOf>ge.ee\'\'0-15\'r-n-^!w fehi\'ideWe
cwefl mofteo «»v .-«fden op een cs«ii«rie («rpe^t^j\' io.\'.ei !>;»rs de -rgrKp n i^Jeri ret hef^-e* De ogeo »noeie\'. .-.otOen oewhefrd Ow rrAjH .m eef>

p««M vreeTooti iptur :i »v itx\'f u jji * "ysr\' ^ KC*3effl« vik ofn»« -i

cr-T-oSe^kcsrutlopTt; \'.errrfj wacir-^fde^-- \'^•nxi-.y.-j\' »J«*;-.-

--C«ru-\' y^.rr.^.f-r.\'j\' Oe«t9>*<) .r N*ini en *kej

de houder vm de vergunniog >oor hei in de tModH brengen en de («briint ver«>t»oordeli|li t-ocr vi^e. InAen vencNIend At nMC B .. ii.

5Sr A-Sw -T WW Su»2 VetdefeintomuieiiopMnvrugbeKhiUMvbqdebetrentndeon^^

-ocr page 64-

Sociaal gedrag
van varkens

Tweede druk
woordenboek

Wijziging telefonische
spreekuren

Het Institute for Pig Genetics (ipg) en
het Animal Breeding and Genomics
Centre van Wageningen
ur hebben
een methode ontwikkeld om sociale
varkens te fokken. Een wiskundig
model maakt het mogelijk ook het
sociale gedrag tussen varkens te
betrekken in de selectiebeslissingen.
Op die manier wordt zowel het
welzijn van varkens verbeterd als hun
prestatievermogen,
topics gaat als
eerste deze nieuwe selectiemethode
toepassen in haar fokprogramma. De
methode is in maart gepubliceerd in
Genetics.

Zeldzame hondenziekten

De Universiteitskliniek voor Gezel-
schapsdieren van de Universiteit
Utrecht gaat in het kader van het
samenwerkingsverband Eurolupa
onderzoek doen naar de genetische
oorzaken van ziekten bij specifieke
hondenrassen.

Enkele hondenrassen zoals de
Berner sennenhond en retrievers
hebben aanleg voor één of meer
specifieke tumorziekten. Op het
gebied van leverziekten worden bij
veel honden erfelijke ontwikkelings-
stoornissen van de poortader waar-
genomen. Door de betrokken genen te
identificeren, hoopt men het herstel
van onbehandelbare humane lever-
ziekten te bevorderen. Verder wordt
onderzoek gedaan naar een erfelijke
koperstofwisselingsziekte in de lever
bij Labradorretrievers.

Binnen Eurolupa werken twintig
diergeneeskunde-instituten uit twaalf
landen samen. Het project krijgt van
de
eu een subsidie van 11,2 miljoen
euro. Ruim een half miljoen daarvan is
bestemd voor de Utrechtse faculteit
Diergeneeskunde. Vanuit de
ukg zijn
bij het project betrokken: dr. Gerard
Rutteman (onderzoek naar kanker),
prof. dr. Jan Rothuizen (aangeboren
leverziekten) en dr. Peter Leegwater
(moleculaire genetica).

Onlangs verscheen de volledig
geactualiseerde tweede druk van het
Zakwoordenboek van de Diergenees-
kunde.
De tweede druk is uitgebreid
met tweeduizend nieuwe trefwoor-
den. Er worden meer relevante ziekten
omschreven en de beschrijvingen van
een aantal aandoeningen zijn ver-
nieuwd. Er zijn handige tabellen
toegevoegd met normaalwaarden van
bloedonderzoek voor de meest
voorkomende diersoorten.

In deze editie is nog meer gelet op
de nuttige informatie voor gebruik in
de dagelijkse praktijk van dieren-
artsen en dierverzorgende beroepen.
Bij ziekten staan symptomen ge-
noemd en van diersoorten de rele-
vante kenmerken en erfelijke eigen-
schappen. Het
Zakwoordenboek van de
Diergeneeskunde
is ook \'op maat\'
leverbaar. De prijs bedraagt 29,50 euro,
exclusief btw. Het boek is verkrijgbaar
bij Reed Business (telefoon: (0314) 35
83 58, e-mail: info(a)vakkennis.com) of
bij de erkende boekhandel.

Hoogleraar Monitoring
diergezondheid

Op 17 juni 2008 is Anton Pijpers
benoemd tot hoogleraar Monitoring
diergezondheid bij de faculteit
Diergeneeskunde. In deze functie wil
hij op basis van gegevens uit \'monito-
ring\'-programma\'s van pluimvee,
varkens en herkauwers de \'early
warning\'-systemen verder ontwikke-
len. Pijpers is tevens directeur van de
Gezondheidsdienst voor Dieren
(gd) in
Deventer. Hij is in deeltijd verbonden
aan het departement Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren. Strategische
samenwerking tussen
gd en de
faculteit Diergeneeskunde is vanzelf-
sprekend, wat betreft het overdragen
en uitwisselen van kennis, gezamenlijk
onderzoek en onderwijs. Dierenarts
Anton Pijpers is in 1990 gepromoveerd
aan de Universiteit Utrecht. Sinds 2000
is hij directeur van
gd te Deventer.

Met ingang van 1 juli 2008 is het
telefonisch spreekuur van de disci-
pline endocrinologie van het departe-
ment Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren uitgebreid. Het telefonisch
spreekuur op de maandag van 13.30
uur tot 14.30 uur blijft behouden. Het
spreekuur van de donderdag wordt
vervangen door een spreekuur op
vrijdag van 13.30 uur tot 14.30 uur.
Voor beide spreekuren is het telefoon-
nummer (030) 25 31 684.

Met ingang van i september 2008
zijn ook de telefonische spreekuren
dermatologie van de Universiteits-
kliniek voor Gezelschapsdieren
aangepast. De spreekuren zijn als
volgt: op maandag van 12.00 uur tot
13.00 uur, telefoonnummer:
(030) 25 31 681 (prof. dr. Ton Willem-
se), op woensdag van 15.30 uur tot
16.30 uur, en op vrijdag van 13.30 uur
tot 14.30 uur, telefoonnummer: (030)
25 31 483 (dr. Marinus Wisselink).

Nieuwe druk vissenboek

Het boek Gezondheidszorg voor vissen,
een bundeling van de artikelen van
Peter Werkman uit 2007, is weer
beschikbaar. Vanwege de grote belang-
stelling heeft de redactie besloten een
nieuwe druk uit te brengen. De kosten
bedragen 25 euro. Heeft u interesse in
een exemplaar, mail dan naar m.
bingen(2)knmvd.nl.

Avontuurlijke
ambassadeurs

Rotary nodigt jonge mensen tussen de
25 en 40 jaar, met ten minste twee jaar
relevante werkervaring, uit zich aan te
melden voor een reis namens Rotary
naar Uruguay, van 24 april tot en met
21 mei 2009. Uruguay wordt geken-
merkt door een rijk cultureel erfgoed
en uitgestrekte graslanden. Vanwege
de grootschalige veeteelt heeft dit
gastland een voorkeur voor een

-ocr page 65-

uitwisseling vanuit de agrarische
sector, de veeteelt en/of de voedings-
sector. Rotary streeft naar een zo breed
mogelijke groepssamenstelling. Uit de
aanmeldingen wordt een team
geselecteerd van vier personen. Een lid
van Rotary fungeert als teamleider en
contactpersoon. Teamleden mogen
geen familiebanden hebben met
Rotaryleden, en wonen of werken in
het gebied van Gelderland en Zuid-
Overijssel. De kosten worden betaald
door Rotary. Het is mogelijk te
reageren tot 3 augustus 2008. Stuur
voor meer informatie een e-mail
naar de voorzitter van de
gse-commis-
sie (bobboersma@hotmaiLcom), of
stuur een brief met motivatie, pasfoto
en cv, zowel in het Nederlands als in
het Engels, naar de
gse-commissie
District 1560, p/a Meibloem 13,
7322
tm, Apeldoorn.

Uitslag clusterkeuze

Op I juli 2008 heeft het stembureau de
zetelverdeling voor het bestuur van de
KNMVD vastgesteld op basis van de
ingestuurde clusterkeuzeformulieren.
In totaal zijn er 1248 stembiljetten
(29,4 procent) ontvangen. Ook heeft
het stembureau de zetelverdeling voor
de raad van toezicht bepaald en wel op
basis van het aantal dierenartsen dat in
de regio woont en op basis van de
keuze die de in het buitenland wonen-
de leden hebben gemaakt. De uitslag
van de stemming voor de zetelverde-
ling voor het bestuur is als volgt: twee
zetels voor cluster i, koppelgehouden
dieren (Groep Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren); drie zetels voor
cluster 2, individueel gehouden dieren
(Groep Geneeskunde Gezelschapsdie-
ren en Groep Geneeskunde van het
Paard); één zetel voor cluster 3,
volksgezondheid en bedrijfsleven
(Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
en Groep Dierenartsen in het Bedrijfs-
leven). De zetelverdeling binnen het
bestuur blijft dus gelijk.

De uitslag van de stemming voor
de zetelverdeling voor de raad van
toezicht is als volgt: regio noord twee

\'Kiek de IJssel\'

Woensdagavond 25 juni vond een
boottocht plaats op de IJssel, georgani-
seerd door regio Oost voor haar jonge
leden. In Deventer gingen ongeveer
45 \'jonge\' dierenartsen (maximaal
zeven jaar geleden afgestudeerd) aan
boord. Al varend naar Zutphen
werden onder het genot van een hapje
en een drankje de ervaringen van de
eerste werkjaren gedeeld: uiteraard de
lollige anekdotes, maar ook de minder
gelukkige werkomstandigheden.

De spreker van de avond was Henk
Vaarkamp. Op zijn welbekende wijze
deelde hij met de aanwezigen de
gelukstest, de noodzaak tot continue
verdieping in het vak en enkele van
zijn werkervaringen. Uiteraard was er
daarna ruimte om met hem te
discussiëren. Daarbij kwamen

zetels; regio oost drie zetels; regio zuid
drie zetels; regio west vijf zetels. Regio
oost is van vier naar drie zetels gegaan
en regio west is van vier naar vijf
zetels gegaan.

Nieuw project
discusdegeneratie

Lage rugpijn is niet alleen bij mensen
een groot probleem in de Westerse
samenleving, maar komt ook voor bij
de hond. Eind juni 2008 heeft het
BioMedical Materials
(bmm)-program-
ma, een consortium van partners uit
universiteiten, bedrijfsleven en
overheid, 8 miljoen euro toegekend aan
het project
ididas (New Early Therapies
for Intervertebral Disc Diseases Drug
Delivery and Augmentation throu-
gh Smart Polymeric Biomaterials).

Binnen ididas werken umc-
Utrecht (afdeling Orthopedie) en de
faculteit Diergeneeskunde (departe-
ment Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren) samen met andere partners
aan het ontwikkelen van nieuwe
producten voor vroege interventie in
het degeneratieproces van de tussen-

\'parttime\' werken, ouderschap en
werkplezier aan de orde, dit alles op
het achterdek bij de ondergaande zon,
waarbij een overzwemmende ree de
avond compleet maakte.

We konden dus spreken over een
zeer geslaagde avond. Volgend jaar
wordt een tocht georganiseerd van
Deventer naar Zwolle.

wervelschijf (discus). Binnen het
ididas-programma krijgt de faculteit
Diergeneeskunde de verantwoorde-
hjkheid voor het begeleiden en
uitvoeren van de studies. Daarnaast
zal de faculteit de veterinaire klinische
studies opzetten bij honden met
discusdegeneratie.

700.000 zieken door
besmet voedsel

Besmet voedsel veroorzaakt jaarlijks
700.000 ziekte- en sterfgevallen in
Nederland. Hoewel alle voedselgroepen
aan dit probleem bijdragen, lijkt de
consumptie van kippenvlees de belang-
rijkste bron van besmetting. Dat blijkt
uit cijfers van het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu
(rivm) in
het Nationaal Kompas Volksgezond-
heid. Het gaat vooral om de ziektever-
wekkers Campylobacter en Salmo-
nella. De Voedsel en Waren Autoriteit
zet samen met het
rivm een campagne
op waarin de consument zal worden
gewezen op het belang van hygiëne bij
het bereiden en bewaren van voedsel.

Agrarisch Dagblad

-ocr page 66-

Ervaringen met een kat met cutis asthenia
(syndroom van Ehlers-Danlos)

M.Y.LSmidsi

inleiding

Cutis asthenia is een zeldzame erfelijke aandoening die
voorkomt bij katten, honden, mensen en paarden. Het
betreft een afwijking in de opbouw van collageen type
I-vezels. De collageenvezels liggen bij deze aandoening niet
mooi aaneengesloten, waardoor de huid makkelijk scheurt
(i, 10, ii). De wonden die ontstaan door het scheuren van
de huid, lijken weinig pijnlijk en bloeden niet (figuur i).

Cutis asthenia gaat daarnaast gepaard met een extreme
elasticiteit van de huid. Deze hyperelasticiteit kan worden
aangetoond door het bepalen van de extensibiliteitsindex.
Deze index wordt berekend door de verticale hoogte van
een huidplooi van de rug te delen door de totale lichaams-
lengte van kop tot staartbasis (3,9,
12,13). Bij een extensi-
biliteitsindex van meer dan
ig procent spreekt men van
hyperelasticiteit.

Soms treden er bij deze ziekte gewrichtsafwijkingen op
zoals heupdysplasie. De diagnose stelt men op basis van de
klinische symptomen, de extensibiliteitsindex en door
middel van histologisch onderzoek. Genezing is niet
mogelijk. De meeste dieren met deze aandoening worden
op jonge leeftijd geëuthanaseerd. Opvallend is dat deze
dieren behalve hun huidafwijking kerngezond zijn. Mits
de nodige aanpassingen in de leefomgeving worden
doorgevoerd, is hun levensverwachting even hoog als die
van een gezond dier (3,9).

Deze \'case\'-bespreking gaat over een kat met cutis
asthenia die al enkele jaren met deze aandoening leeft.

een kat met een gevilde staart

In november 2005 werd een ongecastreerde Europese
korthaarkater van vijf maanden oud in de praktijk

binnengebracht met een gewonde staart. Op consultatie
bleek dat de staart van het dier van de basis tot de punt
volledig was ontveld. Er was geen andere mogelijkheid
dan de staart te amputeren. De kosten van de operatie
waren voor de eigenaar echter te hoog. Na uitvoerig
overleg besloot de eigenaar afstand te doen van de kat en
hem bij ons in de praktijk achter te laten.

Bij het lichamelijk onderzoek leek de kat verder
uitwendig gezond, op verschillende huidwonden na. Het
preanesthetisch bloedonderzoek vertoonde geen afwijkin-
gen. De staartamputatie verliep probleemloos, hoewel het
hechten van het stompje moeizaam verliep doordat de
huid steeds uitscheurde.

de diagnose

Na verloop van tijd bleek dat er steeds weer nieuwe
huidwonden ontstonden, zonder dat er echt een oorzaak
voor te vinden was. Ook viel op dat het bij het optillen
aanvoelde alsof de huid van de kat volledig los om zijn
lichaam zat (figuur 2). Los daarvan gedroeg hij zich als een
normale kat en leek hij weinig last te hebben van zijn
wonden.

Het leek erop dat het dier een hyperfragiliteitsprobleem
had. Aanvullend werden de T4 in het bloed en de
Cortisol/
creatinineratio in de urine bepaald. Beide onderzoeken
lieten geen afwijkingen zien. Uiteindelijk werd na
consultatie van specialisten van de afdeling dermatologie
van de universiteit in Gent de aandoening cutis asthenia
geopperd. De extensibiliteitsindex van de kat bleek 25
procent, terwijl deze normaal minder dan 19 procent
hoort te zijn (3,9,12,13).

Het histologisch beeld van de dermis van dieren met
cutis asthenia varieert van een volledig normaal beeld tot
duidelijke collageenafwijkingen. Bij onze kat waren er
histologisch duidelijk afwijkingen te zien in de opbouw

-ocr page 67-

van de dermis en de structuur van de collageenvezels
(figuur 3a en 3b). In combinatie met de klinische sympto-
men en de hoge extensibiliteitsindex was daarmee de
diagnose van cutis asthenia gesteld.

is deze aandoening leefbaar?

Vervolgens rees de vraag of het ethisch verantwoord is een
kat met deze aandoening te laten leven. De kat leek in
ieder geval zelf weinig last te hebben van zijn wonden; de
pijnperceptie ter hoogte van de epidermis was duidelijk
sterk verminderd. Bovendien konden de wonden eenvou-
dig en pijnloos worden behandeld door middel van
agrafen. Op deze manier herstelden de wonden opvallend
snel. Na zeven dagen waren zelfs de grootste wonden
helemaal genezen. Het gebruik van antibioticum en
pijnstilling bleek slechts zelden noodzakelijk. Het lichaam
van de kat werd beschermd door een jasje. Dit accepteerde
hij probleemloos. Vooral omdat het dier in het dagelijks
leven intens tevreden leek te zijn, besloten we het niet te
euthanaseren.

In de literatuur is weinig terug te vinden over het
houden van katten met deze aandoening. De meeste
dieren werden na het stellen van de diagnose geëuthana-
seerd omdat het voor de eigenaar te complex was deze
dieren te houden.

deze ingreep werden ook de nagels van digitus 3 en 4 van
beide achterpoten geamputeerd. Dit omdat de kat zichzelf
met deze nagels nog steeds veel schade toebracht. Uit
ethisch oogpunt was dit een moeilijke beslissing. Het
amputeren van de nagels bleek echter een goede keuze: er
traden geen complicaties op en de kat kon zichzelf minder
beschadigen. Achteraf bleek het niet nodig de overige
tenen van zijn achterpoten ook te amputeren.

Een ander probleem dat zich voordeed en dat typisch is
voor katten met cutis asthenia, is dat er zich huidplooien
vormden op plaatsen met veel wrijving (bijvoorbeeld door
het excessief likken) (4,6). Deze plooien verdwenen zodra
het likken stopte. Vanwege deze plooivorming worden
deze katten in de literatuur ook wel \'winged cats\' genoemd
(8).

hoe gaat het nu?

Het laatste jaar lijkt de kat steeds beter te kunnen omgaan
met zijn beperkingen. Zijn huid is nog even fragiel, maar
hij heeft duidelijk minder en kleinere wonden. Hij draagt
praktisch altijd een jasje en uiteraard komt hij niet buiten.
Ondanks dat er in hetzelfde huis nog drie katten en een
hond leven, geeft dit geen problemen. Zijn levensverwach-
ting is niet lager dan die van andere katten, wel moet
zorgvuldig met het dier worden omgegaan.

complicaties

Na verloop van tijd traden nog een aantal complicaties op.
Het dier begon mank te lopen ter hoogte van de rechter
achterpoot. Na het maken van röntgenfoto\'s bleek de kat
aan beide zijden heupdysplasie te hebben (figuur 4).
Laxiteit van de gewrichten bij dieren met cutis asthenia is
in een enkel geval beschreven bij de kat (i, 3, ro).

Om de gewrichten van de kat te ondersteunen, voeren
we hem met Hill\'s Prescription Diet Feline J/D®. Dit
dieetvoer bevat extra glucosaminen en chondroïtinesul-
faat voor de ondersteuning van het gewrichtskraakbeen.

De kat bleek tevens een cryptorch te zijn: zijn testikels
bevonden zich in het lieskanaal. Na de castratie trad er een
liesbreuk op, die operatief weer werd hersteld. Tijdens

-ocr page 68-

conclusie

Cutis asthenia is een erfelijke huidafwijking die in
principe wel leefbaar is, maar het vergt enorm veel inzet
van de eigenaar om hiermee om te gaan, zeker als de
eigenaar zelf geen dierenarts is. Het is dan ook begrijpelijk
dat veel van deze dieren op jonge leeftijd worden geëutha-
naseerd. Onze kat heeft wat dat betreft geluk gehad, zijn
vooruitzichten zijn erg goed.

DANKBETUIGING
Met dank aan drs. van der Luer (Valuepath), voor het
aanleveren van de histologische afbeeldingen.

Literatuur

I. Sequeira [L, Rocha NS, Bandarra EP, Figueiredo LM A and Eugenio FR.
Collagen dysplasia (cutaneous asthenia) in a cat. Vet Pathol 1999; 36:
603-606.

2. Freeman L], Hegreberg GA and Robinette JD. Cutaneous wound healing
in Ehlers-Danlos syndrome. Veterinary surgery 1989; 18:88-96.

3. http://hdl.handle.net/1813/2566: Cornelison L. Fehne Cutaneous
Asthenia (Ehlers-Danlos Syndrome). Cornell University, College of
Veterinary Medicine, 2003.

4. Scott DW. Cutaneous asthenia in a cat. Veterinary Medicine (SAC)
1974; 69:1p 256.

5. Patterson DF and Minor RR. Hereditary fragility and hyperextensibi-
lity of the skin in cats. Laboratory Investigation 1977; 37: pp. 170.

6. Freeman LJ et al. Ehlers-Danlos syndrome in dogs and cats. Seminars
in Veterinary Medicine and Surgery 1987; 2: pp. 221.

7. Verweij CG and Zuylen AL van. Cutaneous asthenia, a congenital skin
disease in a Burmese cat Tijdschr Diergeneeskd 1986; 111 (5): 244-246.

8. Shuker KPN. Cats with wings - and other strange things. Beyond, 2006;
No.
I: pp. 36-42.

9. Scott DW, Miller WH and Griffin CE. Small Animal dermatology, 6th
ed., W.B. Saunders, Philadelphia, PA, 2001: pp. 979-984.

10. Gross TL, Ihrke PJ, Walder E and Affolter V Skin diseases of the dog
and cat: clinical and histopathologic diagnosis,2005: pp. 386-391.

11. Yager JA and Wilcock BR Color atlas and text of Surgical pathology of

the dog and cat Dermatopathology and skin tumors 1994:235-237.

12. Vetstream Felis: Skin: cutaneous asthenia.

13. Vetstream Felis: Ehlers-Danlos syndrome (cutaneous asthenia,
dermatosparaxis).

uw partner in
veterinaire diagnostiek

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progestron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose _

A.MENARINI

diagnostics

. ii>

Bel voor informatie en/of een demonstratie:
De Haak 8,5555 XK VALKENSVi^AARD
tel. 040 - 208 20 00, fax 040 - 204 21 84
e-mail mail@menarinidiagnostics.nl
www.menarinidiagnostics.nl

Lactate Pro lactaat
I-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software

-ocr page 69-

^FLEXICÄM

Bewezen flexibiliteit voor uw patiënten

Flexicam®, de gunstig geprijsde
Meloxicam variant met een
aangename honingsmaak.

Product: Flextcam\' 1,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor honden, Werkzaam bestanddeel: 1,5 mg
meloxicam per ml zoete, homogene suspensie.
Doetdier: hond. Indicaties voor gebruik: Ter verlichting
van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat.
Dosering: De
aanvangsbehandeling is een éénmalige dosis van 0,2 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht op de eerste dag. De
dagelijkse behandeling dient, met een interval van 24 uur, te worden voortgezet met een orale onderhoudsdosis van
0,1 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht, éénmaal per dag.
Contra-indicaties: niet gebruiken bij drachtige of
melkgevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen, verminderde lever-,
hart- of nierfunctie en stollingsstoomissen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het product is
gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan 6 weken.
Bijwerkingen: typische bijwerkingen van NSAID\'s zoals
vermindering van de eetlust, braken, diarree, occult faecaal bloed en apathie werden af en toe gemeld.
Speciale
voorzorgsmaatregelen bij gebruik:
de behandeling dient gestaakt te worden als er bijwerkingen voorkomen en een
dierenarts dient te worden geraadpleegd. Buiten het bereik van kinderen bewaren.
Kanalisatiestatus: Uitsluitend
op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar diergeneesmiddel
(POM). Registratie nummers: EU/2/06/058/001
- 10 ml, EU/2/06/058/002 - 32 ml, EÜ/2/06/058/003 - 100 ml. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar bij
VetXX B.V., Smederijstraat 2, 4814 DB Breda. Telefoon: 076 - 531 79 77.

-ocr page 70-

DE DERMATOLOGISCHE
LIJN VAN VIRBAC

ALLERGIE

EEN EFFECTIEVE BIJDRAGE AAN DE
EPIDERMALE GEZONDHEID

AKI-systeem

Huidproblemen in de praktijk
worden ingedeeld in drie groepen:
AHergi#, Keratoseborroe en
Infectie. -

De Virbac dermatologische
lijn heeft een oplossing voor
alle problemen binnen de drie
groepen. De producten zijn
voorzien van een a,
k of i
die corresponderen met de
bovenstaande groepen. Zo is
simpel en snel te zien welk
product nodig is in de
therapie ter behandeling
van deze problemen.

KERATOSEBORROE

INFECTIE

www.virbac.nl

virbac Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info@virbac.nl

-ocr page 71-

Valsheid in
geschrifte

Mm Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Enige tijd geleden werd de vraag
gesteld of een dierenarts die verkeer-
de verklaringen afgeeft, strafrechte-
lijk kan worden vervolgd wegens
\'valsheid in geschrifte\'. Onlangs werd
hier inderdaad een oordeel over
uitgesproken, zij het niet over de
dierenarts, maar over een honden-
fokker. Want ja, zo\'n praktijkstempel
kun je relatief makkelijk namaken...

valsheid

Valsheid in geschrifte is een term die
niet letterlijk in het Wetboek van
strafrecht voorkomt, maar waarvan
iedereen begrijpt wat ermee wordt
bedoeld. Degene die een document
vervalst, pleegt een misdrijf, tenminste
als hij dit doet met de bedoeling een
ander werkelijk te belazeren. Een mar-
sepeinen rijbewijs valt niet onder deze
noemer, maar de rechter is ruim met de
interpretatie. Zo werd kort geleden een
vogelhandelaar veroordeeld wegens
valsheid in geschrifte omdat hij met
pootringen had gesjoemeld. Daarbij
werd het woord \'geschrift\' dus behoor-
lijk ruim genomen. En een hondenpas-
poort is in ieder geval ook een geschrift.

you can

De knmvd mag dan fraaie paspoorten
hebben, dat kan goedkoper. Althans,
dat vindt deze hondenfokker in het
zuiden van het land. Met een goede
kleurenprinter kom je tegenwoordig
heel ver in het kopiëren en fotoshop-
pen van gegevens in zo\'n paspoort. Dat
is handig als je op grote schaal pups
verkoopt, want zo lijkt het net alsof de
pups keurig zijn ingeënt en een
gezondheidsverklaring hebben van de
dierenarts. Dierenarts? Oh ja, dat is een
beetje lastig, dan moet er eigenlijk een
praktijkstempel bijstaan. Lange leve
het internet! Je zoekt gewoon het adres
van een Belgische dierenarts, je bestelt
een stempel met zijn gegevens en klaar
is je hondenpaspoort! Een deel van de
honden laat je vervolgens door een
Nederlandse dierenarts enten, maar
lang niet allemaal.

goedkoop

Helaas is het fokken en verkopen van
honden blijkbaar ingewikkelder dan
het fabriceren van paspoorten, want
veel van de verkochte pups krijgen
kort na de verkoop gezondheids-
problemen. Op marktplaats prijst de
fokker zijn waar aan met termen als
\'ingeënt, gezond en in huiselijke kring
opgegroeid\', maar in werkelijkheid
zitten de pups in een vieze stal waar ze
af en toe wat kaassnippers krijgen met
wat brokjes erbij. En zoals het gaat in
de hondenhandel zijn er honderden
mensen die daar toch een pup kopen
en vervolgens worden opgezadeld met
oormijt, parvo, magere pups, ontstoken
ogen, oren en wat er nog meer ont-
stoken kan raken. Na een groot aantal
klachten gaat de Algemene Inspectie-
dienst
(aid) maar weer eens een kijkje
nemen op het bedrijf, want een goede
naam had de familie toch al niet in de
regio. De hondenhandelaar betoogt dat
hij slechts af en toe pups verkoopt,
maar dat wordt tegengesproken door
de feiten. De rechter beschouwt hem
als een bedrijfsmatige handelaar. En
daarvoor heeft hij de papieren niet, dus
dat is alvast strafbaar.

stempelraadsels

Bij zijn bedrijfsvoering maakt de
hondenhandelaar gebruik van honden-
paspoorten, maar die \'paspoorten\' staan
bol van de onjuiste gegevens. Ras,
gezondheidstoestand en geslacht
kloppen meestal niet, en de entingen
die staan vermeld, zijn niet gegeven, of
niet door die dierenarts. Het geheel is
een opeenstapeling van pogingen om
de cliënt te bedonderen, en dat heet
valsheid in geschrifte. Het had nog
interessanter kunnen worden als een
dierenarts hieraan had meegewerkt. In
dit geval betreft het echter een Belgi-
sche dierenartsenpraktijk, waar de
opsporingsambtenaren maar eens
verhaal gaan halen. Hoe zit het? Geeft
de Belgische dierenarts onechte
paspoorten af? Leent hij zijn praktijk-
stempel af en toe een weekendje uit?
De Belgische dierenarts weet echter
van niets en houdt vol dat hij deze
mensen niet eens kent! Hoe de honden-
fokker dan aan het stempel is
gekomen, vermeldt het verhaal niet,
maar internet maakt dat natuurlijk
bijzonder makkelijk.

teveel van het slechte

De rechter maakt korte metten met
zowel de activiteiten als de geloof-
waardigheid van de hondenfokker. Een
bedrijf zonder vergunning, over-
tredingen van de Gezondheids- en
welzijnswet, slechte verzorging van de
pups, misleiding van pupkopers en dan
ook nog valse paspoorten. En nog wat
verwaarloosde paarden en eerdere
veroordelingen. Dat is genoeg om het
niet meer bij een boete te laten en te
hopen dat mijnheer dan op andere
gedachten wordt gebracht. Gevange-
nisstraf en een boete zijn zijn deel. Wel
wordt een deel van de straf voorwaar-
delijk, als stok achter de deur, maar het
draait wel uit op een gevangenisstraf
van 240 dagen, waarvan 90 onvoor-
waardehjk, en rr.500 euro boete,
waarvan 5000 voorwaardelijk.

-ocr page 72-

Marcel van Bergen, faap Wagenaar

Faagtherapie is een methode waarbij
virussen worden ingezet om bac-
teriêle contaminaties en bacteriêle
infecties te bestrijden. Deze bacterie-
dodende virussen worden bacterio-
fagen (fagen) genoemd. Omdat
bacteriofagen, zoals veel virussen,
gastheerspecifïek zijn, is faagtherapie
veilig voor mens en dier. Bacterio-
fagen houden zich in stand door zich
te vermeerderen in bacteriën en
spelen dan ook een belangrijke rol in
het reguleren van het microbiële
evenwicht in verschillende eco-
systemen zoals de darm en opper-
vlaktewater. Faagtherapie is een
relatief oude methode die recentelijk
hernieuwde aandacht krijgt, met
name vanwege de opkomst van
antibioticaresistente bacteriën.
Faagtherapie is een van de meest
veilige en milieuvriendelijke metho-
den voor behandeling van bacteriêle
infecties. In dit artikel worden
achtergronden van faagtherapie en
het onderzoek aan faagtherapie
binnen het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur (cvi)
beschreven.

Doordat bacteriofagen zeer gastheer-
specifïek zijn, kunnen ze gericht
worden ingezet voor het doden van
specifïeke bacteriën, terwijl ze de
overige bacteriêle flora ongemoeid
laten. Dit is een groot voordeel ten
opzichte van antibiotica, die niet
alleen de pathogeen doden maar vaak
ook (deels) de overige flora met als
gevolg negatieve bijeffecten van de
behandeling. Een voorbeeld hiervan is
de verstoring van de darmflora door
antibioticumbehandeUng die tot
diarree kan leiden.

bacteriofagen

Fagen bestaan uit een eiwitmantel
waarin zich genetisch materiaal
bevindt
(dna of rna). Veel fagen
hebben een \'staart\' (figuur i) waarmee
ze zich hechten aan hun gastheer en
genetisch materiaal kunnen injec-
teren. Fagen kunnen na infectie van
een bacterie een lysogene of een
lytische vermenigvuldigingscyclus
starten (figuur 2). Tijdens de lysogene
cyclus wordt het genetisch materiaal
van de faag in het genomisch
dna van
de bacterie ingebouwd. Het kan daar
vervolgens voor onbepaalde tijd in
blijven zitten. Het genetisch materiaal
van de faag wordt vermenigvuldigd
als de bacterie zich deelt, maar er
worden geen nieuwe fagen geprodu-
ceerd. Onder bepaalde omstandig-
heden (bijvoorbeeld blootstelling aan
uv of mitomycine) kunnen deze fagen
echter het genomisch
dna van de
bacterie verlaten en overgaan naar de
lytische cyclus. Bij de lytische cyclus
worden wel nieuwe faagpartikels
gemaakt, waarna door een enzyma-
tische reactie de bacteriecel open barst
en nieuwe fagen vrijkomen, die weer
andere bacteriën kunnen infecteren.
In het geval van faagtherapie wordt
gebruikgemaakt van deze lytische
eigenschap van fagen en wordt
geselecteerd op lytische fagen.

Naast het reeds genoemde voordeel
van soortspecificiteit biedt faag-

Faagtherapie: onschadelijke virussen
helpen bacteriêle infecties te bestrijden

Het Centraal Veterinair Instituut
van Wageningen
ur is een
onafhankelijk onderzoeksinsti-
tuut en het nationale referentie-
instituut dat op veterinair gebied
bijdraagt aan de bescherming
van de dier- en volksgezondheid
in Nederland. Het instituut werkt
voor overheid en bedrijfsleven
aan de ontwikkeling van nieuwe
vaccins en diagnostica en de
verbetering van bestrijdings-
strategieën. \'Monitoring\' van
dierziekten, diagnostiek van
besmettelijke dierziekten en
advisering behoren ook tot de
kerntaken. Met 280 hoog
gekwalificeerde medewerkers en
unieke laboratorium- en
proefdierfaciliteiten behoort het
instituut tot de top vijf van
vergelijkbare instituten in
Europa.

Zie ook www.cvi.wur.nl.

100 nm

therapie ook de volgende voordelen:
- Fagen komen overal voor waar
bacteriën zijn, en in principe zijn er
voor elke bacteriesoort infectieuze
fagen te vinden. De mogelijkheden

-ocr page 73-

zijn wat dat betreft dus onbeperkt.

- Vanwege de specificiteit van
fagen zijn ze niet gevaarlijk voor
mensen, dieren en planten. Ze
infecteren alleen een bepaalde
groep bacteriën die in het bezit zijn
van de hechtingsplaats die door de
faag wordt herkend.

- Er vindt tijdens de lytische cyclus
een exponentiële toename plaats
van het aantal fagen op de plaats
waar de bacterie aanwezig is.

- Zodra de betreffende bacterie-
soort in aantal afneemt of is
verdwenen, zal ook de faag in
aantal afnemen of geheel ver-
dwijnen, omdat die zich alleen
maar in stand kan houden als zijn
gastheer (de bacterie) aanwezig is.

- Bacteriën die resistent worden
tegen fagen, zijn in sommige
gevallen minder virulent, doordat
de aanhechtingsfactor, mogelijk
ook een virulentiefactor, verandert.

- Fagen muteren sneller dan
bacteriën, waardoor deze mutanten
kunnen aangrijpen op bacteriën
die een gewijzigde aanhechtings-
plaats hebben en daardoor onge-
voelig waren geworden voor de
oorspronkelijke faag. Dit wordt als
een groot voordeel gezien ten
opzichte van de in dit opzicht
statische antibiotica.

- Fagen zijn relatief eenvoudig en
daardoor relatief goedkoop te
produceren.

Uiteraard kent faagtherapie ook beper-
kingen.

- Bacteriën kunnen resistent
worden tegen fagen. Dit betreft een
ander resistentiemechanisme dan
dat tegen antibiotica, maar
betekent wel dat behandelaars
steeds moeten kunnen beschikken
over een breed panel van fagen.
Nieuw geïdentificeerde fagen
moeten vervolgens weer indivi-
dueel worden getest op veiligheid
en effectiviteit, wat tijdrovend is en
flinke kosten met zich meebrengt.
Dit probleem kan mogelijk worden
beperkt door een cocktail te
gebruiken van fagen gericht tegen
verschillende aanhechtings-
factoren.

- De beperkte specificiteit van
fagen betekent dat het gebruik van
één faag vaak niet voldoende is
voor het bestrijden van alle
bacteriestammen binnen een
species. Het gebruiken van een
cocktail van meerdere fagen,
gericht tegen verschillende
bacteriestammen binnen een
species, kan het spectrum ver-
breden.

- Fagen die in het bezit zijn van
bepaalde eigenschappen, kunnen
zorgen voor de uitwisseling van
genetisch materiaal tussen
bacteriën. Hierdoor zouden
bijvoorbeeld antibioticumresisten-
tiegenen of virulentiefactoren
kunnen worden overgedragen. Het
selecteren en gebruiken van
geschikte fagen is dus essentieel.
-Ten slotte is een nadeel dat fagen
pas werkzaam kunnen worden als
de bacterie metabool actief is. Ze
doden de bacterie dus niet zonder
meer, maar alleen als deze zich in
een actieve groeifase bevindt.

faagtherapie door de tijd

De eerste beschrijving van fagen gaat
terug naar het begin van de twintigste
eeuw. Een van de ontdekkers van fagen
was de Canadese microbioloog Felix
d\'Herelle. Hij was een van de eersten
die fagen als therapeuticum bestudeer-
de en er succesvolle experimenten mee
uitvoerde tegen
Salmonella Gallinarum
infecties bij pluimvee. In 1919
behandelde hij succesvol patiënten
met dysenterie als gevolg van Shigella-
infecties en in 1925 slaagde hij erin om
builenpest
(Yersinia pestis) succesvol te
behandelen met fagen (5). Ook in India
werden goede resultaten verkregen bij
het bestrijden van cholera met behulp
van faagtherapie (4). In navolging van
d\'Herelle stortten onderzoekers in met
name Oost-Europa en de toenmalige
Sovjet Unie zich met sterk wisselende
successen op het onderzoek naar
faagtherapie. Na de jaren veertig
daalde in de westerse wereld de belang-
stelling voor faagtherapie. Dat kwam
met name door de ontdekking van
antibiotica. Daarnaast werden
klinische studies en productieproces-
sen in die tijd nog niet onderworpen
aan de huidige strenge kwaliteitseisen,
waardoor soms tegenvallende resulta-
ten werden verkregen die niet direct
het gevolg waren van een slechte
therapie maar bijvoorbeeld van het
gebruik van een slecht product
(producten met geen of te weinig
fagen, of onzuivere en daardoor
schadelijke producten).

Maar vanwege de opkomende
bacteriële resistentie tegen antibiotica
en het stagneren van de ontwikkeling
van nieuwe effectieve antibiotica is de
interesse in faagtherapieonderzoek
recentelijk weer sterk toegenomen.

Faagtherapie wordt historisch
gezien vaak meer geassocieerd met de
humane geneeskunde dan met
diergeneeskunde. Faagtherapie in dier-
modellen is echter veelvuldig beschre-
ven. In sommige gevallen waren deze

-ocr page 74-

studies gericlit op de verbetering van
de gezondheid van dieren, maar vaak
ook op onderzoek aan dieren ten
behoeve van de humane gezondheid.
Begin jaren tachtig hebben Smith en
Huggins een studie gedaan bij muizen
naar
Escherichia co/i-infecties die ook
voorkomen bij de mens. Daarbij werd
een deel van de intramusculair
geïnfecteerde muizen behandeld met
fagen en een ander deel met antibio-
tica. Het laagste sterftecijfer lag bij de
met fagen behandelde groep muizen
(9). Ook de bestrijding van
E. co/i-infec-
ties bij konijnen en cavia\'s (cystitis),
lammeren, biggen, en kalveren
(diarree) en pluimvee (luchtweginfec-
ties) met behulp van fagen werd
onderzocht met wisselende resultaten
(ri). Faagtherapie van Salmonella-
infecties bij pluimvee, varkens en
rundvee werden ook met wisselende
successen uitgevoerd. Andere voor-
beelden betreffen
Enterococcusfaecium
(vRE)-infecties bij muizen, en Clostri-
dium difficile-Weocecitis
in experimen-
teel geïnfecteerde hamsters (11). Begin
jaren negentig hebben Soothill et al.
fagen getest als profylaxe bij brand-
wonden. Dit ter voorkoming van
infecties met
Pseudomonas aeruginosa.
Als diermodel werden cavia\'s, muizen
en varkens gebruikt (10).

faagtherapieonderzoek bij

het cvi

Het huidige faagtherapieonderzoek
binnen het cvi is met name gericht op
het bestrijden van bacteriële zoöno-
sen. In dat kader wordt onderzoek
verricht ten behoeve van de bestrij-
ding van Campylobacter- en Salmo-
nella-infecties waarvan de bron met
name bij pluimvee ligt. Om het aantal
humane ziektegevallen terug te
dringen wordt al jaren wereldwijd
onderzoek gedaan naar de mogelijk-
heden van beheersing van Salmonella-
en Campylobacterinfecties in de
pluimveehouderij. Faagtherapie wordt
gezien als één van de potentiële
interventiemethoden. Uit een van
onze studies bleek dat met behulp van
faagtherapie een reductie mogelijk is
van het aantal Salmonellabacteriën in
de blinde darm van vleeskuikens (3).
In een andere studie toonden we een
honderd- tot duizendvoudige reductie
aan van het aantal Campylobacter-
bacteriën in de blinde darm van
vleeskuikens (i 2) (figuur 3). Binnen
het
CARMA (Campylobacter Risk
Management and Assessment)-project
is berekend dat een dergelijke reductie
van het aantal Campylobacterbacte-
riën in kippenvlees een flinke daling
in het aantal humane campylobacte-
riosegevallen tot gevolg zou hebben
en dus een gunstig effect kan op-
leveren voor de humane gezondheids-
zorg. Alvorens deze methode in de
praktijk kan worden toegepast, moet
echter op diverse fronten meer
fundamenteel en toegepast onderzoek
worden gedaan. Het huidige onder-
zoek is er daarom onder andere op
gericht om meer inzicht te krijgen in
i) resistentieontwikkeling, ii) de
optimale benodigde faagdosis, iii) hoe
fagen het best kunnen worden
geïsoleerd, gekarakteriseerd, gekweekt
en bewaard, en iv) welk doelmateriaal
het meest geschikt is voor deze
toepassing.

Behalve naar de toepassing in
levende dieren wordt ook onderzoek
gedaan naar de toepassing op karkas
en eindproduct (vlees). Recente
studies die zijn uitgevoerd in samen-
werking met onderzoeksgroepen van
de Universiteiten van Bristol en
Nottingham (Groot-Brittannië), laten
zien dat voor Salmonella juist de
toepassing op karkasniveau goede
mogelijkheden biedt wat betreft de

I

reductie van pathogenen.

Hoewel bovenstaand onderzoek is
gericht op de bestrijding van de
zoönotische bacteriën Salmonella en
Campylobacter, is de verkregen kennis
ook van toepassing op andere patho-
genen.

toekomst

Faagtherapie heeft ondanks de
gesignaleerde nadelen potentie om in
de toekomst te worden gebruikt voor
de bestrijding van diverse pathogenen.
Hierbij moet ook met name worden
gedacht aan multiresistente bacteriën
zoals MRSA (methicilline resistente
Staphylococcus aureus) die niet primair
ziekte veroorzaken, maar wel in
andere opzichten bedreigend zijn. Het
gebruik van faagtherapie als alterna-
tief van antibiotica voor de behande-
ling van bacteriële infecties kan op
termijn mogelijk bijdragen aan een
beperking van het antibioticum-
gebruik.

Faagtherapie heeft zich in het
verleden, maar ook recentelijk,
bewezen. De opkomst van commer-
ciële bedrijven die zich op de faag-
therapie richten, geeft aan dat de
interesse in faagtherapie toeneemt.
Deze toename heeft ertoe geleid dat er
nieuwe ontwikkelingen en nieuwe
applicaties gebaseerd op bacteriofagen
zijn ontstaan, zoals het gebruik van
gezuiverde specifieke faagenzymen
voor het vernietigen van bijvoorbeeld

• Gemiddeld aantal Campylobacter bacteriën
—S— Gemiddeld aantal fagen

15

25

dag

I Faag dosering
Campylobacter inoculatie

Figuur 3: Schematische weergave van de reductie van het aantal Campylobacter-bacteriën per gram
blinde darmmest in vleeskuikens. De gemiddelden van het aantal Campylobacterbacterièn en fagen
per gram blinde darmmest zijn weergegeven. De sterkste reductie treedt op binnen 48 uur na behan-
deling met fagen. Daarna herstelt zich het evenwicht.

-ocr page 75-

Bacillus anthracis (6), of het gebruik
van fagen om vaccins te ontwikkelen
(8).

Een belangrijk punt in de verdere
ontwikkeling en toepassing van
faagtherapie is de regelgeving en de
consumentenacceptatie van het
gebruik van virussen als desinfectie-
middel. Veel klinische studies in
Rusland hebben duidelijk gemaakt dat
er zowel veterinair als humaan bij
juiste toepassing geen ernstige
complicaties optreden door het
gebruik van fagen (i i). Daarnaast zijn
bacteriofagen ook nu al aanwezig op
eindproducten
(2) en wordt de mens
er dus dagelijks via het voedsel aan
blootgesteld. Of de consument
overtuigd raakt van de veiligheid van
faagtherapie blijft echter afwachten.
Mogelijk wordt die acceptatie gemak-
kelijker als in bepaalde kritische
gevallen behandeling met antibiotica
niet meer mogelijk blijkt en faag-
therapie kan worden gebruikt als
alternatief. De
fda (Food and Drug
Administration) in de vs heeft in de
afgelopen jaren het gebruik van
diverse faagtoepassingen goed-
gekeurd. Zo heeft Intralytics Ine
goedkeuring gekregen voor het
gebruik van fagen bij het bestrijden
van
Listeria monocytogenes op vlees (i).
Het in Nederland gevestigde bedrijf
ebi Food Safety heeft gras (Generally
Recognized As Safe)-goedkeuring voor
Listex, een faagpreparaat dat kan
worden ingezet voor het bestrijden
van
L. monocytogenes tijdens de
productie van voedsel (7).

Zolang er bacteriën zijn, zullen er
fagen zijn. Fagen zullen bacteriën
namelijk nooit helemaal uitroeien,
want daarmee zouden ze zichzelf ook
uitroeien. Het is een kwestie van
evenwicht. Een wetenschappelijk
onderbouwde verstoring van dit
evenwicht is de basis voor de faagthe-
rapie. Op dit moment is aanvullend
onderzoek naar deze therapie nog
essentieel. Aan de hand van dit
onderzoek en ondersteund door een
verdere beperking van de beschikbare
alternatieven zal blijken of faag-
therapie haar plaats zal veroveren als
therapie tot heil van mens en dier.

Figuur 4: Het aantonen en tellen van fagen in het laboratorium met behulp van \'plaques\'. Plaques
zijn heldere plekken die ontstaan op plaatsen waar bacteriën zijn gedood door de vermeerdering van
fagen.

Referenties

1. Anonymous. 2006. FDA Approval of
Listeria-specific Bacteriophage Preparation
on Ready-to-Eat (RTE) Meat and Poultry
Products, p. http://www.cfsan.fda.gov/-dms/
opabacqa.html. In C. f. F. a. A. Nutrition (ed.).
U.S. Food and Drug Administration, College
Park, Maryland.

2. Atterbury, R.}., R L. Connerton, C. E. Dodd, C.
E. Rees, and I. E Connerton. 2003. Isolation
and characterization of Campylobacter
bacteriophages from retail poultry. Appl
Environ Microbiol 69:6302-6306.

3. Atterbury, R. M. A. R Van Bergen, F Ortiz,
M. A. Lovell, I. A. Harris, A. De Boer, [. A.
V\\/agenaar, V. M. Allen, and R A. Barrow.
2007. Bacteriophage therapy to reduce
Salmonella colonization of broiler chickens.
Appl Environ Microbiol 73:4543-4549.

4. d\'Herelle, F 19 2 8. Le cholera asiatique. Presse
Medicale 61:961-964.

5. d\'Herelle, F 2007. On an invisible microbe
antagonistic toward dysenteric bacilli: brief
note by Mr F D\'Herelle, presented by Mr.
Roux. 1917. Res Microbiol 158: 553-554-

6. Fischetti, V. A. 2005. Bacteriophage lytic
enzymes: novel anti-infectives. TRENDS in
Microbiology 13:491-496.

7. Hägens, S., and M. L Offerhaus. 2008.
Bacteriophages - new weapons for food
safety. Food Technology 62:46-54.

8. Panthel, K., W. jechlinger, A. Malis, M. Rohde,
M. Szostak, W. Lubitz, and R. Haas. 2003.
Generation of Helicobacter pylori ghosts by
PhiX protein E-mediated inactivation and
their evaluation as vaccine candidates. Infect
Immun 71: 109-116.

9. Smith, H. W., and M. B. Huggins. 1982.
Successful treatment of experimental
Escherichia coli infections in inice using
phage: its general superiority over
antibiotics. J Gen Microbiol 128: 307-318.

10. Soothill, ]. S. 1994. Bacteriophage prevents
destruction of skin grafts by Pseudomonas
aeruginosa. Burns 20: 209 211.

ri. Sulakvelidze, A,and P A. Barrow. 2005.
Phage therapy in animals and agribusiness,
p. 3 3 5-380. In E. Kutter and A. Sulakvelidze
(ed.). Bacteriophages, Biology and Applicati-
ons. CRC Press, Boca Raton, FL, USA.

12. Wagenaar, [. A., M. A. R Van Bergen, M. A.
Mueller, T M. Wassenaar, and R. M. Carlton.
2005. Phage therapy reduces Campylobacter
jejuni colonization in broilers. Vet Microbiol
109:275-283.

Marcel van Bergen is verbonden aan
het Centraal Veterinair Instituut van
Wageningen
ur (marcel.vanbergen(a)
wur.nl, (0320) 2382 46). Jaap Wagenaar
is verbonden aan het cvi, en tevens aan
de faculteit Diergeneeskunde, departe-
ment Infectieziekten en Immunologie,
afdeling Klinische Infectiologie, Uni-
versiteit Utrecht.

-ocr page 76-

Johan Klein Haneveld

Op 7 mei 2008 begon officieel de
vaccinatiecampagne tegen blauw-
tong. Vanaf de start van de cam-
pagne werd er door de landbouw-
huisdierenartsen in Nederland
volop gevaccineerd. Volgens Jan
Tiete Siebinga, dierenarts in Gorre-
dijk en voorzitter van de Groep
Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren
(ggl), hebben zijn collega\'s
een pluim verdiend voor hun inzet.
"Het vaccineren vergt veel van de
landbouwhuisdierenartsen. In mei
en juni zijn namelijk veel koeien al
naar buiten. Dat betekent dat veel
van de vaccinaties moeten plaats-
vinden rond het melken, dus vroeg
in de ochtend of in de avond. Het is
een kwestie van veel plannen: alles
moet worden afgesproken."

Het was voor het ministerie niet
vanzelfsprekend dat de Nederlandse
dierenarts in staat zou zijn de vacci-
natiecampagne uit te voeren. "De
overheid heeft de
knmvd en ggl
meerdere keren gevraagd of de
dierenartsen deze taak aankonden,"
vertelt Hugo de Groot, senior beleids-
medewerker veterinaire zaken bij de
knmvd. Samen met Piet Vellema van
gd legde De Groot praktijken de vraag
voor of ze de campagne uitvoerbaar
achtten of dat ze er knelpunten in
zagen. "Op basis van deze inventa-
risatie konden we ervoor instaan dat
de Nederlandse dierenarts de blauw-
tongcampagne kon uitvoeren."

Siebinga vindt het vaccineren een
logische taak voor de plaatselijke
practicus. "De lokale dierenarts weet
dat hij goede afspraken moet maken
met zijn veehouders en moet zorgen
voor goede medewerkers. Je weet als
dierenarts bovendien welke mensen
het op hun bedrijf goed voor elkaar
hebben, en waar je maatregelen moet
nemen om het vaccineren vlot te laten
verlopen."

overleg

De KNMVD speelde een grote rol bij het
tot stand komen van de huidige
campagne. Op 12 september 2007
verscheen het standpunt van de
knmvd, waarin zij liet weten voor-
stander te zijn van preventieve vaccina-
tie tegen blauwtong. De Groot: "In het
persbericht riep de
knmvd de betrok-
ken partijen, met name de farmaceuti-
sche industrie en de wetgever, ertoe op
vaccinatie mogelijk te maken. Dat
betekende dat er op korte termijn een
geschikt vaccin moest komen." De
knmvd was zoals gebruikelijk betrok-
ken bij het basisoverleg tussen het
ministerie van
lnv, de vwa en de bij
het probleem betrokken partijen. "Hier
werd duidelijk dat sommige partijen
het niet vanzelfsprekend vonden dat de
dierenarts de vaccinatie moest uitvoe-
ren", verduidelijkt De Groot. "Ook
werden de knelpunten met betrekking
tot de bestrijding van blauwtong
uitgewisseld." In het basisoverleg en in
vele parallelsessies is de vaccinatiestra-
tegie besproken: verplicht of vrijwillig,
eerst de gevoelige dieren, eerst het
zuiden van het land of toch het
noorden, eerst de schapen of de
runderen. "De Europese Unie heeft het
aan de lidstaten overgelaten of ze
kiezen voor een verplichte of een
vrijwillige vaccinatie. Nederland heeft
net als Engeland gekozen voor een
vrijwillige campagne. Dat past bij de
Nederlandse situatie."

De knmvd heeft ook advies
uitgebracht toen het erop leek dat het

basisoverleg

Het basisoverleg vindt plaats
tussen het ministerie van
lnv,
AID en VWA en het landbouwbe-
drijfsleven, de onderzoeksinstitu-
ten
cvi en gd en de knmvd. Voor
blauwtong zaten voornamelijk
cvi, gd, knmvd, NZO, lto, nmv,
lnbps, nvo,
cov,Rendac, pve en
FKSG met elkaar om de tafel.

Veel animo voor
blauwtongvaccinatie

vaccin slechts beperkt beschikbaar
zou zijn. De
knmvd pleitte voor het
met voorrang door de dierenarts
vaccineren van de gevoelige dieren.
"Verder adviseerden wij de vaccins
naar rato te verdelen over de dieren-
artsenpraktijken", aldus De Groot. "Dit
advies is door de overheid over-
genomen en heeft in de praktijk goed
gewerkt." De
knmvd adviseerde een
regeling op te zetten met zo min
mogelijk administratieve lasten. "Dat
vergrootte het draagvlak van de
campagne."

communicatie

Rond de blauwtongcampagne moest de
knmvd de beroepsgroep op de hoogte
houden van de ontwikkelingen en de
laatste afspraken. "We hebben de
nodige nieuws-e-mails verstuurd,"
verklaart De Groot. In de week dat de
minister aanwezig was bij de eerste
vaccinatie, viel de communicatie over
de campagne bij de collega\'s op de
deurmat en wisten de dierenartsen wat
ze moesten doen." Op de voorjaars-
bijeenkomst van de Vakgroep Gezond
heidszorg Herkauwers van de
ggl op
19 maart was het middagprogramma
gewijd aan blauwtong. "Er was toen
nog veel onbekend over de vorm van de
vaccinatiecampagne. Toch was die
bijeenkomst met 120 collega\'s druk
bezocht." De
knmvd heeft aan-
gedrongen op uniforme communicatie
door middel van \'factsheets\' door
lnv.
"Zo beschikten alle partijen, dierhou-
ders en dierenartsen, over dezelfde
informatie." De nieuwsbrieven van de
knmvd werden door de dierenartsen
gebruikt als uitgangspunt voor brieven
voor de eigen klanten. De Groot: "Wij
zien het als een van onze taken de
dierenartsen te faciliteren in de
communicatie naar dierhouders." Op
de
knmvd-website is een dossier over
blauwtong aangelegd, het is dus
mogelijk met één klik alle informatie
op een rij te hebben. "Recent hebben we
nog een oproep gedaan om de dieren-
artsen te wijzen op het laten registreren
van fokvee voor export," vertelt De
Groot. "Exportorganisaties hadden hun
zorg uitgesproken dat melkveehouders
hun fokvee niet lieten registreren."

-ocr page 77-

minister

Dierenarts Arie Baks voerde op
7 mei 2008 de eerste blauwtong-
enting uit op bij een schapen-
houder in Werkendam in het
bijzijn van minister Verburg.
"Het was vooral vanwege
praktische redenen", vertelt hij.
"Dezelfde middag opende prins
Willem-Alexander vlak bij
Werkendam een natuurontwik-
kelingsgebied. Onze praktijk
werd benaderd, omdat Werken-
dam in ons praktijkgebied lag."
De landelijke pers was bij de
enting aanwezig, maar vanwege
het late tijdstip kreeg de enting
weinig aandacht in de media.
Voor de enting had de schapen-
houder een stuk of tien schapen
op een mooi grasveldje apart
gezet. Baks: "De minister wilde de
schapen vasthouden. Het viel me
op dat ze dat in één keer goed
deed. Daarvoor met je het vaker
gedaan hebben." Behalve de
minister en de pers waren
vertegenwoordigers van
lto, ggl
en KNMVD aanwezig. "Het was
een beetje voor de show, maar we
deden het wel echt. Er waren
speciaal twee flesjes entstof
opgestuurd naar de praktijk. De
enting was zo gebeurd." De
andere twintig schapen van de
schapenhouder werden een week
later geënt. "We dachten in het
begin dat alle veehouders tegelijk
wilden laten enten", aldus Baks,
"maar dat viel mee. Veel schapen-
houders waren bijvoorbeeld wat
terughoudender." Baks was blij
dat de blauwtongenting niet
verplicht was. "Bij een verplichte
enting raken sommige mensen
geërgerd. Ik heb geen negatieve

effecten zoals lokale reacties
gezien, ook niet op de grote
geitenbedrijven waar we hebben
geënt." Het vaccineren ging
volgens Baks vrij simpel. "We
hebben de vaccinatie van
rundvee meegenomen bij de
bedrijfsbegeleiding. De tweede
vaccinatie konden we vaak bij
het volgende bedrijfsbezoek
uitvoeren."

Dierenarts Arie Baks zette de eerste blauwtong-
enting in het bijzijn van minister Verburg.

groot animo

Tijdens de campagne bleken veel
veehouders te vragen om de blauw-
tongvaccinatie. "Bij de veehouders in
onze praktijk was de animo groter dan
ik verwachtte", aldus Siebinga. "Ik
hoor hetzelfde van mijn collega\'s in
het zuiden en het oosten, waar de
blauwtong het hardst heeft toege-
slagen, maar ook die in Friesland en
elders in het noorden."

Het doel van de campagne is om
80 procent van de gevoelige dieren te
beschermen. Dit kan door vaccinatie
of natuurlijke besmetting. Bij 80
procent komt Nederland in aan-
merking voor cofinanciering door de
Europese Unie. Nu veehouders volop
meedoen wordt die doelstelling naar
verwachting gehaald. Siebinga: "Bij
vrijwillige campagnes is het altijd
afwachten hoe het landt bij de
veehouders. Met de verplichte
iBR-enting hebben we bijvoorbeeld
vervelende ervaringen opgedaan. Dat
was echter een levend vaccin, het
blauwtongvaccin is een dood vaccin.
De drempel is nu ook relatief laag
omdat veehouders de kosten kunnen
declareren bij de overheid." Ook de
goede voorlichting aan veehouders
voorafgaande aan de campagne heeft
bijgedragen aan de goede motivatie.
"De vakmedia hebben veel aandacht
besteed aan de vaccinatie", verklaart
Siebinga. "Verder hebben wij als
praktijk een brief gestuurd aan alle
veehouders, waarin we hebben
gewezen op de vaccinatiecampagne.
We hebben ook direct duidelijk
gemaakt dat we niet overal tegelijk
konden zijn om te vaccineren."
Volgens Siebinga kijken veehouders
daarnaast vaak naar hun omgeving
om een beslissing te maken: "Wat
doen mijn buren? Wat gebeurt er in de
rest van het land?" Hij wijst erop dat
het vaccineren niet alleen werk
betekent voor de dierenartsen, maar
ook voor de veehouders. "In onze
praktijk zijn er veel melkveehouders.
Die moeten het jongvee dat buiten
loopt, binnenhalen. De logistiek
daarvan is nogal eens ingewikkeld."

verwachting

Siebinga is blij met de grote bereidheid
van veehouders om mee te doen met
de vaccinatiecampagne. "Dat vergroot
de kans van slagen: als we veel dieren
vaccineren kunnen we klinische
verschijnselen mogelijk voorkomen en
misschien de infectie wel indammen."
Hij hoopt dat uiteindelijk de totale
infectiedruk van het blauwtongvirus
in Nederland lager wordt. "Vaccinatie
heeft niet alleen maar gevolgen op
bedrijfsniveau, ik hoop dat het effect
ook op landehjk niveau zichtbaar zal
zijn." Het betreft geen eenmalige
campagne. De vaccinatie moet jaarlijks
worden herhaald. Siebinga: "Dit zal
dus ook de komende jaren nog veel
inzet van ons vragen."

Volgens Siebinga is de hele
beroepsgroep gebaat bij een succes-
volle vaccinatiecampagne. "Een goed
resultaat zou het vertrouwen in het
vaccineren als ziektebestrijdingsmid-
del vergroten en het bijzonder het
vertrouwen in grote campagnes als
deze. Dat zou betekenen dat we in de
toekomst vaker vaccinatie kunnen
toepassen om ziekten te bestrijden."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur van het
Tijdschriji voot Dier-
geneeskunde.

-ocr page 78-

Ema Balk

Het Centraal Veterinair Instituut
van Wageningen
ur (cvi) en de
faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht werken
gezamenlijk aan de ontwikkeling
van moderne vaccins tegen Riftdal-
koorts.

Deze virusziekte, die op dit moment
vooral in Afrika voorkomt, maar
oprukt naar het noorden, kan zowel
bij dieren als bij mensen ernstige
ziekteverschijnselen veroorzaken en
zelfs leiden tot sterfte. Nieuwe vaccins
om dieren massaal te vaccineren,
kunnen deze bedreiging voor mens en
dier een halt toeroepen. Dit is de
conclusie van de inaugurele rede die
Rob Moormann hield op 9 juni
jongstleden bij de faculteit Dier-
geneeskunde van de Universiteit
Utrecht. Rob Moormann is tevens viro-
loog bij het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur. Hij
heeft jarenlange ervaring in de
ontwikkeling van moderne veteri-
naire vaccins.

exotische dierziekten

De laatste jaren is er een toenemende
dreiging van exotische dierziekten die
door insecten worden overgedragen
op de mens. Vooral door de klimaat-
verandering, het toenemend toerisme
naar exotische oorden en de wereld-
wijd toenemende handel, onder
andere in wilde dieren, is de kans
groter geworden dat ziektekiemen
zich snel over de wereld verspreiden.
Deze exotische infectieziekten
vormen een reële bedreiging voor de
gezondheid van onze westerse
samenleving, omdat effectieve
preventie- en bestrijdingsmiddelen,
zoals vaccins, tegen deze ziekten
veelal ontbreken.

Een actueel voorbeeld van zo\'n
virusziekte die door insecten wordt
overgedragen, is blauwtong dat in
2006 voor het eerst in Nederland werd
geïntroduceerd. Deze ziekte is
ongevaarlijk voor mensen. Maar er
zijn nog meer (dier)ziekten die op de
loer liggen en die wel gevaarlijk zijn
voor mensen. Dit zijn onder andere
Dengue-, Chikungunya-, West-Nijl,
Riftdal- en Krim-Congokoorts. Om
deze ziekten te bestrijden en uit te
roeien zijn alleen vaccins een ade-
quaat antwoord, meldde Rob Moor-
mann in zijn oratie. Daarom is in
Utrecht, waar veel kennis is over
virale processen, een speciale leerstoel
vaccinologie van virale zoönosen
opgericht waar hij hoogleraar van is.
Deze leerstoelgroep zal nieuwe
vaccins gaan ontwikkelen in samen-
werking met het Centraal Veterinair
Instituut, waar men veel ervaring
heeft met het ontwikkelen van
moderne vaccins. Het gaat hierbij in
het bijzonder om de zogenoemde
diva-vaccins, die het mogelijk maken
dat geïnfecteerde dieren met een
bijbehorende diagnostische test
kunnen worden onderscheiden van
gevaccineerde dieren. Er wordt gestart
met de ontwikkeling van vaccins
tegen het Riftdalkoorts, omdat deze
ziekte zowel bij dieren als bij mensen
leidt tot ziekte en sterfte.

CVI en faculteit Diergeneeskunde
ontwikkelen vaccins tegen Riftdalkoorts

riftdalvirus

Riftdalvirus werd tot voor kort
uitsluitend aangetroffen op het
Afrikaanse continent. Na 2000 is het
virus ook aangetroffen in Saudi-Arabie
en Jemen. Het Riftdalvirus wordt
tussen dieren en naar de mens
overgebracht door een breed scala aan
muggensoorten, waaronder de gewone
huismug
Culex pipiens en Aedes vexans.
De belangrijkste route van overdracht
van het Riftdalvirus naar de mens is
echter via direct contact met bloed,
urine of organen van geïnfecteerde
landbouwhuisdieren. De meeste
ziektegevallen doen zich dan ook voor
bij herders, veehouders, slachthuisme-
dewerkers, veterinairen en
ziekenhuismedewerkers. Het sterfte-
percentage in mensen na infecties met
Riftdalvirus bedraagt ongeveer i
procent. Toch zijn bij epidemieën in
2006 en 2007 in Kenia, Somalië en
Sudan honderden mensen overleden
aan de haemorrhagische koorts die het
virus veroorzaakt. Er zijn geen
geregistreerde vaccins voor Riftdal-
koorts voor humaan gebruik.

Bij runderen, schapen, geiten en
kamelen leidt infectie met Riftdalvirus
tot abortus en sterfte bij jonge dieren.
Het veroorzaakt in Afrika grote schade,
mede omdat de dieren voor veel
mensen de enige bron van inkomsten
zijn .Momenteel is er voor dieren een
levend vaccin tegen Riftdalkoorts
beschikbaar, dat echter niet veilig is en
abortus kan veroorzaken in drachtige
dieren, en een geïnactiveerd vaccin dat
veel minder effecüef is.

Erna Balk is persvoorlichter van het
Centraal Veterinair Instituut.

-ocr page 79-

Formularium
vleesvee
juli 2008

Hugo de Groot

De laatste versie van het Formula-
rium vleesvee dateert van
2003. Eind
2007 is een nieuwe formularium-
commissie vleesvee van de Werk-
groep Veterinair Antibioticum
Beleid (
wvab) gevormd om het
formularium te \'updaten\'. De
commissie bestaat uit Erika van den
Eynde, Inge van Geijlswijk, Willem
Jan Last, Dik Mevius, Peter Mölder
en ondergetekende.

Een nieuwe samenstelhng van een
formulariumcommissie betekent
nieuwe ideeën en interessante
discussies. Dit heeft ertoe geleid dat
het formularium op een aantal punten
ingrijpend is gewijzigd. Er is intensief
gesproken over \'off label\'-gebruik en
sectorspecifieke problematiek. Zo gaat
het nieuwe formularium in op
respiratoire infecties als bedrijfs-
probleem en de symptomencom-
plexen Clostridiumenterotoxaemie en
dysbacteriose. Het nieuwe formula-
rium voor blanke vleeskalveren, rosé
vleeskalveren en roodvleesrunderen is
te vinden op de
knmvd-website onder
Veterinaire Zaken > Diergeneesmidde-
len > Formularia.

actueel

Het zorgvuldige, selectieve en correcte
antibioticumgebruik in de kalver-
sector is zeer actueel. Zo heeft de
kalversector in 2007 het initiatief
genomen tot het Masterplan rationeel
gebruik antibiotica
(mgra). In het
kader van het
mgra is voor koppel-
behandelingen een Verkort formula-
rium vastgesteld. Het doel van de
korte weergave van de behandelstrate-
gie voor koppels vleeskalveren is het
tegengaan van de verspreiding en het
ontstaan van resistentie van bacteriën.
Het Verkort formularium maakt
onderdeel uit van de Overeenkomst
kalverhouder - kalvereigenaar - die-
renarts
ikb vleeskalveren 2008. Het
vaststellen van het nieuwe formula-
rium betekent dat de \'taskforce\' van
het \'masterplan\' naar verwachting tot
een paar kleine aanpassingen van het
Verkort formularium zal besluiten. U
wordt hierover nader geïnformeerd.
De voorschrijvende dierenarts kan
redenen hebben om van het Verkort
formularium af te wijken. Dat kan,
onder de voorwaarde dat een goed
beredeneerde onderbouwing op
papier is vastgelegd. Het nieuwe
Formularium vleesvee vormt daarbij
het uitgangspunt.

practici

De volgende stap is aan de practici. In
het kader van de overeenkomst wordt
van hen verwacht dat zij een bedrijfs-
behandelplan opstellen. Het bedrijfs-
behandelplan maakt deel uit van het
bedrijfsgezondheidsplan. In het
algemeen geldt immers dat bij ziekte,
maar ook ter preventie van ziekte, alle
risicofactoren (klimaat, hygiëne,
voeding, management, et cetera)
moeten worden gecontroleerd en
geoptimaliseerd. In het bedrijfs-
behandelplan dient de dierenarts voor
het bedrijf een beperkte keus van één
tot drie middelen van voorkeur aan te
geven, waarbij dit formularium en de
bedrijfsspecifieke situatie als onder-
bouwing dienen.

Formularia zijn dynamische
documenten. Op- en aanmerkingen en
eventuele aanvullingen zijn van harte
welkom bij de leden van de formula-
riumcommissie vleesvee.

S.J. (Hugo) de Groot is voorzitter van de
formulariumcommissie vleesvee.

Het veterinair verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de KI. De verhalen worden hier
verteld.

Na de tweede wereldoorlog namen
besmettelijke dekinfecties bij de
koeien snel toe. Vooral Trichomonas
kwam in het Land van Cuijk veel voor.
Het was een ziekte die met de traditio-
nele middelen moeilijk te bestrijden
was. De enig mogelijke manier van
bestrijding was het overbodig maken
van de dekking. Daarom werd door
dierenarts Thé Moons in januari 1948
begonnen met kunstmatige insemina-
tie in de dorpen Rijkevoort en Mill. De
andere dorpen in het Land van Cuijk
volgden spoedig en op i november
1949 kon de Coöperatieve KI Vereni-
ging Land van Cuijk worden opge-
richt.

Op I december 1950 werd de
kolossale boerderij naast het gemeen-
tehuis in Beers aangekocht en als
Kl-station ingericht. De praktiserende
dierenarts Thé Moons werd in 1951
benoemd tot directeur. Op de foto
beoordeelt hij in het nieuwe laborato-
rium sperma van een stier met de toen
nog eenvoudige vooroorlogse micros-
coop. Vanwege zijn grote verdiensten
werd Thé Moons in 1952 benoemd tot
voorzitter van de reeds in 1913
opgerichte Bond voor de Rundveehou-
derij in het Land van Cuijk.

Uitgelicht: Thé Moons

Meer van deze historische
voorwerpen zijn te bewonderen in
het Museum Veeteelt en KI in
Beers bij Cuijk. Het is interessant
om met groepen veehouders een
dagtrip te maken naar dit museum.
De collega-vrijwilligers staan voor
u klaar. www.veeteelt-ki-museum.
nl of liesh070(|)wxs.nl.

-ocr page 80-

Gesignaleerd

Anita Suijkerbuijk

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit drie bronnen: het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering
(lcr), Inf@ct en
het signaleringsoverleg. Het
lcr
brengt risico\'s voor reizigers in kaart
en adviseert hen over preventieve
maatregelen. Inf(a)ct is de elektro-
nische berichtenservice van de
Landelijke Coördinatie Infectie-
ziektebestrijding
(lci) van het
rivm-CIb. In het signaleringsoverleg
wordt op het CIb wekelijks
gesproken over de toename van
bestaande of de opkomst van
nieuwe infectieziekten. Hieronder
volgt een overzicht van de signalen
tot en met 26 juni 2008.

binnenland

Kabeljauw met Anisakis

Tijdens het eten van een gerecht met
verse kabeljauw in een restaurant zag
een van de bezoekers een nog levende
\'worm\' in het visgerecht. Deze worm
bleek een larve te zijn van de rond-
worm Anisakis. De
vwa deed onder-
zoek naar de herkomst van de partij
kabeljauw. Het bleek te gaan om
rugfïlet, waar normaal niet veel
Anisakis in te vinden is. De rest van de
partij kabeljauw was helaas niet te
traceren. De
ggd heeft het grootste
gedeelte van de gasten die kabeljauw
gegeten hebben, benaderd en geen van
allen had klachten behorend bij een
infectie met deze worm.

Via een pcr op drie \'wormen\' op het
RIVM is bepaald dat het ging om larven
van het Anisakisgenus Pseudoterra-
nova. De
2 tot 3 centimeter lange en
zeer dunne larven lagen opgerold op
het gerecht. Het betrof twee bruine
larven en een witte. De
Pseudoterranova
decipiens
(\'kabeljauwworm\') hoort tot
dezelfde familie als
Anisakis simplex (de
zogenaamde \'haringworm\'). Beide
kunnen infecties veroorzaken bij de
mens, maar
Anisakis simplex zou vaker
worden gevonden en ernstiger sympto-

men geven dan Pseudoterranova
decipiens.
De eindgastheren zijn
zeezoogdieren. Mogelijk zijn de
gezondheidsrisisco\'s van infecties door
Pseudoterranova minder ernstig dan
van
Anisakis simplex. Invriezen en
koken doden beide larven.

RivM/CIb/vwA/GGD Utrecht

Nieuwe gevallen van Q-koorts

Het aantal humane meldingen van
Q-koorts sinds r januari van dit jaar is
tot 8 juli toegenomen tot 497. Ter
vergelijking: vorig jaar werden in totaal
179 gevallen gemeld. De meldingen zijn
nog steeds hoofdzakelijk afkomstig uit
regio Hart van Brabant, zie het bijge-
voegde kaartje voor de geografische
verdeling van gemelde patiënten en de
epicurve. Met ingang van r 2 juni is er
een meldplicht voor Q-koorts bij dieren
in bedrijven die een verhoogde kans
geven op de verspreiding van deze
infectie.

RIVM/Clb

Boviene tuberculose

Een bedrijf in Engeland, dat achteraf
besmet bleek te zijn met tuberculose,
heeft in de maand juni kalveren
geëxporteerd naar Nederland. Het
ging om 79 kalveren die verdeeld zijn
over 29 bedrijven in Nederland. Drie
kalveren waren al geslacht, de
resterende 76 kalveren zijn getuber-
culineerd. Acht kalveren, afkomstig
van vier bedrijven, hadden een
positieve Mantouxtest. Deze dieren
zijn ge-euthaniseerd. Bij sectie waren
in de longen ernstige tuberculoselae-
sies aanwezig. Onderzoek van het cvi
toonde aan dat de
pcr-test positief was
voor
M. bovis. Het M. bovis-type was
identiek aan dat van de runderen in
Engeland. Tot 10 juli zijn twaalf dieren
van zes Nederlandse bedrijven positief
bevonden. Deze bedrijven zijn
geblokkeerd en contactbedrijven
worden onderzocht. De dieren worden
gecontroleerd met twee keer een
tuberculinatie. Daarnaast wordt er
verhoogd toezicht gehouden bij de
slacht (alleen dieren die negatief zijn
in de tuberculinatie mogen worden
geslacht). De
kncv heeft de betrokken
ggd\'en geïnformeerd. De ggd\'en zijn
gestart met het contactonderzoek
onder de humane contacten, in eerste
instantie onder de personen die
intensief betrokken zijn bij de
verzorging van de dieren. De proce-
dure voor het contactonderzoek
verloopt volgens het ringprincipe,
zoals dat in de regel wordt gehanteerd
bij het optreden van tuberculose.

vwa/kncv/CIb

Aantal meldingen van Q-koorts naar week van begin van symptomen, periode 01-01-2007 t/m
2 3-06-2008. N= 178 in 2007 en n=240 in 2008.

-ocr page 81-

buitenland

Krim-Congo hemorrhagische
koorts

In diverse provincies in het midden
van Turkije (niet het kustgebied) is
een uitbraak van Krim-Congo
hemorrhagische koorts (
cchf)
gaande. Mogehjk meer dan vijfhon-
derd mensen hebben dit jaar tot nu toe
de infectie opgelopen, waaronder
enkele gezondheidswerkers. Meer dan
dertig patiënten uit dit gebied zijn
overleden,
cchf komt endemisch
voor in dit gebied; in voorgaande jaren
zijn eveneens uitbraken gemeld van
vergelijkbare omvang. Voor het eerst
is nu ook een patiënt met Krim-Congo
hemorrhagische koorts in Grieken-
land bekendgemaakt. Het gaat om een
46-jarige vrouw, werkzaam als
agrariër, en afkomstig uit Komotini,
het noordoosten van Griekenland, bij
de grens met Turkije.

Krim-Congo hemorrhagische
koorts wordt overgedragen door
tekenbeten of door direct contact met
lichaamsvloeistoffen van patiënten.
Het
lcr adviseert reizigers naar
endemische gebieden algemene
preventieve maatregelen te nemen
tegen teken.

Promed/ewrs

Humane infecties met het aviaire
influenzavirus
H5N1

In de maand juni heeft de who twee
nieuwe patiënten met avaire influ-
enza in Indonesië gerapporteerd. Het
gaat om een 16-jarige vrouw uit
Zuid-Jakarta en een
34-jarige vrouw
uit Tangerang. De eerste patiënt heeft
contact gehad met ziek pluimvee; van
de tweede patiënt is het brononder-
zoek nog niet afgerond. Beide patiën-
ten zijn overleden. Het totale aantal
patiënten in Indonesië bedraagt
hiermee 135. iro patiënten zijn
overleden.
who

Op de dierenarts kan je rekenen!
Mag de dierenarts dat zelf ook?

Irene van den Berg

Onder de titel \'Op de dierenarts kan
je rekenen! Mag de dierenarts dat
zelf ook?\' zijn er de afgelopen
periode door de
knmvd in de regio\'s
bijeenkomsten georganiseerd waar
verschillende sprekers ingingen op
de economische ontwikkelingen in
de veterinaire markt en de mogelijk-
heden van individuele dierenarts-
ondernemers om hierop in te spelen.

Rens van Dobbenburgh en Jan Joerink
van de
auv gaven een duidelijk beeld
van de twee kanten van de dierenart-
senpraktijk: diensten en goederen
(medicijnen). Ze vergeleken de
dierenarts, die met beide inkomsten
kan genereren, met de dorpsgarage
waar het vroeger ook mogelijk was te
tanken. Een heldere, efficiënte en
professionele bedrijfsstructuur is een
voorwaarde om je als dierenarts te
kunnen concentreren op het verlenen
van optimale diergeneeskunde. Door
middel van persoonlijke gesprekken
en begeleiding adviseert de
auv
dierenartsen op het gebied van
praktijkorganisatie en praktijk-
voering. Met behulp van enkele
rekenvoorbeelden maakten de
sprekers op deze avonden de mogelijk-
heden hiertoe duidelijk. Deze ad-
viezen moeten er uiteindelijk toe
leiden dat de uren beter worden
geadministreerd en ook daadwerkelijk
worden doorberekend naar de klant.
De gemiddelde landbouwhuisdieren-
arts realiseert op dit moment per dag
een gering aantal declarabele uren en
haalt een groot deel van zijn inkomen
uit de medicijnverkoop. Deze afhanke-
lijkheid van de medicijnverkoop dient
idealiter te worden verminderd.

prijsstelling

Harold van Rossem liet zien hoe de
website van de
ncvei behulpzaam
kan zijn voor de praktijkvoering van
de individuele dierenartsondernemer.
De website kan helpen bij het onder-
kennen van kostenstructuren en het
ontwikkelen van een passende
prijsstelling. De enige investering die
van de dierenarts wordt gevraagd, is
tijd en de beheersing van (financiële)
Engelse termen. De basisgegevens van
deze voor
knmvo-leden gratis toe-
gankelijke website van de
ncvei
komen uit Amerika, Canada en

Nederland en laten u op een eenvou-
dige manier zien hoe het in financieel
opzicht met uw praktijk is gegaan ten
opzichte van vergelijkbare praktijken.
Soms is dat confronterend, vaak werkt
het als bewustwording. Kijk voor
meer informatie op www.ncvei.org.
Voor vragen kunt u altijd Harold van
Rossem benaderen.

Op een zeer enerverende en
enthousiaste manier liet Joep Driessen
van Vetvice zich horen met het
onderwerp \'Veranderen? Veranderen!\'.
Mensen willen wel veranderen, maar
willen niet veranderd worden. Wat is
hier aan te doen? Driessen gaf de
volgende adviezen: maak mensen
bewuster, geef voorzetjes, geef
keuzemogelijkheden, stel vragen,
vraag door en confronteer, maar wel
op een prettige manier.

ideeën

Door een toename van de concurren-
tie op de medicijnenmarkt, maar ook
beperkingen in het toedienen van
diergeneesmiddelen worden de
inkomsten uit de verkoop van
medicijnen steeds onzekerder.
Wanneer een dierenartsondernemer
erg afhankelijk is van de verkoop van

-ocr page 82-

medicijnen en deze afhankelijlcheid in
de toekomst wil verlagen, zal hij zich
moeten richten op datgene waarvoor
hij is opgeleid. Door met elkaar na te
denken over mogelijke ontwikke-
lingen ontstonden er tijdens de
bijeenkomsten uitstekende ideeën om
de aanwezige veterinaire kennis en
kunde beter te vermarkten. Als
dierenartsen meer toegevoegde
waarde creëren en deze ook zichtbaar
maken, zullen klanten immers bereid
zijn om daarvoor te betalen. De beste
ideeën uit alle vier de regio\'s staan
hieronder voor u verzameld:

- Stuur een e-mailnieuwsbrief naar
uw klanten;

\' - Maak begeleidingsmodules voor
alle diersoorten met iedere maand
nieuwe onderwerpen;
-Train jonge collega\'s;

- Organiseer een screening/
wormeitelling voor paarden;

- Laat nevenactiviteiten uitbetalen;

- Laat afspraken maken via het
internet;

-Vergroot het assortiment \'over
the counter\' (oTc)-producten;

- Organiseer een controle van pups
op zes maanden (60 procent van de
cliënten reageert positief op dit
initiatieO;

- Bied gezondheidsabonnementen
aan;

- Bied een cursus aan voor aspi-
rantkopers van huisdieren;

- Verzorg een totale gezond-
heidscheck in plaats van alleen
vaccinatie;

- Organiseer cursusavonden voor
eigenaars van gezonde dieren;

- Verkoop de kennis van de
assistentes;

- Faciliteer een advies-Zpraatgroep
voor de aanschaf van een dier;

- Zorg voor elektronische \'herken-
ning\' via de chip bij binnenkomst
van een dier in de praktijk;

- Breng dierverzekeringen bij uw
klanten onder de aandacht;

- Houd een betaald telefonisch
consult, ook bij doorverwijzing;

- Haal een cliënt na specialistische
behandeling terug naar de praktijk.

aan de slag

Wees niet bang om met een of meer
van bovenstaande adviezen aan de
slag te gaan. Wanneer u als dierenarts
iemand op de juiste manier van uw
kwaliteiten overtuigt, is uw kennis en
kunde zeer goed te vermarkten.

In totaal namen ruim honderd
collega\'s deel aan deze bijeenkomsten.
Indien u na het lezen van deze tekst
geïnteresseerd bent geraakt, kunt u
contact opnemen met de
knmvd voor
het bespreken van de mogelijkheid
om tegen een kleine vergoeding een
dergelijke avond te organiseren. Wilt
u nog meer advies, dan kunt u contact
opnemen met de
knmvd.

Irene van den Berg is stafmedewerker
van de
knmvd.

nsaid\'s voor gezelschapsdieren worden uda

Joost van Herten

Met ingang van 12 juni jongstleden
zijn door een wijziging van de
Diergeneesmiddelenregeling alle vrij
verkrijgbare
nsaid\'s voor gezel-
schapsdieren
uda geworden. Dit
betekent dat deze middelen alleen
nog maar door dierenartsen of door
apothekers op recept van een
dierenarts mogen worden afgeleverd.

De reden voor dit besluit is dat het
ministerie van
lnv meent dat de in de
bijsluiter vermelde bijwerkingen en
contra-indicaties aanleiding zijn om
dierenartsen een rol te geven bij het
voorschrijven van deze pijnstillers. In
de meeste andere Europese lidstaten
was dit al het geval. De
knmvd heeft in
haar commentaar op de voorgestelde
regeling aangegeven dat er op basis van
deze criteria naast de
nsaid\'s ook
andere vrij verkrijgbare diergeneesmid-
delen onder het voorschrift van de
dierenarts zouden moeten komen te

vallen, lnv acht daar op dit moment
geen aanleiding toe omdat men vindt
dat dit vooral middelen met een laag
risicoprofiel betreft.

van vrif naar uda

De maatregel houdt in dat voor elf
nsaid\'s voor gezelschapsdieren die nu
nog vrij verkrijgbaar zijn via de dieren-
speciaalzaak, de status gewijzigd zal
worden in
uda. Dit betekent dat
nsaid\'s voor gezelschapsdieren niet
meer via de detailhandel mogen
worden verkocht. Van de
nsaid\'s die
ook intraveneus kunnen worden
toegediend, blijft de kanalisatiestatus
overigens
udd.

nsaid\'s voor paarden vallen buiten
deze regeling. Paarden vallen in dit
verband onder de categorie voedsel-
producerende dieren. Alle
nsaid\'s
voor paarden zijn met ingang van i
juli
ura geworden met uitzondering
van degene die intraveneus kunnen
worden toegediend,
nsaid\'s voor
paarden met kanalisatiestatus
ura
mogen niet alleen door een dierenarts
worden afgeleverd maar ook door een
apotheker of vergunninghouder
(erkende handelaar) op recept van een
dierenarts.

overgangsregeling en

uitverkooptermijn

Omdat er op dit moment nog veel vrij
verkrijgbare
nsaid\'s op de markt zijn,
zijn er een overgangsregeling en een
uitverkooptermijn ingesteld.

Fabrikanten krijgen tot r5 decem-
ber 2008 de tijd om de verpakking aan
te passen. Erkende handelaren,
detailhandelaren, dierenartsen en
apothekers krijgen vervolgens tot 15
juni 2009 de tijd om de bestaande
voorraad
nsaid\'s met oude verpak-
king (zonder vermelding
uda) en
zonder recept van een dierenarts af te
leveren aan de houders van gezel-
schapsdieren.

foost van Herten is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 83-

Miel Bingen

De relatie tussen dierenartsen en de
Voedsel en Waren Autoriteit (
vwa)
is complex. Aan de ene kant heeft
de
vwA-dierenarts belangrijke - en
unieke - taken ten aanzien van
het bewaken van diergezondheid,
dierenwelzijn, volksgezondheid en
voedselveiligheid, anderzijds is het
imago van de dienst niet goed en is
het voor de
vwa moeilijk om dieren-
artsen te werven. Ook ervaren dieren-
artsen de arbeidsomstandigheden
bij de
vwa niet als optimaal. Reden
voor Rob Dortland, plaatsvervangend
inspecteur-generaal van de
vwa, en
Ludo Hellebrekers, voorzitter van de
knmvd, om een aantal gesprekken
te voeren over hoe verandering is te
brengen in deze situatie.

"Nee, het was niet de recente commo-
tie en de daarop volgende politieke
discussie over het functioneren van de
vwa die er toe heeft geleid dat wij
contact hebben gezocht met de
KNMVD om eens te praten over wat wij
kunnen doen aan het verbeteren van
de positie van de dierenarts bij de
vwa", begint Rob Dortland. "Het eerste
gesprek is al gevoerd voor die tijd, in
december 2007. Wij constateerden in
de tweede helft van 2007 dat we het
tekort aan toezichthoudend dieren-
artsen niet weggewerkt kregen, en zijn
toen analyses gaan maken naar
onderliggende oorzaken. Daarbij
hebben we moeten vaststellen dat de

VWA en KNMVD in gesprek

aandacht voor efficiëntie ten opzichte
van de kwaliteit van het werk te ver
was doorgeschoten. Dierenartsen
werden onvoldoende aangesproken
op hun professionaliteit en dat wreekt
zich dan in motivatie en inzet. Dat
geldt voor al onze dierenartsen,
practitioners zowel als medewerkers
met een vast dienstverband."

"Ook bij ons waren de signalen
bekend. Wij waren dan ook bijzonder
blij met het verzoek van de
vwa om
samen aan tafel te gaan zitten om te
zien waar knelpunten lagen en hoe
die op te lossen. De
knmvd is zich
bewust van het grote belang van
volksgezondheid en voedselveiligheid
en de belangrijke rol die hierin voor de
dierenarts is weggelegd. De
vwa kan
haar taken alleen goed vervullen als
zij kan rekenen op de kennis en
ervaring van gemotiveerde dierenart-
sen. Tegelijkertijd moet de dierenarts
zich bewust zijn van zijn of haar
verantwoordelijkheid in deze. Reden
te meer om het gesprek aan te gaan",
vult Ludo Hellebrekers aan.

resultaat

Het meest tastbare resultaat van de
gesprekken is zonder enige twijfel het
practitionerspakket dat op i juli van
kracht is geworden. In het pakket
wordt tegemoet gekomen aan lang-
levende wensen van dierenartsen over
onder andere begeleiding, opleiding en
inzetbaarheid van practitioners. Ook
hebben
vwa en lnv de tarieven voor
werkzaamheden door practitioners
aangepast. Op de website van de
vwa is
het practitionerspakket in te zien (zie
www.vwa.nl onder \'vacatures\').

Ludo Hellebrekers bevestigt het
positieve resultaat van de gesprekken.
"De
knmvd is bijzonder te spreken
over de constructieve gesprekken die
gevoerd zijn en het practitioners-
pakket is daar het exponent van. Toch
gingen de gesprekken nadrukkelijk
niet alleen over practitioners maar
over de rol van alle dierenartsen
binnen de
vwa: hoe kan een kwalita-
tief hoogwaardige dienst worden
verleend zodat de belangrijke taken op
het gebied van volksgezondheid en
voedselveiligheid ook op de lange
termijn worden gegarandeerd? Dit zal
dan ook zeker niet het laatste contact
zijn met de
vwa. Het is van eminent
belang om continu met elkaar in
dialoog te blijven zodat mogelijke
knelpunten vroegtijdig worden
gesignaleerd en opgelost."

vervolg

"De VWA onderstreept de noodzaak
van het voortzetten van de contacten
volledig", vervolgt Rob Dortland. "Wij
denken dat door de ingezette verande-
ringen de
VWA weer een aantrekke-
lijke werkgever wordt voor dieren-
artsen. De
vwA-dierenarts heeft een
belangrijke maatschappelijke taak
- dat heeft de recente commotie toch
in ieder geval bewezen - en wij willen
binnen de dienst dus een cultuur gaan
creëren waarbij dierenartsen op hun
specifieke verantwoordelijkheden
worden aangesproken en de mogelijk-
heid krijgen deze verder te ontwikke-
len. Een dierenarts hoort te staan voor
z\'n werk; in een recente advertorial
zeggen we dat de dierenarts in het
spanningsveld tussen volksgezond-
heid en dierenwelzijn enerzijds en
economische belangen anderzijds, zijn
rug recht moet kunnen houden. Daar
zullen we hem of haar als organisatie
in moeten ondersteunen.

Overigens zijn wij ons er terdege
van bewust dat de recente aanpas-
singen geen eindstation vormen. Een
aantrekkelijk pakket arbeidsvoorwaar-
den zal op onze agenda blijven staan.
Puur en alleen al door demografische
ontwikkelingen, een krimpende
beroepsbevolking, zal de spanning op
de arbeidsmarkt blijven bestaan en
alleen door competitief te blijven
kunnen wij er voor zorgen dat het zeer
belangrijke werk van de
vwA-dieren-
artsen voor onze maatschappij veilig
wordt gesteld. Wil de
vwa goed blijven
functioneren dan moet zij een aantrek-
kelijke werkgever blijven."

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 84-

Madeion van Weeren-Bitterling

In het kader van de activiteiten van
de stuurgroep \'aanpak Arbeids-
ongeschiktheid\' is dit deel twee in
een serie van acht artikeltjes over de
veterinaire ergonomie. In deze serie
worden de belangrijkste houdings-
adviezen voor de praktiserende
dierenarts toegelicht en onder-
bouwd aan de hand van de humane
anatomie en fysiologie

\'Een dierenarts staat boven de
materie... (maar werkt hever niet
boven schouderhoogte).\'

Werken boven schouderhoogte ofwel
\'boven je macht\' is niet alleen erg
vermoeiend, maar ook nog eens zeer
slecht voor je schouders. Zeker
wanneer je vaak en lang achter elkaar
handelingen verricht zoals het rectaal
exploreren of gebitsverzorging bij het
paard is het verstandig aandacht te
besteden aan je werkhouding en
werkhoogte.

beweeglijk gewricht

Het schoudergewricht (articulatio
glenohumeralis) is met z\'n grote
gewrichtskop en kleine -kom het meest
beweeglijke gewricht in het menselijk
lichaam. Deze grote mobiliteit gaat
echter ten koste van de stabiliteit.
Enerzijds wordt dit opgevangen door
vier spieren (M. supraspinatus,
M. infraspinatus, M. subclavicularis en
M. teres minor), de zogenaamde
\'rotator cuff, die dicht langs het
gewricht lopen en die tevens het
gewrichtskapsel versterken. Anderzijds
heeft de aanwezigheid van het sleutel-
been een stabiliserende werking. Dit
vormt via het acromion een benige
verbinding tussen borstbeen en
schouderblad en heeft als belangrijkste
taak het \'op afstand houden\' van de
schouder ten opzichte van de thorax.

Problemen in de schouderregio
komen veel voor en zijn grofweg in te
delen in traumatisch letsel (fracturen,
luxaties) en de zogenaamde surme-
nage ofwel overbelastingsverschijnse-
len. Vooral het veelvuldig meer dan
90 graden abduceren, ofwel het boven
schouderhoogte werken, werkt deze
overbelastingsverschijnselen in de
hand. Recidiverende ontsteking van de
\'rotator cuff en met name van de pees
van M. supraspinatus zorgt voor veel
schouderpijn en het risico op een
partiële of totale ruptuur (het \'rotator
cuff sydroom\') (zie figuur r).

De M. supraspinatus speelt een
belangrijke rol in de arthrokinematica
van de schouder (zonder deze spier
wordt het actief heffen van de arm
onmogelijk), maar is berucht wanneer
het gaat om degeneratieve verschijn-
selen. Chronische tendinitis (vaak in
combinatie met een bursitis en cal-
cifïcaties) kan naast mechanische over-
belasting ook het gevolg zijn van het
\'chronisch impingementsyndroom\'
(zie figuur 2). Er zijn diverse oorzaken

Veterinaire ergonomie:
een kwestie van lijfsbehoud

van inklemming van pees en bursa
tussen de humeruskop en het acromi-
on: slechte arthrokinematische coördi-
natie van het gewricht, een \'in elkaar
gezakte\' houding van de bovenrug en
schoudergordel, instabiliteit, degene-
ratie van de \'rotator cuff, verklevingen
in het gewrichtskapsel, verkleining
van de subacromiale ruimte, bijvoor-
beeld door osteofytvorming et cetera.
De therapie bestaat uit het remmen
van ontstekingen, bevordering van het
herstel van de \'rotator cuff-spieren
door het verbeteren van de beweging
in het schoudergewricht (onder andere
door gerichte spiertraining) en door
ergonomisch advies.

spiertraining

Voorkomen is beter (en vaak gemak-
kelijker) dan genezen. Dit geldt zeker
voor schouderproblematiek. Dit
betekent dat je het werken boven
schouderhoogte zoveel mogelijk moet
voorkomen. Dat is in theorie gemak-
kelijk gezegd, maar soms lastig
uitvoerbaar in de praktijk, zeker
wanneer je niet onder kliniekomstan-
digheden werkt. Enkele tips: probeer
zoveel mogelijk een opstapje te
gebruiken, leer jezelf zowel links- als
rechtshändig te werken (dit vergt
discipline, maar halveert de belasting),
laat koeien zoveel mogelijk aaneenge-
sloten aan het voerhek vastzetten (dit
voorkomt heen en weer zwalken, dus
het \'mangelen\' van je schouder), schud
je schouder tijdens het werk regelma-
tig even ontspannen los. Hiernaast is
het belangrijk, zeker wanneer je veel
van je schouders vraagt, gericht wat
spiertraining te doen om het schou-
dergewricht te stabiliseren.

Madeion van Weeren-Bitteriing is
arbeidsfysiotherapeut en dierfysio-
therapeut.

M. supraspinatus —

ruptuur van de \\

supraspinatuspees
Acromion

Proc. coracoideus
Clavicula

-ocr page 85-

Ingezonden

Is goede zorg (alleen) gegarandeerd bij
de specialist? Deel
2

Geachte redactie,

Met interesse hebben wij de reacties
gelezen van de collega\'s Mandigers en
Teske op onze ingezonden brief \'Is goede
zorg alleen gegarandeerd bij de specia-
list?\'
(tvd 15-4-2008). Wij vinden deze
reactie inhoudelijk nogal egocentrisch
omdat hierin vooral de eigen belangen
worden beschermd en weinig oog wordt
getoond voor de behoeften en capaciteiten
van anderen. Wij vinden dit jammer en
een gemiste kans.

Teske meent in ons schrijven zelfs te
lezen dat wij zouden pleiten voor afschaf-
fing van de titel veterinair of Europese
specialist. Wij lezen dat in ons stuk echter
nergens terug. Het feit dat dierenartsen in
de eerste lijn in de toekomst door middel
van intensieve trainingen zouden kunnen
doorgroeien in hun beroep en in hun
carrière door middel van deelspecialisaties,
doet in onze ogen niets af aan de status of
de positie van de specialisten in de praktijk.
Wij hechten aan samenwerken en elkaar
aanvullen, maar niet aan elkaar beknotten.
Dus waarom bij voorbaat deze defensieve
en blokkerende houding innemen en
waarom niet op zoek gaan naar een
win-winsituatie?

Het voor ons belangrijkste item in de
discussie blijfi: wat is nog de motivatie
voor een dierenarts om aanzienlijk verder
te leren als je eenmaal in de praktijk
beland bent en wat betrefi status in je
carrière eigenlijk niet of nauwelijks meer
(stapsgewijs) verder kunt komen ? De prijs
die de tandartsen hebben betaald voor het
blijven hangen in de pure eerstelijnssetting
was een zeer hoog percentage \'bum-out\'.
Dit ontstond vooral vanwege het op de
lange duur ontbreken van voldoende
uitdaging (zie hiervoor ook het verslag
over het coachingcongres in het
tvd van
15 april). Veel tandartsen zijn zich het
laatste decennium na intensieve en
hoogwaardig begeleide nascholing gaan
toeleggen op deelgebieden als implantolo-
gie, orthodontie of paradontologie. Het
percentage \'bum-out\' is daarna drama-
tisch afgenomen en het werkplezier is
onder deze mensen evenredig toegenomen.
De kwaliteit van de tandheelkundige
verzorging heefi hier bepaald niet onder

geleden. De onderlinge collegialiteit is
hierdoor ook alleen maar toegenomen,
omdat men meer over en weer is gaan
verwijzen.

Ook in de humane gezondheidszorg is
op dit moment een trend waar te nemen om
eerstelijnshuisartsen verderop te leiden in
deelgebieden als oogheelkunde,
ecg/
cardiologie et cetera. Hierbij kunnen zij
hun werkplezier behouden en kunnen zij
bovendien eerst (ook) intercollegiaal
verwijzen voordat ze naar de tweede lijn
verwijzen. Dit alles gebeurt trouwens tot
groot genoegen van
movir, die de schades
door arbeidsongeschiktheid in deze
beroepsgroepen ziet dalen, waar ze op het
veterinaire terrein nog steeds stijgen.

Op deze manier kan niet alleen de
tandheelkunde of huisartsgeneeskunde
bloeien en groeien, maar zou ook de
diergeneeskunde zich in de breedte verder
kunnen ontwikkelen, zonder dat de ene
partij de groei van de andere partij, niet
gespeend van het nodige eigenbelang,
probeert af te toppen. De opstelling dat
dierenartsen in de eerste lijn niet slim
genoeg zouden zijn om dergelijke cursussen
goed te volgen of na adequate training op
hoog niveau deelspecialisaties uit te
oefenen, lijkt ons niet houdbaar gezien de
ervaringen bij artsen en tandartsen.

Voor de specialisten blijfi in dit
scenario nog steeds alle ruimte om zich toe
te leggen op datgene waar zij op hun beurt
goed in zijn. Wellicht dat ook zij dan qua
niveau weer wat in de hoogte moeten of
kunnen. Dat heefi voor de klant het
voordeel dat men bijvoorbeeld voor het
niet operatief sluiten van een
pdab
(\'coilen\') of een MRi-scan niet helemaal
naar Utrecht hoefi, maar bij de perifere
Europees erkende specialist terecht kan.
Maar vooreen kapotte kmisband hoefi
men dan wellicht niet direct naar een
orthopedisch specialist maar kan men ook
prima terecht bij een buurtcollega die zich
hierin verdiept heefi en middels een
erkende test/proef heefi bewezen dit stukje
diergeneeskunde perfect te beheersen.
Voor de specialist blijven dan de echt
complexe gevallen over, de zaken
waarvoor hij zijn speciale training heefi
gekregen, maar waar hij nu vaak niet aan
toekomt. Zo schuifi op alle niveaus het
kennisniveau op. Dit lijkt ons een veel
natuurlijker en wenselijker toestand dan
dat de situatie in de eerste lijn volledig op
slot gaat, alleen om de belangen van één
groep te beschermen.

Wij hopen dat de besturen van de
knmvd en de ggg de wijsheid hebben in te
zien dat de binaire visie van de Groep
Veterinaire Specialisten niet meer van deze
tijd is. Dat het aanpassen van dit model ook
nog vele andere bijkomende voordelen heeft
ten aanzien van arbeidsongeschiktheids-
preventie et cetera is mooi meegenomen. De
dialoog aangaan met deze groep practici
zou een eerste stap kunnen zijn om de
diergeneeskunde te verlossen van het
achterhaalde zwart-witdenken over de
inrichting van de diergeneeskundige
praktijk dat nu opgeld doet.

Anton Beijer, Drachten, Jacob Deinum,
Leeuwarden, Paul Groenestein, Sneek,
joop Hopmans, Roden, Maarten
Kappen, Eersel, Hanneke Moorman,
Helmond, Wilco Rasenberg, Tilburg,
Hans Rierink, Oosterbeek

reactie

Zonder nu in een polemiek van brieven
heen en weer terecht te komen wil ik
slechts kort reageren op deze reactie
van Beijer cum sui. Het is tamelijk
flauw mijn reactie als egocentrisch
(lees: alleen denkend aan specialisten)
te bestempelen omdat de insteek van
mijn reactie niet alleen op de eerste
brief van Beijer cum sui was gericht
maar vooral ook op het interview met
de voorzitter van de Groep Veterinaire
Specialisten. De eerste ging gedeeltelijk
over specialisten, de tweede geheel.

Ik ga daarom niet al mijn argumen-
ten weer herhalen, laat de lezer zich
daarvoor wenden tot het
tvd jaargang
133, pagina 349 en verder. Alleen deze
alinea van mijn betoog wil ik nog-
maals aanhalen: "Dat er Nederlandse
practici zijn die zich verder willen
ontwikkelen is toe te juichen (zie ook
mijn editorial van 15 april), een goede
zaak in het perspectief van levenslang
leren. Mogelijk dat deze vermeerde-
ring van kennis en kunde tot uiting
kan komen in het systeem van de
\'erkende dierenarts\'. Ik nodig de
collega\'s Beijer et al dan ook uit om
met de Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren hierover in discussie te
gaan." Ik zie de discrepantie met
bovenstaande brief niet.
Erik Teske

-ocr page 86-

Martijn Weijtens, Jan Tiete Siebinga,
Björn Bussen, Natalie Cleton

"De dierenarts is niet het probleem,
maar de oplossing", en: "De dieren-
arts moet uit de slachtofferrol." Dat
waren de woorden waarmee Jules
Rojer de middag afsloot over de
positie van de dierenarts onder de
titel \'Hoe houdt de dierenarts zijn
rug recht?\'. Er waren al veel sprekers
aan het woord geweest, variërend
van practici tot dierenartsen in
overheidsdienst, die hadden ge-
schetst voor welke dilemma\'s de
dierenarts zich geplaatst ziet in de
beroepsuitoefening: dilemma\'s die
allemaal te maken hebben met
integriteit, oftewel \'je rug recht
houden\'.

In de levendige discussie met de zaal
gingen deze middag veel suggesties
over tafel. Waar de een de oplossing
zocht in meer regelgeving en hand-
having, zocht de ander het meer in
bewustwording en communicatie met
de samenleving. Waar de een pessimis-
tisch was over mogelijke oplossingen,
zag de ander wel degelijk aan-
knopingspunten.

CASUSSEN

In het eerste blok kwamen drie
practici aan het woord: Gerrit Hooijer
(rund), Gerard van Eijden (varken) en
Albert Vink (pluimvee). Zij kwamen
met voor velen herkenbare casussen
uit de praktijk. Deze hadden vooral te
maken met activiteiten in het kader
van de certificering van levende
dieren en met het voorschijven van
diergeneesmiddelen. De boodschap
van de drie sprekers kon als volgt
worden samengevat:

- Gerrit Hooijer: "Geen rechte rug
zonder rugdekking."

- Gerard van Eijden: "Wie betaalt
bepaalt niet ahijd."

- Albert Vink: "Veel concurrentie
leidt tot meer resistentie."

In de discussie, geleid door Jan
Tiete Siebinga, werden onder andere
de volgende punten aangedragen:

- Het is lang niet altijd duidelijk
wie de opdrachtgever is;

- De overheid moet de practicus zo
goed mogelijk rugdekking bieden
(de rol van de practicus en die van
de overheid kunnen niet helemaal
los van elkaar worden gezien);

- Duidelijke afspraken binnen een
overeenkomst tussen dierenarts en
veehouder blijven wenselijk;

- Een transparante centrale
registratie van het diergenees-
middelengebruik is gewenst;

- Het tuchtrecht is niet voldoende.
Er is meer nodig;

- De goede 80 procent moet niet
onnodig lijden onder de 20 procent
kwaden.

GRIJS GEBIED

In het tweede blok kwamen een
vwA-dierenarts (Frank de Wit) en een
practitioner (Arend Piebes) aan het
woord. Zij schetsten de dilemma\'s van
de dierenarts in overheidsdienst.
Opvallend waren de raakvlakken met
de problematiek van practici. Veel
problemen zijn verder te herleiden tot
het grijze gebied tussen goed- of
afkeuren (\'ante mortem\'-keuring),
onvoldoende communicatie en de
vele, snel veranderende regels. De
boodschap van de twee sprekers werd
door hen als volgt samengevat:

Hoe houdt de dierenarts
zijn rug recht?

- Frank de Wit: "Handhaven is een

vak."

-Arend Piebes: "De vwa kent

onvoldoende waarde toe aan de

\'practitioner\'."

Jules Rojer leidde de discussie,
waarin onder andere naar voren
kwam dat handhaven veel moeilijker
is dan het lijkt, dat een lik-op-stuk
beleid gewenst is en dat de
vwa meer
dierenartsen nodig heeft, die verder
ook goed opgeleid worden. Want de
maatschappij verwacht van de
ambtenaar, zoals Jules Rojer het mooi
stelde: "Dat een ambtenaar \'van
onbesproken gedrag\' is en dat een
ambtenaar alles kan."

BAGAGE

In het derde blok kwam als eerste aan
het woord een studente diergenees-
kunde, Natalie Cleton, die aangaf dat de
student nog weinig bagage meekrijgt
van de faculteit om later "de rug goed
recht te kunnen houden" en onvoldoen-
de wordt getraind in het maken van
maatschappelijke afwegingen. Zij
pleitte voor meer aandacht hiervoor in
het onderwijs (door de jaren heen). Een
jurist van het ministerie van
lnv.
Roelof Jan Donner, lichtte toe wat de
wetgeving op dit moment te bieden
heeft. Opvallend was het feit dat de wet-
geving vooral algemene bepalingen
kent: de dierenarts heeft een \'zorg-
plicht\', de dierenarts moet zich
gedragen zoals van een dierenarts mag
worden verwacht, en als je een dieren-
arts in dienst neemt (of een dienst van
hem afneemt), dan neem je hem ook
helemaal in dienst (inclusief zijn
wettelijke verplichtingen). De dieren-
arts heeft een zelfstandige beslis-
bevoegdheid en is persoonlijk aan-
sprakelijk voor zijn beslissingen. De
dierenarts is dus in grote mate zelf
verantwoordelijk voor de manier
waarop hij zijn beroep uitoefent. Alida
Oppers, directeur van de beleidsdirectie
van
lnv, gaf vervolgens een beleidsvisie
op de problematiek en Jan Vaarten,
directeur van de
fve, gaf tenslotte een
externe Europese kijk op de zaak. Zij
vatten hun boodschap als volgt samen:

-ocr page 87-

- Natalie Cleton: "Ethiek en
professionaliteit moeten onderdeel
zijn van de studie van het eerste
jaar tot het afstuderen."

- Roelof Jan Donnen "De dierenarts
blijft in alle gevallen verantwoor-
delijk voor zijn gedrag."

- Alida Oppers: "Stel de eigen
professionaliteit voorop."

- Jan Vaarten: "De dierenarts is
toegerust en zelfbewust."

isolatie doorbreken

In de discussie, geleid door Roeland
Wessels, kwam naar voren dat de
dierenarts zich meer dan ooit beweegt
in een spanningsvolle maatschappe-
lijke context. Tegelijkertijd wijzen de
economische \'triggers\' niet in de goede
richting. De dierenarts kan van deze
situatie gemakkelijk slachtoffer
worden als hij in een geïsoleerde
positie blijft staan. Dat moet dus
worden doorbroken. Ludo Helle-
brekers stelde dat de beroepsgroep de
ramen moet opengooien en de andere
maatschappelijke partijen (\'stake-
holders\', van boeren tot burgers en

consumenten) moet betrekken in het
zoeken naar oplossingen. Zo wordt de
problematiek van de dierenarts een
gedeelde problematiek. De dierenarts
komt uit zijn geïsoleerde positie en
komt sterker te staan ten opzichte van
de boer en de integratie.

Ook Jan Vaarten stelde dat de
dierenarts machteloos staat zolang hij
gegijzeld blijft in een één-op-éénrelatie
met de opdrachtgever (de boer, dan
wel de industrie of de overheid). De
dierenarts moet zich bewegen van de
bilaterale relatie dierenarts-opdracht-
gever naar een positie in het midden
van de driehoek dierenarts-opdracht-
gever-maatschapij.

Alida Oppers benadrukte nog eens
dat de oplossing niet kan worden
gezocht in meer regels, handhaving en
toezicht. Dat gaat in tegen de algehele
politieke lijn (juist minder regels), er
is geen geld voor (de overheid moet
juist krimpen) en het biedt ook niet de
oplossing: er zijn nooit genoeg
handhavers als de structurele pro-
blemen niet worden aangepakt. Wel
moet men natuurlijk kijken hoe de
huidige maatregelen kunnen worden
geoptimaliseerd (het register, het
tuchtrecht, de handhaving) en op
onderdelen aangevuld. Ook kan de
beroepsgroep zelf misstanden
aanpakken, onder andere door elkaar
meer op zaken aan te spreken.

In de discussie werd verder
ingebracht dat de dierenarts zelf moet
bepalen waar hij voor wil staan en
geen verantwoordelijkheid moet
nemen voor zaken die hij niet kan
waarmaken.

grenzen

Samenvattend kunnen we stellen dat
het belang van de diergeneeskunde en
van de dierenarts meer dan ooit groot
wordt geacht, dat de beroepsgroep en
de dierenarts zelf hun grenzen moeten
bepalen (tot hier en niet verder), dat
de verschillende geledingen hierin
goed moeten samenwerken (dieren-
arts in de praktijk en in dienst van
overheid en bedrijfsleven) en dat
contact moet worden gezocht met de
samenleving (gooi de ramen open,
want de problematiek is een gedeelde
problematiek).

Al met al betekende deze middag,
georganiseerd in het kader van een
unieke samenwerking tussen drie
groepen van de
knmvd (ggl, gkz,
dib
) en een studentenvereniging
(Hygieia), een eerste stap in een traject
waarin we verder zullen werken aan
de versterking van de positie van de
dierenarts.

Martijn Weijtens, Groep Gezondheid
en Kwaliteitszorg, Jan Tiete Siebinga,
Groep Gezondheidszorg Landbouw-
huisdieren, Björn Eussen, Groep Dieren-
artsen werkzaam in het Bedrijfsleven,
en Natalie Cleton, Studentenvereniging
Hygieia.

-ocr page 88-

LI. Slingerland

In het zonovergoten Sunny Isles
Beach, een plaatsje gelegen in
Greater Miami in de Verenigde
Staten, werd afgelopen 23 tot en met
25 april het Hill\'s Global Mobility
Symposium gehouden. Hieronder
vindt u een samenvatting van de
inhoud van de presentaties tijdens
dit symposium, met als aandachts-
punten artrose en overgewicht.

Christine Jenkins, Director of Acade-
mic Affairs van Hill\'s Pet Nutrition,
beet de eerste ochtend het spits af met
een pleidooi voor \'evidence-based
medicine\' en \'evidence-based clinical
nutrition\'. Ze beschreef een model
waarmee vier verschillende niveaus
van wetenschappelijk bewijs zijn te
onderscheiden. Niveau i-bewijs
(sterk) komt voort uit meta-analyses
van onderzoek, of uit prospectieve,
gerandomiseerde, klinische studies
met controlegroep. Aan de andere
kant van het spectrum komt niveau
4-bewijs voort uit beschrijvende
studies, in vitro-studies of studies met
een andere diersoort. Met dit weten-
schappelijk bewijs, in combinatie met
klinische expertise, de beschikbare
hulpmiddelen en de voorkeur van de
patiënteigenaar kan de clinicus
vervolgens de juiste klinische beslis-
sing maken voor een individuele
patiënt.

meervoudig onverzadigde

vetzuren

Philip Roudebush, die naast zijn
werkzaamheden voor Kansas State
University ook Director of Scientific
Affairs van Hill\'s Pet Nutrition is,
schetste vervolgens een beeld van de
huidige inzichten met betrekking tot
de modulatie van excessieve ontste-
kingsreacties en pijn door middel van
meervoudig onverzadigde vetzuren.
Van omega-3-vetzuren wordt gedacht
dat ze ontstekingsreacties kunnen
remmen. De mogelijke mechanismen
achter deze werking werden bespro-
ken. De omega-3-vetzuren kunnen
worden omgezet in ontstekingsmedia-
toren die minder pro-inflammatoir
zijn dan de ontstekingsmediatoren die
voortkomen uit omega-6-vetzuren.
Ook blijkt dat sommige omega-3-
vetzuren de precursor zijn van de
stoffen die de ontstekingsfase waarin
de ontstekingsreacties worden
beëindigd, actief stimuleren. Deze
inzichten kunnen worden ingezet in
de diëtaire ondersteuning van dieren
met artrose. Hoewel niet precies
bekend is wat de optimale omega-
3:omega-6-vetzuurverhouding is voor
de ondersteuning van honden en
katten met chronische ontstekingen
als artrose, is er een dagelijkse dosis
omega-3-vetzuren vastgesteld die een
redelijk startpunt lijkt voor deze
patiënten. Overdosering van omega-3-
vetzuren kan bij katten evenwel
leiden tot hemorrhagische problemen.
Het voeren van een dieet waarin deze
omega-3-vetzuren in de juiste hoeveel-
heden zijn verwerkt, lijkt een kosten-
effectieve methode voor het onder-
steunen van patiënten met chronische
ontstekingen. Bij honden met artrose
is aangetoond (niveau i-bewijs) dat de
mobiliteit verbetert na het voeren van
met omega-3-vetzuren verrijkte
voeding.

artrose bij katten

Duncan Lascelles, universitair
hoofddocent aan veterinaire faculteit
van de North Carolina State Univer-
sity, zette de stand van zaken op een rij
aangaande artrose. Hoewel het
duidelijk is dat artrose voorkomt bij
katten en dit kan leiden tot pijn en
verminderde mobiliteit, is de diagnose
van artrose bij deze diersoort lastig.
Sommige katten met pijnlijke reacties
bij klinisch onderzoek van gewrichten
blijken geen röntgenologische
afwijkingen te vertonen (en vice
versa). Hoewel de gedragsverande-
ringen van de kat door de chronische
aard van artrose subtiel en makkelijk
te missen zijn, lijkt de beoordeling van
bepaalde gedragingen van de kat door
de eigenaar de beste manier om
artrose bij de kat vast te stellen.
Veranderingen in activiteit, het op
voorwerpen springen, het van
voorwerpen afspringen, de hoogte van
sprongen, verzet bij het hanteren en
ook het zich afzonderen lijken
aanwijzingen van artrose bij de kat te
kunnen zijn. Volgens Lascelles zou de
diagnose van artrose bij de kat moeten
zijn gebaseerd op waarnemingen van
de eigenaar, gecombineerd met
pijnlijke gewrichten bij klinisch
onderzoek met of zonder röntgeno-
logische aanwijzingen van artrose.

Hill\'s Global Mobility Symposium 2008

Aansluitend vertelde John Innes,
verbonden aan de University of
Liverpool, over de ontwikkeling van
een in vitro-model van het gewrichts-
kraakbeen van katten. Hiermee kan de
remming van aantasting van kraak-
been onder invloed van kandidaat-
therapeutica worden beoordeeld. Door
in het cultuurmedium de concentratie
van glycosaminoglycanen en colla-
geen in de tijd te meten, kan de mate
van degeneratie van het in vitro-
kraakbeen worden vastgesteld.
Toevoeging van docosahexaeenzuur
(een omega-3-vetzuur met 22 koolstof-
atomen en 6 onverzadigde koolstof-
verbindingen) aan het cultuurme-
dium remde de degeneratie van het
kraakbeen het meest. Daarmee lijkt
dit vetzuur een geschikte kandidaat
voor verder onderzoek naar de
nutritionele ondersteuning van
gewrichtskraakbeen bij de kat.

nutritionele ondersteuning

Kevin Hahn, de Director of Clinical
Trails & Claims voor Hill\'s Pet
Nutrition, presenteerde aansluitend
onderzoek naar de nutritionele
ondersteuning (met een dieet) van
katten met artrose. In dit prospectieve
en gerandomiseerde onderzoek met
controlegroep bleken zowel het
speciale dieet als het controledieet
binnen twaalf weken te leiden tot een
significante vermindering van de
symptomen van artrose (niveau
i-bewijs). Bij katten met matige tot
ernstige artrose bleek het percentage
katten met verbetering hoger te zijn
dan bij katten met geringe artrose.
Volgens Hahn is een mogelijke
verklaring hiervoor dat de sympto-

-ocr page 89-

men van artrose weliswaar verbeteren
maar vaak niet geheel verdwijnen
door het voeren van het aangepaste
dieet. Katten die bij het begin van het
onderzoek in de \'geringe artrose\'-cate-
gorie werden ingedeeld, konden aan
het eind van het onderzoek alleen
maar lager worden gescoord (dus
\'verbetering\') als de symptomen van
artrose geheel waren verdwenen.
Katten met matige tot ernstige artrose
konden bij verbetering nog een
categorie lager worden gescoord
zonder dat de symptomen geheel
verdwenen hoefden te zijn.

metabool syndroom

Het middagprogramma van de eerste
dag werd ingeluid door Claude
Lardinois, een humaan internist en
endocrinoloog die als professor
verbonden is aan de universiteit van
Nevada. Hij gaf een lezing over het
metabole syndroom. Het metabole
syndroom is een clustering van
risicofactoren die bij mensen duidt op
een verhoogde kans op het ontwikke-
len van hart- en vaatziekten. Lardinois
noemde het metabole syndroom \'the
foot and fork disorder\', waarmee hij
bedoelde dat een gebrek aan lichaams-
beweging en een overmatige voedsel-
consumptie aan de basis liggen van
het ontwikkelen van het overgewicht
en de insulineresistentie die centraal
staan in het metabole syndroom. Hij
wees op tien meetbare en beïnvloed-
bare risicofactoren. Het op de juiste
manier beïnvloeden van deze risico-
factoren zal de cardiovasculaire
mortaliteit verminderen (of zoals
Lardinois zei: \'less bodybags\').

Onder leiding van Jane Shaw en
Paul Cleland, respectievelijk universi-
tair hoofddocent veterinaire commu-
nicatie aan de Colorado State Univer-
sity en Veterinary Affairs Manager
voor Hill\'s Pet Nutrition, werd de rest
van de middag gevuld met een
workshop "Paternalism to Partnership:
Shared Decision-Making". Gedurende
deze workshop werd de communicatie
tussen dierenarts en patiënteigenaar
besproken en wat daar tijdens het
afgelopen decennium in is veranderd.

overgewicht

Jane Armstrong, als veterinair
interniste en professor verbonden aan
de University of Minnesota, startte de
volgende ochtend met een presentatie
over vetweefsel en overgewicht.
Vetweefsel is het grootste endocriene
orgaan: in vetweefsel (en in de daarin
aanwezige macrofagen en fibrocyten)
worden de zogenaamde adipokines
geproduceerd. Leptine, adiponectine,
resistine en tumornecrosisfactor a
zijn enkele bekende adiponectines.
Dit zijn stoffen waarmee het vetweef-
sel communiceert met andere
weefsels. Overgewicht leidt tot een
veranderde afgifte van deze hormo-
nen, waardoor bijvoorbeeld insuline-
resistentie ontstaat. Bij katten is
overgewicht een groeiend probleem
en een risicofactor voor de ontwikke-
ling van diabetes mellitus en artrose,
maar bijvoorbeeld ook voor proble-
men met de lage urinewegen. Eige-
naren zijn vaak niet op de hoogte van
deze risico\'s en moeten beter worden
voorgelicht en begeleid. Castratie van
poezen en katers (castratie leidt tot
een lagere energiebehoefte van het
dier), lichamelijke inactiviteit en
voeders met hoog energiegehalte zijn
voorbeelden van risicofactoren voor
het ontwikkelen van overgewicht. Het
op gewicht houden van een kat is
makkelijker dan het laten afvallen van
een kat en de energiebehoefte van een
kat met overgewicht kan aanzienlijk
lager zijn (per kilogram hchaams-
gewicht) dan dat van een kat zonder
overgewicht. In verband met het
ontwikkelen van hepatische lipidose
is het belangrijk een kat niet te snel te
laten afvallen. Een gewichtsverlies
van ongeveer i procent per week lijkt
veilig, als er voeding wordt verstrekt
met een voldoende hoog eiwitgehalte.
Een gewichtsverlies van i procent per
week kan worden bereikt door
ongeveer 80 procent van de energie-
behoefte van het dier te voeren,
uitgaand van het ideale gewicht.
Mocht de zo berekende hoeveelheid
voer meer zijn dan wat de kat al kreeg,
dan kan men uitgaan van 80 procent
van de hoeveelheid die de kat kreeg.

voedingsstoffen

Rebecca Remillard, een veterinair
voedingsspecialist werkzaam in het
Angell Animal Medical Center in
Boston, vervolgde de ochtend met
haar presentatie. Ze sprak over de
wetenschappelijke achtergronden van
de nutriëntenprofielen (macronu-
triëntsamenstelling) die kunnen
worden gebruikt om honden en
katten met overgewicht te laten
afvallen. Meerdere nutriëntenprofie-
len kunnen worden ingezet om een

-ocr page 90-

kat te laten afvallen, waaronder laag
vet/hoog vezeldiëten en ook laag
koolhydraat/hoog eiwitdiëten. Het is
belangrijk te realiseren dat de energie-
opname en niet het nutriëntenprofiel
de doorslaggevende factor is bij
gewichtsverlies van een kat. Ook komt
het regelmatig voor dat een kat die is
afgevallen, weer overgewicht ontwik-
kelt. Dit lijkt vaker voor te komen bij
katten waarbij het overgewicht snel is
afgebouwd. Daarom is het belangrijk
na het gewichtsverlies de energie-
opname van de kat in de gaten te
houden. Voeding met een lager
energiegehalte kan hiervoor ter
ondersteuning worden ingezet. Ook
bij honden zijn onder andere laag vet/
hoog vezeldiëten ingezet om ge-
wichtsverlies te bereiken. Recent is
gebleken dat een hoog eiwit/ hoog
vezeldieet bij honden de eetlust
sterker vermindert dan vergelijkbare
diëten die alleen een hoog eiwit- of
alleen een hoog vezelgehalte hebben.
Net als bij katten kunnen honden na
gewichtsverlies (met name die
honden waarbij het overgewicht snel
werd afgebouwd) weer snel in gewicht
toenemen als er niet wordt gelet op de
energieopname. Als afsluiting vertelde
Remillard over de staat van laag-
gradige ontsteking waarin een hond of
kat met overgewicht verkeert. De door
het vetweefsel afgescheiden adipo-
kines leiden onder andere tot insuline-
resistentie en verhoging van de
concentratie vrije vetzuren, wat weer
leidt tot verhoogde oxidatieve stress.

Het laten afvallen van een dier leidt
ook weer tot normalisering van de
hierboven beschreven afwijkingen.

gezond houden

Dennis Jewell, een voedingsspecialist
die werkt voor Hill\'s Pet Nutrition en
ook voor de Kansas State University,
verzorgde een presentatie over het
gezond houden van dieren. Voeding
speelt hierbij een rol en heeft bijvoor-
beeld invloed op de mobiliteit, de
cognitieve ontwikkeling, het im-
muunsysteem en het op gewicht
houden van het dier. Te hoge energie-
opname, te snelle groei en te hoge
calciumopname kunnen leiden tot
orthopedische problemen tijdens de
groei van een hond. Naast het voor-
komen van overgewicht ter preventie
van artrose (bijvoorbeeld met aan-
gepaste voeding), worden omega-3-
vetzuren ingezet om de voortgang van
artrose te remmen en te helpen de
klinische symptomen te verminderen.
Daarnaast worden omega-3-vetzuren
en anti-oxidanten ingezet bij opgroei-
ende en oudere dieren met als doel de
cognitieve ontwikkeling te verbeteren
(of achteruitgang te verminderen) en
ook om het immuunsysteem te
verbeteren. Overgewicht wordt
veroorzaakt door enerzijds te lage
lichamelijke activiteit en anderzijds
een te hoge energieopname, bijvoor-
beeld door de voedingssamenstelling
en te hoge voedselgift. Beperking van
de energieopname leidt bij honden tot
een langer leven met betere kwaliteit
van leven. Bij gewichtsverlies kan
L-carnitine een ondersteunende rol
spelen. Matige lichamelijke activiteit
gedurende het leven van een dier
draagt bij aan toegenomen flexibili-
teit, gewrichtsstabiliteit en mobiliteit.

nutrigenomics

Als laatste sprak Mitchell Abraham-
sen, vice-president onderzoek bij Hill\'s
Pet Nutrition, over het gebruik van
\'nutrigenomics\' in het diervoedings-
onderzoek. Nutrigenomics is een term
voor het onderzoeken hoe men met
voeding de expressie van genen en
daarmee de fysiologische respons kan
beïnvloeden. Zo wordt bijvoorbeeld
met nutrigenomics geprobeerd uit te
vinden hoe voeding(scomponenten)
het verouderingsproces kan (kunnen)
beïnvloeden. Welke voeding leidt tot
een verandering van de genexpressie
van een oude hond in die van een
gezonde volwassen hond? Met deze
technieken is ook gewerkt aan de
nieuwe formulering van het vermage-
ringsdieet van Hill\'s. In tegenstelling
tot dat het dieet van mensen, die zelf
kunnen kiezen wat ze eten, is het
volgens Abrahamsen makkelijker de
voeding van dieren te beheersen en zo
hun gezondheid te beïnvloeden.

Dr. L.1. Slingerland is werkzaam aan het
departement Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren van de faculteit Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht

-ocr page 91-

Ludo Hellebrekers

Op 10 september aanstaande
organiseert de
knmvd in directe
samenwerking met de faculteit
Diergeneeskunde en de Diergenees-
kundige Studenten Kring een
discussiebijeenkomst over de rol
van de dierenarts in de het debat
over dierenwelzijn.

Dat dierenwelzijn hoog op de poli-
tieke en maatschappelijke agenda
staat, zal niemand zijn ontgaan. Dat
dierenartsen een belangrijke rol
kunnen (en horen te) spelen in het
bevorderen van dierenwelzijn, is voor
de meeste collega\'s ook volkomen
duidelijk. Toch zijn wij als dierenart-
sen voor de maatschappij als geheel in
deze discussie vaak onvoldoende
zichtbaar. Hiervoor kunnen veel
redenen worden opgegeven, maar het
is belangrijk te constateren dat wij op
dit punt onze positie moeten verster-
ken. Hoewel kennisvermeerdering dit
proces uiteraard kan ondersteunen, is
de algemene gedachte dat dieren-
artsen met de hen ter beschikking
staande kennis meer impact kunnen
hebben in de discussie. Om een
dergelijke verbetering te realiseren,
wil de organisatie middels deze

bijeenkomst proberen de dierenarts
meer bewust te maken van zijn/haar
mogelijke rol in het debat. Uiteinde-
lijk moet dit leiden tot vervolgactivi-
teiten waarbij de rol van de dierenarts
in de gehele dierenwelzijndiscussie
nadrukkelijker wordt vormgegeven.
Hiervoor zal zowel de faculteit als de
knmvd vervolgacties inzetten.

inleidingen

Het programma van de discussiebij-
eenkomst voorziet in een plenaire
start waarin door middel van verschil-
lende korte inleidingen vanuit
knmvd, ed en het ministerie van lnv
de focus zal worden geschetst voor
wat betreft probleemstelling en
mogelijke oplossingsrichtingen.
Aansluitend zal per sector (landbouw-
huisdieren, gezelschapsdieren, paard)
en in samenspraak met vertegenwoor-
digers uit de sector (niet-dierenartsen)
worden gediscussieerd over de
problemen die dienen te worden
opgepakt en hoe dierenartsen daarin
instrumenteel kunnen zijn. De
leidende vraag hierbij is wat de rol is
van de dierenarts in de discussie
rondom ten eerste het aanpassen van
het management aan de behoeften
van het paard, ten tweede de houderij-
systemen en het management bij
landbouwhuisdieren, en ten derde de
wenselijkheid van \'doorgeschoten\'
raskenmerken bij gezelschapsdieren.
De discussies zullen worden geleid
door een vertegenwoordiger vanuit de
faculteit. Een sectorvertegenwoor-
diger zal optreden als \'probleem-
eigenaar\' en als zodanig de positie en
visie van de sector verwoorden. Beiden
zullen de verschillende thema\'s
bediscussiëren in samenspraak met
het gehoor: dierenartsen, studenten en
genodigden.

\'Wel zijn of niet zijn\': de rol van de
dierenarts in de welzijnsdiscussie

Vragen over het veterinaire beroep?
Gebruik de helpdesk voor leden van de
knmvd!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk(a)knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur -12.00 uur).

Gezamenlijk wordt er vervolgens
gewerkt aan een samenvattende
conclusie. De conclusies zullen
worden ingebracht in het afsluitende
plenaire debat. De eindconclusies die
hier vervolgens uit voortkomen,
zullen worden ingezet voor het verder
vormgeven van het
knmvd-beleid
inzake dierenwelzijn en de rol van de
dierenarts daarin.

Kortom, noteer de datum
ro september 2008 in uw agenda en
meldt u aan via n.endenburg@uu.nl.
De kosten voor deelname bedragen
5 euro voor studenten en 20 euro voor
dierenartsen. Betaling geschiedt aan
de zaal.

Ludo Hellebrekers, namens de organi-
satie vanuit
fd, knmvd en dsk.

-ocr page 92-

Marieke Veldman

Dierenartsen worden regelmatig
benaderd om tekst en uitleg te geven
voor diverse media. Moeten dieren-
artsen dit wel doen, hoe wordt daar
vanuit de media naar gekeken en
hoe doen dierenartsen dit dan? Deze
vragen waren voor studievereniging
Hygieia genoeg redenen om op
8 april jongstleden een symposium
te organiseren met de titel \'Dieren-
arts in de media\'.

Een programmamaker, een communi-
catiewetenschapper, ervaringsdes-
kundigen en de beroepsvereniging
gaven allen antwoord op bovenstaan-
de vragen. Op de vraag of er in de
media een rol is weggelegd voor de
dierenarts, volgde een eenduidig
antwoord: er is wel degelijk een rol
voor de dierenarts. De dierenarts is
immers de veterinaire expert en is de
aangewezen persoon om in de media
te reageren op inhoudelijke vragen.

rol van de dierenarts in de

media

Ludo Hellebrekers reageerde vanuit
zijn rol als ervaringsdeskundige en
voorzitter van de
knmvd: "De knmvd
zoekt waar mogelijk de media op om
onze boodschap over te brengen en te
zorgen dat de maatschappij de dieren-
arts ziet als een integere professional
met een stevig fundament."

Jos van Dongen, programmamaker
bij Zembla: "De dierenarts wordt door
journalisten gezien als de expert op dit
vakgebied. Journalisten hebben echter
wel een dubbel beeld van de dieren-
arts. Aan de ene kant is hij de hard-
werkende expert en de dierenlief-
hebber. Maar aan de andere kant is de
dierenarts ook degene die af een toe
een oogje dichtknijpt als het gaat om
wrak vee, iemand die werkt in een
miljoenenbusiness en die door hem
zelf voorgeschreven medicijn levert
Het is belangrijk een reëel beeld van je
eigen beroepsgroep te hebben."

Hellebrekers beaamt het beeld van
Van Dongen: "Er geldt inderdaad een

paradox in de maatschappelijke
beeldvorming. Wij zijn de ambassa-
deur van het dier, maar zijn onder-
tussen ook de smeerolie van de
intensieve veehouderij en werken
voor de sterke arm der wet. Juist
daarom treden wij actief naar buiten
om een helder beeld te vormen over
deze drie aspecten. Wij zijn trots op
ons beroep maar het wordt tijd dit
echt te laten zien."

"Als deskundige heb je bovendien
een voortrekkersrol", geeft Ab
Osterhaus, viroloog bij de Erasmus
Universiteit Rotterdam, aan als
aanvulling. "Het is soms moeilijk om
via de officiële paden de beleidsmaker
te overtuigen. Het gebruik van de
media kan daar soms bij helpen. Het is
echter van groot belang er goed over
na te denken en te weten wat je doet
en hoe je dat doet."

effect

Er is een samenspel tussen de vorm en
de inhoud van het nieuws en de
kenmerken van de ontvangers,
verklaart Gabi Schaap, onderzoeker en
docent communicatiewetenschappen
aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
"Een ontvanger van een boodschap zal
door een boodschap worden gemoti-
veerd als deze niet te moeilijk is. Maar
de boodschap mag ook niet te simpel
zijn. Is het voor de ontvanger interes-
sant genoeg, hoe wordt de boodschap
gebracht en voelt de ontvanger een
mate van betrokkenheid? Dat zijn
vragen waarover van tevoren moet
worden nagedacht. Je kunt als zender
van de boodschap de vorm en inhoud
nog zo goed hebben voorbereid, je blijft
voor het effect van de boodschap nog
steeds afhankehjk van de ontvanger.
De capaciteiten om een boodschap te
begrijpen en de motivatie van een
persoon bepalen dit effect. Over het
algemeen zijn ontvangers passief. Zij
worden eerder beïnvloed door de
manier waarop de boodschap of
boodschapper er uitziet, bijvoorbeeld
de kledingkeuze van de nieuwslezer.
Actieve ontvangers zijn gemotiveerd
om over een bepaalde boodschap na te
denken, afhankelijk van hun interesse.
Het is dus de kunst de ontvanger te
activeren. Dit is lastig en is het effect is
vaak erg klein. Een dierenarts in beeld
wordt door de ontvanger gezien als de
expert en dus als betrouwbaar. Dit
werkt in het voordeel bij het activeren
van een ontvanger."

Dierenarts in de media

tips en \'tricks\'

De media ziet de dierenarts als expert,
maar dat wil nog niet zeggen dat een
dierenarts de boodschap goed kan
overbrengen. En zomaar reageren op
een onderwerp met een camera \'voor
de neus\' of een \'quote\' geven in een
radioprogramma is geen gemakkelijke
taak. Gelukkig zijn er enkele hand-

-ocr page 93-

vatten om goed voorbereid een reactie
te geven.

Schaap noemde al het voordeel dat
de dierenarts als expert gezien wordt.
Van Dongen ging daar op in: "Dat
beeld klopt, met die insteek benaderen
wij dierenartsen. Het is vooral zaak
om niet zenuwachtig te worden. Dat is
ook niet nodig, want jij bent als
dierenarts geheel op de hoogte van het
onderwerp, een journalist weet vaak
maar het topje van de ijsberg. Realiseer
je wel dat de journalist ook niet meer
dan dit topje wil weten, in ellenlange
wetenschappelijke verhalen is hij niet
geïnteresseerd." Schaap adviseerde:
"Vertel een duidelijk gestructureerd
verhaal." Hellebrekers vervolgde:
"Bereid je goed voor, bepaal voor jezelf
de kern van de boodschap, bepaal wat
je wilt zeggen en houd zelf de regie.
Herhaal de kernboodschap, wel in
andere bewoordingen, want dat zorgt
ervoor dat deze blijft hangen. Daar-
naast is het belangrijk om goed de
herkomst van de vraag van de journa-
list te achterhalen, ga niet in op
\'hear-say\'."

\'Fit to travel\'

Hugo de Groot

Op 6 juni jongstleden hield de
Nederlandse Bond voor de Hande-
laren in Vee (
nbhv) haar congres in
hotel De Zeeuwse Stromen in
Renesse. Het congres stond in het
teken van de \'Ketenaansprakelijk-
heid in het diertransport\'. De
nbhv
had lto, vwa en de knmvd uitgeno-
digd voor een forumdiscussie. Cees
Romijn, melkveehouder en vice-voor-
zitter van de
lto vakgroep melkvee-
houderij, ir. Sanna Mesman van de
VWA en ondergetekende kregen de
gelegenheid hun visie te geven en aan
de discussie deel te nemen.

Ik doe in dit artikel graag bericht van
mijn inbreng namens de
knmvd over
de rol van de dierenarts. Daarbij startte

Behalve de inhoud is volgens Lom-
mers ook beeld erg belangrijk. Draag
een witte jas en ga bijvoorbeeld voor
een boekenkast staan als je als de
deskundige moet optreden. Zorg
daarnaast voor een rustige omgeving
en wees vooral niet zenuwachtig. De
boodschap komt veel beter over als je
de zenuwen de baas blijft. Blijf vooral
jezelf.

mijn inleiding met de volgende
woorden: "De
knmvd is een beroeps-
vereniging van dierenartsen die de
belangen behartigt van de praktise-
rende dierenartsen en de (parttime)
officiële dierenartsen werkzaam bij de
vwa en andere disciplines. Onze
missie is bovendien gericht op de
belangen van het dier en de wensen
van consumenten en samenleving."

standaardverklaring

Cees Oostrom, voorzitter van de nbhv
afdeling MidWest, gaf in zijn wel-
komstwoord aan het prettig te vinden
uitsluitsel te krijgen over de omgang
met vee met een lichte beperking. Zijn
vraag aan de
knmvd luidde concreet:
"Wil de veearts een standaardver-
klaring \'fit to travel\' afgeven, zodat de
veehandel hier niet meer verantwoor-
delijk voor kan worden gesteld?" In
antwoord op die vraag heb ik gesteld
dat de praktiserende en de officiële

Bij een actieve benadering van de pers
is het raadzaam om de vijf \'w\'s\' in acht
te houden, aldus Schaap. Deze staan
voor \'Wie, wat, waar, wanneer en
waarom\'. Osterhaus beaamde dit:
"Zeker als je iets aan het licht wilt
brengen, is het belangrijk om ook het
\'hoe\'-aspect goed te bedenken. Is het
een bericht voor de Telegraaf of is het
veel zinvoller om ervoor te zorgen dat
je artikel \'peer-reviewed\' in een
toonaangevend wetenschappelijk blad
wordt gepubliceerd? Dit zijn essenti-
ele zaken voor succes, doe dit dus heel
zorgvuldig."

Henk Lommers sloot het sympo-
sium af met een aantal sprekende
voorbeelden uit zijn televisiecarrière
en gaf de meest belangrijke tip van de
avond: "Je moet het wel leuk vinden
om op tv of op de radio te komen. Als
je hierover twijfelt, vraag dan iemand
anders of verwijs door."

Marieke Veldman is medewerker com-
municatie bij de KNMVD.

dierenarts een onafhankelijke positie
hebben naast de keten. Ketenpartijen
(veehouder, handelaar, transporteur,
verzamelplaats, markt, slachterij)
dienen elkaar onderling aan te
spreken op de verantwoordelijkheden
met betrekking tot dierenwelzijn,
diergezondheid, volksgezondheid en
voedselveiligheid. De regels en
randvoorwaarden voor transport en
slacht zijn helder en breed gecommu-
niceerd. In de productiekolom gaat
het om veilig en gezond voedsel. Daar
waar de partijen twijfelen, bijvoor-
beeld bij dieren met een lichte
beperking, kan de praktiserende
dierenarts worden ingeschakeld. De
practicus kan aan de hand van de
beslisboom, die is te raadplegen op de
vwa-, de knmvd- en de nbhv-website,
oordelen of een dier geschikt is voor
noodslachting. Alleen gezonde dieren
die een ongeval hebben gehad, komen
in aanmerking voor noodslachting (i).

-ocr page 94-

De beslisboom geeft aan dat zieke en
wrakke dieren ter plekke moeten
worden gedood en afgevoerd (2). De
practicus heeft voor zieke of gewonde
dieren slechts één mogelijkheid om
een verklaring voor transport af te
geven, namelijk in het geval dat een
dier voor nader onderzoek en behan-
deling naar een kliniek moet worden
vervoerd. De verklaring \'fit to travel\'
wordt alleen afgegeven voor gezonde
exportdieren en wel door de
vwa-
dierenarts.

naleving

Tijdens het congres heb ik van de
gelegenheid gebruik gemaakt om de
elementen voor spontane naleving
van regels onder de aandacht te
brengen. De elementen, ook wel de
\'tafel van ri; genoemd(3),bevatten
voor de actoren in de keten naar
verwachting zeer herkenbare punten.
De elementen betreffen:

1. Kennis van regels: waarmee
wordt bedoeld de bekendheid met
en de duidelijkheid van de wet- en
regelgeving bij de actoren in de
keten;

2. Kosten/baten van naleven en
overtreden: waarmee wordt
bedoeld de (im)materiele voor- en
nadelen die uit overtreden of
naleven van de regel(s) volgen,
uitgedrukt in tijd, geld en moeite;

3. Mate van acceptatie: waarmee
wordt bedoeld de mate waarin het
beleid en de regelgeving acceptabel
worden gevonden door de doel-
groep;

4. Normgetrouwheid van de
doelgroep: waarmee wordt bedoeld
de mate van bereidheid van de
doelgroep om zich te conformeren
aan het gezag van de overheid;

5. Niet-overheidcontrole, ook wel
aangeduid als de maatschappelijke
controle: waarmee wordt bedoeld
de door de doelgroep ingeschatte
kans op positieve of negatieve sanc-
tionering van gedrag door anderen
dan de overheid. Als voorbeeld kan
hier de controle door een certifice-
rende instelling van het private
kwaliteitsprogramma Dierwaardig
Vervoer worden genoemd;

6. Meldingskans: waarmee wordt
bedoeld de door de doelgroep
ingeschatte kans dat een overtre-
ding die is geconstateerd door
anderen dan de overheid, wordt
gemield aan overheidsinstanties;

7. Controlekans: waarmee wordt
bedoeld de door de doelgroep
ingeschatte kans dat men door de
overheid wordt gecontroleerd op
het begaan van een overtreding;

8. Detectiekans: waarmee wordt
bedoeld de door de doelgroep
ingeschatte kans op constatering
van de overtreding indien door de
overheid wordt gecontroleerd;

9. Selectiviteit: waarmee wordt
bedoeld de verhoogde kans op
controle en detectie in het geval
van een overtreding door selectie
van te controleren bedrijven,
personen, handelingen of gebieden;

10. Sanctiekans: waarmee wordt
bedoeld de door de doelgroep
ingeschatte kans op een sanctie
indien na controle een overtreding
is geconstateerd;

11. Sanctie-ernst: waarmee wordt
bedoeld de hoogte en soort van de
aan de overtreding gekoppelde
sanctie en de bijkomende nadelen
van de sanctieoplegging.

Ondernemers in de keten gaan bewust
en/of onbewust om met de genoemde
elementen. Nu en voor de toekomst
weet ik een ding zeker: de omgang met
dieren en voedsel ligt onder het
maatschappelijke vergrootglas. Dat
geldt zowel voor de ondernemers in de
keten, als voor diegenen die een
onafhankelijk oordeel moeten geven
over de naleving van de regels. Hoewel
in Nederland het aantal incidenten
gerelateerd aan het totaal van de
transportbewegingen met dieren
beperkt is, vraagt de actuahteit om
actie. Voor een belangenorganisatie is
het interessant te kijken welke rol zij
voor haar leden kan spelen om
spontane naleving van de regels te
bevorderen. Dat start bij het onderling
aanspreken op de verantwoordelijkhe-
den in de keten. Tot slot heb ik
aangegeven dat het een professionele
verantwoordelijkheid is om bij twijfel
de hulp en expertise van een dieren-
arts in te roepen.

verzoek

De discussie over de omgang met vee
met een lichte beperking lijkt nog niet
ten einde. Dit blijkt uit een verzoek
van de NBHv om opnieuw in gesprek
te gaan met het Ministerie van
lnv en
de
vwa.

Hugo de Groot is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

Referenties

1. M. Barten, P. Bours en LJ.A. Lipman, Wet- en
regelgeving met betrekking tot de omgang
met en transport van wrak vee en de
implicaties voor veehouder en practicus,
Tijdschr. voor diergeneeskunde deel 131,
afl. 23, pag. 864-865.

2. S.J. de Groot en G.A. Hooijer.; transport van
dieren en noodslachting; hoe luiden de
regels? Tijdschr. voor diergeneeskunde deel
i33,afl. 6, pag. 244-248.

3. R van Reenen, De Tafel van Elf, SDU
Uitgevers, Den Haag 2000.

-ocr page 95-

\\

-ocr page 96-

Heeft u ze al gezien?

In het Tijdschrift van i juh 2008 kon u uitgebreide informatie vinden over de
kandidaten voor de aanstaande bestuursverkiezing. Zoals u hebt kunnen
lezen, zijn de kandidaten op een aantal karakteristieken geheel verschillend,
verschillend zowel van elkaar als van de vertrekkende bestuursleden. Wij
kunnen als
knmvd dan ook trots en tevreden zijn dat het gelukt is om u
kandidaat-bestuursleden voor te stellen die een dergelijke ruime diversiteit
vertonen. Hun achtergrond varieert van de landbouwhuisdierenpraktijk, de
gezelschapsdierenpraktijk, de industrie tot onderzoeksinstellingen. Ongetwij-
feld hebt u ook vastgesteld dat het huidige cohort kandidaten ervoor gaat
zorgen dat ook de man-vrouwverdeling binnen het bestuur meer een afspiege-
ling wordt van de samenstelling van de beroepsgroep. Tevens gaat in ieder
geval ook één representant van het cohort jonge leden het aanstaande bestuur
versterken.

Kortom, zonder ook maar op enige wijze de prestaties van de zittende
bestuursleden te willen bagatelliseren, constateer ik dat de
knmvd met dit
nieuwe team de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien.

Voor het draagvlak binnen de vereniging is het daarbij wel wenselijk dat u
die steun ook uitspreekt door, indien u die overtuiging hebt, daadwerkelijk
voor een bepaalde kandidaat te stemmen. Zo wordt uiteindelijk de band
tussen het bestuur en de leden gevormd. Dus, maak gebruik van uw recht en
stem!

Ludo J. Hellebrekers,
voorzitter,

l.j.hellebrekers@knmvd. nl

Anne Hanssen en Petra Heuts

Op 9 april jongstleden werd in
samenwerking met de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde (
knmvd) de eerste
dierenartsdocent netwerkmiddag
gehouden. Het initiatief tot het
oprichten van een netwerk van
dierenartsdocenten is ontstaan
vanuit de cop Dier van het Groene
Lab en in samenwerking met enkele
collega dierenartsdocenten verder
uitgewerkt. De
knmvd heeft haar
medewerking toegezegd om het
netwerk te faciliteren.

De doelstellingen van het dierenarts-
docentennetwerk zijn:

- via het netwerk contacten
vergemakkelijken tussen elkaar,
maar daarmee ook tussen de
verschillende scholen. Denk aan
het uitwisselen van leerling-/
docent-/onderwijservaringen;

- een duidelijkere groep vormen
binnen de
knmvd, maar ook
binnen de onderwijsinstellingen
(welke faciliteiten/kansen krijgen
collega\'s elders?);

- belangenbehartiging waar nodig;

- voorlichting aan studenten
diergeneeskunde;

- uitwisseling van informatie;
gezelligheid.

draaiboek

Alle dierenartsen die bij de knmvd in
de ledenadministratie als docenten

Netwerkmiddag
dierenartsdocenten

geregistreerd staan, hebben via e-mail
een uitnodiging ontvangen voor de
eerste netwerkmiddag. In totaal zijn
ongeveer zestig personen benaderd,
van wie er uiteindelijk rond de dertig
op de netwerkmiddag aanwezig
waren. Tien collega\'s hebben aangege-
ven interesse te hebben, maar waren
deze dag verhinderd

Deze eerste middag was vooral
bedoeld om met elkaar kennis te
maken, de animo voor het netwerk te
peilen en met elkaar van gedachten te
wisselen over de opzet van het
netwerk.

programma

De middag begon om 13.00 uur met
koffie en thee met een broodje,
waarbij de bezoekers alvast met elkaar
konden kennismaken. Dit werd
gevolgd door een korte voorstelronde
en een inleiding over het oprichten
van een netwerk voor dierenartsen in
het onderwijs door Anne Hanssen.

-ocr page 97-

Prof. dr. Jaap Wagenaar (departement
Klinische Infectiologie van de
faculteit Diergeneeskunde) hield een
lezing met actuele informatie over de
mrsa/mrsi-bacterie. Vervolgens gaf
Joost van Herten nadere uitleg over de
knmvd. Hij ging in op de activiteiten
van de beroepsorganisatie en legde uit
wat zij kan betekenen voor het
eventuele netwerk. Alida IVloene en
Leonieke Balkenende van het Groen-
horst College te Barneveld gaven
informatie over Vetnet, het Europese
netwerk paraveterinairopleidingen.
Anne Haussen van het Citaverde
College te Heerlen vertelde wat meer
over cop dier. De middag werd om
15.30 uur afgesloten.

evaluatie

Terugkijkend op de eerste dierenarts-
docentnetwerkmiddag kunnen wij
spreken van een geslaagde middag. Er
was een groot aantal collega\'s aanwe-
zig en er bestond veel enthousiasme
voor het oprichten en onderhouden
van een netwerk. Na een korte
voorstellingsronde volgde de presenta-
tie van prof. dr. Jaap Wagenaar over de
risico\'s van de
mrsa/mrsi-bacterie als
zoönose. Deze lezing was bijzonder
interessant en boeiend. Joost van
Herten gaf informatie over de
knmvd
in het algemeen en de betekenis van
de
knmvd voor ons netwerk in het
bijzonder. De
knmvd heeft zich bereid
verklaard om de \'ledenadministratie\'
voor het netwerk bij te houden.

Alida en Leonieke gaven een
enthousiaste presentatie over het
internationale netwerk van paravete-
rinaire opleidingen, dat in september
weer haar jaarlijkse congres houdt,
ditmaal in het Verenigd Koninkrijk.
Geïnteresseerden kunnen hierover
contact opnemen met a.moene(a)
groenhorstcollege.
Anne Hanssen vertelde iets over de
cop, de Community Of Practice, het
landelijke netwerk van het
mbo groen
dat ontstaan is uit het Groene Lab.
Anne zit in de c 0
p dier voor de
opleiding tot paraveterinair. Binnen-
kort zal er door de
cop in samenwer-
king met het Netwerk Dier een
bijeenkomst worden georganiseerd
voor de docenten in de paraveterinaire
opleidingen.

Hiermee komen we meteen op een
zwak (of juist een sterk?) punt van ons
dierenartsdocentennetwerk, namelijk
dat de meesten van ons werkzaam zijn
in het
mbo. Terecht werd dit opge-
merkt en de wens werd geuit ook
andere collega\'s, met name die
werkzaam zijn aan het
hbo, bij deze
groep te betrekken.

Daarna hebben de aanwezigen
verder gebrainstormd over de opzet
van het netwerk, thema\'s/sprekers
voor volgende bijeenkomsten en de
mogelijkheden tot onderlinge
informatie-uitwisseling en samenwer-
king. Enkele werkzoekenden en
vacatures werden al meteen aan
elkaar gekoppeld. Wat dat betreft wil
ik de lezers ook wijzen op de oproep
aan het einde van dit verslag.

volgende bijeenkomst

De volgende netwerkmiddag staat
gepland voor woensdag 29 oktober
2008, opnieuw van 13.00 uur tot 16.00
uur. Wij moeten jullie voor deze
middag een kleine bijdrage vragen,
waarover wij nog in overleg zijn.

Het thema voor de volgende
bijeenkomst is bepaald naar aanlei-
ding van vragen uit de groep, name-
lijk: \'Wetten en regels\'. Zo bestaat er
bijvoorbeeld onzekerheid over het
gebruik van dieren door leerlingen:
het gebruik van dieren (bijvoorbeeld
het doden van een rat voor een
anatomieles) is aan regels gebonden.
Welke zijn die regels? Joost van Herten
heeft zich bereid verklaard een
passende spreker te zoeken (en
ongetwijfeld te vinden).

Graag willen wij jullie vragen alle
vragen die jullie betreffende dit thema
hebben, door te mailen naar Anne (a.
hanssen(|)citaverde.nl) dan zullen wij
proberen hier een enigszins coherent
geheel van te maken voor onze
spreker. Wanneer onverhoopt toch
nog collega\'s geïnteresseerd zijn voor
deelname aan het netwerk, maar niet
zijn uitgenodigd, geef het dan aan ons
door.

oproep

Bij deze wil ik jullie aandacht vestigen
op een oproep van collega IVIaria Hulle-
man (j.hulleman@chello.nl) die in de
omgeving van Apeldoorn werkzoe-
kende is. Zij heeft enige jaren ervaring
in het biologieonderwijs aan het vwo.
Wanneer iemand van een vacature
weet, mail dat dan even aan haar door.

Anne Hanssen (a.hanssen(2)citaverde.nl)
en Petra Heuts (p.heuts(2)citaverde.nl).

-ocr page 98-

Voor een beter leven ^o

Completeer uw behandeling bij hartfalen.

9

• *

• iÇS

ONTWIKKELD DOOR CEVA SANTE ANIMALE

PRIUCTONE® TABLETTEN VOOR HONDEN

SAMENSTELLING per tablet: Prilactone 10 mg: spironolactone 10 mg. PRILACTONE 40 mg: spironolactone 40 mg, INDICATIES: Prilactone" tabletten worden gebruikt in combinatie met de standaard therapie (indien nodig
inclusief diuretische ondersteuning) bij de behandeling van congestief hartfalen als gevolg van valvulaire regurgitatie bij honden. DOSERING: voor oraal gebruik. Eenmaal daags 2 mg spironolactone per kg lichaamsgevi/icht.
CONTRA-INDICATIES: Niet toedienen aan drachtige of lacterende dieren, of dieren die gebruikt w/orden voor of bestemd zijn voor het fokken. Niet gebruiken bij honden die lijden aan hypoadrenocorticisme. hyperkaliëmie of
hyponatriëmie. Bij honden met nierinsufficiëntie (nierbeschadtging/stoornis) niet in combinatie met non-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAIDs) gebruiken. BIJWERKINGEN: bij niet gecastreerde reuen vt/ordt regelmatig ee
reversibele prostaatatrofie (afname in grootte) gezien. PRILACTONE 10 mg: REG NL 100860 - UDA. Doos met 30 tabletten. PRILACTONE 40 mg: REG NL 100861 - UDA. Doos met 30 tabletten.
Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik.

CEVA

.SANIE ANIMALE

CEVA SANTE ANIMALE B.V

Postbus 67-2670 AB Naaldwijk
Tel. 0174 643930 - fax 0174 643924
www.ceva.nl - info@ceva.nl

-ocr page 99-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:

Dijcker, mevr. J.C; 2008; 3581 kj Utrecht,

Burgemeester Reigerstraat 5
Dorresteijn, mevr. S.C.M.; 2008; 3582 xw
Utrecht, Ina Boudier Bakkerlaan 143-3
Kreuk, mevr. E.A.M.; 2008; 3524
an Utrecht,

Ameland 283
Otterdijk, mevr. L van; 2008; 3583
xb Utrecht,

Nassaustraat 13
Pol, mevr B.E.F.M.; 2008; 974r cp Groningen,

Kastanjelaan 12
Vink, J.; 2004 Gent; 5708
bd Helmond,
Wiebiegenweg 2

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Berge, mevr L. ten; 2008; 1741 dh Schagen,

De Werf 11
Boer, mevr A.H. de; 2007; 3524
zb Utrecht,

Furkabaaniii
Ekris, mevr M. van; 2008; 1521
dt Wormerveer,

Stationsstraat i
lorritsma, mevr R.A.; 2008; 3721
dr Bilthoven,

Snippenlaan 71
Kelderman, mevr E.; 2008; 9138 sx Niawier,

Siercksmawei 8
Kosten, mevr. M.;2008; 3137
sg Vlaardingen,

Heerdehoeve16
Mouws, J.L.L; 1987 Gent; 4635
cs Huijbergen,

Westerstraat 27
Rhebergen, mevr D.V; 2006; 3947 nh

Langbroek, Wijkerweg 3
Rijnders, mevr M.J.W.; 2007; 7741
ps

Steenwijksmoer; Hoofdweg 74
Rooij, mevr A.C. de; 2008; 351
1 rl Utrecht,

Pastoor van Nuenenhof 6
Scherpenzeel, C.G.M.; 2008; 3731
ta De Bilt,
Burgemeester van Heemstrakwartier 27
Schots - Uijterlinde, mevr LR; 2008; 5406 nn

Uden, Lage Randweg 36
Teuben - van der Leest, mevr M.; 2008; 3531
se

Utrecht, Johannes Camphuysstraat 61
Twerda, J.; 1995; 3522
xk Utrecht,
Merwedestraat 3

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aan-
genomen:

Bosma, WH.; 3981 HE Bunnik, Marsdijk 3-a
Boterman, mevr. M.; 3581
hg Utrecht,

Ramstraat 45
Ouwelant, E.R van den; 3581 jx Utrecht,

Van der Duijnstraat 4
Raat, mevr S.F de; 3584
dm Utrecht,

Cambridgelaan 611
Seip, mevr FM.; 4501
cr Oostburg,
Brouwerijstraat 28

Voor het dierenartsenexamen van
12 juni 2008 zijn geslaagd:
Bais, R.J.

Boxtel, mevr A.M.G.M. van
Dijcker, mevr J.C.
Dijk, mevr M.A.M. van
Dorresteijn, mevr S.C.M.
Gonggrijp, mevr. M.A.

Gulik, mevr. I.B. van
Kreuk, mevr. E.A.M.
Meijndert, mevr L.E.
Otterdijk, mevr L. van
Pol, mevr B.E.FM.
Tenten, mevr. D.
Vinke, mevr. H.E.

Voor het dierenartsenexamen van

4 juli 2008 zijn geslaagd:

Albersen, A.

Bardi, mevr T.

Berne, mevr A. van

Bessems, mevr F.W.LC.

Beusekom, mevr C.D. van

Dolieslager, mevr S.M.J.

Fazilova, mevr V.V

Harteveld, mevr T.M. van

Houben, mevr R.M.A.C.

IJzendoom, J.M. van

Klooster, mevr A.

Kuin, M.L.

Lagendaal, mevr A.

Pasma, W.

Peters, mevr M.L.

Roosendaal, mevr A.M.M. van

Roozenboom, mevr H.C.

Steenis, mevr LM. van

Vooren, mevr RM.

Weterings, mevr l.A.

Zee. mevr C van der

Overlijdensberichten:

Op 26 mei 2008 A.J. Derks te Overloon
Op 7 juni 2008 S.E van der Burg te

Lippenhuizen
Op 3 juli 2008 P.J.M. van Huiten te
Vorstenbosch

sluitingsdata voor kopii

Aflevering I Deadline1
01-09-20081 maandag 118-08-2008
15-09-20081 maandag 101-09-2008
0i-i0-2008lmaandagl 15-09-2008
15-10-20081 maandag 129-09-2008

Voor 10.00 uur\'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nJ

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

2008

Augustus

20-24 wsAVA Ireland 2008. Locatie: Dublin,
Ierland.

September
10-13 beva. Locatie: Liverpool, uk.
13 Symposium Fehne Focus. Thema: \'Diarree
bij katten\'. Locatie: Congrescentrum De
Reehorst, Ede. Kosten Dierenarts: 185 euro,
kosten assistente 115 euro. Onderwerp
assistentendag: De kat centraal. Combinatie:
275 euro. Zie ook onze website:
www.proveto.nl.
20 FelCan hondendag 2008. Locatie:

Collegezaal Gezelschapsdieren, faculteit
Diergeneeskunde. Tijd: 10.00 uur tot
15.30 uur Toegangsprijs: 15 euro.

Aanmelding via www.felcan.nl.
23 De Fidin gaat van 09.00 tot en met 17.00 uur
in het Corpus te Leiden een symposium
organiseren met de titel "Wat maakt dieren
zoekt?" - duurzaam en verantwoord
produceren.
30-2 Congres Mastitis Control 2008: from
science to practice. Locatie: Den Haag.

Oktober

3 Jaarcongres knmvd.

4 Negende Feline Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht. Tijd:
9.00 uur tot 17.00 uur Kosten: dierenartsen
60 euro, studenten 15 euro, wetlabs 25 euro.

8 Symposium Eros, onder de zinspreuk:

Voortplanting een schot in de roos!?! Locatie:
hoorcollegezaal Interne geneeskunde Paard,
Uithof, Utrecht. Aanvang: 13.15 uur
Informatie en inschrijven via de website:
www.vhivernl (symposium@vhivernl).
11 Dermatology Day. Onderwerp:

Dermatologie bij hond en kat. Locatie:
Conferentiehotel KdK, Soesterberg. Kosten:
Dierenarts 185 euro. Student: zie website
www.proveto.nl
30 Najaarsdag
ggf.

November

6-7 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten.
Parkhotel Kronsberg, Hannover Messe,
www.tiho-hannoverde
8 Najaarsdag
ggg. Locatie: Orpheus
Apeldoorn.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2008

Augustus

8 dib sum Netwerkborrel. Locatie: Utrecht.

September
16 Najaarsvergadering Regio Oost.

Oktober
10 Sportdag knmvd.

10 DIB SUM Netwerkborrel. Locatie: Utrecht.
10 GGF algemene ledenvergadering en

najaarsdag.
14
alv gkz. Locatie: Houten.

November

5 Vierde veterinaire informatiedag voor
senioren. Locatie: Mereveld, Utrecht.

7 Commissiedag ggg. Locatie: Orpheus,
Apeldoorn.

8 Najaarsdag ggg. Locatie; Orpheus,
Apeldoorn.

Cursussen

2008

Augustus

27-31 lavc. The Orginal Basic Veterinary

Chiropractice Course. Module v: Integrated.
LocationL Sittensen, Northern Germany. For
further information: www.i-a-v-c.com.

September

In September 2008 start de unieke opleiding:
Varkens Academy. Deze training duurt tien
maanden. Voor meer informatie, een
totaaloverzicht van alle modules, of
inschrijven voor een losse module kunt u

-ocr page 100-

contact opnemen met Han Teilegen op
telefoonnummer: 0318-643099 of mail naar
info@vmrpartners.nl.

8 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

22 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot
21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

24-25 Cursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken.\' Locatie; Wageningen. Prijs:
995 euro. De inschrijftermijn van de cursus
eindigt 0:10 september 2008. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u de
brochure aanvragen bij Wageningen Business
School, Postbus 226,6700 AE Wageningen,
tel.: 0317-484093, fax: 0317-426547. Of stuur
een e mail naar: info.wbs(a)wur.nl.

26 Workshop verdoven van wilde en
verwilderde dieren. Locatie: Ouwehands
Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00 uur tot
20.00 uur. Prijs: 450 euro, korting voor
studenten: 50 euro. Informatie en opgave:
zoomedCSzonnet.nl. Maak het cursusbedrag
voor I september over op Postbankgiro-
nummer 3852760 ten name van ZooMed te
Rhenen, onder vermelding van workshop
verdoven.

Oktober

6 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u. Module
B kunt u volgen als u in het bezit bent van het
certificaat of bewijs van deelneme van
module i \'toegepaste ethologie van de hond\'
of deel I \'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

21-23 International postgraduate workshop
\'Techniques for Writing and Presenting a
Scientific Paper\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: 1475 euro. Deadline for registration
is 3 October 2008. Online registration is
possible on the website http://www.wbs.
wur.nl. Further information can be obtained
from Wageningen Business School, P.O. Box
226,6700 AE Wageningen, the Netherlands,
Phone -^3I-3I7-484093, telefax:
-1-31-317-426547, e-mai: info.wbs@wur.nl.

27 Module B \'Gedragstesten bij honden\'

(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

30-31 Cursus Agrarische bedrijfsadvisering in
de Veehouderij: de adviseur in een
dynamische landbouwwereld georganiseerd
door Wageningen Business School. Kosten
1295 euro. De kosten van cursusmateriaal,
koffie/thee, lunches en diner op de eerste
dag zijn ingegrepen. De inschrijftermijn
eindigt op 6 oktober 2008. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl.

November

6,7 en 21 Training \'Interactief voor de groep!\'
Het ambacht om kennis tot werking te
brengen en de kunst van het trainen. Plaats:
Wageningen: Kosten: 1650 euro.
Inschrijvingen en inhchtingen: Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u
de brochure aanvragen bij Wageningen
Business School, Postbus 226,6700
ae
Wageningen, tel.: 0317-484093. Fax:
0317-426547. Of stuur een e-mail: info.
wbs@wur.nl.

Dierenkliniek Ridderkerk is een moderne goed geoutilleerde kliniek met in de nabije omgeving vijf dependances.
Ter ondersteuning van ons huidige team van 17 dierenartsen zijn wij op zoek naar een

Gezelschapsdierenarts m/v fulltime

De persoon die wij zoeken is afgestudeerd met differentiatie gezelschapsdieren, is ambitieus, flexibel en weet van aanpakken. Daarnaast streeft deze persoon
ernaar om de diergeneeskunde op een kwalitadef hoogstaand niveau te bedrijven zonder daarbij klant- en diervriendelijkheid uit het oog te verliezen.
Ervaring strekt tot aanbeveling evenals een speciale interesse in een bepaald onderdeel van het vak. Daarnaast moet u bereid zijn te verhuizen naar de regio.

Wij bieden een afwisselende baan, goede begeleiding en ondersteuning door collega\'s en een team van paraveterinairen.
De diensten worden gedraaid volgens rooster. Secundaire arbeidsvoorwaarden en salariëring conform
cao.

Heeft u interesse, dan kunt u schriftelijk of per e-mail reageren;

Stuur uw brief met cv ter attentie van Astrid van Horssen, Jacob Catsstraat 3 2985 be te Ridderkerkof aan a.vanhorssen(a)dierenkliniekridderkerk.nl.

Alizin: HET ANTWOORD OP EEN ONGEWENSTE DRACHT

www.virbac.nl

Alizin REG NL 10157. Werkzame stof: 30 mg aglépHstone per m! tnjectievloeistof (arachideotie). Indicatie: abortusinductie O tot en
met 45 dagen na dekking, Doeldier: hond. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info®virbac.nl

-ocr page 101-

Dierenartsenpraktijk Noord-West
Friesland is een gemengde praktijk met
een hoofdvestiging in Franeker en twee
dependances in Harlingen en Menaldum.
Van hieruit werkt een team van vijf
gemende dierenartsen, drie gezelschaps-
dierenartsen en vijf paraveterinairen.
De praktijk bestaat voornamelijk uit
herkauwers, gezelschapsdieren en
paarden.

Gevraagd wegens het vertrek van een collega naar het
buitenland:

Gemengd practicus

Wij zoeken een collega die:

- bij voorkeur ervaring heeft met:
visites landbouwhuisdieren
scannen van koeien en paarden
spreekuur gezelschapsdieren

- gemengde diensten kan draaien (i op 5)

- in de toekomst zou willen associëren.

Sollicitaties graag voor 15 augustus richten aan:

dapnwf@kpn-officedsl.nl

t.a.v. de heer G. Hegge.

Voor meer info: www.dapnoordwestfriesland.nl
0518-470616 (Chris Brattinga).

Dap Noord West Friesland
Het Want 4
8802 PV Franeker

Onze beoogde nieuwe collega herkent zich in onderstaande
beschrijving:

- U bent afgestudeerd met gezelschapsdieren als differentiatierichting

- U heeft minimaal een redelijke mate van ervaring en kunt
zelfstandig eerstelijnsonderzoeken en behandelingen uitvoeren.

- Uit uw cv blijkt uw interesse in diverse aspecten van de diergenees-
kunde

- U wilt uw kwaliteiten en gedrevenheid graag inzetten om samen met
ons de diergeneeskundige zorg op een steeds hoger niveau te tillen. Uw
vermogen tot samenwerken en goede communicatieve vaardigheden
dragen hieraan bij.

- U bent geïnteresseerd in bijzondere diersoorten.

- U vindt het vanzelfsprekend om uzelf te blijven ontwikkelen op uw
vakgebied.

- Participatie in de goed geregelde verdeling van avond- en weekend-
diensten is voor u geen bezwaar, evenals verhuizing naar het
praktijkgebied.

Wij bieden:

- Voltijds dienstverband met salariëring volgens de cao dierenarts-
praktijken.

- Goede nascholingsregeling.

- Ruime kliniek met veel onderzoeks- en behandelingsfaciliteiten.

- Ervaren, gedreven team met prettige collegiale verhoudingen.

- Stimulerende werkomgeving.

Uw sollicitatie met cv, kunt u sturen naar Dierenkliniek Tiel-Drumpt,
t.a.v. drs. A.L Berkhout-jorksveld, Culemborgse Grintweg 2,4003
c| te
Tiel, of (bij voorkeur) per email sturen naar: dkltiel-drumpt(a)orange.nl.
Een indruk van onze kliniek krijgt u op www.dierenkliniektiel.nl.

Manager Research & Development

ForFarmers Group is een moderne,
ambitieuze onderneming die actiefis in
fjn/\'i^^fikl^C Nederland, het noorden van Duitsland en
f W België. Haar hoofdvestiging is gelegen in

Lochem. Ze heeft voor haar kernactivi-
teiten vestigingen in Nederland en Duitsland en is actief onder de
namen ForFarmers, BELA en Bela-Thesing. Een belangrijke kern-
waarde binnen de organisatie is kennis. De totale afzet op jaar-
basis bedraagt ruim 2,3 miljoen ton mengvoeders. Bij ForFarmers
Group zijn in totaal circa 600 medewerkers actief.

Plaats in de organisatie | De Manager R&D rapporteert aan de
Directeur Operations van de ForFarmers Group en geeft leiding
aan de afdeling R&D. De afdeling bestaat uit 9 personen, werk-
zaam op locatie in Nederland en Duitsland, en groeit nog steeds.

Functieomschrijving | Als Manager verantwoordelijk voor de
taken van zijn afdeling binnen de ForFarmers Group. De afdeling
R&D is verantwoordelijk voor het kennis vergaren en ontwikkelen
van nieuwe voeders en voerprogramma\'s.

Taakomschrijving | Stimuleert zijn (internationale) medewerkers tot
het volgen en implementeren van de resultaten van internatio-
naal onderzoek in de producten en diensten van ForFarmers Group.
Onderhoudt zowel intern als extern een groot (internationaal)

Interesse? *

Reageerviawwiv.yet.nl
of neem contact op met
Consultant Wim van de Worp
, . iwolle@)yer.nl . .
-hai (0)58-457 2100

YERE3

netwerk om te komen tot maximale kennisinformarie voor de
ForFarmers Group. Initieert en beheert onderzoeksprojecten voor
de ForFarmers Group. Bewaakt normstellingkosten voeders.
Ondersteunt dochterondernemingen bij kennisvergaring en
kennisuitwisseling. Bouwt aan samenwerkingsverbanden voor
gezamenlijk onderzoek. Vertegenwoordigt de ForFarmers Group
in externe (internationale) overlegvormen op R&D terrein.

Functie-eisen | Een afgeronde academische opleiding, richting
diervoeding of diergezondheid. Enkele jaren werkervaring in de
feed-sector en bij voorkeur internationale en leidinggevende
ervaring. In staat zijn kennis uit de internationale wetenschap
en uit de markt te combineren. Goede mondelinge en schrifte-
lijke uitdrukkingsvaardigheden, minimaal in Nederiands, Duits
en Engels. In staat zijn medewerkers te coachen en projecten te
leiden. Reizen is een belangrijk onderdeel van de baan, ongeveer
25% van tijd. Als Manager R&D ben je het gezicht naar buiten
op gebied van Research & Development. Persoonskenmerken:
creativiteit, flexibiliteit, initiatiefrijk, realiteitszin, teamgeest
en ondernemende persoonlijkheid.

Arbeidsvoorwaarden | ForFarmers heeft uitstekende primaire
en secundaire arbeidsvoorwaarden en goede opleidings- en ont-
plooiingsmogelijkheden. Werken in een dynamische organisatie
die zich kenmerkt door een open bedrijfscultuur.

YOUNG EXECUTIVE RECRUITMENT

The Netherlands | Belgium | Germany | Spain | USA | www.yer.com

-ocr page 102-

Ertegenaan in een enthousiast team!

Als je bij Rijnvallei Diervoeder in Wageningen werkt, wordt er veel van je
verwacht. Verantwoordelijkheid, inzet, open staan voor innovatie. Daar
staat ook veel tegenover. Een goed salaris, uitstekende werkomstandig-
heden, prima opleidingsmogelijkheden... En vooral de kans om je te ontwik-
kelen. De kans om je baan op je eigen interesses af te stemmen. Ben jij op
zoek naar zo\'n kans? Grijp \'m! Door aanhoudende groei en ter versterking
van ons enthousiaste team, zijn wij op dit moment op zoek naar een...

Specialist Veevoeding m/v

(hbo-niveau)

Rijnvallei is een agrarische coöperatie
voor en door gedreven ondernemers.
Rijnvallei Diervoeder B.V. produceert
en levert diervoeders voor alle vee-
houderijsectoren. Onze toegevoegde
waarde zit \'m In onze hoge mate
van betrokkenheid bij de branche en
bij de individuele ondernemer.
Met up-to-date advies en begeleiding
helpen we onze afnemers hun
bedrijfsrendement te optimaliseren.

www.rijnvallei.nl

De Specialist Veevoeding maakt productontwikkeling concreet: je staat aan
de basis van een assortiment kwaliteitsvoeders waarmee onze klanten de
beste resultaten behalen. Word jij de schakel tussen onderzoek en praktijk?

Sollicitatie en informatie

Schriftelijke sollicitaties, met CV, kun je binnen 14 dagen sturen naar
Rijnvallei, Postbus 610, 6700 AP Wageningen, t.a.v. Gert Burgering of
gjburgerlng@rljnvallei.nl. Meer Informatie over onze organisatie en deze
vacature vind je op www.rijnvallel.nl.

Specifieke vragen over de functie? Neem dan contact op met Aart Wemmers,
tel. (0655) 335 916 of awemmers@rijnvallel.nl

GEDREVEN ONDERNEMERS

CRV zoekt voor haar afdeling Productie een

Stafmedewerker veterinaire zaken (n

(32-40 uur)

De functie

Als erkend dierenarts ondersteun je de organisatie en adviseer je over de praktische gevolgen van veterinair/agrarische
wet- en regelgeving op het gebied van genetisch materiaal en de internationale distributie daarvan. Ook adviseer je de
or^isatie over de mannelijke en vrouwelijke fertiliteit (met name over et en ivp). Je vertaalt relevante aauele ontwikkelinj
bijvoorbeeld rondom dierziekten, en geeft veterinaire input bij het opstellen van exportdocumenten. Daarnaast heb je een
beleidsvoorbereidende en adviserende rol op voornoemde gebieden.

Het profiel

Je beschikt over een afgeronde opleiding WO Diergeneeskunde, bij voorkeur aangevuld met enige jaren werkervaring op het
gebied van veterinair/agrarische
wet- en regelgeving. Je hebt expertise op het gebied van de mannelijke en vrouv\\/elijke fertiliteit
bent bereid deze te vergaren. Je beheerst de Engelse taal vloeiend in woord en geschrift. Je werkt accuraat en zelfstandig en bei
uitstekend in staat om een onafhankelijk oordeel te vormen. Door jouw overtuigingskracht verloopt de coördinatie en implemer
tie van nieuwe spelregels en beleid soepel. Je verdiept je graag in complexe notities en vraagstukken.

De standplaats voor deze functie is Arnhem. Voor vragen omtrent de vacature kun je contact opnemen met dr. J.C. Bosch,
Hoofd Veterinaire Zaken, telefoon 06-53 32 6522.

Je reactie

CRV BV (CRV) is een internationale onderneming
op het gebied van rundveeverbetering. Hieronder
verstaat CRV de ontwikkeling, de productie
en de verkoop van genetische producten en
informatieproducten maar ook dienstverlening,
zoals fokkerijbegeleiding, melkproductiere-
gistratie
en kunstmatige inseminatie. De
producten en diensten van CRV worden
wereldwijd afgezet in meer dan 40 landen
bij 50.000
rechtstreekse klanten, voorna-
melijk rundveehouders. CRV heeft vesti-
gingen in Nederland. België. Luxemburg.
Duitsland, Tsjechië. Spanje. Brazilië en
Nleuw-Zeeland. Ef werken ruim 1200
mensen. Het hoofdkantoor is gevestigd
in Nederland (Arnhem).

Ben je geïnteresseerd? Stuur dan je schriftelijke reactie, voorzien van curriculum vitae, naar:

CRV BV

Ta-v. Arthur Roos (P&O-adviseur)
Postbus 454
6800 AL Arnhem
E-mail: sollicitaties@crvholding.nl

www.cr-delta.nl

Acquisitie naar aanleiding van <
advertentie wordt niet op prijs ges

-ocr page 103-

Baytril 5% inj. 100 ml:

de gouden standaard - UDA

Baytril 10% inj. 50 ml:

comfortabel injectievolume - UDA

Baytril 10% inj. 100 ml:

exclusief voor u - UDD

ook geregistreerd voor acute coliforme mastitis

M

.......1 ■

1

©K

Tl 1

"h H

- Up^

A

Healthcare

Animal Health

www.livestock.bayer.nl

-ocr page 104-

NOVARl

Zie verschil met Denagard

f.;

O

O

o

O

O

i

O

O

O

O

O

Denagard® is nu ook in Nederland beschikbaar.

Denagard1 is een zeer goed oplosbaar granulaat op basis
van tiamuline. Denagard® bewijst dagelijks zijn effectiviteit
in de metafylactische behandeling van de belangrijkste
darmziekten: Ileitis en Dysenterie.

Door de behandeling met Denagard® kunt u rekenen
op een hogere groei per dag en een verbeterde
voederconversie.* U ziet het verschil!

Wilt u meer weten over Denagard® en de voordelen voor
u, neemt u dan contact op met Novartis Animal Health,
telefoon: 076-5330020

Denagard

tiamulin

r

De juiste keuze

Productnaam en registratienummer DENAGARD 45% W.S.G voor varkens en kippen. REG NL 8012 Werkzame stof Tiamulinev^terstoffumaraat 450 mg/g (overeenkomend met tiamuline 364 mg/g)
Indicaties Varkens: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van: - Varkensdysenterie veroorzaakt door Brachyspira hyodysemteriae. - Procin proliferatieve enerophatie (ileitis)
veroorzaakt door Law/sonia intraceUularis. Kippen: metafylactische behandeling van de klinische symptomen vap.chronische luchtwegaandoeningen veroorzaakt door Mycoplasma gallisepticum
en gecompliceerd door gevoelige Escherichia coli-stammen. Dosering Dosering varkens: Varkensdysenterier6-8 mg tiamulinev^aterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen. .
Ileitis: 8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 5 dagen, Dosering kippen: 40 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen.
Wachttermijn Varkens: 8 dagen voor de slacht. IKB wachttijd eveneens 8 dagen. Kippen: 6 dagen voor de slacht. Niet voor gebruik bij legvogels die eieren voor menselijke consumptie
produceren. Kanalisatiestatus UDA Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V. Business Unit Animal Health, Claudius Prinsenlaan 142,4818 CP Breda. Nederland, T: 31 (0)76-5330020,
Verdere informatie op aanvraag beschikbaar.

-ocr page 105-

DEEL 133 • AFLEVERING 16 • I5 AUGUSTUS 2008

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

NMvD

Generalized sarcoidosis
in two horses

Het Dierenartsen
Netwerk: conflict-
oplossing op maat

Wat de praktiserende
dierenarts moet weten
over rattenbeetziekte

-ocr page 106-

Caroora

©

AST Farma introduceert d
nieuvi/ste aanvulling op ha
blisterreeks: Carporal, eer
voordelige en gebruiksvrie
lijke pijnstiller voor honder

Carporal is een goedverdr
bare NSAID op basis van
carprofen, uitermate gesol
voor post-operatieve pijn (
door spier- en gewrichtsa.
doeningen.

Carporal is verkrijgbaar in
verschillende sterktes (20l
en 50mg) en leverbaar in (
kliniekverpakking met daa
handzame consumentenvi
pakkingen van 5
X lOtabli

...de nieuwste ster in onze

blisterreeks

De Carporal tabletten zijn
gebruiksvriendelijk verpaki
blisters en zijn extra klein i
smaakloos voor een optim
acceptatie. Bovendien hefl
Carporal alle voordelen va
het blistersysteem, waaroi
vouwdoosjes in 2 verschil-
lende formaten en bloks n
bijsluiters.

^ïïSïïiT\' ^ ÈLtMKWIimf
h

CARPORAL\' 20/50 mg TABLETTEN VOOR HONDEN
Diergeneesmiddel UDA. Werkzaam bestanddeel:
Carprofen 20mg
of 50mg.
Indicaties: Voor analgesie en vermindering van chronisctie
ontsteking, bijvoorbeeld degeneratieve gewrichtsontsteking bij honden.
Contra-indicaties: Het gebruik van Carporal tabletten is gecontraïndi-
ceerd bij katten. Dien NSAID\'s niet gelijktijdig of binnen 24 uur na elkaar
toe. Sommige NSAID\'s kunnen zich sterk binden aan plasma-eiwitten
en in competitie gaan met andere sterk bindende geneesmiddelen, wat
kan leiden tot toxiciteit. Dien het niet toe aan honden die lijden aan een
hart-, lever- of nierziekte, indien het kan leiden tot gastro-intestinale
zweervorming of bloeding, of als er bloeddyscrasie werd aangetoond
of overgevoeligheid voor het product.
Bijwerkingen: zie bijsluiter
Diersoorten waan/oor het diergeneesmiddel bestemd is: Hond.
Registratiehouder: AST Beheer B.V. Carporal® 20mg REG NL 101766,
Carporal® 50mg - REG NL 101767

^S^farn

GROOT IN KLE
www.astfarma.nl

voordelige NSAID op basis van carprofen M
kleine, smaakneutrale tabletten voor optimale acceptatie M
leverbaar in blisters met 20mg of 50mg tabletten M
goed verdraagbaar en ook geschikt voor chronische klachten M

Dosering Carporal 20mg

Dosering Carporal SOmg

Onderhouds-
dosistabel
Lichaamsgewicht (kg)

Aantal tabletten
per dosis

20 mg

Onderhouds-
dosistabel
Uchaamsgewicht (kg)

Aantal tabletten
per dosis

50 mg

Tf

5,0

a

Tf

5,0

-

rf

10.0

CD

-rf

10.0

-

rr

12.5

-

rf

12.5

a

-rr

15.0

cna

rr

15.0

-

rr

20,0

CDiD

rr

20.0

-

TT

25.0

rr

25.0

CD

rr

37,5

-

rr

37.5

CT3C!

TT

50

rr

50

SU CD

-ocr page 107-

Onthaasten...

Ho nou, voordat we op vakantie kunnen moet ik nog een editorial schrijven.
Hebben we het dus toch nog druk in de twee \'onthaastdagen\' voor ons vertrek.
Toen ik zojuist de gigalange files en het bijbehorende leed zag op het zaterdag-
avondjournaal was ik blij dat wij ervoor hebben gekozen pas op maandag weg te
gaan.

Onthaasten is dit jaar ook redelijk op zijn plaats. De blauwtongenting heeft
tussen pinksteren en de zomervakantie een hoge arbeidsinspanning van ons
gevraagd, terwijl ook het normale werk gewoon doorging. Als herkauwer-
practici van Nederland mogen we trots zijn op deze prestatie, al zal waarschijn-
lijk niemand anders dat zeggen.

De campagne is bij ons gelukkig goed verlopen, alhoewel het soms wel
\'naadje\' was. Bedrijven zijn niet ahijd even goed ingericht voor dit werk. Het
enten van grote koppels runderen, in stallen met gladde vloeren, bij de afwezig-
heid van een vastzetvoerhek en bij een \'te drukke boer\' is beslist niet altijd
zonder risico. Met name wanneer dieren naast je onderuitgaan, ben je blij dat je
zelf kunt blijven staan.

Op veel bedrijven was het ook al een eeuwigheid geleden dat een koppel-
enting was uitgevoerd. De enting en de nawerking ervan werden door de
veehouder nauwlettend gevolgd. Met name het feit dat het een dode entstof
betrof, was voor veel veehouders een geruststelling met betrekking tot de
veiligheid. Niettemin doet elke enting, ook met dode entstof, een aanslag op de
weerstand van het dier.

Toch ben ik blij dat de entcampagne een succes is geworden. De 80 procent-
grens is gehaald, waardoor het virus waarschijnlijk niet meer als een epidemie
over het land zal rollen, maar veel eerder zal uitdoven als een golf in de
branding. Zelfs de \'doemdenkers\' ("Allemaal onzin, het komt hier niet, het stelt
niks voor.") zullen bij een zo hoge beschermingsgraad mogelijk gelijk krijgen.

:NMi/D

Rest mij u een prettige vakantie te wensen, en: vergeet niet te onthaasten.

Roel Boosman

-ocr page 108-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrelcers (voorzitter, algemene

zaken, beroepsintegriteit)
Drs. LJ. den Otter (vice-voorzitter, sociaal

economische zaken en media)
Drs. H.R.C. Gostelie (penningmeester, financiën)
Drs. H. van Herpen (professionele kwaliteit)
Drs. A.J.G. den Hertog (dierziektenbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid,

volksgezondheid en automatisering)
Dr. M.A. Willemen (verenigingszaken en dieren-
welzijn)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. FJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. K. Meijer (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Dr. R. Kuiper
Dr. R.S. Schrijver
Dr E. Teske
Dr J.H. Vos
Dr M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad
Dr FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr R De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr E van Knapen (Utrecht)
Dr. JT Lumeij (Utrecht)
Prof. dr A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.PC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77
Postbus 421
3990
ge Houten
(030) 634 89 00 (telefoon)
(030)63489 29 (fax)
tijdschrift (Sknmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht,nr 55 50 48 861 ene en e
bank n.v.. Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr.

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 AE Barneveld

(0342) 419798; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)419794 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap khmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 109-

Deel 133 • Aflevering 16-15 augustus 2008

WETENSCHAP ..... Generalized sarcoidosis in two hotscs

E.P.R. Reijerkerk, E.J.B. Veldhuis Kroeze, and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan 654

Samenvattingen vdt 662

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2007 664

VOOR DE PRAKTIJK ..... Wat de praktiserende dierenarts moet Weten over rattenbeetzlektc

Roland Abma, Henk Boer, Gesbert Douma, Bart van Hoeck, Len Lipman en Wim

Gaastra 668

IN VETERINAIR VERBAND Boekbespreking: Small Animal Gastroenterology 671

"De evolutie van ziekteverwekkers gaat constant door"

Johan Klein Haneveld 674

Campylobacter in kippenvlees stevig aangepakt 676

PRAKTIJK IN BEDRIJF ..... Het Dierenartsen Netwerk: conflictoplosslng op maat MarfweiCrawer 678

GGG in gesprek met huisdierverzekeraars Joost van Herten 680

KNMVD ondersteunt de Groene Standaard Joost van Herten 681

Diergeneesmiddelenhandel laira Boissevain 682
FVE-Vergadering in Wenen: het effect van tien jaar Brusselkantoor

Henk Vaarkamp 684

Boekbespreking: Biological Globalisation 685

Uitgelicht: Spekdiktemeting bij levende varkens 686

CURSUSSEN EN CONGRESSEN ..... De GGG Najaarsdag, alles in evenwicht!Sw/yfe/s 687

Symposium vhiver: \'Eros\' Symposiumcommissie van de vhiver 688

Eerste editie Feline Focus: \'Diarree bij de kat\' Yvonne Wery 688

KNMVD ..... Verslag studiereis seniorendierenartsen 2008 naar Denemarken 690

G.J Schouten

GGL-column: actuele dierziektes Gerrit Hooijer 692

Bulletin bestuur en bureau nummer 7, juli 2008 692
Dierenarts in hart en nieren en werkende moeder
H. Renée Chalmers

Hoynck van Papendrecht 693

In memoriam Sjirk van der Burg (1917-2008) 694

RUBRIEKEN ..... Uit de redactie 651

Nieuws 666

Veterinair tuchtrecht 672

Nieuws uit de industrie 689

Voorzitterscolumn 690

Personalia 695

Deadline kopij 695

Doorlopende agenda 695

-ocr page 110-

Generalized sarcoidosis in two horses

E.P.R. Reijerkerk\', EJ.B.Veldhuis Kroeze " and M.M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan\'

Tijdschr Diergeneeskd 2008; 133:654-661

Oorspronkelijk artikel

summary

Equine sarcoidosis is a rare disorder usually characterized
by exfoliative dermatitis, moderate to severe wasting, and
sarcoidal granulom.atous inflammation of multiple organ
systems. It has an unknown aetiopathogenesis. The
condition is not related to equine sarcoid. This case report
describes generalized cutaneous and systemic sarcoidosis
in an r i-year-old Trakehner mare (case A) and in a
7-year-old Dutch Warmblood gelding (case B).

Case A was presented with cutaneous sarcoidosis on
the head and body and was diagnosed on the basis of
histological examination of skin. Case B presented with
multiple subcutaneous nodules (2-15 cm in diameter) and
the diagnosis was established at postmortem examination.
Both horses showed distinctive histology of the skin with
extensive lymphohistiocytic infihration and Langhans-
type multinucleated giant cells. Haematology and
biochemistry revealed a normal total white blood cell
count with a right shift in both horses. Case B was anae-
mic and had a shghtly elevated total protein concentration
with hyperglobulinaemia. Both horses were unresponsive
to corticosteroids and were euthanized.

samenvatting

Gegeneraliseerde sarcoidose bij twee paarden

Equine sarcoidose is een zeldzaam voorkomende aandoening die
wordt gekenmerkt door exfoliatieve dermatitis en granuloma-
teuse infiltratie van meerdere orgaansystemen en/of organen.
Equine sarcoidose en equine sarcoid zijn twee geheel verschil-
lende ziektebeelden. Equine sarcoidose heeft een onbekende
etiologie en pathogenese. Deze casusbespreking beschrijft twee
casus met gegeneraliseerde cutane en systemische sarcoidose, een
elf jaar oude Trakehner merrie (casus A) en een zeven jaar oude
KWPN-ruin (casus B).

Casus A toonde eerst de klinische verschijnselen van cutane
sarcoidose op het hoofd en het lichaam en de diagnose werd
gesteld op basis van een huidbiopt Casus B begon met subcutane
nodula (2 tot
15 centimeter diameter) en vertoonde pas later de
typische huidveranderingen. De diagnose bij dit paard werd
gesteld bij postmortaal onderzoek.
Beide paarden toonden bij histologisch onderzoek van de

Department of Equine Sciences, Faculty of Veterinary Medicine,

Utrecht University, Yalelaan 114, 3584 cm Utrecht, the Netherlands.

II Department of Pathobiology, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht

University Yalelaan i, 3584 cl Utrecht, the Netherlands.

Corresponding author: e.p.rreijerkerk@uu.nl
afwijkende huid de typische veranderingen: uitgebreide
lymfohistiocytaire infiltratie en veel meerkemige reuscellen van
het Langhanstype.

Bij bloedonderzoek werd bij beide patiënten een normaal aantal
witte bloedcellen met een rechtsverschuiving gevonden. Casus B
had ook een anemie en een iets hoge totaal-eiwitconcentratie met
een duidelijk verhoogde beta- en gammafractie. Beide paarden
reageerden in het verloop van de aandoening onvoldoende of niet
op behandeling met systemische corticosteroïden en beide
paarden werden op verzoek van de eigenaar geeuthanaseerd.

introduction

Equine sarcoidosis, also known as \'equine idiopathic
systemic granulomatous disease\' (14), \'generalized
granulomatous disease\' (11), \'systemic granulomatous
disease\'
{17), \'equine histiocytic disease\' (11), and \'equine
histiocytic dermatitis\' (3), is a rare disease of unknown
aetiopathogenesis (r3). Although the name is similar, the
condition is not related to equine cutaneous sarcoid (9).
Sarcoidosis also has been reported in humans and cattle (2,
6,12,14), based on histopathological findings. The clinical
manifestations are quite different in the different species.

Equine sarcoidosis is suggested to be the result of an
exaggerated immunological response, with exogenous
infectious agent(s) or allergens as the antigenic stimulus
(8,16). No (infectious) agent has been identified as yet (r3,
x6), and no breed, sex, or age predilection has been
established (9,11,13,15,16). The disease is characterized
by exfoliative dermatitis, severe wasting, and granuloma-
tous inflammation of one or more internal organs (9,13,
x6). The skin, lungs, lymph nodes, and gastrointestinal
tract are most commonly affected (x, 5,11,13,16). Less
commonly affected organs or tissue(s) are the liver, spleen,
kidneys, skeletal system, heart, adrenal- and thyroid
glands, pancreas, and nervous system (13,16).

Stannard (17) classified equine sarcoidosis in two
forms: the cutaneous form and the nodular form. The
most commonly occurring cutaneous form starts clini-
cally with skin lesions, with generalized scaling and
crusting combined with variable alopecia of the face and
limbs, often with sparing of the mane and the tail (9,13).
The nodular form, with nodules or tumour-like masses, is
less common and is often combined with extensive scaling
and crusting (11). Recently, a third form, the \'localized
form\', has been described (13,15). In these patients the
typical hyperkeratotic, crusted, and alopecic areas remain
localized (for many years) and occur most often on the
lower limbs, and occasionally elsewhere, in otherwise
systemically healthy horses that are mostly performing
well (15). Non-cutaneous chnical signs, such as a persis-
tent low-grade fever, poor appetite, and decreased perfor-
mance, are described in horses with systemic sarcoidosis
(9,13,16). Peripheral lymphadenopathy and variable
organ signs may also be detected (9,11, x6). The presence
of mediastinal and pulmonary masses may account for the

-ocr page 111-

u

M
a>
■a

- respiratory rate
-heart rate

- rectal temperature

Figure i. Respiratory rate, heart rate, and rectal temperature of case A
during 5 days\' hospitalization before euthanasia.

characteristic poor performance and dyspnoea (9),
whereas hver and gastrointestinal involvement may
account for clinical signs such as icterus and diarrhoea (9).
Other organs are rarely involved.

Horses with localized sarcoidosis have no clinical
systemic signs other than the affected skin on mostly the
lower limb(s), which can become crusty, thick and painful,
sometimes resulting in lameness (15). In contrast to most
other lower limb dermatoses, sarcoidosis involves both
pigmented and unpigmented skin. Pruritus has been
reported as a clinical sign in human sarcoidosis and is also
reported as a minor presenting sign in some horses (4,15).

The diagnosis of sarcoidosis is based on clinical and
histological findings combined with exclusion of other
diseases. Differential diagnoses include dermatophilosis,
dermatophytosis, immune-mediated diseases (e.g.,
pemphigus foliaceus, systemic lupus erythematosus,
exfoliative eosinophihc dermatitis, erythema multiforme,
food allergies, drug eruptions, and multisystemic eosino-
philic epitheliotrophic disease), seborrhoea, verrucous
sarcoids, and toxicoses (hairy vetch, arsenic, iodine,
aluminium, and silicon) (9,
i^, 16). Biopsy of the skin
lesions is essential for confirmation of the diagnosis.
Typical histopathological lesions include perifollicular
and mid- or superficial dermal granulomata, a multifocal
nodular to diffuse non-caseating granulomatous dermati-
tis with histiocytes, multinucleated giant cells, and
limited lymphocytic infiltration (9,13). The chnical
management of generalized or localized sarcoidosis is
often problematic (11). A few horses show spontaneous
remission for no apparent reason (9,12, r6), but horses
with the localized form in particular may show a good
response to long courses of systemic corticosteroids (e.g.,
dexamethasone or prednisolone) (15,16).

This case report provides the first description of two
cases of generalized equine sarcoidosis in the Netherlands.

History

An ii-year-old Trakehner mare was referred to the
Department of Equine Sciences at Utrecht University with

60

50

40

30

Di = Day i
mo = morning
ev = evening

a 4-month history of a skin problem on the head, neck,
abdomen, and around the tail and perineum. The horse
also showed a slight localized oedematous reaction on the
back and abdomen. When the skin problem started, the
horse had a raised rectal temperature. The horse was
treated with povidone iodine shampoo s, seborrhoea
shampoo b, and insect repellents and was clothed while at
pasture with an insect blanket. Later the horse became
lethargic and lost its appetite. A few days before referral,
the horse coughed occasionally The mare had a history of
recurrent colic and had been operated on for right dorsal
displacement 6 months before the onset of the dermato-
logical problem. One month before the skin problem
started, the mare had shown signs of \'bronchitis\'. These
symptoms disappeared after treatment with clenbuterol c,
prednisolone d, and acetylcysteineAntibiotic treatment
resolved the horse\'s lameness but did not improve the skin

a Betadine Shampoo®, Mundipharma, Basel, Switserland.

b Sebomild P®, Virbac Nederiand BV, Barneveld, The Netherlands,

c Ventipulmin®, Boehringer Ingelheim, Alkmaar, The Netherlands,
d Prednisolon®, Alfasan, Woerden, The Netherlands,

e Lysox®, Florence, Italy

-ocr page 112-

Blood variable

Horse A

Horse B

Reference values

PCV (1/1)

0.37

0.26

0.32-0.42

WBC(I09/1)

8.2

9.7

7-10

lymphocytic (%)

13

14

30-35

segmented gran (%)

78

84

35-60

band gran (%)

0

0

< 5

eosinophilic (%)

3

0

< 4

basophilic (%)

3

0

< 10

monocytic (%)

3

2

< 5

total protein (g/1)

64

78

60-75

albumin (%)

64.0

35-9

35-55

alpha glob (%)

10.0

15.4

15-20

beta glob (%)

13.6

24.7

< 22

gamma glob (g/1)

12.4

23.1

< 25

urea (mmol/1)

5-3

5.0

< 8 mmol/1

asat (iu/1)

104

nd

125-275

ldh (lu/1)

408

nd

240-600

gammacT (iu/1)

12

nd

< 20

af(iu/1)

300

nd

180-380

bilir. total (mmol/1)

49.6

nd

< 35

bilir. direct (mmol/1)

2.8

nd

< 25% of total

bilir. indirect (mmol/1)

46.8

nd

> 75% of total

Table i. Blood haematology and biochemistry of two patients with
generalized sarcoidosis.

■ ■ » „ i-. y.

3C

Figure 3. Detailed views of the head (a), mouth (b), neck (c) and udder
region (d) of an 11 -year-old Trakehner mare with generalized scaling and
crusting resulting from sarcoidosis.

problem. One month before referral, consultation with the
last author
(ms) had led to a tentative diagnosis of im-
mune-mediated skin disease, possibly some form of
pemphigus foliaceus, which has a guarded prognosis.

The horse was treated with dexamethasone f (single dose
of 0.08,0.04,0.02 and o.oi mg/kg i.m. for 5, 3, 3 and

3 days, respectively, always in the morning between 07.00
and 09.00 hours). This treatment resulted in an almost
complete recovery from the problem; however, the problem
returned within a few days after cessation of treatment, and
a second course of dexamethasone was less effective. The
symptoms deteriorated and the horse was referred to the
Department of Equine Sciences for further evaluation.

Clinical findings

On presentation, the mare was alert and in good bodily
condition. She had a slightly increased respiratory rate
(20 breaths/minute), a slightly elevated heart rate
(56 beats/minute), and an increased rectal temperature
(38.7°C). The heart rate and rectal temperature were
occasionally slightly above reference values over the next

4 days (figure r). Severe non-painful scaling and some
alopecia were found over the entire body (figures 2 and 3).
Appetite and faeces production were normal.

Further investigations

Haematological and biochemistry examinations revealed
a normal packed cell volume
(pcv) and a normal white

f Dexadreson®, Intervet Nederiand, Boxmeer, The Netherlands.

blood cell count (wbc) with a slight right shift (table i).
Total protein concentration, electrophoresis, and liver
enzyme concentrations were within reference values,
while the total bilirubin concentration was slightly
increased (table i). Bacteriological examination of a skin
scraping revealed no abnormal bacterial growth. Myco-
logical culture of a hair sample was also negative.

Histopathological examination of skin biopsies of the
neck and the abdomen revealed crusting, focal neutro-
philic exocytosis in the epidermis with some spongiosis.
In the upper dermis, diffuse lymphohistiocytic inflamma-
tion was visible with some neutrophils, several multinu-
cleated giant cells (figure 4), and localized small granu-
loma. The pathological diagnosis was generalized equine
sarcoidosis.

Diagnosis and treatment

Considering the progressive worsening of the clinical
symptoms, the limited effect of corticosteroid treatment,
and the poor prognosis reported in the literature, the
owner and her insurance company opted for euthanasia.

Postmortem examination

Apart from the skin lesions, the only remarkable macro-
scopic lesions were firm and severely swollen bronchial
lymph nodes (figure 5). Microscopic lesions were found in
the skin and within the adjacent subcutis and striated
muscle. Extensive involvement of the bronchial lymph
nodes was present, and multifocal similar nodules were
found in the liver. All showed lymphohistiocytic inflam-
matory infiltrates admixed with large multinucleated
giant cells of the Langhans type. These findings were
consistent with a diagnosis of generalized sarcoidosis.
Other histological evaluated organs were the colon
ascendens, spleen, and kidneys; these were unremarkable.

-ocr page 113-

4a

<

< *

4b

Figure 4. Equine sarcoidosis, overview of a biopsy of haired skin with
superficial hyperkeratosis and a moderately cellular lymphohistiocytic in-
flammatory infiltrate within the superficial dermis admixed with several
typical multinucleated giant cells (a). Higher magnification (b) shows
two typical giant cells of the Langhans type (on top right and bottom left)
with abundant pale eosinophilic cytoplasm and a rim of peripheral nuclei
(haematoxylin-eosin stain).

case b

History

! A 7-year-old Dutch Warmblood gelding was referred to the
Department of Equine Sciences at Utrecht University with
a one month history of problems that had started a week
i after rhinopneumonitis vaccination in the right pectoral
\' muscle. After one week, the pectoral region showed a large
i firm swelling and within a few days subcutaneous nodules
i were seen on the neck, the back, and the abdomen. The
i horse subsequently became lethargic and started cough-

ing. A single dose of dexamethasone g (0.02 mg/kg
bodyweight, intramuscular) was not beneficial.

Ultrasonographic examination of the pectoral region
performed in practice revealed a 4-cm diameter encapsu-
lated hyperechogenic region. The other nodules were
hardly visible on ultrasonographic examination. Fine-
needle aspiration biopsy of the pectoral swelling revealed
a bloody aspirate with many neutrophilic granulocytes
and mesenchymal cells and no evidence of malignant
neoplastic disease. Because the horse\'s performance as a
riding-school horse decreased, the horse was referred for
further evaluation to the Department of Equine Sciences.

Clinical findings at the University Clinic

On presentation, the horse was alert, in good bodily
condition, and showed a slightly increased respiratory rate
(20 breaths per minute) and a normal heart rate (36 beats
per minute). The rectal temperature was marginally
elevated (38.3°C), which may have been the resuh of
transport. Except for the nodules, clinical examination
was unremarkable including the lung auscultation. The
nodules were localized to the neck, pectoral region, back
(saddle region), and abdomen (figure 6). The firm circum-
scribed swellings varied in diameter from 5 to 15 cm and

g Voreen® suspensie, Boehringer Ingelheim, Alkmaar, The Netherlands.

-ocr page 114-

were covered with a normal skin showing no alopecia,
crusting, and/or scaling. All nodules seemed to be located
subdermally, with the exception of the large nodule in the
right pectoral muscle.

Further investigations

Haematology and biochemistry revealed moderate
anaemia and a shghtly raised total protein concentration
with increased and y-globulin fractions (table x).

Diagnosis and treatment

The tentative diagnosis was an immune-mediated reaction
of unknown origin and prolonged corticosteroid treat-
ment (prednisolone i mg/kg per os s.i.d) was advised. After
the horse was discharged, there was some improvement
and the horse was used again in the riding school. How-
ever, the nodules never completely resolved. One month
after the end of prednisolone treatment, the nodules were
even more prominent than before.

Seven weeks after the horse returned home, the
swelling in the pectoral region also enlarged. Findings of
repeated ultrasonographic examination of the pectoral
region raised suspicion about the development of chronic
purulent inflammation, and treatment with laurel
ointmenth was started. The appearance of the overlying
skin changed, and alopecia and severe crusting and scaling
were noticed (figure 7). The nodules all over the body also
increased in size and the horse became more lethargic and
showed exercise intolerance. The owner did not wish any
further examinations and opted to euthanize the horse.
The horse was transported to the Department of Equine
Sciences, euthanized, and postmortem examination was
performed at the Department of Pathobiology

Postmortem examination

Multifocal skin lesions were evident macroscopically.
Mildly thickened alopecic skin with extensive hyper-

h Laurierzalf®, Virbac Nederiand BV, Barneveld, The Netherlands.

keratosis was localized multifocally on the right pectoral
region (figure 7) and less severely on both sides of the
head, the left cervical region, and the perineum. Small
firm subcutaneous nodules and plaques were found in the
right pectoral region, near the crest, on the back, and on
the ventral abdominal wall. These nodules and plaques
ranged from 2 to 15 cm in diameter. Similar firm multi-
focal nodular lesions were observed in the left pectoral
musculature, and multifocally within the lungs and the
diaphragm (figure 8).

-ocr page 115-

The lung lesions consisted of two large (measuring
approximately 3x10 cm) firm pale areas of dorsal sub-
pleural parenchymal consolidation in the left and right
main lobes. A third focus of approximately 3 cm in
diameter was seen in the left top lung lobe (figure 8b). The
cervical, sternal, left axillary, and prescapular lymph nodes
were diffusely moderately swollen and firm. On incision,
all nodular and plaque-like lesions as well as the affected
lymph nodes were circumscribed but non-encapsulated,
firm and solid with a pale to greyish discoloration. Other
histologically evaluated organs were the pituitary gland,
parotid salivary gland, thyroid glands, heart, spleen,
pancreas, kidneys, and adrenal glands; these were all
unremarkable.

Histological examination of the affected skin revealed
similar lesions to those in case A: extensive lymphohistio-
cytic inflammatory infiltrates admixed with large multi-
nucleated giant cells of the Langhans-type and extensive
epidermal hyperkeratosis (figure 9). The firm nodular
lesions in the affected tissues and organs contained
extensive granulomatous inflammatory infiltrates within
a fibrotic matrix. The pulmonary granulomas were
markedly fibrotic (figure loa and lob). The inflammatory
cell population consisted of numerous histiocytes and
lymphocytes admixed with lower numbers of plasma cells
and neutrophilic granulocytes; multinucleated Langhans
giant cells were always present (figures 11,12 and 13).
Comparable small granulomata were present within the
liver (figure 14) and occasionally Langhans-type giant cells
were seen in the femoral bone marrow. Ziehl-Neelsen
stains for acid-fast mycobateria and periodic acid-Schiff
stains for fungi and parasites proved consistently negative.
Like case A, these findings were consistent with a diagno-
sis of generalized sarcoidosis.

■ym.

f--\' ■200 Mm J

"1

>

fa \' \'

s ? \'é

Figure 11. This figure shows a higher magnification of a nodular granu-
lomatous panniculitis of the pectoral region where three large Langhans
giant cells (bottom left) are surrounded by histiocytes, lymphocytes
and plasma cells. Also notice the increased fibrosis of the subcutis and
the presence of several large spherical optically empty adipocytes (V)
(haematoxylin-eosin stain).

-ocr page 116-

\\

•5

>

- \' ^ - - V ^ ■ ----

500 Mm

Figure 12. Histology of the nodules in the pectoral striated muscle revea-
led large moderately circumscript granulamatous inflammatory lesions
also containing numerous multinucleated giant cells (arrowheads). On
the top left normal striated muscle is present (haematoxylin-eosin stain).

DISCUSSION

In human medicine, sarcoidosis is an idiopathic granu-
lomatous disease that usually affects the lung, with derma-
tological problems occurring later or not at all in the
course of the disease (6). In horses, most cases start
chnically with dermatological problems (5, 7,13,14,16).
The nodular form is quite rare (i 7,13). In the cases
presented here, the disease started with skin problems in
one horse (case A) and with nodules in the other (case B).
The pathogenesis of the disease is still unknown both in
humans and in horses and is thought to be \'immune-
mediated\' (6,13). In both cases presented here, bacterial,
fungal, and yeast involvement was not found in skin
samples or in tissues at postmortem examination. The
owners of both horses mentioned an event that occurred
before the onset of clinical problems: colic surgery
6 months previously in case A and vaccination 3 weeks
previously in case B. These events are not mentioned as
risk factors in the literature, although Spiegel et al. (16)

100 Mm

ov v\' ♦:> ;

Figure 14. Small granulomata were also present in the liver containing
few multinucleated giant cells (arrowheads), in this micrograph affecting
a hepatic portal area characterised by bile ducts (G), a small hepatic artery
(A) and a large hepatic vein (V) (haematoxylin-eosin stain).

mentioned castration as a possible risk factor because they
found a higher incidence of sarcoidosis in geldings.

In humans, the diagnosis of sarcoidosis is based on
history, clinical appearance, and histopathology of a skin
biopsy (if possible), thereby excluding all other granulo-
matous diseases of known cause (6). In horses, the most
typical clinical signs are alopecia, crusting, and scaling,
and the diagnosis is based on this rather typical clinical
appearance and a confirmatory skin biopsy (i, 5, 7,10,13,
14,15,16). Pruritus has been described in cutaneous
sarcoidosis in humans (4) and in some cases in horses
(7,16) but not in others (i, 5, 7,10 and 14). The two horses
presented here showed no signs of pruritus.

In humans, pulmonary sarcoidosis is the most com-
mon form and thoracic radiography findings are abnormal
in more than 90% of affected individuals (6), although
predictions for individual patients based on chest radio-
graph alone are unreliable (6). In horses, thoracic radio-
graphs may be helpful in incidental cases with respiratory
signs. The two cases presented here had few respiratory
signs. Moreover, given the pathological outcome, thoracic
abnormalities would have been detected on radiography
in case B only.

Although the literature mentions weight loss as a
clinical sign of generalized sarcoidosis, both cases present-
ed here had a normal body condition. However, both
horses were euthanized relatively early in the course of
the disease because of the poor prognosis. In case B typical
granulomatous inflammatory lesions containing multi-
nucleated Langhans type giant cells were also found in the
diaphragm and the bone marrow. To our knowledge, this
has not been described in horses before, although Spiegel
et al. (16) mentioned vertebral and femoral involvement
via radiographs showing lesions of the bone in two horses.

In equine sarcoidosis blood haematology and biochem-
istry findings as neutrophilia, hyperglobulinaemia, mild
non-regenerative anaemia, and abnormal kidney and liver
function have been described in equine sarcoidosis (16).
However, only case B had anaemia and hyperglobulinae-

-ocr page 117-

mia. Again, tliese findings might have changed had the
horses hved longer. Although fine-needle aspiration
biopsy is a minimally invasive technique, punch biopsy of
the skin and/or a tissue biopsy of a subdermal nodule with
a \'liver biopsy needle\' are needed to give a reliable ante-
mortem diagnosis.

The prognosis of human sarcoidosis is variable and is
strongly related to the presenting signs (6). In horses,
Spiegel et al. (i6) mentioned a more favourable prognosis
than other authors (13,11). The prognosis for localized
equine sarcoidosis is good for life, but guarded for the
affected skin (15). In humans, treatment for sarcoidosis is
not always indicated because the disease may spon-
taneously resolve and the prolonged use of corticosteroids
has severe side-effects (6). However, corticosteroid therapy
is indicated in life-threatening disease, if there is cardiac,
neurological, or eye involvement, and should also be
considered if the disease is progressive (6). Although some
equine cases may stay unaltered without any treatment,
treatment of both generalized and localized sarcoidosis is
limited to prolonged (month to years) systemic corti-
costeroids (x3, X5,16).

In conclusion, equine generalized sarcoidosis is a rare
disease with varying clinical syndromes. In the two cases
discussed here, one horse first had dermatological prob-
lems (severe crusting) and the other horse initially showed
subdermal nodules with a completely normal macro-
scopic appearance of the overlying skin. Generalized
equine sarcoidosis has a poor prognosis, in contrast to
localized equine sarcoidosis, which has a favourable
prognosis for life and a guarded prognosis for the localized
skin problem.

acknowledgements

The authors thank dr. Pieter Jacobs (Equine Practice West
Brabant) and dr. Hans Coster (Equine Practice Zwaans-
hoek) for referring the patients to the Equine Clinic of the
Department of Equine Sciences and their contributions to
the manuscript. They also are grateful to dr. Lidwien
Verdegaal (at that time Department of Equine Sciences,
now Bait al Arab Equine Hospital, Kuwait City) and

dr. Roel van Nieuwstadt (Department of Equine Sciences)
for clinical help and advice.

references

1. Axon JE, Robinson P and Lucas ]. Generalised granulomatous disease
in a horse. Aust Vet 12004;82:48-51.

2. English [C, Patel PJ and Greer KE. Sarcoidosis. J Am Acad Dermatol

2001:44: 725-743-

3. Fadok VA. An overview of equine dermatoses characterized by scaling
and crusting. Vet Clin N Am-Equine 1995; 11
:43-51-

4. Goldberg A, Lang A and Mekori YA. Prolonged generalized pruritus
associated with selective elevation of IgA as the presenting symptoms
of sarcoidosis. Ann Allergy Asthma Immunol 1995; 74: 387-389.

5. Heath SE, Bell RJ, Clark EG et al. Idiopathic granulomatous disease
involving the skin in a horse. J Am Vet Med Assoc 1990; 197:
1033-1036.

6. Judson MA. Sarcoidosis: clinical presentation, diagnosis and approach
to treatment. Am J Med Sci 2008; 335: 26-33.

7. Loewenstein C, Bettenay SV and Mueller RS. A retrospective study of
equine sarcoidosis. Vet Derm 2004; 15: 67.

8. Newman LS, Rose CS and Maier LA. Sarcoidosis. N Engl J Med 1997;
336:1224-1234.

9. Pascoe RRR and Knottenbelt DC. Sarcoidosis. Immune mediated/
allergic diseases. In: Manual of Equine Dermatology London: Harcourt
Brace, 1999:169-170.

10. Rose JE, Littlewood JD, Smith K et al. A series of four cases of
generalized granulomatous disease in the horse. In: proceedings of 3"\'
World Congress of Veterinary Dermatology 1998: 562-563.

11. Schlipf JW. Dermatological conditions associated with crusts and
scales: Sarcoidosis. In: Robinson NE ed. Current therapy in Equine
Medicine, 4\'\'\' edn. Philadelphia: W.B. Saunders, 1997: 384.

12. Scott DW. Large Animal Dermatology Philadelphia: W.B. Saunders,
1988: 326-328.

14-

13-

Scott DW and Miller WH. Sarcoidosis. In: Equine dermatology.
Saunders, St. Louis, 2"\'\'edition, 2003: 675-680.
Sellers RS, Toribio RE and Blomme EAG. Idiopathic systemic
granulomatous disease and macrophage expression of PTHrp in a
miniature pony. J Comp Pathol 2001; 125:214-218.

15. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM and Koeman JP Recogni-
tion and therapy of sarcoidosis. In: Proceedings of the
45"\' beva
Congress. Birmingham, 2006:184-185.

16. Spiegel IB, White SD, Foley )E et al. A retrospective study of cutaneous
equine sarcoidosis and its potential infectious aetiological agents.
Vet Dermatol 2006; 17: 51-62.

17. Stannard AA. Generalized granulomatous disease. In: Robinson NE ed.
Current therapy in equine medicine, 2"\'\' edn. Philadelphia: W.B.
Saunders, 1987: 645-646.

Artikel ingediend: 4 mei 2008
Artikel geaccepteerd: 20 mei 2008

-ocr page 118-

Samenvattingen vdt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschriften het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
hebben besloten samenvattingen
van gepubliceerde wetenschappelijke artikelen uit te
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op
een eenvoudige manier op de hoogte blijven van de
veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof dr Aart de Kruif Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

De eerste samenvatting is nog uit het Vlaams Diergenees-
kundig Tijdschrift van
maart-april 2008.

A transposition flap for reconstructing
a large skin defect over the stifle and
proximal tibia in a dog after removal
of a hemangiopericytoma

J.P. de Vos en J. Butinar Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008;

77; 106-112.

The genetic material of the bovine papillomavirus (bpv)
can be detected in virtually all equine sarcoids. Eight
different types have been described, all inducing benign
proliferation of epithelium in cattle,
bpv-i and -2 are less
strictly species-specific and can induce equine sarcoids in

A lo-year-old female Belgian Malinois shepherd dog was
presented because of an advanced recurrence of an intra-
and subcutaneous hemangiopericytoma on the cranial
aspect of the stifle. Ultrasound examination revealed a
multi-lobular well demarcated mass. The tumor was
excised with wide margins and the defect of around
300 degrees of circumference on the lateral, cranial and
medial part of the stifle and proximal tibial area was cover-
ed with a transposition skin flap, originating from the
cranio-medial thigh and inguinal region. Healing was
uncomplicated and 13 months after surgery there was still
no evidence of recurrence of the tumor.

To the authors\' knowledge, this is the first report to
describe this reconstructive surgical technique around the
knee joint in a dog.

Equine sarcoids - part 3: association
with bovine papillomavirus

L. Bogaert, A. Martens, P. Depoorter en F. Gasthuys. Vlaams

Diergeneeskd Tijdschr 2008; 78:131-137.

horses. Historically, association between bpv and equine
sarcoids has been demonstrated using inoculation studies
and detection of
bpv dna and bpv gene expression. The
BPV genome is composed of 6 early and 2 late genes, with
E5 and E6 being the most important transforming genes.
Specific
bpv-i variants associated with equine sarcoids
have been reported, suggesting circulation of the virus
between horses. In horses, a non-productive
bpv infection
occurs, with only transcription of early genes, responsible
for genome maintenance, regulation of cell growth and
cell transformation. There is no formation of new infecti-
ous virus particles as is the case in the natural host.

Diagnosis, treatment and prognosis of
disc associated Wobbler syndrome in
dogs

S. De Decker, S. Bhatti, I. Gielen en L. Van Ham. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2008; 78; 139-146.

Disc associated Wobbler syndrome (daws) is the most
prevalent and most typical Wobbler syndrome in dogs. It
is typically seen in the middle-aged Dobermann Pincher.
Caudal cervical spinal cord compression is caused by
protrusion of the annulus fibrosus in the intervertebral
disc into the spinal canal, sometimes in combination with
ligamentum flavum hypertrophy and malformed verte-
brae. Clinical signs vary from neck pain to tetraplegia. The
diagnosis is generally made using myelography There is a
lot of controversy concerning the treatment of this
disease. Many surgical techniques have been developed for
it, but little is known about the conservative treatment.
Objective data about the prognosis of this disease is scarce.

Complications in a dog with disc
associated Wobbler syndrome

S. De Decker, I. Van Soens, H. Haers, M. Tshamala,
T. Waelbers, S. Bhatti en L. Van Ham. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2008; 78:148-152.

This case report describes the occurrence of a second
episode of clinical signs of disc associated Wobbler
syndrome almost 2 years following ventral decompressive
surgery and a rather rare complication after myélographie
examination in the same dog.

-ocr page 119-

Advanced glycation end products:
mogelijke verklaring voor
ouderdomsziekten bij mens en dier?

Vandenberge, K. Chiers en R. Ducatelle. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2008; 78:1^3-159.

Veroudering gaat bij dieren en mensen vaak gepaard met
stofwisselingsstoornissen en chronische ontstekingen in
bepaalde organen, waarvoor men tot voor kort helemaal
geen verklaring had. Voorbeelden hiervan zijn artrose en
chronische artritis, en nefrose en chronische nefritis. Voor
het eerst wordt een mogelijke gedeeltelijke verklaring
gesuggereerd voor de Pathogenese van deze letsels, namelijk
de vorming van \'advanced glycation end products\'
(ages).
Dit is een complexe, heterogene groep van verbindingen die
ontstaan door niet enzymatische reductie van suikers. Hun
accumulatie in verschillende weefsels is gerelateerd met het
verouderingsproces en kan versneld raken bij bepaalde
pathologische condities, zoals hyperglycemie en oxidatieve
stress. De binding van
ages aan eiwitten resulteert in een
wijziging van de fysiologische eigenschappen van deze
proteïnen. Daarnaast kunnen ze binden aan receptoren,
waardoor de normale cellulaire functie wordt beïnvloed en
chronische ontstekingsprocessen worden geïnduceerd.

Bij huisdieren is hierover nog weinig bekend. Toch
kunnen we aannemen dat de accumulatie van
ages ook
bij huisdieren een rol speelt in diverse chronische ziekte-
processen. Er zijn reeds aanwijzingen gevonden voor de
rol van
ages in bepaalde vormen van chronische osteoar-
tritis bij honden. Diermodellen tonen aan dat de vorming
en de accumulatie van
ages op verschillende niveaus
kunnen worden beïnvloed, waardoor de effecten van
ages
worden verminderd. Zo werd bij honden al aangetoond dat
negatieve effecten van diabetes en veroudering op de
systolische functie van het linkerhart deels konden
worden tegengegaan door het gebruik van
ages-remmers.
Verder onderzoek hiernaar wordt uitgevoerd aan de
vakgroep Pathologie, Bacteriologie en Pluimveeziekten
van de faculteit Diergeneeskunde in Merelbeke.

Antiinflammatory phytotherapeutics:
a valuable alternative to
nsaid
treatment in horses?

S. Torfs, C. Delesalle, K. Vanschandevijl, D. De Clercq,

G. Van Loon, H. Nollet en P. Deprez. Vlaams Diergeneeskd

Tijdschr 2008; 78:161-170.

In equine practice, phytotherapy is meeting the increasing
demand of horse owners for \'natural\', safe treatment
methods. Long-term use of
nsaids can cause severe
adverse effects, hence the growing popularity of anti-
inflammatory phytotherapeutics. At the current time,
several different herbal mixes are being commercialized,
which makes it difficult for horse owners and veterinari-
ans alike to make a well-founded choice.

Harpagophytum procumbens {devil\'s claw), Salixspp.
(willow) and Ribes nigrum (blackcurrant), three plants that
are often used in these mixes, have been evaluated both in
vitro and in vivo. Based on published studies and the
evaluation of these studies, for example by the Cochrane
Collaboration, there seems to be some evidence for
Harpagophytum procumbens and Salix spp. having a
stronger analgesic and anti-inflammatory effect than
placebos in humans. In horses, however, only one limited
clinical study on
Harpagophytum has been performed up
until now, while no studies were found on the use of
Salix
in horses. More research is needed before any claims
concerning efficacy or safety can be made regarding the
use of these plants in treating horses. It has also been
claimed that
Ribes nigrum leaves have an anti-inflammato-
ry effect, though this has not yet been clinically proven
either in humans or in horses.

Although veterinary phyotherapy is as old as animal
husbandry itself, little scientific proof can be found
regarding its uses. More research is needed before phyto-
therapy can be advertised as a valuable and safe alterna-
tive to the more conventional protocols.

Field experiences with ers type
reovirus infections in diseased broilers
reared under Western European field
circumstances

R De Herdt, G. Paul, R. Koopman en S Van De Zande Vlaams

Diergeneeskd Tijdschr 2008; 78:171-175.

Between August 2001 and October 2006, enteric reovirus
strain
(ers) infections were diagnosed in 21 Belgian broiler
flocks. ERS isolates were derived either from liver, gastroc-
nemius tendon, bursa, pancreas, intestinal tract and
trachea, or from pools of multiple organs.

The clinical complaints were very similar in all
infected flocks and consisted of uneven or retarded
growth, wet litter and/or lameness in 71%, 38% and 29%
of the cases, respectively. Increased mortality occurred in
52% of the flocks. In 81% of the cases the clinical signs
had been showing up in multiple successive rounds, often
for over a year. The most consistent lesions found were
hepatitis, myocarditis, pancreatitis, proventriculitis,
enteritis and tenosynovitis of the gastrocnemius tendon.
Concurrent infections with
E. coli, O. rhinotracheale, fav or
iBV were observed in 48% of the flocks, predominantly
those that were experiencing increased mortality.

-ocr page 120-

It has been concluded that ers type reoviruses fre-
quently infect Belgian broilers, causing a disease entity
which can be aggravated by concurrent infections with
other agents. Since the parents of most of the affected
broiler flocks had been well vaccinated against reovirus
with vaccines containing classic reovirus strains, the
present observations may indicate insufficient protection
from these vaccines against
ers strains.

Zin en onzin van het onderzoek van
fecesstalen van honden met diarree op
de aanwezigheid van
Escherichia coli

M. Bruggeman, A. Decostere, F. Pasmans, F. Haesebrouck en
P. Butaye., Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 78:177-181.

Bacteriologisch onderzoek van fecesstalen van honden
met diarree resulteert steevast in de isolatie van
Escherichia
coli.
Het verband met de waargenomen klinische sympto-
men is tot nu toe niet duidelijk. Daarom werd in deze
studie nagegaan of de aanwezigheid van bepaalde
E.
co//-virulentiegenen geassocieerd is met de aanwezigheid
van diarree bij honden. Hiertoe werden
E. co//-isolaten uit
fecesstalen van 34 gezonde honden en 25 honden met diar-
ree (leeftijd: 7,5 maanden tot 10 jaar) onderzocht op de
aanwezigheid van 17 virulentiegenen. Er konden geen
virulentiegenen worden aangetoond in 15 van de 34
E. cö//-isolaten van gezonde dieren en in 15 van de 25 coli-
isolaten van dieren met diarree. In de overige isolaten
werden genen teruggevonden die coderen voor één of
meerdere van de toxinen cytotoxisch necrotiserende
factor
(cnf)i,cnf2, verotoxine (vt)i en vt2 en/of voor
één of meerdere van de adhesinen intimine, F5 fïmbriae en
F41 fimbriae. Er werden evenwel geen significante
verschillen aangetoond in het voorkomen van deze
virulentiegenen tussen de isolaten afkomstig van de
onderzochte volwassen honden met of zonder dianee. Zo
lang er geen diagnostische merkers worden gevonden voor
E. co//-stammen die geassocieerd zijn met diarree bij
honden, is het dus weinig zinvol om de aanwezigheid van
deze bacterie in de mest te laten bepalen.

Mycoplasma smzs infection in suckling
pigs on a Belgian farm

E.V. De Busser, B. Mateusen, J. Vicca, LE. Hoelzle, E Haese-
brouck en D. Maes. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 78:
182-186.

Mycoplasma suis (formerly known as Eperythrozoon suis) is
an epicellular bacterium that affects porcine red blood
cells.
M. s«/s infections occur worldwide and are associated
with weakness and anemia in suckling and weaned pigs,
and reproductive disorders in sows. The present field
report describes the detection of M.
suis in anemic piglets
originating from a Belgian farrow-to-finish herd. The herd
was experiencing increased piglet mortality (16%) in the
farrowing unit and had a high percentage of repeat
breeders (22%). A control program using antimicrobials
and hygienic and sanitary measures significantly decre-
ased the number of clinically anemic piglets and the
mortality rate in the farrowing unit. However, it did not
have any significant influence on the reproductive failure
of the farm. The lack of a significant effect on reproductive
failure was probably due to the circulation of porcine
reproductive and respiratory syndrome virus
(prrsv) on
the farm.

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
2007

Ook dit jaar heeft de wetenschappe-
lijke redactie van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
zich gebogen over de
wetenschappelijke artikelen die in
2007 in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
zijn gepubliceerd. Na rijp
beraad zijn er drie artikelen genomi-
neerd voor de Jaarprijs voor het beste
wetenschappelijke artikel gepubli-
ceerd in
2007. In willekeurige
volgorde presenteren wij u hieronder
graag de genomineerde artikelen:

- Boviene spongiforme encephalopathy
(bse) in Nederland; een update-, L. Heres
en F.G. Zijderveld

- Abortus en doodgeboorte op melkgeiten-
bedrijven ten gevolge van Coxiella
burnetii; W.
Wouda en D.P. Dercksen

- Paraftlariose, een nieuwe parasitaire
ziekte bij het rund in Nederland;

L. van Wuijckhuise, J. Peutz, M.
Roumen, F. Borgsteede en P. Koek

Deze drie artikelen zijn geselecteerd
op basis van een aantal criteria zoals
leesbaarheid, presentatie (opbouw),
originaliteit, volledigheid, actualiteit,
wetenschappelijk belang, praktische
toepasbaarheid en invloed op de
kwaliteit van de diergeneeskunde en
de diergezondheid. Traditiegetrouw
wordt de Jaarprijs uitgereikt tijdens
het
knm vd-jaarcongres, dat dit jaar
wordt gehouden op vrijdag 3 oktober
2008 in De Fabrique te Utrecht.

-ocr page 121-

V \' ■

N

-ocr page 122-

Najaarsdag GGP 2008

Terwijl de zomervakantie voor velen
net is begonnen, heeft de congres-
commissie van de
ggp zich alweer
enkele malen gebogen over de
invulling van de najaarsdag. En
hoewel iedereen op dit moment heel
benieuwd is hoe de Nederlandse
ruiters het er vanaf gaan brengen op
de Olympische Spelen in Hong Kong,
zullen paardenpractici natuurlijk ook
heel benieuwd zijn wat de
ggp op de
najaarsdag in petto heeft. De najaars-
dag vindt plaats op lo oktober
aanstaande op het wedstrijdterrein
van de Military Boekelo. In deze
fantastische ambiance krijgen de
bezoekers een sportief programma
aangeboden. Allereerst zal het bestuur
van de
ggp in tegenstelling tot
voorgaande jaren in de ochtend de
spits afbijten met de halfjaarlijkse
alv.
Vervolgens wordt na een heerlijke
lunch de middag gevuld met een
sportief en onderhoudend program-
ma. Ter afsluiting van deze middag
krijgt de bezoeker op een speciale
manier de mogelijkheid het \'cross\'-
terrein van de Military Boekelo te
betreden. Aan het einde van deze
veelbelovende dag heeft iedereen de
gelegenheid om onder het genot van
een hapje en een drankje na te
genieten en de collegiale contacten
weer aan te scherpen. De echte
\'die-hards\' zullen de mogelijkheid
krijgen om voor een aantrekkelijke
prijs voor zaterdag een kaartje te
bestellen voor \'walking crosscountry\'
na een overnachting in de nabije
omgeving, waarbij een bezoek aan de
vi p-tent inbegrepen is.

Controleren gegevens

De knmvd verzoekt haar leden hun
contactgegevens te controleren.
Kloppen uw adres, uw telefoon-
nummer en uw e-mailadres nog, of
zijn deze in de tussentijd veranderd?
Controleer en wijzig desgewenst uw
contactgegevens op de website van de
knmvd (www.knmvd.nl).

Van 30 september tot en met r oktober
2008 vindt in Den Haag het interna-
tionale congres \'Mastitis Control 2008:
From science to practice\' plaats.
Meerdere internationale \'beroemd-
heden\' uit de mastitiswereld komen
hiervoor naar Nederland en zullen
tijdens het congres korte presentaties
geven over de laatste onderzoeksresul-
taten op het gebied van uiergezond-
heid. Dit leek het
ugcn een goede
gelegenheid een aantal van hen te
vragen alvast een dag eerder te komen,
zodat zij met practici de verschillende
onderwerpen uit de
uGCN-vijfpoot
kunnen bespreken. Vijf\'beroemd-
heden\' wilden hier graag aan mee-
werken en zullen elk een van de
aandachtsgebieden uit de vijfpoot
toelichten vanuit hun eigen kennis.
Op die manier heeft het
ugcn een
interessant programma kunnen
samenstellen voor iedereen die
werkzaam is als adviseur in de

Fretten gevaccineerd

Zwartvoetfretten (Mustela nigripes) uit
South Dakota worden gevaccineerd
tegen de pest, in de hoop zo een
uitbraak onder deze bedreigde
diersoort onder controle te brengen.
Het is de eerste keer dat het vaccin, dat
door het Amerikaanse leger is ontwik-
keld voor gebruik bij mensen, wordt
toegepast bij een grote pestuitbraak
onder dieren. De pest, overgebracht
door vlooien, is dodelijk voor de
zwartvoetfret en zijn belangrijkste
prooidier, de prairiehond. In mei werd
de pest bevestigd in het zuidwesten
van South Dakota. Onderzoekers
weten nog niet hoeveel fretten,
behorend tot de zeldzaamste zoogdier-
soort in de Verenigde Staten, tijdens de
uitbraak zijn gestorven. Om hun
overleving te bevorderen, werden
veertig fretten gevangen en gevacci-
neerd. De pestbacterie treft niet alleen
fretten, prairiehonden en andere
knaagdieren, maar veroorzaakt ook
pest bij mensen.

Sciencedaily.com

rundveehouderij. De organisatoren
hopen dan ook dat rundveepractici
massaal aanwezig zullen zijn op 29
september 2008 in De Reehorst te Ede
van 13.30 tot 20.00 uur. Indien u zich
vóór 3 september aanmeldt via het
aanmeldformulier op www.ugcn.nl,
bedragen de kosten 30 euro per
persoon. Na 3 september zal dit bedrag
45 euro zijn. De sluitingsdatum voor
aanmeldingen is 17 september 2008.

Resistente kikkers

Major histocompatibility complex
(m Hc)-genen bepalen of kikkers een
infectie met de bacterie
Aeromonas
hydrophila
kunnen overleven. Deze
bacterie wordt algemeen in verband
gebracht met het uitsterven van
kikkers in de natuur. Onderzoekers
stelden kikkervisjes van de klauw-
kikker bloot aan doseringen van de
bacterie. Zij ontdekten dat verschil-
lende genen bijdroegen aan de
overleving, hoewel sommige kikker-
visjes met deze genen langzamer
groeiden. Patronen van resistentie
bleken samen te vallen met de
MHC-genen. Dit zijn genen die
betrokken zijn bij de afweer. Door de
diversiteit van MHC-genen in kikvors-
populaties te vergroten en te selec-
teren op resistentiegenen zouden deze
populaties kunnen overleven. Er
lopen op dit moment programma\'s
om zo veel mogelijk kikkersoorten
voor uitsterven te behoeden.

Sciencedailycom

Symposium uiergezondheid

-ocr page 123-

Workshop vitaliteit voor
dierenartsassistenten

Op vrijdag 12 september aanstaande
gaat de eerste workshop \'Vitahteit\' van
de Assistenten Academie van start.
Volgens onderzoek zoekt de huidige
werknemer uitdaging in het werk en
wil hij of zij waardering ontvangen
voor de werkzaamheden. Het pro-
gramma van de Assistenten Academie,
gericht op de individuele werknemer,
biedt werkgevers de mogelijkheid hun
waardering voor hun medewerker te
uiten. De workshop bevat een gesprek
met een Arboarts over waar men op
dit moment staat in het leven. Een
coach op het gebied van persoonlijke
effectiviteit geeft tips hoe deelnemers
hun mail en agenda zo effectief
mogelijk kunnen benutten. Tot slot
zal een stylist de persoonlijke presen-
tatie van de deelnemers verbeteren
met als doel dat ze (meer) zelfvertrou-
wen krijgen. Er zijn nog enkele
plaatsen vrij. De kosten van inschrij-
ving bedragen 3 50 euro per persoon
voor een persoonlijk ontwikkelings-
plan, inclusief lunch en dranken.
Initiatiefnemer voor de cursus is
Pascale Fuchs. Zij zal tijdens de
jaarlijkse VetNet-meeting en tijdens de
South European Veterinary Confe-
rence een lezing geven over het nut
van persoonlijke ontwikkeling van
medewerkers. Meer informatie en
inschrijving: Veterinair Organisatie-
bureau Vitaux, (035) 62 55 185.

Record aantal registraties

In juni is een record aantal huisdieren
gechipt en geregistreerd, blijkt uit
cijfers van de Nederlandse Databank
Gezelschapsdieren. Het ging in totaal
om 20.788 dieren. Dit is 65 procent
meer dan in dezelfde maand in 2006
en 14 procent meer dan in juni 2007.
Het Landelijk Informatiecentrum
Gezelschapsdieren
(licg) organiseert
samen met diverse partijen uit de
gezelschapsdierensector sinds 2006 in
juni de \'Chipmaand\'. Doel van deze
campagne is zoveel mogelijk honden
en katten te laten chippen en registre-
ren. Dit jaar heeft het aantal geregi-
streerde katten voor het eerst het
aantal geregistreerde honden overtrof-
fen. In 2011 zal identificatie en
registratie voor honden verphcht
worden. Het
licg wil daarom de
campagne de komende jaren een
vervolg geven.

Financiële
tegemoetkoming

Dierenartsen krijgen geregeld te
maken met situaties waarbij de
eigenaar vanwege diverse omstandig-
heden de veterinaire zorg voor zijn/
haar hond niet kan bekostigen. Dit kan
schrijnende situaties opleveren, met
name als deze zorg dringend geboden
is. De Hondenbescherming kan de
eigenaar in dit soort situaties onder
bepaalde voorwaarden een tegemoet-
koming bieden. Als de eigenaar kan
aantonen dat hij/zij zelf niet de
financiële middelen heeft, kan de
Hondenbescherming een tegemoet-
koming verstrekken van maximaal
500 euro. De eigenaar kan worden
doorverwezen naar de Honden-
bescherming, telefoon: (070) 33 88 538.

Prijswinnaar

Nimer Mohammed Khraim is de
winnaar van de Merial-Gustav
Rosenberger Memorial Prijs 2008. De
28-jarige Palestijnse dierenarts van de
An-Najah National University in
Naplus, ontving deze prijs uit handen
van Marie-Pascale Tiberhien en Theo
Lam tijdens de openingsceremonie
van het World Buiatrics Congress op
6 juU 2008. De Merial Gustav Rosen-
berger Memorial Prijs wordt elke twee
jaar uitgereikt aan een jonge en
veelbelovende dierenarts uit een
opkomend land in de vorm van een
beurs voor hogere educatie. De prijs
stelt dr. Kharaim in staat een twee-
jarige
phd-training te volgen aan de
Faculteit van Diergeneeskunde van de
Universiteit van Hannover.

Later testen op bse

Volgens een rapport van de Europese
voedselautoriteit Efsa kan de leeftijd
waarop runderen worden getest op
BSE omhoog naar 48 maanden. Bij
deze grens in plaats van de huidige
30 maanden, zou jaarlijks minder dan
één
bse-geval worden gemist. Het
rapport is gebaseerd op bevindingen
uit de vijftien \'oude\'
eu-lidstaten. Het
rapport stelt dat men ook zogeheten
risicodieren pas op latere leeftijd op
BSE hoeft te testen. Bij een grens van
48 in plaats van 24 maanden scheelt
het minder dan één geval. In de
betreffende landen is het aantal
bse-gevallen gedaald van 2164 in 2001
tot 149 in 2007.

Agrarisch Dagblad

Veterinair Dispuut
Unitas 40 jaar

Opgericht op 13 december 1967
bestaat het Veterinair Dispuut Unitas
(vDu) inmiddels alweer veertig jaar.
Niet alleen is dit feit groots gevierd
tijdens het achtste lustrum, ook heeft
het dispuut voor het eerst in zijn
geschiedenis een boek gemaakt. Het
telt 336 pagina\'s, is volledig in kleur
en is geïllustreerd met veel foto\'s van
vroeger tot nu. Daarnaast is er in het
boek een
dvd ingesloten met daarop
meer dan tweeduizend foto\'s, alle
ab-actiale jaarverslagen, notulen,
convocaties en andere belangrijke of
leuke documenten. Van dit boek zijn
nog enkele exemplaren beschikbaar.
Bent u oud-lid van het
vdu en heeft u
nog geen boek besteld, doe dit dan nu.

Ten slotte wordt iedere derde
zaterdag van oktober de traditionele
oud-ledendag gehouden. Dit jaar
zullen er op 18 oktober enkele
spectaculaire veterinaire en niet-
veterinaire activiteiten worden
georganiseerd, gevolgd door een diner
en een borrel. Kijk voor meer infor-
matie op de website (www.hetvdu.nl)
of neem contact op met het
vdu.

-ocr page 124-

Wat de praktiserende dierenarts moet
weten over rattenbeetziekte

Roland Abma\', Henk Boer \', Gesbert Douma
Bart van Hoeck\', Len Lipman " en Wim Gaastra "\'

In dit artikel wordt aan de praktiserende dierenarts
informatie verschaft over rattenbeetziekte. Daarbij
komen de verschijnselen, het voorkomen, de behande-
ling en de wijze van overdracht van deze aandoening
aan de orde. Ook worden adviezen ter preventie
besproken.

Rattenbeetziekte is een ziekte die mondiaal voorkomt,
maar slechts zelden gezien wordt (3). Er zijn twee verschil-
lende pathogenen verantwoordelijk voor het optreden van
deze aandoening, te weten:
Streptobacillus moniliformis en
Spirillum minus {21).

S. moniliformis komt over de hele wereld voor, maar
voornamelijk in Europa en Noord-Amerika. Er is ooit een
geval geconstateerd in Zuidoost-Azië. In de Verenigde
Staten is
S. moniliformis de voornaamste verwekker van
rattenbeetziekte.

Ook S. minus komt wereldwijd voor, maar deze bacterie
wordt voornamelijk gezien in Azië. Dit verschil in
algemeen voorkomen kan te wijten zijn aan het niet
herkennen van de ziekte of aan een verschil tussen het
aantal meldingen en het werkelijke aantal ziektegevallen
veroorzaakt door één van beide pathogenen. In absolute
aantallen is S.
moniliformis van meer betekenis dan S. minus
(3). Als de ziekte wordt veroorzaakt door S. minus, wordt zij
ook wel sodoku genoemd.

voorkomen, verschijnselen en behandeling

De verwekkers van rattenbeetziekte worden overgebracht
door een beet of een krab van een rat. Ook de consumptie
van water of voedsel dat is besmet met faeces van de rat
met daarin één van beide bacteriën, is een risicofactor. Er
zijn twee grote uitbraken geweest na consumptie van
gecontamineerde rauwe melk (ro). Er bestaan geen
aanwijzingen voor het speciaal optreden van rattenbeet-
ziekte op bepaalde leeftijden. Uit de literatuur blijkt zelfs
een erg grote spreiding in leeftijd. Het jongste geval ooit
was een twee maanden oud kind en het oudste geval een
79-jarige boer (8). Volgens een Amerikaans onderzoek (8)
komt rattenbeetziekte het meest voor bij kinderen jonger
dan twaalf jaar. 50 procent van de gevallen betreft zelfs
kinderen jonger dan negen jaar.
S. moniliformis en S. minus zijn over de hele wereld ver-

i Studenten diergeneeskunde in het keuzevak zoönose.

ii Senior docent onderzoeker divisie Veterinaire Volksgezondheid, iras.

Universiteit Utrecht.

iii Professor departement Infectieziekten en Immunologie, faculteit

Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

spreid (8) en er zijn dan ook in vele landen gevallen
beschreven van mensen die met één van beide bacteriën
waren geïnfecteerd. Zo zijn er gevallen beschreven in
Frankrijk (1, 20), Nederland (19), Verenigde Staten (12,14),
Spanje (17) en Zwitserland (15).

Verschijnselen Streptobacillus moniliformis

De eerste verschijnselen van infectie ontstaan binnen
22 dagen na de beet of krab, maar in de meeste gevallen
ontstaan symptomen tussen dag twee en dag tien. Ze
bestaan voornamelijk uit koorts, koude rilhngen, neusuit-
vloeiing, braken, hoofdpijn, pijn in de rug en gewrichten,
en huiduitslag op gewrichten van vingers, lichaam,
handpalmen en voetzolen (figuren i en 2). Zonder
behandeling (zie verder) heeft de patiënt kans op het
ontstaan van endocarditis, pericarditis, meningitis en/of
pneumonie. In het geval van endocarditis kan een
mortaliteit tot 53 procent optreden, vaak na eerdere
klepaandoeningen (4). Bovendien kunnen op elke plaats
in het lichaam abcessen ontstaan. Meestal heelt de krab- of
bijtwond vanzelf en daarom ontbreekt in de anamnese
soms de informatie over een verwonding, waardoor pas
later de juiste diagnose kan worden gesteld. Indien
adequaat antibioticum wordt toegediend, heeft humane
streptobacillose een goede prognose met een herstel
binnen twee weken. Desondanks blijkt 13 procent van de
gevallen fataal.

Verschijnselen Spirillum minus

Rattenbeetziekte na S. m/««s-infectie treedt meestal wat later
op dan bij
S. moniliformis. Vaak beginnen de ziekteverschijn-
selen een tijdje nadat de wond geheeld is, tot 28 dagen na
infectie. De wond lijkt dan mooi genezen, maar wordt vrij
plotseling rood en gezwollen. De eerste verschijnselen zijn
aspecifiek en bestaan voornamelijk uit koorts, koude
rillingen en hoofdpijn. Lymfeknopen in de buurt van de beet
gaan zwellen en worden gevoelig. Huiduitslag is minder
algemeen dan bij een
S. moniliformis-infectie maar als er
uitslag te zien is, is dat een lichtroze (6), met jeuk gepaard-
gaande uitslag over het gehele lichaam. Gewrichts- en
spierpijn treden zelden op. Zonder behandeling verdwijnt de
koorts tijdelijk, om vervolgens intermitterend terug te keren
met een cyclus van enkele dagen. Dit patroon kan wel een
jaar aanhouden, hoewel de verschijnselen meestal binnen
acht weken verdwenen zijn (6).

wijze van overdracht en kans op infectie van

de mens

S. moniliformis is een bacterie die normaal voorkomt in de
voorste luchtwegen van ratten en andere knaagdieren. De
bacterie is zowel bij wilde als bij in gevangenschap
gehouden ratten gevonden (19). Zoals de naam van de

-ocr page 125-

ziekte al aangeeft, vindt overdracht naar mensen plaats
door rattenbeten en -krabben, maar overdracht kan ook
optreden door het binnenkrijgen van secreta en excreta
van ratten, zelfs door mond-op-mondcontact met ratten.
Ook voedsel of water kan met deze bacteriën besmet raken.

Er zijn gevallen beschreven van een rattenbeetziekte-
uitbraak in Haverhill, Amerika, in
1926, door het drinken
van besmet water. Ook is er in 1983 in Essex, Engeland,
een uitbraak beschreven door het drinken van besmette
melk. Overdracht van mens op mens is tot nu toe niet
beschreven (x2). Gevallen die veroorzaakt zijn door
gecontamineerd water of voedsel, noemt men ook wel
gevallen van \'Haverhill fever\'.

In het dagelijks leven zijn er duizenden, zo niet mil-
joenen mensen die regelmatig met ratten omgaan, van wie
een groot deel toch regelmatig zal worden gebeten of op
andere wijze met de bacteriën in aanraking zal komen. Ook
in huishoudens waar de rat als huisdier steeds populairder
wordt en de omgang met dieren steeds intiemer, is te
verwachten dat rattenbeetziekte regelmatig voorkomt.

andere diersoorten

Streptobacillus moniliformis, een van de veroorzakers van
rattenbeetziekte, kan ook worden overgebracht door
andere diersoorten. Rattenbeetziekte hoeft dus niet altijd te
zijn veroorzaakt door een beet (of krab) van een rat. Er is
weinig onderzoek gedaan naar het voorkomen van
S.
moniliformis bij andere diersoorten dan ratten. Het
voorkomen van S.
moniliformis bij andere diersoorten wordt
vooral beschreven en/of gesuggereerd in \'case-reports\'.

Naast ratten worden vooral andere knaagdieren en hun
predatoren gezien als veroorzakers van rattenbeetziekte
bij de mens, maar deze dieren kunnen er ook zelf ziek van
worden. Vaak worden knaagdieren, als groep, gezien als
mogelijke veroorzakers (16, 22).

S. moniliformis is behalve bij ratten het vaakst gedocu-
menteerd bij muizen (15). Glastonbury (7) beschrijft een
uitbraak onder een kolonie Zwitserse witte muizen
(laboratoriummuizen). Alle 180 \'moedermuizen\' vertoon-
den acute of subacute septicaemie of arthritis en gingen
dood. De verschijnselen waren: bruine huidkorsten op de
mammae door een hevige, acute, diffuse, neutrofiele
dermatitis; acute, multifocale, suppuratieve embolische
interstitiële nefritis; en subcutane en peri-articulaire
abcessen. De meeste jongen gingen dood door verhonge-

ring. De muizen waren besmet door wilde ratten. Verder
worden ook eekhoorns (15), koala\'s (X3), primaten (18),
vogels (5) en gerbils (15) genoemd als bron van infectie.

Andere huisdieren die gezien worden als veroorzakers
van rattenbeetziekte bij de mens, zijn dieren die op de
knaagdieren jagen, zoals de hond en de kat (11, x 5). Verder
worden ook de fret en de wezel (i 5) in dit verband
genoemd.

risicobepaling en preventie

Het risico voor de mens om via de directe route besmet te
raken met
Streptobacillus moniliformis of Spirillum minus, is
onder andere afhankelijk van de vraag of mensen in
contact komen met ratten of andere dieren die de bacte-
riën bij zich dragen, en hoe intensief dit contact is. Ook is
de kans om ziek te worden afhankelijk van de hoeveelheid
bacteriën die wordt overgedragen. 10 tot roo procent van
alle ratten draagt
S. moniliformishï] zich (i, 19, 20). De
bacterie leeft als commensaal in de bovenste luchtwegen
van de rat en andere knaagdieren (17). Het grootste risico
voor de mens om rattenbeetziekte op te lopen is via
blootstelling aan \'huisdier\'-ratten (8).

Het risico om via de indirecte route besmet te raken
lijkt veel kleiner, er wordt in ieder geval weinig over
gerapporteerd. Het risico om ziek te worden na contact of
opname van gecontamineerd oppervlaktewater is gering
door de verdunning. Door deze verdunning wordt de
infectiedosis heel laag.

Als een mens eenmaal met een van de bacteriën is
geïnfecteerd en er ziek van is geworden, is het herkennen
van de ziekte het grootste probleem. De eerste symptomen
zijn namelijk weinig specifiek en er is geen betrouwbare
serologische test (15). Diagnostiek vindt het best plaats
met behulp van een
pcr (2). Als de juiste diagnose een-
maal is gesteld, is de ziekte in principe goed te behandelen,
de bacteriën zijn namelijk goed gevoelig voor een heleboel
antibiotica. Wallet (20) vond dat S.
moniliformis gevoelig is
voor penicilline G, ampicilline, piperacilline, rifampicine,
clindamycine, pristinamycine, gentamicine en vancomy-
cine. En Torres (17) vond dat
S. moniliformis gevoelig was
voor penicilline, ampicilline, amoxicilline-clavulaanzuur,
cefotaxime, azithromycine, erythromycine, doxycycline,
Cotrimoxazol, vancomycine en teicoplanine.

conclusie

Uit bovenstaande overwegingen bhjkt dat rattenbeetziek-
te een zeldzame aandoening is die over de hele wereld
voorkomt en niet mag worden onderschat, omdat uit de
literatuur blijkt dat er ook mensen aan overleden zijn. De
verwekkers van rattenbeetziekte zijn
S. moniliformis en
S.
minus. De eerste is in absolute aantallen van meer
belang. De overdracht vindt plaats via een beet of krab,
maar kan ook gebeuren via voedsel of water in geval van
contaminatie met faeces van de rat (in dat geval spreken
we van \'Haverhill fever"). Overigens blijkt uit een aantal
\'case\'-studies dat ook andere knaagdieren en hun predato-
ren
S. moniliformis kunnen overdragen.

-ocr page 126-

Figuur 2: Huiduitslag op de hand veroorzaakt door Streptobacillus monili-
formis.

Als de infectie aanslaat, zijn de eerste symptomen vrij
algemeen, onder andere koorts, braken, hoofdpijn en
koude rillingen. Omdat de patiënt zich niet altijd herin-
nert een beet of krab van een rat of ander knaagdier
opgelopen te hebben, is het stellen van een juiste diagnose
in dit soort gevallen vaak vertraagd. Bovendien ontbreekt
een betrouwbare serologische test. Pas indien ook huid-
uitslag ontstaat op de kleinere gewrichten, de handpalmen
en de voetzolen wordt het vermoeden van rattenbeet-
ziekte concreter. Er bestaat een adequate behandeling,
maar zoals aangegeven is de snelheid van een correcte
diagnose van groot belang.

Vooral mensen die beroepsmatig of vanwege het
hobbymatig houden van ratten of andere knaagdieren
veelvuldig contact hebben met deze dierensoorten,
zouden een juiste voorlichting moeten krijgen over het
omgaan met ratten en rattenbeetziekte. Dat betekent:

- Voorkom beten of krabben door ratten of andere

potentiële bronnen van S. moniliformis en S. minus.

- Draag handschoenen, was je handen regelmatig,

voorkom contact tussen je handen en je mond.

- Zorg voor een goed wondtoilet in het geval van een

beet of krab.

- Zorg voor voorlichting aan kinderen.

- Informeer de arts volledig bij een beet of krab.

- Doe aan ongediertebestrijding.

dankbetuiging

De auteurs willen het Journal of Infectious Diseases danken
voor de toestemming figuur r te reproduceren en dr. S.H.A.
Peters (Flevostad Ziekenhuis, Lelystad, Nederland) voor
het aanleveren van figuur 2.

literatuurlijst

1. Andre JM et al. Rat bite fever cause by Streptobacillus moniliformis in a
child: human infection and rat carriage diagnosed by PCR. Journal of
Clinical Pathology 2005; 58 (11): 1215-1216.

2. Boot R et al. pgr for the detection of Streptobacillus moniliformis.
Laboratory Animals 2002; 36 (2): 200-208.

3. Buranakitjaroen P et al. Rat bite fever caused by Streptobacillus monilifor-
mis.
Southeast Asian. J Trop Med Public Health 1994; 25:778-781.

4. Chulay JD et al. Splenic abscesses. Report of 10 cases and review of the
literature. Am J Med 1976; 61: 513-522.

5. Costas MJ et al. Numerical analysis of electrophoretic protein patterns
of
Streptobacillus moniliformis strains from human, murine and avian
infections. Journal of Medical Microbiology 1987; 23 (4): 303-311.

6. Downing ND et al. A rare and serious consequence of a rat bite. Ann R
Coll Surg Engl; 2001; 8: 279-280.

7. Glastonbury JR et al. Streptobacillus moniliformis infection in Swiss
white mice. Journal of Veterinary Diagnostic Investigation 1996; 8 (2):
202-209.

8. Graves MH et al. Rat-Bite Fever {Streptobacillus moniliformis): A Potential
Emerging Disease. International Journal of Infectious Disease 2001; 5:
151-154.

9. Wouters EG et al. Dogs as vectors of Streptobacillus moniliformis
infection? Vet Microbiol. Epub ahead of publication, 2008.

10. McEvoy MB et al. Outbreak of fever caused by Streptobacillus
moniliformis.
Lancet 1987; 2:1361-1363.

11. Peel MM. Dog-associated bacterial infections in humans: isolates
submitted to an Australian reference laboratory, 1981-1992. Pathology

1993; 25 (4): 379-384.

12. Pollock WJ et al. Fatal Rat-Bite Fever - Florida and Washington.
Morbidity and mortality weekly report
(mmwr) 2003; 53 (51):
1198-1202.

13. Russell EG et al. Streptobacillary pleuritis in a koala (Phascolarctos
cinereus).
Journal of Wildlife Diseases 1979; 15 (3): 391-394.

14. Shvartsblat S et al. Fatal rat bite fever in a pet shop employee.
American Journal of Industrial Medicine 2004; 45 (4): 357-360.

15. Stehle P et al. Rat bite fever without fever. Annals of the Rheumatic
Diseases 2003; 62 (9): 894-896.

16. Taylor JD et al. Polyarthritis in wild mice (Mus musculus) caused by
Streptobacillus moniliformis. Australian Veterinary Journal 1994; 71 (5):
143-145.

17. Torres L et al. (2003) Bacteremia by Streptobacillus moniliformis\'. First
Case Described in Spain. European Journal of Clinical Microbiology &
Infectious Diseases 2003; 22: 258-260.

18. Valverde CR. Spontaneous rat bite fever in non-human primates: a
review of two cases. Journal of Medical Primatology 2002; 31 (6):

345-349.

19. Van Nood E et al. Rat bite fever. The Netheriands Journal of Medicine
2005:63(8), 319-321.

20. Wallet F et al. (2003) Molecular diagnosis of arthritis due to
Streptobacillus moniliformis. Diagnostic Microbiology and Infectious
Disease 2003; 47:623-624.

21. Wullenweber M. Streptobacillus moniliformis-d, zoonotic pathogen.
Taxonomie considerations, host species, diagnosis, therapy, geographi-
cal distribution. Laboratory Animals 1995; 29:1-15.

22. Yu-Hor Thong B and Barkham TMS. Suppurative polyarthritis
following a rat bite. Annals of the Rheumatic Diseases 2003; 62:
805-806.

-ocr page 127-

Boekbespreking: Small
Animal Gastroenterology

Erik Teske

Small Animal Gastroenterology. Editor
Jorg Steiner,
isbn: 978-3-89993-027-6,
Schlütersche, Hannover, 2008,
hardcover, 366 pagina\'s. Prijs:
€ 118,80.

Zoals de advertentie van dit boek
vermeldt: de laatste jaren zijn er grote
vorderingen gemaakt in de gastroente-
rologie van gezelschapsdieren. Dit
rechtvaardigt het uitkomen van een
nieuw tekstboek op dit specifieke
onderdeel. In totaal
29 experts uit de
hele wereld hebben aan dit boek
bijgedragen. Het is prachtig geïllu-
streerd met veel kleurenfoto\'s en
heldere diagrammen. De \'lay-out\' is
overzichtelijk en het boek leest daarom
prettig. Een goede en uitgebreide index
maakt de tekst verder toegankelijk.

Het boek is in twee gedeelten
onderverdeeld. Het eerste deel van
ongeveer
138 pagina\'s behandelt de

diagnostiek van gastrointestinale
aandoeningen. Onder gastrointestinale
aandoeningen worden ook die van de
lever en pancreas geschaard. Uitge-
breid wordt op de anamnese ingegaan
en zeer illustratief worden met diverse
kleurenfoto\'s de verschillende typen
braaksel en diarree getoond. Na het

iartM.SMMrM)

Small Animal
Gastroenterology

lichamelijk onderzoek wordt verder
ingegaan op echografie van het
maagdarmkanaal, diverse laborato-
riumtesten, endoscopie, cytologie/
histologie en motiliteitstudies. Men
moet natuurlijk wel beseffen dat over
elk van deze onderwerpen alleen al
een boek vol te schrijven is. Het eerste
deel eindigt met de klinische aanpak
van patiënten met acute gastroentero-
logische klachten, met chronisch
braken en met chronische diarree.

In het tweede deel komen de
verschillende ziekten van maagdarm-
kanaal, lever en pancreas aan bod. Elk
orgaan wordt kort besproken voor wat
betreft anatomie en fysiologie, waarna
de diverse aandoeningen met hun ver-
oorzakers worden beschreven. Indien
specifieke diagnostiek vereist is, wordt
hier weer voldoende op ingegaan, waar-
na de therapie, veelal medicamenteus,
met de vele opties en doseringen duide-
lijk wordt vermeld. Overzichtelijkheid
is voor dit boek een sleutelwoord en
het is tamelijk compleet en \'up-to-date\'.
Het boek is duidelijk geschreven voor
de practicus die goed geïnformeerd wil
worden maar geen tijd heeft om hele
droge stukken tekst door te lezen. Een
echte aanrader dus.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Praldipadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

-ocr page 128-

Genoeg

laira Boissevain

Het komt niet vaak voor: een
dierenarts die uit zijn beroep wordt
gezet. Voor zover het al is voor-
gekomen, ging het bovendien
zelden om de behandeling van
gezelschapsdieren. Nu is het dan
toch een keer zover. De dierenarts in
kwestie passeerde al vaker in de
rubriek \'Veterinair tuchtrecht\' en
werd meerdere malen aangespoord
om zijn werkwijze aan te passen. Nu
er opnieuw een reeks klachten bij
het Tuchtcollege werd ingediend,
heeft dat de moeilijke beslissing
genomen definitief de stekker eruit
te trekken. De oorzaak ligt in de
praktijkvoering van de dierenarts,
maar de concrete aanleiding,
namelijk de klachten, leest u
hieronder.

algemeen belang

De dierenarts in kwestie werd al
eerder voorwaardelijk geschorst
vanwege slechte diagnostiek, lang-
durig toepassen van medicijnen,
slechte administratie, onjuiste
mededelingen aan eigenaren en
vergelijkbare klachten. De dierenarts
werd in eerste instantie geschorst, en
van de schorsing was een gedeelte
voorwaardelijk, omdat de klacht-
ambtenaar mogelijkheden zag tot
verbetering. Het leek ook even goed te
gaan, maar kort nadat de dierenarts
opnieuw aan het werk was gegaan,
stroomden de klachten bij het
Tuchtcollege weer binnen. Dat waren
alarmerende signalen, hetgeen voor de
klachtambtenaar reden was om de
eigenaren niet individueel te laten
doorprocederen, maar de klachten van
hen \'over te nemen\', en in het alge-
meen belang samen te voegen tot één
procedure. De wet biedt die mogelijk-
heid, al wordt er niet vaak gebruik van
gemaakt.

grote klachten over kleine

dieren

De eerste klacht betrof een cavia met
diarree, die volgens de dierenarts lijdt
aan verstopping. De cavia krijgt een
laxeermiddel en wordt opgenomen in
de \'kliniek\', zodat de dierenarts de
volgende dag de diagnose kan stellen.
Hij concludeert dat de cavia coccidiose
heeft en zegt de eigenaar toe de cavia
dagelijks injecties met Toltrazuril te
zullen geven. Nadat de cavia vier
dagen in de kliniek heeft verbleven,
vraagt de eigenaar of ze haar huisdier
mag komen opzoeken, maar dat mag
niet. Volgens de dierenarts is het
namelijk voor cavia\'s bijzonder slecht
tussentijds hun eigenaar te zien; de
cavia zou daar wel eens aan kunnen
doodgaan. Maar hij wil de eigenaar
wel ter wille zijn en na het spreekuur
terugbellen om te vertellen hoe het
met de cavia gaat. De cavia blijkt
echter ook zonder de aanblik van zijn
baasje het loodje te hebben gelegd.
Een verdrietige eigenaar gaat het dier
ophalen, opnieuw na tegenstribbelen
door de dierenarts. Zodra ze haar cavia
in handen heeft merkt de eigenaar dat
de cavia opvallend penetrant ruikt
voor een dier dat volgens de dierenarts
zojuist is overleden. Ze ruikt niet
alleen de cavia, maar ook lont. De
eigenaar wil zekerheid en laat sectie
verrichten. Daaruit blijkt dat de cavia
geen injecties heeft gekregen en
waarschijnlijk al een paar dagen dood
is. Volgens de dierenarts is de sectie
uitgevoerd op het verkeerde dier en
was de stank te danken aan het feit dat
het dode diertje een paar uur onder
een warmtelamp heeft gelegen.

In diezelfde week zit er een
niezende rat in de praktijk die ook
voor verdere behandeling is op-
genomen. Na vijf dagen opname en
verwoede pogingen van de eigenaar
om het dier te bezoeken, geeft de
dierenarts uiteindelijk toe dat hij
denkt dat de kansen op genezing
minimaal zijn. De eigenaar wil met
euthanasie wachten tot de volgende
ochtend, zodat haar kinderen er ook
bij kunnen zijn. Hoe toevallig: als de
eigenaar de volgende dag arriveert,
blijkt de rat juist spontaan te zijn
overleden en ook dit dier ruikt behoor-
lijk ontbonden.

Met een hamster is het verhaal
nauwelijks anders. Het dier trilt en
kan niet op zijn poten blijven staan.

wat volgens de dierenarts komt door
verstopping. Hij zal het dier opnemen
en laxeren. Dat zal drie dagen duren,
maar na die drie dagen mag de
eigenaar de hamster niet komen
halen, want het dier heeft... diarree.
Het ligt onder een warmtelamp en als
de eigenaar de hamster daaronder
vandaan haalt zal hij kouvatten en
doodgaan. Bezoeken kan ook niet. Ook
deze eigenaar vertrouwt het niet en
belt een andere dierenarts om te
vragen of deze gang van zaken
gebruikelijk is. De dierenarts adviseert
haar de hamster zo snel mogelijk op te
halen, dus dat doet ze. Het wordt een
eentonig verhaal, want als ze zich bij
de praktijk meldt, is de hamster
toevallig net dood. Een opvolgend
dierenarts stelt vast dat de hamster
harde keutels had en dat de huid
lichtblauw is verkleurd. Wat er ook is
gebeurd, met diarree en een warmte-
lamp heeft het vermoedelijk weinig te
maken.

dubbeltje op zijn kant

De klachtambtenaar voegt de zaken
samen en vindt het wel tijd worden
voor hardere maatregelen. Het is
tenslotte niet de eerste keer dat dit
zich voordoet. De klachtambtenaar
heeft opnieuw een controlebezoek
afgelegd bij de dierenarts en heeft
daarbij gezien dat de administratie
van de praktijk nog niet op orde is. Er
wordt niet bijgehouden welke dieren
zijn behandeld voor welke aandoe-
ningen en waar bijvoorbeeld de
aanwezige Euthesate is gebleven.
Bovendien is de dierenarts bij de
vorige zaken een ernstig verwijt
gemaakt over gebrekkige diagnose en
therapie en over de onjuistheid van
een verbod aan de eigenaar het dier te
bezoeken. Die reprimande lijkt niet
erg effectief te zijn geweest en na deze
klachten vindt de klachtambtenaar
dat de dierenarts zijn vak niet meer
zou mogen uitoefenen. Dat levert
protest op van de dierenarts en zijn
advocaat. Hij heeft eigenaren niet
verboden hun dier te bezoeken, maar
het hen slechts afgeraden en dat is iets
heel anders. Verder zijn er diergenees-
kundig geen fouten gemaakt en
cliënten waren ervan op de hoogte dat

-ocr page 129-

de dierenarts al eerder was veroor-
deeld door het Tuchtcollege. Ont-
zetting uit zijn beroep is dan wel een
heel drastische maatregel, juist nu
deze dierenarts heeft afgesproken dat
hij de onderzoeken die te moeilijk
zijn, in Utrecht zal laten uitvoeren. De
klachtambtenaar wil vervolgens wel
met de hand over zijn hart strijken en
de dierenarts toch nog een kans geven
met een schorsing en nieuwe controle-
bezoeken om te kijken of hij zijn
praktijk op orde heeft gebracht.

de druppel

Voor de buitenstaander lijkt het
misschien een makkelijke beslissing:
einde oefening voor deze dierenarts.
Het is slechts een kwestie van een
pennestreek, maar daarmee zet je wel
definitief en onomkeerbaar een streep
door het beroepsmatige leven van
iemand wiens persoonlijke om-
standigheden toch al niet meewerk-
ten. Voor allerlei maatschappelijke
problemen bestaat een sociaal
vangnet, maar hiervoor nauwelijks.
Het dubbeltje blijft een tijdje op zijn
kant liggen, maar als er dan wéér een
ernstige klacht binnenkomt, gaat het
mis. Het Tuchtcollege besluit de
nieuwe klacht bij het geheel te
betrekken.

Deze keer is het een hond die als de
eigenaar de praktijk bezoekt al sterk is
vermagerd. De dierenarts zegt eerst
dat de hond terminaal is en dat de
eigenaar het maar een paar dagen
moet aanzien, maar na een kleine
twee weken diagnosticeert hij een
pyometra. De hond wordt geopereerd,
maar herstelt erg slecht en blijft
gewicht verliezen. Dieetvoeding en
Dexadreson helpen totaal niet, waarna
de dierenarts de hond in de kliniek
opneemt voor bloedonderzoek. Die
opname duurt opnieuw erg lang, de
eigenaar mag de hond niet bezoeken
en krijgt dagenlang geen duidelijkheid
over de bloeduitslagen, behalve de
mededeling: "Een leverprobleem." Na
twee maanden aanmodderen, op-
name, onduidelijkheid over bloeduit-
slagen, Dexadreson, nog meer Dex-
adreson en nog meer Dexadreson, is de
hond meer dan tien kilo afgevallen en
een toonbeeld van ellende. De
eigenaar laat zich dan niet meer
tegenhouden, haalt de hond op en
zoekt een andere dierenarts. De hond
blijkt lymfklierkanker te hebben en
overlijdt kort daarna.

druppel die deze emmer laat over-
lopen. Er is duidelijk sprake van een
patroon met de volgende elementen:

- langdurige opname, met een
(dringend) advies aan de eigenaar
het dier niet te bezoeken;

- het stellen van een diagnose op
grond van onvoldoende onderzoek;

- langdurige behandeling zonder
dat nader onderzoek of doorver-
wijzing wordt geadviseerd;

- het onjuist toepassen van
medicatie;

- een slechte patiënt-verslag-
legging;

- slechte communicatie met de
eigenaar over de patiënt en het
behandelplan.

De dierenarts is meerdere malen op dit
patroon gewezen, maar heeft zijn
gedrag niet gewijzigd, ook al had hij
aangegeven dat hij dit wel van plan
was. Verder blijkt uit zijn reacties op
de klachten dat hij zijn eigen vete-
rinair onjuist handelen echt niet
inziet en essentiële diergeneeskundige
kennis mist.

Gelet op alle voorgaande zaken
denkt het Tuchtcollege dat een
schorsing niet veel zin meer heeft. De
voorgaande keren is de dierenarts
geschorst in de hoop dat hij de
schorsingsperiode zou gebruiken om
orde op zaken te stellen, maar nu
blijkt dat hij daar niet in is geslaagd.
Het lijkt er niet op dat hij zijn vete-
rinaire inzichten en werkwijze zal
veranderen, want daarvoor heeft hij
al eerder veel kansen gekregen, die hij
echter niet heeft benut. Zijn persoon-
lijke situatie zal dat zeker hebben
bemoeilijkt, maar dat doet niet af
aan de diergeneeskundige tekort-
komingen.

Het Tuchtcollege neemt nu dus
toch de drastische beslissing deze
dierenarts de bevoegdheid tot uit-
oefening van zijn beroep te ontzeggen.
Genoeg is genoeg.

-ocr page 130-

Prof. dr. Dik Mevius is als onderzoe-
ker verbonden aan het Centraal
Veterinair Instituut (cvi) en is
daarnaast hoogleraar aan de facul-
teit Diergeneeskunde, binnen de
afdeling Klinische Infectiologie van
het departement i&i. Zijn onder-
zoek spitst zich toe op antibiotica-
resistentie. Het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
sprak met hem over
de ontwikkelingen op zijn vak
gebied. "We moeten zorgen dat in de
hele breedte de selectiedruk op
antibioticaresistentie omlaaggaat."

Het cvi is het nationaal referentiela-
boratorium voor antibioticaresistentie
bij dieren. "Wij verrichten de wettelijk
verplichte jaarlijkse surveillance op
resistentie", legt Mevius uit. "Onze
waarnemingen roepen echter steeds
nieuwe vragen op en we doen dus ook
onderzoek naar de achtergronden."
Dit onderzoek gebeurt in samenwer-
king met partnerinstellingen, zoals de
faculteit Diergeneeskunde,
vwa,
rivm, lei
en medische centra. Het
onderzoek is bovendien steeds vaker
internationaal. "Resistentie is niet aan
grenzen gebonden."

evolutie

Uit de cijfers van Fidin blijkt dat de
verkoop van antibiotica voor land-
bouwhuisdieren nog steeds toeneemt.
"De veestapel blijft echter gelijk of
neemt zelfs af. Dat wil zeggen dat het
antibioticagebruik per kilogram
geproduceerd dier stijgt." Tegelijker-
tijd blijkt uit de inventarisaties van
het
cvi dat de antibioticaresistentie in
de intensieve veehouderij toeneemt.
Volgens Mevius zijn er verschillende
factoren die hieraan kunnen bijdra-
gen: het toenemende antibioticage-
bruik, maar ook de insleep van dieren
en diervoeder, het dicht op elkaar
houden van dieren en de koppel-
gewijze behandeling. "De huidige
inrichting van de veestapel biedt een
evolutionair voordeel aan bacteriën
die resistentiegenen dragen." Het
onderzoek naar resistentie is eigenlijk
een studie van de evolutietheorie in de
praktijk. Mevius: "Bacteriën planten
zich snel voort: ze delen zich elke
twintig minuten. Er zijn er bovendien
heel veel van: ieder van ons heeft in
zijn darminhoud meer bacteriën dan
er mensen leven op de hele wereld.
Evolutionaire processen voltrekken
zich bij bacteriën daarom veel sneller
dan bij andere soorten."

Een van de eigenschappen van
bacteriën is dat ze steeds nieuwe
resistentiegenen kunnen opnemen.
Deze resistentiegenen worden
gekoppeld in het genetisch materiaal,
en in de vorm van combinaties tussen
bacteriën doorgegeven. Resistentie
kan de bacteriën een voordeel
opleveren in een vijandige omgeving.
Bacteriën met resistentiegenen
kunnen zich vervolgens makkelijker
verspreiden. "De evolutie van resisten-
tie in ziekteverwekkers zal constant
doorgaan", voorspelt Mevius. "Zolang
we zorgen voor omstandigheden die
bacteriën met resistentiegenen
bevoordelen, is de opkomst van
antibioticaresistentie onvermijdelijk."

populaties

De resistentieproblematiek in de
intensieve veehouderij kwam op de
politieke agenda door de problemen
rond
mrsa. "Er waren meetbare
consequenties voor de volksgezond-
heid", aldus Mevius. "Van andere
resistente bacteriën in de landbouw-
huisdierensector weten we niet wat
het risico is voor de volksgezondheid."
Het is namelijk niet zo dat resistentie-
genen zich vanuit landbouwhuisdie-
ren ongestoord kunnen verspreiden
over alle bacteriën. In feite bestaan er
drie grotendeels gescheiden popula-
ties van bacteriën: die in de dierhoude-
rij, die in de Nederlandse bevolking en
die in de gezondheidszorg. Mevius:
"De bacteriestammen die voorkomen
bij dieren, zijn anders dan die voorko-
men bij mensen en die zijn weer
anders dan de bacteriën die worden
gevonden in ziekenhuizen, de
\'ziekenhuisbacteriën." Deze laatste
zijn varianten van bacteriën met
specifieke eigenschappen waardoor ze
zich beter kunnen handhaven onder
de omstandigheden in ziekenhuis-
patiënten. "Deze typische \'ziekenhuis-
bacteriën\' van over de hele wereld
blijken genetisch aan elkaar verwant
te zijn", verduidelijkt Mevius. "Ze
worden verspreid doordat mensen
tussen de continenten reizen."

"De evolutie van ziekteverwekkers
gaat constant door"

Johan Klein Haneveld

De relaties tussen de drie popula-
ties zijn indirect. "Resistentiegenen uit
de dierhouderij komen niet direct
terecht bij ziekenhuisbacteriën, er
komen immers geen voedselproduce-
rende dieren in het ziekenhuis. Eerst
moet iemand in contact komen met
dieren, bijvoorbeeld via een bezoek
aan een boerderij. Pas als deze persoon
in het ziekenhuis terechtkomt,
ontstaat er een kans dat een resisten-
tiegen wordt overgedragen op voor
mensen schadelijke bacteriën." Alle
drie de populaties zijn bovendien
dynamisch en blijven zich evolueren.
Mevius: "We zien dat de ziekenhuis-
bacteriën in toenemende mate

-ocr page 131-

overleven buiten het ziekenhuis en
zich onder de bevolking verspreiden.
Dat vergroot weer de kans dat ze in
contact komen met dierenkiemen."
Voor elke bacterie-antibioticumcom-
binatie liggen de verbanden tussen de
drie populaties weer anders. "Voor
Salmonellasoorten bepalen andere
factoren of genen tussen stammen
worden uitgewisseld dan voor
S.
aureus."
De uitwisseling van resisten-
tiegenen tussen de verschillende
populaties is dus geen zekerheid, maar
een risico. Mevius: "Er hoeft maar één
keer een resistentiegen van een
dierlijke bacterie over te springen naar
een humane pathogeen. De kans dat
dit gebeurt is heel klein, maar de
gevolgen zouden heel groot kunnen
zijn."

risico\'s

Multiresistentie (het feit dat bacteriën
tegen meerdere antibiotica resistent
zijn) komt niet alleen voor in de
dierhouderij, maar wordt ook steeds
vaker gezien in darmbacteriën van
mensen en in bacteriën op voedings-
producten. "De zorg bestaat dat de
bacteriepopulatie in landbouwhuis-
dieren een groot reservoir van
resistentiegenen vormt, van waaruit
overdracht kan plaatsvinden naar
bacteriën in de menselijke populatie."
Mevius wijst op de \'extended spec-
trum beta-lactamase\'
(esbl)-genen, die
bacteriën resistent maken tegen een
groep antibiotica, de derde generatie
cefalosporines. "
esbl\'s nemen in
frequentie toe onder bacteriën in de
dierhouderij, vooral bij vleeskuikens.
Tijdens de verwerking van vleeskui-
kens raken producten besmet met
darmflora waar de
esbl\'s in voorko-
men. Zo zouden mensen ermee in
aanraking kunnen komen." Tegelijk
met de toename van
esbl\'s in de
dierhouderij neemt ook het voorko-
men van
esbl\'s bij humane bacteriën
toe. "Mensen die drager zijn van
bacteriën met deze resistentie, worden
niet direct ziek. Maar als ze een
infectie krijgen, lopen ze het risico dat
deze moeilijker te behandelen zal
zijn." Volgens Mevius kan de toename
van het
esbl-gen in de bevolking niet
te maken hebben met humaan
antibioticagebruik. "Derde generatie
cefalosporines worden alleen in
ziekenhuizen gebruikt. De genen
moeten dus ergens anders vandaan
komen. We kunnen echter niet met
honderd procent zekerheid zeggen dat
er een verband bestaat met de toe-
name van
esbl\'s in de dierhouderij."

Andersom vindt er natuurlijk ook
uitwisseling plaats. Mevius: "Een
resistentiegen uit de menselijke
populatie kan zijn weg vind-en naar de
dierhouderij en zich daar onder
bacteriën verspreiden. In dieren kan
dan een groot reservoir van resistente
bacteriën ontstaan, die weer in
mensen kunnen terechtkomen. Het is
een cirkel."

preventie

Antibioticaresistentie is een internati-
onaal probleem, stelt Mevius, maar
lokaal beleid kan grote invloed
hebben. "Nederlandse ziekenhuizen
hebben vergeleken met andere landen
weinig problemen met antibioticaresi-
stentie. Dat komt door ons restrictieve
antibioticabeleid en strakke preven-
tieve maatregelen. Hierdoor krijgen de
bacteriën met resistentiegenen
minder evolutionair voordeel en
wordt een snelle verspreiding van de
resistentie voorkomen." Vergeleken
daarmee worden in de dierhouderij tot
nu toe slechts weinig maatregelen
genomen om antibioticaresistentie te
voorkomen. Mevius: "Ons doel is
uiteindelijk de toename van antibioti-
caresistente bij landbouwhuisdieren
in Nederland te kunnen indammen of
zelfs te kunnen terugdringen." Dit zal
niet van de ene op de andere dag
plaatsvinden. "Neem de resistentie
tegen chlooramfenicol", geeft Mevius
als voorbeeld. "Ook al is dit antibioti-
cum al vijftien jaar verboden in
voedselproducerende dieren, toch
komt resistentie ertegen nog veel voor.
De frequentie ervan neemt zelfs toe:
het gen is namelijk gekoppeld aan
andere resistentiegenen." Het pro-
bleem is dus complex. "Je bent er niet
met het verbieden van een of enkele
antibiotica. We moeten zorgen dat in
de hele breedte de selectiedruk op
antibioticaresistentie omlaaggaat." Dit
is mogelijk door een restrictiever
antibioticagebruik, maar ook moeten
de determinanten die de overdracht
van resistentie beïnvloeden, worden
aangegrepen.

onderzoek

In zijn onderzoek probeert Mevius in
kaart te brengen welke factoren de
kans op resistentieoverdracht bepalen.
"We onderzoeken bijvoorbeeld
hoeveel interactie er plaatsvindt
tussen de bacteriepopulatie in de
landbouwhuisdierensector en die bij
mensen, door het genoom van
bacteriën van mensen en die van
dieren te vergelijken. Door de overeen-
komsten en verschillen tussen de twee
populaties te bestuderen, komen we
erachter of bacteriestammen bij de
mens verwant zijn aan die bij dieren of
daar wellicht van afkomstig zijn."
Mevius wil twee dingen weten. Ten
eerste welke omgevingsfactoren
bepalen of resistentie tussen de
populaties kan worden doorgegeven.
"Is het de manier waarop antibiotica
worden gebruikt? Is er een rol van
schaalvergroting? Zijn er factoren
buiten de veehouderij die hierop
invloed hebben?" Ten tweede welke
bacteriegebonden factoren de resisten-
tieontwikkeling beïnvloeden. "Bij-
voorbeeld de koppeling van genen."
Het doel is om uiteindelijk op basis
van de bacteriegebonden factoren te
kunnen voorspellen of de resistentie
kan worden verminderd door het
aanpakken van bepaalde risicofacto-
ren. Mevius: "Als we dit weten,
kunnen we gerichter advies geven aan
de overheid en het bedrijfsleven, en op
sectorniveau maatregelen nemen
tegen antibioticaresistentie."

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 132-

Het verminderen van problemen
door met Campylobacter besmet
kippenvlees in Nederland gaat de
goede kant op. Toch wordt hier net
als in veel andere landen nog
regelmatig Campylobacter
gevonden in kippenvlees. Alleen de
Scandinavische landen vormen
hierop een uitzondering, omdat
Campylobacter daar minder voor-
komt in de primaire sector en men
daardoor zwaarder kan inzetten op
een logistieke benadering zoals
kanalisatie. Er gloort echter hoop
aan de horizon voor Nederland. Een
nieuw vaccin en faagtherapie bieden
op de langere termijn perspectieven.
Maar ook een gerichte aanpak in de
keten kan flink bijdragen aan de
vermindering van dit probleem. De
overheid en de sector sluiten
binnenkort een convenant om deze
ketengestuurde aanpak verder vorm
te geven. Dit was de conclusie van
het Campylobactersymposium dat
werd gehouden bij het Centraal
Veterinair Instituut (cvi) van
Wageningen
ur in Lelystad.

Volgens metingen van de Voedsel- en
Waren Autoriteit
(vwa) is de laatste
jaren ongeveer 20 procent van het
kippenvlees besmet met Campylobac-
ter. Deze bacteriën kunnen bij mensen
een voedselinfectie veroorzaken, die
gepaard gaat met hevige diarree.
Daarnaast kunnen er bij mensen na
een voedselinfectie met Campylo-
bacter ernstige complicaties optreden
waarvan gewrichtsproblemen
(reactieve arthritis) en neurologische
problemen (het syndroom van
Guillain-Barré) het meest voorkomen.
De problemen ontstaan bij onvol-
doende hygiëne in de keuken. De
bacterie wordt zeer snel onschadelijk
gemaakt door verhitting. De Neder-
landse overheid loopt samen met de
sector voorop in het verder terug-
dringen van dit probleem. Vanuit
verschillende invalshoeken (overheid,
bedrijfsleven, onderzoek) wordt in de
hele pluimveevleesproductieketen
gewerkt aan het beheersen van
Campylobacter.

faagtherapie

Marcel van Bergen, bacterioloog bij
het Centraal Veterinair Instituut (cvi),
ziet mogelijkheden om Campylo-
bacterinfecties flink te reduceren met
behulp van de zogenaamde faag-
therapie (zie hierover het artikel van
zijn hand in het vorige nummer).
Hiermee zou het aantal Campylo-
bacterbacteriën worden terug-
gedrongen, waardoor de kans dat een
besmetting bij mensen ontstaat,
drastisch wordt verkleind. Faag-
therapie is een methode waarbij
bacteriedodende virussen worden
ingezet om bacteriën te bestrijden. Dit
kan zowel plaatsvinden bij levende
dieren als bij dieren die geslacht zijn.
Faagtherapie is veilig voor mens en
dier. Er moeten echter nog de nodige
hobbels worden genomen voordat
deze therapie ook daadwerkelijk
succesvol kan worden toegepast.
Daarom doet het Centraal Veterinair
Instituut onder andere onderzoek naar
resistentieontwikkeling (bacteriën
kunnen resistentie ontwikkelen tegen
fagen), de optimale benodigde dosis
fagen, hoe fagen het best gekweekt en
bewaard kunnen worden en op welke
manier en op welk moment de fagen
het best kunnen worden toegediend.

vaccins

Jaap Wagenaar, bacterioloog bij de Uni-
versiteit Utrecht en het Centraal
Veterinair Instituut, werkt aan nieuwe
vaccins tegen Campylobacter. Dat is
niet eenvoudig omdat het immuun-
systeem van de kip onvoldoende
reageert als het in aanraking komt met
Campylobacter. Dat geldt dus ook voor
de klassieke experimentele Campylo-
bactervaccins: de kip ontwikkelt geen
beschermende antistoffen als deze
wordt gevaccineerd met de afgedode
bacterie. Onderzoek heeft geleid tot
een eiwit dat in kippen mogelijk wel
de gewenste antistoffen induceert,
waardoor de kippen wel beschermd
zijn tegen een Campylobacterinfectie.
In het laboratorium bleek dit kandi-
daatvaccin goed te werken, maar
verder onderzoek zal moeten uitwijzen
of dit ook geldt in de praktijk.

Campylobacter in
kippenvlees stevig
aangepakt

risicobeheersing

Maarten Nauta, senior onderzoeker en
risicoschatter bij het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu
(rivm),heeftin 2007 doorcvi enTNO
verzamelde gegevens over de Campy-
lobacterbesmetting van vleeskuikens
en kipproducten geanalyseerd. Er zijn
hierbij verschillende microbiolo-
gische methoden gebruikt. Uit de
analyse bleek dat in alle 62 onder-
zochte vleeskuikenkoppels wel een
keer ergens Campylobacter voor-
kwam. Verder was het opmerkelijk dat
de verschillende microbiologische
testen niet dezelfde resultaten
opleverden: een koppel waarin bij de
ene test Campylobacter werd gevon-
den, kon bij een andere test een
negatieve uitslag geven, en andersom.
Ook bleek de mate van besmetting
van de mest weinig voorspellende
waarde te hebben voor de mate van
besmetting van de eindproducten. Dat
geeft aan dat een methodiek van
testen en kanaliseren waarbij hoog-
besmette dieren niet worden verwerkt
tot vers vlees, in de praktijk geen
goede mogelijkheid is om de risico\'s
van Campylobacter te beheersen. Dat
is teleurstellend omdat het in theorie
een effectieve maatregel zou zijn.

convenant

Inge Stoelhorst, beleidsmedewerker bij
het ministerie van vws, en Peter
Vesseur, algemeen secretaris bij de
NEPLUvi (waarin alle Nederlandse
vleeskuikenslachterijen zijn verenigd),
meldden dat dit najaar een convenant
wordt ondertekend tussen beide
partijen. Hierin spreken zij af dat elke
slachterij gedurende twee jaar

-ocr page 133-

metingen zal uitvoeren naar de
hoeveelheid Campylobacter op
producten aan het einde van het
slachtproces. Om volksgezondheids-
winst te kunnen realiseren, is het
immers nodig dat zo weinig mogelijk
Campylobacterbacterien op het
eindproduct voorkomen. Uit voor-
studies in twee slachterijen gedurende
twee maanden is namelijk gebleken
dat de aantallen Campylobacterbacte-
rien op het eindproduct meestal
bijzonder laag zijn, ook als de produc-
ten afkomstig zijn van koppels met
een zeer hoog niveau. De
nepluvi en
vws willen graag weten of deze lage
waarden ook van toepassing zijn op
gehele Nederlandse productie, dat wil
zeggen bij alle slachterijen gedurende
het gehele jaar, of dat naar aanvullende
maatregelen moet worden gezocht.

Tot nu wordt aan de kip nog altijd

een relevante bijdrage aan de Campy-
lobacterbesmettingen bij de mens
toegedicht. Via aanvullende studies
zal worden bekeken wat precies de
bijdrage is van de verschillende
bronnen (dier, mens, miheu, voedsel)
aan Campylobacterbesmettingen bij
mensen. Het is namelijk al wel
duidelijk dat er meer boosdoeners zijn
dan alleen de kip.

Pas op voor de grote
gemene deler!

Als ondernemer bent u dynamisch en past u zich aan aan de veranderende marktomstandigheden.
Nieuwe kansen brengen nieuwe risico\'s met zich mee. Sommige oude risico\'s kunt u inmiddels prima
zelf dragen. Uw verzekeringspakket moet dus worden afgestemd op uw specifieke situatie.

Ook een onafhankelijk advies over uw verzekeringsportefeuille?

Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of stuur een e-mail naar dierenarts@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen: Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 134-

Martine Kramer

Sinds de oprichting in 2001 is het
Dierenartsen Netwerk van de
KNMVD actief in het oplossen van
geschillen in de dierenartsenprak-
tijk. We hebben echter gemerkt dat
nog niet iedereen weet wat de
mogelijkheden zijn die het Netwerk
biedt. In dit artikel worden deze
mogelijkheden nader toegelicht.

Een conflict zit in een klein hoekje en
loopt uit de hand voor u er erg in
heeft. Zeker in de dierenartsenprak-
tijk, waar nauw wordt samengewerkt
en een goede afstemming van groot
belang is, kan een - in beginsel - klein
conflict grote gevolgen hebben. Naast
de bekende formele procedures bij de
rechter en de arbitragecommissie
biedt de
knmvd u een alternatief in de
vorm van het Dierenartsen Netwerk.

voordelen

Wat zijn de voordelen van geschillen-
beslechting door het Dierenartsen
Netwerk? Vanwege het minder
formele karakter van \'mediation\' en
bemiddeling door het Netwerk, heeft
u de zaak zelf in de hand en werkt u
samen met de andere partij(en) aan
een \'oplossing op maat\'. Als u proce-
deert bij de rechtbank of een arbitrage-
commissie zoeken derden voor u een
oplossing, waar u zich aan moet
houden. Ook kunt u bij het netwerk
zelf richting geven aan een procedure,
zodat er met uw persoonlijke belan-
gen rekening wordt gehouden. Het
voorgaande brengt met zich mee dat
deze vormen van geschillenbeslech-
ting zeer snel kunnen verlopen. Verder
vallen de kosten van deze vorm van
bemiddeling erg mee in vergelijking
met andere procedures. Voor een
arbitrageprocedure bent u bijvoor-
beeld al snel 5000 euro kwijt en zeer
veel kostbare tijd. Een \'mediator\' en
een bemiddelaar werken echter op
basis van een uurtarief, waardoor de
kosten erg kunnen meevallen, zeker
als men spoedig tot een oplossing
komt. \'Mediation\' en bemiddeling
kunnen bovendien worden toegepast
als het geschil nog niet op een conflict
tussen de partijen is uitgelopen. In een
vroeg stadium kan men nog samen
naar een oplossing zoeken, zodat de
samenwerking niet wordt geschaad en
de negatieve gevolgen beperkt blijven.

netwerkdierenarts of

netwerkmediator?

Indien u tot de conclusie bent gekomen
dat een bepaalde situatie in uw praktijk
zich leent voor bemiddeling of \'media-
tion\', wilt u uiteraard graag weten wat

het dierenartsen netwerk

Voorzitter

Portefeuillehouder knm vo-bestuur
Regio Noord
Regio Noord
Regio Noord

Regio Oost
Regio West
Regio West

Regio West

Regio West
Regio Zuid

Het Dierenartsen Netwerk:
conflictoplossing op maat

Regio Zuid
Regio Zuid

tarieven

het verschil is tussen deze vormen van
geschillenbeslechting.

Het belangrijkste verschil is dat een
netwerk-\'mediator\' de partijen zelf
naar een oplossing laat zoeken. Hij of
zij heeft met succes een erkende
opleiding afgerond en staat borg voor
een kwalitatief hoogwaardige dienst-
verlening. De \'mediator\' blijft zelf
neutraal en neemt dus geen standpunt
in. In plaats daarvan stimuleert hij het
overleg tussen de partijen en begeleidt
de partijen bij het zoeken naar een
oplossing, waarvan zij dus zelf de
inhoud bepalen. Vanwege het infor-
mele karakter van het proces, is er veel
mogelijk zolang de partijen het met
elkaar eens kunnen worden over de
uitkomst.

De netwerkdierenarts daarentegen
zoekt zelf actief mee naar een oplossing
en doet daartoe voorstellen, nadat hij of

RJ. (Piet) van der V/erf te Bathmen
dr. M.A. Willemen
TH. (Tjebbe) Hepkema te Meppel
H. (Hylke) Jorritsma te Oosterwolde
M.A. (Maarten) van Messel
te Groningen

A. (Bert) Mostert te Hellendoorn
RC. (Paul) Knijff te Hilversum
Mevr. N. (Nicole) Heutink-Mastenbroek
te Giessenburg
C.W. (Wim) Davidse
te Hardinxveld- Giessendam
N.H. (Nico) Lieben te Vleuten
Mevr. L. (Loekie) Cornelisse
te Kruiningen

G.WTh. (Bart) Mourits te Middelbeers
S.M. (Saskia) Nab te Hout-Blerick

Voorbereidings-en uitwerktijd €112,38 €149,56

Gespreksuren op locatie €112,38 €149,56

Afstand in kilometers € 0,2 8 per km € o, 2 8 per km

Reistijd in tijd €56,19 €74,78

Voor praktijken waar zowel knmvd-leden als niet-knmvd-leden in de
bemiddeling zijn betrokken, gelden andere tarieven. Het uurtarief zal
worden gedeeld door het aantal maatschapsleden. Voor het maatschapslid
dat geen Kd is zal 50 procent extra in rekening worden gebracht. Als
voorbeeld: van een viermansmaatschap is één persoon geen lid, het uur-
tarief bedraagt dan ((c 110,10/4) X 3 =) €82,50 plus ((110,00/4) X 150%=)
€41,25 = € 123,75.

Netwerkdierenarts Netwerkmediator

-ocr page 135-

arbeids-/sam en werkings-
geschil in een dieren-
artsenfraktijk
Het geschil in dit praktijkvoor-
beeld betreft de arbeidsvoorwaar-
den en de samenwerking. Tussen
de dierenarts-werkgever en de
dierenarts-werknemer in deze
situatie bestaat geen schriftelijke
arbeidsovereenkomst. Globaal
zijn altijd de door de beroepsver-
eniging geadviseerde arbeids-
voorwaarden gevolgd (toen dat
nog mocht, voor het
nma-tijd-
perk). Op sommige punten
gingen de arbeidsvoorwaarden
boven de adviezen uit Op andere
punten kwam de werknemer er
in vergelijking met het advies
minder goed vanaf Zo maakte de
werknemer wat de arbeidstijden
betreft bijvoorbeeld in vier dagen
het aantal uren van een volledige
werkweek. De werkgever vond
dat hij in deze onduidelijke
situatie orde moest aanbrengen
en heeft in lijn met de wijze
waarop hij de praktijkorganisatie
wilde herstructureren, de
werknemer een contract
aangeboden. De werknemer heeft
dit contract tot op het moment
van \'mediation\' niet willen
ondertekenen. De werknemer
erkent wel dat de arbeidsvoor-
waarden op sommige punten in
positieve zin zijn aangepast,
maar vindt aan de andere kant
het prijsgeven van een aantal
verworvenheden onoverkome-
lijk. Belangrijk daarbij zijn voor
hem de vrije tijd in het algemeen
en de vierdaagse werkweek in
het bijzonder. Daar is voor de
werknemer als bezwarende
factor bijgekomen dat de
arbeidsomstandigheden met
betrekking tot de wijze van
samenwerken en de praktijkorga-
nisatie worden ervaren als een
grote stap terug. De werknemer
voelt zich belemmerd in de
arbeidsvreugde. Een complice-
rende factor in het hele geschil is
de gezondheidssituatie van de
werknemer. Deze heeft langdurig
moeten verzuimen, is geopereerd
en blijvend situationeel gedeelte-
lijk arbeidsongeschikt
Het geschil heeft ertoe geleid dat
tot het moment van de bemidde-
ling de werknemer en de
werkgever over de beschreven
punten voornamelijk hebben
gecommuniceerd via brieven van
hun wederzijdse advocaten.
Tussen werkgever en werknemer
heeft ook een keer een gesprek
plaatsgehad met de advocaten
erbij. Dat heeft echter niet geleid
tot een oplossing, maar eerder tot
een verwijdering.
De \'mediation\' maakt aan beide
kanten veel emoties los. Eindelijk
komen de belangen boven tafel
zonder dat er direct eisen worden
gesteld. De partijen komen met
elkaar overeen duidelijkheid na
te streven. Eerst moet -om de
WA O-uitkeringshoogte te
bepalen- een verzekeringsarts de
werkelijke mate van arbeids-
ongeschikt van de werknemer
maar eens vaststellen. Daarna
kan diens inzetbaarheid (het
gedeeltelijk inroosteren) worden
bekeken en kan worden nage-
gaan hoe de afwezigheid van de
werknemer blijvend kan worden
opgevangen. Vervolgens moet er
een aangepast arbeidscontract
komen. Als beide partijen op dat
moment vinden dat het beter is
om uit elkaar te gaan, moet er
een vertrekafspraak worden
gemaakt. De partijen spreken uit
dat ze op dat moment weer van
\'mediation\' gebruik zullen
maken als ze er op deze punten
niet direct samen uitkomen.

- De \'mediation\' heeft een
ochtend in beslag genomen.

- De kosten zijn gedragen door
de rechtsbijstandsverzekering
van de werkgever.

-Toen er duidelijkheid kwam
over het
wao-percentage, zijn de
partijen uit elkaar gegaan, nadat
eerst een vertrekregeling is
overeengekomen. Daar is geen
bemiddeling bij nodig geweest

zij de situatie voor zichzelf in kaart
heeft gebracht en geïnventariseerd.

Beide vormen hebben als groot
voordeel boven reguliere \'mediators\'
en bemiddelaars, dat de leden van het
Dierenartsen Netwerk zonder uit-
zondering in de veterinaire praktijk
werkzaam zijn (geweest) en dus
uitstekend in staat zijn de belangen
van uw praktijk en de belangen van de
personen die in de praktijk werkzaam
zijn, in het juiste kader te plaatsen. Uw
keuze hangt dus af van de manier
waarop u en de andere betrokken
partijen tot een oplossing willen
komen. Als u dat weet, kunt u een
keuze maken voor de netwerkdieren-
arts of de netwerk-\'mediator\'.

bij wie kan ik terecht en wat

kost het?

Op de site van de knmvd kunt u meer
informatie vinden over het Dierenart-
sen Netwerk, zoals de procedure.
knmvd-leden die gebruik willen
maken van conflictbemiddeling,
kunnen hiervoor contact opnemen
met het bureau van de
knmvd. In de
kaders treft u alvast de gegevens van
de leden van het Dierenartsen
Netwerk en de tarieven aan.

Uiteraard kunt u ook met alle
andere vragen over het Dierenartsen
Netwerk, bemiddeling en mediation
terecht bij het bureau van de
knmvd
(m.kramer@knmvd.nl).

Martine Kramer is beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechte-
lijke zaken van de
knmvd.

-ocr page 136-

Joost van Herten

Op 4 juni jongstleden heeft op
initiatief van de huisdierverzeke-
raars Petplan en Proteq Dier & Zorg
een gesprek plaatsgevonden tussen
vertegenwoordigers van deze
verzekeraars en het bestuur van de
GGG. Het doel was onder meer te
inventariseren wat de gezamenlijke
belangen zijn en te onderzoeken of
er gemeenschappelijke aandachts-
punten kunnen worden benoemd.

In het beleidsplan van de ggg staat dat
er een regulier overleg wordt opgezet
met belangrijke belanghebbenden in
de gezelschapsdierensector. Trends en
signalen uit deze sector kunnen op die
manier met de partijen worden
besproken. Hun visie en beleving kan
mogelijkerwijs ook als \'input\' dienen
voor bepaalde activiteiten of initiatie-
ven van de
ggg. Bovendien zal de ggg
de belangen van de gezelschapsdieren-
arts behartigen ten opzichte van deze
organisaties.

Op de agenda van het laatste
overleg stonden de volgende zaken:

- Het definiëren van suboptimale,
optimale en maximale diergenees-
kundige zorg;

- De trends en technische ontwik-
kelingen binnen de diergenees-
kunde van gezelschapsdieren;

- De integriteit van de dierenarts
(bijvoorbeeld bij het opstellen van
gezondheidsverklaringen);

- De mogelijkheden om te komen
tot een gestandaardiseerd medisch
dossier.

MODERNE technieken

Bij de inhoudelijke discussie over
optimale versus maximale zorg bleek
bij de aanwezigen geen enkele
behoefte te bestaan om op de stoel van
de behandelaar te gaan zitten. Noch de
beroepsvereniging, noch de verzeke-
raars hebben de ambitie sturing te
geven aan de vaktechnische keuzes

van dierenartsen. Er is overeen-
stemming over het feit dat de keuzes
en opties voor behandeling afhanke-
lijk zijn van de omstandigheden en
zeker niet in de laatste plaats van het
overleg tussen dierenarts en eigenaar.
Anderzijds mag van de dierenarts
worden verwacht dat deze zoveel
mogelijk gestandaardiseerde optimale
diergeneeskunde aanbiedt. In het
krachtenveld tussen genoemde
vaktechnische keuzes en het definië-
ren van optimale diergeneeskunde
moet het gesprek tussen de ver-
schillende partijen plaatsvinden.

De aanwezigen zijn het erover eens
dat bijvoorbeeld nascholing kan
leiden tot meer uniformiteit in
therapiekeuze en dat een discussie
over optimale versus maximale zorg
daardoor waarschijnlijk ook minder
zou spelen. De
ggg heeft de perma-
nente educatie van gezelschapdieren-
artsen naar zich toe getrokken met als
doel voor haar leden nascholing met
een optimale prijs-kwaliteitverhou-
ding mogelijk te maken. Daarmee
hoopt zij een bijdrage te kunnen
leveren aan de ontwikkeling van de
professionaliteit van het vak.

GGG in gesprek met
huisdierverzekeraars

Bij de discussie over vaktechnische
ontwikkelingen bleek dat in de
beroepsgroep sterk de overtuiging
leeft dat moderne technieken zoals
mri, ct, radiotherapie en chemo-
therapie (om maar een paar aan-
sprekende mogelijkheden te noemen)
steeds meer zullen worden gebruikt
en geaccepteerd. Dit maakt het voor
de verzekeraars in ieder geval nood-
zakelijk te onderzoeken hoe deze
behandelingen te verzekeren zijn, ook
in de toekomst. Met behoud van de
eerder genoemde uitgangspunten is
het in ieders belang dat ook deze
behandelingsvormen straks optimaal
verzekerd kunnen worden aan-
geboden. Door alleen patiënten met
een juiste medische indicatie te
behandelen, kunnen de bijzondere
medische diensten betaalbaar blijven.
Alle aanwezigen waren van mening
dat zowel verzekeren als diergenees-
kunde vakgebieden zijn waar winst
moet worden gemaakt om de kwali-
teit en continuïteit te waarborgen. Op
dit gebied ligt zeker voor de ver-
zekeraars voldoende uitdaging. De
beroepsvereniging wil haar leden
ondersteunen door middel van
kennis, zodat diagnostiek en behande-
ling plaatsvinden op basis van de
juiste wetenschappelijke over-
wegingen. Dat is in het belang van de
verzekeraars, de dierenartsen en de

-ocr page 137-

eigenaren. Dierziektekosten moeten
namelijk ook in de toekomst ver-
zekerbaar kunnen blijven.

digitale standaardisering

Zoals de verzekeraars aangaven,
hechten zij groot belang aan het juist
en zorgvuldig invullen van gezond-
heidsverklaringen en patiënten-
kaarten. Niet alleen lopen zij extra en
onnodig risico wanneer dat niet
gebeurt, het geeft ook een mogelijke
vertroebeling van de relatie met de
eigenaar. Kernwoorden in de relatie
tussen verzekeraars en dierenartsen
zijn integriteit en transparantie. Mede
om dat doel te bereiken, worden van
de dierenarts duidelijke en leesbare
verklaringen verlangd. Digitale

standaardisering zou daar enorm bij
helpen. Verzekeraars merken op dat
zij vanuit afspraken binnen het
verbond van verzekeraars verplicht
zijn eventuele fraude te melden.
Overigens zijn zowel Petplan en
Proteq Dier & Zorg in het algemeen
zeer tevreden over de integriteit van
de dierenarts.

Omdat de ggg meent dat het voor
het dierenwelzijn, de diergezondheid
en de beroepsgroep goed is dat er
dierziektekostenverzekeraars zijn,
vindt zij dat ook de beroepsgroep
moet bijdragen aan het gezond
houden van dit product. In de humane
sector is het amper mogelijk om
zonder ingrijpen van de overheid de
kosten enigszins te beteugelen, blijken

zelfs ziekenhuizen verdacht van
fraude met declaraties en moet de
minister de apothekers en farmaceu-
ten de duimschroeven aandraaien.
Laten we hopen dat dit binnen de
gezelschapsdierensector door gezond
verstand en een constructieve
overlegstructuur tussen dierenartsen
en verzekeraars in eigen hand kan
worden gehouden,
ggg en de verzeke-
raars hebben afgesproken om vanaf
nu in ieder geval twee keer per jaar op
formele basis met de elkaar te overleg-
gen.

joost van Herten is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken van de

knmvd.

knmvd ondersteunt de Groene Standaard

[oost van Herten

De Groene Standaard is een project
van elf Agrarische Opleidingscentra
(aoc\'s) om een standaard op te
zetten voor het examen van de
mbo-opleiding dierenartsassistent
i paraveterinair. De examenstandaard
sluit aan op het nieuwe, op compe-
tentiegericht leren gestoelde
kwalificatiedossier dierenarts
assistent paraveterinair. Dat is
opgesteld door het kenniscentrum
Aequor in overleg met onderwijs en
I bedrijfsleven.

De eindtermen van de opleiding voor
paraveterinair staan beschreven in het
; kwalificatiedossier. Het kwalificatie-
ij dossier wordt vastgesteld door de
minister van
lnv en gaat uit van de
wettelijke eisen en bevoegdheden
zoals die zijn vastgelegd in het Besluit

paraveterinairen. Op basis van de
kerntaken en werkprocessen uit het
kwalificatiedossier zijn voor de
paraveterinair drie examenstandaar-
den ontwikkeld. De examenstandaar-
den concentreren zich op een bepaald
gedeelte van de beroepsuitoefening. Er
zijn drie kritische beroepssituaties
beschreven: op onderzoek, de duizend-
poot en het visitekaartje van de
praktijk. Uiteindelijk wordt de
leerling getoetst tijdens een proeve
van bekwaamheid die is gebaseerd op
de examenstandaard. Drie van deze
proeven van bekwaamheid moeten
door de leerling worden afgelegd
verspreid over de vier jaar van de
opleiding. Een proeve van bekwaam-
heid kan een dag tot enkele weken
duren.

examinering

De Groene Standaard wil de kwaliteit
van de examinering verbeteren door

de examenstandaard binnen de elf
deelnemende
aoc\'s te uniformeren.
Het onderwijs hecht veel waarde aan
de mening van het bedrijfsleven over
de examenstandaard voor paraveteri-
nairen en heeft daarom de
knmvd
gevraagd deze te valideren. De knmvd
vindt de kwaliteit van de opleiding en
de examinering van paraveterinairen
uiteraard zeer belangrijk. In overleg
met de Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren heeft de
knmvd daarom
commentaar geleverd op de standaard.
Nadat dit was overgenomen door
Aequor heeft het bestuur van de
knmvd tijdens haar vergadering van
I juli besloten haar akkoord te geven.

Joost van Herten is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken van de
knmvd.

-ocr page 138-

laira Boissevain

Het Nederlandse bedrijfsrecht biedt
allerlei interessante mogelijkheden
om bedrijven te splitsen. Op die
manier kun je werknemers, bestuur,
directeur (alias directeur-groot-
aandeelhouder,
dga) uit elkaar
houden en zo de wet proberen te
omzeilen. De strafrechter neemt
daar geen genoegen mee en is met
enige regelmaat streng genoeg om
zowel aan het bedrijf als aan de
betrokken personen hoge boetes op
te leggen. Het Tuchtcollege accep-
teert overtredingen van de Dier-
geneesmiddelenwet evenmin.

Vader Pietersen is dierenarts, gespecia-
liseerd in pluimvee. Zijn zoon,
Pietersen junior, is directeur van twee
bedrijven die handelen in diergenees-
middelen en diervoeders. Heel
praktisch zijn beide bedrijven van de
zoon gevestigd op het adres van de
vader. Vader Pietersen adviseert en
heeft een kwart van de aandelen van
een van beide bedrijven in handen.

Vader en zoon handelen over en
weer in diergeneesmiddelen. Zo levert
Pietersen senior aan zijn zoon diverse
diergeneesmiddelen. Flumequine,
Gumboro, amoxycilline. Nob. ND Cl -
30, Hitchner-Bi, PoulvaclB H120, en
tylosine zijn geleverd. Dat mag niet.
Voor het leveren van diergenees-
middelen op grote schaal moet je een
vergunning hebben (zie kader) en die
heeft Pietersen senior niet. Op zijn
beurt levert Pietersen junior aan zijn
vader de middelen gentamycine en
Reflux. De leveringen van de zoon aan
de vader staan hier niet ter discussie,
alleen senior moet zich naar aanlei-
ding van onderzoek door de
aid bij
het Tuchtcollege komen verantwoor-
den.

vergunning

Hoe lang je ook dierenarts bent, hoe
onschadelijk sommige middelen
misschien ook zijn en hoezeer je ook
vertrouwt op de integriteit van
afnemers van diergeneesmiddelen
(familie of niet), de Diergeneesmidde-
lenwet staat dergelijke handel niet toe.
Pietersen senior is het daar echter niet
mee eens. Hij is al dertig jaar dieren-
arts in volle omvang, apotheker en
apotheekhoudend. Dergelijke klein-
zielige beperkende regels zoals die
hem nu worden opgelegd, zijn
eigenlijk handelsbeperkingen die
binnen het Europese recht helemaal
niet zijn toegestaan. Helaas voor hem
gaat dat verweer niet op. Het Europese
recht wil handelsbeperkingen dan wel
zoveel mogelijk tegengaan, maar dat
betekent niet dat handel in dier-
geneesmiddelen niet aan regels is
gebonden. Dierenarts zijn is niet
voldoende om bevoegd te zijn voor
alle transacties met diergeneesmidde-
len. Voor handel in diergeneesmidde-
len moet je een vergunning hebben op
basis van de Diergeneesmiddelenwet
en om jezelf apotheker te mogen
noemen, moet je zijn ingeschreven in
het register zoals dat is voorgeschre-
ven in de Geneesmiddelenwet. Voor
Pietersen geldt geen van beide.

Diergeneesmiddelenhandel

ontvangen

Via het bedrijf van zijn zoon ontvangt
Pietersen senior vier maal 9 kilo

tuchtcollege en
diergeneesmiddelen

Het Veterinair Tucht- en Beroeps-
college doen met enige regel-
maat uitspraken over diergenees-
middelen. Enkele citaten:
"Het geheel van wettelijke regels
rond de uitoefening van de
diergeneeskunde vormt de
neerslag van de bij de wetgever
levende opvattingen over hoe de
gezondheidszorg voor dieren in
Nederland dient plaats te vinden.
In deze regelgeving heeft de
wetgever na afweging van alle
belangen die daarbij ter zake
doende en beschermenswaardig
werden geacht, de grondregels
neergelegd voor de gezondheids-
zorg voor dieren in Nederland."
"In het belang van de volksge-
zondheid is in de wetgeving een
systeem van kwaliteitsbewaking
neergelegd, dat ertoe dient te
waarborgen dat dierlijke
producten vrij zijn van schade-
lijke stoffen. Centraal in dit
systeem staat de
dgw, welke wet
beoogt garanties te geven inzake
de deugdelijkheid van de
beschikbare diergeneesmiddelen.
Een belangrijk aspect hiervan is
het elimineren van gevaren van
het achterblijven in consumptie-
dieren van schadelijke residuen
van diergeneesmiddelen. Door
middel van een registratie-
systeem wordt bereikt dat de
kwaliteit en de samenstelling
van een diergeneesmiddel aan
een zorgvuldig onderzoek wordt
onderworpen, alvorens het op de
Nederlandse markt wordt
gebracht In dit onderzoek moet,
zoals artikel 4 van de
dgw
voorschrijft, worden aangetoond
dat een diergeneesmiddel bij
gebruik de gestelde werking
bezit, geen gevaar oplevert voor
de gezondheid van mens en dier
en niet schadelijk is voor het
milieu, alsmede dat een dierge-
neesmiddel de opgegeven
eigenschappen en kwalitatieve
samenstelling bezit. Door het
verbieden van diergeneesmidde-
len die niet overeenkomstig het
wettelijk systeem zijn geregi-
streerd, wordt bereikt dat de
gezondheid van dieren op een
verantwoorde manier wordt
bewaakt en risico\'s voor de
volksgezondheid zoveel mogelijk
worden vermeden."
"Zoals hiervoor overwogen, is het
niet aan een individuele dieren-
arts om, met terzijdestelling van
wettehjke voorschriften en
veronachtzaming van algemeen
geldende professionele zorgvul-
digheidsnormen, op basis van
een eigen waardering en
afweging van belangen over te
gaan tot de verstrekking van
diergeneesmiddelen."

-ocr page 139-

definitie diergeneesmiddel

Het etiket \'voedingssupplement\'
is niet voldoende om aan de
diergeneesmiddelenwetgeving te
ontsnappen. De Diergenees-
middelenwet definieert een
diergeneesmiddel als volgt:
Een substantie die bestemd is om
al of niet na be- of verwerking, te
worden gebruikt voor:

1. het genezen, lenigen of
voorkomen van enige aandoe-
ning, ziekte, ziekteverschijnsel,
pijn, verwonding of gebrek van
een dier;

2. het herstellen, verbeteren of
wijzigen van het functioneren
van organen van een dier;

3. het onderkennen van een
ziekte of gebrek bij dieren door
toepassing bij een dier.

gentamycine 100 procent en vs Reflux,
beide niet geregistreerde diergenees-
middelen. Dit komt niet in de admini-
stratie terecht, want van de gentamy-
cine gebruikt Pietersen een deel voor
zijn eigen koikarpers. Een deel geeft
hij weg aan andere koikarperhouders
en een deel houdt hij zelf om te
experimenteren met het fabriceren
van nieuwe diergeneesmiddelen. In
dat geval hoeft hij niet aan wettelijke
administratieve verplichtingen te
voldoen, vindt Pietersen senior. Wat
hem betreft hoeft er ook niet zo
moeilijk te worden gedaan over
Reflux. Reflux is al tientallen jaren een
voedingssupplement. Dat staat op de
verpakking en als zodanig wordt het
ook aanbevolen door de
aid. Dat het
niet geregistreerd is, maar toch door
het Bureau Registratie Diergeneesmid-
delen als diergeneesmiddel wordt
gezien, is niet zijn probleem.

vertrouwen op de aid

Het Tuchtcollege kan een klein beetje
met Pietersen meegaan, maar niet
veel. De gentamycine was grotendeels
voor eigen gebruik. Ook al is het niet
geregistreerd, hij mag in dat geval toch
een hoeveelheid van dat middel onder
zich hebben. Dat ontslaat hem echter
niet van de plicht het een en ander
behoorlijk in een administratie vast te

Bij een middel dat wel verkrijg-
baar is maar niet is geregistreerd,
zoals Reflux, kan dan enige twijfel
ontstaan. Het Productschap
Diervoer liet met betrekking tot
Reflux weten dat het vs Reflux
voor 99 procent bestaat uit
methenamine rhodanaat, een
medicament tegen urine-
weginfecties. De bijsluiter bij vs
Reflux vermeldt dat het middel
kan worden toegepast bij darm-
problemen, bacteriële infecties en
nierproblemen. Het hoofd van het
Bureau Diergeneesmiddelen stelt
in zijn schrijven van 14 november
2005 dat vs Reflux een dier-
geneesmiddel is, dat slechts na een
positief verlopen registratieproce-
dure op de Nederlandse markt
mag worden gebracht.

leggen. Reflux is echter een ander
verhaal. Ongetwijfeld kan dit product
ook worden gegeven als voedingssup-
plement, maar volgens de bijsluiter is
het bedoeld voor het genezen van
(door bacteriën veroorzaakte) ziekten
van dieren. En een middel dat is
bedoeld om dieren te genezen, valt
onder de wettelijke definitie van een
diergeneesmiddel. Dat wordt beves-

vergunningen
Kan iedere dierenarts zichzelf
apotheker noemen? Nee, op
grond van artikel i van de
dgw
wordt onder apotheker verstaan:
"Degene die is ingeschreven in
het register van gevestigde
apothekers, bedoeld in artikel 61,
derde lid, van de Geneesmidde-
lenwet."

Het bereiden, verpakken,
etiketteren en afleveren van
diergeneesmiddelen is zonder
vergunning verboden. Ook is het
verboden om niet geregistreerde
diergeneesmiddelen te bereiden,
voor handen of in voorraad te
hebben, af te leveren of bij dieren
toe te passen. Daar bestaan
natuurlijk enige uitzonderingen
op, zoals export en eigen gebruik.
Dit verbod geldt niet ten aanzien

tigd door het Productschap Diervoe-
ders en door het Bureau Diergenees-
middelen. Wat de
aid ervan vindt,
doet niet ter zake, de dierenarts had
moeten weten dat de
aid op dit gebied
geen bevoegde autoriteit is. En ook
hier is niet voldaan aan de administra-
tieve verplichtingen.

geleverd

Naast de middelen die hij via Pietersen
junior heeft ingekocht, heeft Pietersen
senior ook de nodige
uda-middelen,
en een (op dat moment) niet geregi-
streerd middel, tylosine, aan zijn zoon
geleverd. Van de tylosine was het de
bedoeling dat het zou worden doorver-
kocht naar Duitsland. Voor middelen
die kennelijk bestemd zijn voor
export, kent de Diergeneesmiddelen-
wet een uitzondering. Pietersen senior
heeft hier opnieuw zijn administra-
tieve verplichtingen verzaakt, maar
daarbij heeft hij zelf de middelen niet
uitgevoerd. Hij heeft ze geleverd aan
de bedrijven van zijn zoon en dat valt
niet onder uitvoer, ook niet nu junior
het middel doorverkocht aan een
klant en die klant het middel weer
doorverkocht aan een Duitse afnemer.
Dat valt niet meer onder \'kennelijk
bestemd voor export\'. Zou tylosine als
grondstof zijn geleverd, dan had

van diergeneesmiddelen die voor
een klein aantal dieren zijn
bereid door een dierenarts of
door een apotheker op recept van
een dierenarts, voor zover het
geen sera, entstoffen, biologische
diagnostica of andere apart
verboden substanties betreft.
Ook geldt een uitzondering van
het verbod voor diergenees-
middelen, andere sera, entstoffen,
biologische diagnostica die zijn
bereid met apart verboden
substanties, zijn doorgevoerd of
kennelijk bestemd zijn voor
uitvoer De overheid heeft geen
aanleiding gezien om deze
middelen onder de Nederlandse
registratieplicht te laten vallen,
als zij in het land van bestem-
ming toch opnieuw moeten
worden geregistreerd.

-ocr page 140-

Pietersen senior in liet bezit moeten
zijn van een vergunning.

De overige middelen die senior aan
junior heeft geleverd, zijn udA-midde-
len. Pietersen senior is dierenarts en
heeft de middelen afgeleverd. Geen
wetsovertreding? Jawel. Dierenartsen
mogen
uoA-middelen uitsluitend
afleveren aan de houders van dieren.
Voor andere opties had Pietersen geen
bevoegdheid.

stelsel

Al met al vindt het Tuchtcollege dat
Pietersen op meerdere punten heeft

gehandeld in strijd met het wettelijk
regime. Pietersens verweer dat de
gezondheidszorg voor dieren niet
onder zijn handelwijze heeft geleden,
gaat zoals gebruikelijk niet op. Het
Tuchtcollege heeft zich hier meer dan
eens over uitgesproken (zie kader 3)
en is en blijft van oordeel dat een
dierenarts zich aan het wettelijk
stelsel dient te houden. Als hij dit niet
doet, kan er ernstige schade ontstaan
aan de gezondheidszorg voor dieren
en dat is voldoende voor een maatre-
gel. Het gaat niet om de vraag of er ook
daadwerkelijk schade is, maar om de
vraag of er schade heeft kunnen
ontstaan. Die vraag wordt hier
bevestigend beantwoord en daarom
krijgt Pietersen een boete van 2250
euro. Om te voorkomen dat hij in
herhaling valt, wordt hij zes maanden
voorwaardelijk geschorst, met een
proeftijd van twee jaar.

laira Boissevain is juriste.

FVE-vergadering in Wenen:

het effect van tien jaar Brusselkantoor

Henk Vaarkamp

Dit jaar is het tien jaar geleden dat
de FVE een kantoor opende in
Brussel. Voor die tijd vergaderde de
Federation Vétérinaire Européenne,
oftewel de Federation of Veterina-
rians in Europe, twee keer per jaar
en lag de zaak tussendoor stil. De
vergaderingen waren in die oer-
periode dan ook vaak turbulent en
verwarrend, want er bestonden nog
geen gewoontes of tradities behalve
de nationale en die verschillen hier
en daar spectaculair.

In X998 was het zo ver: er kwam een
Brussels bureau met een \'executive
director\' en enkele medewerkers. De
fve is de Europese koepelorganisatie
van alle nationale dierenartsenorgani-
saties. Daarbij gaat het niet alleen om
de 27
eu-lidstaten, maar ook om de
resterende landen in Europa (Noor-
wegen, Zwitserland,
fyrom et cetera).
Intussen zijn zesendertig landen lid

van de fve en twee hebben de
waarnemerstatus.

In Europa wordt de wet- en
regelgeving vastgesteld in Brussel;
nationaal moeten die besluiten
vervolgens alleen nog ingevoerd
worden. Er wordt in elk land dan wel
gewichtig gedaan over de nationale
autonomie, maar wie wat langer
meedraait in Brussel weet wel beter.
Op tijd in Brussel meepraten, helpt
vaak veel meer dan in Den Haag nog
iets willen veranderen. Daarom is het
fve-bureau in Brussel zo belangrijk.
Het bureau staat de laatste jaren onder
leiding van collega Jan Vaarten. Er
werken in totaal slechts vijf mensen,
maar het resultaat is bepaald indruk-
wekkend vergeleken met wat tien,
vijftien jaar geleden haalbaar was.

besluit

De fve-Vergaderingen, die nog steeds
twee keer per jaar worden gehouden,
zijn als gevolg van het werk in het
Brusselse kantoor veel meer gericht op
beleid en beleidsvoorbereiding: waar

gaat het heen met ons beroep? In
Brussel wordt dat beleid vervolgens
uitgevoerd door het bureau. Het
gevolg is dat de stem van de
fve
gaandeweg meer wordt gehoord en
dat de invloed van de
fve groeit.

Destijds was het een ingrijpend
besluit om per Europese dierenarts
jaarlijks twee euro te investeren in het
Brusselse kantoor, maar intussen
beseffen de meeste afgevaardigden
heel goed dat die twee euro\'s goed
besteed zijn. Natuurlijk staat de
Nederlandse dierenarts hier niet zo
vaak bij stil. Des te beter is het om op
deze plek het tienjarig bestaan van de
fve te kunnen noemen, zodat we ons
daarover tevreden kunnen voelen.

De Nederlandse delegatie op de
FVE-Vergadering in V/enen
bestaat uit Ludo Hellebrekers,
Henk Vaarkamp, Rens van
Dobbenburgh, Arjan den Hertog,
René Lesuis, Emar Gemmeke en
Monique Megens.

-ocr page 141-

Dr. Geart Benedictas

Biological Globalisation. Bio-invasions
and their impacts on nature, the
economy and public health.
Wouter
van der Weijden, Rob Leewis en
Pieter Bol.
knnv Publishing,
Utrecht, 2007.
isbn 978-90-5011-243-7.

De associatie tussen bio-invasies en
Star Wars is niet terecht. Volgens het
boek \'Biological Globalisation\' worden
flora en fauna van groot tot klein
verspreid via mensen en goederen.
Bacteriën, virussen, artropoden, zaden
en planten passeren al sinds de Ijstijd
allerlei barrières. Een bio-invasie is in
10 procent van de gevallen succesvol
en ontaardt in weer 10 procent van de
introducties in een plaag. Of dit nu
bacteriën zijn, kevers, planten of wat
dan ook doet er niet toe. In ons land
hebben we ook al een aardig rijtje van
invasies te verwerken gehad: van het
mond-en-klauwzeervirus tot muskus-
ratten, Japanse oesters, reuzenberen-
klauw en de \'Dutch elm disease\'. Maar
dat weten we: elk jaar komt er hier een
zoet- en een zoutwatersoort bij, elke
zes maanden vestigt zich een exoti-
sche plant in ons land en elke vier
maanden strijkt een nieuwe artropode
neer in deze delta.

Boekbespreking:
Biological Globalisation

Wetenschap op internet

Wat stond er nou precies?
Waar ging het ook al weer over?
Hoe was de studie eigenlijk opgezet?

Op zoek naar een wetenschappelijk artikel uit het Tijdschrift voor Diergeneeskunde? Kijk op onze website! Daar vindt u
alle artikelen uit de sectie \'Wetenschap\', van januari 2005 (jaargang 130) tot zes maanden geleden. De volledige
teksten zijn beschikbaar in
pdf-formaat.
Surf naar: www.tijdschriftvoordiergeneeskunde.nl

In \'Biological Globalisation\' wordt in 223
bladzijden een mooi overzicht
gegeven van de verschillende bio-
invasies wereldwijd. Wel hinkt dit
Engelstalige boek daarbij op twee
gedachten: enerzijds ziet men de
wereld als gebruikersforum, ander-
zijds geeft men veel Nederlandse
voorbeelden. Er ontbreekt echter een
lijst van Nederlandse namen voor de
Engelse of Latijnse soortnamen.
Verder wordt de Verenigde Oost-
Indische Compagnie van stal gehaald
als voorbeeld van een vehikel voor
bio-invasies. Een bio-invasie slaat aan
als de biotoop geschikt is voor de
koloniserende soort; in het boek wordt
echter iets te vaak de klimaatverande-
ring aangewezen als oorzaak van
verspreiding van levend materiaal. De
globalisering en de daarmee gepaarde
gaande extra bewegingen van mensen,
dieren en goederen zijn daar waar-
schijnlijk meer debet aan. Landen als
Australië en Nieuw-Zeeland voeren
een beleid om alle bio-invasies tegen
te houden. Dat is deels succesvol. In
ons land gebeurt dat echter pas als
zich problemen dreigen voor te doen,
te laat dus. Zo klopt het denguevirus al
aan onze deur. De Aziatische tijger-
mug
(Aedes albopictus) heeft zich al
vanuit Azië verspreid naar Zuid-Euro-
pa en Amerika. De gastheer-\'range\'
van dit heerschap is zeer groot en daar
komt bij dat deze mug ruwweg dertig
virale pathogenen kan overbrengen,
waaronder denguevirus en \'eastern
equine encephalitis\'. De mug is ook al
in ons land gesignaleerd via de import
van bamboeplantjes in water, een
ideaal habitat voor deze gevaarlijke
mug. Bio-invasie is in de open Neder-
landse maatschappij een onontkoom-
baar gegeven. Ook dierenartsen
moeten er kennis van hebben om een
adequate rol te kunnen spelen. Want
zij zullen in de spreekkamer of stal
onherroepelijk worden geconfron-
teerd met bio-invasies en eerder dan
ons lief is.

Kortom, het betreft hier een mooi
geïllustreerd, goed vormgegeven en
compleet naslagwerk. Het bevat
helaas wel enkele veterinaire onvolko-
menheden (zoals het verwarren van
listeriose met de ziekte van Lyme en
het dragerschap na vaccinatie tegen
m kz). Hier wreekt zich het feit dat dit
boek is geschreven door twee biologen
en een medicus. Dit boek kan de blik
van dierenartsen helpen verruimen.
Het geeft ook een uitgebreid en
volledig overzicht van bio-invasies die
ons mogelijk nog te wachten staan en
het geeft een fraai inzicht in de manier
waarop de verschillende biologische
actoren barrières nemen dan wel
slechten. Daar kunnen wij als dieren-
artsen nog wat van opsteken bij de
aanpak van ziekten en aandoeningen.

-ocr page 142-

Het veterinair verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de
ki. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen,
et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol
speelden in de diergeneeskunde en
de veefokkerij. De verhalen worden
hier verteld.

De spekdiktemeter wordt gebruikt
voor de bepahng van de spekdikte bij
varkens. Het doel van varkensfokkerij
en varkenshouderij is vleesproductie.
In het begin van de twintigste eeuw,
bij de aanvang van de georganiseerde
varkensfokkerij, was een doelgerichte
selectie op vleesproductie slechts
mogelijk door beoordeling van het
exterieur. Vanaf 1932 werd het
selectiemesterijonderzoek geïntrodu-
ceerd, waarbij viertallen biggen van
verschillende afstamming onder
gelijke omstandigheden werden
getoetst. Gedurende decennia was dit
onderzoek het instrument voor het
meten van de groei, de hoeveelheid
voer nodig voor een kilo groei en de
slachteigenschappen. Voor een
oordeel over de slachteigenschappen
moesten varkens eerst geslacht
worden. Een belangrijke ondersteu-
ning voor de fokkerij op vleesproduc-
tie was de kwaliteitsbeoordeling en de
uitbetaling naar slachtkwaliteit van
de vleesvarkens.

Een betrouwbare bepaling van de
spekdikte bij het levende varken zou
de mogelijkheid bieden de beste
dieren voor de fokkerij te behouden.
Rond 1960 werden bemoedigende
resultaten bereikt met metingen van
de spekdikte bij levende varkens met
echoloodapparatuur. Ir. Y. Kroeske van
het Instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek introduceerde het meten
van de spekdikte bij levende varkens
in de eerste helft van de jaren zestig.

Het principe berust op het terug-
kaatsen van geluidsgolven op de grens
van het spek en het vlees. De introduc-
tie van de spekdiktemeting bij levende
varkens met behulp van echoloodap-
paratuur is van zeer grote betekenis
geweest voor de varkensfokkerij. Het
slachten van waardevolle jonge
fokdieren voor de bepaling van de
slachtkwaliteit en zelfs de controle op
het voederverbruik per kilogram groei
werd overbodig. De ervaring leerde
immers dat een snelle vleesgroei
gepaard gaat met een gunstig voeder-
verbruik.

Uitgelicht: Spekdiktemeting
bij levende varkens

Nationaal Veeteelt Museum
Dr. Moonsweg 5
5437 BG Beers
Tel: 0485-330241
www.veeteelt-ki-museum.nl.

-ocr page 143-

fenni; Buijtels

De Najaarsdag van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren (
ggg)
heeft traditioneel veel te bieden voor
de gezelschapsdierenarts en de
dierenartsassistent. Er komen veel
verschillende praktijkgerichte
onderwerpen aan bod in overzichte-
lijke voordrachten van een half uur,
en tevens is er ruim de gelegenheid
om sociale contacten te onderhou-
den of op te doen. Deze evenwich-
tige combinatie van nascholing en
sociale interactie maakt de Najaars-
dag, georganiseerd door de
ggg, tot
een populaire activiteit.

Door deze succesformule groeit de
belangstelling voor de
ggg Najaarsdag
jaarlijks. Net als voorgaande jaren is de
kans groot dat de Najaarsdag voortijdig
uitverkocht zal zijn, vandaar dat wij u
vroeg op de hoogte brengen. De
ggg
Najaarsdag 2008 zal worden gehouden
op zaterdag 8 november in Congres-
centrum Orpheus te Apeldoorn.

evenwicht

Het thema van de komende ggg-
Najaarsdag is \'Evenwicht\'. De aftrap
zal worden gegeven door Jeffrey de
Gier, specialist reproductie, werkzaam
op het departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren in Utrecht. Hij zal
ingaan op het gebruik van
gnrh-
implantaten als mogelijkheid voor
castratie van de reu. Franc Viehoff,
werkzaam als freelancespecialist
chirurgie zal vervolgens aan de hand
van beeldmateriaal de verschillende
uitingsvormen van Larynxparalyse bij
de hond bespreken. Mevr. Jacqueline
Sinke, specialist dermatologie,
werkzaam bij Dierenartsen Specialis-
ten Amsterdam, zal microscopisch te
werk gaan. De titel van haar voor-
dracht zegt alles: \'Plakbandmonsters
en afkrabsels: haal het maximale uit
een minimale investering\'. Joost
Uilenreef, specialist anesthesiologie,
zal aan de hand van casussen de
anesthesie belichten bij patiënten uit
balans, zoals de oude kat met een
hartruis. Voor de pauze zullen ook
twee 15 minuten durende voordrach-
ten worden verzorgd, die ondersteund
worden door de
cpgg (commissie
preventieve gezondheidszorg gezel-
schapsdieren), namelijk vaccinatie bij
katten en vergelijking postoperatieve
complicaties
ovx-ovhx bij de hond.
Een deel van de opbrengst van de
verkoop van het
knm vo-paspoort
wordt door de
cpgg besteed aan een
voor de practicus relevant onderzoek.
Zoals u weet gaat van ieder verkocht
knmvd-paspoort een euro naar de
paspoortenpot, waar veel projecten
van worden gesponsord.

Hierna is het tijd voor een heerlijke
lunch waar u alle tijd heeft om de
sociale contacten aan te halen. Tijdens
de postprandiale dip zal George
Voorhout, specialist radiologie, u
proberen wakker te houden door de
wereld van de digitale beeldvormende
diagnostiek en de mogelijkheden van
pacs (Picture Archiving and Commu-
nication System) voor u te openen.
Aansluitend zal Hans Kooistra,
specialist interne geneeskunde, de
veranderde behandeling van diabetes
mellitus bij de hond met u doornemen.
Bij het thema van dit jaar mag een
onderwerp over ataxie niet ontbreken.
Gelukkig hebben we Gert ter Haar,
specialist chirurgie, bereid gevonden
een voordracht te verzorgen over
vestibulaire ataxie. Als laatste komt
Peter Coutteel, expert op het gebied
van zangvogelgeneeskunde, afreizen
uit België om voor evenwicht te zorgen
in een onderwerp waarvan u misschien
uit balans kunt raken; namelijk het
consult van huiskamervogels.

De GGG Najaarsdag, alles in evenwicht!

zeshonderd kaarten

Alle lezingen worden vanzelfspre-
kend in een andere zaal aan de
dierenartsassistent gegeven. Door deze
opzet ontstaat de ideale gelegenheid
de behandelde onderwerpen nog eens
door te nemen met de assistent(e) en
daarmee de kwaliteit van de praktijk
nog verder te verhogen.

Meer dan de helft van de zeshon-
derd kaarten is inmiddels verkocht.
ggg-leden die zich alsnog willen
inschrijven, betalen tot i oktober
87,50 euro, daarna wordt het
107,50 euro, en op de dag zelf bedraagt
de toegangsprijs r 5 3 euro (indien er
nog kaarten beschikbaar zijn). Het
ggg-lidmaatschap 2008 voor practici
bedraagt 86,70 euro. Indien men na
I juli lid wordt, betaalt men uitslui-
tend voor de tweede helft van 2008. De
inschrijving voor de Najaarsdag
bedraagt dan 87,50 euro. Nieuwe leden
zijn dan wel verplicht in 2009 lid te
blijven. Men kan zich als
ggg-lid
aanmelden op www.ggg.knmvd.nl.

Niet-leden betalen 153 euro en
studenten 60 euro. Studenten die van
plan zijn om gezelschapsdierenarts te
worden, kunnen al kandidaatlid
worden van de
ggg voor maar 15,30
euro per jaar door zich aan te melden
op www.ggg.knmvd.nl. Voor assisten-
tes bedraagt de toegang 72,50 euro.

Laat deze dag niet aan u voorbij-
gaan en schrijf u op tijd in via de
ggg-website. De ggg Najaarsdag 2008
wordt gesponsord door Merial.

Jenny Buijtels is lid van het ggg-bestuur

-ocr page 144-

Symposium

vhiver:

\'Eros\'

Symposiumcommissie van de vhiver

Met trots presenteert de sympo-
siumcommissie van de Veterinair
Hippische Vereniging (
vhiver) het
tweejaarlijks symposium met als
thema: \'Eros\' onder de zinspreuk
\'Voortplanting: "Een schot in de
roos!?!\'".

Dit symposium zal worden gehouden
op woensdag 8 oktober 2008 tijdens
het tweede lustrum van de
vhiver. De
symposiumcommissie van de
vhiver
presenteert een uitgebreid scala aan
sprekers. Het thema \'Eros\' zal de rode
draad zijn van het middag -en avond-
programma. Allerlei facetten van
voortplanting bij het paard zullen in
het symposium aan bod komen.

programma

Het programma omvat sprekers uit
binnen- en buitenland, sprekers die
werkzaam zijn bij het departement
Gezondheidszorg van het Paard,
practici uit het veld en wetenschappe-
lijk onderzoekers. Tot de onderwerpen
behoren het sexen van foetussen, een
update over
cem, nadere diagnostiek
met betrekking tot geboorteproble-
men en de genetica omtrent de
voortplanting. Sprekers van wie het
nu al zeker is dat ze komen, zijn
Jonathan Pycock (Groot-Brittannië),
hoogleraar T. Stout (Nederland), de
heer Pieterse (Nederland) en de heer
Dijkstra (Nederland). De dag staat
onder leiding van dagvoorzitter Frits
van \'t Groenewout, bekend als
commentator van vele paarden-
wedstrijden uitgezonden door de
nos.
Het intensieve programma zal worden
onderbroken door een diner. Daarop
volgt een spannend moment voor
studenten die deelnemen aan de
vhiver-Students Horse Award: de
prijsuitreiking. De winnaar mag zijn
onderzoekstage nader toelichten in
een presentatie. De vierkoppige jury
bestaat uit ons comité van aanbeve-
ling, te weten: prof. dr. B. van der
Weijden, mevr. dr. M.M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan,
drs. E. Gostelie en E. Schep.

Het symposium begint om 13. r 5
uur en wordt gehouden in de hoorcol-
legezaal Paard Interne, in de Uithof,
Utrecht. Meer informatie is te vinden
op de website www.vhiver.nl/sympo-
sium. Via deze website kunt u zich ook
inschrijven.

De symposiumcommissie van de
VHIVER bestaat uit Lise van de Burg,
Jos van Arkel, Danse Sonneveld, Aliedje
Bakker, Lian Vermunt, Kees Uil, Marieke
Mullaert, Lotte van Putten.

Yvonne Wery

In navolging op het succesvolle K9
Insight Out! van 12 april, dat ging
over buikpijn bij de hond, staat ook
de eerste editie van Feline Focus in
het kader van digestieproblemen.
Alle \'ins and outs\' van dit onder-
werp worden op zaterdag 13 septem
her aanstaande behandeld door een
deskundig sprekerspanel onder
leiding van Gaby Hoffmann.

Speciaal voor de eerste editie van
Feline Focus komen twee buitenlandse
sprekers over. Margie Scherk uit
Canada gaat in een van haar presenta-
ties in op de basis van alle spijsverte-
ringsproblemen, de fysiologie van het
maagdarmkanaal. In haar tweede
presentatie richt zij zich op pancreati-
tis. Stanley Marks uit Californië gaat in

op de verschillende oorzaken van
infectieuze diarree en legt daarbij de
nadruk op
ibd. De Nederlandse
sprekers Herman Egberink en Paul
Overgaauw zullen hun kennis en
kunde over virale en parasitaire
oorzaken van diarree delen. In een
presentatie endoscopic van de darm
gaat Erik den Hertog uitgebreid in op
de aanvullende diagnostiek. Onder de
deelnemers van Feline Focus verloot
Royal Canin tijdens deze dag tien
schitterende naslagwerken genaamd
Feline Clinical Nutrition.

Parallel wordt ook voor assistentes
een interessant programma aangebo-
den. Diverse lezingen met een
praktische inslag worden deze dag
gepresenteerd door hetzelfde spreker-
spanel, aangevuld met Greet Junius en
dierenartsassistente Maartje Douwes.

Feline Focus wordt gehouden in
Congrescentrum De Reehorst te Ede.
Het programma begint \'s morgens om

Eerste editie Feline Focus:
\'Diarree bij de kat\'

8.45 uur en wordt afgesloten om
17.30 uur.

kosten

De kosten verbonden aan dit sympo-
sium bedragen voor de dierenarts 185
euro (exclusief
btw) en voor assisten-
tes 115 euro (exclusief
btw). Indien
dierenarts en assistente zich als duo
aanmelden, geldt een combinatie-
korting van 25 euro. Speciaal voor de
dierenarts met belangstelling voor
digestieproblemen bij de kat
organiseert Proveto op donderdag
11 september een aanvullend middag-
en avondprogramma met gastro-
enterologische casuïstieken. Op
interactieve wijze gaan Stanley Marks
en Margie Scherk in op verschillende
digestieproblemen bij de kat. De
locatie is Aristo te Utrecht. Deelname-
prijs inclusief diner bedraagt 135 euro.

Opgave is mogelijk via de internet-
site www.proveto.nl of door een e-mail
naar administratie(|)proveto.nl
(\'aanmelding Feline Focus 2008\').

Yvonne Wery is werkzaam bij Proveto.

-ocr page 145-

TROVET Mobility &
Geriatrics

TROVET introduceert Mobility &
Geriatrics voor honden, een speciale
droogvoeding voor behoud en verbete-
ring van de gewrichtsmobiliteit. De
samensteUing voorziet ook in de
specifieke nutritionele behoeftes van de
oudere hond. De voeding bevat een
groot aantal natuurhjke actieve ingredi-
enten (nutraceuticals) die de opbouw
van kraakbeen ondersteunen, wat leidt
tot een positieve invloed op de ge-
wrichtsmobiliteit. Het heeft ook een
ontstekingsremmend effect door de
combinatie van visolie en plantaardige
grondstoffen. De extra toegevoegde
L-carnitine, in combinatie met een
verlaagd energiegehalte, zorgt ervoor
dat de hond op een goed gewicht blijft.
De extra antioxidanten verminderen de
negatieve effecten van vrije radicalen.
Het verlaagde fosfor- en eiwitgehalte
zorgt voor het behoud van een goede
nierfunctie,
trovet Mobility &
Geriatrics is leverbaar in zakken van 2,5
en 12,5 kilogram en is verkrijgbaar via
de dierenarts.

(0481) 47 02 40.

TROVET Dental voor
honden

trovet introduceert Dental voor
honden, een speciale droogvoeding
die aanwezig tandplaque vermindert
en de vorming van nieuw tandplak
en tandsteen voorkomt. Het ontstaan
van parodontale aandoeningen wordt
daarmee tegengegaan. Het is beschik-
baar als Dental voor grotere honden en
Mini voor kleinere rassen. Preventie
van tankplaque kan op drie manieren
plaatsvinden, mechanisch, chemisch en
antibacterieel. Deze droogvoeding com-
bineert deze manieren. Door een hoog
elastische structuur in combinatie met
vezels dringt de tand diep in de brok en
verbreekt de biofilm door de schurende
werking. Speciale mineralen voor-
komen de vorming en aanhechting van
tandplaque en tandsteen. De overige ac-
tieve ingrediënten remmen de activiteit

van plaquevormende bacteriën in de
mondholte,
trovet Dental en Dental
Mini zijn leverbaar in zakken van 2,5
en ro kilogram (alleen Dental) en zijn
verkrijgbaar via de dierenarts.

(0481) 47 02 40.

Drie \'pour-on\'-middelen
toegestaan

Door de inzet van lto Nederland heeft
het ministerie van
lnv opnieuw voor
drie \'pour-on\'-middelen vrijstelling
verleend. Deze geldt vanaf 16 juli 2008
tot I juli 2011 of vervalt wanneer het
product wordt geregistreerd in
Nederland. De fabrikanten Schering-
Plough Animal Health, Virbac en Inter-
vet bereiden een registratie-aanvraag
voor bij het Bureau Diergeneesmidde-
len. De middelen Sputop®, Butox® en
Tectonik® pour on mogen worden
ingezet bij herkauwers voor de
bestrijding van knutten in het kader
van blauwtong. In Nederland hebben
we alleen te maken met het blauw-
tongvirustype 8. Vaccinatie beschermt
niet tegen alle typen blauwtong en ook
worden niet alle dieren gevaccineerd.
Veel veehouders zullen daarom extra
maatregelen willen nemen om te
voorkomen dat hun vee ziek wordt.

www.lto.nl

Dermiel® wondspray

Na het succes van Dermiel wondzalf
introduceert
ast Farma ook Dermiel
wondspray: alle voordelen van een
hoogwaardige medicinale honing met
het gebruiksgemak en de hygiëne van
een spray. Zowel de wondzalf als de
wondspray bevat medicinale honing
met een zeer hoog enzymgehalte en
etherische oliën. Het heeft daardoor
een antimicrobiële werking, houdt
insecten op afstand en heeft een bittere
smaak waardoor het dier de wond met
rust zal laten. Dermiel wondspray is
geschikt voor de behandeling van
slecht helende wonden en huidproble-
men bij alle dieren en is leverbaar in
een sprayflacon van 100 milliliter.
www.astfarma.nl

Wijziging wachttermijn
Imaverol®

De wachttermijn van Imaverol®
(enilconazol) voor vlees en melk bij
rundvee en voor vlees bij paarden is
gewijzigd naar nul dagen. Imaverol® is
geregistreerd voor de behandeling van
huidschimmelinfecties bij rund, paard
en hond. Huidschimmels veroorzaken
een huidziekte bij runderen. De
typerende letsels komen vooral voor
op de kop, rond de ogen, en op de hals,
rug en flanken. Het is een koppelziek-
te die vaak een probleem vormt voor
het hele bedrijf. Een schimmelinfectie
kan onder andere leiden tot ernstige
beschadigingen aan de huid, die de
waarde van de vacht verminderen. Er
wordt drie- tot viermaal behandeld
met drie tot vier dagen tussentijd met
een emulsie van 0,2 procent werk-
zame stof. Eerst moeten eventuele
korsten worden verwijderd. Het wordt
aangeraden het dier de eerste keer
volledig te behandelen. Imaverol® is
vanaf r juli een voorschriftplichtig
diergeneesmiddel
(ura).

iahbnl(a)janbe.jnj.com

Circovac® in de prijzen

Het pcv2-vaccin Circovac®, ontwik-
keld door Merial
ah tegen de weg-
kwijnziekte
(pmws) bij het varken,
heeft dit jaar twee grote prijzen in
de wacht gesleept op de Britse Pig &
Poultry Fair. Het ontving op de \'fair\' in
Warwickshire (
uk) de prijs voor \'het
beste nieuwe product\' en won ook de
\'Product Innovation Award\' van het
tijdschrift Pig Marketing. De voor-
zitter van British Pig Executive
(bpex),
Stewart Houston, memoreerde hierbij:
"Uit de feedback van gebruikers blijkt
dat Circovac® heeft bijgedragen aan
een revolutie in de varkenshouderij.
Het verlaagt niet alleen het sterftecijfer,
maar ondersteunt ook de verbetering
van de productie. Wanneer deze trend
zich doorzet, zal het vaccin een enorm
positieve invloed hebben op de winst-
gevendheid van de varkensproductie."
andy.buglass(a)merial.com

-ocr page 146-

Is dat u ook wel eens
overkomen?

Deze week wilde ik afrekenen bij de benzinepomp. "Meneer Maathuis", zei de
man, "ik heb wat van de prijs gedaan, want anders wordt het wel erg duur voor
u." Is dat u ook wel eens overkomen? Nee natuurlijk niet! Alleen wij dieren-
artsen doen zulke dingen. Het siert onze beroepsgroep dat we de drang tot het
helpen van dieren zo hoog hebben staan. Maar ook wij kunnen niet zonder een
inkomen om van te leven.

Ook in de humane sector komt men steeds meer tot het besef dat zorg en
commercieel denken en handelen elkaar helemaal niet hoeven te bijten. Een
goede balans tussen de dienstverlening en een reële vergoeding is een essentiële
voorwaarde voor een gezonde praktijk.

Dierenartsen werkzaam in het bedrijfsleden hebben reeds jaren ervaring in
het combineren van commercieel denken en het voldoen aan de vraag van de
markt. Deze ervaring willen diB-leden niet alleen met elkaar maar ook met u en
de overige
knmvd-leden delen. Wij zijn tenslotte allemaal dierenarts en werken
bij, of zijn zelfs eigenaar van, een bedrijf.

voorzitterscolumn

DIB biedt haar leden (naast belangenbehartiging in de breedste zin), een
uitgebreid netwerk van collega\'s die in zeer uiteenlopende branches werkzaam
zijn. Het is van belang om toegang te hebben tot dit netwerk en ervaring en
kennis te delen. Om in deze groeiende behoefte te voorzien wil
dib dit netwerk
beter toegankelijk maken voor alle
knmvd-leden. U bent van harte welkom.

Hans Maathuis, voorzitter Dierenartsen in Bedrijfsleven,
http://dib.knmvd/home

Verslag studiereis seniorendierenartsen
2008 naar Denemarken

G.J. Schouten

In mei 2008 is er voor de tweede keer
een studiereis georganiseerd voor
seniordierenartsen onder begelei-
ding van Henk van Dam studie-
reizen. Vorig jaar bezochten wij
melkveehouderijen in Oost-Duits-
land met als cultureel toetje onder
andere Leipzig en Dresden. Dit jaar
ging de reis naar Denemarken. De
verwachtingen waren hooggespan-
nen. Helaas waren er dierenartsen
van het eerste uur die vanwege
gezondheidsklachten verhinderd
waren om mee te gaan.

De eerste dag overnachtten we in Ikast
op Jutland. De stemming zat er al goed

in, toen twee keer de hamlappen en de
aardappelen werden geserveerd. Ook
het bezoek aan Legoland, om de benen
te strekken na de lange bustocht, was
zeer de moeite waard.

gebruiken

Op Jutland bezochten we drie melkvee-
houderijen, een forellenkwekerij en een
veemarkt. Het verschil met Oost-Duits-
land is dat in Denemarken minder
wordt gewerkt met goedkope arbeids-
krachten en dat men meer automati-
seert Het eerste bedrijf werd geleid
door een Nederlands echtpaar uit
Noord-Brabant dat in een korte tijd een
prachtig bedrijf heeft gerealiseerd. De
mogelijkheden daarvoor waren
aanwezig door gunstige financiële
bankgaranties, gekoppeld aan de
gestegen grondprijzen. Juist door de
gestegen grondprijzen en de gunstige
financiële regelingen zijn er ook boeren
die weer naar Nederland terugkeren.
Emigratie en immigratie houden elkaar
momenteel dus in evenwicht, \'s Avonds
werd door het Nederlands echtpaar
dieper ingegaan op het typische Deense
gebruiken zoals het zingen en dansen
in de kerstnacht. Spontaan werd hierop
het Absyrtus\' gezongen en werd
voorgesteld om volgend jaar de
zangbundel mee te nemen.

mechanisatie

Het tweede bedrijf was een puur
Deens bedrijf met vergaande mechani-
satie zoals het mengen en de aanvoer
van het voer, het strooien van zaagsel,
de afvoer van mest, het borstelen van

-ocr page 147-

de dieren en het melken van de
koeien. Het is een vreemde ervaring
om dat laatste te zien.
Het derde bedrijf was een prachtig
nieuw bedrijf, geleid door een Neder-
landse bedrijfsleider en begeleid door
dierenarts 01e Rasmussen. Onze
collega ging, met een \'powerpoint\'-
presentatie in de stal, uitgebreid in op
de ontwikkeling van spuitende naar
begeleidende dierenarts. De kalveren
loeiden instemmend mee. De \'four
wheel drive\' zag hij echter veranderen
in 2cv. Met andere woorden: het valt
ook in Denemarken niet mee een
rendabel uurtarief te berekenen.
Verder blijft paratbc ondanks alle
voorzorgen en toegepaste scheidingen
een groot veterinair probleem. Onder
het genot van een drankje demon-
streerde Rasmussen uitgebreid hoe hij
via laparoscopie een lebmaagdisloca-
tie behandelde. In schril contrast met
het laatste bedrijf en uiteraard hierna
bezochten we een traditionele
veemarkt. Allerlei soorten vee werden
door middel van veiling verhandeld.
Ik weet zeker dat Marian Thieme hier
kamervragen over zou stellen

forellen

Behalve de melkveehouderij is
viskwekerij een manier om plantaar-
dige producten om te zetten in dierlijke
producten. Traditioneel gebeurt dat
voor forellen in visvijvers in stromende
beken wat een zware milieubelasting
oplevert voor de rivier en de omgeving.

Op het door ons bezochte bedrijf
stonden grote betonnen bassins met
een indrukwekkende machinekamer
die het water acht keer hergebruikte,
waardoor de omgeving minder werd
belast. De meststoffen gaven echter wel
een stankprobleem (rioolzuiverings-
stank). De levende forellen worden in
watertanks naar Duitsland geëxpor-
teerd om daar geconsumeerd te
worden.

slot

Na Jutland bereikten we Zweden, via
bruggen en tunnels over de Kleine en
Grote Belt en de Sont, waar we
overnachtten in Landskrona met een
avondwandeling om het slot. De Grote
Belt verbindt Funen en Sealand door
middel van een spoor en een onderwa-
tertunnel en is gerealiseerd in 1998:
een prestigeproject van een Neder-
lands consortium. Op de een na laatste
dag stond op het programma een
bezoek aan Kopenhagen. De Neder-
lands sprekende Britt bracht ons in
korte tijd op de hoogte van de konink-
lijke paleizen en standbeelden en de
Nyhavn. Terwijl het in Nederland
pijpenstelen regende, zaten de \'oudjes\'
te picknicken in het Deense Vondel-
park.

De laatste nacht overnachtten we
in Sleeswijk-Holstein waarna de reis
op culturele wijze werd afgesloten
met een bezoek aan het Felix Nuss-
baum museum in Osnabrück. Felix
Nussbaum (1904 tot 1944) laat in zijn
schilderwerk op indrukwekkende
wijze het onheil zien van de tweede
wereldoorlog: een aanrader en slechts
100 kilometer over de Nederlandse
grens. Samenvattend: een goede mix
van veterinaire en culturele onderwer-
pen en een goed en innovatief
reisbureau. Volgend jaar in mei zal er
ongetwijfeld weer een bus met
senioren vertrekken naar een nu nog
onbekende bestemming.

G.J. Schoute heeft zitting in de werk-
groep senioren reizen.

-ocr page 148-

GGL-column:

Actuele
dierziektes

Gerrit Hooijer

Drie dierziektes houden ons mo-
menteel in meer of mindere mate
bezig. Blauwtong is op het moment
van schrijven van deze column nog
niet aangetoond in Nederland, wel
in Zuid Duitsland en Spanje.

Er is op grote schaal gevaccineerd
tegen blauwtong, waarbij opvalt dat er
hier en daar bij veehouders nog forse
weerstand bestaat tegen welke
vaccinatie maar ook. Waren er voor de
vaccinatiecampagne vraagtekens of de
dierenartsen in Nederland de klus wel
konden klaren (deze vraag is als
zodanig aan de
knmvd gesteld), nu is
duidelijk dat de practici, in samen-
werking met de veehouders, goed
georganiseerd en efficiënt hun werk
hebben kunnen doen. Wel is het
jammer dat het vaccin tot half
augustus niet meer beschikbaar is.
Blijkbaar is het om wat voor reden dan
ook niet mogelijk om beschikbaarheid
(industrie) en behoefte (praktijk) zo
op elkaar af te stemmen dat de
campagne ongestoord en snel kan
worden voortgezet.

Q-koorts is een probleem van een
andere orde. De bacterie, die al langere
tijd bekend is in Nederland, gedraagt
zich momenteel op een wonderlijk
agressieve wijze. Omdat de epidemio-
logie van Q-koorts niet eenvoudig is,
wordt van de eerstelijnspracticus een
grote alertheid verwacht. Er geldt een
meldingsphcht voor schapen- en
geitenbedrijven, maar met name op
schapenbedrijven komt de gemid-
delde dierenarts (te) weinig, waardoor
de verantwoordelijkheid bij de
veehouder komt te liggen. Daarom is
voorlichting vanuit de overheid en de
standsorganisaties aan deze groep
veehouders in mijn ogen essentieel.

Tuberculose is de derde ziekte die
op dit moment actueel is. De Vakgroep
Gezondheidszorg Herkauwer heeft
vorig jaar september een bijeenkomst
georganiseerd over
mkz en tbc. De
reden was onze zorg dat
tbc op enig
moment Nederland zou kunnen
inkomen vanuit het Verenigd Konink-
rijk. Dat de practici die middag in de
minderheid waren ten opzichte van de
niet-practici was jammer en deed geen
recht aan de uitstekende presentaties.
De verslagen staan op de website van
de
vgh. De recente import van tbc
vond plaats hoewel de dieren afkom-
stig waren van gecertificeerd
tbc-vrije
bedrijven. Dit geeft eens te meer aan
dat certificering voor export aan alle
betrokkenen een grote verantwoorde-
lijkheid toekent: aan de dierenarts als
het gaat om de beoordeling van het
bedrijf en het invullen van de bedrijfs-
verklaring, aan de exporteur en de
VWA bij het opstellen van de verkla-
ring en de behandeling van de
ingevulde verklaring. Waar ik mij
steeds weer over verbaas, is de
gebrekkige documentatie waar
practici gebruik van moeten maken,
waarbij zowel het knullige taal-
gebruik als de inhoudelijke tekort-
komingen storend, ja eigenlijk
onacceptabel zijn.

Gerrit Hooijer is voorzitter van de vgh.

centrale registratie van

diergeneesmiddelengebruik

Op 30 juni is het lei-rapport \'Centrale
registratie van diergeneesmiddelen-
gebruik: een verkennende studie\'
gepresenteerd. Een belangrijke
doelstelling van de centrale registratie
van diergeneesmiddelen is voor alle
betrokkenen inzicht te krijgen in het
gebruik van antibiotica. Mevrouw
Verburg, minster van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, heeft het
lei enkele varianten van deze centrale
registratie laten onderzoeken.

In de aanbiedingsbrief van het
rapport aan de Tweede Kamer geeft zij
aan dat een echt centrale registratie
met volledige dekking alleen door de
overheid kan worden gerealiseerd. Als
alternatief noemt zij ook de mogelijk-
heid van een hybride systeem waarbij
ketenpartners, inclusief de overheid,
samenwerken. Zij noemt daarbij
Vetbase, het systeem dat door de
fidin, auv en knmvd is opgezet, als
veelbelovend.

De minister gaat naar aanleiding
van dit rapport in gesprek met diverse
sectoren over de (on)mogelijkheden
van de private systemen, de termijn
waarop registratie te realiseren is en
hoe de overheid daarbij kan faciliteren.
Meer informatie: portefeuillehouder
Ludo Hellebrekers, bureaumedewerker
Hugo de Groot.

Bulletin bestuur en bureau
nummer 7, juli 2008

profielschets leden
tuchtcollege

Het Tuchtcollege heeft het bestuur
van de
knmvd gevraagd om advies
voor een profielschets voor een nieuw
aan te dragen lid voor de Tuchtcollege.
Het bestuur acht het zorgvuldig zich
te onthouden van een oordeel om
daarmee zijn respect voor de on-
afhankelijkheid van het college te
bevestigen.

Meer informatie: portefeuillehouder
Ludo Hellebrekers en algemeen direc-
teur Herman Geertsen.

\'universal declaration of
animal welfare\'

Tijdens het congres over de positie van
de dierenarts in het maatschappelijk
debat over dierenwelzijn op de faculteit
Diergeneeskunde op ro september zal
de
knmvd samen met de faculteit de

-ocr page 149-

\'Universal Declaration of Animal
Welfare\' ondertekenen. De \'declaration\'
is een intentieverklaring over onze
plicht om dieren en de behoeften die ze
hebben voor hun welzijn, te respec-
teren en is opgesteld op initiatief van de
World Society for the Protection of
Animals. Reeds vele (inter)nationale
organisaties waaronder de
fve,
Federation of Veterinarians of Europe,
hebben de intentieverklaring onder-
tekend.

Meer informatie: portefeuillehouder:
Ludo Hellebrekers en bureaumede-
werker Joost van Herten

permanente educatie wordt

geautomatiseerd
In het voorjaar zijn enkele zeer
succesvolle cursussen aangeboden in
het kader van Permanente Educatie
Diergeneeskunde
(ped). Het najaars-
programma wordt nu voorbereid. Deze
zomer wordt gewerkt aan het auto-
matiseren van de hele systematiek van
cursusaanbod, inschrijven en factura-
tie, om efficiënt gebruik te kunnen
maken van nieuwe mogelijkheden.

In de maand juli testen contact-
personen vanuit de groepen en
medewerkers van het bureau het
systeem, dat in het najaar in gebruik
zal worden genomen. Via de websites
van de
knmvd en haar groepen kunt u
zich dan digitaal inschrijven en indien
gewenst online betalen. Informatie,
correspondentie, documenten en
evaluaties zullen u per e-mail bereiken.
Meer informatie: portefeuillehouder
Hans van Herpen en bureaumede-
werker Sjoerd de Vries.

Dierenarts in hart en nieren
en werkende moeder

H. Renée Chalmers Hoynck
van Papendrecht

Sinds 17 maart ben ik lid van het
ggg-bestuur, met als specifieke
taak: communicatie. In het dage-
lijkse leven ben ik werkzaam als
maat in de Dierenkliniek Nieuw
Den helder. Hierbij stelt ik me aan u
voor.

Ik ben dierenarts in hart en nieren en
tevens een werkende moeder met
twee dochters, Annemijn van 15 jaar
en Boudewien van
12 jaar, en heb
daarnaast een chocolate labrador
genaamd Dobber, met wie ik elke
ochtend, weer of geen weer, voor ik
naar mijn werk ga heerlijk over het
sublieme Helderse strand loop. En dat
is goed voor mijn evenwicht, in ieder
opzicht!

Ik werk sinds 1999 parttime
(75 procent) in een maatschap met
Koos Bettink in de Dierenkliniek
Nieuw Den Helder. In
2001 hebben wij
gezamenlijk een moderne kliniek
laten bouwen, waar het heerlijk en
efficiënt werken is.

Na in Nijmegen het Gymnasium te
hebben doorlopen wilde ik dierge-
neeskunde studeren. Ik werd echter
drie keer uitgeloot. In die periode heb
gehad in Werkendam, een beetje als
dokter Vlimmen. Heel leuk was het om
bij zonsopgang met een bootje met wat
koeien erop naar een eiland in de rivier
te varen, koeien overboord et cetera.

ik daarom mijn kandidaats biologie
gehaald, een studie die ik met veel
plezier heb gevolgd. In 1979 mocht ik
eindelijk beginnen met de felbegeerde
studie diergeneeskunde. In het jaar
wachttijd voor mijn co-schappen heb
ik onderzoek gedaan bij de vakgroep
Interne Geneeskunde. Ik ben afgestu-
deerd in 1986.

Na mijn studie heb ik stage gelopen
bij de vakgroep Bijzondere Dieren en
heb ik gedurende een jaar waargeno-
men in diverse praktijken. Dat heb ik
als zeer nuttig ervaren. Van 1988 tot
1998 heb ik een gemengde praktijk

Van 1993 tot 1999 was ik lid van de
commissie ethiek van de
knmvd en
uit dien hoofde lid van de Werkgroep
voor Fokken met Recreatiedieren van
het
lnv van 1995 tot 1999. Door
privéomstandigheden heb ik mij
daarna geconcentreerd op mijn
kinderen en mijn nieuwe praktijksitu-
atie. Nu alles op de rit staat en mijn
kinderen groter en zelfstandiger zijn,
is er gelukkig ruimte ontstaan om
weer iets bestuurlijks te doen. Mijn
werk in combinatie met mijn privé-
situatie (en zo\'n soort combinatie zie
ik bij veel van onze collega\'s) is ook
een goede voedingsbodem voor mijn
functioneren in het bestuur van de
ggg. Ik beschouw het als een grote
uitdaging om in deze bijzondere tijd,
waarin de diergeneeskunde volop in
beweging is, daarover mee te denken,
sturing te geven en tot concrete
verbeteringen te komen. Ik hoop echt
een positieve bijdrage te kunnen
leveren in het bestuur.

Ik houd mij uiteraard aanbevolen
voor uw opmerkingen en suggesties.
Die zal ik graag meenemen in mijn
werk in het bestuur.

H. Renée Chalmers Hoynck van Papen-
drecht is lid van het
GGG-bestuur
(mobiel: (06) 515 686 30, e-mail:
r.hoynck(a)wxs.nl).

-ocr page 150-

Sjirk van der Burg

* 21 november 1917 -1 Meppel, 7 juni 2008

Sjirk Franses van der Burg werd op 21 november 1917 als Friese boerenzoon
geboren in het dorp Langsweagen/Langezwaag, gemeente Opsterland, waar hij
zijn jeugd doorbracht. Met het oog op een voorgenomen studie theologie
werkte hij na de hbs (in Heerenveen) nog twee jaar voor het zogeheten extra-
neusexamen gymnasium, maar de eindkeus viel op diergeneeskunde. Sjirk
kwam net als ik in 19 3 8 aan in Utrecht en daar werden wij spoedig vrienden.

In september 1939 werd hij gemobihseerd, maar hij kon, zoals alle
dienstplichtige veterinairen, als militair (aspirant reserve-officier paarden-
arts) zijn studie voortzetten.

De Duitse inval van mei 1940 heeft Sjirk sterk aangegrepen. Zijn afkeer van
de bezetter en diens trawanten stak hij niet onder stoelen of banken. Voorjaar
1943 keerde hij zich fel tegen het tekenen van de zogeheten loyaliteitsver-
klaring. Omdat hij zich uiteraard ook niet meldde voor tewerkstelling in
Duitsland, betekende dat voor hem onderduiken en deelname aan het verzet.

Op zijn initiatief kwam het Friestalige verzetsblad \'Frysk en Frij\' tot stand.
Na de oorlog ging dit verder als regulier week-, later maandblad en tenslotte
(tot 1997) als tweemaandelijks magazine. De naam leeft voort in de uitgeverij
Frysk en Frij (sedert 1987).

De oorlog en bezetting hadden een grote emotionele \'impact\' op Sjirk. Na
de bevrijding viel het hem aanvankelijk moeilijk de draad van zijn studie
weer op te pakken.

Na zijn afstuderen in 1950 ging hij de grote-huisdierenpraktijk in en in
die periode heeft hij bij wijze van spreken geschiedenis geschreven.

Sjirk was Fries in hart en nieren. Als student nam hij al een prominente
plaats in in de landelijke federatie van Friese studentenverenigingen. Een
door hem aangevochten verkeersovertreding bracht hem in 19 51 voor de
kantonrechter in Heerenveen. Die meneer had een kwalijke reputatie wat
betreft de bejegening van eenvoudige mensen die zich voor zijn hoge rechter-
stoel uitdrukten in het Fries. Voor Sjirk was dat een reden temeer om
consequent zijn Friese moedertaal te gebruiken, waarop de rechter de zitting
schorste. Dit incident kreeg na een reeks verwikkelingen een \'politiek\'
vervolg, wat er op termijn toe heeft geleid dat het Fries de officiële status van
tweede rijkstaal heeft gekregen, met in de provincie Fryslan in bestuur en
rechtspraak dezelfde rechten als het Nederlands.

In 19 5 2 verwisselde Sjirk de praktijk in Lemmer voor de functie van
keuringsdierenarts aan het Openbaar Slachthuis in Utrecht en ini957 volgde
zijn benoeming tot hoofd van de vleeskeuringsdienst Noordwest-Veluwe in
Harderwijk. Deze functie heeft hij vervuld tot aan zijn pensionering in 1981.

In 1951 trouwde Sjirk met Wytske de Jong, afkomstig uit het buurdorp
Kortezwaag, uit welk huwelijk drie zoons werden geboren. Zij vormden een
harmonieus gezin. Na zijn pensionering hebben Sjirk en Wytske zich weer in
hun geboortestreek gevestigd, namelijk in Lippenhuizen, waar Sjirk op
7 juni van dit jaar is overleden.

Sjirk was in menig opzicht een bijzonder mens met een creatieve geest en
een veelzijdige belangstelling. Hij was tegelijk innemend en eigenzinnig,
integer, zeer plichtsbewust en bovenal trouw. Velen zullen zijn heengaan
betreuren en met sympathie en waardering aan hem terugdenken. Moge
deze gedachte Wytske, de kinderen en de kleinkinderen tot steun zijn.

in memoriam

\'Farwol, goede freon. Dyn namme nea yn üs gehügnis stjert.\'

Rein Strikwerda

-ocr page 151-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld:

Bardie, mevr.T; 2008; 3705 zp Zeist, Warande
194

Beek, mevr. H.A. van; 2007; 4254 ld Sleeuwijk,

Kerkeinde 26
Berne, mevr. A. van; 2008; 1012
rk Amsterdam,

Nieuwezijds Voorburgwal 173
Bessems, mevr. F.W.LC; 2008; 3572
bh Utrecht,

Biltstraat 98-bis
Boon, mevr. T.L.M.; 2003; 1463
lp

Noordbeemster, Oosthuizerweg 68
Boxtel, mevr. A.M.G.M. van; 2008; 4021
ab

Maurik, Garststraat 13
Fazilova, mevr. V.V.; 2008; 3584 DD Utrecht,

Cambridgelaan 465
Hanssen, mevr. A.M.W.M.; 1983; 6361
Ew Nuth,

Voorsterstraat 80
Klooster, mevr. A.;
2008;i56i rd Krommenie,

Lijnoliestraat 13
Lagendaal, mevr. A.; 2008; 3512
tg Utrecht, p/a

Pauwstraat 3
Tenten, mevr. D.; 2008:7216
pn. Kring van
Dörth, Wippert 10

sluitingsdata voor kopii

Aflevering I Deadline*
15-09-20081 maandag 101-09-2008
01-10-2008 Imaandagl 15-09-2008
15-10-20081 maandag 129-09-2008
01-11-2008 Imaandagl 13-10-2008

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(|)knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

2008
Augustus

20-24 WSAVA Ireland 2008. Locatie: Dubhn,
Ierland.

September
10-13 beva. Locatie: Liverpool, uk.
13 Symposium Feline Focus. Thema: \'Diarree
bij katten\'. Locatie: Congrescentrum De
Reehorst, Ede. Kosten Dierenarts: 185, - euro,
kosten assistente 115,- euro. Onderwerp
assistentendag: De kat centraal. Combinatie:
275, - euro. Zie ook onze website:
www.proveto.nl.
20 FelCan hondendag 2008. Locatie:

Collegezaal Gezelschapsdieren, faculteit
Diergeneeskunde. Tijd: 10.00 uur tot
15.30 uur. Toegangsprijs: 15 euro.
Aanmelding via www.felcan.nl.
23 De Fidin gaat van 09.00 tot en met 17.00 uur
in het Corpus te Leiden een symposium
organiseren met de titel "Wat maakt dieren
zoekt?" - duurzaam en verantwoord
produceren.
24-27
weva. Locatie: Guaruja, Sp Brazihë.
30-2 Congres Mastitis Control 2008: from
science to practice. Locatie: Den Haag.

Oktober

3 Jaarcongres k n m v d . Locatie: De Fabrique.

4 Negende Feline Symposium. Locarie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht. Tijd:
9.00 uur tot 17.00 uur. Kosten: dierenartsen
60 euro, studenten 15 euro, wetlabs 25 euro.

8 Symposium Eros, onder de zinspreuk:
Voortplanting een schot in de roos!?! Locatie:
hoorcollegezaal Interne geneeskunde Paard,
Uithof, Utrecht. Aanvang: 13.15 uur.
Informatie en inschrijven via de website:
www.vhiver.nl (symposium(|)vhiver.nl).

10 Najaarsdag ggp.

11 Dermatology Day Onderwerp: Dermatologie
bij hond en kat. Locatie: Conferentiehotel
kdk, Soesterberg. Kosten: Dierenarts 185,-
euro. Student: zie website www.proveto.nl

November

6-7 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten.
Parkhotel Kronsberg, Hannover Messe.
www.tiho-hannover.de

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2008

September

9 Najaarsvergadering regio West. Locatie:
Kantoor
knmvd te Houten.

16 Najaarsvergadering regio Oost. Locatie: De
Cantharel Van der Valk te Apeldoorn.

17 Najaarsvergadering regio Zuid. Locatie: Best
Western Hotel de Druiventros te Berkel-
Enschot.

18 Najaarsvergadering regio Noord. Locatie:
Van der Valk Drachten te Drachten.

Oktober

3 alv knmvd. Aansluitend jaarcongres.
Locatie: De Fabrique.

10 Sportdag knmvd.

10 dib sum Netwerkborrel. Locade: Utrecht.
10
gg p algemene ledenvergadering en

najaarsdag.
14
alv gkz. Locatie: Houten.

November

5 vierde veterinaire informatiedag voor
senioren. Locatie: Mereveld, Utrecht.

7 Commissiedag ggg. Locatie: Orpheus,
Apeldoorn.

Cursussen

2008
Augustus

27-31 lavg. The Orginal Basic Veterinary
Chiropractice Course. Module v: Integrated.
LocationL Sittensen, Northern Germany For
further information: www.i-a-v-c.com.

September

In September 2008 start de unieke opleiding:
Varkens Academy Deze training duurt tien
maanden. Voor meer informatie, een
totaaloverzicht van alle modules, of
inschrijven voor een losse module kunt u
contact opnemen met Han Teilegen op
telefoonnummer: 0318-643099 of mail naar
info(|)vmrpartners.nl.
8, 22 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

22 Module B \'24-25 Cursus \'Vruchtbaarheid en
voortplanting van het varken.\' Locatie;
Wageningen. Prijs: 995 euro. De
inschrijftermijn van de cursus eindigt o: 10
september 2008. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u de
brochure aanvragen bij Wageningen
Business School, Postbus 226,6700
ae
Wageningen, tel.: 0317-484093, fax:
0317-426547. Of stuur een e-mail naar: info.
wbs@wur.nl.

26 Workshop verdoven van wilde en

verwilderde dieren. Locatie: Ouwehands
Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00 uur tot 20.00
uur. Prijs: 450 euro, korting voor studenten:
50 euro. Informatie en opgave: zoomed@
zonnet.nl. Maak het cursusbedrag voor i
september over op Fostbankgironummer
3852760 ten name van ZooMed te Rhenen,
onder vermelding van workshop verdoven.

Oktober

6,27 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie; Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u. Module
B kunt u volgen als u in het bezit bent van het
certificaat of bewijs van deelneme van
module i \'toegepaste ethologie van de hond\'
of deel I \'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

21-23 International postgraduate workshop
\'Techniques for Writing and Presenting a
Scientific Paper\'. Locatie; Wageningen.
Kosten: 1475,- euro. Deadline for registration
is 3 October 2008. Online registration is
possible on the website http://www.wbs.wur.
nl. Further information can be obtained from
Wageningen Business School, P.O. Box 226,
6700
ae Wageningen, the Netherlands,
Phone -(•31-317-484093, telefax:
31-317-426547, e-mai: info.wbs@wur.nl.

30-31 Cursus Agrarische bedrijfsadvisering in
de Veehouderij: de adviseur in een
dynamische landbouwwereld georganiseerd
door Wageningen Business School. Kosten
1295 euro. De kosten van cursusmateriaal,
koffie/thee, lunches en diner op de eerste
dag zijn ingegrepen. De inschrijftermijn
eindigt op 6 oktober 2008. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl.

November

6,7 en 21 Training \'Interacrief voor de groep!\' Het
ambacht om kennis tot werking te brengen
en de kunst van het trainen. Plaats:
Wageningen: Kosten: 1650 euro.
Inschrijvingen en inlichtingen: Nadere
informatie en mogehjkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u de
brochure aanvragen bij Wageningen Business
School, Postbus 226,6700
ae Wageningen,
tel.; 0317-484093. Fax: 0317-426547. Of stuur
een e-mail; info.wbs@wur.nl.

-ocr page 152-

Dopharma is een dynamisch bedrijf dat op basis van eigen kennisbronnen veterinaire farmaca ontwikkelt, registreert en produceert.
Zowel in het binnen- als buitenland biedt Dopharma een uitgebalanceerd pakket diergeneesmiddelen aan.

Binnen Dopharma Research B. y. worden registratiestudies verricht Hiertoe beschikt Dopharma Research over 2 laboratoria en een proefstal.
De onderzoeken worden uitgevoerd in overeenstemming met de GLP principes.

Wegens uitbreiding van ons multidisciplinaire research team, zijn op zoek naar een:

WIJ BIEDEN

• uitdagende en veelzijdige functie

• inspirerende werkomgeving

• uitstekende primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
INFORMATIE

Voor meer informatie over de functie kunt u contact opnemen met
Irma Middelhof, Managing Director van Dopharma Research B.V.,
telefoonnummer -i- 31 (0) 162 58 2000.

Mocht u belangstelling hebben voor deze vacature en herkent u zich in
bovengenoemd profiel, dan zien wij uw sollicitatie t.a.v. Vivian Couwenberg,
afdeling Personeelszaken (e-mail: pz@dopharma.com),
graag binnen 2 weken na publicatiedatum tegemoet op onderstaand adres:

Bezoek ook onze site: www.dopharma.com

Dopharma Research B.V.

Postbus 205

4940 AE Raamsdonksveer
NEDERLAND

DOPHARmn

HET ANTWOORD OP EEN ONGEWENSTE DRACHT

Alizin:

• Flexibele behandelperiode: Do-D45 na dekking

• Simpel protocol: 2 injecties met 24 uur tussentijd

• Hoge effectiviteit

• Hoge mate van veiligheid

\\/irL>efc

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Alizin REC NL 10157. Werkzame stof: 30 mg aglépristone per ml injeccievl oei stof (arachideolie). Indicatie: abortusinductie O tot en
met 45 dagen na dekking. Doeldier: hond. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info@virbac.nl

Pluimveepraktijk Zuid-Nederland bv

Pluimveepraktijk Zuid-Nederland BV is een organisatie van gespecialiseerde, erkende pluimveedierenartsen.
Ter versterking van ons enthousiaste team, zijn we op dit moment op zoek naar een........

Pluimveedierenarts m/v

Wij zoeken een enthousiaste dierenarts, met uitgebreide interesse in de
pluimvee, met goede contactuele eigenschappen en die in staat is te
anticiperen in een markt die onder druk staat.
Wij zijn een praktijk met een vooruit strevende visie, waarin advies,
management en laag diergeneesmiddel verbruik hoog in het vaandel staat.
Een pluimveedierenarts binnen Pluimveepraktijk Zuid Nederland
bv is
verantwoordelijk voor zijn eigen groep klanten, ondersteund door een
management programma en een uitgebreide database.

Sollicitatie en informatie

Wil je meer informatie over deze vacature of wil je reageren?
Neem dan contact op met Albert Weekers, telefoon 06 51403392
of via pzn(a)poultry.nl

www.pluimveepraktijken.nl

-ocr page 153-

Wij zijn op zoek naar een

REGULATORY/QUALITY
AFFAIRS MANAGER

die zich gaat bezighouden met alle
intern voorkomende werkzaamheden op
het gebied van:

■ product-registraties

• samenstellen van registratie-dossiers

■ onderhouden van dossiers

■ aanvragen en begeleiden van
registratie-procedures

• onderhouden van de interne
registratie database

■ technische aangelegenheden

■ product-technische vragen

■ ondersteuning van product introducties

■ indien voorkomend het geven van
lezingen en schrijven van artikelen

■ kwaliteit

• in-process controles

■ onderhouden van het GMP-systeem,
waaronder specificaties en reviews

■ voorbereiding van vrijgiftes voor
verzending van orders voor

de Qualified Person

:::::
:::::.
:::::::.

;;;!■■

DutchFarm

International BV

Wij zoeken voor deze functie een
veterinair specialist die:

■ de studie diergeneeskunde heeft afgerond

■ interesse heeft in en affiniteit heeft met
het uitvoeren van literatuuronderzoek

■ goede kennis heeft van de Engelse en
de Nederlandse taal

■ over eigenschappen beschikt om goed
contact te kunnen onderhouden met
distributeurs, autoriteiten en leveranciers

Ervaring is geen vereiste. Een part-time
dienstverband behoort ook tot de mogelijk-
heden. Spoedige indiensttreding is gewenst

Geïnteresseerden, die zich kunnen plaatsen
binnen het kader van de functie-eisen,
roepen wij op schriftelijk te solliciteren:
Dutch Farm International BV
t.a.v. de heer M.A.M. Breed, directeur
Postbus 10 • 1394 ZG Nederhorst den Berg
E: mail@dutchfarmint.com

Voor meer informatie:
T: 0294-257525
I: www.dutchfarmint.com

Dutch Farm International BV is een bedrijf dat
onder haar eigen "Dutch Farm" label generieke
diergeneesmiddelen exporteert. Met een klein
team collega\'s verzorgen wij de export naar
ongeveer 45 landen in Afrika, Centraal- en Zuid-
Amerika, Azië en Oost- en Zuid-Europa.

Dierenartsenpraktijk de Gouwe is een gemengde
praktijk met locaties in Gouda, Waddinxveen en
Boskoop.

Wij zoeken op korte termijn een gemotiveerde
collega wegens zwangerschapsvervanging en
uitbreiding van onze praktijk. Welke

dierenarts m/v

vindt het een uitdaging om in een gemengde
praktijk te werken. Het zwaartepunt in onze praktijk
ligt bij de kleine huisdieren, gevolgd door
herkauwers en paarden.
Zowel fulltime als parttime dienstverband is
mogelijk binnen onze praktijk. Associatie is later
eventueel ook bespreekbaar.

Voor nadere toelichting kunt u contact opnemen
met een van bovengenoemde dierenartsen op
telefoonnummer: 0182-510958.
Uw schriftelijke sollicitatie voorzien van CV
kunt u binnen veertien dagen richten aan:
DAP de Gouwe, Kattensingel 17, 2801 CA Gouda.

DIERENARTSENPRAKTIJK
r DEGOUWE

Diergeneeskundig
Centrum

De Slinge

0348 - 401 175

DIERENARTSEN
PRAKTIJK WOERDEN

Diergeneeskundig centrum De Slinge is een gemengde praktijk
I waar dertien dierenartsen werkzaam zijn. Wij werken steeds meer
I diersoortgericht. De praktijk heeft twee hoofdvestigingen en drie
i dependances. Onze praktijk is gelegen in de mooie Achterhoek,
:ieen ideale omgeving om te ontspannen na gedane arbeid.

\' Voor ons gezelschapsdierenteam, waarin nu vijf dierenartsen
werkzaam zijn, zoeken wij een zelfstandig werkend

Dierenarts (m/v)

Wij bieden een dienstverband van ongeveer 30 uur. Beloning
volgens cao dierenartsen.

Naast de dagelijkse praktijk en diensten (gezelschapsdieren) is in
overleg enige deskundigheid in deelgebieden gewenst.
Reacties binnen veertien dagen t.a.v. H.S. van der Berg D.G.C.
De Slinge, Berkenlaan 55b 7064
hn Silvolde.

D.A.R Woerden is een landbouwhuisdierenpraktijk,
met voornamelijk rundvee, waarin drie dierenartsen
werkzaam zijn. In verband met het vertrek van een collega
zijn wijop zoek naar een

Dierenarts landbouwhuisdieren

- onze voorkeur gaat uit naar iemand met ervaring;

- het is een fulltime functie;

- bij gebleken geschiktheid behoort associëren tot de
mogelijkheden.

Je sollicitatie vergezeld van cv kun je schriftelijk
of per e-mail sturen naar:

dap Woerden Handelsweg loa 347 Idz Kamerik
E-mail: dapwoerden(|)xs4all.nl.

-ocr page 154-

Hij voelt zich thuis in parken en plantsoenen, laat zich gemak-
kelijk voeren en is lief voor kinderen. Probleem is alleen
dat de Raphus cucullatus, beter bekend als de Dodo, ruim
drie eeuwen geleden is uitgestorven. Kunnen we hem, met
behulp van gentechnologie, weer tot leven wekken?
Zo ja, zouden we dat moeten doen? Wat is de zin ervan?

Het zijn vragen waar onze studenten, docenten en onderzoekers graag
hun tanden in zetten. Nadenken over het dierlijk en menselijk\'genoom\'
leert ons heel veel, bijvoorbeeld over ziektepreventie en nieuwe
medicijnen. Maar ook over ethiek. Want iets kunnen, betekent niet
automatisch dat je het ook moet willen. In de collegezalen, laboratoria,
werkkamers en restaurants van de Universiteit Utrecht wordt over dit
soort vraagstukken nagedacht en gediscussieerd. Dat leidt vaak tot
nieuwe gezichtspunten. Die opnieuw bediscussieerd, getoetst en door-
gegeven worden. Want onderzoek hoort bij onderwijs. En andersom.
Het zijn de twee pijlers waarop onze universiteit rust. De Universiteit
Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines.
Op tal van terreinen werken deze nauw met elkaar samen. Juist op
het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af.
Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers
die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire cultuur.
In concreto gaat het om:

» SPECIALIST IN OPLEIDING VOOR
DE SPECIALISATIERICHTINGEN:
REPTIELEN, KLEINE ZOOGDIEREN
OF VOGELGENEESKUNDE

Het departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, onderdeel
van de faculteit Diergeneeskunde, is op zoek naar een specialist in
opleiding (1,0 fte). Uw taken bestaan uit het In toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg, het onderwijs en het onder-
zoek van het departement. U volgt tijdens de aanstelling een opleiding
die voldoet aan de eisen van het European College of Zoological
Medicine. De opleiding Is verweven met de patiëntenzorg en het onder-
wijs van vogels en bijzondere dieren van het departement. U bent
afgestudeerd dierenarts en u hebt in Utrecht of elders een roulatie
gevolgd van minimaal 12 maanden of u bent ten minste twee jaar
werkzaam geweest in een goed geoutilleerde kleine huisdierenpraktijk.
U beheerst de Nederlandse taal in woord en geschrift. Het salaris
bedraagt maximaal € 2.688,- bruto per maand in het derde jaar en
tevens laatste jaar van de opleiding.

Meer informatie: dr. J.T. Lumeij, hoofdopleider Vogelgeneeskunde,
telefoon (030)253 1800.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 155-

HET EERSTE CORTICOSTEROID
DAT EFFECTIEF IS IN DE HUID
EN NERGENS ANDERS

Hydrocortisonaceponaat (HCA) behoort tot de nieuwe
generatie corticosteroïden voor de huid:

• activatie, opslag en afbraak in de huid

• geen waarneembare systemische bijwerkingen

• makkelijk toepasbare spray

-tJi
- ^

\\/irl^ét<=

CORTAVANCE"

ALLE VOORDELEN ZONDER DE NADELEN

à

CORTAVANCE

0,584 mg/ml

HUIOSMIAY, OPLKSINC
VOOR HONDEN
SPRAY (L0SUNC)2UR
ANWENOUNC AlF OeR
HAUT FÜAHUNCX

I

Productinformatie: Cortavance EU/2/06/069/001. Samenstelling: hydrocortisonaceponaat 0,584 mg/ml. Doeldier:
hond. Indicaties: symptomatische behandeling van inflammatoire en jeukende dermatosen. Conlra-indicatles: niet
toepassen op huidzweren.
Kanalisatie: UOA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 156-

nieuw en

uniek

/Cv -

Slentrol, een uniek op maat
gemaakt gewichtbeheersings-
programma voor honden met
overgewicht en obesitas:

G Maandelijkse evaluatie van de doserit
in de dierenartspraktijk |

Ê Mag worden voorgeschreven tot het
gewenste gewicht is bereikt (maxima
12 maanden)

Met Slentrol kunt u:

Een veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken

^ Het aanleren van een gezondere
^ leefstijl gemakkelijker maken

mm

fi

GEWICHT

SLENTROL®, WERKZAME STOF: dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UDA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20, 50 en 150 ml) • DOELDIER: hond • INDICATIES: hulpmiddel bij de behandeling van overf
en obesitas bij volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal geviichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWUZE EN DOSl
de aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0,05 mg/kg aanvankelijk lichaamsgewicht (0,01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal mi\'s) verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4
therapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijks aangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
en de dosis van het product mag een maximum van 0,2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mg/kg dirlotapide) niet overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of meteen kleine hoeveelheid
voer • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase. drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of ^^ i" ■ \'
een van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoïdie of hyperadrenocorticisme, en katten, vanwege
het risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of -dysfunctie, dient de leverfunctie beoordeeld
te worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
te worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
worden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren weer
in gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van braken,
diarree of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
Er zijn bij de doeldieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient ondemvorpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
BEWAREN: in de oorspronkelijke container. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN; braken, soms vergezeld gaande van
verschijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, niet geassocieerd
met histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameters • VERDERE INFORMATIE; zie bijsluiter, of neem
contact op met Pfizer Animal Health (e-mail; secretariaat.ahgepfizer.com)

^y^» Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Posltius 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.weknowyoucare.nlinto@pflzerah.com

slentrO

dirlotapide

MINDER GEWICHT. MEER PLEZ

-ocr page 157-

Kansen en uitdagingen

Ook vanuit een zonnig Menaggio aan het Comomeer is diergeneeskundig
Nederland niet ver weg. De inhoud van dit tijdschrift overziende, denk ik aan
Italië waar ik dit editorial schrijf, waar men al jaren met blauwtong leeft en
waar nu ook gevaccineerd wordt tegen type 8. Ook in Nederland hebben we
blauwtong nog niet onder controle. De vrijwillige vaccinatiestrategie heeft als
risico dat er gaten vallen. Dat is in Noord-Nederland blijkbaar het geval gezien
meerdere uitbraken van de ziekte. Vaccineren blijkt nog hard nodig om uit-
braken te voorkomen.

Maar Nederland heeft te kampen met weer een nieuwe uitdaging: Q-koorts.
Zorgelijk, maar niet onoverkomelijk. En wat kan beter illustreren dat een sterke
diergezondheidszorg nodig is? Weer blijkt hier overigens dat er nog geen vaccin
beschikbaar is, mogelijk in 2009, of eerder onder een uitzonderingsregeling.

De situatie lijkt wat dat betreft op blauwtong. Zijn we voldoende voorbereid
en is het een aanvaardbaar risico dat we niet voor alle agentia vaccins voor-
handen hebben? Of moeten we ons monitoringssysteem beter koppelen aan
vaccinontwikkeling? Ik denk dat het goed is eens goed te kijken naar de actuele
dreigingen en de te voorspellen beschikbaarheid van werkzame en veilige
vaccins voor die ziekten.

Het wetenschappelijke artikel over de \'flying scapula\' en het effect van
selenium en vitamine E mag u niet overslaan. Voor het eerst in Nederland
aangetoond en een kundige documentatie: verbazend dat vitaminedefïciënties
vandaag de dag nog kunnen voorkomen!

We maken in dit nummer ook kennis met een nieuwe bacterie: Acrobacter,
verwant aan de Campylobacter. Een zoönotisch agens, dat als commensaal bij
landbouwhuisdieren aanwezig is, maar soms aanleiding geeft tot maag-darm-
problemen. Besmette voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong lijken de meest
waarschijnlijke infectieroute voor de mens. De toekomst en aanvullend
onderzoek zullen leren hoe we met deze pathogeen om moeten gaan.

Maar ons vak is ook economisch in ontwikkeling; het artikel over de
veterinaire markt vanuit economisch perspectief is leerzaam. Geen gezonde
praktijkuitoefening zonder gezonde financiën.

Kortom, dit nummer kan u mogelijk inspireren nieuwe kennis op te doen en
qua vak en qua financiën het beste te halen uit uw praktijk of andere veterinaire
bezigheden.

NMvD

Ik wens u veel leesplezier.

Remco Schrijver

-ocr page 158-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(|)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr L.|. Hellebrekers (voorzitter, algemene

zaken, beroepsintegriteit)
Drs. L[. den Otter (vice-voorzitter, sociaal

economische zaken en media)
Drs. H.R.C. Gostelie (penningmeester, financiën)
Drs. H. van Herpen (professionele kwaliteit)
Drs. A.j.G. den Hertog (dierziektenbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid,

volksgezondheid en automatisering)
Dr M.A. Willemen (verenigingszaken en dieren-
welzijn)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.f. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. K. Meijer (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr R. Boosman
Dr R. Kuiper
Dr R.S. Schrijver
Dr E. Teske
Dr J.H. Vos
Dr M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad
Dr EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr R De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr E van Knapen (Utrecht)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30,3500
aa Utrecht,nr 55 5048 861 ene en e
bank n.v., Postbus Ssioo, 3508 ac Utrecht, nr

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516 BC Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties;
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
a e Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)419794 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knm vd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier- !
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: DaniëlJe van den Berg

-ocr page 159-

Deel 133 • Aflevering 17-1 september 2008

Ruptuur van de musculus ventralis (Flying Scapulas) als symptoom
van spierdystrofie in een koppel Holstein-Frysian pinken op een
Nederlands melkveebedrijf

KW. Jobse, R.J. Bou wstra en M. Holzhauer 704

Arcobacter, een mogelijk nieuwe pathogene bacterie voor de mens

H.T.K. Ho, LJ.A Lipman en W. Gaastra 712

Q-koorts: een uitdaging voor de veterinair/öte« HciwueW 718
Veulens gezocht: inventarisatie van Lawsonia intracellularis bi] het

paard Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan 720
Uiergezondheidswijzer ugcn: een goed begin is het halve werk!

Gerrit Hooijer 721

De veterinaire markt vanuit economisch perspectief Sjouke Kazemier 722

Nieuws van de auv Veterinaire Mediatheek 724

BPw-lidmaatschap telt mee op de arbeidsmarkt 726
Veterinaire ergonomie: een kwestie van lijfsbehoud Madeion van Weeren-

Bitterling 727
Ingezonden: Que sera C.R Buitenhuis, M. Schaafsma, B.A.M. Austie,
j4. Maaskant, F.E.M. de Swart, S.E.A.G.M. van der Bijl-Custers,
M.F.R. Brummelhuis-Thybaut, J. Ramaker-Schutte, M.B. Melchior,

M.A.H. Boezema n en S. Va n Dieten 728

Reactie op ingezonden brief Ludo Hellebrekers 728

Boekbespreking: Following Orders Frans van Knaapen 728

Uitgelicht: Vlijm en snepper 728

cursussen en congressen ..... ZoönosenvanaWedag AndréKleinmeulman en Roel Goutinho 729

Permanente Educatie Gezelschapsdieren 2008-2009 Monique Megens 730

\'Schaalvergroting in de veehouderij... Does size matter?\' 731

knmvd ..... Resultaten enquête ledenservice knmvd mei 2008/oostya« Herfen 734

rubrieken ..... Uit de redactie 701

Nieuws 710

Veterinair tuchtrecht 717

Nieuws uit de industrie 732

Voorzitterscolumn 734

Personalia 736

Oraties en promoties 736

Jubilea 736

Deadline kopij 736

wetenschap

voor de praktijk

in veterinair verband

praktiik in bedrijf

Doorlopende agenda 736

L

-ocr page 160-

Ruptuur van de musculus serratus
ventralis (Flying Scapulas) als symptoom
van spierdystrofie in een koppel Holstein-
Friesian pinken op een Nederlands
melkveebedrijf

K.W. JohseR.J. Bouwstra " en M. Holzhauer •

Tijdschr Diergeneeskd 2008: 704-708
Overige artikelen

samenvatting

Een week nadat een koppel van dertig pinken (anderhalf
tot tweeënhalf jaar oud) naar buiten was gedaan, werd de
plaatselijke practicus door de veehouder geconsulteerd. Bij
het bezoek aan het melkveebedrijf werden in het koppel
drie pinken van ongeveer 24 maanden oud aangetroffen
met een in het oog springende klinische afwijking, die in
de literatuur een aantal keren is beschreven met de term
\'Flying Scapulas\'. Oorzaak van deze aandoening is ernstige
spierdystrofie met een ruptuur van de musculus serratus
ventralis als gevolg. Van deze dieren bleek bij nader
onderzoek dat ze in het bloed zowel een selenium- als een
vitamine E-tekort vertoonden. Na opstallen en extra
suppletie van vitamine E en selenium zijn er in dit koppel
pinken geen nieuwe gevallen van spierdystrofie
(sd) meer
waargenomen. De twee dieren met de meest ernstige
verschijnselen hebben zich niet hersteld.

Voor zover bekend bij de auteurs is dit de eerste keer
dat er bij dieren met \'Flying Scapulas\' zowel een vitamine
E- als een seleniumdefïciëntie werd aangetoond. Boven-
dien is het de eerste keer dat in Nederland het voorkomen
van deze specifieke uitingsvorm van
sd wordt beschreven.

summary

Rupture of the ventral serrate muscles (Flying Scapulas) as a
symptom of muscular dystrophy in Holstein-Friesian heifers
on a Dutch dairy farm.

Within a week of being turned out to pasture, 5 of 30 heifers
displayed a symptom described in the literature as "Flying
Scapulas". The cause of this symptom is severe muscular
dystrophy, with subsequent rupture of the ventral serrate

I Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek, Holkerweg 52,
3861 PB Nijkerk (Corresponderend auteur).

II Departement Gezondheidszorg Landbouwliuisdieren, faculteit Dier-
geneeskunde, Utrecht.

iii gd, Postbus 9,7400 aa Deventer.

muscles. Blood analysis revealed a deficiency of both vitamin E
and selenium in all three heifers. No new clinical cases of
muscular dystrophy were observed after the animals were
housed and given vitamin E and selenium supplements.
As far as is known, this is the ftrst report in which a deficiency of
both vitamin E and selenium was found in animals with the
clinical symptoms of Flying Scapulas. This is the first description
of Flying Scapulas in cattle in the Netherlands.

introductie

Niet infectieuze degeneratieve aandoeningen van spier-
weefsel worden samengevat met de term myopathic.
Oorzaken van myopathieën bij runderen kunnen bijvoor-
beeld genetisch (dystrofie van het diafragma bij
mrij-
runderen), ischaemisch (\'downer cow syndrome\') of
nutritioneel zijn (17).

Een myopathic bij rundvee van nutritionele oorsprong
is acute, dan wel subacute (enzoötische) spierdystrofie
(
sd), ook wel \'White Muscle Disease\' genoemd. De oorzaak
van deze vorm van
sd is een vitamine E- en/of een sele-
niumdefïciëntie (17). Skeletspierdegeneratie kan zich
khnisch uiten in bijvoorbeeld verzwakking, moeilijk
opstaan en het vertonen van een stijve gang. Daarnaast
kan bij jonge kalveren acute sterfte optreden als gevolg
van degeneratie van het myocard (i, 14,17).

Klinisch-chemisch is de beschadiging van spierweefsel
te herkennen aan een verhoogde serumactiviteit van
creatinekinase
(ck), ook wel creatinefosfokinase (cpk)
genoemd, een enzym dat specifiek in spierweefsel voor-
komt (2, 5,11).

sd treedt met name op als naast een deficiënte vitamine
E- en seleniumvoorziening ook andere risicofactoren
aanwezig zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om snelgroeiende
(jonge) dieren, een hoge concentratie van onverzadigde
vetzuren in het rantsoen en een plotselinge toename van
de spierbelasting (17).

Een bijzondere uitingsvorm van sd is het fenomeen dat
een aantal keren in de literatuur is omschreven als \'Flying
Scapulas\'. Deze specifieke term is voor het eerst gebruikt
bij de beschrijving van
sd bij Holstein-Friesianrunderen in
Engeland (12, r 3) en later ook bij vleesvee in de Verenigde
Staten (9). Het gaat hier om oudere kalveren en pinken die
als gevolg van
sd aan beide zijden een ruptuur van de
musculus serratus ventralis hebben opgelopen. Deze

-ocr page 161-

spieren, die aanhechten aan zowel schouderblad als
ribwand, dragen de thorax als een hangmat. Bij verscheu-
ring van deze spieren ontstaat een typisch klinisch beeld
van schouderbladen die ver boven de ruglijn uitsteken en
bij beweging los lijken te zitten (3). Uit de literatuur blijkt
dat bij sommige dieren met deze afwijking een vitamine
E- (13) dan wel een seleniumdeficiëntie (9) is aangetoond.
Andere auteurs konden echter geen link leggen met een
vitamine E- en/of seleniumgebrek (12).

Aandoeningen die ook van belang zijn wanneer men
denkt aan acute degeneratieve spieraandoeningen, zijn
bijvoorbeeld \'post exercise\'-rhabdomyolyse, paralyse van
de nervus thoracicus en overbelastingsmyopathie (15). In
dit artikel wordt de benaming \'Flying Scapulas\' gebruikt
omdat deze term het best de acute kliniek van spierdystro-
fie bij de pinken weergeeft.

De sd is een gevolg van een verminderde antioxida-
tieve capaciteit in spierweefsel. De kettingreactie van
radicaalproductie in de spiercellen wordt niet doorbroken,
waardoor er oxidatieve celschade ontstaat en daardoor
celschade(i7,18).

Vitamine E is een vetoplosbaar antioxidant (10), dat
bestaat uit acht natuurlijk voorkomende tocopherolen en
tocotrienolen, waarvan a-tocopherol biologisch de meest
actieve component is (8). Daarom wordt de vitamine
E-status vaak uitgedrukt als de concentratie a-tocopherol
in het bloed. Het zorgt voor stabiliteit in membranen en
voorkomt ongewenste peroxidatie (10).

Selenium is nodig voor de werking van het antioxida-
tieve enzym glutathionperoxidase
(gsh-px). Vitamine E en
gsh-px werken op verschillende plaatsen in de cel. gsh-px
werkt, omdat het wateroplosbaar is, in het cytosol.
Vitamine E is vetoplosbaar en is daarom actief in de lipide
membranen (8). Een belangrijke functie van beide
systemen is het beschermen van onverzadigde vetzuren,
die erg gevoelig zijn voor oxidatieve schade (19). Vanwege
de vergelijkbare functies zijn de behoeften aan vitamine E
en selenium deels van elkaar afhankelijk. Een hoge
opname van vitamine E via voer kan de behoefte aan
selenium enigszins reduceren en vice versa. De bescher-
ming van cellulaire membranen door vitamine E verlaagt
de behoefte aan
gsh-px. Dit gebeurt doordat vrije radicalen
al in de membraan worden gereduceerd, waardoor deze
niet meer in het cytosol terechtkomen. Andersom
vermindert een hoge
gsh-px-activiteit in het cytosol de
behoefte aan vitamine E in membranen. Vanwege de
verschillende aangrijpingspunten en oplosbaarheden zijn
de beide nutriënten echter niet volledig inwisselbaar (21).

Vitamine E komt vooral voor in voedermiddelen die
rijk zijn aan meervoudig onverzadigde vetzuren. Goede
bronnen zijn plantaardige oliën, kiemolie, graanbijproduc-
ten die de kiemen bevatten, en bladrijke voedermiddelen.
Het gehalte aan vitamine E in voedermiddelen is zeer
variabel en onder meer sterk afhankelijk van seizoens-
invloeden. Bij de verwerking en opslag van verschillende
voeders treden verliezen op (7). Gras drogen gaat bijvoor-
beeld gepaard met grote vermindering van de hoeveelheid
vitamine E (50 tot 80 procent). Snel drogen en inkuilen
geeft minder verlies (16). Maar ook gedurende de opslag
vermindert de hoeveelheid vitamine E. Het aan voeders en
mineralen toegevoegde synthetische dl-a-tocopheryl
acetaat is bijvoorbeeld veel stabieler dan het natuurlijke
vitamine (4). Langdurig geconserveerde kuil en hooi
kunnen dus voedermiddelen zijn met een laag gehalte aan
vitamine E.

Het seleniumgehalte van voedergewassen is vooral
afhankelijk van de bodemconcentratie van selenium (20).
Selenium is in de natuur meer gekoppeld aan klei dan aan
zand en kalk. In de bodem komt selenium niet voor als los
seleen-ion, maar is het meestal aanwezig in oxidevorm
(seleniet). Na een bemesting met selenium in de vorm van
seleniet blijft het seleniet niet lang opgelost in het
bodemvocht, maar wordt het grotendeels licht gebonden
door organische stof of kleidelen in de bodem. Selenium
spoelt daarom na een bemesting niet snel uit. Selenium is
slecht beschikbaar voor de plant in veengronden en
bodems met een slechte zuurstofhuishouding, hoge
grondwaterstand of wateroverlast, en op zure bodems (20).
Daarnaast is voor de opname van selenium uit de darm
ook de concentratie van elementen als bijvoorbeeld
sulfaat van belang (18).

In deze bijdrage wordt het fenomeen \'Flying Scapulas\'
als uitingsvorm van
sd voor het eerst in Nederland nader
beschreven, waarbij een verband wordt vermoed met een
deficiëntie van zowel vitamine E als selenium.

casuïstiek

Deze casus speelde zich af op een melkveebedrijf in de
omgeving van Nijkerk. Het bedrijf omvatte een veestapel
van r2o Holstein Friesiankoeien en 75 stuks jongvee. Het
jongvee werd vanaf een leeftijd van vijftien maanden tot
aan het afkalven in één groep gehouden met daarbij twee
Holstein Friesianstieren.

Gedurende winter 2006/2007 en voorjaar 2007 werd
deze groep jongvee gehuisvest in een ligboxenstal op een
andere locatie dan het melkvee. De voeding bestond in
deze periode uit kuilgras ad libitum. Dit kuilgras was in
augustus 2005 gewonnen van weinig bemest grasland op
veengrond met een dunne laag klei. Deze kuil is niet
geanalyseerd. Naast kuilgras zijn in deze periode geen
andere voedermiddelen of additieven verstrekt.

Op r 5 juni 2007 is een groep van dertig pinken,
variërend in leeftijd van 17 tot 28 maanden, plus de twee
dekstieren, naar buiten gegaan op etgroen. De oudste
pinken in deze groep en de twee dekstieren hadden in
2006 ook weidegang gehad. De rest van de pinken had
geen ervaring met grazen.

Op 23 juni riep de veehouder zijn dierenarts in consult
omdat er twee oudere pinken \'met het lijf tussen de
schouderbladen\' liepen. Daarnaast vond de veehouder de
groep angstig en zei hij dat de dieren de hele dag zoek-
gedrag vertoonden. Bij algemene inspectie leek het koppel
in redelijke conditie. De pensvulling van een deel van de
pinken was echter matig en ze weidden niet, in tegenstel-

-ocr page 162-

ling tot de twee dekstieren. Er waren twee pinken (pink A
en pink B) die opvielen vanwege het zich afzonderen van
het koppel en de afwijkende locomotie. Bij beide pinken
waren de borstkas en hals gezakt ten opzichte van het
schouderblad, waardoor de ruglijn van de staartbasis naar
voren toe schuin afliep. Daarnaast viel op dat de pinken
met de voorpoten wijd uiteen stonden. Bij het belasten van
de voorpoten kwamen de schouderbladen ongeveer
10 centimeter boven de ruglijn uit (foto). Deze dieren
bewogen zich moeizaam voort en pink A kon niet lang
staan. Bij beide pinken bevond zich achter de linker
elleboog een afgeplatte forse zwelling met een doorsnede
van 25 centimeter. Punctie van deze zwelling bij pink A
leverde bloederig vocht op. Bij nadere inspectie van het
koppel was er nog een dier, waarvan het schouderblad \'te
los\' leek te zitten. Deze pink (pink C) vertoonde verder
echter minder ernstige symptomen. Alle aangetaste
pinken waren bij aanvang van de klachten 24 maanden
oud.

Op basis van de waarschijnlijkheidsdiagnose (acute
spierdystrofie, mogelijk veroorzaakt door vitamine E- en
seleniumdeficiëntie in combinarie met overbelasting) is
geadviseerd het koppel op te stallen en te starten met het

i Eurovet Nederland b.v.. Bladel.

voeren van een voorjaarskuil van 2006 en jongveeminera-
len.

Ter ondersteuning van de waarschijnlijkheidsdiagnose zijn
bij de klinisch afwijkende pinken bloedmonsters afgeno-
men voor de bepaling van het gehalte aan vitamine E en de
gsh-px-activiteit. Deze bloedmonsters zijn verzonden naar
de
gd voor bepaling van het gehalte aan vitamine E en de
activiteiten van
gsh-px en ck. Na bloedafname werden alle
dieren aansluitend intramusculair geïnjecteerd met 10 milli-
liter Etosol-Se^ per dier. Dit komt overeen met 85 tot 130
milligram a-tocoferolacetaat en 2,6 tot 3,9 mg natriumsele-
niet-pentahydraat per 100 kilogram lichaamsgewicht.

Op 26 juni is pink A geëuthanaseerd. Dit dier kon niet
meer staan en herstel werd onwaarschijnlijk geacht.

Op 13 juli bracht de dierenarts opnieuw een bezoek aan
deze groep pinken. Het koppel leek toen goed in conditie,
het baarkleed oogde glanzend en de pensvulling was goed.
Pink B leek zich in het koppel redelijk te redden en
bewoog zich iets makkelijker voort dan tijdens het eerste
consult. De schouderbladen waren echter nog net zo
beweeglijk en staken nog even ver boven de ruglijn uit. In
verband met de slechte prognose voor verder herstel is
deze pink op ro augustus voor slacht aangeboden. Pink C
leek op 13 juli klinisch volledig te zijn hersteld.

Bij dit bezoek zijn van de pinken B en C opnieuw
gehepariniseerde bloedmonsters afgenomen om bij
gd het
gehalte aan vitamine E en de activiteiten van
gsh-px en ck
te laten bepalen.

resultaten van bloed- en sectieonderzoek

De resultaten van het bloedonderzoek staan in tabel i.

De drie pinken met klinische afwijkingen hadden in
eerste instantie een verhoogde plasma
ck-activiteit.
Daarnaast hadden ze alle drie een te laag gehalte aan
vitamine E en een verlaagde
gsh-px-activiteit. Drie weken
later had pink B een nog hogere plasma
ck-activiteit. Bij
pink C was op dat moment de
gsh-px-activiteit laag-
normaal.

Tijdens de slacht van pink B werden de volgende
macroscopisch waarneembare afwijkingen aangetroffen:
de musculus serratus ventralis aan de linkerzijde was
volledig geruptureerd. Hierdoor lag het schouderblad aan
die zijde compleet los van de thorax. Tussen het linker
schouderblad en de thorax bevond zich een grote hoeveel-
heid bindweefsel en een aantal seromen. Aan andere
skeletspieren, het hart en het diafragma werden verder
macroscopisch geen afwijkingen gezien.

discussie

Op het rundveebedrijf zijn bij drie pinken uit een groep
van dertig pinken kort na het begin van de weidegang
verschijnselen gevonden die wezen op een meer of minder
ernstige beschadiging van de aanhechting van de spieren
aan de schouderbladen. Het gegeven dat de symptomen
optraden bij een aantal pinken tegelijk en dat bij de
aangetaste dieren de klinische afwijkingen in meer of
mindere mate aan beide zijden voorkwamen, maakt een
systemische oorzaak van dit probleem waarschijnlijk.

-ocr page 163-

Datum

monstername

Pink

ck

gsh-px

Vitamine E

23-06-07

A

10552

38

3.2

23-06-07

B

634

30

2,4

23-06-07

C

890

40

7,1

13-07-07

B

705

169

10,4

13-07-07

C

88

100

12,8

Referentiewaarde (11):

13-235

120-600

> 7.4

Eenheid;

U/L

U/g Hb

|xmol/L

Tabel i. De plasma-activiteiten van creatininekinase (ck). glutathion-
peroxidase
(gsh-px) en het gehalte van vitamine E in het bloed van drie
pinken met het klinische beeld van Tlying Scapulas\'.

In de literatuur wordt een relatie gesuggereerd tussen het
optreden van afwijkingen aan de aanhechting van het
schouderblad en een deficiëntie van vitamine E en/of
selenium (3,14,17). Uit het bloedonderzoek blijkt dat het
gehalte aan vitamine E en de
gsh-px-activiteit bij deze
pinken beneden de normwaarden lagen (11,14).

Om de hoeveelheid spierschade te kunnen inschatten,
is in deze bloedmonsters ook de
ck-activiteit bepaald. De
bij pink A gemeten plasma
-ck-activiteit duidde erop dat
bij dit dier sprake was van een aanzienlijke spierbeschadi-
ging. Op basis van de bij pink B gevonden
ck-activiteit
leek de spierschade bij dit dier mee te vallen. Bij patho-
logisch onderzoek bleek echter dat bij deze pink de linker
musculus serratus ventralis nagenoeg compleet geruptu-
reerd was.
ck komt vrij bij spiercelschade (5). Een verkla-
ring voor de relatief lage
ck-waarde bij pink B kan zijn dat
bij dit dier geen extra schade meer kon ontstaan omdat de
spier al compleet geruptureerd was.

Het door de veehouder waargenomen onrustige gedrag
van de groep pinken (de dieren bleven de hele dag door
lopen) werd mogelijk deels veroorzaakt doordat een deel
van de dieren niet gewend was te weiden. Ook kan de
spierpijn, die de dieren zeer waarschijnlijk hadden ten
gevolge van
sd, een rol hebben gespeeld bij dit onrustige
gedrag.

Het is aannemelijk dat bij deze groep pinken een
deficiëntie van zowel selenium als vitamine E, gecombi-
neerd met excessieve activiteit, de oorzaak is van
sd. Bij de
drie klinisch afwijkende pinken leidde de
sd door een
gehele of gedeeltelijke verscheuring van de musculus
serratus ventralis vervolgens tot het beeld van \'Flying
Scapulas\'. Of de verscheuring van deze spieren ook zonder
de genoemde deficiënties had kunnen optreden, blijft een
punt van discussie. Het is echter niet aannemelijk dat door
enkele dagen te grazen de gevolgen van de ernstige
vitamine E- en seleniumdefïciëntie kunnen worden
tenietgedaan. Het duurt bij een veranderende vitamine
E-opname zeker een aantal dagen voordat de bloed-
waarden zijn gestabiliseerd (6). De seleniumconcentratie
in het bloed is bovendien onafhankelijk van de opname
van vers gras. Als de kuil deficiënt was aan selenium dan
zal ook het verse gras hoogstwaarschijnlijk niet toe-
reikend zijn (20).

Door het koppel weer op te stallen, parenteraal
vitamine E en selenium te verstrekken en de voeding aan

te passen, zijn de vitamine E- en seleniumplasmaconcen-
traties genormaliseerd, zo bleek drie weken later uit het
bloedonderzoek. Dit heeft echter bij pink B in deze drie
weken niet geleid tot een daling van de plasma
ck-activi-
teit en klinisch herstel. Kennelijk ging de spierbeschadi-
ging bij deze pink door ondanks de genomen maatregelen.
Pink C is uiteindelijk klinisch geheel hersteld.

Het klinische symptoom \'Flying Scapulas\' als gevolg
van SD is slechts enkele keren eerder beschreven. Dit is
echter de eerste keer dat een indicatie is gevonden dat het
voorkomen van \'Flying Scapulas\' mogelijk gerelateerd kan
worden aan zowel een vitamine E- als een seleniumdefi-
ciëntie. In eerdere publicaties werd geen verband gevon-
den met een vitamine E- of seleniumdeficiëntie (12), of
werd alleen een vitamine £-(13) dan wel een selenium-
deficiëntie (9) aangetoond.

Het tekort aan vitamine E en selenium bij deze groep
pinken is achteraf gezien het gevolg van het gevoerde
deficiënte rantsoen tijdens de stalperiode.

conclusie

Het is zeer waarschijnlijk dat in de beschreven casuïstiek
een deficiëntie van zowel selenium als vitamine E in
combinatie met excessieve activiteit ernstige spierdystrofie
heeft veroorzaakt met een ruptuur van de musculus serratus
ventralis tot gevolg. Dit praktijkvoorbeeld maakt duidelijk
dat ondanks alle beschikbare kennis over vitaminen en
mineralen er nog steeds tekorten kunnen voorkomen en dat
jongvee niet mag worden vergeten bij het maken van een
rantsoenberekening. Daarnaast is deze casus een illustratie
van de noodzaak om kalveren te \'leren grazen\'.

literatuur

1. Ammerman CB and Miller SM. Selenium in Ruminant Nutrition:
A Review.) Dairy Sci 1975; 58(10): 1561-1577.

2. Anderson R Selenium/vitamin E deficiency In Pract 1979; i (2): 25-28.

3. Andrews AH, Blowey RW, Boyd H and Eddy RG; Eds. Bovine Medicine,
2nd ed. Blackwell Science, Oxford, 2004: p 451.

4. Blatt DH, Pryor WA, Mata JE and Rodriguez-Proteau R. Re-evaluation of
the relative potency of synthetic and natural alpha-tocopherol;
experimental and clinical observations. J Nutr Biochem
2004; 15 (7):

380-395.

5. Bohlmeyer TJ, Wu AH and Ferryman MB. Evaluation of laboratory
tests as a guide to diagnosis and therapy of myositis. Rheum Dis Clin
North Am r994; 20 (4); 845-856.

6. Bouwstra RJ, Goselink RMA, Dobbelaar P, Nielen M, Newbold JR and
Van Werven T. The Relationship between Oxidative Damage and
Vitamin E Concentration in Blood, Milk and Liver Tissue from
Vitamin E Supplemented and Nonsupplemented Periparturient
Heifers. J Dairy Sci 2008; 91:977-987.

7. Brand A, Stewart RJE and Peeters KAM. Monitoring vitamin E status in
ruminants. Vol. i. Bergh Books, Giethoorn, 2006.

8. Brigelius-Flohe R, Kelly FJ, Salonen JT, Neuzil J, Zingg JM and Azzi A.
The European perspective on vitamin E; current knowledge and
future research. Am (Clin Nutr 2002; 76
(4): 703-716.

9. Buergelt CD, Sisk D, Chenoweth PJ, Gamboa J and Nagus R. Nutritional
myodegeneration associated with dorsal scapular displacement in
beef heifers. J Comp Pathol 1996; 114
(4): 445-450.

10. Burton GW and Traber MG. Vitamin E; antioxidant activity,
biokinetics, and bioavailability Annu Rev Nutr 1990; 10; 357-382.

11. gd Praktijkmap Herkauwers, gd, Deventer, 2005.

12. Gunning RF and Walters RJ. Tlying scapulas\', a post turnout
myopathy in cattle. Vet Ree 1994; 135 (18); 433-434.

13. Hannam DAR, Holden LR, Jeffrey M and Twiddy N. Flying scapula of

-ocr page 164-

cattle. Vet Ree 1994; 134(14): 356.

14. Handleiding Mineralenvoorziening Rundvee, Schapen en Geiten.
Commissie Onderzoek Minerale Voeding,
cvb (Centraal Veevoeder-
bureau), Lelystad, 2005: pp 145-149.

15. Harris P. Equine rhabdomyolysis syndrome. In practice 1989; 11: 3-8.

16. Kirmae A and Carpena C. Level of vitamin E in some conventional
feed stuffs and the effect of genetic variety, harvesting, processing, and
storage. Acta Agric Scand 1973; 19:162.

17. Radostits OM, Blood DC and Gay CC. Veterinary Medicine, 8th ed.
Balliere Tindall, London, 1994: pp 1408-1418.

18. Smart ME, Gudmunson J and Christensen DA. Trace Mineral

Deficiencies in Cattle: A Review. Can Vet J 198t; 22: 372-376.

19. Smith KL, Hogan JS and Weiss W?. Dietary vitamin E and selenium
affect mastitis and milk quality [ Anim Sci 1997; 75 (6): 1659-1665.

20. Terry N, Zayed AM, Souza MP and Tarun AS. Selenium in higher
plants. Annu Rev Plant Physiol Plant Mol Biol 2000; 51:401-432.

21. Weiss WP, Hogan [S, Smith KL and Hoblet KH. Relationships among
selenium, vitamin E, and mammary gland health in commercial dairy
herds. J Dairy Sci 1990; 73 (2): 381-390.

Artikel ingediend: 10 december 2007

Artikel geaccepteerd: 5 juni 2008

Gelukkig heeft zijn baas de Proteq
Dier G Zorg Verzekering afgesloten.

Komt het bij u in de praktijk ook voor dat een klant een nood-
zakelijke operatie niet uit loot voeren omdot hij het geld niet
heeft?
nis de klant voor zijn hond of kat de Proteq Dier C Zorg
Verzekering afsluit, don hoeft hij zich geen zorgen meer te
maken. Een prettige zekerheid.

Uit onderzoek blijkt dat ais de praktijk
veel klanten heeft met een huisdieren-
verzekering, het rendement van de praktijk
hoger is dan van praktijken waar weinig
klanten hun huisdier verzekerd hebben.
Praat er eens over met uw klanten.
Ze zullen het op prijs stellen.

)

Proteq helpt je groog om meer
verzekerde klonten te krijgen

Wilt u ook meer verzekerde klanten?
Proteq helpt u graag om dit te realiseren.
Samen met u en de collega\'s in de
praktijk gaan we aan de slag om uw
doelstelling te realiseren. Meer weten?
Mail naarwalter.boer@proteq.nl

.nl

reaal

-ocr page 165-

• Korte wachttijd

• Snelle en Intense werking

• Breed inzetbaar in de praktijk

WHDEXON\' RAPIDEXON\'

\'•"TBi --- j-K—

ICort

0,1 mg/kg lichaamsgewicht, overeefikomend met 0,S ml/10 kg. Voor behandding van primaire ketose bil mndvpt; Afhankelijk van de grootte van de koe
en de duur van de symptomen wordt een dosering aanbevolen van 0,02 tot 0,04 mg.\'kg lichaamsgev^cht, overeenkomend met S-10 ml per koe
toegediend via intramuKulaire iniectie.
Vow inleiding van het afkalven: 0,04 mg/kg lichaamsgewicht, overeenkomend met 10 ml per koe als eenmalige
intramusculaire injKtie na dag 270 van de dracht. Vw <k van <?nüttKifig v»i Ot met een

eenmalige intra-articulaire, intrabursale o( lokale injectie bij paarden. Dosenng: 1-S ml. Wachttermijnen: : Rundvee (orgaan) vlees: 7 dagers. Runctvee
n>elk:
72 uur. Varkens (orgaan) vlees: 2 dagen. Paarden (orgaan) vlees: 11 dagen. Speciale waarschuwingen: Speciale waarxhuvyingen voor gefanjik bt|
(jjere
n: De respons op een lange-termijnb^andeling moet met regelmatige tussenpozen door een dierenarts wwden gecontroleerd. Behalve in geval-
len van Ketonemie en inleiding van hel afkalven, l^t corticosteroid toediening eerder tot vert)etering van de klinische symptomen dan tol genezing
Na intra-articulaire toediening, dient het gewricht gedurende een maand te worden geïmmobiliseerd en operatie van het gewricht mag niet plaatsvin-

diereh toedienIn geval van accident^ gifinjectie, dient men onmiddeilijk een arts le raadple^ en hern/haar de bijsluiter te tonen. Zwangere vrou-
wen mogen dit diergeneesmiddel niet toedierten.
Cet>fijik li|dens dracht, lactatie o> leg: 0^)ruik van het product lifdens de dracht vmdt afgeraden,
teruij het doel is het afkalven in te leiden.
Iq^ery^ies met andere ger>eesmiddelen en andere vormen van interactie: CeK^tijdig gebruik met niet-steroide
anti-mflammatoire get>eestniddeien kan zweren m het maagdarmkanaal doen verergeren. Aar>ge2ien corticosteroïden de immuunrespons voor
vaccinatie kunnen vermir>deren. dient men dexamethason niet te gebruiken in combinatie met vaccim ol binnen twee weken na vKcinatie.
Overrtosenno: Bij
paarden kan een overdosis sloomheid en lethargie veroorzaken. Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Uilsluitend op diergeneeskundig voorschrift
verkrijgbaar. Naam en adres van de houder van de vergunning voor hel in de handel brengen en de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte, indien
verschillend: Eurovel Animal IHeaIth BV, Handelsweg 2S, S531 AE Bladel. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij de betreffende onderneming.

An\\ma\\ Health

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00, www.eurovetanimalhealth.com

-ocr page 166-

Jolle Kirpensteijn
benoemd tot hoogleraar

Per I augustus 2008 is folie Kirpen-
steijn benoemd tot hoogleraar weke
delen chirurgie van gezelschaps-
dieren. Deze zogenaamde strategische
leerstoel is ingesteld voor vijf jaar en
heeft als officiële doelstelling het doen
van onderzoek naar \'surgical tissue
repair\'. Kirpensteijn zal de komende
vijf jaar zorgen voor de inbedding van
het chirurgieonderzoek in het
facultaire onderzoeksprogramma
\'tissue repair\'. Professor Kirpensteijn
zal de helft van zijn tijd besteden aan
het onderzoeksdeel. De overige tijd is
weggelegd voor onderwijs, patiënten-
zorg en coördinatie van de weke delen
chirurgie.

Geen fusie asg en gd

In februari zijn de Animal Sciences
Group
(asg) van Wageningen ur en de
Gezondheidsdienst voor Dieren
(gd)
een onderzoek gestart naar de wijze
waarop een intensievere samenwer-
king tussen beide organisaties vorm
kon worden gegeven. Uit het onder-
zoek is gebleken dat er weliswaar
goede inhoudelijke mogelijkheden zijn
om de samenwerking te versterken,
maar dat er voor de meest vergaande
integratie in de vorm van een fusie
geen overeenstemming kon worden
bereikt met betrekking tot de wijze van
aansturing, zeggenschap en afbakening
van publieke en private taken. De
partijen hebben besloten op inhoude-
lijke thema\'s de samenwerking verder
te versterken en gezamenlijke activitei-
ten te ontwikkelen.
gd

ec vim-c a-congres

Van 4 tot en met 6 september 2008
organiseert het European College of
Veterinary Internal Medicine samen
met de bij haar aangesloten vereni-
gingen voor de achttiende maal haar
jaarlijkse congres. Voorzitter van het
ecvim-ca-C0ngres is Paul Mandigers.
Het Europese congres voor veterinaire
interne geneeskunde wordt ditmaal
gehouden in de prachtige stad Gent
(België). Drie dagen lang zijn er vijf
zalen met ruim 50 uitgenodigde
sprekers, meer dan 100 \'abstracts\' en 65
posters. Het is bij uitstek een congres
voor de gezelschapsdierenarts die zich
toelegt op de interne geneeskunde. De
onderwerpen worden op specialistisch
niveau besproken. Het congres draagt
geen \'continued education\'-karakter.
Meer informatie over de onderwerpen,
de sprekers en de locatie kunt u vinden
op de website van het
ecvim:
www.ecvimcongress.org.

Paratuberculosebacterie
bij Crohnpatiënten

Patiënten met de ziekte van Crohn
hebben een zevenmaal grotere kans
op de aanwezigheid van de bacterie
Mycobacterium avium subspecies
paratuberculosis(
ma?) in hun darm-
weefsel vergeleken met gezonde
controles. Deze bacterie is de veroor-
zaker van paratuberculose. Behande-
ling van patiënten met antibiotica
tegen Mycobacteriumsoorten leidde
bij sommigen tot een afname van de
symptomen. Volgens een rapport van
de American Academy of Microbio-
logy is meer onderzoek nodig naar de
rol van
map bij de ziekte van Crohn.
Zo zou moeten worden bepaald of
mensen met deze bacterie in aan-
raking komen door het eten van
besmet vlees of besmette melkproduc-
ten en of
map zelf de ziekte van Crohn
veroorzaakt of alleen zorgt voor een
verergering van de symptomen. Wat
onderzoek nog in de weg staat, is
het ontbreken van betrouwbare
diagnostiek.

Sciencedaily.com

Negende symposium
feliene geneeskunde

Het Feline Symposium vindt dit jaar
iets later plaats dan gebruikelijk. Het
symposium is bedoeld voor praktise-
rend dierenartsen met interesse voor
de kattengeneeskunde. Ook dit jaar
streven de organisatoren weer naar
een goede prijs-kwaliteitverhouding.
U wordt verwacht op het Feline
Symposium op zaterdag 4 oktober
aanstaande. Een kleine impressie van
het programma: de dag begint om
8.30 uur met twee interactieve \'mini
wetlabs\'. Deze bieden u de mogelijk-
heid om interactief en onder begelei-
ding van een specialist in te gaan op
radiologische of hematologische
casuïstieken. Er is slechts een beperkt
aantal plaatsen voor deze \'wetlabs\' dus
geldt: vol is vol! Het reguliere program-
ma begint om 10.00 uur. Onderwerpen
van de lezingen zijn onder andere
\'Haemoplasmafeli^, \'Paraneoplastic
syndromes in cats\', \'Top ten potentio-
nal intoxications in cats\', \'Feline
Gingivostomatitis... a challenging
disease\', \'Feline Upper Respiratory
Disease\' and \'Wound Repair\'. De dag
zal duren tot ongeveer 17.00 uur.
Lunch is inbegrepen. De toegangsprijs
bedraagt 60 euro, voor de \'wetlabs\'
betaalt u 25 euro (maximaal één
persoon). Kijk voor meer informatie
op: www.felinesymposium.nl.

Wel of niet zijn

Op 10 september organiseert het
Platform Diergeneeskunde en
Samenleving samen met
dsk een
discussiebijeenkomst over de rol van
de dierenarts in de het debat over
dierenwelzijn, onder de titel \'Wel of
niet zijn; de rol van de dierenarts in de
welzijnsdiscussie\'. Allereerst zullen
door korte inleidingen vanuit
knmvd,
faculteit Diergeneeskunde en het
ministerie van
lnv, de probleemstel-
ling en mogelijke oplossingsrichtin-
gen worden geschetst. Aansluitend zal
men per sector (landbouwhuisdieren,
gezelschapsdieren, paard) en in
samenspraak met vertegenwoordigers

-ocr page 167-

uit de sector (niet-dierenartsen)
discussiëren over de op te lossen
problemen. De leidende vraag hierbij
is wat de rol is van de dierenarts in de
discussies rondom het aanpassen van
het management aan de behoeften
van het paard, de houderijsystemen en
management bij landbouwhuisdieren
en de wenselijkheid van \'doorgescho-
ten\' raskenmerken bij gezelschaps-
dieren. De discussies zullen worden
geleid door een vertegenwoordiger
vanuit de faculteit waarbij een
sectorvertegenwoordiger de positie en
visie van de sector zal verwoorden.
Gezamenlijk wordt gewerkt aan een
samenvattende conclusie. De eindcon-
clusies zullen worden ingezet voor het
verder vormgeven van het
knmvd-
beleid. De bijeenkomst vindt plaats in
de collegezaal Gezelschapsdieren,
vanaf r5.3o uur tot 19.30 uur. De
kosten voor deelname bedragen 5 euro
voor studenten en 20 euro voor
dierenartsen, te betalen aan de zaal.
Aanmelden is mogelijk via n.enden-
burg(a)uu.nl.

Inschrijven ped online

Voortaan kunt u zich via de website
van de
knmvd online inschrijven voor
de cursussen in het kader van de
Permanente Educatie Diergeneeskun-
de
(ped). Naast het eigenlijke inschrij-
ven kunt u ook via de website betalen.
Wat betekent dit nu precies in de prak-
tijk? Als u geïnteresseerd bent in het
volgen van een cursus of bijvoorbeeld
het jaarcongres of de sportdag van de
knmvd kunt u online het totale
programma bekijken. U kunt zich op
deze website direct inschrijven en als
u kiest voor een betaling via
ideal
kunt u direct uw factuur voldoen. De
organisatoren van een cursus kunnen
via dit systeem informatie, correspon-
dentie, documenten en evaluaties
uitzetten, waardoor een hoge efficiën-
tie wordt behaald. Ga voor meer
informatie naar www.knmvd.nl. Het
najaarsprogramma van de
ped is overi-
gens bijna afgerond en is te bekijken
op de website van de
knmvd.

Maagdarminfecties
biologische melkschapen

Biologische melkschapenhouders
hebben in 2007 te maken gehad met
vergelijkbare maagdarmwormbesmet-
tingen als reguliere schapenhouders.
Dit suggereert onderzoek van de
Animal Sciences Group. Beide vormen
van schapenhouderij hebben te
maken met dezelfde soorten maag-
darmwormen. De wormeitellingen in
2007 laten zien dat de eersteworpsooi-
en het meeste risico lopen op een hoge
maagdarmwormbesmetting. Een
belangrijke oorzaak hiervoor is de
verminderde mogelijkheid om
weerstand op te bouwen door geen of
onvoldoende weidegang als lam, al
dan niet in combinatie met te vaak
ontwormen.

Biokennis

Blauwtongvaccinatie
Noord-Nederland

In het noorden van Nederland zijn tot
half augustus vijf gevallen van
blauwtong vastgesteld, alle op niet
gevaccineerde bedrijven. Bij een
overleg in Den Haag waar de
knmvd
bij aanwezig was, is hierop verontrust
gereageerd,
lto en het ministerie van
lnv zullen dierhouders, die nog niet
hebben laten vaccineren, oproepen dit
alsnog te laten doen. De
kn m vd
verzoekt de dierenartsen een actieve
rol te spelen in het benaderen van
dierhouders en de oproepen van
lto en
LNV te ondersteunen. Daamaast wordt
benadrukt dat blauwtong aangifte-
plichtig is.

Tjeerd Jorna president

wva

Dr. Tjeerd Jorna is op 30 juli 2008
tijdens het 29ste World Veterinary
Congress in Vancouver gekozen tot
president van de World Veterniary

Association (wva). Hij is de opvolger
van Amerikaan Leon Russell.

Op bet congres, met als thema
\'Celebrate our diversity\', waren
dierenartsen aanwezig uit alle
windstreken. De rode draad door het
congres werd gevormd door het \'one
world, one medicine, one health\'-
concept. Dit heeft als doel de veteri-
naire en humane belangen bijeen te
brengen. De Federation of Veterina-
rians of Europe
(fve) zet zich sinds
een aantal jaren in voor dit concept.
Tjeerd Jorna, van 2003 tot 2007
voorzitter van de
fve, wordt door zijn
verkiezing in staat gesteld zich de
komende drie jaar op mondiaal niveau
in te zetten voor \'one world-one
health\'.

Prionen overleven in
bodem

De prionen die bij schapen scrapie
veroorzaken, kunnen tot meerdere
jaren overleven in de weidegrond en
op die manier nieuwe dieren infecte-
ren. Het is niet bekend of de prionen
die BSE en andere prionziekten
veroorzaken, net zo resistent zijn als
de scrapieprionen. Wetenschappers
mengden bodemmonsters met
prionen. Na 29 maanden konden ze
nog steeds prionen aantonen. De
geïsoleerde prionen hadden een zeer
korte incubatietijd. Alle schapen die
de besmette bodemgrond kregen,
werden ziek. Schapen kunnen zelfs
geïnfecteerd raken via het opper-
vlaktewater, hoewel de kans op een
infectie via die route veel lager is.

Sciencedaily.com

Rectificatie

In het in memoriam van de heer Sjirk
van der Burg in het Tijdschrift van
15 augustus 2008, pagina 694, is de
plaats van overlijden verkeerd
weergegeven. Dit moet zijn Lippen-
huizen, en niet Meppel. De redactie
betreurt deze vergissing.

-ocr page 168-

Arcobacter, een mogelijk nieuwe
pathogene bacterie voor de mens

H.T.K. HoLj.A Lipman\' en W. Gaastra "

Dit artikel beschrijft de mogelijk voor de mens patho-
gene bacterie Arcobacter en de rol die dieren en voe-
dingsmiddelen van dierlijke oorsprong spelen in de
verspreiding van deze bacterie. Daarbij wordt het
laatste onderzoek naar deze bacterie samengevat, zoals
dat is beschreven in het proefschrift van dr. Ho:
Arcobacter, what is known and unknown about a potential
foodbome agent

In 1991 is een nieuw geslacht van bacteriën beschreven,
het genus Arcobacter, dat verwant is aan Campylobacter

(1). Voor die tijd werden deze bacteriën op grond van hun
morfologie aangeduid als Campylobacterachtige organis-
men. Arcobacters zijn gramnegatieve, gebogen, staaf-
vormige bacteriën die tussen 0,2 en 0,9 micrometer (|i.m)
breed zijn en 0,5 tot 3 |xm lang. De bacteriën vormen geen
sporen en bezitten een enkele polaire flagel aan één of
beide uiteinden van de bacteriecel (figuur i). In tegenstel-
ling tot Campylobacter zijn de Arcobactersoorten aeroto-
lerant en is hun optimale groeitemperatuur 30 graden
Celcius. De leden van het genus Arcobacter komen voor
op veel verschillende plaatsen. De \'prototype\'-stam van
het geslacht Arcobacter,
A. nitrofigilis, is een stikstoffixe-
rende bacterie, die in symbiose leeft met de wortels van de
in zoutwatermoerassen voorkomende plant
Spartina
altemiflora. A. halophilus
is een obligaat halofiele bacterie,
die uitsluitend groeit bij hoge zoutconcentraties en is
geïsoleerd uit een lagune op Hawaï met extreem hoge
zoutconcentraties. Drie andere soorten,
A. butzleri,

A. cryaerophilus en A. skirrowii, worden voornamelijk
aangetroffen bij zowel zieke als gezonde dieren en
mensen. In het geval van ziekte worden deze bacteriën
voornamelijk geassocieerd met enteritis en soms met
bacteraemie. De eerste beschreven isolatie van Arcobacter
was echter uit geaborteerde foetussen van runderen en
schapen.
A. cibarius is tot nu toe uitsluitend geïsoleerd van
karkassen van kippen.
A. butzleri, A. cryaerophilus en
A. skirrowii worden veel gevonden in zowel voedings-
middelen van dierlijke oorsprong als drink- en grondwater

(2). Niettemin zijn de wijze waarop deze bacteriën worden
overgedragen en hun ziekteverwekkende eigenschappen
meer dan een decennium na de beschrijving van het genus
nog grotendeels onbekend

I Division of Public Health and Food Safety, Institute for Risk Assess-
ment Sciences, Utrecht University, the Netherlands.

II Department of Infectious Diseases and Immunology, Faculty of Veteri-
nary Medicine, Utrecht University, the Netherlands.

III Faculty of Animal Husbandry and Veterinary Medicine, Nong Lam
University, Ho Chi Minh City, Vietnam.

dierziekten en transmissie tussen dieren

Arcobacter sp^p. kunnen aanwezig zijn in de darm van
landbouwhuisdieren zonder dat deze dieren ziekte-
verschijnselen vertonen. In 1970 werden deze bacteriën
echter al geïsoleerd uit geaborteerde varkens- en runder-
foetussen. Ook later werden door On et al. (3) Arcobacter-
soorten geïsoleerd uit geaborteerde varkensfoetussen.
Behalve met deze reproductieproblemen worden
Arcobac-
ter spp.
ook geassocieerd met enteritis en diarree in dieren
als biggen, paarden, struisvogels en runderen.

De mogelijkheid van verticale (van moeder op nakome-
ling) en horizontale (van het ene individu op het andere)
overdracht van
Arcobacter spp. in varkens is bestudeerd en
beschreven in het proefschrift van dr. Ho (4). Analyse van
rectaal genomen monsters toonde aan dat Arcobactersoor-
ten in hoge mate voorkomen bij zeugen (ongeveer
42 procent van de onderzochte zeugen was drager van één
of meer Arcobactersoorten). Het met tussenpozen uitschei-
den van een bepaalde Arcobactersoort en het bij individu-
ele dieren in de tijd verschuiven van de uitscheiding van
een bepaalde soort Arcobacter naar een andere werd
waargenomen tijdens dit onderzoek.
Arcobacter spp.
werden ook aangetroffen in het vruchtwater van de zeugen
en in rectaal afgenomen monsters van pasgeboren biggen
(met een frequentie variërend van 38,5 tot 83,3 procent per
toom). De grote overeenkomst tussen de
pfge-profielen
(een moleculaire typeringsmethode gebaseerd op
dna-
fragmenten, waarmee verwantschappen van bacteriën
kunnen worden bepaald) van de Arcobacterisolaten
afkomstig van de zeugen en hun pasgeboren biggetjes,
maakt het bestaan van een intra-uteriene overdrachtsroute
waarschijnlijk. Antilichamen specifiek gericht tegen
Arcobacter spp. konden worden aangetoond in het colos-
trum van de zeugen door middel van Western-blotting. Op
grond van deze resultaten werd ook het bestaan van een
postnatale infectieroute duidelijk, waarbij Arcobacters
worden overgedragen van zeugen op nieuwkomers in een
toom en/of van de omgeving op de biggetjes.

Verticale transmissie is niet gevonden bij kippen. De
bacteriën konden niet worden gevonden op de eieren van
verschillende koppels hennen, zelfs niet als bij deze
experimenten de heel gevoelige polymerasekettingreactie
(pcr) werd gebruikt. Evenmin konden de bacteriën
worden aangetoond door middel van isolatie op of in
eieren van twee verschillende koppels hennen die positief
waren voor Arcobacter. Behalve in één donsmonster kon
in verschillende monsters uit broedmachines géén
Arcobacter worden aangetoond. Door deze resultaten is
het aannemelijk dat in tegenstelling tot sommige andere
bacteriën zoals Salmonella er geen overdracht plaatsvindt
van
Arcobacter spp. door besmette hennen naar hun eieren
of kuikens (tabel i).

-ocr page 169-

infectieroutes naar de mens

Arcobacterspp. zijn meerdere malen geassocieerd met
ziekteverschijnselen bij de mens. Zo worden er bij mensen
gevallen beschreven van bacteraemie door Arcobacter.
Wel hebben deze patiënten dan meestal een onderliggende
chronische infectie met een ander agens. Ook bestaan er
beschrijvingen van diarree en chronische buikklachten bij
mensen die hoogst waarschijnlijk veroorzaakt zijn door
Arcobactersoorten (5). Infectie van de mens vindt waar-
schijnlijk plaats door het eten van geïnfecteerde voedings-
middelen van dierlijke oorsprong. De hoogste prevalentie
van
Arcobacterspp. is gevonden op kippenvlees, maar ook
op rund- en varkensvlees zijn deze bacteriën aangetroffen.
Dr. Ho heeft de bron van Arcobacterbesmetting op
kippenkarkassen in slachthuizen onderzocht. Hij heeft
kippenkarkassen en het maagdarmkanaal van kippen
onderzocht bij drie verschillende koppels hennen en twee

Diersoort

Soorten

Ziekte

Transmissie

Arcobacter

verschijnselen

Rund

A. butzleri

Abortus

Niet bekend

A. skirrowi

Diaree

A. cryaerophilus

Varken

A. butzleri

Abortus

Horizontaal

A. skirrowi

Diaree

verticaal

A. cryaerophilus

Schaap

A. butzleri

Abortus

Niet bekend

A. skirrowi

Diarree

A. cryaerophilus

Paard

A. butzleri

Diaree

Niet bekend

Struisvogel

A. butzleri

Diaree

Niet bekend

Niet humane

A. butzleri

Diaree

Niet bekend

primaat

Mens

A. butzleri

Acute diarree

Niet bekend

A. skirrowi

Chronische

A. cryaerophilus

diarree

Kip

A. butzleri

Geen

Horizontaal

A. skirrowi

A. cryaerophilus

A. cibarius

Tabel i. Gevonden Arcobacter spp. bij diverse diersoorten, de zielite-
verschijnselen gemeld bij deze diersoorten en de transmissie tussen dieren
(\'Niet bekend\' is nog niet onderzocht).

verschillende koppels slachtkuikens. Er werden geen
Arcobacters aangetoond in het toevoerwater bij de
slachtlijn, maar wel op alle onderzochte karkassen en in
het water dat van deze karkassen afdroop.
Arcobacter spp.
waren aanwezig in de darmen van kippen. Het voorkomen
ervan verschilde van koppel tot koppel en varieerde van
20 tot 80 procent in de hennen en van 3,3 tot 51 procent in
de slachtkuikens. Door middel van genotypische karakte-
risering met behulp van een
eric pcr kon worden
aangetoond dat binnen een koppel in de darminhoud
dezelfde stammen voorkwamen als op de karkassen. Uit
deze studie kon de conclusie worden getrokken dat in het
darmkanaal van kippen Arcobactersoorten voorkomen en
dat de bacteriën via deze route worden geïmporteerd in
het slachthuis, waar zij gedurende het slachtproces de
karkassen verontreinigen (6).

virulentiefactoren van arcobacter

Er is zeer weinig bekend over de manier waarop Arcobac-
tersoorten ziekte veroorzaken. Cytotoxiciteit door
Arcobacter spp. is beschreven, maar de manier waarop
Arcobacter gastheercellen beschadigt, is nog een raadsel.
Enkele dierproeven met één dag oude varkens en kuikens
zijn beschreven maar de verkregen resultaten waren
moeilijk te verklaren en varieerden sterk.

Dr. Ho heeft een aantal ziekteverwekkende eigenschap-
pen onderzocht van Arcobacterstammen uit mens en dier,
door het bestuderen van hun vermogen te hechten aan en
binnen te dringen in cellen van de humane Caco-2-cellijn
en de varkenscellijn
ipi-2I. Alle acht onderzochte Arcobac-
terstammen bleken in staat aan beide typen cellen te
hechten en induceerden de productie van interleukine-8
(een eiwit dat wordt geproduceerd wanneer er sprake is
van ontstekingsreacties). Dat gebeurde al twee uur nadat
ze gedurende een uur in contact waren geweest met de
gastheercellen. Invasie van darmepitheelcellen werd
alleen waargenomen bij
A. cryaerophilus-stammen. Een
correlatie tussen het vermogen om cellen binnen te
dringen en een meer of minder sterke aanhechting van de
onderzochte stammen werd niet waargenomen. Deze

-ocr page 170-

correlatie bestond evenmin voor de productie van
interleukine-8 (7).

Ook karakteriseerde dr. Ho de verschillende flagel-
eiwitten van
Arcobacterspp. Evenals de verwante bacterie-
geslachten Campylobacter en Helicobacter bezitten
Arcobacter spp. twee flagellinegenen (floA enJIaB), die in
het genoom van de bacterie direct naast elkaar gelokah-
seerd zijn. Met uitzondering van de flageleiwitten van
A. nitrofigilis zijn deze eiwitten ongeveer half zo groot als
in de voornoemde bacteriën. Bij de flageleiwitten van
Arcobacter ontbreekt een groot deel van het centrale en
meest variabele deel van het eiwit. De lage homologie
tussen de flageleiwitten van de verschillende Arcobacter-
soorten wijst op grote genetische verschillen tussen de
leden van het genus Arcobacter. In tegenstelling tot bij
Campylobacter en Helicobacter worden de genen die
coderen voor de flageleiwitten afgeschreven van tot nu toe
bij dit soort bacteriën niet bekende promotoren. Dit zou
erop kunnen duiden dat de transcriptie van deze genen in
Arcobacter op een andere manier is gereguleerd dan tot nu
toe is waargenomen bij verwante bacteriën. Studies met
Arcobacterstammen waarin de genen coderend voor de
twee flageleiwitten door mutatie waren kapotgemaakt,
toonden aan dat voor de beweeghjkheid van
Arcobacter
spp. alleen het FlaA-eiwit nodig is. Kwantitatieve studies
met behulp van
pcr lieten zien dat de transcriptie van het
JlaB-gen bij 30 graden Celcius hoger is dan bij 37 graden
Celcius. Mutatie van het
flaB-gen had geen invloed op de
beweeglijkheid van de Arcobacterstammen en ook niet op
de transcriptie van
hetflaA-gen, terwijl mutatie van het
flaA-gen de bacteriën juist onbeweeglijk maakte en de
transcriptie van
flaBdeed toenemen. Deze resultaten
onderstrepen de uitzonderingspositie van het genus
Arcobacter binnen de epsilonsubdivisie van de Proteo-
bacteriën (8).

conclusie en plannen voor toekomstig

onderzoek

Er zijn duidelijke indicaties dat Arcobacterspp. zijn
geassocieerd met ziekte bij mens en dier. Hoewel er nog
geen direct bewijs is voor de overdracht van de bacterie
naar de mens via voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong, doet het regelmatig aantreffen van de bacterie op
dit soort producten een waarschijnlijk voedselgerelateerde
overdracht van dier naar mens vermoeden.

Het toekomstige onderzoek naar Arcobacterspp. zou
zich moeten richten op de rol van de verschillende
Arcobactersoorten afzonderlijk bij stoornissen in de
voortplanting bij verschillende diersoorten. Ook zal
moeten worden onderzocht wat de economische gevolgen
van dit soort stoornissen zijn voor de varkenshouderij. Het
onderzoek naar de ecologie van
Arcobacterspp. in de
darmen van kippen dient te worden uitgebreid. Bij de
mens is verder onderzoek nodig naar de relatie tussen de
aanwezigheid van Arcobactersoorten en het voorkomen
van ziekte, naar de ernst van de ziekte die wordt veroor-
zaakt door de verschillende soorten, en naar de rol die
voedingsmiddelen hierin spelen. De waarneming dat er
grote verschillen zijn in de grootte van de flageleiwitten
van Arcobacters en de regulering van de synthese van deze
eiwitten opent de weg voor een verdere bestudering van
de eigenschappen van het Arcobacterflagelline-eiwit. Dit
is van belang omdat van flageleiwitten is aangetoond dat
zij een rol spelen bij het ziekmakende vermogen van de
bacterie, niet alleen omdat de bacterie er beweeglijk door
is, maar ook omdat zij betrokken zijn bij de aanhechting
van bacteriën aan epitheelcellen van de gastheer en het bij
de gastheercel naar binnen brengen van eiwitten die het
metabolisme van deze cel verstoren. Het is tevens van
belang de regulering van de synthese van flageleiwitten te
bestuderen om er achter te komen welke bestanddelen uit
de omgeving van de bacterie hier eventueel invloed op
uitoefenen. De functie van het FlaB-eiwit verdient
eveneens nader onderzoek (er is voor dit eiwit immers nog
geen functie bekend). Inmiddels is de volledige nucleotide-
volgorde van het genoom van
Arcobacter butzlerihepaald.
Dit zal het onderzoek naar Arcobacter en met name naar
de ziekteverwekkende eigenschappen van Arcobacter
enorm stimuleren.

literatuur

Vandamme F and De Ley |. Proposal for a new family, Campylo-
hacleraceae.
Int ] Syst Bacteriol 1991; 41:451-455.
Atabay HI and Correy [E. The prevalence of Campylobacters and
arcobactersm broiler chickens. J Appl Microbiol 1997;83:619-626.
On SLW, Jensen TK, Bille-Hansen V, (orsal SE and Vandamme P.
Prevalence and diversity
ol Arcobacterspp. Isolated from the internal
organs of spontaneous porcine abortions in Denmark. Vet Microbiol
2002; 85:159-167.

Ho TK, Lipman LJ, Graaf-van Bloois L van der, Bergen M van and
Gaastra W. Potential routes of acquisition of
Arcobacter species by
piglets. Vet Microbiol 2006; 16:123-133.

Tee W, Baird R, Dyall-Smith M and Dwyer B. Campiilobacter cryaerophila
isolated from a human. [ Clin Micobiol 1988; 26: 2469-2473.
Ho TK, Lipman LJ and Gaastra W. The introduction
of Arcobacterspp.
in poultry slaughterhouses. Int J Food Microbiol 2008; epub ahead of
print.

Ho HT, Lipman LJ, Hendriks HG, Tooten PC, Ultee T and Gaastra W.
Interaction of
Arcobacterspp. with human and porcine intestinal
epithelial cells,
fems Immunol Med Microbiol. 2007; 50: 51-58.
Ho TK, Lipman LJ, Wosten MMSM, Asten AJAM van and Gaastra W.
Arcobacterspp. possess two very short flagellins of which FlaA is
essential for motility
fems Immunol Med Microbiol accepted for
publication.

-ocr page 171-

Volledige foetale bescherming,

jaar na jaar

}

PregSure® BVD, Sovine Virus Diarree vaccin, geïnactiveerd SAMENSTELLING per 2 ml dosis: geïnactiveerd Bovine Virus Diarree IBVDI type 1 virus, cytopathogeen,
stam 5960, induceert een geometrisch gemiddelde serumneutraliserende titer in cavia\'s van tenminste 5,6log2 Adjuvans: Procision-A®: 0,164 ml/vaccindosis; samen-
stelling Procision-A® (per ml): Quil A: 3,05 mg; cholesterol: 3,05 mg; amphigen base : 0,076 ml; drakeol 5 (vloeibare paraffine): 0,228 ml Hulpstoffen: ThiomersaI: 0,18
mg DIERSOORT: rundvee op geslachtsrijpe leeftijd (koeien en vaarzen) INDICATIES: voor de actieve immunisatie van vrouwelijk rundvee ter preventie van transpla-
|centaire infectie met BVD virus type 1 en de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren met BVD virus type 1. Door onderzoek op laboratoriumschaal is aange-
toond dat door va;cinatie de fertiliteitsverliezen ten gevolge van een BVDV type 1 besmetting in de eerste stadia van de dracht verminderd kunnen worden. Er is geen
klinische effectiviteit aangetoond ten aanzien van BVD virus type 2 stammen. Aanvang van de immuniteit: - wanneer de basisvaccinatie tenminste 14 dagen vóór
dekking of inseminatie afgerond is, zorgt dit voor bescherming gedurende de gehele periode waarin het risico op transplacentaire infectie aanwezig is. - wanneer de
basisvaccinatie tenminste 23 dagen vóór dekking of inseminatie afgerond is, zorgt dit voor bescherming tegen fertiliteitsverliezen IMMUNITEITSDUUR: 12 maanden
\'WACHTTIJD: vlees en melk: nul dagen DISTRIBUTIE: uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. REGISTRATIE: REG NL 10273. Nadere informatie is verkrijgbaar bij
Pfizer Animal Hea th bv.

Pfizer Animal Health

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.pfj%rah.nl * info@pfizerah.nl
© 2008 Pizer Animal Health b.v., Capelle a/d Ussel
® Merkraam van Pfizer Inc.. N.Y., U.S.A.

-ocr page 172-

Ontwormen = maatuperli

é

.IA ^ —

Vitaminthe^ ontwormingspasta

• Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)
•Voor honden en katten van alle leeftijden

• Slechts éénmaal behandelen per keer

• Makkelijk en nauwkeurig op gewicht in te stellen doseerspuit
Hierdoor wordt onder-of overdosering voorkomen

• Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 1 O ml en 25 ml

1

\\/trt>ei<z

^tominthe

Productinformatie: Vicaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg.
Doeldieren: kat en hond. Kanalisatie: Vrij.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac,nl

ANIMAL HEALTH

-ocr page 173-

Wie betaalt,
bepaalt

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Paardenkeuringen blijven een
gevoelig onderwerp, waarbij de
dierenarts het meestal voor zijn
kiezen krijgt, omdat iedere na
latigheid in keuring of rapport hem
(m/v) tuchtrechtelijk wordt aange-
rekend. Dat kan nog extra moeilijk
worden als de koper of juist de
verkoper de keuring betaalt en op
basis daarvan bepaalde verwachtin-
gen heeft met betrekking tot de rol
van de dierenarts. Of als de koper
een deel van de keuring betaalt en
de verkoper meent toch eisen te
mogen stellen.

paard met chip

Op tweejarige leeftijd is deze ruin bijna
rijp om te worden verkocht en de
verkoper laat het dier alvast keuren
voor een eventuele verkoop. De
betreffende dierenarts geeft op basis
van de röntgenologische keuring een
positief aankoopadvies. Het dier wordt
op dat moment echter nog niet
verkocht, maar een jaar later meldt zich
alsnog een koper. Opnieuw biedt de
verkoper het paard aan voor een
veterinaire keuring, ditmaal bij een
andere dierenarts. Helaas voor de
verkoper geeft deze dierenarts op basis
van zijn klinische bevindingen al een
negatief aankoopadvies. Voor een
eventuele koper is dat goed om te
weten, maar de verkoper is er minder
blij mee. Als zich een koper voor de
ruin meldt, zoekt de verkoper daarom
opnieuw een andere dierenarts. Die
vindt het paard klinisch in orde, maar
als hij de röntgenfoto\'s beoordeelt,
verandert hij van mening en keurt hij
het paard af. Dit niet tot genoegen van
de verkoper, uiteraard! Er blijkt ook een
foutje te zijn gemaakt: bij de map met
foto\'s zit een foto van de rechter
voorknie van een ander paard. De koper
neemt daar ook geen genoegen mee en
vraagt de dierenarts zelf de knie van dit
paard nog eens te fotograferen. Zo
gezegd, zo gedaan, maar het resultaat
wordt er niet anders van: op de foto\'s is
een chipfragment in de knie te zien.

dwaling of dwang?

Het geheel schiet de verkoper in het
verkeerde keelgat: eerst het paard
afkeuren met de verkeerde foto\'s en
vervolgens ook op basis van de goede
foto\'s. Hij wil die foto\'s zelf wel eens
zien, maar ze zijn gemaakt in opdracht
van de koper en de dierenarts weigert
ze af te geven. De verkoper vindt dat
op deze manier zijn goede naam wordt
aangetast. De dierenarts heeft een iets
andere versie. Volgens hem was de
verkoper er zo op gebrand het paard te
verkopen dat hij de dierenarts
chanteerde met het dreigement een
tuchtrechtelijke klacht in te dienen
als hij het paard niet zou goedkeuren.

Wat er ook van waar is, de dieren-
arts keurt het paard niet goed en de
verkoper stapt naar het Tuchtcollege
om de dierenarts te dwingen de foto\'s
af te geven en zijn goede naam te
herstellen.

wie betaalt ...

Moet de dierenarts de foto\'s afgeven?
Meestal is het Tuchtcollege streng
tegen dierenartsen die hun materiaal
niet aan de eigenaar willen laten zien.
Hier zit echter een addertje onder de
foto\'s: ze zijn niet in opdracht van de
verkoper gemaakt, maar in opdracht

van de koper. En dat betekent volgens
het Tuchtcollege dat het de dierenarts
niet kan worden verweten dat hij de
foto\'s niet aan de verkoper heeft willen
tonen. De dierenarts wil de foto\'s
overigens best aan het Tuchtcollege
laten zien. Het Tuchtcollege ziet een
botreactie aan de dorso-mediale zijde
van het os carpi radiale. Een heel lichte
beschadiging, maar toch een beschadi-
ging. In ieder geval geen reden om aan
te nemen dat de dierenarts het paard
ten onrechte heeft afgekeurd. De
verkoper probeert dan nog de dieren-
arts te kielhalen door aan te geven dat
hij de klinische keuring niet goed zou
hebben verricht, maar dat wordt een
lastig verhaal. De verkoper had
namelijk zelf tegen de dierenarts
gezegd dat hij geen officieel keurings-
rapport hoefde te hebben. Dat is
daarom niet beschikbaar, al heeft de
dierenarts wel wat aantekeningen
gemaakt op de patiëntenkaart.

Over de bejegening van de ver-
kopende eigenaar doet het Tuchtcol-
lege geen uitspraak en evenmin over
moddersmijterij waar verder geen
bewijs voor is. De dierenarts kan geen
verwijt worden gemaakt, niet over een
onjuiste keuring en niet over de
weigering om röntgenfoto\'s te tonen
aan iemand anders dan de opdracht-
gever. En daarmee hoort deze dieren-
arts tot de kleine groep die bij een
paardenkeuring wegkomt met een
ongegrondverklaring van de klacht.

-ocr page 174-

Johan Klein Haneveld

De Q-koortsuitbraak van dit jaar in
oostelijk Noord-Brabant en het
zuiden van Gelderland is de grootste
ooit. Tot 6 augustus zijn er in totaal
761 gevallen van Q-koorts geregi-
streerd, wat betekent dat duizenden
mensen zijn geïnfecteerd met de
bacterie
Coxiella bumetii. Zeer
waarschijnlijk zijn de besmettingen
afkomstig van melkgeitenbedrijven
waar de bacterie massale verwer-
pingen veroorzaakt. Dierenartsen
moeten eigenaars van kleine
herkauwers stimuleren bij abortus-
problemen een diagnose te laten
stellen.

Tot 2007 kwam Q-koorts in Nederiand
bij mensen zelden voor: jaarlijks
werden tien tot twintig sporadische
gevallen gemeld. In het voorjaar van
2007 was er met in totaal 182 patiën-
ten sprake van een uitbraak, die vooral
geconcentreerd bleek in de Noord-
Brabantse plaats Herpen. Deskun-
digen meenden met een eenmalig
verschijnsel te maken te hebben. "Dit
jaar werden we echter verrast door een
uitbraak in dezelfde regio, maar in een
grotere cirkel rondom Herpen", aldus
Roel Coutinho, directeur van het
Centrum Infectieziektebestrijding van
het rivm. Het grote aantal patiënten is
uitzonderlijk. "Er zijn in de literatuur
meerdere uitbraken van Q-koorts
beschreven, maar geen enkele zo groot
als deze. Deze uitbraak is, ook op
wereldschaal, uniek."

longontsteking

Volgens Coutinho is Q-koorts meestal
een beroepsgebonden aandoening. "Als
ook mensen die niet beroepsmatig met
dieren te maken hebben, deze ziekte
krijgen, is dat een groot probleem voor
de gezondheidszorg." Het is niet zo dat
iedereen die geïnfecteerd raakt ernstig
ziek wordt: de meeste infecties
verlopen symptoomloos of leiden tot

een paar dagen koorts. "Uit bloed-
onderzoek werd duidelijk dat in 2007
een kwart van alle inwoners van
Herpen een infectie had doorgemaakt.
Dat betekent dat er nog eens ongeveer
vijf tot tien maal zoveel mensen met
de bacterie besmet zijn geweest." Wat
op lange termijn de gevolgen zijn van
een dergelijk ziekteverloop, is nog niet
bekend. Een deel van de patiënten
krijgt griepachtige verschijnselen,
ongeveer ro tot 20 procent ontwikkelt
na infectie een longontsteking. "Bij i a
2 procent kan Q-koorts chronisch
worden, vaak in de vorm van endo-
carditis", legt Coutinho uit. "Dit geldt
vooral voor patiënten met hartklep-
afwijkingen." Deze chronische vorm is
moeilijk te behandelen. Na een
Q-koortsinfectie ziet men ook nogal
eens chronische vermoeidheid, die
lang kan zorgen. Een grote zorg is het
effect van C.
bumetii op de zwanger-
schap. Coutinho: "Er zijn aanwijzingen
dat vrouwen die tijdens de zwanger-
schap besmet raken, een hoger risico
hebben op vroeggeboorte. Zeker weten
we dat echter niet."

geitenbedrijven

Na de uitbraak in 2007 organiseerde
het
rivm een \'case-control\'-studie. Er
werd echter geen duidelijke bron voor
de infecties gevonden. Mensen die
contact hadden met landbouw-
producten hadden een verhoogd risico
op Q-koorts, net als mensen die roken.
"Besmetting van mens tot mens komt
bij C.
bumetii niet voor," stelt Cout-
inho. "De bacterie zit bij de mens
slechts heel kort in het bloed. En
hoewel de bacterie in principe kan
overleven in teken, is dit geen signifi-
cante route voor besmetting bij de
mens. Onze hypothese is dat de ziekte
afkomstig is van geïnfecteerde
geitenbedrijven in de omgeving."

Inderdaad werd al in 2005 C. bumetii
aangetoond bij abortusproblemen op
twee melkgeitenbedrijven in Noord-
Brabant, vertelt Piet Vellema, specialist
gezondheidszorg kleine herkauwers bij

Q-koorts: een uitdaging
voor de veterinair

gd. "In 2006 kwamen er zes bij, in 2007
zeven en in 2008 tot half augustus zes
bedrijven. De meeste hiervan bevinden
zich in ruwweg hetzelfde gebied als de
humane uitbraak." Het probleem op
deze schaal is nieuw voor Nederland.
Vellema: "Het gaat om heel massale
besmettingen: op sommige bedrijven
zien we percentages verwerpingen van
50 tot 60 procent." In alle gevallen gaat
het om grote bedrijven met meer dan
tweehonderd melkgeiten. Waar de
infectie vandaan komt, is nog onbe-
kend. "We hebben dertien besmette
bedrijven vergeleken met dertien
controlebedrijven," aldus Vellema. "We
vonden bijna geen verschillen. Het gros
van de bedrijven is gesloten, dus is er
geen insleep van vrouwelijke dieren.
Zeven van de dertien getroffen
bedrijven hadden al drie of vier jaar
voor de uitbraak geen nieuwe dieren
binnengehaald."

"Op deze bedrijven zijn honderden
geiten drachtig in dezelfde periode,"
legt Coutinho uit. "Als bij de helft
daarvan een vroeggeboorte optreedt,
komen er gigantische hoeveelheden
bacteriën vrij. Bij zoveel vroeggeboortes
zit de ziekteverwekker dus op het hele
bedrijf." C.
bumetii staat bekend als zeer
resistent. "Hij kan maanden overleven
buiten het lichaam." Bij het mestrui-
men of bij andere activiteiten worden
stofdeeltjes met daarop de bacteriën
verspreid door de wind. Iemand hoeft
maar een paar bacteriën in te ademen
om besmet te raken. Coutinho:
"C. bumetii staai niet voor niets op de
lijst voor biologische oorlogsvoering."

Ook volgens Vellema geldt de geit
als belangrijkste verdachte voor de
huidige uitbraak. Niet alleen over-
lappen de locaties van de besmette
geitenbedrijven en de humane
gevallen, ook de curve van het aantal
besmettingen door de tijd is een sterke
aanwijzing. "De eerste gevallen
worden gemeld in mei en april, de
curve stijgt en gaat vervolgens in het
najaar weer naar beneden. In het
voorjaar komt op bedrijven met
abortusproblemen de bacterie bij het
aflammeren massaal vrij in de om-
geving." Het is echter nog niet bekend
welk percentage van de infecties op
het conto van de geiten komt, en of ze

-ocr page 175-

de primaire verspreider zijn of de
secundaire. "Deze bacterie kun je bij
alle dieren vinden, maar voornamelijk
bij herkauwers, met name geiten en
schapen", verklaart Vellema. "Er zijn
echter ook humane gevallen beschre-
ven die waren gerelateerd aan een
besmette hond of kat. Mogelijk spelen
ook nu katten of andere dieren een rol
bij de verspreiding."

mest

Er bestaat een vaccin tegen Q-koorts
voor mensen, maar dat is in deze
situatie geen oplossing. Coutinho: "Je
kunt het alleen gebruiken voor
mensen die niet eerder geïnfecteerd
zijn geweest, vanwege het risico op
bijwerkingen. Het is bedoeld voor
mensen die beroepshalve een hoog
risico lopen op besmetting, niet voor
massaal gebruik." Vanuit de humane
geneeskunde zijn dus geen maatrege-
len te nemen om de uitbraak in te
dammen. "We hebben alle artsen in de
regio op de hoogte gebracht," aldus
Coutinho, "zodat de ziekte tijdig wordt
herkend en behandeld. Het risico
bestaat dat na het volgende lammersei-
zoen een nog grotere epidemie
ontstaat, waarbij nog veel meer
mensen besmet raken. We moeten alles
doen om de overdracht van deze ziekte
van dier op mens te verminderen."

De eerste maatregel die moet
worden genomen, is het verminderen
van het aantal bacteriën dat vrijkomt
op de geitenbedrijven met abortus-
problemen door C.
bumetii. De geiten-
houders moeten daarvoor vooral hun
uiterste best doen placenta\'s te zoeken
en ter destructie aan te bieden. "Met de
geïnfecteerde placenta\'s komen
miljarden bacteriën terecht in de
omgeving. Door ze te vernietigen, kun
je het aanvangsaantal met wel 95
procent verminderen." Verder mag
gedurende drie maanden na het
aflammeren de mest niet worden
uitgereden. "De bacteriën bevinden
zich na meerdere maanden onder
ongeveer dertig centimeter mest en
stro, onder hoge druk en bij tempera-
turen van waarschijnlijk vijftig tot
tachtig graden Celcius", vertelt
Vellema. "C.
bumetii lijkt daar niet goed
tegen bestand te zijn." Deze maat-
regelen verkleinen de kans op versprei-
ding, maar Vellema waarschuwt dat een
nulreductie in Nederland niet mogelijk
is. "De verspreiding van stof kun je niet
tegengaan. De melkgeitenbedrijven zijn
potstallen, met grote voor- en achter-
deuren, een open nok en open zij-
kanten. De wind waait er gewoon
doorheen. Of één of tien procent van de
bacteriën wordt meegevoerd, maakt
met de gigantische aantallen natuurlijk
geen wezenlijk verschil."

Op de lange termijn zou vaccineren
een oplossing kunnen zijn. Vellema:
"Er is een vaccin, dat eind 2009 in
Frankrijk zal worden toegelaten. Het
ministerie van
lnv wil eraan mee-
werken dat we het vaccin in Neder-
land kunnen gebruiken. Maar dat kan
alleen als de fabrikant het ermee eens
is en als uit voorlopig onderzoek blijkt
dat het vaccin effect heeft. Als we
inderdaad starten met vaccinatie
zullen we minstens vijf jaar moeten
vaccineren om de blootstelling
significant te reduceren." Behandeling
met antibiotica is op dit moment op
de geitenbedrijven geen optie. "Er zijn
nog geen harde gegevens over
bekend," stelt Vellema. "Dus kunnen
we hierover ook geen advies geven.
Het gaat om bedrijven met honderden
dieren, die mogelijk langdurig op
antibiotica zouden moeten. Dat doe je
niet als de resultaten onzeker zijn."

contact

Q-koorts is sinds juni een aangifte-
plichtige ziekte voor bedrijven met
melkschapen en melkgeiten met een
abortusprobleem. Vellema roept
dierenartsen op om op schapen- en
geitenhouders te stimuleren om bij
vroeggeboorte te laten controleren op
C.
bumetii. "Laat een diagnose stellen
als het abortuspercentage hoger is dan
5 procent. Bij kleine schapen- of
geitenhouders bij meer dan twee tot
drie abortusgevallen." Het is altijd
goed opmerkzaam te zijn bij abortus,
aldus Vellema. "De meeste abortus-
verwekkers bij kleine herkauwers zijn
zoönotisch."

Volgens Vellema biedt de Q-koorts-
uitbraak een geweldige kans voor
veterinair Nederland. "We kunnen
laten zien dat de dierenarts een
belangrijke rol speelt voor de humane
volksgezondheid. Wij bij
gd kunnen
niet één op één contact hebben met alle
geitenhouders. Dat is een taak voor de
eigen practicus." En contact tussen de
dierenarts en de geitenhouder is een
harde noodzaak. "Je kunt van veehou-
ders niet verwachten dat ze weten wat
de plussen en minnen zijn van C.
bumetii. De dierenarts is degene die de
wetenschappelijke informatie over de
bacterie kan vertalen naar de situatie
van de geitenhouder." Dierenartsen
hebben bijvoorbeeld meer inzicht in de
verspreiding van ziekten. "De dieren-
arts kan de veehouder bijvoorbeeld ook
uitleggen dat hij zelf zijn stoffige kleren
in de was moet doen als zijn vrouw
zwanger is, zodat ze niet met deze of
andere bacteriën besmet wordt."

Kijk voor meer informatie over
Q-koorts op www.rivm.nl en
www.gddeventer.com.

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 176-

Marianne Sloet van Oldruitenhorgh-
Oosterbaan

Proliferatieve enteropathie (pe) is
een bij varkens wereldwijd veel-
vuldig optredend ziektebeeld dat
wordt veroorzaakt door Lawsonia
intracellularis. In 2005 is
pe (Lawso-
nia intracellularis)
in Nederland voor
de eerste maal bij pasgespeende
veulens aangetoond.

De klinische symptomen van pe zijn
sloomheid, slechte eetlust, snel
optredend gewichtverlies en even-
tueel diarree en koliek. De waarschijn-
lijkheidsdiagnose wordt gesteld aan de
hand van de klinische symptomen, op
het echobeeld waarop duidelijk
verdikte wanden van de dunne
darmen te zien zijn, en op de zeer lage
totaal eiwitconcentratie (25 gram per

liter (g/1), terwijl de referentiewaarde
55tot75g/l is).

Waarschijnlijk komt de aandoe-
ning veel meer voor dan eerder wel
werd gedacht. Vroegtijdige diagnos-
tiek en therapie zou het aantal veulens
dat anders om \'onbekende redenen\'
verloren gaat of achterblijft, kunnen
verminderen.

Met financiële hulp van Interpolis
Agro is het nu mogelijk om het
voorkomen en het belang van
Lawsonia intracellularis in Nederland te
inventariseren. Daarvoor zoeken wij
zowel grote(re) fokbedrijven als ook
kleine privéfokkerijen waarvan de
eigenaar en de dierenarts aan het
onderzoek willen meewerken door
tweemaal bloed te (laten) afnemen,
eenmaal wanneer de veulens nog bij
de merrie lopen en drie tot vijf
maanden oud zijn en eenmaal een tot
drie maanden na het spenen. Verder

Veulens gezocht: inventarisatie van
Lawsonia intracellularis hi] het paard

worden dierenartsen gevraagd om
wanneer zij een \'verdacht\' veulen
hebben met ons te overleggen over
nadere diagnostiek.

Als u ons wilt helpen, wilt u dan
contact op nemen met dr. Marianne
Sloet van Oldruitenhorgh-Oosterbaan,
departement Gezondheidszorg Paard,
m.sloet(a)uu.nl.

UW partner in
veterinaire diagnostiek

A.MENARIN1

diagnostics

NH

(3)

liaison

vptnrii irttr

Bel voor informatie en/of een demonstratie:
De Haak 8,5555 XK VALKENSWAARD
tel. 040 - 208 20 00, fax 040 - 204 21 84
e-mail mail@menarinidiagnostics.nl
vvww.menarinidiagnostics.nl

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progestron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
I-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding

Dierenarts J. Dolfing en Lenneke Rijkens
van Dierenkliniek Twente in Enschede

-ocr page 177-

Uiergezondheidswijzer ugcn:
een goed begin is het halve werk!

G. j4. Hooijer

Vorig jaar heeft het ugcn het
vijfluik \'Ik Wil Mastitis Beter
Controleren\' ontwikkeld, bedoeld
om steeds een ander facet van de
uiergezondheid centraal te stellen.
Op basis daarvan is de Uiergezond-
heidswijzer ontstaan, waarbij
infectiedruk, weerstand, melken,
behandelen en controle de centrale
thema\'s zijn.

Bij een beoordeling van een instru-
ment is het enerzijds belangrijk of het
beoogde doel wordt bereikt en ■
anderzijds of de goede doelgroep
wordt aangesproken. Men heeft mij
gevraagd enkele ervaringen met de
uiergezondheidswijzer op te schrijven.

aspecten

Het doel van de wijzer is om samen
met de veehouder een van de belang-
rijkste aspecten van het uiergezond-
heidsmanagement op een overzichte-
lijke manier te beoordelen. De
dierenarts is de ideale adviseur voor
het toepassen van dit instrument. Een
checklist afwerken kan iedereen, maar
de benodigde integrale kennis van alle
aspecten die met uiergezondheid te
maken hebben, is specifiek het domein
van de practicus. En als op deelgebie-
den specialistische kennis nodig is,
dan kan die ingehuurd worden.

De wijzer bestaat in totaal uit 32
voornamelijk \'ja/nee\'-vragen, die de
vijf bovengenoemde aspecten omvat-
ten. Een sterk punt is dat de veehouder
de vraag krijgt een doelstelling te
formuleren, wat voor veehouders niet
altijd gemakkelijk en duidelijk is. Aan
het eind van de vragenlijst kunt u een

aantal stappen formuleren om te
komen tot verbetering, of beter: tot
een aanzet voor verbetering.

De wijzer kan naar mijn mening
vooral van nut zijn bij die bedrijven
waar u nog niet veel grip hebt op de
uiergezondheid, terwijl u bijvoorbeeld
uit
pir-dap weet dat deze wel degelijk
beter zou kunnen. Antwoorden op
bepaalde vragen kunnen niet anders
dan stof tot discussie opleveren, zoals:
"Gebruikt u een bedrijfsbehandel-
plan?" of: "Vindt u dat de uiers van de
koeien schoon zijn?" Ook bij bedrijven
die u moet bezoeken in het kader van
een lage score in de Continue Dierge-
zondheidsmonitor
(cDM), kande- ■
wijzer richtinggevend zijn, met name
omdat een lage score in de
cdm
vrijwel altijd mede het gevolg is van
een minder goede uiergezondheid op
die bedrijven.

•\'0/

"Isi.

De uiergezondheidswijzer geeft een goed overzicht van het uiergezondheidsmanagement.

Het werkt wat mij betreft goed om de
wijzer in de auto te hebben en te
gebruiken als de gelegenheid zich
voordoet. Het instrument geeft een
goed overzicht van de belangrijkste
onderdelen van het uiergezondheids-
management maar is in mijn ogen
niet geschikt om standaard op elk
bedrijf in te zetten. Daarvoor is het
bezwaarlijk dat veel vragen op zo\'n
manier geformuleerd zijn dat veehou-
ders waar u regelmatig komt, van u
verwachten dat u de antwoorden wel
weet. In dat geval schiet u uw doel dus
voorbij. Anderzijds kan het ook op die
bedrijven juist een mooie manier zijn
om alles-(ook de \'bekende zaken\') weer
eens op een rijtje te zetten.

G.A. Hooijer is specialist rundergezond-
heid.

-ocr page 178-

Sjouke Kazemier

Sinds 1998 is de veterinaire sector
behoorlijk veranderd. De zeker
heden die in het verleden golden,
zijn niet meer van toepassing. Door
de introductie van de nieuwe
mededingingswetgeving kunnen
dierenartspraktijken nu meer dan
voorheen met elkaar concurreren op
prijs, kwaliteit en service. Voor een
dierenartsenpraktijk wordt het
daarom steeds belangrijker zich te
onderscheiden en de klantgericht-
heid te vergroten.

Inmiddels is het alweer tien jaar
geleden dat de mededingingswet-
geving in werking is getreden. Vanaf
r998 zijn overeenkomsten tussen
ondernemingen, besluiten van
ondernemingsverenigingen en
onderling afgestemde feitelijke
gedragingen verboden indien zij ertoe
strekken of tot gevolg hebben dat op
de Nederlandse markt of een deel
daarvan (relevante markt) de mede-
dinging merkbaar wordt verhinderd,
beperkt of vervalst (artikel 6 lid r
Mededingingswet). Dit had destijds tot
gevolg dat de
knmvd geen advies-
tarieven meer mocht verstrekken en
dat ook vestigingscommissies niet
meer waren toegestaan. Het onderling
afstemmen van prijzen en het
onderling verdelen van de markt
wordt door de (Europese) wetgever
gezien als een grote inbreuk op de
vrije marktwerking. Overigens waren
de adviestarieven zoals die tot 1998
werden verstrekt door de
knmvd niet
bindend, maar werden deze adviezen
wel door de meeste dierenartspraktij-
ken opgevolgd.

diversiteit

Mede onder invloed van de nieuwe
regelgeving is in de loop der jaren de
diversiteit onder Nederlandse dieren-
artsenpraktijken fors toegenomen.
Sommige dierenartspraktijken richten
zich nadrukkelijk op een bepaald
marktsegment. Een praktijkeigenaar
wordt hierbij steeds meer ondernemer.

We merken bovendien dat de ene
praktijk beter op de veranderende
omstandigheden weet in te spelen dan
de andere praktijk. Uit onze ervaring
met onafhankelijke goodwill-
advisering blijkt bijvoorbeeld dat er
grote verschillen bestaan in de
winstgevendheid van dierenarts-
praktijken. De inkomensposities van
dierenartsondernemers lopen behoor-
lijk uiteen. Dit wordt bevestigd door
de resultaten van de in het voorjaar
gehouden enquête naar de sociaal-
economische positie van dierenartsen
(zie figuur i). Het is niet ondenkbaar
dat deze verschillen in de toekomst
groter zullen worden.

medicijnenmarkt

De veterinaire markt vanuit
economisch perspectief

Op de medicijnenmarkt zien we dat de
concurrentie tussen dierenartsprak-
tijken toeneemt, maar ook dat er de
laatste tijd nieuwe partijen tot deze
markt zijn toegetreden of willen
toetreden (niet-dierenartsen). Deze
concurrentie is vooral gericht op de
prijs. Daarnaast worden de gebieden
waarop dierenartsen actief zijn, steeds
groter, wat ondersteund wordt door
ontwikkelingen op
ict-gebied.
Inmiddels zijn er verschillende spelers
op de markt die internet gebruiken als

Practici-ondernemers werkzaam in Nederland met een fulltime
arbeidsinzet (werkweek minimaal 35 uur): Bruto ondernemersinkomen
in 2007 (N=5I4)

lil.

■ I

Figuur i. Ondernemersinkomen in 2007 (jaarbasis) (Bron: Sociaal Economische Enquête knmvd 2008).

__ 25,00%
5 20,00%

™ 15,00%
10,00%
g 5,00%
0,00%
middel om klanten te benaderen. De
dierhouder krijgt door al deze ontwik-
kelingen steeds meer keuzevrijheid.
Als gevolg hiervan staan de winsten
op de veterinaire dienstverlening,
waar de levering van medicijnen uit
eigen apotheek een onderdeel van is,
onder druk. Hoe de prijzen van
diergeneesmiddelen zich in de
toekomst zullen gaan ontwikkelen,
zal er bijvoorbeeld van afhangen in
welke mate nieuwkomers zoals
apothekers en erkende handelaren een
plek weten te veroveren op de
medicijnenmarkt. Het wordt hierbij
steeds meer duidelijk dat de financiële
positie van sommige dierenartsen erg
kwetsbaar is. Veel op (hoofdzakelijk)
landbouwhuisdieren gerichte praktij-
ken zijn vanuit hun traditie erg
afhankelijk van de inkomsten uit de
medicijnverkoop. Deze groep praktij-
ken realiseert op dit moment per dag
een gering aantal declarabele uren en
haalt een deel van zijn inkomen uit de
levering van diergeneesmiddelen.
Voor een individuele dierenartsprak-
tijk wordt het daarom steeds belangrij-
ker kritisch te kijken naar zijn
financiële bedrijfsvoering en inkom-
stenstromen. Een dierenartsonderne-
mer opereert in feite op twee markten:
de medicijnenmarkt en de markt
waarin hij zijn veterinaire kennis en
kunde verkoopt. Op beide markten zal
hij een passende prijs in rekening
moeten brengen. Hierbij is het
belangrijk dat een ondernemer de
kostprijs van zijn verschillende
producten en diensten in kaart weet te

-ocr page 179-

brengen. De kostprijs is immers een
van de factoren waarop een individu-
ele dierenartsondernemer zijn
prijsbeleid zou moeten baseren.
Overigens wordt het inkomen uit de
levering van diergeneesmiddelen niet
alleen bedreigd door een toenemende
marktwerking, ook regelgeving met
betrekking tot verantwoord dierge-
neesmiddelengebruik kan tot gevolg
hebben dat de afzet van diergenees-
middelen in de toekomst wordt
beperkt.

dierenpopulatie

Vanaf de jaren negentig hebben de
landbouwhuisdierenartsen te maken
gehad met een afname van de vee-
stapel in Nederland. Tevens was
gedurende langere tijd het aantal
veebedrijven aan het dalen. De afname
van de veestapel werd voor een groot
deel veroorzaakt door uitbraken van
dierziekten en aangescherpte milieu-
regels. Sinds enkele jaren is de omvang
van de veestapel gestabiliseerd. De
trend van schaalvergroting onder
boeren is nog wel steeds in volle gang.
Hierdoor worden veel dierenartsen
geconfronteerd met een kleiner
klantenbestand en daalde het aantal
noodzakelijke visites. Een andere
trend is dat boeren steeds veeleisender
worden en dat hun kennisniveau
inzake de gezondheid van hun dieren
steeds verder toeneemt. Voor een
dierenarts wordt het steeds belangrij-
ker zijn kennisvoorsprong te behou-
den. Hoe de veestapel zich in de
toekomst zal ontwikkelen, is moeilijk
te voorspellen. Dit zal onder meer
afhangen van het (internationale)
overheidsbeleid, maar ook van het
opduiken van nieuwe dierziekten en
daarbij behorende maatregelen. De
Europese Commissie heeft bijvoor-
beeld voorgesteld om de melkquota
vanaf 2015 af te schaffen. Waarschijn-
lijk zullen de boerenbedrijven ook in
de toekomst qua omvang blijven
groeien. Hierbij kan bijvoorbeeld
worden gedacht aan de megabedrijven
in de intensieve dierhouderij. Overi-
gens wisten veel praktijken in het
verleden (een deel van) de afnemende
omzet in de landbouwhuisdierensec-
tor te compenseren door zich meer te

gaan richten op gezelschapsdieren en
paarden. Uit het onderzoek \'Gedeelde
Zorg\' van het Forum Welzijn Gezel-
schapsdieren (maart 2006) kan
worden geconcludeerd dat de popula-
tie gezelschapsdieren in ieder geval tot
het jaar 2006 aan het toenemen was.

Op regionaal niveau zijn er
overigens behoorlijke verschillen ten
opzichte van de landelijke trends.
Voor de aanleg van natuurgebieden of
Vinexlocaties moesten er bijvoorbeeld
boerenbedrijven verdwijnen of
worden verplaatst. In sommige
gebieden nam hierdoor het aantal
gehouden dieren af, terwijl er in een
ander gebied weer dieren bijkwamen.
In de Randstad verwacht men tot het
jaar 2025 een forse toename van het
aantal huishoudens en het aantal
inwoners, terwijl in sommige andere
delen van Nederland de groei van deze
parameters behoorlijk lager of zelfs
negatief zal zijn. Bij een stijging van
het aantal inwoners in een bepaald
gebied kan worden aangenomen dat
het aantal gezelschapsdieren zal
toenemen. Op de websites van het
Landbouw Economisch Instituut van
de Universiteit van Wageningen
(www.lei.nl) en het Centraal Bureau
voor de Statistiek (www.cbs.nl) is meer
informatie te vinden.

(europese)overheidsbeleid

Aan het eind van 2006 werd er een ver-
bod ingesteld op het enten inzake de
bestrijding van de ziekte van Aujeszky.
In de varkenssector zagen we dit terug
in een daling van de winstgevendheid.
Dit jaar is de door de overheid gesubsi-
dieerde vaccinatie tegen blauwtong
een positieve impuls voor de omzet
van veel dierenartspraktijken. Het
(toekomstige) overheidsbeleid inzake
de volksgezondheid of de bestrijding
van dierziekten heeft direct gevolgen
voor het inkomen van een practicus.

Een andere positieve ontwikkeling
voor de dierenarts die hierbij genoemd
kan worden, is de introductie van de
ura-middelen: voor een deel van de
voorheen vrij te verhandelen dierge-
neesmiddelen is sinds r juli 2008 de
tussenkomst van de dierenarts vereist.

stand van de economie

De veterinaire sector kan natuurlijk
niet los worden gezien van de alge-
mene economische ontwikkelingen in
Nederland. De verwachting is bijvoor-
beeld dat de inflatie de komende tijd
zal oplopen en dat de economische
groei volgend jaar lager zal uitvallen
(Centraal Planbureau: www.cpb.nl).
Het is mogelijk dat consumenten in
economisch mindere tijden gaan
bezuinigen op diergeneeskundige
zorg. Vooralsnog zijn er nog geen
onderzoeken die erop wijzen dat de
totale uitgaven aan diergeneeskun-
dige zorg door dierhouders in Neder-
land aan het afnemen is.

tot slot

Welke gevolgen bovenstaande ontwik-
kelingen zullen hebben voor de inkom-
sten van een individuele dierenarts-
praktijk, kan niet op voorhand worden
aangegeven. Dit zal met name afhan-
gen van de wijze waarop een individu-
ele praktijk zich weet aan te passen aan
de (veranderende) marktomstandighe-
den. Wat we wel kunnen vaststellen, is
dat de onzekerheden zijn toegenomen,
en dat de winstgevendheid, zoals die
in het verleden door een bepaalde
praktijk behaald is, niet zonder meer
een garantie is voor de toekomst. De
diversiteit tussen praktijken zal in de
toekomst waarschijnlijk alleen maar
toenemen.

Sjouke Kazemier is beleidsmedewerker
sociaaleconomische zaken van de

knmvd.

Totaal aantal

Bedrijven

Totaal aantal

Bedrijven

rundvee (x 1000)

met rundvee

varkens (x 1000)

met varkens

2003

3-759

39.191

II.169

10.730

2004

3767

38.361

II.153

10.038

2005

3-799

37-319

II.312

9.686

2006

3-745

36.246

11.356

9.041

2007

3-763

35-258

11.663

8.692

Tabel i. Samenstelling rundvee- en varkensstapel in de laatste vijf jaar (Bron: cbs).

-ocr page 180-

Tjeerd Cuperus

Alles \'heeft zijn tijd\' volgens
Prediker, die daarbij allerlei periodes
aangeeft die in een mensenleven
kunnen voorkomen. De meesten
van ons hebben de vakantietijd
alweer achter de rug. De Olympische
Spelen zijn alweer voorbij. De
scholen zijn alweer begonnen en ook
voor ons is het \'normale\' leven weer
begonnen. Misschien is het nu ook
weer \'tijd\' om wat meer aandacht te
besteden aan ons vak en onze
klanten. Bijscholing door zelfstudie
en klantgerichte activiteiten zijn
daarbij noodzakelijke onderdelen en
juist op deze punten kan de
auv
Veterinaire Mediatheek behulpzaam
zijn. Vandaar deze bijdrage van de
mediatheek in deze \'tijd\'.

We leven tegenwoordig bijna volledig
in het \'digitale tijdperk\'. Na een voor
diergeneeskundig Nederland aarze-
lende start omstreeks 1980, zijn we wat
betreft de digitalisering steeds meer in
een stroomversnelling gekomen. Die
ontwikkeling hebben we ook meege-
maakt in de mediatheek. Het materiaal
waar mensen naar vragen, bestaat nu
praktisch alleen nog maar uit cd roms

Deze dvd kan veel betekenen als serviceproduct.

Desperate

en dvd\'s. De diaseries werden al langer
niet meer gevraagd en de videobanden
zijn in een paar jaar eigenlijk totaal
vervangen door dvd\'s. Voor de media-
theek leidt dit tot een grote ruimte-
besparing en een meer compacte
voorraadbeheersing. Dat voordeel
geldt ook voor de verzending van ons
materiaal. Misschien zal dat laatste in
de toekomst ook digitaal gebeuren?

Op dit moment zijn nieuwe
producten vooral gericht op gezel-
schapsdieren (dus inclusief paard). Er
wordt weinig gemaakt voor de land-
bouwhuisdierensector. Misschien dat
de \'nieuwe\' zoönosen zoals Q-koorts
voor de bedenkers van media een
prikkel zullen zijn om weer wat extra
aandacht te schenken aan deze groep.

probleem honden
(desperate dogs)

Gedragsproblemen bij de hond
vormen het onderwerp van deze dvd.
Er worden voorbeelden getoond van
gedrag bij diverse honden, waarbij
bazen en honden wanhopig lijken te
zijn geworden. Als je alles al hebt
geprobeerd, wat kun je dan nog doen?
Toch maar euthanasie?

Twee hondentrainers helpen de
band en het wederzijdse vertrouwen
tussen baas en hond te herstellen en
de posities van beide duidelijk te
maken. Het hele \'genezingsproces\' is
op de dvd te volgen. Het is hard
werken, maar het eindresultaat mag er
zijn: geen wanhopige honden en
eigenaren meer. Als serviceproduct
van de dierenartsenpraktijk aan de
klant zou deze dvd veel kunnen
betekenen

Mediatheeknummer: D0036, dvd.

fysiotherapie, spieren,
paard 1 (the basic principles
of equine massage / muscle

therapy)

Mike Scott is sinds 1985 fysiothera-
peut voor paarden en ook erkend
zadelmaker. Hij benadrukt dat men
aan elk individueel dier veel tijd moet
besteden en dat elk dier een \'eigen\'
behandeling nodig heeft. Op deze
schijf wordt eerst ingegaan op de
basisprincipes van de behandeling van
spieren. In het tweede deel wordt de
anatomie behandeld. De locaties van
spieren en belangrijke punten worden
aangegeven en getekend op het
(levende) paard. Het op de dvd
gesproken Amerikaans kan hier en
daar wel wat lastig zijn, maar is na
gewenning goed te begrijpen.

Nieuws van de auv
Veterinaire Mediatheek

Mediatheeknummer: Doo37,dvd.

fysiotherapie, spieren,
paard 2 (advanced muscle
therapy for horses)

Deze dvd is een vervolg op D0037.
Deze dvd (D0038) behandelt de
volgende onderwerpen: evaluatie,
behandeling, voorwaarden en de
functie van onderlinge verbindingen
van de musculatuur. In het begin
wordt duidelijk aangegeven dat het
niet de bedoeling is eerst diagnoses te
stellen en daarna de therapie aan te
vangen, maar in goed overleg met de
dierenarts een behandeling in te
stellen.

Mediatheeknummer: D0038, dvd.

hoofd en nek, chirurgie,
i (surgery of the head and
neck l)

Deze schijf behandelt zeventien
operaties bij gezelschapsdieren. De
operaties die worden getoond, zijn
achtereenvolgend: verzorging van een
ernstige gezichtswond, oronasale
fistel, orale papillomatose, nosectomie
bij de kat, herstel van een maxillaire
fractuur, traumatische maxillectomie,
ventrale rhinotomie, rostrale mandi-
bulectomie, segmentale mandibulec-
tomie, tongamputatie, cervicale
mucocele i en 2, pharingeale muco-
cele, zygomatische mucocele, cervi-
caal abces, thyroïdectomie bij de kat
en parathyroïdectomie.

Mediatheeknummer: D0039, dvd.

hoofd en nek, chirurgie 2
(surgery of the head and
neck
2)

Deze dvd is een vervolg op D0039. De
operaties die worden getoond, zijn
achtereenvolgend: ventriculo-chordec-

-ocr page 181-

tomie (anatomie en chirurgie),
oesofagusperforatie, cervicaal abces,
othaematoom, laterale oorresectie,
ooraandoeningen (schedelanatomie,
oorinfectie i en 2, tumoren i en 2),
ventrale bulla osteotomie, naso-oeso-
fageale poliepen, poliep in het
oorkanaal (medicamenteus en
chirurgisch), poliep in het middenoor,
naso-oesofageale tube bij hond en kat,
tube bij oesofagostomie, transtra-
cheale spoeling.

Mediatheeknummer: D0040, dvd.

voederen en gedrag van

vogels in kooien

(captive foraging)

Veel vogels besteden in de natuur
dagelijks meer dan vijftig procent van
hun tijd aan het foerageren. Als de
vogels te weinig tijd hoeven besteden
aan dit natuurlijke gedrag, kan ander
natuurlijk gedrag, zoals het verzorgen
van het verenkleed, gemakkelijk
ontaarden in verenpikken of het
uittrekken van veren. Dit niet wel-
kome gedrag is vooral bekend van de
papegaai(achtigen). De dvd toont eerst
het normale gedrag van de dieren in
de vrije natuur, waar de vogels steeds
aan het foerageren zijn. Die situatie
kan worden nagebootst als de dieren
worden gehouden als huisdier. Naast
het \'normale\' sociale gedrag met de
eigenaar, worden voorbeelden
gegeven van manieren om het
nieuwsgierige dier veel tijd te laten
besteden aan het zoeken van voedsel.
Een foerageerboom met veel \'voedsel-
punten\' en manieren om voedsel te
verstoppen in steeds moeilijker te
openen attributen, worden op een
duidelijke manier aangegeven. Voor
houders van papegaaien is dit een
eigenlijk noodzakelijke bron van
kennis over hun huisdier, zeker als de
vogels zichzelf al hebben toegetakeld.
Deze dvd zou als serviceproduct van
de dierenarts aan de cliënt een
uitstekende dienst kunnen bewijzen.

Mediatheeknummer: D0041, dvd.

probleem honden 2

(gedraag je!)

Deze dvd is een vervolg op de dvd
\'Probleem Honden i\' (D0036), en geeft
weer diverse voorbeelden van af-

Op deze schijf wordt ingegaan op de basisprin-
cipes.

wijkend gedrag bij diverse
honden(rassen). Natuurlijk ligt het ■ ■
probleem grotendeels bij de eigenaar en
diens omgang met zijn dier. Na een
betrekkelijk korte instructie- en
oefenperiode onder leiding van een
instructeur (die als een soort \'nanny\'
optreedt) zijn de resultaten ronduit
verbluffend. Een bange, grommerige
Cairnterriër wordt een aangename
huisgenoot, een bazige en bijterige
Franse bulldog wordt een gehoorzame
kameraad en een Duitse herder, die
buitenshuis een \'killer\' is, wordt een
hond die zich keurig gedraagt. Dit alles
met behulp van een \'clicker\', een \'gentle
leader\'-halsband en voedsel. Vooral
voor eigenaars is dit een prachtige dvd,
die hen leert \'de baas\' te zijn. Ook dit is
weer een uitstekend serviceproduct
voor de dierenartsenpraktijk.

Mediatheeknummer: D0042, dvd.

sectiebeelden, siervogels (a

practitioners guide to avian

necropsy)

Deze cd rom is een interactief medium
en dient op een cd- of dvd-speler van
een
pc gebruikt te worden. De cd rom
is te beschouwen als een encyclopedie
voor sectiebeelden van siervogels.
Allereerst wordt op de cd rom
ingegaan op de uitvoering van de
sectie. Per orgaan(systeem) worden
sectie en sectiebeelden behandeld:
huid en subcutis, peritoneum en
andere membranen, bloedsomloop.

Equine
Massage/Muscle
Therapy

lever, immuunsysteem, spijsvertering
en pancreas, ademhaling, endocrien
systeem, voortplanting, nieren,
zenuwstelsel en zintuigen (met
vooral veel aandacht voor de ogen), en
musculatuur. Een zoeksysteem maakt
het eenvoudig speciale onderwerpen
terug te vinden.

Mediatheeknummer; C0059, cd rom.

vogelgeneeskunde
(clinical avian medicine)

Deze uit twee delen bestaande cd rom
is te vergelijken met een heel uitge-
breide encyclopedie op het gebied van
vogelgeneeskunde voor vogels die als
huisdier worden gehouden. Van
huisvesting, gedrag, voeding, ver-
zorging, voortplanting en hanteren
van de dieren tot alle bekende aandoe-
ningen met diagnostiek, therapie en
preventie; alles is hierin te vinden.
Zelfs het inrichten van een vogelprak-
tijk met een mobiele vogelkhniek
wordt duidelijk gedemonstreerd. En
dit betreft alle mogelijke vogelsoorten,
zoals postduiven, kanaries, papegaaien
en parkieten.

Mediatheeknummer: C0060, cd rom.

endoscopie, vogels
(diagnostic application of
avian endoscopy)

Op deze schijf wordt endoscopic bij
siervogels behandeld. Allereerst wordt
ingegaan op de juiste manier om met
deze technieken te beginnen. Oefenen
op kadavers is daarbij absoluut
noodzakelijk. Een uitgebreide lijst van
contra-indicaties geeft verdere beper-
kingen aan. Vervolgens wordt het
instrumentarium besproken en de
behandeling en het onderhoud ervan.
De inhoud van de cd rom is op verschil-
lende manieren te benaderen, zoals
door het kiezen van gedrag, klinische
symptomen of orgaansystemen. Ook
de wijze van benaderen van het
specifieke orgaan wordt via vijf wegen
getoond. Een film van het bekeken
orgaan of orgaansysteem (met gespro-
ken tekst) geeft prachtige beelden voor
de juiste diagnostiek.

Mediatheeknummer: C0061, cd rom.

Tjeerd Cuperus is manager van auv
Veterinaire mediatheek.

-ocr page 182-

Erik Stoelhorst

De cao Dierenartspraktijken wordt
in Nederland steeds vaker gebruikt
als leidraad voor de arbeidsverhou-
dingen tussen werkgevers en
werknemers in dierenartspraktij-
ken. Maar veel van de werkgevers
zijn niet lid van de werkgevers-
organisatie Belangengroep Practici
Werkgevers (
bpw). In dit artikel
wordt ingegaan op de voordelen van
lidmaatschap van de
bpw.

Als u lid bent van de bpw staat uw
praktijk garant voor het bieden van
moderne arbeidsvoorwaarden en dat
biedt u een betere marktpositie bij het
werven van goed gekwalificeerd
personeel. In de onlangs afgesloten
cao 2008-2009 zijn afspraken gemaakt
voor een functiewaarderingssysteem,
waarbij u uw personeel indeelt in
schalen. De dierenarts-werknemer
kunt u vervolgens al in 2009 gaan
belonen aan de hand van zijn/haar
prestaties en hoeft u niet meer
zondermeer per kalenderjaar een
dienstjaarverhoging te geven. Goed
functionerende personeelsleden kunt
u juist eenvoudig extra gaan belonen.
De dierenartsassistenten zullen in
2010 volgens eenzelfde systeem gaan
worden beoordeeld. Bij personeels-
werving kunt u in uw advertentietekst
melden dat u lid bent van de
bpw.

pensioen

BPW-leden hebben medezeggenschap
en inspraak bij het tot stand komen
van een
cao. Derhalve is in de cao
2008-2009 afgesproken dat de dieren-
artsassistenten een volwaardig
pensioensysteem wordt aangeboden.
Bent u lid van de
bpw, dan zult u per
I januari 2009 uw assistenten onder-
brengen bij het pensioenfonds \'Zorg
en welzijn\'. Tijdens onze ledenraad-
plegingen kwam al sinds lange tijd
naar voren dat dit een wens was van
vele praktijken. Overigens bleek dit
aan de onderhandelingstafel ook een
vurige wens te zijn van de bonden en
van Vedias.

Uitsluitend voor leden van de bpw
geldt dat er gedurende een langere
periode meerdere tijdelijke contracten
kunnen worden aangegaan met
dierenartsen en assistenten (zes
contracten in een periode van 3,5 jaar
met tussenperioden van twee maan-
den respectievelijk een maand,
tegenover het wettelijk maximum van
drie tijdelijke contracten in een
periode van drie jaar met tussenperio-
den van minimaal drie maanden).

hulp

Door uw lidmaatschap hoeft u niet
met individuele personeelsleden te
onderhandelen. Hierdoor voorkomt u
onduidelijkheden en discussies. Dit
bespaart tijd en kosten. Mocht u toch
voor vraagstukken komen te staan.

Bpw-lidmaatschap telt mee
op de arbeidsmarkt

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6 S48ggg
(bereikbaar op werkdagen van og.00 uur- 12.00 uur).

dan kunt u hulp inroepen van de
helpdesk van
mkb. De medewerkers
staan u professioneel te woord of
beantwoorden uw e-mails.

Ook bij het toepassen van het
nieuwe beloningssysteem kunt u
rekenen op voorlichting van de
bpw.
U zult de benodigde formulieren en de
uitleg daarbij tijdig aangereikt krijgen.
Er zullen de komende weken gratis
voorlichtingsavonden worden
georganiseerd voor onze leden.
Niet-leden zijn ook welkom, maar
moeten een vergoeding betalen van
100 euro. Hierdoor verdient u als lid
dus alweer een deel van uw lidmaat-
schapsgeld terug. De voorhchtings-
avonden in verband met de invoering
van het nieuwe functiewaarderings-
systeem zijn vastgesteld op

- 10 september in Zwolle, op

-18 september in Houten en op

- 25 september in Rosmalen.

aanmelden

Aanmelden als lid van bpw gaat
eenvoudig via onze (vernieuwde) site
BPw.dedierenarts.com. Daar vinden
onze leden ook de tekst van de nieuwe
cao 2008-2009 met de bijbehorende
formulieren. Voor vragen en/of
aanmeldingen kunt u ook mailen met
bpw(a)dierenarts.nl.

Erik Stoelhorst is lid van het bestuur
van
bpw.

-ocr page 183-

Madeion van Weeren-Bitterling

In het kader van de activiteiten van
de stuurgroep \'aanpak Arbeids-
ongeschiktheid\' is dit deel drie in
een serie van acht artikeltjes over de
veterinaire ergonomie. In deze serie
worden de belangrijkste houdings-
adviezen voor de praktiserende
dierenarts toegelicht en onder-
bouwd aan de hand van de humane
anatomie en fysiologie.

Q

-

1

T

1

]

-

t

-

\'Een dierenarts is een teamspeler...
(en tilt zware lasten bij voorkeur met
z\'n tweeën).\'

Bij het tillen van (zware) objecten
komt meer kijken dan alleen het
aanspannen van je rugspieren, het
stelt namelijk hoge eisen aan spieren
in het gehele lichaam (figuur r). Ook
ontstaan er bij het tillen grote com-
pressie-, trek- en afschuifkrachten,
vooral in de lage rug. Tillen is dus een
van de belangrijkste risicofactoren
voor het ontstaan van lage rug-
klachten.

technieken

Tillen. We doen het meestal zonder
erbij na te denken. Tenzij we rugklach-
ten hebben, want dan wordt tillen in
de meeste gevallen een heel secure
handeling, die goed voorbereid dient
te worden. Dan beseffen we pas dat de
(juiste) houding een zo belangrijke rol
speelt. Het tillen van een zeer licht

voorwerp in een slechte houding kan
voor het lichaam belastender zijn dan
het tillen van een zware last in een
goede werkhouding. Maar wat is dan
een goede houding? Daar is geen
eenduidig antwoord op te geven. Er is

geen enkele tiltechniek die be.....

schouwd kan worden als de veiligste
voor iedereen in elke situatie.

De twee \'uiterste\' technieken zijn
die waarbij je bukt (figuur la) om iets
op te tillen, en die waarbij je door je
hurken gaat (figuur ib). Bij het
bukkend tillen is er sprake van een
gebogen rug, vooral aan het begin van
de tilhandeling. Verder ontstaat er een
grote afstand (lastarm) tussen het
lichaam en het voorwerp, waardoor er
veel inspanning wordt gevraagd van
de strekspieren van de rug. Deze
combinatie is zeer ongunstig voor de
tussenwervelschijven.

Tijdens het vanuit gehurkte positie
tillen is het mogelijk de rug nagenoeg
recht te houden, waardoor er minder
gevaar dreigt voor de tussenwervel-
schijven, maar wel de knieën veel

Veterinaire ergonomie:
een kwestie van lijfsbehoud

zwaarder worden belast. Grote
compressiekrachten in het patellofe-
moraalgewricht maken deze tiltech-
niek vaak ongeschikt voor personen
met knieklachten. Ook kost het nogal
wat energie om vanuit gehurkte positie
zowel het voorwerp als het eigen
lichaamsgewicht omhoog te brengen.
Deze techniek is metabool gezien ruim
25 procent minder efficiënt dan
bukkend tillen. Hoewel deze manier
van tillen vaak wordt aangegeven als
de meest veilige, is dat in werkelijkheid
dus nog maar de vraag.

\'freestyle\'

Meestal kiest men echter een soort
\'freestyle\'-techniek boven één van
bovengenoemde technieken. Hierin
kunnen zowel de voordelen van beide
technieken als ook de persoonlijke
voorkeuren worden gecombineerd. • •
Wat we vooral niet moeten vergeten:
iedere situatie is anders. Een verhuis-
doos met handgrepen kun je nu
eenmaal gemakkelijker tillen dan een
zware, gesedeerde hond. Zeker als deze
na operatie om de hoek, net over het
drempehje, in een hok in de opname
moet worden getild. Dan krijg je
namelijk te maken met zeer belasten-
de omstandigheden.
Een paar tips om veiliger te tillen:

- til met een rechte rug;

- houd het voorwerp zo dicht moge-
lijk bij het lichaam;

- vermijd het draaien van de romp;

- til rustig en in een gelijkmatig
tempo;

- gebruik indien mogelijk een
hulpmiddel (tillift, cliënt, collega).

Helaas laat het tillen van een dier of
een gedeelte ervan (bijvoorbeeld
tijdens een buigproef) zich niet
standaardiseren en kan zorgen dit
voor onverwachte situaties. De
belangrijkste adviezen zijn daarom:
ken je eigen fysieke grens en zorg
ervoor dat je in optimale fysieke en
cardio-vasculaire conditie verkeert
(zie figuur 2 voor welke spieren je
kunt trainen).

Madeion van Weeren-Bitterling is
arbeidsfysiotherapeut en dierfysio-
therapeut.

-ocr page 184-

Frans van Knapen

Following Orders. James Drew,
404 pagina\'s, Paperback Bluebell
Publishing,
isbn 0-9538220-0-1.

In de vorm van een roman compleet
met romantiek en moord, die je bezig
houdt tot het eind, gaat dit boek over
de klassieke varkenspest- en mond-en-
klauwzeeruitbraken in het Verenigd
Koninkrijk van enkele jaren geleden
(2000 en 2001). Als je van romans
houdt, is dat des te beter, maar voor
iedereen worden de indringende
consequenties van grote dierziekte-
uitbraken voor boeren en betrokken
dierenartsen meesterlijk beschreven:
vanaf het allereerste begin, van het
stellen van de eerste diagnose tot en
met de ellende van grote brandstapels
en een uit de hand lopende epidemie,
deels veroorzaakt door bureaucratie,
onbegrip en politieke onwil.

JAMj^ DKKW

Boekbespreking: Following Orders

De hoofdrol in het boek is weggelegd
voor een overheidsdierenarts (Steve
Turner), die op een zeker moment in
conflict komt met zichzelf en zijn
formele opdrachtgevers. Alle stereoty-
pen van dierenartsen komen in het
boek terug. De betrokken dierenarts,
de hork, de \'opdracht is opdracht\'-
figuur, de opportunisten die snel en
gemakkelijk geld verdienen, de
ervaren pathologen en clinici versus
de jonge snotneuzen, die in korte tijd
leren hoe de wereld er in werkelijk-
heid kan uitzien.

Veel van ons zullen bij het lezen
van dit boek een schokkende herken-
ning beleven. Het is een open uitnodi-
ging voor onze professie om nog eens
na te denken waar we staan in de
maatschappij. Zijn wij zelfstandig
denkende academici met een grote
beroepsverantwoordelijkheid, of
worden we aangestuurd door ambte-
naren die niet weten waar het over
gaat en zijn we slechts uitvoerend
bezig (\'following orders\'). Gaandeweg
het boek stroomde er in ieder geval
meer adrenaline door mijn bloed. Een
aanbevelenswaardig boek en mis-
schien biedt dit verhaal een mooi
moment om in een tijd van relatieve
\'vrede\' eens met elkaar na te denken
over onze positie als dierenarts, of je
nu practicus bent of bij de overheid
werkt.

Uitgelicht:
Vlijm en
snepper

Al ver vóór Hippocrates werd zowel
bij mensen als bij dieren bloed
afgetapt om genezing te bevorderen
of ziekte te voorkomen. Volgens de
klassieke humoraalpathologie was
bij ziekte sprake van een verstoorde
verhouding tussen de vier soorten
lichaamsvocht: bloed, slijm, gele- en
zwarte gal.

Het evenwicht kon worden hersteld
door aderlaten, laxeren of klysteren.
Tot in de jaren vijftig van de vorige
eeuw werd deze therapie nog toege-
past bij verschillende aandoeningen.
De Afdeling Diergeneeskunde van het
Universiteitsmuseum beheert een
collectie van enkele tientallen
instrumenten die gebruikt werden bij
aderlaten. De vlijm, hier afgebeeld,
werd gebruikt om de ader te openen.
Vaak gaat het bij een vlijm om
meerdere, driehoekige mesjes,
opgeborgen in een handvat. De vlijm
werd in de ader geslagen met behulp
van een houten hamer, waarvan de
kop meestal verzwaard was. De
Numan Stichting of de Stichting
Vrienden van het Museum Dierge-
neeskunde, hanteert de vlijm als logo.

geavanceerd

De meer geavanceerde variant op
de vlijm is de snepper: een instrument
met een aantal mesjes, verbonden aan
een veermechanisme. Met één druk op

de knop schoten de mesjes naar
buiten. Over de aldus ontstane wond
werd vaak een halve bol van glas of
metaal gezet, die verwarmd werd zodat
een vacuüm ontstond. De bloedstroom
werd op deze wijze gestimuleerd. Met
de teloorgang van de humoraalpatho-
logie verdween ook het aderlaten uit
de (veterinaire) praktijk.

Universiteitsmuseum, Afdeling
Diergeneeskunde
Yalelaan i, Utrecht
Telefoon: (030) 2534675
Website: www.museum.uu.nl,
www.numanstichting.nl.

-ocr page 185-

Ingezonden

Que sera

Que sera, sera. Oftewel ...wat de toekomst
brengen moge. Soms is het goed wat
verder vooruit te kijken en daarop in te
spelen (De dierenarts in 2015,
tvd
15 mei 2008). Gelokt door deze titel
sloegen we het betreffende artikel vol
verwachting open. En wat schetst onze
verbazing? Twaalf\'wijze mannen\'
hebben hun licht over deze materie laten
schijnen. Een ding staat vast: in 2015
zullen zij zeker geen representatieve
afspiegeling vormen van de dan bijna
volledig door vrouwen gedomineerde
beroepsgroep. Wat bijzonder merkwaar-
dig dat alle vrouwen die ongetwijfeld door
de auteurs zijn benaderd teneinde het
advies zo breed mogelijk gedragen te
krijgen, de invitatie moesten afslaan.

Zoönosen
van alledag

AndréKleinmeulman en Roel Coutinho

Graag nodigen wij u uit voor het
symposium \'Zoönosen van alledag\'
op 7 november 2008. Zoönosen zijn
geen uitheemse ziekten. Onze
huisdieren, de veestapel, de \'vrije
natuur\', overal kan wel een infectie-
ziekte vandaankomen die de mens
besmet. Dierenartsen en huisartsen,
ggd-artsen en bedrijfsartsen zijn de
eersten die met de geïnfecteerde
patiënt in aanraking komen. Maar
vinden zij elkaar wel? Hoe en
wanneer dan? En wat vertellen ze
hun patiënt of cliënt?

Het ochtendgedeelte van het sympo-
sium zal gewijd zijn aan het onder-
werp Q-koorts. De eerste uitbraak in
Nederland in 2007 en het voortdurend
toenemende aantal humane patiënten
in 2008 zijn een bron van zorg.
Wanneer waren er eigenlijk de eerste
problemen bij het vee? Hadden de
huisartsen dat moeten weten? Wat

Helaas, een gemiste kans...

C.P. Buitenhuis, M. Schaafsma, B.A.M.
Austie,
A Maaskant, F.E.M. de Swart,
S.E.A.C.M. van der Bijl-Custers, M.F.R.
Brummelhuis-Thybaut, J. Ramaker-
Schutte, M.B Melchior, M.A.H.
Boezeman en S. Van Dieten.

reactie ludo hellebrekers op
de ingezonden brief

Het is goed te merken dat de vrouwen
binnen onze beroepsgroep zich
roeren. Dat is iets wat veel meer zou
moeten gebeuren en hopelijk in de
toekomst ook in toenemende mate
gaat gebeuren. De veranderende
samenstelling van onze beroepsgroep
geeft daar zeker alle aanleiding voor.

Voor alle duidelijkheid: de betref-
fende deelnemers aan het overleg over
\'De dierenarts in 2015\' waarover

moet men zwangere werknemers van
een kinderboerderij vertellen? Na een
overzicht van wat over de ziekte
bekend is, zullen de verschillende
betrokken professionals hun kant van
de zaak belichten en vertellen waar
verbeteringen mogelijk zijn in de
samenwerking tussen het humane en
het veterinaire veld.

Tijdens het middagprogramma
zullen parallelle sessies worden
gehouden: drie workshops waarin
zoönosen van verschillende kanten
worden belicht (\'huid en dier\',
\'dierenbeten\' en \'zwanger op de
boerderij\') en een sessie waarin in
korte presentaties de veterinaire
epidemiologie van verschillende
infectieziekten aan bod zal komen.
Hierna zal de opkomst van het
\'agrotoerisme\' worden besproken. Het
symposium zal worden afgesloten met
misschien wel het belangrijkste
onderdeel: \'Risicocommunicatie\'.
Want terwijl er beperkte kennis
voorhanden is, moeten professionals
toch dagelijks een afweging maken
hoe ze de klant of zelfs het algemene
publiek moeten voorlichten. Hoog-
leraar Lynn Frewer weet hier alles van.

Het symposium begint om 09.30
uur en duurt tot 16.00 uur. Na het
eerder in dit tijdschrift werd gerappor-
teerd, waren om hun bijdrage ge-
vraagd vanwege hun eigen specifieke
expertise en positie in het veld.
Wellicht dat ook hier een dergelijke
geslachtelijke verdeling in de komen-
de jaren zal gaan veranderen.

Een soortgelijke verandering treedt
nu op binnen onze bestuurlijke
gelederen. Het huidige
knmvd-
bestuur is dan ook zeer verheugd dat
de verschillende groepen erin geslaagd
zijn om ons voor de komende alge-
mene vergadering ook vrouwelijke
kandidaten voor te dragen, zodat ons
bestuur meer een afspiegeling van de
beroepsgroep kan worden. Laat uw
stem dus horen!

Ludo [Hellebrekers, voorzitter

l.j.hellebrekers@knmvd.nl

programma is er gelegenheid om onder
het genot van een drankje na te praten.

aanmelding

Er is accreditatie aangevraagd voor
4,5 uur bij de
absg (voor bedrijfsartsen
en artsen Maatschappij en Gezond-
heid, infectieziektebestrijding) en de
cvah (voor huisartsen). U kunt zich
voor het symposium aanmelden via
de website www.rivm.nl/cib/actueel/
agenda. De kosten voor deze dag
bedragen 80 euro. Dit bedrag moet
worden overgemaakt op rekening-
nummer 378344900 van het
rivm te
Bilthoven, onder vermelding van
\'Zoönosensymposium 2008\' en naam/
namen van de deelnemers/instantie.
Na ontvangst van de betaling sturen
wij u een bewijs van deelname. De
organisatie van dit symposium is een
gezamenlijke inspanning van het
Centrum Infectieziektebestrijding van
het
rivm, de Voedsel en Waren
Autoriteit
(vwa) en de vereniging
voor veterinaire epidemiologie en
economie
(veec).

Drs. André Kleinmeulman is inspecteur-
generaal van de
vwa en prof. dr. Roel
Coutinho is directeur van het Centrum
Infectieziektebestrijding van het
riv.

-ocr page 186-

Monique Megens

De Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren heeft in samen-
werking met het departement
Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren van de Universiteit Utrecht
een nieuw cursusprogramma
samengesteld voor 2008 tot 2009.

Naast op zichzelf staande lezingen
gaat Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) u de zogenaamde
modulen aanbieden, meerdaagse
cursussen verspreid over het jaar
binnen één en dezelfde discipline. De
allereerste module betreft de weke
delen chirurgie welke eind oktober zal
starten. Naar verwachting volgen er in
2009 modulen op het gebied van de
tandheelkunde, de echografie en de
interne geneeskunde.

Op de ggg-website (ggg.knmvd.nl)
vindt u uitgebreide informatie over de
modulen en lezingen en kunt u zich
tevens inschrijven. De website wordt
doorlopend aangevuld met nieuwe
lezingen, modulen en nadere infor-
matie. Hieronder vindt u een kort
overzicht. Alle genoemde cursussen
vinden plaats op de faculteit Dierge-
neeskunde in Utrecht.

radiologie

Op 2 oktober start het programma met
een lezing met als titel \'Röntgendiag-
nostiek van schedel en wervelkolom
- Opnametechniek en interpretatie
van schedel - en wervelkolomfoto\'s\'.
De spreker is Hans Garretsen en de
kosten bedragen roo euro.

kattengeneeskunde

In het kader van de kattengeneeskunde
hebben we een serie van drie lezingen
samengesteld. Allereerst een lezing
over oogheelkunde bij de kat op
dinsdag 4 november door prof dr.
Michael Boevé. De kosten bedragen
100 euro. Op donderdag 15 januari
volgt een lezing aangaande dermatolo-
gie bij de kat met de internationale
veelgevraagde spreker dr. Richard
Harvey (Verenigd Koninkrijk) De
kosten voor deze vijf uur durende
lezing inclusief een broodmaaltijd
bedragen 150 euro. Tenslotte zal prof.
Luc van Ham van de universiteit in
Gent op woensdag 27 mei 2009 tevens
een vijf uur durende lezing verzorgen.
Luc van Ham is specialist op het gebied
van de neurologie en zal spreken over
onder andere hersen-, ruggemerg- en
neuromusculaire aandoeningen bij de
kat. De kosten bedragen 150 euro
inclusief een broodmaaltijd. Bij
gelijktijdige inschrijving voor alle drie
de lezingen in het kader van de
kattengeneeskunde geldt een geredu-
ceerde totaalprijs van 375 euro.

tandheelkunde

Andries van Foreest en Frans Knaake
hebben gezamenlijk een dagvullende
interactieve lezing samengesteld.
Gedurende deze dag krijgt de cursist
bijscholing van de basiskennis
tandheelkunde bij hond en kat:
algemene kennis, onderzoek, diagnos-
tiek, behandeling en het herkennen
van veel voorkomende gebitsproble-
men in de algemene dierenartsen-
praktijk. Deze cursus is een must voor
iedere dierenarts die zich bezighoudt
met het gebit bij gezelschapsdieren.
Vanwege het interactieve karakter
kunnen er maximaal veertig cursisten
deelnemen. De cursus vindt plaats op
dinsdag 9 december 2008 van 13.00 tot
2 2.00 uur en de kosten inclusief een
broodmaaltijd bedragen 275 euro. Deze
cursus is te volgen als losstaande
lezing, maar is tevens de (verplichte)
opstap naar de Tandheelkunde Module
(meer informatie op de
ggg-site).

Permanente Educatie
Gezelschapsdieren 2008-2009

chirurgie module i 2008-2009
Op 3 r oktober start p e g d met de
allereerste module met als discipline
de chirurgie. Cursusleider prof. dr. Jolle
Kirpensteijn heeft een uitdagend
programma voor u samengesteld. De
cursus, die bestaat uit zes practicumda-
gen, zal plaatsvinden op drie vrijdagen
(15.00 tot 22.00 uur) en drie aanslui-
tende zaterdagen (9.00 tot 16.00 uur).
De cursus wordt gegeven aan de
faculteit in de chirurgische practicum-
zalen. Onder intensieve begeleiding
van twee docenten zal per dag door
twee cursisten op één kadaver worden
gewerkt. Vanwege het intensieve
karakter is er plaats voor maximaal
dertig deelnemers. De kosten bedragen
1850 euro voor zes practicumdagen,
inclusief alle materialen, consumpties
en broodmaaltijden. Daarnaast bestaat
er een gereduceerde prijs van 1600 euro
(voorwaarden daarvoor vindt u op de
ggg-site). Kijk voor meer informatie en
het volledige programma op
ggg.
knmvd
.nL Hier vindt u te zijner tijd
ook de informatie over de vervolg-
cursus \'Chirurgie Module 11\', die zal
plaatsvinden in begin september 2009.

Monique Megens is lid van het bestuur
van de
ggg.

\' ■!■■ I tl

Prof dr |olle Kirpensteijn verzorgt de eerste module chirurgie. (Afdeling Multimedia, facuheit Dier-
geneeskunde)

-ocr page 187-

Woensdag 24 september 2008
organiseert de Veterinaire Veefok-
kers Club \'De Uithof\' haar jaarlijkse
symposium. Dit jaar zal het onder-
werp zijn: \'Schaalvergroting in de
veehouderij...Does size matter?\'.

Deze middag, die begint om 14.30 uur
in zaal Cioi in het Androclusgebouw
van de faculteit Diergeneeskunde te
Utrecht en duurt tot 21.30 uur, worden
de verschillende visies op verschillen-
de aspecten van de zogenoemde
megabedrijven besproken. In lezingen
van 45 minuten zullen zes sprekers
hun specialisme op dit onderwerp
nader toelichten..........

megabedrijven

Prof. dr. J.A. Stegeman, hoogleraar aan
de faculteit Diergeneeskunde te

\'Schaalvergroting in de veehouderij...
Does size matter?\'

Utrecht, zal beginnen met zijn verhaal
over de gevolgen van megabedrijven
voor het dierenwelzijn en de dierge-
zondheid. Vervolgens zal M. Langelaar,
dierenarts werkzaam voor het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu, de gevolgen van megabe-
drijven voor de volksgezondheid
nader belichten. Ir. R. Van den Berg,
teamleider Landbouw en Duurzaam-
heid Landelijk Gebied van het
Milieu- en Natuur Planbureau, zal na
de pauze hierop inhaken door te
vertellen over de gevolgen van
megabedrijven voor de omgeving en
het milieu. Voordat het diner wordt
opgediend, beSpf eékf irig. A.\' Béldmari
van het Landbouw Economisch
Instituut te Wageningen nog de
bedrijfskundige kant van dit sym-
posium, door de concurrentiekracht
van megabedrijven te definiëren.

In het avondgedeelte van het
symposium gaat M. Schuttert,
dierenarts bij Veterinair Centrum
Someren, van start door de verande-
ringen voor de dierenarts in kaart te
brengen, waarna M. Thieme, bestuurs-
voorzitter van de Partij van de Dieren,
zal afsluiten met haar verhaal over de
emoties die de megabedrijven in de
samenleving oproepen. Deze serie
lezingen zal worden nabesproken
door middel van een discussie tussen
de sprekers, waarbij wordt ingegaan
op vragen uit de zaal.

De kosten bedragen voor leden
5 euro, voor niet-leden 8 euro, voor
donateurs 25 euro en voor dieren-
artsen 50 euro. Reserveren is mogelijk
via e-mail (bestuur@veefokkers.com)
of telefoon ((030) 25 34 694).

Van loondienst naar eigen praktijk

Aan de praktijkhoudende dierenarts
worden hoge eisen gesteld. U bent
niet alleen dierenarts, maar ook
ondernemer, een facet waar ge-
durende de opleiding en tijdens
bij- en nascholing nog steeds weinig
aandacht aan wordt besteed.

Daarom organiseert vvaa inmiddels
al jaren met succes de praktische
cursus \'Van loondienst naar eigen
praktijk?\' voor dierenartsen die nog
werkzaam zijn als medewerker, maar
uiteindelijk willen associëren in een
praktijk. Op 24, 25 en 26 september
organiseert
vvaa weer een cursus in
Zeist. Er zijn nog enkele plaatsen vrij.

inhoud

De cursus biedt een gedegen voorbe-
reiding op het ondernemerschap van
de toekomstig zelfstandige dierenarts.

Tijdens de cursus komen onder meer
de volgende onderwerpen aan bod:

- de praktijk (welke ondernemings-
vorm, de nieuwe Wet Personen-
vennootschappen, belangrijke juridi-
sche kenmerken, goodwill et cetera);

- het functioneren binnen samen-
werkingsverbanden (samenwerking,
besluitvorming, omgaan met
conflicten);

- het accountantsrapport (resultaten-
rekening en balans, wat kan ik
ermee?);

- verzekeringen (wat moet er ver-
zekerd worden en waarom?);

- financieringen (hoe moet en kan
alles betaald worden?).

De cursus wordt gegeven door
deskundigen (externen en adviseurs
van
vvaa), die veel ervaring hebben
met het adviseren en begeleiden van
dierenartsen, met name op het gebied
van marketing en ondernemerschap.

accreditatie

De cursus staat bij het Veterinair
Administratie Kantoor geregistreerd
voor achttien nascholingsuren; een
aanvraag voor accreditatie is in
behandeling bij het
va k .

praktisch

De cursus duurt zes dagdelen, ver-
spreid over drie dagen, en start op
24 september 2008. Er is in totaal
ruimte voor maximaal vijftien
personen. De cursus wordt gehouden
op een locatie in Zeist. De kosten
bedragen voor vvAA-leden 335 euro en
voor niet-leden 395 euro (op basis van
volpension in een vier sterrenhotel).
U kunt zich inschrijven via www.vvaa.
nl/opleidingen.

-ocr page 188-

Gewijzigde registratie
Vanguard 7

In veldstudies is aangetoond dat
de meeste honden na de eerste
herhalingsvaccinatie met Vanguard
7, volgend op de gebruikelijke
basisvaccinaties op pupleeftijd,
gedurende tenminste vier jaar een
beschermende antilichaamtiter
hebben tegen de virale fracties in het
vaccin. Daarom is de Nederlandse
registratie van Vanguard 7
aangepast en gelden vanaf heden
de volgende adviezen: een jaarlijkse
hervaccinatie tegen
Leptospira
interrogans
met Vanguard Lepto en een
hervaccinatie met een interval van
drie jaar tegen de virale componenten
(hondenziektevirus, canine
parvovirus, hondenhepatitisvirus,
CAV2 en canine Parainfluenzavirus).

Dit advies sluit goed aan bij de
meest recente richtlijnen zoals die
nationaal en internationaal worden
gehanteerd, en maakt het mogelijk
een \'up-to-date\' en verantwoord
vaccinatieschema te hanteren.

(oio) 40 64 600

Lanflox io%®

De Nederlandse pluimveehouderij is
al jaren vertrouwd met het zeer
krachtige enrofloxacin. Dopharma
introduceert Lanflox io%®, een
nieuwe orale oplossing voor de
behandeling van luchtwegaandoenin-
gen bij niet eierleggende kippen en
kalkoenen, veroorzaakt door
Escheri-
chia coli
en/of Mycoplasma gallisepticum
waarbij klinische ervaring en/of
gevoeligheidstesten aangeven dat
enrofloxacin de juiste keuze is.

Lanflox iovat 100 milligram
enrofloxacin per ml en dient oraal via
het drinkwater te worden toegediend
in een dosering van 10 milligram
enrofloxacin per kilogram lichaams-
gewicht (dit komt overeen met circa
500 milliliter Lanflox 10% per 1000
liter drinkwater) per dag gedurende
vijf opeenvolgende dagen. De wacht-
tijd voor vlees bedraagt vier dagen.

pr(a)dopharma.com

Forum over welzijn bij
landbouwhuisdieren

Experts uit de hele wereld kwamen
onlangs bijeen in Cardona, Spanje,
voor \'s werelds eerste forum over
welzijn bij landbouwhuisdieren,
georganiseerd door Boehringer
Ingelheim. De aanwezigen werden op
de hoogte gebracht van onderzoek dat
wereldwijd gaande is op het gebied
van welzijn. Nederlandse afgevaardig-
den waren Paul van Dijk (faculteit
Diergeneeskunde), Marion Kluivers
(asg). Joep Driessen (VetVice) en
Monique Driesse (Boehringer Ingel-
heim). De eerste sessie had betrekking
op het \'herkennen van koesignalen;
beoordelen van pijn en ongerief\'. De
nascholing van dierenartsen en
veehouders en de houding ten aanzien
van pijn en welzijn waren ook
onderwerp van discussie. De afslui-
tende sessie ging in op de winst die op
een bedrijf kan worden behaald bij
een verbeterd welzijn. De uitkomst
van dit forum draagt hopelijk bij aan
het ondersteunen en het motiveren
van dierenartsen die vooruitgang
willen boeken in het welzijnsmanage-
ment bij landbouwhuisdieren.
monique.driesse(a)alk.boehringer-
ingelheim.com

Milteforan bij
leishmaniase

In Spanje, Portugal, Griekenland en
Italië is door Virbac onlangs het
geneesmiddel Milteforan® geregistreerd
voor behandeling van honden met
leishmaniase. In deze landen was de
gangbare therapie een combinatie van
glucantime met allopurinol. Milteforan
(werkzame stof miltefosine) kan echter
oraal worden ingezet, is veilig voor
patiënten met nier- en/of leverinsuffi-
ciëntie en werkt synergistisch met
allopurinol. Het product kan door de
eigenaar worden toegediend als orale
suspensie in een dosering van i
milliliter per 10 kilo per dag gedurende
28 dagen, bijvoorbeeld over de voeding.
In Nederland kan Milteforan worden
geleverd voor individuele leishmania-
sepatiënten via de cascaderegeling.
Hiervoor kan bij Virbac een concept-
voorschrift worden aangevraagd.
Uitsluitend volledig ingevulde recept-
aanvragen met een handtekening van
de behandelend dierenarts kunnen in
behandeling worden genomen.
info@virbac.nl

Rapidexon®

Eurovet Animal Health introduceert
Rapidexon®. Deze oplossing voor
injectie bevat 2 mg/ml dexamethason,
wordt snel opgenomen en heeft een
intense werking. Bij een intramus-
culaire injectie bij rund, varken, paard
en hond wordt binnen
20 minuten de maximale plasma-
spiegel bereikt. Het product is
geregistreerd voor rund, varken, paard,
hond en kat voor de behandeling van
ontstekingen of allergische aandoe-
ningen. Extra indicaties zijn bij het
rund behandeling van primaire ketose
(acetonemic) en inleiding van de
partus, en bij het paard lokale behan-
deling van ontstekingen van de
gewrichten, bursae of pezen en
peesscheden. Rapidexon® heeft een
zeer korte wachttijd voor zowel melk
(72 uur) als vlees (rund zeven, varken
twee en paard elf dagen).

(0497) 54 43 00

Vierde Pijn Management
Symposium

Herkenning, gevolgen en behandeling
van pijn waren enkele van de onder-
werpen die werden behandeld tijdens
het vierde Merial Europese Pijn
Management Symposium in Split, mei
jongstleden. Bij onderzoek bleek dat
onvoldoende postoperatieve pijn-
bestrijding gepaard gaat met een
significante stijging van de mortaliteit.
Dieren onder anesthesie kunnen nog
steeds pijn ervaren, zelfs wanneer er
geen pijnsignalen waarneembaar zijn.
Analgesie dient daarom voor, tijdens en
na de ingreep te worden gehandhaafd.
Bij diverse tumoren, onder andere van

-ocr page 189-

de prostaat, de nier, de melkklieren en
de huid bij de hond en squameuze
celtumoren bij de kat speelt cox-2 een
grote rol. Firocoxib (Previcox®) kan
daaron een belangrijke rol spelen bij
de behandeling ervan. Men adviseerde
een continue behandeling met dit
midde\'i bij inoperable tumoren,
gevallen van hoge maligniteit en
lymfekliermetastasen. Volgend jaar zal
de eerste Merial European Pain
Management Award worden uit-
gereikt. Kandidaten kunnen tot
I november worden voorgedragen.
agnes.vidal(a)merial.com

Boehringer Cardiologie
Avonden 2008

Boehringer organiseert dit najaar de
Cardiologie Avonden 2008 met als
thema: \'How to manage congestive
heart failure in dogs? That\'s the
QUESTion!\'. Niek Beijerink zal de
incidentie, etiologie, diagnose en
behandeling van congestief hartfalen
als gevolg van klepinsufficiëntie bij de
hond behandelen. Hierbij zullen de
nieuwste wetenschappelijke inzichten
worden meegenomen en zal een
vertaalslag worden gemaakt naar de
dagelijkse praktijk. De avonden worden
gehouden in Van der Valk Hotels: op
dinsdag 7 oktober\'Schiphol/A4\'
(Hoofddorp), donderdag
16 oktober \'Assen\', woensdag
29 oktober in \'Vianen\', maandag
3 november in \'De Canthare\'
(Apeldoorn) en op woensdag
12 november in \'Eindhoven\'. De
lezingen starten om 19.15 uur en duren
tot ongeveer 21.45 uur. Aan deze
avonden zijn geen kosten verbonden,
vetmedicacaalk.boehringer-
ingelheim.com

Hill\'s thema-avond 2008

Hill\'s organiseert op donderdag
6 november aanstaande in de College-
zaal van de faculteit Diergeneeskunde,

Utrecht, een thema-avond over
geriatrie bij hond en kat (19.00 uur
ontvangst met buffet; einde 22.45
uur). In de dierenartsenpraktijk ziet
men steeds meer oudere dieren: 30 tot
40 procent van de honden- en katten-
populatie behoort tot de senioren-
groep. Oudere dieren zijn gevoeliger
voor bepaalde ziekten en om deze
dieren een kwalitatief goed leven te
bezorgen, is preventie en een tijdige
diagnose essentieel. Tijdens de avond
zullen de diagnose en de behandeling
(en opvolging) van enkele geriatrische
aandoeningen op een praktische
manier worden besproken door de
sprekers prof. dr. Sylvie Daminet
(hyperthyroïdie, nieraandoeningen),
drs. Job van der Lek (praktijkmanage-
ment), dr. Paul Mandigers (hersenver-
oudering, artrose) en dr. Stefan
Verschuren (voedingsmanagement).
(0800)02 22 466.

Voor geïnteresseerde dierenartsen, die uiteindelijk de
wens hebben om door te groeien naar een zelfstandige
praktijk, biedt DixFortuin opnieuw de mogelijkheid deel
te nemen aan de workshop:

Op weg naar een eigen praktijk !

Deze workshop wordt gegeven
door ervaren adviseurs, die
reeds jaren bekend zijn met
de dierenartspraktijk(en), op
financieel, juridisch en fiscaal
gebied.

De kosten van deze bijeen-
komst bedragen € 75,=
(inci. btw).
De workshop vindt plaats op
dinsdag 28 oktober 2008 en
start om 10:00 uur. Verwacht
einde om 16:00 uur.

Locatie: Ons kantoor aan de
Soestdijkseweg Noord 328,
3723 HH te Bilthoven.

U kunt zich aanmelden mid-
dels e-mail: w.westerwoudt@
d1xfoTtu1n.nI of telefonisch vla
nummer: 030-251 51 99.

Geef u snel op want
vol = vol!

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 190-

De dierenarts en
de verandering

Recent hoorde ik van een bekende veterinair de stellingen \'veranderen moet\' en
\'van de tien veranderingen leiden er acht tot verbetering\'. Aantrekkelijke
stellingen die echter om een verder onderbouwing vragen.

Ook de diergeneeskunde en haar omgeving veranderen continue. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de herziening van onze verenigingsstructuur zoals die op de
algemene vergadering besproken zal worden. Hier worden grote stappen gezet
voor het verder verbeteren van onze efficiëntie en slagvaardigheid. Vervolgstappen
worden dan weer ingezet voor het realiseren van de verdere ontwikkelingen.

Daarnaast verlangt de Nederlandse maatschappij in toenemende mate een
maatschappelijk verantwoorde opstelling van de dierenarts op de terreinen van
diergezondheid, volksgezondheid en dierenwelzijn. Voor ons een uitgelezen
kans om onze kennis en kunde daarvoor in te zetten. En daar wordt ook hard
aan gewerkt door onze beroepsgroep. Symposia over verantwoord diergenees-
middelenbeleid, hoe de dierenarts zich daarin staande houdt
(Tijdschrift voor
Diergeneeskunde,
deel 1^2, aflevering i4-r5, pagina 576-579) en over de rol van
dierenarts in het dierenwelzijndebat (zie www.dierenwelzijndebat2008.nl) op
10 september aanstaande zijn daarvan voorbeelden.

voorzitterscolumn

Ook op de komende algemene vergadering zal het aspect van onze maat-
schappelijke verantwoordelijkheid aan de orde komen. Wij kunnen daar
zondermeer goed invulling aan geven, maar dan moeten we dat wel gezamen-
lijk doen. Dus ook aan u het dringende verzoek hieraan bij te dragen!

Ludo j. Hellebrekers, voorzitter, l.j.hellebrekers@knmvd.nl

Resultaten enquête ledenservice knmvd
mei 2008

Joost van Herten

Individuele dienstverlening aan
leden is een kritische succesfactor
voor een branchevereniging. Dienst-
verlening aan leden vraagt echter om
bewuste strategische keuzes. Een
aantal vragen is daarbij van belang.
Welke diensten biedt de
knmvd haar
leden aan? Is deze dienstverlening
voldoende onderscheidend? Doen we
het zelf of besteden we het uit? En
\'last but not least\': hoe wordt de
dienst gefinancierd?

Voor het nemen van de juiste beslis-
singen heb je informatie nodig. Een
goede manier om het gebruik en de

waardering van het huidige diensten-
pakket te meten, is een tevredenheid-
onderzoek. Een dergelijk onderzoek is
de basis voor het beleid van de
knmvd.
In mei dit jaar is naar alle leden een
enquête uitgegaan over onze leden-
service. Inmiddels zijn de resultaten
daarvan bekend. Er zijn 463 enquêtes
retour gekomen, wat neerkomt op een
respons van ro procent. De verdeling
onder de respondenten was niet
afwijkend en was dus representatief.
Hieronder volgt een samenvatting van
de uitkomsten. In oktober zal het
bureau van de
knmvd het bestuur op
basis van de resultaten een aantal
concrete aanbevelingen doen om de
ledenservice van de
knmvd te ver-
beteren.

waarom worden dieren-
artsen lid van de knmvd?

Dierenartsen kunnen verschillende
motieven hebben om lid te worden
van de
knmvd. Grofweg zijn er drie
hoofdmotieven te onderscheiden:

- vanwege de collectieve belangen-
behartiging,

- vanwege het belang van een goed
georganiseerde sector,

- vanwege de kwaliteit of de prijs van
de dienstverlening.

41 procent van de respondenten gaf
aan dat de collectieve belangenbehar-
tiging de belangrijkste reden was om
lid te zijn. Brancheontwikkeling
scoorde 27 procent en ledenservice
21 procent. 9 procent gaf een andere
reden op, uiteenlopend van solidari-

-ocr page 191-

top viif meest gebruikte
diensten

1. Tijdschrift voor
Diergeneeskunde;

2. Nieiuwse-mail;

3. Jaarboek (papieren versie);

4. EU-paspoort;

5. Vacaturebank op de website.

top vijf minst gebruikte
diensten

1. Conflictbemiddeling
(net-werkdierenarts);

2. Module cytostatica;

3. Modelcontract maatschap;

4. Helpdesk via website;

5. Receptenblokken. *

* De enquête vond plaats in mei
terwijl de receptplicht pas per
I juli van kracht werd.

teit tot contact met beroepsgenoten.
Ook het ontvangen van het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
werd vaak apart
genoemd als reden voor lidmaatschap.

Er werd in de enquête ook gevraagd
naar de concrete voordelen van het
lidmaatschap van de
knmvd. Van alle
respondenten gaf 27 procent aan de
informatievoorziening het meest te
waarderen. Dit werd op de voet
gevolgd door de belangenbehartiging
met 26 procent. Advies via de help-
desk en nascholing waren volgens
13 procent van de leden de grootste
voordelen. Netwerken scoorde
10 procent. Slechts 6 procent gaf aan
de kortingen via het lidmaatschap als
belangrijkste voordeel te zien.
2 procent noemde iets anders, zoals
sociale contacten. Een klein deel van
de respondenten gaf aan geen voor-
delen te zien van het lidmaatschap.

gebruik en waardering van

de diensten

Ongeveer de helft van de responden-
ten zegt het afgelopen jaar geen
contact te hebben gehad met het
bureau in het kader van producten en
diensten van de
knmvd. De andere
helft heeft tussen de een en vijf keer
contact gehad. 2 procent geeft aan
meer dan zes keer per jaar gebruik te
maken van contact met de
knmvd.
De meeste contacten verlopen via de
telefoon (39 procent) of per e-mail
(31 procent). Persoonlijk contact komt
nog voor bij 7 procent van de respon-
denten en schriftelijk contact per post
nog maar bij 3 procent.

De enquête vroeg ook naar een
aantal andere aspecten van onze
dienstverlening. Over de bereikbaar-
heid en de snelheid ervan zijn de
respondenten tevreden. De prijs/
kwaliteitverhouding valt echter
ongunstig uit. Hier ligt dus een
duidelijk knelpunt. In de enquête
waren alle afzonderlijke diensten die
de
knmvd op dit moment aanbiedt, op
een rijtje gezet. Men kon aangeven van
welke diensten men gebruik maakte
en hoe men deze waardeerde. Dit
leverde interessante uitkomsten op
(zie kaders).

opmerkingen en suggesties

De enquête gaf de gelegenheid tot het
maken van opmerkingen en sugges-
ties over de dienstverlening van de
knmvd. Dat leverde een stroom van
waardevolle informatie op. Er werden
nogal wat opmerkingen gemaakt die
geen betrekking hadden op het
dienstenpakket, maar meer in zijn
algemeenheid op het beleid van de
knmvd. Veel respondenten vinden dat
de
knmvd duidelijker moet aangeven
waar zij voor staat en wat zij doet.

De vacaturebank is de best gewaardeerde dienst
van de
knmvd.

top vijf best gewaardeerde
diensten

1. Vacaturebank website;

2. EU-dierenpaspoort;

3. Keuringsrapport paard;

4. Nieuwse-mail;

5. Module cytostatica.

top vijf minst gewaardeer-
de diensten

1. Conflictbemiddeling;

2. ncvei;

3. Goodwilladvisering;

4. Tevreden.nl;

5. Arbeidsongeschiktheids-
verzekering.

Relatief veel respondenten gaven aan
dat er maar weinig diensten zijn voor
riiet-practici en ahdérê specifieke ^
groepen binnen de
knmvd. Daarbij
moet worden opgemerkt dat inder-
daad veel diensten gericht zijn op
practici, maar dat deze groep in
verhouding ook de meeste contributie
binnenbrengt (75 procent). Een ander
veel gehoord geluid was dat veel
diensten onbekend waren. Een grote
groep respondenten vond dat de
contributie te hoog is in verhouding
tot wat men ervoor ontvangt (of denkt
te ontvangen). Dit is een belangrijk
punt waar langs verschillende wegen
aandacht aan moet worden
geschonken.

het vervolg

Zoals hierboven gezegd, zal het bureau
van de
knmvd het nieuwe bestuur in
oktober adviseren over de dienst-
verlening. Een aantal concrete acties
zullen moeten leiden tot een verdere
verbetering van onze dienstverlening.
Wij houden u via het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde op
de hoogte van dit
proces.

Joost van Herten is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 192-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld:
Assink - Duin, mevr M.B.; 2008 Gent; 7607 an

Almelo, Oosteres 28
Beusekom, mevr. CD. van; 2008; 3992
sg

Houten, Hoekcamp 2
Francois, R.J.M.M.; 2007;
sy8 4NQ Brimfield
Ludlow, United Kingdom, Rose College,
Wyson Lane
Gustings, mevr R.A.J.A.; 2007; 3571
pg Utrecht,

Hijmans van den Berghlaan r88
Heijne, mevr M., 2008,8584
vd Hemelum, Yde

B Yntemastrjitte 19
Roozeboom, mevr H.C.; 2007; 7542
xm

Enschede, Waelstedelanden 21
Seip, mevr. EM.; 2008 Gent; 4501
cr Oostburg,

Brouwerijstraat 28
Steenis, mevr. LM. van; 2008; 3584
dk Utrecht,
Cambridgelaan 573

ORATIES EN PROMOTIES

Oraties

4 september, prof. dr. C.J.P. Boog

Hoogleraar in de faculteit Diergeneeskunde
Vakgebied: Ontwikkeling en toepassing van
immunomodulatie voor vaccins

Promoties

g september, drs. W.L.A. Loeffen

Promotor: prof. dr j.H.M. Verheijden, prof.
dr A.|. Stegeman

Co-promotor: dr W.A. Hunneman
Titel proefschrift: Population dynamics of
swine influenza virus in finishing pigs
11 September, drs. H. Avsaroglu

Promotoren: prof. dr. LFM. van Zutphen,
prof.dr L.J. Hellebrekers
Co-promotor: dr H.A. van Lith
Titel proefschrift: Strain-specific response to
anaesthetics in rat and rabbit. A
pharmacogenetic approach
16 september, drs. J.A. van Meeuwen
Promotor: prof, dr M. van den Berg
Titel proefschrift: Relevance of estrogenic
and aromatase inhibiting effects of mixtures
of xenoestrogens for human exposure
23
september, drs. M.P. Ariaans
Promotor: prof, dr W. van Eden
Co-promotoren: dr. £.[. Hensen, dr. ir. L.
Vervelde

Titel proefschrift: Vaccination: tipping the
balance form pathogen to host
25
september, mw. drs. S.M. Willers
Promotor: prof. dr. ir B. Brunekreef
Co-promotor: dr A.H. Wijga
Titel proefschrift: Prenatal and childhood
nutrition and the development of asthma
and allergy in children

lUBILEA

I september, R.W.E Becking te \'s-Gravenhage,
25 jaar

16 September, J.K. Schölte Albers te
Valkenswaard, 50 jaar

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
01-10-20081 maandag 115-09-2008
15 10-20081 maandag 129-09-2008
01-11-20081 maandag 113-10-2008
15-11-20081 maandag 127-10-2008

* Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(a)knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

2008

September
10-13 be va. Locatie: Liverpool, uk.
13 Symposium Feline Focus. Thema: \'Diarree
bij katten\'. Locatie: Congrescentrum De
Reehorst, Ede. Kosten Dierenarts: 185, - euro,
kosten assistente 115,- euro. Onderwerp
assistentendag: De kat centraal. Combinatie:
275, - euro. Zie ook onze website:
www.proveto.nl.
20 FelCan hondendag 2008. Locatie:

Collegezaal Gezelschapsdieren, faculteit
Diergeneeskunde. Tijd: 10.00 uur tot 15.30
uur Toegangsprijs: 15 euro. Aanmelding via
www.felcan.nl.

23 De Fidin gaat van 09.00 tot en met 17.00 uur
in het Corpus te Leiden een symposium
organiseren met de titel \'Wat maakt dieren
ziek? - duurzaam en verantwoord
produceren\'.

24 Symposium Veterinaire Veefokkers Club
\'De Uithof\'. Onderwerp: \'Schaalvergroting
in de veehouderij...Does size matter?\'.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.
Tijd: 14.30 tot 21.30 uur Kosten voorleden

5 euro, voor niet-leden 8 euro, voor dona
teurs 2 5 euro en voor dierenartsen
50 euro. Reserveren via e-mail (bestuur@
veefokkers.com) of telefoon ((030) 25 34
694).

24-27 weva. Locatie: Guaruja, Sp Brazilië.
30-2 Congres Mastitis Control 2008: from
science to practice. Locatie: Den Haag.

Oktober

3 Jaarcongres knmvd. Locatie: De Fabrique.

4 Negende Feline Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht. Tijd:
9.00 uur tot 17.00 uur Kosten: dierenartsen
60 euro,
Studenten 15 euro, wetlabs 25 euro.

8 Symposium Eros, onder de zinspreuk:
Voortplanting een schot in de roos!?!
Locatie: hoorcollegezaal Interne
geneeskunde Paard, Uithof, Utrecht.
Aanvang: 13.15 uur Informatie en
inschrijven via de website: www.vhiver.nl
(symposium@vhiver.nl).
II Dermatology Day. Onderwerp:

Dermatologie bij hond en kat. Locatie:
Conferentiehotel
kdk, Soesterberg. Kosten:
Dierenarts 185,- euro. Student: zie website
www.proveto.nl
30 Najaarsdag
ggp.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2008

September

9 Najaarsvergadering regio West. Locatie:
Kantoor
knmvd te Houten.

10 Discussiebijeenkomst \'Wel zijn of niet zijn,
de rol van de dierenarts in de welzijns-
discussie\'.
knmvd, faculteit Diergenees
kunde en
dsk.

10 Voorlichtingsbijeenkomst bpw. Locatie:
Zwolle.

16 Najaarsvergadering regio Oost. Locatie: De
Cantharel Van der Valk te Apeldoorn.

17 Najaarsvergadering regio Zuid. Locatie: Best
Western Hotel de Druiventros te Berkel-
Enschot.

18 Voorlichtingsbijeenkomst bpw. Locatie:
Houten.

18 Najaarsvergadering regio Noord. Locatie:

Van der Valk Drachten te Drachten.
25 Voorlichtingsbijeenkomst
bpw. Locatie:
Rosmalen.

Oktober

3 alv knmvd. Aansluitend jaarcongres.

Locatie: De Fabrique.
10 Sportdag
knmvd.

10 DIB SUM Netwerkborrel. Locatie: Utrecht.
10
ggp algemene ledenvergadering en

najaarsdag.
14
alv gkz. Locatie: Houten.

Cursussen

2008

September

In september 2008 start de unieke opleiding:
Varkens Academy Deze training duurt tien
maanden. Voor meer informatie, een
totaaloverzicht van alle modules, of
inschrijven voor een losse module kunt u
contact opnemen met Han Tellegen op
telefoonnummer: 0318-643099 of mail naar
info@vmrpartners.nl.
8 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\'of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nL
22 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nL
22 Cursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken.\'

Locatie: Wageningen. Prijs: 995 euro. De
inschrijftermijn van de cursus eindigt 0:10
september 2008. Nadere informatie en

-ocr page 193-

mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u de
brochure aanvragen bij Wageningen
Business School, Postbus 226,6700
ae
Wageningen, tel.: 0317-484093, fax:
0317-426547. Of stuur een e-mail naar: info.
wbs(a) wur.nl.

24-26 Cursus \'Van loondienst naar eigen
praktijk\', georganiseerd door
vvaa. Locatie:
Zeist. Kosten: voor
vvaa-leden 335 euro,
voor niet-leden 395 euro. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven op www.
waa.nl/opleidingen.

26 Workshop verdoven van wilde en

verwilderde dieren. Locatie: Ouwehands
Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00 uur tot 20.00
uur. Prijs: 450 euro, korting voor studenten:
50 euro. Informatie en opgave: zoomed@
zonnet.nl. Maak het cursusbedrag voor
i september over op Postbankgironummer
3852760 ten name van ZooMed te Rhenen,
onder vermelding van workshop verdoven.

Oktober

6 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i \'probleem-
gedrag bij honden\'. Het inschrijfformulier is
te downloaden van de website www.
dogvision.nl.

7 Cardiologie informatieavond voor

gezelschapsdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim. Toegang gratis.
Locatie: Van der Valk, Schiphol. Aanmelding
via Boehringer Ingelheim vetmedicaCSalk.
boehringer-ingelheim.com, fax (072) 56 43
2r3 of telefoon (072) 566 24 11 (Nanouk van
Eijk of Cindy Schoonhoven).

16 Cardiologie informarieavond voor

gezelschapsdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim. Toegang gratis.
Locatie: Van der Valk, Assen. Aanmelding
via Boehringer Ingelheim vetmedica@alk.
boehringer ingelheim.com, fax (072) 56 43
213 of telefoon (072) 566 24 11 (Nanouk van
Eijk of Cindy Schoonhoven).

21-23 International postgraduate workshop
\'Techniques for Writing and Presenting a
Scientific Paper\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: 1475,-- euro. Deadline for
registration is 3 October 2008. Online
registration is possible on the website http://
www.wbs.wur.nl. Further information can
be obtained from Wageningen Business
School,
p.o. Box 226, 6700 ae Wageningen,
the Netherlands, Phone 31-317-484093,
telefax: 31-317-426547, e-mai: info.wbs@
wur.nl.

27 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module r \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

29 Cardiologie informatieavond voor

gezelschapsdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim. Toegang gratis.
Locatie: Van der Valkm Vianen. Aanmelding
via Boehringer Ingelheim vetmedicaCïalk.
boehringer-ingelheim.com, fax (072) 56 43
213 of telefoon (072) 566 24 11 (Nanouk van
Eijk of Cindy Schoonhoven).

29 Cursus Agrarische bedrijfsadvisering in de
Veehouderij: de adviseur in een dynamische
landbouwwereld, georganiseerd door
Wageningen Business School. Kosten 1295
euro. De kosten van cursusmateriaal, koffie/
thee, lunches en diner op de eerste dag zijn
ingegrepen. De inschrijftermijn eindigt op
.6 oktober 2po§. Nadere informatie en . .
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl.

Dierenartsenpraktijk Wommels

dap Wommels is een moderne gemengde praktijk in het
noordwesten van Friesland.

De praktijk bestaat voor 70 procent uit melkvee en voor
30 procent uit paarden en gezelschapsdieren.
Wegens vertrek van een collega zoeken wij op korte
termijn een enthousiaste

dierenarts m/v

Het betreft een fulltime functie die voor 50 procent bestaat
uit gezelschapsdieren en voor 50 procent uit eerstelijns
rundergeneeskunde.

De functie kan ook parttime worden ingevuld.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Dick
Soede of Henk Ebbinge: 0515-331387.
Uw sollicitatie graag binnen veertien dagen schriftelijk of
per email, richten aan:
dap Wommels, De Lange Baan i,
8731
Dz Wommels, dapwommels(l)hetnet.nl.

>0*1 Arninge Djurklinik

Veterinarians to Stockholm, Sweden

Arninge vet clinic is located in the northern part of Stockholm.
We are a pet clinic which started 1993 and today we employ six
veterinaries.

We have a very nice new premises with digital x-ray, ultrasound,
well equipped laboratory, surgery department with two
operation rooms and a rehabilitation department with a
swimming pool.

We also have a satellite clinic with three permanent nurses and
staffed by veterinaries from the basic clinic.

We need to reinforce our veterinary team with:

- a doctor focussed on internal medicine
with extensive knowledge
in ultrasound and;

- a surgeon experienced
in orthopaedics.

Contact information:
Paola Ekenberg 46 8 630 02 90
paola.ekenberg(|)arningedjurklinik.se
Address: Arninge Djurklinik,
Matslingan 18,187 66 Taby, Sweden

-ocr page 194-

Onze nieuwe praktijk heeft naast de sectieruimte tevens
een bacteriologisch en haematologisch laboratorium.

Wij zijn werkzaam in midden en noordoost Nederland en
in de Duitse grensstreek.

Onze voornaamste doelgroep is de intensieve pluimveehouderij.
Wij zijn vrij en onafhankelijk.

PLAISffEMA

VETERINAIR CENTRUM

Wij zoeken op korte termijn:

Dierenartsen (m/v)

pluimvee

Wij bieden een dynamische werkomgeving met volop mogelijkheden uzelf te ontplooien.

Als u (nog) geen ervaring heeft met pluimvee dan kunnen wij u een uitgebreid intern

begeleidingstraject aanbieden.

Bij gebleken geschiktheid bestaat de mogelijkheid te participeren in de praktijk.

Interesse? Stuur dan een bondig cv ter attentie van de heer WG. Boerdijk
per e-mail naar w.boerdijk(a)plantema.eu of
per post naar Maalstoel 6 7773 NN Hardenberg.

f
I

Vacature Dierenarts Landbouwhuisdieren

DAP \'t Groene Hart is een centraal gelegen praktijk in Nederland met zes dierenartsen en twee assistentes.
Wij zijn gespecialiseerd in landbouwhuisdieren, met een verdeling van 85 procent rundvee, 10 procent schapen en
5 procent varkens. J

Per direct zijn wij opzoek naar een ambitieuze dierenarts voorde diverse werkzaamheden binnen de landbouwhuisdieren ^ / GtOCn© HdTt
sector (onder andere bedrijfsbegeleiding en operaties), die als doel heeft om op termijn te associeren. Het betreft een fulltimt v*\'
met deelname in het dienstrooster Ervaring verdient de voorkeur.

Wij bieden een leuke, afwisselende baan in een jong en gezellig team in een schitterend praktijkgebied.

Wij zijn een ondernemende en vooruitstrevende praktijk gebruikmakend van de nieuwste technieken (onder andere laparoscopie).

Sollicitatiebrieven inclusief curriculum vitae kunt u sturen naar:

DAP \'t Groene Hart

Akerboomseweg 23

2471 XG Zwammerdam

Tel: (0031)0172-650400

E-mail: info(|)dapgroenehart.nl

Epi-Otic

De nieuwe generatie
oorreiniger

Aniï^adh^ive

i 4

met and-microbiële en
anti-irriterende eigenschappen

Epi-Otic New Generation bevat een exclusief anti-adhesie complex, be-
staande uit drie monosacchariden. Deze noviteit voorkomt aanhech-
ting van bacteriën en daarmee kolonisatie en infectie (anti-microbieel).
Daarnaast wordt het ontstekingsproces geremd in de gehoorgang
(anti-irritatie).

De reinigende eigenschappen zijn verbeterd, waardoor cerumen, dode
cellen en debris worden opgelost en uitgespoeld. Tevens zijn de suc-
cesvolle eigenschappen als anti-septische, keratolytische en indrogende
werking behouden gebleven.

De optimale tolerantie en klinische werkzaamheid van Epi-Otic New
Generation is aangetoond door een double blind, randomized, multi-
cente;-, clinical field trial.

\\/irt>eic:

www.virbac.nl

virbac Nederiand BV Postbus 313, 3770 AH Beneveld, email: infog\'virbac.nl

-ocr page 195-

\'Mensenwerk in de diergeneeskunde\'

De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) is de beroepsorganisatie van dierenartsen in
Nederland. Zij verenigt de in uiteenlopende disciplines werkzame dierenartsen. Met het oog op de belangen van het dier en
op de wensen van consument en samenleving werkt zij aan de professionele ontplooiing en de maatschappelijke positie van de
dierenarts. Contacten met onder meer overheden, de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht,
landbouworganisaties en het bedrijfsleven spelen hierbij een belangrijke rol.

Het bureau van de knmvd is per i oktober 2008 op zoek naar een:

oproepkracht voor de functie van
gastvrouw / gastheer (\'s avonds)

In deze functie ben je verantwoordelijk voor:

- het ontvangen van gasten;

- het verzorgen van vergaderingen (onder andere koffiezetten, in- en uitruimen vergaderzalen);

- de bedrijfshulpverlening tijdens de vergaderingen.

Vragen over de inhoud van de
functie kun je stellen aan mevr.
I.D.J. van den Berg, telefoon-
nummer 030-6348900.

Wij vragen van de kandidaat:

- een flexibele en dienstverlenende houding;

- inzetbaarheid vanaf 17.00 uur;

- in het bezit van een diploma Bedrijfshulpverlening of bereidheid deze te behalen;
-goede contactuele en sociale vaardigheden;

- zelfstandig kunnen functioneren.

Wij ontvangen jouw

.....sollicitatie graag vóór

15 september per e-mail aan:
i.van.den.berg@knmvd.nl t.a.v.
mevr. I.D.J. van den Berg,
afdeling p&o, Postbus 421,
3990
ge Houten.

Wij bieden:...........

- een leuke, zelfstandige functie;

- een salaris van € 9,50 per uur, na 19.00 uur is dite 11,87

- reiskostenvergoeding Utrecht - Houten (v.v.);

Voor meer informatie over de knmvd kun je onze website bezoeken: www.knmvd.nl

Dierenkliniek Stad & Land BV zoekt wegens vertrek van een
collega en door een herverdeling van de werkzaamheden naar een

DIERENARTS PAARDEN EN LANDBOUWHUISDIEREN

Dierenkliniek Stad & tand BV is een gemengde praktijk met de
hoofdvestiging te Amsterdam-West en zelfstandige klinieken voor
gezelschapsdieren te Badhoevedorp en Heemstede. In totaal zijn er
9 dierenartsen, 12 assistenten en een praktijkmanager werkzaam.

De werkzaamheden zijn gescheiden in een sector
gezelschapsdieren en een sector landbouwhuisdieren en paarden
met resp. 5 en 4 dierenartsen. De landbouwhuisdieren (vnl.
herkauwers) en paarden worden bediend vanuit de hoofdvestiging.

De nieuwe collega zal ingezet worden op het gebied van de eerder
genoemde diersoorten, maar zal met name gevraagd worden
^"iHw interesse en ervaring op het gebied van paarden

^^ in te brengen. Dit omdat we deze diersoort nader
willen uitbouwen.

HHIm Voor meer informatie zie wvw.stad-en-land.com
L J^^Ê of informeer via telefoonnummer 020 - 585 40 70
HÉÉ^r en vraag naar Dhr. C.J. de Vries.

Uw sollicitatie met CV kunt u sturen naar
Dierenkliniek Stad & Land BV
t.a.v. Dhr. C.J. de Vries
Tom Schreursweg 102
1067 MC Amsterdam of sturen naar
_ sollicitatie@stad-en-land.com.

Word jij onze

nieuwe collega?

Affiniteit met de geneeskunde van het paard

Motivatie om de kliniek te helpen uitbouwen

Gerichtheid op innovatie, nascholing en
toepassing daarvan

Goede contactuele eigenschappen

Oog voor commerciële aspecten en uitdagingen

Flexibele en collegiale instelling

Bereidheid tot deelname in de dienstregeling

Op korte termijn te willen verhuizen naar de
regio Amsterdam, Haarlem en kuststreek

Wij bieden

y

ULj

Een 90 - 100% arbeidscontract met goede
voorwaarden

Goede toekomstmogelijkheden
Moderne en goed geoutilleerde kliniek
Bedrijfsauto wordt ter beschikking gesteld
Gemotiveerd team van medewerkers
Prettige klantenkring

Een mooie omgeving met stad, strand en bos
onder handbereik

Wij vragen

-ocr page 196-

Merial B.V. is de Nederlandse vestiging van Merial, producent van
diergeneesmiddelen en vaccins, in 1997 ontstaan uit een fusie
tussen de diergeneeskundige divisies van Merck, Sharp & Dohme
en Aventis (nu sanofi-aventis). Merial legt zich toe op vernieuwing in
farmaceutische producten en vaccins, voor zowel gezelschaps-
dieren als landbouwhuisdieren. Onze producten worden afgenomen
door de groothandel en dierenartsen in Nederland. In Velserbroek
bevindt zich het marketing- en verkoopkantoor voor Nederland, dat
deel uitmaakt van een Benelux-structuur.

Wij zoeken een

Rayon Manager

(gezelschapsdieren) voor regio
Noord-West Nederland

M/V

VETIPATH voor snel en
betrouwbaar cytologisch en
histologisch onderzoek

Ophaalservice

Staffelkorting

DIERENARTS

U bent commercieel verantwoordelijk voor de verkoop van
diergeneesmiddelen en vaccins voor gezelschapsdieren, inclusief
paarden, in uw regio. U bent daarbij het aanspreekpunt voor
dierenartspraktijken.

Uw taken:

• Het verstrekken van informatie over en het verkopen van onze
diergeneesmiddelen en vaccins

• Het ontwikkelen en onderhouden van de relatie met
dierenartspraktijken

• Het voeren van een actuele en een betrouwbare administratie
van alle verkoopactiviteiten en uw klantenbestand

• U signaleert en analyseert ontwikkelingen in de markt en u
informeert het management hierover

Uw profiel:

• Bij voorkeur heeft u een opleiding op HBO-niveau, eventueel
aangevuld met een commerciële of marketinggerichte studie

• Sterke communicatieve eigenschappen

• U beweegt zich gemakkelijk op alle niveaus, zowel intern als
extern

• Creatief, gemotiveerd, flexibel en initiatiefrijk

• Woonachting zijn in het betreffende rayon ofwel bereid zijn
daar te gaan wonen

Wij bieden:

• Een functie in een internationaal veterinair farmaceutisch bedrijf
waarbij u toonaangevende producten vertegenwoordigt

• Grote mate van zelfstandigheid

• Prima salaris

• Uitstekende secundaire arbeidsvoonwaarden (zoals een
representatieve auto van de zaak, dagvergoeding, mogelijkheid
tot het volgen van opleidingen, e.d.)

Voor nadere informatie over de inhoud van de functie kunt u
contact opnemen met de sales manager, de heer P. Bakker
(023 - 52010 84 of 06 - 53 44 07 53).

Wij nodigen kandidaten uit binnen 14 dagen na het verschijnen
van deze advertentie een sollicitatie met c.v. te richten aan de
heer P. Bakker (peter.bakker@merial.com).

SPECIALIST

óef Koninklijke Nederlandse Maatschappij voof Diergeneeskunde

Gevraagd:
Enthousiaste
paardenarts (m/v)

DierenkUniek Marum-Grootegast is een moderne gemengde praktijk
met zeven dierenartsen waarvan drie erkende paardenartsen. Wij
streven ernaar door innovatief beleid onze cliënten optimaal van
dienst te zijn. Voorbeelden hiervan zijn E.T. paard en digitale
röntgenologie.

Ter versterking van ons team zoeken wij per i januari 2009 een
ambitieuze paardendierenarts met ervaring in de gynaecologie en
röntgenologie.

Tevens wordt verwacht dat hij/zij deelneemt in de algemene
diensten.

Wij bieden goede toekomstmogelijkheden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met Bernard Tillema
(telefoon 0594-641600).

Schriftelijke sollicitaties met cv kunt u voor i oktober sturen naar:

Dierenkliniek Marum Grootegast

Hoornweg 60

9363 eh Marum

t.a.v. Bernard Tillema

Dierenkliniek Marum-Grootegast

Merial B.V. Postbus 2009,1990 AA Velserbroek, tel. 023 - 520 10 80

www.dapmarum.nl

-ocr page 197-

FLEXICAM

Bewezen flexibiliteit voor uw patiënten

blijvende

L:.

Flexicam®, de gunstig geprijsde
i^eloxicam variant met een
aangename honingsmaak.

B^r

mm ^

Product: Flexicam* 1,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor honden. Werkzaam bestanddeel: 1,5 mg
meloxicam per ml zoete, homogene suspensie.
Doeldier: hond. Indicaties voor gebruilc Ter verlichting
van ontsteking en pijn In zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat.
Dosering: De
aanvangsbehandeling is een éénmalige dosis van 0,2 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht op de eerste dag. De
dagelijkse behandeling dient, met een Interval van 24 uur, te worden voortgezet met een orale onderhoudsdosis van
0,1 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht, éénmaai per dag.
Contra-indicaties: niet gebruiken bij drachtige of
melkgevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen, verminderde lever-,
hart- of nierfunctie en stollingsstoornissen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het product is
gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan 6 weken.
Bijwerkingen: typische bijwerkingen van NSAlD\'s zoals
vermindering van de eetlust, braken, diarree, occult faecaal bloed en apathie werden af en toe gemeld.
Speciale
voorzorgsmaatregelen bij gebruik:
de behandeling dient gestaakt te worden als er bijwerkingen voorkomen en een
dierenarts dient te worden geraadpleegd. Buiten het bereik van kinderen bewaren.
Kanalisatiestatus: Uitsluitend
op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar diergeneesmiddel
(POM). Registratie nummers: EU/2/06/058/001
- 10 ml, EU/2/06/058/002 - 32 ml, EU/2/06/058/003 - 100 ml. Verdere infomiatie is op aanvraag verkrijgbaar bij
Vetxx B.V, Smederijstraat 2, 4814 DB Breda. Telefoon: 076 - 531 79 77.

Line

Vetxx

-ocr page 198-

pVétoquinol

Tolfedine®

Oe snelste pijnbestrijding

Tolfedine

®

De snelste pijnbestrijd

BENAMING: Tolfcditic\' 4 % Oplossing voot injectie REG NL 3129 - SAMENSTEUING; Per ml; Tollenamzuur 40 mg - DOELDIEREN; Hond en kat - INDICATIES: Hond:
Pijnbestrijding en remming van acutq opflikkering van ontstekingsreactie welke beperkt is tot de vueke delen; bij locomotiestoornissen na trauma, bij acute
opdikkeiing van arthrosis, postoperatief na orthopaedische ingrepen en tumorexcisie, preoperatief ter vermindering van pijn na orthopedische en weken delen
chirurgie.
Kol: Pijnbestrijding en remming van acute opflikkering van ontstekingsreactie welke beperkt is lot de weke delen; bij locomotiestoornissen na trauma,
bij acute opflikkering van arthrosis. Als aanvullende/ondersteunende therapie bij aandoeningen van de lage urinewegen, indien gepaard met pijn en ontsteking,
postoperatief en bij verwondingen. - CONTRA-INOICATIES: gastroduodenale ulcera, lever- en nierinsufficiëntie en gestoorde bloedstolling. -
BIJWERKINGEN: (frequentie en emst). Lichte intramusculaire necrose op de injectieplaats, nierinsufficiëntie, braken en diarree. - DOSERING EN TOEDIENINGSWEG:
Subcutaan of intramusculair; 4 mg pet kg lichaamsgewicht, te herhalen na 48 uur - Preventie van post-operatieve pijn; intramusculair 4 mg per kg lichaamsgewicht
als premedicatie, 1 uur voor de narcose. - KANALISATIE: UDA - Vétoquinol B.V., Postbus 3191, 5203 DD \'s-Hertogenbosch -
Vefdere inio op aanvloog beschikbaar.

BENAMING: Tolfedine\'6 mg; REG NL 3128-Tolfedine\' 60 mg; REG NL 3126 - Tabletten - SAMENSTELLING: Tollenamzuur 6 mg / 60 mg pet tablet.-DOELDIEREN: Kat en hond - INDICATIES:/fo(; Pijnbestrijding en remming val
opflikkering van ontstekingsreactie welke beperkt is tot de weke delen; bij locomotiestoornissen na trauma, bij acute opflikkering van arthrosis, als aanvullende / ondersTeutiende therapie bij aandoeningen van de lagere uri
gen, indien gepaard met pijn en ontsteking, postoperatief.
Hond Pijnbestrijding en remming van acute opflikkering van ontstekingsreactie welke beperkt is tot de weke delen ; bij locomotiestoornissen na trauma, bij acutej
kering van arthrosis en postoperatief na orthopaedische ingrepen en tumorexcisie - CONTRA-INDICATIES; Gastroduodenale ulcera. - BIJWERKINGEN: Mogelijke ulceratie van de maag-darmtractus. - DOSERING EN WIJZE VAN T
NING; Oraal; 1,5 ■ 3 mg per kg LG, twee maal daags, gedurende 3-5 dagen. - KANALISATIE: Vrije aflevering - REGISTRATIEHOUDER; Vétoguinol
B V, Postbus 3191, 5203 00 \'s-Hertogenbosch - Verdere into op aanvraag beschikb

-ocr page 199-

DEEL 133 • AFLEVERING 18 • I5 SEPTEMBER 2008

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

k

Risk analysis-based food
safety policy: scientific
factors versus socio-
cultural factors

Aanpassingen in de
wachttijden

Aanbod van honden,
katten, vogels en
bijzondere dieren en
consequenties voor het
veterinaire curriculum

Studentenspecial

■ ■ \'ZtetS \'

.. m

-ocr page 200-

IN EIKE DIKKE HOND
ZIT EEN FITTE HOND

YARVITAN® (MITRATAPIDE)

De eerste op voorschrift verkrijgbare behandeling ter vermagering van honden
met obesitas en overgewicht.

■ Snelle, zichtbare resultaten na een behandelingsperiode van 8 weken.

■ Unieke farnnacologische werking die de opname van voedingslipiden blokkeert en het
verzadigingsgevoel verhoogt zonder enige invloed op het centraal zenuwstelsel.

■ Ontwikkeld met het oog op eenvoudige toediening en therapietrouw

Yarvitan®: snelle en zichtbare gewichtsafname.

Benaming: Yarvitan 5 mg/ml orale oplossing voor honden (REG 8: EU/2/06/063/001 -003 - REG NL 10469 - UDA) - Werkzaam bestanddeel: mitratapide 5
mg/ml -
Indicaties: Als hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassen honden.- Contra-indicaties: Niet gebruiken bij
honden met een leverfunctiestoornis. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of de andere hulpstoffen.Niet gebruiken voor
honden tijdens dracht en lactatie. Niet gebruiken bij honden jonger dan 18 maanden. Niet gebruiken bij honden waarbij overgewicht of zwaarlijvigheid
veroorzaakt wordt door een begeleidende systemische aandoening zoals hypKSthyrose of hyperadrenocorticisme.-
Bijwerkingen: Tijdens de behande-
ling kan verminderde eetlust optreden. Dit houdt verband met de werkingswijze van het product en mag niet worden gezien als een bijwerking tenzij dit
zeer significant wordt. Braken, diarree of dunne ontlasting kan tijdens de behandeling voorkomen. In de meeste gevallen zijn deze verschijnselen licht en
van voorbijgaande aard. Als een bijwerking herhaaldelijk voorkomt of als de hond twee opeenvolgende dagen niet eet, moet de behandeling worden
onderbroken en dient men een dierenarts te raadplegen. Tijdens laboratoriumstudies, werden dalingen in senjm albumine, globuline. totale proteïne,
calcium en alkaline fosfatase vastgesteld evenals verhogingen in ALT en AST na toediening van het product in de aanbevolen dosering. Bovendien werd
occasioneel hyperkaiièmie vastgesteld. In het algemeen nam de ernst van deze verschijnselen toe naarmate de dosis werd verhoogd. Kenmerkend was
dat deze bevindingen zich normaliseerden of bleken reversiebel te zijn binnen twee weken na het einde van de behandeling.-
Dosering: 1 x daags oraal
0,63 mg mitratapide/kg lichaamsgewicht (1 ml van het product per 8 kg) toedienen in 2 perioden van 21 dagen met tussenliggend 14 dagen zonder
behandeling.-
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Meaith B.V.B.A.,Turnhoutseweg 30.B-2340 Beerse.Verdere informatie is beschikbaar
op aanvraag

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 201-

Achter de schermen

Terugkomend van een week internistencongres werd ik verrast door de witte
enveloppe van de redactie van het Tijdschrift. Dit gaf duidelijk aan dat de dag
uitrusten voordat er weer een volle werkweek aankwam, er deze keer voor mij
niet inzat. Er moest een editorial worden geschreven.

Met alle recente specialistische informatie van het congres nog in mijn hoofd
bladerde ik het laatste nummer van het Tijdschrift even door en las het nieuwe,
zeer interessante programma van Permanente Educatie Gezelschapsdieren. Ook
hier vond ik veel mogelijkheden om je zeer ver te bekwamen in je vakgebied.
Vervolgens begon ik de bijdragen te lezen voor het nummer dat nu voor u ligt.
Er viel me meteen iets op. Behalve het verkrijgen van een goede starteducatie,
eventueel aangepast voor een veranderde patiëntenpopulatie (maar daarover
later meer), en het uitbreiden van de kennis door middel van nascholing, is er
meer nodig om een goede dierenarts te zijn. Als u in volgorde eerst de bijdrage
leest van Laira Boissevain over het veterinair tuchtrecht en vervolgens de
studentenspecial, snapt u wat ik bedoel. Het treffendst wordt dit verwoord door
Maarten Fokker: "Ik verwacht ook dat ons geleerd wordt hoe we moeten
omgaan met de eigenaren van onze patiënten." Ook in de andere bijdragen
wordt duidelijk aangegeven dat er \'achter de schermen\' meer is dan veterinaire
kennis dat ons vak zo boeiend en moeilijk maakt.

Er is de laatste jaren een duidelijke trend waarneembaar in ons Tijdschrift
dat er minder wetenschappelijke artikelen in staan: gemiddeld slechts één per
nummer. Veel vaker verschijnen bijdragen in de vorm van artikelen in de
rubriek \'Voor de Praktijk\'. Deze artikelen worden niet ge-\'reviewed\'. Mogelijk is
dit voor velen een snelle en veilige manier om een bijdrage gepubliceerd te
krijgen. Vaak is dit natuurlijk prima, zeker indien het nascholingachtige
bijdragen zijn. Maar soms is het een gemiste kans. Dit keer staat er een bijdrage
van de collega\'s Vermeulen, Endeburg en Lumeij in over veranderende
patiëntenpopulaties in de gezelschapsdieren- en gemengde praktijk. Aangezien
de auteurs op basis van resultaten van een enquête aanbevelingen doen voor
aanpassingen van het nieuwe curriculum en eventueel permanente educatie, is
het jammer dat dit niet gebeurt op basis van een wetenschappelijk getoetst
onderzoek. De data waren aanwezig, maar het is niet duidelijk of en hoe er
statistisch getoetst is. Voorspellingen worden gedaan op basis van de aanname
dat veranderingen tussen twee meetpunten een lineair verband hebben. Zeer
waarschijnlijk had deze bijdrage kunnen worden omgewerkt tot een weten-
schappelijke bijdrage en daardoor een zeer waardevolle ondersteuning kunnen
zijn voor adaptatie van het onderwijs.

KNMvD

Kortom, opnieuw een zeer interessant nummer van \'ons\' Tijdschrift. Ik wens
u dan ook veel leesplezier.

Erik Teske

-ocr page 202-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)6348909 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene

zaken, beroepsintegriteit)
Drs. L). den Otter (vice-voorzitter, sociaal

economische zaken en media)
Drs. H.R.C. Gostelie (penningmeester, financiën)
Drs. H. van Herpen (professionele kwaliteit)
Drs. A.J.G. den Hertog (dierziektenbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid,

volksgezondheid en automatisering)
Dr. M.A. Willemen (verenigingszaken en dieren-
welzijn)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. EJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Dr. R. Kuiper
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos
Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.I. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. I.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. R van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr. 55 5048 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr.
69 93 6r 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
BC Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342) 41 97 94 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenries prakrijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
r oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per r januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117:31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 203-

Deel 133 ■ Aflevering 18-15 september 2008

Risk analysis-based food safety policy: scientific factors versus
socio-cultural factors

Mauro De Rosa, Frans van Knapen and Frans W.A. Brom

Aanpassingen in de wachttijden

/. Hofman. S. de Jong en L. Lipman
Aanbod van honden, katten, vogels en bijzondere dieren in de
Nederlandse diergeneeskundige praktijk in 1994 en 2005 en
consequenties voor het veterinaire curriculum

Petra Vermeulen, Nienke Endenburg en J.T. Lumeij

wetenschap

746

voor de praktiik

756

760

Een stage in het buitenland heeft zo zijn meerwaarde Daphne Westgeest,

Margit Groenevelt en Stefan Verhoeven 766

Een gewone onderzoekstagestudent David Speksnijder 769

Waarom gaat iemand nou diergeneeskunde studeren? Maarten Fokker

en Marijn Poldermans 770

"De cursisten zijn niet opeens zelf dierenarts" Johan Klein Haneveld
De dierenarts in 2015 Jan Vaarten 775

F E D via de portal Marjolijn Fijten 775

Ondernemers gaan btw betalen over contributie knmvd

Harm Haverkamp 777

knmvd-sportdag blijft vernieuwen Marieke Veldman 779

KNMVD -jaarcongres: Back to the Future Job van der Lek 7 8 r

Jaarverslag Ereraad 2007 de Ereraad 782

in veterinair verband

praktijk in bedri|f

knmvd

Uit de redactie
Nieuws

Veterinair tuchtrecht
Voorzitterscolumn
Personalia
Deadline kopij
Doorlopende agenda

743
754

765

777
785
785
785

rubrieken

-ocr page 204-

Risk analysis-based food safety policy:
scientific factors versus socio-cultural
factors

Mauro De Rosa\' *, Frans van Knapenand Frans W.A.
Brom

Tijdschr Diergeneeskd 2008: 746-753

Oorspronkelijk artikel

abstract

The purpose of this article is to illustrate the importance
of socio-cultural factors in risk management and the need
to incorporate these factors in a standard, internationally
recognized
(wto) framework. This was achieved by
analysing the relevance of these factors in three cases. It
can be concluded that the pre-eminent role of science in
food-related regulatory decisions is debatable. At a risk
management level, other factors, such as cultural, social,
or economic issues, are often more important than
scientific advice in determining policy. There is a need for
transparency at an international level as trade barriers are
gradually being removed and these other factors are
becoming more apparent. Therefore it is important that all
the factors implicated in the food safety policy-making
process are recognized in a standard framework.

introduction

The shift from a local to a global food market has empha-
sized the importance of clear rules and the role of interna-
tionally recognized food safety standards, such as those of
the Codex Alimentarius Commission. One of the working
principles of the Codex is the primacy of science in its
recommendations. The Sanitary and Phytosanitary
Agreement (sps) of the World Trade Organization
(wto)
signed in Uruguay in 1994 makes these recommendations
the benchmark against which national food standards are
judged. Trade restrictions are accepted only if based on
scientifically justifiable public health concerns (32). But
scientific knowledge has its limits. For instance, it can be
inconclusive, as illustrated in food trade conflicts such as

Veterinary Public Health Division, Institute for Risk Assessment Scien-
ces, Utrecht University, Yalelaan 2,3508
td, Utrecht, The Netherlands.
Ethics Institute, Utrecht University, Heidelberglaan 2,3584 cs,
Utrecht. The Netherlands.

Animal Science Group, Wageningen University and Research Center,
Marijkeweg 40,6709
pg Wageningen, The Netherlands.
Corresponding author: Mauro De Rosa,
dvm, specialist veterinary
public health, tel: 31 50 588 6000, E-mail address: mauro.de.rosa(|)
vwa.nl

the \'meat hormone\' affair. Differences in diagnostic
methodologies, quality of samples, equipment, and even
standards of risk assessment are reasons why the same risk
can be assessed in different ways.

The adoption of the precautionary principle by the
European Commission\'s White Paper on Food Safety
(12 January 2000) has compHcated this issue. According to
this principle, a provisional
eu regulation can be formu-
lated on the basis of conjecture while scientific evidence is
being gathered. However, the precautionary principle-
based policy actually acts as a trade barrier, and the
eu is
sometimes accused of using its ever-higher food standards
as a means of keeping imports out. It has been suggested
that the application of some European food safety stan-
dards has dramatic consequences for African exports
while only modestly improving food safety in the
eu
countries (37). This is an ethical problem because poverty
and undernourishment are still a world-wide problem,
especially in some areas of Africa (45).

A conflict resolution system that accepts food safety
science as an independent referee may help in achieving
agreement about basic levels of food safety. But science
alone cannot provide all the answers when there is a food
trade conflict. In fact, the
sps Agreement does not allow
other, relevant, national public concerns. In the current
consumer-driven market, these socio-cultural concerns
can overrule scientific advice in the national debate and
pose a dilemma at the international level. In order to
legitimize some of these concerns, it is important to
identify and recognize them. This article considers three
food issues where there has been extensive discussion of
some of these factors:

- Consumption of raw fish

- Soft cheeses made from raw milk

- Growth hormones in beef production

These cases were chosen to provide an opportunity to
compare concerns reflecting the polarity of views between
the stakeholders involved in food safety (Figure i) and
intercultural and historical concerns.

consumption of raw fish

In i960 Van Thiel established the relationship between
eosinophilic granuloma and the consumption of infested
raw herring when herring worm disease was diagnosed in
a Dutch patient (46). Thereafter, the disease was reported
in other countries, and in Japan in particular (up to 1000
cases per year (29). Indeed, herring worm disease was
deemed to be a typical Dutch and Japanese problem

-ocr page 205-

because of the association with the consumption of raw
fish or fish products.

Several nematodes are implicated in the disease.
Anisakis, Pseudoterranova, and Contracaecum are the
most relevant for public health (39). The life cycle of these
parasites can include one or more intermediary hosts, the
final host being marine mammals or large fish, in which
the larvae develop until the adult stage is reached (Figure
2). Infestation of humans by the larva is known also as
anisakidosis, which gives rise to acute colic-like
symptoms. Clinical symptoms of allergy due to Anisakis
(allergic anisakidosis) (22) have also been described:
reactions are mostly caused by thermostable antigens of
the parasite that develop in spite of the fish being cooked
or frozen (22). Legislative action taken in the Netherlands
(\'Haringverordening\') since 1968 and more recently
within the European Union (directive 91/493
/EEc) (23) has
introduced measures to prevent anisakidosis. Fresh fish
and fish products that are lightly cured, such as marinades
and smoked fish, and intended to be eaten without further
cooking must be frozen \'at a temperature of not more than
-20°C in all parts of the product for not less than 24 hours\'.
However these measures are not sufficient to prevent
allergic anisakidosis (22), given the widespread presence
of these nematodes in commercial marine fish (i, 28, 36).

The European Commission\'s new General Food Law
(Regulation
ec No. 178/2002) (25) dictates the same
measures and, as directive 91/493, leaves the possibility to
the competent authority to make exceptions if epidemio-
logical data indicate that the fishing grounds of origin do
not represent a health hazard with regard to the presence
of parasites. This regulation is an example of the medita-
tive style of food safety policy in the
eu (43): a consensus-
building policy across the various member states that pays
attention to public interest groups and links science,
politics, and economics in a problem-solving approach.

Risk assessment
Agriculturalists, Ecologists,
Economists, Engineers,
Epidemiologists, Food
technology. Medical,
Microbiologists, Paramedical,
Toxicologists, Veterinarians,...

Outside the eu, different countries have different national
regulations or give non-mandatory guidance (i.e., u.s.
Food and Drug Administration). Interestingly, Japan has
not made the freezing step compulsory in order to protect
its consumers against anisakidosis, because freezing is
considered to alter the taste of fish and is not accepted.
This illustrates how cultural issues are more important
than health concerns. This is perhaps not surprising if we
consider other Japanese eating habits. For example, the
consumption of Fugu, which is considered a delicacy;
however, this globefish accumulates marine bacterial
toxins in its organs, such as the ovaries and the liver
Poisoning usually occurs after the consumption of fish
caught and prepared by uncertified handlers. It is estimat-
ed that 30-100 people die annually of Fugu poisoning (2).

Within the eu, there are national differences in public
health issues regarding the consumption of raw fish. This
eating habit played an important role in the two cholera
epidemics in 1973 and 1994 in southern Italy (18,42).
About the anisakidosis, some countries, including Italy
(34), do not apply the freezing procedure systematically
even though the parasite is found in fish sold in local
markets (36). Economic but above all cultural issues
probably underlie this non-compliance with
eu require-
ments. This is not the case in the Netherlands and Germa-
ny. In the latter, a change in eating habits at the end of the
r98os resulted in an outbreak of anisakidosis, a previously
unknown in Germany. The death of the first German
victim of the disease caused a commotion. After several
alarming media campaigns, the consumption of sea fish
decreased dramatically and prompted the rapid adoption
of a regulation based on the Dutch \'Haringverordening\'. As
in the Netherlands, discussion about the preparation and
consumption of raw fish was overruled by the authorities
because of public health concerns and economic issues.
The compulsory approach was highly effective: the disease

Risk management

Animal welfare bodies. Consumer
bodies. Government bodies.
Industry bodies. Politicians
Professional bodies. Security
services. Trade partners,...

Risk communication

Consumer protection agencies.
Expert opinion. Media,
Politicians,...

Figure i. Risk analysis-based food safety policy-making flow chart and possible stakeholders.

-ocr page 206-

was virtually eradicated in these countries and the
consumption of fish was re-established (22).
The impact of anisakidosis needs to be re-evaluated
because of tbe increasing popularity of sushi and sasbimi
bars in those countries where fish is not frozen.

soft cheeses made from raw milk

Milk-borne infections have been dramatically reduced
worldwide with the introduction of pasteurization.
Legislative control measures vary considerably from
country to country. For example, in England and Wales
legislation prohibits the sale of raw milk from shops and
canteens but permits its sale direct from producer retailer
dairies or via local farm deliveries in rural districts.
Elsewhere in Europe, other countries, such as Denmark
and Finland, have banned the sale of raw milk and untreat-
ed milk products. In the us, as in most
eu countries, the
sale of raw milk and milk products is not prohibited but
the interstate shipment of these products is. Thus in both
the us and the
eu, government either regulates, permits,
or ignores tbe marketing of certain locally prepared
products as long as they meet local sanitary requirements.
In the us in particular, there is an ongoing discussion
about the role of milk as a vehicle of
Listeria monocytogenes.
This bacterium can be found in different foods of animal
origin. It is normally present in low numbers and in
competition with many other organisms, but numbers can
increase after a lag phase. While listeriosis is a serious
illness, with a high mortality, in humans, it is unrealistic
to expect all raw products to be free of
L. monocytogenes
(3 r). Listeriosis caused by the consumption of soft cheeses
made from raw milk, such as Camembert (10), is widely
reported (rg, 40). About r2 people die annually from
listeriosis in France as a result of eating raw cheeses (19).
To reduce this incidence, the French government has
implemented stricter hygiene rules but has not made
pasteurization of milk compulsory (19). The French are
considered to be among the greatest consumers of cheese
in the world (19) and do not accept the use of a process
that is expected to modify the taste of the product (7).
Perception and management of the risk of
L. monocytogenes
in ready-to-eat foods is completely different in the us. This
country has a zero-tolerance policy for this organism (51).
In 1997, following media attention on various outbreaks
from imported food. President Clinton announced a food
safety initiative to ensure that imported produce is as safe
as domestic produce (48). Among these new sanitary
measures, the us government required that all imported
soft cheeses be produced with pasteurized milk, specifi-
cally in order to minimize the risk of listeriosis. In fact, the
magnitude of this infection due to imported soft cheese in
the us at that time was not known because there was no
mandatory reporting of the disease to the Centers for
Disease Control and Prevention in Atlanta. In
5 years (1988-1992) 10 outbreaks in the us were consid-
ered due to milk and milk products (19). However, with
the exception of well-documented cases (9), the type of
milk and milk product involved (pasteurized or not) was
not indicated. After a public debate, the French govern-
ment and exporters refused to change the way such
cheeses were produced, a requirement for obtaining an us
export license, which has practically closed this lucrative
market to French cheese makers. As for the internal
market, this food safety issue was considered less impor-
tant than respect for traditional gastronomic values. This
difference in risk acceptance makes evident the cultural
differences between France and the us. However, the
Clinton administration\'s effort highlighted the impor-
tance of this disease, and the French began to investigate
the incidence and lethality of listeriosis, especially among
pregnant women.

Some countries raised questions about this us policy
(33). In particular, the price of us domestic dairy products
was substantially higher than world market prices (17),
and some considered a sanitary trade barrier \'opportune\',
to protect the domestic market. Others claim that these
sanitary measures for raw milk and untreated milk
products were aimed at the us manufacturers and only
harmed a small number of exporters who may have
wished to market in the us.

growth hormones in beef production

The use of hormones as growth promoters in animal
production is well known (26). This practice grew steadily
throughout the 1970s in livestock, especially in beef cattle.
The
who-fag Joint Expert Committee on Food Additives
(iecfa) examined the use of hormones and their health
implications. On the basis of the
iecfa recommendations,
the Codex adopted standards for five growth-promoting
hormones. The standards specified the maximum level of
hormone residues in foods destined for human consump-
tion. Despite these standards, several scandals concerning
the use of illegal hormonal substances, such as diethylstil-
bestrol
(des), which has been implicated as possible cause
of hormonal irregularities in adolescents (50), prompted
the EU to completely ban the use of such substances
(1998). This action was also necessary to maintain the
integrity of the internal common beef market because
national policies regarding the use of growth promoters

mgestion

Humans
(accidental
hosts)

Squid fishes,

herring,

1-

mackerel...

(intermediate hosts)

Larvae stage III

Figure 2. Life cycle of Anisakis spp.

Faeces

Free eggs
in the
ocean,
larvae

stage I
>>

Larvae
stage II,
hatch out I

-ocr page 207-

were divergent (43). Since such promoters are widely used
in the us, Canada, and several other countries, the Euro-
pean ban gave rise to an international trade dispute soon
after the
sps Agreement was implemented on r January
1995. The dispute concerns six hormones: the naturally
occurring oestradiol-i;^, testosterone, progesterone, and
the artificially produced zeranol, trenbolone, and melenge-
strol acetate. In 1998 the
wto Dispute Settlement Body
adopted the Panel and Appelate Body reports on the
eu
hormone ban. The eu lost the hormones dispute because,
according to this Body, the previous legislation was not
based on a proper scientific risk assessment and because
the supporting scientific evidence was insufficient. After
i year (1999), the eu was unable to lift its import ban for
political reasons. According to the recommendations of
the Dispute Settlement Board and
wto, the us and
Canada then imposed compensatory measures in the form
of suspension of tariff concessions (textiles, gastronomic
delicacies, etc.). These measures are still in force.

The EU claims to have eliminated these deficiencies by
basing the new European Commission Hormone Directive
of 22 September 2003 (24) on a full risk assessment, with
specific attention being given to the use of the above-men-
tioned hormones. The new directive upholds the perma-
nent prohibition on oestradiol-i;^ (no Codex standards)
and imposes a provisional ban on the other five hormones,
as allowed in article 5.7 (provisional health measures) of
the
sps Agreement. In October 2003, the eu notified the
wto that it had implemented the wto ruling of 1998 and
that, as a consequence, the sanctions applied by the us
and Canada were no longer justified. The us and Canada
disagreed and have refused to lift their sanctions against
the
eu, which are still in force. In November 2004 the eu
triggered a dispute by requesting formal consultations
with Canada and the us within the dispute settlement
system of the
wto.

discussion of the implication of scientific

factors in the food safety policy-making

process

We define scientific factors as the outcome of research
based on systematic observation and experimentation
(after a formulation of hypotheses). Scientists provide
scientific factors that can be used in food safety policy

The Codex Alimentarius recommendations, which are
not compulsory, form the benchmark of international
trade, as mentioned above (sps Agreement). De facto, these
are minimum food trade standards. As stated in the Codex
(i 2,16): "experts and specialists in a wide range of disci-
plines have contributed to every aspect of the code to
ensure that its standards withstand the most rigorous
scientific scrutiny...". In this context, risk analysis (Figure
i) has emerged as a scientific, systematic approach for
assessing and managing risks associated with hazards in
food (15). The risk assessment component, including the
underlying analysis of cost and benefits, is in many
countries mandatory in the process of developing food
safety legislation (6).

risk assessment is not value free

Risk assessment is presented to the public as a purely
objective scientific method but this is not entirely the case.
During risk assessment, there are ample opportunities to
introduce elements of value judgement, such as how to
handle probability and variability, which assessment
methods to select under which circumstances, communi-
cation of the results to interested stakeholders, etc. A first
consideration is that risk assessment is not value free (20,
30). For example, the herring worm scare in Germany in
the 1980s prompted a review of the risk assessment
procedure in the Netherlands and stimulated the
eu to
promote research in this field, which subsequently formed
the basis of new policy (directive 91/493
/EEc).

technical limits of risk assessment

A second consideration is the technical limitations of risk
assessment. Risk assessment is not an accurate process of
measuring risk but is an approximation of risk that is
often based on a scientifically plausible hypotheses rather
than on established facts (20). In this process, there are
sources of bias, such as dissimilar methods for collecting
data, detection, and reporting. The assumption of a
\'pyramid of illness\' illustrates these limits well (44). For
example, in the
uk it is estimated that only i in 8 cases of
human Campylobacter infections are detected. This is
because less than half of infected individuals go to their
general practitioner, and the majority of these cases are
not followed up microbiologically (38). Such estimations
are not available for anisakidosis, which raises the
possibility that this infection is underestimated. Overesti-
mation is also possible, as suggested in the case of growth
hormones in beef production. The implicated hormones
are carcinogenic at high doses in animal experiments
(=hazard characterization). The essential problem con-
cerns the extrapolation to low doses, particularly because
oestradiol, testosterone, and progesterone occur naturally
in human at levels that are arguably greater than those
found in meat from treated animals (50). Furthermore,
other foods such soy, eggs, and milk often have higher
levels of these hormones than meat originating from
animals treated with these growth promoters. In principle,
Europe and the us do not disagree about the use of growth
promoters, its economic benefits, and the concerns for
food safety. The difference is the implementation of the
precautionary principle that actually can be seen as a
formal recognition of the limits of scientific knowledge.
The European framework of risk assessment rejects the
use of growth promoters because of potential unknown
risks. The us and Canada, using a framework built on the
familiarity principle, came to the conclusion that these
hormones do not differ from natural animal growth
hormones (7). In conclusion, the hormone meat dispute
cannot easily be solved at a scientific level because it is
technically impossible to be certain about the carcino-
genic effect of such hormones considering their low
concentrations in tissue.

-ocr page 208-

relationship between risk assessment, risk

communication, and risk management

Besides the fact that risk assessment is not value free and
has important technical limits, a third consideration to be
made is how risk assessors, and in general scientists,
communicate with lay people. Science uses a rationality
that is different from political and social rationality. For
example, policy makers require that scientists use hard
facts to establish risk estimates and scenario analysis and
not hypotheses or results not supported by strong evi-
dence. Lack of data, uncertainty, and variability are
difficult concepts for policy makers to understand, and
scientists sometimes fail to openly and timely admit
mistakes or uncertainty. This can lead to miscommunica-
tion and favour the instrumental use of scientific data,
which could cause the public to lose its trust in science.
This is extremely important nowadays because of the
increased involvement of scientific institutions in
commercial enterprises. After several scandals, the
European public perceives the scientific community to be
controlled too much by government and industry (32). In
response, many institutions have implemented policies
that attempt to ensure independence and to protect the
ability of researchers to share data with fellow scientists
and the public. The Codex Alimentarius (13) recommends
legally separating the stage of risk assessment and risk
management, and the European Food Safety Authority
(efsa) was established to provide independent and
objective advice on food safety issues. The question is how
independent this authority is and whether it negatively
affects communication during the different stages of risk
analysis. Some organizations recommend a certain degree
of integration between the three elements of risk analysis
because this could promote dialogue between the parties
involved and ensure the usefulness of the risk assessment
to risk managers (27). However, risk managers could
attempt to influence the outcome of the risk assessment to
meet preconceived ideas (6). The prerequisite pathway of
developing (food) public health policy is from science
(risk assessment) to policy regulators (risk management).
The other way is hazardous and inappropriate.

discussion of the implication of socio-

cultural factors in the food safety policy-
making process

Risk managers (Figure i) take into account not only
scientific factors but also many other relevant matters,
such as economic, societal, traditional, ethical, and
environmental factors as well as the feasibility of controls.
These factors vary by geographical region and in their
international recognition. Their role was first discussed by
the Codex Executive Committee in 1994 and four state-
ments of principles were established i year later, followed
by their adoption in 1997 (alinorm 97/37) (n). These
principles have since been used to guide decision-making
within Codex, and explicitly refer to the
sps Agreement of
the
wto. One result has been for Codex to include
assessments of technical and economic feasibility when
setting standards (these being Other Legitimate Factors).
Other legitimate factors are still being debated in Codex,
but recent evaluation recommended that non-health other
legitimate factors should be excluded from Codex work
(14, 21). Lastly, with the exception of moral reasons (5)
socio-economic issues are not considered by the
wto
Appellate Body. Only scientifically justifiable food safety
concerns are an argument for trade blockade.

socio-cultural meaning of food

The perception of the relationship between sickness,
medicine, and death is very different in different regions.
Some societies consider diarrhoeal diseases as a natural/
normal occurrence due to factors such as teething, eating
spicy foods, indigestion, and even superstition, instead of
perceiving diarrhoea as a symptom of disease that can be
transmitted through food and food handling (8). Eating is
also a cultural phenomenon that differs between coun-
tries. In many cultures, eating is more than merely
supplying the organism with the necessary nutrients and
a recipe is a more than a carefully assembled list of
ingredients. Eating is an experience that appeals to
communicative and emotional values and complies with
certain religious views of life, and thus can be important
to peoples\' identity (4).

In the past, governments and enterprises drove the food
market. National authorities could implement rules such
as the \'Haringverordening\' in the Netherlands almost
without a public discussion of the issues. Nowadays,
consumer preferences and public opinion have more
influence on the policy-making process. In the last
decades, the concern of industrialized countries has
moved from a first stage, food security (enough food), to a
second one, food safety. And a third stage has already
arisen in some countries, food acceptance. Again, food is
not only nourishment, it is a healthy product in the
broadest sense: it is perceived to make you better physi-
cally (probiotics, cholesterol-reducing products, function-
al food, etc.) and morally (fair trade, organic, animal
welfare, slow food, etc.). This means that the acceptability
of risk has also to be discussed at a moral level. In the
\'meat hormone case\', what seemed to be a pure trade
dispute based on different scientific views turned into a
discussion with a strong emphasis on non-economic
values such as food quality and \'naturalness\' (5) or social
acceptance (47). Comparison was made with the us
restrictions on the import of cheese produced with raw
milk because of expected adverse health effects. It is
important to note that in this case the
eu did not escalate
the issue into a
wto legal dispute but rather accepted that
North Americans have a preference for hygiene over taste
(47).

Food is thus culturally related. What is wholesome and
safe food? The concepts of what is quality and what is
healthy (not only safe) are often very different between
countries. In France, the pasteurization of milk for the
production of some traditional cheeses, as requested by
the us, was not negotiable. The same is true for Japan with

-ocr page 209-

regard to freezing fish in order to prevent herring worm
disease. It is interesting to mention that instead of specific
sanitary measures, Japan developed more efficient surgical
methods for removing the worms from the digestive tract.
In both countries a compulsory modification of the way of
food is produced was seen as a threat to traditional values
and subsequently to the nations\' cultural identity In
contrast, other countries, such as Germany, had no
problem at all in implementing the freezing measure due
to a panic media campaign. Similarly, the \'Listeria-hyste-
ria\' in the us illustrates the importance of mass media in
influencing the perception of risk.

In the same way, the perception of what is unhealthy is
partially cultural or media determined; for example, the
aversion of the European public to genetically modified
organisms or the use of growth hormones in beef produc-
tion. These issues are contrary to the public\'s idea of
traditional agriculture. The
bse crisis has emphasized this
attitude of the European public: it can rapidly reject what
is unknown or new. In contrast, the
bse outbreak was not
a cause of particular concern in the us. However, the
political establishment became aware that the food safety
-crisis had-contributed to the fall of three governments in -
Europe. For this reason, the us administration redistrib-
uted and clarified the responsibilities of consumers and
industry Before 1997, industry was not particularly
concerned in making safer food: its attitude was what is
called \'blame the victim\'. After the so-called \'Jack in the
Box\' hamburger outbreak
ofE. co/;oi57:h7 (1993) and the
attention given to the event by the mass media. North
Americans, and thus the American food industry, started
to worry about pathogens in food.

Another example of cultural differences between the
North American and European consumer is concern in the
us about the use of pesticides in food production. To
diminish the use of pesticides, companies have developed
genetically modified corn that does not require as much
pesticide. Europeans appear not to be so concerned about
pesticide use but do not like the idea of products that
require fewer pesticides because they are genetically
modified.

precautionary principle influences

scientific factors

Cultural and moral differences may lead to scientific
differences or different interpretations of the same legal
framework. Even within the
eu, there are sometimes
major differences in attitudes to food, food safety, risk,
regulations, compliance, and awareness campaigns (49).

The precautionary principle in food safety is interna-
tionally accepted; however, the
eu and the us have very
different views about its interpretation. The us, unlike the
eu, has not officially adopted the precautionary principle
as general basis for risk regulation (50). Indeed, there are
differences between Europe and the us in this respect:
Europe is more cautious than the us about the potential
risks of genetically modified organisms and hormones in
beef, whereas the us is more cautious about the risk of

listeriosis in cheese, etc. The degree of caution exhibited
by the
eu and the us appears to depend on the particular
case concerned rather than following a set pattern (50).
With
bse, some countries simultaneously championed the
precautionary principle regarding risks they faced from
neighbours while rejecting the precautionary principle
regarding risks they posed to others (4r). These differences
in the precautionary principle influence the way scientific
factors are used to support the policy-making process.

sociocultural factors differ globally

Following the wto decision in the meat hormone affair,
trade sanctions were adopted by the us and Canada.
Coincidence or not, most of these were directed against
French products such as \'foie gras de canard\' and \'boudin\'.
French public opinion was affronted and responded in a
new ecological movement, \'McMerde\', with as leader the
French farmer José Bové (3). Such reaction should not be
underestimated. No European government can manage a
global trade system that would force consumers against
their explicit wish and against the policies of their govern-
ments to accept certain food products such as \'meat
hormone\' or genetically modified foods. Citiz\'ens should be
free to buy food according to their own view of life. In this
way, it is justifiable that governments have different
policies. If this is not recognized at a
wto level, countries
(such as
eu member states) may be obliged to claim a public
health problem when there is not one. However, the s ps
Agreement does not sufficiently quantify the risk. Article 2.2
of the s
ps Agreement states: "Members shall ensure that any
sanitary and phytosanitary measure is applied only to the
extent necessary to protect human, animal or plant life or
health, is based on scientific principles and is not main-
tained without sufficient scientific evidence..."

In this way, considering that zero risk does not exist,
the s
ps Agreement leaves enough room to argue that a
specific product poses a public health problem. For
example, in the case of the \'meat hormone\' affair, the
hormones used could have a carcinogenic effect in
humans. In this way, the
eu can try to justify the ban on
the import of such meat from the us. If the Dispute
Settlement Body of the
wto decides in favour of the last
eu dispute (November 2004), the validity of the whole sps
Agreement could be undermined.

conclusions

There are three important conclusions about the require-
ment of an exclusively scientifically based food safety
policy. First, science has limits, a fact that is perhaps not
adequately acknowledged by claimants and even by
scientists. Secondly, not only scientific factors but also
other factors are relevant in the food safety policy-making
process. For example, policy decisions are influenced by
the public perception of risks (e.g., by the media) and by
socio-cultural factors such as organoleptic quality and
traditional eating habits. In some cases, these factors
weigh more than scientific factors in the national risk
management framework. This is particularly justified

-ocr page 210-

because food is not only a commodity but also has a
cultural and social meaning that differs globally. Thirdly,
the fact that concerns other than public health risk are
taken into account at a national level and the fact that this
is not recognized at a
wto level may lead to trade conflicts.
Indeed, countries are forced to present their dispute as a
scientific disagreement on food safety while the problem
may have another origin. This leaves space for misunder-
standing or even manipulation that can lead to a loss of
trust not only in government but also in science.

Therefore, it is essential to make clear at both a
national and an international level that other factors
besides harmonization of risk assessment methods have to
be discussed in the context of risk management. This
requires identification of all factors relevant to food safety
and the clear demarcation of scientific and non-scientific
considerations. This open and transparent discussion will
help separate legitimate differentiation from illegitimate
discrimination, thereby promoting the mutual recogni-
tion of regulatory differences. For example, \'genuine
consumer concerns\' and animal welfare concerns could be
recognized as legitimate criteria for the sps measures (43).
Only in this way will consumer confidence, which
actually is a governmental trustworthiness problem (35),
be restored. Lastly, risk communicators need to communi-
cate how decisions are reached.

references

1. Adroher FJ, Valero A, Ruiz-Valero J, and Iglesias L. Larval anisakids
(nematoda: Ascaridoidea) in horse mackerel (Trachurus trachurus)
from the fish market in Granada (Spain). Parasitol Res 1996; 82 (3):
253-256.

2. Anonymous. Bad bug book; Tetrodotoxin. u.s. Food & Drug Adminis-
tration, Center for Food Safety & Applied Nutrition. Accessed i Febru-
ary 2005. Available from http://www.cfsan.fda.gov/-mow/intro.html.

3. Bedoya UEW. Mcdo: The socio cultural impact of fast food on Parisian
dining; habits and pop culture. Fulfillment of the Requirements for the
Degree of Master of Arts, University of Pennsylvania, 2003.

4. Brom FWA. 2004. wto, public reason and food public reasoning in the
trade conflict on gm-food. Ethical Theory and Moral Practice 2004;
Volume 7: Number 4/ August.

5. Brouwer A-MD. Gatt article xx\'s environmental exceptions explored.
Is there room for national policies? Balancing rights and obligations
of
wto members under the wto regime. In the wto and concerns
regarding animals and nature, ed. A. Vedder: 2003:9-59. Nijmegen, the
Netherlands: Willem-)an van der Wolf, 2003.

6. Buchanan RL, Dennis S, and Miliotis M. Initiating and managing risk
assessments within a risk analysis framework:
fda/cfsan\'s practical
approach. Journal of Food Protection 2004; 67 (9): 2058-2062.

7. Busch L. The homiletics of risk. Jounal of Agricultural and Environ-
mental Ethics 2002; 15: no.
i.

8. Buzby JC. Effects of food-safety perceptions on food demand and
global trade. In Changing structure of global food consumption and
trade, ed.
usda, wrs-oi-i:55-66. Washington D.C.: usda. Economic
Research Service, 2001.

9. Centers for Disease Control and Prevention. Listeriosis outbreak as-
sociated with Mexican-style cheese. California. Morbid Mortal Weekly
Rep I985;(34): 357-359-

10. Codex Alimentarius Commission. Codex international standard for
camembert. Codex Stan C-33_i973,1973.

11. Codex Alimentarius Commission. Report of the 20th-session. Geneva:
Joint
fao/who Food Standards Programme Codex Alimentarius Com-
mission,
alinorm 97/37,1997.

12. Codex Alimentarius Commission. Codex, report of the 14th session of
the codex committee on general principles. Rome: Codex Alimentari-
us Commission, Food and Agriculture Organisation,
alinorm 99/33A.
1999.

13. Codex Alimentarius Commission. Draft principles and guidelines for
the conducting of microbiological risk assessment. Rome: Joint
fao/
who
Food Standards Programme Codex Alimentarius Commission,
Report of the 23rd session of the Codex Alimentarius Commission
ALINORM 99/133,1999.

14. Codex Alimentarius Commission. Reprt of the first session of the
codex ad hoc intergovernamental task force on foods derived form
biotechnology. Chiba, Japan: Codex Alimentarius Commission,
alinorm 01/34,2000.

15. Codex Alimentarius Commission. Principles and guidelines for the
conduct of microbiological risk assessment. In Food hygiene basic
text, eds.
fao and who. Rome, 2001.

16. Codex Alimentarius Commission. 2004. Codex and science. Food
and Agriculture Organisation. Accessed 3 January 2005. Available
from http://www.fao.org/documents/show_cdrasp7url_file-/docrep/
W9114e/W9114e07.htm,.

17. Coleman JR, and Boughner DS. "Tariff rate quotas in the U.S. Dairy
industry," bringing agriculture into the gatt: Issues in reforming
tariff-rate import quotas in the agreement on agriculture in the
wto.
Minnesota: University of Minnesota, International Agricultural Trade
Research Consortium, 2000:13.

18. Croci L, and Suffredini E. Microbiological risk associated with seafood
consumption. Ann Ist Super Sanita 2003; 39 (i): 35-45.

19. De Buyser M.-L, Dufour B, Maire M, and Lafarge V. Implication of milk
and milk products in food-borne diseases in France and in different
industrialised countries. International Journal of Food Microbiology
2001; 67 (1-2): 1-17.

20. European Commission Directorate General Health and Consumer
Protection. Assuring science based decisions - determining the appro-
priate level of protection: Threshold of regulations/implementation.
Conference on International Food Trade Beyond 2000: Science-Based
Decisions, Harmonization, Equivalence and Mutual Recognition, ed.
Eu. Melbourne, Australia, 1999.

21. European Commission Joint Research Centre (Dg Jrc). Science in trade
disputes related to potential risks: Comparative case studies. Technical
report series, Seville, Spain, 2004.

22. European Commission Scientific Committee on Veterinary Measures
Relating to Public Health. Opinion of the scientific committee on
veterinary measures relating to public health - allergic reactions to in-
gested anisakis simplex antigens and evaluation of the possible risk to
human health -
27 april 1998. eu. Accessed 23 November 2004. Avail-
able from http://europa.eu.int/comm/food/fs/sc/scv/outo5_en.html.

23. European Union. Council directive 91/493/eec of 22 July 1991 laying
down the health conditions for the production and the placing on the
market of fishery products. Official Journal of the European Union

(L 268): 0015 -0034,1991.

24. European Union. Directive 2003/74/ec of the european pariiament
and of the council of 2 2 September 2003 amending council directive
96/2 2/
ec concerning the prohibition on the use in stockfarming of
certain substances having a hormonal or thyrostatic action and of
beta-agonists. Official Journal of the European Union (L 262): 0017 -
0021, 2003.

25. European Union. Regulation (ec) No 178/2002 of the European Parlia-
ment and of the Council of 28 January 2002 laying down the general
principles and requirements of food law, establishing the European
Food Safety Authority and laying down procedures in matters of food
safety.Official Journal of the European Union (L 31), 2002.

26. fao. Hormones in animal production, fao animal production and
health paper, Geneva, 1981.

27. FAo/wHO. The application of risk communication to food standards
and safety matters,
fad food and nutrition paper, Rome 1998.

28. Hubert B, Bacou J, and Belveze H. Epidemiology of human anisakiasis:
Incidence and sources in France. Am J Trop Med Hyg 1989; 40 (3):
301-303.

29. Ishikura H, Kikuchi K, Nagasawa K, Ooiwa T, Takamiya H, Sato N, and
Sugane K. 1993. Anisakidae and anisakidosis. Prog Chn Parasitol 1993;
3:43-102.

30. Jensen KK, and Sandoe P. Food safety and ethics: The interplay be-
tween science and values. Journal of Agricultural and Environmental
Ethics 2002; 15: 245-253.

-ocr page 211-

31. Lahellec C. Listeria monocytogenes in foods: The French position
international food safety conference. Listeria: The state of the science
- 29-30 june 1995 - Rome, italy Food Control 1996; 7 (4-5): 241-243.

3 2. Macfarlane R. Integrating the consumer interest in food safety: The
role of science and other factors. Food Policy 2002; 27 (i): 65-80.

33. Madden )M. Concerns regarding the occurrence of listeria monocy-
togenes,
Campylobacter jejuni and escherichia coli oi57:H7 in foods
regulated by the US. Food and drug administration. Dairy, food and
environmental sanitation 1994; 14 (5): 262-267.

34. Maggi P, Caputi-Iambrenghi 0, Scardigno A, Scoppetta L, Saracino A,
Valente M, Pastore G, and Angarano G. Gastrointestinal infection due
to anisakis simplex in southern Italy. European Journal of Epidemiol-
ogy 2000; 16 (i): 75-78.

35. Meijboom FLB, Visak T and Brom FWA. From Trust to Trustworthi-
ness: Why Information is not Enough in the Food Sector. Journal of
Agricultural and Environmental Ethics 2006; 19 (5).

36. Orecchia P, Paggi L, Mattiucci S, Di Cave D, and Catalini N. Infestation
by larvae of anisakis simplex a and anisakis physeteris in fish species
of the Italian seas. Parassitologia 1989; 31 (i): 37-43.

37. Otsuki T, Wilson JS, and Sewadeh M. Saving two in a bilhon: Quan-
tifying the trade effect of european food safety standards on African
exports. Food Policy 2001; 26 (5): 495-514.

38. Ridley AM, and Newell DG. Campylobacter jejuni: Control and
prevention of a major public health problem. Food Pathogen
Epidemiology:Microbes, Maladies and Methods, ed. RJ.S.D.D.J.B.
Blaithin Maunsell: 103-120. Istituto Zooprofilattico Sperimentale delle
Venezie, Padua, Italy: Teagasc - The National Food Centre, Ashtown,
Dublin 15, Ireland, 2004.

■59. ■RultefibftgEJ.\'K.napen F van, and Weiss JW. Food-borne parasitic
infections-old stories and new facts. Tijdschr Diergeneeskd 1979; 104
(2): 5-13-

40. Sanaa M, Coroller L, and Cerf 0. Risk assessment of listeriosis linked to
the consumption of two soft cheeses made from raw milk: Camembert
of Normandy and Brie of Meaux. Risk Anal 2004; 24 (2): 389-399.

41. Sand PH. The precautionary principle: A European perspective. Hu-
man and Ecological Risk Assessment 2000 (6): 445-458.

42. Schiraldi OLF, Marotti S, et al Rilievi sulla fisiopatologia del colera a
Bari. Annali Sclavo 1975; (17): 387-398.

43. Skogstad G. The wto and food safety regulatory policy innovation in
the European Union. Journal of Common Market Studies 2001; 39 (3):
485-505.

44. Tauxe RV, Nelson JM, and Angulo FJ. Active public health surveillance
for foodbome infections: The Foodnet program in the United States.
Food Pathogen Epidemiology:Microbes, Maladies and Methods, ed.
RJ.S.D.D.J.B. Blaithin Maunsell. Istituto Zooprofilattico Sperimentale
delle Venezie, Padua, Italy: Teagasc - The National Food Centre, Ash-
town, Dublin 15, Ireland, 2004.

45. The World Bank Group. 2004. Annual report 2004. Accessed 7 Febru-
ary 2004. Available from http://www.worldbank.org/.

46. Van Thiel P, Kuipers FC, and Roskam RT. i960. A nematode parasitic to
herring, causing acute abdominal syndromes in man. Trop Geogr Med
i960; 12:97-113.

47. Vogel D. Barriers or benefits: Regulation in transatlantic trade. Wash-
ington
dc: Brookings Insriturion Press, 1997.

48. Vogt DU. Food safety issues in the 105th. Washington d.c.: Congres-
sional Research Service,
crs issue brief, 1998.

49. Wall PG. Risk management strategies in food safety: Some issues for
the
eu. In Food safety assurance and veterinary public health- risk
management strategies: Monitoring and surveillance, edited by J.D.C.
Frans J.M. Smulders 2004; 3:19-31. Wageningen: Wageningen Aca-
demic Publishers.

50. Wiener JB and Rogers MD. Comparing precaution in the United States
and Europe. Journal of Risk Research 2002; 5 (4), no. 2002: 317-349.

51. Yuhuan C, Ross WH, Scott VN, and Gombas DE. Listeria monocyto-
■gehes: Low levels equal low risk. Journal of Food Protection 2003; 66
(4): 570-577.

Artikel ingediend: 16 april 2008

Artikel geaccepteerd: 23 juni 2008

AUV DIERENARTSENCOÖPERATIE VOOR U

AUV Dierenartsen coöperatie is van én voor alle praktiserende dierenartsen,
al t»o jaar lang. lid ^ijn van AUV Dierenartsencoöperalie betekent dat u te
allen tijde terug kunt vallen op een organisatie die opkomt voor de
belangen van de practicus, in Nederland én Europa.

Daarom bent u lid van AUV Dierenartsencoöperatie:

• u heeft toegang tot exclusieve voordelige ledenproducten
(mediatheek, gunstige telefoonabonnementen e.a.)

• u of uw assistente kan voordelig deelnemen aan trainingen
van AUV

• u ontvangt een aantrekkelijke ledenkorting op diensten van
AUV Advies

• u deelt in de informatiestroom en kennis die AUV Dierenartsencoöperalie
continu genereert

• u maakt gratis gebruik van de telefonische helpdesk van
AUV Advies

• ontvangt \\2 keer per jaar de VPI, het magazine van
AUV Dierenartsencoöperatie

• u krijgt certificaten van aandelen en profiteert daardoor mee met de
goede financiële resultaten van AUV Dierenartsencoöperatie

Het lidmaatschap is gratis en brengt geen verplichtingen met zich mee.
Ook dierenartsen in loondienst kunnen lid worden.

Meer weten? Neem contact op met coöperatiezaken of bezoek onze website
www.auv.nl.

AUV Dierenartsencoöperatie samen met u, samen voor u.

DIERENARTSENCOÖPERATIE

>11 IKT I

I leftloonOitismSSS e-/noi< inlo@auv.nl
AÜV WerenartseiiHwpctatie ÜA is onderdeel van AUV Group

-ocr page 212-

Meer Britse runder-xbc

Road to Bhutan 2008

In Groot-Brittannië zijn er 1.317
bedrijven bijgekomen die zijn besmet
met runder
-tbc. De eerste vijf maan-
den van 2008 bleek het aantal nieuwe
besmette bedrijven een kwart hoger
dan een jaar geleden. Dit is het
hoogste percentage nieuwe besmet-
tingen sinds het plattelandsministerie
Defra is begonnen met het bijhouden
van maandstatistieken. Runder
-xbc is
op dit moment in Groot-Brittannië
een groot probleem. Waarschijnlijk is
er voorlopig nog geen vaccin tegen
deze aandoening.

Agrarisch Dagblad

Minder Q-koorts

De Q-koortsepidemie lijkt over zijn
hoogtepunt heen, blijkt uit cijfers van
ggd Hart voor Brabant. In het werk-
gebied van deze
ggd zijn tot eind
augustus in totaal 583 gevallen van
Q-koorts gemeld. De meeste mensen
werden ziek vanaf eind april tot eind
juni.

Het tankmelkonderzoek van gd
naar Coxiella bumetii laat zien dat in
heel Nederland bij melkvee anti-
stoffen tegen deze soort worden
gevonden. Eerder in augustus bleek
dat al te gelden voor schapen en
geiten. Het is nog niet bekend in welke
mate dieren antistoffen tegen de
Q-koortsbacterie bezitten. In 2005
bleek meer dan de helft van het
melkvee antistoffen te hebben en dit
jaar wijken de percentages daar
waarschijnlijk niet veel van af.

Agrarisch Dagblad

Blauwtong op
geitenbedrijven

Uit onderzoek van het Centraal
Veterinair Instituut van Wageningen
UR blijkt dat ongeveer 47 procent van
de bedrijven met geiten in Nederland
in 2007 een infectie met het blauw-
tongvirus heeft doorgemaakt. Bij
slechts 25 geitenbedrijven werd echter
officieel blauwtong vastgesteld.

In het kader van de vriendschapsband
tussen Nederland en Bhutan en ter
gelegenheid van het honderdjarig
bestaan van dit koninkrijk vertrekken
deze maand negen auto\'s vanuit
Hilversum Mediapark via Turkije naar
Bhutan. Tijdens de reis wordt een
aantal goede doelen aangedaan.
Dierenartsen Peter Henk Gijsman
(Culemborg) en Rein Blanken
(Ijsselstein) gaan ieder met een eigen
auto deelnemen aan deze reis. Zij zijn
met name betrokken bij de sponsoring
van \'Brooke Hospital for Animals\' in
Lahore, Pakistan, een van de vier
goede doelen. Dit dierenziekenhuis zal
tijdens de reis worden bezocht.

\'Brooke Hospital for Animals\' helpt
werkpaarden en ezels van straatarme
mensen in ontwikkelingslanden.
Lokale dierenartsen en hun teams
geven gratis diergeneeskundige hulp.

Onderzoekers hebben monsters onder-
zocht van 214 bedrijven met schapen
en 81 bedrijven met geiten.
In 10 procent van de geitenmonsters
(afkomstig van 47 procent van de
onderzochte bedrijven met geiten)
troffen ze antilichamen aan tegen het
blauwtongvirus. Bij de onderzochte
schapen testte 38 procent van de
monsters positief, afkomstig van
70 procent van de bedrijven. Dit komt
overeen met het officiële aantal
gerapporteerde besmettingen. Bij
geiten zijn echter nauwelijks klinische
verschijnselen van blauwtong
zichtbaar, dus kan een besmetting
onopgemerkt blijven. Om te voor-
komen dat het virus in de Nederlandse
veehouderij aanwezig blijft, raadt het
Gvi aan om ook geiten te vaccineren.

Homeopathie in een
Belgische gezelschaps-
dierenpraktijk

Op donderdag 18 september 2008
organiseert de Studiegroep Com-
plementair werkende Dierenartsen

voorlichting en cursussen in gemeen-
schappen in Egypte, India, Jordanië en
Pakistan.

De reiskosten worden door de
deelnemers zelf betaald en de gehele
reis wordt via Sicirec klimaatneutraal
uitgevoerd. Het sponsorgeld gaat
volledig naar de vier doelen. Voor
meer informatie en eventuele bij-
dragen aan de goede doelen van team
acht van Peter Henk Gijsman kunt u
terecht op de website: www.roadto-
bhutan.com.

(scwD)van de knmvd weer een
studiedag. Het informatieve deel van
deze dag zal geheel worden ingevuld
met praktijkgevallen uit de praktijk
van collega mw. dr. Anne Verkinderen.
In haar gezelschapsdierenpraktijk in
Rotselaar, België, werkt zij voor 90
procent homeopathisch en met zeer
goede resultaten. Naast haar werk in
de praktijk geeft zij ook regelmatig les
bij de Vlaamse Studievereniging voor
Unitaire Homeopathische Genees-
kunde. Het meenemen van een
repertorium of computer met
radar
is uitdrukkelijk gewenst.

De studiedag begint om 15.00 uur
met de ledenvergadering van de
scwd
(dit deel is alleen toegankelijk voor
leden). Om 16.30 uur zal het infor-
matieve deel starten dat tot 22.00 uur
duurt. Tussen 18.00 en 19.00 uur
wordt een broodmaaltijd geserveerd.

Wilt u deze dag bijwonen, dan kunt
u zich per e-mail aanmelden bij de
secretaris van de
scwd, dhr. A. Menges
via info(S)scwd.nl. De kosten voor
deze studiedag zijn voor leden van de
scwd 25 euro, voor dierenartsen
niet-lid 100 euro en voor studenten
diergeneeskunde 10 euro.

-ocr page 213-

GGL-congres

Dinsdag i8 november (09.30-22.30
uur) en woensdag r9 november
(9.00-17.00 uur) wordt er op Landgoed
Ehzerwold te Almen een zeer interes-
sant en gezellig congres georganiseerd
voor de landbouwhuisdierenarts. Het
algemene thema dit jaar is de proble-
matiek omtrent groter groeiende
bedrijven: dierenartsenpraktijken,
maar ook veehouderijbedrijven. Moet
je altijd groeien om mee te blijven
tellen? Is groter altijd financieel
gunstiger? Aan welke eisen moeten
megabedrijven voldoen? Hoe speel ik
als dierenarts in op deze (veranderen-
de) vragen? Over deze kwestie wordt u
uitgebreid geïnformeerd en er is volop
tijd voor onderlinge discussie en
collegiale contacten. Extra dit jaar is
een precongresprogramma op de\' ■
voorafgaande maandavond vanaf
21.00 uur (voor geïnteresseerden en
diegenen die de file op dinsdagmorgen
willen vermijden). Hetzelfde geldt
voor de dinsdagavond: dan bent u
namelijk vanaf 20.00 uur uitgenodigd
bij de
alv van de ggl.

Opgave via de website
www.knmvd.nl (cursusprogramma).
Bij inschrijving voor 15 oktober en
deelname aan het gehele congres
ontvangt u 25 euro korting. Dit
congres wordt mogelijk gemaakt door
hoofdsponsoren Eurovet en Intervet
Schering Plough.

All about cats

Dit najaar organiseert Château
Vétérinaire in het Kasteel van Rhoon
drie lezingen waarin de kat centraal
staat. In Engeland speelt het Feline
Advisory Bureau
(fab) een centrale rol
op het gebied van voorlichting over de
gezondheid en het welzijn van de kat.
Deze reeks is dan ook samengesteld in
samenwerking met de
fab en voor
ieder onderwerp is een specialist in
het betreffende vakgebied uitgeno-
digd.

Dinsdag 30 september spreekt
Saran Heath over het gedrag en
gedragsproblemen van de kat, dinsdag
7 oktober zal Andrea Harvey een
presentatie geven getiteld \'The cat
friendly practice scheme, respiratoire
problemen\' en Danielle Gunn-Moore
zal op dinsdag 28 oktober de serie
afsluiten met een lezing over urine-
problemen en de geneeskunde van de
oudere kat.

De kosten voor een lezing zijn
245 euro per dag. Wilt u de hele serie
lezingen bijwonen dan bedragen de
kosten 595 euro. Voor toelichting op
het programma, de route en de
inschrijving zie www.chateauvet.nl of
stuur een e-mail naar info(a)chateau-
vet.nl. De dag wordt gesponsord door
Proteq, Idexx, Intervet, Schering-
Plough Animal Health, Seil,
Aesculaap, Ceva,
ndg, Bayer en Hill\'s.

Practicum Urologische
Chirurgie

Vétoquinol bv en Covidien organise-
ren, in samenwerking met de faculteit
Diergeneeskunde, op 27 en 28 oktober
2008 het Practicum Urologische
Chirurgie te Elancourt, Frankrijk.
Het practicum is bedoeld voor
dierenartsen die moderne chirurgi-
sche technieken wensen aan te leren
en/of die hun kennis hierin wensen
uit te breiden. Informatie: marke-
ting(a)vetoquinol-benelux.be

Tepelvoering te laat
vervangen

Na 2500 melkingen zijn tepelvoerin-
gen versleten. Maar tweederde van de
veehouders in Nederland vervangt de
tepelvoeringen pas na drieduizend
melkingen. Dit bericht het Uierge-
zondheidscentrum Nederland
(ugcn)
op basis van recent onderzoek. Het
gebruik van versleten tepelvoeringen
heeft volgens de organisatie negatieve
gevolgen. Zo bestaat er een groter
risico dat ziekteverwekkers in de
tepelvoeringen aanwezig blijven.
Bovendien zijn versleten tepel-
voeringen minder goed te reinigen.
Het melken duurt langer en koeien
kunnen onvoldoende worden uitge-
molken. Bijna de helft van de melkvee-
houders vervangt de tepelvoering
standaard eens per jaar. Dat is meestal
te laat. Bij tachtig melkkoeien, twee
keer daags melken en een twee bij zes
melkstal is de maximale gebruiksduur
van de tepelvoering zes maanden. Bij
een veestapel van 120 koeien en een
twee bij tien melkstal is de gebruiks-
duur zeven maanden. Op de website
www.vervangtepelvoeringen.nl staat
een rekenformule waarmee veehou-
ders kunnen uitrekenen hoelang
tepelvoeringen meegaan.

Dermatology Day 2008

Op zaterdag r i oktober wordt in
Conferentiehotel
kdk te Soesterberg
het programma van Dermatology Day
ingevuld dóór êefi aantal experts öp\'
dit vakgebied. Omdat huidproblemen
bij hond en kat een intensieve aanpak
vragen van de dierenarts, is specifieke
kennis over oorzaken, complexe
diagnostiek en behandelmogelijk-
heden essentieel. Tijdens D-Day 2008
wordt onder voorzitterschap van prof.
Ton Willemse een complete dag
aangeboden met aansprekende
onderwerpen gepresenteerd door
internationale sprekers.
Naast alopecia bij de hond wordt ook
huidallergie bij de kat besproken. In
twee andere lezingen wordt ingegaan
op de behandeling van jeuk bij de kat
en dermatofytosen. Omdat ook
konijnen en knaagdieren regelmatig
problemen hebben met huidaandoe-
ningen is Nico Schoemaker gevraagd
hierover een presentatie te houden.
Tot slot gaan de sprekers dieper in op
nagelproblemen en huidproblemen
door internistische aandoeningen. De
onderwerpen komen ook terug tijdens
de interactieve casuïstiekenbespre-
king.

De sprekers van D-Day 2008 zijn:
dr. Tim Nuttall (
uk), drs. Annette
Jassies-van der Lee
(nl), dr. Nico
Schoemaker
(nl), dr. Jan Declercq (b).
Voor achtergrondinformatie en
aanmelden kunt u terecht op
www.proveto.nl.

-ocr page 214-

Aanpassingen in de wachttijden

ƒ. Hofman\', S. de Jong\' en L. Lipman "

In de praktijk worden soms diergeneesmiddelen
gebruikt die niet geregistreerd zijn, en worden ge-
registreerde middelen gebruikt op een manier die
buiten de registratie valt. Het gebniik van deze mid-
delen moet worden afgewogen via het cascadesysteem.
Voor het toepassen van middelen via de cascaderegeling
zijn wettelijke wachttermijnen vastgesteld. Steeds zal
men moeten overwegen of deze wachttijd voldoende
lang is om de voedselveiligheid zeker te stellen.

Dit artikel beschrijft hoe een dierenarts kan komen tot een
juiste afweging met betrekking tot de wachttijd en de
factoren die van invloed zijn op de wachttijd.

inleiding

Het gebruik van diergeneesmiddelen bij voedselproduce-
rende dieren leidt tot residuen in de producten die van
deze dieren afkomstig zijn. Aangezien deze residuen effect
kunnen hebben op de gezondheid van de personen die
deze producten consumeren, is het controleren van de
veiligheid hiervan belangrijk met betrekking tot de
registratie van diergeneesmiddelen. Het doel hierbij is dat
een geregistreerd diergeneesmiddel bij gebruik volgens de
bijsluiter een verwaarloosbaar risico voor de mens zou
moeten vormen.

Gebruik van alleen geregistreerde middelen en/of
gebruik van geregistreerde middelen volgens de bijsluiter
is echter niet altijd mogelijk. Om de beslissing te kunnen
maken over het op deze manier gebruiken van middelen
bestaat er het cascadesysteem. De middelen moeten zijn
opgenomen in de bijlagen i, ii of iii van Verordering
eeg/2377/90. Niet voor alle hierin opgenomen stoffen
wordt echter een wachttijd vermeld, wat betekent dat de
dierenarts bij het voorschrijven van een dergelijk middel
een minimumwachttijd zal moeten aanhouden. Hierbij
moet echter steeds worden overwogen of deze wachttijd
voldoende lang is om de voedselveiligheid zeker te stellen.

de bepaling van de wachttijd

De bepaling van de wachttijd van een diergeneesmiddel is
gebaseerd op de maximale residulimiet
(mrl) van de
actieve bestanddelen van het betreffende middel,
mrl\'s
voor verschillende bestanddelen zijn vastgelegd door de
Europese Gemeenschap (2, 3,4, 5). Alleen middelen
waarvan voor de actieve bestanddelen een
mrl is bepaald,
komen in aanmerking voor registratie. De bepaling van

Student diergeneeskunde, differentiatie coschappen paard, opdracht

Volksgezondheid.

ii Hoofdafdeling iras, divisie Veterinaire Volksgezondheid, faculteit

Diergeneeskunde, Yalelaan 2, 3584 cm. Utrecht.

een mrl is gebaseerd op toxicologische en farmacologi-
sche studies. Het resultaat hiervan is de aanvaardbare
dagelijkse dosis
(adi), die uitgaat van een levenslange
dagelijkse opname van de betreffende stof. De
mrl wordt
bepaald aan de hand van de
adi. Door onder experimen-
tele omstandigheden het residugehalte te bepalen op
verschillende tijdstippen na het toedienen van een
diergeneesmiddel, wordt de wachttijd van dat middel
bepaald. Bij het gebruik van een geregistreerd middel
volgens de spc (Summary Product Characteristics) zouden
de risico\'s voor de mens verwaarloosbaar moeten zijn.

afwijkend gebruik van geneesmiddelen

Indien er voor de desbetreffende diersoort/indicatie/
behandelwijze geen geregistreerd middel beschikbaar is en
de te behandelen situatie valt onder de noemer \'dier-
geneeskundige noodzaak\' mag een dierenarts gebruik-
maken van de cascaderegeling. Er kan dan worden
afgeweken van de registratiebeschikking of de
spc voor
een geneesmiddel. Factoren waarin kan worden afge-
weken, zijn de volgende:

- een andere indicatie;

- een ander doeldier;

- een andere dosis;

- een andere toedieningsweg;

- het gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen;

- een andere vorm van toediening (herhaald voorschrij-
ven van hetzelfde antibioticum valt formeel onder

\'off-label\'-gebruik indien de tweede kuur start voordat

de wachttermijn van de eerste kuur is afgelopen).

Bij het gebruik van diergeneesmiddelen onder deze
omstandigheden zullen om de voedselveiligheid te
garanderen dus ook de wachttijden moeten worden
aangepast.

een andere indicatie

Het is niet altijd mogelijk een diergeneesmiddel slechts te
gebruiken voor de indicatie waarvoor deze is geregistreerd.
Als het nodig is een diergeneesmiddel voor te schrijven
voor een andere indicatie dan die is opgenomen in de
spc,
kunnen pathologische (en fysiologische) factoren de
depletie en de metabolisatie van een stof veranderen en op
die manier de weefselhalfwaardetijd beïnvloeden. Hoewel
dit een bekend verschijnsel is, kan de mate waarin dit
gebeurt slechts worden geschat, bijvoorbeeld uit weten-
schappelijke studies (6).

een ander doeldier

In bepaalde gevallen blijkt het noodzakelijk een dierge-
neesmiddel voor te schrijven voor een andere diersoort dan
het doeldier waarvoor het middel is geregistreerd. Dieren-
artsen beschikken bij het voorschrijven van medicijnen
voor bepaalde ziekten niet altijd over geregistreerde
middelen. Metabolisering van een bepaalde stof zal bij

-ocr page 215-

Is er een geregistreerd diergeneesmiddel voor deze diersoort en indicatie?

)a

Nee

In geval van diergeneeskundige noodzaak
is het aan de dierenarts toegestaan de
cascade te gebruiken. Is dit het geval?

Nee

Is er in Nederland een geschikt
product geregistreerd voor een
andere diersoort of andere
indicatie?

Gebruik een

geregistreerd

diergeneesmiddel

Gebruik dit

geregistreerde

diergeneesmiddel

- )a

-1

Nee

J_

Gebruik één van deze
(dier)geneesmiddelen

- ja

Is er in Nederland een humaan
product geregistreerd of is er
in andere lidstaat een
diergeneesmiddel geregistreerd?

Nee

Behandeling met
(dier)geneesmiddel is niet
toegestaan

Is het mogelijk een
diergeneesmiddel magistraal
te bereiden?

Gebruik een
magistraal bereid
diergeneesmiddel

- Ja

Figuur i. Cascade naar eu-model.

verschillende diersoorten anders verlopen. De residuen
van middelen kunnen als gevolg van een andere afbraak in
het lichaam van het doeldier zelfs totaal verschillend zijn.
De onverwachte aanwezigheid van een specifieke toxische
metaboliet lijkt echter zeer zeldzaam (1,7).

een andere dosis

Het verhogen van de dosis, het wijzigen van de dosis-
intervallen of het verlengen van de behandeling kan
leiden tot een hogere concentratie van de actieve bestand-
delen of hun metabolieten in de dierlijke producten. Als
de afbraak verloopt volgens een lineaire, niet verzadigbare
reactie zal bij het verdubbelen van de dosis de oorspronke-
lijke dosis bereikt worden na Hieruit kan worden

Specifieke voorzorgsmaatregelen voor voedselproducerende dieren:

De werkzame stof moet voorkomen op annex i, n of ni van eu-richtïijn
2377/go en wachttijden moeten vastgesteld zijn. Tenzij reeds vastgesteld
voor de betreffende diersoort en toedieningsweg moeten de wachttijden
tenminste bedragen:

- 7 dagen voor eieren;

- 7 dagen voor melk;

- 28 dagen voor vlees;

- 500 graaddagen voor vis.

De dierenarts moet gedurende vijfjaar een administratie bewaren die
omvat:

- Datum van onderzoek dier;

- naw gegevens van de eigenaar;

- Aantal dieren behandeld;

- Diagnose;

- Voorgeschreven (dier)geneesmiddel;
-Toegediende dosis;

-Duur behandeling;

- Aanbevolen wachttijd.

Figuur 2. Voorwaarden voor het toepassen van de cascade voor voedsel-
producerende dieren.

berekend dat verdubbeling van de dosis zou moeten leiden
tot een 10 ä 20 procent langere wachttijd.

Aangezien de verhoogde toegediende dosis door
weefselschade op de plaats van injectie kan zorgen voor
een langere aanwezigheid van residuen op deze plek, is het
niet toegestaan op een plek een groter volume te injec-
teren dan dat wordt aangegeven door de gebruiksaanwij-
zing. Een verandering in de dosis is niet opgenomen in het
cascadesysteem, maar zal vaak het gevolg zijn van een
andere indicatie.

een andere toedieningsweg

Een wijziging van de toedieningsweg heeft door weefsel-
reactie en verschillen in doorbloeding een veranderd
concentratieverloop tot gevolg. Deze is variabel en onvoor-
spelbaar en is om die reden niet opgenomen in het
cascadesysteem. Voor de dierenarts die een dergelijk
middel voorschrijft, is het dus moeilijk het effect op de
concentratie van residuen te bepalen. Vooralsnog is er
meer onderzoek nodig voordat hierover duidelijke
uitspraken kunnen worden gedaan.

het gelijktijdig gebruik van andere

geneesmiddelen

Gelijktijdig gebruik van verschillende diergeneesmiddelen
of opname samen met bepaalde voedselcomponenten kan
leiden tot interacties tussen de actieve bestanddelen van
deze stoffen. Vaak is een veranderende binding aan
plasma-eiwiten (concurrentie van de stoffen) verantwoor-
delijk voor een verhoogde concentratie van de actieve vrije
bestanddelen. Hierdoor is er een hogere weefseldistributie
met als gevolg een verlengde uitscheiding. Een lagere
binding leidt juist tot een verhoogde klaring.

-ocr page 216-

Interacties tussen geneesmiddelen die van klinisch belang
zijn, worden meestal wel vermeld, maar er bestaat geen
verband tussen de klinische relevantie van interacties en
de invloed hiervan op de wachttijden.

Verder induceren of inhiberen verscheidene milieu-
contaminanten en substanties uit geneesmiddelen
bepaalde leverenzymen die verantwoordelijk zijn voor de
metabolisering van de actieve stoffen. Voor meer kennis
over de invloed van bepaalde interacties op de wachttijd is
meer onderzoek nodig. Vooralsnog zijn ook hierover geen
aanpassingen opgenomen in het cascadesysteem.

een andere vorm van toediening

Het veranderen van de zogenaamde galenische vorm en/of
samenstelling van een geneesmiddel kan de eigenschap-
pen ervan veranderen. In de meeste gevallen zal de
wachttijd hierdoor echter worden verkort (8).

regelgeving bij toepassing van

diergeneesmiddelen buiten de spc

De regelgeving betreffende dit onderwerp is gecom-
pliceerd, maar kan momenteel als volgt worden geïnter-
preteerd: vooralsnog is het wijzigen van de indicatie ten
opzichte van de
spc alleen toegestaan binnen het cascade-
systeem, middels het aanhouden van de minimumwacht-
tijd. Het is echter aan de dierenarts om in een specifiek
geval te bepalen of deze minimumtijd voldoende is.

Het behoort tot de mogelijkheden een middel aan een
ander doeldier voor te schrijven, mits er voor de betref-
fende stof een
mrl is bepaald voor het betreffende product
(vlees, eieren of melk). De farmacokinetische eigenschap-
pen van een diergeneesmiddel blijken onder verschillende
fysiologische en/of pathologische omstandigheden binnen

een diersoort minder te verschillen dan tussen verschil-
lende diersoorten. Om deze reden is het verstandig eerder
te kiezen voor een geneesmiddel dat voor het doeldier is
geregistreerd, maar voor een andere indicatie, dan voor
een middel dat is geregistreerd voor een ander doeldier.

het cascadesysteem
In geval van een diergeneeskundige noodzaak kan een
dierenarts een middel gebruiken voor een indicatie
waarvoor het niet is geregistreerd. Hij volgt in die situatie
het cascadesysteem. Voor de gebruikte substanties moet
een
mrl bekend zijn. Indien de spc geen wachttijd
vermeldt, moet er een minimumwachttijd worden
ingesteld. Voor vleesproducten bedraagt deze 28 dagen.
De dierenarts zal zelf moeten afwegen of deze wachttijden
voldoende zijn.

In een aantal gevallen is het mogelijk een middel te
gebruiken dat in een andere
Eu-lidstaat geregistreerd is.
Momenteel wordt in het cascadesysteem echter de
voorkeur gegeven aan een Nederlands diergeneesmiddel,
al is deze geregistreerd voor een andere diersoort en een
andere indicatie.

De cascade voor gezelschapsdieren

iïet verschil met de cascade voor voedselproducerende dieren is dat bi j
gebruik van (dier)geneesmiddelen voor gezelschapsdieren geen wacht-
tijden en
mrl\'s vereist zijn en dat ook stoffen mogen worden toegepast
die niet op de annexen i, 11 en ni van 2377/90
/Ec staan.

F iguur 3. De cascade voor gezelschapsdieren.

-ocr page 217-

conclusie

De toepassing van het cascadesysteem is uitsluitend
toegestaan aan dierenartsen. Tevens is het hun verant-
woordelijkheid eventueel de minimumwachttijden aan te
passen. Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat het vaak
moeilijk is deze overweging te maken en dat hiervoor nog
veel gegevens ontbreken. Soms kan er gebruik worden
gemaakt van buitenlandse bijsluiters, waarbij echter wel
rekening moet worden gehouden met het feit dat bijvoor-
beeld de residugrenswaarden in de Verenigde Staten
verschillen van die in Europa.

Het moet veehouders worden afgeraden zelf dierge-
neesmiddelen toe te dienen, aangezien zij de kennis
missen die kan leiden tot een aanpassing van deze tijden.
Ook dit behoort tot de verantwoordelijkheden van de
dierenarts. Alleen door de samenwerking van alle betrok-
kenen in het productieproces kan de veiligheid van een
middel voor het dier, de voedselveiligheid en de volksge-
zondheid gewaarborgd blijven.

literatuur

1. Craigmill AL and Cortright KA. Interspecies considerations in the
evaluation of huinan food safety for veterinary drugs,
aaps Pharm Sci

2002;4C4):"E34....................

2. European Commission: Volume 8 Notice to applicants and guideline
Veterinary medicinal products: Establishment of maximum residu
limits
(mrl) for residues of veterinary medicinal products in
foodstuffs of animal origin (October 2005).

3. emea/cvMP/036/95-final (1995): Note for guidance: Approach
towards harmonisation of withdrawal periods.

4. EMEA/cvMP/i53a/97-FiNAL (1997): Note for guidance on the establish-
ment of maximum residue limits for minor species.

5. EMEA/cvMP/187/oo-fin al, (2000): Note for guidance on risk analysis
aproach for residues of veterinary medicinal products in food of
animal origin.

6. Gehring R, Baynes RE and Riviere JE. Application of risk assessment
and management principles to the extralabel use of drugs in
food-producing animals J Vet Pharmacol Ther 2006; 29 (i): 5-14.

7. Lin JH. Applications and Limitations of Interspecies Scaling and In
Vitro Extrapolation in Pharmacokinetics. Drug Metab Dispos 1998; 26:
1202-1212.

8. Riviere JE, Webb Al and Craigmill AL. Related Articles: Primer on
estimating withdrawal times after extra label drug use. J Am Vet Med
Assoc 1998; 213 (7): 966-968.

Account manager

RxWorks Benelux bv

M/V 1.0 fte

Bedrijfsinformatie

RxWorks Benelux bv is de organisatie die de
dierenarts een compleet veterinair praktijk-
managementsysteem biedt. RxWorks heeft zijn
hoofdvestiging in Australië en heeft reeds
20 jaar ervaring met de ontwikkeling en het
gebruik van het managementprogramma.
Inmiddels draait het programma op zo\'n
1700 praktijken over de wereld waarvan een
kleine honderd in de Benelux. RxWorks staat
voor gebruiksgemak en veel functionaliteiten.
Het programma heeft sterke marketingtools en
biedt vele rapportages.

Vanwege de sterke groei in de Benelux zijn wij
op zoek naar een accountmanager die deze
groei verder vorm kan geven.
De bedrijfscultuur van ons kenmerkt zich door
nuchterheid, hard werken, een open mind en
lean en mean.

Voor meer informatie kunt u kijken op onze
website www.rxworks.com.

Functieomschrijving

U behaalt resultaten in een veterinaire
omgeving. U gaat namens het bedrijf nieuwe
klanten werven in Nederland. Daarnaast gaat u
bestaande relaties onderhouden en bij
bestaande relaties het pakket verder uitbouwen.
U werkt vanuit een goedgekeurd jaarplan.

Functie-eisen

• HBO werk- en denknivo

• Enige werkervaring in de IT omgeving is een
pre

• Enige verkoopervaring

• Woonachtig in de regio Midden of Westen van
Nederland

• Rijbewijs auto

• Sociaal vaardig en een teamspeler

• Goed een deal kunnen afsluiten

• Affiniteit met het dierenartskanaal

Arbeidsvoorwaarden

RxWorks biedt u een marktconform salaris en
andere primaire en secundaire voorwaarden
evenals een goede werksfeer en een auto van
de zaak.

Plaats in de organisatie

U rapporteert aan de General manager RxWorks
Benelux.

Contactinformatie en solliciteren

Wanneer u aanvullende informatie wenst kunt
u contact opnemen met Drs. Frank de Vries
(General manager) tel. 0411 - 675915 of e-mail
frank.devries@rxworks.com

Geïnteresseerd?

Een sollicitatiebrief voorzien van cv
kun je sturen naar bovengenoemd e-mail-
adres of naar RxWorks, t.a.v. F. de Vries,
Postbus 1367, 5200 BK \'s-Hertogenbosch

-ocr page 218-

Aanbod van honden, katten, vogels en
bijzondere dieren in de Nederlandse
diergeneeskundige praktijk in 1994 en
2005 en consequenties voor het veterinaire
curriculum

Petra VermeulenNienke Endenburg\' en JT Lumeij "

samenvatting

Het huisdierbezit in Nederland is in aantal en samen-
stelling voortdurend aan verandering onderhevig. Voor
dierenartsen is het belangrijk om inzicht te hebben in de
aantallen en de aard van de huisdieren die worden
aangeboden in de Nederlandse dierenartspraktijken.
Met gebruikmaking van eenzelfde soort enquête als in
1994 werd het percentage in de praktijk aangeboden
gezelschapsdieren in 2005 nogmaals onderzocht en
vergeleken met de resultaten van tien jaar eerder. De
opvallendste trends waren een 25 procent toename van
het percentage vogels en bijzondere dieren in zowel de
gezelschapsdieren- als de gemengde praktijk (van onge-
veer 10 procent naar 12,5 procent), een verdubbeling van
het aandeel vogels en een verdrievoudiging van het
aandeel duiven in de gemengde praktijk, een verdubbeling
van het aandeel reptielen in de gezelschapsdierenpraktijk
en een vertienvoudiging van het aandeel vissen in beide
praktijkvormen. Voorts was er een significante daling van
het percentage katten van 46 procent naar 40,7 procent en
een stijgende trend in het percentage honden van
44 procent naar 46,7 procent. De in de diergeneeskundige
praktijk waargenomen trends lopen niet parallel met de
trends in huisdierbezit. De toename van vogels (vooral
duiven), reptielen en vissen in de praktijk onderstreept het
belang van een vaste plaats voor deze soorten in het
studiepad gezelschapsdieren.

summary

Numbers of dogs, cats, birds, and exotic animals in
veterinary practices in the Netherlands igg4-2oos and
possible consequences for the veterinary curriculum

The species of pets owned in the Netherlands are constantly
changing, and it is important that veterinary practitioners have
information about the number and species of pets presented in

Departement Dier, Wetenschap en Maatschappij, faculteit Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht.

ii Correspondentieadres; J.T. Lumeij, Afdeling vogels en bijzondere
dieren, departement Gezelschapsdieren, Yalelaan 8,3584
cm Utrecht.
E-mail: J.T.Luraeij@uu.nl.

veterinary practice. Using the same methodology as in 1994,
we determined the relative importance of the various pet species
in 2005 and compared these data with those for 1994. The most
notable findings were a 25% increase in the number of birds
and exotic animals seen in small and large animal practices
(from about 10% to about 12.5%), a doubling of the number
of birds and tripling of the number of pigeons seen in mixed
practices, a doubling of the number of reptiles seen in small
animal practices, and a 10 fold increase in the number offish
seen in veterinary practices in general. There was a significant
decrease in the proportion of cats (from 46% to 40.7%) and an
increase in the proportion of dogs (from 44% to 46.7%). These
trends in veterinary practice consultations did not parallel those
seen in pet ownership. The increase in the number of birds
(especially pigeons), reptiles, and fish seen in veterinary practice
emphasizes the need to pay attention to these species in the
standard companion animal curriculum.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

inleiding

Het huisdierbezit in Nederland is in aantal en samen-
stelling voortdurend aan verandering onderhevig. Uit
regelmatig herhaalde enquêtes, gehouden door de vak-
organisatie voor ondernemingen in de huisdierenbranche
\'Dierenbenodigdheden en voeders\' (Dibevo) (i) en het
Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie en het
Marktonderzoek (
nipo) (4), kunnen conclusies worden
getrokken over trends in huisdierenbezit. Hoewel de
resultaten niet altijd eenduidig zijn, lijkt uit beide onder-
zoeken te kunnen worden geconcludeerd dat er tussen
1994 en 2005 een toename is geweest van het aantal
huishoudens met huisdieren (5 a 10 procent toename tot
55 procent van alle huishoudens), een enorme toename
van het aantal honden, katten en knaagdieren met
respectievelijk 30 procent, 50 procent en 50 procent, en
een afname van het absolute aantal konijnen (met ruim
30 procent), bij een gehjkblijvend percentage huishoudens
met konijnen. Volgens het
nipo lijkt het percentage
huishoudens met vogels af te nemen, terwijl volgens
Dibevo het aantal vogels toeneemt. Het één en ander lijkt
verklaarbaar door een sterke variatie van het aantal dieren
per huishouden (tabel i en 2).

-ocr page 219-

Ineen publicatie van de Raad voor Dieraangelegenheden
(rda) (5) worden wat betreft de aantallen huisdieren
ongeveer dezelfde getallen genoemd als bij
nipo en
Dibevo. In het gedeelte over de diergeneeskundige zorg
blijkt dat 44 procent (2,2 miljoen) van de honden en katten
jaarlijks bij de dierenarts komt, vooral voor vaccinatie. In
deze publicatie worden met name honden en katten
uitgelicht.

Omdat de aantallen dieren geen goede indicatie geven
over de diergeneeskundige zorg die aan deze dieren wordt
besteed, is het in verband met de academische en post-
academische opleiding van de dierenarts ook belangrijk
om inzicht te hebben in de aantallen en de aard van de
huisdieren die worden aangeboden in de Nederlandse
dierenartspraktijken. In 1994 werd een onderzoek gepubli-
ceerd over het aandeel honden, katten, vogels en bijzon-
dere dieren in de diergeneeskundige praktijk in Nederland
(3). We achtten het zinvol dit onderzoek in 2005 te
herhalen om de noodzaak van eventuele aanpassingen in
het veterinaire curriculum te kunnen documenteren.

materiaal en methoden

Alle veterinaire praktijken in Nederland, voor zover
bekend bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde
(knmvd), hebben in mei 2006 een
enquête met begeleidende brief toegestuurd gekregen. In
juni 2006 werd een herinneringsoproep met enquête
gestuurd naar de praktijken die de enquête nog niet
hadden teruggestuurd. Dit werd bijgehouden door
nummering van de retourenvelop.

In de enquête werd gevraagd aan te geven of het een
gezelschapsdieren- of een gemengde praktijk betrof en
hoeveel mensen er in de praktijk werkzaam waren. Indien
dit niet was ingevuld, werd ervan uitgegaan dat het om
een gezelschapsdierenpraktijk ging met één dierenarts.

De praktijk werd tevens gevraagd het totaal aantal

1991

\'993

1995

2003

2005

Verandering \'95-\'o5

°/o huishoudens met huisdieren

48

52

45

58

55

-f 10%

% hond

40

40

41

36

36

■ 5%

% kat

43

43

45

46

47

2%

% vogel

40

33

25

16

16

- 9%

% vis

17

16

17

19

19

2%

% konijn

ii

13

12

15

12

0 %

% knaagdier

7

9

10

ii

ii

1%

% overige

4

5

5

0

0

7

Tabel i. Percentage huishoudens met huisdieren 1991 tot 2005 volgens nipo (4).

Verschil

Percentage huishoudens

1990

1994

2005

Abs,

Rel.

met dieren

52%

50%

55%

aantallen dieren

hond

1,35-10\'

1,4 -lo\'

1,8-lO\'

-fO,4 -lO\'

-f28,6%

kat

2,0 10\'

2,2 -lO\'

3,3-10\'

-H,I -10\'

-f50%

vogels

6,4 10\'

6,7 -lO\'

■t-

7

vissen

5,6-10\'

7

6,0-lo\'

7

konijnen

0,75 -lo\'

0,74-lo\'

0,5 -lo\'

-0,24-10\'

-32.4%

knaagdieren

0,3 -lO\'

0,5-10\'

1,0-lO\'

-f0,5 -lo\'

-f50%

reptielen/amfibieën

0,2 10\'

7

7

Tabel 2, Percentage huishoudens met huisdieren en absolute aantallen huisdieren 1990 tot 2005 volgens Dibevo (i).

consulten in 2005 aan te geven en de verdeling in dier-
soorten of diergroepen. De diergroepen werden onderver-
deeld in honden, katten en \'vogels en bijzondere dieren\'.
Deze laatste categorie werd weer verder onderverdeeld in
bijzondere zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën,
invertebraten en vissen. De vogels werden onderverdeeld
in duiven, papegaaien, zangvogels, kippen, ganzen en
eenden, roofvogels, en overigen. De groep bijzondere
zoogdieren werd onderverdeeld in konijnen, knaagdieren,
fretten en overigen. De reptielen werden onderverdeeld in
slangen, hagedissen, schildpadden en overigen. De vissen
werden onderverdeeld in vissen gehouden voor de hobby
en beroepsmatig gehouden vissen.

Het aantal consulten voor honden, katten, vogels en
bijzondere dieren
(vbd) samen werd gesteld op honderd
procent. Als het totaal aantal door de praktijk opgegeven
consulten niet overeenkwam met de optelsom van het
aantal consulten honden, katten en
vbd werd deze som
toch beschouwd als honderd procent. De absolute getallen
werden omgerekend naar procenten.

Voor alle diersoorten werd de gemiddelde waarde van
alle ingevulde data bepaald en deze werd vergeleken met
de uitkomsten van het onderzoek van 1994 (3).

In 1994 werd een telefonisch onderzoek uitgevoerd om
te bepalen of de resultaten van de enquête betrouwbaar
waren. Dat bleek het geval te zijn. Bij deze enquête is
ervoor gekozen dit niet te doen, maar uit te gaan van de in
1994 verkregen bevestiging van de methode.

De specialisten zijn in tegenstelling tot in 1994 niet
meegenomen, want in r994 was de universiteitskliniek de
enige specialist die meedeed. Deze nam in 2005 niet deel
aan de enquête.

Het 95 procent betrouwbaarheidsinterval voor het
populatiegemiddelde (jx) voor de verschillende variabelen
werd berekend volgens:

x- i.97a/Vn < |jl < x i.qjuNn (2)

-ocr page 220-

Gezelschapsdieren

Gemengd

2005

1994

2005

1994

(n=i9i)

(n=i75)

(n=ioi)

(n=i76)

Honden

46,70 ± 3,64

44 ± 1,3

53.74 ±2,2

51

Katten

40,71 ± 2,1

46 ± 1,4

34,71 ± 2,96

40

VBD

12,71 ± 2,2

10 ± 1,0

12,32 ± 3,42

9

Vogels

3.91 ± 1.7

3.40

7,23 ±4.18

3,87

Duiven

2,01 ± 1,3

0,88

4,69 ±2,54

1.55

Papegaaien

1,12 ± 1,07

1.19

0,24 ± 0,10

0,93

Zangvogels

0,41 ± 0,13

0,85

0,19 ± 0,07

0,62

Kippen

0,20 ± 0,07

0,24

0,36 ±0,21

0,50

Ganzen en

Eenden

0,06 ± 0,03

0,10

0,11 ±0,08

0,19

Roofvogels

0,04 ± 0,02

0,03

0,02 ± 0,01

0,04

Overige

vogels

0,1 ± 0,06

0,10

0,09 ± 0,08

0,19

Bijzondere

zoogdieren

6,9 ± 0,66

6,20

5.35 ±1.11

4,86

Konijnen

4,18 ±0,43

3,16

3.75 ±0.98

2,92

Knaagdieren

2,00 0,26

2.54

1,26 ± 0,26

1,56

Fretten

0,59 ±0,22

0,43

0,24 ± 0,07

0,29

Overige bijz.

dieren

0,12 ±0,05

0,06

0,11 ± 0,07

0,1

Reptielen

0,79 ± 1.07

0,30

0,16 ± 0,12

0,18

Slangen

0,26 ± 0,40

0,04

0,03 ± 0,04

0,02

Hagedissen

0,21 ± 0,27

0,03

0,03 ± 0,04

0,01

Schildpadden

0,33 ± 0,40

0,23

0,1 ± 0,11

0,15

Overige

reptielen

0,03 ± 0,02

0,01

0,01 ± 0,01

0,00

Invertebraten

0,01 ± 0,01

0

0,00 ± 0

0

Amfibieën

0,02 ± 0,02

0

0,01 ±0,01

0

vissen

1,1 ± 1,09

0,1

1.23 ±1,97

0,09

Hobbymatig

0,61 ± 1,09

?

0,63 ± 1,04

7

Beroepsmatig

0,002 ± 0,004

7

0,66 ± 0,95

7

Tabel 3. Percentages honden, katten, vogels en bijzondere dieren in gezel-
schapsdieren- en gemengde praktijken in Nederland in 2005 versus 1994
(populatiegemiddelde en het 95 procent betrouwbaarheidsinterval).

De x uit bovenstaande formule is per diersoort het
gemiddelde percentage, per praktijksoort, van alle
relevante praktijken. De waarnemingen zijn ongeveer
normaal verdeeld.

resultaten

De praktijken stuurden 35 procent (372/ro67) van de
verzonden enquêtes terug. 29,4 procent was bruikbaar
voor het onderzoek (314). In vergelijking met 1994 is er
een toename te zien van het aandeel vogels en bijzondere
dieren in de praktijk van ongeveer 10 procent naar 12,5
procent (25 procent stijging). Verder valt op dat het
percentage honden ten opzichte van 1994 is gestegen en
dat het percentage katten significant is gedaald
(tabel 3).

Het percentage vogels in de gemengde praktijk is ten
opzichte van r994 verdubbeld. Het gaat vooral om een
toename van de duiven. Het aandeel van deze groep is bij
de gemengde praktijk ten opzichte van r994 zelfs ver-
drievoudigd.

De toename bij de bijzondere zoogdieren ten opzichte
van 1994 is voornamelijk toe te schrijven aan de konijnen;
deze groep is zowel in de gemengde als in de gezelschaps-
dierenpraktijk toegenomen. Het aandeel reptielen is in de
gezelschapsdierenpraktijk verdubbeld ten opzichte van
1994. Het percentage vissen is gelijk verdeeld tussen

hobbymatig en beroepsmatig gehouden vissen. De
toename ten opzichte van 1994 bedraagt een vertien-
voudiging.

Het aandeel invertebraten en amfibieën is wel toege-
nomen maar deze vormen nog steeds erg kleine groepen.

discussie

De opvallendste trends waren een 25 procent toename van
bet percentage vogels en bijzondere dieren in zowel de
gezelschapsdieren- als de gemengde praktijk (van onge-
veer 10 procent naar 12,5 procent), een verdubbeling van
het aandeel vogels en een verdrievoudiging van het
aandeel duiven in de gemengde praktijk, een verdubbeling
van het aandeel reptielen in de gezelschapsdierenpraktijk
en een vertienvoudiging van het aandeel vissen in beide
praktijkvormen. Verder was er een significante daling van
het percentage katten van 46 procent naar 40,7 procent en
een stijgende trend in het percentage honden van
44 procent naar 46,7 procent.

Tijdens het onderzoek bleek de term \'consult\' aan-
leiding te geven tot veel verwarring. Er bestond regelmatig
een discrepantie tussen het aantal consulten en de som
van de aantallen honden, katten en
vbd in 2005. Het bleek
dat veel praktijken het begrip \'consult\' anders definiëren
dan in het onderzoek, voornamelijk in financiële zin.
Vaccinaties werden namelijk vaak niet bij de consulten
meegerekend, omdat deze apart in de computer werden
vermeld (totaalprijs inclusief consult). Door dit verschil in
opgegeven totaal aantal consulten en de optelsom van de
aantallen honden, katten en
vbd was het vaak nodig een
aanname te doen.

Ook bleek het vaak een probleem de gewenste ge-
gevens te genereren met behulp van de praktijkcomputer.
Hierdoor zijn er veel schattingen binnengekomen. Bij de
toekomstige ontwikkeling van \'software\' voor de dier-
geneeskundige praktijk is het wenselijk met dit aspect
rekening te houden.

Enquêtegegevens moeten met de nodige reserve
worden geïnterpreteerd. Er kan slechts worden gesproken
van trends. Van de
nipo- en Dibevo-enquêtes zijn geen
95 procent betrouwbaarheidsintervallen bekend, zodat
een statistische analyse niet mogelijk is.

Het is opvallend te zien dat volgens de cijfers van het
NIPO het aantal huishoudens met honden is gedaald, het
aantal huishoudens met katten is gestegen en het aantal
huishoudens met vogels en bijzondere dieren is afge-
nomen, terwijl het aandeel van deze diersoorten binnen de
Nederlandse veterinaire praktijken juist een tegenover-
gestelde tendens laat zien.

Het aandeel knaagdieren is volgens nipo en Dibevo
toegenomen, terwijl uit ons onderzoek blijkt dat deze
groep bij de veterinaire praktijk is afgenomen. Voor de
konijnen geldt precies het omgekeerde.

Ook de verdubbeling van het aandeel vogels en de
verdrievoudiging van het aandeel duiven in de gemengde
praktijk is niet in overeenstemming met de waardes van
nipo en Dibevo, die aangeven dat de belangstelling voor
het houden van duiven is afgenomen.

-ocr page 221-

De vertienvoudiging van het aandeel vissen in zowel de
gemengde als de gezelschapsdierenpraktijk is opmerkelijk.
Misschien komt dit door het populairder worden van het
houden van duurdere vissen (bijvoorbeeld koikarpers).

De in de diergeneeskundige praktijk waargenomen
trends lopen niet parallel met de trends in huisdierbezit,
wat de noodzaak van dit type onderzoek naast de
nipo- en
Dibevo-enquêtes onderstreept. Zoals ook blijkt uit de
gegevens van de
rda komen niet alle huisdieren bij de
dierenarts. De toename van het aandeel vogels (vooral
duiven) in de gemengde praktijk onderstreept het belang
van een voortdurende aandacht voor diagnostiek en
behandeling van duivenziekten in het kerncurriculum
diergeneeskunde. De verdubbeHng van het percentage in
de gezelschapsdierenpraktijk aangeboden reptielen
rechtvaardigt een vaste plaats voor de reptielen in het
studiepad gezelschapsdieren. De enorme toename van het
percentage vissen in de praktijk (in absoluut percentage
hoger dan fretten of papegaaien of reptielen) onderstreept
het belang van de ontwikkeling van het diergeneeskundig
onderwijs van visziekten aan de faculteit Diergenees-
kunde.

Bij de planning van een nieuw curriculum diergenees-.
kunde moeten op basis van de huidige ontwikkeling
voorspellingen worden gedaan voor de toekomst. Indien
de nu gesignaleerde trend zich voortzet, is het op grond
van de historische en nieuwe gegevens niet onredelijk
voor 2015 een voorspelling te doen van een toename van
de bijzondere dieren in de veterinaire praktijk van
12,5 procent naar 15,6 procent, waarschijnlijk ten koste
van het percentage katten. Hiermee zal men bij het
ontwikkelen van het curriculum rekening moeten
houden. Het is onze aanbeveling deze voorspelling
tussentijds te toetsen door in het jaar 2010 een soortgelijke
enquête uit te voeren.

literatuur

1. Dibevo. Aantallen huisdieren in Nederland in 2005. www.dibevo.nl.

2. Houwelingen JC, Stijnen Th en Strik R van. Inleiding in de medische
statistiek, tweede druk, 1995, V\\/etenschappelijke Uitgeverij Bunge, pp
104-109.

3. Lumeij JT, Endenburg N and Luyten BR. The percentage of feline,
canine, avian and exotic animal consultations in veterinary practice
in The Netherlands in 1994 and suggested consequences for the

veterinary curriculum and residency programs. Vet Quart 1998; 20:
35-37.

4. Onderzoek huisdieren in het gezinxNS nipo: 2001, 2003,2005.
www.nipo.nl.

5. rda. Forum Welzijn Gezelschapsdieren, Rapport rda 2006/02
Gedeelde zorg, feiten en cijfers, maart 2006. www.rda.nl.

Jeuk door atopische dermatitis
is een veel voorkomend probleem
bij honden en katten.

De Artuvetrin® Serum Test is een betrouwbare allergietest
voor hond en kat. De test maakt gebruik van antilichamen
met specifieke anti-FcE reactiviteit. Hierdoor is een optimale
behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie
(hypo- of desensibilisatie) mogelijk.

voor

honden

en
kahen!

Artuvetrin® SerumTest

DE STERKE PUNTEN OP EEN RIJTJE:

Kwalitatief hoogwaardige test
Eenvoudig in te sturen
Overzichtelijke testuitslag
Advies op maat

Artu

b I 0 L 0 C I C A I s

POSTBUS 612, 8200 AP LELYSTAD, NEDERLAND.
TELEFOON; 31(0)320 - 26 79 00, TELEFAX; 31(0)320 - 25 60 60
E-MAIL; ARTUVETRIN@ARTU-BIOLOGICALS.COM, WWW.ARTUVETRIN.NL

Artuvetrin® biedt u complete ondersteuning bij diagnostiek en behandeling
van atopisctie dermatitis; van bloed- en huidtesten tot immunotherapie.

-ocr page 222-

NIEUW

u.

De kracht van Equimax
in een smakelijke tablet

• smakelijk • veilig

• gemakkelijk • tot 800 kg

\\lirt>^cz

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Equimax Tabs: REGNL 100622. Werkzame bcsinnddclcn: per smakelijke tablet van .i:!00 mg: Ivormectinc 20 mg en Praziquantel I.SO mg. Toedieningswijze: oraal, één tablet per
100 kg lichaamsgewicht vooreen behandeling lot 800 kg. Doeldier: Paard. Wachttijdadvies vlees: 35 dagen. Kanalisatie: URA. Voornaamste bijwerking/contra-indicatie: niet toedienen
aan dieren met avermectine-overgevoeligheid, niet toedienen aan veulens jonger dan 2 weken. Waarschuwing: voorkom onderdosering in verband mei resistentie-ontwikkeling.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 3 l.i 3770 AH, liarneveld. Tel: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 4\')0164.

-ocr page 223-

Kantooruren

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Dieren houden zich niet aan
kantoortijden, vooral niet als ze ziek
worden. Vaak genoeg belt de
paniekerige eigenaar de dierenarts
op de meest ongezette tijden met
hulpverzoeken. Dat maakt dieren-
artsen soms nogal kritisch bij het
verlenen van die hulp en dat leidt
weer tot tuchtzaken. Uiteindelijk is
door het Tuchtcollege de norm voor
het verlenen van diergeneeskundige
hulp weer aangescherpt: bereikbaar
zijn en vragen beantwoorden is niet
voldoende!

dubbel leed

Twee verschillende zaken (tegen
verschillende dierenartsen) rond
nachtelijke hulpverlening komen
nagenoeg tegelijk terecht bij het
Tuchtcollege. Sommige mensen
durven vanwege hun oude hond niet
met vakantie, maar als ze het wel
doen, zul je altijd zien dat het precies
in die periode mis gaat. Zo ook bij deze
veertienjarige bejaarde, die op zijn
logeeradres zo ziek wordt dat de zoon
van het vakantievierende stel het dier
\'s avonds gaat ophalen. Hij ziet het
even aan, maar als de hond niet meer
stopt met braken en janken, moeilijk
loopt, niet wil eten en zich ook niet
kan ontlasten, lijkt het de zoon tijd om
contact op te nemen met de dienst-
doende dierenarts, die hij om half tien
\'s avonds belt. Hij beschrijft de
symptomen, met de mededeling dat
hij deze nu al een paar uur heeft
waargenomen. De dierenarts reageert
wat kribbig: zijn praktijk is al vanaf
9 uur die ochtend open, waarom heeft
mijnheer dan niet eerder gebeld? De
kansen op een inhoudelijk goed
gesprek worden snel kleiner en de
dierenarts hoort de zoon alleen zeggen

dat de hond niet eet. Vervelend, maar
daarmee moet hij morgenochtend
maar naar zijn eigen dierenarts gaan.
Die constateert de volgende ochtend
een ernstige inwendige bloeding als
gevolg van een levertumor, plus een
sterk vergrote en verkleurde urine-
blaas. De hond zal niet meer levend
naar huis gaan.

Hond nummer twee, een zevenja-
rige bouvier, begint zaterdagavond
tegen middernacht te braken en heeft
bloederige diarree. De eigenaar vindt
de hond sloom en \'anders\' en wil graag
direct naar de dierenarts. Ook deze
dierenarts vindt de symptomen echter
niet erg alarmerend en wil naar bed.
Zondagochtend om 07.00 uur is de
eigenaar weer welkom. Dat matineuze
onderzoek verloopt bijzonder snel:
na palpatie, een inspectie van de bek
en het vaststellen van een lichaams-
temperatuur van 38,9 graden meent
de dierenarts dat de hond een ont-
steking heeft. Een shotje antibiotica
en een vijfdaagse kuur met Finidiar
forte zou voldoende moeten zijn. De
eigenaar keert huiswaarts met de zeer
zieke hond, die hij met moeite de trap
op krijgt, want lopen zit er niet meer
in. Een paar uur later is de hond dood.

actieve anamnese

Beide eigenaren dienen een klacht in
bij het Tuchtcollege, met name over
de opstelling van de dierenarts.
Dierenarts nummer i mag naar huis
met een waarschuwing. Mooi dat hij
de telefoon heeft opgenomen, maar
niet voldoende. De hoofdregel is nu
eenmaal dat als tijdens een avond- of
weekenddienst een verzoek om hulp
wordt gedaan, de dierenarts de patiënt
moet laten komen, tenzij hij zich er
door grondig uitvragen van heeft
overtuigd dat er geen sprake is van een
spoedgeval. De dierenarts kan
tegenwerpen dat de eigenaar niet
voldoende informatie heeft gegeven,
maar het Tuchtcollege legt hier
opnieuw een grotere verantwoorde-
lijkheid bij de dierenarts: deze moet
door een goede anamnese uitvinden
hoe de vlag erbij hangt. Als er reden is
om de patiënt niet naar de praktijk te
laten komen, moet de eigenaar in
ieder geval het advies krijgen om
contact op te nemen als het dier
achteruit gaat en ook dat is hier niet
gebeurd.

Dierenarts nummer 2 krijgt wat
meer voor zijn kiezen. Wat er precies
aan de hand is geweest met de hond
zal wel niet meer duidelijk worden,
maar braken en bloederige diarree
wijzen in ieder geval op een ernstig
maagdarmprobleem. Dat had al reden
moeten zijn om de hond direct naar de
praktijk te laten komen. Aannemen
dat bloederige diarree wel tot de
volgende ochtend kan wachten, is een
beoordelingsfout. Het summiere
onderzoek en de eveneens summiere
aantekening daarvan op de patiënten-
kaart worden ook als onvoldoende
beschouwd. Het had bij een waar-
schuwing kunnen blijven, ware het
niet dat deze dierenarts al eerder een
waarschuwing kreeg voor het tele-
fonisch niet bereikbaar zijn tijdens
een nachtdienst. Voor hem wordt het
deze keer een berisping. En nu maar
hopen dat de patiënten die zich de
komende tijd \'s nachts aanmelden
toch maar direct zullen worden
uitgenodigd om langs te komen.
Want wat zou er anders bij een derde
vergrijp gebeuren?

-ocr page 224-

Margit Groeneveld, Stefan Verhoeven en
Daphne Westgeest

Voor veel studenten is het een mooie
gelegenheid om nog eens een stukje
van de wereld te zien: een stage in
het buitenland. Dat een stage in het
buitenland meerwaarde biedt, blijkt
wel uit de drie verhalen die het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
verzamelde.

margit groeneveld:

mexicaans schapenavontuur

\'Iets met kleine herkauwers in een
Spaanstalig land\', dat was het enige
vaste dat ik in mijn hoofd had voor
mijn keuzeweken voor bet differen-
tiaal coschap landbouwhuisdieren.
Na het verzenden van een aantal
e-mails kwam ik uit op Mexico, waar
ik op een bedrijf met tweeduizend
schapen laparoscopische embryo-
transplantaties
(et) kon komen leren.
Ongeveer een maand later was ik al
onderweg.

Na een ontzettend warme ontvangst
door mijn contactpersoon en de
eigenaar van de ranch was ik er
helemaal klaar voor. Ik kwam aan op
de ranch en nadat ik mijn huisje
inclusief (leeg) zwembad had inge-
richt, kwamen we al snel aan bij de
schapen. Op de ranch werd gebruik-
gemaakt van verschillende rassen:
Pelibuey, Kathadin, Charollais en
Dorper. Met name de Charollais en de
Dorper werden gebruikt voor de
et\'s
met de Pelibuey als ontvangsters.
Helaas bleek al na drie dagen dat er in
de periode dat ik daar zou verblijven,
geen sprake zou zijn van
et. Tja, dat
was wel even jammer.

Gelukkig blijven er op een bedrijf
met tweeduizend schapen nog genoeg
klusjes over en ik heb mij geweldig
vermaakt met het ordenen van de
medicijnen, inclusief het schrijven
van een bedrijfsformularium, het
behandelen van zieke dieren, de
opvang van lammetjes, secties op alle
dieren die doodgingen, routinebehan-
delingen, het vangen van schapen met
een lasso en niet te vergeten het
bloedtappen bij alle dieren boven de
vier maanden (1250) in verband met
het landelijke Brucellabestrijdings-
programma.

Een stage in het buitenland
heeft zo zijn meerwaarde

Naast deze veterinair zeer ver-
antwoorde bezigheden heb ik mij
uiteraard ook beziggehouden met het
leren van Spaans, het eten van veel
vers fruit, het verkennen van Azteken-
ruïnes en het leggen van contacten
voor een volgend bezoek. Ook al heb
ik geen embryo getransplanteerd, dit
was een ervaring om nooit te vergeten
en een volgende reis naar Mexico (in
het
et-seizoen natuurlijk) staat al op
de agenda!

stefan verhoeven: een van de

rijkste landen ter wereld

Voor mijn onderzoeksstage verbleef ik
bijna twee maanden in Qatar om een
uitbraak van fibrineuze Pleuro-
pneumonie bij Beira-antilopen te
onderzoeken. Deze in gevangenschap
unieke diersoort vertoonde chroni-
sche luchtwegproblemen en veel
sterfte en alle gekozen therapieën
bleken niet succesvol. De antilopen
maakten deel uit van een privé-dieren-
tuin die niet geopend was voor
publiek, en bestond uit circa tweedui-
zend dieren van honderd verschil-
lende diersoorten.

Qatar is één van de rijkste landen
ter wereld. Het is een modern
Arabisch land, waar iedereen ook goed
Engels spreekt. De mensen zijn er
vriendelijk, de rotondes levensgevaar-
lijk en de benzine is er spotgoedkoop
(o,ro euro per liter). Veel \'know how\'
wordt geïmporteerd, evenals goed-
kope arbeidskrachten. Sommige
mensen in Qatar zien het nut niet in
van dierenartsen, anderen investeren
juist erg veel in goede veterinaire zorg.
Hoewel de meest voorkomende
diersoort in Qatar de dromedaris is, is
de meeste veterinaire zorg gericht op
paarden. Arabische volbloeden zijn er
zeer populair. Verder worden er veel
valken gehouden voor de jacht. In de
dierentuin waar ik mijn onderzoek
heb uitgevoerd, waren vier dieren-
artsen uit vier verschillende landen
\'fulltime\' in dienst, dat betekent in
Qatar zes dagen in de week. Verder

-ocr page 225-

hadden zij de beschikking over eigen
operatieruimten, röntgenapparatuur,
een sectiezaal en een laboratorium.
Er werkten ongeveer vijftig andere
personeelsleden om de dieren en hun
verblijven te verzorgen. Wanneer dat
nodig was, werd contact opgenomen
met buitenlandse specialisten. Ik heb
in Qatar een geweldige tijd gehad, veel
geleerd en het waarschijnlijke agens
gevonden, maar helaas geen oplossing
kunnen aandragen voor de problemen
bij de Beira-antilopen.

daphne westgeest: mijn

ervaringen \'down under\'

Voor mijn onderzoeksstage ben ik in
2006 naar Massey University in
Nieuw-Zeeland geweest. Het was een
hele ervaring om aan het werk te gaan
in een andere cultuur (alhoewel het er
erg Westers is). Je moet als
Nederlander met een altijd drukke
agenda even omschakelen naar de
\'laid back\'-sfeer, maar die aanpassing
verloopt moeiteloos en snel. Lunch-
afspraken kunnen bijvoorbeeld ergens
tussen 12 en 2 plaatsvinden en als je
iets geregeld wilt hebben, moet je er
meerdere malen achteraan. Maar \'no
worries\', iedereen is ontzettend
vriendelijk en behulpzaam en
uiteindelijk komt alles altijd wel goed.
Tussen het werk door werden alle
\'Dutchies\' (het is een populaire
onderzoeksplek) nogal eens ingezet
om te helpen bij andere onderzoeken.

te surveilleren bij tentamens of om te
genieten van een barbecue van de
restanten van onderzoeksschapen, wat
in Nederland natuurlijk ondenkbaar
is! Ook was er altijd wel tijd vrij te
maken voor een leuk uitstapje naar
bijvoorbeeld de \'racecourse\' en om
plannen smeden voor het weekend. Je
moet tenslotte wel het land verkennen
als je daar bent, iets wat de \'kiwi\'s\'
gelukkig ook erg goed begrijpen.

Het is me er zelfs zo goed bevallen
dat ik na mijn afstuderen begin dit
jaar terug naar \'down under\' ben
gegaan. Inmiddels ben ik alweer een
half jaar aan het werk als dierenarts
gezelschapsdieren bij Hamilton
Veterinary Services. Er is hier nog
steeds een groot tekort aan dieren-
artsen omdat de \'kiwi\'s\' zelf op pad
gaan voor hun eigen \'overseas
experience\'. De banen liggen bijna
voor het oprapen. Eind dit jaar kom ik
terug naar Nederland, maar ik kan het
iedereen aanraden om voor onderzoek
en/of werk naar het buitenland te
gaan. Het is een ontzettend leerzame
en onvergetelijke ervaring.

Margit Groeneveld, Stefan Verhoeven
en Daphne Westgeest zijn student
diergeneeskunde.

-ocr page 226-

Baytril® Flavour:
de juiste keuze
bij huidinfecties

Uw vertrouwen in Baytril® Flavour leidt tot succes in
uw praktijk. Baytril® Flavour is zeer doeltreffend in de
behandeling van bacteriële huid- en wondinfecties
Op de plaats van infectie bereikt Baytril® Flavour
zeer snel de hoogste concentraties
daarbij geholpen door de fagocyten.
Baytril® Flavour geeft snel
verbetering en werkt tegen een uitgebreid gamnf
van ziekteverwekkers zelfs wanneer zij zie
intracellulair bevinden. Baytril® Flavour wordt al me
dan 10 jaar succesvol toegepast en c
doeltreffendheid is wereldwi

talrij^

met

^ publicaties.

Va

onderbouwd

Bayer HealthCa
Animal Health
www.companion.bayer.i

Baytril\' flavour 15 mg: 15 mg enrofloxacin per tablet. Baytiil\' flavour 50 mg: 50 mg enrofloxacin per tablet. Baytril\' flavour 150 mg; 150 mg enrofloxacin per tablet. Dosering en wijze van toediei
5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht éénmaal per dag. Oit komt overeen met één tablet van 15 mg per 3 kg lichaamsgewicht of één tablet van 50 mg per 10 kg lichaamsgewicht of één tl
van ISO mg per 30 kg lichaamsgewicht. Baytril tabletten zijn bestemd voor orale toediening, als dusdanig of vermengd met het voedsel. Behandelingsduur: 5 ä 10 dagen naargelang de ergheid
de aandoening en de evolutie van het genezingsproces. Baytril\' 2,5 % Injectlevtoeistof. Samenstelling: 1 ml beval 25 mg enrofloxacin. Dosering en wijze van toediening: 5 mg per kg of 0,2 ml per kg één keer per dag. Voor subcutane injectie 5 i 10 dagen naargelan
ergheid van de aandoening en de evolutie van het genezingsproces. Speciale waarschuwingen voor iedere diersoort; Bij overdosering kunnen retinotoxische effecten, waaronder blindheid, optreden bij katten. Therapeutische indicaties; Enrofloxacin mag alleen op gel
van een specifiek antibiogram worden toegepast; infecties met voor enrofloxacin-gevoelige bacteriën en mycoplasmata, met name infecties van;het maagdarmkanaal veroorzaakt door
E.coli en Satmonetla spp., de luchtwegen veroorzaakt door Pasteuretla spp., f,
Klebsiella spp., Bordetella spp., Staphylococoaus spp., Pseudomonas spp., Mycoplasma spp., diverse gram-negatieve bacteriën , de urinewegen veroorzaakt door E.coli, Slophylococcus spp., Klebsiella spp., Pseudomonas spp., Proteus spp., de geslachtsorgi
veroorzaakt door
Uoll, Slophylococcus spp., Pseudomonas spp., Proteus spp., Brucella canis, Mycoplasma spp., de huid veroorzaakt door Staphylococcus spp., E.coii, Pseudomonas spp.. Proleus spp. en wonden veroorzaakt door Lcoli, Slophylococcus (
Pseudomonas
spp., Proteus spp. en otitis media veroorzaakt door Posleurella spp., Stapiiyiococcus spp en andere voor enrofloxacin gevoelige bacteriën. Contra-indicatie; Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar en bij zeer grote rassen t(
leeftijd van 18 maanden is tegenaangewezen. aangezien er beschadiging van hel gewrichtskraakbeen kan optreden. Toediening aan andere diersoorten dan deze die geïndiceerd zijn is tegenaangewezen. Ongewenste effecten; geen. Lees aandachtig de bijsluiter Vel
informatie verkrijgbaar bij de registratiehouder: Bayer B.V., Animal Health Division, Energieweg, 1 Nl- 3641 RT Mijdrecht Kanalisatiestatus; UDA. REG NL 7865, REG NL 7866, REG NL 7867, REG NL 3144.

Baifrii:

The Effective Anti-Infective.

-ocr page 227-

Een gewone onderzoekstagestudent

David Speksnijder

Vastbesloten mijn onderzoekstage
ver buiten onze landgrenzen uit te
voeren, begon ik reeds vroeg met het
leggen van contacten in Afrika.
Weinig dingen zijn echter zeker in
het leven (zeker in Afrika) en dat
gold ook voor de zo mooi voorge-
stelde buitenlandstage: op het
laatste moment ketste de boel af.
Tja, wat doe je dan?

Gelukkig viel mijn oog op een oproep
voor studenten om te participeren in
een grote veldstudie naar het effect
van vitamine E-suppletie aan droog-
staande koeien. Als praktisch inge-
steld persoon leek me dit bepaald geen
beroerde manier om de onderzoeks-
stage door te komen. Dagelijks
bloedtappen, data verzamelen met
betrekking tot de conditiescore,
speenpuntvereelting, reinheid van het
uier et cetera, koffiedrinken met
veehouders en partushulp verlenen
bij verstek van laatstgenoemde.
Daarnaast moest ik natuurlijk ook de
boeken in en data verwerken; er moest
tenslotte wel een referaat worden
geproduceerd!

Uit de enorme dataset die we
verzamelden, mocht ik wat gegevens
gebruiken voor een eigen onderzoek.
Talloze artikelen zijn al gepubliceerd
over het effect van de hoogte van de
conditiescore van koeien bij het
afkalven op allerlei post partum-
aandoeningen. Ik was echter juist
nieuwsgierig naar wat er vóór het

afkalven gebeurt. Hoe is het verloop
van de conditiescore tijdens de
droogstand en welke effecten heeft dit
op post partum-aandoeningen? Mijn
interesse was gewekt en vol verve
verdiepte ik mij in de literatuur die ik
vergeleek met de door mij gevonden
gegevens. Na urenlang samen met
medestudent Jorien Papen gegevens
invoeren, spuugde het statistiek-
programma zowaar nog leuke data uit
ook. Afijn, ook aan een onderzoeks-
stage komt een eind en na netjes mijn
referaat te hebben ingeleverd en de
eindpresentatie te hebben gehouden,
wilde ik na een \'tripje\' Afrika weer
snel door met de co-schappen.

Maar mijn begeleidster besloot het
hier niet bij te laten en stelde voor een
abstract te schrijven van de resultaten
en deze in te sturen voor een moge-
lijke bijdrage aan het World Buiatrics
Congres dat in juli in Boedapest zou
worden gehouden. Ik had nooit
gedacht dat dit ook nog binnen de
mogelijkheden viel voor een gewone
onderzoekstagestudent.

verrassing

Bij terugkomst van mijn belevenissen
in de Afrikaanse veterinaire \'scene\'
wachtte mij een leuke verassing; ik
was \'accepted for an oral presentation\'.
Vele vrije uren besteedde ik aan het
invoeren en analyseren van extra
beschikbaar gekomen data. Toen
begon de uitdaging pas. Werkend met
een dataset bestaande uit driehonderd
koeien waarvan wekelijkse resultaten
beschikbaar waren met betrekking tot
de conditiescore, werd ik geconfron-
teerd met missende en niet kloppende
data, verschillende manieren van
registreren van koenummers en dat
soort dingen. En dan de testen: welke
testen moet je gebruiken? Welke
afkapwaarden kies je en kun je die
wetenschappelijk verantwoorden?
Hoe interpreteer je de \'output\' van het
statistiekprogramma? Welke conclu-
sies kun je daaraan verbinden? Het
overzicht houden in enorme datasets
vol getallen is misschien wel de
moeilijkste maar ook de belangrijkste
opgave. Het is veel werk, maar enorm
leerzaam.

Restte nog de vraag hoe ik in
Boedapest zou komen. Ik wilde er
graag heen, het was immers voor een
groot deel mijn eigen onderzoek dat
zou worden gepresenteerd en ik wilde
dolgraag de meningen horen van
andere onderzoekers die zich met dit
thema bezighouden. Op de faculteit
bleek hier helaas ook na een flinke
zoektocht nergens een potje voor te
vinden te zijn en ook andere fondsen
voor studenten boden geen soelaas
voor mijn ambitie dit congres te
bezoeken.

Toen viel mijn oog op een affiche
van de Peer Bijker Prijs. Deze naar een
voormalig docent vernoemde geld-
prijs wordt jaarlijks door de
dsk en het
iras uitgereikt aan een student
diergeneeskunde die iets extra\'s wil
doen binnen de studie. Dit was mijn
kans. En het lukte. Het heeft dan wel
wat moeite gekost, maar uiteindelijk
kon ik alsnog het buiatricscongres
bezoeken. In Boedapest wachtte mij
een intensieve week met een vol-
gepropt programma. Het was enorm
leerzaam om hier in aanraking te
komen met verschillende nieuwe
zienswijzen en te horen over nieuwe
behandelwijzen. Ik ben er flink wijzer
van geworden en hoop dat dit voor
mij in de nabije toekomst ook daad-
werkelijk van waarde kan zijn als
praktiserend dierenarts.

David Speksnijder is student dierge-
neeskunde.

-ocr page 228-

Marijn Poldermans en Maarten Fokker

Waarom gaat iemand diergenees-
kunde studeren? Het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde vroeg
twee aanko-
mend studenten naar hun redenen
om voor deze studie te kiezen.

marijn poldermans:

rationele gronden

Waarom ik voor diergeneeskunde heb
gekozen: Zoals veel anderen wilde ik
vroeger heel graag dierenarts worden.
Ik wilde \'alle dieren op de hele wereld
redden en beter maken\'. Inmiddels
kijk ik er met andere ogen tegenaan
(en reëler). Ik ben bet vak van dieren-
arts breder gaan zien en nog meer
gaan waarderen.

De studie diergeneeskunde omvat
namelijk veel meer.

Ik heb bewust gekozen om mee te
doen aan de decentrale selectie (voor
de masterrichting landbouwhuis-
dieren/veterinaire volksgezondheid),
omdat in deze richting een verband
wordt gelegd tussen het algehele
welzijn van het dier en de gezondheid
van de mens. Het gaat erom hoe dieren
zo gezond en humaan mogelijk
kunnen worden gehouden, waardoor
er geen gevaar voor de mens ontstaat
als het vlees eenmaal gebruikt wordt.

In het buitenland heb ik op
verschillende plekken gewerkt met
koeien, schapen en paarden. Zo heb ik
kunnen zien hoe bedrijven met dieren
omgaan. Hierin is nog veel te verande-
ren en ik denk dat zeker Nederland
heel ver is in dit proces van mens en
dier. Wij wonen uiteindelijk in een
heel klein land met veel mensen. De
druk op \'het land\' is derhalve erg groot
en er bestaat een spanningsveld tussen
mens en dier. Er zal op een efficiënte
maar ook \'menselijke\' manier naar
oplossingen moeten worden gekeken.

Wat ik verwacht van de studie: De
studie zal zeker zwaar zijn, met veel
theorie en het uit je hoofd leren van de
namen van veel botjes/spieren en
dergelijke. Het zal leuk zijn als daar op
een gegeven moment de praktijk bij
komt. Het is deze combinatie tussen
theorie en praktijk die mij erg
aanspreekt in deze studie.

Ik wil meer leren over het gedeelte
\'achter de schermen\'. Vroeger was ik
vooral emotioneel met dieren bezig,
nu hoop ik te leren hoe je ook op
rationele gronden kan bijdragen aan
het welzijn van dier en mens.

Het is met name deze specifieke
studierichting die mij erg aanspreekt
door haar brede opzet.

Wat ik na de studie denk te gaan
doen: Ik zou na mijn studie graag
willen werken in landen waar deze
dier/mens-aanpak nog niet zo wordt
toegepast. En waar de veterinaire
zorg in het algemeen nog niet zo
zorgvuldig en \'modern\' is als in
Nederland. Ik heb gezien dat het leven
voor veel boeren in andere landen erg
zwaar kan zijn, zeker als er ziektes
uitbreken. Ik hoop tegen die tijd met
mijn kennis een steentje te kunnen
bijdragen.

Waarom gaat iemand nou
diergeneeskunde studeren?

maarten fokker: bij nacht en

ontij

De reden dat ik voor de studie dierge-
neeskunde heb gekozen, ligt onder
andere in het feit dat ik van boeren-
afkomst ben. Het werken met de
dieren heeft me in mijn kindertijd al
geïnteresseerd en gaf me veel voldoe-
ning, zodat het me wel wat leek om dit
in de toekomst te blijven doen.
Aangezien er weinig of geen opvolg-
mogelijkheden waren bij ons thuis,
ben ik gaan nadenken over een
alternatief Gezien het feit dat school
voor mij geen problemen opleverde en
ik vwo mocht gaan doen, was
diergeneeskunde voor mij een
logische keuze. Ik heb ook mijn
profielkeuze daarop gebaseerd en kan
in september beginnen met de
opleiding van mijn dromen.

Mijn verwachtingen van de studie
zijn uiteraard hooggespannen. Dat wil
niet zeggen dat ik het vermoeden heb
dat de studie diergeneeskunde een
paradijs is. Alles heeft zijn voor- en
nadelen. Ik verwacht onder andere
bepaalde dieren van binnen en van
buiten te leren kennen en veel te leren
over ziekten en hun oorzaken en
gevolgen. Dat is allemaal heel logisch
bij deze studie, maar ik verwacht

-ocr page 229-

meer. Ik verwacht ook dat ons geleerd
wordt hoe we moeten omgaan met de
eigenaars van onze patiënten. Veel
mensen zijn erg gehecht aan hun
dieren en laten dat soms duidelijk
merken wanneer hun beestje ziek is.
Voor een nuchtere buitenstaander die
gehard is door zijn ervaringen, kan dat
soms wel eens overdreven overkomen.
Het is goed als je in zo\'n geval ook
weet hoe je met de eigenaar omgaat.
Hoewel boeken en theorieën heel
belangrijk zijn in een studie, verwacht
ik dat ook practica een belangrijke rol
spelen in het onderwijspakket.
Stiekem hóóp ik dat ook, want de
practica hebben me tijdens de
biologielessen op het voortgezet
onderwijs ook altijd geamuseerd en
geïnteresseerd. Omdat de dierenarts
tegenwoordig niet alleen meer dokter
is, maar ook een rol speelt in het
bedrijfsmanagement in de agrarische
sector verwacht ik onderwezen te
worden in het managen van een

boerenbedrijf. Dat hoeft voor anderen
natuurlijk niet te gelden wanneer die
niet hebben gekozen voor het studie-
pad \'landbouwhuisdieren\'.

Uit het voorgaande heeft u het
waarschijnlijk al kunnen opmaken: ik
heb me ingeschreven en aangemeld
bij de Universiteit Utrecht, om mezelf
uiteindelijk als een dierenarts, of
beter: als een veearts, bij nacht en ontij
beschikbaar te stellen voor de zieke
dieren. Ook wil ik helpen bij het
voorkomen van ziektes wanneer die
dreigen. Als laatste wil ik voor
diegenen die voor hun dagelijks brood
afhankelijk zijn van hun dieren, een
vraagbaak en adviseur zijn om samen
tot een goed resultaat te komen.
Daarin speelt het welzijn van de
dieren een heel belangrijke rol.

Marijn.Poldermans.en Maarten Fokker-
beginnen in het studiejaar 2008-2009
aan de studie diergeneeskunde.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bitthoven

Postbus 130, 3720 AC Bitthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

-ocr page 230-

"De cursisten zijn niet opeens zelf
dierenarts"

Johan Klein Haneveld

De carrièremogelijkheden voor
dierenartsen zijn niet beperkt tot de
praktijk. Steeds meer veterinairen
kiezen voor banen in het bedrijfs-
leven en de kwaliteitszorg of
beginnen een eigen onderneming.
Paardendierenarts Hanna Doze
begon in oktober 2007 met Cursus-
centrum AnimAll, waar ze cursus-
sen aanbiedt voor iedereen met
belangstelling voor de gezondheid
van paarden, zoals paardeneigena-
ren, stalpersoneel en manegeruiters.
"De nadruk ligt erop dat mensen
leren op tijd de dierenarts te be-
naderen."

"Toen ik begon aan de studie dierge-
neeskunde wist ik maar twee dingen
over paarden", vertelt Hanna Doze.
"Dat ze schoppen en dat ze bijten." Om
die lacune in haar kennis op te vullen,
begon ze met paardrijden. "Als klanten
mij zouden vragen hoe ze met hun
dier moesten omgaan, wilde ik dat uit
ervaring kunnen uitleggen." Ze werd
al snel enthousiast over paardensport.
"Ik doe zelf in trainingen dressuur en
\'jumping\'. Op wedstrijden doe ik
alleen dressuur, in de klasse M2.
Paardrijden is nu mijn grote hobby."

opstarten

Werkend in de dierenartsenpraktijk
merkte Doze dat bij paardeneigenaren
behoefte bestaat aan informatie over
de gezondheid van hun dieren en dat
haar uitleg daarover op prijs werd
gesteld. Toen ze op zoek moest naar
ander werk, besloot ze als zelfstandig
ondernemer verder te gaan. "Ik heb
het altijd erg leuk gevonden mensen
iets bij te brengen. Zo heb ik altijd met
veel plezier stagiaires begeleid." In
januari 2007 begon ze met de voor-
bereidende werkzaamheden voor
Cursuscentrum AnimAll. "Ik moest
zelf de publiciteit verzorgen, op
beurzen staan, advertenties plaatsen.

cursusmateriaal schrijven en mijn
presentaties voorbereiden. Dat had ik
van tevoren enigszins onderschat." Bij
het opstarten van haar eigen onderne-
ming had Doze hulp van een stagiaire
van de
cah Dronten en van vrienden
met een eigen bedrijf op wie ze terug
kon vallen. "Ik heb van tevoren ook
gesproken met de voorzitter van de
ggp en met de Maatschappij. Onder-
tussen leer ik mijn weg kennen in
deze wereld en krijg ik meer contac-
ten." Oktober 2007 gaf ze de eerste
cursus. "Ik heb mijn presentaties zelf
ontwikkeld. Wel heb ik familie en
vrienden gevraagd aanwezig te zijn bij
de cursussen en kritisch te kijken of er
dingen moeten worden aangepast. Ze
zagen dat ik helemaal in mijn element
ben als ik voor een groep sta."

Naast het cursuscentrum houdt
Doze zich ook nog bezig met preven-
tieve paardengeneeskunde, zoals
gebitsbehandeling, vaccinatie en het
bekijken van de bespiering. "Ik maak
duidelijk wat de grens is van mijn
werk en mijn klanten weten het ook.
Ik wil altijd een stuk praktijk blijven
doen, maar het zal niet de hoofdmoot
van mijn werk worden."

onwetendheid

De dierenarts wordt vaak te laat bij het
paard geroepen, weet Doze. "Het lukt
dan niet meer het probleem te
verhelpen, of de behandeling duurt
lang en is erg kostbaar." Dat klanten
de dierenarts te laat bij hun zieke
paard roepen, komt voort uit on-
wetendheid. "Ze doen hun best om
voor hun paard te zorgen, maar ze
vragen eerst om advies aan de stalhou-
der of iemand anders met een paard,
en komen pas op het laatst terecht bij
de dierenarts." Door haar cursussen
hoopt Doze mensen bewust te maken
van de risico\'s die kunnen optreden als
ze de dierenarts niet op tijd te hulp
roepen. "Veel eigenaren weten
eigenlijk te weinig over hun paard.
Ze kunnen niet zien of een probleem
ernstig is of niet. Soms kopen ze een
paard zonder te weten hoe ze ervoor
moeten zorgen en wat de behoeften
zijn. Ook in de paardensport komt het
voor dat mensen vanwege een gebrek
aan kennis hun dier tekortdoen,
bijvoorbeeld door het te straffen voor
gedrag waar het niets aan kan doen."

Mensen die van jongs af aan met
paarden omgaan, reageren op de
signalen van het paard zonder
daarover te hoeven nadenken.
Anderen herkennen die gedragingen
echter niet direct. Dat kan leiden tot
onveilige situaties. Doze: "Ik heb zelf
als volwassene heel bewust geleerd
hoe ik met een paard moest omgaan.
Daarom kan ik ook invoelen waarom
sommige mensen bang zijn voor
paarden en zich onzeker gedragen.
Ik was zelf ook bang. In het begin was
het paard ook voor mij een groot,
gevaarlijk wezen. Ik kan mensen dus
goed helpen hun angst te overwin-
nen."

cursussen

Doze verzorgt verschillende cursussen
voor geïnteresseerde paardenliefheb-
bers. Het programma begint met een
cursus \'Algemene paardenkennis\'.
"Deelnemers leren bijvoorbeeld
waarom hun paard zich op een
bepaalde manier gedraagt, hoe ze hun
paard moeten poetsen en hoe vaak
gebitsbehandeling nodig is. Ik
behandel zowel de verzorging door
het jaar heen als de algemene dage-
lijkse verzorging." Deze cursus wordt
gevolgd door de cursus \'Been- en
hoefgebreken\'. Doze: "Ik wil mensen
ervan bewust maken dat een bult op
het been gevaar kan opleveren voor
bijvoorbeeld de pezen. Er wordt in de
praktijk nog wel eens makkelijk
gedaan over een \'bultje\'. Ik wil
duidelijk maken dat eigenaren niet te
lang moeten wachten met het
inroepen van hulp." Derde in de rij is
de cursus \'Ziekten van het paard\'.
"Ik behandel daarin alleen de meest
voorkomende aandoeningen,"
verklaart Doze. "Het is geen \'rariteiten-

-ocr page 231-

kabinet\'. Het doel is dat de deelnemers
sneller zien als er iets met hun paard
mis is. De cursisten zijn niet opeens
zelf dierenarts." Wie alle drie de
cursussen heeft doorlopen, kan
meedoen aan de praktijkdag \'
ehbo-
paard\'. "De cursisten leren wat ze
kunnen doen als hun paard een koliek
of een wond heeft. Ik behandel
bijvoorbeeld het aanleggen van een
noodverband en leg uit dat er niets op
de wond mag worden gesmeerd als de
dierenarts er nog naar moet kijken.
Ook leer ik de cursisten temperatuur
en polsslag opnemen."

Naast deze cursusserie verzorgt
Doze ook specifieke cursussen, zoals
de cursus \'Dressuursport en het
paardenlichaam\'. "Bij veel recreatieve
sporters ontbreekt kennis over de
anatomie van het paard," meent ze.
"Bij dieren met zwakke rugbespiering
trekken ze toch het hoofd naar
beneden." Doze leert de deelnemers
hoe het lichaam van een paard werkt
en wat er bijvoorbeeld gebeurt als
iemand op zijn rug gaan zitten. "Ik wil
mensen laten begrijpen dat een paard
een levend dier is, met een skelet en
spieren, dat zorg nodig heeft." Een
andere cursus behandelt het opfokken
van een veulen. "Deze is bedoeld voor
eigenaren die wel een keer een veulen
willen van hun paard. Wat moet je
dan in huis hebben? Wanneer is de
dierenarts nodig?"

positief

De cursussen van AnimAll worden op
dit moment nog gegeven op drie
locaties. "Het zijn maneges met een
goede lesruimte," aldus Doze, "met
paarden die ik voor demonstraties kan
gebruiken, en waar ik achter het
beleid sta." Per locatie verzorgt ze elke
cursus twee keer per jaar. Doze streeft
ernaar de groepsgrootte te laten
afhangen van de cursus. Op de
praktijkdag is plaats voor ongeveer
tien cursisten. Bij de cursus \'Ziekten
van het paard\' kunnen ongeveer
twintig mensen meedoen. Maar groter
wil ze niet gaan. "Er worden veel
vragen gesteld en iedereen moet aan
zijn trekken kunnen komen." De
cursus over dressuursport blijkt
populair. Daarom heeft Doze iemand
geïnstrueerd om haar te helpen, zodat
er meer mensen kunnen meedoen.

Waar mogelijk probeert Doze bij
alle cursussen gebruik te maken van
hulpmiddelen. "Het liefst gebruik ik
het levende dier, dat spreekt het meest
aan. Ik maak ook veel gebruik van
foto\'s." Bij elke cursus krijgen de
deelnemers een map met het cursus-
materiaal. "In de teksten kunnen ze
nalezen wat ze hebben gehoord en
gezien."

De reacties van deelnemers zijn
positief. Doze: "Mensen komen
oorspronkelijk voor slechts een van de
cursussen, maar vervolgens schrijven
ze zich ook voor de andere in. Ik krijg
veel nieuwe deelnemers door mond-
tot-mondreclame." Cursisten komen
overal vandaan. "Ik had iemand die
een pensionstal wilde beginnen,"
vertelt Doze, "maar ook iemand van
zestig die goed wilde zorgen voor zijn
twee trekpaarden. Er komen manege-
ruiters op af, maar ik zie ook stal-
personeel." Op de cursussen komen
ook dierenartsassistenten. "Assisten-
ten moeten aan de telefoon vragen
van klanten beantwoorden, maar
weten zelf vaak weinig over paarden.
Als ze een cursus hebben doorlopen,
kunnen ze beter advies geven."
Verschillende paardenpraktijken
hebben al positief gereageerd op het
concept van het cursuscentrum.
"Sommigen wachten nog een beetje af,
maar langzamerhand krijgt het meer
bekendheid."

plannen

Het is niet vanzelfsprekend om als
dierenarts een eigen bedrijf op te
zetten. Doze: "Je hebt een mooie
opleiding, maar je bent \'slechts\'
dierenarts. Over boekhouding heb ik
tijdens de studie bijvoorbeeld weinig
tot niets geleerd. Als ik niet ooit de
boekhouding had gedaan voor een
ander bedrijf was ik waarschijnlijk
niet aan dit avontuur begonnen." Aan
de andere kant had haar overstap
natuurlijk ook mooie kanten: "Het
eigen baas zijn, de uitdaging en de
spanning. En ik vind mijn missie
belangrijk: ik wil dat er meer werk
terecht komt bij de dierenarts. Er
wordt op gezondheidsgebied nog
teveel gemist bij paarden. Uiteindelijk
moeten mijn cursussen leiden tot een
betere gezondheid bij het paard."

Voor de toekomst van AnimAll
heeft Doze naar eigen zeggen nog
leuke plannen liggen. "Ik hoop zeer
binnenkort te kunnen uitbreiden naar
nieuwe vestigingen. Eigenlijk is het de
bedoeling dat ik de cursussen over het
hele land kan geven, zodat mensen er
niet tweehonderd kilometer voor
hoeven rijden. Nu moet ik namelijk
nog te vaak \'nee\' verkopen in verband
met de afstand." Het cursuscentrum
begint nu zo groot te worden dat Doze
het niet meer alleen afkan. "Ik wil
mensen gaan opleiden om net als ik
deze cursussen te geven. Het moeten
wel dierenartsen zijn. Uitleg geven
over de gezondheid van het paard
hoort bij de dierenarts."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 232-

andere pioducien mei O

Odagen ^^IMV

wauhis—

"miit

uïhger

* ________ mot n dagen waciittïW

Gvdeciin

vtforden
normen

dan

Gvdeciin
werk!
tegen

scttummmen dai
andere producie

niBiOdagenwacMiii

"Aitikelen op aanvraag beschikbaar. Cydeclin 0,5% W/V Pour-On. REG NL 9405. Kanalisatie URA. Samenstelling Moxidectine 5 mg/ml. Meer informatie is op aanvraag beschikbaar Fort Dodge Animal Health Benelux B.V., Postbus 14, 6290 AA Vaals, 0800

45^

-ocr page 233-

De dierenarts
in 2015

De dierenarts in 2015 is niet meer de
dierenarts van 2008. Maar hoe ziet
de dierenarts in 2015 er dan uit? En
wat moet hij vooral niet doen? Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde stelt
deze vraag dit keer aan Jan Vaarten,
dierenarts en Executive Director van
de
fve.

naam en functie

Jan Vaarten begon zijn loopbaan in de
praktijk. Hierna werkte hij gedurende
ongeveer tien jaar aan de ontwikkeling
van vaccins en farmaceutica. Vervol-

PED via de
portal

Marjolijn Fijten

Eind november 2007 kwamen
belanghebbende partijen bijeen
om te spreken over de toekomstige
organisatie en uitvoering van
permanente educatie diergenees
kunde
(ped). Hieruit vloeiden
zogenoemde programmacommis-
sies voort die samen met de (vak)
groepen en de betreffende departe-
menten van de faculteit Diergenees-
kunde invulling zullen geven aan
het
ped-aanbod. De knmvd biedt de
organisatoren ondersteuning met
een centraal geautomatiseerd
datasysteem:
ped via de portal.
Tegelijkertijd hebben dierenartsen
via de websites van de
knmvd en
haar (vak)groepen toegang tot het
aanbod van cursussen.

gens stapte hij over naar het secretari-
aat van de
knmvd en werkte bij het
ministerie van
lnv. Sinds vijf jaar is hij
Executive Director van de Federation
of Veterinarians of Europe (
fve).

motto

"Be the change you want to see" (vrij
naar M. Ghandi).

de dierenarts is een ...

"Vakkundige, hard werkende en
goedwillende professional. Hij is
Servicegericht en doet zijn best om het
voor zijn patiënten en hun eigenaren
\'goed te regelen\'. Hij loopt hierbij het
risico het zicht op de eigen rol en
positie uit het oog te verliezen,
waardoor deze dreigen te worden
gemarginaliseerd."

ik verwacht dat de

dierenarts in 2oi5 ...

"Nog steeds de vakkundige professio-
nal zal zijn. Daarbij heeft hij een goed
zicht op de maatschappelijke omge-
ving waarin hij functioneert. Hij is
zich welbewust van het belang van de

Het nieuwe systeem biedt zowel de
aanbieders van cursussen als de
dierenarts een laagdrempelige en
snelle manier van werken. Zo worden
nadat u bent ingelogd op de website in
het inschrijfformulier automatisch
uw naw-gegevens geladen vanuit de
administratie van de
knmvd. Mocht er
iets gewijzigd zijn in uw gegevens, dan
kunt u dit direct aanpassen.

Als u zich inschrijft, krijgt u de
mogelijkheid direct te betalen via
iDeal of te kiezen voor betaling na een
factuur die u per post wordt toege-
stuurd. Voor dit laatste geldt een
toeslag van lo euro, omdat dit extra
werk inhoudt.

Als u per iDeal betaalt, wordt u naar
de online betaalomgeving van uw eigen
bank geleid. De
knmvd heeft hiervoor
contracten afgesloten
metASN amro,
Fortis, Postbank, Rabobank en sns
Bank. Via de e-mail ontvangt u een fac-
tuur in pdf-formaat die u kunt uitdraai-
en voor uw eigen administratie.

De bevestiging van de inschrijving
en andere correspondentie zult u
diergeneeskunde - de bescherming
van de diergezondheid en het dieren-
welzijn en de volksgezondheid - in de
samenleving. Hij staat voor zijn vak en
wordt alom gerespecteerd vanwege
zijn heldere taakopvattingen en de
wijze waarop hij hierop aanspreek-
baar is."

maar dan moet de dierenarts

zich wel ...

"Concentreren op en zich sterk maken
voor zijn kerncompetenties en
verantwoordelijkheden. Het is van
belang dat dierenartsen hierin
gezamenlijk optrekken. In een
omgeving met steeds sterker worden-
de partijen en een almaar dwingender
markteconomie mag de individuele
dierenarts niet aan zijn lot worden
overgelaten. Het is aan de gehele
beroepsgroep om te kiezen waar en
waarvoor zij wil staan."

en vooral niet ...

"In zijn schulp kruipen en denken dat
het met enkel harder werken wel goed
zal komen."

veelal per e-mail ontvangen: dat is
snel, efficiënt en kostenbesparend. Het
betekent wel dat het extra belangrijk
is om uw e-mailadres goed door te
geven.

Ledenadministratie, financiële
administratie en de cursusadministra-
tie werken samen om
ped via de portal
een succes te maken. De
knmvd en
haar (vak)groepen hebben inmiddels de
eerste twaalf cursussen in het aanbod
geplaatst. U wordt via de nieuws-e-
mails, het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde en
de websites geïnformeerd over
verdere ontwikkelingen.

Als u uw inloggegevens wilt
opvragen, kunt u op www.
knmvd.nl klikken op \'Wacht-
woord vergeten?\' en uw privé-
e-mailadres invullen, zoals dat
bekend is bij de ledenadmini-
stratie.

Marjolijn Fijten is webmaster bij de

KNMVD.

-ocr page 234-

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2007 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel • ® Merknaam Plizer Inc., N.Y., U.S.A.

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

M«ef zur Herstellung einer Injektknlöa
SiHUNDE und KATZEN. ^

Poeder ter bereidina van een opiosslm
«»Injectie voor HONDEN en KAÏÏEl
Pnidre pour solution Injedable pour lit
CHIENS et CHATS.

lOmlnacfi Rekonstitutjon /
\'Oirtnareconstitutie/ m-

10 ml après reconstitution "»

^_J

CONVENIA®, werkzame stof: cefovecin • EU/2/06/059/0C1 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel ter bereiding van een oplossing voor injffitie • Doeldier: tiond en kal • Indicaties hond: behandeling van infecties 5

van huid en weke delen, inclusief pyodermie, wonden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Indicaties kat: behandeling van abcessen en wonden van huid en weke ë

delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimicrobiëte activiteit van CONVENIA® na eenmalige Injectie ^

houdt tot 14 dagen aan • Toedieningswijze en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mg/kg lichaam^ewrcht (1 ml per 10 kg llchaam^ewicht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bij de hond) P3

dan wel lx (abcessen en ven/rondingen bij de kat) hertiaald worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-indicaties: niet gebruiken bij overgevoeligheid voor cefalosporine of penicilline antibiotica, bij kleine herbivoren (inclusief cavia\'s en ^

konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale d^functie en is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. Behandelde dieren dienen tol 1

12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeleinden gebruikt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C - 8°C), In oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht • Bijwerkingen: geen bekend • Verdere informatie: zie bijsluiter, of &
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretatiaal.ahg@pfizer.com)

-ocr page 235-

Professioneel gedrag

Voor deze studentenaflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde noem ik
geen feiten en cijfers over de student. Ik kan het beter dicht bij mezelf houden
aan de hand van een sterktezwakteanalyse.

Mijn carrière als veterinair student begon in het voorjaar van 2003 toen mijn
motivatie en glimlach werden getest bij de decentrale selectie, waarna het
gelukkige leven begon van leren, hossen én uiteraard professioneel gedrag. Dit
professioneel gedrag differentieert onze lichting van alle voorgaande, waarbij
mijn niet te evenaren, hemelshoge en onuitsprekelijk aangeleerde capaciteiten
voor communicatie en samenwerken nu zéker serieuze
dsk-problemen kunnen
oplossen over wie er na de koffiepauze moet opruimen (tenminste... voor
vandaag dan).

Meestal weten veterinairen dat ze geen zwaktes hebben. Ik heb die wel en
ernstige. Ik vrees dat dit gecorreleerd is aan het gebrek aan algehele hipheid en
overdaad aan knorrigheid, maar bij gebrek aan een \'club\' zijn daar gelukkig de
zangborrels, Vet-inn\'s en sportieve
dsk-activiteiten. Bij alle overvalt een onge-
kend fanatisme mij om mezelf zo veel mogelijk voor schut te zetten ("Wij
hebben geen drankprobleem; er is genoeg!").

Om hierna te ontsnappen aan het almanakroddelcircuit en wat te herstellen
van deze imagoschade heb ik besloten om tijdelijk te vertrekken naar zonniger
oorden om daar de onderzoeksstage aan te pakken. Hopelijk zal dit mij met een
wijdere blik (en nu écht wél voorbereid) de coschappen in laten gaan na de vier
doctoraaljaren, waarbij ik tevreden zal kijken naar het ongekend hoge percen-
tage mannelijke bachelors dat rondloopt (29 procent!), omdat ondergetekende
dit jaar ook decentraal selecteerde. Na veel belevenissen en plezier zit ons
dsk-bestuursjaar er bijna op. Recht zo die gaat! Vive le corps... Veterinair!

Jorien Druijf, h.t. Praeses der Diergeneeskundige Studenten Kring 2007-2008

Harm Haverkamp

Tot grote verassing van de knmvd
stelde de Belastingdienst zich vorig
jaar op het standpunt dat de
knmvd
btw
moest gaan heffen over alle
contributie. Na indringende ge-
sprekken met de Belastingdienst is
de conclusie dat vanaf 2009 alleen
ondernemers
btw gaan betalen over
de contributie. Deze kunnen echter
wel de
btw verrekenen.

In het oorspronkelijke schrijven van
de Belastingdienst was er nog sprake
van dat de contributies van zowel de
knmvd als de groepen voor alle leden
19 procent hoger zou worden.
Ondernemers zouden de btw kunnen

Ondernemers gaan btw
betalen over contributie

verrekenen, maar niet-ondernemers
zouden niet aan de btw kunnen ontko-
men.

Als reden gaf de Belastingdienst dat
de
knmvd, naast collectieve belangen-
behartiging, een groot aantal diensten
aanbiedt die individueel van aard zijn.
Leden hebben daarom individueel
voordeel van deze diensten en daarom
valt de contributie niet onder een
btw-vrijstelling.

Vanwege de grote gevolgen, vooral
voor de niet-ondememers, kon de
knmvd zich niet neerleggen bij het
standpunt van de Belastingdienst. Na
intensief overleg en het inschakelen
van een gerenommeerde
btw-deskun-
dige, is de Belastingdienst gedeeltelijk
teruggekomen op haar standpunt.

resultaat

De uitkomst van twee gesprekken en
een uitgebreide correspondentie met
de Belastingdienst is dat de
knmvd
voor de leden die geen ondernemer
zijn een zogenaamde koepelvrijstel-
ling mag toepassen.

Gevolg is dat de knmvd voor
ondernemers wel
btw moet bereke-
nen, omdat de vrijstelling alleen geldt
voor niet-ondernemers. Aangezien de
ondernemers de
btw kunnen verreke-
nen gaat niemand erop achteruit. Wel
zullen de ondernemers vanaf 2009 de
contributie moeten meenemen in de
btw-registratie. De knmvd is content
dat alle inspanningen ertoe hebben
geleid dat alle niet-ondernemers
buiten de heffing blijven.

Om aan de voorschriften van de
Belastingdienst te kunnen voldoen zal
de
knmvd op basis van de leden-
administratie vaststellen welke leden
op
i januari 2009 ondernemer zijn.

-ocr page 236-

Eenvoudig en effectief gewichtsverlies

in slechts 8 weken.

22% minder lichaamsvet in slechts 8 weken doör:

• Een nieuwe revolutionaire vezeltechnologie om de verteerbaarheid te
verhogen, het verzadigingsgevoel te stimuleren en de energieopname
te verkleinen;

• Een geoptimaliseerd gehalte aan eiwitten om het verzadigingsgevoel
te stimuleren door secretie van cholecystokinine;

• Een unieke combinatie van hoge gehalten aan lysine en L-carnitine.

Neem voor meer informatie contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er
of bel de Hill\'s Veterinary Helpline op 0800-0222466.

www.HillsPet.com

vets\' no.1 choice"

-ocr page 237-

knmvd-sportdag blijft vernieuwen

Marieke Veldman

Een vast evenement op de jaarlijkse
veterinaire agenda waar u niet
omheen kunt, is natuurlijk de
sportdag. Deze dag van de
knmvd
staat behalve om de sportiviteit
vooral bekend om de mogelijkheid
om bij te praten met oud-studiege-
noten, collega\'s en studenten. Op
vrijdag lo oktober is het weer zover,
sportpark Marienhoeve in Wijk bij
Duurstede staat dan in het teken
van de
knmvd-sportdag.

De sportcommissie probeert ieder jaar
het programma te vernieuwen en ook
dit jaar is het weer gelukt een nieuwe
activiteit te introduceren. De sport-
commissie zet op vrijdag lo oktober
een mooie fietsroute van ongeveer
dertig kilometer uit in de buurt van
Wijk bij Duurstede. U maakt kennis
met de schitterende omgeving die
bekend staat om zijn fruitteelt en
mooie kastelen. Het belooft een
gezellige activiteit te worden, op de
normale fiets, voor zowel jong als
senior.

Jeu de boules staat voor het tweede
jaar op het programma. Het aantrek-
kelijke van jeu de boules is dat een
afgetraind, atletisch lichaam niet
nodig is. Het is een gezellige aange-
legenheid waar vooral tactiek aan te
pas komt.

welke sport past bi( u?

Over de gezelligheid tijdens de
sportdag hoeft u zich geen zorgen te

maken, die is er zeker. Maar welke
sport kiest u? De bekendste sporten
zijn voetbal en hockey. Tijdens de
sportdag wordt er op de hockey- en
voetbalvelden van Marienhoeve een
toernooi gespeeld. Tennist u liever,
ook dat kan. Er wordt zowel enkel als
dubbel gespeeld. Ook kunt u golfen.
Golfbaan De Batouwe in Zoelen is
bekend om zijn gastvrijheid en staat
garant voor een plezierige golfdag. Als
u het liever wat rustiger aan doet,
kunt u zich inschrijven voor bridge.

uw mening telt!

De sportdagcommissie organiseert
met veel enthousiasme ieder jaar de
sportdag. Ieder jaar verzint de commis-
sie nieuwe activiteiten, sporten en
zaken die de gezelligheid ten goede
komen. Ondanks alle enthousiaste
geluiden van de sporters op de dag zelf
merkt de sportcommissie dat het

aantal inschrijvingen licht terugloopt.
Daarom hoort de sportcommissie
graag uw mening over de sportdag.
Hebt u de enquête nog niet ingevuld?
De sportcommissie wil u vragen dit
dan alsnog te doen. Het geeft de
sportcommissie waardevolle infor-
matie.

inschrijven via internet

Hebt u zin in gezelligheid gecombi-
neerd met sportiviteit, schrijft u zich
dan voor 2 oktober in voor de sport-
dag. Gaat u naar www.knmvd.nl. Op
de homepage vindt u de link naar het
inschrijfformulier. Hebt u geen
beschikking over internet, neemt u
dan contact op het bureau van de
KNMVD. U kunt vragen naar Marieke
Veldman, telefoon (030) 634 89 21.

De KNMVD sportdag 2008 wordt
mogelijk gemaakt door: Bayer
Animal Health, Boehringer
Ingelheim, Dopharma Veteri-
naire Farmacia, Meeiis Vrije
Beroepen, Intervet Nederland
B.v.
en Pfizer Animal Health.

-ocr page 238-

Job van der Lek

Back to the Future, een thema
waarin verleden, heden en toekomst
samen gebracht worden in drie
prikkelende voordrachten. In dit
artikel stellen de drie sprekers zich
kort voor. De onderwerpen voor een
pittige discussie worden u voor de
voeten geworpen. Pakt u de dis-
cussie op? Komt u dan op vrijdag
3 oktober naar het knmvd jaar-
congres in De Fabrique in Utrecht.

In het thema is een duidelijke tijdslijn
te herkennen: van verleden naar
heden en toekomst. Elke periode heeft
zijn eigen spreker. Zo zal prof Gert
van Dijk terugblikken op het verleden
en vanuit dit verleden zijn visie op de
toekomst geven.

verleden

Gert van Dijk is voorzitter van
cogeca, de belangenbehartiger van de
landbouwsector bij de Europese Unie
(eu) in Brussel. Tot voor kort was hij
directeur van de Nationale Coöpera-
tieve Raad
(ncr). Hij is hoogleraar aan
Wageningen Universiteit en Nyenrode
Business Universiteit. Van Dijk

Veel jonge gezichten op het jaarcongres.

studeerde veefokkerij en marktkunde
in Wageningen en deed zijn Phd in de
economie aan de Universiteit van
Aberdeen, Schotland.

Als we Van Dijk vragen wat zijn
visie is, geeft hij het volgende aan:
"Een ding weten we: elke sociale
ontwikkeling buigt af voor hij zijn
natuurlijk einde bereikt. Daarom kan
het gevaarlijk zijn om de belangrijkste
trends uit het verleden door te trekken
naar de toekomst. Toch doen we het.
Het goede nieuws is dat de belangstel-
ling voor het dier in de postmoderne
beschavingen een toenemend centrale
rol blijft spelen. Het slechte nieuws is
dat de \'maatschappij\' in het politieke
debat het dier politieke rechten heeft
toegekend, zonder dat het consump-
tief gedrag is aangepast. Een dilemma
voor de dierenarts?"

heden

knmvd-jaarcongres:
Back to the Future

Voor het heden is in Rinus Rasenberg
een vrolijke noot gevonden. Rasenberg
is een boerenzoon uit West-Brabant. In
1968 studeerde hij af als dierenarts,
maar hij wilde eigenlijk artiest
worden. Met het ene been stond hij in
de wereld van het gezin en een solide
praktijk in Roermond, en met het
andere been in het artiestenbestaan en

jl^\'

hij trekt naar alle uithoeken van het
land met zijn kritisch agrarische
cabaretprogramma.

Volgens Rasenberg is het verleden
kinderlijk eenvoudig: "Gewoon
probleemloos de praktijk doen, daarbij
is de toekomst voortbouwen op
bestaande zekerheden." Rasenberg
gaat met zijn tijd mee en is gevormd
op het strijdtoneel van de naoorlogse
armoede. Voor de buitenwereld lijkt
hij links-progressief en is hij gewaagd
in zijn uitspraken. Maar in feite valt
hij steeds geconditioneerd terug op
het gezonde boerendenken van ooit.

Rasenberg: "De nieuwe generatie
zit niet in de klei vastgebakken, zij is
eigentijds geprogrammeerd. Deze
generatie koestert het dier maar
handelt als dierenarts naar de geest
van de tijd. \'Back to the Future\':
veroordeel ons niet."

toekomst?

De spreker die zijn toekomstvisie
geeft, is Floris van de Berg. Hij
studeerde japanologie en filosofie in
Leiden en Utrecht en is werkzaam als
programmamaker Studium Generale
aan de
tu Delft. Hij is actief betrokken
bij vrijdenken en humanisme. De titel
van zijn voordracht is \'Dierenarts:
voor mens of dier?\' De voordracht van
Van den Berg staat garant voor een
pittige discussie.

Van den Berg zelf over de inhoud
van zijn voordracht: "Voor wie werkt
een dierenarts eigenlijk, voor het dier
of voor de mens? Dierenartsen maken
deel uit van de heersende ideologie en
praktijk waarin de mens de natuur
aan zich onderwerpt: dieren zijn er
voor mensen. Huisdieren, boerderij-
dieren, dieren in dierentuinen - het
zijn dieren waar de mens op een of
andere manier belang in stelt. Het lijkt
of er althans bij een deel van de
dierenartsen sprake is van morele en
cognitieve dissonantie: overdag doen
ze veel moeite om dieren levend en
gezond te houden en \'s avonds eten ze
een karbonade en geven ze hun eigen
huisdieren andere dieren te eten. Het
moreel perspectief van het utilisme
om het lijden en welzijn centraal te
stellen, kan leiden tot een omslag in
de omgang tussen mens en dier. Het

-ocr page 239-

blijkt vanuit dit moreel perspectief
een morele noodzaak om collectief de
bio-industrie op te heffen en op
individueel niveau te stoppen met het
eten van vlees. Wanneer dierenartsen
het standpunt innemen voor dieren-
welzijn kunnen zij een katalyserende
rol spelen in de cultuuromslag ten

aanzien van dieren."

De sprekers en hun prikkelende
voordrachten geven u genoeg redenen
om op 3 oktober aanwezig te zijn.
U kunt zich voor het jaarcongres
inschrijven via de link die u vindt op
de homepage van de
knmvd.

Mocht u geen beschikking hebben

Het jaarcongres wordt mogelijk
gemaakt door:
auv, Intervet
Nederland
bv, Meeùs Vrije
Beroepen, Hill\'s Pet Nutrition,
Merial, Pfizer Animal Health,
Bayer Animal Health, VanDrie
Group, seil animal care company,
Royal Canin, Flexvet, Menarini,
Boehringer Ingelheim, c
en e
Bankiers, Corilus, ast Farma,
Janssen Animal Health, Proteq,
Vetin Aacofarma, Ceva Sante,
Idexx Laboratories, Majesta
Huisdierencrematoria,
gd, dm
Medical Supplies.

Job van der Lek is voorzitter van de
jaarcongrescommissie.

De Ereraad

In overeenstemming met de be-
palingen van de statuten en het
huishoudelijk reglement van de
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde is de
Ereraad ingesteld als intercollegiaal
rechtsprekend en toezichthoudend
orgaan. De Ereraad van de
knmvd
ziet toe op de naleving van de code
voor de dierenarts, de statuten,
reglementen en bindende besluiten
van de
knmvd. De gedragsregels in
de code voor de dierenarts vormen
de leidraad voor wat binnen de
beroepsgroep wordt verstaan onder
maatschappelijke en professionele
verantwoordelijkheid en betreffen
dus niet alleen de onderlinge
collegiale verhoudingen, maar ook
het functioneren als dierenarts in de
maatschappij. In dit jaarverslag
wordt een kort overzicht gegeven
van de werkzaamheden van de
Ereraad in 2007.

taken van de ereraad

- Behandelen van klachten, aange-
bracht door een lid, een regio, een
groep of het bestuur van de
knmvd;

- Ambtshalve onderzoeken van
gedragingen, al dan niet naar aanlei-
ding van een melding;

- Benoemen van arbiters in arbitrage-
zaken;

- Bewaken van de voortgang en
kwaliteit van
knmvd-arbitrage;
-Toetsen van kandidaten voor het
bestuur en de raad van toezicht van de
knmvd (verkiezingsreglement);

- Gevraagd en ongevraagd advies
geven aan het bestuur van de
knmvd
met betrekking tot onderwerpen op
het gebied van samenwerking,
profilering van praktijken, collegia-
liteit en integriteit.

activiteiten

In 2007 zijn zeven zaken ontvangen:
vier maal een verzoek om arbitrage en
drie klachten. In de arbitragezaken
zijn door de Ereraad arbiters benoemd.
In één klacht is in 2007 uitspraak
gedaan. De andere twee waren aan het
eind van het verslagjaar nog in
behandeling. De afgehandelde klacht
betrof een geval van op onjuiste wijze
reclame maken voor diergenees-
middelen die door veehouders via het
internet kunnen worden besteld. De
klacht is gegrond verklaard. Het betrof
hier een klacht over reclame maken
en niet over internethandel op zich. In
2007 zijn geen uitspraken gedaan in
klachtzaken uit 2006.

Jaarverslag Ereraad 2007

In 2007 is de Ereraad vijf maal
bijeengekomen. Er is één hoorzitting
gehouden.

arbitrage

De Ereraad kan arbiters benoemen in
geschillen tussen dierenartsen. De
Ereraad kan alleen arbiters benoemen
als de bij het geschil betrokken partijen
schriftelijk zijn overeengekomen
(bijvoorbeeld in hun maatschapcon-
tract), dat zij de benoeming van arbiters
aan de Ereraad opdragen. Deze arbiters
doen in dergelijke geschillen een
bindende uitspraak in de vorm van een
arbitraal vonnis of bindend advies.

-ocr page 240-

Afhankelijk van de aard van het geschil
bestaat het arbitrale trio meestal uit een
jurist, een dierenarts en een accountant.
De Ereraad bemoeit zich niet met de
inhoud van het geschil. Als de arbiters
eenmaal zijn benoemd, wordt de behan-
dehng van het geschil geheel aan hen
overgelaten. De Ereraad bewaakt wel de
voortgang en kwaliteit van de arbitra-
geprocedure. Arbitrage heeft het
voordeel boven de gewone rechtspraak
dat bij de arbiters veel expertise
aanwezig is en de procedure korter is,
omdat hoger beroep onmogelijk is.
Evenals bij procedures bij de rechtbank
zijn aan arbitrage kosten verbonden,
die veelal hoger zijn dan die bij de
rechtbank. Deze kosten zijn voor
rekening van de partijen en kunnen
oplopen wanneer de zaak gecompli-
ceerd is en de arbiters veel tijd kost.

Als de Ereraad uit een arbitrage-
verzoek opmaakt dat het geschil om
een relatief beperkt financieel belang
gaat, zal de Ereraad de partijen eerst
adviseren na te gaan of het geschil kan
worden opgelost via bemiddeling door
een netwerkdierenarts van de
knmvd.
De Ereraad houdt een lijst bij van
deskundige arbiters die voor benoe-
ming in een arbitragezaak in aanmer-
king komen. De Ereraad zorgt ervoor
dat zijn arbiters zoveel mogelijk op de
hoogte blijven van ontwikkelingen
die in arbitrage een rol kunnen spelen.
Verder is door de Ereraad, samen met
het bureau van de
knmvd, een
Arbitragereglement opgesteld, dat
wordt gebruikt in vrijwel alle gevallen
van
knmvd-arbitrage.

overleg

De volgende bijeenkomsten zijn
bijgewoond door vertegenwoordigers
van de Ereraad:

- Jaarlijks overleg tussen de
voorzitter en de directeur van de
KNMVD en de voorzitter en de
secretaris van de Ereraad;

- Extra overleg tussen voorzitter en
directeur van de knmvd en
voorzitter en secretaris van de
Ereraad;

- Bijeenkomst dierenartsen
netwerk;

- Installatievergadering code-
commissie.

overige werkzaamheden

- Beantwoorden van door leden
schriftelijk en telefonisch gestelde
vragen over onderwerpen die vallen
onder de Ereraad;

- Verzorgen van \'Informatie Ereraad\'
(website
knmvd);

- Opstellen \'Profielschets voor een lid
van de Ereraad\';

- Aanpassen Reglement van Orde van
de Ereraad.

ontwikkelingen

Mede naar aanleiding van recente
klachten signaleert de Ereraad twee
ontwikkelingen die de onderlinge
verhoudingen tussen dierenartsen
steeds meer onder druk zetten.

De ene ontwikkeling is de internet-
verkoop van diergeneesmiddelen,
waarbij de grenzen van de regelgeving,
zoals de code voor de dierenarts,
worden opgezocht en soms worden
overschreden. Daarbij gaat het niet
alleen om de verkoop en het afleveren
van geneesmiddelen, maar ook om
vormen van (misleidende) reclame.

De andere ontwikkeling is dat
dierenartsen hun praktijk gaan
uitoefenen in dienst van commerciële
bedrijven die niet door dierenartsen
worden geleid. Vaak oefenen zij de
praktijk in beperkte vorm uit. Zo
ontstaan problemen bij de opvang van
dieren die zij niet kunnen of willen
behandelen en problemen over de
continuïteit van veterinaire zorg
buiten kantoortijd. Het bestuur van de
knmvd en de codecommissie zijn op
de hoogte gebracht van de zorgen van
de Ereraad over deze ontwikkelingen.

publicaties

- \'Hoe lang mag een concurrentie-
beding duren?\'
(tvd, 15 mei 2007);

- \'Van en over de Ereraad van de
knmvd\' (tvd, r juli 2007);

- \'Jaarverslag Ereraad 2006\' (tvd,
15 november 2007).

samenstelling ereraad

In 2007 hebben mw. dr. A.A.M.E.
Lubberink en drs. H.A.R. Kok de
Ereraad verlaten, omdat zij het eind
van hun zittingsperiode hadden
bereikt.

Tijdens de algemene vergadering
van de
knmvd zijn mw. drs. W.J.
Wijne-Raemakers en drs. T.G. van de
Vuurst gekozen als nieuwe leden en
mw. drs. M.C.B. Strawn-Kampert en
drs. C.J.H.M. Maass zijn herkozen.

Eind 2007 was de Ereraad als volgt
samengesteld: drs. J. Minderhoud,
voorzitter, drs. C.J.H.M. Maass,
vice-voorzitter, drs. Tj. Cuperus, mw.
drs. M.C.B. Strawn-Kampert, drs. H.R.
Suichies, drs. T.G. van de Vuurst, drs.
H.R Wieringa, mw. drs. W.J. Wijne-
Raemakers en mr. R.RF. van der Mark,
secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad
berust bij mw. E. Bonnes-Stroomer. Zij
is op maandag- en donderdagmorgen
op het bureau van de
knmvd aanwe-
zig en bereikbaar voor vragen over de
Ereraad.

-ocr page 241-

ê »

rv

Angelique Verhoeven, met Beer,
een Rottweiler van 9 jaar

"Dankzij Mobility Diet van Royal Canin
kan Beer weer door de weilanden rennen

"Or)ze Rottweiler Beer, een stoere hond die altijd graag
mee naar bulten ging, l(reeg steeds meer last van l<reupel-
heid en pijn. Hij kon soms nauwelijks meer lopen en ging
jankend de deur uit. \\Ne gingen naar de dierenarts met
het idee dat Beer niet lang meer te leven had. Nooit zal
ik de rit naar de praktijk meer vergeten. Mijn vriend en ik
zaten in de auto met ons kindje Beer en we vreesden het
ergste. We waren net verhuisd en wilden zo graag dat hij
nog kon gaan genieten van de weilanden bij ons nieuwe
huis." Beer bleek ernstige artrose te hebben en kreeg
pijnstillers en Mobility Diet van Royal Canin voor-
geschreven. "Ik dacht nog die voeding, daar geloof ik
dus niets van! Maar na een paar weken ging het een
stuk beter en ben ik de pijnstillers gaan afbouwen. Toen
kwam zelfs de dag dat hij weer rende en hij werd ook
steeds vrolijker Nu, na een half jaar in ons nieuwe huls,
springen soms zelfs de tranen van blijdschap in mijn ogen
als ik Beer weer door de wei zie galopperen tussen de
paarden. Voor mij geen andere voeding meer dan Mobility
Diet en ik denk dat Beer er net zo over denkt!"

i T

MOBILITY SPECIAL

LARGE DOG over

I ^

"iW

BOWLCKNIN

Ook in 2008 kunnen eigenaren liun goede ervaringen met het Mobility Diet van Royal Canin
mailen naar info@royalcanin.nl. Zij maken dan kans op een jaar gratis dieetvoeding.

••lU/

ROYAL CkNIN

VETERINARY DIET

y

-ocr page 242-

Voor een langer leven ^o

^Or/A/

Completeer uw behandeling bij hartfalen.

• t

• 4

M i.

PRI LACTONE %

SPIRONOLACTONE HHI^HHIIP^ ^^

ONTWIKKELD DOOR CEVA SANTE ANIMALE

PRILACTONE® TABLETTEN VOOR HONDEN

SAMENSTELLING per tablet: Prilactone 10 mg: spironolactone 10 mg. PRILACTONE\' 40 mg: spironolactone 40 mg. INDICATIES: Prllactone\' tabletten worden gebruikt in combinatie met de standaard ttwrapie (indien nodig
inclusief diuretische ondersteuning) bij de behandeling van congestief hartfalen als gevolg van valvulaire regurgitatie bij honden.
DOSERING: voor oraal gebnjik. Eenmaal daags 2 mg spironolactone per kg lichaamsgewicht.
CONTRA-INDICATIES: Niet toedienen aan drachtige of lacterende dieren, of dieren die gebruikt worden voor of bestemd zijn voor het fokken. Niet gebnjiken bij honden die lijden aan hypoadrenocorticsme, hyperkaiièmie of
hyponatriëmie. Bij honden met nierinsufficiëntie (nierbeschadiging/stoornis) niet in combinatie met non-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAIDs) gebruiken.
BIJWERKINGEN: bij niet gecastreerde reuen wordt regelmatig een
reversibele prostaatatrofie (afname in grootte) gezien. PRILACTONE\' 10 mg: REG NL 100860 - UDA. Doos met 30 tabletten. PRILACTONE 40 mg: REG NL 100861 - UDA. Doos met 30 tabletten.
Uitsluitend voor diergeneeskundig gebnjik.

CEVA

,SANTE ANIMALE

CEVA SANTE ANIMALE B.V

Postbus 67- 2670 AB Naaldwijk
Tel. 0174 643930 - fax 0174 643924
www.ceva.nl - info@ceva.nl

-ocr page 243-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke PCederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld:
Borra, j.K.W.; 2006 Gent; 4333 dc Middelburg,

Willem Arondeusstraat 21
Lunenborg, mevr K.; 2008 Gent; 6815
bz
Arnhem, Meijrooslaan 66

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Aalders, mevr M-M.; 2008; 8471 ae Wolvega,

Haulerdwarsweg 34
Berg, mevr. F.E.; 2008; 9843
tg Grijpskerk,

HoendiepNZ 18-a
Boer, I.D.; 2008; 401
1 ke Zoelen,

Heeskampsesteeg i
Corbee, R.J.; 2003; 3991 vp Houten,

Cascademuur 24
Dams, mevr H.C.A.W.; 2008; 5583
ce Waalre,

Ernst Casimirstraat 23
Dijk, mevr. M.A.M. van; 2008; 3513
bj Utrecht,

Bemuurde Weerd w.z. 306
Dorresteijn, mevr. S.C.M.; 2008; 3582 xw
Utrecht; Ina Boudier Bakkerlaan 143-3
Es - van Barneveld, mevr M.C. van; 2008; 3401

NT Ijsselstein, Achtersloot 79
Graaf, mevr. M.E. de; 2007; SA33
uad Clears,
Carmarthenshire, United Kingdom, 2 Castle
Cottage

Kreuk, mevr E.A.M.; 2008; 3524 an Utrecht,

Ameland 283
Meijndert, mevr. L.E.; 2008; 3572
h| Utrecht,

Poortstraat 14-bis
Ooms, mevr B.; 1997; 2518
tt \'s-Gravenhage,

Roggeveenstraat 134
Otterdijk, mevr. L. van; 2008; 7557
di Hengelo,

Oude Postweg 164
Rossum, mevr R.j.W. van; 2008; 3244
az

Nieuwe Tonge, Zuiddijk 14 - a
Tijhof, mevr A.G.; 2007; 7846
ai Noord-Sleen,

Emmerstraat 20-a
Trip, mevr. M.R.J.; 2004; 971
1 ve Groningen,

Tuinstraat 64
Ven, ]. van de; 2001 Gent; 2960 Brecht, België,

Schotensteenweg 226 - b
Vink, ].; 2004 Gent; 5708
bd Helmond,

Wiebiegenweg 2
Water, mevr M. de; 2007 Gent; 5281 ps Boxtel,

Hemelrijk 3
Westerneng, mevr ].M.; 2008; 1153 pivi
Zuiderwoude, Dwarsgouw 4

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aange-
nomen:

Bouwknecht, mevr CL; 3706 cc Zeist, Laan

van Vollenhove 233
Douwen, mevr I. van;
1111 bw Diemen,

Gerardt Burghoutweg 19
Effting, mevr. J.J.C; 3562
gb Utrecht,

Scharlakendreef 44
Hartogsveld, mevr J.; 3524
an Utrecht,
Ameland 165

Helden, mevr R.N.M. van; 2651 bv Berkel en

Rodenrijs, Rodenrijseweg 56-a
jager, mevr. K.M. de; 1975
dm IJmuiden, De

Wetstraat 3
Jansen, mevr |.M.; 41
21 ks Everdingen,

Tienhovenseweg 12
Knupfer, mevr E.; Grasstraat 5, 3572 rv Utrecht
Minten, mevr V.M.J.; 3584
de Utrecht,

Cambridgelaan 481
Gort, mevr E.A. van; 3513
ep Utrecht,

Oudenoord 367
Oranje, mevr J.M.; 1215
bh Hilversum,
Multatulielaan 65

Overlijdensberichten:

Op 19 augustus 2008 A.J.A.M. Mouwen te Haps
Op 24 augustus 2008 Rf. Bruins te Colmschate

sluitingsdata VOOR KOPl)

Aflevering I Deadline*
15-10-20081 maandag 129-09-2008
01-11-20081 maandag 113-10-2008
15-11-20081 maandag 103-11-2008
oi-i 2-20081 maandag 117-11-2008

* Voor 10.00 uur \'s morgens.

tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

2008

September

18 Post-ipvs 2008 voor leden van de vcv.
Studiemiddag met samenvatting van de
ipvs-atualiteiten op varkensgebied. Locatie:
Safaripark Beekse Bergen. Tijd: 13.00 uur
20 FelCan hondendag 2008. Locatie:

Collegezaal Gezelschapsdieren, faculteit
Diergeneeskunde. Tijd: 10.00 uur tot 15.30
uur Toegangsprijs: 15 euro. Aanmelding via
www.felcan.nl.
23 De Eidin gaat van 09.00 tot en met 17.00 uur
in het Corpus te Leiden een symposium
organiseren met de titel \'Wat maakt dieren
ziek? ~ duurzaam en verantwoord
produceren\'.

23 Minisymposium Salmonellabeleid,
georganiseerd door
gkz en Hygieia. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde. Tijd: 14.00 tot
17.00 uur Gratis voor leden
gkz en Hygieia.
Toegang niet-leden: 10 euro, stuenten:

2 euro. Contactadres: noortje.reeuwijk@
12move.nl.

24 Symposium Veterinaire Veefokkers Club
\'De Uithof\'. Onderwerp: \'Schaalvergroting
in de veehouderij... Does size matter?\'.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.
Tijd: 14.30 tot 21.30 uur. Kosten voor leden

5 euro, voor niet-leden 8 euro, voor
donateurs 25 euro en voor dierenartsen
50 euro. Reserveren via e-mail (bestuur(a)
veefokkers.com) of telefoon ((030) 2534
694).

24-27 weva. Locatie: Guaruja, Sp Brazilië.
30-2 Congres Mastitis Control 2008: from
Science to practice. Locatie: Den Haag.

Vergaderingen 8i Bijeenkomsten

2008

September

16 Najaarsvergadering regio Oost. Locatie: De
Cantharel Van der Valk te Apeldoorn.

17 Najaarsvergadering regio Zuid. Locatie: Best
Western Hotel de Druiventros te Berkel-
Enschot.

18 Voorlichtingsbijeenkomst Bpw. Locatie:
Houten.

18 Najaarsvergadering regio Noord. Locatie:
Van der Valk te Drachten.

25 Voorlichtingsbijeenkomst bpw. Locatie:
Rosmalen.

Cursussen

2008

September

In september 2008 start de unieke opleiding;
Varkens Academy Deze training duurt tien
maanden. Voor meer informatie, een
totaaloverzicht van alle modules, of
inschrijven voor een losse module kunt u
contact opnemen met Han Teilegen op
telefoonnummer; 0318-643099 of mail naar
info@vmrpartners.nl.
22 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie; Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i \'probleem-
gedrag bij honden\'. Het inschrijfformulier is
te downloaden van de website www.
dogvision.nl.
24-25 Cursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken.\' Locatie; Wageningen. Prijs;
995 euro. De inschrijftermijn van de cursus
eindigt o; 10 september 2008. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wurnl. Tevens kunt u
de brochure aanvragen bij Wageningen
Business School, Postbus 226,6700
ae
Wageningen, tel.; 0317-484093, fax;
0317-426547. Of stuur een e-mail naar; info.
wbs@wurnl.
24-26 Cursus \'Van loondienst naar eigen

praktijk\', georganiseerd door vvaa. Locatie:
Zeist. Kosten; voor vvAA-leden 335 euro,
voor niet-leden 395 euro. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven op www.
vvaa.nl/opleidingen.

26 Workshop verdoven van wilde en
verwilderde dieren. Locatie; Ouwehands
Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00 uur tot 20.00
uur Prijs: 450 euro, korting voor studenten;
50 euro. Informatie en opgave; zoomed@
zonnet.nl. Maak het cursusbedrag voor i
september over op Postbankgironummer
3852760 ten name van ZooMed te Rhenen,
onder vermelding van workshop verdoven.

-ocr page 244-

Lumpsum weg. Wie betaalt dat?

CenE Bankiers weet wat er speelt in uw wereld. Onze innovatieve aanpak richt zich niet
alleen op uw privévermogen of op uw zakelijke financiën. Als gespecialiseerde bankiers
voor de medische sector houden wij ons bezig met alle aspecten van het medisch
ondernemerschap. Hierdoor kan CenE Bankiers u optimaal van dienst zijn met financieel
maatwerk en advies. Bent u op zoek naar een partner met verstand van uw zaken?
Bel dan met Chris Zegers via (030) 659 90 04, Ton Gielens vla (030) 659 90 12
of kijk op
www.cenebankiers.nl.

CenE Bankiers is onderdeel van Van Lanschot Bankiers.

CenE M bankiers

VOOR PROFESSIONALS IN DE MEDISCHE SECTOR

Wegens uitbreiding zoekt Diergeneeskundig Centrum
Op d\'n Dijk Sittard per i januari 2009 een

Dierenarts gezelschapsdieren (m/v)

voor twee dagen per week

- Gezocht wordt iemand met ervaring met gezelschapsdieren.

- Geboden wordt een leuke werkomgeving in een goed-
draaiende praktijk.

Reacties kunt u sturen naar: G. van Heeswijk, Parklaan 28, 6131
KH Sittard. Tel.: 046-4512417, e-mail: info(a)dierenarts-$ittard.nl.

Ontwormen = maatwerk

Vitaminthe\' ontwormingspasta

• Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)

• Voor honden en katten van alle leeftijden

• Slechts éénmaal behandelen per keer

• Makkelijk en nauwkeurig op gewicht in te stellen doseerspuit.
Hierdoor wordt onder- of overdosering voorkomen.

• Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml.

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg,
oxibendazol 30 mg.
Doeldieren: kac en hond. Kanalisatie: Vrij.

Voor meer informatie: Virbac NedeHand BV., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@vtrbac.nl

-ocr page 245-

Gaan uw kinderen
nog wel studeren
als u niet meer
kunt werken?

Vraag naar onze nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekeringen!

Als gevolg van de immense premieverhogingen
de laatste jaren zijn veel AOV\'s onbetaalbaar
geworden. Noodgedwongen zijn eindleeftijden
bijgesteld, eigen risicotermijnen opgerekt en
verzekerde bedragen verlaagd. Met onze nieuwe
maatwerkproducten is dit verleden tijd.

Kenmerken van onze nieuwe AOV\'s :

- criterium: beroepsongeschiktheid

- eindleeftijd 65 jaar is mogelijk

- stabiel en scherp premiebeleid

- uw feitelijke werkzaamheden bepalen
de hoogte van uw premie

- jaarlijkse update van uw verzekering

- overstapservice

Ook een onafhankelijk advies over uw AOV?

Bezoek onze website en vul het vragenformulier in.
U ontvangt dan vrijblijvend een offerte toegespitst
op uw persoonlijke situatie.

Vraag ook naar MedZorg® Dierenarts, onze
nieuwe pakketverzekering. In deze complete
verzekeringsoplossing zit nu ook een zeer scherpe
verzuimpolis en een beroepsaansprakelijkheids-
verzekering met ruime dekkingsmogelijkheden.

RAADGEVERS ...

MEDISCHE BEROEPEN Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95

E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl
lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 246-

arts&dfer B B B O O

Klijndijk Bears Borger Emmen Klazienaveen Nieuw-Buinen Ter Apel Rütenbrock

Vleeskuikens zijn topsporters!

Topsport is alleen mogelijk met begeleiding van de beste professionals!
Wil jij deze gevleugelde atleten de veterinaire ondersteuning bieden die ze nodig hebben?

Arts&Dier is op zoek naar een gemotiveerde pluimveedierenarts die zijn vak verstaat,
of zich hierin wil ontwikkelen en zich in wil zetten voor de diergeneeskundige ondersteuning

van onze pluimveehouders.

Wij bieden een uitdagende baan in een jong en gemotiveerd team, met studie- en
onderzoeksmogelijkheden en goede secundaire arbeidsvoorwaarden.
Geïnteresseerd? Voor vragen over de functie kunt u bellen met Dhr. Bouwhuis; 0591-513151.

Reacties gaarne binnen 14 dagen per e-mail: m.glas@artsendier.nl
of schriftelijk: Arts&Dier, Hoofdweg 26 A, 7871 TC Klijndijk, t.a.v. M. Glas, P&O.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werl<en deze nauw
met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst interessant.
Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur. In concreto gaat het om:

» JUNIOR DOCENT DIERENARTS

I

Het Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren is ten behoeve van het onderwijs in de Inwendige Ziekten en Gezondheids-
zorg op zoek naar een junior docent. U gaat een bijdrage leveren aan het diersoortoverschrijdend onderwijs in de pathofysiologie,
ziekteleer en klinische lessen in de preklinische fase van de opleiding. In de klinische fase van de opleiding draagt u bij aan het
onderwijs in het uniform en gedifferentieerd co-schap. U bent een afgestudeerd dierenarts met een brede belangstelling voor
pathofysiologie, interne geneeskunde en gezondheidszorg. U bent in staat om u in
korte tijd in te lezen in de voor het ondenA^ijs
relevante onderwerpen. Daarnaast beschikt u over goede sociale vaardigheden, doorzettingsvermogen en een kritische houding ten
aanzien van uw eigen persoonlijke kwaliteiten. Uw salaris bedraagt maximaal € 3.678,- bruto per maand. De functieomvang is 1,0 fte.

Meer informatie: dr. L. van Leengoed, telefoon (030) 253 2145/1248.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

//»: Wetenschap is nooit af_ É » # Universiteit Utrecht

-ocr page 247-

dierenkliniek omnen

ommen

Dierenkliniek Ommen is een gemengde praktijk in
Overijssel.

Voor de versterking van ons team zoeken wij een;

allround dierenarts

- vrolijk met positieve inslag;

- teamplayer;

- praktijkervaring is een pré;

- beschikbaar per 15 november 2008.

Wij bieden:

- een fulltime betrekking;

- dagelijkse werkzaamheden in landbouwhuis-
dierenpraktijk, veel bedrijfsbegeleiding varken- en
rundvee;

- gemengde diensten;

- mogelijkheden te over.

Uw sollicitatie, met cv, kunt u tot 15 oktober richten
tot Dierenkliniek Ommen, Baron Bentinckstraat 2,
7731
EK Ommen.

Voor meer informatie over onze praktijk kunt u gaan
naar www.dierenkliniekommen.nl.

RxWorks-Zo eenvoudig,
zelfs uw patiënten
zouden het kunnen!

AB Oost,

de personeelsvoorziener voor
veterinair personeel

Voor tijdelijk en vast personeel, P&O-advles en
payroll.

Wij zijn op zoel< naar een flexibele
dierenarts voor gezelschapsdieren voor
32 uur per week. Ook zoeken wij voor
verschillende opdrachtgevers door
heel Nederland
dierenartsen GD,
LHD of Paard.

Interesse?

Neem contact met ons op via telefoon-
nummer
0900-9896 en vraag naar
Mirjam van Ast of Mariska Slot. Kijk voor
meer informatie ook op
www.aboost.nl

OK, mogelijk overdrijven we een beetje,
maar het is zeker zo dat RxWorks zeer
eenvoudig in gebruik is. Het programma
biedt u alle functies voor een moderne
praktijk. Gebruiksgemak wordt bij RxWorks
gecombineerd met vele functionaliteiten.
Dat is vaak niet het geval bij concurrerende
programma\'s. RxWorks staat voor eenvoud
in gebruik, workflowmanagement, een
flexibele inrichting, krachtige rapportage
en marketing tools, 7x24 uur support,
professionele trainingen en tweejaarlijks
nieuwe versies.

Reeds meer dan 1600 dierenartspraktijken
zijn reeds tevreden klant van RxWorks.

O

Oost

Scheggertdijk 22
7218 NB Almen
Postbus 7
7218 ZG Almen

T 0900-9896
E info@aboost.nl
I www.aboost.nl

• Postadres • Postbus 1367 • 5200 BK Den Bosch

•T: 0411 614643 • F: 020 5241626. E: nlsales@rxworks.com www.rxworks.com

-ocr page 248-

ë

9

Dan is deze vacature misschien iets voor jou!

Cursuscentrum AnimAll is op zoek naar:

enthousiaste dierenartsen m/v

(liefst erkende paardendierenartsen) die passie hebben voor de
eerstelijns paardengeneeskunde en het leuk vinden om de paar-
deneigenaar basiskennis bij te brengen middels het geven van
cursussen. Zie ook het artikel in dit TvD.

Wij zoeken iemand in het noorden, zuiden of westen van het land
die ongeveer 2 x per maand een dag cursus vfil geven. Uitbreiding
in uren is mogelijk in toekomst. Manier van inhuur (loondienst,
met VAR-verklaring of inhuur via praküjk) is nader te overleggen.

Voor een schriftelijke sollicitade of vragen:

Drs. J.G. Doze (Hanna) » Cursuscentrum AnimAll » Postbus 16 »

6666 ZG » Beteren » hannadoze@animall.nl » 06-54264811.

www.animall.nl

Dierenartsenpraktijk ELL is een grote gemengde praktijk
in Midden-Limburg, waarin negentien dierenartsen
werkzaam zijn.

Er wordt in sterke mate naar diersoort gedifferentieerd
gewerkt.

Wij zoeken een:

Dierenarts voor landbouwhuisdieren

Het betreft een fulltime baan met deelname in de diensten
voor alleen landbouwhuisdieren.
Wij zoeken een ondernemende, ambitieuze dierenarts.
Ervaring is niet persé nodig, wel gedrevenheid en enthou-
siasme. Goede toekomst perspectieven zijn aanwezig.

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen te richten aan:

Dierenartsenpraktijk ELL, Hoogstraat 7, 6011 rx Ell.
t.a.v. F.G.M. Scheijmans e-mail: scheijmans(|)dapell.nl.

rr^

Account manager

MA/ 1.0 fte

BEDRIJFSINFORMATIE

Aesculaap is een van oorsprong Nederlands bedrijf dat
al meer dan 80 jaar diergeneesmiddelen produceert
en aan de dierenarts levert. Vanaf het begin zijn het
dierenartsen en andere specialisten die de kwaliteit en
service van Aesculaap hebben gegarandeerd en vorm-
gegeven. Het is gelukt om Aesculaap uit te bouwen tot een
marktomvattende groothandel met een eigen prcduktlijn.
We zijn er trots op te mogen stellen dat inmiddels één op
de drie dierenartspraktijken vaste klant is van Aesculaap
en dat er overigens bijna in elke praktijk producten via
Aesculaap besteld worden. Aesculaap staat voor haar
service en kwaliteit en haar individueel toegepaste
kortingssysteem dat middels de 80/20 regel praktijken
ondersteunt om efficiënt in te kopen.
De bedrijfscultuur kenmerkt zich door nuchterheid, hard
werken en een open mind als het gaat om het inspelen op
veranderingen in de markt en nieuwe wensen van onze
klanten.

FUNCTIEOMSCHRIJVING

U behaalt resultaten in een veterinaire omgeving. U gaat
namens het bedrijf nieuwe klanten werven in Nederland.
Daarnaast gaat u bestaande relaties onderhouden en
bij bestaande relaties het pakket producten en diensten
verder uitbouwen. U werkt vanuit een goedgekeurd
verkoopplan.

FUNCTIE-EISEN

• HBO werk- en denknivo

• Enige werkervaring in de veterinaire omgeving is een pre

• Enige verkoopervaring

• Woonachtig in de regio Midden of Westen van Nederland

• Rijbewijs auto

• Sociaal vaardig en een teamspeler

• Goed een deal kunnen afsluiten

• Affiniteit met de (veterinaire) farmacie

ARBEIDSVOORWAARDEN

Aesculaap biedt u een marktconform salaris en andere
primaire en secundaire voorwaarden evenals een goede
werksfeer en een auto van de zaak.

PLAATS IN DE ORGANISATIE

U rapporteert aan de manager Aesculaap.

CONTACTINFORMATIE EN SOLLICITEREN

Wanneer u aanvullende informatie wenst kunt u contact
opnemen met:

Drs. Frank de Vries (directeur marketing Aesculaap holding)
tel. 0411 - 675915 of e-mail frank.devries@aesculaap.nl
Geïnteresseerd? Een sollicitatiebrief voorzien van cv kun
je sturen naar: Aesculaap bv, t.a.v. F. de Vries
Postbus 35, 5280 AA Boxtel
of via bovengenoemd e-mailadres.

Aesculaap

-ocr page 249-

A/eq/Ohio/2003

^oasaBSsaBKH

T.

ii\'.T

Het griepvirus verandert

Vanwege de genetische veranderingen van het equine influenza virus

adviseren het OIE en WHO Expert Surveillance Panel on Equine
Influenza het gebruik van nieuwe stammen in de samenstelling van
vaccins ter bescherming tegen equine influenza. Dit gebruik
omvat de stam A/eq/Ohio/2003.

MeRIAL

-ocr page 250-

LONGEVIS

Helpt de levensduur
tot 1 jaar te verlengen.^

OPTIRENAL

Helpt de nierfunctie te
maximaliseren.

OPTISTART

Helpt de immuunrespons
te optimaliseren.^

Pro
Plan

ffip msBi

Nieuwe OPTISTART met rundercolostrum

• Helpt de immuniteit bij kittens te ondersteunen door te voorzien In natuur-
lijke antilichamen, die de immuunrespons kunnen stimuleren en de lokale
intestinale afweer kan verbeteren.^

Nieuwe OPTIRENAL met antioxidanten, arginine en ERA
[eicosapentaenoic acid]

• Helpt de nierfunctie te maximaliseren door te voorzien in beschermende
antioxidanten en door beïnvloeding van de renale bloedvoorziening en
de GFR (glomerulaire filtratie ratio).

LONGEVIS met vitamine E, bètacaroteen, prebiotica en omega-3-vetzuren

• Een gepatenteerde mix die klinisch heeft aangetoond de levensduur tot

1 jaar te verlengen en de kwaliteit van leven te verbeteren" bij katten van
? jaar en ouder.

PRO PLAN draagt bij aan een levenslange
gezondheid door vooruitstrevende voeding

Kijk voor meer informatie over PRO PLAN kattenvoeding op www.purina-proplan.nl of bel 0800 - 02E 83 83.

1. Studie uitgevoerd onder 90 l<atten in leeftijd variërend tussen de ? en IPjaar. De bevindingen zijn gebaseerd op katten die uitsluitend gevoed werden met een voeding
die verrijkt was met LONGEVIS vs. katten die uitsluitend gevoed werden met een controlevoeding. j

Cupp C et al. (2006) Effect of nutritional interventions on longevity of senior cats. International Journal of Applied Researcii in Veterinary Medicine 4(1); 34-50

2. vs het oude PRO PLAN Kitten product.

3. Data on file, Nestié Purina PetCare 200?.

4. Cupp C (2006) Nutrient blend for prolonged healthy life in aging cats. Proc 200B Nestle Purina Nutrition Forum.

-ocr page 251-

deel 133 • aflevering i9 • i oktober 2008

f..

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

Application of haccp
principles to control
visitor health threats on
dairy farms

De rug van het paard:
functioneel onvoldoende
begrepen

Weg vrij voor verdoofd
castreren van beerbiggen
met CO /O -gasmengsel

-ocr page 252-

Benakor® ^.s/^mg

AST Farma introduceert
Benakor, de
eerste voorde
ACE-remmer op basis van
Benazepril hydrochloride.

Benakor is geregistreerd vc
hond en kat in drie verschil-
lende sterktes (2,5mg, 5mg
20mg). De tabletten zijn zei
smakelijk en leverbaar in ei
handzame consumenten-
verpakking van 2 x 14 table
of een kliniekverpakking va
12
X 14 tabletten.

smakelijk voor hond én kat

/r

BENAKOR\'- 2,5 / 5 / 20 mg SMAKELIJKE TABLEnEN

Diergeneesmiddel UDA. Werkzaam bestanddeel: Benazeprilhydroctilorlde 2,5 mg, 5 mg of 20 mg.
Indicaties: Kat - Symptomatisctie betiandeling van chronlscti nierfalen. Hond - Symptomatische aanvul-
lende therapie bij de behandeling met het diureticum furosemide van hartfalen bij honden veroorzaakt
door mitralisinsufficiëntie of congestieve cardiomyopathie. Deze behandeling kan een verbeterde
inspanningstolerantie en verhoogde overleving geven bij honden met matig of ernstig hartfalen.
Contra-
indicaties:
Niet gebruiken bij katten of honden waawan bekend is, dat ze overgevoelig zijn voor de
actieve stof. Niet gebruiken bij fokdieren en drachtige of lacterende dieren.
Diersoorten waarvoor het
diergeneesmiddel bestemd is:
Kat, Hond. Registratiehouder: AST Beheer B.V. Benakor® 2,5 mg
REG NL 10464, Benakor® 5 mg - REG NL 10454, Benakot® 20 mg - REG NL 10549.

eindelijk een voordelige ACE-remmer op basis van Benazepril HCL M

smakelijkheid stimuleert opname M
leverbaar in drie verschillende sterktes A

DOSERrNG Kat:
V 2,5 lot 5 kg:

Vf Stot 10 kg:

DOSERING Hond:
>I^5IotlOkg:
10 tot 20 kg:
lot 40 tg
^p^40lot80kg

CDl labiel Benakor 2.5 mg
of C 13blet Benakor 5 mg.
CBCD 2 tabletten Benakor 2,5 mg
of CU 1 tablet Benakor 5 mg,

C 1/2 tablet Benakor 5 mg
CB 1 labiel Benakor 5 mg.
C; 1/2 labiel Benakor 20 mg.
CXi 1 tablet Benakor 20 mg.

..Cs»-,,.,

jSSVfarm

GROOT IN KLE
www.astfarma.nl

-ocr page 253-

Ledenservice en
\'nieuwe media\'

Het is net als met statistieken: met de resultaten van enquêtes kun je overbodige
informatie verwerven, ballast in huis halen en manipuleren. }e kunt een
enquête echter ook gebruiken om er je voordeel mee te doen, de vinger aan de
pols te houden en tot actie over te gaan. Dat laatste is dan ook de reden dat wij
onlangs een digitale enquête hebben gehouden onder de leden over onze
ledenservice.

De resultaten zijn ronduit bemoedigend, in het bijzonder waar het gaat om
onze informatievoorziening aan de leden. Dat geldt temeer omdat een groot
aantal leden de moeite heeft genomen te reageren, zo\'n lo procent, breed
verdeeld over de totale beroepsgroep en dus representatief.

Maar liefst 41 procent van de respondenten vindt collectieve belangen-
behartiging de belangrijkste taak voor de
knmvd. Dat is een zware aanbeveling
voor het nieuwe bestuur dat op 3 oktober aantreedt. Belangenbehartiging voor
de beroepsgroep als geheel is per definitie een zaak voor de Maatschappij.
Overheden, het veterinaire bedrijfsleven, andere partners, maar ook Europa
zitten niet te wachten op versnipperde geluiden, die hebben namelijk geen
invloed. Deze partijen verwachten duidelijke standpunten, die worden gedragen
door de hele beroepsgroep. Dat geldt voor het imago van de dierenarts, maar
ook voor diens sociaaleconomische positie. Dat zijn dan ook niet toevallig de
twee hoofdlijnen voor het verenigingsbeleid 2008 tot 2011.

Als andere belangrijke reden voor het lidmaatschap gaven velen (27 procent)
informatievoorziening op. De meest gebruikte informatiedragers blijken dit
tijdschrift, onze nieuws-e-mails, het jaarboek en de vacaturebank. Dat is voor
ons reden om deze media te blijven koesteren en te blijven verbeteren. Daar-
naast geven wij echter veel aandacht aan het onder uw aandacht brengen van
twee betrekkelijk \'nieuwe media\'. Dat zijn de helpdesk en onze ledencontact-
personen.

Wat is makkelijker dan het openen van de website van de knmvd en door te
klikken naar de helpdesk voor het vinden van antwoorden op veel vragen over
de
knmvd? Ook kunt u uw vraag stellen via helpdesk@knmvd.nl of door te
bellen naar het helpdesknummer (030) 634 89 99 (op werkdagen tussen 9.00 en
12.00 uur).

In alle gevallen hebt u rechtstreeks toegang tot een schat aan actuele
informatie en bovendien de garantie van snelle en adequate beantwoording van
uw vraag door een van de bureaumedewerkers.

fCNMi/D

Met ingang van deze maand hebben mij maar liefst drie ledencontact-
personen in het veld: Frans Sluijters (sinds 2005), en sinds kort ook Roelof Blom
en Ko Minderhoud. Zij bezoeken u graag en voorzien u van actuele (achter-
grond)informatie. Voor het bestuur en het bureau dragen zij nuttige suggesties
aan; eigenlijk houden de drie ledencontactpersonen een permanente leden-
enquête. U kunt hen bereiken via de coördinator van dit \'medium\', Irene van
den Berg (i.vandenberg@knmvd.nl, of telefonisch: (030) 634 89 00).

Herman Geertsen, algemeen directeur

-ocr page 254-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr L.J. Hellebrekers (voorzitter, algemene

zaken, beroepsintegriteit)
Drs. LJ. den Otter (vice-voorzitter, sociaal

economische zaken en media)
Drs. H.R.C. Gostelie (penningmeester, financiën)
Drs. H. van Herpen (professionele kwaliteit)
Drs. A.J.G. den Hertog (dierziektenbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid,

volksgezondheid en automatisering)
Dr M.A. Willemen (verenigingszaken en dieren-
welzijn)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Dr R. Kuiper
Dr R.S. Schrijver
Dr E. Teske
Dr.J.H.Vos
Dr M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad
Dr F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr R De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.PC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. f. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr 55 50 48 861 en c en e
bank n.v.. Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr.
6993 61 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 A E Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 255-

Deel 133 ■ Aflevering 19 • i oktober 2008

Application of haccp principles to control visitor health threats on
dairy farms open to the general public

M. Barten, f.P.T.M. Noordhuizen en LJ.A. Lipman

wetenschap

796

vooR DE PRAKTIJK De rug van het paard: brug tussen de ledematen, maar functioned

onvoldoende begrepen

Constanza B. Gónaez Alvarez

IN VETERINAIR VERBAND ..... Weg vrij voor verdoofd castreren van beerbiggen met

COyO^-gasmengsel Hugo de Groot
Gebruik van CO^-anesthesie in de praktijk Marion Kluivers-Poodt
Uitgelicht: de stier Succes
Gesignaleerd
Anita Suijkerbuijk

PRAKTIJK IN BEDRIJF ..... KNMVD ziet uitspraak Veterinair Tuchtcollege over internetapotheek

Medpets met vertrouwen tegemoet Joost van Herten

CURSUSSEN EN CONGRESSEN ..... \'Celebrate our diversity\'Hu^o Groöf

President van de World Veterinary Association Tjeerd Joma
World Aquatic Veterinary Medical Association Peter Werkman
Symposium Coaching en Communicatieve Vaardigheden: voor jonge
dierenartsen

Vierde wvT-dag over gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier

Andries van Foreest en Mamix Lamberts

804

810

811

812

813

815

816

817

818

819

820

Veel belangstelling voor activiteiten senioren Johan Klein Haneveld 822

Ko Minderhoud legt voorzitterschap Ereraad neer Miel Bingen 824
Raad van Toezicht: voortaan een jaarverslag van uw ledenraad?
Kees van

Maanen 825

KNMVD

Uit de redactie
Nieuws

Veterinair tuchtrecht

Nieuws uit de industrie

Voorzitterscolumn

Personalia

Jubilea

Deadline kopij
Doorlopende agenda

793
802
809

821

822
826
826
826
826

RUBRIEKEN

-ocr page 256-

Application of haccp principles to control
visitor health threats on dairy farms open
to the general public

M.BartenJ.P.T.M.Noordhuizen "> "• and L.J.ALipman\'

Tijdschr Diergeneeskd 2008: 796-800
OorspronkeHjk artikel

abstract

An increasing number of Dutch dairy farmers have
diversified their activities, often opening their farm up to
visitors (tourist accommodation, farm shop, contact with
livestock, etc). It is essential to prevent these visitors from
having accidents or becoming ill, which could result in
financial claims and might harm the reputation of the
agricultural sector. This article describes how the hazard
analysis critical control points concept and principles
(haccp) can be applied to these activities and integrated
with on-farm operational herd health and production
management programmes.

introduction

In many European countries the number of dairy farms
has diminished strongly and will probably decrease
further in the coming years for reasons described below.
The Centre for Statistics in the Netherlands calculated that
the number of dairy and suckler farms or holdings
diminished from 46977 in T990 to 23527 in 2005 (i)-
Urbanization and decreased economic margins between
farm income and production often underlie the decision
to stop farming. Moreover, many young people are no
longer motivated to take up farming. Farmers who remain
in farming often increase the herd size and implement
new technologies to increase herd productivity per man
and per hectare. In addition, many farmers now offer
services or products to the public as a strategy to make a
(better) living. Excluding farms with additional activities
in relation to landscape/nature conservation plans, 81830
Dutch agricultural (crops and animal producing) farms
diversified their activities in 2005 (i). Besides economic
benefits, opening farms to visitors is often beneficial to the
pubhc image of the agricultural sector. The general public
has little knowledge about agro-production. Strict hygiene

I CBS-Group, Division Quality Assurance and Veterinary Food Safety,

II University of Ghent, Faculty of Veterinary Medicine, Dept. of
Obstetrics, Reproduction & Herd Health, Merelbeke, Belgium.

III National Veterinary School, Unit of Population Medicine & Herd
Health, Lyon, France.

IV Institute for Risk Assessment Sciences, Division Veterinary Public
Health, Utrecht, the Netheriands.

rules and the up-scaling of farms have contributed to the
fact that only a minority of people have an origin, connec-
tions, or an affinity with farming, farmers, or the origin of
the food they buy Consequently, the perception of the
public is largely determined by animal health and food
safety calamities that occur and the image built by the
media (2).

Of the wide variety of products and services developed,
such as bed and breakfast, traditional or organic farming,
recreational activities, many farmers have chosen to allow
the public to come into direct contact with farm animals.
However, such contact may adversely affect the health of
visitors and livestock. For example, people may become ill
as a result of touching sick or latent carrier animals or as a
result of drinking non-pasteurized milk, and this could
result in insurance claim (3,4). Or people could be injured
by the animal (5) or machinery on the farm (6-9). This
would not only have direct financial consequences, but
also indirect consequences, in the form of adverse public-
ity not only for the farm but also for farming in general.
Laws aimed to protect human health, such as the Dutch
Occupational Health and Safety Act, can render farmers
liable if adequate measures are not taken to prevent
people from becoming injured or ill.

A Hazard Analysis Critical Control Points (h accp)-
based system can be used to control these risks, haccp was
initially developed as a systematic approach to identify,
evaluate, and control steps in food manufacturing that are
critical to product safety (10). All food-manufacturing

Description of action

Step no.

1 Assemble a multidisciplinary haccp team (e.g. veterinarian, farmer,
and
VPH orQRM specialist)

2 Description of the product and its distribution

3 Identificarion of the intended use and consumers of the product

4 Development of process flow diagrams on the farm

5 On-site verification of the flow diagram on the farm

6 Conducting a hazard analysis and risk assessment

7 Determination of Critical Control Points, ccp, and Points of
Particular Attention,
popa

8 Establishment of standards & critical limits for each ccp and targets
for each
popa respectively

9 Establishment of a monitoring system including each ccp and popa

10 Establishment of an action plan with corrective measures. Provision
of general prevention measures. The definition of Good Dairy
Farming codes of practice and Work Instructions

11 Establishment of internal and external verification procedures

12 Establishment of record keeping and documentation

Table i. The 12-step procedure to develop and introduce a haccp-like

Programme (9),adapted after Cullor, 1995 (12).

(vph = veterinary public health; orm= quality risk management)

-ocr page 257-

facilities within the eu are now obliged to work in
accordance with the
haccp methodology (93/43/EEc). In
the near future, farmers will most probably also be obliged
to work with the
haccp concept, because this has already
been suggested in the
eu Hygiene regulation (eg
852/853/854-2004) and the General Food Law (eg regula-
tion r78-2002).

The hagcp concept appears to be the best choice for
identifying and managing quality hazards and associated
risks on dairy farms because it is highly farm-specific, is
easy to link up with operational management, is relatively
low in cost, is both product and process oriented, does not
require much labour or documentation, and is fit for
certification and linking up with Food Chain Quality
Assurance programmes (10). The application of
haggp
also provides clients with more certainty about the quality
of products and service (11). The Codex Alimentarius
describes a 12-step procedure (12) (Table r). This proce-
dure is taken as starting point for designing a
haccp-like
approach to dairy farms that are open to the public.
In this article, the principles of
haccp are used to manage
public health issues on dairy farms open to the public,
using contact with animals carrying zoonotic pathogens
as an example. The ultimate objective of such an applica-
tion is to safeguard visitors from the various hazards.

hazard analysis

Depending on the product or activity, different hazards and
risks need to be considered. Three categories of hazards are
usually distinguished: microbiological, chemical, and
physical. With \'animal cuddling\' as an example of an
activity offered by farmers, the public could be exposed to
microbial hazards, such as zoonotic bacteria, viruses, and
parasites, on the animal\'s skin or in environments contam-
inated with animal waste (e.g., manure). The exact out-
come of the (microbial) hazard analysis will be different for
each farm, depending on the animals cuddled, their general
health, and regional/national differences in the prevalence
of zoonotic pathogens. In the Netherlands, pathogenic
Enterobacteriaceae, such as Salmonella spp, Campylobacter
jejuni, E. coli O157
and Yersinia enterocolitica, are zoonotic
bacteria that may be prevalent without giving rise to signs
or symptoms. Other important zoonoses are dermatophy-
tosis, zoonotic scabies, contagious ecthyma, giardiasis, and
cryptosporidiosis.

On farms open to the public, people may also come into
contact with chemical hazards, such as cleaning products,
pesticides, herbicides, and veterinary medicines, if these
products are not stored appropriately. Furthermore, the
hair-coat of animals may carry chemicals if animals are
treated with pour-on veterinary medicines. Exposure to
physical hazards is strongly associated with animal and
human behaviour. People can become injured by being bit-
ten, kicked, or scratched by animals but also as a conse-
quence of poor maintenance of houses, fences or equip-
ment.

risk assessment

During risk assessment, the haggp team will discuss the
hazards and determine the risks on the farm. In the
process the team has to make a decision about the
relevance and priority of each hazard. Risks can be
weighted on the basis of locally existing veterinary
epidemiological evidence (14,15), by adaptive conjoint
analysis (16,17), by which expert opinions on a given
subject are collected, validated, and ranked, or by qualita-
tively assessing the probability of occurrence of that risk
and its impact. Examples can be found in Lievaart et al.
(18). The
haggp team members perform this weighting to
the best of their knowledge and experience.

Focusing on the hazards of\'animal cuddling\' hsted in
Table 2, different risk factors can be defined. Important
risk factors in relation to the hazard \'animals carrying
zoonotic pathogens\' are visitors having direct contact with

Activity /product provided on
the dairy farm

Physical hazards

Chemical hazards

Microbial hazards

Animal cuddling

(possibly different animal species)

Sport, games in the farmyard / on the
farm premises

Food production (raw milk /dairy
products). Food consumption

Animals carrying /shedding
zoonotic pathogens

Zoonotic pathogens in the
environment

Food- borne zoonotic
pathogens / decay

Pesticides, Herbicides, Cleaning
and Disinfection products

Residues of chemicals and
medicinal products

Dangerous machinery. Protrusions,
Unequal grounds. Electric fence.
Open waters (drowning)

Foreign objects

Pour on applications of veterinary Trauma as a result of being kicked,
medicines scratched or bitten by an animal.

Table 2. Different categories of public health and food safety hazards on dairy farms open to the public.

-ocr page 258-

- Direct contact with animals

- Stay in an environment contaminated with animal waste (manure,
scabs)

- Lesions of the human skin

- Fragile state of health of visitors (young, old, pregnant and immune-
deficient people)

Table 3. Risk factors associated with a hazard: The example of\'animals
carrying zoonotic pathogens\'.

animals and their presence in an environment contami-
nated with animal waste (e.g. manure) (3). Furthermore,
young children, pregnant women, and people with skin
lesions may be at greater risk than other visitors (Table 3).
Wounds and injuries as a result of biting, scratching, or
kicking are also potentially hazardous. The unpredictable
behaviour of animals and visitors is a risk factor related to
these hazards (Table 4). Moreover, limited knowledge
about natural and abnormal animal behaviour and little
experience in animal handling will put people more at
risk than well-trained animal personnel.

critical control points, ccp, and points of

particular attention, popa

A critical control point (cc?) is defined as a step, series of
steps, or a procedure in the production process that can be
inspected or measured, which is associated with the
hazard of concern, at which process control can be
applied, and where control is essential to prevent or
eliminate a safety hazard/risk, and where related correc-
tive measures must guarantee the full restoration of
control once it is lost. When an envisaged control point
does not meet one or more criteria named for a
ccp but
still is considered highly relevant, that control point is
named a Point of Particular Attention, po
pa. A popa may
contribute to a reduction of risk to an acceptable level.
popas are usually provided with a target level, as in
veterinary herd health and production management
programmes (19-21).

ccps and popas in relation to the hazard:

\'animals carrying zoonotic pathogens*

An adequate measure to prevent people from becoming ill
due to an infection with zoonotic pathogens or being
injured by animals is to prohibit people from having direct
contact with animals and access to cowsheds or pastures
(ccp). The implementation of this control point is not
desirable if direct contact with animals is the main activity
provided. Nevertheless, the implementation of such a
control point for selected groups of people, such as very
young children or immune-deficient people, may be
advisable if infections are known to be prevalent (figure i)
or if animals are known to be carriers of zoonotic patho-
gens. Adequate fences and supervision can provide control
of this
ccp. If people are allowed to have direct contact with
animals, additional control points
(popa) are necessary (21).

Ideally animals exposed to visitors have tested negative
for selected zoonotic pathogens, ccps can only be defined
for zoonotic pathogens that can be tested easily and

No contact between animals and visitors ccp

Animals are free of selected zoonotic pathogens ccp/popa*

Exposure of visitors to animal waste is as low as achievable popa
Isolation of diseased animals ccp**

* = depending on the test reliability (sensitivity and specificity)
**= depending on the micro-organism involved

Table 4. ccps and popas associated with a hazard: The example of\'animals
carrying zoonotic pathogens\'.

reliably for example by visual inspection for clinical signs
or with on-site and laboratory tests. Unfortunately, quick,
rehable, and affordable test methods are not available for
many zoonotic pathogens. In addition, the reintroduction
of zoonotic pathogens cannot be excluded on many farms
where animals and visitors are entering and leaving.
Nevertheless, optimizing herd health is important in these
open systems to reduce public health risks. A strict policy
(good farming practice codes) on the purchase and intro-
duction of new animals to the herd will be of value.
Furthermore, exposure of visitors to animal waste must be
reduced (as much as possible) to diminish the risk of people
becoming infected with zoonotic pathogens. For example,
by removing animal droppings from the animal cuddling
area at least every 2 hours or by removing dirt and faeces
from hair coats before animals are exposed to visitors.

standards and targets associated to ccps and

popas

For each ccp and popa, the standards and targets must be
defined to make control possible. Targets have to be
defined dependent on the circumstances and goals of the
individual dairy farm. For most
ccps and popas named in
Table 4, targets can be set on a zero-tolerance basis, for
example not allowing visitors in specific areas on the farm
premises. For the
popa \'Exposure of visitors to animal
waste is as low as achievable\' targets can be set in relation
to bacterial plate agar counts, as is used in the food
industry. For example, not allowing more than a certain
number of colony forming units per cm\' for aerobic
growth and a zero-tolerance for enterobacteriaceae for
samples taken from a dining table.

establishment of a monitoring system for

ccps and popas

A monitoring system needs to be developed for the ccps and
poPAS. For example, to optimize and maintain the health
status of a herd, it will be necessary to regularly check for
zoonotic pathogens. Dependent on the pathogen, this can be
done by visual inspection for clinical signs or through
laboratory examination after sampling faeces, urine, or
blood to detect pathogen carriers or shedders (depending on
sensitivity/specificity and predictive value of the test).

Most hygiene measures to make the exposure of visitors
to animal waste as low as achievable
(popa) and the
prevention of dangerous situations
(popa) can be moni-
tored by visual inspection (21). For example, visitors should
be supervised with regard to wearing suitable clothing and
footwear, washing hands, and behaving as required.

-ocr page 259-

establishment of intervention methods &

corrective action plans

Monitoring makes it possible to determine when a process
step deviates from the critical limit or target. Corrective
action must be taken to ensure that the ccp or
popa is
brought under control again, or that its impact is reduced.

For example, if an animal is suspected to carry zoonotic
diseases, exposure of visitors to this animal should be
prohibited immediately. If buildings are dirty, entrance
must be denied temporarily. Adaptations in cleaning
method / frequency or a more hygienic design of cowsheds
and stables can help to improve the level of hygiene. If
visitors do not behave according to stipulated instructions
(such as not eating or drinking in animal handling areas,
wearing appropriate clothing, washing hands after contact
with animals), they should be warned about this and, if
necessary, asked to leave the premises. Depending on the
animal species present, extra regulations may be necessary.

establishment of verification procedures

and record keeping

Verification procedures are needed to establish whether
the
haccp programme is working correctly. The person
who is responsible for performing the monitoring and
corrective actions should not carry out such procedures.
This task can be performed by a local veterinarian skilled
in this area or by qualified external parties.

A verification procedure must include a review of the
haccp programme and plan and its records, deviations,
and product dispositions and confirmation that
ccps and
POPAs are kept under control. When possible, validation
activities should include actions to confirm the efficacy of
all elements of the
haccp programme. In addition to these
internal validity screenings, external verification through
auditing will probably be implemented in the near future.
The latter could eventually lead to certification of these
kinds of dairy farms (21).

The results of the hazard identification and risk
analyses, and determination of
ccps, popas, and their
critical limits or targets, need to be documented. Further-
more, procedures and records of the
ccp and popa moni-
toring activities (frequency; methods; results; responsible
person) as well as the associated corrective measures for
improvement
(ccp or popa; date; area; type of measures
taken; effects) are indispensable to assist the farmer to
verify that the
haccp-like programme is working accord-
ing to the objectives. The stored documents and records
kept can, moreover, be used to perform short- and long-
term evaluations.

discussion and conclusion

In addition to hazards related to milk production, dairy
farms open to the public have to deal with hazards related
to the activities undertaken by people entering the farm.
The safety risks for farm visitors can be managed with a
risk management programme (21). The
haccp concept
identifies, analyses, and manages risks. It can, therefore, be
highly suitable for this purpose (10). On (dairy) farms the
number of
ccps will be limited because there are few
physical processes; in contrast, there will be many more
popas (21). Because live animals show biological variation
(see a serotitre distribution in a herd) and because diagnos-
tics have a certain level of false-positive and false-negative
test results and predictive value, standards and tolerance
limits cannot be defined but instead target values (e.g., a
yearly clinical mastitis rate < 25%). Moreover, application
of corrective measures will hardly ever guarantee a full
restoration of process control. This means that two
ccp
criteria are not met, and hence we speak of haccp-Iike
programmes. And because
haccp-like programmes to
control food safety will undoubtedly become compulsory
for dairy farms within a few years, according to the
suggestion in
ec Directive 853-2004, it seems logical to
manage safety risks for visitors by using such a
haccp-like
approach.

This haccp-like programme can be easily linked to he
veterinary herd health and production management
programmes (19,21). These programmes also monitor
animals and their environment (i.e., risk factors), with
animal health and welfare and with public health issues,
but in a qualitative manner. Their main focus is operation-
al farm management to increase income and reduce
production costs.
haccp-Iike programmes are, however,
much more structured and formahzed and have a more
tactical orientation (21).

For optimal implementation, it is desirable that general
guidelines, such as good dairy farming codes of practice
(19) and technical work instructions for defined farming
areas (e.g., a protocol for good cleaning and disinfection,
and a protocol on the purchase of new animals), are
already in place because they foster the right attitude to
adoption of a
haccp-hke programme.

This article demonstrates that it is feasible to develop
and implement a
h Accp-like programme for dairy farms
open to the public, in order to control microbiological,
chemical, and physical hazards to public health. Besides
prevention of calamities,
haccp can be used if complaints
are made, to prove that the safety risks of both farm prod-
ucts and on-farm services were kept under control. Further-
more, it can be used as a marketing tool (certification).

The application of haccp principles to dairy farms can
provide veterinarians with income if they assist and advise
farmers in developing and introducing such
haccp-like
and associated programmes. Veterinarians can only
perform these activities at an adequate level if they are
willing to invest in knowledge and skills in domains such
as hygiene, zoonoses, farm economics, quality risk
management, and communication skills.

references

1. LEI - CBS Wageningen, Centraal Bureau voor de Statistiek, Land- en
tuinbouwcijfers 2006,Table 41-c, pp 96,Table 22-I, pp 36.(in Dutch)

2. Noordhuizen fPTM. Dairy Herd Health and Production Management
in Europe: state of the art. In: Proceedings 23rd World Buiatrics
Congress 2004, Quebec, Canada, 11-16 July

3. Heuvelink AE, Heerwaarden C van, Zwartkruis-Nahuis JJ, Oostrom R
van, Edink K, Duynhoven YT van and de Boer E.
Escherichia co/i O157

-ocr page 260-

infection associated with a petting zoo. Epidemiol Infect 2002; 129:
295-302.

Lejeune [T and Davis MA. Outbreaks of zoonotic enteric disease
associated with animal exhibits. J Am Vet Med Assoc 2004; 224 (9):
1440-1445.

Hendricks KJ and Adekoya N. Non-fatal animal related injuries to
youth occurring on farms in the United States, 1998. Injury Preven-
tion 2001; 7: 307-311.

Cogbill TH, Busch HM and Stiers GR. Farm Accidents in Children.
Pediatrics 1985; 76 (4): 562-565.

Elkington [. Work- and Farm-related injury, nsw Public Health
Bulletin 2002:13 (5): 93.

Franklin RC, Mitchell Rj, Driscoll T and Frager L Farm-related
fatalities in Australia 1989-1992, Moree, NSW: Australian Centre for
Agricultural Health and Safety, National Occupational Health and
Safety Commission and the Rural Industries Research Development
Corporation, 2000.

Meiers S and Baerg [. Farm Accidents in Children: Eleven Years of
Experience. Journal of Pediatric Surgery 2001; 36 (5): 726-729.

10. www.codexalimentarius.net/web/publications.jsp

11. fao, 1997. Hazard Analysis Critical Control Points (haccp) system
and guidelines for its implementation. htpp://www.fao.org//
docrep/oo5/yi579e/yi 579e03.htm

12. Noordhuizen fPTM and Welpelo HJ. Sustainable improvement of
animal health care by systematic quality risk management according
to the
haccp concept. Vet Quart 1996; 8:121-126.

13. Cullor [S. Implementing the haccp program on your clients\' dairies.
Vet Med 1995:90(3): 292-295.

14. Brison RJ, Pickett W, Berg RL, Linneman ], Zentner J and Marlenga B.

6.

7-

9.

Fatal agricultural injuries in preschool children: risks, injury patterns
and strategies for prevention. Can Med Assoc J 2006:174(12):
1723-1726.

15. Franklin RC and Crosby J. Farm-Related Injury in nsw: Information for
prevention. NSW Public Health Bulletin 2002:13 (5): 99-102.

16. Ministry of Labour, Toronto, Ontario, Occupational Health and Safety
Guidelines for Farming Operations in Ontario, 2006.

17. Pickett W, Brison R), Berg RL, Zentner J, Linneman J and Marlenga B.
Pediatric farm injuries involving non-working children injured by a
farm work hazard: five priorities for primary prevention. Injury
Prevention 2005; 11:6-11.

18. Lievaart JJ, Noordhuizen JPTM, Beek E van, Beek C van der, van Risp A,
Schenkel J and Veersen J van. The hazard analysis critical control
points
(haccp) concept as applied to some chemical, physical and
microbiological contaminants of milk on dairy farms. Vet Quart 2005;
27: 21-29.

19. Brand A, Noordhuizen JPTM, and Schukken YH. Veterinary herd
health and production management in dairy practice. Wageningen
Academic Publishers. Wageningen, the Netherlands, 1996.

20. Cannas da Silva J, Noordhuizen JPTM, Vagneur M, Bexiga R, Gelfert CC
and Baumgartner W. Veterinary dairy herd health management in
Europe Constraints and perspectives. Vet Quart 2006; 28: 23-32.

21. Noordhuizen [PTM, Cannas da Silva J, Boersema JSC and Vieira A.
Applying
h Accp-based Quality Risk Management on Dairy Farms.
Wageningen Academic Publishers, Wageningen, the Netherlands,
2008.

Artikel ingediend: 6 maart 2008

Artikel goedgekeurd: 15 juli 2008

Jeuk door atopische dermatitis
is een veei voorltomend probleem
bij honden en katten.

De Artuvetrin® Serum Test is een betrouwbare allergietest
voor hond en kat. De test maakt gebruik van antilichamen
met specifieke anti-FcE reactiviteit. Hierdoor is een optimale
behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie
(hypo- of desensibilisatie) mogelijk.

Artuvetrin® SerumTest

DE STERKE PUNTEN OP EEN RIJTJE:

Kwalitatief hoogwaardige test
Eenvoudig in te sturen
Overzichtelijke testuitslag
Advies op maat

Artu

BIOLOGICALS

POSTBUS 612, 8200 AP LELYSTAD, NEDERLAND.
TELEFOON: 31(0)320 - 26 79 00, TELEFAX: 31(0)320 - 25 60 60
E MAIL: ARTUVETRIN@ARTU-BIOLOGICALS.COM, WWW.ARTUVETRIN.NL

Artuvetrin® biedt u complete ondersteuning bij diagnostiek en behandeling
van atopische dermatitis; van bloed- en huidtesten tot immunotherapie.

-ocr page 261-

Wat staat er
eigenlijk tussen
de l<leine lettertjes?

Vraag naar onze nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzel<erlngen!

Wat is beroepsarbeidsongeschiktheid? Moet u van
uw verzekeraar omscholen binnen de praktijk?
Of is omscholing buiten de praktijk om verplicht?
Kijkt de verzekeraar enkel naar het aantal uren dat
u nog kunt werken of ook naar wat u in die uren
presteert? U wilt zorgeloos kunnen werken in de
wetenschap dat u een heel goed vangnet heeft
als het echt mis gaat.

Kenmerken van onze nieuwe AOV\'s:

- criterium: beroepsongeschiktheid

- eindleeftijd 55 jaar is mogelijk

- stabiel en scherp premiebeleid

- uw feitelijke werkzaamheden bepalen
de hoogte van uw premie

- jaarlijkse update van uw verzekering

- overstapservice

Ook een onafhankelijk advies over uw AOV?

Bezoek onze website en vul het vragenformulier in.
U ontvangt dan vrijblijvend een offerte toegespitst
op uw persoonlijke situatie.

Vraag ook naar MedZorg® Dierenarts, onze
nieuwe pakketverzekering. In deze complete
verzekeringsoplossing zit nu ook een zeer scherpe
verzuimpolis en een beroepsaansprakelijkheids-
verzekering met ruime dekkingsmogelijkheden.

Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95

E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl
lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 262-

Minder griepinfecties bij
varkens

Het aantal griepinfecties bij vlees-
varkens daalt aanzienlijk bij toe-
passing van luchtfiltratie en hygiëne-
maatregelen. Dit concludeerde Willie
Loeffen in zijn proefschrift
Population
dynamics of swine influenza virus in
finishing pigs
waarop hij op 9 septem-
ber promoveerde bij de Universiteit
Utrecht. Loeffen evalueerde geduren-
de twee jaar het effect van luchtfiltra-
tie en hygiënemaatregelen bij varkens.
Hij stelt dat de kosten van de genomen
maatregelen meestal niet zullen
opwegen tegen de schade door
influenza-infecties. Maar deze
maatregelen hebben wel het voordeel
dat ze tegen meerdere ziekten tegelijk
effectief kunnen zijn. Loeffen toonde
verder aan dat het influenzavirus
verantwoordelijk was voor meer dan
de helft van 53 uitbraken van acute
luchtwegproblemen bij vleesvarkens.
Het virus bleek vaak al te circuleren
bij gespeende biggen. Gespeende
biggen zouden een reservoir kunnen
zijn voor het influenzavirus.

Congres wondgenezing

Op 5 november 2008 vindt in Uppsala,
Zweden, het elfde congres plaats van
de
vwHA (Veterinary Wound Healing
Association). Het thema is een zeer
actueel onderwerp waar alle veterinai-
ren mee te maken hebben, namelijk
de rol van micro-organismen in het
wondgenezingsproces: \'How to deal
with offending microorganisms,
cutting edge of wound treatment\'. Aan
de orde zullen komen klinisch
belangrijke onderwerpen zoals
contaminatie, colonisatie en infecties
van verse en chronische wonden;
antibioticumgebruik, systemisch en
locaal, preventief en curatief; gebruik
van bepaalde desinfectantia en
honingproducten; hoe om te gaan met
mrsa-problematiek in klinieken,
enzovoorts. Het volledige programma
en een overzicht van de sprekers staat
op www.vwha.net, via die website kan
men zich ook aanmelden.

Nascholing in Champéry

In 2008 werd voor het eerst na-
scholing voor practici gezelschaps-
dieren georganiseerd in Champéry,
Zwitserland. Dit bleek een groot
succes. Daarom wordt van 31 januari
tot en met 7 februari 2009 een nieuwe
cursus gegeven in Champéry met als
sprekers prof. Jolle Kirpensteijn, over
algemene chirurgie, Gert ter Haar,
over
kno, Rick Sanchez, dvm, over
oogheelkunde en Henri L\'Eplattenier,
dvm, over neurologie en orthopedie.
In het volledig op gezelschapsdieren
gerichte programma komen nieuwe
onderzoek- en behandelmogelijk-
heden aan de orde, maar mede door
het sociale karakter van de week

Honden en katten

Honden en katten kunnen zonder pro-
blemen samenleven, blijkt uit onder-
zoek van de universiteit van Tel Aviv.
Het recept voor succes bestaat uit het
als eerste aanschaffen van de kat, en het
met elkaar kennis laten maken van de
dieren op een jonge leeftijd (jonger dan
zes maanden voor de kat, jonger dan
een jaar voor de hond). Volgens de on-
derzoekers was dit de eerste studie naar
huisdieren onder één dak. Zij namen
interviews af met tweehonderd dieren-
eigenaren met zowel een kat als een
hond, en maakten videobeelden van de
dieren. In huishoudens waar de dieren
vreedzaam samenleefden, bleken de
katten en honden eikaars lichaams-
signalen te kunnen interpreteren.

Sciencedaily.com

komen er in combinatie met de
wetenschap levendige discussies op
gang over praktijkervaring. Alle
middagen, twee avonden en één
volledige dag kunnen vrij worden
ingevuld. Champéry is een gezellig
Zwitsers dorp aan de rand van het
enorme skigebied Portes du Soleil.
De piste van 650 kilometer is zowel
geschikt voor beginners als gevor-
derden. Uiteraard kunt u uw partner
meenemen. Kijk voor meer informatie
en inschrijving op www.nascholing-
champery.nl, of mail naar nascholing-
champery@mac.com.

Met dank aan Jolle Kirpensteijn &

Frieke Haffmans

Universele Verklaring
voor Dierenwelzijn

Tijdens de discussiemiddag \'Wel zijn
of niet zijn, de rol van de dierenarts in
de welzijnsdiscussie\' op 10 september
2008 hebben de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde
(knmvd) en de faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit
Utrecht de Universele Verklaring voor
Dierenwelzijn van de World Society
for the Protection of Animals
(wspa)
ondertekend.

Prof. dr. Ludo Hellebrekers,
voorzitter van de
knmvd, en prof. dr.
Albert Cornelissen, decaan van de
faculteit Diergeneeskunde, namen de
ondertekening voor hun rekening.
Volgens Hellebrekers zijn dierenartsen

-ocr page 263-

voor de maatschappij vaak onvoldoen-
de zichtbaar in de dierenwelzijns-
discussie en dienen zij op dit punt hun
positie te versterken,
wspa streeft naar
een universele erkenning van het
belang van dierenwelzijn in de vorm
van de Universele Verklaring voor
Dierenwelzijn. Deze stelt dat dieren
gevoel hebben en pijn kunnen lijden
en dat hun welzijn daarom aandacht
en respect verdient. Met de onderteke-
ning geven de
knmvd en de faculteit
Diergeneeskunde aan het initiatief
van de
wspa te ondersteunen.

Bedreiging Riftdalkoorts

Volgens Rob Moormann, viroloog van
het Centraal Veterinair Instituut,
zouden de economische gevolgen van
een uitbraak van Riftdalkoorts in
Nederland vele malen groter kunnen
zijn dan die van de blauwtong-
uitbraak. Hij deed deze voorspelling
op een symposium. De voor dieren en
mensen dodelijke ziekte Riftdalkoort
wordt verspreid door muggen, ook de
gewone huismug. Daardoor zou de
verspreiding snel kunnen verlopen.
Bij een uitbraak zou een exportverbod
worden opgelegd van vier jaar
Agrarisch Dagblad

Q-koorts via de lucht

Volgens minister Ab Klink van het
Ministerie van Volksgezondheid
suggereert de toename van het aantal
met Q-koorts geïnfecteerde mensen na
een warme en droge periode dat deze
ziekte zich via de lucht verspreidt.
Indirect contact met besmette dieren
via mest, hooi en stro lijkt ook een
belangrijke besmettingsroute. En de
minister wijst erop dat
Coxiella burnetii
ook voorkomt bij huisdieren en
vogels. Daarom wil hij veehouders
niet aansprakelijk stellen voor de
verspreiding van de bacterie, zoals de
pvdd voorstaat.

Agrarisch Dagblad

DNA-onderzoek voor
rashonden

De Raad van Beheer op Kynologisch
Gebied in Nederland en het Dr Van
Haeringen Laboratorium B.V. in
Wageningen
(vhl) hebben een
contract getekend om op grote schaal
dna-onderzoek aan te bieden aan
fokkers van rashonden. Hiermee wordt
beoogd het (afstammings)onderzoek
voor fokkers laagdrempelig te maken
en te zorgen dat rasverenigingen dit in
de toekomst als standaardregel in het
fokreglement kunnen opnemen.

In twee nieuwe situaties kan een
dna-onderzoek worden uitgevoerd. Dit
betreft ten eerste het vastleggen van
een
d n a-profiel voor honden die
(inter)nationaal als fokdier worden
gebruikt. Ten tweede is het nu moge-
lijk om voor elk nest een
dna-onder-
zoek uit te voeren om de afstamming te
bevestigen. Nederlandse eigenaren van
fokdieren kunnen via de Raad van
Beheer een aanvraag indienen voor het
dna-profiel van hun rashond.

NKFD-award

Het Nederlands KankerFonds voor
Dieren
(nkfd) looft met ingang van
2009 een prijs uit voor de beste
onderzoeksstage op het gebied van
oncologie gezelschapsdieren, waar-
onder het paard en de ezel, geschreven
door een student van de faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht. Het
onderzoek moet hebben plaats-
gevonden in de periode september
2007 tot oktober 2008. Onderzoeken
die het gebruik van proefdieren
beschrijven, komen niet in aanmer-
king voor de
nkfd-award.

De nkfd-award wordt eenmaal per
jaar uitgereikt en bestaat uit deelname
van de winnaar aan het jaarlijkse
congres en de precongresdag van de
European Society of Veterinary
Oncology
(esvonc), inclusief reis-, en
verblijfskosten en zakgeld. In 2009
vindt dit congres plaats van 26 tot
29 maart in Boedapest.

Studenten die denken voor deze
prijs in aanmerking te komen, dienen
een titel met korte samenvatting van
het onderzoek en het resultaat in te
zenden naar de secretaris van de
Wetenschappelijke Advies Commissie
(wAc) van het nkfd, dr E. Teske,
departement Gezelschapsdieren,
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht:
E.Teske@uu.nl. De
wac zal drie
inzenders selecteren, die uiterlijk op
r november 2008 hun volledige
verslag moeten opsturen naar de
secretaris van de
wac. De volledige
verslagen dienen uiterlijk op
15 november 2008 door de secretaris
van de
wac te zijn ontvangen. De prijs
zal in januari 2009 worden uitgereikt.

Werkgroep klonen

Vanwege de voortgaande ontwikke-
lingen op het gebied van het klonen
van dieren organiseert de
fve een
werkgroep om een ontwerpstandpunt
op te stellen met betrekking tot deze
technieken en hun mogelijke directe
en indirecte consequenties voor
diergezondheid, dierenwelzijn en
volksgezondheid. Hiemke Knijn zal in
deze werkgroep deelnemen namens
de
knmvd. Volgens plan zal de
werkgroep in totaal uit zes mensen
bestaan. Het standpunt zou gepresen-
teerd moeten worden op de bijeen-
komst in Stokholm in mei 2009.

Zoekfunctie uitgebreid

De website van de knmvd heeft
uitgebreidere zoekmogelijkheden
gekregen. Niet alleen www.knmvd.nl,
maar ook de onderliggende subsites
van de (vak)groepen kunt u hiermee
doorzoeken. Als u als lid bent \'in-
gelogd\', ziet u ook de items die op het
besloten deel van de sites staan. U
vindt de zoekfunctie aan de linker-
zijde op de homepage.

-ocr page 264-

De rug van het paard: brug tussen
de ledematen, maar functioneel
onvoldoende begrepen

Constama B. Gómez Alvarezdvm phd

Samenvatting proefschrift

Het paard mag zich heden ten dage in een belang-
stelling verheugen die in de afgelopen decennia haar
weerga niet kent. Maneges schieten als paddenstoelen
uit de grond, het aantal beoefenaren van de paarden-
sport in Nederland is nog nooit zo groot geweest als nu
en de gemeentelijke en provinciale planologen spreken
al hun zorg uit over de \'hippiatrisering\' van het platte-
land.

Deze grote populariteit van het paard heeft te maken met
verschillende factoren, waaronder de toegenomen
welvaart en de voorbeeldfunctie van de feitelijk buiten-
proportionele successen in een aantal disciplines van
Nederlandse topruiters en amazones op wereldniveau,
maar vindt toch vooral haar basis in de eeuwenoude
aantrekkingskracht van het paard en dan met name van
de atletische capaciteiten van dat paard op de mens.

Het gebruik van het paard als atleet leidt net als in de
humane atletiek regelmatig tot blessureleed. Net als bij de
mens het geval is, laat ook bij het paard het spier-skelet-
stelsel het meest frequent problemen zien. Deze proble-
men uiten zich vaak in min of meer duidelijke kreupelhe-
den, maar in een niet onaanzienlijk deel van de gevallen
zijn de problemen minder makkelijk te lokaliseren en
wordt nogal eens \'de rug\' als schuldige aangewezen. De
rug is immers ook bij de mens een lichaamsdeel dat vaak
is aangedaan. Nu is de diagnostiek van rugklachten bij de
mens al bijzonder moeilijk, het is nog minder makkelijk
bij een paard, dat niet spreekt, en waarbij de rug ook nog
eens een zeer massieve structuur is die moeilijk te onder-
zoeken is met conventionele klinische en beeldvormende
methoden. Zowel de diagnostiek als de evaluatie en
\'monitoring\' van ingezette therapieën bij vermeend
ruglijden bij paarden is uitermate moeilijk en vaak
bijzonder subjectief. Dit maakt rugpatiënten dan ook tot
ideale patiënten voor het in de paardenwereld ruim
vertegenwoordigde leger van \'therapeuten\', die ruggen
behandelen met een groot aantal therapieën gebaseerd op
sterk wisselende mengsels van kennis, kunde, inzicht,
magie en regelrechte flessentrekkerij. Dit is mogelijk
omdat een goed, diepgaand inzicht in de functionele
relatie tussen ledematen en rug bij het paard en de
onderlinge interacties van die lichaamsonderdelen
ontbreekt.

locomotiepatronen

De opkomst van de moderne bewegingsanalyse bij het
paard sinds het begin van de jaren \'70, die op gang werd
gebracht door de toenemende populariteit van het paard
en mogelijk werd gemaakt door de razendsnelle ontwik-
kelingen in computer- en informatietechnologie, heeft
geleid tot grote doorbraken in de inzichten in de mecha-
nismen die ten grondslag liggen aan de locomotiepatro-
nen van het paard, zowel in fysiologische zin (verschil-
lende gangen) als in meer pathologische gevallen
(kreupelheden en compensatiemechanismen). In eerste
instantie heeft het onderzoek zich vooral gericht op de
ledematen, maar vanaf het einde van de vorige eeuw werd
ook de minder grijpbare rug doelwit van de onderzoekers.
Belangrijk voor deze ontwikkeling was het onderzoek dat
Marjan Faber rond de eeuwwisseling heeft uitgevoerd in
Utrecht, waarin zij de basale rugbewegingen tijdens stap,
draf en galop heeft beschreven in termen van rotaties van
de individuele vertebrae (rotatie in het sagittale vlak
leidend tot lateroflexie, rotatie in het horizontale vlak
leidend tot flexie/extensie en rotatie langs de as door de
wervelkolom leidend tot axiale rotatie, zie figuur i). Op
basis van dat onderzoek is in samenwerking met de
onderzoeksgroep van Uppsala en de producent van het
kinematische analysesysteem ProReflex® een niet invasief

Figuur 2. Paard tijdens de opname van ledematen, rug- en halsbewegingen.

5 Cfl

Figuur i. De drie basale rotaties die resulteren in flexie/extensie (A), later-
oflexie (B) en axiale rotatie (C) van de rug.

-ocr page 265-

-

/

Figuur 3. Gestileerd paard gemaakt op basis van kinematische metingen
met
qtmtm Qualisys-software.

meetprotocol opgesteld waarmee men de rugbewegingen
kon vastleggen als \'range of movement\'
(rom) en \'angular
motion patterns\'
(amp). De rom geeft de bewegingsuitslag
weer in het verticale of horizontale vlak, of de \'range\' van
de axiale rotatie, de
amp geven de hoeken weer tussen
opeenvolgende wervelsegmenten langs de wervelkolom.
Met dit protocol hebben beide onderzoeksgroepen in
Uppsala en Utrecht verder gewerkt aan een aantal funda-
mentele en meer toegepaste studies (figuren 2 en 3).

biomechanisch functioneren

Het doel van het inmiddels met een proefschrift afgesloten
onderzoek van ondergetekende was de kennis te vergroten
van de interactie tussen de bewegingen van rug en ledema-
ten bij het paard onder verschillende omstandigheden. Dat
heeft in eerste instantie geleid tot een uitgebreide litera-
tuurstudie waarbij de verschillende concepten van het
biomechanisch functioneren van de rug van het zich op
vier benen voortbewegende dier uitgebreid onder de loep
werden genomen. In het eerste hoofdstuk van het proef-
schrift worden deze concepten uitgebreid behandeld. Ze
variëren van het concept van het \'op pilaren rustende
gewelfde dak\' van de beroemde Romeinse medicus
Galenus (130 tot 201 na Christus) via het lange tijd
aangehangen \'brugconcept\' uit de negentiende eeuw tot
het huidige \'boog-pees\'- of\'bow-and-string\'-model, dat met
name is uitgewerkt door de indertijd bij de Veterinaire
Anatomie werkzame zoöloog Slijper.

hoofd en halsposities

De eerste experimentele studie betrof een onderzoek naar
de invloed van de houding van hoofd en hals op de
rugmobiliteit. In de dressuurwereld is dit al jaren een \'hot\'
item. Veel topruiters en -amazones, zoals Olympisch
kampioene Anky van Grunsven en haar trainer Sjef
Janssen, gebruiken tijdens de training de zogenaamde
\'laag, diep en rond\'
(ldr)-methode, ook wel \'Rollkur\' of
\'hyperflexion\' genoemd. Anderen verketteren deze
methode als onethisch en paardonvriendelijk. In het door
mij beschreven onderzoek werden zes verschillende
hoofd/halsposities bestudeerd. De resultaten laten zien dat
de hoofd/halspositie slechts het buigen en het strekken
van de wervelkolom in het sagittale vlak beïnvloedt, wat
overeenstemt met het eerdere genoemde \'bow-and-string\'-
principe. Als hoofd en hals in een lagere positie worden

gehouden, wordt de rug meer gebogen en vertoont deze
een toegenomen bewegingsuitslag. Door hoofd en hals in
een hogere positie te houden, wordt de rug in een meer
gestrekte positie gehouden en wordt de bewegingsvrijheid
verminderd. Bij een extreem hoge hoofd/halspositie wordt
de beweging van de wervelkolom minder symmetrisch en
vermindert de bewegingsuitslag van de achterbenen.
Daarom kon worden geconcludeerd dat veranderingen in
de hoofd/halspositie direct leiden tot veranderingen in de
kinematica van de rug. Een lage positie laat de beweging
van de wervelkolom toenemen en een extreem hoge
houding laat deze afnemen. Er is dus wat te zeggen voor
het nut van een lage positie voor het optimaal gymnastise-
ren van het paard. Zo gaf deze studie dus kwantitatieve
resultaten op het gebied van het effect van hoofd/halshou-
dingen op de bewegingen van de rug in het thoracolum-
bale gebied. De studie, die werd uitgevoerd in samenwer-
king met onderzoekers uit Zweden, Zwitserland en
Duitsland, heeft een belangrijke rol gespeeld bij het in
januari 2006 door de Fédération Equestre Internationale
(fei) in Lausanne georganiseerde symposium over de
toelaatbaarheid van de
\'ldr\'-methode.

rugpijn

Hoewel rugpijn en kreupelheid met elkaar samenhangen,
is de hoofdoorzaak van een disfunctionerende rug in een
klinische setting meestal te vinden in de benen. Experi-
menteel onderzoek naar deze relatie was nog niet gedaan
en een gedetailleerde beschrijving van de interactie van
rugpijn en kreupelheid was tot nu toe nog niet te vinden.
In het proefschrift wordt in twee studies de relatie tussen
kreupelheid en beweging van de wervelkolom onderzocht
door een reversibele kreupelheid op te wekken. Daarbij
konden we aantonen dat zelfs een zeer subtiele kreupel-
heid van het voor- of achterbeen al resulteerde in systema-
tische veranderingen in de beweging van het thoracolum-
bale deel van de rug en het bekken. Bij een kreupelheid
voor nam de bewegingsuitslag van de wervelkolom toe en
bleek het bewegingspatroon thoracolumbaal in het
sagittale en horizontale vlak veranderd. Een kreupelheid
achter resulteerde in het meer strekken van de rug en in
een toename van de bewegingsuitslag van het thoracale
gedeelte van de rug, maar een afgenomen bewegingsuit-
slag van het lumbosacrale segment. Al deze veranderingen
komen waarschijnlijk voort uit een poging van het paard
het aangedane been te ontlasten. Hoewel het in beide
studies gaat om acute effecten, concludeerden we dat een
chronische subtiele kreupelheid heel wel een meer
permanent disfunctioneren van de rug kan induceren.

De twee bovengenoemde studies werden verricht in
nauwe samenwerking met de onderzoeksgroep in Uppsala,
evenals een andere tot op zekere hoogte vergelijkbare
studie. In deze studie werd niet gekeken naar het effect van
een geïnduceerde tijdelijke kreupelheid op de rugbewe-
gingen, maar werd het effect van geïnduceerde rugpijn op
de bewegingen van zowel de ledematen als de rug bestu-
deerd. De resultaten laten zien dat rugpijn zowel de

-ocr page 266-

kinematica van de rug als die van de benen beïnvloedt. De
bewegingsuitslag van de wervelkolom is toegenomen,
terwijl de positie van de rug meer gestrekt werd en een
toegenomen laterale buiging liet zien. Tegelijkertijd was het
effect van pijn in de rug op de benen minimaal. Dit bestond
slechts uit een afgenomen buiging van enkele gewrichten.
Als zodanig kan worden geconcludeerd dat primaire
rugpijn resulteert in geringe secundaire veranderingen in
de beweging van de benen. De klinisch zeer relevante
conclusie die uit het hele ensemble aan studies kan worden
getrokken, is dat een geringe kreupelheid al een heel
duidelijk effect heeft op de rugbewegingen, terwijl zelfs een
redelijk fors ruglijden niet leidt tot uitgebreide wijzigingen
in het bewegingspatroon van de ledematen. Met andere
woorden: controleer eerst nauwkeurig alle ledematen
voordat je je vol overgave op de rug zelf stort.

bewegingsuitslag van de wervelkolom, een afgenomen
helling van het bekken en een toegenomen symmetrische
beweging van het bekken. Chiropractie bleek dus wel
degelijk invloed te hebben op rugbewegingen. Grotere
studies zijn nodig om een goed oordeel te kunnen geven
over de klinische relevantie van de behandeling.

samenhang

Samenvattend kan worden gesteld dat de resultaten van
dit proefschrift de nauwe samenhang laten zien tussen de
bewegingen van het appendiculaire (ledematen) en axiale
skelet (wervelkolom). Beide onderdelen van het skelet zijn
zowel anatomisch als functioneel nauw met elkaar
verbonden, al is de mate van onderlinge beïnvloeding niet
altijd dezelfde. Het proefschrift heeft verschillende
aspecten van deze onderlinge samenhang in een nieuw
hebt gezet en vormt zo de basis voor verder onderzoek in
dit fascinerende en voor de functionaliteit van het paard
(en dus voor de dierenarts) belangrijke gebied.

literatuurverwijzingen

1. Bobbert MF, Gómez Alvarez CB, Van Weeren PR, Roepstorff L and
Weishaupt MA. Validation of vertical ground reaction forces on
individual limbs calculated from kinematics of horse locomotion.
J Exp Biol 2007; 210:1885-1896.

2. Gómez Alvarez CB, Rhodin M, Bobbert MF, Weishaupt MA, Johnston C
and van Weeren PR. The effect of different head and neck positions on
the thoracolumbar kinematics in the unridden horse. Equine vet J
Suppl. 2006; 36:445-451.

3. Gómez Alvarez CB, Wennerstrand J, Bobbert MF, Lalmers L, Johnston
C, Back W and van Weeren PR. The effect of induced forelimb
lameness on thoracolumbar kinematics during treadmill locomotion.
Equine vet J 2007; 39:197-201.

4. Gómez Alvarez CB, Bobbert MF, Lamers L, Johnston C, Back W and van
Weeren PR. (2008) The effect of induced hindlimb lameness on
thoracolumbar kinematics during treadmill locomotion. Equine vet J
2008; 40:147-152.

5. Gómez Alvarez CB, lAmi JJ, Moffatt D, Back W and van Weeren, PR.
(2008) Effect of chiropractic manipulations on the kinematics of back
and limbs in horses with clinically diagnosed back problems. Equine
vet J 2008; 40:153-159.

manipulatie

Als afsluiting van het onderzoeksprogramma werd het
effect van chiropractie op paarden met rugpijn bestudeerd.
Chiropractie wordt in de praktijk veel toegepast bij
paarden (en mensen) (figuur 4), maar in tegenstelling tot
bij de mens is er bij het paard nog maar weinig weten-
schappelijk onderzoek verricht naar de effecten van deze
therapievorm. Na chiropractische manipulatie zagen we
significante veranderingen in de bewegingen van de
thoracolumbale wervelkolom en het bekken. De verande-
ringen in de bewegingen van het been waren echter
minimaal. De belangrijkste, statistisch significante,
effecten van een chiropractische manipulatie waren een
minder gestrekte rug in het thoracale gebied, een grotere

-ocr page 267-

®

^FLEXICÄM

Bewezen flexibiliteit voor uw patiënten

blijvende

i -

ÈÈ

Flexicam®, de gunstig geprijsde
i^eloxicam variant met een
aangename honingsmaak.

Product: Flexicam\'- 1,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor honden. Werkzaam bestanddeel: 1,5 mg
meloxicam per ml zoete, homogene suspensie.
Doeldier: hond. Indicaties voor gebruik: Ter verlichting
van ontsteking en pi)n In zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat.
Dosering: De
aanvangsbehandeling is een éénmalige dosis van 0,2 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht op de eerste dag. De
dagelijkse behandeling dient, met een interval van 24 uur, te worden voortgezet met een orale onderhoudsdosis van
0,1 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht, éénmaal per dag.
Contra-indicaties; niet gebruiken bij drachtige of
melkgevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen, verminderde lever-,
hart- of nierfunctie en stollingsstoornissen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het product is
gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan 6 weken.
Bijwerkingen: typische bijwerkingen van NSAID\'s zoats
vermindering van de eetlust, braken, diarree, occult faecaal bloed en apathie werden af en toe gemeld.
Speciale
voorzorgsmaatregelen bij gebruik:
de behandeling dient gestaakt te worden als er bijwerkingen voorkomen en een
dierenarts dient te worden geraadpleegd. Buiten het bereik van kinderen bewaren.
Kanalisatiestatus: Uitsluitend
op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar diergeneesmiddel
(POM). Registratie nummers: EU/2/06/058/001
- 10 ml, EU/2/06/058/002 - 32 ml, Eü/2/06/058/003 - 100 ml. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar bij
VetXX B.V., Smederij straat 2, 4814 DB Breda. Telefoon: 076 - 531 79 77.

L

-ocr page 268-

a^chance

Give

m Virbagen Omega, een doorbraak in
de diergeneeskunde:

het feline interferon Omega vult lacunes in
het bestaande therapeutische arsenaal.

» Virbagen Omega is een injecteerbaar

interferon van feline oorsprong, geproduceerd
via recombinant gentechnologie.

m Brede vooruitzichten voor toepassing
in de antivirale therapie:

de klinische effectiviteit is overtuigend
aangetoond bij de geregistreerde indicaties
canine parvovirose, FeLV en FIV

m Virbagen Omega is voornamelijk v\\/erkzaam
op het immuunsysteem en heeft antivirale
en immuunstimulerende eigenschappen.

m Nieuwe therapeutische benaderingen:

Vrgäg het interferoninformatiepakket aan met^
behandelprotocollen. - ^ ^ .. >

VirbagerfOmega.

HET VETERINAIR INTERFERON

www.virbagenomega.comwww.vetcontact.com/interferon

www.vlrbac.nl

Virbagen® Omega IO MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doeldier: hond en
kat. Kanalisatie: U.D.D. Virbac Nederland B V. Postbus 313. 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164.
E-mail: info@virbac.nl.

-ocr page 269-

Cuin a theid
agam air
siubhal?

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Dat is Keltisch voor: "Wanneer
ben ik in staat om te reizen?" Ierse
wolfshonden konden in een ver
verleden lange afstanden afleggen,
al schijnen de eigenaren tegenwoor-
dig blij te zijn als hun hond zonder
kleerscheuren de zeven jaar haalt.
Als de gezondheidsellende dan
begint, is het aan de dierenarts om te
doen wat hij kan. Ook als hij in
loondienst is en klem zit.

drankprobleem

Bij een beetje Ier hoort een pint, maar
niet als die Ier op vier poten loopt.
Deze Ier drinkt veel te veel en braakt
dat ook allemaal weer uit. Eten en
wandelen zijn bij het dier al helemaal
niet populair. De eigenaar gaat naar
haar kleine dierenartsenpraktijk, waar
dierenarts A een beginnende maagtor-
sie vermoedt. Na twee dagen medica-
tie opereert hij de hond alsnog en
haalt een lus van bindweefsel weg, die
de darmen beknelt. Toch knapt de
hond niet op: weer twee dagen later op
zaterdag vervoegt de eigenaar zich bij
praktijkgenoot B met een Ier die gele
slijmvliezen heeft en niets meer eet of
drinkt. Bij het bloedonderzoek vindt B
goede leverwaarden, maar te weinig
rode en witte bloedlichaampjes en de
buikpunctie levert alleen maar bloed
op. Dat is geen goed teken; de hond
moet meteen onder het mes. Een
bloederige milt wordt verwijderd en
de hond krijgt een transfusie om nog
te redden wat er te redden valt.

zorg op zaterdag

Nu is een spoedoperatie op zaterdag
nog te overzien, maar de dierenarts ziet
in deze kleine praktijk echt geen kans
de hond voortdurend in de gaten te
houden. Hijzelf is bij de praktijk in
loondienst en zijn baas heeft geweigerd
een weekendopvang in te richten. De
dichtstbijzijnde gelegenheid is Utrecht,
twee uur rijden. Niet bevorderlijk,
volgens de dierenarts, dus zodra de Ier
haar ogen opentrekt, kan ze maar beter
met de eigenaar mee naar huis.
Uiteindelijk heeft ze toch rust nodig en
waar kan dat beter dan thuis? Volgens
de eigenaar kan ze de hond nog niet
meenemen omdat die nog niet bij
bewustzijn is, maar volgens de
dierenarts is de hond er gewoon zo
slecht aan toe dat ze niet kan lopen. Ze
krijgt nog een extra vochtinfuusje om
de nacht door te komen en dan wordt
het Ierse gevaarte de auto in gehesen.
Ze zal haar voordeur niet terugzien,
want ze overlijdt nog in de auto.

loonslaaf?
Het Tuchtcollege vindt niet dat de
dierenarts zich kan vrijpleiten onder
het mom van loondienst. De dierenarts
die een operatie uitvoert, is ook
verantwoordelijk voor de nazorg. Of
die dierenarts nu verantwoordelijk is
voor de gang van zaken in de kliniek of
niet, dat maakt niet uit. De behande-
lend dierenarts heeft een eigen
verantwoordelijkheid en kan zich niet
verschuilen achter de eigenaar van de
kliniek. Als je geen nazorg kunt geven,
moet je je afvragen of je de operatie wel
moet uitvoeren. Dat hoort bij de
afwegingen die een dierenarts moet
maken. En nee, een vochtinfuus telt
niet als \'voldoende nazorg\', het gaat om
het verloop van de \'recovery\'. Uit de
feiten blijkt dat de hond zodanig was
verzwakt dat het niet verantwoord was
haar naar huis te sturen. De dierenarts
krijgt een waarschuwing. Niet alleen is
hij het daar niet mee eens, hij gaat
ertegen in beroep bij het Beroeps-
college. Hij heeft echt zijn uiterste best
gedaan voor deze hond, die toch al aan
het eind van haar Ierse Latijn was. De
hond was apathisch, maar wel bij
bewustzijn en de fout ligt ook bij de
eigenaar, die had kunnen kiezen voor
euthanasie in plaats van een belasten-
de operatie. De euthanasiediscussie
wordt een welles-nietes-verhaal tussen
eigenaar en dierenarts, waar het
Beroepscollege weinig mee kan. Waar
het Beroepscollege echter zeer streng

over is, is het opereren zonder nazorg
te kunnen bieden.

Letterlijk zegt het Beroepscollege:
"Het Veterinair Beroepscollege is van
oordeel dat ingeval een dierenarts
besluit tot het verrichten van een
operatie, hij naast zijn verantwoorde-
lijkheid voor de operatieve ingreep
tevens gehouden is naar vermogen te
voorzien in de vereiste postoperatieve
zorg. Deze plicht geldt evenzeer,
indien in verband met de gezond-
heidstoestand van het dier onverwijld
operatief ingrijpen noodzakelijk is, en
de mogelijkheid ontbreekt het dier
voor behandeling door te sturen naar
een dierenarts(enpraktijk) die beter is
geëquipeerd voor verpleging in het
kader van postoperatieve zorg."

patstelling

Werken in een praktijk waar niet in
opvang is voorzien, en bang zijn
gedurende je weekenddienst te worden
weggeroepen, zijn geen excuus. Het
Beroepscollege vindt de handelwijze
van een dierenarts bij een hond die
toch al in zeer slechte conditie was,
veterinair niet te verantwoorden en
geeft de dierenarts in plaats van een
waarschuwing een berisping. Het blijft
papierwerk, maar toch.

Wat je dan wel moet doen als je in
loondienst bent, geen mogelijkheid
hebt tot postoperatieve zorg en wel
met een spoedeisende situatie wordt
geconfronteerd, dat wordt er niet bij
vermeld. Bij een (d)ier op sterven na
dood is dat misschien een niet al te
lastige vraag, maar bij een dier dat een
goede kans heeft het probleem te
overleven? Weet iemand het Keltische
woord voor \'patstelling\'?

-ocr page 270-

Weg vrij voor verdoofd
castreren van beerbiggen
met CO /O -gasmengsel

Hugo de Groot

In het streven van de knmvd naar
de afschaffing van castratie van
beerbiggen is de tussenstap moge-
lijk van verdoofd castreren met een
COyO^-gasmengsel. Op
29 augustus
heeft mw. G. Verburg, minister van
Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit de \'tijdelijke vrijstellings-
regeling gasverdoving biggen
2008\'
(i) bekendgemaakt. Deze regeling
staat toe dat de varkenshouder
onder voorwaarden zelf het
CO^/O^-gasmengsel, dat als dier-
geneesmiddel is geregistreerd,
aan biggen toedient.

Deze tijdelijke regeling vervalt per
r januari 2015 omdat
lto Nederland,
de Nederlandse Vakbond Varkens-
houders, de Centrale Organisatie voor
de Vleessector en het Centrale Bureau
Levensmiddelenhandel ernaar streven
op die datum op een verantwoorde
wijze te stoppen met het castreren van
beerbiggen. Dit hebben deze partijen
aangegeven in de zogenaamde
Verklaring van Noordwijk, die op
29 november 2007 is ondertekend.
Met deze vrijstelling is de onderzoeks-
periode naar de meest effectieve
verdoving voorafgaand aan castratie
van beerbiggen afgesloten en is het
toepassen van het CO/O^-gasmengsel
door de varkenshouder toegestaan.

inzet van de knmvd

De Europese minimumnormen ter
bescherming van varkens zijn
vastgelegd in Richtlijn 2001/93
/eg.
Deze richtlijn staat toe dat varkens-
houders in Europa beerbiggen tot een
leeftijd van zeven dagen onverdoofd
mogen castreren. In december 2006,
toen het debat over het onverdoofd
castreren in volle hevigheid werd
gevoerd, heeft de
knmvd nog eens
lingsregeling zijn voorwaarden
opgenomen voor de gasverdovingsap-
paratuur, de opleiding van de varkens-
houder en het melden van bijwerkin-
gen door de varkenshouder. Verder is
gepleit om bij de opleiding van de
varkenshouder tevens aandacht te
besteden aan de wijze van castreren.
De eerder genoemde
eu-richtlijn staat
immers niet toe dat bij castratie
weefsels worden gescheurd, ook niet
als de beerbiggen verdoofd worden
gecastreerd.

duidelijk van zich laten horen: "Stop
met het castreren van biggen." In het
persbericht werd dr. C.R Veerman, de
toenmalige minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
(lnv)
opgeroepen in Europa het verbod op
het castreren te bepleiten en het
Nederlandse ingrepenbesluit te
wijzigen (2). Het standpunt van de
knmvd is helder: "Castratie van
biggen, in welke vorm dan ook, tast
het welzijn en de integriteit van het
dier aan" (3). Omdat verdoving leidt
tot een welzijnsverbetering heeft de
knmvd haar medewerking verleend
aan de commissie die de onderzoeken
heeft begeleid. De inzet hierbij was te
komen tot de meest effectieve
verdovingstechniek voor de big, met
een breed draagvlak. In de vrijstel-

literatuur

1. Regeling van 29 augustus 2008, trc-
jz/2008/2 311 houdende de vrijsteUing van
een diergeneesmiddel ter algehele verdoving
van biggen in verband met castratie
(Tijdelijke vrijstellingsregeling gasverdoving
biggen 2008), www.minlnvnl.

2. S.J. de Groot, Onderzoek naar verdoofd
castreren van biggen van start, Tijdschr
Diergeneeskd 2007; 132:446-447.

3. KNMVD standpunt. Castratie van varkens,
januari 2007 www.knmvd.nl.

Drs. S.J. de Groot is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken van de

knmvd.

J

-ocr page 271-

Gebruik van CO -anesthesie in de praktijk

Marion Kluivers-Poodt

In dit artikel wordt een toelichting
gegeven op de gasverdovings-
methode die in Nederland door
varkenshouders gebruikt gaat
worden om biggen verdoofd te castre-
ren. We belichten het onderzoek
waaruit deze methode is ontstaan,
maar ook de praktische aspecten die
voor varkenshouders en de begelei-
dend dierenarts van belang zijn.

In 2007 heeft de Animal Sciences
Group in opdracht van het ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit een onderzoek uitgevoerd
naar de effecten van verdoving tijdens
castratie van jonge biggen (i). De
focus in dit onderzoek lag op het
gebruik van lokale verdoving met
lidocaïne en het gebruik van een
nsaid (meloxicam). Uit het onderzoek
bleek dat met gebruik van lokale
verdoving een minder grote pijnreac-
tie optrad, maar dat er tijdens castratie
geen volledige vrijwaring van pijn
werd bereikt. Na castratie trad er bij
gebruik van uitsluitend lidocaïne juist
meer pijngerelateerd gedrag op.
Gebruik van een
nsaid gaf een
vermindering van de napijn, maar had
een zeer beperkt effect tijdens de
castratie zelf.

onderzoek

Tijdens hetzelfde project werd een
verkennend onderzoek gedaan naar de
mogelijkheden van CO^-gasverdoving
bij biggen. Bekend is dat COz-verdo-
ving een snelle inductie geeft, een
goede pijnstilling bij een kortdurende
ingreep en een snelle \'recovery\' (2). In
het project werd gekeken naar de
CO^-concentratie die nodig is om een
goede en snelle verdoving te geven, en
naar de reactie op castratie. Er werd
ook een kleinschalig veiligheidsexpe-
riment uitgevoerd om te bepalen hoe
groot de marges zijn bij het verdoven
met CO^. Verdoving met een mengsel
van 70 procent CO^ en 30 procent
zuurstof bleek de beste verdoving te
geven. De biggen raakten hiermee snel
onder verdoving, zonder duidelijk
waarneembaar aversief gedrag. Met dit
gasmengsel werd vervolgens een
experiment uitgevoerd om te bepalen
of de anesthesie die ermee geïndu-
ceerd wordt, van voldoende kwaliteit
is om een castratie pijnloos te laten
verlopen. Om dit te kunnen bepalen,
werden van de biggen
eeg- en ecg-
registraties gemaakt en werden
bloedmonsters genomen om bloedgas-
sen, glucose en lactaat te bepalen. De
uitkomst van het onderzoek was dat
tijdens de anesthesie sprake was van
een volledig bewustzijnsverlies en
volledige pijnstilling tijdens de
castratie. Bewusteloosheid trad in na
gemiddeld 33 seconden, met een
zekere spreiding. Om anesthesie van
(vrijwel) alle biggen te garanderen is
een inductietijd van 45 seconden
voldoende. \'Recovery\' trad snel op,
doordat het uitwassen van CO^ direct
begint als de biggen weer in verse
lucht komen. Ongeveer een minuut
na de gasblootstelling konden veel
biggen al weer zelfstandig staan. In
praktisch opzicht is dit een groot
voordeel, omdat het inhoudt dat de
biggen vrijwel direct na castratie terug
kunnen naar de zeug.

toepasbaarheid

Om de praktische toepasbaarheid van
de gasverdoving nauwkeuriger vast te
stellen, is dit jaar in opdracht van het
ministerie van
lnv en het Product-
schap Vee en Vlees een onderzoek
uitgevoerd. Hierin werden biggen
gedurende maximaal twee minuten
aan het gas blootgesteld. Een klein-
schalig verkennend onderzoek vorig
jaar liet zien dat bij een blootstelling
van ongeveer tweeëneenhalve minuut
sterfte optrad onder de biggen. Bij een
blootstellingsduur van twee minuten
veroorzaakte het gasmengsel echter
geen sterfte. Hoewel veilige toepassing
mogelijk lijkt, zijn de marges dus
nauw en is een zorgvuldig gebruik
vereist.

gasverdoving in de praktijk

Voor de toepassing van gasverdoving
van biggen tijdens castratie zijn tot nu
toe door twee Nederlandse bedrijven
apparaten ontwikkeld. De apparaten
zijn ontwikkeld aan de hand van de
technische en veiligheidseisen die uit
het hierboven beschreven onderzoek
naar voren zijn gekomen, en aan de
hand van de praktische eisen die
vanuit de sector zijn aangereikt.
Aanvullend is natuurlijk rekening
gehouden met de arbo-eisen vanuit
wet- en regelgeving.

Bij beide apparaten worden de
biggen in een houder geplaatst waarna
door middel van een schakelaar de
gastoediening wordt geactiveerd. Het
gas bevindt zich in een cilinder op het
apparaat en is voorgemengd in de
verhouding 70/30. Dit mengsel zorgt
ervoor dat altijd met de juiste verhou-
ding wordt gewerkt en dat er geen
flessen met zuivere zuurstof nodig
zijn. De tijd die nodig is om anesthesie
te induceren, is 45 seconden. Als de
biggen het gas blijven inademen, kan
men direct aansluitend aan die
45 seconden beginnen met castreren.
Als de biggen voor de castratie uit het
gas worden gehaald, moet voor een
voldoende anesthesiediepte en -lengte
nog aanvullend 30 seconden gas
toegediend worden. In het laatste
geval verblijft de big dus 75 seconden
in het gas, wordt er vervolgens
uitgehaald en gecastreerd. Essentieel
hierbij is dat de biggen direct aanslui-
tend gecastreerd worden; zodra er
verse lucht wordt ingeademd, begint
het uitwassen van CO^ en neemt de
anesthesiediepte af. Vanwege de
beperkte marge ten aanzien van de
blootstelhngtijd is in de apparaten een
beveiliging ingebouwd die ervoor
zorgt dat de biggen nooit langer dan
twee minuten het gasmengsel
inademen.

aandachtspunten

Om een veilig en goed gebruik te
garanderen, gelden er enkele aan-
dachtspunten bij het gebruik van de
CO^-gasanesthesie:

- Om een pijnloze castratie te
garanderen, moet niet eerder dan
45 seconden na de start van de
gastoediening worden begonnen

-ocr page 272-

met castreren. Klinisch kan met
onvoldoende zekerheid worden
vastgesteld of er al eerder een
voldoende diepe anesthesie bereikt
is.

- Als de dieren uit het gas gehaald
worden om gecastreerd te worden,
is een toedieningtijd van 75
seconden vereist. Castratie moet
aansluitend aan de gastoediening
worden uitgevoerd, omdat de
anesthesiediepte direct na het
inademen van verse lucht begint af
te nemen.

- Biggen mogen het gasmengsel
niet langer dan twee minuten
toegediend krijgen. Als de dieren
niet goed onder anesthesie raken,
kan niet zonder meer nogmaals op
de knop worden gedrukt om de
verdoving te verdiepen. De reactie
op die herhaalde toediening is
onvoorspelbaar.

- De verdovingsapparaten moeten
worden gebruikt in een goed
geventileerde ruimte. Bij gebruik in
een kraamafdeling met een
normaal ventilatieniveau bleef in
de experimenten het CO^-niveau
onder de wettelijk toegestane
norm.

- Voor de opslag en het gebruik van
de gasflessen gelden regels. Door de
gasleveranciers zal bij het gas een
\'Veiligheidsinformatieblad\' worden
aangeleverd.

Als aanvulling is er nog een kans en

een beperking aan te geven:

- De verdoving kan worden
gebruikt om aansluitend aan de
castratie ook andere handelingen
bij de biggen uit te voeren (staart-
couperen, blikken, ijzer spuiten).
Er is dan nog sprake van een
(gedeeltelijke) verdoving, wat deze

handelingen voor de big minder
pijnlijk zal maken.

- Gasverdoving heeft naar alle
waarschijnlijkheid geen pijnstil-
lende nawerking (3). Om deze pijn
(gedeeltelijk) weg te nemen is een
langwerkende pijnstiller nodig.

literatuur

1. Kluivers-Poodt et al., M. (2007). Verdoofd
castreren in de varkenshouderij. Lelystad,
Animal Sciences Group of Wageningen
ur
(www.asg.wurnl).

2. Kohier, I. (1998). Inhalation anaesthesia for
the castration of piglets: CO^ compared to
halothane. [. Vet. Med. A 45,625-633.

3. loigensen. A., et al. (2006). Effects of
castration under CO^ on the behaviour of
piglets in the initial 3 hours after castration

- a pilot study, i pvs, Copenhagen.

Drs. M. Kluivers-Poodt is werkzaam bij
de Animal Sciences Group van Wage-
ningen UR in Lelystad

Het veterinair verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de
ki. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen,
et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol
speelden in de diergeneeskunde en
de veefokkerij. De verhalen worden
hier verteld.

De stier Succes, die in het n rs het
nummer 24849 zou krijgen, was
gefokt door S.S. Kooistra te Follsgare
(Friesland). Hij ging gelijk met zijn
eigenaar, de \'stierenvereniging\' te
Wanneperveen, in r949 over naar
ki
Meppel en zou daar een soort boeg-
beeld worden. Zijn vermaardheid
dankte hij aan zijn dochters, die
uitmuntende \'boerenkoeien\' waren.
Doordat er een voorraad diepvries-
sperma (op droogijs) was aangelegd,
zijn er nog tot lang na zijn dood (op
veertienjarige leeftijd) koeien van
hem geïnsemineerd. Al met al kwam
het totale aantal \'eerste inseminaties\'
op het voor die tijd ongekende aantal
van 60.700. Een collectie van zijn
laatste dochters, onderhand bejaarde
dames, zou omstreeks 1980 op een
keuring de show stelen, mede doordat
ze werden voorgebracht door geleiders
die gemiddeld jonger in leeftijd waren,
namelijk ongeveer twaalf jaar. Zijn
standbeeld, vervaardigd door de
Leeuwarder beeldhouwer Gerhardus
Adema (dezelfde van \'Us Mem\') heeft
vele jaren het
ki-station in Meppel

Uitgelicht: de stier Succes

gesierd. Nadat dit gebouw, dat ook na
organisatorische veranderingen bij de
KI steeds eigendom is gebleven van de
CLM, in de jaren negentig een andere
bestemming had gekregen, is het
beeld doorcR Delta verplaatst naar
haar vestiging in Beilen. Het stand-
beeld is overgebracht naar de voortuin
van het Nationaal Veeteelt Museum.

Nationaal Veeteelt Museum
Dr. Moonsweg 5
5437 BG Beers
Telefoon: 0485-330241
www.veeteelt-ki-museum.nl

-ocr page 273-

Gesignaleerd

Anita Suijkerbuijk

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit drie bronnen: het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering (
lcr), Inf(a)ct en
het signaleringsoverleg. Het
lcr
brengt risico\'s voor reizigers in kaart
en adviseert hen over preventieve
maatregelen. Inf(a)ct is de elektro-
nische berichtenservice van de
Landelijke Coördinatie Infectie-
ziektebestrijding (
lci) van het
rivm-cib. In het signaleringsoverleg
wordt wekelijks op het
cib gespro-
ken over toename van bestaande of
opkomst van nieuwe infectie-
ziekten. Hieronder volgt een
overzicht van de signalen tot en met
4 september 2008.

patiënt met marburg

hemorragische koorts

In juli is een Nederlandse vrouw
overleden aan de gevolgen van een
infectie met het Marburgvirus. Ze heeft
de besmetting vermoedelijk opgelopen
in Oeganda tijdens een bezoek aan een
grot met een kolonie vleermuizen.
Ongeveer 130 contacten zijn gedurende
drie weken na het laatste contact met
de patiënte onder temperatuurmonito-
ring geplaatst. Geen van de contacten
ontwikkelde koorts of andere klachten
passend bij hemorragische koorts. Ook
in Oeganda zijn geen nieuwe patiënten
gemeld. De grot waar de patiënte de
infectie mogelijk heeft opgelopen, is
gesloten en er vindt onderzoek plaats
naar besmetting via fruitetende
vleermuizen
(Rousettus aegypticus) in de
grot.

rivm-cib

import van engelse kalveren

met boviene tuberculose

Eind juni werd bekend dat een
zending kalveren geïmporteerd uit
Engeland besmet was met boviene
tuberculose. Op het moment van
export waren deze bedrijven nog vrij
van tuberculose. Het ging om 79
kalveren die verdeeld waren over
29 bedrijven in Nederland. Een aantal
kalveren, afkomstig van vier bedrij-
ven, had bij onderzoek een positieve
Mantouxtest. Deze kalveren zijn
geëuthanaseerd en vertoonden bij
sectie ernstige tuberculoselaesies in de
longen. Onderzoek van het cvi in
Lelystad toonde aan dat de
pcr positief
was voor
Mycobacterium bovis. Het
M. bovis-type was identiek aan dat van
de runderen in Engeland. Verder
onderzoek wees uit dat er zes besmette
bedrijven waren met daarnaast twee
bedrijven waar bij tuberculinatie geen
positieve kalveren zijn gevonden,
maar waar kalveren waarbij elders
tuberculose is gevonden, wel enkele
maanden op stal hebben gestaan. Bij
vijf van de acht bedrijven hebben
ggd\'en volgens het ringprincipe
contactonderzoek opgestart onder
humane contacten, in eerste instantie
onder de personen die intensief
betrokken zijn bij de verzorging van
de dieren. Dit heeft tot nu toe geen
besmettingen opgeleverd.

kncv

nieuwe gevallen van

q-koorts

Op 2 2 juli organiseerden de Gezond-
heidsraad en het
rivm een conferentie
over Q-koorts in Nederland. Aan de
bijeenkomst namen experts deel uit
Canada, Frankrijk, Duitsland, Dene-
marken, Zweden en Nederland. Er is
gediscussieerd over het nut van
screening van zwangeren op Q-koorts
en mogelijke overdracht door bloed-
transfusie. De conclusie was dat op dit
moment de beschikbare laboratorium-
tests voor Q-koorts nog niet valide
genoeg zijn voor screening van grote
groepen. Bovendien is niet zeker wat de
effectiviteit en mogelijke nadelen zijn
van langdurige behandeling van
Q-koorts met antibiotica tijdens de
zwangerschap. Het
rivm gaat nader
onderzoek doen om meer inzicht te
krijgen in de risico\'s van Q-koorts
tijdens de zwangerschap. Op basis van
internationale gegevens lijkt bloed-
transfusie een verwaarloosbaar risico
te zijn voor de overdracht van
Q-koorts. De Stichting Sanquin
Bloedvoorziening ziet vooralsnog geen
reden om het beleid voor bloed-
donoren aan te passen. Er worden nog
steeds nieuwe gevallen van Q-koorts
gemeld. Het aantal gemelde patiënten
met een eerste ziektedag vanaf
I januari van dit jaar tot in de eerste
week van september bedraagt 880.

rivm-cib

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naarhelpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur-12.00 uur).

-ocr page 274-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

0 Blokkeert centrale en perifere stimuli
0 Eenmaal cJaagse toediening
9 Bewezen klinische veiligheid
^ Specifiek ontwikkeld voor honden
9 Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

/

y

NIEUW

EN
UNIEK

Pfizer Animal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.comwww.weknowyoucare.nl

© 2007 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel ® Merluiaam Pfizer Inc., N.Y, U.S.A,

Cerenia

mûpitantc\'Kfaat

DE NIEUWE KLASSE ANII-EMEtICA

; CERENIA* WERKZAME STOF: maropitanl • EU^a/O&^ZAXIl -005 FiEG NL 10425/10426 UDA • Oiergeneesmiddel, tabletten voor orale toediening (16.24.60 en 160 mg) en oplossing voor injectie (10 mg/mO • DOELDIER: horid • INDICATIES TABLETTEN: preventie van braken, Inclusief braken

[ veroorzaakt door chemotherapie, behandeling van braken in con4)lnatie met Cerenia* oplossing voor injectie en in combinatie met andere ondersteunende maatregelen alsmede pretentie van br^^veroorzaakt door reisziekte • INDICATIES OPLOSSING VOOR INJECTIE: preventie van braken

I met uitztxidering van braken veroorzaakt door reisz^e alsmede behandeling van braken, in combinatie met andere ondersteunende maatregelen • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING TABLETTEN: voor behandeling of preventie van braken eenmaal daags oraal toedien in een dosis van 2

\' mg/kg. Ter preventie van braken, veroorzaakt door reisziekte eenmaal daags oraal toedienen in een dosis van 8 mg/kg, gedurende maximaal 2 opeenvolgende dagen • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING INJECTIE: eenmaal daags subcutaan toedienen in een dosering van 1 mg/kg. Cerenia* kan

: gebruikt worden ter behandeling of preventie van braken als tabletten of als oplossing voor injectie, eenmaal daags tol 5 dagen lang • CONTRA-INDICATIES: geen • BIJZONDERE VOORZORGEN: txaken kan geassocieerd zijn met ernstige, de conditie sterk orKJermljnende aandoeningen waaronder

I gastro-intestinale obstructies en derhalve dient er een passende diagnostische beoordeling plaats te vinden. De veiligheid is niet beoadeeld bij honden (onger dan 16 weken en bij drachtige of lacterende teven. Voorzichtigheid betrachten bij pati^ten met leveraandoeningen en bi) dieren dte lijden aan

i erf gepredisponeerd z^ voor hartaandoeningen • BEWAREN: geen speciale voorzorgen. Buiten M bere^ en zicht van kinderen bewaren • BIJWERKINGEN: geen bekend • VERDERE INFORMATIE: zie bijskiiter, of neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat ahg^lizer.com)

-ocr page 275-

knmvd ziet uitspraak Veterinair
Tuchtcollege over internetapotheek
Medpets met vertrouwen tegemoet

[oost van Herten

In januari van dit jaar werd de
beroepsgroep geconfronteerd met
een nieuwe veterinaire internetapo-
theek. Via de website lVIedpets.nl
worden onder andere gekanaliseer-
de diergeneesmiddelen aangeboden
(uda). Voor het bestellen van deze
middelen is tussenkomst van een
dierenarts vereist. Bij Medpets lost
men dit op met een online vragen-
lijst die door de eigenaar moet
worden ingevuld. De dierenarts
beoordeelt de antwoorden en na
goedkeuring wordt de bestelling
verzonden.

Het stellen van een verantwoorde
diagnose op basis van een online
vragenlijst is wat de
knmvd betreft
onmogelijk. Het op basis daarvan
voorschrijven van
udA-diergenees-
middelen is naar onze mening dan
ook in strijd met de wet. Humaan is
dat niet anders. Artsen mogen geen
geneesmiddelen voorschrijven aan
personen die de arts nooit heeft
ontmoet, die hij niet kent of van wie
de medicatiehistorie niet beschikbaar
is (Artikel 67 Geneesmiddelenwet).

onderzoek

Na de publicatie van het knmvd
standpunt in januari 2008 heeft
Medpets haar website aangepast. Het
zou sindsdien alleen nog mogelijk zijn
uda-middelen te bestellen als de
eerste diagnose was gesteld door de
eigen dierenarts. Medpets gaat hier
echter voorbij aan de beperking die de
overheid heeft gesteld aan het
apotheekrecht van de dierenarts. Een
dierenarts mag net als de apotheek-
houdende huisarts alleen medicijnen
afleveren aan eigenaren van bij hem of
haar onder behandeling zijnde dieren.

Het is een dierenarts niet toegestaan
om op recept van een andere dieren-
arts door heel Nederland diergenees-
middelen af te leveren.

Op verzoek van de knmvd stelde de
AID een onderzoek in naar Medpets en
de daaraan verbonden dierenarts.
Tevens bereide de
knmvd juridische
stappen voor om Medpets via een kort
geding te dwingen de verkoop van
uda-middelen te stoppen.

Afgelopen zomer heeft de klacht-
ambtenaar van het ministerie van
lnv
op grond van het onderzoek door de
AID een klacht tegen de betreffende
dierenarts ingediend bij het Veterinair
Tuchtcollege
(vtc). Begin volgend jaar
zal het
vtc waarschijnlijk uitspraak
doen in deze zaak. De
knmvd hoopt
met deze uitspraak meer duidelijkheid
te verkrijgen over het fenomeen
internetapotheek en de rol van de
dierenarts daarin. Over internet-
apotheken is nog geen jurisprudentie
die de norm voor onze beroepsgroep
bepaalt.

duidelijk

In eerdere zaken over het afgeven van
uda-diergeneesmiddelen was het vtc
wel heel duidelijk. Zo oordeelde het
Veterinair Beroepscollege in 1999 als
volgt: "De tussenkomst van de
dierenarts houdt in dat hij, alvorens
uda-diergeneesmiddelen aan houders
van dieren af te leveren, zich ervan
moet vergewissen dat toediening van
die middelen in verband met de
toestand van de betrokken dieren
noodzakelijk is. Verstrekking van
uda-
diergeneesmiddelen dient derhalve te
geschieden in het kader van een
verantwoorde diergeneeskundige
behandeling, die in beginsel onder-
zoek, diagnose en verslaglegging
omvat" (vBC 99/11).

In de Memorie van toelichting van
de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde staat ook nog het
volgende: "Zo zal een dierenarts
slechts op verantwoorde wijze
diergeneesmiddelen kunnen voor-
schrijven na een door hem zelf
ingesteld diergeneeskundig onderzoek
bij de betrokken dieren en mag hij
niet uitsluitend afgaan op de mening
van de houder van dieren omtrent het
ziektebeeld"
(mvt Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde 1990,
tk
1982-1983 17646 nr. 3 pag. 2).

De dierenarts van Medpets onder-
zoekt geen enkel dier. Er wordt slechts
afgegaan op de door de eigenaar
ingevulde vragenlijst, soms aangevuld
met een telefoontje voor extra
informatie. De
knmvd is van mening
dat de dierenarts een belangrijke rol
heeft in het verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen. Dit houdt in dat
het voorschrijven en afleveren
zorgvuldig dient te gebeuren. Medpets
en de daaraan verbonden dierenarts
handelen naar onze mening in strijd
met dit uitgangspunt. Het is in het
belang van de beroepsgroep dat hier
een eind aan komt.

beraad

Het bestuur van de knmvd heeft op
basis van het juridisch advies van
kbs
advocaten op de vergadering van
3 september jongstleden besloten dat
een civiele procedure tegen Medpets
door de
knmvd op dit moment
onvoldoende toegevoegde waarde
heeft. De kans is groot dat een civiele
rechter wat betreft het veterinair
handelen van de dierenarts zal
verwijzen naar het
vtc. Het bestuur
wacht daarom de uitspraak van het
vtc af en beraadt zich daarna op
eventuele juridische vervolgstappen.

Joost van Herten is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken van de

knmvd.

-ocr page 276-

\'Celebrate
our diversity\'

Hugo de Groot

Het thema \'Celebrate our diversity\'
bracht de laatste week van juli
dierenartsen uit alle werelddelen
bijeen tijdens het 29ste World
Veterinary Congress 2008 in
Vancouver. Het thema was gericht
op de kracht van de beroepsgroep:
de grote variëteit in de veterinaire
disciplines en de betekenis daarvan
voor dier, mens en milieu.

Het thema was een mooie opvolger
van dat van het World Veterinary
Congress 2005: \'One Profession - One
Vision\'. De kracht van de veterinaire
beroepsgroep ligt namelijk in de
combinatie van beide thema\'s:
veterinairen in vele disciplines, ieder
met een eigen deskundigheid, kunnen
gezamenlijk verandering realiseren
voor dier én mens. De strategie
daarvoor is het \'One World - One
Medicine - One Health\' concept van
de World Veterinary Association
(wva).

tjeerd jorna wva-president

2008-201I
Tijdens de wva Presidents\' Assembly
Meeting 2008 werd dr. Tjeerd Jorna
gekozen tot president. Hij staat voor
de uitdaging leiding te geven aan de
aanpak bij het \'One Health\' concept.
Samen met dr. Duane Landals uit
Canada, dr. Faouzi Kechrid uit Tunesië
en prof. dr. Leon Russell, de Immediate
Past President uit de
usa, vormt hij de
komende drie jaar het
wva-bestuur.
Het veterinaire wereldcongres biedt de
ideale plaats om organisaties en
personen bijeen te brengen. Om
veranderingen te realiseren is verbin-
den noodzakelijk. Tjeerd Jorna heeft in
zijn periode als voorzitter van de
Federation of Veterinarians of Europe
laten zien dat het omzetten van
strategische plannen in concrete
acties aan hem is toevertrouwd.

one world - one medicine -

one health

Dr. Benard Vallat, directeur generaal
van de World Organisation for Animal
Health
(oie), was in zijn openings-
speech duidelijk over de noodzaak dat
veterinairen de leiding nemen in \'One
World - One Medicine - One Health\'.
60 procent van de humane pathogenen
zijn immers afkomstig van dieren,
75 procent van de \'emerging animal
diseases\' zijn overdraagbaar op de
mens en 80 procent van de agentia die
kunnen worden ingezet voor bioter-
rorisme, zijn van dierlijke oorsprong.
De veterinair-humane samenwerking
is noodzakelijk voor de bestrijding van
zoönosen. Het nemen van leiderschap
daarin is een must. Een mooi voorbeeld
vormt \'World Rabies Day\'. Deze dag
vindt dit jaar plaats op 28 september.
Wereldwijd sterven er naar schatting
55.000 mensen, voornamelijk kinde-
ren, een afschuwelijke dood door een
besmetting met het rabiësvirus. Een
succesvolle aanpak richt zich in eerste
instantie op het dier. Dierenartsen
dienen daarin het voortouw te nemen.
De wereldrabiësdag draagt bij aan
bewustwording en acties om verande-
ring te creëren. En wat te denken van
de activiteiten op het gebied van aviaire
influenza, West-Nijlvirus en
bse? Ook
dat zijn onderwerpen die op dit congres
de aandacht kregen.

Maar de nadruk ligt niet alleen op
zoönosen. De aanpak van niet zoönoti-
sche besmettelijke dierziekten en de
inspanningen van veterinairen op dat
gebied hebben hun directe uitwerking
op de sociaal economische positie van
de verschillende landen. Hoog op de
agenda staan verder diergeneesmidde-
lengebruik en resistentieontwikkeling
en het welzijn van dieren. Zo is de
oie
de enige intergouvernementele
organisatie die internationale standaar-
den voor dierenwelzijn opstelt. Het
congresprogramma bestond uit een
afspiegeling van al deze activiteiten.

dierenwelzijn

Opvallend was het aantal sessies met
als onderwerp dierenwelzijn. Het
ontwikkelen van strategieën voor de
verbetering van dierenwelzijn,
welzijnsmonitoren en richtlijnen

hebben wereldwijd de volle aandacht.
Dr. Sarah Kahn, werkzaam bij de
oie,
lichtte de betrokkenheid van de oie
toe. Haar inleiding was gericht op het
verkrijgen van draagvlak bij de
aangesloten lidstaten voor het belang
van welzijn voor dieren. Tevens waren
dierenwelzijnsorganisaties die
mondiaal actief zijn, uitgenodigd om
deel te nemen aan het congres. Zo
leverde dr. Michael Appleby van de
World Society for the Protection of
Animals
(wspa) een interessante
bijdrage over lange afstandstransport.
Vele andere bijdragen gaven aan dat er
voortgang wordt geboekt in het
kunnen nemen van besluiten voor de
verbetering van dierenwelzijn op basis
van wetenschappelijk onderzoek. Zo
waren er enkele postersessies gericht
op de invloed van de mens op voedsel-
producerende dieren, het transport
van dieren en zelfregulering. Naar
verwachting zal dierenwelzijn op het
volgende congres weer een prominen-
te plek innemen.

healthy communities

Dr. Anthony Erasmus, voorzitter van
het World Veterinary Congress 2011,
kondigde met een flitsende presentatie
aan met zijn team te gaan voor \'caring
for animals: healthy communities\'. Dit
voor veterinairen zeer aansprekende
thema is de kapstok voor het congres
dat van 11 toten met 14 oktober 2011
zal worden gehouden in Kaapstad. Het
thema sluit volledig aan bij \'One World
- One Medicine - One Health\' waarvan
de voortgang dan wordt besproken.
Nadere informatie is te vinden op:
http://worldvetcongress2011.com.

Drs. S. J. de Groot is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken van de

knmvd.

-ocr page 277-

Tjeerd Joma

Tijdens het 29ste World Veterinary
Congress in Vancouver ben ik
gekozen tot president van de World
Veterinary Association
(wva). Ik
voel het als een grote eer en verant-
woordelijkheid deze organisatie de
komende jaren te mogen leiden. Het
bestuur van de
knmvd dank ik voor
de nominatie.

Met de ondersteuning van de Deense
dierenartsenvereniging werd aan de
statutaire nominatie voldaan en met
de electorale steun van de Europese
landen, mijn FVE-Vrienden, leidde dit
tot de benoeming. Binnen de
wva ben
ik geen onbekende, want ik heb
Nederland vertegenwoordigd vanaf
1990 tot 2004, Ik kwam in Vancouver
dan ook veel oude wvA-bekenden en
-vrienden tegen. Ik had tot heden alle
wereldcongressen en algemene
vergaderingen van de
wva bijge-
woond. Het is van het grootste belang
de organisatie te kennen, zoals een
oud-voorzitter van de
knm vd zei: "Je
moet weten hoe de hazen lopen." Je
dient de verscheidenheid in cultuur
en de veterinaire gedragspatronen te
onderkennen en te respecteren.

waar naartoe?

De WVA heeft een 145-jarige geschiede-
nis, waarvan ik er 18 ken. Belangrijker
voor mij is wat de
wva in de toekomst
voor alle dierenartsen in de wereld kan
betekenen. Daartoe heb ik in mijn
introductiespeech mijn ideeën
weergegeven. De
wva is de wereld-
organisatie van alle dierenartsen, die
een officieel samenwerkingsverband
heeft met de
oie (de wereld dierge-
zondheidsorganisatie), de
fao (de
wereld voedselorganisatie van de
Verenigde Naties) en met de
who (de
wereld gezondheidsorganisatie).
Daarnaast onderhoudt de
wva
contacten met de wma (de wereld
artsenorganisatie), de
wspa (de wereld
dierenbescherming), de
ifah (de
wereld diergeneesmiddelen organisa-
tie), et cetera. De contacten met deze
organisaties zijn de laatste jaren vooral
inhoudelijk verwaterd en zullen dus
weer aangehaald moeten worden. In
het kader van de diergezondheid, het
dierenwelzijn en de volksgezondheid
dienen er zaken te worden aangepakt.
De
oie is een leidende organisatie in de
aanpak van bedreigende dierziekten
en heeft daarnaast ook internationale
standaarden voor dierenwelzijn. Een
belangrijke taak van de
wva is de
dierenartsen \'in het veld\' te laten
onderkennen dat zij omdat ziekten en
ook de zoönosen beginnen op de
boerderij, in de achtertuin en in de
huiskamers, een zeer belangrijke taak
hebben in het stellen van een snelle en
goede diagnose, in goede \'monitoring\'
en \'early warning\' van bedreigende
ziekten naar de veterinaire autori-
teiten. Dit is van belang voor een
snelle bestrijding. Volgens centra van
ziektecontroles komt 80 procent van
de infectieziekten bij de mens voort uit
besmetting via dieren of dierlijke
producten. De volksgezondheid is er
dus mee gebaat dat de dierziekte-
bestrijding adequaat wordt uitgevoerd.
De maatschappij moet weten dat
dierenartsen een belangrijke rol spelen
in de volksgezondheid. Een goede
samenwerking met de humane artsen
- niet overal vanzelfsprekend - is
daarbij van groot belang. Daarom gaan
we onder de slogan \'One world, one

President van de World
Veterinary Association

medicine, one health\', opnieuw
geïnitieerd door de Amerikaanse
avma
\'past president\' Roger K.Mahr, de
samenwerking aan. De
wva gaat
hiervoor nauwere contacten aan met
de
who en de wma. Een gezamenlijk
plan van aanpak is de doelstelling van
de
wva. Een onderwerp daarbij is het
gebruik van \'antimicrobials\' door
dierenartsen. De
who wil het gebruik
van bepaalde antibiotica sterk beper-
ken. De
wva zal moeten aangeven
welke antibiotica bij een verantwoord
gebruik voor dierenartsen beschikbaar
moeten blijven. Inzake het dieren-
welzijn heeft de
wva een universele
verklaring aangenomen voor dieren-
welzijn waarin wordt aangegeven dat
zij de door de
oie aanvaarde inter-
nationale standaarden gebaseerd op
wetenschappelijk onderzoek adopteert
en zal uitdragen op globaal, regionaal
en nationaal niveau.

opleiding

Om de diergezondheid, het dierenwel-
zijn en de volksgezondheid goed te
kunnen behartigen, moeten alle
dierenartsen over de hele wereld een
adequate opleiding hebben gehad.
Daar schort het nogal eens aan in een
groot aantal landen waar bedreigende
ziekten uit voortkomen. De beroeps-
groep moet in goed overleg met de
scholen vaststellen wat de vereiste \'day
one skills\' zijn en hoe \'life long
learning\' moet worden georganiseerd.
De
wva moet een globaal evaluatie- en
accreditatiesysteem voor de facultei-
ten mee ontwikkelen als garantie voor
de kwaliteit van de professie. In 2009
gaan we dit doen samen met de
oie.
Om deze doelen te bereiken, moeten
zoveel mogelijk dierenartsen via hun
landelijke verenigingen lid zijn van de
wva. Ze moeten daarbij wel waar voor
hun contributie krijgen. Nu is bijvoor-
beeld heel Zuid-Amerika niet meer lid,
maar een aantal landen beloofde terug
te komen. Om de doelen te prioritise-
ren en te kunnen verwezenlijken, wil
ik een \'bottom-up\' strategieplan
opstellen, waarin de gemeenschappe-
lijke doelen worden vastgesteld en
iedereen zich ook verantwoordelijk
voelt voor de uitvoering.

De uitvoering van dit plan moet

-ocr page 278-

worden geleid door het bestuur, de
ExcoM en de \'councillors\' maar kan
niet zonder de ondersteuning vanuit
een professioneel bureau van de
wva.
Bij de fve heb ik ervaren hoe goed dat
werkt. Dit bureau dient zich in Europa
te bevinden, omdat alle genoemde
wereldorganisaties in Europa zitten, in
Parijs, Rome en Geneve. Samenwonen
met de
fve is voor mij een optie mede
door het multilinguale karakter
waardoor vele dierenartsen in de
wereld zijn te bereiken. Om al deze
dierenartsen te bereiken, is goede
communicatie naar het veld belang-
rijk. De dierenartsen dienen te weten
en te ervaren wat de
wva voor hen
doet. Ook de maatschappij dient dit te
horen. De
wva kent een goed geleide,
maar nogal anglofiel getinte website,
www.worldvet.org, maar ik vind dat te

beperkt en de \'webmaster\' vindt dat
gelukkig ook. Naast de huidige
nieuwsbrieven zullen we nieuws-e-
mails uitgeven. Bij de
knmvd en de
fve werkt dat ook goed. Korte
berichten worden door de dierenart-
sen op prijs gesteld.

congres

Iedere drie jaar organiseert de wva
door middel van een lidland een
wereldcongres: wvc. Behalve de meer
beleidsmatig inhoudelijke onder-
werpen, die in samenwerking met de
oiE en de fao worden ingevuld, is het
niveau zeer algemeen. De diersoortspe-
cifieke congressen worden georgani-
seerd door de
wsava, de wba, de ipvs,
de we va en noem maar op. De aquacul-
tuur was in Vancouver een positieve
uitzondering op het algemene karak-
ter. De
wva zal veel meer moeten
samenwerken met deze organisaties,
waarbij de
wva de beleidsterreinen
voor haar rekening neemt. In het
verleden zijn de organisaties uit elkaar
gegaan of gegroeid, maar dit oud zeer
moeten we achter ons laten. Een goede
samenwerking wordt ook op prijs
gesteld, heb ik inmiddels vernomen.
Deze organisaties zijn goed in speci-
fieke congressen en het aanbieden van
goede \'continious education\'-program-
ma\'s en \'life long learning\'. Het is een
ambitieus doelenpakket en ik weet ook
dat niet alles in drie jaar te realiseren is,
maar de goede aanzet zal zeker worden
verwezenlijkt.

Dr. Tjeerd Jorna is president van de
wva.

World Aquatic Veterinary
Medical Association

Peter Werkman

Aquacultuur is wereldwijd de snelst
groeiende voedselproducerende
sector. Daarnaast blijkt dat siervis-
eigenaren zich steeds meer bewust
worden van de mogelijkheid dat ook
vissen door een dierenarts kunnen
worden behandeld.

De vraag naar dierenartsen met kennis
van zaken op het gebied van vissen
neemt sterk toe. Veel problemen met
betrekking tot aquacultuur zijn min of
meer dezelfde in verschillende landen,
denk aan bestrijding van ziekten,
parasieten, controle op waterkwaliteit,
preventie van ziekteuitbraken, et
cetera.

Insleep van nieuwe ziekten en
parasieten kan plaatsvinden door (al
dan niet illegale) wereldwijde trans-
porten van levende vissen, en schaal-
en schelpdieren.

Er zijn ongeveer 7500 dierenartsen,
die zich volledig of gedeeltehjk
bezighouden met aquacultuur en
siervissen, zogenaamde \'aquavets\' of

\'fishvets\'. De meeste van hen zijn
werkzaam in de westerse wereld,
terwijl aquacultuur voor het grootste
deel plaatsvindt in landen als China,
Japan, India en andere.

wav ma

Op initiatief van een aantal dierenart-
sen die lid waren van de World
Veterinary Association, is begin 2007
de groep World Aquatic Veterinary

Medical Association (wavma)
opgericht. De eerste bijeenkomst van
de groep vond plaats op 18 juh 2007 in
Washington
dc.

De groep zet zich in voor dieren-
artsen die te maken hebben met
problemen bij aquacultuurbedrijven
en voor dierenartsen die zich bezig
houden met het behandelen van
siervissen. Belangrijke zaken waar de
aandacht naar uitgaat, zijn onderwijs,
nascholing, publicaties, website,
financiën, ledenwerving en ethiek.
Daarnaast wil men een erkennings-
programma opzetten voor het
specialisme aquacultuurdierenarts.

-ocr page 279-

Van 27 tot en met 31 juli 2008 werd in
Vancouver, Canada het 29e World
Veterinary Congress gehouden.
Hierbij werd voor het eerst een
vijfdaags aquatisch programma
gepresenteerd met gerenommeerde
sprekers uit alle delen van de wereld.

Onderwerpen waren onder andere:
de verschillende gezondheidsplannen
voor de aanpak van aquacultuur-
problemen zoals die spelen in Enge-
land, Canada, de Verenigde Staten,
Australië en Azië en de onderlinge
afstemming zodat dezelfde maatrege-
len worden genomen bij uitbraken
van ziekten die meerdere landen
betreffen. Onderwerpen die in
verschillende bijeenkomsten aan de
orde kwamen, betroffen besmettelijke
en niet besmettelijke visziekten,
medicijngebruik bij consumptievis-
sen, \'evidence-based aquaculture
epidemiology\', \'aquatic animal
welfare\', \'aquatic veterinary education
training\' en het ontwikkelen van
oplossingen. Het programma was
gericht op de competentie van de
\'fishvets\'. In dat kader was er een
interessante sessie gewijd aan de wijze
waarop de gezelschapsdierenpracticus
de activiteiten kan uitbreiden naar
siervissen. Ruim 35 dierenartsen
waren aanwezig bij de zeer interes-
sante lezingen en discussies.

Het wav ma bestuur bestaat nu uit
prof. dr. Ron Roberts (Verenigd
Koninkrijk), president, dr. Hugh
Mitchell (Verenigde Staten),president-
elect, dr. Chris Walster
(uk), secretaris,
dr. Susan Palic (vs), penning- meester,
dr. Colin Johnston (Nieuw-Zeeland),
dr. Julius Tepper (vs) en dr. Tim
Miller-Morgan (vs). Kijk voor nadere
informatie over de
wavma op www.
wavma.org.

excursies

Naast het congres waren excursies
mogelijk in en rond Vancouver, zelfs
kon na afloop een cruise naar Alaska
worden geboekt. Het congrescentrum
lag namelijk net naast de aanlegpieren
voor cruiseschepen. Een excursie die
een Canadese collega en ik zouden
maken naar het beroemde skigebied
Whistier Mountain kon niet doorgaan
omdat de vorige avond de directe
toegangsweg was versperd door een
grote aardverschuiving. Het alterna-
tief om in plaats van de twee keer twee
uur durende autorit dan maar twee
keer zeven uur te rijden was niet
aantrekkelijk. Het sociale programma
werd gefaciliteerd door de aanwezige
veterinaire firma\'s die ook de aquacul-
tuurgroep ondersteunden.

Helaas waren op het wereldcongres
maar vier Nederlandse dierenartsen
aanwezig, onder wie de nieuw
gekozen president van de World
Veterinary Association dr. Tjeerd
Jorna.

Peter Werkman is dierenarts te Leusden.

Symposium Coaching en Communicatieve
Vaardigheden: voor jonge dierenartsen

Op 29 november 2008 wordt voor de
eerste keer het Symposium
Coaching en Communicatieve
Vaardigheden voor jonge dieren-
artsen georganiseerd door de
Commissie voor Jonge Dierenartsen
(cjd) van de knmvd, in samen-
werking met Spaarne Coaching.

Als jonge dierenarts komen er heel
veel nieuwe en spannende dingen op
je af. De eerste jaren kunnen daarom
als erg intensief worden beleefd.
Behalve het geweldige gevoel dat over
je heen komt als je weer een over-
winning op jezelf hebt geboekt (je
eerste spreekuur alleen, je eerste
sterilisatie teef, je eerste lebmaag-
draaiing), bestaat er ook een keerzijde
van het werk. Je krijgt plotseling ook
te maken met tijdsdruk, moeilijke
klanten, lastige bazen en het draaien
van diensten. In de dagelijkse drukte
van de praktijk is er vaak geen tijd en
ruimte voor zelfreflectie en \'geeste-
lijke zorg\'. De batterij raakt langzaam
leeg en daardoor kan het moeilijk zijn
jezelf staande te houden in dit mooie
maar veeleisende vak.

Door middel van het Symposium
Coaching en Communicatieve
Vaardigheden willen we de jonge
dierenarts handvatten geven en
vaardigheden leren waardoor ze beter
kunnen omgaan met problemen
binnen de praktijk en effectiever
kunnen communiceren.

In kleine groepen van tien jonge
dierenartsen wordt door middel van
interactieve workshops ingegaan op
de onderwerpen \'Coach jezelf\' en
\'Communicatievaardigheden\'.

Tijdens de workshop \'Coach jezelf\'
leer je door middel van
ret (Rationeel
Emotieve Training) op een andere
manier naar problemen te kijken,
waardoor je er op een meer functio-
nele manier mee kan omgaan en het
uiteindelijk minder energie kost.

Bij de workshop \'Communicatie-
vaardigheden\' wordt uitleg gegeven en
geoefend met verschillende communi-
catieve vaardigheden die de omgang
met collega\'s en klanten kunnen
verbeteren, zoals het voeren van een
slecht nieuwsgesprek of het geven van
\'feedback\' aan een collega.

Het symposium vindt plaats op
zaterdag 29 november op het kantoor
van de
knmvd in Houten en wordt
georganiseerd voor jonge dierenartsen
met minimaal drie maanden tot
maximaal acht jaar werkervaring.

Inschrijven kan vanaf i oktober tot
5 november via de homepage van de
knmvd via het\'portal ped\'. Dankzij
de sponsoren en de
knmvd kan de dag
worden aangeboden voor 47,50 euro.
De eerste tien mensen die zich
aanmelden, krijgen een vrijkaart voor
het symposium aangeboden door
Royal Canin. Kijk voor meer infor-
matie op de pagina van de Commissie
voor Jonge Dierenartsen op de website
van de
knmvd.

-ocr page 280-

Andries van Foreest en
Mamix Lamberts

Op vrijdag 21 november 2008
organiseert de Werkgroep Veteri-
naire Tandheelkunde
(wvt) voor de
vierde keer een symposium. De
locatie is Hotel De Witte Bergen in
Eemnes. De mondholte staat
centraal in het thema \'Mouth sweet
mouth... thuiskomen in de mond-
holte. Wat iedere dierenarts ervan
moet weten\'.

Op het symposium zullen wvT-leden
een aantal korte inleidingen verzor-
gen. Onderwerpen die hierbij aan de
orde komen zijn: de embryonale
ontwikkeling en de anatomie van de
kop, de onderlinge verhoudingen van
benige en weke delen, de verschil-
lende celtypen die inzicht geven in het
ontstaan en voorkomen van tumoren
in en rond de mondholte, het systema-
tisch belichten van het onderzoek van
de mondholte, wat er nog meer is dan
de tanden waarop moeten worden
gelet bij het onderzoek van de
mondholte. Verder zal aan de hand
van voorbeelden worden aangegeven
wat men zoal kan tegenkomen aan
problemen in de mondholte en waar
valkuilen liggen. Ook zullen enkele
praktijkvoorbeelden worden gebruikt
om nader in te gaan op vreemde
processen in de mondholte, van
ordinaire ulcera tot maligne tumoren.
Verdere vragen die worden behandeld:
kan het onderzoek leiden naar een
juiste diagnostiek? Is er zinvolle
behandeling mogelijk in de praktijk?
Welke patiënten kunt u beter doorstu-
ren naar een dierenarts met uitgebrei-
dere tandheelkundige kennis en
kunde?

De gastspreker, prof. dr. I. van der
Waal, is tandarts, een begenadigde
chirurg en leermeester op het weten-
schapsgebied van de mondziekten en
de kaakchirurgie: een autoriteit op het
gebied van de humane orale pathologie

doelstelling

Eén van de doelstellingen van de wvt
is de tandheelkunde bij dieren
zichtbaar te maken voor iedere
praktiserende dierenarts. Het
wvt-
symposium heeft tot doel praktise-
rende dierenartsen die actief aandacht
besteden aan het gebit van hun patiën-
ten, kennis te laten maken met de
problemen van tanden en kiezen en
alle omringende weefsels in de mond.
Dit symposium wil daar aan bijdragen
door de basiskennis van de mondholte
met al haar afwijkingen onder de
aandacht te brengen (\'wat iedere
dierenarts moet weten\') maar ook
practici attenderen op de meerkennis
bij de wvT-leden. Het is de bedoeling
dat bezoekers op deze dag kennis
opdoen die zij direct in de praktijk
kunnen brengen. Wie behoort tot de
dierenartsen die actief aandacht
besteden aan tandheelkundige
behandelingen van hun patiënten, of
nu eindelijk eens wat meer wil weten
over tanden en kiezen in hun eigen
woonomgeving, mag dit symposium
niet missen!

programma

De eerste lezing is van Magnus
Souverein, met als titel: \'Oriëntatie-
punten in het buccale landschap, orale
padvinderij\'. Hij geeft een presentatie
over de embryonale ontwikkeling en
de totale anatomie van de kop. De
onderlinge verhoudingen van benige
en weke delen worden besproken. Dit
alles om een inleiding te geven tot het
centrale onderwerp van de dag. Anton
Fennema volgt met de lezing \'Raak de
weg niet kwijt in de mondholte,
enkele hulpmiddelen\'. Hij zal het
systematisch onderzoek van de
mondholte presenteren aan de hand
van foto\'s. Men moet niet vergeten dat
je nooit alleen naar en in de bek kijkt.

Vierde wvT-dag over gebitsproblematiek
bij het gezelschapsdier

maar naar het hele dier. Fennema zal
benadrukken dat men onder alle
omstandigheden, dus ook bij anaal-
klierproblemen, in de bek moet
kijken.

Na de koffiepauze vertelt Jacques
Segers over \'Ongenode gasten in de
mondholte, wie is wel en wie is niet zo
sympathiek?\'. Aan de hand van enkele
praktijkvoorbeelden zal hij nader
ingaan op vreemde processen in de
mondholte, van ordinaire ulcera tot
maligne tumoren. Job van der Lek
behandelt \'Compliance, of: wie is
ervoor verantwoordelijk dat Benji zijn
tanden gepoetst worden?\'. Dierenart-
sen zijn steeds beter geschoold in het
stellen van de juiste diagnose en de
behandelingsmogelijkheden nemen
toe, maar op de lange termijn geeft dat
niet altijd een verbetering van de
mondgezondheid van onze patiënten.
Na deze lezing ziet de bezoeker
mogelijkheden voor een betere
tandheelkunde door een verbeterde
\'compliance\' in uw eigen praktijk.

De gastspreker prof. dr. 1. van der
Waal geeft een college over \'Mondpa-
thologie in vogelvlucht\', waarin hij
een overzicht geeft van goed- en
kwaadaardige afwijkingen van het
mondslijmvlies en de tong. Ook zal hij
enkele aandoeningen van de speeksel-
klieren, het gebit en het kaakbot
bespreken.

symposium

Het symposium vindt plaats op vrijdag
21 november 2008, in het Hotel De
Witte Bergen in Eemnes, van 9.00 tot
15.00 uur. Dit symposium wordt
georganiseerd door Hill\'s Pet Nutrition
in samenwerking met de
wvt. De
kosten bedragen 175 euro per persoon
(inclusief lunch en \'proceedings\'). Voor
meer informatie en registratie kunt u
contact opnemen met Hill\'s Pet
Nutrition ter attentie van Noortje van
der Meijs ((076) 54 81 818). De inschrij-
ving sluit 24 oktober.

-ocr page 281-

Equimax als smakelijke
tablet

In september wordt een nieuwe
manier van ontworming gelanceerd:
Equimax Tabs, de eerste ontwormer
voor het paard in de vorm van een
smakelijke tablet. De combinatie van
ivermectine en praziquantel is
werkzaam tegen rond-, spoel, en
lintwormen en horzellarven en is
veilig voor toediening aan veulens
vanaf twee weken oud, aan drachtige
en lacterende merries en (dek)-
hengsten. Een grote internationale
veldproef heeft uitgewezen dat het
overgrote deel van de paarden de
tabletten spontaan opneemt met een
beetje voer of beloning. Geknoei en
gesmeer met gemorste of uitgespuug-
de pasta is voorbij en de kans op
onderdoseren wordt verkleind.
Bovendien is toediening in een
dosering van één tablet per loo
kilogram lichaamsgewicht erg
gemakkelijk voor zowel de eigenaar
als het paard. Equimax Tabs zijn
verpakt in een tube met acht tabletten
en een displaydoos bevat twaalf tubes.
Equimax en Eraquell pasta zullen
gewoon leverbaar blijven.
info@virbac.nl

Nieuwe registratie
Draxxin®

De Europese registratie van Draxxin®
voor gebruik bij het varken is op-
nieuw uitgebreid. Naast de bestaande
registratie voor de behandeling en
preventie van luchtwegaandoeningen
veroorzaakt door
Actinobacillus
pleuropneumoniae, Pasteurella multocida
en Mycoplasma hyopneumoniae, is
Draxxin nu ook inzetbaar voor de
behandeling en preventie van
Haemophilus parasuis. Er was een
significante en snelle verbetering van
de klinische symptomen vergeleken
met een controlegroep en het aantal
H. parasuis-hacterién in de longspoel-
vloeistof was na vijf en vijftien dagen
significant gedaald,
(oio)
40 54 600

Symposium \'Product
Innovatie\'

Ter gelegenheid van de introductie van
twee nieuwe producten organiseren
Boehringer Ingelheim en Cehave
Landbouwbelang op
14 oktober
aanstaande een symposium onder de
naam Troduct Innovatie\'. Sprekers
voor deze avond zijn prof dr
H. Nauwynck, C. Sijssens, H. Zwolschen
en N. Wertenbroek. Het symposium is
bedoeld voor varkensdierenartsen en
zal gaan over een aantal innovaties op
het gebied van diergezondheid in de
varkenshouderij. Hierbij zullen PCV2 en
de voeding centraal staan. Het evene-
ment vindt plaats in Kasteel Henkens-
hage, Laan van henkenshage
3,
Sint-Oedenrode. Ontvangst is om 13.30
uur en na de sluiting rond 17.30 uur is
er een diner op de locatie. De toegang is
gratis maar aanmelding voor uiterlijk
3 oktober is verplicht (fax (072) 56 43
213,
telefoon (072) 56 62 411, Marion
Kalisvaart of Mylène HandgraaO-
vetmedica@alk.boehringer-
ingelheim.com

QUEST-onderzoek

Een drie jaar durend onderzoek bij
260 honden in elf landen toont aan dat
honden die lijden aan het meest
voorkomende type hartfalen, gemid-
deld
91 procent (267 dagen versus
T40 dagen) langer leven wanneer ze
worden behandeld met pimobendan
(Vetmedin®) in vergelijking met een
referentieproduct. De resultaten uit
het
quest (Quality of Life and
Extension of Survival Time)-
onderzoek zijn gepubliceerd in het
Journal of Veterinary Internal Medicine.

Deskundigen melden dat 25 procent
van alle kleine tot middelgrote honden
ouder dan zeven jaar een aanzienlijke
kans loopt om op enig moment in hun
leven een hartaandoening te ontwik-
kelen. 75 procent hiervan wordt
veroorzaakt door myxomateuze
degeneratie van de mitralisklep
(mm vd), ook wel bekend als \'klep-
insufficiëntie\' of\'endocardiose\'.
www.questtrial.com.

Alfaxan® anestheticum

Vétoquinol introduceert Alfaxan®, een
universeel toepasbaar anestheticum
voor hond en kat. De werkzame stof is
het neuroactieve
Steroide alfaxalon,
dat is opgelost in cyclodextrin, dat
geen histaminerelease induceert. De
waterige oplossing wordt langzaam
intraveneus toegediend en kan zowel
worden gebruikt voor de inductie als
voor het onderhoud van de anesthesie.
Het anestheticum biedt een brede
veiligheidsmarge en heeft een zeer
goede cardiale en respiratoire stabili-
teit. Het kan worden gebruikt voor
routine-ingrepen en operaties bij
risicopatiënten. Alfaxan® is verkrijg-
baar in flesjes van tien milliliter
www.vetoquinol.nl

Centraal Informatie
Systeem

Business Case Entrepreneurs (bce),
een icr-adviesbureau in Bilthoven, is
door Stichting
VETbase aangetrokken
voor het ontwerpen van het Centrale
Informatie Systeem (cis) voor
dierenartspraktijken. Dierenarts-
praktijken krijgen steeds meer te
maken met vereisten op het gebied
van de registratie van gegevens en
\'tracking and tracing\' van diergenees-
middelen en receptenverkeer Hier-
door zijn een verdere ketenintegratie
en elektronische gegevensuitwisseling
tussen partijen binnen de keten
noodzakelijk. Met het cis kunnen alle
informatiestromen van en naar de
dierenarts, zoals de elektronische
pakbon of een digitaal logboekformu-
lier, vanuit één centraal knooppunt
worden ondersteund. Doordat alle
betrokken partijen op één manier
elektronisch communiceren met de
omgeving, werken zij veel (kosten)-
efficiënter en hebben zij aanzienlijk
minder administratieve werkzaam-
heden. Het
cis zal in de eerste helft
van
2009 operationeel zijn.
bce@voice-prnl

-ocr page 282-

Commissie Jonge
Dierenartsen een feit!

Sinds dit jaar is de knmvd een nieuwe commissie rijker. Omdat een aantal jonge
leden de wens heeft geuit beter gehoord te worden binnen het
KNMvo-bestuur,
is de \'Commissie jonge Dierenartsen\' opgericht. Deze commissie richt zich op
alle dierenartsen van twee jaar voor tot acht jaar na het afstuderen en bestaat uit
de volgende mensen: Marije Persoon, Jolijn van Leeuwen, Karin Hoogendijk,
Maaike van den Berg, Bram van Schaik en Merijn Jansen.

In het kort is de doelstelling van de commissie het initiëren, stimuleren en
ontplooien van activiteiten die aansluiten op de wensen en behoeften van jonge
dierenartsen.

De commissie wil dit op de volgende manieren realiseren: de behoeften en
wensen in kaart (laten) brengen, activiteiten organiseren en stimuleren die
aansluiten op de behoeftes van jonge dierenartsen, een klankbord en aanspreek-
punt zijn voor het bestuur, groepen en regio\'s, een aanspreekpunt vormen voor
jonge dierenartsen en de wensen en behoeften van jonge dierenartsen onder de
aandacht brengen binnen de
knmvd.

Concreet valt bij deze plannen te denken aan het opzetten van een behoefte-
onderzoek, het organiseren van een symposium voor jonge dierenartsen en het
meedenken met het
knmvd-bestuur. Over het eerste symposium voor jonge
dierenartsen kunt u meer lezen elders in dit blad.

voorzitterscolumn

Uiteraard zijn ideeën en wensen van jonge dierenartsen meer dan welkom.
Hiervoor is het volgende e-mailadres beschikbaar: cjd(3)knmvd.nl. Gebruik dit
adres dus om je stem te laten horen!

Merijn Jansen

Johan Klein Haneveld

Veel belangstelling voor
activiteiten senioren

De knmvd heeft sinds enkele jaren
een actieve commissie senioren, die
zich erop richt deze groep leden bij de
vereniging betrokken te houden. De
reizen en informatiebijeenkomsten
mogen zich heugen in een grote
belangstelling. De jongste activiteit is
de digitale vacaturebank voor
seniordierenartsen.
Het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde sprak
met Frans
X. Cremers, een van de initiatief-
nemers van de commissie. "Mensen
die veterinaire deskundigheid nodig
hebben, moeten weten dat er senio-
ren zijn die daarover beschikken en
die graag willen inzetten."

Volgens Cremers was in 2004 de tijd
rijp om bij het bestuur van de
knmvd
aandacht te vragen voor het senioren-
beleid. "De vereniging zocht naar
manieren meer te doen voor haar
leden. Ik heb vervolgens gesproken
met verschillende bestuursleden: het
opstarten van seniorenbeleid gaat van
laagje op laagje." De eerste stap was
het bij elkaar roepen van mensen in
een werkgroep. De leden van de
werkgroep hielden een telefonische
enquête onder vijftig senioren, leden
en niet-leden, om wensen en ideeën te
inventariseren. De enquête diende als
basis voor een interim-rapport, dat
ertoe leidde dat in 2007 de commissie
senioren aantrad.

herkenning

"Senioren kunnen geneigd zijn af te
haken als lid, omdat het lidmaatschap
voor hen niet interessant meer is," legt
Cremers uit. Daarom is het senioren-
beleid volgens hem erg belangrijk. "We
hebben als commissie senioren alle
niet-leden binnen de doelgroep een
brief gestuurd. Op die manier hebben
we vijf nieuwe leden binnengehaald."
De commissie hoopte op meer, maar
het is een feit dat mensen die hun
lidmaatschap hebben opgezegd, niet
snel meer terugkomen. "Daarom is het
belangrijk om als
knmvd te laten zien
dat je ook iets doet voor de seniorle-
den." Bij de enquête Heten mensen
weten dat ze het jammer vonden dat er
nooit eerder aandacht was voor de
senioren. Cremers: "Ze vinden het leuk
om als seniorlid te worden aangespro-
ken. Ze leven mee met de activiteiten,
ook al doen ze zelf niet meer mee. Ze
herkennen zichzelf in het beleid." Om

-ocr page 283-

die reden schrijft de commissie ook
verslagen over al de activiteiten, de
bijeenkomsten en de reizen, die worden
gepubliceerd in het Tijdschrift en op de
website. "Ook de niet actieve mensen
kunnen op die manier participeren."
De commissie senioren heeft een
eigen budget voor het opzetten van
haar activiteiten. "Naar mijn weten is
de
knmvd de enige beroepsorganisatie
die heel specifiek seniorenbeleid heeft
ontwikkeld," aldus Cremers. "De
KNMVD is daarmee een voorloper op
ontwikkelingen in de maatschappij.
Daar kunnen we trots op zijn."

grote opkomst

Onder de commissie senioren vallen
vier projectgroepen, die zich richten
op specifieke projecten. "Uit alle
ideeën van de projectgroep hebben we
er vier uitgekozen om vorm te geven,"
verklaart Cremers. In elke project-
groep heeft ten minste een van de
commissieleden zitting. De project-
groep veterinaire informatie organi-
seert sinds 2007 tweemaal per jaar de
informatiedag voor senioren. Op deze
informatiedagen worden twee
lezingen gehouden, met daartussen
een ruime pauze. De vierde bijeen-
komst vindt plaats op woensdag
5 november 2008. Cremers: "Ook als ze
het beroep hebben verlaten, willen
veterinairen graag op de hoogte
blijven van de algemene ontwikke-
lingen op diergeneeskundig gebied."
Het gaat ze niet om details en speci-
fieke ontwikkelingen, maar over de
grote verbanden. "De bijeenkomst in
november staat bijvoorbeeld in het
teken van de veterinaire volksgezond-
heid. Er komt ook een lezing over
huidallergie bij mens en dier." Een
belangrijk onderdeel van de infor-
matiedagen zijn de sociale contacten.
"Dit geeft veel senioren een extra
reden om te komen. Het grote voordeel
van onze beroepsgroep is dat we
allemaal in Utrecht hebben gestudeerd
en dus veel mensen kennen." De
organisatie probeert ook op elke
bijeenkomst te zorgen voor een
verbinding met de
knmvd. De dagen
worden geopend door een bestuurslid,
de voorzitter of de directeur van het
bureau. Er is veel belangstelling voor
deze activiteit. "Er komen tot nu toe

roo tot 150 mensen", vertelt Cremers.
"Als je bedenkt dat de
knmvd ongeveer
750 leden heeft die tot onze doelgroep
behoren, is dat een grote opkomst."

vrijwilligerswerk

De tweede projectgroep is de project-
groep digitaal. Deze projectgroep
verzorgt de inhoud van de website en
de digitale vacaturebank voor senior-
dierenartsen. "We hebben onder onze
hele doelgroep een schriftelijke
enquête gehouden over de belang-
stelling voor een vacaturebank," aldus
Cremers. "We kregen 450 enquêtes
retour, een respons van 60 procent."
135 seniordierenartsen hadden
belangstelling voor werk op veterinair
gebied. "Het merendeel opteerde
daarbij voor niet betaald werk, dus
vrijwilligerswerk. Dat was een belang-
rijke reden om een afzonderlijke
seniorenvacaturebank op te zetten."

Cremers wijst erop dat de doel-
groep, de seniordierenartsen, beschikt
over een groot potentieel aan kennis
en ervaring, zowel op veterinair
inhoudelijk als op organisatorisch
gebied. "Het zou jammer zijn als dat
onbenut blijft. Deze mensen willen
zelf ook graag nog hun kennis en
ervaring inzetten. Op onze informatie-
bijeenkomsten werd ik bijvoorbeeld
aangesproken door een professor
virologie met de vraag of ik niet nog
een baantje voor hem wist."

De projectgroep heeft gekozen voor
een digitale vacaturebank. "De 135
mensen die zich hebben aangemeld.

krijgen alle vacatures toegestuurd.
Verder kan iedereen op onze website
kijken, ook niet-senioren. Onze
website geeft mogelijkheden voor
vrijwilligerswerk en andere taken, die
voor iedere dierenarts interessant
kunnen zijn. Ook niet-leden kunnen
de vacaturebank raadplegen." Nu de
vacaturebank op het internet staat, is
het belangrijk de bekendheid ervan te
vergroten. Cremers: "We hebben een
bericht over de vacaturebank gestuurd
naar de instellingen die belangstelling
kunnen hebben voor veterinaire
ondersteuning. We hebben ook de pers
geïnformeerd." Ook de groepen en
regio\'s binnen de
knmvd zouden vaker
een beroep kunnen doen op de
senioren. "Practici zijn druk, en
kunnen soms maar moeilijk tijd
maken voor deze activiteiten. Senioren
hebben kennis van zaken en ook meer
tijd."

gezellige mensen
De derde projectgroep organiseert
studiereizen voor senioren. "De reizen
combineren de veterinaire belang-
stelling van de senioren met een
culturele reisformule. De gezelligheid
spreekt ook aan: veterinairen zijn vaak
gezellige mensen." De twee reizen tot
nu toe konden op een grote belang-
stelling rekenen. "Voor de eerste reis
hebben mensen moeten afzeggen en
ook onze tweede reis was vol."

De vierde projectgroep verzorgt
artikelen voor het Tijdschrift over
onderwerpen waarvoor specifieke
belangstelling bestaat van senioren.
"Het gaat bijvoorbeeld over werkzaam-
heden na het pensioen, of over beleve-
nissen uit iemands actieve loopbaan,"
zegt Cremers. "Als bijna 20 procent van
het ledenbestand bestaat uit senioren,
moet het Tijdschrift die lezers ook iets
te bieden hebben."

De commissie senioren vindt het
belangrijk dat de leden uit haar
doelgroep meedenken. Berichten
kunnen per post worden verzonden
aan:
knmvd, commissie senioren.
Postbus 42i,3990GE Houten, of per
email aan: senioren@knmvd.nl.

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

-ocr page 284-

Miel Bingen

Na vier jaar voorzitterschap treedt
Ko Minderhoud deze algemene
vergadering af als voorzitter van de
Ereraad. Het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde
sprak met hem over de
uitdagingen van het voorzitterschap
en het nut van dit belangrijke
orgaan binnen de
knmvd.

"Ik zal het voorzitterschap van de
Ereraad zeker missen, want de Ereraad
is een bijzonder interessant instituut.
Toch vind ik ook dat het wel genoeg
geweest is. Na zes jaar is er toch het
risico dat de routine toeslaat en de
scherpte verdwijnt. Dat zou jammer
zijn", begint Ko Minderhoud, die op de
algemene vergadering van 13 oktober
het voorzitterschap van de Ereraad zal
overdragen.

Met name de rol die de Ereraad
heeft als aanspreekpunt bij onenig-
heid binnen de
knmvd vindt Minder-
houd belangrijk. Hij ziet deze functie
als bindmiddel voor de vereniging en
dit moet niet te licht genomen
worden. "De
knmvd is een vereniging
en de leden moeten er op kunnen
rekenen dat iedereen zich aan de
gemaakte afspraken houdt. De leden
moeten een beroep op de Ereraad
kunnen doen als zij het gevoel hebben
dat dit niet gebeurt. Het gaat om de
eenheid binnen de vereniging, een
eenheid die enorm belangrijk is voor
de functie van de
knmvd als spreek-
buis voor veterinair Nederland."

macht

Volgens Minderhoud functioneert de
Ereraad goed maar is dat geen reden
om niet kritisch te blijven. "Er valt
zeker nog het een en ander te verbete-
ren. De laatste jaren zijn er bijvoor-
beeld bijzonder weinig zaken door de
Ereraad behandeld. Er is zelfs een jaar
geweest dat er geen enkele klacht was.
Dit kan je zien als een geweldige
ontwikkeling en een teken van
harmonie maar dat hoeft niet. Ik heb
wel eens de indruk dat er meer dingen
spelen dan wij denken maar dat deze
zaken om tal van redenen nooit bij de
Ereraad komen." Zo kan een klager
bijvoorbeeld geen vertrouwen hebben
in het sanctioneringsysteem geeft
Minderhoud aan want de opgelegde
tuchtmaatregelen zijn beperkt. Ook de
beperking dat uitspraken van de
Ereraad alleen gelden voor
kn m vd-
leden kan een reden zijn waarom
zaken niet bij de Ereraad komen. Zo is
het in het verleden gebeurd dat een
groep dierenartsen dezelfde overtre-
ding beging maar dat maar een
beperkt deel daarvan kon worden
aangesproken op hun gedrag omdat
alleen zij lid waren van de
knmvd.

In het zichtbaar maken van
onvrede en het signaleren van
ongewenste trends in de veterinaire
wereld ziet Minderhoud een belang-
rijke rol voor de Ereraad. "Het is
belangrijk om mogelijke problemen
in een vroeg stadium te constateren.
Op dat moment kan er nog snel
gereageerd worden op een ontwikke-
ling, die mogelijk tot problemen
tussen collega\'s kan leiden. Voorbeel-
den van ontwikkelingen waarvan ik
blij ben dat de Ereraad heeft kunnen
helpen bij de signalering ervan, zijn de
uitwassen van de internethandel en de
problemen rondom dierenartsen die

Ko Minderhoud legt voorzitterschap
Ereraad neer

praktijk gaan uitoefenen in door
niet-dierenartsen geleide bedrijven."

uitdagend
Terugkijkend op vier jaar voorzitter-
schap vindt Ko Minderhoud met
name het vinden van de juiste balans
tussen de emotie en de rationele en
juridische kant uitdagend. "Wij
dierenartsen zijn toch wel geneigd om
snel te oordelen dat iets wel of niet
kan. Ik heb vaak genoeg meegemaakt
dat Ruud van der Mark, de secretaris
van de Ereraad en jurist, ons dan
attendeerde op de andere kant van de
zaak en dat dit onze ogen opende.
Soms waren de zittingen lang en het
oordeel was niet altijd unaniem. Maar
tegelijkertijd zijn we altijd in staat
geweest een zorgvuldige en gefun-
deerde uitspraak te formuleren."

De knmvd zal Ko Minderhoud na
3 oktober zeker niet verliezen als
actief lid. "De rol van ledencontact-
persoon leek mij erg boeiend. De
komende tijd zal ik een aantal
gesprekken voeren om nog meer
duidelijkheid te krijgen over de exacte
taakomschrijving, maar ik ben blij
nog een tijd op een andere manier
actief te kunnen zijn binnen de

knmvd."

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 285-

Kees van Maanen

Het afgelopen verenigingsjaar, het
derde jaar van de Raad van Toezicht
(\'de raad\') in de huidige samen-
stelling, stond sterk in het teken van
discussies rond de herziening van de
verenigingstructuur. De voorne-
mens rond deze herziening - onder
het motto \'De
knmvd, werk in
uitvoering\' - zullen uitgebreid
aandacht aan de orde komen tijdens
de Algemene Vergadering op
3 oktober aanstaande. In dit verslag
wordt vooral aandacht besteed aan
achtereenvolgens de huidige
werkwijze van de raad, de financiën,
het beleidsplan en de verenigings-
structuur.

toezichthoudende taak,

interne organisatie en

vergaderstructuur

Volgens de statuten heeft de raad
vooral tot taak het toezicht houden op
het beleid van het bestuur en op de
algemene gang van zaken binnen de
k n m v d. De raad legt daarover verant-
woording af aan de Algemene Verga-
dering. De commissies bureauzaken,
communicatie en financiën van de
rvt hebben het afgelopen jaar
regelmatig mondeling en/of schrifte-
lijk vooroverleg gehad met portefeuil-
lehouders van het bestuur en de
directeur Hierdoor konden de
commissies tijdens vergaderingen van
de raad al veel zaken toelichten en
konden overblijvende vragen en
discussiepunten helder worden
benoemd voor de gezamenlijke
vergaderingen van raad en bestuur De
raad heeft dit verenigingsjaar vier keer
apart vergaderd, twee tot drie weken
voor de gezamenlijke vergaderingen
van raad en bestuur, en vervolgens
vier keer gezamenlijk met het bestuur

financiën

De financiële commissie van de raad,
bestaande uit Nicole Mastenbroek,

Wim Davidse, Andre\' Bruns en Jan
Theo Weeda, beoordeelt elk kwartaal
de financiële gegevens van de vereni-
ging. Zij brengt daarvan verslag uit in
de reguliere vergaderingen van de
raad. De jaarcijfers over 2007 heeft zij
ook gecontroleerd en beoordeeld.

Daarnaast is dit jaar nog meer
invulling gegeven aan de toezichthou-
dende taak van de raad op financieel
gebied. Regelmatig vond overleg
plaats met de penningmeester en/of
het Euroteam van het bureau van de
knmvd. Concreet beoordeelt de
financiële commissie voor de raad de
begroting, de voortschrijdende
financiële resultaten, adviseert de raad
richting bestuur en controleert zij het
accountantsrapport inclusief de
\'managementletter\'. Over het alge-
meen werd de gevraagde specifieke
financiële informatie tijdig aangele-
verd, waardoor de raad efficiënt
toezicht kon houden op financieel
gebied.

De eerder door de raad vastgestelde
behoefte aan een betere begrotingsdis-
cipline is door het bestuur ter harte
genomen en naast een realistische
begroting voor 2007 is er ook alles aan
gedaan om tot een sluitende exploita-
tie te komen. De raad heeft hierover
haar tevredenheid uitgesproken, al
blijft een strakke begrotingsdiscipline
een voortdurend punt van aandacht in
een vereniging met een werkveld en
de omgeving daarvan waarin zich
altijd weer onverwachte situaties
voordoen die vragen om beleid en dus
ook om geld. In het kader van transpa-
rantie is door de raad gevraagd om een
eenduidige vergoedingensystematiek
voor bestuurlijke en/of adviserende
functies binnen de
knmvd, hieraan
wordt momenteel gewerkt.

Tot slot heeft de raad aan de hand
van de managementletter en de
accountantsverklaring met bestuur en
accountant van gedachten gewisseld
over het niet of niet tijdig beschikbaar
komen van de financiële resultaten
van groepen en regio\'s. Dit is een

Raad van Toezicht: voortaan een jaarverslag
van uw ledenraad?

belangrijk punt van aandacht gezien
de eindverantwoordelijkheid van het
bestuur

beleidsplan

Na het vaststellen van het strategisch
beleidsplan
knmvd 2008-2010 heeft
de raad toezicht gehouden op de
vertaling hiervan in een concreet
jaarplan voor 2008 en natuurlijk ook
op de realisering daarvan. De raad wil
immers toezicht kunnen houden op
de uitvoering van concrete beleids-
voornemens. Ook wordt de begroting
mede bepaald door de beleidsvoor-
nemens voor het komende jaar Aan
de beleidsvoornemens rond het verder
verbeteren van het contact met de
leden, het imago van de veterinair en
de sociaal economische positie van de
dierenarts in de volle breedte van het
beroep is op diverse fronten gestalte
gegeven door middel van media-
trainingen, het trainen van kader-
leden, het actief naar buiten brengen
van het standpunt omtrent het ritueel
slachten, de uitgave van het boekje
Dierenarts in praktijk, de uitwerking en
publicatie van de enquête over
economische kengetallen van de
dierenartspraktijk en een verder-
gaande differentiatie van het e-mail-
verkeer naar de leden. Enkele van deze
onderwerpen zijn overigens nog niet
afgerond, maar de aanzet is in ieder
geval gegeven.

verenigingsstructuur

De raad is het afgelopen jaar weer
intensief betrokken geweest bij de
discussie rond de aanpassing van de
verenigingsstructuur. Discussiedagen
op I april en 22 mei jongstleden
werden bijgewoond en er vonden
diverse discussies plaats met het
bestuur Kernbegrippen in die
discussies waren onder andere de
kerntaken van de vereniging, de
verenigingsvorm, centralisatie versus
decentralisatie, taken van vrijwiUigers
versus \'professionals\', de positie van
de Raad van Toezicht, de regiobestu-

-ocr page 286-

ren, commissies en werkgroepen et
cetera.

De raad acht het van groot belang
dat de nieuwe verenigingsstructuur
herkenbaar is voor en een groot
draagvlak heeft onder de leden. De
positie van de regio\'s en de gedifferen-
tieerde reacties vanuit de regio\'s op de
voorgenomen herziening van de
verenigingsstructuur zijn diverse
malen onderwerp van gesprek
geweest. De raad acht het ook van
groot belang dat de verschillende
disciplines binnen de vereniging met
elkaar in contact blijven en dat het
bestuur bijvoorbeeld de regiobijeen-
komsten gebruikt om \'feedback\' te
krijgen op haar beleid.

Waar het de raad zelf betreft, is
intensief gediscussieerd over het
voornemen om te komen tot een
ledenraad. De raad hecht er groot
belang aan dat taken, verantwoorde-
lijkheden en bevoegdheden van een
ledenraad helder zijn; dat ook de
voordelen van een ledenraad ten
opzichte van de huidige situatie
helder worden geformuleerd en
gecommuniceerd; en dat vanuit het
oogpunt van onafhankelijkheid de
ledenraad een eigen voorzitter heeft,
dus dat zij niet wordt voorgezeten

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld;

Abma, R.: 2008; 9033 wi Deinum, Spoorstrjitte
2-D

Sitters, mevr. S.; 2008; 3524 ea Utrecht,
Hebriden 10

Voor het dierenartsenexamen van
5 september 2008 zijn geslaagd:
Abma, R.
Arends, G.J.
Boersema, J.S.C.
Bouwman, mevr. M.
Doornbos, mevr. W.M.
Parkas, mevr. K.S.
Polmer, mevr. G.E.
Gorissen, B.M.C.
Hietberg, B.H.
Meer, mevr M.T. van der
Merkx, mevr. M.RA.J.
Noordman, mevr I.W.J.
Rooijendijk, mevr. J.G.A.
Schuur, mevr. E.G. van
Sitters, mevr. S.

door de voorzitter van het bestuur. De
meeste leden van de huidige raad zijn
niet herkiesbaar of hebben zich niet
herkiesbaar gesteld (slechts vier leden
blijven \'zitten\'). De raad heeft aangege-
ven voor de nieuwe leden van de raad
een cursus wenselijk te vinden en
heeft met het bestuur afgesproken dat
nieuwe kandidaten worden geïnfor-
meerd over de mogelijk op handen
zijnde veranderingen en de mogelijke
gevolgen daarvan voor hun positie en/
of zittingstermijn.

Tevens heeft de raad erop aange-
drongen de algemene ledenvergade-
ring alleen een principebesluit te laten
nemen over de voornemens rond de
herziening van de verenigingsstruc-
tuur. Vervolgens zullen de statuten en
de daarvan afgeleide reglementen
moeten worden gewijzigd en ter
goedkeuring worden voorgelegd aan
een buitengewone Algemene Vergade-
ring. De raad is dan ook voornemens
zich als Raad van Toezicht te blijven
gedragen tot de statuten zijn aan-
gepast en goedgekeurd.

hoe nu verder?

De samenwerking met het bestuur
heeft de raad over het algemeen als
plezierig en constructief ervaren. Een

Stumpel, I.B.G.
Vos, mevr. M.
Waijers, P.H.J.

Overlijdensberichten:

Op 31 augustus 2008 RH.A. Poll te Arnhem
Op 9 september 2008 mevr R Visser te Winssen

jubilea

Onbekend oktober, E.F. Laibowitz te Woerden,
25 jaar

I oktober, Dr. M.M. Krasselt te Dwingeloo,
50 jaar

I oktober, J. Egter van Wissekerke te
Heemstede, 40 jaar

I oktober, Mr G.J. Schouten te Alphen a./d Rijn,

40 jaar

II oktober, J. Jacobs te Hummelo, 50 jaar

23 oktober, H.W. Wagenaar te Maassluis, 25 jaar
25 oktober, J.J. Pekelder te Oud-Sabbinge,
40 jaar

25 oktober, T.J. de Vries te Luttenberg, 40 jaar
25 oktober, M. Th. Voets te Sint-Oedenrode,
40 jaar
interessant punt van discussie blijft
echter steeds weer op welk niveau
(operationeel of voornamelijk
strategisch) toezicht moet worden
gehouden.

Nu de besluitvorming rond de
nieuwe verenigingsstructuur dichter-
bij komt, blijft de raad benadrukken
dat die structuur recht moet doen aan
de kerntaken van de vereniging en dat
daarbij een goed evenwicht moet
bestaan tussen professionalisering en
ledenparticipatie. Het is zaak om
intensief contact te hebben met de
leden van de vereniging en, of het nu
een raad van toezicht betreft of een
ledenraad, een positiefkritische
gesprekspartner voor het bestuur te
zijn en de doorgevoerde verande-
ringen, beleidsvoornemens en ingezet
beleid samen met het bestuur regel-
matig te evalueren op wenselijkheid,
voortgang en effecten.

Kees van Maanen is lid van de raad van
toezicht.

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*)
oi-ii-2oo8i maandag 113-10-2008
15-11-20081 maandag 103-11-2008
0i-i2-2oo8lmaandagl 17-11-2008
15-12-20081 maandag! 01-12-2008

Voor 10.00 uur\'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia
Oktober

3 Jaarcongres k n m v d . Locatie: De Fabrique.

4 Negende Feline Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht. Tijd:
9.00 uur tot 17.00 uur. Kosten: dierenartsen
60 euro, studenten 15 euro, wetlabs 25 euro.

8 Symposium Eros, onder de zinspreuk:
Voortplanting een schot in de roos!?!
Locatie: hoorcollegezaal Interne
geneeskunde Paard, Uithof, Utrecht.
Aanvang: 13.15 uur. Informatie en
inschrijven via de website: www.vhiver.nl
(symposium@vhivernl).

-ocr page 287-

11 Dermatology Day. Onderwerp: Dermatologie
bij hond en kat. Locatie: Conferentiehotel
KdK, Soesterberg. Kosten: Dierenarts 185,-
euro. Student: zie website www.proveto.nl
14 Symposium Productinnovatie voor
varkensdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim en Cehave
Landbouwbelang. Toegang gratis. Spekers:
Prof. dr. H. Nauwynck, Kees Sijssens
ceo
Cehave Landbouwbelang, drs. H. Zwolschen
en drs. N. Wertenbroek. Locatie: Kasteel
Henkenshage, Sint Oedenrode. Tijd: 13.30
uur tot 17.30 uur, aansluitend diner.
Aanmelding via Boehringer Ingelheim:
vetmedica@alk.boehringer-ingelheim.com
fax: (072) 5643213 of telefoon (072) 5662411
(Marian Kalisvaard of Mylène Handgraaf).

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Oktober

3 ALV KNMVD. Aansluitend jaarcongres.

Locatie: De Fabrique.
10 Sportdag
knmvd.

10 DIB SUM Netwerkborrel. Locatie: Utrecht.
10
ggp algemene ledenvergadering en

najaarsdag.
14
alv gkz. Locatie: Houten.

Cursussen

Oktober

2 pegd Röntgendiagnostiek schedel en
wervelkolom. Locatie: faculteit
Diergeneeskunde. In deze cursus wordt de
opnametechniek van röntgenfoto\'s van de
schedel en van de wervelkolom besproken.
Bij de cursus wordt een cd verstrekt. Zie de
portal voor meer informatie.

3 Cursus Reconstructieve chirurgie bij de
hond. Locatie: De Lingehoeve, Lienden.
Aanvang: 09.30 uur. Voor informatie: Denijs
Educatie, Achterstraat it,4ii5
rp Asch
(gem. Buren). Tel.: oo3i-(o)345-638535 en
fax: 003I-(0)345-50II99. Website: www.
denijsinstruments.com/educatie/
cursus0verzicht2008.

6 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 2t.oo u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het inschrijf-
formulier is te downloaden van de website
www.dogvision.nl.

7 Cardiologie informatieavond voor

gezelschapsdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim. Toegang gratis.
Locatie: Van der Valk, Schiphol. Aanmelding
via Boehringer Ingelheim vetmedica@alk.
boehringer-ingelheim.com, fax (072) 56 43
213 of telefoon (07 2) 566 24 11 (Nanouk van
Eijk of Cindy Schoonhoven).

10 Cursus Chirurgische extractie technieken
bij gezelschapdieren specifiek de kat.
Aanvang: 09.30 uur. Plaats: Asch. Voor
informatie: Denijs Educatie, Achterstraat 11,
4115 RP Asch (gem. Buren). Tel.:
0031(0)345-638535 en fax:
003i-(0)345-50ii99. Website:
www.denijsinstruments.com/educatie/
cursus0verzicht2008.

11 Cursus Mondchirurgie hond:
basistechnieken. Oronasale fistel, gehemelte
defecten, gingiva. Aanvang: 09.30 uur.
Plaats: Asch. Voor informatie: Denijs
Educatie, Achterstraat
ii,4ii5rp Asch
(gem. Buren). Tel.: 0031(0)345-638535 en
fax: 003i-(0)345-50i 199. Website:
www.denijsinstruments.com/educatie/
cursusoverzicht2oo8.

15 Cursus Echografie. Aanvang: 09.30-12.30
uur. Plaats: Asch. Voor informatie: Denijs
Educatie, Achterstraat 11,4115
rp Asch
(gem. Buren). Tel.: 0031(0)345-638535 en
fax: 003i-(0)345-50ii99. Website:
www.denijsinstruments.com/educatie/
cursusoverzicht 2008.

15 Cursus Echografie. Aanvang: 13.30-17.30
uur. Plaats: Asch. Voor informatie: Denijs
Educatie, Achterstraat 11, 4115
rp Asch
(gem. Buren). Tel.: 0031(0)345-638535 en
fax: 003i-(0)345-50ii99. Website:
www.denijsinstruments.com/educatie/
cursus0verzicht2008.

16 Cardiologie informatieavond voor
gezelschapsdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim. Toegang gratis.
Locatie: Van der Valk, Assen. Aanmelding
via Boehringer Ingelheim vetmedica(|)alk.
boehringer-ingelheim.com, fax (072) 56 43
213 of telefoon (072) 566 24 11 (Nanouk van

Eijk of Cindy Schoonhoven).

21 Mastitis, waar zijn we mee bezig?
Informatieavond voor rundveedierenartsen
georganiseerd door Boehringer Ingelheim.
Locatie:
ac De Meem. Aanmelding via
Boehringer Ingelheim (vetmedica@alk.
boehringer-ingelheim.com).

21-23 International postgraduate workshop
\'Techniques for Writing and Presenting a
Scientific Paper\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: 1475,- euro. Deadline for
registration is 3 October 2008. Online
registration is possible on the website
http://www.wbs.wur.nl. Further information
can be obtained from Wageningen Business
School, RO. Box 226,6700
ae Wageningen,
the Netherlands, Phone -1-31-317-484093,
telefax: -^31-317-426547, e-mail:
info.wbs@wur.nl.

22 Cursus Ontwikkelingen in de chirurgie
paard. Aanvang: 09.30 uur Plaats: Asch.
Praktische deel: De Lingehoeve te Lienden.
Voor informatie: Denijs Educatie,
Achterstraat 11,4115
rp Asch (gem. Buren).
Tel.: oo3i-(o)345-638535 en fax:

0031(0)345-501199. Website:

www.denijsinstruments.com/educatie/

cursus0verzicht2008.

23 Mastitis, waar zijn we mee bezig?
Informatieavond voor rundveedierenartsen
georganiseerd door Boehringer Ingelheim.
Locatie: Van der Valk Nuland. Aanmelding
via Boehringer Ingelheim (vetmedica@alk.
boehringer-ingelheim.com).

27 Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelneme van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

28 Mastitis, waar zijn we mee bezig?
Informatieavond voor rundveedierenartsen
georganiseerd door Boehringer Ingelheim.
Locatie: De Poppe Markelo. Aanmelding via
Boehringer Ingelheim (vetmedica@alk.
boehringer-ingelheim.com).

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

-1 O

Q actolyte

Uc^ iiiT-;.-

-ocr page 288-

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen M/V

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

Voor geïnteresseerde dierenartsen, die uiteindelijk de
wens hebben om door te groeien naar een zelfstandige
praktijk, biedt DixFortuin opnieuw de mogelijkheid deel
te nemen aan de workshop:

Op weg naar een eigen praktijk!

Geef u snel op want
vol = vol!

Dierenarts Landbouwhuisdieren gezocht in Denemarken

Voor onze gemengde dierenartspraktijk Nerager zoeken we een collega die voornamelijk belangstelling heeft voor rundvee. Nörager ligt in
een agrarisch gebied met veel moderne veehouderijbedrijven. Aan onze praktijk zijn onder andere vijftig grote melkveehouderijbedrijven
verbonden, een deel van onze klanten is Nederlands. De praktijk bestaat uit vijf jonge veeartsen. Een goed arbeidsmilieu en hoge vakkun-
digheid staan bij ons centraal. Het is een drukke, maar interessante baan. Zowel \'s morgens als \'s middags verdelen we gezamelijk het werk,
wisselen ervaringen uit en hebben dan ook tijd voor een kop koffie en een gezellig praatje. Wij zoeken een initiatiefrijke collega met een
goed humeur Ervaring is niet het belangrijkste als je maar interesse hebt! Ben je een ervaren veearts dan ligt er veel advieswerk voor je
klaar. Samen met onze klanten willen we er natuurlijk alles aan doen om je goed op gang te helpen, zowel met het werk als met de taal. Er
is gelegenheid om gedurende de eerste periode met een ervaren collega in de praktijk mee te draaien. Indien nodig helpen we graag bij het
vinden van een woning. N0rager ligt dichtbij snelweg E45, ca. 250 km ten noorden van de Duits/Deense grens in de driehoek Randers,
Aalborg, Viborg. In deze drie grote plaatsen is voor een eventuele partner makkelijk werk te vinden.

We horen graag van je. Sollicitatiebrieven ontvangen we bij voorkeur in het engels.

Erik Valbjorn: telefoon 0045-40405871
Line Fruergaard: telefoon 0045-40405872

Norager Dyrehospital ApS
Skraenten 17, 9610 Norager
Denemarken

E-mail: Noeragerdyrehospital@post.tele.dk
Website: http://www.noeragerdyrehospital.dk/

-ocr page 289-

VETERINAIR

Veterinair Centrum heeft haar hoofdvestiging te Honselersdijk.
Hier vinden het huisdierenziekenhuis en de paardenkHniek
onderdak. De afdeling gezelschapsdieren heeft verder nog
vijf vestigingen te Den Haag, Wateringen, Monster en \'s-Gravenzan-
de. Er zijn momenteel 13 dierenartsen en 22 assistenten werkzaam.

Wij zijn op zoek naar een:

Dierenarts Gezelschapsdieren (m/v)

Fulltime en deelname in dienstregeling gezelschapsdieren
Wij vragen:

- Minimaal vier jaar diergeneeskundige ervaring;

- Zelfstandig eerstelijns gezelschapsdierenpraktijk
kunnen beheren;

- Commercieel inzicht;

- Goede contactuele, sociale en organisatorische vaardigheden.
Wij bieden:

- Voordelen van loondienst met extra winstdeling in de omzet.
Omgeving Den Haag

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met:
0174-624544 optie 3

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan:

Veterinair Centrum, t.a.v Personeelszaken,
Harteveldlaan i, 2675
le Honselersdijk.
Of via de e-mail: de.dierenarts(a)hetnet.nl.
www.huisdierenziekenhuis.nl.

VETIPATH voor snel en
betrouwbaar cytologisch en
histologisch onderzoek

Ophaalservice

Staffelkorting

DIERENARTS ^^

SPECIALIST

dei Koninklijke Nederlandse Madl&chappi) voor Diergeneeskunde

Ter overname aangeboden:

winstgevende, groeiende, goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk met woonhuis op een groene plek in de Randstad.
U kunt uw reactie sturen naar
Tijdschrift voor Diergeneeslainde, Postbus 421, 3990 ge Houten, onder vermelding van nummer: 08/08.

Inspirerende werkomgeving gezocht

Gedreven en enthousiaste gezelschapsdierenarts zoekt
nieuwe uitdaging.

Ik wil mijn vak op topniveau uitoefenen in een prettige

werksfeer met respect voor mens en dier. Welke goed

geoutilleerde praktijk in Midden-Nederland

(± Zuid-Holland/Utrecht/Gelderland) deelt deze ambitie

en heeft belangstelling (0.8-1 fte)?

Ik heb acht jaar praktijkervaring met speciale interesse in

interne diergeneeskunde.

Verder ben ik een aanpakker, flexibel, stressbestendig en
sociaal vaardig.

Reacties graag naar newvet@live.nl.

Ter overname gevraagd:

Gezelschapsdierenpraktijk

Dierenartsenpaar met ervaring zoekt een praktijk met
toekomstmogelijkheden in midden- of oost-Nederland.

Reacties graag per e-mail naar:
eigenpraktijk(Sgmail.com.

-ocr page 290-

university of copenhagen

N ij kerk

Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek is een moderne
gemengde praktijk waar twaalf dierenartsen diersoort-
gericht werken in een werkgebied van \'t Gooi tot aan de
Veluwe.

Ter versterking van ons rundveeteam zoeken wij een
enthousiaste

RUNDVEEDIERENARTS

met affiniteit voor paarden, liefst met relevante ervaring.
Na een inwerkperiode zal ook deelname aan de avond- en
weekenddiensten tot het takenpakket gaan horen.

Kijk voor meer informatie op onze website:
www.dapnijkerkwellensiek.nl of neem contact op met
Marjan Thesingh of Kees-Wim fobse (tel. 033-2460305),
bij voorkeur tussen 13.30 en 14.00 uur.

Schriftelijke sollicitaties met c.v. voor 15 oktober sturen
aan Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek
t.a.v Mevr. M. Thesingh, Holkerweg 52, 3861
pb Nijkerk of
e-mailen naar info(a)dapnijkerkwellensiek.nl.

Dierenartsenpraktijk Van Zeebroeck is een jonge, sterk
groeiende en gemengde praktijk (65% melkvee, 5%
zoogkoeien, 5% paarden, 25% gezelschapsdieren, exoten
en schapen in \'t seizoen).

Landelijk gelegen en twintig minuten van de zeer gezellige
stad Groningen. Geen files.

Wij zoeken per direct een dierenarts (m/v)

met de voor zich sprekende positieve en vrolijke eigen-
schappen (je komt ze in elke advertentie tegen) in
voornamelijk de rundveesector en interesse in gezelschaps-
dieren voor tijdens de rustige diensten.

Ervaring is een pre.

Natuurlijk wordt er een leuke en zeker afwisselende baan
in een jong, klein en gezelhg team aangeboden, met goede
toekomstmogelijkheden.

Interesse of vragen: Jo Van Zeebroeck (06-18632902).
Onze website: www.dapvanzeebroeck.nl.

Uw sollicitatie kunt u richten aan:

D.A.P. Van Zeebroeck, Westendorpweg 7,9907 pc Losdorp.

E-mail: jovz(a)xs4alLnl.

"Die Groningers zijn hier echt niet zo stug..."

Professor of Veterinary
Reproduction and Obstetrics

Faculty of Life Sciences

The University of Copenhagen, Faculty of Life Sciences,
Department of Large Animal Sciences wishes to appoint a
professor of Veterinary Reproduction and Obstetrics from
May 2009 or as soon as possible thereafter.

The professor\'s duties will comprise research and teaching
in the main area of Veterinary Reproduction and Obstetrics
in both large (e.g. ruminants, horses and pigs) and small
(e.g. dogs and cats) animals and with emphasis on the
clinical and comparative aspects of the disciplines. The
appointee should have qualifications within one or more of
the following areas:

• Clinical reproductive physiology and endocrinology
(clinical reproductive biology)

• Veterinary obstetrics and perinatal adaptation

• Clinical reproductive pathology including herd fertility
programmes and -management

• Assisted reproductive technologies, e.g. artificial insemi-
nation and embryo technology with special emphasis on
clinical aspects.

Employment and remuneration will be according to the
Agreement between the Danish Ministry of Finance and
the Danish Confederation of Professional Associations.

In order to apply for the post, please obtain the complete
job advertisement, available at www.life.ku.dk/job.

The deadline for application is January 2nd 2009 at 12.00
noon.

The Faculty of Life Sciences is one of Europe\'s leading uni-
versity environments in the areas of food, health, plants,
biotechnology, natural resources, the environment and
related academic areas.

Our research and degree programmes are centred on
knowledge and tools that can help secure a brighter future
for humans, animals and plants.

Read more about The Faculty of Life Sciences at
wvvw.life.ku.dk.

Founded in 1479, the University of Copenhagen is the oldest university in
Denmark. With approximately 37,000 students and 7,500 employees, the
University is the largest university in Scandinavia. According to an internatio-
nal survey the University is ranked as number eight in Europe, and it is
a member of the International Alliance of Research Universities (lARU).
www.ku.dk/english

-ocr page 291-

A7 Noord

dierenartsen

www.a7noorddierenartsen.nl

Gevraagd: fulltime dierenarts, rund en paard

A7 Noord dierenartsen is een goed geoutilleerde praktijk in Friesland met vestigingen in Drachten, Burgum en Beetsterzwaag. Met ons team van
negen dierenartsen en acht paraveterinairen behandelen we landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren en paarden. Onze praktijk kenmerkt zich
door een open, informele sfeer waarbij persoonlijke aandacht voor mens en dier centraal staat.

Wegens het vertrek van een van onze collega\'s medio 2009, zoeken wij per i januari 2009 een

fulltime dierenarts rund en paard.

We zijn op zoek naar een enthousiaste \'teamplayer\' met

-Goede contactuele eigenschappen;

- Liefst een paar jaar praktijkervaring;

- Interesse voor bedrijfsbegeleiding rund en gynaecologie paard.
Wat ga je doen?

- Fulltime meedraaien in onze praktijk, inclusief diensten;
-Voorkomende werkzaamheden rund, paard en kleine herkauwer

Wat bieden wij?

- Werk in een moderne, groeiende praktijk in een prachtig deel van Friesland;

- Een grote, diverse, trouwe klantenkring;

- Enthousiaste collega\'s en een plezierige werksfeer.

Voor nadere inhch tingen over deze functie kun je contact opnemen met Peter van der Weij via 0512 - 301444 of info@a7noorddierenartsen.nl.
Solliciteren

Sollicitatiebrieven met cv kunnen per mail naar info@a7noorddierenartsen.nl of per post naar A7 Noord Dierenartsen, t.a.v. Peter van der Weij,
Nipkowlaan 17, 9207
|a Drachten.

□ sa □ □ □

Klijndijk Beais Borger Emmen Klazienaveen NieiwButnen TerApel Rijtentxock

Wil je graag werken bij een vooruitstrevende dierenartspraktijk, waar je de ruimte krijgt om
jezelf te ontwikkelen?

Arts&Dier heeft een heldere visie op de toekomst. Binnen onze praktijk werkt elk team met
eigen doelstellingen en strategie voor een specifieke doelgroep op het gebied van de
gezelschapsdieren, paarden of landbouwhuisdieren. Gemotiveerde collega\'s en tevreden klanten
vormen hiermee de basis voor het succes van onze aanpak.

Voor de uitbreiding van ons landbouwhuisdierenteam zijn wij op zoek naar een:

Rundveedierenarts m/v

Wij verwachten van jou datje dierenarts bent die naast de veterinair-technische competenties
ook goede sociaal-communicatieve eigenschappen bezit. Je komt te werken in een zelfsturend
team, waarbij actieve inbreng van alle teamleden wordt verwacht en waarbij de aandacht voor
mens en dier centraal staat.

Meer informatie vind je op onze website: www.artsendier.nl

Reacties gaarne binnen 14 dagen per e-mail:
m.glas@artsendier.nl; of schriftelijk:
Arts&Dier, Hoofdweg 26 A, 7871TC Klijndijk,

-ocr page 292-

Dierenkliniek De Langstraat is een praktijk waarin gestreefd wordt naar optimale patiëntenzorg
in een gezonde onderneming. Binnen ons bedrijf hebben wij plaats voor een

Enthousiaste gezelschapsdieren dierenarts (m/v)
(40 uur in te vullen door een of twee dierenartsen)

Dierenartsen met ervaring worden uitgedaagd te reageren.

Wij verwachten van de nieuwe dierenarts(en):

- Uitstekende eerstelijns diergeneeskunde met interesse in tweedelijns deelgebieden;

- Uitstekende communicatieve vaardigheden;

- Compassie voor de cliënt en de patiënt;

- Een gezonde commerciele instelling;

- Teamgeest;

- Participatie in avond- en weekenddiensten.
Wij bieden als nieuwe organisatie:

- Een goed geoutilleerde eerste- en tweedelijns kliniek met röntgen, echo, endoscopie, tandheelkunde unit, "in huis" laboratorium,
drie operatietafels met aparte voorbereiding en een uitgebreide opnameafdeling in een prachtig praktijkpand;

- De mogelijkheid om optimale diergeneeskunde uit te oefenen en ruimte om jezelf te ontwikkelen als dierenarts met een differentiatie in een
specifiek deelgebied;

- De mogelijkheid om mee te denken en doen in een bruisende onderneming;

- Een enthousiast en vooruitstrevend team van collega\'s, zowel dierenartsen als assistentes;

- Een mooie woonomgeving, redelijk centraal in Nederland met cultuur en natuur om de hoek.

Sollicitaties kunt U richten aan mevr. M Yokoi,

Eerste Zeine 112, 5144 am Waalwijk of myokoi@xs4all.nl.

A

r

i

\\

<

s,

s

i

\\

V

j

GROEPSPRAKTIJK DIERENARTSEN
BARNEVELD
KOOTWIJKERBROEK
HARSKAMP

Vanuit drie locaties in de Gelderse Vallei zijn wij actief in een telkens veranderend agrarisch klimaat met een team van negen
dierenartsen en acht assistentes. Binnen alle nieuwe regelgeving liggen er veel uitdagingen voor ondernemende dierenartsen en
hun veehouders.

Naast de landbouwhuisdieren is er tevens de gezelschapsdierensector.

Door het aanstaande vertrek van een pensioengerechtigde collega is er binnen ons team op korte termijn een vacature voor een

Dierenarts m/v

Deze collega zal z\'n functie vanuit Barneveld uitoefenen en kan rekenen op alle ondersteuning en begeleiding die door de
kandidaat gewenst wordt.

Wij zoeken een jonge, enthousiaste en ambitieuze teamplayer die ingezet kan worden in de landbouwhuisdierenpraktijk.
Daarbij zullen de werkzaamheden voor zo\'n 50 procent bestaan uit rundvee bedrijfsbegeleiding. De resterende 50 procent
bestaat voornamelijk uit overige landbouwhuisdierenpraktijk.

Wij bieden een prettige werk- en woonomgeving en een salaris volgens de cao Dierenartspraktijken. Tevens voldoende vrije
tijd en een gunstige dienstenregeling. Ten slotte bieden we de geschikte kandidaat zeer goede toekomstperspectieven.

Voor nadere informatie kunt u kontact opnemen met E. de Haan,

tel. 0342-414956 (praktijk); Schriftelijke sollicitaties met cv voor 10 oktober aanstaande richten aan Groepspraktijk
Dierenartsen, De Driest 2, 3773
bg Barneveld t.a.v. E. de Haan, of aan edehaan(|)groepspraktijkdierenartsen.nl.

dierenkliniek

de Langstraat

-ocr page 293-

CYDECTIN

\\

0 dagen

VVitvni^^

Cydectin werkt ^^ ^

USiGER

met
Cydectin
vtforden
vjormen

^ ■ ün.SodagenwcmiiW

dan

scnurttmBten m

andere producten
metodagenwachttiia

FORTDODGE

lelen op aanvraag beschikbaar. Cydectin 0,5% W/V Pour-On. REG NL 9405. Kanalisatie URA. Samenstelling Moxidectine 5 mg/ml. Meer informatie is op aanvraag beschikbaar, fort Dodge Animal Health Benelux B.V., Postbus 14, B290 AA Vaals, 0800 4555554.

andere producien

cydectin
werkt
tegen

-ocr page 294-

Om u nog beter vaii aiénëtlte . ^
kunnen zi|n verwelkomen wi| jne yolg^de

■ - - • - Wmm -

producten in fonze

I £fàr

Covexin® 8

COVEXINIQ

LACTOVAC

Gletvax®5

QUADRISOr-igg

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een aantal hoogwaardige producten. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met deze nieuwe producten
kunnen onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel deze nieuwe Pfizerproducten nu via uw groothandel.

Bel voor meer informatie over
deze Pfixerprodocteni

Pfizer Animal Health

010.4064600

info@pfizerah.nl

-ocr page 295-

DEEl, 133 • AFLEVERING 20 • I5 OKTOBER 2008

rrn* * 1 * Ct ^QQH

Tijdscnnft voor
Diergeneeskunde

The effect of a topical
insecticide containing
permethrin on the
number of
Culicoides
midges caught near horses

Paratesticulair

scleroserend

\' I

II-

rhabdomyosarcoom

Dierenarts is

poortwachter
dierenwelziin

-ocr page 296-

Sedatie en premedicatie

Sedatie

IS VOORBIJ

IS HIER

I De meest specifieke a2 adrenoreceptc
agonist\'\'

I Voorspelbare sedatie, analgesie en
premedicatie voor honden en katten

I Veiligheid waar je op kunt vertrouwen,
met verminderde kans op
geneesmiddeleninteracties^^

XDOMiroftSè

Geavanceerde controle van sedatie en premedicati

1 Aantaa R et al. Dexmedetomidine, a novel alphaS-adrenergic agonist, A review of its pfiai-macodynamic cfiaracteristics. Drugs of the Future, 18(1): 49-56. 19!
S Ktiarascti EO et al, Ketamine as a probe for medetomidine stereoisomer Infiibition of fiuman liver microsomal drug metabolism. Anesthesiology, 77.1208-1214,19!
3 Study IVIPV 00-05

DeKdomitor®, werluame stof: Een ml bevat 0,5 mg dexmedetomidine hydrochloride overeenkomend met 0.42 mg dexmedetomidine. • Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik, ELI/2/02/033/001 - REG NL 1030B ■ UDD
Doeldier honden en katten • Indicaties: Niet-invasieve, matig tot gemiddeld pijnlijke procedures en onderzoeken waarbij immobilisatie, sedatie en analgesie vereist zijn bij honden en Icatten. Premedicatie bij katten voorafgaa
aan inductie en handhaving van algehele anesthesie met ketamine. Diepe sedatie en analgesie bij honden bij gelijktijdig gebruik van butorphanol, voor medische en kleine chirurgische ingrepen, Premedicatie bij honden voorafgaa
aan inductie en handhaving van algehele anesthesie, •
Toedieningsi«ijie: Het product is bedoeld voor eenmalige injectie. Hond: intraveneus of intramusculair gebruik. Kat: intramusculair gebruik. Lees de bijsluiter vóór gebru
Niet met andere geneesmiddelen vermengen, •
Dosering: hond: afhankelijk van het gebruik: 125-500 pg/m2 lichaamsoppervlak, kat: 40 pg Ag lichaamsgewicht, lees de bijsluiter vóór gebruik. • Contra-indicaties: Niet gebruik
bij: puppies jonger dan B maanden of bij kittens jonger dan 5 maanden, bij dieren met cardiovasculaire aandoeningen, bij dieren met ernstige systeemziekten of bij dieren in de stervensfase, bij bekende overgevoeligheid voor t
j werkzame bestanddeel of voor een van de hulpstoffen, •
Bijwerkingen: verlaging van hartfrequentie en lichaamstemperatuur; aanvankelijke bloeddrukstijging en daarna terugkeren tot normaal of beneden normaal; vertraging van
5 ademhalingsfrequentie een bleke en/of blauwachtige verkleuring van de slijmvliezen bij normale arteriële oxygenatie: braken, spiertremoren; aritmieën met brady- en tachycardie, waaronder uitgesproken sinusbradycardie, le en
= graads AV blok en sinusarrest. Voor verdere bijwerkingen: zie bijsluiter •
Speciale waarscliuiMingen: De veiligheid van dexmedetomidine is niet vastgesteld bij mannelijke fokdieren. Tijdens sedatie kunnen bij katten vertroebelins
I van het hoornvlies optreden. De ogen dienen met een daartoe geschikte oogzalf te worden beschermd, • Bewaren: Niet invriezen. Houdbaarheid na eerste opening van de flacon: 28 dagen bij 25°C, Buiten het bereik en zicht v
fe kinderen bewaren, • Uerdere informatie: zie bijsluiter, of neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat,ahg®pfizer.com).

Pfizer Animal Health

-ocr page 297-

Een nieuw bestuur

Met veel plezier heb ik de afgelopen jaren samengewerkt met het bestuur van
de
knmvd dat afgelopen algemene vergadering afscheid heeft genomen. De
samenwerking was altijd ronduit plezierig en ik kan niet anders zeggen dan dat
er veel bereikt is door Ludo Hellebrekers, Leen den Otter, Erik Gostelie, Hans van
Herpen, Arjan den Hertog, Arend Piebes en Maarten Willemen. Toen ik de foto\'s
van de algemene vergadering bekeek, zag ik een homogeen bestuur achter de
tafel zitten. Een groep gelijkgestemde, deskundige mannen die hun sporen in de
diergeneeskunde verdiend hebben en zich bewust zijn van hun rol. Een bestuur
zoals een bestuur van de
knmvd hoort te zijn.

Toch zie ik ook uit naar de samenwerking met het nieuwe bestuur, dat een
geheel ander karakter heeft. Het lijkt erop dat het nieuwe bestuur een exponent
is van de ontwikkelingen die er binnen de veterinaire wereld en de
knmvd in
het bijzonder plaatsvinden.

In de eerste plaats zijn de vrouwen in het nieuwe bestuur aanzienlijk sterker
vertegenwoordigd. Brigitte Cornelissen en Lonneke Stark representeren de
ongeveer veertig procent vrouwen die de beroepsgroep ondertussen rijk is.
Gezien het feit dat tegen de negentig procent van de studenten diergeneeskunde
ondertussen vrouw is zal het aantal vrouwelijke bestuursleden in de toekomst
zeker verder stijgen.

Een andere interessante ontwikkeling die de veranderde accenten binnen
de Maatschappij illustreert, is het misschien wel eerste bestuurslid onder de
35 jaar. Bram van Schaik valt de eer te beurt en hij vertegenwoordigt hiermee
het toenemend belang van de groep jonge dierenartsen binnen de
knmvd. Niet
voor niets is kortgeleden de Commissie Jonge Dierenartsen een feit geworden.
De commissie wil de groep dierenartsen die korter dan acht jaar zijn afgestu-
deerd, een duidelijkere stem geven binnen de
knmvd.

Ook het ooit eens prototype van de dierenarts is terug te vinden in het
bestuur: man en practicus. Harold van Rossem en Gerit Hooijer vallen in deze
categorie.

Bestuurlijke continuïteit wordt ondertussen gegarandeerd door de twee
bestuursleden die al eerder zitting hadden in het bestuur. Arend Piebes is
herkozen en Ludo Hellebrekers kent een andere zittingsperiode omdat de
voorzitter asynchroon wordt verkozen ten opzichte van de rest van het bestuur.

(NMvD

Al met al ziet het er naar uit dat het nieuwe bestuur in al zijn diversiteit een
mooie afspiegeling is van een beroepsgroep die op tal van manieren aan
verandering onderhevig is. Reden genoeg voor het bureau om uit te zien naar de
samenwerking tussen bureau en bestuur van de komende drie jaar. Deze
samenwerking zal zeker anders zijn dan die met het vorige bestuur maar
verandering zorgt voor nieuwe inspiratie en nieuwe inzichten. Persoonlijk zie
ik in elk geval uit naar de nieuwe en dynamische samenwerking.

Miel Bingen, eindredacteur

-ocr page 298-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 og (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr. L}. Hellebrekers (voorzitter)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen

Dr G.H. Hooijer

Drs. A.H.G. Piebes

Drs. H. van Rossem

Drs. B. van Schaik

Mw. drs. L.A.M. Stark

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Ml H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. FJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr R. Boosman
Mw. dr A. Bouma
Mw. dr TT.J.M. Laan
Dr R.S. Schrijver
DlE. Teske
Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr J.A.E Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr F van Knapen (Utrecht)
Dr J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dn G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr P.R. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.P.C. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr 55 50 48 861 ene en e
bank n.v.. Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr
6993 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus
204
3770 a e
Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken;
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117; 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag; Vera Bavinck

-ocr page 299-

Deel 133 ■ Aflevering 20-15 oktober 2008

wetenschap The effect of a topical insecticide containing permethrin on the

number of Culicoides midges caught near horses with and without
insect bite hypersensibility in the Netherlands

LJ. de Raat, R. van den Boom, M. van Poppel, and M.M. Sloet van

Oldruitenhorgh-Oosterbaan 838

Samenvattingen vdt 844

vooR de PRAKTIJK ..... Paratesticulair scleroserend rhabdomyosarcoom in de testikel bij een

Nubische bok

M.E Hagendoorn, R.J.T. van derLuer en T.S.G.A.M. van den Ingh 850

in veterinair verband ..... "Wat btv-S kan, kan ieder ander Serotype ook"/o^fl" Wew HawueW 856

Uitgelicht: Het Friese rundvee embleem 858

praktijk in bedrijf ..... Arbeidsongeschiktheid verzekeren? yi^e/Zfl Dijfafrfl 861

De dierenarts in 2015 Rens van Dobbenburgh 862

cursussen en congressen ..... Dierenarts is poortwachter dierenwelzijn/o/iflw/T/e/ii HflweyeW 864

Capita Selecta Commissie Diergeneeskunde Lonneke Boom 867

De tandheelkundecursus van v.s.r. \'De Solleysel\' Vera Bavinck 869
Uiergezondheidspanel: over celgetalproblemen en fokkerij

Maria Morseh 870

Nieuwe editie Veehouder en Dierenarts 873

knmvd ..... Verkiezingen bestuur en raad van toezicht 876

ggl-column: Over de schutting Jan Tiete Siebenga 877

Goodwilladvisering en kengetallen Sjouke Kazemier 877

rubrieken ..... Uit de redactie 835

Nieuws 848

Veterinair tuchtrecht 855

Nieuws uit de industrie 875

Voorzitterscolumn 876

Deadline kopij 878

Doorlopende agenda 878

-ocr page 300-

The effect of a topical insecticide containing
permethrin on the number of
Culicoides
midges caught near horses with and
without insect bite hypersensitivity
in the Netherlands

/./. de RaatR. van den Boom \'>" M. van Poppel\' and
M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'

Tijdschr Diergeneeskd 2008:838-842
Oorspronkelijk artikel
summary

Insect bite hypersensitivity (ibh) in horses is most likely
caused by
Culicoides species, although other insects may
also play a role. Until now no effective cure has been
found for this condition, although numerous therapeutic
and preventive measures have been used to control insect
hypersensitivity. One such method is to apply a topical
insecticide to horses.

In this study, the effect of a topical insecticide contain-
ing permethrin (3.6%) was examined in seven pairs of
horses. The horses were placed inside a tent trap to collect
Culicoides spp. and other insects attracted to the horses on
two subsequent evenings. On the first evening, both
horses were untreated. After the end of this session, one
horse of each pair was treated with the pour-on insecti-
cide; treated horses were kept separate from untreated
horses. The next evening the pairs of horses were again
placed inside the tent trap and insects were collected.

Similar percentages of Culicoides were trapped as in
earlier studies (C.
obsoletus 95.34% and C. pulicaris 4.54%),
with healthy horses attracting more
Culicoides than horses
affected by
ibh. The number of Culicoides, the percentage
of blood-fed
Culicoides obsoletus, and the total number of
insects attracted to horses 24 hours after treatment with
permethrin were reduced but the reduction was not
statistically significant. No negative side effects of per-
methrin administration were observed.

Department of Equine Sciences, Faculty of Veterinary Medicine,
Utrecht University, Yalelaan 114, 3584CM,the Netherlands.

ii Corresponding author: tel:-i-31 30 253i350,fax: ■)■ 31 31 302537970,
email: r.vandenboom@uu.nl

samenvatting

Het effect van een plaatselijk insecticide dat permethrin be-
vat op het aantal
Culicoides knutten gevangen bij paarden
met en zonderstaart- en maneneczeem in Nederland

Staart- en maneneczeem (sme) bij het paard wordt waarschijn-
lijk veroorzaakt
rfoor Culicoides-joorfen, hoewel andere insecten
mogelijk ook een rol spelen. Tot nu toe is er geen effectieve manier
gevonden om staart- en maneneczeem te kunnen genezen. Er
worden verschillende therapeutische en preventieve maatregelen
gebruikt om staart- en maneneczeem onder controle te houden.
Een van de preventieve methoden is een topicaal insecticide.
In dit onderzoek is bij het paard de werking van een (^,6 procent)
permethrin bevattend topicaal insecticide onderzocht Hiervoor
zijn zeven paar paarden gebruikt. Gedurende twee opeenvol-
gende avonden werden
rfe Culicoides spp. en andere vliegende
insecten die op de paarden aftwamen, gevangen door de paarden
in een tentconstructie te plaatsen. Op de eerste avond waren beide
paarden van ieder paar onbehandeld. Na de eerste vangsessie
werd één van de paarden behandeld met de pour-on insecticide
en apart gehouden van de onbehandelde paarden. De vangsessie
werd op de tweede avond herhaald.
De bovenstaande methode bleek geschikt te zijn om de werking
van insecticiden bij paarden te beoordelen.
Culicoides spp.
werden in vergelijkbare percentages gevangen als in eerdere
studies
(C. obsoletus 95,34 procent en C. pulicaris 4,54 procent),
waarbij gezonde paarden
meer Culicoides aantrokken dan
paarden lijdende aan
sme. Het aantal Culicoides, het percentage
Culicoides obsoletus volgezogen met bloed en het totale aantal
insecten aangetrokken tot paarden 24 uur na behandeling met
permethrin was lager dan voor behandeling, maar de verschillen
waren niet statistisch significant Er zijn gedurende het onderzoek
geen negatieve effecten geconstateerd van de behandeling met
permethrin.

introduction

Insect bite hypersensitivity (ibh), or allergic dermatitis, is a
common skin disorder in horses and is also known as Sweet
itch, Summer eczema, Queensland itch or Kasen (i, 2,4).
Culicoides species are likely to be the most important
causative agent, although other insects, such as
Simulium,
Stomoxys
and Haematobia, may also play a role (3). The
condition is characterised initially by numerous papules or
wheals, tufted hair and hyperaesthesia which are followed
by intense pruritus. Self inflicted trauma causes exfoliation.

-ocr page 301-

exudation of serum and patchy alopecia (i, 2,4).

Until now no effective cure has been found for this
condition, although numerous therapeutic and preventive
measures have been used in the control of insect bite
hypersensitivity. One of the preventive methods which
can be used to prevent insects biting horses is the applica-
tion of a topical insecticide.

In this study the effect of a topical insecticide contain-
ing permethrin was examined on horses. Permethrin is a
synthetic pyrethroid and a moderately persistent insecti-
cide that has been used in veterinary medicine to control
Stomoxys and other biting insects (5).

In order to evaluate the effect of the insecticide, the
number of midges and other insects attracted to horses
was determined before and after treatment of the horses.
A mosquito net tent trap containing a horse was used to
collect the insects and all
Culicoides and blood-fed Culi-
coides obsoletus
were identified and counted.

materials and methods

Animals

Fourteen Icelandic horses were used in this experiment.
Ten horses (five pairs) were affected with insect bite
hypersensitivity (
ibh) and four horses (two pairs) were
unaffected. All horses were kept under the same condi-
tions and were pastured 24 hours a day throughout the
year, without access to an open stable. Ten mares and four
geldings were used, ranging from 9 to 25 years old, with an
average of 16.2 years. The study was approved by the
University\'s Ethics Committee, in compliance with the
Dutch Act on Animal Experiments.

Insecticide containing permethrin

A permethrin containing pour-on insecticide (Tectonika)
was used on horses. The product contained 36 g/1 per-
methrin and excipiens (ad 100 ml). It is registered tempo-
rarily in the Netherlands for use on cattle to prevent
Bluetongue, caused by
Culicoides spp. The dose used on
cattle is 10 ml per 100 kg bodyweight with a maximum of
2 5 ml. The product was used topically on the dorsal
midline from the neck to the base of the tail. About 25% of
the dose is used on the neck.

Experimental setting

Five pairs of horses affected with i b h and two pairs of
unaffected horses were formed. During two subsequent
evenings the
Culicoides spp. and other flying insects
attracted to the horses were captured. The first evening
both horses of each pair were untreated. After the first
capture session one of the horses was treated with the
pour-on insecticide. Twenty ml of the permethrin contain-
ing insecticide was poured over the dorsal midline of the
horse, from behind the ears to the base of the tail. The
treated and untreated horses were kept in different
pastures, to prevent the permethrin being transferred
from one horse to another by physical contact. The
number of insects attracted to six of the seven pairs of

horses was assessed again after 24 hours. Only one pair of
horses was assessed for the second time after 48 hours,
because bad weather conditions made it impossible to
perform the capturing procedure after 24 hours. The
horses were paired to allow correction for differing
(weather) conditions during the two capture sessions.

Collection of Culicoides

In the current study the experimental setting designed by
Van der Rijt et al. (14) was used in order to collect the
Culicoides spp. and other flying insects (figure r). During
sunset the horses were each placed inside separate tent
traps placed r m apart. The tent traps consisted of a strong
metal frame secured to the ground using metal pegs and
covered with a large mosquito net (mesh opening of about
200|xm). The back of the tent was kept open and the rest of
the netting remained on the ground. During sampling the
horses were held by a handler inside the tent.

After 30 minutes the horses were taken from the traps
and the tents were closed. All living insects trapped inside
the tents were collected using a small vacuum cleaner
(1400W, lowest power setting) with a small piece of
mosquito net placed in the tubing as a filter The lowest
power setting was used, to prevent the insects from being
damaged. The insects were placed in test tubes with 70%
ethylethanol solution (thereby killing them) and stored
until further processing.

Sample processing

The insects were identified (8) and counted manually. The
insects were placed in a Petri dish and examined under a
stereo microscope.
Culicoides pulicaris, bloodfed and
non-bloodfed C.
obsoletus, other Culicoides spp. and other
insects were counted and placed in separate, labelled
eppendorf cups.

Statistical analysis

Statistical analysis was performed using the spss software
package (version 12.01). Normality of data was assessed
using the Kolmogorov-Smirnov test and data for all insects
trapped, except C.
pulicaris, were found to be normally
distributed. The influence of
ibh status was tested using
an independent sample t-test. The effect of treatment with

a Tectonik, Virbac Animal Health, Barneveld, the Netherlands.

-ocr page 302-

Fig. 2C. Fig. 2B.

Fig. 2 A. C. oiso/etMS non-bloodfed.

Fig. 2B. C. pulicaris.

Fig. 2C. C. ofasfems bloodfed.

the pour-on was assessed using an independent sample
t-test (all treated horses vs. all non-treated horses) and
using a paired student t-test (the same horse before and
after treatment, corrected for insect burden). The effect of
treatment on the number of C.
pulicaris impped was tested
using a nonparametric sign test. A p value < 0.05 was
considered to be statistically significant.

results

The large majority of the Culicoides trapped were found to
be C.
obsoletus{21,1^^/22,166 = 95.34%, figure 2A).
A smaller number was C.
pulicaris{i,007/22,i66 = 4.54%,
figure 2B). Although the percentage of bloodfed C.
obsoletus was higher in
ibh horses (63% vs. 47% in
healthy horses) the mean number of bloodfed C.
obsoletus
(figure 2C) was considerably lower (211 vs. 846), although
the difference was not statistically significant. When

Total number of C. ofcso/etus trapped

5000

■ before treatment
□ after treatment

4000

3000

all horses

Figure 3. The total number of living C. obsoletus caught (mean ± sem)
before and 24 hours after treatment with a permethrin containing pour-
on, shown for all horses, horses suffering
ibh and healthy control horses.
* Statistical significance (P<0.05).

comparing horses with and without ibh, healthy horses
attracted more
Culicoides than affected horses (figure 3),
with the difference between the total and non bloodfed
C. ofoo/etus reaching statistical significance.

The mean number of Culicoides obsoletus caught
(bloodfed, non-bloodfed and total) was compared between
the treated and untreated (control) horses on day two and
before and after treatment (in treated horses). The com-
parison was made for
ibh affected horses, healthy horses
and all horses combined. Although the number of
C.
obsoletus (bloodfed, non-bloodfed and total) was always
lower in treated horses and after treatment (in treated
horses) this difference never reached statistical signifi-
cance (figure 4). As (weather) conditions vary considerably
from day to day (and these have a considerable influence
on the number of
Culicoides trapped) the number of
Culicoides caught after treatment (day 2) were also calcu-
lated as a percentage of the number caught before treat-
ment (day r), in both treated and untreated horses. This
approach did not produce a consistent change in the
relative number of
Culicoides trapped (data not shown).

The number of C. pulicaris trapped after treatment with
the permethrin pour-on was lower than before treatment
(mean 46/session vs. 24/session), but this difference was
also not statistically significant.

In the seven horses treated with permethrin no negative
side effects following the administration of the permethrin
pour-on were found, paying attention to local effects on
the skin such as pruritus, erythema, swollen skin, alopecia
and lesions. Generalised effects such as ataxia, tremors, etc.
were also not observed during the study

discussion

In this study the effect of a (3.6%) permethrin containing
pour-on insecticide was tested for usability on horses. The
product^ used contains 36g/l permethrin and is temporar-
ily registered in the Netherlands for use on cattle. Per-
methrin, a synthetic pyrethroid, is used as an insecticide
against ticks, mosquitoes and other arthropods. Strong
excitation of the insect\'s nervous system and blockade of
sodium movement into nerve cells via inhibition of
adenosine triphosphatase, acetylcholinesterase, and the
7-aminobutyric acid receptor leads to paralysis (5).

In this study a mosquito net tent trap was used to
evaluate the effect of an insecticide in horses. The advan-
tage of this method is that insect species which are
specifically attracted to horses can be caught without being
damaged. All insects other than
Culicoides spp. were
removed from the test tubes before counting the
Culicoides
spp.
The percentages of C. obsoletus (95.34%) and
C.
pulicaris (4.54%) trapped in this study were practically
identical to those reported by Van der Rijt et al. (14) (94.1
and 5.8% respectively) and Townley (13) (88.9 and 4.7%).
Although the number of
Culicoides trapped following
application of the insecticide containing permethrin was
reduced, these differences were not statistically significant.

All trapping sessions were repeated 24 hours after
applying the insecticide, except in one pair of horses that

-ocr page 303-

Total

Total

before treatment
after treatment

5000
4000
3000
2000
1000

5000
4000
3000
2000
1000

0

1 before treatment
I after treatment

5000
4000
3000
2000
1000

5000
4000
3000
2000
1000

C. obs. Bloodfed C. ofcs. Non bloodfed C. ois Total

Cofo. Bloodfed C. ofo. Non bloodfed C.ofo Total

Figure 4. Number of living Culicoides (bloodfed, non-bloodfed and total) trapped (mean ± sem) in untreated and treated horses and before and 24 hours
after treatment with a permethrin containing pour-on in a) all horses, b) horses suffering
ibh and c) healthy control horses.

was assessed after 48 hours. In that pair the effect of the
insecticide appeared quite obvious, with a reduction in the
total number of
Culicoides trapped (on day 2 compared to
day i) of 82% in the treated horse and only 19% in the
untreated horse. It could be that permethrin had not fully
spread over the horse\'s body after 24 hours and repeating
the experiment using more/later time points may be
worthwhile.

It is also possible that a pour-on applied over the back
does not reach all body parts. In an earlier study (7) the
persistence of permethrin (5%) applied to the dorsum of
calves in the field against
Culicoides sonorensis was estimat-
ed using a hair-blood-feeding bioassay in the laboratory.
Hair clippings were taken before treatment and several
days after treatment from the dorsum, side and belly of
treated and control calves. In the laboratory insects were

allowed to feed through thin hair layers and a parafilm
membrane on warmed sheep blood. Some intoxication
after exposure to hair was noted up to 28 days after
treatment with permethrin. Hair from the dorsum caused
more intoxication for a longer period than hair from other
body regions. Residues on belly hair did not significantly
reduce feeding at any time, suggesting that permethrin is
not distributed to all parts of the body A 0.2% permethrin
spray application on the ventral abdomen (250ml) did
result in more than 80% reduction of C.
sonorensis at 3 and
7 days after treatment, but activity had subsided by 10
days after treatment.

In a study by Schmidtmann et al. (10), performed in the
United States, the repellency of several commercially
available synthetic pyrethroid insecticides, with perme-
thrin as the active ingredient, was tested against the

-ocr page 304-

blood-feeding of mosquitoes and black flies from cattle
and ponies. They used a similar experimental setting as in
the present study, comparing the blood-feeding rates of
insects between treated and non-treated animals. Blood
feeding of
Simulium bivittatum from ponies treated with a
permethrin fly wipe was reduced significantly by 98% and
99% at one and seven days post treatment respectively.
These data combined suggest that the study could be
repeated after treating/spraying the whole body

The Icelandic horses in this study were treated with 20
ml of the permethrin containing insecticide. This dosage
was extrapolated from the dosage of this product as used
for cattle. Because no adverse effects were observed at this
dosage in horses, it may be possible to use a slightly larger
volume in future studies to determine if better results can
be obtained. In another study a four per cent permethrin
pour-on (cisrtrans = 80:20) was tested for the control of
insect bite hypersensitivity on horses (ri). Thirty to forty
ml of the permethrin solution was applied along the
backline of the horses. Of the 43 animals which had signs
before treatment, ri were healed and 26 were much
improved. Overall the authors claimed an 86% positive
response to treatment. In those authors\' experiments, one
to three applications a week of permethrin pour-on gave
good results. It is not clear how soon after treatment the
positive effect was observed.

Culicoides spp. have different preferred feeding sites on
animals. There are few and contradictory references to the
preferential biting sites of midge species on animal hosts.
Culicoides obsoletus was reported to land on all body parts of
horses, with a large proportion landing on the ventral
abdomen according to Mellor and McCaig (6), but only a
small percentage according to Townley et al.(i3).
Culicoides
pulicaris,
the other Culicoides species trapped near horses in
the Netherlands, also lands on all body areas, but (accord-
ing to both reports) predominantly on the dorsum.
Because results in the literature are contradictory, more
research needs to be done to establish the major feeding
sites of C.
obsoletus. It is possible that Culicoides attracted to
the dorsum of the horse treated with the pour-on were
killed but that
Culicoides were still attracted to other parts
of the horse, which may or may not have been reached by
the permethrin pour-on.

In the current study, seven horses were treated with
permethrin and no side effects occurred after treatment.
Known general side effects following the use of
Pyre-
thrines are hypersensitivity, tremors, ataxia, vomiting (not
very likely in the horse) and convulsions (9). Also, topical
adverse reactions have been reported in animals. In dogs
erythema, itching and alopecia on the side of application,
but also on other skin areas, were reported (12). In an
experimental setting two out of 50 horses reacted adverse-
ly to treatment with permethrin, using a larger volume
than used in the present study (r i). The signs were itching
and swollen skin and those signs disappeared within two
days of stopping treatment. It should be remembered that
the occurrence of side effects could be related to the
particular product/formulation used and may be caused
by or related to other substances (other than the per-
methrin).

In conclusion, the use of the 3.6% permethrin contain-
ing pour-on applied to horses in the present study appears
safe and the set-up used allows quantification of the
number of insects attracted to treated and untreated
horses. Future studies should examine the use of spray-ons
or wipes, allowing treatment of the whole body and more
and later time points should be evaluated.

acknowledgements

We would like to thank all horse owners for letting us use
their horses for this experiment and their cooperation
during the study. Further we want to thank Barend
Blankenstein for the photographs of the
Culicoides midges
and Virbac Animal Health for providing the pour-on.

literature

1. Anderson GS, Belton P and Kleider N. The hypersensitivity of horses to
Culicoideshites in British Columbia. Canadian Vet J1988; 29: 718-723.

2. Brostrom H, Larsson A and Troedsson M. Allergic dermatitis (sweet
itch) of Icelandic horses in Sweden: an epidemiological study Equine
Vet I r987; 19: 229-236.

3. Fadok VA and Greiner EC. Equine insect hypersensitivity: skin test and
biopsy results correlated with clinical data. Equine Vet [ 1990; 22:
236-240.

4- Hallddrsddttir S and Larsen H|. An epidemiological study of summer
eczema in Icelandic horses in Norway Equine Vet J1991; 23: 296-299.

5. Katz TM, Miller JH and Hebert AA. Insect repellents: Historical
perspectives and new developments. Journal of the American
Academy of Dermatology 2008; 58; 865-871.

6. Mellor PS and McCraig J. The probable cause of \'sweet itch\' in England.
Vet Rec 1974;95:411-415.

7. Mullens BA, Velten RK, Gerry AC, Braverman Y and Endris RG. Feeding
and survival of
Culicoides sonorensis on cattle treated with permethrin
or pirimiphos-methyl. MedVet Entomol 2000; 14:313-320.

8. Oosterbroek P. [The European Diptera - determination table, biology
and literature review of the families of the midges and flies].
V/etenschappelijke mededehngen
knnv 1981.

9. Reigart R and Roberts J. Recognition and Management of Pesticide
Poisonings. 5th edn. Published by
epa\'s Office of Pesticide Programs,
1999.

10. Schmidtmann ET, Lloyd JE, Sr, Bobian RJ, Kumar R, Waggoner JW Jr,
Tabachinick WJ and Legg D. Suppression of mosquito (Diptera:
Culicidae) and black fly (Diptera: Simuliidae) blood feeding from
Hereford cattle and ponies treated with permethrin. J Med Entomol
2001; 38: 728-734-

11. Stevens DP, Henderson D, Vlaminck K, Eley J and Kennedy AS.
High-cis permethrin for the control of sweet itch on horses. Vet Rec
1988; 122: 308.

12. Tjalve H. Adverse reactions to veterinary drugs reported in Sweden
during 1991-1995. J Vet Pharmacol Ther 1997; 20:105-110.

13. Townley P, Baker KP and Quinn PJ. Preferential landing and engorging
sites of
Culicoides species landing on a horse in Ireland. Equine Vet J
1984; 16:117-120.

14. Van der Rijt R, van den Boom R, Jongema Y and Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan MM.
Culicoides species attracted to horses with and
without insect hypersensitivity The Vet J 2008; 178:91-97.

Artikel ingediend: 23 april 2008
Artikel geaccepteerd: 12
September 2008

-ocr page 305-

^pedaal voor Anne, Bart en Fleun Movir verzekert uitsluitend (para)medici en zake-
lijke professionals tegen arbeidsongeschiktheid. Zo zijn ze bij Movir verzekerd van
Ben persoonlijke aanpak. Zowel de uitgebreide preventie activiteiten als de mogelijke
re-integratie worden op een betrokken wijze specifiek afgestemd op hun situatie.
Daarnaast heeft Movir een zwak voor starters. Die bieden we de nodige begeleiding
Bn een aantrekkelijke korting. Kijk op www.movirnl of vraag ernaar bij uw? adviseur.

onderdeel van ING^

movir

een vrij beroep een zeker bestaan

-ocr page 306-

Samenvattingen vdt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
hebben besloten samenvattingen
van gepubliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op
een eenvoudige manier op de hoogte blijven van de
veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof dr. Aart de Kruif

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift
Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

De metabole adaptiemechanismen bij
hoogproductieve melkkoeien

P. Bossaert,}. Leroy, S. Cools, H. van Loo, A. de Kruif en
G. Opsomer. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008;
77:207-215.

Het hoge productieniveau in de melkveehouderij gaat
gepaard met een verhoogd risico op productieziekten
zoals leververvetting en ketonemie. Dit risico vloeit voort
uit metabole aanpassingen aan de lactatie, waardoor de
koe energetisch gezien op het scherp van de snede loopt.

De hoge melkproductie is slechts mogelijk door de uier
absolute prioriteit te geven voor de opname van glucose.
Het energieverbruik voor het onderhoud en de lactatie in de
eerste lactatieweken overstijgt de energieopname via het
voer, waardoor de koe in een negatieve energiebalans
verkeert. In korte tijd vinden ingrijpende metabole verande-
ringen plaats, gestuurd door een lage insulineconcentratie
en een verlaagde weefselgevoeligheid voor insuline.
Daardoor daalt in de perifere weefsels het verbruik van
glucose, dat voorbehouden wordt voor de melkklier, en
worden er lichaamsreserves afgebroken om het energiete-
kort te compenseren. De lever vervult een sleutelfunctie in
deze adaptatieprocessen door grote hoeveelheden van de
aangeboden voedings- en afbraakproducten om te zetten in
glucose en alternatieve brandstoffen.

Toepassingsmogelijkheden van
stamcellen in de diergeneeskunde

E. Van Haver, C. De Schauwer, T. Rijsselaere, E. Meyer en
A. Van Soom. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:21g-22

Stamcellen (sc) kunnen worden opgesplitst in embryo-
nale en adulte stamcellen. Embryonale stamcellen zijn per
definitie afkomstig uit een embryo en kunnen toti- of
pluripotent zijn, terwijl adulte stamcellen vooral uit
navelstrengbloed, perifeer bloed en beenmerg worden
gewonnen. Adulte stamcellen kunnen multi- of unipotent
zijn.

Het gebruik van stamcellen in de diergeneeskunde
betreft een relatief nieuw en onontgonnen domein in de
wetenschap. Dit overzicht biedt een algemeen beeld van
de mogelijke farmacologische en therapeutische toe-
passingen in de diergeneeskunde inzake stamceltherapie,
voornamelijk gebaseerd op studies uit de humane genees-
kunde. Stamcellen kunnen in de diergeneeskunde een rol
spelen bij de bestrijding van tumoren, in de regeneratie
van organen na weefselschade, bij auto-immuunziekten,
leverziekten, neurologische aandoeningen, sfincter-
incontinentie en hemofilie.

Dystrofinedeficiëntie bij hond en kat

A.-S. Verhaeghe, L Van Soens, S. Bhatti en L. Van Ham.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:227-236.

X-gebonden dystrofinedeficiëntie is een erfelijke spier-
dystrofie die is beschreven bij de mens, de muis, de hond en
de kat. De verschillende diersoorten worden gebruikt als
diermodel voor de humane variant. Hun belang uit zich
voornamelijk in het onderzoek naar therapeutische
mogelijkheden.

Het voorkomen, de klinische kenmerken, de etiolo-
gische diagnose en de therapeutische mogelijkheden van
dystrofinedeficiëntie bij hond en kat worden uitgebreid
beschreven.

Staartbijtgedrag bij vleesvarkens:
prevalentie, Pathogenese, symptomen,
predisponerende factoren, preventie
en behandeling

B. Driessen, D. Smulders, T. Parmentier, J. Van Thielen en
R. Geers. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:238-246.

Al een aantal jaren staat de rentabiliteit van de vlees-
varkenssector onder druk. Toch zijn er nog mogelijkheden
om de kostprijs van het Belgische varkensvlees te verlagen
en tevens de kwaliteit te verbeteren. Staartbijten staat
bekend als een belangrijk economisch en welzijnsprobleem
in de huidige vleesvarkenshouderij. Zowel staart- als
oorbijten kan negatieve implicaties hebben voor de
varkens. In de intensieve varkenshouderij werden gedu-
rende de laatste decennia biggen preventief gecoupeerd. De
doeltreffendheid van deze maatregel werd in verscheidene
studies in vraag gesteld. Voordat er alternatieven worden
aangedragen voor deze behandeling, is het belangrijk om de
nog niet volledig bekende pathogenese en de predispone-

-ocr page 307-

rende factoren van het staartbijtgedrag te bestuderen.
Genetica, geslacht, voedersamenstelling, leeftijd en
gewicht, seizoen, stalklimaat, gezondheidsstatus, opper-
vlakte per big, huisvesting en hokverrijking, en dierkarak-
ter kunnen een rol spelen in de prevalentie van staartbijt-
gedrag bij vleesvarkens in de opfokperiode.

Comparative aspects of pulmonary
toxicity induced by cytotoxic agents
with emphasis on lomustine, and a
veterinary case report

S.A.E. Van Meervenne, J.R de Vos, L. Van Ham en V. Bavegems.

Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77; 248-255.

In veterinary oncology the use of the nitrosourea com-
pound lomustine is increasing. Veterinary oncologists
need to be aware of the pulmonary toxicity of this drug.

Because of the lack of veterinary publications on this
subject, the incidence and pathophysiology in human
cancer patients of pulmonary toxicity induced by cyto-
toxic agents in general and by nitrosoureas in particular
are discussed. Three clinical syndromes can be recognized,
the most devastating of which is interstitial pneumonitis
resulting in pulmonary fibrosis. Disturbances in the
homeostatic mechanism of the oxidant/anti-oxidant-,
immunological-, matrix repair-, proteolytic-, and central
nervous systems are some of the major mechanisms of
pulmonary injury in human medicine. Risk factors such as
cumulative dose, age, radiation, oxygen administration
and multi-drug regimens are recognized.

For the first time in veterinary medicine, a case report
of a dog with pulmonary fibrosis, probably caused by
chronic lomustine administration, is presented.

Morganella morganii subsp. morganii-
associated pneumonia in a Belgian
Blue calf

H. Moyaert, E Pasmans, G. Vercauteren, T. Geurden,
A. Decostere en E Haesebrouck. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2008; 77:256-258.

A multiresistant Morganella morganii subsp. morganii
strain was isolated in pure culture from pneumonic
lesions of a 3-week-old Belgian Blue calf, originating from
a farm coping with chronic diarrhoea and respiratory tract
disease as well as increased mortality in 1-3-week-old
animals. Additionally, high numbers of
Glostridium
perfhngens were
isolated from the jejunum and a Giardia
infection was diagnosed. Moreover, necropsy findings and
histological examinations indicated nutritional myode-
generation.
M. morganii is an opportunistic pathogen that
is mainly associated with postoperative and nosocomial
infections in immunosuppressed individuals.

Leptospirosis in dogs: a retrospective
study of seven clinical cases in Belgium

A. Glaus, I. Van de Maele, F. Pasmans, K. Gommeren en S.
Daminet. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:259-263.

Recent information regarding clinical leptospirosis in
Europe is sparse in comparison with information about
this disease in the United States and certain other coun-
tries. A retrospective study describing seven clinical cases
of dogs diagnosed with leptospirosis on the basis of a
mat
(Microscopic Agglutination Test), serology or autopsy at
the Department of Medicine and Clinical Biology of Small
Animals, Ghent University, between January 2003 and
October 2005 is presented. All the dogs had non-specific
clinical signs and presented with acute renal failure, with
or without signs of liver insufficiency and/or bleeding
tendencies. In the three dogs in which a
mat was per-
formed, the highest antibody titers were found against
Leptospira serogroup Pomona (n=2) and Javanica (n=i). It
is recommended to treat every patient with clinical signs
and laboratory abnormalities of acute renal failure
without a known cause with penicillin derivatives until
specific testing confirms or rules out leptospirosis.

Infectious coccygeal discospondylitis
in an adult trotter horse

M. Oosterlinck F. Pille, F. Gasthuys en J.H. Saunders.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:264-268.

This case describes the clinical and radiographic appear-
ance, medical treatment and long-term follow-up of a
6-year-old French trotter stallion that was referred with an
acute onset of pain and swelling at the tail-head without a
history of traumatic insult. Radiographic examination
revealed multiple semicircular and millet-sized radiolu-
cencies at the endplates of several adjacent caudal verte-
brae, indicative of infective discospondylitis. The horse
made a full clinical recovery after 7 weeks of antibiotic
treatment with oral trimethoprim-sulfonamids and
successfully resumed its athletic activities. Follow-up
radiography after one year showed only slight residual
irregularity at the epiphyses, without exuberant new bone
formation or persisting radiolucencies.

-ocr page 308-

Geen dierenarts vult zijn werkweek hetzelfde in.
De een doet 15 verlossingen, terwijl de ander
vooral managet en vergadert. Naarmate u ouder
wordt verandert uw financiële positie, gaat u
wellicht parttime werken of verandert de inhoud
van uw dagelijks werk. Dit heeft gevolgen voor uw
arbeidsongeschiktheidsrisico. Wij monitoren uw
AOV jaarlijks en waar nodig passen wij deze aan.

Kenmerken van onze nieuwe AOV\'s:

- criterium: beroepsongeschiktheid

- eindleeftijd 65 jaar is mogelijk

- stabiel en scherp premiebeleid

- uw feitelijke werkzaamheden bepalen
de hoogte van uw premie

- jaarlijkse update van uw verzekering

- overstapservice

Blijft u exact
hetzelfde doen
tot uw 65^\'®?

Vraag naar onze nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekeringen!

Ook een onafhankelijk advies over uw AOV?

Bezoek onze website en vul het vragenformulier in.
U ontvangt dan vrijblijvend een offerte toegespitst
op uw persoonlijke situatie.

Vraag ook naar MedZorg® Dierenarts, onze
nieuwe pakketverzekering. In deze complete
verzekeringsoplossing zit nu ook een zeer scherpe
verzuimpolis en een beroepsaansprakelijkheids-
verzekering met ruime dekkingsmogelijkheden.

RAADGEVERS

MEDISCHE BEROEPEN Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

E-mail info@raadgevers.nl lid NVA-sectie medische beroepen
www.raadgevers.nl Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 309-

Royal Canin introduceert

Satiety Support Diet

s

^ Het Satiety Support Diet van Royal Canin

► Speciale receptuur voor een beter verzadigingsgevoel.

► Gedoseerde porties voor een betere therapietrouw.

► Milieuvriendelijke verpakking.

► Effectief gebleken in veldstudies.*

7

De nieuwe
benadering van
overgewicht
bij de Icat

Royal Canin innovatie: droogvoeding in gedoseerde porties, de basis voor succes!

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinäre Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.: 0413-318484 (bestellingen) of 318400 (productinformatie) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

\'Comparision of dietary strategies on the perception of tiunger during a large-scale feline field weightloss program

-ocr page 310-

Vaccinatie Q-koorts

Minister Gerda Verburg van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
(lnv) wil
niet drachtige melkgeiten en melk-
schapen vaccineren tegen Q-koorts.
Op dit moment wordt gewerkt aan een
vaccinatieplan voor het vaccineren van
40.000 dieren in een gebied van 45
kilometer rondom Uden in Noord
Brabant. Dit gebied is gekozen omdat
de meeste humane gevallen van
Q-koorts zich in die omgeving hebben
voorgedaan. Voordat er daadwerkelijk
gevaccineerd kan gaan worden, moet
het Bureau Diergeneesmiddelen een
advies geven over een vrijstelling,
aangezien het vaccin in Nederland niet
is geregistreerd. Als het vaccin wordt
toegelaten, kan het bedrijf c
eva half
oktober 80.000 doses leveren en kan
men in de tweede helft van oktober
beginnen met vaccineren. De vacci-
natie geschiedt op grond van vrijwillig-
heid. De kosten van het vaccin komen
voor rekening van de Rijksoverheid, de
dierenartskosten zijn voor rekening
van de veehouders.

Minlnv.nl

Genetische basis bse

Tot voor kort dacht men dat bovine
spongiforme encephalopathie
(bse)
via voeding werd overgedragen.
Nieuwe ontdekkingen suggereren dat
deze ziekte ook kan worden veroor-
zaakt door een mutatie in het prionei-
witgen. Een tien jaar oude koe met een
afwijkende vorm van
bse bleek
dezelfde mutatie te vertonen als
menselijke patiënten met de gene-
tische vorm van de ziekte van Creuz-
feldt-Jakob. De mutatie is zeldzaam en
komt voor bij minder dan i op de 2000
runderen. Als
bse ook door mutatie
kan ontstaan, kan deze ziekte overal
ter wereld opduiken, ook in zoge-
noemd
bse-vrije landen. Het betekent
ook dat fokmaatregelen effectief
zouden zijn tegen sommige vormen
van
bse. De onderzoekers hebben een
test ontwikkeld waarmee het aan- of
afwezig zijn van de mutatie bij stieren
en vaarzen kan worden aangetoond.

Medical News Today

Amerikaans vuilbroed

Besmettelijke bijenziekten zouden bij
alle ophef om blauwtong en Q-koorts
makkelijk buiten beeld kunnen
blijven. In een bijenkast bij Exloo
(Drenthe) is bij onderzoek naar
aanleiding van de eerdere uitbraken in
Stadskanaal en Buinerveen een derde
uitbraak geconstateerd van Ameri-
kaans vuilbroed. Amerikaans vuil-
broed is een ziekte van het broedsel
van bijen, die wordt veroorzaakt door
een staafvormige sporenvormende
bacterie, de
Paenibacillus larvae. De spo-
ren van deze bacterie blijven lang
kiemkrachtig en zijn resistent tegen
hitte en uitdroging. Om te voorkomen
dat deze ziekte zich verder verspreidt
onder bijen heeft minister Verburg
van
lnv het reeds geldende vervoers-
verbod voor bijen uitgebreid. Voor
Amerikaans vuilbroed bestaat geen
Europese bestrijdingsplicht. Uitbraken
van Amerikaans vuilbroed worden
door de imkerij zelf bestreden.

Minlnv.nl

Enquête paardenwelzijn

De Sectorraad Paarden, Wageningen
Universiteit en Researchcenter en het
ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit onderzoeken door
middel van een enquête hoe en
waarom mensen in Nederland met
paarden bezig zijn en hoe zij aan-
kijken tegen allerhande paardenza-
ken. Hoe meer mensen deze enquête
invullen, hoe beter inzicht in deze
onderwerpen hij zal opleveren en hoe
beter paardenliefhebbers in Nederland
van informatie kunnen worden
voorzien. De enquête bestaat uit dertig
vragen over de paardenhouder, hoe die
bezig is met paarden, hoe hij of zij aan
informatie over paarden komt en wat
zijn of haar mening is over verschil-
lende paardenzaken. De enquête is in
te vullen in ongeveer 15 tot 20
minuten. De enquête kan worden
ingevuld op www.kennispaarden-
houderij.nl. De site wordt half oktober
2008 gesloten. Onder de respondenten
worden twintig cadeaubonnen van
20 euro verloot.

Ook vaccinatie btv-i

Elders in dit nummer van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
beschrijft
viroloog Piet van Rijn de dreiging van
blauwtong serotype i, dat zich vanuit
Spanje en Frankrijk uitbreidt naar het
noorden. Het ministerie van
lnv
overweegt om zich naast de vacci-
natiecampagne tegen blauwtongvirus
serotype 8
(btv-8) voor te bereiden op
een campagne tegen
btv-t door het
aanschaffen van vaccin. "Preventief
vaccineren tegen blauwtong serotype
I mag op dit moment niet", stelt een
woordvoerder van het ministerie. "In
Europese regelgeving is vastgelegd dat
er alleen gevaccineerd mag worden na
een uitbraak van de ziekte."

Agrarisch dagblad

pacs

Picture Archiving and Communi-
cation Systems
(pacs) zijn systemen
waarmee men beter gebruik kan
maken van beeldvormende diagnos-
tiek. Gedigitaliseerde röntgen-, echo-,
en videobeelden zijn met
pacs veilig
op te slaan, simpel terug te vinden,
goed te beoordelen en zeer eenvoudig
te delen met vakgenoten. De invloed
van deze technologie op de kwaliteits-
verbetering van de veterinaire
beeldvormende diagnostiek is het
onderwerp van een studiedag op
13 december, die wordt georganiseerd
door de afdeling Diagnostische
Beeldvorming van de faculteit
Diergeneeskunde. Aan bod komen de
techniek van digitale röntgendiagnos-
tiek, de betekenis van het
dicom-
formaat en het belang van gebruiks-
vriendelijk archiveren en de enorme
communicatiemogelijkheden van een
pacs. Communicatie is het centrale
begrip op deze inspirerende dag. Zo
wordt een nieuwe techniek, \'manage-
ment drives\', ingezet om de drijfveren
van de aanwezige eerstelijnspractici
en specialisten in kaart te brengen.
Op de aanstaande
gcc-najaarsdag op
8 november zal prof. dr. George
Voorhout een eerste inleiding geven.
De dag zelf vindt plaats op zaterdag
13 december op het departement

-ocr page 311-

Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Er zijn slechts 150 plaatsen. Geïnteres-
seerden kunnen zich inschrijven door
85 euro over te maken op giro 137020
ten name van faculteit Diergenees-
kunde te Utrecht, onder vermelding
van
"de.r20039.3.i pacs-dag" met hun
naam en woonplaats.

EU Veterinary Week

Van 10 tot 16 november 2008 organi-
seert de
fve in samenwerking met het
Directoraat Generaal voor Gezondheid
en Consumentenzaken
(dg sanco)
van de Europese Commissie de eu
Veterinary Week. Het doel van deze
week is het vergroten van het bewust-
zijn van het belang van goede dierge-
zondheid in Europa.

\'Voorkomen is beter dan genezen\',
luidt het thema van de week. Preven-
tie is allereerst belangrijk omdat
diergezondheid een aspect is van
dierenwelzijn. Bovendien heeft
diergezondheid een belangrijke
invloed op de humane (volks)
gezondheid (naar schatting is 60
procent van de infectieziekten bij
mensen zoönotisch). En ook beperkt
preventie van ziekten de noodzaak
van de inzet van antimicrobiële
middelen en vermindert zo de kans op
resistentie bij de ziekteverwekkers.
Een goede diergezondheid zal ook ten
goede komen aan de eigenaars en
houders van dieren, en voor de
autoriteiten en andere organen die een
verantwoordelijkheid hebben op het
gebied van ziektebestrijding.

De Veterinary Week 2008 gaat met
name dieper in op \'biosecurity\', zowel
op veehouderijbedrijven als bij de
grenzen. Het doel is het voorkomen
van de verspreiding van infectie-
ziekten. Ook kleine aanpassingen
kunnen hierin al voor grote verande-
ringen zorgen. Veehouders en dieren-
artsen worden daarom tijdens deze
week aangemoedigd de eigen situatie
kritisch te bekijken om te zien of er
verbeteringen mogelijk zijn. Ook
zullen reizigers aan de grenzen
worden gewezen op de risico\'s van het
meenemen van dieren en dierlijke
producten naar de
eu.

In het artikel \'Veel belangstelling voor
activiteiten senioren\' uit het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van
i oktober
2008, pagina 822 tot 823, zijn de
correcties van dhr. Frans X. Cremers
niet doorgevoerd. Hierbij zijn onder
andere weggevallen de adressen van
de website van de commissie senioren:
www.knmvd.nl/senioren, en van de
vacaturebank voor seniordierenartsen:
www.knmvd.nl/senioren/sr-vacature-
bank. Op de website van de
knmvd
staat de gecorrigeerde tekst van het
artikel.

Leverbot verwacht

De Werkgroep Leverbotprognose
verwacht leverbotinfecties. Vanwege
de relatief droge herfst van vorig jaar,
gevolgd door een droge winter en een
droog voorjaar is de slakkenpopulatie
afgenomen. Doordat er pas in juli
voldoende neerslag is gevallen, zijn in
die periode slakken geïnfecteerd. In
gebieden waar de grondwaterstand
hoog is en ook plaatselijk veel
neerslag is gevallen, heeft de slak al
een infectie op het gras afgezet.

De Werkgroep Leverbotprognose
adviseert om in deze gebieden de
schapen vanaf nu te behandelen.
Wanneer er in de andere gebieden ook
voldoende neerslag valt, zal ook daar
door de slak een infectie worden
afgezet. Voor het behandelen van deze
latere infectie wordt geadviseerd om
de definitieve prognose (medio
november) af te wachten.
Bij twijfel is het zinvol om bloed-
onderzoek te laten verrichten bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren. Per
diersoort zijn voor een goed onder-
zoek vijf monsters per leeftijdscatego-
rie nodig. Indien mogelijk moeten
dieren naar goed ontwaterde percelen
worden verweid.

Rectificatie

Wanneer uit onderzoek blijkt dat
runderen moeten worden behandeld,
dient dat bij melkgevende dieren te
gebeuren gedurende het hele jaar aan
het begin van de droogstand.

Brucellose in Duitsland

In de Noord-Duitse deeltstaat Meckel-
burg is een biologisch varkensbedrijf
geruimd vanwege een uitbraak van
brucellose. Hierbij zijn in totaal 4.800
varkens betrokken. Beide locaties van
het bedrijf werden besmet. Vierhon-
derd fokvarkens werden direct
geruimd, nadat ze in augustus werden
gediagnosticeerd met brucellose. De
overige 4.400 varkens zijn aangehou-
den tot een minimumgewicht van 15
kilo. Zij werden vervolgens geslacht en
verwerkt. Dit is niet de eerste brucel-
loseuitbraak in Duitsland dit jaar,
maar de vijfde. Het is nog niet bekend
hoe de dieren besmet zijn geraakt met
de bacterie, die vooral leidt tot
verwerpen. Men denkt aan wilde
zwijnen: het blijkt namelijk dat vooral
vee dat buiten loopt, besmet raakt.

Agrarisch dagblad

Kort geding Fagrovet

Op 10 september heeft het kort geding
plaatsgehad dat Fagrovet heeft
aangespannen versus de Staat. Inzet
van dit kort geding was de volgens
Fagrovet onterechte situatie dat de
dierenarts geen recept hoeft uit te
schrijven bij levering door hemzelf,
terwijl een handelaar slechts mag leve-
ren op vertoon van recept door de
afnemer. Deze situatie bracht in de
visie van Fagrovet een rechtsongelijk-
heid met zich mee, die in ons land
ongewenst is en in strijd met het vrije
marktprincipe. Volgens Fagrovet
moest er onderscheid worden gemaakt
tussen voorschrijver en afleveraar. De
rechter stelde Fagrovet in het ongelijk
en acht niet aangetoond dat er een
conflict is in de mededinging.

-ocr page 312-

Paratesticulair scleroserend
rhabdomyosarcoom in de testikel
bij een Nubische bok

M.P. HagendoornR. J.T van der Luer" en T.S.G.A.M. van den
Ingh "

samenvatting

Beschreven wordt een paratesticulair scleroserend
rhabdomyosarcoom in de testikel bij een acht jaar oude
Nubische bok.

casusbeschrijving

In december 2007 consulteerde een geitenhouder zijn
dierenarts voor een acht jaar oude Nubische bok die op dat
moment minder goed at. De eigenaar vertelde dat de bok
op een leeftijd van drie a vier maanden was \'geknepen\'. De
beide testikels zijn daarna weliswaar niet duidelijk
geatrofieerd, maar het dier vertoonde geen mannelijk
gedrag meer en de samen met de bok weidende geiten
werden nooit drachtig, wat wijst op een effectieve castra-
tie. Desondanks was de balzak nu dik en gezwollen en aan
de buitenzijde beschadigd. Behalve een pijnlijke balzak
leverde het verdere klinisch onderzoek niets op. Het
vermoeden bestond dat de verwondingen aan de balzak te
wijten waren aan het vechten met een bok met horens of
door ander scherp trauma (bijvoorbeeld prikkeldraad).
Gezien de grote kans op een infectie, probeerde de
dierenarts eerst de aanwezige ontsteking te bestrijden met
langwerkend
Oxytetracycline (locc Terramycin la; Pfizer).

Zes dagen later was de bok weinig opgeknapt; de eetlust
bleef matig. In onderling overleg werd besloten de bok te
castreren. De volgende dag werd de bok geopereerd. Hierbij
bleek dat de linker testikel bijna geheel met het scrotum
vergroeid was, waardoor het losmaken niet makkelijk ging.
Uiteindelijk was de testikel los geprepareerd en moest de
zaadstreng hoog in het lieskanaal worden afgebonden. De
grote wond en de wat langer durende operatie waren
overwegingen om het dier niet verder te belasten met het
verwijderen van de rechter testikel. De volgende dag belde
de eigenaar dat de bok nog niet stond. Bij aankomst van de
dierenarts was het dier echter net gaan staan en had het
een paar liter water gedronken.

Mede gezien het zeldzaam voorkomen van testikel-
afwijkingen bij de geit werd de sterk vergrote linker
testikel met een gewicht van
1090 gram in zijn geheel
opgestuurd voor pathologisch onderzoek.

Dierenartsenpraktijk Hogendoorn. Overgauwseweg 28,2641 ne

Pijnacker.

ii valuepath, Praktijk voor Veterinaire Pathologie, Veriengde Klinkert-

straat 6,6433 pl Hoensbroek (www.valuepath.nl).

Eind februari 2008 riep de geitenhouder zijn dierenarts
weer in consult bij de bok omdat deze bloed verloor via
een deel van het linker scrotum. Enkele dagen daarna
werd in overleg besloten de bok te euthanaseren. De
eigenaar gaf geen toestemming voor postmortaal onder-
zoek van het kadaver.

pathologisch onderzoek

Macroscopisch werd een proces van 18 bij 15 centimeter
met een onregelmatige oppervlakte waargenomen; op de
sneevlakte bestond het weefsel uit een solide, stevige,
vlezige witte massa met op één plaats een verkalkte haard
van 1,5 centimeter doorsnede (foto i). Er werden geen
herkenbare testiculaire structuren aangetroffen, ook niet
bij het verder insnijden van het weefsel.

Histologisch onderzoek van verschillende plaatsen uit
het proces toonde een vergelijkbaar beeld van een mesen-
chymale tumor. De tumor bestond uit kris-kras verlopende
bundels langgerekte en plompe cellen met vrij veel
cytoplasma en ovale tot sigaarvormige grote, hypochrome
kernen en enkele, meestal kleine, nucleoli. Ook waren er
enkele meerkernige tumorcellen aanwezig, meestal met
achter elkaar gelegen kernen (foto
2 en 3). In enkele
tumorcellen werd dwarsstreping in het cytoplasma
waargenomen, passend bij een tumor uitgaande van dwars
gestreept spierweefsel, welke waarneming door enkele vete-
rinair pathologen onafhankelijk van elkaar werd bevestigd
(foto
3). Bij een vergroting van objectief 40x werden twee
tot vier mitosen per vier gezichtsvelden aangetroffen.

Tussen de tumorcellen was een wisselende, soms grote
hoeveelheid fibrillair collageen aanwezig; verder werden
multifocaal ook grotere gebieden van fibrillair en hyalien
collageen waargenomen, alsmede necrotisch weefsel met

-ocr page 313-

lokaal dystrofïsche verkalking en beenvorming. Ter
bevestiging van de myogene herkomst van de tumor
verrichtten we routinematig immuunhistochemisch
onderzoek met behulp van antilichamen gericht tegen
vimentine (Biogenics), a smooth muscle actine (Eurodiag-
nostics),
HHF35 (Biogenics) en desmine (Dako). De tumor-
cellen waren negatief voor vimentine en positief voor zowel
«smooth muscle actine als
HHF45 en desmine (foto 4). Dit
bevestigde duidelijk de myogene oorsprong van de tumor

discussie

IVIesenchymale tumoren van de testikel zijn zeer zeldzaam
bij onze huisdieren. Er zijn slechts enkele individuele
gevallen beschreven met tumoren uitgaande van het
bindweefsel (fibroom en fibrosarcoom) en van het gladde
spierweefsel (leiomyoom en leiomyosarcoom)
(4, 5).

Rhabdomyosarcomen worden zowel bij dieren als bij
de mens onderverdeeld in embryonale, alveolaire en
pleiomorfe rhabdomyosarcomen
(2, 5). Embryonale
rhabdomyosarcomen, met als subtype het botryoide
rhabdomyosarcoom, worden gekenmerkt door ofwel
ronde ofwel langwerpige tumorcellen en worden vooral
gezien op jonge leeftijd. Alveolaire rhabdomyosarcomen
worden gekenmerkt door een alveolair groeipatroon en
worden vooral aangetroffen bij adolescenten en jongvol-
wassenen. Het pleiomorfe rhabdomyosarcoom is typisch
een tumor van volwassen individuen met pleiomorfe,
spoelvormige tot langgerekte cellen. Recent is bij de mens
een vierde type beschreven, namelijk het adulte sclerose-
rende rhabdomyosarcoom, dat wordt gekenmerkt door
pleiomorfe, spoelvormige tot langgerekte cellen en
prominente hyaliene sclerose. De chromosomale afwijkin-
gen van de tumorcellen waren daarbij vergelijkbaar met
de afwijkingen die ook worden gevonden bij het embryo-
naal rhabdomyosarcoom, hetgeen een sterke relatie tussen
deze tumoren suggereert
(2).

Embryonale dan wel botryoide rhabdomyosarcomen
kunnen zowel bij huisdieren als bij de mens worden
aangetroffen in het urogenitaalapparaat, uitgaande van
het alom tegenwoordige embryonale mesenchym met
differentiatie naar dwarsgestreept spierweefsel. Bij onze
huisdieren zijn dergelijke tumoren vrij zeldzaam. Ze
worden voornamelijk beschreven in de urineblaas en
incidenteel in de uterus en de vagina
(5). Bij de mens
worden embryonale rhabdomyosarcomen regelmatig
aangetroffen in het urogenitaalapparaat waarbij ongeveer
de helft als paratesticulaire rhabdomyosarcomen, meestal
uitgaande van het distale deel van de zaadstreng; ze
worden voornamelijk gezien bij kinderen en adolescenten
en zelden bij volwassenen (r,
3,6).

De hier beschreven tumor kan morfologisch en gezien
de leeftijd van het dier worden beschouwd als een sclero-
serend adult rhabdomyosarcoom. De locatie van de tumor
in het (para)testiculaire weefsel en het regelmatig voorko-
men van embryonale rhabdomyosarcomen in het parates-
ticulaire weefsel bij de mens passen bij de in de literatuur
gesuggereerde relatie tussen het scleroserend adult
rhabdomyosarcoom en het embryonaal rhabdomyosar-
coom. De vraag of de op jonge leeftijd uitgevoerde castratie
door het knijpen van de zaadstrengen een prikkeling en
daarmee neoplastische ontaarding van embryonaal
mesenchym in het paratesticulaire weefsel heeft veroor-
zaakt, kan noch bevestigend noch ontkennend worden
beantwoord.

-ocr page 314-

literatuur

Blyth B, Mandell J, Bauer S, Colodny AH, Grier HE, Weinstein HJ,
Hendren WH and Retilc AB. Paratesticular rhabdomyosarcoma: Results
of therapy in i8 cases. J Urol 1990; 144:1450-1453.
Croes R, Debiec-Rychter M, Cokelaere K, Vos R de, Hagemeijer A and
Sciot R. Adult sclerosing rhabdomyosarcoma: cytogenetic link with
embryonal rhabdomyosarcoma. Virchows Arch 2005; 446: 64-67.
De Vries [DM. Paratesticular rhabdomyosarcoma. World [ Urol 1995;
13:219-225.

Foster RA and Ladds PW. Male genital system. In: Jubb, Kennedy and
Palmer\'s Pathology of Domestic Animals, 5 th ed., editor: Maxie MG,
Edinburgh, W.B.Saunders: 2007; volume 3: pp. 600.
MacLachlan NJ and Kennedy PC. Tumors of the genital systems. In:
Tumors of domestic animals, 4th ed. Ames, Iowa State Press: 2002: pp
561-570.

Richie PJ. Neoplasms of the testis. In: Campbell\'s Urology, Walsh PC,
Retik AB, Stamey TA, Vaughan ED (eds), Philadelphia, Saunders, 6th
ed. 1992: vol. 2: pp. 1222-1263.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Pral(tijl<adviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

A

-ocr page 315-

Baytril® Flavour:
de juiste keuze
bij urineweginfecties.

w vertrouwen in Baytril® Flavour leidt tot succes in uw
aktijk. Baytril® Flavour is zeer doeltreffend in de
jhandeling van infecties van de urinewegen en de
3slachtsorganen. Op de plaats van infectie bereikt
aytril® Flavour zeer snel de hoogste
>ncentraties, daarbij geholpen door
t fagocyten.

ie Effective Anti-Infective.

Baytril® Flavour geeft snel verbetering en werkt tegen
een uitgebreid gamma van ziekteverwekkers zelfs
wanneer zij zich intracellulair bevinden. Baytril®
Flavour wordt al meer dan 10 jaar succesvol
toegepast en de doeltreffendheid
is wereldwijd onderbouwd met
talrijke publicaties.

^AvisJ Bayer HealthCare
Animal Health

www.companion.bayer.nl

Baytril* flavour 15 mg: 15 mg enrofloxacin per tablet. Baytril* flavour 50 mg; 50 mg enrofioxadn per tablet. Baytril* flavour 150 mg: 150 mg enrofloxacin per tablet. Dosering en wijze van toediening:
5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht éénmaal per dag. Dit komt overeen met één tablet van 15 mg per 3 kg lichaamsgewicht of één tablet van 30 mg per 10 kg lichaamsgewicht of één tablet
van 150 mg per 30 kg lichaamsgewicht. Baytril tabletten zijn bestemd voor orale toediening, als dusdanig of vermengd met het voedsel. Behandelingsduur: 5 ä 10 dagen naargelang de ergheid van
idoening en de evolutie van het genezingsproces. Baytril* 2,5 % Injectievioeistof. Samenstelling: 1 ml bevat 25 mg enrofloxacin. Dosering en wijze van toediening: 5 mg per kg of 0.2 ml per kg één keer per dag. Voor subcutane injectie 5 è 10 dagen naargelang de
id van de aandoening en de evolutie van het genezingsproces. Speciale waarschuwingen voor iedere diersoort: Bij overdosering kunnen retinotoxische effecten, waaronder blindheid, optreden bij katten. Therapeutische indicaties: Enrofloxacin mag alleen op geleide
en specifiek antibiogram worden toegepast; infecties met voor enrofloxacin-gevoelige bacteriën en mycoplasmata, met name infecties van:het maagdarmkanaal veroorzaakt door
E.coli en Salmonella spp., de luchtwegen veroorzaakt door Posteurello spp.. E-Coli,
lella
spp., Bordetella spp., Staphylocococcus spp.. Pseudomonas spp., Mycoplasma spp.. diverse gram-negatieve bacteriën . de urinewegen veroorzaakt door E.coli, Staphylococcus spp., Klebsiella spp.. Pseudomonas spp., Proteus spp., de geslachtsorganen
rzaakt door
E.coli, Staphylococcus spp., Pseudomonas spp., Proteus spp., Brucella canis, Mycoplasma spp., de huid veroorzaakt door Staphylococcus spp., E.coli. Pseudomonas spp., Proteus spp. en wonden veroorzaakt door E.coli, Staphylococcus spp..
monas spp.. Proteus spp. en otitis media veroorzaakt door Pasteureila spp.. Staphylococcus spp en andere voor enrofloxacin gevoelige bacteriën. Contra-indicatie: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar en bij zeer grote rassen tot de
I van 18 maanden Is tegenaangewezen. aangezien er beschadiging van het gewrichtskraakbeen kan optreden. Toediening aan andere diersoorten dan deze die geïndiceerd zijn is tegenaangewezen. Ongewenste effecten: geen. Lees aandachtig de bijsluiter. Verdere
atie verkrijgbaar bij de registratiehouder: Bayer S.V., Animal Health Division. Energieweg. 1 NU 3641 RT Mijdrecht Kanalisatiestatus: UDA. REG NL 786;. REG NL7866, REG NL 7867, REG NL 3144.

-ocr page 316-

EOUJjWVCTCA

De kracht van Equimax
in een smakelijke tablet

• smakelijk • veilig

• gemakkelijk • tot 800 kg

\\firL>efc

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Equimax Tabs: RECNL 100622. Werkzame bestanddelen: per smakelijke tablet van 3300 mg: Ivermectine 20 mg en Praziquantel 150 mg. Toedleningswijze: oraal, één tablet pè
100 kg lichaamsgewicht voor een behandeling tot 800 kg. Doeldier: Paard. Wachttijdadvies vlees: 35 dagen. Kanalisatie: URA. Voornaamste bijwerking/contra-indicatie: niet toedienei
aan dieren met avermectine-overgevoeligheid, niet toedienen aan veulens jonger dan 2 weken. Waarschuwing: voorkom onderdosering in verband met resistentie-ontwikkeling
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH, Barneveld. Tel: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164.

-ocr page 317-

Uitgummen

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een gemiddelde paardenkoper zou
het waarderen als de dierenarts in
het keuringsrapport zo volledig
mogelijk is, maar nu wil juist de
koper dat een bepaalde passage uit
het keuringsrapport wordt ver-
wijderd. Maakt het verschil dat de
koper dit vraagt?

rollenspel

Deze zaak telt vijf betrokkenen:
eigenaar, stalhouder, koper/door-
verkoper, tweede koper en dierenarts.
Om al te veel verwarring tussen A, B,
C, X en Y te voorkomen noemen we de
eigenaar Smit, en de stalhouder
Hoogland. Berg wil het paard kopen,
en doorverkopen aan Jones. De
keuring wordt uitgevoerd door
dierenarts Knoest.

Smit is eigenaar van paard Star, dat
gestald staat bij Hoogland. Berg heeft
wel belangstelling voor Star Zij wil het
paard kopen om het onmiddellijk door
te verkopen aan Jones, die in de
usa
woont. Berg en Jones bezichtigen het
paard en Berg wil het wel kopen op
voorwaarde dat Knoest het goedkeurt.
Knoest gaat aan het werk, maar vindt
dat het paard tijdens de spatproef
verschijnselen vertoont van krampen-
trekken. Bij de keuring is Hoogland
aanwezig, die zegt dat het krampen-
trekken niets bijzonders is. Het is wel
eens eerder voorgekomen bij de
hoefsmid, maar verder heeft het paard
daar nooit last van. Knoest is er niet
zeker van of Berg het paard met
krampentrekken nog wil hebben, dus
hij belt Berg om te vragen of hij nog
door moet gaan met de keuring. Dat
moet hij zeker! Berg wil Star graag kwijt
aan fones. Knoest maakt een keurings-
rapport op met de opmerking \'When
doing the spaving test a little bit
trembling - no problem\' en geeft een
positief aankoopadvies. Als Berg het
keuringsrapport ziet, vraagt ze aan
Knoest of hij even een nieuw rapport
kan maken zonder die opmerking. Dat
is voor de verkoop aan Jones wel zo
makkelijk. Nu Berg koper is, lijkt het
Knoest geen probleem om die opmer-
king eruit te laten in een tweede
rapport. Hoogland neemt het eerste
keuringsrapport mee naar huis.

amerikaanse perikelen

Star wordt snel doorverkocht aan
Jones, die het dier naar de
usa laat
verhuizen. En ja, na verloop van tijd
wordt daar een aandoening vastgesteld
die eerst \'hanentred\' heet, maar volgens
anderen te kwalificeren is als \'kram-
pentrekken\'. Berg, die het paard aan
Jones heeft verkocht, ruikt lont, net als
Knoester, die aan zijn water wel voelt
dat zijn rol niet helemaal haarzuiver is.
Zij vragen samen aan Hoogland om het
eerste rapport in de haard te gooien,
maar Hoogland weigert dat. Vervolgens
barst er een rechtszaak los over koop/
verkoop/schadevergoeding en meer,
maar dat gaat buiten het Tuchtcollege
om. Uiteindelijk zijn het Smit en
Hoogland die naar het Tuchtcollege
stappen om Knoest aan te klagen voor
zijn welwillendheid om een tweede
keuringsrapport te maken voor een
koper Zij vinden eigenlijk dat Knoest
maar een tijdje moet worden geschorst.

beleidsvrijheid

Knoester vindt dat Smit en Hoogland
helemaal geen recht van klagen
hebben. Hoogland was geen eigenaar,
Smit heeft Star verkocht aan Berg, en
Berg heeft de problemen. Als er dus
iemand zou moeten klagen is het Berg
en niet Smit. Maar ja. Berg klaagt
natuurlijk niet, die heeft zelf om een
gewijzigd keuringsrapport gevraagd.
Wat Knoest betreft gaan ze maar met
elkaar in de civielrechtelijke heg
liggen, als hij er maar buiten blijft.
Helaas voor hem gaat het Tuchtcollege
daar niet mee akkoord. Smit was

eigenaar van het paard op het moment
van de keuring, en heeft dus het recht
een klacht in te dienen.

Inhoudelijk vindt Knoest dat hij
beleidsvrijheid heeft om een keurings-
rapport te corrigeren voor de koper Als
het nu voor de verkoper was, lag dat
misschien anders, maar ach, dat
krampentrekken was eigenlijk niet van
heel groot belang. Het Tuchtcollege
denkt daar anders over Knoest wist
heel goed dat Berg een professionele
paardenhandelaar was. Dat Star vroeg
of laat zou worden doorverkocht,
waardoor Berg de rol van verkoper zou
krijgen, lag voor de hand. Een keurings-
rapport kan worden gecorrigeerd, maar
dan moet het om een echte correctie
gaan, met vermelding van de reden. Dit
was geen correctie, maar een opzette-
lijke weglating. Het feit dat Hoogland
hem verkeerde mededelingen heeft
gedaan, pleit Knoest niet vrij. Om
achteraf te zeggen dat het krampen-
trekken verwaarloosbaar was, is niet
geloofwaardig, aangezien Knoest zelf
met Berg heeft gebeld om te vragen of
hij nog door moest gaan met keuren.
Het Tuchtcollege valt terug op alle
eerdere uitspraken over paarden-
keuringen en herinnert Knoest (kort
samengevat) aan twee regels:

1. Een dierenarts moet alle rele-
vante (neven)bevindingen in een
keuringsrapport vermelden, ook als
hij vindt dat deze een positief
aankoopadvies niet in de weg staan.

2. Iedere verklaring die door een
dierenarts wordt afgegeven, moet
betrouwbaar en zorgvuldig zijn.

De opgelegde maatregel doet vermoe-
den dat het Tuchtcollege de rol van de
andere partijen heeft laten meewegen,
want Knoest komt weg met een waar-
schuwing. Alleen, een gewaarschuwd
keuringsrapport telt niet voor twee.

-ocr page 318-

Johan Klein Haneveld

Sinds augustus 2006 waart blauw-
tong rond in Nederland. Dit voorjaar
vond op grote schaal vaccinatie
plaats tegen deze veeziekte. Maar
terwijl de verspreiding van het
blauwtongvirus serotype 8 hierdoor
hopelijk wordt ingedamd, rukt
serotype i al in hoog tempo op naar
het noorden. Het Centraal Veterinair
Instituut (cvi) van Wageningen
ur
in Lelystad houdt de vinger aan de
pols. Het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
sprak met moleculair viroloog
dr. Piet van Rijn, projectleider
exotische virale dierziekten en
coördinator van het internationale
\'network of excellence\'
e p i z o n e .
EPizoNE heeft in juni 2008, aanslui-
tend aan de jaarlijkse bijeenkomst
van dit netwerk, een internationaal
symposium voor blauwtong
georganiseerd. "Nederland wordt
tegenwoordig gezien als expert op
het gebied van blauwtong."

Tot 2006 kwam blauwtong niet voor
in Nederland, maar de epidemie kwam
niet als een volkomen verrassing. "In
2004 vond een risicobepaling plaats",
vertelt Van Rijn. "Op dat moment
waren er vijf blauwtongserotypes ten
noorden van de Middellandse Zee. We
dachten dat die de belangrijkste
dreiging vormden." Het cvi moest
zich dus voorbereiden op een vijand
die het niet kende. Van Rijn: "We
hebben diagnostiek ontwikkeld die
niet alleen de vijf Zuid-Europese
serotypes kon aantonen, maar alle 24
blauwtongserotypes. Dat is een goede
zet geweest." Uiteindelijk was het
blauwtongserotype 8
(btv-8) dat niet
in Europa voorkwam, dat tot een
uitbraak leidde. De aanwezigheid van
blauwtong werd als eerste aangetoond
in Nederland, hoewel de epidemie
waarschijnlijk al elders was begonnen.
Het cvi speelde als nationaal referen-
tielaboratorium een cruciale rol in de
bevestiging van de klinische diagnose
door dierenartsen met behulp van de
ontwikkelde laboratoriumdiagnos-
tiek. Het instituut heeft ook in
samenwerking met de Gezondheids-
dienst voor Dieren een
elisa voor het
aantonen van
btv-antistoffen in melk
gevalideerd. "Het eerste geval in
Zweden dat recent werd aangetroffen,
kwam aan het licht door tankmelkon-
derzoek met deze gevalideerde
elisa."

verschillen

De huidige btv-8-uitbraak verschilt in
belangrijke opzichten van de situatie
in Zuid-Europa. Een eerste verschil
kwam aan het licht toen het cvi de
vector identificeerde. "De ziekte wordt
in Noord-Europa door een andere
Culicoidessoort verspreid", aldus Van
Rijn. "Hoewel deze knuttensoort niet
in heel grote aantallen voorkomt,
zorgt deze soort voor een snelle
verspreiding." Een tweede verschil is
dat infectie van drachtige runderen
door de huidige uitbraakstam
btv-8
kan leiden tot viruspositieve nakome-
lingen. "Dat was voor blauwtong
alleen bekend voor laboratoriumstam-
men." Gewoonlijk leidt infectie van de
foetus tot een immuun virusnegatief
kalf, tot geboorteafwijkingen of tot
abortus. De ongewone verticale
transmissie van deze
btv-8-stam
kwam begin 2008 aan het licht door
de export van drachtige vaarzen naar
Ierland. "Deze vaarzen waren serolo-
gisch positief," vertelt Van Rijn, "maar
waren negatief in de
pcr-test. We
veronderstelden, op basis van de
toenmalige richtlijnen, dus dat ze
virusvrij waren." In Ierland kwamen
de kalfjes ter wereld. Het is daar de
gewoonte om na zes weken het
onderzoek te herhalen. Van Rijn: "Dit
keer was de de
pcr-test voor sommige
moederdieren en kalfjes positief. Deze
kalfjes waren tijdens de dracht besmet
geraakt. Moederdieren hebben
waarschijnlijk van de viruspositieve
placenta\'s gegeten en zijn zo geïnfec-
teerd geraakt. Deze verspreidingsrou-
te, door opname via de bek, was voor
aaseters wel bekend, maar staat
bekend als zeer zeldzaam en ongebrui-
kelijk voor planteneters."

"Wat btv-8 kan, kan ieder
ander serotype ook"

Vervolgens werd in België, Duits-
land en Nederland onderzoek gestart
om de omvang van dit nieuwe
fenomeen te bepalen. Samen met de
gd onderzocht het cvi moeder-kalf-
combinaties, waarvan de kalfjes in het
eerste kwartaal van 2008 waren
geboren. Ongeveer 10 procent van de
kalfjes bleek
pcr-positief voor het
blauwtongvirus. "Mogelijk zitten hier
kalfjes bij zonder eigen immuniteit,
deze moeten dan geïnfecteerd zijn
tijdens de eerste drie maanden van de
dracht." Dit fenomeen was zo bijzon-
der dat erkende blauwtongexperts
opperden dat deze uitbraakstam voort-
gekomen is uit een laboratorium-
stam." Dit is echter zeer onwaarschijn-
lijk omdat deze stam zoveel klinische
symptomen veroorzaakt", stelt Van
Rijn. "Normaal verliest een blauw-
tongvirus in het laboratorium al snel
zijn ziekmakend vermogen." Dat
verticale transmissie pas nu wordt
waargenomen, komt dus door een
reeks toevalligheden, zoals het
hertesten in Noord-lerland van
geïmporteerde dieren. De grootste
consequentie van deze bevinding is
voor de export. "Het is nu verplicht dat
drachtige runderen die bestemd zijn
voor de export, al voor de dracht
gevaccineerd moeten zijn."

oplossing

Anders dan klassieke dierziektes zoals
mond-en-klauwzeer en
ibr wordt
blauwtong door een vliegende vector
verspreid. De gebruikelijke controle-
maatregelen, zoals een \'standstill\' en
het ruimen van geïnfecteerde dieren,
is in deze situatie niet effectief. "Als je
een ziek dier vindt, heeft het
blauwtongvirus al vier tot vijf weken
de gelegenheid gehad zich te versprei-
den", verklaart Van Rijn. "Ieder land
voerde de eerste geïnfecteerde dieren
met blauwtong af. Maar dat is eigen-
lijk niet zinvol, de Culicoides met het
virus vlogen toen al rond." Er zijn
slechts beperkte mogelijkheden om
een blauwtonguitbraak in te dammen.
Van Rijn: "Op de korte termijn zou je

-ocr page 319-

geïnfecteerde dieren kunnen behande-
len met insecticide, zodat die niet
meer als infectiebron kunnen dienen."
Vaccinatie is een andere oplossing.
"Het probleem is dat een hoog
percentage van de dieren gevaccineerd
moet worden en dat niet alle herkau-
wers geregistreerd zijn", aldus Van
Rijn. "Verder kunnen wilde herkau-
wers, zoals de runderen in de Oost-
vaardersplassen, een reservoir vormen
voor het blauwtongvirus. Via de
knutten kan het zich van daaruit weer
onder het vee verspreiden." In
Duitsland en Frankrijk is nog meer
wild, dus is de verwachting dat het
daar moeilijker zal zijn om blauwtong
uit te roeien. De laatste optie is
blauwtong als een endemische ziekte
te accepteren, zoals dat gebeurt in de
Verenigde Staten.

seropositief

Dit jaar zag het cvi tot i augustus
geen enkel geval van blauwtong. "Dat
maakte ons wat onzeker, omdat er
zeer serieuze verdenkingen bij zaten",
geeft Van Rijn toe. "Was onze test nog
goed? Gelukkig werden er ook
bloedmonsters uit experimenten
getest en daarop bleek onze test nog
steeds goede resultaten te geven."
Later waren er toch verdachte dieren
die
pcr-positief waren. "Er komen per
week ongeveer negen gevallen bij. Ten
opzichte van de uitbraak van vorig
jaar is dat een schijntje." Van Rijn
denkt dat de vaccinatie een belang-
rijke rol speelt bij deze lage incidentie.
"Maar het is niet mogehjk uit te
sluiten dat de natuurlijke immuniteit
hieraan ten grondslag ligt." De
ziektegevallen kwamen tot nu toe uit
Noord-Nederland. "Daar waren
veehouders, met name schapenhou-
ders, niet zo fanatiek met het vaccine-
ren als in het zuiden. Er is in het
Dagblad van het Noorden een oproep
geplaatst om dieren alsnog te laten
vaccineren."

De volgende stap voor het cvi is
om aan het eind van het vaccinatiesei-
zoen aan te tonen dat minstens 80
procent van de dieren in Nederland
seropositief is. Dit is een vereiste om
in aanmerking te komen voor de
Europese vergoeding. Het percentage
seropositieve dieren wordt steek-
proefsgewijs bepaald. "Het ministerie
 nieuwe dreiging
en de eu moeten bepalen wat de Terwijl hard wordt gewerkt aan het
precieze populatie is waarvan 80 inperken van
btv-8 is de dreiging van
procent positief moet zijn. Als je andere blauwtongvirus serotypes niet
bijvoorbeeld het wild mee moet tellen, afgenomen, integendeel. "Wat
btv-8
moet misschien wel 90 procent van de kan, kan ieder ander serotype ook",
landbouwhuisdieren antilichamen meent Van Rijn. "We staan aan de
tegen blauwtong hebben." Voor de vooravond van een nieuwe dreiging.

btv-r heeft vorig jaar een sprong
gemaakt naar het noorden van de
■ ■: Pyreneeën. De knuttensoort die

v ;^-:\'\' voorkomt in dat gebied, wordt ook
■\' hier gevonden. Dat betekent dat voor
, ■: btv-i de weg naar Nederland openligt.
;\' v^/\'btv-i komt nu al noordelijker voor
dan de andere Zuid-Europese seroty-
■: pes, en dat in één seizoen. Maar ook

uitbraken van andere serotypes zijn
•\'• niet uitgesloten."

De situatie anno 2008 is echter niet
■■ \' ■■ te vergelijken met die in 2006, toen

btv-8 zijn intrede deed. "De vaccinatie
tegen blauwtong zal leiden tot een
populatie herkauwers die in serologi-
V;sche tests positief is tegen
btv. Het
probleem is dat de introductie van
andere serotypes daardoor gemas-
keerd wordt. De
pcr-test en de elisa
die we hebben gebruikt om btv-8 aan
te tonen, zijn niet serotypespecifiek.
We waren tenslotte voorbereid op alle
serotypes." Het ministerie heeft het

vergoeding maakt het overigens niet
uit of dieren seropositief zijn na een
eerdere infectie of door vaccinatie.

Om de ziekte in Nederland uit te
roeien, moet langdurig een hoog
percentage beschermde dieren in
stand worden houden. "Het is belang-
rijk dat dit internationaal gebeurt",
verklaart Van Rijn. "Als het buitenland
niet meedoet met de uitroeiing van
btv-8 komt het virus met de Culicoi-
des gewoon weer terug de grens over."
De Nederlandse overheid maakt op dit
moment de afweging of tot uitroeiing
wordt overgegaan. Europees overleg
en afstemming is daarbij onontbeer-
lijk. Zij wordt daarin ondersteund
door het cvi. "Als we ervaringen uit
Zuid-Europa mogen extrapoleren,
zullen we de vaccinatie twee tot drie
jaar moeten volhouden om het
blauwtongvirus te elimineren. Dat
betekent dat we pas na 2010 de
btv-S-situatie kunnen evalueren."

-ocr page 320-

cvi gevraagd vanaf augustus van ieder
nieuw blauwtonggeval te bevestigen
dat het serotype 8 betreft en uit te
sluiten dat het gaat om andere
serotypes, bijvoorbeeld serotype i.
"We hebben dus behoefte aan onder-
scheidende diagnostiek", stelt Van
Rijn. Een van de mogelijkheden is het
ontwikkelen een test op basis van
neutraliserende antilichamen die
specifiek zijn voor een bepaald
serotype, om daarmee te laten zien dat
de immuunrespons is gericht tegen
een specifiek serotype. Een andere
optie is het aantonen van het serotype
door middel van een serotypespeci-
fieke
pcr-test. "Dan moet het virus nog
wel in het bloed aanwezig zijn." Op dit
moment is het nog een omslachtig
proces om van ieder positief geval te
bepalen om welk serotype het gaat.
Van Rijn: "Binnen afzienbare tijd
verwachten we over snelle
pcr-testen
te beschikken die serotype i en
serotype 8 kunnen bevestigen. De test
voor serotype i hebben we van onze
Spaanse collega\'s gekregen, hoewel zij
hierover nog niet hebben gepubli-
ceerd. Van Engelse collega\'s hebben
we ook testen gekregen, die onder-
scheid maken tussen alle serotypes,
maar deze zijn gecompliceerder en
bewerkelijk. Deze test hebben we
gedeeltelijk geïmplementeerd voor de
zes Zuid-Europese serotypes", aldus
Van Rijn. "Al met al laat dit zien dat er
een zeer goede internationale samen-
werking is op basis van wederzijds
vertrouwen." Op dit moment kan het
cvi bevestigen dat een infectie met
het oorspronkelijke uitbraakvirus te
maken heeft. Als vervolg op de
PCR-test is het namelijk mogelijk om
een stukje genetische code te bepalen.
"Genetisch variabele gebieden zijn
voor bijna elke stam verschillend.
Hiermee kunnen we aantonen of het
virus bij het geïnfecteerde dier het
uitbraakvirus van 2006 is of dat het
een ander type betreft. Dit doen we
sinds I augustus met elk positief
geval. Tot op heden bleken alle
infecties veroorzaakt door de uitbraak-
stam van serotype 8 en is serotype i
gelukkig nog niet in Nederland
aangetroffen."

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

Uitgelicht: het Friese rundvee embleem

Het veterinair verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de
ki. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen,
et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol
speelden in de diergeneeskunde en
de veefokkerij. De verhalen worden
hier verteld.

Het Friese rundvee embleem is
ontworpen ter gelegenheid van de
oprichting van het nieuwe
frs, het
Fries Rundvee Syndicaat, dat in 1980 is
ontstaan door de fusie van het oude
frs-Stamboek, de Bond van ki-vereni-
gingen en de Provinciale Melkcontrole
Dienst
pmd.

Het embleem is ontworpen door Joop
Pool, als ontwerper werkzaam bij de
Handelsdrukkerij van 1874 in Leeu-
warden, destijds ook de drukker van
De Friese Veefokkerij.

Het embleem is in 1984 geplaatst
op alle zeven districtskantoren,
waarmee het nieuwe
frs startte naast
het hoofdkantoor in Leeuwarden.
Toen ze werden geopend, was al

duidelijk dat er gesaneerd moest
worden - de meeste kantoren zijn snel
gesloten. Het kantoor in Dronrijp is
bijvoorbeeld gekocht door de export-
firma Schaap. Na het ontstaan van
cr
Delta, een fusie van bijna alle coöpera-
tieve rundvee-verbeteringsorganisa-
ties in Nederland, is het kantoor in
Leeuwarden gesloten. Het embleem is
toen overgebracht naar het Nationaal
Veeteelt Museum, waar het samen met
andere beelden de voortuin siert.

Nationaal Veeteelt Museum
Dr. Moonsweg 5
5437 BG Beers
Tel: 0485-330241
www.veeteelt-ki-museum.nl

-ocr page 321-

Douxo

De Kracht van Eenvoud

®

Krachtig herstel van de huid:

herstellen van de huidbarriëre met behulp van phytosphingosine
(natuurlijke pro-ceramide: bouwsteen van de huid) en hinokitiol
(Rode Ceder extract met unieke eigenschappen)

Eenvoudige toepassing In de praktijk:

• Nieuwe toedieningsvormen

• Eenvoudige protocollen

• Verhoogde therapietrouw

Douxo® Calm

Dnao-

Een gecombineerde aanpak

- S-,

van allergische jeukklachten

V

Douxo® Seborroe

Een eenvoudige aanpak van
seborroe, droog én nat

r

Douxo® Onderhoud

Regelmatige hygiëne voor

elk huid- en vachttype

V

Douxo® Micellaire Lotion

De perfecte cleaner

«■rMM

i

V

-ocr page 322-

VVAA maal<t werk
van arbeidsongeschiktheic

Een voorbeeld uit de praktijk

Van jongs af aan heeft dierenarts De Jong van dieren gehouden. Deze liefde heeft uiteindelijk geleid tot een
succesvolle gemengde praktijk in het oosten van het land met vijf mensen. Dierenarts wilde De Jong blijven
tot zijn 65e, ware het niet dat zijn gewrichten hem parten gingen spelen. Onderzoek wees uit dat de klachten
chronisch en progressief waren. En daar sta je dan, vijf medewerkers zijn voor hun inkomen afhankelijk van
jouw prakdjk en bovendien is de praktijk een echt levenswerk.

Het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage was een moeizaam en langdurig traject. Gelukkig
kon WAA dierenarts De Jong helpen om het foudeve percentage arbeidsongeschiktheid in overleg met de
verzekeraar te corrigeren. Het door de arbeidsdeskundige geadviseerde spreiden van fysiek belastende
activiteiten over de dag was in zijn geval niet reëel, want je kunt tijdens een een langdurige operatie toch lastig
een uurtje pauze inlassen.

De correctie van het percentage arbeidsongeschiktheid gaf de dierenarts ruimte om verder te gaan met de
afbouw en overdracht van zijn prakdjk.

Toch was De Jong er hiermee nog niet. Want hoe nu verder? Met een aantal werkzaamheden kon hij nog wel
wat verdienen. Maar wat gebeurde er dan met zijn uitkering? Werd hij dan arbeidsongeschikt geacht? En als hij
dan weer wilde of moest stoppen met de activiteiten, ging dan zijn uitkering weer terug naar het oude niveau?
Of was hij die voorgoed kwijt? Allemaal vragen waarmee hij terecht kon bij zijn VVAA-adviseur.

Retourprovisie

WAA ontvangt als kostendekking voor haar dienstverlening rondom
de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (AOV) provisie. Boven een
bepaald bedrag vindt WAA deze provisie niet meer in verhouding
staan met de kosten. Daarom geeft zij de doorlopende provisie aan
haar relaties terug. WAA kent hiervoor een heldere regeling: ver-
zekerden ontvangen alle dooriopende provisie die WAA ontvangt
boven de € 275,- retour. Deze zogenaamde \'retourprovisie\' kan per
verzekerde oplopen tot honderden euro\'s per jaar.

Wat betekent dat voor u? Laten we dit bekijken aan de hand van een
voorbeeld:

Stel u neemt een AOV met een jaarpremie van € 8000,-, waarin 10%
dooriopende provisie is verweri<t. Van WAA krijgt u dan € 525,- van
de € 800,- die WAA van de verzekeraar ontvangt, terug.

De kwaliteiten van WAA

Dat WAA werk maakt van uw arbeidsongeschiktheid blijkt wel uit het
praktijkvoorbeeld. De dienstverlening beperkt zich zeker niet tot een
goede prijskwaliteit-verhouding en een uitstekende retourprovisie-
regeling. De kwaliteit komt pas écht tot uitdrukking als u daadwerkelijk
arbeidsongeschikt raakt. De adviseurs van WAA kennen de wereld
van de dierenarts en zijn praktijk als geen ander en begeleiden u bij
klachten of onenigheid met uw verzekeraar en bieden u praktische
hulp in geval van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Kortom, WAA biedt u een uitstekende prijs-kwaliteitverhouding. U
betaalt door de heldere retourpravisieregeling nooit teveel voor uw
verzekering en uit de prima dienstverlening blijkt dat WAA écht werk
maakt van uw AOV!

Voor meer informatie kunt u kijken op wvw.waa.nl, of bellen met het adviesteam dierenartsen (030) 247 49 49.
U kunt uw vraag ook mailen naar advies@vvaa.nl

VVAA

van Medisch Nederland

-ocr page 323-

Arbeidsongeschiktheid verzekeren?

Ybella Dijkstra

Een zelfstandige dierenarts dient
zelf een arbeidsongeschiktheids-
verzekering (
aov) af te sluiten. Laat
hij dat na, dan kan hij alleen nog
maar terugvallen op de bijstand als
hij niet meer kan werken.

Arbeidsongeschiktheid en verzekeren.
Weinigen worden vrolijk van deze
woorden. Door veel mensen worden
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
gekwalificeerd als \'noodzakelijk
kwaad\' en \'kostenpost\'. Toch is het ver-
standig om deze verzekering goed
onder de loep te nemen.

Belangrijke vragen zijn daarbij: is
het risico wel een verzekering waard?
Wat zijn de afwegingen? Hoe kies je
voor de juiste verzekering? Hoe bepaal
je hoeveel je wilt verzekeren? Dit zijn
allemaal vragen waar een dierenarts
in de praktijk zelf moeilijk een
antwoord op kan geven. In veel
gevallen maakt hij de keuzes samen
met een (financieel) adviseur.

is het risico een verzekering

waard?

Voordat u een verzekering afsluit, is
het verstandig te beoordelen wat de
risico\'s zijn als u de verzekering niet
neemt. Voor een arbeidsongeschikt-
heidsverzekering betekent dit
concreet dat moet worden bekeken
wat er met het inkomen en vermogen
gebeurt als u arbeidsongeschikt wordt.

Een goede risico-inventarisatie is
echter niet zo eenvoudig. Zeker
wanneer u net gestart bent met een
praktijk, zijn er vaak schulden waarop
nog niets is afgelost. Misschien moet u
cliënten verwijzen naar een collega of
een waarnemer waardoor u inkom-
sten misloopt.

Voor het risico op bhjvende
arbeidsongeschiktheid moet worden
beoordeeld of de praktijk snel ver-
kocht zou kunnen worden en wat de
^ haalbare opbrengst zal zijn. Hierbij
I moet ook rekening worden gehouden
■ met financiële tegenvallers. Wat zijn
; bijvoorbeeld de consequenties als de

praktijk niet snel kan worden ver-
kocht? De kosten lopen dan gewoon
door, evenals de financiële verplich-
tingen zoals rente en aflossing. En
natuurlijk moet u zelf ook nog leven
en moet rekening worden gehouden
met voorzieningen voor de toekomst.
Kortom: het maken van een risico-
inventarisatie is maatwerk.

Ook het vaststellen van de beno-
digde uitkering is maatwerk. Zo kan
het vaak slim zijn om de verzekering
te splitsen in verschillende dag-
uitkeringen met een verschillende
duur, bijvoorbeeld een aparte uit-
kering gedurende een beperkt aantal
jaren om bestaande schulden af te
lossen. Zo\'n uitkering hoeft misschien
geen tientallen jaren te duren. Zo kan
de hoogte van de premie worden
beperkt. Het overzien van alle
belangrijke factoren is geen een-
voudige klus, daarom is het inschake-
len van een adviseur bij deze aangele-
genheid zeker geen overbodige luxe.

welke verzekeraar?

Er bestaan vele soorten aov\'s, aan-
geboden door een grote groep verzeke-
raars, via internet of een netwerk aan
assurantietussenpersonen,
aov\'s
worden ook aanbevolen door de
beroepsvereniging. Dit betekent
echter nog niet automatisch dat deze
ook het goedkoopste of het beste
product zijn. Kritisch vergelijken met
andere aanbieders loont zeker de
moeite.

Het vergelijken van de polis-
voorwaarden van verschillende
verzekeraars is niet eenvoudig. Toch is
het de moeite waard. Verzekeraars
hebben soms voorwaarden die per
beroepsgroep verschillend zijn. Het is
bijna altijd aantrekkelijk om te kiezen
voor een verzekeraar die gespeciali-
seerd is in verzekeringen voor vrije
beroepsbeoefenaren. Zij hanteren
namelijk vaak andere criteria voor de
uitkeringen en het begrip arbeidson-
geschiktheid die aanzienlijk gunstiger
zijn dan niet-gespecialiseerde verzeke-
raars. Een dierenarts die zijn of haar
vak niet meer kan uitoefenen, wordt
dan niet geconfronteerd met de
stelling dat hij of zij best in een
kledingwinkel zou kunnen gaan
werken. Tussen de gespecialiseerde
verzekeraars valt vaak genoeg te
kiezen.

de voordeligste keuze?

Wat is de voordeligste keuze voor een
arbeidsongeschiktheidsverzekering?
Wat verstaat u onder voordeligste?
Misschien zegt u automatisch: die met
de laagste premie. Maar iemand die
daadwerkelijk een uitkering heeft zal
zeggen: die met de hoogste uitkering.
En je hoeft geen afgestudeerd eco-
noom te zijn om te weten dat de
verzekering met de laagste premie
zelden de verzekering is met de
hoogste uitkering.

De hoogte van de premie is vaak
een pijnlijk punt. Anderzijds: als een
dierenarts inderdaad arbeidsonge-
schikt wordt, gaat het ook om hoge
uitkeringen. Gelukkig is de premie
aftrekbaar. De fiscus betaalt dus mee.
Daar staat tegenover dat de uit-
keringen worden belast. En daarmee
moet beslist rekening worden
gehouden bij de risico-inventarisatie.
Ten aanzien van de premie moet nog
worden opgemerkt dat daarin tevens
de vergoeding voor de adviseur is
opgenomen.

provisie of uurtje

factuurtje?

Bijna alle assurantieadviseurs in
Nederland werken op provisiebasis.
Een beperkt aantal financiële adviseurs
is bereid om een deel van deze ver-
goeding aan de verzekerde - u dus -
terug te geven. De restitutie van
provisie heeft geen enkel gevolg voor
de polis. De voorwaarden veranderen
dus niet en de verzekerde bedragen
evenmin. De premie blijft hetzelfde, u
krijgt alleen geld terug van de adviseur.
Deze regeling wordt retourprovisie
genoemd. Naast retourprovisie worden
door tussenpersonen en verzekeraars,
bijvoorbeeld op internet, ook termen
genoemd als \'provisieplafond\' of wordt
er geclaimd te werken zonder provisie.
Voor het afsluiten wordt dan vaak
eenmalig een aanzienlijke som

-ocr page 324-

gevraagd en voor het onderhoud een
lager (onderhouds)bedrag. Er zijn ook
partijen die bedragen in rekening
brengen voor het doen van mutaties of
een overschrijving.

Maar ook wordt er steeds vaker met
een uurtarief gewerkt. In Nederland
zie je verzekeringsadviseurs werken
met uurtarieven van 55 euro tot meer
dan 200 euro per uur. Daar hoeft niets
mis mee te zijn zolang er een helder
verschil wordt gemaakt tussen advies
en bemiddeling. Bij bemiddeling zorgt
de assurantieadviseur dat er een
verzekering tot stand komt tussen een
consument en een verzekeringsmaat-
schappij. In zo\'n verzekering zijn
meestal ook de advieskosten van die
tussenpersoon verwerkt.

Tussenpersonen moeten vanaf
I januari 2009 precies aan een
consument duidelijk maken hoeveel
ze verdienen aan het advies of het
afsluiten van een financieel product.

De dierenarts
in 2015

De dierenarts in 2015 is niet meer de
dierenarts van 2008. Maar hoe ziet
de dierenarts in 2015 er dan uit? En
wat moet hij vooral niet doen? Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde stelt
deze vraag dit keer aan Rens van
Dobbenburgh, dierenarts en
directeur van
auv.

naam en functie

Rens van Dobbenburgh werkte veertien
jaar in de praktijk en is sinds 2004
veterinair hoofddirecteur van
auv
Dierenartsencoöperatie en auv Groep.
Hij was voorzitter van de Groep Practici
Grote Huisdieren gedurende de periode
van dierziektencrises en (hoofd)-
bestuurslid van de
knmvd. Tegenwoor-
dig is hij namens de
ggl actief als
vertegenwoordiger bij de
uevp.

motto

"Geef niet te snel op je doelstellingen
na te streven, maar verlies daarbij
nooit het belang van evenwicht,
relativering en humor uit het oog."

Dat is een van de voorstellen van
minister Wouter Bos (Financiën) om
de transparantie van beloningen voor
tussenpersonen te vergroten en
consumenten beter te beschermen.
Nu bestaan er dus nog verschillende
systemen die voor transparantie
moeten zorgen. Met de voorstellen
van Bos wordt dat één stelsel. Het is
aannemelijk dat de aangescherpte
regels voor de zogenaamde complexe
producten, ook van toepassing
worden op de impactvolle producten
(waaronder de
aov). Wanneer u bij het
afsluiten van een
aov nu bekijkt
welke beloningsvorm wordt gehan-
teerd, weet u in ieder geval zeker wat
de kosten zijn voor de verzekering
versus het advies of de bemiddeling.

de beste keuze?

Het antwoord op de vraag "wat is de
beste
aov voor mij?", is nog lastiger te
beantwoorden, omdat de beste keuze

de dierenarts is een ...

"Anno vandaag is de ster van de
dierenarts-gezelschapsdieren rijzende.
Een scala van geneeskundige novi-
teiten komt ter beschikking van onze
huisgehouden dieren.

Anno vandaag treffen wij de
practicus landbouwhuisdieren als een
zoekende professional. Het dilemma
van de dokter versus de handelaar is
prominenter dan ooit."

ik verwacht dat de

dierenarts in 2015 ...

"Als de sociale tendensen met
betrekking tot het gezelschapsdier
mogen worden doorgetrokken, zal
diens dokter die van de mensen nog
dichter zijn genaderd. Geavanceerde
geneeskunde wordt aangeboden door
steeds verder gedifferentieerde
dierenartsen. Omdat de kosten hiervan
ook substantieel zijn toegenomen, is
de indertijd aarzelend ingezette route
van de zorgpolis voor dieren een
belangrijke ontwikkeling gebleken.

De landbouwhuisdierenpracticus
heeft zich in navolging van kip en
varken ook bij het rund nagenoeg
losgemaakt van de curatieve praktijk.
Zijn inzet geldt vooral de vragen die de
afhankelijk is van een serie factoren
en persoonlijke voorkeuren. Een
aov
is ook voor dierenartsen maatwerk.
Op basis van uw financiële planning
en uw huidige inkomen bepaalt u
(samen met uw adviseur) de gewenste
vorm en hoogte van uw dekking. Voor
een groot deel kunt u ook zelf uw
polisvoorwaarden bepalen. Zo kunt u
de gewenste eigen risicotermijn
kiezen, bepalen of de verzekering
stopt op uw 65e of eerder, of u het
risico van tijdelijke uitval wegens
zwangerschap wilt meeverzekeren
enzovoort. Aan elke mogelijkheid
hangt natuurlijk een prijskaartje. Door
te puzzelen met de voorafgaande
zaken kan de
aov gevormd worden
zoals u het wenst, passend binnen uw
financiële plaatje.

Ybella Dijkstra is productmanager bij
de
vvaa.

veehouder stelt ten behoeve van de
keten. Gezondheidsniveau\'s, duurzaam-
heid, vrijwaring van aanstormende - al
dan niet zoönotische - dierziekten
behoren tot de thema\'s. De rekening
hiervoor zal behalve bij de veehouder
ook elders moeten worden gelegd."

maar dan moet de dierenarts

zich wel ...

"Insteken op kennis, professionele
attitude, zelfbewustheid en onaf-
hankelijkheid. Een andere route is niet
denkbaar."

-ocr page 325-

in de darm

Dierenartsen opgelet!

EQUEST & EQUEST PRAMOX

Het ultieme wapen tegen alle
athogene wormen en horzellarven bij
)aarden. Inclusief ingekapselde larven
van de kleine strongylide.

PRAMOX

U kunt de paardenbezitters/verzorgers onder uw cliënten een grote dienst
bewijzen. Met Equest & Equest Pramox van Fort Dodge. Een unieke combinatie
voor een volwaardige paardenontworming. Ook de ingekapselde larve van de
kleine strongylide wordt bestreden.

De belangrijkste voordelen:

• Behandeling én preventie tegen alle pathogeen relevante wormen en
horzellarven.

• Eén dosering volstaat voor behandeling én langdurige bescherming.

• Gerenommeerde werkzame bestanddelen; o.a. moxidectine en praziquantel.

• Lange werkingsduur.

• Langdurig remanent effect Moxidectine (bewezen 100% effectief tegen
benzimidazole-resistente kleine strongylide).\'

• Optimale vermindering van weidebesmetting.

• Makkelijke toediening.

Vele paardenbezitters realiseren zich nog niet dat de dierenarts dé specialist is op
het gebied van paardenontworming. Fort Dodge brengt hier verandering in, o.a.
door een brede informatiecampagne. De vraag naar Equest & Equest Pramox zal
hierdoor groeien. Zorg daarom dat u deze unieke, effectieve combinatie in huis
hebt.

www.wormingyourhorse.info
www.fortdodge.eu

r

M

\' Collobert, C. et al. (1998) Efficacy of oral moxidectin gel against Benzimida-zole-resistant cyathostomes in horses both
naturally and artificially infected with a field population. J. Equine Vet. Science, 18(9), 588-590
Equest Reg NL 09548; werkzame bestanddelen: moxidectine 18,92 mg /gram; URA, Equest Pramox Reg NL 10399;
werkzame bestanddelen; moxidectine 19,5 mg en praziquantel 121,7 mg per gram; URA. Verdere informatie is op
aanvraag beschikbaar bij: Fort Dodge Animal Health, Postbus 14, 6290 AA Vaals.

-ocr page 326-

Johan Klein Haneveld

Op 10 september 2008 onderteken-
den Ludo Hellebrekers namens de
KNMVD en Albert Cornelissen
namens de faculteit Diergenees-
kunde de Universal Declaration of
Animal Welfare van de
wspa.
Hiermee verklaren zij zich solidair
met de visie dat dieren gevoel
hebben en pijn ervaren, en dat
dierenwelzijn aandacht en respect
verdient. De ondertekening vond
plaats in het kader van een discus-
siemiddag onder de titel \'Wel zijn of
niet zijn. De rol van de dierenarts in
de dierenwelzijndiscussie\'. "Dieren-
artsen moeten zich bewust worden
van de noodzaak van hun bijdrage
aan een duurzame en dierwaardige
dierhouderij", concludeerde Helle-
brekers. De aanwezigen verwacht-
ten vooral duidelijke richtlijnen van
de overkoepelende organisaties.

De discussiemiddag vond plaats onder
auspiciën van de
knmvd en dsk, in
samenwerking met het platform
Diergeneeskunde en samenleving van
de faculteit Diergeneeskunde. Er
waren meer dan honderd deelnemers:
van studenten tot dierenartsen en
vertegenwoordigers van diergenees-
kundige en maatschappelijke organi-
saties. "We willen als beroepsgroep
transparant zijn naar de sector," stelde
Hellebrekers.

markeerstift

Het ministerie van lnv bracht tot nu
toe twee nota\'s uit over dierenwelzijn.
In zijn functie als voorzitter van de
knmvd las Hellebrekers deze rappor-
ten naar zijn zeggen "Met stijgende
verbazing en irritatie. Ik dacht dat ik
het niet goed had gelezen, dus ging ik
er nog een keer door met een markeer-
stift: nergens werden dierenartsen
genoemd. Dat kan natuurlijk niet.
Waarom lijkt het alsof dierenartsen op
dit gebied worden genegeerd? Hoe
kunnen we onze positie in deze
discussie over dit onderwerp verbete-
ren?" Volgens Hellebrekers staan
dierenartsen in de maatschappij
bekend om hun zorg voor en toewij-
ding aan het dier. "}e kunt beter de
dierenarts nodig hebben dan de
huisarts, is wat je hoort. We hebben
dus een sterk imago." Maar in het
maatschappelijke en politieke debat
over dierenwelzijn komt de dierenarts
nauwelijks aan de orde. Hellebrekers
wil weten hoe dat komt. "Je hoort als
reflex: \'Er is onvoldoende kennis van
zaken.\' Maar de dierenarts beschikt
juist wel over voldoende, al dan niet
passief aanwezige, basiskennis om
over dierenwelzijn mee te praten. We
moeten als beroepsgroep samen
bepalen hoe we onze maatschappe-
lijke verantwoordelijkheid op het
gebied van dierenwelzijn zien en hoe
we dat aan onze omgeving laten
merken."

Prof. dr. Frauke Ohl van de faculteit
Diergeneeskunde beoordeelde de
aandacht voor dierenwelzijn in het
diergeneeskundeonderwijs: "Als
gedragsbioloog zeg ik: er kan nooit
genoeg onderwijs zijn over dierenwel-
zijn, als medeverantwoordelijke voor
het onderwijs aan de faculteit moet ik
zeggen dat we alles doen wat we
kunnen."

ondertekening

Bij het nadenken over dierenwelzijn
en de rol van de dierenarts daarin,
kwamen de
knmvd en de faculteit
Diergeneeskunde in aanraking met de
wereldwijde dierenbeschermingsorga-
nisatie
wspa en haar initiatief van de
Universal Declaration of Animal
Welfare. Uiteindelijk is het de bedoe-
ling met deze verklaring een beroep te
doen op de Verenigde Naties om
wereldwijd aandacht voor dierenwel-
zijn te implementeren. Als eerste
ondertekende Albert Cornelissen de
verklaring als decaan namens de
faculteit. Volgens hem is het thema
dierenwelzijn "uitermate belangrijk".

Dierenarts is poortwachter
dierenwelzijn

Ludo Hellebrekers ondertekende de
verklaring namens de
knmvd.

Na de ondertekening werd een
videoboodschap getoond van minister
Verburg van
lnv. Zij hield de aanwezi-
gen voor dat zij als dierenarts een
belangrijke rol spelen in de relatie
tussen dier en dierhouder. "U heeft
gezag. Let op: ook wat u niet zegt kan
van belang zijn. Wat gebeurt er
bijvoorbeeld als u stilzwijgend
misstanden toestaat op het gebied van
dierenwelzijn?" Minister Verburg
noemde het een uitstekend initiatief
van de
knmvd om aandacht te
besteden aan dierenwelzijn. "Ik wil
onderstrepen dat de dierenarts
poortwachter is op dit gebied."

fokkerij

Om hun beleid en onderwijs in
dierenwelzijn vorm te geven, wilden
de faculteit Diergeneeskunde en de
knmvd horen wat de sector nu
eigenlijk van de dierenarts verwacht.
Daarom werden de aanwezigen in drie
groepen verdeeld. In elke discussie
trad een vertegenwoordiger van de
sector op als \'probleemeigenaar\'. Een
\'notulist\' uit de
dsk formuleerde voor
elke groep de conclusies en discussie-
punten.

Een van de sectoren die in een
eigen discussie aan bod kwam, was die
van de gezelschapsdieren, waar
Marjan van Hagen, werkzaam bij de
Raad van beheer op kynologisch
gebied in Nederland, in de discussie de
voorzet gaf. Zij vroeg aandacht voor de
extreme raskenmerken bij honden en
de rol van de dierenarts ten aanzien
van de fokkerij. "Fokkers spelen met
genen", hield zij de aanwezigen voor,
"ze hebben echter geen verstand van
genetica. Maar hoe deskundig zijn
dierenartsen zelf? Klinische, molecu-
laire en populatiegenetica zijn niet de
populairste vakken aan de faculteit
Diergeneeskunde." Volgens Van Hagen
verwacht de sector van dierenartsen
meer aandacht voor de preventie.
"Maar de dierenarts houdt zich vooral
bezig met het voorkomen van schade.
Dat de individuele patiënt deel is van
een populatie wordt te weinig belicht.
De gemiddelde fokker weet niet welke
prioriteiten hij moet stellen. Hij staat

-ocr page 327-

te springen om hulp van deskundi-
gen." De stelling dat de individuele
dierenarts een belangrijke rol speelt
op dit gebied kon rekenen op univer-
sele instemming. Van Hagen: "In de
welzijnsnota werden gezelschapsdie-
ren maar in één alinea genoemd op
één bladzijde. Die fout ligt bij ons. Wij
hebben het probleem laten liggen
terwijl het bij ons hoorde."

Uit de groep kwam de opmerking
dat de dierenwelzijndiscussie voor
eigenaren nogal \'wollig\' aandoet.
"Voor hen kan de hele discussie
worden teruggebracht tot: \'Help, mijn
hond is benauwd!\'." Er bestond
overeenstemming over het feit dat als
van individuele dierenartsen wordt
verwacht dat ze aan eigenaars en
fokkers van rashonden voorUchting
geven over dierenwelzijn, organisaties
op een hoger niveau duidelijke
standpunten over dit onderwerp
moeten uitbrengen en die onder
dierenartsen moeten verspreiden.
"Hoe hoger het niveau, hoe meer
eenheid, hoe meer er wordt bereikt."
Een andere manier om samen op te
trekken als dierenartsen was een
meldingsplicht voor doorgeschoten
raskenmerken. Leen den Otter
meende dat, hoewel er tien jaar
geleden geen partij was die zijn
schouders wilde zetten onder een
gezamenlijk meldpunt, de tijd daar
misschien nu wel rijp voor is. "We
geven het niet op." Van Hagen merkte
nog op dat het in de opleiding al
misgaat: "Als aan de faculteit wordt
onderwezen hoe dierenartsen kunnen
bijdragen aan preventie, leidt dat tot
collega\'s die daar bewust van zijn. Dat
kan alleen als de docenten worden
bijgeschoold." Ze besloot met een
bevlogen oproep: "Ik hoop dat er snel
duidelijkheid komt. De rashonden-
sector wacht op de inbreng van dieren-
artsen."

voorlichting

De tweede discussiegroep boog zich
over het welzijn van landbouwhuis-

dieren. Ook binnen deze sector waren
de deelnemers het met elkaar eens dat
dierenartsen een rol spelen en bewust
moeten worden dat dierenwelzijn een
probleem is. De individuele dierenarts
wordt op enkele punten gehinderd om
actie te ondernemen: ten eerste het
economische karakter van de sector,
het moeten discussiëren met de
veehouders, het ontbreken van een
heldere definitie van dierenwelzijn en
het ontbreken van wettelijke normen.
"Er is een concrete definitie van
welzijn nodig," was de conclusie. "Dan
kan de dierenarts fungeren als spiegel
voor de veehouder." Mevrouw Van
Veen, die de Dierenbescherming
vertegenwoordigde, vulde aan: "Een
duidelijke stellingname door de
beroepsorganisatie zou nuttig zijn
voor de individuele practicus, die op
basis daarvan zijn rug kan recht-
houden."

Uit de discussie over de sector
paard bleek dat de dierenarts vooral
een rol heeft in de voorlichting aan
paardeneigenaren. "De dierenarts
moet meer voorlichting geven en

vaker ingrijpen bij welzijnsproble-
men." Dierenartsen kunnen ook
bijdragen aan de publieksvoorlichting,
bijvoorbeeld via internet of tijdschrif-
ten. "Dierenartsen moeten heldere
standpunten uitbrengen, die door de
beroepsgroep worden gedragen." De
standpunten op het gebied van
paardenwelzijn zijn er wel, maar ze
zijn niet goed opgeschreven. "Zowel
voor paarden als gezelschapsdieren
geldt dat eigenaren het beste willen
voor hun dier, maar wat zij vervolgens
het beste voor het dier vinden, is niet
altijd het beste voor het dier."

beleid

Frauke Ohl trok uit deze discussies de
conclusie dat er behoefte is aan
standpunten ten aanzien van dieren-
welzijn. "Dierenartsen vragen om
handvatten die ze in de praktijk
kunnen toepassen." Ze zag een
uitdaging voor de faculteit Dierge-
neeskunde: "Ga door met onderwijs
over de welzijnsproblematiek en
criteria op het gebied van dierenwel-
zijn. Er is duidelijk behoefte aan meer
onderwijs en permanente educatie
over welzijn." Voor de
knmvd is de
uitdaging haar visie en kaderdocu-
menten uit te zetten in de beroeps-
groep. "We moeten samen zorgen voor
duidelijke informatie voor het publiek
en de dierenarts." "De beroepsgroep
moet niet te benauwd zijn in het naar
buiten brengen van standpunten",
meende Jan Vaarten van de Europese
dierenartsenorganisatie
fve. "Deze
richtlijnen moeten in meer \'talen\'
beschikbaar komen: niet alleen voor
bestuurders, maar ook voor de leek."
Aan het eind van het programma keek
Hellebrekers terug op de discussie:
"Het is nu onze taak om deze uitkom-
sten te verwerken in ons beleid." De
bijeenkomst werd ondersteund door
Proteq.nl en Royal Canin.

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 328-

M

Volledige foetale bescherming,

jaar na jaar

PregSure® BVD, Bovine Virus Diarree vaccin, geïnactiveerd SAMENSTELLING per 2 ml dosis: geïnactiveerd Bovine Virus Diarree (BVD) type 1 virus, cytopathogeen,
stam 5960, induceert een geometrisch gemiddelde serumneutraliserende titer in cavia\'s van tenminste 5,6log2 Adjuvans: Procision-A®: 0,164 ml/vaccindosis; samen-\'
stelling Procision-A® (per ml): Quil A: 3,05 mg; cholesterol: 3,05 mg; amphigen base : 0,076 ml; drakeol 5 (vloeibare paraffine): 0,228 ml Hulpstoffen: ThiomersaI: 0,18
mg DIERSOORT; rundvee op geslachtsrijpe leeftijd (koeien en vaarzen) INDICATIES: voor de actieve immunisatie van vrouwelijk rundvee ter preventie van transpla-
centaire infectie met BVD virus type 1 en de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren met BVD virus type 1. Door onderzoek op laboratoriumschaal is aange-
toond dat door vaccinatie de fertiliteitsverliezen ten gevolge van een BVDV type 1 besmetting in de eerste stadia van de dracht verminderd kunnen worden. Er is geei
klinische effectiviteit aangetoond ten aanzien van BVD virus type 2 stammen. Aanvang van de immuniteit: - wanneer de basisvaccinatie tenminste 14 dagen vóór
dekking of inseminatie afgerond is, zorgt dit voor bescherming gedurende de gehele periode waarin het risico op transplacentaire infectie aanwezig is. - wanneer de
basisvaccinatie tenminste 23 dagen vóór dekking of inseminatie afgerond is, zorgt dit voor bescherming tegen fertiliteitsverliezen IMMUNITEITSDUUR; 12 maanden
WACHTTIJD: vlees en melk: nul dagen DISTRIBUTIE: uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. REGISTRATIE: REG NL 10273. Nadere informatie is verkrijgbaar bij
Pfizer Animal Health bv.

Pfizer Aniinal Health

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
wvwv.pfizerah.nl •
Inf0@pfj2erah.nl
© 2008 Pfizer Animal Health b.v., Capelle a/d IJssel
® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 329-

Capita Selecta Commissie
Diergeneeskunde

Lonneke Boon

Sinds vele jaren organiseren de
verschillende studieverenigingen
van diergeneeskunde allerlei
activiteiten. Door dit grote aanbod is
het voor de student nogal eens lastig
om de activiteiten goed bij te
houden en te kiezen welke hij/zij
wil volgen. Met dit gegeven in het
achterhoofd en het feit dat studie-
verenigingen studenten willen
blijven motiveren om extracurricu-
laire activiteiten te volgen, zijn de
vijf grootste studieverenigingen van
de faculteit Diergeneeskunde met
elkaar om de tafel gaan zitten, met
als vraag: wat kunnen wij als
verenigingen de studenten extra
bieden? Het antwoord is capita
selecta.

De Capita Selecta Commissie Dierge-
neeskunde (
cscd) bestaat uit tien
enthousiaste (oud)bestuursleden van
\'Archaeopteryx\', veterinaire studie-
vereniging voor vogels en bijzondere
dieren, de Diergeneeskundige Studen-
ten Kring, Veterinaire Studenten
Rijvereniging \'De Solleysel\', de
Veterinaire Vee Fokkers Club \'De
Uithof\' en de Veterinaire Hippische
Vereniging \'VHiVer\'. De
cscd biedt
studenten de mogelijkheid om punten
te behalen voor het volgen van
extracurriculaire activiteiten waar-
door zij extra worden gestimuleerd
om hieraan deel te nemen.

Aan de Erasmus mc (voorheen
Faculteit der Geneeskunde en Gezond-
heidswetenschappen) van de Erasmus
Universiteit in Rotterdam bestaat al
zo\'n dertig jaar met succes een capita
selectacommissie. Daar leidt het
bezoek aan een vastgesteld aantal
lezingen en symposia tot het verkrij-
gen van een keuzevakstudiepunt.

De cscd kent capitapunten toe aan
diverse activiteiten van de deel-
nemende studieverenigingen. Op deze
manier worden studenten gestimu-
diploma. Naar verwachting komt
25 procent van de studenten hiervoor
in aanmerking. Als dierenarts kunt u
over enkele jaren sollicitanten ver-
wachten met een capita selecta-
certificaat. Hierop staan de gevolgde
activiteiten en de eventuele participatie
in commissies en/of besturen vermeld.

leerd om naast het reguliere onderwijs
het blikveld te verruimen door het
bezoeken van lezingen, excursies en
andere activiteiten. Door dit tijdens de
studie te stimuleren, wordt getracht
studenten voor te bereiden op het \'life
long learning\'. Daarnaast stimuleert
het de organiserende verenigingen om
activiteiten van een zo hoog mogelijke
kwaliteit te organiseren.

Voor studenten is capita selecta ook
een handig systeem om alle gevolgde
activiteiten bij te houden en dit later
aan hun cv toe te voegen. De studenten
die tijdens de bachelorfase 35 punten of
meer behalen, zullen hiervoor een
capita selectacertificaat uitgereikt
krijgen samen met hun bachelor-

raad van advies

Een Raad van Advies (rva) bestaande
uit prof dr Peter van Beukelen, prof
dr René van Weeren, dr. Peter Vos, dr
Nico Schoemaker (voorzitter) en
Deborah van Doorn, allen werkzaam
aan de faculteit, ondersteunt de
cscd.
De rva adviseert de cscd onder
andere over het toekennen van
capitapunten aan symposia op basis
van criteria zoals kwaliteit en mate
van vernieuwing. Met de kennis en
ervaring die de leden van de
rva
hebben op de verschillende werk-
terreinen, zal er een goed onderbouw-
de puntentoekenning plaats kunnen
vinden.

Ook voor groepen van de knmvd
bestaat er sinds dit jaar de mogelijkheid
om hun activiteiten te laten waarderen
met capita selectapunten. Op deze
manier hopen wij de kloof tussen de
veterinaire student en de beroepsgroep
verder te verkleinen. Voor opmer-
kingen en vragen kan contact worden
opgenomen met de secretaris van de
cscd via capitaselecta@uu.nl.

Lonneke Boon is secretaris van de
Capita Selecta Commissie Diergenees-
kunde.

-ocr page 330-

êu

Echo en MR^^

voor elke toepassing

www.esaote-piemedical.ni

www.esaote.com

benelux@pie.nl

Echo en MRI voor elke toepassing
Hoogwaardige apparatuur
Professioneel team
Servicegerichte organisatie
Optimale klantbegeleiding en opleidini

Pie Medical Benelux B.V.

Postbus 1132, NL-6201 BC Maastricht. Bezoekadres: Philipsweg 1, NL-6227 AJ Maasthcht
T 043 - 382 46 50, F 043 - 382 46 51

Pie Medical Benelux N.V./S.A.

Diegemstraat 46, B-1930 Zaventem, T 02 ■ 721 44 76, F 02 - 721 47 16

(^saote

piemedical

-ocr page 331-

De tandheelkundecursus
van v.s.R. \'De Solleysel\'

Vera Bavinck

theorie

Allereerst zijn er drie avonden waarin
de theorie wordt behandeld. Dan
ontdek je dat \'haken\' iets anders zijn
dan je altijd hebt gedacht. Verder
worden er filmpjes vertoond die het
verhaal ondersteunen, en verschijnt er
een doos vol ondertanden waarmee
een wedstrijd leeftijdschatten wordt
gehouden. En ondanks dat we de
tekeningen erbij mochten houden,
had niemand alles goed. Op een van de
theorieavonden gingen we de stallen
in om gebitten te inspecteren bij
levende dieren. De vierde en vijfde
avond wordt geoefend op een schedel.
In de practicumzaal staan dan een
stuk of zes paardenhoofden op een
tafel vastgeschroefd en je kunt per
twee- of drietal je gang gaan. Het
voordeel is dat je geen schop krijgt als
je de wang blijkt mee te raspen, het
nadeel is dat het minder \'fris en fruitig\'
is. Wat direct opvalt, is dat voorname-
lijk de achterste kiezen moeilijk

Voor diegenen die nog eens willen
loten binnen de studie diergenees-
kunde, kan ik oprecht de tandheel-
kundecursus adviseren. Als je wordt
ingeloot heb je veel geluk. Veel
Studenten zien namelijk het belang
in van kennis betreffende het
paardengebit.

Omdat het gemeenschappelijke deel
van de studie bijzonder weinig rept
over paardentanden is deze cursus in
alle opzichten de moeite waard. Dat
het daarnaast ook nog eens hele leuke
avonden zijn, is alleen maar mooi
meegenomen. De cursus wordt
gegeven door Wim Klein en Gerco
Bosch. Hij duurt zeven avonden en
tenslotte is er een examen op een
zaterdagochtend. De tandheelkunde-
cursus wordt gesponsord door Vetin
Aacofarma en Eurovet.

bereikbaar zijn en ook in verhouding
bij veel dieren tijdens het leven
minder aandacht hebben gekregen
dan de eenvoudiger bereikbare kiezen.
Er volgt een uitvoerige nabespreking
per schedel. Tenslotte oefen je als
cursist nog twee avonden op levende
paarden. De eerste keer waren de
Solley-paarden aan de beurt, de
tweede keer verschillende pension-
paarden op een stal dicht bij de
faculteit. Zodra je de hand van een
paardeneigenaar schudt en jezelf
voorstelt als degene die het gebit van
zijn/haar paard gaat behandelen, is het
net echt. Natuurlijk staan Wim en
Gerco nauwlettend mee te kijken of je
niet toevallig kiezen in golfballen aan
het veranderen bent. De laatste
bijeenkomst heeft de vorm van een
examen. Het examen vond dit jaar
plaats bij Barbara van Deuren thuis.
Iedereen behandelde per tweetal een
paard. Naast het geoefende vijlen werd
zowaar een kies getrokken bij een
bejaarde pony.

Al met al kan ik het iedereen
aanraden om in ieder geval mee te
loten voor deze cursus. Het grootste
voordeel wat mij betreft, is dat je
naderhand weet wat je zoal kan doen,
wat je zoal moet laten en dat zomaar
\'even bijvijlen\' niet gelijkstaat aan een
goede gebitsbehandeling.

Vera Bavinck was in 2008 deelnemer
van de tandheelkundecursus.

-ocr page 332-

Uiergezondheidspanel: over
celgetalproblemen en fokkerij

Maria Morselt

Op de laatste bijeenkomst van het
Uiergezondheidspanel besprak Tine
van Werven een praktijkgeval. Van
Werven is dierenarts bij de afdeling
Landbouwhuisdieren van de
faculteit Diergeneeskunde. Na de
pauze presenteerde Yvette de Haas
de resultaten van een onderzoek
naar de verbetering van de fokwaar-
de van stieren voor uiergezondheid.

Tine van Werven vertelde over de
gang van zaken op een bedrijf uit de
omgeving van Utrecht. Het bedrijf
melkt I ro koeien en heeft
85 stuks jongvee. Vader en zoon
runnen het bedrijf. Ze melken 931.000
kilogram melk met 4,31 procent vet.
Het bedrijf beschikt over 45 hectare
grasland en rs hectare maisland. Met
bijna 2,3 grootvee-eenheden per
hectare is dit een redelijk intensieve
veebezetting. Het rollend jaargemid-
delde is 8.383 kg melk met 4,46
procent vet en 3,68 procent eiwit.

management

Het jongvee staat elders op stal en
komt drie weken voor de vermoede-
lijke afkalfdatum bij de melkkoeien.
Droge koeien blijven regelmatig bij de
melkkoeien in verband met ruimte-
gebrek. De melkkoeien krijgen
éénmaal daags voer voorgereden met
de mengvoerwagen: maïs en kuil in
gelijke hoeveelheden met daarbij
lucernehooi, soja, grasbrok en minera-
len. Ze blijven het jaar rond binnen. De
droogstand duurt minimaal zes weken.
Alle koeien worden drooggezet met
antibiotica: nafpenzal bij minder dan
200.000 cellen en orbenin extra dry cow
bij meer dan 200.000 cellen of bij een
korte droogstand.

Wat betreft de gezondheidsstatus:
bvd, ibr en Salmonella zijn tankmelk
negatief,
paraTBC en Neospora komen
op het bedrijf voor.

In april 2006 heeft de maatschap twee

Delaval-melkrobotten aangeschaft
omdat de vader als gevolg van fysieke
beperkingen niet meer kan melken.
Daarvoor werd er driemaal daags
gemolken en hadden ze een hoge
bsk
van rond de 50. De stal is ingericht
voor vrij koeverkeer. De bezoekersfre-
quentie van de melkrobots is 2,9 tot
3,1 maal per dag. De Delaval-robot
behandelt nat voor en straalt voor in
een voorbehandelbeker; dit is één van
de redenen dat vader en zoon voor
Delaval kozen. Het sprayen gebeurt
met Pro-actief, een Delaval-product.

Er zijn plannen om de stal te
verlengen tot een capaciteit van 150
koeien. De huidige
bsk fluctueert rond
de 43. De
bsk is volgens de veehouders
momenteel wat laag omdat ze willen
uitbereiden en daarom veel koeien
aanhouden, bovendien is er pas-
geleden een koppeltje koeien aange-
kocht. Een iets hogere
bsk, rond de
45, is wel gewenst.
Vader en zoon zien vooral de slechte

Het Uiergezondheidspanel is een
deskundig, onafhankelijk en
divers discussieplatform voor de
Nederlandse rundveepracticus
op het gebied van mastitis bij
melkvee. Aan de hand van
voordrachten discussiëren de
leden over uiergezondheid en
mastitisbestrijding. De halfjaar-
lijkse bijeenkomsten worden
roulerend voorgezeten door een
panellid. Tevens bespreekt
tijdens elk samenzijn een
deelnemer een praktijkgeval van
een bedrijf met mastitis-
problemen.

Aan het Uiergezondheidspanel
nemen deel: praktiserende
dierenartsen, vertegenwoordigers
van de kennis- en onderzoeks-
instituten en vertegenwoordigers
van de zuivelindustrie.
Boehringer Ingelheim
bv
faciliteert de organisatie en de
verslaglegging van de bijeen-
fertiliteit als probleem, meer nog dan
de uiergezondheid. De tussenkalftijd
van 448 dagen moet omlaag, evenals
het percentage cysteuze koeien en het
aantal inseminaties per dracht.

problemen met de

uiergezondheid

Het bedrijf heeft te kampen met een
hoog percentage koeien met sub-
klinische mastitis. Op jaarbasis heeft
24 procent van de koeien een hoog
celgetal met meer dan 10 procent
nieuwe infecties. Het percentage
klinische mastitis is met 4,5 procent
laag. Uit het panel kwam de vraag hoe
dit getal is bepaald, want wat als
klinische mastitis wordt genoteerd,
ligt immers voor een groot deel aan de
interpretaties van de veehouder. Van
Werven benadrukte dat er daad-
werkelijk weinig klinische gevallen
zijn. Het tankcelgetal schommelde het
afgelopen jaar tussen de 174 en de 395.
In de loop van 2007 daalde het

komsten van het Uiergezond-
heidspanel.

De panelleden zijn: J. Uiterwaal,
Campina Melkunie; T. van
Werven, faculteit Diergenees-
kunde; H. Miltenburg en
O. Sampimon, Gezondheidsdienst
voor Dieren; T.J.G.M. Lam,
Uiergezondheidscentrum
Nederland, G.A. Hooijer, voorzitter
vakgroep gezondheidszorg
herkauwers, H.A.M. Hendriks,
D. Soede en LJ. Westerlaan,
praktiserend dierenartsen;
E Nijenhuis en H. Hogeveen,
A.S. Group Wageningen en
M. Driesse, Boehringer Ingelheim
b.v

-ocr page 333-

tankmelkcelgetal van bijna 400 naar
iets boven de 200, maar bij de laatste
metingen (april tot mei 2008) bleek
het tankcelgetal weer tot boven de 300
te zijn gestegen.

De mpr-uitslagen laten op basis van
de koecelgetalstijging veel nieuwe
infecties zien. Van de nieuwe attenties
komt 45 procent uit de groep dieren
van vijf tot zestig dagen na het
afkalven. Daarvan is 66 procent
opnieuw laag bij de volgende meting
(te weten minder dan 250.000, voor
vaarzen 150.000). 60 procent daarvan
is nog steeds laag bij de daarop
volgende meting.

Analyse van de piR-oap-gegevens
geeft aan dat van de laatste 120 nieuwe
attenties er 32, dat is 27 procent, zijn
ontstaan in de eerste 30 dagen na
afkalven. Dat is reden genoeg om het
droogzetten nader te evalueren: van de
31 (62 procent) koeien die met een laag
celgetal de droogstand ingaan, zijn er
26 (83 procent) nog steeds laag na het
afkalven. Van de negentien koeien met
een verhoogd celgetal aan het einde
van de lactatie komen er vijftien met
een laag celgetal de droogstand uit. In
het algemeen komt 82 procent van het
koppel met een laag celgetal uit de
droogstand en is er een goede genezing
van besmette dieren.

In april 2008 stijgt het celgetal en
zijn er maar liefst 31 procent nieuwe
infecties. De veehouder trekt gelijk
aan de bel. Studenten hebben bij
twaalf hoogcelgetalkoeien een
T-pol-test en celgetalmeting gedaan
(met het Delaval-apparaat). Kwartie-
ren met meer dan vijfhonderd cellen
zijn bemonsterd, dit resulteerde in
zestien monsters. Zeven van de
monsters waren
S. Aureus (sAu)-posi-
tief, één
S. uheris-positief en de overige
zeven monsters bevatten mengflora
(meer dan drie kiemen gevonden).

De voorlopige conclusie is als
volgt: i) de droogzettherapie is goed,
2) er zijn veel nieuwe infecties aan het
begin van de lactatie, 3) de laatste vijf
maanden zijn er veel
sau-infecties.

risicofactoren

Van Werven noemde een aantal
risicofactoren die mogelijk aan het
probleem bijdragen:

- Een hoge infectiedruk door:
i) overbezetting zowel van de
boxen als het voerhek van onge-
veer 15 procent, 2) meer dan 10
procent hoogcelgetalkoeien en
3) veel melkuitliggers.

- Verminderde weerstand door:
belemmering maximale voer-
opname door overbezetting, lage
vitamine E-gift bij de lacterende
koeien (725 Indernationale
Eenheden
(ie) tijdens de lactatie en
650
ie in de droogstand).

- Een adaptatieprobleem voor de
verse vaarzen: jongveeopfok kan
beter, stalcapaciteit is onvoldoende.

- Onduidelijkheid over de spray-
kwaliteit van de melkrobot.

Soede vroeg: "De gladde vloeren en
smalle doorgangen versterken de
gevolgen van overbezetting. Daar-
naast is het droogstandsmanagement
onvoldoende. Hoe is de conditie-
score?" "Goed," was het antwoord van
Van Werven, "maar de \'kleur\' is niet
goed. Het basisrantsoen is goed voor
22 kilogram melk, daarnaast gaan ze
naar maximaal 7 kilogram krachtvoer
in drie weken." "Er moet meer in het
basisrantsoen zitten met een
bsk van
43", merkte Hendriks op. "Hoe
verloopt de jongveeopfok?" Van
Werven antwoordde dat ze dat zelf
doen. "De laatste tijd zijn er een paar te
vette pinken voor het afkalven
verspeeld. De controle op de jongvee-
opfok is onvoldoende." Volgens
Miltenburg is het sprayen en voorbe-
handelen bij automatische melksyste-
men nog een groot probleem. "Na het
reinigen van de voorspenen duwt de
laserkop tegen de voorspenen op zoek
naar de achterspenen. Reiniging van
de voorbehandelbeker gebeurt na elke
vier spenen met lauwwarm water.
Extra lang reinigen kan bij deze robot
ook; dat gebeurt tijdens het melken,
dus de vrije ruimte blijft gelijk."

Na veel suggesties en discussie was
de conclusie van het panel dat elke
aanpak dweilen is met de kraan open.
Van Werven was het hier mee eens,
maar, zo gaf ze toe, veel dingen zijn
een voldongen feit. Miltenburg ging in
op de uitbreidingsplannen: "De vrije
ruimte moet 10 tot 15 procent of twee
uur zijn. Is dit lager, dan daalt het
robotbezoek en daar leidt de uierge-
zondheid onder. De doelstelling van
150 koeien wordt dus een probleem,
140 zou beter zijn. Ook de
bsk is te
hoog gegrepen." Hij zou uitbouw van
de stal toejuichen, hoe eerder hoe
beter, en dan als eerste het manage-
ment van de droge koeien verbeteren.

Hier moest Van Werven het
voorlopig mee doen. Zolang de
verbouwing niet klaar is, verwachtte
het panel zelfs bij een effectieve
aanpak van het probleem weinig
resultaat.

met fokkerij mastitis te lijf

Er zijn waarschijnlijk maar weinig
rundveedierenartsen die standaard de
fokkerij meenemen in de bedrijfsbege-
leiding. De presentatie van Yvette de
Haas liet echter zien dat enige kennis
van fokkerij de begeleiding van
uiergezondheid wel ten goede komt.
De Haas is sinds mei 2008 werkzaam
bij de Animal Sciences Group in
Lelystad. Daarvoor werkte ze bij het
nrs waar ze ondermeer onderzoek
heeft gedaan naar erfelijke aanleg voor
uiergezondheidsproblemen. De
resultaten van dit onderzoek zijn
gepubliceerd in het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
vSltï 1 juni 2008. Ook
binnen het panel bleken weinig leden
serieus bezig te zijn met de combinatie
van fokkerij en uiergezondheid. Wel
werd opgemerkt dat veehouders

-ocr page 334-

regelmatig aangeven hiermee reke-
ning te (willen) houden. Een paar
cijfers laten zien dat dit inderdaad zou
moeten. De erfelijkheidsgraad van
genetica voor klinische mastitis is
laag: 3 tot 5 procent. Ter vergelijking;
van de melkproductie is deze 30 tot 40
procent, van celgetal 15 procent en
van geboortegemak 10 tot 15 procent.
Al is de erfelijkheidsgraad laag,
selectie op genetica werkt cumulatief
Het effect wordt generatie na genera-
tie bij elkaar opgeteld, waardoor
selectie op de lange termijn wel
degelijk effect heeft.

Het huidige fokprogramma in
Nederland moet het doen zonder een
continue gegevensstroom over het
voorkomen van klinische mastitis, dit
in tegenstelling tot de Scandinavische
landen waar klinische mastitis
centraal wordt geregistreerd. In
Nederland wordt de uiergezondheids-
index gebruikt als belangrijkste
gereedschap voor de selectie van
stieren voor minder mastitis. De index
wordt grofweg voor 60 procent
bepaald door het celgetal, voor 30
procent door exterieurkenmerken en
voor 10 procent door melksnelheid.
De exterieurkenmerken zijn: vooruier-
aanhechting, speenlengte en uier-
diepte. Ze worden éénmalig bepaald
tijdens de keuring als vaars. Een vaars
met een ondiep uier, met een vaste
aanhechting van het vooruier en met
korte spenen heeft gemiddeld een
lager celgetal. Tijdens de exterieur-
keuring wordt tevens aan de vee-
houder gevraagd hoe de melksnelheid
is. Een te hoge of te lage melksnelheid
geeft kans op een hoger celgetal.
Hendriks vroeg waarom er geen
kenmerken worden meegenomen die
iets zeggen over bijvoorbeeld droge
stofopname en weerstand, bijvoor-
beeld \'koffergrootte\', van de koe. "Dit
soort kenmerken zijn in voorstudies
wel meegenomen", verklaarde De
Haas. "Maar ze zijn erg lastig te meten
en teveel andere factoren hebben er
invloed op. Bovendien bleek dat het
celgetal het meest informatieve
kenmerk is, daarom hebben we ons
daar op gefocust."

Met behulp van de index wordt
vervolgens de fokwaarde geschat. Elke
koe en elke stier heeft een fokwaarde
uiergezondheid. De gemiddelde
fokwaarde is 100. Met de huidige
weegmethode ligt de spreiding van
deze fokwaarde bij stieren tussen de
93 en 108. Eén punt fokwaardestijging
betekent 1,5 procent minder mastitis-
gevallen. Stel dat een melkveestapel
met een gemiddelde uiergezondheid
(25 mastitisgevallen per 100 koeien)
wordt gekruist met de topstier voor
wat betreft uiergezondheid, met een
fokwaarde van 108. De nakomelingen
gaan vier punten (de helft van de
genen komt van de stier) in fokwaarde
vooruit. Dat is vier maal 1,5 procent,
dus 6 procent minder mastitis. Dat
betekent na één generatie (5 tot 6 jaar)
19 in plaats van 25 mastitisgevallen
per roo koeien.

ugcn-proiect
Het moet dus lukken om door
stierselectie de verslechterende
uiergezondheid als gevolg van de
stijgende productie voor te blijven."
De genetische trend van de fokwaarde
is in de afgelopen jaren niet verslech-
terd maar ook niet verbeterd", aldus
De Haas, "daarom is er binnen de
structuur van het
ugcn een project
gestart met als doel het verbeteren van
de uiergezondheidsindex." Het
nrs, de
Gezondheidsdienst en de Animal
Sciences Group werken samen om dit
doel te bereiken door: r) het optima-
liseren van het celgetalkenmerk en 2)
het selecteren van de meest informa-
tieve (potentiële) uiergezondheids-
kenmerken.

80 procent van de mastitisgevallen
vinden plaats in de eerste 150 dagen
van de lactatie. Het is daarom effectie-
ver om te kijken naar het begin van de
lactatie. Uitschieters in het celgetal
boven de r 50.000 cellen per milliliter
geven nog aanvullende informatie
over het aantal mastitisgevallen. Het
celgetalkenmerk in de uiergezond-
heidsindex is geoptimaliseerd door
het gemiddelde celgetal in het begin
van de lactatie mee te nemen en
uitschieters in het celgetal zwaarder te
laten wegen. Hierbij is gekeken of en
hoe vaak het celgetal boven de 150.000
komt en hoeveel pieken er in het
celgetal zitten. De index die met
behulp van deze nieuwe celgetal-
kenmerken is berekend, is een stuk
nauwkeuriger dan de oude index. Voor
jonge stieren met 100 vaarzen aan de
melk is de index 0,94 versus 0,69 bij de
oude index. Een ander voordeel van
deze nieuwe rekenmethode is dat er
veel meer stieren qua fokwaarde aan
de goede dan wel slechte kant komen
te staan, met veel grotere verschillen.
Het wordt voor de veehouder dus
makkelijker te selecteren op uier-

-ocr page 335-

gezondheid, en er kan sneller en meer
vooruitgang worden geboekt. "De
uiergezondheidssituatie is dus via dit
systeem van veel meer bedrijven veel
beter in kaart te brengen dan door
enquêtes op bedrijven over klinische
mastitis?", wilde Miltenburg weten.
"Ja," antwoordde De Haas. "En
makkelijker."

Met de oude index is de verwachte
genetische trend een vermindering
van mastitis van 1,5 procent over de
komende tien jaar. Met de nieuwe
index is dit 2 procent. Hierbij is het
effect van de productiestijging
meegenomen. "Maar doordat de
betrouwbaarheid sterk toeneemt,
verwachten we vanuit de veehouders
meer vertrouwen in de index en meer
selectie op uiergezondheid," aldus De
Haas. "Meer selectie op uiergezond-
heid betekent een minder snelle
productiestijging, met in het gunstig-
ste geval een vermindering van
mastitis van 9 procent."

Het Nvo, de Nederlandse veeverbe-
teringorganisatie, is verantwoordelijk
voor de fokwaarden van stieren en laat

een \'testrun\' uitvoeren van een
fokwaardeschatting voor mastitis. In
het najaar van 2008 beslist het
nvo
over een eventuele introductie in
2009. Jonge fokstieren met een slechte
fokwaarde komen minder gemakke-
lijk door de proefperiode en veehou-
ders kunnen beter selecteren op
uiergezondheid. Uit het panel kwam
de vraag wat andere landen hiervan
vinden. De Haas antwoordde: "Over
het algemeen is er internationaal veel
verbazing en enthousiasme over het
feit dat er zoveel kan met alleen het
celgetal."

dankwoord

Otlis Sampimon, de dagvoorzitter,
bedankte Yvette de Haas voor haar
verhaal. "Dit is een goed punt om
tijdens de begeleiding onder de
aandacht te brengen. De veehouders
vragen erom, bij hen speelt dit dus
zeker. Het celgetal is regelmatig en
continu voor handen. Door dit
slimmer te gebruiken, kunnen we veel
meer bereiken met de uiergezond-
heidsindex. Goed werk!"

Voor een uitgebreider artikel over
dit onderwerp: Haas Y de. Jong G de
en Lam TJGM. Mastitis en fokkerij.
Tijdschr Diergeneeskd 2008; 133:
2501-2511.

M.L. Morselt

Nieuwe editie Veehouder en Dierenarts

Op I oktober verscheen de nieuwste
Veehouder en Dierenarts, een
kwartaalblad met artikelen over een
uitgebreid scala aan onderwerpen
op het gebied van gezondheid en
ziekte van landbouwhuisdieren.

Dit moderne voorlichtingstijdschrift
wordt samengesteld door een commis-
sie van deskundige en enthousiaste
dierenartsen, die garant staan voor
\'up-to-date\' en praktisch toepasbare
informatie. Voor iedereen met inte-
resse in landbouwhuisdieren, zowel de
professionele veehouder als de
hobbymatige liefhebber, biedt
Veehouder en Dierenarts elke drie
maanden een combinatie van sei-
zoensgebonden adviezen en nuttige
achtergronden, geïllustreerd met
prachtige foto\'s. De inhoud van het
tijdschrift is vaak actueel. Zo komen in
het oktobernummer, dat onlangs
verscheen, de castratie van beerbiggen
met co2-gasverdoving en de ziekte

Q-koorts aan de orde, en is er aandacht
voor een recente opleving van black-
head bij kalkoenen. Al deze kwalitei-
ten maken
Veehouder en Dierenarts
geschikt als middel voor klantenbin-
ding, waarmee u uw klanten kunt
voorzien van actuele informatie over
de gezondheid van landbouwhuisdie-
ren. Neem een stapel mee als u op
visite gaat, of leg dit tijdschrift op de
balie. Stuur het tijdschrift mee met uw
eigen nieuwsbrief of vraag om een
gesealde levering. Denk niet alleen aan
de professionele veehouders, maar ook
aan hobbydierenliefhebbers die
begaan zijn met de gezondheid van
hun dieren.

De abonnementsprijs bedraagt
6,80 euro voor elk abonnement. De
verzendkosten zijn bij één tot vijf
abonnementen 5,57 euro, maar nemen
bij meer abonnementen af tot
19,20 euro voor meer dan 25 abonne-
menten. Wilt u meer informatie of
wilt u een abonnement nemen van

één of meerdere exemplaren, reageer
dan via e-mail: veeh.en.dierenarts(|)
knmvd.nl.

Het is ook mogelijk een proefnummer
of een los artikel aan te vragen.

-ocr page 336-

Covexin® 8

COVEXINlo

LACTOVAC
Gletvax®5

QUADRISOL\'iqq

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een aantal hoogwaardige producten. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met deze nieuwe producten
kunnen onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel deze nieuwe Pfizerproducten nu via uw groothandel.

Bel voor meer Inlormatie over
dexe Pfiierproduelen:

info@pfizerah.nl

010-4064600

Pfizer Animal Health

-ocr page 337-

Mastitis, waar zijn we
mee bezig?

Ter gelegenheid van de introductie
van een nieuw product voor de
behandeling van mastitis organiseert
Boehringer Ingelheim een aantal
informatieavonden. Sprekers zijn
Theo Lam
(ugcn), Marielle Melchior
(cvi) en Monique Driesse
(bi). De
avond is interessant voor de rundvee-
dierenarts en gevuld met praktische
tips en ideeën.

Alle avonden beginnen om
19.30 uur met ontvangst en koffie en
duren tot 22.00 uur, met aansluitend
een borrel. De avonden vinden plaats
op dinsdag
21 oktober in ac De Meern,
donderdag 2 3 oktober in Van der Valk
in Nuland, dinsdag 28 oktober in De
Poppe in Markelo en woensdag
29 oktober in Van der Valk Drachten
in Drachten. Deelname is gratis.

Neem voor informatie en in-
schrijven contact op met Marion
Kalisvaart of Mylène Handgraaf
((072)5662411).

vetmedica(a)alk.boehringer-
ingelheim.com.

Expansie Boerenbond
Deurne

Boerenbond Deurne heeft gedurende
enkele opeenvolgende jaren een sterke
groei doorgemaakt. Om aan de
stijgende vraag te kunnen blijven
voldoen en de positieve resultaten
voort te zetten, zijn er bij meerdere
locaties aanzienlijke uitbreidings-
investeringen in gang gezet. Als gevolg
van deze expansie zal het directieteam
hierop worden afgestemd en uitge-
breid. Met de aangegeven directiever-
antwoordelijkheden en de genoemde
uitbreiding verwacht het bestuur van
de onafhankelijke agrarische vereni-
ging Boerenbond Deurne toekomstge-
richt verder uit te breiden.
www.boerenbond-deurne.nl

Dexdomitor®
aanvulling
spc

Enkele maanden geleden heeft Pfizer
Animal Health Dexdomitor® geïntro-
duceerd met het pure molecuul
dexmedetomidine, de actieve vorm
van het middel. Dit heeft een geredu-
ceerd effect op het levermetabolisme
met een verminderde kans op inter-
acties met andere geneesmiddelen,
een beter metabolisme van gecombi-
neerde medicatie en een snellere
\'recovery\'. De dosering van
Dexdomitor® was in vergelijking met
Domitor® lager. Na enkele maanden
veldervaring is echter gebleken dat
met deze verlaagde dosering het
anesthesische effect soms onvol-
doende is. Met een verhoging van de
dosering Dexdomitor® is dit gemakke-
lijk op te lossen. Wel dient men
rekening te houden met een iets
kortere anesthesieduur vanwege het
snellere metabolisme (in verband met
het verbeterde levermetabolisme).
Dexdomitor®, butorphanol en/of
ketamine kunnen vanaf heden ook in
dezelfde injectiespuit worden ver-
mengd, omdat is aangetoond dat ze
farmaceutisch zijn te combineren,
(oio) 40 64 600, ook voor het
aanvragen van nieuwe doserings-
schema\'s.

Workshops idexx
Vet-Med-Lab

IDEXX Vet-Med-Lab organiseert weer
een reeks workshops over de inter-
pretatie van laboratoriumuitslagen bij
gezelschapsdieren. Het accent ligt dit
jaar op de endocrinologie. De work-
shops worden gegeven door Tjerk
Bosje en Erik den Hertog, specialisten
Interne Geneeskunde der Gezelschaps-
dieren (Dierenarts Specialisten
Amsterdam). Zij zijn op de hoogte van
de nieuwste inzichten met betrekking
tot diagnostiek en therapie, maar
weten ook heel goed wat wel en niet
mogelijk is voor een eerstelijns-
practicus. Kortom, u kunt een
interessante en vooral ook praktijk-
gerichte avond verwachten.

De workshops vinden plaats van
19.30 tot 22.30 uur op de volgende
data en locaties: 21 oktober in Apel-
doorn, 18 november in Nieuwerkerk
aan de IJssel, 4 november in Drachten
en 25 november in Eindhoven. De
kosten voor de workshop bedragen
40 euro per persoon (inclusief
btw).
Mail voor informatie of inschrijven
naar vetmedlab-nl(|)idexx.com onder
vermelding van \'workshop Gezel-
schapsdieren 2008\'.

Ubrolexin® injector

Boehringer Ingelheim introduceert
Ubrolexin®
(reg nl 102306, kanali-
satie
uda). Deze lactatie-injector bevat
200 milligram mer milliliter (mg/ml)
cefalexineeni33 mg/mlkanamycine
en is geregistreerd voor de behande-
ling van klinische mastitis bij melk-
gevende koeien veroorzaakt door
bacteriën zoals
S. aureus, S. dysgalac-
tiae, S. uberis
en E. coli. De breed-
spectrumcombinatie werkt bacterie-
dodend tegen de belangrijkste
Grampositieve en Gramnegatieve
mastitisverwekkers. De combinatie
van antibiotica heeft een bewezen
synergetisch effect en onderdrukt
krachtiger en langduriger de bacte-
riële groei (postantibiotisch effect) ten
opzichte van de afzonderlijke compo-
nenten. Het synergetisch effect zorgt
bovendien voor een lagere toediening
van antibiotica terwijl een optimale
effectiviteit wordt bereikt. Ubrolexin®
voldoet hierdoor aan de hedendaagse
eisen van bewust antibioticagebruik.
Een behandeling bestaat uit twee
doseringen met een therapie-interval
van 24 uur. De wachttijd bedraagt vijf
dagen voor melk en tien dagen voor
vlees.

(072) 56 62 411

-ocr page 338-

Een memorabele
bijeenkomst

Ik schrijf deze column de dag na de r 55e algemene vergadering. Een belangrijke
vergadering aangezien het onder andere ging over de nieuwe vereniging-
structuur Met een grote meerderheid van stemmen hebben de leden steun
verleend aan de voorstellen van het bestuur. Dit is bemoedigend.

Er waren ook woorden van zorg over de coherentie binnen de vereniging,
over de inspraakmogelijkheden van leden en over de controleerbaarheid van het
bestuur Deze zorgen zijn duidelijk gehoord en verdienen in de uitwerking van
de plannen nadrukkelijk aandacht. Volgend jaar zal onze jaarlijkse bijeenkomst
niet alleen een andere naam hebben, maar ook een andere functie kennen. De
bevoegdheden van de algemene vergadering zijn dan overgegaan naar de in te
stellen ledenraad. De ledenbijeenkomst zal zich dan kunnen concentreren op de
dialoog over voor onze beroepsgroep belangrijke ontwikkelingen.

Ook bijzonder was de Koninklijke onderscheiding die onze collega en
oud-voorzitter van de Ereraad Ko Minderhoud ontving. Collega Minderhoud is
benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Namens de gehele beroeps-
groep dan ook nogmaals alle felicitaties. Ook felicitaties voor de andere gedeco-
reerden. De collega\'s Henk Verburg en Henk Wessels werden verrast met hun
benoeming tot Lid van Verdienste en aan collega Paul van Hooydonck werd het
Geschenk ter Onderscheiding uitgereikt.

voorzitterscolumn

De festiviteiten zijn achter de rug. Het nieuwe bestuur staat klaar. De leden
hebben aangegeven welke weg de komende tijd bewandeld dient te worden.
Kortom, wij kunnen aan de slag.

Ludo }. Hellebrekers, voorzitter, l.i.hellebrekers@knmvd.nl

Verkiezingen bestuur en raad van toezicht

Tijdens de algemene vergadering op
3 oktober 2008 zijn de uitslagen van
de verkiezingen voor het bestuur
van de
knmvd en de raad van
toezicht bekendgemaakt. Hieronder
volgen de uitslagen.

uitslag bestuursverkiezing

Vanuit cluster i (koppelgehouden
dieren) waren er twee kandidaten:

G.H. Hooijer en A.H.G. Piebes.
Cluster I heeft twee zetels in het
bestuur, hetgeen betekent dat de
heren Hooijer en Piebes zijn gekozen.

Vanuit cluster 2 (individueel
gehouden dieren) waren er drie
kandidaten: B.RM. Cornelissen,

H. van Kossem en L.A.M. Stark.
Cluster 2 heeft drie zetels in het
bestuur, hetgeen betekent dat me-
vrouw Cornelissen, mevrouw Stark en
de heer Van Kossem zijn gekozen.

Vanuit cluster 3 (volksgezondheid en
bedrijfsleven) waren er twee kandida-
ten: D.C. Eelkman Koorda en B. van
Schaik. Cluster 3 heeft één zetel, de
heer Van Schaik is gekozen in het
bestuur

uitslag verkiezing raad van

toezicht

Vanuit regio Noord waren er geen
kandidaten.

Vanuit regio Oost waren er de
volgende kandidaten: LJ.P Hoornick,
T.J.G.M. Lam, H.L.C. Logtenberg en M.
Koseboom. Regio Oost heeft drie zetels,
hetgeen betekent dat de heren Hoor-
nick, Lam en Koseboom zijn gekozen.

Vanuit regio West stonden kandi-
daat: J. Borgmeier, A.J.H. te Loo, N.J.J.M.
Mastenbroek, K.A. van Nieuwstadt,
J.J.A. Panhuijzen, R.S. Schrijver en J.RP.
Tromp. Regio West heeft vijf zetels.

Gekozen zijn mevrouw Mastenbroek,
mevrouw Panhuijzen en de heren Borg-
meier, Van Nieuwstadt en Schrijver

Vanuit regio Zuid stonden kandi-
daat: J.M. Berger, E.G. Bruinessen-
Kapsenberg, L.A.M.G. Leengoed en
J.Th. Weeda. Aangezien regio Zuid drie
zetels heeft, zijn mevrouw Van
Bruinessen-Kapsenberg en de heren
Leengoed en Weeda gekozen in de
raad van toezicht.

respons

Voor de bestuursverkiezing zijn 4234
stembiljetten in omloop gebracht,
daarvan kwamen en571 retour
(37,1 procent). Voor de raad van
toezicht, met uitzondering van Regio
Noord, welke geen kandidaten heeft
aangeleverd, kwamen er 3507 stembil-
jetten in omloop en kregen we er 1294
retour (36,9 procent).

-ocr page 339-

Jan Tiete Siebinga

Het begin van de herfst is in veteri-
nair Nederland een tijd die bol staat
van vergaderingen, symposia en
nascholingsactiviteiten. Het lijkt
soms wel alsof de dagelijkse prak-
tijk even niet meer bestaat. Het is de
moeite waard om aandacht te
besteden aan deze activiteiten.

Natuurlijk moet een mens selectief
zijn en kun je niet overal naar toe,
maar toch bhjkt het elke keer weer
goed je blikveld te verruimen en over
je eigen praktijkschutting heen te
kijken. Het opdoen van nieuwe ideeën,
het voeren van gesprekken met

collega\'s en vooral ook met mensen
die buiten het directe veterinaire
speelveld staan, werkt zeer inspirerend
en is in mijn ogen een must voor elke
professionele dierenarts.

Het gaat daarbij natuurlijk niet
alleen om de ontwikkeling van puur
veterinaire kennis, dat moet een
vanzelfsprekend iets zijn. Nee, het gaat
ook om de ontwikkeling en positie als
dierenarts in de huidige samenleving.
Zeker in onze sector, met veel maat-
schappelijke aandacht voor thema\'s
als veilig voedsel, duurzame productie,
dierenwelzijn et cetera, is de positie
van de dierenarts al lang niet meer een
vanzelfsprekendheid en zo onomstre-
den als in het verleden. Natuurlijk
houden wij ons als bestuurders van de
ggl hier mee bezig, maar wij roepen
ook onze leden op om deel te nemen
aan dit debat. Het is jammer te moeten
constateren dat bij recent georgani-
seerde symposia over bovengenoemde
onderwerpen de opkomst van practici
wel eens wat tegenviel.

GGL-column:
Over de schutting

Nu we het toch over symposia
hebben, wil ik u graag wijzen op het
ggl-congres dat wordt gehouden op
i8 enig november te Almen. De titel
is dit jaar \'Groot, groter, grootst\'
waarbij de rol van de dierenarts zeker
aan bod zal komen. Op de iSe novem-
ber houden wij bovendien onze
halfjaarlijkse ledenvergadering.
Kortom: kom en denk mee. Natuurlijk
staan wij als bestuursleden van de
ggl
altijd open voor uw opmerkingen en
suggesties.

Jan Tiete Siebinga is voorzitter van de
ggl.

Sjouke Kazemier

goodwilladvisering en

eindejaarsdrukte

In verband met de verwachte jaarlijk-
se drukte aan het eind van het jaar
verzoeken wij u de aanvraagformulie-
ren en bijbehorende accountants-
rapporten voor I november 2008 in te
sturen. Van aanvragen die na 10
november 2008 binnenkomen,
kunnen wij niet garanderen dat zij
voor de kerstdagen verwerkt zijn.
Informatie over de aanvraagprocedure
van een goodwilladvies kunt u vinden
op de website van de
knmvd (www.
knmvd.nl, praktijkmanagement, good-
will). Tevens kunt u hier de tarieven
vinden. Leden van de
knmvd krijgen
een aanzienlijke korting. Wanneer alle
praktijkeigenaren lid zijn van de
knmvd, kost een standaard goodwill-
advies bijvoorbeeld 450,- euro.
Daarnaast geven wij extra korting op
dit tarief als u jaarlijks de goodwill van
uw praktijk laat vaststellen. Deze
extra korting wordt in elk derde
opeenvolgende jaar met u verrekend.
Natuurlijk kunt u voor vragen contact
opnemen met het bureau via good-
will(a)knmvd.nl of telefonisch.

Goodwilladvisering en
kengetallen

onderzoek financieel-

economische kengetallen

De knmvd doet langdurig onderzoek
naar de financiële positie van dieren-
artspraktijken. Het betreft hier een
trendbepaling van onder andere de
volgende cijfers: omzetontwikkeling,
kostenstructuur en winstgevendheid.
De focus in dit kengetallenonderzoek
ligt op gemengde praktijken en
gezelschapsdierenpraktijken. Voor het
vergroten van de representativiteit
van de cijfers zijn we op zoek naar
praktijken die hieraan willen deel-
nemen. Van een deelnemende praktijk
wordt de volgende informatie ge-
vraagd: inzage in (een deel van) de
accountantsrapporten en het beant-
woorden van een korte vragenlijst.
Deelnemende praktijken krijgen aan
het eind van het onderzoek een kort
verslag toegestuurd dat inzicht biedt
in de eigen cijfers en de algemene
trendcijfers. Hierdoor kunnen de
praktijken hun eigen ontwikkeling
vergelijken met de algemene trend.
Vanzelfsprekend zal de
knmvd uiterst
zorgvuldig en vertrouwelijk omgaan
met de door de praktijken aangele-
verde gegevens. De originele accoun-
tantsrapporten, die ingestuurd zijn in
het kader van het onderzoek, zullen
samen met het verslag aan de prak-
tijken worden geretourneerd.

Indien u mee wilt doen aan het
financieel-economische kengetallen-
project, dan kunt u uw interesse
kenbaar maken door een e-mail te
sturen naar mevrouw A. Stevens:
a.stevens(S)knmvd.nl (vermeld bij het
onderwerp: deelname financieel-
economisch kengetallenproject).

Sjouke Kazemier is beleidsmedewerker
sociaaleconomische zaken bij de
knmvd.

-ocr page 340-

SLUITINGSDATA VOOR KOPIJ

Aflevering I Deadline*

15-11-20081 maandag 103-11-2008
oi-i 2-20081 maandag 117-11-2008
15-12-20081 maandag 101-12-2008
01-01-20091 maandag 115-12-2008

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen 8i Symposia
Oktober

27-28 Practicum Urologische Chirurgie te
Elancourt, Frankrijk. Vétoquinol
bv en
Covedien, in samenwerking met de
Utrechtse faculteit Diergeneeskunde. Voor
meer informatie, Annick Van Den Eynde op
(oio) 49 80 079 of een mailtje naar
marketing@vetoquinol-benelux.be.

Cursussen

Oktober

15 Cursus Echografie. Aanvang: 09.30 tot
12.30 uur en 13.30 tot 17.30 uur Plaats:
Asch. Voor informatie: Denijs Educatie,
Achterstraat 11
,4115 r p Asch (gemeente
Buren).Tel.: oo3i-(o)345-638535 en

fax: 003i-(0)345-50ii99. Website:

www.denijsinstruments.com/educatie/

cursusoverzicht2oo8.

16 Cardiologie informatieavond voor
gezelschapsdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim. Toegang gratis.
Locatie: Van der Valk, Assen. Aanmelding
via Boehringer Ingelheim vetmedica@alk.
boehringer-ingelheim.com, fax (072) 56 43
213 of telefoon (072) 566 24 11 (Nanouk van
Eijk of Cindy Schoonhoven).

21 Mastitis, waar zijn we mee bezig?

Informatieavond voor rundveedierenartsen
georganiseerd door Boehringer Ingelheim.
Locatie:
ac De Meern. Aanmelding via
Boehringer Ingelheim (vetmedica@alk.
boehringer-ingelheim.com).

21-23 International postgraduate workshop
\'Techniques for Writing and Presenting a
Scientific Paper\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: 1475 euro. Deadline for registration
is 3 October 2008. Online registration is
possible on the website http://www.wbs.
wur.nl. Further information can be obtained
from Wageningen Business School, p.o. Box
226,6700 A E Wageningen, the Netherlands,
Phone -^3I-3I7-484093, telefax: 31 (317) 42
65 47, e-mai: info.wbs@wur.nl.

I ■ I É^ hJ ^^ De School ofAgriculture in Delft, Hogeschool inholland, verzorgt HBO-Onderwijs en toegepast

\' " ^^ ^ onderzoek en biedt veertien opleidingen in het agrarische en bedrijfskundige domein. Wij zoeken een:

Docent Diergezondheidszorg 0,5 fte
voor de periode van i jaar

Bij voorkeur afgeronde academische opleiding Dier 8; Veehouderij / veterinair. Ervaring in diergezondheid (o.a. anatomie, fysiologie, immuno-
logie, pathologie) en dierziektekunde met als interessegebieden paard en gezelschapsdieren is een pré.
Het salaris is afhankelijk van opleiding en ervaring. Maximum (bij fulltime dienstverband) schaal 10 volgens cao-hbo.
Reacties:sollicitaties
@inholland.nlo.v.v.vacaturenummer: BSZK/8-7-2008/0807.

Test zoekt
serum

^OOR >1
^ unisiDEN ^

Jeuk door atopische dermatitis
is een veei voorkomend probieem
bij lionden en katten.

De Artuvetrin® Serum Test is een betrouwbare allergietest
voor hond en kat. De test maakt gebruik van antillchamen
met specifieke anti-Fee reactiviteit. Hierdoor is een optimale
behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie
(hypo- of desensibilisatle) mogelijk.

Artu vetri n®SerumTest

DE STERKE PUNTEN OP EEN RIJTJE:

Kwalitatief hoogwaardige test
Eenvoudig in te sturen
Overzichtelijke testuitslag
Advies op maat

Artu

b i 0 i 0 c i c a l s

POSTBUS 612, 8200 AP LELYSTAD, NEDERLAND.
TELEFOON: 31(0)320 - 26 79 00, TELEFAX: 31(0)320 - 25 60 60
E-MAIL: ARTUVETRIN@ARTU-BIOLOGICALS.COM, WWW.ARTUVETRIN.NL

Artuvetrin® biedt u complete ondersteuning bij diagnostiek en behandeling
van atopische dermatitis; van bloed- en huidtesten tot immunotherapie.

-ocr page 341-

Voor een langer leven ^o/

Completeer uw behandeling bij hartfalen.

• T

i ^
-k

PRILACTONE

SPIRONOLACTON!

SANTE

CEVA

D □ Q R

K K E L □

O N T W

PRILACTONE® TABLETTEN VOOR HONDEN

SAMENSTELLING per tablet: Prilactone 10 mg: spironolactone 10 mg. PRILACTONE\' 40 mg: spironolactone 40 mg. INDICATIES: Prilactone\' tabletten worden gebruikt in combinatie met de standaard therapie (indien nodig
\'iclusiet diuretisctie ondersteuning) bij de behandeling van congesliel hartfalen als gevolg van valvulaire regurgitatie bij honden.
DOSERING: voor oraal gebnjik. Eenmaal daags 2 mg spironolactone per kg lichaamsgewicht.
"ONTRA-INDICATIES: Niet toedienen aan drachtige of lacterende dieren, of dieren die gebruikt worden voor of bestemd zijn voor het fokken. Niet gebruiken bij honden die lijden aan hypoadrenocorticisme. hyperkaliëmie of
lyponatriëmie. Bij honden met nierinsufficiëntie (nierbeschadiging/stoornis) niet in combinatie met non-steroïde anti-inffammatoire middelen (NSAIDs) gebruiken.
BIJWERKINGEN: bij niet gecastreerde reuen wordt regelmatig een
eversibele prostaalatrofie (afname in grootte) gezien. PRILACTONE\' 10 mg: REG NL 100860 - UDA. Doos met 30 tabletten. PRILACTONE\' 40 mg: REG NL 100861 - UDA. Doos met 30 tabletten.
• Jitsluitend voor diergeneeskundig gebruik.

CEVA

,SANIE ANIMAtE

CEVA SANTE ANIMALE B.V

\'ostbus 67 - 2670 AB Naaldwijk
rel. 0174 643930 - fax 0174 643924
/ww.ceva.nl - info@ceva.nl

-ocr page 342-

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDI ARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk
■ Verpakkingen; 8 sachets of een pot van 900 gram

a

Q Mctolyte

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUUEGEN

Fortiflex Advanceci Formula bevat de belangrijkste bouwsteen van kraakbeen:
I . cwTosAN. ^ chondroïtinesulfaat. Het versterkt de gewrichten en remt de afbraak van kraakbeen door
artrose. In samenspel met de hoogwaardige ingrediënten selenium en EGCC wordt het
herstel van het bewegingsstelsel op een natuurlijke en effectieve manier verkregen.

Fortified

Voor hond
en kat!

animal health

www.virbac.nl

or meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel,: 0342-427127, e-mail: info(8>virbac.nl

Ter overname aangeboden

Gezelschapsdierenpraktijk in het noorden van het land. De
praktijk is gevestigd in een mooi vrijstaand praktijkpand met
goede uitbreidingsmogelijkheden. De praktijk leent zich prima
voor een dierenartsechtpaar

Uw reacties kunt u sturen aan de heer R.Mulder van DixFortuin
Praktijk Consultancy
bv, Postbus 130, 3720 ac Bihhoven.

te koop aangeboden (l.v.m. overcompleet):
Echo scanner (Pie medical 450)

met lineair probe 5 MHz en printer. € igoo

Röntgen ontwikkelaar (Agfa cumix) met 2,5 1 voorraadflessen € 750

Stoomsterilisator voor instrumentarium € 50

Mobiele airco (DeLonghi Pinguino Fio), cap. 1900 Watt € 175
Informatie; (na 20.00uur) 06-1987 8328.

Dierenartsencombinatie Gorredijk is een
gemengde praktijk met zeven dierenartsen
en vijf assistentes met een zich goed
ontwikkelende gezelschapsdierensector

Per I januari 2009 hebben wij, in verband met uitbreiding van onze
werkzaamheden, een vacature voor een

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN M/V

voor 30 uur per week, met op termijn deelname in
de dienstregeling gezelschapsdieren.

Wij zoeken een ambitieuze, enthousiaste, allround dierenarts
gezelschapsdieren met ervaring op het gebied van de echografie en
endoscopie.

Ons gezelschapsdierenteam, nu ongeveer 1,3 fte, werkt vanuit een
nieuw praktijkpand ingericht op groei.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Aert Joma,
telefoon 06-54731413. Informatie over de praktijk is ook te vinden
op het internet: www.dierenartsgorredijk.nl.

Uw sollicitatie gaarne binnen 14 dagen schriftelijk of per mail
richten aan:

Dierenartsencombinatie Gorredijk

t.a.v Aert Jorna

De Klok 22

8401 CM Gorredijk

jorna(a)dierenartsgorredijk.nl.

-ocr page 343-

Curalis praktijk Westwoud
heeft vacature voor een
dierenarts rund-paard

Dierenartspraktijk Westwoud, aangesloten bij Curalis, heeft vanaf
I november plaats voor een parttime collega. Wij werken in een
enthousiast team van vier dierenartsen en drie paraveterinairen in
een gemengde praktijk voor rundvee, paarden en gezelschapsdieren
in Westwoud, Noord-Holland. Wij zoeken een gemotiveerde en
flexibele collega voor eerstelijnsactiviteiten rundvee en paard.

Wij bieden:

- Een dienstverband van vier dagen per week;

- Een werkomgeving die samen met Curalis goed georganiseerd is,
gericht op dier en mens;

- Na de inwerkperiode een hoge mate van zelfstandigheid in het
werk;

- Een leuk team gericht op een kwalitatieve en persoonlijke
dienstverlening;

- Ruimte voor ambitie;

- Goede arbeidsvoorwaarden.

Wij vragen:

- Een instelling gericht op duurzame samenwerking;
-Woonachtig (of bereidheid tot wonen) in de regio West-Friesland;

- Flexibel en stressbestendig;

- Breed inzetbaar;

- Deelnemen aan onze avond- en weekenddiensten.

Samen met jou willen wij onze groeiende praktijkvoering verder
uitbouwen.

Bij belangstelling graag per e-mail je motivatie en cv aan:

jeanine.snik@curalis.nl.

Voor verdere informatie, zie: www.curalis.nl.

C U r A L A S

DAP Breda e.o. is een moderne, goed geoutilleerde gezelschaps-
dierenpraktijkbestaande uit één hoofdvestiging en één dependance.
Het team bestaat uit vijf dierenartsen en acht paraveterinairen. De
praktijk is voorzien van onder andere digitale röntgen, gasanesthe-
sie, echoapparatuur, spotchem,
ecg, volledige tandheelkundige
outillage.

Door het vertrek van één van de dierenartsen zoeken we
een nieuwe collega die

- is afgestudeerd met differentiatie Gezelschapsdieren;

- ± I jaar ervaring heeft in de gezelschapsdierenpraktijk;

- participeert in de avond- en weekenddiensten (gunstige
regeling met buurtpraktijken);

- de tandheelkundige dienstverlening van de vertrekkende
collega gaat overnemen.

Wij bieden

- een dienstverband voor minimaal 32 uur per week;

- arbeidsvoorwaarden volgens de cao Dierenartsenpraktijken;

- ruime mogelijkheden tot het volgen van bijschoUngen;

- overnachtingsmogelijkheid tijdens diensten op de kliniek;

- afwisselend werk binnen een prettige klantenkring.

Sollicitaties met cv kunt u richten aan dap Breda e.o., t.a.v Judith
van Rijn, Oosterhoutseweg 73,4816
kc Breda of per email:
info@dierenartsbreda.nl.

Veterinair Centrum Someren bv is een internationaal opererende dierenartsenpraktijk
waarin 21 dierenartsen gedifferentieerd per diersoort werkzaam zijn.

Wij zoeken op korte termijn:

een fulltime dierenarts voor landbouwhuisdieren (m/v)
Ben jij:

- een goed gemotiveerde, enthousiaste collega met ondernemingszin en een flexibele instelling;

- een teamspeler;

- in het bezit van goede contactuele en sociale vaardigheden;

- binnenkort afgestudeerd?

Dan is dit de ideale baan voor jou!
Toelichting:

Het direct en volledig kiezen voor één specifieke diersoortdifferentiatie is voor veel dierenartsen vlak na hun afstuderen vaak een stap te ver.
Men wil toch nog meerdere ijzers in het vuur houden maar realiseert zich ook terdege dat er nog veel praktijkkennis en -vaardigheden opgedaan
en aangeleerd moeten worden.

Daarom zijn we op zoek naar een dierenarts die zich na zijn/haar afstuderen wil richten op de sector landbouwhuisdieren.

Wij zijn bereid je hierbij zeer grondig op te leiden. Hierdoor zul je op een goed niveau de diergeneeskunde van herkauwers, varken en/of
pluimvee kunnen uitoefenen. Één, later te bepalen, diersoort zal de meeste aandacht krijgen.

Wij bieden:

- een uitdagende, veelzijdige functie waarbinnen je werkzaam zult zijn binnen onze diverse secties voor landbouwhuisdieren;

- enthousiaste en ambitieuze collega\'s die de begrippen kennis, kwaliteit en service hoog in het vaandel hebben staan;

- een collegiale en informele werksfeer;

- deelname in het avond- en weekenddienstrooster varken en herkauwers;

- goede toekomstmogelijkheden;

- salariëring conform de cao voor dierenartsenpraktijken.

Je schriftelijke sollicitatie vergezeld van cv kun je binnen veertien dagen na het verschijnen van deze advertentie richten aan:
Marrina Schuttert, Veterinair Centrum Someren bv, Slievenstraat
16, 5 711 pk Someren, Nederland, m.schuttert@vc-someren.nl.

Veterinair Centrum Someren b.v

-ocr page 344-

STERKLINIEK

dierenartsen

Sterkliniek dierenartsen Hillegom/ Bennebroek zoekt per december 2008 een
dierenarts gezelschapsdieren voor 20 uur per week. Sterkliniek dierenartsen
Hillegom bestaat uit vijf dierenartsen en zeven assistentes en behandelt uit-
sluitend gezelschapsdieren. Wij zijn gecertificeerd volgens iso 9001. Als lid van
de
bpw werken we volgens de cao. Onze missie is om met een zich continue
verbeterende organisatie en daardoor optimale kennis, kunde, inrichting,
samenwerking en met veel plezier onze klanten en patiënten steeds beter van
dienst te zijn.

Zie ook www.sterkIiniekdierenartsenhillegom.nl.

Wij bieden:

Een contract voor 20 uur per week en tevens participatie in nachtdiensten (i x per week) en weekenddiensten
(i op 5). Bij wederzijdse tevredenheid volgt verlenging van het eerste half-jaar-contract. Het (komen) wonen binnen
een straal van 10 kilometer vanuit Hillegom is daarvoor een voorwaarde. Op termijn is het zich verder verdiepen in
deelgebieden van de diergeneeskunde een mogelijkheid.

Wij zoeken:

Een dierenarts met opleiding en liefst ook met ervaring betreffende gezelschapsdieren. Een warme persoonlijkheid,
een hoog e.q., een representatief voorkomen en een commerciële instelling zijn essentieel. Zowel bij de diagnostiek
als de therapeutische zorg dienen alle intern en extern beschikbare mogelijkheden zoveel mogelijk benut te worden.

Reacties en sollicitaties inclusief c.v. graag richten aan Ingrid van Alten. Bij voorkeur per e-mail:
kam.alt(|)inter.nl.net, maar desnoods schriftelijk: Sterkliniek dierenartsen Hillegom, Maerten Trompstraat 1-3,
2182
xd Hillegom.

Dierenarts Landbouwhuisdieren gezocht in Denemarken

Voor onze gemengde dierenartspraktijk Narager zoeken we een collega die voornamelijk belangstelling heeft voor rundvee. Norager ligt in een
agrarisch gebied met veel modeme veehouderijbedrijven. Aan onze praktijk zijn onder andere vijftig grote melkveehouderijbedrijven
verbonden, een deel van onze klanten is Nederiands. De praktijk bestaat uit vijf jonge veeartsen. Een goed arbeidsmilieu en hoge vakkundigheid
staan bij ons centraal. Het is een drukke, maar interessante baan. Zowel \'s morgens als \'s middags verdelen we gezamelijk het werk, wisselen
ervaringen uit en hebben dan ook tijd voor een kop koffie en een gezellig praatje. Wij zoeken een initiatiefrijke collega met een goed humeur.
Ervaring is niet het belangrijkste als je maar interesse hebt! Ben je een ervaren veearts dan ligt er veel advieswerk voor je klaar. Samen met onze
klanten willen we er natuuriijk alles aan doen om je goed op gang te helpen, zowel met het werk als met de taal. Er is gelegenheid om gedu-
rende de eerste periode met een ervaren collega in de praktijk mee te draaien. Indien nodig helpen we graag bij het vinden van een woning.
Nerager ligt dichtbij snelweg E45, ongeveer 250 km ten noorden van de Duits/Deense grens in de driehoek Randers, Aalborg, Viborg. In deze
drie grote plaatsen is voor een eventuele partner makkelijk werk te vinden.

We horen graag van je. Sollicitatiebrieven ontvangen we bij voorkeur in het engels.

Erik Valbjam: telefoon 0045-40405871
Line Fruergaard: telefoon 0045-40405872

Norager Dyrehospital ApS
Skraenten 17, géioNorager
Denemarken

E-mail: Noeragerdyrehospital(|ipost.tele.dk
Website: http://www.noeragerdyrehospital.dk/

-ocr page 345-

ek

Psttr\'^\'

A/eq/Ohio/2003

[k 100% Update

y\\

■let griepvirus verandert

ProteqFlu™verandert mee,

ProteqFlu is het enig goedgekeurde vaccin in Europa* dat de nieuwe stam
A/eq/Ohio/2003 bevat. A/eq/Ohio/2003 wordt aanbevolen door de deskundigen
van liet OIE en WHO Expert Surveillance Panel on Equine Influenza Vaccines.

•Marketing authorisatie voor ProteqFlu met de Ohio/21103 stam |tei vervanging van de Kentucky/94 stam]
was toegekend
mr alle EU-landen en Zwitserland in april 2008.

MERIAL

ProleoFlu ■ ■ Suspensie ■ E("i\'""037/OOS (««9. »110103); Sitnensttlllna pef dosS; Influema VK.: 2/Olii<l/031H3N8] recc-rj:—■ ■. \'-,i\'ep<*i,, ■. ..js (vCP2242) en Ir" rnzs A/e<lol-2/Ne»tna- £\'./Z-93 |H3N81

-------ant UiMnepokkenvirut (»CP1533), Mde 2 S.2 loglO FAIDSO. Prote<inu - Te - Suspens« EL";./53/038/005 (Reg. NL 1010<) Simenstelliiij per dosK; Irtlueru» A/equi-K Olvo/03 [H3N81 rctcnsiojn

kananepokkenvirus (»CP2242) cn Influenza W«lui-!/N««iinri<et/2/93 (H3Nai recomtiniint kanjheuokkenvTnis (VCP1533), bcMe 2 5.2 loalO FAID50: OosMdmm teuni »«om 2 30 lu. Ooeldienoort; Paarden.
Indicaties: Attleve tmnnjnlsatie tegen paanjenrnfluenza :c- vennlnderin^ ..v. sympto~:T en van vifusexcretle na Infectie en tPrstï^FluTM.Te) legen tet^- - ter p-v.L - .an sterfte t)-; van 4 mss-

den or Dosering en to«dientngsweg Eer (1 mJ) door mkJdeJ van - intramusculair* mject^E. vooriceur ter h-^i\'.L de nel(. vcl^r--\' het wtgend sdi-^o: Basisvaccinatie: de le mier\'
een ieeftild van 5-6 maamjen, de 2de injectie 4.6 weken iater. Heftiaiinjsvacanat.^;: 5 maanden na de b« vaconatie en daarna jaanijitse boostef^.ij£.-t.L - Bi] cp infectie of onvoldoende opname
van

colostrum een entra eerste injectie op de leefOJd van 4 maanden, gevolgd door het volledige vaccinabeprogramma. Contra-indicaties- Geen. Bijwertdngen: voorbijgaande zvieiling, in ultronderlijke gevallen pijn,
lolcale
hvperthemuc, apatiiie, verminderde eetiust en ovefgc\\-?f"g^^sfeactie. Een; sbjging van de tempc.-t..\' :max. 1,5 •€) kan voorVomen Wachttijd Nul dagen. Op rcc-— .\' i^\'-io.- diergeneesmiddel
(UOO): voor Bel4i-MEIUALBa.GlUMNV/SA,BldSy;vainCif. ^ 243, B-1070B-J-. \'.Tel 32.(0) 2 52^49 00: voor iilederiand MERIAl B.V., Rk—JkeMiaat 10, 199: :l vo;:!rtJ-<-^ Tel: « 31.235.20 10.80,
hr23060fl. ^ handetsmeric van Merial, C 2006, Alle recjitcr vooftiehouden, Matt Art 14020/06/08.

-ocr page 346-

PRO PLAN draagt bij aan een levenslange
gezondheid door vooruitstrevende voeding

LONGEVIS

Helpt de levensduur
tot 1 jaar te verlengen.^.

OPTIRENAL

Helpt de nierfunctie te
maximaliseren.

OPTISTART

Helpt de immuunrespor
te optimaliseren.^

Pro
Plan

Nieuwe OPTISTART met rundercolostrum

• Helpt de immuniteit bij kittens te ondersteunen door te voorzien in natuul
lijke antilichamen, die de immuunrespons kunnen stimuleren en de lokal(

intestinale afweer kan verbeteren.3 !

1

Nieuwe OPTIRENAL met antioxidanten, arginine en ERA
(eicosapentaenoic acid) \'

• Helpt de nierfunctie te maximaliseren door te voorzien in beschermendi
antioxidanten en door beïnvloeding van de renale bloedvoorziening en
de GFR (glomerulaire filtratie ratio).

LONGEVIS met vitamine E, bètacaroteen, prebiotica en omega-3-vetzure

• Een gepatenteerde mix die klinisch heeft aangetoond de levensduur tot
1 jaar te verlengen en de kwaliteit van leven te verbeteren" bij katten va
? jaar en ouder.
 j

Kijk voor meer informatie over PRO PLAN kattenvoeding op www.purina-proplan.nl of bel 0800 - 022 83 83.

1. Studie uitgevoerd onder 90 katten in leeftijd variërend tussen de 7 en 1? jaar. De bevindingen zijn gebaseerd op katten die uitsluitend gevoed werden met een voeding
die verrijkt was met LONGEVIS vs. katten die uitsluitend gevoed werden met een controlevoeding.

Cupp C et al. (2006) Effect of nutritional interventions on longevity of senior cats. International Journal of Applied Research in Veterinary Medicine 4(1): 34.50

2. vs het oude PRO PLAN Kitten product.

3. Data on file, Nestié Purina PetCare 200?.

4. Cupp C (2006) Nutrient blend for prolonged healthy life in aging cats. Proc 2006 Nestié Purina Nutrition Forum.

-ocr page 347-

DEEL 133 • AFLEVERING 21 • I NOVEMBER 2008

Universiteitsbibliotheek
Utrecht

31 OKI 2008

Tijdschrift voor

Diergeneeskunde

t r.ïm

NMvD

The cardiorespiratory
effects of a fentanyl
infusion following
acepromazine and
glycopyrrolate in dogs

Herintroductie van
echinococcose via
runderimport in
Nederland

Algemene vergadering en
jaarcongres

-ocr page 348-

Total

care*

Dag in dag uit de zekerheid van Pfizer vaccins.

Uw steun en zekerheid voor een optimale patiëntenzorg en klanttevredenheid.

■ Betrouwbare en vertrouwde vaccins volgens de laatste technische ontwiickelingen

■ Onze professionele medewerkers geven u graag antwoord op al uwtechnische vragen, via kantoor of bij u in de praktijk

■ Praktijkondersteuning op maat met het Total Care® programma en het Conditie Consult®, de jaarlijkse gezondheidscheck

Vanguard® 7, samenstelling: gevriesdroogde component, bevanende de volgende geattenueerde levende virussen: hondenziekte Snyder Hill stam, adenovirus type 2 stam Manhattan en para-inf uenza type 5. Vloeibare component bevattende
tenueerd canine paniovirus stam NL-35-D en met thiomersal gedode Leptospira interrogans serovars canicola en icterohaemorrhagiae • REG NL 83B9 UDD • Diergeneesmiddel • Doeldier hond • Indicaties: actieve immunisatie vanaf de leeftijd v
tegen honden-ziekte, canine paniovirus, aandoeningen veroorzaakt door hondenhepatitisvirus, en respiratoire aandoeningen veroorzaakt door hel canine adenovirus type 2 en het canine para-influenzavirus. Partiële actieve immunisatie vanaf di
12 weken legen leptospirose ■ Toedieningswijze en dosering: de vloeibare fractie van het vaccin wordt gebruikt als suspendeervloeistof voor de gevriesdroogde fractie en het vaccin dient na het suspenderen direct subcutaan toegediend te wi
vaccinatie met dit middel (na voorafgaande vaccinaties vóór de leeftijd van 12 weken) tegen aandoeningen veroorzaakt door hondenziekte virus, hondenhepatitis virus, canine parvovirus, respiratoire aandoeningen veroorzaakt door canine adenovi
het canine parainfluenza virus: enkelvoudige vaccinatie met één dosis per dier, en tegen leptospirose: tweevoudige vaccinatie met telkens één dosis per dier met een intenial van 2-3 weken. Boostervaccinatie: 1 jaar na de basisvaccinatie met 1 di
Heniaccinaties: een jaarlijkse heniaccinatie tegen Leptospira interrogans en een hemaccinatie met een interval van 3 jaar tegen de virale componenten • Contraindicaties: gebruik van hyperimmuunserum of immunodepressiva binnen I maand n
■ Bijwerkingen: een lokale, soms pijnlijke reactie kan voorkomen op de injectieplaats. In uitzonderlijke gevallen kan vlak na de vaccinatie een tijdelijke verhoging van lichaamstemperatuur en/of een tijdelijke acute overgevoeligheidsreactie (anafylai
met symptomen zoals lethargie, oedeem in de kop. pruritus, dyspneu. braken, diarree of neervallen. • Waarschuwingen: niet gebruiken tijdens de gehele drachtperiode. Maternale antilichamen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig
Uitsluitend gezonde dieren vaccineren. Indien na vaccinatie anafylaKie optreedt dient, ongeacht de oorzaak, adrenaline of een gelijkwaardig product te worden toegediend. Geen chemisch gesteriliseerde naalden of injectiespuiten gebruikei
bewaren en vervoeren (in een koelkast) bij 2°C-8°C. Beschermen tegen licht. Niet invriezen • Verdere informatie: zie bijsluiter, of neem contact op met Pfizer Animal Health, e-mail: secretariaat.ahg@przer.com

-ocr page 349-

Innovatie

Innovatie is zo\'n woord dat de laatste jaren in ons taalgebruik is ingeslopen.
Waarschijnlijk niet dagelijks, maar toch met een zekere regelmaat duikt het
woord op in onze onderlinge communicatie. Op de keper beschouwd betekent
het niets meer of minder dan \'iets nieuws\'. Gevoelsmatig is het begrip echter
geassocieerd met termen als dynamisch, vooruitstrevend, geavanceerd, \'met de
tijd meegaan\', assertief, proactief, toekomstgericht, competitief en dergelijke
begrippen. Kortom, passend bij de mens in ons technologisch tijdperk van wie
één van de belangrijke competenties het vermogen is om \'out of the box\' te
denken. Het gebruik van dit woord is misschien tamelijk nieuw maar dankzij de
eeuwenlange innovatiedrang van onze voorouders zijn wij wie we zijn en staan
we waar we staan. Gezien de huidige omstandigheden zal innovatie vooralsnog
wel weer een wat minder prominente plaats gaan innemen in onze economie
en zal het credo vooral dat zijn van lijfs- en bedrijfsbehoud. Het aloude adagium
\'stilstand is achteruitgang\' blijft echter ook nu onverminderd van kracht.

Innovatie speelt ook een rol in de diergeneeskunde, of in de de veterinaire
wetenschappen zo u wilt. Op het jaarcongres heeft professor van Dijk hieraan
enige aandacht besteed. Wetenschappelijke artikelen voegen per definitie iets
nieuws toe aan de al bestaande kennis. Misschien zijn zij niet altijd even
revolutionair; niet iedere dag wordt de beschrijving van een compleet nieuwe
techniek zoals de
pcr gepubliceerd. Dit is misschien ook wel goed, omdat we
anders de ontwikkehngen helemaal niet meer konden bijhouden. In deze
aflevering zult u relatief veel noviteiten vinden, zoals de eerste
eu Veterinary
Week, de ontwikkeling van een welzijnsmonitor voor de vleeskalverhouderij,
de toepassing van vluchtige oliën in verband met hun antibacteriële activiteit,
en een kat die als poes de operatietafel opgaat en deze als gecastreerde kater
weer verlaat. Ook wordt bericht over het opnieuw voorkomen van echino-
coccose in ons land, weliswaar een oude bekende, maar met behulp van de
pcr
werd aangetoond dat dit een nog niet eerder in Nederland voorkomend subtype
betreft. Bij woestijnhagedissen blijkt een dermatitis met soms fatale afloop voor
te komen, veroorzaakt door een tot nu toe onbekende bacterie. Sinds kort is een
nieuw bestuur van de
knm vd aangetreden en enigszins revolutionair is toch
wel het feit dat de algemene ledenvergadering zichzelf heeft opgeheven om
plaats te maken voor een ledenraad.

:NMi/D

Maatschappijbreed heeft de innovatiedrift zich sterk ontwikkeld en soms
ongebreidelde vormen aangenomen. We ondervinden nu (en binnenkort
waarschijnlijk ook \'aan den lijve\') waar dit toe kan leiden. Volgens deskundigen
heeft men in de bankwereld producten ontwikkeld "die ze zelf niet begrijpen."
Bovendien blijkt de marketing-\'wetenschap\' zich dusdanig te hebben ontwik-
keld dat men in staat is geweest dergelijke producten niet alleen te verkopen
aan argeloze klanten maar ook aan elkaar (gezien de uitkomsten van het door
V-focus, vakblad voor adviseurs in de veehouderij, uitgevoerde onderzoek
kunnen we hiervan nog veel leren). Ziedaar, de chaos is compleet en heeft zich
zoals alles tegenwoordig in rap tempo geglobaliseerd. Zou het meest inno-
vatieve dan misschien toch zijn dat de mens (eindelijk) eens leert om zijn eigen
vernuft te beteugelen?

fan Vos

-ocr page 350-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(ï)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr LJ. Hellebrekers (voorzitter)

Mw. dr B.RM. Cornelissen

Dr G.A. Hooijer

Drs. A.H.G. Piebes

Drs. H. van Rossem

Drs. B. van Schaik

Mw. drs. LA.M. Stark

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. EJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr R. Boosman
Mw. dr A. Bouma
Mw. dr TT.J.M. Laan
Dr. R.S. Schrijver
DrE. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr R De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr E van Knapen (Utrecht)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr I.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten
(030) 634 89 00 (telefoon)
(030) 634 89 29 (fax)
tijdschrift(|)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knm vd,
De Molen 77. Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr 55 50 48 861 en c en e
bank n.v.. Postbus 85too, 3508 ac Utrecht, nr.
699361443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342) 41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per 1 januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 3r-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 351-

Deel 133 ■ Aflevering 21-1 november 2008

wetenschap ..... The cardiorespiratory effects of a fentanyl infusion following

acepromazine and glycopyrrolate in dogs

Suzanne hemmens, Peter J. Stienen, Lilia Goyenechea Jaramillo, Arie Doomenbal
en Ludo J. Hellebrekers

voorde praktijk Herintroductie van echinococcose via rundcrimport in Nederland

Monique Aalten, Lothar Züchner, Edzart Bruinier, Menno Holzhauer, Willem
Wouda, Fred Borgsteede, Hein Sprong en Joke van der Glessen
 898

Antibacteriële activiteit van vluchtige oliën: toepassingen in
voedingsmiddelen en diervoeders

S.A. Burt, S.B.A. Halkes en E van Knapen 902

inveterinairverband ..... Dierenwelzijn is niet meetbaar. Of toch wel? Teus ^Trfu^er 908

Hondsdolheid treft ook katten Karin de Lange 911

FIDIN antibioticarapportage looy fidin Werkgroep Antibioticumbeleid 912

praktijk in bedrijf ..... Advies van dierenarts icts lager gewaardeerd dan advles van

voeradviseur Els van Wylick, Thieu Hendriks en Geesje Rotgers 913

Veterinaire ergonomie: een kwestie van lijfsbehoud Madeion van Weeren-

Bitterling 915

E u Veterinary Week Joost van Herten 916

knmvd ..... Jaarrede 2008:\'Dierenartsen voor\'t leven\'Pro/L./. He//eèreters 919

Algemene vergadering steunt nieuwe verenigingsstructuur Miel Bingen 922

knmvd-jaarcongres \'Back to the future\' Johan Klein Haneveld 924
In Memoriam de heer P. van Huiten Jacques Engel, Kees van Huiten en Mark

van Kleef 927

rubrieken ..... Uit de redactie 885

Nieuws 896

Veterinair tuchtrecht 907

Nieuws uit de industrie 917

Voorzitterscolumn 919

Personalia 928

Jubilea 928

Deadline kopij 928

Doorlopende agenda 928

-ocr page 352-

The cardiorespiratory effects of a fentanyl
infusion following acepromazine and
glycopyrrolate in dogs

Suzanne Lemmens \', Peter ƒ. Stienen <", Lilia Goyenechea
[aramillo Arie Doomenbal and Ludo J. Hellebrekers "\'

Tijdschr Diergeneeskd 2008: 888-895

The work described in this paper was performed at, and
financed by the Department of Clinical Sciences of Companion
Animals, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University,
the Netherlands.

abstract

We investigated whether the analgesic |jL-opioid fentanyl
can be used safely in dogs in everyday clinical veterinary
practice, with limited and non-invasive monitoring. To
this end, the cardiorespiratory effects of fentanyl, adminis-
tered in doses reported to be adequate for inducing opiate
analgesia in spontaneously breathing canine patients,
were evaluated by measuring the respiration rate, oxygen
saturation (SpO^), heart rate, respiratory sinus arrhythmia
(rsa), and rectal body temperature.

Ten Beagle dogs, all spontaneously breathing room air,
underwent three separate sessions in which they received
in random order either saline, fentanyl 5 |jLg/kg/h or
fentanyl 10 |xg/kg/h. Each session started with a non-
medication period, followed by acepromazine with
glycopyrrolate, followed by a loading dose and infusion of
saline or fentanyl, and ended with the administration of
the antagonist naloxone.

At the doses studied, fentanyl did not significantly
change the respiration rate or have a cHnically relevant
effect on SpO^ or
rsa, whereas it significantly decreased
the heart rate and core body temperature.

In the dose range tested and under the conditions
described in this protocol, we conclude that fentanyl can
be safely administered to healthy dogs spontaneously
breathing room air.

Division of Anesthesiology & Neurophysiology, Department of Clini-
cal Sciences of Companion Animals, Faculty of Veterinary Medicine,
Utrecht University,
p.o. Box 80154, Yalelaan 108, nl-3584 cm, Utrecht,
the Netherlands.

II Division of Anesthesiology, Department of Equine Sciences, Faculty of
Veterinary Medicine, Utrecht University,
p.o. box 80153, Yalelaan 112.
nl
-3584 cm Utrecht, the Netherlands.

III Rudolf Magnus Institute, Utrecht University, the Netherlands.

IV To whom correspondence should be addressed: Lilia Goyenechea
faramillo,
dvm, MSc. Department of Clinical Sciences of Companion
Animals, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, p.o.
box
80154, Yalelaan 108, nl-3584 cm, Utrecht, the Netherlands. E-mail
address: LA.GoyenecheaJaramillo(|)uu.nl
samenvatting

De cardiorespiratoire effecten van eenfentanylinfusie
volgend op acepromazine en glycopyrrolaat in honden

Onderzocht werd in hoeverre het veilig is om hetfi-opioid
analgeticum fentanyl te gebruiken bij honden in de veterinaire
praktijk, met beperkte en niet-invasieve monitoring. Daarvoor
werden de cardiorespiratoire effecten van fentanyl, toegediend in
klinisch analgetische doseringen aan wakkere, spontaan
ademende honden, geëvalueerd door het bestuderen van de
effecten op de ademfrequentie, de zuurstofsaturatie van het bloed
(SpO), de hartfrequentie, de respiratoire sinus aritmie
(rsa) en
de lichaamstemperatuur.

Tien beagles, alle spontaan buitenlucht ademend, ondergingen
drie aparte sessies waarbij \'at random\' een fysiologische
zoutoplossing, fentanyl
5 fig/kg/uur of fentanyl 10 ^g/kg/uur
werd toegediend. Elke sessie begon met een periode zonder
medicatie, gevolgd door de toediening van acepromazine met
glycopyrrolaat, gevolgd door een oplaaddosering en constante
infusie met fysiologische zoutoplossing offentanyl, en ten slotte
beëindigd met toediening van naloxon.

De belangrijkste resultaten van de studie geven aan dat fentanyl
in de bestudeerde doseringen: i) geen effect had op de ademha-
lingsfrequentie, 2) geen klinisch relevant effect had op de SpO^,
S) een significante daling in de hartfrequentie tot gevolg had, 4)
geen effect had op de
rsa en 5) een significante daling in de
lichaamstemperatuur induceerde.
In de onderzochte doseringen en onder de beschreven om-
standigheden kan worden geconcludeerd dat de toepassing van
fentanyl in spontaan ademende honden veilig is.

introduction

Fentanyl is a synthetic jju-opiate receptor agonist and its
use allows improved pain management in veterinary
patients. Fentanyl is approximately 100 times more potent
analgesic than the opioid morphine (24) and does not
induce histamine release-related vasodilatation and hy-
potension, vomiting, and defaecation after iv administra-
tion (27). In addition, fentanyl has relatively little effect on
cardiovascular variables. Although it decreases the heart
rate, it does not affect the stroke volume, cardiac output,
central venous pressure, or peripheral arterial resistance
(2,10,
ii, 13a, 16, 26). These advantages, together with
its profound analgesic properties, make fentanyl suitable
for pain management in veterinary patients. To maintain
adequate analgesia, fentanyl can be used prior to surgery
as premedication, during surgery as a part of balanced an-
aesthesia
(mac reduction) (13a, 13b, 18, 26), after surgery
as a postoperative analgesic, and for pain management in
patients in severe pain. However, there are concerns that

-ocr page 353-

fentanyl induces vagally mediated bradycardia (21,25)
and respiratory depression, necessitating adequate moni-
toring for its safe use.

Vagally mediated bradycardia can be attenuated by
atropine or glycopyrrolate, or reversed by naloxone. In
addition, profound respiratory depression can also be
reversed by naloxone. However, any intervention with
naloxone adversely affects the level of analgesia (13b). The
cardiorespiratory effects of fentanyl make it necessary to
monitor tidal volume, end tidal CO^, blood gasses, and
blood pressure. However, these monitoring requirements
hmit the use of fentanyl in general veterinary clinical
practice. More information about the safe use of fentanyl
in dogs, spontaneously breathing room air and under
conditions of limited and non-invasive monitoring, is
required in order to increase and/or to improve the use of
fentanyl in general veterinary practice.

We investigated the cardiorespiratory safety of fentanyl
in awake, spontaneously breathing and non-intubated
dogs during constant rate infusion
(cri) of different
dosages of fentanyl. A fentanyl loading dose, followed by a
cri, was chosen to achieve a relatively stable plasma
fentanyl concentration (28). The kinetics of fentanyl
distribution and elimination are such that plasma and
brain levels continuously change after single or intermit-
tent intravenous doses (18). Thus
cri, compared with
repeated intravenous bolus injections, provides the
advantage that i) it is easy to change dose rates, 2) it
provides greater haemodynamic stability, 3) it reduces the
total drug dose required to achieve adequate analgesia, 4)
it induces fewer (transient) side effects such as respiratory
depression, and subsequently limits the need for antago-
nists, by way of avoiding peaks in serum concentration
associated with bolus administration, and 5) it provides a
more rapid recovery of consciousness (i 3b).

The parameters studied to evaluate the cardiorespira-
tory safety of fentanyl were the respiration rate, oxygen
saturation (SpO^), heart rate, and rectal temperature. In
addition, we investigated the effect of this anaesthetic
approach on respiratory sinus arrhythmia
(rsa). rsa is the
phenomenon whereby heart rate increases during
inspiration and slows during the immediate post-
inspiration phase.
rsa helps to match pulmonary blood
flow to lung inflation and to maintain an appropriate
diffusion gradient of oxygen in the lungs (4).
rsa is
considered to result from modulation of vagal efferent
activity to the cardiac sinus node through gating of
excitatory input to the vagal motor neurons from lung
inflation afferents (8). Inspiration is accompanied by vagal
withdrawal and consequently a corresponding increase in
heart rate, while expiration is accompanied by increased
vagal tone and a decrease in heart rate (8). The magnitude
of
rsa varies according to the level of vagal tone and may
be reduced by co-administration of drugs (24). Therefore, it
was of interest whether this anaesthetic approach, which
is considered to have a relatively stable cardiovascular
effect, modulates
rsa.

materials and methods

Animals

Animal care and experimentation were performed in full
accordance with the protocols approved by the institu-
tional Animal Experimentation Committee and the Veteri-
nary Faculty Research Program Committee (Utrecht
University, Utrecht, the Netherlands). Ten male Beagle
dogs, mean age 8.1 years (± 1.2
s.e.m.), found to be healthy
upon clinical examination, were used. The dogs were
housed individually and allowed daily to exercise out-
doors in groups. Food was removed 12 hours prior to the
start of the experiment. The dogs were weighed prior the
start of the experiments (mean weight 13.5 kg ± 0.7
s.e.m.).

experimental procedures

Prior to the experiments, the dogs were accustomed to the
experimental surroundings in the laboratory and trained
to remain quiet and still in a hammock during the
recording sessions. This hammock was specially designed
for the dogs such that the hind legs protruded towards the
ground. With this hammock, conscious dogs can easily
hang down during the experiment, while the legs and
rectum are used for recording the electrocardiogram
(ecg)
and the core body temperature, respectively.

The experiments were performed between 8 a.m. and
6 p.m.. During the experiments, the dogs received no
respiratory assistance or oxygen supplementation and
were not intubated. They breathed room air (FiOj= 21%)
throughout the study

On the day of the experiment, an i8-gauge catheter was
inserted into the cephalic vein, and the dogs were placed
in the hammock. For
ecg recordings (lead 11), the dogs
were equipped with adhesive
ecg electrodesaon their
footpads and a strain gauge was placed around the thorax
at the level of the sternum, to monitor the respiratory
movements.

The dogs were randomly assigned to one of the three
experimental sessions: saline^, fentanyl^ 5 |jLg/kg/h and
fentanylc 10 p,g/kg/h. The time between the sessions was
at least 2 weeks. Each session started with a recording
period without any treatment (baseline phase). After 30
minutes, acepromazined
(acp) (0.03 mg/kg im) was
administered together with glycopyrrolate^
(gp) (o.oi mg/
kg) to prevent bradycardia. Results from a prior pilot study
revealed that fentanyl administration without
gf resulted
in bradycardia (< 60 b.p.m.). At 60 minutes after
acp/gf
administration, the dogs received a bolus of either i)
saline followed by a continuous rate infusion
(cri) with
saline, 2) 5 |xg/kg fentanyl followed by a
cri with 5 p,g/

a Clear Trace\'" 1700, ConMed Corporation, Utica.u.s.
b Injection fluid containing sodium chloride 0.9%, B. Braun Melsungen

AG, Melsungen, Germany,
c Fentanyl citrate: Sublimaze®, Hameln Pharmaceuticals, Hameln,
Germany.

d Acepromazine racemic mixture; Pharmacy Preparation, Utrecht

University, Utrecht, the Netheriands.
e Robinul®, Riemser, Greifswald, Germany.

-ocr page 354-

30

c

15 "I

oi

Oj

(B)

i

t3-5

tl

t2

t3

t4

time period time period

Figure i. The effect of the different fentanyl cri treatments on respiratory rate. A) For each treatment, the respiratory rate is expressed as the mean ± s.e.m.
(«=7)
over the subsequent time periods. There was no evidence of a severe bradypnoea, which needed reversal with naloxone. B) The mean respiratory
rates ±
s.e.m. («=7) immediately following naloxone (t3,5). 1= time points t3 and t4 are significantly different from time point ti for all treatment groups.
•= fentanyl-5 group is significantly different from the saline group. For explanation of ti-t4, see Materials and Methods.

kg/h fentanyl (Fentanyl-5) or 3) 10 n.g/kg fentanyl fol-
lowed by a
cri with fentanyl 10 p,g/kg/h (Fentanyl-10).
The loading dose (28) of fentanyl was administered over 5
minutes to avoid the induction of apnoea. Fentanyl was
diluted in such a way that all animals in each session
received the same volume of injection fluid. After 60
minutes of saline, fentanyl-5 or -10
cri, the dogs received
naloxonef (0.13 mg/kg iv). To prevent hypothermia during
the experiment, body temperature was maintained with a
forced air warming blankets (4i°c).

During the experiments, the respiration rate and ecg
signals were recorded continuously Respiration rate signals
were obtained from the strain gauge connected to a bridge
amplifier and digitized online at 250 Hz by dedicated data
acquisition hardware^ and software developed in house
(
ad) in a Labview environment\', ecg signals were obtained
from the
ecg electrodes and were fed to a Cardioscope) and
subsequently, via a connection box^ to similar but separate,
data acquisition hardware, and digitized online at 250 Hz by
similar software in a Labview environment.

The SpOj was determined from the upper lip, every 6
minutes, from the start of the experiment, with a pulse
oximeter">, except during the 30 minutes following
acp/
gp
or naloxone administration (Table i). The rectal body

f Naloxone hcl; Pharmacy Preparation, Utrecht University, Utrecht,

the Netherlands,
g Bair Hugger, Model 505, Arizant Healthcare, Eden Prairie, u.s.
h National Instruments pci-6251. National Instruments Netheriands

b.v., Woerden, the Netheriands.
i Labview 7.2, National Instruments Netheriands
b.v.
j Hellige, Freiburg, Germany.

k National Instruments bnc-2 i 10, National Instruments Netherlands b.v
m Ohmeda Trusat\'", GE Healthcare, Hoevelaken, the Netherlands.

temperature was measured just before the start of the
experiment (to), after the baseline phase (ti),
acp/gp phase
(t2) saline, 5 or 10 fentanyl bolus
/cri phase (t3) and at the
end of the naloxone phase (t4) (Table i). Respiration rate,
ecg, and SpO^ were measured for i hour after naloxone
administration.

data and statistical analysis

Calculations were performed with software designed in
house (
ad) in a Labview environment and Microsoft Office
Excel. Statistical analysis was performed with
spss ii.o.
Differences were considered to be significant when P<0.05.

Respiration rate and heart rate over 60 seconds were
determined for each stage (ti-t4), respectively. For analysis
of SpO^, the SpO^ recordings were averaged for each stage
(ti-t4) for each session and dog.

rsa in the different stages of the experiment (ti, t2, t3
or t4) was determined from the
ecg and respiration rate
data files. During
rsa, the rr-interval during the inspira-
tion and early expiration is shorter than during the
expiration. For calculation of the
rsa, the shortest rr-
interval during each inspiration and the longest rr-inter-
val during each expiration were measured for 20 breathing
cycles in each stage (ti-t4) (4,15).

If a second-degree atrioventricular (av) block occurred,
this particular
rr-interval was dismissed and the next
biggest RR-interval was taken within the expiration.
Quantifying
pp intervals was determined not to be a valid
alternative approach, as p-top amplitudes were very small
compared to the
r-top amplitudes, and consequently
choosing pp-intervals is prone to confounding errors.

The rsa could not be calculated if the heart rate was
less than twice the respiration rate because at least one

-ocr page 355-

heart beat is needed during the inspiration and one during
the expiration to calculate the influence of respiration on
the heart rate. The difference between the
rr-interval
during inspiration and expiration was calculated (
Arsa).

For statistical analysis, a two-way repeated analysis of
variance (
anova) was performed including repeated
factors (ti to t4; and in case of body temperature to-t4) and
session (saline, 5 or ro fentanyl bolus
/cRi) followed by post
/îoc analysis as appropriate.

results

General

The data set for the respiration rate, heart rate, and Arsa
of three dogs could not be analysed because the dogs
panted throughout the baseline period. Thus the data of
seven dogs were analysed. The
ecg of five of these dogs
showed second-degree
av block at t2, but not during ti, t3
and t4. One dog continuously demonstrated an excitation-
related behaviour (shivering, vocalizing, but remained
responsive to human interaction) during the fentanyl (-5
and -10) infusion.

Effect of fentanyl bolus cri on the respiration rate

There was no evidence of clinically relevant bradypnoea
resulting in hypoxaemia (SpO^ < 85%) that required
reversal by naloxone at any time in any animal, regardless
of treatment. In 4/10 dogs, the respiration rate decreased at
different time points to below ro breaths/min, and in one
of these dogs to 6 breaths/min. These dogs were randomly
allocated over the three treatment groups (saline: n=2,
Fentanyl-5: n=4 and Fentanyl-io: ^7=3).

The respiration rate decreased over time in a similar
pattern for all treatment groups (Fig.ia: two-way
rm-
anova
: time: i=i;3,i8)=i3.9i8, F=o.ooi; treatment x time:
fl[6,36)=0.440,
F=o.847; treatment: F{2,i2)=oa36, ^=0.656).
Post /joc Bonferroni multiple comparisons showed that the

^ 96

94

92

90

t4

t2 t3

time period

Figure 2. The effect of the different fentanyl cri treatments on oxygen
saturation. The oxygen saturation is expressed as the mean SpO^
± s.e.m.
(n=io) over the subsequent time periods. No significance was found
between the treatments and at all times, the dotted line indicates the
veterinary standard of 95% for an adequate saturation (29).

respiration rate at t3 and t4 was significantly lower than at
baseline in all treatment groups (Figure la). However, the
respiration rate increased more in the Fentanyl-5 and -ro
groups than in the saline group immediately after
naloxone administration (Figure ib). This was significant
for the Fentanyl-5 group (Figure ib; one-way
rm-anova:
t3,5: treatment: i=(i,6)=7.093, ^=0.037, followed by Bonfer-
roni multiple comparison: saline vs. Fentanyl-5: ^<0.05,
saline vs. Fentanyl-io n.s.).

Effect of fentanyl bolus -1- cri on the SpO^

Overall statistical analyses showed that SpO^ did not differ
over time, either within or between treatment groups
(Figure 2: two-way
rm-anova; treatment x time:
i^6,54)=i.5ir, P=o,192, time: F(3,27)=0.304, P=o.822,

saline

fentanyl-5

fentanyl-io

(A)

(b)

i
à

r

saline

fentanyl-5

fentanyl-io

180

180

160

i5o

140

140

e
à
ji

E
p.
ji

80

60

60

t3-5

time period time period

Figure 3. The effect of the different fentanyl cri treatments on heart rate. A) The mean heart rate ffl standard error of the mean (s.e.m.) (n=7) over the
subsequent time periods in beats per minute (b.p.m.). B) The mean heart rate
± s.e.m. immediately following naloxone administration (13,5). r = fentanyl-io
differs significantly from ti, t2, t4. 2= fentanyl-5 differs significantly tr, t2. \'= the saline group is significantly different from the fentanyl-5 and -10 groups.

t4

-ocr page 356-

treatment: fl[2,i8)=o.239, F=o.79o) and at all times stayed
above the generally accepted lower limit for adequate
saturation (i.e. 95%) (29).

Effect of fentanyl bolus cri on the heart rate

Overall statistical analysis showed that the heart rate was
affected differently by the different treatments (two-way
rm-anova: treatment x time: J(6,36)=4.584, P=o.oi).
Although post hoc analysis showed that the heart rate
changed significantly over time in the saline group (Figure
3a; one-way
rm-anova: time: ^i;3,i8)=o.oo7, Pko.ooj),
Bonferroni multiple comparisons revealed no significant
differences between the different time points in the sahne
group (P>0.05). In contrast, heart rate in the Fentanyl-5
and -10 groups showed a similar decrease over time and
recovered to within the normal range after naloxone
administration (Figure 3a; one-way
rm-anova: time:
Fentanyl 5: P(3,i8)=6.340, P=o.oo4; Fentanyl 10:
f(3,i8)=7.644, P=o.oo2; followed by Bonferroni multiple
comparison:
P<o.os- see Figure 3a for results). No differ-
ence between the three treatments was found at any time
point (Figure 3a: ti-t4: one-way
rm-anova: treatment:
P>0,05). However, immediately following naloxone
administration (Figure 3b), the heart rate increased
markedly in the Fentanyl-5 and -10 groups but remained
within the normal range in the saline group (60-120 b.p.m.)
(Figure 3b; one-way
rm-anova: 13.5: treatment:
i=t2,i2)=36.070, F<o.ooi followed by Bonferroni multiple
comparison: saline versus (vs.) Fentanyl-5, saline vs.
Fentanyl-io: ^<0.05).

Effect of fentanyl bolus cri on the rsa

The Arsa decreased significantly following acp/gp
administration similarly for all treatments and returned to
within the normal range after saline, Fentanyl -5 or -10
(Figure 4; two-way
rm-anova; time: P(3,i8)=8.056, F=o.ooi
followed by Bonferroni multiple comparison: t2 vs. 14:
P<0.05 for all treatments; treatment x time:
F{6,^6)= 2.288,
f=0.057; treatment: Ji;2,i 2)=o.6o7, ^=0.561).

Effect of fentanyl bolus cri on the body

temperature

Overall statistical analyses of the body temperature
showed that for all treatment groups temperature de-
creased over the first four time points but recovered after
naloxone administration, although in a different way
(Figure 5: two-way
rm-anova: treatment x time:
F{8j 2)=^.8go, P=o.ooi). Post hoc analyses for all treatments
showed a decrease in temperature over time (Figure 5:
one-way
rm-anova: time: P<0.05 for all treatments). In
addition, at t3 (following saline, Fentanyl-5 or -10), the
temperature in the Fentanyl-5 and -10 groups was signifi-
cantly lower than that in the saline group (Figure 5:
one-way
rm-anova: t3, fi;2,i8)=ii.8i3, P<o.ooi, followed
by Bonferroni comparisons, P<0.05). Group differences
were not found at the other time points (one-way
rm-
anova:
ti, t2, t4, and t5 F >0.05).

Visual observation showed that the dogs started shivering
after the administration of acepromazine. After the
administration of fentanyl, independent of the dose, the
dogs quickly stopped shivering. After the administration
of naloxone, the excitation and shivering re-occurred. At
the end of the experiment, body temperature returned to a
similar level in all animals.

discussion

General

In the present study, we investigated the cardiorespiratory
safety of fentanyl in dogs spontaneously breathing room
air and under conditions of limited, easy to perform and
non-invasive monitoring. The main results of this study
were that fentanyl in the doses studied i) did not have a
depressant effect on respiration, 2) exerted no clinically
relevant effects on the SpO^, 3) significantly decreased the
heart rate, 4) exerted no effects on
rsa, and 5) significantly
decreased core body temperature. In the dose range tested
and under these circumstances of administration de-
scribed in this protocol, we conclude the administration of
fentanyl in dogs spontaneously breathing room air, to be
cardiorespiratory safe.

Cardiorespiratory safety of fentanyl

Respiration Rate
In all treatment groups, the mean respiration rate
decreased significantly following
acp/gp administration
to low normal levels (> 10 breaths/min), and remained at
this level following subsequent fentanyl administration.
More detailed analysis revealed that in 4/7 dogs the
respiration rate decreased to below 10 breaths/min at
different time points, and to 6 breaths/min in one of these
dogs. These dogs were randomly distributed over the three
treatment groups (saline: 2/7, Fentanyl-5:4/7 and Fenta-
nyl-io: 3/7). However, since the SpO^ of these and the other

<

in

Bi

<

-ocr page 357-

dogs Stayed within a clinically acceptable range (>95%),
reversing this bradypnoea with naloxone was not consid-
ered necessary. This suggests that despite the occasional
occurrence of fentanyl-induced bradypnoea in dogs
spontaneously breathing room air, the administration of
fentanyl at the doses used can be considered to be safe.

It is of special interest in this respect that the general
veterinary notion of the increased risk of fentanyl-induced
severe respiratory depression results from human studies.
In humans, fentanyl is known to induce a very profound
respiratory depression. However, it has been shown that
those fentanyl doses producing profound respiratory
depression, apnoea, and anaesthesia of significant duration
in humans do not result in any of these severe side effects
in dogs (2,4). Although large doses (up to 3000 |xg/kg)
depressed ventilation in dogs, neither respiratory arrest nor
severe depression occurred (2). These latter studies (2,4)
are consistent with our conclusion that minimal respira-
tory effects of fentanyl are to be expected in dogs.

Since the mean respiration rate decreased significantly
following
acp/gf administration to low but acceptable
levels (> lo/min), and remained at this level following
subsequent fentanyl administration, the decrease in the
respiration rate can be ascribed to the general sedative
effect of
acp/gp administration. This is further supported by
the finding that slight restlessness occurred in the baseline
period, resulting in an increased respiration rate, an effect
that was attenuated by the tranquilizing effect of
acp.

Although fentanyl has been documented to induce a
respiratory depression, there was no further significant
decline (Figure la) at t3. The respiration rate was not
depressed by fentanyl and the SpO^ did not decrease below
95%, even though the dogs were breathing room air.
Therefore, the potential occurrence of reduced tidal volume
or disturbed blood gasses is considered highly unlikely

t4

to tl t2 t3

time period

Figure 5. The effect of the different fentanyl cri treatments on rectal tern
perature. The rectal temperature is expressed as the mean
± s.e.m. {n=io)
over the subsequent time periods. •=saline group is significantly different
from the fentanyl-5 and -10 groups at this time point (14). For explanation
of to-t4, see Materials and Methods.

SpO^

In the present study, no significant effects of fentanyl on
the SpO^ were found. Because the dogs were at times
awake or lightly sedated, we considered the lip to be the
most practical location to determine the SpO^. As the
correlation between the SpO^ and the true arterial oxygen
saturation (SaO^) is less accurate for the lip than for the
tongue, toe, and prepuce/vulva (17), it can be assumed that
deviation for the lip is greater, whereby the ultimate SpO^
determined by the oximeter is lower than the actual SaO^.
A false positive, high signal is not to be expected. There-
fore, if SpO^ were measured from the tongue, toe, prepuce/
vulva, even higher SpO^ values would be expected. In
addition, Arndt et al (i) found that fentanyl doses (167.5
mg/kg) far greater than necessary to achieve complete
analgesia did not jeopardize the adequacy of oxygenation
in dogs, underscoring our present findings with respect to
the SpO^ measurements.

Heart Rate

The present study showed that, when compared to saline,
fentanyl slightly but significantly decreased the heart rate,
indicative of a fentanyl-related vagotonic effect. A com-
mon side effect of fentanyl is an increase in parasympa-
thetic tone, leading to bradycardia, (21, 25). However, the
heart rate following fentanyl administration remained
within the reference range (60-120 b.p.m.), which can be
ascribed to the successful attenuation of the potential
parasympathetic tone by
gp, as such preventing an
extensive decrease in heart rate. Thus, the use of
gf in
combination with fentanyl increases the cardiovascular
stability and the cardiovascular safety of fentanyl.

In contrast to the present findings, we had expected to
see an initial rise in heart rate shortly after
gp (t2) adminis-
tration, as a consequence of blockade of the vagotonic
effects on the heart (3). However, this effect may be
masked by the second-degree
av block that is seen after
administration of a low concentration
gp (6, 7).

Although 30 minutes after naloxone administration,
the heart rate was not affected differently in the fentanyl
and saline treatment groups (Figure 3a), the heart rate
significantly increased in the fentanyl groups immediately
after naloxone administration (Figure 3b). This obvious
increase in heart rate may be ascribed to the effects of
naloxone on sedation, in addition to the possible reversal
of an increased parasympathetic tone. It is likely that the
naloxone-induced reversal of the fentanyl effect on
sedation caused transient alertness or even slight excita-
tion, which may have resulted in an increased heart rate.

A possible naloxone-induced increased sympathetic
tone is highly unlikely, since the physiological importance
of opioid receptors in the modulation of sympathetic
transmission is less than in the modulation of parasympa-
thetic transmission (19).

rsa

There was no effect of fentanyl, in combination with acp/
gp,
on the rsa when compared to saline. This indicates

-ocr page 358-

that during fentanyl administration, the heart rate remains
regulated since it is known that dogs have a prominent
rsa
under normal (drug free) resting conditions (30). In
contrast,
acp/gp decreased the rsa significantly This may
be explained by a
gp-induced parasympathetic blocking
effect (5,
6), which abolishes the normal pattern of the rsa.
Although acp/gp decreased the rsa, it counteracted
potential fentanyl
/acp-induced bradycardia, which could
have more severe consequences for the animal.

Although systematic research on the effect of different
classes of anaesthetics on
rsa is lacking, it has been
suggested that anaesthetics alter the normal
rsa (4).
However, although the effects of opioids on
rsa have not
been reported, we found that while
acp/gp initially
depressed the
rsa, the subsequent administration of
fentanyl did not further affect the
rsa. Our findings
suggest that further research is needed to fully describe
(positive and negative) effects of different classes of
anaesthetics on
rsa.

Body Temperature
In addition to the effect of acp/gp, fentanyl decreased the
body temperature of the dogs. In general,
acp initiates a
decrease in body temperature due to the resetting of
thermoregulatory mechanisms in combination with
increased heat loss due to peripheral vasodilatation (25).
The additional effect of fentanyl on the decrease in body
temperature can be explained by the fentanyl-induced
augmentation of sedation, and subsequently in the further
reduction of metabolic activity (10,25). This is supported
by the observation that under the influence of
acp, the
dogs shivered to keep themselves warm, while this
shivering was absent following administration of fentanyl.

Other effects in relation to safety of fentanyl

The fentanyl-induced side effects seen in this study, other
than described above, were limited in incidence and
severity After administration of the fentanyl bolus (-5 and
-10), one dog started panting and vocalizing, indicating a
mild form of opioid dysphoria (11). However, since the dog
was still responsive to human interaction and relaxed
upon human contact, we felt that there was no reason to
antagonize fentanyl in this dog prematurely. Opioid-
induced dysphoria can be managed with anxiolytics or
sedatives such as diazepam or
acp (ii). The fact that only
one of ten dogs showed a mild form of an opioid dysphoria
indicates that the ratio between the dose of
acp and
fentanyl used in the present study was well chosen with
respect to clinical applicability. In addition, as described
earlier, fentanyl-induced bradycardia did not occur,
indicating that the dose of
gp used was proportionate to
the doses of fentanyl investigated.

Although we did not investigate whether the fentanyl
doses used resulted in adequate analgesia, the consensus
of other studies (14, 22, 23) is that the optimum plasma
fentanyl concentration in dogs to produce analgesia can
be extrapolated from that in humans. In our study, we
used a loading dose of 5 and 10 p.g/kg, followed by a
cri of
5 and
10 p,g/kg/h, respectively. The high loading and cri
dose was based upon pharmacokinetic variables reported
by Sano et al (23) and is documented to result in a mean
plasma fentanyl concentration of 1.0-1.3 ng/ml(23). The
analgesic range of fentanyl in humans is between 0.9 and
2.0 ng/ml (i 2), within our analgesic range. Therefore, it is
suggested that at the doses used in this study, fentanyl is
safe in terms of cardiorespiratory function and provides
adequate analgesia. These findings support the veterinary
use of
cri fentanyl in general practice. Moreover, cri
fentanyl provides several advantages to alternative
methods for fentanyl analgesia, such as transdermal
fentanyl patches, which have become more and more
popular in veterinary clinical practice (19). For example,
cri makes it easy to change dose rates and, in contrast to
transdermal patches, an analgesic plasma concentration is
quickly achieved. It may take up to 24 hours to achieve
steady-state plasma concentration with fentanyl patches
(9). Secondly, the plasma concentration during
cri can be
more reliably estimated, especially in comparison to
patches used in companion animals. The use of patches
has been shown to be associated with a relatively large
variation in plasma levels both in individual dogs and
between breeds. The use of patches has the disadvantage
that dog\'s hair coat and skin thickness can influence patch
adherence and, thus decrease uptake through the skin (9,
13a, 22). In addition, the veterinarian should attempt to
assess the degree of analgesia in each patient following the
use of fentanyl (20). Thus in clinical veterinary practice,
fentanyl
cri, rather than fentanyl patches, is suggested to
be a better way of providing acute fentanyl analgesia,
whereas fentanyl patches may be advantageous to
cri
fentanyl once patients can go home and opiate analgesia
remains required or desirable.

Conclusion

In the doses tested and with the administration regimen
used, we conclude the administration of fentanyl bolus
followed by
cri in healthy dogs spontaneously breathing
room air is safe. The extrapolation of data to patients
always needs to be done with care and adequate measures
need to be taken to ensure the safe administration.

references

1. Arndt JO, Mikat M and Parasher C. Fentanyl\'s analgesic, respiratory
and cardiovascular actions in relation to dose and plasma concentra-
tion in unanesthetized dogs. Anestfiesiology 1984; 61: 355-361.

2. Bailey PL, Port JD, McJames S, Reinersman L and Stanley TH. Is
fentanyl an anesthetic in the dog? Anesth Analg 1987; 66: 542-548.

3. Best P. Use of anticholinergics in veterinary anaesthesia. Aust Vet I
2001; 79: 22-23.

4. Bouairi E, Neff R, Evans C, Gold A, Andresen MC and Mendelow/itz D.
Respiratory sinus arrhythmia in freely moving and anesthetized rats. J
Appl Physiol 2004:97:1431-1436.

5. Brock KA. Preanaesthetic use of atropine in small animals. Aust Vet J
2001; 79: 24-25.

6. Brunton L, Lazo [ and Parker K. Goodman & Gilman\'s: The Pharmaco-
logical Basis of Therapeutics, nth ed. McGraw Hill 2005: pp. 189-193.

7. Dyson DH and James-Davies R. Dose effect and benefits of glycopyr-
rolate in the treatment of bradycardia in anesthetized dogs. Can Vet J
1999; 40: 327-331-

-ocr page 359-

8. Eckberg DL. Human sinus arrhythmia as an index of vagal cardiac
outflow. I Appl Physiol 1983; 54:961-966.

9. Egger CM, Duke T, Archer J and Cribb PH. Comparison of plasma
fentanyl concentrations by using three transdermal fentanyl patch
sizes in dogs. Vet Surg 1998; 27; 159-166.

ID. Grimm KA, Tranquilli WJ, Gross DR, Sisson DD, Bulmer BJ, Benson GJ,
Greene SA and Martin-Jimenez T. Cardiopulmonary effects of fentanyl
in conscious dogs and dogs sedated with a continous rate infusion of
medetomidine. Am J Vet Res 2005; 66: i222-t2 26.

11. Hofmeister EH, Herrington JL and Mazzaferro EM. Case Report: Opioid
dysphoria in three dogs. J Vet Emerg Crit Care 2006; 16:44-49-

r 2. Holley FO and Stennis van C. Postoperative analgesia with fentanyl:
pharmacokinetics and pharmacodynamics of constant-rate i.v. and
transdermal delivery. Br [ Anaesth 1988; 60:608-613.

13.a.Ilkiw IE, Pascoe PJ, Haskins SC, Patz JD and Jaffe R. The cardiovascular
sparing effect of fentanyl and atropine, administered to enflurane
anesthetized dogs. Can [ Vet Res r993; 57: 248-253.

13.b.Ilkiw [E. Balanced anesthetic techniques in dogs and cats. Clin Tech
Small Anim Pract 1999; r4:27-37-

14. Kyles AE, Hardie EM and Hansen BD. Comparison of transdermal
fentanyl and intramuscular oxymorphone on post-operative
behaviour after ovariohysterectomy in dogs. Res Vet Sci 1998; 65:

245-251-

r 5. Kollai M and Mizsei G. Respiratory sinus arrhythmia is a limited
measure of cardiac parasympathetic control in man.) Appl Physiol
1990:424: 329-342.

16. Liu WS, Bidwai AV, Stanley TH and Isern-Amaral J. Cardiovascular
dynamics after large doses of fentanyl and fentanyl plus
n^o in the
dog. Anesth Analg 1976; 55:168-172.

17. Matthews NS, Hartke S and Allen Jr JC. Research Paper: An evaluation
of pulse oximeters in dogs, cats and horses. Vet Anaesth Analg 2003;
30:3-14.

t8. Murphy MR and Hug CC. The anesthetic potency of fentanyl in terms
of its reduction of enflurane
mac. Anesthesiology r982; 57:485-488.

19. Musha T, Satoh E, Koyanagawa H, Kimura T and Satoh S. Effects of
opioid agonists on sympathetic and parasympathetic transmission to
the dog heart. I Pharmacol ExpTher 1989; 250: ro87-to9i.

20. Peng PWH and Sandler AN. A review of the use of fentanyl analgesia
in the Management of Acute Pain in Adults. Anesthesiology 1999; 90:
576-599.

21. Reitan |A, Stengert KB, Wymore ML and Martucci RW. Central Vagal
Control of Fentanyl-lnduced Bradycardia during halothane anaesthe-
sia. Anesth Analg 1978:57:31-36.

22. Robinson TM, Kruse-Elliot KT and Markel MD. A comparison of
transdermal fentanyl versus epidural morphine for analgesia in dogs
undergoing major orthopedic surgery,
iaaha 1999; 35:95-100.

23. Sano T, Nishimura R, Kanazawa H, Igarashi E, Nagata Y, Mochizuki M
and Sasaki N. Pharmacokinetics of fentanyl after single intravenous
injection and constant rate infusion in dogs. Vet Anaesth Analg 2006;
33: 266-273.

24. Saul IP, Berger RD, Albrecht P, Stein SP, Chen MH and Cohen RJ.
Transfer function analysis of the circulation: unique insights into
cardiovascular regulation. AmJPhysiol 1991:2261: i23i-t245.

25. Seymour C and Duke-Novakovski T. Manual of Canine and Feline
Anaesthesia and Analgesia, 2nd ed.
bsava, Gloucester 2007: pp. 94-95.

. t2r-I22.

26. Steagall PVM, Teixeira Neto FJ, Minto BW, Campagnol D and Correa
MA. Evaluation of the isoflurane-sparing effects of lidocaine and
fentanyl during surgery in dogs. J Am Vet Med Assoc 2006; 229:
523-527.

27. Thurmon JC, Tranquilli WJ and Benson GJ. Lumb and Jones\'
Veterinary Anaesthesia, 3rd ed. Williams and Wilkins, Illinois r996:
pp. 190.

28. Wagner JG. A safe method for rapidly achieving plasma concentration
plateaus. CUn Pharmacol Ther 1974; 16:691-700.

29. Wukitsch MW, Petterson MT, Tobler DR and Pologe JA. Pulse oximetry:
analysis of theory, technology, and practice. J Clin Monit t988; 4:
290-301.

30. Yasuma F and Hayano J. Respiratory sinus arrhythmia: Why does the
heartbeat synchronize with respiratory rhythm? Chest 2004; r 25:
683-690.

Artikel ingediend: 4 februari 2008

Artikel geaccepteerd: 2 juli 2008

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 360-

De najaarsbijeenkomst van liet
Veterinair Historisch Genootschap
(vhg) vindt plaats op donderdag
20 november 2008 in de Koningszaal
van Artis Party- en Congrescentrum,
Plantage Middenlaan 43,1018
dc
Amsterdam. Het thema is: \'Dieren-
tuinen: dieren verzamelen en
tonen, dieren verzorgen en ontleden,
dieren behoeden en behouden\'. Om
11.30 begint de bijeenkomst met een
voordracht van prof. dr. Peer Zwart:
\'Nederlandse dierentuinen in histo-
rische context\'. Na de lunch spreekt
Guus Mathijsen over \'De dierenartsen
van Artis\', gevolgd door prof. dr.
Maarten Frankenhuis over: \'Dieren-
tuinen onder vuur\'. Het einde van het
programma is om 15.00 uur, gevolgd
door een borrel. Voor leden van het
vhg bedragen de kosten van deelname
20 euro. Voor niet-leden zijn de kosten
25 euro. Het inschrijfgeld dient
uiterlijk 10 november te zijn over-
geboekt op girorekening 58 10 45 ten
name van penningmeester van het
vhg
te Sneek. Om lid te worden van het vhg
kunt u zich per e-mail opgeven bij dr.
Rogier Kuiper (R.Kuiper(a)casema.nl).
De contributie bedraagt jaarlijks
25 euro, dit is inclusief twee afleve-
ringen van
Argos. Losse nummers van
Argos kunt U bestellen bij Jan C.
Hasselaar, penningmeester van het
vhg: j.c.hasselaar(a)versatel.nl.

Gift voor VHG en DSK

Het Veterinair Historisch Genoot-
schap en de Diergeneeskundige
Studentenkring hebben van Holland
Dier Indentiteit een gift van 4.500
euro gekregen. De gift komt voort uit
de opbrengsten van de lustrum-co
Daar aan de Biltstraat die de organi-
satie in september 2007 heeft uit-
gebracht ter gelegenheid van het
vijftiende lustrum van de
dsk. Op deze
lustrum-CD staan het lustrumcabaret
uit 1967 door Rinus Rasenberg en een
speciaal geschreven lied. Wie de
cd
nog niet heeft, kan deze voor 10 euro
bestellen bij Holland Dier Identiteit
(info(a)dieridentiteit.nl).

Van 27 tot 29 november vindt de derde
editie van het Konijnen & Knaag-
dieren symposium plaats, gecombi-
neerd met het jaarlijkse AvEx sympo-
sium dat in het teken staat van vogels
en reptielen. Locatie van de eerste
twee dagen is vogelpark Avifauna in
Alphen aan den Rijn. Nieuw dit jaar is
de mogelijkheid om op zaterdag
29 november in Burgers\' dierenpark te
Arnhem een tweetal \'masterclasses\'
naar keuze te volgen. Alle mogelijk-
heden voor deelname en meer
informatie over het programma zijn
terug te vinden op www.proveto.nl.

Op zondag 21 september jongstleden
werd voor de tweede keer de Veteri-
naire Oldtimerrit verreden. 56 perso-
nen deden dit jaar mee, waaronder
velen die vorig jaar ook de eerste rit
hadden meegemaakt.

Vanaf 12 uur verzamelden de
deelnemers zich op het terrein van
hoofdsponsor
ASTfarma. Na een lichte
lunch vertrokken de deelnemende
auto\'s één voor één voor een rit in de
omgeving, een deel van het Groene
Hart, en hoewel het pechduiveltje
probeerde twee deelnemende teams
tegen te houden, is uiteindelijk toch
iedereen gestart. Tijdens de rit moesten
de deelnemers een aantal vragen
beantwoorden. Voor de winnaar was er
een pakket wereldbieren. Tevens was
er een prijs voor degene die de meeste
verschillende bierviltjes wist te
verzamelen: een grote fles Hertog Jan
tripel. Onderweg kregen de deelnemers

Najaarsbijeenkomst vhg K&K-AvEx-congres

17 december:
buitengewone algemene
ledenvergadering

17 december 2008 vindt de buiten-
gewone algemene ledenvergadering
plaats in verband met de wijziging van
de statuten van de
knmvd. Leden van
de
knmvd zullen de stukken voor
deze vergadering medio november
ontvangen.

Veterinaire Oldtimerrit opnieuw geslaagd

door de hoofdsponsor nog een smake-
lijke snack (ook in culinair opzicht zéér
verantwoord trouwens) en een glas
champagne aangeboden. Aangezien de
weergoden, net als vorig jaar, het
evenement goed gezind bleken, kon
ook de plaatselijke horeca profiteren
van door veterinairen goed gevulde
terrassen. De dag werd besloten met
een collegiaal samenzijn in brasserie
Joia te Oudewater, waar de prijzen
werden uitgereikt. Hierna kon men
aanschuiven bij het goed verzorgde
buffet. Om 8 uur \'s avonds was het
helaas al weer tijd om afscheid van
elkaar te nemen. Vanwege het enthou-
siasme van de deelnemers willen de
organisatoren volgend jaar ook graag
weer een veterinaire oldtimerrit
organiseren, en wel op zondag
27 september. Met dank aan
Asxfarma
en aan co-sponsoren auv, Dixfortuin
en Veterinary Technics.

-ocr page 361-

Nieuwe bacterie bij
hagedissen

Huidinfecties zijn een veelvoorkomend
probleem bij hagedissen die als
huisdier worden gehouden, en kunnen
dodelijke gevolgen hebben. Onder-
zoekers uit België beschreven in het
International Journal of Systematic and
Evolutionary Microbiology
een nieuwe
bacterie die bij woestijnhagedissen
huidontsteking (dermatitis) veroor-
zaakt. De wetenschappers isoleerden
bacteriën uit twee agamen
(Agama
impalearis)
en drie doornstaartagamen
(Uromastyxgeyri en U. acanthinura) met
dermatitis. De verantwoordelijke
ziekteverwekker was bij alle vijf de
hagedissen dezelfde. Uit genetisch
onderzoek concludeerden de onder-
zoekers dat de bacterie een nieuwe
soort was:
Devriesea agamarum. Zij
bewezen dat er een oorzakelijke relatie
bestaat tussen deze bacterie en huid-
aandoeningen bij woestijnhagedissen.
Bovendien bleek de bacterie verwant
aan bacillen die huidinfecties veroor-
zaken bij mensen. In de toekomst
willen de wetenschappers behande-
lingen ontwikkelen en onderzoek doen
naar vaccinatie tegen
D. agamarum.

Sciencedaily.com

Casuïstiekenavond scwd

ln november wordt een casuïstieken-
avond gehouden door en voor de leden
van de
scwd. Homeopathisch wer-
kende collega\'s laten aan de hand van
uiteenlopende casuïstieken zien wat er
in de dagelijkse praktijk mogelijk is
met homeopathie. Iedere dierenarts
krijgt een half uur om een casus te
presenteren, waarna er discussie
plaatsvindt. De avond is ook bedoeld
voor dierenartsen die geen kennis
hebben van de homeopathie, maar er
wel in geïnteresseerd zijn. De avond
wordt gehouden op donderdag 20
november en begint om 16.00 uur op
het kantoor van de
k n m v d te Houten.
Van 15.00 tot 16.00 uur is de ledenver-
gadering van de
scwd. In verband met
de broodmaaltijd is aanmelding per
e-mail verplicht (tot en met 15 novem-
ber 2008, bij Ardo Menges, algemeen
secretaris van de
scwd: info@scwd.nl).
Leden van de
scwd en studenten
hebben gratis toegang. Niet-leden zijn
25 euro verschuldigd. Dit is inclusief
\'hand-outs\', koffie/thee/fris en een
broodmaaltijd. Betaling aan de zaal of
op postrekening 4056352 of bankreke-
ning 51.72.25.700 van de Studiegroep
Complementair-werkende Dieren-
artsen te Woerden onder vermelding
van \'Studiedag 20 november 2008\'.

Blackhead in
kalkoensector

Het Productschap Pluimvee en Eieren
(ppe) bevestigt de uitbraak van de
ziekte blackhead op drie vleeskalkoen-
bedrijven in Nederland. Bij de drie
uitbraken lag het uitvalpercentage
tussen de i en 70 procent. Eén besmet
bedrijf is als gevolg van de ziekte
gestopt. Voor de bestrijding van de
ziekte is sinds 2005 geen middel meer
beschikbaar. Volgens het
ppe wordt er
gewerkt aan de toelating van een
nieuw middel tegen de ziekte.
Bovendien zou een farmaceutisch
bedrijf de werkzame stof tegen
blackhead hebben toegepast in een
ander pluimveegeneesmiddel. Dit leek
bij een eerste proef te werken. Het
oktobernummer van
Veehouder en
Dierenarts
bevat een uitgebreid artikel
over deze pluimveeziekte en de te
nemen preventiemaatregelen.

Agrarisch Dagblad

Geboortebeperking
geiten in Kenia

Geitenfokkers van de Massaistam in
Kenia binden een soort schort van
plastic of leer onder de buik van hun
bokken om te voorkomen dat ze zich
ongewenst voortplanten. Met dit
\'condoom\' hopen de herders te
verhinderen dat de kuddes zich
uitbreiden, waardoor er te weinig eten
zou zijn en de zwakke en drachtige
dieren de volgende regenperiode niet
zouden halen. Als de regentijd weer

aanbreekt en het gras weer groen is,
mag het \'condoom\' weer af. In Kenia
heerst momenteel droogte.

anp

Uitbreiding sterkliniek

Sterkliniek bv gaat uitbreiden. Op dit
moment heeft Sterkliniek 2007, dat
eind 2007 zelfstandig werd, zeventien
deelnemers. Binnenkort wordt gestart
met groepen aspirant-deelnemers. Het
doorlopen van een financiële module
en het implementeren van het Ster-
kliniek-kwaliteitssysteem en de
toetsing daarvan door Lloyd\'s
rqa
maken deel uit van het toelatings-
traject. De Sterkliniek heeft het
afgelopen jaar diverse activiteiten
ontplooid, zoals een gemeenschappe-
lijk uitgegeven nieuwsbrief, interne
nascholing voor dierenartsen en
assistenten en projecten in samen-
werking met de industrie, met de
nadruk op kwaliteit en marketing. Er
zijn ook projecten die het management
van de deelnemers ondersteunen. Een
recent project is het uitwisselen van
kengetallen onder de deelnemers.

Snelle diagnose
uiergezondheid

De Gezondheidsdienst voor Dieren te
Deventer (
gd) en het Van Haeringen
Laboratorium te Wageningen werken
samen aan een snelle en nauwkeurige
diagnose van mastitisverwekkers. Met
de q
-pcr-methode van het vhl kan
melkonderzoek worden gedaan op
dna-niveau. De gd gaat deze test
faciliteren vanuit haar laboratorium.
Doordat de test met
dna werkt, kan
een mastitisverwekker sneller worden
gevonden. Bovendien wordt duidelijk
welke mastitisverwekkers precies
aanwezig zijn. De test kan veertien
verschillende mastitisverwekkers
aantonen en van elkaar onderschei-
den. Dit maakt het mogelijk gericht te
behandelen en preventieve maatrege-
len op te starten.

De GD zal de nieuwe methode vanaf
I december 2008 operationeel maken.

-ocr page 362-

Herintroductie van echinococcose
via runderimport in Nederland

Monique AaltenLothar Züchner\', Edzart BruinierMenno
Holzhauer", Willem Wouda ", Fred Borgsteede "\', Hein
Sprong en Joke van der Glessen

samenvatting

Sinds het toetreden van Oost-Europese landen tot de eu
is er een sterke toename van de import van melk- en
vleesrunderen uit deze landen naar Nederland. Uit
i&r
(identificatie en registratie)-gegevens blijkt dat in 2007 van
mei tot december elke maand ongeveer tweehonderd
runderen ouder dan 48 maanden zijn geïmporteerd uit
Roemenië. Deze runderen werden veelal ofwel direct of in
het najaar geslacht. In de herfst werden tijdens de post-
mortemkeuring op runderslachthuizen en tijdens secties
uitgevoerd bij de
gd in Deventer in longen, lever en nieren
van enkele Roemeense runderen cysten opgemerkt, die
morfologisch sterk leken op het blaaswormstadium van
Echinococcus granulosus. De diagnose werd bevestigd bij het
rivm te Bilthoven. In dit artikel wordt een beschrijving
gegeven van de risico\'s van herintroductie van deze
zoönotische parasitaire infectie.

summary

Reintroduction of E. granulosus by import of cows in the
Netherlands.

Since East European countries joined the eu, the import of both
dairy and beef cows from these countries increased considerably.
Based on the identification and registration system it turned out
that in the period from May until December 2007 about 200
cows per month were imported from Romania. These animals
were either slaughtered immediately or in autumn. In autumn,
cysts were noticed both in slaughtered cows during meat
inspection and in deceased animals (originatedfrom Romania)
during postmortem investigation performed by the Animal
Health Service. Because cysts were strongly reminiscent of
Echinococcus granulosus hydatid cysts, samples were sent to
the authorized laboratory (National Reference Laboratory of
Parasitology), where the reintroduction of this potentially
zoonotic parasitic infection has been confirmed.
The risks of reintroduction of
E. granulosus in the Netherlands
are described.

i. Voedsel en Waren Autoriteit, Regio Oost, Postbus 202, 7200 ae
Zutphen.

ii. Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9,7400 aa Deventer.

iii. Centraal Veterinair Instituut van Wageningen ur, Postbus 65,8200 AB
Lelystad.

iv. Laboratorium voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie,
Nationaal Referentielaboratorium voor Parasieten, Centrum voor
Infectieziektebestrijding
-RivM, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9,
3520 BA Bilthoven,

V Correspondentie-adres: J. van der Glessen, RivM.Antonievan
Leeuwenhoeklaan 9, 3520
ba Bilthoven.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

inleiding

Bij Nederlandse runderen is echinococcose of hydatidose
een zeldzaamheid. Voor 1945 kwam
Echinococcus granulosus
(E. granulosus)
in Nederland endemisch voor bij schapen,
runderen, paarden en varkens, vooral in de noordelijke pro-
vincies (14). De slachthuiscontrole en het niet meer voeren
van slachtafval aan honden hebben echter bijgedragen aan
een drastische vermindering van het voorkomen van deze
parasiet in Nederland. In de jaarverslagen van de Veteri-
naire diensten in 1979 werd nog melding gemaakt van lage
prevalenties
E. granulosushi] runderen (0,62 procent);
varkens (0,002 procent) en schapen (0,002 procent). De
laatste melding van
E. granulosushi] een Nederlands rund
dateert uit de tachtiger jaren (6). Wel wordt er nog steeds
gecontroleerd op het voorkomen van
E. granulosus-hiazen
bij slachtdieren, maar tot voor kort werd zelden of nooit
een verdachte blaas gevonden.

In het gebied van de Balkan en in het bijzonder in
Roemenië komt
E. granulosus nog endemisch voor (i i). De
import van Roemeense runderen betekent dan ook een
risico op herintroductie van deze parasiet in Nederland.

In deze bijdrage wordt melding gemaakt van de
blaaswormbevindingen bij de import van runderen uit
Roemenië in 2007 en het begin van 2008 en de consequen-
ties die deze import kan hebben voor dier en mens.

e. granulosus

E. granulosus behoort tot hetzelfde genus als E. multilocula-
ris, E. oligarthrus
en E. vogeli. E. granulosus is een zeer kleine
lintworm van circa 5 millimeter Net als andere lintwor-
men heeft
E. granulosus een levenscyclus waarbij een
eindgastheer en een tussengastheer nodig zijn. Als
eindgastheer en drager van het lintwormstadium fungeert
de hond, het blaaswormstadium ontwikkelt zich in de
tussengastheer (onder andere rund, schaap, varken en
paard). Ook bij de mens kan zich het blaaswormstadium
ontwikkelen. Dit ziektebeeld heet hydatidose.

Er blijkt binnen de species E. granulosus veel genetische
variatie te bestaan, zodat er ook wel gesuggereerd wordt
enkele taxonomische revisies te maken. Zo kunnen
tegenwoordig met behulp van
dn a-analysetechnieken
tien verschillende varianten worden onderscheiden. Deze
worden daarom ook wel genotypen (Gi tot Gio) genoemd.
De tussengastheren zijn schaap, paard, rund, varken,
kameel, buffel, hert en leeuw. Het hond/schaapgenotype
(Gr) en de daaraan nauw verwante genotypen G2 en G3
worden wel
E. granulosus senso stricto genoemd, terwijl het
hond/paardgenotype (G4) en het hond/rundgenotype (G5)
ook wel respectievelijk
E. equinum en E. ortleppi worden

-ocr page 363-

genoemd (7,10). Deze genotypen hebben ook een verschil-
lende voorkeur voor tussengastheren en een verschillende
pathogeniciteit. De voorkeur is echter niet strikt waardoor
specifieke genotypen kunnen voorkomen bij meerdere
tussengastheersoorten. Zo kan het hond/schaapgenotype
ook voorkomen bij het rund en het varken. Daarnaast zijn
niet alle genotypen even pathogeen en zijn niet alle
genotypen even infectieus voor de mens. Zo is het hond/
schaapgenotype erg pathogeen, het hond/rundgenotype
minder en is het hond/paardgenotype nog nooit geïsoleerd
bij de mens. Uit moleculair biologisch onderzoek weten
we dat de Nederlandse runderstam (G5) genetisch sterk
verschilt van het hond/schaapgenotype (9).

de cyclus

Bij de eindgastheer komt de parasiet voor als volwassen
lintworm in de dunne darm. De eindgastheer is meestal
een hond, maar ook andere carnivoren kunnen eindgast-
heer zijn. Eieren van de lintworm worden uitgescheiden
met de feces van de eindgastheer en komen terecht in het
milieu, waar zij afhankelijk van de omstandigheden
maanden tot jaren kunnen overleven. De diagnose bij de
hond is niet eenvoudig, gezien de kleine afmetingen van
de segmenten (proglottiden) van 2,0 tot 3,0 millimeter en
de intermitterende uitscheiding. Bovendien zijn de eieren
morfologisch niet te onderscheiden van Taeniae-eieren.
Met behulp van pcR-technieken is dit onderscheid wel te
maken. Besmetting van een tussengastheer vindt plaats
door orale opname van eieren. In de maag komt door de
maagenzymen de oncosfeer (eerste larvale stadium van de
parasiet) vrij uit het ei en wordt deze geactiveerd. De
oncosfeer penetreert de darmwand en wordt passief met
het bloed naar de lever en/of longen vervoerd. Vooral in
deze organen lopen de oncosferen vast en ontwikkelen ze
zich tot een blaasworm (metacestode of hydatide cyste).
Zelden worden de oncosferen verder getransporteerd
richting de nieren, milt, spieren, hersenen of andere
organen. De metacestode is een met vloeistof gevulde
cyste met een dubbele wand. Het buitenmembraan is een
bindweefselkapsel dat wordt gevormd door de gastheer en
de gehele cyste omgeeft. Vanuit het binnenmembraan
(van parasitaire oorsprong) worden na een aantal maan-
den de protoscolices (de infectieuze larvale stadia)
gevormd. De protoscolices (of hydatidenzand) zijn de
nieuwe lintwormkoppen. Wanneer ze worden opgeno-
men door een eindgastheer kunnen ze in de dunne darm
weer uitgroeien tot volwassen lintwormen. In sommige
gevallen wordt wel een blaasworm gevormd, maar geen
protoscolices. In dat geval spreken we van een steriele
blaas. Alleen als een hond rauw slachtafval krijgt gevoerd
van bijvoorbeeld een schaap of rund met blaaswormen die
protoscolices bevatten, bestaat het gevaar dat de hond
besmet raakt. Als een hond vervolgens de omgeving
besmet door uitscheiding van feces met daarin de eieren,
kunnen deze weer worden opgenomen door een tussen-
gastheer (rund, mens) en is de cyclus rond.

besmetting van de mens

De mens fungeert voor deze parasiet als \'doodlopende\'
tussengastheer, want de hond consumeert geen organen
van mensen. De mens raakt dus niet besmet via het
consumeren van besmette tussengastheren, maar alleen
via opname van de lintwormeieren afkomstig van de
hond. Net als bij bijvoorbeeld het rund of het schaap
ontwikkelt een blaasworm zich ook bij de mens voorna-
melijk in de lever, maar ook andere organen zoals herse-
nen, longen, nieren en zelfs het beenmerg kunnen worden
binnengedrongen (16). De hydatidecyste heeft een aantal
(zes tot twaalf) maanden nodig om te rijpen en ontwikkelt
zich langzaam tot een steeds groter wordende, met vocht
gevulde cyste. De diameter van de cyste kan variëren van
twee tot twintig centimeter doorsnede en wordt soms zelfs
nog groter. De ziekte hydatidose ontstaat door een gestaag
doorgroeiende cyste en afhankelijk van de lokalisatie van
de blaasworm kunnen zich klinische verschijnselen
ontwikkelen, variërend van atypische buikklachten tot
ascites, benauwdheid en ook neurologische klachten.
Rupturen van de cyste door bijvoorbeeld trauma leiden tot
het lekken van de cyste-inhoud in de buik en kunnen
ernstige anafylactische reacties geven. Vrijkomende
protoscolices kunnen vervolgens op andere plaatsen weer
uitgroeien tot een tweede generatie cysten. De incubatie-
tijd bij de mens varieert van vijf tot tien jaar.

aangifteplicht

Echinococcose is als gevolg van artikel 10 van de Regeling
preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke
dierziekten en zoönosen en
tse\'s aangewezen als besmet-
telijke dierziekte, waarvoor op grond van artikel 100 van
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een meldings-
plicht geldt voor dierenartsen.

diagnostiek bij slachtdieren

De diagnostiek richt zich uitsluitend op slachthuisbevin-
dingen in combinatie met postmortale diagnostiek. Het is
niet mogelijk om aan het levende dier betrouwbaar vast te
stellen of deze een
E. granulosus besmetting heeft. Wereld-
wijd zijn geen andere testen (bijvoorbeeld Serologie)
beschikbaar voor nadere diagnostiek bij het levende dier.

Longen, levers en andere organen van runderen met
verdachte cysten worden in het slachthuis tijdens de
postmortemkeuring ter destructie bestemd. Ter bevesti-
ging van de keuringsdiagnose wordt regelmatig materiaal
opgestuurd naar het
vwA-laboratorium Wageningen.
Microscopisch en/of histologisch verdacht materiaal
wordt doorgezonden naar het Nationale Referentie
Laboratorium Parasieten
(nrl) bij het rivm.

parasitologisch onderzoek vwa en rivm

De verdachte blaas (cyste) wordt voorzichtig leeggezogen
met een injectienaald en de inhoud wordt microscopisch
onderzocht op de aanwezigheid van parasitair materiaal.
De cysten kunnen haken en protoscolices bevatten, het
hydatidenzand. In het geval van een fertiele blaas, gevuld

-ocr page 364-

2007

long/lever 8

lever i

Land van herkomst

Aantallen verdachte
slachtdieren

Diersoort Materiaal

Microscopisch/histologisch
onderzoek

Nederland^
Nederland^
Roemenië\'
Roemenië^

2008

Nederland\'
Roemenië\'
Roemenië^
Roemenië 3

rund
kalf
rund
rund

I

30
17

long/lever/milt/nier/hart 30
long/lever

rund
rund
rund
rund

2

12
2

ii

2

12

II (i fertiele blaas)

long/lever
long/lever
long/lever
long/lever

PCR alleen bij verdacht
materiaal uitgevoerd
positief negatief

6
13

1. Materiaal van Roemeense en Nederiandse runderen dat eerst in het vwA-laboratorium werd onderzocht. Verdacht materiaal werd doorgestuurd naar
het RIVM voor verder onderzoek.

2. Materiaal van Roemeense runderen dat direct van het slachthuis naar het rivm werd opgestuurd.

3. Materiaal van Roemeense runderen onderzocht door de gd. Verdacht materiaal werd opgestuurd naar het rivm.

Tabel i. Overzicht van de onderzoeksresultaten van op echinococcose verdachte dieren uit Nederiandse slachthuizen in de periode mei-december 2007 en
begin 2008.

met protoscolices, zijn deze zichtbaar onder de micro-
scoop. In het geval van een steriele blaas, waarbij geen
protoscolices zijn gevormd, is het niet goed mogelijk om
de diagnose microscopisch te stellen.

Omdat de membraanopbouw van de cyste karakteris-
tiek is, kan door histologisch onderzoek een verdachts-
diagnose gesteld worden. Om de diagnose te bevestigen en
om het subtype te bepalen, is aanvullend onderzoek nodig.
Voor de bevestiging wordt moleculair onderzoek uitge-
voerd waarbij tevens genotypering volgt,
dna geëxtra-
heerd van aanwezige protoscolices of van het binnenmem-
braan van parasitaire oorsprong wordt geamplificeerd met
behulp van
pcr op twee verschillende genen. Vervolgens
wordt de
dna-sequentie van de gevormde pcr-producten
bepaald (2, 3). Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij het
nrl.
De blaaswormen van deze Roemeense koeien bleken
positief te zijn voor
E. granulosus subtype Gi. Dit is een
hond/schaapsubtype, dat oorspronkelijk is beschreven in
verschillende Balkanlanden waaronder Roemenië en
Turkije en nog niet eerder is aangetroffen in Nederland (i).
De resultaten van het onderzoek van verdachte slachtdie-
ren staan vermeld in tabel i.

pathologische, microscopische en

histologische bevindingen gd

Behalve bij de vwa werden ook bij de gd longen en levers
met cysten van negen uit Roemenië afkomstige geslachte
runderen voor onderzoek aangeboden. Daarnaast werden
bij twee ter sectie aangeboden importrunderen uit
Roemenië cysten aangetroffen in de lever en longen en in
één geval ook in een nier. De cysten varieerden in dia-
meter van een tot vijftien centimeter en bevatten meestal
helder vocht (foto i).

In een aantal cysten van een ter sectie aangeboden
zeven jaar oud rund was hydatidenzand aanwezig in de
cystevloeistof. Bij microscopisch onderzoek werd de
aanwezigheid van protoscolices bevestigd (foto 2). In dit
geval was er dus sprake van fertiele blazen. Sommige

cysten waren ingevallen en bevatten geelgroene slijmerige
inhoud en kalkneerslagen in de wand.

s

\' -1.

-ocr page 365-

Bij liistologisch onderzoek bleek de cystewand te bestaan
uit een concentrisch gelamelleerde parasitaire membraan
omgeven door een straf bindweefselkapsel met ont-
stekingsinfiltraten in het omgevende lever- of longparen-
chym, bestaande uit lymfocyten en plasmacellen en
eosinofiele granulocyten. Alleen in enkele cysten van het
zeven jaar oude rund was binnen het lamellaire mem-
braan een germinatieve membraan aanwezig met pro-
toscohces, in de meeste gevallen betrof het echter steriele
blazen. Kennelijk afgestorven blaaswormen waren
omgeven door een granulomateuze ontstekingsreactie
met parallel gerangschikte macrofagen en reuscellen rond
het soms verfrommelde parasitaire membraan en daar-
buiten een ontstekingsinfïltraat met veel eosinofiele
granulocyten. De resultaten van het onderzoek staan
vermeld in tabel i.

overzicht onderzoek verdachte dieren

Tabel i geeft alle inzendingen weer en de resultaten van
microscopisch, histologisch en
pcr-onderzoek van
organen van dieren die bij de postmortemkeuring werden
aangemerkt als \'echinococcose verdacht\'. In 2007 zijn op
grond van slachthuisbevindingen ook een aantal verdach-
te Nederlandse slachtdieren onderzocht op echinococcose.
Geen van deze dieren bleek positief. Van de 72 verdachte
slachtdieren afkomstig uit Roemenië werd bij elf dieren
(tien maal
pcr positief en één maal fertiele blaas) een
echinococceninfectie aangetoond.

discussie

Zodra duidelijk was dat bij koeien geïmporteerd uit
Roemenië blaaswormen van
E. granulosus werden gevon-
den, zijn door de
vwa maatregelen getroffen om bij de
postmortemkeuring van deze runderen aan de slachtlijn
extra aandacht te schenken aan echinococcose. Als
verdachte blazen werden vastgesteld, werden deze
ongeopend naar het
vwA-laboratorium of de gd op-
gestuurd voor microscopisch en histologisch onderzoek.
De diagnose werd bevestigd door het
rivm.

Van Roemeense runderen met verdachte blazen werden
in de slachthuizen de ingewanden ter destructie bestemd
als categorie 2-materiaal (dierlijke bijproducten verorde-
ning
(eg) nr.1774/2002). Er wordt in \'petfood\' alleen rauw
vlees verwerkt mits dat ook is goedgekeurd voor humane
consumptie. Omdat echinococcusblazen normaliter zeer
zeldzaam voorkomen in de spieren, werden de slachtdier-
karkassen wel goedgekeurd.

In Roemenië komt E. granulosus nog endemisch voor bij
koeien, schapen en varkens. Tussen 1997 en 2004 lag de
jaarlijkse prevalentie daarbij runderen tussen de 30
procent (1997) en 20 procent (2004). Bij schapen lag deze
rond de 15 procent (1997 tot 2004) en bij varkens tussen de
6 procent (1997) en de 4 procent (2004) met een hoogste
prevalentie in 2000 van 10 procent. De prevalenties
kunnen echter lokaal sterk variëren, zo werden bij
onderzoek in Brasovbij slachtrunderen tussen 1997 en
2002 prevalenties gevonden variërend van 38,2 procent tot
100 procent (15). Een studie uitgevoerd door heel

Roemenië liet prevalenties zien van 33 tot 40 procent in
runderen en schapen. Uit een studie naar de prevalentie
bij honden bleek dat van de 137 onderzochte fecesmon-
sters van honden in Cluj (Transsylvanië) 28 procent eieren
van
E. gramlosushevaUe. De feces van honden werd
onderzocht met een coproantigeentest. In een ander
gebied, Satu Mare, bleek dat 12,5 procent van de veertig
onderzochte honden positief was (12,13).

Dat E. granulosus in Roemenië ook een probleem is voor
de volksgezondheid, blijkt uit het grote aantal humane
patiënten. Tussen 1994 en 1999 werden 250 humane
patiënten aangeboden voor chirurgie, onder wie veel
kinderen (8). Dit wijst op een hyperendemisch gebied,
waar kinderen op zeer jonge leeftijd al een groot risico
lopen. In het district Caras Severin wordt een chirurgische
incidentie van 8,63 per 100.000 inwoners beschreven (5).

In 2007 werden 7686 runderen ouder drie maanden uit
Roemenië geïmporteerd waarvan 2169 werden geslacht. In
het kader van de postmortemkeuring werd in 2007 en in
het begin van 2008 materiaal van 72 verdachte Roemeense
runderen opgestuurd ter bevestiging van de slachthuis-
diagnose. Van deze 72 runderen kon bij 11 dieren
(15,3 procent) de diagnose worden bevestigd.

In verhouding tot het aantal slachtingen van Roe-
meense runderen en de verwachte prevalentie van
echinococcose werd relatief weinig materiaal ingestuurd
voor onderzoek. Dat heeft verschillende oorzaken:

1. niet van alle verdachte dieren wordt materiaal
opgestuurd. Als het pathologische beeld bekend is,
wordt op basis daarvan de diagnose echinococcose
gesteld.

2. de cysten worden beoordeeld als abces of andere
afwijking en de organen worden op basis daarvan
ongeschikt verklaard voor menselijke en dierlijke
consumptie.

3. de besmetting wordt niet vastgesteld, omdat de
cysten niet palpeerbaar zijn of omdat voor een grondige
palpatie van de organen in verband met het hoge
slachttempo onvoldoende tijd is.

Op grond van de prevalentie van echinococcose bij runde-
ren in Roemenië en de aantallen gevonden positieve dieren
is het niet uit te sluiten dat Roemeense runderen, waarvan
nu de organen worden goedgekeurd, toch fertiele blazen
bevatten die bij de keuring zijn gemist. Blazen die micro-
scopisch klein zijn en/of diep in de lever of longen gelokali-
seerd zijn, kunnen met de huidige keuringsmethoden
mogelijk niet worden opgespoord. Op deze wijze is het goed
denkbaar dat honden die worden gevoerd met vers slacht-
afval (bijvoorbeeld hondenhamburgers) geïnfecteerd raken.
Op deze wijze kunnen de eieren ook weer mensen en
productiedieren infecteren en dan ontstaat een situatie
waarvan we in Nederland decennia lang gevrijwaard waren.
Preventieve maatregelen die verder reiken dan de huidige,
zijn daarom gewenst. Het nu nemen van maatregelen
voorkomt mogelijk later veel problemen.

Naast de risico\'s van importrunderen uit Roemenië, kan
introductie ook plaatsvinden met de importen van straat-

-ocr page 366-

of zwerfhonden uit voor E. granulosus endemische
gebieden als Roemenië en de landen rond de Middellandse
zee zoals Spanje, Italië, Griekenland en Marokko, waar
E. granulosus ook endemisch voorkomt. Ook het meene-
men van honden naar deze vakantielanden levert moge-
lijk een
E. granulosus-iniectie op. Het is aan te bevelen om
deze \'vakantiegangers\' bij terugkomst te behandelen met
een anthelminticum dat ook werkzaam is tegen Echino-
coccus zoals praziquantel (5 milligram per kilogram,
oraal).

dankbetuiging

We danken Manoj Fonville, rivm, voor het parasito-
logisch- en DNA-typeringsonderzoek van cystemateriaal en
Herman Cremers voor het ter beschikking stellen van de
historische parasitologische database. Medewerkers van
het
vwa Laboratorium Wageningen worden bedankt voor
het microscopisch onderzoek.

literatuur

1. Bart JM, Morariu S, Knapp J, Ilie MS, Pitulescu M, Anghel A, Cosoroaba
l and Piarroux R, Genetic typing of
Echinococcus granulosus in Romania.
Parasitol Res 2006; 98:130-137.

2. Bowels I, Blair D and McManus DP Genetic variants within the genus
Echinococcus identified by mitochondrial dna sequencing, Molecular
and Biochemical Parasitology 1992; 54:165-174,

3. Bowles I and McManus DP n adh Dehydrogenase i gene sequences
compared for species and strains of the
Echinococcus. International
Journal for Parasitology 1993; 23:969-972.

4. Eckert J and Thompson RC. Intraspecific variation of Echinococus
granulosus and related species with emphasis on their infecti\\ity to
humans. Acta Tropica 1997; 64:19-34.

5. lacobidu I, Siko-Barabasi S, Olariu R, Stefanoiu V, Darabus G aid
Timea L. Investigations on the spread of hydatidosis in humais in
Caras-Severin county. [ Rom Parasitol 2003; 13: 27-30.

6. Jaarverslag 1980 Veterinaire Dienst: veterinaire inspectie (i 985).

7. Jenkins DJ, Romig T andThompson RC. Emergence/re-emergeace of
Echinococcus spp.- a globsl update. Int J Parasitol 2005; 35: i2o;-i2i9.

8. Junie M, Coroiu Z and Costache.C. (2000) Epidemiological aspects on
hydatidosis in Cluj-Napoca. J Rom Parasitol 2000; 10:8-11.

9. Lavikainen A, Lehtinen MJ, Laaksonen S, Agren E, Oksanen A md
Meri S. Molecular characterization of
Echinococcus isolates of cervid
origin from Finland and Sweden. Parasitology 2006; 133: 565-570.

10. McManus DP and Thompson RC. Molecular epidemiology of cystic
echinococcosis. Parasitology 2003; 127 (Suppl): S37-S51.

11. Romig T, Dinkel A and Mackenstedt U. The present situation of
Echinococcosis in Europe. Parasitology Intern 2006; 55: S187-S191,

12. Seres S, Avram E and Cozma V. Detection of Echinococcus coproanti-
gens by
elisa in dogs from the North-West of Romania. Bulle:in
usamv-cn 2006; 63: 395-398. issn 1454-2382.

13. Seres S, Radoi LB, Gherman BI and Cozma V, Detection of Echinococcus
coproantigens by elisa in dogs from Cluj County. Revista Ronana de
Parazitologie 2007;SupHmentxvii: 164.

14. Tenhaeff C en Ferwerda S. (1937) De geschiedenis der echinoccccoseen
haar bestrijding in Friesland in het tijdvak 1916-193 7. Tijdsch:
Diergeneeskd 1937; 64:678-681.

15. Titulinica A. Prevalence of E. granulosus infestation in animals
slaughter in a slaughterhause from Brasov County Personal
communication, 2007.

16. Yildirim M, Erkan N and Vardar E. Hydatid cysts with unusuai
localizations: diagnostic and treatment dilemmas for surgeons. Ann
Trop Med Parasitol 2oo6;ioo: 137-142.

Antibacteriële activiteit van vluchtige
oliën: toepassingen in voedingsmiddelen
en diervoeders

S.A. Burt, S.B.A. Halkes en F. van Knapen

inleiding

Vluchtige oliën zijn aromatische oliën die verkregen zijn
uit planten door middel van stoomdestillatie. Ze zijn al
lange tijd in gebruik als geur- en smaakstoffen en als
voederadditieven. Recentelijk is de interesse van weten-
schappers voor de chemische samenstelling en de biolo-
gische effecten van vluchtige oliën toegenomen. Vooral de
mogelijkheid om bacterieremmende stoffen uit deze oüën
te isoleren, krijgt tegenwoordig veel aandacht. Een
voorbeeld is het ontwikkelen van conserveringsmiddelen
met een \'natuurlijk\' karakter voor gebruik in voedings-
middelen. Bovendien is er steeds meer aandacht voor het
gebruik van plantenextracten in veevoeders en andere
diervoeding. Mogelijk is hierdoor het aantal ziektever-
wekkende bacteriën in de voedselproductieketen terug te
dringen.

Het doel van het in dit artikel beschreven onderzoek was
om de antibacteriële eigenschappen van vluchtige oliën
afkomstig van kruiden nader te definiëren. In verschil-
lende experimenten is nagegaan bij welke concentraties
en onder welke omstandigheden vluchtige oliën en hun
bestanddelen werkzaam zijn tegen bepaalde ziekteverwek-
kende bacteriën die in voedingsmiddelen kunnen voorko-
men, met name
Escherichia colioi\'^y.Hy en Salmonella
enterica
serotype Enteritidis.

vluchtige oliën en voedselgerelateerde

ziekteverwekkende bacteriën

Diverse in de literatuur beschreven laboratoriumexperi-
menten hebben aangetoond dat vluchtige oliën actief zijn
tegen verschillende zoönotische bacteriën, waaronder
Listeria monocytogenes. Salmonella typhimurium, Escherichia
coli
0157:H7, Shigella dysenteria. Bacillus cereus en Staphylococ-
cus aureus.
Gramnegatieve organismen zijn in het algemeen
iets minder gevoelig dan Grampositieve organismen. Van

-ocr page 367-

een aantal componenten van vluchtige ohën is de antibac-
teriële werking aangetoond - bijvoorbeeld van carvacrol,
thymol, eugenol, perillaldehyde en cinnamaldehyde - met
minimum inhibierende (remmende) concentraties
(mic\'s)
van 0,05 tot 5 microliter per milliliter (pl/ml) onder
laboratoriumomstandigheden. Een twee tot honderd keer
hogere concentratie is nodig om hetzelfde effect te bereiken
in voedingsmiddelen. Onderzoek met vers vlees, vleespro-
ducten, vis, melk, zuivelproducten, groenten, fruit en
gekookte rijst heeft aangetoond dat de concentratie die
nodig is om een significant antibacterieel effect te bereiken,
in voedingsmiddelen ligt rond de 0,5 tot 20 pl per gram en
in oplossingen voor het schoonspoelen van groente of fruit
rond de 0,1 tot 10 pl/ml. Vluchtige oliën bevatten een groot
aantal bestanddelen met verschillende chemische eigen-
schappen. Het is daarom mogelijk dat het werkingsmecha-
nisme van een bepaalde vluchtige olie berust op een effect
op meerdere aangrijpingspunten in de bacterie. De hydro-
fobe eigenschappen van de oliën leiden er waarschijnlijk
toe dat zij worden opgenomen in het vettige gedeelte van
het celmembraan. De membraan wordt daardoor permea-
bel en de celinhoud kan weglekken. Het is ook mogelijk dat
de energievoorziening van de cel door de oHe wordt
aangetast. Enkele bestanddelen van vluchtige ohën zijn
goedgekeurd als smaakstoffen in de Europese Unie en de
Verenigde Staten. Bij gebruik voor antibacteriële doel-
einden kunnen ongewenste sterke smaakafwijkingen
worden beperkt door de vluchtige oliën zorgvuldig te
selecteren, afhankelijk van het soort voedingsmiddel. We
kunnen concluderen dat een aantal vluchtige oliën actief is
tegen voedselgerelateerde ziekteverwekkende bacteriën
maar dat een hogere concentratie nodig is in voedingsmid-
delen om hetzelfde effect te bereiken in vergelijking met
laboratoriumomstandigheden. De fenolachtige bestandde-
len in vluchtige oliën, zoals carvacrol, thymol en eugenol,
lijken het meest actief tegen bacteriën.

antibacteriële activiteit van enkele

vluchtige oliën tegen e. coli oi57:h7

Besmetting van voedingsmiddelen met E. co//01 57:H7
vormt wereldwijd een toenemend gezondheidsrisico. Deze
E. co//-stam kan worden aangetroffen op vlees en vlees-
producten, melk, yoghurt, water, salades en vruchten-
(sappen) en kan leiden tot (ernstige) diarree, met name bij
jonge kinderen en ouderen, en nierbeschadigingen. Door
voedsel goed te koken of te pasteuriseren, kan
E. coli
oi57:H7 eenvoudig worden gedood. Een verhittingsstap
tijdens de bereiding is echter niet voor alle voedings-
middelen wenselijk en tevens kan kruisbesmetting
optreden bij de voedselbereiding. Daarom blijft het
terugdringen van besmettingen met
E. co//oi57:H7 of het
reduceren van de groei van deze bacterie belangrijk
binnen de voedselverwerkende industrie.

In een eerste serie experimenten zijn de effecten op
E. co//0157:H7 onderzocht van vijf vluchtige oliën waarvan
bekend was dat ze enige antibacteriële werking hebben.
Deze experimenten zijn uitgevoerd bij drie verschillende
temperaturen en ook is gekeken naar de invloed van de

Figuur t. Het effect van oregano-olie op E. colioisTuj. Onbehandelde bac-
teriën vertonen een enigszins langgerekte, cylindervormige celstructuur
(links). Oregano-olie in een dosering van 625 jjl/l veroorzaakt duidelijke
beschadigingen aan de bacteriecelwand (rechts). Foto\'s gemaakt met een
elektronenmicroscoop (i 2.000 maal vergroting).

toevoeging van een verdikkingsmiddel (agar) en een
emulgator (lecithine) op de antibacteriële eigenschappen.

Vluchtige oliën van oregano {Origanum vulgare) en tijm
{Thymus vulgaris-, zowel lichte en rode tijmolie) vertoonden
de sterkste antimicrobiële werking, gevolgd door West-
Indische laurier
{Pimenta racemosa) en kruidnagel {Syzy-
gium aromaticum).
Oregano-olie was in staat E. coliois7-»7
te doden bij een concentratie van 625 [Jl/1 bij 10, 20 en 37
graden Celcius. Reeds na één minuut was deze concentratie
in staat alle aanwezige bacteriën te doden. De toevoeging
van 0,05 procent agar versterkte de antibacteriële eigen-
schappen, vooral bij 10 graden Celcius, terwijl 0,25 procent
lecithine de antibacteriële activiteit juist verzwakte. Foto\'s
gemaakt met behulp van een elektronenmicroscoop lieten
zien dat bacteriën die behandeld waren met oregano-olie,
aanzienlijke beschadigingen vertoonden (figuur i). De
conclusie van dit onderzoek was dat oregano- en tijmoliën
onder laboratoriumomstandigheden goed in staat zijn de
groei en levensvatbaarheid van
E. co//01 57:H7 tegen te
gaan. Deze eigenschappen werden aangetoond bij verschil-
lende temperaturen. Toevoeging van een verdikkingsmid-
del versterkte de antibacteriële activiteit van de vluchtige
oliën. Dit wordt mogelijk veroorzaakt doordat het verdik-
kingsmiddel de stabiliteit van het mengsel van vluchtige
olie in water vergroot. Door de toevoeging van een
emulgator werd de antibacteriële activiteit van de vluch-
tige oliën verzwakt. Dit zou het gevolg kunnen zijn van
een fysieke verhindering van de interactie tussen de
vluchtige olie en de bacteriële celwand (doordat de
emulgator zich in oplossing positioneert op het grensvlak
van de oliemicellen en de waterige fase). Ook is het
mogelijk dat de antibacteriële activiteit van de vluchtige
oliën berust op een interactie met de fosfolipiden in de
bacteriecelwand en dat de emulgator als extra bron van
fosfolipiden deze interactie negatief beïnvloedt.

identificatie van de antibacteriële

inhoudsstoffen in oregano- en tijmolie

Door middel van verschillende chromatografïsche
technieken (high-performance liquid chromatography
met uv detectie en Hquid chromatographic tandem massa
spectrometrie) identificeerden we de belangrijkste
componenten in oregano- en tijmolie. Carvacrol, thymol,
p-cymeen en y-terpineen werden als hoofdbestanddelen

-ocr page 368-

p-Cymeen

Figuur 2. Carvacrol, thymol, p-cymeen en y-terpineen werden geïden-
tificeerd als de hoofdbestanddelen in de vluchtige olie van oregano en
tijm. Van deze verbindingen vertoonden carvacrol en thymol de hoogste
antibacteriële activiteit.

aangetoond (figuur 2). De Mic-waarde en de minimum
biocide (dodelijke) concentratie
(mbc) van de bestandde-
len carvacrol, thymol, ^cymeen en -y-terpineen werden
bepaald voor een
E. co//\'0157:H7-stam die was geïsoleerd uit
rundermest. Voor de meest actieve stoffen -de twee
fenolische componenten carvacrol en thymol- was de
mic
1,2 milliMolair (mM). p-Cymeen en i^terpineen vertoon-
den geen antibacteriële werking tot en met een concen-
tratie van
50 mM. Er werd geen interactie (synergie of
antagonisme) tussen de verschillende stoffen vastgesteld.

Verder onderzochten we het effect van toevoeging van
de verdikkingsmiddelen agar of carrageenan op toxische,
maar niet dodelijke, concentraties van carvacrol. Beide
verdikkingsmiddelen versterkten de werking van carva-
crol, waarschijnlijk ten gevolge van de bovenbeschreven
toegenomen stabiliteit die door de dikkere consistentie de
ontmenging van de apolaire carvacrol-micellen uit de
waterige bouillon vertraagde. Het verdikkingsmiddel
verbeterde de werking van carvacrol niet indien carvacrol
voorafgaand aan het experiment in alcohol werd opgelost.

Van een aantal bacteriesoorten is bekend dat zij met
functionele flagella makkelijker de darm kunnen koloni-
seren en ziekteverschijnselen kunnen veroorzaken.
Wanneer een praktische manier kan worden gevonden om
carvacrol zodanig in voedingsmiddelen toe te passen dat
ziekteverwekkende bacteriën geen flagella kunnen
ontwikkelen, zou de kans op infecties kunnen worden
verkleind. Dit zou zowel bij de mens als bij landbouw-
huisdieren van toepassing kunnen zijn. De niet anti-
microbiële stof p-cymeen had geen significant effect op de
aanmaak van stresseiwitten of flagellin, wat lijkt te
suggereren dat deze effecten gerelateerd zijn aan de
antibacteriële werking van carvacrol. Deze resultaten
geven aan dat bacteriën die zijn behandeld met carvacrol,
in een stresstoestand verkeren (verhoging van de
hsp6o-
synthese), waarbij de aanmaak van flagelhn en daardoor
de ontwikkeling van flagella worden verhinderd.

carvacroldamp als decontaminatiemiddel

Een mogelijke toepassing van carvacrol kan zijn het
oppervlak van vers vlees te ontdoen van bacteriën. Omdat
carvacrol heel makkelijk verdampt, zou het mogelijk zijn
deze stof in dampvorm toe te passen in plaats van in
vloeibare vorm. Wellicht kan op deze wijze ook de geur-
en smaakoverdracht van carvacrol op het vlees worden
verminderd. In een laatste serie experimenten is de

a,b

b*

. . . I

a,b

Hsp 60

effect van carvacrol op de bacteriêle
eiwit-synthese

In een volgende serie experimenten onderzochten we de
invloed van carvacrol op de eiwitproductie van de
bacterie. Na incubatie gedurende zestien uur met een
toxische maar niet dodelijke concentratie carvacrol,
werden bacteriën van een referentiestam van
E. coli
oi57:h7 (atcc 43895) geoogst en onderzocht op de
eiwitsamenstelling. Dit gebeurde door middel van
Polyacrylamide gelelectroforese en Western blotting. De
aanwezigheid van carvacrol bleek bacteriën aan te sporen
tot het maken van significante hoeveelheden van een
bepaald stresseiwit (heat shock protein)
hsp6o (figuur 3).
Het was al bekend dat dit eiwit door de bacterie wordt
aangemaakt bij blootstelling aan ongunstige omstandig-
heden, zoals onder meer hoge temperatuur. Dat carvacrol
dit effect ook bewerkstelligt, was nog niet eerder bekend.
Een andere opmerkelijke bevinding in dit onderzoek was
dat door de aanwezigheid van carvacrol de aanmaak van
het eiwit flagellin werd stopgezet (figuur
3 en 4). Dit had
als resultaat dat de bacteriën geen flagella (zweephaartjes)
ontwikkelden en dus niet langer beweeglijk waren.
Bacteriën gebruiken flagella om zich voort te bewegen.

■C 4-
x;

^ 3 ■

Hsp 70

Flagellin

Iii

„CA

Figuur 3. Het effect van carvacrol en p-cymeen op de eiwitsynthese van
E. coliOIS7.H7 (referentie-stam atcc 43895). De balkjes geven de relatieve
dichtheid weer van de betreffende eiwitbandjes uil de Western blot-analy-
se (gemiddelde ffl standaarddeviatie, drie onafhankelijke experimenten).
Significante verschillen tussen de groepen worden weergegeven met
verschillende letters (* p < 0,05; *** p < 0,001).

-ocr page 369-

effectiviteit van carvacroldamp op bacteriën groeiend op
petrischalen en op bacteriën die waren aangebracht op
stukjes rauwe kipfilet getest. Hiervoor gebruikten we de
bacterie
Salmonella enterica serotype Enteritidis, omdat
deze bacteriestam (vaker dan
E. coUoi^j-.hj) is geassoci-
eerd met voedselinfecties na het eten van kipgerechten.

In het experiment met bacteriën op petrischalen, nam
de grootte van de remmingzone toe naarmate de bloot-
stellingperiode, de temperatuur of de hoeveelheid carva-
croldamp toenam. De aan- of afwezigheid van zuurstof had
geen invloed op de remming. Carvacroldamp was ook op
kipfilet effectief in het remmen van de uitgroei van
Salmonellabacteriën bij 4 graden Celcius, wat aangeeft dat
de techniek mogelijkheden biedt voor toepassing in de
praktijk. Vlees wordt immers opgeslagen, vervoerd en
verkocht bij lage temperaturen. Het was mogelijk om de
behandeling zo uit te voeren dat op de kip geen levende
bacteriën werden teruggevonden. Hiervoor was wel een
dampbehandelingbij hogere temperaturen nodig, name-
lijk gedurende minimaal drie uur bij 37 graden Celcius. Op
basis van deze resultaten kan worden geconcludeerd dat
het afhankelijk van de geselecteerde temperatuur- en
tijdcombinatie met behulp van carvacroldamp mogelijk is
Salmonella enterica serotype Enteritidis op stukjes rauwe
kip in de groei te remmen of volledig uit te schakelen.

concluderend

Van de voor dit onderzoek geselecteerde vluchtige oliën
bleek oregano-olie de meest effectieve antibacteriële olie
en bleek carvacrol een van de belangrijkste antibacteriële
componenten van deze olie. Momenteel worden vervolg-
studies uitgevoerd om meer te weten te komen over het
precieze werkingsmechanisme waardoor carvacrol de
groei van bacteriën verhindert. De manier waarop het
molecuul de ontwikkeling van bacteriële flagella beïn-
vloedt, is eveneens onderwerp van verdere studie. Verder
is het van belang na te gaan welke specifieke componen-
ten binnen de bacterie door carvacrol worden beschadigd.
Bovendien is het interessant te onderzoeken of carvacrol
onder praktijkomstandigheden (bijvoorbeeld toegevoegd
aan veevoeder) de vorming van flagella bij ziekteverwek-
kende bacteriën kan voorkomen. Wellicht leidt dit tot het
ontwikkelen van middelen die de kolonisatie van
E. coli
0157:H7, Salmonella en Campylobacter in de darm kunnen
verminderen, zodat ontstekingreacties in de darm en de
kans op infecties met deze bacteriën bij landbouwhuisdie-
ren en mensen kunnen worden verkleind.

Dl Sara Burt (corresponderende auteur), Institute for Risk
Assessment Sciences
(iras), divisie Veterinaire Volksge-
zondheid, faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
(s.a.burt(|)uu.nl).
Dl Bart Halkes, PhytoGeniX b.v., departe-
ment Farmaceutische Wetenschappen, faculteit Bètaweten-
schappen, Universiteit Utrecht. Prof. dr Frans van Knapen,
Institute for Risk Assessment Sciences
(iras). Dit artikel is
een samenvatting van het proefschrift Antibacterial activity
of essential oils\', waarop Sara Burt op 29 november 2007 is
gepromoveerd.

-ocr page 370-

Telizen

TM

is niet altijd makkelijk

TELIZEN, EERSTE AANPAK BIJ HONDEN EN KATTEN MET

ANIMAL HEALTH

-ocr page 371-

De kater
komt later

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het is een kwestie van wiskundige
logica: als het regent, worden de
stenen nat. In die logica mag je
echter niet redeneren dat als het niet
regent, de stenen ook niet nat
worden. Waarom is het handig om
iets van logica te weten? Als een dier
testikels heeft, is het van het
mannelijk geslacht. Maar als het
dier geen testikels heeft, dan wil dat
dus nog niet zeggen dat... juist.

m/v

Vier maanden oud is dit kattenbeest
als het bij de nieuwe eigenaar komt
wonen. Die nieuwe eigenaar gedraagt
zich zoals het een goed katteneigenaar
betaamt en meldt zich direct bij de
dierenarts voor onderzoek, enting en
een paspoort. De assistente maakt het
paspoort alvast in orde en noteert de
gegevens die door de eigenaar worden
opgegeven. Of de eigenaar ervan
overtuigd was dat deze kat vrouwelijk
was, of dat hij de assistente meende
duidelijk te moeten maken dat het
dier miauwde en dus een \'poes\' was
(en niet een hond), is niet bekend,
maar in ieder geval noteert de assi-
stente dat het een
Felis domesticus/catus
van het vrouwelijk geslacht betreft.
Daarna verdwijnt de \'poes\' naar de
spreekkamer, waar de dierenarts het
gebruikelijke lichamelijk onderzoek
uitvoert voordat ze het dier inent. Een
maand later verschijnt de eigenaar
voor de volgende enting en weer blijft
de poes als poes overeind, aangezien er
voor de dierenarts nog steeds geen
mannelijkheid voelbaar is. Er wordt
meteen een afspraak gemaakt voor
een sterilisatie over twee maanden.

drie maal is scheepsrecht

Als de kat zeven maanden is, is het tijd
voor de afgesproken ingreep. Het beest
wordt klaargemaakt voor de operatie,
maar als de dierenarts op zoek gaat
naar de te verwijderen onderdelen,
treft ze een iets ander strijdtoneel aan
dan ze had verwacht. De vrouwen-
beweging zou er geen brood van
lusten, maar deze poes blijkt ballen te
hebben. Voor de dierenarts is dat geen
probleem. Het was tenslotte de
bedoeling dat het dier onvruchtbaar
zou worden en dat kan nog steeds.
Poes wordt op eigen gelegenheid kater
en kater wordt met hulp van de
dierenarts \'je-weet-wel-kater\'. Als
\'je-weet-wel\' is bijgekomen uit de
narcose komt de eigenaar langs om
haar op te halen, maar hij krijgt een
kleine verrassing. Niet zijn poes is
gesteriliseerd, maar zijn kater is
gecastreerd.

Je zou zeggen dat het voor het netto
resultaat niet veel verschil hoeft te
maken, maar voor de eigenaar is het
blijkbaar toch reden voor een klacht.
Ten eerste vindt hij dat de dierenarts
heeft gefaald door bij twee onder-
zoeken niet in de gaten te hebben dat
het om een kater ging. Ten tweede is
hij boos over het feit dat de dierenarts
de kater zonder overleg heeft gecas-
treerd. Niet dat de eigenaar nu met
klem aangeeft dat hij dan van castratie
had afgezien, het gaat blijkbaar om het
principe.

stiekemerd

De dierenarts vindt dat een dergelijke
fout iedereen kan overkomen
{quod
erat demonstrandum,
want bij de
tuchtzaken komen dergelijke klach-
ten meer dan eens voor,
ib). Als de
testikels tot twee maal toe niet
voelbaar zijn, hoe kun je dan weten
dat het stiekem toch een mannetje
betreft? Je kunt toch niet iedere jonge
kat binnenstebuiten gaan keren? Het
Tuchtcollege kan daar wel in mee-
gaan. Tot tweemaal toe het juiste
geslacht missen is veterinair mis-
schien niet geheel juist, maar nog niet
echt reden voor een tuchtrechtelijk
verwijt. Wat men minder netjes vindt,
is dat de dierenarts niet even de
telefoon heeft gepakt om met de
eigenaar te overleggen over de nieuwe
situatie en de menselijke wensen.
Zonder enig overleg met de eigenaar
een kater castreren, is strikt juridisch
misschien een civielrechtelijke
kwestie, maar is voor het Tuchtcollege
toch een vorm van veterinaire
onzorgvuldigheid. De dierenarts is dat
diep in haar hart wel met hen eens. Ze
had eerst de eigenaar moeten bellen
en vertelt dat ze haar werkwijze
inmiddels heeft aangepast. Of dat het
onderzoek of de telefoon betreft,
vermeldt het verhaal niet, maar
ondanks deze goede voornemens
krijgt de dierenarts een waarschu-
wing. Ach, ze kan altijd nog scoren bij
de feministische meetlat van
Opzij.

-ocr page 372-

Teus Kreuger

Dierenwelzijn speelt een steeds
grotere rol in onze maatschappij.
De veterinaire beroepsgroep kan en
hoort een rol te spelen in het
bevorderen van dierenwelzijn. Om
dierenwelzijn meetbaar te maken,
wordt momenteel een welzijnsmo-
nitor ontwikkeld voor de vleeskal-
verhouderij.

Sinds enkele jaren werken onder-
zoekers van de Animal Sciences Group
(asg) van Wageningen ur aan het
ontwikkelen van een welzijnsmonitor
voor vleeskalveren. Bij dit project zijn
dierenartsen betrokken die zich
hebben toegelegd op het begeleiden
van vleeskalverbedrijven.

Het omvangrijke project wordt
gefinancierd door het Productschap
Diervoeder
(pdv), de Productschappen
Vee, Vlees en Eieren
(fve) en het
ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit. Daarnaast ontvangt
het project een kleine bijdrage vanuit
het zevende kaderprogramma van
de
eu. Bij de aansturing is naast
genoemde financiers ondermeer de
Dierenbescherming betrokken. Het is
de bedoeling dat het project in 2010
wordt afgerond.

wat is de welzijnsmonitor?

De welzijnsmonitor is een instrument
waarmee op een objectieve manier
een inschatting kan worden gemaakt
van het niveau van welzijn van
vleeskalveren op individuele bedrij-
ven, gemeten aan de kalveren zelf.
Informatie die met behulp van een
dergelijke monitor wordt verkregen,
kan worden gebruikt door de eigenaar
en de verzorger van de kalveren.
Bovendien kan het een rol spelen in
kwaliteitsborgingsystemen en in de
communicatie naar andere partijen in
de keten zoals \'retail\' en consument.

De welzijnsmonitor bestaat uit
twee componenten: i) een protocol
waarin nauwkeurig staat beschreven
welke welzijnsparameters op welk
moment en volgens welke methodiek
worden waargenomen en geregi-
streerd, en 2) een systeem om de
verzamelde gegevens te bewerken en
samen te vatten tot voor de gebruikers
handzame scores en kengetallen.

In de welzijnsmonitor die nu wordt
ontwikkeld, richten we ons op drie
soorten welzijnsparameters: a) de
klinische gezondheid van de kalveren,
b) het gedrag van de kalveren, en c) de
pathologie van bepaalde organen na
het slachten.

Voor alle beoordelingen en
onderzoeken zijn protocollen ontwik-
keld om de objectiviteit te waarbor-
gen. De beoordelingen worden in alle
gevallen uitgevoerd door specifiek
getrainde dierenartsen en onderzoe-
kers. De te ontwikkelen monitor moet
bruikbaar zijn bij alle houderijsyste-
men van zowel blankvlees- als rosé
kalverbedrijven.

project met internationale

uitstraling

In breder verband maakt het project
deel uit van het Europese Welfare
Quality project, dat zich uitstrekt over
alle belangrijke soorten landbouw-
huisdieren (runderen, varkens,
pluimvee). In dat kader wordt een deel
van dit project uitgevoerd door
collega-onderzoekers in Frankrijk en
Italië. Draagvlak buiten Nederland is
erg belangrijk om uiteindelijk een
Europees stempel op de te ontwikke-
len welzijnsmonitor te kunnen
plakken. Behalve Nederlandse
vleeskalverbedrijven worden in het
onderzoek ook bedrijven in Frankrijk
en Italië meegenomen.

Dierenwelzijn is niet
meetbaar. Of toch wel?

nauwe samenwerking

met de praktijk

De welzijnsmonitor wordt ontwikkeld
samen met de vleeskalversector. De
projectgroep bevat naast de onderzoe-
kers van
asg vertegenwoordigers van
de Vakgroep
lto Vleeskalverhouderij,
het Productschap Diervoeder (met de
integraties Denkavit, VanDrie Group
en Alpuro) en de Vakgroep Gezond-
heidszorg Vleeskalf van de Groep
Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren
(knmvd). In 2006 zijn het
klinisch protocol, het protocol voor
het gedragsonderzoek en het patho-
logieprotocol ontwikkeld. Vanaf het
begin is het ontwikkelen en toetsen
van de protocollen uitgevoerd op
bedrijven in de praktijk. In de volgen-
de stap van het project (vanaf septem-
ber 2007 tot en met begin 2009)
worden de ontwikkelde protocollen in
de meest uitgebreide versie toegepast
op een grote steekproef van bedrijven

-ocr page 373-

in de praktijk. Dit vindt plaats op
150 Nederlandse, 60 Franse en
30 Italiaanse vleeskalverbedrijven.
Op basis van de resultaten van de
analyse van de aldus verzamelde
gegevens wordt beslist welke para-
meters zullen worden gebruikt in de
uiteindelijke monitor

uitvoering in de praktijk

Bedrijfsgegevens

Voor de testfase zijn in Nederland
honderd blankvlees- en vijftig rosé
kalverbedrijven bezocht. Deze
bedrijven hebben zich voor een deel
zelf aangemeld en zijn voor een ander
deel aangeleverd via de
skv (met
name rosé kalverbedrijven), vanuit
dierenartsenpraktijken en via eige-
naren (kalverintegraties).

De deelnemers voeren eerst een
intakegesprek met onderzoekers van
asg. In dit gesprek wordt de te volgen
procedure uitgelegd. Om de gegevens
van de klinische gezondheid, het
gedrag en de pathologie beter te
kunnen analyseren, worden dan
tevens een aantal bedrijfskenmerken
in kaart gebracht.

In de vragenlijst wordt onder meer
ingegaan op het soort ruwvoer dat
wordt gevoerd, het sorteerbeleid dat
wordt gehanteerd, en de soort klimaat-
beheersing in de afdeling(en). Daar-
naast wordt vastgelegd wie de
eigenaar is, wie de begeleidende
dierenartsenpraktijk is, en het aantal
kalverplaatsen, de groepsgroottes en
de voertijden. Er wordt bovendien een
plattegrond gemaakt van het bedrijf
Aan de hand van de plattegrond wordt
door de onderzoeksinstelling op basis
van toeval een selectie van de te testen
hokken gemaakt voor de beoordeling
van zowel de klinische gezondheid als
het gedrag van de kalveren in het
koppel. Tot slot krijgt de kalverhouder
enkele sensoren ter beschikking,
waarmee tijdens de mestperiode de
minimum- en maximumtemperatuur
en relatieve luchtvochtigheid, zowel
binnen als buiten de stal worden
bijgehouden.

Klinische gezondheid

Het klinische gezondheidsonderzoek
wordt uitgevoerd door vleeskalver-
dierenartsen van de Vakgroep Gezond-
heidszorg Vleeskalf (Groep Gezond-
heidszorg Landbouwhuisdieren),
afkomstig van vijf dierenartsen-
praktijken verspreid over Nederland.

Het klinisch onderzoek wordt drie
keer per ronde uitgevoerd en wel op
ongeveer drie en dertien weken na het
opzetten van een koppel, en de laatste
keer ongeveer twee weken voor het
slachten. In het onderzoek worden
ongeveer twintig parameters beoor-
deeld bij maximaal driehonderd
kalveren per koppel. De parameters
zijn gerelateerd aan de luchtwegen,
het beenwerk, maagdarmkanaal,
baarkleed, staart- en navelzuigen, de
conditie en de algemene indruk. Voor
het eerste bezoek neemt de dierenarts
een specifieke anamnese af over de
startfase van de koppel. Na afloop van
alle drie de bezoeken wordt nog een
vragenlijst doorgenomen met de
kalverhouder Met deze beoordelingen
wordt de gezondheid van de kalveren
op het bedrijf en het verloop ervan
tijdens het afmesten in beeld gebracht.

Gedrag

Het gedragsonderzoek wordt éénmalig
uitgevoerd bij een deel van de kalve-
ren op ongeveer zestien weken na
opzetten. Tijdens dit onderzoek wordt
onder andere gekeken hoe de kalveren
reageren op de binnenkomst van een
voor de kalveren onbekend persoon in
de afdeling, naar de reactie op een
voor hun onbekend voorwerp, naar de
reactie op een persoon die voor het
hok staat, en naar de reactie op een
persoon wanneer deze probeert het
kalf te benaderen en aan te raken. Bij
deze tests wordt een indruk verkregen
van de mate van angst en nieuws-
gierigheid bij de kalveren. Daarnaast
wordt op drie tijdstippen verspreid
over de dag gekeken naar het voor-
komen van normaal gedrag, bijvoor-
beeld herkauwen, maar ook van
afwijkend gedrag zoals tongspelen en
urinedrinken.

Pathologie

Naast de waarnemingen aan het
levende dier wordt er ook patholo-
gisch onderzoek uitgevoerd bij (een
deel van) de kalveren in het slacht-
huis. Ter plekke worden longen, pens
en lebmaag beoordeeld op afwij-
kingen en aandoeningen. Bij de pens
wordt onder andere gekeken naar de
mate van pensontwikkeling, de
aanwezigheid van pensvlokken en het
gewicht, en er wordt gekeken naar de
aanwezigheid van eventuele beschadi-
gingen (lesies) en littekens in de
lebmaag.

Hb-gehalte

Als laatste worden Hb-waarden die
van de koppels bekend zijn, koppel-
behandelingen met ijzerhoudende
preparaten, de slachtkwaliteit en de
vleeskleur meegenomen in het
onderzoek.

vervolg

Nadat alle onderzoeken van alle
bedrijven zijn afgerond, worden de
resultaten grondig geanalyseerd. Op
basis van deze analyse, die in 2009 zal
plaatsvinden, wordt uiteindelijk
bepaald of er nog delen van de
monitor worden gewijzigd of moeten
vervallen. Vanaf 2010 kan dan een
praktijkrijpe monitor ontwikkeld zijn.

Teus Kreuger is bestuurslid van de ggl
en lid van de Vakgroep Gezondheids-
zorg Vleeskalveren van de
knmvd.

-ocr page 374-

Eenvoudig en effectief gewichtsverlies

in slechts 8 weken.

22% minder lichaamsvet in slechts 8 weken doör:

• Een nieuwe revolutionaire vezeltechnologie om de verteerbaarheid te
verhogen, het verzadigingsgevoel te stimuleren en de energieopname
te verkleinen;

• Een geoptimaliseerd gehalte aan eiwitten om het verzadigingsgevoel
te stimuleren door secretie van cholecystokinine;

• Een unieke combinatie van hoge gehalten aan lysine en L-carnitine.

Neem voor meer informatie contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er
of bel de Hill\'s Veterinary Helpline op 0800-0222466.

www.HilisPet.com

ic

vets\' no.1 choice"

-ocr page 375-

Hondsdolheid
treft ook
katten

Karin de Lange

Ter gelegenheid van Wereldrabiës-
dag, gehouden op 28 september
2008, publiceerde de Europese
adviesraad voor kattenziekten
(abcd) de eerste Europese richt-
lijnen voor hondsdolheid bij de kat.

Hondsdolheid of rabiës is een dode-
lijke virusziekte van het zenuwstelsel.
Het virus wordt uitgescheiden in
speeksel en wordt gewoonlijk overge-
dragen op mensen en dieren door de
beet van een geïnfecteerd dier. Voor
zowel mens als dier geldt dat de ziekte
vrijwel altijd fataal is zodra de
ziekteverschijnselen optreden.
Hondsdolheid is een van de oudste en
meest gevreesde ziektes en komt over
de hele wereld voor. In de afgelopen
jaren zijn echter grote delen van
Europa vrij verklaard van hondsdol-
heid onder op land levende zoog-
dieren, dankzij vaccinatiecampagnes
bij vossen. Hondsdolle dieren zijn de
enige bron van het virus.

verdenk elke plotse

gedragsverandering

De meeste ziekteverschijnselen van
hondsdolheid houden verband met
een disfunctioneel centraal en perifeer
zenuwstelsel, veroorzaakt door het
virus, wat kan leiden tot dramatische
veranderingen van het gedrag en
zenuwstoornissen, zoals agressie,
rusteloosheid en ataxie. "Elk plots
optreden van agressief gedrag zonder
aanleiding bij de kat moet als hoogst
verdacht worden gezien," bevestigde
professor Tadeusz Frymus, lid van de
ABCD en hoofd van de afdeling
infectieuze ziekten en epidemiologie
aan de diergeneeskundige faculteit
van Warschau. "Agressief gedrag tegen
mensen is ongewoon in normale,
gezonde katten."

Er moet niet alleen rekening worden
gehouden met de mogelijkheid van
hondsdolheid in het geval van een
bijtongeval, maar ook als een ongevac-
cineerde kat contact kan hebben
gehad met mogelijk geïnfecteerde
wilde dieren, waaronder vleermuizen.

vaccinatie kan levens redden

Het goede nieuws is dat hondsdolheid
kan worden voorkómen. Vaccinatie
tegen hondsdolheid geeft na één
enkele vaccinatie een aantoonbare
beschermende immuunrespons. "De
tegenwoordig beschikbare geïnacti-
veerde vaccins zijn veilig en hoogst
doeltreffend en bieden een immuniteit
die vaak veel langer dan een jaar
aanhoudt", aldus professor Frymus. Hij
voegt toe dat "in landen of gebieden
waar hondsdolheid endemisch is,
iedere kat met uitloop gevaccineerd
moet zijn tegen hondsdolheid."

"Hoewel de huidige vaccins uiterst
werkzaam zijn, worden op dit mo-
ment in Europa nieuwe vaccinsoorten
tegen hondsdolheid overwogen zoals
levende recombinantvaccins",
verklaart Jean-Christophe Thibault,
wetenschappelijk en technisch
directeur \'Biologicals\' voor Europa,
Afrika en Azië bij Merial. "Ze hebben
veelbelovende voordelen ten opzichte
van de klassieke vaccins. Ze zijn veilig
en werkzaam, vermijden bovendien
de manipulatie van het virus en
induceren door de afwezigheid van
adjuvans minder ontsteking op de
plaats van injectie."

importeer de dood niet

Ongevaccineerde katten en honden
kunnen geïnfecteerd raken met
hondsdolheid na contact met honds-
dolle wilde dieren. Zulke gevallen zijn
echter zeldzaam geworden in West-
Europa, waar de meest recente
gevallen van landgebonden hondsdol-
heid konden worden teruggevoerd
naar illegaal ingevoerde geïnfecteerde
huisdieren uit gebieden in Afrika waar
hondsdolheid endemisch is. De
abcd
adviseert daarom dierenartsen alert te
blijven op ziekteverschijnselen van
hondsdolheid in katten en honden,
zelfs in rabiës-vrije gebieden. Voor
verdere informatie en de volledige
abcd-richtlijnen voor hondsdolheid
bij katten, ga naar www.abcd-vets.org.
De op die website beschikbare
richtlijnen bevatten ook aanbeve-
lingen voor bijzondere situaties, zoals
bij immunodefïciënte katten, op
kattenfokkerijen en bij katten onder
behandeling met corticosteroïden.

De richtlijnen voor rabiës bij de kat
werden officieel aangenomen op de
negende vergadering van de
abcd, die
van 18 tot 20 juni 2008 werd gehouden
in Uppsala (Zweden). Tijdens de bijeen-
komst werd ook feliene peritonitis
(fip)
besproken, waarvoor op dit moment
richtlijnen in voorbereiding zijn.

Karin de Lange is verbonden aan de
Europese adviesraad van
kattenziekten
(abcd).

-ocr page 376-

FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid

Eind december 2007 presenteerde
minister Verburg haar plan van
aanpak om te komen tot een
daadwerkelijke vermindering van
antibioticagebruik en antibiotica-
resistentie in de dierhouderij
(tk
29683, nummer 16 van 17 december
2007). In het plan van aanpak wordt
aangegeven dat het antibioticage-
bruik bij dieren in de afgelopen tien
jaar met 55 procent is toegenomen,
terwijl dit niet is te verklaren door
een overeenkomende toename van
de veestapel in deze periode. Ook
wordt aangegeven dat het resisten-
tieniveau van diverse onderzochte
bacteriën bij landbouwhuisdieren
de laatste jaren in alle sectoren een
toenemende trend vertoont.

In het plan van aanpak geeft de
minister de sector de kans om uit
zichzelf het gebruik van antibiotica
aanzienlijk te verminderen. Veehou-
ders moeten alles in het werk stellen
om dieren groot te brengen zonder
gebruik te maken van antibiotica.
Alleen in het geval van ziekte moeten
antibiotica worden gebruikt, maar dit
mag geen standaardbehandeling zijn.
Daarbij dienen de veehouders zich te
laten leiden door diergeneeskundig
advies van de dierenarts. De dierenarts
is de poortwachter van een verant-
woord antibioticagebruik.

voorlichting

De minister ziet ook een rol voor de
producenten van en handelaren in
antibiotica. Zij dienen een verantwoord
restrictief antibioticagebruik als
principe te ondersteunen en daar in de
voorlichting naar afnemers en voor-
schrijvers voldoende aandacht aan te
geven. De minister ziet voor de
overheid de taak onderzoek te initiëren
om meer inzicht te krijgen in resisten-
tieontwikkeling en antibioticagebruik
en de relatie daartussen. Tevens ziet zij
als taken van de overheid het bevor-
deren van bewustwording door
voorlichting en de \'monitoring\' van het
gebruik van antibiotica en de prevalen-
tie van resistentie.

De fidin ondersteunt het beleid
om tot een verantwoord antibioticage-
bruik te komen en spant zich daar ook
voorin.

In de eerste plaats wil de fidin
graag bijdragen aan een verbetering
van de \'monitoring\' van het dier-
geneesmiddelengebruik. Naast de
publicatie van haar jaarlijkse antibio-
ticarapportage werkt de
fidin in
Stichting
VETbase samen met de
knmvd en auv aan de totstandko-
ming van een centrale infrastructuur
voor de veterinaire branche. De
centrale infrastructuur zal dierenart-
sen de mogelijkheid geven het eigen
voorschrijfbeleid van diergeneesmid-
delen te \'benchmarken\' met het
voorschrijfbeleid van andere dieren-
artsen. Op die wijze kan Stichting
VETbase bijdragen aan de totstandko-
ming van \'best practices\'.

In de tweede plaats heeft de fidin
het initiatief genomen de Code voor
de aanprijzing van veterinaire
producten
(cavp) aan te scherpen.
Informatie bedoeld voor professionele
veehouders mag geen puur promotio-
neel karakter hebben dat mogelijk
aanzet tot overmatig gebruik.
Verder werkt de
fidin samen met de
KNMVD en boerenorganisaties aan het
ontwikkelen van voorlichtingsposters
over verantwoord diergeneesmidde-
lengebruik, gericht op de veehouder

FIDIN antibioticarapportage 2007

Ten slotte heeft de fidin een
symposium georganiseerd waar
deskundigen spreken over mogelijke
oorzaken waardoor dieren ziek
worden in de veehouderij. Het gaat
daarbij om de invloed van onder
andere huisvesting, diervoeding en
genetische selectie op de gezondheid
van het dier. Beter inzicht in deze
oorzaken kan leiden tot gerichte
maatregelen die bijdragen aan de
gezondheid en het welzijn van het
dier.

resultaten

In lijn met de vorige jaren zijn de
verschillende antibiotica ingedeeld in
zes hoofdgroepen. In 2007 is de afzet
van deze verschillende groepen
antibiotica gemeten (tabel i).

In vergelijking met 2006 is het
totale door de
eioin-leden gerappor-
teerde diergeneeskundige gebruik van
antibiotica in kilogrammen actieve
stof met 9 procent toegenomen (met
47 ton). De categorie tetracyclinen
vertegenwoordigt bijna 60 procent
van het totale diergeneeskundige
gebruik. Circa 90 procent van het
volume betreft orale middelen voor
koppelmedicatie (zoals \'premixen\',
\'topdressings\' en drinkwatermedica-
tie). Het gebruik van de nieuwere
fluoroquinolonen (danofloxacin,
difloxacin, enrofloxacin en marbof-
loxacin) is in 2007 ten opzichte van
2006 met 24 procent toegenomen.

kg actieve stof(x 1000) in 2007 verschil kg t.o.v. 2006 verschil°/o t.o.v. 2006 % van het totale gebruik

64

4

7%

11%

338

20

6%

57%

58

14

31 %

10%

12

I

12%

2%

9

2

27%

2%

lOI

6

6%

17%

8

5%

I %

590

47

9%

100%

Groepen antibiotica

Penicillinen/cefalosporinen

Tetracyclinen

Macroliden

Aminoglycosiden

Fluoroquinolonen

Trimethoprim/sulfa\'s

Andere

Totaal diergeneesmiddelen

Tabel i. Afzet van groepen antibiotica.

-ocr page 377-

mogelijke verklaringen

De veestapel is in 2007 ten opzichte
van 2006 nauwelijks gewijzigd. Het
aantal runderen is min of meer gelijk
gebleven op 3,7 miljoen. Het aantal
varkens is iets toegenomen tot 11,7
miljoen dieren. Wat pluimvee betreft
waren er in 2007 circa 93 miljoen
kippen
(cBS Landbouwtelling 2007).

Zeker de helft van de stijging van
de afzet van antibiotica kan worden
verklaard door voorraadvorming door
de dierenarts vóór de jaarwisseling,
veroorzaakt door verwachte prijsstij-
gingen. Het volume in het vierde
kwartaal van 2007 was namelijk
aanzienlijk hoger dan voorgaande
jaren, terwijl het gemeten volume in
het eerste kwartaal van 2008 aanzien-
lijk lager blijkt te zijn. Een andere
oorzaak kan worden gezocht in een
toename van de infectiedruk door de
verdere schaalvergroting van de
bedrijven, het verbod op de antimicro-
biële groeibevorderaars en de verande-
ring van de kwaliteit van het diervoer
De infecties betreffen geen nieuwe
ziekten, maar de bekende (luchtweg-
en darm)aandoeningen.

De toename van het gebruik betreft
met name de orale toepassing van
macroliden, zoals tylosine, alsmede
doxycycline en sulfadiazine (samen
goed voor 90 procent van de stijging).
Deze middelen worden met name
ingezet bij de bestrijding van
fia bij
varkens, en clostridium en darmziek-
ten bij kalveren.

conclusies

- De FIDIN blijft bijdragen aan een
verantwoord antibioticabeleid door de
verbetering van de \'monitoring\' van
diergeneesmiddelengebruik, de
aanscherping van de Code voor de
aanprijzing van veterinaire producten,
de ontwikkeling van voorlichtings-
posters over verantwoord diergenees-
middelengebruik, gericht op veehou-
ders en de organisatie van een
symposium waarin oorzaken die
dieren in de veehouderij ziek maken,
worden belicht.

- Circa 60 procent van het totale
diergeneeskundig gebruik van
antibiotica bestaat uit tetracyclinen,
relatief\'oude\' middelen.

- Minder dan 0,2 procent van het
gebruik van antibiotica bestaat uit
\'nieuwe\' fluoroquinolonen.

- Ruim 90 procent van het gebruik
van antimicrobiële diergeneesmidde-
len betreft orale middelen.

- De toename met 47 ton in 2007 ten
opzichte van 2006 kan voor minstens
de helft worden verklaard door
voorraadvorming door dierenartsen in
het vierde kwartaal van 2007, antici-
perend op een prijsstijging in 2008.

Voor vragen kunt u contact opnemen
met het
FiDiN-secretariaat: mr. drs. J.R
Schutte, telefoonnummer; (070) 75 03
IOC, e-mail: fidin@fidin.nl.

Advies van dierenarts iets lager
gewaardeerd dan advies van voeradviseur

Els van Wylick, Thieu Hendriks en
Geesje Rotgers.

Dierenartsen krijgen voor hun
advisering hele hoge waarderingen
van veehouders. De adviezen van de
veevoervoorlichter worden echter
nog net iets beter gewaardeerd. Dat
blijkt uit een grootschalig onder-
zoek van markonderzoeksbureau
AgriDirect en
V-focus, vakblad voor
adviseurs in de veehouderij. In het
onderzoek gaven tweeduizend
veehouders (rundvee-, varkens-, en
pluimveehouders met een be-
drijfsomvang vanaf veertig Neder-
landse grootte-eenheden) rapport-
cijfers aan hun adviesbedrijven.

In tabel i staan de gemiddelde
rapportcijfers die de veehouders
hebben gegeven aan hun advies-
bedrijven, uitgesplitst naar branche.

Dierenartsen scoren het hoogste op
service, maar moeten op alle andere
onderdelen de voeradviseurs nipt
laten voorgaan. De rapportcijfers
liggen in lijn met het percentage niet
(helemaal) tevreden klanten. Bij
dierenartsen ligt dit namelijk op 9,3
procent en bij de voerbedrijven op 5,5
procent (tabel 2). Uit tabel 3 blijkt dat
de meerderheid van de veehouders
(56,7 procent) zaken doet met zijn
dierenarts omdat deze in de regio is
gevestigd, of omdat de dierenarts \'al zo
lang op het bedrijf komt\'. De prijs is
geen reden om voor een bepaalde
dierenarts te kiezen.

Slechts 3,2 procent van de vee-
houders noemt de dierenarts zijn
belangrijkste adviseur 22,2 procent
noemt de voervoorlichter, 22,0
procent de partner/familie en 19,6
procent de accountant. De dierenarts
komt met gemiddeld 9,8 keer per jaar
het vaakst op het veebedrijf, de
voervoorlichter komt 9,4 keer per jaar
en de accountant 3,8 keer

kennis, service en emotie

Kennis is niet iets waarmee adviseurs
zich bij veehouders positief kunnen
onderscheiden van de concurrentie, zo
blijkt uit analyse van de gegevens. De
kennis moet gewoon goed zijn. Als de
adviseur te weinig kennis heeft,
resulteert dit in een slechtere waarde-
ring. Als de kennis daarentegen extra
hoog is, weet de veehouder dat
nagenoeg niet extra te waarderen. Dat
is anders bij service. Een betere service
vertaalt zich meteen in een hogere
waardering. Hetzelfde geldt voor de
prijs en facturering.

Volgens het marktonderzoek speelt
ook emotie een grote rol in de waarde-
ring. De veehouder wil vooral een
goed gevoel hebben bij het bedrijf
waarmee hij zaken doet. Advies-
bedrijven die de onderstaande vijf

-ocr page 378-

Bedrijfssector

Mengvoerleverancier 94,5

Dierenarts 90,7

Algemene adviesorganisatie 83,1

Accountant 81,7

Bank 81,4

Verzekeringsmaatschappij 77,7

Bedrijfssector

Keuze op basis van kwaliteit
(goede reputatie, referentie)

Keuze op basis van gewoonte
(jarenlang klant, gevestigd in regio)

Mengvoerleverancier

67.5

29,8

2.7

Dierenarts

41.7

57.6

0,7

Algemene adviesorganisatie

80,7

i8,r

1,2

Accountant

41,8

57.3

0.9

Bank

42,7

53.4

3.9

Verzekeringsmaatschappij

44,9

46,6

8.5

Tabel 3. Belangrijkste reden om te kiezen voor het adviesbedrijf (in procenten).

succesfactoren in acht nemen, scoren
gemakkelijk een half tot een vol punt
hoger.

1. Veehouders willen een adviseur die
naast zijn specifieke kennis een brede
blik heeft op zijn onderneming en de
ontwikkelingen in zijn sector. Dat
betekent dat de adviseur in hoofdlij-
nen moet kunnen meepraten over
technische en financiële cijfers, de
toekomststrategie, de agrarische
politiek, enzovoorts.

2. Veehouders willen een adviseur die
hun levenswijze en keuzes begrijpt.

3. Veehouders zien de passie voor hun
regio graag terug bij hun adviseur.
Adviseurs die vertrouwd zijn met de
regio en zich inzetten voor de regio,
hebben een streepje voor.

4. Veehouders willen merken dat zij
ertoe doen. Zij willen zien dat het
adviesbedrijf zich voor hen inspant.
(Een vaak gemaakte \'fout\' is dat de
adviseur zich vooral richt op zijn grote
klanten.)

Eindscore

Scores op enkele onderdelen

Kennis van de sector

Prijs en facturering

Service

Resultaat

- vakkennis

- eerlijkheid facturen

- betrouwbaarheid en

- waarde advies

- toekomstvisie

- helderheid facturen

communicatie contactpersoon

- accuratesse

- creativiteit

- prijs/kwaliteitverhouding

- snelheid werken

- objectiviteit advies

- oplossing acute problemen

- kwaliteit werk

Mengvoerbedrijven

7.8

7.9

7.9

8,0

7.6

Dierenartsenpraktijken

7.7

7.8

7.6

8,0

7.6

Algemene Adviesorganisaties

7.3

7.7

7.1

7.5

7.4

Accountantskantoren

7.1

7.5

6.4

7.5

7.2

Banken

7.1

7.3

6,9

7.4

6.9

Verzekeringsmaatschappijen

7.0

7.2

7,0

7.3

6,8

Tabel i. Gemiddelde cijfers per branche.

Ontevreden (inclusief
niet geheel tevreden) klanten (%)

5.5
9.3
16,9
r8,3
18.6

22,3

Tabel 2. Percentage tevreden en ontevreden klanten per branche.

5. Veehouders vinden het belangrijk
ook de directeur van de organisatie
persoonlijk te kennen. Koningen
praten nu eenmaal graag met konin-
gen.

sterke en zwakke punten

Volgens het onderzoek zouden dieren-
artsen, net als voeradviseurs, moeten
streven naar een 8 op de verschillende
onderdelen. Met dit cijfer hoeft men
niet bang te zijn voor ontevreden
klanten en klantverloop. Voor \'kennis\'
en \'service\' halen dierenartsen deze
score al (bij benadering). Uit het
onderzoek blijkt verder dat dierenart-
sen de meeste punten laten liggen op de
\'prijs-kwaliteitverhouding\' (subonder-
deel van \'prijs en facturering\' in tabel
i). Het gemiddelde cijfer bedraagt hier
een kleine 7,1. Gezien de relatief hoge
cijfers die veehouders in dit markt-
nderzoek geven, is dit in verhouding
een lage score. Uit interviews die
rondom dit onderzoek zijn gehouden.

Tevreden klanten (%)

blijkt dat dierenartsen er (nog) niet
goed genoeg in slagen de veehouder
ervan te overtuigen dat de adviezen
hun geld waard zijn. De gemiddelde
dierenarts ontbreekt het aan bepaalde
communicatie- en marketingvaardig-
heden, oftewel: verkooptalent. Een
verkoopstrategie en een beleid voor de
\'large accounts\' ontbreken bijvoorbeeld
in menig praktijk, terwijl deze tot de
basisuitrusting behoren van bedrijven
die adviezen/diensten/producten
verkopen. Wanneer het de dierenart-
sen lukt zich iets beter aan hun
klanten te verkopen, is de kans reëel
dat zij de veevoervoorlichters in het
klassement voorbijgaan.

Keuze op basis van prijs

Een gratis exemplaar van de
uitgave
Advieshedrijven langs de
meetlat
is op te vragen via
redactie(|)v-focus.nl (zolang de
voorraad strekt). Voor meer
informatie kunt u contact
opnemen met AgriDirect
(telefoon: (0475) 49 25 49) en
AgriMedia ((0317) 46 56 70)

Els van Wylick en Thieu Hendriks
zijn verbonden aan AgriDirect, Geesje
Rotgers werkt bij
V-focus.

-ocr page 379-

Madeion van Weeren-Bitterling

In het kader van de activiteiten van
de stuurgroep \'Aanpak arbeidsonge-
schiktheid\' is dit deel vier in een
serie van acht artikeltjes over de
veterinaire ergonomie. In deze serie
worden de belangrijkste houdings-
adviezen voor de praktiserende
dierenarts toegelicht en onder-
bouwd aan de hand van de humane
anatomie en fysiologie.

Hoe vaak overkomt het je niet dat je
na een ingespannen bezigheid even
voorzichtig rechtop moet gaan staan
om je rug te strekken. Of je werkhoog-
te goed is, merk je namelijk vaak pas
achteraf: rug-, nek- en schouderklach-
ten kunnen het gevolg zijn van
regelmatig werken aan een te hoog of
te laag werkvlak.

te laag

Indien het werkveld te laag is, ben je al
snel geneigd met een kromme rug te
gaan staan (figuur i). De van nature
(enigszins) holle rug wordt zo bol
gemaakt, waardoor de tussenwervel-
schijven onder grote druk komen te
staan (zie ook het eerste deel van deze
serie in het Tijdschrift van i juli 2008,
pagina 576). Omdat deze houding erg
belastend is voor de onderrug, zeker
wanneer je langere tijd in deze
houding staat, moet hij zo veel
mogelijk worden voorkomen. Let er
ook op dat je je nek niet teveel buigt of
strekt (tot 25 graden buigen en
strekken is nog acceptabel).

Veterinaire ergonomie:
een kwestie van lijfsbehoud

Breng een te laag werkveld
omhoog: maak goed gebruik van de
hooglaagtafel en zet een te lage
werkbank op klossen. Indien dit niet
mogehjk is, zet dan de voeten verder
uit elkaar en \'zak\' wat door de knieën
(dit vergt veel spierkracht en uithou-
dingsvermogen tijdens een statische
belasting). Een betere oplossing is om
gebruik te maken van een zogenoem-
de stasteun (de benen worden zo met
60 procent van het lichaamsgewicht
ontlast) of om te gaan zitten (figuur 2).

te hoog

Wanneer het werkveld te hoog is,
bijvoorbeeld bij een te hoge tafel,
maar ook bij een hoge paardenrug,
ben je snel geneigd de schouders op te
trekken. Ditzelfde zie je mensen doen
die heel geconcentreerd aan het werk
zijn, maar je kunt het ook zien bij
mensen die onder grote druk werken
of gespannen of onzeker zijn. Ook kan
het een gewoontehouding worden,
bijvoorbeeld tijdens computerwerk-
zaamheden.

Door voortdurend de schouder- en
nekmusculatuur (m. trapezius, m.

levator scapulae) aan te spannen,
vermindert de doorbloeding van deze
spieren en ontstaat er een hypertonie.
Nekklachten en hoofdpijnklachten
kunnen daarvan het gevolg zijn,
evenals een brandende, zeurende pijn
tussen de schouderbladen. Irritatie
van de plexus brachialis door hyperto-
nische musculatuur is, in combinatie
met ongunstige werkzaamheden, vaak
het begin van het ontstaan van
RSI-problematiek.

Blijf je dus heel bewust van de
positie van je schouders: plak een
herinnering op je beeldscherm en
vraag tijdens operaties en spreekuren
je assistent(e) te waarschuwen
wanneer je (onwillekeurig) een
verkeerde houding aanneemt. Doe
tijdens inspannende werkzaamheden
of langdurig computerwerk regel-
matig een klein oefeningetje om je
bewust te blijven van je houding: duw
je schouders actief naar beneden, trek
ze daarna eens helemaal omhoog en
laat ze vervolgens ontspannen \'vallen\'.

Ondersteuning van de armen
(armleuning van de bureaustoel op de
goede hoogte afstellen) vermindert de
neiging tot het optrekken van de
schouders en ontlast tevens de
onderrug. Denk hier ook eens aan
tijdens werkzaamheden als opereren
of gebitsbehandeling bij gezelschaps-
dieren.

Madeion van Weeren-Bitterling is
arbeidsfysiotherapeut en dierfysio-
therapeut.

-ocr page 380-

EU Veterinary
Week

loost van Herten

Van 10 tot i6 november 2008
organiseert de fve in samenwerking
met het Directoraat Generaal voor
Gezondheid en Consumentenzaken
(dg sanco) van de Europese Com-
missie de eerste
eu Veterinary Week.
Het doel van deze week is het
vergroten van het bewustzijn van
het belang van goede diergezond-
heid in Europa.

Het motto van deze veterinaire week
is: \'Voorkomen is beter dan genezen\'.
Het thema van preventie is allereerst
belangrijk omdat diergezondheid een
aspect is van dierenwelzijn. Maar
bovendien heeft diergezondheid een
belangrijke invloed op de humane
(volks)gezondheid (naar schatting is
60 procent van de infectieziekten bij
mensen zoönotisch). Ook beperkt
preventie van ziekten de noodzaak
van de inzet van antimicrobiële
middelen en vermindert zo de kans op
resistentie bij de ziekteverwekkers.
Een goede diergezondheid zal ook ten
goede komen aan de eigenaars en
houders van dieren, en is van belang
voor de autoriteiten en andere
organen die een verantwoordelijkheid
hebben op het gebied van ziekte-
bestrijding bij de mens.

De Veterinary Week 2008 gaat met
name dieper in op \'biosecurity\', zowel
op veehouderijbedrijven als bij de
grenzen. Het doel is eigenlijk zeer
eenvoudig: het voorkomen van de
verspreiding van infectieziekten.
Kleine aanpassingen in de bedrijfs-
voering kunnen soms al voor grote
veranderingen zorgen. Veehouders en
dierenartsen worden daarom tijdens
deze week aangemoedigd de eigen
situatie kritisch te bekijken om te zien
of er verbeteringen mogelijk zijn. Ook
zullen reizigers aan de grenzen
worden gewezen op de risico\'s van het
meenemen van dieren en dierlijke
producten naar de
eu.

activiteiten

De fve en dg sanco organiseren in de
week van 10 tot 16 november twee
evenementen. De eerste daarvan is de
openingsconferentie van de veteri-
naire week op maandag 10 november
in Brussel. Vervolgens vindt op
14 november een bijeenkomst plaats
op de Eurotier in Hannover waar ook
de algemene ledenvergadering (of
\'general assembly\') van de
fve
plaatsvindt. De organisatie heeft
communicatiemateriaal ontwikkeld
voor de verschillende doelgroepen die
in de deelnemende landen moeten
worden bereikt door de dierenartsen:
veehouders en reizigers. Voor de
veehouders is er een kalender gemaakt
waarop bij elke maand een tip staat
hoe zij de \'biosecurity\' op hun bedrijf
kunnen verbeteren. Voor reizigers zijn
er informatiebrochures, postkaarten,
bagagelabels en posters. Daarnaast

Calendar 2009

KitP OIStMStS mOM rou» 4M(«A(5.- 12 TtfS

* y * * V. * .if * • t V * ■(. t

* #

^ Animals Humans == One health M

Bij de week hoort ook een kalender met tips.

zorgt de organisatie voor een website
(www.one-health.eu) en voor kant en
klare persberichten en artikelen. Al
het promotiemateriaal is in het
Nederlands vertaald en komt later dit
jaar gratis beschikbaar Tenslotte zal er
vanaf de start van de veterinaire week
in november een \'roadshow\' trekken
langs verschillende evenementen
zowel op agrarisch als op gezelschaps-
dierengebied in Europa. De roadshow
loopt tot juni 2009.

veterinary week in

nederland

De FVE verwacht dat haar lidorgani-
saties hun medewerking verlenen aan
dit evenement. Dit betekent dat de
knmvd samen met de auv zal
meewerken aan de distributie van het
promotiemateriaal via de dierenarts
en aan het verspreiden van de bood-
schap van het belang van \'biosecurity\'
achter de veterinaire week. Alle
praktijken ontvangen daartoe het
materiaal op de praktijk. Het druk-
werk uit Brussel zal naar verwachting
in december klaar zijn.

foost van Herten is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 381-

Nieuwe stijl Puppy en
Kitten Party®

Twee keer per jaar organiseert
Intervet/Schering Plough
ah, in
samenwerking met Royal Canin,
Proteq Dier & Zorg en Tinley een
Puppy en Kitten Party-workshop voor
dierenartsassistenten. Omdat er veel
belangstelling is om beide trainingen
op één dag te kunnen volgen, vindt op
woensdag 5 november aanstaande een
gecombineerde workshop plaats.
Indien al één van beide workshops is
gevolgd, kan ook één dagdeel worden
gevolgd. De dag duurt van 09.30 uur
tot 16.30 uur. De locatie in Utrecht is
zowel met de auto als met het open-
baar vervoer goed bereikbaar. De prijs
bedraagt 60 euro. Een losse workshop
kost 37,50 euro per persoon. Schrijf
uw assistent in voor deze Puppy en
Kitten Party-workshop nieuwe stijl.
Veterinair Organisatiebureau Vitaux
heeft de praktische uitvoering in
handen (www.puppyparty.nl of
www.kittenparty.nl).

(035)62 55 185.

Catosal® halve eeuw oud

In 2008 viert Catosal® zijn vijftigste
verjaardag, en Bayer HealthCare
Animal Health Division start daarom
een nieuwe campagne onder het
motto \'Trust Pink\'.

Catosal® is een combinatie van
butafosfan en vitamine Bi 2. Het werd
geïntroduceerd in 1958 als injecteer-
bare vorm van fosfor om het meta-
bolisme van dieren te stimuleren. Elk
jaar krijgen circa een miljoen dieren
het middel toegediend, tegen aan-
doeningen zoals tetanie, paralyse,
ketonurie en voedingsproblemen. Het
is daarmee synoniem geworden voor
doelmatigheid en veiligheid bij de
behandeling en preventie van stof-
wisselingsziekten van zowel land-
bouwhuisdieren als gezelschapsdieren.

Helene De Kruijs: 029-7280426

Tilmovet®

Dopharma introduceert Tilmovet®,
een krachtige oplossing met 250
milligram per milliliter (mg/ml)
tilmicosine als werkzame stof. Het kan
via drinkwater of kunstmelk worden
gegeven aan varkens, kippen, kalkoe-
nen en kalveren ter behandeling en
preventie van luchtweginfecties
veroorzaakt door voor tilmicosine
gevoelige kiemen, waaronder
Myco-
plasma
spp.

Tilmovet® mag niet worden
gebruikt bij vogels die eieren produce-
ren voor humane menselijke con-
sumptie. De verpakkingsgrootte
bedraagt 960 milliliter.

pr(a)dopharma.com

Satiety Support Diet voor
de kat

Royal Canin introduceert Satiety
Support Diet voor de kat. Door de
speciale receptuur en gedoseerde
porties biedt deze droge dieetvoeding
nieuwe mogelijkheden voor een
succesvolle behandeling van overge-
wicht bij de kat. Het bevat een speciale
combinatie van voedingsvezels
waardoor een bewezen snel en lang
aanhoudend verzadigingsgevoel
optreedt. Daarnaast is de dichtheid
van de brokjes verminderd, waardoor
een relatief normale portie kan
worden geven. Dit leidt tot significant

minder bedelen en een grotere
therapietrouw. Met de gedoseerde
porties van 20 gram kan aan iedere kat
met overgewicht de juiste hoeveelheid
worden gegeven. Dit maakt zowel het
voorschrijven door de praktijk als het
geven van de juiste hoeveelheden door
de eigenaar een stuk eenvoudiger.

De verkoopeenheid is een doos met
veertien zakjes van 20 gram, de
hoeveelheid voeding voor ongeveer
een week. Tot begin december geldt
een aanbieding met een speciale
kattenweegschaal.

info(S)royalcanin.nl

In één week
duidelijkheid over
paratbc

De Gezondheidsdienst voor Dieren
(gd) heeft een pcr-test geïntroduceerd
waarmee binnen zes werkdagen
duidelijkheid kan worden gegeven
over de aanwezigheid van de paratbc-
bacterie in mest. De nieuwe test is snel
en betrouwbaar en vormt daarmee een
volwaardig alternatief voor de nu
gebruikte mestkweken. De test kan zo
snel worden uitgevoerd doordat op
basis van
dna wordt gewerkt en niet
op basis van bacteriegroei. Met de oude
kweekmethode op voedingsbodems
was een uitslag pas na zeven tot zestien
weken bekend. Het tarief is nagenoeg
gelijk aan dat van de huidige mest-
kweken. Bovendien kunnen er iedere
dag monsters worden ingezonden voor
de
pcr-test; de veehouder is niet langer
gebonden aan vaste inzenddagen. De
pcr-test kan door de veehouder zelf
worden ingezet bij het vermoeden dat
een dier ziek is of wanneer een dier
wordt gekocht of verkocht.

(0570) 66 04 13

-ocr page 382-

Covexin^S

COVEXIhTiQ

\\

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een aantal hoogwaardige producten. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met deze nieuwe producten
kunnen onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel deze nieuwe Pfizerproducten nu via uw groothandel.

B.1 voor moor Informatio ovor

dozo Pflïorprodueton:

010,4064600

- —.. -UI . mmm^

info@pfizerah.nl

Pfizer Animal Health

-ocr page 383-

Najaarsdag

Terwijl ik deze column aan het schrijven ben, dwalen mijn gedachten soms nog
ongemerkt af naar de uitermate geslaagde najaarsdag van de
ggp. Hulde aan de
Congrescommissie.

De ggp kent een voor- en een najaarsdag, waarbij de algemene leden-
vergadering (
alv) gecombineerd wordt met een symposium, hetgeen past in de
doelstelling van het bestuur om de permanente educatie paard (
ped) te stimu-
leren. Op deze wijze wordt geprobeerd een voor de leden zo aantrekkelijk
mogelijke bijeenkomst te organiseren, wat in Boekelo zeer zeker het geval was.

Het symposium stond in het teken van de veterinaire begeleiding van het
\'Eventingpaard\'. De locatie kon al niet toepasselijker zijn, namelijk de Military
van Boekelo. Geen paardendierenarts kan er meer omheen, zeker niet nu de
paardensportbeoefening tegen het licht wordt gehouden van dierenwelzijn en
diergezondheid.

De opkomst voor de alv was in vergelijking met andere jaren goed te
noemen, maar was afgezet tegen het totale aantal leden van de groep veel te
mager. Een dergelijke dag is bij uitstek de gelegenheid om kennis te nemen van
belangrijke actuele zaken die de totale sector betreffen en deze te bediscussiëren.
Wat wordt bijvoorbeeld de rol en de verantwoordelijkheid van de paardendieren-
arts op de terreinen van diergezondheid, volksgezondheid en dierenwelzijn? Hoe
gaan we om met juridische praktijkaangelegenheden? Onderkennen we het
belang en de verantwoordelijkheid van het (alleen)recht op het voorschrijven
van
ura-middelen? Andere onderwerpen zijn de mrsa-problematiek en de
nieuwe erkenning paardendierenarts. Kortom, veel belangrijke zaken, door het
bestuur aangedragen en uitgewerkt, waarover beslissingen niet moeten worden
genomen door slechts een klein aantal, weliswaar trouwe, leden van de
ggp,
maar door de hele ggp in al zijn diversiteit.

Maar niet gewanhoopt, na de najaarsdag komt er ook weer een voorjaarsdag!

Emile Welling, voorzitter ggp

Hieronder vindt u de tekst van de
jaarrede zoals die op 3 oktober 2008
werd uitgesproken door de voor-
zitter van de
knmvd, Ludo Helle-
brekers.

"Geachte dames en heren collega\'s,
collega van der Lek, voorzitter van de
congrescommissie, evenals de overige
leden van de congrescommissie, drs.
Kleinmeulman, inspecteur-generaal
van de Voedsel- en Warenautoriteit,
prof. Cornelissen, decaan van de
faculteit Diergeneeskunde, dr. Jorna,
president van de World Veterinary
Association, geachte genodigden,
ereleden van de
knmvd, onze collega\'s
dr. Bool, en De Ruijter, buitengewone
leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
geachte toehoorders.
Ik wil beginnen met de congrescom-
missie hartelijk te bedanken voor het
organiseren van dit jaarcongres.
Hierdoor wordt de
knm vd een
podium geboden om haar visie over
het heden en de toekomst te presente-
ren en kan er vanmiddag in volle
omvang worden gediscussieerd.
Kortom, grote dank.

verschuivingen

Dames en heren, ik wil in mijn
jaarrede kort terugblikken, maar
vooral vooruitzien. Dierenartsen
geven vanuit verschillende professio-
nele rollen en posities aandacht aan
dieren. Maar niet alleen dat: dieren
worden immers door mensen gehou-
den. Mensen houden dieren voor
gezelschap, voor de sport en voor de
productie van voedsel. Daarmee is het
werk van dierenartsen ook nadrukke-
lijk werk met mensen. Dierenartsen
hebben het mandaat van de samen-
leving gekregen om zorg te dragen
voor het dierenwelzijn, de diergezond-
heid, maar ook de volksgezondheid en
het milieu. Het zijn deze vier kern-
punten die ik voor ogen heb met de
titel van deze jaarrede: \'Dierenartsen
voor \'t leven\'. Deze brede integrale
benadering heeft de volle aandacht
van het bestuur, dat samen met de
leden en professioneel ondersteund
door het bureau van de
knmvd

Jaarrede 2008:
\'Dierenartsen voor \'t leven\'

-ocr page 384-

investeert in goede werkrelaties
binnen de verschillende sectoren.
Door samenwerking komen immers
veranderingen tot stand. Op alle vier
genoemde kernpunten zijn het
afgelopen jaar positieve ontwikke-
lingen ingezet. Er is daarbij sprake van
aanzienlijke verschuivingen binnen
het maatschappelijke krachtenveld,
waardoor ook verschillen van mening
naar voren komen. Het voeren van
dialoog hierover is belangrijk en
draagt bij aan het ontstaan van
draagvlak voor de gewenste en vaak
ook noodzakelijke veranderingen in
de dierhouderij en de veterinaire zorg.
Onze focus is gericht op zowel de
mens, het dier als de maatschappij, in
een streven om te komen tot een
verbetering van welzijn en gezond-
heid van mens en dier. Ik wil hierbij
iedereen binnen de vereniging en het
bureau die daar een actieve bijdrage
aan levert, hartelijk danken.

maatschappelijke

verantwoordelijkheid

Zonder al deze inzet is de realisatie
van onze doelen niet mogelijk, net zo
min als het onderhouden van de goede
relaties die wij nastreven met andere
partijen. Door de
knmvd is nadrukke-
lijk de weg ingezet naar een proactieve
opstelling van de dierenarts. Over veel
onderwerpen voert de beroepsgroep
intern en extern discussie. Zo komt
een heldere visie tot stand die de toets
der kritiek kan doorstaan, en die een
bijdrage levert aan een goede samen-
werking met belangenorganisaties.

bedrijfsleven en overheid. Ik noem
hier graag enkele recente gebeurte-
nissen: de succesvolle vaccinatie-
campagne tegen blauwtong; de tussen-
oplossing van verdoofd castreren van
beerbiggen met als uiteindelijk doel
een castratieverbod; de uitdagingen
voor zowel wetenschap als praktijk
met betrekking tot de aanpak van
Q-koorts en de inspanningen om
zorgvuldig, selectief en correct
diergeneesmiddelen voor te schrijven
en te (laten) toepassen. De toe-
nemende resistentieproblematiek
betreffende onder andere antibiotica
en anthelmintica en de gevolgen
daarvan voor de gezondheid van
mens, dier en milieu zijn onmisken-
baar. Ons diergeneeskundig handelen
dient zich te kenmerken door een
verantwoord diergeneesmiddelen-
beleid, door het bijdragen aan voe-
dingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong van een hoge kwaliteit en
grote veiligheid, en door het facili-
teren van een duurzame dierhouderij
die voor zowel mens als dier profijte-
lijk zal zijn. Hiervoor moet er niet
alleen draagvlak zijn binnen de
veterinaire sector, maar moet ook de
rol van de dierenarts duidelijk zijn
voor het publiek. Er mag van de
dierenarts dan ook een proactieve en
communicatief heldere rol worden
verwacht als het gaat om transpa-
rantie en afrekenbaarheid richting
cliënt, overheid en burger. De
knmvd
ziet dit als een wezenlijk onderdeel
van haar maatschappelijke verant-
woordelijkheid.

Ik constateer dan ook met voldoening
dat deze ontwikkelingen binnen onze
beroepsgroep van zo groot belang wor-
den geacht, dat vele collega\'s zich
beschikbaar stellen om deze taken in
op zich te nemen. Binnen het concept
\'Dierenartsen voor \'t leven\' werkt de
veterinaire professional aan het
realiseren van een duurzame mens-
dierrelatie. Dit sluit naadloos aan bij
het \'One Health\'-concept van de World
Veterinary Association en de Federa-
tion of Veterinarians of Europe. De
mondiale en Europese concepten
staan garant voor de focus op dier en
mens als het gaat om gezondheid en
welzijn. Dit is verankerd in het
vigerende Europese beleid waarin
onder andere het vergroten van het
bewustzijn over dierenwelzijn en het
onderstrepen van de verantwoorde-
lijkheid hiervoor een prominente
plaats hebben. Dergelijk
eu-beleid
ondersteunt ook in Nederland het
ontstaan van draagvlak om strategie
om te zetten in concrete uitwerking.
Dit is onder andere terug te zien in de
veterinaire curricula waar dierenwel-
zijn een steeds zwaardere plaats
inneemt, en waar wordt geleerd om te
gaan met situaties waarin het dieren-
welzijn, de voedselveiligheid of de
volksgezondheid in het geding
komen.

krachtenveld

Ook bij de aanstaande of jonge
collega\'s leeft het besef dat het zowel
voor de mens als voor het dier gaat om
de kernwaarden gezondheid en
welzijn en dat deze van cruciaal
belang zijn. Door ook in dit opzicht
een voorloperpositie in te nemen,
kunnen Nederland en de Nederlandse
dierenarts bijdragen aan een sterke
positionering van de diergezondheid-
en dierenwelzijnagenda binnen het
Europese krachtenveld. Dit wordt
verder ondersteund door de in juli
2008 door de
fve aangenomen
herziene Code of conduct, die zich
onder andere richt op het intra-
communautaire verkeer van veteri-
naire diensten en het leveren van
kwaliteit voor klant en maatschappij.
De
knmvd is voortvarend aan de slag
om de huidige
knmvd-code verder in
lijn te brengen met de Europese code.

-ocr page 385-

Naast de mens en het dier dient de
veterinaire zorgstructuur ook de
maatschappij als geheel. Dierenartsen
dienen bij te dragen aan een duurzame
en dierwaardige dierhouderij van
zowel individueel- als koppelgehou-
den dieren. Hiermee leveren dieren-
artsen ook een substantiële bijdrage
aan de Nederlandse economie.

Samenvattend kan worden
geconcludeerd dat er een significante
veterinaire bijdrage wordt geleverd
aan een \'duurzame maatschappij\'
waar de mens in gezondheid en
ontspannen kan leven en er ruime
aandacht bestaat voor zowel de mens,
het dier als het milieu. Hierbij is het
noodzakelijk dat het managen van het
publieke verwachtingspatroon een
heldere communicatiestrategie
koppelt aan een hoge realiteitszin.
Alleen als we er als deelnemers aan de
sector in slagen de problemen van het
huidige systeem te delen met de
burger en de consument kunnen we
diezelfde consument motiveren om
bij te dragen aan het realiseren van
mogelijke oplossingen.

attitude

Naast de zorg en aandacht voor onze
omgeving dienen we als dierenartsen
ook zeker invulling te geven aan onze
verantwoordelijkheid voor de eigen
collega\'s. Dit is van levensbelang voor
de verdere ontwikkeling van het
vakgebied en van de beroepsgroep.
Evenals in andere professionele
werkomgevingen en beroepsgroepen
is het voor de moderne dierenarts van
cruciaal belang dat er in voldoende
mate invulling wordt gegeven aan
basisvoorwaarden als flexibilisering
van arbeid, persoonlijke ontwikke-
lingsmogelijkheden, en een werk-
omgeving die steunt, stimuleert en
uitdaagt. Ik maak met trots melding
van het ingezette traject \'Coaching in
de praktijk\' voor jonge dierenartsen.
Met dit initiatief zetten wij proactief
in op een inperking van arbeids-
ongeschiktheid. Het lopende pro-
gramma \'Ergonomie in de veterinaire
praktijk\' heeft een vergelijkbare
doelstelling. Daarnaast begint het
ingezette veranderingstraject van de
Permanente Educatie Diergenees-
kunde haar vruchten af te werpen.

Door deze brede aanpak worden de
arbeidssatisfactie en arbeidsmotivatie
bevorderd en ontwikkelt zich een
veterinaire professional met een
integere en kwaliteitsbewuste attitude
die voor de professionele dienst-
verlening op een passende wijze wordt
gewaardeerd en beloond.

Dit opent de weg naar een gezonde
concurrentie en het vermarkten van
de veterinaire kennis en kunde in
plaats van aandacht op de marges op
diergeneesmiddelen. Deze weg is
ingezet en zal een nadrukkelijke
bijdrage leveren aan de verdere
professionalisering van ons beroep en
daardoor een gezonde economische
basis helpen creëren voor de dier-
geneeskunde in Nederland.

officiële dierenarts

Een speciaal woord van aandacht
verdient zeker ook de officiële
dierenarts, ongeacht of deze functio-
naris de taken parttime als practi-
tioner of fulltime als
vwA-dierenarts
vervult. Het is voor mij zonneklaar dat
de vervulling van deze taken juist
door dierenartsen van cruciaal belang
is voor de bewaking van de vier
kernpunten. Ik stel dan ook vast dat er
na de achterliggende periode, met veel
politieke en maatschappelijke
commotie, door de betrokkenen is
vastgesteld dat de dierenarts op
integere wijze zijn werkzaamheden
verricht en hij hiervoor alle steun en
waardering verdient. Door middel van
een gezamenlijk optreden van de
knmvd met partners als vwa en aid
en met de ondersteuning van lnv en
het
om, moet erop worden toegezien
dat de huidige koers ook in de
toekomst wordt vastgehouden. Ieder
draagt hieraan bij vanuit zijn eigen rol
en met als doel het bevorderen van de
vrijwillige naleving van regels. Dit is
zondermeer een brede taakstelling, die
echter kan worden gerealiseerd als wij
met elkaar ons duidelijker bewust
worden van de maatschappelijke rol
van de dierenarts. Daartoe moeten we
dan uiteraard wel bereid zijn om bij
tijd en wijle een (wellicht kritische)
blik op onze beroepsgroep toe te laten
en de gewenste of noodzakelijke
aanpassingen aan onze taakinvulling
door te voeren.

nieuw bestuur
Tot slot: vanmorgen is tijdens de
jaarvergadering een nieuw bestuur
van start gegaan. Het is mijn vaste
overtuiging dat ook dit team met
compassie en toewijding gaat werken
voor de belangen van de moderne
dierenarts. De dierenarts staat voor en
geeft richting aan een professionele en
maatschappelijk verantwoorde zorg
voor dier en mens. Wij gaan ervoor
om in positieve zin een bijdrage te
leveren aan het beeld dat de maat-
schappij heeft van de moderne
dierenarts.

Ik heb gezegd."

Utrecht, j oktober 2008

Prof. dr. LJ. Hellebrekers

Voorzitter KNMVD

-ocr page 386-

Miel Bingen

De 155e en laatste \'reguliere\' alge-
mene vergadering van de
knmvd?
Afhankelijk van de uitkomst van de
buitengewone algemene leden-
vergadering van
17 december zou dit
wel eens een feit kunnen zijn. De
algemene vergadering steunde in elk
geval het voorstel om de structuur
van de vereniging grondig te her-
zien. Een verslag van een bijzondere
vergadering.

Het zal niemand verbazen: het
belangrijkste punt op de agenda van
de 155e algemene vergadering van de
knmvd was de herziening van de
verenigingsstructuur Over het

wie komt en gaat?
bestuur

- Leen den Otter, afgetreden

- Erik Gostelie, afgetreden

- Hans van Herpen, afgetreden

- Arjan den Hertog, afgetreden

- Maarten Willemen, afgetreden

- Brigitte Cornelissen, verkozen

- Gerrit Hooijer, verkozen

- Arend Piebes, herkozen

- Harold van Kossem, verkozen

- Bram van Schaik, verkozen

- Lonneke Stark, verkozen

raad van toezicht

- Jan Berger, afgetreden

- André Bruns, afgetreden \'

- Wim Davidse, afgetreden

- Peter Egberink, afgetreden

- Anton Fennema, afgetreden

- Anneke de Jong-Rockland,
afgetreden

- Kees van Maanen, afgetreden

- fan van Mameren, afgetreden

- Bert Mostert, afgetreden

- Henk fan Ormel, afgetreden

- föhn Borgmeier, verkozen

- Liesbeth van Bruinessen-
Kapsenberg, verkozen

- Luc Hoornick, verkozen

einddoel van de herziening zullen
weinig mensen het oneens zijn: het
scheppen van een verenigingsstruc-
tuur die verdere professionalisering
mogelijk maakt. Bovendien moet de
nieuwe structuur bijdragen aan het
verkleinen van de afstand tussen
leden en bestuur en ervoor zorgen dat
een representatief orgaan toezicht
houdt op het bestuur

Het was agendapunt 2.4.1, het
toezicht, waar de meeste discussie
over ontstond. Is een ledenraad wel
een geschikte vervanging voor de
algemene vergadering? En hoe zit het
met het gecombineerde voorzitter-
schap van ledenraad en bestuur? Het
is in ieder geval in het oorspronkelijke
voorstel niet meer mogelijk voor een
lid om na de vorming van de leden-

- Theo Lam, verkozen

- Leo van Leengoed, verkozen

- Nicole Mastenbroek, verkozen

- Roel van Nieuwstadt, verkozen

- Hanneke Panhuijzen, verkozen

- Marinus Roseboom, verkozen

- Remco Schrijver, verkozen

- fan-Theo Weeda, verkozen

ereraad

- Ko Minderhoud, afgetreden

- Ardo Menges, verkozen

- Henno Suichies, herkozen

- Bernard Tillema, verkozen

wetenschappeli|ke
redactie van het
tipschrift voor
diergeneeskunde

- Rogier Kuiper, afgetreden

- Annemarie Bouma, benoemd

- Tamarinde Laan, benoemd

sociaal economische
commissie

- Annemiek van den Noort,
afgetreden

- Hans. van Spanje, afgetreden

- Ifmert de Vries, afgetreden

- René van den Brom, benoemd

Algemene vergadering steunt nieuwe
verenigingsstructuur

raad naar de algemene vergadering te
gaan om zijn ongenoegen over de
gang van zaken kenbaar te maken.
Een aantal aanwezigen zag de leden-
raad dan ook eerder als een achteruit-
gang dan een manier om de groepe-
ringen binnen de
knmvd een
duidelijkere stem te geven.

Het kostte Ludo Hellebrekers en
verantwoordelijk portefeuillehouder
Maarten Willemen dan ook zeker
overtuigingskracht om uit te leggen
dat de nieuwe structuur een stap
vooruit is. Vanuit de zaal konden zij
op steun rekenen van een aantal leden
die er op wezen dat de algemene
vergadering in ieder geval geen
representatieve dwarsdoorsnede van
de leden van de
knmvd is. Een direct
door de leden gekozen afvaardiging,
de ledenraad, werd dan ook als snel
gezien als een stap vooruit.

voorzitterschap

Een nog stevigere discussie
ontstond over het gecombineerde
voorzitterschap van ledenraad en
bestuur Een aantal leden sprak zijn
zorg uit over wat gezien werd als een
machtsconcentratie bij de voorzitter
Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de
ledenraad vraagtekens heeft bij het
functioneren van het bestuur en
voorzitter?

Maarten Willemen reageerde
hierop door opnieuw uit te leggen dat
de ledenraad wel degelijk de mogelijk-
heid heeft om bestuur en voorzitter
naar huis te sturen en dat het eigenlijk
onmogelijk is om de voorzitter van de
ledenraad niet tegelijkertijd voorzitter
van het bestuur te maken. Overigens
is de nieuwe structuur juist op dit
punt niet anders dan de oude situatie:
de voorzitter van het bestuur zit ook
de algemene vergadering voor Als
mogehjk aanvullende voorziening ten
opzichte van de voorgestelde struc-
tuur werd de mogelijkheid geopperd
om een algemene vergadering bijeen
te roepen als een bepaald aantal leden
hier schriftelijk om vraagt. Ludo

-ocr page 387-

Hellebrekers zegde toe hier serieus
naar te kijken bij het verder uitwerken
van de nieuwe structuur.

Uiteindelijk kon het voorstel van
het bestuur rekenen op brede steun.
De nieuwe verenigingsstructuur komt
er en zelfs agendapunt 2.4.1 werd
aangenomen met 139 stemmen voor,
30 tegen en 24 blanco stemmen.

raad van toezicht

De nieuwe structuur van de vereni-
ging kwam nogmaals aan bod tijdens
de presentatie van het verslag van de
Raad van Toezicht. Deze gaf aan
uitgebreid met het bestuur over dit
onderwerp te hebben gediscussieerd
en volledig achter de plannen te staan.
De voorzitter van de Raad, Bert
Mostert, kon dan ook niet anders dan
oordelen dat, evenals voor de andere
punten in het verslag, het bestuur
afgelopen jaar goed werk heeft verzet.
Hij sloot af met een woord van dank
aan alle betrokkenen en het uitspre-
ken van de wens dat de opvolger van
de Raad goed toezicht zal kunnen
houden.

Ook de financiële stukken kregen
de goedkeuring van de Raad. Erik
Gostelie ging in zijn presentatie over
het financieel verslag hier nog eens
uitgebreid op in na ten eerste het
bureau expliciet te danken voor de
inzet in de afgelopen jaren. Centraal in
zijn betoog stond het punt dat de
KNMVD in 2007 een bijzonder goed
jaar heeft gehad en een positief saldo
heeft behaald van maar liefst 345.000
euro. Een resultaat dat overigens
nodig was, gezien het interen op
reserves in de afgelopen jaren.

Een ander traditioneel hoogtepunt
van de algemene vergadering was het
uitreiken van de onderscheidingen
van de
knmvd. Paul van Hooydonk
ontving het Geschenk ter Onderschei-
ding voor zijn werk voor de
ggp en de
Voorjaarsdagen. Dit jaar waren er
maar liefst twee dierenartsen die Lid
van Verdienste werden. Henk Verburg
werd met name geroemd voor zijn
werk als bestuurslid van
gkz en als
aanstichter van de \'position paper\'
over de dierenarts in de voedselketen.
Henk Wessels is vooral bekend
vanwege zijn werk in het zuiden van

officier in de orde van
granje-nassau
Soms gebeuren er onverwachte
dingen op een algemene
ledenvergadering. In dit geval
was het Ko Minderhoud die
overvallen werd door een
onverwachte maar erg positieve
gebeurtenis. Hij ontving uit
handen van de burgemeester van
Middelburg, de heer Schouwe-
naar, de onderscheiding Officier
in de Orde van Oranje-Nassau.
Directe aanleiding voor het verle-
nen van de onderscheiding was
zijn jarenlange inzet voor de
diergeneeskunde. Vanaf 1974
was hij in tal van bestuurlijke
functies actief voor de
knmvd.
Zo was hij onder andere voor-
zitter van de Groep Practici Grote
Huisdieren. Begin jaren tachtig
trad hij in dienst van de overheid
bij de inspectie Volksgezondheid
en Veterinaire Dienst. Gedurende
deze periode was hij tevens
vice-voorzitter (1985 tot 1990) en
voorzitter (1990 tot 1994) van de

het land waar hij onder andere de
drijvende kracht was achter de
werkvergaderingen.

Terugkijkend was het een zeer
bijzondere algemene vergadering:
waarschijnlijk de laatste \'reguliere\'
algemene vergadering. Als de buiten-
gewone algemene ledenvergadering
van 17 december akkoord gaat met de
statutenwijziging en wijzigingen in
het huishoudelijk reglement dan kan

Groep Gezondheids- en Kwali-
teitszorg. Tijdens de 155e
algemene vergadering legde
Minderhoud zijn voorzitterschap
van de Ereraad van de
knmvd
neer. In de toekomst zal hij de rol
van ledencontactpersoon van de
knmvd vervullen.
De inzet van Ko Minderhoud
beperkte zich niet tot Nederland,
getuige zijn activiteiten voor de
European Union of Veterinary
Practitioners
(uevp) en de
European Association of State
Veterinary Officers
(easvo). Met
name zijn enorme inzet voor het
welzijn van dieren in de Animal
Working Party van
easvo was
indrukwekkend.
Op de website van de
knmvd
(www.knmvd.nl) vindt u verdere
informatie over Ko Minderhoud,
een bijzonder lid. Ook vindt u
hier de rede die burgemeester
Schouwenaar heeft uitgesproken
tijdens de overhandiging van de
onderscheiding.

de nieuwe structuur geëffectueerd
worden. De ledenraad neemt dan de
functie van de algemene vergadering
over. Het jaarcongres blijft uiteraard
en zal hopelijk een van de platformen
van informele discussie vormen die de
nieuwe verenigingsstructuur tot een
succes zullen maken.

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 388-

Johan Klein Haneveld

Zoals elk jaar werd de Algemene
Vergadering op 3 oktober 2008
gevolgd door het
KNMvo-jaarcon-
gres. "Het is de bedoeling het
verleden te verbinden met het
heden, maar vooral met de toe-
komst", verklaarde Remco Schrijver
het thema. Hij merkte op dat in het
publiek een duidelijke verjonging
waarneembaar was. "De sponsoring
heeft het voor veel studenten
mogelijk gemaakt aanwezig te zijn."

Professor Gert van Dijk van de
Wageningen Universiteit haakte in op
de actualiteit: "Ons financiële systeem
is zo ingewikkeld geworden dat zelfs
de specialisten het niet meer begrij-
pen. Als het misgaat, roept men om de
overheid om het probleem op te
lossen." Dit geldt volgens Van Dijk
niet alleen voor de financiële sector.

maar hetzelfde vindt bijvoorbeeld
plaats bij dierziektecrisissen, zoals die
rond mond-en-klauwzeer. "De
overheid is echter niet bedoeld om
crisissen in onze sector op te lossen. Ze
komt ermee weg, omdat wij niet
begrijpen wat hierin onze eigen
verantwoordelijkheid is."

VERANDERING

Van Dijk gaf een schets van de
conservatieve marktstructuur van
landbouwbedrijven tot nu toe: "Er
wordt pas geïnnoveerd als het
inkomen onder een bepaald niveau
komt, men innoveert niet om zoveel
mogelijk winst te maken." Er vindt
echter verandering plaats, zoals de
trend van de schaalvergroting in de
veehouderij. "Dit zal leiden tot een
andere cultuur," voorspelde Van Dijk,
"die van de \'entrepreneur\'. De \'entre-
preneur\' doet nooit voor de volle
honderd procent alles zelf. De dieren-
arts zal dus van doen krijgen met
managers, die kosten en opbrengsten
anders afwegen." Deze grote bedrijven
zullen bovendien worden omgeven
door een team van adviseurs, met
allerlei opleidingen en ervaring. "In
deze groep moet de dierenarts als
\'consultant\' de leidende positie
innemen, vanwege zijn kennis op het
gebied van dierenwelzijn en dier-
gezondheid en zijn kennis van het
logistieke proces en alles wat het dier
en het product in de gezondheid
bedreigt." De ene verantwoordelijk-
heid van de dierenarts is die naar het
boerenbedrijf, dat vooral winst wil
maken, de andere is die naar de
(internationale) overheid, die vooral
op de voedselveiligheid gericht is. "De
globalisering is niet meer tegen te
houden. We moeten het wereldwijd
zien eens te worden over de cruciale
grenzen, bijvoorbeeld op het gebied
van dierenwelzijn." Van Dijk spoorde
de dierenartsen aan zich bewust te
zijn van hun positie en de gegronde

KNMVD-jaarcongres \'Back to the future\'

de dierenarts in 2015
knmvd
-voorzitter Ludo Hellebre-
kers sprak een verkorte versie uit
van zijn jaarrede, zodat hij tijd
had voor het introduceren van
het jaarplan 2008 tot 2009 onder
de titel \'De dierenarts in 2015\'.
"In het debat over dierenwelzijn
is de dierenarts nu nog slecht
zichtbaar", meende Hellebrekers.
"Als dierenartsen moeten we ons
sterker presenteren in de dialoog
met de sectorale partners.
Daarvoor hebben we een heldere
visie nodig." De
knmvd wil de
komende tijd een nieuwe
definitie opstellen van de rol van
de dierenarts. "Wat wordt de
komende jaren van de dierenarts
verwacht? Daarover willen we in
afstemming met de sector
duidelijkheid creëren."
Jan Vaarten
(fve) werd door
Hellebrekers op het podium
gevraagd om te laten zien hoe de
plannen van de
knmvd aanslui-
ten bij internationale ontwikke-
lingen. De
fve ziet de dierenarts
als balancerend tussen drie
belangen: die van het dier, die
van de eigenaar en die van de
samenleving. "Die plek moeten
we niet voor ons opeisen, maar
we moeten onze positie recht-
vaardigen door ons werk." De
fve
verwoordt deze visie in het \'one
health\'-concept. "We pleiten voor
een gemeenschappelijke
strategie inzake diergezondheid
en volksgezondheid. In de
Europese Unie moet één systeem
van wetgeving komen."
Vervolgens presenteerde
Hellebrekers het plan van
aanplak. "Dit jaar worden al
gesprekken gevoerd en symposia
georganiseerd over de rol van de
dierenarts en zijn positie in 2015.
In oktober 2008 worden groepen
samengesteld van dierenartsen
die samen met vertegenwoordi-
gers van de sectoren aan de slag
gaan." Er komen in totaal drie
werkgroepen, op drie gebieden.
De groep op het gebied van
gezelschapsdieren staat onder
leiding van Monique Megens en
Mark Verburg. De groep voor de
sector paard wordt geleid door
Erik Gostelie en Emile Welling
en de groep landbouwhuisdieren
door Erik den Hertog en Jan Tiete
Siebinga. Hellebrekers: "Deze
groepen hebben als taak het
ontwikkelen van visiedocumen-
ten, met daarin de knelpunten en
mogelijke oplossingsrichtingen.
In het eerste kwartaal van 2009
zal de
knm vd op basis van de
visiedocumenten een integraal
plan van aanpak ontwikkelen,
zodat op het jaarcongres van
2009 een \'position paper\' kan
worden gepresenteerd. Dit zal
uiteindelijk dienen als basis voor
vervolgactiviteiten." Het project
wordt ondersteund door het
ministerie van
lnv en andere
partners. Het is niet voor niets
dat de
knmvd er vaart achter zet,
want waarschuwde Hellebrekers:
"De dierenarts van 2015 komt er
rap aan."

-ocr page 389-

wetenschappelijke kennis waarop die
is gebaseerd. "Dan kunt u een soort
\'schaduwkabinet\' vormen. Doet u dat
niet, dan zult u in uw beroepsuitoefe-
ning steeds meer worden geregeerd
door overheidsregelingen." Hij
waarschuwde met kracht dat die niet
altijd op betrouwbaar wetenschappe-
lijk onderzoek zijn gebaseerd. "Er is
een naïef geloof in de kracht van de
wetenschap." Uiteindelijk wees Van
Dijk op enkele mogelijke oplossingen:
"Zorg dat je als beroepsgroep in
meerdere verbanden participeert en
met het ketenbestuur overlegt.
Versterk je eigen kennissysteem, dat is:
verzamel ideeën en inventariseer welk
onderzoek er wordt gedaan." Hij
pleitte ervoor studenten diergenees-
kunde al tijdens hun opleiding kennis
te laten maken met de keten. Ook was
hij het hartelijk eens met de plannen
van de
knmvd. "V^erk aan het eigen
beleid!"

boerenkennis

De tweede bijdrage kwam van Rinus
Rasenberg, die een programma met
herinneringen en liedjes bracht. Zijn
teksten waren vaak scherp, bijvoor-
beeld in het lied \'Waarom ga ik niet
naar Afrika\', waarin hij zich afvraagt
waarom dierenartsen harttransplanta-
ties kunnen uitvoeren bij huisdieren,
maar zich niet meer aantrekken van
het leed in de derde wereld.

Rasenberg vertelde vooral over zijn
motivatie om als dierenarts te gaan
zingen: "Ik vond dat ik mijn stem
moest laten horen." Hij betreurde de
teloorgang van de \'domme boeren-
kennis\'. "Milieuactivisten spraken me
aan: \'De melk van de boer van vroeger
was beter dan de melk van de melk-
fabriek.\' Maar als mijn handen zwart
waren van de fietsketting, hoefde ik
maar drie koeien te melken en dan
waren ze weer schoon. Zo ideaal was
de melk van vroeger dus niet." Ook de
regelgevers (of\'regelkevers\') kregen
een veeg uit de pan, in misschien wel
het beste liedje uit het programma: "Ze
spannen boven Nederland een ondoor-
zichtig web."

morele plicht

De derde spreker, filosoof en vrijden-
ker Floris van den Berg, schetste een
voor het publiek behoorlijk contro-
versieel visioen voor de toekomst van
Nederland: "Een land waar het elke
dag vlees eten tot het verleden
behoort." Dat is niet onmogelijk,
beweerde hij: "Jagen was enkele
decennia geleden geaccepteerd, net als
het dragen van bont, maar deze zaken
horen tegenwoordig tot het lach-
wekkende." Dierenartsen hebben een
belangrijke rol in het bereiken van dit
ideaal. Van den Berg citeerde
knm vd-
voorzitter Van Riessen, die in 1976 al
uitriep: "Als wij het niet doen, wie zou
dan voor het dier moeten opkomen?"
"Dierenartsen moeten hun collectieve
verantwoordelijkheid nemen", stelde
Van den Berg daarom ook. "Dat
betekent dat de beroepsgroep moet
pleiten voor de afschaffing van de
intensieve veehouderij." Zijn tweede
stelling betrof de dierenarts als
individu: "Als u dierenwelzijn inder-
daad zo belangrijk vindt, hoe kan het
dat u dieren opeet? U heeft als
dierenarts de morele plicht geen vlees
te eten." Zijn argumenten kwamen
voort uit het utilisme: "Dat gaat ervan
uit dat lijden altijd slecht is. Zolang we
niet zeker weten dat de dieren een
goed leven hebben, zouden we ze niet
moeten consumeren." Volgens Van
den Berg hebben Nederlanders in
moreel opzicht een blinde vlek: "De
mens heeft zich op een voetstuk
geplaatst, vanwaar hij met het dier
kan doen wat hij wil. We leven in een
utopie - het ging nooit en nergens ter
wereld zo goed - maar dat geldt alleen
voor mensen. Als je het lijden in de

sponsoren
Het jaarcongres werd mede
mogelijk gemaakt door: Pfizer
Animal Health, A Menarini
diagnostics, FlexVet,
auv, Bayer
Health Care, Hill\'s, Royal Canin,
Meeùs, Merial, Van Drie Group,
Intervet, Seil animal care, Janssen
Animal Health,
ast farma,
Proteq.nl, Majesta,
idexx Labora-
tories, Vetin Aacofarma, Boehrin-
ger Ingelheim, Ceva santa
animale, Corilus, Dopharma,
Novartis,
d&m Medical Supplies,
C en E Bankiers en
gd.

bio-industrie meetelt is Nederland een
hel." Hij zag deze blinde vlek terug in
kinderboeken, waarvan hij er een paar
had meegebracht. Overal staan dieren
afgebeeld die vrij rondlopen in de stal
of in de natuur. Dit komt niet overeen
met de werkelijkheid. "Slechts een
klein percentage van de dieren leeft
onder zulke omstandigheden."

prikkelend

Het gloedvolle betoog van Van den
Berg maakte de tongen los. Na enkele
heftige negatieve reacties kwam het
commentaar van een jonge dierenarts:
"Ik vond de presentatie prikkelend.
We moeten hierover nadenken."
Iemand anders was het ermee eens dat
de beroepsvereniging niet alleen maar
standpunten moet innemen over
afzonderlijke handelingen, maar ook
over het systeem als zodanig. "Ook op
dat gebied moeten we het debat
beïnvloeden." Professor Van Dijk uitte
kritiek op het utilisme: "In de eco-
nomie zorgt die filosofie voor grote
problemen. Ik baseer me zelf op het
rentmeesterschap." Wel juichte hij het
toe dat het debat zo intensief gevoerd
werd. "Het kan me niet provocerend
genoeg." Tijdens de borrel en het diner
ging het gesprek dan ook gewoon
verder. En dat was natuurlijk waar het
de sprekers en de organisatie om te
doen was.

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 390-

■ wS-.f

L

SPECIFIC

Allergy Management

-ocr page 391-

Peter van Huiten

* Waalwijk, 13 juli 1947 - tVorstenbosch, 3 juli 2008

Peter van Huiten is op 13 juli 1947 geboren in Waalwijk. Na de lagere school
volgde hij enkele jaren de
ulo, maar hij verliet deze voortijdig om slager te
worden in de slagerij van zijn vader. Als oudste zoon was hij de vanzelf-
sprekende opvolger van zijn vader. Peter had in die tijd al een brede interesse
en daarom besloot hij de avondopleiding
hbs-b te gaan volgen. Hij had niet
de ambitie om zijn verdere leven als slager werkzaam te zijn. Daarom begon
hij op 24-jarige leeftijd aan de studie diergeneeskunde.

In Waalwijk had hij Riny Pullens leren kennen en zij trouwden nog voor
Peter met zijn studie diergeneeskunde begon. Peter bleef tijdens zijn gehele
studie in Waalwijk wonen en reed dagelijks met de auto naar Utrecht. Riny
werd kostwinner. Ook zijn studie was een drukke tijd, hij was actief in de
fotografie, de muziek en de sterrenkunde. Peter was een leergierige student.
Hij behaalde uitstekende studieresultaten, maar was daar altijd bescheiden
over. Ini978 studeerde hij zonder vertraging cum laude af.

Direct na zijn studie begon hij zijn carrière als dierenarts bij dap Hees-
wijk-Dinther/Veghel. Hij associeerde al na korte tijd. Het was een drukke
praktijk, midden in een actief agrarisch gebied. Hij bekwaamde zich vooral
in rundvee en pluimvee. Vanaf 2004 was hij betrokken bij de ontwikkeling
van een welzijnsmonitor voor vleeskalveren, opgezet vanuit het Europese
Welfare Quality-project. Hij vertegenwoordigde de
knmvd in zowel de
stuurgroep als de projectgroep en was nauw betrokken bij het ontwikkelen
van een klinisch protocol als onderdeel van de welzijnsmonitor.

Naar eigen zeggen kende Peter in zijn carrière twee hoogtepunten. Het
eerste was de bouw van een nieuw praktijkpand, dat in 1997 in gebruik werd
genomen. Hij fungeerde als bouwcoördinator en het resultaat was een
functioneel, modern pand waar hij terecht trots op was. Het tweede hoogte-
punt was de fusie met
dap Erp in 2003, een fusie van gelijkgestemden. Als
dierenarts was Peter vooruitstrevend en inspirerend, maar ook sociaal en
rechtvaardig.

In het voorjaar van 2007 werd bij Peter een tumor gevonden. Een lange
weg met onderzoeken, therapieën en vooral veel tegenslagen volgde.
Uiteindelijk werd hij in het najaar, misschien wel met de moed der wanhoop,
geopereerd. Dit leek resultaat te hebben: hij herstelde goed. In april 2008 kon
hij op een drukbezochte receptie afscheid nemen van zijn boeren. In mei
bleek de tumor in al zijn hevigheid terug te zijn. Het werd een ongelijke
strijd. Peter is op 3 juli thuis, in het bijzijn van zijn vrouw en hun vier zonen,
overleden.

Peter was in veel opzichten een bijzonder mens: sympathiek, intelligent
en met een zeer brede belangstelling. Hij was ook een familiemens en wilde
tijdens zijn ziekte zoveel mogelijk thuis zijn bij zijn gezin.

We wensen Riny en de kinderen veel sterkte toe in deze moeilijke tijd.
Peter zullen we ons blijven herinneren als een mens met veel levensvreugde.
Passend bij zijn levenswijze is de tekst op zijn bidprentje:

Ik liep, en floot de St. Louis Blues

in memoriam

Maarfloot die op mijn eigen wijze

Jacques Engel
Kees van Huiten
Mark van Kleef

-ocr page 392-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:
Bakx,
A.J.C.; 1989; 4706 vb Roosendaal,

Bronckhorstdreef 44
Bie, mevr. L.L.J.A. de; 2007; 7207
pw Zutphen,

Bernhard Lievegoedstraat 90
Boersema, J.S.C; 2008; 9988
rp Usquert,

Stationsstraat 2
Bont, F. de; 2000; 9723 cz Groningen, Vrijdal 19
Bouwman, mevr. M.; 2008; 5504
rl Veldhoven,

Turfweg 9
Colijn, mevr P.A.; 2008; 3881
hc Putten,

Drieseweg 45
Polmer, mevr. G.E.; 2008; 9901 cp Appingedam,

Stationsweg 29
IJzendoorn, J.M.; 2008; 3582
pr Utrecht,

Satumusstraat 6
Kars, mevr. V.J.; 2008; 2623
mx Delft, Fuutlaan
45-a

Klevisar, T; 1997 Ljubljana, 4000 Krainburg,

Slovenia, Nazorjevo 2
Koene, mevr M.G.J.; 1993; 8276
aa Zalk,

Zalkerdijk 19-a
Meer, mevr M.T. van der; 2008; 3514 VA

Utrecht, Kivitstraat 27
Schuur, mevr. E.G. van; 2008; 3442
gg

Woerden, Lindenlaan 10
Vlerk, T. van der; 2000; 3581 wc Utrecht,

Bloemstraat 54
Vos, mevr. M.; 2008; 1621
kv Hoorn, Achterom
52-e

Waijer, P.H.I.; 2008; 5371 nl, Heuveleindstraat 8
Wessel, mevr M.T.; 2000; 7396
bz Terwolde,

Lage Kamp 15
Zweers, mevr. K; 2008; 3522
bc Utrecht,
Rijnlaan 49-bis

Als kandidaatlid van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:
Alsters, mevr.
S.C; 5912 bd Venlo, Tegelseweg

131

Berkhemer, A.W.; ii81 rr Amstelveen,
Charlotte van Montpensierlaan 50
Claessens, S.F.A; 3584
dw Utrecht,

Cambridgelaan 819 - K3
Diels, mevr. A.E.; 3723
kl Bilthoven,

Diepenbrocklaan 8
Fokkert, mevr. R.W.; 1098
sn Amsterdam,

Avogadrostraat 5 - lll
Hennipman, A.[.; 2025
ad Haarlem,

Vondelweg iio-rd
Jesko, mevr. L.P.; 3584
de Utrecht,

Cambridgelaan 485
Kappelhoff, mevr. B.S.; 4851
en Ulvenhout,

Deken Fickstraat 18
Lankveld, A.J. van; 6109
ac Ohe en Laak,

Dorpsstraat 27
Malda, S.; 8731
bt Wommels, Hofkamp 57
Otten, E.; 3582 SH Utrecht, Pelikaanstraat
48-bis

Putten, mevr. LA. van; 3581 [g Utrecht,

Oudwijkerveldstraat 13-1
Rossen, mevr S.S.G.; 3584
dw Utrecht,

Cambridgelaan 823
Seier, mevr. E.; 3704
sr Zeist, Nijenheim 4809

Snellen van Vollenhoven, mevr. E.J.; 3554 vk

Utrecht, CorneHs Dirkszstraat 165
Spoelman, D.C; 3705
zb Zeist, Warande 19
Stokman, H.f.N.; 3584
Dw Utrecht,

Cambridgelaan 737 kamer 2
Strik, mevr S.; 3704
tr Zeist, Nijenheim 9213

Voor het dierenartsenexamen van
3 oktober 2008 zijn geslaagd:

Broere, mevr. A.W.
Colijn, mevr. P.A.
Jong, mevr. G. de
(oumée, mevr. S.L.
Kan, mevr. C.M. van
Kars, mevr. V.J.
Klumpers, mevr. M.
Penterman, mevr. P.A.A.
Schoenmakers, mevr. A.H.f.
Teilekamp, mevr. M.
Wolthers, mevr. C.H.f.
Zweers, mevr. K.

Overlijdensberichten:
Op 16 april 2008 A.H. Brethouwer te Ruurlo
Op 27 september 2008 E. Offereins te Soest

jubilea november 2008
i
november. Mevr drs. M. Klasens te

Amsterdam, 40 jaar
8 november, J. de Bie te Hollandscheveld,
50 jaar

12 november. Mevr. drs. E.G. van Boven-Toebes

te \'s-Gravenhage 50 jaar
18 november, J.P. van \'t Hoff te Utrecht, 25 jaar
18 november. Mevr. drs. E.M. Bartels-Hubert te

Bornerbroek, 25 jaar
18 november, J.W.A.M. Bartels te Bornerbroek,
25 jaar

22 november, Dr. D. Nitschelm te Maedow Lake

(Canada) 40 jaar
22 november, P.D. Verhulst te Sint-Oedenrode,
40 jaar

24 november, W. Velema te Damwoude, 60 jaar

sluitingsdata voor kopi|

Aflevering I Deadline*
oi-i 2-20081 maandag 17-11-2008
15-12-20081 maandag 01-12-2008
01-01-20091 maandag 15-12-2008

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

November

6-7 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten.
Parkhotel Kronsberg, Hannover Messe,
www.tiho-hannoverde.

7 Zoönosen van alledag. Locatie: rivm,
Bilthoven. Tijd: 9.30 tot 16.00 uur. Kosten:
80 euro. Aanmelding: www.rivm.nl/cib/
actueel/agenda.

8 Najaarsdag ggg . Locatie: Orpheus
Apeldoorn.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

November

5 Vierde veterinaire informatiedag voor
senioren. Locatie: Mereveld, Utrecht.

7 Commissiedag ggg. Locatie: Orpheus,
Apeldoorn.

8 Najaarsdag ggg. Locatie: Orpheus,
Apeldoorn.

11 Promotie Suzanne Spaan. \'Endotoxin
exposure assessment - measurement and
characterization\'. Locatie: Academiegebouw,
faculteit Diergeneeskunde. Tijd: 14.30 uur.

Cursussen
November

3 Cardiologie informatieavond voor
gezelschapsdierenartsen georganiseerd door
Boehringer Ingelheim. Toegang gratis.
Locatie: Van der Valk, Apeldoorn. Aan-
melding via Boehringer Ingelheim
vetmedica@alk.boehringer-ingelheim.com,
fax (072) 56 43 213 of telefoon (072) 566 24

11 (Nanouk van Eijk of Cindy Schoonhoven).

4 pegd \'Oogheelkunde bij de kat\'. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde. In deze cursus die
volledig gericht is op de kat, worden
ondermeer de diagnostiek, de therapeutische
mogelijkheden de systematische behandeling
van de diverse oogaandoeningen en de
raspredisposiries behandeld.

6 Cursus \'Anesthesie bij gezelschapsdieren en
monitoring hiervan in het bijzonder\'.
Aanvang: 16.00 tot 21.00 uur. Plaats: Asch.
Voor informatie: Denijs Educatie,
Achterstraat 11,4115
rp Asch (gemeente
Buren). Telefoon: 0031(0)345-638535 en fax:
003I-(0)345-50II99. Website:
www.denijsinstruments.com/educatie/
cursusoverzicht2oo8.

6,7 en 21 Training \'Interactief voor de groep!\'
Het ambacht om kennis tot werking te
brengen en de kunst van het trainen. Plaats:
Wageningen: Kosten: 1650 euro.
Inschrijvingen en inlichtingen: Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u
de brochure aanvragen bij Wageningen
Business School, Postbus 226,6700
ae
Wageningen, tel.: 0317-484093. Fax:
0317-426547. Of stuur een e-mail: info.
wbs@wur.nl.

9 t/m 12 Internationale cursus \'Incubation

Biology and Management\'. Locatie:
Hannover. Prijs 1995 euro. Registratie,
informatie en inschrijftermijn: De kosten
zijn inclusief cursusmateriaal,
overnachting, lunch, drinken en diner op de
eerste dag en een bezoek aan Eurotier in
Hannover. De inschrijftermijn eindigt op 28
september 2008. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wurnl. Tevens kunt u de
brochure aanvragen bij Wageningen
Business School, Postbus 226, 6700
a e
Wageningen, telefoon: (0317) 48 40 93, fax:
(0317)42 65 47, e-mail: info.wbs@wur.nl.

II Cursus \'i&cR paard\'. Locatie: faculteit
Diergeneeskunde. Nadere gegevens volgen.
U kunt eventueel contact opnemen met
bureaumedewerker [amine van Herk voor
meer informatie: j.van.herk@knmvd.nl.

-ocr page 393-

UW partner in
veterinaire diagnostiek

A.MENARINI

diagnostics

m

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progestron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
I-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding

CD

liaison ,

veterinair

Bel voor informatie en/of een demonstratie:
De Haal< 8,5555 XK VALKENSWAARD
tel. 040 - 208 20 00, fax 040 - 204 21 84
e-mail mail@menarinidiagnostics.nl
www.menarinidiagnostics.nl

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw
met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst Interessant.
Bij de Universiteit Utrecht Is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur. In concreto gaat het om een

» ROULANT

Bij het Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren van de faculteit Diergeneeskunde is plaats voor een roulant. Uw taken
bestaan uit het in toenemende mate zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg en in bescheiden mate aan het
ondenA^ijs en het
onderzoek van het departement. U bent afgestudeerd dierenarts in de differentiatierichting Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
U hebt bij voorkeur enige ervaring in het geven van ondenwijs en/of u bent enige tijd in de praktijk werkzaam geweest. Wij bieden
een fulltime aanstelling voor 12 maanden, waarin scholing in den brede plaatsvindt op het vakgebied van de Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Vervolgens kunt u solliciteren naar de functie van specialist in opleiding. Het salaris bedraagt maximaal € 3.678,-
bruto per maand.

Meer informatie: prof. dr L.J. Hellebrekers, voorzitter van de selectiecommissie, telefoon (030) 253 4543.

Dierenarts J. Dolfing en Lennel<e Rijkens
van Dierenkliniek Twente in Enschede

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 394-

De kracht van Equimax
in een smakelijke tablet

NIEUW

BjJjiMAJCTéj\'

alles-in-één-ontworming

r

smakelijk
gemakkelijk
veilig
tot 800 kg

.j\\ IjIk:HI<.M IOI».-\'.\' Wt-rk/am.-iH-Unddi-k-n; jht
I) kx- DcH-Mit-r: l\'jjrd. Wdi hliijdjdvics vli>o: r. .I.i^.»
cn. VVjjr>c huning: voorkotii
iitkl«\'r<l<i<.i\'riiiK in vitIi.ii>

ijkfli|U- Ijlilfl vjii HIKImtt: Ixrrnu-c lint<
inAlisJlif: UKA. VtmrndjnitU- (>i}w<rkins/<

( ^

De R.ashof Paletplein

Khmek voor Ge^ftl^chapfidieren Poh Khmek voor Ce^elsch.ip\'idieren

Orthopedie Wervelkolomchirurgie Traumatologie Thoraxchirurg ie

Kliniek voor Gezelschapsdieren De Rashof is gevestigd in Tilburg, nl.
Ons team bestaat uit vier dierenartsen en vier assistentes.
Binnen deze kliniek ligt er een bijzonder groot accent op de
behandeling van orthopedische patiënten op tweedelijns niveau.

In onze kliniek streven wij naar \'state of the art\' diergeneeskunde.
Daarvoor is niet alleen een kliniek nodig met passende uitrusting
maar nog veel belangrijker een groep van teamspelers welke
gemotiveerd zijn om samen te presteren.

Per I januari 2009 ontstaat er een vacature voor een

Gezelschapsdierenarts (m/v) 32 uur/week

wij vragen:

Competenties:

- Zelfstandige uitvoering van eerste lijns gezelschapsdierenpraktijk;

- Compassie voor dier, eigenaar en collega\'s;

- Gezonde commerciële instelling;

- Goede communicatieve vaardigheden.

Ontwikkeling:

- Differentiatie in deelgebied(en);

- pao via esavs, gefaciliteerd door de kliniek. Deze ontwikkeling
behoeft nog niet aanwezig te zijn maar \'commitment\' daartoe is een
vereiste.

Participatie weekend/ avonddiensten.

Woon of verblijfplaats binnen 20 minuten reisafstand van kliniek.
Sollicitaries kunt u richten aan:

Dhr W.S.J. Rasenberg, Bosscheweg iio, 5056 kd Berkel-Enschot
T: 00 31 (0)13 5400215, M: dkIderashofbv@home.nl.

Dierenartsenpraktijk Goverts, Winlus en Zwart Is
een eerstelijns gezelschapsdierenpraktijk met
tweedelijns annbltles. Wij hebben drie locaties ln
AmstenJam.

In verband met het uittreden van een van de partners, die nog parttime zal
blijven werken, zoeken wij per 1 februari 2009 een collega voor 2 a 3 dagen In de
week.

Punctie:

Gezelschapsdlerenarts parttime (V/M)
Wat zoakan wa In Jou7

• Een gemotiveerde en enthousiaste collega

• Iemand met ondememerskwallCelten en goede sociale vaardigheden
die kan omgaan met de ■stadsmentalltelt"

• Ervaring en ambities om de diergeneeskunde op een hoger niveau
uit te voeren

• Teamplayer met hoge mate van zelfstandigheid

• Eventueel Iemand met tweedelljnskwaliteiten
WIJ bladen:

• Een prettige en afwisselende werkomgeving

• Een goede avond-, nacht- en weekenddlenstregeling

• De mogelijkheid om je eventuele ambities uit te bouwen

• Salaris conform de CAO dierenartspraktijken

• In de toekomst Is associatie niet uitgesloten
Ja solllcitatlabrtaf an CV kun Ja mallen i
joostzwart®planet.nl
06-14186716

SNELLER = BETER

GO.ED = GOE

/ Met grat\'® \\

BO-CELGETALen

\\ P00TBANDJE5 i

n ^

Rilexine\'^200 LC

niLEKINE 200 LCd.

M SAMENSriLUNC per 10 ml u»f>emw C«4aiea«e moAohy^icaai

-ocr page 395-

Hoe u het ook hebben wilt.

7S5

Dierenartsenpraktijk

r.»

rt

DAP Deil is een gemengde praktijk in de Betuwe, waar drie
dierenartsen werkzaam zijn. De praktijk bestaat voor
35 procent uit herkauwers (melkvee/vleesvee/schapen),
35 procent uit paarden en 30 procent uit gezelschapsdieren.

In verband met het vertrek van een collega zoeken wij per
01-01-2009 een gemotiveerde

/ r f

Allround Dierenarts

Het betreft een fulltime baan met deelname in de gemengde
diensten. Onze voorkeur gaat uit naar iemand met ervaring
en een positieve instelling.

Sollicitatiebrieven inclusief cv kunt u sturen naar:
dap Deil
Boonakkerweg 3
4158
lg Deil

Tel: 0345-652353

E-mail: gerardmensen@hotmail.com.

Voor meer informatie over onze praktijk: www.dapdeil.nl.

\' f

r/

fM

i

IDEXX heeft een passende oplossing!

\'^^DIERENKLINIEK
HELLENDOORN

Dierenkliniek Hellendoom is een moderne goed geoutilleerde
gemengde kliniek waarin tien dierenartsen diersoortgericht werken.
Ter versterking van de gezelschapsdierensector zijn wij op zoek naar

Gezelschapsdierenarts (m/v)

wij vragen:

- Minimaal een jaar ervaring als gezelschapsdierenarts;

- Interesse voor interne geneeskunde;

- Uitstekende communicatieve vaardigheden;

- Deelname aan avond- en weekenddiensten.

Wij bieden:

- Een goed geoutilleerde eerste- en tweedelijns kliniek;

- Fulltime functie, salariëring volgens cao;

- Enthousiaste en vooruitstrevende collega\'s;

- Fantastische woonomgeving.

Voor meer informatie over deze functie kunt u contact opnemen
met Hans ten Kate
Telefoon: 0548-655065
Website: www.dierenkliniekhellendoom.nl

Uw sollicitatie kunt u richten aan:

Dierenkliniek Hellendoom, t.a.v. H. ten Kate, Ommerweg 54,
7447
rg Hellendoom of info@dierenkliniekhellendoom.nl.

IDEXX VetLab® Suite

• modernste In-huis analyseapparatuur

• binnenkort: de Catalyst Dx™
en de SNAPshot Dx™

IDEXX SNAP Testen

• betrouwbare ELISA-technologie

• snel informatie over de infectiestatus

IDEXX Vet* Med «Lab

• erkend veterinair laboratorium

• binnenkort: feline Pancreas Lipase!

LA BOR AT DRIES

-ocr page 396-

DierGezondheidsCentrum "Boven-Veluwe" is een gemengde praktijk, met haar
hoofdvestiging te Wezep en een dependance in \'t Harde. Er zijn momenteel
^ negen dierenartsen en negen paraveterinairen werkzaam. Wij werken volgens

krd/iso en als lid van de bpw houden we ons aandecao.ogc "Boven-veluwe" is
een praktijk waar gestreefd wordt naar optimale patiëntenzorg in een gezonde
onderneming. Onze missie is om de afdeling gezelschapsdieren naar een nog
hoger niveau te brengen, zowel in eerstelijns- als in tweedelijns diergeneeskunde.

Wij zijn op zoek naar een:

Dierenarts Gezelschapsdieren (m/v)

per I november 2008

Wij verwachten van de nieuwe dierenarts:

- Minimaal twee jaar diergeneeskundige ervaring;

- Uitstekende eerstelijns diergeneeskunde, met de ambitie en kunde om de tweedelijns diergeneeskunde uit te breiden en meer inhoud te geven;

- Goede contactuele, sociale en organisatorische vaardigheden;

- Teamspirit;

- Betrokkenheid hebben bij patiënt en eigenaar;

- Een gezonde commerciële instelling;

- Participatie in avond- en weekenddiensten, waarvoor wonen binnen de regio een voorwaarde is.
Wij bieden de nieuwe dierenarts aan:

- Een goed geoutilleerde eerste- en tweedelijns kliniek met röntgen, echo, laboratorium, sectieruimte, operatiekamer met gasanesthesie, een
aparte voorbereiding en een uitgebreide opnameafdeling in een prachtig praktijkpand;

- De mogelijkheid om optimale diergeneeskunde uit te oefenen en de ruimte om jezelf te ontwikkelen als dierenarts met een differentiatie in een
bepaald deelgebied;

- Een enthousiast en vooruitstrevend team van collega\'s, zowel dierenartsen als assistentes;

- Een dienstverband van 36 uur, dit is inclusief deelname in week- en weekenddiensten (i op 4).

Reacties en sollicitaties inclusief c.v. graag richten aan E van Vliet. Bij voorkeur per e-mail: F.vanVliet(a)dgcbovenveluwe.nl maar desnoods
schriftelijk:
dgc "Boven-Veluwe" Rondweg 78 8091 xk Wezep.

Heb jij na een paar jaar te hebben gewerkt het gevoel:
Is dit alles?

Mis je uitdaging, gezelligheid en mogelijkheden in je huidige baan?
Het Dierenziekenhuis Amsterdam zoekt:

Een ambitieuze dierenarts gezelschapsdieren

(20-30 uur met snel mogelijkheid tot uitbreiding)

Waar kom je te werken:

In de best geoutilleerde en gezelligste praktijk van Amsterdam zoeken we een ervaren arts die ons team komt versterken. Ben je een teamspeler,
heb je minimaal één jaar ervaring als dierenarts gezelschapsdieren, ben je bereid mee te draaien in bereikbaarheidsdiensten en
ben je toe aan een uitdagende omgeving waarin je jezelf verder kan ontwikkelen? Dan zijn we op zoek naar jou!

Wat houdt de functie in?

Wij zoeken een collega die parttime of fulltime ons team wil komen versterken. Diensten zijn bij ons zoveel mogelijk geïntegreerd in de
werkweek. In het
dz a behandelen we uitsluitend gezelschapsdieren en zien we naast de eerstelijns klachten, ook erg veel tweedeUjns problemen,
waaronder veel verwijzingen.

Wat vragen we van je?

- Teamgeest;

- Minimaal één jaar ervaring;

- Ambitie om je vak op topniveau uit te oefenen.

Wat bieden we?

- Uitdagende praktijk met een erg leuke sfeer;

- Uitgebreide opleiding en nascholingmogelijkheden;

- Zeer uitgebreide diagnostische onderzoeksfaciliteiten;

- Diverse carrièremogelijkheden;

- Salaris cao en een bonussysteem.

Meer informatie?

Voor meer informatie en om te solliciteren kun je mailen naar ischa@dierenziekenhuisamsterdam.nl t.a.v. dhr. Ischa Swartz.

-ocr page 397-

in de darm

VLARIIi

EQUEST & EQUEST PRAMOX

Het ultieme wapen tegen alle
athogene wormen en horzellarven bij
laarden. Inclusief ingekapselde larven
van de kleine strongylide.

Dierenartsen opgelet!

U kunt de paardenbezitters/verzorgers onder uw cliënten een grote dienst
bewijzen. Met Equest & Equest Pramox van Fort Dodge. Een unieke combinatie
voor een volwaardige paardenontworming. Ook de ingekapselde larve van de
kleine strongylide wordt bestreden.

De belangrijkste voordelen:

• Behandeling én preventie tegen alle pathogeen relevante wormen en
horzellarven.

• Eén dosering volstaat voor behandeling én langdurige bescherming.

• Gerenommeerde werkzame bestanddelen: o.a. moxidectine en praziquantel.

• Lange werkingsduur

• Langdurig remanent effect Moxidectine (bewezen 100% effectief tegen
benzimidazole-resistente kleine strongylide).\'

• Optimale vermindering van weldebesmetting.

• Makkelijke toediening.

Vele paardenbezitters realiseren zich nog niet dat de dierenarts dé speclallst Is op
het gebied van paardenontworming. Fort Dodge brengt hier verandering In, o.a.
door een brede Informatiecampagne. De vraag naar Equest & Equest Pramox zal
hierdoor groeien. Zorg daarom dat u deze unieke, effectieve combinatie in huls
hebt.

m

"WH

êA\'

\' Collobert, C. et al. (1998) Efficacy of oral moxidectin gel against Benzimida-zole-resistant cyattiostomes in tiorses both
naturally and artificially infected witti a field population. J. Equine Vet. Science, 18(9), 588-590
Equest Reg NL 09548; werkzame bestanddelen: moxidectine 18,92 mg /gram: URA, Equest Pramox Reg NL 10399:
werkzame bestanddelen: moxidectine 19,5 mg en praziquantel 121,7 mg per gram; URA. Verdere informatie is op
aanvraag beschikbaar bij: Fort Dodge Animal Health, Postbus 14, 6290 AA Vaals.

-ocr page 398-

§)Vétoquino

NIEUW

Een stap dichter bij het ideale anestheticum

Voor inductie en onderhoud

Geregistreerd voor hond en kat
Goede recovery
Brede veiligheidsmarge
Cardiovasculaire stabiliteit
Respiratoire stabiliteit, beperkte apnee

Een stap dichter bij het ideale anestheticum.

Alfaxan

immmmm

Alfaxan«

W mg/ml tolutfofl It^ÊOabk
pour cMens ct chots

^^ W «»/ml > ^mV^

^ mh< Vëtoquinol

BENAMING: AKaxan 10 mg/ml oplossing voor injectie voor honden en katten - SAMENSTELLING: Altaulone tO mg/ml - INDICATIES: Als inductiemiddel vóór initaiatieanesttiesio: Als enig
anesttieticom «oof de inductie en het ondeihoud van de anesthesie vo» het nitvoeren van oodereoeten ol chirurgische ingrepen - CONTRA-INDICATIES: N«t gebruiken in combinahe met andere
intraveoeuie anesthetu ~ BIJWERKINGEN: In kiinisclie studies met Alfaian, werd bij van de honden en 19% van de katten poshnductie apnee vastgesteld, gedetio^d als het ophouden
met ademen gedurende 30 seconden of meer Oe gemidijeide duur van de apnee bi| deze dieren was 100 seconden bij honden en 60 seconden bij katten. Daarom moeten endotracheale intubatie
en züurstoftoediening worden toegepast. Indien u ernsüge bijwerkingen of andersoortige reacties vaststett die niet in deze bijsiuitei worden vermeid, wordt u verzocht uw dierenarts ineivan
in kennis te stellen DIERSOORTEN: Honden en katten - DOSERING: Inducbe van anesthesie: De mduchedosis van Atfaxan is gebaseerd op gegevens uit gecontroleerd laboratorium- en
veldonderzoek en is de hoeveelheid geneesmiddel d» nodig was voot een succesvolle induche van anesthesie bij 9 op 10 honden ol katten (dus 90ste percentueel). De aanbevolen dosenngen
voor inducbe van anesthesie vindt u rechts in de bovenste kader:

De injectiespuit moet worden klaargemaakt met de aangegeven dosis. De snelheid van de intraveneuze injectie moet zodanig zijn dat de volledige dosis, indien node gedurende

secomlen wordt toegediend indien 60 seconden na volledige toediening van de eerste induchedosis nog altijd geen intubabe mogelijk is, kan nog eenzelfde dosis op effect worder._________

De vereiste snelheid van de injectie kan bereikt worden door toediening van een vierde IM) van de berekende dosis om de IS seconden. Hel mkldel moet toegediend blijven worden tot volgens
de clinicus een ïoMoende diepe anesthesie is bereikt voor endotracheale intubabe, of tol de volledige dosis weid toegediend. Onderhouden van de anesthesie: Na inductie van anesthesie met
Aifaian kan het dier geintubeerd worden en kan de anesthesie onderhouden worden met Alfaian of een mbaiabeanesthebcum Er kunnen onderhoudsdoses van Alfaiian worden toegediend als
hikomende bolus ol ais infuus met constante snelheid, Alfaian werd veilig en doeltreffend gebruikt bij zowel honden als katten voot ingrepen die tot een uur in beslag namen De volgende doses,
die worden voorgesteld voor het ondeitioud van de anesthesie, zijn gebaseerd op gegevens oit geconlroleerd laboratorium- en veklondeizoe» en vertegenwoordigen de gemiddekle hoeveelheid
geneesmiddel die nodig was om de anesthesie bi| een hond of kat te onderhouden. De werkelijke dosis moei echter gebaseeid worden op de reactie van de individuele patiënt De voorgestelde
doses Alfaxan voor onderhoud van de anesthesie vindt u rechts in de onderste kader:

Voor onderhoud van de anesthesie met Affaxan bij ingrepen die langer dan 5 tot 10 minuten duren, kan een vlindernaald of katheter m de ader worden gelaten, en kunnen achtereenvolgens kleine
hoeveelheden Alfaian geïnjecteerd worden om het vereiste nnreau en de vereiste door van de anesthesie te ondeihouden, In de meeste gevallen is de gemiddelde doui van herstel, bij gebruik
van Alfaian v(«r onderhoud, langei dan bij gebruik van een gas voor inademing als ondeihoudsmiddel, BEWARING: Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. Niet invriezen. Flacon
m de buitenverpakking bewaien. Dit product bevat geen antimiciobieel conseiveermiddei. Restanten van het middel in de flacon na gebniik van de vereiste dosis, dienen te worden weggegooid,
- REGISTRATIEHOUDER: Jura (DK) pic. 3 lenterden Street. Hanover Square, Lomion WIS ITD - REGISTRATIENUMMER: REG NL 101435 AFLEVERING: UDD - VERDELER: Vétoquinol
B V. ftistbos 3191. S203 00 s-Hertogenbosch, Tel, 073 644 1145. www vetoquinol nl

de eerste 60

INDUCTIE

HONDEN

KAnEN

Zonder premedicatie

Met premedicatie

Zonder premedicatie

Met premed

mg/kg

3

Z

5

5

ml/kg

0,3

0.2

0,5

0,5

ONDERHOUD

HONDEN

KAHEN

Zonder premedicatie

1 Met premedicatie

Zonder premedicatie

1 Met premed

Dosis voor Infusie met constante snelheid

mg/kg/uur

8-9

6-7

10-11

7-8

mgAg/mmuut

0,13-0.15

0,10-O.IZ

0,16-0.18

0.11-0.

mlAg/minuut

0,013-0.015

0,010-0.012

0,016-0.018

0.011-OJ

Bolusdosis por 10 minuten onderhoud

mgrtig

1.3 -1.5

1.0-1,2

1,6-1,8

1,1-l]

mlAg

0.13-0.15

0.10-0,12

0,16-0,18

0,11 &

-ocr page 399-

DEEL 133 ■ AFLEVERING 22 • I5 NOVEMBER 2008

rr-i* • 1 1 • r. Hüb

Tijdschriit voor
Diergeneeskunde

NMvD

Prevalentie humaan-
pathogene
Yersinia
enterocolitica
bij varkens

Verwerpen, vruchtbaar-
heidsproblemen en
mastitis op een rundvee-
bedrijf en een zieke
veehouder: een zoönose?

Resultaten van
kwantitatieve studies
onder gezelschapsdieren-
artsen in Nederland

. 1

V • • \' • « «

M^m

-ocr page 400-

Om u nog beter van dienst te
kunnen zijn verweiiconten wij de volgënde
producten in oi»e familie

Covexin® 8

COVEXINio

LACTOVAC
Gletvax®5

QUADRISOL\'iQQ

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een aantal hoogwaardige producten. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met deze nieuwe producten
kunnen onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel deze nieuwe Pfizerproducten nu via uw groothandel.

Bel voor meer informatie over
deze Pfizerproducten:

info@pfizerah.nl

010-4064600

Pfizer Animal Healtl

-ocr page 401-

Zelfreflectie

Wanneer je googelt op de term zelfreflectie levert dat 90.200 zoekresultaten op.
Al die artikelen vertellen je dat zelfreflectie van origine een term is uit de
psychologie en dat het veel zegt over iemands persoonlijkheid. Zelfreflectie
betekent dat je terugkijkt op hoe je werkt en handelt. Met behulp van zelf-
reflectie sta je stil bij jezelf en vergroot je je zelfkennis. Zelfreflectie over wie je
bent, maakt niet alleen uit voor wie je bent maar ook voor wie je wilt worden.

Even bladerend in mijn eigen woordenboeken en in de \'Van Dalen-online\'
vind ik voor zelfreflectie geen resultaat. Vreemd eigenlijk dat deze term, die voor
iedereen zo begrijpelijk is, nog niet volop is beschreven voor ons dagelijks
taalgebruik. Niettemin heeft zelfreflectie zich ook in onze beroepsgroep
genesteld. Studenten zijn bijvoorbeeld verplicht zichzelf te evalueren en via een
jaarlijks samenzijn met de baas doen werkgevers en werknemers verwoedde
pogingen alles wat negatief is in een positieve leercurve om te buigen. Zelf-
reflectie is ooit bedoeld voor het individu, maar wordt logischerwijs in een
breder verband gegoten. Via enquêtes en al dan niet op financiën geënte
statistieken probeert men de beroepsgroep in beeld te brengen om het individu
zo de kans te geven zichzelf te verbeteren. Want, geef toe, het leren van recente
ervaringen en/of fouten van anderen kan een stuk gemakkelijker zijn dan deze
zelf te moeten ondervinden. Niet dat het artikel in het katern \'Voor de praktijk\'
in het tijdschrift dat nu voor u ligt, uitgaat van de fouten die er zijn gemaakt.
Maar het geeft een heel aardig beeld van de ontwikkeling van de
gezelschapsdierenpraktijk in de afgelopen tien jaar. Volgens dit onderzoek doen
we het zo slecht nog niet! De praktijkinkomsten zijn verdubbeld en met de
algemene tevredenheid lijkt het ook bergopwaarts te gaan. Als we nu alleen nog
ons geluk in het privéleven iets weten op te krikken, is er wellicht weinig meer
om over te klagen.

Niet bedoeld als zelfreflectie maar als demografisch onderzoek worden in dit
artikel verschillende aspecten van de beroepsgroep beschreven en is het aan
iedereen zelf om hier persoonlijk op te reflecteren. De term demografie wordt
wél beschreven in de online beschikbare woordenboeken. Het is de wetenschap
die de kwantitatieve aspecten van een bevolking, of groepen daarvan,
bestudeert. Een dergelijke studie raakt aan sociale wetenschappen als geografie,
sociologie, antropologie en geschiedenis, maar ook aan exacte wetenschappen
als statistiek en wiskunde.

Demografie is \'hot\', ook in de diergeneeskunde. Dat bewijst niet alleen het
artikel in dit tijdschrift maar ook, inmiddels hoogstwaarschijnlijk dr., J.B.A.
Loomans. joop Loomans zal op donderdag 13 november zijn proefschrift
getiteld
The equine veterimrian. Past, present and prospect of a profession verdedigen
in het academiegebouw te Utrecht. Dit proefschrift breekt met de aloude
tradities van vele laboratoriumuurtjes en nachtelijke bloedafnames maar legt de
ontwikkeling van de paardenarts (pijnlijk) bloot.

:nmvD

Al deze ontwikkelingen tonen mijn inziens aan dat zelfreflectie niet meer uit
onze beroepsgroep is weg te denken. Maar laten we het dan ook professioneel
benaderen: maak gebruik van ervaringen uit de meer sociale en economische
wetenschappen en vindt niet zelf voor de zoveelste keer het wiel uit. De
toekomst bestaat uit dierenartsen die volgens functiebeschrijving A, B of C aan
het werk zijn en duivelsgoed weten hoe zelf te reflecteren. En we mogen
verwachten dat deze moderne dierenartsen/specialisten in een krapper
wordende arbeidsmarkt het maximale weten te halen uit hun jaarlijkse
functionering- en beoordelingsgesprek, een ontwikkeling om toe te juichen en
met een professionele positieve instelling te omarmen!

Tamarinde Laan

-ocr page 402-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter)
Mw. dr. B.RM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.H. Hooijer (dierziektenbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr TT.J.M. Laan
Dr. R.S. Schrijver
Dr E. Teske
Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dl FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr P De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr F. van Knapen (Utrecht)
Dr J.T Lumeij (Utrecht)
Prof. dr A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 534 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,
3 500 aa Utrecht, nr 5 5 50 48 861 en c en e
bank n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd m groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 403-

inhoudsopgave

Deel 133 • Aflevering 22 • rs november 2008

wetenschap ..... Prevalentie humaanpathogene Yersinia enterocolitkabi] varkens

E. de Boer, J.T.M. Zwartkruis-Nahuis en R. Lesuis 938

voor de praktijk ..... Verwerpen, vruchtbaarheidsproblemen en mastitis op een

rundveebedrijf en een zieke veehouder: een zoönose?

L van Wuijckhuise en J. Otten 944

Resultaten van kwantitatieve studies onder gezelschapsdierenartsen
in Nederland
(1998 tot 2008)

Y. Pouhanne, H.van Rossem, M. Verburgh, en Pk Picavet 946

in veterinair verband Dierenartsen kunnen alleenrecht op voorschrijven ura-middelen

kwijtraken Gerard van Eijden en Teus Kreuger 954
Vogelgriep (aviaire influenza): toepassing van recombinant dna-

technieken bij onderzoek en vaccinontwikkeling Ben Peeters 956

Genetisch onderzoek naar weke delen sarcomen K.M. Boerkamp 959

Gesignaleerd Carolien de Jager 962

praktijk in bedrijf ..... Op de kleintjes letten fo/rcj Msseuflm 964

cursussen en congressen ..... k&k-AvEx-congres 96/

\'Pet Obesity Epidemie\' Paul Overgaauw en Enne Kwant 969

rubrieken ..... Uit de redactie 935

Nieuws 942

Veterinair tuchtrecht 953

Nieuws uit de industrie 973

Personalia 975

Deadline kopij 975

Doorlopende agenda 975

-ocr page 404-

Prevalentie humaanpathogene Yersinia
enterocolitica
bij varkens

E. de BoerJ.T.M. Zwartkruis-Nahuis\' en R. Lesuis\'

Tijdschr Diergeneeskd 2008:938-941

Oorspronkelijk artikel

samenvatting

Varkens worden beschouwd als de belangrijkste bron van
humaanpathogene
Yersinia enterocolitica. In dit prevalentie-
onderzoek werden pathogene
Y. enterocolitica-stimmen
geïsoleerd uit 13 (9,3 procent) van 140 monsters varkens-
tonsillen en uit 5 (3,3 procent) van 150 monsters varkens-
faeces. Deze prevalentiepercentages zijn lager dan die
gevonden in eerder uitgevoerd onderzoek. Toepassing van
goede slachthygiëne is essentieel om de besmetting van
varkensvlees met pathogene
Y. enterocolitica zo laag
mogelijk te houden en daarmee het risico van humane
yersiniose te minimaliseren.

summary

Prevalence of human pathogenic Yersinia enterocolitica in
pigs

Pigs have been identified as the main reservoir of human
pathogenic Yeisinia
enterocolitica. In this prevalence study,
pathogenic Y.
enterocolitica strains were isolated from 15
(9.3 %) of 140 samples of porcine tonsils and from 5 (5.5 %) of
150 samples of pig faeces. These prevalence percentages are
lower than those reported in an earlier study. Good hygienic
slaughter practices are essential to prevent the contamination of
pork with pathogenic Y.
enterocolitica and consequently to
minimize the risk of human yersiniosis.

inleiding

Yersinia enterocolitica is een bacterie die bij de mens
gastro-enteritis kan veroorzaken met mogelijk ernstige
complicaties, zoals pseudo-appendicitis, septicaemie,
reactieve artritis en myocarditis. In 2006 stond yersiniose
in de
eu op de derde plaats van meest gerapporteerde
humane zoönosen, met een totaal van 8979 gerappor-
teerde gevallen (r).

Op basis van biochemische eigenschappen kunnen
zes biotypen van
Y. enterocolitica worden onderscheiden (2,
tabel i) en er zijn inmiddels meer dan zestig 0-serotypen
bekend. De meeste bio-/serotypen worden zelden of nooit
in verband gebracht met ziekte bij de mens. Drie bio-/
serotypen, iB/0:8, 2
/0:9 en 4/0:3, zijn verantwoordelijk
voor 90 procent van de gevallen van humane yersiniose,
terwijl ongeveer tien andere typen sporadisch voorkomen

i Voedsel en Waren Autoriteit, Regio Oost, Postbus 202,

7 200 A E Zutphen. E-mail: enne.de.boer@vwa.nl.

bij mensen met yersinioseachtige klachten (3, tabel 2).

Yersinia enterocolitica en gerelateerde soorten kunnen uit
een groot aantal verschillende rauwe of bewerkte voe-
dingsmiddelen worden geïsoleerd (4). De grote meerder-
heid van deze isolaten verschilt echter in biochemische en
serologische eigenschappen van typische klinische
stammen en deze isolaten worden dan ook wel geclassifi-
ceerd als \'niet-pathogene\' of\'omgevings\'
Yersinia-
stammen. Varkens vormen de belangrijkste bron van
humaanpathogene
Y. enterocolitica-stammen. De bacterie
leeft als commensaal in het maagdarmkanaal van deze
dieren en komt verder met name voor in de mondholte
(tonsillen en tong) (5). Tijdens de slacht kan het varkens-
karkas besmet raken, waardoor de bacterie in de voedsel-
keten terechtkomt (6). Door het psychrotrofe karakter van
Y. enterocolitica kunnen deze organismen zich in gekoeld
bewaarde voedingsmiddelen, bijvoorbeeld vlees en
vleesproducten, vermenigvuldigen tot aantallen die een
gezondheidsbedreiging vormen voor de mens.

Bij onderzoek van de Voedsel en Waren Autoriteit
uitgevoerd in 1998 werd
Y. enterocolitica geïsoleerd uit
varkenstonsillen en monsters varkensmest. In totaal 6
(4,0 procent) van
14g monsters faeces en 33 (21,6 procent)
van 153 monsters tonsillen bevatten
Y. enterocolitica-stam-
men die behoorden tot de potentieel pathogene serotypen
0:3 en
0:9. Verder werden uit i procent van de onderzoch-
te monsters varkensvlees pathogene
Y. enterocolitica-slam-
men geïsoleerd (alle serotype 0:3/biotype 4) (7).

Het doel van dit onderzoek was het opnieuw bepalen
van de prevalentie van
Y. enterocolitica in slachtvarkens, om
na te gaan of de afgelopen jaren een verandering is
opgetreden in de besmettingsgraad van varkens met
pathogene
Y. enterocolitica. Hiertoe werden varkenstonsil-
len en monsters varkensfaeces verzameld in aantallen die
overeenkwamen met die in eerder uitgevoerd onderzoek.
De monsters werden geanalyseerd volgens iso 10273 (8)
en de isolaten werden gekarakteriseerd door bepaling van
serotype, biotype en aanwezigheid van virulentiegenen.

materiaal en methoden

Het verzamelen van de monsters (tonsillen, faeces) vond
plaats in de periode september 2006 tot januari 2007.
Iedere week werden tien tonsillen en tien monsters faeces
verzameld in een varkensslachterij. Per monsterneming
waren maximaal vijf monsters faeces en tonsillen afkom-
stig van dieren van dezelfde boerderij; dus per monster-
neming werden dieren van tenminste twee verschillende
bedrijven bemonsterd. Monsters van faeces en tonsillen
waren niet van dezelfde dieren.

Voor het verzamelen van monsters van de faeces werd
de inhoud van de endeldarm zoveel mogelijk geconcen-
treerd door de darminhoud vanaf twee punten naar elkaar

-ocr page 405-

Test

Biotypen

lA

iB

2 3

Lipase (Tween-esterase)

Esculine hydrolyse

-

Salicine (zuurvorming)

-

Pyrazinamidase

Indolproductie

( ) -

Xylose (zuurvorming)

-(-

Trehalose (zuurvorming)

Nitraatreductie

I = positief; ■ = negatief; ( ) = vaak zwak of vertraagd positief.
Tabel i. Biotypen van
Yersinia enterocolitia.

Biotype Serotypes

Prevalentie in Europa Virulentie voor

de mens

4

0:3

-l-f-f-H

-f2

2

0:9:0:5,27

tot

3

0:3:0:5,27

-1-

iB

0:8; 0:2I; 0:13; 0:7

= 0

(en andere)

5

0:3;0:2,3;0:1,2,3

= 0

-f

lA

veel (incl. 0:8; 0:5

0

0:7; 0:13;....)

i: van o tot geeft de mate van frequentie van de subgroepen aan.
2: van o tot geeft de mate van virulentie van de subgroepen aan.

Tabel 2. Pathogeniteit van biotypen en serotypen van Y. enterocoUtica.

toe te bewegen. Na desinfectie van het oppervlak met
behulp van 70 procent alcohol werd op het \'verzamelpunt\'
een snede gemaakt met een steriel scalpelmesje. Ver-
volgens werd de darminhoud met beide handen richting
snede gebracht. Contact van de faeces met het buiten-
oppervlak van de darm werd zoveel mogelijk voorkomen.
De faeces (circa 50 gram) werd opgevangen in een steriel
potje, dat direct in een koelbox werd geplaatst.

De tonsillen werden met steriele mesjes weggesneden,
in steriele zakjes verzameld en daarna in een koelbox
geplaatst.

De monsters van tonsillen en faeces werden na
aankomst op het laboratorium gekoeld bewaard (0 tot
2 graden Celcius) en binnen 48 uur na monsterneming
ingezet. De monsters werden onderzocht op de aanwezig-
heid van
Y. enterocoUtica volgens iso ro273 (8). Hierbij
werden parallel twee isolatiemethoden uitgevoerd: i)
ophoping in peptone, sorbitol and bile salts
(psB)-bouillon,
loogbehandeling van de ophoping en vervolgens isolatie
op Cefsulodin, Irgasan and novobiocin (ciN)-agar; 2)
ophoping in Irgasan, ticarcillin and potassium chlorate
(iTc)-bouillon en isolatie op Salmonella/Shigella-agar, met
sodium desoxycholate and calcium chloride (
ssdc).
Typische kolonies opciN-enssDC -agar werden reingestre-
ken op trypton soja-agar en daarna getest op urease.
Isolaten die positief waren voor urease, werden bioche-
misch geïdentificeerd en bevestigd als
Y. enterocoUtica met
behulp van het
a pi 2oE-testsysteem (bioMérieux).
Y. enterocoUtica-isolsLten werden ten slotte getest op biotype
door bepaling van indolvorming, hydrolyse van esculine.

Monster

Faeces
Tonsillen

i

12

5

13

150
140

I pathogeen: isolaten behorend tot biotypen anders dan lA.
Tabel 3. Isolatie van
Yersinia enterocoUtica uit varkensfaeces en tonsillen.

omzetting van salicine en xylose en pyrazinamidaseactivi-
teit. Tevens werd het serotype bepaald door agglutinatie
met commerciële antisera (0:3,0:5,0:8 en 0:9) (Denka
Seiken) en werden de isolaten getest met een multiplex
PCR voor de detectie van zowel
Y enterocoUtica in het
algemeen als specifiek pathogene
Y enterocoUtica. Voor
bevestiging en detectie van virulentiegenen werden de
volgende primers toegepast:
Yersinia enterocoUtica fragment
(pry2/pry3) en
Yersinia pathogeniteit fragment (pry4/pry5)
volgens Aarts et al. (9);
Yersinia ail-gen (chromosomaal) en
YersiniayadA-gen (plasmid), zoals beschreven in nmkl
methode No. 163 (10).

RESULTATEN

In totaal 140 monsters tonsillen en 150 monsters faeces
van varkens werden verzameld tijdens twaalf bemonsterin-
gen op verschillende dagen in drie slachterijen. De varkens
waarvan de tonsillen en faeces werden bemonsterd, waren
afkomstig van veertig verschillende bedrijven. De resul-
taten zijn samengevat in de tabellen 3 en 4.

DISCUSSIE

Pathogene Y. enterocoUtica-stammen werden geïsoleerd uit
13 (9,3 procent) van 140 monsters varkenstonsillen en uit
5 (3,3 procent) van 150 monsters varkensfaeces (tabel 3).

De geïsoleerde Y. enterocoUtica-slammen behoorden tot
de biotypen lA en 4. Alleen de biotype 4-stammen werden
als pathogeen beschouwd. Deze stammen behoorden tot
de serotypen 0:3 of 0:5 en waren positief voor de geteste
genen die indiceren voor virulentie
(pry4/pryyadA, ail)
(tabel 4).

Van de totaal achttien positieve monsters werden negen
gedetecteerd met toepassing van de methode
itc-ssdc,
acht met de methode pbs-cin en één monster werd met
beide methoden positief bevonden. Parallelle toepassing
van de in iso 10273 voorgeschreven combinaties van
ophopings- en isolatiemedia is dan ook noodzakelijk voor
een optimale detectie, zoals ook werd geconcludeerd uit
eerder gepubliceerd onderzoek (i i). Uit tabel 4 wordt ook
duidelijk dat metbehulp van de methode
pbs-cin even-
eens niet pathogene
Yersinia wordt geïsoleerd. Toepassing
van de
pcr-bepaling met primercombinatie pry2/pry3
bleek een effectieve test voor de bevestiging van
Y. enteroco-
Utica.
Naast biotypering geeft uitvoering van een pcr-
bepaling voor de detectie van virulentiegenen belangrijke
informatie over de pathogeniteit van Vers/tt/a-isolaten.
Hierbij verdient bepaling van het
ail-gen, gelokaliseerd op
het chromosoom, de voorkeur boven bepaling van het
yadA-gen, dat gelokaliseerd is op een plasmide, die de

aantal aantal monsters Y. enterocoUtica positief
Totaal pathogeen" niet pathogeen

6

25

-ocr page 406-

bacterie kan verliezen (10). Toepassing van een combinatie
van een kweekmethode en de
pcr-bepaling van het ail-gen
lijkt een optimale methode voor de detectie van pathogene
Y. enterocolitica in onverhit vlees (12).

Vergelijking van deze resultaten met die van eerder in
Nederland uitgevoerd onderzoek in rggS (7) laat zien dat
de besmetting van varkens met pathogene
Y. enterocolitica
is afgenomen. Voor tonsillen was deze afname significant
(chi-kwadraat toets; P = 0,0039). De beperkte omvang van
de steekproeven in deze onderzoeken laat echter een
definitieve conclusie met betrekking tot een dalende
tendens in de besmetting van varkens met pathogene
Y. enterocolitica niet toe.

Vergelijking met prevalenties gevonden in andere
Europese landen is niet goed mogelijk, omdat in de huidige
eu-zoönosenrapportage informatie over de pathogeniteit
van de isolaten gevonden in de diverse lidstaten meestal
ontbreekt (3). Momenteel wordt door de
efsa gewerkt aan
een geharmoniseerd monitoringprogramma voor
Yersinia
in voedingsmiddelen en dieren in de Europese lidstaten (3).

De resultaten van het hier gepresenteerde onderzoek
bevestigen dat varkens nog steeds een belangrijke bron
vormen van pathogene
Y. enterocolitica-stammen. Uit
eerder uitgevoerd onderzoek in Nederland en andere
landen blijkt evenwel dat de besmetting van varkensvlees
met deze pathogenen doorgaans gering is, doordat de
besmetting van varkenskarkassen met faecaal materiaal of
vanuit de mondholte tijdens het slachtproces zo veel
mogelijk wordt voorkomen (6, 7).

Aangezien varkensvlees dus zelden besmet is met
pathogene
Y. enterocolitica, de groeimogelijkheden van deze
bacteriën in rauw varkensvlees beperkt zijn, de minimaal
infectieuze dosis vermoedelijk hoog is en varkensvlees
zelden rauw wordt geconsumeerd, vormt varkensvlees
momenteel geen belangrijke bron van yersiniose in
Nederland. V^el is het van belang te verhinderen dat door
kruisbesmetting consumptiegerede producten, zoals
bijvoorbeeld vleeswaren, worden besmet en tijdens
gekoelde bewaring psychrotrofe yersinia\'s zich kunnen
vermenigvuldigen tot aantallen die een gezondheidsrisico
kunnen opleveren.

conclusie

Varkens vormen nog steeds een bron van pathogene
Y. enterocolitica- stammen. Door een goede slachthygiëne
moet de besmetting van varkensvlees met deze pathoge-
nen zoveel mogelijk worden voorkomen. Omdat besmet-
ting van varkensvlees met pathogene
Y. enterocolitica
mogelijk blijft, is een grondige verhitting van varkensvlees
voor consumptie essentieel, evenals het verhinderen van
kruisbesmetting van consumptiegerede producten via
rauw varkensvlees of besmette oppervlakken.

Stamnr

Herkomst

Isolatiemedium^

Species2/Serotype3

Biotype

PCR

PGR

PGR

PCR

T = tonsil F = faeces

prygen compleet

prygen pathogeen

yadA gen

aiVgen

I

T

SSDC

Y.e. 0:3

4

-t-

2

T

SSDC

Y.e.O:i

4

■1-

3

T

SSDC

Y.e.0:3

4

4

T

SSDC

Xe. 0:3

4

5

T

CIN

Y.e. 0:3

4

6

T

CIN

Y.e. 0:3

4

-1-

7

T

SSDC

Y.e. 0:3

4

8

T

GIN

Y.e. 0:3

4

9

T

GIN

V:e.0:3

4

ro

T

GIN

Y.e. 0:9

lA

=

=

II

T

GIN

Y.e. 0:9

lA

=

=

12

T

GIN

Y.e. 0:5

4

-t-

13

T

GIN

Ke. 0:5

4

-t-

14

T

GIN

Y.e. 0:5

4

-t-

15

T

GIN

Y.e. 0:9

lA

=

16

T

GIN

Y.e. 0:9

lA

_

17

T

GIN

Ye.Os

IA

_

18

T

GIN

Y.e.O-.\'i

lA

_

19

T

GIN

Y.fred

=

=

20

T

cin

Ke.OT

iA

=

=

21

T

GIN

Y.e.O-.\'i

lA

22

T

GIN

Y.e. 0:5

iA

23

T

GIN

>:e.OT

iA

24

T

GIN

KC.0:3

4

.

.

25

T

GIN

Y.fred.

=

-

26

F

SSDG

Y.e. 0:3

4

.

27

F

SSDG

Xe. 0:3

4

-1-

28

F

ssdc

Y.e. 0:5

4

29

F

GIN

Y.e. 0:5

lA

-t-

=

=

30

F

GIN

Y.e.0:^

4

31

F

SSDG

Y.e.Os

4

i ssdc = Salmonella/Shigella agar, met sodium desoxycholate en calcium chloride; gin = Cefsulodin, Irgasan and novobiocin agar; ^ Y.e.= Y. enterocoli-
tica; Y.fred. = Y. frederiksenii-,
3 0:3 = serotype 0:3; OT = serotype anders dan 0:3,0:5,0:8, 0:9.

Tabel 4. Yersinia enterocolitica-isolnen uit varkenstonsillen en faeces.

-ocr page 407-

literatuur

European Food Safety Authority. The Community Summary Report
on trends and sources of zoonoses, zoonotic agents, antimicrobial
resistance and foodborne outbreaks in the European Union in 2006.
The EFSA Journal 2007; 130:1-310.

Wauters G. Kandolo K and Janssens M. Revised biogrouping scheme of
Yersinia enterocolitica. Contrib Microbiol Immunol 1987; 9:14-21.
European Food Safety Authority. Scientific Opinion of the panel on
BiOHAz on a request from EFSA on monitoring and identification of
human enteropathogenic Yersinia spp. The
efsa Journal 2007; 595:
1-30.

Boer E de. Isolation of Yersinia enterocolitica from foods. Contrib
Microbiol Immunol 1995; 13:71-73.

Nesbakken T. Comparison of sampling and isolation procedures for

recovery of Yersinia enterocolitica serotype 0:3 from the oral cavity of

slaughter pigs. Acta Vet Scand 1985; 26:127-135.

Boer E de and Nouws JFM. Slaughter pigs and pork as a source of

human pathogenic Yersinia enterocolitica. Int J Food Microbiol 1991; 12:

375-378.

Boer E de, Hulleman A and Kleverwal M. Comparison of culture
media for the isolation of
Yersinia enterocolitica from porcine faeces and
tonsils. Ned Tijdschr Med Microbiol 1998; 6: S46-S47.

8. iso 10273:2003. Microbiology offood and animal feeding stuffs

- Horizontal method for the detection of presumptive pathogenic
Yersinia enterocolitica. International Organization for Standardisation.
Geneva, Switzerland, 2003.

9. Aarts HJM, Joosten RG, Henkens MHC, Stegeman H and Hoek AHAM
van. Rapid duplex assay for the detection of pathogenic
Yersinia
enterocolitica strains.
J Microbiol Methods 2001; 1522: 209-217.

10. nmkl Method No. 163. Pathogenic Yersinia enterocolitica. pgr methods
for detection in foods. Nordic Committee on Food Analysis, Oslo,
Norway.

11. Boer E de. Isolation of Yersinia enterocolitica from foods. In: Handbook of
Culture Media for Food Microbiology Ed. Corry JEL, Curtis GDW and
Baird RM. Elsevier, Amsterdam, 2003: pp 215-2 28.

12. Thisted Lambertz S, Granath K, Fredriksson-Ahomaa M, Johansson K-E
and Danielsson-Tham M-L Evaluation of a combined culture and
pgr
method (nmkl-163A) for detection of presumptive pathogenic
Yersinia enterocolitica in pork products. J Food Protect 2007; 70: 335-340.

Artikel ingediend: 28 januari 2008

Artikel geaccepteerd: 27 augustus 2008

Test zoekt
serum

VOOR \\
UHNDEN t

EN
KAHEN!

Jeuk door atopische dermatitis
is een veel voorkomend probieem
bij honden en katten.

De Artuvetrin® Serum Test is een betrouwbare allergietest
voor hond en kat. De test maakt gebruik van antilichamen
met specifieke anti-Fee reactiviteit Hierdoor is een optimale
behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie
(hypo- of desensibilisatie) mogelijk.

Artuvetrin® SerumTest

DE STERKE PUNTEN OP EEN RIJTJE:

Kwalitatief hoogwaardige test
Eenvoudig in te sturen
Overzichtelijke testuitslag
Advies op maat

Artu

BIOLOGICALS

POSTBUS 612, 8200 AP LELYSTAD, NEDERLAND,
TELEFOON: 31(0)320 - 26 79 00, TELEFAX: 31(0)320 - 25 60 60
E-MAIL; ARTUVETRIN@ARTU-BIOLOGICALS.COIVI, WWW.ARTUVETRIN.NL

Artuvetrin® biedt u complete ondersteuning bij diagnostiel* en behandeling
van atopische dermatitis; van bloed- en huidtesten tot immunottierapie.

-ocr page 408-

Kandidaatlidmaatschap
Groep
GKZ

Tijdens de jaarlijkse ledenvergadering
van de Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg (
gkz), die werd
gehouden op 14 oktober jongstleden,
heeft het bestuur het kandidaat-
lidmaatschap van de groep onder de
aandacht gebracht. Studenten die
kandidaatlid zijn van de
knmvd
kunnen voor 10 euro per jaar ook
kandidaatlid worden van de groep
gkz. Belangstellenden kunnen zich
melden bij de secretaris van de groep
gkz: Noortje Reeuwijk (e-mailadres:
noortje.reeuwijk(a) r 2m0ve.nl). Meer
informatie over de groep
gkz is te
vinden op de website van de
knmvd.

Ontsluiting
mastitiskengetallen

ugcn en de bedrijfsmanagementsyste-
men Agis Automatisering, Agrovision,
rum a en Uniform Agri werken samen
om uiergezondheidgegevens via de
managementprogramma\'s beter te
ontsluiten. Veehouders die de pro-
gramma\'s van bovenstaande bedrijven
gebruiken, kunnen vanaf 15 januari
2009 de ingevoerde behandelingen
voor (sub)klinische mastitis gebruiken
voor hun analyses rondom uiergezond-
heid en behandelingen. Op dit moment
bouwen de verschillende makers van
de computerprogramma\'s aan deze
nieuwe
ugcn Mastitis Monitor. Met
deze verbeteringen kunnen veehouders
objectief controleren wat het effect is
van verschillende behandelingen.
Bovendien biedt de nieuwe module de
mogelijkheid dierenartsen of andere
adviseurs te attenderen op verande-
rende omstandigheden. Door het
invullen van een alarmwaarde voor
bijvoorbeeld het tankmelkcelgetal, het
percentage nieuwe attenties en/of het
aantal klinische mastitisgevallen wordt
de adviseur automatisch op de hoogte
gebracht. Het is belangrijk de mastitis-
gevallen goed in het
bms in te voeren.
Binnenkort staan op de
uGCN-website
hiervoor korte handleidingen.

Seniorenreis Normandië

De projectgroep \'Reizen\', onderdeel
van de commissie senioren van de
knmvd, heeft besloten dat de reis in
2009 naar Normandië zal gaan. De reis
zal plaatsvinden van 13 tot en met
17 mei. Tijdens deze reis zal in
vergelijking met de voorgaande jaren
extra aandacht worden besteed aan
cultuur en natuur, maar de agrarische
inbreng zal nog voldoende zijn. Op dit
moment kunnen geïnteresseerden
zich nog niet opgeven voor deze reis.
Half maart 2009 zal onze doelgroep
een uitgebreid programma en een
inschrijfformulier ontvangen.

Met dank aan Piet Verhuist

Prijs voor
kattenonderzoek

Hannah Dewerchin van de Univer-
siteit Gent kreeg de eerste
abcd en
Merial Young Scientist Award
(amysa)
uitgereikt op het congres van de
European Society of Feline Medicine
in Edinburg op 25 september jongst-
leden. Dr. Dewerchin (29) ontving de
prijs voor haar werk over feliene
infectieuze peritonitis
(fip) en vooral
over de interactie tussen het virus en
de gastheercel en de capaciteit van het
virus om de humorale immuniteits-
respons te vermijden. "De mechanis-
men die hierbij betrokken zijn,
kunnen mogelijk verklaren waarom
een kat de infectie niet de baas kan, en
waarom vaccinatiepogingen meestal
mislukken", verklaarde ze. Haar
onderzoek draagt belangrijke in-
zichten bij voor een beter begrip van
de pathogenese van
fip.

Pelshonden dood door
melamine

Vijftienhonderd honden in het
noordoosten van China zijn gestorven
na het eten van diervoeding veront-
reinigd met melamine. Het gaat om
wasbeerhonden, die worden gefokt
vanwege hun vacht. Alle getroffen
dieren waren afkomstig van boerde-
rijen uit één dorp. Uit onderzoek bleek
dat de dode honden allen leden aan
nierstenen, die voor een kwart uit
melamine bestonden. De fabrikant
van het hondenvoer onderhandelt
met de fokkers over een schade-
vergoeding.

www.nieuws.nl

Vangnetregeling
arbeidsongeschiktheid
voor ondernemers

Verzekeraars hebben een vangnet-
regeling in het leven geroepen voor
zelfstandige ondernemers die zich
moeilijk tegen arbeidsongeschiktheid
kunnen verzekeren. In het verleden
vielen deze ondernemers terug op de
Wet Arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring Zelfstandigen (de
waz), die in
2004 is vervallen. Met deze vangnet-
regeling van de verzekeraars is de
waz
in een andere vorm weer terug. Let
wel, het gaat echt om een vangnet: de
uitkering bedraagt maximaal het
minimumloon.

Voor bestaande zelfstandigen is de
vangnetregeling tijdelijk opengesteld
tussen I november 2008 en i februari
2009. Ondernemers die in aanmerking
willen komen voor deze verzekering,
moeten tussen november en februari
bij een verzekeraar een offerte
opvragen voor een reguliere arbeids-
ongeschiktheidsverzekering. Als zij
gedurende deze drie maanden niet (of
alleen met zware uitsluitingen)
worden toegelaten tot die verzekering,
kunnen zij zich bij de desbetreffende
verzekeraar melden voor de vangnet-
regeling. Na I februari 2009 blijft de
vangnetregeling alleen nog toeganke-
lijk voor startende ondernemers.

-ocr page 409-

In Californië ziet men dit jaar een
uitzonderlijk groot aantal lepto-
spirosegevallen onder zeeleeuwen.
Elke vier tot vijf jaar is er een piek in
het voorkomen van deze bacteriële
infectie onder de Californische
zeeleeuwen. De ziekte tast de nieren
aan en kan dodelijk aflopen. Nieuw
onderzoek zal zich richten op de
factoren die bijdragen aan dit cycli-
sche verloop van de infectie. Men is al
begonnen met het nemen van
bloedmonsters en het merken en
uitzetten van jonge Californische
zeeleeuwen. Leptospirose-epidemiën
bij zeeleeuwen werden in de vroege
jaren zeventig van de vorige eeuw
voor het eerst waargenomen.

www.sciencedailycom

Stro in mest

Door stro toe te voegen aan mest
worden antibiotica die in de mest zijn
achtergebleven, beter afgebroken. Dit
is de conclusie van het onderzoeks-
instituut
ars van het Amerikaanse
ministerie van landbouw op basis van
onderzoek. In deze studie bepaalde
een onderzoeker van de Technische
universiteit van Istanboel (Turkije)
samen met een Amerikaans team de
gehalten
Oxytetracycline en chloro-
tetracycline in mestmonsters. Zij
concludeerden dat de concentraties
van deze antibiotica afnamen als de
mest werd vermengd met stro. De
verklaring is dat het mengen met stro
de mest verrijkt met lucht, wat de
compostering ten goede komt.

Agrarisch Dagblad

Leptospirose bij
zeeleeuwen

LICG gaat internationaal

De eerste huisdierenbijsluiters van het
het Landelijk Informatiecentrum
Gezelschapsdieren
(licg) werden
afgelopen dierendag 4 oktober door de
voorzitter van het
licg overhandigd
aan minister Verburg van
lnv. Het
initiatief krijgt aandacht uit het
buitenland. De Vlaamse dierenartsen-
vereniging
savab heeft interesse in
het concept en het xv-programma
zdf
Heute in Europa heeft er aandacht aan
besteed. De huisdierenbijsluiter is een
soort handleiding voor huisdieren. Hij
moet voorkomen dat mensen impul-
sief een huisdier kopen zonder over de
consequenties na te denken. Inmid-
dels zijn er ongeveer dertig bijsluiters
gereed. Deze zijn voorlopig alleen te
downloaden van de website van het
licg (www.licg.nl). Het is de bedoeling
dat er voor de meeste soorten huis-
dieren bijsluiters beschikbaar komen.

Vlees bevriezen tegen
Toxoplasma

Volgens onderzoekers van Wage-
ningen
ur kan de vleesketen helpen
Toxoplasmabesmetting te voorkomen
door het invriezen van vlees. In
Nederland worden jaarlijks ongeveer
200.000 mensen besmet met Toxo-
plasma, van wie 15 tot 20 procent
griepachtige klachten ontwikkelt. Ook
veroorzaakt de parasiet aangeboren
afwijkingen en mogelijk psychotische
aandoeningen. Momenteel richt de
preventie zich vooral op voorlichting
aan zwangere vrouwen. Katten zijn de
belangrijkste bron van Toxoplasma-
besmetting. Schapen, geiten of
buitenlopende varkens nemen
Toxoplasma-eitjes op, waardoor hun
vlees besmet raakt. Tweederde van alle
humane besmettingen zou het gevolg
zijn van vleesoverdracht. De parasiet
kan echter niet tegen invriezen. De
onderzoekers bepleiten daarom dat de
sector haar verantwoordelijkheid
neemt door besmette dieren op te
sporen en hun vlees te ontsmetten
door het in te vriezen.

Bevroren sperma
neushoorn

Onlangs werd in de dierentuin van
Budapest een witte neushoorn
geboren na kunstmatige inseminatie
met bevroren sperma. De babyneus-
hoorn, een mannetje, werd geboren op
22 oktober 2008, om 4.57 uur In juni
2007 bevruchtten wetenschappers de
moeder met bevroren sperma van een
neushoornstier. Dit sperma was drie
jaar lang opgeslagen bij -i 96 graden
Celcius in vloeibare stikstof. De
techniek die voor het invriezen
gebruikt werd, was nieuw ontwikkeld
en is speciaal geschikt voor het
invriezen van sperma van wilde
dieren. De babyneushoorn was gezond
en werd normaal geaccepteerd door
zijn moeder. Volgens de wetenschap-
pers betekent de geboorte een door-
braak voor het in stand houden van de
soortenrijkdom. Van de noordelijke
witte neushoorn leven nog maar drie
of vier dieren in het wild en
acht exemplaren in dierentuinen,
www.sciencedailycom

ONCologisch Treffen 2009

Het Nederlands KankerFonds voor
Dieren
(nkfd) biedt vier studenten
van de faculteit Diergeneeskunde te
Utrecht en een student van de
faculteit Diergeneeskunde te Merel-
beke de mogelijkheid aanwezig te zijn
op het ONCologisch Treffen 2009. Dit
congres vindt plaats op 8 en 9 februari
2009 in Kontakt der Kontinenten te
Soesterberg. Zowel studenten uit het
vierde jaar als co-assistenten komen in
aanmerking voor deelname. Geïnte-
resseerden kunnen zich aanmelden
via de website van het
nkfd
(www.nkfd.nl) of rechtstreeks bij het
nkfd-secretariaat (info@nkfd.nl)
onder vermelding van naam en
contactgegevens. De sluitingsdatum is
31 december 2008. Een notaris zal
begin januari 2009 vijf namen trekken
uit de lijst van aanmeldingen. De
winnaars krijgen rechtstreeks bericht
van het
nkfd.

-ocr page 410-

Verwerpen, vruchtbaarheidsproblemen
en mastitis op een rundveebedrijf en
een zieke veehouder: een zoönose?

Infectie met Staphylococcus az^rez^s faagtype T543

L. van Wuijckhuise\' en J. Otten "

samenvatting

Op een melkveebedrijf kreeg de veehouder een huidinfec-
tie terwijl in de loop van een jaar tijd een aantal koeien
verwierpen, het tankcelgetal opliep en de vruchtbaar-
heidskengetallen verslechterden. De oorzaak bleek een
infectie met
Staphylococcus aureus faagtype T543.

summary

On a dairy farm the herdsman got a pustular dermatitis and in
the herd in a year several abortions occurred, the somatic cell
count of the bulk milk increased and the fertility results decreased.
The cause appeared to be an infection in both the herdsman and
the herd with
Staphylococcus aureus type Ts43.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

inleiding

Intensief contact tussen mens en dier, zoals dat op een
melkveebedrijf bestaat tijdens het melken en bij verlossin-
gen, kan aanleiding zijn tot het overgaan van infecties van
dier op mens (of andersom). Een aantal van deze zoönosen
zijn algemeen bekend (brucellose, leptospirose, chlamydo-
filose, toxoplasmose en Q-koorts), maar soms worden
nieuwe of minder bekende agentia gevonden (i). Dit
artikel beschrijft een geval van een besmetting met
Staphylococcus aureus faagtype T543 dat klinische gevolgen
had voor zowel de melkveehouder als het melkveekoppel.

bedrijfsgeval

Op een gemengd bedrijf heeft de 43-jarige veehouder
vijftig melkkoeien, eigen jongveeopfok en achthonderd
vleesvarkens. De rundveetak van het bedrijf is gecertifi-
ceerd vrij van Brucella en
Leptospira Hardjo.

In januari 2005 assisteerde de veehouder zijn dierenarts
bij een keizersnede op een koe met een al enkele dagen
dood kalf De volgende dag hadden de veehouder en zijn
dierenarts beide rode plekken en pustels op de armen. Vier
dagen na de keizersnede werd de veehouder ziek en kreeg
ernstige diarree. Nog twee dagen later moest hij met spoed

I GD, Postbus 9,7400 AA Deventer;
e
-mail: l.v.wuyckhuise(|)GDdeventercom.

ii dap Oost-Gelderiand, Smoddedijk la, 7054 ac Westendorp.

worden opgenomen in het ziekenhuis vanwege ernstige
uitdroging en slechte lever- en nierfunctie. Na een
behandeling met infusen werd hij een week later uit het
ziekenhuis ontslagen, zonder dat hem een specifieke
diagnose bekend werd. De koe van de keizersnede in
kwestie kwam niet aan de melk en werd geslacht.

Tussen juli 2005 en februari 2006 verwierpen vier
koeien hun kalf op ongeveer acht maanden dracht.
Hiervan ontwikkelde één koe vervolgens een sepsis en
stierf De verworpen kalveren en de koe zijn niet voor
onderzoek aangeboden aan
gd.

In de betreffende tijdsperiode hadden teveel koeien op
het bedrijf een hoog celgetal. Teveel koeien bleken na
inseminatie niet drachtig (\'non return\'-percentage op
56 dagen: 51 procent) en het inseminatiegetal was op-
gelopen van r,92 naar 2,31 (gemiddeld interval afkalven
tot eerste inseminatie: loi dagen, voorspelde tussenkalf-
tijd: 423 dagen).

In februari 2006 verloste de veehouder een acht maanden
drachtige koe van een al enkele dagen dood kalf en hij kreeg
de dag erna opnieuw rode plekken en pustels op armen en
benen. Gezien de vervelende ervaringen een jaar eerder werd
in overleg met zijn dierenarts
(J.0.) de verworpen vrucht
voor onderzoek ingestuurd naar
gd. De veehouder bezocht
zijn huisarts en kreeg (zonder bacteriologisch onderzoek)
een kuur antibiotica. De rode plekken verdwenen, maar af
en toe kwam er weer een pustel op arm of been.

Op verzoek van de veehouder werd de gd (Lv.W.) om
advies gevraagd. Er werd afgesproken om te inventariseren
of er een gezamenlijke oorzaak te vinden was door
onderzoek van de verworpen vrucht, bacteriologisch
onderzoek van een baarmoederswab van de koe, bloed-
onderzoek van de verwerpers en bacteriologisch onder-
zoek in melkmonsters van de hoog celgetal-koeien.
Daarnaast werd afgesproken dat de veehouder via zijn
huisarts bacteriologisch onderzoek zou laten doen van de
pustels op zijn arm en de diagnose van januari 2005 zou
opvragen bij het ziekenhuis.

Aangezien de diagnose bij de ziekenhuisopname in
januari 2005 \'enteritis door Salmonella\' bleek te zijn
geweest, werd besloten een tankmelkmonster te onderzoe-
ken op antilichamen tegen Salmonella.

resultaten

Bij bloedonderzoek van vijf koeien die hadden verworpen,
werden geen afweerstoffen aangetoond tegen Brucella,
Leptospira, Neospora en
bvd. In een tankmelkmonster

-ocr page 411-

(maart 2006) werden geen afweerstoffen tegen Salmonella
(groep B en D) aangetoond.

Uit de verworpen vrucht van februari 2006 werden
reinculturen van
S. aureus gekweekt uit lebmaag, lever en
longen. Onderzoek op Salmonella,
bvd, Neospora en
Chlamydophila verliep negatief. Uit de baarmoeder van de
moeder van dit kalf werd een
S. aureus-stam gekweekt.

Bacteriologisch onderzoek van de kwartiermonsters
van negen koeien met een verhoogd celgetal leverde
tweemaal
Streptococcus dysgalactiae op, tweemaal Staphylo-
coccus
niet aureus (stc), éénmaal Enterococcus en twee-
maal
S. aureus. Bij twee koeien verliep het bacteriologisch
onderzoek negatief. Uit een pustel van de veehouder van
maart 2006 werd een
S. aureus gekweekt.

Na overleg met het humane streeklaboratorium micro-
biologie Twente-Achterhoek zijn alle gekweekte
S. aureus-
stammen opgestuurd voor typering en vergeleken met de
uit de pustels van de veehouder gekweekte stam. In alle
gevallen bleek dit dezelfde stam te zijn:
S. aureus faagtype
T543. Dit is geen methicillineresistente S. aureus
(mrsa). De
stam is gevoelig voor penicilline, ampicilline, amoxicilline,
ceftiofur/cefquinome, nafcilline, neomycine en pirlimycine.

aanpak bedrijfsprobleem

Behandeling en hygiëne ter preventie van de S. aureus-
infectie in het veehoudersgezin hebben geen zin, als de
infectie niet ook bij de runderen wordt aangepakt. Voor
het gezin werden met de veehouder en zijn vrouw
hygiënische maatregelen doorgenomen met als doel
(her)besmetting te voorkomen.

Tot I januari 2007 traden geen nieuwe verwerpers op.
De veehouder vond het aantal terugkomers normaal, maar
met een inseminatiegetal van 2,62 lag dit boven het
Nederlands gemiddelde. Er zijn veel oorzaken mogelijk
voor een hoog inseminatiegetal en de veehouder wilde
hiernaar geen verder onderzoek. Voor de hoog celgetal-
koeien werd een bedrijfsbehandelplan opgesteld. Dit leek
in de eerste drie maanden geen effect te hebben. Bij een
algemene analyse van de melkmachine en de melk-
methode bleek de vacuümpomp slecht te functioneren. Na
aanpassing daalde het tankcelgetal en het aantal koeien
met nieuwe infecties.

discussie

S. aureus faagtype T543 lijkt de veroorzaker te zijn geweest
van ten minste één geval van sterfte van de vrucht op
■■ acht maanden, twee gevallen van hoog celgetal en de
huiduitslag bij de veehouder in februari 2006. De Salmo-
nella die verantwoordelijk was voor de ziekenhuisopname
van de veehouder in 2005 heeft verder geen rol gespeeld.
Alleen doordat de veehouder door zijn ervaring uit 2005
bij zijn \'herhaalde\' huiduitslag in 2006 alerter was op een
eventuele zoönose werd nader onderzoek gedaan, dat
leidde tot de vondst van de
S. aureus faagtype T543.

Uit onderzoek onder landbouwhuisdierenartsen in
Nederland in 1994 bleek dat 81,5 procent in zijn/haar
loopbaan één of meerdere malen een pustulaire dermatitis

had ontwikkeld na verlossingen (4, 5). Deze infecties
deden zich vooral voor na het verlossen van een emfyse-
mateuze vrucht (4, 5). Slechts in 20 procent van de
gevallen was bacteriologisch onderzoek gedaan, waarbij
het meest frequent Listeria en
Salmonella dublin werden
aangetoond en sporadisch
Salmonella virchow en S. aureus
(4, 5). Nederland is vrij van andere in de literatuur vermel-
de oorzaken als
Brucella abortus Bang en Mycobacterium
bovis.
In dit bedrijfsgeval konden Listeria en Salmonella
niet worden gekweekt uit de verworpen vrucht en het
negatief verlopen tankmelkonderzoek op Salmonella-anti-
Uchamen maakt een besmetting met Salmonella op het
bedrijf in het voorafgaande halfjaar zeer onwaarschijnlijk.

mrsa\'s worden bij rundvee zelden gekweekt (2). Het is
voor
gd bij bacteriologisch onderzoek gebruikelijk om te
controleren of een gekweekte
S. aureus-stam een mrsa
betreft, maar niet om de stammen te typeren. In welke
mate het faagtype T543 in Nederland een bijdrage levert
aan infecties bij rundvee is daarom niet bekend.

S. aureus is geen frequent voorkomende oorzaak van
verwerpen bij runderen. Uit de monitoringgegevens van
GD blijkt dat de afgelopen jaren uit verworpen vruchten
slechts incidenteel
S. aureus-stammen werden geïsoleerd
(in 2005 6 keer, in 2004 12 keeren in 2003 10 keer op
respectievelijk 66,1185 en 973 inzendingen).

Bij bacteriologisch onderzoek van melkmonsters van
hoog celgetalkoeien worden daarentegen zeer frequent
S. aureus-stammen gekweekt (gd in 2005 21,8 procent van
de subklinische mastitismonsters).

Opvallend is dat de drie met S. aureus faagtype T543
besmette melkkoeien na het afkalven problemen kregen
en zijn afgevoerd of afgemaakt. De eerste koe bleek bij
sectie jenunal haemorrhagic syndrome te hebben. De
tweede koe is ter noodslachting gegaan in verband met
een zeer ernstige mastitis. De derde koe had na het
afkalven slechts een lichte baarmoederontsteking en wat
vlokken in de melk, maar vermagerde daarna sterk en is
geëuthanaseerd. De relatie met de
S. aureus-besmetting is
onduidelijk. Het jenunal haemorrhagic syndrome en de
ernstige vermagering kort na het afkalven suggereren
eerder een relatie met het rantsoen.

De betreffende S. aureus faagtype T543 is betrekkelijk
onbekend. Een zoekactie in de veterinaire literatuur en
navraag (humaan) bij het
rivm leverde geen informatie op
over deze ziekteverwekker.

conclusie

De gezondheidsproblemen op een melkveebedrijf-vooral
verwerpen, vruchtbaarheidsproblemen en subklinische
mastitis - en de huidklachten van de veehouder blijken,
althans ten dele, een gezamenlijke oorzaak te hebben: een
infectie met
Staphylococcus aureus faagtype T543.

dankwoord

Met dank aan patholoog mw. drs. I.J.R. Visser van de gd voor
het pathologisch onderzoek, aan Michel Swarts van het
gd-laboratorium voor de bacteriologische onderzoeken, aan

-ocr page 412-

huisarts drs. R.M. Kluitman, internist drs. C. Harlaar van het
ziekenhuis en de microbiologen dr. M.G.R. Hendrix en dr.
L. Mulder van het humane laboratorium microbiologie
Twente-Achterhoek voor de prettige samenwerking.

literatuur

1. Acha PN and Szyfres B. Pan American Health organization scientific
publication No 503: Zoonoses and communicable diseases common
to man and animals; 1987: isS-rór, 204.

2. Lee JH. Occurrence of methicillin-resistant Staph];lococcus aureus
strains from cattle and chicken, and analyses of their mecA, mecRi
and mad genes. Vet Microbiol 2006; ir4: r55-i59.
Mevius D, Sampimon O and Sol J. Antimicrobial resistance in mastitis
organisms as a public health threat. Mastitis in dairy production -
Wageningen: Wageningen Academic Publishers 2005: ro2-io7.
Visser IJR. Pustulaire dermatitis bij dierenartsen na verlossingen van
landbouwhuisdieren: een beroepsziekte. Ned Tijdschr Geneeskd 1996;
140: ii86-ti9o.

Visser I)R. Pustulaire dermatitis bij dierenartsen na verlossingen van
landbouwhuisdieren; een beroepsziekte. Tijdschr Diergeneeskd 1998;

r24: tt4-ii7.

Resultaten van kwantitatieve studies onder
gezelschapsdierenartsen in Nederland

Y. Pouhanne, dmv, MScPhD\', H.van Rossem, dvm ", M.
Verburgh, dvm Ph. Picavet, dvm "\'

Met een tussenpoos van tien jaar (1998 en 2008) zijn
twee op elkaar lijkende enquêtes uitgevoerd onder de
veterinaire beroepsgroep. De doelstellingen van deze
studies waren ten eerste om de huidige omstandigheden
van de praktiserende dierenartsen te beschrijven op de
gebieden van zijn werkzaamheden, financiën en mate
van tevredenheid, ten tweede om veranderingen en
trends te identificeren en ten derde om te achterhalen
welke factoren bepalend zijn voor het hebben van een
succesvolle praktijk. De belangrijkste uitkomsten uit
deze studie waren dat praktijken tegenwoordig groter
zijn dan tien jaar geleden en meer dierenartsen in dienst
hebben; dat de specialismen zich sterk hebben ont-
wikkeld, net als het aantal verwijzingen en dat het
belang van praktijkmanagement wordt erkend en dat
hier tegenwoordig vaker een aanwijsbaar persoon voor
verantwoordelijk is. Bovendien liet dit onderzoek zien
dat het inkomen van dierenartsen is verdubbeld en dat
de tevredenheid van dierenartsen op het gebied van hun
werk vergelijkbaar is met tien jaar geleden, maar dat zij
minder tevreden zijn over het privéleven (hoewel ze
minder werken). \'Teamwork\', informatietechnologie en
specialisatie blijken samen te hangen met financieel
succes, terwijl voor de kwaliteit van leven een verband
bestaat met een positieve attitude, nascholing, het
niveau van de uitrusting in de praktijk, het gebruik van
een tarievenlijst en vrouwelijke dierenartsen.

Het lijdt geen twijfel dat elke praktiserende dierenarts
feiten en cijfers weet te waarderen, denk bijvoorbeeld aan
de informatie die wordt verzameld bij het lichamelijk
onderzoek van een dier. Feiten en cijfers zijn sleutels, niet
alleen om te beoordelen wat de resultaten waren van

i dbm sari, 6bis rue Clemenceau F-78000 Versailles

ii nacam

iii Hill\'s Pet Nutrition
beslissingen uit het verleden, maar ook voor het nemen
van nieuwe zakelijke besluiten. Jammer genoeg is het
verkrijgen van deze getallen kostbaar. De recente kwanti-
tatieve studie door het
nacam en Hill\'s Pet Nutrition
Benelux naar de financiële situatie van dierenartsen in
Nederland in 2008 gaf echter een uitgelezen kans om ons
inzicht in de praktijkvoering te vergroten.

doel

De nacam-Hill\'s Veterinary quantitative study had
verschillende doelen. Ten eerste verzamelde zij informatie
over de huidige situatie van praktiserende dierenartsen in
Nederland in 2008. Ten tweede versterkte ze het begrip
van het succesniveau van praktijken, zowel op financieel
gebied als op het gebied van de tevredenheid van de
practicus in zijn werk als dierenarts. Ten derde kon deze
studie de veranderingen in de beroepsuitoefening van de
dierenarts in de afgelopen tien jaar zichtbaar maken,
doordat de resultaten konden worden vergeleken met die
van tien jaar geleden. Ten slotte, maar zeker niet het minst
belangrijk, had ze als doel te identificeren wat de factoren
zijn die bepalend zijn voor het succes en de tevredenheid
van dierenartsen.

materiaal en methoden

De nacam- Hill\'s Veterinary quantitative study uit 2008
bestond uit een vragenlijst, toegezonden aan dierenartsen.
De zes pagina\'s tellende vragenlijst, met in totaal
230 vragen, was zo opgesteld dat de resultaten volledig
konden worden vergeleken met die van een eerder
kwantitatief onderzoek uit 1998 (ook georganiseerd door
Hill\'s Pet Nutrition). Daarom gebruikten we dezelfde
vragenlijst als basis, met slechts zeer beperkte wijzigingen,
zoals de meeteenheden of het geslacht van werknemers in
de dierenartsenpraktijk. Doordat we tien jaar later dezelfde
vragenlijst gebruikten, kregen we een unieke gelegenheid
om een gedetailleerd beeld te verkrijgen van de verande-
ringen in het veterinaire beroep. De vragenlijst bestond uit
twaalf onderdelen, met vragen naar de verschillende
facetten van de praktijk.

-ocr page 413-

Deze facetten waren:

1. Het type praktijk, met vragen over de regio waarin de
praktijk is gehuisvest, de bestaansduur van de praktijk,
openingstijden et cetera;

2. Het bedrijfsterrein, in termen van oppervlakte,
parkeergelegenheid en faciliteiten;

3. De in de praktijk aanwezige uitrusting, in de vorm
van technische hulpmiddelen voor laboratoriumonder-
zoeken en beeldvorming;

4. Het type en niveau van automatisering van de praktijk,
met de nadruk op de gebruiksdoelen van de software;

5. De klantendatabase, in termen van grootte en type,
gesorteerd op activiteit;

6. De diensten die in de praktijkruimte worden
aangeboden;

7. Het communicatiebeleid en communicatieactivitei-
ten gericht op de klanten binnen en buiten de praktijk;

8. Het personeelsmanagement, waarbij kwantitatief en
kwalitatief wordt gekeken naar het personeel in de
praktijk en wat er wordt gedaan in termen van perso-
neelsmanagement;

9. Het beleid en de activiteiten op het gebied van
permanente educatie voor de werknemers;

10. De financiën van het bedrijf met cijfers zoals de
omzet, prijsstellingen, en de inkomens van de partners.
Dit onderdeel verleent inzicht in het financiële
resultaat van de praktijk;

r i. De vooruitzichten van de praktijk, zoals de respon-
denten die zien. Hiermee verkrijgen we informatie over
toekomstige beslissingen en de houding van de
dierenartsen met betrekking tot de komende jaren;
12. De tevredenheid van de respondenten, niet alleen
met betrekking tot hun huidige omstandigheden, maar
ook voor de toekomst.

De vragenlijst eindigde met enkele vragen over de respon-
dent zelf met betrekking tot leeftijd, geslacht et cetera. De
nacam stuurde de vragenhjst tegen het eind van december
2007 per post aan haar leden, met een retourenvelop. De
antwoorden werden anoniem gehouden. De vragenlijsten
werden teruggezonden aan de
nacam, die ze doorstuurde
aan een onafhankelijk bedrijf voor marktonderzoek
(
dbm-Versailles) dat de gegevens verzamelde en analyseerde.

resultaten

i. Steekproef

Wat betreft de grootte van de steekproef waren er bij de
studie uit 2008 in totaal 92 respondenten, 11 meer dan in
1998. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was
47,25 jaar, wat representatief is voor de referentiepopulatie
van leden van de
nacam. De steekproef uit 2008 biedt een
goede afspiegeling van de dierenartsleden van de
nacam.
De waarde van Khi-2 small van 13,33 voor 10 graden van
vrijheid laat nog eens zien dat er geen significante ver-
schillen zijn tussen de onderzoekspopulatie en de referen-
tiepopulatie. Het percentage mannelijke dierenartsen
onder de respondenten van 7r,9 procent in 2008 is gelijk
aan dat in 1998, maar is niet representatief voor de
50,0 procent mannen in de database van
nacam-leden.
Wat dit zou kunnen verklaren, is dat de vragenlijsten
vooral gericht waren op het verzamelen van praktijkinfor-
matie op het gebied van financiën en marketing en
dergelijke, en dus vooral relevant waren voor dierenarts-
ondernemers. Deze populatie bestaat nog steeds voorna-
melijk uit mannen, maar bij de
nacam zijn zowel
dierenartsondernemers als dierenartsen in loondienst lid.

Variabele

Onderzoek-98

Onderzoek-08

NACAM-08

Aantal

81

92

1128

Gemiddelde leeftijd

42.31 yr

47-25 yr

46.11 yr

Percentage mannen

77.2%

71.9%

50.0%

Noord Holland

19.8%

18.5%

12.0%

Zuid Holland

24.7%

13.0%

14.1%

Utrecht en Flevoland

16.0%

8.7%

19.6%

Drenthe

1.2%

2.2%

3.5%

Overijssel

9.9%

10.9%

7.5%

Gelderland

9.9%

18.5%

15.0%

Groningen

1.2%

3.3%

2.7%

Friesland

3.7%

6.5%

4.4%

Noord Brabant

9.9%

13.0%

13.9%

Zeeland

2.5%

2.2%

1.9%

Limburg

1.2%

3.3%

5.3%

Tabel i. Verdeling van de steekproeven in 1998 en 2008 vergeleken met de
referentiepopulatie.

Kortom, de steekproef uit 2008 blijkt representatief te zijn
wat betreft de verdeling over de regio\'s en de leeftijd van
de dierenartsen, maar niet voor de verdeling tussen de
geslachten.

2. Veranderingen over de laatste tien jaar

De gegevens uit het onderzoek (tabel 2) toonden de
volgende veranderingen tussen 1998 en 2008:

- Het aandeel eenmanspraktijken is afgenomen van

60 procent tot 49 procent. Tegelijk is het aandeel praktijk-
partners gestegen van 31 procent tot 44 procent. Dieren-
artsen werken dus vaker dan vroeger in teamverband. Dit
resultaat komt overeen met de veranderingen in de
praktijkoppervlakte, die is toegenomen tot gemiddeld
264 vierkante meter.

-Terwijl het huidige percentage activiteiten voor kleine
huisdieren vergelijkbaar is met tien jaar geleden (respec-
tievelijk 80 en 75 procent), is het aantal verwijzingen
explosief gestegen. In 1998 werden slechts 5,2 gevallen per
maand naar een andere dierenartsenpraktijk verwezen,
maar dit is gestegen tot bijna 10 in 2008. Dat betekent
logisch gezien dat het aandeel praktijken die verwijzingen
accepteren, is gestegen van 47 procent tot 80 procent.

- De bedrijfsterreinen van de praktijken zijn vandaag de
dag verder ontwikkeld en omvatten nu ook parkeer-
gelegenheid voor klanten en kennels om de dieren in te
hospitaliseren. Interessant genoeg is het concept van
gescheiden honden- en kattenopvang in de afgelopen tien
jaar niet doorgebroken, want in 2008 werden deze dier-
soorten slechts bij 7 procent van de deelnemers van elkaar
gescheiden, vergeleken met 35 procent in 1998.

- Voor de meeste uitrustingsstukken gold dat zij bij een
groot aandeel van de praktijken tot de uitrusting bleven

-ocr page 414-

horen, vaak bij 90 procent van de praktijken. Voor twee
apparaten waren de resultaten opmerkelijk. Een echo-
apparaat was in 1998 aanwezig bij 33 procent van de
praktijken, tegen 64 procent in 2008, een verdubbeling. De
endoscoop wordt nog steeds maar gebruikt bij 33 procent
van de bedrijven.

- Onder de medische programma\'s die praktijken aan-
bieden, zijn die voor obesitas en geriatrie flink populairder
geworden, respectievelijk van 59 procent tot 91 procent en
33 procent tot 56 procent. Hieruit blijkt dat er vraag
bestaat naar dergelijke programma\'s en het belangrijk is
dat praktijken ze aanbieden.

- Op het gebied van de klantendienstverlening hebben
geen grote veranderingen plaatsgevonden. Wel profiteren
bedrijven vaker van bijvoorbeeld open dagen en \'puppy-
parties\' dan in 1998.

- De enquête uit 2008 bracht belangrijke veranderingen
aan het licht in de communicatie naar de klanten. In 2008
had 91 procent van de praktijken hun eigen brochure
(58 procent in 1998), 51 procent bracht een nieuwsbrief
uit (14 procent in r998) en 14 procent gebruikte de
telefoon om direct met klanten in contact te komen. Deze
veranderingen zijn waarschijnlijk terug te voeren op een
andere sleutelfactor, namelijk dat in meer praktijken
iemand is aangesteld met de verantwoordelijkheid voor
de klantgerichte communicatie (yr procent van de
praktijken in 2008 verus 20 procent in 1998). Verder
worden er tegenwoordig vaker mailings uitgezonden

(51 procent in 2008 versus 27 procent tien jaar geleden).
Het gebruik van andere communicatiemiddelen is in
gelijke mate toegenomen (van 25 tot 46 procent). Hier-
onder vallen technieken zoals e-mails, websites, diavoor-
stellingen in de wachtkamer, krantenartikelen en zelfs
televisieoptredens. Nader onderzoek van deze hulp-
middelen kan nuttig zijn.

- Interessant is dat vergeleken met 1998 praktiserende
dierenartsen in 2008 twee keer zo veel gebruik maken van
professionele software. Statistische analyses, praktijk-
brochures, mailings, het bijhouden van dossiers en
vanzelfsprekend het factureren, dit alles doet men vaker
dan vroeger elektronisch. Dit is waarschijnlijk een
weerslag van een generatieverandering in combinatie met
een toegenomen gebruiksvriendelijkheid van de elektroni-
sche producten.

- In tien jaar is de omvang van het gemiddelde praktijk-
team in Nederland behoorlijk toegenomen. Het aantal
dierenartsen, omgerekend naar \'fulltime\' werkende
dierenartsen (fte, fulltime equivalent) is verdubbeld van
2,4 tot 5,0 per praktijk, en het aantal niet-dierenartsen in
de praktijk is gestegen van 4,4 fte tot 5,4 fte per praktijk.
De gemiddelde praktijk is tegenwoordig een onderneming
met 10,4 mensen. Een significante verandering is dat
praktijken het belang inzien van een praktijkmanager, die
nu in 86 procent van de praktijken officieel aanwezig is.
Tien jaar geleden had nog slechts ir procent van de
praktijken een praktijkmanager

- De dierenartsondernemers onder de respondenten
hadden naar eigen zeggen in 2008 vaker nieuwe werk-
nemers geworven dan in 1998. In de laatste twee jaar heeft
58 procent van de partners een dierenarts geworven en
74 procent een assistent. Deze percentages waren tien jaar
geleden respectievelijk 16 en 54 procent. Interessant
hierbij is dat deze wervingen lijken samen te hangen met
de toename van de praktijkgrootte.

- Dierenartsenpraktijken dachten altijd al na over
strategie, maar leggen de plannen nu vaker schriftelijk
vast. Er zijn er meer met \'mission statements\', doelen en
bedrijfsplannen dan vroeger

- Uit de financiële gegevens blijkt het netto winstaandeel
van praktijken door de tijd te zijn gestegen tot

38,27 procent van de opbrengst. De kosten aan ce zijn
toegenomen tot 1,84 procent van de opbrengst van een
operatie. Tegelijkertijd is het percentage investeringen
afgenomen van 9,60 procent tot 6,97 procent.

- De omvang van de gemiddelde betahng (exclusief btw)
is in tien jaar meer dan verdubbeld, van 23,82 euro tot
59,48 euro. Tegelijk is het jaarlijkse inkomen van de
partners in de dierenartsenpraktijk bijna verdubbeld van
51.040 euro tot 96.350 euro. Een positieve verrassing
daarbij is dat tegelijkertijd het aantal uren dat de partners
per week werken, is afgenomen van 53 tot 41 en het aantal
vakantiedagen met 23 per jaar is gelijk gebleven.

- Dierenartsen zijn nog steeds behoorlijk tevreden over
hun beroepsuitoefening, de huidige kwaliteit van hun
praktijk en de toekomst ervan. Voor al deze drie variabelen
geven ze op een schaal van i tot 10 gemiddeld bijna een
8,0. Verrassend genoeg beoordelen ze de kwaliteit van hun
privéleven met een gemiddeld cijfer van 5,4 lager dan
vroeger; in 1998 was dit een 7,5.

- Het onderdeel van het werk waar de respondenten de
meeste tevredenheid aan ontlenen is nog steeds het
contact met de cliënten. Als tweede wordt echter niet
meer het zorgen voor dieren genoemd, maar de onaf-
hankelijkheid of het medische deel van de praktijk.

- De werkgerelateerde factoren die leiden tot ontevreden-
heid, zijn dezelfde als bij de vorige studie: lange werk-
tijden, administratie en ontevreden klanten.

- Het belangrijkste criterium voor succes is voor de
respondenten net als tien jaar geleden nog steeds het
niveau van de dienstverlening. Op de tweede plaats staat
echter niet langer het financiële resultaat van de praktijk,
maar het team.

3. Verklarende succesanalyse

In dit deel van het onderzoek wilden we bekijken wat de
variabelen zijn met een significante relatie met de door de
deelnemers genoemde succesfactoren. De variabelen uit
de eerste groep heten \'verklarende variabelen\' of in het
Engels \'drivers\'; de variabelen uit de tweede groep worden
\'te verklaren variabelen\' genoemd, of\'afhankelijke
variabelen\'. De te verklaren variabelen zijn de vragen die
niet alleen het financiële succes van de praktiserende
dierenarts weergeven, maar ook die voor zijn/haar
gevoelsmatige succes. Om deze twee dimensies van succes
te vertegenwoordigen werden de volgende vier metrische
vragen geselecteerd.

-ocr page 415-

- Jaarlijks inkomen in 2007 in euro\'s;

- Niveau van tevredenheid als praktiserend dierenarts;

- Kwaliteit van het privéleven op het moment van de
enquête;

- Mate waarin men het veterinaire beroep aan de
kinderen aanbeveelt.

Alle andere onderzochte factoren zijn mogelijk ver-
klarende variabelen. Omdat de te verklaren variabelen
metrisch zijn, gebruikten we voor de metrische verkla-
rende variabelen de significantie van Pearson\'s lineaire
correlatiecoëfficiënt om te bepalen of de relatie tussen de
twee variabelen significant is, en voor de categorische
variabelen de Analysis of variance\'
(anova). De resultaten
zijn met een 90 procent niveau van betrouwbaarheid (een
significantie van 10 procent) weergegeven in tabel 3. In
grote lijnen blijkt hieruit dat:

- er voor succes verschillende verklarende variabelen
bestaan;

- er meer \'drivers\' zijn voor financieel succes en minder
voor het gevoelsmatig succes;

- verklarende variabelen voor het financiële succes
onder andere zijn:

- personeelsmanagement: ce, aantal dierenartsen

geworven, assistent getraind in klantgerichte

communicatie;

- IT: internet, software voor herinneringen;

- accepteren van verwijzingen (orthopedie, opthal-

mologie).

-verklarende variabelen voor het gevoelsmatige succes
zijn:

- een positieve instelling (toekomstverwachtingen);

- c E op afstand afgeleverd;

- niveau van de uitrusting;

- frequentie waarin de prijslijst wordt bijgesteld;

- het aantal vrouwelijke dierenartsen als partners.

discussie

Dat de praktijken in Nederland er in de afgelopen tien jaar
sterker voor zijn komen te staan, is boven elke twijfel
verheven. Er werken in elke praktijk meer dierenartsen en
meer assistenten. De grotere omvang van de praktijken
suggereert dat er meer bedrijfsmiddelen op één plek
worden samengevoegd. In overeenstemming met de trend
in andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk en Frank-
rijk blijken dierenartsen in Nederland vaker te associëren
en begrijpen zij de noodzaak om hun werk gedeehelijk uit
te besteden aan niet-dierenartsen. Hierdoor zijn de voor-
delen van het delegeren in de praktijk toegepast, zoals
passieve inkomens en \'time management\'-oplossingen.

Het is logisch dat de grotere teams in dierenartsen-
praktijken op hun beurt weer leiden tot nieuwe vraag-
stukken en behoeften. Men kan niet langer op impro-
visatie vertrouwen voor de interne communicatie,
wervingsactiviteiten, en de motivering en ontwikkeling
I van het personeel. Deze activiteiten moeten worden
georganiseerd. Als antwoord op deze uitdaging bleek de
nieuwe rol van veterinaire praktijkmanager nu te zijn

geaccepteerd in de praktijk. Zeer waarschijnlijk zullen er
op het gebied van praktijkmanagement nieuwe posities
worden gecreëerd, opnieuw in overeenstemming met de
situatie in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
De veterinaire professie in Nederland zal verschillende
beroepen gaan omvatten.

Een ander kenmerk van de kwalitatieve veranderingen
in de dierenartsenpraktijken is het hogere specialisatie-
niveau. Vergeleken met tien jaar geleden nemen praktij-
ken in 2008 elke maand meer gevallen aan die door andere
dierenartsen zijn doorverwezen. In dezelfde periode is het
aantal gevallen per maand waarin een \'second opinion\'
werd gevraagd, bijna verdubbeld. De specialisatie van de
dierenartsen heeft ook het niveau van de assistenten
opgedreven. Assistenten kwalificeren zich tegenwoordig
op een hoger niveau. Interessant is dat de mate waarin de
respondenten tevreden waren over hun rol als dierenarts
significant samenhing met het kwalificatieniveau van de
assistenten. Dit onderstreept de voordelen van het
delegeren van taken naar goed opgeleide medewerkers.

Wat betreft marketingactiviteiten zien we dat het
aantal klantgerichte programma\'s in de afgelopen tien jaar
is toegenomen, vooral op de gebieden van overgewicht en
geriatrie. Dit is deels een gevolg van de promotie van deze
programma\'s door diervoeder- en farmaceutische bedrij-
ven, die hiermee het beroep van dierenarts verder hebben
geholpen. Verrassend genoeg bleken programma\'s voor
rouwbegeleiding volgens de resultaten van de studie uit
2008 te zijn afgenomen. Omdat juist het overlijden van
huisdieren voor eigenaren heel ingrijpend is, is op dit
gebied waarschijnlijk verbetering mogelijk, vooral als de
dierenartsen willen bijdragen aan de positieve demografi-
sche trend wat betreft huisdierenbezit vergeleken met
andere landen. Bedenk hierbij goed dat in sommige van
onze buurlanden zoals Frankrijk het aantal honden de
afgelopen tijd sterk is afgenomen!

Vergelijkbaar met het toenemende belang van de
praktijkmanager, vanwege het toegenomen aantal
managementtaken in grotere teams, zien we de trend dat
het aantal en het belang van de marketingtaken toeneemt,
wat ertoe leidt dat steeds vaker speciaal iemand verant-
woordelijk wordt gesteld voor de marketing van de
praktijk. In veel gevallen zal één persoon zowel het
management als de marketing tot zijn verantwoordelijk-
heid gerekend krijgen, en deze persoon hoeft niet een
dierenarts te zijn. Een gekwalificeerde assistent is ook een
optie. In de opleiding tot dierenarts en die tot dierenart-
sassistent moet tegenwoordig veel aandacht worden
besteed aan marketing.

Het inkomen van de praktiserend dierenarts is in tien
jaar meer dan verdubbeld. Hoewel er verschillende
verklarende variabelen zijn die significant met deze
toename samenhangen, lijkt een deel daarvan te vallen
onder de specialisatie en het praktijkmanagement. In feite
heeft specialisatie praktijken gedwongen om te inves-
teren, nieuwe medewerkers te werven en iedereen in de
praktijk te trainen, welke drie variabelen samenhangen
met financieel succes. Parallel daaraan kunnen het

-ocr page 416-

Bezetting

Aantaldierenartsen ........

Aantal niet-dierenartsen
Afgestudeerde assistenten
Niet afgestudeerde assistenten
Andere stafleden
Praktijkmanager
Rekrutering

Dierenartsen geworven in de afgelopen twee jaar
Dierenartsen geworven in het afgelopen jaar
Assistenten geworven in de afgelopen twee jaar
Assistenten geworven in het afgelopen jaar
Uitbreiding

Uitbreiding in afgelopen twee jaar
Uitbreiding het afgelopen jaar
Strategie
Gedeelde visie
Vastgelegde missie
Vastgelegde doelen
Bedrijfsplan
% Omzet

Post academisch onderwijs als % van de omzet
Investeringen als % van de omzet
Netto winst als % van de omzet
\'Kei/ performance indicators\'(kpi\'s)
Gemiddelde transactie (e exclusief btw)
Inkomen van de partners (ke)
Gewerkte uren per week
Vakantiedagen per jaar

Kwalitatieve evaluatie

Kwaliteit van de praktijk

Privéleven

Beroepsleven

Toekomst in de praktijk

Meest bevredigend

Cliëntencontact

Zorgen voor huisdieren

Klanttevredenheid

Medisch

\'Finding sol\'

Onafhankelijkheid

Afwisseling

Anders

Minder bevredigend
Lange werkdagen
Administratie
Ontevreden klanten
Schulden
Prijzen
Medewerkers
Anders

Criteria voor succes
Dienstverlening aan klanten
Financiële resultaten
Structuur/uitrustingstukken

1998

2008

Team

4%

t7%

2.4

5.0

Arbeidstevredenheid

8%

12%

4-4

5-4

r.6

3.8

Juridische entiteit

1998

2008

2-5

i.o

Éénmanspraktijk

60%

49%

0.3

0.6

Partnerschap

3r%

44%

tr%

86%

Ander
Oppervlakte

9%

8%

t6%

58%

Gemiddelde in m 2

r6o

264

37%

32%

Activiteit

54%

74%

% Kleine huisdieren

75%

80%

35%

4r%

Verwijzingen per maand

5-2

9.87

% Weigeren verwijzingen

47%

80%

40%

64%

Praktijkterrein

54%

54%

Parkeergelegenheid

52%

87%

Toilet

59%

57%

77%

80%

Gescheiden opvang honden/katten

35%

7%

19%

3r%

Kennel

35%

90%

22%

35%

Uitrustingstukken

15%

24%

Gasanesthesie
Bloedanalyse

73%
69%

80%
88%

r.20%

t.84%

Weegschaal

93%

98%

9.60%

6.97%

Refractometer

76%

95%

35.80%

38.27%

Echografie

33%

64%

Endoscoop

28%

33%

23.82

59.48

51040

96350

Preventieve programma\'s

1998

2008

53

41

Tandheelkunde

60%

79%

22

23

Overgewicht

59%

91%

Voeding

57%

54%

1998

2008

Geriatrie

33%

56%

7.9

7.89^

Diensten

7-5

5-4

Ondersteuning bij veriies huisdier

59%

40%

7.6

7.7

Dieetvoeding

99%

roo%

8.7

7-97

Accessoires

23%

t4%

Video

22%

22%

28%

32%

Open dag

20%

35%

25%

to%

Verzorging

to%

10%

20%

9%

Pension

ro%

ro%

17%

r4%

\'Puppy parties\'

5%

3r%

9%

ro%

Communicatie

14%

\'Display\'

84%

78%

ro%

Brochure

58%

9t%

r%

Rondzending

27%

5r%

Nieuwsbrief

r4%

5r%

31%

23%

Anders

25%

46%

21%

23%

Iemand verantwoordelijk voor communicatie

20%

71%

24%

22%

Herinnering vaccinatie

94%

94%

12%

9%

Ideeënbox

ro%

12%

4%
8%

Telefonische verkoop
Gebruik software

7%

14%

15%

12%

Factureren

67%

97%

Rondzendingen

40%

62%

60%

57%

Verslaglegging

40%

93%

24%

ri%

Statistiek

40%

80%

0%

t%

Brochures

28%

58%

Tabel 2. Resultaten van de kwantitatieve analyse voor iggS en 2008.

intensieve en extensieve gebruik van praktijksoftware om
leiding te geven aan het team, de communicatie naar
cliënten en de toegenomen doorverwijzing worden
verbonden aan het belang van praktijkmanagement in de
praktijk. Een krachtig recept om in materieel opzicht als
dierenarts te slagen, is om het team te willen opbouwen en
klanten beter van dienst te willen zijn en daarvoor gebruik
te maken van managementinstrumenten en -technieken.

Ondanks het professionele succes, dat blijkt uit het feit
dat dierenartsen volgens de resultaten van 2008 significant

meer verdienen dan vroeger (twee maal zoveel als tien jaar
geleden) en significant minder uren per week werken (met
dezelfde hoeveelheid vakantie), is het een belangrijke
waarneming dat zij de kwaliteit van hun privéleven minder
positief beoordelen dan vroeger. Dit resultaat wekt enige
verbazing. De boodschap zou kunnen zijn dat praktiserende
dierenartsen er tegenwoordig in materieel en intellectueel
opzicht beter aan toe zijn, waardoor ze tevreden zijn over
hun professionele leven, maar dat zij nog steeds gebukt
gaan onder een tekort aan vrije tijd of ontplooiingsmoge-

-ocr page 417-

Te verklaren variabelen Metrische verklarende vari^^n^__________

Jaarlijks inkomen 2007 Niveau van menselijk succes

in e Aantal nieuwe dierenartsen (voltijds) die dit jaar worden

geworven

Score voor het niveau van het klinische success
Omzet voor het jaar 2007
Omzet voor het jaar 2006

Postacademisch onderwijs (anders dan het verplichte)
Leeftijd (in aantal jaren) van de praktijk
Investeringen als % van de omzet
Niveau van menselijk success in vijf jaar
Aantal vakantiedagen vorig jaar

Categorische verklarende variabelen__

Neemt verwijzingen aan voor orthopedie

Stemt in met een audit van de praktijk

Assistent voert de preventieve medische programma\'s

uit

Gebruikt praktijksoftware voor herinneringen
Via internet
direct toegang tot praktijknetwerk
Man

Gebruikt praktijksoftware voor analyse van
de activiteiten

Heeft ander praktijkmanagementprogramma bijge-
woond

Praktijk is uitgerust met een server
Neemt verwijzingen aan voor oogheelkunde
Assistant opgeleid voor communicatie naar klanten
Lost zware schulden op

Gebruikt andere communicatiemiddelen voor klanten

Heeft een \'high speed\' internetverbinding

Gebruikt praktijksoftware voor facturering van klanten

Tevredenheid Niveau van menselijk succes vandaag

als practicus Niveau van menselijk succes over vijf jaar

Niveau van vertrouwen in de toekomst
Niveau van kwaliteit van leven over vijfjaar
Niveau van tevredenheid als practicus
Score voor het niveau van khnisch succes
Postacademisch onderwijs liefst door boeken en verslagen
Postacademisch onderwijs liefst via c
d Rom of internet
Tevredenheid over niveau van afgestudeerde assistenten
Aantal studenten diergeneeskunde op stage in de laatste
twaalf maanden
Frequentie van update prijslijst

Kwaliteit Kwaliteit van leven over vijf jaar

persoonlijke leven Aantal vakantiedagen vorig jaar

Niveau van menselijk succes over vijf jaar
Niveau van tevredenheid als practicus
Niveau van menselijk succes vandaag
Score voor het niveau van klinisch succes
Postacademisch onderwijs bij voorkeur door boeken
en verslagen

Aantal dierartsen als partner in praktijk (vrouwen)
Postacademisch onderwijs liefst via CD Rom of internet

Postacademisch onderwijs anders dan verplicht of tegen
betaling

Type praktijk (wettelijk)

Door assistent georganiseerde preventieve medische
programma\'s

Gebruik van praktijksoftware voor verrekeningen
Uitgerust zijn met een biochemisch analyseapparaat
Aannemen van verwijzigen op het gebied van cardio-
logie

Via internet direct toegang tot praktijknetwerk
Facihteiten uitgebreid in de laatste twee jaar_

Niveau van kwaliteit van leven over vijfjaar
Aandeel van dierenvoeding aan de omzet
Niveau van tevredenheid als practicus

Plannen om de facihteiten uit te breiden

Beveelt beroep dieren-
arts aan kinderen aan

Tabel 3. Te verklaren en verklarende variabelen.

lijklieden. Materieel succes is noodzakelijk om iemand het
gevoel te geven van een succesvol leven, maar het is niet
genoeg! Nu er een stijgende lijn zit in de financiële en
wetenschappelijke successen, zijn er onder dierenartsen
waarschijnlijk nieuwe verwachtingen gerezen met betrek-
king tot hun beroep. Dit verklaart mogelijk de nieuwe
behoefte onder dierenartsen aan coaches, die overeenkomt
met trends bij leidinggevenden in andere sectoren.

Deze studie heeft enkele beperkingen. De eerste is de
achterblijvende vertegenwoordiging van vrouwelijke
dierenartsen in de steekproef. Er wordt gezegd dat vrou-
wen minder verdienen dan mannen, maar een positievere
insteek hebben. Zouden bij een steekproef die wel overeen-
komt met de verhoudingen in de beroepsgroep, dus
dezelfde kernresultaten worden gevonden? Een tweede
beperking is de beperkte grootte van de steekproef, die het
moeilijker maakt significante relaties tussen de variabelen
te vinden. Een derde beperking is het feit dat de respon-
denten voornamelijk partners waren, zodat we de bijdrage
aan het resultaat van dierenartsen in loondienst waar-
schijnlijk te laag inschatten. Zeer waarschijnlijk zouden
dierenartsen in loondienst een lager inkomensniveau
hebben opgegeven dan dierenartsondernemers. Ook
zouden zij waarschijnlijk wat betreft hun tevredenheid in
hun professionele en persoonlijke leven andere antwoor-
den hebben gegeven. Al deze beperkingen bieden echter
weer uitdagingen voor toekomstig onderzoek. Met name
zou een diepgaandere psychologische studie kunnen
nagaan hoe het kan dat dierenartsen meer verdienen en
minder werken dan vroeger, maar tegelijkertijd in hun
privéleven een slechtere kwaliteit van leven melden.

dankbetuiging

De auteurs danken Tim Puddle (van Smart Inc., Verenigd
Koninkrijk) voor correcties van de Engelse tekst, en ook de
verschillende medewerkers van de
nacam die meehielpen
met de administratie en het verzamelen van de data.

-ocr page 418-

V

|— ^ • w

ro rt 11

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUJEGEN

TI^EX RDVnNCED FORMULA. -
EPSTEUNING van het BEUuE-lN-. i .L5EL

Fortiflex Advanced Formula bevat de belangrijkste

l,„,|<been- chondroïtinesulfaat.

bouwsteen van kraakbeen, cn afbraak

Het versterkt de gewrichten en rennt de afbraak

van kraakbeen door artrose.

de hoogwaardige ingrediënten selenium ECCC
wordt het herstel van het bewegingsste sel op een
natuurlijke
en effectieve manier ondersteund.

Voor hond en kat!

Vfr^^cT

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 -427127. Fax: 0342 - 490164. info0)virliar n

-ocr page 419-

Teken en
tuchtrecht

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Wat is dat toch, dat buitenlandse
hondjes zo\'n onweerstaanbare
aantrekkingskracht uitoefenen op
dierenliefhebbers? Het
licg kan
samen met een cordon van andere
organisaties waarschuwen tegen de
import, dierenartsen kunnen praten
tot ze groen en geel zijn uitgeslagen,
maar het lijkt erop dat de neiging om
dieren naar Nederland te slepen niet
is te stoppen. Dan krijg je dus ook
buitenlandse ziektes binnen.
Gelukkig zijn die nog dermate
zeldzaam dat een Nederlandse
dierenarts de diagnose wel eens mist.

slepend

Deze godin in Frankrijk redt een
labradorpupje en is zo blij met haar
aanwinst dat ze als het hondje net
drie maanden oud is, vrolijk met de
pup de tocht naar Nederland onder-
neemt. Alleen wordt het hondje tijdens
dat bezoek een beetje lusteloos en een
beetje ziekig. Hij niest, hikt, heeft
donkergele urine en grijsachtige
diarree. Als de klachten na een week
niet over zijn, wordt het op vrijdag
toch tijd voor een bezoek aan de
dierenarts. Bovendien wil de godin de
volgende dag met man en pup
terugrijden naar Frankrijk en dan is
een pup met diarree niet handig. De
dierenarts vindt het maar een matig
plan om zo\'n eind te gaan rijden met
een zieke pup, maar doet wat ze kan.
Ze onderzoekt de ontlasting, die op die
dag een normale kleur en consistentie
heeft, maar vindt niets. De lichaams-
temperatuur is maar o,i graden hoger
dan de normaalwaarde, en de hart-
frequentie wijkt niet af. Wat te doen?
De pup krijgt een vochtinfuus tegen
uitdroging en verder houdt de dieren-
arts het er maar op dat er sprake is van
een worm- of andere darminfectie. Als
de eigenaar dan per se met een zieke
pup naar Frankrijk wil rijden, moet ze

het hondje goed in de gaten houden en
onmiddellijk een dierenarts bellen als
ze het niet vertrouwt.

diagnose babesiose

De volgende dag in de auto wordt de
grens van Nederland niet bereikt, maar
de grens van het hondje wel. Hoewel er
geen verbetering is, stapt de eigenaresse
in eerste instantie toch in de auto om
de tocht naar Frankrijk te ondernemen.
De pup wordt echter snel zieker en
heeft nu ook donkerrode urine. Toch
maar even bellen met de dienstdoende
dierenarts, die bij deze symptomen en
de mededeling dat de pup uit Frankrijk
komt, wel alarm slaat. Hij suggereert
dat er wel eens sprake kan zijn van
babesiose. De eigenaresse maakt
rechtsomkeert, scheurt eerst naar
Amsterdam, waar de diagnose wordt
bevestigd, en vervolgens naar Utrecht
om de pup te laten behandelen. Dankzij
intensieve zorg komt het beestje op zijn
pootjes terecht. De eigenaresse vindt
dat de eerste dierenarts dit had moeten
zien. Zo groot kan het verschil tussen
vrijdag en zaterdag toch niet zijn, dat
op zaterdag maar liefst drie dieren-
artsen de diagnose bevestigen en op
vrijdag niet één?

De dierenarts vindt om te beginnen
dat deze eigenaar geen recht heeft om
een klacht in te dienen. De eigenaar
heeft niet eens de moeite genomen om
met haar als behandelend dierenarts
een gesprek te voeren, ze is meteen op
hoge poten naar allerlei collega\'s
gestapt. Daardoor heeft zij een
tuchtklacht niet kunnen voorkomen.

Jammer, maar dat maakt wettelijk
gezien geen verschil. Al stop je iedere
dag een taart in de brievenbus om een
klacht te voorkomen, een eigenaar
behoudt altijd het recht om te klagen.

verslechteren is niet

hetzelfde als verwijten

Kortom, het Tuchtcollege mag
uitzoeken of de dierenarts eerder een
babesiosediagnose had kunnen en
moeten stellen. Uit de patiëntenkaart
blijkt een correcte anamnese en
voldoende onderzoek, en ook over de
bijbehorende therapie op dat moment
is weinig negatiefs te zeggen. Roze
slijmvhezen, donkergele (maar geen
rode) urine, een te hoge, maar niet
onrustbarend hoge pols zijn niet
voldoende om deze diagnose te
kunnen stellen. Donkergele urine had
ook kunnen worden veroorzaakt door
uitdroging als gevolg van de diarree en
die uitdroging is nu juist wel behan-
deld. Toegegeven, een opvolgend
dierenarts trok de volgende dag een
andere conclusie, maar toen was het
symptoom van de rode urine er
bijgekomen. Dat is dus geen reden om
dan maar aan te nemen dat de eerste
dierenarts een misser op haar naam
moet zetten. Het verloop van babe-
siose kan heel snel gaan en het is goed
mogelijk dat de toestand van de pup
binnen een dag verslechtert. De klacht
wordt ongegrond verklaard, al zal de
dierenarts in kwestie misschien nog
dromen van een tuchtcollege voor
eigenaren.

-ocr page 420-

Gerard van Eijden en Teus Kreuger

Als dierenartsen niet op de juiste
wijze omgaan met het voorschrijven
van
ura-middelen (Uitsluitend op
Recept Afleveren), kan de overheid
dit recht toekennen aan andere
partijen. Ook op dit gebied moeten
dierenartsen daarom handelen
volgens de zorgvuldige beroeps-
uitoefening die in de Wet op de
uitoefening van de diergeneeskunde
vereist wordt.

Sinds I juli 2008 is een voorschrift
noodzakelijk voor
ura-middelen.
Onder deze categorie vallen anthel-
mintica, antiparasitica, antimycotica,
sedativa en een groot aantal
nsaid\'s
voor toepassing bij voedselproduce-
rende dieren (landbouwhuisdieren én
paarden). Apothekers en erkende
handelaren (die een vergunning
hebben voor het afleveren van
ura-diergeneesmiddelen) mogen deze
middelen aan de dierhouder leveren
op vertoon van een door een dieren-
arts uitgeschreven recept.

De belangrijkste redenen voor de
wetswijziging zijn het voorkomen van
residuen in producten voor humane
consumptie, en mogelijke resistentie-
ontwikkeling van bijvoorbeeld
wormen tegen anthelmintica en de
risico\'s voor dier en mens van de
overige
ur a-middelen. Het voorschrij-
ven van
ura-middelen moet deskun-
dig gebeuren. Deskundig voor-
schrijven van wormmiddelen wil
bijvoorbeeld zeggen dat de dierenarts
bekend is met de situatie van het
schaap of het paard en regelmatig de
wormbesmetting onderzoekt. Alleen
op basis van deze kennis kan de
dierenarts de eigenaar adviseren over
het meest geschikte middel, de
frequentie en de dosering, en even-
tueel een recept uitschrijven wanneer
de dierhouder de diergeneesmiddelen
elders wil afnemen. De
ggl en de
KNMVD hebben voor dat doel een
receptblok ontwikkeld, dat is te
bestellen via www.knmvd.nl
(besteldienst).

mandaat

Op dit moment hebben dierenartsen
als beroepsgroep het mandaat
gekregen voor het voorschrijven van
ura-middelen. Dat geeft ons de kans
onze adviezen te verkopen, met als
bijkomend voordeel dat we de
middelen ook kunnen leveren. Als bij
de evaluatie van deze wetgeving
echter blijkt dat de dierenartsen hun
positie misbruiken door recepten te
verkopen en/of
ura-middelen te
leveren zonder daarbij de nodige
zorgvuldigheid in acht te nemen, kan
het ministerie van
lnv andere
gekwalificeerde personen aanstellen

Dierenartsen kunnen
alleenrecht op voorschrijven
URA-middelen kwijtraken

om ura-middelen voor te schrijven.

Er zijn op dit moment nog geen
uitspraken bekend van het Veterinaire
Tuchtcollege waarin de zorgvuldig-
heid van het uitschrijven van recepten
voor
ura-middelen wordt beoordeeld.
Wel zijn sinds 2007 de tuchtrechte-
lijke geldelijke boetes die het college
kan opleggen, verhoogd van 2250 euro
naar 6700 euro. Het college heeft de
mogelijkheid bij aantoonbaar eco-
nomisch voordeel hogere boetes op te
leggen.

Op dit moment is er nog niets
bekend over de wijze waarop de
erkende handelaren worden beoor-
deeld. Toch blijft het de plicht van
dierenartsen de
ura-middelen (net als
de overige diergeneesmiddelen)
zorgvuldig, selectief en correct voor te
schrijven.

overtuigend

Natuurlijk zullen er cliënten zijn die
weinig begrip kunnen opbrengen voor
de in hun ogen vooral bureaucratische
eis voor de receptplicht. Een vaak
overtuigend argument is in dat geval
dat een humane patiënt ook alleen
van zijn eigen arts een geneesmiddel
krijgt voorgeschreven. Wat echter pas
écht overtuigend werkt, is als de cliënt
bij de dierenarts de informatie en
deskundige begeleiding krijgt, die bij
de erkende leverancier ontbraken.

Kortom, de samenleving heeft
dierenartsen een unieke gelegenheid
gegeven om hun kennis en kunde te
benutten, door hen deze unieke
positie in het voorschrijven van
ura-middelen toe te kennen. Het is
aan ons als dierenartsen om deze kans
aan te grijpen!

Gerard van Eijden is voorzitter Vak-
groep Gezondheidszorg Varken en be-
stuurslid
ggl. Teus Kreuger is secretaris
van de
ggl en bestuurslid Vakgroep
Gezondheidszorg Vleeskalf. Dit docu-
ment is mede ondertekend door drs.
}.T. Siebinga, voorzitter Groep Gezond-
heidszorg Landbouwhuisdieren
(ggl),
drs. M. J. Verburgh, voorzitter Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
(ggg),
drs. E.K. Welling, voorzitter Groep Ge-
neeskunde van het Paard
(ggp), prof. dr.
Lf. Hellebrekers, voorzitter
knmvd.

-ocr page 421-

Anne, Bart en Fleur

Specialisten en levensgenieters

♦1

A

l?

een vrij beroep
een zeker bestaan

ü_

Speciaal voor Anne. Bart en Fleun Movir verzekert uitsluitend (para)nnedici en zake-
lijke professionals tegen arbeidsongeschiktheid. Zo zijn ze bij Movir verzekerd van
een persoonlijke aanpak. Zowel de uitgebreide preventie activiteiten als de mogelijke
re-integratie worden op een betrokken wijze specifiek afgestemd op hun situatie.
Daarnaast heeft Movir een zwak voor starters. Die bieden we de nodige begeleiding
en een aantrekkelijke korting. Kijk op www.movir.nl of vraag ernaar bij uw adviseur.

onderdeel van ING Ai)

movir

een vrij beroep een zeker bestaan

-ocr page 422-

Vogelgriep (aviaire influenza): toepassing
van recombinant
dn A-technieken bij
onderzoek en vaccinontwikkeling

Ben Peeters

Vogelgriep is een zeer ernstige
infectieziekte bij vogels, met name
pluimvee zoals kippen, kalkoenen
en eenden. De ziekte wordt veroor-
zaakt door hoogpathogene vormen
van het aviaire influenza (Ai)-virus.
Behalve bij vogels komt influenza-
virus ook voor bij andere diersoor-
ten zoals varkens, paarden, zee-
leeuwen en uiteraard bij de mens,
waar het de welbekende griep
veroorzaakt.

Bij vogels kennen we van het virus
naast hoogpathogene vormen (
hpai)
ook laagpathogene vormen
(lpai).
Virussen uit deze laatste categorie
veroorzaken vrijwel geen ziektever-
schijnselen. Verschillende varianten
van het influenzavirus kunnen van
elkaar worden onderscheiden op basis
van twee virale eiwitten, het hemag-
glutinine
(ha) en het neuraminidase
(na). Van aviaire influenzavirus zijn
zestien verschillende
ha-subtypen
bekend
(h i tot en met h i6) en negen
verschillende
na subtypen (n r tot en
met Ng). In principe kunnen alle
combinaties van deze subtypen
voorkomen. Een bepaald virus wordt
dan ook aangeduid op basis van zijn
ha- en na-subtype, bijvoorbeeld h3n2,
H7N7ofH5Ni. Om onbekende
redenen zijn hoogpathogene aviaire
influenzavirussen altijd van het
h 5- of
H7-subtype, maar er bestaan ook
laagpathogene vormen van deze
subtypen.

vogelgriepuitbraken

In het afgelopen decennium is er
sprake geweest van een duidelijke
toename in het aantal vogelgriepuit-
braken bij pluimvee. Tevens werd
duidelijk dat infecties van het vogel-
griepvirus niet langer beperkt blijven
tot vogels maar dat het virus tevens
mensen kan infecteren. Dit bleek voor
het eerst tijdens een uitbraak van een
h5n i-virus in Hong Kong in 1997
waarbij achttien personen werden
geïnfecteerd, waarvan zes infecties
met fatale gevolgen. Het
h 5n r-virus
dook opnieuw op in 2003 en heeft
zich sindsdien vanuit Zuidoost-Azië
verspreid over grote delen van Azië,
Europa, het Midden-Oosten en Afrika.
Tot nu toe zijn er meer dan driehon-
derd infecties bij mensen aangetoond
waarvan ongeveer tweederde met een
fatale afloop. In Nederland werden we
in 2003 geconfronteerd met een
uitbraak van een hoogpathogeen
h 7n 7-virus. Om verspreiding te
voorkomen, werden miljoenen dieren
geruimd. Tevens bleek dat personen
die direct betrokken waren bij het
ruimen en in sommige gevallen hun
famiheleden, met het virus besmet
konden worden. De besmetting van
een dierenarts eindigde met een fatale
afloop. Ofschoon de aandacht voor
h 5n i-infecties inmiddels wat is
afgenomen, vormen infecties van
pluimvee en vooral fatale humane
infecties, met name in Indonesië maar
ook elders, nog steeds een groot
probleem.

genoomsegmenten

De genetische informatie (het
genoom) van het influenzavirus
bestaat uit
rna en is opgeslagen in
acht verschillende genoomsegmenten

-ocr page 423-

(zie figuur r). Deze genoomsegmenten
zou je voor het gemak kunnen
vergelijken met chromosomen bij
bijvoorbeeld de mens. De meeste
genoomsegmenten coderen voor één
eiwit, sommige voor twee. De verschil-
lende virale eiwitten kunnen op basis
van hun functie worden onderver-
deeld in verschillende groepen.
Eiwitten die betrokken zijn bij de
vermenigvuldiging van het genoom
van het virus, worden replicatie-eiwit-
ten of polymerase-eiwitten genoemd.
In totaal zijn er vier van dergelijke
eiwitten, die aangeduid worden met
de namen
pa, pb i, pb2 en np. Eiwitten
die aan de oppervlakte van het
virusdeeltje zitten en betrokken zijn
bij de binding aan respectievelijk het
vrijkomen uit de cel, zijn het eerder
genoemde hemagglutinine
(ha) en
het neuraminidase
(na). Daarnaast
bezit het virus nog een eiwit dat
belangrijk is voor de structuur van het
virus, het matrixeiwit (
m i), en een
eiwit dat betrokken is bij het omzeilen
van de antivirale respons van de
gastheercel, het
nsi-eiwit. Ten slotte
kennen we nog het
m 2-eiwit dat
betrokken is bij het vrijkomen van de
genoomsegmenten uit het virusdeeltje
nadat dit in de cel is terechtgekomen,
enhetNEP-eiwit(vroegerNS2 ge-
noemd) dat betrokken is bij het
intracellulaire transport van de
genoomsegmenten.

genetische modificatie

Bij het onderzoek aan influenzavirus
wordt tegenwoordig gebruikgemaakt
van een aantal moleculairbiologische
technieken, waarmee het mogelijk is
de samenstelling van de genetische
informatie van het virus te verande-
ren. Deze zogenoemde recombinant
dna technologie of genetische
modificatie maakt gebruik van
gekloneerde genoomsegmenten van
het virus. Het genoom van influenza-
virus bestaat uit
rna. Omdat geneti-
sche modificatie alleen mogelijk is op
basis van
dna moeten alle genoom-
segmenten met behulp van molecu-
lair biologische technieken worden
omgezet in een
dna-kopie (cdna).
Deze cdna\'s kunnen vervolgens
genetisch worden gemodificeerd door
bijvoorbeeld mutaties aan te brengen
of stukken uit te wisselen. Vervolgens
kan van dit gemodificeerde
cdna weer
een viraal
rna worden gemaakt. Dit
proces wordt ook wel aangeduid met
de Engelse term \'reverse genetics\'.
Door een complete set van alle acht
cdna\'s van deze - al dan niet genetisch
gemodificeerde - genoomsegmenten
in een cel te brengen, kan een nieuw
virus worden verkregen. Aangezien
het mogelijk is om de samenstelling
en herkomst van de acht genoom-
segmenten naar believen te variëren,
is men in staat nieuwe virussen te
maken met nieuwe biologische
eigenschappen.

virulentie

Ons instituut, het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur, doet
onder andere onderzoek naar virale
factoren die verantwoordelijk zijn

Surface glycoprotein genes

s

N

s
s
s

HA NA

I

Transfection
of
Plasmids
into cells

Rescue of
vaccine strain

Figuur 2. Ontwikkeling van recombinant vaccins door middel van \'reverse genetics\'. Alle
acht virale genoomsegmenten zijn in de vorm van
cdna gekloneerd in een plasmide. Na introductie
van de complete set van acht plasmiden in een cel wordt zowel het virale
rna geproduceerd als het
corresponderende eiwit, hetgeen aanleiding geeft tot de vorming van virus. In dit voorbeeld zijn de
genoomsegmenten die coderen voor
ha en na, afkomstig van een uitbraakstam terwijl de overige
genoomsegmenten afkomstig zijn van een productiestam.

Master donor strain genes

y ^ ^

S. s s

■v

^ ^ ^

V \'S s

s

s s

^ y ^

N V S

s

N S

r\'

f\'

c r

^ PA ^

JT HA ^^ JO PB2

PB1

§

s

Jr M X NS ^

jJ" NA -t?. Jf NP

i ^^ i
\'^VA^^ ^^VA^^ \'^^vM^

If

1

voor de virulentie (het ziekmakend
vermogen) van het aviaire influenza-
virus. Het opsporen van virulentie-
factoren gebeurt door nieuwe combi-
naties te maken van de acht virale
genoomsegmenten, waarbij we
gebruikmaken van de gekloneerde
genoomsegmenten afkomstig van het
hoogpathogene H/Ny-virus (uit de
uitbraak in Nederland in 2003) en van
een laagpathogeen virus. Door na te
gaan welke combinaties leiden tot een
verlaging of verhoging van de viru-
lentie van het resulterende virus kan
een uitspraak worden gedaan over de
bijdrage van individuele virale
eiwitten of van bepaalde genoom-
sequenties aan de virulentie van het
virus. Op deze wijze konden we onder
andere aantonen dat de replicatie-
eiwitten, met name
pb 2, maar ook pb r
en
pa, een belangrijke bijdrage leveren
aan virulentie.

-ocr page 424-

Het meest in het oog springende
verschil tussen een hoog- en een
laagpathogeen virus is de aminozuur-
volgorde van de proteolytische
splitsingsplaats van het HA-eiwit.
Door in het hoogpathogene
h 7n 7-
virus de originele aminozuurvolgorde
van de splitsingsplaats te veranderen
in die van een laag-pathogeen virus
ontstond een virus dat laagpathogeen
was. Dit bevestigt de aanname dat de
aminozuurvolgorde van de splitsings-
plaats mede verantwoordelijk is voor
de hoge virulentie. Maar wanneer we
het
ha- en na-gen van het hoogpatho-
gene H7N7-virus combineerden met
de overige genen van een laagpatho-
geen virus leidde dit tot een laagpatho-
geen virus. Dit betekent dat het
HA-eiwit van een hoogpathogeen virus
op zichzelf niet voldoende is om een
virus hoogpathogeen te maken.
Kennelijk zijn additionele factoren,
zoals de hierboven beschreven
replicatie-eiwitten, nodig om een
hoogpathogeen virus te krijgen. Dit
komt overeen met de algemene
opvatting dat de virulentie van het
aviaire influenzavirus door meerdere
factoren wordt bepaald.

vaccinontwikkeling

Naast virulentie-onderzoek wordt het
\'reverse genetics\'-systeem ook
gebruikt voor vaccinontwikkeling.
Eén van onze doelstellingen is de
ontwikkeling van vaccins waarmee
het mogelijk is onderscheid te maken
tussen gevaccineerde en geïnfecteerde
dieren, zogenoemde
diva-vaccins
(\'Differentiating Infected from
Vaccinated Animals\'). Je zou bijvoor-
beeld een vaccin gebaseerd op een
h 5n 3-stam kunnen gebruiken om te
vaccineren tegen een
h 5n i-stam.
Daarmee induceer je bescherming op

basis van een immuunrespons tegen
het
ha-eiwit terwijl je antilichamen
tegen het
na-eiwit kunt gebruiken om
onderscheid te maken tussen infectie
(n i) en vaccinatie (n 3). Omdat echter
niet altijd van tevoren bekend is wat
het subtype is van een uitbraakstam
(dat zou in dit voorbeeld ook een
H 5N 3-stam kunnen zijn), kun je een
dergelijk vaccin niet altijd gebruiken,
althans niet als
DivA-vaccin. Daarom
willen we een vaccinstam ontwikke-
len met het
na-eiwit van een type-B
influenzavirus, een aan aviaire
influenzavirus verwant humaan
influenzavirus dat niet voorkomt bij
vogels. Bij toepassing van een derge-
lijk H5NB- of
h7nb-vaccin kun je in
principe altijd de
n-subtypering

Het Centraal Veterinair Instituut
van Wageningen UR is een
onafhankelijk onderzoeksinsti-
tuut en het nationale referentie-
instituut dat op veterinair gebied
bijdraagt aan de bescherming
van de dier- en volksgezondheid
in Nederland. Het instituut werkt
voor overheid en bedrijfsleven
aan de ontwikkeling van nieuwe
vaccins en diagnostica en de
verbetering van bestrijdingsstra-
tegieën. \'Monitoring\' van
dierziekten, diagnostiek van
besmettelijke dierziekten en
advisering behoren ook tot de
kerntaken. Met 280 hoog
gekwalificeerde medewerkers en
unieke laboratorium- en
proefdierfaciliteiten behoort het
instituut tot de top vijf van
vergelijkbare instituten in
Europa.

Zie ook www.cvi.wur.nl.

gebruiken om onderscheid te maken
tussen vaccinatie of infectie.

Vanwege de dreiging van het
ontstaan van een pandemisch
h 5n i-virus zijn op initiatief van de
who in de afgelopen jaren nieuwe
kandidaatvaccins tegen
h 5n i ontwik-
keld voor toepassing bij mensen.
Hierbij is eveneens gebruik gemaakt
van het \'reverse genetics\'-systeem (zie
figuur 2). Als basis van deze nieuwe
vaccins werden zes genoomsegmen-
ten gebruikt van een vaccinstam die
goede productieopbrengsten geeft.
Vervolgens zijn deze zes genoom-
segmenten gecombineerd met de
genoomsegmenten die coderen voor
het
ha- en na-eiwit van verschillende
recente hoogpathogene
h 5n i-
stammen. Uiteraard is uit voorzorg
eerst de splitsingsplaats van het
ha-eiwit veranderd in die van een
laagpathogeen virus. De nieuw
ontwikkelde vaccinstammen zijn
beschikbaar gesteld aan alle vaccin-
producenten.

versnelling

Genetische modificade door middel
van recombinant
dna technieken is
tegenwoordig niet meer weg te
denken uit het onderzoek aan het
influenzavirus. De ontwikkeling van
de \'reverse genetics\'-technologie heeft
geleid tot een enorme versnelling in
zowel het fundamentele als het
toegepaste onderzoek en zal ook in de
toekomst onontbeerlijk zijn om onze
kennis van het virus te vergroten en
de complexe interacties tussen het
virus en zijn gastheer op te helderen.

Ben Peeters is verbonden aan het
Centraal Veterinair Instituut van
Wageningen
UR.

-ocr page 425-

K.M.Boerkamp

De faculteit Diergeneeskunde in
Utrecht is gestart met een groot
onderzoek naar de genetische
achtergrond van weke delen
sarcomen bij drie hondenrassen met
een predispositie voor deze vorm
van kanker: de labrador en de
golden retriever en de rottweiler.
Voor het slagen van dit project is de
medewerking nodig van dierenart-
sen, in de vorm van het opsturen
van bloed- en weefselmonsters.

Klassiek histologisch onderzoek geeft
namelijk onvoldoende verklaring voor
de grote variatie van de verschillende
typen weke delen sarcoom. Het
onderzoek van de faculteit Diergenees-
kunde beoogt ten eerste een beter zicht
te krijgen op deze variatie door het
genprofiel van deze tumoren te
bepalen. Door het genoom van
patiënten te vergelijken met dat van
gezonde controles (\'veteranen\'), werkt
de faculteit ten tweede aan de identifi-
catie van genen die predisponeren voor
deze sarcomen. De Europese Unie
(eu)
steunt dit onderzoek gezien de moge-
lijke betekenis ervan, ook voor de
humane geneeskunde. Honden van één
ras -te zien als een grote familie- hebben
een kleinere genenpool, creëren een
groter aantal nakomelingen en hebben
een veel snellere generatiewisseling
dan de mens. Dit maakt het eenvou-
diger om genetische afwijkingen te
identificeren bij de hond dan bij de
mens. Dat erbij dit onderzoek geen
proefdieren worden gebruikt, werd als
extra positief beschouwd. Voor het
onderzoek aan de weke delen sarcomen
werkt de
ukg samen met de afdeling
Veterinaire Pathologie en met externe
pathologielaboratoria.

Genetisch onderzoek naar
weke delen sarcomen

de aanpak

Er zijn twee soorten mutaties die een
cel kunnen treffen. Mutaties in
kiemcellen worden doorgegeven van
generatie op generatie en bevinden
zich dus in alle cellen van het lichaam.
Anderzijds treden er tijdens het leven
mutaties op in lichaamscellen,
\'somatische mutaties\'. Uitwendige
oorzaken voor beide vormen van
mutatie zijn factoren als radioactieve
straling en carcinogenen. Daarnaast
kunnen mutaties spontaan optreden
door intrinsieke fouten bij de vorming
van nieuw
d na; dat is nuttig voor de
evolutie, maar soms nadelig voor het
individu. Het huidige onderzoek
beoogt kiemcelmutaties op te sporen

die gerelateerd zijn aan weke delen
sarcoom. Dit kan in de toekomst
leiden tot gentesten voor (fok)dieren
op dragerschap van een dergelijke
predispositie.

De genetica van het onderzoek
werd mogelijk door een aantal unieke
ontwikkelingen, allereerst dat in 2004
het gehele genoom van de hond in
kaart is gebracht. De techniek heeft
vervolgens gezorgd dat we
dna uit
bloed of tumorweefsel of
rna (waar-
aan de werkelijke genactiviteit kan
worden afgelezen) op tienduizenden
meetpunten kunnen analyseren.

Weke delen sarcomen ontwikkelen
zich uit cellen in de niet skeletale, niet
parenchymateuze steunweefsels in
het lichaam, zoals spierweefsel, vet,
bloedvaten en elk ander steunweefsel.
Alle tumoren die de term \'sarcoom\'
bevatten, maken deel uit van het
onderzoek, maar ook zogenoemde
hemangiopericytomen (soms \'malig-
nant peripheral nerve sheat tumor\'
genoemd). De infiltratieve groeiwijze
van deze sarcomen maakt chirurgie
vaak sterk mutilerend en er blijft een
hoog risico bestaan op een lokaal
recidief. De kans op metastasering
wisselt sterk: voor fibrosarcomen is
die beperkt, voor hemangiosarcomen
hoog. Het onderzoek beoogt op basis
van
rna-expressie en dna-compositie
in de tumor factoren op te sporen die
van belang zijn voor het bepalen van
de prognose.

patiënten

Graag vragen wij de medewerking van
practici bij het verzamelen van bloed
en weefsel van rottweilers, golden - en
labradorretrievers met weke delen
sarcomen en van gezonde \'veteranen\'.
Verder hebben we belangstelling voor
de maligne histiocytaire tumoren bij
deze rassen (bekend bij de Berner
sennenhond en de flatcoated retriever,
het onderzoek hiernaar gaat door).

Vaak zal de mogelijkheid van een
weke delen sarcoom blijken uit
cytologisch onderzoek, soms als
directe uitslag, maar vaak wordt de
maligniteit niet duidelijk uit de
cytologie en luidt de uitslag \'mesen-
chymale proliferatie\'. Als (chronisch)
trauma kan worden uitgesloten als

-ocr page 426-

oorzaak voor een zwelling moet men
denken aan weke delen sarcoom en
kan alleen histopathologisch onder-
zoek zekerheid bieden, hetzij na totale
excisie, dan wel via een incisiebiopt.

In alle gevallen ontvangen wij
graag bloed (5 milliliter in
edta) en
- indien haalbaar - tumorweefsel dat
geschikt is voor
dna- en rna-analyses.

Voor een operatie van een (vermoed)
weke delen sarcoom, is ons verzoek dat
dierenartsen met ons contact opnemen
via onderstaand e-mailadres, voor het
verkrijgen van opvangmateriaal naast
de gebruikelijke inzending voor
histopathologie. Als de betreffende
hond niet geopereerd gaat worden,
vragen wij dat toch direct of bij
euthanasie bloed wordt afgenomen. Bij
euthanasie luidt ons verzoek snel
postmortem twee stukjes tumorweefsel
te verwijderen en de opgestuurde
buisjes naar ons te versturen. Weefsel-
onderzoek van ge-euthanaseerde
patiënten wordt volledig betaald uit het
onderzoeksbudget.

gezonde veteranen

We hebben ook bloed (5 milliliter in
edta) nodig van gezonde \'veteranen\'
van de drie rassen (ouder dan 8 jaar,
graag met ingevulde \'gezondheids-
verklaring\', die is te vinden op onze
website). Het
eu-budget, dat 60 procent
van het totale onderzoek dekt, maakt
een vergoeding voor bloedafname
mogelijk tot 20 euro. De
eu-voor-
schriften vereisen dat de eigenaar een
toestemmingsformulier tekent, zowel
van patiënten als van controles.

informatie en materialen

Alle informatie (ook de formulieren)
is te vinden op onze website:
www.kankeronderzoekbijdieren.nl.
Geïnteresseerden kunnen ons
e-mailen voor aanvullende vragen of
het bestellen van materialen op:
lupa(a)uu.nl. Wij hopen op brede
medewerking van dierenartsen uit het
gehele land om dit project te doen
slagen.

Drs. K.M. Boerkamp is dierenarts,
promovendus aan de Universiteits-
kliniek Gezelschapsdieren, faculteit
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,
postbus 80.154,3508 TD Utrecht
(telefoon: dinsdag en donderdag van
09.00 tot
10.00 uur: (06) 33 90 II 97).
Dr. G.R. Rutteman is dierenartsspecialist
(telefoon dinsdag 11.00 tot 12.00 uur:
(030)25 31 682).

LumpsuTTi weg. Wie betaalt dat?

CenE Bankiers weet wat er speelt in uw wereld. Onze innovatieve aanpak richt zich niet
alleen op uw privévermogen of op uw zakelijke financiën. Als gespecialiseerde bankiers
voor de nnedische sector houden wij ons bezig met alle aspecten van het medisch
ondernemerschap. Hierdoor kan CenE Bankiers u optimaal van dienst zijn met financieel
maatwerk en advies. Bent u op zoek naar een partner met verstand van uw zaken?
Bel dan met Chris Zegers via (030) 659 90 04, Ton Gielens via (030) 659 90 12
of kijk op
www.cenebankiers.nl.

CenE Bankiers is onderdeel van Van Lanschot Bankiers.

CenE M bankiers

VOOR PROFESSIONALS IN DE MEDISCHE SECTOR

-ocr page 427-

PNEUMODOG® laat honden niet in de kou staan!

Het winterseizoen staat voor de deur. Veel honden zullen echter hun \'wintersportvakantie\' in
een dierenpension doorbrengen. Een doeltreffende kennelhoestvaccinatie is dan veelal vereist
en wenselijk.

PNEUMODOG is het enige Injecteerbare én niet spreidende l<ennelhoestvaccin. De vaccinatie is dan
ook eenvoudig, snel en correct uit te voeren. Hierdoor wordt een veilige én betrouwbare
immuniteitsopbouw verkregen. De uitzonderlijke veiligheid van PNEUMODOG wordt bereikt doordat
de Bordetella en Paraïnfluenza componenten geïnactiveerd (dood) zijn.
Verspreiding van de
Bordeteila-vaccinbacterie en het Paraïnfluenza-vaccinvirus in dierenpensions, naar andere dieren
en immuundeficiënte mensen, is na vaccinatie met PNEUMODOG dan ooit uitgesloten.

U laat de honden toch ook niet in de kou staan?

tot een owrgeraeligheidsreactie. In een dergeli|k ge.ai dient een symptomatische

dagen róór contact met een grote groep bonden of iródr de fokperiode, V

PNEUIVIODOG® BETROUWBARE ÉN VEILIGE BESCHERMING TEGEN KENNELHOEST

PNEUMODOG* Des NL 10332 - UDD Sammstillliii per dosis è l ml: CeinaclBeercle BaiMella lionc/iisfjlo, minslens 1,6 loglO •; GtinacliveerU ParainH««nia l»p« 2 viius. sUm PIC 3ÏER0 146-030. minstens 1.6 loglO • Cantistoltitef in gevaccineerde honden); «••• (als «f\'"\'\'\') ^
0.6 mg: iniomeisal! 0.1 mg.
DoeMlemort: Honden, lidlciUes ™r gebruik rmt .»«IllcUa ,an de deeMl.r»«rt|eii): Weire immunisalie ïanliondeii vanal de leeftijd .an 8 «ken ter .eraiindeniig nn^iiekleïer5clii)r|S«n envan baclenile en «rale ejcreMMraaK tor Sortelella
4 oocLpSca en caniene parainlinenia we 2 vin« (Kenneilioesll, Start ,an de immuniteit: 2 «ken na de basisvaccinalie,
Du.r .an de immonitelt: 3 maanden na basis.accinalie (op basis .an serologrsdie gegenrns), Co,«ra.l«dlutl.v Geen, Sl|.ertlngn. (fre,aentl< «. erart]. Door de

le kan op de injectieplaals ecn voorbijgaande lokale entreactie (i 3 cm) optreden, die meestal binnen 2 weken .erdvrljnt, Vaccinalie kan in uitlt

dage» »»riinlan met een grote iroeo bonden Ol «Idr de lokperiode. Verdere infomiatie lie bijslriiter Ol be»^

-ocr page 428-

Gesignaleerd

Carolien de jager

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit drie bronnen: het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering
(lcr), Inf@ct en
het signaleringsoverleg. Het
lcr
brengt risico\'s voor reizigers in kaart
en adviseert hen over preventieve
maatregelen. Inf(a)ct is de elektro-
nische berichtenservice van de
Landelijke Coördinatie Infectieziek-
tebestrijding
(lci) van het rivm-cib.
In het signaleringsoverleg wordt
wekelijks op het
cib gesproken over
toename van bestaande of opkomst
van nieuwe infectieziekten. Hier-
onder volgt een overzicht van de
signalen tot en met 30 oktober 2008.

familiecluster variantziekte

creutzfeldt-jacob (vcjd)

In de Noordspaanse provincie Léon is
een vrouw overleden aan de variant-
ziekte Creutzfeldt-Jacob
(vcjd). De
zoon van de vrouw was al in februari
2008 overleden aan vcid. Zijzelf is de
vierde patiënt met
vcid in Spanje. Het
betreft het eerst bekende cluster van
de ziekte wereldwijd, waarbij
twee leden van dezelfde familie zijn
overleden aan de ziekte. Het
ecdc
heeft een risico-inventarisatie gedaan.
Beide patiënten hebben niet gereisd
naar Groot-Brittannië en hebben geen
bloed ontvangen. Wel consumeerden
moeder en zoon geregeld runderherse-
nen. Aangezien de incubatieperiode
van
vcid ongeveer tien jaar bedraagt,
is de meest waarschijnlijke verklaring
dat zij zijn blootgesteld aan geconta-
mineerd hersenmateriaal van runde-
ren, vóórdat alle preventieve maat-
regelen rondom risicovolle
voedselproducten volledig waren
geïmplementeerd (in 1997). Er is geen
bewijs voor onderlinge transmissie
tussen moeder en zoon.

Aantal gemelde Q koorts patient en met bekendeie ziektedag naar week van begin symptomen,
periode 01-01-2007 t/m 22-10-2008.
2007: N=i90. 2008: N=890

Humane gevallen Q-koorts in Nederiand in 2008

ecdc

west-nijlvirus in europa

Het lijkt erop dat het West-Nijlvirus
zich heeft kunnen vestigen in Noord-
Italië. Aanvankelijk waren in enkele
stallen in de provincie Ferrara paarden
positief voor het West-Nijlvirus, nu
zijn er ook een aantal positieve
humane monsters, afkomstig van
twee medewerkers van de stallen en
een surveillance onder bloeddonoren
(een positieve melding). Daarnaast
zijn bij een 83-jarige vrouw met een
meningo-encefahtis
iGM-antistoffen
aangetoond.

Het virus, dat wordt overgedragen
door muggen van het Culexgenus,
overleeft via wilde vogels. Na de
positieve bevinding onder de paarden
wordt in Noord-Italië extra intensief
gesurveilleerd onder paarden, wilde
vogels, muggen en stalmedewerkers.
Ook in Roemenië was afgelopen
zomer een man met een meningitis
door het West-Nijlvirus, nadat in zijn
woonomgeving eerder al twee mensen
ën paarden positief waren bevonden.
Daarnaast is afgelopen zomer in
Hongarije bij acht mensen West-Nijl-
koorts vastgesteld. Zij rapporteerden
veelvuldige muggenbeten. In Oosten-
rijk zijn voor het eerst positieve vogels
gevonden. Het gaat om twee haviken
en een kea.

Promed en Eurosurveillance

trichobilharzia op ijsland

Naar aanleiding van verschillende
vragen over het mogelijk voorkomen
van bilharzia op IJsland heeft parasi-
toloog Verwey uit Leiden laten weten
dat Trichobilharzia inderdaad voor-

-ocr page 429-

komt in sommige IJslandse meren.
Trichobilharzia wordt veroorzaakt door
de cercariën (larven) die vrijkomen uit
geïnfecteerde waterslakken. Bij de
mens kunnen bij blootstelling aan deze
parasieten alleen huidafwijkingen
ontstaan (zwemmersjeuk of\'swimmer-
sitch\'). Bij herhaalde blootstelling
kunnen de huidafwijkingen in ernst
toenemen. Ook in Nederland komt deze
ziekte in warme zomers regelmatig
voor. Op IJsland spelen vooral zwanen
een rol in de transmissie.

rivm-cib

eend met hoogpathogene ai

h5ni in duitsland

Tijdens een routineonderzoek is hoog
pathogeen aviair influenzavirus
h 5n i
aangetoond bij een eend op een
pluimveeboerderij in het oosten van
Duitsland vlakbij de grens met
Tsjechië en Polen. De overige
1433 ganzen, eenden, kippen en
kalkoenen op de boerderij zijn
geruimd. De bron van de besmetting is
onbekend, omdat in de rest van
Duitsland en in de buurlanden geen
H5N1 wordt gemeld.

Promed

vaccinatie gestart tegen

q-koorts

Het ministerie van Landbouw, Natuur
en Visserij heeft een start gemaakt met
de vaccinatie van schapen en geiten
op grote melkgeiten- en melkschapen-
bedrijven tegen Q-koorts. Gezien de
beperkte beschikbaarheid van het
vaccin is het vooralsnog alleen
beschikbaar voor bedrijven binnen
een straal van
45 kilometer rond Uden.
Het ministerie van
lnv biedt de
vaccinatie gratis aan en is gestart met
dit vaccinatieprogramma om te
voorkomen dat mensen besmet raken
met Q-koorts. Het doet dat naast de al
genomen maatregelen: de meldings-
plicht, de mestmaatregel en hygiëne-
adviezen.

In totaal zijn in 2008 tot 22 oktober
962 meldingen van Q-koorts gerappor-
teerd in
OSIRIS, waarvan 43 waar-
schijnlijke gevallen (zie epicurve). Van
890 patiënten is de eerste ziektedag
bekend.

MinLNV en rivm-cib

rabiës bij een vos in italië

In het noordoosten van Italië in de
regio Friuli-Venezia Giulia is een
rabide vos gevonden. De vos werd
geëuthanaseerd nadat het dier een
bergwandelaar had aangevallen. Het
gebied staat niet bekend als toeris-
tisch, maar reizigers in het Verenigd
Koninkrijk krijgen het advies contact
met wilde dieren te vermijden. Itahë is
sinds 1995 vrij van rabiës, maar in
1992 werd in hetzelfde gebied rabiës
bij een vos vastgesteld. Het lijkt erop
dat de infectie is geïntroduceerd
vanuit oostelijk gelegen gebieden.

OIE

C.M. de Jager is verbonden aan het

RIVM.

PTiMALE VERZORGING

complete lijn voor hond en kat

Dechn

Veterinary Products

-ocr page 430-

laira Boissevain

Was het niet iets voor een super-
markt om op de kleintjes te letten?
In principe wel, maar supermarkten
doen net als drogisterijen en
warenhuizen aan een verschijnsel
dat \'branchevervaging\' heet. Ze
letten niet meer alleen op grutters-
artikelen, maar doen ook in mobiele
telefoons, dvd\'s en soms zelfs
geldzaken en verzekeringen.
Ook sommige dierenartsen zijn crea-
tief op dit gebied met apotheken via
internet, en kleine praktijken in
grotere winkels zoals dieren-
speciaalzaken, tuincentra en andere
locaties. Collega\'s ergeren zich en
klachten konden niet uitblijven.
Een zaak tegen medicijnverstrek-
king via internet loopt al bij het
Tuchtcollege, maar hoe zit het met
de dierenartsenpraktijk in een
andere winkel?

Voordat die vraag kan worden
beantwoord, moeten we eerst ingaan
op de vraag waar een dierenarts zou
kunnen klagen over een collega die
zich verschanst in een andere onder-
neming. Het Tuchtcollege kan alleen
toetsen op basis van klachten door
eigenaren en klachten die door de
speciale klachtambtenaar worden
ingediend in het algemeen belang.
Collega\'s hebben geen recht van
spreken bij het Tuchtcollege. Integen-
deel: als zij een dier in nood weigeren
te behandelen omdat het dier eerder is
behandeld door de afvallige collega,
lopen zij zelf het risico te worden
aangeklaagd en veroordeeld.

De knmvd kent echter een Ereraad,
die klachten in behandeling neemt
over dierenartsen die handelen in
strijd met de Code voor de dierenarts.
Dat gaf een aantal dierenartsen die
zich ergerden aan hun supermarktcol-
lega de mogelijkheid toch hun gram te
halen. De dierenarts in kwestie
verzette zich daartegen, omdat de
Code dierenartsen niet alleen het
recht geeft over beroepsmatige
conflicten te klagen bij de Ereraad,

maar ook de plicht bevat om deze
conflicten eerst zelf op te lossen door
overleg, bemiddeling of arbitrage. Dat
is een mooi streven, maar in dit geval
geldt deze verplichting niet. Volgens
de Ereraad is hier geen sprake van een
ruzie die intern kan worden opgelost.
De groep dierenartsen die klaagt, wil
het handelen van hun collega laten
toetsen en houdt dat recht ook als ze
niet eerst onderling in de heg hebben
gelegen.

VORM EN INHOUD

Ergens in Nederland is een dierenarts
creatief geweest en hij heeft een
overeenkomst gesloten met een
bv
met een keten van dierenspeciaal-
zaken. De BV heeft in twee vestigingen
van die keten een dierenartsenpraktijk
geopend en deze dierenarts in loon-
dienst aangenomen om \'in beperkte
omvang\' veterinaire zorg te geven aan
dieren van klanten die de winkel
bezoeken. \'In beperkte omvang\' wil
zeggen: advies, preventieve en
primaire veterinaire zorg, voorschrij-
ven van diergeneesmiddelen, dieet-
voeding en andere producten, en het
geven van advies over het gebruik
daarvan. De dierenarts werkt voltijds,
maar verdeeld over die twee winkels.
Serieuze diagnostiek, operaties en
weekenddiensten horen niet bij zijn
werk.

Nadat is besloten dat collega-
dierenartsen inderdaad over deze
constructie mogen klagen, ontstaat
een ander probleem. De collega\'s
willen eigenlijk de hele formule van
\'dierenarts-in-buurtsuper\' laten
toetsen, maar die formule wordt
uitgevoerd door een
bv, en dan niet
eens een diergeneeskundige. De
Ereraad kan zich niet uitspreken over
de activiteiten van een
bv die een
dierenarts in loondienst aanneemt,
maar alleen over het diergenees-
kundig handelen van de individuele
dierenarts. Het feit dat de
bv de
afspraken heeft gemaakt doet daar
niets aan af; een dierenarts is zelf
verantwoordelijk voor zijn diergenees-
kundig handelen of nalaten.

Op de kleintjes letten

VAN NEGEN TOT VIfF

De dierenartsen uit de regio zijn
allereerst verbolgen over het feit dat
de dierenarts voor zichzelf prettige
werktijden heeft afgesproken, maar
dat zij de problemen buiten kantoor-
uren mogen oplossen. Lekker makke-
lijk, praktijk houden in een winkel en
alles wat daarvoor te moeilijk is naar
een andere praktijk verwijzen,
inclusief avond-, nacht- en weekend-
diensten. De betreffende dierenarts
ziet het probleem niet. De
bv heeft
afspraken gemaakt met een praktijk in
de buurt die 24 uur per dag, 7 dagen
per week bereikbaar is. Als er naar
aanleiding van de dienstverlening in
de winkel een probleem is, kunnen
klanten altijd contact opnemen met
deze dierenkliniek waar altijd een
dienstdoende dierenarts voorhanden
is. Eventueel kunnen klanten ook
terecht in één van beide winkelklinie-
ken. Eigenaren die deze informatie
nodig hebben, kunnen deze vinden op
de website van de winkelketen. Dat
moet voldoende zijn. Volgens zijn
collega\'s is dit bepaald niet genoeg; zij
zeggen te worden geconfronteerd met
cliënten die niet van hen zijn, maar
wel een beroep doen op een dienst-
regeling die zij samen hebben af-
gesproken ten behoeve van hun eigen
cliënten.

Er is op deze manier wel dierge-
neeskundige hulp beschikbaar en met
een beetje goede wil ook op een locatie
die in geval van acute spoed binnen
30 minuten bereikbaar is. Strikt
genomen houdt de dierenarts zich
daarmee aan de Code en aan de
Richtlijnen, al heeft hij volgens de
Ereraad wel de uiterste grens van
bereikbaarheid opgezocht. Waar wel
kritiek op wordt geuit, is de communi-
catie naar cliënten. Een klant met een
probleem kan de beschikbaarheid van
diergeneeskundige hulp alleen
uitpuzzelen als hij op het kassa-
bonnetje kijkt, want daar staat de
website op vermeld. Dat kan écht niet.
Een eigenaar die diergeneeskundige
hulp zoekt, moet ook als de winkel
gesloten is zonder moeite en om-
wegen kunnen uitvinden waar hij dan
wel diergeneeskundige hulp kan
vinden. Bij voorkeur door vermelding

-ocr page 431-

op een antwoordapparaat en liefst
door de informatie duidelijk op papier
aan cliënten mee te geven. Daardoor
kan dan ook worden voorkomen dat
eigenaren alsnog contact opnemen
met andere dierenartsen uit de regio.

LUSTEN EN LASTEN

Ook ander werk is volgens de klagen-
de dierenartsen niet goed verdeeld. In
de buurtsuper kan deze dierenarts een
patiënt nooit echt goed behandelen en
bij ingewikkelde patiënten moet hij
doorverwijzen naar een andere
dierenarts in de regio. Volgens de
dierenarts is dat helemaal geen
probleem; in zo\'n geval geeft hij
gewoon een brief mee voor de
opvolgend dierenarts. Wie dat wordt,
moet de cliënt zelf maar bepalen. De
boze collega\'s hebben echter ook
cliënten in de praktijk gekregen die
uit de buurtwinkel kwamen, maar
zonder verwijsbrief.

De Ereraad vindt dat de buurt-
winkeldierenarts hier duidelijk
handelt in strijd met de Code voor de
dierenarts. Een dierenarts mag er wel
zelf voor kiezen om zijn vak in
beperkte omvang uit te oefenen, maar
dat ontslaat hem niet van andere
verplichtingen. In de Code staat dat
een dierenarts voor diergenees-
kundige dienstverlening waarvoor
zijn kennis en kunde tekortschiet,
dient te verwijzen naar een daarvoor
gekwalificeerde dierenarts en dat
betrokken dierenartsen daarbij zorgen
voor een goede en efficiënte, bij
voorkeur schriftelijke, wederzijdse
overdracht van gegevens. De werk-
wijze van de dierenarts voldoet niet
aan deze eis. Van hem mag worden
verwacht dat hij zelf contact opneemt
met de dierenarts naar wie het dier
wordt verwezen, en met die dierenarts
bespreekt hoe overdracht op de meest
efficiënte, en vooral voor dier en
eigenaar minst belastende manier kan
plaatsviriden.

COMMERCIE

Ten slotte zijn het ook nog de com-
merciële activiteiten van de dierenarts
dan wel de winkel die volgens de
dierenartsen uit de regio niet deugen.
Bij afwezigheid van de dierenarts
verkopen medewerkers
uoA-middelen
aan eigenaren en dat mag niet. De
dierenarts bestrijdt dit. Er worden
geen
uoA-middelen over de toonbank
verkocht. Klanten kunnen wel een
UDA-middel meekrijgen, maar alleen
door hemzelf of door een assistente
die onder zijn verantwoordelijkheid
werkt. De andere medewerkers van de
buurtwinkels hebben allemaal
schriftelijke instructies gekregen over
de regels rond diergeneesmiddelen en
die worden netjes nageleefd. De
Ereraad kan niet anders dan conclude-
ren dat op dit punt de Code niet wordt
overschreden.

Een ander punt is dat de winkel-
keten op de website reclame maakt.
Niet alleen voor de dierenkliniek,
maar ook voor de entingen die door de
dierenarts worden gebruikt. Dat mag
niet, want op grond van het Dier-
geneesmiddelenbesluit is het ver-
boden om
uda- of udr(recept)-
middelen aan te bevelen of aan te
prijzen. Een website die voor het grote
publiek toegankelijk is, en waar vol
trots met naam en toenaam wordt
vermeld dat de gebruikte vaccins
\'betrouwbaar en zeer veilig zijn\', kan
worden beschouwd als reclame. Hier
zit een klein addertje onder het gras:
niet de dierenarts heeft deze mede-
delingen op de website gezet, maar de
bv, dus die is in overtreding. En
aangezien het niet de
bv is die zich
voor de Ereraad moet verantwoorden,
strandt de klacht op dit punt, al
verwacht de Ereraad van de dierenarts
dat hij zijn werkgever zal verzoeken
de website aan te passen.

Als laatste klacht vinden de
dierenartsen uit de regio dat aan
klanten van de winkel geen speciale
dieetvoeding mag worden verkocht,
ook niet als zij een lege verpakking
kunnen tonen. De dieetvoeding heeft
de opdruk \'veterinary exclusive\' en
\'prescription diet\', maar dat is mis-
leidend als de dieetvoeding niets te
maken heeft met exclusieve verkrijg-
baarheid bij de dierenarts en nog
minder met een veterinair voorschrift.

Ook hier voert de dierenarts aan dat de
medewerkers van de winkel aan een
strikt protocol zijn gebonden. Dieet-
voeding wordt door hem voorgeschre-
ven als het dier dit nodig heeft.
Eigenaren kunnen eenmalig een
nieuwe hoeveelheid afhalen als ze de
oude verpakking laten zien, maar
moeten dan wel op korte termijn een
afspraak met hem maken. Bij som-
mige soorten dieetvoeding is zelfs een
consult verplicht voordat het voer
wordt afgeleverd. Ook hier kan de
Ereraad geen overtreding vinden. En
de opdruk? Ja, die is misschien
misleidend, maar dat verwijt hoort
thuis bij de fabrikant en niet bij de
dierenarts die de voeding verkoopt.

MENING EN MAATREGEL

De verhouding tussen de dierenartsen
in de regio onderling heeft deuken
opgelopen. Volgens de loondierenarts
is dat niet zijn fout: toen de
bv brieven
rondstuurde over de plannen, hadden
zijn collega\'s hem kunnen benaderen,
maar dat hebben ze niet gedaan. Die
beschuldiging gaat de Ereraad een
stapje te ver. De dierenarts had zelf in
overleg kunnen treden met zijn
collega\'s, en de Ereraad geeft hem
dringend in overweging alsnog het
initiatief te nemen om te kijken of hij
de onderlinge verhoudingen kan
verbeteren.

Om eerlijk te zijn is ook de Ereraad
niet gelukkig met dierenartsen die
werken in de buurtsuper. De Ereraad
maakt zich zorgen over de ontwikke-
ling van de zeer beperkte diergenees-
kunde zoals die op deze manier wordt
uitgeoefend. Maar ja, tussen droom en
daad staan wetten in de weg. Juridisch
is alleen iets te zeggen over de
communicatie van de waarnemings-
regeling en de overdracht van patiën-
ten, waardoor de dierenarts wegkomt
met een waarschuwing. En of het
tussen de dierenarts en zijn collega\'s
nog wel goed komt, valt verder buiten
de juridische overwegingen.

laira Boissevain is jurist.

-ocr page 432-

Naam NUF-LOR" MINIÜOSt 4S0 rricj/ml oploss^rrg voor injectiP voof riiyt-rnelkgr^. ,id rc^dv; v- Werkzame stof
Fiorfi-f"COl 4S0 mg/ml indicaties PrcveritKr- v:? ^ r; ti-.c-rdpcui bfhrsnrjeltftc; i\'jchrv.-.j ofec\' r. . .-ftKTr-^.jk\'
(J(>or
Monnheimki häc-nnj!yti>.a. Pasieurellci mul\'/yr-ria en Hi\'.tophilw, -omni Do danw-ci^rgh.: rr^n cJe- m de

küppc?l5) dient to zijn aangetoond, voordat er prevpniief kan worden beh^ndold Dosering en toedieningsweg
SC tonmaliqe mjecttP in d*» nvk mpt 40 rntykg lichadmsgcwitht
 m,;.;:-,.^! v\'.ilutrie per
10 ml Wachttijd "jffjaanMeoi ü4 dagen. PW/IKB 70 dagen Nioi gphruiken bij (lit-ren d;. iiü-!« voor
huri>.i(

. • p----........... Bijwerkingen 7\')deli]k k..;;. t-r .f;.,VMr.J.;dc\' voedw \'opname e»i weke fi.- - . voorkom.

even.ili v..; lokdie pijnreaaie en een khm-; vj^ïfneprnbi.-;- r.v.-vimg op de injectiepladts Contra-indicatie
Niet gohrürk^r-n
bi; volwassen slieren dic voor de fokkpiij be\'.tenid 7ijn. Verpakking ijl.vc\'n flaron van KHj
>•;,. ,„■. Voor volledige informatie/lebij\'Juite«- Uitsiuitendverknigiwaï v. • \'.vdierendiV:; REG NL 100762 UD.

Wie wil Nufior®
nog gemakkelijker toedienen?

Nufior® Minidose voor preventie en behandeling van longproblemen (BRD)

• Snel en effectief
• Gemakkelijk toe te dienen
• Klein injectievolume

Eén subcutane injectie!

/ \\

NuHor

MiNIDOSE

Ninor .»i«*,-*«.-.-

MINIDOSE

Intervet

Schering-Plough Animal Health

-ocr page 433-

k&k-AvEx-
congres

Van 27 tot 29 november vindt de
derde editie van het Konijnen &
Knaagdieren symposium plaats,
gecombineerd met het jaarlijkse
AvEx symposium dat in het teken
staat van vogels en reptielen. Een
uitgelezen gelegenheid voor ieder-
een met een bijzondere belang-
stelling voor deze diersoorten. Een
nieuw programmaonderdeel dit jaar
is de mogelijkheid twee \'master-
classes\' naar keuze te volgen op de
laatste congresdag in Burgers\'
dierenpark. Op deze manier komt de
organisatie tegemoet aan de door
dierenartsen gewenste diepgang.

De eerste congresdag vindt plaats op
donderdag 27 november in vogelpark
Avifauna te Alphen aan den Rijn. De
sprekers zullen zich volledig richten
op konijnen en knaagdieren. Het inter-
nationale sprekerspanel presenteert
negen lezingen over verschillende
aspecten van de gezondheid van
kleine zoogdieren. Naast een lezing
over haar specialisme op het gebied
van \'critical patient care\' presenteert
Michelle Hawkins (Verenigde Staten)
recente informatie op het gebied van
anesthesie en analgesie. Een groot deel
van de dag staat in het teken van
chirurgie bij konijnen en knaagdieren,
waarbij zowel Vittorio Capello (Italië)
als joerg Mayer (vs) en Nico Schoe-
maker (Nederland) een aantal presen-
taties geven. Het specialisme van
Vittorio Capello ligt op het vlak van
de gebitsbehandeling en hieraan
wordt tijdens het middagprogramma
aandacht geschonken. In een tweede
presentatie gaat Joerg Mayer in op
verschillende diagnostische tech-
nieken bij konijnen en knaagdieren.

GEVARIEERD

De tweede dag van het congres op
vrijdag 28 november staat in het teken
van vogels en exoten. Ook deze dag
vindt plaats in Avifauna. Verschil-
lende onderwerpen komen aan bod.
Marja Kik (Nederland) presenteert een

overzicht van de meest voorkomende
aandoeningen bij reptielen en gaat in
de laatste presentatie van deze
AvEx-dag uitgebreid in op praktische
pathologie. Naast een presentatie over
de kritische opvang van de reptielen-
patiënt behandelt Joerg Mayer
(Verenigde Staten) recente informatie
op het gebied van castratie bij vogels
en reptielen en houdt hij een presenta-
tie over de toepassing van antimicro-
biële therapie. De verschillende
onderwerpen die worden gepresen-
teerd, maken deze dag erg gevarieerd.
Zo zal Yvonne van Zeeland (
nl) een
presentatie houden over huidproble-
men bij vogels, terwijl An Martel
(België) ingaat op de verschillende
diagnostische testen voor vogels. Tot
slot houdt Michelle Hawkins twee
presentaties over dezelfde onder-
werpen als tijdens het donderdag-
programma, namelijk \'critical patient
care\' en anesthesie en analgesie, maar
nu helemaal gericht op vogels.

VERNIEUWEND

De derde dag van dit congres is uniek
en vernieuwend. Op zaterdag
29 november wordt in Burgers\' Zoo te
Arnhem naast het uitgebreide
dierenartsenprogramma ook een
parallelprogramma voor assistentes
georganiseerd. De morgen start met de
hoogtepunten van het donderdag-
programma. Congresdeelnemers die
het donderdagprogramma hebben
bijgewoond, krijgen deze ochtend de
gelegenheid om deel te nemen aan het
\'social program\', \'s Middags hebben
dierenartsen de mogelijkheid om naar
keuze twee \'masterclasses\' te volgen
over verschillende onderwerpen. Er
zijn vier parallelsessies met drie
\'masterclasses\' over konijnen en
knaagdieren en één over vogels en
reptielen.

Voor dierenartsassistenten zijn er
op zaterdagmiddag tijdens de ochtend
ook diverse \'masterclasses\' en vindt in
de middag een programma plaats met
plenaire lezingen. Het complete
programma voor de assistenten is
terug te vinden op de website
www.proveto.nl, evenals de combi-
natieactie voor deelname dierenarts
en assistente.

Verder biedt Proveto deelnemende
dierenartsen de mogelijkheid op
donderdagavond te dineren tijdens een
boottocht door het merengebied waarin
Avifauna is gelegen. Ook is het moge-
lijk een hotelarrangement te boeken
voor één of meerdere nachten. Alle
mogelijkheden voor deelname en meer
informatie over het programma zijn
terug te vinden op www.proveto.nl.

-ocr page 434-

Uw vertrouwen in Baytril® Flavour leidt tot succes in uw
praktijk. Baytril® Flavour is zeer doeltreffend in de
behandeling van ademhalingsaandoeningen bij
honden en katten. Op de plaats van infectie bereikt
Baytril® Flavour zeer snel de hoogste
concentraties daarbij geholpen door
de fagocyten.

Baytril® Flavour geeft snel verbetering en werkt tec
een uitgebreid gamma van ziekteverwekkers zf
wanneer zij zich intracellulair bevinden. Bayt
Flavour wordt al meer dan 10 jaar succes
toegepast en de doeltreffendh
is wereldwijd onderbouwd r
^ talrijke publicaties.

^Yy Bayer HealthCi
Animal Health

www.companion.bayei

__ , I ■»■■■pM - _ _ MMM ■ MMM Baytill* flavour 15 mg: 13 mg enrofloxacin per tablet. Baytril* flavour 50 mg: 30 mg enrofloxacin per tablet. Baytril* flavour 130 mg: 150 mg enrofloxacin per labiel. Dosering en wijze van toed
■ Zï^ï^Z^^Sfl^^^^GyB/B^^Bfl^^fl s mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht éénmaal per dag. Dit komt overeen met één tablet van 13 mg per 3 kg lichaamsgewicht of één tablet van 50 mg per 10 kg lichaamsgewicht of ééi

van 150 mg per 30 kg lichaamsgewicht. Baytril tabletten zijn bestemd voor orale toediening, als dusdanig of vermengd met het voedsel. Behandelingsduur: 3 è 10 dagen naargelang de ergh
de aandoening en de evolutie van het genezingsproces. Baytril* 2,5 % injectlevloelstof. Samenstelling: 1 ml bevat 23 mg enrofloxacin. Dosering en wijze van toediening: 5 mg per kg of 0,2 ml per kg één keer per dag. Voor subcutane injectie 5 a 10 dagen naargfl
ergheid van de aandoening en de evolutie van het genezingsproces. Speciale waarschuwingen voor iedere diersoort: Bij overdosering kunnen retinotoxische effecten, waaronder blindheid, optreden bij katten. Therapeutische indicaties: Enrofloxacin mag alleen op;
van een specifiek antibiogram worden toegepast; infecties met voor enrofloxacin-gevoelige bacteriën en mycoplasmata, mei name infecties van:het maagdarmkanaal veroorzaakt door
E.coli en Salmonella spp., de luchtwegen veroorzaakt door Pasleurella spp
Klebsiella spp., Bordetella spp., Staphylocococcus spp., Pseudomonas spp., Mycoplasma spp., diverse gram-negatieve bacteriën. de urinewegen veroorzaakt door E.coli, Staphylococcus spp., Klebsiella spp., Pseudomonas spp., Proteus spp., de geslachtsi
veroorzaakt door
E.coli, Staphylococcus spp., Pseudomonas spp., Proteus spp.. Brucella canis, Mycoplasma spp., de huid veroorzaakt door Staphylococcus spp., E.coli, Pseudomonas spp., Proteus spp. en wonden veroorzaakt door E.coli, Staphylococci
Pseudomonas
spp., Proteus spp. en otitis media veroorzaakt door Pasteurella spp., Staphylococcus spp en andere voor enrofloxacin gevoelige bacteriën. Contra-indicatie: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar en bij zeer grote rasse
leeftijd van 18 maanden is tegenaangewezen, aangezien er beschadiging van het gewrichtskraakbeen kan optreden. Toediening aan andere diersoorten dan deze die geïndiceerd zijn is tegenaangewezen. Ongewenste effecten: geen. Lees aandachtig de bijsluiter,
informatie verkrijgbaar bij de registratiehouder: Bayer B.V., Animal Health Division. Energieweg, 1 Nl- 3641 RT Mijdrecht Kanalisatiestatus: UDA. REG NL 7865, REG NL 7866, REG NL 7867. REG NL 3144-

l» ma \'A % ^

^ f

Bai»rii:

-ocr page 435-

\'Pet Obesity
Epidemie\'

Paul Overgaauw en Enne Kwant

Onder de titel \'Pet Obesity Epidemie\'
organiseerde Hill\'s Pet Nutrition op
28 februari 2008 in Londen een
symposium met als onderwerp de
epidemische toename van overge-
wicht en vetzucht bij hond en kat.
Door de introductie op de markt van
gewichtsreducerende diergenees-
middelen, die worden toegepast in
combinatie met (dieet)voeding en
meer beweging, komt dit onderwerp
de laatste tijd sterk onder de aan-
dacht. Succes bij de bestrijding en
preventie van overgewicht bij hond
en kat is, evenals bij de mens, vooral
afhankelijk van een mentaliteits-
verandering. Nieuwe ontwikkelin-
gen op dit gebied kunnen daarom
niet vaak genoeg worden gemeld.

Onder leiding van joaquin Aragones,
de voorzitter van de Spaanse zuster-
vereniging van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren, kwamen op het
congres diverse sprekers en onder-
werpen aan bod.

pet obesity task force

Mark Evans, werkzaam bij de Engelse
dierenbescherming, was één van de
eerste dierenartsen in het Verenigd
Koninkrijk (
uk) die in de jaren tachtig
gewichtsspreekuren had. Dat bleek
ook uit de vertoning van een
tv-show
uit die periode. Mark nam fors stelling
tégen veel te zware huisdieren die in
dit programma werden gepresenteerd
zonder dat hierbij kanttekeningen
werden geplaatst. Onderzoek geeft aan
dat nog steeds 84 procent van de
eigenaren verbaasd reageert wanneer
ze door de dierenarts worden aange-
sproken op hun te zware huisdieren.
In 2006 bleek uit onderzoek in de
uk
dat het bij dit probleem niet alleen
gaat om honden en katten, maar ook
om paarden, konijnen, vogels en
reptielen. Evans kondigde de oprich-
ting aan van een Pet Obesity Task

Force, bestaande uit internationale
deskundigen op het gebied van
humane en veterinaire obesitas.
Binnenkort staat de eerste bijeen-
komst op het programma.

vergunning voor eigenaren

om dieren te houden

David Watson is in 1972 afgestudeerd
als dierenarts en is initiatiefnemer van
de bekende
Veterinary Times. Momen-
teel is hij uitgever van
Veterinary
Review.
Watson ging in op de verschil-
lende spelers in het veld van de
obesitasbestrijding en de daarbij
aangevoerde argumenten. Dierenartsen
menen dat het lastig is de eigenaar aan
te spreken op een te zwaar huisdier,
omdat de eigenaar vaak zelf ook
overgewicht vertoont (zeker in de
uk)
of alleen wil praten over de aandoening
waarvoor hij of zij komt. Verder vinden
ze dat de assistent(e) het voortouw
moet nemen en dat ze zelf geen tijd
hebben om de discussie aan te gaan.

In de Verenigde Staten (us) advi-
seert 57 procent van de dierenartsen
aan eigenaren van te zware dieren een
dieetvoeding. Maar slechts 49 procent
van de eigenaren volgt dit advies ook
op. De excuses die daarbij worden
aangevoerd, zijn dat men het zelf te
druk heeft om de dieren deze aandacht
te geven of extra uit te laten, dat ze
zich prettig voelen wanneer ze hun
huisdieren eten geven, dat het over-
matig voederen van huisdieren een
gewoonte is en dat frustrerende
ervaringen zijn opgedaan bij pogingen
de dieren te laten vermageren (katten
meer dan honden: 49 procent respec-
tievelijk 26 procent). De verantwoor-
delijkheid voor het probleem ligt
volgens Watson primair bij de voe-
dingsindustrie, respectievelijk gevolgd
door de eigenaar, de dierenarts, de
dierenartsassistent(e) en tenslotte de
media. De voedingsindustrie zou bij
het adverteren meer aandacht moeten
besteden aan het risico van overge-
wicht en de smakehjkheid van de
voeding daarbij meer moeten relative-
ren. Ook zou de industrie een deel van
de opvoeding en voorlichting van de
eigenaar op zich moeten nemen. Ook
de eventuele juridische aspecten als de
Animal Welfare Act kwamen aan bod.

In deze wet ligt bij de eigenaar een
zware verantwoordelijkheid voor een
goede zorg van hun dieren, waartoe
een geschikte voeding, voldoende
beweging en bestrijding van ziekte
horen. Men denkt ook aan een soort
vergunning voor eigenaren om dieren
te houden als onderdeel van de Anti
Social Behaviour Order.

verheerlijken overgewicht

Dierenartsen hebben een morele en
ethische verplichting om als advocaat
van het dier toezicht te houden op
zijn welzijn. Aandacht voor het
lichaamsgewicht moet daarom een
standaard onderdeel vormen van ieder
spreekuur. Hetzelfde geldt voor de
assistent(e), die meer in contact staat
met de eigenaar en bij dit probleem de
kans heeft een stukje eigen spreekuur
op te bouwen.

De media kregen van Watson een
veeg uit de pan omdat ze te vaak
overgewicht verheerlijken of als
normaal presenteren. Er zou veel meer
moeten worden gewezen op de
overeenkomst met de humane
geneeskunde en er zou meer aandacht
moeten komen voor het belang van
beweging van eigenaar en zijn of haar
dier. Watson concludeerde dat alle vijf
groepen verantwoordelijkheid dragen
bij de bestrijding van overgewicht van
huisdieren, maar dat de dierenarts
daarbij steeds het voortouw moet
nemen door er iets over te zeggen en
er iets aan te doen.

rol dierenartsassistent(e)

Janet Brandin is een Zweedse dieren-
artsassistente die momenteel werk-
zaam is als voedingsadviseur. Ze
belichtte de belangrijke rol van de
dierenartsassistent(e), die heel goed een
deel van de advisering bij de bestrijding
van overgewicht op zich kan nemen.
De assistent(e) vormt zowel aan de
telefoon als in de praktijk heel vaak het
eerste contact voor de eigenaar. Tijdens
ieder consult kan de assistent volgens
een vast protocol het gewicht opne-
men, de Uchaamsconditiescore bepalen
en vragen naar de eetgewoonten van
het dier. Na een deel advisering dient
allereerst de acceptatie van de eigenaar
te volgen. Pas daarna is een \'follow-up\'-

-ocr page 436-

programma zinvol. Vanzelfsprekend
dient men goed op de hoogte te zijn van
de juiste voedingsadviezen: wat, hoe
veel, hoe vaak en hoe lang. Voor dit doel
zijn gelukkig diverse materialen
verkrijgbaar waarmee de hoeveelheid
voeding goed kan worden berekend en
de adviezen voldoende kunnen worden
onderbouwd.

\'compliance\' in gewichts-

controleprogramma\'s

Caroline Jevring-Back (Hill\'s Pet
Nutrition) besprak de oorzaken van
een laag succespercentage bij gewicht-
reductiemanagement. De belangrijk-
ste oorzaken zijn volgens Jevring dat
dierenartsen zich ongemakkelijk
voelen bij het ter sprake brengen van
gewichtsreductie, dat een goede
\'follow-up\' van de patiënt veelal
ontbreekt, dat er te weinig goede
programma\'s worden opgezet en dat
diereigenaren hun gedrag niet
veranderen, waardoor de kans op
recidief zeer groot is.

Vooral het veranderen van het
gedrag van de diereigenaar is erg lastig.
Mensen zijn van nature geneigd hun
affectie voor hun huisdier te uiten via
het voeren. Eten geven is leuk en is
voor eigenaren een manier om liefde
voor het huisdier te laten zien. Voor
een periode van enkele weken is dit
menselijk gedrag nog wel goed te
beïnvloeden, maar op de lange termijn
vallen veel eigenaren in dezelfde fout
terug. Het ook op langere termijn
motiveren en ondersteunen van de
diereigenaar is hierbij noodzakelijk.

De resultaten van een onderzoek
uit 2003 zouden een aanknopingspunt
kunnen geven voor het motiveren van
zowel het huisdier als de huisdiereige-
naar Deze studie, uitgevoerd door het
Wellness Institute van het North-
western Memorial Hospital in
Chicago,
usa, in samenwerking met
bet researchcentrum van Hill\'s Pet
Nutrition in Topeka, volgde twee
groepen mensen met overgewicht. De
eerste groep betrof mensen zonder
hond en de tweede groep bestond uit
mensen met een hond met over-
gewicht. De baasjes kregen een dieet-
en bewegingsadvies en de honden
kregen een caloriearme volledige
voeding. Het gemiddelde gewichts-
verlies onder de mensen lag in beide
groepen op ongeveer 5 procent in een
jaar tijd, terwijl de honden gemiddeld
15 procent waren afgevallen. De
toename in beweging was in de groep
met hond hoger dan in de groep
zonder hond. Het meest opvallend was
dat de eigenaren met hun hond
gemotiveerder leken en meer plezier
hadden in het programma. De hond
bood in deze situatie duidelijk
mentale ondersteuning.

Samen afvallen met de hond lijkt
dus een \'win-win\'-situatie te kunnen
opleveren waarbij de hondeneigenaar
meer plezier beleeft in de gezamenlijk
gewichtsreductie dan de buurman die
het zonder hond moet doen. Om
gewichtsreductie van de eigenaar
tijdens een consult ter sprake te
brengen, voelt voor veel dierenartsen
wellicht nog wat onwennig en is
zonder meer precair Misschien dat hier
een mogelijkheid ligt voor samen-
werking met humane professionals.

bewustwording van de

huisdierenbezitter

Een marketing consultant, Susan
Rogers, besprak de toename van
obesitas bij huisdieren in Europa. Zij
sprak van een epidemie met als
verschil met de humane obesitas-
epidemie dat de huisdiereigenaar zich
vaak niet bewust is van het overge-
wicht van zijn of baar huisdier Bij het
bewustmaken van de huisdieren-
bezitter is dan ook een belangrijke rol
weggelegd voor de dierenarts. Her-
haling van de boodschap is erg
belangrijk. Veel mensen accepteren pas
dat hun huisdier overgewicht heeft, als
ze er drie keer op gewezen zijn. Het
goed communiceren van de implicaties
van overgewicht is erg belangrijk om
eigenaren gemotiveerd te krijgen om
hun huisdier te laten afvallen. Susan
Rogers benadrukte dat het initiatief
daarom bij de dierenarts moet liggen.
De eigenaar is zich vaak niet bewust
van het probleem en mocht hij/zij dit
wel zijn, dan is de eigenaar vaak
onvoldoende op de hoogte van de
expertise van de dierenarts. Goede
gewichtsmanagementprogramma\'s
met voldoende \'follow-up\' zouden deel
moeten uitmaken van elke dieren-
artsenpraktijk.

Paul Overgaauw is dierenartsspecialist.
Enne Kwant is practicus in Dieren-
kliniek Deventer

-ocr page 437-

in de darm

Dierenartsen opgelet!

EQUEST & EQUEST PRAMOX

Het ultieme wapen tegen alle
lathogene wormen en horzellarven bij
jaarden. Inclusief ingekapselde larven
van de kleine strongylide.

U kunt de paardenbezitters/verzorgers onder uw cliënten een grote dienst
bewijzen. Met Equest & Equest Pramox van Fort Dodge. Een unieke combinatie
voor een volwaardige paardenontworming. Ook de ingekapselde larve van de
kleine strongylide wordt bestreden.

De belangrijkste voordelen:

• Behandeling én preventie tegen alle pathogeen relevante wormen en
horzellarven.

• Eén dosering volstaat voor behandeling én langdurige bescherming.

• Gerenommeerde werkzame bestanddelen: o.a. moxidectine en praziquantel.

• Lange werkingsduur

• Langdurig remanent effect Moxidectine (bewezen 100% effectief tegen
benzimidazole-resistente kleine strongylide).\'

• Optimale vermindering van weidebesmetting.

• Makkelijke toediening.

Vele paardenbezitters realiseren zich nog niet dat de dierenarts dé specialist is op
het gebied van paardenontworming. Fort Dodge brengt hier verandering in, o.a.
door een brede informatiecampagne. De vraag naar Equest & Equest Pramox zal
hierdoor groeien. Zorg daarom dat u deze unieke, effectieve combinatie in huis
hebt.

www.wormingyourhorse.info
www.fortdodqe.eu

i.

mJDODGE

Collobert, C. et al. (1998) Efficacy of oral moxidectin gel against Benzimida-zole-resistant cyathostomes in horses both
naturally and artificially infected with a field population. J. Equine Vet. Science, 18(9). 588-590
Equest Reg NL 09548; werkzame bestanddelen: moxidectine 18,92 mg /gram; URA. Equest Pramox Reg NL 10399;
werkzame bestanddelen: moxidectine 19.5 mg en praziquantel 121.7 mg per gram; URA. Verdere informatie is op
aanvraag beschikbaar bij: Fort Dodge Animal Health, Postbus 14. 6290 AA Vaals.

-ocr page 438-

Doelgerichter
katten vaccineren?

Bezoek de Nobivac® Stadiontour Kat 2008

9 december
Middag SC Heerenveen; Abe Lenstra Stadion
Avond AFC Ajax; Amsterdam ArenA

11 december
Middag N.E.C. Nijmegen; Goffertstadion
Avond Fortuna Sittard; Wagner & Partners Stadion

16 december
Middag NAC Breda; Rat Verlegh Stadion
Avond FC Utrecht; Stadion Galgenwaard

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

www.intervet.nl

Voor meer informatie vraag uw Rayon Manager of kijk op www.intervet.nl
Direct aanmelden kan ook via 0485-587652.

Intervet

Schering-Plough Anin}al Health

-ocr page 439-

Coccidiose onderschat

Coccidiose vormt een ernstige bedrei-
ging voor rundvee en als het niet in een
vroeg stadium wordt behandeld,
krijgen kalveren ernstige diarree.
De gevolgen zijn groeiachterstand,
vertraagde ontwikkeling en soms zelfs
sterfte. Daarom zijn een vroegtijdige
koppeldiagnose en preventieve
behandeling van coccidiose bij
kalveren uitermate belangrijk. Uit
onderzoek onder Europese rundvee-
dierenartsen blijkt dat coccidiose in het
verleden vaak niet werd vastgesteld. De
eerste symptomen bij kalveren, zoals
verminderde voeropname, slechte groei
of diarree, vooral rond de speenleeftijd,
worden regelmatig geassocieerd met
andere oorzaken. Dit leidt vaak tot geen
of een verkeerde behandeling met
antibiotica, met teleurstellende
resultaten. Laat een tijdige koppeldiag-
nose door mestonderzoek uitvoeren, is
het advies. De behandeling dient te
gebeuren voordat het dier last krijgt
van diarree om te voorkomen dat de
ziekte doorzet. Toltrazuril van Bayer
ah
doodt met een eenmahge behandeling
de intracellulaire ontwikkelingsstadia
van de parasieten.

(0297) 28 04 26

Renalzin® voor

chronische

nieraandoeningen

Bayer ah introduceert Renalzin®, een
nieuw voedingssupplement voor
chronische nieraandoeningen bij de
kat. Eenderde van alle katten ouder
dan vijftien jaar lijdt aan een chroni-
sche nieraandoening en onderzoekers
schatten zelfs dat 10 procent van alle
katten ouder dan zeven jaar risico
loopt op een chronische nieraan-
doening. Fosfaatbeperking in de
voeding is een belangrijke stap bij het
stabiliseren van een chronische
nieraandoening. Renalzin® is een
suspensie met een neutrale smaak, op
basis van een fosfaatbinder (lantha-
numcarbonaat). Dit product bevat nog
twee ondersteunende ingrediënten:
kaoline (toxinenbinder) en vitamine E
(antioxidatieve eigenschappen).
Renalzin® wordt geleverd in een
handige flacon en wordt één- of
tweemaal daags toegevoegd aan de
normale voeding van de kat of aan een
nierdieet.

(0297) 280426

Nieuw boek over metritis

Met het stijgen van de melkproductie
neemt het aantal metritisgevallen
gestaag toe. Toch blijft de aandoening
vaak onopgemerkt. Het boek
21 Recommendations Against Metritis
biedt een bondig overzicht voor de
praktische aanpak van metritis op
melkveebedrijven. Het boek is het
resultaat van de consensusbijeen-
komst over metritis vorig jaar in Parijs.

Enkele belangrijke aanbevelingen
zijn: metritis wordt heel vaak gemist als
diagnose en kan in sommige hoog-
productieve koppels voorkomen bij wel
40 procent van de dieren; het is van het
grootste belang dat klinische metritis
vroeg wordt vastgesteld en behandeld;
het aantal ontdekte infecties kan flink
worden verhoogd als veehouders hun
dieren post partum beter in de gaten
houden en veehouders moeten met
hun dierenarts praktische programma\'s
ontwikkelen voor nieuwgemelkte
koeien. Excenel
rtu® wordt bij metritis
aanbevolen als behandeling en heeft
geen wachttijd voor de melk. Dieren-
artsen kunnen deze publicatie gratis
aanvragen bij Pfïzer Animal Health.

(oio) 40 64619

Nuflor® gemakkelijker
toe te dienen

Intervet/Schering-Plough ah intro-
duceert Nuflor® Minidose. Het bevat
450 florfenicol per milliliter en is
geregistreerd voor de behandeling en
preventie van pneumonie veroorzaakt
door
Mannheimia haemolytica, Fasteu-
rella multocida
en Histophilus somni bij
het rund. Nuflor® Minidose is even snel
en effectief als Nuflor®, maar biedt
meer voordelen in gebruiksgemak. Het
is gemakkelijk toe te dienen door de

minder viskeuze oplossing en heeft een
klein injectievolume door de hogere
concentratie florfenicol (eenmalige
subcutane injectie van 4 ml per 45
kilogram). Het is verkrijgbaar in
flacons van 100 ml en 250 ml en de
wachttijd bedraagt 64 dagen.

william.veekens(a)sp.intervet.com

Asieldieren gratis gevoed

Veel vrijwilligers en medewerkers
werken dagelijks aan de verzorging van
de grote aantallen honden en katten die
momenteel verblijven in de dieren-
asielen in Nederland. lams & Eukanuba
draagt hier graag een steentje aan bij.
Voor alle dieren is de kwaliteit van hun
voeding zeer belangrijk, maar helemaal
voor dieren in een ongewone situatie,
zoals bijvoorbeeld in een asiel,
lams & Eukanuba doneert daarom
14 pallets met elk 3 50 kilo honden- en
kattenvoeding aan een aantal stich-
tingen en dierenasielen.
www.eukanuba.nl

West-Nijlvirusvaccin

Fort Dodge ah registreert binnenkort
in Europa als eerste een West-Nijlvirus
(wN v) vaccin (Duvaxyn® wnv). Dit
nieuws komt op het moment dat in
Noord-Italiëeen
wnv-uitbraakbij circa
twintig paarden is aangetoond. Het
geïnactiveerd \'whole virus\'-vaccin was
in de vs het enige beschikbare vaccin
tijdens de uitbraak in 2002, waarbij
15.000 paarden besmet raakten,
wnv is
een arbovirus dat wordt overgedragen
door muggen. De reservoirgastheren
zijn vogels. Het kan worden overgedra-
gen op zoogdieren en mensen. Paarden
zijn een belangrijke indicator van
aanwezigheid van het virus, omdat ze
neurologische encefalitis kunnen
vertonen. Het sterftepercentage kan
40 procent bedragen. Er bestaat geen
geneesmiddel. Bij de mens is
wnv in
meer dan 80 procent van de gevallen
asymptomatisch of veroorzaakt het
slechts milde symptomen. In zeldzame
gevallen kunnen zich ernstige
neurologische klachten ontwikkelen.
(0800
)455 55 54

-ocr page 440-

Voor een beter leven

Completeer uw behandeling bij hartfalen.

• T

r ^

ONTWIKKELD DOOR CEVA SANTE ANIMALE

PRILACTONE® TABLETTEN VOOR HONDEN

SAMENSTELLING per tablet: Prilactone\' 10 mg: spironolactone 10 mg. PRILACTONE\' 40 mg: spironolactone 40 mg, INDICATIES: Prilactone\' tabletten worden gebruikt in combinatie met de standaard therapie (indien nodic
inclusief diuretische ondersteuning) bij de behandeling van congestief hartfalen als gevolg van valvulaire regurgitatie bij honden.
DOSERING: voor oraal gebruik. Eenmaal daags 2 mg spironolactone per kg lichaamsgewicht \'
CONTRA-INDICATIES: Niet toedienen aan drachtige of lacterende dieren, of dieren die gebruikt worden voor of bestemd zijn voor het fokken. Niet gebruiken bij honden die lijden aan hypoadrenocorticisme, hyperkaliëmie of
hyponatriëmie. Bij honden met nierinsufficiëntie (nierbeschadiging/stoornis) niet in combinatie met non-steroide anti-inflammaloire middelen (NSAIDs) gebruiken.
BIJWERKINGEN: bij niet gecastreerde reuen wordt regelmatig ei
reversibele prostaatatrofie (afname in grootte) gezien. PRILACTONE 10 mg: REG NL 100860 - UDA. Doos met 30 tabletten. PRILACTONE\' 40 mg: REG NL 100861 - UDA. Doos met 30 tabletten
Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik.

CEVA

.SANIE ANIMAU

CEVA SANTE ANIMALE B.V

Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk
Tel. 0174 643930 - fax 0174 643924
wvw.ceva.nl - info@ceva.nl

-ocr page 441-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:
Broere, mevr A.W.; 2008; 3243 IG Stad aan \'t

Haringvliet, Zeedijk 29
Hietberg, B.H.; 2008; 3513
ew Utrecht,

Westerdijk 18-bis
Jong, mevr. G. de; 2008; 1333
xt Almere,

Middachtenlaan 93
Kan, mevr C.M. van, 2008; 2253 ia

Voorschoten, Leidseweg 229
Klumpers, mevr. M.; 2008; 3553
eb Utrecht,

Amsterdamsestraatweg 455 -a
Steendam, mevr. M.; 2002; 3233
sb Oostvoorne,

Heveringseweg4i
Tesselaar, M.B.; 2004 Gent; 5527
ac Hapert,

Loonseweg 16
Theelen, M.P.J.; 2007; 4701
hw Roosendaal,

Kuiperstraat i
Willems, J.; 2005; 3233
sb Oostvoorne,
Heveringseweg4i

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

de leden die aangenomen worden in de
bestuursvergadering van 4 november worden
vermeld in het
tvd van i december 2008.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aan-
genomen:

de kandidaatleden die aangenomen worden in
de bestuursvergadering van 4 november worden
vermeld in het
tvd van i december 2008.

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
15-12-20081 maandag oi-i 2-2008
01-01-20091 maandag 15-12-2008
15-01-20091 maandag 05-01-2009
01-02-20091 maandag 19-01-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

November

18 Europese Antibioticadag. De Stichting
Werkgroep Antibioticabeleid (s
wab)
organiseert in samenwerking met het rivm
en het ministerie van vws op deze dag een
symposium over het antibioticagebruik.
Tijd: 13.00 tot 17.00 uur. Locatie: Grand
Hotel Karei V, Geertebolwerk i, Utrecht.
U kunt zich inschrijven via de congres-
kalender op www.congresscare.com
(kosteloos).

18-19 ggl-congres. Locatie: Landgoed
Ehzerwold, Almen.

21 Vierde Symposium van de Werkgroep
Veterinaire Tandheelkunde. Thema: \'De
mondholte\'. In samenwerking met Hill\'s Pet
Nutrition. Locatie: Hotel De Witte Bergen in
Eemnes.

26 Op 26 november (en eventueel donderdag
27 november) organiseert Alltech een
\'Ruminant Seminar\' op het Europese
hoofdkantoor in Dunboyne (nabij Dublin).
Het thema is: Formula for the future:
Nutrition or Pathology?\' De Nederlandse
groep vertrekt vanuit Amsterdam de avond
voorafgaand aan het seminar Er zal die
avond een diner en forumdiscussie zijn.
Deelname kan worden bevestigd per e-mail
(yvanderheijden(a)alltech.com) of per
telefoon ((0180) 4110 33).

27 Veterinary Science Day 2008.
Wetenschappelijk thema: \'Regulatie van
genexpressie\'.

27-29 Combinatie Congres k&k/AvEx. Locatie:
Vogelpark Avifauna (27/28 november).
Burgers\' Zoo (29 november). Donderdag 27
november: Symposium voor Konijnen en
Knaagdieren. Vrijdag 28 november: Avian &
Exotics Congress en zaterdag 29 november:
Masterclasses en Assistentendag. Kosten:
Zie www.proveto.nl.

28 Symposium \'Bedreigende Vectorgebonden
Virusziekten\'. Locatie: Edelhertweg 15,
Lelystad. Kosten: gratis. Aanmelden via info.
cvi(I)wurnl.

29 Symposium \'Coaching en communicatieve
vaardigheden voor jonge dierenartsen\'.
Georganiseerd door de Commissie voor
[onge Dierenartsen
(c|d) in samenwerking
met Spaame Coaching. Locatie:
knmvd-
kantoor. Houten. Voor jonge dierenartsen
met een halfjaar tot acht jaar werkervaring.
Toegang: 47,50 euro.

December

6-10 aaep. Locatie: San Diego, Califormië, usa.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

November
18 alv ggl.

18-19 ggl-congres. Locatie: Landgoed
Ehzerwold, Almen.

20 Najaarsvergadering van het Veterinair
Historisch Genootschap: \'De dierentuin in
historisch perspectief\'. Locatie: Artis,
Amsterdam.

21 wvT-symposium.

Cursussen

November

15 Cursus \'Chirurgische extractietechnieken
bij gezelschapsdieren, specifiek de hond\'.
Aanvang: 09.30 uur. Plaats: Asch. Voor
informatie: Denijs Educatie, Achterstraat 11,
4115
rp Asch (gemeente Buren).
Telefoon: oo3i-(o)345-638535 en fax:
0031(0)345-501199. Website:
www.denijsinstruments.com/educatie/
cursus0verzicht2008.
18-19 Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\'.
Plaats: Wageningen. Kosten: 995 euro. De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700
ae Wageningen, telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.
20 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:

Wageningen. Kosten: 3495 euro. De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 4265 47- Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

21 Training \'Interactief voor de groep!\' Het
ambacht om kennis tot werking te brengen
en de kunst van het trainen. Plaats:
Wageningen: Kosten: 1650 euro.
Inschrijvingen en inlichtingen: Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u
de brochure aanvragen bij Wageningen
Business School, Postbus 226,6700
ae
Wageningen, tel.: 0317-484093. Fax:
0317-426547. Of stuur een e-mail: info.
wbs@wurnl.

25-26 Cursus \'Rundveevoeding. Recente
ontwikkelingen en nieuwe inzichten\'.
Plaats: Wageningen. Kosten: 995 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op 7 november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wurnl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen, telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

27 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro. De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.

December

I Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelname van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

9 PEGD \'Basiskennis van tandheelkunde bij
hond en kat\'. Locatie: faculteit
Diergeneeskunde, Utrecht. Een interactieve
basiscursus over tandheelkunde bij
gezelschapsdieren. Vanwege het
interactieve karakter is er een beperkt
aantal plaatsen beschikbaar. Deze cursus is
als een op zichzelf staande lezing te volgen
en is daarnaast de uitgangspositie voor de
Tandheelkunde Module. Meer informatie
via de portal.

9 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro. De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700
ae Wageningen. Telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

-ocr page 442-

GOED ^ Goed werkzaam tegen Streptokokken & stafylokokken

GOED -> Goed tegen verwekkers van klinisches subklinische mastitis

SNEL ^ Snelle verdeling in de uier en snelle werking

BETER ^ Betere genezing van de koe en beter herstel van de melkgift

Rilexine® 200 LC

Goed als eerste te gebruiken bij mastitis!

\\firL>eic:

www.virbac.nl

RILEXINE 200 LC diergeneesmiddel REC NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroorzaakt door voor c.
gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae. Streptococcus uberis. Streptococcus dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. BIJWERKINGEN Geen. DOSERING EN T(
NINGSWIJZE 1 injeaor per afwijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACKTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht: 6 dagen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE p
MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren benedeij
Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANALISATIE UDA. |

Voor meer informatie VIRBAC NEDERUND B.V Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 -427 127. Fax:0342-490 164. lnfo®virbac.nl I

-ocr page 443-

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Praktijifodviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
Oe Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030- 63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

Pas op voor de grote
gemene deler!

Als ondernemer bent u dynamisch en past u zich aan aan de veranderende marktomstandigheden.
Nieuwe kansen brengen nieuwe risico\'s met zich mee. Sommige oude risico\'s kunt u inmiddels prima
zelf dragen. Uw verzekeringspakket moet dus worden afgestemd op uw specifieke situatie.

Ook een onafhankelijk advies over uw verzekeringsportefeulile?

Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of stuur een e-mail naar dierenarts@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen: Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 t4
Telefax 030 220 27 95
E-mail infoeraadgevers.nl
www.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medisctie beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 444-

Royal Canin introduceert

Satiety Support Diet

De nieuwe
benadering van
overgewicht
bij de kat

^ Het Satiety Support Diet van Royal Canin

► Speciale receptuur voor een beter verzadigingsgevoel.

► Gedoseerde porties voor een betere therapietrouw.

► Milieuvriendelijke verpakking.

► Effectief gebleken in veldstudies.*

Royal Canin innovatie: droogvoeding in gedoseerde porties, de basis voor succes!

•414/

ROY4LCkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinäre Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.: 0413-318484 (bestellingen) of 318400 (productinformatie) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

\'Comparision of dietary strategies on the perception of hunger during a targe-scale feline field weighttoss program

CE
<

Z

U

u

>

-ocr page 445-

TELIZEN. EERSTE AANPAK BIJ HONDEN EN KATTEN MET:

Lp angst voor mensen, andere

dieren of een bepaalde situatie

angst door verandering in de
woon- of familiesituatie

angst op straat

• Bewezen voordeel

• Zeer smakelijk
Geen bijwerkingen

Gezelschapsdierenpral<tijken

Wij hebben in West en Noord Nederland verschillende praktijken
ter overname. Geïnteresseerden kunnen een schriftelijke reactie
richten aan:

Adviesgroep Dierenartsen
t.a.v. dhr. W. Baart
Postbus 65
4100 AB Culemborg

I VVAA

van Medisch Nederland

^ Dierenkliniek

Oldenzaal - Losser

Wij zoeken een parttime ( /- 25 uur) dierenarts voor

gezelschapsdieren en paarden.

Ervaring strekt tot aanbeveling. Moet zelfstandig

kunnen werken in zowel de gezelschapsdieren als de

paarden. Bereidheid tot participatie in de paarden-

diensten.

Sollicitatiebrieven kunt u richten aan
Dhr L. Hulshof,

Hengelosestraat 58,7572 br Oldenzaal
of via dapoldenzaal@hetnet.nl.

Postbus 75

6930 AB Westervoort

Klapstraat 53

6931 CC Westervoort

tel: 026-3121789
fax: 026-3119473

info@vetipath.nl
vi/ww.vetipath.nl

VETIPATH voor snel en
betrouwbaar cytologisch en
histologisch onderzoek

Ophaalservice

Staffelkorting

DIERENARTS^

dei )

dse Maatschappij voor OieigeneKkunde

SPECIALIST

Gezelschapsdierenpraktijk
ter overname gevraagd

Regio Utrecht en omstreken.
U kunt uw reactie zenden naar het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 421, 3990 GE Houten,
onder vermelding van nummer 09/08.
Of reacties via:
dierenartspraktijkgezocht@hotmail.com

-ocr page 446-

Per 1 januari 2009
hebben wij plaats voor
een ervaren, ambitieuze
dierenarts voor 30 tot
38 uur per week.

Wie zijn wij?

Dierenkliniek De Saen is een ondernemende gezelschapsdierenkliniek
waar service en klantvriendelijkheid gecombineerd worden met een hoog
niveau diergeneeskundige zorg. Met ons gezellige, jonge team van 6
dierenartsen. 11 assistentes en een praktijkmanager, zijn we continu op
zoek naar vernieuwing en verbetering.

Wat bieden wij?

Wij bieden een werkomgeving waar op een uitdagend niveau gewerkt kan
worden, en waar volop ontwikkelingsmogelijkheden zijn.
Cursussen/congressen in het buitenland zijn mogelijk. Door
samenwerking met buurtcollega\'s is de dienstdruk laag.

Wat vragen wij?

Jij bent zeer enthousiast over je vak, en wilt je samen met ons inzetten om
de kliniek te ontwikkelen tot een begrip in de Zaanstreek. Je hebt al enige
ervaring in orthopedie bij hond en kat, en de ambitie dit verder uit te
breiden. Ruime (allround) chirurgische ervaring is ecn pré. Daarnaast zijn
team-spirit, een beetje commerciële instelling en betrokkenheid bij mens
en dier gewenst.

Reacties met briefen CV. evt. foto. graag binnen twee weken per e-mail
opsturen naar: info@dedierenarls.com t.a.v. Nicole SchuHevaër
Voor verdere vragen kun je terecht bij Nicole Schuttevaêr:
06-57179456, of bekijk de website: www.dedierenarts.com.

Gezocht:
Enthousiaste,
zelfstandige
dierenarts.

D ier>enkliniek

i^D

Dierenkliniek Hellevoetsluis is een goed geoutilleerde
kliniek voor gezelschapsdieren waarin drie dierenartsen en
zeven paraveterinairen een breed pakket aan diergeneeskun-
dige zorg aanbieden.

Wij zoeken per 1-1-2009

een gemotiveerde dierenarts gezelschapsdieren
met goede sociale vaardigheden en teamspirit.

Wij bieden u onder andere:

- een fulltime aanstelling met een goede balans tussen werk
en privé (parttime bespreekbaar);

- afwisselende werkzaamheden in een nieuw pand met een
enthousiast team;

- uitstekende dienstregeling (overnachtingsmogelijkheid
aanwezig);

- uitstekende toekomstmogelijkheden.
Interesse?

Dan graag binnen twee weken uw reactie voorzien van cv
sturen naar: Mevr M.L. Franssen, Duindoornstraat 2a,
3222 XE Hellevoetsluis.

Dierenkliniek Enkhuizen

Dierenkliniek Enkhuizen is een reeds dertig jaar bestaande praktijk die sinds r februari 2007 een zeer ruim opgezet nieuw pand heeft betrokken.
Onze praktijk bestaat voor 70 procent uit gezelschapsdieren en voor 30 procent uit paarden. Ons team bestaat uit vier dierenartsen waarvan
twee erkend paardendierenarts en zeven paraveterinairen.

Wij zoeken in verband met vertrek van één van de paardendierenartsen:

EEN ENTHOUSIASTE PAARDENDIERENARTS (m/v),

die ook interesse heeft in de kleine huisdieren.

Onze beoogde nieuwe collega herkent zich in onderstaande beschrijving:

- U bent afgestudeerd met paarden of duo paard/gezelschapdieren als differentiatierichting;

- U heeft minimaal een redelijke mate van ervaring en kan op het gebied van de paarden zelfstandig eerstelijns onderzoeken en behandelingen
uitvoeren;

- U kunt goed samenwerken en bezit goede communicatieve vaardigheden;

- U stelt het op prijs dat U veel eigen inbreng in het praktijkgebeuren heeft.

Wij bieden:

- een leuke afwisselende baan in een enthousiast team;

- een dienstverband van 32 uur met daarnaast i avonddienst en i weekenddienst in de 4 weken;

- veel mogelijkheden door de nieuwe locatie: digitale röntgen paard en kleine huisdieren, echografie, gasanaesthesie klein, tandheelkunde op
tweede hjnsniveau. Er is veel ruimte voor opname van zowel kleine huisdieren als paarden;

- dit alles in één van de mooiste steden van Nederland, klein maar fijn, met alles erop en eraan veel kroegen, restaurants, een filmhuis en ons
sprookjeswonderland.

Sollicitatiebrieven inclusief curriculum vitae kunt U sturen naar:
Dierenkliniek Enkhuizen t.a.v. Manon van de Bosch
De Gouw 33
1602
dn Enkhuizen
Tel: 0228-317000

Per e-mail is ook uitstekend: info(a)dierenkIiniekenkhuizen.nl.

-ocr page 447-

Nieuwe technologie
bü opsporen
varkenspest

dap Dokkum e.o. is een gemengde praktijk in het mooie
Noord-Oost Friesland, waarbij Schiermonnikoog tot het
werkgebied behoort. Vanuit een modern pand werken
vijf dierenartsen in de landbouwhuisdieren en paarden en
drie dierenartsen in de gezelschapsdieren.

In verband met toegenomen werkzaamheden in de paarden-
sector van onze praktijk, zijn wij per i januari 2009 op zoek
naar een enthousiaste, ambitieuze en initiatiefrijke

Paardendierenarts (m/v)

voor fulltime werkzaamheden in de eerstelijns paardendier-
geneeskunde. Ervaring in de gynaecologie wordt op prijs
gesteld.

Uw sollicitatie kunt U sturen naar dap Dokkum e.o.,
Hogedijken 106, 9101 wz Dokkum, t.a.v. dhr. T. Bruggeling,
of per e-mail: dap.dokkum(a)chello.nl. Voor informatie kunt
U bellen naar 0519-292526: dhr. T. Bruggeling of dhr. P.
Egberink.

Dierenartsencombinatie Staphorst is een gemengde dierenartsen-
praktijl< met zes dierenartsen. Het zwaartepunt van onze praktijk
ligt bij rundvee (70 procent) en gezelschapsdieren (25 procent).
Vanwege uitbreiding van onze rundveewerkzaamheden zijn wij op
zoek naar een

Fulltime Rundveedierenarts (m/v)

Wij zoeken een gemotiveerde collega die zich wil toeleggen op de
rundveediergeneeskunde.

Er wordt voldoende tijd uitgetrokken voor een inwerkperiode, zodat

ervaring niet noodzakelijk is.

Wij vragen participatie in gemengde diensten.

We maken binnen onze praktijk gebruik van moderne technieken,
zoals endoscopie en echoscopie. Tevens beschikken we over een
goed geoutilleerd laboratorium.

Binnen de praktijk zijn er volop ontwikkelingsmogelijkheden.

Voor meer informatie kunt u kijken op www.dacstaphorst.nl of
contact opnemen met Johan van Twillert, tel. 0522-463437.

Schriftelijke sollicitaties kunnen tot uiteriijk 29 november worden

gericht aan:

dac Staphorst

t.a.v. J.A. van Twillert

Achthoevenweg 10

7951SK Staphorst

Of per email: dacstaphorst@planet.nl.

Klassieke varkenspest is zeer besmettelijk. Om een even-
tuele uitbraak hiervan goed te bestrijden, is het noodzakelijk
dat de ziekte op de boerderij zo snel mogelijk wordt onder-
kend. Het Centraal Veterinair Instituut van Wageningen UR
heeft, samen met de Universiteit Utrecht, een beslisslngs-
ondersteunend systeem ontwikkeld in de vorm van een zak-
computer. Op basis van de verschijnselen die de varkens
laten zien, kan de dierenarts snel en objectief vaststellen of
het mogelijk gaat om klassieke varkenspest. De ervaringen
met het prototype zijn zeer positief. Verwacht wordt dat het
systeem binnen twee jaar praktijkgereed is.

Bijdragen aan de kwaliteit
van leven!

\'To explore the potential of nature to improve the quality of
life.\' Dat is de missie van Wageningen UR (Universiteit en
Researchcentrum). Onze 6.300 medewerkers en 9.600
studenten uit ruim 100 landen werken in ons domein van
\'gezonde voeding en leefomgeving\' overal ter wereld, zowel
voor overheden als voor bedrijfsleven. De kracht van
Wageningen UR ligt in de bundeling van gespecialiseerde
onderzoeksinstituten, Wageningen Universiteit en de
Hogeschool van Hall Larenstein en in de samenwerking van-
uit verschillende natuur en maatschappijwetenschappelijke
disciplines. Hierdoor ontstaan wetenschappelijke doorbraken
die snel In de praktijk en in het onderwijs kunnen worden
vertaald. Dat is de Wageningen-aanpak. Onze kwaliteit blijkt
onder meer uit onze score in de top-6 van de wereldwijde
citatie-indexen op ons vakgebied.

Divisiehoofd Virologie (1,0 ne)

Bij de Animal Sciences Group, Centraal Veterinair Instituut, standplaats
Lelystad. Vacaturenummer CVI 008-033.

U bent verantwoordelijk voor het managen van een onderzoeks-
groep van 100 medewerkers en voor de langetermijnstrategie.
Tevens hebt u contact met het ministerie van LNV over
preventie en bestrijding van virale dierziekten. U hebt een
veterinaire/medisch-biologische achtergrond en ruime
managementervaring, en bent bekend met het netwerk van
veterinaire of humane virologie.

Wilt u een bijdrage leveren? Kijk voor meer informatie op:
www.werkenbij.wur.nl

Acquisitie naar aanleiding van deze vacature wordt niet op prijs
gesteld.

WAGENINGEN UMJSM

For quality of life

www.wur.nl

M

-ocr page 448-

Dierenartsenpraktijk Zuidwest-Drenthe is een gemengde praktijk, waar diersoortspecialisatie is
doorgevoerd. We werken met een team van acht dierenartsen en twaalf assistentes vanuit een modern
en goed geoutilleerd diergeneeskundig centrum in Meppel. In verband met pensionering van een van
de landbouwhuisdierenartsen per i januari 2010 zijn wij nu al op zoek naar een:

Dierenarts paard en landbouwhuisdieren (m/v)

Wij zoeken een enthousiaste en betrokken collega met aantoonbare interesse en bij voorkeur ervaring in de paardengeneeskunde. Wij verwach-
ten, mede door de inzet van de nieuwe collega, verdere groei binnen deze discipline, waarbij ruimte geboden wordt voor nieuwe ontwikkelingen.
Tevens zult u deel uitmaken van het team landbouwhuisdieren waarbij onder andere de begeleiding van melkveebedrijven tot de dagelijkse
taken zal behoren.

Wij vragen:

- differentiatie paard en/of landbouwhuisdieren;

- minimaal een jaar ervaring of aanvullende opleiding;

- deelname in diensten voor paard en landbouwhuisdieren;

- betrokkenheid, klantgerichtheid en flexibele werkhouding;

- een teamspeler met goede communicatieve vaardigheden;
-een ambitieuze en gezonde commerciële instelling.

Wij bieden:

- een fulltime veelzijdige baan met veel uitdagingen in een moderne kliniek;

- een ruime inwerkperiode en goede begeleiding;

- een prettige werk- en leefomgeving in Zuidwest-Drenthe;

- ondersteuning door goed team collega\'s en paraveterinairen;

- bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden.

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden in onderling overleg.

Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met dhr. K.A.j. van Rosmalen,

tel. 0522-238538 (praktijk) of 06-27544453.

Schriftelijke sollicitaties met c.v vóór 15 december 2008 richten aan:
Dierenartsenpraktijk Zuidwest Drenthe, t.a.v. Dhr. K.A.f. van Rosmalen
Lepelaar 70
7943
sh Meppel.

Merial B.V. is de Nederlandse vestiging van Merial, toonaangevende producent van diergeneesmiddelen en vaccins, in 1997
ontstaan uit een fusie tussen de diergeneeskundige divisies van Merck, Sharp & Dohme en sanofl-aventis. Merial legt zich
toe op vernieuwing in farmaceutische producten en vaccins voor gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren. Onze
■ producten worden afgenomen door de groothandel en dierenartsen in Nederland. In Velserbroek bevindt zich het marketing-
en verkoopkantoor voor Nederland, dat deel uitmaakt van een Benelux-structuur.

Wij zoeken een full time

Rayon Manager landbouwhuisdieren m/v

voor regio West en Midden Nederland

U bent commercieel verantwoordelijk voor de verkoop van diergeneesmiddelen en vaccins voor rundvee, varkens en schapen
in uw regio. U bent daarbij het aanspreekpunt voor dierenartsenpraktijken.

Uw taken

• Het verstrekken van informatie over en

het verkopen van onze diergeneesmiddelen
en vaccins.

• Het ontwikkelen en onderhouden van de
relatie met dierenartsenpraktijken.

• Het voeren van een actuele en een
betrouwbare administratie van alle
verkoopactiviteiten en uw klantenbestand.

• U signaleert en analyseert ontwikkelingen
in de markt en u informeert het
management hierover

Uw/ profiel

• Bij voorkeur heeft u een opleiding op
HBO-niveau (agrarisch), eventueel
aangevuld met een commerciële of
marketinggerichte opleiding.

• sterke communicatieve eigenschappen.

• U beweegt zich gemakkelijk op alle niveaus,
zowel intern als extern.

• Creatief, gemotiveerd, flexibel en initiatiefrijk

• U bent woonachting in het betreffende
rayon of bereid daar te gaan wonen.

Wij bieden

• Een afwisselende functie in een
internationaal veterinair farmaceutisch
bedrijf waarbij u toonaangevende
producten vertegenwoordigt.

• Grote mate van zelfstandigheid.

• Prima salaris.

• Uitstekende secundaire arbeidsvoor-
waarden, zoals een representatieve
auto van de zaak, onkostenvergoeding,
mogelijkheid tot het volgen van
opleidingen, e.d.

Een assessment maakt deel uit van de sollicitatieprocedure.

Voor informatie over de inhoud van de functie kunt u contact opnemen met Sales Manager Peter Bakker (023 - 520 10 84 of 06 - 53 44 07 53).

Merial B.V. Postbus 2009, 1990 AA Velserbroek, telefoon 023 - 520 10 80.

-ocr page 449-

Distinguished by our exceptionally good work environment and excellent possibilities for professional training, we are looking for
^ou to fill the challenging positions of:

Product Manager Swine Vaccines / Hormones

within our sales and marketing department,
rhe role:

» Technical guidance and training of our sales representatives

» Technical support and consultancy for our customer base

» Participating in project teams during product development and
playing a leading part in the launch of new products on the
national and international markets

» Conducting market analysis, developing strategies and
concepts for the best possible positioning of IDT products
nationally and internationally

• Planning and preparation of specific marketing activities to
achieve economic targets

• Selecting suitable products and sales partners and negotiating
sales contracts/ supply contracts

Requirements:

• Degree in veterinan/ medicine with several years

• Practical experience preferably in the pig sector in depth
understanding of pig farming, health problems in current pig
production systems

• Able to negotiate in English, good oral and written German,

• Communication skills, team player, flexibility, diplomatic
personality results oriented

• High commitment interested in marketing of animal
health products

• Prepared to travel

• Good analytical, conceptual and implemental skills

Ivour prospects in our company:

• varied and interesting areas of responsibility career
opportunities within a medium size enterprise

!• career specific advanced training opportunities and develop-
ment of potential flexible organisation of working time

Regional Export Manager

The role:

• Commercial responsibility for selected export markets

• Conducting market analysis and assistance in business planning
for selected export markets, products and product ranges

• Assistance in planning, preparing and implementing global and
specific marketing measures

• Active support in marketing IDT\'s veterinan/ products in
selected export markets

• Provide technical support for IDT products in the export markets

• Participation in project groups for the development of
new products

• Initiating and participating in product registration for the
export market

Requirements:

• Third level qualification in veterinan/ medicine/agricultural
engineering

• Industrial experience in product management and
international business affairs preferred

• Very good oral and written English

• Prepared to undertake extensive travel

• High commitment, ability to work independently or as part
of a team, flexibility

• Assertiveness and ability to cope with stress

Your prospects in our company:

• After a thorough initiation period we are offering an
interesting position with an attractive salan/ and excellent
general conditions

Please send your application to:

ioT Biologika GmbH, P.O.Box 400214, D-06861 Dessau-Roßlau, Tel. 034901 885-0, personal@idt-biologika.de, www.idt-biologika.de

IDT Biologika GmbH - Firm Profile

DT is an international concern and since its founding in 1921 has become a specialist in the area of biologies. We make full use of the synergies
Df our three business areas - Animal Health, Human Vaccines and Pharmaceuticals - and we attach great importance to being flexible and being
able to meet our customers\' requirements. Around 700 members of staff give their full commitment and contribute to IDT\'s success. For this reason
/ve invest not only in research, development and production, but also in the personal development of our staff. The company is located within the
triangle of Berlin, Leipzig and Magdeburg, in close proximity to Dessau, the town known for the Bauhaus. During the last few years this area has
)ecome a significant centre for the pharmaceutical and biotechnology fields.

r Biologika GmbH • Am Pharmapark • D-06861 Dessau-Roßlau • Germany
idt-biologika.de • v*/ww.idt-biologika.de • Tel. 49 34901 8850

-ocr page 450-

Interested in a career with the world\'s Ï

Project Leader Quality Control Biologicals

Quality Control Biologicals

With a staff of 75, the Quality Control Biologicals
(QCB) department is responsible for quality control
testing of biological products from international
production facilities within the company.
Intervet/Schering-Plough Animal Health actively contributes
towards reducing the use of in-vivo testing. Therefore,
a small research team within the QCB department is
dedicated to develop alternative (in vitro) models for the
reduction, refinement and replacement of in-vivo tests. We
are looking for an enthusiastic Project Leader to lead this
team.

Job description

The Project Leader will lead the team in the development
and validation of alternative methods for current in vivo
tests, in close collaboration with Intervet/Schering-
Plough Animal Health\'s R&D departments. Tasks
include scheduling, organizing, monitoring and
reporting the work of the project team.

Job requirements

Academic training in Biosciences (e.g. veterinary
medicine, biology, microbiology, virology) and pre-
ferably experience in (biological) testing technology.
You are a team player with good communication and
organization skills. You exercise independence and
initiative. Management skills are an asset. You have
demonstrated project management skills and also
have good command of the English language (both
oral and written).

Your application

For more information, please contact
Imke Kross-Landsman, Ph.D,
Manager Quality Control Biologicals,
tel. 31 (0)485-587151.

Send your written application, within
two weeks, to

Intervet International bv, attn.
Dick Peterse, HR Department,
PO. Box31,NL 5830 AA Boxmeer, or
by e-mail to dick.peterse@spcorp.com.

Project Leader Cell Biology

Innovation Department Biologicals

The innovation Department Biologicals (IDB) plays a
key role in the development and implementation of
new research- and technology-based projects within the
company. One of the key activities of our Department is
the isolation and characterization of currently unknown
pathogens. For further vaccine development, the ability
to efficiently grow these pathogens ex vivo is of great
importance.

Job description

We seek an enthusiastic cell biologist who will be
responsible for the development of novel approaches to
cultivate a wide variety of pathogens. The work will be
done in close collaboration with other Technology and R&D
Departments, as well as with external parties.

Intervet

Schering-Plough Animal Health

Job requirements

You must hold a PhD degree in cell biology,
preferably with a strong background in stem cell
biology Several years post doctoral experience in a
broad variety of cell biology techniques is desirable.
You are a divergent and critical thinker. Besides that,
you must display strong interpersonal skills and have
the drive to succeed.

If you are keen on developing new, state of the art
technology and would enjoy working in a small,
dynamic team that operates at the front end of
vaccine development, please apply now.

Your application

For more information contact
Caria Schrier, Head of Innovation
Department Biologicals,
tel. 31 (0)485-585552.

Send your written application,
within two weeks to
Intervet International bv,
attn. Nicole Meijer, HR Department,
PO. Box 31, NL 5830 AA Boxmeer, or
by e-mail to nicole.meijer@spcorp.com.

-ocr page 451-

Virological R&D

The R&D Department in Boxmeer develops new vaccines
against viral diseases in many animal species. The employees
are involved in both basic as well as applied research. Our
mission is to develop novel vaccines and to defend and
improve existing vaccines in order to fulfill the needs of the
market. The department has a considerable track record,
including the development of the first viral subunit vaccine
based on recombinant DNA technology (worldwide)
and the first live viral GMO vaccine on the EU market. In
addition to contacts with various other (R&D) departments
within the company we also collaborate with several
international institutes and universities. The expertise of
the Virology department is pivotal to several departments
(e.g. production, quality control and marketing) within the
company.

Job description

As a (junior) project leader you will perform research
and development studies for veterinary vaccines against
viral diseases. You will be working in a team with one or
more technicians, and supported by other project leaders
and other specialized teams (e.g. molecular biology, test
development and process development). We are looking for
an enthusiastic researcher to perform a range of important
tasks, including:

st manufacturer of veterinary biologicals?

Senior/Junior Project Leaders

Plan and organize studies (both for basic research

as well as for development).

Report and present the results (internal and

external).

Coach, stimulate and instruct team members.
Collaborate with other project leaders and with
other disciplines (e.g. marketing) in the company.
. Act as Study Director in GLP-compliant studies.
Initiate and maintain contact with academia.

Job requirements

An academic education with a relevant Ph.D.
degree (e.g. in veterinary science,
biochemistry, microbiology or
immunology).

Experience in virological, protein or
immunological research.
Expertise in animal disease models.
Communicative and able to function
in a multidisciplinary team.
Analytical, creative and flexible way
of thinking.

Proficient in English (oral and in
writing).

An assessment may take place in the final phase of
the selection procedure.

Your application

Further information can be obtained
from Hans de Smit, Ph.D. Head of
Virological R&D, tel. 31 (0)485 585218.

Send your written application, within
two weeks to Intervet International bv,
attn. Nicole Meijer, HR Department,
PO. Box 31, NL 5830 AA Boxmeer, or
by e-mail to nicole.meijer@spcorp.com.

Schering-Plough is an innovation-driven, science-centered global health care company. Through its own biopharmaceutical research and
collaborations with partners, Schering-Plough creates therapies that help save and improve lives around the world. The company applies its
research-and-development platform to human prescription and consumer products as well as to animal health products. Schering-Plough\'s vision
is to "Earn Trust, Every Day" with the doctors, patients, customers and other stakeholders served by its colleagues around the world. The
company is based in Kenilworth, N.J., and its Web site is www.schering-plough.com.

Intervet/Schering-Plough Animal Health is focusing on the research, development, manufacturing and marketing of animal health products. The
company offers customers one of the broadest, most innovative Animal Health portfolios, spanning products to support performance and to
prevent, treat and control disease in all major farm and companion animal species. For more information about Intervet/Schering-Plough Animal
Health visit the following website: www.intervet.com

WWW.intervet.com

-ocr page 452-

DierenDokters Dierenklinieker

DierenDokters zoekt voor de komende tijd:
ONDERNEMENDE DIERENARTSEN (M/V)

die de uitdaging willen aangaan om in de steden Alkmaar^ Den Haag,
Rotterdam,
en Maastricht een kliniek over te nemen en
onder de naam DierenDokters voort te zetten.

Een pré is als jij minimaal een jaar of drie aantoonbare relevante
werkervaring hebt. Daarnaast luidt jouw profiel:

Enthousiast
Gedreven
Teamspeler
Creatief
Flexibel

DIERENARTS IN LOONDIENST (M/V)

Voor DierenDokters Eindhoven zoeken wij een dierenarts die voor
10 tot 20 uur in loondienst zou willen werken. Deze dierenarts dient
ongeveer hetzelfde profiel als hierboven te hebben.

Als jij je tot één van bovenstaande functies aangetrokken voelt,
ontvangen wij graag jouw CV en begeleidende brief.

Reacties kun je sturen naar:

DierenDokters B.V.
T.a.v.: mevrouw C. van Hintum
Veldhuizerweg 3
6712 DD EDE

of emailen naar cvanhintum@dierendokters.com

Voor meer informatie kun je ook bellen naar 0318 - 613 623
of 06 - 28454106 of kijken op onze website
www.dierendokters.com.

<5

DierenDokters BV
Veldhuizerweg 3
6712 DD Ede
Tel: 0318-651641

-ocr page 453-

ek

Hl 100% Update

Het arieDvirus verander

ProteqFlu\'"verandert mee,

ProteqFlu is het enig goedgekeurde vaccin in Europa* dat de nieuwe stam
A/eq/Ohio/2003 bevat. A/eq/Ohio/2003 wordt aanbevolen door de deskundigen
van het OIE en WHO Expert Surveillance Panel on Equine Influenza Vaccines.

•Marketing autliorisatie voot ProteqFlu met de Ohio/2003 stam (ter vervanging van de Kentucky/94 stam)
was toegekend voor alle EU-landen en Zvifitserland in april 2008.

ProtmFlu"- SuspensK - EU/2/03/037/005 (Reg. NL 10103): Simenrtellmj per dosis: Influenza A/e(lui-2/Ohlo/03 [H3N81 recombinant kananepokkenvinij (ïCP2242) en Influenza A/e<lui-2/Newmaiiiet/2/931H3N81
recombinant kananepokkenvTOS (VCT1S33), bekle ! 5.2 toglO FAID50 ProteqFlu ■< Te ■ Suspensie • EU/2/03/038/005 (Rej, NL 10104): Samenitellln» per dos«: Influenza Ve<lui-2/ 0t»o/03 [H3N81 recombinant
kananepokkenvims (VCP2242) en Influenza (Ve<iu.-2/NewmarVet/2/93 lH3Nai recombinant kananepokkenvrtiis (
ïCP1533). Peide ï 5,2 kiglO FA1D50; Clostridium tetani tokoid 2 30 ]U. Doeldierwort: Paarden.
Inökatle«: Actieve immunisatie tegen paanjeninduenza ter vermmdennq van klinische symptomen en von viruiexcretle na mfectte en (ProteijFkiTM-Te ) tegen teunus ter preventie van sterfte biJ paarden van 4 maai-
den of ouder OoMrIng on toedleninssweg Eén oosls (1 ml) door middel van een intramusculaire inlectie, bi) voorkeur ter hoogte van de nek, volgens het volgend sdiema: Bawsvacanatie: de le injectie vanaf
een letftM van 5-6 maanden, de 2de mjectie
4-6 weken later Henialmgsvaccinaties: 5 maanden na de basisvaccinatie en daarna jaarlijkse boosterlnjectles. Bi) verhoogd nsico op infectie ol onvoWoende opname van
colostnim «en e«ra eerste injectie op de leefiijd van 4 maanden, gevolgd door bet volledige vaccinatieprogramma. Contra-IndloiHei: Geen. Bijwerkingen: voorbijgaande z»elllng, in uitzondetiljke gevallen ^jn,
tokale hypertherm«. apathie, vemiinOerde eetlust en overgevoellgheidsfeactle. Een ikhte stijgmg van de temperatuur (ma». 1.5 -C) kan voorKomen Wachttijd Nul dogen. Op recept veitajgMw diergenTOmWdel
(UDO); voor Belgie NERIAL BEIGIUM NV/SA. BU Sylvaln OupmsUan 243, B-1070 Brussel, Tel: 32-(0) 2 529 49 00: voor Nederland MERIAL B.V, Kleermakerstraat 10, 1991 JL VelserlüMk, Tal: t 31-235.20.10.80.
hr230608."" handelsmerk van Menal. 2008. Alle rectlteh voortiehouden. Matt Art 14020/06/08.

MGRIAL

-ocr page 454-

Benakor ^.s\'^mg

smakelijk voor hond én kat

AST Farma introduceert
Benakor, de
eerste voord
ACE-remmer op basis van
Benazepril hydrochloride.

Benakor is geregistreerd v
hond en kat in drie verschi
lende sterktes (2,5mg, Smi
20mg). De tabletten zijn ze
smakelijk en leverbaar in e
handzame consumenten-
verpakking van2x14tabl^
of een kliniekverpakking v<
12
X 14 tabletten.

BENAKOR\'- 2,5; 5; 20 mg SMAKELIJKE TABLEHEN

Diergeneesmiddel UOA. Werkzaam bestanddeel: Benazeprilhydroctiloride 2,5 mg, 5 mg of 20 mg
Indicaties: Kat - Symptomatisctie tietiandeling van ctironisch nierfalen. Hond - Symptomatisctie aanvul-
lende ttierapie bij de betiandeling met tiet diureticum furosemide van hartfalen bij honden veroorzaakt
door mitralisinsufficiëntie of congestieve cardiomyopathie. Deze behandeling kan een verbeterde
inspanningstolerantie en verhoogde overleving geven bij honden met matig of ernstig hartfalen.
Contra-
indicaties:
Niet gebruiken bij katten of honden waan/an bekend is, dat ze overgevoelig zijn voor de
actieve stof. Niet gebmiken bij fokdieren en drachtige of lacterende dieren.
Diersoorten waarvoor het
diergeneesmiddel bestemd is:
Kat, Hond. Registratiehouder: AST Beheer B.V. Benakoi® 2,5 mg
REG NL 10464, Benakor® 5 mg - REG NL 10454, Benakot® 20 mg - REG NL 10549.

eindelijk een voordelige ACE-remmer op basis van Benazepril HCL M

smakelijkheid stimuleert opname <
leverbaar in drie verschillende sterktes M

DOSERING Kat:
V2.5l0l5ltg:

V^StottOkg;

DOSERING Hond:
W-StotlOkg:
tot 20 kg:
20 tot 40 kg.
^^40 tot 80 kg

C^l tablet Benakor 2.S mg
of G t\'2 tat)let Benakor 5 mg.
®CD 2 tabletten Benakor 2,5 mg
of 1 tablet Benatcof 5 mg.

Q 1/2 tablet Benakor 5 mg,
CD 1 tablet Benakor 5 mg.
Q 1/2 labiet Benakor 20 mg.
CD 1 tablet Benakot 20 mg.

ASTfam

GROOT IN KLE
www.astfarma.nl

-ocr page 455-

Inkomensbeleid

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, dat u nu voor u heeft, is niet alleen een
wetenschappelijk vaktijdschrift, maar ook (vooral?) een blad voor leden van de
knmvd. In enquêtes noemen dierenartsen als reden dat ze lid willen zijn van de
knmvd, vaak als eerste dat leden het Tijdschrift voor Diergeneeskunde ontvangen.
Dat streelt de ego\'s van de redactie en natuurlijk ook van de medewerkers van
de bureauredactie, maar de belangenbehartiging van de leden is natuurlijk een
zeker zo belangrijke reden om
knmvd-lid te worden, zo niet belangrijker.

Deze belangenbehartiging kan bijvoorbeeld bestaan uit het opstellen van
een branche
arbo-catalogus, of het bespreken van de ethiek bij en het centraal
innemen van een standpunt over het pijnloos doden van dieren. Maar wellicht
moeten we ook eens denken aan wellicht wat minder hoog in de piramide van
Maslow staande zaken, zoals het inkomensniveau van de beroepsgroep. Uit een
onderzoek dat werd uitgevoerd door de Human Capital Group op verzoek van
bpw/bfl en Vedias, blijkt dat de inkomens van ons veterinaire en para-
veterinaire personeel op een niveau liggen dat nog niet eens de onderste
25 procentgrens haalt van de inkomens van vergelijkbare beroepen in de zorg
en de zakelijke dienstverlening. Hetzelfde geldt voor het inkomensniveau van
de maten en praktijkeigenaren. Nu zou je denken dat deze uitkomst een grote
bron van zorg zou zijn, en dat de
knmvd daarom een goed en breed opgezet
actieplan heeft klaarliggen om de economische belangen van de beroepsgroep
stevig vorm te gaan geven.

Als dat zo is, dan wordt het goed geheim gehouden.

Toen ik vorig najaar als voorzitter van de bpw de knmvd verzocht om
gegevens over de omzet en de inkomensontwikkeling binnen de veterinaire
sector, om zo met goede cijfers de looneis van 3 procent van de bonden te
kunnen valideren op de haalbaarheid binnen de veterinaire sector, had men bij
de
knmvd uitsluitend inkomens- of omzetontwikkelinggegevens van voor
2004. Dan vraag je je af hoe men dan als belangenbehartiger in vredesnaam op
dat terrein effectief beleid kan maken voor de beroepsgroep.

Wij zouden als knmvd met een goede economische visie en een goed plan
van aanpak voor de verbetering van de inkomens in onze branche voor de leden
een nog veel grotere hulp en steun kunnen zijn. In deze aflevering van het
Tijdschrift kunt u dan wél weer lezen welk beleid u het best kunt kiezen ten
aanzien van het omgaan met de openstaande rekeningen van je klanten. Dat is
dan misschien één zorg minder.

(NMvD

Fijne feestdagen!

Anton Beijer, voorzitter Wetenschappelijke Redactie tvd

-ocr page 456-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr. Lf. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. l.D.f. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. f.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.PC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift(|)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr. 55 5048 861 ene en e
bank n.v.. Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.
6993 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan
401
2516 BcDen
Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus
204
3770
a e Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd r
992; 117: 31 4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 457-

Deel 133 • Aflevering 23-1 december 2008

wetenschap ..... Bluetonguevirus serotype 8 in jonge gezonde kalveren

Linda van Wuijckhuise, Piet Vellema, Wim Pelgrim, Ruben Tolboom,

Hans Mulder en Piet van Rijn 992

voor de praktijk ..... Tandheelkunde bij dieren: een Update 2008

Andries van Foreest 998

in veterinair verband ..... Vaccinatie tegen blauwtong serotype 8 in Nederland Hen^/Tu/jT;

Marien Jansen, Véronique Moulin en Birgit Makoschey 1006

Uitgelicht: Zalfpot \'s Rijksveeartsenijschool 1009

MRSA Reina Sikkema, Natalie Cleton en Ellen de Morree loio

Ingezonden: mrsi en de ukg Hans Nieuwendijk 1012

Reactie op mrsi en de ukg MarijkePeeters 1012

praktijkinbedrijf ..... "Toezicht op dierenwelzijn wordt steeds belangrijker" Cflr/fl ufl« Zuij/e« 1014

Cash is koning Charles Geurds 1016
"Het ontmoeten van echte patiënten werkt erg motiverend" fohan Klein

Haneveld 1018
Veterinaire ergonomie: een kwestie van lijfsbehoud Madeion van

Weeren-Bitterling i o 21

Nieuwbestuur dsk 1023

cursussen en congressen ..... Modulaire PEGD-cursus\'Echografïe abdomen voor gevorderden\' 1024

ONCOlogisch Treffen 2009 1024
Ic-avonden voor jonge dierenartsen gezelschapsdieren Marije Persoon 1025

knmvd ..... BulletinBestuurenBureau, nummer II, november 2008 1028

Sportdag volgens deelnemers geslaagd, maar hoe nu verder...?

De sportcommissie van de knmvd 1029

In memoriam Arnold Mouwen Leo Rijk en Kees van der Riet 1030

rubrieken ..... Uit de redactie 989

Nieuws 996

Veterinair tuchtrecht 1005

Nieuws uit de industrie 1027

Voorzitterscolumn 1028

Personalia 1031

Jubilea 1031

Deadline kopij 1031

Doorlopende agenda i o 31

-ocr page 458-

Bluetonguevirus serotype 8 in jonge
gezonde kalveren

Linda van WuijckhuisePiet Vellema\', Wim Pelgrim ", Ruben
Tolboom Hans Mulder\'v en Piet van Rijn

Tijdschr Diergeneeskd 2008:992-994
Oorspronkelijk artikel

SAMENVATTING

Naar aanleiding van de waarneming dat in Noord-lerland
bluetongueserotype-8
(btv-8) pcr-positieve kalveren zijn
geboren uit
pcr-negatieve, serologisch positieve
Nederlandse exportvaarzen, is in Nederland onderzocht of
er in het eerste kwartaal van 2008
pcr-positieve kalveren
zijn geboren.

Op 43 bedrijven werden bloedmonsters verzameld van
388 koeien en hun kalveren. Alle kalveren waren mini-
maal tien dagen oud en waren geboren na i januari 2008.
Uit 229 serologisch
Bxv-positieve koeien werden
37
pcr-positieve, gezond ogende kalveren geboren
(16,2 procent). Indien zou blijken dat in deze 37
pcr-
positieve kalveren infectieuze viruspartikels circuleren,
kunnen deze kalveren mogelijk een bijdrage leveren aan
de overwintering van
btv-8 in Noordwest-Europa.

SUMMARY

Bluetongue virus serotype 8 in healthy young calves

Following the detection in Northern Ireland of bluetongue
serotype-8
(btv-8) pcr-positive calves bom from pcr-negative but
seropositive heifers importedfrom the Netherlands, an investiga-
tion was started to determine whether pcR-positive calves were
bom in the first quarter of 2008 in the Netherlands.
Blood samples were collected on 43 dairy farms from ^88
cow-calf combinations. All calves were at least 10 days old and
had been bom after i January 2008. In total,
229 cows had had
a
btv-8 infection, andfrom these cows 37 pcr-positive calves
were bom (16.2 %). If these calves are viraemic, they can
contribute to
btv-8 overwintering in North-West Europe.

INLEIDING

In 2007 werd een kleinschalig onderzoek uitgevoerd naar
de mogelijke rol van drachtige runderen bij de overwinte-
ring van bluetongue. Op veertien met
btv-8 besmette
bedrijven in Zuid-Limburg werden vijftig zoogkoeien en
hun kalveren onderzocht. Hiervan waren 36 zoogkoeien
(72 procent) serologisch positief en
pcr-negatief in zowel

I Gezondheidsdienst voor Dieren, Deventer E-mailadres:
l.v.wuyckhuise(a)gddeventer.com.

II Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, Den Haag.

III Dierenkliniek Deventer, Deventer

IV Dierenartsenpraktijk Olst-Wijhe, Olst.

V Centraal Veterinair Instituut van Wageni ngen u r (c v i), Lelystad.

bloed als biest. Op dat moment werden voor en na
biestopname geen
pcr-positieve kalveren aangetoond (ir).

In februari 2008 werden in Noord-lerland één vaars en
drie kalveren uit een groep van 21 drachtige vaarzen, die
uit Nederland waren geïmporteerd,
pcr-positief bevonden
voor
btv-8. 8 van deze 21 vaarzen hadden zowel bij vertrek
uit Nederland als na aankomst in Noord-lerland anti-
lichamen tegen bluetongue, maar waren bij beide onder-
zoeken
pcr-negatief. Ruim een maand na aankomst werd
één vaars
pcr- en serologisch positief en bleek viremisch.
Drie van de vier uit de serologisch positieve vaarzen
geboren kalveren waren
pcr-positief (7). Deze bevinding
riep de vraag op of het bluetonguevirus van koe op kalf
kan worden overgedragen als de koe tijdens de dracht de
infectie doormaakt. Het totale koppel was echter niet meer
beschikbaar voor onderzoek, omdat de dieren waren
afgemaakt in opdracht van de Noord-Ierse regering.

De Gezondheidsdienst voor Dieren (gd) en het Centraal
Veterinair Instituut (cvi) hebben van
lnv het verzoek
gekregen vierhonderd koe-kalf combinaties waarvan het
kalf was geboren na i januari 2008, te onderzoeken op
viremie. Dit onderzoek was bedoeld om een betrouwbare
schatting te maken van het percentage
pcr-positieve
kalveren geboren in het eerste kwartaal van 2008 uit in
2007 met
btv-8 besmette koeien.

MATERIAAL EN METHODEN

Het onderzoek is uitgevoerd in twee dierenartsenpraktij-
ken waarvan bij de
gd bekend was dat er in september en
oktober 2007 op uitgebreide schaal bluetongue-infecties
waren voorgekomen. Uit deze twee dierenartsenpraktij-
ken werden de melkveebedrijven gevraagd mee te werken
aan dit onderzoek waar op 2 r maart 2008 acht of meer
kalveren op het bedrijf aanwezig waren, die waren
geboren na i januari 2008 en minimaal tien dagen oud
waren. Op 43 bedrijven namen de practici tussen 27 maart
en 8 april serum- en
edta-bloedmonsters af van in totaal
388 koeien en hun kalveren.

Het serum werd bij gd onderzocht met een elisa-test
op antilichamen tegen bluetongue (Pourquier competitive
vp7 elisa). De edta-bloedmonsters werden bij cvi-
Lelystad met de
pcr-test onderzocht op aanwezigheid van
btv (rrt-pcr op segment 10 (9); alle serotypen).

RESULTATEN

Op 43 bedrijven werden bloedmonsters verzameld van
388 koeien en hun kalveren. Van 3 van de 388 moeders
was te weinig serum voor onderzoek beschikbaar. Deze
koeien en hun kalveren zijn niet verder meegenomen in
het onderzoek, dus waren er in totaal 385 koe-kalf-
combinaties beschikbaar. De resultaten van het onderzoek
staan vermeld in tabel r.

-ocr page 459-

156 van de 385 koeien waren serologisch en PCR-negatief.
Van de bijbehorende 156 kalveren waren 14 kalveren
serologisch positief en
PCR-negatief. Opvallend was dat 61
van deze serologisch negatieve koeien (39 procent)
afkomstig waren van zeven bedrijven (16 procent).
Kenmerkend voor zes van de zeven bedrijven was dat de
koeien altijd binnen gehuisvest zijn en de stallen beschik-
ken over zeer grote luchtinlaten of totaal geen zijwanden
hebben. Op het resterende bedrijf worden de koeien
zomers beperkt geweid en verder gehuisvest in een oude
lage loopstal met kleine luchtinlaatopeningen.

229 van de 385 koeien waren serologisch positief. Van
deze koeien waren er nog acht
PCR-positief, waarvan drie
een relatief laag
PCR-signaal hadden. De bijbehorende acht
kalveren waren alle serologisch positief en drie waren ook
PCR-positief. Van de 221 kalveren geboren uit serologisch
positieve,
pcR-negatieve koeien waren er 178 serologisch
positief en
PCR-negatief, 34 serologisch en pcR-positief en
negen serologisch en
PCR-negatief.

DISCUSSIE

De overdracht van bluetonguevirus is sterk geassocieerd
met de activiteit van de vector Culicoides ofwel de knut en
is dus onder andere afhankelijk van de omgevings-
temperatuur. Hoe bluetongue overwintert in gebieden
met koudere wintermaanden zonder vectoractiviteit is
onbekend.

Runderen blijven na infectie met btv tot zestig dagen
viremisch, maar kunnen tot tweehonderd dagen
fcr-
positief zijn (Van Rijn, persoonlijke mededeling). Aange-
nomen werd dat infectie van de ongeboren vrucht door
het veldvirus van bluetongue niet leidt tot gezond ogende
kalveren, maar tot drie maanden dracht tot resorptie van
de vrucht en daarna tot abortus en misvormde of zwakke
kalveren (2-8,10). Verticale transmissie is wel aangetoond
voor levende, afgezwakte vaccins van bluetongue (4-6) en
recent ook voor
btv-8 na experimentele infectie van
hoogdrachtige koeien
(i). Overdracht van btv naar
kalveren met biest van viraemische koeien werd niet
aangetoond (i). Overdracht naar kalveren werd éénmaal
vastgesteld bij een kalf dat was gevoerd met biest waaraan
veel bloed van een viremische koe was toegevoegd (i).

Bij het huidige onderzoek werden geen acute infecties
vastgesteld: er waren noch koeien noch kalveren die

koeien

kalveren

virus aangetoond

la

Ia

Nee

Nee

Totaal

antilichamen

Nee

Ia

Nee

la

Ia

3

0

34

0

37

Ia

Nee

0

0

0

0

0

Nee

la

5

0

178

14

197

Nee

Nee

0

0

9

142

151

Totaal

8

0

221

156

385

Tabel i. Samenvatting van de pcr- en EusA-resultaten op bluetongue van 385 koe-kalfcombinaties.

PCR-positief en serologisch negatief waren. Dit komt
overeen met de veronderstelling dat er door het ontbreken
van knuttenactiviteit rond de tijd van bemonstering, eind
maart 2008, geen nieuwe dieren besmet konden worden.
De knuttenvrije periode duurde van 13 december 07 tot en
met 21 april 08.

Van de 385 koeien die voor onderzoek beschikbaar
waren, bleken 229 koeien met
btv-8 besmet te zijn
geweest. Hiervan waren acht koeien eind maart 2008 nog
steeds
PCR-positief. Dit komt overeen met de bevinding dat
een
BTv-infectie tot wel tweehonderd dagen na infectie
aantoonbaar kan zijn met de
PCR-test. De kalveren van
deze acht koeien waren alle serologisch positief en drie
van de acht waren ook
PCR-positief. Dit is een aanwijzing
dat
btv-8 is overgedragen van koe naar kalf. Van de
resterende 221 kalveren waren er 178
elisa-positief en
PCR-negatief. 34 kalveren waren elisa- en PCR-positief; ook
hier is mogelijk sprake van intra-uteriene infectie. De
resterende negen kalveren waren in beide testen negatief.
Deze kalveren hebben waarschijnlijk geen antistoffen uit
de biest kunnen opnemen door onvoldoende biestopname
of door opname van biest zonder antilichamen afkomstig
van een onbesmette koe.

Van de 385 voor onderzoek beschikbare koeien waren
er 156 serologisch negatief. 142 van de 156 hieruit geboren
kalveren waren ook ELisA-negatief. 14 van de 156 kalveren
waren wel serologisch positief en de meest aannemelijke
verklaring daarvoor is dat ze biest hebben opgenomen met
antilichamen van een besmette koe.

In jaargetijden of gebieden waarin de knut actief is, is
de verticale transmissieroute van ondergeschikt belang
voor de verspreiding van
btv ten opzichte van de ver-
spreiding door knutten. Deze ondergeschikte verticale
transmissieroute zou echter kunnen bijdragen aan het
overbruggen van een periode zonder knuttenactiviteit. Als
infectie van de vrucht met
btv in de eerste drie maanden
van de dracht leidt tot resorptie van de vrucht, zou
virusoverdracht van koe naar kalf kunnen leiden tot de
geboorte van viremische kalveren tot zes maanden na
infectie van de moeder. Op deze wijze zou verticale
transmissie kunnen bijdragen aan de overwintering van
de ziekte bluetongue, omdat er op het moment van de
geboorte mogelijk weer knuttenactiviteit is. Het is niet
bekend hoelang het
PCR-signaal in de kalveren aanwezig

-ocr page 460-

blijft en of het positieve pcr-signaal ook betekent dat er
sprake is van infectieus
btv. Met andere woorden: we
weten niet of en hoelang
btv vanuit deze kalveren door
knutten kan worden overgedragen naar onbesmette
dieren. In vervolg op dit onderzoek vindt een poging tot
virusisolatie plaats om na te gaan of de
pcr-positieve
kalveren viraemisch zijn. Verder wordt bij deze kalveren
maandelijks bloedgetapt om te onderzoeken hoelang de
dieren serologisch en
pcr-positief blijven.

CONCLUSIES

In dit onderzoek werden uit 229 met btv-8 besmette
melkkoeien 37
btv pcr-positieve kalveren geboren
(16,2 procent). Verticale transmissie van
btv-8 gebeurt dus
met een significant percentage en dergelijke
pcr-positieve
kalveren kunnen mogelijk een bijdrage leveren aan de
overwintering van
btv-8 in Noordwest-Europa. Deze
bevinding heeft ook consequenties voor het verplaatsen
van drachtige runderen uit risicogebieden naar
BTv-vrije
gebieden zoals bij de export naar
btv-vrije landen.

DANKWOORD

Met dank aan de dierenartsen van dierenkliniek Deventer
en dierenartsenpraktijk Olst-Wijhe voor het motiveren
van hun veehouders en de vlotte samenwerking. Dank aan
de veehouders voor de bereidheid om aan dit onderzoek
deel te nemen en aan de laboratoriummedewerkers van
gd
en cvi voor de uitgevoerde bepalingen.

LITERATUUR

1. Backx A, Heutink CG, Rooij EMA van and Rijn PA van. Transplacental
and colostral transmission of wild-type bluetongue virus serotype 8 in
cattle after experimental infection; 2008, poster Bluetongue sateliet
symposium, Brescia, Italië, artikel in voorbereiding.

2. De Clercq K, Vandenbussche F, Vandemeulebroucke E, Vanbinst T,
Leeuw I de, Verheyden B, Goris N, Mintiens K, Meroc E, Herr C,
Hooybergs J, Houdart P, Sustronck B, Deken R de, Maquet G, Bughin J,
Saulmont M, Lebrun M, Bertels G and Miry C. Transplacental
bluetongue infection in cattle. Vet Rec, 2008:162: 564.

3. Maclachlan NJ and Osburn Bl. Induced brain lesions in calves
infected with bluetongue virus. Vet Rec 2008:162:490-491.

4- MacLachlan Nf, Osbum Bl, Ghalib HW and Stott [L Bluetongue virus
induced encephalopathy in fetal cattle. Vet Pathol 1985; 22:415-417.

5. MacLachlan NJ and Osbum BL Bluetongue virus-induced
hydranencephaly in cattle. Vet Pathol 1983; 20: 563-573.

6. Osburn Bl, Silverstein AM, Prendergast RA, Johnson RT and Parshall
CJ. Experimental viral-induced congenital encephalopathies. 1.
Pathology of hydranencephaly and porencephaly caused by
bluetongue vaccine virus. Lab Investigation; 1971; 25:197-205.

7. Menzies F, McCullough S, McKeown I, Forster J, Jess S, Batten C,
Murchie A, Gloster J, Fallows G, Pelgrim W, Mellor P and Oura C. Vet
Rec, 2008:163,203-209.

8. Richards WPC, Crenshaw GL and Bushnell RB. Hydranencephaly of
calves associated with natural bluetongue virus infection. Cornell
Veterinarian 1970; 61: 336-348.

9. Rijn PA van, Heutink CG and Gennip HGP van. High throughput

rrt-pcr diagnostics for Bluetongue based on genome segment 10,
2008, artikel in voorbereiding.

10. Wouda W, Roumen MPHM, Peperkamp NHMT, Vos JH, Garderen E van
and Muskens J. Hydranencephaly in calves following the bluetongue
serotype 8 epidemic in the Netheriands. Vet Rec 2008:422-423.

11. Wuijckhuise L van en Rooij EMA van. persoonlijke communicatie.

Artikel ingediend: 15 juli 2008

Artikel geaccepteerd: 21 september 2008

► Spec fPL\'" (specifieke feline pancreas lipase)
NIEUW ^ nu beschikbaar bij IDEXX VetMedLab

► snelle en zekere diagnostiek van pancreatitis bij de kat

ii"

► IDEXX Catalyst Dx™ (biochemie analyseapparaat)
NIE U^V ^ speciaal ontwikkeld voor veterinair gebruik

► zeer efficiënt en gebruiksvriendelijk

LABOR AT GRIES

Meer weten? Kijk op www.idexx.com/animalhealth

-ocr page 461-

in de darm

\\LARIVI

EQUEST & EQUEST PRAMOX

Het ultieme wapen tegen alle
jathogene wormen en horzellarven bij
paarden. Inclusief ingekapselde larven
van de kleine strongylide.

Dierenartsen opgelet!

U kunt de paardenbezitters/verzorgers onder uw cliënten een grote dienst
bewijzen. Met Equest & Equest Pramox van Fort Dodge. Een unieke combinatie
voor een volwaardige paardenontworming. Ook de ingekapselde larve van de
kleine strongylide wordt bestreden.

De belangrijkste voordelen:

• Behandeling én preventie tegen alle pathogeen relevante wormen en
horzellarven.

• Eén dosering volstaat voor behandeling én langdurige bescherming.

• Gerenommeerde werkzame bestanddelen: o.a. moxidectine en praziquantel.

• Lange werkingsduur.

• Langdurig remanent effect Moxidectine (bewezen 100% effectief tegen
benzimidazole-resistente kleine strongylide).\'

• Optimale vermindering van weidebesmetting.

• Makkelijke toediening.

Vele paardenbezitters realiseren zich nog niet dat de dierenarts dé specialist is op
het gebied van paardenontworming. Fort Dodge brengt hier verandering in, o.a.
door een brede informatiecampagne. De vraag naar Equest & Equest Pramox zal
hierdoor groeien. Zorg daarom dat u deze unieke, effectieve combinatie in huis
hebt.

www.wormlngyourhorse.info
www.fortdodge.eu

M

mi

Collobert, C. et al. (1998) Efficacy of oral moxidectin gel against Benzimida-zole-resistant cyathostomes in horses both
naturally and artificially infected with a field population. J. Equine Vet. Science, 18(9), 588-590

Equest Reg NL 09548: werl<zame bestanddelen: moxidectine 18,92 nng /gram; URA, Equest Pramox Reg NL 10399;
werkzame bestanddelen: moxidectine 19,5 mg en praziquantel 121,7 mg per gram: URA. Verdere informatie is op
aanvraag beschikbaar bij: Fort Dodge Animal Health, Postbus 14, 6290 AA Vaals.

-ocr page 462-

Willem Back hoogleraar Varkenspest overleeft
in Gent in mest

UKG en de

decemberfeestdagen

Dr. Willem Back, specialist chirurgie
en docent en onderzoeker bij het
departement Gezondheidszorg Paard,
is per r oktober 2008 benoemd tot
hoogleraar Orthopedie van het Paard
aan de Universiteit van Gent. Hij zal
bij de vakgroep Heelkunde en Anes-
thesie van de Huisdieren van de
Gentse faculteit Diergeneeskunde
deeltijds zorg dragen voor academisch
onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek in het vakgebied ortho-
pedie van het paard. Willem Back
verwacht de kennisuitwisseling en de
samenwerking tussen de twee
Nederlandstalige faculteiten Dier-
geneeskunde te kunnen stimuleren.
Deze zogenaamde nulaanstelling als
gastprofessor is voor de periode van
vijf jaar en heeft geen consequenties
voor zijn aanstelling in Utrecht.

CBS-gegevens inflatie en
loonstijging

Indien de dierenartswerkgever en
dierenarts(assistente)-werknemer de
cao Dierenartsenpraktijken niet
volgen, dienen zij zelf hun salaris-
onderhandelingen te voeren. Des-
gewenst kunt u bij de salaris-
onderhandeling gebruikmaken van de
volgende gegevens van het Centraal
Bureau van de Statistiek:

- de inflatie bedraagt over de
periode september 2007 tot
september 2008: 3,ro procent;

- de loonstijging bedraagt over de
periode september 2007 tot
september 2008: 3,63 procent.

Hoogvirulent varkenspestvirus in
mest kan bij lage temperaturen tot
66 dagen in leven blijven, concluderen
onderzoekers van het Centraal
Veterinair Instituut (cvi) in het
decembernummer van
Veterinary
Microbiology.
Het was al bekend dat het
varkenspestvirus bij lagere tempera-
turen langer blijft leven. De weten-
schappers maten nu de activiteit van
verschillende types varkenspestvirus
in mest en urine van geïnfecteerde
varkens bij verschillende temperatu-
ren. Hoogvirulent virus bleek in mest
langer te overleven dan middel-
virulent virus. Hoogvirulent virus in
de mest van een sterk geïnfecteerd
varken bij 5 graden Celsius overleeft
zelfs 66 dagen (r6 tot 272 dagen). Bij
een temperatuur van 30 graden
Celsius blijft het virus daarentegen
slechts anderhalve dag levensvatbaar.
Ondanks de grote onzekerheid zijn
risicoanalyses met deze gegevens
mogelijk, bijvoorbeeld in het uit-
rekenen van de kans op insleep van
het virus in Nederland,
cvi

Cursus Klinische Avond
Paard 2008

Op 9 december 2008 wordt de
Klinische Avond Paard georganiseerd.
Het doel ervan is paardendieren-
artsen aan de hand van interessante
klinische gevallen op de hoogte te
brengen van nieuwe vormen van
diagnostiek, zoals bijvoorbeeld
abdominale echografie. Er zullen
zowel internistische als ook ortho-
pedische casussen worden gepresen-
teerd. Voor senioren en studenten
geldt een gereduceerd tarief van
35 euro. De docenten zijn prof. dr. G.
van Loon uit Gent, die een internis-
tische casus zal presenteren en drs.
S.M. Cokelaere uit Utrecht, die zal
spreken over een orthopedische
casus. Het programma begint om
19.30 uur en duurt tot 22.00 uur.

De Universiteitskliniek voor Gezel-
schapsdieren
(ukg) is gesloten van
20 december tot en met 28 december
2008. In deze periode gaat de gebrui-
kelijke opvang van spoedeisende
gevallen wel door, zoals in een
weekend. Er vindt geen co-assistenten-
onderwijs plaats. Van maandag
29 oktober 2008 tot en met vrijdag
2 januari 2009 is de
ukg geopend, met
uitzondering van Nieuwjaarsdag
(opvang als in een weekend) en wordt
ook onderwijs gegeven. Afhankelijk
van de personele situatie, die per
discipline verschilt, kunnen echter
niet alle poliklinieken in deze week
doorgang vinden. Wij vragen hiervoor
uw begrip.

Gen voor blaasstenen
dalmatïers

Een mutatie in het gen s lc 2a 9
veroorzaakt bij dalmatiërs een
verhoogde concentratie urinezuur, de
oorzaak van blaasstenen. Dit blijkt
uit onderzoek van de School of
Veterinary Medicine van de Univer-
sity of California, Davis, gepubliceerd
in
PLoS Genetics op 7 november 2008.
Van alle zoogdieren produceren
alleen mensen, mensapen en dalmati-
ërs verhoogde concentraties urine-
zuur in hun urine en hun bloed. Bij
dalmatiërs leiden deze hoge concen-
traties tot het ontstaan van blaas-
stenen. Dit kenmerk is waarschijnlijk
onbedoeld in het ras geïntroduceerd
bij het fokken op duidelijkere
vlekkenpatronen. Het verantwoorde-
lijke gen werd gevonden door een
genetische analyse van kruisingen
van pointers en dalmatiërs. Uit ander
recent onderzoek bleek dat SLC2A9 bij
mensen een belangrijke rol speelt in
het reguleren van de urinezuurcon-
centratie. De ontdekking van de
Amerikaanse wetenschappers maakt
het mogelijk de mutatie uit het ras te
fokken.

www.medicalnewstoday.com

-ocr page 463-

Astrid Rijkenhuizen
hoogleraar in Wenen

Dr. Astrid Rijkenhuizen, seniordocent
bij het departement Gezondheidszorg
Paard, is per i december 2008 be-
noemd tot hooglaar Weke delen
chirurgie paard aan de Universiteit
Wenen. Het komend jaar houdt zij
zich bezig met onderzoek, onderwijs
en patiëntzorg. De Universiteit Wenen
wil graag dat Astrid de leerstoel Weke
delen chirurgie Paard voor onbepaalde
tijd bekleedt, maar de kersverse
hoogleraar wil het eerst zelf een jaar
aankijken. Zij zal een belangrijke rol
spelen in de verandering van de
o k-unit.

Blauwtongserotype i
dreigt

Blauwtongserotype i is volgens
viroloog Piet van Rijn (cvi) een groter
gevaar voor de veestapel dan blauw-
tongserotype 6. Volgens de viroloog
zou
btv-6 zich minder snel ver-
spreiden dan
btv-i en relatief weinig
klinische verschijnselen veroorzaken.
BTv-i werd op één bedrijf in Neder-
land waargenomen en is waarschijn-
lijk in Nederland geïntroduceerd via
een geïmporteerd dier in Ophemert.
Omdat dit erg laat in het seizoen
gebeurde en er minder knutten zijn, is
de kans op verspreiding relatief klein.
Er is nog geen aanleiding om het
importregime te veranderen, meent
Van Rijn.

Agrarisch Dagblad

Onderzoek naar
dierproeven

Bas Blaauboer is benoemd tot hoogle-
raar voor \'Alternatieven voor dierproe-
ven in de toxicologische risicobeoor-
deling\' aan de divisie Toxicologie van
het Institute for Risk Assessment
Sciences
(iras).

Binnen zijn leeropdracht zal hij
zoeken naar mogelijkheden om
middelen niet meer op een tweede
diersoort te hoeven testen. Deze
tweede testronde is nu nog verplicht
in het geneesmiddelonderzoek.
Studies in celculturen en computer-
modellen maken het mogelijk risico\'s
van geneesmiddelgebruik beter in te
schatten, zodat geen proefdier-
onderzoek meer nodig is. De nieuwe
leerstoel wordt voor ruim 1,5 miljoen
euro gefinancierd door de Zwitserse
\'Doerenkamp-Zbinden Stiftung für
versuchstierfreie Forschung\'. In zijn
oratie op 4 november betoogde
Blaauboer dat de overheid het gebruik
en de acceptatie van nieuwe proefdier-
vrije methoden meer moet stimu-
leren. Van 5 tot 7 februari 2009 wordt
aan de Universiteit Utrecht een
internationaal symposium georga-
niseerd over het gebruik van proef-
dieren in een veranderende wereld.

Ondernemers gaan btw
betalen

Vanaf 2009 gaan ondernemers btw
betalen over hun contributie. Dit is
het besluit na indringende gesprekken
van de
knmvd met de Belastingdienst.
De Belastingdienst was voornemens
de KNMVD te verplichten alle contri-
butiecategorieën met 19 procent
btw
te belasten. Dit was voor de knmvd
onacceptabel, omdat dit zou beteke-
nen dat leden die geen
btw kunnen
verrekenen, een extra contributie-
stijging van 19 procent voor hun
kiezen zouden krijgen. Uiteindelijk is
bepaald dat alleen alle dierenartsen
die ondernemer zijn,
btw moeten
betalen over de contributie. Om aan
de eisen van de Belastingdienst te
kunnen voldoen, moet de
knmvd
weten welke leden ondernemer zijn.
In de huidige ledenadministratie is
duidelijk vastgelegd welke practici
ondernemer zijn. Voor de groep
dierenartsen niet-practici is dit echter
niet duidelijk. Deze groep bestaat
deels uit dierenartsen in loondienst en
deels uit ondernemers. Dit geldt ook
voor de partnerlidmaatschappen.
Daarom vraagt de
knmvd u om als u
niet-practicus ondernemer bent of een
ondernemer die gebruikmaakt van het
partnerlidmaatschap, dit door te
geven via het e-mailadres:
leden.admin(|)knmvd.nl.
De ledenadministratie zal uw
gegevens verwerken en u ontvangt in
januari een contributienota met
btw.
Alvast hartelijk bedankt voor uw
medewerking.

Kip is genen kwijt

De kip is door fokprogramma\'s en
veeteelt een groot deel van zijn
oorspronkelijke genetische diversiteit
kwijtgeraakt. Moderne leg- en
slachtkippen delen gemiddeld
15 procent van hun genoom. Doordat
variatie in het genetisch materiaal
ontbreekt, zijn kippen kwetsbaarder
voor ziektes. Onderzoekers van
Purdue Univeristy in Indiana
(Verenigde Staten) vergeleken het
genoom van verschillende kippen-
rassen. Zij publiceerden hun resul-
taten in
New Scientist. Vooral binnen
de productielijnen is de inteelt groot.
Kippenrassen die worden gefokt voor
de slacht, zijn voor meer dan
30 procent genetisch identiek, en bij
sommige leghennen geldt dat
90 procent van hun
dna gelijk is. Uit
studies aan kippen
-dna uit de
negentiende eeuw blijkt dat kippen
toen al in genetisch opzicht
10 procent gelijk waren. Volgens de
wetenschappers moeten kippen-
fokkers nieuwe genen toevoegen aan
de kippenpopulatie.

Nu.nl

-ocr page 464-

Tandheelkunde bij dieren: een update 2008

Andries van Foreest\'

Veterinaire tandheelkunde 28

SAMENVATTING

In dit artikel wordt aandacht besteed aan de achter-
gronden van de ontwikkeling van de veterinaire tandheel-
kunde in Nederland sinds de jaren tachtig van de twintig-
ste eeuw. Oorspronkelijk gebaseerd op de humane
tandheelkunde heeft de veterinaire tandheelkunde in
2008 een duidelijk eigen gezicht gekregen. De functiona-
liteit van het gebit en de behandelingskosten zijn belang-
rijke factoren bij de keuze van de juiste tandheelkundige
therapie. Er wordt gewezen op de mogelijkheid om
gezelschapsdieren en paarden met gebitsproblematiek te
verwijzen naar tandheelkundige dierenartsen. De Werk-
groep Veterinaire Tandheelkunde (Nederland) is een
werkgroep van dierenartsen bij wie kennis, kunde en
optimale tandheelkundige outillage aanwezig is.

SUMMARY

Veterinary dentisrp: an update 2008

Rooted in human dentistry, veterinary dentistry has developed
steadily in the Netherlands since the igSos and is now recog-
nized as an essential discipline of veterinary medicine. The
availability of specialized tools and techniques has led to
improved treatment outcomes and results, with the choice of
treatment being largely determined by the functionality of the
dentition and the costs involved. Domestic animals and horses
with dental problems should be referred to dental veterinarians.
The Working Group Veterinary Dentistry in the Netherlands is
an association for skilled veterinarians with professional dental
equipment at their disposal.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

kundige hulp dan de extractietherapie te verstrekken.
Verwijzen naar de dierenarts met tandheelkundige
meerkennis, bijvoorbeeld leden van de Werkgroep
Veterinaire Tandheelkunde, is een goede mogelijkheid om
in de dierenartsenpraktijk optimaal tandheelkundige zorg
aan te bieden. Bovendien is er in 2008 voor de dierenarts
voldoende literatuur om te bestuderen en door het volgen
van cursussen kan iedere dierenarts zich steeds beter thuis
voelen in het onderzoeken van de mondholte.

HUMANE TANDHEELKUNDE ALS LEERMEESTER

Op uitnodiging van de toenmalige vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren van de faculteit Diergeneeskunde
in Utrecht mocht ik in 1984 een gastcollege geven aan
gevorderde diergeneeskundige studenten over het
onderwerp \'Tandheelkunde bij kleine huisdieren\'. Mijn
kennis en kunde op dit gebied was gering en was vooral
gebaseerd op een groeiende interesse voor dit deelgebied
in de diergeneeskunde sinds het begin van de jaren
zeventig. In de voorgaande jaren (1981 tot 1982) hadden
twee cursussen in Duitsland mijn enthousiasme voor
tandheelkunde en mijn interesse op dit gebied doen
toenemen ". Regelmatig werden tandheelkundige patiën-
ten verwezen naar mijn praktijk in Oosterbeek. Met hulp
van deskundigen (tandtechnicus, tandartsen) werd ik
theoretisch dan wel praktisch onderwezen om samen met
hen de juiste tandheelkundige behandelingsmethoden uit
te voeren. Naast deze praktische hulp heeft het bestuderen
van de eerste veterinaire tandheelkundige boeken en
andere literatuur bijgedragen aan de verdere ontwikkeling
van de tandheelkunde bij dieren (1-4).

Tot op de dag van vandaag hebben dierenartsen
gebruikgemaakt van tandheelkundige hulp van tandart-
sen. De behandelingen werden veelal uitgevoerd in de
behandelstoel van de tandarts. Er zijn gegronde redenen
waarom deze wijze van behandelen ongewenst is (5,13):

- Het simpel even in de behandelstoel gaan zitten en je

INLEIDING

Het behandelen van tandheelkundige patiënten (gezel-
schapsdieren, paarden, dierentuindieren) behoort tegen-
woordig tot de dagelijkse praktijk van veel praktiserende
dierenartsen. De veterinaire tandheelkunde heeft zich met
behulp van de humane tandheelkunde ontwikkeld tot een
eigen discipline binnen de diergeneeskunde. Naast de
vereiste tandheelkundige kennis, kunde en een juiste
tandheelkundige praktijkinrichting zijn het de functio-
naliteit van het gebit en het kostenpatroon van een
behandeling die vooral bepalend zijn om andere tandheel-

Jhr A.W. van Foreest, tandheellcundig dierenarts. Dierenkliniek
Pietersberg, Oosterbeek.

ii \'TierzaJinheilkunde\', dr R Fahrenkrug, Hamburg. \'Seminaren und
Praktika über Zahnbehandlung bei Hund und Katze\'.

-ocr page 465-

mond open doen, gaat bij de politiehond met een
afgebroken hoektand niet op. Deze patiënt moet op zijn
minst worden gesedeerd en past bovendien niet in een
tandartsenstoel. Ook het dwergkonijn met een mal-
occlusie van de snijtanden past niet in de stoel om een
behandeling van de (te) lange snijtanden te ondergaan
(afbeelding i).

- De verantwoording betreffende sedatie en anesthesie
ligt van oorsprong en altijd bij de dierenarts. Dat
betekent dat respiratoire of cardiale complicaties ter
plekke aangepakt dienen te worden. Die mogelijkhe-
den kan een humane tandartsenpraktijk niet bieden.

- Gezondheidstechnisch is het zeker niet geoorloofd
om tussen het behandelen van mensen door de stoel en
omgeving te bezoedelen met excrementen van kat,
hond of konijn.

De diergeneeskunde heeft veel profijt gehad van de hulp
en adviezen uit de humane tandheelkunde maar kan in de
éénentwintigste eeuw op eigen benen staan. Daarbij
worden adviezen van tandartsen nog steeds dankbaar
aanvaard.

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE KRIJGT EIGEN
GEZICHT

De behandelingen door tandartsen werden uiteraard
uitgevoerd op de voor hen bekende wijze, dus zoals bij de
mens. Dat leidde tot een sterk humaan georiënteerde
therapie met voor de mens ontwikkelde instrumenten en
technieken. Dat is nu nog zo. Alleen zijn er in de afgelopen
dertig jaar veterinaire instrumenten en technieken aan het
arsenaal toegevoegd, die hebben geleid tot een sterke
verbetering van de tandheelkundige behandelingsresul-
taten bij dieren (afbeelding 2 en 3). Een goed voorbeeld is
de endodontie: pulpakanalen en pulpakamers hebben bij
de diverse diersoorten een sterk variërende anatomie (6,7).
De lengte van de hoektand van de hond vereist bijvoor-
beeld het gebruik van veel langere vijlen en guttapercha-
stiften dan bij de mens worden gebruikt. De 29 millimeter
(mm) Hedströmvijl (een handinstrument voor het
reinigen van wortelkanalen) is niet toereikend voor een
wortelkanaal van 50 tot 70 mm bij carnivoren. Er werden
oplossingen gevonden door aan vijlen van 29 mm korte
stiften vast te kitten maar dat vereiste extra tijd en ging
gepaard met complicaties. Op dit gebied heeft de toege-
nomen interesse voor tandheelkundige behandelingen bij
dieren gezorgd dat er nauwehjks nog instrumenten
ontbreken die voor de tandheelkunde bij dieren nood-
zakelijk zijn. Er zijn nu zelfs Hedströmvijlen met een
lengte van 120 mm beschikbaar voor wortelkanaal-
behandelingen bij de grote carnivoren (tijgers, beren).

FUNCTIONALITEIT VAN HET GEBIT STAAT CENTRAAL

Een mogelijk nog belangrijker verschil dan de anatomische
verschillen bij het behandelen van tandheelkundige
problemen bij de mens of het dier, is de functionaliteit van
het gebit. Dat de hoektandfractuur wordt hersteld bij een
(waardevolle) vier jaar oude politiehond spreekt voor zich.
Zonder goed functionerende hoektanden kan die hond
immers zijn werk niet goed uitvoeren: deze werkhond zou
in dat geval worden afgekeurd voor gebruik (afbeelding 4 en
5). Of dezelfde ingreep ook voor zich spreekt voor de dertien
jaar oude foxterriër die mogelijk nog slechts een aantal jaren
te leven heeft als gezelschapshond en bovendien een

-ocr page 466-

m

fhi

Afbeelding 7. Parodontologische problematiek bij het paard vereist onder-
zoek. diagnostiek en behandeling van de dierenarts.

hartafwijking heeft, is de vraag. Deze hond heeft de hoek-
tand niet echt nodig. Een endodontische behandeling brengt
net als het uitvoeren van een extractie van die tand (uitslui-
tend onder een anesthesie mogelijk) een verhoogd risico
met zich mee vanwege het bestaande hartprobleem. In dit
geval is goede diagnostiek noodzakelijk om de eigenaar van
de hond een verantwoorde behandeling en prognose aan te
bieden. De ervaring leert dat de traumatisch veroorzaakte
pulpa-expositie bij een oude hond (acht jaar of ouder) zelden
gepaard gaat met ernstige apicale reacties. De pulpa trekt
zich na de fractuur direct terug, sterft af en het op deze
leeftijd zeer nauwe kanaal veroorzaakt mogelijk geen
ernstige apicale reacties (Van Foreest, persoonlijke ervaring:
Er is mij geen onderzoek bekend van apicale reacties bij de
oudere hond met een (onlangs) afgebroken hoektand). Dit
gegeven kan aanleiding zijn om bij deze patiënt een
afwachtende houding aan te nemen. Een endodontische
behandeling heeft natuurlijk de voorkeur Röntgenfoto\'s
kunnen gegevens opleveren die de keuze voor behandelen
bevestigen. Eventueel te verwachten complicaties (ver-
kleuringen, zwellingen) kunnen aan de eigenaar worden
aangegeven en er kan worden volstaan met een jaarlijkse
klinische controle van de tand als de hond zich toch voor de
revaccinatie aandient. Indien er complicaties ontstaan in de
vorm van periapicale reacties biedt een antibiotica-injectie
binnen 24 uur soelaas en kan er alsnog een tandheelkundige
behandeling worden ingesteld.

Bij showhonden is de aanwezigheid van een volledige
dentitie belangrijk. Daarbij bestaat dus ook een functio-
nele reden om gebitsafwijkingen tandheelkundig opti-
maal te behandelen.

Maar het gaat niet alleen om de functionaliteit. Ieder
dier heeft tanden en kiezen die optimaal moeten kunnen
functioneren om in leven te blijven. Het gedomesticeerde
gezelschapsdier wordt door de mens verzorgd en gevoed.
De mens verzorgt zijn eigen gebit, maar draagt ook zorg
voor het behoud van een gezond gebit van zijn huisdier.
De gebitsverzorging thuis, onder andere door het tanden-
poetsen en het verstrekken van kauwmogelijkheden, is
van groot belang. Het behandelen, maar vooral het voorko-
men van ernstige parodontale aandoeningen (stank, pijn,
uitzaaiing van bacteriën) (afbeelding 6), is noodzakelijk
evenals het adequaat laten behandelen van tandheel-
kundige afwijkingen. Ook bij paarden is gebitsinspectie en
gebitsverzorging van groot belang (afbeelding 7) (8).

KOSTEN BEPALEN DE MOGELIJKHEDEN

Een derde belangrijk verschil tussen een tandheelkundige
behandeling bij een mens of bij een dier is het kostenaspect.
Dit hangt vanzelfsprekend sterk samen met de besproken
functionaliteit. Voeding speelt daarbij eveneens een
belangrijke, zo niet beslissende rol. Honden en katten die
\'onder huishoudelijke omstandigheden\' worden gehouden,
krijgen hun dagelijkse kost keurig opgediend: de bekende
hapklare brok. De veelgestelde vraag na het verwijderen
van alle gebitselementen bij een kat: "Hoe moet dat nou
met het eten?", kan eenvoudig worden beantwoord met:
"Geen enkel probleem." Een kleine studie van het eetgedrag
van de hond leert ons dat de gevulde etensbak binnen de
kortste keren leeg is via het \'hap-slik-weg\'-principe. De
tanden zijn daarvoor niet noodzakelijk. Katten hebben ooit
eetmanieren geleerd en doen dat wat beschaafder, maar
volgens hetzelfde principe. Katten kunnen zonder hun
tanden en kiezen het favoriete muis- en vogeldessert
weliswaar slecht behappen, maar dat is nauwelijks een
handicap te noemen. Het herstellen van tandheelkundige
problemen kan op een eenvoudige wijze worden opgelost
door een gebitselement te verwijderen als dat noodzakehjk
is. Een \'dure\' wortelkanaalbehandeling (drie wortels bij een
grote vierde premolaar) kan in het algemeen zonder
bezwaar worden vervangen door extractie.

De benadering van de tandheelkundige behandeling bij
werkhonden (politie-, verdediging-, bewaking-, speur- of
jachthonden) of showhonden is anders.

Afbeelding 8. De tandvleeswoekeringen bij deze kat, vindt u die herken-
baar? Uitgebreid parodontologisch en pathologisch onderzoek is nood
zakelijk voor diagnostiek, prognose en behandeling.

-ocr page 467-

werkgroep veterinaire tandheelkunde

(wvt)

Ongeveer dertig enthousiaste, praktiserende dieren-
artsen hebben zich gedurende een aantal jaren
nadrukkelijk verdiept in de veterinaire tandheel-
kunde en hebben zich het behandelen van tandheel-
kundige patiënten eigengemaakt. Als deze kennis en
kunde bij een dierenarts aanwezig is en binnen de
praktijk optimaal tandheelkundige behandelingen
kunnen worden uitgevoerd, kan een lidmaatschap
van de
wvt worden aangevraagd. De werkgroepsle-
den beslissen vervolgens over de toelating.

Sinds 2001 komen de leden vijfmaal per jaar samen in
de Werkgroep Veterinaire Tandheelkunde om ervarin-
gen uit te wisselen, \'case-reports\' te bespreken en
(verplichte) voordrachten te houden. Hoewel de leden
van de werkgroep geen erkende specialisten zijn,
willen zij voor andere dierenartsen een collega zijn om
naar te verwijzen of om informatie of advies te vragen.
Op de website www.werkgroepveterinairetandheel-
kunde.nl is meer informatie te vinden over deze groep.
Tevens biedt de site de mogelijkheid werkgroepsleden
bij u in de buurt te vinden en zonodig te benaderen.

Bij het voorstellen van een tandheelkundige behandeling
is het belangrijk dat er sprake is van een juiste voorlich-
ting aan de eigenaar van de patiënt over de mogelijkheden,
de noodzaak en de ermee gepaard gaande kosten.

verwijzingen naar tandheelkundige

dierenartsen

Naast de veterinaire tandheelkundige ontwikkeling, de
functionaliteit van het gebit en het kostenaspect zijn er
andere overwegingen die van belang zijn in dit kader. Is er
sprake van pijn bij de patiënt? Zijn de dierenarts en de
eigenaar gemotiveerd om tot een tandheelkundige
behandeling over te gaan? Zijn er zinvolle behandelings-
mogelijkheden?

De Nederlandse dierenarts kan zich tegenwoordig niet
meer verschuilen achter uitdrukkingen als: "We wachten
wel even af", "Dat komt de volgende keer wel", "Het zal wel
goed gaan" of "Nee, dat soort behandelingen zijn niet nodig."
Integendeel, er zijn in Nederland voldoende mogelijkheden
om de juiste tandheelkundige behandelingen te laten
uitvoeren. 24 jaar na het genoemde gastcollege aan de
Universiteit Utrecht in 1984 is de belangstelling voor
tandheelkundige behandelingen bij dieren enorm toegeno-
men en blijkt in 2008 het moment daar te zijn dat iedere
zichzelf respecterende dierenarts niet alleen aandacht kan,
maar ook móet geven aan deze tak van de diergeneeskunde.

De veterinaire tandheelkundige werkgroep (Werkgroep
Veterinaire Tandheelkunde,
wvt) probeert de belangstelling
voor tandheelkunde te ontwikkelen en de Nederlandse
dierenarts aan te moedigen om de volle aandacht te schen-
ken aan één van de meest voorkomende patiënten in de
dierenartsenpraktijk: de hond, de kat of het knaagdier met
gebitsproblematiek. Hiertoe organiseert de
wvt elk jaar een
symposium voor dierenartsen geïnteresseerd in tandheel-
kunde bij gezelschapsdieren. Twee boeken van de auteur
voorzien in de mogelijkheid om in de Nederlandse taal
tandheelkundige kennis en kunde te ontwikkelen (9, ro).
Het herkennen van gebitsproblemen (afbeelding 8 en 9) is
voor iedere practicus van groot belang zodat hij of zij deze
patiënten zonodig kan verwijzen naar een collega met
ervaring in het behandelen van gebitspatiënten (11,12).
Enkele nieuwere studieboeken zijn aan te bevelen (r4).
Theoretische en praktische basis- en vervolgcursussen in
Nederland werden sinds 1990 verzorgd door het Post

Academische Onderwijs Diergeneeskunde en worden thans
voortgezet via andere kanalen, waaronder
auv-Instruvet,
Cuyk; Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld (dierenarts-
assistenten) en Denijseducatie. De aandacht voor het gebit
van het paard met alle veelvoorkomende tandheelkundige
problemen is eveneens aan een inhaalrace bezig (8).
Dit betekent dat er in Nederland geen enkele reden meer is
om tandheelkundige behandelingen uit te laten voeren bij
de tandarts. Wettelijk is het trouwens niet toegestaan dat
een tandarts, of die nu een buurman of vriend is van de
praktiserende dierenarts of niet, tandheelkundige hande-
lingen uitvoert bij dieren (r3). Er zijn voldoende dierenart-
sen die in hun praktijk tandheelkundige apparatuur
voorradig hebben waarmee ze ingrepen kunnen uitvoeren

activiteiten paardentandheelkunde

Sinds enkele jaren komen dierenartsen die zich
intensief bezighouden met de tandheelkunde bij het
paard, samen. Er zijn voor praktiserende dierenartsen
een aantal succesvolle cursussen \'Gebitsbehandeling
Paard\' georganiseerd. Een aantal van hen, dierenartsen
werkzaam in paardenklinieken, hebben gezamenlijk
een inventarisatie uitgevoerd naar het voorkomen van
gebitsafwijkingen bij het paard in Nederland. Dit
onderzoek heeft geleid tot een belangrijke publicatie in
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde (8). Er zijn plannen
om een werkgroep gebitsbehandeling paard op te
richten. Dierenartsen die hierin geïnteresseerd zijn,
kunnen hun belangstelling voor deelname aanmelden
bij een van de auteurs van bovengenoemd artikel.

-ocr page 468-

bij honden en katten. Eigenaren waarderen de verwijzing
van hond, kat, konijn of knaagdier naar een dierenarts met
meer kennis op het gebied van tandheelkunde. Verwijzen
naar deze collega\'s is een belangrijk onderdeel van
gvp
(Good Veterinary Practice).

UPDATE 2008
Bestuderen van de hedendaagse Hteratuur, lidmaatschap
van de EVDS en het lezen van
The Journal of Veterinary
Dentistry
kunnen bijdragen aan verdere ontwikkeling van
de interesse in en de motivatie voor dit onderdeel van de
diergeneeskunde (14).

Deze update in de veterinaire tandheelkunde anno
2008 is bedoeld om aan te geven dat tandheelkundige
behandelingen bij onze huisdieren in het pakket van de
dierenarts thuishoren en bijdragen aan het verbeteren van
het welzijn van honden, katten, paarden, knaagdieren en
konijnen, als mede van de niet-gedomesticeerde dieren
waarbij diergeneeskundige hulp wordt gevraagd.

- Rabbit and Rodent Dentistry Handbook. Vittorio Capello, Angela M.
Lennox (Editor), Margherita Gracis. Zoological Education Network
(January 2005).

-Veterinary Dentistry for the General Practitioner. Cecilia Gorrel.
Elsevier Science Health Science div (April 2004).
-Small Animal Dental Equipment, Materials, and Techniques. Jan
Bellows. Blackwell Pub Professional (August 2004).

- Manual of Equine Dentistry. Tom Allen, Christine King, Dawn
Sperry-Allen. Elsevier Science Health Science div (June 2003).

- Equine Dentistry by Baker and Easley. W.B. Saunders (2003).

b) evds = European Veterinary Dentistry Society (info www.evds.info
of via wvt).

c) The Journal of Veterinary Dentistry (an international journal for the
study of veterinary dentistry; uitgave van de avds = American
Veterinary Dental Society) verschijnt vier maal per jaar (www.
avds-online.org).

15. Van Eoreest A en Tijssens M. Resultaten van adhesief gecementeerde
metalen kronen op getraumatiseerde hoektanden bij werkhonden.
Veterinaire Tandheelkunde nr. 26. Tijdschr Diergeneeskd 2007; deel
132 (5): 156-162.

LITERATUUR

1. Eisenmenger E und Zetner K. Tierärztliche Zahnheilkunde. Paul Parey

Verlag, Beriin, 1982.

2. Fahrenkrug P Handbuch der Zahnbehandlung in der Kleintierpraxis.
Albrecht, Aulendorf, 1985.

3. Harvey CE. Veterinary Dentistry. Saunders Company, Philadelphia,
1985.

4. Tholen MA. Concepts in Veterinary Dentistry. Vet Med Publ Company,
Edwardsville, 1983.

5. Foreest JD van. Verwijderen snavelsteen taboe? In: Tien jaar
Inspectand 1992 -2002. Uitgave: Berichten van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg in het Nederiands Tandartsenblad. Den Haag,
januari 2003; 10.

6. Masson E et al. Apical root canal anatomy in the dog. Endodontics and
Dental Traumatology 1992; 8:109.

7. Hennet PR and Harvey CE. Root canal anatomy in the cat. In:
Proceedings of the Veterinary Dental Forum, New Orleans, 1991.
Apical root canal anatomy of canine teeth in cats. Am J Vet Res. 1996;
57(11): 1545-1548.

8. Peters JWE et al. De prevalentie van gebitsafwijkingen bij 483 paarden
en pony\'s. Tijdschr Diergeneeskd 2008; 133: 272-278.

9. Foreest AW van. Tandheelkunde bij gezelschapsdieren. Elsevier
Gezondheidszorg, Maarssen, 1999.

10. Foreest AW van. Gebitsreiniging bij gezelschapsdieren. Elsevier
Gezondheidszorg, Maarssen, 2003.

11. Verstraete FJM. Self Assessment Colour Review of Veterinary
Dentistry. Manson Publishing, London, 1999. (ISBN: 1-874545-93-6).

12. Foreest AW van. De diagnostiek van de meest voorkomende
afwijkingen van de harde tandweefsels bij hond en kat. Diergenees-
kundig Memorandum; januari 2007.

13. Foreest AW van en Foreest JD van. Dieren naar de dierenarts, mensen
naar de tandarts. Tijdschr Diergeneeskd. 2002; 127:362-65; Nederlands
Tandartsenblad. 2002; 57:428-31.

14. a) Er verschijnt regelmatig nieuwe literatuur op het gebied van de
tandheelkunde bij dieren (vanaf 2000):

- Small Animal Dentistry. Cedric Tutt. Blackwell Pub Professional
(December 2006).

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 469-

RISICO\'S REDUCEREN BEGINT MET
TOEKOMSTGERICHT VACCINEREN

Ki*:].;:

N,EUV«: Nob-vac Tricat ^ ^

3 jaar immuniteitsduur tege^ka«e

IS

ws voor katten die alles uit hun
vernieuwde Nobivac® vaccinree
en geregistreerde imnnuniteitsdi
enziekte én rabiës. Deze lanae

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

www.intervet.nl

-ocr page 470-

B

BackHome BioTec®
Onbreekbaar en weefselvriendelijk

□pMmale biocampaHbili^ei^
20% lichter dan een glazen transponder
Onbreekbaar, en dus veiliger
Geschikt voor alle diersoorten

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transpondi
geniet de voorkeur

Gelukkig zijn steeds meer dierenartsen overtuigd: een klein verschil in prijs ka
geen reden zijn om te kiezen voor een omhulsel van het breekbare bioglas a
door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschikbaar is. Uw cliënte
willen, voor een gering prijsverschil, ook geen onnodig risico lopen als u ;
voor de keuze zou stellen. Het omhulsel van BackHome BioTec transponders
gemaakt van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar mai
ook het meest weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar i
Onderzoeken In het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden* hebbe
de voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.
Daarom: glas in de glasbak - niet in de patiënt!

BackHome BioTec: de onbreekbare doorbraak

•Dafa on file

BackHome^

« • — ® y

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

-ocr page 471-

Doorgeprikt

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een klassieker uit de dierenartsen-
praktijk: de dierenarts ziet dat een
bepaalde behandeling vrij acuut
noodzakelijk is, maar de eigenaar
heeft daar een ander idee over. Die
wil of helemaal niet behandelen,
of hij heeft op internet geneusd en
daar een heel ander idee opgedaan
over de juiste behandeling. Wat is
belangrijker voor een dierenarts?
Communicatieve of diergenees-
kundige vaardigheden?

cavia anorexia

Flipje de cavia is in hongerstaking
gegaan. Hij kauwt moeilijk, heeft een
verminderde eetlust en verliest (dus)
ook gewicht. De eigen dierenarts
maakt een röntgenfoto om te kijken
wat de oorzaak hiervan kan zijn, maar
vindt geen middenoorontsteking of
gebitsproblemen. Als waarschijnlijk-
heidsdiagnose houdt hij het daarom
maar op een abces of een andere
ontsteking ergens in de keelholte,
waarvoor de cavia Baytril krijgt. De
eigenaar zelf doktert gezellig mee met
spuitjes Nutrilon Soya, Critical care,
Lactobacillus /jj/ïc/us-preparaten, en
vezelrijke voeding. Een paar uur na
het bezoek aan de dierenarts ziet de
eigenaar trommelzucht bij de cavia.
Ze weet dat dit spoedeisend is en gaat
daarom niet naar haar eigen dieren-
arts, maar naar een praktijk die
dichterbij zit.

spuiten en slikken

De eigenaar zal de waarnemer wel
even bijpraten over de diergenees-
kunde; de cavia heeft volgens haar
oorontsteking en nu dus trommel-
zucht, waarvoor het dier medicijnen
moet hebben, meer specifiek
Motiliumsiroop. De dierenarts denkt
daar echter anders over: de producten
die de eigenaar allemaal in de cavia
heeft gepropt, zijn niet echt bevorder-
lijk voor de gezondheid van het dier,
bovendien heeft toediening met een
spuitje geleid tot verslikpneumonie en
ophoping van gas in het maagdarm-
kanaal. De buik is alarmerend dik, de
tong en lippen zijn blauw, en de
waargenomen ademhalingsgeluiden
horen niet thuis in een cavia. Als
eerste moet die maag leeg, en snel. De
eigenaar vindt dat er een röntgenfoto
of een echo moet worden gemaakt en
dat een behandeling met siroop en
pillen noodzakelijk is, maar de
dierenarts maakt zijn eigen keuze.
Flipje krijgt Primperid en een sonde
om de maag te ontdoen van lucht en
andere ongewenste inhoud. De maag
raakt daarmee 20 cc aan inhoud kwijt,
maar Flipje stikt er bijna in. Door de
sonde (een urinekatheter voor honden,
Rush 2,5 mm no. 3) krijgt hij het zo
benauwd dat de dierenarts het legen
van de maag moet staken. De trommel-
zucht zet echter door en de dierenarts
heeft geen andere keuze dan de maag
aan twee kanten aan te prikken om te
redden wat er te redden valt. De
punctie loost nog eens 80 tot roo cc en
de tweede keer nog 50 cc aan lucht. De
behandeling lijkt te hebben geholpen,
maar omdat een verslikpneumonie
nog wel eens wil recidiveren, adviseert
de dierenarts de cavia onder toezicht
in de praktijk te laten en aan het eind
van de middag pas weer op te halen.
De eigenaar weigert dat en haalt de
cavia vrijwel direct na de ingreep op.
Een uur later is de cavia dood.

caviacollege

Het Tuchtcollege krijgt ter zitting een
uitgebreide lezing van de eigenaar
over het wel en wee van cavia\'s. De
eigenaar heeft op internet van alles
gelezen over caviamagen en is ervan
overtuigd dat de dierenarts er hele-
maal naast heeft gezeten met onder-
zoek, diagnose en behandeling. Zo
komt trommelzucht bij cavia\'s
volgens de eigenaar zelden voor en is
de cavia overleden omdat de dieren-
arts per ongeluk in de darmen heeft
geprikt in plaats van in de maag. En in
de darmen zitten bacteriën en die zijn
slecht voor cavia\'s. Helaas is niet meer
te bevestigen waaraan de cavia precies
is bezweken (en of hij zonder deze
behandeling nog zou hebben geleefd),
want op internet werd blijkbaar niet
aanbevolen om sectie te laten
verrichten, dus dat heeft de eigenaar
achterwege gelaten. Dat beperkt de
zaak tot de vraag of de dierenarts er
juist aan heeft gedaan om zonder
langdurig overleg en zonder röntgen-
foto of echo over te gaan tot een
maagpunctie.

De lezing van de eigenaar heeft
niet helemaal het gewenste effect.
Volgens het Tuchtcollege komen
zowel maagtympanie als caecumtym-
panie wel degelijk voor bij cavia\'s en
staat het vast dat Flipje alarmerend
ernstige verschijnselen daarvan
vertoonde, dus in nood verkeerde. De
prognose van deze aandoeningen is
bijzonder slecht en in zo\'n nood-
situatie is therapie met medicijnen
beslist onvoldoende. Veterinair is het
dan niet onjuist om eerst een maag-
sonde te proberen en bij onvoldoende
resultaat of acute benauwdheid een
maagpunctie uit te voeren. Heel
expliciet wordt het uiteraard niet
geformuleerd, maar de wens van de
eigenaar wordt bij dit dier in nood
ondergeschikt gemaakt aan het
welzijn van het dier. Het is alleen
jammer dat het dier zelf daar niet echt
van heeft kunnen genieten.

Mocht u om tuchtzaken te
voorkomen zich liever conformeren
aan internet dan aan het tuchtcollege,
dan moet u voor u zich van de ware
cavialiefhebber met cavia\'s mag
bemoeien, eerst de website users.
telenet.be/marumoto/ziek4a.html
hebben bezocht.

-ocr page 472-

HenkKuijk, Marien Jansen, Véronique
Moulin en Birgit Makoschey

De eerste zes maanden van blauw
tongvaccinatie in Nederland zijn
achter de rug. In het voorjaar van dit
jaar meldden veterinairfarmaceu-
tische bedrijven, dat ze erin geslaagd
waren binnen twee jaar na de eerste
uitbraak van blauwtong serotype 8
een geïnactiveerd vaccin te ontwik
kelen en indien gewenst voldoende
hoeveelheden konden produceren
voor vaccinatie op grote schaal. De
vaccinatiecampagne werd uiteinde
lijk mogelijk nadat het door de
Nederlandse overheid ingediende
vaccinatieplan door de Europese
Commissie was goedgekeurd. In
totaal heeft de overheid 7 miljoen
doseringen Bovilis®
btv8 (Intervet
Schering-Plough) besteld en de
vaccinatie van alle voor blauwtong
gevoelige dieren geadviseerd. Begin
oktober 2008 was naar schatting
meer dan 90 procent van de runde-
ren beschermd en meer dan
75 procent van de schapen.

Op basis van het lage aantal en de aard
van de tot heden gemelde vermeende
bijwerkingen mag het vaccin als veilig
worden beschouwd. Vergeleken met
de twee voorafgaande jaren zijn er tot
op heden in 2008 weinig uitbraken
van blauwtong vastgesteld in Neder-
land. Voor zover bekend betroffen
deze uitbraken waar het blauwtong-
virus serotype 8 betrof, op een enkele
uitzondering na niet of onvolledig
geënte dieren. De vroegtijdige start
van de vaccinatie (vlak na het einde
van de knuttenvrije periode) en de
zeer goede samenwerking tussen alle
betrokkenen bij de vaccinatiecam-
pagne heeft ervoor gezorgd dat in
Nederland massale blauwtonguitbra-
ken in 2008 uitbleven. De vaccinatie-
campagne mag dan ook als succesvol
worden aangemerkt.

uitbraak van blauwtong in
nederland

In de zomer van 2006 werd Nederland
opgeschrikt door een toen nog in ons
land onbekende ziekte bij herkauwers:
blauwtong. Al snel werd duidelijk dat
de uitbraak voor enorme problemen
zorgde. Via knutten verspreidde het
virus zich met grote snelheid binnen
de volledig gevoelige veestapel in
Nederland en in de omringende
landen. Eind 2006 hoopten niet alleen
fans van de Elfstedentocht op een
strenge winter. Sommige experts
waren voorzichtig optimistisch dat de
ziekte tijdens de winter vanzelf weer
zou verdwijnen. Intussen is gebleken
dat deze hoop onterecht was. In 2007
kwam de ziekte terug en wel vele
malen heviger dan in het eerste jaar
(zie afbeelding i) (1,3). De sterfte
onder schapen was hoog. Zieke koeien
gaven minder melk en ook vrucht-
baarheidsproblemen hoorden bij het
ziektebeeld. De totale economische
schade wordt geschat op meer dan 45
miljoen euro. Recent onderzoek heeft
aangetoond dat kalveren transplacen-
taal met het blauwtongvirus geïnfec-
teerd kunnen raken (2,5). Hierdoor is
het virus in staat in een lange en
strenge winter te overleven. Het is nu
duidelijk dat blauwtong in Nederland
alleen door vaccinatie onder controle
is te krijgen.

Vaccinatie tegen blauwtong
serotype 8 in Nederland

Afbeelding i. Uitbraken blauwtong serotype 8 (20 kilometerzone) status 16 oktober 2007 (a) en
16 oktober 2008 (b), schapenbedrijven in het rood, rundveebedrijven in paars.

van uitbraak tot vaccin

In een situatie waarin het nog volledig
onzeker was of de overheden in de
verschillende landen in Noord-Europa
tot vaccinatie tegen blauwtong
zouden overgaan, zijn verschillende
veterinairfarmaceutische bedrijven
aan de slag gegaan met het ontwikke-
len van een vaccin tegen blauwtong-
virusserotype 8. Vanwege uitbraken
met andere serotypes rond de Middel-
landse Zee was er al enige ervaring
met vaccinatie tegen blauwtong. De
bevindingen met geïnactiveerde
vaccins tegen verschillende serotypes
waren doorgaans positief

Mede om deze redenen werd bij het
ontwikkelen van een vaccin voor
blauwtong serotype 8 gekozen voor
een geïnactiveerd vaccin.

De eigenschappen van een geïnac-
tiveerd vaccin worden bepaald door
een aantal kenmerken, te weten de
stam van het vaccinvirus, de hoeveel-
heid antigeen per dosering en ten
slotte het adjuvans. In het geval van
het in Nederland toegepaste blauw-

-ocr page 473-

tongvaccin is het virus geïsoleerd uit
een op natuurlijke wijze met blauw-
tongvirus besmette Nederlandse koe.
Om de optimale hoeveelheid antigeen
te bepalen, werden schapen geënt met
getrapte doseringen van het vaccin en
vervolgens in het laboratorium
geïnfecteerd. De drie geteste doserin-
gen (looo, 500 en 250 units) bleken
allemaal even effectief. Uit kwaliteits-
overwegingen werd de antigeen-
concentratie vastgelegd op 500 units
per dosering. Ook aan de selectie van
het adjuvans lagen infectiestudies bij
schapen ten grondslag. We kozen voor
een combinatie van saponine en
aluminiumhydroxide. Over dit
adjuvans is reeds veel kennis en
ervaring beschikbaar, omdat het ook
wordt toegepast in het meest gebruik-
te Europese vaccin tegen ademhalings-
infecties bij kalveren.

de vaccinatiecampagne

In het voorjaar van 2008 heeft de
Nederlandse overheid bij de Europese
Commissie een vaccinatieplan
ingediend voor vaccinatie in 2008. Op
basis van de overlegde gegevens met
betrekking tot veiHgheid en werk-
zaamheid van het vaccin werd
gekozen voor het vaccin Bovilis®
btv8
(Intervet/Schering-Plough Animal
Health). De overheid bestelde vervol-
gens zes miljoen doses (en later in het
jaar werden nog één miljoen doses
bijbesteld).

De Nederlandse vaccinatiecam-
pagne geschiedt op vrijwillige basis.
De overheid adviseert alle voor
blauwtong gevoelige dieren (onder
andere herkauwers en kameel-
achtigen) te vaccineren. Het vaccin
wordt kosteloos verstrekt en dier-
houders komen in aanmerking voor
subsidie voor de kosten die voor de
toediening van het vaccin worden
gemaakt. Het vaccin moet bij runde-
ren tweemaal en bij schapen éénmaal
worden toegediend om bescherming
te bieden en de vaccinatie moet
jaarlijks worden herhaald om blijven-
de bescherming tegen blauwtong te
garanderen.

De vaccinatiecampagne ging op
7 mei jongstleden van start in aan-
wezigheid van minister Verburg en

■ Sterfte

■ Vruchtbaarheid

■ Mastitis

■ Productiedaling

■ BTV

■ Kreupelheid

□ anderen

duurt officieel nog tot 31 december
2008. Een definitieve schatting van
het percentage gevaccineerde dieren is
pas mogelijk nadat alle vaccinatie-
verklaringen zijn ingestuurd. Volgens
een onderzoek door het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit in samenwerking met de
gd was
begin oktober 2008 naar schatting
91,1 tot 95,3 procent van de runderen
beschermd en 77,8 tot 82,6 procent
van de schapen. Deze percentages zijn
een combinatie van bescherming
veroorzaakt door natuurlijke infectie
en door de doorgevoerde vaccinatie.
Uit persoonlijke gesprekken met
veehouders en dierenartsen kregen de
auteurs van dit artikel de indruk dat in
het begin van de vaccinatiecampagne
meer werd gevaccineerd in gebieden
die in 2006 en 2007 het zwaarst
getroffen waren, dan in gebieden waar
blauwtong in de voorafgaande jaren
nauwelijks schade had veroorzaakt.

weinig meldingen van

vermeende bifwerkingen

Het in relatie met het grote aantal
vaccinaties lage aantal (circa twee-
honderd) tot heden gemelde vermeen-
de bijwerkingen van de vaccinatie en
de aard daarvan tonen aan dat het
vaccin en de vaccinatie geen buiten-
gewoon risico met zich meebrengen,
boven dat wat met iedere vaccinatie is
te verwachten. De aard van de
meldingen was zeer divers en varieer-
de van sterfte van dieren tot pijnreac-
tie bij een dwerggeit (afbeelding 2). De
meerderheid van de meldingen betrof
runderen (86 procent). Het aantal
meldingen voor schapen en geiten
(voornamelijk dwerggeiten) was
vergelijkbaar en verder was er één
melding over een jak en één over een
alpaca.

Het aantal meldingen per week
varieerde van drie in de eerste week
van de campagne, via een top van
veertig in de zesde week van de
campagne tot een per week in begin
oktober. Dit weerspiegelt het aantal
gebruikte doseringen in de betref-
fende periode.

Alle bij de fabrikant binnenge-
komen meldingen werden zorgvuldig
gedocumenteerd en geëvalueerd.
Conform de wettelijke voorschriften
worden de meldingen doorgegeven
aan de overheid (Bureau Diergenees-
middelen). Waar nodig werd nader
onderzoek ingesteld. Op 75 procent
van de gestorven dieren werd sectie
verricht, waarbij in de meerderheid
duidelijke doodsoorzaken werden
gevonden die niet vaccingerelateerd
waren, zoals virale of bacteriêle
infectieziektes. Bij de overige gevallen
kon geen verklaarbare aanwijzing
voor een verband met het vaccin

Afbeelding 2. Onderverdeling op hoofdsymptoom van de gemelde vermeende bijwerkingen.

-ocr page 474-

worden gevonden, maar bleef de
doodsoorzaak onduidelijk (zie
afbeelding 2). Ook bij verwerpen/
opbreken/vroeggeboortes leverde
aanvullend onderzoek vaak een
duidelijke bedrijfsdiagnose op, zoals
een infectieziekte (Neospora) of
vitamine E/selenium tekorten.
Bovendien bleef het gemelde aantal
abortussen en verwerpers binnen het
aantal wat als normaal mag worden
beschouwd voor de tijd van het jaar
Van de meldingen van vermeende
blauwtongverschijnselen na vaccina-
tie werd enkel bij één verwerper
negen dagen na vaccinatie door
middel van
pcr besmetting met btv8
aangetoond. Dit was in een gebied
waar op dat moment uitbraken
werden waargenomen op niet
gevaccineerde bedrijven. De verwer-
per was vermoedelijk al tijdens de
vaccinatie of zeer kort daarna besmet
geraakt. De gemelde productiedalin-
gen waren overwegend van voorbij-
gaande aard en in de meeste gevallen
trok de productie na zeven tot tien
dagen weer aan. In de categorie
\'overig\' zijn onder andere onderge-
bracht: traanogen na vaccinatie en
individueel zieke koeien, schapen en
geiten. Ook werden in een aantal
gevallen bij dwerggeiten voorbijgaan-
de pijnreacties gemeld.
Samengevat kan worden gesteld dat
praktiserende dierenartsen vermeende
bijwerkingen op correcte wijze
hebben gemeld en dat het vaccin en de
vaccinatie geen buitengewoon risico
met zich meebrengen.

het vaccin werkt

In het vaccinatieplan van de overheid
zijn drie doelstellingen vastgelegd:

1. Beperking van het aantal
klinisch zieke dieren;

2. Beperking van de economische
en financiële schade;

3. Geografische beheersing
(inperking) van het blauwtong-
virusserotype 8.

Op basis van de status in oktober 2008
kunnen alle drie de doelen als behaald
worden beschouwd, zij het dat de
geografische beheersing buiten
Nederland niet volledig geslaagd is. In
2008 is de
btv8 besmetting verder

verspreid naar onder andere Zweden,
Hongarije en Spanje.

Er werden in Nederland tot
16 oktober 2008 slechts 53 besmettin-
gen gemeld (26 op rundveebedrijven
en 27 bij schapen) (zie afbeelding ib).
Dit is een enorme reductie ten
opzichte van de voorgaande jaren.
Bovendien betreffen de uitbraken voor
zover bekend op een enkele uitzonde-
ring na bedrijven die niet waren geënt
of waar de enting minder dan drie
weken voor de besmetting plaats had
gevonden en de immuniteit dus nog
niet volledig was ontwikkeld.

Uit onderzoek kan afgeleid worden
dat ongeveer 60 procent van de
Nederlandse veestapel in 2006 en/of
2007 in aanraking is geweest met het
heersende blauwtongvirus en in het
vervolg mogelijk beschermd was
tegen herinfectie (
lnv, 2008). De
overige 40 procent zou zonder
vaccinatie echter volledig gevoelig
zijn geweest. Deze naïeve dieren
komen deels van bedrijven die niet
eerder besmet waren. In de Nederland-
se situatie wordt jaarlijks tussen de
25 procent en 30 procent van de
veestapel vervangen. Op bedrijven die
een infectie met blauwtong achter de
rug hebben, mag dan ook worden
verondersteld dat in 2008 zonder
vaccinatie weer een naïeve populatie
van aanzienlijke grootte aanwezig zou
zijn geweest. Het is daarom aanneme-
lijk dat de sterke reductie van uit-
braken te danken is aan de spoedige
en massale vaccinatie. Vergelijkbaar
goede resultaten van de vaccinatie-
campagne worden uit Engeland
bericht, waar hetzelfde vaccin
gebruikt is als in Nederland. Tot op
heden is in Engeland het blauwtong-
virus alleen maar aangetroffen bij
geïmporteerde dieren. Ook de
Belgische vaccinatiecampagne blijkt
succesvol te verlopen. In tegenstelling
hiermee worden in Frankrijk ook dit
jaar weer zeer veel uitbraken van
blauwtong serotype 8 geconstateerd,
vooral in het zuiden. Dit is mogelijk te
wijten aan het feit dat de vaccinatie-
campagne in Frankrijk veel later op
gang kwam dan in Nederland en
Engeland en dat juist in het noorden
vaccinatie prioriteit kreeg. De combi-
natie van voor knutten gunstige
weersomstandigheden en een vaccina-
tiedekking van slechts 20 a 30 procent
in het zuiden van Frankrijk, kwam de
verspreiding van het virus zeer ten
gunste.

Juist in dit perspectief mag nog
eens worden benadrukt dat het
uitblijven van massale blauwtong-
uitbraken in Nederland in 2008 te
danken is aan de zeer goede samen-
werking tussen alle betrokkenen bij
de vaccinatiecampagne: overheid,
vaccinproducent,
gd, dierenarts en
veehouder. De campagne wordt dan
ook algemeen als zeer geslaagd
beoordeeld.

-ocr page 475-

dankwoord

De auteurs zijn speciale dank ver-
schuldigd aan:

- Alle practici en veehouders, voor
het continu verstrekken van
\'feed-hack\' over de situatie in het
veld en de specifieke omstandig-
heden op de bedrijven;

- Linda van Wuijckhuise-Sjouke
(gd) en Daan Dercksen (gd), voor
hun deskundige ondersteuning
gedurende alle fases van de
campagne en Piet Vellema (
gd)
voor zijn inbreng in het gehele
artikel. De toelichtingen van de
pathologen Jan Vos (
gd) en Klaas
Peperkamp (
gd) op sectie-uitslagen
waarderen wij zeer;

- Ton Kamphuis (bbd) voor zijn
input bij het gedeelte over ver-
meende bijwerkingen;

- Arco van der Spek (vwa) voor het
beschikbaar stellen van het
beeldmateriaal gebruikt in
afbeelding r;

- Carian Posthumus-Meijjes (lnv),
voor haar medewerking aan het tot
stand komen van het artikel en
tevens voor haar inbreng in het
gehele artikel.

referenties

1. Backx,A., Heutink,C.G., van Rooij,E.M.van
Rijn.P.A., 2007. Clinical signs of bluetongue
virus serotype 8 infection in sheep and goats.
Vet. Rec. t6t, 59r-592.

2. De Clercq.K., Vandenbussche,F.,
Vandemeulebroucke,E., Vanbinst.T, De,L,
I,
Verheyden,B., Goris,N., Mintiens,K., Meroc.E.,

Herr,C., Hooybergs,]., Houdart,R, Sustronck,B.,
De Deken.R., Maquet,G., Bughin,|.,
Saulmont,M., Lebrun.M., Bertels,G.Miry,C.,
2008. Transplacental bluetongue infection
in cattle. Vet. Rec. 162,564.

3. Elbers,A.R., Backx,A., Meroc,E., Gerbier,G.,
Staubach,C., Hendrickx,G., van
der,S.A.Mintiens,K., 2008. Field observations
during the bluetongue serotype 8 epidemic
in 20061. Detection of first outbreaks and
clinical signs in sheep and cattle in Belgium,
France and the Netherlands. Prev. Vet. Med.
87, 21-30.

4. LNV, 2008. Bluetongue vaccinatie. Informa-
tiefolder uitgegeven door het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

5. van Wuijckhuise.L, Vellema,P., Pelgrim.W,
tolboom,R., Mulder.H.van Rijn,P.A., 2008.
Bluetonguevirus serotype 8 in pasgeboren
gezonde kalveren. Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 133; 23:992-4..

In de collectie van de Afdeling
Diergeneeskunde van het Univer-
siteitsmuseum bevindt zich een
flink aantal historische objecten die
afkomstig zijn van de apotheek van
de opleiding. Deze zalfpot is vervaar
digd van aardewerk. De binnenkant
is geel geglazuurd en de pot draagt
de inscriptie \'
srvas\' (\'s Rijksveeart-
senijschool). De pot dateert naar alle
waarschijnlijkheid van het tweede
kwart van de negentiende eeuw.

Reeds bij de oprichting van \'s Rijks-
veeartsenijschool in 1821 beschikte de

Uitgelicht: Zalfpot \'s
Rijksveeartsenijschool

Foto: Afdeling Multimedia Diergeneeskunde, Lisanne van der Voort

opleiding over een apotheek. Deze
was gevestigd in het Hoofdgebouw en
verbonden aan het scheikundig
laboratorium, j. Vosmaer was als
docent in de \'scheikunde, de leer der
geneesmiddelen, de artsenijmeng-
kunde en wat daarmee in verband
staat\' de eerste verantwoordelijke voor
de veterinaire apotheek. De post van
apotheker werd bezet door A. Deerns,
die als \'oeconomus\' belast was met het
huishoudelijk bestuur van de oplei-
ding en bijbehorend internaat. Het
feitelijk beheer van de apotheek was
dan ook in handen van H.C. van

Setten, de apothekersbediende, die
tevens vier uur per week onderwijs gaf
in de receptuur.

vereenvoudiging

In de lange geschiedenis van de
apotheek is vaak geschoven met taken
en verantwoordelijkheden, terwijl de
eisen die gesteld werden door de
docenten, en daarmee de werkdruk
steeds hoger werden. In het kader van
vereenvoudiging en efficiency deden
langzaam maar zeker de kant-en-klare,
industrieel vervaardigde grondstoffen
en geneesmiddelen hun intrede.

J. Rijnders, die als apothekersassi-
stent van 1917 tot 1960 zorgde voor
het reilen en zeilen van de apotheek,
verzucht in zijn memoires dat de tijd
van \'het gestamp in mortieren\' en \'de
prachtige gele gebakken potjes voor
zalven\' voorgoed voorbij is. Gelukkig
is in de collectie Diergeneeskunde van
het Universiteitsmuseum dit stukje
veterinaire geschiedenis nog tastbaar
aanwezig.

Universiteitsmuseum,
Afdeling Diergeneeskunde
Yalelaan i, Utrecht
Telefoon: (030) 2534675
Website: www.museum.uu.nl,
www.numanstichting.nl.

-ocr page 476-

mrsa

Reim Sikkema, Natalie Cleton en
Ellen de Morree

Sinds een paar jaar is de methicilline
resistente S.
aureus, oftewel de
ziekenhuisbacterie,
mrsa, regelmatig
in het nieuws. De persaandacht is
alleen maar toegenomen sinds bij de
mens een nieuwe variant is ontdekt,
die ook in verschillende diersoorten
is te vinden. De documentaires en
nieuwsberichten laten echter vaak
een eenzijdig beeld zien. Bovendien
verschillen de meningen over de
risico\'s en het exacte gevaar van en de
te nemen maatregelen tegen de
verschillende
mrs a-varianten.
Daarom heeft studievereniging
Hygieia het initiatief genomen om
vier experts op het gebied van
mrsa
te interviewen, te weten: dr. Inge van
Geijlswijk, ziekenhuisapotheker aan
de faculteit Diergeneeskunde; prof.
dr. Mare Bonten, expert op het gebied
van
mrsa bij het umcu; dr. Arie van
Nes, varkens- en
mrs a-expert en
docent Varkensgeneeskunde aan de
faculteit Diergeneeskunde en prof.
dr. Jaap Wagenaar, expert bacteriële
\'foodbome\' zoönosen

30 tot 40 procent van de Nederlanders
draagt de bacterie
Staphylococcus
aureus
bij zich. Meestal zit deze
bacterie in de neus of op de huid, maar
soms ook in de keel of de darmen.
mrsa staat voor \'methicilline resisten-
te
Staphylococcus aureu^, die resistent
is geworden tegen ß lactamantibiotica
(waartoe penicillinen en cefalospori-
nen behoren) en vaak ook tegen een
wisselend aantal andere antibiotica.
MRSA onderscheidt zich van \'gewone\'
S.
aureus door de aanwezigheid van
het mecA-gen dat codeert voor
penicillin binding protein 2a
(PBP2a)
met een lage affiniteit voor ß lactam-
antibiotica waardoor de celwand-
synthese niet wordt verstoord zoals bij
penicillinegevoelige S.
aureus, mrsa
wordt ook wel \'ziekenhuisbacterie\'
genoemd, omdat hij tot problemen
kan leiden in gezondheidsinstellingen
zoals ziekenhuizen. Op deze plaatsen
worden veel patiënten behandeld met
antibiotica waardoor hun weerstand
tegen kolonisatie door bacteriën
afneemt. In ziekenhuizen speelt
bovendien de vaak verminderde
afweer van de patiënten een rol,
omdat een verzwakt immuunsysteem
de vatbaarheid voor een
mrs a-infectie
vergroot.

zowel dieren als mensen

mrsa wordt al gesignaleerd sinds de
jaren \'60 van de vorige eeuw. Naast de
zogenaamde \'hospital acquired\'
(ha)-mrsa kennen we ook een
\'community acquired\'
(ca)-mrsa, die
in tegenstelling tot
ha-mrsa ook
buiten het ziekenhuis kan voortbe-
staan. Clusters
vancA-MRSA komen
voor bij groepen die onderling veel
lichamelijk contact hebben, zoals
gevangenen, die in sommige landen
dicht opeengepakt zijn, en rugby-
teams.
ca-mrsa is tegen minder
antibiotica resistent dan
ha-mrsa,
maar kan wel ernstige ziekte veroor-
zaken. Beide komen nagenoeg alleen
bij mensen voor. De reden voor de
vernieuwde aandacht voor
mrsa is
echter de ontdekking van een derde
variant die wordt gevonden in zowel
dieren als mensen. Recente onder-

zoeken hebben het bestaan van deze
zogenaamde \'non typable\'
mrsa
(nt-mrsa)
aan het licht gebracht. In
2003 werd deze variant voor het eerst
waargenomen in de Nederlandse
bevolking. Aangezien er onder
mensen een continue
mrs a-screening
plaatsvindt, is het vrijwel zeker dat
deze variant ook echt pas in 2003 in
Nederland is opgekomen bij de mens.
Sindsdien is de frequentie van het
voorkomen van deze bacterie elk jaar
toegenomen. Dat is deels een gevolg
van de verhoogde alertheid en een
intensievere \'screening\' van bepaalde
risicogroepen. Professor Bonten geeft
als voorbeeld dat vorig jaar in de helft
van alle ziekenhuizen 30 procent van
alle
mrsa werd getypeerd als nt-mrsa.
Uiteindelijk bleek echter dat 90 pro-
cent van de patiënten niet in het
ziekenhuis lag, maar alleen op de
polikliniek was geweest. Het grootste
deel van de
mrsa in ziekenhuizen
bestaat dus nog steeds uit de
ha-
variant.

Onderzoek wijst uit dat het
geografische voorkomen van
nt-mrsa
samenhangt met de varkensdichtheid.
Daarnaast blijkt dat
nt-mrsa vele
malen vaker voorkomt bij varkens-
houders dan bij andere bevolkings-
groepen. Ook frequent contact met
runderen, met name mestkalveren,
brengt een hoog risico op besmetting
met
nt-mrsa met zich mee. Andere
diersoorten kunnen ook besmet zijn
met
nt-mrsa, maar er is nog niet
genoeg bekend over het risico daarvan
voor de mens. De bacterie kan zich
van dier naar mens verspreiden door
middel van stof of door direct contact
met besmette dieren. Verspreiding van
mens op mens komt daarentegen
weinig voor. De meningen over de
verspreiding van mens tot mens zijn
echter verdeeld. Arie van Nes ver-
moedt bijvoorbeeld dat het wel
mogelijk is, omdat er ook clusters van
besmettingen van mensen zijn
gevonden, terwijl Mare Bonten het
minder waarschijnlijk acht. Er wordt
in ieder geval nog onderzoek naar
gedaan. Ook zijn er op dit moment
geen aanwijzingen dat het eten van
varkensvlees kan leiden tot een
mrs a-besmetting. Uit een inventari-

-ocr page 477-

satie van de vwa blijkt dat een klein
deel van het verse vlees is besmet met
MRSA, maar het gaat hierbij om zeer
kleine aantallen. Daarnaast kan de
bacterie het bakken en braden van
vlees niet overleven.

antibioticumgebruik

Volgens het rivm is nt-mrsa over het
algemeen niet gevaarlijk voor gezonde
mensen maar wordt de bacterie pas
een probleem bij ziekte of ziekenhuis-
opname. Dat zijn de situaties waarin
de
nt-mrsa wel degelijk infecties kan
veroorzaken. De
nt-mrsa is echter, net
als de CA-variant, minder resistent
tegen antibiotica dan de
ha-mrsa,
waardoor hij gemakkelijker te
behandelen is. Mare Bonten maakt
zich in ieder geval geen grote zorgen
over de gevaren:
"mrsa is niet virulen-
ter dan andere bacteriën of staphylo-
coccen. Een infectie met
mrsa is
bovendien niet erger dan andere
infecties. Er zijn namelijk nog wel
enkele antibiotica over waarmee we
de MRSA effectief kunnen behande-
len." Arie van Nes tekent hierbij echter
aan dat er wel degelijk al iemand is
gestorven aan
nt-mrs-endocarditis.
Het grootste gevaar voor de Neder-
landse bevolking en de wereld-
bevolking is echter dat de bacterie een
gen oppikt waardoor de
nt-mrsa
virulenter wordt of zich gemakke-
lijker verspreidt.

In de discussie over mrsa speelt het
antibioticumgebruik een grote rol.
Hoogstwaarschijnlijk is het gebruik
van antibiotica de oorzaak van het
ontstaan van resistentie. "Zonder
antibioticum geen resistente bacte-
riën", aldus van Geijlswijk, en: "De
hoeveelheid multiresistente bacteriën
zal bij voortzetting van het huidige
beleid rond antibioticumgebruik
alleen maar toenemen." Arie van Nes
vindt daarentegen dat het nog niet is
bewezen dat het voorkomen van
mrsa
is gerelateerd aan antibioticum-
gebruik. "Er zijn wel onderzoeken
geweest die erop wijzen dat varkens
die met antibioticum zijn behandeld,

Het is een misvatting dat de hele antibioticum-
kuur altijd moet worden afgemaakt.

een grotere kans hebben op mrsa-
dragerschap." Alle experts zijn het
erover eens dat het antibioticum-
gebruik in zowel de humane als de
veterinaire sector een rol speelt in de
mrsa-problematiek. In plaats van een
beschuldigende vinger naar een van
beide sectoren uit te steken, moet er
samen worden gezocht naar een
oplossing. Van Geijlswijk: "Het is dom
om te zwartepieten."

Volgens Jaap Wagenaar zal het
hoogstwaarschijnlijk nooit lukken
nt-mrsa helemaal uit te roeien in de
voedselproductieketen. Wel is het
belangrijk de
mrsa beheersbaar te
maken. "Daarbij moeten we in ieder
geval streven naar een vermindering
van de blootsteUing aan
mrsa via
bijvoorbeeld stof." De eerste maatregel
die alle vier de deskundigen belangrijk
vinden, is het verbeteren van de
voorlichting ten aanzien van de
gevaren van onverantwoord antibioti-
cumgebruik. Niet alleen artsen,
dierenartsen en apothekers moeten
daar weet van hebben, maar ook
patiënten, diereigenaren en boeren.
De tweede maatregel is dan ook het
inperken van antibioticumgebruik.
Dierenartsen en artsen zouden minder
antibiotica moeten voorschrijven. Het
is echter een misvatting, aldus Jaap
Wagenaar, dat patiënten en dier-
eigenaren altijd een hele kuur moeten
afmaken. "Wanneer mensen en dieren
altijd hun kuur afmaken, gebruiken ze
langer dan nodig antibiotica. Daar-
door ontstaat juist meer resistentie."
Arie van Nes vindt dat vooral de
standaard antibioticumbehandelingen
in de veehouderijsector helemaal
moeten worden afgeschaft. Om de
verspreiding van
mrsa te voorkomen
moet een goede hygiëne in acht
worden genomen, in ziekenhuizen
maar ook in bijvoorbeeld varkens-
stallen.

niet blijven wachten

Al met al kunnen we concluderen dat
nt-mrsa momenteel voor de Neder-
landse bevolking als geheel geen groot
gevaar vormt. Gezonde mensen
worden er niet ziek van en de trans-
missie van mens naar mens is heel
beperkt. Mare Bonten stelt dan ook:
"Door de bank genomen is er geen
probleem." Wat echter niet moet
worden vergeten, is dat mensen die
veel in contact staan met
mrsa-
besmette dieren wel ernstige infecties
kunnen oplopen als zij in het zieken-
huis terechtkomen. Bovendien kost
het huidige \'search and destroy\'-beleid
(iemand met een risico op
mrsa wordt
geïsoleerd en contacten worden
gescreend) de ziekenhuizen erg veel
geld. Daarnaast werd op de
mrsa-
conferentie van 8 april 2008 van de
Federation of Veterinarians of Europe
(fve) geconcludeerd dat mrsa nu
misschien nog niet voor veel pro-
blemen zorgt, maar dat er een reële
kans bestaat dat de bacterie een gen
oppikt waardoor de
nt-mrsa virulen-
ter wordt, of zich gemakkelijker
verspreidt. Daarom benadrukte met
name Jaap Wagenaar op de
mrsa-
conferentie de noodzaak meteen
maatregelen te nemen om de ontwik-
keling van antibioticumresistentie in
bacteriën een halt toe te roepen. "We
moeten niet blijven wachten op nog
meer bewijzen dat er een verband
bestaat tussen antibioticagebruik en
de toename van resistentie."

Reina Sikkema, Natalie Gieten en
Ellen de Morree zijn bestuursleden van
Hygieia.

-ocr page 478-

In het artikeltje van collega Peeters in
ukg-Nieuws van oktober 2008 doet zij de
mededeling dat de
ukc-patiénten met een
mrsi-besmetting zo snel mogelijk de
kliniek daar moeten verlaten en dat
patiënten met een bekende
mrsi-infectie
niet worden toegelaten. Mijns inziens is
een dergelijk beleid niet zinvol, mogelijk
zelfs contra-productief, en zijn de argu-
menten die ter verdediging van dit beleid
worden aangevoerd, niet juist.

- Het bewust onthouden van goede
diergeneeskundige zorg aan patiënten
is niet meer van deze tijd en ethisch
gezien onaanvaardbaar.

-Als dierenartsen dragen wij vooreen
groot deel de verantwoording voor het
ontstaan en de persistentie van
mrsi.
Denk hierbij aan een jarenlang, op zijn
zachtst gezegd \'slordig\' antibioticum-
gebruik Als dierenartsen hebben we
de morele plicht dit probleem anders
tegemoet te treden dan met een beleid
zoals dat nu op de
ukg gevoerd wordt.

- Wanneer patiënten niet meer
welkom zijn op de
ukg, waar zijn ze
dat dan wel? Op deze manier wordt
door de toonaangevende kliniek in
Nederland een totaal verkeerd
voorbeeld gegeven. Met een dergelijk
beleid wordt het verzwijgen van een
eventuele
mrsi-aanwezigheid alleen
maar in de hand gewerkt Dat deze
mogelijkheid niet ondenkbeeldig is, is
in de laatste twee jaar al bewezen en
was de aanleiding voor een uitbreiding
van besmetting van praktijken, die te
voorkomen was geweest.

- Er wordt eveneens voorbijgegaan
aan het feit dat het niet zozeer de
bekende dragers en lijders zijn, die een
risico vormen. Deze kunnen, met de
nodige voorzorgsmaatregelen, worden
opgevangen. Het zijn juist de patiënten
waarvan niet bekend is dat zij
mrsi-drager of -lijder zijn waarmee
mogelijk een wolfin schaapskleren
wordt binnengehaald.

Uit eigen ervaring weet ik dat er andere
manieren zijn om met het
mrsi (en mrsa)
-probleem om te gaan. Dat wij dierenart-
sen niet de eersten zijn die voor dit
probleem zijn gesteld, is duidelijk. In de
humane ziekenhuizen is
mrsa al jaren
een bekend probleem. Eenvoudige
maatregelen, zoals een goed hygiëneproto-
col en handdesinfectie, kunnen al grote
positieve gevolgen hebben.

Maak van patiënten die mrsi -drager
of-lijder zijn geen paria\'s. De tijd van de
leprakolonies ligt immers ver achter ons.
Raadpleeg deskundigen. Ik kan me niet
voorstellen dat ons eigen bacteriologische
kenniscentrum, het
vmdc, is geraad-
pleegd afgehoord bij het tat stand komen
van het huidige
ukc-beleid.

Als het ukg een toonaangevende rol
wil blijven spelen in Nederland (en
mogelijk daarbuiten) zal zij het
mrsi-
probleem op een andere manier moeten
benaderen dan door te denken dat het
probleem eenvoudig is \'weg te sturen\'.

Het bestaan van mrsi/mrsa is voor
de hele beroepsgroep en de diergenees-
kunde als geheel een groot (maar
uitdagend) probleem. Het eenvoudigweg
sluiten van de deuren en de ogen van de
ukg draagt zeker niet bij aan het vinden
van een gezamenlijke en duurzame
oplossing.

Hans Nieuwendijk, \'de Tweede Lijn\'
Verwijscentrum voor Gezelschapsdieren
Wilhelminaoord,
hnieuwendijk@detweedelijn.nl.

reactie

Geachte collega Nieuwendijk,
In het
ukg-Nieuws van oktober 2008
deed ik een dringend beroep op onze
verwijzers om patiënten waarbij een
mrsi-besmetting is vastgesteld, niet
\'zomaar\' door te sturen naar de
Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren
(ukg). Tevens vermeldde ik
onze bereidheid om verwijzers met
advies ter zijde te staan. Een aantal
practici heeft mij telefonisch en via
e-mail benaderd, waarna ik kon
ingaan op de specifieke situatie bij
hun patiënten. Jammer dat u zelf deze
gelegenheid niet heeft benut en heeft
gemeend dit via het Tijdschrift te
moeten doen. Aan de andere kant
creëert dat voor mij een kans om een
aantal misverstanden uit de wereld te
helpen.

Allereerst gaat u ervan uit dat er
geen overleg zou zijn geweest met het

Ingezonden: mrsi en de ukg

vmdc. Ik kan u gerust stellen: zowel
met het
vmdc als met de arbo-dienst
zijn veel langdurige gesprekken
geweest over dit onderwerp. Daarbij is
het volgende duidelijk geworden:
mrsi
(methicilline resistente S. intermedius)
is niet per definitie kwaadaardiger dan
andere staphylococcen, maar een
infectie ermee is door de ongevoelig-
heid voor antibiotica wel moeilijk te
behandelen. De patiënt met een niet
genezende wond waaruit
mrsi is
gekweekt, heeft dus zelf een groot
probleem. Maar dat is niet alles. In
gastheren die antibiotica gebruiken
waarvoor de
m r s i ongevoelig is, heeft
de
mrsi een biologisch voordeel,
waardoor deze zich makkelijker
subklinisch kan vestigen. Voor andere
dieren dan de patiënt zelf betekent dit
dus dat er weinig problemen zullen
zijn wanneer deze dieren gezond zijn,
maar dat wanneer ze ziek zijn, een
verminderde weerstand hebben of al
antibiotica gebruiken, vermenig-
vuldiging kan plaatsvinden en grote
problemen kunnen ontstaan. Niet
alleen kan het dier zelf ziek worden,
maar het kan ook als nieuwe
mrsi-
bron gaan fungeren. Verder is niet
uitgesloten dat
mrsi een probleem kan
vormen bij mensen met een ver-
minderde weerstand; overdracht van
dieren naar de mens is beschreven.
Een patiënt met
mrsi scheidt deze
bacteriën uit; de omgeving wordt
ermee besmet. Transmissie kan
optreden door direct contact, maar
ook via hokken, onderzoekstafels,
operatietafels en instrumentarium. Op
die manier kunnen enorme proble-
men ontstaan in bijvoorbeeld een
dierenziekenhuis als het onze, omdat
onze patiënten niet gezond zijn, nogal
eens langdurig met allerlei antibiotica
zijn behandeld door de verwijzer, of
ingewikkelde operaties moeten
ondergaan waarbij implantaten
worden geplaatst (en wat er gebeurt
bij een
mrsi-infectie rond een implan-
taat kunt u raden).

Het is een illusie te denken dat het
goed wassen en desinfecteren van de
handen alléén problemen kan
voorkómen of oplossen. Uit bacterio-
logisch onderzoek van werkruimtes,
uitgevoerd door het
vmdc in onze

-ocr page 479-

ukg, bleek mrsi behalve op de
onderzoekstafels ook aantoonbaar te
zijn op niet op het eerste gezicht voor
de hand liggende plaatsen, zoals
achter radiatoren, aan het plafond,
bovenop de lampen en op het toetsen-
bord van de computer. En soms waren
de
Bo\'s na uitgebreide schoonmaak en
desinfectie van de ruimte bij controle
opnieuw positief. Dat impliceert dus
dat de betreffende ruimtes langdurig
niet kunnen worden gebruikt.

Zoals het vmdc ons heeft aange-
geven, kunnen MRSi-infecties een
incident zijn zonder directe conse-
quenties. Als er zich méér
mrsi-
gevallen gaan voordoen, is het echter
zaak de bron te identificeren en
preventieve maatregelen te nemen,
ook wat betreft de logistiek in een
praktijk of kliniek.

In het afgelopen half jaar zijn er in
toenemende mate
mrsi-problemen
geweest op de
ukg, ondanks aanscher-
ping van hygiëneprotocollen. Daarbij
werd duidelijk dat er een keuze moest
worden gemaakt waarbij het belang
van de met
mrsi besmette patiënt
secundair wordt gesteld aan het
belang van de andere patiënten. U
neemt in uw brief aan dat dit betekent
dat wij geen zorg verlenen aan de met
mrsi besmette patiënt. Dat ligt echter
anders: inderdaad proberen wij de
\'bron\' te isoleren en deze zo kort
mogelijk te laten verblijven binnen de
UKG. Maar onze zorg houdt daar niet
op. In overleg met de eigenaar en de
verwijzend dierenarts van de betrok-
ken patiënt werd in alle gevallen naar
een oplossing gezocht en die werd ook
gevonden. Deze oplossing was altijd
specifiek toegespitst op de betreffende
situatie, zo werden bijvoorbeeld
verbandwissels door onze mede-
werkers elders uitgevoerd, werd een
patiënt in een geïsoleerde afdeling van
een dierenopvang verpleegd en is één
van onze specialisten afgereisd naar
een dierenartsenpraktijk om daar een
dier te behandelen. Dit alles gebeurde
onder strikte voorzorgen voor mens,
dier en dierenartsenpraktijk.

Toen wij een aantal patiënten
doorgestuurd kregen die met
mrsi
besmet waren maar waarvan dit niet
vermeld werd door de verwijzend
dierenarts, terwijl het wel uitgebreid
bekend was bij de eigenaar, leek het
ons noodzakelijk een beroep te doen
op u als verwijzer en u te vragen uw
verantwoordelijkheid te nemen. Op
deze manier proberen we te voor-
kómen dat we zonder het te weten
met
mrsi besmette patiënten in huis
krijgen, waardoor opnieuw poli-
kamers of delen van verpleeg- of
operatieafdelingen langdurig niet
beschikbaar zijn voor patiëntenbehan-
deling. Als verwijzer wilt u toch graag
naar ons kunnen blijven doorsturen?
Bij patiënten waarbij een
mrsi-infectie
is vastgesteld, zal eerst moeten
worden gekeken welke maatregelen er
kunnen worden genomen en welke
behandelingen er kunnen worden
ingesteld zonder de patiënt te ver-
plaatsen naar een andere kliniek. Dit
ligt voor iedere patiënt anders,
afhankelijk van het ziektebeeld
waarbij zich de
mrsi-infectie heeft
geopenbaard. En nogmaals, hierin
willen wij u met plezier van advies
dienen.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naarhelpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur-12.00 uur).

Tenslotte onderschrijf ik uw
mening dat
mrsi/mrsa een groot
probleem is en door de hele beroeps-
groep serieus moet worden genomen.
Wij in de
ukg doen dat in elk geval
wel.

Met collegiale groet,

Mevr. Dr. Marijke Peeters, dvm, PhD,
Dipl. ecvs, voorzitter Patiëntenzorg-
commissie, departement Geneeskunde
van Gezelschapsdieren.

-ocr page 480-

Carla van Zuijlen

De Voedsel en Waren Autoriteit
(vwa) is de grootste werkgever van
dierenartsen in Nederland. Er
werken circa driehonderd dieren-
artsen in vaste dienst, waarvan zo\'n
170 als toezichthoudend dierenarts.
IVlomenteel voert de organisatie een
wervingscampagne voor extra
dierenartsen. In dit artikel moti-
veren drie dierenartsen hun keuze
voor de
vwa en spreken over de
carrièremogelijkheden binnen de
organisatie. Allen zijn het erover
eens: als toezichthoudend dierenarts
bij de
vwa heb je je carrièremoge-
lijkheden in eigen hand en dieren-
welzijn wordt steeds belangrijker.

Voor Hanneke van den Dop was
dierenarts worden de ultieme droom:
"Van jongs af aan wist ik het al: ik
wilde honden en katten beter maken.
De eerste vijf jaar heb ik in Frankrijk
gewerkt als dierenarts landbouwhuis-
dieren, daarna heb ik in Nederland vijf
jaar een eigen landbouwhuisdieren-
praktijk gehad. En toen? Dat was niet
moeilijk. Ik had in de praktijk een
uitbraak meegemaakt van miltvuur.
Destijds kwam er iemand van de
Rijksdienst voor Vee en Vlees
(rvv)
vertellen wat er allemaal moest
gebeuren. Ik dacht: \'Dat werk is leuk,
jouw baan wil ik!\' Dus zocht ik
contact met de toenmalige
rvv (die
maakt inmiddels deel uit van de
vwa)
en na een dagje meelopen, ben ik in
1996 gestart als toezichthoudend
dierenarts. Wat me aansprak, is dat je
bezig bent met diergezondheid; je
betekent wat voor dieren. In 2000 was
er een reorganisatie en uiteindelijk
kwam de baan vrij die ik op het oog
had: specialist levend vee. Ik zat direct
op mijn plek en heb het vreselijk naar
mijn zin. Zo ben ik momenteel bezig
met het ontwikkelen van een kennis-
centrum om dierenartsen te onder-
steunen."

dierenarts, maar dan anders

Miet Hellings: "Ook ik wilde als kind
al dierenarts worden; de liefde voor
dieren en de natuur zijn mij door mijn
vader ingegeven. Al tijdens mijn
studie diergeneeskunde besloot ik
geen praktijkdierenarts te worden.
Een professor van de faculteit in Gent
gaf mij inzicht in andere mogelijkhe-
den. Het keuzevak \'keuren\' boeide mij
zodanig dat ik al snel wist dat ik in die
richting wilde werken. Zodoende
kwam ik terecht bij de toenmalige
rw, waar ik begon als wat tegenwoor-
dig toezichthoudend dierenarts heet.
Na vijf jaar werd ik waarnemend
districtshoofd, vervolgens heb ik
diverse leidinggevende functies
bekleed. Tijdens de jaren van dier-
ziektecrises was ik hoofd \'ruimen\' en
crisismanager. Momenteel ben ik bij
de
vwa hoofd van de afdeling Toezicht
Productiebedrijven en tevens plaats-
vervangend regiodirecteur in regio
Zuid. Als regiomanager ben ik
verantwoordelijk voor de kwantita-
tieve en kwalitatieve uitvoering van
inspecties, keuringen, monster-
afnames en certificering binnen de
afdeling. Ik leid en coach een team van
zes teamleiders. Al negentien jaar
werk ik met veel plezier voor de
overheid."

loezichthoudend dierenarts bij de Voedsel en
Waren Autoriteit

"Toezicht op dierenwelzijn wordt steeds
belangrijker"

gemotiveerd op de

werkvloer

Annebeth van Aartsen werkt sinds
twee jaar als toezichthoudend
dierenarts bij de
vwa: "Al vanaf mijn
twaalfde wilde ik dierenarts worden,
dieren vind ik namelijk fantastisch.
Net als de meeste anderen koos ik voor

-ocr page 481-

de studierichting gezelschapsdieren,
vanuit de gedachte dat dit meer kans
zou bieden op werk. Na mijn studie
heb ik een half jaar gewerkt als
keuringsassistent bij de Kwaliteits-
keuring Dierlijke Sector. Tijdens mijn
werk als keuringsassistent kwam ik in
contact met een dierenarts van de
vwa, die mij heeft gemotiveerd te
solliciteren op de baan van toezicht-
houdend dierenarts. Ik ben aange-
nomen en het bleek een baan te zijn
met veel afwisselende werkzaam-
heden op een grote verscheidenheid
aan bedrijven."

ervoor gaan

Annebeth: "Bij sommige dierenartsen
leeft het beeld dat de
vwa een \'rust-
huis\' is voor oudere dierenartsen.
Maar dat heb ik nooit zo ervaren. Als
je iets wilt bereiken, moet je ervoor
gaan. Tijdens ons werkoverleg
bespreken we dat ook en zo inspireren
we elkaar" Hanneke: "Je kunt er ook
voor kiezen om gewoon je werk te
doen, maar we verwachten wél dat je
je werk goed doet. Verder kun je het
werk zo leuk maken als je dat zelf wilt.
Als toezichthoudend dierenarts bij
vwa zijn er in principe voldoende
mogelijkheden om je te ontwikkelen
en te verdiepen in allerlei aspecten."
Miet vult aan: "Ik ben volop in de
gelegenheid gesteld om cursussen te
volgen en me te ontplooien. De
organisatie ontwikkelt zich ook. Door
het tekort aan dierenartsen kunnen
we alleen nog niet alle plannen
verwezenlijken, omdat ons de tijd
daarvoor ontbreekt. Het tekort wordt
voor een deel opgelost door de inzet
van practitioners. Het is de bedoeling
hen ook te laten deelnemen aan
werkoverleggen om ze meer te
betrekken bij de organisatie."

verstand en gevoel

Annebeth: "Ik heb direct de hele
opleiding gevolgd bij de
vwa en ging
daarna aan de slag. Sinds dit jaar is
echter gekozen voor een modulaire
aanpak. Zo worden theorie en praktijk
dichterbij elkaar gebracht."

Hanneke: "Handhaven is een
belangrijk aspect van de functie. Dat
leer je niet tijdens de studie dierge-
neeskunde alleen. Wat het extra
moeilijk maakt, is dat je een relatie
opbouwt met bedrijven omdat je daar
vaak komt. Het aanspreken op zaken
die niet in orde zijn, is dan lastig. Want
ze betalen ook nog eens voor jouw
komst. Dat spanningsveld, daar moet
je mee leren omgaan. Tegenwoordig
wordt hier veel aandacht aan besteed.
Door de manier waarop je de bood-
schap brengt, kun je conflicten
voorkomen. Het gaat er vooral om dat
je handhaaft met verstand en gevoel."

het werk in de praktijk

Annebeth: "Ik begin \'s ochtends om
7.00 uur, ik ga eerst langs bij een
aantal zelfslachtende slagers om de
dieren te keuren. Ook bezoek ik een
kleiner slachthuis waar naast de
aanvoer van volledig gezonde dieren
ook dieren komen die tussentijds
worden afgevoerd of door een \'manke-
ment\' een volgende productieronde
niet meer aankunnen. In de regio waar
ik werk, vindt ook veel export plaats
van varkens. Ik beoordeel of de
varkens gezond zijn en mee mogen op
transport. Het gaat om ongeveer
tweehonderd tot soms wel acht-
honderd varkens. Behalve de klinische
keuring controleer ik ook of de
vrachtwagens schoon zijn, of de
drinkinstallatie, de temperatuur-
registratie en de ventilatoren werken
en of het administratief allemaal in
orde is. Ik ben dus de hele dag op pad
en kan overal voor worden ingezet."

Miet: "Dierenarts zijn betekent al
lang niet meer alleen maar \'dieren
genezen\'. Vooral de landbouwhuis-
dierensector vormt een omvangrijk
onderdeel van de internationale
economie. Als toezichthoudend
dierenarts kun je daar een belangrijke

maatschappelijke bijdrage aan leveren
door toe te zien op zowel diergezond-
heid en dierenwelzijn als volks-
gezondheid. Het werk is gevarieerd,
van stalkeuringen tot in- en export-
keuringen en slachttoezicht. Om een
goed beeld te krijgen van het werk is
in de selectieprocedure voor dieren-
artsen de mogehjkheid opgenomen
een dag mee te lopen om zelf te
ervaren hoe boeiend het beroep is."

van regio\'s naar landelijk

Een belangrijke ontwikkeling die zal
plaatsvinden, is dat de
vwa, de
Algemene Inspectiedienst en de
Plantenziektekundige Dienst volgens
plan in 2011 zullen fuseren. Hanneke:
"Ik vind het een positieve ontwikke-
ling: de lijnen worden korter en de
regiostructuur verdwijnt, waardoor
we landelijk uniformer gaan werken."
Binnenkort worden per regio infor-
matiebijeenkomsten belegd om
medewerkers hierover te informeren
en er komen bijeenkomsten voor
practitioners om hen bij te praten.
IVIiet: "Het veranderplan zal ook
ruimte geven om te investeren in
kwaliteit."

werving

De vwa laat zich voor de werving en
selectie van dierenartsen onder-
steunen door Leeuwendaal. Dieren-
artsen die voor de
vwa willen komen
werken, kunnen contact opnemen
met het bureau (zie www.leeuwen-
daal.nl/vacatures, of bel Dick Bosma,
senior adviseur bij Leeuwendaal voor
meer informatie: (070) 414 27 00).

Dierenartsen die interesse hebben
om als practitioner voor de
vwa te
werken, kunnen contact opnemen
met het regionale kantoor van de
vwa
(zie www.vwa.nl).

Carla van Zuijlen is zelfstandig
communicatieadviseur.

-ocr page 482-

Cash is
koning

Charles Geurds

Voor de financiële gezondheid van
een onderneming is het feitelijk
ontvangen van de openstaande
vorderingen essentieel. Onder-
nemingen kunnen op papier goede
zaken doen, maar als er niet wordt
betaald, zijn ze toch kwetsbaar.

Uit een onderzoek van de knmvd
onder haar leden komt naar voren dat
goed debiteurenbeheer binnen de
Nederlandse veterinaire praktijk geen
overbodige luxe is. Uit het onderzoek
blijkt dat:

- Er bij alle praktijken samen ruim
8 miljoen euro openstaat aan
debiteurensaldo ouder dan
negentig dagen;

- In 2006 circa 3 miljoen euro als
oninbaar is afgeboekt;

- Dat ongeveer 3 procent van de
omzet op rekening aan een externe
instantie uit handen wordt gegeven;

- Dat tussen de 20 en 25 procent
van de praktijken zich niet laat
bijstaan bij de inning van facturen.

Binnen de bedrijfseconomie geldt de
betaling als het belangrijkste onderdeel
van de transactiecyclus. Binnen de ve-
terinaire praktijken is de zorgplicht het
belangrijkste onderdeel. Een dierenarts
is verplicht een dier te behandelen, ook
al is de betaling daarvan vooraf onge-
wis. Dit kan een goede reden zijn om je
als praktijk door een gespecialiseerde
organisatie te laten ondersteunen bij
het debiteurenbeheer.

\'outsourcing\'

Binnen het bedrijfsleven bestaat sinds
enige decennia de tendens dat organisa-
ties zich meer en meer gaan richten op
hun \'core-business\'. Zo is het al heel
gewoon om voor vrachtvervoer externe
vervoerders in te schakelen, worden
personeelswerk en
arbo-zaken
uitbesteed aan gespecialiseerde bureaus
en wordt ook voor \'desktop\'-beheer

steeds vaker een specialist ingescha-
keld. Hetzelfde geldt voor het debiteu-
renbeheer. Debiteurenbeheer laat zich
onderscheiden in verschillende vormen
van dienstverlening: \'factoring\', incasso
en debiteurenbeheer.

\'factoring\'

Een al langer bestaande vorm van
\'outsourcing\' is \'factoring\'. \'Factoring\'
is in feite een vorm van krediet-
verstrekking. Als een klant niet direct
aan de balie betaalt maar via een
rekening die wordt toegestuurd, krijgt
de praktijk alvast een voorschot op de
nog te ontvangen factuurbedragen.
Dit kan betekenen dat de factormaat-
schappij voordat ze tot overeenstem-
ming komt met de opdrachtgever, een
boekenonderzoek doet om te kijken of
die kredietwaardig is. \'Factoring\'
wordt vaak gebruikt door startende
ondernemers die door een snelle groei
financieel in de problemen kunnen
komen. Doordat ze een voorschot
krijgen op het uitstaande debiteuren-
saldo wordt hun liquiditeit verbeterd
en hoeven ze geen dure overbrug-
gingskredieten op te nemen.

Bij \'factoring\' bestaan grofweg twee
mogelijkheden. De eerste is de vorm
van \'factoring\' waarbij de factuur als
hij niet kan worden geïncasseerd,
wordt teruggestuurd naar de op-
drachtgever. Men zal dan alsnog een
incassobureau of deurwaarder moeten
inschakelen om de factuur te innen.

De tweede mogelijkheid is dat de
factormaatschappij het debiteuren-
risico overneemt. De factormaatschap-
pij gaat dan voor eigen risico de
facturen incasseren. Hierbij is het van
belang vooraf goede afspraken te
maken over de wijze waarop de
factormaatschappij de debiteuren
benadert. Het doel is weliswaar dat de
debiteur betaalt, maar ook dat hij uw
klant blijft. De factormaatschappij
houdt een vast percentage in voor de
vergoeding van het risico en de
kosten. De kosten zijn afhankelijk van
het wel of niet overnemen van het
debiteurenrisico (tussen de 2 en 5
procent). De praktijken kunnen
ervoor kiezen om als er niet direct
wordt afgerekend de rekening met
ditzelfde percentage te verhogen.

Voordelen van \'factoring\' zijn: u en uw
assistenten hoeven zelf niet met de
klant in discussie te gaan, u krijgt
gegarandeerd het geld binnen en de
extra kosten worden door de klant zelf
betaald.

Daarbij is de voorwaarde wel dat u de
klant voldoende mogelijkheden biedt
om direct af te rekenen. Zorg dus altijd
voor een goed werkende pinautomaat
in uw praktijk.

incasso

Incasso heeft een negatieve klank,
maar het proces begint feitelijk al op
het moment waarop u een factuur
verstuurt. Door het incassoproces
goed vorm te geven en op de juiste
momenten de goede acties te onder-
nemen, kan het rendement op uw
debiteuren worden verbeterd.

Als u zich door een incassobureau
laat ondersteunen, kunt u het proces
bevorderen door gebruik te maken
van pré-incassoservice. U kunt
bijvoorbeeld een zegel of stempel van
uw incassobureau op uw factuur
zetten. Hierdoor maakt u aan de
debiteur duidelijk dat u met een
incassobureau samenwerkt en
zonodig bereidt bent de vordering aan
dit bureau uit handen te geven. Hier
gaat een preventieve werking van uit
die kan leiden tot een aanzienlijke
verlaging van de debiteurendagen.

De kosten van het incassoproces
worden in ruim 90 procent van de
gevallen verhaald op de debiteur. Bij
niet of gedeeltelijke betaling mag
wettelijk maximaal 15 procent van
het te innen bedrag in rekening
worden gebracht bij de opdrachtgever.

debiteurenbeheer

De nieuwste trend binnen het krediet-
management is het volledig uit handen
geven van het debiteurenbeheer.
Daarbij wordt het printen en versturen
van de facturen evenals de minnelijke
en gerechtelijke incasso uitbesteed aan
specialisten. Deze specialisten zullen in
uw naam het hele incassoproces volgen
en uitvoeren. Dat heeft als groot
voordeel dat u zich volledig kunt
richten op uw \'core-business\' en ook zal
hiermee het rendement op uw debiteu-
ren worden verbeterd. U en uw

-ocr page 483-

debiteurenbeheer

- Printen en versturen facturen;

- Bewaken betalingstermijn;

- Sturen herinnering;

- Sturen aanmaning;

- Bellen;

- Maken en bewaken van
betalingsafspraken;

- Overdragen vordering aan een
incassobureau.

assistenten hoeven niet meer achter het
geld aan. Dit kan het werkklimaat ten
goede komen. Het laten innen van
vorderingen door derden stelt grote
eisen aan de vertrouwensrelatie tussen
de opdrachtgever en de organisatie die
de vorderingen gaat incasseren. Als het
innen niet op een gepaste wijze
gebeurt, is het leed voor de uitbeste-
dende partij niet te overzien. Klant-
vriendelijkheid en het bestendigen van
de relatie met uw debiteuren is een
eerste vereiste. Uit de praktijk blijkt dat
het uitbesteden van het debiteurenbe-
heer leidt tot lagere debiteurendagen,
een lager debiteurensaldo en minder
risico op oninbare vorderingen.

De kosten van debiteurenbeheer
zijn gerelateerd aan het aantal
facturen dat maandelijks wordt
verstuurd. Het gaat om een vast
bedrag per factuur Door het hanteren
van een vast bedrag per factuur blijven
de kosten relatief laag. Daarnaast kan
men ervoor kiezen de kosten te
beperken door een deel daarvan door
te berekenen aan de debiteur

tips

Als u ervoor kiest uw debiteurenbe-
heer zelf uit te voeren, houd dan
rekening met de volgende punten:

- Probeer zoveel mogelijk het
direct betalen aan de balie te
stimuleren. Zorg voor een goed
werkende pinautomaat;

- Zorg ervoor dat u direct na een
behandeling of reeks van behande-
lingen de daarbij horende factuur
stuurt;

- Stuur na het verstrijken van de
betalingstermijn direct een
herinnering;

- Stuur na het verstrijken van een
bepaalde periode (een of twee we-
ken) na het sturen van de herinne-
ring direct een aanmaning. Vermeld
op deze aanmaning niet dat het de
eerste aanmaning is. Dit impliceert
namelijk dat er ook nog een tweede
of derde aanmaning komt. De aan-
maning is van een dwingender toon
dan de herinnering;

- Als er op de aanmaning niet is
gereageerd, neem dan telefonisch
contact op met de debiteur;

- Het kan zijn dat de debiteur in
kwestie tijdelijk een liquiditeits-
probleem heeft. Van belang is dan
dat u een betalingsregeling
afspreekt. De voorwaarde daarvoor
is dat de debiteur zich aan de
afspraak houdt. Schakel bij in
gebreke blijven zonder voorwaarde
een incassobureau in.

Overigens blijkt uit onderzoek dat
telefonisch aanmanen van de debiteur
zeven maal effectiever is dan schrifte-
lijk aanmanen. Nadeel van telefonisch
aanmanen is dat het veel tijd in beslag
neemt. Voordeel van schriftelijk
aanmanen is dat dit vaak kan worden
geautomatiseerd.

betalingsvoorwaarden

Het is belangrijk dat u verkoop- en
betalingsvoorwaarden hanteert en deze
ook vooraf overhandigt aan de debiteur
In de algemene voorwaarden van de
KNMVD zijn ondermeer de volgende
betalingsvoorwaarden opgenomen:

- Voor niet contante betalingen
geldt een betalingstermijn van
veertien dagen na de factuurdatum
in welk geval administratiekosten
in rekening kunnen worden
gebracht.

- Bij niet tijdige betaling zal de
debiteur direct in verzuim zijn en
is de debiteur de wettelijke rente
verschuldigd over de vordering.
Voor het verzenden van een
aanmaning wordt per keer een
bedrag van ten minste 5 euro in
rekening gebracht.

- Indien de debiteur in verzuim is
en tot incasso wordt overgegaan, is
de debiteur, naast het verschul-
digde bedrag en de daarop versche-
nen rente, gehouden tot een
volledige vergoeding van zowel de
buitengerechtelijke als de gerechte-
lijke incassokosten.

- De dierenartsenpraktijk heeft het
recht om in voorkomende gevallen
voorafgaand aan de uitvoering van
zijn werkzaamheden van de cliënt
een aanbetahng te verlangen, tenzij
de dierenartsenpraktijk op grond
van regelgeving verplicht is de
patiënt direct te behandelen.

tot slot

Goed debiteurenbeheer is van groot
belang:

- Het verbetert uw liquiditeits-
poside;

- Hoe ouder de factuur is hoe
moeilijker het is om deze te innen;

- Bij bedrijfsoverdracht of uitbrei-
ding van uw maatschap wordt het
debiteurensaldo dat ouder is dan
negentig dagen in beginsel niet
meegenomen in de overnameprijs.
Saldo dat ouder is dan zestig dagen
wordt maar voor een deel mee-
genomen.

- Bedenk hoeveel u moet omzetten
om een als oninbaar afgeschreven
vordering te compenseren.

Ondernemen is risico nemen. Dit geldt
in zekere zin ook voor uw praktijk. Een
goede ondernemer zal streven naar
minimalisering van deze risico\'s. Het
mag duidelijk zijn dat praktijken die
veel aandacht aan debiteurenbeheer
besteden, het risico op grote financiële
tegenvallers beter in de hand hebben
en daardoor een voorsprong hebben op
praktijken die dat niet doen. De
financiële posirie van deze praktijken
is doorgaans beter en de kans op
oninbare vorderingen is beperkt.
Bovendien zorgt een zorgvuldig
opgebouwd klantenbestand voor
continuïteit, is de concurrentiepositie
sterker en het werkklimaat rustiger
Als u vragen en/of opmerkingen
heeft, kunt u contact opnemen met
Harm Haverkamp, (030) 634 89 00 of
h.haverkampCSknmvd.nl.

Charles Geurds is directeur/eigenaar
Geurds Credit Management,
Doetinchem, www.geurdscredit.nl.

-ocr page 484-

Johan Klein Haneveld

De promotie van Debbie Jaarsma op
30 oktober 2008 was volgens prof.
dr. Peter van Beukelen de eerste
promotie in Nederland op het gebied
van veterinair onderwijs. Voor de
faculteit Diergeneeskunde was dat
reden om de dag erna een mini-
symposium te organiseren over
extern onderwijs in de diergenees-
kunde. Als dierenartsen een goed
voorbeeld willen zijn, moeten ze
meer aandacht besteden aan
kritische reflectie op het eigen
handelen, was een van de conclu-
sies. Esther de Groot: "Als je geen
literatuur raadpleegt en niet
overlegt met je collega\'s, noemen
wij het geen reflectief gedrag."

In haar proefschrift Developments in
Veterinary Medical Education
beschrijft
Jaarsma onder andere onderzoek
onder alumni van de twee vorige
curricula van de studie diergenees-
kunde. Zij gaven aan niet goed te zijn
voorbereid op het werk in de praktijk,
vooral waar het ging om praktische
vaardigheden en communicatie.
Volgens Van Beukelen heeft de
faculteit zich dit resultaat aangetrok-
ken: "We hebben extern onderwijs
ingevoerd, en we denken erover een
\'skill lab\' op te richten waar studenten
hun vaardigheden kunnen trainen."
De faculteit wil daarnaast ook leren
van de ervaringen van andere
universiteiten met extern onderwijs,
en hoe de opleiding dierenartsen
daarnaast kan ondersteunen.

niet alleen meekijken

Het minisymposium \'Extramural
training in the (veterinary) medical
curriculum and the development of
skills\' gaf een goede gelegenheid voor
het uitwisselen van ervaringen. Prof.
dr. Albert Scherpbier, verbonden aan
de faculteit Geneeskunde van de
Universiteit IVIaastricht, vertelde dat
het leren op de werkplek ook in het
medische onderwijs een belangrijke
plek inneemt. Hij baseerde zich op het
zogenoemde Experience Based
Learning
(exbl)-model van professor
Tim Doman. "Wil een student
werkelijk iets opsteken, dan moet hij
in staat worden gesteld iets bij te
dragen in plaats van alleen maar toe te
kijken." Studenten moeten op drie
manieren worden ondersteund. Ten
eerste op het relationele vlak.
Scherpbier: "Dit kan op veel plekken
worden verbeterd. Studenten worden
nog te vaak als \'reserves\' beschouwd."
Ook op onderwijskundig gebied
moeten de studenten ondersteund
worden. "De artsen moeten bereid zijn
vragen van de studenten te beant-
woorden", aldus Scherpbier "Het is erg
nuttig als er op de afdeling taken
worden gecreëerd voor de studenten."
Ten slotte moet de organisatie in orde
zijn. "Als er teveel studenten rond-
lopen, werkt het bijvoorbeeld niet."

Aan de Universiteit van Maastricht
leert de medische student in het derde
jaar om te praten met echte patiënten
in een speciale polikliniek. "Op dat
moment beginnen studenten hard te
studeren", vertelde Scherpbier. "Het
ontmoeten van echte patiënten werkt
erg motiverend." In het zesde jaar
beginnen vervolgens de co-schappen.
De 340 studenten per jaar worden
verdeeld over acht tot tien zieken-
huizen en een groot aantal huisartsen-
praktijken. Scherpbier: "We sluiten
met iedereen een contract. Als je
betaalt, kun je in ruil daarvoor vragen
om kwaliteit." De faculteit bespreekt
de beoordeling van de studenten met
de besturen van de ziekenhuizen.
"Ziekenhuizen krijgen meer geld als
zij meer co-assistenten hebben. Als ze
meer co-assistenten willen, moeten ze
hun kwaliteit verbeteren." De faculteit
Geneeskunde wil ziekenhuizen
helpen beter onderwijs te leveren. "Ze
weten dat we in staat zijn om in te
grijpen, maar er zeer zelden voor
kiezen dat te doen." Een negatieve
benadering zal bij professionals nooit
werken, meende Scherpbier Om
artsen te ondersteunen, worden
cursussen over onderwijs georgani-
seerd op de ziekenhuizen zelf.
"Sommige artsen denken dat ze in
staat zijn om heldere \'feed back\' te
geven, maar het blijkt op zo\'n cursus
dat niemand ze begrijpt." De Univer-
siteit van Maastricht doet onderzoek
naar de relatie tussen de kwaliteit van
de gezondheidszorg en het onderwijs-
klimaat aan een instelling. "Wat we
hebben gemerkt, is dat de artsen deze
manier van onderwijs geven zeer
waarderen: het betekent dat ze een
rolmodel kunnen zijn voor studen-
ten." Heel belangrijk: extern onderwijs
blijkt niet duurder dan het meer
traditionele onderwijs. "Een volledig
intern programma is ook erg duur."

"Het ontmoeten van echte patiënten werkt
erg motiverend"

goed voorbereid

In het Verenigd Koninkrijk is extern
onderwijs een vereiste van het Royal
College of Veterinary Surgeons
(rcvs).
Om af te kunnen studeren moet de
student diergeneeskunde in totaal 38
weken extern onderwijs hebben
gevolgd. Prof. dr Susan Rhind van de
faculteit Diergeneeskunde aan de
Universiteit van Edinburgh vertelde
dat het extern onderwijs wordt gecoör-
dineerd tussen de verschillende
universiteiten. Er is een nationale
commissie die elk jaar een keer bij
elkaar komt en een handboek over het
extern onderwijs voor dierenartsen.
"Een uitdaging voor ons is het vinden
van plekken voor de studenten", aldus
Rhind. "Voor de praktijken die
meewerken, is het een traditie
stageplekken te bieden. De dierenart-
sen zelf hebben in het verleden ook
aan extern onderwijs meegedaan.
Maar praktijken kunnen slechts
kleine aantallen studenten een plek
geven. Bovendien blijft het onderwijs
door de jaren hetzelfde, omdat het als
traditie gegroeid is." De faculteit kan
het zich niet veroorloven praktijken te
betalen en zoekt dus andere manieren

-ocr page 485-

om medewerking aan extern onder-
wijs aantrekkelijker te maken. "We
geven bijvoorbeeld korting op of gratis
toegang tot nascholingscursussen.
Daarbij willen we ook cursussen over
educatie aanbieden, hoewel dieren-
artsen vaak meer geïnteresseerd in
gratis nascholing over chirurgie."

Het extern onderwijs moet op zo\'n
manier worden ingebouwd in het dier-
geneeskundige curriculum, dat de
student beter voorbereid is op het
werk in de praktijk. "Wij laten ze
bijvoorbeeld een soort rijbewijs
halen", vertelde Rhind, "gebaseerd op
portfolio\'s en reflectie op het eigen
functioneren." De faculteit leert ook
van anderen. Zo heeft de Universiteit
van Bristol een internetportfolio
ontwikkeld. "Hierin kan de student
aangeven hoe vaak hij of zij een
bepaalde handehng heeft gezien of
uitgevoerd en zo naar een aantal
competenties toewerken."

Alle studenten zeggen dat hun
ervaringen in extern onderwijs
leerzaam zijn geweest. "De kwaliteit
ervan varieert echter", verklaarde
Rhind. "Maar zelfs als het geen
geslaagde ervaring was, willen we dat
de student ervan leert. Daarom is het
belangrijk dat ze erover doorpraten in
hun mentorgroep."

dierenarts als rolmodel

De dierenartsen dienen voor de
studenten in het extern onderwijs als
rolmodel. Esther de Groot onderzoekt
aan de faculteit Diergeneeskunde op
welke manier dierenartsen gebruik-
maken van literatuuronderzoek en
overleg met collega\'s. "Als de dieren-
arts die voor de studenten als voor-
beeld dient niet \'evidence based\' te
werk gaat, geeft dat het signaal dat dit
soort bronnenonderzoek niet belang-
rijk is." De Groot heeft bestudeerd hoe
de kritische reflectie op het eigen
handelen van dierenartsen eruitziet.
"Dierenartsen vinden het leren op de
werkplek allemaal heel belangrijk. Ze
denken bovendien van zichzelf dat ze
vaak reflecteren over hun eigen
beslissingen. Maar als we dan door-
vragen, blijkt dat ze slechts zelden
gebruikmaken van informatie-
bronnen en dat ze slechts zelden
andere dierenartsen raadplegen. Dat is
dan wel vreemd..." Het raadplegen van
literatuur en het overleggen met
collega\'s buiten de eigen praktijk zijn
kritische onderdelen van \'evidence
based\'-gedrag.

Een sterkere nadruk op kritisch
reflectief overleg met collega\'s moet
ertoe leiden dat er lerende netwerken
ontstaan. De Groot: "Om het werk van
practici meer \'evidence based\' te
maken, willen we ons richten op
groepen in plaats van individuen, dat
is een \'bottom up\'-benadering." De
faculteit wil daarvoor gebruikmaken
van het internet. "Dat moet het
werkelijke contact met collega\'s
echter niet vervangen", meende De
Groot. "De kwaliteit van discussies op
het internet is niet altijd even goed."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur van het
Tijdschrift voor
Diergeneeslcunde.
Over het proefschrift
van Debbie Jaarsma zal een uitgebreid
artikel verschijnen in het TijdschrifL

IPTIMALE VERZORGING

: complete lijn voor hond en kat

Dechra

Veterinary Products

-ocr page 486-

Doelgerichter
katten vaccineren?

Bezoek de Nobivac® Stadiontour Kat 2008

9 december
Middag SC Heerenveen; Abe Lenstra Stadion
Avond AFC Ajax; Amsterdam ArenA

11 december
Middag N.E.C. Nijmegen; Goffertstadion
Avond Fortuna Sittard; Wagner & Partners Stadion

16 december
Middag NAC Breda; Rat Verlegh Stadion
Avond FC Utrecht; Stadion Galgenwaard

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

wwnA/.inten/et.nl

Voor meer informatie vraag uw Rayon Manager of kijk op www.intervet.nl
Direct aanmelden kan ook via 0485-587652.

-ocr page 487-

Veterinaire ergonomie:
een kwestie van lijfsbehoud

Madeion van Weeren-Bitterling

In het kader van de activiteiten van
de stuurgroep \'Aanpak arbeids-
ongeschiktheid\' is dit deel vijf in een
serie van acht artikeltjes over de
veterinaire ergonomie. In deze serie
worden de belangrijkste houdings-
adviezen voor de praktiserende
dierenarts toegelicht en onder-
bouwd aan de hand van de humane
anatomie en fysiologie.

Een dierenarts kan delegeren... en zal
daarom de hoog-laagtafel het tilwerk
laten doen.

Een van de meest wezenlijke verschil-
len tussen mens(apen) en bijna alle
andere diersoorten is het feit dat de
eerstgenoemde gebruikmaken van
hulpmiddelen. En of dat hulpmiddel
nu een stokje is om mieren mee uit
hun nest te krijgen of een traploos in
hoogte verstelbare tafel om een hond
mee te tillen, het doel is hetzelfde: een
(lastige) klus op de meest efficiënte
manier geklaard krijgen.

werkhoogte

Het werk van een dierenarts kan zwaar
zijn: hetzij letterlijk door het gewicht
van een dier; hetzij figuurlijk door
onvoorspelbaar patiëntengedrag,
lastige werkhoudingen of gewoon veel
en vermoeiend werk. Er zijn inmiddels
veel hulpmiddelen ontwikkeld om dit

zware werk te vergemakkelijken. Een
hoog-laagtafel is een goed voorbeeld en
mag eigenlijk in geen enkele gezel-
schapsdierenpraktijk ontbreken. De
tafel maakt in veel gevallen tilwerk
overbodig, maar zorgt er ook voor dat
je gemakkelijk een goede werkhoogte
kunt instellen. En deze hoogte moet
soms bij dezelfde patiënt een aantal
keren worden bijgesteld, afhankelijk
van de handelingen. Een voorbeeld van
een ander hulpmiddel is een standaard
waar men het paardenhoofd in kan
laten rusten tijdens een gebitsbehande-
ling. Zo\'n instrument wordt gewaar-
deerd door de assistent of de eigenaar,
maar maakt ook voor de dierenarts het
werk eenvoudiger. Mechanisch
aangedreven apparatuur voor het
raspen van gebitten zorgt ervoor dat je
sneller kunt werken en dat je je
lichaam minder belast. Wen jezelf
eraan zowel links- als rechtshändig te
werken om de belasting te verdelen.

links en rechts

Een nuttig hulpmiddel bij het
opvoelen van koeien is scanappara-
tuur Tijdens het rectaal exploreren
wordt de doorbloeding van de arm
behoorlijk belemmerd, waardoor er
veel sneller vermoeidheidsverschijn-
selen optreden. Drachtigheidscontrole
via echografie gaat sneller en maakt de
fijne motoriek van de vingers minder
noodzakelijk. Omdat het \'voelen\'
minder nauwkeurig hoeft, is het

n

%

Figuur 2. Handigheid bij het gebruik van een
hulpmiddel (hier bij het onderzoek van de paar-
denrug) maakt ook de acceptatie ervan door het
dier gemakkelijker

gemakkelijker zowel links- als
rechtshändig te werken. Wissel bij
grote aantallen koeien met enige
regelmaat van arm om overbelasting
te voorkomen. Bij het gebruiken/
dragen van scanapparatuur is extra
aandacht voor een goede houding op
zijn plaats. Verkeerde lichtinval,
spetterende mest en het fysiek in de
weg zitten van de apparatuur maken
dat men snel de neiging krijgt zich af
te wenden (figuur i), waarbij de rug
naar de koe wordt gekeerd. Deze
houding is slecht voor de schouder,
zeker wanneer de koe groot is of niet
stil blijft staan.

vaardigheid

Niet alleen is het belangrijk een
hulpmiddel te bezitten, men moet ook
beschikken over enige vaardigheid in
het gebruik ervan. Dit betekent dat
het in eerste instantie meer tijd en
misschien zelfs wel wat ergernis zal
kosten om aan het hulpmiddel te
wennen. Probeer de discipline op te
brengen om deze tijd en moeite erin te
investeren, zodat je op den duur van
het plezier en het gemak van het
hulpmiddel kunt genieten.

Bij sommige diergeneeskundige
handelingen zal het gebruiken van
een hulpmiddel de enige methode zijn
om de handeling minder zwaar te
maken. Wees dus niet terughoudend
in het gebruik van hulpmiddelen,
maar wees juist creatief in het
bedenken ervan (figuur 2).

Madeion van Weeren-Bitteriing is
arbeidsfysiotherapeut en dierfysio-
therapeut.

WH

-ocr page 488-

HIEUW en
UNIEK

Slentrol, een uniek op maat
gemaakt gewichtbeheersings-
programma voor honden met
overgewicht en obesitas:

I Maandelijkse evaluatie van de doserini
in de dierenartspraktijk

9 Mag worden voorgeschreven tot het
gewenste gewicht is bereikt (maximaal
12 maanden)

IVIet Slentrol kunt u:

I Een veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken

Q Het aanleren van een gezondere
leefstijl gemakkelijker maken

NU

/e

BENIU

GEWICHT

SLENTROL®, WERKZAME STOFt dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UDA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20, 50 en 150 ml) • DOELDIER: hond • INDICATIES: hulpmiddel bij de (»handeling van overgevv
en otKsitas bij volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal gewichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERI
de aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0,05 mg/kg aanvankelijk lichaamsgewicht (0.01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal mi\'s) verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4 we
therapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijks aangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
en de dosis van liet product mag een maximum van 0,2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mg/kg dirlotapide) niet overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of met een kleine hoeveelheid
voer • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase, drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of
een van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoïdie of hyperadrenocorticisme, en katten vanwege
het risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of -dysfunctie, dient de leverfunctie beoordeeld
te worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
te worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
worden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren weer
in gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van braken
diarree of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
Er rijn bij de doeldieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient onderworpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
BEWAREN: in de oorspronkelijke container. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN: braken, soms vergezeld gaande van
verschijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, niet geassocieerd
met histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameters • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluiter, of
contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg®pfizer.com)

Pfizer Aniinal Health

We know/ you care

f^izer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.weknowyoucare.nlinfo@pfizerah.com

slentrO

dirlotapide

MINDER GEWICHT. MEER PLEZIE

-ocr page 489-

Nieuw
bestuur
dsk

Rob Loohuis

Bij dezen willen wij ons graag
voorstellen aan de lezers van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, wij
zijn het 77" bestuur der Diergenees-
kundige Studenten Kring en leven
sinds
9 oktober jongstleden in de
mooiste kamer die Utrecht rijk is, de
dsk-kamer. Ons bestuur telt zes
leden en hieronder zullen we kort
iets vertellen over onszelf en over
onze bezigheden komend jaar.

Aagje Hardeman is Assessor van de
Diergeneeskundige Studenten Kring.
Ze begeleidt twee commissies,
namelijk de
ivsA-commissie, die
ervoor gaat zorgen dat we dit jaar
internationale studenten op de
faculteit kunnen verwelkomen, en de
Ddx-commissie, die zorgt dat we op de
faculteit Diergeneeskunde van al het
nieuws op de hoogte zijn.

Sylvia Strik is Vice-ab-actis van de
Diergeneeskundige Studenten Kring.
Onder haar hoede zullen de enthou-
siaste Excursiecommissie en Toneel-
commissie zorgen dat er weer vol-
doende vermaak en vertier is voor de
veterinaire student.

Wim Schaap is Vice-praeses van de
Diergeneeskundige Studenten Kring.
Samen met de Sportcommissie zal hij
zorgen dat de we komend jaar
voldoende beweging krijgen. De Muse-
umcommissie zal waken over de
■geschiedenis van de studie Dierge-
neeskunde en de
dsk.

Fokko Aldershoff is Fiscus van de
Diergeneeskundige Studenten Kring.

I Samen met de Symposiumcommissie
zal hij het symposium van 11 februari
tot een interessant en informatief
evenement maken.

Dorien Willems is Ab-actis van de
Diergeneeskundige Studenten Kring.
De commissies die dit jaar op haar
steun mogen rekenen, zijn de Gezel-
schapsdierencommissie, die allerlei

activiteiten over honden en katten zal
organiseren, en de Feestcommissie, die
het voor alle veterinaire studenten
mogelijk maakt om te \'socializen\' in
de fietsenkelder.

Rob Loohuis is Praeses van de
Diergeneeskundige Studenten Kring.

Samen vormen wij het team dat de
Diergeneeskundige Studenten Kring
dit jaar laat draaien; je zou het ook wel
een hecht roedel kunnen noemen,
temeer omdat ons bestuursthema
\'Canis lupus\' is. De wolf is de nog
steeds aanwezige voorouder van de
moderne huishond. Zijn eigenschap-
pen hebben gemaakt dat hij zich
uitstekend kon aanpassen aan het
leven bij de mens. Het zijn deze
eigenschappen die we dit jaar als
bestuur willen uitdragen: sociaal
gedrag, goede communicatie, ver-
zorgend gedrag en loyaliteit.

specifieke activiteiten

Dit collegejaar zal het eerste en het
tweede jaar bestaan uit bachelor-
studenten en het derde en het vierde
jaar uit studenten van het Curriculum
2001. Vanwege de verschillende
roosters die deze twee curricula dit
jaar hebben, zullen de tentamens
verspreid over het gehele jaar plaats-
vinden. Daarnaast moeten de eerste-
jaarsstudenten uitkijken voor het
bindend studieadvies en is het voor
studenten uit curriculum 2001 de
laatste kans om tentamens van
vakken uit het tweede jaar te maken
en vakken uit het derde jaar te volgen.
Hierdoor zal het voor ons als bestuur
een uitdaging zijn onze activiteiten zo
in te plannen dat ze nog steeds door
het gros van de studenten kunnen
worden bijgewoond. Toch ontkomen
we er niet aan om dit jaar ook wat
jaarspecifieke activiteiten te organise-
ren, die voor bepaalde jaren wat
aantrekkelijker zijn dan voor andere.

Andere belangrijke punten die we
dit jaar willen nastreven, zijn:

- Goed luisteren naar, en commu-
niceren en evalueren met de leden;
dit kan op vele momenten zoals in
de koffiepauzes,
wsb\'s, activiteiten
en meer, maar we willen ook een
inspraakavond organiseren;

-Lanceren van een professionele
en interactieve website;

- Streven naar een prettige en
professionele samenwerking met
zowel verenigingen en instanties
binnen de faculteit Diergenees-
kunde als met verenigingen buiten
de faculteit Diergeneeskunde;

- Zorgen dat de osK-kamer een
plek is waar iedereen terecht kan;

- Nog meer verschillende activitei-
ten organiseren;

- Het alumnibeleid verbeteren en
meer activiteiten organiseren
specifiek voor deze doelgroep.

enthousiast

Dit is een greep uit het scala van
nieuwe ideeën en doelen die we dit
jaar nastreven. Mocht u een volledig
overzicht willen of een mondelinge
toelichting, schroom dan niet de
dsk-kamer te bezoeken. Maar u kunt
natuurlijk ook altijd in de
dsk-kamer
terecht voor een lekker kopje koffie,
thee of iets anders. Hopelijk heeft u nu
een beetje een idee welke enthousiaste
nieuwelingen dit jaar de
dsk-kamer
betrekken en hebt u een inzicht
gekregen in de plannen van komend
jaar. Rest ons niets anders dan te
zeggen dat we er zin in hebben, dat we
er klaar voor zijn en dat we hopen ook
u komend jaar te zien!

Rob Loohuis, h.t. Praeses van de Dierge-
neeskundige Studenten Kring, namens
het 77e bestuur van de Diergenees-
kundige Studenten Kring.

-ocr page 490-

In maart start de tweede modulaire
pegd-cursus: \'Echografie abdomen
voor gevorderden\'. Gedurende vier
donderdagen verspreid over een jaar
krijgen dierenartsen de gelegenheid
zich onder leiding van Mariëtte
Vink-Nooteboom, specialist vete
rinaire radiologie werkzaam bij
Veterinair specialistisch centrum \'De
WagenRenk\', verder te verdiepen in
de echografie van het abdomen.

Deze interactieve cursus is bedoeld
voor gezelschapsdierenartsen die zelf
al in de praktijk echografische
onderzoeken van het abdomen
uitvoeren en zich hier verder in willen
verdiepen. We verwachten dat

deelnemers al een basiscursus hebben
gevolgd en redelijk vertrouwd zijn met
de bediening van het echoapparaat.

inhoud

Het programma is opgebouwd uit vier
modules. Tijdens de eerste module zal
kort worden ingegaan op de techniek
van echografie en de bediening van de
apparatuur Vervolgens wordt verder
ingegaan op de systematiek die nodig
is voor een compleet echo-onderzoek
van het abdomen. De tweede module
zal de lever, galblaas, pancreas en milt
behandelen, op dag 3 komen de
urinewegen, genitaliën en bijnieren
aan bod en de laatste module betreft
het maagdarmkanaal en de abdomi-
nale lymfklieren. Naast het optimaal
in beeld brengen van bepaalde
structuren worden ook de patholo-
gische echobeelden uitgebreid
behandeld. Elke cursusmiddag wordt
opgebouwd uit een theoretisch
gedeelte, een demonstratie echo-
onderzoek met behulp van een
oefenhond, bespreking van casuïstie-
ken en het oefenen van de interpre-
tatie van echobeelden met behulp van
dvd-beelden. Er wordt van de cursis-
ten verwacht dat zij het geleerde thuis
in de praktijk gaan oefenen en
uiteindelijk tijdens de patiëntenzorg
gaan gebruiken.

Modulaire pegd-cursus \'Echografie
abdomen voor gevorderden\'

cursus

De cursus zal plaatsvinden op donder-
middag 12 maart, 14 mei, 10 september
en 26 november 2009 van 15.00 uur tot
20.00 uur. U kunt zich uitsluitend
inschrijven voor de hele cursus,
bestaande uit vier modules. Vanwege
het interactieve karakter is er een
beperkt aantal plaatsen beschikbaar. De
kosten voor de gehele cursus bedragen
650 euro inclusief\'proceedings\',
dvd\'s
en een broodmaaltijd.

Voor meer informatie, inschrijven
en het volledige programma kunt u
kijken op vvww.ggg.knmvd.nl onder
\'pegd\', hier vindt u ook het overige
cursusaanbod van de
pegd.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
non-profit samenwerkingsver-
band van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren en het
departement Geneeskunde
Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht

Alweer drie jaar wordt door de
Samenwerkende Diergeneeskun-
dige Kankercentra,
sdk, met veel
succes het ONCOlogisch Treffen
georganiseerd met als thema:
\'Urogenital tumours in dogs and
cats: it takes balls to treat them!\'.
Deze nieuwe traditie in veterinair
Nederland zet zich krachtig voort.
In het weekeinde van 7 en 8 februari
2009 zal het vierde ONCOlogisch
Treffen in Kontakt der Kontinenten,
Soesterberg, urogenitale tumoren
van alle kanten belichten.

Het gaat tijdens deze oncologische
weekeinden steeds weer om een
verfijnd samenspel tussen een klinisch
oncoloog, een beeldvormer en een
chirurg, zodat van elk onderwerp een
totaalplaatje wordt geschetst. Het
ONCOlogisch Treffen biedt de practi-
cus hiermee steeds zeer bruikbare
informatie voor de dagelijkse praktijk.
Voor het ONCOlogisch Treffen 2009 is
het opnieuw gelukt grote sprekers naar
Soesterberg te halen.

nieuwste inzichten

Dr Erik Teske (Utrecht) hoeft nauwe-
lijks te worden geïntroduceerd. Hij

ONCOlogisch Treffen 2009

geniet wereldwijd respect voor zijn
baanbrekende onderzoek op het gebied
van de oncologie. Hij zal een \'state of
the art lecture\' verzorgen over prostaat-
carcinomen bij de hond. De nieuwste
inzichten in het ontstaan van de
verschillende typen prostaattumoren
bij de reu, de histopathologische diffe-
rentiatie en de (on)mogelijkheden van
behandeling zullen de revue passeren.

Ook prof. dr Deborah Knapp van
de Purdue university (Verenigde
Staten) zal verschillende voordrachten
verzorgen. Zij wordt algemeen
beschouwd als autoriteit op het gebied
van blaaskanker bij hond en kat. Zij
zal uitgebreid ingaan op blaaskanker
en bespreken hoe de practicus kan

-ocr page 491-

omgaan met deze ziekte wat betreft
diagnostiek en behandelwijze. Ook
nsaid\'s zullen in dit kader de revue
passeren. Het is gebleken dat cox-2-
remmers in positieve zin grote invloed
kunnen hebben bij de behandeling
van bepaalde types blaaskanker Ook
kankerpreventie en vroege detectie
zullen worden besproken en tevens
zal kanker van de urogenitaaltractus
in ruimere zin aan de orde komen.

Het gedeelte over beeldvorming
wordt volledig verzorgd door

dr. Edoardo Auriemma (Utrecht).
Dr Auriemma zal ingaan op de
verschillende beeldvormende technie-
ken om urogenitale tumoren op te
sporen bij de hond en de kat, maar
bijvoorbeeld ook bij het konijn. Hij zal
ook stilstaan bij het normale beeld
van de urogenitaaltractus binnen de
medische beeldvorming.

De chirurgische behandelings-
mogelijkheden van deze groep
tumoren worden besproken door prof.
dr. Rafael Nickel (Hamburg, Duits-
land). Dat zijn voordrachten erg
praktisch gericht zullen zijn, hoeft
niet te worden uitgelegd.

Een humane \'key-note\'-spreker zal
een overzicht geven over de etiologie,
diagnostiek en behandeling van blaas-
en prostaatkanker bij de mens.

Kortom, het wordt een weekeinde
dat u niet mag missen! Voor meer
informatie en aanmelding voor dit
boeiende congres kunt u kijken op
www.kankerbijdieren.nl.

IC-avonden voor jonge dierenartsen
gezelschapsdieren

Marije Persoon

Ben jij een jonge dierenarts gezel-
schapsdieren werkzaam in een
eerstelijnskliniek? Heb jij soms
moeite om de vertaalslag van theorie
naar de praktijk te maken? Wil jij
met andere jonge collega\'s discussië-
ren over de dagelijkse eerstelijns-
patiënten en de mening van een
specialist hierover weten? En wil je
daarnaast leren hoe je jouw commu
nicatieve en managementvaardig
heden kunt verbeteren zodat je
effectiever en met meer plezier kunt
werken? Dan zijn de ic-avonden iets

voor jou!

In 2009 start iViP met het organiseren
van ic-avonden (Interactieve Cursus-
avonden) voor jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Het doel van de
ic-avonden is jonge dierenartsen de
mogelijkheid te geven met elkaar te
discussiëren over het werken in de
praktijk. In een informele sfeer
worden niet alleen casussen uit de
praktijk besproken, maar wordt ook
aandacht besteed aan communicatie,
management, coaching, verkoop-
technieken en intervisie. Om de
verschillende onderdelen goed aan
bod te kunnen laten komen, bestaat de
avond uit twee delen.

twee delen

Het eerste deel van de avond heeft als
thema: \'Kennis in de praktijk\'. Onder
begeleiding van een specialist uit
jouw regio worden casussen uit de
praktijk besproken. De deelnemers
krijgen de vraag of zij van tevoren een
casus of specifieke vraag met betrek-
king tot het specialisme van die avond
willen aanleveren. Afhankelijk van de
aard van de casussen zal eerst in kleine
groepen van vier tot vijf personen
onderling worden gediscussieerd.
Vervolgens zal de casus met de
specialist worden besproken en zullen
vragen worden beantwoord.

Het tweede deel heeft als thema:
\'Communicatie, coaching en praktijk-
management\'. In dit deel van de avond
wordt aandacht besteed aan alle
andere zaken die bij het vak dierenarts
komen kijken. Elke avond wordt een
ander onderwerp besproken op het
gebied van communicatie, coaching
en praktijkmanagement met een
coach of een andere specialist op dit
gebied.

eerste avonden

De ic-avonden worden zes per jaar
gegeven op drie verschillende lokaties.

u
( )

De ic-avonden hebben een informele sfeer

De eerste avonden vinden plaats in
februari 2009. Elke avond staat een
ander specialisme centraal. De
onderwerpen in februari zijn: \'De
spoedpatient\' en \'Coaching\'. Voor
meer informatie of om je aan te
melden kun je terecht op www.ivip.nl
of mailen naar marije(a)ivip.nl.

Marije Persoon is de organisator van de
ic-avonden voor jonge dierenartsen.

-ocr page 492-

SPECIFIC

Allergy Management

r-

M,

l»l»J

[•7«ThiT*1iIi|

JS.

JS.

JIS<

JS.

TEST

-ocr page 493-

Specifieke pancrease
lipasebepaling

Bij katten is de diagnose pancreatitis
nog moeilijker te stellen dan bij
honden, niet alleen vanwege de vage
en aspecifieke klinische symptomen
zoals lethargie, verminderde eetlust,
dehydratie en gewichtsverlies, maar
ook omdat pancreatitis bij de kat vaak
voorkomt in combinatie met andere
ziekten zoals diabetes mellitus,
darmaandoeningen en leveraan-
doeningen (cholangiohepatitis en
hepatische lipidose). Deze ziekten
maskeren de pancreatitis, maar zijn
juist vanwege deze aandoening slecht
onder controle te krijgen. Met echo-
grafie varieert de sensitiviteit van
24 procent tot 67 procent. Bij ruim
6500 katten die werden aangeboden
voor autopsie, werd bij 67 procent
histologisch bewijs gevonden voor
met name chronische pancreatitis.

idexx Vet-Med\'Lab introduceert de
Spec cpl™, een immunoassay waar-
mee de concentratie van pancreas-
specifiek lipase in het bloed wordt
bepaald. Net als de Spec cpl™ voor de
hond heeft deze test een hoge sensiti-
viteit (100 procent bij matige tot
ernstige pancreatitis) en specificiteit
(91 procent).

(080) 127 24 691

Bio-Lapis, Fibreplex en
Novacam

Protexin Bio-Lapis is een sterk gecon-
centreerd voedingssupplement dat
prebiotica en probiotica bevat voor het
herstel van de darmflora van konij-
nen en andere kleine huisdieren. Dit
product bevat ook elektrolyten, enzy-
men en vitamines en wordt speciaal
gebruikt na een operatie of ziekte voor
een sneller herstel. Het is ook geschikt
voor konijnen die vaak diarree of an-
dere darmproblemen hebben. Bio-Lapis
is leverbaar in een verpakking met
vijftien sachets van 2 gram.

Fibreplex is een probiotisch en
prebiotisch supplement met extra
voedingsvezels om de normale
spijsverteringsfunctie te stimuleren
bij konijnen en knaagdieren, op basis
van sojaolie, Preplex (prebioticum),
wortelaroma en natuurlijk bèta-
caroteen. Het is verkijgbaar in een
gebruiksvriendelijke doseerinjector
van 15 milliliter

Novacam is een goed verdraagbare
en smakelijke
n s a i d voor honden op
basis van meloxicam. Het is uitermate
geschikt voor postoperatieve pijn en
pijn door spier- en gewrichtsaandoe-
ningen. Novacam is verkrijgbaar in
flacons van 25, 50 en 125 milliliter,
met een handige doseerspuit voor de
juiste dosering.
info@astfarma.n]

Eerste idexx Catalyst
Dx™ in Nederland

Dierenkliniek Twente in Enschede is
de eerste praktijk in Nederland die de
idexx Catalyst Dx™ in gebruik heeft
genomen. Het apparaat is erg ge-
bruiksvriendelijk. De centrifuge is
ingebouwd, dus er kan gewoon
volbloed gebruikt worden (ook in
kleine hoeveelheden). Verder wordt
gebruikgemaakt van voorgeladen
clips van standaardprofielen die als
één pakketje in enkele seconden in
het apparaat worden geplaatst.
Natuurlijk is er ook de mogelijkheid
\'single slides\' te gebruiken of een
eigen profiel samen te stellen. Verder
kunnen nu meerdere patiënten
tegelijk worden getest, zo zijn bij-
voorbeeld de uitslagen van vier
pre-anesthetische profielen binnen
achttien minuten beschikbaar Een
aangesloten
idexx VetLab® Station
voegt alle uitslagen samen, print ze uit
in een overzichtelijk rapport en
koppelt ze automatisch aan de
patiëntenkaart (bij geschikte soft-
ware). Bovendien geeft dit programma
eventueel ook een overzicht van
mogelijke interpretaties van de
uitslagen.

www.dierenkliniek-twente.nl

Samenwerking pdv en
Centrum Diervoeding

Het Productschap Diervoeder (pdv) en
het Centrum Diervoeding gaan
intensief samenwerken op het terrein
van de voederwaardering. Het
Productschap Diervoeder is een
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
en is ingesteld op verzoek van het
Nederlandse diervoederbedrijfsleven.
De activiteiten van het Productschap
zijn ondergebracht in diverse pro-
gramma\'s, waaronder het programma
\'Uniformering voederwaardering\'. In
het Centrum Diervoeding zijn de
expertise en de capaciteit gecombi-
neerd van drie groepen, werkzaam op
het terrein van de diervoeding. Het
betreffen het cluster Diervoeding van
de Animal Sciences Group
(asg); de
leerstoelgroep Diervoeding van
Wageningen Universiteit (wu) en de
afdeling Voeding van de faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit
Utrecht (uu).

Beide partijen zijn van mening dat
voederwaarderingsystemen voor
landbouwhuisdieren en de waarde-
ring van voedermiddelen als zodanig
van groot (toekomstig) belang zijn
voor onder andere diergezondheid,
productkwaliteit, productie-efficiëntie
en milieukwaliteit. De ontwikkeling
van voederwaarderingsystemen,
inclusief het ontwikkelen van een
voederwaardetabel, wordt gezamen-
lijk uitgevoerd.

(070) 3708406

-ocr page 494-

Aan de slag

Na de verkiezingen van 3 oktober en de finale verdeling van de portefeuilles
binnen het bestuur, is het nieuwe bestuursteam op volle sterkte aan de slag. De
verkorte versie van de portefeuilleverdeling leest u hieronder. In de komende
nummers van het Tijdschrift staan verschillende korte artikelen ter verdere
introductie gepland.

Uiteraard niets ten nadele van het voorgaande bestuur. Ook zij leverden een
grootse prestatie, maar desalniettemin kan worden geconstateerd dat het nieuwe
bestuur een frisse presentatie en aanpak voorstaat. Dezelfde doelstellingen uit het
vigerende beleidsplan op een nieuwe manier verpakt en verwoord. Of dit te maken
heeft met de veranderde samenstelling van het bestuur in de zin van man-vrouw-
vertegenwoordiging en betere spreiding over de leeftijden, is moeilijk te duiden.
Dat de nieuwe bestuursleden duidelijk extra werk willen maken van de commu-
nicatie met de leden is evident. En dat is nodig ook. Er gebeurt veel in diergenees-
kundeland. Het Convenant Antibioticaresistentie Dierhouderij wordt 3 december
getekend. De nieuwe Raad voor Dierenaangelegenheden is per i december aan de
slag. Het beleid van het ministerie van
lnv van de afgelopen jaren wordt door-
gehcht en zal ongetwijfeld leiden tot nieuwe beleidsinitiarieven voor de komende
jaren. Allemaal kansen voor de veterinaire beroepsgroep
endeKNMVD. Aan ons
allemaal om ons een betrouwbare en professionele partner te tonen in de keten
van diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en voedselveiligheid.

Ludo f Hellebrekers, voorzitter

NIEUW BESTUUR

Het nieuwe bestuur van de knm vd,
dat op 3 oktober is verkozen, is
officieel aangetreden. De portefeuil-
leverdeling is als volgt: Ludo Hellebre-
kers, algemene zaken, Brigitte
Cornelissen, professionele kwaliteit
en dierenwelzijn, Gerrit Hooijer,
diergezondheidsbeleid. Arend Piebes,
diergeneesmiddelenbeleid en volks-
gezondheid, Harold van Rossem,
financiën, Bram van Schaik, sociaal-
economisch en commissie Jonge
Dierenartsen en Lonneke Stark,
verenigingszaken en media.

CONCEPTSTATUTEN KLAAR

De concepttekst van de nieuwe
statuten van de
knmvd is aan de leden
toegezonden. Op de buitengewone
algemene ledenvergadering van
17 december zal over de nieuwe
statuten worden gestemd. Bestuur en
bureau hopen op een grote opkomst.

Meer informatie: portefeuillehouders
Ludo Hellebrekers en Lonneke Stark,
bureaumedewerker Herman Geertsen.

I50-jarig bestaan knmvd

In 20t2 zal de knmvd 150 jaar bestaan.
Het bestuur wil op verschillende
manieren aandacht besteden aan dit
jubileum, zowel voor de leden van de
vereniging als voor externe partijen.
Er wordt een commissie gevormd van
oudere en jonge dierenartsen om het
concept verder uit te werken. Sugges-
ties voor het vieren van het r 50-jarig
bestaan van de
knmvd worden zeer op
prijs gesteld. Neem voor ideeën
contact op met de onderstaande
portefeuillehouder of bureau-
medewerker.

Meer informatie: portefeuillehouder
Lonneke Stark, bureaumedewerker
Irene van den Berg.

Bulletin Bestuur en Bureau,
nummer ii, november 2008

HERZIENING

VERENIGINGSSTRUCTUUR

In verband met de herziening van de
verenigingsstructuur zal een lid van
het nieuwe
knmvd-bestuur contact
opnemen met de commissies van de
KNMVD om te bespreken hoe de
veranderingen kunnen worden
vormgegeven.

Meer informatie: portefeuillehouder
Lonneke Stark, bureaumedewerker
Irene van den Berg.

SENIOREN EN fONGE

DIERENARTSEN

Op 5 november jongstleden vond de
vierde informatiedag voor senioren
plaats. De bijeenkomst was een groot
succes. Een verslag verschijnt te zijner
tijd in het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

Op 29 november organiseerde de
Commissie Jonge Dierenartsen haar
eerste symposium over coaching en
communicatieve vaardigheden.
Meer informatie: portefeuille-
houders Lonneke Stark en Bram van
Schaik (Jonge Dierenartsen), bureau-
medewerker Irene van den Berg.

-ocr page 495-

De sportcommissie van de knmvd

Vrijdag lo oktober 2008 vormde het
sportpark van Wijk bij Duurstede
opnieuw het toneel voor veterinai-
ren uit Nederland en België om hun
sportieve kwaliteiten met elkaar te
meten. Het weer was fantastisch, de
sfeer was uitstekend, de organisatie
liep gesmeerd, alleen... het aantal
onderdelen was dit jaar kleiner dan
voorgaande jaren.

Zo was er door gebrek aan belangstel-
ling voor het eerst in de geschiedenis
van de sportdag geen hockey- en geen
bridgetoernooi. En ook het vorig jaar
geïntroduceerde jeu de boulestoernooi
kreeg dit jaar geen vervolg.

FIETSTOCHT EEN SUCCES

Het ontbreken van deze onderdelen
werd gecompenseerd door een
fietstocht, georganiseerd door collega
Klaas Soethout. De deelnemers aan
deze tocht verkenden de prachtige
omgeving van Wijk bij Duurstede
onder een stralende zon en werden en
passant door Klaas op een vakkundige
wijze bijgeschoold over tal van
historische wetenswaardigheden,
zoals bijvoorbeeld het verblijf in
ballingschap van Keizer Wilhelm II in
ons land. Kortom, de fietstocht was
een zeer geslaagd nieuw onderdeel
voor onze sportdag waarover de
deelnemers zeer te spreken waren. Dat
beeld van zeer tevreden deelnemers
gold ook voor de andere sporten op
deze dag en eigenlijk is dat zo op elke
sportdag.

Sportdag volgens
deelnemers geslaagd,
maar hoe nu verder...?

KOMT U OOK IN 200g?

Toch hebben wij ons als sportcommis-
sie dit jaar wel de vraag moeten stellen
of de sportdag als traditie moet
blijven. Want ondanks al onze
inspanningen wordt het deelnemers-
veld ieder jaar kleiner De positieve
reacties op de sportdag zelf van vrijwel
alle deelnemers hebben ons doen
besluiten om komend jaar tot een
\'testcase\' te maken. U als
knmvd-lid
bepaalt hoe het met de sportdag gaat
aflopen. Uit de resultaten van de
enquête die u via e-mail hebt ontvan-
gen, bleek onder andere dat veel leden
een zekere koudwatervrees hebben
ten opzichte van het bezoeken van de

knmvd-sportdag, met antwoorden als:
"... ik weet niet wie er komt..." of"... ik
kan niet goed sporten..."

Ons inziens zijn dit geen geldige
excuses, want ieder jaar opnieuw
blijkt op de sportdag dat het feit dat de
bezoekers dezelfde opleiding hebben
gevolgd, voldoende basis biedt om
gezellig met elkaar te verkeren en dat
het niveau van sportiviteit geen
belemmering is voor het slagen van de
sportdag. Van \'brekebeen\' tot \'bijna
topper\', het gaat allemaal prima
samen. We gaan daarom dit jaar
zorgen voor meer publiciteit, maken
een vroege inschrijving mogelijk en
stellen de bezoekers in staat om online
in te zien wie er op de deelnemerslijst
staat. We hopen u hiermee over de
streep te trekken en te stimuleren
volgend jaar als deelnemer de sport-
dag te bezoeken. Wij zijn het als
sportcommissie namelijk met de
deelnemers eens dat de sportdag een
bijzonder leuke dag is, die eigenlijk
niet verloren mag gaan. Het is echter
aan u om daarover te beslissen!
Voorlopig staat donderdag 17 septem-
ber gereserveerd voorde
knmvd
Sportdag 2009. Reserveert u deze
datum dus alvast in uw agenda.

Voor de uitslagen en foto\'s van de
sportdag verwijzen wij u graag naar de
website van de
knmvd.

De sportcommissie van de knmvd be-
staat uit Albert Brands, Hans Sickmann,
Bauke van der Valk, Jasper Hetterschijt
(dsk), Maaike Dolk, Bernard Thien,
Jansje van Veersen, Nick Simoncelli,
Klaas Soethout en Hans Meijs.

-ocr page 496-

Arnold Mouwen

*1944 - t2008

Arnold Mouwen werd geboren op 17 april 1944 in een boerengezin in Wouw.
Na zijn middelbare schooltijd koos hij, hoewel zijn hart lag op de boerderij,
toch voor de studie diergeneeskunde. Als veterinair student kwamen zijn
bestuurlijke kwaliteiten en zijn spreekvaardigheid al tot uiting. In die tijd
maakte hij voor het eerst kennis met de praktijk in Wanroij. Na zijn afstuderen
in 1970 was hij enkele jaren werkzaam in de vleeskeuring in Hoorn. Inmiddels
was hij getrouwd met zijn jeugdliefde Ria van Oers. In 1973 kwam hij defini-
tief naar Wanroij. Bij een auto-ongeluk had Arnold een oogletsel opgelopen.
Vanwege naderhand optredende complicaties werd hij aan één oog nagenoeg
blind. Voor ieder ander zou dit een reden zijn geweest om iets anders te gaan
doen, maar niet voor Arnold. Hij bleef in de praktijk en met enorm door-
zettingsvermogen wist hij zijn handicap te overwinnen.

Eenmaal in de praktijk signaleerde hij de toenmalige problemen in de
veehouderij. Hij zette zich nadrukkelijk in voor een beter stalklimaat en voor
veranderingen in de voeding. Hij werd een groot voorstander van het
voederen van bijproducten in de vorm van brijvoeder. Vol overtuiging zette
hij zich in voor verbeteringen in de veehouderij en hij wist de juiste perso-
nen en organisaties te vinden om deze te bereiken. Bedrijfsbegeleiding was
hem op het lijf geschreven.

Ria en Arnold kregen een zoon en een dochter. Voor hun lichamelijk
gehandicapte zoon zocht Arnold onvermoeibaar naar goede behandelingen
en opleidingen, zodat Ard een zelfstandig bestaan kon opbouwen.

Naast zijn werk in de praktijk bekleedde hij vele beroeps- en maatschappe-
lijke functies. In zijn woonplaats Haps werd hij lid van de gemeenteraad,
voorzitter van het schoolbestuur en voorzitter van de jeugdraad. Daarnaast
was hij voorzitter van het bestuur van het Merletcollege in Cuijk. Voor zijn
beroepsgroep was hij een uitgesproken ambassadeur en representant. Hij was
voorzitter van de afdeling Noord-Brabant van de
kn m vd, lid van de Ereraad en
lid van de Tarievencommissie. Voor de
auv was hij bestuurslid van Regio zuid.
In 1998 -na 25 jaar- verliet hij de praktijk om een functie te aanvaarden bij het
pao-d. Bij al deze functies kwamen zijn grote kennis, inzet en ervaring van pas,
naast zijn bereidwilligheid anderen te helpen. Voor al deze activiteiten kreeg
hij de onderscheiding van Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

In 2004 moest hij zijn werk abrupt stoppen, toen de eerste verschijnselen
van zijn ziekte zich openbaarden. En opnieuw bleek dat hij kon vechten. Vier
en een half jaar heeft hij gestreden. Hij wilde nog zo veel en dus zocht en
greep hij iedere behandeling aan. Tussendoor ging hij samen met Ria nog zo
veel mogelijk op reis. Deze reizen werden steeds korter. Op het laatst werden
het tochtjes in de omgeving, vaak met vrienden en collega\'s; hij bleef in alles
geïnteresseerd.

Arnold was een sociaal bewogen mens. Hij was een prettige, humorvolle
en attente collega die veelal op het juiste moment een hartelijk en goed
woord vond. Hij overleed 19 augustus jongstleden.

Op zaterdag 23 augustus namen wij in een hartverwarmende dienst
afscheid van Arnold. Het werd een afscheid zoals hij zelf had gewild. Veel
familie, vrienden en collega\'s waren aanwezig. Zoon Ard en dochter Kristel
herdachten op waardige en bijzondere wijze hun vader.

IN MEMORIAM

Arnold was een zeer gewaardeerd collega en dierbare vriend. Moge de
herinnering aan deze goede en intens levende, en veel te vroeg gestorven
man voor Ria, kinderen en kleinkind een troost zijn.

Leo Rijk, Kees van der Riet

-ocr page 497-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:

Beerens, mevr. W.C.J.; 2008; 5176 nh De Moer,

Middelstraat 31
Bruijn, C.M. de; 1997; 8472
at Wolvega, De
Broggesr

Gorissen, B.M.C.; 2008; 3706 a a Zeist, Laan van
Vollenhove 620-bis

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Assink - Duin, nnevr M.B.; 2008 Gent; 7607 an

Almelo, Oosteres 28
Bardie, mevr T; 2008; 929r
gg Kollum, Simke

Kloostermanstrjitte 11
Beek, mevr H.A. van,; 2007; 4254
ld Sleeuwijk,

Kerkeinde 26
Berne, mevr. A. van,; 2008; 1012
rk Amsterdam,

Nieuwezijds Voorburgwal 173
Bessems, mevr F.W.L.C.; 2008; 3572
bh Utrecht,

Biltstraat 98 - bis
Beusekom, mevr. C.D. van,; 2008; 3992
sg

Houten, Hoekcamp 12
Boon, mevr T.L.M.; 2003; 1463
lp

Noordbeemster, Oosthuizerweg 68
Borra, J.K.W; 2006 Gent; 4373
az Biggekerke,

Vliedberg 25
Boxtel, mevr. A.M.G.M. van,; 2008; 4021 ab

Maurik, Garststraat 13
Fazilova, mevr V.V; 2008; 3584
dd Utrecht,

Cambridgelaan 465
Francois, R.J.M.M.; 2007;
sy8 4NQ Ludlow
United Kingdom, Rose College, Wyson
Lane, Brimfield
Gustings, mevr R.A.J.A.; 2007; 357 t
pg Utrecht,

Hijmans van den Berghlaan 188
Hanssen, mevr A.M.W.M.;
r983; 6361 ew Nuth,

Voorsterstraat 80
Heijne, mevr M.; 2008; 8584
vd Hemelum, Yde

B Yntemastrjitte r9
Klooster, mevr A.; 2008; 1561
rd Krommenie,

Lijnoliestraat r3
Lagendaal, mevr A.; 2008; 3512
tg Utrecht, p/a

Pauwstraat 3
Pol, mevr B.E.EM.; 2008; 9741 cp Groningen,

Kastanjelaan 12
Roozeboom, mevr H.C.; 2007; 7542
xm

Enschede, Waelstedelanden 21
Seip, mevr FM.; 2008 Gent; 4501
gr Oostburg,

Brouwerijstraat 28
Steenis, mevr LM. van,; 2008; 3584
dk Utrecht,

Cambridgelaan 573
Tenten, mevr D.; 2008; 7216
pn Kring van
Dörth, Wippert 10

Als kandidaatlid van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:

Derks, mevr M.; 3584 dx Utrecht;

Salamancapad 85
Erdtsieck, mevr B.L; 3583
vg Utrecht, Frederik

Hendrikstraat 47
Vugteveen, mevr V.E.; 3527
hr Utrecht,
Eisenhowerlaan 420

Voor het dierenartsenexamen van
7 november 2008 zijn geslaagd:

Alphen, B.W.P.M. van
Bouman, mevr M.
Dijkstra, mevr B.
Douwen, mevr. I. van
Geurtsen, mevr. A.H.S.M.
Goselink, mevr R.M.A.
Groot, mevr C.R.
Hartog, mevr S.M. den
Heus, mevr P. de
Hoyng, mevr B.
Kalis, mevr L.P.A.
Kool, mevr M.M.J.
Laan, mevr. B.L. van der
Lens, S.W.J.

Louw, mevr M.D.E. de
Majoor, J.W.
Panders, mevr K.T.
Ritsema, J.T.
Wagenaar, mevr. M.

)UBILEA

2 december. Mevr. drs. H. Penninkhof te

\'s-Gravenhage, 25 jaar
2 december, B. Meijer te Assendelft, 25 jaar

2 december, Dr H.P. Meyer te Lawrence, Kansas

(United States), 25 jaar

3 december, P.J.H.M. Meeus te Ridderkerk,

25 jaar

4 december, Dr ing. R.M. Barkema te Dronten,

50 jaar

19 december, J.H.M. van de Wouw te Heusden,
50 jaar

20 december, H.J. Rouwé te Ferwerd, 40 jaar

20 december. Mevr. drs. E.M. Bijleveld-Huussen

te Hoorn, 40 jaar
20 december, E. van Veldhuizen te Nijkerk,
40 jaar

20 december, P.A.M. Verhoeven te Sittard,
40 jaar

sluitingsdata voor kopi|

Aflevering I Deadline*
0i-0i-2009lmaandagl 15-12-2008
15-01-20091 maandag 105-01-2009
01-02-20091 maandag 119-01-2009
15-02-20081 maandag 102-02-2009

* Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

2008
December

6-10 aaep-congres (American Association of
Equine Practitioners). Locatie: San Diego,
Califomië,
usa.
11 Tweede jaarlijkse Waye O. Rester
symposium. \'Infections caused by
Rhodococcus\'. Locatie: San Diego.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2008
December

3 Informatiebijeenkomst Para tbg en

Salmonella namens nzo, vgh en de knmvd.
Regio West 14.00 uur Mercure Utrecht-
Bunnik

3 Informatiebijeenkomst Para tbc en

Salmonella namens nzo, vgh en de knmvd.
Regio Zuid 20.00 uur Mercure Den Bosch
Rosmalen.

10 Werkvergadering Paard. Locatie: Houten.
Aanvang: 19.30 uur

11 alv ggg.

12 dib sum Netwerkborrel. Locatie: Utrecht.

Cursussen

2008
December

I Module B \'Gedragstesten bij honden\'
(Dogvision). Locatie: Amersfoort of directe
omgeving. Lestijden 14.00 tot 21.00 u.
Module B kunt u volgen als u in het bezit
bent van het certificaat of bewijs van
deelname van module i \'toegepaste
ethologie van de hond\' of deel i
\'probleemgedrag bij honden\'. Het
inschrijfformulier is te downloaden van de
website www.dogvision.nl.

9 peg d \'Basiskennis van tandheelkunde bij
hond en kat\'. Locatie: faculteit
Diergeneeskunde, Utrecht. Een interactieve
basiscursus over tandheelkunde bij
gezelschapsdieren. Vanwege het
interactieve karakter is er een beperkt
aantal plaatsen beschikbaar Deze cursus is
als een op zichzelf staande lezing te volgen
en is daamaast de uitgangspositie voor de
Tandheelkunde Module. Meer informatie
via de portal.

9 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro. De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wurnl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs(|)wurnl.

10 gd Basiscursus Melkveevoeding. De
basiscursus is een eendaagse cursus over de
opbouw van rantsoenen en de belangrijkste
voedingsfactoren met betrekking tot
productie en gezondheid. De cursus wordt
opgezet en uitgevoerd samen met Schothorst
Feed Research
(sfr). De cursus vindt plaats bij
de
gd te Deventer De kosten zijn 245 euro
(exclusief btw). Opgave kan via e-mail (info(S
gddeventer.com) of fax (0570) 66 01 90.

12 Cursus \'Hoe behandel ik een wond met
reconstructieve chirurgie?\' Aanvang: 09.30
uur Plaats: Asch. Voor informatie: Denijs
Educatie, Achterstraat 11,4115
rp Asch
(gemeente Buren).Telefoon: (0345)63 85 35
en fax: (0345) 50 11 99. Website:
www.denijsinstruments.com/educatie/
cursusoverzicht2oo8.

16 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro. De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wurnl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wurnl.

-ocr page 498-

Covexin® 8

COVEXINio

LACTOVAC
Gletvax®5

QUADRISOr-IQQ

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een aantal hoogwaardige producten. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met deze nieuwe producten
kunnen onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel deze nieuwe Pfizerproducten nu via uw groothandel.

Bel voor moer informatie over |

deze Plixorprodueteii: |

010-4064600

info@pfizerah.nl

Pfizer Animal Health

-ocr page 499-

De kracht van Equimax
in een smakelijke tabiet

yfirbyetc:

NIEUW

£üuhvi/\\;crc

smakelijk
gemakkelijk
veilig
tot 800 kg

alles-in-één-ontworming

^ irbac Scdi-rland BV. Postbus n i

lal, Óen tdbicl per 100 kg iiihaarnsgev
ecline-overgi\'\\oelighi>id. niel toedie
H. Barnpvcld. Tel: 0342 - 427127. Fax:

KLINISCHE AVONDEN 2009

"Testosteronmanagement: andrologie in
de praktijk"
Drs. J. de Gier
"Wasvoorschrift bij huidproblemen: therapeutisch gebruik
van shampoo en lotion"
Mw. Drs. J.D. Sinke

woensdag 21 januari 2009 Van der Valk Hotel A4 Hoofddorp

donderdag 1 2 februari 2009 Golden Tulip Jagershorst Leende

woensdag 4 maart 2009 Van der Valk Hotel Wolvega

donderdag 19 maart 2009 Van der Valk Hotel Ridderkerk

maandag 30 maart 2009 Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn

\\/irij>etcz

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Het inschrijfformulier is ook te downloaden via www.virbac.nl.

Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail; infoSVirbac.nl.

Dierenartsencombinatie Gorredijk is
een gemengde praktijk met zeven
dierenartsen en vijf assistentes met
een zich goed ontwikkelende
gezelschapsdierensector.

Per I januari 2009 hebben wij, in verband met uitbreiding van
onze werkzaamheden, een vacature voor een

dierenarts gezelschapsdieren m/v

voor 24 tot 30 uur per week, met op termijn deelname in de
dienstregeling gezelschapsdieren.

Wij zoeken een ambitieuze, enthousiaste, allround dierenarts
gezelschapsdieren met minimaal éér jaar ervaring. Ons
gezelschapsdierenteam, nu ongeveer 1.3 fte, werkt vanuit een
nieuw praktijkpand ingericht op groei.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Aert joma,
telefoon 06-54731413. Informatie over de praktijk is ook te
vinden op het internet: www.dierenartsgorredijk.nl.

Uw sollicitatie gaarne binnen veertien dagen schriftelijk of per
mail richten aan:

Dierenartsencombinatie Gorredijk

t.a.v. Aert Jorna

De Klok 22

8401 CM Gorredijk

jorna@dierenartsgorredijk.nl.

Door middel van een gemotiveerd, enthousiast en vooruitstrevend team
van paardenartsen streven wij naar optimale patiëntenzorg in een
gezonde commerciële onderneming.

In verband met het uittreden van een van onze maten zoeken wij een:

Paardendierenarts (m/v)

Ben jij:

- Iemand met tweedelijns capaciteiten of ambities?

- Gemotiveerd en enthousiast?

- Flexibel en stressbestendig?

- Gezond commercieel ingesteld?

Dan bieden wij:

- Een dienstverband voor aanvankelijk 0,6 fte met uitzicht op een full
time dienstverband;

- Deelname in avond- en weekenddiensten;

- De mogelijkheid je ambities en vaardigheden verder uit te bouwen;

- Een prettige en afwisselende werkomgeving;

- Arbeidsvoorwaarden volgens de cao dierenartsenpraktijken.

Je sollicitatie met cv kun je richten aan:

Paardenpraktijk West-Brabant, t.a.v Angelique Jongbloets, Steenoven-
straat 23,4706
ra Roosendaal of per email:
info(a)paardenpraktijk.nl.

Voor meer informatie zie onze website: www.paardenpraktijk.nl.

-ocr page 500-

Veterinair Centrum Someren B.V. is een internationaal opererende dierenartsenpraktijk,

waarin 21 dierenartsen, gedifferentieerd per diersoort, werkzaam zijn.

Ter versterking van onze sectie herkauwers zijn wij op korte termijn op zoek naar

Veterinair Centrum Someren b.v

een fulltime dierenarts voor herkauwers (m/v)

Toelichting:

In de afgelopen jaren is de bedrijfsgrootte van de rundveebedrijven van onze cliënten flink toegenomen. Daarnaast is het aantal rundveehouders
dat zich aansluit bij onze praktijk, groeiende. Onze rundveesectie richt zich met name op de melkveehouderij. Preventieve diergeneeskunde door
structurele bedrijfsbegeleiding en advisering is hierbij een belangrijk speerpunt. Voeding, fokkerij en huisvesting zijn duidelijke aandachts-
velden. Wij zoeken een collega, die gemotiveerd is om in teamverband de herkauwerpraktijk van het vcs verder uit te bouwen en verantwoorde-
lijkheid wil dragen om mede \'de kar te trekken\'.

Ben jij:

- thuis in de melkveehouderij en actief in netwerken binnen deze sector

- ondernemend en commercieel
-innovatief

- proactief en besluitvaardig

- cliëntgericht

- flexibel en stressbestendig

- sociaal en communicatief

- bij voorkeur enkele jaren actief in de rundveepraktijk
Dan nodigen wij jou van harte uit te reageren.

Wij bieden:

- een uitdagende, veelzijdige functie, waarin je werkzaam zult
zijn binnen de herkauwersectie van een grote groepspraktijk

- enthousiaste en ambitieuze collega\'s, die de begrippen kennis,
kwaliteit en service hoog in het vaandel hebben staan

- een collegiale en informele werksfeer

- zeer goede mogelijkheden en kansen tot professionele
ontplooiing en ontwikkeling

- deelname in het avond- en weekenddiensten herkauwers

- zeer goede toekomstmogelijkheden

- salariëring conform de cao voor dierenartsenpraktijken

Je schriftelijke sollicitatie vergezeld van cv kun je binnen veertien dagen na het verschijnen van deze advertentie richten aan: Niels Groot
Nibbelink, Veterinair Centrum Someren B.V. Slievenstraat 16, 5711
pk Someren, Nederland, n.grootnibbelink@vc-someren.nl.

Meer informatie over onze praktijk is te vinden op www.vc-someren.nl.

TE KOOP AANGEBODEN

Praktijk voor landbouwhuisdieren

Duitsland
Voornamelijk runderen (incl. K.L)

Wegens plotseling overlijden van de dierenarts bied ik
namens de familie een reeds meer dan honderd jaar
bestaande runder- en varkenspraktijk te koop aan. Het
betreft een compact praktijkgebied in een landschap-
pelijk mooie streek, 60 kilometer ten noorden van
Hannover.

De clientèle bestaat uit overwegend buitengewoon
vriendelijke mensen. Bij interesse kan er ook onder-
handeld worden over participatie in een praktijk voor
kleine huisdieren. Ook is het mogelijk om in een
naburige paardenkliniek mee te werken. Aangezien
deze praktijk voor grote huisdieren voldoende basis
biedt om een bestaan op te bouwen, is deze aanbie-
ding eventueel ook geschikt voor een dierenartsen-
echtpaar.

Voor verdere informatie: Dr P. Koole. Tel. 0599-513083.

-ocr page 501-

Verbeek\'s Broederij en Opfokbedrijven zijn op het gebied van legpluimvee met de rassen
van Lohmann en H&N, toonaangevend in W/est-Europa. Jaarlijks leveren w/ij vele miljoenen
broedeieren, kuikens en jonge leghennen aan honderden tevreden klanten in binnen- en
buitenland. Dat maakt ons tot de onbetwiste marktleider.

Vanwege die positie hebben wij een bijzondere verantwoordelijkheid voor de legpluimvee-
houderij. En dan vooral voor de kwaliteit van de sector. Kwaliteit is het uitgangspunt bij
Verbeek. Evenals kennis en samenwerking, want wij geloven dat alleen intensieve
wisselwerking tussen alle schakels in de keten tot optimale kwaliteit voert.

Die manier van denken is doorgevoerd in onze gehele bedrijfsvoering. Alle kritische
processen - van productie tot verkoop - zijn beschreven en worden frequent beoordeeld.
Dat heeft ertoe geleid dat Verbeek is gecertificeerd met NEN-ISO 9001 NEN ISO 22000
voor de gehele organisatie.

Voor de mensen van Verbeek is kwaliteit een manier van leven. Die houding leidt geregeld
tot baanbrekende inzichten. Op het gebied van diergezondheid bijvoorbeeld en voedsel-
veiligheid. Maar ook als het gaat om het inzetten van nieuwe rassen die een hoger
rendement opleveren. Met Verbeek hebben legpluimveehouders dan ook al van oorsprong
een voorsprong.

Gezondheid is voor onze dieren van groot belang, daarom zijn wij op zoek naar:

PLUIMVEE DIERENARTS m/v

1,0 fte

In deze functie zorg je samen met de collega\'s voor een goede kwaliteit van de moeder- en
vaccindieren en van de af te leveren opfokleghennen. Daarnaast ben je bezig vorm te geven
aan een verantwoord veterinair beleid voor een optimaal af te leveren eindproduct en het
ontwikkelen van algeheel veterinair beleid.

Taken en verantwoordelijkheden:

- Veterinair/technische begeleiding van opfokhennen, vermeerderingsdieren en leghennen.

- Verantwoordelijk voor de uitvoering van de entingen en eventuele medicatie op
deze bedrijven.

- Adviseren op veterinair, technisch en hygiënisch gebied (in- en extern).

- Bijdragen aan het uitbouwen van het veterinair beleid om de kwaliteit van de at te
leveren producten verder te optimaliseren.

- Op peil houden van de vakkennis.

Profiel van de kandidaat:

- Opleiding tot (pluimvee)dierenarts.

- Ervaring in pluimvee is een pré.

- Goede communicatieve vaardigheden.

- Teamplayer.

- Proactieve en resultaatgerichte instelling.

- Affiniteit met pharmacie is een pré.

Interesse?

Voor meer informatie kun je contact opnemen met Bert van Nijhuis, tel. 0318 - 57 82 50.
Stuur dan een brief mét je motivatie en c.v aan Verbeek\'s Broederij en Opfokbedrijven,
t.a.v de heer C. Mulder, Postbus 11, 6740 AA Lunteren.

i

International LOHMANN

-ocr page 502-

Scientific Editor Vaccines

International Regulatory Affairs Biologicals

The Regulatory Affairs Department is a dynamic
internationally orientated environment in which a team
of dedicated specialists is responsible for the world-wide
registration of the Intervet/Schering-Plough Animal Health\'s
biologicals range. The department is a key factor in the
success of the company and forms the bridge between the
R&D organization and the Regulatory Authorities in more
than 120 countries. Its activities include the compilation
of high-quality scientific dossiers for our products,
co-ordination and support of the registration procedures
and co-ordination of international field trials.
The department is embedded in the international R&D
organization and consists of cross-linked teams responsible
for viral, bacterial and parasitological vaccines, international
clinical trials, export services and regulatory policy. Due
to the continuing strong growth of our product portfolio,
we now have a position for a Scientific Editor Vaccines.

Job description

Within the multi-disciplinary team of vaccine scientific
editors, you will be responsible for the preparation of high-
quality scientific dossiers for new or existing vaccines. You
will also be responsible for the follow-up of dossiers, which
have been submitted to competent authorities and provide
answers to any questions asked. You will be a member of
R&D project teams to advise regarding the appropriate set
of data required for international licensing or renewal.
Co-ordination of regulatory issues involved
in product transfers may also be part of your
activities. Depending on the specific profile of the
candidate, the focus of the position may vary.

Job requirements

The ideal candidate would have at least a master\'s degree
in one of the biomedical sciences (e.g., virology, molecular
biology) or veterinary sciences and have experience in
vaccine research, vaccine production or quality control.
A few years experience in the human or veterinary biological
pharmaceutical industry and/or a regulatory agency
would be an asset. Your English is fluent in speech and
writing, while preferably you speak French and German.
You have excellent communication skills and can cope
with temporary stress. Intervet/Schering-Plough Animal
Health strongly believes in the value of an informal,
non-hierarchical working environment where initiative is
stimulated and teamwork is valued. If you feel comfortable
to work under such conditions you are invited to respond.

Our offer

Intervet/Schering-Plough Animal Health offers you a
challenging position within an organization where growth
and dynamism are key concepts. You will enjoy good
career prospects, an excellent salary and other benefits.

Your application

Further information can be obtained from
Marcus Gravendyck PhD, Director Regulatory
Affairs Biologicals, tel. 31 (0)485 587 266,
e-mail: marcus.gravendyck@sp.lntervet.com.

Send your written application within two weeks to:
Intervet International bv, attn. Nicole Meijer, HR
Department, P.O. Box 31, NL-5830 AA Boxmeer, or by
e-mail: nicole.meijer@spcorp.com

Schering-Plough is an innovation-driven, science-centered global health care company. Through its own biopharmaceutical research and
collaborations with partners, Schering-Plough creates therapies that help save and improve lives around the world. The company applies its
research-and-development platform to human prescription and consumer products as well as to animal health products. Schering-Plough\'s vision
is to "Earn Trust, Every Day" with the doctors, patients, customers and other stakeholders served by its colleagues around the world. The
company is based in Kenilworth, N.J., and its Web site is www.schering-plough.com.

Intervet/Schering-Plough Animal Health is focusing on the research, development, manufacturing and marketing of animal health products. The
company offers customers one of the broadest, most innovative Animal Health portfolios, spanning products to support performance and to
prevent, treat and control disease in all major farm and companion animal species. For more information about Intervet/Schering-Plough Animal
Health visit the following website: www.intervet.com

WWW. 1 nte r vet. co m

-ocr page 503-

UNIEK CONVENIA® - Cefalosporine voor éénmalige injectie

• Behandeling gegarandeerd gedurende de hele kuur*

Eliminatie van de belangrijkste pathogenen bij huid
weke delen en urineweginfecties bij honden en katten

Dagelijkse toediening van tabletten is niet meer nodig

bHUNDEundKA\'
jiderter bereidii
KW injectie voor^
Poudre------------

EN.
vaneen
en

convenia

cefovecin natrium

iOmInachRekonstitution/
Mna reconstitutie /
lOmiapfesreconstituton

L^Ji

Eén injectie
bestrijdt infectie.

" Equivalent aan vergelijkbare antibloticumkuren voor dagelijkse toediening,
voorgeschreven voor huid-, weke delen en urineweginfecties

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2007 Plizer Animal Healtti bv - Capelle a/d Ussel • ® Merlmaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

80 mg/ml

UNIEK

CONVENIA*, werkzame stof: celovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel ter bereiding van een oplossing voor injectie • Doeldien hond en kat • Indicaties hond: behandeling van infecties 5

van huid en weke delen, inclusiel pyodermie, wonden en atKessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieefd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Indicaties kat behandeling van abcessen en vw^n van huid en weke ö

delen alsmede behandeling van urineweg inlecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor Infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimicrobiële activiteit van CONVENIA® na eenmalige iniectie ^

houdt tol 14 dagen aan • Toedieningswiize en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 10 kg lichaamsgewicht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke deien infecties bij de hond) c

dan wel lx (abcessen en verwondingen bij de kat) herliaald worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-indicaties: niet gebmiken bij overgevoeligheid voor cefatosporine of penicilline antibiotica, bij kleine herbivoren Onclusief cavias en y

konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere vootjorgen: de veillgheid is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale dyslunctle en is niet bewezen tijdens dracht en lactate. Behandelde dieren dienen tot g

12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeleinden gebruikt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C ■ 8°q. in oorspronkelijke verpakking ter beschenning tegen licht • Bijwerkingen: geen bekend • Verdere informatie: zie bijsluiter, of m
neem contact op met Plizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pllzer.com)

-ocr page 504-

PNEUMODOG® laat honden niet in de kou staan!

Het winterseizoen staat voor de deur. Veel honden zullen echter hun \'wintersportvakantie\' in
een dierenpension doorbrengen. Een doeltreffende kennelhoestvaccinatie is dan veelal vereist
en wenselijk.

PNEUMODOG is het enige injecteerbare én niet spreidende kennelhoestvaccin. De vaccinatie is dan
ook eenvoudig, snel en correct uit te voeren. Hierdoor wordt een veilige én betrouwbare
immuniteitsopbouw verkregen. De uitzonderlijke veiligheid van PNEUMODOG wordt bereikt doordat
de Bordetella en Parainfluenza componenten geïnactiveerd (dood) zijn.
Verspreiding van de
Bordetella-vaccinbacterie en het Paraïnfluenza-vaccinvirus in dierenpensions, naar andere dieren
en immuundeficiënte mensen, Is na vaccinatie met PNEUMODOG dan ook uitgesloten.

U laat de honden toch ook niet in de kou staan?

PNEUMODOG® BETROUWBARE ÉN VEILIGE BESCHERMING TEGEN KENNELHOEST

iza type 2 virus, stam PIC 3VER0 146-030, minstens 1.6 lo|10 • Cantistofbter in gevaccineerde honden); Al*** (als hydroilde)
. . - . —-------------------------------------..»..wv.. .„..„. Je leeftijd van 8 »eken ter vermindering van nMeverschijnselefl en van bactenêle en virale excretie veroonaakt door ^rdêtella

-r^fiSïï?^ ® LTi\'t" "ï",."; ® ^ "»^M« (OP. H«« «n «.«ligiscte g«6mi.si «ISSÏÏM^ «ZS"»

öfotKhisefitka en cani<

ctie. In een derieiijk geval dienl een symptomalische
met lelkens één dosis van 1 ml pet dier. mei een interval van 2-3 weken. Hervaccinatie: 14
van MERIAL ® MERIAL 2008. Alle rechten voorbehouden, Matt Art 14151/10/08.

°° t^!".""" lolKl. enlteMie (t 3 m) optreden, die meestal biimen 2 M»en ïetd»jnl. Vsixinalie ten In .UndeHijke gevaller. leiden lot een

^nandöing te Wfden ingesteld. Dofarlne en taedlsBliKiwee: Toediening: subcutaan. Injecteef een 1 ml dosis volgens dit schema: Basisvaccinatie: tweevoudige enting vanaf de ieeftiid van 8 weken met telkens één
dagen vo«i contact met een grate graep honden m véó, de fokpenode. Verdete inlonnalle lle bijslolter ol beschikbaar iSj MERIAL B.V.. Kleermakerstraat 10,1991 It fiserbrik. vsosijo" • 6 ""

PNEUMODOG\' - fieg. Nl 10332 - UDD. SiBiefistallliie per dosis è 1 ml: Geïiucliveerde BorOelellê broncfiisepoca. minstens 1.6 lofilO • Geinacti

0.6 me TTiiomeisal s 0.1 mg. D*Mhn*crt: Honden, imi«^ mr eebnilk »et s^lflcatie nn de teeMlemert(«): Actieve immunisatie van honden vanaf de l^jd van 8 iveken tVve^mmderinVvan

-ocr page 505-

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

17 0EC.2B!«

deel 133 • aflevering 24 • i5 december 2008

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

!

■■ir

Terugblik op de mkz-crisis
door betrokken dieren-
artsen zes jaar later

Recente ontwikkelingen
in de anesthesie van
gezelschapsdieren

Methicilline resistente
Staphylococcus aureus in de
paardenpraktijk

-ocr page 506-

Novacam®

Verlicht de pijmmet Novacam

f\'-

jSSVfarm

GROOT IN KLE
www.astfarma.nl

voordelige NSAID op basis van meloxicam M
smakelijke orale suspensie voor een optimale acceptatie <
veilige, anti-Inflammatoire, analgetische en anti-pyretische werking <
goed verdraagbaar en ook geschikt voor chronische klachten <

N0VACAM*1,5 mg/ml orale suspensie »oor de hond - DIERGENEESMIDDEL UDA

Werkzaam bestanddeel: Meloxicam t ,5 mg. Hulpstoffen; Natriumbenzoaat t ,75 mg. Doeldler: hond. Indicaties: Verlichting van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoening-
en van het bewegingsapparaat.
Contra-indicaties: Zie bijsluiter Toedieningsweg: Dient te worden toegediend gemengd met voer - zie bijsluiter Dosering: De aanvangsbehandeling is een
éénmalige dosis van 0.2 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht op
de eerste dag. De dagelijkse behandeling dient, met een interval van 24 uur te worden voortgezel met een orale onderhouds-
dosis van 0,1 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht, éénmaal per dag. Niet toedienen
aan honden met een lichaamsgewicht lager dan 2,5 kg. Bijwertiingen: Lees voor gebruik de bijsluiter
Registratiehouder: AST Beheer B.V. REG NL 10515

AST Farma introduceert
Novacam, een voordelige <
smakelijke pijnstiller voor
honden.

Novacam is een goedver-
draagbare NSAID op basis
meloxicam, uitermate gesc
voor post-operatieve pijn e
pijn door spier- en gewrict\'
aandoeningen.

Novacam is verkrijgbaar in
25ml, 50mlen 125mlflao(
Bij elke flacon zit een hanc
doseerspuit waarmee een^
voudig de juiste dosering h
worden bepaald.

-ocr page 507-

TVD, relevant voor de
praktijk!

Vrijdag jongsleden werd ik naar een varkensbedrijf geroepen. De varkenshouder
exporteert biggen en moet, tot medio januari 2009, deze biggen laten controle-
ren op afwezigheid van antistoffen tegen de ziekte van Aujeszky. Vorige week
had hij bloed laten onderzoeken. Een aantal van deze bloedjes bleek echter, ook
na confirmatie, \'positief\' te zijn. Op verzoek van
pve toog ik naar Overijssel. De
practicus was ook geïnformeerd en zou aanwezig zijn bij het bedrijfsbezoek.

We troffen, de practicus en ik, elkaar niet op het bedrijf, maar volgens de
geldende protocollen langs de kant van de weg. De herinneringen aan de
maatregelen van de
mkz-crisis kwamen snel bij hem boven. Deze uitbraak ligt
alweer zes jaar achter ons, maar een terugblik in dit
tvd (Noordman en Enden-
burg) leert dat de gevolgen nog steeds te merken zijn. Van aangifteplichtige
ziekten weten we nooit genoeg en Loeffen besteedt in dit nummer aandacht aan
het oprukken van Afrikaanse varkenspest
(avp) in Oost-Europa.

Het duurde even voordat de varkenshouder bij ons kwam. Tijd voor de
collega om mij te vragen naar de inhoud van het Convenant Antibiotica-
resistentie Dierhouderij dat afgelopen woensdag voor de varkens-, vleeskuiken-,
vleeskalveren- en melkveehouderij ondertekend is door alle in de keten
verantwoordelijke partijen. Transparantie van voorschrijfgedrag zal voor iedere
dierenarts en praktijk van wezenlijk belang zijn, zo concludeerde de collega en
hij gaf aan dat zijn praktijk gebruik zal maken van Vetbase als systeem om niet
alleen de \'tracking en tracing\' maar ook het gebruik inzichtelijk te maken.

Niet alleen Jan Tiete Siebinga, Teus Kreuger en Hugo de Groot schrijven over
verantwoord gebruik van antibiotica. Ook in het stuk over de inaugurele rede
van professor Dik Mevius komt het onderwerp ter sprake. Hij gaf zijn rede de
titel mee: \'Resistentie, een gevoelig onderwerp\'. De link van resistentie naar
MRSA is snel gelegd en dat gebeurde ook in het gesprek met de collega bij de
varkenshouder. Mijn collega sprak zijn verontwaardiging uit over een interview
dat hij op de radio had gehoord en waar veel onzin over
mrs a in geuit werd. Het
is van grootste belang voor de hele dierhouderij dat niet alleen houders van
dieren maar ook veterinairen van de hoed en de rand weten. Een bijdrage van
Marianne Sloet \'cum suis\' neemt de lezer mee naar de wereld van de
mrsa. Dit
artikel is zeer de moeite waard!

\'Durf te kiezen\' is de hartenkreet van joop Loomans. Dit is volgens hem
nodig om binnen onze beroepsgroep verder te differentiëren en te specialiseren
en biedt de beroepsgroep ook economisch perspectief. Velen van u hebben al
stappen in de richting van differentiatie gezet, sommigen van u zullen de
artikelen over aangifteplichtige ziekten en antibioticaresistentie dan ook
minder relevant vinden. Maar in dit Tijdschrift staat voor ieder wat wils: een
mooi overzicht van recente ontwikkelingen in de anesthesie van gezelschaps-
dieren (Akkerdaas) en een aankondiging van een symposium over vogelgenees-
kunde bij onze zuiderburen dat vele lezers zal plezieren.

fCNMi/D

En voor de verontruste lezer: de varkens vertoonden geen verschijnselen van
de ziekte van Aujeszky. De uitslagen van de extra afgenomen bloedmonsters
zullen bepalen of het bedrijf weer \'vrij\' verklaard kan worden.

Hetty van Beers

-ocr page 508-

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (webmaster)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr R.S. Schrijver
Dr E. Teske
Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr P De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. I.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr F van Knapen (Utrecht)
Dr J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. P.R. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.P.C. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Postgiro/bank
Postbank 5 n 606 ten name van de k n m v d ,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr
6993 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 25 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(Sovergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap YiNUvv en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
i oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

-ocr page 509-

Deel 133 • Aflevering 24 • 15 december 2008

wetenschap ..... Terugblik op de MKz-crisis door betrokken dierenartsen zes jaar later

J.W.J. Noordman en N. Endenburg 1042

Referaat D. Gevaert 1045

voor de praktijk ..... Recente Ontwikkelingen in de ancsthesic van gezelschapsdieren

LC. Akkerdaas 1048
Methicilline resistente
Staphylococcus aureus in de paardenpraktijk

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, A. Troelstra, A. Barneveld,

J. Wagenaar, D.J. Houwers en E. van Duijkeren 1056

inveterinairverband ..... Terug na.ar Kjixuna. Deborah Schouten 1064

Verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen voor varkenshouders

Hugo de Groot 1065
Afrikaanse varkenspest: ook een dreiging voor Nederland?
Willie Loeffen 1066
Belangrijk onderzoek naar wormbestrijding bij het paard
Deborah van

Doom, Jaap Wagenaar en Harm Ploeger 1067

Boekbespreking: Beter één vogel in de hand... Gerritjan van Nie 1068

Oratie Dik Mevius 1069

Uitgelicht: De wereldtopper Stier Sunny Boy 1069

praktijk in bedrijf ..... Enquête Sociaaleconomische Positie Dierenartsen 2008 Deel i:

arbeidsinzet en inkomen van practici Sjouke Kazemier 1070

De dierenarts in 2015 Joop Loomans 1074

Ingezonden: Dierenarts uit het ambt gezet Rinus Rasenberg 1076

cursussen en congressen ..... Symposium\'Zoönosen van Alledag\'Pism/Oyer^flcïifu; 1077

Vogels in de gezelschapsdierenpraktijk 1080

pegd lezing: \'Dermatologie bij de kat\' 1081

ggl-congres 2008: \'Groot-groter-grootst\' Karin van Heuven-van Kats 1082

knmvd ..... De weikzoekendenbank Marjolijn Fijten 1085

Column ggl: Veehouderij gevaar voor gezondheid? Teus Kreuger 1086

rubrieken ..... Uit de redactie i039

Nieuws 1046

Veterinair tuchtrecht 1063

Nieuws uit de industrie 1083

Voorzitterscolumn 1085

Personalia 1088

Doorlopende agenda 1088

Deadline kopij 1088

-ocr page 510-

Terugblik op de mkz-crisis door betrokken
dierenartsen zes jaar later

De gevolgen van de MKZ-crisis bij dierenartsen

J.WJ. Noordman > en N. Endenburg"

Tijdschr Diergeneeskd 2008:1042-1045
Overig artikel

SAMENVATTING

De gevolgen van de mkz-crisis in 2001 blijven op een
aantal punten merkbaar tijdens het dagelijkse werk van de
betrokken dierenartsen. Dit betreft de afname van het
aandeel landbouwhuisdieren, de veranderde regelgeving
en de confrontaties met de
MKz-crisis door veehouders.

De psychosociale gevolgen bij de betrokken dierenart-
sen als gevolg van de
MKz-crisis zijn afgenomen ten
opzichte van vlak na de
mkz-crisis, maar het verschil is
niet statistisch significant. Nog steeds is er in meer of
mindere mate sprake van een traumatische stressreactie
bij 40 procent van de betrokken dierenartsen.

Verder blijkt uit dit onderzoek dat bij een mogelijke
toekomstige
mkz-crisis de lokale practicus moet worden
benaderd, zodat de communicatie met de veehouders
beter zal verlopen.

SUMMARY

The foot and mouth disease outbreak 6 years later: conse-
quences for veterinarians

The consequences of the outbreak of foot-and-mouth disease in
2001 in the Netherlands can still be noticed in the daily work of the
veterinarians involved. In particular, the number of farm animals
has decreased, regulations have changed, and cattle farmers have
become more confrontational. While the psychosocial consequences
to veterinarians of the outbreak have decreased compared with
immediately after the outbreak, this decrease is not statistically
signiftcant Moreover, 40% of the veterinarians involved still show
signs of a traumatic stress reaction. Should another outbreak
occur, it is important that local veterinarians are contacted, in
order to improve communication with cattle farmers.

INLEIDING

2r maart 2001 was de dag dat in Oene mkz uitbrak, waarna
een moeilijke tijd aanbrak. Het
mkz-gebied leek wel een
oorlogsgebied: wagens van de Rendac reden af en aan,

I Student aan de faculteit Diergeneeskunde, departement Dier, Weten-
schap en Maatschappij, tJniversiteit Utrecht. Dit onderzoek is gedaan
in het kader van een onderzoekstage.

II Corresponding author: n.endenburg@uu.nl. Faculteit Diergenees-
kunde. departement Dier, Wetenschap en Maatschappij, Yalelaan 8,
3584
CM Utrecht.

delen van het gebied waren afgesloten en militairen
controleerden bij de snelweg op het transport van land-
bouwhuisdieren.

Naar de psychosociale effecten van de m Kz-crisis bij
getroffen veehouders zijn verschillende onderzoeken
gedaan (8,11, 20). De resultaten van het grootste onder-
zoek zijn samengebracht in het rapport \'Veerkracht\'.
Hieruit blijkt onder andere dat er van een getraumatiseer-
de bevolkingsgroep mag worden gesproken (8). De
mentale gezondheid van de betrokken dierenartsen is
twee jaar na de crisis onderzocht (5,6). Hierbij kwam naar
voren dat 47 procent van alle dierenartsen die betrokken
zijn geweest bij de bestrijding van
mkz, ruim twee jaar na
dato nog een dermate ernstige traumatische stressreactie
hadden dat aandacht, in de zin van professionele hulp,
daarvoor op dat moment gewenst (32 procent) of nood-
zakelijk (r 5 procent) was. De
m KZ-crisis was voor veel
betrokken dierenartsen een traumatische gebeurtenis.
Voor dierenartsen was de belangrijkste stress veroor-
zakende factor tijdens de
MKz-crisis het ontbreken van
informatie. Niet alleen in Nederland, maar ook in het
Verenigd Koninkrijk heeft het uitbreken van de
mkz een
flinke invloed gehad op de betrokkenen (13).

Het doel van dit onderzoek is om te kijken hoe betrok-
ken dierenartsen terugkijken op de
MKZ-crisis in 2001.
Daarbij zullen de psychosociale gevolgen en de verande-
ringen in het dagelijkse werk als gevolg van de
MKz-crisis
aandacht krijgen, evenals de aanpak van een dergelijke
crisis. Een deel van de uitkomsten van dit onderzoek zal
worden vergeleken met de uitkomsten van het onderzoek
gedaan door Drijfhout (5). Op deze manier zal ook worden
gekeken naar de langetermijneffecten van de
MKZ-crisis bij
betrokken dierenartsen.

MATERIAAL EN METHODEN

Onderzoeksmethode

Bij dit onderzoek is een schriftelijke enquête met open en
gesloten vragen gebruikt. In de enquête is de Schok-
verwerkingslijst
(svl) verwerkt. De svl is een \'(test)
instrument\' waarbij vragen worden gesteld die betrekking
hebben op twee centrale dimensies in de psychologische
verwerking van een schok, namelijk het herbeleven van
een gebeurtenis en het vermijden van onaangename
gevoelens of herinneringen aan de gebeurtenis. Hieruit
kan naar voren komen of er sprake is van verwerkingsre-
acties of zelfs een posttraumatisch stresssyndroom
(ptss)
(3). Uit onderzoek blijkt dat de svl een waardevol instru-
ment is om de impact van een trauma in populaties te
onderzoeken (15).

-ocr page 511-

Onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep bestaat uit dierenartsen die nauw
betrokken zijn geweest bij de
mkz-crisis. Omdat een deel
van het onderzoek wordt vergeleken met een eerdere
studie (5) zal de doelgroep van dit onderzoek zoveel
mogelijk moeten overeenkomen met de geënquêteerden
die zijn benaderd bij het voorgaande onderzoek.

Om tot deze groep dierenartsen te komen, is via het
Diergeneeskundig Jaarboek en het internet achterhaald
welke praktijken in deze regio\'s gevestigd zijn (5,14,18).
Op deze manier zijn 48 dierenartsen geselecteerd.

Benadering betrokken dierenartsen

De enquêtes met een begeleidende brief zijn verstuurd
naar de bij de geselecteerde praktijken werkende dieren-
artsen. Om de respons te verhogen, is er bij dit onderzoek
gebruikgemaakt van \'Dillman\'s Total Design Method\' (4).
Deze methode geeft een aantal voorschriften, zoals een
persoonlijke begeleidende brief, een goede \'lay-out\' van de
vragenlijst, een precieze \'timing\' van de herinnerings-
brieven en het na enige tijd sturen van een nieuwe
vragenlijst (9). Verder hadden de respondenten de moge-
lijkheid om als dank voor hun medewerking een presentje
te ontvangen in de vorm van een handdoek. Ook op deze
manier werd geprobeerd de respons te verhogen.

Verwerking resultaten

Voor de verwerking van de resultaten is gebruikgemaakt
vanspss 15.0 voor Windows (20).

RESULTATEN

Demografische gegevens

De respons van dit onderzoek was 62,5 procent. Van de
respondenten bleek 90 procent betrokken te zijn geweest
bij de
mkz-crisis.

Parameters

Aantal dierenartsen

Percentage

Aantal dierenartsen aangeschreven

48

62,5%

Respons

30 van de 48

Respondenten betrokken bij m kz-crisis

27 van de 30

90,0%

Verdeling dagelijkse werkzaamheden veranderd

3 van de 26 *

11,5%

Verdeling binnen praktijk veranderd

5 van de 26 *

19,2%

Traumatisch stress syndroom

Niet of gering

16

59,3%

Aandacht gewenst

10

37%

Aandacht noodzakelijk

i

3.7%

Vermoeidheidsverschijnselen

4 van de 27

14,8%

I van de 4 dierenartsen met vermoeidheidsverschijnselen had ook bum-out verschijnselen en is (gedeehelijk) arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van de

Bum-out verschijnselen en arbeidsongeschiktheid

2 van de 27

7.4%

M K z-crisis verwerkt?

Ia

22 van de 27

81,5%

Redelijk

4 van de 27

14,8%

Een beetje

I van de 27

3.7%

Tabel i. Overzicht resultaten.

* Sommige dierenartsen hadden niet alle vragen in de enquête beantwoord, hierdoor konden niet bij alle vragen alle betrokken dierenartsen mee-
genomen worden.

Invloed van de gevolgen van de mkz-crisis op het

dagelijkse werk

De verdehng van de dagelijkse werkzaamheden is bij
11,5 procent van de betrokken dierenartsen veranderd als
gevolg van de
mkz-crisis. Bij 19,2 procent van de respon-
denten is de verdeling binnen de praktijk veranderd. Deze
veranderingen laten een afname zien van het aandeel
landbouwhuisdieren.

De strengere wetgeving en eisen als gevolg van de
mkz-crisis worden door de betrokken dierenartsen gezien
als de grootste belemmering van hun dagelijkse werkzaam-
heden. De (negatieve) publieke opinie en de confrontatie
door veehouders met
mkz-verhalen staan op een tweede en
een derde plek. Het eventuele verminderde vertrouwen
van de veehouder in de betrokken dierenarts wordt door
slechts een klein deel van de betrokken dierenartsen gezien
als belemmering van hun dagelijkse werkzaamheden.

Een confrontatie van de dierenarts door de veehouder
met de
mkz-crisis vindt zes jaar erna gemiddeld maande-
lijks plaats (40%). Hierbij geeft bijna r 5 procent van de
betrokken dierenartsen aan dat de confrontatie invloed
heeft op zijn/haar dagelijkse werkzaamheden in de
praktijk, een kleine 5 procent weet het niet. Bijna 20
procent geeft aan dat de confrontatie invloed heeft op zijn/
haar mentale gezondheid. De confrontaties bestaan in de
meeste gevallen uit een verwijtende reactie van de
veehouder aan het adres van de overheid en andere
instanties en het luchten van zijn/haar hart. Verder zijn de
veehouders de dierenartsen dankbaar voor de door hen
verleende hulp. Bij 21,1 procent van de dierenartsen
reageren de veehouders soms verwijtend naar de dieren-
arts en zijn/haar werkzaamheden.

Psychosociale effecten als gevolg van de MKz-crisis

Om de traumatische stressreactie te beoordelen, kan de
score van de
svl worden ingedeeld in drie categorieën. Bij
een score van acht of lager is deze niet of gering. Bij een

-ocr page 512-

score van 9 tot en met 26 is aandacht (in de vorm van
professionele hulp) gewenst en bij een score hoger dan
26 is dat noodzakelijk. Van de betrokken dierenartsen valt
59,3 procent in de categorie \'niet of gering\', 37,0 procent
valt in de categorie \'aandacht gewenst\' en 3,7 procent in
\'aandacht noodzakelijk\'.

De gemiddelde score van de Schokverwerkingslijst bij
dit onderzoek was 8,70. Ter vergelijking: in 2003 was dit
12,85. Deze afname is niet statistisch significant.

Vermoeidheids- en \'burn-out\'-verschijnselen als gevolg
van de
MKz-crisis kwamen in de afgelopen zes jaar voor bij
respectievelijk 14,8 en 7,4 procent van de betrokken
dierenartsen. De betrokken dierenartsen met \'burn-out\'-
verschijnselen zijn ook arbeidsongeschikt geraakt als
gevolg van de
MKZ-crisis. Hier is specifiek gevraagd naar
vermoeidheids- en \'burn-out\'-verschijnselen en arbeidson-
geschiktheid als gevolg van de
MKZ-crisis.

Meer dan de helft (57,7 procent) van de betrokken
dierenartsen geeft aan niet voldoende steun aangeboden te
hebben gekregen om de
mkz-crisis te verwerken. In de
toelichting die hierbij kon worden gegeven, gaven de
meeste betrokken dierenartsen aan dat zij deze steun ook
niet nodig hebben. De betrokken dierenartsen hebben het
vaakst steun gezocht bij hun sociale omgeving en hun
collega\'s. Betrokken veehouders staan op de derde plek
voor het zoeken van steun door dierenartsen,
knmvd, kerk
en RVV zijn amper benaderd voor steun. Enkele betrokken
dierenartsen hebben professionele hulp ingeschakeld.

Wanneer de betrokken dierenartsen de vraag krijgen of
ze zelf denken de
mkz-crisis te hebben verwerkt, geeft
81,5 procent aan de
MKZ-crisis helemaal te hebben
verwerkt, 14,8 procent geeft aan de crisis redelijk te
hebben verwerkt en 3,7 procent zegt de
MKZ-crisis een
beetje te hebben verwerkt. Geen enkele dierenarts geeft
aan de crisis niet te hebben verwerkt.

Terugblik door betrokken dierenartsen

De betrokken dierenartsen zien de MKZ-periode als een
negatieve periode waar ze met gemengde gevoelens op
terug kijken. De woorden \'intensief\', \'vermoeiend\',
\'onzeker\' en \'emotioneel\' komen daarbij vaak naar voren.
Over wat er in 2001 anders had gemoeten, zijn de betrok-
ken dierenartsen het unaniem eens: de communicatie,
organisatie en begeleiding hadden beter gemoeten en dit
had het best gekund door de lokale practicus in te schake-
len. Verder zien veel betrokken dierenartsen liever niet
meer dat het gezonde, gevaccineerde vee wordt geruimd.

Indien er weer mkz zou uitbreken, geeft meer dan de
helft van de betrokken dierenartsen aan hetzelfde te doen
als de vorige keer. Bijna alle dierenartsen zouden opnieuw
de veehouders ondersteunen en bijstaan. Het merendeel
van de betrokken dierenartsen zal helpen met vaccineren
en werkzaamheden in het crisiscentrum verrichten.
Aanzienlijk minder betrokken dierenartsen geven aan te
willen helpen met ruimen. Slechts een kwart zoekt
misschien een baan buiten het
mkz-gebied en een enke-
ling kiest er voor om over te stappen naar een andere
differentiatie of te stoppen als praktiserend dierenarts.

discussie

De respons bij dit onderzoek ligt iets hoger dan de gemid-
delde respons op enquêtes in medische tijdschriften, die is
namelijk 60 procent (i). Verder blijkt uit onderzoek dat
respondenten vaak hun medewerking weigeren wanneer
het gaat om gevoelige onderwerpen (i 2) en de respons dan
dus lager ligt. De respons bij dit onderzoek is dus goed te
noemen.

Bij de verandering van de dagelijkse werkzaamheden
komt naar voren dat in de betrokken praktijken het
aandeel landbouwhuisdieren is afgenomen en het aandeel
gezelschapsdieren is gestegen. Uit onderzoek blijkt dat de
agrarische sector in zijn geheel, dus niet alleen in het
MKz-gebied, al langere tijd krimpt (16,17). De afname van
het aandeel landbouwhuisdieren zal dus niet alleen te
wijten zijn aan de
MKZ-crisis.

Uit onderzoek naar de gevolgen van de bestrijding van
aviaire influenza (
ai) bij ingezette dierenartsen blijkt dat
16 procent van hen stressreacties vertoonde en 35 procent
last had van vermoeidheid (2). Bij de
MKZ-crisis was dit
respectievelijk 40 procent en 14,8 procent. Hieruit kunnen
we concluderen dat de
MKz-crisis tot meer stress heeft
geleid, maar dat de vermoeidheidsklachten minder waren
dan bij de
ai. Wel moet hierbij worden vermeld dat de
resultaten van het onderzoek naar de gevolgen van
ai
afkomstig zijn van vlak na de ai-crisis, terwijl die van dit
onderzoek afkomstig zijn van zes jaar na de
MKZ-crisis.
Verder ging het bij de eerste studie om dierenartsen die
hebben geholpen bij de ruimingen en extern waren
ingehuurd, dit in tegenstelling tot het huidige onderzoek
waarbij het ging om praktiserende dierenartsen die
werkzaam zijn en waren in het
MKZ-gebied.

Uit literatuur uit het Verenigd Koninkrijk blijkt dat het
leed als gevolg van de
MKz-uitbraak daar ook aanwezig is.
Zowel de veehouders als de dierenartsen en andere
betrokkenen leiden aan depressies, posttraumatische
stresssyndromen, angstigheid en trauma\'s. Dit blijkt uit
een longitudinale analyse aan de hand van dagboeken,
interviews en groepsdiscussies (i 3).

Het percentage arbeidsongeschiktheid als gevolg van
de
MKZ-crisis bedraagt in deze studie 7,4 procent. Uit
onderzoek (19) blijkt dat in het algemeen 17 procent van
de dierenartsen in de praktijk langer dan drie maanden
arbeidsongeschikt is. Dit is een enorm percentage, waar de
gevolgen van de
MKZ-crisis mogelijk deel van uitmaken.

Uit de SVL blijkt dat de gevolgen van de MKZ-crisis bij
40 procent van de betrokken dierenartsen in meer of
mindere mate nog steeds aanwezig zijn, maar dat deze wel
minder zijn dan vlak na de crisis. Hierbij lijkt naar voren te
komen dat de dierenartsen zelf de gevolgen van de
MKZ-crisis onderschatten, gezien het feit dat 81,5 procent
van hen aangeeft de
MKZ-crisis te hebben verwerkt. Het
onderschatten van eigen problemen door dierenartsen
blijkt ook uit een artikel van Verkleij (19).

Ruim de helft van de betrokken dierenartsen gaf aan
niet voldoende steun aangeboden te hebben gekregen bij
het verwerken van de
MKZ-crisis. Het vreemde was dat de
dierenartsen die aangaven weinig steun aangeboden te

-ocr page 513-

hebben gekregen, vaak tegelijk vermeldden dat deze steun
niet nodig was. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de
gevolgen van de
MKz-crisis niet zo\'n grote \'impact\' hebben
gehad op de dierenartsen. Maar als je kijkt naar de uitkom-
sten van het onderzoek in 2003 (5) zal dit zeker niet het
geval zijn. Het is mogelijk dat dierenartsen hun problemen
onderschatten, zoals ook uit onderzoek naar voren komt
(19). Ook blijkt uit ander onderzoek naar de gevolgen van
de MKz-crisis dat ze wel degelijk hulp nodig hebben (6).
Het feit dat de betrokken dierenartsen dachten dat ze geen
hulp nodig hadden, komt overeen met eerder onderzoek
(6,7).

Bij de vraag wat er tijdens de mkz-crisis anders had
gemoeten, zijn de meeste betrokken dierenartsen een-
duidig: een betere communicatie, organisatie en begelei-
ding, wat te bereiken is door het inschakelen van de lokale
practicus. Dit laatste wordt ook genoemd in het MKz-crisis
gedenkboek van de
rvv (2r). De slechte communicatie en
organisatie blijken ook uit andere onderzoeken (8,10,18).

LITERATUUR

1. Asch D. Response rates to mail surveys published in medical
journals. ] Clin Epidemiol 1997; 50:1129-1136.

2. Bosman A et al. Vogelpest Epidemie 2003: gevolgen voor de
volksgezondheid,
rivm, Bilthoven, 2004.

3. Brom D en Kleber RJ. De SchokVerwerkingsüjst. Ned Tijdschr Psychol
1985:40:164-168.

4. Dillman DA. Mail and telephone surveys: the total design method.
Wiley, New York, 1978.

5. Drijfhout AC. Doctoraalonderzoek faculteit Sociale wetenschappen.
Universiteit Utrecht, Utrecht, 2004.

6. Drijfhout AC. De mentale gezondheid van lokale dierenartsen, twee
jaar na de
m kz-crisis in hun praktijk. Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130:
82-85.

Referaat

D. Gevaert

Isospora suis en Clostridium perfringens co-infectie bij
zuigende biggen post partum?B.
Westphal, U. Bernemann
en L. Kathmann. Tierärztl Umschau 2007; 64: 682-689.

Het effect van vroege metafylaxe door toltrazuril bij
biggen (Baycox 5% Oral Suspension op de dag van de
geboorte) op groei, morbiditeit en mortaliteit tot aan het
spenen werd onderzocht op een zeugenbedrijf met
aangetoonde acute infectie door
Clostridium perfringens
type A en Isospora suis onmiddellijk post partum (p.p.). De
auteurs veronderstellen dat het ging om een primaire
Isospora su/s-besmetting die werd opgelopen enkele uren
p.p. gevolgd door een secundaire
Clostridium perfringens-
infectie. Er werden 34 tomen gerandomiseerd gehuisvest;
117 zuigende biggen behoorden tot de behandelingsgroep
en
173 behoorden tot de (onbehandelde) controlegroep.

7. Drijfhout AC. Hoofdlijnen in de beleving van de m kz-crisis: interviews
met getroffen lokale praktiserende dierenartsen en adviezen voor de
toekomst. Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130:85-89.

8. Haaften EH van en Kersten PH. Veerkracht. Alterra Rapport 539,
Wageningen, 2002.

9. Hart H \'t. Onderzoeksmethoden. Boom, Amsterdam, 1996.

10. Huirne RBM, Mourits M, Tomassen F, Vlieger JJ de en Vogelzang TA.
mkz: Verleden, Heden en Toekomst; Over de preventie en bestrijding
van
mkz. lei, Den Haag, 2002.

11. Impact, landelijk kennis & adviescentrum psychosociale zorg na
rampen. Nieuwe netwerken: Samenwerking tussen agrohulpverle-
ning en de reguliere zorg bij dierziektencrises. Verslag werkconferen-
tie 10 november 2005.

12. Lensvet G en Leeuw E de. Beschermd door een dobbelsteen. Facta
2002; 10: 28-30.

13. Mort M, Convery I, Baxter J and Bailey C. Psychosocial effects of the
2001
uk foot and mouth disease epidemic in a rural population:
qualitative diary based study BMi 2005:331:1234.

14. Nielen ALJ, Vries CJ de. Kolk JH van der, Bingen M en Veldman MM.
Diergeneeskundig Jaarboek 2007.
knmvd. Houten, 2007.

15. Ploeg E van der, Mooren TTM, Kleber RJ, Velden PG van der and Brom
D. Construct validation of the Dutch version of the Impact of Event
Scale. Am Psychol Assoc, 2004.

16. pve. De Nederlandse vee-, vlees- en eiersector in cijfers: Het jaar 2006.
pve, Zoetermeer, 2007.

17. Schnabel P. Waarom blijven boeren? Over voortgang en beëindiging
van het boerenbedrijf
scp. Den Haag, 2001.

18. Siemens H. Ruimen, tien keer erger dan ik dacht. Elsevier bedrijfsinfor-
matie, Doetinchem, 2001.

19. Verkleij LCT. \'Help, de dierenarts verzuipt!\'. Tijdschr Diergeneeskd
2002; 127: 727-730.

20. Vocht A de. Basishandboek spss 12 voor Windows. 2e druk. Bijleveld
Press, Utrecht, 2005.

21. Zaagman C. \'Nooit opgeven\', het mkz-crisis gedenkboek van de rvv.
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees, Voorburg, 2002.

Artikel ingediend: 14 januari 2008

Artikel geaccepteerd: 2 september 2008

De groei lag 326,6 gram per big hoger in de behandelde
groep tijdens de zoogperiode en ging samen met een meer
homogene groei, een 48,5 procent lagere incidentie van
diarree en een 64,3 procent lagere incidentie van biggen-
sterfte. De ziekte-incidentie (morbiditeit en mortaliteit)
daalde tot het niveau dat bestond voor de uitbraak zonder
dat de biggen werden gevaccineerd tegen
Clostridium
perfringens
of additionele antibiotica kregen toegediend.
De mate van morbiditeit en mortaliteit lag niet alleen de
eerste dagen p.p. lager, maar ook tijdens de tweede en
derde levensweek. Deze resultaten bevestigen de aan-
wezigheid van een gemengde besmetting met
Isospora suis
en Clostridium perfringens onmiddellijk p.p. onder veld-
omstandigheden. De auteurs veronderstellen dat
Isospora
suis
de bron van primaire besmetting was. Het anti-
bioticumgebruik was aanzienlijk gedaald, in overeen-
stemming met de verminderde incidentie van diarree bij
de biggen.

De heer Gevaert is werkzaam bij de firma Bayer.

-ocr page 514-

KNMVD gesloten

Het einde van het jaar l:omt eraan, en
daarmee de feestdagen. Het kantoor
van de
knmvd zal gesloten zijn op
donderdag 25 december en vrijdag
26 december 2008 en op donderdag
I januari en vrijdag 2 januari 2009.

Telefonisch spreekuur

Per r januari 2009 verschuift het
telefonisch spreekuur van de afdeling
Urologie van de Universiteitskliniek
Gezelschapsdieren
(ukg) van de
maandagmiddag naar de vrijdag-
middag. Het tijdstip en het telefoon-
nummer blijven ongewijzigd. Het
nieuwe telefonische spreekuur voor
urologie wordt dan iedere vrijdag-
middag van 13.00 tot 13.30 via
telefoonnummer (030) 25 31 260.

De illegale invoer van edelherten op
het eiland Terschelling heeft mogelijk
nadelige gevolgen voor de veestapel.
De boeren op het eiland vinden daarom
dat de dieren weg moeten. De herten
werden in november voor het eerst
gesignaleerd op Terschelling. De politie
onderzoekt op verzoek van Staatsbos-
beheer hoe de dieren op het eiland zijn
terechtgekomen. Edelherten kunnen
ziekten met zich meedragen zoals
paratuberculose, een ziekte die de hele
veestapel kan besmetten en waardoor
boeren kunnen worden genoodzaakt al
hun dieren te laten ruimen.

Agrarisch Dagblad

Illegale herten Terschelling

Referenten bedankt!

De wetenschappelijke redactie van
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
bedankt drs. H.A. Beijer, drs. S. Boerma,
mevrouw dr. A. Bouma, prof dr. H.j.
Breukink, prof dr. K. Chiers, prof dr. P.
Deprez, dr. P. van Dijk, dr R.H. Dwinger,
dr H.F. Egberink, dr. H. Everts, mevrouw
prof dr. J. Fink-Gremmels, dr f. Gouds-
waard, prof dr E. Gruys, prof dr L. van
Ham, prof dr. J.A.R Heesterbeek, prof
dr. ir. W.H. Hendriks, dr. Th.S.G.A.M.
van den Ingh, dr. M.F. de Jong, prof. dr R
van Knapen, prof dr. D.C. Knottenbeh,
dr R. Kuiper, dr L.J.A. Lipman, Dr J.T.
Lumeij, mevrouw prof dr A. Martens,
mevrouw Dr. J.C. Murrell, prof dr H.
Nauwynck, dr A. van Nes, drs. R. van
Noort, dr ing. RA.M. Overgaauw, prof.
dr dr. A. Rijnberk, mevrouw drs. I.G.R
Schaeffer, prof dr Y.H. Schukken, drs.
T.J.R Spoormakers, drs. V. Szatmari,
Dr L.F.H. Theyse, mevrouw drs. M.E.
Thomas, prof dr J. Verhoef, drs. RL.A.M.
Verstappen, dr J.H. Vos, dr A.M. van
Vuuren, prof dr. J.A. Wagenaar, prof dr
RR. van Weeren, Dr M.J.B.M. Weijtens,
prof dr. A. Willemse, dr Th. Wensing
en dr R van der Wolf voor het beoorde-
len van de wetenschappelijke artikelen
over het jaar 2008.

Tentoonstelling
Volksdiergeneeskunde

Tot en met 11 januari 2009 laat het
Limburgs Museum te Venlo een
expositie zien over volksdiergenees-
kunde, getiteld \'Vóór de veearts
kwam... Volksdiergeneeskunde van
weleer\'. De getoonde gebruiks-
voorwerpen en verhalen hebben te
maken met volksdiergeneeskunde in
de negentiende eeuw en de vroege
twintigste eeuw, een onderwerp in het
grijze gebied tussen religie, bijgeloof
en de eerste diergeneeskunde. Deze
unieke verzameling is bijeengebracht
door Servais Hutschemakers. Hij
bezocht Limburgse boeren op zoek
naar oude tradities en gebruiken. Bij
de expositie hoort een publicatie met
waarnemingen en verhalen die
Hutschemakers bij zijn bezoeken aan
boeren heeft opgetekend, compleet
met een groot aantal foto\'s van
originele voorwerpen en documenten.
Het boek
Vóór de veearts kwam...
Volksdiergeneeskunde van weleer is
verkrijgbaar in het Limburgs Museum
en via de uitgever.
www.sidestone.nl

State of the Heart 2009

Op vrijdag 27 maart 2009 zal in Grand
Hotel Karei V te Utrecht voor de zesde
keer het jaarlijkse State of the Heart-
symposium plaatsvinden, met als
thema: "Heart\' evidence: putting
science into practice\'. Adrian Boswood
(Verenigd Koninkrijk), een van de
hoofdonderzoekers van de recente
quest-Studie, zal lezingen geven over
de nieuwste praktisch toepasbare
diagnostische technieken. Daarnaast
zal hij aandacht besteden aan de (on)
mogelijkheden van het beoefenen van
\'evidence based medicine\' binnen de
veterinaire cardiologie. Aan de hand
van interactieve praktijkbesprekingen
maakt hij een vertaalslag van de
basale wetenschap naar de dagelijkse
praktijk. De dag zal worden ingeleid
door Viktor Szatmari, veterinair
cardioloog verbonden aan de Univer-
siteitskliniek voor Gezelschapsdieren
in Utrecht. Tevens belicht hij de
nieuwste inzichten over de behande-
ling van pulmonale hypertensie. Zoals
gebruikelijk zal een arts-cardioloog u
een kijkje bieden in de keuken van de
humane geneeskunde. Het pro-
gramma, inclusief uitgebreide lunch,
begint om 09.00 uur en is rond 18.00

-ocr page 515-

uur afgelopen. De deelnemersbijdrage
bedraagt normaal 285 euro. Vroege
aanmeldingen ontvangen een speciale
korting. Bij aanmelding vóór 14
februari is de prijs 250 euro en bij
aanmelding voor i januari slechts
195 euro.

www.boehringer-ingelheim.nl

Definitieve
leverbotprognose

De Werkgroep Leverbotprognose dit
jaar een minder ernstige leverbot-
infectie dan vorig jaar. De natte periode
van eind september en begin oktober
heeft ertoe geleid dat de slak een
infectie op het gewas heeft afgezet.
De werkgroep adviseert om in die
gebieden waar vorig jaar ook leverbot
is vastgesteld, de schapen nu te
behandelen. Op bedrijven waar al in
september/oktober is behandeld,
moeten de schapen na zes weken
nogmaals worden behandeld. Indien
mogelijk moeten dieren naar goed
ontwaterde percelen worden verweid.
Om te controleren of een behandeling
effect had, adviseert de werkgroep om
vanaf januari mestonderzoek te laten
doen. Hiervoor is per leeftijdcategorie
een mengmonster nodig van vijf tot
tien dieren.

Nieuwe bacterie

De bacterie Bartonella rochalimae wordl
mogelijk verspreid door rattenvlooien.
Het is bekend dat knaagdieren drager
zijn voor verschillende pathogene
Bartonellasoorten zoals
B. elizabethae,
die bij mensen endocarditis kan
veroorzaken and
B. grahamii, die
aanleiding geeft tot neuroretinitis.
Onderzoekers beschrijven in het
Journal of Medical Microbiology hoe ze
B. rochalimae aantroffen in een patiënt
met een vergrootte milt. De onder-
zoekers namen vervolgens monsters
van 58 knaagdieren (53 bruine ratten,
2 muizen en 3 zwarte ratten). Zes
bleken besmet met Bartonella-
bacteriën, waarvan vijf bruine ratten.
De onderzoekers vonden één Barto-
nellasoort die nog niet eerder bij
knaagdieren was aangetroffen en sterk
verwant bleek te zijn aan
B. rochalimae.
De vlo Ctenophthalmus nobilis, een
parasiet van de rosse woelmuis,
verspreidt verschillende soorten
Bartonella. De bacteriën zijn ook
gevonden in vlooien van gerbils,
katoenratten en bruine ratten. De
onderzoekers weten nog niet vol-
komen zeker dat de bruine rat
verantwoordelijk is voor de ver-
spreiding van
B. rochalimae.
www.medicalnewstoday.com

Schapencongres in
Noorwegen

Het zevende International Sheep
Veterinary Congress zal worden
gehouden in Stavanger, Noorwegen,
van 12 tot 16 juni 2009. Het thema is
\'Sound sheep, safe food, warm clothes
and landscape preservation\'. Het
congres bestrijkt alle aspecten van de
diergeneeskunde bij schapen, zowel
behandeling als onderzoek, verzor-
ging, voedselveiligheid en industrie.
Dierenartsen en andere wetenschap-
pers op het gebied van schapen
worden uitgenodigd. Er zullen drie
parallelsessies plaatsvinden en er zijn
verschillende belangrijke sprekers. Er
worden twee rondreizen gehouden
voorafgaand aan de conferentie en
tijdens het congres is er een uitgebreid
programma voor partners.

Negende editie Equine
Reproduction Seminar

Zwolle is inmiddels bekend bij
paardendierenartsen die zich bezig-
houden met fertiliteit. Aan het begin
van ieder dek- en veulenseizoen wordt
u tijdens Zwolle International
geïnformeerd over de nieuwste
inzichten op het gebied van de
voortplanting van het paard. De
negende editie van het Equine
Reproduction Seminar tijdens Zwolle
International wordt gehouden op
donderdag 15 januari 2009.

Juan Samper (Canada), auteur van
Current therapy in equine reproduction
komt over naar Nederland. De tweede
spreker is Stefania Bucca (Italië). Twee
andere sprekers die zeker naar Zwolle
komen, zijn Rolf Embertson (Verenig-
de Staten) en Harald Sieme (Duits-
land), een specialist op het gebied van
diepvriessperma. Op woensdag
14 januari is er naar goed gebruik een
\'meet the specialist\'-bijeenkomst met
als thema \'Focus op (in)Fertiliteit\', een
kleinschalige bijeenkomst bij Dieren-
kliniek Emmeloord, gevolgd door de
\'ultrasound case night\', een avond-
programma met diverse casuïstieken.

Kijk voor aanmelding of meer
informatie op www.proveto.nl, of mail
(administratie@proveto.nl) of bel (06)
13323538).

Productieniveau bepaalt
mede breedte ligboxen

Op een bedrijf met een jaarproductie
van
II.500 kilo zijn de buiken van de
volwassen koeien 8 centimeter breder
dan op bedrijven met een jaarproductie
van ca. 8.500 kilo, concludeerde
Herbert Meuleman uit zijn onderzoeks-
stage bij Vetvice. Als de buik een
cilinder zou zijn, zou de doorsnede van
de buik bij de gemiddeld productieve
koeien 1,58 vierkante meter bedragen
(buikbreedte 71 centimeter), en bij de
topproductieve koeien 1,96 vierkante
meter (buikbreedte 79 centimeter).
Meuleman mat de breedte van de
buiken op drie bedrijven, twee
bedrijven met gemiddelde producties
en een bedrijf met een topproductie.
Voor de praktijk betekenen de bevin-
dingen uit zijn onderzoek dat men bij
het kiezen van de ligboxmaten
rekening moet houden met de schoft-
hoogte van de koe én het productie-
niveau van het koppel, en dat bij het
vaststellen van de benodigde vreet-
breedte per koe het gemiddelde
productieniveau een belangrijke maat
is. Op hoogproductieve bedrijven lijkt
75 centimeter per koe de minimale
maat voor melkgevende dieren en
80 centimeter voor de droge koeien.

Vetvice.

-ocr page 516-

Recente ontwikkelingen in de anesthesie
van gezelschapsdieren

LC. Akkerdaas\'

De afgelopen jaren is er veel verbeterd ten aanzien van
de veiligheid van anesthesie in de gezelschapsdieren-
praktijk. Deze toegenomen veiligheid is vooral te
danken aan een beter begrip van en toegenomen
inzicht in de fysiologische processen die zich afspelen
tijdens anesthesie. Maar ook hebben nieuwe farmaca,
verbeterde technieken en uitgebreide monitoring hun
intrede gedaan. Daarnaast zijn een aantal oude(re)
technieken en farmaca terug van weggeweest.

Als we de mortaliteitscijfers bekijken, zien we dat het
aantal anesthesiegerelateerde doden de afgelopen vijftien
jaar sterk is verminderd, vooral bij de hond. In 1990
presenteerden Clarke en Hall (6) de resultaten van een
onderzoek, gedaan in de gezelschapsdierenpraktijk in
Engeland tussen 1980 en 1990. Dit onderzoek liet zien dat
de anesthesiegerelateerde sterfte bij gezonde honden en
katten i op 679 bedroeg. Onderzoek gedaan tussen 2002
en 2004 door collega Brodbelt (2), eveneens in Engeland,
laat zien dat de totale sterfte door anesthesie bij de kat nu
ligt rond de i op 800. Dit betreft zowel de gezonde dieren,
asai tot 2, als dieren van asa3 of meer. Voor gezonde
honden is de verhouding beter (i op 2000 in 2004). IVIaar
als we dit vergelijken met de sterfte bij mensen tijdens of
na een anesthesie (i op 20.000) is er in de diergeneeskunde
nog heel wat winst te behalen. Vooral in de \'recovery\'-fase,
wanneer er vaak minder aandacht is voor en controle over
de patiënt, ligt het risico relatief hoog.

PERIOPERATIEVE PIJNSTILLING

Introductie

Gelukkig is er het afgelopen decennium veel vooruitgang
geboekt op het gebied van pijnstilling voor gezelschaps-
dieren (13). Dit is vooral te danken aan een beter begrip
van en inzicht in de complexe mechanismen van pijn en
het besef welke enorme gevolgen het ontstaan van
chronische (pathologische) pijn op het dier kan hebben
(42). Daarnaast heeft de farmaceutische industrie niet
stilgezeten in de ontwikkeling en het op de markt brengen
van nieuwe farmaca. Een belangrijke en klinisch zeer
relevante ontdekking is de (h)erkenning van de \'plasti-
citeit\' van het pijnsysteem en het feit dat één of meer
pijnlijke ingrepen (chirurgie, trauma en dergelijke) de
neurogene pijnpaden langdurig kunnen beïnvloeden.
Hierdoor kan mogelijk andersoortige (in casu oorspronke-

i Dierenarts, divisie Veterinaire Anesthesiologie, departement Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, faculteit Diergeneeskunde, tJniversiteit

Utrecht, Yalelaan 108,3584 cm Utrecht. E-mail: l.akkerdaas(a)uu.nl.

lijk niet pijnlijke) sensorische \'input\' (bijvoorbeeld bij
aanraking) leiden tot een pijnlijke sensatie. Pijnlijke
stimuli kunnen zowel perifeer als in het ruggenmerg
veranderingen in de neuronen van het zenuwstelsel
teweegbrengen, waardoor de pijngewaarwording ver-
andert. Het fenomeen van deze toegenomen pijnsensatie
na een al dan niet pijnlijke stimulatie wordt sensitisatie
genoemd. De door weefselschade vrijgekomen ontste-
kingsmediatoren sensibiliseren perifere zenuwuiteinden
en de neuronen in het ruggenmerg (41). Glutamaat, dat
bindt aan de
nmda (N-methyl-D-aspartase)-receptor, is
waarschijnlijk de belangrijkste neurotransmitter die
centraal neuronale veranderingen tot stand brengt na een
pijnlijke stimulus. Een
nmda-receptorantagonist zoals
ketamine blokkeert deze receptoren en kan daardoor de
hyperalgesie (toegenomen pijnsensatie) ten gevolge van
de centrale sensitisatie van de dorsale hoorn beperken,
zowel van tevoren als na het ontstaan daarvan (34).

Onderzoek laat zien dat ook cyclo-oxygenase 2 (cox-2)
een rol speelt bij het ontstaan van centrale sensitisatie
(31). De verhoogde efficiëntie in pijntransmissie zal
resulteren in een verandering van de spinale zenuwen
waarbij neuronen en gliacellen kapotgaan. Axonale
uitgroei en vorming van nieuwe afferente synapsen zullen
bijdragen aan het ontstaan van chronische pijn (10).

Een andere factor die heel belangrijk is voor de verbete-
ring van pijnbehandeling, is het besef dat er verschillende
soorten pijn zijn, en dat het succes van de behandeling dus
mede afhangt van het soort pijnstiller dat wordt gebruikt.
Ontstekingspijn reageert bijvoorbeeld meestal goed op een
behandehng met een
nsaid, maar neuropathische pijn
reageert slecht op farmaca uit deze groep. Hierbij kan beter
de toediening van een
n m d a -receptorantagonist worden
overwogen. Chirurgische ingrepen veroorzaken meer dan
één type pijn en de patiënt is dus beter geholpen met de
toediening van meerdere soorten pijnstillers bij het bestrij-
den van postoperatieve pijn (multimodale pijnstilling) (10).

PREVENTIEVE PIJNSTILLING

Het is aangetoond dat het toedienen van pijnstillers vóór,
tijdens en na een pijnlijke stimulus (chirurgie) vergeleken
met alleen postoperatieve pijnstilling een reductie geeft
van de hoeveelheid analgetica die uiteindelijk nodig is om
een efficiënte pijnstilling te verkrijgen (3,15, 24). Dit
fenomeen treedt ook op als de patiënt onder algehele
anesthesie is en op geen enkel manier aangeeft zich op dat
moment bewust te zijn van de pijnlijke stimuli.

WAT IS PIJN EN HOE KUNNEN WE HET METEN?

Pijn is door de International Association for the Study of
Pain
(lasp) gedefinieerd als een onplezierige sensorische of
emotionele ervaring, die verbonden is aan een bestaand of

-ocr page 517-

potentieel weefseltrauma, of die als zodanig kan worden
omschreven. Alle zoogdieren bezitten de neuroanato-
mische onderdelen en mediatoren die nodig zijn voor de
transductie, transmissie en perceptie van pijnlijke stimuli.
Er bestaat tegenwoordig consensus over het feit dat dieren
emoties hebben en daardoor pijn kunnen ervaren als een
onaangename sensorische ervaring, maar het is onduide-
lijk of alle soorten, inclusief de mens, pijn op dezelfde
wijze ervaren op de punten van kwaliteit en intensiteit.
Het dier moet dus het voordeel van de twijfel krijgen en
pijnstilling ontvangen in de situaties die bij de mens ook
als pijnlijk worden omschreven.

Onderzoek in Nederland geeft aan dat dierenartsen
64 procent van de katten en 8r procent van de honden na
een buikoperatie postoperatieve pijnstilling geven (12).
De vraag hierbij is uiteraard: waarom doen ze dat niet bij
allemaal? De meest genoemde reden is de moeilijkheid om
bij katten en honden pijn vast te stellen. Als we pijn willen
behandelen, moeten we die eerst herkennen en kunnen
kwantificeren. Hiervoor moeten we onze patiënten
nauwkeurig observeren en specifiek pijngedrag kunnen
onderscheiden. Dit blijft uiteraard subjectief en het blijft
mogelijk dat er fouten bij worden gemaakt. Om het anders
samen te vatten: in de humane situatie is pijn wat de
patiënt zegt dat het is, terwijl bij dieren pijn is wat wij
beslissen dat het is.

Er bestaat tot op heden geen absolute gouden standaard
voor het vaststellen en kwantificeren van pijn bij dieren.
Er is veel verschil tussen diersoorten en zelfs binnen de
soorten is er grote variatie. Onderzoek heeft aangetoond
dat er geen goede correlatie bestaat tussen fysiologische
parameters (ademhaling, hartfrequentie, bloeddruk) of
plasma-cortisolspiegels en de mate van pijn bij gezel-
schapsdieren, vooral omdat deze parameters door veel
verschillende factoren worden beïnvloed.

Ondanks de problemen met het vaststellen van pijn bij
dieren bestaat er inmiddels een gevalideerd pijnscorings-
systeem voor honden op basis van gedrag, houding en
beweging (7,14). Onderzoek naar een pijnscoringssysteem
voor katten is nog in volle gang.

waarom fijn behandelen?

Behalve vanuit het gezichtspunt van welzijn zijn er ook
andere voordelen van pijnbestrijding bij zieke en pijnlijke
dieren. Deze voordelen zijn: een betere cardiovasculaire
stabiliteit, een verminderde metabole en hormonale
respons en minder immunosuppressie.

medicijnkeus om (acute) pijn te behandelen

Medicijnen

De belangrijkste groepen pijnstillers voor toepassing bij
gezelschapsdieren zijn opiaten, a2-agonisten,
nmda-
antagonisten, lokale anesthetica en nsaid\'s.

opiaten

Opiaten vormen de groep met de meest potente
analgetische werking. Daarbij zijn ze relatief veihg en

antagoneerbaar. In Nederland worden buprenorfine,
methadon, morfine en in mindere mate fentanyl en
sufentanil gebruikt voor perioperatieve pijnstilling. Het is
een misvatting te denken dat katten na toediening van
opiaten altijd excitatie vertonen. Deze gedachte kwam
voort uit oud onderzoek waarbij extreem hoge doseringen
morfine werden gebruikt. Recent onderzoek laat zien dat
de katten bij een normale dosering hoogstens wat euforie
vertonen met spinnen of wat \'krols\' gedrag (30). Ook is er
een duidehjk verschil waarneembaar in de gedragsrespons
na opiaattoediening tussen gezonde (proef)katten zonder
pijn en katten die pijn hebben. Bij de laatste categorie leidt
het toedienen van opiaten zelden of nooit tot (ernstige)
excitatie. Een enkele keer kan na toepassing van bepaalde
opiaten (morfine, fentanyl) bij de kat hyperthermic
voorkomen en dit effect lijkt dosisafhankelijk (5, 26).

In tegenstelling tot honden vertonen katten een
duidelijke mydriasis na opiaattoediening, waardoor ze
minder goed kunnen zien. Laat ze daarom horen dat je er
aankomt en vermijd blootstelling aan fel licht. Na toedie-
ning van opiaatagonisten zoals methadon of fentanyl kan
soms ademdepressie, misselijkheid, braken en speeksel-
vorming worden gezien, na toediening van buprenorfine
treden deze effecten niet op (30).

Bij honden kan na opiaattoediening sedatie optreden
en bradycardie, braken komt zelden voor. De soms
optredende postoperatieve (anesthesiegerelateerde)
dysforie kan worden bestreden met tranquillizers zoals
acepromazine, midazolam of diazepam.

specifieke opiaten

Morfine

Kat: 0,1 tot 0,3 milligram per kilogram (mg/kg).
Hond: 0,1 tot 0,5 mg/kg.

Morfine heeft een trage start en is minder analgetisch bij
katten dan bij honden door een verminderde omzetting
naar de actieve metabohet morfine-5-glucuronide (37).
Morfine kan bij snelle toediening histamineafgifte
veroorzaken en wordt bij voorkeur subcutaan (sc),
intramusculair (im) of heel langzaam intraveneus (iv)
toegediend (ro). Andere bijwerkingen kunnen zijn:
misselijkheid, braken en speekselen.

Methadon

Kat: o,r tot 0,3 mg/kg.
Hond: o,r tot 0,5 mg/kg.

Methadon is net als morfine een pure |jL-agonist en valt
daarom ook onder de opiaatwetgeving. De werking van
methadon lijkt op die van morfine, maar misselijkheid en
braken treden zelden op. Behalve op de opiaatreceptor
heeft methadon ook een antagonistisch effect op de
NMDA-receptor. De werkingsduur is bij de hond ongeveer
twee tot vier uur en bij de kat drie tot vijf uur.

Buprenorfine

Kat en hond: 0.01-0.02 mg/kg

Buprenorfine is waarschijnlijk het meest gebruikte opiaat

-ocr page 518-

in veterinair Nederland. Het effect van buprenorfïne treedt
zeer traag in (na i.m.-injectie ongeveer 30 tot 45 minuten)
en houdt lang aan met een werkingsduur van zes tot acht
uur. De orale dan wel transmucosale route van buprenor-
fïne bij katten is net zo effectief als intraveneuze toe-
diening (30). Dit wordt verklaard door de licht verhoogde
pH (8 tot 9) in de bek van de kat (28). Uit onderzoek bij
katten blijkt dat de postoperatieve pijnstilling van
buprenorfine (iO|xg/kg) beter is dan die van morfine
(0,1 mg/kg), gemeten met een visuele pijnscoring en
fysiologische parameters, terwijl het langer werkt en
gepaard gaat met minimale bijwerkingen (36). Zowel bij
honden als bij katten worden zelden bijwerkingen zoals
braken en dysforie gezien.

Fentanyl

De transdermale toediening middels een fentanylpleister
(tdf) wint aan populariteit vanwege de constante gelijk-
matige afgifte van fentanyl en de lange werkingsduur van
72 uur bij honden (19) en meer dan roo uur bij katten (20).
Het aanbrengen van de pleister moet nauwkeurig gebeu-
ren. Een goed analgetisch effect is afhankelijk van de
opname van fentanyl uit de pleister en wordt beïnvloed
door het scheren, wassen en plakken. De plasmaconcen-
traties kunnen na het aanbrengen van de fentanylpleister
sterk variëren (8,9). Andere factoren die een rol kunnen
spelen bij de snelheid van opname vanuit de pleister, zijn
de lichaamstemperatuur, de vulling van het vaatbed en de
mate van perfusïe van de huid. Verwarming van de huid of
koorts zal de resorptie van fentanyl bevorderen en kan
zelfs leiden tot een toxische overdosering. De pijnstilling
is effectief vanaf globaal zes tot twaalf uur na opplakken.
De dosering is tot 4 |xg/kg/uur. De werking van fentanyl is
te antagoneren met naloxon. Het gebruik van de fentanyl-
pleister bij dieren in gezinnen met kleine kinderen, wordt
vanwege het risico ontraden.

Tramadol

Kat I tot 4 mg/kg, tweemaal daags.
Hond 0,2 tot 5 mg/kg drie- of viermaal daags.
Tramadol is een synthetische |x-receptor opiaatagonïst, die
echter buiten de opïaatwetgevïng valt. Het middel lijkt qua
potenrie op morfine en heeft een werkingsduur van vier tot
zes uur na orale toediening. Behalve het effect op de opiaat-
receptor remt tramadol ook de heropname van serotonine
en noradrenaline. Ademdepressie lijkt niet op te treden,
wel kan er bij een hoge dosering sprake zijn van sedarie.
Aangaande de toepassing voor de kat is er over tramadol
nog geen literatuur beschikbaar. Met betrekking tot de hond
zijn er enige artikelen verschenen en klinisch gebruik lijkt
veelbelovend. Onderzoek, gedaan op de
ukg, laat zien dat
er nauwelijks bijwerkingen optreden en de analgetische po-
tentie ten minste zo goed is als die van de moderne
nsaid\'s,
maar zonder de bijwerkingen die met het gebruik van
nsaid\'s gepaard gaan, zoals nefrotoxïciteit en maagdarm-
problemen. Verder onderzoek is nodig om tramadol te testen
bij de kat en te zoeken naar een goede dosering.

Butorphanol

Hond: 0,1 tot 0,4 mg/kg iv/ïm.

Butorphanol is een (ji-antagonist en K-agonist en heeft een
korte werkingsduur (dertig minuten tot anderhalf uur).
Butorphanol geeft een matige somatische en een redelijke
viscerale pijnstilling. Net zoals buprenorfine kent butor-
phanol een plafondwaarde waarbij een toenemende
dosering geen verbeterde pijnstilling laat zien (33).
Butorphanol kan ook worden gebruikt voor het antagone-
ren van de effecten veroorzaakt door een [x-agonist, zoals
methadon, fentanyl en dergelijke.

a2-ADRENERGE AGONISTEN

Medetomidine

Medetomidine geeft een dosïsafhankelijke sedatie,
pijnstilling en spierontspanning. Atipamezole is beschik-
baar als antagonist. Er treden aanzienlijke cardiovasculaire
bijwerkingen op, waaronder een bïfasische bloeddrukver-
anderïng, perifere vasoconstrictïe en bradycardie. De
bradycardie en de afname van het slagvolume leiden tot
een verminderd hartminuutvolume. Toename van de
linker atriumdruk en afname van de \'cardiac index\' en het
zuurstofaanbod aan het weefsel zijn bij de gezonde hond
beschreven bijwerkingen. Het is belangrijk dat de pariën-
ten goed worden gemonitord om deze hemodynamische
veranderingen te bewaken. Andere bijwerkingen zijn:
braken, polyurie en hyperglycemie. Medetomidine kan
het best worden gebruikt bij gezonde volwassen dieren
zonder cardiovasculaire problemen.

Dexmedetomidine

Dexmedetomidine ïs de actieve enantiomeer van mede-
tomidine met een hogere selectiviteit voor de a2-receptor
dan het racemïsche mengsel. Dexmedetomidine als
premedicatie, gevolgd door propofol en isofluraan,
gebruikt bij honden, is ten minste zo veilig en effectief als
medetomidine (
t8).

-ocr page 519-

dissociativa

Ketamine

Ketamine is een niet competitieve antagonist van de
N MD A-receptor. Het wordt in Nederland frequent toegepast
als anestheticum maar er is weinig bekend over het
gebruik van ketamine als pijnstiller in de postoperatieve
fase. Het toedienen van ketamine intraveneus in subanes-
thetische doseringen (startbolus 0,5 tot i mg/kg en daarna
een continu infuus met 2 tot 5 (xg/kg/min) heeft een
analgetisch effect. Bovendien versterkt ketamine het effect
van andere, gelijktijdig toegediende analgetica zoals
opiaten en a2-agonisten. In deze lage dosering heeft
ketamine ook anticonvulsieve eigenschappen, waardoor
het veilig kan worden toegepast bij het bestrijden van pijn
bij krampaanvallen (tetanus) en schedeltrauma. Ketamine
kan
NMDA-receptoren alleen remmen als deze geopend
zijn als gevolg van een pijnlijke stimulus (i). Dit verklaart
het verschil in sedatie tussen pijnvrije dieren en dieren
met pijn. De voordelen van het gebruik van (hele) lage
doseringen of continue infusie van ketamine om pijn te
verlichten, vereisen verder onderzoek.

lokale anesthetica

Lokale anesthetica kunnen worden toegepast voor
regionale blokkades (bijvoorbeeld epidurale analgesie) en
infiltratie van weefsel. Het is een uitermate effectieve en
goedkope manier om pijntransmissie te blokkeren. De
toegevoegde waarde van deze technieken als analgetische
techniek bij traumapatiënten en bij uitgebreide chirurgie
wordt vaak onderschat. De bijwerkingen zijn bij zorgvul-
dig gebruik beperkt. Wel is er een redelijke anatomische
kennis nodig voor een correcte toediening. Lokale
anesthetica kunnen totale analgesie van een gebied
verzorgen met minimale bijwerkingen. Om de huid te
verdoven, kan bijvoorbeeld
EMLA®-crème cutaan worden
toegepast. Dit is een mengsel van lidocaïne en prilocaïne.

Lidocaïne kan ook systemisch worden toegediend als
analgeticum en verlaagt dan de behoefte aan bijvoorbeeld
isofluraan en opiaten. Dit effect is dosisafhankelijk en kan
worden toegeschreven aan enerzijds het analgetisch effect
en anderzijds een beperkt sedatieve werking. De dosis voor
systemische toediening bij de hond is
0,05 tot 0,2 mg/kg/min.

Het herhaald toedienen van lokale anesthetica bij de
kat moet worden vermeden aangezien er cumulatie kan
optreden en er toxische plasmaspiegels kunnen ontstaan.

specifieke technieken en farmaca

Intra-articulaire toediening

Naast lokale anesthetica als lidocaïne en bupivacaïne
kunnen ook morfine en a2-agonisten worden toegepast in
de gewrichtsholte. Vóór het sluiten van de wond, maar
nadat het gewrichtskapsel is gesloten, wordt een intra-
articulaire injectie gegeven. Intra-articulaire a2-agonisten
induceren zelf analgesie maar bovendien hebben a2-
agonisten in combinatie met opiaten en/of lokale anes-
thetica een additief of synergistisch analgetisch effect.

Van de opiaten wordt morfine het meest intra-articulair
toegepast en wel in een dosering van 0,1 mg/kg. Het is wel
belangrijk dat er een conserveermiddelvrij morfïne-
preparaat wordt gebruikt. Morfine intra-articulair heeft
een werkingsduur van maximaal achttien uur (32).

Plexus brachialis-blok

Indicatie voor dit blok is pijnstilling bij chirurgie of trauma
distaal van de elleboog. Deze techniek is redelijk eenvoudig
uit te voeren. Een naald wordt mediaal van het schouder-
gewricht ingebracht en opgevoerd evenwijdig aan de
thoraxwand. Altijd aspireren voordat de spuit wordt
leeggedrukt om een intraveneuze injectie te voorkomen.
De dosis van bupivacaïne is 0,5 tot 2 mg/kg en die van
lidocaïne is 1,5 tot 2 mg/kg.

Let op: een complete beschrijving van deze techniek en
vele andere technieken, is terug te vinden op het internet,
maar ook in diverse veterinaire anesthesiehandboeken.
Met name het boek
Veterinary Anesthesia van Lumb &
Jones bevat veel informatie (21).

Epidurale toediening

Opiaten, a2-agonisten, lokale anesthetica of combinaties
van deze stoffen kunnen epiduraal worden toegediend.
Deze vorm van pijnstilling gaat gepaard met minder
systemische bijwerkingen. Epidurale toediening van pijn-
stillers is een goede mogelijkheid bij dieren met pijn door
trauma of chirurgie in het gebied caudaal van de navel. De
epidurale injectie bij katten is technisch complexer dan bij
honden vanwege hun kleinere formaat en omdat het rug-
genmerg verder doorloopt naar caudaal waardoor eerder
de spinale ruimte kan worden aangeprikt. Als dit gebeurt,
dient slechts de helft van de berekende \'epidurale\' dosis te
worden toegediend.

Totale sensorische, motorische en autonome blokkade
komt tot stand met behulp van een lokaal anestheticum
zoals bijvoorbeeld lidocaïne of bupivacaïne. Dit heeft een
werkingsduur van respectievelijk 1,5 en 6 uur Blokkade
van het sympathische zenuwstelsel veroorzaakt een
vasodilatatie caudaal van het blok, wat kan leiden tot
hypotensie. Intraveneuze vloeistoftoediening kan zowel
therapeutisch als preventief worden ingezet.

Wanneer een motorisch blok minder gewenst is, kan
voor postoperatieve pijnbestrijding een opiaat worden
gebruikt. Morfine (zonder conserveringsmiddel) is
hiervoor zeer geschikt. Morfine (0,1 mg/kg) is hydrofiel en
heeft hierdoor een lange werkingsduur bij epidurale
toediening.

Combinaties van een opiaat met een lokaal anestheti-
cum of een a2-agonist verbeteren de analgesie respectieve-
lijk verlengen de werkingsduur ten opzichte van opiaat-
toediening alleen. Contra-indicaties voor een epidurale
techniek zijn: stollingsstoornissen, sepsis, werveltrauma
en dermatitis in het lumbosacrale gebied.

De algemeen geadviseerde dosering (in een volume van
0,2 ml/kg met een maximum van 6 tot 7 ml voor de hond,
aanvullen met NaCl 0,9 procent) is:

- Bupivacaïne i mg/kg.

-Morfine 0,1 mg/kg.

-ocr page 520-

- Methadon

- Buprenorfine

- Morfine

Bupivacaïne

- Morfine

Udocaïne

- Morfine

medetomidine

Intercostaal blok

De indicatie hiervoor is postoperatieve pijnstilling na een
laterale thoracotomie met de incisie intercostaal. De
intercostale zenuwen lopen langs de caudale zijde van de
rib. Het blok dient zo hoog mogelijk geplaatst te worden,
dicht bij de wervels. De dosering bedraagt plus minus
0,5 ml bupivacaïne per blok (of een verdunning hiervan),
toe te dienen in drie of vijf intercostale ruimtes. Injecties,
steriel toe te dienen door de chirurg, worden geplaatst
vanaf twee intercostaalruimten craniaal tot en met twee
intercostaalruimten caudaal van de incisie, vanwege
overlap in het innervatiegebied. Ook percutaan toedienen
is mogelijk. Daarbij moet de injectie zijn gericht op de
achterzijde van de rib, dicht bij het foramen interverte-
brale. De maximale totale dosis van bupivacaïne is 2 mg/
kg, de werkingsduur bedraagt maximaal zes uur (25, 39).

Interpleuraal blok

De indicaties voor een interpleuraal blok zijn onder
andere: thoracotomie en/of trauma, gebroken ribben,
mediale sternotomie, craniale mastectomie, pancreatitis
en cholecystectomie.

Het werkingsprincipe is nog niet volledig achterhaald.
Men denkt onder andere aan een retrograde diffusie via
parietale pleura naar intercostale zenuwen, een unilate-
raal blok van het thoracale gedeelte van de grensstreng en
de splanchnicuszenuwen en aan diffusie naar de ipsilate-
rale plexus brachialis.

Toedienen kan via een thoraxdrain met een dosering
bupivacaïne van 1,5 mg/kg, te verdunnen in i ml/kg NaCl
0,9 procent. Na het toedienen kan gedurende tien tot
vijftien minuten de zwaartekracht worden gebruikt om de
bupivacaïne te krijgen waar het nodig is. De werkingsduur
bedraagt maximaal twaalf uur (16,17).

0,2 mg/kg.
0,04 mg/kg.
0,1 mg/kg.
0,25 mg/kg.
0,1 mg/kg.
I mg/kg.
0,1 mg/kg.
0,005 nig/kg.

mlk-mix in de perioperatieve fase

Dit is een fysiologisch zoutoplossing met daarin morfine,
Udocaïne en ketamine. De samenstelling van de perio-
peratieve mix bestaat uit 500 ml NaCl 0,9 procent met
daaraan toegevoegd 12 mg morfine, 150 mg lidocaïne en
30 mg ketamine. Deze combinatie is perioperatief tege-
bruiken om de behoefte aan isofluraan bijna te halveren
en dient tegelijkertijd als vochtinfuus. De snelheid van
toediening is 10 ml/kg/uur (23).

In de postoperatieve fase kan het nodig zijn de mix vijf
keer zo geconcentreerd te maken om overhydratie te
voorkomen, de snelheid wordt dan teruggebracht tot 2 ml/
kg/uur.

NSAm\'s

Deze groep farmaca vermindert de ontstekingsreactie en
heeft een pijnstillend effect,
nsaid\'s, en met name de
cox-2-remmers, blokkeren het vrijkomen van ontstekings-
mediatoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van
centrale en perifere sensitisatie. Omdat er tussen dier-
soorten aanzienlijke verschillen zijn, mag de werkzaam-
heid en veiligheid van een
nsaid bij een bepaalde dier-
soort niet worden geëxtrapoleerd naar een ander
nsaid. Er
wordt algemeen aangenomen dat cox-i vooral verant-
woordelijk is voor normale homeostase van de maagdarm-
mucosa, de bloedstolling en de autoregulatie van de
nierperfusie, terwijl cox-2 vooral betrokken is bij ont-
steking. Met de ontwikkeling van cox-2-specifieke
nsaid\'s
verwachtte men een doorbraak in het verminderen van de
toxiciteit, maar er bleven bijwerkingen bestaan. Nu is
bekend geworden dat de nier en het centrale zenuwstelsel
bij bepaalde diersoorten cox-2-enzymen produceren, die
ook belangrijk zijn voor normale homeostase. Door het
beperkte vermogen tot glucuronidatie zullen de meeste
nsaid\'s bij katten langer werkzaam zijn. Bij herhaald
doseren ontstaat er dus snel een (potentieel toxische)
accumulatie in het plasma. De gemiddelde halfwaardetijd
van carprofen bij de kat is bijvoorbeeld twintig uur, en is
daarmee als zodanig tweemaal zo lang als die bij de hond,
maar kan variëren van 9 tot 49 uur

Bij alle diersoorten bestaan de bijwerkingen van
nsaid\'s uit ulceraties en bloedingen in het maagdarmka-

-ocr page 521-

naai, nierfunctieverlies ten gevolge van verstoorde
perfusie en stollingsstoornissen. Katten zijn vooral
gevoelig voor het ontwikkelen van nierproblemen na
nsaid-toediening, terwijl bij honden gastro-intestinale
problemen eerder optreden.

Contra-indicaties voor toediening van nsaid\'s zijn onder
andere hypovolemie (bijvoorbeeld bij braken, diarree,
bloeding, vloeistofverlies) of hypotensie (shock, sepsis). De
meer specifieke cox-2-remmers zoals carprofen en meloxi-
cam hebben, in klinische dosering toegediend, geen effect
op de bloedstolling en mogen preoperatief worden gegeven
aan honden en katten. Tepoxaline heeft een inhiberende
werking zowel op het cyclo-oxygenase als op 5-lipoxigenase,
dat een rol speelt in de synthese van de leucotriënen.
Dosering:

- Carprofen: 4 mg/kg/dag (hond), 4 mg/kg eenmalig (kat).

- Meloxicam: 0,2 mg/kg/dag (hond), 0,3 mg/kg een-
malig (kat).

-Tepoxaline: 10 mg/kg/dag (hond), maximaal vier

weken.

- Firocoxib: 5 mg/kg/dag (hond).

Let op: Voor de kat met chronische pijnklachten is vorig
jaar een orale suspensie meloxicam (0,5 mg/ml) op de
Nederlandse markt gekomen. De startdosis is 0,1 mg/kg/
dag en vervolgens voor onderhoud 0,05 mg/kg/dag.

overige analgetica, toe te passen bij

pathologische en/of neuropathische pijn

Onderstaande farmaca zijn alleen geregistreerd voor
humaan gebruik, vaak hebben ze een andere indicatie dan
pijnstilling. (Uit www.ivis.org Recent Advances in
Veterinary Anesthesia: Companion animals, (10))

- Amantadine 3 tot 5 mg/kg per os (po), één keer daags.
Dit middel wordt humaan gebruikt als virusremmer en
bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Het is een
dopamine-agonist maar heeft ook een antagonistisch
effect op de
nmda-receptor.

- Gabapentin 3 tot 5 mg/kg po, twee keer per dag. Met
langzaam opbouwen kan worden gedoseerd tot 50 mg/
kg. Het middel wordt humaan gebruikt als anti-
epilepticum en heeft een tot nu toe onbegrepen
werkingsmechanisme bij het bestrijden van chronische
(neuropathische) pijn. Het is noodzakelijk het middel
langzaam af te bouwen.

- Amitriptyline i tot 2 mg/kg po, één of twee keer per
dag. Indicatie is het bestrijden van depressies. Amitrip-
tyline vermindert de heropname van serotonine en
noradrenaline.

Meer onderzoek is nodig om de bruikbaarheid en de juiste
dosering van bovenstaande farmaca bij gezelschapsdieren
te evalueren.

wet- en regelgeving betreffende veterinair
gebruik

Meerdere medicijnen die worden genoemd in dit artikel,
zijn niet geregistreerd voor diergeneeskundig gebruik, wat
betekent dat de dierenarts ze alleen kan gebruiken
wanneer hij de cascade naar
eu-model op de juiste wijze
toepast. Dat wil zeggen: alleen in geval van diergenees-
kundige noodzaak en wanneer er in Nederland geen
geschikt product geregistreerd is voor de diersoort of voor
een andere indicatie, kan de dierenarts een humaan in
Nederland geregistreerd of een voor veterinair gebruik
geregistreerd product uit een andere Eu-Udstaat gebruiken.

Is er een geregistreerd diergeneesmiddel voor deze diersoort en indicatie?

Nee

In geval van diergeneeskundige noodzaak
is het aan de dierenarts toegestaan de
cascade te gebruiken. Is dit het geval?

- Ja

Nee

Is er in Nederland een geschikt
product geregistreerd voor een
andere diersoort of andere

indicatie? _

I-

Nee

Gebruik een

geregistreerd

diergeneesmiddel

Gebruik dit

geregistreerde

diergeneesmiddel

r )»

_i_

Gebruik één van deze
(dier) geneesmiddelen

is er in Nederland een humaan
product geregistreerd of is er
in andere lidstaat een
diergeneesmiddel geregistreerd?

Nee

Behandeling met
(dier)geneesmiddel is niet
toegestaan

Is het mogelijk een
diergeneesmiddel magistraal
te bereiden?

Gebruik een
magistraal bereid
diergeneesmiddel

- ja

Figuur i. CASCADE naar EU-model.

-ocr page 522-

literatuur

1. Arendt-Nielsen L, Petersen-Felix S, Fischer M, et al. The effect of
N-methyl-D-aspartate antagonist (ketamine) on single and repeated
nociceptive stimuli: a placebo-controlled experimental human study.
Anesth Analg rggs; 8r
:6y68.

2. Brodbelt DC. The confidential Enquiry into Perioperative Small
Animal Fatalities. Thesis for the degree of Doctor of Philosophy Royal
Veterinary College, University of London and The Animal Health
Trust, 2006.

3. Dickenson AH and Sullivan AE Subcutaneous formalin-induced
activity of dorsal horn neurons in the rat: differential response to an
intrathecal opiate administered pre or post formalin. Pain rgS?; 30:
349-360.

4- Carroll G and Simonson S. Recent Developments in Nonsteroidal
Anti-inflammatory drugs in Cats. ] Am Anim Hosp Assoc 2005; 4r:

347-354.

5. Clark WG, and Gumby HR. Hyperthermic responses to central and
peripheral injections of morphine sulphate in the cat. Br J Pharmacol
r978; 63 (r): 65-71.

6. Clarke KW and Hall LW. A survey of anaesthesia in small animal
practice. Assoc Vet Anaesth/Brit Sm Anim Vet Assoc report. J Assoc
Vet Anaethesiol r990; r;: 4-ro.

7. Firth AM and Haldane SL. Development of a scale to evaluate
postoperative pain in dogs, f Am Vet Med Assoc r999; 2t4:65t-659.

8. Franks JN, Boothe HW, Taylor L, Geiler S. Carroll G, Cracas V and
Boothe DM. Evaluation of transdermal fentanyl patches for analgesia
in cats undergoing onchyectomie. ] Am Vet Med Assoc 2000; 217:
iot3-roi9.

9. Gellasch KL. Kruse-Elliot KT, Osmond CS, Shiha NC and Bjorling DE.
Comparison of transdermal administration of fentanyl versus
intramuscular administration of butorphanol for analgesia after
onchyectomie in cats. J Am Vet Med Assoc 2002; 220; ro2o-ro23.

10. Gleed RD and Ludders JW. (Eds.) i vis, Recent advances in Veterinary
Anesthesia and Analgesia: Companion Animals, sep 2006; www.ivis.
org.

11. Hall L and Taylor PM. Anaesthesia of the Cat. Baillière Tindall, 1994.

12. Hellebrekers LJ. Anesthesiologische praktijkvoering anno 2000; Hoe
verder in 2001? 2001; 126(13); 462-466.

13. Hellyer P, Rodan I. Brunt J. Dowing R, Hagedorn |E and Robertson SA.

a aha/aafp Pain management Guidelines for Dogs & Cats, J Am Anim
Hosp Assoc 2007; 43: 235-248.

14- Holton L, Reid J, Scott EM, Pawson P and Nolan A. Development of a
behaviour-based scale to measure acute pain in dogs. Vet Rec: 2001;

148:525-531-

15. Kissin I. Preemptive analgesia. Anesthesiol 2000; 93:1138-1143.

16. Kushner LI and Trim CM. Evaluation of interpleural bupivacaine in
dogs. In: Proceedings of the Veterinarian Midwest Conference,
University of Illinois Champaign-Urbana: 12,1993.

17- Kushner LI, Trim CM, Madhusudhan S et al. Evaluation of the
hemodynamic effects of interpleural bupivacaine in dogs. Vet Surg
1995; 24:180-187.

18. Kuusela E, Raekallio M, Vaisanen M, Mykkanen K, Ropponen H and
Vaino 0. Comparison of medetomidine and dexmedetomidine as
premedicants in dogs undergoing propofol-isoflurane anesthesia. Am
I of Vet Research 2001; 62:1073-1080.

19. Kyles AE, Papich M and Hardie EM. Disposition of transdermally
administered fentanyl in dogs. Am J Vet Researchi996; 57: 715-719.

20. Lee D, Papich M and Hardie E. Comparison of pharma-cokinetics of
fentanyl of after intravenous and transdermal administration in cats.
Am J Vet Research 2000; 61:672-677.

2 r. Lumb & Jones. Veterinary Anesthesia. Williams and Wilkins, third
edition, 1996.

22. Mathews K. Perioperative use of Nonsteroidal Anti-Inflammatory
Analgesics. Proceedings
wsava 2001.

23. Muir WW, Wiese AJ and March PA. Effects of morphine, lidocaine,
ketamine, and morphine-lidocaine-ketamine drug combination on
minimum alveolar concentration in dogs anesthetized with
isoflurane. Am J Vet Res. Sep 2003; 64 (9): 115 5-1160.

24. Ong CK-S, Lirk P, Seymour RA, et al. The efficacy of preemptive
analgesia for acute postoperative pain management: A meta-analysis.
Anesth Analg 2005; 100: 757-773.

25. Pascoe PJ and Dyson DH. Analgesia after lateral thoracotomy in dogs:
Epidural morphine vs. intercostal bupivacaine. Vet Surg 1993; 22:
141-147-

26. Posner LP Gleed RD, Erb HN and Ludders fW Post-anesthetic
Hyperthermia in cats. Vet Anaesth & Analg 2007; 34:40-47.

27. Robertson S and Lascelles B. Pharmacokinetic and Pharmacodynamics
of Analgesic Drugs in Domestic Cats. dec. 2002; www.ivis.org.

28. Robertson SA, Taylor PM and Sear JW. Systemic uptake of buprenor-
phine after oral mucosal administration in cats. Vet Rec 2003; 15 2:

675-677-

29. Robertson S and Taylor P Pain management in cats - past, present and
future. Part 2. Treatment of pain- clinical pharmacology f of Feline
Med and Surg 2004; 6:321-333.

30. Robertson S. Assessment and Management of acute pain in cats. ] Vet
Emerg Crit Care 2005; rs (4): 261-272.

31. Samad TA, Moore KA et al. Interleukine-i[beta]-mediated induction of
cox-2 in the
cns contributes to inflammatory pain hypersensitivity
Nature 20011410:471-475.

32. Sammarco )L, Conzemius MG, Perkowski SZ, Weinstein MJ, Gregor TP
and Smith GK. Postoperative analgesia for stifle surgery: A compari
son of intra-articular bupivacaine, morphine, or saline. Vet Surg 1996;
25:59-69.

33. Sawyer D and Rech R. Analgesia and behavioral effect of butorphanol,
nalbufine and pentazozine in the cat. J Am Anim Hospital Assoc 1987;
23:438-446.

34. Slingsby LS and Waterman-Pearson AE. The post-operative analgesic
effects of ketamine after canine ovariohysterectomy- a comparison
between pre- or post-operative administration. Research Vet Science
2000:69:147-152.

35. Smith I et al. Indicators of postoperative pain in cats and correlation
with clinical criteria. AjvR 1996; 57(11).

36. Stanway GW, Taylor PM and Brodbelt DC. A preliminary investigation
comparing pre operative morphine and buprenorphine for postopera-
tive analgesia and sedation in cats. Vet Anaesthesia and Analgesia
2002; 29: 29-35.

37. Taylor PM, Robertson SA, Dixon MJ et al. Morphine, pethidine and
buprenorphine disposition in the cat. [ Vet Pharmacol Ther 2001; 24
(6): 391-398.

38. Taylor P and Robertson S. Pain management in cats- past, present and
future. Part r. The cat is unique. J of Feline Med and Surg 2004; 6:
313-320.

39. Thompson SE and Johnson JM. Analgesia in dogs after intercostal
thoracotomy: A comparison of Morphine, selective intercostal nerve
block, and interpleural regional analgesia with bupivacaine. Vet Surg
1991;20:73-77-

40. Williams VM, Lascelles BDX and Robson MC. Current attitudes to, and
use of, peri-operative analgesia in dogs and cats by veterinarians in
New Zealand.
Nzvi 2005; 53 (3): 193-202.

41. Woolf CJ and Chong MS. Preemptive analgesia-treating postoperative
pain by preventing the establishment of central sensitization. Anesth
Analgesia 1993; 77 (2): 362-379.

42. Woolf CJ. Pain: Moving from symptom control toward mechanism-
specific pharmacologic management. Ann Intern Med 2004; 140:

1441-1451-

-ocr page 523-

It\'s new, it\'s blue, it\'s Baytril® Max

nieuwe formulering met Arginine
gebruiksvriendelijke One shot
snelle werking
ook tegen
Mycoplasma bovis
metafylactisch inzetbaar

Baytril\'Max

Fast action against BRD infection

Lm van het diergeneesmiddel: BAYTRIL® MAX Samenstelling: Werkzaam bestanddeel: 100 mg enrofloxacine per ml. Hulpstoffen: Arginine, butylalcohol, benzylalcohol, water
tr injectie.
Doeldiersoort: kalf. Indicaties voor gebruik; metafylactische behandeling (vroege therapie) van klinisch niet zieke dieren in geval van acute infecties van het adem-
ingsstelsel veroorzaakt
door Pasteurella haemolytica, Pasteurella multocida, Haemophilus somnus en Mycoplasma spp.. Contra-Indicaties: geen. Bijwerkingen: op de injectie-
ats kan een lokale reactie voorkomen.
Dosering: éénmalige toediening van 7,5 mg enrofloxacine per kg lichaamsgewicht (= 7,5 ml per 100 kg). Niet meer dan 15 ml per Injectie-
ats toedienen.
Wijze van toediening: subcutaan. Wachttermijn: vlees: 21 dagen. Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd
|niet gebruiken bij een vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat,
sclale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren: wanneer het product wordt gebruikt dient rekening gehouden te worden met het officiële en nationale beleid ten aanzien
I antimicrobiële middelen. Het gebruik van fluoroquinolonen dient te worden beperkt tot behandeling van aandoeningen, die slecht hebben gereageerd op andere groepen anti-
irobiële middelen of waarvan een slechte reactie wordt verwacht. Indien mogelijk dienen fluoroquinolonen uitsluitend te worden gebruikt op basis van gevoeligheidstesten,
nneer het product anders wordt gebruikt dan aangegeven in de SPC kan dit het aantal bacteriën dat resistent is tegen fluoroquinolonen verhogen en de effectiviteit van behandeling met
lere quinolonen verminderen vanwege de mogelijkheid van kruisresistentie.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren

toedient: het product is een alkalische oplossing. Eventuele spatten op de huid of ogen onmiddellijk overvloedig met water spoelen.
IerI Ravpr HpalthParP Registratienummer: REG NL 09326. Kanallsatlereglme: UDA. Naam en adres van de voor het In de handel brengen verant-
,1 Ddyei nedllin^die vi,oordelljke onderneming:
Bayer bv, Anlmal Health Division, Energieweg 1, NL-3641 RT Mijdrecht. Verdere informatie is op aanvraag

-ocr page 524-

Methicilline resistente Staphylococcus
aureus
in de paardenpraktijk

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-OosterbaanA. Troelstra
yl. Barneveld\', J.A. Wagenaar\'", \'v, D.J Houwers"\' en
E. van Duijkeren\'"

IVIethicilline resistente Staphylococcus aureus (mrsa) is
wereldwijd in opmars. In Nederland is de problematiek
bij de mens al sinds de zeventiger jaren van de vorige
eeuw bekend en wordt deze door het gevoerde \'Search
and Destroy\'-beleid binnen de perken gehouden.
Hoewel
mrsa voornamelijk in ziekenhuizen tot
problemen leidt, komen de afgelopen jaren ook
mrsa-infecties voor die niet aan een ziekenhuis
gerelateerd zijn. Zo wordt
mrsa ook gesignaleerd in de
varkens- en vleeskalverenhouderij en de daarbij
betrokken mensen. Sinds kort vormt
mrsa soms ook
een probleem bij paarden en in paardenklinieken.
Deze eerste gedachtevorming over
mrsa bij paarden is
bedoeld om de Nederlandse paardendierenarts met deze
nieuwe problematiek te laten kennismaken. Op dit
moment is nog lang niet alles over
mrsa bekend en
zeker bij het paard is er nog veel \'terra incognita\'. De
auteurs hopen met deze eerste \'gedachtevorming\' een
aanzet te geven tot een Leidraad over
mrsa bij het
paard.

inleiding

Staphylococcus aureus (S. aureus) komt wereldwijd voor en
wordt onder meer veel gevonden als commensaal op de
huid van mens en dier. Op het moment dat deze bacterie
resistent wordt voor methicilline, een antibioticum uit de
beta-lactamgroep, wordt gesproken van
mrsa, methicil-
line resistente
Staphylococcus aureus. Deze resistentie tegen
methicilline werd voor het eerst vastgesteld in Engeland
in 1961 kort na de introductie van dit antibioticum.
Daarna is
mrsa in vele andere landen aangetoond. De
methicilline resistentie berust op de aanwezigheid van het
zogenaamde
mec-A-gen, dat codeert voor de aanmaak van
een gemodificeerd penicillinebindend eiwit
(PBP-za). Dit
PBP-2a heeft een verminderde affiniteit voor beta-lactam
antibiotica waardoor deze groep antibiotica (waaronder
methicilline) onwerkzaam wordt.

Methicilline resistente Staphylococcus aureus-stammen
zijn vaak resistent tegen meerdere soorten antibiotica en
daarom wordt ook wel gesproken van multiresistente

I Departement GezondJieidszorg Paard, Faculteit Diergeneeskunde,

Yalelaan 114, 3584 cm Utrecht, m.sloet@uu.nl.

ii Medische Microbiologie, Ziekenhuishygiëne en Infectiepreventie,

Universitair Medisch Centrum Utrecht.

III Departement Infectieziekten en Immunologie, afdeling Khnische

Infectiologie, Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

iv Centraal Veterinair Instituut van Wageningen ur, Lelystad.

Staphylococcus aureus. Niet alle multiresistente S. aureus
zijn echter mrsa en andersom zijn niet alle mrsa multi-
resistent.

In Nederland is de prevalentie van mrsa in de alge-
mene bevolking laag (minder dan 0,1 %), maar er lijkt een
toename op te treden. Deze gesignaleerde toename wordt
waarschijnlijk mede veroorzaakt door het vaker afnemen
van kweken voor onderzoek en het verbeteren van de
kweektechnieken.

mrsa-isolaten kunnen worden verdeeld in twee of in
drie groepen:

- \'Hospital acquired mrsa\' = \'health care-associated
mrsa\' = ha-mrsa = ziekenhuisinfecties (de mrsa-
besmetting is dan van een voornamelijk in zieken-
huizen voorkomend type en heeft zijn oorsprong in het
ziekenhuis).

- \'Community mrsa\' = \'community-acquired mrsa\' =
ca-mrsa =
gemeenschapsinfecties (de mrsa is dan van
een in de algemene populatie voorkomend type).

In het algemeen zijn ha-mrsa vaker multiresistent,
terwijl de
ca-mrsa soms alleen resistent zijn voor
beta-lactam antibiotica.

Naast deze twee vaak genoemde groepen is mogelijk
nog een derde groep te onderscheiden:
-\'Animal-related
mrsa\'. Deze groep wordt door
sommigen gerekend tot de
ca-mrsa, maar \'animal-
related
mrs a\'-stammen zijn soms aanzienlijk resisten-
ter.

De consequentie van het met mrsa gekoloniseerd zijn van
een gezondheidsmedewerker is dat deze persoon een
collega of een patiënt kan besmetten. De consequentie van
het gekoloniseerd zijn van een patiënt is enerzijds dat hij

-ocr page 525-

een medewerker of een andere patiënt kan besmetten en
anderzijds dat hij een verhoogde kans heeft op het krijgen
van een infectie met
mrsa als daartoe een gelegenheid
zich voordoet. Zo kan bijvoorbeeld een patiënt met een
productieve wond een zeer effectieve bron van verdere
verspreiding zijn. De snelheid van verspreiding wordt
echter ook bepaald door het type
mrsa, omdat sommige
stammen veel sneller verspreiden dan andere. Het spreekt
vanzelf dat
mrsa-infecties vanwege hun antimicrobiële
resistentie moeilijker te behandelen zijn dan infecties met
gewone staphylococcen.

De overdracht van staphyloccen vindt bij de mens
vooral plaats via de handen en via besmette voorwerpen
en minder frequent via aerosolen. Op deze wijze wordt het
neusslijmvlies besmet, waar staphylococcen gemakkelijk
koloniseren. Minder vaak zijn het perineum en de
pharynx gekoloniseerd. Bij het paard lijkt ook de omge-
ving (met name stof) een rol te spelen.

In Nederland berust de bestrijding van mrsa in
ziekenhuizen op twee pijlers, te weten:

- een verantwoord antibioticumbeleid;

- het voorkomen van transmissie.

Deze aanpak voor het voorkomen van transmissie is het
\'Search and Destroy\' van de Werkgroep Infectiepreventie
2007. Bij dit beleid worden patiënten die een verhoogd
risico hebben op
mrsa-dragerschap of -infecties, in strikte
isolatie verpleegd tot hun
mrsa-status bekend is. Daar-
naast worden alle medewerkers die in contact zijn geweest
met een
mrs a-positieve patiënt, gescreend op mrsa-
dragerschap. De kosten van dit beleid zijn verdedigbaar
omdat infecties met
mrsa in vergelijking met gewone
S.
aureus moeilijker te behandelen zijn, een hogere
morbiditeit en letaliteit hebben en met hogere behandel-
kosten gepaard gaan.

detectie en genotyperen van mrsa

Als in een laboratorium S. aureus wordt gekweekt en
vervolgens een antibiogram wordt gemaakt, is voor de
ervaren bacterioloog de uitkomst vaak al indicatief voor
een verdenking van
mrsa. Hoewel sommige mrsa\'s bij in
vitro
bepaling gevoelig lijken te zijn voor beta-lactaman-
tibiotica zoals ampicilline, ceftiofur en cefquinome, zijn ze
dat
in vivo per definitie niet. Dit komt omdat de gevoelig-
heid afhankelijk is van verschillende omgevingsfactoren,
zoals temperatuur, pH en zoutconcentratie.

Dit gegeven vormt op zich ook een probleem bij de
detectie in het laboratorium,
mrsa verraden zich in eerste
instantie dan ook veelal door hun resistentie voor andere
antibiotica, hun multiresistentie. Dit geldt vooral voor
ha-mrsa. Een mrsa-verdenking wordt uiteindelijk
bevestigd door het aantonen van de aanwezigheid van het
mecA-gen (hieronder) door middel van de Polymerase
Chain Reaction
(mecA-pcr).

De resistentie tegen methicilline en andere beta-lactam
antibiotica wordt veroorzaakt door het mecA-gen. Dit gen
ligt op een mobiel genetisch element, het \'Staphylococcal

Cassette Chromosome mee\' (=sccmec). Tot op heden zijn
er vijf scc - wee-types bekend (i-v).

De mrsa-isolaten die ten tijde van het verschijnen van
dit artikel in Nederland bij paarden worden gevonden, zijn
allemaal resistent voor ampicilline, ceftiofur, cefquinome,
gentamicine, kanamycine en tetracycline. Dit resistentie-
patroon kan in de toekomst veranderen.

Voor het verder typeren en classificeren van een
mrsa-Stam zijn naast de sccmec-typering verschillende
andere methoden beschikbaar zoals Pulsed-Field Gel
Electrophoresis
(pfge), Multilocus Sequence Typing
(mlst) en spa-typering (Sequence Analysis of the Protein A
gene variable repeat region).

Bij pfge-typering wordt het dna met een enzym in
stukjes geknipt, die vervolgens op grootte worden gesor-
teerd in een elektrisch veld en zichtbaar worden gemaakt.
Zo ontstaat een kenmerkend bandjespatroon. Bij de
mlst-typering wordt de basenvolgorde van zeven speci-
fieke genen bepaald. De spa-typering is gebaseerd op het
bepalen van de basenvolgorde van bepaalde stukjes
dna
coderend voor het proteïne A.

De mrsa die in Nederland in ziekenhuizen en bij
gezelschapsdieren worden gevonden, zijn over het
algemeen typeerbaar met de standaard
pfge. Daarnaast
komen
mrsa voor die hiermee niet typeerbaar zijn: de
zogenaamde
nt-mrsa, die ook wel \'varkensgerelateerd
mrsa\' wordt genoemd, omdat dit type veel voorkomt bij
varkens en varkenshouders. Deze \'varkensgerelateerde
mrsa\' zijn echter wel op andere manieren te typeren en
\'Niet Typeerbaar\' is dus eigenlijk een onjuiste term. Verder
komen deze
mrsa-isolaten ook voorbij andere diersoorten
(onder meer bij paarden) en dus is de term \'varkens-
gerelateerde
mrsa\' eigenlijk ook onjuist.

Om zicht te houden op alle in Nederland voorkomende
mrsa-typen, vraagt het rivm (Rijks Instituut voor Volks-
gezondheid en Milieu) aan iedere medische en veterinaire
microbioloog alle
m rsa-Stammen (één per patiënt, per
personeelslid of per dier) op te sturen voor verdere
typering. Sinds i januari 2007 wordt op het
rivm gebruik-
gemaakt van de spa-typering, in plaats van de
pfge die tot
dan toe werd gebruikt.

Er zijn inmiddels mrsa-sneltesten voor humane
klinische en screeningsmonsters ontwikkeld op basis van
pcr. Echter, bij een onderzoek in Canada bleken deze niet
erg betrouwbaar bij het paard en derhalve gaven de
auteurs de voorkeur aan de klassieke kweekmethode voor
het screenen van paarden op
mrsa.

definities betreffende mrsa in veterinair

verband

Om op een begrijpelijke manier te kunnen communiceren
over
mrsa is het van groot belang een aantal begrippen
ook in het Nederlands zorgvuldig te definiëren, omdat in
de relatie tot dieren de gebruikelijke, soms verwarrende
terminologie niet altijd voldoet.

In de swAB (Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid)-
richtlijn betreffende
MRSA-dragers wordt als een drager

-ocr page 526-

beschouwd: \'Een individu waarbij op de huid, op de
slijmvliezen of uit lichaamsvreemde materialen
mrsa
wordt aangetroffen; dit is onafhankelijk van de lokalisatie
op het lichaam of van de hoeveelheid die aanwezig is.\'
In de literatuur wordt aangegeven:

- geïnfecteerd: een persoon of dier heeft klinische
klachten (wond, longontsteking, huidaandoening,
blaasprobleem et cetera) en uit een monster van de
plaats van infectie wordt een
mrsa gekweekt;

- permanent gekoloniseerd (permanente drager): een
persoon of dier is positief in een
mrsa-kweek zonder
ziekteverschijnselen, van bijvoorbeeld de neus, keel,
perineum en/of lies, en is bij herhaald onderzoek weer
positief;

- intermitterend gekoloniseerd (intermitterende
drager): een persoon of dier is positief in een
mrsa-
kweek zonder ziekteverschijnselen, van bijvoorbeeld
de neus, keel, perineum en/of lies, en is bij herhaald
onderzoek weer negatief en later weer positief.

In de veterinaire praktijk is er mogelijk nog een vierde
categorie van personen of dieren die na een verblijf in
een stoffige stal slechts enkele uren tot dagen positief
zijn.

- gecontamineerd: een persoon of dier is positief in een
MRSA-kweek zonder ziekteverschijnselen en bij
vervolgonderzoeken op korte termijn minstens twee
keer negatief.

mrsa bij de mens

Internationaal is mrsa een groot probleem. In de zieken-
huizen in de ons omringende landen is de prevalentie van
mrsa onder de geïsoleerde invasieve S. aureus hoog: in
Engeland is 40 % van de in het ziekenhuis geïsoleerde
S. aureus een MRSA en in Duitsland is dat 23 %, terwijl de
prevalentie in Nederland nog steeds rond de i % schom-
melt. Ondanks deze lage prevalentie is ook in Nederland
mrsa, zowel ha-mrsa als ca-mrsa, een toenemend
probleem. Zo was in 2007 in Nederland 2,8 % van alle in
ziekenhuizen gekweekte S. aureus
een mrsa en werden
2619 unieke
mrsa-isolaten naar het rivm gestuurd. Van
deze isolaten was 30
% nt-mrsa. In de eerstelijnsgezond-
heidszorg is de
mrsa-prevalentie beduidend lager

Bij een onderzoek in een ziekenhuis in het zuiden van
Nederland konden vijftig typeerbare
mrs a-stammen bij
46 % van de
mrsa-dragende patiënten worden toege-
schreven aan een verblijf in een buitenlands ziekenhuis
(exotische
mrsa-types), bij 14 % aan een verblijf in een
ander Nederlands ziekenhuis, bij 2 % aan blootstelling aan
varkens of vleeskalveren en bij 38 % was geen duidelijke
bron te achterhalen. Voor de 23
nt-mrsa-stammen was
deze verdeling 4 %, 0 %, 87 % en 9 %. De typeerbare
mrsa
waren in 42 % van de gevallen gerelateerd aan, dan wel de
oorzaak van een infectie (wondinfectie, huidinfectie,
pneumonie, urineweginfectie), terwijl bij de
nt-mrsa
slechts 13 % aan een klinische infectie was gerelateerd.

Bij een onderzoek in Nederland waarbij naast paarden
ook 42 eigenaren en verzorgers werden onderzocht, werd
één dierenarts gevonden die gekoloniseerd was met
mrsa.

Op Oxoid Chromogenic mrsa Agar groeien mrsa bacteriën als donker-
blauwe ronde glimmende kolonies.

Bij een onderzoek tijdens het congres van de British
Equine Veterinary Association
(beva) in 2006 was 7,3 %
van de deelnemers
mrsa-positief en bij het jaarcongres
van de American Association of Equine Practitioners
(aaep) was dit 10,1 %. Bij een groot congres voor varkens-
dierenartsen in Denemarken was 12,5 % van de deel-
nemers (komend uit negen landen) positief op
mrsa en
hiervan was 91
% nt-mrsa.

Varkenshouders die dagelijks met mrsa-positieve
dieren werken, hebben vaak
mrsa in de neus. Contact met
varkens en ook met vleeskalveren wordt daarom nu als
een risicofactor gezien voor het dragerschap van
mrsa en
mensen die veel met deze diersoorten werken, worden bij
ziekenhuisopname dan ook als \'positief\' beschouwd totdat
het tegendeel is bewezen. De kans op positief zijn is groter
bij mensen die intensief contact hebben met
mrsa-
positieve dieren, dan bij mensen die op een varkens- of
vleeskalverenbedrijf wonen, maar niet voor de dieren
zorgen. Ook deze mensen hebben echter ten opzichte van
de niet-risicopopulatie nog steeds een sterk verhoogde
kans op een positieve kweek.

mrsa bij dieren (anders dan paarden) in

nederland

In 2003 werd het eerste mrs a-geval bij een dier in Neder-
land beschreven. Dit betrof een wondinfectie bij een hond
die in Italië was geopereerd aan een maagtorsie, en in 2004
werd een tweede
mrsa-infectie bij de hond beschreven.
Ook deze hond bleek in het buitenland geopereerd te zijn.
Sindsdien vindt het
vmdc (Veterinair Microbiologisch
Diagnostisch Centrum) met enige regelmaat
mrsa in
klinische monsters van honden, katten en paarden. Ook is
gebleken dat een
mrsa van mensen op een hond kan
overgaan en waarschijnlijk ook van de hond naar de mens.

Varkens zijn vaak drager van mrsa. Zo werd in een
onderzoek waarbij 540 varkens in 9 slachthuizen in
Nederland bemonsterd werden, bij 39
% mrsa in de neus
aangetroffen. Deze varkens waren niet ziek en tot nu toe
zijn klinische
mrs a-infecties bij varkens zeldzaam.

-ocr page 527-

MRSA BIJ PAARDEN

Het vóórkomen en het voorkómen van mrsa bij paarden
is om meerdere redenen van belang:

- paarden die mrsa bij zich dragen, hebben een grotere
kans om een klinische infectie met
mrsa te krijgen,
zeker als zij een behandeling ondergaan waarbij
antimicrobiële middelen worden toegepast;
-paarden met een klinische
mrsa-infectie zijn vaak
moeilijk of niet met antimicrobiële middelen te
behandelen (resistentie);

- paarden die een MRSA-infectie hebben, gekoloniseerd
zijn of gecontamineerd zijn, kunnen andere paarden,
andere diersoorten en ook mensen besmetten.

Er zijn meerdere wijzen waarop een mrs a-besmetting bij
paarden in een kliniek kan ontstaan:

- de besmetting wordt binnengebracht door cliënten,
patiënten of medewerkers die elders in een besmette
omgeving zijn geweest en de bacterie \'meebrengen\'
(insleep);

- binnen een kliniek vormt een paard met een klini-
sche MRSA-infectie een rijke bron van infectie; via
direct of indirect contact kan verspreiding optreden,
met name naar patiënten die antimicrobieel worden
behandeld (bijvoorbeeld een operatiepatiënt met
postoperatieve antibiotica profylaxe);

- een andere specifieke bron wordt gevormd door een
mrs a-dragende medewerker die betrokken is bij
operatieve ingrepen, of bij \'gevoelige\' patiënten in het
algemeen.

Al vanaf 2000 wordt in Canada regelmatig een mrsa-
infectie en mrs a-dragerschap gediagnosticeerd bij paarden
en bij daarmee in contact staande mensen. In 2003 werd in
Canada geprobeerd om twee paardenbedrijven waar
mensen en paarden
mrsa-positief waren, weer mrsa-vrij
te maken. Hierbij bleek dat door middel van strikte
hygiëne- en isolatiemaatregelen en regelmatige \'screening\'
de
mrsa of volledig verdween of werd teruggebracht tot
een relatief gering probleem.

Ook in de Verenigde Staten, Oostenrijk, Engeland en
België werd
mrsa bij paarden aangetoond. Bij een onder-
zoek van neusswabs van gezonde paarden in Slovenië
werd echter geen
mrsa gevonden. Ook bij een \'at random\'
onderzoek in 2005 in Nederland werd in monsters
genomen van 200 paarden van 23 verschillende bedrijven
en de universiteitskliniek en van 42 mensen van dezelfde
bedrijven geen
mrsa gevonden bij de paarden, maar wel
bleek één dierenarts
mrsa-positief.

Sinds enkele jaren komen echter ook in Nederland
incidenteel klinische
mrsa-infecties voor bij paarden en het
aantal infecties neemt het laatste jaar duidehjk toe. Vaak
betreft het wondinfecties na operaties, maar ook infecties
van de uterus, gewrichten, oog en huid komen voor.

In Canada is in 2004 al gevonden dat drie gezonde
mensen die intensief contact hadden met een veulen met
een
mrs a-infectie (medewerkers van een veulenbrigade),
een dermatitis kregen met dezelfde
mrsa als het veulen.

Eén van drie betrokkenen bleek ook in de neus en de lies
positief Verder onderzoek leverde op dat bij 10 van de 103
medewerkers van deze universiteitskliniek hetzelfde
mrsa-isoIaat werd gevonden. Dit type mrsa komt in
Canada regelmatig voor bij paarden. Ook in Nederland
hebben zich de laatste tijd in meerdere paardenklinieken
nosocomiale infecties voorgedaan, waarbij niet alleen
paarden maar ook menselijke dragers betrokken waren.

WAT IS HET MRSA-BELEID VOOR DE MENS IN
NEDERLAND?

Het uitgangspunt bij de bestrijding van mrsa bij de mens
is dat dragerschap van
mrsa bij gezonde mensen geen
\'ziekte\' is. Bij gezonde mensen zal een
mrs a-contaminatie
of-kolonisatie buiten een ziekenhuisomgeving doorgaans
snel verdwijnen.

Een dragerschapbehandehng bestaat uit:

- mupirocine neuszalf 2%, driemaal daags gedurende
vijf dagen

- was/douche hygiëne gedurende vijf dagen; huid en
haar worden dagelijks gedesinfecteerd met chloorhexi-
dine 4% vloeibare zeep (Hibiscrub®) of povidon
jodiumshampoo (Betadine®);

-beddengoed, washandjes, sponzen, linnengoed en
alles wat direct met de huid van de drager in contact
komt, wordt dagelijks verschoond en gewassen op 60 X];

- hygiënisch gedrag is van groot belang: goed handen
wassen, aparte handdoeken voor drager en andere
gezinsleden.

Een dragerschapbehandeling wordt als succesvol
beschouwd als minstens drie vervolgkweken, afgenomen
met intervallen van een week, negatief zijn bij afwezig-
heid van risicofactoren. Als de dragerschapbehandeling
niet het gewenste effect heeft, worden ook alle familie-
leden en huisdieren getest, omdat het dan voor de hand
ligt dat \'ergens\' nog een besmettingsbron aanwezig is.

Op basis van artikel 7 van de Infectieziektenwet zijn
instellingen verplicht om het optreden van een ongewoon
hoog aantal ziektegevallen in een instelling waar voor
infectieziekten gevoelige groepen personen verblijven, te
melden bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst
(ggd).
mrsa
-dragers dienen geweerd te worden van patiënten
met risicofactoren voor
mrs a-dragerschap of mrs a-
infectie. mrsa-dragers voeren geen patiëntgebonden
werkzaamheden uit.

Als maatregelen voor verzorgend personeel buiten het
ziekenhuis en het verpleeghuis is het advies:

- zorg voor algemene persoonlijke hygiëne;

- laat medewerkers met huidlaesies geen mrsa-
positieve patiënten verzorgen;

- verzorg m rs a-patiënten als laatste en laat deze zoveel
mogelijk verzorgen door één ervaren verzorger.

In ziekenhuizen wordt mrsa bestreden met als uitgangs-
punt \'Search and Destroy\'. De exacte wijze waarop dit
wordt aangepakt, staat beschreven in een groot aantal
wi p-richtlijnen voor allerlei instellingen en omstandig-
heden (www.wip.nl).

-ocr page 528-

Een paar punten uit deze richtlijnen:

- inventarisatiekweken van medewerkers worden bij
voorkeur afgenomen voor aanvang van de diensten en
alleen van neus en keel (en eventueel van huidletsels
als die aanwezig zijn);

-als een medewerker positief bevonden wordt, worden
controlekweken afgenomen van neus, keel, perineum
en eventuele huidletsels en wordt een dragerschap-
behandeling ingesteld; de medewerker mag de eerste
twee dagen van de dragerschapbehandeling niet met
patiënten in aanraking komen als hij/zij geen huid-
laesies heeft en helemaal niet als hij/zij wel huidlaesies
heeft;

-controlekweken vinden plaats op de tiende, vijftiende
en twintigste dag;

- wanneer de dragerschapbehandeling niet succesvol
is, wordt de medewerker doorgestuurd naar een ter
zake kundige arts voor een individuele behandeling.

Als twee of meer patiënten in een ziekenhuis geïnfecteerd
of gekoloniseerd zijn met
mrsa van hetzelfde type, is
sprake van een epidemie en moeten aanvullende maat-
regelen worden genomen.

Uit de humane literatuur is bekend dat mrsa-besmettin-
gen die eenmaal endemisch in een ziekenhuis aanwezig
zijn, moeilijk definitief weg te krijgen zijn. Ook voor een
paardenkliniek geldt dat als een
mrs a-besmetting een-
maal in een kliniek is binnengebracht en er onvoldoende
hygiënemaatregelen worden genomen, dat deze zich door
de gehele kliniek kan verspreiden en letterlijk \'overal\' is
terug te vinden,
mrsa wordt dan niet alleen gevonden op
voor de hand liggende plaatsen zoals operatietafels en
medicamentenkarretjes, maar ook op plaatsen zoals op
kranen, op de afstandsbediening van apparatuur, telefoons
en op kastjes en in hoekjes.

conclusie

mrsa is een wereldwijd voorkomend probleem dat ook in
Nederland langzaam maar zeker bij mens en dier in
omvang toeneemt. Er is over het voorkomen van
mrsa bij
paarden slechts beperkt informatie voorhanden, maar het
probleem lijkt toe te nemen. Daarom is het voor de
(paarden)dierenarts van groot belang op de hoogte te zijn
van deze ontwikkeling. Evaluatie in de humane sector
heeft aangetoond dat patiënten met een
mrsa-infectie niet
alleen een verhoogd risico op een dodelijke afloop hebben,
maar dat structurele bestrijding ook financieel verstandig
is, omdat
mrsa-patiënten een veel langere genezingstijd
kennen met alle bijkomende kosten. In de paardensector
vindt op dit moment op diverse gebieden onderzoek plaats
om de problematiek goed in kaart te brengen en om op
grond daarvan een \'Leidraad
mrsa in de paardenpraktijk\'
te ontwikkelen.

dankwoord

De auteurs bedanken dr. A.J. de Neeling, rivm te Bilthoven,
voor zijn aanvullingen bij de totstandkoming van dit
artikel en het JVIinisterie van
lnv voor financiële onder-
steuning.

referenties

Voor referenties kan men zich wenden tot de eerste auteur.

-ocr page 529-

Royal Canin introduceert

Satiety Support Diet

Het Satiety Support Diet van Royal Canin

► Speciale receptuur voor een beter verzadigingsgevoel.

► Gedoseerde porties voor een betere therapietrouw.

► Milieuvriendelijke verpakking.

► Effectief gebleken in veldstudies.*

De nieuwe
benadering van
overgewicht
bij de kat

I Royal Canin innovatie: droogvoeding in gedoseerde porties, de basis voor succes!

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinäre Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.: 0413-318484 (bestellingen) of 318400 (productinformatie) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

\'Comparision of dietary strategies on the perception of hunger during a large-scaie feline field weightloss program

-ocr page 530-

Oplosbaar implantaat voor reversibele castratie

• Nieuwe, veilige en reversibele manier om te castreren

• Oplosbaar implantaat met desloreline (GnRH agonist)

-e zachte

GO !

:adering van
onderwerp

. Onderdrukt de LH en FSH afgifte door de hypofyse gedurende minimaal 6 maanden
Reduceert als gevolg plasmatestosteronspiegels, Spermatogenese
én libido

www.virbac.nl

animal health

m^m^mmf^Mm

-ocr page 531-

Bevoegd of
bekwaam?

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het is een uitstervend ras, dat van de
zelfstandig praktiserende dier-
verloskundige, maar het bestaat nog
wel. De bevoegdhedendiscussie is in
1990 door de toenmalige minister
van
lnv afgekapt met strengere
regelgeving. Ondanks de meerder-
jarigheid van deze regelgeving
komen zaken over verloskunde bij
het Tuchtcollege nog steeds voor.

vooroordeel

De dierverloskundige in kwestie wordt
door de
aid in de kraag gevat, mede
omdat er een verhaal de ronde doet dat
hij honden euthanaseert, katten
steriliseert, keizersneden uitvoert,
diergeneesmiddelen gebruikt die hij
niet mag gebruiken, en ook nog op
persoonhjke titel een vrouw opleidt tot
assistente, waarbij ook zij wordt
geschoold in onbevoegde uitoefening
van de diergeneeskunde. Via de
aid
komt de zaak bij de klachtambtenaar
terecht en dus bij het Tuchtcollege. In
eerste instantie vindt de dierverlos-
kundige dat maar een aanfluiting: het
Tuchtcollege bestaat voor de meerder-
heid uit dierenartsen, dus hij kan toch
nooit onafhankelijk worden beoor-
deeld. Dit is onjuist: het Tuchtcollege
heeft een jurist als voorzitter, daarnaast
twee dierenartsen en daarnaast twee
leden uit de beroepsgroep van de
beklaagde. Dat zijn meestal dus
inderdaad twee dierenartsen, maar in
dit geval twee dierverloskundigen.

\'hearsay\'

Teveel Amerikaanse rechtszaakseries
kijken geeft een wat vertekend beeld
van de werkehjkheid in Nederland,
maar ook hier gaat in ieder geval één
klacht van tafel wegens \'hearsay\'. De
verloskundige ontkent dat hij honden
euthanaseert en katten steriliseert.
Bewijs is er niet, de klachtambtenaar
moet toegeven dat dit alleen van horen

zeggen komt. Dat is niet voldoende
voor een tuchtrechtelijke veroordeling.
Hetzelfde geldt voor het opleiden van
een assistente om haar vervolgens
zelfstandig onbevoegd de diergenees-
kunde te laten uitoefenen: ook hiervoor
ontbreekt ieder bewijs. De auto van de
\'assistente\' is onderzocht en daarin
bevond zich een aanzienlijke hoeveel-
heid diergeneesmiddelen die niet in
haar handen thuishoorden, zoals
Euthanimal, Glucose 30 procent,
Lidocaïne 4 procent injectie, en
Flunixin, in aangebroken en onaan-
gebroken flacons. De assistente heeft
echter verklaard dat deze middelen
allemaal eigendom waren van de
dierverloskundige en dat zij ze zelf
nooit toepaste. Als de
aid de middelen
in beslag neemt, belt de dierverlos-
kundige woedend met de
aid en
verklaart dat het zijn middelen zijn en
dat hij ze terug wil.

gedogen

In de auto van de dierverloskundige
worden eveneens
uda- en udd-midde-
len gevonden, zoals
ctc-spray, cmk/,
Calcitad 50, Alamycin Aerosol, Pen &
Strep, Geomycine, Pituisan S, Glucose
30 procent, Duphapasmin, Xylazine en
lidocaïne. Dat is niet strafbaar, vindt de
dierverloskundige, want hij heeft een
a k-vergunning voor het afleveren van
sommige gekanaliseerde diergenees-
middelen en andere middelen heeft hij
alleen maar bij zich om een dierenarts
te kunnen assisteren bij een keizer-
snede. Foutje! Want inmiddels heeft hij
ook al toegegeven dat hij regelmatig
zelf keizersneden uitvoert. Het zelf-
standig toepassen van
uda- en udd-
middelen is niet toegestaan en het
uitvoeren van keizersneden nog veel
minder. Gezeur, vindt de dierverlos-
kundige. Zijn beroep wordt hem op
deze manier onmogelijk gemaakt en
bovendien wordt het uitvoeren van
keizersneden door verloskundigen al
jaren gedoogd, als de dierverloskundige
maar voldoende deskundig is en een
goed schriftelijk verslag maakt. Een
nogal gewaagde stelling in het hol van
de leeuw, alias de zittingzaal van het
Tuchtcollege, waar toch met enige
regelmaat dierverloskundigen worden
veroordeeld voor het onbevoegd
uitvoeren van keizersneden. Het
Tuchtcollege gaat hier dan ook niet in
mee: er is geen enkele sprake van
gedogen en een beetje dierverlos-
kundige hoort hiervan op de hoogte te
zijn.

Wat niet in het voordeel van de
dierverloskundige werkt, is dat de
aid
diverse pogingen heeft ondernomen
de administratie van de dierverloskun-
dige in te zien. Als hij de diergenees-
middelen uitsluitend meesleepte ter
assistentie van een dierenarts, zou dat
moeten blijken uit zijn diergenees-
middelenadministratie. Maar wat de
aid ook probeert, een administratie
komt niet boven water, terwijl een
ak-vergunning de houder nu juist
verphcht om een deugdelijke admini-
stratie bij te houden.

straf en recht

De klachtambtenaar eist 3350 euro
boete en een schorsing van zes maan-
den, maar de dierverloskundige besluit
zijn strategie te wijzigen. Hij geeft toe
dat hij heeft ingezien dat zijn handel-
wijze niet deugde en dat hij voortaan
braaf met een dierenarts zal samenwer-
ken. De dierenarts in kwestie schrijft
een verklaring om dit te bevestigen en
het Tuchtcollege laat dit in het voordeel
van de dierverloskundige meewegen.
De boete blijft steken bij 1500 euro,
maar wel met een voorwaardelijke
schorsing van drie maanden met een
proefperiode van twee jaar. En de
assistente? Tja, bij het Tuchtcollege kan
alleen worden geklaagd over personen
met een veterinaire bevoegdheid.
Particulieren die hun boekje te buiten
gaan, moeten via het gewone strafrecht
worden aangepakt.

-ocr page 532-

Terug naar
Karuna

Deborah Schouten

Karuna Society for Animals and
Nature had me gegrepen. Dus ben ik
opnieuw naar India getogen (zie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 131,
nummer 23, r december 2006) om
daar ondersteuning te bieden op het
gebied van dierenwelzijn. Als
dierenarts in Nederland miste ik het
intensieve contact met dieren dat ik
had bij Karuna: met eigen ogen zien
hoe de dieren door een behandeling
opknappen en zien welke mogelijk-
heden je eigenlijk hebt zonder al te
veel middelen.

Karuna Society for Animals and
Nature is een stichting die gratis
medische hulp verstrekt aan elk
hulpbehoevend dier. In mijn vorige
periode daar werd deze hulp verstrekt
in een kliniek voor voornamelijk
honden en katten, was er een opvang-
boerderij voor koeien en werd er
biologisch geteeld.

In de twee jaar dat ik er niet was
geweest, was er veel veranderd. Ik was
blij te zien dat het Large Animal
Hospital zo goed als klaar was en al
functioneerde met een eigen dieren-
arts en dat er apart van de kliniek een
heel nieuw gedeelte was gekomen
speciaal voor de
abc (Animal Birth
Control, een sterilisatieproject met
straathonden). Daarnaast was er nu
een heel nieuw gedeelte voor het wild,
dat werd ondersteund door een
\'wildlife\'-dierenarts. Er werd in totaal
dus meer werk verzet dan toen.

welke ziektes kom je daar

tegen?

Vanaf de eerste dag viel ik meteen met
mijn neus in de boter: een parvo-uit-
braak! Ik zette de behandehng in en al
snel begreep ik dat ook op dit gebied
de ontwikkelingen niet stil hadden
gestaan: de behandeling was uitge-
breid (onder andere met andere
antibiotica) en met succes! Toen de
parvogolf zo goed als voorbij was,
konden we het totale aantal slachtof-
fertjes op twee handen tellen (en dan
hebben we het over zeker honderd
behandelde dieren).

Ook op het gebied van de rabiës-
problematiek waren er veranderingen
merkbaar. Jarenlang is er een actief
vaccinatiebeleid tegen rabiës uitge-
voerd: elk dier dat bij Karuna komt
voor een behandeling en weer gezond
naar huis gaat, en tevens de dieren die
na castratie weer teruggaan, werden en
worden gevaccineerd tegen rabiës.
Dankzij deze rabiësvaccinaties zag ik
in deze periode dat ik in India was
maar een enkele keer een dier dat de
verschijnselen vertoonde van deze
infectie. En dat terwijl er tijdens mijn
vorige verblijf bijna dagelijks een werd
binnengebracht! Helaas zien de Indiërs
niet de gevaren in van het meenemen
van nieuwe dieren uit een verre
omgeving... deze vallen buiten de
vaccinatiemogelijkheden van Karuna
en op deze manier nemen Indiërs de
hondsdolheid weer mee het gebied in.
We zien hetzelfde ook al jarenlang
gebeuren in Nederland: ziektes die niet
meer voorkwamen, komen we weer
tegen doordat mensen (zielige) dieren
meenemen uit het buitenland, waar
ziektes zoals rabiës en hondenziekte
nog volop voorkomen.

In India zijn distemper en ehrli-
chiose helaas nog wel aan de orde van
de dag. Ook kregen we te maken met
veel honden met onder andere hoge
koorts en oedemen van de kop en nek.
Het was ons eerst onduidelijk waar dit
door werd veroorzaakt, maar naar-
mate er meer binnenkwamen, leek
een virale oorsprong aannemelijk.
Literatuuronderzoek (helaas zijn
andere vormen van onderzoek in
Karuna onmogelijk) wees op adeno-
virus. Ook dat is een virus waar we
hier tegen vaccineren en dit bewijst
opnieuw dat vaccinatie uitermate
belangrijk is. Gelukkig konden we
door intensieve verzorging en
antibiotica veel honden helpen, maar
helaas met name puppies niet.

\'animal birth control\'

Vorige keer, twee jaar geleden, hadden
we leren werken met de beschikbare
anesthesiemiddelen. Omdat het
protocol niet geheel afdoende was,
hebben we het destijds aangepast, net
als het operatieprotocol, en tot mijn
vreugde werden beide nog steeds
netjes toegepast.

Er was een nieuwe operatiekamer

-ocr page 533-

en ik had de eer om hem als eerste in
gebruik te nemen. Het betreft een
apart staand gebouw waarin de
operatiekamer zich bevindt tussen
aan de ene kant de schone sterilisatie-
ruimte en de andere kant het \'vieze\'

gedeelte in. Er zijn een aparte voor-
bereidingskamer en \'recovery\'. Er
wordt gewerkt met een hoge stan-
daard om de steriliteit te waarborgen.
Door de operatiekamer middenin het
gebouw te plaatsen, wordt de insleep
verder verminderd. De vooruitgang
ten opzichte van het vorige operatie-
kamertje was enorm. Fijn was ook de
airconditioning, waardoor zelfs die
extra overjas niet teveel was (bij de
plaatselijke temperaturen is een
normaal t-shirt anders al snel teveel).

In deze aantrekkelijke ruimte
hebben we opnieuw veel honden
gecastreerd (zowel vrouwelijke als
mannelijke), maar hebben we daar-
naast ook weer allerlei operaties
uitgevoerd zoals darmresecties en
pootamputaties. Met alles wat ons in
de studie is geleerd, kunnen we dit
soort dingen best zelf; een goede
voorbereiding is de sleutel. En het is
mooi om te zien hoe de dieren
opknappen en je daarna nog steeds blij
tegemoetkomen (omdat we ze
natuurlijk ook eten geven).

Karuna is voor haar werk geheel
afhankelijk van donaties. Elke
bijdrage is welkom. U kunt een
bijdrage overmaken op giro
37.67.41.775 ten name van
Karuna. Tevens is de afdeling
OverGelder van de Dieren-
bescherming op zoek naar
dierenartsen die voor minstens
een half jaar willen werken voor
Karuna. Meer informatie over
Karuna is te vinden op www.
karunasocietyorg of neem
contact op met Deborah (demail.
deborah(|)gmail.com).

Verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen voor varkenshouders

Hugo de Groot

De knmvd heeft in samenwerking
met de
fidin, lto Nederland en de
Nederlandse Vakbond Varkenshou-
ders een poster \'Verantwoord
gebruik van diergeneesmiddelen\'
ontwikkeld voor de varkenshouder.

Op de poster \'Verantwoord gebruik
van diergeneesmiddelen\' voor de
varkenshouder staan aansprekende
illustraties met de belangrijke
aandachtspunten waar een varkens-
houder rekening mee dient te houden
op het moment dat een diergenees-
middel wordt toepast. De varkens-
houder kan deze (geplastificeerde)
poster bij/in de medicijnkast op-
hangen, zodat deze altijd in het zicht
hangt op het moment dat een dierge-
neesmiddel wordt toepast.

Voordat diergeneesmiddelen op de
markt worden gebracht, heeft lang-
durig onderzoek naar werkzaamheid
en veiligheid plaatsgevonden. De

dierenarts is de deskundige die op
basis van een diagnose een diergenees-
middel kan voorschrijven dat voor de
betreffende aandoening is toegelaten.
Na de start van de behandeling wordt
de therapie vaak afgemaakt door de
varkenshouder. Opvolging van het
advies van de dierenarts wat betreft
dosering en therapieduur is van groot
belang voor de gezondheid van de
betrokken dieren. De
knmvd vindt
selectief en correct gebruik van
diergeneesmiddelen belangrijk en wil
de varkensdierenartsen hierbij
ondersteunen in hun rol als adviseur

bewust

De posters hebben als doel de varkens-
houder bewust te maken van verant-
woord diergeneesmiddelengebruik.
Varkenshouders produceren immers
voedsel voor mensen. Bovendien
hebben zij een maatschappelijke
verantwoordelijkheid om middelen
die door de dierenarts zijn voor-
geschreven, op de juiste wijze toe te
passen. Die verantwoordelijkheid is
gericht op het dierenwelzijn, de
diergezondheid, de voedselveiligheid,
de volksgezondheid en het milieu.
Selectief en correct gebruik van
diergeneesmiddelen is een \'must\'.
Residuen, resistentievorming en de
veiligheid van personen die dierge-
neesmiddelen toepassen, verdienen de
volle aandacht. De dierenarts speelt
een belangrijke rol in de communi-
catie over het juiste gebruik van
diergeneesmiddelen. De poster vormt
een ideaal hulpmiddel bij de perio-
dieke evaluatie van het diergenees-
middelengebruik op het varkens-
bedrijf De aandachtspunten zijn ook
vormgegeven in een presentatie die de
varkensdierenarts kan gebruiken bij
klantenvoorlichting (zie -www.knmvd.
nl, vakgroep gezondheidszorg varken).
De posters zijn voor dierenartsen in
pakketten van 25 exemplaren gratis
verkrijgbaar via de
knmvd.

Hugo de Groot is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 534-

Willie Loeffen

Afrikaanse varkenspest (avp) komt
van origine voor in Afrika (sub-
Sahara). Uitstapjes naar Europa en
het Caribische gebied waren in het
verleden slechts van tijdelijke aard.
Alleen in Sardinië wist het virus
zich verder tot op de dag van
vandaag te handhaven. Momenteel
doet het virus echter weer van zich
spreken in Rusland en de problemen
lijken daar nog niet zo snel opgelost.

Het begon allemaal in juni 2007, toen
avp werd gediagnosticeerd in Georgië.
Waarschijnlijk is de introductie
verlopen via de haven van Poti,
waarbij keukenafval van schepen aan
varkens is gevoerd. Vanuit Georgië
verspreidde het virus zich naar
Armenië, Azerbeidzjan en Rusland.
Zowel Georgië, Armenië als Azer-
beidzjan claimen inmiddels weer vrij
te zijn van de ziekte, maar Rusland
heeft er nog wel mee te kampen. In
diverse provincies langs de Georgische
grens zijn uitbraken van
avp gemeld
en op het moment van schrijven van
dit artikel (eind november) lijkt de
situatie nog niet echt onder controle.
Zorgwekkend is ook dat het virus
inmiddels tevens is aangetroffen in de
provincie Orenburg, wat ruim 1000
kilometer verder naar het noord-
oosten ligt.

avp in nederland

De laatste en tevens enige keer dat we
in Nederland te maken hebben gehad
met Afrikaanse varkenspest, was in
1986. In Zuid-Holland raakten toen
een mestbedrijf en een zeugenbedrijf
besmet. Het mestbedrijf, met slechts
94 varkens, voerde keukenafval dat
afkomstig was van tientallen zieken-
huizen en restaurants. Vrijwel zeker is
dit de bron van de uitbraak geweest.

Het zeugenbedrijf was daarentegen
vermoedelijk via menscontacten
besmet geraakt. Een zieke zeug
waarop de diagnose
avp werd gesteld,
was twee weken daarvoor nog
behandeld door een dierenarts die
even eerder op het besmette mest-
bedrijf was geweest. Het Nederlandse
virus bleek identiek te zijn aan het
virus dat een jaar daarvoor in België
had gewoed.

avp in afrika

In Afrika is er voornamelijk sprake
van een cyclus tussen wrattenzwijnen
enerzijds en zachte teken (Ornitho-
dorus) anderzijds. Zodra teken zich
voeden, kunnen zij wrattenzwijnen
besmetten of raken ze vanuit reeds
besmette wrattenzwijnen zelf besmet.
Vermoedelijk is deze cyclus noodzake-
lijk om het virus in de populatie te
laten overleven, omdat directe
transmissie tussen wrattenzwijnen
van ondergeschikt belang lijkt te zijn.
In Afrika verloopt de introductie van
het virus in de gedomesticeerde
varkenspopulatie vaak via de teek. Bij

Afrikaanse varkenspest:
ook een dreiging voor
Nederland?

cvi

Het Centraal Veterinair Instituut
van Wageningen
ur is een
onafhankelijk onderzoeksinsti-
tuut en het nationale referentie-
insitituut dat op veterinair gebied
bijdraagt aan de bescherming van
de dier- en volksgezondheid in
Nederland. Het instituut werkt
voor overheid en bedrijfsleven
aan de ontwikkeling van nieuwe
vaccins en diagnostica en de
verbetering van bestrijdingsstrate-
gieën. \'Monitoring\' van dierziek-
ten, diagnostiek van besmettelijke
dierziekten en advisering behoren
ook tot de kerntaken. Met 280
hoog gekwalificeerde mede-
werkers en unieke laboratorium-
en proefdierfaciliteiten behoort
het instituut tot de top vijf van
vergelijkbare insituten in Europa.
Zie ook www.cvi.wur.nl.

gedomesticeerde varkens is directe
transmissie vervolgens wel het belang-
rijkste mechanisme voor verdere
virusverspreiding. Teken spelen
verder hooguit nog een rol als
reservoir of als bron voor nieuwe
uitbraken.

klinische verschijnselen

Afrikaanse varkenspest heeft met
klassieke varkenspest gemeen dat het

-ocr page 535-

leidt tot vergelijkbare klinische
verschijnselen. De virussen hebben
echter geen enkele relatie met elkaar.
Waar klassieke varkenspest wordt
veroorzaakt door een enkelstrengs
RNA-virus, wordt Afrikaanse varkens-
pest veroorzaakt door een dubbel-
strengs
oNA-virus.

Klinische verschijnselen zijn
koorts, algehele malaise, verminderde
voeropname,
Conjunctivitis, (bloede-
rige) diarree en een rode huid. Ook
kunnen huidbloedingen en oedemen
worden waargenomen. De sterfte is bij
AVP vaak hoog en kan al plaatsvinden
binnen drie tot vier dagen na infectie.

diagnostiek

Voor de diagnose van Afrikaanse
varkenspest beschikt het Centraal
Veterinair Instituut (cvi) inmiddels
over redelijk betrouwbare testen. Om
het virus aan te tonen, is er een
geaccrediteerde
PCR-test, maar ook de
immunofluorescentietest
(ift) op
organen dient nog steeds als waarde-
volle aanvulling hierop. Antistoffen
kunnen zowel worden aangetoond
met een
elisa (bloed), als via een
indirecte
ift (weefsels).

bestrijding

Tegen Afrikaanse varkenspest is geen
vaccin beschikbaar en het ziet er niet
naar uit dat dit er binnen afzienbare
tijd gaat komen. Elke poging om een
vaccin te ontwikkelen, is tot nu toe
uitgelopen op een teleurstelling. Een
eventuele introductie van
avp zal
daarom moeten worden aangepakt
met behulp van de conventionele
maatregelen: \'stamping-out\' van
besmette bedrijven en risicovolle
contactbedrijven, tracering, vervoers-
verboden, screeningen en zoals het er
nu naar uitziet ook preventieve
ruimingen in de omgeving van een
besmet bedrijf

Vroege detectie is dus bij avp nog
belangrijker dan bij een ziekte als

klassieke varkenspest. Hoewel de kans
op insleep van het
Avp-virus vele
malen kleiner is dan die van bijvoor-
beeld het
Kvp-virus, hebben de recente
ontwikkelingen in de Kaukasus laten
zien dat het zomaar kan gebeuren. En
natuurlijk gebeurt het altijd onver-
wacht en zonder enige waarschuwing.
Alertheid, en waar nodig het melden
van een verdenking, maakt onderdeel
uit van de vroege detectie. Vooral
gevallen met bloederige diarree en een
rode huid zijn verdacht, zeker als op
sectie ook nog eens blijkt dat de milt
en/of de lymfeknopen donkerrood en
gezwollen zijn.

Kortom, houdt bij een verdachte
situatie altijd rekening met exotische
dierziekten en dan niet alleen klas-
sieke varkenspest, maar ook Afrikaan-
se varkenspest.

Dr W.LA. (Willie) Loeffen is project-
leider varkenspest. Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur.

Belangrijk onderzoek naar
wormbestrijding bij het paard

Deborah van Doom, Jaap Wagenaar en
Harm Ploeger

Het zal u niet zijn ontgaan dat sinds
I juli 2008 anthelmintica \'prescrip-
tion only medicines\' zijn geworden.
Vanaf die datum mogen deze
middelen alleen worden afgeleverd
op recept van een dierenarts.
Hiermee geeft de overheid de
dierenarts de verantwoordelijkheid
om als poortwachter bij te dragen
aan een verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen.

Dat is onder meer belangrijk in het
licht van de wijdverspreid voorkomen-
de en toenemende anthelminticumre-
sistentie. Daarnaast biedt de nieuwe
wetgeving de beroepsgroep een kans
om zich ten opzichte van paardenhou-
ders beter te positioneren als adviseur
bij het ontwormen van paarden.

enquête

Recent hebben wij veel van de
Nederlandse dierenartsen een enquête
toegestuurd over de wormbestrijding
bij het paard. Deze enquête dient als
nulmeting voor de rol van de dieren-
arts en het gebruik van anthelmintica.
Het onderzoek handelt over de periode
voordat de voorschrijfplicht van
kracht werd (juli 2007 tot juli 2008).
De enquête is gestuurd aan de leden
van de Groep Geneeskunde van het
Paard en de Groep Geneeskunde
Landbouwhuisdieren. De uitkomsten
van de enquête verschaffen inzicht
over het effect van de nieuwe regel-
geving en over het gebruik van
anthelmintica bij paarden. Bovendien
kunnen wij met de resultaten dieren-
artsen beter voorzien van informatie
en gereedschappen waarmee ze hun
rol als poortwachter optimaal kunnen
vervullen.

retourneren
Alle dierenartsen die de enquête
hebben ontvangen maar deze nog niet
hebben geretourneerd, willen wij
vriendelijk verzoeken dit alsnog te
doen. Het hoeft geen betoog dat een
hoge respons van groot belang is voor
een representatief beeld. Retourneer
de enquête ook indien u nooit paarden
behandelt. Behandelt u wel paarden,
maar hebt u de enquête niet gekregen
of is deze per ongeluk bij het oud
papier terechtgekomen, dan kunt u de
enquête downloaden van de facultaire
website onder het
vmdc (www.vet.uu.
nl/viavet/patientenzorg/vmdc).

Deborah van Doorn, Jaap Wagenaar
en Harm Ploeger zijn verbonden aan
de faculteit Diergeneeskunde, departe-
ment Infectieziekten en Immunologie,
afdeling Klinische Infectiologie
-vmdc.

-ocr page 536-

Gerritjan van Nie

Beter één vogel in de hand... Vogel-
vangst, valkerij en eieren zoeken in
ambacht, cultuurhistorie, natuurbe-
scherming en wetenschap.
J.T. Lumeij,
J.J.H.G.D. Karelse, D.A Jonkers
(redactie),
knnv, Zeist, isbn igjS 90
5011 263 5. 35
euro.

Met een gewicht van bijna 1,3 kilo-
gram en 224 pagina\'s glad kunstdruk-
papier, honderden illustraties,
grafieken, tabellen, plattegronden,
schema\'s, foto\'s, tekeningen en
verrassende gegevens vormt dit boek
de redactioneel bewerkte bundeling
van de voordrachten van het sympo-
sium \'Ambachtelijk werken met wilde
vogels\' dat in april 2006 is gehouden
aan de faculteit voor Diergeneeskun-
de. Onder leiding van collega Lumeij,
door de wol geverfd als hoofdredac-
teur en als organisator van congressen,
geven 24 auteurs in dit boek nauw-
keurig en bevlogen blijk van hun
kennis op uiteenlopende vakgebieden.

De maatschappelijke perceptie van
het vangen van wilde dieren is de
laatste tientallen jaren duidelijk
veranderd. Toch wordt onder bepaalde
voorwaarden het benutten van wilde
vogels door ambachtelijke werkers en
wetenschappers als normaal be-
schouwd en maakt het deel uit van
het Nederlandse erfgoed. Weinigen
zijn zich hiervan bewust.

ambacht

Bijna alle oude ambachtelijke vangst-
technieken hebben een schat van
uiteenlopende gegevens opgeleverd,
die niet te vergaren zouden zijn
geweest als de vakkennis van de
betrokkenen alleen voorhanden was
geweest in musea en geschriften.

Alleen al de subtitels van veel
hoofdstukken in dit boek zijn om van
te smullen. Wat te denken van de
laatflouw en het drekje van de dame
met het lange gezicht, het raadsel van
de leeuwerikenspiegel, de ontwikke-
ling van het Ijipaaisykjen naar
weidevogelbeheer en de vinkenbaan,
in vroeger eeuwen trefpunt van de
elite tot vogelringstation, over slagers,
beentjes, lokzij en wargaren, de lytse
swarte, honkmannen, sateUieten en
faren en de toorn van de Heer. Ook aan
de orde komen het belang van
eendenkooien als natuurgebied, het
inschakelen van ganzen- en wilster-
flappers bij het onderzoek van wilde
vogels naar influenza A-virussen, het
vangen van ganzen als basis voor het
overheidsbeleid in het agrarisch
natuurbeheer, het vangen voor
ringonderzoek, het verzamelen van
biometrische data, het belang van
inzicht in vogeltrekgedrag en verande-
rende leefomgeving. Al deze studies
zijn onuitvoerbaar zonder de inspan-
ning van beoefenaars van de bijbeho-
rende oude ambachten.

Het ongemak dat de gevangen
vogel vermoedelijk soms wordt
aangedaan, moet leiden tot de vraag:
"Weegt dit ongemak op tegen het doel
dat ik nastreef bij mijn onderzoek?"
Deze vraag gaan de auteurs, met name
Bart Ebbinge, niet uit de weg.

Bij het bepalen van overheidsbeleid
door wet- en regelgeving (of het
weglaten daarvan) is het maatschap-
pelijk belang van de soms eeuwen-
oude vangsttechnieken vaak een
zwaarwegend argument. Deze
activiteiten kunnen ook zonder dat
argument worden gezien als het in
stand houden van traditioneel erfgoed
met een positief maatschappelijk,
wetenschappelijk en beleidondersteu-
nend neveneffect. Het is tevens een
vorm van natuurbeleving die het
leven van tallozen verrijkt en behou-
den moet blijven als een uiting van
plattelandscultuur.

Het boek is zeer gedetailleerd en is
prachtig uitgevoerd, bevat ontelbare
nieuwe gegevens, en is vlot en
nagenoeg foutloos geschreven. Naast
de hoofdstukken over eendenkooien,
vinkenbanen, het vangen van ganzen.

Boekbespreking: Beter één
vogel in de hand...

kwartels, houtsnippen, goudplevieren,
vinken en leeuweriken zijn er twee
bijdragen van de overheid. Het boek
bevat een uitgebreide woordenlijst uit
de verschillende vakjargons, een
beschouwing over de relatie tussen
mens en vogel sinds de middeleeu-
wen, een hoofdstuk over vogelarij en
taal, het ringonderzoek, de valkerij en
de natuurbeschermingswetgeving. De
literatuurlijst is evenals het uitgebrei-
de notenstelsel indrukwekkend.

informatie

Voor veterinairen bevat dit boek
antieke informatie over de uitgestor-
ven ziekten coturnisme en \'partridge
poisoning\' door consumptie van
respectievelijk kwartels of kraaghoen-
ders die zich te goed deden aan
gevlekte scheerling of bladeren van de
breedbladige lepelboom. De giftige
knoppen van de waterscheerling
bevatten coniine dat opgehoopt in
leeuwerik, appelvink of roodborst
menig Italiaan een voortijdig einde
bezorgde. Actueel is de rol van het
voorkomen van influenzavirussen bij
watervogels in verband met vogelpest
en griep, onderzocht door de veteri-
nair-viroloog Ab Osterhaus. Ambach-
telijke vogelvangers in de
eu speelden
een cruciale rol bij het op korte
termijn verzamelen van monsters. Met
het boek hebben de samensteller, zijn
twee mederedacteuren, Dick Jonker en
Desiré Karelse, de uitgever, de auteurs
en de Sloveense drukker niet alleen
een sieraad voor uw boekenkast
gemaakt, maar ook een naslagwerk en
een bron van leesgenot.

-ocr page 537-

Op 26 november hield professor Dik
Mevius zijn inaugurele rede bij de
faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht, onder de titel
\'Resistentie, een gevoelig onder-
werp\'. Hij aanvaardde hiermee zijn
leerstoel antimicrobiële resistentie.
Dik Mevius is eveneens veterinair
microbioloog en hoofd van het
nationale referentielaboratorium
antimicrobiële resistentie bij het
Centraal Veterinair Instituut van
Wageningen
ur.

Het gebruik van antibiotica in de
Nederlandse humane gezondheidszorg
behoort tot de laagste in Europa. In
verhouding tot andere landen kent
Nederland bij mensen een relatief
geringe mate van antibioticaresisten-
tie. In de (intensieve) veehouderij in
Nederland worden daarentegen juist
weer veel antibiotica gebruikt. De
mate van resistentie is navenant. In de
darmflora van varkens, kippen en
kalveren komt het voor dat meer dan
50 procent van de aanwezige bacterie-
stammen resistent is tegen een
antibioticum. Soms is meer dan 50
procent zelfs multiresistent: de
bacteriestammen zijn dan resistent
tegen meerdere antibiotica. De
resistentieniveaus nemen bovendien
toe. Bij deze dieren is een milieu
ontstaan waarin dergelijke resistente
stammen zich goed thuis voelen. De
darm is ook de plek waar veel voedsel-
pathogenen (Salmonella, Campylobac-
ter), potentieel zoönotische micro-
organismen (bijvoorbeeld
mrsa) en
belangrijke overdraagbare resistentie-
genen (bijvoorbeeld
esbls) voorko-
men. Omdat deze via het milieu, direct
contact of de voedselketen kunnen
worden verspreid, bestaat er een
toenemende zorg over de relatie tussen
het antibioticumgebruik in dieren en
risico\'s daarvan voor de mens.

zoeken naar verbeteringen

Prof dr. Dik |. Mevius zal zich met zijn
onderzoek aan de faculteit Diergenees-
kunde in Utrecht en het Centraal
Veterinair Instituut in Lelystad
richten op het identificeren van de
risicofactoren die de grootste bijdrage
leveren aan het voorkomen van
resistentie in de intensieve veehoude-
rij. Dit is nodig om gerichte verbeter-
maatregelen te kunnen voorstellen.
Verder zal hij met moleculaire
technieken de resistentiegenen
karakteriseren en de genetische
elementen die betrokken zijn bij de
koppeling van resistentiegenen en de
overdracht daarvan tussen bacteriën
in kaart brengen. Dit is nodig om de
relatie tussen resistentie in dieren en
de mens te kunnen bevestigen of
ontkrachten.

Oratie Dik Mevius

maatregelen

Naast gericht onderzoek zijn echter
ook andere maatregelen noodzakelijk
om in de toekomst antibiotica te
kunnen blijven inzetten,
lnv heeft
voor dat doel een Task Force Antibio-
ticumresistentie Dierhouderij
ingesteld die deze maatregelen moet
uitwerken.

Kort na het bereiken van zijn
twaalfenhalfjarige leeftijd en
daarvoor nog uitbundig bejubeld,
werd de dag na Kerstmis 1997 ineens
zijn dood gemeld: Skalsumer Sunny
Boy was afgevoerd.

Hij vestigde het ene record na het
andere. In 1991 leverde hij in Neder-
land met 257.527 eerste inseminaties
bij koeien een mogelijk unieke
prestatie, het jaar daarna reikte hij
weer dicht naar de 240.000. Er waren
jaren dat er in Nederland elke twee
minuten een kalfje van hem werd
geboren. Ir Jacob Chardon maakte er
een sport van te becijferen hoe klein
de kans was dat er ooit een stier van
vergelijkbaar kaliber zou worden
voortgebracht: één op de zoveel
miljoen. De werkelijkheid is dat er in
totaal van Sunny Boy meer dan twee
miljoen doses sperma zijn verkocht,
waarvan 250.000 de grens, de hele
wereld, overgingen. Sunny Boy was
een fenomeen, een alleskunner,
vandaar zijn status die tot uiting werd
gebracht door zijn doodsbericht in het
Amerikaans weekblad Time. Zijn
record werd daarin vergeleken met het
nba-record van basketballer Michael
Jordan van \'788th consecutive game
scoring in double figures\'. De kop was:
\'Jordan Scores, Sunny Boy Shoots\'.

Uitgelicht: De wereldtopper
Stier Sunny Boy

Nationaal Veeteelt Museum
Dr. Moonsweg 5
5437 BG Beers
Tel: 0485-330241
www.veeteelt-ki-museum.nl

-ocr page 538-

Enquête Sociaaleconomische Positie
Dierenartsen 2008

Deel i: Arbeidsinzet en inkomen van practici

Sjouke Kazemier

In maart 2008 heeft de knmvd een
enquête gehouden onder dieren-
artsen waarbij de nadruk lag op de
sociaaleconomische positie van
dierenartsen. Het is de bedoeling dat
een dergelijk onderzoek in de
toekomst elke twee jaar zal worden
herhaald. Dit onderzoek naar de
sociaaleconomische positie van
dierenartsen kan dan ook worden
beschouwd als een nulmeting.

Omdat het onderzoek vrij uitgebreid
was, zullen we in dit artikel vooral
ingaan op de arbeidsinzet en het
inkomen van de in Nederland werk-
zame practici. Er zullen de komende
maanden meer artikelen volgen over
andere onderdelen uit het onderzoek.

het onderzoek

De enquête is via een digitale vragen-
lijst op internet verspreid onder ruim
vijfduizend dierenartsen, namelijk alle
bij de
knmvd geregistreerde dierenart-
sen in het diergeneeskundig jaarboek

Figuur i. Practici werkzaam in Nederland: Verdeling man/vrouw per leeftijdscategorie (N = 950).

120% -

100% -

0
0

V)

80% -

a>

s>

60% -

a

u

V.

V

40% -

p.

■ffl
«

20% -

0
H

0% -

met een e-mailadres. In totaal hebben
2071 dierenartsen gereageerd. De
respons (41,2 procent) was hiermee
boven verwachting. We hopen dat dit
responscijfer bij een volgend onder-
zoek op zijn minst wordt geëvenaard.
De door de respondenten verstrekte
gegevens zijn anoniem verwerkt in
een database. Uiteindelijk waren de
antwoorden van 1926 respondenten
van voldoende kwaliteit voor nadere
analyses in het onderzoek (38,4
procent). Van deze respondenten was
58,7 procent man en 41,3 procent
vrouw. Er zijn geen aanwijzingen
gevonden dat de representativiteit van
het onderzoek onvoldoende was.

dierenartsen werkzaam in

nederland

Het aantal respondenten die ten tijde
van de enquête werkzaam waren,
bedroeg 1518. Onder \'werkzaam\'
wordt verstaan, dat men minimaal
twaalf uur per week werkt. Personen
die geen werk hebben of minder dan
twaalf uur werken, worden gerekend
tot de niet-werkenden (bron:
cbs). Van
de werkende respondenten zijn 1357
dierenartsen werkzaam in Nederland.
Dit zijn alle respondenten die in
Nederland woonachtig zijn en
minimaal werkzaam zijn in Neder-
land, met daarbij de respondenten die
woonachtig zijn in het buitenland en
alleen werkzaam zijn in Nederland.
Binnen deze groep bedraagt het
percentage dierenartsen in loondienst
50,0 procent (678). De in Nederland
werkzame dierenartsen werken
hoofdzakelijk in de volgende sectoren:
praktijk 72,3 procent, wetenschap en/
of onderwijs 8,5 procent, bedrijfsleven
7,8 procent, overheid 6,2 procent,
adviesbranche 1,9 procent en overige
3,3 procent. In dit artikel zullen we
aandacht besteden aan de praktise-
rende dierenarts.

Practici werkzaam in Nederland:
Verdeling man/vrouw per leeftijdscategorie (N=95o)

Leeftijd (jaar)

practici werkzaam in

nederland

ln totaal hebben aan de enquête 972
dierenartsen meegedaan die (hoofd-
zakelijk) werkzaam zijn bij een
dierenartsenpraktijk in Nederland. Dit
betekent dat ongeveer 30 procent van
het totaal aantal practici in Nederland
aan het onderzoek heeft deelgenomen.
Onder de respondenten is het percen-
tage mannen en vrouwen respectieve-
lijk 53,9 en 46,1 procent. De gemid-
delde leeftijd van de practici is 42,01
jaar De mannen zijn gemiddeld tien
jaar ouder dan de vrouwen (46,88 om
36,40 jaar). De medianen liggen nog
iets verder uit elkaar (mannen: 48 jaar;
vrouwen: 35 jaar). In figuur i is de
verdeling tussen mannen en vrouwen
per leeftijdscategorie weergegeven.
Verreweg de meeste practici hebben
gestudeerd in Utrecht (89,07 procent).
Daarnaast heeft 7,32 procent zijn/haar
opleiding in Gent gevolgd. Van de
practici die meegedaan hebben aan
het onderzoek, is 58,86 procent
ondernemer en 40,00 procent is
werknemer in loondienst. Een
ondernemer is de eigenaar of mede-

-ocr page 539-

Geslacht

Arbeidsinzet

Fulltime

Parttime

Man

89,04%

10,96%

Vrouw

49.33%
50,67%

Eindtotaal

70,70%

29,30%

Eindtotaal 100,00% 100,00%

100,00%

Tabel i. Arbeidsinzet practici.

N=204(gd) Totale groep

Mannen

Vrouwen

Totale werkweek (uren)

(uren)

(uren)

Omvang gemiddelde werkweek 42,06

45.35

36,47

Mediaan 40,00

45,00

35,00

Kortste werkweek 14.00

15,00

14.00

Langste werkweek 80,00

80,00

70,00

Tabel 2. Arbeidsinzet practici ondernemers gezelschapsdierenpraktijk.

N=263(gem) Totale groep

Mannen

Vrouwen

Totale werkweek (uren)

(uren)

(uren)

Omvang gemiddelde werkweek 51,52

52,81

42,33

Mediaan 50,00

50,00

43,00

Kortste werkweek 15,00

15,00

20,00

Langste werkweek 100,00

100,00

70,00

Tabel 3. Arbeidsinzet practici ondernemers gemengde praktijk.

N=i54(gd) Totale groep

Mannen

Vrouwen

Totale werkweek (uren)

(uren)

(uren)

Omvang gemiddelde werkweek 29,57

32,79

29.07

Mediaan 30,00

32,00

28,00

Kortste werkweek 12,00

20,00

12,00

Langste werkweek 50,00

50,00

50,00

Tabel 4. Arbeidsinzet practici in loondienst gezelschapsdierenpraktijk.

N=i7i(gem) Totale groep Mannen

Totale werkweek (uren) (uren)

Omvang gemiddelde werkweek 39,01 46,47

Mediaan 40,00 45.00

Kortste werkweek 14.00 32,00

Langste werkweek 65,00 65,00

Tabel 5. Arbeidsinzet practici in loondienst gemengde praktijk.

eigenaar van een dierenartsenpraktijk
of een andere onderneming. Zelfstan-
digen worden ook tot deze categorie
gerekend. De rechtsvorm maakt
hierbij niet uit. Het gaat hier dus om
bijvoorbeeld de eigenaren van een
eenmanszaak of maatschapsleden.
Daarnaast vallen ook directeur
grootaandeelhouders (dga\'s) van een
b.v. in deze categorie. Een deel (r,i4
procent) is op een andere wijze
verbonden aan een praktijk (bijvoor-
beeld als \'freelancer\' of waarnemer).

ARBEIDSINZET PRACTICI

Binnen de groep practici werkt 70,7
procent \'fulltime\'. Hierbij is de
definitie van het Centraal Bureau voor

de Statistiek (ces) gehanteerd:
\'fulltime\' is een arbeidsinzet van
minimaal 35 uur per week. Men is
\'parttime\' werkzaam indien de
werkweek minimaal 12 uur bedraagt
en maximaal 34 uur. Opvallend is het
verschil tussen mannen en vrouwen.
Van de vrouwen werkt ruim 50
procent \'parttime\' (minder dan 35 uur
per week), terwijl dit bij de mannen
ongeveer r i procent is. Dit is zichtbaar
in tabel r.

ARBEIDSINZET PRACTICI

ONDERNEMERS

De arbeidsinzet van practici onder-
nemers is onderzocht voor zowel
volledige gezelschapsdierenpraktijken

N = 966

Vrouwen

(uren)
36,50
40,00
14,00
60,00

als gemengde praktijken. Gemengde
praktijken zijn hierbij gedefinieerd als
praktijken met minimaal de volgende
twee dierclusters: gezelschapsdieren
en landbouwhuisdieren. Daarnaast is
gekeken naar het verschil in arbeids-
inzet tussen mannen en vrouwen. De
resultaten zijn weergegeven in
tabellen 2 en 3. Hierbij moet worden
opgemerkt dat het aandeel vrouwen
bij de gemengde praktijken laag is
(12,5 procent). Dit percentage hgt bij
de gezelschapsdierenpraktijken
beduidend hoger (37,3 procent).

In de resultaten wordt zichtbaar dat
in de gemengde praktijken de werk-
week van practici ondernemers gemid-
deld langer is dan die in de gezelschaps-
dierenpraktijken. Daarnaast werken
vrouwen zowel bij de gezelschaps-
dierenpraktijken als bij de gemengde
praktijken minder dan hun mannelijke
collega\'s. Wanneer een top vijf wordt
gemaakt van de werkweek bij de gezel-
schapsdierenpraktijken, ziet die er als
volgt uit: 50 uur (16,67 procent), 40 uur
(12,75 procent), 45 uur (9,8 procent),
30 uur (9,3r procent) en 60 uur (7,35
procent). Bij de gemengde praktijken
is de verdehng anders: 50 uur (27,38
procent), 60 uur (17,87 procent), 55 uur
(12,17 procent), 45 uur (10,87 procent)
en 40 uur (5,70 procent).

ARBEIDSINZET PRACTICI IN

LOONDIENST

Het aantal respondenten die werk-
zaam zijn in loondienst bij een
praktijk in Nederland, bedraagt 386.
Van de practici in loondienst is 78,96
procent vrouw. Bij gezelschapsdieren-
praktijken is dit percentage 87,01
procent en bij gemengde praktijken is
dit 74,85 procent. Werknemers in
loondienst bij een gemengde praktijk
hebben een beduidend langere
werkweek dan werknemers die
werkzaam zijn bij een gezelschaps-
dierenpraktijk (zie tabellen 4 en 5). De
arbeidsinzet van practici in loondienst
bij gemengde praktijken is te verge-
lijken met de arbeidsinzet van practici
ondernemers bij gezelschapsdieren-
praktijken. Ook hier is de werkweek
van de vrouwelijke dierenartsen vaak
korter dan de werkweek van manne-
lijke dierenartsen.

-ocr page 540-

INKOMEN PRACTICI
ONDERNEMERS

Tevens hebben we onderzoek gedaan
naar het inkomen van practici onder-
nemers in 2007. In figuur 2 is te zien
dat er sprake is van een grote spreiding
van de inkomens onder practici
ondernemers die werkzaam zijn bij een

25,0%
20,0%
15,0%
10.0%
5,0%
0.0%

21.5%

12.6% 13.5% „.q% _

eenmanszaak of maatschap. De b.v. is
buiten beschouwing gelaten, omdat de
ondernemer in de
b.v. zichzelf een
bepaald ondernemersinkomen dient te
geven (het fiscaal beleid kan hierbij
van invloed zijn op de hoogte van het
inkomen). Hierbij is het inkomen
afgemeten aan het netto winstaandeel

miliai

30.0%
25.0%
20.0%
15.0%
10,0%
5.0%
0,0%

Cf^^ rf

Figuur 2. Netto winstaandeel in 2007 van practici ondernemers die werkzaam zijn in een eenmans-
zaak of maatsciiap: verdeling respondenten over inkomenscategorieën (n = 460).

27,6%

I i i

12.8%

BËa

.rfp

.cfp

(het winstdeel van de individuele
ondernemer in de netto winst van de
totale praktijk). Er is in figuur 2 geen
rekening gehouden met de arbeids-
inzet. In de onderste inkomensgroepen
zitten relatief veel \'parttime\' werkende
dierenartsondernemers en relatief veel
eenmanszaken. Dit laatste hangt
samen met het feit dat bij de eenmans-
zaak een kortere werkweek vaker
gemeengoed is. Daarnaast kunnen
bepaalde bij de maatschap privé
betaalde kosten (zoals de pensioen-
premie) bij de eenmanszaak zijn
opgenomen bij de praktijkkosten,
waardoor de netto winst van de
praktijk dus lager uitvalt. Van de totale
groep ondernemers heeft 58,7 procent
een winstaandeel van boven de 80.000
euro. In figuur 3 is de verdeling
zichtbaar van het netto winstaandeel
van ondernemers die minimaal 45 uur
per week werken. Hierbij kan worden
geconstateerd dat van de respondenten
in deze groep 71,7 procent een in-
komen heeft van boven de 80.000 euro.
De meeste dierenartsen hebben een
inkomen in de categorie 100.000 tot
r 20.000 euro (27,6 procent).

Daarnaast hebben we meer
specifiek de inkomensverdeling
onderzocht van practici ondernemers
die werkzaam zijn bij een gezelschaps-
dierenpraktijk en een gemengde
praktijk. Hierbij hebben we een
minimale werkweek gehanteerd van
45 uur (figuur 4 en 5). Bij de gemengde
praktijken is een duidelijke piek
waarneembaar rond het winstaandeel
tussen 100.000 en 120.000 euro (33,8
procent). De cijfers van de gezel-
schapsdierenpraktijken laten een veel
gedifferentieerder beeld zien. Daar-
naast heeft bij de gemengde praktij-
ken 82,4 procent van de ondernemers
een winstaandeel van minimaal
80.000 euro, terwijl dit percentage bij
de gezelschapsdierenpraktijken 54,2
procent is. Het inkomen van gezel-
schapsdierenpraktijken ligt op een
lager niveau dan het inkomen van
gemengde praktijken.

BRUTOLOON PRACTICI IN

LOONDIENST

Het inkomen van een fulltime
werkende practicus in loondienst ligt
meestal tussen 30.000 en 45.000 euro

-ocr page 541-

40,00%
35,00%

30,00%
25.00%
20.00%
15,00%
10,00%
5,00%
0.00%

^

7Ï% ^ ^ 9.1%

i ■ I I 1 ■

2.0%

Figuur 5. Netto winstaandeel in 2007 van ondernemers werkzaam bij een gemengde praktijk en
minimaal 45 uur per week (maatschap en eenmanszaak): verdeling dierenartsen over inkomenscate-
gorieën (n = 198, totaal is 100 procent).

(55,9 procent). Daarnaast heeft 18,8
procent een inkomen onder de 30.000
euro, 23,7 procent een inkomen in de
categorie 45.000 tot 60.000 euro en 1,6
procent een inkomen in de categorie

60.000 tot 75.000 euro. \'Parttime\'
werkende dierenartsen in loondienst,
die dus minder dan 3 5 uur per week
werken, hebben meestal een inkomen
onder de 30.000 euro (62,8 procent).

33.8%

5.6%

BELANGRIJKSTE CONCLUSIES

Met betrekking tot de arbeidsinzet van
zowel practici ondernemers als
practici in loondienst kunnen we
concluderen dat dierenartsen in de
gemengde praktijken gemiddeld
langer werken dan dierenartsen in
gezelschapsdierenpraktijken. Daar-
naast is de werkweek van vrouwelijke
dierenartsen gemiddeld korter dan de
werkweek van hun mannelijke
collega\'s. Het inkomen van practici
ondernemers Ugt in de gemengde
praktijken gemiddeld hoger dan in de
gezelschapsdierenpraktijken.

Sjouke Kazemier is beleidsmedewerker
sociaaleconomische zaken van de

KNMVD.

m

RAADGEVERS
KUIJKHOVEN

Raadgevers Kuijkhoven wenst u een ondernemend en gezond 2009!

Het dierenartsenteam is u ook volgend jaar graag van dienst:
Philip jaspers, Robert Meijer, Mariella Koot, Monique de Münk,
Desirée de Heus, Elvin van Buul, Kim Tersteeg en Mathijs Willems

Telefoon 030 252 54 10
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgever5.nl

Wilhelminalaan 1-3
3732 G] De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

-ocr page 542-

De dierenarts
in 2015

De dierenarts in 2015 is niet meer de
dierenarts van 2008. Maar hoe ziet
de dierenarts in 2015 er dan wel uit?
Wat moet hij de komende jaren gaan
doen? En wat moet hij vooral niet
doen? Het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
stelt deze vraag dit keer aan
Joop Loomans die 13 november
promoveerde op het proefschrift
The
equine veterinarian. Past, present and
prospects of a profession,
een weten-
schappelijke studie naar de ont-
wikkeling van het beroep paarden-
dierenarts.

naam, functie en motto

Joop Loomans, afgestudeerd als
dierenarts in 1988. Van 1988 tot 2001
werkzaam als dierenarts en mede-
eigenaar van een gemengde praktijk
in het oosten van het land. Vanaf 2001
paardendierenarts, docent, onder-
zoeker en bestuurder bij het departe-
ment Gezondheidszorg Paard, faculteit
Diergeneeskunde. Recentelijk gepro-
moveerd tot doctor in de diergenees-
kunde met als onderwerp de sociaal-
economische positie van de
paardendierenarts in Nederland. Zijn
motto: "fluitend naar het werk!"

de dierenarts is een ...

"Vertrouwenspersoon op het gebied
van de gezondheid en het welzijn van
het dier, die een centrale positie
inneemt in de driehoeksrelatie tussen
het dier, de eigenaar van het dier en de
samenleving. Naast zijn/haar rol als
observator, luisterend oor en inhoude-
lijk deskundige is de dierenarts ook
uitstekend in staat om klinische
handelingen uit te voeren, maar niet
alleen daaraan ontleent de dierenarts
zijn/haar status."

ik verwacht dat de

dierenarts in 2oi5 ...

"Voor 70 procent van het vrouwelijk
geslacht is, minder uren per week zal
werken en vrijwel volledig diersoort-
specifiek werkt. Het aantal erkende
specialisten werkzaam in de praktijk

zal zijn toegenomen. Diersoort-
specifieke erkenningen zullen, mede
door de marktpartijen, weer inhoud
hebben gekregen en naadloos aan-
sluiten bij de uitstroomprofielen van
de universiteiten in binnen- en
buitenland.

Kwaliteit zal niet meer alleen
afhangen van de mooie blauwe ogen
of de snelle praatjes van de dierenarts
maar door de afnemers van de
diensten kritisch worden geëvalueerd.
Transparantie en het leveren van
aantoonbare kwaliteit zal in 2015 de
norm zijn. Mede op instigatie van de
marktpartijen, maar soms ook door de
beroepsgroep zelf geïnitieerd, zullen
er nog enkele differentiaties of
specialisaties bijkomen. Denk daarbij
aan het begeleiden van dieren in de
sport, maar ook aan dierenwelzijn en
gedrag.

Dierenartsen zullen in steeds
grotere praktijken werkzaam zijn
waarbij de dagelijkse leiding in
handen is van een praktijkmanager Er
zullen dierenartsen zijn die deze rol op
zich nemen, gezien hun persoonlijke
interesse en talent, maar in toenemen-
de mate zal deze positie worden
vervuld door niet-dierenartsen. Als
gevolg hiervan zullen zowel de
veterinaire- als economische presta-
ties van de praktijken toenemen,
resulterend in inkomens en arbeids-
omstandigheden die beter passen bij
de huidige maatschappelijke trend
van een kortere werkweek en meer
aandacht voor de kwaliteit van het
leven naast het werk."

maar dan moet de dierenarts

wel ...

"Een keuze durven maken. Dit geldt
ook voor de vertegenwoordiging van
de beroepsgroep. Deze is mede
verantwoordehjk voor de ontwikke-
ling van diergezondheidszorg in
Nederland waarin alle spelers opti-
maal met elkaar communiceren, \'state
of the art\' diergeneeskundige zorg
verlenen en waar, veel meer dan nu,
aandacht is voor de sociaaleconomi-
sche positie van de dierenarts. De
toekomst hangt niet alleen af van
marktontwikkelingen maar vooral
van de wijze waarop de beroepsgroep

met deze ontwikkelingen omgaat.
Hierbij is inventarisatie van de \'status
quo\' belangrijk; waar komen we
vandaan, waar staan we en waar gaan
we naartoe?

Naar aanleiding van mijn proef-
schrift zijn er voor de paardendieren-
artsen enkele aanbevelingen gedaan
die zeker ook op de andere diersoorten
van toepassing zijn:

- Maak kennis en kwaliteit
zichtbaar op alle niveaus, dat wil
zeggen de recent afgestudeerde
student van het studiepad paard, de
algemene practicus, de erkende
paardendierenarts, de keurings-
dierenarts en de gecertificeerde
speciahst, en maak aan iedereen
duidelijk wat er van wie verwacht
kan worden, hoe ze aan hun
expertise zijn gekomen en hoe ze
deze onderhouden.

- Overweeg op basis van vragen uit
de markt nieuwe \'specialismen\' in
het leven te roepen zoals bijvoor-
beeld de sportpaardendierenarts.

- Communiceer aan alle relevante
partijen zoals eigenaren, verzeke-
ringsmaatschappijen, organisaties
van paardensporters en stamboe-
ken, lokale en nationale overheden
et cetera hoe het systeem werkt,
hoe verschillende onderdelen met
elkaar samenwerken en hoe
verwijzingen plaatsvinden.

- Vergroot de toegankelijkheid van
de zorg door eigenaren te stimu-

-ocr page 543-

leren hun paarden voor ziekte-
kosten te laten verzekeren en denk
mee over alternatieve vormen van
verzekeringen. Benadruk hierbij
ook het belang van de verzekering
voor het dierwelzijn.

- Vergroot de communicatieve
vaardigheden van de paarden-
dierenartsen, vooral om in dis-
cussies met eigenaren, trainers,
collega\'s en groepen uit de samen-
leving de belangen van het paard,
de eigenaar en de dierenarts met
elkaar in evenwicht te houden.
-Train paardendierenartsen in de
economie van hun eigen praktijk
vooral op het gebied van \'time
management\' en het in rekening
brengen van alle praktijk-
gerelateerde zaken, inclusief
reistijd, advisering, overleg,
administratie et cetera.

- Concurreer niet op prijs maar op
kwaliteit. Het genereert meer
financiële stabiliteit voor de
praktijk en geeft minder onrust,
maar verbetert ook het beeld dat
paardeneigenaren van dierenartsen
hebben en dus de status van de
gehele beroepsgroep.

- Maak een langetermijnplanning
voor de ontwikkeling van de
praktijk en haar medewerkers met
een goede financiële onder-
bouwing voor het investeren in
praktijkfaciliteiten, kennis,
vaardigheden of dure apparatuur.

- Splits de ondernemer van de
dierenarts. Denk daarbij aan
praktijken aangestuurd door
derden met de dierenarts als (goed

betaalde) medewerker of aan een
eigen praktijkmanager als onder-
nemer zijn niet jouw roeping is of
die van je collega.

- Verbeter de praktijkorganisatie,
schep mogelijkheden voor \'part-
time\' werkende dierenartsen of
eigenaren, zorg dat het zwanger-
schapsverlof soepel verloopt en
regel de arbeidsomstandigheden
voor zwangere collega\'s.

- Neem slechte arbeidsomstandig-
heden en gevaarhjke situaties
tijdens het werk serieus en verbeter
deze. En dan niet alleen door het
aanschaffen van \'hardware\' maar
ook door het opleiden van alle
medewerkers op het gebied van
werkhouding bij de verschillende
handelingen en op het gebied van
\'time management\'.

- Bewaak de beschikbaarheid van
diergeneesmiddelen voor paarden,
stimuleer de ontwikkeling van
nieuwe producten en zet politieke
druk op het tot stand komen van
harmonisatie van de administra-
tieve procedures voor de toelating
van diergeneesmiddelen in Europa.

- Investeer in kennis en vaardig-
heden op het gebied van welzijn
van het paard om de rol van de
paardendierenarts als ambassadeur
van het paard te kunnen waar-
maken.

- Koester de liefde voor het paard
onder de paardendierenartsen,
maar met een gezonde en realis-
tische kijk op het vak die ook goed
is voor de eigen gezondheid en de
economie van de praktijk."

EN VOORAL NIET ...

"Roepen dat het vroeger allemaal veel
beter was, we het \'altijd zo hebben
gedaan\' en dat het echt niet anders
kan. Er zijn zeer grote verschillen
tussen praktijken ten aanzien van de
kwaliteit van het veterinaire werk,
organisatie, inkomen, arbeids-
omstandigheden en werkplezier. We
kunnen nog veel van elkaar leren!"

>\' i I

The equine vetc-rinarian

Past. present and prosi>et (s of a profession

j.B.A. Loomans

Het proefschrift van Joop Loomans.

Er is een digitale versie van het
proefschrift beschikbaar op
internet: http://igitur-archive.
library.uu.nl/disserta-
tions/2008-1030-200724/
UUindex.html.

-ocr page 544-

Als je dit leest, denk je: "Heeft de deshetreft
fende dierenarts honderden honden of
katten vergiftigd? Heeft hij drugs
verhandeld? Heeft hij de volksgezondheid
in gevaar gebracht?" Het antwoord is:
"Nee."

Ik reageer op de uitspraak van het
Tuchtcollege omdat ik het een schandelijke
uitspraak vind. Intuïtief voel ik dat er hier
iets niet klopt Tenzij het Tuchtcollege
zaken verzwijgt die het daglicht niet
kunnen verdragen. De veroordeelde heeft
iets fouts gedaan. Iets met cavia\'s, een
hamster en een verdwaalde hond. In de
ruim dertig jaar dat ik praktijk deed, heeft
nog nooit een hamster of een cavia gezond
en wel mijn praktijk verlaten. De arme
beestjes legden het loodje, omdat ze bij
binnenkomst al ten dode opgeschreven
waren.

Bij de dood van een cavia of hamster
speelt het kind een hoofdrol. Want de
schuld aan de dood ligt natuurlijk bij jou
als dierenarts. Ouders schuiven de
verantwoording voor de dood maar al te
gauw en gemakkelijk op de dierenarts. Ja,
dan weetje datje tactisch en inlevingsvol
te werk moet gaan. Jouw verweer dat men
te lang gewacht heeft met het inroepen van
hulp, valt makkelijk verkeerd. "Wilt u
beweren dat wij aan ons beestje te kort

hebben willen doen?", reageert men. "Hoe
durft u?"

"Sorry meneer. Niet zo bedoeld."

Bagatelliseer ik hiermee de verwijten
van de klagers? Klagers worden meestal
op het spoor naar een Tuchtcollege gezet
dooreen buurtcollega. Dat schijnt ook in
deze zaak het geval te zijn geweest
Eenmaal het pad van aangifte gekozen, is
er blijkbaar geen weg terug meer. En wat
staat hen na die vermoeiende tocht te
wachten?Persoonlijk leed en eeuwige
ruzie onderling. Zijn wij daartoe op
aarde? Foei tochl

Ik ken de dierenarts die veroordeeld is,
persoonlijk. Als pas afgestudeerd
dierenarts heeft hij een tijdje in mijn
praktijk waargenomen. Wat me opviel,
was dat hij zeer betrokken was hij zijn
patiënten. Hij was consciëntieus met zijn
vak bezig. Ja, hij was ietwat verward, dat
zeker. Maar ook innemend. En dan die
tekortkomingen. Ja daar zal de wereld
versteld van staan.

Over echte fouten gesproken: jaarlijks
sterven in onze ziekenhuizen meer dan
2500 mensen onnodig door menselijk
falen. Onze geneesheer heeft mijn vrouw
twee jaar lang aan het lijntje gehouden
met doelloze therapieën. Door een
specialist werd (bijna te laat) de juiste
diagnose gesteld. Ieder die dit leest, kan er
een eigen geval bijplaatsen. Moeten al
deze artsen/specialisten dan ook vervolgd
worden?

Ingezonden: Dierenarts uit het ambt gezet

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van og.00 uur-12.00 uur).

Ons vak (gezelschapsdieren) drijft op
emotie. Emotie is een tijdsgebonden
fenomeen. Waar het dier steeds meer
vermenselijkt, laten persoonlijke gevoelens
het gezonde verstand en het relativerings-
vermogen totaal ontsporen. Als ik, die
opgevoed ben in een sobere overlevings-
wereld van na de oorlog, het verhaal over
die hamster en cavia\'s lees, word ik
onpasselijk. We leven in een decadente
maatschappij, is wat ik voel. Het is de
tijdgeest, houd ik me voor. En dat zint me
niet Tuchtcollege, heroverweeg uw
beslissing. Ga eens praten met de direct
betrokkenen.

Vroeger reisde er een \'troubleshooter\'
door diergeneeskundig Nederland. Te
Giffel was zijn naam. Waar is nu het
sociale vangnet van weleer? Beseft het
Tuchtcollege wat voor schandvlek over het
gezin van de veroordeelde wordt uit-
gestort?

Mijn verhaal komt voort uit emotie,
maar is wel degelijk ingebed in een stevig
fundament van realiteitszin.

Rinus Rasenberg

-ocr page 545-

Symposium
\'Zoönosen
van Alledag\'

Paul Overgaauw

Het Centrum Infectieziektebestrij-
ding van het
rivm organiseerde in
samenwerking met de Voedsel en
Waren Autoriteit
(vwa) en de
Vereniging voor Veterinaire Epide-
miologie en Economie
(veec) op
vrijdag 7 november 2008 in Bilt-
hoven een symposium over zoö-
nosen.

Het ochtendprogramma was geheel
gericht op de Q-koortsuitbraak in
Nederland in 2007 en 2008. De eerste
helft van het middagprogramma werd
besteed aan drie workshops over huid
en dier, zwangerschap op de boerderij
en dierenbeten. Parallel liep een aantal
lezingen over veterinaire epidemio-
logie. De dag werd besloten met twee
presentaties over agrotoerisme
respectievelijk risicocommunicatie.

q-koorts, sluipmoordenaar

De Directeur-Generaal van het rivm,
dn Mare Sprenger, ging in zijn
inleiding in op de steeds grotere rol
van zoönosen vandaag de dag. Zaken
als globalisering, klimaatverandering,
mobiliteit van mens en dier en
intensieve veehouderij spelen hierbij
een rol. Zoönosen kunnen maatschap-
pelijk ontwrichtend werken en 75
procent van de opkomende infectie-
ziekten is oorspronkelijk afkomstig
van dieren. Van infectieziekten als
sars en vogelgriep zijn de symptomen
snel en goed zichtbaar, waardoor snel
kan worden ingegrepen om versprei-
ding tegen te gaan. Bij ziekten als
mrsa en Q-koorts is dat echter niet het
geval. Deze infecties hebben zich de
laatste jaren in Nederland meer
gedragen als \'sluipmoordenaar\'.

Bij de oorzaken voor het ontstaan
van zoönosen speelt ook het nauwe
contact tussen de mens en de natuur

een rol. In dit kader wordt vaak
gewezen op het dicht op elkaar samen-
leven van mensen en pluimvee
(eenden) in China en andere Aziati-
sche landen, maar volgens Sprenger
zijn in Nederland de contacten tussen
de bevolking en veel landbouwhuis-
dieren zeker zo nauw. In dit verband
wees hij op het grote aantal geiten in
Noord-Brabant.

Van groot belang in het kader van
de bestrijding van zoönosen is de
uitwisseling van signalen en kennis
tussen dierenartsen en artsen. Hierbij
is een belangrijke taak weggelegd voor
het onderwijs en onderzoek. De
dierenarts is bij uitstek goed opgeleid
om op populatieniveau te kijken naar
het ontstaan en de verspreiding van
infectieziekten. Ten slotte wees
Sprenger op de noodzaak van een
goede risicocommunicatie. Daarmee
kan in de maatschappij paniek
worden voorkomen en wordt de juiste
informatie op het goede moment
gedoseerd gegeven.

q-koortsuitbraak in het

verenigd koninkrijk

Dr. Isabel Oliver, epidemioloog bij The
Health Protection Agency in zuidwest
Engeland, beschreef een plotselinge
uitbraak van Q-koorts in 2007 in een
stad van r 20.000 inwoners, gelegen in
een landelijk gebied.

De veertig gevallen die in korte tijd
optraden in de Engelse stad, werden uit-
gebreid geanalyseerd door middel van
interviews met patiënten, dierenartsen
(er waren geen abortusuitbraken bij
dieren geweest in het gebied) en zestien
veehouderijbedrijven. Deze laatste
werden geselecteerd na onderzoek van
de omgeving (vleesverwerkende indu-
strie, dierenshows, kinderboerderijen,
overleden dieren) en meteorologische
gegevens (wind). Omdat de bacterie en-
demisch voorkomt, zijn er geen dieren
onderzocht. Op basis van de verkregen
gegevens kon alleen worden geconclu-
deerd dat de besmetting was overge-
bracht via de lucht (windrichting in
relatie met de besmette patiënten) en
dat het zeer moeilijk is om besmette
boerderijen te vinden.

het vinden en bestrijden van

de q-koortsbron(nen)

Vervolgens werd een beeld gegeven
van de Nederlandse uitbraken door
een huisarts, een
ggd-arts en een
dierenarts uit het besmette gebied in
Noord-Brabant. Dat geiten een
belangrijke oorzaak zijn, blijkt als op
een kaart het aantal geiten in het
betreffende gebied wordt getoond. Het
grootste geitenbedrijf ter wereld is
hier gelegen en telt zevenduizend
dieren. Intrigerend is het feit dat
ongeveer 80 procent van de geiten-

-ocr page 546-

mest uit het gebied wordt afgevoerd
naar en verspreid in de provincie
Zeeland. Hier is echter geen Q-koorts-
uitbraak bekend. Ook vertoont de
gemeente Nistelrode, samen met een
drietal andere gemeenten, dit jaar de
hoogste incidentie van Q-koorts bij de
mens, maar hier zijn geen geiten-
bedrijven.

Al snel komen de problemen
rondom de communicatie en infor-
matievoorziening bij een plotselinge
uitbraak van een \'emerging\' zoönose
zoals Q-koorts naar voren. Als de
huisarts had geweten dat deze infectie
voorkomt bij dieren en kan overgaan
op de mens, had hij de oorzaak
mogelijk eerder kunnen achterhalen.
Als de
ggd-arts eerder was geïnfor-
meerd, had ook hij sneller kunnen
ingrijpen. De dierenarts had een acuut
geval van 25 aborterende geiten op
één dag door C
bumetUhi] een bedrijf
wel gemeld aan de huisarts van het
gezin. De vraag kan worden gesteld of
met een dergelijke melding veel wordt
bereikt. Op het moment dat vanuit de
veterinaire sector een tot dan toe
onbekende infectieuze oorzaak wordt
gemeld aan de volksgezondheidsector
is de ervaring dat daarop meestal
afhoudend wordt gereageerd omdat
men niet bekend is met de oorzaak of
het ziektebeeld.

Bij de betreffende uitbraak zijn veel
instanties betrokken geweest:
ggd,
rivm,
Voedsel en Waren Autoriteit
(vwa), Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Voedselveiligheid
(lnv). Landelijk Centrum Infectie-
ziekten
(lci). Gezondheidsdienst voor
Dieren
(gd) en tenslotte het ingestelde
Outbreak Management Team
(omt).
Wat als lastig en frustrerend wordt
ervaren, is de nadruk op de privacy,
waardoor de
gd bij een geconstateerde
besmetting alleen maar twee cijfers
van de postcode doorgeeft aan het
lci,
die vervolgens de ggd informeert.
Daardoor is er geen overzicht mogelijk
van positieve bedrijven. Dit wordt
ervaren als een knelpunt bij het
vinden en bestrijden van de bron(nen).
Vragen die naar voren komen, zijn:
hoe kunnen de signalen van zoönosen
vanuit de veterinaire en de humane
sector worden samengebracht? Wat is
een goed Q-koortsbronnenonderzoek?

En is er een hygiënemaatregelenplan?

Prof. dr Roel Coutinho, directeur
Centrum Infectieziektebestrijding bij
het
rivm, signaleert dat de emoties bij
de Q-koortsuitbraken hoog konden
oplopen. Het was echter een zaak van
voortschrijdend inzicht en niemand
had de epidemie in 2007 kunnen
voorzien. Er was nog weinig bekend
over de consequenties en risico\'s voor
de mens en met name de zwangere
vrouw. Omdat veel testen vals-
positieve resultaten gaven en men
zich afvraagt of een (langdurige)
antibioticatherapie wel werkzaam is,
is men gestopt met de screening van
zwangeren. De Q-koortsuitbraak in
2007 bleek niet van voorbijgaande
aard te zijn, want in 2008 kwam hij in
volle omvang weer terug. Grote
veehouderijbedrijven in de dicht-
bevolkte gebieden worden beschouwd
als een probleem, maar hoewel geiten
worden aangewezen als de meest
waarschijnlijke oorzaak is dit niet
hard te maken. Bovendien worden er
steeds meer positieve runderen
gevonden. Een meldingsplicht voor
dieren is niet zinvol, aangezien de
bacterie overal en persistent aanwezig
is. Van een vaccinatie verwacht
Coutinho nog geen oplossing, omdat
het vaccin te laat is toegediend en het
een experimenteel vaccin betreft dat
niet mag worden gebruikt bij drach-
tige dieren.

De vertegenwoordiger van lnv
meldde dat lnv alleen maatregelen
treft als een besmettelijke dierziekte
door VWS wordt beschouwd als een
ernstig gevaar voor de volksgezond-
heid. Met betrekking tot Q-koorts
wordt dat betwijfeld. Het heeft in dat
geval ook grote gevolgen op het
gebied van schadevergoedingen. Toch
heeft
lnv in juni van dit jaar een
meldingsplicht ingesteld van besmet-
te geiten- en schapenbedrijven. Van
dergelijke bedrijven mag drie maan-
den geen mest worden uitgereden en
er vindt een bezoek door de
vwa
plaats. Tijdens dat bezoek wordt er

-ocr page 547-

gesproken over te nemen hygiëne-
maatregelen. Er loopt een onderzoek
naar de seroprevalentie bij kleine
herkauwers en melkvee en naar de
kleine herkauwers als risicofactor
voor Q-koorts. Met het gestarte
vaccinatieprogramma wordt beoogd
het aantal abortussen en vroeg-
geboortes bij melkgeiten en schapen
terug te dringen en daarmee ook het
besmettingsrisico voor de mens.
Afhankelijk van de resultaten hiervan
vindt in een later stadium afweging
plaats van de maatregelen en wordt
dan ook besloten over eventuele
voortzetting van het vaccinatie-
programma.

Tijdens de discussie meenden de
toehoorders dat er bij acute, ernstige
situaties eerder openheid moet
worden gegeven, maar ook dat er
vaker op informele wijze gegevens
kunnen worden uitgewisseld. De
vraag wie precies de regie voert bij een
uitbraak van een \'emerging\' zoönose,
houdt de gemoederen bezig. Er zijn erg
veel instanties betrokken, met
verschillende competentiebelangen,
en de vraag is wat er precies is
geregeld en wie er wie informeert.
Hoewel het
omt die taak op zich had
genomen, was dit pas in een later
stadium van de uitbraak. Hier ligt nog
een uitdaging voor de beleidsmakers.

knuffel activiteit en

Mw. Liny Keessen, dierenarts-
onderzoeker bij het Institute for Risk
Assessment Sciences, Division
Veterinary Public Health, Universiteit
Utrecht, ging in op het fenomeen
agrotoerisme. Hieronder wordt een
aantal activiteiten verstaan, zoals
kamperen bij de boer, sport en spel
(bijvoorbeeld boerengolf), dieren
knuffelen en \'bed & breakfast\'.
Inmiddels verkopen bijna vijfduizend
agrarische bedrijven producten
rechtsreeks aan de consument en er
zijn inmiddels al zo\'n 780 zorgboerde-
rijen. Volgens de
arbo-wet is een boer
verantwoordelijk als er geen adequate
maatregelen zijn genomen ter
preventie van het gewond raken of
ziek worden van werknemers en
bezoekers. Met name bezoekers zijn
zich vaak niet bewust van de poten-
tiële gevaren waaraan ze worden
blootgesteld. Er zijn in dit verband
drie categorieën gevaren: microbiele,
fysische en chemische. Deze kunnen
optreden bij direct contact met dieren,
activiteiten op de boerderij en bij de
productie en verkoop van voedsel. Als
de meest voorkomende zoönosen
worden beschouwd salmonellose,
Q-fever, cryptosporidiose en huid-
schimmels (honderd tot tweehonderd
per miljoen bezoekers), terwijl het
grootste gezondheidsrisico bestaat uit
infecties met
E. coHoi^j-.hj,
Salmonella en Campylobacter.

Deze verwekkers zijn allemaal
aangetroffen bij dieren op kinder-,
zorg- en kampeerboerderijen. Als
risicofactoren vermeldde Keessen
direct contact met dieren, het verblijf
in een omgeving gecontamineerd met
dierlijke mest, huidlesies van bezoe-
kers en een verminderde immuniteit
(jong, oud, zwanger en immuno-
deficiënt, dat wil zeggen: de meeste
bezoekers van een kinderboerderij).
Preventieve maatregelen zijn het
zorgen voor een aparte ruimte voor
het nuttigen van maaltijden en
gelegenheid voor handenwassen en
het reinigen van schoeisel voor
bezoekers. Dieren kunnen regelmatig
door de begeleidende dierenarts
worden getest op de aanwezigheid van
pathogenen. Aangezien deze regel-
matig kunnen worden aangetroffen
zonder dat de dieren zelf ziek zijn, is
dit meer bedoeld voor de bewust-
wording van de beheerder en het
personeel. Er wordt geadviseerd
protocollen te ontwikkelen en na te
leven op het gebied van reiniging en
desinfectie, de aankoop van nieuwe
dieren, de verkoop van rauwe dierlijke
producten te verbieden, de Hygiëne-
code Kinderboerderijen na te leven,
een toegangsverbod in te stellen voor
verontreinigde ruimten, vieze en/of
gevaarlijke dieren weg te houden van
knuffelactiviteiten en onhygiënisch
gedrag te voorkomen. Het ophangen
van borden die bezoekers hierop
wijzen, is daarbij nuttig.

risicocommunicatie

Prof. dr. Lynn Frewer, Wageningen
Universiteit, ging in op de risico-
communicatie op het gebied van
voeding. Ze maakte duidelijk dat er
een evenwicht bestaat tussen het
ervaren van risico\'s en voordelen van
consumentengedrag (bijvoorbeeld bij
het eten van vis: verontreinigingen
versus gezonde vetzuren). Het maakt
voor de communicatie hierover een
verschil hoe betrouwbaar de bood-
schap (de afzender) is en of deze
wetenschappelijk is onderbouwd.
Diverse factoren hebben invloed op de
communicatie met de consument
over voedselveiligheid. Uit onderzoek
bleek bijvoorbeeld een duidehjk
verschil in vertrouwen in de overheid
door consumenten in verschillende
landen. De \'impact\' van communicatie
blijkt duidelijk groter te zijn wanneer
de nadruk ligt op positieve effecten.
Bij een goede, bij voorkeur proactieve,
risicocommunicatie dient de nadruk
te worden gelegd op de maatregelen
die al zijn getroffen en het onderzoek
dat nog wordt verricht.

evaluatie van de dag

De groep deelnemers bestond voor de
helft uit dierenartsen en de andere
helft uit beroepen binnen de humane
gezondheidszorg. De doelstellingen
van deze dag bestonden uit het
intensiveren en bevorderen van de
onderlinge contacten en samen-
werking, het benadrukken van het
belang van de signaalfunctie vanuit
het veld en het aangeven van de
optimale informatiestromen tussen
het veld en centraal.
Het nader tot elkaar brengen van de
verschillende betrokken beroeps-
groepen (artsen, dierenartsen, ver-
pleegkundigen) lijkt ten dele gelukt.
Naast emoties over wat er allemaal
misgaat bij de ander was er tegelijk
sprake van geanimeerde discussie. Er
zullen meer vergelijkbare bijeen-
komsten moeten worden georgani-
seerd en er zal iets meer welwillende
sturing vanuit een aantal ministeries
moeten komen, voordat de beroeps-
groepen op natuurlijke wijze met
elkaar gaan samenwerken.

Paul Overgaauw is dierenarts-specialist
veterinaire microbiologie en parasito-
loog. Hij is werkzaam bij
rna Assays in
Utrecht.

-ocr page 548-

Van 17 maart tot 21 maart 2009 wordt
het 24ste
savab-Flanders weekeinde
georganiseerd in congreshotel Ter
Eist te Edegem.
savab-Flanders
(Small Animal Veterinary Association
of Belgium) heeft een rijke traditie in
het organiseren van uitstekende
congressen over een enkel onder-
werp. Hoewel het congres parallel
loopt met het tweejaarlijkse congres
van de
eaav (European committee of
the Association of Avian Veterina-
rians) werd niettemin ook gedacht
aan de gewone practicus die meer
occasioneel een gezelschapsvogel in
de praktijk ziet of die zichzelf wil
lanceren in deze boeiende tak van de
diergeneeskunde.

Op vrijdag 20 maart 2009 wordt een
\'basic day\' georganiseerd. In vier
lezingen van telkens anderhalf uur
wordt een globaal overzicht geschetst
van vogelgeneeskunde.

\'basic day\'

De Belgische Peter Coutteel van
Dierenartsencentrum Trigenio bijt de
spits af met de lezing \'Physical
examination of pet birds in practice\'
waarin hij iedereen het vertrouwen
meegeeft om de volgende dag al een
gedegen klinisch onderzoek van een
vogel uit te voeren.

Neil Forbes, docent aan Bristol
University en eigenaar van een
privépraktijk, vervolgt met de lezing
\'An introduction in avian medicine\'.
Hij licht vanuit een heel praktisch
standpunt toe waarom het benaderen
en behandelen van vogels zo bijzonder
is.

Na de middagpauze gaat prof. G. M.
Dorrestein verder met een lezing over
\'Pathology as a basis for clinical
understanding\'. Hij illustreert de
benaderingswijze waarbij je uitgaande
van een autopsie het khnische beeld
reconstrueert.

Tot slot geeft de Amerikaanse
Susan Orosz een lezing over \'Emer-
gency medicine\'. De principes en de
pathofysiologie van shock, het
gebruik van vloeistoffen, \'monitoring\'
en het belang van bloeddrukmeting.

Vogels in de gezelschapsdierenpraktijk

technieken voor catheterisatie en
shockbehandeling bij vogels worden
uitgelegd.

Tijdens de pauzes wordt niet alleen
de inwendige mens verzorgd op de
altijd zeer geapprecieerde Belgische
wijze, bezoekers kunnen ook een blik
werpen op recent onderzoek in de
postersessie. Natuurlijk mag een
bezoek aan de expositieruimte met
een unieke standencombinatie niet
ontbreken.

\'practical labs\'

Op zaterdag 21 maart 2009 gaan de
bezoekers met bussen naar de faculteit
Diergeneeskunde in Merelbeke bij
Gent voor de \'practical labs\'. Hieron-
der volgen de onderdelen die ook
geschikt zijn voor beginners. Het
volledige overzicht is te vinden op
www.eaavbelgium.be.

De eerste is \'Practical psittacine
handling, behaviour and restraint\',
gegeven door Brian Speer (Verenigde
Staten). Deze wereldbefaamde
Amerikaan met zijn team van vier
mensen maakt de bezoekers ver-
trouwd met een zachte manier om
vogelpatiënten te hanteren, wat de
vogeleigenaar vertrouwen geeft en
wat zowel patiënt als praktijk ten
goede komt.

In \'ln house bacteriology\' laat
Marcellus Bürkle (Duitsland) zien dat
bacteriologisch onderzoek een
belangrijke plaats inneemt in de
vogelgeneeskunde en snelle en
praktische informatie kan ver-
schaffen. De bezoeker leert de nodige
technieken om bijkomende onder-
zoeken te optimaliseren.

\'Parrot behaviour, handling parrots,
dealing with behavioural problems\',
gegeven door Jan Hooimeijer (Neder-
land) licht het normale papegaaien-
gedrag toe aan de hand van het gedrag
in de natuur. Er wordt gekeken hoe
men in de praktijk kan omgaan met
gedragsproblemen. Ook omgevings-
verrijking wordt besproken. De
bezoekers worden vertrouwd gemaakt
met een niet stresserende handelwijze
om op die manier basishandelingen
uit te voeren.

-ocr page 549-

Gerry Dorrestein (Nederland) geeft
een \'practical lab\' over \'Cytology as a
quick diagnostic tooi\'. Bloeduitstrijk-
jes en ander cytologisch onderzoek
zijn essentieel in de vogelgeneeskun-

de. Zelf een cytologische interpretatie
kunnen maken, is ook waardevol bij
een autopsie, zodat men snel een
groepsbehandeling kan instellen.

\'Avian haematology\' komt aan de
orde in de workshop van Helene Pendl
(Zwitserland) en jaime Samour
(Verenigde Arabische Emiraten).
Hematologisch onderzoek kan
gedeeltelijk worden uitgevoerd in de
praktijk. Materiaal en methodes voor
bloedonderzoek worden besproken,
net als de evaluatie van celmorfologie
en interpretatie van resultaten.

sociaal programma

Wie kennis wil maken met de rijkdom
van België, kan zijn hart ophalen in
het uitgebreide sociale programma,
dat meerdere stadsbezoeken met gids
omvat.

Op het einde van de \'basic day\'
wordt een spetterend galadiner

georganiseerd tijdens een feeërieke
avondcruise op de Schelde onder de
muzikale begeleiding van jazzgroep
Azul.

Ook een bezoek aan de Zoo van
Antwerpen staat op het programma,
en een bezoek aan brouwerij De
Köninck waar de Belgische biertraditie
in het zonnetje wordt gezet.

inschrijven

Het volledige congresprogramma, met
het sociale programma, verdere
informatie en het inschrijvingsformu-
lier, kunt u terugvinden op de website
www.eaavbelgium.be.

Let op, het aantal plaatsen voor de
\'practical labs\' is beperkt. Schrijf u dus
snel in. Bij boeking vóór 3 r januari
geniet u 15 procent korting en als lid
van de
knmvd gelden voor u ook
gereduceerde tarieven.

pegd lezing: \'Dermatologie
bij de kat\'

In januari 2009 komt dr. Richard
Harvey, Dipl.
ecvd (European
College of Veterinary Dermatology),
naar Nederland voor een lezing over
dermatologische aandoeningen en
therapeutica bij de kat. De spreker is
als specialist werkzaam in een
gezelschapsdierenpraktijk in
Coventry (Verenigd Koninkrijk) en
is een internationaal veel gevraagde
spreker.

Dat katten geen kleine honden zijn, is
een waarheid die ook geldt in de
dermatologie. We zien regelmatig
katten met huidproblemen in de
praktijk en de oplossing is lang niet
altijd eenvoudig. Deze lezing is dan
ook bedoeld voor alle dierenartsen die
in meer of mindere mate katten
behandelen.

inhoud

Het programma is opgebouwd uit vijf
delen met de achtereenvolgende titels:
gebruik van glucocorticoïden bij de kat
vergeleken met dat bij de hond,
antibioticagebruik bij de kat en
multiresistente bacteriën. Als afslui-
ting zal dr. Harvey diverse dermatolo-
gische casuistieken bespreken.

\'Approach to the pruritic cat\', \'Symme-
trical alopecia in cats\', \'Crusting skin
disease in cats\' en \'Food allergy and
Atopy in cats\', alle veel voorkomende
aandoeningen in de dagelijkse praktijk.
Daarnaast wordt als een apart onder-
deel \'Feline dermatological therapeu-
tics\' behandeld. Zo wordt bijvoorbeeld
gesproken over het verschil in het

cursus

De cursus vindt plaats op donderdag
15 januari 2009 vani4.oo tot 20.00 uur
in de collegezaal van het departement
Geneeskunde Gezelschapsdieren te
Utrecht. De kosten bedragen rso euro
inclusief\'proceedings\' en een brood-
maaltijd.

Kijk voor meer informatie, in-
schrijven en het volledige programma
op www.ggg.knmvd.nl onder
pegd.
Hier vindt u ook het overige cursus-
aanbod van
pegd.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
\'non-profit\' samenwerkings-
verband van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren en het
departement Geneeskunde
Gezelschapsdieren van de
Universiteit Utrecht.

-ocr page 550-

Karin van Heuven-van Kats

Op maandag 17 november begon het
GGL-congres met een pre-congres-
programma: dit bleek handig, want
het zorgt dat je de volgende dag niet
in de file staat en na een hotel-
overnachting en een ontspannen
ontbijtje lekker aan het congres
kunt beginnen. Deze maandag-
avond vertelde dierenarts Erik van
Beest over zijn ervaringen op grote
bedrijven in onder andere Marokko
en Rusland, waarna een gezellige
borrel volgde.

Op dinsdagmorgen 18 november ging
het congres van start na de opening
door onze voorzitter Deze morgen
stond in het teken van de vraag of
groeien altijd de beste keuze is voor
bedrijven/praktijken. Bennie Hutten
(For Farmers), Lubbert van Dellen
(agrarisch accountant) en Pierre van
Amelsvoort (organisatiedeskundige)
lieten hier hun licht over schijnen. Na
de lunch werd meer diersoortspecifiek
verdergegaan en kon men bij het
rundveeprogramma luisteren naar
Manfred Kern (Bayer) met een zeer
interessante kijk op de toekomst van
de wereldeconomie wat betreft melk
en rundvlees. Daarna ging felle Zijlstra
(wur) verder in op de cruciale
beslissingen die de melkveehouder in
de komende vijf jaar moet maken,
waarna Jim Cullor (uc Davis School of
Veterinary Medicine, Tulare, Califor-
nia (Verenigde Staten)) de huidige
situatie in Amerika toelichtte en
inzicht gaf in specifieke problemen op
grote melkveebedrijven. Tegelijkertijd
konden de varkensdierenartsen
luisteren naar een lezing van Arjan
Stegeman (faculteit Diergeneeskunde)
over de groeiende invloed van infectie-
ziekten op megabedrijven. Daarna
vertelde varkenshouder Bert Rijnen
over zijn bedrijf en zijn verwachtingen
van de dierenarts in de toekomst op
een groot varkensbedrijf. Vervolgens
vertelde Manfred Kern zijn visie op de
toekomst: deze keer toegespitst op de
varkens. Hierna vond de algemene
ledenvergadering van de
vgv plaats,
waarbij afscheid werd genomen van
Frans van Dongen en Gerard van
Eyden werd benoemd als nieuwe
voorzitter Na een gezellige borrel met
een heerlijk herfstbokbiertje, aan-
geboden door de hoofdsponsoren
Eurovet en Intervet Schering-Plough
Animal Health, was er tijdens het
diner voldoende tijd om met collega\'s
bij te praten, \'s Avonds werd het beleid
van de
ggl toegelicht tijdens haar alv
en werd Otto Schreurs gekozen als
bestuurslid. Na een levendige discus-
sie ging de
alv naadloos over in een
borrel, waar nog lang kon worden
doorgepraat over het wel en wee van
de landbouwhuisdierenarts.

megabedrifven

Woensdagmorgen 19 november kon
men kiezen uit presentaties over
pluimvee (robuust productiedier -
Goossen van den Bosch), vlees-
kalveren
(bvd - Jeroen van de Ven) en
kleine herkauwers (mastitis melk-
geiten - Gerrit Koop, ketosis schaap
- Reinard Everts). Vervolgens lichtten
negen studenten hun onderzoek toe in
de vorm van een poster en kon men
hen persoonlijk uitgebreid vragen
stellen. Daarna volgden opnieuw drie

ggl-congres 2008: \'Groot-
groter-grootst\'

presentaties naar keuze: algemeen
(communicatie - Roeland Wessels),
kleine herkauwers (Q-koorts - Daan
Dercksen) of varkens (verdoofd
castreren - Marion Kluivers). Na de
lunch volgde de afsluitende discussie-
middag onder leiding van Joep
Driessen. Laurens Hoedemaker lichtte
het rapport toe van de
rda (dierenwel-
zijn en diergezondheid op megabedrij-
ven). Wyno Zwanenburg
(nvv) liet
zijn mening horen over megabedrij-
ven en de rol van de dierenarts in deze
ontwikkeling. Jim Cullor gaf hierna
nog advies over de strategie van een
dierenarts op megabedrijven en na een
interessante discussie hierover kon de
voorzitter een cheque van 250 euro
uitreiken aan studente Heieen
Klinkert voor de beste poster-
presentatie (\'Big issue on large farms:
communication in veterinary advice\').

conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat
het ggl-congres 2008 een succesvolle
bijeenkomst was voor landbouw-
huisdierenartsen met veel ruimte voor
intercollegiale contacten en gezellig-
heid, in het bijzonder door de opzet
van het programma, kwalitatief goede
sprekers, een interessant thema en een
sfeervolle locatie met diverse stands
van sponsoren (Eurovet, Intervet
Schering-Plough, Boehringer Ingel-
heim, auv, Instruvet, Seil, Virbac,
Rx-works en Carimprovement), waar
in de pauzes informatie werd gegeven.
De eindconclusie van de voorzitter
luidde: "Na alle informatie en dis-
cussie op dit congres is het belangrijk
een vraagteken te zetten achter het
thema \'groot-groter-grootst\' en
kunnen we stellen dat op mega-
bedrijven alles ook megagoed geregeld
moet zijn." (De presentaties van het
afgelopen congres zijn te zien op de
site van de ggl op www.knmvd.nl.)
Voor diegenen die er niet waren: mis
dit congres in november 2009 niet!

Karin van Heuven-van Kats had zitting
in de congrescommissie en is bestuurs-
lid van de
ggl.

-ocr page 551-

Enrofloxacine

Bayer ah introduceert Baytril® Max,
een blauwe, gebruiksvriendelijke \'one
shot\'-formulering voor de metafylac-
tische behandeling (vroege therapie)
van klinisch niet zieke kalveren bij
acute infectieziekten van het adem-
hahngsstelsel. Er zijn vier bacteriële
oorzaken van luchtwegaandoeningen
bij kalveren:
Fasteurella multocida,
Mannheimia haemolytica, Histophilus
somni
en Mycoplasma bovis Vooral deze
laatste wordt in toenemende mate
erkend als een primaire pathogeen van
de luchtwegen. Omdat de kiem lastig
te kweken is, wordt een koppeldiag-
nose tegenwoordig routinematig
gesteld door Serologie. Bayer biedt de
rundveedierenarts de mogelijkheid om
bij
g d te Deventer serologische
analyses te laten uitvoeren op M.
bovis.
De analysekosten worden betaald door
Bayer. Op 65 van 80 onderzochte
bedrijven die kampten met aan-
houdende luchtwegproblemen
(81 procent), vertoonden de kalveren

antistoffen tegen M. bovis. Gemiddeld
bleek 48 procent van de onderzochte
kalveren hier positief. Baytril® Max
bevat naast enrofloxacine ook arginine
en is actief tegen de vier bacteriën die
betrokken kunnen zijn bij luchtweg-
aandoeningen.

dominique.gevaert(a)
bayerhealthcare.com

Fecesonderzoek en
wormbestrijdingadvies

Veterinair Parasitologisch Laboratori-
um Het Woud (info(a)wormbestrijding.
nl) is gespecialiseerd in het uitvoeren
van fecesonderzoek gekoppeld aan ad-
vies over wormbestrijding. Deze dien-
sten worden aangeboden voor paarden,
kleine herkauwers, honden en katten.
De dierenarts ontvangt alle materialen
voor het verzamelen van een feces-
monster samen met een vragenlijst.
Het monster kan met de gewone post
worden verstuurd. De vragenlijst kan
door de dierenarts worden voorzien van
het eigen praktijklogo. Binnen twee
werkdagen na ontvangst van de mon-
sters ontvangt de dierenarts de (digi-
tale) uitslag. VPL Het Woud staat onder
leiding van een dierenarts-parasitoloog.
(024)3480534

Verdoofd castreren

De apparaten Pigsleeper i en 11 van de
firma Schippers Bladel
bv zijn met nog
twee andere apparaten goedgekeurd
voor het verdoofd castreren van
biggen. Er is gekozen voor een
meervoudige schakeling om het
apparaat te vereenvoudigen. Het is
aangepast met een geforceerde
luchtinlaat. Ook worden er indivi-
dueel geschakelde apparaten op de
markt gebracht voor drie respectie-
velijk zes biggen. De Pigsleepers
onderscheiden zich door hun degelijk-
heid en het gebruik van
rvs. De
regelapparatuur is spatwaterdicht.

(0497)33 97 71

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Praktijicadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

A

-ocr page 552-

Om u nog beter van dienst te -
kunnen zijn verweiiconien wii de^volgin^
producten in onze fdmiliê.^ /

Covexin^ 8

COVEXINio

LACTOVAC
Gletvax®5

QUADRISOL\'iqq

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een aantal hoogwaardige producten. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met deze nieuwe producten
kunnen onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel deze nieuwe Pfizerproducten nu via uw groothandel.

Bel voor meer iitlormafie over
deze Pfizerproducten:

010-40646^0

info@pfizerah.nl

Pfizer Animal Health

-ocr page 553-

Aan de slag

Op 3 december werd het convenant antibioticaresistentie door de betrokken
partijen ondertekend. Bij het lezen van de lovende toespraak die minister Gerda
Verburg tijdens de ondertekening hield, bekroop me een ongemakkelijk gevoel.
Dat begon al direct bij het lezen van de eerste twee zinnen. "Het is een goed teken
te weten dat er zoveel deskundige en betrokken partijen op antibiotica voor
dieren gaan letten. En dat echt voor het eerst." Met name die tweede zin moeten
we ons aantrekken. Wij zijn immers als dierenartsen ons hele werkzame leven al
bezig om hier als deskundige op te letten. Zorgvuldige omgang met medicijnen
werd al door Hippocrates gezien als basis voor een verantwoorde geneeskunde.

We kunnen dus maar één conclusie trekken. Hoe we ook ons best gedaan
hebben, we hebben onze omgeving, de overheid en de maatschappij er kenne-
lijk niet voldoende van kunnen overtuigen dat wij bij uitstek de professionals
zijn die hier op letten. Kortom dit moet beter.

We zullen duidelijke invulling moeten geven aan de uitwerking van de
convenanten, met vooral aandacht voor preventie. De ontwikkeling van
sectorspecifieke bedrijfsgezondheidsplannen vormen daarbij een geweldige
uitdaging en biedt volop kansen voor de dierenarts. Daarnaast moeten we
blijven zorgen voor een hoog kennisniveau op dit gebied. Als
ggl zetten wij ons
daarvoor in. Op 29 januari starten we in samenwerking met de faculteit met spe-
cifieke nascholing over antibioticumgebruik en resistentieontwikkeling. Dit zal
de aftrap vormen voor meer diersoortspecifieke permanente educatie.

Rest mij nog u namens de ggl een goed uiteinde te wensen.

Jan Tiete Siebinga, voorzitter ggl

Marjolijn Fijten

Stel dat u morgen een telefoontje
krijgt dat uw collega door een acute
blindedarmontsteking zeker drie
weken uit de \'running\' zal zijn. Zou
het dan niet fijn zijn als u onmiddel
lijk actief op zoek kon gaan naar een
waarnemer? Of stel dat u als dieren-
arts eigenlijk wel aan de slag zou
willen in uw geboortestreek. Zou het
dan niet fijn zijn als u wereldkundig
kon maken dat u beschikbaar bent
voor een vacature in Groningen?

Met het idee dat werkgevers graag
actief zoeken naar nieuwe medewer-
kers en dat kandidaten graag benaderd
worden voor een passende functie,
heeft de
knmvd voor haar leden een
nieuwe dienst ontwikkeld. Naast de
vacaturebank met personeelsadverten-
ties op www.knmvd.nl is er sinds
I december jongstleden ook een
digitale werkzoekendenbank. Dieren-
artsen die op zoek zijn naar een
(andere) werkkring, kunnen daar een
profiel aanmaken en zich beschikbaar
stellen. Daarbij kunnen ze aangeven
wat hun wensen zijn: wat voor functie,
in welk gebied, vanaf welke datum en
als het gaat om een waarneming, ook
voor welke periode(n). Werkgevers
kunnen dan vervolgens zelf gericht
zoeken en direct kandidaten benaderen.

De werkzoekendenbank

ACTUEEL

Om de Hjst actueel te houden is het
belangrijk dat de kandidaten hun
profiel snel aanpassen als hun situatie
verandert, bijvoorbeeld na het vinden
van die mooie baan. De kandidaten
krijgen daarom de mogelijkheid hun
profiel eenvoudig aan te passen via de
website.

Ter controle wordt elke twee
weken per e-mail automatisch de
vraag gesteld of het profiel actief kan
blijven. Als de dierenarts hier niet
binnen drie werkdagen op reageert,
wordt het profiel gedeactiveerd totdat
de kandidaat actie onderneemt. Zo
waarborgen we dat degenen die zich
op de werkzoekendenbank aanbieden,
ook daadwerkelijk beschikbaar zijn.
Werkgevers hebben er immers niets
aan iemand te benaderen die al
voorzien is van werk.

Bent u nieuwsgierig geworden?
Neem dan u eens een kijkje op www.
knmvd.nl/werkzoekenden om een
profiel aan te maken of om uw nieuwe
collega te vinden.

Marjolijn Fijten is webmaster van de
knmvd.

Werkgevers kunnen gericht zoeken.

-ocr page 554-

Teus Kreuger

Deze krantenkop verscheen enkele
weken geleden (zonder vraagteken)
in de regionale dagbladen. De
aanleiding voor het artikel was een
door het
rivm georganiseerd
symposium over de toenemende
resistentie van bacteriën. In het
artikel werd gesuggereerd dat de
toenemende prestaties die van
dieren worden gevraagd, voor
veehouders aanleiding kunnen zijn
sneller antibiotica in te zetten om
ziektes te voorkomen en voldoende
groei te handhaven.

Het zal u ook niet ontgaan zijn dat het
antibioticagebruik in Nederland de
laatste jaren met een paar procent per
jaar is toegenomen, terwijl het totaal
aantal dieren in de landbouw on-
geveer gelijk is gebleven.

Enkele politieke partijen hebben
dit eveneens gesignaleerd en de
minister van
lnv gevraagd hoe zij
deze ongewenste situatie denkt te

stoppen. Een jaar geleden heeft de
minister daarop een brief gestuurd
aan de tweede kamer en daarin
aangegeven dat het toenemend
gebruik van antibiotica ook haar grote
zorgen baart. De eerste actie die zij
daarop heeft ondernomen, was het
installeren van de Task Force antibio-
ticaresistentie in april 2008.

convenant

Deze Task Force heeft tot doel een
meer verantwoord antibioticagebruik
en een reductie van antibiotica-
resistentie te realiseren. Dit wil men
bereiken door een breed gedragen
convenant te sluiten met alle betrok-
ken partijen (belanghebbenden) uit de
keten. Hiertoe is een convenantcom-
missie in het leven geroepen. Deze
commissie heeft een stuurgroep
ingesteld en enkele sectorale werk-
groepen, die per sector afspraken
maken en vastleggen. Er zijn vier
werkgroepen ingesteld, voor rundvee,
varkens, pluimvee en vleeskalveren.
Alle partijen zijn voortvarend te werk
gegaan en zijn al vergevorderd met het
uitwerken van de afspraken. Begin
deze maand is het convenant onder-
tekend door de belanghebbenden en

Column ggl: Veehouderij
gevaar voor gezondheid ?

lnv.

De KNMVD heeft in de verschil-
lende werkgroepen geparticipeerd.
Het
knmvd-bestuur heeft een ver-
tegenwoordiger in de stuurgroep en in
de verschillende werkgroepen hebben
bestuursleden van de
gcl-vakgroepen
zitting.

afspraken

Bij het maken van de afspraken in de
verschillende werkgroepen is de Gids
voor Goede Veterinaire Praktijk, met
daarin verankerd de (vaste) relatie
tussen dierhouder en dierenarts, voor
de
knmvd de leidraad geweest. Deze
leidraad komt in de meeste conve-
nanten tot uiting. In alle afspraken
komt terug dat alleen de dierenarts
verantwoordelijk is voor het voor-
schrijven van diergeneesmiddelen.
Verder is uitgesproken dat de voor-
schriften (centraal) moeten worden
geregistreerd. Dit biedt een prima
kans voor de mede door de
knmvd in
het leven geroepen stichting Vetbase.
Deze ook door
ggl ondersteunde
stichting is vrijwel klaar met de bouw
van een centrale database. Wanneer de
gegevens in deze database worden
opgeslagen, zijn de voorschriften voor
alle diersoorten geanonimiseerd
vastgelegd in ée\'n centraal informatie-
systeem.

Om uw rol in de keten te onder-
steunen, zullen de verschillende
programmacommissies
pe (Perma-
nente Educatie) van de vier vak-
groepen binnen afzienbare tijd met
een studieprogramma komen over het
correct en selectief gebruik van
antibiotica.

Voor de praktiserende dierenarts
biedt het convenant (opnieuw) een
kans om zijn of haar toegevoegde
waarde op het gebied van de dier-
geneeskunde en volksgezondheid en
voedselveiligheid te bewijzen. U zult
ons hier nog regelmatig over horen.

Teus Kreuger is secretaris van de ggl.

-ocr page 555-

K. hvl 5

mMvDl
KNMvD
KNMvDM

^ f IUP

■I^KNMvî)

KNMvDüSinnVD

\'[•JI\'JL

\'«I ^ TO\'A\'JNWlilïyK Mvd
n u fSlT MTrnKÄ\'MvDKM\'D

QvMM)^^!^ MVUkisjnivI)

Bisffliiô^t

■SKNMvDt/iii ,7n:^Kni«YD

N n V D^Ä^I jM)

K N M u D avMM>i ^»gKNMuöKNMvD

i/MiM. w\\T) m

KXMVDiUl
KNMvD

KnnvD^

KNMvD^

KNMvDS

liliJJIfßS^^KNMvD

Soiio^^KimiyD

^KNIIIi/DavMH>lKNMvD

SB

t^MA/T KNrlvOfflMlINMvDi\'3Cm>î)P""1
J\\HiViVD we st u pllettige Cestdagen en een voorópo^^ig

inm

-ocr page 556-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:

Arends, G.j.; 2008; agSr cp Bunnik, Groeneweg
134

Douwen, mevr. I. van; 2008; i r 11 bw Diemen,

Gerardt Burghoutweg 19
Geurtsen, mevr. A.H.S.M.; 2008; 701
1 ck

Gaanderen, Kerkstraat 71
Groot, mevr. C.R.; 2008; 3522 AM Utrecht,

Dollardstraat 60
Herten, W.W.F. van; 2002 Gent; 5985 Ni

Grashoek, Belgenhoek 13 - a
Heus, mevr. P. de; 2008; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 285 - ki
Horst, mevr. V.M. van der; 2008; 5612
nd

Eindhoven, Lijmbeekstraat 211
Kuijsters, mevr. N.LP.M.; 2008 Gent; 4823
ka

Breda, Overkroetenlaan 56
Laan, mevr. B.L van der; 2008; 3523
gw

Utrecht, Looplantsoen 82
Louw, mevr. M.D.E. de; 2008; 6093 cv

Heythuysen, Kloosterstraat 55
Melker, mevr. E.T. de; 2003; 9057
lh jelsum,

Piter Rindertsreedsje 16
Noordman, mevr. J.W.j.; 2008; 8181 ws Heerde,

Heetkamp 24
Penterman, mevr RA.A.; 2008; 7255
cn

Hengelo (Gld.), Kerkekamp 51
Peters, mevr. M.L.; 2008; T4H 1T8 Olds, Alberta,

Canada, RR4, Site 8, Box 10
Ritsema, J.T; 2008; 3706
cp Zeist, Laan van

Vollenhove 525
Saris, mevr. J.P.; 2006 Gent; 1775 pp
Middenmeer, Alkmaarseweg g
Thate, mevr. F.M.; 1998; 67ir
hd Ede,

Arnhemseweg 50
Wagenaar, mevr. M.; 2008; 2871
al

Schoonhoven, Langerakkerweg 19
Wever, mevr. S.J.; 2008 Gent; 8131
rv Wijhe,
Hamelweg 20

Overlijdensberichten:

Op 28 oktober 2008 S. de Vries te Vinkeveen
Op I november 2008 E. Kamps te Drachten
Op 12 november 2008 W.W. Braunius te
Terwolde

Op 14 november 2008 F.A.M. Doppen te Gilze
Op 16 november 2008 LA. van Langeraad

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

20og
Januari

lo-ir Canifelis en Hippos congress 2009.
Locatie: Luid, België. Nieuwe programma\'s:
\'Spoedgevallen en intensive care\' en \'Het
jonge sportpaard\'.
23-25 Societa Italiana Veterinari er Equini
(siVE)-congres. Locatie: Bologna, Italië.

Februari

5-7 Symposium Dier, Wetenschap en

Maatschappij. \'Een kijkje in de glazen bol:
het proefdier in een veranderende wereld\'.
Gezamenlijk symposium afdeling
Proefdierkunde, Nationaal Centrum
Alternatieven voor Dierproeven en
departement Dier, Wetenschap en
Maatschappij. Registreren op
www.3rsymposium.org.
7-8 Congres ONCOlogisch Treffen 2009. Titel:
\'Urogenital tumours in dogs and cats: it
takes balls to treat them!\' Locatie:
KdK, Soesterberg. Informatie:
www.kankerbijdieren.nl.

Maart

17-21 European Comittee of the Association of
Avian Veterinarians
(ea Av)-conferentie.
Locatie: Congreshotel Ter Eist te Edegem.
Het volledige congresprogramma, met het
sociaal programma, verdere informatie
en het inschrijvingsformulier kunt u
terugvinden op de website
www.eaavbelgium.be.
27 State of the Heart 2009: "Heart\' evidence:
putting science into practice\'. Locatie;
Grand Hotel Karel V te Utrecht. Aanvang:
09.00 tot 18.00 uur (inclusief lunch).
Aanvragen aanmeldingsformulier via
vetmedicacSalk.boehringer-ingelheim.com
of telefonisch via 072-5662411.
Deelnemersbijdrage is normaal 285 euro. Bij
aanmelding voor i januari betaalt u 195
euro en bij aanmelding voor 14 februari
betaalt u 250 euro.

April

2-5 British Small Animal Veterinary
Association
(bsava). Locatie: Verenigd
Koninkrijk.
23-25 European Veterinary Conference
Voorjaarsdagen 2009. Locatie
rai,
Amsterdam. Zie www.voorjaarsdagen.eu.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2008
December

17 Buitengewone Algemene Vergadering van
de
knmvd. Locatie: kantoor knmvd. Houten.

17 Werkvergadering Schaap/Geid - regio West
en OosL Locatie:
ac de Meem, De Meem.
Actualiteiten uit de
od-Veekijker kleine
herkauwers, \'Een laboratoriumuitslag is nog
geen diagnose\'. Inschrijving bij voor-
inschrijving: 30 euro. Ter plekke: 50 euro.

200g
Februari

18 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid.
Aanvang: 11.00 uur. Locatie: Nationaal

Veeteelt Museum in Beers. Spreker: Collega
C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp.
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verieden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

19 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid. Aanvang
11.00 uur. Locatie: Restaurant \'d\' Ouwe
Brouwerij in Diessen. Spreker: Collega
C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp.
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verleden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

Maari

12 Voorjaars Algemene Ledenvergadering 2009
ggg. Locatie volgt.

Cursussen

2008
December

16 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro. De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700
ae Wageningen. Telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

2 oog
Januari

6,15, 26 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op r november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317)4265 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.
15
pegd Dermatologie bij de kaL Locatie:
faculteit Diergeneeskunde. Deze cursus is
volledig gericht op de kaL De spreker is dr.
Richard Harvey Nadere informatie via de
portal.

Februari

3 Cursus Toegepaste Statistiek. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Tel.: (0317) 48 40 93,
fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

Maart

24-25 Cursus \'Pluimveevoeding en

-management\'. Plaats: Wageningen. Kosten:
1095 euro. Inschrijvingen en inlichtingen:
De inschrijftermijn van de eindigt op
10 maart 2009. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl.

-ocr page 557-

Voor een beter leven
Completeer uw behandeling bij hartfalen.

• T

PRILACTONE

SPIRONOLACTONE

ONTWIKKELD DOOR CEVA SANTE ANIMALE

PRILACTONE® TABLETTEN VOOR HONDEN

SAMENSTELLING per tablet; Prilactone 10 mg: spironolactone 10 mg. PRILACTONE 40 mg: spironolactone 40 mg. INDICATIES: Prilactone tabletten worden gebruikt in combinatie met de standaard therapie (indien nodig
inclusief diuretische ondersteuning) bij de behandeling van congestiel hartfalen als gevolg van valvulaire regurgitatie bij honden.
DOSERING: voor oraal gebruik. Eenmaal daags 2 mg spironolactone per kg lichaamsgewicht,
CONTRA-INDICATIES: Niet toedienen aan drachtige of lacterende dieren, of dieren die gebruikt worden voor of bestemd zijn voor het fokken. Niet gebruiken bij honden die lijden aan hypoadrenocorlicisme, hyperkaliemie ol
hyponatriëmie Bij honden met nierinsufficiëntie (nierbeschadiging/stoornis) niet in combinatie met non-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAIDs) gebruiken.
BIJWERKINGEN: bij niet gecastreerde reuen wordt regelmatig een
reversibele prostaatatrofie (afname in grootte) gezien. PRIUCTONE\' 10 mg: REG NL 100860 - UDA. Doos met 30 tabletten. PRILACTONE 40 mg: REG NL 100861 - UDA Doos met 30 tabletten.
Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik.

__ ( CEVA _

----VSANie ANIMALE

CEVA SANTE ANIMALE B.V. V^

Postbus 67- 2670 AB Naaldwijk
Tel. 0174 643930 - fax 0174 643924
www.ceva.nl - info(§ceva.nl

-ocr page 558-

Eenvoudig en effectief gewichtsverlies

in slechts 8 weken.

22% minder lichaamsvet in slechts 8 weken doör:

• Een nieuwe revolutionaire vezeltechnologie om de verteerbaarheid te
verhogen, het verzadigingsgevoel te stimuleren en de energieopname
te verkleinen;

• Een geoptimaliseerd gehalte aan eiwitten om het verzadigingsgevoel
te stimuleren door secretie van cholecystokinine;

• Een unieke combinatie van hoge gehalten aan lysine en L-carnitine.

Neem voor meer informatie contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er
of bel de Hill\'s Veterinary Helpline op 0800-0222466.

www.HillsPet.com

-ocr page 559-

DIERENARTSEN MIDDEN-GRONINGEN

zoeken wegens een geboorte-explosie onder enkele dierenartsen op
korte of iets langere termijn voor blijvend een
gezelschapsdieren-
arts
die met anderen een van onze vaste praktijkpanden wil
bemannen.

Wij zijn werkzaam in een gebied zonder files vlakbij en ten oosten
van de enige echte grote stad in het noorden, waar nog veel ruimte is
om bijvoorbeeld paarden te houden.

De gezelschapsdieren worden vanuit twee vaste punten en een
mobiel punt verzorgd en veroorzaken zo twee derde van de totale
werkzaamheden in de praktijk.

We zoeken een enthousiaste gezelschapsdierenarts met ook voor de
eigenaren compassie, die met ons samen wil werken in de eerstelijns
diergeneeskunde en hebben werk voor een volledige baan.

Ervaring is een aanbeveling, maar enthousiasme, snel leren en
aanpassen aan de praktijkomstandigheden is dat ook.

Parttimers, herintreders, vooral die met partners in het Noorden en
anderen zonder angst voor het Noorden worden ook verzocht te
reflecteren.

\'Als RxWorks na
3 maanden gebruik
niet zo eenvoudig is als
toegezegd, dan betalen
we u de licentie fee
terug - gegarandeerd!

\\

Sollicitaties met cv of inlichtingen au b via;

dierenartsen midden-groningen

Schildwolde-Sappemeer

t.a.v. A.W. Smit-Hanje

Meenteweg 2

9626 BH Schildwolde

0598-468782 of 06-27024552

www.smit.hanje@planet.nl.

RxWorks-Zo eenvoudig,
zelfs uw patiënten
zouden het kunnen!

DIERENARTSEN

Vacature

Dierenarts

Per I januari 2009 gaat dierenkliniek Bron in Alkmaar
verder als:
WHG Bron
Kliniek voor Gezelschapdieren

Wij zijn op zoek naar een dierenarts met ruime ervaring in de
eerstelijns
gd Geneeskunde en die in staat is om leiding te
geven aan deze kliniek.

Bent u geïnteresseerd in onze vacature
bezoek dan onze website:
www.wbgdierenartsen.nl

of

mail direct uw sollicitatie naar
officemanagement@whgdierenartsen.nl,
t.a.v. mevr. B.A. de Kraa.

OK, mogelijk overdrijven we een beetje,
maar het is zeker zo dat RxWorks zeer
eenvoudig in gebruik Is. Het programma
biedt u alle functies voor een moderne
praktijk. Gebruiksgemak wordt bij RxWorks
gecombineerd met vele functionaliteiten.
Dat is vaak niet het geval bij concurrerende
programma\'s. RxWorks staat voor eenvoud
in gebruik, workflowmanagement, een
flexibele inrichting, krachtige rapportage
en marketing tools, 7x24 uur support,
professionele trainingen en tweejaarlijks
nieuwe versies.

Reeds meer dan 1600 dierenartspraktijken
zijn reeds tevreden klant van RxWorks.

Doet u ook mee?

Bel ons op nummer 0411 614643 of e-mail
naar nlsales@rxworks.com en we geven u
graag de benodigde informatie.

• Postadres ■ Postbus 1367 • 5200 BK Den Bosch

. T; 0411 614643 • F; 020 5241626 • E; nlsales@rxworks.com www.rxwork5.com

-ocr page 560-

Maak van je ka^ geen asielzDeker.J

leder jaar komen 47.000 katten in het asiel terecht. Slecht 13% kan, dankzij de chip, worden terugbezorgd bij de eigenaar. Helaas is
slechts 10-15% van de katten gechlpt. Om die reden zal in de maand juni een intensieve campagne worden gevoerd om kattenbezitters
te wijzen op het nut van de chip (www.chipjedier.nl).

Juni Chipmaand is een initiatief van de Dierenbescherming (DB) het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG), Amivedi,
Dibevo, KNMvD, NOG, Proteq Dier en Zorg en Virbac BackHome.

BackHome BioTec® - onbreekbaar en weefselvriendelijk. Maximale zekerheid!

\\/irb>cîcz

ANIMAL HEALTH

Bio T e c

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

d.a.p. Bergh is een goed uitgeruste gezelschapsdierenpraktijk. Ons team bestaat uit twee dierenartsen en vier assistentes.
Dier- en klantvriendelijk werken en een goede werksfeer staan bij ons centraal.

Wij zoeken een dierenarts die het leuk vindt zelfstandig te werken en die graag met mensen omgaat. De vacature is voor 17 tot 20 uur.
Op termijn is uitbreiding van uren, meedraaien in dienstregeling en deskundigheid op deelgebied mogelijk.

Uw reactie kunt u sturen naar: d.a.p Bergh, t.a.v. M. Bergh, Singel 65, 3442 am Woerden.

Dierenarts (m/v) voor 24 tot 32 uur per week

Dierenkliniek Kortenoord te Wageningen is een moderne dierenkliniek waar wij in een team van
vier dierenartsen en tien paraveterinairen streven naar Diergeneeskunde op een zo hoog mogelijk niveau.

Ongeveer 50 procent van onze patiënten komt op tweedelijns niveau binnen. De kliniek is dan ook geëquipeerd met de modernste
hulpmiddelen. Naast echo en röntgen beschikken wij over een modern laboratorium en apparatuur voor endoscopie en endoscopi-
sche chirurgie.

Voor onze praktijk zoeken wij een jonge collega, bij voorkeur met één a 2 jaar ervaring, die ons team wil versterken. Voor wie het
bedrijven van hoogwaardige diergeneeskunde vanzelfsprekend is, en daarnaast ondernemerschap en vernieuwing kan brengen.

Wij denken hierbij aan een blijver, die ook op lange termijn uitdaging ziet in diergeneeskunde en ondernemen.

Wij vragen:

- Een flexibele en klantgerichte houding

- Collegialiteit en teamgeest

- Bereidheid tot deelname in de dienstregeling

- Affiniteit met additieve diergeneeskunde

- Ondernemend en commercieel is ingesteld

- Enige ervaring is gewenst

Wij bieden:

- Samenwerking met een zeer enthousiast en gezellig team

- Prakdjkspecifieke rechtspositieregeling

- Goede naschoHngsmogelijkheden

- Stimulerende werkomgeving

Uw sollicitadebrief en cv kunt u richten aan personeelzaken:

Dierenkliniek Kortenoord

T.a.v. Jacqueline Zwijnen

Postbus r22

6700 ac wageningen

Of per e-mail: j.zwijnen(a)kortenoord.com.

Voor nadere inlichtingen kunt u bellen naar 0317 - 41 24 32 en vragen naar Jacqueline Zwijnen. Tevens verwijzen wij u naar onze site:
www.kortenoord.com.

-ocr page 561-

Rundveedierenarts (m/v)

De lokale verkoopmaatschappij van Intervet/Schering-Plough
Animal Health in Nederland is met 40 medewerkers
gevestigd in Boxmeer. Onze kernactiviteiten omvatten
de registratie, marketing en verkoop van hoogwaardige
veterinaire preparaten op de Nederlandse markt.
De Nederlandse vestiging is een van de meest succesvolle
en innovatieve vestigingen en marktleider in Nederland.
De Nederlandse vestiging is diersoortgeoriënteerd en
kent naast de Business Unit Landbouwhuisdieren ook
de Business Units Gezelschapsdieren en Pluimvee.

Uw functie

Binnen de Business Unit Landbouwhuisdieren bent u
verantwoordelijk voor de technische ondersteuning van
de producten die behoren bij het BRD en diarree manage-
ment bij rundvee. Een belangrijk onderdeel van uw werk-
zaamheden bestaat uit het adviseren en begeleiden van
dierenartsenpraktijken en hun rundvee- en kalverhouders.
Daarbij werkt u nauw samen met de product manager
rundvee, de collega rundvee dierenartsen en de rayon
managers. U houdt presentaties voor dierenartsenpraktijken
en veehouders en onderhoudt contact met opinieleiders.
Ook initieert en begeleidt u de uitvoering van veldproeven.
Verder werkt u in het kader van kennisuitwisseling ook
samen met uw collega\'s van de afdeling Global Marketing.

Uw profiel

Wij vragen een opleiding Diergeneeskunde met als dif-
ferentiatie landbouwhuisdieren. U hebt tenminste

drie tot vijf jaar praktijkervaring en een uitstekende
kennis van de melkveehouderij en kalverhouderij.
U bent primair technisch-wetenschappelijk georiën-
teerd, maar u hebt daarnaast duidelijk voeling met
de commerciële aspecten van de veehouderij.
U kunt verkoopbudgetten en doelstellingen realiseren.
U bent een ondernemende en collegiale teamplayer
die creativiteit en innovatie als kernwaarden heeft.
U heeft een goede beheersing van de Nederlandse
en, bij voorkeur, Engelse taal in woord en geschrift.

Ons aanbod

Wij bieden u een uitdagende functie in een succesvolle
en ambitieuze organisatie waarin groei, eigen initiatief,
innovatie en dynamiek sleutelwoorden zijn. Uitstekende
primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden en ruimte voor
eigen ontwikkelingsmogelijkheden zijn vanzelfsprekend.

Informatie en sollicitatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met

Frank Bekkers, Business Unit Manager Landbouwhuisdieren,

0485-587650 of 06-51520043,

e-mail; frank.bekkers@sp.intervet.com.

Uw schriftelijke sollicitatie met Curriculum Vitae

kunt u binnen 2 weken richten aan

Intervet/Schering-Plough Animal Health,

t.a.v. Michel van Vliet, HR department,

Postbus 31, 5830 AA Boxmeer.

E-mail: michel.vanvliet@spcorp.com.

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Intervet/Schering-Plough Animal Health is gericht op onderzoek en ontwikkeling, productie en marketing van diergezondheidsproducten.
Het bedrijf biedt haar klanten een van de meest uitgebreide en innovatieve diergezondheidsportfolio\'s. Deze portfolio\'s bevatten producten
voor efficiencyverbetering bij landbouwhuisdieren en producten om ziektes bij alle belangrijke landbouwhuisdier- en gezelschapsdiersoorten te
voorkomen, te behandelen en onder controle te houden.

Raadpleeg onze website voor meer informatie over Intervet/Schering-Plough Animal Health: www.intervet.com
Schering-Plough

Schering-Plough is een innovatief farmaceutisch bedrijf, dat vanuit een wetenschappelijke basis wereldwijd actiefis.

Door eigen biofarmaceutisch onderzoek en door samen te werken met partners ontwikkelt Schering-Plough geneesmiddelen die de kwaliteit
van leven verbeteren en die levens kunnen redden. Schering-Plough ontwikkelt en produceert receptplichtige geneesmiddelen, veterinaire
producten en consumentenproducten. \'Earn Trust, Every Day\' is de visie van Schering-Plough; alle medewerkers over de hele wereld moeten elke
dag het vertrouwen verdienen van artsen, patiënten, klanten en andere belanghebbenden.
Het hoofdkantoor van het bedrijf staat in Kenilworth, New Jersey,
\\/S. Website www.schering-plough.com

www.intervet.nl

-ocr page 562-

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw
met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst interessant.
Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur. In concreto gaat het om:

» DOCENT DIERENARTS PLUIMVEEGEZONDHEIDSZORG

Bij de faculteit Diergeneeskunde gaat u werken bij het departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, sectie Pluimveegezond-
heidszorg. Deze sectie verzorgt een essentieel deel van de laatste fase van het onderwijs aan toekomstige dierenartsen. Naast patiënten-
zorg bestaat uw taak uit het verzorgen van onderwijs op het gebied van de pluimveegezondheidszorg in alle leerjaren van de opleiding.
U bent actief lid van de sectie Pluimveegezondheidszorg en afhankelijk van uw ervaring levert u een bijdrage aan de ontwikkeling
van onderwijs. Wij zoeken een afgestudeerd dierenarts, bij voorkeur met ervaring met pluimvee. U bent in staat uw werkzaamheden
zelfstandig en efficiënt te organiseren. Daarnaast beschikt u over een kritische houding ten aanzien van de eigen persoonlijke
kwaliteit, doorzettingsvermogen en goede sociale vaardigheden. Uw salaris bedraagt maximaal € 4.374,- bruto per maand
bij een volledige aanstelling. De omvang van de functie is 80-100%.

Meer informatie: drs. T.J.W.M. van Gerwe, telefoon (030) 253 1135 of (030) 253 1248.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

//»: Wetenschap is nooit af_ ^bÉ unive«iteitutrecht

Pfizer Animal Health

Pfizer is het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld voor zowel humane als veterinaire ge-
neesmiddelen. We zijn een research georiënteerd bedrijf, gericht op het ontdekken, ontwik-
kelen, produceren en op de markt brengen van innovatieve geneesmiddelen voor mens en dier
Pfizer wil bijdragen aan een langer, gezonder en gelukkiger leven voor mens en dier en wil
partner zijn in de (dierjgezondheidszorg.

Binnen de Business Unit Swine van Pfizer Animal Health b.v. is er een vacature voor een tweede

Technical Services Manager Varkens (100%)

In deze functie bent u primair verantwoordelijk voor de veterinaire ondersteuning van onze diergeneesmiddelen voor varkens.
Taken en verantwoordelijkheden: Het profiel:

■ Informatievoorziening aan en probleemoplossing bij klanten • Dierenarts met interesse in de varkenshouderij, en/aring niet

■ Veldwerkzaamheden zoals uitvoering en ondersteuning noodzakelijk

van veldproeven en begeleiding van probleembedrijven • Ervaring met MS Office (Word, Excel, Powerpoint)

• Training en opleiding van de buitendienst • Goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal in woord en

• Houden van presentaties voor dierenartsen en veehouders geschrift

• Onderhouden van contacten met opinieleiders ■ Goede interpersoonlijke en communicatieve eigenschappen

■ Ondersteuning van de marketing- en salesactiviteiten binnen ■ Vermogen tot werken in teamverband (teamplayer)

de Business Unit, zowel in Nederland als op Europees niveau ■ Netwerker, zowel met de interne- als de externe klanten

• In staat om zelfstandig te werken

• Pro-actieve houding

■ Enthousiast, nieuwsgierig

• Ambitie om persoonlijk verder te ontwikkelen

Voor nadere informatie over de functie kunt u contact opnemen met Ad Bakx, 06-53116477

Uw sollicitatie met recent curriculum vitae graag binnen 14 dagen naar Pfizer Animal Health b.v., t.a.v. Secretariaat, Postbus 37,
2900 AA Capelle a/d Ussel. Mailen kan ook naar secretariaat.ahg@pfizer.com

-ocr page 563-

l\\lobi\\/ac"

-ocr page 564-

PRO PLAN draagt bij aan een levenslange
gezondheid door vooruitstrevende voeding

LONGEVIS

Helpt de levensduur
tot 1 jaar te verlengen.^

OPTIRENAL

Helpt de nierfunctie te
maximaliseren.

OPTISTART

Helpt de immuunrespon
te optimaliseren.^

Pro
Plan

Nieuwe OPTISTART met rundercolostrum

• Helpt de immuniteit bij kittens te ondersteunen door te voorzien in natuur-
lijke antilichamen, die de immuunrespons kunnen stimuleren en de lokale
intestinale afvi/eer kan verbeteren.^

Nieuwe OPTIRENAL met antioxidanten, arginine en ERA
(eicosapentaenoic acid]

• Helpt de nierfunctie te maximaliseren door te voorzien in beschermende
antioxidanten en door beïnvloeding van de renale bloedvoorziening en
de GFR [glomerulaire filtratie ratio).

LONGEVIS met vitamine E, bètacaroteen, prebiotica en omega-3-vetzuren|

• Een gepatenteerde mix die klinisch heeft aangetoond de levensduur tot

1 jaar te verlengen en de kwaliteit van leven te verbeteren" bij katten van|
? jaar en ouder.

Kijk voor meer informatie over PRO PLAN kattenvoeding op www.purina-proplan.nl of bel 0800 - 022 83 83.

1. Studie uitgevoerd onder 90 katten in leeftijd variërend tussen de ? en 1 ? jaar. De bevindingen zijn gebaseerd op katten die uitsluitend gevoed werden met een voeding

die verrijkt was met LONGEVIS VS. katten die uitsluitend gevoed werden met een controlevoeding. ...........

Cupp C et al. (2006) Effect of nutritional interventions on longevity of senior cats. International Journal of Applied Research in Veterinary Medicine 4(1): 34-50

2. vs het oude PRO PLAN Kitten product.

3. Data on file, Nestié Purina PetCare 200?.

4. Cupp C (2006) Nutrient blend for prolonged healthy life in aging cats. Proc 2006 Nestié Purina Nutrition Forum.