-ocr page 1-

DEEL 134 • AFLEVERING I ■ I JANUARI 200g

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
OGK

-5 JAN. 2009

Tijdschrift voor

Diergeneeskunde

The effectiveness of
marketing concepts in
veterinary practices

Inhalatieanesthesie

versus TivA vanuit

arboperspectief

Dierenwelzijn: kopzorg,
kans of kerntaak voor de
moderne dierenarts

KONINKLIIKE NEDERLANDSE MAATSCHAPP1| VOOR DIERGENEESKUNDE

-ocr page 2-

PNEUMODOG® laat honden niet in de l(Ou staan!

Het winterseizoen staat voor de deur. Veel honden zullen echter hun \'wintersportvakantie\' in
een dierenpension doorbrengen. Een doeltreffende kennelhoestvaccinatie is dan veelal vereist
en wenselijk.

PNEUMODOG is het enige injecteerbare én niet spreidende kennelhoestvaccin. De vaccinatie is dan
ook eenvoudig, snel en correct uit te voeren. Hierdoor wordt een veilige én betrouwbare
immuniteitsopbouw verkregen. De uitzonderlijke veiligheid van PNEUMODOG wordt bereikt doordat
de Bordetella en Parainfluenza componenten geïnactiveerd (dood) zijn.
Verspreiding van de
Bordetella-vaccinbacterie en het Paraïnfluenza-vaccinvirus in dierenpensions, naar andere dieren
en immuundeficiënte mensen, is na vaccinatie met PNEUIVIODOG dan ool< uitgesioten.

U laat de honden toch ook niet in de kou staan?

behandeling te worden ingesteld. Dosering

PNEUMODOG® BETROUWBARE ÉN VEILIGE BESCHERMING TEGEN KENNELHOEST

PNEUMODOC* - Reg. NI 10332 - UDO. SintiutelllD j per dosis è 1 ml; Geinacliveefde Bordetella bronchisepVc», minstens 1,6 loglO Geinactiveefd Parainnuenza type 2 virus, stam PIC 3 VERO 146-030, minstens 1,6 loglO • Cantistottiter in |e*accineefde honden); (als hydfoude)
0.6 mg; ThiomersaI s 0.1 mg. Dwldlenoort: Honden. lidicatiM »oor gebruik net tpêclficatie van de doeldlerMort(efl): Actieve immunisatie van honden vanaf de leetlijd van 8 weiten ter vermindering van jieirteverschijnselen en van bacteriële en virale eicretie veroorzaakt door Bordetella
bronchneptica
en caniene paramfluenza type 2 virus (Rennelhoest). Start van de immunilell; 2 weken na de basisvaccinatie. Ouur van de immuniteit: 3 maanden na basisvaccinatie (op basis van serologische gegevens). ConUi-lndJcatl«: (ken. Bijwerkingen (frequentie en enut): Door de
aanwezigheid van aluminiumhydroiide kan op de iniectieplaais een voorbijgaande lokale entreactie (i 3 cm) optreden, die meestal binnen 2 weken verdwijnt. Vaccinatie kan in uitzonderlijke gevallen leiden tot een overgevoeligheidsreactie, In een dergelijk geval dient een symptomatische

Toediening; subcutaan. Injecteer een 1 ml dosis volgens dit schema: Basisvaccinatie; tweevoudige enting vanaf de leeftijd van 8 weken met telkens één dosis van 1 ml per dier, met een interval van 2-3 weken. Hervaccinatie: 14

dagen vóór contact met een grote groep honden of vóór de fokperiode. Verdere informabe zie bijsluiter of beschikbaar bij MERIAL B.V., Kleermakerstraat 10,1991 JLVelserbroek.vs051207 * Gere^treeid handelsmerti van MERIAL ® MERIAL2008.A]le rechten voorbehouden. MattArt 14151/10/08.

-ocr page 3-

uit de redactie

Gelukkig Nieuwjaar

Wat een eer om u een gelukkig Nieuwjaar te mogen wensen vanaf de eerste
bladzijde van het eerste
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van het nieuwe jaar 2009.

Een nieuw jaar, dat betekent: nieuwe kansen en nieuwe bedreigingen. Zo zal
in 2009 duidelijk worden hoe de kredietcrisis zich zal ontwikkelen en zal dit
jaar inzicht geven in wat de economische recessie zal betekenen voor de
diergeneeskunde. Zal er worden bezuinigd op de uitgaven in de diergezond-
heidszorg en zal dat gevolgen hebben voor het dierenwelzijn?

Dat onze knmvd dynamisch is, dat wisten we. Na de bestuurlijke kanteling,
diverse herzieningen en perioden van bezinning, wordt 2009 het jaar van de
bestuurlijke vernieuwing. Of ik u mede namens de wetenschappelijke redactie
volgend jaar nog steeds de beste wensen kan overbrengen? De tijd zal het leren,
en dat geldt voor heel veel zaken.

Naast de wetenschappelijke artikelen over onder andere marketing en
inhalatieanesthesie treft u een scala van diverse andere artikelen aan, zoals de
nieuwjaarswensen van onze voorzitter, maar ook opnieuw een artikel van
mevrouw Van Weeren-Bitterling over arbeidsomstandigheden in de diergenees-
kunde. Maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden zijn nooit
zozeer ons \'ding\' geweest in de diergeneeskunde. Toch hebben de artikelen van
mevrouw van Weeren eraan bijgedragen dat er meer bewustwording is op dit
gebied. Bij mijzelf in elk geval wel: steeds vaker kijk ik bij belastende werkzaam-
heden even om me heen of er mogelijkheden zijn om de werkomstandigheden
te verbeteren. Zo kun je voor je aan die keizersnede begint, het schaap even op
de goede hoogte leggen, of even een verhoging zoeken waar de emmer met
waswater op kan staan. Het helpt mij in ieder geval wel, al was het alleen maar
om de toename in jaren te compenseren.

KNMvD

Daarom wens ik u allen, mede namens de overige redactieleden, de bureau-
redactie en de wetenschappelijke adviesraad, een goed, maar bovenal een
gezond 2009 toe.

Roel Boesman

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

Illi

3231 389 6

-ocr page 4-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. L.[. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie [onge Dierenartsen)
Mw. drs. L.A.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker vereni-
gingszaken)
Mw. drs. M. Fijten (communicatiemedewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.I.M. Laan
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.]. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr. |. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.I.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs.). Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift(Sknmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 51 r 606 ten name van de k n m v d ,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr.
69 93 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 25 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per r januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992:117:31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 5-

inhoudsopgave

Deel 134 • Aflevering i • i januari 2009

wetenschap The effectiveness of marketing concepts in veterinary practices

A.W.I. Molhoek en N. Endenburg 4

voor de praktijk Inhalatieanesthesie versus tiva (totale intraveneuze anesthesie)

vanuit arboperspectief

LC. Akkerdaas 14

in veterinair verband ..... Nederland klaar voor bestrijding kvp via vaccinatie 20

Toezichthouder bij varkenshouder laira Boissevain 2 2

Paard naar de slacht? vki erbij! Joost van Herten 24
Formularium pluimvee versie december 2008 vastgesteld Hugo de Groot 2 5

Convenant Antibioticumresistentie Dierhouderij Hugo de Groot 26
Ingezonden: De positie van de dierenarts bij de
vwa G. Bijlenga en

A.Osinga 27

Reactie op ingezonden brief Lu^fo ƒ Hellebrekers 2 7

Uitgelicht: Collega Jan Spru)4 28

praktijk in bedrijf ..... Veterinaire ergonomie: een kwestie van lijfsbehoud mflrfe/ön ufltt

Weeren-Bitterling 29

cursussen en congressen ..... Jonge dierenartsen investeren in zichzelf (feicrmi^^ 30

Dierenwelzijn: kopzorg, kans of kerntaak voor de moderne dierenarts

Ludo Hellebrekers 3 2

Barcelona sevc 2008 - Where European vets met again! Richard Nap 33

p E G D -lezing: \'Casuïstieken gastroenterology bij de hond\' Tjerk Bosje 3 4
Referaat: Strategische bestrijding van APP-infecties bij varkens

D. Gevaert 34

KNMVD ..... Statuten KNMVD gewijzigd M/e/36

Een nieuw bestuur: Dierenarts en beroepsorganisatie Johan Klein

Haneveld 39

Vierde informatiedag voor senior-dierenartsen Jan van Dijck 40

Dierenarts-docenten willen ervaring uitwisselen Anne Hanssen 42

Bulletin Bestuur en Bureau, nummer 12, december 2008 43

rubrieken ..... Uit de redactie i

Nieuws 12

Veterinair tuchtrecht 19

Nieuws uit de industrie 3 5

Voorzitterscolumn 36

Personalia 45

Jubilea 45

Deadline kopij 45

Doorlopende agenda 45

Tijdschrift voor Diergeneeskunde • Deel 134 • Aflevering i ■ i januari 2009

-ocr page 6-

The effectiveness of marketing concepts in
veterinary practices

AMI. Molhoekand N. Endenburg "

Tijdschr Diergeneeskd 2009:4-10
Oorspronkelijk artikel

summary

What makes pet owners chose one veterinary practice and
not another? This survey was performed to gain insight
into what factors influence new clients\' choice of veteri-
nary practice, and consequently the most effective way to
promote veterinary practices. To this end, a questionnaire
was completed by 129 pet owners who became new clients
of one of eight selected veterinary practices in January
2005 or later. All selected practices are members of the
Dierenartsen Dienstgroep Domstad, Utrecht, the
Netherlands.

This survey showed word-of-mouth referral to be the
most effective way to increase a practice chent base: 32.8%
of all respondents first heard of their practice of choice
through a fellow pet owner. Other pet owners first \'heard\'
of their practice by passing the practice {ij.2%), seeing an
advertisement in the Yellow Pages (14.1%), visiting the
veterinary practice website (13.3%), and looking in the
phone book (10.9%). These information sources should be
considered for promotional activities. However this is not
the case for advertisements in newspapers or magazines:
none of the respondents became acquainted with the
practice through these media. Respondents primarily based
their choice on personnel and product (the total package of
services and its quality) and less on location, but many
prospective chents also based their choice on promotional
activities and prices. Because pet owners apparently take so
many aspects into consideration when choosing a veteri-
nary practice, the marketing orientation (focusing on the
client with her/his wishes and problems) is crucial.

samenvatting

De effectiviteit van marketingconcepten in dierenartsenprak-
tijken

Veel eigenaren van dierenartsenpraktijken vragen zich af op welke
criteria huisdiereigenaren de keuze voor een bepaalde dierenartsen-
praktijk baseren. De doelstellingen van dit onderzoek zijn inzicht te
verschaffen in de manieren waarop potentiële klanten een
dierenartsenpraktijk kiezen, de marketingconcepten waarop hun
uiteindelijke keuze is gebaseerd en de benadering van de markt die

a.w.i.molhoek@students.uu.nl, Fazant 40,8281 gk Genemuiden.

II Correspondentieadres: n.endenburg@uu.nl, faculteit Diergenees-
kunde, departement Dier, Wetenschap en Maatschappij, Postbus
80166, 3508
TD Utrecht.Tel.: 030-2532615, Fax: 030-2537997.

dientengevolge voor dierenartsenpraktijken de meest effectieve is.
Het keuzeproces is onderzocht middels een vragenlijst die is
ingevuld door iig diereigenaren. Deze diereigenaren zijn
allemaal in januari
2005 of later klant geworden van één van
de acht geselecteerde dierenartsenpraktijken. Al deze dieren-
artsenpraktijken zijn aangesloten bij de Dierenartsen Dienst-
groep Domstad te Utrecht.

Dit onderzoek toont aan dat mond-tot-mondreclame de meest
effectieve manier is om het klantenbestand te laten groeien:
S2,8 procent van alle respondenten hoorde voor het eerst van de
praktijk van hun keuze via een andere klant.

De overige respondenten hoorden voor het eerst van de
praktijk door toevallige passage van het praktijkgebouw
(17,2%), een advertentie in de Gouden Gids (14,1%), de website
van de praktijk (
15,5 %) en het telefoonboek (10,g %). Op basis
van deze resultaten kan gesteld worden dat deze promotie-
middelen de investering waard zijn. Dat is niet van toepassing
op advertenties in kranten en tijdschriften: geen enkele respon-
dent maakte kennis met de praktijk via deze media.

De respondenten blijken hun keuze voornamelijk gebaseerd te
hebben op personeel en product (het totale dienstenpakket en de
kwaliteit ervan) en in mindere mate op plaats, maar veel
klanten hebben hun keuze ook gebaseerd op promotieactiviteiten
en prijs.

Omdat huisdiereigenaren blijkbaar zoveel aspecten in
overweging nemen bij de keuze van een dierenartsenpraktijk, is
een werkwijze volgens de marketingbenadering (de klant met
zijn/haar wensen en problemen staat centraal) cruciaal.

introduction

Veterinary practice owners recognize that they need to
market their services: everybody does it (3). According to
Meyers, American practice owners spend up to
t% of their
total practice income on recruiting new clients (12a). This
is necessary because on average 20% of existing clients are
lost annually (r2b). This substantial loss of clients makes
it necessary to review the marketing options of veterinary
practices.

According to the production-oriented approach, price
is the client\'s main selection criterion (r4a). The product-
oriented approach emphasizes the importance of the
quality of the medical practice (14a). The third orientation,
the sales approach, assumes that clients need to be urged
to buy through sales- and promotion activities (14a). The
fourth and last orientation type, the marketing orienta-
tion, focuses on the client\'s needs and wishes (r4a).
According to the survey by Schuurmans and Smidts,
Dutch veterinarians primarily follow the product-oriented
approach (14b). Practice owners can use six tools (the
so-called marketing mix) to pass on the practice strengths
to the target group (2,6,14a, 15):

-ocr page 7-

This is the total package of services
Offering a service on demand
Costs for the client
Advertisements in newspapers
and magazines, articles in
newspapers, websites, etcetera
Communicative skills,
animal-handling skills, etcetera
Appearance of the practice building
inside as well as outside

Schuurmans and Smidts asked i66 Dutch veterinarians on
which criteria they thought potential chents judge
veterinary practices (14b). Some answered \'no good ones\'
(18%); others mentioned a trial consultation (visiting the
practice to take a closer look at the building and the way
animals are handled; 41.3%). Word-of-mouth referral was
also mentioned frequently When asked for criteria a pet
owner should use to choose a veterinarian, 15% of the
veterinarians mentioned \'local accessibility\' as the most
important criterion and 9% mentioned \'professional
competence/experience\' (14b). However, clients may
assume that a practice provides good veterinary medicine,
so that other aspects of a practice\'s services will determine
their choice (14a).

In 1996 the American Veterinary Medical Association
investigated which factors actually influenced the
selection of a veterinary practice by pet owners (10). \'A
practice nearby\' was mentioned by 65% of the interviewed
pet owners as an important factor. Word-of-mouth referral
was mentioned by 42% of the respondents, prices by 39%,
practice opening hours by 31%, and having a road sign by
7%. Pfizer investigated the motivational aspects of
practice selection in 31,000 clients (12a) and found that
word-of-mouth referral was the most important determi-
nant of client choice: 53% of the respondents had been
referred to the practice by an existing client. Of all
respondents, 45% set store by the location of the practice,
and 7% found a Yellow Pages advertisement important. Of
less importance were road signs (2%), advertisements in
newspapers (r%), and personal mailings (1%).

According to McCurnin, pet owners do not base their
choice of practice on the veterinarian\'s knowledge or
professional expertise (8), but instead on the location of
the practice, followed by the veterinarian\'s personality and
animal-handling and communicative skills. Although
word-of-mouth referral was important, McCurnin was of
the opinion that practice choice is usually based on the
personality of the veterinarian and the other personnel
rather than their knowledge and professional skills.
Messonier found that a satisfied client on average tells five
other people about his or her positive experiences
regarding the veterinary practice of choice (9). Although
prices were important, Messonier considered pricing to be
the least effective tool of the marketing mix (9). Dooley, a
management consultant, agreed with him (4): \'Except that
10 to 20% of the consumers who only pay attention to the
lowest prices, pricing is not an important motivating

Product

Place

Price

Promotion

Personnel

Presentation

factor in most purchasing decisions provided that the
quality of the products and the service justify the price\'.

A survey of the wishes of 37,000 American pet owners
regarding veterinary services (11) revealed the availabihty
of an emergency service to be the most important,
followed by the availability of diagnostic testing (blood
tests). The respondents considered radiology, dental care,
and distribution of leaflets to be the least important.
When asked about practice opening hours, 36% of the
respondents preferred Saturday morning opening, 23%
were in favour of weekday evenings, and 14% of Saturday
afternoon consultation.

In 1989 a study performed in the United States investi-
gated the effectiveness of advertisements in the Yellow Pages
(7a, 7b). About 60-70% of new clients chose their veterinary
practice by word-of-mouth referral (7a), and only consulted
the Yellow Pages to look up the practice telephone number
rather than using the Pages to look for a veterinarian (9). For
this reason, Levoy concluded that a Yellow Page advertise-
ment has little or no influence in selecting a veterinary
practice (7a). A questionnaire sent to American veterinary
practices (7b) showed that 71.1% of 135 responding
veterinarians reported that 0% to 30% of their clients used
the Yellow Pages to choose a practice. A small majority
(55.1%) of 227 responding veterinarians thought a Yellow
Page advertisement was not worth the investment. In
contrast, Bernstein and Freiermuth\'s survey among several
medical practitioners (not only veterinarians) revealed that
many practitioners think that an advertisement in the
Yellow Pages is worth the investment (i).

In 2003 Van Os investigated the experience of Dutch
veterinary practices with their websites (13). Of the 44
responding practices with their own website, 20 (45%)
stated that every now and then new clients were attracted
through the website and 7 (16%) stated that this happened
frequently. According to 30% of the respondents, new
clients attracted by the website differed from existing
clients by being less concerned about pricing. Although
opinions differed about the cost/benefit ratio of a website,
almost 50% of respondents thought that having a website
was cost effective. It should be mentioned here that many
practices kept website costs low by designing and maintain-
ing the website themselves instead of using professionals.

Van Os confined himself to practice-owned websites,
but many Dutch veterinary practices would like to know
to what extent this and other aspects play a role in pet
owners\' decision to choose a parricular veterinary practice.
This is also the case with the Dierenartsen Dienstgroep
Domstad in Utrecht, the Netherlands. The members of this
foundation were especially interested in the effectiveness
of the Yellow Pages in recruiting new clients. For this
reason, they agreed to participate in this pilot study, which
aims to determine how potential chents become aware of
a veterinary pracrice, and in particular the marketing
concepts on which their final choice is based, knowledge
of which would help veterinary practices to position
themselves in the market.

-ocr page 8-

materials and methods

The population of this pilot study consisted of pet owners
who became a client at one of the eight member practices
of the Dierenartsen Dienstgroep Domstad for companion
animals in January 2005 or later. During 6 weeks in
September and October 2006, each client who came to one
of the practices was asked if he or she had become a client
in that particular period (or if necessary the patient file
was checked). If the selection criteria were met, the client
was asked to fill in the questionnaire on the spot before or
immediately after the consultation took place and to
return the form before leaving the building. The question-
naire consisted of three parts and was accompanied by a
letter explaining the purpose of this pilot.

The first part of the questionnaire asked about the
client\'s sex and age, and species of the pet(s). The second
part consisted of one question: \'How did you ƒ rsf hear
about the practice of your choice?\' The third and largest
part of the questionnaire dealt with specific aspects of
veterinary practices (product, place, price, promotion,
personnel, and presentation) that were important to the
decision-making process, scored as unimportant, slightly
important, important, or very important The statistical
software program
spss, v.12, was used to process the
results.

results

General

All clients approached agreed to participate and complete
the questionnaire. Some of the participating practices
allowed the clients to take the questionnaire home with
them. The response rate among these respondents was not
clear but was very low. A total of 129 pet owners who
became a client in January 2005 or later actually respond-
ed. Most respondents were younger than 40 years (69.5%)
and most were women (69.9%).

Practice familiarity in general

All but one respondent filled in the way in which he or she
first heard of the practice of choice. Most respondents
(32.8%) first heard of the practice of their choice through
another pet owner (figure I). The proportion of respon-
dents who chose the practice for another reason did not
differ significantly, ranging from 10.9% to 17.2%. None of
the respondents first heard of their chosen practice
through an advertisement in a newspaper or magazine,
although all practices regularly advertised in local
newspapers and magazines in the period in question
(January 2005-October 2006). Fifteen respondents first
heard of the practice in another way. Three respondents
who became client were familiar with the practice from
childhood on.

Practice familiarity per age group

More pet owners aged 41 years or older than younger pet
owners (<40 years) first heard of the practice from another
pet owner (53.8% versus 23.9%, respectively). In contrast,
younger pet owners used the Yellow Pages and the practice

website more often than the older owners (Yellow Pages
18.2% versus 5.1%, respectively, website 18.2% versus
2.6%, respectively). This relation between age and practice
familiarity was statistically significant (x\'=i 5,689; df=5;
p=o.oo8).

Familiarity with practices with or without their

private website

There were two main differences between practices with
their own website and those who shared a website with
other practices. First, none of the clients of a practice with
a shared website heard of that practice through the
website. Second, the percentage of clients that first heard
of the practice through another pet owner was higher for
the practices that shared a website than for practices with
their own website, namely 53.3% versus 26.5%, respec-
tively (x\'=7,485; df=i; p=o.oo6). Owning or sharing a
website was not associated with the proportion of clients
that first heard of the practice through an advertisement
in the Yellow Pages or the phone book. Consequently, a
Yellow Pages advertisement and the phone book proved to
be equally important to both practice types.

Importance of marketing mix aspects

Product

The importance of this marketing mix aspect is outlined
in table i. The importance of the quality of treatment in
the choice of veterinary practice was only evaluated
among respondents who heard of the practice from
existing clients (the only way for potential clients to get an
impression of the quality of treatment). Respondents who
found their practice of choice through the Yellow Pages or
the phone book set significantly less store by the quality of
treatment than those respondents who found their
practice in another way (U=i 110.500; p=0.024).

Place

The importance of place is outlined in table 2. The way a
client first heard of the practice was significantly associ-
ated with the importance ascribed to a distance as short as
possible to the practice (x\'=i4,657; df=5; p=o.oi2). Clients
who heard of the practice first through the practice

-ocr page 9-

website set the greatest store by a distance as short as
possible, followed by clients who found the practice in the
Yellow Pages, clients who found the practice in the phone
book, and clients who walked or drove passed the practice.
Respondents who first heard of the practice through
another pet owner considered the distance less important,
and those who heard of the practice in another way
considered the distance to the practice to be least impor-
tant.

Price

The importance of prices (consultation fee, surgery fee,
and product prices) was evaluated. As the results were
very similar, only those for the consultation fee will be
discussed. The consultation fee was considered \'very
important\' by 17.3% of respondents, \'important\' by 38.6%
of respondents, \'slightly important\' by 33.9% of respon-
dents, and \'unimportant\' by 10.2% of respondents. A
Kruskal-Wallis test showed there was no statistically
significant correlation between the way people first heard
of the practice and their cost-awareness.

Promotion

The importance of promotional activities is outlined in
table 3. All respondents who first heard of the practice
from another pet owner (n=4i) got a positive impression

of the practice by talking with these and/or other pet
owners. When asked to indicate the importance of this
impression all respondents chose \'important\' (53.7%) or
\'very important\' (46.3%).

Personnel

The results in this category are outlined in table 4. The
respondents considered the veterinarian\'s animal-handhng
skills to be more important than his/her communicative
skills when choosing a practice (x\' =9,529; df=i; p=o,oo2).
When choosing a practice, the respondents considered the
veterinarian\'s communicative skills to be as important as
the quality of treatment provided. Only 7.9% of respondents
expressed a preference for a male or female veterinarian.

Presentation

Many veterinary practices invite potential clients to come
and have a look at the practice and its facilities. In this
survey, 62.4% of the respondents accepted this invitation
(n=78) and in this way received a positive impression of
the practice. This positive impression contributed to the
selection of a practice by 96.2% of these respondents.
Some pet owners received a positive impression of the
practice by talking to existing clients and also by visiting
the practice. They considered talking to existing clients to
be as important as visiting the practice.

Diagnostic possibilities {n=i2g) Specialist services (n=3i)

Quality of treatment (n=8i)

Unimportant (%) 1.2

Slightly important (%) o

Important (%) 39.5

Very important (%) 59.3

22.6
22.6
41.9
12.9

17.2
16.4
40.6
25.8

Table i. Importance of the marketing mix aspect \'product\'.

24hour emergency
service (n=i29)

Consultation without
appointment (n=48)

Evening consultation
(n=i29)

Distance to the practice
building (n=i29)

Unimportant (%) r 6.4

Slightly important (7o) 28.1

Important (%) 32.1

Very important (%) 23.4

14.6
ro.4
50.0
25.0

10.2
8.6
41-4
39.8

10.2
22.0
33-9
33-9

Table 2. Importance of the marketing mix aspect \'place\'.

The website (n=i29)

An article in a newspaper/
magazine (n=43)

Experiences of existing clients
with the practice (n=83)

Unimportant (%) 15.7

Slightly important (%) 29.2

Important (%) 40.9

Very important (%) 14.2

8-4
t2.0
49-5
30.1

41.9
25.6
20.9
11.6

Table 3. Importance of the marketing mix aspect \'promotion\'.

The veterinarian\'s
communicative skills (n=i29)

Animal handling skills
(n-129)

An orientating phone call
(n=75)

Unimportant (%) 4.0

Slightly important (%) r.6

Important (%) 36.5

Very important (%) 57.9

0

4.0

254
70.6

2.7

r6.o
60.0
21.3

Table 4. Importance of the marketing mix aspect \'personnel\'.

-ocr page 10-

Arrangement of discussed aspects in order of importance
These aspects were ranked in order of importance for
choosing a veterinary practice, using the Friedman test
(table 5). Thirty-five cases were evaluated because
35 respondents filled in the complete questionnaire and/or
all aspects applied to them. All aspects were ranked from
high to low scores and successive aspects were compared
using a Friedman test to detect a significant difference in
the rank score. Then the mean rank score of aspects that
could be grouped in one marketing concept was calcu-
lated. The results of this test showed that pet owners
primarily based their choice of practice on personnel and
product.

discussion

Research method

Although participants were asked to indicate what they
considered important when they chose a veterinary
practice, it is inevitable that many respondents were
influenced by their current ideas and opinions about the
practice. In this respect, it would be better to interview

Aspect

Rank Mean rank

1. Personnel

Way of handling animals i

The veterinarian\'s communicative skills 2

Positive impression of the practice through 7.0

a phone call ii

Male or female veterinarian 14

2. Product

Quality of treatment 2

Quality of aftercare 3

The practice\'s diagnostic possibilities 4

Providing leaflets 12 7.7

Specialist services 12

Experience and competence with species

other than dogs and cats 13

3. Place

Evening consultations 5

Emergency services 6

Short waiting time 6
Distance as short as possible to the

practice building 7
The veterinarian\'s willingness to make

a round 8 9.6

Consultations without appointment 12

Saturday consultations 13

Accessibility by public transport 13

Enough parking facilities nearby 13

Free parking facilities 13

4. Promotion

Word-of-mouth referral 9

The website 12 11.3

Positive impression of the practice through

an article 13

5. Price

Surgery fees 10

Consultation fees 12 11.8

Product prices 12

Possibility to pay on account 13

Table 5. Ranking of the marketing mix aspects.

clients when they come for their first consultation but this
may be time-consuming and might not be feasible. In
retrospect, the wording of the introduction of the question-
naire about marketing mix aspects should have made it
clear that respondents could choose \'unimportant\' if they
did not know anything about this aspect. Uncertainty
about this might have led respondents not to complete the
questionnaire. However, we do not think this will have led
to unreliable results because when we selected respon-
dents who would be expected to know about these specific
aspects, results deviated by less than 5% from those for the
complete sample. This potential problem could be avoided
by asking how people became informed about each item,
but this would lead to a longer questionnaire, which in
turn might lead to diminished willingness or too little time
to complete the questionnaire. We observed that the
response rate was poor if clients were allowed to complete
the questionnaire at home.

Familiarity with the practice

Word-of-mouth referral
Word-of-mouth referral was higher in this survey than in
other surveys (7a, 10, r2a). In this survey, 32.8% of
respondents first heard of the practice of their choice
through fellow pet owners and all of them gained a
positive impression of the practice by talking to these and/
or other pet owners. Moreover, this was experienced as
\'very important\' or \'important\' in choosing the practice. In
addition, many respondents talked with other pet owners
about the practice after they first heard about the practice:
66.4% of all respondents got a positive impression of the
practice by just talking with other pet owners and 91.6%
of them set store by it in actually selecting the practice.
This means that 33.6% (=66.4 - 32.8%) of the respondents
later spoke with other pet owners about the practice and
gained a positive impression.

McCurnin also recognized the importance of word-of-
mouth referral, but he beheved this is mostly based on the
marketing tool personnel rather than on the marketing
tool product (8). However, we found both personnel and
product to be very important (table i). It should be remem-
bered that respondents were not informed fully about all
aspects by talking with existing clients. Earlier surveys did
not evaluate the type of clients that primarily decide to
select a particular practice based on word-of-mouth
referral. We found word-of-mouth referral to be more
important for respondents older than 41 years than for
younger participants. Interestingly, word-of-mouth
referral recruited significantly more clients to practices
with a shared website than to practices with their own
website. Thus word-of-mouth referral is the most effective
way of promoting a veterinary practice.

Passing-by the practice
The practice\'s exterior (sometimes with a road sign) is an
effective way of promoting the practice (figure r), and in
this study attracted more clients than reported in earlier
studies (10, r2a).

-ocr page 11-

The Yellow Pages
The effect of a Yellow Pages advertisement has only been
evaluated in the United States (i, 7b, 12a). In contrast to
those surveys, we explicitly asked respondents how they
first heard about the practice of their choice. The proportion
of respondents who answered \'through the Yellow Pages\'
was twice that reported in the Pfizer Animal Health Study
(12a). However, the results of this survey regarding the
effectiveness of the Yellow Pages are consistent with those of
the American studies, which showed that most (7i.r%)
American veterinarians reported that 0% to 30% of their
clients had based their choice on an advertisement in the
Yellow Pages (7b). In this survey, we found a Yellow Pages
advertisement to be significantly more effective in attract-
ing young clients (age 40 or younger) than older clients (age
41 or older). The Yellow Pages advertisement was the third
most effective promotional means (figure i). In addition, the
Yellow Pages advertisement was equally important for
practices with or without an own website. Thus a Yellow
Pages advertisement is a worthwhile promotional activity,
confirming the results of earlier surveys (i, 7b).

The website

In this survey, own websites attracted relatively many new
clients whereas shared websites attracted few clients. For
practices with their own website, the website was the third
most effective promotional means. When using Van Os\'s
quantification (r3), it is fair to presume that practices with
their own website regularly attract new clients in this way.
In fact, only 5.9% of the respondents who first heard of the
practice through the website found this unimportant in
selecting a practice. Even if respondents did not at first hear
about a practice through its website, many visited the
website later on: 84.3% thought the practice\'s website
important. Thus an own website, rather than a shared
website, is effective in attracting new clients. Although we
did not calculate the cost/benefit ratio of a practice website,
it is probably positive and possibly even to the extent that
a more professional approach is advisable.

A practice website, like the Yellow Pages advertisement,
attracted especially younger clients (40 years or younger).
Moreover, according to 30% of the practices that partici-
pated in Van Os\'s survey, clients who are attracted via a
website differ from existing clients by being less concerned
about pricing (13). We did not detect a statistically signifi-
cant relationship between the importance ascribed to
pricing and the way respondents first heard of the practice.

The telephone book
The phone book was the least effective way of attracting
clients, but its importance must not be underestimated.
Many respondents subsequently used the telephone book
to look up the phone number of the practice they chose.

Advertisements in newspapers and magazines
Earlier surveys showed advertisements in newspapers and
magazines had little or no effect in canvassing for clients
(12a). We also found that no clients first \'heard\' of the

practice through an advertisement in a newspaper or
magazine.

The six marketing mix tools

Product

Even though some veterinarians think pet owners should
base their selection of a practice on the veterinarian\'s
competence (r4b), many experts are not convinced this
actually is the case (8,14a). We found that 98.8% of the
respondents who gained a positive impression of the
practice by talking with other pet owners found the quality
of treatment important or very important in their choice of
practice. If respondents really talked with existing clients
about the quality of treatment is hard to verify On the
\'aspects\' ranking (table 5), the quality of treatment finished
second together with the veterinarian\'s communicative
skills, but at the same time it is impossible to verify if
respondents really knew about the quality of treatment.

The importance ascribed to specialist services and
leaflets is consistent with the results of an American
survey (11). However, we found the importance ascribed to
the practice\'s diagnostic possibilities much higher than in
the above-mentioned American survey.

Place

The importance of the location of the practice has been
demonstrated earlier (8, ro, 12a, r4b). We found that
89.9% of the respondents considered the practice location
to be important, although it was not the most important
decision-making criterion (table 5). Just like American pet
owners (11), Dutch pet owners valued a 24-hour emer-
gency service, with 83.6% of all respondents considering it
important when choosing a practice (table 5). As in earlier
surveys (10,11), we found opening hours to be important,
and particularly evening consultation hours (89.9%
compared with 23.0% in an American survey (r r)) and
consultations without an appointment (85.4%) (see table
5). Just like American pet owners (ri), the respondents
expressed a preference for visiting the practice on
Saturdays. Moreover, even though their present practice
was closed on Saturdays, 74.3% of the clients still reported
a preference for Saturday consultations-hours as a practice
selection criterion.

Price

The proportion of respondents who based their choice on
price was higher than the 39% found in an earlier survey
(ro): in all three categories (prices of consultations,
products, and surgery) over 80% of the respondents chose
\'slightly important\', \'important\', or \'very important\'.
However, the \'mean importance\' ascribed to price was
relatively low (table 5), confirming Dooley and
Messonier\'s opinion that price is not a really effective
marketing tool (4,9).

Personnel

The results of this survey are consistent with McCurnin\'s
hypotheses that pet owners attach considerable impor-

-ocr page 12-

tance to animal handling and the communicative capabili-
ties of the veterinarian when selecting a practice (8). These
were ranked the two most important aspects (table 5).

Promotion

See \'Practice familiarity\' earlier in this survey

Presentation

In Schuurmans and Smidt\'s survey, 41.3% of the participat-
ing veterinarians considered a trial consultation a good way
for potential clients to assess a veterinary practice (14b).
The results of this survey support this outcome: 62.4% of
the respondents visited the practice before making their
final decision, and 96.2% considered this important when
choosing a practice. On average, a positive impression was
equally important as talking with existing clients.

conclusions

Although word-of-mouth referral is the most effective way
of promoting a veterinary practice, other promotional
means, except advertisements in newspapers or magazines,
are also worth investing in. Pet owners base their selection
primarily on personnel (especially animal handling and
the communicative skills of the veterinarian) and product
(in particular the quality of treatment) aspects, but the
practice location is also important. Promotion and price
were less important but should not be underestimated.

On the basis of our findings, we conclude that the
production (price is the only selection criterion)- and sales
(client is urged to buy through sales- and promotional
activities)-oriented approach towards the market are
unsuitable for veterinary practices. The product-oriented
approach used by most Dutch veterinarians (14b) is also
no longer appropriate for the situation as sketched in this
survey: pet owners do not only and/or primarily pay
attention to quality. The marketing approach focussing on
the client\'s wishes and problems is thus the only suitable
approach for veterinary practices.

Although only external marketing strategies (aimed at
regaining lost clients and attracting new cHents) were
evaluated in this survey, it should be emphasized that
internal marketing techniques (aimed at maintaining
clients) are much more important to veterinary practices
because they are more cost beneficial (6,9). According to
Myers, attracting a new client is up to five times more
expensive than keeping an existing client (12a). Further-
more, 20% of existing clients provide 80% of the total
income of a practice (9).

According to communication expert Kroone, the basic
definition in marketing is still: \'What would you like.... ?
(5)\' Kroone is convinced that veterinarians who really
want to market their practice should ask their clients\'
opinion about the practice\'s services. In this way, they can
optimize services, increasing client satisfaction (internal
marketing). Given that word-of-mouth referral was the
most effective promotional means in this survey, this
approach would also improve a practice\'s external
marketing too, without any extra effort. After all, a
satisfied client on average tells five other people about his
or her experiences (9).

The message of this survey is that veterinarians should
make sure that their existing clients are satisfied. They
should regularly evaluate their clients\' satisfaction and
wishes, because satisfied clients will bring in the majority
of new clients. Investment in personnel and product is the
most effective way to improve client satisfaction.

acknowledgements

We would like to thank a few people for their participation
in this survey In the first place the veterinarians concerned
(M.L Klein-Berkeljon, J.P van\'t Hoff, E.H. van der Hoeven,
PH. Copijn, J.W.A. Vogel, I. Luning, A.J. Hajunga, G.
Blokland, and S.J. Kleinjan) and their assistants.

Finally a special thanks to Royal Canin the Netherlands
and Virbac the Netherlands.

literature

1. Bernstein A and Freiermuth D. The Health Professional\'s Marketing
Handbook. Year Book Medical Publishers, Chicago. 1988.

2. Boekema JJ, Broekhoff MA, Bueren EB, Koornstra RH and Oosterhuis A.
Basisboek Marketing, 4"\' ed. Wolters-Noordhoff, Groningen, 2000.

3. Deleu S. Marketing geen vies woord: iedereen doet het! Tijdschr
Diergeneeskd 2001; 126:88-90.

4. Dooley D. Are you a generic dvm , or a brand-name doctor? Veterinary
Economics 1993; 34 (8): 60-63.

5. Graafsma C and Kremers M. De basis van alle marketing: wat blieft u?
Tijdschr Diergeneeskd rggS; 123: 75r-754.

6. Kotler P, Armstrong G, Saunders I and Wong V. Principes van
marketing, 3"* ed. Pearson Education, Amsterdam, 2003.

7a Lofflin Is your Yellow Pages ad working? Veterinary Economics
1989; 30(5): 35-4i.

7b Lofflin |. The Yellow Pages report; battling the pressure to buy.
Veterinary Economics r989; 30(10): 58-64.

8. McCumin DM. Client management. In: Veterinary Practice Manage-
ment. Ed. McCurnin DM. J.B. Lippincott Company, Philadelphia, 1988:
pp. 24-40.

9. Messonier SP Marketing Your Veterinary Practice (part i). American
Veterinary Publications Inc., Goleta, 1995.

10. Moreau P Client\'s needs and client\'s expectations. Oral communica-
tion at the Wodd Small Animal Veterinary Association 2003 congress.
Summary on http://www.vin.com/proceedings.

11. Myers WS. What do clients want? Veterinary Economics 1997; 38(6):
40-49-

12a.Myers WS. Secrets of Successful Marketing: part r and 2. Oral
communication at the Atlantic Coast Veterinary Conference 2oor.
Summary on http://www.vin.com/proceedings.

12b.Myers WS. Referral Programs that Get Result. Oral communication at
the Atlantic Coast Veterinary Conference 2001. Summary on http://
www.vin.com/proceedings.

13. Os ]L van. Meer praktijken online meer mans. Tijdschr Diergeneeskd
2004; 129:8-t2.

i4a.Schuurmans AJ and Smidts A. Marketing in de dierenartsenpraktijk;
een theoretisch kader. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115:262-271.

i4b.Schuurmans AJ and Smidts A. Empirisch onderzoek naar de
marktgerichtheid van dierenartsen in Nederland. Tijdschr Dier-
geneeskd 1990; 115; 307-320.

15. Tant P Marketing van een dierenartsenpraktijk. Master\'s thesis, main
subject; agriculture and biotechnology, Catholic College Kempen
(Belgium), 2006.

Artikel ingediend; 10 juni 2008

Artikel geaccepteerd; 23 september 2008

-ocr page 13-

mQf.

Miyi

é ..

iin

100% natriumsalicylaat

Eerste keus orale ontstekingsremmer
voor kalf en varken

Uitstekend oplosbaar in water en melk

O dagen wachttijd

Oplosbaar, Stabiel, Zeker!

wjlef w» omgwoetd le wotden lot hel poeder geli^lig wnJeeW i». De« c^)loiui>q wordt ddn al roerend toegevoegd «n de tweeBte«] druAwal« die in een
tijdsvfMnrit vin i lo» 4 uur /al worden verbruikt en (tient Iweertual per dag te worden loeqediend. Oe maximale 0()loibaarhe«d van Solatyl in waler beilraaqt
ongeveer 100 g liler. Wachttermijn; Myer^n; (or9aan)vlc«: nul dacjeo. VjrteW (orgaa^^^e« nul d^i.
NhH gel)ru*en bij koeten die mt* voor memeti^-
consumi««\' producerw. Spetiale Waar«huwingen; Spgyjle yootwuwn^it\'iseiw.vsof.öfibrviis^i Aange/«» naHiuniMlic>Uil (Je bJoediloU.ng kan
alremnKn, n hel al le raden chinxrg«lw ingctpen die niet spoedenend wl te voeren binnen 7 dagen na I>eeindigin9 van de behanddinq. Speti^ y.oojpxgj-
a5MlJt^ielfin.JfeI8ï!ia<teMJÏ«öe« P«wi»en tntl een beleende overgeviK-bgticHl voor naltiomMiKylaal of «?n«.inle

fjrmacedtisthe producten (bijv. aspiriiH\') moeten contacl met hel diergiH)e«mtddd viimijden. Irrilatie van de hmi, de ogen en de liKhtweqtn kan voorkomen
C;ebru.k.liKJe!na\'jKhl.ei).toAK?: CeUu* wordt afgeratkntijdei.» de diatht en de lactatie.

OSS/il^é: Kalveren verdragen doswingi-n itrt 80 ntgluj gedurende S dagen of 40 mg kg gedurettde 10 d^i, ronder enig ongewemt e«lecl Varkens verdragen
doies lot \\ 75 mg kg gedurende ten hoo^e 10 dagen, «mder beUngn|ke iwgewenile oHeclen. In qnal van acute overdoiewtg, rewNeerl mtravwwtue inluve van
bKartxjnaal in een snellere ialKlifi<iMKj van sakylwur door alkalrtering van de uwte, wat levem nuttig kan /»k» om de (secundairc melabole) acKloie te coni.;eren
Speciale voor^orgvmaalregelen bij bewaren: HoucSwaheid na eeiile openwig van de tootamei: 6 maanden. UilUuitend voer diergeneeskundig gebruik.
RegiHratiehoudcr: Euiovei Ammal Heallh BV, Handdjweg 2$, SS3I Af Sladel. Vt^dc-re mformalie n op aanvraag liexhikbaar Ixj de betreliendi\' ondniiemiiig.

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00, www.eurovetanimalhealth.com

/Inimal Health

-ocr page 14-

Minder schapen

Het aantal schapen in Nederland is
in 2008 in vergelijking met 2007 met
II procent gedaald tot 1.212.956. Dit
blijkt uit de landbouwtelhng van het
CBS. De oorzaak wordt vooral gezocht
bij de uitbraken van blauwtong. Het
ijkpunt van de telling was april 2008.
Het aantal ooien daalde met 9,5 procent
naar 583.408 stuks. Op i april dit jaar
werden 23.647 rammen geteld, ruim 30
procent minder dan vorig jaar. Het aan-
tal lammeren daalde van 690.699 naar
605.901 stuks. Ons land telt nog 13.567
schapenhouders, 246 minder dan vorig
jaar. Het totaal aantal runderen in
Nederland is in 2008 met 3,4 procent
toegenomen tot in totaal 3.890.195 die-
ren. De melkveestapel is toegenomen
tot 1.466.134, een stijging van bijna 4
procent. Een verklaring hiervoor is de
quotumverruiming. In Nederland wa-
ren in 2008 nog slechts 20.746 melkvee-
houders. De geitensector blijft groeien.
Er zijn in Nederland in totaal 354.878
geiten, 9,5 procent meer dan vorig jaar.
Het
cbs telde 4.153 geitenhouders, 16
minder dan een jaar daarvoor.

Agrarisch dagblad

\'Beroepsaansprakelijk-
heid in de praktijk\'

U kunt alvast een datum noteren in
uw nieuwe agenda: op 19 maart 2009
organiseert de
knmvd namelijk in
samenwerking met Proteq Dier & Zorg
een symposium dat geheel in het
teken staat van de veterinaire beroeps-
aansprakelijkheid.

Wat kunt u op dit symposium
verwachten? Zeer gekwalificeerde
sprekers zullen het onderwerp
\'Beroepsaansprakelijkheid\' vanuit
diverse invalshoeken bespreken.
Tijdens het symposium komen ten
eerste praktische vragen aan de orde,
waar zowel praktijkeigenaren als
medewerkers in loondienst direct mee
aan de slag kunnen. U kunt hierbij
denken aan zaken als het minimali-
seren van de financiële risico\'s, de
hoogte van het te verzekeren bedrag
en informatie over wat gebruikelijk is
in de beroepsgroep. Verder wordt
ingegaan op de relatie tussen beroeps-
aansprakelijkheid en het veterinair
tuchtrecht, de rol van de consument
en beroepsaansprakelijkheid in de
humane geneeskunde. Welke tips
levert een kijkje over de schutting op?

Al met al biedt het symposium een
uitstekende gelegenheid om uw
kennis over beroepsaansprakelijkheid
aan te scherpen en uw eigen vragen
aan de deskundige sprekers voor te
leggen. Medio januari worden het
programma, de prijzen en de datum
waarop de inschrijving wordt ge-
opend, bekendgemaakt. Wij houden u
via de website, nieuws-e-mails en het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde op de
hoogte.

Workshop vitaliteit in
2009

De workshop \'Vitaliteit\' van de Assis-
tenten Academie is zeer enthousiast
ontvangen en daarom gaat Viteaux
in het nieuwe jaar weer fris van start
met twee nieuwe workshops op
vrijdag 23 en vrijdag 30 januari 2009.
Het programma van de Assistenten
Academie is gericht op de individuele
werknemer en biedt werkgevers
mogelijkheid hun waardering voor
medewerkers te uiten. De workshop
omvat onder andere een gesprek
met een Arboarts over de manier
waarop men op dit moment in het
leven staat. Een coach op het gebied
van persoonlijke effectiviteit geeft
de deelnemers tips, bijvoorbeeld
over het meest efficiënte benutten
van mail en agenda. Tot slot zal een
stylist de persoonlijke presentatie van
de deelnemers verbeteren zodat ze
(meer) zelfvertrouwen ontwikkelen.
Er kunnen maximaal rs mensen
meedoen. De kosten bedragen 350
euro per persoon voor een persoonlijk
ontwikkehngsplan. Op de website
www.assistentenacademie.nl staat
een uitgebreid programma en een
sfeerimpressie. Voor meer informatie
en inschrijving kunt u terecht bij
Veterinair Organisatiebureau Vitaux
op (035)62 55 185.

Piepschuimkever

verspreidt

Campylobacter

De piepschuimkever {Alphitohius
diaperinus)
kan zorgen voor de
verspreiding van Salmonella en
Campylobacter in kippenstallen,
ontdekten onderzoekers van het cvi te
Lelystad. Ze beschreven hun onder-
zoek in
Applied and Environmental
Microbiology.
De onderzoekers gaven
de kevers met ziektekiemen besmet
water en voerden de kevers daarna aan
kippen. Zowel de kevers als de kippen
raakten besmet met Salmonella en
Campylobacter. Besmette kevers die
waren gevangen in een kippenschuur
en werden voorgezet aan de kippen,
zorgden voor een hogere besmettings-
graad bij de kippen. Het onderzoek
was al bekend in de kippensector,
waar de piepschuimkever gericht
wordt bestreden. De piepschuimkever
voedt zich met veevoer en afval in de
stal en houdt zich bij voorkeur op in
vloerkieren. De wetenschappers
vermoeden dat ook vliegende insecten
ziekmakende bacteriën verspreiden.

Resource

Minisymposium
Salmonella

Op dinsdag 27 januari 2009 organise-
ren de groep Gezondheids- en Kwali-
teitszorg
(gkz) van de knmvd en
studentenvereniging Hygieia een
minisymposium over het (internatio-
nale) Salmonellabeleid onder de titel
\'Salmonella science, fiction & facts\'.
Ir. Hans Schouwenburg van het
pve en
prof. dr. ir. Arie Havelaar van het
rivm
zullen het huidige Salmonellabeleid en
de achtergronden daarvan toelichten.
Er wordt onder andere antwoord
gegeven op de volgende vragen: wat
houdt het huidige beleid precies in,
hoe is het tot stand gekomen, wat zijn
de resultaten en wat is de rol van de
dierenarts? Verschillende deskundigen,
verbonden aan de ministeries van vws
en
lnv, de gd, het rivm, en het
bedrijfsleven, zullen zich presenteren

-ocr page 15-

tijdens het onderdeel \'Meet the expert\'.
Bezoekers krijgen dan de gelegenheid
de deskundigen op informele wijze te
bevragen over het onderwerp. De
middag wordt afgesloten met een
kritische noot door prof dr Serve
Notermans, medeoprichter van
adviesbureau Food doctors. De
dagvoorzitter is Jules Rojer Het
symposium vindt plaats van r4.oo tot
r/.oo uur in de collegezaal Paard,
Yalelaan 112-114, faculteit Diergenees-
kunde te Utrecht. De middag wordt
afgesloten met een borrel. De kosten
voor deelname aan dit minisymposium
zijn 10 euro (studenten 2 euro). Leden
van GKZ en Hygieia hebben gratis
toegang. Nadere informatie volgt via
de websites van de
knmvd/gkz en
Hygieia (www.voormensendiernl).
Neem bij vragen contact op met
noortje.reeuwijk@ 12m0ve.nl
(secretaris groep
gkz).

Inlegvel paardenpaspoort

Paardenpaspoorten zonder hoofdstuk
voor de registratie van diergenees-
middelen zijn vanaf i januari 2oro
niet meer geldig. Sinds de invoering
van het verplichte paspoort voor alle
paarden in 2004 geven de stamboeken
en het
knhs paspoorten uit volgens
hetzelfde, door de
eu voorgeschreven
model. In dit paardenpaspoort is ook
een hoofdstuk opgenomen voor de
registratie van diergeneesmiddelen
die aan slachtpaarden worden
toegediend. Op deze pagina moet de
toediening van diergeneesmiddelen
die op de \'positieve lijst\' staan, worden
vermeld met een wachttermijn van
zes maanden. In paspoorten die vóór
2004 zijn uitgegeven, ontbreekt dit

hoofdstuk. In 2009 wordt een nieuwe
eu-verordening van kracht waarin is
bepaald dat alle in omloop zijnde paar-
denpaspoorten moeten zijn voorzien
van een hoofdstuk over medicatie.

Om aan deze eis tegemoet te
komen, heeft het
pve een inlegvel
ontworpen voor paspoorten zonder
hoofdstuk over de medische behande-
lingen. Eigenaren van paarden
kunnen voor r juli 2009 een apart
inlegvel aanvragen bij de paspoort-
uitgevende instantie. Een lijst met
paspoortuitgevende instanties waar
men het inlegvel kan aanvragen, is te
vinden op www.nl-paardenpaspoort.
nl. De kosten zullen maximaal 7,50
euro per stuk bedragen. De inlegvellen
zijn voorzien van een ultraviolet raster
dat niet kan worden gekopieerd.
Zonder dit raster is het inlegvel
ongeldig en het paspoort dus ook.
Na I juli 2009 worden geen inleg-
vellen meer uitgegeven om het oude
paspoort compleet te maken. Vanaf
I januari 2010 is een paardenhouder
in overtreding wanneer het paspoort
niet volledig is.

Jaloerse honden

Honden ervaren een simpele vorm
van jaloezie, concluderen weten-
schappers uit gedragsstudies bij
tweetallen van honden met hun
eigenaars. De honden zaten naast
elkaar en werden gestimuleerd om
hun poot in de hand van de onder-
zoeker te leggen. Ze kregen als
beloning een stukje worst of brood.
Vergeleken met controlesituaties
reageerden de dieren anders bij een
oneerlijke verdeling van de belo-
ningen. De onderzoekers maten dit
aan de hand van hun reactie als de
tweede hond eten kreeg voor het
uitvoeren van zijn taak, maar de eerste
hond niet. De honden leken er niet om
te geven waaruit de beloning bestond
en of de tweede hond wel of niet een
opdracht moest doen. De onder-
zoekers suggereren dat honden-
jaloezie een evolutionaire voorloper
kan zijn van meer ingewikkelde
emoties bij primaten.
www.sciencedaily.com

Ziek door schapenmest

Meer dan 160 deelnemers aan een
mountainbiketocht in het Britse
Powys zijn ziek geworden als gevolg
van contact met schapenmest. Dit lag
in de weilanden waarlangs de fiets-
tocht voerde. De fietsers kwamen in
contact met modder, vermengd met
mest. Omdat velen voor het eten niet
hun handen wasten, raakten ze
besmet met de bacterie Campylo-
bacter Zij kregen daarop diarree en
moesten overgeven.

Agrarisch dagblad

Nieuwe Universitaire
Landbouwhuisdieren-
praktijk

Op I april 2009 start de nieuwe
Universitaire Landbouwhuisdieren-
praktijk
(uLP) Westelijk Weidegebied
bv. De Buitenpraktijk van de faculteit
Diergeneeskunde wordt geprivati-
seerd en ondergebracht in deze
ulp.
De nieuwe bv neemt het landbouw-
huisdierendeel over van Diergenees-
kundig Centrum \'Het Westelijk
Weidegebied\' uit Harmeien.

Het aantal veehouders in de
huidige Buitenpraktijk van de
faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht neemt gestaag af.
Het blijkt bovendien moeilijk goede
dierenartsen voor langere tijd aan de
Buitenpraktijk te binden. Met de
privatisering wil het departement
Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren de kwaliteit van het diergenees-
kundeonderwijs in de landbouwhuis-
dierencoschappen op lange termijn
kunnen garanderen.

De ULP Westelijk Weidegebied bv
komt te vallen onder de uu Holding.
De praktijk werkt in het begin vanuit
Harmeien en de Uithof, met het zwaar-
tepunt in Harmeien. Binnen twee jaar
zal de praktijk op één locatie ten
westen van Utrecht worden gevestigd.
De huidige praktijkeigenaar, dieren-
arts Rolf Been, wordt de directeur van
ULP Westelijk Weidegebied bv.

-ocr page 16-

Inhalatieanesthesie versus tiva (totale
intraveneuze anesthesie) vanuit
arboperspectief

LC. Akkerdaas\'

Met de introductie van de inhalatieanesthesie in de
veterinaire geneeskunde is een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de ontwikkeling van een kwalita-
tief goede anesthesie tijdens de (chirurgische) ingreep.
Vergeleken met die anesthesietechnieken waarbij
alleen gebruik wordt gemaakt van injecteerbare
anesthetica kan bij inhalatieanesthesie een hele reeks
chirurgische en diagnostische procedures worden
uitgevoerd zonder dat het anesthesierisico, dat aan elke
anesthesie verbonden is, op onverantwoorde wijze
wordt vergroot.

De voordelen van het gebruik van inhalatieanesthesie zijn:

- gelijktijdige zuurstofsuppletie;

- op een nauwkeurige wijze controleren en desgewenst
bijstellen van de anesthesiediepte;

- weinig tot geen metabolisme van het anestheticum;

- toepasbaar bij alle diersoorten.

Deze voordelen wegen, zeker als er regelmatig langdurige
operaties (langer dan 45 tot 60 minuten) worden uitge-
voerd, op tegen de extra tijd- en geldinvestering die
noodzakelijkerwijs gepaard gaat met het gebruik van
inhalatieanesthesie.

De nadelen die zijn verbonden aan het gebruik van
inhalatieanesthesie zijn:

- mogelijke vervuiling van de werkruimte met eventu-
eel schadelijke gevolgen voor de gezondheid van
gebruikers en medewerkers;

- aantasting van de ozonlaag (broeikaseffect).

arbowet

De huidige aandacht voor de verontreiniging van de
werkomgeving wordt primair ingegeven door bezorgd-
heid over de effecten van herhaalde blootstelling van de
mens aan inhalatieanesthetica.

Met betrekking tot chemicaliën, waaronder ook de
inhalatieanesthetica worden verstaan, schrijft de Arbowet
(Arbeidsomstandighedenwet) werkgevers én werknemers
voor de blootstelling doeltreffend te beheersen. Als
criterium geldt voor veel chemicaliën een
mac-waarde. De
mac-waarde is de Maximaal Aanvaarde Concentratie van
een schadelijke stof (oorspronkelijk Engels: \'Maximum

I Divisie Anesthesiologie, Departement Geneeskunde van Gezel-
^ schapsdieren.

Allowable Concentration\'). De mac-waarde is gedefinieerd
als: "De maximale concentratie van een gas, damp of nevel
of van een stof in de lucht op de werkplek, die bij inade-
ming gedurende de arbeidsperiode in het algemeen geen
nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de
werknemers en hun nageslacht." De eenheid die wordt
gehanteerd, is \'parts per million\' (ppm) of het aantal
milligram per kubieke meter lucht, als toegelaten maxi-
male concentratie over een achturige werkdag. Deze
concentratie is niet zozeer een na te streven bovengrens,
maar men is verplicht de blootstelling zoveel lager te
brengen als mogelijk is.

Ook inhalatieanesthetica worden gezien als chemische
agentia en voor een aantal ervan is een
m ac-waarde bepaald.

mac-waarde
(ppm,
tgg-S uur*)

Anestheticum

lachgas
isofluraan
sevofl uraan

152

153

Niet bepaald

MAC-waarde

-ocr page 17-

wordt gerealiseerd door op een effectieve wijze voorlich-
ting en instructie te geven over de arbeidsomstandigheden
en over de manier waarop de werknemer zich moet
beschermen door het juiste gebruik van technische
voorzieningen en het correct toepassen van werk-
procedures.

Maar ook de individuele werknemer heeft verplich-
tingen. Deze komen er in het kort op neer dat van de
werknemer \'verantwoord gedrag\' wordt verwacht.
Daarmee wordt bedoeld dat werknemers de nodige
voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht moeten nemen
met betrekking tot het vermijden van gevaren voor zowel
hun eigen veiligheid, gezondheid en welzijn als die van
anderen.

Een paar jaar geleden is de mac van halothaan vanwege
de mogelijke gezondheidsrisico\'s teruggebracht van 5 ppm
naar 0,05 ppm. Hierdoor is het thans onder reguliere
praktijkomstandigheden niet meer mogelijk om te
voldoen aan de normen van de Arbowet. Om die reden
moet het gebruik van halothaan, onder welke omstandig-
heden dan ook, sterk worden ontraden.

zo schoon mogelijk werken

Inhalatieanesthetica kunnen via kleine lekkages in het
anesthesiesysteem terechtkomen in de werkomgeving.
Door middel van het regelmatig (dagelijks) controleren
van het anesthesiesysteem op lekkage door het op druk
brengen van het anesthesiesysteem, kan men vroegtijdig
een lekkage opsporen. Lekkages treden frequent op in de
slangen en de ademballon maar ook in (te) oude, verdroog-
de en vervormde rubberen koppelstukken. Ook de

aanwezigheid van fijn gruis tussen de aansluiting van de
sodalimecanister en het systeem kan tot lekkage leiden.
Algemene voorzorgsmaatregelen zijn:

- bij voorkeur geen anesthesie geven via een kap (voor
inleiding of onderhoud) maar altijd intuberen en
\'cuffen\';

- verdamper vullen met behulp van de bijbehorende
vulsleutel;

- terugvoer van het capnometriemonster in het
anesthesiesysteem;

- actieve gasevacuatie van overtollige gassen en
dampen uit het anesthesiesysteem;

- goede ventilatie van de ruimte waarin de dieren
wakker worden;

- het laten controleren van de operatie- en uitslaap-
ruimte op vrijgekomen lachgas en/of isofluraan door
een gecertificeerd bedrijf.

tiva versus inhalatieanesthesie

Door gebruik te maken van tiva (totaal intraveneuze
anesthesie) kunnen de nadelen verbonden aan het gebruik
van inhalatieanesthesie geheel worden geëlimineerd. In
plaats van een inhalatieanestheticum maakt men dan
gebruik van continue toediening van een injecteerbaar
anestheticum, zoals propofol, bij voorkeur via een
infuuspomp. Tijdens chirurgische ingrepen kan bijvoor-
beeld een tweede pomp meelopen met een analgeticum,
zoals een opiaat. Net zoals bij inhalatieanesthesie worden
de patiënten bij de
TivA-techniek geïntubeerd en op een
anesthesietoestel aangesloten. Op die manier kan men
zuurstof supplementeren en de ventilatie bewaken en zo
nodig ondersteunen.

Argumenten voor het gebruik van tiva in plaats van
inhalatieanesthesie zijn:

- Met het beschikbaar komen van het kortwerkende
slaapmiddel propofol voor de veterinaire markt
verdwijnen een aantal van de voordelen van inhalatie-
anesthesie ten opzichte van tiva, zoals stuurbaarheid
en verlenging van anesthesie.

- Er treedt op deze manier geen vervuiling van de
ruimte met anesthesiegassen op en er is daardoor geen
potentieel gezondheidsrisico voor het personeel.

- Het toepassen van propofol met een infuuspomp lijkt
veel op de toediening van isofluraan aan de patiënt,
met een zelfde hypnotische werking, snelle inductie en
cardiovasculaire en respiratoire bijwerkingen die
grotendeels gelijk zijn.

Argumenten tegen tiva versus inhalatieanesthesie zijn:

- Bij verstandig gebruik en een goede gasevacuatie
hoeft de vervuiling van de werkomgeving en daarmee
de humane gezondheidsproblematiek van inhalatie-
anesthesie geen probleem te zijn.

- In het algemeen is de wisseling van anesthesiediepte
met propofol minder snel te realiseren dan met
bijvoorbeeld isofluraan; ook kan de \'recovery\' langer
duren.

-ocr page 18-

De ene techniek zal niet de andere verdringen.

- Het anesthesietoestel (wellicht in een afgeslankte
uitvoering) blijft nodig voor zuurstoftoediening en
eventuele ventilatoire ondersteuning.

- Een nadeel van xi va is nog steeds de relatief hoge
prijs van propofol.

conclusie

Het ziet er niet naar uit dat in de toekomst de ene techniek
de andere totaal zal verdringen. Anesthesie zal namelijk
altijd \'maatwerk\' blijven. De keuze voor injectie- of
inhalatieanesthesie, of een combinatie van beide, zal
afhangen van diverse factoren, waarbij de gezondheid van

het dier, de duur en de ernst van de ingreep, de financiën
en de anesthesiologische kennis van het personeel een rol
spelen.

literatuur

1. Narcosegassen: maatregelen om blootstelling te beperken. Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid / Arbeidsinspectie (oktober
2005).

2. Veilig werken met inhalatieanaesthetica. Arboconvenant Academi-
sche ziekenhuizen (april
2004).

3. pao-d, Arbo Module Anesthesiologie knm vd (september 2005).

4. Advies inzake maatregelen om de blootstelling aan vluchtige
anesthetica zoveel mogelijk te beperken. Nederlandse Vereniging voor
Anesthesiologie, Nederlandse Vereniging van Anesthesie Medewer-
kers (februari
2000).

5. Beroepsmatige blootstelling aan inhalatieanesthetica. Boerhaave
Commissie, Postacademisch Onderwijs in de Geneeskunde (juni
2000).

6. Halothane. Evaluation of the effects on reproduction, recommenda-
tion for classification, Gezondheidsraad, Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid / Arbeidsinspectie, (mei 2000).

7. Nitrous oxide. Evaluation of the effects on reproduction, recommen-
dation for classification, Gezondheidsraad, Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid / Arbeidsinspectie,
No.2ooo/03osh, Den
Haag (mei
2000).

8. Isoflurane. Evaluation of the effects on reproduction, recommenda-
tion for classification, Gezondheidsraad, Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid / Arbeidsinspectie. N0.2002/1
30sh, Den Haag,
(september 2002).

Mevrouw drs. LC. Akkerdaas is werkzaam bij de divisie
Anesthesiologie, departement Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren, faculteit Diergeneeskunde, Postbus 80154,
3508 TD Utrecht.

Financiële expertise vindt u bij veel banken.
Diepgaande kennis van de sector niet.

CenE Bankiers weet wat er speelt In uw wereld. Onze Innovatieve aanpak richt zich niet
alleen op uw privévermogen of op uw zakelijke financiën. Als gespecialiseerde bankiers
voor de medische sector houden wij ons bezig nnet alle aspecten van het medisch
ondernemerschap. Hierdoor kan CenE Bankiers u optimaal van dienst zijn met financieel
maatwerk en advies. Bent u op zoek naar een partner met verstand van uw zaken?
Bel dan met Chris Zegers vla (030) 659 90 04 of kijk op
www.cenebankiers.nl.

CenE Bankiers is onderdeel van Van Lanschot Bankiers.

CenE liiil BANKIERS

VOOR PROFESSIONALS IN DE MEDISCHE SECTOR

-ocr page 19-

Om u nog beter van dienst te
kunnen zijn verwelkomen wij de volgende
producten in onze familie

\\

\\

\\

Covexin® 8 \\

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een aantal hoogwaardige producten. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met deze nieuwe producten
kunnen onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel deze nieuwe Pfizerproducten nu via uw groothandel.

Pfizer Animal Health

Bel voor meer Informatie over
dexe Pflxerproduefen:

010-406460J^

info@pfizerah.nl

-ocr page 20-

GOED ^ Goed werkzaam tegen Streptokokken & stafylokokken
GOED Goed tegen verwekkers van klinische & subklinische mastitis

SNEL -> Snelle verdeling in de uier en snelle werking
BETER Betere genezing van de koe en beter herstel van de melkgift

Rilexine®200 LC

Goed als eerste te gebruiken bij mastitis!

RILEXINE 200 LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefialexine-monohydraat overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroorzaak: door voor cefalexi^
gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae. Streptococcus uberis, Streptococcus dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. BIJWERKINGEN Geen. DOSERING EN TOEDIE
NINGSWIJ2E 1 injector per afwijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht: 6 dagen, SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HÖ
MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 "Cj
Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANALISATIE UDA.
 I

Voor meer informatie VIRBAC NEDERLAND B.V Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 - 427 127. Fax: 0342-490 164. lnfo(a>virbac.nl 1

-ocr page 21-

Rare

sprongen

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een kat in het nauw, geen diagnose,
wel een dierenarts met nachtdienst,
een eigenaar die niet op het avond-
consult komt, maar wacht tot
midden in de nacht en uiteindelijk
een kat die het loodje legt. Kun je
nog meer factoren bedenken voor
een Tuchtzaak? In dit geval wordt
ook nog het Beroepscollege erbij
gehaald en krijgt de eigenaar een
deel van de verantwoordelijkheid
teruggespeeld.

ademnood

Vier maanden heeft de twaalfjarige
Poes al luchtwegproblemen. Een
oorzaak is niet gevonden, maar
symptomatische behandeling met
Prednison heeft genoeg effect dat Poes
het al vier maanden zo vol houdt. Er
treedt geen verbetering op en het
effect van de Prednison wordt lang-
zaam minder. De behandelend
dierenarts heeft het met de eigenares
gehad over doorverwijzing of euthana-
sie, maar zij heeft daar nog geen
besluit over genomen. Het gaat
verkeerd op een woensdagavond, als
Poes rond half tien echt bijna stikt en
ook niet meer wil eten, drinken of
bewegen. De eigenares belt de
dienstdoende dierenarts, een praktijk-
genoot van de behandelend dierenarts,
en vraagt hem om bij haar thuis een
diagnose te stellen. Een thuisvisite zit
er op dat tijdstip niet in en als de eigen
dierenarts al vier maanden geen
oorzaak heeft kunnen vinden, gaat
hem dat in deze nachtdienst zeker niet
lukken. Het eindigt in een discussie
waarna de eigenares drie kwartier
later nogmaals belt, niet naar de
praktijk komt en de dierenarts verwijt
dat hij geen hulp biedt. De dierenarts
is op zijn beurt niet erg gelukkig dat
mevrouw bij de eerste twee telefoon-
tjes weigert om naar de praktijk te
komen, maar dat uiteindelijk pas doet

om 3 uur \'s nachts, als de kat ook
bloed opgeeft.

uren, dagen, maanden ...

Tijdens dat middernachtelijke consult
wil de eigenares eigenlijk alleen weten
of de kat de ochtend nog kan halen,
want dan kan ze haar eigen dierenarts
vragen Poes thuis te euthanaseren. De
dierenarts doet een snel onderzoek en
denkt dat Poes het nog wel een paar
uur uitzingt. Opnieuw dringt de
eigenares aan op een diagnose en
opnieuw meldt de dierenarts dat die
onder deze omstandigheden echt niet
kan worden gesteld. Daarop stampt de
eigenares met Poes de praktijk uit,
naar verluidt onder vermelding van
enige medische verwensingen aan het
adres van de dierenarts. Poes redt het
inderdaad tot de volgende ochtend en
wordt thuis door de eigen dierenarts
geëuthanaseerd.

De eigenares klaagt bij het Tucht-
college dat de dierenarts hulp heeft ge-
weigerd, onvoldoende onderzoek heeft
gedaan, onaardig was en de kat te lang
heeft laten lijden. Het Tuchtcollege kan
uit de wederzijdse beschuldigingen
moeilijk de waarheid opmaken over de
toedracht van de nachtelijke consulten.
Ook het weigeren van een thuisvisite
is niet verwijtbaar, zolang er maar een
uitnodiging tegenoverstaat om naar de
praktijk te komen, en dat was het geval.
Toch krijgt de dierenarts een waarschu-
wing, omdat hij tijdens het nachtelijke
consult slechts een vluchtig onderzoek

heeft gedaan en niets uit de kast heeft
gehaald om het lijden van de kat te
verlichten.

keelgat

Had Poes al ademnood, dit oordeel
schiet ook de dierenarts in het
verkeerde keelgat! De eigenares zette
hem ongeveer het mes op de keel voor
een diagnose die hij niet kon stellen,
wilde alleen maar weten of de kat het
nog tot de ochtend zou redden en nu is
hij degene die is tekortgeschoten
omdat hij niet voldoende onderzoek
zou hebben verricht? Hij legt de zaak
voor aan het Beroepscollege. Het
Beroepscollege erkent dat mevrouw
slechts één vraag had toen ze uiteinde-
lijk midden in de nacht op de praktijk
verscheen, namelijk of de kat de
ochtend zou halen. Toen de dierenarts
dat had bevestigd, probeerde ze een
diagnose uit hem te wringen. Bij
nieuwe uitleg van de dierenarts dat na
vier maanden problemen een diagnose
op dat tijdstip niet tot de mogelijkhe-
den behoorde, heeft ze de praktijk
\'verlaten\'. Dat betekent dat de dieren-
arts niet kan worden verweten dat hij
niet heeft geprobeerd de symptomen
te verlichten, want dat is zelfs voor een
dierenarts lastig als de eigenares met
haar Poes in de nacht verdwijnt. Het
Beroepscollege legt de verantwoorde-
lijkheid hiervoor bij de eigenaar en
verklaart de klacht alsnog ongegrond.
Voor Poes is dat geen opluchting meer,
voor de dierenarts wel.

-ocr page 22-

Bij de controle van klassieke varkens-
pest (
kvp) is het voorkómen van een
uitbraak het allerbelangrijkste. Als er
dan toch een uitbraak komt, is snelle
detectie erg belangrijk. Gelukkig zijn
op dat terrein positieve ontwikke-
lingen te melden. Bij een eventuele
uitbraak van
kvp is Nederland klaar
voor de bestrijding ervan via vacci-
natie. Er zijn daarbij nog wel een
aantal problemen. Denk hierbij aan
de verdeling van de kosten, de
vermarkting van vlees van gezonde,
gevaccineerde dieren, de rolverdeling
tussen overheid en sector, en de rol
van derde landen. We moeten daarom
met elkaar in gesprek blijven om die
problemen op te lossen.

Dat is de conclusie van Christianne
Bruschke, plaatsvervangend Chief
Veterinary Officer van het Ministerie
van
lnv, na afloop van het sympo-
sium over deze dierziekte bij het
Centraal Veterinair Instituut van
Wageningen UR in Lelystad. Elf
deskundigen uit onderzoek, overheid
en bedrijfsleven gaven hier hun visie
op dit onderwerp.

Directeur Andre Bianchi van het
Centraal Veterinair Instituut startte
het symposium met een overzicht van
de ontwikkeling van
kvp tijdens de
afgelopen decennia. Nadat in 1890
varkenspest werd beschreven in
Nederland hebben met name in de
jaren \'30 en de jaren \'50 tot en met \'75
veel uitbraken plaatsgevonden. De
laatste grote uitbraak was in 1997.
Door de jaren heen heeft vaccinatie
een belangrijke rol gespeeld in de
bestrijding van deze ziekte, totdat in
1986 het nonvaccinatiebeleid zijn
intrede deed. Anno 2008 hebben we
echter weer een goede reden om
(selectieve) vaccinatie te omarmen.

preventie en transport

Clazien de Vos, risicoanalist bij het
Centraal Veterinair Instituut, heeft
modelberekeningen uitgevoerd om de
belangrijkste risicofactoren voor in-
troductie van klassieke varkenspest in
Nederland te identificeren. Zij conclu-
deert dat veewagens die leeg terugkeren
na het afleveren van varkens in het
buitenland, verantwoordelijk zijn voor
ongeveer 50 procent van de jaarlijkse
kans op insleep. De belangrijkste
risicolanden zijn Duitsland en België.
Scheiding van het nationale en inter-
nationale transport van varkens is de
meest effectieve tactische maatregel om
dit risico in te perken. Dit rekenmodel
is echter gebaseerd op de situatie in
2003. Sindsdien zijn er nieuwe landen
tot de
eu toegetreden waarmee wordt
gehandeld in levende varkens. Het
risico op insleep van
kvp uit die landen
is reëel.

Nederland klaar voor
bestrijding
kvp via vaccinatie

Don KHnkenberg, wetenschappelijk
onderzoeker bij de faculteit Dier-
geneeskunde van de Universiteit
Utrecht, heeft onderzoek gedaan naar
verschillende programma\'s om de
kvp-situatie in Nederland te bewaken.
Zijn conclusie is dat de huidige
bewakingsprogramma\'s (sectie bij de
gd, tonsiltest bij het cvi en melding
van verdenkingen bij de dierenarts) erg
effectief zijn en relatief goedkoop. Een
vierwekelijkse inspectie door een
dierenarts op elk bedrijf voegt naar
verwachting weinig toe en is bovendien
erg duur De
pcr op bloedmonsters kan
een waardevolle aanvulling vormen,
maar is duur en op het moment wordt
er te zelden materiaal ingestuurd.

vroegdetectie

Om een eventuele uitbraak van kvp zo
snel mogelijk te onderkennen, is het
noodzakelijk dat de varkenshouder
en de betrokken dierenarts eventuele
verdenkingen zo snel mogelijk melden.
Deze vroege melding wordt echter
bemoeilijkt door gebrek aan ken-
nis over de klinische verschijnselen,
schuldgevoel, negatieve opinie over
controlemaatregelen, ontevredenheid
over procedures na melding van de
verdenking, gebrek aan vertrouwen
in overheidsinstanties en onzekerheid
over meldingsprocedures. Als uitsluit-
diagnostiek voor
kvp kan worden
toegepast in situaties waarbij er aspeci-
fieke klinische verschijnselen worden
gezien en waarbij het bedrijf niet op
slot hoeft, is dat al een hele verbetering.
Dat concludeerde veterinair epidemi-
oloog Armin Eibers van het Centraal
Veterinair Instituut na onderzoek. Een
verdere verbetering wordt verwacht
van de ontwikkeling, in samenwerking
met de Universiteit Utrecht, van een
klinisch beslissingsondersteunend sys-
teem voor de vroege detectie van
kvp.
Dit systeem ondersteunt de practicus
en de
vwa-dierenarts bij de klinische
diagnose op basis van de verschijnselen
van zieke varkens. De ervaringen in
de afgelopen twee jaar zijn positief en
het systeem zal daarom verder worden
geoptimaliseerd.

mogelijkheden vaccinatie

Eric van der Sommen, beleidsmede-
werker dierziektebestrijding bij het
ministerie van
lnv, gaf aan dat na de
laatste
Kvp-uitbraak in 1997 het
beleidsdraaiboek van
lnv flink is
aangepast. Op basis van onderzoek en
overleg met het bedrijfsleven en de
Europese Commissie is veel ruimte
ontstaan voor de bestrijding van een
uitbraak door vaccinatie. Doel van dit
nieuwe beleid is deze dierziekte
effectief te bestrijden zonder hiervoor
(grote aantallen gezonde) varkens te
moeten vernietigen.

Viroloog Wilhe Loeffen van het
Centraal Veterinair Instituut heeft de
afgelopen jaren onderzoek gedaan
naar nieuwe vaccins tegen klassieke
varkenspest die ingezet kunnen
worden bij een noodvaccinatie tijdens
een uitbraak. Noodvaccinatie was een
omstreden maatregel omdat dit grote
negatieve gevolgen had voor de export.
Bij gevaccineerde dieren zou het
levende virus immers nog in het dier
aanwezig kunnen zijn en kunnen
zorgen voor verspreiding. Onderzoek
van het Centraal Veterinair Instituut
heeft echter aangetoond dat de
overlevingskans van levend virus in
gevaccineerde dieren zeer klein is.
Verder zijn twee nieuwe kandidaat-
vaccins ontwikkeld die zeer effectief
zijn, relatief goedkoop kunnen worden
gemaakt en gemakkelijk kunnen

-ocr page 23-

worden toegediend. Dit zijn levende
markervaccins, zogenaamde chimeren,
bestaande uit een deel
Kvp-virus en
een deel
Bvo-virus. Hoewel het
registratietraject van nieuwe vaccins
jaren kan duren, biedt dit wel perspec-
tieven voor de toekomst.

DODEN VAN DIEREN

Elsbeth Stassen, hoogleraar dier en
maatschappij bij Wageningen Universi-
teit, heeft onderzoek gedaan naar de
morele grondhoudingen van burgers
ten opzichte van dieren. Aanleiding
hiervoor waren de verschillende
dierziekte-uitbraken in Nederland van
de afgelopen jaren. Het blijkt dat het
overgrote deel van de burgers vindt dat
alle dieren waarde (intrinsiek, emotio-
neel et cetera) en recht op leven hebben
en dat alle dieren beschermwaardig
zijn. Belangrijke argumenten voor
mensen in hun houding naar dieren
zijn onder andere het respect voor het
leven van dieren en de relatie tussen
mens en dier. Verder laat het onderzoek
zien dat een meerderheid van de
burgers er tegen is gezonde dieren te
doden om economische redenen en om
lichte gezondheidsklachten bij de
mens. Het doden van gezonde dieren
tijdens een dierziekte-uitbraak wordt
wel geaccepteerd wanneer daar
veterinaire redenen voor zijn of het
leven van de mens gevaar loopt.

instituut coda-cerva, heeft onderzoek
gedaan naar de mogelijkheid om wilde
zwijnen te vaccineren. De controle van
KVP in wilde varkens is namelijk een
belangrijke voorwaarde om de ziekte
bij gedomesticeerde varkens te kunnen
uitroeien. Simulaties van verschil-
lende controlestrategieën toonden aan
dat de jacht niet efficiënt is voor het
Kvp-management bij wilde varkens.
Vaccinatie blijkt echter veel efficiënter,
als een kritische vaccinatieproportie
kan worden bereikt van minstens 40
procent van de gevoehge dieren binnen
veertien dagen. Deze vaccinatie moet
wel minstens tweemaal per jaar wor-
den herhaald en moet voldoende lang
worden volgehouden omdat er reëel
gevaar bestaat voor persistentie bij een
te snel dalende immuniteit. Koenen
meldde dat de eerste resultaten met een
vaccin op basis van een bovine virale
diarreevirusruggengraat waarin het E2
van
kv? werd ingebracht, veelbelovend
zijn, zowel voor de bescherming als
voor de veiligheid voor drachtige zeu-
gen en nadere diersoorten.

Als bij de eerste waarneming blijkt
dat al meer dan vijf bedrijven zijn ge-
ïnfecteerd, is vaccinatie als aanvulling
op de initiële ruiming het aangewezen
middel in de bestrijding van varkens-
pest. Vaccinatie in een straal van 2
tot 5 kilometer verdient de voorkeur
boven het doorgaan met ruimen en
boven een beperkte vaccinatie in een
straal van i kilometer. Er worden op
deze manier minder bedrijven geïnfec-
teerd en de uitbraak duurt korter. Dat

meldden Herman van Roermund, vete-
rinair epidemioloog van het Centraal
Veterinair Instituut, en Ron Bergevoet,
veterinair econoom bij het
le i en de
Animal Sciences Group. Voorwaarde
voor verbetering van de afzet van
vlees van gevaccineerde dieren is dat
partijen het eens worden over de ver-
deling van verantwoordelijkheden.

GARANTIES VOOR DE VEEHOUDER

Klaas Johan Osinga heeft namens
lto-Nederland (als vicevoorzitter)
zitting in de
copa-cogeca, de Euro-
pese organisatie van landbouw-
organisaties en landbouwcoöperaties.
Deze organisatie heeft op voorstel van
lto Nederland een internationale
discussie opgestart over noodvacci-
natie en consequenties voor de handel.
Het Europese begrip voor deze
consequenties is toegenomen, ook in
de Europese Commissie en de
oie.
Noodvaccinatie moet waar mogelijk
worden toegepast, maar de individuele
veehouder mag er niet de dupe van
worden. De komende drie jaar zullen
op Europees en nationaal niveau
besluiten vallen over de verdeling van
kosten van de bestrijding van dier-
ziekten zoals
kvp. Hierbij zullen zowel
de voedselketen als de maatschappij
verantwoordelijkheid moeten dragen.
Dierziekten zoals varkenspest kunnen
namelijk worden veroorzaakt door
omstandigheden waar de individuele
veehouder weinig of niets aan kan
doen, zoals de internationale mobili-
teit en de vraag naar meer natuur.

Het vrijwaren van dierziekten is
essentieel om in Nederland duurzaam
varkensvlees te kunnen blijven
produceren, meldde Bert Urlings,
corporate director quality assurance
van
viON Food Group. Dit betekent
dat de preventie van varkenspest de
prioriteit heeft. Alle ondernemers in
de keten dienen systemen te hebben
om aantoonbaar hun inspanningen
weer te geven en te evalueren. Net als
voedselveiligheid en dierenwelzijn
behoort de beheersing van dierziekten
tot de eigen verantwoordelijkheid van
alle ondernemers in de keten. De
overheid dient het toezicht op deze
procesbeheersing te ontwikkelen en
uit te voeren.

-ocr page 24-

Mm Boissevain

Een dierenartsenpraktijk levert
grote hoeveelheden van een
udd-
middel af aan een varkenshouder,
maar in deze zaak heeft dat een
andere lading dan de lezer mis-
schien verwacht. Het afleveren van
udd-middelenwashier toegestaan
binnen de uitzonderingsmogelijk-
heden die de wet biedt. Met een
klein probleempje: de varkenshou
der gebruikt het middel op een
andere locatie dan de bedoeling was.
Kan dit de dierenarts worden
aangerekend?

overeenkomst

Bedrijfsbegeleiding hoort inmiddels
bij de vaste activiteiten van de
dierenarts in de productiedierensector.
Zo heeft ook deze dierenartsenpraktijk
een overeenkomst met een varkens-
houder, een zogenaamde Varkens-
houder - Dierenarts - Overeenkomst
(vdo). Die overeenkomst is gesloten
voor twee specifieke locaties, een
opfokbedrijf en een handelslocatie.
Voor die twee locaties zijn werk-
afspraken gemaakt en mogen trans-
acties worden gedaan die anders
wettelijk verboden zouden zijn. Zo
mag de dierenartspraktijk voor deze
twee locaties bepaalde uDo-middelen
afleveren, opdat de varkenshouder zelf
zijn dieren kan enten. Hoewel het
udd-middelen betreft, is die uitzonde-
ring wettelijk mogelijk gemaakt in de
bijlagen bij het Diergeneesmiddelen-
besluit. De overheid achtte het belang
van het enten van varkens groot en
heeft daarom onder strikte voorwaar-
den toegestaan dat varkenshouders in
staat worden gesteld hun dieren zelf te
enten tegen bedrijfsgebonden ziekten.
De middelen die daarvoor nodig zijn,
mogen worden voorgeschreven voor
een periode van hooguit vier weken
en kunnen alleen per locatie worden
verstrekt. De dierenarts moet iedere
locatie ten minste eenmaal per vier
weken bezoeken en actief nagaan of
de varkenshouder voldoet aan zijn log-
boekverplichtingen. Wordt aan alle
voorwaarden voldaan, dan hebben de
middelen niet meer de
udd-status,
maar worden ze aangemerkt als
UDA-middelen. In dat licht heeft de
dierenartsenpraktijk het middel
Ingelvac M Hyo geleverd aan de
varkenshouder.

vwa

Als de varkenshouder op een export-
verzamelstation (
evp) bezig is met het
overladen van biggen, ent hij deze met
het middel Ingelvac M Hyo, een
udd-middel. Valt dat nog binnen de
vdo? Nee, want het evp hoort niet bij
de locaties waarvoor de afspraak geldt.
Toevallig ontdekt een keuringsdieren-
arts van de
vwa dit. De vwa-dieren-
arts gaat op onderzoek uit en komt
erachter dat het middel door de
dierenartsenpraktijk is geleverd. De
praktijk heeft in zes weken geen
zevenhonderd, maar vijfduizend doses
aan de varkenshouder geleverd.
Volgens de varkenshouder is dat geen
probleem; hij heeft een
vdo met de
praktijk en dit is dus toegestaan.
Interessante details zijn daarbij dat de
vijfduizend doses niet zijn voorzien
van etiketten, dat de dierenarts ook
geen toezicht houdt op het bijhouden
van een logboek, maar dat de locatie
wel was aangemeld bij de
aid en dat
die deze locatie had goedgekeurd. Ook
het
ikb zag geen problemen bij deze
procedure. De vwA-dierenarts denkt
daar anders over en belt met de
dierenartsenpraktijk om te vertellen
dat de dierenartsen daar de regels
overtreden. In eerste instantie trekt de
praktijk zich daar niet veel van aan, en
gaan de dierenartsen door met de
leveringen. Wat er ook waar zij van de
goedkeuringen door
aid en ikb, de
gang van zaken weerhoudt de
aid er
niet van om bij het constateren van
het enten van de varkens op een
verzamelstation dat niet in de
vdo is
vermeld, een berechtingsrapport op te
maken en door te sturen aan de
klachtambtenaar van het Tuchtcol-
lege.

Toezichthouder bij
varkenshouder

van udd naar uda en terug

Beide dierenartsen van de maatschap
protesteren dat hen geen verwijt treft.
Ze hadden toch een overeenkomst met
de varkenshouder? Door die overeen-
komst krijgt het middel de
udA-status
en dus mag het worden afgeleverd. Er
is dan wel niet precies op de aangege-
ven locaties geënt, maar dat is volgens
de dierenartsen een te verwaarlozen
detail. Op de bedrijfslocaties van de
varkenshouder controleren ze
maandelijks en het middel heeft niet
eens een wachttijd. De verkoop van
vijfduizend doses is ook geen uit-
zonderlijk verzoek, maar hoort
gewoon bij de bedrijfsbegeleiding. Als
de locatie bovendien was aangemeld
bij de
ai, en ook bij het ikb geen
problemen opriep, lijkt er in eerste
instantie niets mis te zijn. Nog voordat
de zaak bij het Tuchtcollege voor-
komt, kiezen ze echter toch maar
eieren voor hun geld en schrijven een
interne memo om de gang van zaken
te veranderen.

Het Tuchtcollege houdt daar wel
rekening mee, maar ziet niet af van
een veroordeling. De uitzonderings-
regeling voor
udd-middelen is alleen
van toepassing onder strikte voor-
waarden en aan die voorwaarden is
niet voldaan. Doordat aan die voor-
waarden niet is voldaan, bleef de
status van de
udd-middelen ongewij-
zigd en heeft de praktijk dus feitelijk
vijfduizend doses van een
udd-middel
afgeleverd. De dierenartsen geven aan
dat zij niet wisten dat het middel op
een andere dan de aangewezen
locaties zou worden gebruikt, maar
dat is nu juist een van die beruchte
voorwaarden: de dierenarts moet
actief toezien op toepassing van de
middelen binnen de
vdo. Sputteren
over het ontbreken van een wachttijd
baat hen niet, dat maakt voor de
verplichtingen niet uit. En wachtter-
mijnen of niet, de middelen hadden
hoe dan ook behoorlijk geëtiketteerd
moeten worden. Wat de dierenartsen
daarbij zwaar wordt aangerekend, is
dat ze zijn doorgegaan met de leverin-

-ocr page 25-

gen nadat hen door een vwA-dieren-
arts was gemeld dat hun praktijken de
grenzen van de wet overschreden. Dat
AID en iKB daar in eerste instantie
geen probleem van maakten, maakt
geen verschil; dat moet worden
beschouwd als een momentopname,
niet als legalisering van praktijken die
bij wet verboden zijn.

De dierenarts die de grootste
verantwoordelijkheid draagt, krijgt
een boete van 1500 euro. Voor zijn
collega die wat meer zijdehngs
betrokken was, blijft het bij een boete
van 500 euro. Dat valt mee, want de
klachtambtenaar had voor beide
dierenartsen een boete van 3350 euro
geëist. Omdat de dierenartsen inmid-
dels zelf hun beleid hebben gewijzigd,
wordt deze eis gematigd. Wel vindt
het Tuchtcollege dat koste wat het
kost moet worden voorkomen dat de
heren opnieuw een eigen interpretatie
geven aan de v
do en de daarmee
samenhangende wettelijke uitzonde-
ringsregelingen voor het afleveren van
entstoffen. Daarom worden beide
dierenartsen voorwaardelijk geschorst
voor een periode van drie maanden,
waarbij een proeftijd geldt van twee
jaar.

GESCHORST EN OPGESCHORT

De dierenartsen kunnen met de boetes
wel leven, maar de schorsing gaat hen
te ver. In de praktijk is er al een
wijziging in de praktijkvoering
geweest, die door iedereen als gedrags-
regel is geaccepteerd. Aan het Beroeps-
college de vraag of de opgelegde
schorsing dan wel juist is en meer
praktisch het verzoek of het Beroeps-
college deze wil vernietigen. Dat wil
het Beroepscollege niet. Het Beroeps-
college vestigt daarentegen nog eens
extra de aandacht op de verantwoor-
delijkheid van de dierenarts bij een
vdo. Het afleveren van vijfduizend
doses Ingelvac kan alleen bij wijze van
uitzondering, het hoort niet tot de
normale werkzaamheden van een
dierenartsenpraktijk. De wetgever
heeft die uitzondering mogelijk
gemaakt, maar dat vergt van de
betreffende dierenarts juist extra
alertheid en controle. Dat hebben de
heren nu net nagelaten. Zo hebben ze
de varkenshouder niet gevraagd op
welke locatie hij de entstof ging
gebruiken, waardoor de varkens-
houder makkelijk van de
vdo kon
afwijken en dat ook heeft gedaan.
Vrije wil van de varkenshouder, maar
de verantwoordelijkheid van de
dierenarts, aldus het Beroepscollege.
Daarbij telt zwaar mee dat de dieren-
arts ook geen toezicht heeft gehouden
op de logboeken van de varkenshou-
der en ook dat is een voorwaarde die
in de wet is gesteld.

Het Veterinair Beroepscollege is
van oordeel dat het de appellant in de
gegeven omstandigheden, ook gelet
op het belang van de met het kanali-
satiesysteem te beschermen belangen
en de verantwoordelijkheid van de
dierenarts voor de naleving van de
voorwaarden waaronder uitzonde-
ringen op het kanalisatiesysteem zijn
toegelaten, zwaar valt aan te rekenen
dat hij niet naar behoren aan zijn
verplichtingen heeft voldaan. De
boete en de schorsing blijven beide
overeind.

En ja, dan zou je willen dat de klok
achteruit kon lopen. Door een
beroepsprocedure worden maat-
regelen die door het Tuchtcollege zijn
opgelegd, opgeschort. Tussen de
uitspraak van het Tuchtcollege en het
Beroepscollege zaten tien maanden.
Zonder beroep zouden er al tien
maanden van die twee jaar zijn
verstreken, en nu gaan ze alsnog
opnieuw in. Tot oktober 2010 geen
grapjes met
udd-middelen, maar als
de dierenartsen een nieuwe werkwijze
in de praktijk hebben ingevoerd, is dat
natuurlijk geen enkel probleem.

laira Boissevain is jurist.

-ocr page 26-

Joost van Herten

Vanaf i januari 2009 gelden er
nieuwe Europese regels voor
paarden (inclusief pony\'s en ezels)
die in Nederland of in het buiten-
land naar het slachthuis gaan. Deze
dieren moeten zijn voorzien van
ondertekende \'voedselketeninfor-
matie\'
(vKi). Hiermee informeert de
paardenhouder het slachthuis over
het aangeboden paard. Het slacht-
huis en de Voedsel en Waren
Autoriteit houden bij het slachten
en het keuren van het paard reke-
ning met deze informatie. Het
formulier staat op de websites van
de Productschappen Vee, Vlees en
Eieren (wrww.pve.nl) en van de
Sectorraad Paarden (www.sector-
raadpaarden.nl).

De VKi-verplichting geldt niet voor
paarden waarvoor in het paardenpas-
poort (deel I) is aangegeven "niet
bestemd voor humane consumptie".
Deze dieren mogen immers niet
worden geslacht. Andere paarden
mogen wel worden geslacht en
moeten vanaf i januari aanstaande bij
afvoer naar het slachthuis niet alleen
vergezeld gaan van het paardenpas-
poort, maar ook van het
VKi-formulier.

wat moet de paardenhouder

doorgeven?

Als \'voedselketeninformatie\' moet de
paardenhouder de informatie door-
geven die van belang is voor de veilig-
heid van het vlees. Het gaat hierbij
vooral om de gezondheid van het dier,
resultaten van uitgevoerd onderzoek en
om toegediende diergeneesmiddelen.
Ook moeten de naam en het adres van
de dierenarts worden genoteerd. Het
VKi-formulier bevat een toelichting die
de eigenaar helpt bij het invullen.

diergeneesmiddelen

Voor paarden zijn weinig diergenees-
middelen geregistreerd. Bij het gebruik
van diergeneesmiddelen voor slacht-
paarden geldt een wachttermijn. Deze
moet zijn verstreken voordat het dier
geslacht kan worden. Vanwege het
gebrek aan beschikbare geregistreerde
middelen maken dierenartsen vaak ge-
bruik van middelen die niet voor paar-
den zijn geregistreerd. Als die middelen
wel voor andere voedselproducerende
diersoorten zijn geregistreerd, moet de
voor die dieren vermelde wachttermijn
worden gebruikt, met een minimum
van 28 dagen. Dit geldt ook voor het
gebruik van middelen die niet in
Nederland zijn geregistreerd, maar wel
in andere
Eu-lidstaten.

Als laatste mogelijkheid kan de
dierenarts voor slachtpaarden gebruik
maken van middelen op de \'positieve
lijst\'. Als deze middelen worden
gebruikt, geldt een wachttermijn van
zes maanden. Het gebruik van deze
middelen moet ook worden vermeld in
het Paardenpaspoort (in hoofdstuk ix).

Zijn er andere middelen gebruikt
die niet op de positieve lijst staan en
die niet geregistreerd zijn voor
\'voedselproducerende dieren\'? Dan is
het paard niet langer geschikt voor
consumptie en moet de dierenarts dat
aantekenen in deel I van het paarden-
paspoort.

Op het VKi-formulier moet worden
aangegeven dat men heeft voldaan aan
de eisen met betrekking tot de gebruik-
te diergeneesmiddelen. Ook moeten
alle diergeneesmiddelen die de
afgelopen zestig dagen zijn toegediend,
worden vermeld.

Paard naar de slacht? vki erbij!

wat is de rol van de

dierenarts?

Het invullen en ondertekenen van het
VKi-formulier is de verantwoordelijk-
heid van de paardenhouder De
dierenarts voorziet deze bij de levering
of toepassing van diergeneesmiddelen
van de benodigde informatie. Dat kan
in de vorm van een logboekformulier
dat de paardenhouder in zijn admini-
stratie bewaard. Het kan ook voorko-
men dat een paardenhouder zijn of
haar dierenarts raadpleegt over het
invullen van het formulier Met de
informatie die de dierenarts over het
bedrijf of over het paard heeft, zal deze
de paardenhouder zo goed mogelijk
bijstaan. In geval van twijfel bij het
invullen van het
VKi-formulier is het
verstandig de vwA-dierenarts op het
slachthuis hierover te benaderen.

werk aan de winkel

Veel paarden in Nederland gaan via
een veehandelaar naar het slachthuis.
Om problemen bij het slachten van
het paard te voorkomen, moet de
veehandelaar in alle gevallen vragen
om een ingevuld en ondertekend
VKI-formulier. Veehandelaren en
transporteurs zullen daarom enkele
blanco formulieren bij de hand
hebben. De eigenaar of houder van het
paard moet echter zelf de informatie
invullen en het formulier onder-
tekenen.

-ocr page 27-

Zonder vKi kunnen de dieren niet
worden geslacht. Als de dieren op het
slachthuis aankomen zonder
vki,
moet de slacht worden uitgesteld tot
de informatie wel beschikbaar is.

afvoer naar een buitenlands

slachthuis

Iedere EU-lidstaat vult de VKI-Verplich-
ting op een eigen manier in. Het is te
hopen dat daar in de toekomst
uniformiteit in ontstaat. Op korte
termijn komt die er echter niet. Wel
hebben de lidstaten de principeaf-
spraak dat de VKi-formulieren van het
land van herkomst worden geaccep-
teerd. Exporteurs van slachtpaarden
kunnen hun leverancier ook vragen
het formulier van het land van
bestemming te gebruiken. Het
Belgische voedselagentschap
favv
heeft hier een grote voorkeur voor.
Het is overigens niet zeker dat het
Nederlandse formulier werkelijk in
alle andere Europese lidstaten wordt
geaccepteerd.

werken met de formulieren

Het \'Formulier Voedselketeninforma-
tie Paarden\' met toelichting staat op de
websites van de Productschappen Vee,
Vlees en Eieren (www.pve.nl) en van
de Sectorraad Paarden (www.sector-
raadpaarden.nl). Paardenhouders en

veehandelaren kunnen deze formulie-
ren naar behoefte uitdraaien en (laten)
invullen. Na het invullen moet de
eigenaar of houder de formulieren
ondertekenen en met het paard
meegeven. Met vragen of opmerkin-
gen over het formulier kunt u contact
opnemen met Hidde Rang
(pve/
Beleid), telefoonnummer (079) 368 79
54 of mailen naar H.Rang@pve.agro.
nl.

Joost van Herten is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken van de
knmvd.

Formularium pluimvee versie december
2008 vastgesteld

Hugo de Groot

De laatste versie van het formu-
larium pluimvee dateert van 2004.
Eind 2007 is een nieuwe formula-
riumcommissie pluimvee van de
Werkgroep Veterinair Antibioticum
Beleid
(wvab) gevormd om het
formularium te \'updaten\'. De
commissie bestaat uit Marcel
Boereboom, Teun Fabri, Inge van
Geijlswijk, Erik van Geloof, Twan
van Gerwe, Michiel Hagenaar, Gert
Verhoeven en ondergetekende. De
commissie heeft zich voor advies
laten bijstaan door Dik Mevius.

Een nieuwe samenstelling van een
formulariumcommissie betekent
nieuwe ideeën en interessante
discussies. Dit heeft ertoe geleid dat
het formularium op een aantal punten
ingrijpend is gewijzigd. Er is intensief
gesproken over \'off label\'-gebruik en
sectorspecifieke problematiek. Zo gaat
het nieuwe formularium in op
opfok- en eierleggend pluimvee,
vleeskuikens, kalkoenen en eenden.
Naar de mening van de commissie
neemt de toepasbaarheid van het
formularium in de praktijk op deze
wijze toe. Het nieuwe formularium
pluimvee is te vinden op de
knmvd-
website onder Veterinaire Zaken,
Diergeneesmiddelen, Formularia.

actueel

Het selectief, restrictief en correct
antibioticumgebruik in de pluimvee-
sector is zeer actueel. Met name de
vleeskuikensector heeft het initiatief
genomen om te komen tot een
\'masterplan\' antibioticagebruik. Het
doel van de behandelstrategie voor
koppels vleeskuikens is het tegengaan
van de verspreiding en het ontstaan
van resistentie van bacteriën. Hierbij
heeft het formularium vleeskuikens
momenteel de bijzondere aandacht
omdat de werkgroep vleeskuikens van
de Taskforce Antibioticumresistentie
van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit het formu-
larium een nadrukkelijke plaats wil
geven.

De volgende stap is aan de practici.
Van hen wordt verwacht dat zij het
praktijkformularium afstemmen op
de herziene versie van het formula-
rium pluimvee en deze gebruiken
voor het opstellen een bedrijfsbehan-
delplan. Het bedrijfsbehandelplan van
een pluimveebedrijf maakt normaliter
deel uit van een bedrijfsgezondheids-
plan. In het algemeen geldt immers
dat bij ziekte, maar ook ter preventie
van ziekte, alle risicofactoren (voe-
ding, drinkwater, stalklimaat, hygiëne,
management, et cetera) moeten
worden gecontroleerd en geoptimali-
seerd. In het bedrijfsbehandelplan
dient de dierenarts voor het bedrijf
een beperkte keus van één tot drie
middelen van voorkeur aan te geven,
waarbij het formularium en de
bedrijfsspecifieke situatie als onder-
bouwing dienen.

bespreking

De formularia zijn dynamische
documenten. Op- en aanmerkingen en
eventuele aanvullingen zijn van harte
welkom bij de leden van de formulari-
umcommissie pluimvee. De voort-
gang van de ontwikkelingen van het
Convenant Antibioticumresistentie
Dierhouderij en de rol en de positie
van het formularium pluimvee
worden op de agenda gezet voor de
ledenvergadering van de Vakgroep
Gezondheidszorg Pluimvee op
dinsdag 10 maart 2009.

S.J. de Groot is voorzitter van de formu-
lariumcommissie pluimvee.

-ocr page 28-

Hugo de Groot

Op woensdag 3 december 2008 werd
een belangrijke stap gezet om het
selectief, restrictief en correct
gebruik van antimicrobiële midde-
len bij voedselproducerende dieren
te optimaliseren. Op die dag is, in
aanwezigheid van mevrouw Gerda
Verburg, minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, het
Convenant Antibioticumresistentie
Dierhouderij getekend.

Het doel van het convenant is te
komen tot een reductie van antibio-
ticumresistentie en een verantwoord
gebruik van antibiotica in de dier-
houderij (r). Prof dr. Ludo Helle-
brekers, voorzitter van de
knmvd,
tekende namens de veterinaire
beroepsgroep de deelconvenanten
voor de varkens-, vleeskuiken-,
vleeskalver-, en melk-/rundvleesvee-
sector. De deelconvenanten zijn
ondertekend door de verantwoorde-
lijke partijen in de keten. De belang-
rijkste partij wordt gevormd door de
primaire producent. Het is immers de
dierhouder die de condities creëert
waaronder de dieren worden gehou-
den, die kunnen bijdragen aan het
verminderen van het diergeneesmid-
delengebruik. Namens de Nederlandse
Vereniging Diervoederindustrie
tekende ir. Henk Flipsen, directeur
nevedi, ook alle deelconvenanten, dit
omdat diervoer een grote invloed heeft
op de diergezondheid.

convenant

Het convenant sluit aan bij reeds in
gang gezette trajecten om te komen
tot het vastleggen van de verantwoor-
delijkheden van de dierhouder en de
dierenarts, het digitaliseren van
datastromen, het monitoren van het
diergeneesmiddelengebruik en de
resistentieontwikkeling. De aanzet tot
het convenant was de brief aan de
Kamer van de minister van
ln v van
17 december 2007 (2) en de start van
de Taskforce Antibioticumrestistentie
(tf abres) op 24 april 2008 (3). De
trajecten bevinden zich per sector in
een eigen tijdspad. Het meest gevor-
derd met het invullen van de conve-
nantafspraken is de vleeskalversector.
In deze sector is het \'masterplan\' eind
2007 gestart en maakt de overeen-
komst kalverhouder-dierenarts
onderdeel uit van het vernieuwde
ikb
kalf De Stichting Kwaliteitsgarantie
Vleeskalversector (s
kv) voert de
ikb-controles uit. Het toepassen van
antimicrobiële middelen op de
vleeskalverhouderij maakt onderdeel
uit van de monitoring op kritische
stoffen door de
skv. De in gang gezette
trajecten in de verschillende sectoren
zullen bijdragen aan een beter inzicht
en het nemen van (wetenschappelijk)
onderbouwde beslissingen.

dierenarts

Als het gaat om het waarmaken van de
convenantafspraken vormt de dier-
houder in relatie met de bedrijfseigen
dierenarts de belangrijkste schakel. De
garanties om gezonde dieren te houden,
worden in hoge mate bepaald door de
dierhouder. Het European Platform for
the Responsible Use of Medicines in
Animals heeft de essentiële elementen
voor het \'Antimicrobial Best Practice
Framework\' beschreven (4). Centraal
hierin staat het bedrijfsgezondheids-
plan. Bij ziekte, maar ook ter preventie
van ziekte, geldt immers dat alle
risicofactoren, voeding, drinkwater,
stalklimaat, hygiëne, management, et
cetera, moeten worden gecontroleerd
en geoptimaliseerd. Bij de planmatige
aanpak van diergezondheid hoort
onmiskenbaar de planmatige aanpak
van de behandelingen van de dieren op
het bedrijf Het uitgangspunt voor het
opstellen van bedrijfsspecifieke
behandelplannen met betrekking tot
antimicrobiële middelen wordt
gevormd door de formularia. De
formularia, algemene beleidslijnen
voor antibioticumgebruik, worden
opgesteld door formulariumcommis-
sies van de Werkgroep Veterinair
Antibioticum Beleid van de
knmvd.

Convenant Antibioticumresistentie
Dierhouderij

-ocr page 29-

In de reactie van de minister van ln v
op het convenant geeft zij aan dat er
voor het daadv^^erkelijk beheersen van
antibioticumresistentie behoefte
bestaat aan innovatieve ontwikke-
lingen in de dierhouderij. De minister
geeft aan dat zij een extra stimulans
geeft aan de zoektocht naar een sterk
verbeterd mechanisme om ziekte-
kiemen op een effectieve en efficiënte
wijze te kunnen beheersen. Deze geste
werd door alle partijen warm ont-
vangen.

Ingezonden

De positie van de dierenarts bij de vwa

Gaarne hadden wij het in ons Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
aangekondigde
minisymposium getiteld \'De positie van de
dierenarts bij
devwA\'bijgewoond, ware
het niet dat het symposium in Houten op
14 oktober s\'avonds zou plaatsvinden.
Het laatste was in verband met de afstand
tussen Leeuwarden en Houten voor ons
reden om verstek te laten gaan.

Eén van ons (G.B.) heeft dit aan de
secretaris van de Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg uitgelegd en tevens
verzocht een samenvatting van bedoeld
symposium te mogen ontvangen.

In antwoord daarop ontvingen wij een
e-mail met de gepresenteerde dia\'s.
Uiteraard ontbreekt daarbij de bij-
behorende uitgesproken tekst.

Hoewel wij dus niet op de hoogte zijn
van de gedane uitspraken heeft één van de
dia\'s betreffende de inleiding van de
voorzitter van de
knmvd ons uitermate
verbaasd.

De dia luidt: Waar gaat het niet om?

- Rechtspositionele aspecten;

- Hoogte van de vergoedingen;

- Directe afspraken werkgever-
werknemer.

De genoemde aspecten zijn voor de positie

uitdaging

Het antibioticumgebruik in de
dierhouderij ligt onder het maatschap-
pelijke vergrootglas. Het vormgeven
en nakomen van de afspraken
betekent een uitdaging voor zowel de
primaire producenten als de veteri-
naire beroepsgroep.

bronnen

I. Kamerbrief mw. G. Verburg, minister van
LNV: Convenant antibioticumresistentie
dierhouderij. VD. 2008/2527,8 december
2008.

van de dierenarts als werknemer bij de
vwA zeer belangrijk. Het lijkt ons een
\'conditio sine qua non\' dat onze beroeps-
organisatie strijdt voor een goede
rechtspositie, een adequate beloning en
duidelijke afspraken van de
vwa met de
bij deze organisatie werkzame dieren-
artsen.

Goutum, 18 november 2008.

G. Bijlenga
Osinga.

reactie

Geachte collega\'s.

Allereerst dank voor uw reactie op
de door mij gegeven presentatie op de
gkz-bijeenkomst op 14 oktober. Zoals
ik ook tijdens ons telefoongesprek heb
toegelicht, is hier sprake van een
misverstand dat is ontstaan doordat de
tekst op de dia uit zijn context is
geraakt. Zonder de mondelinge
toelichting is die tekst een eigen leven
gaan leiden.

Laat de positie van de knmvd
duidelijk zijn: wij vinden een goede
rechtspositie, een passende vergoe-
ding voor werkzaamheden en heldere
afspraken tussen werkgever en
werknemer voor alle dierenartsen van
zeer groot belang. In de loop van alle
gevoerde gesprekken met de
vwa is

2. Kamerbrief mw. G. Verburg, minister van
LNV: Antibioticumresistentie in de
dierhouderij. VD. 2007/2476,17 december
2007.

3. De Groot S.J. Taskforce antibioticaresistentie
dierhouderij van start. Tijdschr Dier-
geneeskd 133; 11:487.

4. The European Platform for the Responsible
Use of Medicines in Animals: Antimicrobial
Best Practice Framework, september 2007.

S.J. de Groot is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

dit ook steeds naar voren gebracht. Dit
heeft er naar onze mening mede toe
bijgedragen dat er voor de dieren-
artsen-practitioners betere afspraken-
pakketten tot stand zijn gekomen.
Ook zijn er duidelijke plannen
gemaakt over de taakinvulling en de
nascholing en \'coaching\' van en door
vaste vwA-dierenartsen.

Deze specifieke diatekst ging over
de vraag of de
knmvd ook gespreks-
partner op deze onderwerpen is (of
kan zijn) in het directe overleg tussen
de werkgever, dat is de
vwa, en de
werknemers, in dit geval de officiële
dierenartsen in dienst van de
vwa.

Wij menen dat wij in een dergelijk
overleg geen directe gesprekspartner
zijn. Wij zouden dan op de stoel gaan
zitten van de vakbond. Dit laat
onverlet dat bovengenoemde aspecten
aangaande rechtspositie, vergoedin-
gen en arbeidsinhoudelijke zaken
uiteraard ook gelden voor dieren-
artsen in dienst van de
vwa.

Ik verwacht dat de ontstane
onduidelijkheid hiermee is opgelost
en dank de collega\'s voor hun oplet-
tendheid in dezen. De verwarring is
gauw ontstaan; nu is de zaak hopelijk
weer in perspectief geplaatst.

Ludo ]. Hellebrekers, voorzitter

-ocr page 30-

Het veterinair verleden Iaat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de
ki. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen,
et cetera, maar ook aan de bijzon-
dere en gewone mensen die een rol
speelden in de diergeneeskunde en
de veefokkerij. Deze verhalen
worden hier verteld.

In 1949 ging de Coöperatieve Land-
bouwbank Meppei
(clm), een grote
aan- en verkooporganisatie, annex
Raiffeisenbank, ertoe over haar
dienstverlening uit te breiden naar het
gebied van de runder
-ki. Daartoe werd
als nieuw bedrijfsonderdeel een
ki-afdeling in het leven geroepen,
waarin om te beginnen enkele
collectieve stierhouderijen uit de
omgeving van Meppei werden
geïntegreerd. Enkele daarvan kampten
met een dekinfectie.

(an spruyt

Als technisch leider werd collega Jan
Spruyt aangetrokken. Hij werd na een
paar jaar directeur van de afdeling
ki
van de clm. Onder zijn leiding breidde
ki Meppei zich stormachtig uit tot een
voor Nederlandse begrippen enorme
organisatie die wel 60.000 dieren per
jaar insemineerde. De autoriteiten.

r

Collega Jan Spruyt

zoals de Gezondheidsdienst, het
Stamboek en de destijds bestaande
provinciale en centrale Commissies
van Toezicht op de
ki, waren hier niet
in alle opzichten blij mee. Van een
organisatie van deze omvang onder
professionele leiding kon je niet
verwachten dat zij altijd braaf aan de
leiband zou lopen.

Het werkgebied van ki Meppei
omvatte geheel Zuidwest- en Zuid-
Drenthe en delen van Noordwest-
Overijssel, zoals Staphorst en Vollen-
hove, maar besloeg niet het hele
afzetgebied van de
clm . Het lidmaat-
schap van de
clm was niet verplicht
en de deelnemers werden niet
geplaagd met een inseminatieplicht
(wat een van de pijnpunten was bij de
regelneven).

Deze grote organisatie werd \'dicht
bij de boeren\' gehouden door een
aantal organisatorische maatregelen,
zoals een netwerk van plaatselijke
ringen, al dan niet in samenwerking
met de zuivelfabrieken.

Jan Spruyt streefde in overeen-
stemming met de doelstellingen van
het moederbedrijf naar een ook in
bedrijfseconomisch opzicht optimale
dienstverlening, waarbij steeds het
behalen van de best mogelijke
bevruchtingsresultaten vooropstond.
Zo zorgde het dekschema van de
stieren ervoor dat er dagelijks vers
sperma voorhanden was. Het op ijs
gekoelde sperma werd doorgaans niet
langer dan twee dagen gebruikt.
\'Liefhebbers\' beweerden wel dat het
gevoerde regime ten koste ging van de
fokkerij maar daar stelde Spruyt
tegenover dat geen veehouder erbij
gebaat is dat zijn koe gust blijft van de
beste fokstier

Op het gebied van de fokkerij hield
hij zich tamelijk afzijdig. Hij vond dat
je je als dierenarts vóór alles op
\'technisch\' gebied moest waarmaken.
Bemoeide je je in details met de
fokkerij en viel het slecht uit (fokken
was in die tijd nog in velerlei opzicht
gokken) dan had \'zo\'n veearts\' er
natuurlijk geen verstand van, en viel
het goed uit, dan was dat de verdienste
van de heren deskundigen. Die liet hij
daarom liever bij voorbaat de eer (of
oneer). Dat neemt niet weg dat hij in
beleidsmatig opzicht wel degelijk een
inbreng had. Zo heeft hij ervoor
gezorgd dat
ki Meppei een van de
eersten was die het
pwf (Proef-,
Wacht- en Fokstieren)-systeem
invoerden.

Uitgelicht: collega Jan
Spruyt (1908 tot 1973)

De grootste verdienste van Jan
Spruyt voor de
ki was dat hij de
technische en organisatorische
mogelijkheden die een grote organisa-
tie hem bood, ten volle heeft weten te
benutten, waardoor hij van \'zijn\'
ki in
zekere zin een voorbeeldbedrijf heeft
gemaakt. Hetzelfde kan worden
gezegd van het naar zijn inzichten in
1955 gebouwde
ki-station.

gezaghebbend

Met Steph van Dieten (ki De Kempen)
was Spruyt een van de twee eerste
\'fulltime\'
ki-directeuren in ons land.
Beiden waren autodidact, waren
afkomstig uit de praktijk, en hebben
zich ontwikkeld tot experts en
pioniers op dit gebied, te allen tijde
bereid om hun kennis en ervaring met
betrokken collega\'s te delen.

Jan Spruyt heeft jarenlang als
voorzitter leiding gegeven aan de
Groep KI (en Zootechniek) van de
knmvd. Hij gold in die kring met recht
als een gezaghebbende figuur

Nationaal Veeteelt Museum
Dr Moonsweg 5
5437 BG Beers
Tel: 0485-330241
www.veeteelt-ki-museum.nl

-ocr page 31-

Madeion van Weeren-Bitterling

In het kader van de activiteiten van
de stuurgroep \'Aanpak arbeids-
ongeschiktheid\' is dit deel zes in een
serie van acht artikeltjes over de
veterinaire ergonomie. In deze serie
worden de belangrijkste houdings-
adviezen voor de praktiserende
dierenarts toegelicht en onder
bouwd aan de hand van de humane
anatomie en fysiologie.

Een dierenarts houdt overzicht... en
legt daarom zijn instrumenten in het
blikveld en binnen handbereik.

Overzicht creëren vereist organiseren.
En een goede organisatie staat of valt
met goed management.

praktijkmanagement

Neem bijvoorbeeld praktijkmanage-
ment: tariefbepaling, apotheekbeheer,
personeelsbeleid,
ict, pr ... en dan is
nog geen ziek dier beter gemaakt. Het
zijn allemaal belangrijke \'nevenzaken\'
bij de diergeneeskunde. Arbozaken en
de
ri&e (Risico Inventarisatie en
Evaluatie) zijn aspecten van de
praktijkvoering waarbij de aandacht
vooral uitgaat naar de gezondheid van
de medewerkers. En dan komt ook de
inrichting van de praktijk om de hoek
kijken. Zonder goede inrichting is het
onmogelijk om op een (fysiek)

verantwoorde manier te werken. De
plaats van instrumenten en de
apparatuur, zoals het echoapparaat bij
het scannen en het beeldscherm bij de
arthro- of laparoscopie, is bepalend
voor de houding waarin de dierenarts
moet werken. Door bijvoorbeeld
gebruik te maken van overzettafeltjes
om het instrumentarium op te leggen,
is het niet nodig je steeds om te
draaien en achter je te reiken naar de
instrumenten. Ligt het instrumenta-
rium op een andere tafel, zorg dan dat
deze hoog genoeg is, zodat je niet
steeds hoeft te bukken om wat te
pakken (leg \'op locatie\' je spullen dus
niet op de grond, maar bijvoorbeeld op
een baal stro).

Kijk voordat je aan de gang gaat
eerst of alles \'klopt\'. Kun je overal bij?
Kun je op een ontspannen manier
staan of zitten? Als je jezelf eraan went
hier consequent mee om te gaan, zal je
ook in spoedgevallen minder snel
voor verrassingen komen te staan.
Loop eens kritisch door de praktijk (of
beter, laat iemand, bijvoorbeeld een
stagiair(e) die nog geen last heeft van
een zekere \'bedrijfsblindheid\', dit
doen) en beoordeel de gebruikers-
vriendelijkheid van de inrichting in
relatie tot het gebruiksdoel. Staat er
een kruk bij de microscoop of moet je
er gebukt in kijken? Zijn de computer-
werkplekken in orde (geschikte stoel,
ruimte voor je benen, voldoende
muisruimte en ondersteuning van de
armen, voldoende afstand tot het
scherm, geen reflecterend licht)? Gaan
deuren naar de goede kant open en
kunnen ze ook helemaal open? Waar
liggen veelgebruikte medicijnen zoals
vaccins, toch niet onderin het koel-
kastje dat op de grond staat? Is de
praktijkruimte opgeruimd en staan er
geen onnodige dingen in de weg?

\'time management\'
Ook \'time management\' is een manier
van organiseren en overzicht creëren.
Dit is belangrijk om alle activiteiten in

Veterinaire ergonomie: een
kwestie van lijfsbehoud

de altijd te krappe tijd voor elkaar te
krijgen. Tijdsdruk en tijdgebrek
hebben bijna altijd hun weerslag op
het functioneren. De geleverde
kwaliteit is minder dan gewenst en er
ontstaan zowel geestelijke als licha-
melijke spanningen die op de langere
termijn schadelijke effecten op de
gezondheid kunnen hebben.

\'self management\'

Degenen die de zaken echt voor elkaar
willen hebben, doen aan \'self manage-
ment\'. Hieronder vallen uiteraard
allerlei vormen van professioneel
gedrag, maar ook een goede zorg voor
je eigen gezondheid. Zorg naast
voldoende rust en ontspanning ook
dat je goed in conditie bent door naast
je drukke werkzaamheden toch wat
aan sport of fitness te doen. Een goede
lichamelijke voorbereiding voor
specifieke \'piekmomenten\' in het
seizoen kan bijdragen aan het voor-
komen van blessures. Maar een goede
algehele conditie draagt ook bij aan
het beter kunnen volhouden van
zware werkzaamheden en een sneller
herstel na een extra drukke periode.
Goed regeren blijft dus vooral voor-
uitzien.

Madeion van Weeren-Bitterling is
arbeidsfysiotherapeut en dierfysio-
therapeut.

-ocr page 32-

Kees de Kniijf

Ruim vijftig jonge dierenartsen
kwamen onlangs bijeen in het
knmvd-gebouw in Houten om een
dag lang tijd te besteden aan zich-
zelf; iets waar ze in de dagelijkse
praktijk vaak nauwelijks aan
toekomen. De dag werd georgani-
seerd door de Commissie Jonge
Dierenartsen van de
knmvd en
coachings- en trainingsbureau
Spaarne Coaching uit Haarlem.

Beginnende dierenartsen hebben het
vaak zwaar. De overgang van de studie
naar het werken als dierenarts is als
een sprong in het diepe. Als die sprong
niet door een goede badmeester wordt
begeleid, is de kans op verdrinken
groot. En juist aan die goede badmees-
ters blijkt het in de praktijk nogal eens
te ontbreken. Daarbij komt dat jonge
dierenartsen tijdens hun studie wel
hebben geleerd hoe ze moeten
\'zwemmen\', maar slechts weinig
mogelijkheden hebben gehad om dat
ook daadwerkelijk te oefenen en te
ervaren hoe het is. Dat maakt de schok
van het koude water alleen maar
groter.

helft overweegt te stoppen

De gevolgen van deze situatie werden
tijdens de dag in Houten duidelijk.
Tijdens een vragenronde van de cp
gaf bijna de helft van de jonge dieren-
artsen aan dat de kans groot is dat ze
over vijf jaar niet meer als dierenarts
werkzaam zijn. Ze voelen zich onzeker
in hun werk en hebben moeite met
het omgaan met klanten, met hun
baas/bazen of met de richtlijnen van
de praktijk. Het gebrek aan begrip
voor hun situatie, maar vooral ook het
gebrek aan begeleiding in de praktijk,
breekt hen in de eerste jaren op. Ze
houden het simpelweg niet vol.

De KNMVD en met name de
Commissie Jonge Dierenartsen
signaleerden deze ontwikkeling al
eerder. Ze besloten een dag te organi-
seren voor dat waar het in de praktijk
zo vaak aan ontbreekt, namelijk
aandacht voor de jonge dierenartsen
zelf. De dag werd gesponsord door
Royal Canin, Virbac en Proteq Dier en
Zorg. Het bleek een schot in de roos:
binnen korte tijd was de dag volge-
boekt. Jonge dierenartsen bleken graag
een dag in zichzelf te willen investe-
ren. Spaarne Coaching, bekend met de
dierenartsenwereld en de problemen
die daar leven, stelde het programma
voor de dag samen. De ochtend werd
besteed aan zelfcoaching, de middag
aan gespreksvaardigheden.

De dag werd een groot succes, zoals
ook bleek uit de evaluatie achteraf.
Met behulp van de theorie, maar
vooral door veel met elkaar te oefenen,
kwamen de dierenartsen erachter wat
ze zelf kunnen doen om in de praktijk
steviger in hun schoenen te staan. De
dag bleek daarnaast te voldoen aan
een grote behoefte om onderling
ervaringen uit te wisselen. Het deed
veel jonge dierenartsen goed te
merken dat ze niet de enigen zijn die
moeite hebben met het uitoefenen
van hun beroep, en dat hun pro-
blemen allesbehalve uniek zijn.

Jonge dierenartsen investeren in zichzelf

coach jezelf met ret

ret (Rationeel Emotieve Training) is
een manier om jezelf te coachen. Het
helpt je functioneler te reageren op
moeilijke situaties. Uitgangspunt van
de RET is dat niet de situatie zelf de
grootste oorzaak is van te heftige
emoties (woede, paniek, depressie) en
inefficiënt gedrag. Deze worden vooral
veroorzaakt door de manier waarop je
over de situatie denkt. Door deze
manier van denken aan te pakken, kun
je jouw emoties tot de juiste proporties
terugbrengen. Hierdoor wordt vervol-
gens ook je gedrag meer functioneel.

een goed gesprek begint met
soso

soso is een leidraad die je helpt een
goed gesprek te voeren. In het kort
komt het model op het volgende neer:

- S van \'Sluit aan\'. Allereerst sluit je
zo goed mogelijk aan bij je ge-
sprekspartner. Echte aandacht voor
de ander, los van oordelen, is dé
basis voor een succesvol gesprek. Je
gesprekspartner voelt zich hier-
door gehoord en begrepen.

- O van \'Open vragen\'. Vervolgens
geef je de ander de ruimte om zijn
boodschap zo goed mogelijk over
te brengen. Dat doe je door het
stellen van open vragen. Dit zijn
vragen die beginnen met wie, wat,
waar, wanneer en hoe. Ze zijn niet
te beantwoorden met ja of nee.

- S van \'Samenvatten\'. De verkre-
gen informatie vat je samen.
Hierdoor structureer je het gesprek
en controleer je of je de ander goed
hebt begrepen.

- O van \'Open kaart\'. Heb je
eenmaal voldoende informatie, dan
is het tijd om je eigen mening te
geven.

onder de indruk

knmvd-Voorzitter Ludo Hellebrekers,
die de hele dag aanwezig was om met

-ocr page 33-

eigen ogen te zien wat deze groep
jonge dierenartsen bezighoudt, zei
onder de indruk te zijn van de emoties
die hij bij mensen zag. "Ik wist van de
problemen waarmee deze groep
kampt. Maar door met eigen ogen te
zien hoe zwaar deze dierenartsen het
vaak hebben en hoe groot de emoties
zijn die hier zichtbaar worden, wordt
je écht met je neus op de feiten
gedrukt." De
knmvd is daarom
vastberaden dit probleem alle aan-
dacht te geven binnen de organisatie.
Samen met de
cid en de jonge
dierenartsen zal de organisatie er alles
aan doen om deze groep binnenboord
te houden. Meer informatie over de
cjD is te vinden op www.knmvd.nl,
onder \'De
knmvd-organisatie\' en
vervolgens \'Groep, regio, commissie\'.

Kortom, de coachingsdag was een
geslaagde dag die ruimschoots
tegemoet kwam aan de behoefte van
jonge dierenartsen en die in de
toekomst zeker een vervolg zal
krijgen.

Kees de Kruijf is mede-eigenaar van
Spaarne Coaching, www.spaarne-
coaching.nl.

knmvd stellingenquiz

Na de lunch werd op de coa-
chingsdag voor jonge dieren-
artsen een \'petje-op-petje-af-
stellingenquiz georganiseerd
onder leiding van Bram van
Schaik en de voorzitter Prof dr.
Ludo Hellebrekers.
De jonge dierenartsen kregen
stellingen voorgelegd die
betrekking hadden op de
knmvd
en de manier waarop zij tegen het
vak aankijken. De reacties lieten
soms verassende resultaten zien.
Voor de stelling \'De
knmvd is
verantwoordelijk voor coaching\'
waren er zowel voor- als tegen-
standers. Volgens de voorstanders
is de
knmvd verantwoordelijk
voor nascholing en is coaching
daar een onderdeel van. Volgens
sommigen hoort coaching zelfs
een standaardonderdeel van
nascholing te zijn.
Met de stelling: \'Als ik korting
krijg op het ped (post-educatief
onderwijs), wordt/blijf ik lid van
de
knmvd\' was een aantal
dierenartsen het eens. Van de
aanwezige jonge dierenartsen
was bijna iedereen al lid. Redenen
om geen lid te zijn, waren dat het
lidmaatschap behalve het
ontvangen van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde weinig
toevoegt
en dat het te duur is. Hellebrekers
nuanceerde deze laatste reactie
door te stellen dat het lidmaat-
schap niet duur is maar veel geld
kost. Uiteindelijk is het namelijk
een kwestie van kosten en baten.
Soms is misschien niet goed
zichtbaar wat de
knmvd achter
de schermen allemaal voor de
beroepsgroep doet, zoals
bijvoorbeeld het ondersteunen
van de opzet van een cao. Dat is
jammer, want ook niet leden
hebben hier baat bij.
Het was erg opvallend dat meer
dan de helft van de jonge dieren-
artsen het eens was met de stelling
\'De kans is groter dan 50 procent
dat ik over vijf jaar niet meer in
de praktijk werk\' Als redenen
hiervoor werden genoemd: weinig
doorgroeimogelijkheden, hoge
werkdruk en werkbelasting, en
slechte vergoedingen. Volgens
enkelen is de enige manier om
met plezier te werken voor jezelf
een praktijk te beginnen.
Een groot struikelblok blijkt het
verschil in visie tussen jonge en
oude dierenartsen. Jonge
dierenartsen hebben het gevoel
dat ze na het afstuderen in het
diepe worden gegooid en van
hun werkgever niet de nodige
begeleiding krijgen om het vak
goed uit te oefenen. Er werd wel
geopperd dat niet alleen de jonge
dierenartsen maar juist ook de
oude dierenartsen met coaching
zouden moeten beginnen om te
leren de jonge dierenartsen te
begeleiden. Hierbij zou een rol
zijn weggelegd voor de
knmvd.
Hellebrekers legde uit dat de
knmvd bezig is de mogelijk-
heden tot coaching uit te werken.
De beroepsorganisatie is ervan
doordrongen dat professioneel
gedrag en goede begeleiding van
jonge dierenartsen belangrijk
zijn. Maar het duurt lang voordat
binnen zo\'n grote groep een
mentaliteitsverandering plaats-
vindt. In Engeland ging dit
sneller omdat de beroepsvereni-
ging daar meer macht heeft. Zij
kan de werkgevers verplichten
mee te doen. Dit kan de
knmvd
niet. Daarnaast is er in Engeland
sprake van schaarste op de
arbeidsmarkt, waardoor werk-
gevers wel mee móeten werken,
willen zij personeel kunnen
krijgen en behouden. Op de
vervolgvraag van Ludo Helle-
brekers of de jonge dierenartsen
gaan zitten afwachten totdat de
oudere dierenartsen zijn veran-
derd, of dat zij de barricades
zullen opgaan, bleef het even stil.
Misschien moet de conclusie
zijn dat voor een verandering de
inzet van zowel de jonge als de
oude dierenarts nodig is. De jonge
dierenarts zal moeten blijven
vragen om begeleiding en func-
tioneringsgesprekken, en moet
de werkdruk en vergoedingen
ter sprake blijven brengen. De
oudere dierenarts zal zich moeten
realiseren dat professioneel gedrag
en persoonlijke ontwikkeling
geen zweverige termen zijn, maar
begrippen die de praktijk uiteinde-
lijk verder kunnen brengen.

-ocr page 34-

Ludo Hellebrekers

Onder te titel \'Dierenwelzijn:
kopzorg, kans of kerntaak voor de
moderne dierenarts\' organiseren de
knmvd, de faculteit Diergenees-
kunde en de DSK een discussie-
bijeenkomst op dinsdag 3 februari
van
16.00 tot r9.3o uur op de facul-
teit Diergeneeskunde. Een van de
sprekers is filosoof en veterinair
ethicus Bernard Rollin.

Zowel op algemeen maatschappelijk
niveau als op politiek niveau, en ook
op het KNMVD Jaarcongres 2008, wordt
tegenwoordig intensief gediscussieerd
over het dierenwelzijn en de dieren-
arts. De vraag hierbij is welk effect de
ontwikkelingen in de visie op dieren-
welzijn hebben op de rol die de
dierenarts daarin speelt, gewild of
ongewild.

Waar leggen wij als dierenartsen
onze grenzen? In hoeverre worden
deze grenzen bepaald door de maat-
schappelijke dan wel economische
verwachtingen van de klant? In welke
mate verwacht de overheid, dan wel
de burger, van ons als dierenartsen een
stellingname?

Vragen genoeg dus, vandaar dat op
3 februari 2009 een discussiebijeen-
komst wordt georganiseerd voor de
veterinaire sector en zijn omgeving.
Sectororganisaties zoals de dierhoude-
rij, de overheid. Dierenbescherming,
w
spa en anderen zullen op die datum
discussiëren over de ethische vraag-
stukken in de hedendaagse omgang
met dieren, de plaats en verantwoor-
delijkheid van de dierenarts en vooral
de ethische dilemma\'s waarin de
laatste terecht komt.

filosoof

Als aanleiding om deze discussie-
bijeenkomst te organiseren, wordt de
komst naar Nederland van veterinair
ethicus professor Bernard Rollin,
aangegrepen. Deze filosoof en ver-
maard \'veterinair ethicus\' is al vele
jaren werkzaam aan de Colorado State
University, School of Veterinary
Medicine, Fort Collins, Colorado,
Verenigde Staten. Rollin ontwikkelde
decennia geleden de eerste cursus in
\'Veterinary Medical Ethics\'. Hij staat
bekend als prominent wetenschapper
op het terrein van de rechten van het
dier en het bewustzijn bij dieren. Voor
deze activiteiten heeft hij in de loop
van de jaren een groot aantal presti-
gieuze prijzen in ontvangst mogen
nemen. Bernard Rollin is tevens
auteur van verschillende boeken over
veterinaire ethiek. Hierbij gaat het
regelmatig over de positie van de
dierenarts in ethische dilemma\'s die

Dierenwelzijn: kopzorg, kans of kerntaak
voor de moderne dierenarts

ontstaan uit het spanningsveld tussen
economie, maatschappelijke verwach-
tingen en de eigen waarden en
normen van de dierenarts.

initiatief

Het initiatief voor deze discussiebij-
eenkomst ligt bij de
knmvd, in
samenwerking met de faculteit
Diergeneeskunde en de
dsk. Naast
studenten en medewerkers van de fD,
zijn de leden van de
knmvd, mede-
werkers van het Ethiek Instituut van
de Universiteit Utrecht en vertegen-
woordigers van belanghebbenden en
maatschappelijke organisaties
uitgenodigd om deel te nemen. Naast
Bernard Rollin zullen de voorzitter
van de Dierenbescherming, Frank
Dales, en de voorzitter van de Federa-
tion of Veterinarians of Europe
(fve),
Walter Winding, het thema vanuit
hun eigen perspectief belichten.

Na de voordrachten van de
inleiders zal vanuit het forum met de
sprekers worden gediscussieerd over
de vraag hoe de dierenarts zijn/haar
positie het beste kan vormgeven. Een
belangrijke vraag op dit gebied is hoe
de dierenarts aspecten als ethisch
normbesef, professionele autonomie
en participatie in het maatschappelijk
dan wel economisch verkeer kan
combineren.

Uiteraard worden ook de overige
aanwezigen van harte uitgenodigd
aan de discussie deel te nemen.

aanmelding

U kunt zich voor deze bijeenkomst
aannmelden via de website van de
knmvd (www.knmvd.nl). De kosten
voor deelname bedragen 20 euro per
persoon en 5 euro voor studenten.
Vooraanmelding is noodzakelijk.

-ocr page 35-

Richard Nap

Het tweede Southern European
Veterinary Congress werd gehouden
van 16 tot 19 oktober 2008. De
organisatie verwelkomde veteri-
naire professionals van over de
gehele wereld. Het
sevc heeft
opnieuw in Europa de standaard
bepaald voor uitgebreide, brede en
diepgaande diergeneeskundige
nascholing op het gebied van
gezelschapsdieren.

Het tweede sevc-Congres vond net als
het eerste plaats in de altijd gastvrije
stad Barcelona. Hoewel het congres
slechts voor de tweede keer plaats-
vond, was het
sevc een groot succes.
Het totaal aantal deelnemers was
bijna 3.500. Met bezoekers afkomstig
uit 52 landen was dit een echt inter-
nationaal congres. Deelnemers
kwamen bijvoorbeeld uit landen zoals
Rusland en Venezuela.

aantrekkelijk

Het sevc van 2008 bood de deelne-
mers in totaal meer dan 300 uur
nascholing, door 171 sprekers en
instructeurs op twee locaties, het
ccib
(Barcelona International Congress
Center) en de veterinaire faculteit
uab
(Barcelona Autonomous Univer-
sity). Naast een erg aantrekkelijk
algemeen programma (inclusief een
driedaags praktijkmanagement-
programma) en een uitverkocht
internationaal assistentenprogramma,
waren er acht pre-congressymposia.
Deze werden georganiseerd door
diergezondheidsbedrijven en inter-
nationale specialistengroepen en
-associaties. Tevens waren er zes
\'master classes\' en elf workshops.

Tijdens het vierdaagse congres
werden in totaal 5.394 deelnemers
geregistreerd, met daaronder 895
dierenartsen die het pre-congres-
programma bezochten, 3,288 dieren-
artsen en assistenten voor het
sevc-
programma, 853 deelnemers aan de
tentoonstelling en 240 practici die
speciaal voor de tentoonstelling naar
hetcciBkwamen.ErwareniiS
dierenartsen die deelnamen aan \'master
classes\' en workshops. In totaal werden
150 stafmedewerkers ingezet voor de
coordinatie van het evenement.

De twee officiële SEVc-congrestalen
zijn Engels en Spaans, waarbij er in
elke zaal simultaan vertaling plaats-
vindt van de ene naar de andere taal.
Voor het eerst werd een deel van het
programma vertaald in het Pools,
vanwege het grote aantal deelnemers
uit Polen.

Gedurende de pauzes werd in de
tentoonstellingshal gratis koffie en
thee verstrekt aan alle deelnemers.

tentoonstelling

Ten opzichte van 2007 was het op-
pervlak van de tentoonstelling met
14 procent gegroeid tot bijna acht-
duizend vierkante meter Het terrein
bood ruimte aan negentig bedrijven
op het gebied van diergezondheid. De
SEVc-tentoonsteUing is nu één van de
grootste \'veterinary trade shows\' in
Europa. Samen met de vele anderen
nadrukkelijk aanwezig waren de hoofd-
sponsors van het
sevc: Affinity Bayer,
lams-Eukanuba, Hill\'s Pet Nutrition,
Intervet-Schering Plough and Merial.

Barcelona sevc 2008 - Where European vets
met again!

Op zaterdagavond vond in het nabij
het cciB gelegen Hilton een groot
feest plaats (de Gran
sevc Fiesta) voor
meer dan 1.200 mensen. De aan-
wezigen konden eerst genieten van de
bijzondere humor van Niko, \'the man
with i.ooo voices\', en daarna van het
feest met dans en muziek tot vier uur
in de ochtend.

het volgende congres

Het sevc was een groot success. De
avepa (Spanish Small Animal
Veterinary Association) is samen met
navc (North American Veterinary
Conference) alweer druk bezig met
het organiseren van het volgende
congres:
sevc 2009. Dit zal worden
gehouden van i tot 4 oktober 2009 in
Barcelona. Schrijf deze data alvast in
uw agenda, zodat u volgend jaar ook
daar bent \'where vets meet in Europe!\'
Mail voor meer informatie naar
secre(a)sevc.info, of kijk op
www.sevc.info.

Richard Nap is regional director voor de
sevc in de Benelux.

-ocr page 36-

Tjerk Bosje

Met de buik vol oliebollen, toastjes
en champagne zit u nu het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde te
lezen. Zou u
de extra kilo\'s er nu eigenlijk niet af
moeten trainen? Ach, mogelijk heeft
u ze er vandaag alweer afgewerkt. Of
was niet zo druk op het werk,
vanwege de kredietcrisis of de
jaarlijkse januaridip? Voor beide
problemen is er goed nieuws!

Voor het eerste probleem geldt dat
hersenen in relatie tot hun gewicht
relatief veel energie gebruiken. Veel
nadenken dus, en de kilo\'s vliegen
eraf. Voor het tweede probleem geldt
dat rust op de werkvloer het ideale
moment is om na te denken over
nieuwe inkomstenbronnen.

Deze nascholing gaat over dieren die

pegd-lezing: \'Casuïstieken
gastroenterologie bij de hond\'

niets hoeven te doen om af te vallen: ze
braken, willen niet eten en/of hebben
diarree. De klachten bij deze patiënten
gaan alleen voorbij als u ingrijpt!
Nascholing is \'nadenken\', of om in de
decemberstijl te blijven: dit
pegd mag u
op 10 februari zelf uitpakken. De exacte
inhoud wordt dan pas duidelijk. Het
pegd sluit aan bij uw praktijk en gaat
over nieuwe inzichten in de diergenees-
kunde. Omzetstijging gegarandeerd.

pegd

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
non-profit samenwerkings-
verband van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren van de
knmvd en het departement
Geneeskunde Gezelschapdieren
van de Universiteit Utrecht.

cursus

De cursus vindt plaats op dinsdag lo
februari 2009 van 15.00 tot 18.30 uur
in de collegezaal van het departement
Geneeskunde Gezelschapsdieren te
Utrecht. De spreker is Tjerk Bosje, spe-
cialist interne geneeskunde, werkzaam
bij Dierenarts Specialisten Amsterdam.
De kosten van deelname bedragen 100
euro. Voor meer informatie, inschrijven
en het volledige programma, kunt u
kijken op www.ggg.knmvd.nl onder
\'pegd\'. U vindt hier ook het overige
cursusaanbod van
pegd.

Tjerk Bosje is specialist interne genees-
kunde.

Referaat

Dr. D. Gevaert

Strategische bestrijding vanAPP-infectie
bij varkens
R. Bornhorn. Praktischer
Tierarzt 2008; 89.1:46-57.

Na een acute app {Actinobacillus
pleuropneumoniae,
serotype 2 en 5 in de
vleesvarkenstal)-infectie op een
gesloten zeugen- en vleesvarkenbedrijf
werden alle varkens op het bedrijf
behandeld met enrofloxacin (Baytril®)
5 milligram per kilogram lichaamsge-
wicht, 3 intramusculaire injecties met
een interval van 36 uur. Dit werd
vergezeld van radicale maatregelen om
de hygiëne en het management te
verbeteren. Om de resultaten te
monitoren, werden tien varkens van
het bedrijf (die na het spenen serolo-
gisch
app-negatief werden bevonden
voor de antibioticumbehandeling)
herhaaldelijk serologisch onderzocht

drie, acht en zestien weken na de
behandeling en na het binnenbrengen
in de vleesvarkenstal. Ziekteverschijn-
selen, sterfte en de technische resul-
taten van de vleesvarkens werden
geregistreerd voor en na het doorvoe-
ren van het controleprogramma. Tot
vijftien maanden na de antibioticumbe-
handeling werden er op het bedrijf geen
app-ziekteverschijnselen waargeno-
men. De tien
app-negatief geteste
controlebiggen bleven seronegatief
gedurende 2,5 maanden na het over-
brengen naar de vleesvarkenstal. Van de
aangekochte gelten, die de antibio-
ticumbehandeling kregen bij het
overbrengen naar de quarantainestal,
had 30 procent een positieve serolo-
gische APPorespons
(elisa) en na het
overbrengen naar de zeugenstal had 7
procent een positieve respons zonder
ziekteverschijnselen. Het was niet
mogehjk met zekerheid vast te stellen
of de hernieuwde serologische respons
van
app, serotype 2 en 9, bij de test-
dieren in de vleesvarkenstal het gevolg
was van een nieuw ingebrachte infectie
of van een herinfectie. De eerste
mogelijkheid is de meest waarschijn-
lijke omdat serotype 5 niet meer werd
aangetroffen en serotype 9 nieuw
opdook. De mestperiode na de antibio-
ticumtherapie werd met vijf dagen
verkort van 12 2 tot 117 dagen per
ronde. De gemiddelde groei tijdens de
mestperiode steeg met 97 gram van 726
gramnaar823 gramperdierperdagen
de sterfte op de batterij daalde van 6,0
procent naar 1,8 procent. Onderzoek
naar de economische impact toonde
een daling aan van de sterfte op de
batterij van gemiddeld 3,3 procent, een
verbetering van de voederconversie
met 0,2 punten en een toename van de
dagelijkse groei met 80 g/dier/dag. De
antibioticumbehandeling had geen
effect op het resultaat van het spenen
van de biggen of de vruchtbaarheid van
de zeugen op het bedrijf

De heer Gevaert is werkzaam bij de
firma Bayer.

-ocr page 37-

Voeding voor merrie en
veulen

Sanéqui introduceert Mare&Foal, een
speciaalvoer voor de drachtige en
zogende merrie en het groeiende
veulen. De vetrijke muesli is volledig
afgestemd op de specifieke behoeften
van zowel de drachtige of zogende
merrie als het opgroeiende veulen. De
optimale voeding van deze paarden
verschilt immers sterk van die van
andere paarden, met name wat betreft
hun behoefte aan energiebronnen,
eiwit, vitaminen en bepaalde mine-
ralen.

Sanéqui Mare&Foal bevat optimale
hoeveelheden van deze nutriënten en
vormt in combinatie met goede
kwaliteit gras, hooi of kuil (jong
maaistadium) een compleet rantsoen.
Voor de paardenfokker biedt dit voer
de zekerheid van uitstekende voeding
en het gemak van het gebruik van
maar één soort krachtvoer. Het doel is
een gezond geboren veulen dat zich
vervolgens lichamelijk optimaal
ontwikkelt zonder
ocd, maagzweren,
stalondeugden of groeiproblemen.

Sanéqui Mare&Foal is net als de
andere vijf Sanéqui speciaalvoeders
voor paarden uitsluitend verkrijgbaar
via de dierenarts.

www.sanequi.nl

Profender grote en kleine
kat

Bayer Animal Health lanceert nieuwe
kliniekverpakkingen van twintig
pipetten voor Profender kleine en
grote kat. De prijs per pipet voor
Profender kleine kat twintig pipetten
is blijvend verlaagd in vergelijking
met Profender kleine kat veertig
pipetten. Deze zijn inmiddels uit het
assortiment genomen. Voor de
middelgrote kat blijft de verpakking
van veertig pipetten bestaan.
www.companion.bayer.be

Solacyl® voor kalf en
varken

Eurovet Animal Health bv introdu-
ceert Solacyl roo%, een poeder voor
orale oplossing voor kalveren en
varkens, met als werkzame stof
natriumsalicylaat. Het is een eerste
keus orale
n s a i d voor het verlichten
van pijn, koorts of ontsteking, vóór of
gelijktijdig met een antibiotica-
therapie. Het product is uitstekend
oplosbaar in water en melk, waardoor
u binnen enkele seconden kunt zorgen
voor een geconcentreerde vooroplos-
sing. Ook heeft het een uitstekende
stabiliteit in hard en zacht water,
aangezuurd water, melk en brijvoer.
Het kan ook via drinkwater worden
toegediend als pulsmedicatie. Hier-
door is het bij gelijktijdige antibiotica-
therapie mogelijk de geneesmiddelen
afzonderlijk toe te dienen. Er is geen
wachttijd. Solacyl ioo% is verkrijgbaar
in een zak van 250 gram en r kilogram.

(0497) 54 43 00

Cevaxel® ceftiofur voor
rund en varken

Ceva Santé Animale introduceert
Cevaxel®, een poeder op basis van
ceftiofur 50 milligram per milliliter
(mg/ml). Dit is een cephalosporine
van de derde generatie met een
breedspectrum bactericide werking
tegen Grampositieve en Gram-
negatieve bacteriën. Er is nog weinig
resistentie tegen dit antibioticum. Het
product is beschikbaar in flacons van
I en 4 gram (flacon met r gram poeder
met een flacon van 20 millilter
respectievelijk 80 milliliter oplos-
middel). Bij de 4 grams verpakking
wordt gratis een transfernaald
meegeleverd. Dankzij dit systeem kan
het product vlot, gemakkelijk en
hygiënisch worden opgelost. In
vergelijking met een klassieke naald is
er is een duidelijke tijdwinst.

Cevaxel® is voor het rund geïndiceerd
voor de behandeling van tussenklauw-
panaritium
(Fusobacterium necropho-
rum, Bacteroides melaninogenicus)
en
luchtweginfecties veroorzaakt door
Pasteurella multocida en Mannheimia
haemolitica.
Bij het varken is het
geregistreerd voor de behandeling van
luchtweginfecties veroorzaakt door
Actinobadllus pleuropneumoniae,
Pasteurella multocida
en Streptococcus
suis.
Het wordt intramusculair
toegediend.
www.ceva.nl

Suvaxyn MH-One en
Suvaxyn M. hyo-Parasuis

Fort Dodge ah introduceert twee
nieuwe varkensvaccins. Suvaxyn
M. hyo-Parasuis werkt zowel tegen
Mycoplasma (longontstekingen) als
de ziekte van Glasser (polyserositis).
Het vaccin Suvaxyn
mh-One is een
\'one-shot\' Mycoplasmavaccin. De
vaccins onderscheiden zich door hun
eenvoudige toediening als gevolg van
de lage viscositeit van het vaccin.
Beide vaccins zijn minstens 26 weken
werkzaam. Dankzij innovatieve
adjuvanstechnologie is de hoeveelheid
antigeen in het vaccin Suvaxyn
MH-One beperkt. Dit leidt tot minder
belasting van het immuunsysteem
van de biggen.

De reden om in Suvaxyn M.
hyo-Parasuis twee vaccins te combi-
neren, is dat beide ziekteverwekkers al
op jonge leeftijd schadelijk zijn.
Onderzoek heeft aangetoond dat
vaccinatie tegen mycoplasma leidt tot
een toename van de dagelijkse groei en
een daling van de voederconversie op
bedrijven die met de ziektekiem te
maken hebben. In België wordt 60
procent van alle biggen gevaccineerd
tegen Mycoplasma, terwijl dat in
Nederland 20 procent tot 25 procent is.
(0800
)455 55 54

-ocr page 38-

Een nieuw jaar; nieuwe
kansen voor de
knmvd

voorzitterscolumn

Als u dit leest, is de start van 2009 een feit. Daarom ten eerste al het goede
toegewenst voor u en de uwen. Dat het u zowel zakelijk als persoonlijk goed
mag gaan in 2009.

Ook voor de knmvd liggen er in 2009 nieuwe kansen en nieuwe uitdagingen.
In dit en volgende Tijdschriften wordt u geïnformeerd over relevante sociaal-
economische ontwikkelingen, nieuwe mantelcontracten
aov, en nieuwe
Arborichtlijnen. Daarnaast worden ook de activiteiten ter bestrijding van arbeids-
ongeschiktheid en het coachen van jonge dierenartsen in 2009 gecontinueerd. Dit
is slechts een selectie van wat u vanuit Houten kunt verwachten. Ook bestaan er
grote verwachtingen ten aanzien van de uitwerking van het Convenant bestrij-
ding antibioticaresistentie. De
knmvd heeft als een van de partijen getekend voor
de gemeenschappelijke afspraken binnen de gehele sector Met de uitgangspunten
van de Gids voor
gvp en de overeenkomst dierhouder-dierenarts, liggen er zeer
reële mogehjkheden om te komen tot het terugdringen van de resistentie en een
meer verantwoord gebruik van antibiotica. Wij dierenartsen moeten dit nu on-
voorwaardelijk oppakken en ons een betrouwbare en professionele partner tonen
voor de gehele dierhouderij. Daarmee kunnen wij optimaal invulling geven aan
de ons toegewezen rol als poortwachter ten aanzien van diergezondheid, dieren-
welzijn, voedselveiligheid en volksgezondheid. Dat die rol vanuit verschillende
kanten onder druk staat, wordt nu breed onderkend. De overheid heeft de Raad
voor Dierenaangelegenheden gevraagd een advies te geven over de manier waarop
de rol van de dierenarts voor het algemeen belang kan worden versterkt. Bij een
veterinaire autoriteit hoort professionele onafhankelijkheid. De uitdaging en de
vraag is hoe deze het best kan worden geborgd. Kortom, 2009 kent veel mogelijk-
heden voor de dierenarts en evenzoveel kansen. Samen met u gaan we ervoor!

Ludo JHeUebrekers, voorzitter, l.j.hellebrekers@knmvd.nl.

Statuten knmvd gewijzigd

Miel Bingen

Tijdens de algemene vergadering op
3 oktober 2008 in Utrecht werd de
discussie rond de wijzigingen van de
bestuurlijke structuur van de
knmvd afgerond. De volgende stap
was het vastleggen van de uitkomst
van deze discussie in nieuwe
statuten. Het was aan de buiten-
gewone algemene ledenvergadering
die op 18 december op het bureau in
Houten werd gehouden, zich
hierover uit te spreken. Het resul-
taat: een bijna unanieme stem voor
de nieuwe statuten.

Een vergadering over een statuten-
wijziging is altijd bijzonder Het is aan
de aanwezige leden om de statuten
aan te nemen of te verwerpen. Los van
kleine, niet inhoudelijke, wijzigingen
is het aan de vergadering om ja of nee
te zeggen tegen de statuten. Voor
aanpassingen en nieuwe inzichten is
er in dit soort vergaderingen geen
plaats. Overigens wees voorzitter Ludo
Hellebrekers er op dat hiermee het
veranderingsproces binnen de
knmvd
niet is afgerond. Verdere, meer
beperkte, wijzigingen van de statuten
zullen altijd blijven plaatsvinden.
Bovendien moet een nieuw huis-
houdelijk reglement worden samen-
gesteld.

discussie

De discussie bleef tijdens de vergade-
ring dan ook beperkt. Naast een aantal
procedurele zaken en tekstuele
suggesties werden echter wel een
aantal fundamentelere punten aange-
sneden. Zo werd de vraag gesteld in
hoeverre vergaderingen van bestuur en
ledenraad toegankelijk zullen zijn voor
de leden. Ludo Hellebrekers merkte op
dat hier nog niet over is nagedacht,
maar dat hij de suggestie zeker interes-
sant vindt en dat het de transparantie
rondom de besluitvorming binnen de
vereniging ten goed zou komen. Dit
was dan ook een suggestie die in een
later stadium zeker zal terugkeren.

Een ander punt dat, zeker niet voor
de eerste keer, werd aangesneden, was
het voorzitterschap van zowel bestuur

-ocr page 39-

de belangriikste
wiizigingen of een rij

Ledenraad en ledenbijeenkomst
De algemene vergadering wordt
opgevolgd door een ledenraad en
ledenbijeenkomst. De huidige
raad van toezicht komt te
vervallen. Om ervoor te zorgen
dat de stem van de verschillende
leden beter wordt gehoord,
kiezen de leden een breed
samengestelde ledenraad. De
ledenraad zal niet alleen toezicht
houden, maar ook nauw worden
betrokken bij de beleidscyclus en
fungeren als klankbord voor het
bestuur en de vereniging. De
ledenraad neemt in grote lijnen
de bevoegdheden van de
algemene vergadering over. In
bijzondere gevallen kunnen
leden een ledenbijeenkomst bij
elkaar roepen, die het bestuur en
de ledenraad ter verantwoording
kan roepen.

Verhouding bestuur en groepen
Om te zorgen voor een optimaal
functioneren van bestuur
(centraal) en groepen (decentraal)
zijn nieuwe afspraken vastgelegd
in de statuten. De groepen zullen
zich richten op zaken gerelateerd
aan de sector en het directe
belang van de leden van de
groepen. Het bestuur daarentegen
richt zich op belangenbeharti-
ging, dienstverlening en branche-
ontwikkeling in algemene zin.

Structuur commissies
De commissies binnen de knmvd
krijgen een verregaand uniforme
structuur. In de nieuwe structuur
bestaan er twee soorten commis-
sies: zelfstandige of statutaire
commissies en bestuursonder-
steunende commissies. Een
zelfstandige of statutaire
commissie staat los van het
bestuur en is verankerd in de
statuten of het huishoudelijk
reglement omdat eventuele
inmenging vanuit het bestuur
ongewenst is. Dit geldt voor de
Ereraad.

De bestuursondersteunende
commissies zijn er om het
bestuur te ondersteunen bij het
uitvoeren van specifieke taken.
Deze commissies krijgen vanuit
het bestuur een opdracht
aangereikt, vormen geen beleid
en adviseren specifiek in relatie
tot de opdracht (dan wel
vraagstelling). Daarnaast zijn er
externe commissies waarin leden
namens de
knmvd zitting hebben
naast leden van buiten de
Maatschappij.

Regio\'s

De huidige regio\'s kennen nu nog
een relatief zware bestuurlijke
structuur. Om de regio\'s efficiën-
ter te laten functioneren, krijgen
zij een organisatievorm die lijkt
op die van de commissies.

als ledenraad van de voorzitter van de
Maatschappij. Opnieuw werd erop
gewezen dat dit geen fundamentele
verandering is ten opzichte van de
huidige situatie: ook nu zit de voorzit-
ter zowel het bestuur voor als de
algemene vergadering. Een aspect dat
minder aandacht heeft gekregen, maar
zeker zaken in een ander daglicht
stelt, is het feit dat het bestuur geen
stemrecht heeft tijdens de gemeen-
schappelijke vergaderingen van
bestuur en ledenraad, waar onder
andere het toezicht ter sprake komt.
Voor een aantal aanwezigen veran-
derde dit hun kijk op de voorgestelde
nieuwe structuur in positieve zin.

opkomst

Aan het \'voorwerk\' was veel aandacht
besteed: de discussie met de leden over
een nieuwe structuur voor de
k n m v d
is uitgebreid gevoerd via discussie-
bijeenkomsten, de media van de
knmvd en tal van informele gesprek-
ken. Misschien dat daardoor de
buitengewone algemene vergadering
voor veel leden als een \'formaliteit\'
werd ervaren. De opkomst in Houten
was dan ook beperkt. 51 leden hebben
uiteindelijk gestemd over de wijziging
van de statuten. 48 spraken zich uit
voor de nieuwe statuten, 2 onthielden
zich van stemming en i lid stemde
tegen. Dat het onderwerp toch
principieel belangrijk werd gevonden,
bleek misschien nog wel meer uit het

aantal afmeldingen: 467 leden (zo\'n 10
procent van het totaal aantal leden)
had de moeite genomen om zich af te
melden.

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrifi voor Diergeneeskunde.

-ocr page 40-

f\'f--

RISICO\'S REDUCEREN BEGINT MET
TOEKOMSTGERICHT VACCINEREN

Goed nieuws voor katten die alles uit hun 9 levens willen
halen. De vernieuwde Nobivac® vaccinreeks voor katten
biedt nu een geregistreerde immunlteitsduur van 3 jaar
tegen kattenziekte én rabiës. Deze langere immuniteit
brengt een nieuwe horizon in beeld voor praktijken die
doelgericht, lees toekomstgericht willen vaccineren.
Wilt u het nieuwe Nobivac® vaccinatieschema bij u in de
praktijk introduceren? Neem dan contact op met uw Rayon
Manager of bel Intervet/Schering-Plough Animal Health.

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

www.intervet.nl

-ocr page 41-

Een nieuw bestuur: Dierenarts en
beroepsorganisatie

Johan Klein Haneveld

Tijdens de algemene ledenvergade-
ring op 3 oktober 2008 is het nieuwe
bestuur van de
knmvd aangetreden.
In een serie van vier bijdragen
presenteert het nieuwe bestuur zijn
ideeën over de vier belangrijkste
beleidsterreinen van de
knmvd.
Deze eerste aflevering richt de
schijnwerper op de beroepsorgani-
satie. "We moeten onze activiteiten
aan de leden laten zien!"

Een slagvaardige, effectieve knmvd is
voor het nieuwe bestuur uiterst
belangrijk. "De in de afgelopen jaren
ingezette reorganisatie van de vereni-
ging is nog niet helemaal geïmplemen-
teerd", verklaart Lonneke Stark. "De
statuten zijn al wel gewijzigd en de
groepsreglementen en commissies
worden eveneens aan de nieuwe
structuur aangepast." Bram van Schaik
vult aan: "De
knmvd stond vroeger
bekend als club voor maatschapsleden
van boven de vijftig in driedelig grijs.
Steeds meer beseffen we dat we alle
dierenartsen bij de organisatie moeten
betrekken." Het beleid was jarenlang
onvoldoende zichtbaar gericht op de
jonge dierenartsen. "Dat is nu anders,"
aldus Bram. "De leden hebben zich
uitgesproken door twee jonge be-
stuursleden te kiezen. Ook de Commis-
sie Jonge Dierenartsen (
cjd, cjd(a)
knmvd.nl) is zeer actief." Om precies te
kunnen bepalen op welke gebieden de
knmvd jonge dierenartsen beter kan
ondersteunen, wordt een breed
behoefteonderzoek opgezet in
samenwerking met de faculteit
Diergeneeskunde. "Bovendien gaan we
proberen alle bestaande activiteiten
voor jonge dierenartsen in kaart te
brengen, zodat niet iedereen zelf het
wiel hoeft uit te vinden."

communicatie

Het nieuwe bestuur wil zorgen voor
een
knmvd die zichzelf aan haar leden
kan verkopen. "We doen al heel veel,"
meent Bram. "En we zullen in de
toekomst allerlei ambitieuze dingen
gaan oppakken. Maar we kunnen nog
meer veterinairen winnen voor de
knmvd, alleen al door beter te laten
zien wat er allemaal gebeurt. Dat geldt
voor het bureau, het bestuur, commis-
sies enzovoorts." Communicatie is
hierbij het sleutelwoord. "Niet alle
activiteiten van de
knmvd leveren op
de korte termijn voordeel op voor het
individuele hd", stelt Lonneke.
"Daarom moeten we die activiteiten
aan de leden laten zien." Nieuwe
communicatiemethoden, zoals
mogelijk een weblog, zijn hiervoor
nodig. Lonneke: "Snel de juiste
informatie naar buiten brengen is
ontzettend belangrijk. Nog steeds zijn
er collega\'s die niet op de hoogte zijn
van wat er in Houten gebeurt. Ons
streven is die groep leden zo klein
mogelijk te laten zijn." De nieuwe
communicatietechnieken kunnen
helpen leden meer bij de vereniging te
betrekken. "Als meer leden zich
betrokken voelen, zal de
knmvd
slagvaardiger worden", voorspelt Bram.
De KNMVD moet bovendien ook helder
communiceren naar buiten, naar de
maatschappij, naar andere belangenor-
ganisaties, de regering et cetera. "Juist
in de komende jaren is het noodzake-
lijk dat mensen ons als een belangrijke
gesprekspartner beschouwen. Alleen
dierenartsen zijn experts op dierge-
zondheid, dierenwelzijn én volks-
gezondheid. Alleen wij kunnen deze
verschillende vakgebieden zo combine-
ren dat een afgewogen mening en
advies naar voren komt." Bram ziet
hierbij ook een rol voor de leden: "We
nemen verantwoordelijkheid, geven
kwaliteit, rekenen ervoor en zijn trots
op ons beroep!"

bestuurlijk kader

De KNMVD is afhankelijk van de inzet
van haar leden in de diverse besturen.
Lonneke is zich ervan bewust dat
besturen tijd kost, en dat men tegen-
woordig vaker andere activiteiten kiest
boven het actieve lidmaatschap van een
beroepsvereniging. "De verandering
van de verenigingsstructuur zal ertoe
leiden dat het bestuur meer op beleids-
niveau gaat werken", is haar verwach-
ting. "Hoe meer we de nieuwe vereni-
gingsstructuur doorvoeren, hoe meer
we op afstand kunnen besturen.
Daarnaast streven we ernaar om in de
komende jaren de hoeveelheid leden
die zich actief voor hun vereniging
willen inzetten, actief te vergroten."

De nieuwe structuur vergemakke-
lijkt volgens Bram de communicatie.
"Een groep leden kan een lid waar zij
vertrouwen in heeft, voordragen voor
de ledenraad. Deze heeft regelmatig
overleg met het bestuur en heeft ook
daadwerkelijk invloed op het beleid
van de vereniging. Dit is dus veel
gemakkelijker en directer dan de
situatie tot nu toe." De slagkracht wordt
verder vergroot doordat de groepsbestu-
ren vergaande verantwoordelijkheden
krijgen met betrekking tot sectorspeci-
fieke onderwerpen. "Het algemene
bestuur zal zich vooral richten op
sectoroverschrijdende keuzes en er is
regelmatig overleg tussen het algemeen
bestuur en de groepsbesturen." Ook de
regio\'s zijn belangrijk. "Zij richten zich
op de regionale ledenbinding en het
ledencontact. Er is bij deze bijeen-
komsten ahijd iemand van het bestuur
aanwezig." Het bestuur zal worden
ondersteund door een nog verder
geprofessionaliseerd bureau. Bram: "Er
gaat een \'planning & control\'-cyclus
van start. Op deze manier wordt
zichtbaar welke capaciteit van het
bureau op welk gebied wordt ingezet.
Zo kunnen we onder andere keuzes
gaan maken om in bepaalde gebieden
nog beter te worden en misschien
andere taken extern te laten uitvoeren."
Alles hangt dus samen. "Wij willen
onze plannen zo goed mogelijk
uitvoeren in overleg met alle leden!"

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur
bij het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde

-ocr page 42-

Jan van Dijck

Op 5 november vond de vierde
informatiedag voor seniordieren-
artsen plaats, georganiseerd door de
projectgroep veterinaire informatie
van de Commissie Senioren
knmvd,
in het restaurant Mereveld te
Utrecht: een plezierige locatie,
passend voor deze sociale gelegen-
heid.

Allereerst een welkomstwoord door
Jan Peelen, waarin onder andere het
hoge reüniegehalte werd vastgesteld
(meer dan 125 deelnemers) en dat na
een enerverende nacht, waarin de
verkiezingen van de president van de
Verenigde Staten plaatsvonden.
Voorzitter van de commissie senioren
Frans Cremers opende de dag. Hij
somde kort de diverse activiteiten van
de commissie op, zoals recent gepubli-
ceerd in het
Tijdschrift: voor Diergenees-
kunde
in de vorm van een interview en
hij stipuleerde het belang van en voor
een \'groep\' die ongeveer 20 procent
uitmaakt van het totaal aantal leden
van de Maatschappij. Hij wees op de
bestaande website en riep op tot
nadere invulling daarvan.

narratief

De eerste inleider van deze dag was
mr. drs. Jan Staman, directeur van het
Rathenau Instituut te Den Haag. Hij
praatte de aanwezigen bij over \'De
plaats van het dier in de samenleving\'.
Het geschatte aantal dieren in Neder-
land is 450 miljoen, waarvan 350
miljoen kuikens. De variatie van de
diersoorten neemt toe, evenals de
sociale praktijk, de commercialisering
en professionalisering. Er ontstaat een
toenemende gevoeligheid voor het
lijden van dieren onder de bevolking
door de morele identificatie. De
opkomst van nieuwe elites, zoals de
Partij voor de Dieren en de Groep
Varkens in Nood, leidt tot het ontstaan
van een esoterische wereld, waar

mensen bijvoorbeeld na een sterfgeval
van een dierbare, de plaats daarvan
laten innemen door een gezelschaps-
dier De atavistische indelingen van de
dieren werkt tegelijkertijd nog steeds
door en het benoemen van sommige
soorten tot ondier vergemakkelijkt
onder andere het euthanaseren ervan.

De technologische tijd waarin wij
leven leidt ook tot problemen in
verband met dierenwelzijn. In ons
land gaat het nog steeds om de
\'dubbeltjes\' en veel minder om de
toegevoegde waarde, behalve in de
melkindustrie. De keten is namelijk te
lang om aan toegevoegde waarde te
denken of te werken. De toegevoegde
waarde zit altijd aan het einde van de
keten en de boer ziet het niet terug.
Het dierenwelzijn verliest daardoor
aan belang. De relatie tussen welzijn
en gezondheid leidt weliswaar tot
innovaties, maar het belang van
welzijn komt daarbij steeds achteraan.
Staman noemde de film \'Ons dagelijks
brood\' als voorbeeld van de vervreem-
ding die het gevolg is van de vlucht
die de technologie heeft genomen. De
eerder genoemde megastallen zijn met
zorg ontworpen, maar toch is de
burger het er niet mee eens. Ook de
agroparken, waar de megastal slechts
een voorbeeld van is, worden door de
burger niet begrepen. Agrobiotechno-
logie is ook nog steeds taboe, terwijl in
tegenstelling tot misleidende berich-
ten uit de media, het eten nog nooit zo
goed is geweest als nu.

dubbele moraal

Wat het moeilijk maakt om dieren
hun juiste plek te geven, is dat de
normatieve en politieke problemen
nog steeds contextueel bepaald zijn,
terwijl de intrinsieke waarde van
dieren nog steeds onbepaald blijft. Dat
wil zeggen: hét dier bestaat niet. Het
dier verschijnt altijd in een bepaalde
context. Alleen de pijn, het lijden, van
het dier spreekt tot onze verbeelding
en biedt de beste empirische evidentie
voor beleid.

Vierde informatiedag voor
seniordierenartsen

De valkuil van de dubbele moraal
bestaat eruit dat de consument niet wil
betalen voor de aandacht die moet
worden besteed aan de intrinsieke
waarde van het dier In de huidige
neoklassieke markt moet de burger
goedkoper kunnen kopen, maar omdat
er een \'level playing field\' moet zijn,
komt vlees uit landen met minder
aandacht voor welzijn naar Nederland.
Alleen op het moment van een
incident kan er worden \'doorgepakt\'.

Na een met verve en overtuiging
gebrachte verhandeling ontstond in
de zaal een levendige discussie. Zowel
het noodzakelijke bewijs voor het
gestelde als dat voor het tegenoverge-
stelde is moeilijk, zelfs onmogelijk te
leveren, meenden de aanwezigen.
Mogelijk dat het indammen van het
scala aan keurmerken tot één biolo-
gisch keurmerk, zoals in Denemarken,
leidt tot schaalvergroting van de
biologische landbouw. Ook zouden de
indexen voor dierenwelzijn publiek
gemaakt moeten worden om zo de
emoties in te dammen.

huidallergieën

Aleid Lubberink vermeldde na de
pauze dat men veertig jaar geleden op
de Kleine Huisdieren Kliniek in
Utrecht nog geen allergieën kende en
dat de ingestelde therapieën bij
huidproblemen ook niet hielpen, met
dit verschil met nu: men vond het niet
erg. Zij gaf het woord aan de spreker
van deze namiddag, drs. E.J. Tjalsma,
verbonden aan \'De Tweede Lijn\',
verwijscentrum voor gezelschapsdie-
ren te Wilhelminaoord. Hij hield een
lezing met als titel: \'Huidallergieën bij
mens en dier\'.

Hij gaf twee omschrijvingen van
het begrip allergie. Ten eerste is
allergie een immunologische reactie
op soortvreemd materiaal, die leidt tot
een al dan niet reversibele beschadi-
ging van de gastheer, maar ten tweede
is het een ziektebeeld, gekenmerkt
door een overgevoeligheidsreactie -
allergenen waarbij IgE-antistoffen
betrokken zijn. In het lichaam bestaat
een labiel evenwicht tussen tolerantie
en activering van het immuun-
systeem, waarin makkelijk verschui-
vingen kunnen optreden.

-ocr page 43-

De klassieke indeling van allergieën
(Get & Coombs i960) bevat vier types,
waartussen de grenzen kunnen
vervagen. Type i is de directe over-
gevoeligheid, type 2 is cytotoxisch,
type 3 wordt gekenmerkt door
immuuncomplexen en type 4 is
\'celgebonden\'.

allergie bij de hond

De allergieën bij de hond kunnen als
volgt worden ingedeeld: atopie,
vlooien-Zinsectenallergie,
voedselallergieZ-intolerantie, contact-
allergie, medicijnenovergevoeligheid
en diversen zoals scabies en malasse-
zia. Atopie komt voornamelijk voor
bij bepaalde rassen: Labradors/golden
retrievers, terriërs, dalmatiërs, Franse
buldogs, boxers, sharpeis en vele
anderen. De atopie kan al optreden
vanaf een leeftijd van drie maanden.
De verschijnselen zijn in Nederland
vaak niet seizoengebonden maar
treden het hele jaar door op. Het
hoofdsymptoom is jeuk, waarvan de
ernst evenals de plaats sterk wisselt.
Soms worden conjunctivitis en
rhinitis gezien en zelden astma. In 50
procent van de gevallen gaat atopie
gepaard met een otitis externa. Het
grote probleem zit hem in de secun-
daire infecties, die in 95 procent van
de gevallen worden veroorzaakt door
stafylokokken, de rest door gisten
(Malassezia pachydermatitis). Stafylo-
kokken veroorzaken pustels, die soms
veranderen in collarettes (lijkt op
schimmel). Ook komen combinaties
voor van beide oorzaken.

Bij de diagnose atopie is de allergie-
test van bijkomend belang en deze
moet passen in de atopiecriteria van
Willemse/van den Brom en/of Prélaud.
De kosten van een allergietest
bedragen ongeveer 250 euro en de
vraag welke allergenen een rol spelen
is belangrijk. De allergenen werken
via een zogenoemde \'zwarte doos\',
waardoor de huidontsteking ontstaat.
Uit onderzoek blijkt dat bij honden
die atopische dermatitis hebben, de
\'epidermal lipid barrier\' minder
functioneel is.

Als een allergietest wordt gedaan,
moet de patiënt vrij zijn van secun-
daire infecties en niet onder invloed
van corticosteroïden of antihistami-
nica. Deze test moet altijd worden
gedaan als start bij immunotherapie.
De allergietest kan echter negatief zijn
bij positieve criteria, namelijk bij
\'atopieachtige dermatitis\'.

Immunotherapie bestaat uit
desensibilisatie, wat resulteert in 60
tot 70 procent effect en steeds zonder
bijwerkingen is. De kosten bedragen
ongeveer 140 euro en de therapie
duurt tien maanden. Er bestaat ook de
zogenoemde Rushmethode: desensibi-
liseren in één dag. Dit is echter niet
geheel ongevaarlijk. Therapiemoge-
lijkheden bij atopie zijn dus: immuno-
therapie, Prednisolon (alleen in
noodsituatie voorschrijven, bijvoor-
beeld liever vier dagen Prednisolon
dan zes weken een kap), cyclosporines
(let op: deze onderdrukken de jeuk bij
de hond en zijn volkomen veilig, maar
wel erg duur), tacrolimus (voor
plaatselijk gebruik), antihistaminica,
essentiële vetzuren en ondersteunen-
de shampo\'s.

Voedselallergieën kunnen we
indelen in: niet immunologische en
immunologische. Eiwitten in het vlees
zijn de oorzaak. Als gouden standaard
in de behandeling geldt: zes tot acht
weken dieet en daarna weer hetzelfde

voer en dit zonodig blijven herhalen.
Hierbij moet niet worden vergeten de
eigenaar te motiveren. Er moeten
voeders met gehydrolyseerde eiwitten
worden gebruikt.

Acute anafylactische reacties
kunnen optreden door contactallergie
(is erg moeilijk vast te stellen),
vlooienallergie (geen vlo vinden sluit
deze niet uit) en medicijnenallergie
(tot aan de dood).

allergie bij de mens

Bij de mens zien we bij verschillende
vormen van allergie rhinitis, astma en
dermatitis, met veel overlap. Bij 25
procent van de mensen bestaat er een
genetische achtergrond voor de
allergie. De secundaire infecties
worden bij de mens veroorzaakt door
stafylokokken en virussen, zelden of
nooit door schimmels. De therapie
bestaat vooral uit het bestrijden van
de secundaire infecties door het
topicaal toepassen van vier klassen
corticosteroïden, tacrolimus, anti-
histaminica, cyclosporines, immuun-
therapie, azathioprine (alleen in de vs)
en fototherapie. Belangrijk voor de
preventie van allergie is het aanpak-
ken van de secundaire infecties, de
stafylokok produceert namelijk een
stof die de huid ongevoelig maakt
voor corticosteroïden. Ook kan men
een zwangerschap doorbrengen op de
boerderij, of een kat in huis nemen
voor het kind er is.
Deze met zorg voorbereide lezing
werd afgesloten met meerdere
wetenswaardigheden op het gebied
allergie. Zo is de prevalentie van
allergie in het Westen in 25 jaar
verdubbeld. Verder neemt de sensibi-
liteit bij kinderen toe, evenals de
incidentie van astma. Er bestaat geen
dominante relatie tussen luchtveront-
reiniging en atopie. Er ontstaat
langzaam meer inzicht in de erfelijk-
heid.

De vierde informatiebijeenkomst
voor senioren was een leerzame dag.
Er heerste een erg sociale sfeer en een
prima stemming. De dag werd
afgesloten met de volgende leus: \'Er
moet gestreefd worden naar een
leefbare toestand voor dier en mens.\'

-ocr page 44-

Arne Hanssen

Op 29 oktober 2008 werd in het
gebouw van de
knmvd de tweede
bijeenkomst gehouden van het
netwerk dierenarts-docenten. Ook
deze keer was het een zeer geslaagde
middag.

De groep aanwezigen was deze keer
kleiner; een aanzienlijk aantal
collega\'s liet weten verhinderd te zijn
vanwege lesverplichtingen of kinder-
opvang. Desondanks, of misschien
juist daardoor, waren de discussies
hevig en borrelde de middag van
enthousiasme en werden er voorstel-
len gedaan voor initiatieven die verder
zullen worden uitgewerkt.

spreker

De spreker, Dick Brüggemann van
Euregio, bleek een zeer gedreven
persoonlijkheid. Zijn verhaal over het
inzenden van monsters vanuit de
dierenartspraktijk riep veel discussie
op. Zo wees hij de aanwezigen op een
artikel in het wetboek, waarin staat
dat de werkgever moet aantonen dat
ziekte bij zijn personeel niet arbeids-
gerelateerd is. In het geval van een
zoönose zou dit voor problemen
kunnen zorgen. In het Euregiolabora-
torium kan een bloedmonster binnen
twee uur worden gescreend op alle
voorkomende zoönoses.

lesmateriaal voor

paravete rin ai ren

Na een korte pauze stelde iedereen
zich voor. Hierbij bleken veel collega\'s
actief te zijn in een netwerk of
werkgroep met betrekking tot het
onderwijs. Vervolgens ontstond er een
levendige uitwisseling tussen de
aanwezigen, waarvan de meesten
betrokken zijn bij het onderwijs aan
dierenartsassistentes.

Een van de opgeworpen vragen
was waarom er geen landelijke opslag
bestaat van de lesstof voor paraveteri-
nairen. Waarom zou iedereen steeds
opnieuw het wiel moeten uitvinden?
Bij de Community Of Practice Dier
(cop) wordt geprobeerd in de \'back
office\' lesmateriaal te verzamelen voor
het Groene Onderwijs. In de praktijk
blijkt echter dat docenten het onder-
wijs waar ze zelf veel energie in
hebben gestoken, niet graag vrijelijk
uitdelen aan collega\'s. Vaak is er
bovendien tussen de scholen concur-
rentie om de leerling binnen te halen.
Jackie Heijlaerts stelde voor om alle
lesstof onder te brengen bij het oc en
na toetsing door een redactiecommis-
sie voor allen ter beschikking te
stellen. Om de opstellers van het
materiaal tegemoet te komen, kunnen
degenen die materiaal hebben
ingeleverd, ervoor worden betaald en
moeten degenen die materiaal willen
ontvangen, daar eventueel voor
betalen. Jackie werkt samen met het
oc en zal een eerste aanzet geven. De
cop zou ook een rol kunnen spelen in
een dergelijke opzet.

Vervolgens kwam de landelijke
database digitale toetsen paraveteri-
nair aan de orde. Op het moment
wordt hieraan gewerkt door twee
Aoc\'s, te weten het Groenhorstcollege
Barneveld (Cor Duym en Onno Drent)
en het Wellantcollege te Dordrecht
(Alex van Essen en Simone Thissen).
Deze toetsen zouden tegen betaling
aan andere
aoc\'s ter beschikking
kunnen worden gesteld

organisatie

Uit de groep kwam het voorstel om
een lijst te maken van alle deelnemers
van de netwerkmiddag, met hun
taken en rollen die zij vervullen bij de
verschillende netwerken/organisaties/
projectgroepen. Carla van de Meer-
akker heeft een aanzet gemaakt voor
deze lijst, Eltjo Betlehem
(ptc-h) bood
aan deze verder uit te werken en
enkele secretariële taken op zich te
nemen in samenwerking met de
knmvd. De lijst kan een uitstekende
manier vormen om elkaar direct te
bereiken en informatie te kunnen
uitwisselen.

Dierenarts-docenten willen
ervaring uitwisselen

Uiteindelijk werd gediscussieerd
over de vraag of het zinvol zou zijn om
als dierenartsen in het onderwijs een
aparte
knmvd-groep te gaan vormen
binnen Cluster 3. Dit zou een manier
zijn om meer inspraak te krijgen
binnen de beroepsvereniging. In dit
verband kwamen ook de salariëring,
bevoegdheid/bekwaamheid in het
onderwijs en andere onderwerpen ter
sprake.

Volgende bijeenkomst

Wat in ieder geval op het plan staat,
is een volgende netwerkbijeenkomst.
Het leeuwendeel van de organisatie
van de afgelopen twee bijeenkomsten
is verricht door Anne Hanssen. Huub
Hessel
(aoc de Groene Welle, Harden-
berg) biedt aan te helpen het Netwerk
meer te structureren. Eltjo Betlehem
en Rene Wessels
(ptc-f Barneveld)
zullen secretariële taken op zich
nemen en een spreker uitnodigen
voor de volgende keer. Deze zal iets
vertellen over regels en wetten
rondom proefdieren op school en de
zorg voor dieren op school. De derde
netwerkbijeenkomst voor dieren-
artsen in het onderwijs is gepland op
woensdag 8 april 2009 van 16.00 tot
20.00 uur.

Anne Hanssen is initiatiefnemer van
de netwerkbijeenkomsten dierenarts/
docent.

-ocr page 45-

verhuur van vergaderzalen

Met ingang van i december 2008 stelt
de
knmvd vijf van haar zeven ver-
gaderzalen beschikbaar voor verhuur.
Alle organisaties die regelmatig bij de
knmvd een vergaderzaal huren,
hebben inmiddels een brief met
relevante informatie ontvan-
gen. Tevens stuurt de
knmvd belang-
hebbenden en bedrijven in de regio
een brief waarin wordt gewezen op de
vergaderfaciliteiten. De
knmvd kan
concurreren met andere aanbieders op
basis van haar goed bereikbare locatie,
prima vergaderfaciliteiten en op maat
gesneden serviceverlening. Voor meer
informatie over de verhuur van
vergaderzalen kan men terecht op de
website www.zaalverhuur-knmvd.nl,
of gebruik maken van het e-mailadres
zaalverhuur@knmvd.nl. Potentiële
huurders kunnen rechtstreeks een
zaal reserveren en een luncharrange-
ment kiezen.

Meer informatie: bureaumedewerker
Tiny Leijenaar

jj^

Men kan terecht op de website.

website voor het publiek

De knmvd zal een website ontwikke-
len gericht op het publiek, onder de
naam www.dierenarts.nl. Deze
website zal bezoekers informeren over
standpunten en activiteiten van de
knmvd en dierenartsen in de Neder-
landse maatschappij, onder andere
door middel van nieuwsberichten.
Ook zal de website het voor mensen
makkelijker maken dierenartsen te
vinden in hun directe omgeving.
Meer informatie: portefeuillehouder
Lonneke Stark, bureaumedewerker
Miel Bingen.

digitale abonnementen

Per r5 januari 2009 zal de digitale
abonnementenservice voor veteri-
naire tijdschriften in gebruik worden
genomen. 26 toonaangevende
veterinaire tijdschriften zullen vanaf
dat moment in te zien zijn op de
website vandeKNMVD.Nadere
informatie over deze dienst van de
knmvd volgt in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde wan
r5 januari 2009.
Meer informatie: portefeuillehouder
Brigitte Cornelissen, bureaumede-
werker Miel Bingen.

sponsorcontracten

De knmvd heeft een standaard
sponsorcontract opgesteld dat alge-
meen kan worden toegepast. Leden en
partijen die gebruik willen maken van
dit standaardcontract kunnen meer
informatie verkrijgen bij bureaumede-
werker Martine Kramer.
Meer informatie: portefeuillehouder
Ludo Hellebrekers, bureaumedewerker
Martine Kramer.

Bulletin Bestuur en Bureau,
nummer 12, december 2008

personeel bureau

Per I januari 2008 zal Marjolijn Fijten
binnen het bureau van de
knmvd de
functie van communicatiemedewer-
ker vervullen. De afdeling communi-
catie zal tevens worden uitgebreid met
een junior communicatiemedewerker
in de persoon van Linda in \'t Hout.
Meer informatie: portefeuillehouder
Ludo Hellebrekers, bureaumedewerker
Irene van den Berg.

raad van toezicht

In het overleg tussen de nieuwe en
oude Raad van Toezicht zijn de volgen-
de posities verdeeld: mw. Nicole Mas-
tenbroek is benoemd tot voorzitter. Jan
Theo Weeda is vice-voorzitter en John
Borgmeier is benoemd tot secretaris.
Meer informatie: bureaumedewerker
Herman Geertsen.

symposium coaching jonge

dierenartsen

Op 29 november 2008 werd op
initiatief van de Commissie Jonge
Dierenartsen een symposium gehou-
den over coaching. De coachingsdag
stond vooral in het teken van gespreks-
technieken en communicatieve
vaardigheden. Er waren vijftig aan-
meldingen. Het programma werd zeer
goed ontvangen. De dag wordt daarom
waarschijnlijk herhaald. Tevens wordt
er een symposium georganiseerd dat
een verdieping op deze dag gaat geven.
Het doel is om uiteindelijk een
coachingtraject aan te kunnen bieden.
Tevens wordt gedacht aan informatie
over coaching voor werkgevers,
aangezien in de perceptie van de jonge
dierenartsen een deel van de pro-
blematiek ligt bij hun functioneren.
Meer informatie: portefeuillehouder
Bram van Schaik, bureaumedewerker
Irene van den Berg.

-ocr page 46-

Voor een beter leven ^o

Completeer uw behandeling bij hartfalen.

• *

• 4

PRI LACTONE

SPIRONOLACTONE

ONTWIKKELD DOOR CEVA SANTE ANIMALE

PRILACTONE® TABLETTEN VOOR HONDEN

SAMENSTELLING per tablet: Prilactone 10 mg: spironolactone 10 mg. PRILACTONE 40 mg: spironolactone 40 mg. INDICATIES: Prilactone tabletten worden gebruikt in combinatie met de standaard ttierapie (indien nodig
inclusief diuretische ondersteuning) bij de behandeling van congestief tiartfalen als gevolg van valvulaire regurgitatie bij tionden.
DOSERING: voor oraal gebruik. Eenmaal daags 2 mg spironolactone per kg lichaamsgewictit.
CONTRA-INDICATIES: Niet toedienen aan dractitige of lacterende dieren, of dieren die gebruikt worden voor of t^estemd zijn voor het fokken. Niet gebruiken bij honden die lijden aan hypoadrenocorticisme. hyperkaliëmte of
hyponatriëmie. Bij honden met nierinsufficiëntie (nierbeschadiging/stoornis) niet in combinatie met non-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAIDs) gebnjiken.
BIJWERKINGEN: bij niet gecastreerde reuen wordt regelmatig een
reversibele prostaatatrofie (afname in grootte) gezien. PRILACTONE 10 mg: REG NL 100860 - UDA. Doos met 30 tabletten. PRILACTONE 40 mg: REG NL 100861 - UDA. Doos met 30 tabletten.
Uitsluitend
voor diergeneeskundig gebruik.

CEVA

,SANTE ANIMALE

CEVA SANTÉ ANIMALE B.V.

Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk
Tel. 0174 643930 - fax 0174 643924
www.ceva.nl - info(§ceva.nl

-ocr page 47-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de volgende
collega\'s aangemeld:

Gelder, mevr. A. van; 2007; 3862 pd Nijkerk,

Barneveldseweg 114
Gouwerok, A.; 2001; 3022
va Rotterdam,

Doedesstraat 27-a
Kool, mevr. M.M.J.; 2007; 3437
rr Nieuwegein,

Zwaardenburg 68
Pogge, mevr. S.Q.; 2008; 3452
cb Vleuten,

Teunisbloemlaan 24
Tulner, mevr. P.F.; 1989; t326TL Almere, Darja

Collinstraat 8
Versol - ten Hoopen, mevr. J.C; 1978; 4585
ak
Hengstdijk, Plevierstraat 18

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het bestuur aangenomen:
Abma, R.; 2008; 9033 wj Deinum,

Spoorstrjitte 2 - d
Bakx, A.J.C.; 1989; 4706 VB Roosendaal,

Bronckhorstdreef 44
Koene, mevr. M.G.J.; r993; 8276
aa Zalk,

Zalkerdijk 19-a
Lunenborg, mevr. K.; 2008 Gent; 681
5 bz

Arnhem, Meijrooslaan 66
Sitters, mevr. S.; 2008; 3524
ea Utrecht, Hebriden
10

Vlerk, T. van der; 2000; 3581 WG Utrecht,
Bloemstraat 54

Als kandidaatlid van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:
Berg, mevr. M.j.C. van den; 7497 mx Bentelo,

Platenkampsweg 5
Goei, mevr. M. de; 3551 sv Utrecht,

Dahliastraat 8
Susilo, mevr. E.; 3432
xb Nieuwegein,
Muiderschans 33

Overlijdensberichten:

Op 24 november 2008 W. van der Sluis te
Damwoude

jubilea

2 januari, ]. Smeenk te Almelo, 40 jaar

3 januari, H. Oosterveen te Oss, 25 jaar

3 januari, J.G.H.D. Bettink te Den Helder, 25 jaar
7 januari, E.L. Lansink te Harderwijk, 70 jaar
10 januari. Mevr. dr. L.M. Overduin te Someren,
25 jaar

13 januari, PJ. van der Heijden te Numansdorp,
25 jaar

19 januari, J.S. Witteveen te Delft, 50 jaar

SLUITINGSDATA VOOR KOPIJ

Aflevering I Deadline*
01-02-20091 maandag 119-01-2009
15-02-20091 maandag 102-02-2009
or-03-20091 maandag 116-02-2009
15-03-20091 maandag 102-03-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(a)knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen Symposia

2009
januari

lo-ri Canifelis en Hippos congress 2009. Locatie:
Luik, België. Nieuwe programma\'s:
\'Spoedgevallen en intensive care\' en \'Het
jonge sportpaard\'.
23-25 Societa Italiana Veterinari er Equini
(sivE)-congres. Locatie: Bologna, Italië.
28 54e Agrivaknet Conferentie. Locatie Zaal
Verploegen te Wijchen. Voor meer informatie
over de conferentie kunt u contact opnemen
met het secretariaat van Agrivaknet, tel:
0162-438136 of kijken op de website:
www.agrivaknet.nl

Februari

5-7 Symposium Dier, Wetenschap en

Maatschappij. \'Een kijkje in de glazen bol: het
proefdier in een veranderende wereld\'.
Gezamenlijk symposium afdeling
Proefdierkunde, Nationaal Centrum
Alternatieven voor Dierproeven en
departement Dier, Wetenschap en

Maatschappij. Registreren op
www.3rsymposium.org.
7-8 Congres
ONCologisch Treffen 2009. Titel:
\'Urogenital tumours in dogs and cats: it takes
balls to treat them!\' Locatie; KdK, Soesterberg.
Informatie; www.kankerbijdieren.nl.

Maart

17-21 European Comittee of the Association of
Avian Veterinarians
(EAAv)-conferentie.
Locatie; Congreshotel Ter Eist te Edegem. Het
volledige congresprogramma, met het sociaal
programma, verdere informatie en het
inschrijvingsformulier kunt u terugvinden
op de website www.eaavbelgium.be.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2 oog
Januari

29 GGL-bijeenkomst; \'Antibiotica in de

dierhouderij\'. Op deze bijeenkomst zullen
diverse internationale sprekers een bijdrage
leveren. Locatie: Utrecht. Meer informatie;
R.Iorritsma@uu.nl.

Februari

29 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid. Aanvang;
r i.oo uur. Locatie; Nationaal Veeteelt
Museum in Beers. Spreker: Collega

C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp..
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verleden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

30 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid. Aanvang
r i.oo uur. Locatie: Restaurant \'d\' Ouwe
Brouwerij in Diessen. Spreker; Collega

C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp..
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verleden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

Maart

r 2 Voorjaars Algemene Ledenvergadering 2009

GGG. Locatie; volgt.
17 Voorjaarsbijeenkomst van de regio Zuid op
17 maart 2009 zal plaatsvinden. Locatie Best
Western Hotel Berkel - Enschot tijdstip
19.30-23.00 uur.

KLINISCHE AVONDEN 2009

"Testosteronmanagement: andrologie in
de praktijk"
Drs. J. de Gier
"Wasvoorschrift bij huidproblemen: therapeutisch gebruik
van shampoo en lotion"
Mw. Drs. J.D. Sinke

Van der Valk Hotel A4 Hoofddorp

Golden Tulip Jagershorst Leende

Van der Valk Hotel Wolvega

Van der Valk Hotel Ridderkerk

Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn

www.virbac.nl

woensdag 21 januari 2009

donderdag 12 februari 2009

woensdag 4 maart 2009

donderdag 19 maart 2009

maandag 30 maart 2009

\\lirt>ct<z

animal health

Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Bameveld. E-nnail: info@>virbac.nl.

Het inschrijfFormulier is ook te downloaden via www.virbac.nl.

-ocr page 48-

Cursussen

2009
Januari

6,15,26 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op r november 2008.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700
ae Wageningen.Telefoon: (03r7) 48 40
93, fax: (03r7) 42 65 47. Of stuur een email:
info.wbs@wur.nl.
15 PEGD Dermatologie bij de kat. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde. Deze cursus is
volledig gericht op de kat. De spreker is dr.
Richard Harvey. Nadere informatie via de
portal.

Februari

3 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op r november 2008.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700
ae Wageningen. Tel.: (0317) 48 40 93,
fax: (0317) 4265 47. Of stuur een e-mail: info.
wbs@wur.nl.

ro Tweedaagse cursus \'Hydrotherapie voor
honden\'. Nascholing voor dierenartsen en
dierfysiotherapeuten. Theorie: dinsdag
ro februari, 9.00 tot 16.30 uur in Barneveld.
Praktijk: donderdag 12 februari of vrijdag
13 februari in Kamerik. Kosten: 280 euro.
Opgeven kan via website www.
cursuscentrum.nl, of e-mail:
info@cursuscentrum.nl.

Maart

19 Symposium 2009; \'Beroepsaansprakelijkheid
in de praktijk\'. Op 19 maart 2009 organiseert
de
knmvd in samenwerking met Proteq Dier
& Zorg een symposium dat geheel in het
teken staat van de veterinaire
beroepsaansprakelijkheid. Medio januari
worden het programma, de prijzen en de
datum waarop de inschrijving wordt
geopend, bekendgemaakt. Wij houden u via
de website, nieuws-e-mails en het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
op de hoogte.

24-25 Cursus \'Pluimveevoeding en

-management\'. Plaats: Wageningen. Kosten:
t095 euro. Inschrijvingen en inlichtingen: De
inschrijftermijn van de eindigt op 10 maart
2009. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.

Dierenkliniek Feld is een praktijk voor gezelschapsdieren en vogels. Wij zijn op zoek naar een flexibele dierenarts in de
omgeving Amersfoort, die ons komend jaar tijdens vakanties en een zwangerschapsverlof wil komen helpen.

In ieder geval van juni tot en met september 2009.

Wij zoeken een flexibele dierenarts, die af en toe een periode leuk werk wfl doen waarbij meestal met twee dierenartsen gewerkt
wordt, maar tijdens vakanties alleen (uiteraard ondersteund door vijf assistenten). Goede beloning na gedane inspanning.

Reacties kunt u sturen naar: D.K. Feld, ter attentie van de heer F.U. Hamster, van Bemmelstraat 1,3818 pa Amersfoort.

The Human Touch

of technology

A.MGNARINI

diagnostics

m

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progesteron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
l-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding

-ocr page 49-

Dierenartsenpraktijk Zelhem Halle is een eerste- en
tweedelijns gemengde praktijk waar vier dierenartsen
en zes assistentes werkzaam zijn.
Per I februari 2009 hebben wij een vacature in
verband met uitbreiding in de gezelschapsdieren
sector.

dierenarts gezelschapsdieren m/v

Het is een fulltime baan met op termijn deelname in
de dienstregeling.

Wij zoeken een allround dierenarts
(gezelschapsdieren).

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met
mevr. Klein Bluemink 0314-621272.
Informatie over de praktijk is te vinden op:
www.dierenartsenpraktijk-zelhem-halle.nl.
Uw sollicitaties binnen veertien dagen schriftelijk
richten aan:

Dap Zelhem Halle
Halseweg 270
7021 Hv Zelhem.

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

GRAAFSCHAP

DIERE NA RTS E N

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde praktijk met meerdere locaties
in de Achterhoek. De onderneming staat voor een hoogwaardige dienstverlening In
en bulten de regio. In verband met verdere ontwikkeling van de paarden praktijk zijn
wij per 1 maart 2009 op zoek naar een

D E

enthousiaste

(m/v)

paardendierenarts

Wij vragen

• Een flexibele instelling

• Interesse in paardenfokkerij- en sport

• Deelname in dienstregeling Paard

• Teamgeest

• Creatieve en sociaal vaardige dierenarts

Voor vragen kunt u contact opnemen met Jeroen Smak via het telefoonnummer van de
afdeling Paard (0575-587870). Uw sollicitatiebrief kunt U binnen 10 dagen na het
verschijnen van deze advertentie schriftelijk richten aan: De Graafschap Dierenartsen,
t.a.v. Mevrouw B.A.P. Semmekrot-Hermens, Schimmeldijk 1, 7251 MX, Vörden of per e-mail:
b.semmekrot@dgdierenartsen.nl.

Wij bieden

Een prettige werksfeer en leefomgeving

Fulltime 6-maands contract

Moderne kliniek met uitgebreide Ie- lijns praktijk

Veel expertise op diverse deelgebieden

Arbeidsvoorwaarden conform CAO

Dierenartspraktijken

Eerbeek • Hengelo • Ruurlo • Steenderen • Vörden • Zutphen

-ocr page 50-

□ GJQQQ

arts&dîe?

Geen hindernis te hoog voor jou?

Paardenhouderij professionaliseert en vraagt om specifieke diergeneeskundige zorg!
Ben jij paardenarts en toe aan een nieuwe uitdaging, of wil jij je ontwikkelen als veelzijdig paardenarts?

Ter aanvulling van ons team is Arts&Dier op zoek naar een enthousiaste en gemotiveerde:

Fulltime dierenarts paard m/v

Arts&Dier bied je volop mogelijkheden om je verder te ontwikkelen in een groeiende praktijk
met een veelzijdig en enthousiast team en prima secundaire voorwaarden! Geïnteresseerd?
Voor vragen over de vacature kunt u bellen met dhr Van Ittersum, tel: 0591-513151.

Reacties binnen 14 dagen per e-mail:
m.glas@artendiernl

of schriftelijk:

Arts&Dier, Hoofdweg 26a, 7^71 TC Klijndijk ter attentie van dhr M. Glas.

www.artsendiernl

Pfizer Animal Health

Pfizer is het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld voor zowel humane als veterinaire ge-
neesmiddelen. We zijn een research georiënteerd bedrijf, gericht op het ontdekken, ontwik-
kelen, produceren en op de markt brengen van innovatieve geneesmiddelen voor mens en dier
Pfizer wil bijdragen aan een langer, gezonder en gelukkiger leven voor mens en dier en wil
partner zijn in de (dierjgezondheidszorg.

Binnen de Business Unit Swine van Pfizer Animal Health b.v. is er een vacature voor een tweede

Technical Services Manager Varkens (100%)

in deze functie bent u prinnair verantwoordelijk voor de veterinaire ondersteuning van onze diergeneesmiddelen voor varkens.

Taken en verantwoordelijkheden:

■ Informatievoorziening aan en probleemoplossing bij klanten

■ Veldwerkzaamheden zoals uitvoering en ondersteuning
van veldproeven en begeleiding van probleembedrijven

• Training en opleiding van de buitendienst

• Houden van presentaties voor dierenartsen en veehouders

• Onderhouden van contacten met opinieleiders

• Ondersteuning van de marketing- en salesactiviteiten binnen
de Business Unit, zowel in Nederland als op Europees niveau

Het profiel:

• Dierenarts met interesse in de varkenshouderij, ervaring niet
noodzakelijk

• Ervaring met MS Office (Word, Excel, Powerpoint)

• Goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal in woord en
geschrift

• Goede interpersoonlijke en communicatieve eigenschappen

• Vermogen tot werken in teamverband (teamplayer)

■ Netwerker, zowel met de interne- als de externe klanten

■ In staat om zelfstandig te werken

■ Pro-actieve houding

■ Enthousiast, nieuwsgierig

• Ambitie om persoonlijk verder te ontwikkelen

Voor nadere informatie over de functie kunt u contact opnemen met Ad Bakx, 06-53116477

Uw sollicitatie met recent curriculum vitae graag binnen 14 dagen naar Pfizer Animal Health b.v., t.a.v. Secretariaat, Postbus 37,
2900 AA Capelle a/d IJssel. Mailen kan ook naar secretariaat.ahg@pfizer.com

-ocr page 51-

It\'s new, it\'s blue, it\'s Baytril® Max

nieuwe formulering met Arginine
gebruiksvriendelijke One shot
snelle werking
ook tegen
Mycoplasma bovis
metafylactisch inzetbaar

BaytrirMax

Fast action against BRD infection

lam van het diergeneesmiddel: BAYTRIL® MAX Samenstelling: Werkzaam bestanddeel: 100 mg enrofloxacine per ml. Hulpstoffen: Arginine, butylalcohol, benzylalcohol, water
or injectie.
Doeldiersoort: kalf. indicaties voor gebrullc metafylactische behandeling (vroege therapie) van klinisch niet zieke dieren in geval van acute infecties van het adem-
Ingsstelsel veroorzaakt door
Pasteurella haemolytica, Pasteurella multocida, Haemophilus somnus en Mycoplasma spp.. Contra-Indicaties: geen. Bijwerkingen: op de injectie-
ats kan een lokale reactie voorkomen.
Dosering: éénmalige toediening van 7,5 mg enrofloxacine per kg lichaamsgewicht (= 7,5 ml per 100 kg). Niet meer dan 15 ml per injectie-
ats toedienen.
Wijze van toediening: subcutaan. Wachttermijn: vlees: 21 dagen. Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd
niet gebruiken bij een vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat,
eciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren: wanneer het product wordt gebruikt dient rekening gehouden te worden met het officiële en nationale beleid ten aanzien
I antimicrobiële middelen. Het gebruik van fluoroquinolonen dient te worden beperkt tot behandeling van aandoeningen, die slecht hebben gereageerd op andere groepen anti-
jrobiële middelen of waarvan een slechte reactie wordt verwacht. Indien mogelijk dienen fluoroquinolonen uitsluitend te worden gebruikt op basis van gevoeligheidstesten,
nneer het product anders wordt gebruikt dan aangegeven in de SPC kan dit het aantal bacteriën dat resistent is tegen fluoroquinolonen verhogen en de effectiviteit van behandeling met
lere quinolonen verminderen vanwege de mogelijkheid van kruisresistentie.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren

toedient: het product is een alkalische oplossing. Eventuele spatten op de huid of ogen onmiddellijk overvloedig met water spoelen.

-ocr page 52-

Al

WEI

\\vvi

in.

<3?

Sterke merken maken dat de markt groeit en zorgen voor vertrouwen bij de afnemers.
Ook 2009 wordt een jaar waarin veel te kiezen valt. Kiezen tussen het originele merk of een
kopie maakt Boehringer Ingelheim voor u heel eenvoudig. Als vertrouwde leverancier van
Novenn®, Metacam®, Ventipulmin® en zoveel andere merkproducten bieden wij u de garantie
op kwaliteit, expertise en klantgerichte ondersteuning met lange termijn oplossingen.

In het nieuwe jaar zullen wij bovendien weer nieuwe merkproducten aan het brede portfolio
toevoegen, zoals u van een innovatief bedrijf mag verwachten.
Vergelijken mag, maar er is maar één origineel!

Ook In 2009 zijn wij uw kennispartner. Wij verwelkomen u graag op onze intervisies,
verschillende symposia, lezingen en relatiedagen. Zo bouwen wij samen aan een gezond,
succesvol en origineel 2009.

tfn

"s,

Vanaf boven vinr;
Winand Kissels, Björn Rambags,
Arjon Velthoen, Mylene Handgraaf,
Geert Wielsma, Simone Ebbe,
Douwe
de Boer, Sabine de Bekker,
Nanouk van Eijk, Harmannus Harkema,
Inge Rood, Monique Drlesse, Tom Peters,
Ferry ten Brinke, Marjolein Komen
Niet op de foto maar even origineel;
Sander Bouwman, Edzard van Delden,
Wim Hondelink, Marion Kalisvaart,
Cindy Schoonhoven en Nico Wertenbroek.

O

Boehringer
Ingelheim

-ocr page 53-

deel 134 • aflevering 02 • 15 januari 2009

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

\'\'-Wirir-

Huisdieren, dierenartsen
en de multiculturele
samenleving

Een gecontamineerd
kniegewricht met losse
fragmenten bij een paard

Kwantificeren van

veterinair

antibioticagebruik

koninkliike nederlandse m a atso) a ppi | voor diergeneeskunde

-ocr page 54-

Meloxivet

®

Geef ze het comfort van een goede pijnbestrijding

i: De behandeling dient gestaakt te worden, als er bijwerkingen voorkomen e

Voor behandeling van pijn en ontsteking bij aandoeningen
van het bewegingsapparaat

Meloxivet 1.8 m^/ml uitpensie voor oraai gebruik voor l>oiKten

SamensteHéi^- elke ml bevat: meloxicam 1.5 mg. natriumbenzoaat 1 mg liMicstfes: Verlichting van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aarxloeningen van het
bewegingsapparaat. DoeMtor: hond Ooserlnc en wl)ze van toedtenb^ Voor oraal gebruik. Dient te worden toegediend met voer. Oe suspensie moet worden toegediend met de
spuit met dosisaanduiding die wordt meegeleverd met de verpakking. De aanvangsbehandeling is een éénmalige dosis van 0.2 mg meloxicam per kg lichaamsgewkiht op de
eerste dag. De dagelijkse behandeling dient, met een Interval van 24 uur, te vrarden voortgezet met een orale ondertioudsdosis van 0,1 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht,
éénmaal per dag. Een klinisch effect wordt meestal binnen 3-4 dagen waargenomen. De behandeling dient na uiterlijk 10 dagen te worden gestaakt v/anneer er geen klinische
verbetering optreedt. Contr»4ndteat»e»: Dien Meloxivet niet toe: - als uw hond drachtig is of tijdens het zogen: - als uw hond lijdt aan maagdarmstoornissen, zoals irritatie en
bloedir^. verstoorde lever-, hart- of nierfunctie en bloedingsstoomissen; - als uw hond allergisch (overgevoelig) is voor de actieve stof of één van de andere bestand- _
delen: - als uw hond jor^er is dan 6 weken. B)^Ml•rKingan: Typische bijwerkingen van niet-steroide anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAlD\'s) zoals vermindering van jRr
deeetlust. braken, diarree, occult faecaat bloed en apathie werden af en toegen>eld. Deze bijwerkingen komen gewoonlijk in de eerste behandelingsweek voor en zijn in ^

de meeste gevallen van voorbijgaande aard en verdwijnen na het staken van de behandeling, maar kunnen in zeer zeldzame gevallen ernstig of fataal zijn. Indien u andere bij wer-

kingen vaststelt, gelieve uw dierenarts hiervan In kennis te stellen.!

^JANSSEN

ANIMAL HEALTH

dierenarts dient te worden geraadpleegd. Vermijd het gebruik bij gedehydrateerde. hypovolemische of hypotensieve dieren; in deze gevallen is er een potentieel verhoogd risico
van nefrotoxiciteit. Andere NSAlD\'s. diuretica. anticoagulantia. aminogiycoside antibiotica en stoffen met een hoge eiwitbinding kunnen concurreren voor die binding en dit kan
derhahre leiden tot toxische effecten. Meloxivet mag niet samen met andere NSAlD\'s of glucocoriicosteroiden worden toegediend. V6órbehandeling met ontstekingsremmende
stoffen kan bijkomende of toegenomen bijv^erkingen veroorzaken. Met zulke geneesmiddelen moet een behandelir^svrije periode van tenminste 24 uur voor aanvang van de be-
handeling in acht worden genomen. Echter, voor het bepalen van de behandelrngsvrije periode dient rekening te worden gehouden met de farmacokinetische eigenschappen van
de eerder gebruikte producten. In geval van overdosering is een symptomatische behandeling aangewezen. Personen met een bekende overgevoeligheid voor NSAlD\'s moeten
contact met hel diergeneesmiddel vermijden. In geval van accidentele ingestie, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en hem de bijsluiter of het etiket te wonJen
getoond, Reebtratle: Janssen Pharmaceutlca NV. Tumhoutseweg 30. B-2340 Beerse. Belgié. EU-nummer: fles van 10 ml: EU/07/077/003; fles van 30 ml: EU/07/077/004;
fles van 150 ml: EU/07/077/005; NL: REG NL 101540,
UtW; B: uitsluitend op voorschrift.

-ocr page 55-

Egypte

Waarom dit editorial over Egypte? Er staat namelijk in dit tijdschrift niets over
Egypte. Wel bijna, maar dat leest u verderop. Zou dat wel moeten? Misschien
wel. Na een dag overleg op het ministerie van Landbouw in Cairo overdenk ik in
het hotel hoe we in Nederland gezegend zijn met de manier waarop wij de
diergezondheid hebben georganiseerd. In Egypte is dat anders.

In Egypte is alles anders.

Dat merk je in de taxi van het vhegveld naar het hotel. Onze taxichauffeur
had zijn oude, met touw aan elkaar hangende Peugeot 504 zodanig geparkeerd,
dat hij compleet was omsingeld door een aantal andere taxi\'s van vergelijkbare
kwaliteit. Dat was echter geen probleem. Ze stonden namelijk niet op slot en
dus kon hij naar de lokale gewoonte gemakkelijk de een na de ander met de
hand uitrangeren. Dat kostte wel enige tijd, zodat wij, blij dat we eindelijk
konden vertrekken, maar voor lief namen dat de ene bagagekoffer los op het dak
lag op een imperiaal met een bedenkelijke lage rand, en de andere in de te kleine
achterbak met rammelende open achterklep.

De volgende dag werden wij op het ministerie van Landbouw in een lift
gedirigeerd die werd bestuurd door een groezelige man, die naar direct bleek
een onmisbare functie vervulde: hij moest namelijk met de hand de etagedeur
en de liftdeur sluiten en, inderdaad, ook weer met de hand openen. Het in gang
zetten van de lift geschiedde door zijn wijsvinger te steken in een open gat in de
houten wand, waar blijkbaar een schakelaar achter verborgen ging. Vervolgens
hield hij door een spleet in de deur in de gaten hoeveel etages werden gepas-
seerd. In de buurt van de bedoelde verdieping gekomen, trok hij op gegeven
moment zijn vinger uit het gat en ontgrendelde zwaar piepende scharnieren,
waarna wij opgelucht met een kleine sprong op de goede etage belandden. Het
gaat altijd goed, zo verzekerde men ons.

Ook aan het veterinaire bewakingssysteem moet nog in Egypte veel
gebeuren, maar daarover wellicht een andere keer.

Terug naar dit tijdschrift. Niets over Egypte dus, maar wel bijna: een artikel
over de multiculturele samenleving, waarin u kunt lezen hoe Turken,
Marokkanen en andere allochtone Nederlanders huisdieren houden. Voor de
practicus met interesse in paarden een bijdrage over een succesvolle behande-
ling van een gecontamineerd gewrichtsprobleem bij een paard. Het hoeft niet
fataal af te lopen. Het antibioticumgebruik wordt onder de loep genomen met
een methode voor het kwantificeren van het gebruik, van de hand van onder
andere de recent benoemde hoogleraar prof. dr. Dick Mevius. Het thema is van
groot belang voor veterinair Nederland, om bij te dragen aan een oplossing,
maar ook om onze veterinaire verantwoordelijkheid naar de maatschappij te
kunnen laten zien.

Dr. Aldo Dekker levert een bijdrage over vesiculaire varkensziekte. Goed om
dit weer eens onder de aandacht te brengen, wij hebben de laatste jaren slechte
ervaringen met onverwachte ziekteuitbraken! Een actueel verhaal is dat over de
coccidioseuitbraken bij jonge kalkoenen, waar een ronde tafel-discussie aan
werd gewijd. Geen pasklare oplossing, maar wel stof tot nadenken.

Vergeet ook informatie voor uzelf niet, bijdragen over arbeidsongeschiktheid
kunnen u helpen op alles voorbereid te zijn.

Ik denk dat Egypte er nog enige tijd voor moet uittrekken voordat het land de
Nederlandse organisatiegraad kan benaderen. Het is goed geregeld in Nederland,
maar blijf vooral scherp!

KNMvD

Veel leesplezier wenst u:

Remco Schrijver

-ocr page 56-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.RM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie [onge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.j. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (communicatiemedewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)
M.A. Ketting (Webmaster)
ba

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.I.M. I^an
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr.I.H.Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.j. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. I.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.I.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. I.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr, G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.PC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77
Postbus 421

3990 ge Houten
(030) 634 89 00 (telefoon)
(030)63489 29 (fax)
tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 en c en e
bank n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr
6993 61
443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516BcDen Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)419794 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmwd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
i oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd r992; tr7: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 57-

Deel 134 • Aflevering 2-15 januari 2009

wetenschap ..... Huisdieren, dierenartsen en de multiculturele samenleving

M. Klampers en N. Endenburg 54

Samenvattingen VDT 62

voor de praktijk ..... Succcsvolle behandeling van een gecontamineerd kniegewricht met

losse fragmenten bij een paard na trauma

L. van Veen, C.J.W. Scheffer en R.J.T. de Greef 66
Kwantificeren van veterinair antibioticagebruik

Inge M. van Geijlswijk, Dik J. Mevius en Linda F. Puister-]ansen 69

in veterinair verband ..... Vesiculaire varkensziekte Detter 75

Darmproblemen bij kalkoenen door coccidiose E. Gniiis, M.W.G.H.

Heijmans, B. Janssen, S. Kuijpers, L Potten, J.H. van der Stroom-Kruyswijk,

M. Vereecken en R.F.LM. Vriens 79

De positie van de hond en de kat in 2018 Joost van Herten 82

Uitgelicht: sputumvanger 83

Ingezonden: Geen afwachtende houding Paul Theuns 84

praktijk in bedrijf ..... Carrièrekwljt, inkomenook?MartoeXrawer 85

Een leven lang leren van dierenartsen Esther de Groot 88

Het preventieprogramma dierenartsen Movir Bas Jongeling 90
Veterinaire ergonomie: een kwestie van lijfsbehoud Madeion van Weeren-

Bitterling 92

Regeling agressieve dieren krijgt geen vervolg Joost van Herten 93

cursussen en congressen ..... FlaskldLchtenhi] de kit Evelien van der Waa 94

knmvd ..... Boekbespreking: Atlas der Anatomie des Hundes Ante« 5e!jer 95

In memoriam de heer E. Offereins Piet den Hartog en Emile Welling 96

rubrieken ..... Uit de redactie 53

Nieuws 64

Veterinair tuchtrecht 74

Nieuws uit de industrie 94

Voorzitterscolumn 95

Personalia 98

Deadline kopij 98

Doorlopende agenda 98

-ocr page 58-

Huisdieren, dierenartsen en de
multiculturele samenleving

Huisdieren en de positie van de dierenarts bij
niet westerse allochtonen in Nederlanc.

M. Klampers\' en N. Endenburg "\'

Tijdschr Diergeneeskd 2008: 54-61
Oorspronkehjk artikel

samenvatting

De Nederlandse samenleving bestaat voor een steeds groter
percentage uit mensen van een niet westerse afkomst. Over
het houden van huisdieren door niet westerse allochtonen
in Nederland is echter maar weinig bekend. In het huidige
onderzoek is een aantal aspecten onderzocht van het
houden van huisdieren en de positie van de dierenarts bij
niet westerse allochtonen met een Marokkaanse, Turkse,
Surinaamse en Antilliaanse (inclusief Arubaanse) achter-
grond. De gegevens zijn verkregen door middel van
straatinterviews. In totaal zijn 500 personen geïnterviewd,
waarvan 41 een huisdier bezaten. Uit de resultaten blijkt
dat niet westerse allochtonen in Nederland minder vaak
huisdieren bezitten dan de Nederlander over het algemeen.
Als ze wel huisdieren houden, zijn dit meestal vissen of
vogels. Het aantal niet westerse allochtonen met huisdieren
dat in het jaar voor het onderzoek een dierenarts bezocht, is
vergelijkbaar met dat onder Nederlandse huisdierbezitters
over het algemeen. Wel verschillen de redenen voor het
laatste bezoek. Niet westerse allochtonen bezochten het
vaakst de dierenarts met een ziek dier, terwijl Nederlandse
huisdiereigenaren meestal een dierenarts bezochten in
verband met vaccinatie van het dier. Over dierenartsen
wordt door niet westerse allochtonen over het algemeen
positief gedacht. Met kennis en betrokkenheid van,
vertrouwen in en informatieverstrekking door dierenartsen
zit het volgens de meerderheid van de geïnterviewden wel
goed. Bovendien zegt men met alle vragen en problemen
over het huisdier bij dierenartsen terecht te kunnen. Wel
vinden de meeste mensen een bezoek aan de dierenarts erg
duur, maar men heeft financieel ook veel over voor de
gezondheid van het huisdier.

I Drs. M. Klumpers.

II Dr. N. Endenburg. Departement Dier, Wetenschap en Maatschappij,
faculteit Diergeneeskunde.

III Correspondentieadres: mw. dr. N. Endenburg, Yalelaan 108,
3584
CM Utrecht.

1 Zie bijlage voor definities.

2 Zie bijlage voor definities.

summary

Pets, veterinarians, and multicultural society

Dutch society comprises a growing percentage of non-Western
ethnic minority groups. Little is known about pet ownership
among these groups. This study explores some aspects of pet
ownership, and the position of veterinarians, among the four
largest non-Western ethnic minority groups in the Netherlands.
Information was gathered through street interviews with people
from a Moroccan, Turkish, Surinamese, orAntillean (including
Aruban) background. Five hundred people where interviewed,
including 41 pet owners. Results showed that people from
non-Western ethnic minorities kept pets less often than Dutch
people, with fish and birds being the most frequently kept pets.
The number of visits to the veterinary clinic was comparable to
that of Dutch pet owners; however, reasons given for the last visit
were different. People from non-Western ethnic minorities mostly
visited a veterinarian if their pet was ill whereas Dutch people
visited the veterinarian if their pet needed to be vaccinated.
People from non-Western ethnic minorities were positive about
veterinarians, considering that they had sufficient knowledge
about and concern for their pets. Moreover, veterinarians were
trusted and provided understandable information - the
respondents felt that they could go to their veterinarian with any
question or problem regarding their pets. Although most
respondents considered a visit to the veterinarian expensive, they
were more than willing to invest in their pet\'s health.

inleiding

De laatste jaren zijn allochtoneni en de multiculturele
samenleving veelbesproken onderwerpen in Nederland.
Over het houden van huisdieren door niet westerse
allochtonen^ in Nederland is echter maar weinig bekend.
Uit een onderzoek van
tns nipo blijkt dat in 2005
55 procent van de gezinnen in Nederland één of meerdere
huisdieren bezat (r4). Het is nog onduidelijk of dit ook
geldt voor Nederlandse gezinnen met een niet westerse
herkomst. Het lijkt logisch dat hoe langer iemand wortels
heeft in Nederland, hoe meer die persoon \'vernederlandst\',
ook wat betreft het houden van huisdieren. Toch zie je op
straat of bij de dierenarts maar weinig huisdiereigenaren
met een niet westerse achtergrond.

De Nederlandse samenleving bestaat voor een steeds
groter wordend percentage uit mensen van een niet
westerse afkomst. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor
de Statistiek
(cbs) blijkt dat sinds r972 het aantal niet
westerse allochtonen in Nederland is vertienvoudigd (7).
Op r januari 2007 bestond de totale bevolking in

-ocr page 59-

Nederland uit ruim 16,3 miljoen mensen. Hiervan werd
10,6 procent (ruim 1,7 miljoen personen) gerekend tot de
niet westerse allochtonen (4). Daarnaast zijn personen met
een niet westerse achtergrond verantwoordelijk voor een
aanzienlijk deel van de groei van de Nederlandse
bevolking. Twee derde van de totale bevolkingsgroei
tussen 1996 en 2006 was toe te schrijven aan niet westerse
allochtonen. In 2006 had i op de 6 mensen tot 29 jaar een
niet westerse afkomst (8). De verwachting is dat de groep
niet westerse allochtonen in Nederland in de toekomst
verder in omvang zal toenemen (4). Deze veranderingen in
de Nederlandse samenleving kunnen consequenties
hebben voor de Nederlandse dierenarts.

In een onderzoek onder niet westerse allochtonen en
autochtonen in Nederland uit 2004 zijn enkele vragen
gesteld over huisdieren. Het onderzoek is verricht door
middel van straatinterviews die werden uitgevoerd door
allochtone en autochtone interviewers. In totaal werden
703 personen uit de vier grootste groepen niet westerse
allochtonen geïnterviewd. Daarnaast interviewde men
222 autochtone Nederlanders. Van de mensen met een
Turkse of Marokkaanse achtergrond bleek 20 procent een
huisdier te bezitten. Bij personen van Surinaamse of
Antilliaanse/Arubaanse afkomst bezat respectievelijk
38 procent en 31 procent een huisdier. Onder de autochtone
Nederlanders bleek 51 procent een huisdier te hebben (11).

Binnen de vier groepen niet westerse allochtonen werd
het meest een vogel of een vis als huisdier gehouden.
Mensen met een Marokkaanse achtergrond hadden ook
vaak een kat en personen met een herkomst van de
Nederlandse Antillen of Aruba hadden het vaakst een
hond. Mensen met een Nederlandse afkomst hadden
meestal een kat of anders een hond (11). Dit laatste komt
overeen met onderzoek van
tns nipo in 2005.
In Nederland heeft 47 procent van de huisdierbezitters een
of meerdere katten. Op een goede tweede plaats komt de
hond met 36 procent. In het laatstgenoemde onderzoek is
een representatieve steekproef van de Nederlandse
samenleving gebruikt, dus zijn zowel autochtonen als
allochtonen ondervraagd (14).

Het doel van het hier beschreven onderzoek was het
(verder) uitzoeken van een aantal aspecten van het
houden van huisdieren en de positie van de dierenarts bij
de vier getalsmatig grootste groepen niet westerse
allochtonen in Nederland. De vier grootste groepen niet
westerse allochtonen in Nederland waren op r januari
2007 respectievelijk de Turken, de Surinamers, de
Marokkanen en de Antillianen (inclusief Arubanen).
Op dit moment behoort tweederde van de niet westerse
allochtonen in Nederland tot een van deze groepen (4).
Hierin zijn personen van niet westerse afkomst van de
derde generaties niet meegerekend, omdat zij volgens de
door het
cbs gehanteerde definitie van een allochtoon niet
tot deze groep worden gerekend (7).

We hebben onderzocht welke diersoorten door deze
bevolkingsgroepen als huisdier worden gehouden.
Daarnaast werd gekeken naar redenen om een huisdier te
bezitten en de plaats van het huisdier in het gezin. De
frequentie en reden van het bezoeken van de dierenarts
zijn onderzocht. Ook de redenen voor respondenten om
juist nooit naar een dierenarts te gaan, zullen worden
besproken. Ten slotte hebben we geprobeerd een beeld te
vormen hoe deze groepen mensen denken over dieren-
artsen. In dit onderzoek zal aandacht worden besteed aan
verschillen tussen generaties en tussen religies. Bovendien
zullen verschillen met de Nederlandse bevolking over het
algemeen wat betreft het houden van huisdieren en
dierenartsenbezoek worden belicht.

methode van onderzoek

Respondenten

De doelgroep van het onderzoek bestaat uit huisdier-
bezitters behorend tot een van de vier grootste groepen
niet westerse allochtonen in Nederland. Dit zijn de
Turken, de Marokkanen, de Surinamers en de Antillianen
(inclusief Arubanen) (4). Vooraf zijn streefaantallen
vastgesteld van minimaal 25 respondenten per groep.

Zowel personen van de eerste generatie, als personen
van de tweede of derde generatie4 zijn geïnterviewd.
Ondanks het feit dat allochtonen van de derde generatie
volgens de definitie van het
cbs niet tot de allochtonen
worden gerekend (7), hebben we ze wel bij dit onderzoek
betrokken. De reden hiervoor is dat er mogelijk verschil-
len kunnen zijn met de autochtone Nederlander. Boven-
dien werd gekeken naar verschillen tussen de generaties.

Aan de respondenten werden enkele socio-demo-
grafische gegevens gevraagd. Het gaat hierbij om etniciteit,
geslacht, leeftijd, religie, opleidingsniveau (onderverdeeld
in vier categorieënS) en of men kinderen heeft in de
leeftijd van nul tot achttien jaar.

Een voorwaarde voor deelname aan het onderzoek was
dat de respondenten op het tijdstip van interviewen
minimaal achttien jaar oud waren.

interviews

Om een antwoord te krijgen op de deelvragen van het
onderzoek zijn in de periode van 17 juni 2007 tot en met 4
augustus 2007 interviews gehouden met personen uit de
doelgroep. De interviews zijn steeds afgenomen door
dezelfde persoon op diverse locaties in grote steden. De
meeste interviews werden gehouden op grote (multi-
culturele) festivals. Daarnaast zijn een aantal multi-
culturele markten en winkelcentra bezocht om deel-
nemers voor het onderzoek te bereiken. De respondenten

3 Zie bijlage voor definities.

4 Zie bijlage voor definities.

5 Het opleidingsniveau van de respondenten is onderverdeeld in

4 categorieën:

1. geen opleiding / basisschool;

2. vbo/vmbo/mavo/mulo/lbo;

3. mbo/mts/HAVo/hbs/vwo/Gymnasium;

4. hbo/hts/heao/wo.

Deze indeling is mede gebaseerd op de beschrijving van opleidings-
categorieën van het RIVM
(10). Voormahge Nederlandse onderwijs-
vormen zoals
mulo, mts enHBS zijn op niveau geschat (15).

-ocr page 60-

zijn willekeurig aangesproken en (mits ze binnen de
doelgroep vielen) geïnterviewd.

De interviews zijn afgenomen aan de hand van een
gestructureerde vragenlijst. De meeste vragen hebben een
gesloten karakter en zijn meerkeuze. Op een aantal
meerkeuzevragen konden meerdere antwoorden worden
gegeven.

data-analyse

De resultaten van de interviews zijn statistisch bewerkt
met behulp van
spss 13.0.0. Er is een significantie aan-
gehouden van p kleiner dan 0,05.

resultaten

Respondenten

In totaal zijn 500 personen geïnterviewd, waarvan
41 personen een huisdier bezaten. Van deze 41 personen
hadden 6 respondenten een Turkse herkomst, 21 een
Surinaamse herkomst, 7 een Marokkaanse herkomst en
7 een Antilliaanse of Arubaanse herkomst. Een interview
duurde ongeveer tien minuten.

Huisdierbezit bij niet westerse allochtonen in

Nederland

Soorten en aantal huisdieren
Tijdens de interviews werd aan de respondenten gevraagd
welke huisdieren zij bezitten (zie tabel i). Ruim eenderde
van de respondenten bezit één of meerdere aquarium- of
vijvervissen. Op de tweede plaats volgen de vogels. Zowel
zang- en siervogels als duiven worden door de responden-
ten als huisdier gehouden. De derde plaats wordt inge-
nomen door de honden en katten.

De meeste mensen gaven aan één huisdier te bezitten
(41,5% van de respondenten). Eigenaren van vissen
bezitten er meestal twee (42,9%) of tien of meer (35,7%).

Aantal respondenten

%

Gezelschap

32

78,0

Leuk, interessant

27

65.9

Esthetiek

16

39.0

Zorgen voor

10

24.4

Opvoeding kinderen

ro

24.4

Tijdverdrijf

7

r7,i

Bewaking, verdediging

6

r4,6

Anders

3

7,3

Sport, wedstrijden, tentoonstellinge

n 2

4.9

Status

r

2.4

Leggen van sociale contacten

I

2.4

Fokken

0

0,0

Tabel 2. Redenen voor het bezit van een huisdier (n = 41).

Redenen voor huisdierbezit
Tabel 2 geeft de redenen weer die de respondenten hebben
voor het bezitten van een huisdier. Men mocht meerdere
redenen noemen. De voornaamste reden om een huisdier
te houden, is gezelschap. Op de tweede plaats werd
aangegeven dat het leuk of interessant is een huisdier te
bezitten. Als derde reden noemden de respondenten
esthetiek.

Meer dan de helft van de hondenbezitters (54,5%)
noemt bewaking of verdediging als een van de redenen
voor het huisdierbezit. Driekwart van de vogeleigenaren
noemt als reden voor het bezit van hun vogel(s) esthetiek.
Respondenten met kinderen in de leeftijd van nul tot
achttien jaar geven in 52,9 procent van de gevallen aan dat
ze (mede) een huisdier bezitten voor de opvoeding van de
kinderen.

Er is ook gevraagd waarom men voor een bepaalde
diersoort heeft gekozen. Hierbij kon men meerdere redenen
noemen. De belangrijkste reden om een bepaalde diersoort
te bezitten is dat men het een leuke diersoort vindt (75,6%).
Dat een dier makkelijk te verzorgen is, goedkoop is of
weinig tijd kost om te verzorgen, is de tweede belangrijkste
reden om voor een bepaalde diersoort te kiezen (46,3%).
Van de visseneigenaren vindt zelfs 85,7 procent dit een
reden. Op de derde plaats wordt als reden genoemd "mooi
om naar te kijken" of "om naar te luisteren" (34,1%).

Plaats van het huisdier in het huishouden
Aan de respondenten is gevraagd wat de plaats is van het
huisdier bij hun thuis. Voor elke diersoort die iemand
heeft, kon een ander antwoord worden gegeven. In totaal
zijn er 58 antwoorden gegeven.

De meeste mensen zien hun dier als gezelschapsdier
(41,4%). Daarnaast beschouwt ongeveer eenderde van de
geïnterviewden het huisdier als familielid (32,8%). Verder
zegt 17,2 procent van de respondenten dat hun huisdier
een vriend is, en 8,6 procent ziet zijn of haar huisdier als
decoratie. Vier van de vijf respondenten die hun dier als
decoratie beschouwen, hebben het hierbij over hun
vis(sen). Eén persoon ziet zijn of haar vogel als decoratie.
Toch wordt de helft van de vissen door hun eigenaar
gezien als gezelschapsdier. Hetzelfde geldt voor de
konijnen en knaagdieren. Honden en katten worden
meestal als familielid bestempeld (respectievelijk door
54,5% en 63,6%). Ook vogels worden vaak beschouwd als
familielid of als gezelschapsdier (beide 41,7%).

Tussen de vier herkomstgroeperingen, de generaties of
de religies blijkt geen significant verschil te bestaan wat

Marokkaans

Etniciteit
Turks

Surinaams Antiliaans/Arubaans

Totaal

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Honden

r

14,3

3

50

3

14.3

4

57.1

rr

26,8

Katten

2

28,6

2

33.3

6

28,6

r

14.3

rt

26,8

Vissen

2

28,6

2

33.3

6

28,6

4

57.1

14

34.1

Vogels

2

28,6

I

16,7

8

38,1

r

14.3

12

29.3

Konijnen/knaagdieren

r

14,3

r

r6,7

4

T9,0

0

0,0

6

r4,6

Reptielen/spinnen

2

28,6

i

r6,7

0

0,0

0

0,0

3

7,3

Tabel i. Huisdieren bij niet westerse allochtonen in Nederland (n = 4r).

-ocr page 61-

betreft de plaats van het huisdier in het huishouden. Wat
wel opvalt, is dat de meerderheid van de Marokkaanse en
Turkse allochtonen zijn of haar huisdier een lid van de
familie vindt (respectievelijk 63,6% en 50%). Mensen met
een Surinaamse, Antilliaanse of Arubaanse etniciteit zien
hun huisdier het vaakst als gezelschapsdier (respectieve-
lijk 40,7% en 70%).

Dierenartsenbezoek bij niet westerse allochtonen

Dieremrtsenbezoek
Tijdens de interviews is aan de 4r respondenten met
huisdieren gevraagd of ze wel eens een dierenarts be-
zoeken. Van deze geïnterviewden bezocht 63,4 procent in
het jaar voor het onderzoek een dierenarts. Tien respon-
denten gaven aan nooit naar een dierenarts te gaan
(24,4%). Aan hen werd gevraagd wat de reden hiervoor is.
Zes personen noemden als reden dat hun dier nooit ziek is,
of dat het nooit nodig is om naar een dierenarts te gaan.
Deze personen hebben als huisdieren vogels, vissen en/of
konijnen. Drie personen gaven aan dat ze als hun dier ziek
is een nieuwe kopen en één persoon noemde als reden de
te hoge kosten van een bezoek aan de dierenarts. Deze vier
personen hebben allemaal aquariumvissen als huisdier.
Van de tien respondenten die nooit naar een dierenarts
gaan, zeiden twee personen dat ze wel naar een dierenarts
zouden gaan als dat volgens hen nodig zou zijn, bijvoor-
beeld als hun dier ziek is.

Aan de 33 respondenten die wel eens een dierenarts
(zouden) bezoeken, hebben we gevraagd wat voor hen
redenen zouden kunnen zijn om een dierenarts te bezoe-
ken. Het was mogelijk meerdere redenen aan te geven. In
tabel 3 staan de resultaten hiervan weergegeven. Bijna
iedereen vertelde zeker naar een dierenarts te gaan als hun
huisdier ziek is. Verder zou het merendeel van de geïnter-
viewden een dierenarts bezoeken bij verwondingen van
hun dier en bij problemen met de vacht, veren of huid.
Slechts één respondent noemde nog een andere reden om
naar de dierenarts te gaan, namelijk voor het laten
knippen van nagels.

De 31 respondenten die wel eens een dierenarts hebben
bezocht, hebben aangegeven wat de reden was van hun
laatste bezoek. Het vaakst bezocht men de dierenarts in
verband met een ziek dier (38,7%). Daarnaast werd de
dierenarts bezocht voor euthanasie van het huisdier
(12,9%), verwondingen (9,7%), vaccinatie (9,7%) of voor
een gezondheidscontrole (9,7%).

Aantal respondenten

%

Ziek dier

32

97,0

Verwondingen

30

90,9

Vacht-, veer- of huidproblemen

26

78,8

Vaccinatie

22

66,7

Gezondheidscontrole

20

60,6

Euthanasie

17

51.5

Castratie

16

48,5

Advies

12

36,4

Aaankoop voeding of

verzorgingsproducten

10

30,3

Andere reden

i

3.0

Tabel 3. Redenen voor een bezoek aan de dierenarts (n = 3 3).

De meeste mensen zijn in het jaar voor het onderzoek
(juni 2006 tot en met mei 2007) één of twee keer bij een
dierenarts geweest (sr,5%). Verder is 2r,2 procent dit jaar
niet bij een dierenarts geweest.

Vaccinatie en castratie
Tijdens de interviews werden aan de eigenaren van
honden, katten en konijnen vragen gesteld over vaccinatie
en castratie. In totaal zijn er 25 respondenten geïnterviewd
over deze onderwerpen. Tien van hen hebben een hond,
tien personen hebben een of meerdere katten, vier
personen hebben een of meerdere konijnen en één
persoon heeft zowel een hond als een kat.

Alle elfhondeneigenaren zeggen vaccinatie een reden
te vinden voor een bezoek aan de dierenarts. Onder de
katteneigenaren vindt 90,9 procent (tien van de elf
respondenten) dit een reden. Van de vier huisdierbezitters
met konijnen zegt maar één persoon dit als reden te zien
voor een bezoek aan de dierenarts. Op de vraag of het
huisdier wordt gevaccineerd, en zo ja hoe vaak, antwoordt
80 procent van de 2 5 geïnterviewden dat zijn of haar dier
minimaal één keer is gevaccineerd. De overige 20 procent
(vijf respondenten die hun dier nooit laten vaccineren)
zijn één hondeneigenaar, één katteneigenaar en drie
eigenaren van konijnen. Van de 25 respondenten laat
56 procent het dier elk jaar vaccineren, 20 procent heeft
het dier alleen als jong dier laten vaccineren en 4 procent
(één persoon) zegt zijn of haar dier alleen te laten vacci-
neren als daar aanleiding voor bestaat (in dit geval was dat
een bezoek aan het buitenland).

Voor 45,5 procent van de hondenbezitters is castratie
een reden om naar de dierenarts te gaan, terwijl
90,9 procent van de katteneigenaren dit als reden ziet. Van
de vier konijnenbezitters vindt maar één persoon castratie
een reden om naar de dierenarts te gaan. Vervolgens werd
aan de 25 respondenten gevraagd of hun huisdieren zijn
gecastreerd. Ruim een derde van de eigenaren antwoordde
dat zijn of haar dier gecastreerd is (36%). Eén respondent
vertelde dat de kat wel gecastreerd is maar de hond niet.
De overige 60 procent van de geïnterviewden heeft intacte
huisdieren. Geen van de konijneneigenaren heeft zijn of
haar dieren laten castreren en 90,9 procent van de honden
is ongecastreerd. Dit in tegenstelling tot de katten waar-
van de eigenaren 8r,8 procent hebben laten castreren.

Het denkbeeld over (het bezoek aan) de dierenarts
Om een beeld te kunnen vormen van de manier waarop de
respondenten denken over dierenartsen(bezoek) werden
zeven stellingen voorgelegd aan de 4r respondenten met
huisdieren. In totaal hebben dertig personen de stellingen
beantwoord. De overige elf respondenten gaan nooit (zelf)
naar een dierenarts. De mate waarin men het eens was met
de stellingen konden de respondenten waarderen op een
schaal van r tot 5. Hierbij is de volgende uitleg gegeven:
r = totaal niet mee eens, 2 = niet mee eens, 3 = neutraal,
4 = mee eens en 5 = totaal mee eens. Tabel 4 geeft de
resultaten weer.

De eerste stelling die is voorgelegd aan de dertig

-ocr page 62-

respondenten die wel eens een dierenarts bezoeken, luidt
\'dierenartsen hebben voldoende kennis over mijn
dier(en)\'. De meeste mensen zijn het hier mee eens of
totaal mee eens (83,3%).

De tweede stelling \'dierenartsen zijn betrokken bij mij
en mijn dier(en)\' wordt door de meerderheid van de
respondenten positief beantwoord. Tweederde is het
ermee eens of totaal mee eens (66,7%). Er blijkt een
significant verschil te bestaan tussen de herkomst-
groeperingen wat betreft de mate waarin men dieren-
artsen betrokken vindt (Kruskal-Wallis Test Chi^ = 7,929;
p = 0,047). Respondenten met een Turkse achtergrond zijn
het meest tevreden over de betrokkenheid van dierenart-
sen (gemiddelde rangscore = 20,50; n = 5). Daarna komen
de Surinaamse allochtonen (gemiddelde rangscore = 16,77;
n = 15), gevolgd door de respondenten met een Antilliaan-
se of Arubaanse achtergrond (gemiddelde rangscore =
13,90; n = 5). Ten slotte zijn de mensen met een Marok-
kaanse etniciteit het minst tevreden over de betrokken-
heid van dierenartsen (gemiddelde rangscore = 8,30; n = 5).

Met de derde stelling \'ik heb volledig vertrouwen in
dierenartsen\' is 56,7 procent van de dertig geïnterviewden
het eens of totaal mee eens.

Op de vierde stelling \'ik begrijp de informatie die ik van
dierenartsen krijg volledig\' antwoordde 73,3 procent van
de respondenten "mee eens" of "totaal mee eens". Tussen
de herkomstgroeperingen blijkt een significant verschil te
bestaan wat betreft de mate waarin men de informatie die
door dierenartsen wordt verstrekt, begrijpt (Kruskal-
Wallis Test Chi^ = 12,103; P = 0,007). Respondenten met
een Turkse herkomst begrijpen de informatie die ze van de
dierenarts krijgen, het best (gemiddelde rangscore = 19,50;
n = 5). Zij worden gevolgd door de personen met een
Surinaamse (gemiddelde rangscore = 17,77; n = T5) en
Marokkaanse etniciteit (gemiddelde rangscore = 13,50;
n = 5). De mensen met een Antilliaanse of Arubaanse
herkomst begrijpen de informatie van de dierenarts het
slechtst (gemiddelde rangscore = 6,70; n = 5).

De vijfde stelling die aan de respondenten is voorge-
legd, is \'ik kan met al mijn vragen en problemen over mijn
dier(en) bij de dierenarts terecht\'. Bijna driekwart van de
geïnterviewden is het hier mee eens of totaal mee eens
(73,3°/o).

Totaal niet mee eens (i) Niet mee eens (2)

Neutraal (3)

Mee eens (4)

Totaal mee eens (5)

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Dierenartsen hebben voldoende

kennis over mijn dier(en)

0

0,0

I

3.3

4

13.3

17

56,7

8

26,7

Dierenartsen zijn betrokken bij

mij en mijn dier(en)

0

0,0

2

6,7

8

26,7

14

46,7

6

20,0

Ik heb volledig vertrouwen in

dierenartsen

0

0,0

I

3.3

12

40,0

9

30,0

8

26,7

Ik begrijp de informatie die ik

van dierenartsen krijg volledig

i

3.3

3

10,0

4

13.3

15

50,0

7

23.3

Ik kan met al mijn vragen en

problemen over mijn dier terecht

bij de dierenarts

0

0,0

I

3.3

7

23.3

14

46,7

8

26,7

Een bezoek aan de dierenarts

is duur

0

0,0

2

6,7

4

13.3

9

30,0

15

50,0

Ik heb financieel veel voor de

gezondheid van mijn dier(en) over

i

3.3

4

13.3

3

10,0

9

30,0

13

43.3

Tabel 4. Het beeld van dierenartsen(bezoek), stelling i tot en met 7 (n = 30).

Vervolgens is aan de deelnemers gevraagd wat ze
vinden van de zesde stelling: \'een bezoek aan de dierenarts
is duur\'. De meeste personen reageerden hierop met een
volmondig "ja" (80%). De helft van de respondenten
antwoordde zelfs "totaal mee eens".

Ten slotte is de zevende stelling, \'ik heb financieel veel
over voor de gezondheid van mijn dier(en)\', besproken.
Ook met deze stelling is een groot deel van de responden-
ten het (totaal) eens (73,3%).

Van de mensen die een bezoek aan de dierenarts als duur
bestempelden, zegt 75 procent financieel veel voor de
gezondheid van hun dier(en) over te hebben. Deze personen
hebben stelling zes (\'een bezoek aan de dierenarts is duur\')
en stelling zeven (\'ik heb financieel veel voor de gezondheid
van mijn dier(en) over\') beide met een 4 of 5 beantwoord.

Om tot een totaalscore te komen voor wat betreft het
beeld dat de dertig respondenten hebben van dierenartsen
zijn de stellingen i tot en met 5 gecombineerd. De factoren
kennis, betrokkenheid, vertrouwen, informatieoverdracht
en of men zich vrij voelt bij een dierenarts aan te kloppen,
zijn samengevoegd. Met behulp van de homogeniteitcoëf-
ficiënt alpha is gecontroleerd of de homogeniteit van deze
samengestelde score voldoende is. De combinatie van de
vijf stellingen geeft een alpha van 0,820. De gemiddelde
totaalscore van deze vijf stellingen kan minimaal 5 (5 x i)
en maximaal 25 (5 x 5) bedragen. De gemiddelde totaal-
score van de vijf stellingen is r9,43. Uitgedrukt in een
rapportcijfer van r tot en met 10 is dit een 7,8.

DISCUSSIE

Methode van onderzoek

De van tevoren vastgestelde streefaantallen van minimaal
25 respondenten per etnische groep zijn helaas niet
gehaald. Doordat het aantal respondenten erg klein is,
wordt bij een groot deel van de resultaten het 95 procent
betrouwbaarheidsinterval niet bereikt.

Een belangrijke reden voor het lage aantal responden-
ten is het kleine aantal niet westerse allochtonen dat
huisdieren bezit. Uit onderzoek van
mca communicatie

-ocr page 63-

(een communicatiebureau dat onderzoek verricht onder
Nederlanders van allochtone afkomst) kwam naar voren
dat van de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en
Antilliaanse/Arubaanse allochtonen respectievelijk
20 procent, 20 procent, 38 procent en 31 procent één of
meerdere huisdieren bezit (11). In het huidige onderzoek
zijn deze percentages nog veel lager. Aan vijfhonderd niet
westerse allochtonen is gevraagd of ze een huisdier
bezitten. Slechts 41 mensen hebben aangegeven dat dit het
geval is. Dit is 8 procent van de aangesproken personen.
Daarbij lijkt het wel zo te zijn dat Surinamers het vaakst
een huisdier hebben en Marokkanen en Turken het minst
vaak. Tijdens het huidige onderzoek is een kleine steek-
proef gehouden onder veertien personen van Surinaamse
afkomst. Slechts twee personen gaven aan één of meerdere
huisdieren te houden, wat neerkomt op ruim 14 procent.

Een mogelijke verklaring voor het verschil in gevonden
percentages tussen het huidige onderzoek en het onder-
zoek van MCA communicatie is dat het veldwerk in het
onderzoek van
mca communicatie is verricht door zowel
autochtone als allochtone interviewers met dezelfde
etnische achtergrond en taalbeheersing (11). De inter-
views in het huidige onderzoek zijn uitsluitend in het
Nederlands gehouden door een interviewster met een
Nederlandse achtergrond. Het is mogelijk dat hierdoor
minder niet westerse allochtonen met huisdieren zijn
bereikt. Wat dit tegenspreekt, is het feit dat tijdens het
huidige onderzoek maar een paar personen aangaven de
Nederlandse taal onvoldoende te beheersen om mee te
werken. Bovendien waren er maar weinig personen die
aangaven geen tijd of zin te hebben in een interview. Een
tweede verklaring voor de gevonden verschillen zou
kunnen zijn dat er voornamelijk interviews zijn gehouden
op festivals. Misschien hebben festivalgangers over het
algemeen minder vaak huisdieren.

Een tweede reden voor het niet behalen van de streef-
aantallen, die voortvloeit uit het voorgaande, is onvoldoen-
de capaciteit voor het uitvoeren van de interviews. De
steekproef zou waarschijnlijk groter zijn geweest als er
meer tijd zou zijn geweest voor het afnemen van interviews
of als we meer interviewers hadden kunnen inzetten.

Een andere beperking van het onderzoek is dat de
steekproef niet representatief is voor de betreffende
bevolkingsgroepen in Nederland. Ten eerste zijn mensen
die geen Nederlands konden spreken, afgevallen vanwege
een taalbarrière met de interviewster. Daarnaast zijn er
voornamelijk personen geïnterviewd op festivals. Dit is
een specifieke groep mensen. Bovendien ligt de gemid-
delde leeftijd van de respondenten hierdoor laag. Zo zijn er
bijvoorbeeld geen personen geïnterviewd van 65 jaar of
ouder. Ook wat betreft opleidingsniveau zijn de respon-
denten geen afspiegeling van de niet westerse allochtonen
in Nederland. De respondenten hebben een hoger op-
leidingsniveau dan gemiddeld voor niet westerse alloch-
tonen in Nederland (9). Ten slotte kan nog worden
opgemerkt dat respondenten van Surinaamse afkomst
relatief een te groot aandeel hebben in de steekproef.

Huisdierbezit bij niet westerse allochtonen in

Nederland

Huisdierbezit

In Nederland blijkt 55 procent van de gezinnen één of
meerdere huisdieren te houden (14). Als specifiek wordt
gekeken naar de vier grootste groepen niet westerse
allochtonen ligt dit percentage veel lager (i i). Ook in
andere landen met een multiculturele samenleving blijkt
er een verschil te bestaan tussen etnische bevolkings-
groepen wat betreft het al dan niet houden van huisdieren.
In een Amerikaans onderzoek uit 2002 bleken blanke
studenten bijvoorbeeld significant vaker huisdieren te
bezitten dan studenten van Afrikaans-Amerikaanse
afkomst (2). Ook in een ander Amerikaans onderzoek
werd aangetoond dat er significante verschillen zijn in
huisdierbezit tussen etnische groepen. Inheemse
(Indiaanse) Amerikanen hadden het vaakst huisdieren,
gevolgd door blanke Amerikanen. Mensen met een
Aziatische achtergrond hadden het minst vaak een
huisdier (12). In beide onderzoeken worden de achterlig-
gende redenen voor deze verschillen niet verder uitge-
werkt. Over deze redenen kan daarom slechts worden
gespeculeerd. Het lijkt waarschijnlijk dat cultuurverschil-
len hierbij een rol spelen. Daarnaast kunnen verschillen in
de persoonlijke levensbeschouwing en geloofsovertuiging
en sociaal-economische factoren als inkomen en woon-
situatie meespelen.

Een groot aantal personen met een niet westerse
achtergrond gaf aan wel huisdieren te hebben gehad in het
land van herkomst. Het is niet duidelijk waarom deze
personen in Nederland geen huisdieren meer houden.
Mogelijke verklaringen hiervoor zouden kunnen zijn: een
veranderde woonsituatie en een veranderde financiële
staat. Veel niet westerse allochtonen in Nederland wonen
in grote steden (13). Als men geen tuin meer heeft of een
kleiner woonoppervlak zou dit een reden kunnen zijn
geen huisdier meer te nemen. Bovendien heeft deze groep
over het algemeen een slechtere arbeidsmarktpositie en
een lager inkomen dan autochtone Nederlanders (9,13).
De kosten die gepaard gaan met het bezit van huisdieren,
zouden een rol kunnen spelen in het niet aanschaffen van
een huisdier.

Soorten en aantal huisdieren
Vissen blijken de meest gehouden huisdieren te zijn onder
niet westerse allochtonen (34,r%), gevolgd door vogels
(29,3%). Daarnaast heeft deze bevolkingsgroep ook
regelmatig honden, katten en konijnen of knaagdieren
(respectievelijk 26,8%, 26,8% en 14,6%). Ook onder
Nederlanders over het algemeen blijken deze vijf groepen
dieren de meest gehouden huisdieren te zijn, alleen in een
andere volgorde. Katten zijn in Nederland het meest
voorkomende huisdier (47% van de huisdierbezitters).
Daarna worden honden, vissen, konijnen of knaagdieren
en vogels het meest gehouden (respectievelijk door 36%,
32%, 24% en 21% van de huisdierbezitters) (T4).

Dit verschil tussen de niet westerse allochtonen en de
Nederlandse bevolking over het algemeen heeft mogelijk

-ocr page 64-

te maken met de woonsituatie. De meerderheid van de
niet westerse allochtonen woont in grote steden (13), waar
inwoners meestal een kleiner woonoppervlak hebben dan
mensen die niet in een grote stad wonen. Daarnaast
hebben niet westerse allochtonen vergeleken met de
Nederlandse bevolking over het algemeen grotere gezin-
nen (6) en dus nog minder ruimte. Het lijkt logisch dat
mensen dan eerder geneigd zijn vissen of vogels te houden
dan bijvoorbeeld een hond. Wat hier tegen pleit, is dat
maar 7,3 procent van de respondenten zegt de woon- of
werksituatie een reden te vinden om voor een bepaalde
diersoort te kiezen.

In een Amerikaans onderzoek uit 2006 kwam naar
voren dat er significante verschillen bestaan tussen diverse
etnische groeperingen in Amerika wat betreft het houden
van een bepaalde diersoort (12). Mogelijk geldt dit ook
voor verschillende herkomstgroeperingen in Nederland.
Dit is niet uit het huidige onderzoek naar voren gekomen,
waarschijnlijk vanwege te kleine aantallen respondenten.
De resultaten wezen voor een aantal etnische groepen wel
in een bepaalde richting. Zo hebben mensen met een
Surinaamse achtergrond vaak vogels, bezitten mensen
met een Turkse achtergrond vaak honden en houden
mensen met een Antilliaanse/Arubaanse achtergrond vaak
of honden.

De meeste respondenten bezitten één huisdier, terwijl
eigenaren van vissen er meestal twee of meer dan tien
vissen bezitten. Dit komt overeen met bevindingen onder
Nederlanders in het algemeen (14).

Redenen voor huisdierbezit
Niet westerse allochtonen hebben dezelfde redenen om
een huisdier te bezitten als Nederlanders over het alge-
meen. Zo is de voornaamste reden om een huisdier te
houden voor beide groepen gezelschap (5). Er vallen twee
verschillen op tussen deze groepen. Ruim eenderde van de
niet westerse allochtonen gaf aan de esthetische waarde
van het dier een reden te vinden voor huisdierbezit, terwijl
onder Nederlanders over het algemeen slechts 8 procent
dit een reden vindt (5). Mogelijk is dit verschil te verklaren
door de diersoorten die men bezit. Niet westerse alloch-
tonen hebben meestal vissen of vogels, terwijl
Nederlanders over het algemeen het vaakst katten of
honden bezitten (14). Verder zegt ongeveer 53 procent van
de niet westerse allochtonen met kinderen de opvoeding
van de kinderen een reden te vinden om een huisdier te
bezitten, tegenover 79 procent van de Nederlanders over
het algemeen met kinderen (5).

Dierenartsenbezoek bij niet westerse allochtonen

Dierenartsenbezoek, vaccinatie en castratie
Van de respondenten heeft 63,4 procent afgelopen jaar een
dierenarts bezocht. Dit is vergelijkbaar met het aantal
Nederlandse huisdierbezitters in het algemeen dat in een
jaar tijd minimaal één keer naar de dierenarts is geweest
(60%) (14).

Het vaakst bezocht men de dierenarts in verband met
een ziek dier (38,7%). Van de Nederlandse huisdier-
eigenaren over het algemeen is de meerderheid (58%) de
laatste keer bij een dierenarts geweest in verband met
vaccinatie (14). Onder de niet westerse allochtonen is dit
een veel lager percentage, namelijk 9,7 procent. Dit kan
mogelijk worden verklaard doordat niet westerse alloch-
tonen minder vaak huisdieren hebben die gevaccineerd
kunnen worden. Een tweede mogelijke verklaring voor dit
verschil tussen de groepen is dat niet westerse allochtonen
hun dieren minder vaak laten vaccineren dan Nederlanders
over het algemeen. In het huidige onderzoek bleek
56 procent van de honden-, katten-, en konijneneigenaren
het huisdier elk jaar te laten vaccineren. Hoe vaak
Nederlandse huisdierbezitters hun dieren laten vaccineren
is helaas onbekend. Verder is van de respondenten met
honden maar 9,1 procent, van de respondenten met katten
18,2 procent en van de respondenten met konijnen zelfs
niemand de laatste keer naar de dierenarts geweest voor
vaccinatie. Van de Nederlanders die exclusief honden
bezitten, vertelde daarentegen 70 procent dat vaccinatie de
reden was voor het laatste bezoek aan de dierenarts. Voor de
exclusieve kattenbezitters was dit 52 procent (14). Als derde
mogelijke verklaring voor dit verschil tussen de groepen
kunnen we de onbekendheid van niet westerse allochtonen
met vaccinatie van huisdieren noemen. Tijdens de inter-
views viel op dat een aantal respondenten niet wist wat
vaccinatie (oftewel inenting) is. Na enige uitleg zei iedereen
te begrijpen wat het betekent. Ook vroegen een aantal
mensen of het nodig is hun dier(en) te laten vaccineren,
omdat ze daar nooit over hadden nagedacht.

Over het aantal huisdieren in Nederland dat is gecas-
treerd, zijn ook geen gegevens bekend. Uit Amerikaans
onderzoek blijkt dat blanke mensen hun dieren significant
vaker laten castreren dan gekleurde mensen (12). In het
huidige onderzoek laat maar een klein deel van de niet
westerse allochtonen met honden en konijnen het huisdier
castreren (respectievelijk 9,1% en 0%). De verwachting is
dat dit percentage hoger ligt onder honden en konijnen
van Nederlanders over het algemeen. In tegenstelling tot
bij de honden en konijnen heeft 81,1 procent van de
respondenten met katten het huisdier laten castreren.

conclusie

Dierenartsen in Nederland, en vooral in de grote steden,
zullen in de toekomst vaker te maken krijgen met huis-
diereigenaren van niet westerse afkomst. Deze bevolkings-
groep vormt een steeds groter deel van de Nederlandse
samenleving (7). Niet westerse allochtonen in Nederland
bezitten minder vaak huisdieren dan de Nederlander over
het algemeen (11,14). Als ze wel huisdieren houden, zijn
dit meestal vissen of vogels. De belangrijkste reden om een
huisdier te houden is gezelschap. Daarnaast vinden veel
respondenten het leuk of interessant huisdieren te
hebben, en speelt de esthetische waarde van een dier een
rol. Het vaakst heeft men één huisdier, terwijl eigenaren
van vissen meestal twee of meer dan tien vissen bezitten.
Het huisdier wordt door de meerderheid van de niet
westerse allochtonen gezien als gezelschapsdier of
familielid.

-ocr page 65-

Het aantal niet westerse allochtonen met huisdieren dat in
het jaar voor het onderzoek minimaal één keer een
dierenarts bezocht, is vergelijkbaar met dat van de
Nederlandse huisdierbezitters over het algemeen (14). Wel
verschillen de redenen voor het laatste bezoek. Niet
westerse allochtonen bezochten het vaakst de dierenarts
met een ziek dier, terwijl Nederlandse huisdiereigenaren
meestal een dierenarts bezochten in verband met vaccina-
tie van het dier (r4). Ruim de helft van de respondenten
met honden, katten of konijnen laat het dier elk jaar
vaccineren. Katten worden vaak gecastreerd, terwijl
honden en konijnen nauwelijks worden gecastreerd. De
meeste respondenten die nooit een dierenarts bezoeken,
geven als reden aan dat hun dier nooit ziek is.

Over dierenartsen wordt door niet westerse alloch-
tonen over het algemeen positief gedacht. Met de kennis
en betrokkenheid van, het vertrouwen in en de informa-
tieverstrekking door dierenartsen zit het volgens de
meerderheid van de geïnterviewden wel goed. Bovendien
zegt men met alle vragen en problemen over het huisdier
bij dierenartsen terecht te kunnen. Wel vinden de meeste
mensen een bezoek aan de dierenarts erg duur, maar men
heeft financieel ook veel voor het huisdier over.

Wat betreft het houden van huisdieren en het dieren-
artsenbezoek onder niet westerse allochtonen werden
niet of nauwelijks significante verschillen gevonden
tussen de respondenten met verschillende etnische
achtergronden, uit verschillende generaties en met
verschillende geloofsovertuigingen. Het is mogelijk dat
deze verschillen wel bestaan, maar niet zijn gevonden als
gevolg van een daarvoor te klein aantal respondenten. In
vergelijking met de Nederlandse huisdierbezitter over het
algemeen wijken niet westerse allochtonen met huis-
dieren wel wat af.

bijlage: definities

In dit onderzoeksverslag worden diverse begrippen
gebruikt die verschillend kunnen worden opgevat, en
die om deze reden een eenduidige definitie vereisen.
De in dit verslag gebruikte definities van bevolkings-
groepen zijn opgesteld door het
cbs. Het gaat hierbij
om de volgende begrippen en definities:

- Een allochtoon is een persoon van wie ten minste
één ouder in het buitenland is geboren (7).

- Een niet westerse allochtoon is een persoon met als
herkomstgroepering een van de landen in de wereld-
delen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief
Indonesië en Japan) of Turkije (7).

- Een allochtoon van de eerste generatie is een
persoon die in het buitenland is geboren met ten
minste één in het buitenland geboren ouder. Als
herkomstgroepering wordt het land waar deze
persoon is geboren, aangehouden (7).

- Een allochtoon van de tweede generatie is een
persoon die in Nederland is geboren, met ten minste
één in het buitenland geboren ouder. De herkomst-
groepering van tweede generatie allochtonen is aan
de hand van het geboorteland van de moeder. Indien
de moeder zelf in Nederland is geboren, wordt het
geboorteland van de vader aangehouden (7).
- Een allochtoon van de derde generatie is een
persoon van wie beide ouders in Nederland zijn
geboren, en van wie ten minste één grootouder in het
buitenland is geboren. De herkomstgroepering is aan
de hand van het geboorteland van de in het buiten-
land geboren grootouder(s) (i).

referenties

1. Alders M en Keij I. Niet westerse derde generatie in 2003. Bevolkings-
trends, 3e kwartaal 2003. Centraal Bureau voor de Statistiek,
Voorburg/Heerlen.

2. Brown S. Ethnic variations in pet attachment among students at an
American school of veterinary medicine. Society & Animals 2002;
id: 3. Koninklijke Brill n v, Leiden, 2002.

3. Centraal Bureau voor de Statistiek. Niet westerse derde generatie;
aantal buitenlandse grootouders, i januari, 2006. Voorburg/Heerlen.
http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp
?pa=7o688ned&di=a&d2=o&

d3 = i&d4-(l-il)-l&dm=slnl&la=nl&TT=2.

4. Centraal Bureau voor de Statistiek. Bevolking; kerncijfers, 2007.
Voorburg/Heerien. http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp
?stb=t&la
=nl&dm=slnl&pa=37296ned&di=a&d2-0,i0.20,30,40,50,(-i)-
1&hdr = gi.

5. Endenburg N, Hart H \'t en Bouw [. Motives for acquiring companion
animals. Journal of economic psychology 1994; 15:191-206.

6. Garssen J, Beer J de, Cuyvers P en Jong A. de. Samenleven. Nieuwe
feiten over relaties en gezinnen. Centraal Bureau voor de Statistiek,
Voorburg/Heerlen. 2001.

7. Garssen j, Nicolaas H en Sprangers A. Demografie van de allochtonen
in Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,
2005.

8. Garssen J. Demografie van Nederland, 2006. Centraal Bureau voor de
Statistiek, Voorburg/Heerlen.

9. Lautenbach H en Otten F. Inkomen allochtonen blijft achter door
lagere opleiding. Centraal bureau voor de statistiek, Voorburg/
Heerlen, 2007.

10. Leest LATM van. Opleiding ingedeeld in vier categorieën. Volks-
gezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
heid, versie 3.10.1, 5 juli 2007,
rivm, Bilthoven.
http://www.rivm.nl/vtv/0bject_d0cument/03142n21021.html.

11. MCA Communicatie. Onderzoek over huisdieren bij Turken,
Marokkanen, Surinamers, Antillianen en Nederlanders. Oktober 2004,
Intern rapport. Utrecht.

12. Risley-Curtiss C, Holley LC and Wolf S. The animal-human bond and
ethnic diversity. National Association of Social Workers, 2006.

13. Schmeets H en Bie R van der. Enquêteonderzoek onder allochtonen:
problemen, oplossingen en uitdagingen. Centraal Bureau voor de
Statistiek, Voorburg / Heerlen, 2006.

14. tns nipo. Huisdieren in het Nederiandse gezin 2005. November 2005.

15. www.wikipedia.nl.

vbo, lbo, mavo en vmbo: http://nl.wikipedia.0rg/wiki/Vmb0

MULO: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mulo

mts: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mts

HBS: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hbs

heao en hts: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hts

Gymnasium: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gymnasium.

Artikel ingediend: 27 juni 2008

Artikel geaccepteerd: 21 oktober 2008

-ocr page 66-

Samenvattingen vdt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
hebben besloten samenvattingen
van gepubliceerde wetenschappelijke artikelen uit te
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op
een eenvoudige manier op de hoogte blijven van de
veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof. dr. Aart de Kruif voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

De behandeling en preventie van
ketonemie en leververvetting bij
hoogproductieve melkkoeien

S. Cools, P Bossaert, H. Van Loc, A. de Kruif en G. Opsomer
VlaamsDiergeneeskd Tijdschr 2008; 77:363-373.

Het basisprincipe voor de behandeling van koeien die lijden
aan ketonemie en/of leververvetting, is het reduceren van
de negatieve energiebalans
(neb) en het helpen van de koe
om te voldoen aan de massale mammaire behoefte aan
glucose. Zorgen voor een goede voederopname van een
energierijk en uitgebalanceerd voer is dan ook een primaire
vereiste. Daarnaast zijn er heel wat producten op de markt
die preventief aan de koeien kunnen worden verstrekt
teneinde het energiemetabolisme te ondersteunen en de
kans op productieziekten te verminderen. Het mag echter
niet de bedoeling zijn dat dergelijke producten worden
ingezet om een slecht bedrijfsmanagement te maskeren.
Dierenartsen hebben de taak om zowel de bedrijfsvoering
als de veestapel op regelmatige tijdstippen te screenen en
indien nodig het management bij te sturen om problemen
zoveel mogelijk te vermijden. Daarnaast wordt de practicus
af en toe geconfronteerd met die ene ernstig zieke koe die
behandeld moet worden. In de literatuur wordt een vrij
groot aantal mogelijkheden vermeld om dergelijke koeien
te behandelen, maar veel van deze therapieën blijken,
vooral in het geval van leververvetting, geen bevredigende
resultaten op te leveren.

Rabies control in Belgium: from
eradication in foxes to import of a
contaminated dog

S. Van Lucht, and L Le Roux. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2008;77:376-384.

Rabies is a lethal viral encephalitis of mammals. This

article reviews important aspects of rabies control in
Belgium. From the sixties to the nineties, the virus caused
an epidemic in foxes in the south of Belgium. Thanks to
successive vaccination campaigns starting from 1989, the
disease was eradicated in foxes. Belgium was declared free
by the World Organisation for Animal Health
(oie) in
2001. Different measures are in place to maintain this free
status, including surveillance in wild carnivores and
domestic animals and the European pet travel scheme.
This scheme implies that pets can only be imported from
risk regions after vaccination and confirmation of immu-
nity by an antibody test. Data on the distribution of
negative and positive results with this test in vaccinated
animals are presented in this article. Further, a new case of
rabies in a dog in Beersel, 3.5 months after import from
Morocco is described. Finally, the unique role of bats in
rabies epidemiology is elaborated.

Diagnosis of dental problems in pet
rabbits (Oryctolagus cuniculus)

A. Van Caelenberg, L. De Rycke, K. Hermans, L. Verhaert,
H. van Bree, and I. Gielen. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2008; 77:386-394-

Dental problems are very common in pet rabbits. To
establish a correct diagnosis of rabbit dental pathology, a
general knowledge of normal dental anatomy and
physiology is necessary. The specific anatomy and the
most common pathologies of rabbit dentition are re-
viewed.

Techniques for diagnosing dental abnormalities - such
as clinical examination, radiography and computed
tomography (ex) - are summarized. Finally, two clinical
cases of rabbits with dental pathologies are described.

Uterine torsion in the mare: a review
and three case reports

K.A. Martens, J.LJ. Govaere, M.K. Hoogewijs, L. Lefevre,
H. Nollet, L. Vlaminck, K. Chiers, and A. de Kruif Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:397-405-

When a mare exhibits signs of colic during the last
trimester of gestation, uterine torsion should always be
part of the differential diagnosis. Uterine torsion is an
infrequently occurring but serious complication in
pregnant mares. In this article a review is given of the
appearance, causes, symptoms, diagnostic examinations,
treatment options and prognosis for the mare, as well as
for her foal. At the end, three unusual cases are described.

-ocr page 67-

De economische gevolgen van een
verlenging van de tussenkalftijd bij
hoogproductief melkvee

S. Cools, P. Bossaert, T. Caluwaerts, M. Hostens, G. Opsomeren
A. de Kruif. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:406-41 j.

Samen met een toename van de melkproductie wordt
sinds vele jaren een dalende trend in de vruchtbaarheid
van hoogproductieve melkkoeien waargenomen. Dit
komt onder andere tot uiting in de tussenkalftijd (
tkt) die
de laatste twee decennia is toegenomen met dertig dagen
(van
390 in 1992 tot 420 dagen in 2008). De bedrijfsbege-
leidende dierenarts wordt dan ook regelmatig geconfron-
teerd met de vraag van de veehouder wat de financiële
consequenties zijn van een toenemende tussenkalftijd.

In veel studies is reeds getracht de economische gevolgen
van een verlengde
tkt in beeld te brengen. Daarbij werd in
een aantal gevallen gebruikgemaakt van praktijkgegevens
die retrospectief werden geïnterpreteerd, terwijl in andere
studies complexe simulatiemodellen werden gehanteerd. De
belangrijkste factor bij de berekening van de gevolgen van
een verlenging van de
tkt is de lactatiecurve. Daarnaast zijn
er echter talrijke andere factoren die een positieve of
negatieve invloed kunnen uitoefenen op het economisch
eindresultaat. De conclusies zijn dan ook niet altijd eendui-
dig. Over het algemeen kan worden gesteld dat een verlen-
ging van de
tkt gepaard gaat met een duidelijk economisch
verlies. Wordt bijvoorbeeld een
tkt van 395 dagen tot 432
dagen verlengd, dan bedraagt het verlies gemiddeld € 2,08
per dag, per koe. In totaal is dat c 77 per koe (37 dagen).

Aangezien de lactatiecurve vrij gemakkelijk beïnvloed
kan worden, zou men aan de hand van bepaalde manage-
mentmaatregelen, zoals het frequenter melken en het
gebruik van boviene somatotropine, de persistentie van de
lactatie zodanig kunnen verhogen dat de economische
balans minder negatief of zelfs positief wordt.

Cerebellar cortical atrophy in a Belgian
Blue cow with lesions described in
human Norman-Jaeken disease

S. Roels, P. Lansberg, C. Lettelier, andE. Vanopdenbosch.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008;
77; 417-420.

Cerebellar cortical atrophy has been described both in
animals and in humans. In cattle, it has already been
identified in several breeds, with the main histopathological
lesions being located in the cerebellar Purkinje layer and
ranging from chromatolysis to loss of neurons. This case,
however, is the first described in a Belgian Blue cow.
Additionally, the histopathological lesions were different
from those described in other cattle breeds, with prominent
focal granular layer loss and abnormal Purkinje cells
comparable to those described in Norman-Jaeken disease or
primary degeneration of the granular layer of the cerebel-
lum in humans.

Gebruik van progestagenen bij de teef
en de kattin: een enquête bij Vlaamse
kleine huisdierenpraktijken

B. Maddens, T Rijsselaere, J. Dewulfen A. Van Soom. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:421-428.

Het toedienen van progestagenen bij de teef en de kattin
voor de controle van de oestrus impliceert risico\'s op het
optreden van reproductieve en niet-productieve neven-
werkingen. Andere anticonceptieve methoden, zoals
chirurgische sterilisatie, vormen een volwaardig alterna-
tief Het doel van dit artikel was na te gaan hoe en in welke
mate progestagenen gebruikt worden in de kleine huis-
dierenpraktijk. Deze informatie werd verzameld door
middel van een enquête, die beantwoord werd door
tachtig Vlaamse dierenartsen.

Chirurgische sterilisatie wordt door 98 procent van de
dierenartsen aan de eigenaar aangeraden voor de controle
van loopsheid of krolsheid van zijn dier. Toch worden
progestagenen bij de teef en de kattin nog door respectieve-
lijk 71 procent en
58 procent door de praktijken gebruikt.
Bij de teef worden vooral de injecteerbare formuleringen
van medroxyprogesteronacetaat en proligeston aange-
wend, bij de kattin de orale toediening van megestrolace-
taat. Een toenemende eetlust en gewicht, melkklierneopla-
sie en cysteuze endometrium-hyperplasie/pyometra zijn de
bijwerkingen die door dierenartsen bij beide diersoorten
het meest gezien worden.

MRSA clone ST398-Sccmec iv as a cause
of infections in an equine clinic

K. Hermans, U. Lipinska, 0. Denis, A. Deplano, M.j. Struelens,
M. Nemati, E Pasmans, P. Butape, A. Martens, P. Deprez, andE
Haesehrouck Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:42g-4S3.

Thirteen multidrug-resistant mrsa strains from infections
of hospitalized horses in an equine clinic were analyzed.
They all were indigestible by
Smal restriction, possessed
see mec type iv and belonged to
spa type ton. One isolate
was analyzed by
mlst and allotted to ST398. The mrsa
clonal lineage ST^gS-sccmeciv appears to have a high
capability of causing clinical infections in an equine
hospital environment.

-ocr page 68-

Ebola bij varkens

Het dodelijke Ebolavirus, dat hemor-
rhagische koorts veroorzaakt, is op de
Filippijnen aangetroffen bij varkens.
In 2007 en 2008 was in delen van de
Filippijnen de sterfte onder varkens
toegenomen. De sterfte bleek te
worden veroorzaakt door een zeer
virulente variant van
prrs (abortus-
blauw) en het Ebola-Restonvirus. Het
Ebolavirus komt vooral voor bij apen
in Afrika en leidt tot grote sterfte. Het
verspreidt zich via lichaamsvloei-
stoffen, zoals bloed. Het is voor het
eerst dat dit virus wordt aangetroffen
bij varkens. Er waren in het gebied
nog geen menselijke besmettingen
opgetreden. De
oie en who gaan de
besmettingen onderzoeken. Onder-
tussen is het advies van specialisten
om zo hygiënisch mogelijk met de
dieren om te gaan.

Agrarisch dagblad

Uitbreiding polikliniek

Per I januari 2009 is de opzet van
de cardiologie-pulmonologiedienst
positief veranderd. Er zullen
voortaan twee thorax-poli\'s zijn: op
maandag- en woensdagochtend. Het
cardiologieteam, dr. Viktor Szatmäri,
specialist cardiologie, en dr. Niek
Beijerink, specialist in opleiding
cardiologie, kan hierdoor een hogere
standaard halen in haar patiëntenzorg
en service. Buiten deze twee polidagen
kunnen in overleg afspraken worden
gemaakt voor thoraxpatiënten die
naar het inzicht van de verwijzende
dierenarts niet kunnen wachten
tot de eerstvolgende polidag. Dit
overleg dient plaats te vinden
tussen de verwijzende dierenarts
en dhr. Beijerink (te bereiken via
patiëntenadministratie: (030) 25
39 411). Als hij niet beschikbaar is,
kan voor spoedgevallen ook op de
gebruikelijke manier worden overlegd
met de dienstdoende spoedarts.
Het telefonisch spreekuur van de
cardiologie-pulmonologiedienst blijft
onveranderd: elke woensdag van 16.00
uur tot 17.00 uur op telefoonnummer
(030) 25 31 627.

Op dinsdag 3 februari van 16.00 tot
19.30 uur organiseren de
knmvd, de
faculteit Diergeneeskunde en de
dsk
een discussiebijeenkomst over het
onderwerp \'Dierenwelzijn: kopzorg,
kans of kerntaak voor de moderne
dierenarts\'. De bijeenkomst is bedoeld
voor de veterinaire sector en zijn
omgeving. Sectororganisaties zoals de
dierhouderij, de overheid, Dieren-
bescherming,
wsPA en anderen zullen
met elkaar discussiëren over ethische
vraagstukken in de hedendaagse
omgang met dieren, de plaats en
verantwoordelijkheid van de dierenarts
en vooral de ethische dilemma\'s waarin
de laatste terecht komt. De sprekers zijn
Frank Dales, directeur Dierenbescher-
ming, Bernard Rollin, veterinair ethicus
en Walter Winding, voorzitter
fve. De
bijeenkomst vindt plaats aan de
faculteit Diergeneeskunde, collegezaal
Departement Gezondheidzorg Gezel-
schapsdieren, Münsterlaan 7, Utrecht.
De kosten voor deelname bedragen
20 euro per persoon (5 euro voor
studenten). Aanmelding is mogelijk via
www.knmvd.nl.

FelCan Kattendag 2009

Op zaterdag 7 maart 2009 organiseert
stichting FelCan in samenwerking met
de faculteit Diergeneeskunde opnieuw
de jaarlijkse \'Kattendag\'. Deze vindt
plaats in de collegezaal Gezelschaps-
dieren van de faculteit Diergeneeskun-
de in Utrecht. De onderwerpen lopen
uiteen van voortplanting, voeding,
orthopedie, neurologie, tandheelkunde
en infectieziekten tot zoönosen. Naast
sprekers uit Nederland, zoals Jeffrey de
Gier, dr. Herman Egberink en dr. Paul
Overgaauw, zijn als buitenlandse
sprekers prof. Geert Janssens, mw. dr.
Leen Verhaert (Universiteit Gent) en
prof Danièlle Gunn-Moore (University
of Edinburgh) aanwezig. De kattendag
is bedoeld voor dierenartsen, dieren-
artsassistenten en fokkers. De toe-
gangsprijs bedraagt 15 euro (inclusief
lunch). Kijk voor het volledige
programma en de mogelijkheid u aan
te melden op www.felcan.nl.

De \'Dutch Bovine Conference 2009\'
speelt in op de veranderingen in de
rundveehouderij met een interessant
tweedaags programma voor rundvee-
dierenartsen. Het programma vindt
plaats op II en 12 februari 2009 in
Kontakt der Kontinenten te Soester-
berg en heeft als centraal thema de
problematiek rondom de verse koe.
Woensdag 11 februari heeft als thema
\'Luchtwegproblemen bij melkvee
vanuit verschillende invalshoeken\'.
De dag wordt vervolgd met een
interessante ronde tafel-discussie. De
rode draad van deze avond is de vraag:
"Wat heeft de rundveedierenarts van
2015 de zuivel te bieden?" Na een
uitgebreid diner kan de discussie
worden voortgezet tijdens het
avondprogramma.

Donderdag 12 februari staat in het
teken van voeding en chirurgische
ingrepen bij de verse koe. Professor
Jim Drackley (Verenigde Staten) en
dierenarts Gees Peeters geven tijdens
deze dag verschillende presentaties
over voeding. Tijdens het ochtendpro-
gramma is het mogelijk om een aantal
lezingen te volgen over veterinaire
ergonomie. Het thema chirurgie staat
centraal in het eerste gedeelte van de
middag, gepresenteerd door Harald
Kümper en Kerstin Müller. Vervolgens
kunnen deelnemende dierenartsen
naar keuze twee interactieve \'master-
classes\' volgen. De Dutch Bovine
Conference wordt ondersteund door
de
ggl. De organisatie is in handen
van Proveto. Meer informatie, het
complete programma en de mogelijk-
heid tot aanmelden vindt u op de
website www.dutchbovineconference.
nl. U kunt telefonisch contact opne-
men met Proveto via (06) 13 3 2 3 5 3 8.

dib wordt dib

De groep dib is van naam veranderd.
De letters
d i b staan niet langer voor
\'Dierenartsen in bedrijfsleven\', maar
voor \'Dierenarts in bedrijf\'. Deze
naam past volgens de groep beter bij
de ledensamenstelling.

Symposium dierenwelzijn Dutch Bovine Conference

-ocr page 69-

Waarschijnlijk zijn trekvogels
verantwoordelijk voor de verspreiding
van de parasiet
Toxoplasma gondii
onder poolvossen en andere pool-
dieren op het eiland Svalbard (Spits-
bergen). Dit blijkt uit een studie van
Noorse onderzoekers die de versprei-
ding van de parasiet in kaart brachten
in verschillende diersoorten op het
noordelijke eiland. 43 procent van de
poolvossen bleek in het bloed anti-
stoffen tegen
T. gondii te bezitten. De
incidentie was ook hoog bij ijsberen,
maar iets lager bij walrussen. Van de
onderzochte vogels was de brandgans
het vaakst positief, met 7 procent. De
hoge incidentie onder poolvossen en
ijsberen was onverwacht, aangezien
katten, de meest gebruikelijke bron
van Toxoplasmabesmetting, op
Svalbard verboden zijn. Uit genetisch
onderzoek bleek dat de parasiet op het
eiland identiek was aan de meest
algemene Toxoplasmastam uit
Europa, wat een Europese bron van
verspreiding suggereert. Het is goed
mogelijk dat vogels de parasiet
verspreiden. Toxoplasma kan de ziekte
toxoplasmose veroorzaken. Er zijn
meerdere poolvossen gestorven aan
deze infectie.

www.medicalnewstoday.com

Vogels verspreiden
toxoplasmose

Tijdschriften online

Op de online tijdschriftenbibliotheek
van de
knmvd kunt u zowel de meest
recente alsook oudere nummers
inzien van 26 toonaangevende
veterinaire titels. In de meeste
gevallen gaat de archieffunctie
ettelijke jaren terug. U ontvangt een
nieuwse-mail zodra u voor deze dienst
terecht kunt op de website van de
knmvd. In het tvd van r februari
volgt een uitgebreide beschrijving. De
bibliotheek is toegankelijk voor de
leden van
ggg, ggl en ggp.

Snel aanmelden
Voorjaarsdagen

Zoals altijd is het lonend zich op een
vroeg tijdstip aan te melden voor de
Voorjaarsdagen. Wie zich voor
r februari 2009 inschrijft op de website
(www.voorjaarsdagen.org/content.php),
betaalt namelijk voor toegang tot het
congres slechts 455 euro. Dierenartsen
die zich na die datum aanmelden,
betalen de volledige toegangsprijs: 515
euro. Voor leden van de
ggg, wsava,
fecava,
aaep en beva kost een \'full
congres\'-kaart 365 euro (4r5 na
februari). In de komende editie van het
Tijdschrift vindt u meer informatie
over het congres.

17-beta-OeStradiol

Het gebruik van r7-beta-oestradiol bij
landbouwhuisdieren is vanaf i januari
2009 helemaal verboden. Er is nieuwe
informatie met betrekking tot de
schadelijkheid van deze stof voor de
volksgezondheid. Ook zijn er voldoen-
de alternatieven beschikbaar. r7-beta-
oestradiol werd onder andere gebruikt
voor het opwekken van de bronst bij
runderen, paarden en schapen. In de
paardenfokkerij wordt het middel nog
wel eens ingezet bij de zogenaamde
\'teaser mares\' of lokmerries. Paarden die
na I januari nog met r7-beta-oestradiol
worden behandeld, moeten via het
paardenpaspoort ongeschikt worden
verklaard voor humane consumptie.

\'Veterinair Café\'
van de
ggl

Uit een in 2008 gehouden enquête
werd duidelijk dat steeds minder
afgestudeerde landbouwhuisdieren-
practici langer dan vijf jaar in de
praktijk werkzaam blijven. De
ggl is
echter van mening dat de practicus
een essentiële rol speelt in de land-
bouwhuisdierensector. Daarom wil de
ggl graag in contact komen met pas
afgestudeerde practici en differentiatie
coschappers in de richting landbouw-
huisdieren, om zo beter te kunnen
inspringen op de behoeften van deze
groep (aankomende) collega\'s. Om het
contact te verbeteren, organiseert de
ggl op 4 februari 2009 voor de eerste
keer het \'Veterinair Café\'. Op deze
avond zullen twee pas afgestudeerde
practici in ongeveer een kwartier hun
verhaal over het afgelopen jaar
vertellen (afstuderen, wat moet
worden geregeld voor je aan het werk
kan, solliciteren, dilemma\'s, et cetera).
Daarnaast zal Bram van Schaik,
bestuurslid van de
knmvd, het belang
van een betrokken beroepsgroep
benadrukken. Vervolgens is er nog tijd
voor discussie, waarna met elkaar een
drankje wordt genuttigd.

De avond zal plaatsvinden op
woensdag 4 februari in café De
Vooghel op de Burgemeester Reiger-
straat 45 te Utrecht. De ontvangst is
vanaf 20.00 uur en het programma
begint om 20.30 uur. De avond duurt
tot ongeveer 22.00 uur. Meer informa-
tie is te vinden op www.ggl.knmvd.nl.

Met dank aan: René van den Brom,

Josine Gelauf en Hendrik Jan Boeve.

-ocr page 70-

Succesvolle behandeling van een
gecontamineerd kniegewricht met losse
fragmenten bij een paard na trauma

L. van VeenC.J.W. Scheffer\' en R.J.T. de Greef\'

samenvatting

Na trauma hebben gecontamineerde gewrichten bij het
paard vaak een fatale afloop. Deze casus beschrijft een
merrie met een open kniegewricht met losse fragmenten
dat binnen enkele uren na trauma direct is behandeld. Het
gewricht is arthroscopisch benaderd, gespoeld en gesloten.
Twee jaar na de behandeling wordt het paard nog steeds
recreatief gebruikt.

inleiding

Open gecontamineerde wonden lopen de kans geïnfec-
teerd te raken. Gewrichtsinfecties na trauma verlopen bij
paarden vaak fataal (3, 5,9). We spreken van een infectie
wanneer micro-organismen de wond koloniseren en zich
in het weefsel vermenigvuldigen, wat leidt tot ontsteking.
In hoeverre een wond geïnfecteerd raakt, hangt onder
andere af van eventuele corpora alinea, de mate van
weefseldestructie, de aard en hoeveelheid van de binnen-
gedrongen micro-organismen en de immunologische
status van het dier In eerste instantie vertoont alleen de
synoviaalmembraan tekenen van ontsteking, vervolgens
wordt de gewrichtsvloeistof purulent en gaat de synoviaal-
membraan zich verdikken. Er wordt fibrine afgezet en er
ontstaat compartimentvorming door verkleving van de
villi. Pas hierna zijn radiologisch veranderingen van de
gewrichtsontsteking waar te nemen, zoals subchondral
Osteolyse, erosies en cysten (6, 7).

De behandeling richt zich op het verwijderen van de
corpara alinea, het gecontamineerde weefsel, het bescha-
digde weefsel en de micro-organismen. Daarnaast wordt
geprobeerd de genezing van het gewricht te bevorderen en
het normale synoviale milieu te herstellen.

In de onderstaande casus wordt de genezing besproken
van een open gecontamineerd kniegewricht met grote
losse fragmenten bij een volwassen paard.

casuïstiek

Klinisch en röntgenologisch onderzoek

Een drie jaar oude warmbloed merrie werd aangeboden
met een wond aan het achterbeen ter hoogte van de linker
knie. Het paard werd met deze wond aangetroffen in de
wei waar het waarschijnlijk een klap van een ander paard
heeft gehad. Het paard is voor drie vijfde (3/5) kreupel. Bij

i Correspondentie: W. Vleertmanstraat 2, 7575 eg Oldenzaal. E-mail:

info@hethazewinkel.nL

inspectie vonden we een open, redelijk verse scheurwond
van ongeveer 2 centimeter lateraal ter hoogte van het
distale deel van het femoropatellair gewricht. Bij palpatie
voelden we botstructuren en werd een klein losliggend
botfragment manueel verwijderd. Röntgenfoto\'s van het
kniegewricht toonden een groot fragment ter hoogte van
de laterale rolkam (figuur i).

Arthroscopie

Om de schade goed te kunnen beoordelen en eventueel
een behandeling te kunnen instellen, werd direct een
arthroscopie uitgevoerd. Voorafgaand aan de operatie
kreeg het paard 5 gram ampicilline, flunixine (i milligram
per kilogram (mg/kg) lichaamsgewicht
(lg)) en genta-
mycine (6,6 mg/kg) intraveneus en 40 milliliter procaineb-
enzyl penicilline. Het paard werd onder algehele anesthe-
sie
(tiva) in rugligging gebracht en het linker
femoropatellair gewricht werd arthoscopisch benaderd,
zoals beschreven door Mcllwraith (6). Tijdens de arthro-
scopie was een groot fragment zichtbaar ter hoogte van de
laterale rolkam van het femur Verder was de synoviale
membraan zeer reactief en was er in het gehele gewricht
weefseldebris en haar aanwezig. We besloten tot behande-

-ocr page 71-

m

|mi|Mii|irn|ini|nn(tiM|i^niiMi|nM]inijmi|MiijMii|iui|i n|iiiijmi|iirt|v

Figuur 2. Verwijderd botfragment.

ling van het gewricht over te gaan. Het botfragment (2 5 bij
15 bij 10 millimeter) werd verwijderd (figuur 2). Om dit
stuk te kunnen verwijderen, moest de oorspronkelijke
wond worden vergroot. Het gewricht werd uitgebreid
gecuretteerd en gespoeld met twaalf liter Ringer waarbij
we alle zichtbare debris, haar en aangetast weefsel
verwijderden. De arthroscopiewondjes werden gesloten
met Vicryl 2-0, de wond werd gesloten met Vicryl i.
Daarna werd er 500 mg gentamycine (gentamycine 5
procent) in het gewricht achtergelaten.

Medicamenteuze therapie en verloop

Het paard werd vijf dagen behandeld met flunixine (i mg/
kg
lg/dag intraveneus) en tien dagen met gentamycine
(6,6 mg/kg eenmaal daags intraveneus), en procainebenzyl
penicilline, (40 ml per dag intramusculair). Vanaf de eerste
dag na de operatie belastte het paard het betreffende been
volledig en was het gewricht niet pijnlijk bij palpatie. Wel
was het gewricht de eerste zeven dagen voller dan nor-
maal. Drie dagen na de operatie maakten we controlefoto\'s
van de knie, waarbij we een groot defect zagen ter plaatse
van het verwijderde fragment (figuur 3). Na veertien dagen
stalrust mocht het paard naar huis met een revalidatie-
protocol dat bestond uit nog twee weken stalrust en
daarna een maand stappen.

Een maand na de operatie liep het paard goed in stap.
Het startte licht onregelmatig, welke onregelmatigheid
echter na enkele passen verdween. Na drie maanden
kwam het paard terug voor controle. Het paard is nu niet
meer kreupel in stap en slechts voor een vijfde (1/5)
kreupel in draf. Röntgenologisch zagen we op de plaats
van het defect een rustig beeld. Aan de dorsale zijde van de
patella was een extra-articulaire botnieuwvorming
zichtbaar (figuur 4), waarschijnlijk als gevolg van een
reactie op de aanhechting van de patellabanden. Zeven
maanden na het trauma was het paard terug op zijn oude
recreatieve niveau en was links achter slechts licht
onregelmatig in draf

DISCUSSIE

Snel en accuraat ingrijpen verbetert de prognose van open
gewrichten dramatisch (i, 2, 3, 5, 8). Uit een studie waarin
58 paarden betrokken waren (3), bleek dat paarden die

t
i

(IWV

binnen 24 uur werden behandeld, een hogere overlevings-
kans (65 procent) hadden dan paarden waarbij de therapie
na twee dagen of later werd ingezet (38 procent). Geconta-
mineerde gewrichten met osteochondrale laesies hebben
een veel slechtere prognose dan wanneer er geen beschadi-

-ocr page 72-

gingen in het gewricht zijn opgetreden (9). Osteomyelitis
en ankylose zijn de meest voorkomende complicaties van
infectie die bij gecontamineerde gewrichten na trauma tot
euthanasie leiden (4, 7,9). Endoscopische chirurgie in het
geval van een open gewricht draagt in hoge mate bij aan
het verbeteren van de prognose
(2, 5,6,9). Het blijkt dat er
veel vaker een contaminatie van het gewricht wordt
aangetroffen dan voor de operatie was ingeschat. In het
onderzoek van Wright werden
118 paarden vanwege open
wonden van gewrichten en peesschedes endoscopisch
behandeld, wat resulteerde in
90 procent overleving.
81 procent van de paarden revalideerde in dit onderzoek
tot zijn oorspronkelijke niveau.

Wanneer het gewricht arthroscopisch is benaderd, kan
de wond worden gesloten, omdat we ervan kunnen
uitgaan dat het gehele gewricht grondig is gespoeld (6,9).
Hierdoor wordt zo snel mogelijk het normale gewrichts-
milieu hersteld en wordt het risico van een secundaire
infectie verkleind.

Voor wonden die gecontamineerd zijn met feces, wordt
in de literatuur aanbevolen de antibacteriële therapie te
combineren met metronidazol
(20 mg/kg lg per os, iedere
8 uur) (6). Omdat dit paard waarschijnlijk is geslagen door
een weidegenoot, had dit antibioticum kunnen worden
toegevoegd aan de medicamenteuze therapie.

Het direct instellen van de therapie en het zorgvuldig
spoelen van het gewricht tijdens artroscopie zullen in grote
mate hebben bijgedragen aan het herstel van het knie-
gewricht en daardoor aan de overlevingskans van dit paard.

literatuur

1. Bertone AL. Management of orthopedie emergencies. Vet Clin North
Am Equine Pract 1994; ro (3): 603-625.

2. Braalce F ter. Direct endoscopic approach improves prognosis of
septic-synovitis in the horse. Tijdschr Diergeneeskd 2002; t27 (14-15):
444-449.

3. Gibson KT, Mcllv^rraith CW, Turner AS, Stashak TS, Aanes WA and
Trotter GW. Open joint injuries in horses: 58 cases (i98o-t986). Am
Vet Med Assoc t989; r94 (3): 398-404.

4. Honnas CM, Weoch RD, Ford TS, Vacek IR and Watkins JP Septic
arthritis of the distal interphalangeal joint in r 2 horses. Vet Surg r 99 2;
21 (4): 261-268.

5. Lugo I and Gaughan EM. Septic arthritis, tenosynovitis, and infections
of hoof structures. Vet Clin North Am Equine Pract 2006; 2 2 (2): 63-388.

6. Mcllwraith CW, Alan JN, Wright IM and Boening KJ. Endoscopic
surgery in the management of contamination and infection of joints,
tendon sheats, and bursae. In: Diagnostic and surgical arthroscopy in
the horse, 3rd edition. Mosby, London; 2005:427-439.

7. Morton Aj. Diagnosis and treatment of septic arthritis. Vet Clin Noth
Am Equine Pract. 2005. 21 (3): 627-649.

8. Spurlock GH. The management of open joint injuries. Vet Clin Noth
Am Equine Pract 1989; 5 (3); 563-573.

9. Wright IM, Smith MR, Humphry Dj, Eaton-Evans TC and Hillyer MH.
Endoscopic surgery in the threatment of contaminated and infected
synovial cavities. Equine Vet ] 2003; 35 (6); 613-619.

Voor in uw agenda !!!

Wanneer: 28 maart 2009

Wat: VET Symposium: "50 Years AO"

Wie: Nederlandse oud-deelnemers AO VET cursus

Waar: Hotel Houten

Inschrijving: www.ao-nederland.nl

-ocr page 73-

Kwantificeren van veterinair
antibioticagebruik

Inge M. van GeijlswijkDik J. Mevius "• >" en Linda F.
Puister-]ansen \'v

Antibioticaresistentie is een belangrijk probleem voor
, dè dier- en volksgezondheid, waarin zowel de veteri-
naire als de humane sector een verantwoordelijkheid
hebben. Het vóórkomen van resistentie wordt vooral
bepaald door de selectiedruk door het gebruik van
antibiotica. Om te kunnen schatten welke factoren de
belangrijkste bijdrage leveren aan de resistentieproble-
matiek is het belangrijk de hoeveelheid antibioticum-
gebruik en de wijze van toepassing van antibiotica in
kaart te brengen. De apotheek van de faculteit Dier-
geneeskunde heeft een methode ontwikkeld om het
antibioticagebruik in de veterinaire sector te kwantifi-
ceren op een manier die vergelijkbaar is met de metho-
de in de humane sector.

De betreffende methode wordt sindsdien toegepast door
het
lei Wageningen ur om bij agrarische bedrijven
steekproefsgewijs het antibioticagebruik te kwantificeren.
Jaarlijks vindt rapportage plaats door het
lei als onderdeel
van de MAR^-ra^porta^ (r). Voor de ziekenhuizen en de
eerstelijnsgeneeskunde in de humane gezondheidszorg
wordt het antibioticagebruik beschreven in de Nethmap-
rapportages van de Stichting Werkgroep Antibioticum-
beleid
(swab) en het rivm (2).

Voor het veterinaire domein is de methode nog steeds
in ontwikkeling. Dit komt door voortschrijdend inzicht in
de interpretatie van de gegevens van langwerkende
middelen en door beter inzicht in de handelwijze in
specifieke diersoortsectoren. Het doel van deze studie is
het antibioticumgebruik in de Nederiandse dierhouderij te
relateren aan het gebruik bij de mens in Nederiand en het
gebruik bij dieren in andere Europese landen.

humaan antibioticumgebruik in nederland

Het antibioticumgebruik wordt gerapporteerd op grond
van de anatomisch-therapeutisch-chemische
(atc)
classificatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (who)
en wordt uitgedrukt in het aantal standaard dagdoserin-
gen (Defined Daily Dose
= ddd) per populatie-eenheid. De
DDD is door de WHO per werkzame stof vastgesteld op
basis van een gemiddelde van de geregistreerde doseringen
voor de belangrijkste indicaties bij volwassenen. Het is dus
een over de jaren en in verschillende landen constant
blijvende technische eenheid. Het gebruik van
ddd\'s
maakt het mogelijk i) de toepassing van verschillende
groepen van antibiotica onderling te vergelijken, 2)
verschillende landen of bevolkingspopulaties te vergelij-
ken en 3) antibioticagebruik door de tijd te vergelijken.

Een nadeel van deze vorm van kwantificering is dat de
ddd niet altijd overeenkomt met de werkelijk voor-
geschreven dosering (zogenoemde prescribed daily dose,
pdd). Daarnaast wordt ook geen rekening gehouden met
doseringsaanpassingen in verband met leeftijd (kinder-
doseringen), nierfunctie of indicatie. Als men uitgaat van
een stabiele samenstelling van de bestudeerde populatie
zullen deze parameters door de jaren heen min of meer
constant zijn en kan het DDO-gebruik dienen als een
\'thermometer\' voor het antibioticumgebruik.

Voor het in kaart brengen van het extramurale (voor-
geschreven aan patiënten in de thuissituatie) antibioti-
cumgebruik in Nederiand werkt de
swab samen met de
Stichting Farmaceutische Kengetallen
(sfk). De genees-
middelverstrekkingen van ongeveer 90 procent van de
openbare apotheken worden geregistreerd door de
sfk. De
gebruiksgegevens worden geëxtrapoleerd naar de verstrek-
kingen door roo procent van de openbare apotheken. De
verstrekkingen door de apotheekhoudende huisartsen
(naar schatting ongeveer ro procent van de totale extra-
murale consumptie) en het gebruik in verpleeghuizen
maken geen deel uit van de
sfk-registratie. De rapportage
vindt plaats in
ddd per duizend inwoners per dag (3).

Om inzicht te krijgen in het intramurale (voorgeschre-
ven aan patiënten in het ziekenhuis) antibioticumgebruik
worden alle ziekenhuisapotheken aangeschreven met het
verzoek inkoop- dan wel aflevergegevens te verstrekken
aan de
swab. De aangeleverde gebruiksgegevens worden
per ziekenhuis omgerekend naar
ddd per honderd
patiëntdagen en
ddd per honderd opnamen.

—^^veterinair antibioticumgebruik

In de veterinaire sector houdt de Vereniging van Fabrikan-
ten en Importeurs van Diergeneesmiddelen in Nederiand
(n^N) sinds 1998 bij hoeveel kilogram werkzame (\'ruwe\')
stof van alle veterinair geregistreerde antibiotica in
Nederland worden verkocht door bij de
fidin aangesloten
farmaceutische bedrijven. Deze getallen waren in 2005
slechts voor 22 procent toe te schrijven aan een bepaalde
diersoort. Deze verkoopcijfers geven dus een goede indruk
van het totale volume aan antibiotica dat wordt gebruikt
in de veterinaire sector, maar maken niet inzichtelijk aaiL
welke diersoorten de antibiotica worden toegediend. De
gegevens zeggen ook niets over het aantal behandelde
dieren, omdat de weergave in kilogram werkzame stof
geen therapeutische kwantificering inhoudt en bijvoor-

I Universiteit Utrecht, faculteit Diergeneeskunde, afdeling Apotheek.

II Centraal Veterinair Instituut -cvi-Lelystad divisie Bacteriologie.

III Universiteit Utrecht, departement Infectieziekten en Immunologie.

IV LEI Wageningen UR.

V Correspondentieadres: Inge van Geijlswijk (i.m.vangeijlswijk(|)uu.nl).

-ocr page 74-

beeld vergelijking van jaar tot jaar bemoeilijkt vanwege de
introductie van nieuwe zogenoemd sterk werkzame, dus
lager gedoseerde stoffen of veel langer werkzame stoffen,
waarvan voor een behandeling minder werkzame stof
nodig is. Ook de vergelijking tussen sectoren wordt
bemoeilijkt door enerzijds de grote verschillen in dierge-
wichten en dus in de hoeveelheden antibiotica die per dier
worden toegediend en anderzijds potentieverschillen van
sectorspecifiek toegepaste werkzame stoffen.

Figuur I geeft het totale gebruik weer in kilogram
werkzame stof bij zowel dieren als de mens in Nederland.
De veterinaire gegevens worden op deze wijze jaarlijks
gepubliceerd door de
fi djn; de hurriane cijfers zijn globaal
berekend op basis van de swAB-rapportage. Hierbij valt op
dat het gebruik in kilo\'s antibiotica in de humane genees-
kunde in 2007 ongeveer ro procent was van dat bij dieren.
Bij de mens worden in de eerste lijn meer kilo\'s antibiotica
gebruikt dan in het ziekenhuis en ook valt op dat bij de
mens voornamelijk beta-lactama
ntibiotica (penicillines
en cefalosporines) worden gebruikt en bij dieren vooral
tetracyclines.

alternatieve methode om veterinair

antibioticumgebruik te monitoren

Een alternatieve methode voor het vaststellen van het
veterinaire gebruik is het berekenen van de dagdoseringen
conform de wijze waarop dat in de humane sector wordt
gedaan. Daarvoor is het nodig dat per antibioticum een
standaarddosering wordt vastgesteld. Deze standaard-
doseringen zijn vastgesteld en worden beheerd door de
apotheek van de faculteit Diergeneeskunde op basis van
geregistreerde doseringen. Uit de geregistreerde dose-
ringen is per diersoort per geregistreerd antibioticum het
aantal dagdoseringen berekend voor een kilogram dier per
milliliter of gram van dat specifieke antibioticum.
Het LEI gebruikt deze methode voor de antibiotica-
analyse in een deel van de bedrijven uit de steekproef van
1500 bedrijven. Dit is een representatieve steekproef uit
een aantal veehouderijsectoren. Van deze bedrijven
worden de bedrijfseconomische gegevens tot in detail
geanalyseerd. Uit de dierenartsrekeningen worden
gegevens verzameld over het diersoortspecifieke anti-
bioticumgebruik. Deze cijfers worden op basis van het
gemiddelde gewicht van de dieren op het desbetreffende
bedrijf met behulp van een rekenmethode omgerekend tot
dagdoseringen per dierjaar. Dit is een nauwkeurige maat
voor het antibioticumgebruik per bedrijf of diersector en
brengt vooral de blootstelling van dieren aan de verschil-
lende antibiotica in kaart.

Omdat men door de vertaling naar dagdoseringen
rekening houdt met de potentieverschillen van de
verschillende middelen, ontstaat een uniform toepasbare
methodiek voor verschillende diersoorten die het in
principe zelfs mogelijk maakt de diverse sectoren (inclu-
sief de humane) met elkaar te vergelijken. De methode is
arbeidsintensief, maar op deze manier wordt wel recht
gedaan aan het feit dat voor veterinaire geneesmiddelen
geldt dat het doseeradvies per diersoort zeer verschillend
is, en bovendien in hoge mate afhangt van de toedienings-
vorm en de geregistreerde indicatie.

In tegenstelling tot de fidin-cijfers zijn deze cijfers dus
wel diersoort- en stofspecifiek en gerelateerd aan de
omvang van de populatie. Omdat ze zijn gebaseerd op een
steekproef van bedrijven is de nauwkeurigheid van de
waargenomen trends afhankelijk van de kwaliteit van
deze steekproef.

Figuur 2 toont het aantal dagdoseringen antibioticum
(niet uitgesphtst per groep) dat de gemiddelde melkkoe,
varken of vleeskuiken per jaar krijgt in de steekproef-
bedrijven van het
lei. Op basis van de gegevens in het
Nethmap 2007-rapp0rt [7] is het antibioticumgebruik in de
thuissituatie en in het ziekenhuis omgerekend naar aantal
doseringen dat de gemiddelde Nederlander per jaar krijgt.
Als we iets willen weten over de selectiedruk in een
bepaalde populatie, zullen we moeten achterhalen welke
fractie van die populatie gemiddeld is blootgesteld aan
antibiotica. Dit kunnen we berekenen door het aantal
dagdoseringen (dd) per dierjaar te delen door het aantal
dagen in een jaar: als op een bedrijf gemiddeld 36,5 dd per
dierjaar worden toegepast, kun je dus stellen dat gemid-

■ overige antibiotica

■ tetracyclines

□ penicillines / cefalospohnes

■ macfoliden

■ trimetoprim / sulfonamiden

□ aminoglycosiden

■ fkjorchinolonen

,□□□□. = = =
s*"^ Z®^

populatis

Figuur i. Totaal gebruik van antibiotica in kilogram werkzame stof,
veterinair, humaan in de eerste lijn (extramuraal) en in het ziekenhuis per
jaar (intramuraal) (3-5).

J-l

23

2

2

19»

1

• H

14

P

populatie

Figuur 2. Totaal aantal dagdoseringen dat het gemiddelde dier (melkkoe,
varken, vleeskuiken) of mens in de thuissituatie of in het ziekenbus per
jaar krijgt toegediend (6). (Overig extramuraal 10%, vnl nitrofuramoine;
intramuraal humaan 6%, vnl vancomycine, metronidazol en linezolid)

i

30

M

■D

25 1

1

20 -j

C

0

o>
c
•c

15

8
•0

10

6

\' 1

1

1

ce
ce

0 ■

J

/

■ DO/ir2004
□ dw|r2005

■ dd4r2006
(benadering)

8B5

555

a

-ocr page 75-

deld 10 procent van de populatie onder behandeling is. In
de humane ziekenhuisregistratie is deze maat vervangen
door het aantal dagdoseringen per ligdag: 0,5 dd per ligdag
betekent dat gemiddeld 50 procent van de patiënten onder
behandeling is. Omgerekend komt dit neer op ongeveer
180 dd per jaar voor de gemiddelde Nederlandse zieken-
huispatiënt. Op \'intensive care\'-afdelingen zal het gebruik
nog veel hoger liggen.

Deze vergelijking laat zien dat het aantal dagdose-
ringen bij melkvee ongeveer gelijk is aan de blootstelling
aan antibiotica van de gemiddelde mens in Nederland. Bij
varkens en vleeskuikens ligt de blootstelling echter een
factor vijf tot acht hoger, afhankelijk van de diersoort en
het bedrijfstype. Dit zal grotendeels gaan om koppelbe-
handelingen. De \'dagdoseringen per dierjaar\'-methode
kent in de veterinaire toepassing een aantal praktische
beperkingen. De belangrijkste daarvan is dat een gemid-
deld diergewicht per houderijsysteem wordt gebruikt. Dit
kan ertoe leiden dat men het aantal toegediende dagdose-
ringen in de categorie waar behandeling voornamelijk
plaatsvindt, flink onderschat. Vergelijk bijvoorbeeld een
zeug van 200 kilogram met biggen van maximaal 20
kilogram: de zeug zorgt voor een gigantische toename van
het gemiddeld gewicht, terwijl de antibiotica voorname-
lijk worden toegepast in de biggen. De berekening met het
gemiddelde diergewicht (zeugen en biggen) resulteert dus
meestal in een te laag aantal dagdoseringen per dierjaar.
Dit fenomeen is sterk afhankelijk van de verhouding
tussen moederdieren en juvenielen; aangezien deze factor
nagenoeg gelijk is op alle bedrijven binnen de uniform
georganiseerde sectoren, blijft de vergelijking binnen en
tussen bedrijven binnen een sector goed mogelijk.

gebruik antibioticumgroepen in de

verschillende nederlandse populaties

Voor Nederland is een meerjarenanalyse gemaakt waarbij
veterinair gebruikte geneesmiddelgroepen en op identieke
wijze berekende humaan gebruikte geneesmiddelgroepen
zijn uitgezet. Uit figuur 3 is af te leiden dat:

- de gebruiksprofielen in de verschillende Nederlandse
populaties gedurende de onderzochte jaren stabiel zijn;

- humaan bij voorkeur beta-lactamantibiotica worden
toegepast, intramuraal zelfs meer dan 60 procent,
terwijl veterinair vooral tetracyclines worden gebruikt;

- humaan tetracyclinegebruik zich beperkt tot extra-
muraal;

- humaan verhoudingsgewijs meer fluorochinolonen
worden toegepast.

internationale vergelijking

Van een aantal Europese landen zijn van de veterinair
toegepaste antibiotica verkoop- of prescriptiecijfers gepubli-
ceerd. Ook in deze landen worden de cijfers weergegeven in
kilogram werkzame stof Om een indruk te krijgen van de
omvang en samenstelling van het antibioticumgebruik van
deze landen zijn alle beschikbare getallen verzameld (8-18)
en is vervolgens per geneesmiddelgroep een omrekening
gemaakt naar behandelbare kilogrammen dier (zie tabel i).
Per land is de som van deze getallen gerelateerd aan de
omvang van de veestapel van het desbetreffende land met
behulp van Eurostatcijfers, behalve voor Noorwegen,
waarvoor gebruik is gemaakt van de dieropgave in Normvet.
De genoemde omrekeningen zijn een tegemoetkoming aan
eerder geconstateerde tekortkomingen bij het vergelijken
van kilogrammen werkzame stof

Figuur 4 toont het berekende aantal dagdoseringen
antibiotica dat het gemiddelde dier in de verschillende
landen per jaar krijgt toegediend. Het gemiddelde in
Nederland aanwezige dier krijgt twintig (2001) tot dertig
(2007) keer een dagdosering antibioticum. In andere
landen is het aantal dagdoseringen beduidend lager.
Deze verschillen zijn voor een deel toe te schrijven aan de
grote verschillen in de dierpopulaties per land. Frankrijk
en Engeland kennen bijvoorbeeld grote populaties schapen
die altijd buiten lopen en nooit een antibioticum krijgen,
maar wel bij het totaal worden meegeteld. In Nederland
wordt het gebruik beïnvloed door het veel grotere aandeel
van de intensieve dierhouderij. Voor een land als Denemar-
ken, waar de dierhouderij sterker overeenkomt met die van
Nederland, is al eerder gerapporteerd dat er daadwerkelijk
minder antibioticum wordt gebruikt dan bij ons (19).
Problematisch voor een directe vergelijking is het verschil-
lende niveau van registratie: op landelijk verkoopniveau
(Nederland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië,
Finland, Noorwegen) dan wel op prescriptieniveau
(Denemarken, Zweden (met ingang van 2003)).

geneesmiddelgroep

naar behandelbare kg

"Ï215Ü
43435

141131

146196
173441

223012

15

tetracyclines

trimethoprim/sulfonamiden

ß-Lactams

aminoglycosiden

macrolides

fluorochinolonen

overig

gemiddelde omrekeningsfactor
dosering kg antibioticum

(mg/kg)

■"8;2 2
23,0
7,09

6.84
5.77

4,48
5,00

Tabel 1. Omrekeningsfactoren voor kilogram antibioticum via behandel-
bare kilogram naar dagdosering.

-ocr page 76-

36

I

e

c

s 1» ••

i

k

i

l

i

k

2002 2003 2004 2005 2006 2007

jaar

Figuur 4. Dagdoseringen antibiotica (berekend uit verkochte/afgeleverde
kilogrammen werkzame stof) per gemiddeld dier per jaar in de verschil-
lende landen.

Uitsplitsing van het Europese antibioticumgebruik naar
geneesmiddelgroepen geeft zicht op het gevolgde veteri-
naire antibioticabeleid in de diverse landen. Ten aanzien
van de toegepaste geneesmiddelgroepen in de verschil-
lende landen kan worden opgemerkt:

- Er zijn in Europa grofweg drie behandelstrategieën te
onderscheiden: de noordelijke strategie met voorname-
lijk beta-lactamantibiotica; de zuidelijke strategie met
voornamelijk tetracyclines; de Deense strategie
(tetracyclines, macroliden en beta-lactamantibiotica).

- Noorwegen gebruikt relatief veel fluorochinolonen
(15 procent) ten behoeve van de viskweek, ook meer
dan Nederland humaan toepast.

- de trimethoprim/sulfonamidentoepassing is in alle
landen ongeveer even groot (circa 8 procent).

- de \'noordelijke\' veterinaire strategie lijkt te ver-
gelijken met het Nederlandse humane intramurale
antibioticumprescriptiebeleid.

- de Deense strategie lijkt op het Nederlandse humane
extramurale beleid.

Deze vergelijking is gemaakt voor alle jaren van 2001 tot
2006. Het beeld is door al deze jaren consistent met de
beschreven patronen. Als we de eerder genoemde beper-
kingen in het achterhoofd houden, is er een aantal conclu-
sies te verbinden aan deze internationale vergelijking:

- Nederland past veterinair per gemiddeld aanwezig
dier meer antibiotica toe dan de andere landen waarvan
verbruikscijfers bekend zijn, in tegenstelling tot
humaan, waar slecht twee landen minder toepassen
dan Nederland (figuur 6).

- Voor specifieke diersectoren kan deze vergelijking
anders uitvallen. De beschikbare sectorspecifieke
add-gegevens van België en Denemarken (9, 20, 21)
behoeven echter nadere analyse en transformatie om
onderlinge vergelijking mogelijk te maken.

- Het Nederlandse gebruik in dieren stijgt momenteel
ieder jaar met circa 10 procent, terwijl van de andere
landen alleen Denemarken en Duitsland een stijging
laten zien en de overige landen van de vergelijking
stabiel zijn.

■ NM«iUnd

□ Frerkifi
----- ■OuAsUnd

□ Denemarton

■ Groot Brittannié

□ Finland

■ Z««den
^ «Noorwsen

beschouwing

Over het humane antibioticumgebruik in Europees
verband kunnen met redelijke zekerheid uitspraken
worden gedaan. Het algemeen heersende gevoel in
Nederland is dat we het goed doen op antibioticagebied.
Dit gevoel wordt gevoed door de rapportages over het
humane antibioticumgebruik in Europa. Nederland
bevindt zich in die vergelijking op een comfortabele derde
plaats van minst gebruikende landen. Het veterinaire
gebruik van antibiotica geeft echter een ander beeld.
Vergeleken met het humane antibioticumgebruik
illustreren zowel de kilogramberekening als de steekproef-
methode van het
lei dat het antibioticumgebruik in de
veterinaire sector groter is en sterker stijgt.

Deze toename van de veterinaire toepassing van antibio-
tica wordt toegeschreven aan drie factoren. Door het verbod
op kwalitatief goed eiwit uit diermeel (vanwege het gevaar
van prionenoverdracht) en het verbod op anrimicrobiële
diergroeibevorderaars
(amgb\'s) gedijen de dieren minder
goed. Ook ziet men de stijgende prijzen van grondstoffen
voor diervoeders en de voortschrijdende schaalvergroting en
intensivering van de bedrijven in de intensieve veehouderij
als een bepalende factor Het resultaat is dat de individuele
zorg per dier afneemt en dat het in de bedrijven in toene-
mende mate nodig is curatieve behandelingen in te zetten,
vaak behandeling in koppelverband. Tot slot is de hypothese
van
fidin dat de stijging van 2007 ook is veroorzaakt door
voorraadvorming bij de dierenartsen als reactie op markt-
verschuivingen in de handel in diergeneesmiddelen.

In Nederland zijn er duidelijke verschillen tussen het
veterinaire en het humane anribioticumgebruik. Terwijl
we vergeleken met de ons omringende landen op humaan
gebied een restrictief antibioticumgebruik laten zien, dat
wat betreft de geneesmiddelgroepsamenstelling vergelijk-
baar is met het veterinaire gebruikspatroon van de
Scandinavische landen, is het Nederlandse veterinaire
antibioticumgebruik in vergelijking met omringende
landen omvangrijk, en wat toegepaste geneesmiddel-
groepen betreft vergelijkbaar met Zuid-Europese landen.

Hoewel deze gegevens duidelijke verschillen laten zien,
is het te vroeg voor definitieve conclusies omtrent de

-ocr page 77-

* % ^

Figuur 6. Vergelijking humaan antibioticumgebruik in 2006 in ddd per
1000 mensdagen(io).

mogelijke verschillen tussen landen, vooral waar het
specifieke dierhouderijsectoren betreft. Data voor een
meer nauwkeurige vergelijking ontbreken nog, voor de
meeste landen omdat er nog geen onderzoek wordt gedaan
op doseringsniveau. De landen die hier wel mee bezig zijn
(naast Nederland ook Denemarken en België [20, 2r]),
hanteren verschillende systemen, zodat het nog steeds
heel gecompliceerd is ze met elkaar te vergelijken.

De noodzakelijke transparantie in het antibioticumge-
bruik is te bereiken door dit uit te drukken in een conti-
nue stabiele maat, zoals het aantal dagdoseringen per
dierjaar per relevante populatie (zoals bijvoorbeeld een
leeftijdscategorie van dieren), waarbij het gebruik en de
ontwikkeling in het gebruik voor de verschillende
diersectoren in kaart worden gebracht. Het is erg belang-
rijk deze epidemiologische gegevens te verzamelen en te
analyseren, om gefundeerde beleidsbeslissingen te
kunnen nemen met betrekking tot het humane en
veterinaire antibioticumbeleid.

Zowel vanuit de organisatie van dierenartsen, de
farmaceutische industrie en de verschillende voedsel-
producerende diersectoren zijn er op dit moment verschil-
lende initiatieven om dit te bewerkstelligen.

Voor de dierhouders zal het belangrijkste argument om
hieraan mee te willen werken de mogelijkheid zijn tot
\'bench-marking\', om op deze manier de bedrijfsvoering
verder te kunnen optimaliseren, mits hen een toegankelijk
en niet te arbeidsintensief systeem wordt aangeboden.

dankbetuiging

Mw. dr P.M.G. Filius, ziekenhuisapotheker. Erasmus mg,
afdeling apotheek, leverde namens de
swab-werkgroep
surveillance antibioticagebruik bijdragen aan eerdere
versies van dit artikel; dhr. N. Bondt leverde waardevol
commentaar op de huidige versie.

literatuur

1. vantures, maran-2005. Monitoring ofantimicrobial Resistance and
Antibiotic Usage in Animals in the Netherlands in 2005. D. Mevius en
W. van Pelt, Editors. 2007,
cidc-Ielystad: Lelystad, pp. 1-86.

2. Verbrugh HA. Mapping antibiotic use and resistance in the Nether-
lands:
swab and NethMap. Neth J Med, 2003; 61: 341-342.

3. swab, Nethmap 2008 - Consumption of antimicrobial resistance
among medically important bacteria in The Netherlands, in
Nethmap,
]. Degener en A. de Neeling, Editors, 2008.

e- <ï

4. fidin, V/erkgroep Antibioticabeleidfidin Antibioticarapportage

2006, fidin, Editor, 2007.

5. fidin, V/erkgroep Antibioticabeleid fidin Antibioticarapportage

2007, fidin, Editor, 2008.

6. Bondt N, Puister L en Bergevoet R. Antibioticagebruik op melkvee-,
varkens- en pluimveebedrijven in 2004, 2005 en 2006.
lei, Editor.
2007, LEI Wageningen
ur: Den Haag.

7. swab, Nethmap 2007 - Consumption of antimicrobial resistance
among medically important bacteria in The Netherlands, in
Nethmap,
J. Degener en A. de Neeling, Editors. 2007.

8. Chevance A et Moulin G. Suivi des ventes de medicaments vétérinai-
res contenant des antibiotiques en France en 2006, A. Chevance en G.
Moulin, Editors. 2008,
afssa-anmv: Fougeres; Ploufragan. pp: 1-38.

9. danmap, danmap 2006 - Use of antimicrobial agents and occurrence
of antimicrobial resistance in bacteria from food animals, foods and
humans in Denmark, H.-D. Emborg en A.M. Hammerum, Editors.
2007, National Food Institute; Danish Zoonosis Centre; Tecnical
University of Denmark: Söborg. pp. i-ioi.

to. germap, germap 2008 Antibiotika-Resistenz und-Verbrauch M.
Kresken, J. Wallmann en W. Kern. Editors. 2008, Bundesamt für
Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit; Paul-Ehriich-Gesell-
schaft für Chemotherapie e.V; Infektiologie Freiburg: Rheinbach,
Berhn und Freiburg, pp. 1-149.

11. Goodyear K. Sales of antimicrobial products authorised for use as
veterinary medicines, antiprotozoals, antifungals, growth promoters
and coccidiostats, in the uk in 2006,
v.m. Directorate, Editor. 2007,
Veterinary Medicines Directorate: New Haw. pp. 1-31.

12. Myllyniemi A.-L, PitkalaA, HeiskaH.etal. finres-Vet 2001-2005.
Finnish Veterinary Antimicrobial Resistance Monitoring and
Consumption of Antimicrobial Agents,
f.f.s.a. Evira, Editor. 2007:
Helsinki, pp. 1-28.

13. Myllyniemi A.-L, Pitkala A, Kaartinen L, et al. finres-Vet 2005-2006.
Finnish Veterinary Antimicrobial Resistance Monitoring and
Consumption of Antimicrobial Agents,
f.f.s.a. Evira, Editor. 2007:
Helsinki, pp. 1-56.

14. norm/norm-vet, norm/norm-vet 2003. Usage of Antimicrobial
Agents and Occurrence of Antimicrobial Resistance in Norway. H.
Kruse en G. Skov Simonsen. Editors. 2004, Norwegian Food Safety
Authority; National Veterinary Institute, Norwegian Zoonosis Centre;
National Veterinary Institute, Section of Bacteriology; Norwegian
Institute ofPublic Health:Tromse /Oslo. pp. 1-72.

r5. norm/norm-vet, norm/norm-vet 2004. Usage of Antimicrobial
Agents and Occurrence of Antimicrobial Resistance in Norway H.
Kruse en G. Skov Simonsen. Editors. 2005, Norwegian Food Safety
Authority; National Veterinary Institute, Norwegian Zoonosis Centre;
National Veterinary Institute, Section of Bacteriology; Norwegian
Institute of Public Heahh: Tromso / Oslo. pp. 1-86.

16. norm/norm-vet, norm/norm-vet 2005. Usage of Antimicrobial
Agents and Occurrence of Antimicrobial Resistance in Norway. H.
Kruse en G. Skov Simonsen. Editors. 2006. Norwegian Food Safety
Authority; National Veterinary Institute, Norwegian Zoonosis Centre;
National Veterinary Institute, Section of Bacteriology; Norwegian
Institute ofPublic Health: Tromsa / Oslo. pp. 1-87.

17. norm/norm-vet, norm/norm-vet 2006. Usage of Antimicrobial
Agents and Occurrence of Antimicrobial Resistance in Norway M.
Norström en G. Skov Simonsen. Editors. 2007, Norwegian Food Safety
Authority; National Veterinary Institute, Norwegian Zoonosis Centre;
National Veterinary Institute, Section of Bacteriology; Norwegian
Institute of Public Health: Tromsa / Oslo. pp. 1-87.

18. svARM, svarm 2007, Swedish Veterinary Antimicrobial Resistance
Monitoring 2007, B. Bengtsson, C. Greko en U. Grönlund Andersson.
Editors. 2008, The National Veterinary Institute
(sva): Uppsala.

19. Vaarkamp H en Pellicaan C. Veterinair antibioticum gebruik: wat is in
Denemarken anders? Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130:182-183.

20. Catry B, Dewulf J, Opsomer G, et al. Antibioticumgebruik en
antimicrobiële resistentie bij rundvee Ontwikkeling van een
surveillancesysteem op bedrijfsniveau
u.g.d.-v. v.z.w.. Editor. 2007,
Universiteit Gent
dgz-Vlaanderen v.z.w. pp. 1-68.

21. Timmerman T, Dewulf j, Catry B, et al. Quantification and evaluation
of antimicrobial drug use in group treatments for fattening pigs in
Belgium. Preventive Veterinary Medicine 2006; 74: 251-263.

-ocr page 78-

Straatgevaar

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Je hond uitlaten is tegenwoordig
bijna overal een gevaarlijke aange-
legenheid. Je kunt al bijna geen kant
meer op zonder overijverige hand
havers tegen het lijf te lopen, of
veroordeeld te zijn tot piepkleine
uitlaatstrookjes langs een drukke
weg. Het blijft lastig om de overheid
daarop aan te spreken, maar als de
overheid niets doet aan het onder
houd van het wegdek, dan wordt het
een ander verhaal.

afknapper

Zo gaan twee zusters, laten we hen
Anneke en Betty noemen, op een
mooie avond in augustus samen de
hond uitlaten. Het klinkerweggetje
waarover zij moeten lopen, is smal en
slecht onderhouden. Dat weten de
beide dames, dus ze kijken wel een
beetje waar ze lopen. Maar zoals het
gaat in het leven valt er ook heel wat
te bepraten, terwijl hondlief braaf aan
de lijn (ja, ja, gemeentebeleid) mee-
wandelt. Op een kwaad moment komt
hen een andere hondenbezitter
tegemoet, die de hond aan een wat
langere lijn heeft. Om deze honden-
bezitter de ruimte te geven om te
passeren, stapt Anneke met de hond
wat naar voren en doet Betty een
stapje naar achteren. Nog voordat de
hondenbezitter goed en wel langs is
gelopen, hoort Anneke een luide gil.
Daar ligt Betty, met haar been in een
diep gat in het toch al behoorlijk
verzakte wegdek. Betty is naar
achteren gevallen in de berm, maar
haar been is in het gat blijven steken
en is als een lucifertje geknapt, zo erg
dat het bot eruit steekt. Buurtbewo-
ners hebben het door het raam zien
gebeuren en zo kan er in ieder geval
snel een ambulance worden gebeld,
want Betty\'s voet zit nog steeds vast in
het gat en met deze verwonding kan
ze daar met geen mogelijkheid uit. Ze
blijft liggen tot het ambulanceperso-
neel haar bevrijdt en naar het zieken-
huis afvoert.

schade en schande

De zusters vinden het in de eerste
plaats een schande dat het onderhoud
aan de weg zo slecht is dat dit soort
ongelukken kan gebeuren, maar ze
willen ook schadevergoeding en
stappen naar de rechter om te eisen
dat de gemeente daarvoor opdraait. De
gemeente is verantwoordelijk voor het
onderhoud van de weg, en is op dit
gebied zwaar tekortgeschoten. De weg
was al jaren verzakt, dat weten ze
zeker, want ze wandelen daar dage-
lijks. De laksheid van de gemeente
levert een gevaarlijke situatie op, dat
is wel weer gebleken. Zoals altijd in de
rechtszaal wordt alles wat je zegt
tegen je gebruikt. De gemeente vindt
dat deze dames als ze al jaren langs
deze weg met de hond wandelen, zelf
dus ook wel wisten dat het wegdek
slecht was. Ze hebben zelf aangegeven
dat het wegdek al jaren slecht was. Als
je dat weet, moet je niet gaan lopen
babbelen tijdens de wandeling, maar
uitkijken waar je loopt. Als je je ogen
in je zak hebt, kun je niet de gemeente
aansprakelijk stellen. Althans, dat
vindt de gemeente.

van gemeentewege ...n

De rechter bestudeert de zaak nauw-
keurig, vraagt verklaringen van
omwonenden, foto\'s van de situatie en
meer documenten om te kijken hoe
het nu zit. De weg is over de hele
breedte ernstig verzakt en er zitten
diepe gaten die inderdaad niet
makkelijk zichtbaar zijn. Volgens de
wet is een wegbeheerder aansprakelijk
voor slecht onderhoud, maar de wet
zegt ook dat aansprakelijkheid kan
worden beperkt door \'eigen schuld\'.
De gemeente mag dat roepen, volgens
de rechter is er hier geen sprake van
eigen schuld. Het klinkerpad voldeed
niet aan de eisen die men aan een
klinkerpad mag stellen en een
normale voetganger mag ervan
uitgaan dat je een stap achteruit kunt
zetten zonder meteen met afgeknapte
ledematen in een ziekenhuis te
belanden. Ook moet een normaal wan-
delende hondenbezitter over het
wegdek kunnen lopen zonder steeds
de ogen naar beneden te houden om
op gaten te letten. De rechter bepaalt
dat de gemeente de volledige schade
moet vergoeden. Hoe hoog die schade
zal worden, daar moet nog een aparte
zitting aan worden gewijd. En
juridisch is het geen argument, maar
moreel is het misschien interessant
om te weten dat deze gemeente heel
wat hondenbelasting in zijn zak
steekt. De eerste hond kost ongeveer
65 euro, en iedere volgende hond 150!
Misschien moeten ze daar maar een
betere bestemming voor zoeken dan
logo\'s op de suikerzakjes?

-ocr page 79-

Aldo Dekker

In 1966 werd in Italië een nieuwe
ziekte gediagnosticeerd. In varkens
met verschijnselen van mond-en-
klauwzeer werd toen een entero-
virus geïsoleerd (i). Deze ziekte is
later Swine Vesicular Disease
(svd)
genoemd of in het Nederlands:
vesiculaire varkensziekte. Het virus
heeft slechts geleid tot een zeer
beperkt aantal (gerapporteerde)
uitbraken, maar het wordt in Italië
nog steeds met enige regelmaat
aangetroffen. De uitbraken in
Portugal in 2007 zijn echter niet
goed te verklaren door contacten
met Italië. Het is mogelijk dat het
virus op het Iberisch schiereiland
circuleert, maar dat het daar geen of
onvoldoende klinische symptomen
veroorzaakt om tot rapportage te
leiden.

In Italië komen veel infecties voor
zonder dat er klinische symptomen
worden gemeld, maar wordt het virus
wel regelmatig aangetoond in
mestmonsters die worden verzameld
bij handelsbedrijven en kleine
markten. In Spanje lukt het niet om
het virus aan te tonen op bedrijven
waar serologisch positieve dieren
worden gevonden. In zowel Spanje als
Italië ziet men veel serologisch
positieve dieren; beide landen hebben
daarom een intensief serologisch
screeningsprogramma.

iV

3V
2

9V

8V

10-

4V

2%

IV

9V

10-

2

7V

2V

4

8V

9V
1

9-

vNT-positief
% Alleen IgM-positief
V IgM- en IgG-positief
-1- Alleen IgG-positief

Figuur i. Verdeling van svd serologisch positieve monsters in één stal van uitbraakbedrijf 92-06.

Overeenkomsten in de genoom-
sequentie met Coxsackie-B5-virus
(met betrekking tot de structurele
eiwitten) and
echo-virus 9 (met
betrekking tot de niet structurele
eiwitten) suggereren een gezamenlijke
voorvader (2). Het is gegeven de grote
homologie met deze humane virussen
niet raar dat het
svD-virus (svdv) ook
de mens kan besmetten. Het aantal
gerapporteerde humane ziekte-
gevallen is echter minder dan vijf,
ondanks het feit dat grote aantallen
mensen zijn blootgesteld aan een hoge
dosis
svdv. De kans op ziekte bij de
mens is dus zeer klein.

ET10L0GIE

svdv wordt ingedeeld bij het genus
enterovirus in de familie picorna-
viridae. Picornavirussen zijn klein-svD
virus meet 30 tot 32 nanometer (i)- ze
bezitten geen lipidemantel en
bevatten een enkelstrengs
rna. Er
worden geen serotypen van
svdv
onderscheiden. Toch kan svdv in
meerdere groepen worden ingedeeld
op basis van reacties met monoklo-
nale antilichamen en sequentie-
informatie van het iD-gen, dat codeert
voor het vp i-eiwit (3).

Door het ontbreken van een
lipidemantel is
svdv is erg resistent en
kan het gemakkelijk overleven buiten
het dier Ook desinfectie is lastig: vaak
is een extra hoge dosis nodig om het
virus af te doden (4). Ook in dierlijke
producten kan
svdv maandenlang
overleven (5,6), waardoor in het

Vesiculaire varkensziekte

verleden ook het voeren van keuken-
afval een belangrijke besmettingsbron
was.

In het laboratorium kan het virus
goed groeien op primaire varkensnier-
cellen en op verschillende varkens-
niercellijnen. Het is makkelijk te
onderscheiden van het mond-en-
klauwzeervirus, omdat
svdv niet
groeit op primaire runderthyreoid-
cellen. Ook kan het virus worden
gekweekt in jonge muizen (i).

epidemiologie

Onderzoek tijdens de grote svD-epide-
mie in het Verenigd Koninkrijk liet
zien dat de belangrijkste transmissie-
route het verplaatsen van dieren was
(48 procent). Deze transmissieroute
kon worden opgedeeld in het trans-
port van besmette dieren (r6 procent),
het gebruik van besmette transport-
middelen (21 procent) en het contact
via markten (i i procent). In de
betreffende epidemie was een andere
belangrijke besmettingsbron het
voeren van besmet keukenafval (5).
Omdat het virus heel stabiel is, speelt
indirect contact, zoals via transport-
middelen en keukenafval, een
belangrijke rol. In onderzoek is
aangetoond dat contact met een
besmette omgeving al na één dag
viremie kan veroorzaken en binnen
twee dagen tot klinische symptomen
kan leiden (7). Dit is net zo snel als na
directe inoculatie van varkens met het
svD-virus. Ook bij dieren die in direct
contact met elkaar staan, speelt
besmetting via de omgeving een
belangrijke rol bij de transmissie. Het
virus breidt zich namelijk zeer snel uit
binnen een hok, maar niet snel tussen
hokken, tenzij mest en urine vanuit
een besmet hok via afvoergoten
worden verspreid naar aangrenzende
hokken,
svd wordt daarom vaak een
\'hokziekte\' genoemd; dit in tegen-
stelling tot mond-en-klauwzeer, dat
zich zeer snel over een bedrijf kan
verspreiden (5,8). De beperkte
verspreiding binnen een bedrijf wordt
in figuur i gedemonstreerd: de figuur
toont de plattegrond van één stal van
een bedrijf waar in r992 een
svd-
infectie is aangetoond. In twee
afdelingen waren alle dieren serolo-

-ocr page 80-

cvi

Het Centraal Veterinair Instituut
van Wageningen
ur is een
onafhankelijk onderzoeksinsti-
tuut en het nationale referentie-
instituut dat op veterinair gebied
bijdraagt aan de bescherming
van de dier- en volksgezondheid
in Nederland. Het instituut werkt
voor overheid en bedrijfsleven
aan de ontwikkeling van nieuwe
vaccins en diagnostica en de
verbetering van bestrijdingsstra-
tegieën. \'Monitoring\' van
dierziekten, diagnostiek van
besmettelijke dierziekten en
advisering behoren ook tot de
kerntaken. Met 280 hoog
gekwalificeerde medewerkers en
unieke laboratorium- en
proefdierfaciliteiten behoort het
instituut tot de top vijf van
vergelijkbare instituten in
Europa.

Zie ook: www.cvi.wunnl.

gisch positief, sommige waarschijnlijk
meer dan vijftig dagen na een infectie
(er werden alleen IgG-antilichamen
aangetoond). Niet alle hokken waren
nog volledig gevuld, uit een aantal
hokken waren de zware dieren al aan
het slachthuis geleverd; van deze
dieren waren bloedmonsters genomen
tijdens de slacht en dat was de oorzaak
dat het bedrijf werd opgespoord.
Hoewel de infectie dus al langer op het
bedrijf aanwezig was, werd in de
ernaast gelegen afdeling geen
svd-
infectie aangetroffen.

Het bovengenoemde voorbeeld laat
zien hoe belangrijk monstername op
basis van toeval is. Er hadden gemak-
kelijk twaalf negatieve monsters
kunnen zijn verzameld in de rechts
gelegen afdeling, wat tot een vals
negatief resultaat zou hebben geleid.
Bij \'screening\' is het daarom van het
grootste belang dat de monsters zoveel
mogelijk verspreid over het bedrijf
worden genomen, tenzij er op basis
van kliniek of eerdere uitslagen
aanwijzingen zijn dat er zich in één
hok of afdeling een probleem voor-
doet.

Studies met IgM (vroege antilicha-
men) en IgG (late antilichamen)
hebben inzicht gegeven in de duur
van infectie in verschillende locaties
op besmette bedrijven. De precisie van
de testen was echter onvoldoende om
een goede schatting te doen van de
start van de infectie tijdens de ver-
schillende Nederlandse uitbraken in
1992 en 1994. De bijna toevallige
verdeling van recent geïnfecteerde
varkens op één van de besmette
zeugenbedrijven laat zien dat het
lastig is de transmissie binnen een
bedrijf te begrijpen (8). Bij
svd is
persistentie tot 126 dagen na infectie
beschreven (9), maar pogingen om
deze waarneming te reproduceren zijn
niet gelukt (10). Het belang van deze
persistentie in de epidemiologie is
daarom waarschijnlijk niet hoog.

-ocr page 81-

pathogenese en klinische

symptomen

Er wordt aangenomen dat svdv het
varken binnenkomt via wondjes in de
huid of via de shjmvüezen. Experi-
mentele infectie leidt vaak binnen
twee dagen tot klinische infectie en
het virus kan worden geïsoleerd uit
veel organen (7,
11). svdv groeit zeer
goed in epitheliale weefsels, maar
titers in het myocardium en de
hersenen zijn vaak hoger dan die in
het bloed, wat een indicatie is dat het
zich ook vermenigvuldigt in deze
weefsels (11).

Klinische symptomen ten gevolge
van een
svDV-infectie komen alleen
voor bij varkens. Bij een experimen-
tele infectie werden bij 26 varkens
klinische symptomen waargenomen,
hiervan vertoonden 25 varkens blaren
aan de poten (19 maal aan de kroon-
rand, 13 maal in het balgebied en
17 maal aan de bijklauw); slechts 12
van deze 26 dieren hadden laesies in
de bek of op de neus (ongepubliceerde
data). Door dierenartsen die op
uitbraakbedrijven de diagnose stellen,
worden de laesies op de neus, zoals te
zien in foto i, als meest in het oog
springend genoemd, laesies aan de
poten worden in mindere mate
waargenomen. De reden hiervoor is
het feit dat de blaren op de poten
slecht zichtbaar zijn bij varkens die in
de mest staan. Daarom is het aan te
raden bij klinische inspectie een
aantal dieren op te pakken en de poten
goed te inspecteren, eventueel na het
verwijderen van de mest.

Blaren zijn kort na infectie zicht-
baar als bleke zwelling, vaak aan de
kroonrand. In foto 2 is dit in de
bovenliggende poot goed te zien,
terwijl in de onderliggende poot de
blaar aan de kroonrand al is open-
gebroken. Laesies omvatten vaak ook
het balgebied. Dit kan leiden tot
uitgebreide beschadiging van het
balgebied (foto 3). Regelmatig zijn ook
de bijklauwen aangetast (foto 4). Bij
lacterende zeugen kan ook het uier
blaarvorming vertonen (foto 5). Deze
laesies zijn niet te onderscheiden van
laesies die worden waargenomen na
een mond-en-klauwzeerinfectie, maar
na een mond-en-klauwzeerinfectie zijn
de varkens veel zieker, ze zijn kreupel
en hebben een hoge koorts. Koorts en
kreupelheid worden bij een svo-infec-
tie nagenoeg nooit waargenomen. Ook
sterfte als gevolg van hartdegeneratie
zoals dat wordt gezien bij mond-en-
klauwzeer, komt bij svD niet voor.
De virulentie van svD-stammen lijkt
te verschillen. Recente isolaten uit
Italië lijken weinig klinische sympto-
men te induceren en worden in het

veld weinig gemeld. De ernst van de
symptomen is echter ook afhankelijk
van de ondergrond waarop dieren zijn
gehuisvest; ernstige symptomen
worden over het algemeen waarge-
nomen bij huisvesting op vochtige
betonvloeren (5).

diagnostiek

Elk varken dat symptomen laat zien
zoals hierboven beschreven, is
verdacht van zowel
svd als mond-en-
klauwzeer. Het is daarom uiterst
belangrijk de diagnose snel in het
laboratorium te bevestigen. Virus-
isolatie op
ibrs-2, sk5, pk-15 of
primaire varkensniercellen is de
gouden standaard. Er zijn voor
svd ook
al enkele
rt-pcr-technieken beschre-
ven, waarbij de moderne \'real-time\'
rt-pcr het meest veelbelovend is (12).
Er wordt nu ook veel onderzoek
gedaan naar technieken waarbij men
direct op basis van genoomdetectie
onderscheid kan maken tussen
verschillende virussen die blaren bij
dieren kunnen veroorzaken (13).
Hoewel virusisolatie en
rt-pcr de
meest gevoelige technieken zijn, is de

-ocr page 82-

hoeveelheid virus in blaarwandmateri-
aal vaak zo hoog dat deze gemakkelijk
met behulp van een
elisa kan worden
aangetoond (14).

Na een uitbraak, of in het kader van
monitoring, zijn serologische testen
het belangrijkst. Met behulp van
Serologie worden soms bedrijven
opgespoord die geen klinische
symptomen hebben gemeld. Antili-
chamen tegen
svdv komen zeer snel
op; bij de helft van de experimenteel
geïnfecteerde dieren waren op dag 5
na infectie neutraliserende anti-
lichamen aantoonbaar, wat ongeveer
overeenkomt met de detectie van
IgM-antichamen (8) of antilichamen
in een Screening-ELISA (15).

Sinds de uitbraken van svd in 1992
zijn er in Europa duidelijkere richtlij-
nen gekomen voor de laboratorium-
diagnostiek van
svd. Doordat er in
verschillende landen grote aantallen
monsters worden getest, is het
geaccepteerd dat er ook redelijke
aantallen positieve monsters worden
gevonden in de
elisa. Omdat de
neutralisatietest specifieker is, worden
deze positieve monsters altijd hertest
in de neutralisatietest. Maar ook na de
neutralisatietest blijven er positieve
reacties over die vaak niet het gevolg
zijn van een svD-infectie. Om
svd uit
te sluiten, wordt het bedrijf opnieuw
bemonsterd.

Als er op een bedrijf svd wordt
vastgesteld, moeten de varkens op het
bedrijf worden gedood en de kadavers
worden afgevoerd naar de destructor.
Het bedrijf zal dan worden ontsmet en
gereinigd. Tracering en screening in
een straal van 3 kilometer rondom het
bedrijf zal moeten aantonen dat het
virus zich niet verder heeft verspreid.
Vaccinatie tegen
svd is niet mogelijk.
Er zijn experimenteel wel vaccins
ontwikkeld (16,17), maar bestrijding
zonder vaccinatie is zeer goed moge-
lijk. Daarnaast is bij geen van de
vaccins aangetoond dat het versprei-
ding van virus kan tegengaan.

Aldo Dekker is projectleider vesiculaire
ziekten aan het Centraal Veterinair
Instituut (cvi) te Lelystad.

referenties

1. Nardelli L, Lodetti E, Gualandi GL, Burrows
R, Goodridge D, Brown F, et al. A foot and
mouth disease syndrome in pigs caused by
an enterovirus. Nature 1968; 219(160):
1275-1276.

2. Zhang G, Haydon DT Knowles Nj, McCauley
JW. Molecular evolution of swine vesicular
disease virus, journal of General Virology
1999; 80(3): 639-651.

3. Brocchi E, Zhang G, Knowles NJ, V/ilsden G,
McCauley JW, Marquardt 0, et al. Molecular
Epidemiology of Recent Outbreaks of Swine
Vesicular Disease: Two Genetically and
Antigenically Distinct Variants in Europe,
1987 94. Epidemiology and Infection 1997;
118(1): 51-61.

4. Terpstra C. Swine vesicular disease in the

Netherlands. Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. r992,117: 21,623 626:8 ref 1995.
Hedger RS, Mann JA. Swine vesicular disease
virus. In: Pensaert MB, editor Virus infections
of porcines. Amsterdam: Elsevier Science
Publishers
b.v.; 1989. p. 241-250.
Mebus C, Arias M, Pineda [M, Tapiador
House C, Sanchezvizcaino IM. Survival of
several porcine viruses in different Spanish
dry cured meat products. Food Chemistry
1997; 59(4): 555-559-
Dekker A, Moonen P de Boer-Luijtze EA,
Terpstra C. Pathogenesis of swine vesicular
disease after exposure of pigs to an infected
environment. Veterinary Microbiology 1995;
45(2-3): 234-250.

Dekker A, van Hemen-Kluitenberg F, Baars

C,Terpstra C. Isotype specific elisas to
detect antibodies against swine vesicular
disease virus and their use in epidemiology.
Epidemiology and infection 2002; 128(2):
277-284.

Lin F, Mackay DK), Knowles NJ. The
persistence of swine vesicular disease virus
infection in pigs. Epidemiology and
Infection 1998; 121(2): 459-472.

10. Lin F, Mackay DKJ, Knowles NJ, Kitching RP
Persistent infection is a rare sequel following
infection of pigs with swine vesicular
disease virus. Epidemiology and infection
2001; 127(1): r35-i45-

r i. Lai SS, McKercher PD, Moore DM, Gillespie
[H. Pathogenesis of swine vesicular disease
in pigs. American Journal of Veterinary
Research i979;4o(4):463-468.

12. Blomstrom AL, Hakhverdyan M, Reid SM,
Dukes JP King DP Belak S, et al A one-step
reverse transcriptase loop-mediated
isothermal amplification assay for simple
and rapid detection of swine vesicular
disease virus. Journal of virological methods
2008; t47(l): 188 193.

13. Hindson BJ, Reid SM, Baker BR, Ebert K, Ferris
NP, Tammero LFB, et al. Diagnostic
evaluation of multiplexed reverse
transcription
-pcr microsphere array assay
for detection of foot-and-mouth and
look-alike disease viruses. Journal of clinical
microbiology 2008:46(3): 1081-1089.

14. Ferris NP Dawson M. Routine application of
enzyme-linked immunosorbent assay in
comparison with complement fixation for
the diagnosis of foot-and-mouth and swine
vesicular diseases. Vet Microbiol 1988; 16(3):
20t-9.

15. Chénard G, Bloemraad M, Kramps JA,
Terpstra C, Dekker A. Validation of a
monoclonal antibody based
elisa to detect
antibodies directed against swine vesicular
disease virus. Journal of Virological Methods
1998; 75(1): 105-112.

16. Delagneau JF, Guerche J, Adamowicz P
Prunet P Swine vesicular disease: physico-
chemical and immunogenic properties of
the virus strain France 1/73. Annales de
Microbiologie r974; i25B(4): 559-574-

17. Leopoldt D, Koitzsch R, Sommer H, Fichtner

D. Safety and efficacy of the Riems adsorbed
vaccine against swine vesicular disease.
Archiv fur Experimentelle Veterinärmedizin

1985; 39(5): 781-795-

5-

6.

9-

-ocr page 83-

E. Gruys, M.W.G.H. Heijmans, B. Jans-
sen, S. Kuijpers, L Potten, J.H. Van der
Stroom-Kruyswijk, M. Vereecken, en
R.F.L.M. Vriens

Kippen, kalkoenen en andere
commercieel gehouden vogels zijn
vaak geïnfecteerd met kleinere of
grotere aantallen coccidiën, waar-
door de vogels soms last hebben van
coccidiose. Vooral bij jonge kal-
koenen van vier tot tien weken oud
kunnen ernstige problemen op-
treden, niet alleen door de coccidiose
en eventuele secundaire infecties,
maar ook omdat ze gevoeliger zijn
voor sommige coccidiostatica dan
vleeskuikens.

Eind september 2008 werd te Oirlo,
Limburg, een ronde-tafeldiscussie
gehouden over \'Darmproblemen bij
kalkoenen door coccidiose en bacte-
riën, zoals
Clostridium perfringen^,
waarbij de nadruk lag op het gebruik
van coccidiostatica. De discussie ging
over bovengenoemde problemen, hoe
ze te verklaren zijn en hoe men deze
problemen het hoofd kan bieden.

coccidiose

Bij de kalkoen komen zeven Eimeria-
soorten voor, waarvan er twee vooral
belangrijk zijn:
E. meleagrimitis en
E. adenoides {17). E. meleagrimitis geeh
vooral een infectie van de dunne darm
met verstoring van de vlokstructuur
Bij sectie vindt men
Pseudomem-
branen en bloed in het darmlumen.
Infectie met
E. adenoides wordt
gekenmerkt door aantasting van de
caecale crypten. In het lumen, maar
ook bij de feces bevinden zich prop-
pen: fibrineuze afgietsels van het
darmlumen. De dieren worden bij
infectie met deze twee pathogene
coccidiënsoorten eerder ziek dan bij de
andere coccidiënsoorten, die minder
pathogeen zouden zijn. Als mogelijke
redenen voor het verschil kan men
denken aan de lesies in de weefsels ten
gevolge van de parasiet, die leiden tot
verstoring van de vochtbalans in het
lichaam van de gastheer, aan de ernst
van de primaire infectie en aan
secundaire infectie met bacteriën.
Maar ook kunnen primaire virale
infecties zoals adenovirus, astrovirus,
coronavirus, enterovirus, orthoreovi-
rus, parvovirus-like virus, pseudopi-
cornavirus en reovirus het beeld meer
complex maken, waardoor de uitkom-
sten van een ingestelde, beproefde
behandeling bij deze vogelsoort
onvoorspelbaar kunnen zijn. Bij
vleeskuikens kent men dit soort
verassingen niet en de kwantitatieve
coccidiëndiagnostiek op basis van
lesiescore is daarbij ook gemakkelijker

coccidiostatica
Het toedienen van coccidiostatica kan
leiden tot de beteugeling van de
coccidiën. Men rekent bij deze
behandeling op minder ernstige
pathologische primaire lesies en
minder secundaire bacteriose, want
deze middelen kennen ook een
primaire antibiotische werking,
althans de ionoforen. Het is bekend
dat bij het gebruik van niet ionofore
coccidiostatica en na vaccinatie vaak
toch doorbraken optreden, die met
ionoforen tot rust lijken te worden
gebracht. Een belangrijk discussie-
punt is de ontwikkeling van resisten-
tie tegen de gebruikte coccidiostatica
(22). De resistentieontwikkeling pleit
voor afwisseling van middelen. Onder
praktijkomstandigheden lijken de
gevolgen van de resistentieontwikke-
ling echter mee te vallen. Maar als het
bij de kalkoenkuikens vooral zou gaan
om het beteugelen van de secundaire
bacteriose, liggen de kaarten natuur-
lijk wezenlijk anders. De bacteriële
infecties die optreden bij de coccidiose
(vooral Clostridium), lijken nauwe-
lijks resistentie te ontwikkelen tegen
de gebruikte ionoforen (13).

Ionoforen hebben behalve een coc-
cidiostatische werking een antimicro-
biële werking, waardoor bijvoorbeeld

Darmproblemen bij
kalkoenen door coccidiose

bij \'broilers\' de salmonella-uitscheiding
en clostridiumuitscheiding significant
afnamen (4). Als ander gunstig bijeffect
wordt voor monensin en salinomycine
bij vleeskuikens een immuunstimu-
lerend effect genoemd bij vaccinatie
tegen adenovirus, Newcastle disease-
virus en paramyxovirus serotype i (21).
Monensin is bovendien een selectieve
snelle transporteur en uitscheider van
lood. Het wordt daarom gepromoot als
therapeuticum voor loodvergiftiging
(12).

lonoforenvergiftiging

Het nadeel van ionoforen is dat de
therapeutische dosis en de toxische
dosis dicht bij elkaar liggen, waardoor
problemen kunnen ontstaan. Dit kan
in theorie in de hand worden gewerkt
doordat het middel niet goed door het
voer wordt gemengd. Sinds de
invoering van \'Good Manufactoring
practices\' is dit als oorzaak van
problemen echter verwaarloosbaar

Kalkoenen zijn gevoeliger voor
ionoforenvergifitiging dan vlees-
kuikens en die gevoeligheid neemt toe
met de leeftijd van de kalkoenkuikens
(23). Verschijnselen van een iono-
forenvergiftiging komen neer op
gewichtsverlies en het op het sternum
liggen van de vogels, met uitgestrekte
poten en vleugels. De kuikens worden
cyanotisch en de sterfte neemt toe. Bij
sectie vindt men spierdegeneratie en
-necrose (7, 28), hetgeen wordt
weerspiegeld in een \'spierpatroon\' van
de klinisch-chemische bloedbevin-
dingen: Creatine Kinase T, Aspartaat
Amino Transferase
T, LDH T, fosfor T;
en Kt, Chi T, Ca t (7,9).

variabiliteit in de toxiciteit

De door kalkoenen te verdragen
concentratie van een toegevoegde
ionofoor in het mengvoer kan
verschillen (tabel i). Daarnaast
kunnen andere stoffen zoals myco-
toxinen de toxiciteit vergroten.
Tiamuline (indien de voerfabriek
bijvoorbeeld over dezelfde lijn
gemedicineerd varkensvoer zou
maken; tabel 2) versterkt de toxiciteit
van ionoforen (18, 26, 27). Ook
bepaalde plantaardige voer-
componenten kunnen de toxiciteit

-ocr page 84-

publicatie in het voer sterfte per koppel

Salimmycine toxiciteit
in ppm (mg/kg, g/tonj
29 16-64 2000 dieren

i 13,4-18,4 21,7%

16 66 > 50%

9 50 >50%

Narasin toxiciteit in ppm (g/ton)

6 25,2-37,5 32%

Monensin toxiciteit in ppm (g/ton)

7 280 76%
280 18%

28 88 1,65%

85 r,86%

106 4,80%

Tabel i. Verschil in door kalkoenen verdragen
concentraties van de ionoforen salinomycine,
narasin en monensin.

van ionoforen versterken. Hypericum
perforatum
(St. Janskruid, een ook in
ons land op zandgrond vrij veel
voorkomende plant uit de hersthooi-
familie) werkt bij kipkuikens ver-
sterkend op de toxiciteit van salino-
mycine, via blokkering van een
toxinenuitscheidingssysteem in de
celmembraan
(abc, zie verder), in
tegenstelling tot bij de mens (2).

Mycotoxinebinders (klei) in het
voer kunnen een mogelijk positieve
invloed hebben op de negatieve
effecten van ionoforen. Ook extra
mineralen en vitaminen (hoge dosis
vitamine E) lijken bij probleem-
koppels een goed effect te hebben.

hoe gaat de kalkoen om met
vreemde stoffen?

In het lichaam van de vogel bevindt
zich een complexe chemische fabriek,
die hieronder wordt toegelicht. In de
darm, lever, nieren en respiratietractus
vinden opname en uitscheiding
plaats, en transport gebeurt via het
bloed.

Het abc uitscheidingssysteem

De opname in de darm is variabel
vanwege het
abc-membraanuitschei-
dingssysteem in de darmepitheel-
cellen. Het systeem bestaat uit \'adeno-
sine trifosfaat
(atp)-bindingscassettes\'
in de celmembraan (afgekort tot
abc).
Het zijn energiegestuurde functionele
membraaneenheden in de levende cel
waarvan er drie beschreven zijn (25).
De directe uitscheiding via de
abc op
darmniveau blijkt zeer belangrijk te
zijn. De
abc worden niet alleen
aangetroffen op darmniveau maar ook
in andere weefsels, en wel met name in
de Harderse klier (2,25). Activering van
de
abc vindt plaats door proteïne-
kinase C,
abc-fosforylering, reactief
zuurstof,
camp-afhankelijk proteïne
kinase, zware metalen, en waarschijn-
lijk diverse andere mechanismen.

Bij de muis hebben de abc een
belangrijke rol in de preventie van
saUnomycinetoxiciteit (rs). Bekend is
dat monensin de
abc P-gp activeert,
terwijl bacitracine deze juist remt (2,
25). Dit kan inhouden dat antibiotica
zoals zink-bacitracine de
abc als het
ware zouden kunnen \'verzadigen\',
waardoor eerder problemen optreden
door ionoforen en mycotoxinen in het
voer. Verder is er meer effect van
cytokines op de cel gezien wanneer de
abc P-gp geblokkeerd is door een
cyclosporinederivaat (2, 3, 25).

De biotransformatie en

uitscheiding

Nadat een potentieel toxische stof zoals
een ionofoor is opgenomen door de
darm, zijn vooral de biotransformatie,
detoxificatie en uitscheiding in de lever
van belang als bronnen voor variatie.
Het systeem bestaat uit twee groepen
enzymen met specifieke functies:

Fase I: verandering door cyto-
chroom P450
= cyp, het \'drug\' enzym-
systeem. Dit geeft oxidatie, reductie en
hydrolyse, wat leidt tot inactivatie van
de stof of juist actieve (toxische)
metabolieten.

Fase II: conjugatie door transferases
leidend tot glucuronidatie, sulfatering

Stof

I
I

C
C
C

Monensin Narasin

Tiamulin I

Erythromycin I

Tylosin C

Kitasamycin C

Flumequine C

Sulfachlorpyrazine I

Sulfaquinoxaline I/C

Chloramphenicol I/C

Anti-oxicantCH-402 C

Antioxidant XAX-M I

Oleandomycin I

Furaltadone C

Furazolidone C

Sulphadimethoxine I

Sulphamethazine I
en acetylering, gevolgd door uitschei-
ding via gal, nieren en longen (20).

Vooral in de levercellen, maar ook
in het nierepitheel en darmepitheel
komen enzymen voor van de fase r- en
fase 2-biotransformatie. De biotrans-
formatie is sterk veranderd als er
ergens in het lichaam een ontsteking
is en er een systemische invloed van
pro-inflammatoire cytokines optreedt
(20). Er kan onder andere een koorts-
reactie optreden en de lever wordt dan
aangezet om ander werk te doen dan
normaal. Het \'drug\'-enzymsysteem
wordt geremd, wat van belang is voor
de plasmadispositie van bijvoorbeeld
medicijnen en er worden diverse
andere eiwitten door de lever aange-
maakt dan normaal, zoals de acute
fase-eiwitten, maar ook intracellulaire
metallothioneïnen en \'heat shock\'-
eiwitten(ro).

de reactie van de lever

Bij infecties en ontstekingen komen
ontstekingsmediatoren vrij. Daarnaast
vormen veel bacteriën toxinen. Bij
sectie of slacht vindt men dikwijls een
hcht gezwollen bleke lever. De
oorzaken zijn levercelaanpassing van
het glad endoplasmatisch reticulum
en leverceldegeneratie. De celaan-
passing vindt plaats op basis van de
activering van cytokinereceptoren en
van patroonherkenningsreceptoren
zoals de Toll-like-receptoren (vooral
reactie op endotoxine). Het leidt tot
een basaal reactiepatroon van de
levercel, waarvan de acute fase-eiwit-

lonofoor

Maduramycin Salinomycin Lasalocid

I

c
c
c
c
c
c

c

I

c

c
c

I

c

Tabel 2. Interactie van ionoforen (5) met andere componenten bij de kip (meestal in therapeutische
dosis). I = niet combineerbaar, C = combineerbaar, _ = niet bekend, I/C = combineerbaar en niet-
combineerbaar zijn beschreven.

c
c

I

I

c
c
c

I
I
I

c

I

-ocr page 85-

synthese als onderdeel van de \'innate
immunity\' van groot belang is voor
het overleven van de acute fase van
een infectie.

De acute fase-eiwitreactie begint
direct, de specifieke immuniteit komt
pas later. Kirk Klasing (14) berekende
met zijn groep de kosten van deze
reactiviteit (19). Vooral de acute
fase-eiwitreactie doet een grote aanslag
op de eiwitstofwisseling. Het heeft een
negatieve invloed op de aminozuur-
balans. Zieke zoogdieren lijden
doorgaans aan anorexie en er zijn
minder maag-darmbewegingen
genoteerd. Bij pluimvee is het competi-
tief gedrag rond de voerbak afgenomen,
de vogels hebben minder smaak en
tenslotte heeft men een afname van
voeropname waargenomen (14). Maakt
men een balans op van de voeropname,
gluconeogenese, groei- en spieraanzet
en de synthese van acute fase-eiwitten,
dan resulteert het in een acute fase-
eiwitaanmaak ten koste van groei.
Sterker nog, bij niet eten is spiereiwit
eigenlijk de enige overgebleven bron
van aminozuren, waardoor de dieren
zeer snel slijten (11).

terug naar de

coccidiostatica

Waarom worden ionoforen gegeven
als het blijkbaar een enkele keer tot
een onvoorspelbare bedrijfsuitkomst
kan leiden? Ionoforen werken tegen
coccidiose, maar met name ook tegen
de secundaire bacteriën. Coccidiose en
de secundaire bacteriën geven
ontsteking en pro-inflammatoire
cytokines, welke op hun beurt onder
andere het geneesmiddelmetabolisme
in de lever remmen en een snel en
sterk spiermassaverlies veroorzaken.
Ionoforen beteugelen de infectie en
daardoor de ontsteking met de daarbij
behorende secundaire gevolgen.

Men kan wat betreft de onvoorspel-
bare negatieve uitkomst rekenen op
een variabele functionele rol van de
abc en daardoor verschillen in netto
opname van de ionoforen uit het voer.
In detail is hiervan echter wat betreft
de kalkoen nog niet veel bekend.

Prof dr. E. Gruys (corresponderende
auteur) werkt bij Veterinary Extension
Services, Vijverlaan 9, 3971
h| Drieber-
gen; e-mail: ves(|)gruys.com. M.W.G.H.
Heijmans is verbonden aan Dieren-
artsenpraktijk Ell, B. Janssen werkt bij
Nutreco, Putten. S. Kuijpers en L. Potten
zijn verbonden aan Vitelia, Oirlo. JH.
Van der Stroom-Kruyswijk werkt bij
Elanco Animal Health, Houten.
M. Vereecken is verbonden aan Huve-
pharma, Antwerpen en R.EL.M. Vriens
is werkzaam bij Dierenartsenpraktijk
Ysselsteyn.

literatuur

1. Andreasen JR and Schleifer JH. Salinomycin
toxicosis in male breeder turkeys. Avian Dis

1995;39:638-642-

2. Barnes DM. The role of diet in modulating
gut detoxification mechanisms. J Appl Poult
Res 2004; I3:t20-i26.

3. Bezombes C, Maestre N, Laurent G, Levade L,
Bettaieb A and Jaffreezou J-E Restoration of
TNF-a-induced ceramide generation and
apoptosis in resistant human leukemia
kg ra
cells by the P-glycoprotein blocker
psc833.
The FASB11990; 12:101-109.

4. Bolder NM, Wagenaar [A, Putirulan FF,
Veldman KT and Sommer M. The effect of
flavophospholipol (Flavomycin) and
salinomycin sodium (Sacox) on the
excretion of
Clostridium perfnngens.
Salmonella enteritidis, and Campylobacter
jejuni in broilers after experimental
infection. Poult Sci 1999; 78:1681 1689.

5. Dowling L. lonophore toxicity in chickens: a
review of pathology and diagnosis. Avian
Patho) 1992; 21:355-368.

6. EFSA lournal 2004,90,1-44. www.efsa.
europa.eu/cs/BlobServer/Scientific_opinion/
0pini0n_feedap2 5ej90_m0nteban-summary.

7. Ficken MD, Wages DP and Gonder E.
Monensin toxicity in turkey breeder hens.
Avian Dis 1989; 33:186-190.

8. Gawel A and Mazurkiewicz M. Narasin
poisoning in a flock of slaughter turkeys.
Medyc Wet 2004; 6o:t54\'i59.

9. Griffiths L, Hillier P and Sutherland RJ.
Salinomycin poisoning in point-of-lay
turkeys. Australian Vet J 2008; 66:326-329.

10. Gruys E, Toussaint MJM, Niewold TA and
Koopmans SJ. Acute phase reaction and
acute phase proteins. [ Zhejiang Univ Sci B
2005; 6:1045-1056. Review.

11. GruysE.Koeienmetontstekingsprocessen.
Dieren Arts 2007; 22:264-271.

12. Hamidinia SA, Shimelis 01, Erdahl TB,
Chapman CJ, Renkes GD, Taylor RW and
Pfeiffer DW. Monensin mediates a rapid and
selective transport of Pb(2 ). Possible
application of monensin for the treatment pf
Pb(2-f) intoxication. I Biol Chem 2002;
277:38111-38120.

13. Johannson A, Greko C, Engstrom BE and
Karlsson M. Antimicrobial susceptibility of

Swedish, Norwegian and Danish isolates of
Clostridium perfringens from poultry. Vet
Microb 2005; 99, 251-257.

14. Klasing KC. Cost of immunity: implications
for vaccination and nutritional strategies.
WPSA World Conference 2008, Brisbane.

15. Lagas )S, Sparidans RW and Waterschoot van
RAB, Wagenaar E, Beijnen [H and Schinkel
AH. P-glycoprotein limits oral availability,
brain penetration and toxicity of an anionic
drug, the antibiotic salinomycin. Antimicrob
Agents Chemother 2008; 52:1034-1039.

16. Mathis GF. Toxicity and acquisition of
immunity to coccidia in turkeys medicated
with anticoccidials. J Appl Poult Res 1993;
2:239-244.

17. McDougald LR and Reid WM. in: Calnek, ed.
Diseases of poultry, ninth ed. Iowa State
University Press, i99i;lowa. pp 792-796.

18. Mezes M, Salyi G, Banhidi G and Szeberenyi

S. Effect of salinomycin-tiamulin toxicity on

the lipid peroxide and antioxidant status of
broiler chicken. Acta Vet Hung 1992;
40:251-257.

19. Mireles AJ, Kim SM and Klasing KC. An
acute inflammatory response alters bone
homeostasis, body composition, and the
humoral immune response of broilerchic-
kens. Poult Sci 2005; 84:553-560.

20. Monshouwer M and Witkamp RF Cytochro-
mes and cytokines: changes in drugdisposi-
tion in animals during an acute phase
response: a mini-review. Vet Q 2000;
22:17-20. Review.

21. Munir K, Muneer M, Tiwari A, Chaudry C
and Muruganandan S. Effects of polyetherio-
nophores on the protective immune
responses of broiler chickens against Angara
disease and Newcastle disease viruses. Vet
Res Commun 2007; 31:909-929.

22. Peek HW and Landman WfM. Resistance to
anticoccidial drugs of Dutch avian Eimeria
spp field isolates originating from 1996,
1999 and 2001. Avian Pathol 2003;
32:391-401.

2 3. Pottenr LM, Blake [P, Blair ME, Bliss BA and
Denbow DW. Salinomycin toxicity in
turkeys. Poult Sci 1986; 65:1955-1959.

24. Schinkel A. Genes and proteins involved in
anticancer drug resistance and pharmacoki-
netics. 2007; http://www.nki.nl/Research/
Faculty■fand-^Research/Divisions/
Experimental-i-Therapy/Schinkel.htm.

25. Schinkel A, and Swarbrick 0. A comment on
salinomycin toxicity in turkeys. Can Vet [

1990; 31:543-

26. Szucs G, Laczay P, Bajnogel ] and Mora Z.
Studies on the toxic interaction between
monensin and tiamulin in rats. Acta Vet
Hung 2000; 48:361-368.

27. Szucs G, Tamasi V, Laczay P and Momostory
K. Biochemical background of toxic
interaction between tiamulin and monensin.
Chem Biol Interact. 2004:147:151-156.

28. Wages DP and Ficken MD. Skeletal muscle
lesions in turkeys associated with feeding of
monensin. Avian Dis 199813 2:583-586.

29. Yong CW. Salinomycin toxicity in turkeys.
Can Vet 11990; 31: 220.

-ocr page 86-

Joost van Herten

Afgelopen maand bestond Proteq
Dier & Zorg tien jaar. Ter gelegen-
heid hiervan presenteerde de
organisatie op een feestelijke
bijeenkomst de uitkomsten van een
onderzoek naar de toekomstige rol
van honden en katten in Nederland-
se huishoudens. Het resultaat van de
enquête toont aan hoe de gemid-
delde Nederlander denkt dat wij
over tien jaar tegen onze huisdieren
aankijken. En dat is iets waar ook
dierenartsen in hun praktijkvoering
rekening mee moeten houden.

Het onderzoek is in oktober 2008
uitgevoerd door
tns nipo. In totaal
hebben 1002 mensen meegedaan. Er is
onderscheid gemaakt tussen honden-
bezitters (n = 256), kattenbezitters (n =
249) en geen honden-Zkattenbezitters
(n = 497). De resultaten zijn herwogen
op katten- of hondenbezit en op
sociale kenmerken om tot een
representatieve afspiegeling te komen
van de Nederlandse bevolking.

honden en katten

belangrijker in samenleving

De rol van de populairste huisdieren
van Nederland, \'de hond en de kat\', zal
over tien jaar nog belangrijker zijn
dan nu. Uit de steekproef blijkt dat
vier op de vijf mensen verwachten dat
de hond in de toekomst vaker als kind
wordt beschouwd. Voor katten ligt dat
percentage iets lager, maar een grote
meerderheid van zeven op de tien
mensen denkt dat de kat de positie
van gezinslid gaat verwerven. Verant-
woord huisdierbezit wordt in de
Nederlandse samenleving steeds
belangrijker gevonden. In de praktijk
vertaalt zich dat volgens de respon-
denten in een groei van het aanbod
aan voeding voor huisdieren. Daar-
naast komt er meer kleding beschik-
baar voor de viervoeters, denkt 41
procent van de ondervraagden.

sterkere rol van de overheid

De respondenten verwachten meer
bemoeienis van de overheid met het
huisdierbezit. Vier van de vijf Neder-
landers vinden dat het aanlijnen van
de hond verplicht moet worden. Bijna
negen van de tien vinden dat enten
verplicht moet worden en 94 procent
van de Nederlanders vindt dat de
eigenaar na een inbeslagname een
verbod moet krijgen op het houden
van dieren. Ook menen bijna vier van
de vijf Nederlanders dat de overheid
gaat ingrijpen op het gebied van
overlast, bijvoorbeeld door rassen te
verbieden en uitlaatgebieden aan te
wijzen.

Nederlanders verwachten dat de
overheid met betrekking tot verant-
woord huisdierbezit de komende tien
jaar meer gaat controleren en
strengere sancties gaat toepassen. Een
verplicht examen voorafgaand aan de
aanschaf van een hond of kat ver-
wacht men de komende tien jaar
echter niet. Een verplichte gehoor-
zaamheidscursus voor de hond en
eigenaar achten zes van de tien
ondervraagden echter reëel. De
Nederlander denkt ook dat er voor de
kat een kattenbelasting gaat komen,
zoals deze nu al bestaat voor honden.

De positie van de hond en de
kat in 2018

veterinaire zorg en

verzekeringen

De meeste Nederlanders denken dat
honden en katten over tien jaar langer
zullen leven en dat hun aantal zal
toenemen. Samenhangend met deze
langere levensverwachting is het hun
verwachting dat ook de zorg en de
mogelijkheden voor medische
behandelingen voor huisdieren zich
zullen ontwikkelen. Operaties met
behulp van lasertechnologie,
mri-
scans, chemokuren en ingewikkelde
gebitsbehandelingen komen naar
verwachting over tien jaar veel vaker
voor bij huisdieren dan nu. Ook een
\'pret-echo\' op een zwangere hond of
kat en een hersenoperatie zijn niet
ondenkbaar De gemiddelde Neder-
lander loopt in zijn verwachtingen op
dit gebied echter blijkbaar wat achter
op de actuele stand van zaken, want
veel van deze behandelingen vinden
nu al plaats.

Met de ontwikkelingen op veteri-
nair gebied zal over tien jaar ook een
aantal nu nog controversiële behande-
lingen in Nederland aanvaardbaar
worden. Circa de helft van de honden-
en kattenbezitters verwacht dat het
uitvoeren van transplantaties bij
huisdieren geaccepteerd zal raken.
Een derde van de Nederlanders
verwacht dat er tehuizen voor
demente honden/katten zullen
ontstaan. Sommige behandelingen
blijven echter uit den boze: het in

-ocr page 87-

leven houden van huisdieren in coma
is volgens de grote meerderheid van
de ondervraagden ook over tien jaar
niet acceptabel. Opvallend is dat met
name kattenbezitters hoge verwach-
tingen hebben van de ontwikkelingen
op diergeneeskundig gebied en dat
hondenbezitters hierin duidelijk veel
conservatiever zijn.

Wat onze beroepsgroep betreft:
over tien jaar zullen er niet meer
dierenartsen zijn en het aantal
vrouwelijke dierenartsen zal volgens
de respondenten zijn toegenomen.
Opvallend is dat bijna driekwart van
alle Nederlanders vindt dat de
overheid een eind moet maken aan de
prijsverschillen tussen dierenartsen.
Het staat in ieder geval vast dat er
vanwege de toenemende rol van
huisdieren in de samenleving en de
verwachte ontwikkelingen op
diergeneeskundig gebied een rol is
weggelegd voor de huisdierenverzeke-
ring. Ruim de helft van de Nederlan-
ders denkt dat er over tien jaar meer
katten zijn verzekerd tegen ziekte-
kosten dan nu. Voor honden verwach-
ten zelfs drie van de vijf Nederlanders
dat het aantal verzekerde honden zal
zijn toegenomen.

de toekomst van proteq

Op de bijeenkomst presenteerde sns
REAAL tevens haar visie op de markt
van huisdierenverzekeringen in
Nederland. Men is daar zeer positief
over gestemd. De huidige marktpoten-
tie wordt geschat op circa 450.000
polissen. Doordat er meerdere
aanbieders zijn, neemt de concurren-
tie toe en dat is positief. Concurrentie
heeft een gunstige invloed op onder
andere productontwikkeling en de
hoogte van de premie,
sns reaal
verwacht dat er op de Nederlandse
markt ruimte is voor drie a vier
aanbieders van huisdierenverzekerin-
gen. Een belangrijk signaal dat werd
afgegeven, is dat Proteq Dier & Zorg de
dierenarts nog steeds als een serieuze
partner ziet en graag in gesprek blijft.
Het draagvlak voor huisdierenverze-
keringen onder dierenartsen wordt
gezien als een belangrijke succesfac-
tor. De afgelopen tien jaar heeft Proteq
Dier & Zorg -een onderdeel van
sns
reaal-
zich ontwikkeld tot de grootste
aanbieder van ongevallen- en ziekte-
kostenverzekeringen voor honden en
katten in Nederland. Bij de start in
iggS bestond er nog weerstand tegen
aanbieders van huisdierenverzekerin-
gen. Inmiddels is het kaf van het
koren gescheiden en heeft het
verzekeren van huisdieren zich
ontwikkeld tot een serieuze markt.
Veel dierenartsen zijn er ondertussen
van overtuigd dat een verzekerd dier
de medische zorg krijgt die het nodig
heeft, zonder dat de eigenaar vragen
stelt over de kosten. Voor de dierge-
neeskunde is dat een goede ontwikke-
ling.

Het volledige TNS Nipo-rapport
kunt u opvragen bij Proteq Dier
& Zorg. Mail uw gegevens naar
walter.boer(a)proteq.nl. Via de
mail ontvangt u vervolgens de
pdf van het rapport.

[oost van Herten is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

In de collectie van de afdeling
Diergeneeskunde van het Universi-
teitsmuseum bevindt zich een
aantal sputumvangers. Deze
illustreren de georganiseerde
bestrijding van de rundertubercu-
lose, die werd opgezet na de consta-
tering dat de mens wel degelijk
besmet kan worden door tuber-
culeuze runderen.

De ontdekking van tuberculine door
Robert Koch in rSgo maakte het
diagnosticeren van tuberculose
mogelijk. De tuberculine werd in het
oog van een rund gedruppeld, of
intracutaan toegediend. Wanneer een
rund reageerde, werd het dier onder-
zocht op open tbc. Zogenaamde \'open
lijders\' vormden door het uithoesten
van de smetstof een gevaar voor
andere runderen en voor mensen.

Het onderzoek naar open tbc werd

tot r950 uitgevoerd met behulp van
sputumvangers. Sputum is de substan-
tie die bij het hoesten via de mond
wordt opgegeven. De sputumvanger is
een metalen bekertje aan een lange,
flexibele metalen staaf. Het bekertje
werd door het rund ingeslikt. Wan-
neer de neus een tijdje dichtgehouden
werd, begon het dier te hoesten. Het
opgehoeste sputum werd dan in het
bekertje opgevangen en kon onder-
zocht worden. Omdat met deze
methode toch niet alle open lijders
bleken te worden gedetermineerd,
werden vanaf r950 alle runderen die
reageerden op de test met tuberculine,
geruimd.

De Provinciale Gezondheidsdien-
sten voor Dieren vormden de basis
voor de georganiseerde bestrijding van
de rundertuberculose. Hierbij werd
gebruik gemaakt van middelen voor
massacommunicatie. Een bekend

Uitgelicht: Sputumvanger

voorbeeld hiervan is de voorlichtings-
film \'De bonte moet eruit!\' uit 1945. In
1956 werd vastgesteld dat de runder-
tuberculose in Nederland zo goed als
bedwongen was.

Universiteitsmuseum, Afdeling
Diergeneeskunde
Yalelaan i. Utrecht
Telefoon: (030) 2534675
Website: www.museum.uu.nl,
www.numanstichting.nl.

-ocr page 88-

Allereerst wil ikAndries van Foreest
complimenteren met zijn inzet voorde
veterinaire tandheelkunde. Ik wil echter
een kanttekening plaatsen bij zijn
bijdrage in
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde
(deel iss, aflevering 23,1
december 2008). Daarin schrijft de auteur
het volgende: "De ervaring leert dat de
traumatisch veroorzaakte pulpa-expositie
bij de oudere hond (acht jaar of ouder)
zelden gepaard gaat met ernstige apicale
reacties (Van Foreest, persoonlijke
ervaring). Er is mij geen onderzoek bekend
van apicale reacties bij de oudere hond
met een (onlangs) afgebroken hoektand.
Dit gegeven kan aanleiding zijn om bij
deze patiënt een afwachtende houding aan
te nemen. Een wortelkanaalbehandeling
heeft uiteraard de voorkeur."

Ik wil hier tegen inbrengen dat
persoonlijke ervaring zonder ondersteu-
nend histologisch onderzoek geen goed
criterium is om te concluderen dat er dan
een afwachtende houding mag worden
aangenomen. Wat wel bewezen is, is
namelijk dat histologisch aantoonbare
pathologie aanwezig kan zijn zonder dat
daar op een röntgenfoto iets van te zien is

(1). Ten aanzien van de radiologische
breedte van het wortelkanaal is het zelfs
zo dat indien op de röntgenfoto geen
wortelkanaal zichtbaar is, dit nog steeds
toegankelijk is met een endodontische vijl

(2).

Bacteriën verplaatsen zich met gemak
door de tubuli van de dentine (er zijn
tussen de 10.000 en de go.000 tubuli per
vierkante millimeter) (s). Zelfs het nauwe
wortelkanaal van de oudere hond is voor
bacteriën dus een snelweg. Een gecompli-
ceerde kroonfractuur die onbehandeld
wordt gelaten, zal altijd resulteren in
pulpa (wortel)-necrose en na verloop van
tijd zal de infectie zich apicaal (in de
richting van de wortelpunt) uitbreiden (4).
De pulpa sterft ten slotte af als gevolg van
infectie. Er blijft dus een open verbinding
met de mondholte, die vol bacteriën zit.

Zolang de mening van de auteur nog
niet onderbouwd is dooreen grootschalig
wetenschappelijk onderzoek bij de oudere
hond vind ik het daarom beter de honden
het voordeel van de twijfel te geven en zelfs
bij de afwezigheid van radiologisch bewijs
(het verkrijgen daarvan brengt toch al een
verdoving met zich mee en is altijd
noodzakelijk om eventueel aanwezige met
het oog niet zichtbare wortelfracturen aan
te tonen) gelijk over te gaan tot het
behandelen van het dier Daarbij dient nog
te worden opgemerkt dat de hond door
zijn overlevingsinstinct meestal geen pijn
bij het eten of andere symptomen van pijn
aan het gebit zal tonen.

Paul Theuns,

Dierenarts, Papendrecht, Soesterberg.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naarhelpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur-12.00 uur).

literatuur

Stephen Cohen en Kenneth Hargreaves.
Pathwai/s of the pulp, ninth edition. Mosbi/
Elsevier, bh. 560.
2. Gregg Du Pont en Linda Debowes. Atlas of
Dental Radiograph]; in Dogs and Cats. Saunders
2008, biz. 151,
5. Periodontologi/ Caranza, g ninth edition, Elsevier
4. Stephen Cohen en Kenneth Hargreaves.
Pathwai!s of the pulp, ninth edition. Mosbj)
Elsevier, blz. 614-615.

Ingezonden: Geen afwachtende houding

reactie

De schrijver van de ingezonden brief,
collega Paul Theuns, gebruikt vier
gegevens uit de hteratuur om mijn
bewering "Een wortelkanaalbehande-
ling heeft uiteraard de voorkeur" te
onderbouwen. Er zijn veel oudere hon-
den met gefractureerde gebitselemen-
ten. Een gedegen (evidence based)
onderzoek naar de achtergronden, het
verloop en de gevolgen van deze
fracturen zou ongetwijfeld een goede
reden vormen om persoonlijke
ervaringen, het aannemen van een
afwachtende houding en onweten-
schappelijke criteria te weerleggen.
Een uitdaging voor Paul Theuns om
dit zelf te onderzoeken of bijvoorbeeld
de leden van de
wvt (Werkgroep
Veterinaire Tandheelkunde) te
activeren tot het uitvoeren van een
dergelijk onderzoek?

Andries van Foreest

-ocr page 89-

Martine Kramer

Ziek zijn en arbeidsongeschikt
worden, het kan ons allemaal
overkomen. Een ongeluk zit thuis
en op het werk in een klein hoekje.
Na verloop van tijd kan het in-
komen sterk teruglopen. De
knmvd
komt met een wga-tekort-
verzekering die het inkomen van
medewerkers in dierenartsen-
praktijken in ieder geval op
70
procent van het laatst verdiende
inkomen houdt, ook als de re-
integratie niet soepel verloopt.

Veel werknemers in Nederland
hebben al een wcA-gatverzekering via
hun werkgever. Voor kleinere organi-
saties zoals een dierenartsenpraktijk is
het lastig deze verzekering aan te
bieden. Met de nieuwe
knmvd
wGA-tekortverzekering kunnen ook
werknemers van dierenartsenprak-
tijken zich eenvoudig en tegen een
scherpe premie aanvullend verzeke-
ren tegen arbeidsongeschiktheid.

wat verzeker ik eigenlijk?

De eerste twee jaar van ziekte wordt
het salaris doorbetaald door de
werkgever. Na twee jaar eindigt de
verplichting voor de werkgever om de
arbeidsongeschikte medewerker loon
te betalen. Daarna krijgt een werkne-
mer afhankelijk van het arbeidsonge-
schiktheidspercentage een uitkering
uit de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, de
wia. De werkne-
mer wordt gekeurd en krijgt een
uitkering, mits hij of zij meer dan 35
procent arbeidsongeschikt is. Als
vaststaat dat de werknemer blijvend
niet meer kan werken, krijgt hij/zij
een uitkering van 75 procent van het
laatst verdiende loon.

De grootste groep arbeidsonge-
schikten is gedeeltelijk arbeidsonge-
schikt. Voor hen geldt de WGA-uit-
kering (werkhervatting gedeeltelijk
arbeidsgeschikten). Deze uitkering
bedraagt de eerste periode 70 procent
van het laatst verdiende loon. Na
verloop van tijd (tussen de 6 en 38
maanden) eindigt de loongerelateerde
periode. Als de werknemer dan niet
voldoende is gere-integreerd, zakt het
inkomen hard terug, in sommige
gevallen zelfs tot ver onder het sociaal
minimum (70 procent van het
minimumloon).

De kans dat dit u overkomt, is
natuurlijk niet heel groot. Maar als het
u overkomt, zijn de gevolgen aanzien-
lijk. Daarom spreken we ook wel van
een vangnet. De verzekering geeft u
recht op een aanvulling tot minimaal
70 procent van het laatst verdiende
loon. Als de re-integratie voorspoedig
verloopt, krijgt de werknemer een
(kleine) extra aanvulling van 5
procent. Aan de hand van de vier
voorbeelden in de kaders bij dit artikel
krijgt u een beter beeld van het nut
van de verzekering.

maximumdagloon

De verzekering is gebaseerd op een
maximuminkomen van circa 47.000
euro per jaar. Het inkomen daarboven
is niet verzekerd. Verdient u meer, dan
kunt u ervoor kiezen dit aanvullend te
verzekeren.

waarom loopt de

verzekering via de praktijk?

De mantel kent geen medische
keuring en een scherpe premie. Dit is
alleen mogelijk onder de voorwaarde
dat de verzekering loopt via de
praktijk, dat is: de werkgever. De
werkgever gaat een overeenkomst aan
met de verzekeraar en geeft de
werknemers de mogelijkheid te
kiezen om deel te nemen aan de
verzekering. Het gevolg daarvan is dat
als de werkgever de verzekering niet
wil aanbieden, de werknemers niet
aan deze verzekering kunnen deel-
nemen.

wat zal de knmvd wga-

tekortverzekering kosten?

Als de helft of meer van de werk-
nemers van de praktijk kiest voor de
verzekering, kost deze 0,4 procent van
het bruto inkomen. Neemt minder
dan de helft van de werknemers deel
aan de mantel, dan is de premie 0,46
procent van het bruto inkomen. Een

Carrière kwijt, inkomen ook?

werknemer betaalt de premie van het
bruto inkomen. Netto is de werkne-
mer dus goedkoper uit. Als indicatie
gaan we uit van een werknemer met
een inkomen van 46.000 euro per jaar
(circa 3550 euro per maand). De
werknemer betaalt 0,4 procent van
46.000 euro, dat is 184 euro bruto per
jaar. Per maand is dat bruto 15,33 euro.
Het netto bedrag zal ongeveer 9 euro
zijn. Is uw salaris lager dan in dit
voorbeeld? Dan is uw premie dus ook
lager. Wilt u weten wat de verzekering
in uw situatie precies zal kosten?
Vraag dan een offerte aan. De werk-
gever kan ervoor kiezen de premie
geheel door de werknemer te laten
betalen, of de premie geheel of
gedeeltelijk voor eigen rekening te
nemen.

het betreft een open mantel

Een praktijk kan de verzekering
aanbieden aan alle medewerkers.
Dierenartsen in loondienst, assisten-
ten en praktijkmanagers, en ook
dierenartsen die geen lid zijn van de
knmvd, kunnen van de mantel
gebruikmaken. Alleen werknemers
met een inkomen beneden 20.000
euro per jaar kunnen niet deelnemen.
Als gevolg van de wetgeving hebben
zij geen belang bij deze verzekering.
Meeüs heeft namens de
knmvd
bemiddeld bij het aangaan van deze
mantel. De mantel is ondergebracht
bij Interpolis. Met Meeüs is afgespro-
ken dat het een open mantel is. De
praktijk kan de mantel ook afsluiten
via de eigen assurantietussenpersoon.

u bent al verzekerd?

De knmvd adviseert werkgevers en
werknemers die gebruik willen
maken van de mantel en al andere
verzekeringen ten aanzien van het
arbeidsongeschiktheidsrisico hebben
lopen, deze verzekeringen niet op te
zeggen. Het is verstandig dit eerst te
bespreken met een assurantietussen-
persoon. Niet alle verzekeringen
dekken namelijk hetzelfde risico op
dezelfde manier. De reeds afgesloten
verzekering kan in veel gevallen een
goede combinatie vormen met de

-ocr page 90-

nieuwe mantel. Laat u adviseren!

waar moet de praktijk

rekening mee houden?

Deze collectieve mantel loopt via de
praktijk dan wel de werkgever en
behoeft vrijwel geen onderhoud. De
werkgever sluit een contract af met
Interpolis en zorgt ervoor dat de
premie wordt ingehouden op het
bruto salaris. Verder geeft de werk-
gever ieder jaar de (nieuwe) salarissen
en de mutaties in het werknemers-
bestand door. Meer hoeft de werkgever
niet te doen. Als de werkgever ervoor
kiest aan de mantel deel te nemen,
adviseert de
knmvd de regeling aan
alle werknemers aan te bieden. Een
werkgever heeft een zorgplicht jegens
alle medewerkers. Door onderscheid te
maken tussen medewerkers loopt de
werkgever het risico dat een medewer-
ker die niet mocht deelnemen aan de
mantel, bij arbeidsongeschiktheid een
schadevergoeding claimt. Om te
voorkomen dat een werkgever
onnodig in problemen komt, is het
raadzaam een werknemer die niet wil
deelnemen, terwijl de werkgever hem/
haar daartoe wel de mogelijkheid
geeft, een afstandsverklaring te laten
ondertekenen. De werkgever die wil
deelnemen aan de mantel, kan deze
afstandsverklaringen ontvangen via de
assurantietussenpersoon.

hoe aan te melden?

U kunt informatie inwinnen en een
offerte opvragen bij uw assurantie-
tussenpersoon of bij Meeüs Vrije
Beroepen, telefoonnummer (076) 53
r3 480 en e-mail: vrijeberoepen@
meeus.com.

U kunt voor vragen ook contact
opnemen met Martine Kramer of
Harm Haverkamp ((030) 63 48 900).

Martine Kramer is beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechte-
lijke zaken van de
knmvd.

voorbeeld i

In dit voorbeeld is de dierenarts voor 50 procent arbeidsongeschikt. Het
uwv heeft bepaald dat de dierenarts in staat is om naast de uitkering te
werken; de resterende verdiencapaciteit (
rvc) is 50 procent en bedraagt
23.000 euro. De dierenarts heeft werk gevonden waarmee hij 23.000 euro
verdient en zijn
rvc volledig benut.

Inkomen dierenarts
Arbeidsongeschiktheidspercentage
Restverdiencapaciteit
Volledige benutting restcapaciteit

€ 45.000
50%
23.000

€ 23.000 (nieuw loon)
100% benutting restverdiencapaciteit

Uitkering overheid bij loongerelateerde uitkering (afhankelijk van arbeids-
verleden): Loongerelateerde uitkering = 70 % x (46.000 -/- 23.000) =
€ 16.100,-. Omdat de dierenarts naast zijn uitkering voldoende werkt, keert
de verzekering een bonus uit.
Totale inkomsten:

Uitkering overheid e 16.100
Nieuw loon €23.000
Uitkering Interpolis_€ 1.150

Totaal € 40.250 (87,5 % van het oude loon).

Vervolgens: Loonaanvullinguitkering = 70% x (46.000 -/- 2 3.000) = € 16.100.
Totale inkomsten:

Uitkering overheid € 16.100
Nieuw loon €23.000
Uitkering Interpolis_€ r.150

Totaal

€ 40.250 (87,5 % van het oude loon).

voorbeeld 2

Dit voorbeeld is hetzelfde als voorbeeld i, maar nu heeft de dierenarts werk

gevonden waarmee hij 11.500 euro verdient, 50 procent van zijn rvc.

Inkomen dierenarts c 46.000

Arbeidsongeschiktheidspercentage 50%

Restverdiencapaciteit €23.000

Volledige benutting restcapaciteit € 11.500 (nieuw loon)

50% benutting restverdiencapaciteit

Uitkering overheid bij loongerelateerde uitkering (afhankelijk van arbeids-
verleden): Loongerelateerde uitkering = 70% x (46.000 -/-11.500) = € 24.150,-.
Totale inkomsten:

Uitkering overheid € 24.150
Nieuw loon €11.500
Uitkering Interpolis_€ 1.725

Totaal € 37.3 75 (81,2 5% van het oude loon).

Vervolgens: Loonaanvullinguitkering = 70% x (46.000 -/- 23.000) = € 16.100.
Totale inkomsten:

Uitkering overheid €16.100
Nieuw loon €11.500
Uitkering Interpolis_ 9.775

Totaal € 37-375 (81,25% van het oude loon).

Doordat de dierenarts in deze voorbeelden naast de uitkering voldoende
werkt, wordt zijn vervolguitkering gerelateerd aan zijn laatst verdiende loon
en is de terugval beperkt. Ook in deze situatie heeft de dierenarts voordeel
van zijn
knmvd wcA-tekortverzekering.

-ocr page 91-

voorbeeld 3

Ook in voorbeeld drie is er sprake van een arbeidsongeschikte dierenarts die voor zijn arbeidsongeschiktheid 46.000

euro verdiende, met een rvc van 50 procent. In dit voorbeeld slaagt de dierenarts erin om naast zijn uitkering 9.200

euro te verdienen. Omdat de verdiensten niet meer zijn dan 40 procent van de rvc (minder dan 50 procent), is dit te

weinig voor een vervolguitkering op basis van het laatst verdiende loon.

Inkomen dierenarts € 46.000

Arbeidsongeschiktheidspercentage 50%

Restverdiencapaciteit €23.000

Volledige benutting restcapaciteit e 9.200 (nieuw loon)

40% benutting restverdiencapaciteit

Uitkering overheid bij loongerelateerde uitkering (afhankelijk van arbeidsverleden):

Loongerelateerde uitkering = 70% x (46.000 -/- 9.200) = € 25.760.

Totale inkomsten:

Uitkering overheid € 25.760

Nieuw loon c 9.200

Uitkering Interpolis e o

Totaal € 34.960 (76% van het oude loon).

In de loongerelateerde periode is het totale inkomen 76 procent van het laatst verdiende loon. In de vervolguitkering

zou het inkomen zonder aanvullende verzekering terugvallen naar 15.255 euro. Door de wc a-tekortverzekering wordt

het inkomen aangevuld tot 34.960 euro, het niveau van het inkomen voor de ingang van de vervolguitkering.

Vervolgens: Vervolguitkering = 70% x 50% x € 17.301 (minimumloon) = e 6.055.

Totale inkomsten:

Uitkering overheid e 6.055

Nieuw loon c 9.200

Uitkering Interpolis €i9.70S

Totaal € 34.960 (76% van het oude loon).

voorbeeld 4

De arbeidsongeschikte dierenarts heeft in dit voorbeeld geen werk naast zijn uitkering, hoewel hij door het uwv in

staat wordt geacht om 50 procent te werken.

Inkomen dierenarts € 46.000

Arbeidsongeschiktheidspercentage 50%

Restverdiencapaciteit €23.000

Volledige benutting restcapaciteit € 0 (nieuw loon)

Geen benutting restverdiencapaciteit

Uitkering overheid bij loongerelateerde uitkering (afhankelijk van arbeidsverleden): Loongerelateerde uitkering = 70%
X (46.000 -/- 0) = € 3 2.200. De loongerelateerde uitkering is 70 procent van het laatst verdiende inkomen en bedraagt
3 2.200 euro.
Totale inkomsten:

Uitkering overheid € 32.200
Nieuw loon € 0
Uitkering Interpolis_c 0

Totaal € 32.200 (70% van het oude loon).

Vervolgens: Vervolguitkering = 70% x 50% *€ 17.301 (minimumloon) = € 6.055,-.

In dit voorbeeld kunt u goed zien hoe belangrijk de wcA-tekortverzekering kan zijn. Zonder aanvulling zou de dierenarts
het na de loongerelateerde uitkering moeten doen met een jaarinkomen van 6.055 euro. Doordat de verzekering zijn in-
komen aanvult tot 32.200 euro, blijft het niveau van zijn inkomen gehandhaafd op 70 procent van zijn laatstverdiende
loon.

Totale inkomsten:

Uitkering overheid € 6.055

Nieuw loon € 0

Uitkering Interpolis € 26.145

Totaal € 32.200 (70% van het oude loon).

Het enorme verschil ontstaat door de grondslag. Indien de uitkeringsgerechtigde niet of te weinig werkt, is de grond-
slag voor de uitkering van de overheid het wettelijk minimumloon. Werkt de uitkeringsgerechtigde 50 procent of meer
van de
rvc, dan is de grondslag het laatstverdiende loon. In de praktijk is het dus vooral de vraag: welke uitkerings-
gerechtigde krijgt het voor elkaar om een baan te vinden voor minimaal 50 procent van de
rvc?

-ocr page 92-

Esther de Groot

"Als dierenartsen een goed voor-
beeld willen zijn [voor studenten],
dan moeten ze meer aandacht
besteden aan kritische reflectie op
het eigen handelen." Een boude
uitspraak die begin december in het
TVD gepubliceerd werd in een
verslag over een onderwijssympo-
sium. Op dat symposium ging één
presentatie over onderzoek naar
informele manieren van continue
professionalisering en mogelijkhe-
den van
ict daarbij.

Aanleiding voor dat onderzoek ligt in
de zogenoemde \'evidence based
practice\', een werkmethode waarbij
het bewust onderbouwen van
(veterinair) handelen centraal staat, en
die kan bijdragen aan een leven lang
leren. In het eerste deelonderzoek
hebben we dankzij de medewerking
van veel practici waardevolle data
verkregen. En, als je inderdaad waarde
hecht aan onderbouwing, is het dus
hoog tijd om ook deze uitspraak te
onderbouwen.

vragenlijst

Alle praktiserende dierenartsen
hebben in 2007 een vragenlijst
toegestuurd gekregen voor het
onderzoek naar informele professio-
nalisering door bijvoorbeeld tijd in te
ruimen om gericht te zoeken in de
wetenschappelijke literatuur, een
studieboek te pakken, te overleggen
met een collega of een casus in te
brengen bij collegiaal overleg. Een
groot deel van die groep, 46 procent,
heeft de vragenlijst ingevuld en
geretourneerd. De onderzoekers zijn
blij met deze respons. Uit eerste
analyses bhjkt dat dierenartsen het
bijhouden en ontwikkelen van hun
deskundigheid inderdaad erg belang-
rijk vinden. Een groot deel van de
respondenten was het (helemaal) eens
met de verschillende items die
verwezen naar aspecten van leren
tijdens het werk, waarvan is berekend
dat ze opgeteld konden worden.
Ook met stellingen over het gedrag na
afloop van een consult, wanneer een
dierenarts ook nog (kritisch) kan
reflecteren op zijn of haar beslissin-
gen, was een meerderheid van de
respondenten het eens. Individueel op
zoek gaan naar aanvullende infor-
matie vinden dierenartsen eveneens
belangrijk. Tot slot was een groot deel
van de respondenten het eens met
stellingen rond een kritische opstel-
ling tijdens een discussie met andere
dierenartsen. De conclusie mag dan
ook zijn dat dierenartsen het belang-
rijk vinden om kritisch op het eigen
handelen te reflecteren.

informatiebronnen

De gekozen vraagstelling geeft nog
geen indicatie over de frequentie
waarmee dierenartsen daadwerkelijk
op hun handelen reflecteren. Een
indicatie daarvan is af te leiden uit de
vragen die gaan over de frequentie
waarmee informatiebronnen worden
geraadpleegd en waarmee met andere
dierenartsen wordt overlegd. De
informatiebronnen waren in de
vragenlijst opgedeeld in het gebruik
van bronnen naar aanleiding van een
specifieke casus en het gebruik van
bronnen in het algemeen, voor het
geval die informatie ooit eens van pas
komt. Dat onderscheid wordt als essen-
tieel beschouwd in de literatuur over
\'evidence based practice\'. Juist infor-
matie die je gericht opzoekt om direct
bij een praktijkgeval te gebruiken,
beklijft beter Dierenartsen bleken,
blijkens de de beantwoording van deze
items, geen significant verschil te zien
tussen de twee vormen van informatie-
zoekgedrag. Voor beide vormen was
wel duidelijk dat bronnen op papier
vaker werden geraadpleegd dan
digitale bronnen. Maar juist wanneer
men bronnen raadpleegt naar aanlei-
ding van een specifieke casus, is het
bijna ondenkbaar dat dit met papieren
bronnen haalbaar is. De meningen
over de vaardigheden in het zoeken en
beoordelen van wetenschappelijke
informatie liepen uiteen, sommigen
zagen daar geen probleem in, voor
anderen is het blijkbaar lastiger
In hoeverre dierenartsen met andere
dierenartsen overleggen, werd via
twee verschillende soorten vragen
onderzocht. De respondenten gaven
aan dat ze wanneer ze met een vraag
zitten, geen probleem hebben om een
andere dierenarts te bereiken, maar de
frequentie waarmee de respondenten
denken anderen te raadplegen, loopt
uiteen van \'zelden\' tot \'af en toe\'.
Gemiddeld ziet men de werkdruk in
de praktijk niet als problematisch,
maar het zou interessant zijn om te
zien of de groepen die wel problemen
hebben met de werkdruk, anders
antwoorden op een aantal andere
items (zoals bijvoorbeeld over het
raadplegen van collega\'s) dan dieren-
artsen die blijkbaar minder werkdruk
ervaren. Die analyses moeten nog
worden uitgevoerd. Wel namen we
significante verschillen waar tussen
dierenartsen die in een groepspraktijk
werken, vergeleken met dierenartsen
uit een solopraktijk. In de laatste
categorie praktijken wordt de werk-
druk als lager ervaren.

Een leven lang leren van
dierenartsen

kritische reflectie

De beschrijvingen van de respons
geven een eerste beeld. Gelukkig is het
in de inleiding geciteerde citaat niet
letterlijk tijdens het symposium
uitgesproken, want de kern zit hem er
niet in of dierenartsen méér aan
kritische reflectie móeten doen, maar
vooral dat er tijdens het onderzoek
een gezamenlijk beeld ontstaat van
wat we onder kritische reflectie
verstaan, waarom dat een waardevolle
manier van nascholing zou kunnen
zijn en wat er voor nodig is dat goed te
ondersteunen, zowel vanuit de
beroepsvereniging als vanuit de
faculteit. Meer uitgebreide analyses,
waarvoor \'multilevel\' statistiek
noodzakelijk is, staan gepland.
Daarmee kunnen ook mogelijke
relaties tussen factoren worden
vastgesteld.

-ocr page 93-

Opvallende resultaten zijn te zien
in de antwoorden op vragen naar
ontwikkelingen in de toekomst. Die
resultaten sluiten eigenlijk heel mooi
aan op de toegang tot tijdschriften die
de
knmvd gaat aanbieden, én op de
vervolgstappen die in het onderzoek
worden gezet. Op een vraag of zij in de
toekomst via de computer volledige
artikelen in de wetenschappelijke
literatuur willen kunnen zoeken,
antwoordt meer dan 80 procent van de
respondenten instemmend. We
hebben op een aantal variabelen
gekeken of er verschil was tussen de
respons- en de niet-responsgroep en
dat bleek er niet te zijn. Dat wil zeggen
dat de positieve respons op deze
vragen iets lijkt te zeggen over alle
dierenartsen. Een heel groot deel van
de dierenartsen zal dus tevreden zijn
met de mogelijkheid tijdschriften
online te raadplegen, waarmee
dierenartsen kunnen bladeren en
zoeken in een (deel van) de weten-
schappelijke literatuur.

Eén van de andere vragen over
ontwikkelingen in de toekomst sluit
mooi aan bij vervolgstappen die
worden gezet in het onderzoek. Op de
vraag of zij in de toekomst willen
deelnemen aan discussies met andere
dierenartsen over klinische pro-
blemen en daarbij wetenschappelijke
literatuur gebruiken, reageerde 42
procent instemmend (32 procent weet
het niet en 24 procent antwoordde
"nee"). Voor een groot deel van de
practici lijkt dus de richting waaraan
tijdens de rest van het onderzoek
aandacht zal worden besteed, interes-
sant te zijn. Eén reden waarom we in
het vervolg van het onderzoek
prioriteit geven aan discussies tussen
dierenartsen, is dat uit literatuur over
de invoering van \'evidence based
practice\' (in de medische sector,
bijvoorbeeld bij huisartsen) bhjkt dat
het best lastig is om als individuele
practicus \'evidence based\' te gaan
werken en aanvullend informatie op
te zoeken in de literatuur. Door te
kijken naar informele professionalise-
ring binnen een groep sluit het
onderzoek ook goed aan op onderwijs-
kundig onderzoek waar leren in
sociale interactie veel aandacht krijgt.

informatietechnologie

Bij groepen dierenartsen die nu al
regelmatig over klinische \'cases\'
praten, willen we uitvinden wat
belangrijk is voor de kwaliteit van de
intervisie of collegiale consultatie.
Ook daarbij is \'evidence based practice\'
eerder een inspiratiebron en richting-
gevend principe dan een strak
voorgeschreven methodiek. De rol van
ict is dan echt ondersteunend voor de
intervisiebijeenkomsten, bijvoorbeeld
door vooraf al een \'case\' online aan
alle deelnemers beschikbaar te stellen
zodat deelnemers zich (mentaal)
kunnen voorbereiden op de bijeen-
komst.
ict zal dus, zoals ook in
aflevering 23 van het
tvd werd
aangegeven, zeker niet werken als
vervanging van werkelijk contact met
collega\'s. Tegelijkertijd is
ict, juist
wanneer dierenartsen in meer
afgelegen gebieden werken, een prima
aanvulling op de mogelijkheden van
communicatie. Zoals één van de
respondenten aangaf: het is niet meer
van deze tijd om vanuit Groningen
uren onderweg te zijn (met files) naar
Utrecht voor een paar uur formele
nascholing. In het onderzoek nemen
we online samenwerkings-
programma\'s en \'social software\' mee
als aandachtsgebieden.

De volgende fase in het onderzoek
biedt kansen om de resultaten van het
kwantitatieve onderzoek aan te vullen
met meer kwalitatieve resultaten.
Aanvulling met kwalitatieve deel-
onderzoeken ondervangt ook een
nadeel van vragenlijsten die uitslui-
tend eigen inschattingen van gedrag
kunnen meten. Kwahtatief onderzoek
bij groepen dierenartsen laat zien hoe
collegiale consultatie verloopt maar
de conclusies uit dergelijke \'case\'-
studies zullen ook algemene principes
opleveren over manieren om colle-
giale consultatie goed te organiseren
(voor een deel met gebruik van
ict).
Deze principes zijn ook van belang
voor andere beroepsgroepen zoals
huisartsen en apothekers.

een leven lang leren

Voor de faculteit past dit onderzoek bij
de curriculumdoelstelling \'Een leven
lang leren\'. Ook nu al worden bij de

ontwikkeling van het curriculum
elementen uit dit onderzoek meegeno-
men opdat studenten zo goed moge-
lijk worden voorbereid op de toe-
komst. In het bachelorcurriculum
komen bijvoorbeeld, zeker in de
\'lijnvakken\', verschillende opdrachten
terug die studenten niet alleen leren
hoe ze efficiënt kunnen zoeken in de
literatuur, maar vooral ook hoe ze
vragen uit de praktijk zo kunnen
formuleren dat de kans op een
klinisch relevant antwoord uit de
literatuur zo groot mogelijk wordt.
Door goed te weten wat je precies wilt
weten, wordt het ook beter mogelijk te
beoordelen of (de resultaten van) het
onderzoek beschreven in artikelen
daadwerkelijk relevant zijn voor de
specifieke patiënt in de eigen praktijk.

Wanneer u interesse hebt in of
vragen hebt over het onderzoek, dan
kunt u contact opnemen met mevr.
drs. Esther de Groot, (030) 2531 083
(e.degroot(a)uu.nl) of met prof. dr.
Peter van Beukelen, die het onderzoek
begeleidt vanuit de leerstoelgroep
Kwaliteitsbevordering Diergenees-
kundig Onderwijs binnen de faculteit.

Drs. Esther de Groot is verbonden aan
de faculteit Diergeneeskunde, Universi-
teit Utrecht.

-ocr page 94-

Bas Jongeling

In 2008 heeft arbeidsongeschikt-
heidsverzekeraar Movir een eigen
preventieprogramma opgestart. Om
de grote uitval door arbeidsonge-
schiktheid bij dierenartsen te lijf te
gaan, is er gekeken naar de oorzaken
van arbeidsongeschiktheid. Hierop
is vervolgens een specifiek pro-
gramma ontwikkeld in samenwer-
king met bureau Terzet.

Aan het woord is de nieuwe directeur
van Movir, Marcel Moons. Marcel
startte zijn werkzame leven als
accountant bij een rechtsvoorganger
van Price Waterhouse Coopers. Vrij
snel maakte hij de overstap naar
ing
Bank. Vanwaar die overstap? "De
studie vond ik leuk, maar het vak toch
wat minder Een accountant werkt
heel gedetailleerd en moet vaak omkij-
ken. Ik ben veel meer een generalist en
richt mijn blik liever op de toekomst."
De kans om naar de toekomst te
kijken, kreeg hij volop bij
ing. Vier
jaar geleden trad hij toe tot de Divisie
Intermediair. "Mijn ambitie was om
aan de voorkant van het bedrijf te
kunnen werken." Die wens werd eerst
ingevuld door Nationale-Nederlanden,
waar hij benoemd werd tot directeur
Inkomen. Sinds i oktober 2008 is hij
ceo van Movir

wat was de aanleiding voor

het preventieprogramma van

movir voor dierenartsen?

"In 2007 heeft Movir opnieuw
vastgesteld dat de schadelast bij de
beroepsgroep dierenartsen is toe-
genomen. De resultaten van de
enquête onder arbeidsongeschikte
dierenartsen in 2005 bevestigen onze
cijfers: één op de twee dierenartsen
ouder dan 55 jaar is arbeidsongeschikt
(geweest). Dat is een zorgelijke
situatie.

Wij zijn ervan overtuigd dat
preventie een positieve bijdrage kan

Het preventieprogramma
voor dierenartsen van Movir

leveren aan de ontwikkeling van de
schadelast. De afgelopen jaren hebben
we daarom ook verschillende preven-
tieactiviteiten ontwikkeld, helaas
zonder direct resultaat bij dieren-
artsen. Mogelijk zijn de dierenartsen
zelf nog niet overtuigd van het belang
van preventie of zijn ze zich niet
bewust van de risico\'s die zij lopen.

We willen de bij ons verzekerde
dierenartsen graag motiveren actief
deel te nemen aan onze preventieacti-
viteiten. Daarom kunnen zij de
tariefsverhoging van i januari 2008
terugverdienen."

hoe ziet zo\'n

terugverdienregeling eruit?

"Als een dierenarts een van de activi-
teiten van het preventieprogramma
heeft gevolgd, ontvangt hij een derde
van de tariefsverhoging van i januari
2008 retour Bij het volgen van twee
activiteiten twee derde. Volgt een
dierenarts alle activiteiten, dan
ontvangt hij een premierestitutie van
100 procent van de verhoging. Deze
wordt begin 2009 uitgekeerd in de
vorm van een teruggave."

dus dat is dan 10 procent of

15 procent van de huidige

premie?

"Niet helemaal. De tariefstelling van
de premie is leeftijdsafhankelijk. Dus
de premie stijgt ook door het stijgen
van de leeftijd van de verzekerde. Deze
verhoging moet je buiten beschou-
wing laten. Dat zelfde geldt voor
verhogingen door bijvoorbeeld een
aanpassing van het verzekerde
dagbedrag."

welke preventieactiviteiten

zijn ingezet en waarom?

"Uit de enquête van 2005 onder
arbeidsongeschikte dierenartsen blijkt
dat 55 procent van de arbeidsonge-
schiktheid wordt veroorzaakt door
aandoeningen aan het bewegings-
apparaat. Psychische aandoeningen
staan op de tweede plaats met 23
procent. De respondenten benoemden
ook de omstandigheden waarin
arbeidsongeschiktheid ontstond. De
top drie werkgerelateerde omstandig-
heden zijn:

Nr. Omstandigheid

% van het totaal

i. Te hard werken/

weinig rust

33%

2. Overbelasting/zware

belasting bewegingsapparaat

31%

3. Slechte verhouding/

communicatie met collega\'s

ro%

Deze top drie vormt de basis van het
preventieprogramma. Samen met de
knmvd hebben we in 2008 de volgen-
de activiteiten ingezet:

-Samenwerkingsscan. De samen-
werkingsscan is een praktisch
hulpmiddel om de kwaliteit van de
samenwerking te evalueren en
verbeteren. Na het invullen van de
scan bespreekt de dierenarts de
resultaten telefonisch met een
\'counselor\' van
icas.

- \'Timemanagementassessment\'.
Het telefonische \'assessment\' bij
icas verschaft de dierenarts
persoonlijke verbeterpunten op het
gebied van timemanagement. Hij
leert bewuster te kiezen waar hij
zijn tijd wel en niet aan besteedt en
hij kan de signalen van het altijd
druk zijn en tijd te kort komen
herkennen.

- Ergonomie. Dit programma is
gericht op het bewegingsapparaat.
Het doel is dat de dierenarts na
deelname aan deze workshop
overbelasting herkent en kan

-ocr page 95-

voorkomen en dat hij zich beter
bewust is van zijn eigen invloed op
fysieke (over)belasting en het
ontstaan of vermijden van klach-
ten."

hoe kijkt u terug op de
preventieactiviteiten uit

2008?

"Het is nog te vroeg om conclusies te
trekken wat betreft de effecten op de
schadelast. Daarnaast is het heel
moeilijk aan te tonen hoeveel dieren-
artsen door deze activiteiten niet
arbeidsongeschikt zijn geworden. Uit
de gesprekken met diverse dieren-
artsen blijkt wel dat de situatie soms
zorgwekkend is. Bij die mensen slaan
we echt de spijker op zijn kop. Voor
anderen zijn de activiteiten een
\'eye-opener\'. We maken het onbewus-
te bewust. Er zijn zeker ook dieren-
artsen die hun praktijk en werkwijze
goed op orde hebben. Toch zien de
meesten van hen deze activiteiten als
zinvol en leerzaam. Een kleine
wijziging kan namelijk al een grote
verbetering betekenen."

hoe kijken de dierenartsen
zelf terug op het
programma?

"Ik moet eerlijk bekennen dat het
gevoel bij een aantal dierenartsen in
eerste instantie niet erg positief was.
Men ervoer het programma als
opgelegd en als noodzakelijk kwaad
om de tariefsverhoging te kunnen
terugverdienen. Met name het
ergonomieprogramma, \'Blijf bij de
pinken!\', wekte wat weerstand, onder
meer omdat dit op een doordeweekse
dag plaatsvond. Dat vind ik erg
jammer, want het is natuurlijk nooit
onze insteek geweest mensen zo\'n
programma op te leggen. Tijdens de
workshops zagen we gelukkig dat de
beleving van de deelnemers anders
werd. Door samen bezig te zijn met
ergonomie zagen veel deelnemers heel
concrete verbeterpunten voor hun
dagelijkse werkzaamheden. En dat is
precies onze bedoeling met het
programma.

Tijdens de workshops van het
ergonomieprogramma was er volop
ruimte voor discussie. Dierenartsen
maakten hiervan gebruik en spraken
over de organisatie van werkzaam-
heden, beleidsvraagstukken en
ervaringen. Want hoe je werkzaam-
heden invult of welke werkhouding je
aanneemt, is per persoon verschillend
en afhankelijk van vele factoren.
Uiteindelijk gaat het om de juiste
balans, bijvoorbeeld tussen ergonomie
en veiligheid."

kunt u iets vertellen over de

animo en de deelnemers?

"We zijn tevreden over het aantal
deelnemers. Maar liefst 59 procent van
de dierenartsen heeft de Samen-
werkingsscan gedaan, 52 procent het
\'timemanagementassessment\' en 40
procent heeft deelgenomen aan de
workshop \'Blijf bij de pinken!\'.
Opvallend is dat er procentueel meer
vrouwen aan de drie onderdelen
hebben meegedaan. Maar dit verschil

is niet significant. 35 procent van de
dierenartsen heeft aan alle drie de
activiteiten meegedaan, een iets groter
deel (38 procent) aan geen van de
activiteiten. Van deze groep is het
verschil tussen mannen en vrouwen
wel opvallend: 4r procent van de
mannen en 33 procent van de
vrouwen.

Dierenartsen in de leeftijd 45 tot 54
jaar nemen vaker deel aan de preven-
tieactiviteiten dan de andere leeftijds-
groepen. Jongere dierenartsen (25 tot
34 jaar) nemen relatief minder vaak
deel aan de ergonomieworkshop. Het
kan goed zijn dat dit bij deze groep
minder leeft omdat problemen met
het bewegingsapparaat pas na enkele
jaren optreden door bijvoorbeeld
slijtage. Ouderen (55 tot 64 jaar)
daarentegen nemen weer minder deel
aan de samenwerkingsscan en de
\'timemanagementassessment\'.
Wellicht is deze mentale kant van
arbeidsongeschiktheid voor hen
minder concreet dan het hele fysieke.
Bovendien nemen zoals gezegd op
latere leeftijd de klachten rondom het
bewegingsapparaat toe. Hierdoor is
ergonomie voor hen een belangrijk
aspect."

wat gaat movir in 2oo9 voor

dierenartsen doen?

"Op dit moment evalueren we de
activiteiten. Op basis hiervan en de
kijkend naar de schadelast ontwikke-
len we een nieuw preventieprogram-
ma voor 2009. Alle betrokkenen
ontvangen hiervoor een persoonlijke
uitnodiging."

wat zou u eigenlijk tegen

alle dierenartsen in

Nederland willen zeggen?
"Ik roep iedereen op zich in te zetten
voor een gezondere beroepsgroep. Dan
vangen we twee vliegen in een klap:
een lagere premie én nog veel belang-
rijker: een gezondere beroepsgroep!"

-ocr page 96-

Madeion van Weeren-Bitterling

In het kader van de activiteiten van
de stuurgroep \'Aanpak arbeidsonge-
schiktheid\' is dit het laatste deel in
een serie van acht artikeltjes over de
veterinaire ergonomie. In deze serie
worden de belangrijkste houdings-
adviezen voor de praktiserende
dierenarts toegelicht en onder-
bouwd aan de hand van de humane
anatomie en fysiologie.

Een dierenarts vaart een rechte koers
... en werkt daarom in het symmetrie-
vlak.

Het anatomisch bouwplan van
mensen en dieren is (pathologische
uitzonderingen daargelaten) praktisch
symmetrisch. Dit betekent echter niet
dat er onwillekeurig links of rechts
wordt gehandeld, want meestal is er
sprake van een duidelijke voorkeurs-
zijde. Dit geldt zowel bij de mens als
bij het dier, kijk maar naar veulens die
met één been naar voren en één been
naar achteren staan bij het grazen (zie
foto i).

Er is een natuurlijke aanleg voor
één zijde en het dominante gebruik
van deze zijde leidt tot een betere
coördinatie ervan ten opzichte van de
andere zijde. Extreem eenzijdig
gebruik kan een asymmetrische
ontwikkeling tot gevolg hebben:
ongelijke voeten bij het hierboven
genoemde veulen en een eenzijdige
zware bespiering bij een toptennisspe-
ler of juist spieratrofïe bij eenzijdige
onderbelasting. Voor een gezonde
lichamelijke ontwikkeling is symme-
trische belasting daarom essentieel.

Veterinaire ergonomie: een
kwestie van lijfsbehoud

werksituatie

In de werksituatie wordt veelvuldig
een asymmetrische houding aangeno-
men, bijvoorbeeld bij het scheef voor
de operatietafel staan, het fixeren van
een hond op de röntgentafel, het
nemen van een melkmonster, rectaal
exploreren et cetera. Zeker wanneer er
sprake is van statische belasting, dus
wanneer men langere tijd dezelfde
houding aanneemt, is het van belang
zoveel mogelijk in een symmetrische
houding te werken. Een asymmetri-
sche belasting kan in deze situatie met
een verminderde doorbloeding
namelijk al snel tot overbelasting
leiden.

Vooral tijdens staande werkzaam-
heden is de verleiding vaak groot een
asymmetrische stand in te nemen, om-
dat men tijdens staande werkzaamhe-
den meer bewegingsvrijheid heeft dan
tijdens zittende. Let er daarom bij
staand werk op dat je recht voor je
werkveld blijft staan, bijvoorbeeld
tijdens operaties. In een aantal
gevallen zijn het de werkomstandig-
heden die een asymmetrische houding
uitlokken. Hierbij valt te denken aan

situaties waarbij de gebruikte appara-
tuur verkeerd is opgesteld. Vaak gaat
het dan om beeldschermen zoals
bijvoorbeeld die van de scanner of
zoals in foto 2 te zien is tijdens een
laparoscopie. Een scheve opstellirg
van de apparatuur maakt een (zeer)
asymmetrische houding noodzakelijk
om op het beeldscherm te kijken.
Verbetering van de opstelling is dm
noodzakelijk om een gezonde werksi-
tuatie te creëren, want dit soort
werkomstandigheden leidt tot nek- en
rugklachten. Dit geldt dus ook voor de
computerwerkplek!

routineklussen

Niet alle handelingen zijn uit te
voeren in een symmetrische houding,
dit geldt bijvoorbeeld voor rectaai
exploreren. Tijdens deze handeling
wordt het lichaam asymmetrisch
belast: niet alleen de schouders, raaar
ook de rug, de knieën, de heupen...
Om toch tot een zoveel mogelijk
symmetrische belasting te komen, is
het noodzakelijk zowel links- als
rechtshändig te werken, waardoor de
belasting netto eigenlijk weer symme-
trisch wordt. Het streven naar symme-
trie is minder belangrijk bij inciden-
teel voorkomende werkzaamheden
zoals bij het nemen van een melkmon-
ster bij een lastige koe, maar juist meer
voor alle \'routineklussen\' die dagelijks
worden uitgevoerd.

Veterinaire ergonomie: het bljft
een kwestie van lijfsbehoud.

Madeion van Weeren-Bitterling is
arbeidsfysiotherapeut en dierfysio-
therapeut.

-ocr page 97-

Joost van Herten

In 2008 kondigde minister Verburg
aan dat zij de Regeling agressieve
dieren
(rad), beter bekend als de
\'Pitbullwet\', wilde afschaffen. Dit op
advies van een \'commissie van
wijzen\' onder leiding van prof. dr. F.
van Suijs. Deze commissie kwam na
een grondige evaluatie tot de
conclusie dat het instellen van de
RAD in 1993 niet heeft geleid tot het
beoogde resultaat. Dat was namelijk
het terugdringen van het aantal
bijtincidenten en het laten uitster-
ven van honden van het type
pitbull. De KNMVD heeft jarenlang
gepleit tegen de aanpak van het
ministerie van
lnv, samen met een
aantal andere organisaties uit de
gezelschapsdierensector, verenigd in
het Platform Preventie Honden
beten.

Vanwege het algemene veiligheidsge-
voel van de burger was de minister
echter van mening dat er alternatieve
regelgeving moest komen voor
agressieve honden. In de loop van dit
traject is het ministerie van
lnv echter
op deze plannen teruggekomen. De
Tweede Kamer had veel vragen bij de
effectiviteit en de toegevoegde waarde
van nieuwe wetgeving. In de voorge-
stelde regeling zou men onder andere
ook preventief moeten kunnen
worden optreden tegen honden die
agressief gedrag vertonen. Het
ministerie heeft vervolgens overlegd
met de Vereniging Nederlandse
Gemeenten
(vng) en het Openbaar
Ministerie
(om). Gemeenten, politie
en justitie hebben in de praktijk veel
te maken met ernstige bijtincidenten.

overleg met gemeenten, om

en justitie

De vng had problemen met de
handhaafbaarheid van de voor-
genomen nieuwe regeling, vooral met
betrekking tot het preventief op-
treden. Bovendien wees de
vng op het
feit dat gemeenten met behulp van
Algemene Plaatselijke Verordeningen
(apv\'s) en bijvoorbeeld artikel 425 van
het Wetboek van Strafrecht al jaren
optraden tegen agressieve honden die
niet tot het type pitbull behoorden.
Dit laatste artikel (42 5) biedt de
mogelijkheid op te treden tegen
eigenaars van honden die hun dier
ophitsen of onvoldoende terug-
houden.

In veel apv\'s is de mogelijkheid
opgenomen om bestuurlijk een
muilkorf- of een aanlijngebod uit te
vaardigen. Met behulp van het
strafrecht kan een hond ook in beslag
worden genomen en eventueel
worden gedood. Daarbij kan men
wellicht ook gebruik maken van
artikel 172 van de Gemeentewet. Op
grond hiervan krijgt de burgemeester
de bevoegdheid om bij verstoring van
de openbare orde of ernstige vrees
daarvoor de noodzakelijke maat-
regelen te treffen.

Ook het om en het ministerie van
Justitie plaatsten vraagtekens bij de
handhaafbaarheid van een nieuwe
regeling, hoewel ook tenlastelegging
bij artikel
425 van het Wetboek van
strafrecht soms moeilijk is. Tevens

Regeling agressieve dieren
krijgt geen vervolg

gaven het om en het ministerie van
Justitie aan dat er in het Wetboek van
strafrecht meer artikelen staan
waarmee kan worden opgetreden bij
bedreiging en zware mishandeling
met of door een hond.

geen rad na i januari 2oo9

Uiteindelijk is de minister tot de
conclusie gekomen dat een nieuwe
regeling vooral symbolisch zou zijn in
plaats van praktisch toepasbaar naast
bestaande juridische mogelijkheden.
Er komt dan ook voorlopig geen
vervolg op de
rad. Tegen agressieve
honden wordt straks vooral op locaal
niveau opgetreden door gemeente en
politie. Er zullen dus niet langer
pitbulls in beslag worden genomen op
grond van de
rad. De honden die
reeds in beslag zijn genomen, worden
onderworpen aan een \'risicoassess-
ment\' door deskundigen. Op grond
van hun oordeel wordt besloten of het
verantwoord is de dieren aan de
eigenaar terug te geven of dat ze
alsnog moeten worden geëuthana-
seerd.

Deze vorm van risicobeoordeling
wil de minister overigens verder
ontwikkelen. Gemeenten en het
om
moeten bij het oordeel over een in
beslag genomen hond meer gebruik
gaan maken van gedragsdeskundigen.
Om de procedures meer uniform te
laten verlopen, wil
lnv ook proberen
te komen tot een model
-apv voor alle
gemeenten. De minister heeft daar-
naast aangekondigd meer aandacht te
gaan besteden aan voorlichting
gericht op gemeenten en het publiek.
De
knmvd is daar een groot voor-
stander van. Het merendeel van de
bijtincidenten vindt namelijk plaats
in huiselijke kring en helaas zijn vaak
kinderen het slachtoffer. Via het
Landelijk Informatie Centrum
Gezelschapsdieren zal de komende
jaren een groot project worden
uitgevoerd met als titel \'Preventie van
hondenbeten\', met aandacht voor
educatie en voorlichting op basis-
scholen.

Joost van Herten is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken van de

knmvd.

-ocr page 98-

Evelien van der Waa

Op 29 januari 2009 organiseert de
Studiegroep Complementair
werkende Dierenartsen van de
knmvd (scwd) haar eerste thema-
avond van 2009. Het onderwerp van
deze avond is \'Piasklachten bij de
kat, bekeken vanuit een breder
perspectief\'.

Piasklachten bij de kat komen veel
voor in de praktijk. Omdat bij het
ontstaan en bij het blijven bestaan van
de klachten vaak meerdere factoren
een rol spelen (denk aan aanleg,
voeding en leefomstandigheden) kan
een integrale aanpak zeer zinvol zijn.

lezingen

Op deze avond zullen sprekers vanuit
verschillende vakgebieden piasklach-
ten bij de kat belichten. Zo zal dieren-

nieuws uit de industrie
arts mw. M. Zaal, specialist Chirurgie
der Gezelschapsdieren, werkzaam bij
Veterinair Specialisten Centrum De
Wagenrenk, ingaan op het probleem
van de idiopatische cystitis bij de kat.
Dierenarts mw. A van Grondelle,
erkend homeopathisch werkend
dierenarts met een bijzondere inte-
resse in katten, zal laten zien wat er
met homeopathie mogelijk is bij de
behandeling van diverse plasklachten
bij de kat. Zij doet dit aan de hand van
casuïstiek uit de praktijk. Dierenarts
mw. L. Visee zal de mogelijkheden
vanuit de chiropraxie bij de behande-
ling van plasklachten belichten. Ook
hier vormt casuïstiek van patiënten
het grootste deel van de lezing. Tot slot
zal dierenarts S. Verschuren, werk-
zaam bij Hill\'s, een lezing houden met
de titel \'Plasklachten bij katten
nutritioneel helpen voorkomen en
oplossen\'. Zoals u ziet is het program-
ma gevarieerd en is er ook voor de
regulier werkende dierenarts genoeg
informatie te vergaren. Mogelijk
kunnen de bijdrages uit de homeo-
pathie en chiropraxie duidelijk maken
dat er een breed pakket van mogelijk-
heden is bij de behandeling van
plasklachten.

Piasklachten bij de kat

vergadering

De studieavond vindt plaats in het
gebouw van de
knmvd. De vergade-
ring van de
scwd begint om 15.30 uur
en het thematische deel om 16.45 uur.
De kosten bedragen voor leden van de
scwd 40 euro, voor niet-leden 100
euro en voor studenten diergenees-
kunde 10 euro. Dit is inclusief koffie/
thee, een eenvoudige broodmaaltijd
en een \'hand-out\'. Opgeven is mogelijk
tot maandag 26 januari 2009 per
e-mail bij mw. M. Pauw, penning-
meester van de
scwd, op
machteld_pauw(S)hotmail.com.

Evelien van der Waa heeft zitting in de
commissie toets van de
scwd.

Dopharma introduceert Tilmovet® 4%
Premix
(reg nl 100739), een verpak-
king van 5 kilogram feedmix met
tilmicosine (40 g/kg) voor vleesvar-
kens ter behandeling van pneumonie
veroorzaakt door
Actinobacillus
pleuropneumoniae, Mycoplasma hyopneu-
moniae, Pasteurella multocida.
Tot nu toe
was tilmicosine als premix uitsluitend
verkrijgbaar onder de merknaam
Pulmotil® G200 Premix i kilogram. De
nieuwe Tilmovet® 4% is een feedmix
(geen halffabrikaat) die op attest van
de dierenarts direct in het voer wordt
verwerkt. Dit is een voordeel voor de
mengvoederfabrikant, die van i
kilogram Pulmotil® G200 Premix eerst
een voormengsel van 5 kilogram
diende te maken, alvorens deze te
mogen verwerken in het varkensvoer
De dosering bedraagt 16 milligram per
kilogram lichaamsgewicht, wat
overeenkomt met 5 tot 15 kilogram
Tilmovet® 4% per ton voer.
pr(a)dopharma.com

In samenwerking met gd en Pavo
organiseert Virbac weer de Klinische
Avonden Paard 2009. \'Insulineresisten-
tie bij het paard\' wordt gepresenteerd
door dr Stephanie van Weyenberg
(faculteit Diergeneeskunde, Gent) die
onlangs is gepromoveerd op dit
onderwerp. Vervolgens zal dr Guil-
laume Counotte, toxicoloog van de
g d,
een vertaalslag maken van insulineon-
derzoek naar de praktijk. Tot slot zal dr
Joop Loomans (Ambulante Kliniek
Paard
fd. Utrecht) een presentatie
geven met als titel: \'De paardendieren-
arts als ondernemer; van reactief naar
proactief\'. Als locatie is opnieuw
gekozen voor een aantal verschillende
paardenbedrijven die men voor
aanvang van de lezing kan bezichtigen
en/of waar men een demonstratie kan
bijwonen. Data en locaties: donderdag
5 februari. Stal Het Swarte Paert,
Hemrik; dinsdag 10 februari,
nhb
Deurne Helicon; donderdag 19
februari. Stal Eurocommerce, Lochem

en dinsdag 3 maart. Stal IJsbrand
Chardon, Den Hoorn. Deelname kost
20 euro per persoon.
(0342)42 71 27

Genexpressie van
honden met obesitas

Recent wetenschappelijk onderzoek
van Hill\'s Pet Nutrition heeft geleid tot
de identificatie van het genexpressie-
patroon dat samenhangt met obesitas
bij honden. De genexpressieprofielen
van honden met obesitas verschillen
duidelijk van die van slanke honden.
Behandeling van honden met obesitas
met Prescription Diet Canine r/d™
leverde fitte honden op die in slechts
acht weken op het gewenste gewicht
kwamen, met tenminste 22 procent
vetverlies, behoud van het spier-
weefsel en een verandering van het
genomisch profiel van een hond met
obesitas naar een genomisch profiel
van een hond met gezond gewicht.

www.hillsweightloss.com

Tilmovet® 4% Premix Klinische Avonden Paard

-ocr page 99-

"Ik wil Colistine!"

Varkenshouder Gert belde me terwijl ik in de auto zat en viel met de deur in
huis. Of ik wat zakjes cohstine wilde klaarzetten op de praktijk. Gelukkig kon ik
nog net voordat hij ophing de vraag stellen waarom hij ze nodig had. Het bleek
dat zijn biggen dun op de mest waren. Gelukkig was zijn voervoorlichter
gekomen en die had meteen gezien dat het \'coli\' was. Een goede constatering
volgens Gert, want de voorlichter had nog een klant met hetzelfde probleem bij
biggen en daar had colistine heel best geholpen. Met al mijn overredingskracht
heb ik Gert toch zover kunnen krijgen dat ik mocht komen om zelf de pro-
blemen te onderzoeken. In elk geval moesten we ook overleggen hoe de dunne
mest de volgende keer is te voorkomen.

Voor Gert ben ik naast zijn dierenarts ook zijn medicijnenleverancier. Voor de
overheid ben ik de poortwachter en de enige die de medicijnen mag voorschrij-
ven. En dan lopen er vertegenwoordigers met de handen op de rug door de stallen
en strooien lukraak met therapieadviezen. Vervolgens moet ik een genuanceerd,
academisch en lastig verhaal houden over de nadelen van antibioticumgebruik
en het belang van managementmaatregelen. En Gert vindt me maar een zeurpiet.

Hopelijk behoort dit soort situaties tot het verleden zodra de veevoedersector
zich gaat houden aan de afspraken die gemaakt zijn in het convenant over het
antibioticumgebruik in de varkenshouderij. De
vgv heeft bij de totstandkoming
van dit convenant een actieve rol gehad. Met alle meewerkende partijen is
daarin duidelijk afgesproken dat dierenartsen de enigen zijn die therapie-
adviezen geven.

Gerard van Eijden, voorzitter Vakgroep Gezondheidszorg Varken

Anton Beijer

Atlas der Anatomie des Hundes. Klaus
Dieter Budras, Wolfgang Fricke, and
Renate Richter. Uitgever: Schluter-
sche. Prijs: 76 euro.
isbn-nummer:
978-3-89993-039-9.

Deze atlas geeft de essenties weer van
de anatomie bij de hond. Het boek
beschrijft zowel de basale anatomie als
onderdelen van de anatomie in
samenhang met de pathologie,
röntgenologie en echografie. Of deze
combinatie voor beide doelgroepen op
alle punten even geslaagd is, kan men
betwijfelen. Het is echter een handzaam
boek, dat zeker geschikt is als studie- of
naslagwerk voor studenten. Dit geldt
ten aanzien van het anatomiegedeelte
ook voor practici. Zij kunnen bij niet
standaard operaties gemakkelijk even
opzoeken hoe de exacte anatomie in
het operatiegebied ook alweer was. Het
boek bevat verder veel uitstekende
illustraties. Het stijlverschil tussen de
twee tekenaars (modern versus
vooroorlogs) is echter zeer groot,
hetgeen de recensent als storend ervoer.

merkwaardige verzameling

Het laatste onderdeel van het boek
draagt vrij vertaald de titel \'Bijdrage
aan de klinisch functionele anatomie\'.
Dit onderdeel bevat een wat merk-
waardige verzameling van anatomi-
sche en pathologische afwijkingen. Zo
wordt bijvoorbeeld gepoogd de
complete endocrinologie van het
hypothalamus-hypofysesysteem te
beschrijven, maar men reserveert
hiervoor slechts ongeveer een halve
pagina. De informatie is daardoor zo
beknopt dat de beginner er niets aan
heeft en de endocrinologisch reeds
geschoolde dierenarts er nauwelijks of
geen extra informatie in vindt. Ook de
(patho)fysiologie van de fractuurgene-
zing wordt in dit anatomieboek kort
behandeld. De bewering dat een
fractuurbehandeling met plaat-osteo-
synthese de genezingstijd van het bot
zal verkorten komt de recensent echter
wat merkwaardig voor. Hetzelfde geldt
voor de bewering dat na een bottrans-
plantatie de \'overlevende\' bloedvaten
in het getransplanteerde bot zich
spontaan aansluiten bij het bestaande
bloedvatnetwerk van het omringende
\'transplantatiebed\'. Men kan zich
afvragen of de auteurs zich op deze
onderdelen niet wat te ver van hun
anatomische leest hebben gewaagd.

Boekbespreking

entree

Al met al is dit een wat merkwaardig
boek. Het anatomische atlas-gedeelte
zal voor het gebruik door zowel de
student als de practicus prima voldoen.
De toeters en bellen van de extra hoofd-
stukken röntgenologie en echografie et
cetera bieden de beginnende dierge-
neeskundestudent een aantrekkelijke
entree voor het latere klinische werk.
Voor de practicus geven zij echter (te)
weinig extra informatie.

-ocr page 100-

Evert Offereins

* 7 januari 1936 -1 27 september 2008
Evert Offereins werd op 7 januari r936 geboren in Kloosterveen. Hij was de
oudste zoon van een bekende Drentse aardappelkweker, die het ras Ostrada had
ontwikkeld. De paarden die op het landbouwbedrijf het werk deden, hadden
Everts belangstelling. Hij werd daarom ook lid van de rijvereniging in Klooster-
veen. In zijn studententijd reed hij paard bij de Utrechtse Studenten Rijvereni-
ging Pegasus.

De hond van zijn hospita was onder behandehng van dr Bos in Bosch en
Duin. Zo werd het eerste contact gelegd tussen Evert en de praktijk van dr
Bos. Niet alleen de praktijk had Everts interesse, ook de dochter Wil ging niet
aan zijn belangstelling voorbij. Na zijn afstuderen in 1960 ging hij werken als
assistent in de praktijk van zijn aanstaande schoonvader In r96i trouwde hij
met Wil Bos en samen met haar bouwde hij een bekende paardenpraktijk op.
Ook voor de kleine huisdieren kwamen de patiënten van heinde en ver naar
Bosch en Duin voor behandeling. In een tijd waarin het aantal paarden
afnam, durfde Evert zich verder te specialiseren in de geneeskunde van het
paard en zelfs een volwaardige paardenkliniek op te bouwen.

Evert heeft veel studenten en dierenartsen de fijne kneepjes van het vak
paardenarts bijgebracht. Hij was er trots op dat nationaal en internationaal
bekende dierenartsen zoals Jan Greve, Rob de Vink en Emile Welling bij hem
het vak hadden geleerd. Evert bleef zelf altijd alert op vernieuwingen in de
diergeneeskunde. Zo was hij een grote stimulans voor en bood hij ondersteu-
ning bij de introductie van de artroscopie in Bosch en Duin (en in Nederland)
door zijn associé Emile Welling.

Na het plotseling overlijden in r993 van zijn vrouw Wil, die een grote
steun voor hem was in de praktijk, is hij uit de praktijk gegaan. Evert bleef
echter bezig om in woord en geschrift zijn kennis aan anderen door te geven.
Hij was in den lande een graag gehoorde spreker, schreef columns in ver-
schillende hippische bladen en beantwoorde vragen van lezers zoals in
De
Hoefslag
en Bit. Evert gaf van zijn eerste boek. Beengebreken, een nieuwe versie
uit.
Paardenbenen was het resultaat, gevolgd door Paardentanden en samen
met anderen publiceerde hij
e.h.b.o. paard en Van paarden houden. In het
laatste jaar van zijn leven verscheen ook nog het boek
Haverkorrels.

Evert was teamdierenarts van de Nederlandse ruiterequipe op de Olympi-
sche spelen in München, hij was
f.e.i.-dierenarts en lid van de Röntgen-
beoordelingscommissie en van de tucht- en arbitragecommissie van het
kwpn.

Evert was drie jaar secretaris van de Groep Geneeskunde Paard, waarna hij
drie jaar voorzitter werd. Daarnaast was hij jaren voorzitter van de vereniging
van hoefsmeden. Vanwege de vele verdiensten voor de
ggp en de paarden-
geneeskunde in het bijzonder werd hij benoemd tot erelid van de
ggp.

Evert was in menig opzicht een bijzonder mens. Hij had een creatieve geest,
had altijd een luisterend oor en was een gezelligheidsmens. De laatste jaren van
zijn leven heeft hij verschillende operaties ondergaan, maar altijd kwam hij er
weer bovenop. Het was een geweldige stimulans voor hem om over de paarden-
geneeskunde te discussiëren met zijn zoon Henk, paardenarts in Ierland.

in memoriam

In april jongstleden hoorde hij dat hij misschien nog een half jaar te leven
had. Ook dat aanvaarde hij op een manier die veel respect afdwong. Onder
grote belangstelling hebben wij op 2 oktober 2008 van Evert afscheid
genomen. Zijn kinderen en kleinkinderen hebben hem op een voortreffelijke
manier herdacht. Mogen zijn vrouw Leida en hun kinderen in de vele goede
herinneringen steun vinden bij het verwerken van dit verlies.

Piet den Hartog en Emile Welling

-ocr page 101-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:
Alphen, B.W.P.M. van; 2008; 5282 xg Boxtel,

Van Randerodestraat 7
Bouman, mevr. M.; 2008; 3584
dx Utrecht,

Salamancapad 5
Dijkstra, mevr. B.; 2008; 8531
ca Lemmer, Pluut
61

Erp, mevr. S. van; 2008; 5611 Ki Eindhoven,

Grote Berg 81
Groot, mevr. S.; 2007; 3632
xg Loenen aan de

Vecht, OuderhoekSi
Hartog, mevr. S.M. den; 2008; 3826
aw

Amersfoort, Weteringkade 250
Hensbergen, mevr. E.A.A.M. van; 2008; 3317
vm

Dordrecht, Jacob van Heemskerckstraat 26
Pasma, W.; 2008; 3523
pd Utrecht, Kariboestraat

123

Remijnse-Poffers, mevr. [.; 2002; 3241 ll

Middelharnis, Oudelandsedijk 25
Rooijendijk, mevr. j.G.A.; 2008; 5375
kg Reek,

Heistraat 8
Vuuren, mevr. D.C. van; 2006; 4285
wn
Woudrichem, Jan Spieringweg 4

Voor het dierenartsenexamen van 5
december 2008 zijn geslaagd:

Eijk, mevr. I.A.M. van
Hermans, mevr. H.
Jansen, mevr. Y.M.
Keizer, mevr. G.
Lemmens, mevr. S.
Loos, mevr. EJ.
Straten, G. van der
Vriens, mevr. A.
Woude, mevr. [.W. van der

Overlijdensberichten:

Op 3 december 20081.C. Klok te Rockanje
Op 19 december 2008 C.J.H. Scheuerman te
Rotterdam

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I DeadUne*
15-02-20091 maandag 102-02-2009
01-03-20091 maandag 116-02-2009
15-03-20091 maandag 102-03-2009
01-04-20091 maandag 116-03-2009

♦ Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda*
Congressen & Symposia

2009
Januari

23-25 Societa Italiana Veterinari erEquini
(sivE)-congres. Locatie: Bologna, Italië.

24 \'FuWa: Hoe kom ik vooruit?\' Symposium
voor dierenartsen in loondienst,
georganiseerd door
bpl. Het symposium
wordt gehouden op 24 januari 2009 in het
kantoor van de
knmvd in Houten. Het
programma duurt van 10.00 uur tot 15.15
uur, inclusief lunch, en wordt afgesloten
met een borrel.

27 Minisymposium \'Salmonella, science fiction
& facts\', georganiseerd door
gkz en Hygieia.
Locatie: collegezaal Pard, Yalelaan 112-114,
Utrecht. Tijd: 14.00 tot 17.00 uur. Kosten
voor deelname: 10 euro (studenten 2 euro).
Gratis voor leden van
gkz en Hygieia.

28 54e Agrivaknet Conferentie. Locatie Zaal
Verploegen te Wijchen. Voor meer
informatie over de conferentie kunt u
contact opnemen met het secretariaat van
Agrivaknet, tel: 0162-438136 of kijken op de
website: www.agrivaknet.nl.

Februari

3 Discussiebijeenkomst \'Dierenwelzijn:
kopzorg, kans of kerntaak voor de moderne
dierenarts. Sprekers onder andere Frank
Dales, Bernard Rollin en Walter Winding.
Locatie: collegezaal Departement
Gezondheidszorg Gezelschapsdieren,
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht. Tijd:
16.00 tot 19.30 uur.

5-7 Symposium Dier, Wetenschap en

Maatschappij. \'Een kijkje in de glazen bol:
het proefdier in een veranderende wereld\'.
Gezamenlijk symposium afdehng
Proefdierkunde, Nationaal Centrum
Alternatieven voor Dierproeven en
departement Dier, Wetenschap en
Maatschappij. Registreren op
www.3rsymposium.org.

7-8 Congres ONCologischTreffen 2009. Titel:
\'Urogenital tumours in dogs and cats: it
takes balls to treat them!\' Locatie:
kdk,
Soesterberg. Informatie:
www.kankerbijdieren.nl.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
Januari

16 Promotie: Nieuw vaccin is belangrijke stap
tegen paratuberculose bij koeien. Locatie:
Academiegebouw, Utrecht.

29 ggl-bijeenkomst: \'Antibiotica in de

dierhouderij\'. Op deze bijeenkomst zullen
diverse internationale sprekers een bijdrage
leveren. Locatie: Utrecht. Meer informatie:
R.JorritsmaCSuu.nl.

Februari

5 Klinische avond Paard georganiseerd door
gd, Pavo en Virbac. Locatie: Stal Het Swarte
Paert in Hemrik (Noord).
10 Klinische avond Paard georganiseerd door
gd, Pavo en Virbac. Locatie: nhb Deurne
Helicon (Zuid).

18 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid.
Aanvang: i i.oo uur. Locatie: Nationaal
Veeteelt Museum in Beers. Spreker: Collega
C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp.
Cehave/Landbouwbelang Voeders.

19 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid.
Aanvang: 11.00 uur. Locatie: Restaurant:
d\' Ouwe Brouwerij in Diessen. Spreker:
Collega C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie
Coöp. Cehave/Landbouwbelang Voeders.

Cursussen

2009
Januari

15,26 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700
ae Wageningen. Telefoon: (0317) 48 40
93, fax: (0317) 42 65 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.
15 PEGD Dermatologie bij de kat. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde. Deze cursus is
volledig gericht op de kat. De spreker is dr.
Richard Harvey. Nadere informatie via de
portal.

Februari

3 Cursus Toegepaste Statistiek. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogehjkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Tel.: (0317) 48 40 93,
fax: (0317)4265 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

\\/irt>c9c:

VET AQUADENT

de oplossing voor tandplak,
tandsteen
en slechte adem

ANIMAL HEALTH

-ocr page 102-

Dierenziekenhuis Drachten is een snel groeiende en zich in toenemende mate tot tweedelijns
ontwikkelende kliniek in Noord-Nederland. De kliniek loopt voorop in diverse deelgebieden in
de diergeneeskunde met binnenkort ook
mri en ct. Het dierenziekenhuis beschikt overeen
modern en \'warm\' ingericht pand waar vier dierenartsen en negen assistentes werken.

Voor dit team zoeken wij:

een ervaren dierenarts

- die voldoet aan de cao 2008 beschrijving voor dierenarts b/c (vakspecialist);
-vooreen 0,8-1
fte betrekking;

- die een warme persoonlijkheid heeft en over uitstekende communicatieve vaardigheden beschikt;

- met aantoonbare (buitenlandse) specifieke scholing op één of meer veterinaire deelgebieden (interne, beeldvorming of chirurgie) óf een
erkende specialisatie;

- Die onze uitdaging deelt om van onze kliniek een praktijk te maken die de best mogelijke diergeneeskunde aanbiedt aan eigen én
verwijsklanten.

Wij bieden:

- leuk en afwisselend werk in een modern en ruim pand samen met een gezellig team;

- veel ontwikkelings- én goede carrièremogelijkheden;

- de mogelijkheid om te (leren) werken met color-doppler echo, endoscopie en minimaal invasieve chirurgie, digitale röntgen, uitgebreide
bloedanalyse, en binnenkort zowel een
mri als ook CT-onderzoeksmogelijkheden;

- leuke klanten die op zoek zijn naar én bereid zijn te betalen voor goede diergeneeskunde;

- Een boeiende toekomst en na een inwerkperiode is overname van deze financieel goeddraaiende praktijk met toekomst zeker ook een
mogelijkheid;

- salariëring conform cao dierenartspraktijken loontabel b/c, ook een zzp constructie is mogelijk.

Sollicitaties voor i februari 2009 schriftelijk richten aan Dierenziekenhuis Drachten, de Bolder 74, 9206 ar Drachten of per e-mail:
beijer@upcmail.nl.

Telefonische informatie over deze betrekking bij mevr f. Beijer-Hoekstra (0512) 5t 36 27 (overdag) of (06) 23 44 17 27 (\'s avonds).
Zie ook onze website: www.dierenkliniekdetoren.nl of www.dierenziekenhuisdrachten.nl.

Financiële expertise vindt u bij veel banken.
Diepgaande kennis van de sector niet.

CenE Bankiers weet wat er speelt in uw wereld. Onze innovatieve aanpak richt zich niet
alleen op uw privévermogen of op uw zakelijke financiën. Als gespecialiseerde bankiers
voor de medische sector houden wij ons bezig met alle aspecten van het medisch
ondernemerschap. Hierdoor kan CenE Bankiers u optimaal van dienst zijn met financieel
maatwerk en advies. Bent u op zoek naar een partner met verstand van uw zaken?
Bel dan met Chris Zegers via (030) 659 90 04 of kijk op
www.cenebankiers.nl.

CenE Bankiers is onderdeel van Van Lanschot Bankiers.

CenE IuL! bankiers

VOOR PROFESSIONALS IN DE MEDISCHE SE;T0«

-ocr page 103-

-1 —

100% natriumsalicylaat

Eerste keus orale ontstekingsremmer
voor kalf en varken

Uitstekend oplosbaar in water en melk

O dagen wachttijd

\'n

Oplosbaar, Stabiel, Zeker!

geneesmiddel betlemd it: MKeffR e« vjrkffij lndk«Jie$. ^É^stsp.
• \' tftfa&e^r-wtwyjrt\' —c€

liTi ihefjp< tontfa-mdkaties: \\-#t get^u^e" b-i efr^st^ en
veffloofde h«T>c«»« ccaguiopatfw d w^-ij !o! bioetVigeo.

N-et ^eoruilrfti b-j cg^en d-f lon^ff/.jn dan-s v^eliên WhverVingen.

ijagOjfTTiM^ie ka« «.n-Kh tot u\'tcng kcfw door de

-• de rvfrrjie b»oe<i<\'; •■•.cfde\'; jfgerernd inOe« dt jebeuft. ►»et
. • c* 3»>3e\'»cr\'9< rea:;-fs vasste^
 öe xy.-.i\' wofcen

\' etk\'e (JoeWierwort »ijie van gebmik en van toediening (jèjg^^-
wen Tced^ftrvi c«; \\»a dfini»%3ter ««eai (k;fc«iti*it) 35 mg
Ofsa\' va ffTn»\\satef $ol«>l ka« eveotuee! ooii ^«a Kei ctiriAatef «»cdeo
^<e^\'>e10 poede» ö>eni dan gemengd te -.vorcJen met 5 tci 10 btf jchooo

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00, www.eurovetanlmalhealth.com

-ocr page 104-

m

Slechte adem

bij dieren is

niet normaal!

COMPLETE PRODUCTLIJN VOOR
GEBITSVERZORGING

Regelmatige gebitsverzorging is van groot belang om parodontale aandoeningen te
voorkomen. De Virbac onderhoudsproducten zijn gebaseerd op het C.E.T. Dual Enzyme
System, dat de zuurproductie en groei van bacteriën in de mondholte remt.
Maar ook voor de reiniging van het gebit zijn er producten beschikbaar. Deze bevatten
chloorhexidine, hetgeen helpt in de strijd tegen tandsteen.

1

-ocr page 105-

deel 134 • aflevering 3 • i februari 2OO9

Tijdschrift voor H
Diergeneeskunde

Het risico van het
endemisch worden van
Echinococcus granulosus

Stenting: een nieuwe
optie bij een
tracheacollaps

Gastheerreactie op
Eimeria-infecties

Vakliteratuur online
toegankelijk

koninkliike nederlandse maatschafpii voor diergeneeskunde

-ocr page 106-

£5

J

IS!»

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2007 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel • ® Meilaiaam Pfizer Inc., N.Y, U.S.A.

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

UNIEK

80 mg/ml

Mef zur Herstellung einer IniektiomlósH
SiHUNDE und
KATZEN, ^
Ner ter berelding van een oplosslffl
««injectie voor
HONDEN en KATM,
Mre peur solution injectable pour II
CHIENS et
CHATS.
lOmlnachRekonstitution/
Imlnareconsfflutie/ . ^
I ml après reconstitution

CONVENIA* weri(zame stof: cefovecin • ÊU/2/06/059/0C1 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel ter bereiding van een oplossing voor injectie • Doeldler: hond en lat • Indicaties hond: behandeling van infecties 5

van huid en weke delen, inclusief Pyodermie, wonden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd mei de in de bijsiuiter genoemde bacteriën .Indicaties kat: behandeling SS „ S

delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimicrobiele «tm eit van COIWNiA® na eetimahge iniectie

houdt tot 14 dagen aan • Toedleningswljze en dosering: één enkelvoudige subcutane Injectie van 8 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 10 kg lichaamsgewicht), indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bi] de hond) c^

dan wel lx (abcessen en vewondingen bij de kat) herhaald worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-Indicaties: niet gebruiken bij overgevoeligheid voor cefalosporine of peniciiline antibiolica bij kleine herbmren (inclusief cavias en y

konijnen) of bij honden en kaüen jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan eer; ernstige renale dysfunctie en is met bewezen ti)dens dr^ht en g

12 vveken na de laatste toediening niet voor fokdoeieinden gebruikt te worden • Bewaren: in koelkast (2\'C - 8X), In oorspronkeliike verpakking ter beschemiing tegen lichl • Bijwerkingen: geen bekend • Verdere informatie, zie bi|sluiter, ol m
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail; secrelariaat.ahg@plizercom)

-ocr page 107-

Stem nu!

Of beter nog: zorg ervoor dat er gestemd kan worden! Nu de nieuwe statuten
gepasseerd zijn, gaat de
knmvd een nieuwe fase in haar bestaan in. Uiteraard
blijft het hoogste orgaan binnen de vereniging een bijeenkomst die open staat
voor alle leden: de ledenbijeenkomst. Daarnaast is er echter de ledenraad, een
nieuw orgaan binnen de
knmvd waar kandidaten met een stevige bestuurlijke
ervaring voor nodig zijn en waarvoor binnenkort gestemd kan worden.

In veel opzichten zal de ledenraad taken overnemen van de oude algemene
vergadering en de raad van toezicht. En meer: de ledenraad zal een belangrijke
bijdrage leveren aan de ontwikkeling, uitvoering en controle op de uitvoering
van het strategisch beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken
binnen de Maatschappij. Zo stelt de ledenraad onder andere in een driemaande-
lijkse cyclus van overleg met bestuur het strategisch beleidsplan vast, de
begroting, het financiële jaarverslag en de contributie. Ook heeft de ledenraad
de bevoegdheid om bestuursleden of het bestuur te benoemen, te schorsen of te
ontslaan. In dat laatste geval neemt de ledenraad de bestuursfunctie over.

Al met al is de ledenraad een bijzonder stevig orgaan met een zeer aanzien-
lijke invloed en, niet te vergeten, dito verantwoordelijkheden. Een orgaan dat
dan ook vraagt om competente bestuurders. Bent u betrokken bij de
knmvd?
Bezit u de nodige kwaUteiten en ambities? Stel u dan kandidaat voor de leden-
raad.

Hoe stelt u zich kandidaat? Om te komen tot een representatieve samen-
stelling van de ledenraad is gekozen voor een open kandidaatstelling. Tien of
meer stemgerechtigde leden kunnen een kandidaat voor de ledenraad voor-
dragen. Tussen i6 februari eni6 maart, 12.00 uur, is de kandidaatstelling
geopend. Een voordrachtsformulier kan worden opgevraagd bij mw. L. Luinge
van het bureau (l.luinge(|)knmvd.nl, telefoon (030) 634 89 11). In totaal kunnen
ten minste vijftien en ten hoogste twintig kandidaten worden gekozen.

KNMi/D

Heeft u nog verdere vragen? In het volgende Tijdschrift voor Diergeneeskunde
kunt u uitgebreid lezen over de verkiezingen voor de ledenraad. U kunt natuur-
lijk ook contact opnemen met de voorzitter van de
kn m vd Ludo Hellebrekers of
de algemeen directeur Herman Geertsen. Zij zijn altijd bereid u te woord te
staan.

Miel Bingen, eindredacteur

-ocr page 108-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 7 7, Houten

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. Lj. HeUebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie jonge Dierenartsen)
Mw. drs. L.A.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (communicatiemedewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.j.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)
M.A. Ketting
ba (webmaster)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.I.M. Uan
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr.|.H.Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.j. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backet (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. I.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. Lj. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.I.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. I.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. j. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30,
3 500 aa Utrecht, nr. 5 5 50 48 861 en c en e
bank n.v., Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.
699361443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Bameveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(Sovergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd ew groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd r992; 117:31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 109-

Deel 134 ■ Aflevering 3 • i februari 2009

wetenschap ..... Het risico van het endemisch worden van Echinococcus granulosus in

rundvee in Nederland

I.M.G.A. Berends, M. Holzhauer, J.W.B, van der dessen en G. van Schaik ro4

vooR de praktijk ..... Stenting: een nieuwe optie bij een tracheacollaps

J.T. Bosje en E. den Hertog r 13
Gastheerreactie op Eimeria-infecties

W.Swinkels ri4

in veterinair verband ..... Nieuw:Formularium geitenHu^orfeGroot 121

Ingezonden: Kras Abbe Vaandrager 121

praktijk in bedrijf ..... Modeme leermethoden bij de faculteit Diergeneeskunde Mflne^re

Veldman 122

Vakliteratuur online toegankelijk Miel Bingen r 2 5

Ingezonden: Archaïsche opvattingen Fred van der Kolk 126

Reactie op ingezonden brief Rinus Rasenberg 126

cursussen en congressen ..... pegd lezing: Spoedeisende hulp en intensieve zorg 127

Voorjaarsdagen 2009: gezelligheid en nascholing 128

knmvd ..... Een nieuw bestuur: Dierenarts en samenlevingHaneyeW 133

In memoriam de heer C.A.A. (Kees) in \'t Veen Frans van Knapen, FeerBijker 134

RUBRIEKEN ..... Uit de redactie roi

Nieuws rio

Veterinair tuchtrecht r 19

Nieuws uit de industrie r 30

Voorzitterscolumn r32

Personalia T35

Jubilea 136

Deadline kopij 136

Doorlopende agenda r 36

-ocr page 110-

Het risico van het endemisch worden
van
Echinococcus granulosus in rundvee in
Nederland

LM.G.A. BerendsM. HolzhauerJ.W.B, van der Glessen " en
G. van Schaik\'

Tijdschr Diergeneeskd 2009:104-109

OorspronkeHjk artikel

samenvatting

Echinococcus granulosus (E. granulosus) komt in Nederland
vrijwel niet meer voor, in tegensteUing tot in de Balkan-
landen, waar deze parasiet behalve bij de hond ook
voorkomt bij het rund, het schaap, het varken en de mens.
Sinds een aantal Balkanlanden zich heeft aangesloten bij
de Europese Unie, worden vanuit deze gebieden veel
runderen in Nederland geïmporteerd. Dit kan een risico
zijn voor herintroductie van
E. granulosus in Nederland.
Om het risico hiervan in te schatten, is een risicoanalyse
uitgevoerd.

Gegeven het aantal geïmporteerde runderen en de
E. granulosus-prevalentie in de landen van herkomst,
varieerde het aantal mogelijk besmette geïmporteerde
runderen in 2007 van 0 (Cyprus) tot 4.934 (Roemenië
(90 procent van alle besmette geïmporteerde runderen)).
De gevoeligheid van de detectie van
E. granulosus in
besmette runderen bij de slacht via visuele inspectie is
waarschijnlijk laag en is in de modelstudie gesteld op
ro procent. Verder is aangenomen dat alleen dieren ouder
dan drie maanden ten tijde van import een risico vormen,
wat betekent dat mogelijk de longen en levers van
542 besmette runderen zijn aangeboden voor de slacht.
Goedgekeurde longen en levers worden onder andere
verwerkt in hondenvoer. Zonder verhitting hiervan
blijft een risico bestaan dat honden besmet raken met
E .granulosus en dat vervolgens mensen geïnfecteerd raken
door de opname van eieren afkomstig van besmette
honden. Wanneer alleen runderen ouder dan drie
maanden op het moment van import een risico vormen,
zijn volgens het model in 2007 mogelijk 23 honden
blootgesteld aan
E. granulosus. Om het risico op her-
introductie van
E. granulosus te verkleinen, zouden
maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen
dat honden besmette rauwe longen en levers gevoerd
krijgen.

Gezondheidsdienst voor Dieren (gd). Postbus 9,7400 aa Deventer,

Nederland.

II Rijksintituut voor Volksgezondheid en het Millieu (r i v m ), Postbus i

3720 BA Bilthoven, Nederland.

summary

Risk of Echinococcus granulosus becoming endemic in
Dutch cattle

Echinococcus granulosus is rare in the Netherlands and most
human patients originate f^om southern Europe and Africa,
where E.
granulosus is still endemic in sheep, cattle, and pigs.
Since the accession of some south-eastern European countries to
the European Union, a large number of cattle have been
imported from this area, according to national import data. The
objective of this study was to determine the risk of re-introduction
of
E. granulosus in the Netherlands via the import of cattle
from these endemic areas. The number of infected imported cattle
was determined by correcting the number of imported cattle
with the national animal prevalence of
E. granulosus in the
country of origin. In 2007, the number of imported
E. granulo-
sus-infected cattle varied from 0 (Cyprus) to 4,934 (Romania,
accounting for go% of all positive cattle). The likelihood of
detecting
E. granulosus at slaughter is low - we assumed,
based on confirmed cases, that only 10% of infected cattle will be
detected during visual inspection at slaughter. In 2007,542
infected cattle were probably culled in the Netherlands (assum-
ing that cattle younger than 3 months were not infected). Since
the lungs and livers of cattle approved for human consumption
may be processed into dog food, there is a risk that dogs that eat
E. granulosus-cowtó!«;«^ dog food may become infected and in
turn infect humans. On the basis of a model that assumed that
only cattle older than 3 months at the moment of importation
were a risk, 23 dogs may have been exposed to
E. granulosus in
2007. To reduce the risk of importing E.
granulosus, measures
should be taken, such as declaring the lungs and livers of
Romanian cattle unfit for human consumption and banning the
use of infected raw lung and liver in dog food.

inleiding

Infecties met endoparasieten komen wijd verspreid voor
bij volwassen rundvee in Nederland. Hierbij wordt vooral
gedacht aan infecties met leverbot en longworm (10,11).
Blaaswormen
(Echinococcus granulosus) komen daarentegen
sinds het eind van de jaren \'80 niet meer voor in Neder-
lands vee.

Echinococcose is een parasitaire zoönose die wordt
veroorzaakt door de larvale stadia van
E. granulosus.
Schapen, runderen, in het wild levende herkauwers en
varkens kunnen fungeren als tussengastheer. Herkauwers
raken besmet door het eten van (ruw) voer, dat gecontami-
neerd is door de ontlasting van besmette honden. Na de
besmetting ontwikkelt
E. granulosus zich tot een fertiel
blaaswormstadium in de lever en longen van de gastheer.

De hond is eindgastheer en raakt besmet door het eten

-ocr page 111-

van met E. granulosus hesmet orgaanmateriaal (longen en
levers met fertiele blazen) van de tussengastheer (r, 2). Na
het voeren van rauw (en ook ingevroren) vlees van
geïnfecteerde dieren aan honden (eindgastheer), kunnen
de infectieuze blaaswormen (of hydatiden) uitgroeien tot
volwassen lintwormen in de darm. De hydatidecyste heeft
enkele (zes tot twaalf) maanden nodig om te matureren en
ontwikkelt zich langzaam tot een steeds grotere, met
vocht gevulde cyste. Als de blaasworm volwassen is en in
de darm van de hond is uitgegroeid tot een lintworm,
produceert hij eieren die infectieus zijn voor herkauwers
en varkens, maar ook voor de mens (zoönose). Bij de mens
ontwikkelen deze eieren zich tot een blaasworm, die zich
voornamelijk in de lever nestelt. Maar ook in andere
organen zoals hersenen, longen, nieren en zelfs het
beenmerg kunnen blaaswormen voorkomen (9). Dit
brengt het risico op ernstige functiestoornissen met zich
mee. De hierbij optredende klinische symptomen zijn
afhankelijk van onder andere het aangetaste orgaan en de
grootte van de blaasworm.

E. granulosus komt nog endemisch voor in Zuid-Europa
en de Balkan (met name in Roemenië) (3,4). Een uitge-
breide beschrijving van importen uit deze landen is door
Aalten et al. gegeven in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
in 2008 (5). Doordat landen waar E. granulosus endemisch
voorkomt (vooral Roemenië), tot de
eu toetreden en vanuit
deze landen (landen uit Zuidoost-Europa/Balkan) grote
aantallen runderen worden geïmporteerd, is de vraag hoe
groot het risico op herintroductie van
E. granulosus in
Nederland is. Het doel van deze risicoanalyse is het
inschatten van het risico van herintroductie van
E. granulosus in de hondenpopulatie in Nederland.

materiaal en methode

Risicolanden

E. granulosus komt met name voor op de Balkan en in de
landen rond de Middellandse zee (3). De prevalenties in
deze landen zijn niet precies bekend, maar op basis van de
zoönoserapportage van de
efsa (2007) en literatuuronder-
zoek (3,4) heeft men berekend dat deze variëren van 0,02
procent in Tsjechië en Slowakije tot gemiddeld 25 procent
in Bulgarije en Roemenië. Binnen de zogenaamde risico-
landen komen regionaal grote verschillen in prevalenties
voor (tot roo procent).

Risicolanden Aantal runderen
__(>3 maanden geïmporteerd (2007)

Aantal kalveren van
I tot 3 maanden geïmporteerd (2007)

Bulgarije

5

359

I

Cyprus

I

0

0

Tsjechië

2.504

9.967

3-390

Spanje

0

82

747

Griekenland

0

56

56

Hongarije

1.602

1.487

1.056

Italië

786

1.773

6.632

Roemenië

7.686

11.090

1.067

Slowakije

503

3-493

2.232

Totaal

13.087

28.307

15.181

Tabel i. Aantal runderen en kalveren geïmporteerd vanuit landen waar E. granulosus endemisch is in 2007.

Op basis van identificatie- en registratiegegevens
(
i&r) is bepaald hoeveel runderen in 2007 naar Nederland
zijn geïmporteerd vanuit landen waar
E. granulosus voor-
komt. Hieruit blijkt dat de meeste geïmporteerde runderen
afkomstig waren uit Roemenië (7.686 runderen en 12.157
kalveren), Tsjechië (2.504 runderen en 13.357 kalveren) en
Italië (786 runderen en 8.405 kalveren) (tabel i).

In 2007 zijn 8.890 kalveren jonger dan één maand,
13.973 kalveren met een leeftijd tussen één en drie
maanden en 7.940 runderen ouder dan drie maanden
afkomstig uit risicolanden, ten tijde van import afgevoerd
voor de slacht. De meeste runderen uit risicolanden die in
2007 zijn geslacht, waren afkomstig uit respectievehjk
Tsjechië, Italië en Roemenië.

Kans op detectie

Volgens verordening eg 854/2004 moeten de longen en
levers van met
E. granulosus besmette runderen worden
afgekeurd (voor destructie bestemd) zodat ze niet in de
voedselketen terechtkomen. Er zijn geen testen beschik-
baar om de infectie bij het levende dier aan te tonen.
E. granulosus kan dus alleen worden gedetecteerd door
visuele inspectie tijdens de post-mortemkeuring. Het kan
echter voorkomen dat
E. granulosus-haarden in geïnfec-
teerde longen en levers niet worden gedetecteerd, waar-
door deze besmette runderen ten onrechte worden
goedgekeurd.

Gegeven dat alleen runderen ouder dan drie maanden
ten tijde van import besmet zijn, zijn er in 2007 in Neder-
land mogelijk 542 besmette Roemeense runderen geslacht.
In 2007 zijn door de
vwa longen en levers onderzocht van
47 Roemeense runderen die werden verdacht van
E. granulosus, nadat de organen van deze dieren waren
afgekeurd voor de slacht (5). Dit betekent dat de kans op
detectie van
E. granulosus h]dens de post-mortemkeuring
ongeveer 9 procent bedroeg (47/542 =
l-<)°lo). In de
analyses is de kans op detectie als 10 procent aan-
gehouden.

Niet alle besmette runderen vormen een risico, omdat
alleen fertiele blazen infectieus zijn voor honden. Van in
totaal elf met
E. granulosus besmette runderen bleken
slechts twee runderen longen of levers te hebben met
fertiele blazen (=18% [95% betrouwbaarheidsinterval:
2,3-52,2%)) (5).

Aantal kalveren jonger dan
I maand geïmporteerd (2007)

-ocr page 112-

Analyse

Bij het uitvoeren van de risicoanalyses is onderscheid
gemaakt tussen drie situaties: i. alleen runderen ouder
dan drie maanden ten tijde van import vormen een risico,
2. runderen en kalveren ouder dan één maand ten tijde
van import vormen een risico, en 3. alle runderen en
kalveren vormen een risico. Dit onderscheid hebben we
gemaakt omdat (jonge) kalveren weinig kans hebben
gehad om met
E. granulosus besmet te raken, omdat ze in
deze tijd nog weinig risicovol voer (besmet ruwvoer)
opnemen. Indien de kalveren in deze periode wel besmet
raken, vormen ze pas een risico wanneer ze na aankomst
in Nederland minimaal drie tot vijf maanden blijven
leven, omdat de ontwikkeling van het blaaswormstadium
tot een fertiele blaas bij het rund minimaal vier tot vijf
maanden duurt (6). Hierdoor blijft het risico bij het
importeren van deze kalveren mogelijk beperkt.

In de risicoanalyse zijn de variatie en onzekerheid in de
modelparameters weergegeven als waarschijnlijkheids-
verdelingen. Zo is de prevalentie in Roemenië niet als een
vaste waarde opgenomen in het model, maar hebben we
aangenomen dat dit minimaal 20 procent is, waarschijn-
lijk 25 procent en maximaal 30 procent.

Risico voor honden

Wanneer een rund (inclusief de organen) bij de slacht
wordt goedgekeurd, wordt een deel van de organen
(waaronder longen en levers) verwerkt in hondenvoer Het
percentage runderen waarvan de longen en levers in
hondenvoer wordt verwerkt, is niet bekend, maar is
geschat op 20 procent. Het grootste deel van dit \'vlees\' zal
worden verhit bij 70 graden Celsius of 125 graden Celsius
en vervolgens worden verwerkt in hondenbrokken. Dit
proces inactiveert de parasiet. Een klein deel van het vlees
(waarschijnlijk enkele procenten) wordt gemalen en
ingevroren bij -18 graden Celsius. Dit bevroren vlees wordt
rauw aan de hond gevoerd. Invriezing bij deze tempera-
tuur is echter niet afdoende om
E. granulosus te inactiveren
waardoor dit vlees mogelijk een risico vormt voor honden
(7). Er wordt geschat dat wanneer de levers en longen van
een rund worden verwerkt tot hondenvoer, ongeveer
twintig verschillende honden hiervan eten (bron:
gd
experts. Anonymus Petfood industrie).

Een ander mogelijk risico wordt gevormd door honden-
eigenaren die bij een slager of slachthuis rauwe levers of
longen halen en deze aan hun honden voeren. Het is niet
bekend hoe vaak dit voorkomt, dus het risico hiervan kan
niet worden ingeschat.

Gevoeligheidsanalyses

In de risicoanalyse zijn met behulp van experts een aantal
aannames gedaan die van invloed zijn op het uiteindelijke
resultaat. Om te bepalen of deze aannames veel invloed
hebben op de resultaten hebben we een aantal gevoelig-
heidsanalyses uitgevoerd. Bij deze analyses worden de
aannames die gedaan zijn, veranderd en wordt geanaly-
seerd of deze veel invloed hebben op de resultaten. In het
model zijn drie aannames gedaan die met behulp van de
gevoeligheidsanalyses zijn nagegaan. Ten eerste was de
kans op detectie geschat op 10 procent, op basis van het feit
dat in 2007 van 47 runderen de organen waren afgekeurd.
Om de gevoeligheid van de uitkomsten van deze parameter
te bepalen, is de kans op detectie gevarieerd van 10 procent
tot 80 procent. In de tweede plaats is op basis van de
resultaten van een studie met een klein aantal besmette
runderen (elf runderen) aangenomen dat r8 procent van de
besmette runderen ook daadwerkelijk fertiele blazen had.
Hoewel ook in de literatuur wordt beschreven dat infecties
van runderen met de schapenstam voor runderen minder
fertiel zijn (7), zou dit percentage in werkehjkheid moge-
lijk toch hoger kunnen zijn. Als gevolg hiervan is het
percentage runderen met fertiele blazen in een gevoelig-
heidsanalyse gevarieerd van 18 procent tot roo procent. Als
laatste is het percentage runderen waarvan de levers en
longen tot hondenvoer zijn verwerkt, niet exact bekend.
Voor het berekenen van het risico van het besmet raken
met
E. granulosushij honden is aangenomen dat 20 procent
van de organen van de goedgekeurde runderen wordt
verwerkt als hondenvoer en dat 5 procent hiervan als rauw
vlees wordt verwerkt. Dit zijn twee vrij onzekere aan-
names. Om de gevoeligheid van deze parameters te testen,
hebben we de percentages dus een keer gehalveerd (ro
procent van de organen wordt als hondenvoer verwerkt en
2,5 procent wordt rauw verwerkt) en een keer verdubbeld
(40 procent van de organen wordt als hondenvoer verwerkt
en ro procent wordt rauw verwerkt).

resultaten

Risico dat besmette runderen worden goedgekeurd

Het aantal met E. granulosushesmette dieren dat in 2007
in Nederland is geïmporteerd varieerde van o dieren uit
Cyprus tot 4.934 dieren (90%
bi: 4.304-5.550) uit
Roemenië. Indien wordt aangenomen dat besmette
runderen even vaak naar de slacht gaan als onbesmette
runderen, en dat de runderen die geïmporteerd zijn
voordat ze de leeftijd van drie maanden hebben bereikt,
geen risico vormen, zijn erin 2007 593 besmette runderen
(90% betrouwbaarheidsinterval: 503-678) voor de slacht
aangeboden (542 van deze runderen waren afkomstig uit
Roemenië). Wanneer wordt aangenomen dat alleen de
runderen die zijn geïmporteerd voordat ze één maand oud
waren, geen risico vormen, zijn in 2007 i.8r6 besmette
runderen (r.588-2.036) voor de slacht aangeboden en als
alle geïmporteerde runderen een risico vormen, zijn in
2007 de levers en longen van 2.008 besmette runderen
(1.763-2.258) in de Nederlandse slachthuizen aangeboden
(figuur i).

De kans op de detectie van E. granulosus ^an de slacht-
lijn is bepaald op grond van het feit dat in 2007 van
47 runderen afkomstig uit Roemenië de organen (inclusief
levers en longen) waren afgekeurd op verdenking van
E. granulosus. Wanneer er in 2007 542 besmette Roemeense
runderen voor de slacht zijn aangeboden, zou ongeveer
ro procent van deze runderen zijn gedetecteerd.

Om de gevoeligheid van de modeluitkomsten voor deze
parameter te bepalen, is de kans op detectie gevarieerd van

-ocr page 113-

2tOO .

2500

1800 .

1500

1200 .

1000

c

< 500

Alle geïmporteerde geïmporteerde runderen geïmporteerde runderen
runderen >r maand >3 maanden

Risicogroep»

Figuur I. Aantal besmette runderen (met 90% betrouwbaarheidsinterval)
dat in 2007 is aangeboden bij de Nederlandse slachthuizen.
* Alle geïmporteerde runderen vormen een risico

- geïmporteerde runderen > i maand: alleen runderen die ouder waren dan
één maand op het moment van import vormen een risico

- geïmporteerde runderen > 3 maanden: alleen runderen die ouder waren
dan drie maanden op het moment van import vormen een risico.

10% 50% 80% to% 50% 80% 10% 50% 80%
Alle geïmporteerde geïmporteerde runderen geïmporteerde runderen
runderen >i maand >3 maanden

Kans op detectie per risicogroep

Figuur 2. Aantal met E. gramlosus besmette runderen (met 90% betrouw-
baarheidsinterval) die in 2007 werden goedgekeurd bij verschillende
kansen op detectie bij het keuren aan de slachtlijn.

ri

t6o
140

80

1 ^
<

H-H

geïmporteerde
runderen >3 maanden

Percentage runderen met fertiele blazen

Figuur 3. Aantal goedgekeurde, met fertiele blazen van E. granulosus be-
smette
runderen die in 2007 in hondenvoer terecht kunnen zijn gekomen
(met 90% betrouwbaarheidsinterval), voor verschillende percentages
runderen met fertiele blazen.

Alle geïmporteerde
runderen

geïmporteerde
runderen >i maand

Alle geïmporteerde geïmporteerde runderen geïmporteerde runderen
runderen >i maand >3 maanden

Risicogroep

Figuur 4. Het aantal honden (met 90% betrouwbaarheidsinterval) dat
mogelijk in 2007 rauwe longen en levers van met
E. granulosus besmette
importrunderen heeft gegeten.

10 procent naar 80 procent. Wanneer de kans op detectie 80
procent zou zijn en alleen de runderen ouder dan drie
maanden een risico zouden vormen, zouden nog steeds 119
besmette runderen ten onrechte zijn goedgekeurd (figuur 2).

In deze risicoanalyse is aangenomen dat gemiddeld
r8 procent (minimaal 2% en maximaal 52%) van de levers
en longen van goedgekeurde besmette runderen fertiele
blazen bevatten die infectieus zijn voor honden. Hierbij is
aangenomen dat 20 procent van de goedgekeurde organen
is verwerkt als hondenvoer en dat 5 procent hiervan als
rauw product werd verwerkt. Indien een hoger percentage
van de levers en longen van de besmette runderen fertiele
blazen zou bevatten en alleen dieren die op een leeftijd
van minimaal drie maanden zijn geïmporteerd, een risico
vormden, zijn in plaats van 1,2 rund (bij 18% fertiele
blazen), r,8 (bij 30% fertiele blazen), 3,8 bij 70% fertiele
blazen) of 5,4 (bij 100% fertiele blazen) besmette runderen
in 2007 goedgekeurd en in hondenvoer terechtgekomen
(figuur 3).

Van de runderen die in 2007 zijn geïmporteerd en nog
niet zijn aangeboden voor de slacht (of dood zijn gegaan
op het bedrijf), zal 92 procent nog bij de slachthuizen
terechtkomen (de overige 8 procent van de geïmporteerde
runderen zal dood gaan op het bedrijf). Indien er geen
maatregelen worden genomen om het aantal goed-
gekeurde organen van besmette runderen terug te
dringen, zullen bij een kans op detectie van 10 procent van
de geïmporteerde runderen uit 2007 de organen van nog
minimaal 451 (alleen dieren van ouder dan drie maanden
bij import vormen een risico) en maximaal 1.313 (alle
geïmporteerde dieren vormen een risico) besmette
runderen worden goedgekeurd.

Risico voor honden

Bij de berekening van het risico op besmetting voor
honden is aangenomen dat van 20 procent van de
geslachte runderen de organen worden verwerkt tot
hondenvoer en dat daarvan 5 procent rauw wordt ver-
werkt (gemalen en ingevroren). Wanneer wordt aan-
genomen dat alleen geïmporteerde runderen ouder dan
drie maanden een risico vormen, zijn in 2007 23 honden
(90% betrouwbaarheidsinterval: 8-41) mogelijk in
aanraking gekomen met de fertiele blazen van
E. granu-
/o5U5 (figuur 4). Als alle runderen een risico vormen, zijn
dit mogelijk 76 honden (90% betrouwbaarheidsinterval:
27-135) (figuur 4).

-ocr page 114-

In de risicoanalyse is aangenomen dat 20 procent van de
organen van goedgekeurde runderen is verwerkt tot
hondenvoer en dat 5 procent hiervan als rauw product is
verwerkt. Wanneer deze percentages worden gehalveerd,
raken nog zes honden besmet (90 procent betrouwbaar-
heidsinterval: 2-10). Bij een verdubbeling van deze
percentages raken negentig honden besmet (90%
betrouwbaarheidsinterval: 31 -160).

In deze risicoanalyse is aangenomen dat gemiddeld
18 procent (minimaal 2% en maximaal 52%) van de ten
onrechte goedgekeurde runderen fertiele blazen bevat die
infectieus zijn voor honden. Wanneer een hoger percen-
tage van deze runderen fertiele blazen zou bevat en alleen
dieren die op een leeftijd van minimaal drie maanden
geïmporteerd zijn, een risico vormen, zouden meer
honden besmet raken dan in de huidige analyses. Indien
het percentage fertiele blazen geen 18 procent, maar 30
procent zou bedragen, zouden anderhalf keer zoveel
honden geïnfecteerd zijn geraakt dan in de huidige
analyses (bij een percentage fertiele blazen in het rund van
77 procent zou het aantal besmette honden zelfs drie keer
hoger zijn dan in de huidige analyses).

discussie

In de risicoanalyses is onderscheid gemaakt tussen drie
situaties. Deze drie situaties zijn gemodelleerd, aangezien
het aannemelijk is dat jonge dieren (jonger dan één
maand, of jonger dan drie maanden) mogelijk nauwelijks
risico lopen om met
E. granulosus geïnfecteerd te raken
omdat ze nog geen risicovol (ruw) voer hebben gehad.
Theoretisch is het echter wel mogelijk dat runderen van
alle leeftijden besmet zijn, omdat op bedrijven in de
Balkanlanden dieren van alle leeftijden gezamenlijk
worden gehuisvest (op het erf of in de stal) waardoor ook
de kalveren in aanraking kunnen komen met door
hondenfeces besmet ruwvoer (door het eten van dit voer
of door eraan te likken) en dus met
E. granulosus-eieren. Na
aankomst in Nederland hebben de dieren vervolgens nog
de tijd (indien ze minimaal vier tot vijf maanden blijven
leven) om fertiele blazen te ontwikkelen.

De resultaten laten zien dat het risico op herintroductie
van
E. granulosus aanzienlijk groter wordt indien jonge
kalveren dezelfde kans op besmetting zouden hebben als
ouder vee. Wanneer alleen ouder vee besmet kan zijn, is er
nog steeds een reëel risico op herintroductie van
E. granulosus in Nederland in de hondenpopulatie.

Het aantal runderen en kalveren dat in 2007 vanuit de
verschillende risicolanden naar Nederland is geïmpor-
teerd, is exact bekend. Wat niet bekend is, is of het aantal
geïmporteerde runderen in de komende jaren gelijk zal
blijven. Zo is ertussen 2005 en 2007 een enorme groei
geweest van het aantal vanuit Roemenië geïmporteerde
runderen. In 2005 werden er vanuit dit land nog maar
673 runderen geïmporteerd, in 2007 waren dit er 19.843.
Deze toename van het aantal geïmporteerde runderen
vanuit dat land zal geassocieerd zijn met de toetreding van
Roemenië tot de
eu, de extreme droogte in Roemenië in
2007 en de grote vraag naar runderen in Nederland. In
het eerste kwartaal van 2008 zijn al bijna net zoveel
Roemeense runderen voor de slacht aangeboden als in
heel 2007. Er is dus nog steeds een reëel risico dat besmette
levers en longen in de voedselketen terechtkomen.

Voor dit onderzoek is aangenomen dat de kans op
detectie aan de slachtlijn ro procent bedroeg (47 onder-
zochte dieren op 542 geïmporteerde besmette dieren
ouder dan drie maanden bij import). Deze detectiekans
van 10 procent zal waarschijnlijk een onderschatting zijn,
aangezien het aannemelijk is dat nadat de diagnose
E. granulosus was gesteld, niet alle afgekeurde organen
meer ter confirmatie zijn aangeboden. Ook is het mogelijk
dat besmette runderen om andere redenen ongeschikt
voor consumptie zijn verklaard.

Uit het bevestigingsonderzoek dat is uitgevoerd door
het
rivm (5), bleek dat 18 procent van de levers of longen
van besmette runderen fertiele blazen bevatte. Dit
percentage zou in werkelijkheid mogelijk hoger kunnen
zijn, aangezien de runderen gemiddeld ruim zeven
maanden in Nederland verblijven voor ze voor de slacht
worden afgevoerd
(gd monitor Rund 2007). In deze fase
heeft
E. granulosus voldoende tijd om zich te ontwikkelen
tot een fertiel blaaswormstadium (i). Wanneer door
middel van een gevoeligheidsanalyse het percentage
runderen met fertiele blazen in de organen wordt ver-
hoogd naar 30 procent, 70 procent of 100 procent, neemt
het aantal infectieuze runderen fors toe.

Hoe groot het risico is dat honden geïnfecteerd raken
door het eten van besmette levers of longen, was lastig in
te schatten. Er is bijvoorbeeld niet bekend welke percen-
tages levers en longen van runderen in rauw hondenvoer
worden verwerkt. Het is ook onbekend of en hoe lang
E. granulosus infectieus is in rauw hondenvoer De kans dat
er in Nederland honden worden besmet met
E. granulosus,
lijkt echter reëel. Ook is het onbekend hoe vaak honden-
eigenaren rauw slachtafval of rauwe levers aan honden
voeren. Dit risico was niet in te schatten. Deze risico-
analyse geeft ook geen schatting van de kans op een
humane
E. gra«u/osus-besmetting.

Uit de analyses blijkt dat er in 2007 waarschijnlijk
enkele honderden met
E. granulosus hesmeiie runderen
zijn geslacht. Mogelijk zijn er daardoor met fertiele blazen
besmette levers en longen aan honden gevoerd. Met
E. granulosus besmette honden vormen een risico voor de
volksgezondheid.

Om het risico op herintroductie van E. granulosus te
verminderen zouden enkele maatregelen kunnen worden
genomen. De meest effectieve maatregel is het beperken
van de import van runderen uit landen waar
E. granulosus
endemisch is. Het gaat dan voornamelijk om runderen
afkomstig uit Roemenië. Dit is echter moeilijk te reali-
seren, aangezien Echinococcose niet gemeld hoeft te
worden in het kader van de Infectieziektenwet. Indien
Nederland deze runderen wil weren, zal de regelgeving
moeten worden veranderd. Een tweede mogelijke maat-
regel is het standaard afkeuren van levers en longen van
runderen afkomstig uit endemische landen. Het is
namelijk erg moeilijk levers en longen bij de slacht goed

-ocr page 115-

als verdacht of onverdacht te classificeren, omdat er
blazen zijn die microscopisch klein zijn of zich diep in de
lever of longen bevinden. Deze blazen kunnen waarschijn-
lijk niet worden opgespoord met de huidige post-mortem-
keuring (8). Een derde mogelijke maatregel is longen en
levers van Roemeense runderen niet meer te verwerken
als rauw product. Deze longen en levers moeten dan wel
in het slachthuis apart worden gehouden. Ten slotte
zouden hondeneigenaren voorlichting moeten krijgen
over de risico\'s van het voeren van rauwe levers of longen
aan hun honden en het belang van ontwormen.

dankwoord

De auteurs bedanken de heer L. Zuchner van het vwa voor
zijn inbreng bij dit onderzoek. Dit project is uitgevoerd in
het kader van
gd Monitor Rund en is gefinancierd door de
productschappen
pve en pz en het ministerie van Land-
bouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(lnv).

literatuur

Dunn AM. Veterinary helmintology 2nd edition, William Heineman

Medical Books Ltd, Londen, 1978: pp 113-129.

Veit P, Bilger B and Schad V. Influence of environmental factors on the

ineffectivity of E. multilocularis eggs. Parasitology 1995; 110; 79-86.

Romig T, Dinkel A and Mackenstedt U. The present situation of

echinococcus in Europe, Parasitology Int 2006; 55: S187-S191.

EFSA 2007. The community summary report on trends and sources of

zoonoses, zoonotic agents, antimicrobial resistence and foodborne
outbreaks in the European Union in 2005.
efsa. May 2007.

5. Aalten M, Zuchner T, Holzhauer M, Wouda W, Borgsteede F, Sprong H
en Glessen J van der. Herintroductie van echinococcose via runder-
import in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd, geaccepteerd, 2008.

6. Nieberle K und Gohrs R Lehrbuch der speziellen pathologischen
anatomie der haustiere, lena Gustav Fischer Verlag Germany, 1961.

7. Thompson RC. The taxonomy, phylogeny and transmission of
Echinococcus. Exp Parasitology 2008; 119:439-446.

8. Gemmel AM, Robberts MG, Beard TC, Campano Diaz S, [R and
Nonnemaker JM. Control of echinococcus granulosis. In Eckert J.
Gemmel MA, Meslin FX, Pawlowsjki Z.S. editors,
who/oie manual of
echinococcus in humans and animals: a public health problem of
global concernd. Paris; Office International des Epizooties. 2001;
209-219.

9. Yildirim M, Erkan N and Vardar E. Hydatid cysts with unusual
localizations: diagnostic and treatment dilemmas for surgeons. Ann
Trop MedParasitol 2006; 100: i37-r42.

10. Holzhauer M, Ploeger HW and Verhoeff J. Lungworm disease in dairy
cattle: symptoms, diagnosis, and pathogenesis on the basis of four case
reports Tijdschr Diergeneeskd 2003; 128:174-178.

11. Moll L, Gaasenbeek CP, Vellema P and Borgsteede FH. Resistance of
Fasciola hepatica against triclabendazole in cattle and sheep in the
Netherlands. VetParasitol 2000:91:153-158.

12. Charlier J, Duchateau L, Claerebout E and Vercruysse |. Predicting
milk-production responses after an autumn treatment of pastured
dairy herds with eprinomectin. Vet Parasitol (Epub 2006 Sep 20) 2007;
143:322-328.

Artikel ingediend: 20 oktober 2008

Artikel goedgekeurd: 13 december 2008

DIERENARTSEN HEBBEN
HUN EIGEN SPECIALISTEN

DixFoTtuin Financieel Praktijk Adviesbureau.

Sinds jaar en dag financieel adviseurs en specialisten voor dieren-
artsen die het rendement van hun beroepsmatige activiteiten veilig
willen stellen. Een financiële dienstverlening die alles omvat.
Van begeleiding van associaties tot bedrijfsoverdrachten.
Van pensioenadvisering, praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle
vormen van verzekering. Specialistische ondersteuning in elke fase
van uw carrière. Het vastleggen van een afspraak is het begin van
een vruchtbare vertrouwensrelatie.

DixFortuin Financieel
Praktijk Adviesbureau

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven
T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfoTtuin.nl
I www.dixfortuin.nl

D I X

FORTUIN

I PRAKTIJKADÏIESBUREAU

-ocr page 116-

Equine Reproduction
Seminar 2009

Nieuwe beheerder auv
Veterinaire Mediatheek

\'Veterinaire business,
kennis als product\'

Maar liefst 125 dierenartsen uit diverse
Europese landen vonden hun weg naar
het Equine Reproduction Seminar
2009 tijdens Zwolle International.
Anders dan andere jaren vond het
congres plaats in januari. Dit vroegere
tijdstip gaf de mogelijkheid gynaeco-
logen over te laten komen die werk-
zaam zijn in de volbloedfokkerij.
Stefania Bucca sprak inspirerend over
het voordeel van diepe inseminatie,
endometritis en het monitoren van
problemen tijdens de dracht. Juan
Samper presenteerde de resultaten van
zijn aanpak bij verschillende pro-
bleemmerries. Dierenarts Mark Meijer
noemt als \'eye-opener\' het feit dat
maar 30 procent van de \'swabs\' uit
geïnfecteerd milieu positief is, tegen
85 procent met de biopsie-methode.
Ook bleek dat beide sprekers goede
resultaten hadden met het gebruik van
corticosteroïden bij merries met
excessief veel oedeem.

Proveto

Nieuwe Bartonellasoort

Onderzoekers hebben een verband
gevonden tussen de schapenbacterie
Bartonella melophagi en ziekte-
verschijnselen bij mensen.
B. melophagi
is recent ontdekt. De bacterie komt
voor bij schapen en de overdracht
tussen dieren lijkt plaats te vinden via
de schapeluisvlieg
{Melophagus ovinus).
De wetenschappers isoleerden B.
melophagi
uit bloedmonsters van twee
vrouwen met symptomen van
spiermoeheid en zwakte. Bij een van
hen was pericarditis vastgesteld. In één
van de bloedmonsters vonden ze ook
B. henselae, een verwante bacterie die is
geassocieerd met neurologische
aandoeningen en vermoeidheid bij
mensen. Volgens de onderzoekers is de
diagnose, behandeling en preventie
van
B. melophagi-infectie een uitdaging,
omdat al een klein aantal bacteriën tot
infectie kan leiden, en er een groot
aantal transmissiemogelijkheden is.

Medicalnewstodaycom

Vanaf i januari 2009 neemt Liesbeth
Harwig het stokje over van Tjeerd
Cuperus als manager van de
auv
Veterinaire Mediatheek. De laatste,
voormalig practicus in Gramsbergen
en vele jaren docent, trad tien jaar
geleden aan op deze positie. In die tijd
veranderde de Mediatheek van een
leverancier van dia\'s en videobanden
naar een verstrekker van hoog
gekwalificeerde cd\'s en dvd\'s om te
gebruiken voor presentaties, maar
vooral voor zelfstudie. Ook de nieuwe
beheerder is bekend met educatie:
Liesbeth Harwig geeft al vele jaren les
over veterinaire gezondheid als
vakdocent aan het
aoc Limburg.
Liesbeth is bekend van haar bestuur-
lijke activiteiten bij de
knmvd, onder
andere zes jaar lang als lid van het
hoofdbestuur Verder was ze bestuurs-
lid van de afdeling Limburg en later
van de regio Zuid. Liesbeth zegt zelf:
"De dierenarts goed in beeld brengen
is mijn devies."
auv dankt Tjeerd voor
zijn inzet en alle werkzaamheden die
hij voor de
auv Veterinaire Media-
theek heeft gedaan, en wenst Liesbeth
alle succes. Liesbeth Harwig is
bereikbaar op haar e-mailadres:
eharwig(a)telfort.nl.

Met dank aan: Henk Wessels, hoofd
coöperatiezaken.

Het symposium van dsk op i r
februari 2009 gaat over marketing in
de veterinaire praktijk. Prof. dr PC.
Verhoef van de Rijksuniversiteit
Groningen zal de hoofdlijnen van
marketing schetsen en J.T. Siebinga zal
spreken over marketing in de land-
bouwhuisdierenpraktijk. E. Claassen
belicht hoe een nieuw product op de
merkt wordt gebracht en mevrouw
van Alten bespreekt marketing in de
gezelschapsdierenpraktijk.\'s Ochten ds
worden twee workshops gehouden.
De eerste workshop gaat over het
lanceren van een nieuw product en de
tweede over de toegenomen concur-
rentie rond de veterinaire apotheek.
Het symposium zelf begint om r2.30
uur en eindigt rond 2 r.30 uur met een
borrel. Tussendoor wordt een diner
verzorgd. De kosten bedragen 7,50
euro voor studenten en 20 euro voor
niet-studenten. Voor de workshops
dient men zich apart inschrijven. De
kaartverkoop start op 2 februari (mail
naar: dsk.bestuur(|)vet.uu.nl).

Leverbot overal in
Nederland

Uit het Tankmelkonderzoek Leverbot
van
gd eind 2008 bleek dat leverbot in
het gehele land voorkomt, in plaats
van alleen in de bekende leverbot-
gebieden. De parasiet leverbot is voor
zijn ontwikkeling afhankelijk van de
leverbotslak. Deze komt vooral voor
op vochtige grond. Door stijgende
grondwaterpeilen en andere beheers-
maatregelen komt de leverbotslak op
meer plaatsen voor dan voorheen.
Leverbot veroorzaakt sterfte bij
schapen, minder groei en ontwikke-
ling bij jongvee, en verminderde
vruchtbaarheid en lagere productie bij
volwassen runderen. Daarnaast is het
voor een succesvolle bestrijding van
salmonella noodzakelijk dat de dieren
niet besmet zijn met leverbot.

gd

-ocr page 117-

Let op: ONCologisch
Treffen 2009

In het weekeinde van 7 en 8 februari
2009 wordt het vierde ONCologisch
Treffen gehouden in Kontakt der
Kontinenten, te Soesterberg. Dit heeft
als thema: \'Urogenital tumours in
dogs and cats: it takes balls to treat
them\'. Door een technische storing
zijn de aanmeldingen voor het
ONCologisch Treffen 2009 van vóór
26 december 2008 echter niet bij de
organisatie binnengekomen. Wij
roepen iedereen op die zich heeft
ingeschreven maar hiervan geen
e-mail ter bevestiging heeft gekregen,
zich nogmaals aan te melden via het
registratieformulier. De enige geldige
reden voor dierenartsen om zich niet
in te schrijven voor het ONCologisch
Treffen 2009, namelijk het schaatsen
van de elfstedentocht, is ondertussen
weggevallen. Verlies dus geen tijd,
schrijf u in via de website www.
kankerbijdieren.nl.

Conferentie over
dierentuindieren en wild

Van 20 tot 24 mei 2009 organiseert de
European Association of Zoo and
Wildlife Veterinarians
(eazwv) samen
met het Leibnitz Institut for Zoo and
Wildlife Research (izw-Berlijn) het
internationale veterinaire congres
over dierentuindieren en in het wild
levende dieren. Het congres vindt
plaats in Safaripark Beekse Bergen te
Hilvarenbeek. Op het congres delen
internationale specialisten die werken
met vrij in het wild levende bijzondere
dieren en wilde dieren gehouden in
gevangenschap, zoals in dierentuinen,
hun kennis en ervaringen. Tot de
sprekers behoren Thijs Kuiken
(Erasmus Universiteit) over \'emerging
infectious diseases\', Nadia Robert (Uni-
versiteit Bern) met als onderwerp de
ziekten en vaccinatie van carnivoren,
Lars Lunding Anderson (Copenhagen
Zoo) over het management van kleine,
gestructureerde populaties en Jacques
Kaandorp (Safaripark Beekse Bergen,
Hilvarenbeek en Dierenrijk) over de
rationale achter het samenhouden van
verschillende soorten. Verder zijn er
workshops over onder andere de
pathologie van wild, anesthesie,
bedreigde amfibiesoorten, ultrageluid
en endoscopie bij wild, het kort-
wieken van vogels, klauw- en hoef-
verzorging en de ultrakorte cursus van
het American College of Zoological
Medicine. Het complete programma is
te vinden op de website www.zoovet-
conference.org. De locatie biedt
Nederlandse dierenartsen die niet
dagelijks te maken hebben met
exotische patiënten, en studenten een
unieke kans om dit congres mee te
maken. De organisatie hoopt op een
grote belangstelling. Mail voor meer
informatie naar: 2oo9(a)zoovet-
conference.org, seet@izw-berlin.de of
j.kaandorp@beeksebergen.nl.

Hek voor Tasmaanse
duivel

De Tasmaanse duivel, het grootste nog
overlevende buidelroofdier, wordt met
uitsterven bedreigd als gevolg van een
besmettelijke tumor: devil facial
tumour disease
(dftd). Deze ziekte
werd voor het eerst waargenomen in
1995 en heeft meer dan de helft van de
populatie van Tasmaanse duivels
aangetast.
ofto-tumorcellen beschik-
ken over unieke chromosomale
kenmerken, waardoor aantoonbaar is
dat ze van één oorspronkelijke cel
afkomstig zijn. De tumorcel is in dit
geval dus zelf het infectieuze agens.

Cellen worden tussen dieren overge-
dragen als Tasmaanse duivels elkaar
verwonden. Dit is vergelijkbaar met de
canine transmissible venereal tumor
(ctvt), een overdraagbare tumor bij
honden. De ziekte is bijna altijd
dodelijk en er is nog geen effectieve
therapie beschikbaar. Als gevolg van
de uitbraak geldt de Tasmaanse duivel
sinds 2008 als bedreigd. Om deze
diersoort te redden moeten gezonde
en besmette dieren van elkaar worden
gescheiden. Wetenschappers proberen
gezonde exemplaren in quarantaine te
plaatsen. Verder willen ze een hek
bouwen om de verdere verspreiding
van de tumor te voorkomen.

Sciencedaily.com

Veulenbrigade weer
actief

\'De Veulenbrigade\', bestaande uit
derde-, vierde- en vijfdejaars studen-
ten, is in 2009 van i maart tot en met
21 juni beschikbaar voor de intensieve
24-uurszorg aan zieke pasgeboren
veulens binnen de universiteitskliniek
voor het paard. De veulens worden
daar opgevangen door één van de
kliniekdierenartsen. Na het onderzoek
en het opstellen van een therapeutisch
plan worden de zieke veulens ver-
pleegd door de \'Veulenbrigade\' onder
leiding van de dierenarts en met hulp
van de kliniekassistenten. Als dieren-
artsen een ziek pasgeboren veulen aan
de kliniek willen doorsturen, kunnen
zij tijdens werkuren bellen met (030)
25 31 III en buiten werkuren met
(030)25 31 032. Het best kan direct bij
het telefonisch contact worden
vermeld dat het om een veulen gaat
dat \'intensive care\' nodig heeft en wat
ongeveer de verwachte tijd van
aankomst in de kliniek zal zijn, in
verband met de voorbereidingen. Ook
is het verstandig om voor het inzen-
den te overleggen over de te maken
kosten.

Met dank aan: drs. L. Kranenburg,
drs. E.P.R. Reijerkerk en dr. LD. Wijn-
berg.

-ocr page 118-

Stenting: een nieuwe optie bij een
tracheacollaps

J.T. Bosjeen E. den Hertog\'

Een tracheacollaps is een aandoening die regelmatig
voorkomt bij de kleine hond van middelbare leeftijd.
Bij deze aandoening zijn het dorsale membraan en/of
de kraakbeenringen van de trachea te slap en is deze in
meer of mindere mate dorsoventraal afgeplat. Het
kraakbeen van de luchtwegen bevat te weinig cellen en
glucosaminoglycanen, maar de exacte etiologie van de
kwaal is onbekend. Dieren met een ernstige tracheacol-
laps zijn benauwd en hebben last van een (meestal)
droge, harde hoest en flauwtes (i-ii). De klachten
nemen vaak toe bij inspanning, blaffen, tracheapalpa-
tie, eten en drinken. De kwaal ontwikkelt zich lang-
zaam progressief, maar kan door een complicerende
luchtwegaandoening snel verergeren en leiden tot een
ernstige beperking in het functioneren van de hond.

Een tracheacollaps kan worden gediagnosticeerd door het
nemen van thoraxfoto\'s (bij in- en expiratie). Uit deze
foto\'s kan tevens een goede indruk worden verkregen van
de ernst van de bij deze rassen vaak voorkomende mitra-
lisinsufficiëntie. Met een bronchoscopie kan de lengte
waarover en de mate waarin de trachea is samengevallen,
worden vastgesteld (figuur i). Bronchoscopie is tevens een
goede vorm van diagnostiek voor het vaststellen van
complicerende aandoeningen (collaps van de larynx of
hoofdbronchus, bronchitis, tumoren, stricturen, corpora
aliena) en er kan met deze techniek materiaal worden
verzameld voor aanvullend onderzoek (cytologie en
bacteriologie) (5,9).

behandeling

In de meeste gevallen is het starten van een medicamen-
teuze behandeling voldoende om de klachten te onder-
drukken en de hond een dierwaardig bestaan terug te
geven (11). Om de vicieuze cirkel die door het hoesten
ontstaat, te doorbreken, is het nodig de medicatie op effect
te doseren. Bijwerkingen van de medicatie moeten soms
tijdelijk geaccepteerd worden. De meest voorgeschreven
medicijnen zijn hoestonderdrukkers (bijvoorbeeld
codeïne) en een corticosteroid en/of antibioticum (i-ii).
Bij actieve en opgewonden dieren is tijdelijke sedatie
(diazepam, acepromazine) soms aan te raden (5). Hoewel
in de meeste publicaties bronchodilatatoren worden
voorgeschreven, wordt de toegevoegde waarde van deze

I Specialist interne geneeskunde der gezelschapsdieren. Dierenarts

Specialisten Amsterdam, Weesperzijde 147, togt et Amsterdam.

Tel 020-6920936, fax 020-6937095, internist@dierenartsspecialisten-

amsterdam.nl.

Graad i Trachearingen zijn normaal van vorm. Het dorsale mem-
braan puilt uit in het lumen van de trachea (verkleining van
doorsnede van de trachea tot 25 procent).

Graad 2 De trachearingen worden wiider en vlakken af. Het dorsale
membraan is beweeglijker (tot 50 procent afname van door-
snede).

Graad 3 De randen van de trachearingen zijn palpabel (met name
vlak voor borstingang). De trachea is vrijwel volledig dicht-
gevallen (afname van doorsnede tot 75 procent).

Graad 4 De trachea is vrijwel volledig afgeplat, soms zelf verkeerdom
gebogen. Het dorsale membraan ligt op de bodem van de
trachea (afname van doorsnede van meer dan 75 procent).

Figuur i. Tracheacollapsgradering op basis van bronchoscopie (5).

medicijnen door anderen betwijfeld (i, 5). Roken in de
nabijheid van de hond moet worden afgeraden.
Een halsband kan het best worden vervangen door een
borsttuig. Dikke honden dienen af te vallen. Omdat de
meeste honden met hoestklachten een levenslange
behandeling nodig hebben en de genoemde medicijnen
bijwerkingen hebben, is een serieuze vorm van diagnos-
tiek voorafgaand aan deze behandeling aan te raden
(röntgenfoto thorax, echo hart en/of bronchoscopie).

Als de medicamenteuze aanpak onvoldoende effect
heeft, kan men een aanvullende behandeling overwegen.
In de afgelopen eeuw zijn veel publicaties verschenen over
de chirurgische benadering van een tracheacollaps, met
een hoogtepunt in de jaren negentig (2,11). Het plaatsen
van kunststofringen kan een effectieve behandeling zijn
van een collaps van de cervicale trachea, maar kan gepaard
gaan met ernstige complicaties (larynxparalyse, noodzaak
voor een tracheotomie, necrose van de trachea, overlijden
van de patiënt) (2,5,9,11,12). Deze behandeling is niet
geschikt voor dieren met een collaps van de thoracale
trachea, die aanwezig is in 65 procent van de gevallen

(2, 5.9. ")•

\'stenting\'

In navolging van de humane geneeskunde, waar de
interventionele radiologie een grote vlucht heeft geno-
men, verschijnen de afgelopen jaren steeds meer publica-
ties over endotracheale \'stenting\'. Bij \'stenting\' wordt in
het geobstrueerde gedeelte van de trachea een buisvormig
netje geplaatst (zie figuur 2), waardoor de luchtpijp weer
passabel wordt en de klachten verminderen. In de dierge-
neeskunde wordt voor deze indicatie voornamelijk
gebruik gemaakt van net gecoate \'self expanding\' metalen
\'stents\', die na het plaatsen niet meer kunnen worden
verwijderd. Ten opzichte van de chirurgische benadering
zijn endotracheale \'stents\' minimaal invasief, snel te
plaatsten, treedt er geen beschadiging op van de bloed-
voorziening van de trachea en is een collaps van de gehele
trachea behandelbaar Dieren knappen na het plaatsen

-ocr page 119-

Figuur 2. Een voorbeeld van een \'stent\'.

snel op(i, 3,4, 5,6,7,10,12) en na twee jaar is meer dan de
helft van de dieren nog in leven (7,10). Aan \'stenting\' zijn
echter ook nadelen verbonden. Er zijn dieren overleden
aan een perforatie van de luchtpijp (7) en laryngospasme
(7). Andere complicaties zijn: pneumomediast (7), milde
bloeding van de trachea (7), hoesten (1, 3, 6, 7), tracheitis
(i, 6, 7,8,10), vorming van (obstruerend) granulatie-
weefsel (i, 6, 7,10), pneumonie (10), en longoedeem (8).
Klachten kunnen recidiveren door \'stent\'-fracturen (6,10,
12) en de migratie of het verkorten van de \'stent\' (3,7,8,
10). Tot op heden zijn behalve publicaties over enkele
dieren, slechts twee grotere studies gepubliceerd waarbij
de dieren lange tijd zijn gevolgd, met respectievelijk 24 (7)
eni2 honden (10). Een goede inschatting van de kans op
complicaties en de keuze van de juiste \'stent\' is om die
reden nog niet goed mogelijk.

7. Moritz A, Schneider M and Bauer N. Management of advanced
tracheal collapse in dogs using intraluminal self-expanding biliary
wallstents. ] Vet Intern Med.
2004:18 (i): 31-42

8. Radlinsky MG, Fossum TW, V/aler MA, et al. Evaluation of the palmaz
stent in the trachea and mainstem bronchi of normal dogs. Veterinary
Surgery 1997; 26 (2): 99-107.

9. Sun F, Uson J, Ezquerra |, Crisostomo V, Luis L and Maynar M.
Endotracheal stenting therapy in dogs with tracheal collapse. Vet j
2008; 175 (2): r86-i93.

10. Sura FA and Krahwinkel D|. Self-expending nitinol stents for the
treatment of tracheal collapse in dogs:
12 cases (2001-2004). I Am Vet
Med ssoc 2008; 232 (2): 228-236.

11. White RAS and Williams IN. Tracheal collapse in the dog — Is there
really a role for surgery? A survey of
100 cases. J Small Anim Pract
r994; 35; 191-196.

12. Woo HM, Kim MJ, Lee SG, Nam HS, Kwak HH, Lee JS, Park IC and
Hyun C. Intraluminal tracheal stent fracture in a Yorkshire terrier. Can
Vet J 2007:48 (10): 1063-1066.

conclusie

Hoewel de meeste complicaties van \'stenting\' goed te
behandelen zijn, is trachea-\'stenting\' alleen aan te raden
bij dieren die onvoldoende reageren op een medica-
menteuze behandeling. Eigenaren dienen te beseffen dat
medicatie ook na het plaatsen van de \'stenten\' nodig blijft.
Dikke dieren dienen af te vallen, zowel bij de medica-
menteuze aanpak als bij de endotracheale \'stenting\'. De
kosten van \'stenting\' zijn afhankelijk van de maat, het
type en vooral het aantal benodigde stents, maar liggen
samen met voorgaande diagnostiek meestal tussen de
rooo en 2000 euro. Eigenaren dienen gemotiveerd te zijn
en over voldoende financiële middelen te beschikken, wil
deze behandeling een optie zijn.

literatuur

1. Brown SA, Wiliams IE and Saylor DK. Endotracheal stent granulation
stenosis resolution after colchicine therapy in a dog. I Vet Intern Med
2008: 22:1052-1055.

2. Buback )L, Boothe HW, and Hobson HP Surgical treatment of tracheal
collapse in dogs: 90 cases (1983-1993) J Am Vet Med Assoc 1996; 208
(3): 380-384.

3. Gellasch KL, Da Costa Gomez T McAnulty IF and Bjorling DE. Use of
intraluminal nitinol stents in the treatment of tracheal collapse in a
dog. J Am Vet Med Assoc. 2002; 221 (12): 1719-1723.

4. Kim lY, Han Hf, Yun HY, Lee B, [ang HY, Eom KD, Park HM and leong
SW. The safety and efficacy of a new self-expandable intratracheal
nitinol stent for the tracheal collapse in dogs. J Vet Sei 2008; 9 (i):
91-93.

5. King LG. Textbook of respiratory disease in dogs and cats. WB
Saunders Co, Philadelphia, USA, 2004: pp. 346-55

6. Mittleman E, Weisse C, Mehler SJ and Lee JA. Fracture of an endolumi-
nal nitinol stent used in the treatment of tracheal collapse in a dog. I
Am Vet Med Assoc 2004; 225 (8): I2r7-i22i.

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 120-

Gastheerreactie op Eimeria-infecties

W.Swinkels\'

Op i6 juni verdedigde Willem Swinkels als mede-
werker van de faculteit Diergeneeskunde met succes
zijn proefschrift getiteld \'Host response to
Eimeria
infections\'. Het werk dat in zijn proefschrift staat
beschreven, is onderdeel van een groter onderzoeks-
programma. Het doel van dit programma was om van
de Eimeriaparasiet, die kippen infecteert, meer inzicht
te verkrijgen in de dynamica binnen het dier (beschre-
ven door Willem Swinkels) en deze te verbinden met de
transmissie van Eimeria tussen dieren (wat wordt
beschreven in het nog te verschijnen proefschrift van
Francisca Velkers). Dit alles met als doel uit te vinden
hoe deze processen samenhangen en zo inzicht te
krijgen in de verspreiding van de Eimeria-infectie,
zowel binnen een koppel als tussen koppels dieren.
Het proefschrift kwam tot stand onder supervisie van
promotor prof. J.A.P. Heesterbeek (uu) en co-promo-
toren W.J.A. Boersma (cvi) en J.M.J. Rebel (cvi).

De parasiet Eimeria veroorzaakt de ziekte coccidiose. Deze
ziekte is de meest voorkomende ziekte bij kippen en heeft
een grote economische schade als gevolg, met name in de
vleeskippenindustrie (broilers). Eimeria-infecties in
kippen komen over de hele wereld voor De drie Eimeria-
soorten die in Nederland het meest worden gediagnosti-
ceerd, zijn:
E. acervulina, E. maxima en E. tenella. Eimeria is
een parasiet die in kippen de darm infecteert. Elke
Eimeriasoort infecteert een specifiek stuk van de darm.
Zo infecteert
Eimeria acervulina het duodenum, komt
E. maxima alleen voor in het jejunum en vinden we
E. tenella in de blinde darm. Tijdens de infectie met Eimeria
bouwt de kip een immunologische bescherming op zolang
ze tenminste met dezelfde Eimeriasoort wordt geïnfec-
teerd. Eimeria ontwikkelt zich in de darm en maakt in de
darmcellen van de kip verschillende stadia door Het eerste
stadium is dat van de aseksuele vermenigvuldiging, dat
wordt gevolgd door een seksuele vermenigvuldiging en
uiteindelijk de uitscheiding van oöcysten, welk stadium
weer in het milieu terechtkomt. Deze oöcysten kunnen
lang overleven buiten de kip. Wanneer de oöcysten
worden opgepikt door dezelfde of een andere kip kan een
nieuwe infectie plaatsvinden. Eimeria\'s zijn ingewikkelde
parasieten, waarvan de ontwikkelingsstadia verschillen in
uiterlijke verschijningsvorm. Hierdoor vormt de afweer-
reactie van de kip wanneer deze in de tijd gemeten wordt,
een complex patroon. Ook vertonen de Eimeriasoorten
onderling zulke grote verschillen in uiterlijke kenmerken
dat zich geen kruisimmuniteit ontwikkelt.

i Willem Swinkels, PhD, Erasmus mc. Universitair Medisch Centrum,
Departement Gastroenterologie en Hepatologie, Postbus 2040,
3000 ca Rotterdam. E-mail: w.swinkels@erasmusmc.nl.

Bij het bestuderen van het mechanisme van de opbouw
van de afweerreactie tegen Eimeria is het belangrijk
rekening te houden met de mogelijke verschillen zowel in
de eigenschappen van de kip als in de eigenschappen van
de Eimeria\'s. In mijn proefschrift beschrijf ik enkele van
de variabelen die deze interactie tussen Eimeria en kip
kunnen beïnvloeden. De factoren die zijn bestudeerd,
omvatten zowel variabelen van de parasiet (de hoeveel-
heid en soort Eimeria), als variabelen van de kip (leeftijd,
type kip en eerder doorgemaakte Eimeria-infecties). Met
meer kennis van het mechanisme dat via infectie leidt tot
bescherming, kunnen mogelijk vaccins worden ontwik-
keld die in de kip zonder schade of infectie bescherming
opwekken.

De immuunrespons van de kip werd voornamelijk
geanalyseerd op basis van de veranderingen in de frequen-
tie van immuuncel-subpopulaties en cytokine (eiwitten
die de afweerrespons sturen) expressieprofielen in de
darm. Tot de immuuncellen behoren onder andere de
T-cellen, die op hun beurt weer kunnen worden onder-
verdeeld in
CD4^-Cellen, de T-helper (Th) r en T-helper
2-cellen, en in coS^-cellen, de cytotoxische T-cellen. Het
cytokine-expressieprofiel en het type en de relatieve
frequentie van de immuuncellen vormen een maat voor
het type opgewekte afweerrespons. Parasitair materiaal
werd gekwantificeerd aan de hand van het soortspecifieke
Eimeria
-dna in de kippendarm.

-ocr page 121-

eimeria-afhankelijke factoren met invloed

op de interactie tussen gastheer en

pathogeen

De eerste factor met een mogelijke invloed op de interactie
tussen Eimeria en kip die we hebben onderzocht, was de
variatie in de hoeveelheid Eimeriaparasieten waarmee
kippen werden geïnfecteerd. Hiervoor werden kippen
geïnfecteerd met een lage
(500 oöcysten) of een hoge
(50.000 oöcysten) dosis E. acervulina. In kippen geïnfecteerd
met een hoge dosis
E. acervulina vonden we met name na
de infectieuze cyclus van de parasiet lokaal een verhoogde
frequentie van coSa^ T-cellen en een toename in interleu-
kine-8 (iL-8)-mRNA in de darm. De afweerreactie op een
infectie met een lage dosis was echter relatief zwak. De
hoeveelheid parasieten waarmee kippen worden geïnfec-
teerd, heeft dus invloed op de immuunrespons van de kip.

De meeste studies beperken zich tot een modelinfectie
met één soort Eimeria, terwijl gastheren in het veld vaak
met meerdere Eimeriasoorten tegelijk geïnfecteerd zijn.
Daarom vergeleek ik in mijn proefschrift het verschil in
effect op de immuunrespons tussen een infectie met één
soort Eimeria en het effect van een infectie met meerdere
soorten tegelijk. Hiervoor zijn drie soorten Eimeria
gebruikt:
E. acervulina, E. maxima en E. tenella. Deze
veroorzaakten alle drie een soortspecifieke immuunres-
pons op de plaats van de infectie in de darm.
E. acervulina
leidde vooral tot een c d 8a* T-cel respons in het duodenum
en een verhoging van de lokale IL-18 cytokineproductie
(mRNA). De reactie op een
E. maxima-infectie bestond in
het jejunum vooral uit een verhoging van de hoeveelheid
CD4* T-cellen en de cytokinen iFN--y en
1L-4. Een infectie
met
E. tenella zorgde tenslotte voor een verhoogde hoeveel-
heid
cd4* T-cellen en verhoging van il-2 en il-4 cytokine-
mRNA in de blinde darm. Een gecombineerde infectie van
deze drie soorten veroorzaakte geen extra responsen; er
was eerder sprake van een simultane expressie van
verschillende responsen tegen de respectievelijke Eimeria-
soorten ieder op hun eigen specifieke locatie. Ook wan-
neer drie typen parasieten tegelijk aanwezig zijn op
verschillende locaties in de darm ondervindt elk daarvan
voornamelijk de soortspecifieke respons van de kip en
zien we geen extra reacties vanuit de kip.

kipafhankelijke factoren met invloed of de

interactie tussen gastheer en pathogeen

Er worden voor de kippenvleesindustie genetisch verschil-
lende kippenlijnen gebruikt. Door gebruik te maken van
kippen met een verschillende genetische achtergrond kan
vlees met verschillende kwahteiten worden geproduceerd.
We hebben gekeken naar het effect van de genetische
achtergrond van de kip op de afweerreactie na infectie met
de
E. acervulina-pcLxasiet. De hiervoor gebruikte kippen-
lijnen waren een vleeskuikenlijn geselecteerd op snelle
groei, die na zeven weken het slachtgewicht bereikt, en een
langzaam groeiende vleeskuikenlijn die het slachtgewicht
bereikt in ongeveer twaalf weken. De langzaam groeiende
lijn is een kippenlijn die wordt gebruikt in de biologische

houderij. In snelgroeiende kippen vonden we vroeg na
infectie in de darm een verhoogde frequentie van CD8a* en
TCR75* T-cellen en een verhoogde hoeveelheid il-8 en IL-18
cytokine
-mRNA. Bovendien was de hoeveelheid E. acervuli-
«a-DNA in de darm van de conventionele kippen lager dan
die in de langzaam groeiende lijn. De kippenlijn heeft dus
invloed op de snelheid waarmee de immuunrespons wordt
opgewekt. Een snelle respons zorgt ervoor dat er minder
parasieten overblijven die zich in de kip vermenigvuldigen.

Ook de invloed van de leeftijd van de kip op een
E. maxima-infectie is onderzocht. Vleeskippen werden
geïnfecteerd op een leeftijd van i, 7 of 21 dagen. T-helper
(Th)-cellen kunnen een cellulaire (Thi) of een humorale
respons (Th2) ondersteunen. Naarmate kippen ouder
worden gaat de reactie op een primaire infectie meer de
Thr-kant op. Hoewel de Thi-respons op een primaire
infectie niet erg duidelijk aanwezig was in dieren die op
een leeftijd van i dag waren geïnfecteerd, had dit geen
gevolgen voor het verloop van deze primaire infectie. Het
type respons heeft geen gevolgen voor de aanpak van de
infectie die op dat moment gaande is.

Het type respons op een primaire infectie heeft ook
geen invloed op de opbouw van immunologische bescher-
ming tegen latere infecties. Na een homologe herinfectie,
dat wil zeggen herinfectie met dezelfde soort als waar
eerder de weerstand tegen werd opgewekt, bleek dat er
geen oöcysten werden uitgescheiden. De dieren waren dus
volledig beschermd. Kippen die een heterologe herinfectie
ondergingen, een infectie met een andere soort dan waar
bescherming tegen werd opgewekt, waren daarentegen
niet immunologisch beschermd en bleven evenveel
oöcysten uitscheiden als kippen die een primaire infectie
kregen met deze soort. De beschermende reactiviteit gaf
echter geen aanleiding tot heftige immunologische
responsen. De responsen zijn specifiek tegen de parasiet
en veroorzaken geen bijkomende schade aan de kip zelf.
Aan de hand van de afname van het aantal parasieten in de
darm kunnen we concluderen dat er wel immunologische
activiteit bestaat, maar met de gekozen methoden was
deze niet te meten.

-ocr page 122-

\'Micro-arrays\' zijn zogenaamde ona-\'chips\', dat wil zeggen
dat er kleine stukjes genetisch materiaal in lange rijen op
een glasplaatje zijn geprint. Op een \'micro-array\' staan
stukjes
dna die corresponderen met een bepaald gen of
stuk uit het genoom. Het genoom van de kip is bijna
volledig ontcijferd en van vele stukken van het
dna is ook
al bekend voor wat voor genen en eiwitten ze coderen. Uit
hybridisatie-experimenten op \'arrays\' die synthetische
stukjes DNA bevatten van over het gehele genoom van de
kip, bleek dat er veel transcriptomen (genproducten)
waren die in de darmen van experimenteel geïnfecteerde
dieren sterker werden geïnduceerd dan in die van niet
geïnfecteerde dieren. Dat kan het gevolg zijn van een
ontstekingsproces of van het proces van weefselherstel.
Naast deze \'algemene\' responsen op een Eimeria-infectie
vonden we ook transcriptomen die alleen specifiek
werden geïnduceerd na een homologe herinfectie. Dit
waren met name transcriptomen die coderen voor
T-celgenen en aan de eiwitsynthese gerelateerde genen.
Deze responsen spelen mogelijk een rol in de bescherming
tegen herinfecties. Vaccins of vaccinonderdelen die in
staat zijn dit proces op te wekken, zijn mogelijk geschikte
kandidaten voor de bestrijding van
Eimeria.

invloed van de gastheer-pathogeen-

interactie op de transmissie

Zowel Eimeria zelf als de kipafhankelijke factoren
beïnvloeden de afweerreacties van de kip op een Eimeria-
infectie. De immuunresponsen van de gastheer beïnvloe-
den op hun beurt de uitscheiding van oöcysten en kunnen
de transmissie van
Eimeria beïnvloeden. In samenwerking
met Francisca Velkers heb ik zowel de gastheer-immuun-
responsen binnen het dier onderzocht, als de transmissie
van Eimeria-infecties tussen dieren. Paren kippen werden
samen in een hok geplaatst. Van alle paren werd één dier
geïnfecteerd. We hebben onderzocht wat de kans was dat
het tweede dier met Eimeria geïnfecteerd raakte. Hieruit
bleek dat in paartjes van vleeskuikens bestaande uit een
opzettelijk besmet infectieus dier en een contactdier dat al
eens eerder geïnfecteerd was geweest, de overdracht van
Eimeria was verminderd in vergelijking met paartjes

bestaande uit een opzettelijk besmet dier dat al eerder
eenzelfde infectie had doorgemaakt, en een contactdier
De overdracht van een Eimeria-infectie is dus afhankelijk
van de immunologische achtergrond van de kip.

Ook in dit geval bleek er sprake te zijn van opgewekte
beschermende activiteit, maar konden we het karakter
van die activiteit niet nader preciseren. Het kan zijn dat in
de door ons getoetste parameters geen significante
verandering optrad of dat er sprake is van een activiteit die
we met de gekozen methoden niet kunnen meten.

algemene conclusies

Wanneer we de in dit proefschrift beschreven experi-
menten samenvatten, komen we tot de conclusie dat we in
meerdere proeven na een Eimeria-infectie dezelfde
responsen vinden. Dit ondanks het feit dat alle geteste
variabelen, zowel de variabelen in de parasiet (hoeveel-
heid Eimeria en soort Eimeria), als de variabelen in de kip
(type kip, leeftijd en eerder doorgemaakte Eimeria-
infecties) de gastheerresponsen beïnvloeden. Een Eimeria-
infectie wekt een typische twee-fasenrespons op, die
bestaat uit een vroege en een late respons. De vroege
respons vindt plaats binnen drie dagen na de infectie en
lijkt een reactie te zijn op de parasiet die zich in de darm
vermenigvuldigt. De late respons, die plaats vindt wan-
neer er geen Eimeria-DNA meer in de darm wordt gevon-
den, lijkt een reactie te zijn op de celschade die ontstaat
wanneer de parasiet de darmcellen verlaat. Het profiel van
de reactie op een Eimeria-infectie is Thi, vooral door de
hoge hoeveelheid IFN-7 mRNA. Naarmate dieren ouder
worden, zijn ze kennelijk beter in staat te reageren via een
Thi-type respons. De verhoogde capaciteit van oudere
dieren om via een Thi-respons te reageren, resulteerde
echter niet in een lagere uitscheiding van parasieten bij
een primaire infectie. Hoewel de reacties op een primaire
infectie een duidelijker Thr-profiel hadden naarmate de
gastheer ouder was, zagen we geen relatie tussen het type
respons op een eerdere infectie en de later gevonden
bescherming tegen een herinfectie. Ten slotte vonden we
een lage reactiviteit op homologe herinfecties met zowel
E. maxima als E. acervulina. We vonden geen T-cellen of
cytokinen die een rol spelen bij bescherming tegen
herinfectie. Hoewel er een duidelijke bescherming
aanwezig was, is de reactie op een herinfectie meer
ingetogen, terwijl de reactie op een primaire infectie
divers en robuust is. Mogelijk is slechts een deel van de
T-cellen die we hebben bekeken, verantwoordelijk voor de
bescherming. Nieuwe celmarkers kunnen wellicht
onthullen welke celtypen of eiwitten verantwoordelijk
zijn voor de gevonden bescherming. Daarnaast kunnen de
gegevens die we hebben verkregen met de analyse van de
\'micro-array\', nieuwe informatie verschaffen. Door te
onderzoeken in welke processen de gevonden genen een
rol spelen, een zogenaamde \'pathwayanalyse\' van de
verkregen data, kunnen processen aan het licht komen die
een rol spelen in bescherming. Modulering van deze
processen kan in grote mate bijdragen aan een nieuw te
ontwikkelen vaccinatiestrategie.

-ocr page 123-

Uolpac

Strategisch ontwormen:
het is niet alleen de hond
die we beschermen...

w Vétoquinol
\' S^^ of "^liiri^

Benaming dolpac Tabletten voor kleine honden, middelgrote honden en grote honden REG NL 100292,100317,100318 - Actieve bestanddelen Oxontel resp
40.06 mg, 200.28 mg, 500.70 mg; Pyrantel resp. 9.99 mg, 49.94 mg, 124,85 mg; Praziquantel resp. 10.00 mg, 50.00 mg, 125.00 mg; excipienstot één resp. 190
mg, 950 mg, 2375 mg deelbare tablet - Ooeldleren hond - Indicaties Voor curatieve behandeling van honden met gemengde parasitaire besmettingen met
de volgende volwassen stadia van nemotoden en cesloden. Nematoden:
Toxocara cam\'s, Toxascaris leonina, Ancylosloma caninum, Undnaria stenocephala,
Trichuris vulpis.
Cestoden: Dipylidium caninum. Taenia spp - Contra-indicaties Gebruik niet samen met levamisole, piperazine of choline esterase remmers
- Bijwerkingen Braken en diarree kunnen v\\/aargenomen worden na behandeling. Hoewel in studies uitgevoerd met het product niet waargenomen, kon
onorexie optreden, omdol het een algemene bijwerking is van producten die praziquantel bevatten -
Dosering en wijze van toediening Oraal, 20 mg oxontel
/ 5 mg pyrantel / 5 mg praziquantel per leg of 1 tablet per 2 kg, 10 kg of 25 kg lichaamsgewicht, eenmaal per dag - Kanallscrtiestcrtus UDA - Registratiehouder
Vétoquinol B V, PB 3191, 5203 DD \'s-Hertogenbosch

-ocr page 124-

Groot gebruiksgemak voor de eigenaar

1x daags behandelen, gedurende 5 dagen
Nauwkeurig doseren met de airless pomp

Bij iedere pompslag wordt 1 ml product
geleverd, ongeacht de positie van de hond
I 3 actieve ingrediënten met bewezen
werkzaamheid

- Hydrocortisonaceponaat, het zeer potentei^\'"
en revolutionaire corticosteroid

- Gentamycinesulfaat, werkzaam tegen de meest voorkomende
bacterie bi] otitis externa

- Miconazolnitraat, werkzaam tegen de meest voorkomende gist
bij otitis externa

DE EERSTE

ÉCHT MAKKELIJKE THERAPIE
VOOR OTITIS EXTERNA

www.virbac.nl

Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V., Hermesweg 15, 3771 ND Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

Produclinlormatie- Easotic oordruppels voor honden. OoelSier: Hond. Werkzame bestanddelen per ml: Hydrocortisonaceponaat 1.11; miconazolnitraat 15,1 mg: gentamycinesulfaat 1505 iU. Indicaties: Behandeling van acute otitis extema en acute verergering
recidiverende otltls extema veroorzaakt door gentamycine-gevoelige bacteriën en door miconazol-gevoeiige schimmels, met name
Malassezia pachydermatis. Toediening en dosering: Aurlcuialr gebruik. 1 ml per besmet oor. éénmaal per dag gedurende vijf opeenvolgen
daaen Bliwerklng- lichte tot matige roodheid van het oor werd waargenomen bi] 2,4% van de behandelde honden. In alle gevallen, werd de behandeling met hel diergeneesmiddel niet stopgezet en alle honden genazen zonder enige specifieke therapie. Contra-Indicam
Niet gebruiken in geval van trommelvliesperforaüe. Niet geliiklijdig gebruiken met stoffen waarvan bekend is dat ze ototoxrcltelt veroorzaken. Waarschuwing: Het gebruik van het diergeneesmiddel dient gebaseerd te zijn op de identificatie van de causale agentia en op«
gevoeligheidsbepaling en er moet rekening gehouden worden met het officiële en tokale antlmicrobiële belekl. Registratienummen EU/2/08/085/001. Kanalisatie: UDD. Producent Virbac S.A.- Carros Cedex, Distributeur. Virbac Nederland BV - Bameveld - info®virbac.

-ocr page 125-

Jeuk op
zondag

laim Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Denk je op een zondagmiddag in
april al een beetje van het voorjaar te
kunnen genieten, vergaat je hond
ineens zodanig van de jeuk dat er
direct een dierenarts nodig is. Die
dierenarts verhelpt de jeuk op
zondag, maar op zo\'n manier dat de
hond enkele maanden later bezwijkt
aan de behandeling. Althans, dat
vindt de eigenaar. Een vergezochte
redenering of eentje met een kern
van waarheid?

borderline

Een border terrier van negen jaar krijgt
op zondag last van haaruitval en jeuk
tussen zijn achterpoten. De jeukaanval
is zo hevig, dat de eigenaar direct naar
de dienstdoende weekenddierenarts
holt om er iets aan te laten doen. De
weekenddierenarts vindt de klachten
ernstig genoeg om de hond niet af te
schepen met een zalfje en kiest voor
een injectie met Moderin en Depocort.
Het onderzoek van de hond toont geen
contra-indicaties en de hond weegt
volgens de dierenarts ongeveer lo
kilogram, dus vult ze de injectiespuit
met 0,8 milliliter Moderin en 0,2
milliliter Depocort. Ze laat de eigenaar
weten dat de hond misschien wel meer
gaat drinken en dat het verstandig is na
het weekeinde contact te zoeken met
de eigen dierenarts. Gezien de jeuk is
een behandeling tegen vlooien ook
niet te versmaden, dus krijgt de
eigenaar Promeris mee. Ten slotte volgt
nog een kuurtje Cephalexine tegen
mogelijke ontstekingsreacties en dan
moet het ergste leed wel geleden zijn.

jeuk weg, hond weg

Na de injectie is de jeuk verdwenen,
maar de hond vertoont al snel
verschijnselen van polyurie/poly-
dipsie en sterke vermagering. Een
opvolgend dierenarts doet meerdere
malen bloedonderzoek en stelt twee
weken na het \'Moderinshotje\' vast dat
de hond suikerziekte heeft. Volgens
deze dierenarts wordt dit veroorzaakt
door de Moderin. De eigenaar gaat
verhaal halen bij de weekenddieren-
arts, die betwijfelt of de Moderin de
oorzaak van de suikerziekte is
geweest, maar uit sympathie toch wat
insuline en injectienaalden meegeeft.
Als de hond na enkele maanden dokte-
ren alsnog aan de suikerziekte
overlijdt, vindt de eigenaar de tijd rijp
voor een klacht, mede omdat hij de
kosten van de behandeling van de
suikerziekte vergoed wil zien.

normale bijwerking

Ter zitting houdt de dierenarts vol dat
suikerziekte als gevolg van een injectie
met Moderin heel erg zeldzaam is, te
zeldzaam om een eigenaar daar
standaard over voor te lichten.
Moderin is een geregistreerd dier-
geneesmiddel, ze heeft de eigenaar
ingelicht over de \'normale\' bijwer-
kingen en bijwerkingen zijn boven-
dien geen medische fout. Bovendien is
een border terrier een \'sterk ras\' en was
deze hond verder gezond. Ook achteraf
blijft ze erbij dat een injectie met
Moderin in deze situatie de juiste
keuze was. De eigenaar wordt onder-
tussen bozer en bozer, want als hij had
geweten dat zijn hondje van deze
injectie suikerziekte kon krijgen, zou
hij daarom de behandeling hebben
geweigerd. Bovendien woog de hond
geen tien kilo maar acht, is de dieren-
arts veel te royaal geweest met de
corticosteroïden, had ze vlooien als
mogelijke oorzaak moeten noemen, de
kosten moeten betalen, meer excuses
moeten maken enzovoort, enzovoort.

sterk spul, die cortico\'s

Gelukkig heeft de dierenarts de
patiëntenkaart zeer volledig ingevuld,
zodat het Tuchtcollege niet anders
kan dan vaststellen dat de dierenarts
de eigenaar voldoende heeft voor-
gelicht over de te verwachten bij-
werkingen zoals veel drinken.
Inderdaad heeft ze geen melding
gemaakt van de zeldzame mogelijk-
heid dat er suikerziekte optreedt, maar
dit komt zo weinig voor dat die
omissie niet als veterinaire fout moet
worden gezien. Voor vlooien heeft ze
een middel meegegeven en over
onaardigheid, rekeningen en sterke of
juist zwakke rassen spreekt het college
zich niet uit (tenzij een bepaald ras
aanleiding geeft voor extra oplettend-
heid, zoals bij de ademhalings-
problemen van de kortsnuiten,
ib).

Valt de dierenarts dan nog een
verwijt te maken? Volgens het
Tuchtcollege wel. Of het hondje nu
acht of tien kilo heeft gewogen, een
injectie met 0,8 milliliter Moderin én
0,2 milliliter Depocort is teveel van
het goede. Letterlijk luidt het oordeel:
"Het gelijktijdig toedienen van twee
diergeneesmiddelen, die beide een
glucocorticoïde werking hebben en
beide in de maximale dosering, is
veterinair niet juist. De middelen
versterken elkaar in hun werking,
hetgeen het risico van bijwerkingen
verhoogt. In zoverre is de klacht
gegrond."

De klacht wordt gegrond verklaard
voor wat betreft de overdosering van
corticosteroïden en leidt tot een
waarschuwing voor de dierenarts. Nog
even en ook een tuchtzaak mag als
normale bijwerking worden
beschouwd.

-ocr page 126-

PUREVAX® BIEDT U...

- twee Calicivirusstammen met een brede kruisbescherming

- een veilige geïnactiveerde Calicivirusfractie

- een grote keus aan antigenen en mogelijke combinaties

- een Panleucopeniefractie met een immuniteitsduur van 3 jaar^

- volledig adjuvant vrije valenties

- een unieke virusexcretie reductie claim voor de Calicivirusfractie

Merial

Postbus 2009
1990AAVelserbroek
Tel: 023-52010 80

-ocr page 127-

Hugo de Groot

De Formulariumcommissie geiten
van de Werkgroep Veterinair Antibio-
ticum Beleid (w
va b) heeft het Formu-
larium geiten vastgesteld. In de loop
der jaren heeft de
wvab het antibioti-
cabeleid voor kleine herkauwers be-
paald. Practici die diensten verlenen
in de professionele geitenhouderij,
hebben in 2008 aangegeven behoefte
te hebben aan een beleidslijn voor
het toepassen van antimicrobiële
middelen in de geitensector.

De commissie die het Formularium
geiten tot stand heeft gebracht, bestaat
uit Geert Boink, Lonneke Delhaes,
Daan Dercksen, Inge van Geijlswijk,
Maarten Pieterse, Anja Smolenaars en
ondergetekende. De commissie heeft
zich voor advies laten bijstaan door
Dik Mevius.

sectorspecifieke

problematiek

In de commissie is de sectorspecifieke
problematiek nadrukkelijk aan de orde
geweest. Er is intensief gesproken over
de beperkte beschikbaarheid van
geregistreerde middelen voor geiten in
Nederland. De inleiding bij het
formularium gaat in op het toepassen
van de cascade en \'off label\'-gebruik.
Het nieuwe Formularium geiten is een
onderdeel van het antibioticumbeleid
van de
knmvd en heeft ten doel te
komen tot zorgvuldig, selectief en
correct antibioticumgebruik bij geiten.

Nieuw: Formularium geiten

Dit formularium kan worden gebruikt
als vertrekpunt voor het opstellen van
een praktijkformularium, respectieve-
lijk bedrijfsbehandelplan. In het
bedrijfsbehandelplan dient de
dierenarts voor het geitenbedrijf een
beperkte keus van één tot drie
middelen van voorkeur aan te geven,
waarbij het Formularium geiten en de
bedrijfsspecifieke situatie als onder-
bouwing dienen. Het bedrijfsbehan-
delplan maakt normaliter onderdeel
uit van een bedrijfsgezondheidsplan,
omdat in het algemeen geldt dat bij
\'ziekte\', maar ook ter preventie van
ziekte, alle risicofactoren (voeding,
klimaat, hygiëne, management, et
cetera) moeten worden gecontroleerd
en geoptimaliseerd. De geitenhouder
is verantwoordelijk voor het creëren
van de omstandigheden voor een
optimale gezondheid van de geiten en
derhalve voor een minimale inzet van
antibiotica. De bedrijfsgezondheids-
en behandelplannen vormen de
handvatten om die verantwoordelijk-
heid bespreekbaar te maken en in te
vullen. Op deze wijze kan de dieren-
arts in overleg met de geitenhouder
komen tot restrictief gebruik met een
minimale kans op resistentie-
ontwikkeling.

dynamische documenten

De formularia zijn dynamische
documenten. Op- en aanmerkingen en
eventuele aanvullingen zijn van harte
welkom bij de leden van de Formu-
lariumcommissie Geiten. Het Formu-
larium geiten is te vinden op de
knmvd-website (Veterinaire Zaken >
Diergeneesmiddelen > Formularia).

S.J. (Hugo) de Groot is voorzitter van de
Formulariumcommissie Geiten.

De met goud behangen vis van M.L.
Crassus, decadent Romein, ging dood. Het
baasje begroef zijn huisgenoot en rouwde.
De Griekse schrijver Aelianus noteerde dit
vol ongeloof.

Crassus leefde te vroeg: inmiddels
weten we dat zijn morene lid was van het
gezin en dat de arme man zich eerst door
de rouwfases van KublerRoss moest
worstelen, voor hij weer in staat was de

barbaren aan de grenzen van zijn
imperium van katoen te geven.

Gelukkig leven wij in een andere tijd.

Alhoewel... Heel Nederland lag
dubbel toen Youp van \'t Hek met zijn
parkiet de fysiotherapeut wilde bezoeken.

Dat is inmiddels gelukkig allemaal
rechtgezet: als de dierenfysiotherapeut zijn
werk niet naar behoren doet, wordt hij
terecht gewezen door ons Tuchtcollege!

Ingezonden: Kras

"Een tuchtcollege?"
"fa, een volwassen organisatie laat
zich toetsen dooreen heus Tuchtcollege!"

"Volwassen academici die bij elkaar
komen om te praten over de behandeling
van een konijn, waar je ook op mag
schieten, die je mag opeten en tot bont
verwerken?"
"jazeker!"

"Laat de kinderkens tot mij komen!"
Abbe Vaandrager, (huisarts)-dierenarts,
Groningen.

-ocr page 128-

Marieke Veldman

Voor u ligt naast een nieuwe
uitgave van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
ook de nieuwe
voorlichtingsbrochure van de
faculteit Diergeneeskunde over het
bachelorprogramma. Deze brochure
biedt scholieren informatie over de
opleiding diergeneeskunde. Peter
van Beukelen, hoogleraar kwali-
teitsbevordering diergeneeskundig
onderwijs, Liesbeth Dingboom,
universitair docent en Wim Schaap,
student diergeneeskunde, praten u
in dit interview bij over het nieuwe
bachelorprogramma.

"We moesten het Curriculum 2001
(C2001) aanpassen omdat in Europees
verband is afgesproken dat de hele
Europese Unie overgaat op een
bachelor-masterstructuur", begint
Peter van Beukelen. "Door deze
uniforme structuur in alle lidstaten,
met een bachelorprogramma van drie
jaar en een masterprogramma van
één, twee of in het geval van dierge-
neeskunde drie jaar, kunnen studies
beter met elkaar worden vergeleken
en kan de mobiliteit van studenten
binnen de lidstaten toenemen.
Daarnaast zijn er natuurlijk ook
nieuwe inzichten op het gebied van
didactiek, hebben studenten een
andere leefwijze en attitude gekregen
en zijn er veranderingen opgetreden
in de beroepsuitoefening. De oplei-
ding moest dus wel worden aangepast.
Het nieuwe bachelorprogramma
draait nu concreet anderhalf jaar. We
kunnen dus nog niet aangeven in
hoeverre het nieuwe programma zijn
vruchten gaat afwerpen als de
studenten echt aan de slag gaan als
dierenarts. Maar tot nu toe zijn we
behoorlijk tevreden."

nieuwe filosofie

Liesbeth Dingboom: "De bachelor-
masterstructuur is een mooie ontwik-
keling en uitdaging, maar wel een die
heel wat voeten in de aarde heeft."
Dingboom is universitair docent,
maar daarnaast is zij lid van het
projectteam bachelorimplementatie.
"In het bachelorprogramma maken
we gebruik van moderne didactische
leermethoden. Waar we vroeger
begonnen met het overdragen van
veel (theoretische) kennis aan
studenten, hebben we nu een onder-
wijsfilosofie die is gestoeld op inte-
gratie. Ons onderwijs is gekoppeld aan
thema\'s, die meestal uitgaan van een
orgaansysteem. In een dergelijk thema
komt de student in aanraking met de
diverse disciplines. Zo komen in een
specifiek thema als digestie bijvoor-
beeld anatomie, fysiologie, maar ook
pathologie, ziekteleer en diagnostiek
aan bod."

Wim Schaap, met de studie gestart
in het C2001, maar nu onder andere
vanwege zijn bestuursjaar overgestapt
naar het bachelorprogramma, knikt
bevestigend. "In het Curriculum 2001
kregen we in het eerste jaar veel
basiskennis. Zo leerden we bijvoor-
beeld voor biochemie de metabolen-
kaart uit het hoofd. Die kennis is
nodig, maar als student begrijp je niet
altijd de context. Nu is het eerste jaar
veel interessanter. Klinische diagnos-
tiek komt bijvoorbeeld nu al aan bod
en dat is leuk. We zien echte dieren en
moeten nu ook al problemen zien op
te lossen. Ik leer de theorie, ook van de
basisvakken, en kan deze theorie
direct vanuit problemen uit een echt
praktijkvoorbeeld toepassen." Schaap
is blij met de nieuwe leermethode:
"Deze manier van studeren werkt
motiverend. Ik ben elke dag met die
diverse disciplines bezig, het blijft
makkelijker hangen."

opbouw van het

bachelorfrogramma

"In eerste instantie lijkt de opbouw
van het bachelorprogramma ingewik-
keld", zegt Dingboom, "maar er zit een
duidelijke filosofie achter. Studenten

Moderne leermethoden bij de faculteit
Diergeneeskunde

beginnen de opleiding met vier
basisblokken; hier wordt voor de
student het fundament oftewel het
bouwplan neergelegd. In de rest van
het eerste jaar en in het tweede en
derde jaar worden alle blokken
vervolgens thematisch opgebouwd,
waarbij alle relevante disciplines aan
de orde komen." (zie het overzicht op
pagina 5 van de bachelorbrochure.)

Hierin zijn twee aspecten te
onderscheiden. De eerste is de \'gezond
naar ziek-benadering\'. Studenten
diergeneeskunde bespreken met de
docent in een thema de gezonde
situatie van het dier. Daarnaast wordt
ook het zieke dier uitgebreid bespro-
ken en bestudeerd. "De studenten
integreren uiteindelijk zelf alle kennis
tot een samenhangend geheel. Daarin
worden zij begeleid door de diverse
docenten van het thema. Het voordeel
van deze benadering is, dat waar
vroeger eerst de kennis van basisvak-
ken werd geleerd en getoetst en deze
pas veel later in de studie echt werd
toegepast, de studenten deze kennis
nu veel meer paraat hebben. Ze zijn
daardoor ook veel meer in staat om
door te vragen, ze kunnen immers het
zieke en het gezonde dier direct

-ocr page 129-

vergelijken. Beide liggen concreet voor
ze op tafel."

Van Beukelen: "Naast de \'gezond
naar ziek\'-benadering ontstaat
logischerwijs in het onderwijs ook de
\'micro/macro\'-benadering. Dit tweede
aspect werkt van het molecuul toe
naar het hele dier. Met de nieuwe
indeling in het Androclusgebouw
zitten de snijzalen en de zalen met de
microscopen tegenover elkaar. Zo was
ik pas bij het themaonderwijs \'circula-
tie\'. Op de snijzaal werden anatomie-
en pathologiepreparaten vergeleken.
\'Gezond\' en \'ziek\' lagen dus echt
letterlijk naast elkaar op orgaanniveau
en zo konden studenten de verschillen
op weefselniveau onder de micros-
coop bekijken." Door deze twee
benaderingen in combinatie met de
thema\'s met daarin de vertegen-
woordiging van de verschillende
disciplines zijn de studenten van het
bachelorprogramma in staat alle
kennis goed te integreren en dus echt
te begrijpen. Deze manier van
lesgeven stimuleert ook docenten om
disciplineoverstijgend over het
onderwijs na te denken.

"Maar we moeten reëel zijn," stelt
Van Beukelen. "Op dit moment is dit
een goed voorbeeld van onze onder-
wijsfilosofie, maar een dergelijke
verandering in het onderwijs kan
nooit in korte tijd geheel bereikt
worden. Het logistieke deel, de
begeleiding van studenten en de
ondersteuning van docenten vraagt
veel aandacht."

In de eerste drie jaar wordt er dus
een behoorlijk stevig fundament bij de
studenten gelegd. In drie jaar ronden
zij hun bachelor af Daarna starten de
studenten met hun master "De meest
logische stap is natuurlijk dat zij
doorstromen in de master diergenees-
kunde. Maar in principe kan er ook
worden gekozen voor een master op
biologisch of biomedisch gebied."

studiepad kiezen

"Wat me opvalt", geeft Dingboom aan,
"is dat het beeld van de huidige
scholieren van het beroep dierenarts
soms behoorlijk vertekend is. In onze

voorlichting proberen we de scholie-
ren een reëel beeld te geven van de
studie en het beroep. Het bachelorpro-
gramma gaat hier ook verder op in. De
bachelorstudenten kiezen pas in de
loop van het derde jaar welk studiepad
zij in de master willen volgen. In
C2001 moesten zij die keuze al maken
in het eerste jaar Dit pakte altijd wel
redelijk goed uit, maar nu is de
studiepadkeuze een gefundeerde
keuze, gebaseerd op een reëel beeld
van het beroep."

Een uitzondering geldt natuurlijk
voor de studenten die decentraal
worden geselecteerd. "Deze studenten
weten vanaf het begin waar zij aan toe
zijn, hebben daar goed over nagedacht
en hebben al een bewuste keuze
gemaakt voor het programma
Landbouwhuisdieren/Veterinaire
Volksgezondheid."

academisch niveau

In het veld worden vaak opmerkingen
gemaakt over het niveau van de
opleiding. Van Beukelen: "In de
bachelorfase is er, nog meer dan in
C2001, aandacht voor het acade-
mische niveau van de opleiding. We
merken dat het voor scholieren een
stevige overgang is om van de middel-
bare school naar de universiteit te
gaan. De jongeren van tegenwoordig
zijn snel, \'googelen\' veel en komen zo
snel aan antwoorden op hun vragen.
Helaas is wetenschap niet te \'googe-
len\'; wetenschap kost tijd. Wij
proberen onze studenten daar goed in
te begeleiden. We leren ze nadenken
over de juiste onderzoeksvraag en de
correcte vraagstelling. Daarnaast leren
we ze zoeken naar de \'evidence
based\'-bronnen en oefenen ze de
beoordeling van deze bronnen. Dit
begint al in het eerstejaarsproject en
komt uitgebreid aan bod in de
derdejaars bachelorscriptie en in de
onderzoeksstage die studenten in de
master moeten doen."

samenwerken

Het academische niveau van de
opleiding en \'professioneel gedrag\'
zijn speerpunten in de opleiding. Van

Beukelen: "Om dit verder te bevorde-
ren, hebben we in het eerste jaar gelijk
een groot project waarin studenten
echt moeten samenwerken, met als
eindproduct een wetenschappelijk
verslag. De eisen die we stellen aan het
groepsproces en aan het eindresultaat
zijn hoog. Juist deze groepsinteracties
passen goed binnen het aspect
\'professioneel gedrag\'. In C2001 werd
al wel met groepsprojecten gewerkt,
maar nog veel kleinschaliger"

"Wij proberen de studenten zoveel
mogelijk te stimuleren", vult Ding-
boom aan. "Het studielandschap heeft
daar ook een mooie rol in gekregen.
Met \'state of the art\'-apparatuur,
3D-materiaal, maar ook met \'ouder-
wetse\' boeken kunnen de studenten
de kennis tot zich nemen. Al dit
materiaal ligt ook fysiek bij elkaar in
het studielandschap om de zelfstudie
zo goed mogelijk te faciliteren.
Uiteindelijk streven wij in de studie
naar dertig procent contacttijd. De rest
van de kennis moet een student zich
eigen maken door zelfstudie."

na de bachelor

"Na de bachelor volgt logischerwijs de
master", zegt Van Beukelen. "Hierin
doen de studenten ten eerste praktijk-
ervaring op door de coschappen in het
studiepad dat ze hebben gekozen.
Vervolgens doorlopen ze ook kortere
coschappen van de andere twee
programma\'s. Aan het einde van de
zes jaar studie levert de opleiding
dierenartsen af met goede probleem-
oplossende vaardigheden. Zij hebben
een wetenschappelijk denkniveau en
kunnen op allerlei niveaus goed
communiceren. We weten nu nog niet
of we daadwerkelijk aan dit ideaal-
beeld gaan voldoen. Ik heb daar echter
het volste vertrouwen in. Aan de inzet
van de docenten, de studenten en alle
betrokkenen zal het in ieder geval niet
liggen." Dingboom: "In 2013 kunnen
we het pas echt zeggen."

Marieke Veldman is communicatie-
medewerker bij de faculteit Diergenees-
kunde.

-ocr page 130-

Solacyl 100%

100% natriumsalicylaat

Eerste keus orale ontstekingsremmer
voor kalf en varken

Uitstekend oplosbaar in water en melk

O dagen wachttijd

Oplosbaar, Stabiel, Zeker!

) If /Kriiti M I\'ll Ifl pfHiU r \'jr\'fi)ltnMlKj y-tijM4(| c. !>■/<• f.fjk.v\'rffr\'J v/\'/trJl tj^ti al Ki^ii-i
li i iiijf /t\\ y<-<l/»uivi i-ti flmii lat^ffiml f/ii (jjfj n- t-jffiumfi ij-
f W*fhll«mijn: »\'■ilfltMi f-icj^^fii-ihUifH\' V^ifitij mil-l*.

HHP SpMMk Wèarwhuwing«); ryM ^ \'i

l<- t^Kii rwl -.i/iMlrr/fid /i|fi ihI !\'• v^rri f«un-fi / tj*j<-»i

"11 J"// Ix;! PhvuklwI i-hi

liflHi ()ii)v. d\'.(>i\'ii>\'\'j rTt\'i<i\'ii r>/>i.i\'i tiH\'1 li<\'t txi\'.niKliM \'/■-rnc:((l<-n IttiUM«\'

v*-.r.uti dK. fuM

n ^flmiili V4n
fMi\'t \'i rtrf* \'VIIJ
I
i\'/Mtim-\'* i/lr tté

•(> rl» tufiiniM f/<jniH\\
tontk-mrKj
iiiiml;
\'Mmi-,, JS ncj
It^t \'Jmdrwdlr r /K^ikn
\'l\'it\'jl )Ollt<fVlK/>(l

\'1fl<- lO\'U\'J\'ll,/\'jiKj«-* \'-Hwl Vjil

■t \'j<-/4l V<fl »"jI«- \'.Ki&iVIHfi, f< 1tillj/«fH\'

niltKj i\'dii /ijti \'I\'ll fji- f->-> ukJ^ü" m-lé/M-i "I-jv
Kxi truMffVii UiUluilwuJ «xw (iHTcjwifnIiu

\'111^ w>(\'|l o(rj< f.i\'J«i IIJ\'I.TIV ó- rUifUy 1

K^lvitHi wh*}«! t[i,vHunfit t«,i so rrwji\'ktj t)MKjf>\'iirl\'- S ri»fj»-n \'J <f\\

\'J\'iV. lol I /S frxj/^\'j \'jMjtnnid\'- "51 ty/Xf.l\'- 10 /\'j\'"!\'-» li«44fi\'}tijV\'\' •■(Ir\' IH«

U\'^UrfMdl «I VKHIH»- i*lyfi»*i\'ivj iMi Vilf //>)•« \'V/«» «»ali-^HifKj /*i fi" »iiw, /«i Icoti\',
Spcriih- iiiot/i}tti\\nu<iUvtjfkit Uj HmxIIm«!« i>l iw >■•-«•> \'.(kuuk} wii \'V- "rfii

RcijiUrdlH-hiKHlf-r: liu\'.\'/<i Atmhdl IMlti bV. iUmithf&^f SSil AF BI^H V^r>iHc• wtl\'^nniM-1-. .ijiivrdd\'j !<<-.• I

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 2s, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00, www.eurovetanimalhealth.com

/Inimal Health

-ocr page 131-

Vakliteratuur online toegankelijk

Miel Bingen

De ggg, ggl en ggp hebben in
samenwerking met de Universiteits-
bibliotheek Utrecht en de
knmvd
een selectie van toonaangevende
wetenschappelijke tijdschriften
toegankelijk gemaakt voor de leden
van deze groepen. Reden: het
ondersteunen van de vakinhoude-
lijke nascholing. Deze \'online
tijdschriftenbibliotheek\' is te
vinden op de website van de
knm vd,
een 21e eeuwse versie van wat ooit
eens de bij de oudere dierenarts
bekende circulatiemap was.

Nascholing blijft een belangrijk punt
in de diergeneeskundige wereld. Het
structureel bijhouden van de vaklite-
ratuur is daarbij van cruciaal belang.
Een struikelblok hierbij is het stevige
prijskaartje dat hangt aan het abonne-
ren op toonaangevende wetenschap-
pelijke tijdschriften. Bovendien
betekent het feit dat een praktijk een
abonnement heeft, niet dat net dat
tijdschrift met dat belangrijke artikel
ook echt altijd in te zien is.

Dit vormde voor de knmvd een
reden om gesprekken aan te gaan met
de Universiteit Utrecht om te zien in
hoeverre het mogelijk was de meest
toonaangevende tijdschriften voor
practici toegankelijk te maken via de

website van de knmvd. De ggg, ggl en
ggp op hun beurt ondersteunden het
project met het beschikbaar stellen van
expertise bij het samenstellen van de
lijst met tijdschriften en een financiële
bijdrage. Het resultaat is een unieke
online bibliotheek waar vanaf 15
januari 28 leidende tijdschriften \'full
text\' kunnen worden ingezien (voor
een lijst met titels, zie het kader op
deze pagina).

a tot z

Na ingelogd te hebben, komt de
bezoeker van de bibliotheek terecht
op een pagina met een lijst van A tot Z.
Bent u op zoek naar
In Practice! Door
de T aan te klikken komt u terecht bij

Online Tijdschi-iftenbibliotheek

B

4 E 11 E SST .va

Th« VM«tlnaf* ainics ol North America. Exotk Anima! Ptacti«

W « ««MM..* co««*..

The Vetednary Clinics of North America, Food Animal Ptaaice

The vetennarv amies of North America Small Animai Practice

veterinary Economics

]M«, 004J-4MÏ

The veterinary journal

De online tijdschriftenbibliotheek.

een lijst met titels beginnende met een
\'1\'. Op deze manier kunt u simpel en
snel het door u gewenste tijdschrift
vinden.

Om de toegankelijkheid van de
literatuur te vergroten is de biblio-
theek voorzien van een aantal
zoekfuncties. In de eerste plaats kan er
via het tabblad \'Zoek een tijdschrift\'
gezocht worden op titel van een
tijdschrift, uitgever en
issN-nummer
Belangrijker is echter de zoekfunctie
onder het tabblad \'Zoeken met
Pubmed\'. Hier kunt met behulp van
Pubmed een overzicht vinden van de
(bijna) volledige literatuur. Als u
gebruik maakt van deze functie zal u
dus een overzicht krijgen van artike-
len waarvan een beperkt deel, name-
lijk 28 titels, direct zijn te raadplegen
via de digitale bibliotheek van de
knmvd. Aan een derde zoekfunctie
waarmee u slechts de publicaties
binnen de online tijdschriftenbiblio-
theek doorzoekt, wordt gewerkt.

ggg, ggl, ggp, de Universiteits-
bibliotheek Utrecht en de
knmvd
hopen op deze manier een significante
bijdrage te leveren aan het toeganke-
lijk maken van professionele litera-
tuur en op die manier nascholing te
faciliteren. Wij wensen u veel lees-
plezier toe.

Mie! Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde

welke tijdschriften zijn
toegankelijk via de
website van de knmvd?
In de digitale bibliotheek die u
vindt op de website van de
KNMVD kunt u de volgende titels
raadlegen:

-American Journal of Veterinary
Research

- Equine Veterinary Education

- Equine Veterinary Journal

- In Practice

- Journal of dairy science

- Journal of feline medicine and
surgery

- The Journal of the American
Animal Hospital Association

- Journal of the American
Veterinary Medical Association

- Journal of veterinary cardiology

- Journal of veterinary diagnostic
investigation

- Journal of veterinary internal
medicine

- Journal of veterinary medical
science

- Preventive Veterinary Medicine

- Research in Veterinary Science

- South African journal of
animal science
-Theriogenology

- The Veterinary Clinics of North
America. Equine Practice

- The Veterinary Clinics of North

America. Exotic Animal Practice

- The Veterinary Clinics of North
America. Food Animal Practice

- The Veterinary Clinics of North
America. Small Animal Practice

- Veterinary Economics
-The veterinary journal
-Veterinary parasitology
-Veterinary pathology

- The Veterinary Record: Journal
of the British Veterinary Associa-
tion

- Veterinary research

- Veterinary surgery
-Vlaams diergeneeskundig
tijdschrift (Flemish veterinary
journal)

-ocr page 132-

Ik ben de heer Rasenberg erkentelijk voor
zijn ingezonden stukje \'Dierenarts uit zijn
ambt gezet\'
(tvd van 15 december 2008).
Blijkbaar vecht ik niet al jaren tegen
windmolens, maar bestaan ze nog steeds:
lieden met een dierenartsdiploma, die mijn
beroepsgroep omlaaghalen met hun
archaïsche opvattingen

Tijdens mijn lezing op een ggg-
najaarsdag, over die konijnen en cavia\'s
die steeds maar weer doodgaan ondanks
of dankzij \'behandeling\', heb ik bij veel
collega\'s de ogen geopend met de medede-
ling dat je bij de eigenaar geen respect
kweekt voor jouw handelen als \'professio-
nal\', noch voor hun huisdier als je zelf al
uitstraalt dat het niet meer is dan levend
speelgoed voor de kinderen. Vanuit die
optiek is er aan beide zijden geen draag-
vlak voor een succesvol en normaal te
honoreren onderzoek en behandeling.
Rasenberg illustreert het gevolg daarvan
zelf heel mooi als hij schrijft: "In ruim
dertig jaar... heeft nog nooit een hamster
of cavia gezond en wel mijn praktijk
verlaten."Ik denk dat hij in zijn geval
gelijk heeft als hij stek dat ze bij binnen-
komst al ten dode opgeschreven warenl

Er is tegenwoordig echter voldoende
kennis beschikbaar voor goede diagnos-
tiek, behandeling en \'client-education\'van
konijnen en knaagdieren.

De meeste cliënten die tegenwoordig
met hun konijn, cavia of hamster de
dierenarts bezoeken, zijn anders dan veel
dierenartsen, niet belast met een agra-
rische achtergrond, maar verwachten een
correcte behandeling van hun huisgenoot
en zijn ook bereid daarvoor te betalen. Een
succesvolle behandeling voor 1^0 euro
doet uiteindelijk minder pijn dan zinloos
gerommel tegen een \'knaagdierconsult\'-
tarief

Rasenberg vindt dit decadent en wordt
onpasselijk van de aandacht van het
Tuchtcollege voor \'iets met cavia\'s, een
hamster en een verdwaalde hond\'; ik word
daarentegen onpasselijk bij het lezen van
wat er tegen betaling wordt afgeprutst
met de aan een dierenarts toevertrouwde
patiëntjes.

Terecht maakt Rasenberg een vergelij-
king met de humane sector. Ook daar
worden fouten gemaakt, al zijn dat
volgens hem dan \'echte\'fouten, in
tegenstelling tot fouten die de met de
genoemde \'minor species\' worden
gemaakt. Er is echtereen verschil tussen
een (dieren)arts die een keer een fout
maakt, en een structurele knoeier. Had een
humaan arts een vergelijkbare casus aan
de broek gehad, dan had het hem waar-
schijnlijk niet alleen zijn of haar ambt
gekost.

Ik kan het me heel goed voorstellen dat
bij iemand die destijds vrijwel geen kennis
heeft meegekregen over \'minor species\'en/
of is opgegroeid in een milieu waarin
dieren slechts eetbaar of niet eetbaar
kunnen zijn, een zieke cavia al snel een
dode cavia wordt. Maar neem jezelf dan
serieus en blijf ervan af Wees zo professio-
neel zo\'n patiënt door te verwijzen naar
iemand die er wel iets mee kan. Dat is
goed voor het aanzien van de beroeps-
groep, het welzijn van de patiënt, het
vertrouwen van de cliënt en \'last but not
least\': het plezier in je werk
Fred van der Kolk,
Bussum

reactie van rinus rasenberg

Beste Fred,

Met mijn opmerking dat er in
dertig jaar geen cavia of hamster
levend mijn pand heeft verlaten, heb
ik je een makkelijke voorzet gegeven.
Maar heb je hem ook ingekopt, heb je

Jtrt.. P:-. i f - f?--

Er is voldoende kennis voor goede diagnostiek, behandeling en \'client-education\' van konijnen en
knaagdieren. (Foto: Maurits Bosgoed)

Ingezonden: Archaïsche opvattingen

gescoord? Door de dichte mist van je
verhaal heb ik het eerlijk gezegd niet
kunnen zien.

Terug naar het onderwerp van de
discussie. Ik heb alle stukken, die in
het tuchtcollege de revue zijn gepas-
seerd, gelezen. Ook ik word onpasse-
lijk. Want is het niet wrang dat alle
klagers (cavia, rat, hamster en hond)
juist door een buurtcollega op het
spoor van het Tuchtcollege zijn gezet?
Klagers hebben zelfs belastende
vernederende uitlatingen van de
buurtcollega opgenomen in hun
verslagen. In repliek en dupliek
graven de klagers zich steeds dieper in
hun loopgraven in. Of zijn het graven?
Zelden hoor je bij dit soort twisten:
"Zand er over." Het tv-programma
De
rijdende rechterlevert
ons daarvan
wekelijks het bewijs. Mijn vraag is:
prikt het tuchtcollege wel door de
hoog opgevoerde emoties van klagers
heen?

De klachtenambtenaar verklaart:
"Voor alle duidelijkheid wil ik hier
aanstippen dat aangeklaagde dieren-
arts niet wordt verweten dat hij niet
de juiste diagnose heeft gesteld. Maar
hem wordt verweten dat hij op geen
enkele wijze aannemelijk kan maken
op grond waarvan hij tot een
(waarschijnlijkheids)-diagnosekomt,

-ocr page 133-

als hij die al stelt. Hij wordt verweten
niet met de eigenaar te communiceren
over diagnose, welke behandeling hij
vervolgens heeft ingezet en wat de
prognose is et cetera et cetera."

Dit lezende, denk ik: "Heeft het
tuchtcollege nooit gehoord van een
diagnostische therapie?" En dan volgt
een opsomming per dier waarin de
collega te kort is geschoten wat betreft
communiceren. Ook zijn admini-
stratie klopte niet. Dit vanwege een
computerprobleem. Die miscommu-
nicatie noemt men \'onprofessioneel
handelen\' en dat vertaalt men in
\'veterinair onjuist handelen\'. Nu komt
de term \'slecht communiceren\' mij -en
misschien velen van mijn collega\'s-
heel bekend voor, maar is dat een

reden om een dierenarts uit het ambt
te zetten?

Ach, ik was vergeten dat ik een
brief aan jou schreef, beste Fred. Sorry.
Jij, man van afstand, met de \'up to
date\'-kennis en haast onuitputtelijke
diagnostische mogelijkheden, neemt
stelling tegenover de generalist, die
met het gezonde verstand, ervaring en
getrainde klinisch blik de zieke cavia,
hamster of rat tegemoet treedt. Het
Handhoek cavia en hamster wordt over
25 jaar vast weer herschreven. Zullen
de mannen van afstand van de
toekomst op hun beurt weer glim-
lachen om wat jij noemt "het geknoei"
van hun voorgangers? Mannen van
afstand zijn eenlingen, centrum-
spitsen. Ze hebben behoefte om te
scoren en bekommeren zich minder
om hun medespelers in het achter-
veld. Mannen van afstand hebben de
neiging zich te vervreemden van de
alledaagse praktijk. Zij vergeten dat
ook een generalist een dierenartsen-
diploma heeft behaald. Beste Fred: ik
heb de beelden nog eens goed
bekeken. Je hebt gescoord hoor! Maar
het doelpunt is afgekeurd vanwege de
mist. De scheidsrechter dacht gezien
te hebben dat je de tegenstander een
duw hebt gegeven. De grensrechter
meende daarentegen dat je buitenspel
stond. Het is ook altijd wat met \'een
man van afstand\'.

Rinus Rasenberg

Monique Meegens

Op 4 maart 2009 komt Chiara
Valtolina, Resident in Emergency
and Critical Care bij The Queen
Mother Hospital for Animals (
uk),
naar Nederland. Zij zal een lezing
verzorgen met als onderwerp \'De
internistische spoedpatiënt: de
acuut ingestorte hond of kat\'. Dr.
Valtolina behandelt deze patiënt niet
primair vanuit een internistische
invalshoek, maar vanuit een ander
perspectief: het specialisme spoed-
eisende hulp en intensieve zorg.

Instorting, of\'collaps\', is een van de
meest algemene beelden waarmee
kleine huisdieren bij de spoedeisende
zorg worden aangeboden. Het is een
aandoening waarbij onmiddellijke
aandacht vereist is, zodat men de beste
behandeling kan verzorgen om de
patiënt te stabiliseren. Collaps is een
uitdagend klinisch verschijnsel om te
onderzoeken omdat er in potentie een
groot aantal verschillende omstandig-
heden, medisch of chirurgisch,
verantwoordelijk voor kan zijn. De
meest algemene diagnoses bij collaps
zijn afwijkingen van het cardio-
vasculair systeem (hartziekten,
hypovolemie en ernstige anemie), het
ademhalingssysteem (longziekten en
longfalen), het neurologische systeem
en stofwisselingsstoornissen.
In deze lezing wordt besproken hoe
een collapspatiënt moet worden
benaderd, van de basale sortering en
beoordeling van de belangrijkste
orgaanssystemen, tot het secundaire
onderzoek en de vraag welke diagnos-
tische tests belangrijk zijn in een
spoedsituatie en kunnen helpen bij de
diagnose van de ziekte. De aandacht zal
vooral uitgaan naar een aantal alge-
mene aandoeningen die verantwoorde-

PEGD-lezing: Spoedeisende
hulp en intensieve zorg

lijk kunnen zijn voor collaps bij kleine
huisdieren: shock, anemie (met de
belangrijkste nadruk op de diagnose en
behandeling van
imha), hypoadreno-
corticisme, diabetische ketoacidose en
algemene en onbekende vergifti-
gingen. Elke aandoening zal worden
gepresenteerd in de vorm van een
praktijkgeval met behulp van een
probleemgeoriënteerde benadering.

De cursus vindt plaats van 14.00 tot
20.00 uur in de collegezaal van het
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren te Utrecht. De
kosten bedragen 150 euro, inclusief
\'proceedings\' en een broodmaaltijd.
Kijk voor meer informatie en/of
inschrijven op www.ggg.knmvd.nl
onder
pegd, hier bevindt zich ook het
overige cursusaanbod van
pegd.

pegd

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het departement Genees-
kunde van Gezelschapdieren van
de Universiteit Utrecht.

Monique Megens is namens ggg
betrokken bij pegd.

-ocr page 134-

Van 23 tot 25 april 2009 is het tijd
voor \'De Voorjaarsdagen\', het
jaarlijks terugkerende internatio-
nale evenement in de
rai te Amster-
dam voor dierenartsen. Het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
sprak
met de voorzitter van de congres-
commissie, Sebastiaan Donker, over
de veranderingen ten opzichte van
voorgaande jaren en hoe bezoekers
het meeste kunnen halen uit drie
dagen veterinair congres.

In r994 begon Sebastiaan Donker aan
zijn studie diergeneeskunde met als
differentiatiegebied de geneeskunde
van het paard. Hij werd lid van de
studentenvereniging usc, met als
onderdeel het actieve diergeneeskun-
dig gezelschap Cerberus. "Hierdoor
kwam ik al snel in aanraking met De
Voorjaarsdagen. Ik heb jaren mee-
geholpen als student waarbij de
baantjes varieerden van portier tot
taxichauffeur Het is voor studenten
een aantrekkelijk bijbaantje om op
een groot internationaal diergenees-
kundig congres te kunnen werken." In
2003 studeerde Donker af en in dat
jaar trad hij toe tot de congrescommis-
sie als fiscus. In 2008 nam hij de plek
van toenmalig voorzitter Paul van
Hooydonk over "Weer een nieuwe
uitdaging", aldus Donker Vanzelfspre-
kend staat er achter dit evenement een
volledig team van mensen die er vol
enthousiasme aan werken. "Samen
zorgen we ervoor dat op dit congres
wetenschap en industrie op de
perfecte manier kunnen worden
overgebracht op de dierenarts."

verbindingen

Het thema van \'De Voorjaarsdagen\'
2009 gezelschapsdieren is: \'It takes
two to tango\'. Donker: "Bepaalde
aandoeningen hebben vaak gevolgen
op een breder vlak dan één bepaald
orgaansysteem. Hoesten bij een hond
kan worden teruggevoerd tot een
internistisch probleem, maar kan ter
genezing een chirurgische behande-
ling nodig hebben." Op het congres
worden overlappende deelgebieden
belicht door sprekers, die van te voren
hun lezing op elkaar hebben afge-
stemd. Donker: "We hebben dit jaar
opnieuw fors geïnvesteerd in onze
sprekers. Er zijn verscheidene combo-
presentaties mogelijk gemaakt door
onze sponsoren. In deze lezingen
worden veel verbindingen gelegd met
de praktijk over de vraag hoe behande-
lingen beter op elkaar kunnen worden
afgestemd en hoe bepaalde problemen
met elkaar verband houden."

Dit jaar zullen de welbekende
Royal Canin Resident and Research
Awards en de korte voordrachten van
dierenartsen door het programma
verweven zijn. Hierdoor kan het
publiek tussen lezingen door gemak-
kelijk kennis maken met jong talent
op diergeneeskundig gebied. De
Boehringer Ingelheim Poster Award
zal door middel van stemming door
het publiek tijdens het congres
bekend worden gemaakt. Ook de
\'Value through innovation lectures\'
van Boehringer Ingelheim zullen
jonge veterinaire talenten de gelegen-
heid geven hun kennis naar voren te
brengen.

Het paardencongres heeft als
thema \'The
abc of the equine athletic
performer\'. "Ook hier worden de
problemen bij het paard vanuit
meerdere invalshoeken aangepakt".

Voorjaarsdagen 2009:
gezelligheid en nascholing

verklaart Donker "Heel praktisch is
het \'wetlab\' voor tandheelkunde in
samenwerking met de
beva."Je krijgt
\'cases\' om voor te bereiden, die zijn
steengoed, en vervolgens een kadaver
om direct praktisch te oefenen."

Ook de band met de Amerikaanse
collega\'s is uitstekend: opnieuw komt
er een grote spreker naar Amsterdam
om de \'State of the Art\'-lezing te
verzorgen. Donker: "Steven Reed is een
zeer gerenommeerde internist en
neuroloog en zal gedurende een hele
middag het neurologisch onderzoek
belichten aan de hand van een groot
aantal casuïstieken."
Een verandering in 2009 ten opzichte
van 2008 is de locatie van de beurs-
vloer De Voorjaarsdagen vinden nog
steeds plaats op de
rai in Amsterdam,
maar de beursvloer bevindt zich in
een nieuw gebouw: het Elicium, op de
eerste verdieping. "De zalen waarin de
lezingen gehouden worden en de
industrie bevinden zich allemaal op
dezelfde vloer" Op deze manier wordt
de beurs overzichtelijker en krijgen
alle standhouders een nieuwe plek.

praktisch

Uiteindelijk draait het op de Voorjaars-
dagen natuurlijk om kennisvergaring.
Donker: "Congressen zijn een manier
om efficiënt kennis en kunde tot je te
nemen en tevens verschillende
collega\'s te ontmoeten." Dit is belang-
rijk: voor dierenartsen geldt immers
geen verplichting tot continue
educatie. "Je mag ervan uitgaan dat
mensen die een wetenschappelijke
opleiding hebben gevolgd, niet hun
hele werkzame leven op informatie
uit de studietijd willen blijven teren,
maar zich nieuwe wetenschap en
technieken willen eigenmaken." Op
de Voorjaarsdagen houdt Donker zich
bezig met de organisatie van het
congres, maar dat weerhoudt hem er
niet van het wetenschappelijk
programma bij te wonen. De inhoud
van dit programma wordt kritisch
geselecteerd, moet \'up to date\' zijn en
gebaseerd zijn op degelijke weten-
schap. "Sommige ontwikkelingen
hebben de praktijk nog niet bereikt,
maar zijn toch relevant", stelt Donker
"Denk aan het stamcelonderzoek.

-ocr page 135-

Zullen we stamcellen in de toekomst
kunnen inzetten voor allerlei patho-
logieën uit de dagelijkse praktijk?
Moet je als dierenarts daarom nu al in
deze kennis gaan investeren? Of gaat
het nog jaren duren voor het tot
praktische toepassingen komt?"

Het doel van de Voorjaarsdagen
blijft dat het overgrote deel van de
lezingen direct praktisch toepasbaar
moet zijn. "Mensen moeten na de
conferentie naar huis gaan met iets
dat ze de volgende dag kunnen
toepassen in de praktijk." Het congres
biedt de bezoekers ook de mogelijk-
heid zich praktische vaardigheden
eigen te maken via workshops en \'wet
labs\'. Donker: "Op deze manier kan je
net aangeleerde vaardigheden direct
in de praktijk brengen."

interactie

Met behulp van technieken zoals \'key
voting\' bevordert de organisatie van
\'De Voorjaarsdagen\' interactie met de
sprekers. Donker spoort aan op de
Voorjaarsdagen niet te passief naar een
toespraak te luisteren, maar ook
werkelijk de vragen te stellen die
spelen in de praktijk. "Je kunt direct je
vragen stellen aan de specialist op het
vakgebied en dus naar huis gaan met
een antwoord." Donker wijst er op:
"Wat je uit het congres haalt, staat of
valt met je eigen gretigheid om bij te
leren.

Er bestaan nationaal en internatio-
naal al veel mogelijkheden tot
nascholing voor dierenartsen. "De
Voorjaarsdagen vormt een belangrijk
deel van de nascholing in de rest van
de wereld en probeert met haar
programmakeuze een brede maar ook
onmisbare positie in te nemen." Dit
jaar zal een aantal lezingen na het
congres niet alleen op papier via de
\'proceedings\' beschikbaar zijn, maar
ook op
dvd in beeld en geluid. "Mocht
je dus een interessante spreker gemist
hebben, dan is er de mogelijkheid de
lezing alsnog een keer te volgen."

gezichtspunten

Een van de redenen om de Voorjaars-
dagen te bezoeken, is natuurlijk het
ontmoeten van collega\'s. "Je kan
collega\'s vragen stellen die je niet kan
voorleggen aan een computer al
surfend over internet..." Op een
congres als de Voorjaarsdagen valt het
onderscheid in studiejaren weg. "Ook
als student of jonge dierenarts kun je
je voordeel doen door met dieren-
artsen te discussiëren die al veel
ervaring hebben." Maar het gaat
natuurlijk niet alleen om het vergaren
van kennis, het is tevens een sociaal
gebeuren. "De Voorjaarsdagen zijn een
soort driedaagse educatieve trip in
Amsterdam, die fiscaal aftrekbaar is."

producten

De tentoonstelling van de industrie is
een belangrijk onderdeel van de
Voorjaarsdagen. Donker legt uit: "De
industrie komt met nieuwe ontwikke-
lingen, die je kunnen helpen je
praktijkuitvoering te verbeteren. Er is
op de stands veel praktische kennis
aanwezig over vele veterinaire
producten of diensten en iedereen
deelt een heleboel fijne pennen uit.
Zoveel informatie in één ruimte, dat is
uniek voor Nederland." Op het gebied
van medicijnen, instrumentaria,
literatuur, automatisering, voeding.

supplementen, beroepsgroepen,
wetgeving, en andere congressen is
alles er te vinden.

Dit jaar zijn de openingstijden van
de tentoonstelling veranderd. "De
beurs opent later dan de lezingen",
verduidelijkt Donker "En aan het
einde van de dag gaat hij langer door
Het bleek dat de beursvloer in de
ochtend minder werd bezocht, maar
dat men \'s middags graag nog gesprek-
ken wilde afmaken."

toekomst

De Voorjaarsdagencommissie is nu al
bezig met de voorbereiding voor het
congres van 2010. Donker: "We
bezoeken congressen en onderhouden
nauwe contacten met universiteiten
om te zien waar de wetenschap
heengaat. We kijken wat tijdens vorige
edities de aandacht trok. En op basis
daarvan stellen we het programma
samen. We weten nu al in grote lijnen
hoe de Voorjaarsdagen in 2010 eruit
zullen zien." Het programma staat zo
lang van tevoren echter nooit voor 100
procent vast. "Je wilt flexibel blijven."
Eerst verschijnt het \'preliminary
program\'. "Dat viel voor deze editie in
december bij mensen in de brievenbus
en volgend jaar misschien zelfs
eerder."

Donker gelooft dat \'De Voorjaars-
dagen\' een mooie toekomst tegemoet
gaan. "Er komen nieuwe manieren om
kennis te vergaren, zoals via het
internet, maar op zo\'n congres, met
haar combinatie van wetenschap,
gemotiveerde collega\'s en industrie,
deel je in kennis en ervaring die je
nooit krijgt als je louter in de praktijk
achter je computer zit."

-ocr page 136-

Elektronisch
patiëntendossier voor
huisdieren

Er nu ook een elektronisch patiënten-
dossier voor huisdieren met een Dier-
pas. Dit is een unieke identificatiepas
waarmee het patiëntendossier van een
dier via internet kan worden geraad-
pleegd. Het is een initiatief van Dierge-
zondheidscentrum Boven-Veluwe uit
Wezep en Innovadis uit Enschede. Op
www.dierpas.nl kunnen diereigenaren
een Dierpas aanvragen en activeren om
te gebruiken bij aangesloten dierenarts-
praktijken. Wijzigingen en toevoegin-
gen tijdens consulten worden automa-
tisch in het dossier aangebracht. Alle
relevante medische informatie van het
dier is overal ter wereld via het internet
te bekijken. Dierpashouders kunnen op
deze manier met een gebruikersnaam
en wachtwoord inloggen in het dossier,
ook bij dierenartsen die niet zijn aan-
gesloten. Om de persoonlijke gegevens
te beveiligen tegen misbruik zijn een
aantal veiligheidsmaatregelen toege-
past. Er staan geen medische gegevens
op de chip, die worden bewaard in een
centrale, beveihgde database. Alleen
aangesloten dierenartsen hebben de
mogelijkheid medische informatie aan
het dossier toe te voegen.
www.innovadis.com

Easotic® voor otitis
externa

Virbac introduceert Easotic®, een
emulsie voor toediening in het oor bij
honden met otitis externa. Het bevat
drie werkzame stoffen: hydrocortison-
aceponaat voor snelle vermindering
van pijn en zwelling, en gentamycine-
sulfaat en miconazolnitraat die
effectief zijn tegen
Staphylococcus
intermedius
respectievelijk Malassezia
pachydermatis.
Bij de ontwikkeling
stond de gebruiksvriendelijkheid van
de toepassing centraal. Dit heeft geleid
tot een makkelijk te doseren en toe te
passen emulsie in een ro milliliter
\'airless\' flacon. De doseerpomp van
deze flacon levert met iedere pompslag
r milliliter product waarmee men
nauwkeurig kan doseren in iedere
positie van de hond. Onderzoek heeft
uitgewezen dat in het algemeen 0,5 tot
I milliliter product nodig is om de hele
gehoorgang te behandelen, ongeacht
ras of grootte van de hond. In de meeste
gevallen volstaat een behandelduur
van vijf dagen (één toepassing per dag).
Het gebruiksgemak in combinatie met
de korte behandelduur leidt tot een
goede therapietrouw, waardoor een
beter klinisch resultaat wordt bereikt.
www.virbac.nl

Handboek bedrijven met
melkrobots

Uitgeverij Roodbont en Vetvice
introduceren hun eerste praktijkboek,
genaamd
Robotmelken, geschreven door
Jan Hulsen. Opzet, organisatie en
management van melkveebedrijven
met melkrobots zijn immers wezenlijk
anders dan die van bedrijven met
melkstallen. Een rundveedierenarts
dient voldoende kennis en inzicht te
hebben in de optimale bedrijfsorganisa-
tie om een gesprekspartner te kunnen
zijn van de veehouder en diens andere
adviseurs. De hoofdstukken bespreken
achtereenvolgens het dagelijks werk, de
wekelijkse/maandelijkse activiteiten,
weten wat er gebeurt, en oriëntatie en
ontwerp. Steeds meer dierenartsenprak-
tijken gebruiken het als informatie-
materiaal bij advisering en cursussen.
De prijs bedraagt 24,90 euro.
www.roodbont.nl

Vetvice

stallenbouwadvies

Vetvice Stallenbouw is het eerste onaf-
hankelijke adviesbureau in Nederland
met hoogwaardige kennis van koeien,
koegezondheid, bedrijfsmanagement
en arbeidsefficiëntie. Het adviesbureau
adviseert en ondersteunt melkvee-
houders bij het maken van plannen
en tekeningen voor nieuwbouw en
verbouw van staUen, adviseert op on-
derdelen van stallen en stalinrichting.

begeleidt tekenbureaus en aannemers
om tot een optimale detailuitvoering
van de stal te komen, verzorgt lezingen
en trainingen en legt het fundament
voor dierziektebestendig management
met optimale werkwijzen en maximale
arbeidsefficiëntie (Vetvice-werkscan).
Dierenartsen kunnen worden getraind
op het gebied van stalinrichting voor
koewelzijn, gezondheid en arbeids-
productiviteit of kunnen Vetvice
vragen voor een lezing, ondersteunend
advies of een tweede mening. De
Vetvice-groep levert kennis, training en
advies op het gebied van koecomfort,
koegezondheid, koemanagement,
stallenbouw, werkorganisatie, arbeids-
efficiëntie en communicatie. De orga-
nisatie is actief in dertig landen. Het
huidige team bestaat uit acht dieren-
artsen en twee landbouwingenieurs. De
klanten zijn melkveehouders, en hun
adviseurs en toeleveranciers.
www.vetvice.nl

West-Nijlvirusvaccin
geregistreerd in
Nederland

Fort Dodge heeft als eerste een vaccin
tegen West-Nijlvirus geregistreerd:
Duvaxyn®
wn v voor paarden. Dit moet
dierenartsen en paardeneigenaren ge-
ruststellen, gezien de recente uitbraak
van de ziekte in Noord-Italië. Het risico
dat de ziekte ook in Nederland zal
uitbreken, neemt toe, met name voor
paarden die van en naar Zuid-Europa
worden vervoerd. Het West-Nijlvirus
was verantwoordelijk voor één van de
ernstigste arbovirusepidemieën in de
Amerikaanse geschiedenis met duizen-
den sterfgevallen onder paarden. Zulke
grote uitbraken zijn er in Europa nog
niet geweest. Wel is het van cruciaal
belang dat Europa op de ziekte is voor-
bereid. Er bestaat geen geneesmiddel
voor
wnv. Paarden kunnen de ziekte
met een agressieve ondersteunende
therapie overleven, maar sommige
houden permanente neurologische
schade. De ziekte kan niet van paard
op paard of van paard op mens worden
overgedragen.

(0800)455 55 54

-ocr page 137-

Eenvoudig en effectief gewichtsverlies

in slechts 8 weken.

22% minder lichaamsvet in slechts 8 weken doör:

• Een nieuwe revolutionaire vezeltechnologie om de verteerbaarheid te
verhogen, het verzadigingsgevoel te stimuleren en de energieopname
te verkleinen;

• Een geoptimaliseerd gehalte aan eiwitten om het verzadigingsgevoel
te stimuleren door secretie van cholecystokinine;

• Een unieke combinatie van hoge gehalten aan lysine en L-carnitine.

Neem voor meer informatie contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er
of bel de Hill\'s Veterinary Helpline op 0800-0222466.

vets\' no.1 choice"

Hill\'s

-ocr page 138-

Een flitsende start voor 2009

Het jaar 2009 is nog maar net van start of we kunnen het eerste succes al
benoemen! De digitale beschikbaarheid van internationale tijdschriften op de
relevante klinische vakgebieden is per 15 januari een feit!

In deze moderne tijd, waarin kennis bepalend is, kunnen de leden van de ggl,
de ggg en de ggf meerdere voor hun vakgebied relevante tijdschriften online
inzien op de website van de
knmvd. Vanaf nu dus niet alleen meer de verkorte
abstracts via PubMed, maar de feitelijke beschikbaarheid van het fulltext-artikel.

De leden van ggl, ggg en ggf kunnen nu hun kennis en kunde op niveau
houden door onder andere deze vorm van e-learning, in eigen tijd, in eigen
tempo, en volgens hun eigen specifieke behoefte. E-learning is een ontwikke-
ling die in het Verenigd Koninkrijk al enige tijd prominent zichtbaar is in al zijn
vormen en die ook in Nederland in de komende jaren een belangrijke rol zal
gaan spelen. De online tijdschriftenbibliotheek is slechts een eerste aanzet
hiertoe.

Overigens is het niet onze verwachting dat e-learning de meer traditionele
vormen van nascholing geheel zal vervangen. De traditionele zaal met deelnemers
zal niet verdwijnen. Een mix van beide vormen zien we ook in andere vakgebieden
tot ontwikkeling komen. De cruciale en breed gewaardeerde aspecten van
intercollegiale contacten en uitwisseling van kennis en ervaring, blijven ook van
groot belang.

Maar bent u lid van ggl, ggg of ggf, gaat u dan eerst eens naar de website
van de
knmvd, log in en bezoek de online tijdschriftenbibliotheek. Veel
leesplezier!

Ludo IHellebrekers, voorzitter, l.j.hellebrekers@knmvd.nl

O

RAADGEVERS
KUIJKHOVEN

De tijden veranderen... en v\\/ij ook

Al vanaf 2002 werken Raadgevers en Kuijkhoven intensief samen
in ons gezamenlijke volmachtbedrijf Raadhoven. Deze samenwerking
is zo succesvol verlopen dat wij hebben besloten haar uit te breiden.
Per 1 januari zijn wij volledig gefuseerd en gaan verder onder de naam
Raadgevers Kuijkhoven. In onze nieuwe samenstelling zullen wij de
specifieke kennis van onze doelgroepen en de kwaliteit van onze
dienstverlening nog verder gaan uitdiepen.

De tijden veranderen niet..
en wij ook niet

Persoonlijk contact en langetermijnadvisering blijven net zo belangrijk
voor ons als altijd. U houdt dan ook uw eigen adviseur en contactpersonen.

Het adviesteam Dierenartsen is u ook in 2009
graag van dienst: Philip Jaspers, Robert Meijer,
Albert Heeling, l^ariëlla Koot, Monique de Münk,
Desirée de Heus en Elvin van Buul

Wilhelminalaan 1-3
3732 GJ De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 252 54 10
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

-ocr page 139-

Johan Klein Haneveld

In een serie van vier bijdragen
presenteert het nieuwe bestuur zijn
ideeën over de vier belangrijkste
beleidsterreinen van de
knmvd. In
de tweede aflevering wordt ingegaan
op de rol van de dierenarts in de
maatschappij. "Dokter Vlimmen
bestaat niet meer en diergezondheid
is geen vrijwilligerswerk."

De meeste Nederlanders kennen de
dierenarts als behandelaar van hun
huisdier, stelt Arend Piebes. "De andere
rollen van de dierenarts binnen de
samenleving zijn echter net zo
belangrijk, met name die op het gebied
van volksgezondheid, voedselveilig-
heid en dierenwelzijn." Volgens het
nieuwe bestuur moet de samenleving
ervan kunnen uitgaan dat deze zaken
bij de dierenarts in goede handen zijn.
Lonneke Stark: "De dierenarts is een
moderne wetenschapper met een breed
kennisniveau die voor de samenleving
van groot nut kan zijn" Het gaat hierbij
nadrukkelijk niet alleen om de
praktiserende dierenartsen, maar ook
om dierenartsen die werken bij de over-
heid. "Als wij willen staan voor een
kwalitatief goede diergeneeskunde,
zullen we dat moeten uitstralen,"
betoogt Gerrit Hooyer. "Als bestuur
moeten we oog hebben voor de
\'voorlopers\' en ontwikkelingen op deze
gebieden meer stimuleren."

voorschriifrecht

Samenwerking tussen humaan en
veterinair werkende artsen is een
belangrijk aandachtspunt. Dat is niet
moeilijk te begrijpen. Arend: "60
procent van de infecties bij de mens is
afkomstig van producten van dierlijke
oorsprong en 75 procent van de
\'emerging diseases\' is een zoönose." Bij
uitbraken van voor de mens besmette-
lijke ziekten probeert de
knmvd
dierenartsen met de juiste kennis in
een adviserende rol te manoeuvreren.

"Ons doel is altijd om zo snel mogelijk
tot een maatschappelijk aanvaardbare
oplossing te komen." Daarnaast zorgt
de vereniging dat dierenartsen van de
laatste ontwikkelingen op de hoogte
zijn en weten wat er van hen wordt
verwacht. "Hoe ernstig een situatie ook
is," aldus Gerrit, "met de verstrekking
van feitelijke informatie kan de
knmvd
bijdragen aan het voorkómen van een
publicitaire hype."

Een belangrijk raakvlak tussen de
veterinaire en humane geneeskunde is
het gebruik van dezelfde antibiotica in
de twee sectoren. Lonneke: "Alle dieren-
artsen worden geacht op een goede
manier medicijnen voor te schrijven."
Dit voorschrijfrecht staat onder druk,
als gevolg van onder andere resisten-
tieproblemen, ook in de gezelschaps-
dierensector "Als beroepsgroep moeten
we laten zien dat we op een goede
manier met onze verantwoordelijk-
heid kunnen omgaan." Daar draagt de
knmvd aan bij door bijvoorbeeld een
zorgvuldig gebruik van diergenees-
middelen te bevorderen. Gerrit: "In
vier dierlijke sectoren zijn hiertoe
convenanten ontwikkeld. Aandachts-
punten zijn de ontwikkeling van
bedrijfsgezondheidsplannen per sector,
een centrale registratie en een overeen-
komst tussen veehouder en dierenarts,
met daarin duidelijk omschreven rech-
ten en plichten van beiden." Arend vult
aan dat dierenartsen die opvallen door
minder verantwoord voorschrijfgedrag,
daarop door de
knmvd zullen worden
aangesproken.

imago

Om de diverse bijdragen van de
dierenarts op de gebieden van dieren-
welzijn, resistentieproblematiek,
zoönosen en besmettelijke dierziekten
beter over het voetlicht te brengen, is
een proactief
pr-beleid nodig. "Vanuit
zijn opleiding en met zijn achtergrond
is de dierenarts op deze terreinen
veruit het beste en misschien wel het
enige aanspreekpunt", stelt Lonneke.
Elke kans moet worden aangegrepen
om te laten zien wat dierenartsen aan
kennis en ervaring in huis hebben.
Gerrit: "Dat doen we vaak door deel te
nemen aan werkgroepen of projecten
vanuit het bedrijfsleven of overheid.
Andere mogelijkheden zijn het
formuleren van standpunten, infor-
mele contacten en het deelnemen aan
discussiebijeenkomsten." De
knmvd
wil de komende tijd actief haar mening
over bepaalde kwesties naar buiten
brengen. Want, vindt Lonneke: "Elk
item in de media over een dier-
gerelateerd onderwerp waarin geen
dierenarts aan het woord is geweest, is
een gemiste kans." Een beter imago is
volgens Arend onder andere belangrijk,
omdat "we daardoor als dierenartsen
meer invloed krijgen op het voor ons
belangrijkste gebied: \'one health\', de
gezondheid van mens en dier" Maar
het geeft de
knmvd bovendien meer
kans een andere belangrijke doel-
stelling uit het beleidsplan te reali-
seren, meent Gerrit: "Namelijk de
verbetering van de sociaaleconomische
positie van de dierenarts."

Een nieuw bestuur:
Dierenarts en samenleving

De rol van de dierenarts in het
maatschappelijke debat wordt in de
toekomst alleen maar belangrijker
"De samenleving raakt vervreemd
van het zakelijk houden van dieren",
voorspelt Arend. "Tegelijk worden
gezelschapsdieren steeds meer als
gezinslid beschouwd." Lonneke: "We
zullen moeten nadenken hoe we
sommige ontwikkelingen in een goed
ethisch perspectief kunnen plaatsen.
Ook daar ligt een taak voor de
knmvd."
De komende jaren zullen bijvoorbeeld
in het teken staan van activiteiten op
het gebied van dierenwelzijn. "Dit zal
zich niet beperken tot de bedrijfsmatig
gehouden dieren", stelt Arend, "Het zal
ook de individueel gehouden dieren be-
treffen." Niet alles wat de
knmvd op al
deze terreinen onderneemt, zal echter
meteen in de openbaarheid kunnen
komen. Gerrit: "Sommige processen
vereisen veel geduld en een zorgvuldige
opbouw en planning. Het is onze taak
als bestuur om duidelijk aan te geven
welke richting we op willen."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 140-

C.A.A. (Kees) in \'t Veen

* 28 april 1942 -117 mei 2008

Op 22 mei 2008 hebben wij met familie en vrienden afscheid genomen van
onze collega en vriend Kees in \'t Veen. Kees was in veel opzichten een
bijzonder mens. Geboren op 28 april r942 in Hillegersberg heeft hij een lang
traject afgewerkt voor hij diergeneeskunde kon gaan studeren, van Mulo A,
middelbare landbouwschool. Mulo B en militaire dienst, naar de hogere land-
bouwschool en ten slotte naar de Universiteit Utrecht: diergeneeskunde. Hij
was een heel goede student die vrijwel altijd \'met genoegen\' zijn examens
haalde. Vrijwel direct na zijn afstuderen (in mei r974) solliciteerde hij naar
een functie als onderzoeksmedewerker bij professor Mol op het terrein van
de melkhygiëne. Dat was een enthousiasmerende tijd van het ontwikkelen
en geven van onderwijs en het verrichten van mastitisonderzoek met de
collega\'s van de buitenpraktijk. Op het oude Biltstraatterrein had hij in
gebouw Ar4 een van de mooiste kamers met uitzicht. Daar was hij tevens het
middelpunt van bijeenkomsten zoals het dagehjkse koffiedrinken maar ook
werkbesprekingen. Twee grote tegenslagen kreeg Kees in deze tijd te
verduren: zijn onverwachte hartinfarct en het opheffen van de afdeling
Melkhygiëne na het vertrek van professor Mol. In het kader van de zoge-
naamde
Tvc-operatie werd de melkhygiëne toegewezen aan de landbouw-
universiteit van Wageningen. Met grote moeite heeft Kees zich moeten
omscholen naar vleeshygiëne. Ook het moeten verlaten van zijn kamer was
heel moeilijk. Zijn enorme loyaliteit naar de vakgroep was kenmerkend voor
hem. Inmiddels was ook de afdeling Veterinaire wetskennis met professor
Vervoorn ingelijfd bij de vakgroep. Kees heeft heel veel betekend voor de
ontwikkeling van het onderwijs in de veterinaire wetskennis, tot aan zijn
pensioen. Onderwijsvernieuwing had altijd zijn volle aandacht, net als
persoonhjke aandacht en begrip voor studenten. Die waren erg op Kees
gesteld. Het onderwijs en de onderwijsvernieuwing in het vakgebied
Voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong werden gedurende meer dan
twintig jaar mogelijk gemaakt door de loyaliteit, de inzet en het enorme
plichtsbesef van Kees. Ook zijn inzet voor het practicumonderwijs en zijn
collegiale omgang met de practicumassistenten Ali en Sandor en natuurlijk
zijn goede vriend Ammerlaan mogen hier niet onvermeld blijven.

Kees was een groot dierenliefhebber, een perfectionist, zéér belezen, een
archivaris van tentamens, literatuur en boeken, een echte generalist op het
gebied van de diergeneeskunde met grote kennis en deskundigheid van de
agrarische sector Dat alles was meer dan zichtbaar aan zijn werkkamer in de
Barak aan de Yalelaan r/. Met de andere \'bewoners\' van de Barak
(vvdo,
ecceamst,
medewerkers proefdierkunde, paod) onderhield hij een warme
relatie. Zij vormden met elkaar een aparte cultuur binnen de faculteit
Diergeneeskunde.

in memoriam

Ondanks zijn slechte gezondheid bleef Kees een echte optimist. Tot aan
zijn vervroegde pensionering bleef hij een gewaardeerde vraagbaak voor
collega\'s en studenten. Kees was conservatief in opvatting maar uiterst
modern in uitvoering. Een warm mens, een \'einzelganger\' en verstokte
vrijgezel is er niet meer We zullen hem missen, maar hij zal voortbestaan in
de verhalen over hoe de
vvdo zich ontwikkelde tot Veterinaire volksgezond-
heid.

Frans van Knapen, PeerBijker

-ocr page 141-

PTIMALE VERZORGING

complete lijn voor hond en kat

Dechra

Veterinary Products

een jonge dierenarts gezelschapsdieren
met andere jonge collega\'s en een specialist discussiëren over je eigen patiënten
leren hoe je je communicatieve en management vaardigheden kunt verbeteren

iViP organiseert Interactieve Cursusavonden (IC-avonden) met als doel de jonge dierenarts
te helpen een brug te bouwen tussen de geleerde kennis en het dagelijkse praktijkleven.
In een informele sfeer worden casussen uit de praktijk besproken en wordt er aandacht
besteedt aan communicatie,management, coaching en intervisie.

De IC-avonden worden 6 x per jaar in de regio\'s Noord-Oost, Noord-West en Zuid gegeven.
Kijk voor het programma van de IC-avonden en voor meer Informatie op wjMsa^ivijuil

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Arentshorst, G.J.C; 2000 Gent; 3061 gm

Rotterdam, Jeruzalemstraat 41
Doornbos,mevr. W.M.; 2008; 3981
zl Bunnik,

Vletweide 20
Hall, mevr. Y.A. van der; 2005; 1657
av

Abbekerk, Lindenstraat 60
Jansen, mevr. Y.M.; 2008; 2665
bn Bleiswijk,

Eenhoorn i
Keizer, mevr. G.; 2008; 3769 Ti Soesterberg,
Apollo 218

Lange, mevr. T. de; 2005; 8332 gn Steenwijk,

Het Ravelijn 2
Loos, mevr. F.J.; 2008; 7521 oz Enschede,

Watermanstraat 18
Schoenmakers, mevr. A.H.J.; 2008; 5268
cg

Helvoirt; Udenhoutseweg 13
Stee, mevr. L.L. van, 2008; 3531
gj Utrecht, Van

Diemenstraat 28
Uiterwaal, J.P.; 2007; 47559 Kranenburg
nrw

Duitsland, Klever Strasse 19
Woude, mevr. J.W. van der; 2008; 3523
|k
Utrecht, Stormdijklaan 11

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Bie, mevr. L.L.J.A. de; 2007; 7207 pw Zutphen,

Bernhard Lievegoedstraat 90
Bont, Ede; 2000; 9723 cz Groningen, Vrijdal 19
Boersema, J.S.C.; 2008; 9988
rp Usquert,

Stationsstraat 2
Bouwman, mevr. M.; 2008; 5504
rl Veldhoven;
Turfweg 9

Broere, mevr. A.W.; 2008; 3243 lg Stad aan \'t

Haringvliet, Zeedijk 29
Colijn, mevr. P.A.; 2008; 3881
hc Putten,

Drieseweg45
Polmer, mevr. G.E.; 2008; 9901 cp Appingedam,

Stationsweg 29
IJzendoorn, J.M. van; 2008; 3582
pr Utrecht,

Saturnusstraat 6
Jong, mevr. G. de; 2008; 1333
xt Almere,

Middachtenlaan 93
Kars, mevr. V.J.; 2008; 2623
mx Delft, Fuutlaan
45-a

Klevisar, X; 1997; 4000 Krainburg Slovenia,

Nazorjevo 2
Klumpers, mevr. M.; 2008; 3553
eb Utrecht,

Amsterdamsestraatweg 455 - a
Meer, mevr. M.T. van der; 2008; 6686 cs

Doornenburg, Duisterestraat 37
Schuur, mevr. E.G. van; 2008; 3442
gg

Woerden, Lindenlaan 10
Steendam, mevr. M.; 2002; 3233
sb Oostvoorne,

Heveringseweg4i
Tesselaar, M.B.; 2004; 5527
ac Hapert,

Loonseweg 16
Theelen, M.J.P.; 2007; 4701
h w Roosendaal,

Kuiperstraat i
Vos, mevr. M.; 2008; 1621
kv Hoorn, Achterom
52-e

Waijers, P.H.J.; 2008; 5371 nl Ravenstein;

Heuveleindstraat 8
Wessel, mevr. M.T.; 2000; 7396
bz Terwolde;

Lage Kamp 15
Willems, J.; 2005; 3233
sb Oostvoorne,

Heveringseweg4i
Zweers, mevr. K.; 2008; 3522
bc Utrecht,
Rijnlaan 49 - bis

Als kandidaatlid van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:

Hoogeveen, mevr. H.C.; 3886 kg Garderen,

Doctor B.C. Bosstraat 43
Pelt, mevr. E.R.J.; 3521
ea Utrecht, Jekerstraat 5

-ocr page 142-

Voor het dierenartsenexamen van
9 januari 2009 zijn geslaagd:
Bokmans, mevr. A.M.
Deuren, mevr. B.A. van
Essen, mevr. E. van
Gelauf, mevr. J.S.
Gommans, mevr. C.A.G.
Groenevelt, mevr. M.
Ham, mevr. K.

Hensbergen, mevr. E.A.A.M. van
Hoogeveen, mevr. G.M.
Janssen, mevr. M.C.E.
Kerkhoff, mevr. S.M.P.
Kleijn, mevr. W.M.
Laméris, mevr. M.C.
Langerwerf, C.P.M.
Meek, mevr. S.J.
Reijntjes, T.
Roosjen, mevr. A.M.E.
Stee, mevr. L.L. van
Versteegt, mevr. M.
Vos, mevr. A.E.H. de

Overlijdensberichten:

Op 4 januari 2009 mevr. G.W. Baljet - Tiecken te
Haarlem

Op 5 januari 2009 H. van Rhee te Hoogeveen

lUBILEA

10 februari. Mevr. drs. M. van der Wal te

Mallorca (Spanje), 25 jaar
28 februari. Prof dr. E. Lagerweij te Bunnik,
50 jaar

28 februari, B. Reitsma te Sneek, 40 jaar
28 februari, B. Gerritsen te Steenwijk, 40 jaar

sluitingsdata voor kopi|

Aflevering I Deadline*
01-03-20091 maandag 116-02-2009
15-03-20091 maandag 102-03-2009
01-04-20091 maandag 116-03-2009
15-04-20091 maandag
I 30-03-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(|)knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

2009
Februari

3 Discussiebijeenkomst \'Dierenwelzijn:
kopzorg, kans of kerntaak voor de moderne
dierenarts. Sprekers onder andere Frank
Dales, Bernard Rolhn en Walter Winding.
Locatie: collegezaal Departement
Gezondheidszorg Gezelschapsdieren,
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht. Tijd:
16.00 tot 19.30 uur.
5-7 Symposium Dier, Wetenschap en

Maatschappij. \'Een kijkje in de glazen bol:
het proefdier in een veranderende wereld\'.
Gezamenlijk symposium afdeling
Proefdierkunde, Nationaal Centrum
Alternatieven voor Dierproeven en
departement Dier, Wetenschap en
Maatschappij. Registreren op
www.3rsymposium.org.

7-8 Congres ONCologisch Treffen 2009. Titel:
\'Urogenital tumours in dogs and cats: it takes
balls to treat them!\' Locatie;
kdk, Soesterberg.
Informatie: www.kankerbijdieren.nl.
11-12 Dutch Bovine Conference. Centraal
thema: de problematiek rond de verse koe.
Organisatie: Proveto. Locatie: Kontakt
der Kontinenten, Soesterberg. www.
dutchbovineconference.nl, telefoon: (06) 13

323538-

Maart

17-21 European Comittee of the Association of
Avian Veterinarians
(EAAv)-conferentie.
Locatie: Congreshotel Ter Eist te Edegem. Het
volledige congresprogramma, met het sociaal
programma, verdere informatie en het
inschrijvingsformulier kunt u terugvinden
op de website www.eaavbelgium.be.
19 Symposium 2009 \'Beroepsaansprakelijkheid
in de praktijk\',
knmvd in smaenwerking
met Proteq Dier en Zorg. Locatie: Van der
Valk, Houten. Programma, prijzen en datum
worden bekendgemaakt.
21 K9 Insight Out! Cogresdag over

endocrinologische problemen bij de hond
met David Church
(uk). Peter Graham (uk),
Sylvie Daminet (b) en Hans Kooistra (nl).
Locatie: Hoofdkantoor abn-amro,
Amsterdam.
24 Symposium
ggl-Boehringer: \'Hoe zeer doet
pijn?\'. Locatie: Mercure Hotel, Deventer.
Tijd: 13.00 uur tot 17.00 uur Aansluitend
alv van de ggl.
27 State of the Heart 2009: "Heart\' evidence:
putting
Science into practice\'. Locatie:
Grand Hotel Karei v te Utrecht. Aanvang:
09.00 tot 18.00 uur (inclusief lunch),
(uitverkocht)

April

2-5 British Small Animal Veterinary
Association
(bsava). Locatie: Verenigd
Koninkrijk.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2oog
Februari

5 Klinische avond Paard georganiseerd door
gd, Pavo en Virbac. Locatie: Stal Het Swarte
Paert in Hemrik (Noord).
10 Klinische avond Paard georganiseerd door
gd, Pavo en Virbac. Locatie: nhb Deurne
Helicon (Zuid).

18 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid.
Aanvang: i i.oo uur Locatie: Nationaal
Veeteelt Museum in Beers. Spreker: Collega
C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp.
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verleden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

19 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid. Aanvang
ii.00uur Locatie:Restaurant \'d\'Ouwe
Brouwerij in Diessen. Spreker: Collega

C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp.
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verleden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

19 Klinische avond paard georganiseerd door
gd, Pavo en Virbac. Locatie: Stal
Eurocommerce in Lochem (Oost).

Maart

3 Klinische avond Paard georganiseerd ioor
gd, Pavo en Virbac.Locatie: Stal IJsbraid
Cardon Den Hoorn (West).

4 Voorjaars alv en symposium ggp. Locatie
volgt.

12 Voorjaars Algemene Ledenvergadering 2009
ggg. Locatie volgt.

17 Voorjaarsbijeenkomst van de regio Zuid op
17 maart 2009 zal plaatsvinden. Locatie Best
Western Hotel Berkel - Enschot tijdstip
19.30- 23.00 uur

24 alv ggl. Locatie: Mercure Hotel, Deventer

28 Alumnidag faculteit Diergeneeskunde:\'Vet
grote installaties analyseren ieniemierie
deeltjes\' Locatie: Androclusgebouw, faculteit
Diergeneeskunde. Het is een middag-
progamma. Meer informatie volgt nog.

April

I Voorjaarsbijeenkomst Veterinair Histmsch
Genootschap: Nationaal Veeteelt Musum
te Beers.

Cursussen

2009
Februari

3 Cursus Toegepaste Statistiek. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3495 euro.
Inschrijftermijn en inlichtingen: De
inschrijftermijn eindigt op i november
2008. Nadere informatie en mogelijkieid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wurnl.
Tevens kunt u de brochure aanvrager, bij
Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Tel.: (0317) 48 40 93,
fax: (0317) 4265 47. Of stuur een e-mail:
info.wbs(3)wurnl.

lo-i I Tweedaagse cursus \'Hydrotherapie /oor
honden\'. Nascholing voor dierenartsen en
dierfysiotherapeuten. Theorie: dinsdag
10 februarie, 9.00 tot 16.30 uur in Barnjveld.
Praktijk: donderdag 12 februari of
\\Tijcag
13 februari in Kamerik. Kosten: 28c euro.
Opgeven kan via website
www.cursuscentrum.nl, of e-mail:
info@cursuscentmm.nl.

Maart

19 Symposium 2009; \'Beroepsaansprjkejjk-
heid in de praktijk\'. Op 19 maart 2009
organiseert de
knmvd in samenwerking
met Proteq Dier & Zorg een symposium dat
geheel in het teken staat van de vetennaire
beroepsaansprakelijkheid. Medio anuari
worden het programma, de prijzen en de
datum waarop de inschrijving wordt
geopend, bekendgemaakt. Wij houden u via
de website, nieuws-e-mails en het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde op
de hoogte.

24-25 Cursus \'Pluimveevoeding en

-management\'. Plaats; Wageningen. Kosten:
1095 euro. Inschrijvingen en inlichtingen;
De inschrijftermijn van de eindigt op 10
maart 2009. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vind: u op
www.wbs.wurnl.

31/3-3/4 International Course Advances in Feed
Evaluation Science. Locatie; Wagaiingen.
Kosten; 2795 euro. De inschrijftemijn
eindigt op 3 maart 2009. Nadere informatie
en mogehjkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wurnl.

-ocr page 143-

ANIMAL HEALTH

VET AQUADENT

de oplossing voor tandplak,
tandsteen
en slechte adem

= \\/irt>cic: :

Vacature Dierenarts Parttime Rotterdam

Wij zijn op zoek naar een enthousiaste, zelfstandige gezelschapsdierenarts wonende in
Rotterdam voor een goed geoutilleerde eerstelijnspraktijk. U moet bereid zijn om twee
dagen en één avond per week te werken en mee te draaien met de diensten. Interesse in
bijzondere dieren is een aanbeveling.

Uw reactie kunt u sturen naar info@dierenkliniekprinsenland.nl.

De Universitaire Landbouwhuisdieren Pralctijk "Westelijk Weidegebied" is een nieuwe dierenartsenpraktijk die per i april ontstaat uit een fusie
van Diergeneeskundig centrum Westelijk Weidegebied in Harmeien en de geprivatiseerde Buitenpraktijk van de faculteit Diergeneeskunde in
Utrecht. Deze praktijk heeft als kerntaken het verzorgen van onderwijs aan diergeneeskundestudenten, en het verlenen van topkwaliteit zorg aan
veehouders in de regio Utrecht. Door de hechte band met de faculteit Diergeneeskunde staat kennisontwikkeling centraal en is er veel ruimte
voor zorginnovatie en toegepast onderzoek. Doordat
u.l.p. "WesteHjk Weidegebied" b.v. zelfstandig is, opereert de praktijk als een moderne
onderneming voor diergeneeskundige zorg.

Per I april 2009 is er plaats voor een:

dierenarts-docent landbouwhuisdieren (m/v)
Functie inhoud:

In deze nieuwe onderwijspraktijk zoeken wij een dierenarts-docent die de volgende taken krijgt:

- Het participeren in de dagelijkse consultatieve praktijk.

- Het uitvoeren van bedrijfsbegeleidingen.

- Het geven van onderwijs aan co-assistenten.

- Het mede vorm geven aan het verder ontwikkelen van de bedrijfsdiergeneeskunde en bedrijfsanalyse.

- Het mede verder ontwikkelen van de voorbeeldfunctie van de u.l.p. voor studenten.

- Participatie in avond- en weekenddiensten.

Uw profiel:

Een gedreven ontwikkelingsgerichte dierenarts die wordt uitgedaagd door een kritische en leergierige werkomgeving. Een ondernemingsgezinde
dierenarts met oog voor kwaliteit, service en commercie. U beschikt over een onderwijsbevoegdheid of bent bereid die te behalen. Ook net
afgestudeerde dierenartsen worden uitgenodigd te solliciteren.

Wij bieden:

Een unieke dynamische werkomgeving met uitstekende ontwikkelingsmogelijkheden in een nieuwe landbouwhuisdierenpraktijk in de
nabijheid van Utrecht. U zult deel uitmaken van een ervaren team met uitstekende collegiale verhoudingen. Arbeidsvoorwaarden zijn conform
de
cao Dierenartsen in Loondienst en gericht op een langdurig dienstverband met goede primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.

Voldoet u aan het profiel en heeft u belangstelling?

Voor vragen kunt u contact opnemen met de heer R.L Been (0348442653). De sollicitatiebrief kunt u tot uiterlijk 20 februari richten aan:
u.l.p. Westelijk Weidegebied, t.a.v. R.L Been, Dorpsstraat 221a, 348r eg, Harmelen of per mail aan r.l.been(a>hetnet.nL

-ocr page 144-

d.a.p. Moergestel is een gemengde praktijk met paardenkliniek
waarin in totaal zeven dierenartsen werkzaam zijn. Eerste- en
tweedelijns activiteiten paard, veel fertiliteit (ook diepvries-Ki en
et), chirurgie (ook arthroscopie), orthopedie en keuringen (ook
mobiele röntgen), gebitsverzorging en ambulante praktijk.
Door het vertrek van een gewaardeerde collega zijn wij op zoek naar
een ambitieuze, hard werkende en communicatief vaardige

Paardendierenarts

met nadrukkelijk ervaring op fertiliteitsgebied.
Ambulant werk zal daarnaast een van de taken zijn. Bij gebleken
geschiktheid zijn er uitstekende toekomstmogelijkheden. Reacties
met cv bij voorkeur per mail naar info(a)dapmoergestel.nl.
Voorvragen kunt u bellen met drs. H. van Gils: 013-5131465.

Biedt zich aan:

Enthousiaste, zeer ervaren varkensdierenarts zoekt een team/
praktijk om samen de uitdagingen van de varkenshouderij aan te
gaan.

Uitgebreide ervaring in advisering van zeugen- en vleesvarkens-
bedrijven.

Goede commerciële vaardigheden, goede kennis van veevoeding.
Zeer groot netwerk.

U kunt uw reactie sturen naar het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 421, 3990 ge Houten, onder vermelding van nummer: 01/09.

^ In het samenwerkingsverband Gemert-Helmond zijn
Cf vijftien dierenartsen werkzaam. Wij werken vanaf
drie locaties. De praktijk is in hoge mate diersoort-
gedifferentieerd waarbij bijna alle diersoorten
bediend worden.

Voor onze locatie in Helmond zijn wij op zoek naar een:
fulltime collega voor de gezelschapsdieren.

Herken jij jezelf in de volgende eigenschappen:

- Zelfstandig, maar wel binnen een gemotiveerd team;

- Flexibel;

- Sociaalvaardig en representatief;

- Reële ervaring met eerstelijnschirurgie;

- Wil participeren in avond/weekenddiensten;

- Frisse ondernemersgeest.

Dan kunnen wij jou bieden:

- Een mooie locatie met een ruim pand in een goede buurt;

- Alle mogelijkheden om te groeien in het vak;

- Een uitstekend toekomstperspectief;

- Aanstelling kan op korte termijn;

- Salariëring in overeenstemming met ervaring.

Sollicitaties kan je richten aan Dierenartsenpraktijk Gemert-
Helmond, t.a.v. T. Franssen, Griffier Corstensstraat 6, 542
1 h p
Gemert.

Voor informatie kan je contact opnemen met: T. Franssen/
H. Koenen 0492 361402 of per email: info(|)dapgemert.nl.

Dierenkliniek de Hoekse Waard is een moderne goed
geoutilleerde gezelschapsdierenkliniek in het Nationaal
Landschap de Hoekse Waard. Vanuit de landelijke omgeving
is Rotterdam binnen vijftien minuten bereikbaar In
Rotterdam is heeft de kliniek een dependance.

Ons team is op zoek naar een collega voor 20-40 uur
Wij vragen

- Een ervaren collega om samen de praktijk verder uit te
bouwen.

- Een zelfstandige collega met teamgeest en interesse in het
vak.

Wij bieden

- Een uitstekend werkrooster

- Een uitstekend intercollegiaal dienstenrooster

- Een stimulerende werkomgeving.

- Een mogelijkheid (indien gewenst) tot associatie en/of
overname van de praktijk op termijn.

- Salariëring volgens cao dierenartspraktijken en aan-
vullende bonus.

- Ruime mogelijkheden tot het volgen van pao.

Uw sollicitatiebrief en cv kunt u voor i maart richten aan:

Dierenkhniek de Hoekse Waard

Oost Voorstraat 90

3262 |h Oud-Beijerland.

info(a)dklhw.nl.

www.dklhw.nl.

Dierenartsenpraktijk Stnole

Achtersloot 19 • 3401 NR • IJsselstein
0.W-688I28I

Dierenartsenpraktijk Smole Ijsselstein is een eerstelijnspraktijk
voor gezelschapsdieren die bovengemiddelde kwaliteit ambieert in
zowel vakinhoudelijk als klantgericht functioneren. Wij werken
met twee dierenartsen en drie paraveterinairen. Wegens vertrek van
een collega zoeken wij op korte termijn

een ervaren dierenarts gezelschapsdieren
voor 24 uur per week/tijdens vakanties fulltime

Functie-eisen

- Minimaal t,5 jaar aantoonbare werkervaring in gezelschaps-
dierenpraktijk.

- Zelfstandig kunnen functioneren in inloopspreekuren en regulier
operatieprogramma.

- Service- en marketinggerichte instelling.

- Goede communicatieve vaardigheden.

- Partiële participatie in weekend- en avonddiensten.

Wij bieden

- Zelfstandige functie eerstelijnsdiergeneeskunde.

- Een dienstverband voor 24 uur/week.

- Aanvulling met minimaal zes weken/jaar fulltime dienstverband.

- Collegiale, open werksfeer.

- Salariëring CAO-Conform.

Uitsluitend schriftelijke sollicitaties voorzien van curriculum vitae
binnen veertien dagen na verschijning van dit tijdschrift sturen naar
dap smole, Achtersloot r9,34or nr IJsselstein of naar
smole(a)kabelfoon.nl.

I

-ocr page 145-

tsen

"In vertrouwde handen"

Dierenkliniek De Langstraat in Waalwijk en dap Tussen Mark en Amer in Made hebben per i januari 2007 hun krachten op het
gebied van landbouwhuisdieren en paarden gebundeld in de nieuwe praktijk Dier-N-artsen. Deze jonge dynamische organisatie
heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Per i januari 2009 wordt de praktijk uitgebreid door overname van het rundvee-
gedeelte van de buurtpraktijk. We zijn mede vanwege deze ontwikkeling op korte termijn op zoek naar een:

Ondernemende enthousiaste rundveedierenarts (m/v)

Wij verwachten van de nieuwe rundveedierenarts:

- Kennis en kunde van de rundveediergeneeskunde met relevante ervaring zodat de eerstelijns zorg op topniveau kan worden
ingevuld;

- Ambitie om de rundveediergeneeskunde verder te verbreden/ verdiepen;

- Affiniteit met runderen en de veehouder;

- Ondernemersgeest: onze nieuwe medewerker is naast dierenarts ook een ondernemer die in staat is om de bestaande rundvee-
praktijk verder uit te bouwen, waarbij het resultaat zowel op diergeneeskundig als op het financiële vlak centraal staat;

- Uiteraard verwachten we uitmuntende communicatieve vaardigheden, teamgeest en bereidheid tot het uitvoeren van diensten
in de landbouwhuisdieren en de paarden (gewenst).

Wij bieden als nieuwe organisatie:

- Een dynamische werkomgeving met een frisse kijk op praktijkvoering;

- Ruimte om te ondernemen waarbij zelfontplooiing en initiatief wordt aangemoedigd;

- Een werkgebied met groeimogelijkheden, met mooie rundveebedrijven in een regio met agrarische toekomst;

- Een enthousiast team bestaande uit jonge en ervaren collega\'s die samenwerking van het grootste belang achten.

Sollicitaties kunt u richten aan Jan Pons, Dier-N-artsen, Eerste Zeine 112, 5144 am Waalwijk of pons(a)dierNartsen.nl

Utrecht University is a place of learning that offers many widely varying disciplines. Where different areas meet or overlap,
the developments are particularly interesting. At Utrecht University science never stops. Nor will your development.

Utrecht University urgently seel<s applicants w/ho can easily identify with this open, dedicated and muitidisciplinary culture. Currently,
we are looking for candidates for the following specific position:

» ASSISTANT PROFESSOR FARM ANIMAL REPRODUCTION

The Department of Farm Animal Health of the Faculty of Veterinary Medicine is searching for an assistant professor for the section
Reproduction. You will divide your time equally between the core activities clinically-driven research in the research program \'Biology of
Reproductive Cells\' (0.5 fte) and education and curriculum development (0.5 fte). Attracting external research funding, engaging with
several partners on matters relating to the field of Reproduction as well as the supen/ision of PhD students are parts of your job.
We are looking for a motivated candidate who holds a recognized DVM Diploma, a PhD degree in the field of Reproduction and is, ideally,
registered as diplomat of the ECAR, or has the abilities to acquire this status. We offer a full-time appointment for 2 years, with the
intention of providing a permanent position, subject to performance. Salary can amount to € 4,970.- gross per month on a full-time basis.

More information: Dr PL.A.M. Vos, head of the section Reproduction Farm Animal Health, -h31 30 253 1248/1155, -h31 617 477 445,
and Dr B.M. Gadella, program leader of BRC Farm Animal Health, -^31 30 253 5386.

Please visit WWW.UU.nl/vacancies for a complete job description.
//»: Science never stops_ universiteitutrecht

-ocr page 146-

KLINISCHE AVONDEN 2009

"Testosteronmanagement: androiogie in
de praktijk"
Drs. J. de Gier
"Wasvoorschrift bij huidproblemen: therapeutisch gebruik
van shampoo en lotion"
Mw. Drs. J.D. Sinke

donderdag 12 februari 2009 Golden Tulip Jagershorst Leende

woensdag 4 maart 2009 Van der Valk Hotel Wolvcga

donderdag 19 maart 2009 Van der Valk Hotel Ridderkerk

maandag 30 maart 2009 Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn

Vir^éicr

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Het inschrijfformulier is ook te downloaden via www.virbac.nt.

Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: info®virbac.nl.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw
met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst interessant.
Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multi-
disciplinaire cultuur.

De Universiteitskliniek Paard (UKP) is onderdeel van het departement Gezondheidszorg Paard. Het dierenartsenteam bestaat voor
de helft uit specialisten in verschillende disciplines of erkende paardendierenartsen, en voor de helft uit roulanten, specialisten in
opleiding (SlO\'s) en promovendi (AIO\'s). Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor ondenwijs aan toekomstige dierenartsen in alle fasen
van de studie diergeneeskunde. Daarnaast participeert de UKP in onderzoek van twee fundamentele onderzoekslijnen van de faculteit
Diergeneeskunde, te weten Tissue Repair en Biology of Reproductive Cells en in onderzoek in het kader van de ontwikkeling van
het vakgebied dat \'Advances in Veterinary Medicine\' genoemd wordt.

» 2 ROULANTEN

De UKP heeft in het voorjaar plaats voor 2 enthousiaste roulanten. Gedurende een eenjarig internship rouleert u over de disciplines
Ambulante Kliniek, Anesthesiologie, Heelkunde, Inwendige Ziekten en Voortplanting. Uw taken bestaan uit het in toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg en in bescheiden mate aan het onderwijs en het onderzoek. Na gebleken geschiktheid
kunt ü in aanmerking komen voor een vierjarig specialisatietraject als SlO. U bent als dierenarts afgestudeerd in de differentiatie
Geneeskunde van het Paard en/of u bent Erkend Paardendierenarts. Bovendien hebt u enige praktijken/aring en kunt u goed
in een team werken. Uw salaris bedraagt € 2.379,- bruto per maand in de eerste fase. De omvang van de functie is 100%.

Meer informatie; prof. dr. A. Barneveld, telefoon (030) 253 1350.

» DIERENARTS/JUNIOR DOCENT

De UKP zoekt een gemotiveerde dierenarts voor de uitbreiding van de Ambulante Kliniek Paard. Deze Ambulante Kliniek is verant-
woordelijk voor klinische (eerstelijns)werkzaamheden bij een eigen paardencliëntenbestand in het kader van patiëntgebonden
onderwijs aan co-assistenten uit het vijfde en zesde studiejaar. Na een korte inwerkperiode maakt u deel uit van het team van dieren-
artsen dat ook de avond-, nacht- en weekenddiensten verzorgt. U bent als dierenarts afgestudeerd in de differentiatie Geneeskunde
van het Paard en/of u bent een Erkend Paardendierenarts. Onderwijs geven aan co-assistenten betekent voor u een uitdaging,
evenals het vergroten en verdiepen van uw eigen kennis. Verder bent u enige tijd in de praktijk werkzaam geweest en een teamspeler.
Wij bieden in eerste instantie een aanstelling in tijdelijke dienst voor 2 jaar Verlenging van het dienstverband behoort tot de reële
mogelijkheden. Uw salaris bedraagt maximaal € 3.755,- bruto per maand. De omvang van de functie is 100%.

Meer informatie: dr J.B.A. Loomans of prof. dr. A. Barneveld, telefoon (030) 253 1350.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacatureteksten

Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 147-

EUROPEAN VETERINARY
CONFERENCE
voorjaarsdagen

PRELIMINARY DANS 20091 Vrijdag Friday 24 april -Zaterdag Saturday 25 april, Amsterdam

DANS 2009: Doe een stap vooruit op een nieuwe DANS!

Deze nieuwe DANS mag je niet missen! Speciaal voor alle dierenarts-
assistenten en paraveterinairen worden er tijdens de Voorjaarsdagen
de Dierenarts Assistenten NascholingS dagen georganiseerd.
Met een ruim aanbod van lezingen en practica over zowel gezelschaps-
dieren als paarden geneeskunde, kan iedereen een stap vooruit maken!

De lezingen zijn onderverdeeld in verschillende niveaus; De algemene
lezingen en de PLUS lezingen, die wat dieper op de stof ingaan.
Voor de DANS zijn er ook dit jaar internationale sprekers uitgenodigd.
Verleg je eigen grenzen door ook deze interessante Engelstalige lezingen
eens te volgen. Een nieuw onderdeel van de DANS is dit jaar de zoge-
naamde masterclass, dit is een interactieve sessie van twee uur.

Vrijdag gaat de DANS voor de gezelschapsdieren van start met onder
andere een lezing over orthopedie, waarbij de verschillende fracturen
en fixatietechnieken zullen worden besproken door Ceriel Maas.
In een lezing over voortplanting van de hond worden de dracht,
de bevalling maar ook loopsheid preventie doorgenomen. Na de pauze
is er een masterclass over kattengedrag onder leiding van kattengedrags-
deskundige/dierenarts Margit Bossard. Altijd al eens meer willen weten
over een goede behandeling van astma bij katten? Kom dan naar
de levendige en illustratieve lezing van Dr. P. Padrid! Giora van Straaten
zal de middag afsluiten met interactieve lezingen over braken
en regurgiteren bij hond en kat.

Op het gebied van paardengeneeskunde start de vrijdag met oogaan-
doeningen bij het paard door Anne Brunott en een lezing over inwendige
ziekten bij veulens doorTamarinde Laan. Komt stress/burnout ook bij
paarden voor? Ellen de Graaf-Roelfsema heeft hier onderzoek naar gedaan
en vertelt meer over dit onderwerp op de vrijdagmiddag.

Liever praktisch aan de slag? Wil je graag de theorie en de praktijk van de
anesthesie nog eens doornemen? Schrijf je dan in voor het anesthesie-
practicum gezelschapsdieren. Eerst de theorie opfrissen en dan zelf
oefenen met intuberen en het aansluiten van het anesthesieapparaat.
Ook op een goede manier onderzoek van urine en ontlasting doen in de
praktijk? Schrijf je dan in voor het laboratoriumpracticum microscopisch
onderzoek van urine en ontlasting op de vrijdag!

Voor beide practica geldt een beperkt aantal plaatsen, daarom is hier
een aparte inschrijving voor. Wacht niet te lang, want vol is vol!

Zaterdag start met een fantastische management sessie van Royal Canin
"Op dezelfde golflengte?" Deze dag staat verder voor de gezelschaps-
dieren in het teken van de bijzondere dieren. Nico Schoemaker zal alles
vertellen over urinewegaandoeningen bij kleine knaagdieren.
Anna Meredith vertelt watje beter wel en niet kunt doen bij het opvangen
van wilde dieren. Peter Hill geeft een overzicht van de belangrijkste ecto-
parasieten en huidallergieën bij honden en katten.
Het paardenprogramma op zaterdag zorgt voor veel afwisseling, voort-
planting paard, anesthesietechnieken bij het paard en gedragsproblemen
bij paarden. Stefan Cokelaere brengt je tenslotte op de hoogte over
de nieuwste behandelmethoden voor gewrichtsproblemen bij paarden.

Na het opdoen van al deze nieuwe kennis is het natuurlijk ook tijd voor
wat ontspanning! Dit kan onder het genot van een hapje en een drankje
op de industrievloer, waar de nieuwste ontwikkelingen in de diergenees-
kunde worden gepresenteerd. Ook nodigen wij jou uit voor de uitreiking
van de Hill\'s Veterinary Nutrition Academy Award.

Kortom: Een perfecte combinatie van nascholing en gezelligheid.
Schrijf je nu in en doe zelf een stap vooruit op deze nieuwe DANS!

Tot ziens in Amsterdam!

Marleen Jager

Een scherpe blik op het paardenoog

Anne Brunott,

Departement Gezondheidszorg Paard,
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Wie kent het niet: een paard heeft wat rood
geïrriteerd oogslijmvlies en er is een spoor van
pus-achtige ooguitvloeiing uit de ooghoek zicht-
baar. In de paardenwereld noemt men dit vaak
een "een kou op het oog". Er worden verschil-
lende huis-, tuin- en keukenmiddeltjes gebruikt
die in meer of mindere mate helpen. Over het
algemeen is een dergelijk oogprobleem vrij
onschuldig en gaat vaak vanzelf over, maar er
kan ook meer aan de hand zijn!

Bij een hoornvliesbeschadiging (cornea ulcer)
heeft het paard vaak andere klachten.
Een dergelijk cornea ulcer kan zich aanvankelijk
vrij onschuldig presenteren en met simpele
behandeling vlot genezen. Echter in een aantal
gevallen verloopt de genezing niet voorspoedig
en dient er snel en adequaat gehandeld te
worden om ernstigere problemen te voorkomen.
In het ergste geval dreigt zelfs het verlies
van het oog.

Hoe kunt u een oogprobleem nu goed inventari-
seren en welke diagnostische middelen zijn er?
Wanneer besluit men tot een intensievere
behandeling en welke opties heeft men?

En waar moet u nog meer aan denken? Is dit
praktisch haalbaar in de praktijken wat zijn
de randvoorwaarden? Hoelang zal een dergelijke
behandeling gaan duren en wat zijn de para-
meters? Wat kan men verwachten van het zicht
van het paard op den duur en kan het paard
dan ook nog optimaal functioneren?
Aan de hand van verschillende patiënten zal er
geprobeerd worden wat helderheid te geven
in de wereld van de oogheelkunde bij het paard
en dan in het bijzonder op het gebied van
de cornea ulcers.

-ocr page 148-

Sara Galac,

Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Last van veel drinken en plassen? Is je buik
wat dikker geworden (want eerlijk is eerlijk,
je eetlust is enorm en je probeert overal nnaar
wat te eten krijgen)? Ook last van kaalheid?

Je kunt geholpen worden! Stuur je dierenarts-
assistente naar deze lezing en je leven gaat
gegarandeerd veranderen!

Nieuws uit het Cushing land

Tamarinde Laan, De Lingenhoeve

Als het veulen op tijd wordt geboren, snel staat
en makkelijk in het uier van de merrie vindt,
slaakt menig paardeneigenaar een zucht van
verlichting. Logisch, als dat spannende moment
eenmaal voorbij is en het veulen goed ont-
wikkeld lijkt. En als het dier geen zuurstoftekort
heeft opgelopen tijdens de bevalling en vol-
doende antilichamen krijgt van mama, dan gaat
de zinsnede "goed begonnen is half gewonnen"
zeker op. Maar voordat het lieve dier is uit-
gegroeid tot een halfjaar oud veulen van 250 kg,
loeren er nog verschillende gevaren.

Aandoeningen bij veulens jonger dan 6 maanden.

In deze lezing komen aan de orde: het veulen
met "koliek", de blaasruptuur en heftige diarree
in de eerste levensdagen. Wat doe je eraan
en op welke valkuilen moet je letten? En wat als
het mesten niet wil lukken; het veulen met
meconiumobstipatie of andere (chirurgische)

Op dezelfde golflengte...?!

darmafsluitingen. Verder kent het veulen
verschillende specifieke longaandoeningen,
zoals bijvoorbeeld rhodococcus pneumonie.
Ook deze longaandoening zal in deze lezing
de revue passeren. De nadruk zal met name
liggen op de diagnostiek: algemeen klinisch
onderzoek, bloedonderzoek en echografie.
De intensieve verzorging van zulke veulens,
waar let je op en wat is in de praktijk mogelijk?
En natuurlijk de voorlichting aan de eigenaar.

Ellen Roosen, Feedback Training & Consulting

Op zaterdag ochtend 25 april vindt tijdens
de DANS wederom het Royal Canin Praktijk-
management seminar plaats. Het seminar
wordt verzorgd door Ellen Roosen van
Feedback Training & Consulting en heeft als
thema "Op dezelfde golflengte..?!" ledereen
heeft wel eens situaties meegemaakt waar de
communi-
catiestijl van de ander ervoor zorgde datje dicht-
klapte of zorgde voor irritatie. Bijvoorbeeld door
de breedsprakigheid of de traagheid.

Voor

ROY4LCkNIN

Waar dat vandaan komt en hoejijervoor kan
zorgen op dezelfde "golflengte" te komen van
de ander zodat de communicatie prettig
verloopt, komt in de interactieve workshop
aan bod. De kennis en vaardigheid kunnen
je helpen in lastige situaties met klanten of
collega\'s. Of misschien zelfs privé. Uiteraard
wordt één en ander aan de hand van allerlei
concrete voorbeelden behandeld en krijg
je handvatten hoe je er in de praktijk mee
om kan gaan.

Gedragsproblemen bij paarden: oorzaak en praktijkoplossingen

Na

Niesziekte en andere redenen
om te snotteren.

Tjerk Bosje, Dierenarts Specialisten Amsterdam

De R is In de maand en half Nederland snottert.
Hebben deze mensen niesziekte? Wat gebeurt
er als je je kat geen niesziektevaccinatie geeft?
Waarom is er geen niesziektevaccin voor
honden? Zijn er ook andere oorzaken voor een
verstopte- of bloedneus. Een lezing over
waarom snot groen is en andere slijmerige
wetenswaardigheden. Deze lezing is een must
voor mensen die tijdens het avondeten verslag
moeten uitbrengen over de DANS.

Van tracheastenting totthoraxdrains.
Benauwd in de wachtkamer.

Tjerk Bosje & Erik den Hertog,

Dierenarts Specialisten Amsterdam

De patiënt komt de wachtkamer binnen en je
ziet het meteen: deze hond/kat is stik benauwd!
Wat zie je, wat doe je? Een lezing van zestig
minuten over adembenemende aandoeningen
en hun oplossing.

"Van tracheastenting tot thoraxdrains" neemt je
mee op reis van je eerste indruk van de patiënt
(wat zie je, wat hoor je), de eerste hulp die je
kunt geven, tot de uiteindelijke oplossing
van het probleem. Dat lucht op!

Machteld van Dierendonck,

Departement Gezondheidszorg Paard,
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

De insteek van deze lezing zal zeer pragmatisch
en met praktische oefeningen doorspekt zijn.
Gedragsproblemen bij paarden komen vaak
voor, grotere en kleinere. Goede kennis van
de ethologie van het paard, kennis van zijn
motivaties, leervermogens en hoe hij de wereld
met zijn zintuigen "ziet" kan een heleboel bij
dragen aan het voorkomen / oplossen van
de grote en kleine problemen. In de veterinaire
praktijk komen er relatief meer problemen voor
omdat het paard er meestal een onaangename
ervaring ondergaat. Daarnaast is er een vreemde
omgeving en sociale isolatie van bekenden.

Burn-out bij paarden: feit of fabel?

Ellen de Graaf-Roelfsema,

Departement Gezondheidszorg Paard,
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Stressgerelateerde ziekten, zoals bijvoorbeeld
een burn-out, depressies en het overtrainings-
syndroom, worden steeds vaker onderkend bij
de mens. In de VS denkt men zelfs dat 70% van
de ziektes in het algemeen worden veroorzaakt
of verergerd door stress. Hoe zit dit bij het
paard? Komt een burn-out voor bij het paard?
Het overtrainingssyndroom is reeds beschreven
voor het paard, maar bij welke patiënten moet
u daar dan aan denken? En hoe stel je de
definitieve diagnose? Bestaat er een therapie?

Bovendien kunnen dieren op heel jonge leeftijd
al op de praktijk komen terwijl ze nog niet of
onvoldoende halstermak zijn. Om te begrijpen
waarom een paard reageert zoals hij doet
en wat je als paraveterinair hier aan kunt doen,
wordt besproken hoe een aantal veel voor-
komende problemen veroorzaakt worden,
wat de motivatie van het dier er achter is.
Het is hierbij met name van belang hoe
het probleem praktisch benaderd moet worden
om tot een veilige behandelingssituatie te
komen, waarbij er (dus) ook zo min mogelijk
stress voor het paard is. Waarom kan een paard
angstig zijn, hoe zie je het verschil tussen angst
en agressie, hoe kun je een paard kalmeren
en zorg je er voor dat hij bij de behandeling
ook kalm blijft etc.

De spreekster zal tijdens de lezing ingaan op
deze en andere vragen rondom deze twee stress-
gerelateerde aandoeningen waarbij de nadruk
zal liggen op het herkennen en de (on)mogelijk-
heden van diagnostiek bij het paard.

-ocr page 149-

Feline asthma and bronchitis

Phil Padrid, University of Chicago

The Ohio State University School of Veterinary

Medicine, USA

Asthma is a disease that occurs only in cats
and human beings.The primary problem Is
non-infectious inflammation and the result
is some combination of cough, wheeze and
exercise limitation. In some cases the symptoms
can be life threatening.Traditional therapy
includes corticosteroids and bronchodilator

Jeffrey de Gier,

Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Dracht en geboorte zijn onderwerpen waar-
over veel te vertellen Is en ook veel te vragen
door beginnende fokkers of In geval van
een gelegenheidsnest.

Om goede adviezen te kunnen geven aan
eigenaren over bijvoorbeeld de verzorging van
drachtige teven Is het van belang om kennis te
hebben over het verloop van de dracht.

drugs.These drugs are effective but can cause
significant adverse side effects. For the past
13 years we have been treating this disease with
inhaled medications which have the advantage
of not being absorbed into the blood stream
and thus not causing side effects seen with oral
or injectable medication. This lecture will use
videos of patients receiving inhaled medication
and specific instructions on how to administer
these medications to our patients.

Bijvoorbeeld over veranderingen van hormoon-
concentraties In het bloed en de ontwikkeling
van de embryo\'s.

Hoe en wanneer kan een dracht vastgesteld
worden? Het antwoord op die vraag Is niet zo
simpel als het op het eerste oog lijkt.
De geboorte bij de hond Is een langdurig
proces waarbij het soms lastig is om vast te
stellen wat normaal is en wanneer er van
een niet vorderende geboorte gesproken kan
worden. Met behulp van een aantal hand-
vatten is het mogelijk om daar meer structuur
in te brengen en de diereigenaar onderbouwd
gerust te kunnen stellen. Hoe is informatie te
verkrijgen over de toestand van de pups tijdens
de geboorte en wat zijn In algemene zin de
behandelingsmogelijkheden bij een niet
vorderende geboorte? Is een keizersnede altijd
nodig en wat betekent het doen van een
keizersnede bijvoorbeeld voor de binding
tussen moeder en pup?

Er gebeurt kortom veel tijdens de dracht en
geboorte en medewerkers van dierenarts-
praktijken kunnen een belangrijke rol spelen
in de Informatievoorziening daarover.

Wat gebeurt er allemaal tijdens de dracht en geboorte bij de hond?

Weight Management Clinics -
The role of the nurse

Shelley Holden, Nurse in Obesity and Metabolic
Health Science Small Animal Teaching Hospital,
University of Liverpool, United Kingdom

Obesity has become a serious problem for
animals in recent years and therefore as nurses
we play an essential role in assisting owners
to realise the problem and support them
through a weight loss programme.

During this presentation we will discuss the
reasons for Obesity and associated diseases.
We will look at how as nurses you can set up and
run successful clinics. When enrolling a patient
onto a weight management programme;
diet, exercise and behaviour should all be
considered and we will discuss how all these
can be implemented.

Embryo transplantatie bij het paard

Karin Hendriks-Onstein

Departement Gezondheidszorg Paard,
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

De toepassing van embryo transplantatie (ET)
bij het paard is de laatste jaren
explosief toegenomen in Nederland.
Echter veel mensen weten niet precies
wat ET bij het paard inhoudt.

Deze presentatie zal de volgende vragen
toelichten:

■ Wat is ET bij het paard?

■ Wat houdt het in, welke hormonen
en technieken worden toegepast?

■ Wat zijn de successen?

Gewrichtsproblematlek bij sportpaarden: Behandeling mogelijk?
Of einde verhaal?

Stefan M. Cokelaere,

Departement Gezondheidszorg Paard,
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

Kreupelheid Is één van de hoofdoorzaken van
gebruiksverlles bij sportpaarden. Gewrichts-
problemen zijn hierbij een zeer belangrijke
factor. Het is van belang dat mensen wat In-
zicht hebben en krijgen In het ontstaan van
gewrichtsontstekingen, de prognose of de
toekomst voor het paard alsmede de mogelijke

behandelingen. In alle takken van de paarden-
sport worden aan de paarden meer en meer
eisen en verwachtingen op vlak van prestaties
gesteld. Door deze evolutie zien we natuurlijk
meer en meer gewrichts- als ook pees-
problemen, die onze aandacht vereisen.
Onze rol als dierenartsen en mede ook jullie rol
als dierenartsassistenten is hierin van groot
belang. Een goed advies en communicatie naar
eigenaar en paard toe, kan in de sportcarriëre
van een paard een cruciale rol spelen. Meer en
meer worden paarden begeleid als menselijke
topatleten. Daarbij gaan sportbegeleiding en
diergeneeskundige handelingen hand in hand.
Wij, dierenartsen en dierenartsassistenten,
willen tenslotte dat paard een langere
en kreupelvrije toekomst kunnen bieden.
Tot op heden is er nog geen ultieme oplossing
die gewrichtsproblemen uit de weg kan helpen.
Naast de gebruikelijke medicamenteuze be-
handelingen die vooral de gewichtsontsteking
remmen, is de toekomst nu meer en meer
gericht op het herstel en de regeneratie van
het kraakbeen en zijn omgeving.
Mijn doel als dierenarts Is om jullie over al deze
aspecten meer duidelijkheid te scheppen,
zodoende jullie ook in het denkproces mee
betrokken worden. Want jullie willen dat paard
toch ook helpen en een mooie toekomst
bieden, of niet soms?

What bites dogs and cats? An over-
view of ectoparasites. What should
nurses know about allergies?

Peter B. Hill,

University of Bristol, United Kingdom

These lectures will cover some fundamental
aspects of canine and feline dermatology
that are relevant to veterinary nurses.
A knowledge of parasitic skin conditions Is
Important because nurses may be involved
in microscopic diagnosis of these diseases,
and may have to advise owners about the
advantages and disadvantages of various
treatments. Nurses may also become involved
in the care of animals with allergies, either
during diagnostic investigations, or whilst
they are receiving treatment.

-ocr page 150-

burr naar onze weosiie www.vuoijddriudytrn.eu
Hier kun je je online inschrijven.
Voor DANS practica is een aparte inschrijving
ivm. maximaal aantal deelnemers per practicum!

Voor meer informatie

Voorjaarsdagen secretatlaat:

Eurocongress International

Jan van Goyenkade 11,1075 NP Amsterdam

The Netherlands

T: 31 (20)6793411

F: 31 (20)6737306

E: info@voorjaarsdagen.org

Before

February 1", 2009

Full conference members (*) _^

Full conference _455

Full conference students 55

Day rate members (*) _215

Day rate__ _^

Day rate exhibition _^

Technicians Full conference _180

n Members ofNACAM (GGG), NEVA (GGP), WSAVA, FECAVA, AAEP, BEVA

After

February 1", 2009

Urinewegproblemen
bij kleine zoogdieren

Nico Schoemaker,

Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, departement Vogels en
Bijzondere Dieren, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

In de praktijk worden regelmatig konijnen,
cavia\'s en fretten aangeboden met problemen
die gerelateerd zijn aan de urinewegen.
Bij konijnen en cavia\'s speelt voeding vaak
een rol bij deze problemen.Tijdens deze lezing
zal daar aandacht aan besteed worden.
Tijdens de lezing zal tevens bij een aantal veel
voorkomende aandoeningen bij het konijn
worden stilgestaan. Hierbij valt te denken aan
syfilis en Encephalltozoon cuniculi. Naast het bespreken van de oorzaken
van de aandoeningen van de urinewegen, zal ook aandacht besteedt
worden aan de mogelijkheden van diagnostiek en hoe u, als assistent /
paraveterinair hier een rol bij kunt spelen. Afsluitend zal ook aandacht
besteed worden aan een aandoeningen aan de urinewegen van fretten.
De belangrijkste aandoening bij fretten heeft echter zijn oorsprong bulten
de urinewegen. Wilt u weten wat deze oorsprong is en hoe hier achter
te komen is, dan raad ik u aan om naar deze lezing te komen.

Voorkoming van de loopsheid van de teef:
wenselijk? En zo ja, hoe: operatief of medicamenteus?

Auke C. Schaefers-Okkens,

Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

De loopsheid van de teef Is voor veel eigenaren een wat lastige periode
met bloederige vaginale uitvloeiing, een teef die soms graag wil
ontsnappen en reuen voor de deur. Vele eigenaren zullen daarom met
vragen komen over het voorkómen van de loopsheld. Er zijn echter ook
andere, niet zo praktische, maar wel belangrijke zaken, die je moet weten
voor je kunt adviseren.Verkeerd advies kan namelijk veel gevolgen voor
de gezondheid van de teef hebben.

Wat voor invloed hebben de hormonen die een rol spelen bij loopsheid
en de periode daarna als de teef intact blijft? Zijn er nadelen als de
eierstokken worden verwijderd? Wat voor operatie heeft de voorkeur bij
het onvruchtbaar maken van de teef? Op welke leeftijd kan die operatie
het beste worden uitgevoerd?

Met wat voor hormonen kan de loopsheid worden voorkomen en
hebben die nadelen? Voordat je als dierenartsassistent een goed advies
kunt geven over loopsheid preventie aan de eigenaar, Is het belangrijk
hier veel over te weten.

Programma DANS

Braken en regurgiteren
Giora van Straaten

MIS]

14.00-15.00
Pauze

J^Ua

Paard

Respiratie

Endocrinologie

Feline asthma and bronchitis
PhillPadrid

What bites dogs and cats?
An overview of ectoparasites
Peter Hill

Anesthesie practicum
Inhalatie anesthesie;
theorie en praktijk

Urinewegproblemen
bij kleine knaagdieren
Nico Schoemaker

Weight Management Clinics
The role of the nurse

Vrijdag 24 April

Laboratorium

Voortpianting

10.00-11.00

Cardiologie
Niek Beijerink

Kattengedrag in de praktijk

Practicum microscopie
Urine/ ontlasting onderzoek

Wat gebeurt er allemaal tijdens
de dracht en geboorte bij de hond?
Jeffrey de Gier

Een scherpe blik op
het paardenoog!
Anne Brunott

Pauze
11.30-12.30

Looks like it\'s broken. It\'s really broken.
It\'s really really broken...\'Fracturen bij
gezelschapsdieren.
CerielMaas

Margit Price-Bossard
stemkastjes

Leica Microsystems

Voorkoming van de loopsheid
van de teef: v^nselijk? En zo ja,
hoe: operatief of medicamenteus?
Auke Schaefers-Okkens

Aandoeningen bij veulens
jonger dan 6 maanden
Tamarinde Laan

Pauze

Management

Persoonlijke ontwikkeling
van de dierenarts assistent
Pascalle Fuchs

Oogheelkunde

Laboratorium

Gastroenterologie

Paard

Inherited eye diseases
in dog and cat
Mike Qavidson

PracticuPD microscopie
Urine/ ontlasting onderzoek

Burn-out bij paarden:
feitoffalJel?
Ellen de Graaf-foelfsema

Gastroenterologie

Nieuws uit het Cushing land!
Sara Oalac

Embryo transplantatie

bij het paard
Karin HendrikiOnstein

Zaterdag 25 april

IIJU

10.00-n.00

mai loy V« ■ ft

Op dezelfde golflengte...?!

ROMLCKNIN

Ellen Roosen
Royal Canin

Niesziekte en andere Anesthesie practicum Anesthesietedinieken
redenen om te snotteren Inhalatieanesthesie; bij het paard
Tjerk Boije theorie en praktijk Thijs van loon

Pauze 1

n.30-12.30

Van tracheastenting tot Gedragsproblemen bij paarden:
thoraxdrains. Benauwd in
les Akkerdaas oorzaak en praktijloplossingen

de wachtkamer. de Nijs instruments Machteld van Derendonck
Tierk Bosje/Erik den Honoa

Management

Bijzondere dieren

Anesthesie

Dermatologie

Paare

Gewrichtsproblemitiek bij sport-
paarden: Behandel ng mogelijk?
of Einde venaal?
Stefan Cokilaere

Pauze

What should nurses
know about allergies?
Peter Hill _

Wildlifelriage
and decision making.
Anna Meredith

Rugproblemen Dij paarden
Veronique Swacenmakers

les Akkerdaas
de Nijs instruments

Shelley Holden

Please note that most of the sessions will be presented in Dutch without translation.

Practicum; Aparte inschrijving!

PLUS

I Masterclass

I Engels

www.voorjaarsdaqen.eu

-ocr page 151-

RISICO\'S REDUCEREN BEGINT MET
TOEKOMSTGERICHT VACCINEREN

Goed nieuws voor katten die alles uit hun 9 levens willen
halen. De vernieuwde Nobivac® vaccinreeks voor katten
biedt nu een geregistreerde immuniteitsduur van 3 jaar
tegen kattenziekte én rabiës. Deze langere immuniteit
brengt een nieuwe horizon in beeld voor praktijken die
doelgericht, lees toekomstgericht willen vaccineren

Wilt u het nieuwe Nobivac® vaccinatieschema bij u in de

praktijk introduceren? Neem dan contact op met uw Rayon

Manager of bel Intervet/Schering-Plough Animal Health

Nobivac Tricat Trio: Actieve immunisatie van katten vanaf de leeftijd van 8-9 weken tegen feline calicivirus (FCV), feline herpesvirus type 1 (FHV) en
feline panleukopenie virus
(FPLV)- Contra-indicaties: Niet gebruiken tijdens dracht en lactatie. Bijwerkingen: Een lichte, pijnlijke zwelling op de
injectieplaats, een lichte verhoging van de lichaamstemperatuur (tot 400 en soms niezen, hoesten, neusuitvloeiing en sloomheid of verminderde eetlust
kunnen gedurende 1-2 dagen voorkomen.
Registratie: AEG NL 10471 UDD. Zie voor volledige Informatie de bijsluiter

-ocr page 152-

Verbeten voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van
de ovulatie in cyclische nnerries gedurende het dekseizoen.

O Geeft u de controle;

O Minder her-insenninaties;

O Vermindert liet aantal onderzoeken en scans;

O Helpt u uw tijd beter in te plannen en

efficiënter in te delen tijdens het drukke dekseizoen.

Product: Ovuptant* 2,1 mg implantatletabletten voor paarden (rr^erries). Werkzaam bestanddeel: elk implantaat bevat 2,1 mg deslorellne (als desloreilneacetaat)
Doeldlenpaarden. Indicaties voor gebruik: zoötechnische behandeling voor het induceren van de ovulatie binnen de 48 uur, tijdens de oestrus bij merries met
een normale cyclus, met een ovariële follikel meteen diameter van meer dan 30 mm. Wijze van gebruiken toedieningswegten): lees vóór gebruik de bijsluiter.
Subcutaan gebruik. Eén implantaat dient subcutaan in de hals van een merrie worden geplaatst vnanneer een follikel aanwezig is die ontwikkelt tot een diameter
van meer dan 30 mm.Tljdens een bepaalde bronsttijd mag slechts één (1) implantaat per merrie worden geïmplanteerd. Het biocompatibele implantaat wordt
geabsorbeerd en hoeft niet te worden verwijderd. Contra-indicaties: niet gebruiken tijdens de dracht. Bijwerkingen: bij sommige merries werd een gelokaliseerde
zwelling en lichte mate van fibrose op de plaats van implantatie waargenomen, gepaard gaand met een licht toegenomen gevoeligheid bij aanraking en een .
verhoogde huidtemperatuur. Sommige merries kunnen na gebruik een verhoogde dioestrus ervaren. Speciale waarschuwingen: niet gebruiken als de foliezak
stuk is. Uitsluitend voor subcutaan gebruik bij merries. Niet gebruiken bij paarden bestemd voor de productie van melk of menselijke consumptie. Niet proberen
om het implantatiehulpmiddel opnieuw te gebnjiken. Speciale voorzorgsmaatregelen bij toediening en bewaring: zwangere vrouwen mogen het diergenees-
middel niet toedienen. Als het diergeneesmiddel in aanraking komt met de huid, dient u de blootgestelde plaats onmiddellijk met zeep en water wassen.
Bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 "C. Kanalisatiestatus: uitsluitend voor diergeneeskundig gebaiik. Registratie nummer: REG NL 100289. Verdere informatie
is op aanvraag verkrijgbaar bij Dechra Veterinarjr Products Smederijstraat 2,48t4 DB Breda. Telefoon: 31 (0) 76 531 79 77. info®>dechra-nl.com

Smederijstraat 2 4814 DB Breda T: 31 76 531 79 77 info@dechra-nl.com

Dechra

Veterinary Products

-ocr page 153-

deel 134 • aflevering 4 • i5 februari 2OO9

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

I

Case report: Maligne
thymoom en uterus-
carcinoom in een konijn

Zout: een braakmiddel
met mogelijk fatale
gevolgen

Erfelijke nefropathieën bij
de hond

Kandidaten gezocht voor
de ledenraad van de
knmvd!

g^^j^-^^^lii^l^tó in

koninklijke nederlandse maatschappii voor diergeneeskunde

-ocr page 154-

Surolan en Otoclean

Kampioenen in oorbescherming!

Wist u dat polymyxine B en miconazole een synergetische
werking hebben bij de afbraaic van de bacterieceiwand?

^ bij Gram-positieve én Gram-negatieve bacteriën
^ geen inductie van piasmideresistentie

Otoclean

i

Fe

de beste keuze bij eerstelijnsbehandeling
van otitis externa

SUROLAN Oordruppels ter behamleling »an oor- en hrjldinfecties bil honOeri en katten, Samenslellina: miconaiolnitraat, prednisolonacetaat, polymlxine B-sultaat, Diersoorten; hond en kat. Indicaties: -Otitis met name: ■ bactenele Otitis .eroorzaakt door SSp/iyteoccosspp Slwplocxctissm Pstadonmas
spp.a/,e„to«.™,co6s,;nM®5,eroorzaaktdoor»n:Kp^^

PseuHooioms spp, Mmto rt; > myootiSChe dermatitis veroorzaakt door Mms»™ spp., Thchomtm spp, CaMid, spp., Ualasse^ii paclvdermats. Dosering en »i)ze .an toedieninj: On,n: na het reinigen «an de gehoorgang, t.eemaal pe, dag, enkele droppels Sorolan in het oor aanbrengen Om eei
goede .erdelmg yar, het preparaat te yerkr,gen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden, »«tweemaal per dag worden enkele droppels Sorolan op de letsels aangebracht en goed ingewre.en, Oe Pehandeling moet zonder onderbreking gedorende enkele dagen na het yerdwijnen «an de symotmen
voortgezet worden, In sommige gevallen kan een behandeling «an 2 a 3 weken noodzakelilk zijn. Oe behandeling van Otodectes cynotis is 2 v«eken (zie Micatiesl, Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen, Registratienümmer België: 2S78F12 - Nederland: BEG NL 3153; UDA,

OTOCLEAN\'Oorreinigingsmiddel voor honden en katten. Samenstelling; Salicyzuur (2,32 mg), propyleenglycol, polyglycol, etho»»dlglycol, gereinigd water, glycerine, melkzoor, cucumis sativus, Cetraria islandica, mimosa tenuitlora, oliezuur Eigenschappen- OTOCLEAN» beyat keratolytlsche oorsn.«r
oplossende, verzachtende, Hygienische en hydraterende bestanddelen die het product buitengewoon geschikt maken yoor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat, doordat het de gehoorgang vrijhoudt van vuil en oorsmeer Dosering- Gebruik OTOCLEAN* in beid.
gehoorgangen van de hond resp, kat. Breng voldoende aan, afhankelilk van de grootte van het dier; > Bij grote dieren moet «oor elk oor een «esje (5 mi) worden gebruikt, ■ Bij middelgrote of kleine dieren kan de Inhoud van een (lesje over beide oren worden verdeeld Voorzorgsmaatregelen- Uitsluitend
voor uihvendig gebruik. Vermijd contact met de ogen Bewaren beneden 30\'\'C, Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.

^JANSSEN

^^ ANIMAL HEALTH

de oorreiniger met beste
ceruminolytische werking

-ocr page 155-

Interessant nieuws

Staat er geen interessant nieuws in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde! Kom
nou! Er is altijd wel wat te leren, ook deze keer Zo heb ik de afgelopen jaren
blijkbaar reeds enkele malen mijn hond onbewust en onbedoeld geprobeerd te
vergiftigen! Ik heb zo\'n bastaard retriever/Belgische herder-combinatie die
slechts één doel in zijn leven heeft, en dat is eten. Dat hij zich daarbij niet alleen
beperkt tot zijn brokken moge duidelijk zijn. Regelmatig eet hij dingen die niet
bedoeld zijn voor een hond. Zo ook laatst toen ik een groot pakket met choco-
lade had ontvangen van een bevriende collega uit Italië. Ik was even de kamer
uit en mijn hond had al voorgeproefd. Nu kunnen grote hoeveelheden choco-
lade bij de hond tot ernstige intoxicaties leiden, dus wilde ik hem laten braken.
Wat doe je dan als niet praktiserend dierenarts, zonder apomorfine in huis?
Juist, ja: zout toedienen. Eén keer helpt natuurlijk niet, dus meerdere keren.
Goed, mijn hond heeft het overleefd, maar na het lezen van het stukje in de
rubriek \'Voor de praktijk\' in dit nummer zal ik dat niet meer doen. Mijn hond is
de schrijvers dankbaar...

Alhoewel de mogelijkheid van het online lezen van verschillende weten-
schappelijke tijdschriften pas recentelijk beschikbaar is gekomen, zijn diverse
collega\'s al razend enthousiast over deze mogehjkheid van nascholing.
Opmerkingen als "Eindelijk waar voor ons geld" zijn al gevallen. Nu is dit
natuurlijk weer sterk overdreven, want de
knmvd en haar groepen doen al heel
veel voor u. Wist u dat niet en wilt u zich daar misschien eens wat nader in
oriënteren, lees het stukje over de ledenraad van de
knmvd en meldt u aan als
kandidaat!

Over nascholing gesproken: de Groep Geneeskunde van Gezelschapsdieren
en het departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren hebben definitief
samen de verantwoordelijkheid op zich genomen om de nascholing te organi-
seren na het wegvallen van
paod. De samenwerking is besloten in een speciale
stichting. Meer hierover kunt u ook weer lezen in dit nummer en op de website.
Daarnaast beveel ik van harte de
CGL-Column aan van collega Karin van
Heuven-van Kats, waarin zij schrijft over verplichte nascholing en post-
operatieve pijnstillingbij landbouwhuisdieren.

KNMvD

Dus wie zegt er nu dat er niets interessants in het Tijdschrift staat? Kom nou!

Erik Teske

-ocr page 156-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.PM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Drs. H. Geertsen (algemeen directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (communicatiemedewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. H. Geertsen

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. L.J.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.I.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. I.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.PC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 51 r 606 ten name van de k n m v d ,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30,3 500 AA Utrecht, nr. 5 5 50 48 861 en c en
e
bank n.v., Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.
69 93 6r 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
25r6BcDen Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
t oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 157-

Deel 134 • Aflevering 4-15 februari 2009

Case report: Maligne thymoom en uteruscarcinoom in een konijn

MJ.M. Dirven, J.M.M. Cornelissen, Th.S.G.A.M. van den Ingh en
R.f.T. van derLuer

wetenschap

146

Zout: een braakmiddel met mogelijk fatale gevolgen

Nelleke Offereins, Wendy Veling, Erik den Hertog en Tjerk Bosje 154

Erfelijke nefropathieën bij de hond: moleculair genetische studies van
Noorse honden en Engelse cockerspaniëls

A.C. Wiersma 158

praktiik in bedrijf

knmvd

rubrieken

Emzoo: naar een humaan-veterinaire aanpak van zoönotische

bedreigingen Merel Langelaar, Marieta Braks en Joke van der Glessen 162

Gesignaleerd Carolien de Jager 166

Ingezonden: \'De Hollandse Ziekte\' Rudi Plasschaert 168

Reactie op ingezonden brief Joke van der Glessen 168

Ingezonden: Droogstandinjector B. Hietberg 170

Reactie op ingezonden brief A. Jelsma 170

Uitgelicht: bundel ziekteverslagen 170

De schuttershouding, niet alleen om te schieten! Ingrid Kors-van der Vlugt 171

Jong geleerd, oud gedaan Myrthe Wessel 171

Dierverwaarlozing een gezamenlijke zorg? S.J de Groot en J Veling 172
Dierenartsen kunnen strafbare feiten anoniem melden
S.B. Post en

S.J de Groot lys
bpw organiseert trainingen functionerings- en beoordelings-
gesprekken
H.A. Beijer 177
A u V voorzitter Michel Brinkhoff overleden
Rens van Dobbenburgh 177
Verbeter de veiligheid in de praktijk: snel, eenvoudig en digitaal
Harm

Haverkamp 178

bpw introduceert sponsorschap H.A. Beijer 179
Stichting Permanente Educatie Gezelschapsdieren opgericht
Monique

Megens 180

Nieuws e-mailservice is verbeterd Marjolijn Fijten rSz
Column
ggl: Dierenarts slaat plank mis door onvoldoende

nascholing? Karin van Heuven-van Kats 183
Kandidaten gezocht voor de ledenraad van de
k n m v d ! Herman Geertsen 184

Bulletin bestuur en bureau nummer i, januari 2009 186
In memoriam de heer P.H.A. Poll
Herman Hazewinkel, Evert Lagerweij,

Carl König 187

Uit de redactie 143

Nieuws r52

Veterinair tuchtrecht 161

Nieuws uit de industrie 181

Voorzitterscolumn 182

Personalia 188

Deadline kopij r88

Doorlopende agenda 188

voor de praktijk

in veterinair verband

-ocr page 158-

Case report: Maligne thymoom en
uteruscarcinoom in een konijn

M.J.M. Dirven \'.v, J.M.M. Cornelissen Th.S.G.A.M. van den
Ingh en R.J.T van derLuer\'v*

Tijdschr Diergeneeskd 2009: i46-r50
Overige artikelen

samenvatting

De symptomen, klinische verschijnselen, sectiegegevens
en bevindingen van histopathologisch onderzoek van een
konijn met maligne thymoom worden beschreven. Op
basis van recente literatuur wordt bovendien een kort
overzicht gegeven van symptomen, diagnostiek en
behandeling van thymoom bij het konijn.

Het thymoom is een weinig voorkomende neoplasie bij
het konijn en veroorzaakt symptomen door het ruimte-
innemende effect in de craniale thorax, te weten dyspneu
en craniaal vena cava syndroom. Daarenboven is een
aantal paraneoplastische syndromen geassocieerd met het
thymoom. Daarvan is bij het konijn bilaterale exophthal-
mus het meest opvallend.

De definitieve diagnose is in vivo moeilijk met zeker-
heid te stellen. Chirurgische verwijdering is de aan-
gewezen behandelmethode en is ook beschreven bij het
konijn. Over de prognose na chirurgie zijn weinig
gegevens bekend.

summary

Case report: malignant thymoma and uterine carcinoma in
a rabbit

The symptoms, clinical signs, postmortem examination and
histological findings of a rabbit with malignant thymoma are
described. Moreover, the recent literature was reviewed with
regard to symptoms, diagnosis, and treatment of thymoma in the

* Het klinische, radiologische onderzoek en de sectie zijn verricht in
Dierenkliniek Broerdijk. Het histopathologisch onderzoek is uit-
gevoerd door Valuepath.

I Dierenarts. Dierenkliniek Broerdijk, kliniek voor gezelschapsdieren,
Nijmegen, Nederland.

II Dierenarts. Diplomate European College of Avian Medicine and
Surgery, Dierenkliniek Broerdijk, kliniek voor gezelschapsdieren,
Nijmegen, Nederland.

III Veterinair patholoog. Diplomate European College of Veteri-
nary Pathologists, Valuepath, praktijk voor veterinaire pathologie,
Hoensbroek, Valkenburg, Nederland.

IV Veterinair patholoog. Valuepath, Praktijk voor veterinaire pathologie,
Hoensbroek, Valkenburg, Nederland.

v correspondentie aangaande het case report kan worden verzonden
naar: Drs. M.J.M. Dirven, p.a. Dierenkliniek Broerdijk, Broerdijk 1,6523
gm, Nijmegen. E-mailadres: markdirven@dierenkliniekbroerdijk.nl.

a www.tns-nipo.com: \'Huisdieren in het Nederlandse gezin 2007\'.

rabbit. Malignant thymoma is a relatively rare tumour in
rabbits. Symptoms are caused by the space-occupying mass in
the cranial part of the thorax and include dyspnoea and inferior
caval vein syndrome. Several paraneoplastic syndromes are
associated with thymoma, of which bilateral exophthalmos is
one of most striking in rabbits. A definitive diagnosis is difficult
to establish antemortem. Surgical removal is the treatment of
choice and has been succesfully performed in the rabbit. Little is
known about the prognosis after surgery.

introductie

Het konijn is na de hond en de kat het meest gehouden
gezelschapsdier in de Nederlandse huishoudens^. Dat
heeft tot gevolg dat konijnen nogal eens als patiënt
worden aangeboden in de gezelschapsdierenkliniek.
Hoewel de prevalentie van spontane tumoren bij labora-
toriumkonijnen slechts 2,6 procent bedraagt (15), zien wij
in onze kliniek regelmatig konijnen met door tumoren
veroorzaakte symptomen. Het uteruscarcinoom is een van
de meest voorkomende tumoren bij het konijn (4, 20).
Neoplasieën in het voorste mediast, zoals thymoom en
lymfoom zijn reeds eerder beschreven (3,9,ii,r5,i8,r9).
De maligne variant van het thymoom is een sporadisch
voorkomende neoplasie bij het konijn en wordt slechts in
een enkel geval waargenomen bij postmortaal onderzoek

(15.19)-

In het nu volgende \'case report\' wordt een konijn
beschreven met maligne thymoom in het voorste mediast
en een uteruscarcinoom. De symptomen, sectiebevindin-
gen en resultaten van het histopathologisch onderzoek
worden weergegeven. Er worden enkele algemene
aspecten van het thymoom genoemd. Bovendien wordt
een overzicht gegeven van enkele paraneoplastische
syndromen, die geassocieerd zijn met thymoom in het
konijn. Ten slotte worden de behandelmogelijkheden van
het thymoom bij het konijn genoemd.

casus

Een zes jaar oud vrouwelijk konijn, een kruising met een
lichaamsgewicht van 1498 gram, werd aangeboden in
onze kliniek met als belangrijkste problemen dyspneu en
intermitterende haematurie sinds onbekende tijd.

De lichaamsconditie van het dier was slecht en het was
mager. Het konijn was redelijk attent. Bij lichamelijk
onderzoek werd een tachypneu waargenomen van 90
ademhalingsbewegingen per minuut zonder stridor. Er
was wel sprake van \'dyspnée d\'effort\'. De polsfrequentie
bedroeg 210 slagen per minuut en was perifeer zwak
voelbaar. De rectale temperatuur werd vastgesteld op 38,0
graden Celcius. De conjunctiva waren lichtroze van kleur,
maar zowel de tong als de neusspiegel waren cyanotisch.
De perifere lymfeknopen waren niet vergroot. De vacht en

-ocr page 159-

de huid hadden een dof aspect, echter zonder duidelijke
laesies.

Bij auscultatie van de thorax werden gedempte
harttonen opgemerkt, zonder bijgeluiden. In de craniale
thorax hoorden we geen ademgeluiden, in de caudale
thorax werden evenwel versterkte ademgeluiden vast-
gesteld. Door middel van palpatie van de thorax, bemerk-
ten we een verminderde indrukbaarheid van het craniale
deel van de thorax. De ictus cordis was links en rechts te
voelen in de zesde en zevende intercostaalruimte.

Door middel van percussie van de thorax met de
vinger-vingermethode in horizontale en verticale richting,
kon zowel links als rechts craniaal van de zesde inter-
costaalruimte slechts een doffe toon worden opgewekt.
Wel werd caudaal van de zesde intercostaalruimte een
holle toon waargenomen, met als caudale begrenzing een
schuine lijn vanaf de zesde costochondrale overgang tot
aan de 12 thoracale wervel. Bij buikpalpatie voelden we
een y-vormige dikte in het hypogastrium, zacht aanvoe-
lend, niet pijnlijk, enigszins verplaatsbaar en met een
diameter van ongeveer 5 millimeter.

Op grond van de bevindingen bij het lichamelijk
onderzoek kwamen we tot de conclusie dat er zeer
waarschijnlijk sprake was van een ruimte-innemend
proces in het craniale deel van de thorax of in het voorste
mediast, met dislocatie van hart naar caudaal. Differen-
tieel-diagnostisch kan daarbij onder andere worden
gedacht aan lymfadenopathie, een massa uitgaande van de
thymus of een proces uitgaande van het longweefsel of de
bronchiaalboom.

Verder was er sprake van een y-vormige dikte in het
hypogastrium, waarvan we het gezien de vorm en locatie
zeer aannemelijk achtten dat het ging om een patholo-
gisch veranderde uterus. Naast uteruscarcinoom is
endometritis de meest belangrijke differentiële diagnose.

De eigenaar kreeg het voorstel röntgenopnamen van de
thorax te laten maken om de mogelijke oorsprong en de
uitbreiding van het ruimte-innemend proces vast te
stellen, in combinatie met een echografisch onderzoek van
het abdomen ter inventarisatie van de oorsprong en
structuur van het proces in het hypogastrium. De eigenaar
zag af van verdere diagnostiek en kreeg te kennen dat er
zeer waarschijnlijk sprake was van een of meerdere
aandoeningen met een slechte prognose.

Op verdenking van een endometritis werd gedurende
enkele dagen een behandeling ingesteld met Sulfame-
thoxazol -I- trimethoprimb per os, echter zonder dat dit tot
enige verbetering leidde. De eigenaar stemde bij een
tweede bezoek alleen in met het maken van röntgenfoto\'s.

Op röntgenfoto\'s van de thorax was er sprake van
elevatie van de trachea door een weke delen massa in de
craniale thorax die de craniale begrenzing van de hart-
schaduw bedekt en de hartschaduw naar caudaal ver-
plaatste (foto I en 2). Op de röntgenfoto van het abdomen
viel vooral de calcificatie op van een onregelmatig
begrensd weke delen proces in het dorsale hypogastrium
(foto 1 en 2).

■4)ierenK<iniek Broerdijk Nijmegen
; // STE18 PLUISJE

^ f 2000Apr01 F 18591
\\ j Acc KO KRUI

hg^Xk 2007 Feb 08

ESï» \\ Acq Tm 17 11 44 609

KONIJN ABDOMEN V

Lin.DCM/Lin DCM / ld
W.1023 L:511

Dierenkliniek Broerdijk N •

STE18 PLUIS.IE
2000Apr01 F 13591
Acc KO KRUI
2007 Feh
Acq Tm \'7 08 02 0^i

SIZES ARE APPROXIMATE

SIZES^t APPROXIMATE

Se 1002.\'2
lm 1002/1

KONI.IN ABDOMEN S

\\

Ln DCM/Lm DCM Hd ID
VV919 L663

Foto I en 2. Röntgenopnamen van het lichaam in rechter zijligging en
rugligging. In de craniale thorax is geen luchthoudend longweefsel meer
aanwezig. Hij wordt geheel opgevuld door het maligne thymoom. Er is
sprake van elevatie van de trachea door de weke delen massa, die de craniale
begrenzing van de hartschaduw volledig bedekt en de hartschaduw naar
caudaal verplaatst. In het dorsale hypogastrium is sprake van een onregel-
matig begrensd weke delen proces met enige calcificatie, veroorzaakt door
metaplasie van het stroma naar beenweefsel in het carcinoom van de uterus.

Gezien de ernstige dyspneu en het gebrek aan verbetering
na behandeling met Sulfamethoxazol -
f trimethoprimb per
os, werd in overleg met de eigenaar besloten tot eutha-
nasie. De eigenaar gaf toestemming tot postmortaal
onderzoek.

b Bactrimel stroop 48 mg/ml, Roche Nederland b.v.. Woerden.

Se 1003/2
lm 1003/1

-ocr page 160-

Bij sectie troffen we een grillig gevormd weke delen proces
aan in het craniale gedeelte van de thorax. Het proces was
min of meer kegelvormig en mat in lengte, breedte en
hoogte ongeveer 4 centimeter Het nam de gehele craniale
thorax in beslag en omvatte een groot gedeelte van het
hart aan craniale, laterale, ventrale en dorsale zijde (foto
3). Het hart was in cranio-caudale richting afgeplat van
vorm. De lever was in het geheel onregelmatig van vorm,
met bolle randen en was niet egaal van kleur De uterus
was in beide hoornen onregelmatig verdikt.

De histologische bevindingen luidden als volgt: het
proces craniaal in de thorax bestond uit min of meer
lobulair opgebouwd weefsel met wisselend brede interlo-
bulaire septa. De lobuli bestonden uit grote hoeveelheden
kleine en middelgrote lymfocyten afgewisseld met een
gering tot matig aantal reticulaire cellen met bleke
chromatinearme kernen en kleine nucleoli (foto 4). In de
interlobulaire septa werden plaatselijk ophopingen van
gevacuoliseerde, vervette macrophagen aangetroffen.

De lever was zeer bloedrijk en bevatte multifocaal
subcapsulair fibreuze gebiedjes, vrijwel zonder ont-
stekingscellen. Daarnaast werden enkele portale gebieden
gezien met fibrose en geringe lymfoplasmacellulaire
infiltratie.

De uterus bestond uit multipele intraluminaal uit-
puilende tumoreuze processen met verschillend aspect.
Voor een deel werd tubulaire tot papillifere proliferatie
van een- of meerlagige klierbuizen aangetroffen, dat
bestond uit goed gedifferentieerd kubisch epitheel
afgewisseld met sterk anaplastische grote cellen met
eosinofiel cytoplasma, en sterke cel- en kernpleiomorfie
en veel mitosen. Er was multifocaal necrose en infiltra-
tieve groei in de spierlaag.

Elders in de uterus vonden we een gemengde tumor
met een mesenchymale en een epitheliale component. De
mesenchymale component werd gekenmerkt door fibrose
en was vrij celarm met uniforme fibroblastaire cellen en
vorming van goed gedifferentieerd beenweefsel en focaal
kraakbeen. Hier tussendoor troffen we tubulaire structu-
ren aan, maar vooral solide epitheliale tumorvelden met
centraal uitgebreide verhoorning.

Concluderend kunnen we stellen dat het proces in het
voorste mediast een maligne thymoom betrof. De verande-
ringen in de uterus werden veroorzaakt door een uterus-
carcinoom, deels adenocarcinoom en deels plaveiselcel-
carcinoom met metaplasie van het stroma naar
beenweefsel. De lever was niet afwijkend, uitgezonderd
multifocaal enige fibrose.

discussie

Thymomen ontstaan uit thymusepitheel, maar zijn in
meer of mindere mate geïnfiltreerd door lymfocyten.
Benigne thymomen zijn goed ingekapseld en groeien niet
invasief, terwijl maligne thymomen infiltratief groeien in
omliggende structuren. Het onderscheid tussen benigne
en maligne thymomen is zowel gebaseerd op klinische
aspecten (mogelijkheid tot chirurgische verwijdering) als
op histopathologische kenmerken (zr).

De incidentie van thymoom bij het konijn is waar-
schijnlijk laag (rr, r8,
ig, 20). Het thymoom kan spontaan
ontstaan, maar in sommige gevallen wordt een virale
etiologie vermoed (6, r 2). In een experimentele omgeving
is het mogehjk gebleken een thymoom te induceren bij
een konijn door middel van een besmetting met een
leukemievirus (22).

De klinische symptomen worden voornamelijk
veroorzaakt door het ruimte-innemende effect van de
tumor in het craniale deel van de thorax. Het thymoom
kan de intrathoracale trachea en bronchiën meer of
minder dichtdrukken. Ook de craniale longkwabben
kunnen ingedrukt worden. Beide processen leiden tot
dyspneu. Bovendien kan de veneuze en lymfedrainage
vanuit hoofd, nek en voorpoten geheel of gedeeltelijk
belemmerd raken, met als gevolg craniaal vena cava
syndroom. Daarnaast is bij diverse diersoorten een aantal
paraneoplastische syndromen geassocieerd met het
thymoom. Zo wordt bij de hond in 40 procent van de
gevallen myasthenia gravis aangetoond (zr). Bij het konijn
is in een aantal gevallen periodieke bilaterale exophthal-
mus beschreven (9, i r, 18,19). De oorzaak van de exoph-
thalmus is niet geheel duidelijk, maar mogelijk is dit een
onderdeel van het craniale vena cava syndroom. Konijnen
hebben een omvangrijke retrobulbaire veneuze plexus,
welke in omvang zou kunnen toenemen bij belemmerde
veneuze afvoer (19).

In een \'case report\' wordt hypercalciëmie toegeschreven
aan een thymoom (18). Gezien de afwijkende calciumstof-
wisseling in het konijn in vergelijking met honden en
katten, moeten we dit gestelde verband echter in twijfel
trekken (16). Konijnen absorberen het grootste gedeelte van
oraal opgenomen calcium, onafhankelijk van de metabole
vraag naar calcium in het lichaam. De plasma-calcium-
concentratie is daardoor enorm variabel en direct af-
hankelijk van de calciumconcentratie van het dieet (2).
Dientengevolge is juist bij het konijn een verband tussen
hypercalciëmie en een maligniteit moeilijk te bewijzen (16).

Ook exfoliatieve dermatitis wordt in verband gebracht
met het thymoom bij het konijn (5). De meest opvallende
primaire huidlaesie bij een exfoliatieve dermatitis is een

-ocr page 161-

gegeneraliseerde schilfering. Histologisch wordt een
dergelijke dermatitis gekenmerkt door de afwezigheid van
talgklieren, perifolliculaire lymfocytaire Infiltraten op het
niveau van de afwezige talgklieren, een lymfocytaire
murale folliculitis en een overgangsdermatitis (5).

Net als bij de kat vermoedt men dat de dermatitis ook
bij het konijn wordt veroorzaakt door paraneoplastische
destructie van talgklieren (5,17). Bij de mens wordt een
groot aantal huidziekten geassocieerd met het thymoom
(i, 7). Men vermoedt dat er door productie van auto-
antilichamen in het thymoom uiteindelijk in de huid een
autoimmune ontstekingsreactie ontstaat (7), die vaak
reversibel blijkt te zijn na de chirurgische verwijdering
van het thymoom (i).

In het door ons beschreven konijn is er naast het
thymoom ook sprake van een uteruscarcinoom. Uterus-
carcinomen komen frequent voor bij als huisdier of in het
laboratorium gehouden oudere konijnen in samenhang
met langdurige oestrogene stimulatie bij individueel
gehouden dieren (4). Metaplasie van het stroma met
vorming van been of kraakbeen dan wel vorming van
gemengde epitheliale en mesenchymale tumoren kan
optreden bij verschillende diersoorten en bij epitheliale
tumoren in verschillende organen (r3).

In het geval van (maligne) thymoom kan bij lichame-
lijk onderzoek de afwezigheid van ademgeluiden bij
auscultatie van de craniale thorax opvallen, evenals een
doffe toon bij percussie van de craniale thorax. De ictus
cordis kan moeilijk te voelen zijn of juist naar caudaal zijn
verplaatst. De indrukbaarheid van het craniale deel van de
thorax kan zijn afgenomen.

Röntgenopnamen van de thorax kunnen een massa in
het voorste mediast laten zien waarbij de hartschaduw
naar caudaal en dorsaal is verplaatst. Bij het volwassen
konijn gaat de thymus echter niet volledig in regressie,
waardoor de craniale thorax ook bij gezonde konijnen een
gesluierd beeld kan geven (8). Andere beeldvormende
modaliteiten zoals echografie en tomografie kunnen extra
informatie geven over de aard en de uitbreiding van de

massa (r4, 21) en zijn ook beschreven bij het konijn (ig).

Het is moeilijk om op grond van beeldvorming in
combinatie met cytologische of histologische weefsel-
biopten een zeker onderscheid te maken tussen de
differentiële diagnoses benigne thymoom, maligne
thymoom en lymfoom. De sensitiviteit en specificiteit van
de diverse beeldvormende technieken zoals
ct, echo-
grafisch onderzoek en angiografie is niet goed bekend.
Omdat zowel lymfoom, thymoom als maligne thymoom
massa\'s veroorzaken met cystevorming en necrose, en de
verspreiding van abnormale cellen door de massa niet
gelijkmatig is, resulteren noch cytologische, noch histo-
logische weefselbiopten in alle gevallen in een zekere
diagnose (9,14,19, 21).

De definitieve diagnose bij het konijn wordt meestal
pas gesteld op grond van de bevindingen bij sectie of
operatie (onder andere infiltratieve groei) in combinatie
met histopathologisch onderzoek.

Zowel humaan als bij de hond en de kat is in het geval
van thymoom chirurgische extirpatie de behandel-
methode van eerste keuze (10, 21). Ook bij het konijn is de
succesvolle verwijdering beschreven van een mediastinal
massa via mediane sternotomie (3,9). Over de prognose
van chirurgische verwijdering bij het konijn is weinig
bekend.

conclusie

Maligne thymoom is een weinig voorkomende neoplasie
bij konijnen. Hoewel een definitieve diagnose bij het leven
moeilijk te stellen is, dient bij een konijn met passende
symptomen en bevindingen bij klinisch en beeldvormend
onderzoek, differentieel-diagnostisch te worden gedacht
aan het (maligne) thymoom.

referenties

1. Barbetakis N, Samanidis G, Paliouras D, Boukovinas I, Asteriou C,
Stergiou E, Laschos K and Tsilikas C. Paraneoplastic pemphigus
regression after thymoma resection. World [ Surg One 2008; 6:83.

2. Cheeke PR. Rabbit feeding and nutrition. Academic Press Inc, New
York, 1987: pp 376.

3. Clippinger TL, Bennett RA, Alleman AR, Ginn PE and Bellah jR.
Removal of a thymoma via median sternotomy in a rabbit with
recurrent appendicular neurofibrosarcoma. J Am Vet Med Assoc 1998;
213:
ti40-ii43.

4. Elsinghorst TAM. The endometrial carcinoma in the rabbit.
Proefschrift, Utrecht, 1987.

5. Florizoone K. Thymoma-associated exfoliative dermatitis in a rabbit.
Vet Dermatol 2005; 16 (4): 281-284.

6. Fox RR, Meier H, Crary DD, et al. Hemolytic anemia associated with
thymoma in the rabbit. Genetic studies and pathologic findings.
Oncology t97i; 25: 371-382.

7. Gibson LE and Muller SA. Dermatologie disorders in patients with
thymoma. Acta Derm Venereol 1987;
67: 351-356.

8. Harcourt-Brown R Textbook of rabbit medicine. Butterworth-Heine-
mann, Oxford, 2002: pp 3 30.

9. Harcourt-Brown F and Harcourt-Brown NH. Surgical Removal of a
mediastinal mass in a rabbit. Exotic
dvm 2002; 4: 59-60.

10. Johnson SB, Eng TY, Giaccone G and Thormas GR. Thymoma: update
for the new millennium. Oncologist 2001; 6: 239-246.

It. Kostolich M and Panciera RJ. Thymoma in a domestic rabbit. Cornell

Veterinarian 1992182:125-129.
12. Meier H and Fox RR. Hereditary lymfosarcoma in wh rabbits and
hereditary haemoiytic anemia associated with thymoma in strain x
rabbits. Bibl Haematol 1973; 39:72-92.

-ocr page 162-

13. Meuten DJ. Tumors in domestic animals 4th edition. Iowa State Press,
Iowa 2002.

14. Moore LE and Biller DS. Mediastinal disease. In: Textbook of veterinary
internal medicine 6th edition. Eds. Ettinger SJ, Feldman EC. Elsevier
Saunders, Missouri 2005:1266-1271.

15. Orr |N. A malignant tumor of the thymus of a rabbit. Am J Cancer
1949;2:673-691.

16. Rosenthal K, Hoefer H, Quesenberry K, Brown S, Hillyer E, Jenkins J
and Mader D. Question cause of hypercalcemia in a rabbit. J Am Vet
Med Assoc 1995; 206:1675-1677.

17. Rottenberg S, Tscharner C von and Roosje PJ. Thymoma-associated
exfoliative dermatitis in cats. Vet Pathol 2004; 41 (4): 429-433.

18. Vernau KM, Grahn BH, Clarke-Scott HA and Sullivan N. Thymoma in
a geriatric rabbit with hypercalcemia and periodic exophthalmos. J
Am Vet Med Assoc 1995; 206:820-822.

ig. Wagner F, Beinecke A, Fehr M, Brunkhorst N, Mischke R and Gruber

AD. Recurrent bilateral exophthalmos associated with metastatic

thymic carcinoma in a pet rabbit. J Small Animal Practice 2005; 46:
393-397.

20. Weisbroth SH. Neoplastic diseases. In: The biology of the laboratory
rabbit. Eds. Weisbroth SH, Flatt RE, Kraus AL Academic Press Inc, New
York, 1974: 332-375-

21. Withrow SJ. Thymoma. In: Withrow and MacEwen\'s small animal
clinical oncology. Eds. Withrow SJ, Vail DM. Saunders Elsevier,
Missouri, 2007: 795-799.

22. Zhao TM, Bryant MA, Kindt Tf and Simpson RM. Monoclanally
integrated
htlv type i in epithelial cancers from rabbits infected with
anHTLV type molecular clone, aids Res Hum Retroviruses 2002; 18
(4): 253-258.

Artikel ingediend: 24 oktober 2008

Artikel goedgekeurd: 6 januari 2009

UW partner in
veterinaire diagnostiek

A.MGNARINI

diagnostics

m

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progestron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
l-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding ^ ^

liaison

vtitiGrii 1

Bel voor informatie en/of een demonstratie:
DeHaak8,5555XKVALKENSWAARD .
tel. 040 - 208 20 00, fax 040 - 204 21 84
e-mail mail@menarinidiagnostics.nl
www.menarinidiagnostics.nl

Dierenarts J. Dolfing en Lenneke Rijkens
van Dierenkliniek Twente in Enschede

-ocr page 163-

MarbocyPS is echt innovatief:

R-\'

Zijn concentratie afhankelijke
bactericiede werking is zo snel
en intens dat één enkele injectie
volstaat voor een optimale
antibacteriële werking.

Een doorbraak bij de behandeling

van respiratoire problemen

/

Jsf

Wamcyl

www.marbocyl.com

cnaming Marbocyl® 5 10%, oplossing voor injectie -Doeld/eren Runderen - indicaties Therapeutische behandeling van luchtweginfecties veroorzaakt door gevoelige stammen van Pasteurelb
aultocida, Mannheimia haemolytica en Histophilus somni - Contra-indicaties Niet gebruiken bij dieren met een gekende overgevoeligheid voor fluoroquinolones. Niet gebruiken als de
ctrokken ziekteverwekker resistent is voor andere fluoroquinolonen (kruisresistentie) - Bijwerkingen Het is bekend dat fluoroquinolones arthropatieën kunnen induceren, doch dit effect werd
ooit vastgesteld voor marbofloxacine in runderen. Toediening via de intramuscuiaire weg kan voorbijgaande plaatselijke reacties veroorzaken zoals pijn en zwelling op de injectieplaats en
ntstekingslesies die minstens tot 12 dagen na injectie aanwezig kunnen blijven. Er werden geen andere bijwerkingen vastgesteld bij runderen - Dosering en toedieningswijze De aanbevolen
\'osering is 8 mg/kg lichaamsgewicht, dit komt overeen met 2ml/25 kg lichaamsgewicht als een eenmalige intramuscuiaire injectie. Als het in te spuiten volume meer is dan 20 ml, moet dit verdeeld
morden over twee of meer injectieplaatsen - Wachttijd vlees en vleesafval: 3 dagen; melk: 72 uren - Registratiehouder Vétoquinol BV, Postbus 3191, NL - 5203 DD \'s-Hertogenbosch - Kanalisatie
\\da ■ Bijkomende informatie is verkrijgbaar op aanvraag.

-ocr page 164-

Handen wassen na aaien
hond

Hondeneigenaars die hun huisdier in
hun bed laten slapen of zich in het
gezicht laten likken, hoeven niet bang
te zijn dat ze daardoor besmet raken
met bacteriën van de hond. Onder-
zoekers isoleerden
Escherichia coli-
bacteriën van honden en hun eige-
naars en vergeleken deze. lo procent
van de hondeneigenaars beschikte
over dezelfde
E. cofrstammen als zijn
of haar hond. Mensen die hun dier in
bed lieten slapen of zich in het gezicht
lieten likken, hadden geen hogere
kans om de
E. co/Z-bacteriën te delen
dan hondeneigenaars die dit niet
deden. De bacteriën waren vaker
resistant tegen antibiotica dan de
onderzoekers verwachtten, maar bij
de eigenaars vonden ze vaker stam-
men die voor meerdere middelen
resistant waren, dan bij de honden.
Het gevaar is dus eerder dat de honden
resistente bacteriën opdoen via hun
eigenaars dan andersom. In de studie
vond men wel een associatie tussen de
aanwezigheid van resistente
E. coli en
eigenaars die niet hun handen wasten
na het aaien van de hond of voor het
koken van eten. In de toekomst willen
de onderzoekers kijken naar de relatie
tussen
E. co//-stammen en het gedrag
van katteneigenaars.

Medicalnewstoday.com

Overschot giraffen door
blauwtong

De dierentuinen in Nederland
beginnen een overschot aan giraffen
te krijgen. Door het blauwtongvirus,
dat twee jaar geleden uitbrak, kunnen
giraffen nog maar moeilijk worden
uitgewisseld. Het Europese fok-
programma loopt hierdoor spaak.
Omdat in Nederland een specifieke
variant van de ziekte uitbrak, willen
buitenlandse tuinen geen dieren als
giraffen, antilopen en varkens
overnemen. Een aantal nationale
dierentuinen raakt hierdoor overvol.

ANP

Boek politiehonden

De Haagse Hondenbrigade, de eerste
Nederlandse politiehondenbrigade,
bestond in 2008 honderd jaar. Ter
gelegenheid van dit jubileum ver-
scheen het boek
Hondenhaan, 100 jaar
honden bij Politie Haaglanden
van de
hand van dr Janine Janssen, cultureel
antropoloog en als hoofd onderzoek
verbonden aan het Landeljk Expertise
Centrum Eer Gerelateerd Geweld. Het
boek geeft een overzicht van wetens-
waardigheden over het werk van
honden bij de politie in het algemeen
en bij Politie Haaglanden in het
bijzonder. Er is onder andere aandacht
voor het aspect dierenwelzijn. De tekst
wordt afgewisseld met columns die
beogen de \'werkbeleving\' van dieren in
dienst bij de Politie Haaglanden weer te
geven. Bovendien bevat het boek veel

Resistentie vogelgriep
neemt toe

Het H 5N r-vogelgriepvirus vertoont in
toenemende mate resistentie tegen
adamantanen, de klasse antivirale
middelen waartoe onder andere
amantadine en rimantadine behoren.
De oorzaak is een positieve evolutio-
näre selectie voor mutaties die resisten-
tie overdragen. De onderzoekers
analyseerden het genetische materiaal
van 676 influenza
A/h 5n i-virussen
geïsoleerd tussen 1996 en 2007. In meer
dan 30 procent vonden zij de mutaties
die leiden tot resistentie. Waarschijnlijk
is het preventieve gebruik van deze
middelen door Chinese kippenhouders
de reden voor de toenemende resisten-
tie. Ook tegen nieuwere antivirale
middelen zoals oseltamivir werd
resistentie aangetroffen, maar volgens
de onderzoekers vindt op deze eigen-
schap nog geen positieve genetische
selectie plaats. Als deze medicijnen ook
preventief aan kippenvoer zouden
worden toegevoegd, zou er echter een
vergelijkbare ontwikkeling van de
resistentie kunnen plaatsvinden. Het
onderzoeksteam gebruikte onder
andere een interactieve wereldkaart
gebaseerd op het programma Google

foto\'s van de betreffende politiehonden.
Hondenbaan is voor 14,95 ^uro te
bestellen via www.politie.nl/Haaglan-
den/. Onder \'Specials\' kunt u klikken
op de kop \'Boeken Politie Haaglanden\'
om het boek te bestellen.

Earth, die weergaf waar de individuele
genmutaties werden gevonden en hoe
vogelgriep zich over de aarde heeft
verspreidt.

Medicalnewstoday.com

Cursus FEi-paspoort-
dierenarts

Op dinsdag 3 maart 2009 wordt in het
knhs-centrum te Ermelo een cursus
\'fei-paspoortdierenarts\' gehouden. De
cursusavond staat onder leiding van
dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan.

Deelnemers worden opgenomen op
de
knhs-lijst van fei-paspoortdieren-
artsen, waarna zij bevoegd zijn
fei-paspoorten in te tekenen. Het
programma begint om 19.30 uur met
de ontvangst, gevolgd om 20.00 uur
door de voordracht
\'fei-paspoort-
dierenarts\'. Van 21.30 tot 22.00 uur
vindt praktische oefening en instructie
plaats, gevolgd door de registratie van
de deelnemers. U kunt zich inschrijven
door het inschrijfformulier te sturen
naar de
knhs, afdeling Opleidingen,
Postbus 3040, 3850
ca Ermelo. De
inschrijving sluit op 26 februari.
Deelname aan de cursus kost 75 euro.

-ocr page 165-

Verkiezing \'Huisdier van
het Jaar\'

De Stichting \'Met dieren meer mens\'
organiseert voor de negende keer de
verkiezing van het Huisdier van het
jaar. Deze verkiezing geeft eigenaren
de gelegenheid om hun huisdier eens
in het zonnetje te zetten en daarmee
mooie prijzen te winnen. Het is
mogelijk huisdieren in te schrijven
voor deze verkiezing. De Verkiezing
\'Huisdier van het Jaar\' kan vanaf
7 maart op televisie worden gevolgd in
het dierenprogramma \'DierZ.nl\'.
Huisdieren kunnen worden op-
gegeven door het mailen van een
verhaal met foto of filmpje naar info@
mdmm.nl, het invullen van het
inschrijfformulier op de website
www.huisdiervanhetjaarnl of een
brief naar Stichting \'Met dieren meer
mens\'. Postbus
539,1200 am Hilver-
sum. Het nomineren van huisdieren is
mogelijk tot 17 april
2009.Uitgebreide
informatie over de stichting \'Met
dieren meer mens\' en de verkiezing
\'Huisdier van het Jaar\' is te lezen op de
website www.bestemaatjes.nl.

Gezocht: lid
jaarcongrescommissie

Ieder jaar werkt de jaarcongres-
commissie aan een congres dat
dierenartsen uit alle geledingen
samenbrengt, waar de veterinaire
wereld een spiegel wordt voor-
gehouden en waar ruimte is voor
gezelligheid en collegiale contacten.
Daarbij is het de uitdaging om ook
jonge (aankomende) dierenartsen
aan te spreken. In de jaarcongres-
commissie is door het vertrek van Job
van der Lek een vacature ontstaan. De
commissie zoekt een enthousiaste
collega om te helpen met de organi-
satie van de komende jaarcongressen.
U kunt contact opnemen met de
voorzitter van de jaarcongres-
commissie, Marieke Huisman, of een
e-mail sturen aan het bureau van de
knmvd: congres@knmvd.nl.

Risico lintworm groeit

De VWA wil dat Nederlandse slachte-
rijen strenger controleren op de
aanwezigheid van blaaswormen bij
runderen. Door de toenemende import
van runderen uit Roemenië, groeit de
kans dat de parasiet terugkeert in
Nederland. Blaaswormen kunnen
leiden tot de parasitaire ziekte echino-
coccose. Een besmetting bij slachtdie-
ren kan alleen worden ontdekt bij de
keuring. Het is echter mogelijk dat
kleinere blaaswormen niet worden
opgemerkt. Het Bureau Risicobeoorde-
ling (
bur) van de vwa adviseert de
ministers Gerda Verburg (
lnv) en Ab
klink (vws) adequate maatregelen te
nemen, zoals een aangescherpte
controle op blaaswormen in slachthui-
zen en een strengere keuring bij de
import van slachtvee uit landen waar
echinococcose relatief veel voorkomt.
In deze editie van het Tijdschrift vindt
u meer informatie over de maatregelen
die worden genomen tegen de terug-
keer van echinococcose in Nederland.

K9 Insight Out!
\'Endocrinologie\'

Op zaterdag 21 maart 2009 organiseert
Froveto een congresdag over verschil-
lende endocrinologische problemen bij
de hond. Op dezelfde locatie (
abn
Amro hoofdkantoor te Amsterdam)
kan de assistente terecht voor een
nascholingsdag over de pu/po-patiënt.
Het sprekerspanel, prof. dr. David
Church, dr Peter Graham en prof. dr
Sylvie Daminet, gaat onder leiding van
voorzitter dr Hans Kooistra in op
onderwerpen zals hypo- en hyper-
thyreoïdie, de ziekte van Addison,
diabetes mellitus, het syndroom van
Cushing en praktische casuïstieken. De
dag wordt afgesloten met een panel-
discussie. Op het assistentenprogram-
ma over de
Pu/pd-patiënt gaan de
sprekers Peter Graham, Sylvie Daminet,
Tjerk Bosje en Erik den Hertog in op de
oorzaken van teveel drinken en
plassen. De laboratoriumonderzoeken
en de interpretatie daarvan komen
uitgebreid aan de orde in het middag-
gedeelte. De complete programma\'s en
deelnameprijzen zijn te vinden op
www.proveto.nl. Aanmelden kan ook
via de website, via e-mail (admini-
stratie(giproveto.nl) of via de fax
((033)
48 00
836). Voor meer informatie kunt
u bellen met
((06) 13323538).

MRSA wereldwijd
verspreid

Methicillineresistente Staphylococcus
aureaus
(mrsa) komt over de hele
wereld voor bij het varken. Uit
onderzoeken blijkt dat overal het-
zelfde type
mrsa wordt gevonden.
Amerikaanse onderzoekers meldden
in
Plos-Onedat varkens-mrsa ook
voorkomt bij Amerikaanse varkens en
varkenshouders. De kloon die in de vs
is gevonden, is dezelfde als die in
Europa
(ST398). Dat zegt overigens
niets over de oorsprong van de
bacterie. De onderzoekers onder-
zochten
299 varkens en 20 mensen uit
de staat lowa. Bij
49 procent van de
varkens en bij negen mensen vonden
ze mrsa.

Agrarisch dagblad

Mens besmet met Ebola-
Restonvirus

Minimaal één persoon in de Filip-
pijnen is besmet geraakt met het
Ebolavirus na contact met varkens die
met dit virus besmet waren. De
persoon bij wie het virus is aangetrof-
fen, vertoonde geen ziekteverschijnse-
len. De besmetting kwam aan het licht
door veldonderzoek van de
who, oie
en fao. De 49 andere medewerkers
blijken niet besmet met het virus. In
de Filippijnen is het Ebola-Restonvirus
op twee varkensbedrijven vastgesteld,
maar de verwachting is dat het heerst
op meer varkensbedrijven. Volgens
experts is het Ebola-Restonvirus
minder dodelijk als het Ebolavirus dat
vooral in Afrika veel dodelijke
slachtoffers maakt, met een mortali-
teit van 25 tot
90 procent.

Agrarisch dagblad

-ocr page 166-

Zout: een braakmiddel met mogelijk fatale
gevolgen

Nelleke Offereins\', Wendy Veling Erik den Hertog "\' en Tjerk
Bosje "•

Keukenzout wordt regelmatig gebruikt om dieren
thuis te laten braken na inname van een ongewenste
stof of een ongewenst voorwerp. Wanneer de eigenaar
op internet informatie zoekt over een mogelijke
vergiftiging, wordt het geven van dit huismiddel vaak
genoemd als \'eerste hulp\'-actie. Ook veel dierenartsen
raden eigenaren aan een dier na de opname van een
gevaarlijk product thuis te laten braken met behulp
van een schep zout.

In dit artikel worden twee casussen beschreven waarin
eigenaren, na overleg met een dierenarts, hun honden
zout als braakmiddel hebben gegeven. Deze honden zijn
enige uren later overleden aan de gevolgen van een
zoutintoxicatie. De auteurs raden het gebruik van zout als
braakmiddel af vanwege het mogelijk ernstige verloop van
een zoutintoxicatie.

casus i

Een acht jaar oud mannelijk schipperke van 4,5 kilogram
wordt bij de dierenarts aangeboden nadat de eigenaresse
de hond per abuis een halve tablet digoxine (a 0,25
milligram) heeft gegeven. Het schipperke is niet eerder
ziek geweest. De eigenaresse heeft de hond na overleg met
een dierenarts thuis laten braken door (een onbekende
hoeveelheid) zout in de bek van de hond te geven. De
digoxinetablet werd echter niet in het braaksel aan-
getroffen.

Op de praktijk wordt besloten de hond nogmaals te
laten braken, nu met apomorfine. Hij braakt opnieuw
zonder het gewenste effect. Het schipperke begint te
trillen, krijgt een tachycardie en laat zijn ontlasting lopen.
De dierenarts legt een intraveneus infuus aan met NaCl
0,9 procent en verwijst de hond naar de Spoedkliniek voor
Dieren Amsterdam op verdenking van een digoxine-
vergiftiging.

Aangekomen op de Spoedkliniek toont het schipperke
zich erg onrustig. Volgens de eigenaar is hij meer gespan-
nen dan anders bij een dierenarts. Zijn voedings- en
verzorgingstoestand zijn normaal, net als zijn houding en

Dierenarts, Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam bv., Weesperzijde
147,1091
et Amsterdam, www.mcvoordieren.nl.

II Dierenarts, consulent Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum,
rivm, Bilthoven, www.vergiftigingen.info (toxicologische informatie-
bank met humane gegevens).

iii Specialist interne geneeskunde der gezelschapsdieren. Dierenarts.
Specialisten Amsterdam, Weesperzijde 147,1091
et Amsterdam,
www.mcvoordieren.nl.

gang. Bij lichamelijk onderzoek heeft de hond een
tachycardie (180 slagen per minuut, krachtig, regelmatig,
equaal, symmetrisch en geen uitval), een hyperthermic
(40,1 °C) en tachypnoe. De patiënt heeft roze slijmvliezen
zonder laesies of bloedingen, de \'capillary refill time\'
(crt)
bedraagt minder dan één seconde en de lymfeknopen zijn
niet vergroot.

Kort na opname krijgt het dier een epileptiforme
aanval (nystagmus, tonisch-clonische krampen, ophisto-
tonus), die wordt behandeld met diazepam.

Bij bloedonderzoek vinden we een ernstige hypernatri-
emie (Natrium > 180 mmol/L, referentie 144-160 mmol/L)
en hyperchloremie (Chloride > 160 mmol/L, referentie
109-122 mmol/L), wat past bij een zoutintoxicatie. De
glucoseconcentratie in het bloed is gering verlaagd (2,7
mmol/L, referentie 3,r- 4,5 mmol/L). Ureum, creatinine en
kalium zijn alle drie binnen de referentiewaarden, evenals
de hematocriet (Vetstat®, Vettest® en Statspin® Idexx
vetlab®). Het infuus van de hond wordt gewijzigd van
NaCl 0,9 procent naar een mengsel van glucose 5 procent
en Ringerlactaat (verhouding 50/50) dat wordt gegeven
met een snelheid van 13,5 milliliter per uur. De verdere
therapie bestaat uit naloxon ter antagonering van moge-
lijke bijwerkingen van de apomorfine, metoclopramide
om overmatig of aanhoudend braken tegen te gaan en
furosemide als natriureticum. Later worden amoxicilline
en clavulaanzuur aan de behandeling toegevoegd in
verband met hyperthermie, vers bloed in het braaksel en
zwarte ontlasting. Hoewel het schipperke na zeven uur
klinisch lijkt te verbeteren, blijven de natrium- en
chloridewaarden onmeetbaar hoog. De patiënt overlijdt
tien uur na de toediening van het zout. Er wordt geen
sectie verricht.

casus 2

Een 12,5 jaar oude vrouwelijke, gecastreerde Skye terrier
van 18 kilogram heeft sinds zes maanden last van poly-
fagie, pica, polyurie-polydipsie, een voller abdomen en
problemen met verharen. Op de dag van aanbieden
verorbert ze de sok waarmee ze al jaren speelt. Op advies
van de dierenarts geven de eigenaren de hond een eetlepel
zout om te braken. Als de hond niet braakt, geeft de
eigenaar, opnieuw op advies van de dierenarts, het dier een
tweede eetlepel zout. Ook ditmaal wekt het geen braken
op. De hond komt naar de praktijk, waar wordt geprobeerd
haar te laten braken door middel van een injectie apo-
morfine, die vier uur later nog een keer wordt herhaald. Ze
braakt echter niet en wordt doorgestuurd naar Amsterdam
om de sok endoscopisch te laten verwijderen. Voordat de
endoscopie kan plaatsvinden, krijgt de hond echter een
epileptiforme aanval, zes uur na inname van de eerste
hoeveelheid zout.

-ocr page 167-

Uit bloedonderzoek blijkt vervolgens dat er sprake is van
een ernstige zoutintoxicatie (natrium > i8o mmol/L,
chloride > i6o mmol/L). Alkalische fosfatase en glucose
zijn verhoogd (1406 U/L, respectievelijk 13,2 mmol/L).
Kalium, ureum, creatinine, calcium en albumine zijn
binnen de referentiewaarden, evenals de hematocriet
(Vetstat®, Vettest® en Statspin® Idexx vetlab®). Er wordt
gestart met een intraveneus infuus waarbij een combi-
natie van Ringerlactaat en 5 procent glucose (50/50) wordt
gegeven met een snelheid van 60 milliliter per uur.
De epileptiforme aanvallen worden gecoupeerd met
diazepam, fenobarbital en propofol. De hond is soporeus,
rusteloos, trilt en heeft een tachypnoe. Twaalf uur na de
eerste epileptiforme aanval raakt ze in een comateuze
toestand. Ze wordt geëuthanaseerd.

discussie

Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (nvic)
heeft in 2008 relatief veel meldingen gehad over zout dat
was toegediend aan huisdieren om braken op te wekken.
In de periode van 2000 tot 2007 werd dit per jaar slechts
nul tot zes maal genoemd, tegenover vijftien meldingen in
2008 (in totaal 33 maal). Andere producten of bronnen die
tot een acute zoutintoxicatie kunnen leiden, zijn sommige
toiletblokjes of afvoerontstoppers, vaatwasmachinezout,
zoute drop, speeldeeg, pekel, zeewater en likstenen (i, 2, 5,
9). Inname van deze producten is in de periode van 2000
tot 2008 twintig keer gemeld bij het
nvic. Als iatrogene
oorzaken voor hypernatriëmie kan men denken aan een
overmaat aan natrium in de infuusvloeistof, een overmaat
aan natriumbicarbonaat of verkeerd gemengde elektroly-
tendrank (5,9). Hierover heeft het
nvic geen meldingen
gehad.

In totaal is het nvic in de periode van 2000 tot 2008
57 maal geraadpleegd over de inname van zout of een
zoutproduct door gezelschapsdieren (vijftig honden, zeven
katten). Aangezien dierenartsen niet verplicht zijn
vergiftigingen te melden bij het
nvic, zal het aantal
blootstellingen aan zout en mogelijke zoutintoxicaties
beduidend hoger liggen dan deze tellingen laten zien.

Klinisch beeld bij een zoutintoxicatie

De verschijnselen na opname van een overmaat zout zijn
in eerste instantie van gastro-intestinale aard. Zout heeft
een irriterende werking op het slijmvlies van het maag-
darmkanaal met anorexie, braken en diarree als gevolg
(r, 8-10). Bij sectie worden ulceraties en bloedingen in het
maagdarmkanaal aangetroffen (2,6,8-10). De maagdarm-
klachten kunnen leiden tot dehydratie, hypoglycemie,
acidose en shock (2, 6).

Door de hoge natriumconcentratie in het bloed
verplaatst water zich vanuit de weefsels naar het vaatbed,
wat kan leiden tot perifeer oedeem en longoedeem (i, 5, 8).
Wanneer de natriumconcentratie ook in de hersenen gaat
stijgen, leidt dit tot cellulaire dehydratie, bloedingen en
infarcten met neurologische klachten als gevolg (i, 2, 5).

De patiënt wordt rusteloos, prikkelbaar, lethargisch en/of
krijgt spiertrekkingen, toevallen en hyperthermie. Andere
symptomen die kunnen optreden, zijn polyurie-poly-
dipsie, tremoren, hyperreflexie, spierrigiditeit, tachypneu,
tachycardie en hartritmestoornissen (i, 8,9). Uiteindelijk
kan de patiënt in coma raken en komen te overlijden (i, 2,
5,9). Bij honden worden klinische symptomen evident bij
een natriumconcentratie van meer dan 170 mmol/L
(i,5,9).

Waarschijnlijkheidsdiagnose

Het schipperke werd naar de spoedkliniek doorgestuurd
op verdenking van een digoxinevergiftiging. Digoxine-
spiegels zijn niet bepaald. De opgenomen hoeveelheid is
echter slechts gering hoger dan een normale dagdosering
voor een hond van 4,5 kilogram. De klinische klachten en
de snelheid waarmee de klachten optreden, passen niet bij
een digoxinevergiftiging, wat deze diagnose onwaarschijn-
lijk maakt (7).

De Skye terrier had verschijnselen die passen bij de
ziekte van Cushing. Bij beide patiënten is geen sectie
verricht om de precieze doodsoorzaak te achterhalen. In
beide gevallen wijzen de anamnese en het laboratorium-
onderzoek echter op een zoutintoxicatie met fatale afloop.

Welke hoeveelheid zout is eigenlijk gevaarlijk voor

honden?

In de literatuur wordt voor de hond voor natriumchloride
(oraal) een acute letale dosis genoemd van 3,7 gram per
kilogram (g/kg) lichaamsgewicht (2). Toxische effecten
kunnen al optreden vanaf 1,9 g/kg lichaamsgewicht (i). In
het geval van het schipperke kunnen we helaas niet
herleiden hoeveel zout het dier heeft binnengekregen. Het
schipperke bereikt de letale dosis na een inname van 16,65
gram zout, wat overeenkomt met één eetlepel. De Skye
terrier kreeg twee eetlepels zout toegediend (in totaal circa
30 tot 50 gram). Dit komt overeen met een blootstelling
van r,7 tot 2,7 g/kg natriumchloride.

Als het toegediende zout niet (geheel) wordt uit-
gebraakt, bestaat er zeker bij kleinere honden al snel een
risico op een zoutintoxicatie. De mortaliteit van een acute
hypernatriëmie is hoog (2). Met name bij neurologische
verschijnselen is de kans op overlijden groot (8). Het
optreden van deze verschijnselen is meer gerelateerd aan
de snelheid waarmee de hypernatriëmie ontstaat, dan aan
de hoogte van de natriumconcentratie in het bloed
(4.5>8).

Therapie

Absorptievermindering
Natriumchloride wordt na inname snel geabsorbeerd (9).
Kort na de opname van een grote hoeveelheid zout kan
men overwegen het dier te laten braken met apomorfine
(hond) of xylazine (kat). Vaak zal het dier al spontaan
braken. Het braken kan zelfs te lang aanhouden. Nogmaals
braken opwekken kan dan een extra risico op uitdroging
geven (2). Of maagspoelen wenselijk is om een overmaat

-ocr page 168-

aan zout te verwijderen, is niet geheel duidelijk. De
toediening van vocht zou de absorptie van zout kunnen
bevorderen (2). Bovendien is er een verhoogd anesthesie-
risico als er al sprake is van een hypernatriëmie. Hier moet
men dus rekening mee houden bij het toedienen van
bovengenoemde medicijnen en bij maagspoelen onder
sedatie.

Bij intoxicaties gebruikt men vaak geactiveerde kool
om het toxine te binden en vervolgens via de faeces af te
voeren. Natriumchloride blijkt echter nauwelijks te
binden aan geactiveerde kool. Het geven ervan wordt in
het geval van een zoutopname niet aangeraden (2, 5).

Correctie hypernatriëmie
Het voornaamste aandachtspunt in de behandeling van
een acute zoutintoxicatie is het corrigeren van de hyper-
natriëmie. Bij het vermoeden van een zoutintoxicatie
moet men daarom allereerst de natrium- en chloorconcen-
traties in het serum meten. Een milde hypernatriëmie kan
worden gecorrigeerd door de patiënt gecontroleerd kleine
beetjes water te laten drinken (2). Een serieuze hyper-
natriëmie (vanaf 170 mmol/L en/of bij neurologische
symptomen) vereist een behandeling met parenterale
vloeistoffen om de natriumconcentratie in het serum met
beleid te verlagen (5). In de literatuur is niet eenduidig te
vinden wat hierbij het correcte infuusbeleid is. De meeste
auteurs adviseren een niet natriumhoudende infuus-
vloeistof zoals 5 procent glucose in water (2,8-10). Ook
kan men werken met natriumarme infuusvloeistoffen
zoals 2,5 procent glucose in 0,45 procent natriumchloride
(2,8) of een half-om-half mengsel van glucose 5 procent en
Ringerlactaat waarmee men een natriumconcentratie van
65 millimol per liter verkrijgt (i). Het is belangrijk dat
men de serumnatriumconcentratie niet te snel verlaagt,
aangezien dat kan leiden tot hersenoedeem (r, 2, 5,9). Dit
geldt met name bij dieren met een hypernatriëmie die
langzaam is ontstaan (i, 3, 5). Bij deze dieren moet men er
rekening mee houden dat de osmolaliteit in de cel
inmiddels is toegenomen door idiogene osmolen (i, 5,6).
De hoeveelheid idiogene osmolen stijgt tot een maximum
binnen 48 tot 72 uur en heeft die tijd ook nodig om weer
tot het normale niveau te dalen (6). Als de natriumconcen-
tratie extracellulair te snel afneemt, ontstaat er een
omgekeerde gradiënt. Dit kan leiden tot weefselschade,
hersenoedeem en het overlijden van de patiënt (i). Bij een
acute hypernatriëmie zoals bij een zoutintoxicatie moet
men rekening houden met het feit dat cellen binnen drie
uur elektrolyten gaan concentreren (6). Tevens is er als de
natriumconcentratie in de hersenen stijgt, sprake van een
afname van de glycolyse, waardoor het actieve transport
van natrium uit de cellen wordt bemoeilijkt (6). Net als bij
een chronische hypernatriëmie kan een te snelle correctie
bij een zoutvergiftiging dus ook tot problemen leiden. De
meeste auteurs raden aan om de serumnatriumconcentra-
tie bij een acute hypernatriëmie niet sneller te laten dalen
dan met i mmol/L/uur (9,10) tot maximaal 2 mmol/L/uur
(8). Voor het vaststellen van de infuussnelheid hanteert
men in de literatuur rekenmethodes die beogen te
voorspellen welk effect een bepaalde hoeveelheid infuus-
vloeistof zal hebben op de natriumserumconcentratie,
zodat men kan voorkomen dat deze te snel gaat dalen
(i,
5-7.9)- Deze formules houden echter geen rekening met
extra opname van natrium uit het maagdarmkanaal of
extra uitplassen van natrium met behulp van een diure-
ticum (8).

Indien de neurologische symptomen na het instellen
van de vloeistoftherapie verergeren en er een meetbare
daling van de natriumconcentratie in het bloed optreedt,
is de serumnatriumconcentratie mogelijk te snel gedaald
en moet het infuusbeleid worden aangepast (5). In het
geval van hersenoedeem kan een behandeling met
mannitol verlichting van de symptomen geven (5, 6).

Ter behandeling van de convulsies kan Diazepam
worden gegeven (6). De natriumexcretie via de nieren kan
worden bevorderd door toediening van het diureticum
furosemide (3,8-10).

Frequente metingen van de natriumconcentraties in
het bloed en een nauwe controle van de hydratatie-
toestand (door middel van een jugulaircatheter en het
monitoren van de urineproductie) lijken de beste metho-
den om het infuusbeleid te begeleiden. Het is tevens

-ocr page 169-

wenselijk bij de patiënt regelmatig de hartfrequentie en
het hartritme, de nierfunctie en de zuurbasestatus te
controleren (5,8). Bij mensen is gebleken dat hypernatrië-
mie mogelijk een verhoogde kans op trombose geeft (8,9).

Bij zowel het schipperke als de Skye terrier was sprake
van een zoutvergiftiging die pas werd onderkend toen de
dieren neurologische klachten ontwikkelden. In dit
stadium wordt het afgeraden de dieren te laten braken en
de maag te spoelen, vanwege het risico op een aspiratie-
pneumonie. Er werd gekozen voor het geven van een
natriumarm infuus, furosemide en een symptomatische
behandeling van de klinische verschijnselen. Gezien de
ernst van de klachten en de snelheid waarin de verschijn-
selen zich ontwikkelden, was het gekozen infuusbeleid
mogelijk te behoudend.

Als we hadden gestreefd naar een daling van de
natriumconcentratie in het bloed van 2 mmol/L/uur (8)
dan hadden we het schipperke kunnen behandelen met
een infuussnelheid van 34 ml glucose 5 procent per uur en
de Skye terrier met 135 ml glucose 5 procent per uur.

Aanbevelingen voor de praktijk

In de praktijk geven dierenartsen eigenaren regelmatig het
telefonische advies een dier thuis te laten braken met zout.
Indien deze actie echter niet daadwerkelijk tot braken
leidt of wanneer er een overmaat zout wordt gegeven, kan
dit ernstige complicaties en zelfs overlijden tot gevolg
hebben. Het behandelen van een acute hypernatriëmie is
niet eenvoudig en heeft een gereserveerde prognose als er
neurologische verschijnselen optreden. De auteurs raden
het gebruik van zout als braakmiddel daarom af. Het heeft
de voorkeur de patiënt na opname van een ongewenst
product direct naar de praktijk te laten komen voor
klinisch onderzoek en een adequate klinische behande-
ling.

LITERATUUR

1. Barr J, Khan SA, McCullough SM, et al. Review of 14 cases of
hypernatremia secondary to home made play-dough ingestion in dog
from 1998 to 2001.1 Vet Emerg Crit Care 2004; 14 (3): 196-202.

2. Campbell A and Chapman M. Handbook of Poisoning in Dogs and
Cats. Blackwell Science, Oxford, 2000: pp 238-241.

3. Ettinger Sf. Textbook of Veterinary Internal Medicine, 5th ed. WB
Saunders, Philadelphia, 2000: pp 228-232 en 340-342.

4. Gfeller RW and Messonnier SR Handbook of Small Animal Toxicology
and Poisonings, 2nd ed. Mosby, Philadelphia 2004: pp 194.

5. Goldkamp C and Schaer M. Hypernatremia in dogs. Compend Contin
Educ Pract Vet 2007:148-161.

6. Niles G. Sodium. In: Clinical Veterinary Toxicology, Plumlee KH (ed.).
Mosby, St. Louis, MO, 2004: pp 218-221.

7. Plumb DC. Veterinary drug handbook, 3rd edition Iowa state
University Press, Ames 1999: pp 197-201.

8. Pouzot C, Descone-Iunot C, Loup [, et al. Succesful treatment of severe
salt intoxication in a dog. J Vet Emerg Crit Care 2007; 17 (3): 294-298.

9. Tegzes JH. Sodium. In: Small animal toxicology, 2nd ed. Peterson ME
(ed.) Saunders Elsevier, St. Louis, 2006: pp 1049-1054.

10. Thompson L). Sodium chloride (salt). In: Veterinary Toxicology. Gupta
RC (ed.) Elsevier Inc. 2007: pp 461-464.

CHRONOMINTIC REKENT
AF MET MAAGDARM- ÉN
LONGWORMEN!

Een perfecte balans is de essentie van wormbestrijding en -preventie bij weidend
jongvee. Met slechts één behandeling voor het gehele seizoen biedt de
Chronomintic SR bolus balans tussen bescherming van het dier enerzijds en
immuniteitsopbouw anderzijds. Maar ook tussen behandeling en groei. Evenals
tussen kosten en baten!

Vraag daarom uw dierenarts naar
Chronomintic!

\\firL:>^c

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie: Virbac NedeHand BV, Postbus 313, 3770 AH
Tel: 0342-427119. E-mail: info@virbac.nl

Barneveld,

Diergeneesmiddel: REC NL 2619. Samenstelline: Levamisole HCI 22,5 gram. Indicatie: preventieve en curatieve
behandeling van maagdarm- en longworm infecties bij niet-melkgevend rundvee. Doeldien Niet-melkgevend
rundvee van 100-250 kg. Dosenng: één bolus per dier. Contra-indicaties: Niet toedienen aan
melkgevende runderen, dieren jonger dan 4 maanden, rundvee met een lichaamsgewicht onder 100 kg
of boven 250 kg. Wachttijdadvies: Wes: 5 maanden,

-ocr page 170-

Erfelijke nefropathieën bij de hond:
moleculair genetische studies van Noorse
elandhonden en Engelse cockerspaniëls

Dr. A.C. Wiersma •

Samenvatting proefschrift

Erfelijke nefropathieën zijn beschreven in een variëteit
van hondenrassen. In een minderheid hiervan is de
oorzakelijke mutatie vastgesteld en deze ziektes zijn
bruikbaar als diermodellen voor humane nefropathie-
en. In dit proefschrift van drs. A. C. Wiersma (promo-
toren: prof. dr. B.A. van Oost en prof. dr. J. Rothuizen,
co promotor: dr. P.A.J. Leegwater) worden erfelijke
nefropathieën onderzocht bij de Noorse elandhond en
de Engelse cockerspaniël.

Een familie grijze Noorse Elandhonden met \'famihal renal
disease\' werd gefenotypeerd, inclusief lichtmicroscopi-
sche, electronenmicroscopische en immunofluorescentie-
studies van de laesies in de nieren. Op basis van laborato-
riumparameters, nierfunctietesten en onderzoek van
nierweefsel was het moeilijk om in een vroeg stadium
\'familial renal disease\' te diagnosticeren. Voorheen is
periglomerulaire fibrose beschreven als de vroegste laesie
in de nieren. Wij hebben echter in onze familie nog
vroegere laesies geïdentificeerd, op basis waarvan we deze
aandoening kunnen herdefiniëren als een glomerulair
probleem, in plaats van een tubulo-interstitieel probleem
wat eerder door anderen was gesuggereerd. De familie van
drie generaties die wij volgden, werd gefenotypeerd om
die individuen te identificeren die met zekerheid zijn
aangedaan. Op basis van het verervingpatroon in de
stamboom lijkt een autosomaal dominante overerving
van \'familial renal disease\' het meest waarschijnlijk.

kandidaatgenen

De cdna-sequentie, de genomische annotatie en de
chromosomale positie van twee collageen type iv-genen
van de hond, C0L4A3 en
COL4A4, werden bepaald. Deze
aangrenzende genen zijn eerder al aangewezen als
kandidaatgenen voor een aantal erfelijke nefropathieën in
de hond op basis van histologische overeenkomsten met

i Universiteit Utrecht, faculteit Diergeneeskunde, departement Genees-
kunde van Gezelschapsdieren.

het humane Alportsyndroom. COL4A5 en COL4A4 werden
bestudeerd als kandidaatgenen voor \'familial renal disease\'
bij Noorse elandhonden, waarbij we een beperkt aantal,
familiegerelateerde monsters gebruikten. Drie nauw
gekoppelde, polymorfe microsatellietmarkers werden
ontwikkeld met behulp van een \'canine Bacterial Artificial
Chromosome library\'. In de familie Noorse elandhonden
werd het verervingpatroon van \'familial renal disease\'
vergeleken met het patroon van de
COL4A3/COL4A4-
genen, die door de drie microsatellieten werden vertegen-
woordigd. De observatie van een aangedane hond die het
\'haplotype-at-risk\' niet deelde met de andere aangedane
honden, maakte het onwaarschijnlijk dat deze genen bij
\'familial renal disease\' betrokken zijn. De betrokkenheid
van C0L4A3 en
COL4A4 bij \'hereditary nephropathy\' in
Engelse cockerspaniëls werd door ons ook onderzocht, aan
de hand van
snps. We genotypeerden nieuw ontwikkelde
COL4A3/COL4A4-SNPS in monsters van zowel jonge als
oudere Engelse cockerspaniëls (respectievelijk minder dan
24 maanden en meer dan 24 maanden oud) met \'heredi-
tary nephropathy". Een onlangs gepubliceerde nonsense-
mutatie in
COL4A4 werd door ons homozygoot waargeno-
men in alle jonge aangedane honden, maar werd niet
geobserveerd in de oudere honden. Dit duidt erop dat in
dit ras een tweede type nierziekte bestaat met hetzelfde
histologisch beeld.

stamboom

De genetische achtergrond van \'familial renal disease\' in
Noorse elandhonden werd verder onderzocht met een
genoombrede aanpak, waarbij we gebruik maakten van een
uitgebreide stamboom. Een \'multipoint\' koppelingsanalyse
werd uitgevoerd op de genotypedata van ongeveer 1500
snp-markers met genoomwijde dekking, waarbij alleen de
genotypes van aangedane honden in beschouwing werden
genomen. Significante positieve
lod-scores werden hierbij
vastgesteld op honden chromosoom 17. Twee regio\'s van dit
chromosoom werden verder bestudeerd aan de hand van
extra markers en in een uitgebreidere set monsters,
inclusief twee kleine families uit de Noorse populatie.
Koppeling werd bevestigd met een
lod-score groter dan
drie, hetgeen het gen verantwoordelijk voor \'familial renal
disease\' localiseert in een regio van 10 miljoen baseparen
(
mb) grootte op honden chromosoom 17.

-ocr page 171-

" De QUESt Stuc^if, een nriijipaal\'\'\'*f
411 de geschiedenis vati.cardiale - -"f;-:\'
gezondheidszorg bij honden,.toont aah .. _
dat honden rrietcongestief hartfalen■
" veroorzaakt dóór mitralisinsuflficiëntle
\' . 91%\'langer overleven als ze behandeld t\'-;
• vi^ordert rnettVétrtiedin\'ï\' in vergelijking\'^\'

vetc^edin

\' Effect of Pimobendan or Benazepril Hydrochloride on survival times in dogs
with congestive heart failure caused by naturally occurring myxomatous
mitral valve disease: J.Haggstrom et al, j.Vet.lnt.Med, 2008,102.

VERLENGT HET LEVEN

Productnaam: Vetmedin. Werkzaam bestanddeel: Pimobendan; per capsule 1,25, 2.5 of 5 mg pimobendan. Indicatie: Vetmedin capsules zijn geïndiceerd voor de
vermindering van de symptomen van chronisch hartlijden bij honden dat wordt veroorzaakt door gedecompenseerde hartklepinsufficiëntie of cardiomyopathie.
Doeldier hond. Contra-indicatie: Vetmedin capsules dienen niet te worden gebruikt bij gevallen met hypertrofische cardiomyopathieën of bij klinische condities
waarbij een toename van de cardiale output niet mogelijk is vanwege functionele of anatomische redenen.; Bijwerkingen: In zeldzame gevallen kunnen een licht
positief chronotroop effect en overgeven voorkomen. Deze effecten zijn echter dosis afhankelijk en kunnen worden voorkomen door in deze gevallen de dosis te
verlagen. Dosering: Tweevoudige orale toediening van 0,25 mg pimobendan per kg lichaamsgewicht per dag. met een interval van 12 uur, een tot anderhalf uur voor
de maaltijd. Registratienummer REC NL 9963/9114/9115. Kanalisatiestatus: UDA.

www.vetmedin.nlwww.boehringer-ingelheim.nl

Boehringer
Ingelheim

-ocr page 172-

2 SOORTEN DERMATITIS
ONTELBARE HONDENRASSEN

° Antibacterieel en antifungaal
O Chloorhexidine Miconazol

O Ter behandeling en controle van seborroeïsche dermatitis bij de hond

(geassocieerd met Malassezia pachydermatis en Staphylococcus intermedius)

° Als hulpmiddel bij de behandeling van Microsporum Cam\'s Infecties bij de kat

Malaseb\' shampoo: UDA REG.NL. 101936. Werkzame bestanddelen; chloorhexidine 2% w/v, miconazol 2% w/v. Indicaties; voor de behandeling en het onder controle houden van
seborroeïsche dermatitis geassocieerd met
M. pachydermatis en S. intermedius bij honden. Als hulpmiddel bij de behandeling en het onder controle houden van ringworm t.g.v. M. canis i.c.m.
het gebruik van griseovulvine. Toedieningswijze; Hond: was 2 maal per week totdat de symptomen afnemen, daarna wekelijks of zo vaak als nodig om de symptomen onder controle te houd-
en. Kat: was 2 maal per week gedurende 6-10 weken of zoveel langer totdat de vachtkweek negatief is voor
M. canis. De maximale periode van gebruik mag niet langer zijn dan 16 weken.
Voomaamste bijwerking/contra-indicatie; in het bijzonder honden met atopie en katten met een allergische huidaandoening kunnen een voorbijgaande pruritusen/of erythemateuze reactie
ontwikkelen na behandeling. In uitzonderlijke omstandigheden kan er na behandeling bij honden en katten een huidreactie optreden (jeuk. roodheid). D©Chf

Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel 31 (0) 76 - 531 79 77 veterinary Prodi

-ocr page 173-

Haastklus

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het is moeilijk om tussen twee
spoedklussen te moeten kiezen, en
dan te proberen het zo goed moge-
lijk op te lossen. Dat geeft soms wat
slordigheden, die balanceren op het
randje van verwijtbaar handelen.

\'multitasken\'

Poes Tara is hoogdrachtig en begint
zoals het een goede poes betaamt op
vrijdag met het inzetten van een
bevalling. En waren er nu maar gladjes
vijf of zes kittens uitgerold, dan was
het wel een leuk weekend geworden.
De bevalling zet echter niet door en de
fokker belt de dierenarts die deze
vrijdagavond de noodsituaties het
hoofd mag bieden. De dierenarts is
bezig met een andere zware patiënt en
vraagt de fokker om nog even geduld
te hebben. Als de fokker blijft aan-
dringen, mag ze uiteindelijk naar de
praktijk komen, maar ze moet ook
daar nog een minuut of twintig
wachten voordat de dierenarts haar
volle aandacht kan richten op de
aanstaande moeder. Een spuit Oxyto-
cine heeft geen effect, dus de dieren-
arts begint voorbereidingen te treffen
voor een keizersnede. Er is echter een
klein probleempje: er is geen assisten-
tie, dus moeten de fokker en haar
dochter maar even bijstaan. Het eerste
kitten wordt dood geboren, dan
volgen twee levende kittens, maar bij
nummer vier begint moeder wakker
te worden. In razend tempo haalt de
dierenarts kitten nummer vijf uit de
baarmoeder, ziet dat dit kitten een
open buikje heeft, euthanaseert het
recht in het hart en geeft ondertussen
moeder extra narcose. Kitten nummer
zes komt goed op de wereld en na het
afronden van de operatie mag de
fokker met moeder en nestgenoten
naar huis. Moeders is alleen nog niet
wakker na de extra dosis narcose.

turbokeizersnede

Het duizelt de fokker van de snelheid
waarmee deze actie zich heeft vol-
trokken. Dat kan toch niet goed zijn?
Dat een van de kittens gewond was, is
volgens de fokker te wijten aan de
snelheid waarmee de dierenarts het
uit de baarmoeder heeft gerukt. Zou
Tara snel hersteld zijn, dan was het
misschien nog met een sisser afge-
lopen, maar Tara wordt thuis moeilijk
wakker. Het advies van de dierenarts
is: knijp Tara maar even flink in neus
en poten, dan wordt ze wel wakker. De
fokker vertrouwt het echter niet en is
om elf uur \'s avonds weer terug op de
praktijk voor een glucose-infuus.
Weer thuis begint de operatiewond te
bloeden. Weer belt de fokker met de
dierenarts, en ze krijgt nu het advies:
bind er maar een theedoek omheen.
Op dat moment vindt de fokker het
tijd om een andere dierenarts op te
zoeken. Moeder bloedt, maar ook de
kittens, want de navelstrengetjes zijn
niet afgebonden. En moeder Tara heeft
ook geen antibiotica gekregen na deze
turbo-operatie.

Voor de kattenfokker is dit alles
reden om een klacht in te dienen,
waarbij nog een juridisch hindernisje
moet worden genomen. De dierenarts
is namelijk intussen met haar praktijk
gestopt en dat betekent dat de klacht
niet meer ontvankelijk is, toch? Nee
dus. Ze mag dan zijn gestopt, maar ze
is niet uitgeschreven uit het register,
dus de klacht wordt gewoon in
behandeling genomen.

diergeneeskundige dilemma\'s

Een wachttijd van twintig minuten,
een razendsnelle keizersnede, een
kitten met een open buik, acute
euthanasie van dat kitten, het zijn
allemaal geen zaken waar het Tucht-
college over valt. Gebrek aan assisten-
tie is lastig, maar de echtgenoot van de
dierenarts bleek paraat te zijn voor
hulp. Van het open buikje denkt het
Tuchtcollege niet dat er verband is
met de operatie en de wachttijd van
twintig minuten was onder de
omstandigheden (ander spoedgeval,
geen uitvloeiing) niet onverantwoord.
Narcose moeten bijspuiten kan
gebeuren en de door de fokker zwaar
aangezette bloeding bleek uiteindelijk
bij de opvolgend dierenarts erg mee te
vallen. Het niet afbinden van de
navelstrengen van de kittens en het
achterwege laten van antibiotica is
niet per definitie veterinair onjuist.
Kortom, de fokker mag dan de indruk
hebben dat het een haastklus was,
echte fouten zijn niet aan te wijzen.
Op één na dan: het meegeven van een
slapend dier. Achteraf geeft de
dierenarts wel toe dat het misschien
handiger was geweest Tara op de
praktijk te houden, maar ze had geen
voorzieningen voor de kittens en wat
moet je dan? Het leek haar toch beter
om moeder en kroost samen naar huis
te laten gaan.

Het Tuchtcollege is echter niet
vatbaar voor logistieke argumenten
als \'geen plek\' of\'geen voorzieningen\'.
Een dier mag niet slapend mee naar
huis. Zo krijgt de dierenarts aan het
eind van haar carrière nog net een
waarschuwing. De uitschrijving uit
het register zal ze daarna misschien
nog wel sneller hebben geregeld dan
deze operatie.

-ocr page 174-

Merel Langelaar, Marieta Braks en Joke
van der Glessen

Dierreservoirs zijn een belangrijke
bron van opduikende infectie-
ziekten. Hoewel het praktisch
onmogelijk is te voorspellen wat de
volgende \'opduikende zoönose\' zal
zijn, kunnen we wel factoren
benoemen die inzichtelijk kunnen
maken uit welke hoek we de meeste
of grootste risico\'s moeten verwach-
ten. Het onderzoeksprogramma
\'Emerging zoonoses\' (Emzoo) is erop
gericht advies te geven over de
inrichting van vroege detectie- en
surveillancesystemen van ziekten
uit dierreservoirs die de volks-
gezondheid bedreigen. Dergelijke
systemen moeten ons in staat
stellen tijdig op de hoogte te zijn,
zodat effectief kan worden inge-
grepen en opkomende dreigingen in
de kiem gesmoord kunnen worden.
De dierenarts practicus speelt
hierbij een zeer belangrijke rol.

Het afgelopen decennium is een groot
aantal studies uitgevoerd met als doel
de oorzaak van (opnieuw) opduikende
infectieziekten te achterhalen en zo
mogelijk nieuw opduikende infectie-
ziekten beter te kunnen voorspellen.
(Institute of Medicine, 1992 & 2003;
Foresight studies
uk, 2006; who joint
consultation emerging zoonoses,
2004). Het blijkt dat circa 75 procent
van de nieuwe opduikende infectie-
ziekten afkomstig is uit dierreservoirs
(emerging zoonoses) (Taylor et al.,
200r). In 2004 heeft de Gezondheids-
raad, in samenwerking met de Wereld-
gezondheidsorganisatie (
who), naar
aanleiding van een beleidsadviesvraag
van het ministerie van Volksgezond-
heid, Welzijn en Sport (vws) een
internationale \'expert meeting\' gewijd
aan het onderwerp opkomende
zoönosen. Het doel van deze bijeen-
komst was antwoorden te krijgen op de
vragen: welke factoren zijn gerelateerd
aan het opkomen van zoönosen en
waar moeten we in de toekomst
rekening mee houden? In opdracht van
de Gezondheidsraad heeft het Rijks-
instituut voor Volksgezondheid en
Milieu
(rivm) een inventarisatie
gemaakt van mogelijk relevante
diersoort/agens/vector-combinaties en
de factoren die hierop van invloed zijn
(Van der Giessen et al, 2004). De
definitie van een \'emerging\' zoönose
die hierbij gehanteerd wordt is die van
de
who (2004): \'An emerging zoonosis
is a zoonosis that is newly recognised
or newly evolved, or that has occurred
previously but shows an increase in
incidence or expansion in geographic,
host or vector range.\' De conclusie uit
deze studie is dat het praktisch
onmogelijk is de volgende opduikende
zoönose te voorspellen maar dat er wel
factoren zijn te benoemen die inzichte-
lijk kunnen maken uit welke hoek we
de meeste dreigingen kunnen verwach-
ten. Denk bijvoorbeeld aan de intro-
ductie van vectoren naar nieuwe
gebieden met als consequentie de
introductie van nieuwe vectorover-
draagbare infectieziekten. Kennis over
vectoroverdraagbare infectieziekten
vereist een gedegen multidisciplinaire
aanpak, die nu versnipperd of nog niet
aanwezig is. Daarnaast deed het
rivm
de aanbeveling de afstemming en
samenwerking tussen humane- en
veterinaire infectieziektebestrijding te
verbeteren. Daarbij valt te denken aan
goede geïntegreerde (vroeg)signale-
ringssystemen, vergelijkbare systemen
voor humane en veterinaire diagnos-
tiek en verbeterde, geïntegreerde
syndroom- en kiemsurveillance.

onderzoeksprogramma

Bovenstaande ontwikkelingen hebben
ertoe geleid dat met financiering van
het ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwahteit
(lnv) een onder-
zoeksprogramma is gestart op het
gebied van de opduikende zoönosen.
De betrokken kennisinstellingen (het
rivm, de Gezondheidsdienst voor

Emzoo: naar een humaan-veterinaire
aanpak van zoönotische bedreigingen

Dieren (gd), het Centraal Veterinair
Instituut (cvi) en de faculteit Dier-
geneeskunde
(ed)) hebben eind 2006
een consortium gevormd met als
einddoel:

- een lijst van prioritaire (poten-
tiële opduikende) zoönosen te
hebben op basis waarvan de
risicomanagers preventieve of
interveniërende maatregelen
kunnen laten ontwikkelen;

- over twee jaar een systematische
benadering beschikbaar te
hebben voor het vroegtijdig
signaleren en identificeren van
opduikende zoönosen uit dierreser-
voirs;

- een voorstel te genereren voor
een effectief en efficiënt werkende
infrastructuur van samenwerkings-
verbanden tussen medische en
veterinaire (hoofdrol)spelers ten
behoeve van het zoönosebeleid.

Dit onderzoeksprogramma, Emzoo
genaamd, zal hier nader worden
toegelicht.

emzoo

Het ministerie van lnv heeft het rivm
gevraagd het onderzoeksprogramma
te coördineren. In 2007 is het pro-
gramma \'Emerging zoonoses\' (Emzoo)
gestart, waarin de hierboven genoem-
de instanties samenwerken. In de
eerste fase van het project zijn de
verschillende monitoring-, surveil-
lance- en signaleringssystemen bij
mens en dier op het gebied van
infectieziekten in Nederland en deels
internationaal in kaart gebracht,
evenals de reeds bestaande samen-
werkingsverbanden. Het in kaart
brengen van wat er al wel is, leidde
direct tot inzichten in wat er nog niet
is, maar mogelijk wel wenselijk is.

In de tweede fase zijn diverse
projecten van start gegaan om te
komen tot een blauwdruk van een
groot generiek systeem dat door
middel van optimale samenwerking
tussen de verschillende disciplines en

-ocr page 175-

organisaties, het op gang brengen van
de juiste informatiestromen, en
uitwisseling van gegevens een
bestaande of nieuwe zoönose zo snel
mogelijk signaleert. Daarna kan tot
bestrijding worden overgegaan,
waardoor de risico\'s voor de volks-
gezondheid tot een minimum beperkt
blijven.

Parallel hieraan is binnen Emzoo
gewerkt aan een systeem om zoöno-
sen te kunnen prioriteren naar de
mate van dreiging en dus urgentie om
tot actie over te gaan. Op het moment
dat een nieuwe zoönose opduikt of er
een verheffing in het voorkomen van
een bestaande zoönose optreedt,
moeten namelijk keuzes worden
gemaakt: vinden we deze ziekte
belangrijk genoeg om verder te
onderzoeken en te bestrijden? En
vooral voor dreigingen van zoönosen
die nog niet in Nederland zijn waar-
genomen, is het noodzakelijk op
transparante wijze een keuze te
maken op welke men zich gaat
voorbereiden. Wat weegt bijvoorbeeld
zwaarder: hoeveel mensen er ziek
worden of wat het de veehouderij
kost? Op het moment dat een ziekte
aanwezig is, komt hierover al snel een
discussie op gang waarin iedereen
vooral vanuit de belangen van zijn
eigen achterban spreekt. Toch zullen
de ministeries van
lnv en vws een
beslissing moeten nemen die door de
partijen wordt gedragen. Uit de vele
zoönotische agentia die in de wereld
als \'emerging\' worden beschouwd, zijn
er 92 geselecteerd die het meest
relevant lijken voor Nederland. Voor
deze agentia is een aantal criteria
gedefinieerd waarmee de mate van
dreiging ervan beschreven. Aan de
criteria is door een panel van experts
een waarde toegekend op basis van
eenvoudige beslisregels. Dat heeft
geleid tot een voorlopige lijst waarin
de 92 agentia geprioriteerd zijn op
mate van dreiging. In de tweede fase
van het project zal deze prioriterings-
methodiek (het vaststellen van de
precieze criteria en weegfactoren) nog
verder worden ontwikkeld en gevali-
deerd. Daarna heeft men een lijst in
handen waarmee de 92 agentia
geprioriteerd zijn, maar ook een
methodiek die kan worden gebruikt
om op relatief objectieve wijze een
nieuwe zoönose een plaats in de
ranglijst toe te kennen.

signalering en surveillance

Uit de eerste fase is gebleken dat de
surveillance in verschillende dier-
populaties in Nederland nog onvol-
doende ontwikkeld is. De systemen
zijn meestal gericht op één of enkele
specifieke ziektes, waarbij klinische
manifestaties zonder bekende
volksgezondheidsrelevantie en
asymptomatisch verlopende infecties
met volksgezondheidsrelevantie niet
of niet tijdig worden opgemerkt. Er
bestaan op dit moment vooral
surveillancesystemen bij landbouw-
huisdieren en de mens. Op het gebied
van paarden en gezelschapsdieren zijn
surveillancesystemen in het geheel
niet aanwezig. Daarnaast schiet de
vroege signalering en surveillance van
infectieziekten bij wilde dieren (in het
bijzonder knaagdieren), exoten en
vectoren tekort, terwijl we juist uit
deze populaties problemen verwach-
ten. Daarbij is het essentieel om de
kennis over ecologische factoren, die
onder andere de omvang van dier-
populaties en van vectoren beïnvloe-
den, uit te breiden en deze kennis mee
te nemen bij de opzet van surveil-
lancesystemen. Het Dutch Wildlife
Health Center, sinds 2008 ingericht bij

-ocr page 176-

de faculteit Diergeneeskunde in
Utrecht, vormt een nieuwe stimulans
om te komen tot een betere signale-
ring van infectieziekten in wild-
populaties.

bestrijding

Het doel van een goede signalering is
een adequate bestrijding van zoöno-
sen. In de tweede fase van Emzoo
wordt gewerkt aan systemen om tot
efficiëntere signalering te komen.
Daarbij moet men ondermeer denken
aan de ontwikkeling van nieuwe
methoden voor een snelle diagnostiek
bij zowel mens als dier, nieuwe metho-
den om verheffingen van ziektebeel-
den vroegtijdig te signaleren (syn-
droomsurveillance en generieke
detectiesystemen), en de ontwikkeling
van modellen om scenarioanalyses te
kunnen uitvoeren en risico\'s op een
spatiële en temporele wijze in kaart te
kunnen brengen
(gis risk mapping).

de rol van de dierenarts

Wereldwijd wordt gewerkt aan het \'One
world, one health\'-concept. Dierenart-
sen hebben de volksgezondheid hoog
in het vaandel. Derhalve is er, direct
dan wel indirect, binnen het Emzoo-
project ook een rol weggelegd voor de
veterinair-practicus. Herkenning en
melding van ziekten begint immers bij
de practicus. Aangifte van meldings-
plichtige ziekten is erg belangrijk, maar
ook alertheid: het herkennen wanneer
ziekten zich anders voordoen of vaker
lijken voor te komen, om daarvan
vervolgens melding te doen, bijvoor-
beeld bij de
gd (Veekijker) of vwa
(meldkamer). Op die manier kan
enerzijds specialistische hulp worden
gevraagd, en komt anderzijds een
signaal terecht bij de instanties, die
daarop vervolgstappen kunnen
ondernemen. Kennis moet hand in
hand gaan met goede communicatie.
Ook aan de verdere stroomlijning van
communicatienetwerken wordt
gewerkt binnen de tweede fase van
Emzoo. Zo is een systeem in ontwikke-
ling om dierenartsen en artsen snel te

consortiumwerkgroep emzoo

De consortiumwerkgroep bestaat uit:

- Dr. Y. van Duynhoven rivm

- Prof. dr. Ir. A. Havelaar, rivm/uu

- Prof dr. H. Heesterbeek. uu

- Prof dr. E van Knapen uu
-Drs. P.Kock.
 gd
-Dr. J. Mars gd

- Dr. K. van Maanen co

- Prof dr. M. Koopmans rivm/eur

- Dr. D. Kurowicka. tu Delft

- Dr. D. Notermans. rivm

- Drs. V. Rijsman cvi

- Drs. B. Schimmer rivm

- Dr. M. Swanenburg cvi

- Prof. dr. J.A. Wagenaar uu/cvi
-Dr.P Wever
 gd

- Drs. E van Zijderveld cvi

afkortingen:

- rivm: Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en het Milieu, Centrum
voor Infectieziektenbestrijding

- uu: Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde

- gd: Gezondheidsdienst voor Dieren

- eur: Erasmus Universiteit Rotterdam

- TU Delft: technische Universiteit, Delft

- cvi: Centraal Veterinair Instituut

referenties

1. Foresight. Infectious Diseases: preparing for
the future. Executive summary. Office of
Science and Innovation, London, 2006.

2. Institute of medicine Emerging infections:
microbiological threats to health in the
United States, (national Academic Press,
Washington
dc, 1992).

3. Institute of Medicine & Board on Global
Health. Microbial Threats to Health:
Emergence, Detection, and Response
(National Academies Press, Washington
dc,
2003).

4. Risk factors for human disease emergence.,
Taylor LH, Latham SM, Woolhouse ME..
Philos Trans R Soc Lond B Biol Sci. 2001 Jul
29:356(141 i):983-989-

5. who. 2004. Reportof the who/fao/oie joint
consultation on emerging zoonotic diseases.

6. Zoonoses in Europe: a risk to public health,
[Zoonosen in Europa: risico\'s voor de
volksgezondheidj, Giessen JWB van der,
Isken LD, Tiemersma EW, 99 p in English,
2004, RIVM Rapport 330200002.

kunnen voorzien van informatie via
een mailingsysteem: vetinf@ct.

geïntegreerde kennis

Zoönosen zijn ziekten op het grens-
vlak van mens en dier. Om zoönosen
te bestrijden zal kennis vanuit vele
disciplines grenzen moeten over-
schrijden. Geïntegreerde kennis kan
worden aangewend om tot actie over
te gaan bij de signalering, monitoring
en bestrijding van zoönosen. In het
project \'Emzoo\' werkt een consortium
van humane en veterinaire kennis-
instellingen samen om het \'One
world, one health\'-concept in praktijk
te brengen met als doel een bruikbaar
instrument ter bescherming van de
volksgezondheid.

Dr. Merel Langelaar (rivm), dr. Marieta
Braks
(rivm) en dr. Joke van der Gles-
sen
(rivm en projectleider) schrijven
namens de consortiumwerkgroep.

-ocr page 177-

Volledige foetale bescherming,

jaar na jaar

PregSure® BVD, Bovine Virus Diarree vaccin, geïnactiveerd SAMENSTELLING per 2 ml dosis: geïnactiveerd Bovine Virus Diarree (BVD) type 1 virus, cytopathogeen,
stam 5960, Induceert een geometrisch gemiddelde serumneutrallserende titer In cavia\'s van tenminste 5,6log2 Adjuvans: Proclsion-A®: 0,164 ml/vaccindosis; samen-
stelling Proclslon-A® (per ml): Quil A: 3,05 mg; cholesterol: 3,05 mg; amphigen base : 0,076 ml; drakeol 5 (vloeibare paraffine): 0,228 ml Hulpstoffen: ThIomersaI: 0,18
mg DIERSOORT: rundvee op geslachtsrijpe leeftijd (koelen en vaarzen) INDICATIES: voor de actieve Immunisatle van vrouwelijk rundvee ter preventie van transpla-
centalre infectie met BVD virus type 1 en de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren met BVD virus type 1. Door onderzoek op laboratoriumschaal is aange-
toond dat door vaccinatie de fertlllteltsverllezen ten gevolge van een SVDV type 1 besmetting in de eerste stadia van de dracht verminderd kunnen worden. Er Is geen
klinische effectiviteit aangetoond ten aanzien van BVD virus type 2 stammen. Aanvang van de Immuniteit: - wanneer de basisvaccinatie tenminste 14 dagen vóór
dekking of Inseminatie afgerond Is, zorgt dit voor bescherming gedurende de gehele periode waarin het risico op transplacentaire infectie aanwezig Is. - wanneer de
basisvaccinatie tenminste 23 dagen vóór dekking of Inseminatie afgerond Is, zorgt dit voor bescherming tegen fertlliteitsverliezen IWIMUNITEITSDUUR: 12 maanden
WACHTTIJD: vlees en melk: nul dagen DISTRIBUTIE: uitsluitend verkrijgbaar vla de dierenarts. REGISTRATIE; REG NL 10273. Nadere Informatie Is verkrijgbaar bij
Pfizer Animal Health bv

Pfizer Aninial Health

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nl • infü@pfizerah.nl
© 2008 Pfizer Animal Health b.u., Capelle a/d IJssel
® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 178-

Gesignaleerd

CaroUen de Jager

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit drie bronnen: het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering
(lcr), Inf(a)ct en
het signaleringsoverleg. Het
lcr
brengt risico\'s voor reizigers in kaart
en adviseert hen over preventieve
maatregelen. Inf(a)ct is de elektroni-
sche berichtenservice van de
Landelijke Coördinatie Infectieziek-
tebestrijding
(lci) van het rivm-cib.
In het signaleringsoverleg wordt
wekelijks op het
gib gesproken over
toename van bestaande of opkomst
van nieuwe infectieziekten. Hier-
onder volgt een overzicht van de
signalen tot en met 22 januari 2009.

patliént met FASCIOLA

HEPATICA (lEVERBOt)

In de regio Kennemerland is enige tijd
geleden fasciolose vastgesteld bij een
schapenhouder. Fasciolose komt veel
voor bij schapen, maar in deze casus is
de transmissieroute niet duidelijk
geworden. Fasciolose wordt veroor-
zaakt door de platworm
Fasciola
hepatica.
De volwassen leverbot leeft
in de lever van herkauwers en legt
eitjes die via de mest op het weiland
belanden. De larven die uit de eitjes
komen, hebben een slak nodig als
tussengastheer Uit de slak komen
larven van een volgend stadium, die
\'plakken\' aan waterplanten of gras in
een vochtige omgeving. Deze larven
veranderen tenslotte in een infectieus
stadium voor de eindgastheer.

Infecties bij de mens komen
sporadisch voor en zijn eerder
beschreven als gevolg van de con-
sumptie van waterkers. Verschijnselen
bij de mens hebben betrekking op
leverlijden (vergrote lever, geelzucht,
bloedarmoede), koorts, buikpijn en
gewichtsverlies. Meer informatie over
leverbot is te vinden op de website
\'ziek door dier\': www.rivm.nl/
ziekdoordier/zoon_op_rij/leverbot.jsp.
Een hogere waterstand en meer
regenval zijn waarschijnlijk van
invloed op leverbotinfecties bij mens
en dier De Werkgroep Leverbotprog-
nose (een samenwerkingsverband
tussen de Animal Sciences Group,
Wageningen
ur en de gd) heeft als
taak de kans op leverbotinfecties voor
schapen en runderen te voorspellen.

rivm-cib

lintworm na het eten van

rauwe vis

Vijf weken na het eten van een grote
portie rauwe zalm ontdekte een
cateraar in zijn ontlasting een schakel
van een stukje worm (proglottide).
Onderzoek gaf aan dat het ging om
Diphyllobothrium spp., een vislintworm.
Een infectie met deze lintworm
verloopt meestal asymptomatisch. In
zeldzame gevallen kunnen klachten
ontstaan zoals buikpijn, diarree,
braken en gewichtsverlies. Op lange
termijn kan mogelijk een pernicieuze
anemie optreden als gevolg van een
tekort aan vitamine B12. Daarnaast
zijn complicaties beschreven als
darmobstructie en galblaasproblemen.
De sensitiviteit van fecesonderzoek bij
Diphyllobothrium spp. is in het alge-
meen laag. Dit wordt veroorzaakt
doordat de proglottiden op de feces
liggen en de eieren daardoor niet door
de hele feces zijn vermengd. Zalm kan
een tussengastheer zijn voor de (larve
van de) lintworm. Wanneer de zalm
niet voldoende wordt verhit of
ingevroren, kan de larve overleven en
bij ingestie door de mens uitgroeien
tot een volwassen exemplaar Eenmaal
volwassen produceert deze vele
(miljoenen) eitjes. Die zijn echter niet
besmettelijk voor de mens.

Een gezelschap van ongeveer vijftig
mensen heeft mogelijk van dezelfde
zalm gegeten. Zij hebben in tegenstel-
ling tot de cateraar zeer dunne plakjes
gegeten en minder grote porties.
Desondanks zullen ze worden
ingelicht over het mogelijke risico.

Ook eind september 2008 werd een
Diphyllobothrium gevonden bij een
man die een proglottide ontdekte in
zijn ontlasting. In beide gevallen
leverde verdere typering
D. nihon-
kaiense
op. De Voedsel en Waren
Autoriteit is op de hoogte van deze

twee bevindingen en probeert de
leveranciers te achterhalen om te
onderzoeken of maatregelen nodig en
mogelijk zijn.

rivm-cib, ggd Den Haag, vwa, arts-
microbioloog Mank

dieren en mensen met rabiës

In Isère (Franse Alpen) overleed een
drie maanden oude herdershond als
gevolg van een infectie met het
rabiësvirus. In de periode dat de hond
infectieus was, heeft hij contact gehad
met 31 mensen. Deze zijn allen
onderzocht, waarna achttien personen
postexpositieprofylaxe ontvingen,
waarvan vijf met zowel immunoglo-
buline als vaccin. De eigenaar van de
hond had het dier gevonden op een
parkeerplaats in Malaga, Spanje.
Omdat de incubatietijd bij honden
twee tot drie maanden bedraagt, is het
zeer waarschijnlijk dat de hond al
besmet was toen hij in Spanje werd
gevonden. Moleculaire typering van
het virus toonde aan dat het overeen-
kwam met stammen die gewoonlijk in
Marokko worden gevonden (genotype
i, Africai).

In Ierland werd een vrouw ernstig
ziek door het rabiësvirus. De laatste
keer dat rabiës voorkwam in Ierland
was in 1938. De vrouw heeft het virus
vermoedelijk opgelopen in het
buitenland. Ze was tijdens de incu-
batieperiode in een overzees gebied
geweest, waar vaker rabiës in dieren
voorkomt. Ze is daar waarschijnlijk
gebeten.

In Baden-Württemberg (Zuidwest-
Duitsland) werd bij een hond rabiës
vastgesteld. De hond was in augustus
2008 uit Kroatië meegenomen naar
Duitsland. Voor zover bekend was de
hond niet gevaccineerd tegen rabiës.
Twintig tot dertig personen hebben
medische hulp gezocht voor post-
expositieprofylaxe.
ecdc

influenza na contact met
varkens

Het cdc rapporteerde een patiënt die
was geïnfecteerd met influenzavirus
a(hini), afkomstig van een varken.
Dit
a(HiNr) varkensgriepvirus
verschilt sterk van het menselijke

-ocr page 179-

a(hini) influenzavirus. De patiënt had
contact met varkens, waaronder één
ziek varken. Hoewel transmissie van
varken naar mens niet vaak wordt
gemeld, gaat het toch ieder jaar wel
om een aantal patiënten. Overdracht
van het influenzavirus van varken
naar mens is dus mogelijk. Eén van de
manieren waarop een pandemisch
virus kan ontstaan, is \'reassortment\' in
een varken dat zowel met een vogel-
griepvirus als met een humaan virus
is geïnfecteerd, maar ook het varkens-
griepvirus kan hier een rol bij spelen.
Daarom is analyse van dit soort
virussen, overgedragen van varken op
mens, belangrijk.

cdc

laagpathogene aviaire

influenza

In de media was eind december
aandacht voor aviaire influenza in
België. Het betrof hier laagpathogene
aviaire influenzavirus
h 5n 2 in een
uitbraak onder eenden, ganzen en
fazanten in Bocholt (Belgisch Lim-
burg). In een andere uitbraak onder
ganzen in Buggenhout (Oost-Vlaande-
ren) is serotype
h 5 vastgesteld (h 5n i
is in deze uitbraak uitgesloten). In
Niedersachsen in Duitsland is op
negentien boerderijen een infectie
met het laagpathogene aviaire
influenzavirus
h 5n 3 vastgesteld.

Divers

humane infecties met H5NI

In december en in de eerste helft van
januari heeft de
who in totaal tien
nieuwe patiënten met aviaire influ-
enza bekend gemaakt. Ze zijn afkom-
stig uit vijf landen. Twee patiënten
komen uit Indonesië: een negenjarig
meisje uit de provincie Riau en een
tweejarig meisje uit Oost-Jakarta.
Daarnaast werden uit Egypte een
zestienjarig meisje uit de provincie
Assuit en een 21 maanden oud meisje
uit het Kerdasa-district gemeld. Uit
Cambodja (provincie Kandal) werd
een negentienjarige jongen gerappor-
teerd en uit Vietnam (Thanh Hoa
provincie) een achtjarig meisje. In
China zijn twee mensen overleden,
een negentienjarig meisje uit het
Chaoyang-district, Beijing en een
27-jarige vrouw uit de Shandong-
provincie. Daarnaast zijn twee
mensen in kritieke toestand op-
genomen: een tweejarig meisje uit de
Shanxi-provincie en een zestienjarige
jongen uit de Hunan provincie. Tot 19
januari is het totaal aantal patiënten
sinds 2003 met een infectie met
aviaire influenza wereldwijd toegeno-
men tot 397, waarvan 249 patiënten
zijn overleden. In 2008 ging dit om 42
patiënten, van wie er 31 zijn over-
leden. De meeste gerapporteerde
patiënten kwamen uit Indonesië en
Vietnam.

who

patiënt met aviaire

influenza a h9n2

De who heeft melding gemaakt van
een baby die in Shenzhen (provincie
Guangdong) in China een infectie met
aviaire influenzavirus H9N2 heeft
opgelopen. Het twee maanden oude
meisje is met milde ziekteverschijnse-
len opgenomen in een ziekenhuis in
Hong Kong. Aviair influenzavirus
h 9n 2 wordt regelmatig gevonden in
pluimvee in Zuid-China en andere
delen van Azië. Sinds 1999 is bij vier
personen een infectie met H9N2
vastgesteld.

who

patiënt met ECHINOCOCCUS

MULTILOCULARIS

(vossen lintworm)

Eind 2008 werd bij een patiënte uit
Zuid-Limburg een infectie met
Echinococcus multilocularis vastgesteld.
De diagnose kon op het
rivm worden
bevestigd met behulp van een
pcr op
materiaal van de cyste. Aanvankelijk
werd bij de patiënt gedacht aan een
metastase in de lever. Pathologisch
onderzoek van de afwijkingen bleek
echter niet te passen bij metastasen.
Het is de vierde bekende patiënt in
Nederland met een
Echinococcus
multilocularis-iniectie.
De overige drie
patiënten hebben de infectie mogelijk
in het buitenland opgelopen (Zwitser-
land; Turkije; Duitsland). Het is nog
niet duidelijk wat de bron is van deze
recente infectie. De vos is eindgastheer
van
Echinococcus multilocularis. De
mens kan echinococcose oplopen
door eieren van de vossenlintworm op
te nemen. Besmetting met
E. multilocu-
lariskan
een kwaadaardig verloop
hebben (met een grote kans op
sterfte). Sinds 1997 wordt de vossen-
lintworm ook in ons land bij vossen
gevonden, tot nu toe alleen in Zuid-
Limburg en Groningen. Kijk voor
meer informatie op: www.rivm.nl/
ziekdoordier/zoon_op_rij/kleinelint-
worm.jsp.

rivm-cib

C.M. de Jager is verbonden aan het

rivm.

-ocr page 180-

Ingezonden

\'de hollandse ziekte\'

Met belangstelling las ik in /jet Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
van i november
jongstleden een artikel over de herintro-
ductie van echinococcose via runderimport
uit Roemenië. In de discussie wordt
daarbij gezegd dat er vergeleken met de
situatie nu meer preventieve maatregelen
gewenst zijn. Graag zou ik willen weten
waaruit de huidige preventieve maatrege-
len bestaan (meer dan de gebruikelijke
post mortem-keuring rund) en waaruit die
volgens de schrijvers zouden moéten
bestaan. Daarop vooruitlopend zal mijn
volgende vraag zijn, waarom die
maatregelen nog niet zijn gerealiseerd.

Ik stel u deze vragen temeer daar ik
precies een week na het lezen van het
Tijdschrift, op 7 november, aanwezig was
bij het symposium \'Zoönosen van alledag\'
op het
rivm. Een fantastisch initiatief
voor herhaling vatbaar en de opkomst
was zonder meer goed. Een deel van de
dag ging over Q-koorts. En wie schetst nu
mijn verbazing?Nadat uit de door diverse
sprekers gehouden lezingen bleek dat
Q-koorts al in 2005 op 9^ote schaal
voorkwam in de professionele geitenhou-
derij, volgde dat men dit tot in 2007 in de
humane sector helemaal niet wist! De
uitkomst van de slappe discussie daarover
was uiteindelijk dat er meer contact zou
moeten zijn tussen de locale practicus en
huisarts. U begrijpt het, mijn mond zakte
open van verbazing! Daar kan de
gezondheidszorg in Nederland toch niet op
geschoeid zijn?

Enftn, \'s middags bestond het pro-
gramma uit facultatieve sessies en ik
besloot die over echinococcose te volgen. Er
werd duidelijk uitgelegd dat deze ziekte
ook al aanwezig kan zijn bij zeer jeugdige
uit Roemenië geïmporteerde kalveren. En
ofschoon de infectieroute én de risico-
momenten voor deze ziekte totaal anders
zijn dan voor Q-koorts, zag ik mij -het
artikel in het tijdschrift met de oproep om
meer preventieve maatregelen gedachtig-
gaandeweg de namiddag in 2010 op
dezelfde stoel zitten, om aan te horen wat
die ochtends ook verteld was over
Q-koorts: "Wij wisten nergens van."

Beste mensen, snap ik er nu helemaal
niks van afhebben we hier te maken met
een symptoom van de \'Hollandse Ziekte\'?

Klaarblijkelijk gaat er ergens in het vroege
stadium van de opkomst van \'(oude)
nieuwe\'ziektes iets mis in de melding
naar instanties die ertoe doen, de melding
van zoönosen, maar ook de vroegtijdige
onderkenning van gevaren die eraan
zitten te komen in combinatie met
adequate maatregelen.

Tevens zou ik beleidmakers in de
veterinaire én humane gezondheidszorg
willen verzoeken -voor zover dit nog niet
gebeurd is- om al dan niet met Europese
subsidie Roemenië te helpen met het
uitroeien van echinocccose. Wellicht kan
men beginnen met het ontwormen van alle
Roemeense honden. Dat zou een concreet
omschreven project -met kop en staart-
kannen zijn en tot nut van mens, dier én
economie, hier én daar.

En dan als laatste: is het misschien een
idee voor zowel de veterinaire als de
humane volksgezondheid om één of
meerdere vaste pagina\'s in
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
te benutten om
hun beleid en actuele zaken uit te leggen en
daarmee een landelijke discussie onder
dierenartsen te entameren?

Rudi Plasschaert

reactie van joke van der

giessen, rivm

Met veel plezier wil ik een toelichting
geven op de reactie van collega
Plasschaert op ons artikel over
herintroductie van echinococcose via
runderimport in Nederland
(Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
2oo8;i 34(21):898-
902).

Hebben we ten aanzien van de
import van Roemeense koeien en
de risico\'s op herintroductie van
E. granulosus de goede preventieve
maatregelen genomen? Voor alle
aangifte- en meldingsplichtige
dierziekten inclusief zoönosen gelden
formele afspraken met betrekking tot
bevestiging van de diagnose door
aangestelde referentiecentra. Voor de
meeste dierziekten/zoönosen is dit het
cvi, voor meldingsplichtige parasie-
ten (Trichinella en Echinococcus) is
dat het
rivm. Zodra duidelijk werd dat
bij de keuring
(vwa) en het post-
mortaal onderzoek (
gd) verdachte
slachtrunderen met echinococcose
werden gevonden, is materiaal ter
bevestiging doorgestuurd naar het

RIVM. Na de bevestiging werden de
organen van slachtdieren ter destruc-
tie afgevoerd. De
vwa en de gd
hebben vervolgens aangetoond dat het
uitsluitend ging om koeien afkomstig
uit Roemenië. Via een mailing heeft de
vwa toen alle runderslachterijen
hiervan op de hoogte gebracht,
waarbij werd vermeld dat men bij het
slachten van Roemeense koeien alert
moest zijn op deze aandoening en in
geval van besmetting de aangetaste
organen ter destructie diende af te
voeren. De
gd heeft alle practici op de
hoogte gebracht via haar mailing-
systeem
(gd-Vet). Er is een risico-
inschatting gemaakt, waaruit bleek
dat de gevoeligheid van de keuring
laag was. Dat wil zeggen dat er een
discrepantie was tussen het aantal
geïdentificeerde besmette dieren en
het aantal dieren dat op grond van de
prevalentie in Roemenië positief
bevonden zou moeten worden. Dit is
een aanname, maar het is goed
mogelijk dat er toch organen van
besmette dieren ten onrechte zijn
goedgekeurd. Dit is in de discussie van
het artikel ook aangegeven. Deze
inschatting werd later bevestigd door
een \'risk assessment\' (Berends et al.
Het risico van het endemisch worden
van
Echinococcus granulosus in rundvee
in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd
2O09;i34:iO4-ro9).

Daarom pleiten we ook voor
maatregelen die verder reiken dan nu
het geval is. De meest effectieve
maatregel is het verbieden van de
import van koeien uit hoog endemi-
sche gebieden. Roemenië maakt echter
deel uit van de Europese Unie en zulke
maatregelen zijn niet eenvoudig door
te voeren. Inmiddels heeft het Bureau
Risicobeoordehng van de
vwa
aanvullende maatregelen geadviseerd
aan de ministers van vws en
lnv.
Deze bestaan in oplopende effecti-
viteit uit het gekanaliseerd slachten
met een langzamere bandsnelheid, het
invriezen van alle organen, de
destructie van alle organen dan wel
een invoerverbod van deze import-
runderen (www.vwa.nl: advies
echinococcose).

Wisten we niet op tijd dat deze
nieuwe opduikende zoönose in

-ocr page 181-

Nederland werd geïntroduceerd? Ja,
dat wisten we wel, maar vervolgens is
het dus de vraag of er voldoende
wettelijk kader is om de juiste
maatregelen te kunnen nemen.
Kunnen we niet beter alle honden in
Roemenië effectief ontwormen om
van deze problemen af te komen? Ja,
dat is op lange termijn de meest
effectieve maatregel. Toen collega
Plasschaert aanwezig was op het
zoönosensymposium waar over
Q-koorts werd gesproken, was
ondergetekende in Roemenië bij de
Faculteit Diergeneeskunde in Cluj om
tijdens een congres samen met
humane en veterinaire parasitologen
de Roemeense echinococcose-
problemen te bespreken. Alle honden
ontwormen in Roemenië is niet
eenvoudig te realiseren. Meer inzicht
is nodig in het Roemeense gebruik van
thuisslachtingen en het voeren van
slachtafval aan honden. Het grote
aantal straathonden maakt inter-
venties extra lastig. En ja, we werken
samen om iets aan deze situatie te
kunnen verbeteren, in ieder geval
door samen onderzoek op dit vlak uit
te voeren, het liefst in Europees
verband met steun van de Europese
Unie.

Vervolgens in meer algemene zin:
wat doen we in Nederland om nieuwe
opduikende infectieziekten die voor
mens en dier van belang zijn, vroeg-
tijdig te signaleren? Werken de
humane en veterinaire infectieziekte-
ketens wel voldoende samen om
nieuwe bedreigingen te signaleren en
effectief te bestrijden? Uit de boven-
beschreven samenwerking op het
gebied van echinococcose blijkt al dat
de verschillende organisaties elkaar
opzoeken in het geval van (potentiële)
zoönosen. Wel is er behoefte aan
versterking en formalisering van deze
samenwerking.

Bij de H7N7-vogelgriepuitbraak
heeft Nederland aan den lijve onder-
vonden wat een dierziekte die ook
consequenties heeft voor de mens,
betekent in termen van samen-
werking tussen artsen en dierenartsen
bij de humane en veterinaire bestrij-
ding. Sindsdien zijn er veel notities
geschreven waarin staat dat de
samenwerking van cruciaal belang is.
Pas in
2007 is een door lnv gefinan-
cierd onderzoeksprogramma gestart
(\'Emerging zoonoses\', acroniem:
Emzoo) om te komen tot een infra-
structuur voor de vroege signalering
vanuit dierpopulaties van infectie-
ziekten die relevant zijn voor de
volksgezondheid (zoönosen). Dit
programma is een samenwerkingsver-
band (consortium) van het Centraal
Veterinair Instituut (cvi), de faculteit
Diergeneeskunde (
fd), de Gezond-
heidsdienst voor Dieren (
gd) en het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (
rivm). De coördinatie ligt
bij het
rivm, juist om de verbinding
tussen \'humaan\' en \'veterinair\' te
benadrukken. Voor een beschrijving
van de activiteiten van het program-
ma verwijs ik naar een artikel elders in
dit Tijdschrift. Een van de activiteiten
die momenteel in het programma
wordt uitgevoerd, is de formele
afstemming van de humane en
veterinaire signalering. Er gebeurt dus
veel, maar we hebben ons doel nog
niet bereikt: een goed geïntegreerde
vroegsignalering, gevolgd door een
gecoördineerde actie, ingebed in een
breed gedragen beleidsvisie.

Dierenartsen zijn de oren en ogen
van de vroegsignalering. Dat geldt
voor bestrijdings- en meldingsplich-
tige dierziekten/zoönosen, maar ook
voor hele nieuwe bedreigingen die op
ons afkomen. Dierenartsen zijn
opgeleid om de volksgezondheid te
dienen en gezamenlijk dragen we een
verantwoordelijkheid om de infra-
structuur voor de vroegsignalering zo
op te zetten dat het systeem efficiënt
kan functioneren. We zullen als
dierenartsen, artsen, veterinair en
medisch microbiologen, epidemio-
logen, beleidsmakers en vertegen-
woordigers uit vele andere disciplines
beter moeten samenwerken om tot
een efficiënte vroegsignalering te
komen. Want uit de ervaringen met de
afgelopen grote infectieziekte-uit-
braken zoals
bse, sars, aviare
influenza,
mrsa en Q-koorts, maar ook
uit het voorbeeld van echinococcose,
blijkt dat nieuwe infectieziekten juist
vaak afkomstig zijn van dieren. Dit
geldt natuurlijk niet alleen voor
Nederland, maar wereldwijd.

Als laatste de suggestie voor een
vaste rubriek in het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
voor de bespreking
van deze actuele zaken. Iets dergelijks
bestaat al: maandelijks staat een
compilatie van voor dierenartsen
relevante actuele signalen, die worden
gegenereerd via het wekelijks signale-
ringsoverleg van het
rivm, in het
Tijdschrift. De suggestie om dit uit te
breiden, juich ik alleen maar toe.
Joke van der Giessen, Nationaal
Referentielab voor Zöonotische Para-
sieten (
rivm) en projectleider Emzoo,
namens de auteurs Monique Aalten,
Lothar Zuchner, Edzart Bruinier, Menno
Holzhauer, Willem Wouda, Fred Borg-
steede en Hein Sprong.

-ocr page 182-

Ingezonden

droogstandinjector

Geachte collega\'s,

Het is sinds kort mogelijk een droog-
staande koe aan te bieden voor slachting,
doordat een antibioticahoudende droog-
standinjector is geregistreerd met voor
vlees een wachttijd van nul dagen.

Een gezonde droogstaande koe kan op
deze manier voor slachting ofnoodslach-
ting worden aangeboden, een euthanasie
met daarbij een schadepost voor de
veehouder en het afvoeren van gezond vlees
wordt zo voorkomen. Volgens Europese
regelgeving hoeft uierweefsel namelijk niet
te worden meegenomen in de bepaling van
wachttijden voor vlees. De slachthuizen
zijn zelf verantwoordelijk voor het product
dat zij afleveren. De veehouder is verant-
woordelijk voor het melden van de
middelen die zijn gebruikt bij het dier, dus
ook wanneer er droogstandinjectoren in het
uier zitten. Slachthuis en veehouder hebben
wat dit betreft dus een verantwoordelijk-
heid ten opzichte van elkaar

Tijdens een meeloopdag in een
slachthuis met een collega dierenarts van
de VWA werd mij duidelijk dat vooral
afwijkende organen worden gecontroleerd.
Een droogstaande koe zal vaak weinig
afwijkingen hebben aan het uierweefsel.
De verantwoordelijkheid van de veehouder
om residuen in vlees te voorkomen, is bij
het gebruik van een droogstandinjector dus
groot. Mijn collega\'s in onze praktijk en ik
vinden dat een begeleidend dierenarts de
veehouders moet wijzen op hun verant-
woordelijkheid in deze.

We hopen dat u door dit bericht wordt
geattendeerd op deze situatie en deze
gedachte deelt. Hiermee kunnen we
voorkomen dat wij als consument via het
vlees geneesmiddelresiduen opnemen, dat
het imago van de veehouderij daardoor
schade oploopt en wordt bovendien
voorkomen dat in de toekomst wellicht al
het uierweefsel moet worden vernietigd
(met een schadepost als gevolg).

B. Hietberg

Dierenarts te Beilen

reactie van a. jelsma, vwa

De VWA heeft met belangstelling
kennis genomen van de beschrijving
van het probleem van de droogzetin-
jectoren. Met het in werking treden
van Europese wetgeving in 2006
(Hygiëneverordeningen) is de verant-
woordelijkheid voor het produceren
van veilige dierlijke producten
neergelegd bij de producent. Vanaf
I januari 2010 is het op grond van
Europese wetgeving verplicht dat voor
aanvang van het slachten voedsel-
keteninformatie
(vKi) aan het
slachthuis wordt aangeleverd.
Informatie over het gebruik van
antibiotica is daar een onderdeel van.
Desondanks is het mogelijk dat
uierweefsel met residuen in produc-
ten terecht kan komen, omdat
uierweefsel kan worden verwerkt in
vleesproducten. Om te voorkomen dat
uierweefsel dat residuen bevat in
vleesproducten terecht komt, is de
vwA voornemens de keuringsbeslis-
sing zodanig in te richten dat uier-
weefsel, afkomstig van droogstaande
koeien, niet in aanmerking komt voor
humane consumptie.

A.Jelsma, productmanager vlees en
vleesproducten
vwa

Uitgelicht: Bundel ziekteverslagen

Onlangs werd de verzameling
patiëntenboeken van de Afdeling
Diergeneeskunde van het Univer-
siteitsmuseum vanuit de faculteit
aangevuld met een prachtig \'gevon-
den voorwerp\': een bundel ziekte-
verslagen uit de jaren 1845 tot 1846.
De verslagen hebben betrekking op
zowel landbouwhuisdieren als
gezelschapsdieren.

De uitgebreide verslagen zijn opgete-
kend door studenten. In het gedenk-
boek, dat in 1921 werd uitgegeven ter
viering van \'een eeuw veeartsenij-
kundig onderwijs\' in Nederland is een
lijst opgenomen met namen van
studenten ingeschreven aan
\'s Rijksveeartsenijschool. De schrijvers
van de ziekteverslagen uit 1845 en
1846 zijn hierin terug te vinden.

De bundel bevat een alfabetische
lijst met aandoeningen, waarbij

diersoort, naam van de eigenaar en de
betreffende pagina vermeld zijn. Zo
wordt in één oogopslag duidelijk, dat
tijdens de zomercursus van 1845, die
duurde van april tot augustus,
bijvoorbeeld 9 gevallen van droes en
26 van \'hondeziekte\' geconstateerd
werden. Ook wordt de diagnose
\'kreupelheid\' vaak gesteld. Het
volgende fragment beschrijft de
behandeling van een kreupele bok, die
op 15 april 1845 ter behandeling werd
aangeboden:\'(...) de hoornschoen
[werd] door de historie (mes) enigszins
verkort, en de gedeelte van de drag-
tranden afgesneden, en de patiënt
eenigen tijd met den aangedane hoef
in de koemest geplaatst. Evenwel was
door deze behandeling, de kreupel-
heid niet het minste afgenomen, en
men begreep, toen men ons den
patiënt andermaal den 21 vertoonde
dat de kreupelheid niet in den voet,
maar in het boeggewricht gelegen
was.\'

Universiteitsmuseum, Afdeling
Diergeneeskunde
Yalelaan i. Utrecht
Telefoon: (030) 2534675
Website: www.museum.uu.nl,
www.numanstichting.nl

-ocr page 183-

De schuttershouding: niet
alleen om te schieten

Ingrid Kors-van der Vlugt

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde vun
15 januari wordt in het
artikel \'Het preventieprogramma
voor dierenartsen van Movir\' de
schuttershouding besproken, een
houding die het de dierenarts
mogelijk maakt om optimaal laag
bij de grond te werken. Helaas is er
een verkeerde foto bij het stuk
geplaatst. Vandaar hier uitleg over
de juiste techniek van de schutters-
houding.

Eind 2008, begin 2009 gaf ik, samen
met medewerkers van bureau Terzet,
een training in het kader van het
preventieproject \'Blijf bij de pinken\'.
Dit is een deel van het preventiepro-
gramma van arbeidsongeschiktheids-
verzekeraar Movir Hierbij werden
ondermeer de gewichtheffertechniek
en de schuttershouding geoefend. De
kan daarbij in een rechte lijn vanuit
het heupgewricht staan, maar het is
beter het been in een spreidstand te
zetten, omdat je dan meer bewegings-
ruimte hebt voor de heupen en het
bekken. Als je op deze manier op de
grond zit, kun je gemakkelijk met een
goed gestabihseerde rug naar voren
bewegen. Het is dan niet nodig om
krom voorover gebogen (lees met een
zware rugbelasting) naar voren te
komen. Leg eventueel een (tuin)
knielkussentje onder de knie als het
steunen op een harde ondergrond
onaangenaam is, of maak gebruik van
broeken waar in de kniestukken een
comfortabele dikke stof is genaaid.

naam schuttershouding komt voort uit
de houding waarin schutters staan om
stabiel te kunnen richten en schieten.
Ze rusten daarbij op één knie en
steunen met hun arm af op hun voorste
been. De schuttershouding is een hele
praktische en voor het lichaam
optimale houding als je een tijdje laag
bij de grond moet werken.

In de schuttershouding rust het
gewicht op één knie. Het bovenbeen

Om de rug goed gestrekt (dus niet
in een kromme belastende boog) te
houden wordt met name een beroep
gedaan op de rugspieren en de
buikspieren. Deze vormen het
zogenaamde spierkorset van de romp.

Natuurlijk gaat veiligheid altijd
voor. Zoek altijd naar een fysiek zo
gunstig mogelijke houding. Kan het
niet optimaal, dan suboptimaal.

Ingrid Kors-van der Vlugt, oefen-
therapeut Mensendieck

Jong geleerd,
oud gedaan

Myrthe Wessel

Jong geleerd, oud gedaan! Het
concept van de cursus \'Toegepaste
diagnostiek en therapieën bij
merries\', die wordt gehouden op
maandag 16 maart van 14.00 tot
20.00 uur bij
hbc Stal in Boyl, is
gebaseerd op het belichten van
zowel de meest actuele als de in het
verleden met succes toegepaste
diagnostiek en therapieën rondom
de conceptie en dracht bij merries.

Belangrijke thema\'s tijdens de cursus
zijn afwijkingen aan het voortplan-
tingskanaal van de merrie voor en
tijdens de inseminatieperiode en

tijdens de dracht. Hierbij moet men
denken aan behandeling van endome-
tritis, tweelingdiagnostiek en -behande-
ling, schimmelinfecties, chirurgische
ingrepen en hormoontherapieën. Deze
thema\'s worden behandeld door de
door de wol geverfde dierenartsen Jan
Breukink en John Newcombe (New-
combe and East, Groot Brittannië), en
de nieuwe generatie: Erik Bergman
(De Lingehoeve) en Myrthe Wessel (De
Specialistische Voortplantingspraktijk).

In het verleden zijn verschillende,
al dan niet omstreden behandel-
methoden toegepast om aandoe-
ningen rondom het voortplantings-
kanaal te behandelen en soms
- ondanks of dankzij - met goed
resultaat. Het wordt dus tijd de
verschillende therapieën eens naast
elkaar te zetten. We kunnen nu nog
gebruik maken van de informatie die
verloren zou gaan wanneer de oudere
generatie dierenartsen het vak verlaat.

De verschillende opvattingen zullen
resulteren in leuke, niet altijd even
conventionele discussies. Door mid-
del van een panelopstelling bestaat
bovendien de mogelijkheid tot een
levendige en informatieve interactie
met de sprekers.

Dit alles wordt ondergebracht bij de
inspirerende thuishaven van de
hengsten Alicante, Cantos, Larix en
andere grote namen, namelijk
hbc
Stal te Boyl. Op deze luxe accommoda-
tie en erkend
eu-station, zullen Henk
Hammers en zijn team ons een
uitgebreide rondleiding geven en hun
hengsten presenteren en demon-
streren. U kunt zich opgeven via email
(info@svp-wessel.nl), via de site
www.svp-wessel.nl of telefonisch
((06) 51 32 60 48). Minimaal aantal
inschrijvingen tien personen, maxi-
maal veertig. De prijs bedraagt 150
euro, vrij van
btw, inclusief koffie,
diner en versnaperingen.

-ocr page 184-

S.J. de Groot en J. Veling

Is dierverwaarlozing onze
gezamenlijke zorg? "Ja", is daarop
het volmondige antwoord, want
verwaarlozing is een drama voor
vee! Het landelijk Vertrouwensloket
Preventie Verwaarlozing Landbouw-
huisdieren (
vpvl) biedt familie,
buren, collega veehouders, beroeps-
matige bedrijfsbezoekers en derden
de mogelijkheid dierverwaarlozing
te melden.

Dierenartsen spelen een belangrijke
rol bij de signalering en preventie van
verwaarlozing. Het
vpvl verstrekt
informatie en neemt meldingen in
behandeling. In bijna alle gevallen
gaat het niet om kwade opzet, maar is
er sprake van een sociale, financiële of
psychische nood bij de veehouder. De
aanpak van het
vpvl is gericht op
verbetering van de bedrijfssituatie,
waardoor herhaling in de toekomst
kan worden voorkomen. In 2008 was
het aantal meldingen 38, waarvan 34
betrekking hadden op landbouwhuis-
dieren. Vergeleken met de twee
voorafgaande jaren is sprake van een
lichte daling in het aantal meldingen.

wie participeren in het

vertrouwensloket?

In de projectgroep vpvl nemen deel:
Land- en Tuinbouworganisatie
Nederland
(lto), gd, ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit
(lnv). Openbaar Ministerie (om),
de Algemene Inspectiedienst (aid),
Landelijke Inspectiedienst Dierenbe-
scherming
(lid), en de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde
(knmvd). Het vpvl
wordt beheerd door een medewerker
van
gd en een medewerker van lto.
Vanaf 1996 zijn in Nederland drie
vertrouwensteams
(vt\'s) actief Deze
teams zijn destijds gestart op initiatief
van
gd en de lid (i).

wat is het doel van het
vertrouwensloket?

Het vpvl tracht te benadrukken dat:

- een goede verzorging van vee een
normale zaak is,

- het ontbreken van een goede
verzorging een signaal is dat er iets
mis is op het bedrijf;

- het reageren op een dergelijk
signaal een verantwoordelijkheid
is van iedereen.

Uit ervaring blijkt dat veehouders met
een jarenlange geschiedenis van
ernstige verwaarlozing moeilijk te
beïnvloeden zijn. Bij een korte periode
van verwaarlozing of bij minder
ernstige vormen van verwaarlozing
zijn de resultaten beter. De nadruk op
preventie is een bewuste keuze.
Daarvoor vormt het
vpvl de centrale
plaats binnen de sector landbouw-
huisdieren.

Dierverwaarlozing een gezamenlijke zorg?

Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing
andbouwhuisdieren

Er is informatie verkrijgbaar en
(vermeende) dierverwaarlozing kan
worden gemeld. In 2006 is de moge-
lijkheid gecreëerd om gevallen
digitaal te melden via de website
www.preventiedierverwaarlozing.nl.
Verder onderhoudt het
vpvl periodiek
contact met organisaties in de sector
landbouwhuisdieren: de belangrijkste
zuivelfabrieken, agrarische bedrijfs-
verzorging (per regio), praktiserende
dierenartsen,
ki-organisaties, op-
sporingsinstanties en banken.

werkwijze vpvl en

vertrouwensteams

Het vpvl staat een gerichte en
efficiënte aanpak voor. Nadat een
melding is binnengekomen, wordt
beoordeeld of deze via het
vpvl kan
worden afgehandeld dan wel recht-
streeks aan een opsporingsinstantie
moet worden doorgegeven.

Bij afhandeling door het vpvl
wordt per geval bekeken in hoeverre
de inzet van een
vt gewenst is. De vt\'s

-ocr page 185-

Medewerking veehouder

"n;^ .......

Verwaarlozing

Grootschalig

Kleinschalig
Kleinschalig

Nee
Nee

N.v.t.

Afnemende zorg


Ja

Situatie

i

Nee

Ja
Ja

Nee

vt wordt niet op bedrijf toegelaten

Nee

N.v.t.

Werkwijze vt

vpvL geeft situatie door aan aid

- vt geeft situatie terug aan vpvl
-vpvl
geeft situatie door aanAio

- verwaarlozing wordt direct opgelost

- maatwerk

- check achteraf

- geen informatie naar a i d

- terugkoppeling met melder

- geen informatie naar a i d

- maatwerk

- zo nodig check achteraf

- geen informatie naar aid

- geen verder inzet vt

- geen informatie naar a i d

v p V L geeft situatie door aan AID

Tabel i. Werkwijze van het vpvl en de vt\'s (vastgesteld in 2004).

bestaan elk uit twee personen: een
GD-dierenarts en een
lto-adviseur. De
teams gaan tijdens een bedrijfsbezoek
het gesprek aan met de veehouder om
erachter te komen of er werkelijk
sprake is van verwaarlozing. Zo ja, is
de veehouder zich hiervan bewust?
Hoe is het probleem op te lossen? En
wat zijn de onderliggende oorzaken?
Binnen de teams heeft de
lto-adviseur
vooral de taak de (sociaal-economi-

wat is dierverwaarlozing?

\'Het ontbreken van normale zorg
voor het dier\' is de kortst
mogelijke omschrijving van
dierverwaarlozing. In de Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren
(Gwwd, 1992) worden algemene
regels gegeven die kunnen
worden gebruikt bij de beoor-
deling van verwaarlozing. Onder
verwaarlozing van landbouw-
huisdieren moet volgens de wet
worden verstaan: het onthouden
van de nodige verzorging of
huisvesting aan deze dieren, op
een zodanige wijze dat hun
welzijn daardoor wordt geschaad.
Met name zijn in de wet regels
opgenomen (artikel 36 en 37 van
de Gwwd) met betrekking tot de
verzorging en huisvesting van
dieren. In de praktijk gaat het bij
verwaarlozing altijd om het
ontbreken van de juiste zorg.

sche) bedrijfssituatie inzichtelijk te
maken. De dierenarts heeft tot taak
om op het bedrijf een inschatting te
maken van de mogelijke verwaar-
lozing en de omvang daarvan.

De vt\'s leveren maatwerk en
werken zo veel mogelijk op basis van
\'korte interventies\'. De
vt\'s bezoeken
bedrijven daartoe één- tot driemaal. Bij
het eerste bezoek wordt vastgelegd
hoe de gezondheid en verzorging van
de dieren ervoor staat. De omvang van
de verwaarlozing wordt beoordeeld. Er
is sprake van kleinschalige verwaar-
lozing als de verwaarlozing één of
enkele dieren betreft. Bij grootschalige
verwaarlozing gaat het om duidelijke
tot zeer duidelijke signalen met vaak
grote aantallen dieren. Verder worden
de belangrijkste knelpunten aan-
gegeven. Tot slot worden afspraken
gemaakt die schriftelijk worden
vastgelegd. Bij het tweede bezoek
wordt nagegaan in hoeverre de
afspraken worden nagekomen. Onder
maatwerk wordt nadrukkelijk ook
verstaan de inzet van derden, per-
sonen/instanties uit de directe
omgeving van het bedrijf, om te
komen tot het structureel oplossen
van de problemen op het bedrijf. Over
het bedrijf en de inhoud van de
gesprekken wordt verder niet met
derden gecommuniceerd, tenzij met
toestemming van de veehouder In
bepaalde situaties kan na beëindiging
van de vr-activiteiten de indruk
bestaan dat de situatie in de toekomst
weer slechter zal worden. In dergelijke
situaties wordt het bedrijf binnen een
jaar opnieuw bezocht. Wil de vee-
houder niet meewerken, houdt deze
zich niet aan de gemaakte afspraken
of blijkt het probleem erg hardnekkig,
dan kan alsnog worden besloten de
aid in te lichten. Ook deze drastische
stap wordt met de veehouder bespro-
ken en alleen genomen als er geen
alternatieven meer zijn.

De melding kan ook direct (via de
melding zelf) of indirect (na contact
van het vr met het bedrijf) aanleiding
zijn om contact te leggen met de
opsporingsdiensten
(aid of lid). Zo
worden meldingen over hobbymatig
gehouden landbouwhuisdieren en
van grootschalige verwaarlozing
rechtstreeks aan de
aid doorgegeven.
De
lid handeh meldingen van
gezelschapsdieren en paarden af. In
2004 zijn hierover afspraken gemaakt
met de opsporingsinstanties (tabel r).

De contacten met de opsporings-
instanties verlopen in principe steeds
via het
vpvl. Hierbij wordt door het
vpvl steeds contact gezocht met de
teamleiders van de
aid in de betref-
fende regio. Bij overdracht aan de
aid
wordt alleen de feitelijke situatie
vermeld en wordt gevraagd om
terugkoppeling na bezoek aan het
bedrijf. Het
vpvl heeft geen verplich-
ting tot terugkoppeling richting de
melder, met uitzondering van de

-ocr page 186-

meldingen die binnenkomen via de
opsporingsinstanties.

ROL VAN DE DIERENARTS

Het kan zijn dat dierenartsen signalen
van dierverwaarlozing opvangen. Op
dat moment kan de dierenarts zelf
actie ondernemen door in eerste
instantie de betreffende situatie met
collega\'s te bespreken. Bij een serieus
signaal kan worden besloten infor-
matie in te winnen bij het
vpvl, de
situatie zelf op te pakken of derden in
te schakelen. Bekenden van de
veehouder hebben soms een goede
ingang om het probleem bespreekbaar
te maken. Als het probleem niet ter
plekke kan worden opgelost, kan
worden gedacht aan het inschakelen
van het
vpvl of een andere instantie
(zie kader). Bij calamiteiten kan ook
rechtstreeks contact worden opnemen
met opsporingsinstanties. Deze
instanties bieden de mogelijkheid
anoniem te melden. Niet iedereen
durft het initiatief te nemen in
probleemsituaties, zeker vanwege de
relatie met de betrokkene of de vaak
persoonlijke achtergrond ervan. Met
het nemen van maatschappelijke
verantwoordelijkheid is echter niets
mis. Vermijd daarom dat iedereen
toekijkt, dat niemand zich verant-
woordeHjk voelt en er geen actie
wordt ondernomen.

Diersoort

2001

2002

2003

Meldingen per jaar
2004 2005

2006

2007

2008

Meldingen
totaal

Rund

44

32

18

22

23

31

30

27

227

Schaap/geit

13

9

10

6

5

12

9

3

67

varken

i

i

3

3

i

i

i

4

15

Overig *

ii

14

12

2

3

4

7

4

57

Totaal

69

56

43

33

32

48

47

38

366

Totaal (excl. overig)

58

42

31

31

29

44

40

34

309

Waarvan recidieven

2

3

5

9

5

7

6

37

Tabel 2. Meldingen bij het vertrouwensloket vanaf 2001 tot en met 2008.
* Betreft meldingen van (mogelijke) verwaarlozing bij dieren anders dan landbouwhuisdieren.

ontwikkelingen in 2008

Het aantal meldingen in 2008 was 38,
waarvan 34 betrekking hadden op
landbouwhuisdieren. Vergeleken met
de twee voorafgaande jaren is sprake
van een lichte daling in het aantal
meldingen (zie tabel 2). Bij de verde-
ling van het aantal meldingen over de
diersoorten valt op dat het aandeel
schapen/geiten in het afgelopen jaar
wat is gedaald. De begeleidings-
trajecten rond situaties van dier-
verwaarlozing lijken wat intensiever
te worden, mede doordat de
aio
regelmatig een beroep doet op het
vpvl. In vergelijking tot voorgaande
jaren komen naar verhouding meer
meldingen binnen die betrekking
hebben op redelijk grote, levens-
vatbare bedrijven.

De helft van de meldingen is
afkomstig uit de directe omgeving van
het bedrijf (collega veehouders,
buren). De andere helft is afkomstig
van beroepsmatige bezoekers. In 2008
werd opnieuw, voornamelijk door
beroepsmatige bezoekers, informatie

instanties die u bij
dierverwaarlozing
terzijde kunnen staan

Vertrouwensloket Preventie
Verwaarlozing Landbouw-
huisdieren

Antwoordnummer 440
7400
vb Deventer
Telefoon: 06 - 22 43 57 57
http://www.preventiedier-
verwaarlozing.nl/.

Landbouworganisaties
Alle regionale landbouw-
organisaties hebben sociaal-
economische begeleiders in
dienst Daarnaast zijn vertrou-
wenspersonen of pastoraal
medewerkers aangesteld.
Telefoon:

ITO Noord: (088) 888 66 44
zlto Tilburg: (0900) 234 95 86
lltb Roermond: (0475) 38 17 77.

Telefonische Hulpdienst Dienst
voor Agrariërs
(thd-a)
De Telefonische Hulpdienst voor
Agrariërs
(thd-a) is een lande-
lijke, onafhankelijke telefoonlijn.
De speciaal opgeleide vrijwilli-
gers hebben allen een band met
de agrarische sector
Telefoon: (0800) 024 00 21.

Zelfhulporganisatie van Bedrijfs-
beëindigers
(zoB)
De zelfhulporganisatie onder-
steunt agrarische gezinnen in het
moeilijke proces van bedrijfs-
beëindiging.

Postbus 39, 5720 aa Asten.
Telefoon: (0493) 68 92 95.

Riagg (Regionale instelling voor
ambulante geestelijke gezond-
heidszorg)

Verwijzing naar de Riagg
verloopt in principe via de

huisarts. Voor de dichtstbijzijnde
Riagg kunt u met hem of haar
contact opnemen.

Algemeen Maatschappelijk Werk
(amw)

Een aantal amw-instellingen
heeft maatschappelijk werkers in
dienst speciaal voor de agrarische
sector De landelijke consulent
voor hulpverlening aan agrariërs
is te bereiken via
Telefoon: (0572) 35 40 40.

Stichting Landelijke Inspectie-
dienst Dierenbescherming
Vragen en meldingen gezel-
schapsdieren en paarden.
Telefoon; (088) 81 13 113 voor
vragen van 9.30 tot 17.00 uur
Telefonisch meldpunt: (0900)
20 12 210. http://www.dieren
bescherming.nl/inspectiedienst.

-ocr page 187-

gevraagd over de mogelijke aanpak op
een bepaald bedrijf zonder dat daarbij
de naam van het bedrijf werd ge-
noemd. Vooral dierenartsen maken
regelmatig gebruik van deze mogelijk-
heid. Uit de evaluatie in de project-
groep blijkt dat er weinig meldingen
komen van veevoedervoorlichters. De
projectgroep heeft besloten contact op
te nemen met de Nederlandse Vereni-
ging voor Diervoederindustrie
(Nevedi) om het
vpvl onder de
aandacht te brengen en deze organisa-
tie toe te voegen aan het netwerk.

nieuwe impulsen

De overheid heeft in de Nota dieren-
welzijn (2) de sector gevraagd te
komen met nieuwe impulsen in de
aanpak en preventie van verwaar-
lozing. Een belangrijke impuls is de
start van de pilot \'Toekomst\'. In een
vierjarig traject wordt meer ervaring
opgedaan met de moeilijkste bedrij-
ven. Dit zijn voornamelijk bedrijven
die recidiveren. De initiatiefnemers
(lto,lnv,aid en vpvl) hebben een
voorstel voor intensieve begeleiding
van twintig bedrijven met structurele
verwaarlozing voorgelegd aan
lnv ter
financiering. Het voorstel is op 22
april 2008 door
lnv goedgekeurd. De
uitvoering van de pilot is in handen
gelegd van
lto Noord. De financiering
en organisatie van de pilot staat
volledig los van
vlpv. Er komt een
aparte begeleidingscommissie en een
aparte coördinator Voor de samen-
stelling van de begeleidingscommissie
zal wel gebruik worden gemaakt van
de expertise van een aantal mensen
uit de projectgroep
vpvl. De voorzit-
ter van beide groepen is dezelfde
persoon.

duurzame veehouderij

In het noodzakelijke streven naar
duurzame veehouderij past geen
dierverwaarlozing. Hoewel het aantal
meldingen bij het
vpvl beperkt is,
hebben de bedrijven waar dierver-
waarlozing voorkomt, een sterk

negatief effect op het imago van de
sector Dierverwaarlozing is een
gezamenlijke zorg van iedereen. Houd
vermoedens daarom niet voor u, maar
onderneem actie. Het
vpvl is hiervoor
de aangewezen plek. Informatie
inwinnen of melden kan hulp
betekenen voor een veehouder en vee
in nood.

S.J. de Groot is afgevaardigde van de
knmvd in de projectgroep Vertrou-
wensloket Preventie Verwaarlozing
Landbouwhuisdieren en dr. J. Veling is
vertrouwensloketdierenarts
gd.

bronnen

1. S.J. de Groot en J. Veling, Vertrouwensloket
Preventie Dierverwaarlozing Landbouwhuis-
dieren, aantal meldingen in 2006 licht
gestegen.
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
2007,deel 132, pag. 964-967.

2. Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, Nota Dierenwelzijn,
Directie Landbouw, 2007_2765 d.d. 12
oktober 2007.

Dierenartsen kunnen strafbare feiten
anoniem melden

Mw. S.B. Post, drs. S.J. de Groot

In het dagelijks werk komt het voor
dat dierenartsen strafbare feiten
waarnemen. Wat doe je dan? Het
dilemma is bekend: enerzijds heeft
de dierenarts belang bij een goede
verstandhouding met de klant en
anderzijds heeft hij of zij de wil tot
het nemen van maatschappelijke
verantwoordelijkheid.

"Ik meld verwaarlozing niet, dan ben
ik mijn klant kwijt" of "De informatie
die ik heb over het bedrijf is vertrou-
welijk, dat vertrouwen mag en kan ik
in geen geval schaden", zijn veel
gehoorde argumenten. Is er een eigen
verantwoordelijkheid om het onthou-
den van zorg, mishandeling en andere
strafbare feiten te melden? De
overtreder aanspreken is het meest
direct, maar soms is dat lastig. In de
afweging actie te ondernemen, is de
herleidbaarheid van de melding vaak
een punt. Niets doen leidt echter
mogelijk tot een gewetensconflict.
Overweeg daarom de mogelijkheid
het gesignaleerde feit met een collega
te bespreken, informatie in te winnen
en/of (anoniem) melding te doen.

strafbare feiten

Een dierenarts kan tijdens het werk
stuiten op illegaal geïmporteerde
(diergenees-)middelen, grondstoffen
die niet als diergeneesmiddel geregis-
treerd zijn, grote hoeveelheden
diergeneesmiddelen die niet door de
bedrijfseigen dierenarts zijn voor-
geschreven of verboden stoffen.
Daarnaast zijn er dierhouders die
structureel diergeneesmiddelen
onjuist toepassen of gebruik maken
van personen die onbevoegd zijn de
diergeneeskunde uit te oefenen. In de
gezelschapsdierenpraktijk kan het

dier, de anamnese of het paspoort
informatie opleveren die wijst op
illegale handel.

Actueel zijn de problemen rondom
het dierenwelzijn. Dierenmishande-
ling en verwaarlozing vragen om
actie. Recent is extra aandacht besteed
aan het onverdoofd onthoornen van
kalveren door de veehouder De
handhavingscommunicatie door
knmvd én aid, in combinatie met de
controle op melkveebedrijven hebben
geleid tot een sterk verbeterde
naleving. Er zijn echter nog steeds
veehouders die de kalveren niet laten
verdoven. Melding van deze gevallen
stelt de
aid in staat gericht aandacht
te schenken aan deze mishandeling.
Maar ook het signaleren van niet
toegestane ingrepen, bijvoorbeeld
gecoupeerde staarten, steh de
aid in
staat tot het nemen van gerichte actie.
Een andere dierenwelzijnkwestie is
het doden van dieren die geen

-ocr page 188-

economische waarde hebben. Er zijn
situaties waarin het zeer lastig is de
direct betrokkenen aan te spreken op
het gesignaleerde feit. Wat zijn de
andere mogelijkheden?

anoniem melden

Een mogelijke oplossing om niet in
gewetensconflict te komen, is het
gesignaleerde feit anoniem te melden
bij de Algemene Inspectiedienst
(aid).
De aid heeft hiervoor een speciale

contactpersonen:

- aid: Saskia Post, (030) 66 95
285.

- knmvd: Hugo de Groot,
landbouwhuisdieren en veteri-
naire volksgezondheid en Joost
van Herten, gezelschapsdieren,
paarden en internet, (030) 63 48
900.

meldingen:

- aid Meldkamer: (045) 54 66
230(24 uur per dag te bereiken).
AID website meidformulier:
http://www.aid.nl/melding-
maken.htm indien u de melding
anoniem wenst te houden. De
aid kan u niet vragen om nadere
informatie. Terugmelding over
de afhandeling van uw melding
of klacht is dan ook niet moge-
lijk.

- Meld Misdaad Anoniem:
melden kan alleen telefonisch
(0800) 70 000 dagelijks van 0.800
tot 24.00 uur.

eenheid: de Criminele Inlichtingen
Eenheid, ofwel de
cie. De cie is
gespecialiseerd in het afschermen van
de identiteit van de melder. De
anonimiteit is eerste prioriteit. Ook al
is het verhaal nog zo interessant of
vermeldenswaardig, als de anonimi-
teit niet is gewaarborgd, wordt de
melding niet gebruikt. Wil een
dierenarts een melding doen, dan kan
hij of zij contact opnemen met de
a i d
of de knmvd (zie kader). De knmvd
kan desgewenst doorgeleiden naar
contactpersonen bij de
aid. Bij het in
contact treden met de
knmvd of het
niet direct bereiken van de juiste
contactpersoon bij de
aid, moet de
dierenarts nog niet ingaan op de
inhoud van het verhaal. Na het eerste
contact volgt een afspraak om de
voorwaarden uit te leggen. Een door
het ministerie van Justitie geaccep-
teerde reden om anoniem te blijven is
als de melder maatschappelijk,
economisch of privé nadeel kan
ondervinden als hij/zij bepaalde zaken
meldt bij een opsporingsdienst. De
anonimiteit van degene die zijn
verhaal doet, wordt op die manier
geborgd.

combiteams actief

Sinds 2008 werken de aid en vwa in
zogenaamde Combiteams gezamen-
lijk aan het verbeteren van het
dierenwelzijn op primaire bedrijven,
tijdens transport, op slachthuizen en
op verzamelplaatsen. De teams
bestaan uit een buitengewoon
opsporingsambtenaar van de
aid en
een dierenarts van de
vwa. Controles
naar de verwaarlozing van vee door
een houder worden zowel tijdens
reguliere controles als naar aanleiding
van een melding door bijvoorbeeld
een particulier of een practicus, door
de Combiteams uitgevoerd.

Symposium \'Beroepsaansprakelijkheid in de praktijk\'

Zoals u in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 januari 2009 heeft kunnen gelezen, organiseert de knmvd in
samenwerking met Proteq Dier & Zorg op 19 maart 2009 het symposium \'Beroepsaansprakelijkheid in de praktijk\'.
Inmiddels is het programma bekend. Bijvoorbeeld Hein van Zijll Langhout van de
vvaa en juriste laira Boissevain zijn
uitgenodigd als sprekers. Nieuwsgierig? Voor meer informatie of om u aan te melden kunt u terecht op de website van
de
knmvd, via de portal nascholing.

Het symposium wordt gesponsord door: Proteq Dier & Zorg (hoofdsponsor), Bayer, vvaa en Hill\'s.

meld misdaad anoniem

Een andere mogelijkheid om anoniem
informatie door te geven is via M.
((0800) 70 00). M. staat voor Meld
Misdaad Anoniem. Dit is een onafhan-
kelijke stichting met een klein team
zeer goed opgeleide medewerkers die
slechts één doel voor ogen hebben: de
anonimiteit van de melder bescher-
men. Zo is het telefoonnummer van de
melder niet te zien en worden geen
persoonlijke gegevens genoteerd. Ook
neemt M. geen telefoongesprekken op.
Is de melder de enige getuige? Dan
bespreekt de medewerker dit en
maakt M. geen melding op. Voorop
staat dat de anonimiteit beschermd
blijft, zonder dat hier condities aan
verbonden zijn. Bevat de melding
voldoende concrete informatie, dan
stuurt M. de informatie beveiligd door
naar instanties zoals de politie en de
aid. Zij kunnen hiermee een onder-
zoek starten of de melding kan
bijdragen aan een lopend onderzoek.
Meer informatie? Kijk op
www.meldmisdaadanoniem.nl

Mw. S.B. Post ing is verbonden aan de
aid. Drs. S.J. de Groot is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 189-

H.A. Beijer

In de cao 2008-2009 is een belang-
rijke vernieuwing doorgevoerd, die
overigens in de wereld van de
human resource management
(
hrm) al enkele decennia bestaat: de
afschaffing van de periodieken op
basis van dienstjaren en het in-
stellen van een systeem waarin de
salarisgroei grotendeels afhankelijk
is van de prestaties van de betref-
fende medewerker.

Tijdens de voorlichtingsavonden
hierover heeft het
bpw-bestuur
gemerkt dat veel dierenartsen graag
wat training wilden hebben inzake de
\'do\'s and don\'ts\' van het voeren van dit
soort gesprekken. In het bureau
mkb
Cursus & Training heeft de bpw een
deskundige en ervaren partner
gevonden voor het geven van deze
trainingen. In samenwerking met de

bpw maakt en geeft mkb Cursus &
Training een training over het houden
van professionele functionerings- en
evaluatiegesprekken (één dag) en een
training voor het professioneel
houden van beoordelingsgesprekken
(eveneens één dag).

In deze trainingen leert u onder
andere:

-luistervaardigheid;

- de actieve rol bij de ander leggen;

- ook met ontwijkende medewer-
kers te komen tot constructieve
gesprekken;

- medewerkers spiegels voorhou-
den zonder dat zij zich aangevallen
voelen;

- verwachtingen bij medewerkers
die niet reëel zijn, om te buigen;

- de \'handtekening\' van mede-
werkers te krijgen, ook al weigeren
deze aanvankelijk;

- de evaluatie en beoordelingsge-
sprekken zo te benutten dat deze
de medewerkers aanzetten tot het

BPW organiseert trainingen functionerings-
en beoordelingsgesprekken

gaan vertonen van het gewenste
gedrag.

De kosten voor leden en sponsoren
bedragen 295 euro per dag, inclusief
lunch, documenten en persoonlijke
trainingen in groepjes van acht tot
maximaal tien mensen. Niet-leden en
niet-sponsoren betalen 395 euro
exclusief btw.

data en locaties

De leden van de bpw hebben inmid-
dels een mail ontvangen met data en
locaties. U kunt zich aanmelden via
www.mkbct.nl/cursus/BPW_
Functioneringsgesprekken/ of een
mail naar
bpw(a)dierenarts.nl onder
vermelding van uw regio (Noord-Oost,
Zuid, Westen en midden) en de naam
van uw praktijk. Doe dit snel, want:
\'vol is vol\'.

H.A. Beijer is voorzitter van de bpw.

auv voorzitter Michel Brinkhoff overleden

Zondagavond r februari bereikte ons
het ongelofelijke bericht dat IVlichel
Brinkhoff, voorzitter van
auv Dieren-
artsencoöperatie en tevens voorzitter
van de Raad van Commissarissen van
auv Holding, bij een noodlottig
skiongeval om het leven was geko-
men. Michel was een dag eerder in
Champéry, Zwitserland, gearriveerd
om met 35 collega\'s een nascholings-
cursus te volgen.

De abruptheid van zijn verscheiden
is ontstellend voor familie, vrienden,
collega\'s en medewerkers van de
auv.
Nog maar zeer onlangs vierden wij bij
hem thuis op grootse wijze zijn
vijftigste verjaardag. Wie had kunnen

M I

t, y/

weten dat een afscheid toen al zo nabij
was?

Onder grote belangstelling van vele
dierenartsen werd op 10 februari in
\'De Vereeniging\' te Nijmegen zijn
afscheid gehouden. Om hem te
bedanken voor zijn activiteiten in de
auv ten behoeve van de practici werd
uit volle borst het \'Ja, dat voelen wij\'
ten gehore gebracht.

Een prominent collega en vriend is
ons ontvallen.

Namens auv Dierenartsencoöperatie en
auv Holding, Bestuur, Raad van
Commissarissen en Hoofddirectie,
Rens van Dobbenburgh

-ocr page 190-

Verbeter de veiligheid in de praktijk: snel,
eenvoudig en digitaal

Hanv Haverkamp

De knmvd biedt praktijken een
eenvoudig middel om de veiligheid
te vergroten. U kunt er vanaf
I maart aanstaande direct mee aan
de slag. Dit is een erg handig
hulpmiddel nu de Arbeidsinspectie
heeft aangekondigd de komende
maanden ruim 250 dierenartsen-
praktijken te gaan controleren.

Elke werkgever moet zorgen voor een
veilige en gezonde werkomgeving
voor het personeel en de klanten. Een
actuele risico-inventarisatie en
risico-evaluatie - een zogenaamde
ri&e - is daarom wettelijk verplicht.
De
ri & e is een vragenlijst waarmee
duidelijk wordt wat de belangrijkste
risico\'s zijn in de praktijk. Ook blijkt
uit de vragenlijst of u in de praktijk al
voldoende preventieve maatregelen
neemt.

gratis ri&e

De knmvd ondersteunt praktijken met
een nieuwe, digitale
ri&e: erkend en
branchegericht. Deze
ri&e is speciaal
gemaakt voor dierenartsenpraktijken.
Met deze digitale
ri&e voldoet de
praktijk aan de
arbo-verplichting. U
kunt de
ri&e kosteloos downloaden of
online invullen via www.knmvd.nl.
Klik op \'Praktijkmanagement\' en kies
vervolgens \'Arbo\'. Als u alle vragen
heeft ingevuld, volgt automatisch een
overzicht van de risico\'s die nog extra
aandacht verdienen. Voor deze risico\'s
schrijft u een plan van aanpak. In het
plan van aanpak beschrijft u: welke
verbeteringen u wilt doorvoeren,
welke verbeteringen prioriteit hebben,
wanneer de verbeteringen uitgevoerd
moeten zijn en wie voor de uitvoering
verantwoordelijk is.

In de digitale ri&e staan nuttige
tips die u kunnen helpen bij het
verbeteren van de veiligheid en het
schrijven van een plan van aanpak.

samen

Hoewel de wet de werkgever verant-
woordelijk Stelt voor het naleven van
de ARBO-regels, spelen de werknemers
ook een belangrijke rol. Daarom
adviseren wij u de Ri&E-vragenlijst
samen in te vullen, bijvoorbeeld
tijdens een werkoverleg. Een bij-
komend voordeel daarvan is dat
iedereen zich weer bewust is van de
risico\'s, en dit verkleint de kans op
ongelukken.

sociale partners

De vragenlijst is gebaseerd op de arbo-
checklist en de bijbehorende modules.
De KNMVD heeft zich bij het ontwik-
kelen van de
ri&e laten adviseren en
ondersteunen door KeurCompany,
RiEconsultancy, Auv-advies,
bpw, bpl
en cnv publieke zaak. De cao-partijen
erkennen deze
ri&e. Hierdoor
kunnen dierenartsenpraktijken die
deze
ri&E gebruiken, rekenen op een
lichtere toets door de arbeidsinspectie.

lichtere toets door de ri&e

Voor bedrijven met 25 werknemers of
minder die gebruik hebben gemaakt
van een erkende branche-Ri&E, geldt
een lichte toets door de arbeids-
inspectie. De lichtere wijze van
toetsen houdt het volgende in:

- een bedrijfsbezoek door de
ARBO-dienst is in beginsel niet
meer nodig;

- indien men al gebruik heeft
gemaakt van metingen door
erkende instellingen (bijvoorbeeld
op het gebied van geluid), is
herhaling van de meting niet nodig
in het kader van de toetsing;

- alleen op papier wordt gecontro-
leerd of de elementen die in het
kader van een
ri & e aan de orde
dienen te komen, ook daadwerke-
lijk zijn beschreven;
-ARBO-diensten/-deskundigen
maken schriftelijk melding aan de
werkgever van eventueel ont-
brekende onderdelen. In dat geval

zal de werkgever uiteraard alsnog
moeten zorgen voor de aanvulling
van zijn
ri&e.

dierenartsenpraktijken
onder de loep in
2009

Elk jaar kiest de Arbeidsinspectie een
aantal branches om extra te onder-
zoeken. Daarbij gaat het erom of
bedrijven voldoende maatregelen
treffen zodat er gezond en veilig wordt
gewerkt. De keuze voor een bepaalde
branche of sector is gebaseerd op de
ernst en de omvang van de arbo-
risico\'s. Dit jaar heeft de inspectie
ondermeer gekozen voor de dier-
geneeskundige branche. Bij dierenarts-
praktijken speelt op het gebied van
veiligheid vooral de problematiek van
fysieke belasting, werkdruk en
blootstelling aan biologische agentia
en straling. Op deze onderdelen wordt
in het project vooral gelet. In de
maanden april tot en met december
2009 zijn circa 250 bezoeken aan
dierenartsenpraktijken gepland. De
bezoeken hebben hoofdzakelijk een
preventief doel. Er kunnen ook
handhavende interventies plaatsvin-
den (in de vorm van een waarschu-
wing of boete) als men niet volgens de
minimale voorschriften van de
Arbowet werkt. Daarnaast wil men
een duidelijker beeld krijgen van de
omvang en aard van de problemen. De
ri&e komt wat dat betreft op een
gunstig moment. U kunt de
ri&e
vanaf i maart via onze website
(www.knmvd.nl) en via www.rie.nl
downloaden of online invullen. Als u
de gegevens online invult, zijn zij
uiteraard alleen voor u toegankehjk.
Naast de RI & E kunnen leden voor
extra informatie de arbomodules
vinden op de website onder \'praktijk-
management\' en vervolgens onder het
kopje \'Arbo\'.

Voor meer informatie kunt u
contact opnemen met Harm Haver-
kamp of Martine Kramer:
(030) 634 89 00 of info(a)knmvd.nl.

-ocr page 191-

H.A. Beijer

De BPW bestaat bijna vijf jaar en heeft
in die periode drie
cao\'s afgesloten
met zowel de vertegenwoordigers van
de dierenartsassistentes als met de
dierenartsen in loondienst. Middels
deze
cao\'s is een stevige richtlijn
neergelegd voor de salariëring in de
privé dierenartspraktijk.

Gezien het ledenaantal van ruim
tweehonderd praktijken en het grote
aantal personeelsadvertenties waarin
wordt vermeld dat de salariëring zal
plaatsvinden volgens de
cao Dieren-
artspraktijken, wordt deze
cao ook
breed gedragen. Toch heeft het
bp w-bestuur onderkend dat er vrij
veel praktijken zijn die de
cao passief
volgen en zich nog niet aan de
cao
willen binden, maar wel dringend
behoefte hebben aan voorlichting en
ondersteuning.

sponsorschap

Daarom heeft de algemene leden-
vergadering van de
bpw ingestemd
met de invoering van het sponsor-
schap. Dit is bedoeld voor praktijken
die wel voorzichtig de
cao willen
invoeren, maar nog niet ineens aan
alle bepalingen tegelijk gehouden
willen of kunnen worden. De nieuwe
mogelijkheid van sponsorschap kan
worden gezien als een tussenstap en
bestaat als deelnamemogelijkheid
naast het lidmaatschap van de
bpw.
Deze steunvorm aan de bpw kent
namelijk een aantal essentiële
verschillen ten opzichte van het
lidmaatschap.

voordelen

De praktijk die zich aanmeldt voor het
sponsorschap krijgt:

- zodra deze gereed is, automatisch
per email de
cao toegestuurd, net
als de bijlagen en alle standaard-
formulieren voor evaluatie- en
beoordelinggesprekken;

- automatisch bericht als er
veranderingen in de arbeids-
voorwaarden zijn gekomen;

- automatisch een attentiemail
toegestuurd voordat bepaalde
bepalingen uit de
cao van kracht
worden zoals bijvoorbeeld een-
malige uitkeringen;

- gratis toegang tot de BPW-help-
desk waar de praktijk terecht kan
met al zijn vragen over de uitleg en
in- of uitvoering van de
cao;

- gratis of met korting deelname
aan voorlichtingsavonden en

H R M -trainingscursussen.

Het sponsorschap heeft bovendien het
\'voordeel\' dat de
cao (nog) niet op alle
punten volledig hoeft te worden
gevolgd.

beperkingen

Maar wat zijn de beperkingen van het
sponsorschap ten opzichte van het
lidmaatschap van de
bpw?

BPW introduceert
sponsorschap

- Sponsors mogen/kunnen geen
gebruik maken van bepaalde
bepalingen in de
cao die onder het
zogenoemde driekwart dwingend
recht vallen. Sponsors mogen
bijvoorbeeld slechts 3 opeenvol-
gende contracten geven in 36
maanden in plaats van de 6 in 42
maanden voor volledige leden van
de
bpw.

- Niet (sponsor)-leden dienen de
wettelijke bepaling te volgen dat de
werkgever een twee keer zo lange
opzegtermijn dient te hanteren dan
de leden van de
bpw.

- Sponsors hebben geen inbreng in
het opstellen van de wensen met
betrekking tot de
CAO-Onderhande-
lingen noch hebben zij stemrecht
met betrekking tot het goed- of
afkeuren van het onderhandelings-
resultaat.

De kosten van het lidmaatschap en
het sponsorschap zijn gelijk, namelijk
425 euro per jaar per praktijk.

volgende stap

wilt u als praktijk de volgende stap in
de moderne arbeidsvoorwaarden
nemen en zich verzekeren van goede
ondersteuning bij al uw arbeidsvoor-
waardengerichte problemen, met
daarbij het gemak dat u alle stukken
direct thuis ontvangt? Meldt u dan nu
aan als lid of als sponsor op
bpw.dierenarts.nl of via bpw(a)
dierenarts.nl.

H.A. Beijer is voorzitter van de bpw.

-ocr page 192-

Monique Megens

De Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren en het departement
Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren (
dgg) hebben na het weg-
vallen van de stichting
paod de taak
op zich genomen nascholing te
organiseren voor dierenartsen en
paraveterinairen. Gezamenlijk
beschikken ze over de daarvoor
noodzakelijke faciliteiten en kennis
en kunnen ze goed inspelen op de
vraag naar nascholing van de
dierenarts die werkt in de gezel-
schapsdierensector.

Sinds 2008 organiseren de ggg en het
DGG succesvol samen cursussen op het
departement. Daarom hebben de
partijen besloten deze samenwerking
officieel vast te leggen. Op 22 januari
jongstleden is hiervoor de Stichting

Permanente Educatie Gezelschap-
dieren
(pegd) opgericht. Het stich-
tingsbestuur bestaat uit fan Rot-
huizen, voorzitter
dgg, Marcel Jansen,
manager bedrijfsvoering
dgg, Anne-
miek van den Noort,
ggg-bestuurslid
en Mare Verburgh, voorzitter
ggg-
bestuur en tevens de voorzitter van de
stichting.

cursussen

Naast lezingen organiseert pegd
interactieve en praktische cursussen
bestaande uit één of meerdere dagen.
De meerdaagse cursussen binnen één
en dezelfde discipline zijn opgebouwd
uit modulen en worden meestal
verspreid over een jaar gegeven. In
oktober is de allereerste modulaire
cursus in de discipline weke delen
chirurgie van start gegaan. Een groep
enthousiaste dierenartsen volgt
gedurende 2008 tot 2009 onder leiding
van prof dr Jolle Kirpensteijn zes

Stichting Permanente Educatie
Gezelschapsdieren opgericht

praktische modulen in de practicum-
zalen van het
dgg. Het modulaire
concept wordt als zeer positief
ervaren. De eerstvolgende modulaire
cursus betreffende de echografie start
in maart en is al enige tijd volgeboekt;
een wachtlijst is inmiddels ingesteld.

prijs

De stichting heeft geen vaste mede-
werkers in dienst en heeft zaken als
inschrijving en facturering zoveel
mogelijk geautomatiseerd. Waar
nodig wordt de stichting ondersteund
door ingehuurde medewerkers van de
KNMVD en freelancers. Door de
organisatiekosten onder andere op
deze wijze zo laag mogelijk te houden,
komen de inkomsten zoveel mogelijk
direct ten goede van de cursussen. Dit
maakt het mogelijk kwalitatief goede
cursussen aan te bieden voor een
gunstige prijs.

sponsoren

De Stichting heeft daarnaast na
overleg besloten gebruik te maken
van sponsoring. Ze heeft gemeend dat
een samenwerking voor lange termijn
met een gelimiteerd aantal sponsoren
voor beide partijen een toegevoegde
waarde heeft. De voorwaarde voor
sponsoring is uiteraard dat de onaf-
hankelijkheid van de inhoud van de
cursussen wordt gewaarborgd.

pegd ziet de samenwerking met de
vier sponsoren, de zogenaamde
\'strategische partners\', de komende
jaren positief tegemoet. De strategi-
sche partners voor de komende vier
jaar zijn: Intervet Schering-Plough
Animal Health, Menarini Diagnostics,
Royal Canin Veterinary Diet en Proteq
Dier en Zorg.

Kijk voor meer informatie over de
cursussen en/of inschrijven op
www.ggg.knmvd.nl onder
\'pegd\'.

Monique Megens is lid van het ggg-
bestuur.

-ocr page 193-

UGCN Mastitismonitor
praktijkrijp

Melkveehouders die gebruik maken
van de bedrijfsmanagementsystemen
(BMS) Agrovision, RUMA ofUNIFORM-
Agri kunnen gaan werken met de ugcn
Mastitismonitor (Agis Automatisering
binnenkort ook). Het met de hand
invullen van controlelijsten van
mastitisbehandehngen wordt gezien als
erg nuttig, maar helaas ook tijdrovend.
Veel veehouders hebben behoefte aan
meer informatie om hun management
te ondersteunen. De omvang van bedrij-
ven neemt toe en het is steeds lastiger
de geschiedenis van elke individuele
koe te kennen. Dit leidt tot vragen als:
hoeveel klinische mastitis heb ik
eigenlijk op mijn bedrijf? Hoe slaat een
behandeling aan? Welke droogstand-
therapie moet ik toepassen? De
ugcn
Mastitismonitor beantwoordt deze
vragen met één druk op de knop.

Ook de dierenarts krijgt met deze
techniek een beter inzicht in de
uiergezondheid op het bedrijf. De
bms
kan attentielijsten met alarmkoeien
e-mailen naar de dierenarts, die hier
direct op kan inspelen. Met het
uniformeren van de uitslagen kunnen
dierenartsen bovendien alle uitslagen
uit de verschillende systemen lezen.

(0900) 71 00071

State of the Heart 2009

Op vrijdag 27 maart 2009 wordt in
Grand Hotel Karei V te Utrecht voor
de zesde keer het jaarlijkse State of the
Heart-symposium gehouden worden.
Het thema van dit jaar is "Heart\'
evidence: putting science into
practice\'. Verschillende nationale én
internationale sprekers zullen tijdens
dit symposium aandacht besteden aan
de nieuwste ontwikkehngen binnen
de veterinaire cardiologie. Het
symposium is volledig uitverkocht.

(072) 56 62 411

Geriatrie bij hond en kat

In de maand november vond de Hill\'s
thema-avond 2008 plaats met als
onderwerp \'Geriatrie bij hond en kat\'.
De gastsprekers waren prof. dr Sylvie
Daminet en dr Paul Mandigers. Alle
dierenartsen en studenten diergenees-
kunde kunnen nu hun kennis over
geriatrie \'updaten\' via de website
www.hillsgeriatrie.com. Na inschrij-
ving op de website kunnen de op
video opgenomen presentaties van de
sprekers worden gevolgd (\'Chronische
nierziekten bij hond en kat\'; \'Fehene
hyperthyroïdie\'; \'Hersenproblemen en
abnormale locomotie\'). Tevens kan
men verschillende praktijkgerichte
\'flowcharts\' bekijken en downloaden
over de diagnose en behandeling van
verschillende geriatrische aandoe-
ningen. Daarna kan de kennis worden
getoetst met behulp van meerkeuze-
vragen (opgesteld door de sprekers).
De score is onmiddellijk bekend.
www.hillsgeriatrie.com

Marktonderzoek \'vet
150 Nederland, 2009\'

Geelen Consultancy, bureau voor
marktonderzoek voor de \'agri-\' en
\'food\'-sector te Wageningen, start in
samenwerking met zeven farmaceu-
tische bedrijven (Bayer, Boehringer
Ingelheim, Eurovet Animal Health,
Janssen Animal Health, Intervet/
Schering Plough Animal Health,
Merial en Virbac) onder de naam \'Vet
rso Nederland, 2009\' voor de zevende
keer een marktonderzoek onder r50
dierenartsenpraktijken.

Doel van het onderzoek is om na te
gaan hoe farmaceutische bedrijven de
praktijken de komende jaren meer
van dienst kunnen zijn. Het markt-
onderzoek bestaat uit twee delen: een
algemeen deel en een imagodeel. Het
is interessant na te gaan of de wensen,
behoeften en denkwijzen van dieren-
artsen al dan niet zijn veranderd sinds
de vorige studie.

Omwille van de representativiteit
en de betrouwbaarheid van het
onderzoek is het belangrijk dat
dierenartsen die worden benaderd,
hun medewerking aan het onderzoek
verlenen. Het interview zal ongeveer
drie kwartier in beslag nemen. Alle
gegevens worden anoniem verwerkt.
Na het onderzoek verschijnt een
persbericht met een aantal resultaten.

(0317)42 59 58

Ingelvac® CircoFLEX

Boehringer Ingelheim introduceert
Ingelvac® CircoFLEX, het eerste
geregistreerde \'one shot\'-vaccin tegen
porcine circovirus type 2 voor varkens
vanaf een leeftijd van twee weken
(Eu/2/07/079/002;
udd). Het vaccin
bestaat uit gezuiverd circovirus
antigeen
(pca) en het adjuvans
ImpranFLEX. Het gebruikte antigeen is
identiek aan het originele kapseleiwit
van het virus waardoor het een
optimale immuunrespons induceert.
De ImpranFLEX zorgt voor een snelle
én langzame release van het antigeen.
Er is actieve immuniteit bij zowel
vroege als late infecties van pcv2. Bij
onderzoek vond men na vaccinatie
naast verminderde ziekte en verbe-
terde groei en voederconversie, ook
een zwaarder slachtgewicht en
verbeterde slachtkwaliteit. Gevacci-
neerde dieren lopen ook minder risico
op secundaire infecties. Het vaccin is
meteen klaar voor gebruik en hoeft
niet te worden opgewarmd of op-
gelost. De bescherming start twee
weken na vaccinatie en duurt ten-
minste zeventien weken.

(072) 56 62 411

-ocr page 194-

Gezelschapsdieren en
emotie

voorzitterscolumn

Gezelschapsdieren en emotie: een combinatie die we in de praktijk dagelijks
meemaken. En niet alleen in de praktijk, het is niet voor niets dat ook de media
volop aandacht besteden aan dit onderwerp, zeker in deze op financieel en
economisch gebied wat onzekere tijden. Ook de praktijk kan met de gevolgen
hiervan geconfronteerd worden. Direct, omdat mensen niet langer in staat zijn
om de zorg aan hun huisdier te verlenen die eigenlijk noodzakelijk is. Indirect,
omdat men allerlei alternatieve vormen van goedkope diergeneeskundige zorg
gaat zoeken. We kennen inmiddels de minmax-kliniek, de voedselbank voor
dieren en allerlei andere lokale initiatieven. De pers besteed hier graag aandacht
aan.

Ook de knmvd en de ggg hebben een onderzoek laten doen naar de omvang
en aard van dit probleem. Daaruit bleek dat er een grote groep mensen in
Nederland is die daadwerkelijk moet beknibbelen op zorg. De
knmvd en ggg
denken dat een verzekering voor deze groep die zorg kan garanderen, in
combinatie met voldoende eigen verantwoordelijkheid voor de eigenaar. We
zijn samen met de bekende partijen bezig te kijken of een goedkope basispo-
lis kan worden ontwikkeld. Daarmee zou de genoemde groep heel lokaal
kunnen worden geholpen en kan de practicus zijn rol als lokaal hoeder van
diergezondheid en dierenwelzijn blijven waarmaken. Wordt vervolgd!

Mare Verburgh, voorzitter ggg

Nieuws-e-mailservice verbeterd

Marjolijn Fijten

De digitale nieuwsbrieven van de
KNMVD en haar groepen worden
gewaardeerd, zo bleek uit de
ledenservice-enquête vorig jaar.
Maar er was wel behoefte aan een
mogelijkheid selectiever berichten
te ontvangen. De wens gerichter
berichten te verspreiden, speelde
ook bij de
knmvd, maar technisch
zaten hier nog haken en ogen aan.

Vanaf 2 februari 2009 is het voor leden
mogelijk op het besloten deel van
knmvd.nl aan te geven op welke
mailinglijsten zij willen staan. De
knmvd zet hiermee weer een stap om
de communicatie klantvriendelijker,
professioneler en efficiënter te maken.

log in en kies

De selectieve mailservice geldt alleen
voor de leden. Het is daarom nodig
eerst in te loggen. Vervolgens gaat u
naar www.knmvd.nl/mailing om een
selectie te maken. In eerste instantie
zijn alle leden voor alle mailinglijsten
ingeschreven. U hebt de mogelijkheid
zelf aan te geven op welke lijsten u
niet meer wilt staan. Vervolgens klikt
u op opslaan. Het is altijd mogelijk u
later weer voor een mailinglijst aan te
melden door een vinkje voor de
mailinglijst te plaatsen.

De volgende mailinglijsten zijn
beschikbaar: dierenasieldierenartsen,
gezelschapsdierenartsen, jonge
dierenartsen, landbouwhuisdieren-
artsen, niet-practici, paardendieren-
artsen, seniordierenartsen, werk-
gevers, werknemers en de
mailinglijsten voor de regio\'s: Noord,
Oost, West en Zuid.
Naast deze mailinglijsten zijn er ook
lijsten waarvoor het niet mogelijk is in
of uit te schrijven. In tijden van crises
moet de
knmvd namelijk alle dieren-
artsen kunnen berichten, informatie
over de
knmvd als vereniging moet
naar alle leden kunnen worden
gestuurd en leden van een groep
ontvangen op basis van hun hdmaat-
schap de informatie van de (vak)
groep(en).

Marjolijn Fijten is communicatiemede-
werker van de
knmvd.

-ocr page 195-

Afgelopen weken stonden er weer
verhalen in de krant over blunde-
rende artsen, bijvoorbeeld over
\'Dokter Wodka\', die in Engeland
niet meer mocht werken en vervol-
gens in Nederland zonder pro-
blemen aan de bak kwam. Of de
neuroloog die een groot aantal
patiënten ten onrechte ongenees-
lijke ziekten als de ziekte van
Parkinson of
ms aanpraatte. Ver-
volgens rees bij mij de vraag of mijn
eigen huisarts eigenlijk nog wel
\'up-to-date\' was... en hoe zit het met
mijn specialist in het ziekenhuis?

Humane artsen hebben in tegen-
stelling tot de dierenartsen te maken
met verplichte nascholing. Deze
verplichting heeft de beroepsgroep
zichzelf opgelegd om te voorkomen
dat de patiënt reden heeft te twijfelen
aan het recente kennisniveau van zijn
of haar arts.

Als dierenartsen wachten we nog
steeds op de zogenaamde marktvraag
voordat we nascholing verplicht gaan
stellen. De marktvraag is echter al
lang aanwezig, de cliënten van de
dierenarts hebben zich echter (nog)
niet verenigd om met één stemgeluid
naar voren te treden. Dit zullen ze
meteen doen als er een lekker sappig
schandaal optreedt, zoals \'Dierenarts
slaat plank mis door onvoldoende
nascholing\'.

minimale hoeveelheid

Ik pleit dus voor één of ander systeem
waarbij elke dierenarts per jaar een
aantoonbare minimale hoeveelheid

GGL-Column: Dierenarts slaat plank mis
door onvoldoende nascholing?

Karin van Heuven-van Kats

nascholing heeft gevolgd. Op dit
moment kan dat via het
vak worden
geregistreerd, maar lang niet iedereen
maakt gebruik van deze mogelijkheid.
Over het toekomstige nut van het
vak
moet door de knmvd en ggl goed
worden nagedacht. Degene die het
niet belangrijk vindt te beschikken
over aantoonbaar voldoende na-
scholing, zou eens goed moeten
nadenken over de gevolgen voor het
imago van de dierenarts van een flinke
rel in de nationale bladen. Dat meer
mensen er zo over denken en er dus
behoefte is aan nascholing, bleek uit
de goede opkomst bij de onlangs

gehouden bijeenkomst van de ggl
over de problematiek rond antibiotica-
resistentie. Het deed me goed hier een
volle zaal te zien, ondanks dat er geen
\'punten\' mee konden worden ver-
diend.

keuze

De volgende bijeenkomst van de ggl
heeft ook weer een zeer interessant
onderwerp, namelijk de keuze voor
een pijnstiller bij landbouwhuis-
dieren. Meestal wordt een pijnstiller
pas gebruikt als het dier signalen van
pijn vertoont, zoals een hoge pols of
geen eetlust. Bij mensen is het
onbespreekbaar dat je na een operatie
je bord leeg eet en vervolgens zonder
pijnstillers het ziekenhuis moet
verlaten, onder het mom van: "Als ie
vreet, heeft ie geen pijn..." Bij de
gezelschapsdieren is postoperatieve
pijnstilling allang ingeburgerd. Het is
dus zaak dat we de veehouder over-
tuigen van het (economische)
voordeel van toediening van pijn-
stillers. Vervolgens zal er geen
bezwaar meer zijn tegen bijvoorbeeld
een standaardinjectie met een
nsaid
na de keizersnede. Op dit symposium
krijgt u meer dan voldoende feiten en
argumenten te horen om u bij deze
discussie te helpen, dus zie ik u allen
graag op dit symposium \'Hoe zeer
doet pijn?\', op dinsdag 24 maart te
Deventer

Karin van Heuven-van Kats is bestuurs-
lid Groep Gezondheidszorg Landbouw-
huisdieren.

-ocr page 196-

Herman Geertsen

Vanaf 2005 hebben velen binnen de
KNMVD zich gebogen over het bij de
tijd brengen van de organisatie-
structuur van de vereniging. De
buitengewone algemene vergadering
(bav) op T7 december jongstleden
vormde het formele sluitstuk van dit
proces. Tijdens de
bav werden de
nieuwe statuten goedgekeurd. Die
goedkeuring door de leden was weer
gebaseerd op de discussie tijdens de
(jaarlijkse) algemene vergadering op
3 oktober 2008. In die vergadering
stond de notitie \'De
knmvd, werk in
uitvoering\' op de agenda, vrucht van
talrijke discussiebijeenkomsten over
de organisatorische vormgeving van
de vereniging. De formele bekrachti-
ging van de herziene verenigings
structuur heeft onlangs zijn beslag
gekregen met het passeren van de
nieuwe statuten bij de notaris.

Het begon zoals gezegd al in 2005. In
december van dat jaar adviseerde dr
Frans Huizenga het bestuur over de
manier waarop de Maatschappij
zichzelf optimaal kan organiseren.
Huizenga, auteur van het standaard-
werk
Architectuur van verenigingen
(2005), heeft indringend gekeken naar
de organisatie van de
knmvd. In het
bijzonder is - in onderlinge samen-
hang - een vijftal onderdelen kritisch
doorgelicht:

- de verhouding tussen het bestuur
en de groepen;

- de positie van de regio\'s;

- de rol van de commissies;

- de beleidsvorming en het
toezicht;

- de verdere professionalisering
van het bureau.

In dit tijdschrift en op de website van
de
knmvd is deze materie al vele
malen toegelicht. In het onderstaande
zoomen wij in op het punt \'beleids-
vorming en toezicht\' en daarbinnen in
het bijzonder op het nieuwe orgaan
binnen de vereniging, de ledenraad.

ledenraad in plaats van

algemene vergadering

Tot voor kort was de algemene
vergadering
(av) het hoogste orgaan
van de vereniging. En aangezien het in
iedere vereniging wettelijk de leden
zijn die het laatste woord hebben, is
ook in de nieuwe statuten een plaats
ingeruimd voor een formele \'leden-
bijeenkomst\'. Drie groepen of drie
procent van de stemgerechtigde leden
kunnen een dergelijke bijeenkomst
laten organiseren. Ook het bestuur of
de ledenraad hebben de bevoegdheid
een ledenbijeenkomst bijeen te roepen.
Dat zal niet zo snel gebeuren, want met
de nieuwe statuten beschikt de
Maatschappij ook over een ledenraad.

De herziene verenigingsstructuur
voorziet namelijk in een ledenraad,
die beschikt over uitgebreide bevoegd-
heden. De bevoegdheden van de leden-
raad zijn ontleend aan die van de
voormalige
av en de raad van toezicht.
Zodra de ledenraad tot stand is
gekomen, wordt de raad van toezicht
opgeheven.

Omdat de ledenraad feitelijk de
opvolger is van de algemene vergade-
ring, is de ledenraad bekleed met
stevige bevoegdheden.

Kandidaten gezocht voor de
ledenraad van de
knmvd!

C ledenraad; ^

IS lol 20 leden J

Bestuur:
voorzitter ft
4 tot 6 bestuursleden

]

Organogram knmvd

De ledenraad:

- houdt toezicht op en levert
bijdragen aan de ontwikkeling, de
uitvoering en de controle op de
uitvoering van het strategisch
beleid van het bestuur en op de
algemene gang van zaken in de
Maatschappij;

- stelt in een driemaandehjkse
cyclus van overleg met het bestuur
het strategisch beleidsplan, de
begroting, het financiële jaar-
verslag en de contributie vast;

- heeft inzage in alle bescheiden
van de vereniging;

- benoemt, schorst of ontslaat
bestuursleden of het gehele bestuur.
In het laatste geval neemt de
ledenraad de bestuursfunctie waar
tot een nieuw bestuur is gekozen;

- stelt de statuten vast;

- kan de vereniging ontbinden;

- heeft alle bevoegdheden die niet
door de wet of de statuten aan
anderen zijn opgedragen.

De ledenraad wordt hiermee een
bepalend orgaan van de vereniging.
De raad concentreert zich op het
strategische beleidsniveau en richt
zich niet op de uitvoering, het bedrijf
dan wel het bureau.

Zoals de av werd voorgezeten door
de voorzitter van de Maatschappij, zo
worden ook de driemaandelijkse
vergaderingen van de ledenraad met
het bestuur voorgezeten door de
voorzitter van de Maatschappij. Zowel
voorzitter als raad zijn daarbij min of

c

J

bestuursorHlersteunende
commissies

bureau:

algemeen directeur 6

\\

medewerkers

y

statutaire commissie
ereraad

groepen

G6l

diislei 1
koppelgehouden dieren

GGC I GGP

Cluster!
individueel gehouden dieren

DIB I GKZ

Cluster 3
volksgezondheid en bednjl

6VS

-ocr page 197-

verkiezingen, digitaal en

analoog
Om te komen tot een represen-
tatieve samenstelling van de
ledenraad is gekozen voor een
open kandidaatstelling. Tien
of meer stemgerechtigde leden
kunnen een kandidaat voor de
ledenraad voordragen. In totaal
kunnen ten minste vijftien en
ten hoogste twintig kandidaten
worden gekozen. Leden van de
ledenraad worden gekozen voor
een periode van ten hoogste twee
maal drie jaar. De verkiezingen
voor de ledenraad hebben asyn-
chroon plaats ten opzichte van de
verkiezingen voor het bestuur
Nieuw aan deze verkiezingen is
dat de leden voor het eerst hun
stem digitaal of analoog kunnen
uitbrengen. De nieuwe statuten
maken dit mogelijk.
De kandidaatstelling voor de
verkiezing van de leden van de
ledenraad is open vanaf maandag
i6 februari 2009. Op 16 maart
aanstaande om 12.00 uur sluit de
kandidaatstelling. In de tussen-
liggende periode kan ieder lid
een kandidaat voor de ledenraad
voordragen. Indien ten minste
tien leden een en hetzelfde lid
hebben voordragen en de kandi-
daat de voordracht aanvaardt, is
de voordracht een feit.
Een voordrachtformulier kan digi-
taal (via e-mail: l.luinge(a)knmvd.
nl) dan wel analoog (via telefoon-
nummer (030) 63 48 911) worden
opgevraagd bij mevrouw L. Luinge
van het bureau.
De formulieren dienen te zijn
geretourneerd uiterlijk op
16 maart aanstaande om 12.00
uur ter attentie van de algemeen
directeur Daarna verliezen zij hun
geldigheid.

Indien de kandidaten instem-
men met hun kandidatuur toetst
de ereraad van de
knm vd of de
kandidaten zich hebben gedragen
volgend de Code voor de dieren-
arts. Dit is een vereiste uit het
verkiezingsreglement.
In het nummer van het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
15 april
aanstaande krijgen de kandidaten
de gelegenheid zich te presen
teren.

Tussen maandag 27 april en
vrijdag 8 mei 2009 tot 12.00 uur
kunnen de leden digitaal of ana-
loog hun stem uitbrengen.
Op 8 mei aanstaande wordt
vervolgens de uitslag bekend-
gemaakt De ledenraad van de
knmvd kan op 2 juni 2009 bijeen-
komen voor haar eerste overleg.
Per gelijke datum treden de leden
van de raad van toezicht uit
functie.

Om te komen tot een zo breed
mogelijke samenstelling van de
ledenraad en zowel bekend als
nieuw talent ruimte te geven in
dit belangrijke verenigingsorgaan,
hebben we gekozen voor een zo
open mogelijke kandidaatstelling,
met andere woorden: een lage
drempel.

meer gebonden aan een vaste agenda.
Deze agenda is een afgeleide van de
strategische beleidscyclus.

Om dit te kunnen realiseren, zijn
jaarlijks vier overlegmomenten vereist,
waarin de ledenraad het bestuur
uitnodigt zich uit te spreken over:

- het concept strategisch beleids-
plan (rond september). Dit is een
open, beleidsvormend gesprek.
Bestuur en/of ledenraad kunnen
besluiten aan dit gesprek een
oriënterende ronde langs de leden
vooraf te laten gaan, bijvoorbeeld
in de regio\'s;

- het vaststellen van het strategisch
beleidsplan (rond december);

- het vaststellen van de (op het
strategisch beleidsplan gebaseerde)
begroting (rond februari);

- het goedkeuren van het jaar-
verslag en het vaststellen van de
jaarrekening (rond juni).

Het uitgangspunt blijft dat het bestuur
bestuurt en dat de ledenraad kritisch
meedenkt en toezicht houdt op
strategische hoofdlijnen. Dat geldt ook
voor het vaststellen van de contributie

en de financiële controle, aangezien de
ledenraad dient in te stemmen met de
rapportage van de accountant.

een dubbele investering

Wat houdt het lidmaatschap van de
ledenraad praktisch in? De raad komt
ten minste vier maal per jaar bijeen.
Dergelijke bijeenkomsten met het
bestuur nemen meestal een dagdeel in
beslag. Voeg daar voorbereidingtijd
(vooral leestijd) aan toe, vermeerderd
met (digitaal) vooroverleg. Daarnaast
zal een lid van de ledenraad zich
persoonlijk willen oriënteren in den
lande, bijvoorbeeld bij regio- en andere
bijeenkomsten.

Er wordt voorzien in een vergoeding
per vergaderdagdeel, vermeerderd met
reis- en verblijfkosten.

Uiteraard investeert een lid van de
ledenraad niet alleen in de Maatschap-
pij, maar ook in zichzelf. Het bijdragen
aan de ontwikkeling van en het
toezicht op een vereniging als de
knmvd is voor velen ook een moge-
lijkheid kennis, vaardigheden en
inzichten op te doen over het reilen en
zeilen van een vrijwilligersorganisatie
ondersteund door een professioneel
bureau.

Herman Geertsen is algemeen directeur
van de
knmvd.

tijdpad ledenraadverkiezing in 2009:
-Kandidaatstelling verkiezing ledenraad: 16-02 t/m 16-03 (12.00 uur)
-Toetsing kandidaten door Ereraad: 16-03 tot 23-03

- Aanleveren kopij ten behoeve van bekendmaking kandidaten in tvd 15-04:
deadline: 27-03 (10.00 uur)

- Digitale/analoge verkiezingen; 2 7-04 t/m 08-05 (i 2.00 uur)

- Bekendmaking uitslag aan kandidaten ledenraad: 08-05

- Bekendmaking uitslag aan leden knmvd; 08-05
-Uitslag in
tvd 02-06-05: deadline; 11-05 (10.00 uur)

- Constituerend beraad ledenraad; 02-06

-ocr page 198-

geeft advies over het te voeren beleid
aan de minister van
ln v. Op verzoek
van de minister buigt de raad zich
nadrukkelijk over de positie van de
dierenarts en diens rollen en verant-
woordelijkheden in de dierhouderij.
Hiervoor worden twee fora opgericht.
Leden van de fora participeren hierin
op persoonlijke titel.
Meer informatie: portefeuillehouder
Ludo Hellebrekers.

symposium commissie jonge

dierenartsen (cjd) maakt

indruk

Voorzitter Ludo Hellebrekers en
bestuurslid Bram van Schaik zagen
met eigen ogen welke emoties spelen
onder jonge dierenartsen tijdens het
symposium \'Coaching en communi-
catieve vaardigheden\'. In het
tvd van
I januari stond een verslag van deze
bijeenkomst. Het verslag is ook
geplaatst op de webpagina van de
cjd
op www.knmvd.nl.
Meer informatie: portefeuillehouder
Bram van Schaik.

Bulletin bestuur en bureau
nummer i, januari 2009

aangebracht: Nederland, Noorwegen,
Oekraïne, Suriname, Verenigde Staten,
Zuid-Afrika en Zweden.

Diereigenaren kunnen op de
website van het
licg (www.licg.nl)
informatie vinden over het reizen met
gezelschapdieren.

Meer informatie: bureaumedewerker
Joost van Herten.

commissie ethiek

Mevrouw L. van Veen is benoemd als
lid van de commissie Ethiek vanuit de
groep Dierenartsen in Bedrijf. De
commissie is daarmee weer volledig
bemensd.

Meer informatie: portefeuillehouder
Brigitte Cornelissen en bureaumede-
werker Joost van Herten.

discussiebijeenkomst

dierenwelzijn

De levendige discussie over dierenwel-
zijn tijdens het
knmvd-jaarcongres
2008 heeft een vervolg gekregen. De
knmvd, de faculteit Diergeneeskunde
en de
dsk organiseerden op dinsdag
3 februari jongstleden een discussie-
bijeenkomst op de faculteit. Tot de
sprekers hoorde filosoof en veterinair
ethicus Bernard Rollin.
Meer informatie: portefeuillehouder
Ludo Hellebrekers en bureaumede-
werker Joost van Herten.

lijst invoereisen hond/kat/
fret geactualiseerd

Op de website van de knmvd kunnen
leden de laatste versie van de lijst
Invoereisen hond/kat/fret down-
loaden. Ten opzichte van de lijst
gedateerd op 26 augustus 2008 zijn in
de volgende landen wijzigingen

Auriplak

anti-vliegen oorplaatjes

4 maanden
rust in de wei

> betrouwbaar > tijdsbesparend

> minder zomerwrang > kostenefficiënt

> definitief geregistreerd [regnl933o]

Vraag uw dierenarts
naar AUfiplak®

Auriplak® anti-vliegen oorplaatjes: REG NL 9330. Samenstelling: permethrin 10g per lOOg. Indicatie: ter bestrijding van vliegen bij rundvee inde weide
gedurende minimaal 4 maanden. Preventie van zomerwrang.
Doeldier: rundvee. Waclittijdadvies: melk: O dagen, vlees: O dagen. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, postbus 313, 3770 AH Barneveld, t 0342 427 127, F 0342 490 164, info@virbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 199-

Dr. Peter H.A. Poll

* 19 juli 1933 -1 31 augustus 2008
Op 31 augustus 2008 overleed Peter Poll na een langdurig ziekbed. Peter,
geboren op 19 juli 1933 in Soerabaja (Nederlands Indië), groeide op in Baarn,
deed eindexamen gymnasium-!? en ging in 1951 Veeartsenijkunde studeren.
Hij werd actief lid van Unitas S.R en in 1954 werd hij vice-praeses van de
dsk.
Direct na zijn afstuderen in 1959 trad hij in dienst bij de fao. Hij werd
uitgezonden naar Rangoon, Birma, waar hij onder andere een basisopleiding
voor dierenartsen heeft opgezet. Na zijn terugkeer in 1961 moest hij zijn
militaire dienstplicht vervullen. Als eerste luitenant-dierenarts bij de
Geneeskundige Troepen werd hij gedetacheerd bij de Koninklijke Lucht-
macht, waar hij verantwoordelijk werd voor de bewakingshonden van de
militaire vliegvelden.

In 1963 nam Peter een gezelschapsdierenpraktijk in Zeist over en tege-
lijkertijd werd hij hoofd van het Centraal Dierenlaboratorium
(cdl) van het
Academisch Ziekenhuis Utrecht. Daar deed hij kennis op die veel heeft
bijgedragen aan de ontwikkeling van de geneeskunde van gezelschapdieren,
zoals de pacemaker, de bloedgroepen bij honden, herniaoperaties en de
daarbij benodigde anesthesie en röntgendiagnostiek.

In 1969 trouwde Peter met Hanne-Marie van Zandvoort; zij kregen twee
dochters. In 1973 associeerde Peter met collega U. E. Hommes. Samen zetten
zij in Hilversum een moderne kliniek op. Van 1976 tot 1983 was Peter
veterinair-inspecteur aan de Universiteit van Amsterdam. In 1981 was hij
inmiddels gepromoveerd op het proefschrift getiteld: \'Early growth of
tumorcells in lungtissue\' aan de Faculteit Geneeskunde te Utrecht. In de jaren
zeventig volgde hij als eerste de cursus
ao en was daarna vele jaren actief
ao-Vet lid, waarbij hij docent was op ao-cursussen in vele landen. Hij vertelde
graag over \'my surgical failures\'; met enige zelfspot vond hij dat niemand
daarover zo goed kon vertellen als hij. Zijn ambitie was om de kwaliteit van
het beroep te verbeteren: jarenlang was hij daarom lid van de Voorjaarsdagen-
commissie, hij was oprichter van de
dans en directeur van het Pao-d. Peter
liep warm voor de veterinaire specialisatie en ijverde voor een specialisme
chirurgie, dat zowel de \'weke delen\' als de orthopedie zou omvatten. Hij werd
\'de-facto\' erkend als specialist in de chirurgie van gezelschapsdieren door de
Faculteit en de
knmvd en werd prominent lid van de Specialisatiecommissie.

In 1983 nam Peter een praktijk in Arnhem over en in 1984 besloot hij zijn
specialisme, in het bijzonder de orthopedie en neurochirurgie, uit te gaan
oefenen in de \'Wagenrenk\'. Hij verzamelde collega-specialisten om zich heen
en heeft zo aan de wieg gestaan van een inmiddels bloeiende tweedelijns-
kliniek. In r993 werd Peter benoemd tot directeur van het
pao-d. Hij nam
afscheid met een te zijner ere gehouden, goed bezocht symposium over de
verschillende facetten van de orthopedische chirurgie met sprekers uit
binnen- en buitenland. Zijn verdiensten voor de diergeneeskunde werden
erkend door zijn benoeming tot erelid van de Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren en in 2007 werd hij door Hare Majesteit geridderd voor zijn
verdienste voor de samenleving.

Een bevlogen dierenarts, die geëmotioneerd ageerde tegen de ruiming
tijdens de
mkz-crisis, en een zeer gewaardeerd lid van onze beroepsgroep,
maar ook van velen een goede vriend, is heengegaan.

in memoriam

Zijn grote liefdes, Hanne-Marie, Marlies en Anouk, zullen hem vreselijk
missen; wij wensen hen veel sterkte.

Herman Hazewinkel, Evert Lagerweij, Carl König

-ocr page 200-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Koninli-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Alberdingk Thijm, [.E; 1985; 3065 rc

Rotterdam, Kralingseweg 343
Berg, mevr. M.H. van den; 2008; 4233 gd

Ameide, Aaksterveld 13 2
Bokmans, mevr. A.M.; 2008; 3706
cd Zeist, Laan

van Vollenhove 137
Parkas, mevr. K.S.;2oo8; 2584 cb \'s-Gravenhage,

Professor P.S. Gerbrandyweg 123
Feddes, J.G.; 1973; 5491
rg Sint-Oedenrode,

Weievenseweg 39
Goselink, mevr. R.M.A.; 2008; 3582 jc Utrecht,

Rubenslaan 61-2
Janssen, mevr. M.C.E.; 2008; 3562
ha Utrecht,

Rapenburchdreef 11
Kerkhoff, mevr. S.M.P.; 2008; 9257
wk

Noardburgum, Johannes Kuiperweg 10
Klepper, mevr. W. de; 2008; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 219
Kruithof, B.A.P.; 1991; 1971
me IJmuiden,

Dennenstraat 18
Rondeltap, E.; 2006; 3572
pn Utrecht, Willem

Barentzstraat 74
Roosjen, mevr. A.M.E.; 2008; 6708
kk

Wageningen, Roghorst 223
Schuurmans, R.L; 2002; 8532
bw Lemmer,

Slachdrompel 15
Steen, mevr. M.P.A. van der; 2005; 9591
aa

Onstwedde, Hardingstraat 3
Vos, mevr. A.E.H. de; 2008; 1764 K| Breezand,
Meerweg 63

Overlijdensberichten:

Op 15 december 2008 mevr. E Pais te Utrecht

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
r 5-03-20091 maandag 102-03-2009
01-04-20091 maandag 116-03-2009
15-04-20091 maandag 130-03-2009
01-05-20091 dinsdag! 14-04-2009

■k Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

200Ç
Maart

17-21 European Comittee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAv)-conferentie.
Locatie: Congreshotel Ter Eist te Edegem.
Het volledige congresprogramma, met het
sociaal programma, verdere informatie en
het inschrijvingsformulier kunt u
terugvinden op de website www.
eaavbelgium.be.
19 Symposium 2009 \'Beroepsaansprakelijkheid
in de praktijk\',
knmvd in samenwerking
met Proteq Dier en Zorg. Locatie: Van der
Valk, Houten. Programma, prijzen en datum
worden bekendgemaakt.
21 Kg Insight Out! Cogresdag over
endocrinologische problemen bij de hond
met Da vid Church (u
k), Peter Graham (u k ),
Sylvie Daminet (b) en Hans Kooistra (nl).
Locatie: Hoofdkantoor
abn-amro,
Amsterdam.
24 Symposium
ggl-Boehringer: \'Hoe zeer doet
pijn?\'. Locatie: Mercure Hotel, Deventer.
Tijd: 13.00 uur tot 17.00 uur. Aansluitend
alv van de ggl.
27 State of the Heart 2009: "Heart\' evidence:
putting science into practice\'. Locatie:
Grand Hotel Karel v te Utrecht. Aanvang:
09.00 tot 18.00 uur (inclusief lunch).
Uitverkocht.

April

2-4 Eco World Fest. Locatie: Kroatië, Porec.
Internationale ecologische conferentie en
tentoonstelling. Georganiseerd door de
Societas Veterenaria Croatica en
clavis.
Website: www.ecoworld-fest.com.
2-5 British Small Animal Veterinary
Association (
bsava). Locatie: Verenigd
Koninkrijk.
23-25 European Veterinary Conference
Voorjaarsdagen 2009. Locatie
rai,
Amsterdam. Zie www.voorjaarsdagen.eu.
30-3/5 Czech Association of Zoo and Wildlife
Veterinarians: International Veterinary
Conference \'Soft Tissue Surgery in Exotic
Pet Animals\'. Locatie; Brno, Tjechië. Meer
informatie op de
CAZwv-website:
www.cazwv.eu.

Mei

7-9 Swiss Annual Congress. Locatie: St Gallen,

Zwitserland,
20-24 International Conference on Diseases of
Zoo and Wild Animals 2009. Locatie:
Hilvarenbeek.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2oog
Februari

18 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid.
Aanvang: 11.00 uur. Locatie: Nationaal
Veeteelt Museum in Beers. Spreker: Collega
C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp.
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verleden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

19 Bijeenkomst Absyrtus Senior-Zuid. Aanvang
I i.oo uur. Locatie: Restaurant \'d\' Ouwe
Brouwerij in Diessen. Spreker: Collega

C. Sijssens, voorzitter Hoofddirectie Coöp.
Cehave/Landbouwbelang Voeders over het
verleden, heden en de toekomst van de
coöperatie.

19 Klinische avond paard georganiseerd door
gd, Pavo en Virbac. Locatie: Stal
Eurocommerce in Lochem (Oost).

Maari

3 Klinische avond Paard georganiseerd door
gd, Pavo en Virbac. Locatie: Stal IJsbrand
Cardon Den Hoorn (West).

4 Voorjaars alv en symposium ggp. Locatie
volgt.

12 Voorjaars Algemene Ledenvergadering 2009

ggg. Locatie volgt.
17 Voorjaarsbijeenkomst van de regio Zuid.
Locatie Best Western Hotel Berkel - Enschot,

tijdstip 19.30 tot 23.00 uur.

24 alv alv. Locatie: Mercure Hotel, Deventer.

28 Alumnidag faculteit Diergeneeskunde: \'Vet
grote installaties analyseren ieniemienie
deeltjes\' Locatie: Androclusgebouw, faculteit
Diergeneeskunde. Het is een middag
programma. Meer informatie volgt nog.

April

I Voorjaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap. Locatie: Nationaal Veeteeh
Museum te Beers.

23 Vijfde seniorendag. Locatie: Boerderij
Mereveld.

Mei

13 Paraveterinaire dag. Locatie:

Dierenziekenhuis, Drachten. Let op:
dierenarts-docentendag van 8 april vervalt.
Inclusief ruilbeurs van lesmateriaal.
Volgende netwerkdag dierenarts-docenten
op woensdag 4 november

13-17 Vijfdaagse reis naar Normandië voor
seniordierenartsen en partners. De
projectgroep \'Reizen\' van de Commissie
Senioren van de
k n m v d heeft besloten dat de
reis in 2009 naar Normandië gaat. Half maart
2009 ontvangt de doelgroep een uitgebreid
programma en een inschrijfformulier

Cursussen

2oog
Februari

17 Interactieve Cursusavond \'De Spoedpatiënt\',
regio Zuid. Voor jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (0 tot 5 jaar
afgestudeerd.). Georganiseerd door i vi p.
Twee delen. Deel 1: kennis en kunde in de
praktijk, deel 2: coaching, communicatie,
management en intervisie. De ic-avonden
worden zes maal per jaar gegeven in de
regio\'s Noord-Oost, Noord-West en Zuid.
Kijk voor meer informatie en inschrijving
opwww.ivip.nl.

Maart

3 Cursus \'FEi-paspoortdierenarts\' onder leiding
van dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan. Deelnemers worden opgenomen
op de
KNHs-lijst van FEi-paspoortdieren-
artsen. Deelname aan de cursus kost 75 euro.
De cursusavond begint om 19.30 uur en
duurt tot 22.00 uur. U vindt het
inschrijfformulier op de
kn mvd-website. De
inschrijving sluit op donderdag 26 februari.

7 FelCan Kattendag. Locatie: Utrecht. U vindt
het programma op de
knmvd-website.

24-25 Cursus \'Pluimveevoeding en

-management\'. Plaats: Wageningen. Kosten:
1095 euro. Inschrijvingen en inhchtingen:
De inschrijftermijn van de eindigt op 10
maart 2009. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wurnl.

27 Cursus \'Zoönosen, beroepsmatige
infectieziekten\'. Locatie: Nijmegen.

31/3-3/4 International Course Advances in Feed
Evaluation Science. Locatie: Wageningen.
Kosten: 2795 euro. De inschrijftermijn
eindigt op 3 maart 2009. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wurnl.

-ocr page 201-

April

7 Interactieve Cursusavond Orthopedie: regio
Noord-West. Georganiseerd door i v i p.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

14 Interactieve Cursusavond Orthopedie: regio
Noord-Oost. Georganiseerd door i vi p. Kijk
op www.ivip.nl.

21 Interactieve Cursusavond Orthopedie: regio
Zuid. Georganiseerd door i vi p.

22-23 Cursus: Opgeruimd denken en presen-
teren. Tweedaagse intensieve training
in samenwerking met Your Point. Plaats:
Wageningen. Groepsgrootte: maximaal
achttien personen. Kosten: 1395 euro. De
inschrijftermijn eindigt op 3 april 2009.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op http://www.wbs.wur.nl.

Mei

27 pegd Neurologie bij de kat. Locatie: fd.
Utrecht. Deze cursus is volledig gericht op
de kat. De spreker, prof. dr. Luc van Ham, is
voorzitter van de vakgroep Geneeskunde en
klinische biologie van de kleine huisdieren
van de faculteit Diergeneeskunde in Gent.
Hij is gespecialiseerd in de neurologie. Meer
informatie en inschrijven via de \'portal\'.

Schuttelaar & Partners streeft naar een gezonde en duurzame samenleving. We bouwen aan
draagvlak en begrip voor veranderingen en innovaties in landbouw, voeding, gezondheid en
duurzaamheid. Dat doen we door strategisch advies, dialoog en debat, onderzoek en communicatie.

Voor de unit Sustainable Agriculture zoeken we op korte termijn een:

Adviseur Dierlijke Productie

Functievereisten:

- Academisch denk- en werkniveau.

- Communicatief sterk en ondernemend persoon.

- Kennis van, inzicht in trends en ontwikkelingen in de dierlijke productieketen op het gebied van
dierenwelzijn, diergezondheid en duurzaamheid.

- Affiniteit met maatschappelijk discussies die over deze thema\'s worden gevoerd.

- In staat bovengenoemde inzichten te vertalen in professioneel advies aan bedrijfsleven en overheid.

- Drie tot vijf jaar werkervaring.

- Een achtergrond in de dierwetenschappen (veterinair, zootechniek) strekt tot aanbeveling.
Wij bieden:

- Uitdagend werk op het snijvlak van maatschappelijke betrokkenheid en ondernemerschap.

- Een dynamische, informele werkomgeving.

- Ruimte voor eigen initiatief.

- Passende arbeidsvoorwaarden.

Voor meer informatie over deze functie kunt u contact opnemen met Kees-[aap Hin, telefoonnum-
mer (070) 318 44 44.

Sollicitatiebrief en cv kunt u uiterlijk 16 februari sturen naar:
Schuttelaar & Partners
ter attentie van Mark Okkes
Zeestaat 84
2518
ad Den Haag
en/of mailen naar
mokkes(|)schutteIaar.nI.

Schutteßar

Meer informatie:
www.schuttelaar.nl.

De R^shof

Kliniek voor Gezelschapsdieren Poli Kliniel< voor Gezelschapsdieren

Orthopedie Wervelkolomchirurgie Traumatologie Thoraxchirurgie

Kliniek voor Gezelschapsdieren De Rashof is gevestigd in Tilburg, n l .
Ons team bestaat uit vier dierenartsen en vier assistentes.

Binnen deze kliniek ligt er een bijzonder groot accent op de behandeling van orthopedische patiënten op tweedelijnsniveau.

In onze kliniek streven wij naar \'State of Art\' diergeneeskunde. Daarvoor is niet alleen een kliniek nodig met passende uitrusting maar nog veel

belangrijker een groep van teamspelers die gemotiveerd zijn om samen te \'presteren\'.

Per I maart januari 2009 ontstaat er een vacature voor een

Gezelschapsdierenarts (m/v) 32 uur/week

Wij vragen:
Competenties:

- Zelfstandige uitvoering van eerstelijns gezelschapsdierenpraktijk;

- Compassie voor dier, eigenaar en collega\'s;

- Gezonde commerciële instelling;

- Goede communicatieve vaardigheden.

Ontwikkeling:

- Differentiatie in deelgebied(en);

- PAO via ES Avs, gefacihteerd door de kliniek.

Deze ontwikkeling behoeft nog niet aanwezig te zijn maar commitment daartoe is een vereiste

- Participatie weekend/ avonddiensten;

- Woon of verblijfplaats binnen 20 minuten reisafstand van kliniek.
Sollicitaties kunt u richten aan:

Dhr. WSJ Rasenberg, Bosscheweg 110, 5056 kd Berkel-Enschot
Too 31 (0)13 5400215, M: dklderashofbv@home.nl.

Paletplein

-ocr page 202-

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

■ Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

■ Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

Veterinair Centrum Someren b.v

Veterinair Centrum Someren b.v. is een internationaal opererende dierenartsenpraktijk waarin 21 dierenartsen gedifferentieerd per
diersoort werkzaam zijn.

Ter versterking van onze sectie herkauwers zijn wij op korte termijn op zoek naar

een fulltime dierenarts voor herkauwers (m/v)

Toelichting:

In de afgelopen jaren is de bedrijfsgrootte van de rundveebedrijven van onze cliënten flink toegenomen. Daarnaast is het aantal rund-
veehouders dat zich aansluit bij onze praktijk groeiende. Onze rundveesectie richt zich met name op de melkveehouderij; preven-
tieve diergeneeskunde door structurele bedrijfsbegeleiding en advisering is hierbij een belangrijk speerpunt. Voeding, fokkerij en
huisvesting zijn duidelijke aandachtsvelden. Wij zoeken nog steeds een collega die gemotiveerd is om in teamverband de herkauwer-
praktijk van het vcs verder uit te bouwen en verantwoordelijkheid wil dragen om mede \'de kar te trekken\'.

Ben jij:

- thuis in de melkveehouderij en actief in netwerken binnen deze sector;

- ondernemend;

- proactief en besluitvaardig;

- cliëntgericht;

- flexibel en stressbestendig;

- sociaal en communicatief vaardig;

- tussen nul en twee jaar actief als dierenarts in de rundveehouderij?
Dan nodigen wij jou van harte uit te reageren.

Wij bieden:

- een uitdagende, veelzijdige functie waarin je werkzaam zult zijn binnen de herkauwersectie van een grote groepspraktijk;

- enthousiaste en ambitieuze collega\'s die de begrippen kennis, kwaliteit en service hoog in het vaandel hebben staan;

- een collegiale en informele werksfeer;

- zeer goede mogelijkheden en kansen tot professionele ontplooiing en ontwikkeling;

- deelname in het avond- en weekenddiensten herkauwers;

- salariëring conform de cao voor dierenartsenpraktijken;

- na gebleken geschiktheid zeer goede toekomstmogelijkheden.

Je schriftelijke sollicitatie vergezeld van cv kun je binnen veertien dagen na het verschijnen van deze advertentie richten aan:
Niels Groot Nibbelink, Veterinair Centrum Someren
b.v. Slievenstraat 16, s/ri pk Someren, Nederland,
n.grootnibbelink@vc-someren.nl.

Meer informatie over onze praktijk is te vinden op www.vc-someren.nl.

-ocr page 203-

Douxo

De Kracht van Eenvoud

Krachtig herstel van de huid:

herstellen van de huidbarriëre met behulp van phytosphingosine
(natuurlijke pro-ceramide: bouwsteen van de huid) en hinokitiol
(Rode Ceder extract met unieke eigenschappen)

Eenvoudige toepassing in de praktijk:

• Nieuwe toedieningsvormen

• Eenvoudige protocollen

• Verhoogde therapietrouw

Douxo® Calm

Een gecombineerde aanpak
van allergische Jeukklachten

SSÄ

V

r

Douxo® Seborroe

Een eenvoudige aanpak van

seborroe, droog én nat

V

Douxo® Onderhoud

Regelmatige hygiëne voor

elk huid- en vachttype

■■Jit-

m • —^

V

-ocr page 204-

fl Iyour

^ \' PRACTICE

^oyal Canin Praktijkmanagennent

4yourpractice workshops,

inferacfief en direct toepasbaar in de praktijk

Praktijkgericht
Professioneel
Persoonlijk
Probleemoplossend

Het 4yourpractice programma van Royal Canin biedt
interactieve workshops, waarbij specifieke problemen uit
de veterinaire praktijk in kleine groepen (maximaal 1 2
personen) worden behandeld.

De workshops worden verzorgd door professionele
trainers die bekend zijn met de veterinaire wereld.

Iedere workshop wordt gevolgd door een follow-up
programma dat bestaat uit een serie praktijktips en trucs.

• De thema\'s voor de eerste helft van 2009 zijn:

- Onderlinge communicatie in de praktijk

- Time- en stressmanagement in de praktijk

- Van advies naar verkoop in de praktijk.

II ; • Voor meer informatie over de workshops en inschrijven:
vsn^/^w.royalcanin.nl/4yourpractice

ROY><LCkNIN

VETERINARY DIET/

Royal Canin Veterinaire Service
vet@royalcanin.nl - www.royalcanin.nl/4yourpractice

-ocr page 205-

deel 134 • aflevering 5 • i maart 2oo9

Tijdschrift voorH

Diergeneeskunde

Een geval van diarree
geassocieerd met
Cynidomyces guttulatus
bij de kat

Klauwgezondheid in
Nederland, een update
van enkele recente
ziektebeelden

Dierenwelzijn: de
dierenarts is niet alleen
een technicus

koninkli)ke nederlandse maatschappi] voor diergeneeskunde

-ocr page 206-

Om u nog beter van dienst te
kunnen zijn verwellcomen ^wij hét volgëndé

product in onze

m\'-

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een hoogwaardig product voor het paard. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met dit nieuwe product kunnen
onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Bestel dit nieuwe Pfizerproduct nu via uw groothandel.
Bel voor meer inlormalie over

dif Pllxerprodoet:

Pfizer Animal Health

aii --I-----

010-4064600

____ — — ——\'. •• \' • \' \' \' ■ \'\'lö

info@pfizerah.nl

\\

-ocr page 207-

Ga tot de sluipwesp...

Innovatie is een van de pijlers onder onze kenniseconomie. Wie in de vaart der
volkeren wil meekomen, moet voortdurend nieuwe en vernieuwde producten
op de markt brengen. En wie als consument wil meetellen, moet die producten
vervolgens ook aanschaffen. Stilstand is achteruitgang. Maar werkelijke
originaUteit is zeldzaam. Alles is immers al een keer geprobeerd. Of zoals een
oude wijze ooit verzuchtte: "Er is niets nieuws onder de zon." Een beetje
nederigheid is dus op z\'n plaats. De grote uitvindingen uit de westerse bescha-
ving bleken zeshonderd jaar eerder al te zijn uitgeprobeerd in China. En de
technieken die volgens de onderzoekers ons doen en laten op revolutionaire
wijze zullen vergemakkelijken, zijn vaak al lang gemeengoed in de wereld van
de dieren en de planten.

Dat geldt zelfs voor de innovatieve medische behandelmethode gentherapie,
die wordt geacht hoop te bieden voor patiënten met kanker en tal van erfehjke
aandoeningen. Bij deze techniek worden genen ingebracht in zieke cellen,
waardoor hun functie verandert en ze bijvoorbeeld weer gaan functioneren als
gezonde cellen. Hiervoor gebruikt men vaak onschadelijk gemaakte virus-
deeltjes. In de humane geneeskunde moeten de grote doorbraken op dit gebied
nog plaatsvinden. Ondertussen blijken minuscule sluipwespen uit de familie
Braconidae zich echter al honderd miljoen jaar van deze methode te bedienen
om rupsen geschikt te maken als kraamkamer voor hun nakomelingen. Rupsen
zijn niet gediend van indringers in hun lichaam en kapselen die in met afweer-
cellen, wat de groei van wespenlarven natuurlijk niet bevordert. Dus dient de
sluipwespmoeder de rups tegelijk met haar eieren ook een aantal virusdeeltjes
toe (de polydnavirussen). Die dringen de rupsencellen binnen met een arsenaal
van soms wel 150 genen, leggen daarmee het afweersysteem van de rups plat, en
zorgen voor een omgeving waarin de wespenlarven zich veilig kunnen vol-
vreten.

Dit unieke samenwerkingsverband tussen wesp en virus was al langer
bekend, maar pas in februari 2009 toonden onderzoekers aan dat de bestand-
delen van het virus liggen opgeslagen in het genetisch materiaal van de wesp
[i]. Meer dan twintig genen voor karakteristieke componenten van zogenoemde
nudivirussen zijn actief in de eierstokken van de sluipwesp. De op die plek
gevormde virusdeeltjes bevatten niet het virale
dna, maar brengen specifieke
genen van de wesp over naar de cellen van de rups. Ze dienen in medische
termen dus als \'vector\'. Lang voordat mensen er aan dachten genen in te
brengen in zieke cellen, lijfden de voorouders van de Braconidaewespen al een
virus in voor hun eigen doeleinden. In de honderd miljoen jaar daarna is dat
volledig aan zijn doel aangepast. En hun strategie had succes: de familie
Braconidae telt nu naar schatting vijftig- tot zestigduizend soorten, net zoveel
als er soorten gewervelde dieren zijn. Wetenschappers willen nu de sluipwesp-
\'vectoren\' onderzoeken, om op basis daarvan betere vectoren te ontwerpen voor
de gentherapie. Misschien dat daardoor eindelijk de doorbraak komt waar de
medische wereld op wacht.

Wie werkelijk innovatief wil zijn, moet kennelijk nederig zijn. Hij moet niet
de eer aan zichzelf willen houden, maar bereid zijn te leren van anderen, hoe
klein of onbetekenend die ook lijken. Zoals een andere oude wijze ons ooit
opdroeg: "Ga tot de mier, zie haar wegen en word wijs." Of in dit geval: "Ga tot de
sluipwesp..."

Johan Klein Haneveld, bureauredacteur

referentie

Bezie: et al. Polydnaviruses of Braconid Wasps Derive from an Ancestral Nudivirus. Science, 2009;
323 (5916): 926.

KNMvD

-ocr page 208-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)6348909 (fax)

www.knmvd.nl

info(|)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. Lf. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. R van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie [onge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (communicatiemedewerker)
Drs. S.f. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.j.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Drs. E.P.C. Bingen (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. L.J.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof, dr. A.S.|.PA.M. van Miert (Utrecht) \'
Prof dr. JH.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 42 t

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 ene en e
bankN.v., Postbus85100,3508 ac Utrecht,nr.
699361443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstveriening,
Binckhorstlaan 40 r
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
a e Barneveld

(0342)41 97 98; (06) 53 2606 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
infoCSovergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
r oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117:31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 209-

Deel 134 • Aflevering 5 • i maart 2009

voor de praktijk ..... Een geval van diarree gcassocieerd met Q;Mic/t)mpces^Mttu/flfus 198

(brillendoosjesgist) bij de kat
Stijn Peters en Dirk J. Houwers

Klauwgezondheid in Nederland, een update van enkele recente 200
ziektebeelden

M. Holzhauer en J.H Vos

in veterinair verband ..... Ingezonden brief:\'Het moet niet gekker worden\'fra«s uflji ^Tfiflpe« 208

ARGOS, nummer 39, najaar 2008 JanEgter van Wissekerke 208

praktijk in bedrijf ..... Onderzoek Werkbeleving jonge dierenartsen Mco/f Mflsïe?!!^^!?/: 211

cursussen en congressen ..... Dierenwelzijn: de dierenarts is niet alleen een technicus/ö/ifln ffif? 212

Haneveld

Beroepsaansprakelijkheid in de praktijk Linda in \'t Hout 214

Veterinair Café Jan Hendrik Boeve 215

\'Hoe zeer doet pijn?\' 215

Minisymposium \'Salmonella science, fiction & facts\' 216

Modulaire pegd -cursus: \'Probleemgerichte benadering van de 217

internistische patiënt\'

Ingezonden brief: \'Dirofilaria repens in Nederland\' Frans van Knapen 217

knmvd ..... Herman Geertsen verlaat de knmvd 220

Een nieuw bestuur: Dierenarts en economie fohan Klein Haneveld 221

In memoriam Sake de Vries Hans Walder 222

rubrieken Uit de redactie i93

Nieuws 196

Veterinair tuchtrecht 207

Nieuws uit de industrie 219

Voorzitterscolumn 220

Personalia 223

Jubilea 223

Doorlopende agenda 223

Deadline kopij 223

-ocr page 210-

Op zaterdag 7 februari ontving
Floryne Buishand tijdens het
oncoIo-
gisch Treffen de Award van het
Nederlands KankerFonds voor Dieren
voor haar bijdrage aan het bestrijden
van kanker bij gezelschapsdieren. Het
is de eerste keer dat deze prijs werd
uitgereikt.

Floryne Buishand is studente aan
de Faculteit Diergeneeskunde en heeft
genetisch onderzoek verricht aan
insulineproducerende tumoren
(insulinomen) in de alvleesklier van
honden. De belangrijkste conclusie
uit haar onderzoek is dat door het
bepalen van veranderingen in één
genproduct onderscheid kan worden
gemaakt in de mate van kwaadaardig-
heid van deze gezwellen. Via een
simpel bloedonderzoek kan dus een
uitspraak worden gedaan over de
levensverwachting van honden met
insulinomen. Floryne Buishand zal
het internationale jaarhjkse congres
van de European Society of Veterinary
Oncology
(esvonc) in Boedapest
bijwonen en daar een lezing geven
over haar onderzoek. De prijs zal vanaf
nu elk jaar worden toegekend aan de
beste onderzoeksstage op veterinair-
oncologisch gebied voor gezelschaps-
dieren.

\'Award\'

kankerbestrijding dieren

Over fretten gesproken

Op zaterdag 28 maart 2009 vindt in het
Pim Jacobs Theater te Maarssen het
derde Nederlandse Frettensymposium
plaats. Tijdens dit symposium zullen
lezingen worden verzorgd door
frettendeskundigen uit binnen- en
buitenland, zoals dierenartsen Hanneke
Moorman-Roest, Nico Schoemaker,
Tannetje Koning en prof. Richard
Ducatelle (België) en Bob Church
(Verenigde Staten). Onderwerpen als
gezondheid, verzorging en fokken met
de fret komen op deze dag ruimschoots
aan bod. Naast diverse stands met leuke
artikelen van en voor fretten, zullen
ook vele frettenorganisaties aanwezig
zijn. Tevens is er een georganiseerde
veiling. De opbrengst zal ten goede
komen aan medisch onderzoek van de
fret. Kaarten voor het symposium
kosten 65 euro (donateurs van Stich-
ting De Fret betalen
60 euro). Bij de
kaarten zijn koffie/thee en de lunch
inbegrepen. Kaarten zijn te bestellen
via rekeningnummer 471747823 van
Stichting De Fret te Huizen. Vermeld
hierbij uw naam en volledig adres. Kijk
voor bestellen van kaarten en infor-
matie op www.frettensymposium.nl of
bel (035) 58 28 529.

Oproep \'Dhont-medaille\'

Voor het Veterinair Historisch Genoot-
schap
(vhg) wordt een biografie
samengesteld van dr J.J.E Dhont (1854
tot 1936). In 1933 werd door de
Maatschappij voor Diergeneeskunde
aan Dhont een gouden medaille
aangeboden, als teken van waardering
voor zijn indrukwekkend voorzitter-
schap gedurende achttien jaar Helaas
ontbreekt elk spoor van dit ereteken:
familie,
knmvd. Museum Diergenees-
kunde, Koninklijke Begeer en Geld-
museum Utrecht konden het
vhg niet
verder helpen. Mocht een lezer van het
Tijdschrift over enige informatie
beschikken over de medaille van
Dhont, dan stelt het
vhg een nader
contact zeer op prijs. Lezers kunnen
contact opnemen met PH. Bool,
p.h.bool(|)i2move.nl, (oio) 50 16 052.

Rectificatie lichtere toets
door
RI&E

In de maanden maart tot en met
december 2009 zullen circa 250
praktijken door de arbeidsinspectie
worden bezocht. De
ri&e, die per
I maart digitaal beschikbaar is voor alie
praktijken, kan helpen de veiligheid te
verbeteren. In het artikel \'Verbeter de
veiligheid in de praktijk: snel, eenvou-
dig en digitaal\', gepubliceerd in het
tvd
van 15 februari jongstleden, staat dat
praktijken die gebruik maken van de
digitale
ri&e, een lichtere toets krijgen
door de arbeidsinspectie. Dit is niet
juist. Praktijken die gebruikmaken van
de
ri&e, krijgen een lichtere toets door
een gecertificeerde externe arbodeskun-
dige (vaak via een arbodienst). Dit
houdt concreet in dat de praktijken die
met behulp van de
ri&e een plan van
aanpak opstellen, deze schriftelijk
kunnen laten toetsen bij de arbodienst.
De deskundige hoeft dan geen bedrijfs-
bezoek meer te doen en dat scheelt in
de kosten. Elke praktijk is verplicht een
actueel plan van aanpak te hebben. Als
alles voor elkaar is, dient de praktijk te
beschikken over een
ri&e, waaruit
blijkt dat alle preventieve maatregelen
in voldoende mate aanwezig zijn. Als
de organisatie of de huisvesting
verandert, zal men met behulp van de
ri&e opnieuw moeten nagaan of ook
in deze nieuwe situatie de veiligheid
voldoen is gewaarborgd. Bij een
bedrijfsbezoek controleert de arbeids-
inspectie de feitelijke situatie. Wanneer
de inspectie een tekortkoming aantreft,
vraagt de inspectie naar een actueel
plan van aanpak. Als het goed is, staat
er dan in het plan van aanpak dat er aan
het probleem wordt gewerkt.

Gratis studieclublezingen

HetUGCN stimuleert melkveehouders
een goede uiergezondheid en een
laag celgetal na te streven. Daarvoor
geeft het centrum studieclubs uit heel
Nederland de gelegenheid specialisten
te vragen om over specifieke uier-
gezondheidszaken te spreken. Het
ugcn zorgt voor de onkostenvergoe-

-ocr page 211-

ding van dertien deskundigen en ne-
gen melkveehouders. Vanaf maandag
2 februari kunnen studieclubs zich
inschrijven via een inschrijfformulier
op www.ugcn.nl. De organistie heeft
de bijeenkomsten ingedeeld in acht
verschillende thema\'s. De studieclubs
kunnen kiezen voor \'Melkmachine
en melktechniek (inclusief
ams)\',
\'Voeding\', \'Droogstandsmanagement\',
\'Fokkerij\', \'Succesvol behandelen\',
\'Controle/koppelmanagement\',\'In-
fectiedruk (hygiëne en stalklimaat)\'.
Het is ook mogelijk bedrijfsbezoeken
af te leggen bij melkveehouders die
vanwege een goede uiergezondheid
in 2007 en 2008 zijn bekroond met
de
ugcn-Award. Bezoek de website
van het
ugcn voor de namen van de
inleiders en de voorwaarden voor
deelname. Elke inleider heeft slechts
een beperkte hoeveelheid tijd, dus
geldt: "Wie het eerst komt, die het
eerst maalt."

Export handelszendingen
honden/katten/fretten

Bij het intraverkeer van handels-
zendingen van honden, katten en fret-
ten moet de zending sinds januari 2009
worden gecertificeerd door de
vwa.

Onder handelsverkeer worden
verstaan zendingen van een partij
dieren met het oog op verhandeling.
Hieronder vallen ook alle zendingen
van meer dan vijf dieren. De hande-
laar/exporteur moet hiervoor een
aanvraag doen bij het regiokantoor
van de
vwa. Naast de gebruikelijke
eisen die worden gesteld aan de dieren
(paspoort, rabiësvaccinatie et cetera),
moet de vervoerder van de dieren
voldoen aan de transportverordening
(vergunning als transporteur en bij
lang transport goedkeuring transport-
middel). Het afgeven van een paspoort
en het invullen van de gezondheids-
verklaring in het paspoort door de
praktiserend dierenarts, is voor deze
zendingen dus niet meer voldoende.
Het bovenstaande geldt alleen voor
handelsverkeer, voor het reizigers-
verkeer verandert niets. Kijk voor
meer informatie op www.vwa.nl.

Reizen met
gezelschapsdieren

Sinds 2004 gelden er binnen er eu
regels voor het niet commerciële
vervoer van honden, katten en fretten.
Vanaf het begin stond de Europese
Commissie een paar landen toe
aanvullende eisen te stellen zoals een
behandeling tegen lintwormen en
teken. Deze uitzonderingspositie zou
na vijf jaar worden geëvalueerd. In
principe zouden daarna de extra eisen
die het Verenigd Koninkrijk, Ierland,
Malta, Finland en Zweden stellen,
komen te vervallen. Onlangs heeft de
Europese Commissie besloten deze
periode te verlengen tot juli 2oro. Tot
die tijd wordt door Brussel een
\'assessment\' uitgevoerd naar de
gevolgen van de huidige regelgeving
en mogelijke consequenties wanneer
de ontheffing zou worden opgeheven.

Medicijn van
gemodificeerde geiten

In de Verenigde Staten is kort geleden
voor het eerst een medicijn goed-
gekeurd dat is verkregen uit genetisch
gemodificeerde dieren. Het gaat om
ATryn, een product dat is gemaakt uit
melk van transgene geiten die extra
antitrombine aanmaken. De Ameri-
kaanse
fda gaf toestemming het
middel voor te schrijven aan patiënten
die lijden aan een zeldzame, erfelijke
afwijking. Om het medicijn te maken
werd
dna van het menselijke anti-
trombine-eiwit aangebracht in
eencellige geitenembryo\'s. De melk
van de geiten die daaruit werden
geboren, bevat het extra eiwit.

Novum

GGP goes western

Op 4 maart aanstaande wordt de
algemene ledenvergadering van de
ggp gecombineerd met een minisym-
posium over neuroleptanalgesie bij
het paard. Kijk voor meer informatie
en aanmelding op www.knmvd.nl.

Klopt uw e mailadres?

Stemgerechtigde knmvd-leden met
een e-mailadres worden dit jaar
uitgenodigd digitaal te stemmen.
Daarvoor wordt het privé-e-mailadres
gebruikt zoals dat bij de
knmvd
bekend is in het ledenbeheersysteem.
Is uw correcte privé-e-mailadres
ingevuld? Controleer het op het
besloten deel van de
knmvd-website
bij \'Mijn gegevens\', dan weet u zeker
dat u in april het digitale stemformu-
lier voor de ledenraad kunt ont-
vangen.

Activiteiten voor
assistenten

Fort Dodge organiseert in maart samen
met Interpath speciale lezingen voor
dierenartsassistenten met als thema:
\'De kracht van samenwerking\'. Het
programma bestaat uit een lezing over
parasieten. De tweede lezing gaat over
de aanpak van artrose en tot slot zal
dierenarts voor bijzondere dieren Peter
Klaver vertellen over samenwerking in
de dierentuin. De lezingen starten om
10.30 uur en de bijeenkomst wordt om
15.30 uur afgesloten. De kosten
bedragen 25,00 euro.

De Assistenten Academie organi-
seert op vrijdag 20 maart 2009 een
workshop \'Vitaliteit\'. Deze activiteit
staat open voor iedereen die verder wil
met een persoonlijk ontwikkelingplan.
Het programma bestaat onder andere
uit een gesprek met een Arbo-arts. Een
coach op het gebied van persoonlijke
effectiviteit geeft de deelnemers tips
met oog voor de balans tussen zakelijk
en privé. Een stylist verbetert de
persoonlijke presentatie van de
deelnemers. De kosten bedragen
350 euro per persoon voor een persoon-
lijk ontwikkelingsplan, lunch en
dranken. Op de website
www.assistentenacademie.nl staat een
uitgebreid programma en een sfeer-
impressie. Voor beide activiteiten kan
voor informatie en inschrijving contact
worden opgenomen met Veterinair
Organisatiebureau Vitaux, telefoon-
nummer: (035) 62 55 185.

-ocr page 212-

Een geval van diarree geassocieerd met
Cyniclomyces guttulatus (brillendoosjesgist)
bij de kat

Stijn Peters\' en Dirk }. Houwers "

samenvatting

Een 6,1 kilogram zware, dertien jaar oude, vrouwelijke
gesteriliseerde kat (Europese korthaar) werd aangeboden
vanwege braken en diarree gedurende anderhalve dag.
Bij microscopisch onderzoek van de ontlasting van de kat
werden grote aantallen aangetroffen van de gist
Cyniclomy-
ces guttulatus
(\'brillendoosjesgist\', voorheen aangeduid als
Saccharomycopsis guttulatus). Na een behandeling met
salazosulfapyridine gedurende vijf dagen verdwenen de
braakklachten, maar de ontlasting bleef zacht. Bij nieuw
microscopisch ontlastingsonderzoek werd opnieuw
C.
guttulatus gevonden, zij het in geringere aantallen.
Niettemin werd een behandeling ingesteld met een relatief
lage dosering nystatine, waarna de klinische verschijnselen
verdwenen en de brillendoosjesgisten niet meer aantoon-
baar waren. Uit deze en andere ervaringen is gebleken dat
zowel bij de kat als de hond nystatine in een dosering van
50.000 Internationale Eenheden per kilogram (lu/kg) per
os (po) eenmaal daags (idd), gedurende vier dagen effectief
is tegen C.
guttulatus. Deze casus is de eerste beschrijving
van C.
guttulatus bij een kat met diarree.

summary

A cat with diarrhoea associated with the massive presence of
Cyniclomyces guttulatus in the faeces

This is the first report documenting the presence of a high number
of
Cyniclomyces guttulatus yeasts in the faeces of a cat. The
animal was initially presented with acute complaints of vomiting
and diarrhoea. The patient responded well to oral salazosul-
fapyridine but the stools remained soft and
C. guttulatus yeasts
were still present. After a course of nystatin (15,000 w/kg bw
q24 PO for 4 days) the stools were normal and no yeasts were
found anymore (centrifugation/ftotation/zinc sulphate).
C. guttulatus occurs naturally in the digestive tract of rabbits,
guinea pigs, chinchillas, rats and mice. It is occasionally found in
massive numbers in the faeces of dogs with diarrhoea; part of
these patients respond well to nystatin treatment. Recent
experience indicates that the most effective dosage of nystatin for
dogs and cats is
50.000 lu/kg q24 pofor4 days.

! Dierenkliniek "Brouwhuis", Helmond. Correspondentie: Dierenkliniek
"Brouwhuis", Rivierensingel 730,5704
nz Helmond, 0492-515 977,
info@stijnpeters.nl.
ii Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum (vmdc), faculteit
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

casus

Een 6,r kilogram zware, dertien jaar oude, vrouwelijke
gesteriliseerde kat (Europese korthaar) met een geregu-
leerde diabetes mellitus werd bij de eerste auteur aange-
boden vanwege sinds anderhalve dag braken en diarree
met een verhoogde defecatiefrequentie. Bij het lichamelijk
onderzoek constateerde hij als enige afwijking een
verlaagde lichaamstemperatuur (36,9 graden Celcius). Uit
bloedonderzoek bleek een milde hyperglycemic (glucose
6,0 millimol per liter (mmol/1) (referentiewaarden 3,4 tot
5,7 mmol/1)). Bij het microscopisch onderzoek van een
natief preparaat van de ontlasting werden grote aantallen
Cyniclomyces guttulatus (brillendoosjesgist) waargenomen.
Op grond van de waarschijnlijkheidsdiagnose colitis werd
een behandeling ingesteld met salazosulfapyridine
(sulfasalazine, 20 milligram per kilogram (mg/kg) po zdd
gedurende vijf dagen). Ter bevordering van de acceptatie
van de salazosulfapyridine werd deze gecombineerd met
Isogel® (Ispaghula granulaat, Aesculaap
bv Boxtel). De
lichaamstemperatuur van de kat werd genormaliseerd
met behulp van een kruik en een warmtelamp.

Vijf dagen na afloop van de behandeling werd de
patiënt geëvalueerd. De braakklachten waren geheel
verdwenen en de defecatiefrequentie was weer normaal,
maar de faecesconsistentie bleef volgens de eigenaar te
zacht. Bij nieuw microscopisch faecesonderzoek werd
opnieuw C.
guttulatus waargenomen, zij het in een

-ocr page 213-

geringer aantal. Naar aanleiding van de klacht over de
consistentie van de faeces werd een behandeling ingesteld
met nystatine (Nystatine Labaz® suspensie, Sanofi-Aventis
Netherlands BV Gouda). Aangezien niets bekend was over
het gebruik van nystatine bij katten met brillendoosjes-
gisten werd gestart met een dosering van lo.ooo lu/kg
po
eenmaal daags gedurende vier opeenvolgende dagen. Drie
dagen na afloop van deze kuur was de ontlasting volgens
de eigenaar nog steeds zacht. Omdat in de faeces opnieuw
de gisten werden aangetoond, werd de behandeling
herhaald met een hogere dosering (15.000 lu/kg
po idd
gedurende vier dagen). Na deze kuur was de faecesconsi-
stentie normaal en waren in het natief preparaat geen
gisten meer aantoonbaar. Ook ophoping met behulp van
de centrifugatie-zinksulfaat-flotatiemethode bleek
negatief Nadien zijn de klachten weggebleven en er
werden bij herhaalde controles geen gisten meer waar-
genomen.

discussie

C. guttulatus of brillendoosjesgist is een gistsoort met een
opvallende morfologie: een langwerpig ovale vorm met
twee typerende \'ogen\' die doet denken aan een brillendoos.
Deze gist werd in 1853 voor het eerst beschreven als
Cryptococcus guttulatus door de Franse bioloog Charles-
Fhilippe Robin. In 1971 werd hij opnieuw geclassificeerd
en hernoemd (3). C.
guttulatus wordl beschouwd als een
essentieel onderdeel van de normale flora van het maag-
darmstelsel van konijnen en enkele knaagdieren zoals
cavia\'s, chinchilla\'s, ratten en muizen (4) en wordt
gewoonlijk aangetroffen in de faeces van deze dieren. Het
eten van keutels van konijnen en knaagdieren geldt als
belangrijkste opnameroute van de brillendoosjesgist door
andere dieren. Daarnaast is het waarschijnlijk dat door
ontlasting van konijnen en knaagdieren ook gras en
andere planten met deze gist besmet raken. C.
guttulatus
weerstaat een pH van i tot 8 en groeit optimaal bij
38 graden Celcius (4). Dit maakt het mogelijk dat de gist
het maagdarmkanaal van kat of hond bereikt en deze
koloniseert, indien de flora daartoe de gelegenheid biedt.

Er zijn slechts twee beschrijvingen van C. guttulatushi)
de hond. Eén artikel beschrijft een hond met acute
cholecystitis, waarbij de gist werd aangetroffen in de
galblaas en de faeces (2). De andere (Nederlandse)
beschrijving laat zien dat C.
guttulatus wordt waar-
genomen in ongeveer 15 procent van de faecesmonsters
van honden met chronische of recidiverende diarree
zonder andere parasitaire of bacteriële afwijkingen,
waarbij de anamnese meestal aangaf dat de diarree
therapieresistent was. Een gerichte behandeling met
nystatine gaf in veel van deze gevallen klinisch resultaat
(i). Uit een recent Nederlands onderzoek blijkt dat de
brillendoosjesgist ook kan voorkomen in faeces van

honden zonder diarreeklachten (studenten onderzoek-
stage van drs. E.A. van Essen, 2007).

Dit is de eerste beschrijving van C. guttulatushi] een kat.
Het dier had aanvankelijk acute diarree en naderhand
zachte faeces. In hoeverre de onderliggende diabetes
mellitus heeft bijgedragen aan het ontstaan van klinische
symptomen en de gevoeligheid voor een infectie met deze
gist is onbekend. In het afgelopen jaar werd deze gist op
het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum ook
aangetoond bij enkele andere katten met diarreeklachten.
Bij afwezigheid van andere parasitaire en bacteriële
oorzaken werden deze dieren met succes behandeld met
nystatine. In een eerder artikel werd voor de behandeling
voor de hond een dosering vermeld van 20.000 lu/kg
po
idd gedurende drie dagen (i). Vanwege het ontbreken van
ervaringen met nystatine bij de kat startten we in deze
casus uit voorzorg met een lagere dosering. Inmiddels is
uit deze en andere ervaringen gebleken dat zowel bij de
kat als bij de hond een dosering nystatine van 50.000 lu/kg
po idd gedurende vier dagen effectiever is dan de eerder
genoemde doseringen.

referenties

1. Houwers Dj en Blankenstein B. Cymclomaces guttulatus (Brillendoosjes-
gist) en diarree bij honden. Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126(14-15):
502.

2. Neel JA, Tarigo J and Grindem CB. Gallbladder aspirate from a dog. Vet
Clin Pathol 2006; 35 (4): 467-470.

3. Walt I? van der and Scott DR The yeast genus Saccharomycopsis
Schiönning. Mycopathologia 1971; 43 (3-4): 279-288.

4. Zierdt CH, Detlefson C, Muller J and Waggie KS. Cynichmi/ces guttulatus
(Saccharomycopsis guttulata) - culture, ultrastructure and physiology
Antonie Van Leeuwenhoek. 1988; 54 (4): 357-366.

-ocr page 214-

M. Holzhauer\' en J.H Vos •

samenvatting

De rundveedierenarts kan een belangrijke bijdrage leveren
aan het voorkomen van dierenleed door middel van
kennis van de preventie en behandeling van pijnlijke
klauwaandoeningen. Mortellaro blijft onverminderd een
probleem in de Nederlandse veehouderij. Daarnaast zijn er
twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen bij-
gekomen: teenpuntnecrose en een niet genezende witte
lijn-aandoening. In deze bijdrage wordt een \'update\'
gegeven over deze aandoeningen.

summary

Claw health in Dutch dairy herds, an update of some recent
disorders

The dairy practitioner can make an important contribution to
animal welfare by preventing and treating painful claw
disorders. Two relatively new claw disorders have been
observed in Dutch dairy herds, namely, toe ulceration and
non-healing white line disorder. This article provides an update
of knowledge on these two disorders, the aetiology of which is not
known yet.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

inleiding

Klauwgezondheid is van groot belang voor het goed
functioneren van runderen en heeft direct invloed op de
rentabiliteit van de melkveehouderij (4, 5).

In Nederland worden op melkveebedrijven de koeien
met enige regelmaat bekapt, vooral ter preventie van
klinische kreupelheid. Desondanks wordt de prevalentie
van kreupelheid bij melkkoeien in Nederland (en ook
in andere westerse landen) geschat op 25 procent (19).

De oorzaken van kreupelheid kunnen van infectieuze
aard zijn (Mortellaro, stinkpoot en tussenklauw-
ontsteking) en van niet-infectieuze aard (ook wel klauw-
hoornaandoeningen genoemd,
kha), waarbij de pijnlijk-
heid verschik voor de verschillende aandoeningen (zie
tabel i).

Klauwhoornaandoeningen zorgen door de pijnlijkheid
en de benodigde tijd voor herstel (weken tot maanden)
voor een ernstige aantasting van het dierlijke welzijn (17).
Zoolzweren en witte lijn-aandoeningen zijn in dit kader
verantwoordelijk voor de grootste financiële schade
aangezien deze van alle klauwaandoeningen leiden tot de
grootste melkproductiedahng (i). De
gd wordt sinds

i gd, Postbus 9, 7400 aa Deventer.

enkele jaren via rundveedierenartsen en de klauw-
bekappers regelmatig benaderd over twee relatief nieuwe
pijnhjke
kha bij melkvee: de teenpuntnecrose en de niet
herstellende witte lijn-aandoening. Beide aandoeningen
gaan gepaard met een aantasting van de hoornschoen en
vallen waarschijnlijk binnen het bovine laminitis-ziekte-
complex.

dermatitis digitalis

Op basis van recent onderzoek in Nederland, en ook van
berichten uit het Verenigd Koninkrijk, lijkt zich voor
digitale dermatitis (
dd, voorheen ziekte van Mortellaro)
een verschuiving voor te doen wat betreft de pijnlijkheid
(10). Aanvankelijk kende iedere veehouder en practicus
deze aandoening als een zeer pijnlijke erosieve dermatitis,
waarbij aanraking resulteerde in een duidelijke pijnreflex
van het rund (3). Onderzoek uitgevoerd in 2004 toonde
echter aan dat slechts iets meer dan 40 procent van de
dd-laesies in dit stadium een pijnreactie vertoonde op
aanraking (10). Een mogelijke verklaring voor de ver-
anderde pijnreactie is het veranderde voetbadgebruik (één
ä twee wekelijks gebruik voetbaden), dat mogelijk resul-
teert in een verhoogde keratinisatie van de klauwhuid.

Bij het ontstaan van dd spelen de gevolgen van een
stinkpootinfectie (kloofvorming en anaëroob milieu) een
belangrijke rol, maar deze zijn meer chronisch van aard en
op zichzelf niet echt pijnlijk (9).

De tussenklauwontsteking is een onveranderd pijnlijke
aandoening (2, 24), maar staat geheel los van de etiologie
van
dd en stinkpoot.

teenpuntnecrose

Klauwaandoeningen in de punt van de klauw worden met
enige regelmaat gemeld. Een relatief nieuwe aandoening
is de necrotiserende ontsteking van het klauwbeen. Zoals
veel klauwaandoeningen komt ook deze bijna altijd voor
aan de achterbuitenklauw en slechts een enkele keer aan
een voorbeen (vaak binnenklauw). In het jargon van de
bekappers wordt gesproken over "kankerpoot", "rotte
klauw", "Mortellaro in de punt van de klauw" en vergelijk-
bare benamingen. Klinisch presenteert deze aandoening
zich als een rund dat (ernstig en) permanent kreupel is,
met een perforerend defect in de punt van de zool van de
hoornschoen (foto i).

Typerend voor deze ontsteking zijn de aanwezigheid
van een duidelijke necroselucht, het steeds korter worden
van de hoornschoen op basis van progressief verlopende
Osteitis en het raken van botweefsel bij sonderen. Nadere
diagnostiek kan bestaan uit een dorso-plantaire röntgen-
opname van beide klauwen, waarbij (bij vergelijking van
binnen- en buitenklauw) een duidelijke osteolyse kan
worden waargenomen. Doordat de klauwbekappers niet

Klauwgezondheid in Nederland, een
update van enkele recente ziektebeelden

-ocr page 215-

Aandoening

Digitale Dermatitis
(voorheen Mortellaro)

Interdigitale dermatitis
(stinkpoot)

Interdigitaal flegmoon
(tussenklauw-ontsteking)

Zooibloedingen (zb)

Oorzaak
- infectieus

- niet infectieus

Zoolzweren
White Line Disorders

- overige

Tyloom

Achtergrond

onder andere genus trepo-nema
en Borrelia van genera van spirochaeta

onder andere Dichelobacter nodosus

onder andere Fusobacterium necrophorum

-tot


- tot

onder andere voeding, huisvesting,
raspredispositie en conditie
gevolg van z
b

gevolg van zb, nadruk op huisvesting,
dan wel draaipunten

oorzaak niet opgehelderd,
chronische irritatie

-tot-i

Therapeutisch pedicuren*
Parenteraal antibiotica

Therapeutisch pedicuren

Pijnlijkheid Therapie

tot  Locale applicatie antibiotica

Therapeutisch pedicuren
Therapeutisch Pedicuren

Pedicuren en/of
operatief verwijderen

Tabel i.

* In alle gevallen wordt therapeutisch pedicuren natuurlijk voorafgegaan door functioneel pedicuren.

goed op de hoogte zijn van de pathologie (osteïtis met
sequestratie) laten ze een scala aan therapieën op deze
aandoening los, meestal zonder het gewenste effect. Op
bedrijven waar de klauwbekapper komt volgens een
schema van e\'én keer per twee maanden voor het
bekappen van de koeien tussen bijvoorbeeld 60 tot 100
dagen en de kreupele koeien, worden deze dieren vaker
dan gemiddeld aangeboden. De veehouders melden dan:
"Deze koe heeft een tien rittenkaart", om daarmee aan te
geven dat de dieren heel regelmatig worden aangeboden.
De klauwbekapper kort in deze gevallen vaak de punt van
de klauw een stukje in en zet een nieuwe klos onder de
binnenklauw. Deze conservatieve therapie leidt tot een
toestand van chronische ontsteking met persisterende pijn
en kreupelheid (6). Dit gaat vaak net zo lang door tot de
veehouder ziet dat de behandeling niet tot (blijvende)
verbetering leidt en het rund vervroegd afvoert, kreupel
laat lopen totdat het dier weggaat, dan wel zijn dierenarts
raadpleegt.

Verschillende onderzoekers (11,18; eigen onderzoek
gd) hebben aangetoond dat het uitblijven van het herstel
wordt veroorzaakt door een necrotiserende ontsteking van

het klauwbeen (osteïtis). Kofier (11) vond als oorzaak
vooral een te dunne zool als gevolg van te dun bekappen
met de flex (slijptol die heden ten dage wordt gebruikt
door de klauwbekapper), naast laminitis en trauma. Zowel
in de Verenigde Staten (vs) (18, 23) als in Nederland
bestaat de indruk dat de aandoening in de meeste gevallen
start als een perforerend defect in de buurt van de witte
lijn aan de axiale zijde in de punt van de klauw, waarbij in
de VS de nadruk wordt gelegd op een overmatige slijtage
van het zooihoorn door met name een te ruwe vloer. Als
gevolg van het ontbreken van digitale (vet)kussens in de
punt van de klauw, resulteert een trauma (onafhankehjk
van de achtergrond) al heel snel in een betrokkenheid van
de apex van het klauwbeen in het proces in de vorm van
een (necrotiserende) osteïtis. Deze ontsteking van het
klauwbeen verloopt progressief, waarbij het aangetaste
klauwbeen en de klauw steeds korter worden.

De diagnostiek van deze aandoening is gebaseerd op de
anamnese, gecombineerd met een goed klinisch onder-
zoek, inclusief diagnostisch bekappen van de aangetaste
klauw. Aanvullende diagnostiek bestaat uit een onderzoek
van het proces met een (steriele) sonde en/of röntgen-
onderzoek van de klauw in dorso-palmaire/plantaire
richting. De röntgenopnames zullen een duidelijke
zwarting vertonen op basis van osteolyse als gevolg van
een necrotiserende ontsteking.

Het doel van de therapie dient te zijn het stoppen van
de progressieve ontsteking, het wegnemen van de pijn en
een functioneel herstel van de klauw. De therapeutische
mogelijkheden bestaan uit een resectie van de klauwpunt
inclusief het aangetaste bot met behulp van een beitel
(14), het inkorten van de klauw en het verwijderen van het
necrotische weefsel van het klauwbeen met behulp van de
flex (20), een partiële klauwpuntresectie (12,14) of een
totale klauwamputatie. Het doel van beide ingrepen is het
verwijderen van al het necrotische weefsel. De eerst-
genoemde techniek benadert de laesie vanaf de zijde van
de zool en vereist de nodige ervaring en chirurgische
vaardigheid (r4). De techniek met de flex en de partiële

-ocr page 216-

resectie van de klauwpunt zijn met gebruikmaking van de
ondervoetanesthesie (intraveneuze of geleidingsanesthe-
sie) (7) onder praktijkomstandigheden heel goed uitvoer-
baar.

Deze praktische operatieve ingreep moet gepaard gaan
met een ondersteunende \'klos\' onder de binnenklauw,
goede pijnbestrijding en zo nodig een aantal (drie tot vijf)
dagen preventief antibiotica. Het pijnmanagement moet
bestaan uit het aanbrengen van een klos onder de binnen-
klauw, het apart huisvesten van de geopereerde patiënt
gedurende minimaal tien dagen en het gedurende vijf
dagen toepassen van een pijnstillende therapie. De
herstelperiode varieerde in een onderzoek van de Univer-
siteitskliniek in Wenen in geval van aantasting van één
klauw van zestien tot zestig dagen (ri). De prognose is
onder andere afhankelijk van het aantal aangetaste
klauwen (meestal één), de conditie van de overige klau-
wen en eventuele metastasering van het proces. De
operatieve ingreep moet niet slechts worden beschouwd
als een methode om het dier de \'dracht te laten volbren-
gen\' of de \'lactatie te laten afmaken\'. De prognose zal bij
het eenzijdige voorkomen over het algemeen gunstig zijn
en resulteren in een functioneel herstel, waarbij het dier
ook een volgende dracht normaal kan volbrengen.
Onderzoek in Schotland heeft aangetoond dat een dier ook
na een totale amputatie nog 2,5 lactaties kan volbrengen.
Dit was in dit onderzoek echter wel significant korter dan
bij de controledieren (3,8 lactaties; p=0,02) (15).

niet regeneratieve aandoeningen van de

witte lijn

Aandoeningen van de witte lijn van de klauw vormen een
substantieel onderdeel van klauwgezondheidsproblemen
op melkveebedrijven, samengevat in één term: \'white line
disease\'
(wld). Gerekend naar het moment van koppel-
bekappen komen witte lijn-problemen voor op 85 procent
van de bedrijven en bedroeg de geschatte koeprevalentie
tussen 2003 en 2004 9 procent (8). Pötzsch et al. (16)
vonden in een onderzoek in Midden-Engeland een
duidelijke relatie met de pariteit (meer aandoeningen op
oudere leeftijd) en een positief effect op de preventie van
aandoeningen van de witte lijn onder invloed van extra
suppletie van biotine (20 mg/dier/dag). Problemen van de
witte lijn kunnen worden onderverdeeld in: bloedingen in
de witte lijn, verbreding van de witte lijn, (opkruipende
abcederende) ontstekingen in de witte lijn, et cetera. De
oorzaak van de problemen moet worden gezocht in een
combinatie van een predispositie (de witte lijn is de
zwakste schakel van de hoornschoen en het meest
gevoelig voor laesies), externe factoren (verweking van het
hoorn en mechanische stress), voeding in de transitie-
periode en in de periode van maximale krachtvoergift
(subklinische pensacidose en vermindering van endogene
biotineproductie) en een suboptimale voorziening van
mineralen (onder andere zink, koper et cetera) (2,13).
Verder zijn suboptimale huisvesting en/of overbezetting
belangrijke factoren.

Op basis van een reguher overleg tussen gd, het cvi en
dlv zijn recent de huidig geadviseerde boxafmetingen
kritisch geëvalueerd en geherformuleerd (zie daarvoor het
kader).

De gebruikelijke therapie van wld bestaat uit functio-
neel bekappen in combinatie met het goed openleggen
van de laesie, om een goede functionele drainage van het
gebied mogelijk te maken, wat meestal resulteert in een
functioneel herstel van de aangetaste klauw (18, 22,23).
Om de buitenklauw voldoende rust te geven en het dier
binnen het koppel normaal (zonder pijn) te laten functio-
neren, wordt de therapie vaak gecombineerd met het
gebruik van een klos onder de andere (binnen)klauw.
White et al. (25) onderzochten begin jaren tachtig het
effect van natte verbanden. Deze leidden echter niet tot
een sneller/beter herstel.

Sinds een paar jaar wordt de klauwbekapper geconfron-
teerd met een beschadiging van de witte lijn waarbij een
stinkende (necrose)geur aanwezig is en die totaal niet
reageert op de gangbare therapie (melding onder andere
via GD veekijker). Volgens de verklaring van de klauwbe-
kappers en de veehouders vindt er in het aangetaste gebied
nauwelijks aangroei plaats van wandhoorn, waardoor de
dieren soms maanden tot jaren kreupel zijn en/of op een
klos lopen. Omdat dit ook voor de
gd een minder bekend

Foto 2 en 3: Twee typerende beelden van een niet genezend witte lijn-defect van een achter buitenklauw van een melkgevend rund, waarbij al het afwij-
kende hoorn is verwijderd.

-ocr page 217-

ziektebeeld was, vooral als bedrijfsprobleem (op sommige
bedrijven waren meerdere dieren geruimd, 5 tot ro
procent van het melkveekoppel), werd besloten tot het
uitvoeren van een pilotonderzoek.

Voor deze pilot maakten we gebruik van zes meldingen
door de klauwbekapper of dierenartsenpraktijken
verspreid over Nederland. Deze bedrijven werden zoveel
mogelijk bezocht op het moment van koppelbekappen
door de eigen klauwbekapper Tijdens het bedrijfsbezoek
verrichtten we een beknopte inventarisatie van het bedrijf
(onder andere: wel of niet weidegang, stalbezetting,
boxmaten, productieniveau en wijze van jongveeopfok).
Volgens de klauwbekappers komt de aandoening op heel
veel bedrijven voor, met een lage binnenbedrijfsprevalen-
tie (meestal 2 tot 4 procent). De bevindingen van de
klauwbekappers waren dat de aandoening als \'normaal\'
witte lijn probleem was begonnen, waarbij echter niet
binnen vier tot vijf weken het gebruikelijke herstel optrad
en uiteindelijk helemaal geen herstel werd gezien.

Met de bezochte veehouders spraken we af dat indien
een dier met het betreffende probleem zou worden
geslacht, beide achter-Zonderpoten aan de
gd beschikbaar
zouden worden gesteld voor nader pathomorfologisch
onderzoek.

Op die manier verzamelden we de onderpoten van vijf
dieren van drie bedrijven. Al deze achterpoten werden
door een
gd-patholoog (jv) aan een macroscopisch en
microscopisch onderzoek onderworpen. De klauwen zijn
hierbij beoordeeld na het maken van meerdere sagittale
dwarsdoorsneden. Coupes zijn gemaakt voor microsco-

nieuwe boxmaten

Recent zijn door de Huisvestingsgroep van gd, cvi en
DLv nieuwe boxmaten vastgesteld. Als geadviseerde
richtlijn is hierbij aanhouden:

- De ligboxen dienen gebaseerd te zijn op de afme-
tingen van de 20 procent grootste dieren binnen het
bedrijf.

- Binnen en tussen bedrijven is er soms sprake van
veel variatie in schofthoogte
(sh). De beste optie is
een veehouder zelf de qua
sh 20 procent grootste
dieren te laten meten en aan de hand van zijn eigen
koeien de juiste maatvoering te laten vaststellen. De
gemiddelde
sh van volwassen koeien zal circa 145
centimeter zijn. De volwassen koeien zullen de
grootste dieren in de stal zijn. De
sh van de 20 procent
grootste dieren ligt dus in Nederland duidelijk boven
de 145 centimeter Het is reëel om met het oog op de
toekomst rekening te houden met een lichte toename
van de
sh. Een sh van 148 centimeter lijkt voor
hf-koeien een reëel uitgangspunt.

- De romplengte (rl) is ook belangrijk. Dit is de lengte
van de voorzijde van de boeg (schoudergewricht) tot
de achterrand van de zitbeensknobbel. Er is een
beperkt aantal metingen uitgevoerd bij Nij Bosma
Zathe
(nbz, proefbedrijf asg), waarbij de 20 procent
grootste dieren uitkomen op gemiddeld 175 centi-
meter. Ook hier lijkt het gerechtvaardigd om uit te
gaan van een zekere toekomstige toename in
rl. Een
rl van 177 centimeter lijkt een reëel uitgangspunt. De
lengte van het netto hgbed (van de achterzijde van de
brisket locator tot aan de voorzijde van de keerbuis of
de achterrand van het ligbed) dient één maal de
rl te
bedragen. Dit zou voor de runderen op
nbz uitkomen
op netto minimaal 177 centimeter. De praktijk
hanteert nu al vaak 180 centimeter, waarbij echter
niet duidelijk wordt gesproken over netto ligruimte.

- De kopruimte plus de ruimte om naar voren te
bewegen (ruimte voor brisket board of knie-
boom) dient met een gesloten voorzijde twee derde
van de
sh te zijn. Dit betekent: 2/3 x 148 = circa 99
centimeter De totale lengte van het ligbed wordt dan
177 (netto ligplaats) -1- 99 (kopruimte) = 276 centi-
meter In de praktijk wordt nu 280 centimeter
geadviseerd. De kopruimte (ruimte voor brisket
board) met een werkelijk open voorzijde (zoals bij de
box in een enkele rij, waarbij geen sprake is van enige
belemmering) dient één derde
sh te zijn. Dit is 1/3 x
148 = circa 49 centimeter. De totale lengte van het
ligbed wordt dan 177 (netto ligplaats) 4-49 (kopruim-
te) = 226 centimeter In de praktijk wordt nu 230 cm
geadviseerd. Bij een dubbele rij ligboxen, waarbij de
koeien met de koppen naar elkaar toe liggen, is het uit
overwegingen van dierenwelzijn beter om de koeien
verder met de koppen van elkaar te plaatsen. Ons voor-
stel: 250 centimeter Dit betekent dat het platform met
een dubbele rij koeien 5 meter breed dient te zijn.

- De breedte van de ligbox (hart op hart) dient 0,8
maal
sh te bedragen. Dit komt neer op 0,8 x 148 cm =
II8 tot 120 centimeter Houdt bij droge koeien een
breedte van 130 centimeter aan.

- De schoftboomhoogte hebben we gesteld op 0,8
maalsH. Dit komt neer op 0,8 x 148 cm = 118 tot 120
cm en gepositioneerd loodrecht boven de brisket
board, dus loodrecht naar beneden op 177 tot 180 cm
van de achterrand van de ligbox. De diagonaal als
maatvoering wordt verlaten.

- De brisket board dient niet hoger te zijn dan 10 tot
12 centimeter boven het ligbed, bij voorkeur een
afgerond oppervlak te hebben en indien mogelijk
flexibel te zijn.

- In het kopgat voor de koe dient geen enkele
belemmering (naar boven, naar beneden of opzij)
aanwezig te zijn.

- Indien een kopboom aanwezig is, dient deze op
minimaal 80 centimeter boven het ligbed gemonteerd
te zijn. Om te voorkomen dat koeien onder de
schoftboom door oversteken kan een draad (span-
band) worden gespannen op circa 100 centimeter
boven het ligbed.

- Hoogte van ligbed boven de stalvloer: 15 tot 2 5
centimeter en een afschot van het ligbed van 2 tot 3
procent.

-ocr page 218-

pisch onderzoek om het verloop en de \'oorsprong\' van de
laesie te kunnen bepalen.

Het aangetaste wandhoorn had een zachte sponsachtige
structuur De aantasting verliep in enkele gevallen tot aan
de kroonrand over een breedte van 2 tot 6 centimeter, dat
wil zeggen: het hoornweefsel van de wand lag tot vlak
onder of aan de kroonrand los van de wandlederhuid
(dermis). Er leek in de maanden en jaren volgend op de
bekapping niet of nauwelijks aangroei van hoorn van de
klauwwand plaats te vinden, waardoor er een \'open defect\'
ontstond, dat in enkele gevallen secundair geïnfecteerd
raakte (zie foto\'s 2 en 3).

De aandoening werd zowel aangetroffen op bedrijven
met zwartbonte als op bedrijven met roodbonte melk-
koeien en zowel op bedrijven met zomerstalvoedering als
op bedrijven met reguliere weidegang. Het gemiddelde
productieniveau op de bezochte bedrijven was iets hoger
dan normaal (gemiddeld 9000 kilogram). Op het moment
van koppelbekappen waren de prevalenties van andere
klauwaandoeningen beslist niet hoger dan op bedrijven
waar dit probleem niet voorkwam (8). Een jaar na het
eerste bezoek werden de veehouders nog een keer gebeld
en bij de meeste was het probleem nog aanwezig, behalve
bij één veehouder die intussen was verhuisd naar een
nieuwe locatie, de bestaande gevallen had geruimd en
sindsdien geen nieuwe gevallen had gehad.

De bevindingen bij het pathologisch onderzoek waren
een naar dorsaal opkruipende proliferatieve/necrotise-
rende ontsteking van de witte lijn, gecombineerd met een
diepliggende dubbele zool. Het proces in de witte lijn was
verantwoordelijk voor een beschadiging van het corium,
wat een verklaring kan zijn voor het ontbreken van de
hoornaangroei. Bij één klauw werd op basis van een
bloeding tegen het corium (allereerste stadium) een
geringe aanwijzing voor trauma gevonden. Omdat
Osteitis
niet werd vastgesteld, is dit ziektebeeld pathogenetisch
verschillend van de eerder beschreven teenpuntnecrose.

Nader epidemiologisch onderzoek binnen bedrijven
waar het probleem zich voordoet en tussen bedrijven met
en zonder problemen, zal opheldering moeten geven over
de oorzaak van deze niet genezende witte lijn-problemen.
Discussie met buitenlandse klauwspecialisten (onder
andere van de Cornell University) heeft intussen wel
duidelijk gemaakt dat de aandoening in ook Verenigde
Staten voorkomt. Over het voorkomen in andere landen
en de behandeling dan wel de oorzaak en preventie van de
aandoening is nader gesproken tijdens het Internationale
Klauwencongres dat van 9 tot 12 juni 2008 werd gehouden

I NovaDerma is een in Duitsland geregistreerd diergeneesmiddel (huid-
aandoeningen paard, rund en schaap) dat (nog) niet in Nederland voor
de dierenartsen op de markt is. Bestellen bij de firma
wdt in Garbsen
(d) is ingewikkeld. De samenstelling per gram: salicylzuur 660 mg en
methylsalicitaat 7,7 mg in een Glyercolbasis. De auteur heeft de
auv
benaderd met de vraag of zij het in het assortiment wilden opnemen,
en daar is tot vandaag nog geen antwoord op gekomen. Het is niet
de bedoeling dat men uitwijkt naar een ander product (bijvoorbeeld
Novaderm zalf van Exil wat in Nederland is geregistreerd voor hond
en kat).

in Kuopio in Finland. Hierbij kwam onder andere naar
voren dat de behandeling van \'opkruipende\' witte lijn-
problemen zeer zorgvuldig moet gebeuren, waarbij de
verwijdering van al het losse wandhoorn essentieel is om
goed contact te houden tussen epidermis en wandhoorn.
Een dergelijke behandeling kan per poot wel 20 minuten
vragen.

Samenvattend lijkt de \'niet genezende witte lijn-aan-
doening\' dus een nieuwe presentatie van een bekende
kha, die voorkomt op \'normale\' melkveebedrijven met en
zonder weidegang en een gemiddeld goede productie. De
aandoening presenteert zich hierbij aanvankelijk als een
normale
wld, waarbij echter ondanks de gebruikelijke
therapie een functioneel herstel uitblijft, met een open
defect in de wand tot gevolg en een chronisch kreupele
koe.

Op basis van recente ervaringen in Nederland bij een
beperkt aantal patiënten lijkt een behandeling met
chloortetracyclinespray
(ctc®) en een zalf op basis van
salicylzuur (NovaDerma®,
wdt O onder verband geduren-
de vijf dagen, mogelijk een doorbraak qua therapie. Nader
onderzoek zal moeten uitwijzen of deze behandeling
bijdraagt aan langdurig herstel. Daarnaast is nader
onderzoek noodzakelijk naar risicofactoren en/of
etiologie.

dankzegging

Met dank aan de familie Dekkers te Zeeland voor de
mogelijkheid tot het uitproberen van een therapie, de
collega\'s Koos Verhoeff en Joost Snoep voor hun kritische
commentaar bij het doorlezen van dit manuscript en Rene
Pijl voor zijn bijdrage in de voorgestelde therapie en de
daaruit voortvloeiende discussies.

literatuur

1. Armory I, Barker Z, Wright, J, Mason S, Blowey R and Green, L.
Associations between Sole Ulcer, White Line Disease and Digital
Dermatitis and the Milk Yield in England and Wales. Prev Vet Med
2008; 83: 381-391.

2. Berg JN and Franklin C. Interdigital phlegmon. Interdigital necrobacil-
losis, acute footrot of Cattle: Consideration in etiology, diagnosis and
treatment Proc. of the i iTh Int. Symp. Disorders Ruminant lameness.
Parma, Italy 2000: 27-30.

3. Cornelisse JL, Peterse, DJ and Toussaint Raven E. A digital disorder in
dairy cattle Digital dermatitis? Tijdschr Diergeneeskd 1981; 106:
452-455-

4. Enting H, Kooij D, Dijkhuizen AA, Huirne RBM and Noordhuizen-
Stassen EN. Economic losses due to clinical lameness in dairy cattle.
Livest Prod Sei 1997; 49: 259-267.

5. Green LE, Hedges Vj, Schukken YH, Blowey RW and Packington AJ.
The Impact of Clinical Lameness on the Milk Yield of Dairy Cows. J
Dairy Sei 2002; 85: 2250-2256.

6. Guard C. Musculoskeletal disorders. In Rebhun\'s Diseases of Dairy
Cattle. Saunders Elsevier, Philadelphia, USA, 2008; 11:467-504.

7. Greenough PR. Bovine Laminitis and Lameness. A hands-on approach.
Saunders Elsevier, Philadelphia, USA, 2007: 241-278,

8. Holzhauer M, Bartels CJM, Borne B van den and Schaik G van.
Intra-class correlation attributable to claw trimmers scoring common
hind claw disorders in Dutch dairy herds. Prev Vet Med 2006a; 75:
47-55-

9. Holzhauer M, Hardenberg C, Battels CJM and Frankena K. Herd- and
Cow Level Prevalence of Digital Dermatitis in the Netherlands and
Associated Risk Factors. J Dairy Sei 2006b; 89: 580-588.

-ocr page 219-

10. Holzhauer M, Bartels CJ. Döpfer D and Schaik G van. Clinical course of
digital dermatitis lesions in an endemically infected herd without
preventive herd strategies. Vet J 2008:177: 222-230. Epub 2007.

11. Kofler J. Clinical Study of Toe Ulcer and Necrosis of the Apex of the
Distal Phalanx in 53 Cattle. The Vet 11999; 157:139-147.

12. Müller K. Resection of the tip of the bovine claw. Pract.Tierartz 1991;
12:1112-1113.

13. Mulling CWK. Theories on the Pathogenesis of White Line Disease-
An Anatomical Perspective. Proc. of the i2Th Int. Symp. Disorders
Ruminant lameness. Orlando, USA, 2002:90-95.

14. Nuss K. Operation an Klaue und Zehe. In: Fiedler A, Maierl I and Nuss
K. Erkrankungen der Klauen und Zehen des Rindes. Schattauer,
GmbH, Stuttgart, Germany, 2003: pp 141-143.

15. Pedersen SL. Milk production and Survival Following Digit Amputa-
tion in Dairy Cattle. Catde Practice, 2007; vol 15: 256-260.

16. Pötzsch CJ, Collis VJ, Biowey RW, Packington AJ and Green LE. The
Impact of Parity and Duration of Biotin Supplementation on White
Line Disease Lameness in Dairy Cattle. J Dairy Sei 2003; 86: 2577-2582.

17. Internal report Animal Science Group, 2003. Affection of animal
welfare in relation to different disorders.

18. Shearer J, Amstel van S, and Gonzalez A. Manual of Foot Care in

Cattle. W.D Hoards & Sons Company, Fort Atkinson, usa, 2005; pp
35-45-

19. Somers JGCJ, Metz JHM, Noordhuizen-Stassen EN, Frankena K and
Schouten WGR Longitudinal study into effects of claw disorders on
locomotion and behaviour in dairy cattle. Proc. 13 th International
symposium and conference Lameness in Cattle, Maribor, Slovenia,
11-15 february 2004: pp 206-207.

20. Starcke A and Rehage J. Tierartzliche Hochschule Hannover, 2007:
personal communication.

21. Toussaint Raven E and Cornelisse JL. The specific contagious
inflammation of the interdigital skin in cattle. Vet Med Rev 1971; 2/3;
223-247.

22. Toussaint Raven E. Cattle footcare and,claw trimming. Farming press
books, Ipswich,
u.k. 1989: pp 73-100.

23. Van Amstel S and Shearer J. Characterization of toe ulcers associated
with thin soles in dairy cows. Bovine Practitioner 2008; 42:189-198.

24. Weaver AD. Umeness. In The Health of Dairy Cattle, A.H. Andrews
2nd edn. Blackwell Science. 2000: pp 149-202.

25. White EM, Glickman LT, Embree C, Powers PM and Pearson EG. A
randomized trial for evaluation of bandaging sole abscesses in cattle. J
Am Vet Med Assoc 1981; 178: 375-377-

Bloedserieus!

De effectieve aanpak van allergie bij hond en kat begint met de Artuvetrin®SerumTest.
Deze betrouvïbare allergietest maakt gebruik van antilichamen met specifieke anti-Fc£ reactiviteit.
Hierdoor is een optimale behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie (de Artuvetrin® therapie)
mogelijk! Zo rekent u echt af met deze aandoening. Want Artuvetrin® neemt allergie serieus.

: De sterke punten van

! de Artuvetrin®SerumTest

I

1

.. • Betrouwbaar
• Eenvoudig in te sturen
V Overzichtelijke uitslagen

I • Advies op maat
________________

I 0 L 0 C I C A L S

Artuvetrin\'

Bloedtest, huidtest en immunotlierapie!

TEL.: 31(0)320-26 79 00 -WWW.ARTUVETRIN.NL

-ocr page 220-

NIEUW

£OUJjW\\Jcrck

V

\\

De kracht van Equimax
in een smakelijke tablet

smakelijk
gemakkelijk

veilig
tot 800 kg

Mm

\\lirt>eï<z

ANIMAL HEALTH

WWW, virbac.nl

Equimax Tabs: KfC\'.NL 100622. Wcrk/amc bestanddelen: per smakelijke labiel van ,3300 mg: Ivermectine 20 mg en Praziquantel 150 mg. Toedieningswijze: oraal, één tablet per
100 kg
Ik h,)amsgewic ht voor een behandeling tol 800 kg. Doeldier: Paard. Wachllijdadvies vlees: 35 dagen. Kanalisatie: URA. Voornaamste bijwerking/contra-indicalie: niet toedienen
■i.in tlicren mei avermec tinc-overgevoeligbeid, niet toedienen aan veulens jonger dan 2 weken.
Waarschuwing: voorkom onderdosering in verband met resistentie-ontwikkeling.
V(ii>r meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 3H, 3770 AH, Barneveld. Tel: 0)42-427127. Fax: 0342-490164.

-ocr page 221-

Vitaminen
zijn niet
altijd vrij

laira Boisseuain
Illustratie: Henk Vrieselaar

In de humane geneeskunde is er ook
wel eens een relletje over geweest.
Sommige middelen zijn vrij ver-
krijgbaar, maar dat betekent nog
niet dat ze geheel onschadelijk zijn;
uiteindelijk kun je met hoestdrank
en paracetamol ook wel iemand het
hoekje om krijgen. Om die reden
moeten dezelfde middelen in een
hogere dosis vaak wel door een arts
worden voorgeschreven. Voor een
dierenarts is dat niet anders.

udd per tpg

Bij sportpaarden kun je nog wel eens
tegen interessante zaken aanlopen, en
de Algemene Inspectiedienst besluit
dan ook om een diergeneesmiddelen-
controle te houden bij een trainings-
locatie voor dravers. Bij de eigenaar/
trainer vinden ze twaalf ampullen
vitamine K lo milliliter Een beetje
vitamine K is misschien nog wel te
vinden in een gemiddeld keuken-
kastje, deze hoeveelheden zijn niet
toegestaan. De injectie van ro milli-
liter is dan ook geregistreerd als
udd-middel, omdat deze wordt
toegepast bij paarden die tijdens zeer
intensieve arbeid ineens een long-
bloeding krijgen. Maar toediening
moet dan wel gebeuren door de
dierenarts, en bovendien moet er een
differentiële diagnose worden
uitgewerkt om de oorzaak te vinden.
In dit geval had de dierenarts gewoon
na een telefoontje het doosje ampul-
len aan de eigenaar opgestuurd.

udd-middel of niet, de dierenarts
zit daar niet zo mee. Het paard had al
eerder een longbloeding gehad en die
diagnose is keurig bevestigd door een
spoeling. Bovendien komt hij als
dierenarts regelmatig op het bedrijf en
kent hij het paard en zijn medische

geschiedenis goed. Het is dus niet zo
dat hij zomaar wat middelen opstuurt
zonder diagnose, het was een welover-
wogen keuze. En als het nu om een
schadelijk middel ging, was het tot
daar aan toe, maar het gaat om
vitamine K. Dat is overal vrij verkrijg-
baar en dus niet schadelijk.

geen middel zonder diagnose

De klachtambtenaar vindt dit vol-
komen onverantwoord. Het nut van
vitamine K bij longbloedingen is niet
eens aangetoond en bij longbloedin-
gen moeten mycose en hematoom van
het ethmoid differentieeldiagnostisch
worden uitgesloten voordat er andere
stappen worden gezet. Vitamine K
toedienen als er geen diagnose is, kan
dus nadelige gevolgen hebben voor
het paard. Meer algemeen heeft de
dierenarts gehandeld in strijd met de
wet en moet hij volgens de klachtamb-
tenaar worden bestraft met een boete
van 3350 euro. Daar verzet de dieren-
arts zich tegen. Hij vindt het bedrag
buiten proportie. Bovendien vindt hij
dat de klachtambtenaar inhoudelijk
onjuiste beweringen doet. Vitamine K
is niet bewezen te werken als middel
om longbloedingen te voorkómen,
maar wel als middel om ze te stoppen.

de k van kanalisatie

Het Tuchtcollege gaat met de klacht-
ambtenaar mee in de verwijten. Ten
eerste heeft de dierenarts de gezond-
heid van het paard kunnen schaden

omdat door toediening van vitamine
K de oorzaak van een longbloeding
onopgemerkt kan blijven. Dat is
veterinair onzorgvuldig. Ten tweede
heeft hij op eigen houtje de wet
overtreden, want deze vitamine
K-injectie is gekanaliseerd en geregi-
streerd als
udd-middel. Al is het
bestanddeel zelf vrij verkrijgbaar,
vanwege de wettelijke regels mag het
niet zomaar worden opgestuurd aan
een trainer of eigenaar Vrij verkrijg-
baar, onschadelijk, eigenlijk doet de
reden er niet veel toe. Er zijn veel
uitspraken door Tuchtcollege en
Beroepscollege die steeds weer
hetzelfde bevestigen: een dierenarts
moet zich aan de (diergenees-
middelen)wet houden en mag niet op
eigen houtje besluiten die wet buiten
beschouwing te laten. Letterlijk zegt
het college: "Een dierenarts behoort
zich aan het wettelijk regime te
houden en mag ter zake geen eigen
afwegingen maken." Ongeacht de
vraag of het dier er concreet last van
heeft, wordt dergelijk handelen
beschouwd als het in algemene zin
schade (kunnen) toebrengen aan de
uitoefening van de diergeneeskunde
in het algemeen. En ook dat is
verboden in de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde.

Dat betekent nog niet dat de
dierenarts ook de volledige boete
krijgt opgelegd, het Tuchtcollege
beperkt die tot 500 euro. Ook vita-
minen zijn duur tegenwoordig.

-ocr page 222-

Ingezonden

Het moet niet gekker worden

Huisdieren zijn gezinsleden geworden,
met alle rechten vandien, maar zonder de
plichten. Ze eten mee aan tafel, ze slapen
in of op bed en er wordt naar hartelust
met ze geknuffeld. Wij laten ons zelfs
likken wanneer het dier affectie toont en
dat is nog zo\'n beetje het enige dat we van
onze eigen kinderen in ieder geval niet
zouden goedvinden. Mensen die daarvan
iets zeggen, worden echter weggewuifd
met de woorden: "Ach, wat geeft dat nou!"
Het zal wel passen bij een andere trend in
de maatschappij dat je "daar juist
weerstand van krijgt."Zelfs in de
reclames van de farmaceutische industrie
en de diervoederindustrie worden
kinderen in het gezicht gelikt en dat wekt,
verbazingwekkend genoeg, geen protest op
bij dierenartsen en assistenten. Gaan wij
soms weer terug naar de tijd dat het
publiek dacht dat een hondentong steriel is
en uitermate geschikt om wondgenezing te
bevorderen? We hoeven ons gelukkig
nergens zorgen over te maken. In het
Tijdschrift van 15 februari staat een
nieuwsbericht afkomstig van medical-
newstoday.com, waarin staat dat uit
onderzoek blijkt dat het wel of niet wassen
van de handen na het aaien en het wel of
niet in bed laten slapen van honden
allemaal niet uitmaakt. We delen sowieso
10 procent van onze
E. coli-stammen
gezamenlijk. Toegegeven, ik heb het
oorspronkelijke artikel niet gelezen, maar
wat er in dit nieuwsbericht wordt
gesuggereerd, is al erg genoeg om erop
te reageren. Het verband tussen de

E. coliftora van hond en eigenaar wordt
wel erg simplistisch voorgesteld. Een
controlegroep was kennelijk niet nodig. De
genoemde conclusies kunnen in ieder geval
niet worden getrokken uit zulk onderzoek,
maar het ergste is dat de suggestie hiermee
wordt gewekt dat we veilig kunnen
doorgaan met onze onhygiënische omgang
met dieren. Een kleine inventarisatie van
wat er aan potentiële pathogenen
aanwezig is in een hondenbek, in de
hondenvacht en aan de poten zou
interessanter geweest zijn dan deze
nonsens. Gelukkig gaan de onderzoekers
een vergelijkbaar onderzoek doen bij
katten en katteneigenaren. Dan kan ik
daarop weer reageren.

E van Knapen

ARGOS, nummer 39, najaar 2008

Jan Egter van Wissekerke

Het najaarsnummer 2008, nummer
39, van
Argos, bulletin van het
Veterinair Historisch Genootschap
(vhg) bevat zoals gebruikelijk naast
het programma van de najaarsbij-
eenkomst die op 20 november 2008
werd gehouden in Artis, verslagen
van voordrachten die werden
gehouden op de voorjaarsbijeen
komst op 26 april 2008 in de Booth-
zaal van de Universiteitsbibliotheek
te Utrecht.

Helaas zag de eerste spreker, prof. dr
Hef Overgaauw, conservator van de
Staatsbibliotheek van Berlijn, geen
kans tijdig een verslag van zijn
voordracht op papier te zetten.
Hopelijk kunnen we op een later
tijdstip alsnog kennis nemen van zijn
interessante voordracht over het
Corpus hippiatricorum graecorum, een
verzamehng Griekse handschriften
uit de oudheid met recepten voor een
groot aantal paardenziekten, die zich
bevindt in Staatsbibliotheek van
Berlijn.

topstukken

Het najaarsnummer bevat echter wel
een uitgebreid artikel van de hand van
mevrouw Loes Kuiper-Brussen, tot
voor kort conservator Oude en
Bijzondere drukken bij de Univer-
siteitsbibliotheek van Utrecht, over de
unieke collectie aldaar. Zij bespreekt
eenendertig zoölogische topstukken,
de oudste daterend van zeer kort na de
uitvinding van de boekdrukkunst
(nee, echt niet door Laurens fanszoon
Coster) in 1455. Het eerste werk betrof
het vóór 1467 gedrukte
De universo
van Rabanus Maurus, het eerste
gedrukte boek waarin beschrijvingen
van dieren voorkomen. Het laatste
besproken werk was
Photographie
zoölogiqueuit
1853, een van de eerste
voorbeelden van een met foto\'s
geïllustreerd boek. En daartussen
kwamen alle mogelijke zoölogische
werken uit de tussenliggende vier-
honderd jaar aan de orde.

Naast dit artikel bevat Argos
nummer 39 een bijzonder interessant
artikel van de hand van de Zuid-
Afrikaanse dierenarts Anthonie
Snijders, die in zeer sappig, maar goed
leesbaar Afrikaans de geschiedenis
bespreekt van het bij Kaap de Goede
Hoop gelegen Robbeneiland, dat in de
v.o.e.-tijd een belangrijke rol speelde
bij de proviandering van naar Oost-
Indië varende koopvaardijschepen.

Wit u lid worden van het vhg?
Geef u op bij dr R.Kuiper (rkuiperCg)
casema.nl). De contributie bedraagt
2 5 euro per jaar inclusief twee
afleveringen van
Argos.

Jan Egter van Wissekerke is dierenarts
en lid van de redactie van
Argos.

-ocr page 223-

f\\

#\\ëtoquinol

7

AURIZON: marbofloxacine 3 mg, clotrimazole 10 mg, dexamethason 0.9 mg, excipiens q.s.p. 1 ml - oordruppels, suspensie REG Nl 10277 DOELDIER: honden INDICATIES; behandeling
van otitis externa veroorzaakt door zowel bacteriën als schimmels - respectievelijk bacteriën gevoelig voor marbofloxacine en schimmels (vooral Malassezia pachydermatis) gevoelig
voor clotrlmazol. Het product dient gebruikt te worden op basis van gevoeligheidstesten.
CONTRA-INDICATIES: Niet toedienen aan honden met trommelvllesperforatie. Niet toedienen
aan honden met overgevoeligheid aan een van de componenten. Niet toedienen aan drachtige of lacterende teven.
ONGEWENSTE EFFECTEN: Oe normaal optredende bijwferkingen bij
gebruik van corticosteroïden kunnen voorkomen (veranderingen van de biochemische en hematologische parameters, zoals toename van alkalisch fosfatase en aminotransferase, enige
neutrofilie). langdurig en intensief gebmik van topicale corticosteroïdpreparaten kan locale en algemene effecten vemorzaken zoals onderdrukking van de bijnierfunctie, dunner vvorden
van de huid en vertraagde wondgenezing. In zeldzame gevallen kan het gebruik van dit product geassocieerd worden met doofheid, voomamelijk bij oudere honden en meestal van
voorbijgaande aard.
DOSERING EN TOEDIENINGSWEG: 10 druppels in het oor 1 x daags, gedurende 7 tot 14 dagen. Na een behandeling van 7 dagen dient de dierenarts de noodzaak om
de behandeling met één week te verlengen, te beoordelen. Goed schudden vóór gebruik. Na toediening kan de basis van het oor kort en voorzichtig gemasseerd worden om het pre-
paraat in de diepere delen van de gehoorgang te laten doordringen. Als het product bestemd is voor gebruik bij meerdere honden, één canule per hond gebruiken.
PRESENTATIES: doosje
met 1 flacon van 10 ml en 1 canule; doosje met 1 flacon van 20 ml en 2 canules
KANAIISATIE UOA REGISTRATIEHOUDER: VETOQUINOl BV - PB 3191 - 5203 DO \'s-Hertogenbosch
Verdere informatie is op oonmog verkrijgbaar

-ocr page 224-

Onafhankelijk onderzoek wijst DE WINNAAR aan

CTC SPRAY

Gaat door waar andere sprays stoppen!

Resultaat vergelijkende spraytest* met ook in Nederland
verkrijgbare sprays:
(spuittijd per bus in seconden)

spray ■IHHi^^^^HHjj^HjjHH JS5 sec

Merk 126 sec

* Mess- und Eichwesen Baden-Württemburg Regierungspräsidium Tübingen

CTC Spray - REC NL 09013 - UDA. Werkzaam bestanddeel: Chloorletracycline HCI 3,210 g/
spuitbus. Doeldieren: Rund, varken, schaap. Indicaties: Behandeling van oppervlakkige trauma-
tische of chirurgische wonden of als deel van de behandeling van oppervlakkige huid- en klauw/
hoefinfecties, gecontamineerd mei kiemen die gevoelig zijn voor chloorletracycline. Bijwerkin-
gen: Overgevoeligheidsreacties kunnen voorkomen. Dosering: Voor uitwendig gebruik. Bespuit
de te behandelen oppervlakte op 15-20 cm gedurende 3 sec., totdat deze gelijkmatig gekleurd
is. Bij klauw/hoefaandoeningen, behandeling na 30 sec. herhalen. Bij oppervlakkige traumatische
of chirurgische wonden; eenmalige enkelvoudige behandeling. Dermatitis Digitalis: 1-2 x daags
een dubbele behandeling (30 sec. interval) gedurende 3 dagen. Andere klauw/hoefaandoeningen:
1-2 X daags een dubbele behandeling (30 sec. inten/al); eventueel herhalen. Wachttijd: melk
en vlees: O dagen. Waarschuwingen: Bescherm de ogen en het gezicht. Vermijd de inademing
van dampen. Registratiehouder: Eurovet Animal Health BV. Verdere informatie is op aanvraag
beschikbaar bij de betreffende onderneming.

Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00

/Inlmal Health

-ocr page 225-

Nicole Mastenbroek

In het diergeneeskundige beroeps-
veld en vooral in de diergenees-
kundige praktijkuitoefening is het
afgelopen decennium sprake geweest
van een hoge incidentie van arbeids-
ongeschiktheid door psychische en
lichamelijke klachten. Voor een deel
worden deze problemen veroorzaakt
door te hard werken, te veel stress en
te weinig rust, en voor een deel door
overbelasting van het bewegings-
apparaat
(tvd 2006; 131:882-885). Ook
problemen in de samenwerking met
collega\'s worden in tien procent van
de gevallen genoemd als achter-
liggende oorzaak van arbeids-
ongeschiktheid.

In november 2008 organiseerde de
commissie jonge dierenartsen van de
knmvd een coachingsdag. De aanlei-
ding hiervoor waren de signalen dat
jonge dierenartsen moeite hebben zich
staande te houden in het beroepsveld.
Bijna de helft van de aanwezige jonge
dierenartsen gaf aan niet zeker te weten
over vijf jaar nog wel in de praktijk te
zullen werken. Als dit betekent dat ze
willen kiezen voor een nieuwe werk-
kring die beter aansluit bij hun wensen,
is dat een goede ontwikkeling. Het kan
echter ook zijn dat teleurstelling of een
gevoel van onvermogen ten grondslag
liggen aan deze keuze, in dit geval is de
desillusie vaak groot.

onderwijsvernieuwing

Het onderwijs van de faculteit
Diergeneeskunde
(fd) heeft met de
invoering van Curriculum 1995 en
vervolgens Curriculum 2001 enkele
ingrijpende vernieuwingen onder-
gaan. Eén van de doelstellingen van
deze onderwijsvernieuwing is meer
aandacht voor de persoonlijke
ontwikkeling, met name door het
ontwikkelen van goede sociale en
communicatieve vaardigheden bij de
studenten diergeneeskunde. Tevens

werd als één van de hoofddoelen van
de curriculumvernieuwing benoemd
dat de studenten zich tijdens de studie
volledig bewust zullen worden van de
noodzaak tot \'levenslang leren\', zodat
zij dit na hun afstuderen in de praktijk
gaan brengen.

De afgelopen jaren is dit onderwijs
binnen de diergeneeskundeopleiding
verder ontwikkeld en uitgebouwd tot
onderwijs in \'professioneel gedrag\'
(pg). Onder professioneel gedrag wordt
verstaan: observeerbaar gedrag waarin
de normen en waarden van de be-
roepsuitoefening zichtbaar zijn. Profes-
sioneel gedrag komt tot uitdrukking in
woord, gedrag en uiterlijk en is van
groot belang voor het basisvertrouwen
dat een patiënt in een beroepsbeoefe-
naar moet kunnen stellen. Binnen
professioneel gedrag worden drie
dimensies onderscheiden, te weten:
omgaan met taken/werk, omgaan met
anderen en omgaan met zichzelf.

De faculteit Diergeneeskunde
beoogt met het onderwijs professio-
neel gedrag studenten toe te rusten
met adequate vaardigheden, waardoor
zij competent zijn en zich competent
voelen voor de diergeneeskundige
beroepsuitoefening in al haar facetten.

promotieonderzoek

In 2008 is een (promotie)onderzoek
gestart, waarbij de centrale vraag-
stelling is: hoe kunnen we (jonge)
dierenartsen optimaal toerusten tot
adequaat professioneel gedrag en
welke consequenties heeft dit voor de
opleiding van de dierenarts? Het eerste
deelonderzoek betreft de vraag wat de
achtergronden zijn van werkgerela-
teerde spanningsklachten en/of
afgenomen arbeidsmotivatie bij de
jonge praktiserende dierenartsen, en
welke rol persoonlijke vaardigheden
daarin spelen.

Binnenkort krijgen alle dieren-
artsen die tussen nul en tien jaar
geleden zijn afgestudeerd, per e-mail
een vragenlijst toegestuurd. Deze
vragenlijst bevat een groot aantal

Onderzoek werkbeleving
jonge dierenartsen

vragen met betrekking tot de werk-
omgeving en de persoonlijke vaardig-
heden. Daaraan gekoppeld zijn een
aantal vragen over de manier waarop
de dierenarts zijn of haar werk beleeft
en hoe hij/zij zich daarbij voelt. Iedere
respondent krijgt na afloop van de
inzendtermijn (desgewenst) persoon-
lijk \'feedback\' op zijn score op de
burnout- en op de werkbelevingslijst.
De terugkoppeling bestaat uit de
individuele score, afgezet tegen de
gemiddelde score van de groep jonge
dierenartsen. Tevens zal aan het eind
van dit onderzoek een samenvatting
van de belangrijkste resultaten
beschikbaar komen. Naast de persoon-
lijke beoordeling wordt iedere
respondent gevraagd een directe
collega uit te nodigen ook een korte
vragenlijst in te vullen. We vragen hoe
de collega de persoonlijke vaardighe-
den van de betreffende dierenarts
inschat. Dit onderdeel is belangrijk
om de objectiviteit van de verkregen
gegevens te vergroten.

professionele ontwikkeling

Met de resultaten van dit onderzoek
hoopt de faculteit Diergeneeskunde de
professionele ontwikkeling van haar
studenten verder te kunnen verbete-
ren. Tevens kunnen de resultaten van
dit onderzoek leiden tot de opzet van
aanvullend postacademisch onderwijs
en trainingen gericht op specifieke
deelaspecten van de professionele
ontwikkeling, waardoor dierenartsen
in het beroepsveld zich al op de korte
termijn verder kunnen professionalise-
ren. We zijn blij met de erkenning van
het belang van dit onderzoek door de
KNMVD en de financiële steun die zij
biedt voor dit onderzoek. Wij hopen
dat dierenartsen tijd willen vrijmaken
om de vragenlijst te beantwoorden.
Voor meer informatie over het
onderzoek kan contact worden
opgenomen met N.J.J.M. (Nicole)
Mastenbroek (N.J.j.M.Mastenbroekd)
uu.nl) of met prof. dr. P (Peter) van
Beukelen.

Mw. N.J.J.M. Mastenbroek is adviseur en
coördinator ontwikkeling Professioneel
Gedrag aan de faculteit Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht.

-ocr page 226-

Johan Klein Haneveld

De KNMVD moet meer naar buiten
treden met haar activiteiten op het
gebied van dierenwelzijn en part-
ners zoeken met wie ze daadwerke-
lijke veranderingen kan realiseren.
Dat was de conclusie van de
discussiebijeenkomst \'Dierenwel-
zijn: kopzorg, kans of kerntaak voor
de moderne dierenarts\', van
3
februari 2009 op de faculteit
Diergeneeskunde. De bijeenkomst
was georganiseerd door de
knmvd,
de faculteit Diergeneeskunde en
studentenvereniging
dsk en werd
gesponsord door Pfizer.

De grote opkomst, meer dan 150
dierenartsen en belanghebbenden, liet
zien dat
het onderwerp dierenwelzijn
in de belangstelling
staat. Terecht,
vond KNMVD-Voorzitter Ludo Helle-
brekers. "Op het gebied van dieren-
welzijn moeten dierenartsen een
groot
aantal dilemma\'s het hoofd bieden.
Maar vanuit onze achtergrond zijn wij
bij uitstek geschikt om op dit gebied
met empathie het woordvoerderschap
op ons te nemen."

partners

De aftrap van de discussie werd
gegeven door Frank Dales, directeur
van de Dierenbescherming: "Een dier
kan niets eisen, daarom doen wij dat in
zijn plaats." De Dierenbescherming ziet
zichzelf als de advocaat van het dier
Vanuit dat perspectief nam Dales de
diergeneeskunde in Nederland onder
de loep. "Wij willen dierenartsen een
spiegel voorhouden." Hij wees op de
Code voor de dierenarts, gedateerd op
oktober 2007, waarin dierenwelzijn
een belangrijke plek wordt toegekend.
"In theorie is het met de aandacht voor
dierenwelzijn wel in orde. Maar in de
praktijk is het anders." Over het
algemeen vindt de Dierenbescherming
dat de dierenarts te eenzijdig gericht is
op gezondheidsaspecten, en minder op
bijvoorbeeld gedrag. "Vanwege de
dreiging van vogelgriep werd een
ophokplicht ingesteld. De vraag hoe
het voor de vogels is om opgesloten te
zijn kwam totaal niet aan de orde." De
Dierenbescherming merkt verder dat
bij bijvoorbeeld in beslag name door de
lid verklaringen van dierenartsen met
betrekking tot dierenwelzijn niet
makkelijk te krijgen zijn. Ook in de
opleiding tot dierenarts, in nascholing
en in de vakbladen mist de organisatie
aandacht voor dierenwelzijn. "Het
besef dat dit belangrijk is, moet al bij
studenten tussen de oren zitten." De
inspecteurs van de Dierenbescherming
behandelen elk jaar ongeveer zes- tot
zevenduizend meldingen van dieren-
mishandeling of verwaarlozing. "Heel
weinig van deze meldingen komen
binnen via een dierenarts", aldus Dales.
"Dat is vreemd. Als het goed is moeten
dierenartsen ook af en toe mishande-
ling opmerken." De
knmvd houdt zich
ondertussen te veel op de vlakte.
"Misschien bestaat er een spannings-
veld tussen de individuele dierenarts
en de beroepsorganisatie. Maar als je
zwijgt, smoor je de hele beroepsgroep."

Om in deze situatie verandering te
brengen, dringt de Dierenbescherming
aan op een betere samenwerking,
zowel landelijk als lokaal. Verder wil
de organisatie met de
knmvd en de
faculteit overleggen om het dierge-
neeskundig onderwijs meer in lijn te
brengen met de overtuigingen die
leven in de samenleving. Andere
mogelijkheden zijn het gezamenlijk
uitbrengen van standpunten of het
organiseren van gezamenlijke acties
voor het bevorderen van dieren-
welzijn. "Het kan ook iets kleins zijn,"
suggereerde Dales, "bijvoorbeeld ons
tijdschrift in de wachtkamer" De
dierenbescherming kan ook mee-
werken aan toetsing en intervisie.
"Omgekeerd willen wij zelf ook graag
van dierenartsen horen wat er bij ons
niet goed gaat. Daar hebben we
anderen voor nodig." De belangen van
dierenartsen en Dierenbescherming
bijten elkaar niet. "We moeten juist
elkaar de hand schudden, zodat we
problemen op dit gebied als partners
kunnen oplossen. Kortom: \'Wij missen
jullie!\'."

Dierenwelzijn: de dierenarts
is niet alleen een technicus

ethische component

"De primaire morele verplichting van
dierenartsen is aan de dieren." Filosoof
en veterinair ethicus Bernard Rollin
(Colorado State University) hield een
gloedvol pleidooi, doorspekt met
verhalen uit zijn lange carrière tussen
beleidsorganen en cowboys. "De
samenleving vraagt ons tegenwoordig
het dierenwelzijn op de eerste plaats te
zetten. De verplichting van dierenart-
sen aan de dieren en hun verplichting
ten aanzien van de samenleving vallen

-ocr page 227-

dus samen." Uit zijn voorbeelden bleek
dat de koepelorganisatie van dieren-
artsen in de Verenigde Staten het op dit
gebied verschillende malen heeft laten
afweten, een feit waar Rollin duidelijk
niet over te spreken was. "Toen ik tegen
de veehouders in Colorado begon over
dierenwelzijn, kreeg ik de vraag: \'Wat
hebben dierenartsen te maken met
dierenwelzijn?\'." Een mogelijke reden
was volgens Rollin dat de dierenartsen-
organisatie net als de industrie wachtte
op een definitie van welzijn die was
gebaseerd op deugdelijke wetenschap.
"Als ze zeggen \'deugdelijke weten-
schap\', bedoelen ze: \'wetenschap die
het met ons eens is\'. Je moet niet
onderzoeken hóe je varkens in hokken
kunt laten opgroeien, maar óf je
varkens wel in hokken moet laten
opgroeien." Een zuiver wetenschappe-
lijke definitie van welzijn bestaat niet.
Rollin: "Er zit altijd een ethische
component in. We moeten uitleggen
wat we als mensen verschuldigd zijn
aan dieren." De nieuwe sociale
consensus is dat dierenwelzijn
betekent het \'varken zijn\' van het
varken en het \'paard zijn\' van het paard
te beschermen. Zoals mensenrechten
uiteindelijk in de wet zijn opgenomen,
moet dat uiteindelijk ook gebeuren
voor dierenrechten. "Als we dierenwel-
zijn willen waarborgen, moeten we
zorgen voor wettelijke beschermings-
maatregelen voor dieren." Dierenartsen
moeten een leidende rol innemen in
het tot stand komen van wetgeving op
het gebied van dierenwelzijn. Rollin:
"Dit is wat de maatschappij van
dierenartsen verwacht."

in het midden

De Europese dierenartsenorganisatie
fve zet zich op verschillende manie-
ren in voor dierenwelzijn. Dr Walter
Winding, voorzitter van de
fv e ,
verklaarde dat volgens de fve dieren-
welzijn net zo belangrijk is als de
gezondheid van de dieren. "De twee
hangen onlosmakelijk met elkaar
samen. Als we werken aan het
voorkomen van ziekten, betekent dat
een verbetering van het welzijn van
het dier. Omgekeerd: als we de dieren
goed behandelen, zullen ze minder
vatbaar zijn voor ziekten." De dieren-
arts neemt de centrale positie in
binnen de driehoek van samenleving,
dier en eigenaar. Dit betekent dat hij
met de belangen van alle drie reke-
ning moet houden. "Als de dierenarts
zich alleen bevindt in de hoek van de
producent, is hij of zij slechts een
technicus", verklaarde Winding. "De
dierenarts heeft echter niet alleen tot
taak de eigenaar te ondersteunen op
technisch gebied, maar ook om hem of
haar te herinneren aan zijn verant-
woordelijkheid aan de samenleving en
het dier." Maar de dierenarts bevindt
zich ook niet eenzijdig aan de kant
van de samenleving. Winding noemde
als voorbeeld het behandelen van
dieren van armlastige eigenaren. "Als
je geen eten kunt betalen, is een
restaurant niet verplicht je gratis te
laten eten. Het is de verantwoordelijk-
heid van de maatschappij je te
ondersteunen. In Oostenrijk betaalt de
overheid de therapie van dieren die
geen eigenaar hebben of waarvan de
eigenaar de behandeling niet kan
betalen." Winding herinnerde de
aanwezigen eraan dat Europa geen
eiland is: "De veterinaire professie
dient de aandrijver te zijn voor de
globalisering van dierenwelzijn."

geen excuus

Onder de energieke leiding van Jan
Staman, directeur van het Rathenau-
instituut, vond vervolgens een
levendige discussie plaats. Dierenarts
en communicatieadviseur Roeland
Wessels beschouwde de uitgestoken
hand van de Dierenbescherming als
een gunstig teken. "Als partijen die iets
hebben met dieren, blijven we te vaak
geconcentreerd op wat ons onder-
scheidt. Ik denk dat we dichter op
elkaar zitten dan we ons realiseren."
Paul Bours van het ministerie van
lnv
deed een beroep op de knmvd:
"Iedereen heeft nu zijn eigen definitie
van dierenwelzijn. Bepaal het ethisch
kader waaruit beslissingen kunnen
worden genomen over dierenwelzijn."
Elsbeth Stassen, lid van de commissie
ethiek van de
knmvd, waarschuwde
dat het ontbreken van een definitie
geen excuus mag zijn om je niet voor
dierenwelzijn in te zetten. "Het gaat
erom een goed compromis te vinden,"
meende Walter Winding, die de
dierenarts zag als mediator tussen de
verschillende partijen. "Bij een goed
compromis krijg ik betaald door de
boer, heb ik het respect van de
dierenbeschermingsorganisaties en is
de maatschappij tevreden over wat ik
heb bereikt." Volgens Sandra Cnossen-
Albers, directeur
wspa Nederland, is
het erg moeilijk werkelijk onafhanke-
lijk te zijn. "Ik heb de indruk dat voor
dierenartsen de economische factor
vaak de doorslag geeft." Ook Frank
Dales vond dat dierenartsen zich niet
op de vlakte moesten houden: "Als je
een brugfunctie wilt vervullen, wordt
er over je heengelopen." Hij adviseerde
de
knmvd niet alleen een standpunt
in te nemen, maar ook te proberen
zoveel mogelijk daarvan te verwerke-
lijken. "Gehjk hebben is wat anders
dan gelijk krijgen. Zoek daarom
bondgenoten. Wat ons betreft: we
hoeven geen aanvoerder te zijn, maar
er moet wel gescoord worden. Wie het
doelpunt scoort maakt ons niet uit, als
de wedstrijd maar gewonnen wordt."
Roeland Wessels pleitte voor een
proactieve houding: "We ontwikkelen
standpunten over situaties die al uit
de hand zijn gelopen, maar we
kunnen ook welzijnsproblemen
voorkomen, bijvoorbeeld door goede
voorlichting aan eigenaren. We
moeten eigenaren vaker vertellen wat
welzijn eigenlijk is."

communiceren

Het is tot nu toe weinig zichtbaar wat
de KNMVD doet om daadwerkelijk
veranderingen tot stand te brengen,
concludeerde Ludo Hellebrekers
"Onze standpunten zijn blijkbaar
onvoldoende bekend. We moeten ons
afvragen of we er wel goed over
communiceren. Laat het duidelijk
zijn: De KNMVD loopt niet weg voor
deze boodschap." Tegelijkertijd daagde
Hellebrekers de aanwezigen uit: "We
kunnen op dit gebied alleen iets
bereiken als we het belang van
dierenwelzijn samen uitdragen."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur van het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 228-

Linda in \'tHout

De KNMVD organiseert in samen-
w^erking met Proteq Dier & Zorg op
19 maart aanstaande het symposium
\'Beroepsaansprakelijkheid in de
praktijk\'. Als sprekers zult u onder
andere aantreffen: Hein van Zijll
Langhout, Pieter van der Wiel, Eize
Wielinga en laira Boissevain.

Het werk van de dierenarts is een
kwestie van continu inschatten en
keuzes maken, en daar horen risico\'s
bij. Misschien nog meer dan andere
ondernemers draagt de dierenarts bij
zijn werkzaamheden een grote
verantwoordelijkheid. Waar gehakt
wordt, vallen spaanders, zegt het
spreekwoord. Helaas geldt dit ook in
de dierenartsenpraktijk en kan zelfs de
meest ervaren veterinair wel eens een
foutje maken. Beroepsaansprakelijk-
heid is dus voor iedere dierenarts van
belang.

aansprakelijkheid

Op het symposium worden diverse
kanten van beroepsaansprakelijkheid
belicht. Tot de sprekers horen onder
meer Hein van Zijll Langhout (team-
manager schade) en Pieter van der
Wiel (schadebehandelaar veterinaire
zaken). Beiden zijn werkzaam bij de
vvAA. Zij zullen een beeld geven van
beroepsaansprakelijkheid en de rol
van de aansprakelijkheidsverzekeraar
Ook Eize Wielinga is uitgenodigd. Hij
is
KNO-arts en wekelijks te zien op
televisie als vast panellid bij het
tv-programma \'Missers\', waarin
medische fouten en complicaties aan
de orde worden gesteld. In zijn
bijdrage zal hij ingaan op de lessen die
de veterinaire gezondheidszorg op het
gebied van beroepsaansprakelijkheid
kan leren van de ontwikkelingen op
dit vlak in de humane gezondheids-
zorg. Verder is Harry Blok (advocaat bij
KBS advocaten) aanwezig; hij zal de

juridische aspecten van beroepsaan-
sprakelijkheid bespreken. De laatste
genodigde is laira Boissevain. Zij is
juriste en is bekend door haar vaste
rubriek \'Veterinair Tuchtrecht\' in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Het nuttige en het aangename
komen samen in een speciaal pro-
grammaonderdeel, waarin u wordt
meegenomen naar de praktijk, waar
enkele klanten de dierenarts voor een
dilemma stellen. Hoe kan men in de
praktijk omgaan met lastige en
veeleisende cliënten? Rol&Co is een
soort interactief theater: twee profes-
sionele trainingsacteurs die op
creatieve en humoristische wijze
leermomenten creëren door middel
van rollenspel.

Beroepsaansprakelijkheid in de praktijk

symposium

Het symposium, dat wordt gehouden
in Hotel Houten in Houten, begint om
r5.oo uur en eindigt om zr.oo uur. De
dag is inclusief een diner en na
afsluiting van het programma kunnen
de bezoekers even napraten onder het
genot van een hapje en een drankje.
De dagvoorzitter is Henk Vaarkamp
van de faculteit Diergeneeskunde
(Universiteit Utrecht).

Aanmelden voor het symposium is
mogelijk tot 9 maart op de website
van de
knmvd, via de \'portal\' ped-
scholing. Hier is tevens meer informa-
tie te vinden over het programma.
Studenten, leden met nul tot en met
vijfjaar werkervaring, en dierenartsen
die met pensioen of de
vut zijn,
betalen 50 euro, overige leden van de
knmvd r5o euro en niet-leden 250
euro (prijzen exclusief btw).

Het symposium wordt gesponsord
door Proteq Dier & Zorg (hoofdspon-
sor), Bayer,
vvaa en Hill\'s.

Linda in \'t Hout is medewerker
communicatie bij de
knmvd.

-ocr page 229-

Veterinair
Café

Jan Hendrik Boeve

Woensdag 4 februari 2009 organi-
seerde de
ggl een Veterinair Café
voor pas afgestuurde practici en
co-assistenten met differentiatie
landbouwhuisdieren. De avond
werd gehouden in café "De Vooghel"
te Utrecht. De opkomst was met 25
mensen boven verwachting.

De avond begon met een klein uurtje
gezellig borrelen en kennismaken.

René van den Brom (ggl) opende
de avond met een korte introductie,
waarin hij benadrukte dat het voor de
ggl heel belangrijk is dat de contacten
tussen de
ggl, pasafgestudeerde
practici en differentiatie co-schappers

\'Hoe z€€r
doet pijn?\'

Op dinsdag 24 maart organiseert de
GGL in samenwerking met Boeh-
ringer Ingelheim een symposium
over pijn en welzijn bij runderen en
varkens met aansluitend de
alv van
de
ggl. De titel \'Hoe zeer doet pijn?\'
geeft al aan dat het een interessante
middag gaat worden, waarbij
bewustwording van pijn bij land-
bouwhuisdieren, maar ook het
effect van pijnbestrijding en
verbetering van welzijn op het
(economisch) rendement ter sprake
zal komen.

Het symposium is bedoeld voor
rundvee- en varkensdierenartsen, met
als doel de dierenarts praktische

in de richting landbouwhuisdieren
worden versterkt. De eerste spreker,
Siert-fan Boersema, die enkele dagen
per week werkzaam is als rundvee-
dierenarts in Groningen en voor de
resterende dagen verbonden is aan de
faculteit Diergeneeskunde, sprak over
zijn ervaringen in de eerste maanden
als praktiserend dierenarts. Onder-
werpen als solliciteren, praktijkkeuze,
hoogte- en dieptepunten, persoonlijke
begeleiding en werktijden kwamen
aan bod. Het woord werd overgeno-
men door Luuk Stooker, werkzaam als
pluimveedierenarts in Slagharen, die
zijn visie gaf over solliciteren, arbeids-
contracten en praktijkkeuze. Afslui-
tend besprak hij twee persoonlijke
praktijkervaringen met de daarbij
optredende dilemma\'s.

glazen

Na het vullen van de glazen nam Bram
van Schaik, bestuurslid van de
knmvd, het spreekstokje over. Bram

handvatten te geven in adviezen naar
de veehouders. Het is opgedeeld in een
algemeen deel en twee parallelsessies
rund en varken.

houding ten aanzien van pijn

In het algemene deel zal Paul van Dijk
(faculteit Diergeneeskunde) de
houding van de Nederlandse dieren-
artsen ten aanzien van pijn aan de
orde stellen. Hij bespreekt de houding
van de Nederlandse dierenarts en
vergelijkt deze met een groot Europees
onderzoek en met recente input van
de Nederlandse dierenarts (door
middel van een mini-enquête bij
inschrijving). Vervolgens zal Ludo
Hellebrekers (faculteh Diergenees-
kunde) duidelijk maken of pijn bij het
rund en het varken \'anders\' is.

In de parallelsessie \'Rund\' zal Chris
Hudson (Bristol University, Verenigd
Koninkrijk) pijn bij mastitis bespre-
vertelde uitvoerig en op een zeer tot de
verbeelding sprekende manier over
zijn eigen ervaringen als practicus.
Tevens benadrukte hij het belang van
het
knmvd-lidmaatschap. Nadat René
van den Brom de sprekers en mede-
organisatoren Josine Gelauf en
ondergetekende had bedankt, werd er
tot in de late uurtjes nagesproken en
geborreld. De reacties over dit eerste
Veterinaire Café waren zeer positief.
Velen gaven aan bij het volgende
Veterinaire Café weer aanwezig te
zullen zijn. Voor degenen die er deze
avond niet bij konden zijn: mis het
Veterinaire Café van de
ggl in het
najaar van 2009 niet!

Jan Hendrik Boeve is co-assistent,
differentiatie landbouwhuisdieren.

ken. Geeft verbeterd welzijn een beter
rendement? Jan Hülsen (Vetvice) zal
hier verder op ingaan en de inbreng
van de dierenarts bespreken, compleet
met praktische tips en adviezen.

In de parallelsessie \'Varken\' gaat
Marion Kluivers in op pijn bij varkens
in de praktijk. De Deense practicus
Hans Bundgaard vertelt hoe hij in zijn
praktijk met welzijn en pijn bij
varkens omgaat (wettelijk vastgelegd
in Denemarken) en het effect ervan op
het rendement.

De locatie is het Mercure hotel
Deventer, Deventerweg 121 en de
aanvangstijd is 13.00 uur. Inschrijven
en meer informatie via de
knmvd-
website. Bij inschrijving wordt u
verzocht een mini-enquête in te
vullen. De resultaten ervan zullen
tijdens het symposium worden
besproken.

-ocr page 230-

Op 27 januari 2009 namen ruim
zestig collega\'s en studenten deel
aan een minisymposium over
(internationaal) salmonellabeleid.
Salmonella zorgt in Nederland nog
steeds voor 43.000 ziektegevallen
per jaar, waarvan enkele tientallen
met dodelijke afloop. Deze bijeen-
komst werd georganiseerd door de
groep Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg
(gkz) en studievereniging
Hygieia van de faculteit Diergenees-
kunde.

De Voedsel en Waren Autoriteit (vwa)
vond dit initiatief passen binnen de
bijscholing van dierenartsen en heeft
de bijeenkomst dan ook gefaciliteerd
door middel van sponsoring en door
dierenartsen de gelegenheid te geven
hieraan deel te nemen. Drie sprekers
lichtten in hun voordracht uitvoerig
de diverse aspecten van het Europese
en Nederlandse beleid toe. De eerste
spreker, prof. dr. Arie Havelaar,
werkzaam bij het
rivm, gaf een
overzicht van het voorkomen van
Salmonella in dieren en mensen en
het Europese beleid rond de bestrij-
ding van Salmonella. Hoe de Neder-
landse pluimveesector de Salmo-
nellaproblematiek aanpakt, werd
toegelicht door ir. Hans Schouwen-
burg van het
pve. In de pauze werd
tijdens de infomarkt op informele
wijze gediscussieerd met experts op
het gebied van Salmonella die
werkzaam zijn bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren, de ministeries van
lnv en vws, het rivm en het bedrijfs-
leven. De middag werd afgesloten met
kritische vragen aan de deelnemers
over Salmonellabestrijding, die
werden gesteld door prof. dr Servé
Notermans. Een voorbeeld van een
vraag die werd gesteld is: wat is de zin
van decontaminatie van vlees met
melkzuur als je het direct moet
afspoelen? Het is immers aangetoond
dat decontaminatie met melkzuur
alleen werkt wanneer het minstens
twee dagen kan inwerken. En hoe
weten wij of het onze bestrijdings-
maatregelen zijn die zorgen voor de
reductie van Salmonella? Notermans
vraagt zich af of de waargenomen
reductie in het voorkomen van
bepaalde types Salmonella niet

Minisymposium \'Salmonella
science, fiction & facts\'

onafhankelijk van bestrijdings-
programma\'s tot stand komt. Hij gaf
de aanwezigen voldoende stof tot
nadenken. Hierna volgde een leven-
dige discussie die werd afgesloten met
een gezellige borrel.

presentaties

De PowerPointpresentaties van het
symposium en de posters die werden
getoond tijdens de informatiemarkt,
zijn geplaatst op de groepensite van
gkz en de website van Hygieia
(www.voormensendiernl).

De Groep gkz en studievereniging
Hygieia willen met de organisatie van
dit soort bijeenkomsten de volks-
gezondheidsaspecten van het veteri-
naire werkgebied onder de aandacht
brengen, met name bij studenten
diergeneeskunde en dierenartsen en
deze praktisch ondersteunen door het
organiseren van allerlei activiteiten
ter bevordering van de kennis op het
terrein van de veterinaire volks-
gezondheid. Inlichtingen over de
groep
gkz zijn te verkrijgen bij
noortje.reeuwijk(a) 12m0ve.nl
(secretaris) en over Hygieia bij
mail(a)hygieia.info.

-ocr page 231-

September 2009 start een modulaire
cursus interne geneeskunde be-
staande uit zes cursusdagen in de
periode 2009 tot 2010. Aan de hand
van casuïstieken zullen enkele
internistische problemen worden
opgewerkt. Hierbij zal de nadruk
komen te liggen op de differentiële
diagnose en een systematische
aanpak van de problemen. De eerste
casus wordt uitvoerig behandeld en
aan de hand van volgende casussen
wordt de aanpak van het betreffende
probleem getoetst.

De cursus is bedoeld voor dierenartsen
die de internistische patiënt correct
willen opwerken. Hierbij kan worden
gedacht aan dierenartsen die nog niet
veel ervaring hebben, maar ook aan
dierenartsen die zich een wat systema-
tischer aanpak willen aanmeten van
vaak ingewikkelde, onoverzichtelijke
internistische problemen.

onderwerpen en

cursusleiders

In zes dagen loopt de cursist aan de
hand van zeven docenten, specialisten

Ingezonden

Dirofilaria repens in Nederland

In rfe Veterinary Record van jr januari
jongstleden staat een interessante casus
vermeld van een autochtone Diwfilana
repens-infectie in een anderhalf jaar oude
buldog in Nederland (Autochthonous case
o/Dirofïlaria repens in a dog in the
Netherlands. VetRec200g Jan 31; 164(5):
158). Een dergelijke infectie werd nog niet
eerder vastgesteld in Noordwest-Europa
en zou kunnen samenhangen met ons
reisgedrag, het verslepen van honden door
heel Europa en zelfs met klimaatverande-
ring. De betreffende hond was in Neder-
land geboren. Het duurt na de infectie

interne geneeskunde of chirurgie,
door een aantal belangrijke onderwer-
pen van de interne geneeskunde.

- Module i: \'Probleemgerichte
aanpak en laboratoriumuitslagen\'
door dr E. Teske en mw. J.J.C.W.M.
Buijtels;

- Module 2: \'Braken, diarree,
melena/hematochezia, obstipatie
en tenesmus\' door E. den Hertog;

- Module 3: \'Polyurie/polydipsie en
mictieproblemen\' door mw.
J.J.C.W.M. Buijtels en mw. B.A.W.
Brocks;

Modulaire pegd-cursus: Trobleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'

- Module 4: \'Bleke slijmvliezen,
petechiën, bloedingen, blauwe
plekken en geelzucht\' door mw. C.J.
Piek;

geruime tijd (180 tot 240 dagen) voordat
de noduli in de subcutis, waarin zich de
volwassen filariën bevinden, voelbaar en/
of zichtbaar zijn. De vector is in Neder-
land genoegzaam aanwezig
CCulex sp.,
Aedes sp., Anopheles sp.). In de
anamnese komt een campingverhaal voor
waar de jonge hond, en dus ook de
eigenaren, in Midden-Nederland
blootgesteld zijn geweest aan een groot
aantal muggen. Dat betekent dat er
sprake moet zijn van honden in Nederland
waarbij deze infectie al voorkomt, en
waardoor via de aanwezige microfilariae-
mie muggen geïnfecteerd konden raken.
Dit betekent dus ook dat dierenartsen
vergelijkbare gevallen kunnen verwachten

- Module 5: \'Epilepsie, ataxie,
parese en paralyse\' door mw. Dr
LM. Overduin;

- Module 6: \'Niezen, neusuitvloei-
ing, hoesten en dyspnoe\' door G. ter
Haar

De cursus vindt plaats op drie zaterda-
gen en drie woensdagen vanaf
september 2009 tot juni 2oro op het
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren te Utrecht. Inschrij-
ving is uitsluitend mogelijk voor de
gehele cursus. De kosten bedragen 850
euro voor alle zes bijeenkomsten met
\'proceedings\' en catering, inclusief
buffet met luxe broodjes en soep.
Vanwege het interactieve karakter
kunnen er maximaal veertig cursisten
deelnemen. Kijk voor meer informa-
tie, het volledige programma en/of
inschrijven op www.ggg.knmvd.nl
onder
pegd. Met dank aan de Strategi-
sche Partners van
pegd: Intervet
Schering-Plough Animal Health,
Menarini Diagnostics, Royal Canin
Veterinary Diet en Proteq Dier & Zorg.

in hun praktijk. Het lijkt mij gewenst dat
de redactie van het Tijdschrift de auteurs
Paul Overgaauw en Evert van Dijk
verzoekt om een voorlichtingsartikel te
schrijven over voorkomen, kliniek,
diagnostiek en therapie van Dirofilaria-
infecties. Mogelijk is een verspreiding van
deze infectie te beperken door het snel
herkennen van de infectie bij honden en het
verwijderen van de noduli met de
volwassen wormen. Het wachten is nu
nog op de eerste mens met een
D. repens-
infectie in Nederland. In endemische
gebieden (Zuid- en Oost-Europa) komen
infecties bij mensen gelukkig niet vaak
voor.

F. van Knapen

-ocr page 232-

Surolan en Otoclean

Kampioenen in oorbescherming!

Wist u dat poiymyxine B en miconazole een synergetische
werking hebben bij de afbraak van de bacterieceiwand?

^ bij Gram-positieve én Gram-negatieve bacteriën
^ geen inductie van piasmideresistentie

Otoclean

i

Fc

de beste keuze bij eerstelijnsbehandeling
van otitis externa

SUROLAN Oordruppels ter behamleling »an oor- en hrjldinfecties bil honOeri en katten, Samenslellina: miconaiolnitraat, prednisolonacetaat, polymlxine B-sultaat, Diersoorten; hond en kat. Indicaties: -Otitis met name: ■ bactenele Otitis .eroorzaakt door SSp/iyteoccosspp Slwplocxctissm Pstadonmas
spp.a/,e„to«.™,co6s,;nM®5,eroorzaaktdoor«)top^^

PseuHooioms spp, Mmto rt; > myootiSChe dermatitis veroorzaakt door Mms»™ spp,, Thchomtm spp, CaMid, spp, Ualasse^ii paclvdermats. Dosering en »i)ze .an toedieninj: On,n: na het reinigen «an de gehoorgang, t.eemaal pe, dag, enkele droppels Sorolan in het oor aanbrengen Om eei
goede .erdelmg yar, het preparaat te yerkr,gen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden, »«tweemaal per dag worden enkele droppels Sorolan op de letsels aangebracht en goed ingewre.en, Oe behandeling moet zonder onderbreking gedorende enkele dagen na het yerdwijnen «an de symptmen
voortgezet worden, In sommige gevallen kan een behandeling «an 2 a 3 weken noodzakelilk zijn, Oe behandeling van Otodectes cynotis is 2 v«eken (zie Micatiesl, Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen, Registratienümmer België: 2S78F12 - Nederland: BEG NL 3153; UDA,

OTOCLEAN\'Oorreinigingsmiddel voor honden en katten. Samenstelling: Salicyzuur (2,32 mg), propyleenglycol, polyglycol, etho»»dlglycol, gereinigd water, glycerine, melkzoor, cucumis sativus, Cetraria islandica, mimosa tenuitlora, oliezuur Eigenschappen- OTOCLEAN» beyat keratolytlsche oorsn.«r
opipssende, verzachtende, hygienische en hydraterende bestanddelen die het product buitengewoon geschikt maken yoor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat, doordat het de gehoorgang vrijhoudt van vuil en oorsmeer Dosering- Gebruik OTOCLEAN* in beid.
gehoorgangen van de hond resp, kat. Breng voldoende aan, afhankelilk van de grootte van het dier: > Bij grote dieren moet «oor elk oor een «esje (5 mi) worden gebruikt, ■ Bij middelgrote of kleine dieren kan de Inhoud van een (lesje over beide oren worden verdeeld Voorzorgsmaatregelen- Uitsluitend
voor Uitwendig gebruik. Vermijd contact met de ogen Bewaren beneden 30\'\'C, Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.

^JANSSEN

^^ ANIMAL HEALTH

de oorreiniger met beste
ceruminolytische werking

-ocr page 233-

Malaseb® geregistreerd
in Nederland

Dechra Veterinary Products BV
lanceert Malaseb® voor de behande-
ling en het onder controle houden van
seborroeïsche dermatitis geassocieerd
met
Malassezia pachydermatis en
Staphylococcus intermediushi] honden.
Het is tevens geregistreerd als hulp-
middel bij de behandeling en het
onder controle houden van ringworm
ten gevolge van
Microsporum canis bij
katten in combinatie met het gebruik
van griseofulvine.

Malaseb® bevat als actieve bestand-
delen 2 procent chloorhexidine en
2 procent miconazol en is verkrijgbaar
als plastic flacon van 250 milliliter.

info.nl(a)dechra.com.

Compagel® sportgel voor
paarden

Boehringer Ingelheim introduceert
Compagel®, een \'hydrogel\' voor de
behandeling van diverse spier- en
gewrichtsaandoeningen bij paarden.
Het bevat met 50.000 Internationale
Eenheden (lu) per honderd gram een
perfecte concentratie heparine voor
een behandeling met een diepe en
krachtige werking. Met behulp van de
\'hydrogel\'-formule trekt de gel snel in
de huid. Daardoor komen de werk-
zame stoffen in het beschadigde
weefsel terecht en kan dit herstellen.

Compagel® vermindert de zwel-
ling, is ontstekingsremmend en werkt
verkoelend en pijnverlichtend. Het
product kan als ondersteuning dienen
bij de behandeling van inflammatoire
aandoeningen of als monotherapie
voor minder zware gevallen. Het is
bedoeld voor alle paarden die wel eens
last hebben van kneuzingen, verrek-
kingen, peesontstekingen, verstui-
kingen et cetera. Compagel® is verpakt
in een handige statube van 250 gram
en is verkrijgbaar bij de dierenarts
(reg nl 100327; uda).

(072) 56 62 411

Boehringer Cardiologie
Avonden 2008

Boehringer Ingelheim organiseert dit
voorjaar een extra Cardiologie Avond
met als thema \'How to manage
congestive heart failure in dogs?:
that\'s the
QUESTion!\'. Tijdens de avond
zal dr. Niek Beijerink, specialist-in-
opleiding aan de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren te Utrecht, de
incidentie, etiologie, diagnose en
behandeling behandelen van conges-
tief hartfalen als gevolg van klep-
insufficiëntie bij de hond. In deze
lezing zullen de nieuwste wetenschap-
pelijke inzichten worden mee-
genomen. Tevens zal een goed
toepasbare vertaalslag naar de
dagelijkse praktijk worden gemaakt.
De extra avond wordt gehouden op
dinsdag 17 maart in Van der Valk
Hotel "Stein-Urmond" te Urmond. De
lezingen starten om 19.15 uur en
duren tot ongeveer 21.45 uur. Aan
deze avond zijn geen kosten ver-
bonden.

(072) 56 62 411

Europese expertgroep

fluoroquinolonen

gezelschapsdieren

Eind 2008 vond in Lyon een ontmoe-
ting plaats tussen negen Europese
wetenschappers. Dit leidde tot de
oprichting van de Europese
request
GROUP (REassessingQuinolones
European STandards), gericht op het
optimale gebruik van fluoroquino-
lonen bij gezelschapsdieren. De
voorzitter van de groep is professor
interne geneeskunde Jean-Pierre
Cotard. Naast een humane arts bestaat
de groep uit dierenartsen met sterk
uiteenlopende speciaUsaties. Dr. J.
Fontaine, dip.
ecvd (dermatologie
ulg), vertegenwoordigt de Benelux.

Tijdens de eerste bijeenkomst
werden de doelen vastgesteld. Zo zijn
er antwoorden nodig op fundamentele

vragen zoals: wat is het meest verant-
woorde gebruik van fluoroquinolonen
in de gezelschapsdierenpraktijk? Elke
relevante studie of publicatie zal
hiertoe worden beoordeeld aan de
hand van de
agree-methode, resulte-
rend in aanbevelingen over verant-
woord fluoroquinolonengebruik. Deze
\'review\' zal minimaal twee jaar in
beslag nemen. Vétoquinol is sponsor
van de
request-groep en zorgt samen
met StratAdviser Ltd. voor de metho-
dologische ondersteuning.

ruud.degelas(|)vetoquinol-benelux.be

Flubendazole 5%
Topdressing varken

Dopharma heeft een nieuwe toelating
voor flubendazole als Flubendazole
5% Topdressing in emmers van
5 kilogram. Flubendazole is een
toonaangevend, effectief en voordelig
wormmiddel voor varkens. De
handige emmers zijn goed hersluit-
baar. Flubendazole is ook verkrijgbaar
via gemedicineerd voer op attest.
(Feedmix Flubendazole 5 kg,
reg nl
9674)-

pr(Sdopharma.com

Kanalisatie Easotic uda

De oplettende lezer heeft mogelijk al
gezien dat er een storend foutje zit in
de productinformatie van Easotic,
onder andere in de advertentie in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
I februari jongstleden en in de
dierenartsenbrochure. Er is helaas ten
onrechte vermeld dat de kanalisatie-
status
udd is. Easotic is een nieuw
oortherapeuticum, dat uiteraar door
de dierenarts aan de hondeneigenaar
mag worden meegegeven. De kanali-
satiestatus is dan ook
uda. Extra
compendiumbladen met de juiste
tekst zijn op aanvraag bij Virbac
verkrijgbaar.

info(a)virbac.nl

-ocr page 234-

Veilig werken is een keuze:
uw keuze

De dierenartsenpraktijk is net een klein ziekenhuis en kent daarom vele risico\'s
die te maken hebben met röntgen, anesthesiegassen, medicijnen en zoönosen.
Niet alle risico\'s zijn eenvoudig te verminderen. Uit onderzoek blijkt dat
dierenartsen vooral last hebben van twee grote ziekmakers, te weten aandoenin-
gen aan het bewegingsapparaat en psychische aandoeningen. De eerste komt
veelal door frequente fysieke (over)belasting. De tweede wordt vooral veroor-
zaakt door zaken als werkdruk en problemen in de samenwerking. Deze
ziekmakers zijn lastig te bestrijden. Ze vragen allebei om aanpassingen in het
werk van de dierenarts zelf: de bereidheid dingen anders te doen dan we gewend
zijn. Tijdens de workshop veterinaire ergonomie wordt hier actief aan gewerkt.

Om de veiligheid in de dierenartsenpraktijken te ondersteunen, heeft de
knmvd samen met de bpw, bpl, Vedias en auv-Advies de digitale risico-
inventarisatie en evaluatie
(ri&e) voor dierenartsenpraktijken gemaakt. Deze is
per I maart digitaal beschikbaar U vult de vragenlijst samen in (werkgever en
werknemers) en u weet welke risico\'s er zijn en of er voldoende maatregelen
zijn genomen. Helder, eenvoudig en overzichtelijk. Met het oog op een veilige
en professionele werkomgeving en attitude nodig ik u van harte om nu en in de
toekomst gebruik te maken van onze hulpmiddelen. De keuze is aan u!

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter
l.j.hellebrekers(|)knmvd.nl

Herman Geertsen verlaat de knmvd

Miel Bingen

Algemeen directeur Herman
Geertsen is per i maart niet meer in
dienst van de
knmvd. Na ruim vijf
jaar bleken de meningen van
bestuur en algemeen directeur
onvoldoende met elkaar overeen te
komen om een vruchtbare samen-
werking te garanderen. Herman
Geertsen kijkt terug op vijf jaar
directeurschap.

"Wat mij de afgelopen jaren het meest
is opgevallen aan de
knmvd is in de
eerste plaats hoe moeilijk het is om de
verschillende groepen binnen de
knmvd op overeenkomstige wijze van
dienst te zijn. De verschillen tussen
dierenartsen door de focus op een
diergroep, werksituatie, maatschappe-
lijke omstandigheden et cetera zijn
enorm. In de afgelopen jaren is er veel
bereikt met bijvoorbeeld een actiever
seniorenbeleid, maar er moeten nog
flinke stappen gezet worden. Overi-
gens zouden externe adviseurs hierbij
een belangrijke rol kunnen spelen",
aldus Herman Geertsen.

Terugkijkend is Herman Geertsen
vooral erg te spreken over de bijdragen
die hij heeft kunnen leveren aan een
aantal voor de
knmvd belangrijke
projecten. Met name bij het tot stand
komen van het strategisch beleidsplan
2008 - 2010 en de herziening van de
verenigingsstructuur heeft hij een
zeer actieve en constructieve bijdrage
kunnen leveren. Hier ligt echter ook
de reden voor zijn afscheid. "Beide
trajecten hebben uiteraard vergaande
consequenties. De gevolgen van deze
veranderingen moeten een plaats
krijgen binnen de vereniging en
tijdens gesprekken met het bestuur
bleken de ideeën over hoe deze
veranderingen te implementeren
uiteen te lopen. Met name als het gaat
om de verhouding tussen bestuur en
bureau konden wij moeilijk op één
lijn komen."

Vooral de verbetering van de organisa-
tie van het bureau ziet Herman
Geertsen als een belangrijk winstpunt
van de afgelopen vijf jaar "Bij mijn
komst was het bureau een gefragmen-
teerde organisatie. De verschillende
afdelingen hadden een sterke eigen
identiteit die niet altijd optimaal
bijdroeg aan het resultaat van het
bureau als geheel. In de afgelopen
jaren is er door de medewerkers hard
gewerkt om hier verandering in te
brengen. Met veel voldoening kijk ik
nu naar een organisatie die met een
minimum aan regels en een maxi-
mum aan positieve stimuli professio-
neel en op een hoog niveau functio-
neert. Een organisatie trouwens die
ook na mijn vertrek zal blijven staan
en een waardevolle bijdrage zal
blijven leveren aan de leden en het
bestuur van de
knmvd."

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 235-

lohan Klein Haneveld

In een serie van vier bijdragen
presenteert het nieuwe bestuur zijn
ideeën over de vier belangrijkste
beleidsterreinen van de
knmvd. In
de derde aflevering wordt ingegaan
op de economische belangen van de
dierenarts. "Een andere contributie-
structuur maakt het wellicht
mogelijk sneller en makkelijker op
de economische golven in te spelen."

Het bestuur ziet het verbeteren van de
sociaaleconomische positie van de
dierenarts als één van de speerpunten
van zijn beleid. "Als de dierenarts
onafhankelijk wil zijn en blijven,
dient hij of zij genoeg verdiensten te
hebben om van te leven en genoeg
over te houden om voor zijn of haar
oude dag te kunnen zorgen", verklaart
Harold van Rossem. Om dat te kunnen
garanderen moet een inhaalslag
worden gemaakt. Bram van Schaik
legt uit: "De laatste decennia zijn wij
als beroepsgroep qua verdiensten
afgezakt, zodat we inmiddels één van
de slechtst betaalde groepen acade-
mici zijn van ons land." Lange tijd
bestond er voor de beroepsgroep geen
dringende reden om haar werkwijze te
veranderen. De rest van de wereld
stond echter niet stil. "Het was
onvermijdelijk dat er uiteindelijk
ontwikkelingen zouden plaatsvinden,
waar wij als dierenartsen niet meer
snel genoeg op zouden kunnen
anticiperen," stelt Bram. "Denk aan de
opkomst van de internetapotheek."
Maar de beroepsgroep moet zich niet
zomaar aan de kant laten schuiven:
"De maatschappij kan niet om ons
heen. Wij beschikken over zoveel
kennis en zoveel expertise. Die
moeten we koesteren en inzetten."
Dierenartsen moeten hoogwaardige
kwaliteit blijven leveren, en zich daar
ook voor laten betalen. "Concurrentie,
niet op basis van prijsstelling van
medicijnen maar op basis van kwah-
teit, kennis, service en nieuwe
diensten zal ons verder brengen.
Medicijnverkoop is meer en meer een
bijzaak." Om deze nieuwe weg te
kunnen inslaan is kennis omtrent
marketing, verkoop en communicatie,
toegespitst op de veterinaire sector,
onmisbaar De
knmvd wil zich
hiervoor inzetten: "Een verbetering
van de algemene positie van de
dierenarts werkt door naar de totale
sector, ook naar bedrijfsleven en
overheid."

arbo

Bij een verbetering in de sociaal-
economische positie van de dierenarts
hoort ook de invoering van een breed
gedragen
cao. Dit verbetert niet alleen
de financiële positie van de dierenarts,
maar vermindert ook psychologische
en fysieke spanningen. Bram wijst op
de recente Risicoinventarisatie en
-Evaluatie (
r i & e) voor dierenartsen-
praktijken. Verder werkt de
knm vd in
samenwerking met
bpl, bpw, Vedias,
cnv en fnv, aan de ontwikkeling van
de Arbocatalogus voor dierenartsen-
praktijken. "Hierin wordt beschreven
hoe wij op het gebied van beroepsspe-
cifieke lichamelijke en psychische
aandoeningen, maar ook op het gebied
van de veiligheid rondom zwanger-
schap de nodige preventieve maat-
regelen kunnen en moeten nemen. Op
die manier wordt voor iedereen
duidelijk waar de risico\'s liggen." Het
beroep van dierenarts is fysiek en
mentaal zwaar. "De dierenarts is vaak
zeer betrokken bij de bedrijfsvoering,
waardoor het soms moeilijk is om
afstand te nemen van het dagelijkse
werk", aldus Harold. "Misschien
moeten we meer aandacht besteden
aan het feit dat er een hele wereld
bestaat naast de diergeneeskunde en
dat de dierenarts moet leren daar
gebruik van te maken om te ont-
spannen, zodat hij of zij weer vol
goede moed aan het werk kan."

Een nieuw bestuur:
Dierenarts en economie

veterinaire statistiek

De dienstverlening op sociaalecono-
misch gebied zal de komende jaren
moeten worden uitgebreid. Harold: "De
knmvd moet interessant blijven voor
de (aankomende) leden van de
knmvd."
Maar daarbij moeten prioriteiten
worden vastgesteld. "Onze capaciteit is
beperkt", geeft Bram aan. "Desondanks
gebeurt er al heel veel en gaat er nog
meer in gang gezet worden." Hij noemt
de cursus \'Veterinair Ondernemen\':
"Praktijkgericht, specifiek en direct
toepasbaar" En hij wist op de voort-
zetting en mogelijke verbreding van
het kengetallenproject. "We willen een
breder en dus beter beeld krijgen van de
sociaaleconomische positie van de
dierenartsen en -praktijken in Neder-
land, om daaruit trends te kunnen
halen waar we vervolgens op kunnen
inspelen met praktisch beleid." Harold
noemt als volgende stap het ontwikke-
len van een soort \'Centraal Bureau voor
de Veterinaire Statistiek\'. "Dh moet een
kennisbank voor de veterinaire
(economische) wereld worden, geschikt
voor de individuele dierenarts of
praktijk, maar ook voor beleidsmakers."

gezond blijven

Wil de knmvd kunnen blijven
voorzien in de dienstverlening aan
haar leden, dan moet de organisatie
zelf ook financieel gezond blijven.
Harold: "Na de verandering van de
verenigingsstructuur, moet nu eerst
een andere contributiestructuur
worden ontworpen, die rekening
houdt met een verminderd gunstig
financieel klimaat." De huidige
economische crisis zal niet aan de
economie van de dierenarts voorbij-
gaan. De KNMVD houdt de situatie
nauwlettend in de gaten. "We voeren
overleg met meerdere partijen, zoals
de
sec, de auv en de farmacie",
verklaart Bram.

johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde

-ocr page 236-

Sake de Vries

* 20 december 1943 -1 28 oktober 2008

Sake is op 28 oktober jongstleden op 64-jarige leeftijd overleden. Tien dagen
daarvoor was hij tijdens het longeren van zijn paard in elkaar gezakt, waarna
hij niet meer bij bewustzijn is geweest. Sake is samen met zijn broer Brand
opgegroeid op de boerderij in Noordwolde (Friesland) waar hij verknocht
raakte aan het melkvee, de schapen en de paarden. Hoewel hij aanvankelijk
van plan was als oudste van de twee broers de boerderij van zijn vader over te
nemen, werd het advies van de schoolmeester -"Die jongen heeft heel wat in
zijn mars."- opgevolgd toen bleek dat hij de dienstplicht kon ontlopen bij
aanmelding aan de universiteit.

Sake heeft vlot en met veel enthousiasme zijn studie doorlopen, mede
dankzij zijn lidmaatschap van het veterinaire dispuut Unitas, alwaar hij
vriendschap heeft gekend en heeft leren bierdrinken. Na zijn afstuderen
vestigde hij zich in Abcoude. Zoals het in die tijd gangbaar was, behandelde
Sake aanvankelijk alle diersoorten. Later behandelde hij alleen de \'grote\'
huisdieren: rund, schaap, varken en paard. In Abcoude vertoefde hij in zijn
vrije tijd graag op manege \'de Slotruiters\' waarvan hij ook een periode
voorzitter van was. Na zijn verhuizing naar Vinkeveen hield hij de paarden
aan huis.

Sake heeft steeds met plezier zijn kennis ingezet voor de diergenees-
kunde. Hij had veel aardigheid in het laboratoriumonderzoek: bloed, urine,
mest en ook melk werden op de eigen praktijk onderzocht. Ook pathologisch
onderzoek en het magistraal bereiden van medicijnen kregen zijn aandacht.
Er wordt in de praktijk nog regelmatig gevraagd naar het poeder of de zalf
\'van De Vries\'.

Sake was zeer betrokken bij vee en veehouder. Exemplarisch voor dit
laatste was zijn gewoonte om bij het aantreffen van een door diarree ver-
zwakt kalf de boer en de huisvesting in te schatten en indien deze onvol-
doende waren voor een redelijke kans op herstel het kalf op te pakken, in de
auto te laden en mee naar huis te nemen. Daar werd het dier in het stro
gelegd en aan een infuus. Na herstel diende hij het kalf nog een paar dagen
melk toe, voor hij het weer thuis afzette.

Sake vond al het nieuws over diergeneeskunde interessant. Toen hij in
1992 door een nekhernia gedwongen rust moest nemen, maakte hij zich het
gebruik van de computer eigen en daarmee werd de poort naar nieuwsgaring
tot zijn vreugde nog verder geopend. Problemen die \'s morgens bij de
koffietafel werden besproken, leverden \'s middags een aantal gerelateerde
artikelen op die hij van het net had geplukt.

Sake werd door zijn collega\'s zeer gewaardeerd als veterinaire gespreks-
partner en zeker ook als mens: iedereen op de praktijk zag hem graag
aanschuiven. Hij was geïnteresseerd en was altijd in voor een geintje.

Sake heeft gelukkig samengeleefd met zijn Ali. Toen zij in 2004 overleed,
heeft hij dan ook een moeilijke periode gekend. Zijn dierbare omgeving, zijn
hobby\'s paardrijden en schapenhouden en zijn werk hebben hem toen
geholpen.

Hij zou in december jarig zijn geweest en toen ik hem begin 2008 in een
functioneringsgesprek vroeg wat hij daarna wilde doen, vroeg hij verbaasd:
"Waarom zou ik stoppen? Omdat ik 65 wordt?" We hadden hem er nog graag
bijgehouden.

in memoriam

We wensen zijn familie en vrienden veel sterkte.

Vinkeveen, Hans Walder

-ocr page 237-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Dijksman, mevr. M.P.; 2007; 2352 kc

Leiderdorp, Santhorst 159
Harkema, mevr. L; 2006 Gent; 2573
gs

\'s-Gravenhage, Nunspeetlaan 386
Kalis, mevr. L.P.A.; 2008; 8434
nd Waskemeer,

Schansdijk 2
Lintelo, mevr. A. te; 2005; 7577
ga Oldenzaal,

Geeister 10
Vriens, mevr. A.; 3584
dw Utrecht,
Cambridgelaan 733

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:
Arends, G.J.; 2008; 3981 cp Bunnik, Groeneweg
134

Beerens, mevr. WC.).; 2008; 4401 gk Yerseke,

Marijkelaan 68
Bruijn, C.M. de; 1997 Gent; 8472
ar Wolvega,

De Brogge3r
Gorissen, B.M.C.; 2008; 3706
aa Zeist, Laan van

V0llenh0ve620-bis
Hietberg, B.H.; 2008; 7555
ls Hengelo,

Schneiderstraat 48
Kan, mevr. C.M. van; 2008; 2253
|a

Voorschoten, Leidseweg 22g
Laan, mevr. B.L. van der; 2008; 3523
gw

Utrecht, Looplantsoen 82
Louw, mevr. M.D.E. de; 2008; 6093 cv

Heythuysen, Kloosterstraat 55
Noordman, mevr. I.W.J.; 2008; 8181 ws Heerde,

Heetkamp 24
Penterman, mevr. P.A.A.; 2008;
7255 cn

Hengelo, Kerkekamp sr
Peters, mevr. M.L; 2008; T4H
i ts Olds, Alberta,

Canada, RR4, Site 8, Box 10
Saris, mevr. J.R; 2006 Gent; 1775
pp
Middenmeer, Alkmaarseweg 9
Wagenaar, mevr. M.; 2008; 2871
al

Schoonhoven, Langeakkerweg 19
Wever, mevr. S.J.; 2008 Gent; 8131 RV Wijhe,
Hamelweg 20

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aan-
genomen:
Goor, R.A. van; 3571 sk Utrecht, Willem

Schuylenburglaan 66
Hoogstraten, mevr. T.A.S.; 3707
bl Zeist,

Boulevard 25
Miedema, mevr. M.J.A.; 3584
dx Utrecht,
Salamancapad 233

Overlijdensberichten:

Op 30 januari 2009 J. Dersjant te Buren
Op I februari 2009 M.G.M. Brinkhoff te

Dinxperlo
Op 4 februari 2009 H.B.M. Overhaus te
Ouderkerk aan de Amstel

JUBILEA

16 maart, A.J.M. Meesters te Roosendaal, 25 jaar
31 maart, C.H. van Wees te Warffum, 40 jaar
31 maart, |.H. van Til te Gieten, 40 jaar

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
01-04-20091 maandag 116-03-2009
15-04-20091 maandag 130-03-2009
0i-05-2009ldinsdagl 14-04-2009
15-05-20091 maandag 12 7-04-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

200Ç
Maart

17-21 European Comittee of the Association of
Avian Veterinarians
(EAAv)-conferentie.
Locatie: Congreshotel Ter Eist te Edegem. Het
volledige congresprogramma, met het sociaal
programma, verdere informatie en het
inschrijvingsformulier kunt u terugvinden
op de website www.eaavbelgium.be.
19 Symposium 2009 \'Beroepsaansprakelijkheid
in de praktijk\',
kn m vd in samenwerking met
Proteq Dier en Zorg. Locatie: Van der Valk,
Houten. Programma, prijzen en datum
worden bekendgemaakt.
21 K9 Insight Out! Congresdag over endocrino-
logische problemen bij de hond met David
Church (
uk). Peter Graham (uk), Sylvie

Daminet (b) en Hans Kooistra (nl). Locatie:
Hoofdkantoor
a b n - a m ro , Amsterdam.

24 Symposium ggl-Boehringer: \'Hoe zeer doet
pijn?\'. Locatie: Mercure Hotel, Deventer. Tijd:
13.00 uur tot r7.oo uur. Aansluitend
alv van
de
ggl.

Vergaderingen 8; Bijeenkomsten

2009
Maart

3 Klinische avond Paard georganiseerd door
GD, Pavo en Virbac.Locatie: Stal IJsbrand
Cardon Den Hoorn (West).

4 \'ggp goes western\'. Voorjaars alv van de ggg
en minisymposium \'Neuroleptanalgesie bij
het paard onder praktijkomstandigheden\'.
Locatie: Zaal Kerkzicht, Loosbroek. Tijd:
alv
10.00 tot 12.00 uur, symposium 15.00 tot
18.00 uur. Kosten:
ogp-leden 50 euro,
studenten 25 euro, niet-leden 75 euro.

12 Voorjaars Algemene Ledenvergadering 2009
ggg. Locatie: knmvd. Houten.Tijd: 20.00 tot
21.30 uur.

17 Voorjaarsbijeenkomst van de regio Zuid op
17 maart 2009 zal plaatsvinden. Locatie Best
Western Hotel Berkel-Enschot tijdstip 19.30
tot 23.00 uur.

17 Boehringer Cardiologie Avond. Thema: How
to manage congestive heart failure in dogs?:
that\'s the
guESTion! Locatie: Van der Valk
hotel "Stein-Urmond" te Urmond. De

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 238-

lezingen starten om 19.15 uur en duren tot
2r.45 uur. Er zijn aan deze avond geen
kosten verbonden. Voor opgave:
vetmedicadialk.boehringer-ingelheim.com
of telefoonnummer 072-566241 r (Nanouk
van Eijk of Cindy Schoonhoven).
24
alv ggl. Locatie: Mercure Hotel, Deventer.

Cursussen

2009
Maart

3 Cursus \'fei-paspoortdierenarts\' onder
leiding van dr. M.M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan. Deelnemers
worden opgenomen op de
knhs-lijst van
fei-paspoortdierenartsen. Deelname aan de
cursus kost 75 euro. De cursusavond begint
om r 9.30 uur en duurt tot 2 2.00 uur. U vindt
het inschrijfformulier op de
knm vd-
website. De inschrijving sluit op donderdag
26 februari.

4 De internistische spoedpatiënt. Spreker:
Ciara Valtolina. Tijd: r4.oo tot 20.00 uur.
Locatie: collegezaal departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Universiteit Utrecht. Kosten: r 50 euro.

4,5, r2 Cursus functioneringsgesprekken bpw.
Locatie: Eindhoven (4 maart), knmvd,
Houten (5 maart), Zwolle (r2 maart). Tijd:
9.00 tot r6.30 uur. Kosten voor BPW-leden
en sponsors 295 euro, voor niet-leden 395

euro. Aanmelding via website of via
telefoon (015) 21 91 390.

7 FelCan Kattendag. Locatie: Utrecht. U vindt
het programma op de
knmvd-website.

19 Symposium 2009; \'Beroepsaansprakelijk-
heid in de praktijk\'. Op r 9 maart 2009
organiseert de
knmvd in samenwerking
met Proteq Dier & Zorg een symposium dat
geheel in het teken staat van de veterinaire
beroepsaansprakelijkheid. Medio januari
worden het programma, de prijzen en de
datum waarop de inschrijving wordt
geopend, bekendgemaakt. Wij houden u via
de website, nieuws-e-mails en het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde op
de hoogte.

Dierenkliniek Hellendoorn is een dierenartsenpraktijk waar
elf dierenartsen werkzaam zijn in de sectoren varkenshouderij,
rundveehouderij, kleine huisdieren en paarden. Wij zijn op zoek naar

een fulltime dierenarts met passie voor varkens (m/v)

Wij hebben een innovatief samenwerkingsverband met drie praktijken:
De Oosthof. In totaal werken daar ruim dertig dierenartsen.

Wat biedt de Dierenkliniek Hellendoom/De Oosthof haar klanten en jou
aan:

- Diergeneeskundige dienstverlening op basis van diersoortdifferentiatie
met een hoog kennisniveau. Door onderlinge kennisuitwisseling tussen
onze dierenartsen kunnen we juist op de snel groeiende varkensbedrijven
een waardevolle bijdrage leveren.

- Onze diensten zijn onder te verdelen in enerzijds rendementsverbete-
ring op basis van kennisoverdracht en anderzijds full service dierenarts
op regionale bedrijven.

- Onze aanpak is gericht op preventie door management en vaccinatie en
wij streven een bewust antibioticumgebruik na.

- Professionele marktbenadering doordat onze interne en externe
marketing wordt gedaan door iemand die daarvoor is opgeleid. Dit leidt
vanzelfsprekend tot groei van onze praktijk.

- Enthousiaste en ambitieuze collega\'s die zich bezig houden met die
zaken waarvoor ze zijn opgeleid, namelijk diergeneeskunde (zonder lange
reistijden).

- Voor meer informatie zie: www.dierenkliniekhellendoom.nl of www.
deoosthof.nl.

Denk je te passen in een werkomgeving zoals beschreven, heb je passie
voor varkens en wil je graag wonen in een erg mooi deel van Nederland,
richt dan je sollicitatie aan Johan Kamp, Dierenkliniek Hellendoorn,
Ommerweg 54, 7447
rg te Hellendoorn. Of e-mail aan j.kamp@
dierenkIiniekhellendoorn.nl.

Dierenkliniek
f? Hellencloom

De dap Heerde Epe is een stabiele praktijk van vier dierenartsen en
zes assistentes op de Noord-Oost Veluwe. Er wordt gewerkt vanuit
twee moderne klinieken. Wij werken licht diersoortgedifferentieerd
en richten ons vooral op de lokale gezelschapsdieren en landbouw-
huisdieren.

In verband met het naderende vertrek van onze (rundvee)collega zijn
wij op zoek naar:

Een enthousiaste collega rundvee (m/v)

Wij vragen:

- Ervaring (B-dierenarts);

- Eigen inbreng;
-Teamgeest;

- Klantgerichtheid;

- Participatie in de dienstregeling;

- Affiniteit met gezelschapsdieren is een pré.

Wij bieden:

- Prettige werksfeer;

- Goed team;

- Eventueel parttime dienstverband;

- Ruime inwerkperiode;
-Arbeidsvoorwaarden volgens
cao;

- Ruime ontplooiingsmogelijkheden;

- Prachtige woon/werkomgeving.

Uitbreiding van de arbeidsrelatie door associatie behoort tot de
mogelijkheden.

Wij nodigen u uit om binnen twee weken uw sollicitatie te richten

aan: dap Heerde Epe, Vosbergerweg 6,8t8i jh te Heerde of

Per E-mail: vacature@dieren-en-artsen.nl

Voor informatie kunt u, op werkdagen tussen 8.00 en 9.00 uur,

contact opnemen met een der dierenartsen.

Telefoon praktijk: 0578 69t 368.

-ocr page 239-

2 SOORTEN DERMATITIS
ONTELBARE HONDENRASSEN

jfungaal
i^onazoi

lontrole van seborroeïsche dermatitis bij de hond

tsezia pachydermatis en Staphylococcus intermedius)

I behandeling van Microsporum Canis infecties bij de kat

kzame bestanddelen: chloortiexidine 2% w/v, miconazol 2% w/v. Indicaties: voor de behandeling en tiet onder controle houden van
hyóermatis en S. intermedius bij honden. Als hulpmiddel bij de behandeling en het onder controle houden van ringworm t.g.v. M. canis i.c.m.
ond: was 2 maal per viieek totdat de symptomen afnemen, daarna wekelijks of zo vaak als nodig om de symptomen onder controle te houd-
en of zoveel langer totdat de vachtkweek negatief is voor
M. canis. De maximale periode van gebruik mag niet langer zijn dan 16 weken,
izonder honden met atopieen katten met een allergische huidaandoening kunnen een voorbijgaande pruritus en/of erythemateuze reactie

\\

\\

A

Dechra

Veterinary Producti

ontwikkelen na behandeling. In uitzondenijke omstandigheden kan er na behandeling bij honden en katten een huidreactie optreden üeuk, roodheid).
Informatie; Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl0dechra.com - tel 31 (0) 76 - 531 79 77

-ocr page 240-

RISICO\'S REDUCEREN BEGINT MET

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

www.intervet.nl

TOEKOMSTGERICHT VACCINEREN

nieuw. Nobivac Tricat Trio
3 jaar in^munUeitsdu^.^^

d nieuws voor katten die alles uit hun 9 levens\'
halen. De vernieuwde Nobivac® vaccinreeks voor katten
biedt nu een geregistreerde immuniteitsduur van 3 jaar
tegen kattenziekte én rabiës. Deze langere immuniteit
brengt een nieuwe horizon in beeld voor praktijken die
doelgericht, lees toekomstgericht willen vaccineren

Wilt u het nieuwe Nobivac* vaccinatieschema bij u in de

praktijk introduceren? Neem dan contart op met uw Rayon

Manager of bel Intervet/Schering-Plough Animal Health

Nobivac Tricat Trio: Actieve immunisatie van katten vanaf de leeftijd van 8-9 weken tegen feline calicivirus (FCV), feline herpesvirus type ^ (FHV) en
feline panleukopenie virus (FPLV).
Contra-indicaties: Niet gebruiken tijdens dracht en lactatie. Bijwerkingen: Een lichte, pijnlijke zvrelling op de
injectieplaats, een lichte verhoging van de lichaamrtemperatuur (tot en soms niezen, hoesten, neusuitvloeiing en sloomheid of verminderde eetlust
kunnen gedurende 1-2 dagen voorkomen.
Registratie: REG NL 10471 UDD. Zie voor volledige informatie de bijsluiter.

-ocr page 241-

deel 134 - aflevering 6 • i5 maart 2009

Tijdschrift voorH
Diergeneeskunde

KNMvD

Botspecifieke biomarkers
osteocalcine en C-telopep-
tide in bloed van zeugen
na verstrekking van
calcium en vitamine D

Beheersing van mrsi in de
gezelschapsdierenpraktijk

Antibioticumresistentie
in de dierhouderij

In vijf stappen naar een
veiligere praktijk

koninkliike nederlandse maatschappii voor diergeneeskunde

-ocr page 242-

HET GEVECHT MET CLOSTRIDIUM WINNE!

inrpf

CLOSTRIDIUM

C. perfringens

type

C. perfringens

types

r. perfringens

typec

C. perfringens

typeD

Efficiënte bescherming
tegen de
10 belangrijkste
Clostridia

CoveKin* 10 Suspensie voor injectie «Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik • REG NL 10221-UDD «Werkzame bestanddelen: (antistoftiter/ml):
C.
perfringens type A toxoid 20,5 E-C. perfringens type B & 0 (P) toxoid al 8,2 lE-C. perfringens type D(e) toxoid £5,3 lE-C. chauvoei geïnactiveerde
cultuur conform Ph.Eur-C.
novyi toxoid 23,8 lE-C. septicum toxoid 24,6 lE-C. tetani toxoid 24,9 lE-C. sordellii toxoid 24,4 E-C. haemolyticum
toxoid 217,4 E. «Doeldier Schapen en rundvee «indicaties: Voor de actieve immunisatie van scfiapen en rundvee tegen ziekten geassocieerd
met infecties veroorzaakt door
Clostridium perfringens type A, C. perfringens type B, C. perfringens type O, C. perfringens type D,
Clostridium chauvoei, Clostridium novyi type B, Clostridium septicum, Clostridium sordellii en Clostridium haemolyticum en tegen
tetanus veroorzaakt door
Clostridium tetani. Voor de passieve immunisatie van lammeren en kalveren tegen infecties veroorzaakt door
de hierboven vermelde Clostndiumbacteriën (uitgezonderd C.
haemolyticum bij schapen). Immuniteit wordt 2 weken na de
basisvaccinatie verkregen. Immuniteitsduur: zie bijsluiter.
«Toedieningswijze en dosering: Schudden voor gebruik. Subcutane
injectie. Schapen vanaf een leeftijd van 2 weken:1 ml. Rundvee vanaf een leeftijd van 2 weken: 2 ml.
Basisvaccinatie: Twee
doses met een interval van
4-6 weken. Herhalingsvaccinatie: Een enkelvoudige dosis elke 6 tot 12 maanden. Gebruik
tijdens de dracht
tussen 8 en 2 weken vóór de partus om passieve bescherming van de jongen te verkrijgen via het
colostrum: zie bijsluiter. Niet mengen met andere vaccins of immunologische producten
«Contra-indicaties: Geen
«Wachttijd: Nul dagen «Bijwerkingen: Een lokale entreactie kan voorkomen. Zie bijsluiter «Speciale
waarscliuwingen:
zie bijsluiter. Bij gebrek aan specifieke gegevens wordt het gebruik van het vaccin
afgeraden tijdens het 1 e of 2e derde gedeelte van de dracht.
«Bewaren: tussen 2°C en 8°C.
Beschermen tegen vorst en licht. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren.
«Verdere informatie: zie bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratiehouder
(e-mail: info@pfizerah.nl).
«Registratieiiouder: Pfizer Animal Health BV-
Postbus 37 - 2900 AA Capelle a/d IJssel - Nederland.

c VDorw

Pfizer Aniiiial Health

Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.nl
© 2009 Pfizer Animal Health b.v.,
® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 243-

What\'s in it for me?

Als er vroeger iets te vieren was, of als de sportvereniging of school een uitstapje
organiseerde, was ik graag van de partij. Naast de gebruikelijke voorbereidingen
van een cadeautje regelen of een lunchpakket klaarmaken, kwamen daar
(ongevraagd) dan ook de nodige adviezen van mijn ouders bij. Mijn vader
beperkte zich tot iets van "veel plezier" en "gedraag je netjes", enfin, het soort
opmerkingen dat ik mijzelf ook tegen mijn kinderen hoor bezigen. Mijn moeder
voegde er echter steevast een andere aan toe: "Als jij ervoor zorgt dat het voor de
anderen een leuke dag wordt, dan heb je zelf ook plezier!"

Hoe anders gaat het er nu aan toe. Als mensen opgeroepen worden om
vrijwillig ergens aan deel te nemen, zie je al snel "what\'s in it for me?" als wolkje
boven hun hoofd verschijnen. Hobby- en sportverenigingen maken moeilijke
tijden door omdat ze - als ze al voldoende mensen bereid gevonden hebben
plaats te nemen in een bestuur - moeten constateren dat deze bestuurders niet
uit verenigingsbelang handelen, maar hun eigen belangen laten prevaleren.
Bereidheid van collega\'s om werk van elkaar over te nemen is aanwezig, het
moet echter de persoonlijke agenda\'s niet te veel frustreren. Als vervolgens een
appèl wordt gedaan op onze beroepsgroep om te helpen een maatschappelijk
probleem op te lossen zoals antibioticagebruik bij landbouwhuisdieren, het al
dan niet toestaan van ritueel slachten, euthanasievraagstukken enzovoort, dan
zie je een aantal mensen snel naar de buurtcollega kijken. Als aan dat oplossen
van dat maatschappelijk probleem niets te \'verdienen\' valt, is de vraag \'what\'s in
it for me?\', snel beantwoord. Het is maar goed dat de bestuurders die deze
mensen vertegenwoordigen hun verantwoordelijkheid oppakken, getuige ook
het standpunt dat de
knmvd uitdroeg bij het rondetafelgesprek met de Tweede
Kamercommissie van Landbouw, waaraan Hugo de Groot in zijn stuk refereert.

Maar genoeg gemoraliseer De redactie is er in geslaagd een tijdschrift samen
te stellen met voor elk wat wils. U vindt onder andere bijdragen over botpara-
meters bij zeugen, over bestrijding van
mrsi in de gezelschapsdierenpraktijk,
negen samenvattingen van wetenschappelijke artikelen uit het
Vlaams
Diergeneeskundig Tijdschrift,
een boekbespreking over de Universiteit van
Onderstepoort en welke boeken u moet hebben over de geneeskunde van de
geit. Als uw carrière zich toespitst op enkele diersoorten of enkele delen van ons
grote vakgebied, kunt u zich dit keer terecht afvragen: een nieuw tijdschrift,
what\'s in it for me?

KNMvD

Veel leesplezier

Hetty van Beers

-ocr page 244-

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(|)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. L.A.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (communicatiemedewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. EJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Uan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Hingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift(Siknmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 5 n 606 ten name van de k n m v d ,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v, Postbus
30.3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 en c en e
bank n.v., Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.
59 936t 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
a e Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)419794 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschapKNMVD en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 245-

Deel 134 • Aflevering 6 • 15 maart 2009

wetenschap ..... Verloop van de botspecifieke biomarkers osteocalcine en C-telopeptide

in bloed van derde en oudere worps zeugen na gelijktijdige
verstrekking van extra calcium en vitamine D

G.H.M. Counotte, G. Groenland en N. Salden
Samenvattingen vdt

voor de praktijk ..... Beheersing van MRSI in de gezelschapsdierenpraktijk; overeenkomsten

en verschillen met mrsa

DJ. Houwers, E. van Duijkeren, J.A. Wagenaar en H.A. Nieuwendijk

in veterinair verband ..... Boekbespreking: Onderstepoort 1908-2008 RH Bool en J.M. van Leeuwen

Antibioticumresistentie in de dierhouderij; Can we change? Yes, we

must! Hugo de Groot
De beste boeken over geiten Daan Dercksen
Gesignaleerd Carolien de Jager
Uitgelicht: dr. Steph van Dieten

Ingezonden: Rituelen en ethiek; ritueel slachten of humaan doden?

/. Thuring

Ingezonden: Verantwoord antibioticumgebruik Gerwin Bouwhuis en
Mare Luijben

Verkoop antibiotica aan de veehouderij in 2008 met 12 procent gedaald

J.E Schutte

praktijk in bedrijf ..... In vijf Stappen naar een Veiligere praktijk Harm Hfluertowp

cursussen en congressen ..... \'Pijn in de praktijk\'opnieuw een groot succes ftiscfl/efwcfe

Alumnidag Diergeneeskunde in teken van de bouwstenen van het

veterinaire bestaan Marieke Veldman
De Veterinaire Praktijk- en Carrièrebeurs Aagje Hardeman

knmvd Ruud Leyendekker leidt het bureau van de knmvd

In memoriam de heer L.A. van Langeraad Nicole Mastenbroek

rubrieken Uit de redactie

Nieuws

Veterinair tuchtrecht
Nieuws uit de industrie
Voorzitterscolumn
Personalia
Deadline kopij
Doorlopende agenda

230

237

242

246
248

251

252

253

254

255
255

257

258

259

260

262

263

227
240

247

261

262

264
264
264

-ocr page 246-

Verloop van de botspecifieke biomarkers
osteocalcine en C-telopeptide in bloed
van derde en oudere worps zeugen na
gelijktijdige verstrekking van extra
calcium en vitamine D

G.H.M. Counotte G. Groenland " en N. Salden "

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 230-237
Oorspronkehjk artikel

samenvatting

Het onderzoek had twee doelen: i. onderzoek naar het
verloop van enkele botspecifieke \'biomarkers\' ten behoeve
van de diagnostiek van beenproblemen bij zeugen; 2. het
meten van de invloed van extra vitamine D/monocalcium-
fosfaat op de diagnostische botparameters en het aantal
doodgeboren biggen bij oudere worps zeugen.

De effecten van het gelijktijdig verstrekken van
monocalciumfosfaat gecombineerd met een enkele injectie
vitamine D-preparaat (gemiddeld 25
Mg/kg lichaamsge-
wicht vitamine D per zeug via een depotpreparaat) op de
botparameters werden bepaald bij derde en oudere worps
zeugen. De helft van een aselecte steekproef van de zeugen
kreeg één tot vijf dagen voor de partus via een depotinjectie
gemiddeld 33 maal de dagdosis extra vitamine D (proef-
groep). Tevens kregen deze zeugen van ongeveer drie dagen
voor tot drie dagen na de partus 20 gram monocalcium-
fosfaat extra per dag. De controlegroep was op beide
bedrijven even groot en kreeg geen behandeling.

De twee diagnostische \'biomarkers\' die als specifiek
voor het botmetabolisme worden beschouwd (osteocal-
cine = opbouw en C-telopeptide
(ctx) = botafbraak), zijn
gevolgd op twee praktijkbedrijven (vermeerderaars) bij
272 zeugen van 15 dagen voor de partus tot 4 5 dagen na de
partus. Tevens werd calcium en fosfor bepaald. Hiertoe
werd bloed verzameld van vijf zeugen per groep (vier
groepen: twee bedrijven, controle- en proefgroep per
bedrijf), op vier tijdstippen (vlak voor partus, twee tot drie
dagen na partus, drie weken na partus, één tot twee weken
na spenen). Steeds werden andere zeugen bemonsterd.

Het aantal geboren biggen, doodgeboren biggen en het
aantal gespeende biggen werd genoteerd per groep en
bedrijf.

i Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9,7400 aa Deventer,
g.counotte@gddeventer.com.

II De Heus Voeders bv. Ede.

De diagnostische \'biomarkers\' osteocalcine en ctx laten
bij zeugen een patroon zien vergelijkbaar met dat bij
muizen, schapen en geiten. Na de partus stijgt
ctx en daalt
osteocalcine, terwijl na het spenen
ctx weer is gedaald
naar de oorspronkelijke waarde en osteocalcine is ge-
stegen tot boven de oorspronkelijke waarde. De conclusie
is dat de twee \'biomarkers\' kunnen worden gebruikt om
het botmetabolisme van zeugen te bestuderen en even-
tuele botproblemen te diagnosticeren.

Er is een duidelijke relatie tussen het calciumgehalte in
het serum en
ctx. Het bedrijf met een laag calciumgehalte
bij de start laat in de proefgroep een significante calcium-
stijging zien. Bij het bedrijf met een normaal calcium-
gehalte bij de start is geen effect van behandeling te zien.

Op beide bedrijven was het aantal dgb vooral verhoogd
bij oudere worps zeugen. Op geen van deze twee bedrijven
kon het aantal doodgeboren biggen bij derde en oudere
worps zeugen worden verminderd door behandeling van
zeugen met vitamine D3 en monocalciumfosfaat vóór het
werpen. Ook het aantal gespeende biggen laat geen
significant verschil zien ten gevolge van de behandeling.

summary

Changes in blood concentrations of hone-specific biomarkers,
osteocalcin and C-telopeptide, in third or higher parity sows
after administration of calcium and vitamin D

The study had two objectives: i, to measure levels of two
bone-specific biomarkers, with a view to identifying sows with
leg problems; 2, to evaluate the effect of additional vitamin D/
monocalcium phosphate on the two bone-specific biomarkers and
the number of stillborn piglets.

Of 272 third or higher parity soius, 136 were randomly selected
to receive a high dose (33 times the normal dose) of vitamin D
(as depot) i to 5 days before parturition plus 20 g monocalcium
phosphate 3 days before and 3 days after parturition. The sows
in the control group received no treatment The housing and
feeding conditions of the two groups of sows were identical.
Blood samples were taken from five sows per group just before
parturition, 2-3 days afier parturition, 3 weeks after parturi-
tion, and I week after weaning for the measurement of osteocal-
cin (boneformation, osteoblastic activity) and C-telopeptide
(ctx, bone degradation, osteoclast activity), calcium, and
phosphorus. The total number of piglets bom, stillborn piglets,
and weaned piglets were registered per group.

-ocr page 247-

The bone metabolism of sows is comparable with that of mice,
sheep, and goats,
ctx levels increased and osteocalcin levels
decreased after parturition, and the reverse pattern was seen
after weaning, with a decrease in
ctx levels and an increase in
osteocalcin levels. Thus these two bone-specific biomarkers can be
used to monitor bone metabolism in sows. Serum calcium and
ctx
levels were clearly correlated. Blood calcium levels increased sig-
nificantly after treatment with vitamin D/monocalcium phosphate
in sows with low calcium levels at the start of the study but not in
soifs with normal calcium levels at the start of the study. Treat-
ment with vitamin D/monocalcium phosphate did not influence
the number of stillborn piglets or the number of weaned piglets.

inleiding

\'Biomarkers\' om botproblemen te diagnosticeren zijn sinds
enkele jaren commercieel verkrijgbaar (r). De toepassing
bij zeugen is echter nog niet beschreven. Zeugen hebben
rond en na de partus veel calcium nodig. De benodigde
hoeveelheid calcium is bij de moderne zeug groter dan via
het voer kan worden verstrekt. Het botmetabolisme moet
dit extra calcium aanleveren. Het skelet functioneert als de
opslagplek voor calcium: via het proces van \'botturnover\'
kan calcium worden opgeslagen en kan het ook weer
worden vrijgemaakt. Botturnover is een dynamisch proces,
dat in verschillende snelheden voorkomt gedurende de
verschillende levensfasen van de zeug. Het model voor
calciumhomeostase is weergegeven in figuur i. De functie
hiervan is waarschijnlijk het repareren van microfracturen
en andere schade aan het skelet. Het proces van bot-
turnover draagt ook bij aan het reguleren van de calcium-
concentraties. Hierdoor kunnen de calciumfluctuaties in
het serum klein worden gehouden. Dit is nodig om
essentiële lichaamsfuncties te onderhouden. Botturnover
bestaat uit twee aparte, aan elkaar gekoppelde processen.
De twee processen resulteren in het vrijkomen van
moleculen die in serum kunnen worden gemeten als
biochemische markers voor de botturnover. De parameters
die een goede indicatie geven van het botproces, zijn
osteocalcine (botaanmaak) en C-telopeptide
(ctx) (botaf-
braak) (i, 3). De mogelijkheid om calcium uit bot te
resorberen wordt minder naarmate de leeftijd toeneemt (2).

Daarnaast spelen er nog andere processen waarbij
calcium uit botten mogelijk van belang is. Op een groot
aantal bedrijven worden teveel doodgeboren biggen

O J (S)

bot

Calcium

ro.

nier unne

Ca

geregistreerd. Dit probleem wordt vooral gemeld bij
oudere worps zeugen. Gemiddeld werden in Nederland in
de periode i juU 2006 tot en met 30 juni 2007 12,5 levend
geboren biggen
(lgb) geboren en 1,0 doodgeboren biggen
(dgb) (bron: Bedrijfsvergelijking Agrovision bv). In de
literatuur wordt een calciumtekort genoemd als een
belangrijke oorzaak van een te geringe spiercontractie van
de baarmoederwand (4). Hierdoor zou het geboorteproces
verlengd zijn. Een verlengd geboorteproces kan resulteren
in een verhoogd aantal
dgb. Het belang van het vanaf
enkele dagen voor de geboorte overschakelen van dracht-
naar lactovoer (met een hoger calciumgehalte) waardoor
meer calcium beschikbaar komt, is bekend. Dit is echter
niet altijd afdoende.

Aangezien dgb meer voorkomen bij oudere worps zeugen,
zou het kunnen worden verklaard door een verminderde
regulatie vanuit het botturnoverproces. Een verlaagde
botturnover zou een verklaring kunnen zijn voor een
verhoogd aantal
dgb. De andere mogelijkheid voor een
calciumtekort gedurende het geboorteproces is gelegen in
een te lage absorptie van calcium uit de darmen, ondanks
een hoog aanbod. Vitamine D is nodig voor de opname van
calcium uit het maagdarmkanaal (5). Een verhoging van vita-
mine D zou dan moeten resulteren in een verhoogde opname
van calcium uit het voer en dus een verlaging van het aantal
DGB. Voor mengvoeders voor zeugen bestaat in de Europese
Unie een wettelijke richtlijn voor de toegestane hoeveelheid
vitamine D3 (2000
ie per kg voer = 50 Mg/kg vitamine D2 of
vitamine D3 per kg voer). Dit komt overeen met 0,5 tot 1,5
microgram per kilogram (Hg/kg) lichaamsgewicht per dag.
Het niveau waarop vitamine D3 schadelijk wordt, ligt voor
varkens rond 250 Mg/kg lichaamsgewicht (6).

Het doel van deze proef was op de eerste plaats het
onderzoek naar het verloop van de botparameters voor,
tijdens en na het werpen ten behoeve van de diagnostiek
van botmetabolisme bij zeugen.

Het tweede doel was om de invloed te onderzoeken van
het gelijktijdig verstrekken van monocalciumfosfaat
(monocal) gecombineerd met een injectie met een
vitamine D-preparaat (waarbij gemiddeld éénmalig 25
Mg/kg lichaamsgewicht wordt toegediend via een depot-
preparaat), op de diagnostische botparameters en het
aantal
dgb bij oudere worps zeugen.

materiaal en methode

Bedrijven

De proef werd uitgevoerd op twee vermeerderingsbedrijven
(B en S), met 540 respectievehjk 230 zeugen (Topigs 20 x
Tempo). De bedrijfskenmerken zijn vermeld in tabel i. Op
beide bedrijven werden de zeugen een week voor de ver-
wachte werpdatum ingelegd in de kraamafdeling en kregen
ze vanaf dat moment lactovoer Het uitgangspunt was dat
beide bedrijven redelijk vergelijkbaar waren. Bij nadere ana-
lyse bleek dat echter niet het geval waardoor de resultaten
van beide bedrijven afzonderlijk zijn geanalyseerd.

Op bedrijf B werden de dragende zeugen gehuisvest in
zeugenboxen. Het dragend zeugenvoer was een \'lage

-ocr page 248-

Worpnr.

Bedrijf B

Bedrijf S

lgb

dgb

lgb

dgb

I

11,60

1,02

11.74

0,79

2

12,t4

0,84

13,11

0,71

3

12,76

1,16

13.73

1,02

4

12,97

0,98

14,00

0,93

5

12,73

1.39

14,81

1,08

6

12,15

1,56

13.54

1,05

7

11,66

1,89

14,25

0,93

8

ir,50

2.55

12,54

i.Sr

9

ri,i5

1,96

12,74

1,56

a ro

II,ro

I.7I

11,03

1,88

Gemiddeld:

12,20

1,30

12,96

1,09

Tabel i. Aantal levend geboren biggen (lgb) en dood geboren biggen (dgb)
per worpnummer op jaarbasis voor beide bedrijven.

kosten\'-voer. Het lactozeugenvoer was een standaard voer
De gemiddelde voeropname bedroeg i r 50 kilogram per jaar

Op bedrijf S werden de dragende zeugen gehuisvest in
groepjes van tien welke ad lib voer konden opnemen uit
een zogenaamde Vario Mix voerbak. Het dragend zeugen-
voer was een iets verzadigend voer Het lactozeugenvoer
was een goed lactovoer dat aansloot op het dragend
zeugenvoer De gemiddelde voeropname bedroeg 1200
kilogram per jaar

Dieren

Op de twee bedrijven (bedrijf B en bedrijf S) werden derde
en oudere worps zeugen (totaal 272 zeugen) ingedeeld in
een proef- en controlegroep op basis van het feit of het
identificatienummer in het oor een even (proefgroep)
respectievelijk een oneven (controlegroep) getal was.

Om de invloed van vitamine D en extra calcium op de
diagnostiek van botproblemen te onderzoeken, werden de
zeugen in de proefgroep bij inleg in de kraamafdeling
(ongeveer op dag 108 tot r ro) van de dracht geïnjecteerd
met 5 millihter vitamine D3 (vitamine AD3 80/40
pro inj.
van Alfasan, regnl 1970). Dit is een vitaminepreparaat dat
is toegestaan voor varkens met een vitamine D-gebrek. Op
deze wijze werd per zeug eenmalig 200.000 internationale
eenheden
(ie) vitamine D3 (cholecalciferol) geïnjecteerd.
De toegediende hoeveelheid is ongeveer een factor 33
meer dan de dagdosis die zeugen via het voer krijgen.
Tevens werd vanaf dag 112 van de dracht tot drie dagen na
het werpen 20 gram monocalciumfosfaat per zeug per dag
verstrekt als topdressing over het voer Dieren die vita-
mine D3 en monocal toegediend kregen, vormden de
proefgroep. De controlegroep bestond uit zeugen die geen
enkele behandeling kregen.

Op bedrijf B werd de proef uitgevoerd bij zeugen met
werpdatum r mei 2007 tot en met 29 juni 2007, op bedrijf
S bij zeugen met werpdatum 21 april 2007 tot en met 14
augustus 07.

Tijdens de proef werd bloed (serumbuizen) afgenomen
van steeds vijf zeugen per groep op vier tijdstippen (twee
bedrijven, twee groepen per bedrijf, vier tijdstippen, vijf
dieren per tijdstip = 2*2*4*5 = 80 waarnemingen in
bloed): één tot twee weken voor het werpen, één tot drie
dagen na werpen, drie weken na werpen voor het spenen en
één tot twee weken na het spenen. Per periode werden
andere zeugen bemonsterd zodat ieder dier slechts éénmaal
werd bemonsterd. Uit een vorig onderzoek bleek dat zeugen
binnen één groep en tijdstip homogeen verdeeld zijn. De
bemonsterde zeugen zijn dus een steekproef uit de groep/
tijdstip. Het bloed werd (zonder verschijnselen van stress) at
random afgenomen uit groepen dieren die aan de boven-
omschreven criteria voldeden. De bemonstering vond plaats
tijdens een of enkele bedrijfsbezoeken door een dierenarts.

Laboratoriumonderzoek

Na aankomst van het bloed in het laboratorium werd
serum bereid en dit werd bij -20 graden Celsius bewaard
tot de analyses werden uitgevoerd.

Calcium en fosfor werden in serum bepaald met de
standaardmethoden (Calcium met
icp, fosfor met kleur-
methode).

Osteocalcine en ctx werden bepaald met een Ehsakit
(beide van Nordic Bioscience Diagnostics:
nmio-osteo-
calcine- en CrossLaps-Elisa).

De bruikbaarheid van de bepaling van osteocalcine en
ctx voor varkens werd van te voren getoetst door gebruik
te maken van serummonsters van zeugen (25 dieren,
afkomstig van meer dan ro bedrijven). Hierbij werden
kruisreactiviteit, invloed van hemolyse, invloed van
bewaartijd, lineariteit, bepalingsgrens en precisie van
beide Elisa\'s bepaald. De gebruikte reagentia hebben
voldoende kruisreactiviteit tegen osteocalcine en
ctx van
zeugen en zijn voldoende betrouwbaar voor gebruik bij
zeugen.

Statistische berekeningen

Statistix 8 (Analytical Software) werd gebruikt als statis-
tisch programma. De ongepaarde Student-t-toets werd
toegepast voor het toetsen van verschillen tussen groepen
en bedrijf. Tevens werden grafieken, regressielijnen en
het betrouwbaarheidsinterval van de lijn gemaakt en
berekend met het grafische programma SigmaPlot (versie
8) van
spss.

resultaten

Aangezien de twee bedrijven niet vergelijkbaar waren, zijn
alle resultaten per bedrijf vermeld. De algemene ken-
getallen voor beide bedrijven staan, afhankelijk van de
behandeling met vitamine D/monocalciumfosfaat
(=proefgroep), vermeld in tabel 2 (2 A voor bedrijf B en 2 B
voor bedrijf S). In deze tabel zijn ook de gemiddelde
bloedwaarden vermeld. Op beide bedrijven was geen
significant effect op het aantal
lgb of dgb aan te tonen van
een behandeling met extra vitamine D.

De gemiddelde gehalten van calcium, fosfor, osteocal-
cine en
ctx per periode en afhankelijk van de behandeling
zijn per bedrijf weergegeven in figuur 2. Osteocalcine
varieert meer bij bedrijf B terwijl
ctx bij bedrijf S meer
varieert. De calciumwaarden van bedrijf S (2,37 mmol/L)
zijn voor het werpen significant lager (p < o,oor; Students-
t-toets) dan bij bedrijf B (2,66 mmol/L). De schommelingen
in de fosforwaarden zijn ook bij bedrijf S groter dan bij
bedrijf B. Bij bedrijf S heeft de onbehandelde groep een

-ocr page 249-

bedrl|(B

3.4 •

32-

1

3.0 ■

Ê

£

2.8 ■

2

2.S

0

2.4

22

2.0 •

ÜL

I controlegroep
I pfoetgroep

bedrijf B

bedhIfS

O 10 20

dagen tov partus

-20 -10

I controlegroep
I proefgroep

bedrf S

3 2

O

3 2
ê

Lu

A

I

O 10 20

dagen tov partus

30 40

-20 -10

O 10 20

dagen tov parlus

-20 -10

I controlegroep
I proefgroep

I controlegroep
I proefgroep

bedrijlS

bedrijf B

I

I i t

LLi

■20 -10

10 20
dagen tov partus

-20 -10

O 10 20

dagen tov partus

I controlegroep
I oroetaroeo

bedrilfS

J

i

3.5-

3.0

0 2.5

e

1
li.

1

1.5 ■

1

1.0

1

-20 -10

10 20 30 40

dagen tov partus

conlroleoroep
proefgroep

Figuur 2. Bloedwaarden (osteocalcine, ctx, calcium en fosfor) van twee bedrijven (B en S) per periode (i tot en met 4) en per behandeling (controlegroep
en proefgroep: gemiddelde en éénmaal standaardafwijking).

-ocr page 250-

aantal zeugen in proef

LGB
dgb

gespeend

Calcium (mmoi/L)
Fosfor (mmol/L)
Osteocalcine (Mg/L)
ctx (Mg/L)

Controle

Proef

p-waarde

N

Bedrijf S

Controle

Proef

p-waarde

N

79

82

aantal zeugen in proef

57

54

12.3

12,4

0,84 (NS)

80

LGB

13.1

12,4

0,26 (NS)

56

1.5

1,8

0,33 (NS)

80

DGB

r,t

1,1

0,94 (NS)

56

10,9

ri,o

0,80 (ns)

80

gespeend

ro,8

tr,o

0,69 (NS)

56

2,70r

2,746

0,38 (NS)

40

Calcium (mmol/L)

2.567

2,808

0,08

40

1,870

1,800

0,45 (NS)

40

Fosfor (mmol/L)

2,148

t,7r2

0,12 (NS)

40

10,565

9.095

0,25 (ns)

40

Osteocalcine (Mg/L)

8,622

8,288

0,81 (ns)

40

0,536

0,487

0,71 (NS)

40

CTx (Mg/L)

1.369

1,646

0,48 (NS)

40

Tabel 2b. Kengetallen (gemiddeld) van bedrijf S.

Bedrijf B

Tabel 2a. Kengetallen (gemiddeld) van bedrijf B.

lagere calcium- en een hogere fosforwaarde direct na de
partus.

Voor beide bedrijven geldt dat uit de grafieken in figuur
2 blijkt dat na de partus osteocalcine in serum daalt om na
het spenen weer te stijgen,
ctx (botafbraak) stijgt na de
partus en daalt na het spenen.

Er blijkt een duidelijke relatie te bestaan tussen de
calciumconcentratie in serum en de
ctx-waarde in serum.
Hogere
ctx-waarden komen significant overeen met
hogere calciumwaarden bij bedrijf S (correlatiecoëfficiënt
= 0,769). De correlatie is bij bedrijf B een stuk lager (0,257),
doordat de spreiding in
ctx ook lager is. Dit is grafisch
weergegeven in figuur 3.

Er is een goede negatieve correlatie (r = -0,716) tussen
calcium en fosfor in serum bij zeugen van bedrijf S (figuur
4). Daardoor is er ook een goede correlatie tussen
ctx en
fosfor: bij hogere
CTx-waarden worden lagere fosforwaar-
den gevonden. De correlatie tussen calcium en fosfor bij
bedrijf B is lager omdat ook hier weer de spreiding van
zowel calcium als fosfor lager is.

Aangezien osteocalcine wordt beschouwd als een
diagnostische parameter voor botopbouw en
ctx als
parameter voor botafbraak, mag men een negatieve
correlatie tussen deze twee parameters verwachten. Dit is
te zien in figuur 5. De relatie is echter niet lineair Bij
gehalten boven de r 5 |jg/L osteocalcine is er geen verband
tussen osteocalcine en
ctx. Bij lagere gehalten wel. Een
kwadratische functie beschrijft de relatie tussen beide
parameters (p< 0,001) waarbij de waarden voor bedrijf B
minder uitgesproken zijn door de kleinere variatie in
ctx.

4,0 -

Het effect van een vitamine D/monocal-behandeling op
het calciumgehalte in het serum is te zien in figuur 6. Bij
bedrijf B is geen effect te zien van vitamine D/monocal op
het gemiddeld calciumgehalte direct na de partus terwijl
bij bedrijf S een significant verschil te zien is in het
calciumgehalte van het serum (controlegroep 2,26 en
proefgroep 2,58 mmol/L, p<0,05, n = 15).

DISCUSSIE

Het botmetabolisme wordt gekenmerkt door aan de ene
kant de aanmaak (door
Osteoblasten) en aan de andere
kant de afbraak (door osteoclasten), waarbij botcollageen
vrijkomt. Osteocalcine (i) is een klein eiwit (vitamine
K-afhankelijk) dat alleen wordt aangemaakt in
Osteoblas-
ten en megakaryocyten. Daarom wordt osteocalcine
beschouwd als een diagnostische parameter voor de
botopbouw. Collageen type r maakt meer dan 90 procent
uit van de organische botmatrix. Bij botafbraak komt dit
collageen vrij en wordt omgezet in telopeptide (type
collageen i) dat kan worden gemeten in de vorm van
ctx
(i). Daarom wordt ctx beschouwd als een goede diagnosti-
sche parameter voor de botafbraak. Bij zeugen was nog
niet vastgesteld of osteocalcine en
ctx kunnen worden
gebruikt als diagnostische parameters voor botmeta-
bolisme. In deze experimenten laten osteocalcine en
ctx
een patroon zien dat vergelijkbaar is met het patroon
gevonden bij de muis (7) en bij schapen en geiten (3): na de
partus stijgt de
ctx-waarde en daalt de osteocalcinewaar-
de. Dit herstelt zich gedurende de melkproductie als de
energiebalans weer positief wordt (bij schapen en geiten)

3,5 ■

,0-6-\'

I 3.0 ■
B
¥

H 2.5-
{0
O

O

^■P O

-O
O

2,0 ■

Figuur 4
bedrijf B:
bedrijf S:

cP

• Bedrijf B
O Bedrijf S

1,5 ■

Figuur 3. Relatie tussen calcium en CTx in serum van alle zeugen.
bedrijfB:Ca
= 0,052 *ctx -1- 2,701 (r = o,r63)
bedrijf S: Ca = 0,269
* ctx 2,268 (r = 0,769)

-ocr page 251-

3,2

3,0 -

2,8

2.6

.3 2,4

2,2

2.0

bedrijf B

-0- bedrijf S

1 tot 3 dagen na partus

0 1

controle (0) of proef (1)

Figuur 6. Effect van behandeling met vitamine D / monocal (= proef) op
gemiddelde calciumgehalte (per bedrijf) vijf tot tien dagen na toediening.

5,0

• Bedrijf B
O Bedrijf S

O

O O

O

of als de melkproductie stopt (muizen). De gemeten
concentraties osteocalcine zijn vergelijkbaar met die van
andere diersoorten (tussen de 7 eni5 Mg/L). Ook de
ctx-concentratie in het serum van zeugen is vergelijkbaar
met die van andere diersoorten (tussen de 0,4 en 4,0 Mg/L)-

Calcium is negatief gecorreleerd met fosfor in het
serum. Dat kan worden verklaard uit de productie van
biest en melk. In biest zit ten opzichte van serum meer
fosfor dan calcium (8). De molaire verhouding Ca: P in
serum hgt rond de 1:0,9 terwijl die in biest 1:1,4 is en in
melk 1:0,7. In botten is de verhouding Ca: P 1:0,6. Daarom
zal bij het vrijkomen van calcium uit botten te weinig
fosfor mee komen om de behoefte te dekken. Als de vraag
naar fosfor groot is, komt veel calcium en fosfor uit
botmateriaal vrij en zal relatief veel calcium achterblijven
in het serum. De sterke stijging van fosfor bij de onbehan-
delde dieren bij bedrijf S kan als volgt worden verklaard:
bij een onvoldoende aanbod van calcium via de darmen
(onvoldoende calcium en/of onvoldoende vitamine D in
het rantsoen) zal calcium uit de botten worden gemobili-
seerd. In voer is de gemiddelde molaire Ca: P-verhouding
1:0,4 terwijl in botten de molaire Ca: P-verhouding 1:0,6 is.
Indien het bot wordt gebruikt als calciumbron, zal er meer
fosfor in het serum komen dan wanneer het voeder als
calciumbron dient. Dit kan een verklaring zijn voor het
hogere fosforgehalte in serum bij onbehandelde dieren.

Fosforwaarden boven de 3,5 mmol/L wijzen op (tijde-
lijke) nierinsufficiëntie. Dit kon echter niet worden
aangetoond.

In dit experiment is de invloed van vitamine D en extra
calcium op diagnostische botparameters onderzocht. De
hypothese was dat extra vitamine D/monocal bij een laag
serumcalcium leidt tot een verhoogd serumcalcium en
minder botafbraak. Bij gebrek aan vitamine D wordt het
calcium uit het bot gebruikt als calciumbron (9). Ook
wanneer er te weinig calcium in het voer zit, wordt het
calcium uit het bot vrijgemaakt. Zelfs op korte termijn
(twee tot tien dagen) kan het proces van botopbouw al
worden omgezet naar botafbraak (10). Zo is er bij varkens
ook een regulerende werking van het calcium op de
aanmaak van vitamine D beschreven (i i). Vitamine D (in
de vorm van vitamine D2 of D3) is zelf niet actief. Vita-
mine D moet worden geactiveerd. De eerste stap vindt
plaats in de lever (omzetting naar mono-hydroxy-vitamine
D). Vervolgens wordt in de nieren het actieve 1,25-dihy-
droxy-vitamine D gemaakt (5). Dit gebeurt onder invloed
van het parathyroidhormoon
(pth) dat in de bijschildklier
wordt gemaakt. De aanmaak van
pth wordt verhoogd
zodra het calcium (of fosfor) gedurende twee tot drie
dagen verlaagd is in serum. Waarschijnlijk is dit ook de
verklaring van de gevonden effecten van extra vitamine D/
monocal bij de twee bedrijven. Op bedrijf B zijn de
calciumgehalten in het serum bij het begin van de proef
goed, terwijl bij bedrijf S het gemiddelde calciumgehalte
aan de lage kant is. Bij bedrijf B wordt geen effect gezien
van de behandeling terwijl op bedrijf S een significante
stijging van het calciumgehalte in het bloed te zien is.
Overigens worden er vraagtekens gezet bij de behoefte-
norm voor vitamine D bij mensen (12). Deze zijn mogelijk
te laag voor een optimale calciumbalans.

Zeer veel factoren hebben invloed op het botmeta-
bolisme. De belangrijkste factoren bij zeugen zijn voeding
(11), vitamine D (9), beweging (13,14), vetgehalte (15,16),
stress (17), vitamine K (18) en de werking van lever en
nieren (5).

Meer vet (en dus meer leptine) zorgt ervoor dat het
botmetabolisme wordt verlaagd (dus minder botopbouw
en minder botafbraak) (15,19, 20). Dat zou betekenen dat
zeugen met meer vet minder goed calcium uit de botten
kunnen vrijmaken als dat nodig is.

Acute stress zorgt voor een verhoogde botopbouw (17),
net als meer beweging (13). Dat betekent echter niet dat
rustig stilliggen per definitie slecht is voor botten. Beren in
winterslaap beschikken over een mechanisme waardoor
gedurende de vier tot zes maanden dat zij in winterslaap
zijn, de botopbouw toch doorgaat. Daardoor wordt
voorkomen dat zij ontwaken met dunne botten (14).
Gedurende de winterslaap is het osteocalcinegehalte in
het bloed van deze beren een factor vier hoger dan
normaal.

-ocr page 252-

Zeugen zijn echter geen beren en houden geen winterslaap.
Dit zou kunnen betekenen dat zeugen die meer beweging
krijgen, een betere botopbouw hebben dan dieren in
individuele huisvesting. Het gemiddelde osteocalcinege-
halte bij bedrijf S is echter bij het begin van de proef lager
(8,2 ng/L)dan bij bedrijf B (10,2 pg/L) terwijl
ctx bij bedrijf
S (0,96 Hg/L) significant hoger is ten opzichte van bedrijf B
(0,36 Mg/L)- Een goede werking van de lever en de nieren is
essentieel voor een goed vitamine D-metabolisme (5).
Wanneer er sprake is van leververvetting of nierontsteking
kan het gehalte 1,25-dihydroxy-vitamine D ondanks
verhoogde toediening toch te laag zijn. Er waren geen
aanwijzingen dat dit in dit experiment een rol heeft
gespeeld. Een laatste factor die mogelijk een rol speelt bij
het botmetabolisme, is de elektrolytenbalans
(deb) in het
voer. Twee onderzoeken wijzen echter uit dat dit voor
zeugen niet waarschijnlijk is (21, 22).

De conclusie is dat de diagnostische parameters van het
botmetabolisme van onderzochte zeugen op bedrijf B een
normaal patroon laten zien bij en dat de zeugen op bedrijf
S een verhoogde botafbraak vertonen. Een verklaring
hiervoor is niet gevonden. Bij individuele zeugen bestaat
een duidelijke relatie tussen het
ctx-gehalte in serum en
het calcium in serum (p<o,oooi) wat erop wijst dat een
groot deel van het calcium na de partus beschikbaar komt
vanuit de botten en niet vanuit het voer. Het calcium-
gehalte in het bloed werd in dit experiment alleen op het
bedrijf met een bij de start van de proef verlaagd calcium-
gehalte beïnvloed door de toediening van extra vitamine
D/monocal. Onze conclusie is daarom dat de botparame-
ters osteocalcine en
ctx goed bruikbaar zijn als diagnosti-
sche parameters voor zeugen.

Het tweede doel van deze studie was de invloed te
onderzoeken van het gelijktijdig verstrekken van mono-
calciumfosfaat (monocal) gecombineerd met een injectie
met een vitamine D-preparaat (waarbij gemiddeld
éénmalig 25 pg/kg lichaamsgewicht wordt toegediend via
een depotpreparaat), op de diagnostische botparameters
en het aantal DGB bij oudere worps zeugen. Twee praktijk-
bedrijven waren uitgezocht om dit uit te testen. We
probeerden twee gelijke bedrijven te selecteren. Na
analyse van de resultaten bleek echter dat de twee
bedrijven zodanig van elkaar verschilden dat ze apart
moesten worden geanalyseerd.

Bedrijf B heeft op jaarbasis 12,2 lgb met 1,3 dgb en
heeft vergeleken met het landelijke gemiddelde van
destijds een duidelijk verhoogd aantal
dgb. Bedrijf S ligt
met 13,0
lgb en 1,1 dgb niet duidelijk boven het landelijke
gemiddelde, zeker omdat bij grotere aantallen
lgb ook het
aantal
dgb stijgt. Op beide bedrijven was het aantal dgb
vooral verhoogd bij oudere worps zeugen. Op geen van
deze twee bedrijven kon het aantal doodgeboren biggen
bij derde en oudere worps zeugen worden verminderd
door de behandeling van zeugen met vitamine D3 en
monocalciumfosfaat vóór het werpen. Ook het aantal
gespeende biggen laat geen significant verschil zien als
gevolg van de behandeling. Het aantal gespeende biggen
lijkt ten gevolge van de behandeling iets verhoogd te zijn.

maar het verschil is niet significant. De hier gebruikte
dosering vitamine D is niet extreem hoog en ligt ruim (een
factor 10) onder de grens waarbij na zes weken dagelijkse
vitamine D-toediening effecten van vitamine D-overmaat
te zien zijn (minder groei, verlaagd levergewicht, calcifi-
catie van aorta, hart, nier en long) (6).

dankbetuiging

Zonder het werk van A. Koppejan (het uitvoeren van de
osteocalcine- en
CTx-bepalingen) zou dit onderzoek niet
hebben kunnen plaatsvinden. Dank aan E Bouwkamp en
A. Dirkzwager voor het kritisch meedenken bij het
experiment en doorlezen van het manuscript.

literatuur

1 Allen MI. Biochemical markers of bone metabolism in animals: uses
and limitations. Vet Clin Path 2003; 32 (3): 101-113.

2 Giesemann MA, Lewis A|, Miller PS and Akhter MP. Effects of the
reproductive cycle and age on calcium and phosphorus metabolism
and bone integrity of sows. [ Animal Sc 1998; 76:796-807.

3 Liesegang A, Risteli) and V^^anner M. Bone metabolism of milk goats
and sheep during second pregnancy and lactation in comparison to
first lactation. J Anim Physiol Anim Nutr (Berl) 2007; 91 (5-6): 217-225.

4 Wray S, Jones K, Kupittayanant S, Li Y, Matthew A, Monir-Bishty E,
Noble K, Pierce SJ, Quenby S and Shmygol AV. Calcium signaling and
uterine contractility J See Gynecol Investig 2003; 10 (5): 252-264.

5 European Commission, Health & Consumer Protection Directorate-
General, Directorate C - Scientific Opinions, C2 - Scientific Committee
on Food,
scF/cs/NUT/uppLEv/38. Opinion of the Scientific Committee
on Food on the Tolerable Upper Intake Level of Vitamin D. Final, r6
December 2002.

6 Toda X Ito M, Toda Y, Smith T and Kummerow F Angiotoxicity in
swine of a moderate excess of dietary vitamin D3. Food Chem Toxicol
1985; 23 (6): 585-592.

7 Ardeshirpour L, Dann P, Adams D|, Nelson T, VanHouten J, Horowitz
MC and Wysolmerski JJ. Weaning triggers a decrease in receptor
activator of nuclear factor-kappaB ligand expression, widespread
osteoclast apoptosis, and rapid recovery of bone mass after lactation
in mice. Endocrinology 2007; 148 (8): 3875-3886.

8 Hughes EH and Hart HG. Production and composition of sow\'s milk.
The Journal of Nutrition 1935; 9 (3): 311-322.

9 Shinchuk LM, Morse L, Huancahuari N, Arum S, Chen TC and Holick
ME Vitamin D deficiency and osteoporosis in rehabilitation
inpatients. Arch Phys Med Rehabil 2006; 87 (7): 904-908.

ro Kristensen M, Jensen M, Kudsk J, Henriksen M and Melgaard C.
Short-term effects on bone turnover of replacing milk with cola
beverages: a ro-day interventional study in young men. Osteoporos
Int 2005; r6 (r2): i8o3-r8o8.

11 Wuryastuti H, Stowe HD and Miller ER. The influence of gestational
dietary calcium on serum r,2 5-dihydroxycholecalciferol in sows and
their pigs. J Anim Sci r99r; 69 (2): 734-739.

12 Muskiet FAJ en Veer vd E. Vitamine D: waar liggen de grenzen van
deficiëntie, adequate status en toxiciteit? Ned Tijdschr Klin Chem
Labgeneesk 2007; 32: i50-r58.

r 3 Ischander M, Zaldivar F Jr, Eliakim A, Nussbaum E, Dunton G, Leu SY,
Cooper DM and Schneider M. Physical activity, growth, and
inflammatory mediators in BMI-matched female adolescents. Med Sci
Sports Exerc 2007; 39 (7): ri3i-tr38.

14. Donahue SW, Galley SA, Vaughan MR, Patterson-Buckendahl P,
Demers LM, Vance JL and McGee ME. Parathyroid hormone may
maintain bone formation in hibernating black bears (Ursus america-
nus) to prevent disuse osteoporosis. J Exp Biol 2006; 209 (Pt 9):
1630-1638.

15 Prouteau S, Benhamou L and Courteix D. Relationships between
serum leptin and bone markers during stable weight, weight
reduction and weight regain in male and female judoists. Eur J
Endocrinol 2006; 154(3): 389-395.

r 6 Elefteriou F, Takeda S, Ebihara K, Magre J, Patano N, Kim CAe, Ogawa Y,
Liu X, Ware SM, Craigen WJ, Robert JJ, Vinson C, Nakao K, Capeau J

-ocr page 253-

and Karsenty G, Serum leptin level is a regulator of bone mass, pnas
2004; loi (9): 3258-3263.

17 Patterson-Buckendahl F, Pohorecky LA and Kvetnansky R. Differing
effects of acute and chronic stressors on plasma osteocalcin and leptin
in rats. Stress 2007; 10(2): 163-172.

18 Vermeer C, [ie K-S G and Knapen MMj. Role of vitamin K in bone
metabolism. Annual RevNutr 1995; 15:1-22.

19 Blain H, Vuillemin A, Guillemin F, Durant R, Hanesse B, de Talance N,
Doucet B and [eandel C. Serum leptin level is a predictor of bone
mineral density in postmenopausal women. J Clin Endocrinol Metab
2002:87 (3): 1030-1035.

20 Tamura T, Yoneda M, Yamane K, Nakanishi S, Nakashima R, Okubo M
and Kohno N. Serum leptin and adiponectin are positively associated

with bone mineral density at the distal radius in patients with type 2
diabetes mellitus. Metabolism 2007; 56 (5): 623-628.

21 Budde RA and Crenshaw TD. Chronic metabolic acid load induced by
changes in dietary electrolyte balance increased chloride retention
but did not compromise bone in growing swine. J Anim Sei 2003; 81
(i); 197-208.

2 2 DeRouchey JM, Hancock JD, Hines RH, Cummings KR, Lee DJ,
Maloney CA, Dean DW. Park [S and Cao H. Effects of dietary
electrolyte balance on the chemistry of blood and urine in lactating
sows and sow litter performance. I Anim Sei 2003; 81 (i 2): 3067-3074.

Artikel ingediend: 24 januari 2008.

Artikel goedgekeurd: 11 februari 2009.

Samenvattingen vdt Mast cell leukemia in a dog

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschriften het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
hebben besloten samenvattingen
van gepubliceerde wetenschappelijke artikelen uit te
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op
een eenvoudige manier op de hoogte blijven van de
veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof dr. Aart de Kruif Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig

Tijdschrift

Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Het belang van mastitis bij
melkveevaarzen

S. Piepers, G. Opsomer, K. Supré, A. de Kruif en S. De Vhegher.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr loog; 78:3-9.

Intramammaire infecties (imis) bij drachtige vaarzen
kunnen de groei en ontwikkeling van het uierweefsel
verstoren en hebben mogelijk een negatieve invloed op de
uiergezondheid, melkproductie en langleefbaarheid. De
impact van vaarzenmastitis op de toekomstige prestaties
wordt beïnvloed door het tijdstip waarop de infectie
tijdens de ontwikkeling van het uierweefsel ontstaat en
door kiemspecifieke effecten, zoals de virulentie-
kenmerken van de mastitisverwekker zelf. Ook de
gastheer zelf speelt een rol. Op probleembedrijven
(bedrijven waar meer dan r 5 % van de vaarzen afkalft met
klinische mastitis of bedrijven waar meer dan r 5% van de
pasgekalfde vaarzen een celgetal heeft >r 50.000 cellen/ml,
zonder rekening te houden met metingen vóór de tiende
dag na het afkalven) kan het behandelen van de vaarzen
vóór het afkalven met lactatie- of droogstandspreparaten
enkel als tijdelijke maatregel worden voorgesteld. Dit
onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsbegeleiden-
de dierenarts. Deze aanpak moet echter steeds gepaard
gaan met een optimalisatie van het management en
betreft steeds \'off-label\' gebruik van antibiotica.

H. De Bosschere en S. Deloose. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2009:78:49-52.

Cutaneous mast cell tumors are common in dogs, but
systemic involvement is rare. In these rare cases, however,
neoplastic mast cells can appear in large numbers in the
peripheral blood, giving rise to mast cell leukemia or
systemic mastocytosis. In both cases, the liver, spleen and
bone marrow are often infiltrated with mast cells. Mast
cell leukemia originates in the bone marrow and is
characterized by a diffuse bone marrow infiltration with
mast cells. The present case report describes the results of
the blood cell count
(cbc), serum biochemical panel,
autopsy, histopathology and immunohistology of a
r4-year-old male Jack Russel terrier with mast cell leuke-
mia without cutaneous involvement.

Boosaardige catarraal koorts, een wolf
in schaapskleren

B Pardon, H. Nollet, S. Maes en P. Deprez. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 2009; 78:56-61.

De laatste jaren wordt in verschillende Europese landen
een stijgende incidentie van boosaardige catarraal koorts
(bck) bij runderen gemeld. De ziekte werd vroeger
gekenmerkt door een lage morbiditeit en een hoge
mortaliteit, maar tegenwoordig worden ook uitbraken
met hoge morbiditeit en mortaliteit beschreven in diverse
Europese landen, waaronder ook België en Nederland.
Deze evolutie maakt van
bck een aandoening met
mogelijk grote financiële gevolgen voor de veehouder

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de
huidige kennis van
bck met bijzondere aandacht voor de
epidemiologie, de diagnostiek en de preventie van de
ziekte.

-ocr page 254-

Variation in deficient serum vitamin E
levels and impact on assessment of the
vitamin E status in horses

K. Vanschandevijl, H. Nolkt, P. Deprez, C. Delesalle, L. Lefere,
J. Dewulfen G. van Loon. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009;
78:28-33.

A large fluctuation in normal serum vitamin E (alpha-
tocopherol) concentrations (> 2
|Jg/ml) has been demon-
strated in normal horses. The purpose of this study was to
verify the fluctuation in serum vitamin E in horses with
deficient levels (< 1.5 pg/ml) and to assess the diagnostic
value of a single serum sample to determine the vitamin E
status in a deficient horse. Serum vitamin E levels were
monitored over a period of 24 hours in 6 normal horses
and in 2 2 horses with clinical signs that may be related to
vitamin E deficiency.

The serum vitamin E levels varied widely within
each horse, and the coefficient of variation (cv) was
significantly larger in the deficient horses (mean cv: 41%),
compared to the horses with normal levels (mean cv:
14%). In a small proportion of the deficient horses, the
vitamin E levels varied from deficient to normal within 24
hours. The sensitivity of a single sample compared to the
\'true value\' determined by the average of the samples, was
91%. The sensitivity in case of 2 serum samples increased
to 97%. These findings suggest that single serum value
does not always provide reliable information about the
true vitamin E status in a deficient horse and analyzing 2
serum samples allows a more accurate estimation of the
vitamin E status. The conclusion therefore is that when
a serum vitamin E value > 1.5 Mg/ml is found in clinically
suspected horses, a second serum sample should be
evaluated.

De epidemiologie en aanpak van
mastitis bij melkveevaarzen

S. Piepers, G. Opsomer, K. Supre\', A. de Kruif en S. De Vliegher.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009; 78: ii-ig.

Intramammaire infecties (imis) bij drachtige en pas-
gekalfde vaarzen komen veel vaker voor dan vroeger werd
aangenomen. Coagulase-negatieve stafylokokken zijn de
meest voorkomende oorzaak van deze
imis maar ook
Staphylococcus aureus en omgevingsbacteriën zoals
Streptococcus uberis komen voor. Verschillende factoren
geassocieerd met het voorkomen van zowel subklinische
als klinische vaarzenmastitits werden geïdentificeerd op
bedrijfs- (bijvoorbeeld laag tankmelkcelgetal), vaars- (bij-
voorbeeld leeftijd bij afkalven) en kwartierniveau (bijvoor-
beeld aan- of afwezigheid van speenletsels) en kunnen ook
in de praktijk worden geïmplementeerd om de uierge-
zondheid bij vaarzen te verbeteren. Zo zijn het creëren van
een droge, propere en goed geventileerde omgeving voor
de vaarzen, het toepassen van een efficiënte vliegenbestrij-
ding en het supplementeren van mineralen en vitaminen
vóór het afkalven van primordiaal belang in het streven
naar een optimale uiergezondheid bij de vaarzen in het
begin van de lactatie.

Niet-infectieuze oorzaken van
biggensterfte vóór het spenen.
Deel I: oorzaken gelegen bij de big

R. Loncke, ]. Dewulf C. Vanderhaeghe, A. de Kruif en D. Maes.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009; 78:20-27.

Biggensterfte vóór het spenen is een belangrijk econo-
misch verlies in de varkenshouderij. Ze treedt vooral op in
de eerste vier dagen na het werpen en het grootste deel
hiervan wordt veroorzaakt door niet infectieuze aandoe-
ningen. De oorzaken kunnen zowel bij de zeug en bij de
biggen als in de omgeving gevonden worden. In dit artikel
wordt een overzicht gegeven van de voornaamste niet
infectieuze oorzaken die gelegen zijn bij de biggen,
namelijk een te laag geboortegewicht, spreidzit, trilbiggen,
navelbloeden, doodliggen en aangeboren afwijkingen.
Hierbij is doodliggen door de zeug het belangrijkst.
Biggensterfte kan verminderd worden door de biggen met
een verhoogd risico te behandelen of extra te verzorgen,
maar de beste resultaten worden geboekt door het nemen
van een reeks preventieve maatregelen.

A qualitative risk assessment for
human salmonellosis due to the
consumption of fresh pork in Belgium

L. De Sadeleer, J. Dewulf, L. De Zutter, Y.Van der Stede,
S Ribbens, E. DeBusser, S Quoilin, K. HoufL Delhalle,
K. Grijspeerdt en D. Maes. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr

2009;78:34-43-

Although pigs contaminated with Salmonella rarely show
clinical symptoms, control is important because of the
public health concern. Both producers and consumers are
interested in procedures for minimizing the risk of
Salmonella infections. This study outlines the entire
production path for fresh pork in Belgium, from farm to
fork. Additionally, it describes the different critical points
for
Salmonella contamination, with emphasis on those
steps that need extra attention and/or improvement. The

-ocr page 255-

data was collected by means of questionnaires at the
different steps of the process. In total, 3658 questionnaires
were collected, which made it possible to draw up a
nationwide image of the pork production process.
In the primary production phase, there are several points
relating to biosecurity that can be improved in order to
minimize the risk for
Salmonella in fattening pigs that are
sent to slaughter. In the slaughterhouse, there has been an
increase in the number of pigs or carcasses that become
infected with
Salmonella. Attention should be paid to
avoiding contact of the feces and tonsils of contaminated
pigs with the carcass, and strict hygienic measures should
be taken tot avoid cross-contamination.
During the transformation and distribution of the
carcasses, there is a low risk of further spreading of
Salmonella spp. Finally, during the consumer phase, the
risk for Salmonella contamination increases because of
inappropriate temperature conditions during storage,
manipulation of the meat and possible cross-contamina-
tion with other food products, and the consumption of
insufficiently heated and/or raw meat.
The present study illustrates that the risk of
Salmonella
infection by consumption of fresh pork is relatively low
under Belgian conditions. Nevertheless, it can be further
decreased by implementing additional control measures,
mainly in the slaughterhouse and in the domestic kitchen.

Enterococcus cecorum osteomyelitis and
arthritis in broiler chickens

p. De Herdt, R Defoort, /• Van Steelant, H. Swam, L. Tanghe,

S. Van Goethem en M. Vanrobaeys. Vlaams Diergeneeskd

Tijdschr 200g; 78:44-48.

Starting from December 2006, Enterococcus cecorum
infections with a clinical course have increasingly been
observed in Belgian broilers. The present paper describes
the characteristics of the disease on the basis of observa-
tions in 10 different farms. The affected chicks always
suffered from paresis and lameness. Onset of the signs was
usually within the first 2 weeks of life, and it resulted in
up to 7% increased mortality starting from day 21-32. The
cocks were affected significantly more often than the
hens. Lesions of osteomyelitis of the caudal thoracic
vertebrae compressing the spinal cord and/or arthritis of
the hock joints were consistently found.
E. cecorum was
always isolated from the lesions. The disease was recur-
rent in successive rounds in 9 out of the 10 farms. Anti-
biotic treatment was only successful when initiated
preventively from the first week of life onwards. Other
infections often associated with similar signs were not
detected. It can be concluded that
E. cecorum infections
form an important emerging disease in broilers, leading to
high mortality rates.

Tolerability of pimobendan in the
ferret
{Mustela putorius furo)

K. Hermans, T. Geerts, K. Cauwerts, M.T.S Salheen en
K. Baerl Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:
53-55.

Pimobendan, an inodilator, is often recommended for the
treatment of dilated cardiomyopathy
(dcm) in dogs, dcm
is also quite often seen with ferrets, but little is known
about the effects of pimobendan on this animal. In the
present tolerability study, three groups of five ferrets were
used. Over a period of eight weeks, the first test group
received a placebo twice daily, the second group received a
dosage of 0.5 mg/kg pimobendan (Vetmedin®, Boehringer
Ingelheim, Brussels, Belgium) twice daily, and the third
group received a dosage of 1.5 mg/kg twice daily. All the
ferrets remained clinically healthy throughout the
experiment. Monitoring of the blood values showed a
tendency towards increasing gamma glutamyltranspepti-
dase values. Except for some practical problems due to the
taste of the product, no major objections were seen in this
study for the use of pimobendan in ferrets. Further
research is required to confirm this conclusion.

l>fl

Vitaminthe\' ontworm\'mgspasta

• Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)

• Voor honden en katten van alle leeftijden

• Slechts éénmaal behandelen per keer

• Makkelijk en nauwkeurig op gewicht in te stellen doseerspuit.
Hierdoor wordt onder- of overdosering voorkomen.

• Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml.

U Vi-

Productinformatie: Vitaminche REG NL 2896. Per mi oraie pasta: niclosamide 240 mg,
oxibendazol 30 mg.
Doeidieren: kat en hond. Kanalisatie: Vrij.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl

-ocr page 256-

Tien keer minder mkz-
vaccin nodig

Door varkens tegen mkz te vaccine-
ren via de huid in plaats van in de
spieren volstaat mogelijk een tot tien
keer lagere dosis. Dat blijkt uit een
artikel van het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur (cvi)
in Vaccine. Als men op deze manier
zou vaccineren, is er sneller een
grotere hoeveelheid
mkz-vaccin
beschikbaar, worden kosten be-
spaard, verbetert de vleeskwaliteit, is
vaccinatie minder pijnlijk en wordt
voorkomen dat door de vaccinatie
andere besmettelijke dierziekten
worden verspreid.

Voor de huidige wijze van vaccine-
ren is doorgaans 2 milliliter per dier
nodig. Uit humaan onderzoek bleek
echter dat bij toediening via de huid
de immuunrespons groter is. Het cvi
vergeleek bij biggen de traditionele
wijze van vaccineren met de nieuwe
methode met een tien maal lagere
dosis. De vaccinatie via de huid bleek
evenveel bescherming tegen een
MKZ-virusinfectie te geven als de
traditionele methode. De nieuwe
methode bleek ook minder pijnlijk,
er werd geen bloed naar andere
dieren overgebracht en er ontstonden
geen \'spuitvlekken\' in het vlees. Wat
de optimale dosis is, is nog niet
bekend. De vaccinatie door de huid is
nog niet geregistreerd bij het Bureau
Diergeneesmiddelen.

CVI

Behandelingen

chronische

darmontsteking

Chronische darmontsteking is de
afgelopen jaren een probleem
geworden voor de gehele legsector.
De ziekte uit zich door een extreem
hoge voeropname bij de hennen, het
verlies van veren (die worden
opgegeten), het afvlakken van de
eiproductie, een slechte conditie en
sterfte. De oorzaak van deze sympto-
men is nog onbekend,
gd en

Schothorst Feed Research hebben
hennen onderzocht uit koppels waar
deze darmontsteking heerste. Deze
hennen werden op verschillende
manieren behandeld en gedurende
zes weken gevolgd. De voeropname
van de hennen bleef hoog, maar de
eiproductie bleek zich voor een groot
deel te kunnen herstellen. Ook nam
het lichaamsgewicht van de hennen
toe en kwam het darmweefsel
langzamerhand meer tot rust. Een
aspirinekuur (ontstekingsremmend)
bleek zeer effectief, ten aanzien van
zowel het herstel van het darmweef-
sel en de productiviteit als het
gewicht van de hennen. Ook huis-
vesting op schoon strooisel pakte
positief uit op darmherstel, zij het dat
de productieprestaties van de hennen
achterbleven ten opzichte van andere
behandelingen. Ook een extra dosis
met mineralen en vitamines via
drinkwater had een positief effect op
darmherstel en het legpercentage.
Verhoging van het eiwitgehalte bleek
geen effect te hebben.

gd

Kieuwen met weerstand

Onderzoekers vonden een nieuw type
weefsel, rijk aan afweercellen, in de
kieuwen van zalmen. Voor het
succesvol kweken van zalmen is
vaccinatie onmisbaar Er zijn echter
nu nog veel bijwerkingen aan het
vaccineren. De kieuwen zijn door een
uiterst dunne slijmlaag bedekt en dus
is de gezondheid van de vissen
afhankelijk van de weerstand in dit
orgaan. Het nieuwe ontdekte weefsel
speelt hierbij een belangrijke rol. De
onderzoekers zien een mogelijkheid
voor de ontwikkeling van nieuwe
vaccins of nieuwe toedieningsvormen,
bijvoorbeeld via de huid. De weten-
schappers bestudeerden ook de
zogenoemde melanomacrofagen van
de zalm, afweercellen die de kleurstof
melanine bevatten. Ze ontdekten dat
deze cellen hun eigen melanine
maken, en vonden aanwijzingen dat
dit pigment bijdraagt aan het afweer-
systeem van de vis.
www.sciencedailycom

Snelle opsporing mrsa

dna-profielen bieden een betrouwbare
methode om vast te stellen of
mrsa-
bacteriën bij een \'uitbraakstam\' horen.
Dit kan al binnen een dag. Andere
methodes kosten drie dagen tot een
week. Patiënten moeten gedurende die
periode worden geïsoleerd. De
bruikbaarheid van
dna-profielen
bleek uit onderzoek waarbij van
honderden
mrsa-bacteriën dna-pro-
frelen werden gemaakt. Volgens de
wetenschappers is de nieuwe aanpak
sneller, goedkoper en objectiever dan
de bestaande typeringsmethoden.

Agrarisch dagblad

Zoönosedag 2009

Hygieia, studievereniging voor mens
en dier, organiseert op 22 april
aanstaande de Zoönosedag 2009. In
drie lezingen zal de interventie- en
preventiestructuur rondom Q-koorts
nader worden toegelicht en zal het
belang van samenwerking tussen
diverse experts in de regulatie van een
zoönotische uitbraak benadrukt
worden. Aansluitend zal in de vorm
van een \'real life\'-scenario een
zoönotische uitbraak moeten worden
bestreden. De deelnemers zullen in
groepen worden ingedeeld. De groep
die het beste heeft gepresteerd, mag
zich op het einde van de avond
winnaar van de Zoönosedagprijs 2009
noemen. Het programma begint om
r7.oo uur en duurt tot 22.00 uur Tot
de sprekers behoren dr P. Vellema,
(Gezondheidsdienst voor Dieren),
mevrouw dr. G. Morroy,
(ggd) en
mevrouw B. Schimmer
(rivm).
De kosten van deelname bedragen
4 euro voor studenten en 25 euro voor
andere belangstellenden. De Zoönose-
dag vindt plaats in het Hijmans van
den Bergh-gebouw aan de Universi-
teitsweg 98, 3584
cg te Utrecht.
Aanmelding is mogelijk tot ly april
via internetsite www.voormensendier
nl of via een e-mail aan mailcShygieia.
info.

Met dank aan: Merel Postma,

coördinator Zoönosedag 2009.

-ocr page 257-

Werkvergadering
gezelschapsdieren regio
zuid

Op zaterdag 28 maart organiseert
regio zuid van de
knmvd een werkver-
gadering gezelschapsdieren in Weert.
De onderwerpen die zullen worden
besproken, zijn echografie en anemie.
De dag begint om 8.30 met koffie en
thee. De eerste spreker, om 9.30 uur, is
mevrouw
J\'.M.C. Reinders, dierenarts
Echo-X, Lochem, met als onderwerp:
\'Echografie: van echobeeld tot
diagnose, het zien van problemen in
debuik\'0mii.i5uurzal mevrouw
C.J. Piek, dierenarts departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht, vertellen over \'Anemie in de
praktijk, een patiënt met bleke
shjmvliezen\'. De Werkvergadering
vindt plaats in Goudreinetrestaurant
\'De Wildenberg\', Eindhovenseweg
loi, 6002
tb Weert. De locatie is te
bereiken door komend vanaf de
Ai
vanuit het noorden de eerste afslag in
Limburg te nemen (de afslag na
Budel). Vanuit het zuiden moet de
afslag Weert-Noord worden genomen.
Daarna kan men de bordjes \'Restau-
rant\' volgen. Aanmelden is mogelijk
door het overmaken van 15 euro op
gironummer 7372930 ten name van
Werkcommissie Gezelschapsdieren
Regio Zuid en via e-mail: timmermans-
kessel@hetnet.nl. De sponsoren van
deze dag zijn de Stichting Maria
Naundorf-van Gorkum en Intervet/
Schering-Plough Animal Health.
Met dank aan: Erik Timmermans,
Anky van Gastel, Stella Hemmelder
en Steven Buijs.

ugcn zoekt kandidaten

Op 30 juni 2009 zal het Uiergezond-
heidscentrum Nederland
(ugcn)
tijdens het ugcn Zomersymposium de
Uitstekende Uiergezondheid Award
uitreiken aan vijf melkveehouders die
in 2008 de beste uiergezondheids-
resultaten op hun bedrijf hebben
gerealiseerd. Naast de prijs ontvangen
de winnaars een bedrag van 500 euro.
ugcn roept melkveehouders, specia-
listen en adviseurs op bedrijven voor
deze prijs voor te dragen. De voor-
drachten, omkleed met redenen,
dienen uiterlijk i mei 2009 bij
ugcn te
zijn. Ze worden beoordeeld door een
onafhankelijke jury. Het voordracht-
formulier en meer informatie over de
ugcn Award kunt u vinden op www.
ugcn.nl.

fve-enquête puppiehandel

De laatste maanden is er veel
aandacht in de media voor de handel
in puppies. Met name de illegale
handel in en het transport van
puppies trekt de aandacht van de
Europese pers. Dit is voor de
fve een
reden om een onderzoek te starten
in samenwerking met
easvo, uevh,
Eurogroup for Animals and fecava
naar de omvang van het probleem
en wat de consequenties zijn voor
diergezondheid en dierenwelzijn
voor de puppies. De
fve roept
praktiserende dierenartsen op mee te
doen aan een korte enquête om het
probleem in kaart te brengen. U vindt
de enquête op de homepage van het
besloten deel van de
knmvd-site en
kunt deze invullen tot i april 2009.

Minisymposium
cardiologie

Op woensdag 25 maart aanstaande
vindt op de faculteit Diergeneeskunde
een minisymposium plaats ter
gelegenheid van de uitreiking van de
dr. Stokhof Veterinaire Cardiologie
Prijs. Deze prijs is ingesteld door
specialistenkliniek De Kompaan en
geldt voor studenten die in het jaar
2008 een kpk/kpc hebben geschreven
over een cardiologisch onderwerp.
Een deskundige jury zal tijdens het
symposium de winnaar bekend
maken. Het minisymposium begin om
20.00 uur met het welkomstwoord
door dr. V. Szatmari, gevolgd door een
lezing over \'Verminderd uithoudings-
vermogen\' door R.J. Gerritsen. Daarna
geeft de winnaar een korte presenta-
tie. Het symposium vindt plaats in de
collegezaal van de
ukg, aan de
Munsterlaan 5 te Utrecht. Het mini-
symposium wordt georganiseerd door
specialistenkliniek De Kompaan in
samenwerking met het departement
Gezelschapsdieren van de faculteit en
is gratis toegankelijk. Het streven is dit
wetenschappelijke minisymposium
jaarlijks te organiseren. Belangstellen-
den kunnen zich aanmelden bij
veterinair organisatiebureau Vitaux,
op telefoonnummer (035) 62 55 185 of
via info(2>vitaux.nl. Voor meer
informatie kunt u contact opnemen
met De Kompaan: (0529) 45 25 80 of
www.dekompaan.com.

Winter wordt veel dieren
fataal

Staatsbosbeheer verwacht dat door de
strenge winter van 2009 30 procent
van de edelherten, heckrunderen en
konikpaarden in het natuurgebied de
Oostvaardersplassen dood gaat. Het
gaat in totaal om 1200 dieren. Het
percentage is niet hoger dan in
voorgaande jaren, maar in absolute
cijfers is het aantal wel hoog, door de
gegroeide kuddes. Voor de winter
liepen er in de Oostvaardersplassen
ongeveer 570 heckrunderen, ir4o
konikpaarden en 2320 edelherten. In
de Oostvaardersplassen worden dieren
die ernstig zijn verzwakt en toch
zouden sterven, afgeschoten om hen
nodeloos lijden te besparen.

anp

-ocr page 258-

Beheersing van mrsi in de gezelschaps
dierenpraktijk; overeenkomsten én
verschillen met
mrsa

DJ. HouwersE. van Duijkeren}.A. Wagenaar\' en
H.A. Nieuwendijk"

Meerdere dierenartsen in de gezelschapsdierenpraktijk
in Nederland hebben inmiddels te maken gekregen
met meticillineresistente
Staphylococcus intermedius
(mrsi) en een enkeling met meticillineresistente
Staphylococcus aureus(MRSA). Er zijn veel overeen-
komsten tussen
mrsi en mrsa, maar ook enkele
belangrijke verschillen. In dit artikel wordt ingegaan
op de specifieke eigenschappen van
mrsi en de conse-
quenties van het voorkomen ervan bij patiënten in de
gezelschapsdierenpraktijk.

wat is mrsi?

mrsi, de naam zegt het al, is resistent tegen het antibioti-
cum meticilline. Echter, in vitro resistent tegen meticilline
betekent in vivo resistent tegen alle beta-lactamantibiotica
(penicillines en cephalosporines). Deze resistentie zit in de
bacterie verankerd in een zogenaamde gencassette waarin
ook resistenties tegen andere soorten antimicrobiële
middelen zitten. Dit heeft tot gevolg dat
m rsi \'s, meer nog
dan
mrsa\'s, resistent zijn voor vele antibiotica; ze zijn vaak
extreem multiresistent. Behalve de multiresistentie heeft
een
mrsi geen andere opvallende eigenschappen; de
bacteriën zijn bijvoorbeeld niet virulenter dan gewone
S.
intermedius.

Bij het vmdc worden stafylokokken met een op-
vallende resistentie door middel van
pcr getest op de
aanwezigheid van het zogenaamde wecA-gen dat kenmer-
kend is voor meticillineresistente stafylokokken.

Sinds ongeveer twee jaar is er een duidelijke toename
van het aantal wecA-positieve isolaten, dus
mrsi (en
mrsa), in de klinische gezelschapsdiermonsters aan-
geboden aan het
vmdc. Voordien was het een uitzondering
die zich beperkte tot patiënten met een buitenlandse
veterinaire interventie. Een deel van deze nieuwe
- autochtone - gevallen bleek terug te voeren op operatie-
patiënten van één bepaalde praktijk uit het midden van
het land (i), de andere lijken min of meer op zichzelf
staande gevallen. Na een aanvankelijke snelle toename
lijkt de situatie nu (eind 2008) min of meer te zijn gestabi-
liseerd tot één of enkele nieuwe gevallen per week.

I Specialisten Veterinaire Microbiologie, werkzaam bij Divisie Klini-
sche Infectiologie
/vMDC, Departement Infectieziekten en Immuno-
logie, faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

II Dierenarts, \'de Tweede Lijn\', Verwijscentrum voor Gezelschapsdieren,

Wilhelminaoord.

Klinische problemen waarbij mrsi tot nu toe vooral zijn
aangetroffen, zijn postoperatieve wondinfecties, op-
spelende/fistelende implantaten, chronische otitis externa
en hardnekkige
Pyodermie. Gelet op de behandelings-
resistente aard van
m rsi-gerelateerde klachten is het niet
verwonderlijk dat ze vooral worden gevonden in monsters
afkomstig van verwijsklinieken.

Om de verwantschap tussen isolaten te bepalen
worden verschillende moleculairbiologische typerings-
technieken gebruikt.

een voorbeeld uit de praktiik i

Een doorverwezen teef was ziek na ovariohysterecto-
mie en was behandeld met verschillende antibiotica
met steeds tijdelijk succes. Bij een proeflaparotomie
werd een achtergebleven gaastampon ontdekt, die
werd verwijderd samen met een deel van de dunne
darm. Aanvankelijk werd de septische peritonitis
behandeld met de combinatie amoxycilline
clavulaanzuur en metronidazol, maar zonder
resultaat. De kweek van de tampon bleek een
mrsi op
te leveren en enkele resistente
E. cofrstammen. De
antibioticatoediening werd gestopt en de buikholte
werd vervolgens dagelijks gespoeld met warme
zoutoplossing, hetgeen resulteerde in een relatief snel
herstel.

-ocr page 259-

mrsi vooral bij de hond

Anders danMRSA isMRSi kieskeurig wat betreft zijn
gastheer. Alhoewel er gevallen zijn beschreven van
overdracht van hond op mens en er
MRSi-infecties bij
katten kunnen voorkomen, is het voornamelijk de hond
die is geassocieerd met
mrsi, zoals dat ook geldt voor de
gewone
S. intermedius. mrsi zal andere - gezonde - dieren
(inclusief de mens) hoogstwaarschijnlijk niet koloniseren,
maar hoogstens aantoonbaar zijn zolang deze in een
besmet milieu verkeren. De betekenis van
mrsi voor de
volksgezondheid is daarom gering. Dit in tegenstelling tot
de
MRSA die de mens en andere dieren wel kan koloniseren
en infecties kan veroorzaken, wat impliceert dat er in het
geval van een
MRSA-contaminatie of-infectie meerdere
mogelijke bronnen zijn.

Klinische infecties met mrsi verlopen niet heftiger dan
infecties met de gewone
S. intermedius; het zijn beide
gewone gelegenheidsdieven (opportunisten).
Gelegenheden bij uitstek zijn:

- aanwezigheid van implantaten;

- weefselschade, bijvoorbeeld door trauma of operatie;

- (langdurig) antibioticumgebruik.

rol van antibiotica

mrsi bestaat niet ondanks maar juist dankzij antibiotica.
Blootstelling aan antibiotica zal immers leiden tot
positieve selectie van de ongevoelige bacteriën in een
populatie. Bovendien wordt de onderlinge concurrentie
tussen de soorten bij antibioticabehandeling grotendeels
uitgeschakeld. Resistente kiemen hebben zodoende een
dubbel voordeel. In deze optiek zal juist het niet gebruiken
van antibiotica de sleutel zijn in het bestrijden van
mrsi-infecties.

contaminatie van omgeving/kliniek,

beheersing van het risico

Stafylokokken, dus ook mrsi, kunnen uitstekend over-
leven in de omgeving. Verspreiding in die omgeving vanuit
een uitscheidende patiënt vindt plaats via direct en
indirect contact. Alle door de patiënt direct aangeraakte
zaken - ligplaatsen, behandeltafel, de instrumenten -
kunnen gecontamineerd zijn. Indirecte contaminatie, met
name het verslepen van contaminatie, treedt op via
gecontamineerde handen en instrumenten (bijvoorbeeld
de stethoscoop). Vooral handen zorgen voor verspreiding
naar bijvoorbeeld deurknoppen, telefoonhoorns en
toetsenborden, waarvandaan andere handen de bacterie
weer kunnen overbrengen naar gevoelige patiënten.
Daarnaast speelt de verspreiding door de lucht via stofdeel-
tjes een rol - dieren produceren enorm veel stofdeeltjes
(vooral epitheel) waarop ook bacteriën kunnen zitten. Dit
houdt in dat de
mrsi uiteindelijk op alle mogelijke
plaatsen kan worden aangetroffen, dus bijvoorbeeld ook in
een vrijwel niet gebruikt kastje. Contaminatie van de
omgeving kan eenvoudig worden vastgesteld door van
verschillende plaatsen zogenaamde veegmonsters te
nemen en die gericht te laten onderzoeken.

een voorbeeld uit de praktijk ii

Twee doorverwezen patiënten werden op dezelfde
dag behandeld: een teef met peritonitis na een
ovariohysterectomie en een kat met een meervoudige
open fractuur van de proximale tibia die ongeveer een
week daarvoor was ontstaan en tussentijds was
behandeld met een spalkverband. De peritonitis werd
behandeld met buikspoelingen en de fractuur werd
behandeld met een intramedullaire pen en een
externe fixatie. Naderhand bleek de kweek van de
ascites een
mrsi op te leveren die nog wel gevoelig
was voor doxycycline. De kat kwam na zeven dagen
terug met een heftig ontstoken tibia waarbij de
pennen van de externe fixatie helemaal loszaten. De
externe fixateur werd verwijderd, de intramedullaire
pen bleef zitten en er werd een monster opgestuurd
waaruit een
mrsi werd geïsoleerd die nog gevoelig
was voor doxycycline: het resistentiepatroon was
identiek aan dat van het ascitesisolaat Er heeft dus
zeer waarschijnlijk kruiscontaminatie plaatsgevon-
den. Ondanks de matige tot slechte prognose werd de
kat behandeld met doxycycline en absolute \'bench\'-
rust. Tegen alle verwachtingen in genas de tibia
ondanks de zeer instabiele fixatie. Soms hebben we
geluk.

Bij de vraag of en hoe de besmetting met mrsi of de
beheersing van de effecten ervan moet worden aangepakt,
horen de volgende overwegingen:

- Met name patiënten die antibiotica gebruiken of
operatiepatiënten met postoperatieve antibioticumpro-
fylaxe kunnen de
mrsi makkelijk oppikken en een
infectie krijgen die dan vrijwel niet meer te behandelen
is. Het is derhalve uiterst belangrijk dat zo\'n infectie
wordt voorkomen.

- Het ligt voor de hand dat alle voorwerpen waarmee
de risicopatiënt direct in aanraking komt (tafel,
handen, instrumenten et cetera), niet besmet mogen
zijn met
mrsi.

- Bedenk dat vooral handen cruciaal zijn bij de versprei-
ding naar en via transmissiepunten zoals deurknoppen,
telefoons, instrumenten, toetsenborden et cetera.

- Kleine oppervlakken worden gemakkelijk en effectief
gereinigd (en gedesinfecteerd) met 70 procent alcohol.

- Huishoudelijk schoonmaken, boenen met water en
zeep en goed naspoelen, is de essentie van reductie van
contaminatie; chemische desinfectie is daarna eigenlijk
niet meer nodig.

- Bedenk dat contaminatie die zich niet gemakkelijk
laat verwijderen, ook niet gemakkelijk door een
risicopatiënt wordt op/meegenomen.

- Bedenk dat stofzuigen kan leiden tot de effectieve
verspreiding van (fijn-)stof door het opwervelen
daarvan en dat zogenaamde
hepa-filters een beperkte
effectieve levensduur hebben.

-Totale ruimtedesinfectie kan op een gegeven moment

-ocr page 260-

zinvol/nodig zijn; dit is tegenwoordig snel en effectief
mogelijk met behulp van waterstofperoxideverdam-
ping. Dit kan worden uitgevoerd door gespecialiseerde
bedrijven.

- Alle bacteriën in de omgeving kennen een natuurlijk
verval, dus ook
mrsi. Als de toevoer wordt gestopt, zal
de
mrsi geleidelijk uit de omgeving verdwijnen.

- De kans op een klinische mrsi-infectie hangt samen
met de infectiedruk in de directe omgeving en predis-
ponerende factoren zoals antibioticumgebruik en de
aanwezigheid van wonden/laesies.

- Bedenk dat maatregelen tegen mrsi ook werken tegen
andere multiresistente kiemen zoals bij voorbeeld
extended spectrum betalactamase-vormende
E. coli
(esbl), die een toenemende bedreiging vormen in de
veterinaire praktijk.

- Gezien de aard en het vóórkomen van mrsi is
uitroeiing geen reële optie. Beheersen van de
mrsi-
problematiek is echter wel mogelijk. Dierenklinieken
kunnen een belangrijke rol spelen bij de verspreiding
van de bacterie, dus structurele preventie dient behalve
het eigen belang en dat van de patiënt ook het alge-
mene belang.

drager/uitscheider van mrsi

Patiënten/honden met bijvoorbeeld Otitis externa, een
opspelende operatiewond of een fistel zijn potentiële
MRSi-uitscheiders, zeker als er al een geschiedenis is van
langdurige antibioticumtherapie. De enige manier om
MRSI-uitscheiding vast te stellen is een bacteriologisch
onderzoek waarbij hier specifiek naar wordt gekeken. Het
onvermijdelijke resultaat is dat pas achteraf duidelijk
wordt dat er sprake was van
mrsi (eventueel mrsa) en er
dus waarschijnlijk contaminatie van de praktijkruimten
heeft plaatsgevonden. Dit simpele gegeven maakt een
proactieve opstelling noodzakelijk: iedere patiënt/hond
met dit soort klachten is een uitscheider totdat het
tegendeel bewezen is.

hygiënebesef en -discipline moeten
aangescherpt

Het is onontkoombaar dat de hygiëne in de gemiddelde
praktijk in het licht van bovenstaande overwegingen moet
worden verbeterd. Het centrale thema hierbij moet de
handhygiëne zijn: ofwel door handschoenen te dragen en
deze te vervangen na iedere patiënt, ofwel door na ieder
contact met een patiënt de handen te desinfecteren. Een
mogelijke praktische oplossing hierbij is het stelselmatig
gebruiken van alcoholdesinfectiegel. Er zijn handige
ëënhandsdispensertjes op de markt die eenvoudig aan de
werkkleding kunnen worden bevestigd. Het effect van dit
\'gedrag\', mits met discipHne toegepast, is groot, zo blijkt
uit onderzoek in ziekenhuizen.

Daarnaast is het in veel gevallen noodzakelijk het
schoonmaak- en desinfectieprotocol voor de praktijk-
ruimten aan te scherpen. Ook hierbij speelt de discipline

een grote rol. Zie voor advies op dit gebied het Diergenees-
kundig Memorandum van december 2008.

een mrsi gevonden; wat is de praktische
betekenis?

Voor de patiënt:

- Het is op zijn minst vervelend, want de infectie is
vaak zeer moeilijk te behandelen;

- De antibioticumkeuze is vaak zeer beperkt; het
veterinaire gebruik van laatste keus humane middelen
is uiterst onwenselijk;

- Behandeling van infecties, bij voorkeur zonder de
hulp van antibiotica, is maatwerk;

-Vraag in ieder geval advies bij uw microbiologisch
laboratorium omtrent de nog resterende mogelijk-
heden.

Voor uw praktijk:

- Indien het de eerste keer betreft, kan het een incident
zijn;

- Vraag u af of \'de hygiëne\' in uw praktijk op orde is;

- Wees extra alert op patiënten met uitblijvende
respons op antibiotica; doe eerder bacteriologisch
onderzoek
(bo) dan gebruikelijk.

Indien het al vaker is voorgekomen:

- zijn de isolaten van een verschillend type, dan zijn
het waarschijnlijk op zichzelf staande incidenten;

- zijn ze niet verschillend, dan kan er sprake zijn een
nosocomiale infectie (\'praktijk-infectie\'), hetgeen noopt
tot nader onderzoek en eventueel een verdere aan-
scherping van de preventieve maatregelen.

tot slot

Uit de praktijkervaringen tot nu toe blijkt dat mrsi-infec-
ties en de daaruit voortvloeiende contaminaties een lastig,
maar niet onoplosbaar, probleem vormen. Het stelt ons
enerzijds voor de uitdaging om vaker genezing zonder
antibiotica te bewerkstelligen en anderzijds maakt het
duidelijk dat nosocomiale infecties kunnen worden
voorkomen door middel van verbeterde hygiëne (disci-
pline!). Hygiënebewustzijn is essentieel bij een moderne,
kwaliteitsgerichte praktijkvoering. Het behoeft in dit
verband geen betoog dat er ook meer verantwoord met
antibiotica moet worden omgegaan. Dat betekent: een
scherpere indicatiestelling en waar mogelijk behandeling
op geleide van een gevoeligheidsbepaling.

Het bovenstaande geldt in principe ook voor de mrsa-
problematiek; het belangrijkste verschil met mrsi is dat de
mens in het geval van
mrsa wel een actieve bron - drager-
schap - kan zijn, hetgeen een extra complicerende factor is,
maar dat
mrsi\'s nog uitgebreidere resistenties hebben.

referentie

I. Duijkeren E van. Houwers DJ, Schoormans A, Broekliuizen-Stins MJ,
Ikawaty R, Fluit AC enWagenaar JA: Vet Microbiol 2008(r-2): 213-215.

-ocr page 261-

Companion Animals Infections Diseases

Marbocyl^ P

Pyodermie

Samen overbruggen we

Dquinol

deikli^GKli

I

■la

MARBOCYL P 5 mg - REG NL 10236 - Marbofloxacine 5 mg per tablet; MARBOCYL P 20 mg - REG NL 10237 - Marbofloxacine 20 mg per tablet; MARBOCYL P 80 mg - REG NL 10238 - Marbofloxacine 80 mg per tablet
• Doeldieren: hond en kat -Indicaties: Bij de hond behandeling van: door gevoelige stammen veroorzaakte oppervlakkige en diepe pyodermieën (Intertrigo, folliculitis, furunculosis, cellulitis); door gevoelige stammen
veroorzaakte infecties van de hoge en lage urinaire tractus (lUT), eventueel in verband met een prostatitis of een epididymitis; door gevoelige stammen veroorzaakte luchtweginfecties; Bij de kat behandeling van: door
gevoelige stammen veroorzaakte cutane en subcutane infecties (wonden, abcessen, flegmonen); door gevoelige stammen veroorzaakte hoge luchtweginfecties - Contra-indicaties: Dieren van reuzenrassen jonger dan
1 jaar en dieren lichter dan 800 gram - Bijwerkingen: Tijdens de behandeling kunnen zich lichte nevenverschijnselen manifesteren, zoals braken, verweking van de ontlasting, wijziging in het dhnkpatroon, tijdelijke
hyperactiviteit. Deze bijwerkingen verdwijnen spontaan en nopen niet tot stopzetting van de behandeling - Dosering: 2 mg marbofloxacine per kg lichaamsgewicht per dag oraal (één keer per dag in één keer in te nemen);
Hond: Voor de pyodermieën is een behandeling vereist van minstens 5 dagen. Afhankelijk van de klinische ontwikkeling, kan de behandeling tot 40 dagen worden verlengd. Bij infecties van de lage urinewegen is een
behandeling vereist van minstens 10 dagen. Ingeval van een met een prostatitis of een epididymitis geassocieerde infectie van de lage urinewegen of ingeval van een infectie van de hoge urinewegen kan de behandeling
tot 28 dagen worden verlengd. Bij luchtweginfecties is een behandeling vereist van minstens 7 dagen. Afhankelijk van de ontwikkeling van de aandoening, kan de behandeling tot 21 dagen worden veriengd; Kat: De
behandelingsduur van cutane en subcutane infecties (wonden, abcessen, flegmonen) bedraagt drie tot vijf dagen. De behandelingsduur van infecties van de bovenste luchtwegen bedraagt vijf dagen - Registratiehouder:
Vétoquinol B.V. Postbus 319,5203 DD \'s-Hertogenbosch - Kanalisatie: UDA • Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar.

-ocr page 262-

Chronomintic SR bolus:

Boekbespreking:

Onderstepoort

1908-2008

RH. Bod, J.M. van Leeuwen

Onderstepoort igo8-2oo8.

D.W. Verwoerd en R.D. Bigalke (redactie), the Veterinary
History Committee of the South African Veterinary
Association

216 pagina\'s, gebonden, geïllustreerd, isbn 978-0-620-
41399-2.
R 200, South Afr. Vet. Ass., po Box 25033,
Monument Park, Pretoria 0181.

In Zuid-Afrika is in oktober 2008 veel aandacht besteed aan
het honderdjarig bestaan van het \'Instituut\' Onderstepoort,
niet alleen door een driedaagse Pan-African Veterinary
Conference met sprekers uit diverse Afrikaanse landen én
uit Engeland en de vs, maar ook door de publicatie van het
gedenkboek
Onderstepoort ig08-2008. Dit fraaie, rijk
geïllustreerde werk geeft inzicht in de ontwikkeling van
het instituut door een beschrijving te leveren in drie delen
over respectievelijk de historie van het Onderstepoort
Veterinary Institute (ovi), de in 1920 hieruit voortgekomen
Faculty of Veterinary Science en van de geschiedenis
binnen de verschillende onderzoekdisciplines, inclusief de
Onderstepoort Biological Products Ltd. (
obp). Twintig
auteurs werden gevonden onder medewerkers van het ovi,
de faculteit en het
obp, vrijwel uitsluitend oud-medewer-
kers. Daardoor is de aandacht vooral komen te liggen op
het betreffende vakgebied en blijft een meer gedetailleerde
maatschappelijk-politieke achtergrond achterwege.

In dit boek is de boeiende veterinaire geschiedenis van
Zuid-Afrika, met het wijde scala aan infectieuze dierziek-
ten, op indrukwekkende wijze vastgelegd. De pionierstijd,
onder leiding van de eerste directeur, de in 1891 uit
Zwitserland geïmmigreerde dierenarts Arnold Theiler, was
een periode die leidde tot de bouw van het instituut in
Onderstepoort, destijds omschreven als een \'extravagant
palace of science\'. Daar heeft zich in de daarop volgende
eeuw een uniek centrum van expertise ontwikkeld, niet
alleen voor Zuid-Afrika maar ook voor de overige landen
van dat continent en daarbuiten. Wie bijvoorbeeld de
ontwikkeling van de kennis rond blauwtong, met de steeds
verder evoluerende vaccins, of van \'Lamsiekte\' wil leren
kennen, vindt hier een voortreffelijk overzicht. Dit boek is
geen naslagwerk - een index en personenregister ontbre-
ken en de literatuuropgave beperkt zich tot negentien
verwijzingen - maar wel een uitgebreide beschrijving van
één eeuw veterinair onderzoek, onderwijs en productie in
Onderstepoort.

CHRONOMINTIC REKENT
AF MET MAAGDARM- ÉN
LONGWORMEN!

i

Barneveld,

\\Iirbetc:

ANIMAL H E ALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Tel: 0342-427119. E-mail: info@virbac.nl

Diergeneesmiddel: REC NL2619. Samenstelling: LevamisoleHCI22,5gram.lndicaoe:preventieveencuratieve
behandeling van maagdarm- en longworm infecties bij niet-melkgevend rundvee. Doeldier Niet-melkgevend
rundvee van 100-250 kg. Dosering: één bolus per dier. Contra-indicades: Niet toedienen aan
melkgevende runderen, dieren jonger dan 4 maanden, rundvee met een lichaamsgewicht onder 100 kg
of boven 250 kg. Wachttijdadvies: Vlees: 5 maanden.

-ocr page 263-

Duifelse
praktijken

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Gemeenten willen ze kwijt, lekker-
bekken willen ze op hun bord,
liefhebbers voeren ze bij en hobby-
isten houden er wedstrijden mee:
duiven! En dierenartsen moeten ze
inenten, maar dat is een klusje
waarbij theorie en praktijk een
kloofje vertonen, al was het maar
omdat het aantal duiven eigenlijk te
omvangrijk is om dit nog zelf te
kunnen aanpakken.

blanco entingen

Wedstrijdduiven moeten worden
geregistreerd door de Nederlandse
Duivenbond en om te worden
geregistreerd, moeten ze worden
ingeënt tegen het paramyxovirus.
Omdat duivenhouders meestal meer
dan één duif hebben, geeft dat in de
werkkring van deze dierenarts al snel
twaalfduizend duiven per jaar om te
enten. Stel dat je driehonderd dagen
per jaar werkt, dan komt dat neer op
gemiddeld veertig duiven per dag. Dat
kan handiger, bijvoorbeeld door de
entstoffen mee te geven aan één
duivenhouder die je kent en ver-
trouwt. Die houdt contact met andere
duivenhouders, geeft hen een stapel
blanco formulieren om de ringnum-
mers in te vullen en dient daarna de
entingen toe. Het enige dat je dan als
dierenarts nog hoeft te doen, is de
formulieren afstempelen en tekenen.
Sommige blanco entingsformulieren
zijn afkomstig van de
knmvd, maar
andere formulieren zijn door de
duivenhouder zelf uit de computer
getrokken.

geest en letter

Het enige kleine probleempje in deze
opzet betreft de status van de entstof
waarmee hier wordt gewerkt, want
Nobilis Paramyxo P201 is een
udd-
middel. Daar moet volgens de dieren-
arts echter niet te zwaar aan worden
getild; geen enkele dierenarts zal
dergelijke hoeveelheden duiven
allemaal zelf enten en controleren.
Sommige dierenartsen laten hun
assistenten enten of verzinnen nog
weer andere constructies. Bij zijn
methode loopt de gezondheid van de
duiven geen enkel gevaar en hij heeft
er ook geen financieel belang bij.
Integendeel, juist omdat sommige
dierenartsen wel zelf enten, wordt het
duivenhouders te duur en gaan ze op
zoek naar nog minder wenselijke
oplossingen dan deze. Kortom, hij
heeft als dierenarts dan wel niet
gehandeld naar de letter van de wet,
maar wel naar de geest ervan. De
klachtambtenaar kan zich niet vinden
in dat excuus en eist een boete van
3350 euro, wat de dierenarts niet in
verhouding vindt met zijn overtredin-
gen.

ruimte voor eigen ideeën?

Het Tuchtcollege valt over verschil-
lende gedragingen tegelijk, uoo-mid-
delen mogen niet worden afgeleverd,
niet aan particuliere eigenaren, en ook
niet aan duivenhouders. De Dierge-
neesmiddelenwet laat daarover geen
twijfel bestaan en ook de jurispruden-
tie van het Tuchtcollege geeft niet
echt ruimte voor eigen interpretaties.
Een eigen afwegingskader voor het
wel of niet naleven van de wettelijke
regels bestaat niet.

Daarnaast is het ondertekenen en
afstempelen van een entformulier
waarop staat vermeld dat duiflief door
de dierenarts zelf is geënt en gecontro-
leerd, terwijl dat allerminst het geval
is, een frauduleuze handeling.
Tenslotte is er ook nog gebruikge-
maakt van officieuze entformulieren.
De dierenarts ontkent dat, maar zijn
stempel en handtekening staan er
onontkoombaar op vermeld. Als de
dierenarts daarmee wordt geconfron-
teerd, zegt hij dat hij daarvan niet op
de hoogte is en zich niet kan herinne-
ren ooit een entformulier te hebben
ondertekend dat niet van de
knmvd
afkomstig was. Dat is een lastige

stelling om te verdedigen als je
stempel en handtekening erop staan.
Als het al waar is dat hij de onderteke-
ning van de alternatieve formulieren
niet heeft waargenomen, dan is er in
ieder geval iets mis met zijn praktijk-
administratie.

baas boven baas

Al met al vormt dit een serie overtre-
dingen waar serieus mee moet worden
omgesprongen. Het Tuchtcollege mag
geen straf uitdelen voor \'valsheid in
geschrifte\', want dat hoort thuis bij
een officier van justitie, maar het
Tuchtcollege kan wel besluiten dat de
integriteit van de beroepsgroep in
gevaar wordt gebracht door het
uitdelen van valse verklaringen, nog
los van het feit dat de verklaring van
een dierenarts gewoon betrouwbaar
moet zijn. Het frauderen met dierge-
neeskundige verklaringen wordt als
een ernstig vergrijp gezien. Samen met
het ondertekenen van dubieuze
formulieren, het afleveren van de
udd-
middelen zelf en de houding van de
dierenarts, waarmee hij laat weten dat
hij geen spijt heeft van zijn werkwijze,
is dat reden voor een resultaat dat
zelden voorkomt: oplegging van een
zwaardere maatregel dan die wordt
geëist door de klachtambtenaar Het
Tuchtcollege legt niet alleen de boete
van 3350 euro op, maar ook een
voorwaardelijke schorsing van drie
maanden, met een proeftijd van twee
jaar De dierenarts kan dat misschien
per postduif aan de duivenhouder
laten weten.

-ocr page 264-

Hugo de Groot

"Antibiotica horen zorgvuldig,
selectief en correct te worden ingezet
om zieke dieren beter te maken.
Daarbij dienen antibiotica niet te
worden ingezet als managementmid-
del in een economische afweging."
Deze woorden sprak Ludo Hellebre-
kers, voorzitter van de
knmvd, uit
tijdens het rondetafelgesprek met de
Tweede Kamercommissie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit
(lnv) op ii februari 2009.

Kamerleden lieten zich ter voorberei-
ding op het Algemeen Overleg van de
vaste commissie
lnv met mevrouw
Verburg, minister van
lnv en dr.
Klink, minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (vws), informeren
door deskundigen en betrokkenen (i).
De politieke aandacht is niet alleen
gericht op de gebruikscijfers van
antibiotica in de dierhouderij, maar
komt ook voort uit potentiële gevaren
als gevolg van dit antibioticumge-
bruik voor de volksgezondheid (2).
De opkomst van de veegerelateerde
methicillineresistente
Staphyloccus
Aureus{v-yivish)
en bijvoorbeeld
extended spectrum beta-lactamase
(esbl)-producerende bacteriën
brengen maatschappelijke kosten met
zich mee. Een voorbeeld van die
kosten zijn de extra voorzorgmaat-
regelen die ziekenhuizen moeten
treffen voor onder andere varkens- en
kalverhouders. Het Algemeen Overleg
van 18 februari stond echter vooral in
het teken van de convenanten die de
sectoren varkens, vleeskuikens,
vleeskalveren en melkvee/vleesvee op
3 december 2008 hebben getekend (3).

waar staat de dierenarts?

De practicus heeft te maken met de
belangen van het dier, de dierhouder
en de maatschappij (illustratie). De
practicus heeft van de samenleving het
mandaat gekregen om de diergenees-
kunde uit te oefenen. Dat schept
verplichtingen. De veehouder creëert
de omstandigheden waaronder dieren
worden gehouden en heeft grote
invloed op het dierenwelzijn inclusief
de diergezondheid. Veehouders
produceren voedsel en hebben een
bijzondere verantwoordelijkheid voor
volksgezondheid en de voedselveilig-
heid. En zieke dieren vragen om
behandeling. Daarbij is het wel zaak
dat bij \'ziekte\', maar ook ter preventie
van ziekte, alle risicofactoren (voeding,
drinkwater, klimaat, hygiëne, manage-
ment et cetera) worden gecontroleerd
en geoptimaliseerd. Dat vraagt
planmatige actie van de dierhouder in
samenwerking met de dierenarts. De
uitgangspunten voor de aanpak van de
toegenomen antibioticumresistentie

Antibioticumresistentie in de dierhouderij

Can we change? Yes, we must!

gespreksnotitie tweede
kamer vaste commissie
lnv

Geachte leden van de vaste
commissie voor
lnv.
De knmvd deelt de mening van
mevrouw Verburg, minister van
Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit, dat het noodzakelijk is
te komen tot een reductie van
antibioticumresistentie bij
micro-organismen. Het vermin-
deren van het risico op resisten-
tieontwikkeling en -spreiding
betekent dat antibiotica op een
andere manier moeten worden
ingezet. Zorgvuldiger gebruik
betekent immers minder
blootstelling van bacteriën aan
antibiotica. Dierenartsen spelen
hierbij als voorschrijver van
antibiotica een belangrijke rol.
Door het ondertekenen van de
convenanten varkens, vleeskui-
kens, vleeskalveren en melkvee/
vleesvee laat de
knmvd zien dat
de doelstelling is opgepakt. Voor
de aanpak van het probleem is
echter meer noodzakelijk.
Antibiotica horen zorgvuldig,
selectief en correct te worden
ingezet om zieke dieren beter te
maken. Daarbij dienen antibio-
tica in de visie van de
knmvd
niet te worden ingezet als
managementmiddelen in een
economische afweging.

Dier, dierhouder en dierenarts
De dierhouder creëert de
omstandigheden voor het
dierenwelzijn inclusief dier-
gezondheid. Bovendien is de
dierhouder de primaire verant-
woordelijke voor volksgezond-
heid, voedselveiligheid en
milieu. Gezonde dieren met een
goede weerstand worden minder
snel ziek en hebben minder
antibiotica nodig. Verzorging,
voeding en drinkwater, verplaat-
sing en transport, stalbezetting
en stalklimaat inclusief de
huisvesting kunnen de weer-
stand van dieren negatief
beïnvloeden en dieren vatbaar
maken voor ziekten. Met name
jonge snelgroeiende kuikens,
biggen en kalveren vragen extra
aandacht. Hygiëne, vaccinatie-
programma\'s en kennis van
risicofactoren vormen belang-
rijke punten ter voorkoming van
ziekten (Best practice Framework
for the use of Antimicrobials in
Food-Producing Animals in the
eu, European Platform for the
Responsible Use of Medicines in
Animals
(epruma), September
2007). De keuze van de juiste
antibiotica, de optimale toepas-
sing daarvan en het selectief
toedienen als het nodig is, zijn
bepalende factoren voor het
risico voor resistentieontwikke-
ling. Al deze punten krijgen meer
gestalte in bindende afspraken
tussen dierhouder en dierenarts.

-ocr page 265-

zijn verwoord in de gespreksnotitie die
de KNMVD ter voorbereiding op het
rondetafelgesprek heeft ingebracht (zie
kader). De aanpak is gebaseerd op het
Best Practice Framework for the use of
Antimicrobials in Food-Producing Animals
in the
Euvm het European Platform for
the Responsible Use of Medicines in
Animals. Het \'framework\' vormt tevens
de essentie van de convenanten met de
diersectoren.

politieke arena

Politici, beleidsmakers en maatschap-
pelijke organisaties vinden dat het
anders moet met het antibioticum-
gebruik in de dierhouderij. In de
politieke arena worden de zaken op
scherp gesteld. Marianne Thieme
(Partij voor de Dieren) toonde zich kri-
tisch over de veterinaire beroeps-
groep: "Dierenartsen ondersteunen de
dierziekmakende systemen door het
voorschrijven van antibiotica." Zij
pleitte voor een ontkoppeling van het
voorschrijven en het leveren van
diergeneesmiddelen. In antwoord op
dit pleidooi gaf mevrouw Verburg aan
dat zij de mogelijkheden daartoe gaat
onderzoeken. Alle politieke partijen
misten in de convenanten afreken-
bare doelen. De minister ziet de
convenanten als een eerste stap. Als
sterk punt ziet zij het draagvlak van
de sector Om vervolgstappen te
zetten in het terugdringen van
antibioticumresistentie heeft de
minister de heer Werner, voorzitter
van de taskforce antibioticumresi-
stentie, gevraagd zijn werkzaamheden
voort te zetten. Zij verwacht van de
sectoren dat in 2009 een trendbreuk
in het gebruik van antibiotica wordt
gerealiseerd. Hierbij ziet de minister
de overeenkomst tussen dierhouder
en dierenarts als een belangrijk

instrument. Zij juicht de initiatieven
toe om te komen tot centrale registra-
tie van diergeneesmiddelengebruik,
omdat die een nulmeting per sector
en nadere analyse van gebruikscijfers
mogelijk maken. Voor de lange
termijn worden investeringen gedaan

waarbij de wederzijdse verant-
woordelijkheden voor voorschrij-
ven, leveren en toedienen van
antibiotica zijn vastgelegd. Door
deze afspraak kan de dierenarts
invulling geven aan de rol van
poortwachter voor de volksge-
zondheid waarvoor hij/zij is
opgeleid. Maatwerk per bedrijf
vanuit deskundige veterinaire
advisering en planmatige aanpak
is daarbij het devies. Hierbij is
een goede registratie van de
voorgeschreven antibiotica door
de dierenarts en het vastleggen
van de toediening aan de dieren
door de dierhouder een belang-
rijk instrument voor zelfcontrole.
Hier heeft de
knmvd na raadple-
gen van leden en niet-leden op
ingezet. Toezicht op de afspraken
is hierbij noodzakelijk. Daarnaast
is het toezicht op het toepassen
van antibiotica door de dierhou-
der via (zelf)-regulering en
bemonstering zeer wenselijk. De

kalversector heeft hier een start
mee gemaakt.

Antibioticumbeleid
Tot de steunpilaren van het
antibioticumbeleid van de
knmvd
behoren de richtlijnen voor
restrictief antibioticumgebruik,
de formularia. Deze zullen in de
gemaakte afspraken tussen
dierenarts en dierhouder een
belangrijke rol gaan spelen bij
het voorschrijven van antibiotica
en zijn dan ook verankerd in de
afspraken in het convenant. De
knmvd is verantwoordelijk voor
de kwaliteit van deze formularia.

Feiten en kennis
Om het ingezette beleid met
feiten te kunnen onderbouwen, is
een beter inzicht in de verbruik-
cijfers van diergeneesmiddelen
per diersector noodzakelijk. Dit
zal tevens bijdragen aan het
verder ontwikkelen en verbeteren
van het antibioticumbeleid door
de werkgroep veterinair antibioti-
cumbeleid van de
knmvd. Om te
komen tot een efficiënte uitwisse-
ling van deze gegevens partici-
peert de
knmvd in de Stichting
Vetbase, een database waarin
voorschriften van dierenartsen
kunnen worden opgenomen. De
stichting heeft stevige investerin-
gen gedaan in de ontwikkelfase
en op korte termijn wordt gestart
met de pilotfase. Een goede
gebruiksregistratie is onontbeer-
lijk omdat feiten kennis opleve-
ren en een belangrijke basis
vormen om de dierenarts en de
dierhouder te ondersteunen bij
het ingezette beleid.

Alternatieven
De zoektocht naar alternatieven
voor antibiotica, robuuste dieren
en fundamentele innovade
wordt door de
knmvd gezien als
een positieve ontwikkeling.

-ocr page 266-

altant:

Proof of Potentials Alternatives
for Antibiotics in Livestock
lnv - onderzoeksprogramma

immuno valley

Bureau:

- Prof dr. Arno Vermeulen en
dr. Liana Steeghs

asia:

Animal-Specific Immunomodu-
latory Antimicrobials

evac:

Evasion Molecules in Staphylo-
coccal Bovine Mastitis Vaccines

resuplys:

Control of Streptococcus suis by
use of phage therapy and lysines

modiphy:

Modulation with Immune-
stimulating Phytochemicals as
alternative for antimicrobial
treatment: a quest for proof of
potential in coccidiosis and
Escherichia coli infected poultry.

in de zoektocht naar alternatieven
voor antibiotica en innovaties in de
dierhouderij.

voer

De kwaliteit van diervoer heeft grote
invloed op de weerstand van dieren en
derhalve op de noodzaak van de inzet
van antibiotica. Dit was voor voor
janneke Snijder-Hazelhoff
(vvd) reden
om nogmaals aandacht te vragen voor
het verzoek om dierlijke eiwitten weer
toe te laten in het diervoer. Dit punt
werd ondersteund door Henk-fan

Ormel (cda) en Bas van der Vlies
(sGP). De minister gaf aan dat zij deze
wens op Europees niveau op de
agenda zal plaatsen. Zij waarschuwde
de Kamer wel dat dit een gevoelige
zaak is vanwege de
bse-problematiek
en dat zij daarom geen snelle Europese
besluitvorming verwacht.

De Nederlandse Vereniging voor
Diervoederindustrie
(nevedi) maakte
van de gelegenheid gebruik om een
pleidooi te voeren voor het uitfaseren
van gemedicineerde voeders. Vooral
de belangenvereniging van Fabrikan-
ten en Importeurs van Diergenees-
middelen in Nederland
(fidin)
plaatste hier vraagtekens bij. Het
ontbreken van alternatieven voor
goede toedieningmethoden van
antibiotica via voer en bestaande
Europese registraties worden als
probleem gezien. Ook dit punt staat
op de agenda en zal zeker een vervolg
krijgen.

alternatieven voor

antibiotica

ln het streven te komen tot een
vermindering van antibioticumresis-
tentie worden stevige investeringen
gedaan. Het
lnv-programma Proof of
Potentials Alternatives for Antibiotics
in Livestock
(altant) investeert in
drie jaar tijd in totaal drie miljoen
euro voor het faciliteren van een
eerste zoektocht naar duurzame,
volwaardige vervangers van antibio-
tica. De doorlooptijd van het
altant-
onderzoeksprogramma is gesteld van
15 november 2008 tot 31 december
2010. Het programma wordt uitge-
voerd door Immuno Valley Immuno
Valley is een samenwerkingsverband
van veterinaire en humane kennisin-
stellingen (de universiteiten van

Utrecht, Amsterdam en Wageningen,
het Centrum Infectieziektebestrijding
van het RIVM en het Centraal Veteri-
nair Instituut), en veterinaire en
humane marktpartijen (bijvoorbeeld
gd, tno en de farmaceutische
industrie). Het programma omvat op
dit moment vier onderzoekslijnen,
namelijk: antimicrobiële peptiden
(as ia), vaccinontwikkeling tegen
Staphylococcus aureus in runderen
(evac), faagtherapie voor de bestrij-
ding van
Streptococcus su/s-infecties in
varkens
(resuplys) en secundaire
plantenmetabolieten als vervangers
voor antibiotica
(modiphy) (kader).
De hoofdvraag van
altant luidt:
"Welk wetenschappelijk, technisch,
economisch en beleidsmatig perspec-
tief hebben de geselecteerde ontwik-
kelingslijnen als alternatief voor
antibiotica?" De projecten resulteren
in een wetenschappelijke onderbou-
wing van een \'proof of potential\',
lnv
is van plan om in vervolg hierop de
ontwikkeling van onderzoekslijnen
met perspectief substantieel te
ondersteunen, onder de voorwaarde
dat het bedrijfsleven mee-investeert.

S.J. De Groot is senior beleidsmedewer-
ker veterinaire zaken bij de
knmvd.

referenties

1. www.knmvd.nl actueel 11 februari 2009
gespreknotities deskundigen en betrokkenen
rondetafelgesprek vast commissie
lnv.

2. LM. van Geijswijk, D. Mevius, LF. Puiser-
Jansen. Kwantificeren van veterinair
antibioticumgebruik. Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, deel 134, afl. 2,15 januari
2009.

3. S.J. de Groot. Convenant Antibioticumresis-
tentie Dierhouderij, Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, deel 134, afl. r, i januari
2009.

-ocr page 267-

Daan Dercksen

Heel regelmatig wordt mij door
dierenartsen of studenten de vraag
gesteld: "Welk boek moet ik kopen
als ik meer wil weten over de
diergeneeskunde van de geit?" Het
antwoord is voor mij, als ik het
Franse taalgebied buiten beschou-
wing laat, heel eenvoudig.

Er is maar één boek dat je echt moet
hebben, als je van een uitgebreid en
degelijk boekwerk houdt:
Goat
Medicine,
geschreven door Mary C.
Smith en David M. Sherman (gepubli-
ceerd door Blackwell Publishing, 1994
isbn o8r2ii4787,9780812114782).
Mijn eigen exemplaar van 620
pagina\'s, dat ik sinds de aanschaf in
1994 meerdere malen per week
raadpleeg, ziet er ondertussen redelijk
doorleefd uit. In al die tijd kwam het
gelukkig maar zelden voor dat ik er
niet in kon vinden wat ik zocht.
Kortom, een echte aanrader die voor
onder de 100 euro te koop is. Als u dit
boek nog niet in huis heeft, zou ik
echter nog even wachten met aan-
schaffen, want ik weet dat er begin
volgend jaar een volledig geredigeerde
en nieuwe versie op de markt komt.

David Sherman heeft zijn wereldwijde
veterinaire geitennetwerk gevraagd
hem te helpen met het \'updaten\' van
dit standaardwerk en ik ben eigenlijk
best trots dat ik daar een bescheiden
bijdrage aan heb mogen leveren over
MKz en bluetongue. Nog even wach-
ten dus.

meer moois

Er is naast Goat medicine meer moois te
koop voor in uw boekenkast, bijvoor-
beeld
Diseases of the Goat van John G.
Matthews (gepubliceerd door
Blackwell Science, 1999,
isbn
0632051671,9780632051670, 364
pagina\'s), john Matthews is een
Engelse practicus in hart en nieren en
de drijvende kracht achter de Goat
Veterinairy Society In
Diseases of the
Goat zult
u mede door zijn achter-
grond veel praktische tips en doserin-
gen vinden die direct toepasbaar zijn
in de dagelijkse praktijk. Een goede
index en een overzichtelijke layout
maken het een goed boek om in de
auto te leggen om snel even een
therapie of dosering in op te zoeken.

nederlands

In het Nederlands zijn er verschillende
boeken over geiten op de markt, van
wisselende kwaliteit.
Geiten gezond van
collega Ton Vendrig (Phonendus,
isbn nummer 90-803406-3-4) is een
positieve uitschieter
Geiten gezond is
geschreven voor geitenhouders en
geeft een goed overzicht van de meeste
ziektekundige problemen en bedoelt,
zoals de auteur in zijn voorwoord
schrijft, een schakel te zijn tussen
houder en dierenarts. Veel professio-
nele geitenhouders gebruiken dit boek
en dus is het alleen daarom al voor u
goed om te lezen om de discussie met
deze kritische ondernemers op de
zelfde hoogte in te steken.

De beste boeken over geiten

De werkzoekendenbank - handig voor de
dierenarts in loondienst én de werkgevers

Op het besloten deel van knm vo.nl kunnen dierenartsen die beschikbaar zijn voor een (andere) werkkring een
profiel aanmaken in de werkzoekendenbank. Daarbij kunnen zij aangeven wat hun wensen zijn en via het uploaden
van een cv hun kwaliteiten aangeven. Werkgevers kunnen gericht zoeken in de lijst en direct kandidaten benaderen.
Voor beide partijen plezierig.

Neemt u eens een kijkje op www.knmvd.nl/werkzoekenden/.

Veel dierenartsen zullen wel
bekend zijn met de goedwillende
cliënt die zonder enige kennis van
dieren is overgegaan tot de aanschaf
van enkele dwerggeiten. Om deze
cliënten als dierenarts goed van dienst
te kunnen zijn, kan ik uit de Prak-
tijkreeks hobbydieren
Geiten van Hans
L. Schippers aanbevelen (Roodbont
Uitgeverij,
isbn 978-09-8740-004-0).
Geiten is een prettig leesbaar boekje
dat veel tips bevat om de beginnende
maar ook meer ervaren geitenhouder
voor veel ellende te behoeden.

Daan Dercksen is specialist Kleine
Herkauwer Gezondheid bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Deventer en
Diplomate of the European College of
Small Ruminant Health Management.

-ocr page 268-

Gesignaleerd

Carolien de Jager

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit drie bronnen: het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering
(lcr), Inf(a)ct en
het signaleringsoverleg. Het
lcr
brengt risico\'s voor reizigers in kaart
en adviseert hen over preventieve
maatregelen. Inf(a)ct is de elektro-
nische berichtenservice van de
Landelijke Coördinatie Infectieziek-
tebestrijding
(lci) van het rivm-cib.
In het signaleringsoverleg wordt
wekelijks op het
cib gesproken over
toename van bestaande of opkomst
van nieuwe infectieziekten. Hier
onder volgt een overzicht van de
signalen tot en met 26 februari 2009.

binnenland

Import van Roemeense runderen

met echinococcose

In een nieuwsbericht van de vwa van
eind januari werd vermeld dat de
vwa
regelmatig een infectie met Echinococ-
cus granulosus
aantreft in runderen
afkomstig uit Roemenië. Om de
introductie van de parasiet in Neder-
land te voorkomen, stelt de
vwa voor
de controle in slachthuizen aan te
scherpen en slachtvee uit landen waar
echinococcose relatief veel voorkomt
strenger te keuren. Kijk voor het
volledige bericht op: http://www.vwa.
nl/portal/page?_pageid=ii9,i639824&
_dad=portal&_schema
=portal&p_
news_item_id=2 3994.

vwa

Derde Nederlandse patiënt met

variant Creutzfeldt-Jakob (vcjd)

Begin februari werd, na onderzoek in
het
umc Utrecht en door het Neder-
landse
cjd expertisecentrum in
Rotterdam, bekendgemaakt dat voor
de derde keer in vier jaar in Nederland
een patiënt positief is gebleken voor
variant Creutzfeldt-Jakob. Het gaat om
een 49-jarige vrouw, die begin januari
2009 is overleden. De diagnose is
bevestigd na postmortaal onderzoek
op de hersenen. Omdat de vrouw geen
bloed- of weefseldonor was, vermoedt
men dat er geen kans bestaat op
besmetting van anderen. De meest
waarschijnlijke risicofactor voor haar
besmetting is de consumptie van
besmet rundvlees in het verleden.
umc Utrecht, expertisecentrum
Rotterdam en
rivm-cib

Dirofilaria repens (draadworm) in
Nederlandse hond

Eind november is Dirofilaria repens
gevonden bij een Nederlandse hond.
D. repens is een zoönotische infectie en
wordt minder vaak gezien bij de mens.
Infectie bij de mens vindt plaats door
overdracht via muggen van het
geslacht
Anopheles, Culex en Aedes.
Filariën of draadwormen komen voor
zover bekend niet in Nederland voor
Eerder beschreven Nederlandse
infecties bij hond of mens staan
meestal in verband met bezoek aan
het buitenland (warmere gebieden)
en/of bezit van een hond. Bijzonder
aan deze casus is dat de hond nooit in
het buitenland is geweest, maar wel
heeft gekampeerd in een muggenrijk
gebied in Midden-Nederland.
Veterinary Record

buitenland
Amerikaanse toerist met
Marburg na reis Oeganda

Het Amerikaanse cdc heeft met
terugwerkende kracht bevestigd dat
zij in januari 2008 een patiënt met de
ziekte van Marburg hebben gezien.
Deze patiënt maakte een reis door
Oeganda en bezocht daar de \'Python-
grot\' in het Queen Elizabeth Park. Vier
dagen na terugkeer in de vs ontwik-
kelde de patiënt symptomen. De grot
is populair bij toeristen vanwege de
aldaar aanwezige grote hoeveelheid
vleermuizen. Afgelopen zomer is ook
een Nederlandse toerist na een bezoek
aan de grot geïnfecteerd geraakt met
de ziekte van Marburg. Zij is hieraan
overleden.

cdc en rivm-cib

Infecties met koepokken

Eind januari waren er in Duitsland
21 patiënten met een koepokken-
infectie. Later meldde ook Frankrijk

twaalf patiënten. Koepokken is een
zoönotische infectie die vooral
voorkomt bij ratten en andere knaag-
dieren. Ook mensen kunnen besmet
raken. Dit uit zich meestal in huidaan-
doeningen. Van de meeste patiënten is
bekend dat ze een tamme rat als
huisdier hadden. Uit een \'trace-back\'
blijkt dat deze ratten uit Tsjechië
komen en dat niet alleen ratten zijn
geleverd aan Frankrijk en Duitsland,
maar ook aan Nederland en België.

ecdc-vwa

Uitbraak van rabiës op Bali,

Indonesië

Op Bali, Indonesië, is sinds november
2008 een probleem met het rabiës-
virus. De eerste patiënten werden eind
november in het Denpasar- en het
Badungdistrict gerapporteerd. Vanaf
begin januari zou het aantal humane
patiënten met ongeveer tien per dag
zijn toegenomen en zou de ziekte zich
verder hebben verspreid naar Kuta,
één van de belangrijkste toeristen-
plaatsen. Voor zover bekend zijn er
geen toeristen bij deze uitbraak
betrokken. Meer dan 24.000 honden
zijn gevaccineerd en 100 zwerfhonden
zijn afgemaakt. Het is de eerste keer
dat er op Bali een rabiësprobleem is
onder mensen. Voor geheel Indonesië
geldt het standaard rabiësadvies
volgens de protocollen van het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering
(lcr), zoals voor
alle landen waar rabiës voorkomt
onder huisdieren.

Promed,oiE

Toename patiënten met

babesiose na bloedtransfusie

ln New York is sprake van een
toename van het aantal patiënten met
babesiose na een bloedtransfusie.
Sinds september 2008 zijn er zeven
patiënten gemeld. In voorgaande jaren
ging het om gemiddeld twee patiënten
per jaar Artsen krijgen de vraag
babesiose op te nemen in de differen-
tiële diagnose bij patiënten met koorts
en/of hemolytische anemie die de
laatste drie maanden bloed of donor-
organen hebben ontvangen. Donor-
bloed wordt in de Verenigde Staten
niet gecontroleerd op babesiose. Wel

-ocr page 269-

worden donoren die ten tijde van de
donatie koorts hebben, of die melden
een infectie met babesiose te hebben
doorgemaakt, van donatie uitgesloten.
Babesiose is een parasitaire infectie-
ziekte die wordt overgebracht via
teken. Babesia veroorzaakt vooral
ernstige klinische verschijnselen bij
patiënten die hun milt missen.

Promed

Ebola Restonvirus mogelijk

overgedragen op mens

In een eerdere editie werd in dit
overzicht gemeld dat op de Filippijnen
tijdens uitbraken van het porcine
reproductive and respiratory syndro-
me
(PRRs) diverse varkens een
co-infectie hadden met het Ebola-
Restonvirus. Dit virus was tot dan toe
niet eerder gevonden in varkens.
Hierop is een intensieve \'monitoring\'
gestart onder de getroffen bedrijven en
hun werknemers. De
who heeft
bekendgemaakt dat het virus is
aangetoond bij vier werknemers van
besmette bedrijven en bij één werk-
nemer van een slachthuis. De werk-
nemers hebben zelf geen symptomen.
Er is geen sluitend bewijs voor
transmissie van varken op mens en
van varken op varken. Ook is niet
bekend wat de risico\'s zijn van
consumptie van onvoldoende verhit
varkensvlees. De export van varkens-
vlees uit de Filippijnen is stopgezet.
Verder onderzoek is gaande.

WHO en Promed

Humane infecties met het aviaire

influenzavirus H5N1

Sinds het vorige overzicht heeft de
who elf nieuwe patiënten met aviaire
influenza bekendgemaakt. Indonesië
meldde twee vrouwen van 5 en 29 jaar
Zij waren afkomstig uit verschillende
provincies en zijn beide overleden.
China meldde vier mensen uit diverse

provincies, twee vrouwen van 31 en
21 jaar en twee mannen van 18 en
29 jaar. De 31-jarige vrouw en de
18-jarige man zijn overleden. Uit
Egypte kwamen drie meldingen van
kinderen; een meisje en een jongetje
van twee jaar en een jongetje van
anderhalf jaar, allen uit een ander
district. Vervolgens werden twee
patiënten gemeld uit verschillende
districten in Vietnam: een man van
32 jaar en een vrouw van 23 jaar. De
vrouw overleed aan de infectie. De
overige patiënten verkeren in een
stabiele conditie. Allen hebben
voorafgaand aan hun ziekte contact
gehad met ziek of dood pluimvee.
Wereldwijd komt het aantal patiënten
hiermee op 408; hiervan zijn 255
personen overleden.

who

C.M. de Jager is verbonden aan het

rivm.

Uitgelicht: dr. Steph van Dieten

Het veterinaire verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de
ki. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen,
et cetera, maar ook bijzondere en
gewone mensen die een rol speelden
in de diergeneeskunde en de
veefokkerij. De verhalen worden
hier verteld.

Steph van Dieten heeft als dierenarts
een belangrijke rol gespeeld in de
ontwikkeling van de rundveehouderij.
In 1949 verruilde hij de praktijk voor
de functie van directeur-secretaris van
de Coöperatieve Vereniging voor
Rundveeverbetering "De Kempen" in
Oerle. Hij was het die het belang inzag
van een gecoördineerde registratie van
gegevens over koeien en de verwer-
king ervan tot advies met betrekking
tot fokprogramma\'s. De geboorte-
registratie is een van de paden die hij
volgde. Hij is daarop in 1963 gepromo-
veerd. Hij was daarmee de grondlegger
van de moderne registratie ten
behoeve van de veeverbetering. Uit
zijn registratiegegevens zijn nog drie
personen meer gepromoveerd.
Daarnaast heeft van Dieten vele

andere vernieuwingen tot stand
gebracht: De oprichting van een
Centraal laboratorium voor IVIelk-
onderzoek, de oprichting van de
Centrale opfok van Stieren, de
introductie binnen Nederland van het
invriezen van sperma in rietjes en veel
technieken die wij nu als normaal
accepteren. Op grond van deze
innoverende initiatieven werd Steph
een veelgevraagde spreker op binnen-
en buitenlandse congressen.

Op het einde van zijn loopbaan
heeft hij mede een aanzet gegeven aan
de oprichting van de
e.t.h , de vereni-
ging voor embryotransplantatie en
handel in sperma en embryo\'s, de
voorloper van het huidige Holland
Genetics.

Nationaal Veeteelt Museum
Dr. Moonsweg 5
5437
bg Beers
Tel: 0485-330241
www.veeteelt-ki-museum.nl

-ocr page 270-

Ingezonden

rituelen en ethiek; ritueel

slachten of humaan doden?

Begin december 2008 vierden moslims het
offerfeest. Het offerfeest is een herinnering
aaneen hoofdstuk uit de Koran (i) waarin
God aartsvader Ibrahim verhinderde zijn
zoon met een mes te doden en te brand-
offeren, en een schaap als alternatief
voorstelde. Helaas wordt het rituele
offeren tijdens het offerfeest tegenwoordig
nog steeds uitgevoerd op identieke wijze
als zo\'n vierduizend jaar geleden. Dit is
van toepassing op alle dieren die worden
geslacht volgens joodse spijswetten
(koosjer vlees) en islamitische riten (halal
vlees) (2). Gaat het hier om het voortzetten
van eeuwenoude slachtprocedures die
nooit zijn gemoderniseerd? Of is het de
strekking van deze wetten om dieren op
humane wijze te doden?

Voortschrijdend ethisch inzicht

In ons land, waar kerk en staat uit elkaar
worden gehouden, is inmiddels de vorm
van "huisslachting\' tijdens het offerfeest
verboden. Dat wil zeggen: de slachting is
verbannen naar erkende slachthuizen en

wordt uitgevoerd door geroutineerde
slachters, dit meer op hygiënische dan op
morele gronden. In enkele democratisch
bestuurde landen, zoals Zwitserland,
Noorwegen en Zweden (3), is ritueel slach-
ten - onbedwelmd verbloeden - wettelijk
verboden op grond van overwegingen van
humanistische aard.

Recentelijk heeft de Commissie Ethiek
van de
knmvd een uitspraak gedaan met
betrekking tot pijnervaring tijdens de
handelingen bij het onbedwelmd verbloe-
den van slachtvee. Dat werd door het
bestuur van de
knmvd inmiddels
geaccordeerd (4). Ook een rapport van de
Animal Sciences Group (Wageningen
ur)
bevat de conclusie dat ritueel slachten
nadeliger is voor het dier dan slachten na
bedwelming (5). De stressvolle procedure
vangt niet aan bij het doorsnijden van de
huid en onderliggende weefsels in de
halsstreek, maar al bij het in een onfysiolo-
gische positie brengen van het dier
(kantelen al dan niet voorafgegaan door
kluisteren).

Humaniteit voor orthodoxie

Laten we ons niet blindstaren op het puur
ritueel handelen, maar ons concentreren
op de diepere en zinnige bedoelingen van
heilige geschriften en goddelijke wetten.
Wat in regelmatig terugkerende passages
de strekking is, is dat we ons humaan en
respectvol moeten opstellen, ook ten
opzichte van dieren (6).

Ook binnen de pluriforme islam
bestaan oproepen die een pleidooi houden
voor een herwaardering van humanisti-
sche stromingen en tradities (7). Op basis
van deze beschouwingen zou voor elk
ritueel handelen waarbij ongerief wordt
ervaren, kritisch moeten worden bekeken
of daar geen benaderingen kunnen
worden toegepast die het ongerief
grotendeels opheffen.

Nu de wetenschappelijke onderbou-
wing van een meer humane benadering is
afgerond, in dit geval bedwelming voor
het aanbrengen van een uitgebreide laesie,
zou dit tegen het licht moeten worden
gehouden van de bezwaren die worden
opgevoerd vanuit behoudende religieuze
zijde. Mochten deze bezwaren terugvoe-
ren naar de tijd van de voorvaderen, die
nog geen weet hadden van veranderde
wetenschappelijke inzichten en technische
ontwikkelingen, dan zouden deze oude
voorschriften een lagere prioriteit
verdienen.

De politiek zou de wetenschappelijk
onderbouwde aanbevelingen, aangedra-
gen door beroepsverenigingen en profes-
sionele belangenbehartigers, die zeggen
het welzijn van dieren te bevorderen,
moeten omzetten in een wetgeving
gebaseerd op humanitaire inzichten.

Met een recent ingediende initiatiefwet
(8) om het ritueel slachten op nationaal
niveau eindelijk drastisch om te buigen,
gekoppeld aan de uitspraak van het
bestuur van de
knmvd en de bevindingen
van de
asg (Wageningen u r j, lijkt de tijd
aangebroken om na vierduizend jaar \'het
ijzer weer te smeden\', nu om te voldoen
aan de moderne humanistischefilosofte en
gedragen door een breed en erkend
maatschappelijk vlak \'tot heil van mens
en dier.

Ten slotte is het mijn de wens dat
Nederland met betrekking tot deze
problematiek als gidsland binnen de
eu
zalfungeren.
J. Thuring

bronnen

1. Soera 14

2. Ritueel slachten: godsdienstige aspecten,
Veenhof, J., Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 119(8), 1994, blz 230 e.v

3. http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/
show/id/iio/Verbied-fhet-i-onverdoofd-i-
slachten-fvan dieren

4. knmvd-standpunt over het onbedwelmd
slachten van dieren, [oost van Herten,
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 133 (6),
2008, blz 239 e.v

5. Rapport 161. Ritueel slachten en het welzijn
van dieren, een literatuurstudie, Kijlstra, A.
en Lambooij, B., Animal Sciences Group,
Wageningen
ur. september 2008

6. Shechita, in the light of the year 2000,
Levinger, I.M., Machon Maskil L\'
david,
Jerusalem, 1995, Chapter i.The jewish
attitude towards cruelty to animals

7. Humanistische islam? Ja, maar..., Fouad
Laroui, De Volkskrant, 15 december 2007,
katern "het Betoog", blz i

8. http://www.politiekbewust.nl/partij-nieuws/
pvdd/9 5 6-initiatiefwet-pvdd-voor-verbod-
onverdoofd-ritueel-slachten.html

-ocr page 271-

Ingezonden

verantwoord

antibioticumgebruik

De politiek houdt het antibioticumgebruik
in de veehouderij tegen het licht. Dit lijkt
terecht, aangezien diverse publicaties
aangeven dat het antibioticumgebruik de
afgelopen jaren behoorlijk is gestegen. Dat
er in zo\'n geval snel wordt gewezen naar
de dierenartsen die de antibiotica
voorschrijven, lijkt heel plausibel. Hoe
vaker antibiotica worden toegepast, hoe
vaker resistente kiemen zullen ontstaan, is
de gedachte. Een extra reden om het
antibioticumgebruik tegen het licht te
houden, is het in toenemende mate
vóórkomen van resistente bacteriën, zoals
de zogenoemde
mrsa en de esbl\'s.

Dat sinds i maart iggg het gebruik
van diermeel in veevoer is verboden en dat
het sinds i januari 2006 niet meer is
toegestaan antimicrobiële groeibevorde-
raars in veevoer toe te passen, wordt bij
deze overwegingen voor het gemak
meestal achterwege gelaten. Deze keuze
heeft echter een grote invloed op de
noodzaak antibiotica toe te passen.
Antibioticumgebruik hangt samen met
diergezondheid en diergezondheid begint
vaak met darmgezondheid, zeker indien
het vleesvarkens, -kalveren of-kuikens
betreft.

Het onlangs opgestelde Convenant
antibioticumresistentie dierhouderij is een
mooie stap voorwaarts om als veehouder
en dierenarts kritisch het antibioticumge-
bruik tegen het licht te houden. Het nieuwe
\'bedrijfsgezondheidsplan\' is daarbij een
goed instrument om te komen tot meer
verantwoord antibioticumgebruik en
verlegt de aandacht van de curatieve naar
de preventieve gezondheidszorg.

De verantwoordelijkheid ligt daarbij
volgens ons niet alleen bij de veehouder en
de dierenarts. Dat zij hier een rol hebben
moge duidelijk zijn. Maar ook de veevoer-
leveranciers zullen bij dit onderwerp aan
tafel moeten schuiven om een essentiële
bijdrage te leveren aan de diergezondheid
en daarmee aan het verbeteren van de
gezondheid van de Nederlandse veehoude-
rij.

Onze praktijk heeft het \'bedrijfs-
gezondheidsplan\' voor de diersoorten
melkvee, varkens en pluimvee al bijna
klaar. Het bestaat onder andere uit het
behandelplan, het vaccinatieschema, het
hygiëneprogramma en een beschrijving
van diverse managementmaatregelen.

En u raadt het al... er is nog ruimte
vooreen bijdrage van de voerleverancier!
Gerwin Bouwhuis en Mare Luijben,
dierenartsen bij ArtsS-Dier in Klijndijk

Verkoop antibiotica aan de veehouderij in
2008 met 12 procent gedaald

J.E Schutte

In 2008 is de verkochte hoeveelheid
antibiotica in de veehouderij met
12 procent gedaald. In 2007 mat de
fidin nog een stijging van 9 procent.
Een groot deel van deze stijging
werd echter veroorzaakt door
voorraadvorming eind 2007, wegens
de toen op handen zijnde hogere
grondstofprijzen.

De verkoopcijfers van de fidin wijken
in veel opzichten af van de meet-
resultaten van het
lei. De fidin
rapporteert de totale antibiotica-afzet
van haar leden in Nederland (naar
schatting circa 98 procent van de
totale markt), terwijl het
lei zich
baseert op een steekproef van in totaal
159 veehouderijbedrijven, verdeeld
over drie sectoren. In het onlangs
verschenen
lei-rapport over het
gebruik van antibiotica op melkvee-,
varkens- en pluimveebedrijven in
Nederland in 2007 wordt een signifi-
cante stijging geconstateerd van het
gebruik van amoxicilline en fenoxy-
methylpenicilline bij vleeskuikens en
colistinesulfaat en macroliden bij
vleesvarkens. Daartegenover wordt
een afname gemeten van het gebruik
van tetracyclines. De
fidin-cijfers
laten in 2007 juist een toename zien
van tetracyclines, macroliden en
sulfa\'s, terwijl de verkoopstijging van
colistinesulfaat weinig significant is.
Met een correctie voor voorraad-
vorming schat de
fidin de toename
van het gebruik in 2007 op circa
4,5 procent in plaats van 9 procent.

De fidin is het ermee eens dat het
belangrijk is het diergeneesmiddelen-
gebruik goed in beeld te krijgen. Het
panel waar het
lei haar rapport op
baseert, is echter onvoldoende
representatief om een beeld op te
leveren van het totale gebruik in de
veehouderij. Daarom heeft de
fidin
samen met de knmvd en de auv
Stichting VETbase opgericht om te
komen tot een centraal informatie-
systeem in de veterinaire sector Dit
systeem biedt de mogelijkheid de
voorschrijfgegevens van dierenartsen
centraal te bundelen en het voor-
schrijfgedrag van dierenartsen te
\'benchmarken\'. Verder kunnen op
basis van deze gegevens trends en
ontwikkelingen worden gemeten van
antibioticagebruik binnen de verschil-
lende sectoren.

-ocr page 272-

Forthyron

Levothyroxine natrium

Sterk 400 \\}g tablet voor makkelijk doseren bij zwaardere honden

Secuur Nauwkeurig doseren met 200 pg snaptab en 400 pg deelbare tablet

Simpel Professionele blisters in compacte doosjes en een klantvriendelijke bijsluiter

Product Forthyron® 400 microgram tablet / 200 microgram tablet - Samenstelling Werkzaam bestanddeel per tablet: Levothyroxine
natrium 400 microgram / 200 microgram - Doeldier Honden • Indicatie Voor de behandeling van hypothyrcoïdie (onvoldoende
productie van schildklierttormoon) bij honden. - Contra-indicaties Niet gebmiken bij honden die lijden aan een ongecorrigeerde
bijnier insufficientie. - Bijwerkingen Hel herstel van lichaamsactiviieil kan andere problemen, zoals artritis, demaskeren of inten-
siveren. Ongewenste effecten van schildklierhormonen zijn over het algemeen gerelateerd aan overdosering en komen overeen
met de symptomen van hypcrthyreoïdie. namelijk meer drinken en urineren, gewichtsveriies zonder verlies van eetlus! en hijgen.
Indien u ernstige bijwerkingen of andersoortige reacties vaststelt die niet tn deze bijsluiter worden vermekJ, wordt u verzocht uw
dierenarts hiervan in kennis te stellen. • Dosering en toediening De aanbevolen slartdosering van levothyroxine natrium is 10 pg/kg
lichaamsgewicht oraal om de 12 uur. Door de variatie in absorptie en metabolisme, kan het nodig zijn om de dosis aan te passen
voordat een complete klinische respons wordt gezien. De initiële dosis en frequentie van toediening zijn slechts een startpunt. De
therapie moet individueel afgestemd worden voor elke hond apan, onder begeleiding van de dierenarts. Bij de hond kan de abso<ptie
van levothyroxine worden beïnvloedt door de aanwezigheid van voedsel. Het tijdstip van behandeling in relatie tot de voeding moet
daarom van dag tot dag consistent zijn, • Overige informatie Uitsluitend voor diergeneeskundig gebnjik. Levering uitsluitend op
recept van de dierenarts. Op diergeneeskundig voorschrift. Forthyron 400: REG NL 10382 UDA / Forthyron 200: REG NL 10381
UDA - Registratiehouder Eurovet Animal Health BV. Handelsweg 25. 5531 AE Bladel. Nederland. Verdere informatie is op aanvraag
verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

Eurovet Animal Health BV
Tel. 0497-544330
info@eurovet.nl
www.eurovetanimalhealth.com

ANIMAL^

PHARM

/4nlmal Health

ANIMAL HEALTH COMPANY OF THE YEAR 2007

-ocr page 273-

In vijf stappen naar een veiligere praktijk

Harm Haverkamp

Sinds i maart 2009 biedt de knmvd
gratis de digitale ri&e voor dieren-
artsenpraktijken aan. Hieronder
treft u praktische informatie die
stap voor stap aangeeft hoe u met
behulp van de digitale
ri&e uw
praktijk veiliger kunt maken.

De risico-inventarisatie en evaluatie
(
ri&e) is een vragenlijst die inzicht
geeft in risico\'s die de medewerkers in
de dierenartsenpraktijk lopen. Van
gevaarlijke stoffen tot bijt- en krab-
incidenten, maar ook slijtage aan het
bewegingsapparaat en werkdruk. In
140 vragen worden de belangrijkste
risico\'s langsgelopen. De
ri&e geeft
ook tips voor preventieve maatrege-
len.

actueel

De wetgever heeft bepaald dat een
praktijk een actuele
ri&e moet
hebben. Een praktijk hoeft niet elk
jaar opnieuw een hele
ri&e te doen.
Wordt er verbouwd, komt er nieuwe
apparatuur of zijn er nieuwe werk-
zaamheden, dan moet er opnieuw een
(gedeeltelijke)
ri&e worden ingevuld.

plan van aanpak

Als de vragenlijst volledig is ingevuld,
ontvangt u automatisch een rappor-
tage en een plan van aanpak. In het
plan van aanpak staat welke actie
moet worden ondernomen, wie
hiervoor verantwoordelijk is en
wanneer dit gerealiseerd moet zijn.
Naast een actuele
ri&e is de praktijk
verplicht een actueel plan van aanpak
te hebben.

prioriteit

De mate van prioriteit van de maat-
regelen wordt bepaald door de ernst
van het risico. Het niet gebruiken van
een loodschort zal bijvoorbeeld
absolute prioriteit krijgen. Het
ontbreken van een plattegrond van de
praktijk zal echter een minder hoge
prioriteit hebben. Het moet wel
worden aangepakt, maar actie is niet
acuut noodzakelijk.

de vijf stappen

Stap i: bepaal of het nodig is een

ri&e in te vullen

Als u een actuele ri&e en een actueel
plan van aanpak heeft, hoeft u geen
nieuwe ri&e te houden. U kunt zich
dan beter concentreren op de uitvoe-
ring van de preventieve acties in het
plan van aanpak. Heeft u geen of een
verouderd plan van aanpak en
r i & e ,
dan kunt u direct aan de slag. U gaat
naar de website van de
knmvd. Onder
praktijkmanagement vindt u het
kopje \'Arbo\' en hier treft u een link
naar de digitale
ri&e.

Stap 2: invullen van de ri&e

U kunt ervoor kiezen de r i & e te
downloaden en op uw eigen harde
schijf te plaatsen. Het is ook mogelijk
de
ri&e online in te vullen en te
bewaren. Uw privacy wordt gegaran-
deerd. De vragen zijn zo gesteld dat er
slechts drie antwoorden mogelijk zijn:
ja, nee of parkeren.

\'Parkeren\' betekent dat u op deze
vraag terugkomt nadat u de situatie
nader heeft beoordeeld. U kunt de
vragenlijst tussentijds opslaan en op
een later tijdstip weer doorgaan.

Stap 3: rapportage en plan van
aanpak

Als u de ri & e heeft ingevuld en heeft
aangegeven welke preventieve
maatregelen u gaat treffen, ontvangt u
automatisch een rapportage en een
plan van aanpak. Om alle mede-
werkers deelgenoot te maken van de
risico\'s en de mogelijkheden om veilig
te werken, adviseren wij (onderdelen
van) de Ri&E-vragenlijst en het plan
van aanpak te bespreken tijdens het
werkoverleg.

Stap 4: toets door een externe

arbodeskundige

De digitale ri&e is erkend door
Sociale Partners. Voor een praktijk met
minder dan 25 werknemers betekent
dit dat een verlichte toets van de
rl &e-rapportage en het plan van
aanpak voldoende is. Er kan worden
volstaan met een schriftelijke toets
door een externe arbodeskundige. Een
bedrijfsbezoek is niet nodig. Voor
praktijken met meer dan 25 medewer-
kers gelden de bestaande regels: een
toets met een bedrijfsbezoek door een
externe arbodeskundige.

Stap 5: bijhouden van het plan

van aanpak

Als de R i & E en het plan van aanpak
zijn getoetst, kan de praktijk aan de slag
met de uitvoering van het plan van
aanpak. De praktijk dient het plan van
aanpak tenminste jaarlijks bij te
houden. Voor het goed functioneren
van het plan van aanpak is het belang-
rijk dat u duidelijk aangeeft welke actie
wordt ondernomen, wie daarvoor
verantwoordelijk is en wanneer de actie
moet zijn gereahseerd.

Harm Haverkamp is senior beleids-
medewerker sociaal-economische en
arbeidsrechtelijke zaken bij de
knmvd.

-ocr page 274-

Pascale Fuchs

Op 27 januari jongstleden kwamen
55 dierenartsassistenten naar het
Dog Center in Zaltbommel om een
workshop te volgen over pijngedrag
bij honden en het scoren van
bewegingen onder de titel \'Pijn in de
praktijk\'. De dag werd georganiseerd
door Merial en Royal Canin en werd
verzorgd door dierfysiotherapeut
Marcel Nijland en gedragsdeskundig
dierenarts Margit Bossard.

Het programma van de dag bestond
voor een groot deel uit het observeren
van stilstaande, lopende en dravende
honden. Omdat de animo voor de
workshop groot was, mochten de
deelnemers zelf een hond meenemen.
En dat was massaal gebeurd: 33 honden
van allerlei rassen waren van de partij!
En ze gedroegen zich voorbeeldig.

Na een inleiding over \'Pijn en pijnge-
drag bij honden\' door dierenarts
Bossard, ging het gezelschap onder
leiding van Marcel Nijland het
bewegingsapparaat van de meege-
brachte honden beoordelen. In twee
enorme hallen werd gekeken hoe een
beagle anders loopt dan een Ierse
wolfshond, en hoe de drie aanwezige
Hollandse herders van elkaar verschil-
den in bouw en bewegingen.

hoge hakken

Na een luxe lunch werd in kleine
groepjes naar de honden gekeken. Aan
de hand van een scoreformulier
beoordeelden de assistenten de stand
van de honden en de verschillende
gangen. "Staat die hond nou iets
Frans?" "Hoe is de hellingshoek van
het bekken?" "Hoe loopt de hond als
hij een achtje moet draven?" Dat
waren een paar van de gestelde
vragen. Als er twijfel over de antwoor-
den bestond, werd Marcel om zijn
mening gevraagd. Voor sommige
aanwezigen was het even slikken,
omdat hun hond toch minder soepel
bleek te zijn dan zij dachten. Zij
kregen het advies hun hond verder te
laten nakijken door hun dierenarts.

\'Pijn in de praktijk\'
opnieuw een groot succes

De opvallende zaken werden aan
de hele groep getoond. Om de beurt
draafden en galoppeerden de honden
met hun baasjes -sommige op hoge
hakken- door de hal. Er werd gekeken
naar de luchtfiguren en de lengte van
de stappen, maar ook naar het
moment waarop een hond van gang
wisselde. Afwijkingen hierin wijzen
vaak op een afwijking in het be-
wegingsapparaat.

\'doggydansende\' assistentes
Aan het eind van de dag hield Margit
Bossard nog een praktisch verhaal
over de rol die assistentes zouden
kunnen spelen bij een optimaal
pijnbeleid in de dierenartspraktijk.
Vooral het idee om de Glasgow
Composite Painscale in de praktijk te
gaan invoeren vond gretig gehoor

De dag werd afgesloten door
\'Doggy Dance\'-fenomeen Brigitte van
Gestel. Zij gaf niet alleen een specta-
culaire demonstratie, maar heeft ook
enkele assistenten leren dansen met
hun honden. Het was erg leuk om te
zien hoe snel baas en hond de eerste
kneepjes onder de knie hadden.

Al met al was het een geslaagde
dag. Uit de evaluaties bleek dat alle
aanwezigen het een leuke en leerzame
workshop hadden gevonden. En om
de mensen op de wachtlijst ook een
kans te bieden de workshop te volgen,
wordt \'Pijn in de praktijk\' waarschijn-
lijk herhaald.

Pascale Fuchs is werkzaam bij veterinair
organisatiebureau Viteaux.

-ocr page 275-

Marieke Veldman

Op zaterdag 28 maart organiseert de
Universiteit Utrecht haar jaarlijkse
alumnidag. De Universiteitsdag
2009 heeft als thema \'De bouw-
stenen van ons bestaan\'. De faculteit
Diergeneeskunde neemt hieraan
deel met een specifiek middagpro-
gramma met als thema: \'Vet grote
installaties analyseren ieniemienie
deeltjes\'. Alumni zijn van harte
welkom zelfkennis te maken met
de nieuwste onderzoeksmethoden
en (oud-)collega\'s en studiegenoten
te ontmoeten.

Met het thema \'Vet grote installaties
analyseren ieniemienie deeltjes\'
nemen we een stap in de wereld van
het fundamentele onderzoek. Tijdens
de alumnidag nemen wij u mee in de
wereld van cellen, lipiden, diagnos-
tische beeldvorming en gigantische
microscopen. In twee plenaire sessies
leggen onze deskundigen u alles uit
over onder andere de meerwaarde van
de
ct-scan en mri bij veterinaire
diagnostiek\'. We gaan ook in op de
relevantie van cellen. In het Center for
Cell Imaging op de faculteit staan
microscopen die fluorescent gemerkte
moleculen kunnen waarnemen in
gefixeerde of levende cellen. Ook is er
een elektronenmicroscoop waarmee
met zeer hoge vergrotingen naar
cellen kan worden gekeken. Ook
geven we u een kijkje in de keuken bij
de
ms Lipidomics en de toepasbaar-
heid van dit apparaat bij gewrichts-
onderzoek bij paarden. Het \'lipido-
mics\'-centrum biedt de mogelijkheid
met behulp van massaspectrometrie
de lipidensamenstelling van monsters
te karakteriseren, kwantificeren of
identificeren.

Alumnidag Diergeneeskunde in teken van
de bouwstenen van het veterinaire bestaan

zelf rondkijken

Daarna is het tijd om zelf rond te
kijken. U kunt kiezen voor drie
rondleidingen. U kunt bijvoorbeeld
een kijkje nemen bij de afdeling
Diagnostische Beeldvorming van het
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren om onder andere
de
ct-scan en mri-apparaten te zien.
Of wilt u liever een demonstratie en
uitleg van het Center for Cell Imaging
(cci)? In het cci staan diverse soorten
microscopen waarmee u met eigen
ogen fluorescentie en vergrotingen
van cellen kunt bekijken.

Heeft u een vette hap genoten of
juist een gezonde lunch? Bij de
demonstratie van de
ms Lipidomics
kan iemand uit uw groepje bloed laten
prikken. Met behulp van de
m s
Lipidomics kan dat worden gediagnos-
ticeerd.

aanmelden of meer

informatie?

Wilt u meer informatie of wilt u zich
aanmelden? Kijk in het alumnimaga-
zine
Illuster, het programmaboekje dat
met
Illuster wordt meegezonden of op
www.alumni.uu.nl/udag.

Marieke Veldman is communicatieme-
dewerker bij de faculteit Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht.

-ocr page 276-

Aagje Hardeman

Op dinsdag 7 april 2009, vanaf 13.00
uur, vindt de jaarlijkse Veterinaire
Praktijk- en Carrièrebeurs plaats op
de faculteit Diergeneeskunde
(Androclusgebouw). Behalve de
informatiemarkt waar veel bedrij-
ven zich zullen presenteren, is er
een zeer interessant programma met
\'workshops\' en zal ervoor het eerst
een discussiemiddag plaatsvinden.

Onderwerpen van de workshops zijn
onder andere \'Sollicitatietraining\',
\'Hoe verkoop ik mezelf\' en \'Mogelijk-
heden en beperkingen van de jonge
dierenarts\'. De discussiemiddag met
als thema \'De toekomst van de
veterinaire sector\', is bedoeld voor

studenten én dierenartsen om samen
te discussiëren over de kansen en
bedreigingen die een rol spelen in de
toekomst van onze sector.

Om 16.00 uur start de eerste
discussiesessie \'Wel of geen praktijk,
wat kies jij?\' Er zal een goed beeld
worden geschetst van wat er voor
dierenartsen zoal mogelijk is naast de
doorsnee praktijkvoering. Sprekers in
deze sessie zijn Anneke Hallebeek (zij
startte haar eigen voedingsadvies-
bureau voor paarden), Amber Koppen,
die werkzaam is als veterinair acu-
puncturist en chiropractor, en IJmert
de Vries (hij is vanuit zijn eigen
praktijk werkzaam bij de
vwa).
Vervolgens begint om 17.30 uur de
tweede discussiesessie: \'Waar zie ik
mijn toekomst?\' Hierin zullen
verschillende dienstverbanden worden
toegelicht en bediscussieerd: wat zijn
de voor- en nadelen van elk ervan en
hoe ziet de toekomst van deze ver-
schillende mogelijkheden eruit? De
volgende partijen zullen op dit gebied
hun visie geven: Belangengroep
Practici in Loondienst
(bpl), Dieren-
dokters (een grote keten van gezel-
schapsdierenartsenpraktijken) en
cokz (Centraal Orgaan voor Kwali-
teitsaangelegenheden in de Zuivel).
Vanaf 19
.00 uur kan men gezellig
napraten onder het diner, muzikaal
begeleid door
c.m.v. "Syrinx".

De Veterinaire Praktijk- en
Carrièrebeurs

De toegang tot de beurs en de
discussiemiddag zijn gratis. De kosten
voor de workshops bedragen
2 euro
per workshop. Het diner kost 4 euro
voor studenten en 15 euro voor
dierenartsen/overige belangstellen-
den. Aanmelding is verplicht: Stuur
naam en e-mailadres naar dsk.
bestuur@vet.uu.nl of bel
(030)-25 34
678.
Kijk voor meer informatie op
www.dskonline.nl.

Auriplak

anti-vliegen oorplaatjes

4 maanden
rust in de wei

> betrouwbaar > tijdsbesparend

> minder zomerwrang > kostenefficiënt

> definitief geregistreerd [regnl933o]

Auriplak® anti-vliegen oorplaatjes: REG NL 9330. Samenstelling: permethrin lOg per lOOg. Indicatie: ter bestrijding van vliegen bij rundvee in de weide
gedurende minimaal 4 maanden. Preventie van zomerwrang.
Doeldier: rundvee. ^Vachttijdadvies: melk: O dagen, vlees: O dagen. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, postbus 313, 3770 AH Barneveld, T 0342 427 127, F 0342 490 164, info@virbac.nl, www.vrrbac.nl

-ocr page 277-

Geef teken geen kans!

Door de samenvoeging van Schering-
Plough en Intervet is een breed
arsenaal diergeneesmiddelen ontstaan.
Denk bijvoorbeeld aan de combinatie
Pulvex (65 procent permethrin) en
Scalibor (4 procent deltamethrin).
Deze werkzame stoffen komen uit
dezelfde groep antiparasitica, de
synthetische pyrethroïden. Deze
doden binnen 24 uur insecten en teken
op de hond en voorkomen zo de
overdracht van vele door deze vecto-
ren overgedragen ziekten. Daarnaast
hebben de synthetische pyrethroïden
als extra voordeel een sterk \'repellent\'
(afwerend) effect waardoor insecten en
teken van de hond geweerd worden
voordat ze bijten dan wel aanhechten.
Men kan kiezen tussen twee
toedieningsvormen (\'spot-on\' en
halsband). Om deze keuze voor de
eigenaar te vereenvoudigen, is een
handige beslisboom ontwikkeld
waarmee de assistente en de eigenaar
snel kunnen beslissen welke van deze
twee producten voor hen het meest
geschikt is.

www.intervet.nl

Warme kalveren: sneller
herstel en betere groei

Vanuit de Verenigde Staten is het
kalverdekje inmiddels naar Nederland
overgewaaid. Het wordt in Nederland
op de markt gebracht door Virbac.
Waar hier zwakke, onderkoelde
kalveren bijvoorbeeld nog onder een
warmtelamp in het stro worden
gelegd, worden dit soort kalveren in
de
vs ingepakt in het dekje. Door de
uitstekende isolerende eigenschappen
van de stof wordt het kalf een handje
geholpen zichzelf op temperatuur te
krijgen of te houden. Het dekje wordt
zelfs soms standaard gebruikt. De
kalveren groeien de eerste weken
harder, omdat ze de energie die ze
zonder dekje aan warmte zouden
besteden, nu kunnen gebruiken voor
de groei. Het kalverdek wordt geleverd
via de dierenarts.
www.virbac.nl

Herinnering via sms of
e-mail

Bayer AH biedt een herinnerings-
service via
SMS of e-mail voor een
regelmatige behandeling tegen
wormen en/of vlooien bij honden en
katten. Eén van de redenen voor de
nog altijd relatief lage frequentie van
behandeling tegen wormen en/of
vlooien is dat de honden- of katten-
eigenaren het eenvoudig vergeten.
Indien de eigenaar zich bij de dieren-
arts inschrijft voor de nieuwe (gratis)
SMS- of e-mailherinneringsservice,
ontvangt hij gedurende één jaar elke
drie maanden een bericht voor het
ontwormen (deze frequentie is de door
EsccAP (www.esccap.eu) geadviseerde
ontwormingsfrequentie voor dieren
vanaf zes maanden) en maandelijks
voor de vlooiencontrole. De honden-
eigenaar krijgt na inschrijving van de
dierenarts een handige \'doggie bag\'
voor hondenpoepzakjes en de katten-
eigenaar een schepje voor de katten-
bak waarmee deze eraan wordt
herinnerd altijd de uitwerpselen van
zijn huisdier op te ruimen. Dit is
belangrijk, want poep kan een bron
van besmetting zijn van wormen voor
andere dieren of zelfs mensen.
helenede.kruijs(a)bayernl

Onderzoek anesthesie
Alfaxan®

Twee onderzoeken, gepubliceerd in
Veterinary Anaesthesia and Analgesia,
concluderen dat alfaxalon een goede tot
uitstekende anesthesie is voorbij hond
en kat. Alfaxalon werd onlangs door

Vétoquinol op de Nederlandse markt
gebracht onder de naam Alfaxan®.

Wetenschappers van de Amerikaan-
se Ohio State University onderzochten
de cardiorespiratoire en anesthetische
gevolgen van het toedienen van
alfaxalon bij zowel de hond als de kat.
Zij constateerden dat toediening leidde
tot een snelle inductie van de anesthe-
sie, een uitstekende spierrelaxatie,
non-respons op prikkels en een rustige,
vlakke \'recovery\'. Bij gebruik van de
aanbevolen doses komen hypoventila-
tie en apneu slechts in uitzonderlijke
gevallen voor

marketingCSvetoquinol-benelux.be

Donkey Sanctuary
Bonaire

Ezels werden vroeger op Bonaire
gebruikt als lastdier, maar toen ze
overbodig werden, zijn ze losgelaten
in de natuur Het vergaat hen echter
niet goed in vrijheid. Ze verhongeren
of sterven van uitdroging, door ziekte
of in het verkeer Daarnaast zijn de
ezels op Bonaire regelmatig het
slachtoffer van mishandeling.

Donkey Sanctuary Bonaire (dsb) is
in 1993 opgericht als opvang voor
zieke, gewonde en verweesde ezels en
zet zich in om alle ezels van Bonaire
een beschermd leven te bieden. Tevens
geeft de organisatie voorlichting over
de leefwereld van ezels aan de
eilandbewoners, op scholen en aan
toeristen. Er wonen op dit moment in
het centrum meer dan vierhonderd
ezels, die voedsel, drinkwater en
medische verzorging krijgen,
dsb is als
kleine \'non-profit\'-organisatie volledig
afhankelijk van giften, donaties en
vrijwilligers. Virbac ondersteunt
dsb
met medicijnen en het sponsoren van
een nieuwe folder Uw praktijk en/of
uw cliënten kunnen ook donateur
worden, een ezel adopteren of geld
inzamelen.

www.donkeysanctuary.org

-ocr page 278-

Yes, we can!

Wat denkt u als u uw tanden in een frikandel zet? Zeker, het zal niet gemaakt zijn
van eersteklas lendebiefstuk maar u gaat er wel vanuit dat de producten waaruit
dit genotsvoedsel gemaakt is, veilig zijn en uw gezondheid niet zullen schaden.

Bovenstaande \'Yes we can\'-uitspraak van een van de meest invloedrijke
mensen op deze aarde kwam direct in mijn gedachten bij het lezen van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van rs februari. Met een ingezonden brief geeft
collega Bernd Hietberg, afgestudeerd in 2008 en thans practicus te Bellen, een
krachtig voorbeeld hoe dierenartsen hun maatschappelijke verantwoordelijk-
heid betreffende volksgezondheid kunnen realiseren.

Door te wijzen op de risico\'s van het gebruik van droogzetters bij koeien die
kort daarna toch bij het slachthuis worden aangeboden, heeft dit aspect
nadrukkelijk (meer) aandacht gekregen van de regelgever. Dit werd direct
gevolgd door de toezegging van de
vwa om de keuringsbeslissing zo in te
richten dat uierweefsel afkomstig van droogstaande koeien niet in aanmerking
komt voor humane consumptie.

Mijn conclusies: r. Dierenartsen laat je stem horen, het werkt! 2. Hulde aan
de jonge generatie beroepsgenoten, die ook nu weer laat zien zich zeer bewust te
zijn van onze gemeenschappelijke en brede maatschappelijke verantwoordelijk-
heid!

voorzitterscolumn

Bernd, bedankt!

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter, lj.hellebrekers@knmvd.nl

Ruud Leyendekker (57) gaat tot de
aanstelling van een nieuwe alge-
meen directeur het bureau van de
KNMVD leiden. Afkomstig uit de
omroepwereld heeft hij een ruime
ervaring opgebouwd in leidingge-
ven in transitieperiodes.

"Sinds twee weken ben ik tijdelijk
directeur van het bureau van de
knmvd. Ik ben na een korte selectie-
procedure door het bestuur benoemd
voor een periode van vier tot zes
maanden. Gedurende deze periode ga
ik mij inzetten voor een paar belang-
rijke doelen. Allereerst het facihteren
van de medewerkers van het bureau,
zodat zij met plezier en overtuiging
hun werk kunnen doen. Ik heb hen
allemaal persoonlijk gesproken en mij
trof met name hun betrokkenheid en
vakkennis. Met deze ploeg is het
mogelijk om met goede werkmetho-
des het ambitieuze beleidsplan van
het bestuur uit te voeren. Dat is dan
ook het tweede doel: een flinke stap
voorwaarts maken met het strategisch
beleidsplan. Ten slotte zal ik mij
bezighouden met het zorgvuldig mee
voorbereiden van de keuze van mijn
opvolger, iemand die de komende
jaren de verdergaande professionalise-
ring van de vereniging en het bureau
kan leiden.

Zelf heb ik geen diergeneeskun-
dige achtergrond, maar de affiniteit
met dieren zat er al jong in, zeker voor
iemand die in het centrum van
Den Haag is geboren. Mijn vrouw en
ik wonen nu al meer dan 25 jaar op
een uitgebreide hobbyboerderij in de
Bommelerwaard.

Na mijn studie bedrijfskunde in
Eindhoven (met als bijvakken
massacommunicatie in Nijmegen en
economische psychologie in Tilburg)

Ruud Leyendekker leidt het
bureau van de
knmvd

heb ik mijn meeste ervaring opgedaan
bij
nos en nob, en dan vooral aan de
bedrijfsmatige en organisatorische
kant. In en rond het Mediapark in
Hilversum heb ik veel verschillende
staf-, lijn- en bestuursfuncties vervuld,
meestal in een transitieperiode.
Daarnaast heb ik ook gewerkt voor
een brancheorganisatie, de Audio-
visuele Federatie Nederland.

Ik heb er veel zin in om er het
komende half jaar samen met mede-
werkers en bestuur iets moois van te
maken."

-ocr page 279-

Bregt van Langeraad

* II januari 1927 -116 november 2008
Lambregt Abraham van Langeraad werd op 11 januari 19 2 7 geboren in een
dierenartsengezin te Peursem, gemeente Giessenburg. Hier, in de Alblasser-
waard, groeide hij op. Na de
hbs moest hij in militaire dienst, en in 1947
werd hij voor drie jaar uitgezonden naar Nederlands Indië. Tijdens zijn
verblijf in Nederlands Indië verloofde hij zich met Annie Hoogenboezem. Hij
wilde graag zijn vader opvolgen in de praktijk, dus ging hij na zijn terugkeer
studeren in Utrecht. Hij werd lid van het studentencorps en genoot van het
studentenleven. Nog tijdens zijn studie trouwde hij met Annie. Eén dag
nadat hij zijn bul had ontvangen, nam hij de praktijk van zijn vader over
Annie en hij kregen samen drie kinderen, twee dochters en een zoon.

Als practicus was Bregt ambitieus en zijn tijd vooruit. Hij onderhield
nauwe contacten met de faculteit Diergeneeskunde, waardoor hij altijd op de
hoogte was van nieuwe ontwikkelingen. Hij was een van de eerste dierenart-
sen in de regio die in zijn praktijk de keizersnede bij het rund introduceerde.
Hij bekwaamde zich in de embryotransplantatie en ging naar de Verenigde
Staten om zich te scholen in de fertiliteitbegeleiding van rundvee. Hij heeft
hard gewerkt aan het opzetten van een systeem van bedrijfsbegeleiding en
preventieve veterinaire zorg.

Als hij niet in de praktijk werkte, was daar nog de jacht, waarin hij zeer
actief was. Ook in de plaatselijke politiek was hij geen onbekende. Van 1970
tot 1978 was hij wethouder voor de
vvd in de gemeente Giessenburg. Hij
maakte zich sterk voor het openbaar onderwijs.

in memoriam

I Januari 1987 stopte Bregt met werken, omdat het niet anders kon. Zijn
gewrichten en rug waren versleten. De laatste jaren waren niet makkelijk.
Hij werd steeds minder mobiel en had erg veel pijn. Op 16 november 2008 is
Bregt overleden. Wij wensen Annie, zijn kinderen en vijf kleinkinderen veel
sterkte met het verlies van hun echtgenoot, vader en opa, een markante
persoonlijkheid.

Nkok Mastenbroek

-ocr page 280-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld:
Buiks, J.C; 2009; 3706 aa Zeist, Laan van

Vollenhove 556-bis
Hoogeveen, mevr. G.M.; 2008; 2411 Bodegraven

Sportlaan 18
Jongen - Hoofwijk, mevr. D.; 2008 Gent; 612 r

ZB Born, Karensstraat 11
Pels Rijcken, mevr. E.; 2007; 7108
be

Winterswijk Woold, Hijinkhoekweg ly
Prinssen, D.A.; 2007; 35rt Bz Utrecht,

Jacobskerksteeg 15
Rozen, mevr D.C. van; 2007; 6001 EW weert.

Hegstraat 39
Uden - van Summeren, mevr. A.A. van; 2005;

5375 AS Reek, Noordhoek 12
Westgeest, mevr. D.B.; 2007; 3981
zm Bunnik,
Vletweide 72

Voor het dierenartsenexamen van
13 februari
2009 zijn geslaagd:

Bouwmeester, mevr J.
Buiks, I.C.
Erich, mevr. S.A.
Gijsbrechts, mevr. D.
Molhoek, mevr. A.W.L
Oudhuis, mevr. R.A.M.
Schijf, R.E.

Sparreboom, mevr S.
Vink, mevr. L.
Vreeman, mevr. H.Z.

Daminet (b) en Hans Kooistra (nl). Locatie:
Hoofdkantoor
abn-amro, Amsterdam.

24 Symposium ggl-Boehringer: \'Hoe zeer doet
pijn?\'. Locatie: Mercure Hotel, Deventer
Tijd: 13.00 uur tot 17.00 uur Aansluitend
alv van de ggl.

27 State of the Heart 2009: "Heart\' evidence:
putting science into practice\'. Locatie:
Grand Hotel Karel
V te Utrecht. Aanvang:
09.00 tot 18.00 uur (inclusief lunch),
(uitverkocht)

VERGADERINGEN & BIJEENKOMSTEN

2009
Maart

17 Regio Zuid - Jonge dierenartsen in de
praktijk. Met Marije Persoon en Mare
Verburgh. Ook: Veiligheid in de praktijk,
ingeleid door Harm Haverkam
(knmvd).
Locatie: Best Western Hotel Berkel -
EnschoLTijdstip: 19.30 tot 23.00 uur

17 Boehringer Cardiologie Avond. Thema: \'How
to manage congestive heart failure in dogs?:
that\'s the ouEsiion!\' Locatie: Van der Valk
hotel "Stein-Urmond" te Urmond. Tijd: 19. r 5
uur tot 21,45 uur Toegang gratis. Voor opgave:
vetmedica(a)alk.boehringer-ingelheim.com of
telefoonnummer(072) 56 62 411 (Nanouk
van Eijk of Cindy Schoonhoven).

24 alv ggl. Locatie: Mercure Hotel, Deventer

28 Alumnidag faculteit Diergeneeskunde: \'Vet
grote installaties analyseren ieniemienie
deeltjes\' Locatie: Androclusgebouw, faculteit
Diergeneeskunde. Het is een middag-
programma. Meer informatie volgt nog.

28 Werkvergadering Gezelschapsdieren.
Locatie: Goudreinet restaurant "De
Wildenberg" te Weert. Ondewerpen: echo
buik en bloedonderzoek. Nadere
mededelingen volgen zo spoedig mogelijk.

CURSUSSEN

20og
Maart

19 Symposium 2009;

\'Beroepsaansprakelijkheid in de praktijk\'
Op 19 maart 2009 organiseert de
knmvd in
samenwerking met Proteq Dier & Zorg een
symposium dat geheel in het teken staat van
de veterinaire beroepsaansprakelijkheid.
Medio januari worden het programma, de
prijzen en de datum waarop de inschrijving
wordt geopend, bekendgemaakt. Wij
houden u via de website, nieuws-e-mails en
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde op de
hoogte.

24-25 Cursus \'Pluimveevoeding en -manage-
ment\'. Plaats: Wageningen. Kosten: 1095
euro. Inschrijvingen en inlichtingen: De
inschrijftermijn van de eindigt op 10 maart
2009. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wurnl.

27 Cursus \'Zoönosen, beroepsmatige
infectieziekten\'. Locatie: Nijmegen.

3r/3-3/4 International Course Advances in Feed
Evaluation Science. Locatie: Wageningen.
Kosten: 2795 euro. De inschrijftermijn
eindigt op 3 maart 2009. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wurnl.

SLUITINGSDATA VOOR KOPI)

Aflevering I Deadline*
r 5-04-20091 maandag 130-03-2009
or-05-20091 dinsdag! 14-04-2009
t5-05-2009l maandag! 27-04-2009
0r-06-2009l maandagI it-05-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(ï)knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA
Congressen & Symposia
2009
Maart

17-21 European Comittee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAv)-conferentie.
Locatie: Congreshotel Ter Eist te Edegem.
Het volledige congresprogramma, met het
sociaal programma, verdere informatie en
het inschrijvingsformulier kunt u terug
vinden op de website www.eaavbelgium.be.

19 Symposium 2009 \'Beroepsaansprakelijkheid
in de praktijk\',
knmvd in samenwerking
met Proteq Dier en Zorg. Sprekers: Zijll
Langhout, Pieter van der Wiel, laira
Boissevain. Locatie: Van der Valk, Houten.
Toegang voor studenten, leden tot vijfjaar
werkervaring, gepensioneerde dierenartsen
of dierenartsen met de vur: 50 euro. Overige
leden
knmvd: 150 euro. Niet-leden: 250
euro. Opgeven via de website.

21 K9 Insight Out! Congresdag over endocrino-
logische problemen bij de hond met David
Church (
uk). Peter Graham (uk), Sylvie

Ter overname aangeboden:

goedlopeiKie praktijk met prima dienstregeling
in mooie omgeving in Overijssel.

Voor nadere informatie
kunt u contact opnemen .
met dhr. A. Hooijmeijer,
DixFortuin, tel. 030-2515199.

d.a.p. Midden Nederland is een praktijk met vijf dierenartsen en vier assistentes.
Kootwijkerbroek en omgeving is een gebied met vanouds veel kleine gemengde bedrijven,
dat zich agrarisch echter sterk aan het ontwikkelen is.
d.a.p. Midden Nederland zoekt daarom

dierenarts

die zich zowel bij het kleine boerenbedrijf thuisvoelt als bij de moderne, hoogopgeleide
veehouder

We vormen een gemengde praktijk met het accent op rundvee, vleeskalveren en varkens.
Salariëring volgens de
cao.

Uw sollicitatie kunt u sturen naar d.a.p. Midden Nederland, ter attentie van mevrouw
A. Spaans, Garderbroekerweg 131a, 3774 JC Kootwijkerbroek. Tel.: 0342-442740,
e-mail: infoCSdapmiddennederland.nl.

-ocr page 281-

OPTIMALE VERZORGING

de complete lijn voor hond en kat

Dechra

Veterinary Products

80% van de intacte reuen ouder
dan 5 jaar heeft last van BPH!

Vi/acht met op \'3 complicaties!

• 1 week behandelen

• 5-6 maanden klinische voordelen

• Spermakwaliteit en libido blijven behouden.

V#r/:>é»c

www.virbac.nl

Voor meer informatie; Virbat Nederland B.V, Postbus 313, 3770 AH Barnevdd. E-mail: infirtï^rbjt

Kliniek voor gezelschapsdieren, vogels en reptielen

Naast eerstelijnsdiergeneeslcunde biedt de
Iclinielc uitgebreide zorg op het gebied van de
interne geneeskunde van gezelschapsdieren.
Daarnaast heeft de kliniek ruim 25 jaar
ervaring met de behandeling van vogels en
reptielen.

I Oterenkliniek

BROERDIJK

Ons team bestaat uit twee dierenartsen, drie paraveterinairen en een
praktijkmanager. In verband met het vertrek van een van de
dierenartsen is er per direct een vacature voor een

gezelschapsdierenarts voor 35 uur per week

Wij vragen:

- voldoende ervaring om zelfstandig afspraken en routineoperaties
uit te voeren;

- aantoonbare interesse in de interne geneeskunde van gezelschaps-
dieren;

- interesse in echografie en de bereidheid om zich hierin verder te
scholen;

- bereidheid om een deel van de uren flexibel te werken en om
tijdens afwezigheid collega extra uren te werken;

- participatie in weekend- en avonddiensten met acht andere
klinieken in Nijmegen.

De kliniek is Ud van de bpw en hanteert dus de cao voor Dierenarts-
praktijken.

Sollicitaties kunt u sturen aan:

Hr. J.M.M. Cornelissen, Broerdijk i, 6523 Gi^ Nijmegen of aan
dierenkliniekbroerdijk@dierenkliniekbroerdijk.nl.

www.dierenkliniekbroerdijk.nl.

i

Dierenartsenpraktijk &
Trimsalon Dwingeloo

Dierenartsenpraktijk Dwingeloo is een snel groeiende gemengde
praktijk met 50 procent rund/schaap/geit en 50 procent gezelschaps-
dieren/paard.

Wij zijn op zoek naar een dierenarts
voor rund/paard die in de diensten
ook gezelschapsdieren wil doen.

In eerste instantie bieden wij een werkplek voor 20 tot 25 uur, maar
er zijn volop groeimogelijkheden aanwezig.

Wil jij ook graag wonen en werken in deze schitterende omgeving
en deel gaan uitmaken van een enthousiast team van jonge
dierenartsen?

Wij bieden:

- leuke werksfeer;

- moderne, vooruitstrevende praktijk;

- goede nascholingsmogelijkheden;

- goede dienstregeling;

- mogeljkheid tot overnachting bij de praktijk.

Meer informatie en solHcitatie via R. Masselink (0521-591210).

-ocr page 282-

Boehringer Ingelheim is een internationaal farmaceutisch zelfstandig familiebedrijf, actief
op het gebied van research, ontwikkeling en productie van innovatieve
l
(humaan en veterinair). Wereldwijd hebben we 135 vestigingen in 47 landen (
40.000 medewerkers. In Alkmaar 280. Boehringer Ingelheim heeft in Nederland een plaats
binnen de top 20 van de lijst van grootste farmaceutische organisaties.

De divisie Vetmedica levert een uitgebreide reeks innovatieve diergeneesmiddelen ten behoeve van landbouwhuisdieren,
paarden en gezelschapsdieren. Recente voorbeelden van introducties zijn Ingelvac CircofleiC, Ubrolexin\', Metacam\' kat
en CompageF. Binnenkort breiden wij ons productenpakket verder uit en we wensen meer service en ondersteuning aan
onze klanten te geven. Wij zijn daarom op zoek naar een dierenarts in de functie van:

Technical Service Manager, gezelschapsdieren en paard, fulltime

De functie. De werkzaamheden zijn het adviseren en ondersteunen van onze medewerkers
en klanten, het begeleiden van klinische proeven en het schrijven van artikelen. ]e werkt
intensief samen met medewerkers in binnen- en buitenland, onderhoudt contacten met
opinieleiders en bent de sparringpartner voor de productmanager. ]e rapporteert aan de
business unit manager.

Het profiel. Dierenarts met ten minste 3 jaar praktijkervaring binnen de geneeskunde
gezelschapsdieren en/of paard. Ervaring binnen de farmaceutische industrie strekt
tot aanbeveling. Wetenschappelijk onderlegd en in staat een visie te ontwikkelen.
Enthousiasme, doorzettingsvermogen, uitstekende communicatieve vaardigheden,
teamspeler, commercieel inzicht en humor. Goede beheersing van Nederlands en Engels
in woord en geschrift en ruime ervaring met Microsoft Office.

Meer informatie over onze organisatie vind je op www.boehringer-ingeIheim.nl.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw
met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst Interessant.
Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur. In concreto gaat het om:

» SPECIALIST IN OPLEIDING VOGELGENEESKUNDE

Boehringer

ndenenbiina V)| \\\\J Ingelheim

Interesse? Stuur dan je c.v. en
motivatie voor 6 april naar:
Boehringer Ingelheim,
t.a.v. Ilse de Vrede,
human resources advisor,
Comeniusstraat 6,
1817 MS Alkmaar.
E-mail: ilse.de_vrede@alk.
boehringer-ingelheim.com.
Een assessment kan onder-
deel uitmaken van de selectie-
procedure.

Bij het departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren van de faculteit Diergeneeskunde is per 1 juni 2009 plaats voor een Specialist
in Opleiding voor de specialisatierichting Vogelgeneeskunde. Uw taken bestaan uit het in toenemende mate zelfstandig bijdragen aan de
patiëntenzorg, het onderwijs en het onderzoek van het departement. U bent dierenarts en u hebt in Utrecht of elders een roulatie gevolgd
van minimaal 12 maanden, dan wel u bent ten minste twee jaar werkzaam geweest in een goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk
onder supen/isie van een erkend specialist. U beheerst de Nederlandse taal in woord en geschrift. Wij bieden een tijdelijke aanstelling voor
een periode van 3 jaar U volgt in deze periode een opleiding die voldoet aan de eisen van het European College of Avian Medicine and
Surgery. Het salaris bedraagt € 2.379,- bruto per maand in het eerste jaar oplopend tot € 2.744,- bruto per maand in het derde jaar
van de opleiding. De aanstelling is voor 100%.

Meer informatie: de heer dr. N.J. Schoemaker, Dip. ECAMS, interim-hoofd van de afdeling Vogels en Bijzondere Dieren,
N.J.Schoemaker@uu.nl.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst
Wetenschap is nooit af

^ B ^ Universiteit Utrecht

-ocr page 283-

Geef teken
geen kans!

Spot-on

Scalibor

®

Protectorband

yW». \\ iii

^otKtwbond

PulvexlMlScalil

Smtectorhan

\\

\\

\\

\\

\\

de middelen met een sterk rë^lént effect

nnen ziekten overbrengen. Zowel Pulvex® als Scalibor® Protectorband bevatten
roep van synthetische pyrethroiden die aanhechting van teken juist tegengaat
n biedt u middelen met een sterk repellent effect en kan de diereigenaar
en uit een halsband (Scalibor) of spot-on product (Pulvex)

Pulvex: Permethrin 65%. Diergeneesmiddel VRIJ. Pulvex is geregistreerd voor de bestrijding van vlooien en teken. De wePkingsduur be**agt 4 <wk«n.
Bijw^erkingen: lokale irritatie op de plaats van toediening. Contra-indicaties: niet gebruiken bij honden jonger dan 2 weken en katten. REG r"^"
Scalibor: Deltamethrin 4®«. Diergeneesmiddel VRIJ. Scalibor Protectorband is geregistreerd ter bestrijding van besmetting-met tek*«m tei
rtnrn-Tfln^yliegtn en heefteen anti-feeding effect op volwassen muggen (Cutex pipiens pipiens). De v^rkingsduurbedr^s^ES tatè msM
hiÉriliTitmnkiiitheid. Contf»-indtcaties: dieren met huidlaesies. dieren jonger dan 7 weken. R€G ttÉ,jB9B0A&MiUd97Sr
Tir inof rtllrrligr Infrirmitw ilr liij liiili i

-ocr page 284-

PRO PLAN Sensitive:
De beste bescherming
voor gevoehge honden.

1 PRO
I Plan

I PRO
; Pl an

Pro
Plan

Pro

PL an

: de gei\'Oel^\' Imnd dc b«clErining tfe hij noe^ heefc
; mgrediëstöi met slechts 3 awitijroimcn (zalm,
svoelige hondtm.

3-vetzuretL Oimga 3-vetzuren hefefecn een
; iri ■4e ,buid as kunnen daardoor helpen bij hoader

zorgen voor een gezonëe huid «»n ^anzencfe vaj
^ tegeri invloeden van hmtena£

\'RO PI^i^ hcmdeiivoeding op www.purina-prop^
HET VOEDT.

{ jjuppy

www.purina-proplan.nl

Bcschcrml, terwijl hel voedt

-ocr page 285-

deel 134 • aflevering 7 • i april 200g

Tijdschrift voor

Diergeneeskunde

Stability and repro-
ducibility of
ADVIA
120-measured parameters,
and reticulocyte
heamoglobin content in
the diagnosis of iron
deficiency

Antimicrobiële peptiden
van de kip

Q-koorts

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
OGK

02 APR. 2009

Voorjaarsdagen 2009

koninkliike nederlandse maatschappij voor diergeneeskunde

-ocr page 286-

Surolan en Otoclean

Kampioenen in oorbescherming!

Wist u dat poiymyxine B en miconazole een synergetische
werking hebben bij de afbraak van de bacterieceiwand?

^ bij Gram-positieve én Gram-negatieve bacteriën
^ geen inductie van piasmideresistentie

Otoclean

i

Fc

de beste keuze bij eerstelijnsbehandeling
van otitis externa

SUROLAN Oordruppels ter behamleling »an oor- en huMInfecties bil honaen en katten, Samenslellina: miconaiolnitraat, prednisolonacetaat, polymlxine B-sultaat, Diersoorten; hond en kat. Indicaties: -Otitis met name: ■ bacterlele Otitis .eroorzaakt door SSp/iyteoccosspp Slwplocxctissm Pstadonmas
spp,ßc/,e„to«.™,co6sc»5,eroorzaaktdoor«)top™^ sïeptecossoo

Pssü^ms spp, Memto rt; > mycotische dermatitis veroorzaakt door Mms»™ spp,, Thchopmm spp, CaMU, spp, Malassezia psclvdeimalis. Dosering en »l)ze .an loedieoing: On,n: na het reinigen .an de gehoorgang, t.eemaal pe, dag, enkele droppels Sorolan In het oor aanbrengen Om eei
goede .erdelmg ,ar, het preparaat te .erkrngen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden,
H,«a, t..eemaal per dag worden enkele droppels Sorolan op de letsels aangebracht en goed Ingewre.en, Oe behandeling moet zonder ondertireking gedorende enkele dagen na het .erdwlinen .an de symotmen
.oortgezet worden, In sommige ge.allen kan een behandeling .an 2 a 3 weken noodzakelilk zijn, Oe behandeling .an Otodectes cynotis Is 2 weken (zie Micatiesl, Contra-Indicaties: geen. Bijwerkingen: geen, Registratlenümoier België: 2S78F12 - Nederland: BEG NL 3153; UDA,

OTOCLEAN\'Oorreinigingsmiddel .oor hooden en katten. Samenstelling: Salicyzuur (2,32 mg), prdpyleenglycol, polyglycol, ethmydlglycol, gereinigd water, glycerine, melkzuur, cucumis sativus, Cetraria islandica, mimosa tenuitlora, oliezuur Eigenschappen- OTOCLEAN» beyat keratolytlsche oorsn.«r
oplossende, »erzachtende, Hygienische en hydraterende bestanddelen die het product buitengewdon geschikt maken yoor de hygiëne en yerzorging yan de uitwendige gehoorgang .ao hond en kat, doordat het de gehoorgang .rijhoudt yan .uil en oorsmeer Dosering- Gebruik OTOCLEAN* In beid.
gehoorgangen .an de hond resp, kat. Breng .olddende aan, afhankelilk yan de grootte yan het dier: > Bij grote dieren moet .oor elk oor een «esie |5 mi) worden gebruikt, ■ Bij middelgrote of kleine dieren kan de lohood yan een flesje o.er belde oren worden yerdeeld Voorzorgsmaatregelen- Ultskiitend
.oor uitwendig gebruik. Vermijd contact met de ogen Bewaren beneden 30\'\'C, Lees yóijr gebruik eerst de bijsluiter.

^JANSSEN

^^ ANIMAL HEALTH

de oorreiniger met beste
ceruminolytische werking

-ocr page 287-

Mensenwerk

"Gezelschapsdierenarts zijn is voor 90 procent werken met mensen."

Je hoort nog eens wat op het personeelsuitje van het bureau van de knmvd!
En de dag was nog maar nauwelijks begonnen.

De spreker vervolgde met smeuïge verhalen over zijn praktijk in Zeeland,
waar vrouwen hun man met de hond naar de dierenarts stuurden omdat hij
anders de kroeg zou opzoeken, en waar mannen klaagden omdat de hond in bed
shep en zij op de bank beneden. Wat maar laat zien dat achter een schijnbaar
eenvoudig verzoek een complexe psychologische realiteit kan schuilgaan.

Het ging om het verschil tussen landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren.
Op de boerderij werd volgens de dierenarts die aan het woord was, in het
algemeen weinig sentimenteel gedaan over de kat of hond, behalve als het een
kostbare jachthond ging. Waarom zou je dure zorg laten verrichten, operaties,
infusen, et cetera, op een gezelschapsdier, als je die bij de productiedieren
achterwege moet laten vanwege de geringe economische belangen? (Hoewel: de
spreker merkte op dat ook genoeg boeren sterk aan hun hond gehecht zijn. In
een column als deze moet je als schrijver de zaken soms echter scherper stellen
dan ze zijn).

Voor de moderne stadsmens, in een tijd van toenemende individualisering
en oppervlakkigheid, is de hond meer dan inbraakpreventie en de kat meer dan
muizenvanger Men investeert tijd, aandacht en emotie in het dier, gaat zich
eraan hechten en ziet het zelfs als lid van het gezin. Soms laat men zich inder-
daad in het gezicht likken, hoe onhygiënisch dat ook zou zijn. En ja, hierdoor
verwart de eigenaar wat goed is voor het dier wel eens met wat goed is voor
hem- of haarzelf. Het is aan de dierenarts om de cliënt ervan te overtuigen dat
eindeloos doorbehandelen het lijden van het geliefde \'gezinslid\' alleen maar
erger maakt en een \'spuitje\' veel humaner kan zijn. Aan de andere kant bereikt
men niets met klagen over decadentie als mensen worden veroordeeld vanwege
ontoereikende zorg aan een konijn of een knaagdier dat je mag gebruiken in
laboratoriumonderzoek, dat je mag bejagen en zelfs mag eten. Hier komt de 90
procent werken met mensen om de hoek kijken: wat de dierenarts ziet in een
dier is niet wat de eigenaar ziet in het dier En zich daarin kunnen inleven is
mijns inziens een onmisbare eigenschap voor een (gezelschaps)dierenarts.

Voor elke arts overigens. Want is het niet zo dat de belangrijkste eigenschap
van de huisarts is dat hij zich in mensen inleeft? Mijn vader is huisarts. Natuur-
lijk stelt hij goede diagnoses, stuurt op tijd mensen door, neemt bloed af, schrijft
medicijnen voor, verricht keuringen en geeft een griepprik. Hij volgt niet voor
niets nascholing: dat hoort bij zijn kwaliteit als zorgverlener Maar vooral biedt
hij mensen een luisterend oor Toont begrip voor hun problemen. Geeft ze het
gevoel dat voor ze gezorgd wordt, dat hun zorgen belangrijk zijn, dat ze veilig
zijn. En hoeveel kwaaltjes verdwijnen niet als sneeuw voor de zon alleen maar
omdat iemand er met een vriendelijk oog naar heeft gekeken? Placebo\'s zijn niet
voor niets zo effectief.

KNMvD

Diergeneeskunde en humane geneeskunde zijn dus niet zo verschillend. Het
is allebei voor een groot deel werken met mensen. Een ander terrein waarop er
raakvlakken zijn tussen deze gebieden is dat van de zoönoses. In deze editie een
artikel over Q-koorts, dat samenvalt met een publicatie over hetzelfde onder-
werp in het
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Johan Klein Haneveld, bureauredacteur

-ocr page 288-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(|)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en
media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waamemend directeur)
Mw. LD.], van den Berg (medewerker
p&o)
Mw. drs. M. Fijten (communicatiemedewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. EJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.I.M. Laan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. f.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F van Knapen (Utrecht)
Dr JT Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.I.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 A E Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap khmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117:31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 289-

Deel 134 • Aflevering 7 • i april 2009

WETENSCHAP ..... Stability and reproducibility of ADviA 120-measured red blood cell

and platelet parameters in dogs, cats, and horses, and the use of
reticulocyte haemoglobin content (CHr) in the diagnosis of iron
deficiency

M. Prim, MW. van Leeuwen en E. Teske 272

VOORDE PRAKTIJK ..... Antimicrobiële peptiden van de kip: biologische functies en mogelijke

toepassingen

A. van Dijk 282

IN VETERINAIR VERBAND ..... Antiparasitaire middelen en de receptplicht vooT paarden MM S/oef uflf?

Oldruitenborgh-Oosterbaan, D.C.K, van Doom, W. Holland,

}. van Herten, H.W.Ploeger en ƒ. Fink-Gremmels 288

\'Attrition\' bij witvleeskalveren Brooke Humphrey en Peter Theeuwes 298

Q-koorts in 2008 in Nederland en de verwachting voor 2009 Hendrik Jan

Roest, Jim van Steenbergen, Clementine Wijkmans, Yvonne van Duijnhoven,

Olaf Stenvers, Ton Oomen en Piet Vellema 300

praktijk in bedrijf ..... Ondernemen en onderwijs gaan samen in de ulp Mcjn\'fÄre VéMmfl« 306

Dieren in het ziekenhuis AnneKertshoh 307

cursussen en congressen ..... Voor]a3isdngen 2oog Marjokin de Toom 308

Van evidence based medicine naar praktijk faël van der Woude 310

knmvd ..... Een nieuw bestuur: Dierenarts en educatieK\'/ein HaweueM 315

rubrieken ..... Uit de redactie 269

Nieuws 280

Veterinair tuchtrecht 287

Nieuws uit de industrie 3^3

Voorzitterscolumn 3^4

Personalia 317

Jubilea 3^9

Deadline kopij 319

Doorlopende agenda 319

-ocr page 290-

Stability and reproducibility of ad via
120-measured red blood cell and platelet
parameters in dogs, cats, and horses, and
the use of reticulocyte haemoglobin content
(CHr) in the diagnosis of iron deficiency

M. Prins, MW. van Leeuwen andE. Teske\'

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 272-278
Oorspronkehjk artikel

summary

Modern laser-based haematology analysers such as the
ADVIA r 20 have species-specific software and offer the
possibility of assessing new haematological parameters.
These parameters have yet to be evaluated, and as these
analysers are often used in referral laboratories, it is
important to know whether the values of haematological
parameters change during sample transport. Therefore,
samples of
eota-anticoagulated blood from nine healthy
dogs and
edta- and citrate-anticoagulated blood from six
healthy horses were collected and stored at room tempera-
ture for 72 and 48 hours, respectively In canine samples,
wbc and the red blood cell parameters Hb, Hb^^,,, Ht, mcv,
and mchc changed significantly after only 24 hours of
storage. Thus if canine blood samples need to be stored for
24 hours or longer, Hb,
rbc, and mch would appear to be
more reliable parameters than Ht, Hb^^,,,
mcv, and mchc.
The cytoplasmic haemoglobin content (CHr) remained
stable up to 48 hours. Both dog and horse platelet numbers
were stable over time when blood was anticoagulated
with
edta. Of the platelet-derived parameters, mpc was
already significantly lower 2 hours after collection of
equine blood samples and was also significantly lower 24
hours after collection of canine blood samples. In contrast,
Mpv levels were significantly higher 48 hours after sample
collection. Initial platelet numbers and platelet para-
meters were significantly different in citrate-anticoagulat-
ed blood and
edta-anticoagulated blood, and platelet
numbers and
mpm decreased significantly in citrate-anti-
coagulated blood samples after only 4 hours of storage.

After reference intervals for CHr had been established
using samples from 53 non-anaemic dogs and r50 non-
anaemic cats, the use of
CHr to detect iron deficiency

I Department of Clinical Sciences of Companion Animals, Veterinary
Faculty Utrecht University, p.o. Box 80.154,3508
td Utrecht, the
Netherlands.

anaemia was tested in 63 dogs and 55 cats with different
diseases. With the help of
roc curves, the optimal cut-off
point was determined to be r.22 fmol in dogs and 0.88
fmol in cats, resulting in a sensitivity of 95.2% and a
specificity of 90.5% in dogs and 93.8% and 76.9% in cats,
respectively.

samenvatting
Houdbaarheid en reproduceerbaarheid van erytrocyten- en
thrombocytenparameters bij honden, katten en paarden
gemeten op de
advia 120 en de toepassing van het hemoglobi-
negehalte in reticulocyten
(CHr) voor het diagnosticeren van
ijzergehreksanemie

Moderne hematologieanalysers, zoals de ADVIA 120, maken
gebruik van laserflowcytometrie en toepassing van ingebouwde
diersoortspecifieke software maakt het mogelijk nieuwe hemato-
logieparameters te meten. Deze nieuwe parameters dienen
geëvalueerd te worden en voor toepassing in een perifeer
diagnostisch laboratorium is het van belang te weten hoe deze
parameters beïnvloed worden tijdens transport van materiaal.
Hiervoor werden bloedmonsters afgenomen van negen gezonde
honden in
edta en van zes gezonde paarden in edta en citraat
en bewaard bij kamertemperatuur tot maximaal 72 uur voor
verdere bepaling. Bij honden werden al significante veranderin-
gen gevonden na 24 uur opslag bij het totaal aantal leukocyten en
de erytrocytenparameters Ht, Hb^^^^,
mcv, en mchc. Wanneer
hondenbloed pas na 24 uur gemeten gaat worden, lijken Hb,
rbc
en mch daarom betrouwbaardere parameters dan Ht, Hb^^^^,
mcv en mchc. Het hemoglobinegehalte in de reticulocyt (CHr)
bleef stabiel tot 48 uur Zowel bij honden als bij paarden bleef het
aantal thrombocyten betrouwbaar over de hele periode wanneer
het bewaard werd in
edta. Van de thrombocytenparameters
nam de
mpc al significant af na twee uur in paardenbloed en was
pas significant verlaagd na 24 uur in hondenbloed, terwijl de
mpv pas significant toenam na 48 uur. Vergeleken met edta -
bloed verschillen de beginwaarden in citraatbloed al significant
voor aantal thrombocyten en thrombocytenparameters, daar-
naast daalden de aantallen thrombocyten en de
mpm al signifi-
cant na vier uur in citraatbloed.

Na het bepalen van een referentie interval voor CHr in
55 niet anemische honden en 150 niet anemische katten, werd de
toepassing van
CHr voor het diagnosticeren van ijzergehreks-
anemie gemeten in 63 honden en
55 katten met verschillende
ziekten. Door gebruik te maken van
Roc-curven werd een

-ocr page 291-

optimaal afkappunt van 1,22 fmol bij honden en 0,88fmol bij
kattengekozen. Dit resulteerde in een sensitiviteit van 95,2% en
een specificiteit van
90,5% bij honden en respectievelijk
93,8% en 76,9% bij katten.

introduction

Modern automated haematology analysers are becoming
more often used in veterinary diagnostic referral laborato-
ries (r, 2,19, 24). Different techniques are used to assess
haematological parameters, such as microscopic evalua-
tion of blood film, capillary/buffy coat analysis. Coulter
principle, and scattering flow-cytometric methods (24).
The latter technique has been developed to combine laser
light scattering flow-cytometry methods with different
reagents to obtain more information per measurement
(r5, 22). Although these instruments were originally
developed for human medicine, software adjustments
have made them suitable for veterinary medicine (18).

Flow-cytometry instruments are not only able to
differentiate different cell types, but they are also capable
of measuring different cell parameters in individual cells,
using high and low angle detection. Volume, size,
rna
content, and haemoglobin can be measured separately,
providing individual parameters for erythrocytes and
reticulocytes, including the cytoplasmic haemoglobin
content of reticulocytes
(CHr). The CHr is an early
indicator of iron deficiency anaemia (8, 23). In addition,
these haematology analysers provide not only a tradition-
al platelet count
(plt), but also platelet function param-
eters, such as platelet distribution width
(pdw), mean
platelet volume
(mpv), mean platelet component (mpc),
and mean platelet mass (mpm) (15, 28). However, because
erythrocyte (6,16) and platelet parameters are reported to
change during the storage of blood samples (4,9, 25), it is
important to establish the stability of different haemato-
logical parameters when measured with these advanced
analysers in referral laboratories.

The aim of this study was to evaluate the stability,
reproducibility and clinical use of erythrocyte and platelet
parameters measured with the
advi a i2o3 in blood
samples from horses, dogs, and cats.

materials and methods

Blood samples

k eot a anticoagulated blood was obtained from dogs, cats,
and horses by jugular venipuncture. Blood samples were
stored at room temperature for less than 4 hours after
collection before further analysis, unless stated otherwise.

Study I

To determine artifactual changes in canine blood during
storage,
edta-anticoagulated blood samples from nine
healthy dogs were stored at room temperature and
analysed 0.5,16, 24,40,48,64, and 72 hours after collection.

a advia 120 system Siemens Medical Solutions Diagnostics GmbH,

formerly Bayer Health Care, Erfurt Germany

To determine artifactual changes in platelet parameters
during the storage of equine blood samples and to com-
pare the effect of different anticoagulants on platelet
variables, both
edta and sodium citrate 3.8% were used as
anticoagulants for blood samples collected from six
normal, healthy horses. The samples were stored at room
temperature, and analysed 0.5, i, 2,4,6, 24, and 48 hours
after collection.

To determine the precision of individual parameters,
three equine and canine blood samples with different
platelet levels were analysed 10 times, within i hour of
collection.

Study 2

To establish reference intervals, CHr levels in blood
samples from 53 non-anaemic adult dogs and 150 non-
anaemic adult cats were measured. The male and female
animals were of different breeds. The dogs were healthy,
privately owned animals, and the 150 cats had been
referred to the Utrecht University Clinic for Companion
Animals. In all animals, haematocrit and red blood cell
indices were within laboratory reference intervals, and the
reticulocyte percentage was lower than 2%. Although all
owners were asked not to feed their animal r2 hours
before sampling, this information was not checked. To
determine artifactual changes during blood storage,
CHr
was measured o.sh, r6 h, 24 h, 40 h, 48 h, 64 h, and 72 h
after blood samples were taken from 12 dogs. To deter-
mine the precision of CHr measurements, blood samples
from three dogs and six cats with different CHr levels were
measured 10 times within i hour of sample collection. To
determine whether CHr can be used to detect iron
deficiency, KjEDTA anticoagulated blood and serum
samples were collected from 63 dogs and 55 cats with
different diseases, admitted to the Utrecht University
Clinic for Companion Animals. In addition to the haema-
tological parameters, serum iron and total iron binding
capacity
(tibc) were measured with an automated
chemistry analyser (Beckman Coulter DxC) using
forrozine reagent (Biomerieux) (11). If animals had a
decreased haematocrit (below 0.311/1 in cats and below
0.35 1/1 in dogs) combined with at least three of the
following criteria, decreased serum iron (below 9.8 |jmol/l
in cats and 6.7 pmol/1 in dogs), normal or increased
ti bc
(above 16.4 pmol/l in cats and 42.6 nmol/1 in dogs),
decreased
mcv (less than 38.2 fl in cats and 63.5 in dogs),
and a decreased
mch (less than 0.81 fmol in cats and 1.37
fmol in dogs), they were retrospectively classified as
having iron deficiency. In addition, there had to be a
clinical explanation for the chronic blood loss.

ADVIA 120 automated haematology analyser

All blood samples were analysed at the Utrecht University
Veterinary Diagnostic Laboratory using the fully automa-
ted haematology analyser
advi a 120^ with species-specific
software adjustments made for veterinary samples.
Leukocytes, erythrocytes, and platelets are measured in

-ocr page 292-

different channels. Leukocytes are counted and differenti-
ated using peroxidase, and in the basochannel cells are
lysed. Haemoglobin is measured by two methods in the
advia 120. In the first method cells are lysed and cell-free
haemoglobin is measured by means of a colorimetric
method. The second method is flow cytometry, in which
isovolumetrically sphered erythrocytes and reticulocytes
are passed through a laser beam. Light scattered by each
individual cell is detected at two different angles: scattered
laser light measured by low angle detection provides
information on cell size, and high angle detection provides
information on haemoglobin concentration. Reticulocytes
are counted by combining this two angle laser-light
scattering technique with absorbance characteristics of
isovolumetrically sphered cells after staining of ribosomal
RNA with chromogen, Oxazin 750, detected by a forward
placed detector Platelets are distinguished from
rbc by
their size and refractive index, which is linearly related to
platelet density and reported as mean platelet component
concentration
(mpc).

The following analytes were assessed: total white cell
count
(wBc), red blood cell count (rbc), haemoglobin (Hb)
concentration (measured colorimetrically), haematocrit
(Hct; calculated),
mcv, mch, mchc, cell Hb content (Hb^^,,
and
CHr in reticulocytes), red cell distribution width
(rdw), platelet count (plt), mean platelet volume (mpv),
mean platelet component concentration (mpc), and mean
platelet dry mass (
mpm).

statistical analysis

spss 15.0 for Windows (Statistical Package for Social
Sciences,
spss Inc, Chicago, il, usa) was used for statistical
analysis of differences between parameters. Parameters
were tested for normality with a Shapiro-Wilk test. A
paired t-test was used to analyse the stability of measure-
ments at different time points. For statistical analysis of
platelet parameters, a Wilcoxon signed rank test was used
for comparison of
edta and citrate; one factor repeated-
measures analysis of variance and Wilcoxon 2-related test
were used for changes in time. Changes were considered
significant at P<o.oi to correct for multiple testing.
Precision is reported as coefficient of variation (cv
,7o),
which was calculated as the ratio of the standard deviation
and the mean of the repeated measurements. Reference
intervals were determined with the statistical software
package Analyse-It 2.11 (Analyse-It Software Ltd, Leeds,
uk).
The Shapiro-Wilk test was used to test the data for norma-
lity After normality was established, parametric methods
were used without data transformation to calculate the
reference intervals plus their 90% confidence intervals.

MedCalc 9.2.1.0 (MedCalc Software, Mariakerke,
Belgium) was used to calculate Receiver Operating
Characteristic
(roc) curves. In a roc curve, the true
positive rate (Sensitivity) is plotted as a function of the
false positive rate (loo-Specificity) for different cut-off
points. Each point on the
roc plot represents a sensitivity/
specificity pair corresponding to a particular decision

Parameter

Initial Sample

Repeated Samples

0.5 hr

16 hr

24 hr

40

hr

48 hr

64 hr

72 hr

Mean

%

%

P

%

P

%

P

%

P

%

P

%

P

WBC (lO\'/l)

9^6

100

91^8

0.113

94-8

0-001

92.0

<0.001

86.3

<0-001

83.8

<0.001

80.5

<0.001

RBC (lO\'Vl)

6.95

100

101.2

0.043

I0I-4

0.060

100.8

0.387

100.9

0-217

100.6

0-597

99-4

0.226

Hb (mmol/1)

lo.r

100

101.9

0.001

102.2

0.009

IOI.7

0.052

101.7

0.012

102.8

0.026

101.7

0.012

Hb„|,(mmol/l)

10.0

too

99-6

0-373

97-5

0.002

96.6

0.001

95-1

<0.001

94-2

<0.001

92.6

<0.001

Haematocrit (1/1)

0.462

too

to8.6

<0.001

110.3

<0.001

115.6

<0.001

117-5

<0.001

119-5

<0.001

118.8

<0.001

MCV (fl)

69.1

too

106.4

<0.001

105-5

0.103

III.3

0.005

113-0

0.002

115-8

<0.001

116.4

<0.001

MCH (fmol)

r.49

100

101.4

0.034

lOI.O

0.063

lOI.O

0.116

100.7

0.387

102.2

0.154

102.1

0.010

MCHC (mmoI/1)

21.62

too

95-2

0.00 r

95-5

0.106

91-1

0.003

88.9

0.001

88.1

0.001

87-5

<0.001

CHr (fmol)

1-55

100

100.4

0.698

98.1

0.100

97-2

<0.001

93.6

<0.001

94

<0.001

91-8

<0.001

platelets (io»/l)

306

100

97-1

0-353

99-9

0.987

97-9

0.818

103.6

0.760

103.3

0-759

105-2

0.713

MPV (fl)

11.9

too

102.7

O.IIO

103.2

0.058

103.8

0.116

108.8

0.008

106.3

0.049

108-9

0.016

MPC (g/dl)

19-7

100

96.0

0.017

94.0

0.004

95.8

0.01

97-7

0.001

94.8

0.010

94.1

0.003

MPM(fg)

1.96

100

102.0

0.087

100.1

0.952

102.9

0.054

102.3

0.067

102.8

0.020

1.1.6

0.101

PDW (%)

64.8

too

96.3

0.063

95-7

0.054

100.3

0.887

99-7

0.872

103.7

0.162

104.2

0.106

Table I. Mean haematological data for whole blood collected from 9 dogs and analysed within 0.5 hour and again after 16,24,40,48,64, and 72 hours of
storage at room temperature, expressed as percentage of the original mean value combined with significance level (P).

PLT

MPV

MPC

MPM

PDW

N

mean

cv

mean

cv

mean

cv

mean

cv

mean

cv

(cellsio\'/l)

(%)

(fl)

(%)

(g/dl)

(%)

(fg)

(%)

(%)

(%)

Canine

- Sample i

I ox

79

3-6

13.1

4-2

18.8

6.2

2.03

3-4

74-9

2-9

- Sample 2

I ox

131

3-8

15.0

4-0

20.8

2.8

2-53

1-2

71-4

2-9

-Sample 3

I ox

345

4.5

11-3

2-7

19-5

i.i

1.89

2-6

75-7

2-2

Equine

- Sample i

I ox

33

9

7-3

16.3

25.6

6.1

1.98

2.2

36-6

72-7

- Sample 2

I ox

133

2-7

7-5

1-7

27.0

i.i

1.82

1.1

54-3

3-2

-Sample 3

9x

210

3.6

6.9

1-8

28.9

0.4

1.82

1-4

52-5

2.2

Table 2. Precision of measurements of platelet parameters was calculated for 3 canine and equine blood samples and expressed as coefficient of variation.

-ocr page 293-

Time

PLT

MPV

MPC

MPM

(hr)

(xio\'/l)

%

(fl)

%

(g/dl)

%

(fg)

%

0.5

107.7

100.0

6.5

100.0

29.4

100.0

1.83

100.0

I

108.3

100.6

6.7

103.1

28.8

98.0

1.85

lOI.I

2

116.7

108.4

7-1

109.2

27.5*

93-5

1.80

98.4

4

II4.7

106.5

7-2

iro.8

27.0*

91.8

1.78

97-3

6

III.7

103.7

6.9

106.2

26.6*

90.5

1.80

98.4

24

100.7

93-5

7-3

112.3

25.7*

87.4

1.84

100.5

48

104.8

97-3

7.8

120.0

23.6*

80.3

1.95*

106.6

0.5

93-5

100.0

8.4

100.0

24.8

100.0

179

100.0

I

90.7

97.0

8.1

96.4

237

95.6

179

100.0

2

89.7

95-9

8.2

97.6

22.9

92-3

177

98.9

4

84.2

90.1

8.1

96.4

237

95.6

1.74*

97.2

6

76.0*

81.3

8.0

95-2

23.4

94-4

1.73*

96.6

24

69.3*

74-1

7-7

917

234

94.4

1.67*

93-3

Table 3. Platelet parameters measured in blood from 6 horses, analysed after 30-60 minutes and following storage of samples at room temperature. Para-
meters are listed as absolute values and as percentages of initial value. * Value significantly (P < o.oi) different from initial value.

Anticoagulant

Sodium citrate

threshold. A test with perfect discrimination (no overlap
in the two distributions) has a
roc plot that passes
through the upper left corner (100% sensitivity, 100%
specificity). Therefore the closer the
roc plot is to the
upper left corner, the higher the overall accuracy of the
test (30). The 95% confidence intervals (95% ci) for
proportions (P) were calculated as P±(i.96x
s.e.)

RESULTS

Study I

In canine samples, the wbc (P<o.ooi) decreased signifi-
cantly from 24 hours up to 72 hours after sample collec-
tion, the Hb increased significantly after 16 hours
(P<o.ooi) and 24 hours (P= 0.009), decreased signifi-
cantly from 24 hours (P= 0.002) up to 72 hours (P<o.ooi),
Ht increased significantly, by 10%, from 16 hours up to 72
hours (P<o.ooi),
CHr decreased from 48 hours onwards
(Pco.ooi),
mpv increased significantly after 48 hours
(P=o.oo8),
Mcv started to increase after 16 hours (P<o.ooi),
mpc decreased after 24 hours (P<o.oo4), 48 hours (P<o.ooi),
64 hours (P=o.ooi), and 72 hours (P<o.oo3), and
mchc
decreased after 40 hours (P=o.oo3). No significant change
was seen in platelet count (Table i).

The precision of measurements was calculated for
canine and equine blood samples and expressed as
coefficient of variation (Table 2). In canine and equine
samples, measurements of
plt (<3.6% and ^9%, respec-
tively),
mpv (<4.2% and <16.3%, respectively), mpc
(<6.2% and <6.1%, respectively), and mpm (<3.4% and
<2.2%, respectively) showed acceptable precision.
Although in canine samples,
pdw measurements had a
good precision (cv <2.9%), the measurements were
highly variable in one equine sample (cv=72.7), and for
this reason
pdw was considered an unreliable parameter
in horses.

Artifactual changes in platelet parameters during
storage of equine blood are listed in Table 3. Platelet
numbers and
mpc were significantly higher in edta-anti-
coagulated blood, whereas
mpv was significantly lower in
edta-anticoagulated blood compared with citrate-antico-
agulated blood. In
edta-anticoagulated blood, plt and mpv
were stable up to 48 hours, mpm up to 24 hours, but mpc

CHr

100

80

60

c

40

±

So

60

40

loo-Specificity

"53
c
<u
cn

-ocr page 294-

only up to i hour. In citrate-anticoagulated blood, plt
decreased after 6 hours, mpv and mpc were stable up to 48
hours, and
mpm decreased after 4 hours.

Study 2

The reference interval for CHr was r.43 fmol (90% ci
r.4r-r.46) to
1.71 fmol (90%ci r.68-r.74) in dogs and 0.88
fmol (90% c10.86-0.90) to 1.22 fmol (90%
ci r.21-1.25) in
cats. Parametric tests were used to calculate these inter-
vals. The coefficient of variation was less than r% in dogs
and varied from 1.3% to 3.8% in cats. When blood was
stored,
CHr levels started to decrease significantly after
40-48 hours, although the difference was less than 0.08
fmol (i.e., 4.5-5.5%). On the basis of serum iron and
haematological parameters (Ht,
mch, mchc, and mcv), 21
of the 63 dogs and r 6 of the 55 cats were classified as
having iron-deficiency anaemia. Analysis of the
roc
curves yielded an optimal cut-off point of r.22 fmol in
dogs (Figure r) and 0.88 fmol in cats (Figure 2), resulting in
a sensitivity of 95.9% (95% ci 76.1-99.2) and a specificity
of 90.5% (95%
ci 77.4-97.3) in dogs, and 93.8% (95% ci
69.7-99.0) and 76.9% (95%
ci 60.7-88.8) in cats, respec-
tively.

discussion

cbc, pcv, and blood smear analyses are routine laboratory
tests in veterinary medicine. With the introduction of
modern haematology analysers, these tests have become
more accurate and new parameters have become available.
The ADVIA 120 is a modern analyser that uses laser
light-scattering flow cytometry to assess cells by both size
and refractory index. The advantage of this machine is
that it can be adapted for use in veterinary medicine by
using species-specific software (r8). However, the accuracy
and reliability of several of these \'new\' parameters still
need to be evaluated in several species. Moreover, because
these analysers tend to be used in referral laboratories, the
stability of these parameters needs to be assessed.

In canine blood, rbc, wbc, and levels of platelet
parameters changed within 24 hours of sampling. The
decrease in
wbc was clinically relevant, namely, 5% after
24 hours and 20% after 72 hours. Although such a
decrease has been described before in the dog (9), the
decrease observed in our study was greater The decrease
in
wbc has been attributed to lysis of WBCs during
storage. The effect is less pronounced if samples are stored
at 4°C (8). The
wbc of equine blood was stable during
storage of blood samples at either 4 or 24°C (6).

Of the red cell parameters, the most dramatic and
significant changes were noted in Ht,
mcv, and mchc. As
the rbc and mch remained stable, the changes are due to
erythrocyte swelling and consequently increased cellular
water content, as reported in other studies with dogs (9,
r6), horses (6), and other species (12). These changes were
seen within r6 hours. The best temperature for the storage
of blood samples appears to be species related. In dogs, red
blood cell parameters remain more stable at a storage
temperature of 4°C (9), whereas in horses red blood cells
parameters change more when samples at stored at 4°C
than at 24°C (6). The
advia r 20 uses both a colorimetric
cyanmethaemoglobin method, which does not distinguish
between cellular Hb and extracellular Hb, and a flow
cytometry method to measure cellular Hb (Hb^.^,,). The
Hb^^ii has the advantage of not being influenced by
haemolysis or lipaemia. Although Hb measured by the
colorimetric method significantly increased during
sample storage, this effect was less than 2% and was not
clinically important. The Hb^^,,, however, decreased with
storage time, to maximally 5% after 48 hours and thus
would seem to be less practical for a referral setting. If
canine blood samples need to be stored for 24 hours or
longer, Hb,
rbc, and mch would appear to be more reliable
parameters than Ht, Hb
^^i,, mcv, and mchc.

In contrast, platelet numbers showed less variation
during the storage of canine and equine
edta-anticoagu-
lated blood samples. However, platelet numbers decreased
rapidly if equine blood samples were anticoagulated with
citrate. This decrease was not observed with
edta-antico-
agulated blood, as reported earlier (6). However, the
storage temperature influenced platelet counts, with
platelet counts in
edta-anticoagulated blood stored for 48
hours at 4°C being higher than the initial count, which
was probably due to misclassification of ghost RBCs as
platelets or to different mechanisms of stabilization of
platelet aggregates during their formation at low tempera-
tures (r7). Moreover, intial platelet counts were already
lower in citrate-anticoagulated blood samples than in
edta-anticoagulated blood samples, as has been reported
for human (r 5), feline and canine (9, 25) blood samples,
and is probably due to greater platelet aggregation in
citrate-anticoagulated blood.

Of the different platelet parameters, mpv and especially
mpc have been associated with platelet activation. For this
reason, it is unfortunate that these parameters were the
most sensitive to change during storage, in both equine
and canine blood samples,
mpv decreased significantly
over 48 hours. A time-dependent increase in
m pv in
different anticoagulants has been reported before in
humans (2r).
mpv varies with platelet count, anticoagu-
lant, time to analysis, and method (rs). Platelet activation
is associated with shape change, swelling, and degranula-
tion. In a canine model of endotoxaemia,
mpv increased as
a result of platelet swelling (27). During platelet activa-
tion, the
mpc decreases due to the uptake of fluid, rather
than due to granule loss, which is supported by the
finding that the
mcv increased without a concurrent
increase in
mpm. Artificial platelet swelling complicates
the interpretation of
mpv and mpc findings (29). One study
reported a decrease in
mpc accompanied by an increase in
the expression of P-selectin, a marker of secretion, in dogs
with inflammatory disease (20). From our experiments, it
can be concluded that canine and equine platelet numbers
remain stable during the storage of
edta-anticoagulated
blood, but that platelet-derived parameters, such as
mpv,
mpc,
and mpm, should be measured within 2 hours of
blood sampling. Both our results and those of others (r9)

-ocr page 295-

indicate that edta-anticoagulated blood is to be preferred
to citrate-anticoagulated blood for measuring platelet
parameters. Reference intervals for platelet parameters
should be calculated for each individual anticoagulant
and laboratory variables must be standardized.

In companion animals, laboratory variables used to
distinguish iron-deficiency anaemia due to chronic
gastrointestinal blood loss from that due to other diseases
include
mcv, mchc, serum ferritin, and transferrin. In
humans also transferrin receptors are measured. The gold
standard, iron staining of bone marrow aspirates, is,
however, a very invasive method and not sensitive enough
to detect iron-deficiency anaemia in an early phase (7,
14)-
The disadvantage of measuring ferritin and transferrin is
that they are both also acute-phase reactins and have
biological variability
(7). Measurement of serum iron
concentration,
tibc, and percent saturation of transferrin
also provide unreliable results for the diagnosis of iron
deiiciency anaemia because levels change during inflam-
mation, corticosteroid administration, and consumption
of meat
(5,10). The modern haematology analysers can
routinely provide additional parameters that will help in
the diagnosis of iron deficiency. Reticulocytes are the
earliest erythrocytes released into the blood and circulate
for only
i to 2 days, and for this reason CHr is a measure
of the availability of iron to red cells recently produced by
the bone marrow. In human patients, a normal
CHr value,
a parameter for normal haemoglobinization, is used as a
direct marker to identify functional iron deficiency
(26),
with a sensitivity of 57% in blood donors (22) and 90% in
apparently healthy young women
(14).

This study validated the measurement of CHr to detect
iron deficiency anaemia in dogs and cats. The
advi a 120
measurements of CHr were highly reproducible, in both
dogs and cats. The slightly higher coefficient of variation
seen in cats in this study can be explained in part by the
lower number of reticulocytes in these cats. The reference
interval 1
.43-1.71 fmol found in this study is similar to
that reported in another study of dogs (23). No reference
interval has been reported in cats previously. Thus
CHr
offers a fast and easy method to diagnose iron deficiency
anaemia in dogs and cats. Reticulocyte indices were more
time sensitive indicators of iron-deficiency anaemia than
conventional haematological or biochemical indicators in
dogs with experimentally induced nutritional iron
deficiency
(8). It is measured routinely by the advi a r 20 in
combination with the reticulocyte count. With an optimal
cut-off point of
i.i 5 fmol in dogs and 0.88 fmol, the
acceptable sensitivity
(78.9%) and high specificity (91.9%)
in dogs and the high sensitivity (9 3 •8%) and acceptable
specificity
(76.9%) in cats make it a good test as an early
indicator of iron-restricted erythropoiesis. Our results are
consistent with those of an earlier study of dogs with
experimental nutritional iron deficiency (8). Although in
that study cut-off values and sensitivity and specificity
were not calculated, the areas under the curve (
auc) of the
roc curve for the different parameters of iron deficiency
anaemia were comparable
(0.869-0.905) to our auc

(0.901). In a study of pregnant women at term, the auc of
the
roc curve for CHr to test iron-deficiency anaemia was
even lower
(0.790) (7). The lack of a good reference method
for diagnosing iron deficiency anaemia, however, hampers
all studies, including ours.
CHr levels decreased during
the storage of blood only after
40-48 hours, and the
decrease was less than
0.08 fmol. Thus the stability of CHr
levels over time makes it possible to send blood samples
by the post to referral laboratories.

In conclusion, the advi a 120 haematology analyser is a
valuable extension to our diagnostic panel. However, it is
important to take changes in analyte levels during storage
into consideration. These changes are different for the
different parameters, species, storage temperature, and
type of coagulant. In addition, the reticulocyte parameter
CHr can be used as a fast and relatively reliable parameter
for detecting iron-deficiency anaemia in both cats and
dogs.

literature

1. Bauer N and Moritz A. Evaluation of three methods for measurement
of hemoglobin and calculated hemoglobin parameters with the
advia
2120 and advi a 120 in dogs, cats, and horses. Vet Clin Pathol 2008; 37:

173-179-

2. Bauer N and Moritz A. Evaluation of three methods for measurement
of hemoglobin and calculated hemoglobin variables with the
a dv i a
r 20 and advi a 2 r 20 systems in goats.) Vet Diagn Invest 2008; 20:
593-597.

3. Becker M, Moritz A and Giger U. Comparative cHnical study of canine
and feline total blood cell count results with seven in-clinic and two
commercial laboratory hematology analyzers. Vet Clin Pathol 2008;
37:373-384-

4. Boudreaux MK. Platelets and coagulation. An update. Vet Clin North
Am Small Anim Pract r996:26: to65-ro87.

5. Brugnara C. Iron deficiency and erythropoiesis: new diagnostic
approaches. Clin Chem 2003; 49:1573-1578.

6. Clark P, Mogg TD, Tvedten HW and Korcal D. Artifactual changes in
equine blood following storage, detected using the Advia r 20
hematology analyzer. Vet Clin Pathol 2002; 31:90-94-

7. Ervasti M, Kotisaari S, Heinonen S and Punnonen K. Use of advanced
red blood cell and reticulocyte indices improves the accuracy in
diagnosing iron deficiency in pregnant women at term. Eur ]
Haematol 2007; 79: 539-545-

8. Fry MM and Kirk CA. Reticulocyte indices in a canine model of
nutritional iron deficiency Vet Clin Pathol 2006; 3 5:17 2-18 r.

9. Furlanello T, Tasca S, Caldin M, Carli E, Patron C, Tranquillo M, Lubas
G and Solano-Gallego L Artifactual changes in canine blood
following storage, detected using the Advia 120 hematology analyzer
Vet Clin Pathol 2006; 35:42-46.

10. Harvey I, Levin D and Chen C. Potential effects of glucocorticoids on
serum iron concentration in dogs. Vet Clin Pathol 1987; t6:46-50.

11. Higgins T, Beutler E and Doumas BT. Hemoglobin, Iron, and Bilirubin.
In: Tietz Textbook of Clinical Chemistry and Molecular Diagnostics.
4th ed. Burtis CA, Ashwood ER, Bruns DE, (eds.) WB Saunders,
Philadelphia 2006:1165-1208.

12. Ihedioha JI and Onwubuche RC. Artifactual changes in pcv,
hemoglobin concentration, and cell counts in bovine, caprine, porcine
blood stored at room and refrigerator temperatures. Vet Clin Pathol
2007; 36:60-63.

13. Jackson Sr and Carter Jm. Platelet volume: Laboratory measurement
and clinical application. Blood Rev 1993:7:104-113-

14. Kotisaari S, Romppanen J, Penttila I and Punnonen K. The Advia 120
red blood cell and reticulocyte indices are useful in diagnosis of
iron-deficiency anemia. Eur J Heamatol 2002; 68:150-156.

15. Macey MG, Carty E, Webb L, Chapman ES, Zelmanovic D, Okrongly D,
Rampton DS and Newland AC. Use of mean platelet component to
measure platelet activation on the
advia i 20 haematology system.
Cytometry 1999; 38: 250-255.

-ocr page 296-

16. Medaille C, Briend-Marchal A and Braun fP. Stability of selected
hematology variables in canine blood kept at room temperature in
edta for 24 and 48 hours. Vet Clin Pathol 2006; 35:18-23.

17. Mondoro TH, Vostal JG. Cold temperatures reduce the sensitivity of
stored platelets to disaggregating agents. Platelets 2002; 13:11-20.

18. Moritz A. Der Einsatz lasergestützter Multiparameter-Hämatologiesys-
teme in der Veterinärmedizin. Thesis. Büchse der Pandora Verlags-
GmbH, Wetzlar, 2002.

19. Moritz A, Walcheck BK and Weiss DJ. Flow cytometric detection of
activated platelets in the dog. Vet Clin Pathol 2003; 32: 6-12.

20. Moritz A, Fickenscher Y, Meyer K, Failing K and Weiss DJ. Canine and
feline hematology reference values for the Advia 120 hematology
system. Vet Clin Pathol 2004; 33: 32-38.

21. O\'Mally X Ludlam CA, Fox KA. and Elton RA. Measurement of platelet
volume using a variety of different anticoagulant and antiplatelet
mixtures. Blood Coagul Fibrinolysis 1996; 7:431-436.

22. Radtke H, Meyer X Kalus U, Röcker L, Salama A, Kiesewetter H and
Latza R. Rapid identification in blood donors with red cell indexes
provided by Advia 120. Xransfusion 2005; 45:5-10.

23. Steinberg JD and Olver CS. Hematologic and biochemical abnormali-
ties indicating iron deficiency are associated with decreased
reticulocyte hemoglobin content (CHr) and reticulocyte volume
(rmcv) in dogs. Vet Clin Pathol 2005; 34: 23-27.

24. Stockham SI. and Scott MA. Fundamentals of Veterinary Clinical
Pathology. 2nd ed. Blackwell; Ames, Iowa, 2008:53-258.

25. Stokol T and Erb HN. A comparison of platelet parameters in
edta- and citrate-anticoagulated blood in dogs. Vet Clin Pathol 2007;
36:148-154.

26. Thomas C and Thomas L. Biochemical markers and hematologic
indices in the diagnosis of functional iron deficiency Clin Chem 2002;
48:1066-1076.

27. Yilmaz Z, Eralp 0 and Ilcol YO. Evaluation of platelet count and its
association with plateletcrit, mean platelet volume, and platelet size
distribution width in a canine model of endotoxemia. Vet Clin Pathol
2008:37:159-163.

28. Zelmanovic D and Hetherington EJ. Automated analysis of feline
platelets in whole blood, including platelets in whole blood, including
platelet count, mean platelet volume, and activation state. Vet Clin
Pathol 1998; 27: 2-9.

29. Zelmanovic D. Interpretation of changes in pdw and mpc in stored
canine blood [letter]. Vet Clin Pathol 2006; 35:140.

30. Zweig MH and Campbell G. Receiver-operating characteristic (roc)
plots: a fundamental evaluation tool in cHnical medicine. CHn Chem
1993;39:561-577.

Artikel ingediend: 30 december 2008

Artikel geaccepteerd: 9 februari 2009

Waar het ooq od valt....

IDEXX Digitale Beeldvorming - de juiste
investering nu en voor de toel<omst.

IDEXX biedt u de mogelijkheid om voor uw praktijk
de juiste oplossing te kiezen:

«1

■ NIEUW IDEXX CR:

om de stap naar digitaal te maken

IDEXX DR™ 1417:

voor productiviteit en snelheid,
binnen 10 seconden een beeld

IDEXX EquiView® Imaging System:

draagbaar gemak voor uw
paardenkliniek

LABORATORIES

Voor het Introductie aanbod van de CR neem contact op met onze klantenservice 00800-1234 3399

-ocr page 297-

Nutritionele behandeling bij

Overgevoeligheid van de huid en

het maagdarnnkanaal

Dermatosis Fish & Potato

Winnaar op basis van resultaten in peer reviewed onderzoek

ATOPISCHE DERMATITIS:

Significante verbetering van CADESI en pruritus scores.
Superieure resultaten in vergelijking met twee andere veterinaire
hypoallergene diëten.^

ZELFBEREID DIEET:

Significant betere resultaten met Dermatosis Vis & Aardappel dan het zelfbereide
dieet op basis van vis en aardappel bij atopische honden.^

PERIANALE FISTEL:

Succesvolle behandeling bestaande uit chirurgie langdurige dieetaanpassing.
Aanzienlijk minder complicaties in vergelijking met eerdere onderzoeksresultaten.\'

1. The efficacy of commercially available veterinary diets recommended for dogs with atopic dermatitis. Glos K, Linek M, Loevi-enstein C, Mayer U, Mueller R.
Journal ofVeterinary Dermatology 2008; 19: 280-287 ..........„ . r-.,

2. Efficacy of an essential fatty acid-enriched diet in managing canine atopic dermatitis: a randomized, single-blinded, cross over study. Bensignor E, Morgan DM
and NuttallT. Journal ofVeterinary Dermatology 2008; 19: 156-162 r^iAALjA

3. Long-term evaluation of canine perianal fistulae disease treated with exclusive fish and potato diet and surgical excision. Lombardi RL& Manno DJ.JAAHA
2008; 44: 302-307

Expertise, Practicality, Results

-ocr page 298-

Wim Kremer benoemd
tot hoogleraar

Gen voor retinitis
pigmentosa

Chimpansees hebben

AIDS

Dr. Wim Kremer is door het College
van Bestuur van de Universiteit Utrecht
benoemd tot hoogleraar Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren. Het gaat om
een profileringsleerstoel, in eerste
instantie voor vijf jaar, met als doel
het onderwijs op het terrein van de
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren
te bevorderen. Wim Kremer zal zich
vooral bezig gaan houden met de
ontwikkeling en implementatie van de
bijdrage van het departement Gezond-
heidszorg Landbouwhuisdieren aan het
masterprogramma Diergeneeskunde.
Ook zal hij werken aan de kwaliteitsbe-
vordering van het onderwijs ten
aanzien van de toepassing en integratie
van kennis in de klinische en preven-
tieve context. Daarnaast gaat hij zich
richten op het stimuleren van de
instroom van diergeneeskundestuden-
ten met specifieke interesse voor
landbouwhuisdieren.

Neutralisatieproject
Lanzarote

Van ro tot 24 mei zal namens de
Stichting MedDogs een team dieren-
artsen en assistenten voor twee weken
naar Lanzarote vertrekken, waar in
het SARA Animal Shelter ongeveer
tweehonderd honden en katten zullen
worden geneutrahseerd. Het team zal
bestaan uit drie dierenartsen, een
dierenarts in opleiding en drie
assistenten. Dit is het eerste neutrali-
satieproject van de stichting MedDogs,
dat er meer wil organiseren. Hiervoor
zijn dierenartsen en assistenten nodig
die op vrijwillige basis hun mede-
werking willen verlenen aan deze
projecten. De stichting heeft inmid-
dels contact met een aantal dierenarts-
praktijken maar wil dat aantal graag
uitbreiden. Op de website www.
meddogs.eu staat meer informatie.
Met dank aan: Auke Bouwman
(acbouwman(a)raeddogs.eu),
Marie-José Verruijt (mverruijt(a)
meddogs.eu).

Dezelfde genetische afwijking veroor-
zaakt netvliesgerelateerde blindheid
bij mensen en katten, blijkt uit een
studie gepubliceerd in het
Joumal of
Heredity.
Één op de 3.500 mensen lijdt
aan retinitis pigmentosa (
rp), een
aandoening die uiteindelijk leidt tot
blindheid. De onderzoekers vonden
een genetische overeenkomst tussen
katten en mensen voor twee verschil-
lende vormen van
rp. Deze ontdekking
kan leiden tot behandelingsmogelijk-
heden tegen de ziekte. Katten met de
betreffende mutatie kunnen dienen als
diermodellen om de effectiviteit en
veiligheid van bijvoorbeeld genthera-
pie te evalueren.

Katten met de laat optredende vorm
van de ziekte hadden een mutatie in
hetCEPzgo-gen. Dezelfde afwijking
wordt gevonden bij patiënten met de
ziekte van Joubert en de aangeboren
amourosis van Leber De mutatie
verandert de structuur van fotorecep-
toren in het oog. Abessijnse katten met
de mutatie in
cep kunnen bij de
geboorte normaal zien, maar in het
binnenste van het oog treden verande-
ringen op voor ze twee jaar oud zijn. De
katten met de aangeboren vorm van de
ziekte zijn blind vanaf de geboorte.

Medicalnewstoday.com

Varkenspest bij wilde
zwijnen

In Duitsland is sprake van een uitbraak
van varkenspest onder wilde zwijnen,
die zich steeds verder uitbreidt. De
ziekte is kort geleden voor het eerst
vastgesteld in Pfalz, in het zuiden van
de deelstaat Rijnland-Pfalz. Dit gebied
was sinds
2004 vrij van varkenspest als
gevolg van een effectief bestrijdings-
plan, maar sinds februari van dit jaar
is het virus aangetroffen bij minstens
zeven wilde zwijnen. Omdat deze
dieren in het voorjaar werpen, zou de
populatie besmette dieren snel kunnen
toenemen.

Agrarisch dagblad

Chimpansees die geïnfecteerd zijn
met het immunodeficiëntievirus
sivcpz vertonen een hoger sterftecijfer
dan niet geïnfecteerde exemplaren.
De gestorven chimpansees hebben
afwijkingen aan hun immuunsysteem
die lijken op die bij de ziekte
aids bij
mensen. Onderzoekers hebben lang
gedacht dat het sivcpz-virus bij apen
niet tot klinische symptomen leidde,
sivcpz werd voor het eerst ontdekt in
1989. Het bleek nauw verwant te zijn
aan
hiv-i en daar een voorloper van
te zijn. Wetenschappers analyseerden
meer dan
1099 monsters van ontlasting
van chimpansees die tussen
2000 en
2008 waren verzameld in een nationaal
park in Tanzania. Zij vonden bewijs
van een sivcpz-infectie bij achttien
chimpansees. De prevalentie van het
virus liep uiteen van
9 tot 18 procent.
In de studieperiode overleden
7 van de
18 geïnfecteerde dieren, vergeleken met
10 van 76 niet geïnfecteerde chimpan-
sees. Dieren met de infectie hadden dus
een vijftien maal hoger sterftecijfer On-
derzoek aan de lymfeknopen van twee
overleden exemplaren liet dezelfde af-
wijkingen zien als bij mensen met een
hiv-infectie. Ook hadden deze apen een
laag
cd4-Celgehalte. Het is onbekend
of
si vcpz bijdraagt aan de alarmerende
afname van de populatie chimpansees
in Tanzania en elders in Afrika.

ScienceNow

Onvruchtbaarheid bij
varkens

In de jaren negentig werd de Finse
varkensstand bedreigd door een
genetisch defect dat zich door de
populatie verspreide en onvruchtbaar-
heid veroorzaakte. De afwijking werd
recessief overgeërfd. Het ging om een
afwijking in het
kpl2-gen op chromo-
soom
16, waardoor spermacellen een
korte staart hadden en zich niet meer
voortbewogen. Uit een sequentie-
bepaling van het betreffende gen bleek
er een zogenoemd retrotransposon in

-ocr page 299-

te zijn ingevoegd: een zichzelf verme-
nigvuldigend stukje
dna in het
genetisch materiaal van dieren. Het
ging om het retrotransposon Line-i.
Dit levert in de aangedane cellen een
korte variant op van het eiwit waar
kpl2 voor codeert. De onderzoekers
ontwikkelden een
dn a-test waarmee
de mutatie is op te sporen. Het
kpl2-
gen en het Line-i-retrotransposon
komen voor bij alle zoogdieren,
waaronder de mens. Het is echter nog
niet bewezen dat afwijkingen in het
k0p2-gen ook bij mensen leiden tot
onvruchtbaarheid of tot andere
symptomen. De snelle toename van
het voorkomen van de
kpl2-mutatie in
Finland suggereert dat de afwijking een
positief effect had op de productie-
eigenschappen van de varkens
www.sciencedaily.com

Preventie blackhead

Het antibioticum pramomycine heeft
een preventieve werking tegen
blackhead. Harold van der Heijden
(gd) toonde dit aan. Verder onderzoek
moet uitwijzen of het medicijn ook als
behandeling kan ingezet bij een
uitbraak van blackhead. Alle vroeger
beschikbare medicijnen tegen
blackhead zijn in Nederland verboden,
wat de ziekte vorig jaar de kans gaf op
te duiken bij verschillende kalkoenbe-
drijven. Niet alleen toonde Van der
Heijden het preventieve effect van
pramomycine aan, hij ontwikkelde
ook een bloedtest waarmee men kan
onderzoeken hoe wijd verspreid de
parasiet bij pluimvee voorkomt en een
dn a-test waarmee de onderzoeker
bewees dat er verschillende subtypes
van de parasiet bestaan.

Agrarisch dagblad

\'Toolkit\' over teken en
ziekte van Lyme

Ook dit jaar is de \'toolkit\' over teken en
de ziekte van Lyme tegen het hcht
gehouden. Ten opzichte van eerdere
versies zijn een paar veranderingen
aangebracht. Zo wordt nu benadrukt
dat een teek zo snel mogelijk moet
worden verwijderd, in ieder geval
binnen 24 uur na de beet. Verder is het
gevaar van het platdrukken of fijnknij-
pen van een teek uit de teksten
verwijderd. Dit blijkt namelijk niet van
invloed te zijn op de kans op een
borreliabesmetting. Ook is er een
vergrootglas aangebracht in de
instructiestrip over hoe een teek te
verwijderen is en is een vraag opgeno-
men over Lyme als beroepsziekte. Voor
mensen die veel in de natuur recreëren,
wordt geïmpregneerde kleding
geadviseerd. Ten slotte is de exacte
afmeting van de rode ring, als indicatie
voor de ziekte van Lyme, verwijderd.
Op 30 maart kan elke praktijk starten
met de campagne \'Een teek? Pak \'m
beet!\' Dan begint ook de Week van de
teek. De \'toolkit\' is te vinden via
www.rivmvoorlichtingscentrum.nl.

rivm

Nascholingscursus
Suriname

Van 7 tot en met 17 november 2009
organiseert Vitaux een nascholings-
cursus voor dierenartsen in Suriname.
Het congres wordt gehouden in
Paramaribo. Cursisten verblijven in
het gloednieuwe Marriotthotel.
Aan de orde komen onder andere
veterinaire tandheelkunde, dierfysio-
therapie, chirurgie en zoönosen in
de tropen.

Na het wetenschappelijke pro-
gramma hebben deelnemers de
gelegenheid een driedaagse tocht door
de jungle te maken. De kosten voor de
reis bedragen 1595,00 euro per
persoon. De meereizende partner
betaalt 1095,00 euro. De prijs is
inclusief de vlucht van Schiphol naar
Paramaribo en terug, vip-doorstroom
bij de visumcontrole, transfer van en
naar het hotel, zeven hotelovernach-
tingen, een welkomstborrel en
excursie(s). De toegang tot het congres
kost 895,00 euro per persoon, inclusief
syllabus. Er is accreditatie aange-
vraagd. Voor de jungletocht geldt een
toeslag van 495,00 euro per persoon
inclusief binnenlandse vlucht,
transfer, overnachtingen en maaltij-
den. Kijk voor het volledige program-
ma op www.vitaux.nl/nieuws.php/.
Neem voor een inschrijfformulier
contact op met veterinair organisatie-
bureau Vitaux ((035)62 55 185;
info@vitaux.nl).

Parasitologisch
fecesonderzoek

Op 9 april 2009 wordt in het hoofd-
gebouw van de faculteit Diergenees-
kunde aan de Yalelaan i in Utrecht de
cursus \'Parasitologisch fecesonderzoek
in de paarden- en landbouwhuis-
dierenpraktijk\' gegeven. De inleiders
zijn Deborah van Doorn, Rolf Nijsse,
dr. Harm Ploeger en Mathilde Uiter-
wijk. De cursus vindt plaats van 13.00
tot 16.00 uur De toegangsprijs
bedraagt 250,00 euro. Er kunnen
maximaal dertig mensen meedoen.
Geïnteresseerden moeten zich voor
6 april inschrijven via de
knmvd-web-
site.

Prijs voor

circovirusonderzoek

Gerard Wellenberg (gd) heeft de
Boehringer Ingelheim European
pcv2
Research Award 2008 gewonnen,
vanwege een onderzoeksplan van
gd
om de eventuele invloed te bepalen
van varken circovirus type 2
(pcv2) op
maagdarmaandoeningen bij varkens.
Het onderzoeksplan werd beoordeeld
door een onafhankelijke beoordelings-
commissie. Het bijbehorende bedrag
van 25.000 euro komt ten goede aan
aanvullend
gd-onderzoek naar de
ernst van pcv2-infecties van varkens.

-ocr page 300-

Antimicrobiële peptiden van de kip:
biologische functies en mogelijke
toepassingen

A. van Dijk\'

samenvatting proefschrift
Antimicrobiële peptiden (amp\'s) zijn kleine peptiden
(minder dan loo aminozuren), rijk aan hydrofobe en
positief geladen aminozuren, die in potentie een breed
spectrum aan antimicrobiële activiteit hebben tegen
bacteriën, schimmels, parasieten en virussen. In
zoogdieren is aangetoond dat
amp\'s, behorende tot het
aangeboren immuunsysteem, een belangrijke rol
spelen in de verdediging van huid en slijmvliezen en
een brugfunctie vervullen tussen het aangeboren en
het verkregen immuunsysteem. Het proefschrift
beschrijft de ontdekking van antimicrobiële peptiden
in de kip, hun weefselspecifïeke distributie en biolo-
gische eigenschappen.

Voedselveiligheid en efficiëntie van voederconversie zijn
van groot belang in de productie van voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong. Sinds de jaren veertig worden
subtherapeutische doses antibiotica aan dien/oer (onder
andere voor pluimvee) toegevoegd om groei te bevorde-
ren. Als gevolg van de sterk verbeterde hygiëne bij
dierhuisvesting, voersamenstelling en selectieve fok-
programma\'s, zijn de effecten van deze groeibevorderaars
tegenwoordig marginaal. De ontwikkeling van antibioti-
ca-resistente micro-organismen in landbouwhuisdieren en
de mogelijke transmissie daarvan naar mensen heeft
geleid tot een Europees verbod
(2006) op het gebruik van
groeibevorderaars in diervoer Een mogelijke alternatieve
manier om voedselveiligheid en groei bij landbouwhuis-
dieren te bevorderen is het stimuleren van endogene
antimicrobiële peptide
(amp)-expressie. Experimenteel
bewijs in zoogdieren heeft al aangetoond dat verhoogde
amp-expressieniveaus kunnen leiden tot een betere
weerstand tegen ziekte. Modulatie van endogene
amp-
expressie, bijvoorbeeld met behulp van voederadditieven,
kan dus een veelbelovende aanpak zijn om diergezond-
heid en -welzijn als ook dierlijke groei te bevorderen. Als
eerste stap werd onderzocht of kippen naast al eerder
gevonden
amp\'s nog meer antimicrobiële peptiden
produceren. Door middel van
in silico analyse werden

I Alben van Dijk is werkzaam bij de faculteit Diergeneeskunde,
departement Infectieziekten en Immunologie, divisie Moleculaire
Afweer van de Universiteit Utrecht. Het onderzoek is uitgevoerd
onder leiding van de promotor prof dr. Henk P. Haagsman en co-
promotor dr. Edwin. J.A. Veldhuizen.

zeven onbekende kippen ß-defensines en een kippen
cathelicidine,
cmapz/ (chicken antimicrobial peptide 27),
ontdekt. Aangezien \'avian ß-defensin 9\' (AVBog) en
cmap27 de hoogste mrna expressieniveaus in het maag-
darmkanaal vertoonden, werden de biologische eigen-
schappen van deze peptiden als eerste onderzocht.

kippen defensines

Hoge expressie van kippen \'avian ß-defensin 9\' (avbd9;
voorheen Gal-6 genoemd) mrna werd gevonden in het
krop- en slokdarmweefsel van
39 dagen oude vleeskuikens
en was rasonafhankelijk. Analyse van de promoterregio
van het
av b d 9-gen toonde de aanwezigheid aan van
meerdere mogelijke bindingsplaatsen voor transcriptie-
factoren waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij de
regulatie van zoogdier ß-defensines. Samen met de grote
verschillen in
avbd9 mrna expressieniveaus in krop-
weefsel van dertien dagen oude kuikens duidt dit op een
mogelijke opregulatie van het
avbog-gen. De antimicro-
biële eigenschappen van
avbd9 werden onderzocht door
bacteriën en schimmels in colony-counting assays bloot te
stellen aan verschillende concentraties van
avbog-peptide.
Vrijwel alle onderzochte bacteriën en gisten werden
volledig geremd in aanwezigheid van 16 microgram per
liter
(Mg/ml) avbd9-peptide. In aanwezigheid van fysiolo-
gische zoutconcentraties bleef de antimicrobiële activiteit
grotendeels behouden. Met behulp van transmissie-
electronenmicroscopie (
tem) werd waargenomen dat zelfs
in aanwezigheid van lage peptide concentraties (~i,6 [Jg/
ml) duidelijke veranderingen in de bacteriële morfologie
optraden.

Conclusie: de relatieve ongevoeligheid voor zout en het
brede spectrum aan bacteriedodende en schimmel-
dodende activiteit van
avbd9 in antimicrobiële activiteits
assays duiden op een belangrijke rol voor AVBog in de
aangeboren immuniteit van kippen.

kippen cathelicidines

Met behulp van reverse transcriptase pcr (rt-pcr) werd
vastgesteld dat kippen cathelicidine
cmaf27, net als
cathelicidines in zoogdieren, voornamelijk en in hoge
mate tot expressie komt in myeloïde and lymfoïde
weefsels. Met behulp van immunohistochemie werden
hoge
cmap2 7-concentraties ontdekt in hetero fiele
granulocyten, maar niet in andere perifere bloedcellen.
Western blot-analyse van leukocytensubfracties toonde de
aanwezigheid van c
m a p 2 7 precursor (proc m a p 2 7) aan in
de inhoud van leukocytgranules. Stimulatie van hetero-
fiele granulocyten met
Salmonella enteriditis en typhimu-

-ocr page 301-

rium lipopolysaccharide (lps) induceerde het vrijkomen
van
procMAP27 in het milieu en activatie ervan door het
afsplitsen van het C-terminale antimicrobiële domein.

Conclusie: cmap27 is als inactieve precursor opge-
slagen in specifieke heterofiel granules, gescheiden van
activerende proteases. Pas na extracellulaire uitscheiding
via exocytose van zowel propeptide als activerende
proteases wordt de c
m a p 2 7 precursor geactiveerd door het
afsplitsen van het C-terminale antimicrobiële domein.

Om de c M A p 2 7-expressie in vivo te bestuderen werd een
infectiemodel gebruikt waarin vier dagen oude vlees-
kuikens werden geïnoculeerd met
Salmonella enteriditis
PT4. Vervolgens werd 8 en 48 uur na inoculatie darm-
weefsel gefixeerd en ingebed in paraffine. In vergelijking
met niet besmette dieren, werd een aanzienlijke infiltratie
van CMAP27 bevattende heterofiele granulocyten waarge-
nomen in het jejunum van Salmonellabesmette dieren op
8 en 48 uur na inoculatie. Er werd geen inductie van
cmap27-expressie waargenomen in darmepitheelcellen. In
antimicriobiële activiteitsassays vertoonden
cmap27 en
kippen cathelicidin-r peptide sterke bacteriedodende en
schimmeldodende activiteit, inclusief kip-specifieke
Salmonellastammen.

Conclusie: de overvloedige aanwezigheid van c m a p 2 7-
peptide in heterofiele granulocyten en krachtige antimi-
crobiële eigenschappen van
cmap 27 suggereren een
belangrijke rol voor cathelicidinepeptiden in de micro-
bicidale activiteit van heterofiele granulocyten.

Vanwege de eerder waargenomen relatief hoge c m a p 2 7
mrna-expressie in stuitklier weefselextracten werd de
lokahsatie van
cmap2 7-peptide onderzocht in paraffine-
ingebed klierweefsel met behulp van immunohistoche-
mie. De c
m a p 2 7-expressie in de stuitklier zelf bleek
beperkt tot de secretoire cellen in het klierepitheel van de
primaire en secundaire hohes en de proximale einden van
de hierin uitmondende klierkanaaltjes. Dit suggereert een
rol voor
cmap 27 in de bescherming van epitheliale
klierstamcellen.
ProcMAP27, maar niet het mature
cmap27-peptide, werd ook gevonden in het door deze klier
uitgescheiden sebum en werd behoudend geschat op
meer dan i |Jg/g sebum.
cm ap27-expressie bleek afwezig te
zijn in normale huid en huidaanhangsels, maar bij
beschadiging van de huid te worden geïnduceerd in

ß-acrin

AvBD9

B

ß-actin

AvBD9

-ocr page 302-

Clostridium perfringens

L

O 20 40 60 80 100 120 140
sGal-6 (ng/ml)

Figuur 3. Antimicrobiële activiteit van avbd9 (sGal-6) peptide.

keratinocyten met bijkomende infiltratie van cmap27-
bevattende heterofiele granulocyten. CMAP27-peptide
vertoonde krachtige bacteriedodende activiteit tegen
veerafbrekende bacteriën en de veerafbrekende schimmel,
Chrysosporium keratinophilum, micro-organismen waarvan
bekend is dat ze voorkomen in het verenkleed van zowel
wilde als gedomesticeerde vogels. Analyse van de promo-
terregio van het c
m a p 2 7-gen onthulde meerdere bindings-
plaatsen voor factoren waarvan bekend is dat ze een
sleutelpositie vervullen in de regulatie van vetsynthese.
Hieruit volgt dat
CMAP27-expressie zeer waarschijnlijk
verbonden is met de productie van sebum. Tevens werden
er mogelijke bindingsplaatsen gevonden die betrokken
zijn in de regulatie van cathelicidine-expressie in keratino-
cyten en myeloïde cellen.

Conclusie: deze bevindingen geven aan dat cathelici-
dines en mogelijk andere antimicrobiële peptiden,
kunnen bijdragen aan de bescherming van de huid en het
verenkleed van vogels.

profylactische E\\ therapeutische

toepassingen

Hoewel weinig bekend is over het repertoire aan amp\'s en
de biologische functies daarvan in vogels, zal de weefsel-
specifieke
amp\'s-expressie en haar regulatie in vogels
deels overeenkomen met die van zoogdieren. Stimulatie

10«
<10^

u

van amp-expressie in zoogdiercellen is onder andere al
aangetoond voor bepaalde vetzuren, aminozuren, vita-
mine D^ derivaten en probiotica. Met name het gebruik
van probiotica lijkt veelbelovend ter bevordering van
zowel diergezondheid als voedselveiligheid. Bijvoorbeeld
bij pasgeboren kuikens zou het toedienen van kip-
specifieke melkzuurbacteriën, naast competitie voor
bindingsplaatsen met potentiële ziekteverwekkende
micro-organismen en bacteriocineproductie, mogelijk ook
de lokale
amp-expressie kunnen stimuleren. De overvloe-
dige vertegenwoordiging van
amp\'s in gewervelden en de
veelbelovende resultaten bij modulatie van
amp-expressie
in zoogdieren doen vermoeden dat modulatie van endo-
gene
amp-expressie via voederadditieven een haalbare
strategie kan zijn om de gezondheid en groei van pluim-
vee te bevorderen.

-ocr page 303-

Een stap dichter bij het ideale anestheticum

Voor inductie en onderhoud

Geregistreerd voor hond en kat
Goede recovery
Brede veiligheidsmarge
Cardiovasculaire stabiliteit
Respiratoire stabiliteit, beperkte apnee

Alfaxan»

w mg/ml solMtkxi li^ectabte
pour etilem « choB

Een stap dichter bij het ideale anestheticum...

®

Alfaxan

in op de leacOe van de indi»iduele patent De voorgestelde

INDUCTIE

HONDEN

KAntN

Zonder premedicatie

Met premedicatie

Zonder premedicatie

Met premedicatie

mgflig

3

2

5

5

ml/kg

0,3

0.2

0,5

0,5

ONDERHOUD

HONDEN

KAHEN

Zonder premedicatie [ Met premedicatie

Zonder premedicatie | Met premedicatie

Dosis voor infusie met constante snelheid

mg/kg/uui

8-9

6-7

10-11

7-S

mg/1ig/minuut

0,13-0,15

0.10-0.12

0.16-0,18

011-0,13

miykg/minuut

0.013-0,015

0,010-0,012

0,016 - 0,018

0,011-0,013

Bnlusdosis per 10 minuten onderhoud

mg/kg

1,3-1,5

1,0-1,2

1.6-1,8

1,1-1.3

mlAg

0,13-0.15

0,10-0,12

0.16-0.18

0,11-0.13

BENAMING: Aifaxan 10 mg/ml oplossing »ooi Inioctie «oor taden en kalten - SAMENSTELLING: Aüaxalone 10 mg/ml - INDICATIES: Als indocliemklilel vtlór inhablieaoesthesie; Als enig
anestlielitum
ïoo( de inductie en het ondeilKHid »an de anesthesie in» het uitvoeren »an onderjoeken ol ctiinjrgische ingrepen - CONTRA-INDICATIES: Niet gebmiken In combinahe met andere
mtra
»eneu2e aoestlielica - BUWERKINGEN; In klinische studies met AHaian. werd bij 44% »an de honden en 19% »an de katten postinductie apnee »astgesteld, gedetinieerd als het ophouden
met ademen gedurende 30 seconden of meer De gemiddelde duur »an de apnee bii de:e dieren nas 100 seconden bij honden en 60 seconden bij katten. Daarom moeten endotracheale intubatie
en zuuistodoediening worden toegepast. Indien u ernstige biiwerkmgen of anderswrtige reacties »aststell die niel m deze biisluiter worden vermeld, wordt u »eizocht uw dierenarts hier»aii
in kennis le stellen -DIERSOORTEN: Honden en katten - DOSERING: Inductie van anesthesie: De inductiedosis van Alfaian is gebaseerd op gege»ens uj gecontroleerd laboratonnm- en
veldonderzoek en is de h«veellieid geneesmiddel die nodig was voor een succesvolle inductie »an anestfiesie bi] 9 op 10 honden of katten (dus 90ste percentueel). De aanbevolen doseringen
voor inductie van anesthesie vindt u rechts in de bovenste kader:

ISIS. De snelheid van de intiaveneuze injectie moet zodanig zijn dat de volledige dosis, indien nodig^grtufende de eerste M

intnt volgens

De iniectiespuit moet »«ifden klaargemaakt met de a<
seconden wordt......... \' ""

60 seconden na volledige toediening van de eerste inductiedosis nog altijd geen intutahe mc^elijk is,^ kan n^wnzelfde dosis op;

De vereiste snelheid\'»an dc injectie kan benakt worden door toedMing »an een vierde (KI van de berekende dosis om de 15 seconden^ H^

de clinicus een voMoende diepe anestfiesie ü bereikt voor endotracheale intubatie, ol tot de volledige dosis werd toegediend Ondertiouden van de anesthesie: Na inductie van anesthesie met
Alfaxan kan hel dier geintubeerd worden en kan de anesthesie ondertionden worden met Affaxan of een inhalatieanesthehcum. Er kunnen onderhoudsdoses van Alfaian worden toegediend als
............... .... ..............- kt bij zowel honden als katten voor ingrepen die tot een uur in beslag namen. De »olgende doses.

bijkomende bolus of als infuus met constante snelheid. Alfaxan weid veilig en
die worden »oorgesteld »oor het onderhoud »an de anesthesie, zijn gebaseerd op gege»ens uit geconu»m:m
geneesmiddel die nodig was om de anestfiesie bij een twnd of kat te ondertiouden. De werfielijke dosis moet echter g
doses Alfaxan voor ondertioud »an de anesthes« »indt u rechts in de onderste kader:

VOor ooderfioud van de anestfiesie met Alfaxan bi| ingrepen die langer dan 5 tol 10 minuten duren, kan een »lindemaaki of katheter in de ader worden gelaten, en kunnen acHeieenvolgens kleine
hoeveelheden Alfaxan geïnjecteerd worden om het vereiste niveau en de vereiste duur »an de anesthesie te ondeihouden. In de meeste gevallen is de gemiddelde duur van herstel, bij gebiuik
van Alfaxan vooi ondeifioud, langei dan bij gebiuik van een ps voor inademing als ondeitioudsmiddel. - BEWARING: Buiten het lierelk en zicht »an kinderen bewaren. Niet in»nezen. Flacon
in de buitenveipakking bewaren Dit product bevat geen anbmicrobieel conseiveermiddel. Restanten van het mHWel in de flacon na getmiik »an de vereiste dosis, dienen te worden weggegocNd
REGISTRATIEHOUDER: luiox ((IKl pic. 3 Tenterden Streel Hanover Square. London WIS ITD - REGISTRATIENUMMER: HEG NL 101435 - AFLEVERING: UDD - VERDELER: Vétoquinol
B.V, ftistbus 3191.5203 DD \'s-Hertogenbosch, Tel. 073 644 11 45, www.»etoquinol,nl

1- en »eldonderzoek en vi

-ocr page 304-

GEAVANCEERDE SAMENSTELLING

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUUEGEN

\'\' //

IJK\'

fortiflex fidvrnced formula, oe inm
ondersteunins vrn het beujegings^

Fortiflex Advanced Formula bevat de belangrij^^^^^^^
bouwsteen van kraakbeen:

Natuurlijke en effectieve manier ondersteund.

Voor hond en kat!

\\/trL>eic:

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 -427127. Fax: 0342 - 490164. info@virbac.nl

-ocr page 305-

Van routine
naar de
rechter

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een routine-ingreep je resulteert in
een dode hond. Aha, dat wordt dus
een tuchtzaak? Deze keer niet:
dierenarts en cliënt eindigen bij de
civiele rechter. De eigenaar vindt
namelijk dat als een hond zo kort na
een operatie overlijdt, de dierenarts
zijn werk niet goed heeft gedaan. En
als de dierenarts zijn werk niet goed
heeft gedaan, hoeft hij dus de
rekening niet te betalen. Bij het
Tuchtcollege is geen plaats voor
klachten over de rekening, daar
moet de civiele rechter zich dus over
uitspreken.

zo ziek als een HOND ...

... wordt deze teef naar de kliniek
gebracht, waar blijkt dat ze een
ernstige baarmoederontsteking heeft.
Voor de eigenaar is dat al reden om aan
euthanasie te denken, maar volgens de
dierenarts is zo\'n maatregel nu ook
weer niet nodig. Met een operatie moet
de hond binnen een week weer de
oude kunnen zijn. Er is echter één
probleempje, er is die dag eigenhjk
geen tijd voor deze operatie en de
eigenaar keert onverrichter zake met
de zieke hond huiswaarts. Hij is nog
niet goed en wel thuis of de dierenarts
belt. Het is hem toch gelukt die dag in
het operatierooster nog een plek te
creëren zodat de hond zo snel mogelijk
kan worden geopereerd, want ze is er
slecht aan toe. Ook weer niet zo slecht
dat alleen nog euthanasie mogelijk is,
maar die baarmoeder moet er wel uit.

De eigenaar racet weer terug naar de
praktijk, hoewel de kosten van de
operatie eigenlijk voor hem ook een
probleem zijn. De praktijk wijst er
nogmaals op dat een operatie geld kost,
maar een betalingsregeling is wel
mogelijk. De hond wordt geopereerd en
na de operatie met instructies en
medicijnen aan de eigenaar mee-
gegeven. Als hij haar komt halen, wil ze
echter niet opstaan en moet op een kar
naar de auto worden gereden. Thuis
gaat het niet veel beter; de hond wil
niets drinken, kan niet overeind komen
en kan niet worden uitgelaten. De
vriendin van de eigenaar gaat dan maar
een nachtje op de bank slapen om de
hond in de gaten te houden. Helaas
zonder resultaat, want de volgende
ochtend om 7 uur is de hond overleden.

tragisch

Het is tragisch voor de eigenaar, die
zeer geschokt is dat zijn hond er
helemaal niet bovenop is gekomen en
dat hij toch een flinke rekening moet
betalen. Tragisch, vindt ook de
dierenarts, die geen cent tegemoetziet,
behalve een aanbetaling van 70 euro.
De dierenarts stapt naar de rechter om
zijn rekening te innen. En de rechter,
die vindt het (letterlijk!) tragisch dat de
eigenaar op deze manier een dierbaar
huisdier kwijtraakt. En tragisch voor
de dierenarts, want een dierenarts wil
niets liever dan dieren gezond maken
en dat is hier niet gelukt. Maar tragisch
of niet, het resultaat van een behande-
ling is niet doorslaggevend voor de
betalingsverplichting.

kredietcrisis

Het staat vast dat de eigenaar is
voorgelicht over de risico\'s van een
operatie en akkoord is gegaan met de
behandeling. Daarmee was er dus een
overeenkomst tussen dierenarts en

eigenaar Een juridische vraag is dan of
die overeenkomst is gericht op het
resultaat of op de inspanning. Stel dat
je een schilder inhuurt en afspreekt
dat hij een muur groen zal verven, dan
levert dat voor de schilder een resul-
taatsverplichting op. Het afleveren van
een rode muur moet als wanprestatie
worden gezien. Maar voor dierenartsen
zou het moeilijk worden die regel toe
te passen en dat gebeurt dus ook niet.
Een eigenaar die akkoord gaat met een
behandeling, levert voor dierenartsen
niet de resultaatsverplichting op om
een gezond dier af te leveren, maar een
inspanningsverplichting om de
behandeling naar behoren uit te
voeren.

Met andere woorden, dierenarts en
eigenaar komen overeen dat de
dierenarts een inspanning levert, en
dat de eigenaar daarvoor betaalt. Zou
het aantoonbaar zijn dat de dierenarts
fouten heeft gemaakt bij die behande-
ling, dan kan het anders zijn, maar dat
kan de eigenaar in dit geval niet
aantonen.

Tragisch of niet, de eigenaar moet
de rekening betalen, de rente over het
bedrag, en de proceskosten. Had hij
nog een postzegel besteed aan het
Tuchtcollege, dan had het oordeel
over het handelen van de dierenarts
misschien geen andere afloop gekend,
maar waren de kosten in ieder geval
voor deze eigenaar lager geweest.
Wellicht dat de dierenarts daarna
alsnog naar de rechter had moeten
gaan om de rekening geëind te krijgen,
maar dat is dan weer punt twee.

-ocr page 306-

MM. Sloet van Oldniitenhorgh-Ooster-
baan, D.C.K. van Doom, W. Holland,
J. van Herten, H.W. Ploeger en ]. Fink-
Gremmels

In dit artikel wordt alle regelgeving
betreffende de receptplicht op een
rijtje gezet, een kort overzicht
gegeven van endoparasieten en hun
bestrijding, en een leidraad gegeven
van wat er van een \'redelijk bekwaam
en redelijk handelend dierenarts\'
mag worden verwacht. De ecto-
parasieten zijn in dit artikel buiten
beschouwing gelaten, omdat daar-
voor eigenlijk geen receptplichtige
middelen beschikbaar zijn en dit
onderwerp al uitgebreid is besproken
in de \'Leidraad Infectieuze Aan-
doeningen - Huid\' (Tijdschr. Dier-
geneeskd. 2008; T13: 388-392).

Met de invoering van de receptplicht
voor diergeneesmiddelen die aan
voedselproducerende dieren worden
toegediend, is het gebruik van
antiparasitaire middelen bij paarden
in een ander daglicht komen te staan.
Waar deze diergeneesmiddelen
voorheen overal vrij verkrijgbaar
waren, zijn de tussenkomst van de
dierenarts en diens deskundige
oordeel nu noodzakelijk en moet de
paardenhouder dus eerst een dieren-
arts consulteren.

De reden van dit besluit is tweele-
dig. Ten eerste vallen alle paarden op
basis van Europese wetgeving onder de
voedselproducerende dieren. De
Europese Unie wil een betere controle
op het toedienen van diergenees-
middelen aan voedselproducerende
dieren om de consument te bescher-
men en de voedselveiligheid te
verzekeren. Ten tweede wordt er
gestreefd de ontwikkeling van resisten-
tie tegen antiparasitica - veroorzaakt
door het onoordeelkundig gebruik van
deze middelen - terug te dringen. De
overheid heeft de dierenarts daarom de
rol van poortwachter gegeven en hij is
daarmee een cruciale schakel om te
komen tot een meer verantwoord
gebruik van diergeneesmiddelen
(Goede Veterinaire Praktijk
- gvp). De
dierenarts krijgt hierdoor een kans om
een belangrijke rol te gaan spelen in de
advisering rondom parasitaire infec-
ties. Om de dierenarts een handvat te
bieden voor deze nieuwe taak is dit
artikel tot stand gekomen.

In dit artikel zullen achtereen-
volgens besproken worden:

- regelgeving receptplichtige
diergeneesmiddelen;

- goede veterinaire praktijk (gvp)
met betrekking tot voorschrijven
en behandelen;

- beknopte informatie over de
belangrijkste endoparasieten.

regelgeving receptplichtige
diergeneesmiddelen

Sinds r oktober 2007 kent Nederland
een nieuwe categorie diergeneesmid-
delen:
ura. ura staat voor Uitsluitend
op Recept Afleveren. Deze diergenees-
middelen mogen op voorschrift van
een dierenarts door apothekers en
handelaren met een vergunning
worden afgeleverd. De dierhouder
mag deze middelen vervolgens zelf
toedienen. Na een overgangsperiode
mogen
ura-middelen vanaf r juli
2008 alleen nog op een recept van de
dierenarts worden afgeleverd.

De volgende groepen van dier-
geneesmiddelen voor voedselproduce-
rende dieren (waaronder het paard)
hebben de status
ura gekregen:

- anthelmintica;

- antiparasitica (met endopara-
siticide werking);

- antimycotica;

- sedativa;

- niet-steroïde pijn, koorts- en
ontstekingsremmers
(nsaid\'s).

Deze diergeneesmiddelen zijn
herkenbaar door de aanduiding
ura
op de verpakking.

De introductie van de regelgeving
heeft consequenties voor de omgang

Antiparasitaire middelen en de
receptplicht voor paarden

met deze categorie diergeneesmidde-
len in de praktijk. Aan de hand van
een aantal vragen zal in dit artikel de
nieuwe wetgeving worden uitgelegd.

Het voorschrijven

Is er onderscheid tussen voedsel-
producerende paarden en paarden
die uitgesloten zijn van humane
consumptie?
Nee, de receptplicht geldt voor alle
paardachtigen.

Wanneer moet een recept worden
uitgeschreven?
Na het stellen van de diagnose kan een
dierenarts op verzoek van een
paardenhouder een recept uitschrij-
ven. Dit is het geval wanneer de
dierenarts de
ura-difergeneesmiddelen
die nodig zijn voor een behandeling
niet zelf levert, maar de paarden-
houder deze middelen wil afnemen bij
een vergunninghouder of apotheker

Onder welke voorwaarden kan een
dierenarts een recept uitschrijven?
Elke dierenarts/practicus inge-
schreven in het wuD-register mag een
recept uitschrijven. Dit is onderdeel
van de algemene bevoegdheid. De
overheid heeft in de Diergenees-
middelenwet geen aanvullende
voorwaarden opgenomen waaronder
een dierenarts een recept mag
uitschrijven. Het is aan de dierenarts
om te bepalen of hij voldoende weet
over de paarden en de wijze waarop ze
gehouden worden om verantwoord
een recept uit te kunnen schrijven.
Het voorschrijven van een diergenees-
middel is een diergeneeskundige
handeling. Dierenartsen bepalen in
beginsel zelf of, en zoja welk dierge-
neesmiddel, in welke dosis moet
worden voorgeschreven, om een dier
goed te behandelen. Dit houdt in dat
op het voorschrijven van diergenees-
middelen de Wet op de uitoefening
van de diergeneeskunde
(wud) van
toepassing is. De
wud kent echter een
open norm. Dat wil zeggen dat wat het

-ocr page 307-

te kort schieten in diergeneeskundige
zorg (art 14 w u
d ^) inhoudt, wordt
bepaald door uitspraken van het
Veterinair Tuchtcollege
(vtc). Dat
betekent dat ook voor het voorschrij-
ven van diergeneesmiddelen het
vtc
uiteindelijk bepaalt aan welke
voorwaarden een dierenarts moet
voldoen wanneer hij een recept
uitschrijft. Het Veterinair Tucht-
college zal bij de beoordeling van een
aan haar voorgelegde zaak rekening
houden met reeds bestaande richt-
lijnen die door de beroepsgroep zelf
zijn opgesteld. Later in dit artikel
wordt nader ingegaan op wat
als \'goede veterinaire praktijk\'
beschouwd kan worden met betrek-
king tot het uitschrijven van recepten
vooruRA antiparasitaire diergenees-
middelen.

Het recept

Wat moet er op het recept staan?
Een recept moet in ieder geval de
volgende informatie bevatten:

- De datum van uitschrijven;

- De naam en het RegNL-nummer;

- De diersoort waarvoor het
diergeneesmiddel bestemd is;

- De af te leveren hoeveelheid;

- De naam en het adres van de
voorschrijvende dierenarts;

- De naam van de ontvanger en het
adres of uniek bedrijfsnummer van
de locatie waar de dieren gehouden
worden;

- De wachttermijn (in geval van
paarden, zolang betrokken dier(en)
niet blijkens het paspoort van
humane consumptie werd(en)
uitgesloten);

- De natte^ handtekening van de
voorschrijvende dierenarts.

In welke volgorde moet deze informatie
op het recept staan?
De volgorde van de informatie op het
recept moet zijn zoals die in artikel 42a
van het Diergeneesmiddelenbesluit is
aangehouden en hierboven vermeld
staat. Via de
knmvd (www.knmvd.nl)
kunnen dierenartsen receptenblokken
bestellen die ontwikkeld zijn door de
Groep Gezondheidszorg Landbouw-
huisdieren en die aan alle wettelijke
eisen voldoen. Deze receptenblokken

kunnen ook voor paarden gebruikt
worden.

Wat is de hoeveelheid
diergeneesmiddel die een dierenarts op
één recept mag voorschrijven?
In principe mag de voorgeschreven
hoeveelheid niet meer zijn dan nodig
is om de beoogde therapie uit te
voeren. Voor anthelmintica, antipara-
sitica, antimycotica en Sedativa is het
toegestaan om voor een langere
periode voor te schrijven met een
maximum van één jaar. Voor
nsaid\'s
is het maximum gesteld op de
hoeveelheid die nodig is voor de
behandeling gedurende één maand.

Mogen er meerdere diergenees-
middelen op een recept staan?
Ja, per diergeneesmiddel moet dan op
het recept wel de wettelijke minimaal
vereiste informatie zijn opgenomen.
Er mogen op een recept ook voor
meerdere diersoorten diergenees-
middelen worden voorgeschreven,
mits duidelijk is welk diergeneesmid-
del voor welke diersoort bestemd is.
Hierbij dient aangemerkt te worden,
dat het in de praktijk zo veel mogelijk
vermeden moet worden om echte
\'waslijsten\' te produceren, omdat dit
in het kader van een doelgericht en
restrictief gebruik van deze middelen
niet wenselijk is.

Mag er ook aanvullende informatie op
het recept staan?
Aanvullende informatie, zoals
dosering of gebruiksinstructies, kan
ook op het recept worden vermeld.
Deze informatie moet dan bij voor-
keur beknopt en onder de wettelijke
vereiste gegevens worden geschreven.
Het verdient echter aanbeveling om
duidelijke instructies (al dan niet
voorzien van achtergrondinformatie
betreffende de aandoening en aan-
vullende maatregelen) tezamen met
het recept bij de eigenaar achter te
laten.

Het afleveren

Wie mogen er ura -diergenees-
middelen afleveren?
Voor het afleveren van ura-diergenees-
middelen is een vergunning vereist.

Het Bureau Diergeneesmiddelen
(www.cbg-meb.nl) geeft deze zoge-
naamde AR-vergunning af. Dieren-
artsen zijn in principe uitgezonderd
van deze vergunningplicht mits zij
alleen de urA-middelen leveren die zij
zelf hebben voorgeschreven. Ook
(humane) apothekers mogen
ura-
diergeneesmiddelen afleveren.

Dierenartsen hebben alleen
apotheekrecht met betrekking tot de
middelen die zij zelf voorschrijven^.
Een dierenarts die
(uRA-)diergenees-
middelen uit de eigen apotheek
aflevert aan zijn eigen patiënt(en),
hoeft geen recept uit te schrijven. Als
een dierenarts
ura-diergeneesmidde-
len wil leveren op recept van een
andere dierenarts is wel een
ar-
vergunning vereist. Voor het afleveren
van
ud a-diergeneesmiddelen op
basis van een recept van een andere
dierenarts is een apothekers-
vergunning (www.ribiz.nl) vereist.

Kan er in gedeelten worden
afgeleverd?
Een paardenhouder mag de ura-dier-
geneesmiddelen op het recept in één
keer afnemen of ervoor kiezen het
recept in meerdere keren te \'verzil-
veren\'. De apotheker of vergunning-
houder neemt het recept bij eerste
levering in en vermeldt op het recept
de datum en de hoeveelheid van het
geleverde diergeneesmiddel. Het recept
wordt, vergezeld van een afschrift van

1 Artikel 14 wud:

Op een dierenarts kunnen een of meer van
de maatregelen in artikel 16 worden toe-
gepast indien:

- Hij door enig handelen of nalaten te kort
schiet in de zorg die hij in zijn hoedanig-
heid als dierenarts hoort te betrachten ten
opzichte van een of meer dieren met betrek-
king tot welke zijn hulp is ingeroepen, wordt
verleend of in geval van nood behoort te
worden verieend.

- Hij op andere wijze in zodanige mate te
kort schiet in hetgeen van hem als beoefe-
naar van de diergeneeskunde mag worden
verwacht, dat daardoor voor de gezond-
heidszorg voor dieren ernstige schade kan
ontstaan.

2 Er moet sprake zijn van een natte, geschre-
ven handtekening van de dierenarts. Een
(digitale) kopie, e-mail of fax is geen geldig
recept.

3 Toelichting artikel 30, derde lid, aanhef en a,
van de Diergeneesmiddelenwet.

-ocr page 308-

de factuur of pakbon, in de admini-
stratie van de afleveraar opgenomen.
Bij een volgende levering tekent de
afleveraar de datum en de geleverde
hoeveelheid aan op het recept.

Is het afleveren van identieke middelen
toegestaan?
Het is de vergunninghouder niet
toegestaan een ander diergeneesmiddel
te leveren dan op het recept is voorge-
schreven. Als de diereigenaar toch een
ander middel wil gebruiken, moet dat
vooraf met de dierenarts besproken
worden. Via de
fidin-website (www.
fïdin.nl) is een lijst verkrijgbaar van
diergeneesmiddelen met identieke
registraties
(spc). Op basis hiervan kun-
nen dierenartsen meerdere registratie-
nummers van identieke diergenees-
middelen op het recept vermelden.

De administratie

Wie bewaart het recept en hoelang?
De bewaarplicht ligt bij de afleveraar
(vergunninghouder of apotheker). Het
recept moet vijf jaar bewaard worden.
Ontvangen recepten mogen ook
digitaal worden opgeslagen.

Welke administratieve verplichtingen
heeft de paardenhouder?
De paardenhouder ontvangt van de
afleveraar een aankoopbewijs. Het
originele recept wordt ingenomen.
Wanneer het voedselproducerende
paarden betreft, dient de houder een
administratie bij te houden van de
ontvangst en toepassing van dier-
geneesmiddelen.

Als de dierenarts het ura-middel
zelf levert, verschaft deze daarvoor
minimaal de volgende informatie aan
de paardenhouder:

- Naam van het diergeneesmiddel;

- Naam en adres van de dieren-
artsenpraktijk;

- Datum van aflevering;

- Diersoort waarvoor het middel
bestemd is;

- Hoeveelheid.

Deze administratie moet de paarden-

4 Essentiële stoffen zijn in dit geval onmisbare
stoffen bij de therapie, die echter nergens
in de
eu als diergeneesmiddel geregistreerd
zijn. Van deze stoffen bestaat een lijst die in
EU 1950, 2006 vermeld staat.

houder vijf jaar bewaren.
Indien de paarden niet voor de humane
consumptie bestemd zijn, is geen
administratie van diergeneesmiddelen
vereist. Aangezien het de doelstelling
van de wetgeving is het gebruik van
antiparastica onder duidelijke toezicht
te stellen (poortwachterfunctie van de
dierenarts) is het wenselijk dat
dierenartsen altijd vragen in hoeverre
door andere collega\'s reeds middelen
zijn voorgeschreven.

Het gebruik van ura-middelen
moet niet in het paardenpaspoort
genoteerd worden. De dierenarts
tekent bij voedselproducerende
paarden in het paspoort alleen het
gebruik van zogenaamde \'essentiële\' ^
stoffen
(eu 1950/2006) aan met een
wachttijd van zes maanden. Daarnaast
noteert hij alle vaccinaties in het
paspoort.

Welke administratieve verplichtingen
heeft de dierenarts?
Als de dierenarts ura-middelen
voorschrijft en aflevert, hoeft hij daar
geen speciale administratie van bij te
houden. Wanneer een dierenarts zelf
de
ura-middelen levert, hoeft er geen
recept uitgeschreven te worden. De
dierenarts registreert de levering wel
in zijn eigen administratie en zorgt
ervoor dat het gebruik van antiparasi-
tica op basis van de principes van
gvp
geschiedt. Bij voedselproducerende
paarden dient tevens een logboek-
formulier ingevuld te worden om aan
de administratieve verphchtingen te
voldoen (zie vorige vraag).

De primaire verpakking, buiten-
verpakking of zogenaamde omdoos
die aan de dierhouder wordt afgele-
verd, moet zijn voorzien van een
etiket dat tenminste de volgende
informatie bevat:

- Naam dierenarts(enpraktijk);

- Naam en adres van paarden-
houder;

- Datum van afleveren.

Mag een dierenarts op recept
van een andere dierenarts
ontwormingsmiddelen afgeven?
Nee, dat mag niet, want afgifte op
recept mag alleen wanneer men over
een
ar-vergunning beschikt (zie
hiervoor).

Wanneer een dierenarts voor eigen
patiënten een wormmiddel voor-
schrijft en aflevert, hoeft daar geen
recept voor gemaakt te worden, maar
moet natuurlijk wel de administratie
zorgvuldig worden afgehandeld. Dat
wil zeggen dat bij voedselproducerende
paarden de dierenarts minimaal de
volgende informatie aan de paarden-
houder moet verstrekken: naam van
het diergeneesmiddel, naam en adres
van de dierenartsenpraktijk, datum
van aflevering, hoeveelheid en
paard(en) waarvoor het middel
bestemd is en de wachttijd. Dit kan
door middel van een uitgebreide
aankoopbon. De paardenhouder moet
deze bon tenminste vijf jaar in zijn
administratie bewaren. Bij niet-voed-
selproducerende paarden hoeft dit niet.

Als paarden ter slacht worden
aangeboden, moet er vanaf i januari
2009 door de paardenhouder zoge-
naamde voedselketeninformatie
worden meegeleverd. Hieronder valt
ook een lijst van toegediende dier-
geneesmiddelen - inclusief wacht-
termijn - die in de periode van zestig
dagen voorafgaand aan de slacht aan
het dier gegeven zijn.

goede veterinaire praktijk
(gvp) met betrekking tot
voorschrijven en behandelen

Hoewel bij de meeste dierenartsen de
regels rondom de receptplicht bekend
zijn, is een juiste toepassing van die
regels in de praktijk niet altijd
vanzelfsprekend. Hierbij spelen
allerlei factoren een rol:

- grote verandering ten opzichte
van een al vele jaren gangbare
praktijk voor zowel paardenhouder
als dierenarts;

- onbekendheid en onbegrip van
de paardenhouder met de nieuwe
kanalisatiestatus;

- onvoldoende kennis bij dieren-
artsen en paardenhouders over de
problemen met resistentie tegen
anthelmintica;

- onvoldoende kennis bij dieren-
artsen en diereigenaren van de
huidige maagdarmwormproblema-
tiek bij paarden;

- onvoldoende duidelijk zijn van
de voordelen van de receptplicht
voor eigenaar en dierenarts.

-ocr page 309-

Wormbestrijdingsprogramma\'s

Het doel van wormbestrijding is het
vermijden van mogelijke schade door
wormen bij het paard, het verkleinen
van de kans op herbesmetting en een
verminderd gebruik van ontwor-
mingsmiddelen waardoor de ontwik-
keling van resistentie wordt vertraagd.
De nadruk ligt op de Cyathostominae
en bij jonge paarden ook op de
spoelworm. Een goed wormbestrij-
dingprogramma rust op een aantal
pijlers:

- (Weide)hygiëne (faeces verwijde-
ren et cetera) en weiden op veilig
weiland;

- Monitoren (faecesonderzoek,
bloedonderzoek in het eerste
weideseizoen);

- Ontwormen, om infectiedruk op
het weiland laag te houden;

- Quarantaineprocedures.

Op het onderstaande webadres staat
de \'beslisboom paard\' die nuttig is bij
beslissingen op het gebied van het
ontwormen van paarden: www.
parasietenwijzernl. Hier is naast een
besHsboom ook informatie over
levenscycli, epidemiologie en ziekte-
beeld van diverse maagdarmparasie-
ten van paarden te vinden. In de
verschillende tekstboxen staan de
mogelijkheden voor diagnostiek,
behandeling en preventie van de
verschillende soorten parasieten.

Wormbestrijding is maatwerk

Om een wormbestrijdingsprogramma
te kunnen ontwikkelen, is goede
kennis van de omstandigheden
waaronder de paarden worden
gehouden van groot belang. Belang-
rijke factoren hierbij zijn: het aantal
paarden op het bedrijf, de leeftijdsop-
bouw van de paarden, wel of geen
wisselingen in het paardenbestand,
huisvestingsomstandigheden, wel of
geen weidegang, begrazingsintensiteit
en wormbelasting van de verschil-
lende groepen paarden. Het zal
duidelijk zijn dat een wormbestrij-
dingsprogramma met daaraan
gekoppeld een ontwormingsschema
er op een manegebedrijf anders uitziet
dan op een groot opfokbedrijf. Op een
manege hebben de paarden geen of
slechts beperkt weidegang en staan ze
vaak alleen in hun eigen box. Bij een
opfokbedrijf worden jaarlijks echter
vele jaarlingen ingeschaard en vinden
vele wisselingen in de paardenpopu-
latie plaats. Een wormbestrijdings-
programma is dus maatwerk en de
dierenarts moet hier zijn kunde en
kennis inzetten.

Verantwoord diergenees-

middelgebruik

Een dierenarts behoort terughoudend
om te gaan met het verstrekken van
ontwormingsmiddelen. Het veel-
vuldig gebruik van ontwormings-
middelen versnelt de ontwikkeling
van resistentie en bovendien heeft het
merendeel van de volwassen paarden
een zodanig lage wormbesmetting dat
behandehng na het verstrijken van de
Egg Reappearance Periode (
erp) niet
standaard nodig is. Voorhchting van
de paardenhouders speelt hier een
heel belangrijke rol omdat vaak
gedacht wordt dat paarden (ook
volwassen paarden) tenminste vier
maal per jaar tot zelfs iedere acht
weken ontwormd zouden moeten
worden.

Faecesonderzoek

Het is niet mogehjk om aan een paard
te zien of het een zodanige ei-uitschei-
ding heeft dat het behandeld dient te
worden. Faecesonderzoek is een goede
methode om paarden aan te wijzen die
behandeld moeten worden. Paarden
met een lichte of verwaarloosbare
eiuitscheiding kunnen zo worden
onderscheiden van paarden met een
hoge uitscheiding. Het uitvoeren van
periodiek faecesonderzoek van
individuele paarden of van een

representatief deel van een groep
paarden maakt de noodzaak van het
wel of niet ontwormen inzichtelijk.
Onder \'representatief\' wordt dan
bijvoorbeeld op een groot bedrijf
(meer dan veertig paarden) verstaan
een poolmonster van verschillende
leeftijdsgroepen met vijf tot tien
dieren per poolmonster Het nadeel
van poolmonsters is natuurlijk dat de
mate van besmetting van individuele
dieren niet meer te onderscheiden is.

Faecesonderzoek is niet geschikt
voor het aantonen van patente
lintworminfecties. Voor wat betreft
lintwormen kan het advies zijn om
volwassen paarden die weidegang
krijgen éénmaal per jaar en wel in
november/december te ontwormen
met praziquantel (in Nederland alleen
geregistreerd in een combinatieprepa-
raat). De dierenarts kan daarnaast de
eigenaar uitleggen hoe lintworm-
segmentjes op de faeces er uitzien.
Alle overige behandelingen gedurende
het weideseizoen moeten eigenlijk
alleen op basis van faecesonderzoek
worden uitgevoerd. \'Bhnde\' behande-
lingen (dus zonder faecesonderzoek)
gericht tegen de Cyathostominae zijn
eigenlijk alleen bij jonge paarden in de
opfok te verdedigen.

Veelgestelde vragen over
gvp bij het ontwormen en
uitschrijven van recepten voor
wormmiddelen

Is het gvp om een wormmiddel mee te
geven of een recept uit te schrijven aan
een paardenhouder die zich aan de
balie van de praktijk meldt?
Dit hangt af van de omstandigheden.
Wanneer zich bijvoorbeeld een
paardenhouder (vaste klant en
bedrijfssituatie is bij de dierenartsen
volledig bekend) bij zijn eigen
dierenartsenpraktijk meldt met de
mededeling dat hij net een tweejarige
heeft aangekocht en dat hij dit dier
nog wil ontwormen voordat hij het
dier aan zijn koppel toevoegt, dan is de
afgifte van een recept of ontwormings-
kuur te rechtvaardigen.

De paardenhouder zou dan
idealerwijs wel een quarantaine-
protocol moeten volgen (dat wil
zeggen het paard tien tot veertien
dagen apart stallen van de andere

-ocr page 310-

paarden), maar lang niet elke paarden-
houder doet dat inderdaad.

Komt de paardenhouder echter
langs met het verzoek voor een
zogenaamd jaarpakket, dan is de
afgifte van zo\'n pakket zonder meer
niet te rechtvaardigen, tenzij hiervoor
duidelijk indicaties bestaan zoals
bijvoorbeeld het voorafgaande jaar
cyathostominose bij dit paard, of de
aanwezigheid van veel jonge paarden
en intensieve begrazing (zie ook www.
parasietenwijzer.nl). Voor gezonde
volwassen paarden is het voorschrij-
ven of verstrekken van deze jaarpak-
ketten, zonder periodiek faecesonder-
zoek niet verantwoord volgens de
normen van
gvp.

Is het gvp als een dierenarts een recept
uitschrijft of wormkuur afgeeft aan
een paardenhouder na het stellen van
enkele vragen zonder dat hij het bedrijf
en de betreffende paarden kent?
Nee, het stellen van alleen enkele
vragen over de wijze waarop de
paarden gehouden worden en
vervolgens een recept afgeven of een
wormmiddel meegeven, is geen goede
handelswijze.

Dit geldt ook voor het uitschrijven
van een recept op basis van een via het
internet door een paardenhouder
ingevulde vragenlijst.

Volgens de bijsluiter zijn de meeste
ontwormingsmiddelen effectief
tegen vrijwel alle wormen. Kan een
dierenarts dan alle middelen altijd
voorschrijven?
Nee, door de ontwikkeling van
resistentie van maagdarmwormen is
het geen
gvp als een dierenarts
bijvoorbeeld een middel met macro-
cyclische lactonen verstrekt tegen
spoelwormen zonder een effectivi-
teitsbepaling. Een dergelijke effectivi-
teitsbepaling kan worden uitgevoerd
bij een laboratorium, maar de dieren-
arts kan dit ook zelf doen door op dag
nul (Do) een eitelling te doen en op
dag 14 (Dl4) dit te herhalen, De
effectiviteit moet minstens > 90
procent zijn voor alle wormmiddelen.
Het zelfde geldt voor het voorschrij-
ven van een benzimidazol zonder een
effectiviteitsbepaling tegen Cya-
thostominae.

Verder is het van groot belang dat
alle antiparasitica in de juiste dosering
worden verstrekt. De dosering staat
altijd vermeld op de verpakking. Het is
echter de taak van de dierenarts om de
paardenhouder zorgvuldig te advi-
seren bij het bepalen van het gewicht
van de te behandelen paarden of
ponies en ook duidelijk aan te geven
wanneer bepaalde middelen geen
verstandige keus zijn.

beknopte informatie
over de belangrijkste
endofarasieten
De endoparasieten van het paard
behoren tot vier groepen:

- nematoden (rondwormen);

- cestoden (lintwormen);

- trematoden (zuigwormen);

- geleedpotigen (arthropoden),
bijvoorbeeld horzellarven.

Cyathostominae - kleine
strongyliden

Diagnostiek
- Klinische verschijnselen en be-
drijfsanamnese, vooral bij winter-
cyathostominose:

• Tijd in jaar (winter/voorjaar),
beweidingsdichtheid, wormbestrij-
ding voorgaande seizoen, leeftijd
(één tot drie jaar), resultaten
voorgaande faecesonderzoeken.

verklaring termen
EPG= Eieren Per Gram faeces.
ERP = \'Egg Reappearance Period\'
- de periode voordat, na een
behandeling, weer voor het eerst
nieuwe wormeieren verschijnen
in de faeces.

fecrt= Faecal Egg Count
Reduction Test - de reductie in
epg na een behandeling gemeten
middels de
epg op de dag van
behandeling en veertien dagen
later

wert= WormEi Reductie Test
(=fecrt).

Refugia = de populatie wormen
die niet aan selectie door een
anthelminticum bloot staat.

voeding, conditie.
- Faecesonderzoek met de McMaster-
methode:

• Bij ernstige diarree is de darm
weinig geschikt meer voor het
overleven van de volwassen
wormen. Faecesonderzoek op
eieren is dan minder zinvol. Wel
kunnen dan larven worden
gevonden op/in de faeces of
bijvoorbeeld met de Baermann-
techniek.

• Hoge epg\'s in normale faeces zijn
indicatief voor onvoldoende of
inefficiënte wormbestrijding.
Periodiek faecesonderzoek (moni-
toring) ter voorkoming van
ernstige worminfecties en om
wormbestrijding te evalueren.
Monitoring is bedoeld om de
weidebesmetting voldoende laag te
houden, zonder onnodige behande-
lingen.

• Volwassen paarden scheiden, na
het verstrijken van de
erp, (veel)
minder snel hoge aantallen eieren

-ocr page 311-

uit dan onvolwassen paarden.

- Bloedonderzoek op eiwit- en
beta-globulinenconcentraties:

• Bloedonderzoek, met name een
normale tot lage totaaleiwit-
concentratie met een hoge beta-
globulineconcentratie, is een
hulpmiddel ter ondersteuning van
de waarschijnlijkheidsdiagnose
cyathostominose.

Behandeling

- Ivermectine en moxidectine
(macrocyclische lactonen):

. Moxidectine is deels werkzaam
tegen geïnhibeerde stadia (tussen
10 en 90 procent effectiviteit
volgens diverse onderzoekers) en
hierdoor wordt het refugium van
de parasieten kleiner. In geval van
wintercyathostominose is moxi-
dectine de eerste keuze.
. Soms kan bij ernstig zieke dieren
een ondersteunende behandeling
geïndiceerd zijn om de reactie op
het massale afsterven van de larven
te beperken.

. Moxidectine niet toedienen aan
veulens jonger dan vier maanden.

- Pyrantel en benzimidazolen alleen
nog inzetten op bedrijven waar geen
resistentie is verkregen tegen deze
middelen. Op 80 tot 90 procent van de
bedrijven in Nederland bestaat er
resistentie tegen benzimidazolen,
maar dat kan natuurlijk voor individu-
ele dieren op een bedrijf enigszins
varieren.

Resistentie kan worden bepaald met
de
fecrt/wert bij het individuele
dier

Preventie

Wintercyathostominose wordt veroor-
zaakt door (massaal) uit de darm-
mucosa tredende larven
(L4). Het is
daarom belangrijk om de opname van
grote aantallen infectieve larven (L3)
te voorkomen. Preventie is dus gericht
op het laag houden van de weide-
besmetting.

- Regelmatig omweiden naar
veilige weides (zie verder www.
parasietenwijzer.nl).

• Het duurt in de zomer min-
stens twee tot drie weken
voordat uitgescheiden worm-
eieren als L3 op het gras
verschijnen.

• Paarden scheiden pas weer
wormeieren uit na het ver-
strijken van de
erf.

- Ruim tenminste één en liefst
twee keer per week de faeces van
de wei.

- Behandel op basis van faeces-
onderzoek (monitoring):

• Voor criteria zie www.parasie-
tenwijzer.nl.

• Houdt rekening met de erp
(ivermectine minstens 6 tot 8
weken, moxidectine minstens
12 tot 25 weken); de meeste
volwassen paarden scheiden na
het verstrijken van de
erf geen
of weinig wormeieren uit en

hoeven daarom niet te worden
behandeld.

• Gebruik wormmiddelen
selectief, bij voorkeur voor
alleen die paarden die hoge
uitscheiders zijn.
. Monitoring kan ook op
groepsmonsters per leeftijds-
groep (veulens, jaarlingen,
twee- tot vierjarigen, volwassen
paarden).

- Controleer eenmaal per twee jaar
de effectiviteit van het worm-
middel met deFECRT.

- Voorkom insleep van resistente
wormen middels een quarantaine-
periode.

Strongylus vulgaris-grote
strongyliden

Diagnostiek

- Op basis van ziektebeeld (koliek bij
veulens), ontwormings- en bewei-
dingshistorie.

- Faecesonderzoek kan negatief zijn
omdat ziekte al kan optreden voordat
er volwassen wormen zijn die eieren
produceren, bovendien produceren de
grote strongyliden een zelfde type
eieren als de Cyathostominae.

- Post-mortaal onderzoek.

Therapie

Ivermectine of moxidectine per os.

Strongylus vulgaris is meestal
uitgeroeid op bedrijven met een
intensieve wormbestrijding, omdat de
middelen ivermectine en moxidectine
zeer effectief zijn tegen alle stadia
(inclusief die in de bloedvaten), deze
wormsoort een lange ontwikkelings-
tijd kent, waardoor er vaak al meer-
dere malen is ontwormd voordat er
ooit nieuwe volwassen wormen
hebben kunnen ontwikkelen en tegen
deze wormsoort doorgaans al na één
weideseizoen een goede weerstand is
opgebouwd.

Parascaris equorum -
spoelwormen

Diagnostiek
Het zijn zowel de migrerende larven
als de volwassen spoelwormen die
klachten veroorzaken en dan vooral
bij veulens en jaarlingen.

- Diagnose op basis van verschijn-
selen, leeftijd van het paard en

-ocr page 312-

recente historie (beweidingsdicht-
heid, voeding, conditie, worm-
bestrijding en tijd van het jaar).
- Faecesonderzoek op eieren. Let
op: trekkende larven produceren
nog geen eieren.

Behandeling en preventie

- Behandelen kan alleen tegen de
volwassen wormen in de dunne darm.
Het gebruik van ivermectine of
moxidectine tegen het larvenstadium
(L4) heeft beperkte waarde.

- Vanwege resistentieontwikkeüng
van spoelwormen tegen ivermectine
en moxidectine zijn de voorkeurs-
middelen bij het ontbreken van een
effectiviteitsbepaling pyrantel of een
benzimidazol.

- Let op: benzimidazolen zijn vaak
niet meer werkzaam tegen de
Cyathostominae.

- De ontwikkelingstijd van spoel-
wormen is lang. Daarom heeft behan-
dehng alleen maar zin vanaf tien tot
zestien weken leeftijd van het veulen.

\'|ini|nif[rft{|ini|iii»]iii{|iiii|mT|ini}iin[iiii|i»^
3 4 5 6 7 8 9 10 11

- Bij zeer zware spoelwormbesmetting
kan snelle en massale dood van veel
wormen obstructie en soms darm-
perforatie veroorzaken. Overwogen
kan worden om tegelijk met het
middel de veulens ook paraffine per
neussonde toe te dienen.

- Besmette weides, paddocks en
stallen kunnen jarenlang infectieus
blijven en vormen de belangrijkste
besmettingsbron voor volgende
jaargangen veulens. Ter preventie is
het daarom goed om in opeenvolgen-
de jaren veulens te weiden op telkens
andere percelen.

- Stallen kunnen, indien mogelijk, met
stoom worden gereinigd. Dit zal echter
nooit alle eieren kunnen verwijderen.

Strongyloides westeri-

veulenworm

Diagnostiek

- Khnische verschijnselen (vooral
diarree) en leeftijd van het veulen,
alsmede de condities waaronder
merrie en veulen worden gehouden
(de eerste doorgaans lichte infectie
wordt via de moedermelk opge-
nomen).

- Faecesonderzoek:

• epgs tot 2000 zijn klinisch van
weinig betekenis.

• Faecesmonster moet vers zijn.
Ook gezonde dieren kunnen zeer
veel eieren uitscheiden.

Therapie en preventie

- Hygiënemaatregelen.

- Regelmatig uitmesten van de stal.

- In enkele publicaties adviseert men
de merrie in de laatste maand van de
dracht te ontwormen met ivermec-
tine, moxidectine of benzimidazol
preparaten (fenbendazol po), maar er
bestaat geen wetenschappelijke onder-
bouwing voor een verminderde
transmissie.

Oxyuris equi- aarsmaden

Diagnostiek

- Symptomen van jeuk rond de
staartbasis.

- Zien van eieren afgezet rond de anus
(\'schuim\') en vinden van wormen op
de faeces.

- Met plakband de huid rond de anus
bemonsteren en dit op een object-
glaasje onder de microscoop onderzoe-
ken. Faecesonderzoek zoals voor de
andere wormsoorten zal doorgaans
negatief zijn.

Therapie en preventie

- Alle anthelmintica.

• De laatste jaren wordt vaker
melding gemaakt van onvoldoende
werkzaamheid van ivermectine
tegen aarsmaden. Dit hoeft niet te
wijzen op ivermectine resistente
aarsmaden, omdat de werkzaam-
heid tegen deze wormen bij de
introductie van ivermectine niet
precies bekend was.

- De eitjes rond de anus kunnen met
een wegwerpdoekje en een detergens
worden verwijderd. Pas op met
verwijderen door middel van paarden-
borstels, de eieren worden zo makke-
lijk verspreid.

Lintwormen

Diagnostiek

- Lintwormgeledingen in/op faeces.

- Faecesonderzoek op eieren.

-ocr page 313-

- Faecesonderzoek is ongevoelig.

- Afwezigheid van eieren (of
geledingen op de faeces) betekent
niet noodzakelijkerwijs dat er geen
lintwormen zijn.

- Bloedonderzoek.

- elisa (beschikbaar aan de Veteri-
naire Faculteit in Liverpool) waarmee
de wormlast op bedrijfsniveau kan
worden geschat.

Therapie en preventie

- Praziquantel, in principe is eenmaal
per jaar (najaar) behandelen voldoen-
de.

- Helaas is praziquantel alleen
beschikbaar in combinatie met
ivermectine of moxidectine. De
verschillende combinatiepreparaten
bevatten verschillende concentraties
praziquantel.

- Pyrantel in dubbele dosering (38 mg/
kg) is geregistreerd voor gebruik tegen
Anoplocephala perfoliata (de belangrijk-
ste lintwormsoort in Nederland).
Verwijder regelmatig de faeces uit de
weide om de cyclus te doorbreken; de
tussengastheren zijn Oribatidae
(mosmijten).

- Ter vermindering van de aantallen
geïnfecteerde mosmijten kan men
weilanden omploegen en opnieuw
inzaaien.

Gasterophilus spp. - horzels

Diagnostiek

- Op basis van eieren aan de haren in
de zomer en/of het najaar.

- Eventuele larven in de faeces in het
late voorjaar

Therapie en preventie
Macrocychsche lactonen:

- behandelen vaak niet nodig;

- indien gewenst, eenmaal per jaar
aan het begin van de winter

Bij individuele dieren is regelmatig
verwijderen van de eitjes van de vacht
van het paard ook een mogelijkheid;
er zijn hier speciale borsteltjes of
schuurblokjes voor verkrijgbaar

Overige endoparasieten

Dit artikel bespreekt verder niet
Dictyocaulus amfieldi (longworm),
vooral van belang wanneer paarden
samen met ezels gehouden worden,
noch leverbot, een bij paarden
mogelijk onderschat probleem. Deze
keuze is bewust omdat voor deze
parasieten eigenlijk alleen bij klach-
ten en na diagnostisch onderzoek
wordt behandeld.

conclusie

De receptplicht heeft dierenartsen een
grote verantwoordelijkheid gegeven
in de verstrekking van
ura-dier-
geneesmiddelen aan paarden. De
dierenarts moet deze verantwoorde-
lijkheid optimaal invullen door een
goede kennis van de problematiek,
inzet van juiste diagnostische midde-
len en het zorgvuldig omgaan met het
voorschrijven van diergeneesmidde-
len.

dankwoord

Graag willen de auteurs prof. dr. A.
Barneveld, dr. F. Borgsteede, prof. dr. R
Deprez, dr M. Eysker, prof. dr L.J.
Hellebrekers, dr Tj. Jorna, dr K. Kalis,
dr J. Loomans, prof. dr H. Vaarkamp,
drs. J. Vaarten en drs. E. Welling
danken voor hun bijdrage aan het tot
stand komen van dit artikel.

literatuur en
internetplaatsen

- cbg: College ter beoordeling van geneesmid-
delen: http://v/ww.cbg-meb.nl/cbg/nl.

- Factsheet kanalisatie diergeneesmiddelen:
http;//www.minlnvnl/portal/page?_pa-
geid=
II6,16403 21 &_dad=portal&_
schema
=p0rtal&p_fïle_id-2O794.

- Factsheet kanalisatie diergeneesmiddelen

- deel 2: http;//www.minlnvnl/portal/page?_
pageid= II6,1
6403 21 &_dad=portal&_
schema=P0RTAL&p_file_id=2O795.

- Factsheet kanalisatie diergeneesmiddelen

- deel 3: http://www.minlnv.nl/portal/page7_
pageid= 116,1640321 &_dad=portal&_

schema=P0RTAL&p_file_id=2502 2.

- Factsheet Kanalisatie Diergeneesmiddelen
deel
4: paarden; http://www.minlnvnl/
portal/page?_pageid= 116,16403 21
dad=portal&_schema
=po rta l &p_file_
id=28462.

- Groot Sf de. ura, i juli op recept. Tijdschr.
Diergeneeskd. 2008:133: 568-569.

- Herten [ van. Ontwormen van paarden en de
receptplicht. Tijdschr. Diergeneeskd. 2008;
133:570-571.

- KNMVD Standpunt: receptplicht voor
niet-voedselprodicerende paarden: http://
www.knmvd.nl/uri/?uri=amgate_7364_i_
tich_3 5419866&xsl=AMG ATE_7 364_i_
tich_U93703ii.

- Gegevens betreffende endoparasieten:
www.parasietenwijzer.nl.

Dr M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan is verbonden aan het
departement Gezondheidszorg Paard,
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht, drs.
D.C.K. van Doorn en dr ir H.W. Ploeger,
zijn verbonden aan het departement In-
fectieziekten en Immunologie, afdeling
Klinische Infectiologie, faculteit Dier-
geneeskunde, Utrecht, dr W. Holland is
verbonden aan het Veterinair Parasi-
tologisch Laboratorium \'Het Woud\' te
Groesbeek, drs. J. van Herten is werk-
zaam bij de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde te
Houten, en prof. dr J. Fink-Gremmels is
verbonden aan de afdeling Veterinaire
Farmacologie, Farmacie en Toxicologie,
faculteit Diergeneeskunde, te Utrecht.

-ocr page 314-

Bayer HealthCare

Animal Health

Komt u dit jaar naar de Voorjaarsdagen?

Bayer Animal Health heet u ook dit jaar hartelijk welkom op haar stand tijdens de Voorjaarsdagen,
die plaatsvinden van donderdag 23 april tot en met zaterdag 25 april. Ook dit jaar hebben wij weer
vele nieuwe onderwerpen die u zullen interesseren. Hieronder vindt u een kort overzicht.

advocate\'

\\

Het meest complete endectoclde, werkzaam tegen de belangrijkste
endo- en ectoparasieten bij hond en kat. Advocate bevat niet alleen
het snel dodende vlooienmiddel imidacloprid, maar de tweede
werkzame stof, moxidectine, doodt ondermeer spoelwormen tot in
het L 4 stadium! Op onze stand komt u ook meer te weten over
Angiostrongylus vasorum, de Franse hartworm die - anders dan de
naam doet vermoeden - wordt overgedragen door slakken en kikkers
in Nederland. Test uw kennis van deze parasiet en win een Nikon D60
18-55 spiegelreflexcamera. We geven er elke dag twee weg!

Renal^®

r

Een welkom hulpmiddel bij nierfalen.

De diagnose van chronische nierinsufficiëntie bij katten is een
echte uitdaging voor de dierenarts. Wie meer wil te weten komen
volgt de boeiende maar vooral praktisch gerichte lezingen
van Hatti Syme, Astrid Van Dongen en Adronie Verbrugghe op
donderdagmiddag 23 april van half twee tot half vijf. (we adviseren
u vooraf in te schrijven!). Deze sprekers leggen van A tot Z uit hoe u
de tot de diagnose komt en wat de actuele behandelingen zijn. De
voeding komt hierbij ook aan bod. Maak nu van de gelegenheid
gebruik uw vragen te stellen aan deze experts.

*Bij bestelling van twee displays Renalzin 6 x 150 ml gedurende
de Voorjaarsdagen krijgt u een prachtige boodschappentas!

-ocr page 315-

^ervini

Drontal- Advantage

SMS / e-mail herinneringsservice

De SMS / e-mail herinneringsservice voor regelmatig ontwormen en
ontvlooien is een nieuw marketingmiddel, dat Bayer u aanbiedt om
de communicatie met uw klanten te verbeteren en de klantentrouw te
verhogen. Het is een
gratis en vrijblijvende service, zowel voor u als voor
uw klanten, die bovendien gekoppeld is aan een
bonus programma
voor dierenartsassistenten.

Schrijf uw praktijk in op onze stand en ontvang het boek "Veterinary
Practice Management: A practical guide".

SPOT-ON

STRESSVRIJE BEHANDELING

Hét ontwormingsmiddel voor katten! 70% van de
katteneigenaren in Nederland zou hiervoor kiezen, omdat
Profender Spot-On het best beantwoordt aan hun wensen:
Een stressvrije behandeling, die zowel de kat als het gezin
beschermt tegen het gevaar van wormen en wormlarven.
Kom naar onze stand en ontdek hoe het product u kan
helpen de tevredenheid en loyaliteit van uw klanten te
verhogen. Vraag om uw Profender-pakket met nuttige
materialen voor u en uw klanten.

BAYER)

r

advantage

Tijdens de Voorjaarsdagen wordt
traditioneel "de Voorjaarsactie" van
Advantage beëindigd. Profiteer nog snel
van deze kortingsactie om Advantage® als
eerste in te zetten bij vlooienproblemen.
Zo kunt u de superieure werking van
Advantage zelf ondervinden, mocht u nog
niet overtuigd zijn.

-ocr page 316-

\'Attrition\' bij witvleeskalveren

Brooke Humphrey, Peter Theeuwes

Tijdens een seminar in Florence in
oktober 2008 werd het thema
\'attrition\' bij vleeskalveren belicht.
\'Attrition\' is een begrip dat binnen
vele sectoren van de samenleving in
toenemende mate wordt gebruikt
als aanduiding voor een ernstig
verlies, nu dus ook binnen de
landbouwhuisdierensector.
Recente slachtgegevens van 23.000
witvleeskalveren laten zien dat
minder dan 11 procent wordt
beoordeeld als \'o \'. \'o \' geldt als het
economisch meest optimale kalf
volgens de
europ-classificatie.
55 procent valt in de mindere
klassen daaronder, \'00\' en \'0-\'. Bijna
22 procent wordt nog lager geclassi-
ficeerd. Als ondanks alle geleverde
inspanningen 77 procent onder de
ideale verhouding van gewicht,
bevleesdheid en vet valt, kan men
met recht spreken van \'attrition\'. De
oorzaak van dit verlies ligt, in elk
geval deels, bij ziekten en vooral
de daarbij horende aangeboren
immuunrespons.

Hoewel het \'innate\' (aangeboren)
immuunsysteem absoluut noodzake-
lijk is voor het bestrijden van infecties
is de ongeremde respons ervan mede
de oorzaak van het verlies van het
gewicht en van spieren en daarmee van
de lagere classificatie van kalveren. Met

name de productie van acute fase-
eiwitten als deel van de aangeboren
immuunrespons leidt tot anorexie en
spierafbraak. De hiërarchie van de
nutriëntenverdeling in het lichaam
hangt daarmee samen. De productie
van antistoffen als respons van het
specifieke afweersysteem vraagt in
verhouding veel minder nutriënten.

concurrerende systemen

Het onderzoek van Brooke Humphrey
aan de California Polytechnic State
University, richt zich op het door-
gronden van de mechanismen die bij
ziekten en stress invloed uitoefenen op
de groei en spieraanzet. Microbiële
ziekteverwekkers zetten een immuun-
respons in werking die begint met een
reactie van fagocyterende cellen, die
wordt gevolgd door de vrijgifte van
ontstekingsbevorderende cytokines.
Dit heeft vergaande gevolgen voor de
groei en/of productie van het dier.
Tijdens het seminar in Florence
besprak Humphrey enkele aspecten
van deze metabole of beter katabole
respons. Humphrey ziet immuniteit en
groei als concurrerende systemen. Met
nadruk wijst hij erop dat de aange-
boren immuunrespons een gecoördi-
neerde en natuurlijke respons is.

Activering van het immuun-
systeem heeft invloed op de hersenen,
onder andere via koorts, verlies van
eetlust en gedrag. Tijdens de \'innate\'
immuunrespons worden spieren
afgebroken. De aminozuursamen-
stelling van de acute fase-eiwitten
verschilt namelijk van de aminozuur-
samenstelling van voer of melk, die is
gericht op spiergroei. De spieren gaan
dus fungeren als bron voor de amino-
zuren die nodig zijn voor de acute fase-
eiwitten. Als gevolg van de \'mismatch\'
tussen beide aminozuursamenstel-
lingen kan het verhes aan spiermassa
zeer aanzienlijk zijn. De lever meta-
boliseert deze aminozuren en neemt
andere mineralen uit het bloed op. De
botten fungeren als bron van de
energie en het calcium die nodig zijn
voor deze processen. Humphrey ging
in op de fysiologische mechanismen
die deze prioriteit of beter herver-

individuele behandeling
Dierenartspraktijk Thewi
analyseerde de relatie tussen
slachtgewicht, classificatie en het
aantal keren dat dieren een
individuele behandeling nodig
hadden. Uit deze analyse blijkt
dat de noodzaak om een of meer
keer te behandelen ten opzichte
van de niet individueel behan-
delde kalveren gemiddeld leidt
tot een verlies aan karkasgewicht
van 11 kilogram, of 6 procent, en
leidt tot een classificatie van een
klasse lager. Indien er vijf
individuele behandelingen nodig
zijn geweest, bedraagt het verhes
53 kilogram of 30 procent. De
gegevens werden modelmatig
geanalyseerd volgens het model
(anova) (Analyse Universiteit
Utrecht, A.J. Stegeman). Die
analyse toonde aan dat elke extra
noodzaak tot behandeling op het
ene bedrijf resulteerde in een
gewichtsverschil van 2,95
kilogram lager. Op het andere
bedrijf was dat zelfs 8,22 kilo-
gram minder gewicht per
behandeling. Was de eerste
indicatie voor een individuele
behandeling diarree, dan was er
een gemiddeld groeiverlies van
10 procent, voor longen gold een
gemiddeld groeiverlies van
6 procent. Per classificatiegroep
bleken de individueel behan-
delde kalveren lichter te wegen
dan de niet individueel behan-
delde dieren en tevens bleken er
bij de individueel behandelde
kalveren meer kalveren op te
treden met de classificatie P-.

deling van nutriënten mogelijk
maken. Kwalitatief kan deze herver-
deling worden gemeten aan de hand
van de affiniteit van de verschillende
organen voor nutriënten zoals lysine.
Zo blijkt bij vogels de bursa de hoogste
affiniteit te hebben, gevolgd door de
lever, het hart, de gastrocnemicus en
de thymus. De laagste prioriteit heeft
de pectoralis, beter bekend als de filet.

-ocr page 317-

De affiniteit van lymfocyten voor
lysine kan zich aanpassen. Deze
neemt toe bij infectie en vasten.

mogelijke benadering

Als we de mechanismen kennen die
leiden tot deze voor de productie
ongewenste herverdeling van
aminozuren,beschikken we over meer
manieren om de negatieve gevolgen
van ziekten op te vangen, naast het
inzetten van antibiotica ter bestrijding
van bacteriële infecties. Aanpassingen
van de voer- of melksamenstelling voor
het moment van de acute fase-respons
zou bijvoorbeeld de anorexie kunnen
verminderen. Een aanpassing van het
aminozuurpatroon zou de spierafbraak
kunnen tegengaan. Extra vitamine E en
de meervoudig onverzadigde vetzuren
of\'poly unsaturated acids\'
(pupa\'s)
vormen een andere mogelijkheid om
het immuunsysteem te moduleren.
Een van de problemen is het bepalen
van het juiste moment om deze toe te
dienen, want vaak is men te laat met
ingrijpen. Humphrey gaf aan dat het
vanzelfsprekend altijd het meest
efficiënt is om de respons te vóór-
komen door het vóórkomen van
infectieuze \'challenges\'. Door bij de
behandeling rekening te houden met
zowel de te bestrijden kiem als de
activering van het \'innate\' immuun-
systeem, zullen anorexie en spierver-
lies afnemen en zal het welzijn van het
dier verbeteren. Tijdens de discussie gaf
Humphrey aan dat een antibacteriële
behandeling met macrohde antibiotica
in zekere mate het bestrijden van de
bacteriële kiem combineert met het
moduleren van de \'innate\' immuun-
respons. In vivo onderzoek met
kalveren laat bijvoorbeeld zien dat het
diergeneesmiddel tilmicosine, een
zestienringsmacrolide, leidt tot een
reductie van het pro-inflammatoire
leukotrieen B4 (
ltb4) in bronchoal-
veolaire spoelingen van de geïnfec-
teerde en behandelde dieren (i).

Voordat de verhouding van 77 procent
suboptimaal geclassificeerde kalveren
kan verschuiven in de richting van de
II procent van het economisch beste
kalf zal de gehele sector nog veel
inspanningen moeten leveren.

literatuur

1. Buret A. Immuno-modulation and
anti-inflammatory benefits of antibiotics:
The properties of tilmicosin. Canadian
Journal of Veterinary Research, accepted
august 2008.

2. Humphrey B, Animal Science Department
Cal Poly State University,
slo. Immunity and
Nutrient Repartitioning 5th European Veal
Symposium, Elanco Animal Health,
Grootslag 1-5, Houten, Nederland, October
2008.

3. Theeuwes R Why are not all calves \'golden
calves? R Theeuwes,
dap Thewi bv Tilburg,
October 2008.

B. Humphrey is verbonden aan de Cali-
fornia Polytechnic State University, San
Luis Obispo. P Theeuwes is werkzaam
bij de
da? Thewi bv te Tilburg.

Bloedserieus!

De effectieve aanpak van allergie bij hond en kat begint met de Artuvetrin\'® Serum Test.
Deze betrouwbare allergietest maakt gebruik van antilichamen met specifieke anti-Fee reactiviteit.
Hierdoor is een optimale behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie (de Artuvetrin® therapie)

mogelijk! Zo rekent u echt af met deze aandoening. Want Artuvetrin® neemt allergie serieus.

---------------

: De sterke punten van |

IdeArtuvetrin^SerumTest j

• Betrouwbaar ■

4 • Eenvoudig in te sturen |

: VT3verzichtelijke uitslagen J

I • Advies op maat ^

Artuvetrin\'

Bloedtest, huidtest en immunotherapie!

I 0 L 0 c I c A t s TEL.: 31(0)320-26 7900-WWW.ARTUVETRIN.NL

-ocr page 318-

Q-koorts in 2008 in Nederland en de
verwachting voor 2009

Hendrik fan Roest, Jim van Steenbergen,
Clementine Wijkmans, Yvonne van
Duijnhoven, Olaf Stenvers, Ton Oomen,
Piet Vellema, namens het deskundigen-
beraad Q-koorts

Dit artikel verschijnt tegelijkertijd onder
dezelfde titel in het
Nederlands Tijd-
schrift voor Geneeskunde
(ntvg, 2009;
153: As 70)

Sinds 2005 wordt op melkgeiten- en
melkschapenbedrijven in Nederland
abortus ten gevolge van een infectie
met
Coxiella bumetii, de verwekker
van Q-koorts (Q-fever), waarge-
nomen. In 2007 deed zich in de regio
waar de bedrijven met Q-koorts zich
concentreerden een epidemie voor
van Q-koorts bij mensen. Omdat bij
abortus miljarden Coxiellabacteriën
vrijkomen, is een oorzakelijk
verband aannemelijk.

In mei 2008 nam het aantal Q-
koortsmeldingen bij mensen in de
bovengenoemde regio opnieuw sterk
toe. Ondanks het ontbreken van hard
bewijs voor een oorzakelijk verband,
werden in juni 2008 bij melkgeiten- en
melkschapenbedrijven maatregelen
getroffen, bestaande uit een meldings-
plicht en daaraan gekoppeld een
uitrijverbod voor mest op besmette
bedrijven. In oktober 2008 is een
beperkte vaccinatiecampagne onder
nog niet drachtige melkgeiten en
melkschapen gestart. In januari 2009
zijn de controlemaatregelen verder
uitgebreid met verplichte vaccinatie
op melkgeiten- en melkschapenbedrij-
ven in een groter gebied dan voorheen
en met hygiënemaatregelen. In dit
artikel beschrijven we het verloop van
de epidemie, het onderzoek, de
maatregelen en de verwachting voor
2009. Klinische Q-koorts bij mensen
en dieren op zo\'n grote schaal is voor
Nederland een nieuwe situatie die
vraagt om actie vanuit het humane en
veterinaire werkveld.

klinisch beeld en

verspreiding bij mensen

Q-koorts is een zoönose die wordt
veroorzaakt door de bacterie
Coxiella
bumetii.
Meestal verloopt de infectie
bij mensen asymptomatisch of is er
sprake van milde, griepachtige
verschijnselen. Bij ongeveer 20
procent van de geïnfecteerden
ontstaat een ernstige infectie, meestal
met pneumonie, soms met hepatitis.
Eén procent van de geïnfecteerden
ontwikkelt een chronische infectie.
Zwangeren, mensen met hartklepaf-
wijkingen en immuungecompromit-
teerden hebben een verhoogd risico
op het ontwikkelen van een chroni-
sche infectie. Tot 2007 werden jaarlijks
in heel Nederland tien ä twintig
ziektegevallen gemeld. In 2007 zijn
r9i ziektegevallen bevestigd, vooral
afkomstig uit de provincie Noord-

I ggd Hart van Brabant | overige ggd\'en

Figuur i. Epidemische curve naar eerste ziektedag van Q-koorts in Nededand in 2007 en 2008 op basis van meldingen bij de ggd\'en in Nederiand. (Bron:
Wim van der Hoek en Frederika Dijkstra,
epi/cib/ri vm, Bilthoven)

-ocr page 319-

Brabant, met een epicentrum in
Herpen. Uit het patiëntcontroleonder-
zoek bleek dat roken en contact met
mest, hooi en stro risicofactoren
waren. Bij enkele zwangere vrouwen
in dit hoogrisicogebied werd een
recente infectie aangetoond. Ook werd
een toename van ziekenhuisopnames
voor pneumonieën in het Bernhoven
ziekenhuis in Oss retrospectief op het
conto van Q-koorts geschreven.

In april 2008 begon de Q-koorts-
uitbraak met een cluster gerelateerd
aan een koppeltje (knuffel)schapen.
Hierna volgden tientallen ziektegeval-
len in een uitgestrekter gebied dan in
2007. Eind 2008 zijn 906 patiënten
bevestigd. Daarmee is de grootste
gedocumenteerde epidemie van
Q-koorts ter wereld een feit (figuur i).
De vrouw:man-ratio onder de patiën-
ten was I op 1,7; de leeftijd varieerde
van 7 tot 87 jaar (mediaan 51). Het
percentage ziekenhuisopnames lag in
2007 duidelijk hoger dan in 2008 (40
versus 20 procent), waarschijnlijk
mede doordat de diagnose door de
toegenomen alertheid bij behande-
laars in de regio sneller en frequenter
werd gesteld.

klinisch beeld en

verspreiding bij dieren

Het voornaamste symptoom van
Q-koorts bij geiten is abortus in de
laatste periode van de dracht. Bij
schapen treedt abortus minder vaak
op en bij runderen lijkt het voornaam-
ste klinische probleem een vermin-
derde fertiliteit. Uit serologisch
onderzoek naar de aanwezigheid van
antistoffen in tankmelk blijkt dat het
agens verspreid over heel Nederland
op meer dan 50 procent van de
melkveebedrijven voorkomt (monde-
linge mededeling Peter Franken,
voorlopige resultaten onderzoek
Gezondheidsdienst voor Dieren,
gd).
De seroprevalentie bij geiten en
schapen is respectievelijk 10 en 3
procent (mondelinge mededeling Piet
Vellema, voorlopige resultaten
serologisch onderzoek,
gd). Pas sinds
2005 zijn abortusgevallen, die zich
vooral voordeden bij melkgeiten in
Noord-Brabant, toegeschreven aan
Q-koorts (zie tabel i). Met behulp van
totaal

melkschapenbedrijven
melkgeitenbedrijven

Tabel i. Aantal melkschapen- en melkgeitenbedrijven waar in de periode 2005 tot 2008 abortus
veroorzaakt door
CoxieUa bumetii is bevestigd.\' betrof een bedrijf met dieren op twee locaties.

toegeschreven aan schapen. Geiten
spelen een minder prominente rol. De
bijdrage van katten en wilde her-
kauwers lijkt beperkt te zijn, terwijl
nog onduidelijk is wat de bijdrage is
van kleine knaagdieren.

Transmissie van C. bumetii kan
direct, aerogeen en indirect plaats-
vinden. Directe transmissie vindt
plaats door contact met dieren en/of
hun excreta. Dit is de belangrijkste
overdrachtsvorm voor beroeps-
gebonden infecties. Directe overdracht
van mens op mens is slechts in
uitzonderlijke situaties beschreven.
De meest voorkomende transmissie
verloopt via besmette aerosolen. Bij
abortus komen via de placenta, de
vruchtvliezen en het vruchtwater zeer
grote aantallen C.
bumetii vri] in de
omgeving; een geïnfecteerde geiten-
placenta bevat 10" tot lo\'^ coxiella\'s.
Bij een normale geboorte is de
uitscheiding lager Uitscheiding kan
tevens plaatsvinden via melk, feces en
urine. C.
bumetii overleeft lang in stof.
Met stof en door aerosolvorming kan

2008
2
7"

2006

2007

I

7

2005

1

2

immuunhistochemie op bewaard
gebleven placentamateriaal is C
èurwetii\'retrospectief ook in 2001 op
één melkgeitenbedrijf aangetoond als
veroorzaker van abortus. Waarom
klinische symptomen de laatste jaren
juist in Noord-Brabant optreden bij
geiten is niet duidelijk. Het gebied
waar de symptomen worden gezien,
heeft met 38,1 geiten per vierkante
kilometer de hoogste dichtheid van
(melk)geiten in Nederland.
Melkgeitenhouderijen met bekende
Q-koortsproblemen komen wat
betreft hun ligging overeen met het
gebied waar de humane ziekte-
gevallen zich hebben voorgedaan
(figuur 2 en 3).

werkhypothese transmissie

C. bumetii kent vele dierreservoirs met
verschillende transmissieroutes naar
de mens en andere dieren. Landbouw-
huisdieren gelden als de voornaamste
infectiebron voor de mens. Internatio-
naal wordt ruim de helft van de
gedocumenteerde epidemieën

-ocr page 320-

de bacterie onder gunstige (droge,
warme) weersomstandigheden door
de wind over grote afstand worden
getransporteerd. In de verre omgeving
kunnen mensen vervolgens besmet
raken door inhalatie van deze besmet-
te aerosolen. Aerogene transmissie
lijkt in Nederland de belangrijkste
infectieroute te zijn.

Het belang van de indirecte
transmissie door het nuttigen van
besmet voedsel (ongepasteuriseerde
melk) of overdracht door teken lijkt in
Nederland verwaarloosbaar klein.
Figuur 4 geeft de mogelijke trans-
missieroutes weer in een model, om
een beeld te geven van de hypothese
over de meest relevante routes voor
Nederland (in paars), en om aan-
grijpingspunten van onderzoek en
maatregelen inzichtelijk te maken.

onderzoek

Het lopende onderzoek wordt uitge-
voerd in nauwe samenwerking tussen
het humane en veterinaire werkveld.
Zowel in de algemene bevolking en bij
zwangere vrouwen en veehouders, als
bij geiten, schapen en runderen wordt
de prevalentie van Q-koorts gemeten.
De resultaten zullen medio 2009
bekend zijn.

bron

wilde fauna , \'
(knaagdieren, lagomorfen, herkauwers)

\\L

Om de genomen maatregelen ten
aanzien van mensen en dieren verder
te kunnen onderbouwen en eventueel
aan te passen, vindt onderzoek plaats
naar risicofactoren (demografisch,
geografisch, gedrag en bedrijfs-
voering). Speciale aandacht gaat uit
naar de overleving van C.
burnetii in
potstalmest, en stof en aerogene
verspreiding (resultaten eind 2009).
Veterinair is onderzoek opgestart naar
de ontwikkeling van de afweer tegen
C.
burnetii en de mate van uitscheiding
bij drachtige en niet drachtige geiten.
Tevens vindt onderzoek plaats naar
het effect van vaccinatie bij geiten.
Ten slotte worden de laboratorium-
diagnostiek en agenstypering humaan
en veterinair verder ontwikkeld en op
elkaar afgestemd, voor bronopsporing
en identificatie van clusters.

Om inzicht te krijgen in de kosten
voor de volksgezondheid en de
ziektelast worden de epidemieën in
2007 en 2008 in kaart gebracht en is er
onderzoek gestart naar het optreden
van chronische infecties en complica-
ties bij bekende Q-koortspatiënten.
Ook de effecten van infectie op de
zwangerschap worden nader onder-
zocht.

excretie

maatregelen

Op 12 juni 2008 is een meldingsplicht
ingegaan voor Q-koorts bij melkgeiten
en -schapen. De meldingsplicht geldt
voor grotere bedrijven (meer dan 100
dieren) als meer dan 5 procent van de
drachtige dieren aborteert en bij
kleine bedrijven (minder dan honderd
dieren) met meer dan drie abortussen
binnen een periode van dertig dagen.
Na de melding vindt bevestigings-
onderzoek plaats. Na de bevestiging
van Q-fever mag de stal gedurende
negentig dagen niet worden uitgemest
en moeten bezoekers worden geweerd.
De termijn van negentig dagen is
gebaseerd op de veronderstelling dat
er in die periode een aanzienlijke
reductie van de infectieusiteit van
mest optreedt door composterings-
processen.

In oktober 2008 is in een zone van
45 kilometer rond het epicentrum van
de humane gevallen een vrijwillige
vaccinatiecampagne gestart voor
professionele melkgeiten- en melk-
schapenbedrijven en voor bedrijven
met kleine herkauwers die een
publieksfunctie hebben, zoals
kinder- en zorgboerderijen. Deze
vaccinatiecampagne is een eerste
poging om de uitscheiding van

transmissie

gastheer

-ocr page 321-

C. bumetii door geiten en schapen te
reduceren en daarmee de blootstelUng
van de mensen in dit gebied te
beperken. Op basis van de versprei-
ding in 2008 bij mensen en dieren is in
2009 de vaccinatie verpUcht gesteld en
is het vaccinatiegebied uitgebreid met
de gehele provincie Noord-Brabant
(http://www.minlnv.nl/cdlpub/servlet/
CDLservlet?p_file_id=34r43). Tege-
lijkertijd heeft het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselveilig-
heid
(lnv) een hygiënebeleid afge-
kondigd voor grote melkgeiten- en
melkschapenbedrijven, gericht op het
terugdringen van aerolisatie van
Coxiellabevattend stof. Formeel is het
in Nederland nu verboden meer dan
vijftig melkgeiten en melkschapen te
houden, tenzij de geitenhouder in zijn
bedrijfsvoering alle maatregelen van
het hygiëneprotocol volgt, waaronder
knaagdierreductie, mest bevochtigen
alvorens deze uit te rijden en mest
afgedekt bewaren en alleen uitrijden
onder aanvaardbare weersomstandig-
heden (rustig/windstil, niet droog)
(zie voor een volledig overzicht:
http://www.tinyurl.com/aw6pj8).

beleid publieke en

veterinaire gezondheidszorg

Als gevolg van de meldingsplicht
moeten geiten- en schapenhouders en
dierenartsen Q-koortsverdenkingen
melden aan de Voedsel en Waren
Autoriteit
(vwa) waarna bevestigings-
onderzoek plaatsvindt. De
vwa
informeert het Centrum Infectieziek-
tebestrijding (cib) van het Rijksinsti-
tuut voor Volksgezondheid en Milieu
(rivm) dat vervolgens de Gemeente-
lijke Gezondheidsdienst
(ggd) op de
hoogte stelt. Dierenartsen kunnen
aanvullend de
ggd of huisartsen
rechtstreeks informeren.

In de humane gezondheidszorg
zijn artsen én laboratoria met ingang
van de nieuwe Wet publieke gezond-
heid verphcht Q-koorts te melden aan
de
ggd. De ggd informeert de vwa en
geeft de melding door aan het cib. Het
cib adviseert in overleg met
vwa het
ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (vws) en
lnv. Na een
melding bij de mens verricht de
ggd

in veterinair verband

samen met de vwa brononderzoek.
Het veterinaire en humane werkveld
spelen inmiddels informatie snel aan
elkaar door

De Gezondheidsraad adviseerde
tijdens de epidemie van 2008 negatief
over het screenen van zwangere
vrouwen. Er is namelijk onvoldoende
bewijs over negatieve gevolgen van
infectie en het effect van langdurige
antibioticumbehandeling. Om hierin
meer inzicht te krijgen, werd in 2007
een screening aangeboden aan alle
vrouwen uit het dorp Herpen die in de
periode r maart tot r augustus bij de
verloskundige of gynaecoloog bekend
waren met een zwangerschap of
miskraam. Van de negentien onder-
zochte vrouwen hadden er drie (r6
procent) serologische aanwijzingen
voor een recente infectie.

De Gezondheidsraad adviseerde
ook negatief over het uitsluiten van
bloeddonoren. Overdracht via bloed is
namelijk slechts één maal beschreven.
Sanquin zal in 2009 de epidemie
nauwgezet volgen en houdt de optie
open om toch donoren uit een
epidemisch gebied uit te sluiten of een
zodanige screeningstest te ontwikke-
len dat de bloedveiligheid gewaar-
borgd kan blijven.

verwachting 2009
De maatregelen die in 2008 zijn
genomen, bieden geen garantie dat er
zich in 2009 niet opnieuw verschijnse-
len bij geiten en schapen en/of een
epidemie bij mensen zullen voordoen.
De omvang van een eventuele
epidemie (geografische verspreiding
en aantal) laat zich niet voorspellen.
In 2007 en 2008 traden de eerste
ziektegevallen bij mensen op twee tot
zes weken na een warme en droge
periode tijdens en na de lammer-
periode. Weersomstandigheden
spelen waarschijnlijk een grote rol.
Ook is er enig effect te verwachten van
de genomen maatregelen.

De ggd Hart voor Brabant heeft in
de afgelopen twee jaar artsen (huis-
artsen, microbiologen, longartsen,
internisten, cardiologen, kinder-
artsen), verloskundigen en dierenart-
sen in de regio diverse malen per brief
geïnformeerd over de situatie en hen
verzocht verdenkingen te melden bij
de
ggd. In 2009 moeten artsen,
verloskundigen en dierenartsen in een
groter gebied alert zijn op Q-koorts.

conclusie

In Nederland lijkt Q-koorts bij de
mens zich te beperken tot gebieden
waar geiten khnische problemen
hebben. De geïntegreerde aanpak
vanuit het humane en veterinaire
werkveld heeft geleid tot gemeen-
schappelijk onderzoek om de oor-
zaken en effecten van Q-koorts in
kaart te brengen, en tot gemeenschap-
pelijke maatregelen om de versprei-
ding van Q-koorts in Nederland te
beperken. Ook niet beïnvloedbare
factoren, zoals het weer, spelen een rol
in een uitbraak van Q-koorts. Op basis
van de huidige kennis is het niet goed
te voorspellen of en hoe de epidemie
zich in 2009 zal ontwikkelen.

Voor de preparatie van de
bestrijding van Q-koorts in 2009
werd een deskundigenberaad
gehouden, waarin naast de
auteurs zitting hadden: Lothar
Züchner
(vwa), Mirjam Nielen
(Faculteit Diergeneeskunde
Utrecht), Christianne Bruschke
en Wim Pelgrim (ministerie
lnv). Marleen Kraaij- Dirkzwager
(ministerie vws). Toon van Hoof
(Land en Tuinbouw Organisatie,
lto), Wim van der Hoek en Roel
Coutinho (cib
-RivM).

Hendrik Jan Roest is verbonden aan
het Centraal Veterinair Instituut van
Wageningen
ur, Jim van Steenbergen,
Yvonne van Duijnhoven en Ton Oomen
zijn verbonden aan het Centrum Infec-
tieziektebestrijding van het Rijksinsti-
tuut voor Volksgezondheid en Milieu,
Clementine Wijkmans is werkzaam bij
de Gemeentelijke Gezondheidsdienst
Hart van Brabant, Olaf Stenvers is
verbonden aan de Voedsel en Waren
Autoriteit en Piet Vellema is werkzaam
bij de Gezondheidsdienst voor Dieren.

-ocr page 322-

T

Vraag uw gratis exemplaar aan door uw adres^^s^^\'^^ door
^ te sturen naar alltechnl@alltech.com of via fax 09 380 36 41.

Jt

.^J^xcbmT*___

uninv.knowmycotoxins.i\'cmj

Een praktische brochure die als
doel heeft algemene informatie en
duiding te geven omtrent mycotox-
inen, hun ontstaan en hun effect bij
varkens, pluimvee en rundvee. In
deze brochure worden alle belan-
grijke aspecten rondom mycofoxi-
nen omschreven, zoals - wal zijn
mycotoxinen - zijn er veilige gehal-
ten mycotoxinen - eliminatie van
mycotoxinen - adviezen voor de
Benelux markt - misverstanden
omtrent mycotoxinen.

DIERENARTSEN HEBBEN
HUN EIGEN SPECIALISTEN

DixFortuin Financieel Praktijk Adviesbureau.

Sinds jaar en dag financieel adviseurs en specialisten voor dieren-
artsen die het rendement van hun beroepsmatige activiteiten veilig
willen stellen. Een financiële dienstverlening die alles omvat.
Van begeleiding van associaties tot bedrijfsoverdrachten.
Van pensioenadvisering, praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle
vormen van verzekering. Specialistische ondersteuning in elke fase
van uw carrière. Het vastleggen van een afspraak is het begin van
een vruchtbare vertrouwensrelatie.

DixFortuin Financieel
Praktijk Adviesbureau

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven
T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.dixfortuin.nl

-ocr page 323-

vetC7edin

\' Effect of Pimobendan or Benazepril Hydrochloride on survival times in dogs
with congestive heart failure caused by naturally occurring myxomatous
mitral valve disease: j.Haggstrom et al. J.Vet.lnt.Med. 2008. m2.

VERLENGT HET LEVEN

Productnaam: Vetmedin. Werkzaam bestanddeel: Pimobendan; per capsule 1,25, 2,5 of 5 mg pimobendan. Indicatie; Vetmedin capsules zijn geïndiceerd voor de
vermindering van de symptomen van chronisch hartlijden bij honden dat wordt veroorzaakt door gedecompenseerde hartklepinsufficiëntie of cardiomyopathie.
Doeldier hond. Contra-indicatie: Vetmedin capsules dienen niet te worden gebruikt bij gevallen met hypertrofische cardiomyopathieën of bij klinische condities
waarbij een toename van de cardiale output niet mogelijk is vanwege functionele of anatomische redenen.: Bijwerkingen: In zeldzame gevallen kunnen een licht
positief chronotroop effect en overgeven voorkomen. Deze effecten zijn echter dosis afhankelijk en kunnen worden voorkomen door in deze gevallen de dosis te
verlagen. Dosering: Tweevoudige orale toediening van 0,25 mg pimobendan per kg lichaamsgewicht per dag, met een interval van 12 uur, een tot anderhalfuur voor
de maaltijd. Registratienummer. REG NL 9963/9ii4/9"5- Kanalisatiestatus; UDA.

wftvw.vetmedin.nl www.boehringer-ingelheim.nl

O

Boehringer
Ingelheim

-ocr page 324-

Marieke Veldman

Wat doe je als je merkt dat het aantal
veehouders terugloopt en het lastig
wordt het praktijkonderwijs
landbouwhuisdieren te garanderen?
We laten Wim Kremer en Rolf Been
aan het woord over ondernemen en
het waarborgen van kwaliteit van
het landbouwhuisdierenonderwijs
in de Universitaire Landbouwhuis-
dieren Praktijk (
ulp).

Wim Kremer, hoogleraar Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren in het
bijzonder onderwijs, facuheit Dier-
geneeskunde: "De Buitenpraktijk van
de faculteit werd te klein. Door
urbanisatie in onze omgeving en een
behoorlijk aantal bedrijfsbeëindi-
gingen hielden we simpelweg te
weinig veehouders over voor de
Buitenpraktijk. Tel daarbij op de lange
aanrijtijden vanaf De Uithof en het
lastig kunnen binden van dierenartsen
die voor langere termijn kiezen voor
patiëntenzorg in de Buitenpraktijk, en
wij hadden genoeg redenen om ons op
te toekomst te beraden. Wij zijn eind
2007 gestart met de
ulp. Dat wil zeggen
dat we vanaf die tijd enkele scenario\'s
voor de toekomst voor het Buitenprak-
tijkonderwijs hebben beschreven en
onderzocht. Ook is in die tijd het eerste
contact ontstaan met Rolf Been,
eigenaar van Diergeneeskundig
Centrum Westelijk Weidegebied in
Harmeien, en zogezegd onze buurman
wat betreft werkgebied."

continuïteit

"Als practicus, maar ook als eigenaar
van een goed lopende praktijk, had
en heb ik ambities voor de praktijk",
vervolgt Been, eigenaar van
dgc
Westelijk Weidegebied en per i april
directeur van de
ulp. "Je wilt als bedrijf
gezond in de markt blijven staan.
Dat betekende in de praktijk dat we
moesten zorgen voor continuïteit, niet
alleen omdat het goed is voor het
bedrijf maar ook omdat je verantwoor-
delijkheid draagt voor je medewerkers.
Toen de faculteit interesse toonde,
paste dat perfect, zowel in de praktijk
als in mijn persoonlijke ambitie."

Kremer: "Na veel gesprekken met
Rolf, Rob Grift (managerbedrijfs-
voering van het departement Gezond-
heidszorg Landbouwhuisdieren),
externe adviseurs en met een interne
projectgroep kwamen we uiteindelijk
tot de conclusie dat de Universitaire
Landbouwhuisdieren Praktijk de beste
oplossing was. Dat betekent dat de
Buitenpraktijk van het departement is
geprivatiseerd en is ondergebracht in
de
ulp. De ulp heeft daarbij het
landbouwhuisdierengedeelte van
Diergeneeskundig centrum \'het
Westelijk Weidegebied\' overge-
nomen". "We zijn nu een zelfstandige
BV onder de vlag van de universitaire
\'holding\'", vult Been aan.

kwaliteitseisen

"We zijn erg tevreden met dit concept",
zegt Kremer "Ten eerste omdat we nu
het co-schaponderwijs voor onze
studenten weer voor langere tijd
kunnen garanderen volgens onze hoge
kwaliteitseisen. De studenten krijgen
te maken met meer verschillende
casuïstiek met ruime gelegenheid voor
het oefenen van vaardigheden. Ten
tweede krijgen ze meer mee van wat
ondernemen is en zijn er meer
mogelijkheden voor het ontwikkelen
van professioneel gedrag, een belang-
rijk thema in ons onderwijs. Als laatste
zullen de studenten in deze onderwijs-
vorm ook in de
ulp nader kennis-
maken met de rol en de maatschappe-
lijke verantwoordelijkheid van de
dierenarts in de eerstelijns landbouw-
huisdierenpraktijk." Been vervolgt:
"Wij waren in de oude vorm al een
onderwijspraktijk voor de herkauwers-
tak in onze praktijk. Nu hebben we er
ook varkens bij. Dit gedeelte willen we
nog wel uitbreiden, maar ook voor deze
diersoort hebben we nu een mooie
onderwijsvoorziening voor studenten.
In die zin verandert er voor ons niet zo
heel veel. Al onze dierenartsen zijn of
worden uitgerust om goed onderwijs te
geven aan de co-schappers. Het enige
lastige voor de studenten is dat ze niet
meer vanaf De Uithof uitrijden, maar
vanuit de praktijk in Harmeien. Daar
hebben we echter goede oplossingen
voor gevonden."

Ondernemen en onderwijs
gaan samen in de
ulp

"Voor onze veehouders wordt het
ook anders", legt Been uit. "De
veehouders van het oude \'Westelijk
Weidegebied\' krijgen te maken met
meer studenten op hun bedrijf."
Kremer vult aan: "Onze veehouders
worden geconfronteerd met een meer
commerciële benadering en tarieven."
Been: "Daar staat dan weer tegenover:
hoogwaardige patiëntenzorg, kritische
studenten die meekijken, korte
aanrijtijden en een makkelijke
toegang tot de specialisten van de
faculteit."

Kremer: "Wij zien de samen-
werking positief tegemoet."

Marieke Veldman is communicatie-
adviseur bij de faculteit Diergenees-
kunde.

-ocr page 325-

Dieren in het
ziekenhuis

Anne Kertsholt

"Wow, die is groot!", roept één van
de kinderen in het Wilhelmina
Kinderziekenhuis (
wkz) over een
inderdaad reusachtig konijn.
Konijnen, ratjes en cavia\'s komen
per dierenambulance naar het
wkz
in Utrecht om daar een bezoek te
brengen aan de opgenomen kinde-
ren. Lachende gezichten, plezier en
geknuffel zijn het resultaat.

Al sinds mei 1983 komen kinder-
boerderijdieren naar het
wkz om de
kinderen een fijne middag te bezor-
gen. Ook de afgelopen vijf jaar hebben
de dieren iedere twee weken een
bezoek aan het
wkz kunnen brengen,
dankzij steun van de
knmvd. De
dieren worden gebracht en gehaald
door de dierenambulance. Daarnaast
zetten verschillende vrijwilligers zich
in om het project mogehjk te maken.
Medewerkers van het
wkz en mede-
werkers van de kinderboerderij
verzorgen geheel vrijwillig en met
plezier de nodige begeleiding van de
kinderen. Zowel kinderen als dieren
hebben het iedere keer erg naar hun
zin. Het bezoek vormt voor de dieren
geen enkele belasting. Bovendien is er
meer dan voldoende groenvoer
aanwezig dat de kinderen zelf aan de
dieren mogen voeren. Het is een erg
leuk gezicht wanneer de cavia\'s en
ratjes met elkaar worstelen om een
stuk wortel. Aangezien de dieren
afkomstig zijn van een kinderboerde-
rij zijn zij geknuffel erg gewend.
Kinderen kunnen met gemak bij hen
in het hok gaan zitten. Er ontstaat
vaak een erg leuke interactie tussen
dieren, de kinderen en zeker ook de
ouders en/of de begeleiders. Voor
iedereen gaat het eens even een
middagje niet over ziek zijn, maar over
lekker spelen en zichtbaar van elkaar
genieten. Dat dit project een succes is,
blijkt ook uit de vele enthousiaste
opmerkingen die bezoekers aan het
einde van de middag achterlaten in

het gastenboek. Zo schrijft Imke: "Ik
vind het super! Als je bijvoorbeeld
lang in het ziekenhuis moet liggen,
mis je je eigen huisdieren wel." Ook
Mette en haar moeder hebben het naar
hun zin gehad: "IVIette vindt het erg
leuk met de konijnen, wel moeilijk
voor haar om de komkommer af te
staan die ze zelf erg lekker vindt."
knmvd, bedankt!

Anne Kerstholt is fondsenwerver
van de Vereniging Vrienden van het
Wilhelmina Kinderziekenhuis.

m

RAADGEVERS
KUIJKHOVEN

De tijden veranderen... en wij ook Voor u als dierenarts

Al vanaf 2002 werken Raadgevers en Kuijkhoven intensief samen
in ons gezamenlijke volmachtbedrijf Raadhoven. Deze samenwerking
is zo succesvol verlopen dat wij hebben besloten haar uit te breiden.
Per 1 januari zijn wij volledig gefuseerd en gaan verder onder de
naam Raadgevers Kuijkhoven. In onze nieuwe samenstelling zullen
wij de specifieke kennis van onze doelgroepen en de kwaliteit van
onze dienstverlening nog verder gaan uitdiepen.

Als startende of gevestigde dierenarts kunt u rekenen
op onze deskundige adviezen en een betrokken begeleiding.
U profiteert daarbij van onze kennis van de financiële en medische
wereld. Zo adviseren wij u op financieel, fiscaal, juridisch en
verzekeringstechnisch gebied, en begeleiden wij u tijdens uw
waarneemperiode, dienstverband en vestiging van uw praktijk.

De tijden veranderen niet...
en wij ook niet

Persoonlijk contact en langetermijnadvisering blijven net zo
belangrijk voor ons als altijd. U houdt dan ook uw eigen adviseur
en contactpersonen.

De adviseurs van het dierenartsenteam zijn u graag van dienst:
Philip Jaspers en Robert Meijer

Wilhelminalaan 1-3
3732 GJ De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 252 54 10
Telefax 030 220 27 95
dierenarts@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

-ocr page 326-

Marjolein de Toom

Over enkele weken, van 23 tot 25
april, zal in Amsterdam het 42ste
Europees Veterinair Congres \'De
Voorjaarsdagen\' van start gaan! Dit
congres over gezelschapsdieren en
paarden is onmisbaar voor practici
en assistenten.

Om ervoor te zorgen dat bezoekers het
zeer interessante en spectaculaire
programma optimaal kunnen
benutten, willen wij hierbij op enkele
hoogtepunten wijzen.

gezelschapsdieren-
programma 2009: \'it takes
two to tango\'

Dit jaar worden voor het eerst de
zogenoemde \'Combo Sessions\'
gehouden. Deze lezingen worden
gegeven door een duo van specialisten
op verschillende vakgebieden. We
hebben een groot aantal gerenom-
meerde specialisten bereid gevonden
hun specifieke kennis te delen en
samen een interessante en praktische
lezing voor u te presenteren!

Voorbeelden van deze combinatie-
sessies zijn:

- Over feliene uvitis: dr Maggs
(Oogheelkunde) samen met dr Lap-
pin (Inwendige ziekten en katten-
geneeskunde);

- Over \'Cardiorespiratory Medicine
and Surgery\': dr Johnson (Respira-
tie) samen met dr MacPhail
(Chirurgie).

Voor degenen die niet bang zijn een
verkeerd antwoord te geven en graag
willen meedenken, worden inter-
actieve \'key voting\'-Iezingen gehouden.

Voorbeelden van \'key voting\'-
Iezingen zijn:

- \'Diagnostic approach to patients
with coughs / sneeze / gag /
respiratory distress\' door dr Padrid
(Verenigde Staten);

- \'Endoscopy: interactive cases\'
door dr Ludlow (Verenigde Staten)
en dr Hoffman (Nederland).

Naast de \'combo\'- en \'key voting\'-
Iezingen is er natuurlijk ook een groot
aantal reguliere lezingen waaruit u
uw keuze kunt maken. (Kijk voor
meer informatie over het programma
op www.voorjaarsdagen.org).

De lezingen zijn ook dit jaar
onderverdeeld in drie niveaus (\'basic\',
\'intermediate\', \'advanced\'), zodat iedere
deelnemer voor zichzelf kan bepalen
welke lezing bij zijn kennisniveau past.

Voor bezoekers die tijdens het
congres ook graag eens de handen uit
de mouwen steken, zijn op donderdag
23 april twee verschillende practica
georganiseerd:

- \'Echocardiography\', door dr
Satzmari (Nederland);

- \'Lasertechniques\', door dr
Kirpenstein (Nederland).

Voor beide practica zijn nog slechts
enkele plaatsen beschikbaar, dus wees
er snel bij als u hier nog aan wilt
deelnemen!

paardenprogramma 2009:
\'the abc of the equine
performer\'

Dit jaar zullen in het paardenprogram-
ma alle aspecten van sportgenees-
kunde en chirurgie aan bod komen. De
fysiologie en de pathosfysiologie van
verschillende orgaansystemen die
essentieel zijn voor een topprestatie,
worden besproken door David Marlin
(Verenigd Koninkrijk). Hij is een van
de begeleiders van het Britse Olym-
pische team en zal zijn ervaringen
opgedaan tijdens de Olympische
Spelen in Hong Kong met u delen.

Voorjaarsdagen 2009

Susan Holcombe (Verenigde Staten)
zal verschillende oorzaken van slecht
presteren bespreken, die hun oorsprong
hebben in de voorste luchtwegen.
Vervolgens zal haar collega Norm
Ducharme (Verenigde Staten) de
nieuwste chirurgische technieken
bespreken waarmee deze voorste
luchtwegproblemen te behandelen
zijn. Naast de longen speelt ook het hart
een belangrijke rol bij de prestatie van
het paard. De cardiologische oorzaken
voor slecht presteren, maar ook de
invloed van de grootte van het hart op
de prestatie, zullen worden besproken
door Lesley Young (Verenigd Konink-
rijk). In het interactieve \'Poor perfor-
mance panel\' zullen Young, Holcombe,
Piercy en Ducharme samen met de
bezoekers enkele casussen doornemen.

Net als bij de humane atleet kan
ook bij het paard overtraining
voorkomen. Wij \'professionals\'
hebben tegelijkertijd zelf ook wel eens
last van \'slecht presteren\'; de overeen-
komsten tussen het paard, de humane
atleet en de paardendierenarts zullen
vanuit verschillende invalshoeken
worden besproken door drie verschil-
lende specialisten.

Op zaterdag vindt het \'Vets in
Practice\'-gedeelte van het programma
plaats. Hierbij worden onderwerpen
besproken zoals: hoe zet ik mijn eigen
praktijk op? (Swagemakers, Nederland)
en "Pitfalls\' in practice\' (Potts, Verenigd
Koninkrijk). Natuurlijk is er in het

-ocr page 327-

Voorjaarsdagenprogramma ook weer
uitgebreid aandacht voor de reproduc-
tie. Niet alleen zijn er verschillende
lezingen (Troedsson, Verenigde Staten,
Stout, Nederland en Johns, Verenigd
Koninkrijk), maar ook is er een
\'reproduction panel\' samengesteld.

In het zogenoemde neva/beva-
nieuwsuur zullen Richard Piercy, John
Walmsley en Mats Troedsson recent
gepubliceerde aspecten van de
paardengeneeskunde, chirurgie en
reproductie met de bezoekers door-
nemen. Hierbij zullen zij dit recente
wetenschappelijke onderzoek vertalen
in praktische toepassingen.

de volgende bedrijven

zullen aanwezig zijn op
de industrievloer van de
voorjaarsdagen
2OO9:

aa-Vet Diergeneesmiddelen n.v.
-ab
Oost

-Animanasv
-artu Biologicals
-Ast FarmaBV

-auv

-Bayer BV

- Boehringer Ingelheim

- Ceva Santé Animale

- Curalis Dienstverlening

- Dechra Veterinary Products

- Dix Fortuin bv

- ecm Noveko International Inc.

- Ecoray Co, Ltd

- Ecuphar bv- Instrulife
-Eickemeyerev

- Endotechniek

- Engeltherm bv

- Eukanuba

- Fendigo bv

- Fort Dodge Animal Health

- Fujifilm Medical Systems
Benelux

- Gaymar Industries, Inc.

- Gitox Natural

- Grovet

-hes (Veterinair)

- Hills Pet Nutrition bv

- Idexx Laboratories bv

- Innomed Medical Inc.

- Intervet/Schering Plough
Animal Health

- Janssen Animal Health

- Johnson & Johnson Medical /
Ethicon

Als afsluiting van het paarden-
programma zal dr. Stephen Reed de
\'State of the Art\'-lezing houden, onder
de titel: \'A review of selected neurolo-
gical diseases affecting horses;
neurology is not a euphemism for
necropsy\'. Dr Reed is een autoriteit op
het gebied van de neurologie en zal
aan de hand van een systematisch
onderzoek van de neurologische
patiënt een aantal veel voorkomende
casuïstieken bespreken.

programma dans 2oo9

DANS is ondertussen bekend als een
onmisbare nascholing voor dieren-

- Jorgen Kruuse a/s

- Karl Storz Endoscopie

-knmvd

- Laboklin GmbH -f Co. kg
-licg

- Martin Gaus Academie

- Medical Solutions

- Menarini Diagnostics Benelux
-Merial
bv

-mxr Equipment

- Netlaa bv
-NML Health

-nvfd

- Petlook

- Pfizer Animal Health b v

- Pharmeon bv

- Pie Medical Benelux bv

- Precision Technologies t/a -
Kleenex Group

- Proteq Dier & Zorg

- ProviX

-qrs Healthcare bv
-r.v.u.

- Royal Canin Nederland bv

- seil animal care company bv

- Selexyz Broese

- Supreme Petfoods
-SynthesBv

-Utrecht Dental bv ud-vet
-Valuepath vof

- Van Straten Medical
-Veterinary Technics Int
.-bdo -
Medipass

-VetMedCare

- Vetoquinol
-VetZ GmbH
-Virbac Nederland
bv

- Vobra Special Petfoods bv
-VTrade
Int. sa

artsassistenten! Bij de dans worden de
lezingen onderverdeeld in twee
niveaus: algemeen en
plus. Ook dit
jaar zijn er voor dit onderdeel van het
congres internationale sprekers
uitgenodigd. Een nieuw onderdeel van
de
dans is de zogenaamde \'master-
class\', een interactieve sessie van twee
uur

gezelschapsdieren-
programma

De dans voor gezelschapsdieren gaat
vrijdag van start met onder andere
een lezing over orthopedie, waarbij
verschillende fracturen en fixatietech-
nieken worden besproken door Maas.
In een lezing over de voortplanting van
de hond worden dracht, bevalling en
loopsheidpreventie doorgenomen.
Vervolgens is er een \'masterclass\' over
kattengedrag onder leiding van
kattengedragsdeskundige/dierenarts
Bossard. Verder houdt dr Padrid een
levendige en illustratieve lezing over de
behandeling van astma bij katten. Van
Straaten zal de vrijdagmiddag afsluiten
met interactieve lezingen over braken
en regurgiteren bij hond en kat.

Op zaterdag start een management-
sessie van Royal Canin \'Op dezelfde
golflengte?\'. Deze dag staat verder in
het teken van de bijzondere dieren.
Dr Schoemaker zal spreken over
urinewegaandoeningen bij kleine
knaagdieren. Dr Meredith vertelt over
wat men moet doen bij het opvangen
van wilde dieren.

paardenprogramma

Op het gebied van paardengeneeskunde
start de vrijdag met onderwijs over de
oogaandoeningen bij het paard door
Brunott en een lezing over inwendige
ziekten bij veulens door Laan.

Dr. de Graaf-Roelfsema heeft
onderzoek gedaan naar stress/\'burnout\'
bij paarden en vertelt meer op de
vrijdagmiddag over dit onderwerp.

Het paardenprogramma op
zaterdag zorgt voor veel afwisseling.
Voortplanting, anesthesietechnieken
en gedragsproblemen komen aan bod.

sociaal programma

Net als alle voorgaande jaren blijft het
sociale aspect van de Voorjaarsdagen

-ocr page 328-

een onmisbaar onderdeel van het
congres. Er zijn tijdens het programma
veel mogelijkheden om weer eens bij
te praten met oude collega\'s en kennis
te maken met nieuwe collega\'s.

De openingsceremonie zal aan het
einde van de eerste dag plaatsvinden
vanaf 16.40 uur.

Aan het einde van het congres
wordt natuurlijk ook weer een
afsluitende borrel georganiseerd. Ook
kunt u zich aanmelden voor het gala,

dat dit jaar zal plaatsvinden in de
Westergasfabriek in Amsterdam.

industrie 2009

Op het gebied van de industrievloer
zullen u dit jaar veel veranderingen
opvallen. Zo wordt in 2009 voor het
eerst gebruik gemaakt van een nieuw
gebouwde hal van de
rai, het Elicium.
Ook zijn de openingstijden van de
tentoonstelling veranderd. De beurs
opent wat later en gaat het eind van de

dag gaat langer door.

Voor meer informatie kunt u
terecht op www.voorjaarsdagen.org.
Als u op de hoogte wilt worden
gehouden van de laatste ontwikke-
lingen met betrekking tot de Voorjaars-
dagen kunt u zichzelf op de website
aanmelden voor de nieuwsbrief.

Marjolein de Toom is medeorganisator
van de Voorjaarsdagen.

Jaél van der Woude

Hoe legt de dierenarts de vertaalslag
van \'evidence based medicine\'
(ebm)
naar het individuele dier? Daarover
gaat het dinsdag 21 april 2009 op de
discussiemiddag, georganiseerd
door stichting DIG en initiatief-
groep Over de Rand. Het programma
duurt van 15.30 tot 17.30 uur en
wordt gevolgd door een borrel. De
toegang is gratis. De middag wordt
gehouden aan de faculteit Dierge-
neeskunde, collegezaal Gezelschaps-
dieren, Münsterlaan 7, Utrecht.

Op basis waarvan maakt u als dieren-
arts een keus voor een bepaalde
therapie? Spelen uw jarenlange
ervaring en het belang van de steeds
mondiger wordende eigenaar hierin de
belangrijkste rol? Of gaat u, met uw
laptop op schoot, op zoek naar de meest
recente wetenschappelijke ontwikke-
lingen? In de veterinaire wereld wordt
steeds meer nadruk gelegd op weten-
schappelijke onderbouwing van de
therapiekeuze. Toch ervaren dieren-
artsen de toepassing van de \'evidence
based\'-methode in de praktijk vaak als
lastig. Zeker in ontwikkelingslanden
waar dierenartsen vaak geen toegang
hebben tot recente wetenschappelijke
kennis of de in deze studies onderzoch-
te middelen, wordt vaak alleen gewerkt
op basis van praktijkervaring.

Vanuit dit perspectief organiseert

stichting Diergeneeskunde in Ontwik-
kelingssamenwerking
(dio)een
middag over \'evidence based medicine\'.
Zij werkt hierin nauw samen met de
initiatiefgroep Over de Rand. De
praktische aanpak van de stichting
dio
in combinatie met de wetenschapsfilo-
sofische benadering van Over de Rand
staat garant voor een middag die voor
iedere dierenarts interessant is.

implementatie

Binnen de humane geneeskunde is
\'evidence based medicine\' inmiddels
algemeen geaccepteerd als fundament
voor het medische handelen. Voor
\'evidence based veterinary medicine\'
(ebvm) liggen de kaarten echter anders.
Binnen de diergeneeskunde vindt het
concept
ebvm namelijk tot nu toe
slechts in beperkte mate doorgang. Een
veel gehoord argument om van
ebvm af
te zien is dat de vertaling van weten-
schappelijk onderzoek naar het
individuele dier een onmogelijke
opgave zou zijn en in sommige gevallen
zelfs ongewenst. Maar is dit een valide
argument? Een ander argument is dat
er onvoldoende \'evidence\' zou zijn,
maar is dat wel waar? En als het waar is,
zou dat dan inderdaad een belemme-
ring moeten vormen voor de imple-
mentatie van
ebvm? De situatie wordt
nog iets gecompliceerder als we deze
vraagstelling in internationale context
gaan bekijken en de discussie doortrek-
ken naar ontwikkelingslanden. Daar
heeft men toch helemaal niets aan
wetenschappelijk geneuzel? Daar
moeten gewoon mensen (en dieren)
worden gered!

Van \'evidence based
medicine\' naar praktijk

discussie

Tijdens de discussie hopen we dichter
bij antwoorden te komen voor de
vertaling naar de praktijk. Als we
binnen de diergeneeskunde met zijn
allen de
ebvm omarmen, hoe moet de
vertaling van wetenschappelijk
onderzoek naar de patiënt(en) dan
plaatsvinden? Hoe zou je daar in
verschillende situaties (gezelschaps-
dieren, landbouwhuisdieren,
\'resource\'-arme gebieden) mee moeten
omgaan? Of is die vertaling naar de
praktijk inderdaad onmogelijk en
moeten we besluiten dat
ebvm altijd
een theoretisch concept zal blijven?

De voorzitter en discussieleider op
deze dag zijn Jan Diek van Mansvelt
en Vera Baumans.

De sprekers zijn Mariska Leeflang,
dierenarts, klinisch epidemioloog en
medewerkster van het Dutch
Cochrane Centre, en Jan Keppel
Hesselink, arts-farmacoloog en
medisch bioloog.

In het panel hebben zitting: Henk
Vaarkamp, hoogleraar Veterinaire
Apotheek en Praktijkvoering, Freek
van Sluijs, hoogleraar Chirurgie van
Gezelschapsdieren, Bert Nederbragt,
universitair hoofddocent Tumor-
biologie en Bio-ethiek, tevens betrok-
ken bij de stichting WereldDelen, en
Guus van de Bie, huisarts en onder-
zoeker bij het Louis Bolk instituut.

Jaël van der Woude is betrokken bij
stichting
dig.

-ocr page 329-

Equi Products, all around the world

Topkwaliteit producten voor paarden in topconditie

Paarden in topconditie brengen en houden, is een vak apart.
Een vak dat de experts van Equi Products Holland al ruim 12 jaar
beheersen. Hoogwaardige aanvullende diervoeders, genees-
middelen en supplementen voor paarden worden door ons
eigen onderzoekslaboratorium ontwikkeld en verkocht. Onze
topkwaliteit productlijn Is onder de naam Prequine® exclusief
verkrijgbaar via dierenartsen en apothekers over de hele wereld.
Bij de ontwikkeling van onze producten volgen we de richtlijnen
van het farmaceutisch \'Good Manufacturing Practice\'. Deze
manier van werken garandeert optimale kwaliteit en veiligheid
van onze producten. Zoals ieder paard dat verdient.
Kijk voor meer informatie op www.equi.nl

Holland BV

Think horse. Think... Equi mSM Products

-ocr page 330-

2 SOORTEN DERMATITIS

O Antibacterieel en antifungaal
O Chloorhexidine Miconazol

O Ter behandeling en controle van seborroeïsche dermatitis bij de hond

(geassocieerd met Malassezia pachydermatis en Staphylococcus intermedius)

O Als hulpmiddel bij de behandeling van Microsporum Canis infecties bij de kat

Malaseb" shampoo: UDA REG.NL. 101936. Werkzame bestanddelen: ctiloorfiexidine 2% w/v, miconazol 2% w/v. Indicaties: voor de betiandeling en tiet onder controle tiouden van
seborroeïsctie dermatitis geassocieerd met
M. pachydermatis en S. intermedius bij honden. Als hulpmiddel bij de behandeling en het onder controle houden van ringworm t.g.v. M. canis i.c.m.
het gebruik van griseovulvine. Toedieningswijze: Hond: was 2 maal per week totdat de symptomen afnemen, daarna wekelijks of zo vaak als nodig om de symptomen onder controle te houd-
en. Kat; was 2 maal per week gedurende 6-10 weken of zoveel langer totdat de vachtkweek negatief is voor
M. canis. De maximale perrode van gebruik mag niet langer zijn dan 16 weken.
Voornaamste bijwerking/contra-indicatie; in het bijzonder honden met atopie en katten met een allergische huidaandoening kunnen een voorbijgaande pruritus en/of erythemateuze reactie
ontwikkelen na behandeling. In uitzonderlijke omstandigheden kan er na behandeling bij honden en katten een huidreactie optreden (jeuk, roodheid).

Informatie; Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel 31 (0) 76 - 531 79 77

4

Dech

V»t»rlntry Pro«

-ocr page 331-

Vet Care Nutrition voor
de hond

De Vet Size Nutrition- en Vet Early
Care-\'range\' van Royal Canin zijn
samengevoegd tot één overzichtelijk
assortiment voedingen onder de naam
Vet Care Nutrition. Door de indeling
in lichaamsgrootte en levensfase (het
Vet Size-concept) is de nieuwe \'range\'
eenvoudig voor te schrijven, terwijl
tegelijkertijd ook rekening wordt
gehouden met de belangrijkste
gezondheidsrisico\'s van de hond
(het Vet Early Care-concept). Nieuw
onderzoek heeft geleid tot een
significante verbetering van zowel de
acceptatie als de verteerbaarheid van
de totale \'range\'. Vet Care Nutrition
biedt voedingen op maat voor de pup
en de volwassen hond. Bij de vol-
wassen hond wordt verder onder-
scheid gemaakt in intacte en gecas-
treerde dieren. Daarnaast zijn per
gewichtsklasse en leeftijdscategorie de
meest voorkomende gezondheids-
problemen in kaart gebracht en wordt
hier via de voeding op ingespeeld. De
Vet Care Nutrition-\'range\' is uitslui-
tend verkrijgbaar bij de dierenarts.
info@royalcanin.nl

Bayer op de
Voorjaarsdagen

Bayer AH biedt tijdens de Voorjaars-
dagen weer veel nieuwe onderwerpen.
Advocate is niet alleen een vlooien-
middel, maar doodt ondermeer spoel-
wormen tot in het L4-stadium.
U komt meer te weten over
Angi-
ostrongylus vasorum,
de Franse hart-
worm die wordt overgedragen door
slakken en kikkers in Nederland. Test
uw kennis van deze parasiet en win
een Nikon D6o 15-55 spiegelreflex-
camera (dagelijks twee te winnen).
Renalzin is een nieuw middel bij
nierfalen. Er zijn lezingen over dit
onderwerp op donderdagmiddag
23 april. De voeding komt hierbij ook
aan bod. Profender Spot-On is een
stressvrije ontworming van de kat.
Tijdens de Voorjaarsdagen wordt tradi-
tioneel \'de Voorjaarsactie\' van Advan-
tage beëindigd. Profiteer hier dus nog
snel even van. De Drontal-Advantage
SMS /e-mail-herinneringsservice voor
regelmatig ontwormen en ontvlooien
is een gratis service om de commu-
nicatie met eigenaren te verbeteren
en de klantentrouw te verhogen. Bij
inschrijving op de stand ontvangt men
het boek
Veterinary Practice Manage-
ment, A practical guide.
www.bayernl

Blauwtongvaccin Merial

The Committee for Medicinal Products
for Veterinary Use
(cvmp) van het
European Medicines Agency heeft een
positief standpunt ingenomen met
betrekking tot het verlenen van een
toelating voor het in de handel brengen
onder uitzonderlijke omstandigheden
van het blauwtongvaccin
btvpur
AlSap 8 van Merial. De verschillende
blauwtongvaccins van Merial zijn alle
geïnactiveerde en gezuiverde vaccins
tegen verschillende serotypen van
blauwtong. In heel Europa heeft de
ervaring met blauwtongserotype 8 het
praktische nut laten zien van tijdelijke
toelating van vaccins onder specifieke
nationale voorwaarden. Deze tijdelijke
toelatingen maken het mogelijk
vroegtijdig te vaccineren. Hierdoor
kunnen schapen en rundvee eerder
beschermd worden dan wanneer op een
volledige toelating moet worden
gewacht. Dankzij de massale vaccinatie
is het aantal gevallen van blauwtong in
verschillende landen al dramatisch
afgenomen.

erik.pieke(®merial.com

Mastitis in Vizier

ugcn is de campagne Mastitis in
Vizier gestart. Het doel is melkvee-
houders te stimuleren een bedrijfs-
behandelplan
(bbp) voor mastitis op
hun bedrijf te gaan gebruiken. Een
goed
bb? verhoogt de kans op gene-
zing van klinische en subklinische
mastitis,
ugcn voert de campagne
Mastitis in Vizier samen met Bayer,
Boehringer Ingelheim, Elanco,
ggl
vakgroep gezondheidszorg herkauwer,
Intervet Schering Plough en Virbac.
Deze partijen onderschrijven
gezamenlijk het belang van het
verstandig omgaan met diergenees-
middelen en het terugdringen van
mastitis in Nederland. Uit een door
het
ugcn uitgevoerde enquête blijkt
dat 70 procent van de melkveehouders
nog geen
bbp heeft.

In het bbp uiergezondheid staat
exact beschreven wat veehouders het
best kunnen doen om mastitis-
gevallen te behandelen. De dierenarts
is dan ook nauw betrokken bij de
opzet van deze campagne.

Melkveehouders krijgen een kaart
in de brievenbus met daarop vragen
over het
bbp. Deze kaart kunnen ze bij
hun dierenarts inleveren.

info(a)ugcn.nl

Royal Canin tijdens
Voorjaarsdagen

De Royal stand heeft tijdens de
Voorjaarsdagen speciale aandacht
voor de recent geïntroduceerde Vet
Care Nutrition-\'range\'. Daarnaast
worden twee nieuwe dieetvoedingen
gepresenteerd voor indicatiegebieden
met een groot potentieel. Ook op het
gebied van nascholingen is veel
nieuws te melden. Het 4yourpractice-
programma voor dierenartsen wordt
uitgebreid met een nieuwe workshop
getiteld \'Werving en selectie in de
praktijk\' en men start met een tweetal
workshops voor paraveterinairen over
communicatie en verkoop. Tenslotte
vindt de introductie plaats van het
Veterinair Voedingscollege, een
driedaagse opleiding voor paraveteri-
nairen over voeding en dieetvoeding,
die Royal Canin heeft ontwikkeld in
samenwerking met het Wellantcol-
lege. Op donderdag 23 april worden de
presentaties voor de Royal Canin
Student Award gegeven tijdens de
ochtendsessie over gastro-enterologie
van Gaby Hoffmann. Daarnaast zal
een groot aantal Sio\'s en Aio\'s weer
strijden om de Royal Canin Resident &
Research Awards.

info@royalcanin.nl.

-ocr page 332-

Kwaliteit, een must!

We hebben inmiddels binnen de knmvd een stevige historie als het gaat om de
discussie over kwaliteit. Aspecten als marktvraag, de mogelijkheid tot afzet van
de extra verworven kennis en kunde en het organisatorisch kader; het zijn
allemaal aspecten die uit en te na zijn doorgeakkerd.

De laatste jaren hebben we het dan meer en meer over de transparantie van
ons handelen, over de helderheid omtrent de geleverde veterinaire kwaliteit en
over de professionalisering van ons beroep. Daar is het onderhoud van onze
kennis en kunde onlosmakelijk mee verbonden. Niet omdat dit opgelegd wordt
door externe of interne partijen, maar omdat dat voor ons de gelegenheid bij
uitstek biedt om te laten zien dat wij ons vak serieus nemen.

Het gaat om de drie Vs van de ons vak: vertrouwen (in ons vak), verwachting
(van de klant/burger) en verbetering (en dat doen we zelfl). En dat we serieus
met deze Vs bezig zijn blijkt uit de enorme hoeveelheid aandacht die er is voor
bij- en nascholing binnen de verschillende sectoren.

Ik verwijs daarbij nadrukkelijk naar de column van collega Karin van
Heuven-van Kats
(tvd, 134,183, 2009) en haar focus op en oproep tot deelname
aan het
cgl-symposium. En over nascholing gesproken, lees het artikel in dit
tijdschrift over de Voorjaarsdagen. Ook dit jaar is er weer een voortreffelijk
programma op het gebied van gezelschapsdieren en paarden.

Het blijkt wel weer: kwaliteit, dat willen we zelf!

Ludo f. Hellebrekers, voorzitter, l.j.hellebrekers@knmvd.nl

The Human Touch

A.MENARINI

diagnostics

I ▼ I

of technology

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Exigo / Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progesteron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
l-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding
VHL DNA diagnostiek

vi*w/w.menarinidiagnostlcs.nl
e-mail mail@menarinidiagnostlcs.nl

-ocr page 333-

Een nieuw bestuur: Dierenarts en educatie

Johan Klein Haneveld

In een serie van vier bijdragen
presenteert het nieuwe bestuur zijn
ideeën over de vier belangrijkste
beleidsterreinen van de
knmvd. De
vierde aflevering bespreekt de
kwaliteit van de dierenarts en zijn
rol in het maatschappelijk debat.
"Stilstaan is achteruit rennen en dat
kunnen wij ons als medici niet
permitteren."

Educatie betreft niet alleen (na)-
scholing, maar ook het bevorderen,
bewaken en borgen van de professio-
nele kwaliteit van de diergenees-
kundige zorg. "Ons streven is dat
afgestudeerde dierenartsen zijn
voorbereid op de arbeidsmarkt", stelt
Brigitte Cornelissen, "en dat zij na het
afstuderen permanente aandacht
hebben voor het onderhouden van
hun veterinaire kwaliteit."

proactief

De knmvd propageert nadrukkelijk
een proactieve opstelling van de
dierenarts. "Die moet de belangen
behartigen van de diergezondheid, het
dierenwelzijn, volksgezondheid en
milieu, en ook die van zijn cliënt",
aldus Brigitte. "Ons diergeneeskundig
handelen moet uitstralen dat wij
verantwoord omgaan met dieren en
diergeneesmiddelen. Wij moeten
aangeven dat wij een hoge kwaliteit
en veiligheid voorstaan als het gaat
om voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong." Volgens Brigitte zijn
diergezondheid en dierenwelzijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden.
"De dierenarts dient bij te dragen aan
een duurzame en dierwaardige
dierhouderij, zowel wat betreft de
landbouwhuisdieren als de gezel-
schapsdieren. Het is onze taak de
problemen van het huidige systeem te
delen met de consument, de burger.
Alleen op die manier zullen we in
staat zijn oplossingen te realiseren die
ook door de consument worden
gedragen." Dit houdt in dat voor het
publiek duidelijk moet zijn wat de rol
is van de dierenarts. "We moeten ons
vermarkten als ambassadeur van
mens en dier. Er is ernstig behoefte
aan een goede marketingstrategie van
de dierenarts, waardoor de veterinair
het vertrouwen van de burger en de
consument terugwint." De dierenarts
speelt hierin zelf de hoofdrol, maar
Brigitte ziet op dit gebied tevens een
uitdagende taak voor de
knmvd. "We
houden ons op allerlei vlakken en op
allerlei niveaus bezig met ethiek en
integriteit. Dit loopt uiteen van
contacten met professionals tot
contacten met de consument." Ze
noemt als voorbeelden de commissie
Ethiek, die zich buigt over ethische
vraagstukken, de betrokkenheid van
de
knmvd bij de \'taskforce\' antibio-
ticaresistentie, de actieve deelname in
het discussiestuk van de Raad voor
Dieraangelegenheden over de positie
van de dierenarts en het symposium
over ethiek en welzijn van 3 februari
2009. "We laten dus al van ons horen
in het maatschappelijk debat,"
concludeert ze, "maar dat kan en moet
nog veel beter."

levenslang leren

Een van de zaken die dierenartsen
duidelijk moeten communiceren, is
hun kwaliteit. Kwaliteit hangt samen
met professionaliteit, maar ook met
betrokkenheid en verantwoordelijk-
heid. "Iedere veterinair heeft op deze
gebieden zijn eigen taak", verklaart
Brigitte. "Dit betekent dat we moeten
meegaan in het maatschappelijk debat
en daarin ons mannetje moeten
staan." Bij de professionele kwaliteit
hoort dat iedere dierenarts zich ervan
bewust is dat het vak \'een leven lang
leren\' inhoudt. "De
knmvd stimuleert
en faciliteert niet alleen nascholing op
alle fronten, maar tevens de ontwikke-
ling van professionele kwaliteit in de
vorm van (nieuwe) kwaliteitssyste-
men. Registratie
(vak) en borging van
kwaliteit zijn daarvan een gevolg."
Maar de
knmvd is niet bij machte de
beroepsgroep te dwingen kwaliteit te
borgen. "Dat willen we ook niet",

maakt Brigitte duidelijk. "Kwaliteit
moet worden gedragen door de leden,
zoals dat professionals betaamt.
Daarnaast kan de markt op dit gebied
uitstekend haar werk doen." Het
bestuur vertrouwt erop dat er een
kwaliteitssysteem wordt opgebouwd
dat de \'moral obligation\' van de
Federation of Veterinarians of Europe
(fve) van tien dagdelen per jaar
naschohng, zal overstijgen.

Op het gebied van scholing onder-
houdt de
kn m vd zeer nauwe contacten
met de faculteit. "Ook de groepen
hebben jaarlijks contact met de
afdeling Onderwijs van de faculteit om
hun ervaringen vanuit de beroeps-
groep te delen", vertelt Brigitte. "Deze
reflectie is essentieel om curricula aan
te passen, startcompetenties bij te
stellen en aantallen te wijzigen." De
dierenarts in het veld weet als geen
ander hoe de pas afgestudeerde
dierenarts in de praktijk wordt
ontvangen. "De faculteit en de
knmvd
proberen elkaar aan te vullen, maar
proberen ook elkaar te ondersteunen
voor wat betreft informatievoorziening
en het creëren van een platform.
Opleiding en veld zijn onlosmakelijk
met elkaar verbonden en dienen
continu op elkaar te reflecteren."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 334-

Voor een beter leven
Completeer uw behandeling bij hartfalen.

• *

• 4

ï3

ONTWIKKELD DOOR CEVA SANTE ANIMALE

PRIUCTONE® TABLETTEN VOOR HONDEN

SAMENSTELLING per tablet: Prilactone\' 10 mg: spironolactone 10 mg. PRILACTONE\' 40 mg: spironolactone 40 mg. INDICATIES; Prilactone\' tabletten worden gebruikt in combinatie met de standaard ttierapie (indien nodig
inclusief diuretische ondersteuning) bij de behandeling van congestief hartfalen als gevolg van valvulaire regurgitatie bij honden.
DOSERING: voor oraal gebruik. Eenmaal daags 2 mg spironolactone per kg lichaamsgewicht.
CONTRA-INDICATIES; Niet toedienen aan drachtige of lacterende dieren, of dieren die gebruikt worden voor of bestemd zijn voor het fokken. Niet gebruiken bij honden die lijden aan hypoadrenocorticisme. hyperkaliëmie of
hyponatriëmie. Bij honden met nierinsufficiëntie (nierbeschadiging/stoornis) niet in combinatie met non-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAIDs) gebruiken.
BIJWERKINGEN: bij niet gecastreerde reuen wordt regelmatig een
reversibele prostaatatrofie (afname in grootte) gezien. PRILACTONE\' 10 mg: REG NL 100860 - UDA. Doos met 30 tabletten. PRILACTONE\' 40 mg: REG NL 100861 - UDA. Doos met 30 tabletten.
Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik.

CEVA

,SANTE ANIMAtE

CEVA SANTE ANIMALE B.V

Postbus 67 2670 AB Naaldwijk
Tel. 0174 643930 - fax 0174 643924
www.ceva.nl - info(^ccva.nl

-ocr page 335-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld:

Bouwmeester, mevr.).; 2009; 3521 xb Utrecht,

A.M. van Schurmanstraat r3
Campen, J.J. van; 2005 Gent; 7004 hl

Doetinchem, Molenweg 5
Clercq, mevr. S.C. de; 2008 Gent; 2251
bv

Voorschoten, Treubstraat 16 - a
Essen, mevr. E.A. van; 2008; 3572 xv Utrecht,

M.H. Trompstraat 28
Gelauf, mevr.
j.S.; 2009; 5712 xn Someren,

Vlasstraat 4
Gijsbrechts, mevr. D.; 2009; 3244
az Nieuwe

Tonge, Zuiddijk 14-a
Keijser, H.C.A. de; 1974 Gent, 9100 Sint-Niklaas

Belgium, Marktstraat 47
Ramakers, mevr. N.H.G.N.; 2008 Gent; 6468
ac

Kerkrade, Toupsbergstraat 131
Schijf, R.E.; 2009; 3514
aw Utrecht; Gruttershof 7
Sparreboom, mevr. S.; 2009; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 249
Vink, mevr. L; 2009; 3511 vz Utrecht,
Springweg 438

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Alberdingk Thijm, f.E; 1985; 3065 RC

Rotterdam, Kralingseweg 343
Alphen, B.W.RM. van; 2008; 5282
xg Boxtel,

Van Randerodestraat 7
Arentshorst, mevr. G.j.C.; 2000 Gent; 4744
rs
Bosschenhoofd, Bosschenhoofdsestraat 14
Berg, mevr. M.H. van den; 2008; 4233
gd

Ameide, Aaksterveld 132
Bokmans, mevr. A.M.; 2008; 3706
cd Zeist, Laan

van Vollenhove 137
Bouman, mevr. M.; 2008; 3584
dx Utrecht,

Salamancapad 5
Dijkstra, mevr. B.; 2008; 8531
ca Lemmer, Pluut
61

Doornbos, mevr. W.m.; 2008; 3981 zl Bunnik,

Vletweide 20
Douwen, mevr. 1. van; 2008; i r 11 bw Diemen,

Gerardt Burghoutweg 19
Erp,mevr.S. van; 2008; 56ri
k| Eindhoven,

Grote Berg 81
Parkas, mevr. K.S.; 2008; 2584 \'s-Gravenhage,

Professor PS. Gerbrandy weg 123
Feddes, ).G.; 1973; 5491
rg Sint-Oedenrode,

Weievenseweg 39
Gelder, mevr. A. van; 2007; 3862
pd Nijkerk,

Barneveldseweg 114
Geurtsen, mevr. A.H.S.M.; 2008; 7011
ck

Gaanderen, Kerkstraat 71
Goselink, mevr. R.M.A.; 2008; 3582 ic Utrecht,

Rubenslaan 61-2
Gouwerok, A.; 2001; 3022
va Rotterdam,

Doedxesstraat27-a
Groot, mevr. C.R.; 2008; 3522
am Utrecht,

Dollardstraat 60
Groot, mevr. 8.; 2007; 3632 xG Loenen aan de

Vecht, OuderhoekSi
Hall, mevr. Y.A. van der; 2005; 1657
av

Abbekerk, Lindenstraat 60
Harkema, mevr. L; 2006 Gent; 2573
gs

\'s-Gravenhage, Nunspeetlaan 386
Hartog, mevr. S.M. den, 2008; 9101
z| Dokkum,
Hoogstraat 28

Hensbergen, mevr. E.A.A.M. van; 2008; 3317 vm

Dordrecht, Jacob van Heemskerckstraat 26
Herten, W.W.F. van; 2002 Gent; 5985 N|

Grashoek, Belgenhoek 13 - a
Heus, mevr. R de; 2008; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 285 - ki
Horst, mevr. V.M. van der; 2008; 5612
nd

Eindhoven, Lijmbeekstraat 211
Jansen, mevr. Y.M., 2008; 2665
bn Bleiswijk,

Eenhoorn i
Janssen, mevr. M.C.E.; 2008; 3562
ha utrecht,

Rapenburchdreef 11
Keizer, mevr. G.; 2008; 3769
t| Soesterberg,

Apollo 218
Kerkhoff, mevr. S.M.P.; 2008; 9257
wk

Noardburgum, Johannes Kuiperweg 10
Klepper, mevr. W. de; 2008; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 219
Kool, mevr. M.M.J.; 2007; 3437
rr Nieuwegein,

Zwaardenburg 68
Kruithof, B.A.R; 1991; 1971
me IJmuiden,

Dennenstraat r8
Kuijsters, N.L.PM.; 2008 Gent; 4823
kas Breda,

Overkroetenlaan 56
Lange, mevr. T. de; 2005; 8332
gn Steenwijk,

Het Ravelijn 2
Loos, mevr. EJ.; 2008; 7521
dz Enschede,

Watermanstraat 18
Melker, mevr. E.T. de; 2003; 9057
lh Jelsum,

Piter Rindertsreedsje 16
Pasma, W.; 2008; 3523
pd Utrecht, Kariboestraat

123

Pogge, mevr. S.Q.; 2008; 3452 cb Vleuten,

Teunisbloemlaan 24
Remijnse-Poffers,mevr. J.; 2002; 324r
ll

Middelharnis, Oudelandsedijk 25
Ritsema, J.T; 2008; 3706
cp Zeist, Laan van

Vollenhove 525
Rondeltap, E.; 2006; 3572
pn Utrecht, Willem

Barentszstraat 74
Rooijendijk, mevr. J.G.A.; 2008; 5375
kg Reek,

Heistraat 6
Roosjen, mevr. A.M.E.; 2008; 6708
kk

Wageningen, Roghorst 223
Schoenmakers, mevr. A.H.J.; 2008; 5268
cg

Helvoirt, Udenhoutseweg 13
Schuurmans, R.L.; 2002; 8532 ew Lemmer,

Slachdrompel rs
Stee, mevr. LL. van; 2008; 3531
gi Utrecht, Van

Diemenstraat 28
Steen, mevr. M.RA. van der; 2005 Gent; 9591
aa

Onstwedde, Hardingstraat 3
Thate, mevr. EM.; 1998; 6711
hd Ede,

Amhemseweg 50
Tulner, mevr, PE; 1989; 1326
tl Almere, Darja

Collinstraat 8
Uiterwaal, J.R; 2007; 47559 Kranenburg
nrw

Germany, Klever Strasse 19
Versol - ten Hoopen, mevr. J.C.; 1978; 4585
ak

Hengstdijk, Plevierstraat 18
Vos, mevr. A.E.H. de; 2008; 1764
kj Breezand,

Meerweg 63
Vuuren, van D.C; 2006; 4285
wn Woudrichem,

Jan Spieringweg 4
Woude, mevr. J.W. van der; 2008; 3523
ik
Utrecht

Als kandidaatlid van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:

Aalders, mevr. M.A.PJ.; 657711 Erlecom,

Struikenweg 7
Aerde, F.W. van; 3551 cx Utrecht,

Amsterdamsestraatweg 414 - B - bis
Andel, mevr. E.M. van; 5684
zl Best, Batalaan 8
Baan, B.D. van der; 1272
pk Huizen,

Vliegheiweg 6
Balen, mevr. E.A. van; 3232 GT Brielle,

Vloedlijn 18
Bensink, mevr. L; 9 51 r p w, Gieterveen,

Meertensweg 29
Berg, mevr. M.G. van den; 3514
tl Utrecht,

Havikstraat 29 - L
Berg, S.H.W. v.d.; 5282
xn Boxtel, Maria

Theresiastraat 41
Beuzekom, mevr. E.L. van; 3 5 2 3
eg Utrecht,

Smaragdplein 197
Bie, M.H. de; 6836
pt Arnhem, Mr. PJ.

Oudsingel 144
Bijkerk, mevr. E.R; 3994
lx Houten, Schijfmos
46

Bijl, mevr. M.M.; 3612 as Tienhoven Ut,

Griendweg i
Bleeker, TA.; 3514CI Utrecht, Adelaarstraat 102
Bolder, mevr. N.; 8072 xw Nunspeet,

Ligusterweg 17
Bolijn, mevr. C.D.; 5085
n) Esbeek, Prins

Hendriklaan i
Bool, mevr. S.N.; 3584 CJ Utrecht, Bolognalaan
3-L

Bosman, mevr. H.M.; 3812 ga Amersfoort,

Lingestraat 23
Bosman, mevr. N.E.M.; 3582
va Utrecht, Ina

Boudier-Bakkerlaan 40 - G
Braaf, mevr. L. de; 4707
Bx Roosendaal, Roemer

Visscherlaan 9
Brakel, mevr. K. van; 9050 Ledeberg (Gent)

Belgium, A. van Odeghemstraat 22
Brandwijk, mevr. B.N.; 3628
ca Kockengen,

Roerdomp 65
Broek, J. van den; 357T
ac Utrecht, Van

Lieflandlaan 44
Broeze.T.G.; 7108
be Winterswijk Woold,

Hijinkhoekweg 16
Brouwers, mevr. A.E.J.; 6268
nd Bemelen, Oude

Akerstraat 22
Bruin, M.W.N. de; 3705
zg Zeist, Warande 83
Burg, mevr. S.J.M. van der; 2651
lk Berkel en

Rodenrijs, Noordeindseweg 244
Burgers, S.R.J.; 5037
hs Tilburg, Kasteel

Twikkelstraat 49
Burgwal, mevr. N.S. van de; 8307
rg Ens,

Kamperzandweg 3
Burki, J.W.; 3564 cw Utrecht, Oasedreef 11
Cummins, mevr. R.J.; 3584 ci Utrecht,

Bolognalaan 23-G
Dirkhoff, mevr. D.M.; 3037
lb Rotterdam,

Bieslandstraat 79 - b
Diepen, mevr. A.G.M.van; 3553BA Utrecht,

Balderikstraat 19
Diermen, mevr. P van; 3972
sp Driebergen-

Rijsenburg, Hendrik Kraemerlaan 29
Dijk, mevr. M. van; 3705
zn Zeist, Warande 180
Docters v. Leeuwen, mevr. A.C.; 3514 ci

Utrecht, Adelaarstraat ro2
Doesum, W. van; 2725
Dv Zoetermeer,

Giekwerf9
Dörge, mevr. J.; 3523
it Utrecht,

Wickenburglaan 24
Draeck, mevr. E.M.; 2024
km Haarlem, Mr. Jan

Gerritszlaan 65-3
Drie, R.E.A. van; 3931
me Woudenberg,
Zeisterweg 23

-ocr page 336-

Duijn, mevr. C.C.M.A.; 3562 jd Utrecht,

Naxosdreef 105
Duijne, mevr. S. van; 3551
ew Utrecht,

Papaverstraat 28
Durenkamp, N.; 9977
tb Kloosterburen,

Hoornsediep i
Eidhof, mevr. M.G.J.; 7664
vd Manderveen,

Broekdijk 33
Eijndhoven, mevr. R.E.W. van; 1472
bd

Middelie, Zesstedenweg 7
Eilert, mevr. M.E.M.; 8014
c| Zwolle,

Gruitmeesterslaan 80
Ende, mevr. S. van \'t; 8081
xd Elburg,

Vrijheidsstraat 3
Englebert, mevr. R.I.;
1151 ga Broek in

Waterland, West Weer i
Es, mevr. C. van; 3526
|v Utrecht,

Livingstonelaan 1228
Fokker, M.; 8276
at Zalk, Burg Hardenbergweg 3
Fransen, mevr. A.; 3991
jr Houten,

Vikingenpoort 75
Gelens, mevr. T.; 3521
cd Utrecht, Croeselaan
108-bis

Gent, mevr. M.R. van; 3511 pn Utrecht,

Oudegracht 344
Germeraad, mevr. E.A.; 1135
gm Edam,

Molenwerf 4
Goede, O.C.C.;
2ni gh Aerdenhout, Grenslaan
18

Goethals, E.J.H.; 4105 vm Culemborg,

Wolfstraat 33
Graaf, mevr. J. J. de; 1335
ak Almere,

Februaristraat 7
Groenevelt, E.J.J.; 3526
ge Utrecht, Marco

Pololaan 331
Hartemink, mevr. E.; 3582
ex Utrecht,

Albatrosstraat 24-bis
Harteveld, mevr. R.H.; 3068 cs Rotterdam,

Schapegras 9
Heineman, mevr. M.; 1054
ka Amsterdam,

Kattenlaan 60
Hendriks, mevr. M.; 3571
xt Utrecht, Wevelaan

85

Hoogen, mevr. A. van den; 3723 tp Bilthoven,

Heidevlinder 16
Hoogendam, mevr. I.; 5062 cw Oisterwijk,

Zwijsenstraat 14
Hout, van; 3436
rx Nieuwegein,

Andreasgaarde 26
Houlerman, W.; 6681
k) Bemmel, Waaldijk 20
Hoytink, mevr. I.; 1815
xt Alkmaar, C.W

Bruinvisstraat 47
Ippel, mevr. J.A.; 4255
ht Nieuwendijk Nb,

Anjerstraat 16
Kampen, W.J.A. van; 3525
bh Utrecht,

Verlengde Hoogravenseweg 64
Karstens, H.A.C.; 8141 tk Heino, Esdoorn 18
Kempener, R.E.A.M.; 3438
ln Nieuwegein,

Heidehoeve 15
Kievit, mevr. G.P; 4158
le Deil, Hooiweg 3
Klaver, mevr. M.S.E.; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 263
Koks, mevr. M.L.E.; 2151 Nieuw Vennep, Laan

van Chopin 9
Konink, mevr. S.M.; 341
1 xh Lopik, Emmalaan
24

Kortleve, mevr. J.; 2969 lc Oud-Alblas, Heiweg 5
Kramer, mevr. J.E.; 3553
ch Utrecht,

Amperestraat 13-bis
Kruijt, mevr. M.; 3584
dx Utrecht,

Salamancapad 361
Lege, mevr. C.S. de; 2526
gd Utrecht, Marco

Pololaan 257
Limburg, RG.; 8567
ht Oudemirdum,

Stiendollen 26
Logeman, mevr. N.C.;
3581 lc Utrecht,

Oudwijkerdwarsstraat 133
Lolkema, LL; 8338 sx Willemsoord,

Paasloregel 56
Maarse, J.f.; 1462
mg Middenbeemster,

Rijperweg i20-a
Marcus, mevr. J.W.M.; 3205
et Spijkenisse,

Wezelveen 315
Martens, mevr. N.H.E.; 5836
bn Sambeek,

Monseigneur Zwijssenstraat 16
Most, mevr. M. van der; 3121
jh Schiedam,

Schiedamseweg 14
Menks, mevr. K.C.; 21
kr Nieuw Vennep,

Wayesteinsingel 7
Mertens, mevr. C.A.R.M.; 6017
ba Thom,

Wilhelminalaan 11
Metzlar, mevr. N.; 3531
vb Utrecht, Groeneweg
61

Meulen, mevr. M. van der; 3572 jn Utrecht,

Bleyenburgstraat 5
Middeldorp,E.; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 233
Moller, mevr. N.C.R. te; 3511
ja Utrecht,

Hamsteeg 6
Mulder, mevr. M.A.; 7556
dt Hengelo Ov,

Abelenstraat 22
Nap, LL; 3648
hj Wilnis, Rietvoorn 55
Nas, mevr. A.; 6942
dr Didam, Zuivelstraat 6
Nies, mevr. K.S. de; 3584
lp Utrecht,

Leuvenplein 312
Nijenhuis, mevr. I.; 3134
gl Vlaardingen,

Eendrachtstraat 14
Nijmeijer, mevr. N.E.M.; 3523
rm Utrecht,

Opaal weg 135
Nispen, mevr. M.J. van; 5121
ms Rijen, Atalanta
70

Noort, mevr. A.J. van, 3554 ba Utrecht,

Koppestokstraat 7
Oostdijk, mevr. A.L; 8024
xe Zwolle,

Snelliuslaan 2
Padmos, mevr. LS.; 1015
hn Amsterdam,

Palmgracht 44-a
Pater, TH. de; 412 8
lm Lexmond, Lakerveld 252
Peeters, mevr. C.M.P.; 5103
kg Dongen,

Gruttohof 10
Ploegaert, mevr. W.W.M., 1901 cs Castricum,

Willem de Zwijgerlaan 88
Poldermans, mevr. M.S.;
3531 vn Utrecht,

Makassarstraat 4
Pouw, mevr. M.G.; 1935
en Egmond Binnen,

Oude Schulpweg 7-a
Prenen, mevr. J.D.; 8231
kg Lelystad, De Schans
1071

Prins, K.A.; 3523 bb Utrecht, Barnsteenlaan 41
Raiman, mevr. Y.; 1059
sr Amsterdam,

Woestduinstraat 117 - II
Raverek, mevr. M.J.; 3584 cj Utrecht,

Bolognalaan 5 - j
Reep, mevr. L. van de; 3584
lh Utrecht,

Leuvenplein 155
Riet, RM.C. van; 3705 zp Zeist, Warande 193
Rietveld, mevr. J.A.C.; 1964
bb Heemskerk,

Mekelstraat 5
Roessel, mevr. M.J.S. van; 2343
sr Oegstgeest,

Rembrandt van Rijnlaan 38
Rombouts, mevr. N.A.; 3452
cr Vleuten,

Vedergraslaan 88
Rooijen, mevr. E. van; 3454
st De Meem,
Morgenstond 24

Roozen, mevr. S.B.; 2102 ra Heemstede, Oude

Posthuisstraat 13
Roza, mevr. A.I.E.; 3222
xt Hellevoetsluis,

Zilverschoon 28
Ruitenbeek, A.H. van; 7134
pd Vragender,

Meekesweg 4
Ruiter, mevr. M.L; 5482
mh Schijndel,

Clematisstraat 20
Sanders, mevr. K.; 3515 vL Utrecht, Nolenslaan
64

Santman, L.E.J.; 7211 el Eefde, Jodendijk 17
Sas, mevr. A.M.C; 2121
ed Bennebroek,

Patrijzenlaan 32
Schellekens, mevr. J.; 6241
dn Bunde,

Steinstraat 39
Schmetz, mevr. L.E.H.R.; 6061
ct Posterholt,

Kloosterhof 56
Schottert, mevr. M.; 3522
bb Utrecht, Rijnlaan
27-bis

Schriek, R.; 5954 ar Beesel, Schoolberg 22
Schutjens, W.B.EJ.; 3554
hm Utrecht,

Wallesteinlaan 59
Sitter, G.B.W, de; 1015 AT Amsterdam,

Blauwburgwal 18-2
Sleiderink, mevr. A.J.; 3584
zb Utrecht, Enny

Vredelaan4i
Sloot, mevr. M.M.; 1355
hk Almere, Hofmark
127

Sluis, E van der; 9617 et Harkstede, Jonker

Egbert Clantsingel 52
Smink, mevr. C.M.; 3582
ga Utrecht,

Koningsweg 25
Smit, mevr. LL; 3524
bv Utrecht, Hondsrug 184
Smit, mevr. M.; 5629
gp Eindhoven,

Diamantring 11
Snijders, mevr. M.R.M.; 7679
tv Langeveen,

Dwarsstraat 6
Spandauw, mevr. C.G.; 3584
dk Utrecht,

Cambridgelaan 569
Spijker, D.W.J. van; 1082
ga Amsterdam,

Overvoorde 17
Spillekom, mevr. S., 1945
zh Beverwijk,

Hoflanderweg 190-a
Steen, mevr. EE.M.M. van der; 6813
kr

Arnhem, Tooropstraat 23
Thomassen, EJ.M.; 5384
be Heesch, Beukenlaan

29

Tolhoek, mevr. E.R; 3981 ah Bunnik,

Schoudermantel 2
Veenstra, H.; 3737
bl Groenekan,

Voordorpsedijk 29
Vegchelen, mevr. D.F.A.M. van; 3584
dx

Utrecht, Salamancapad 403
Vekkus, mevr. L; 7433
av Schalkhaar,

Laarmanskamp 44
Veldhuis, mevr. M.RM.; 7626
la Hertme,

Kolklanden 34
Veldman, E.; 3544
pk Utrecht,

Koldijkstenaklaan 115
Verbrugge,T.A.W.M.; 5741
rl Beek en Donk,

Donkersvoortsestraat 2-a
Verdenius, mevr. C.Y.; 3581
pg Utrecht,

Parkstraat 51
Verduyn, S.; 3811 MN Amersfoort, Spoorstraat 9
Uyens, M.C.M., 3705 zc Zeist, Warande 41
Vingerhoets,T.M.; 3584
le Utrecht,

Leuvenplein 111
Vogels, mevr. B.D.; 1325 |
d Almere, James

Stewartstraat 137
Voorhorst, A.; 8012
ag Zwolle,

Deventerstraatweg 177
Warringa, mevr. M.K.; 3581
hl Utrecht,

-ocr page 337-

Emmalaan 5
Welle, mevr. A.M.A. van der; 3941 cp Doorn,

Paulus Potterlaan 6
Wester, R.; 8723
ec Koudum, Bovenweg 47
Wiersema, T; 3561 IN Utrecht, Ebrodreef 16
Zalen, mevr. S.N. van; 2014
ae Haarlem, Abel

Tasmankade 14
Zandstra, mevr. G.J.; 9261
xb Eastermar,

Skulenboargerwei 13
Zoest, mevr. E.J. van, 6602
gb Wijchen,
Meidoomstraat 15

Voor het dierenartsenexamen van
6 maart 2009 zijn geslaagd:
Bierens, mevr. J.J.M.; 7467 pb Notter,

Klokkendijk 17
Bleijenberg, mevr. E.H.; 2902
lg Capelle a/d

IJssel, \'S-Gravenweg 201
Carton, mevr. M.C; 5053
ex Goirle, Sporenring
140

Delden, mevr. M. van; ioi8 sr Amsterdam,

Plantage Parklaan 9 - a boven
Franken, mevr. N.D.; 3584
za Utrecht, Enny

Vredelaan i
Heijmans, R.; 5445
pa Landhorst, Grote Baan 9
Kersseboom, mevr. A.M.; 3315
xb Dordrecht,

Suze Groeneweg-erf 58
Menken, mevr. M.S.; 2404
vl Alphen aan den

Rijn, Lindestraat 17
Oedzes, mevr. R.E.; 3732
xd De Bilt, Akker 155
Rosenbrand, mevr. C.E.; 3584
dd Utrecht,

Cambridgelaan 459
Spruyt, mevr. A.; 3524
dg Karpaten 86
Toebes, mevr. D.M.Y.; 3584
da Utrecht,

Cambridgelaan 347
Verhagen, mevr. 9737
ad Groningen,

Beijumerweg 24
Voorbij, mevr. A.M.W.Y.; 3511 vz Utrecht,
Springweg 420

Overlijdensberichten:

Op 20 februari 2009 G.J. ten Pas te Winterswijk
Op 28 februari 2009 J.A. Ypenburg te Midsland

jubilea

13 april, M.Ph.]. Hovius te Lochem, 25 jaar
13 april, H.J. Ronner te Montfoort, 25 jaar
18 april, E. Wondergem te Besenburen
(Zwitserland) 25 jaar

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
01-05-20091 dinsdag! 14-04-2009
15-05-20091 maandag 127-04-2009
01-06-20091 maandag 111-05-2009
15-06-20091 dinsdag 102-06-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl
doorlopende agenda

Congressen & Symposia

2009

April

2-4 Eco Worid Fest. Locatie: Kroatië, Porec.
Internationale ecologische conferentie en
tentoonstelling. Georganiseerd door de
Societas Veterenaria Croatica en
clavis.
Website: www.ecoworld-fest.com.

2-5 British Small Animal Veterinary
Association
(bsava). Locatie: Verenigd
Koninkrijk.

23-25 European Veterinary Conference
Voorjaarsdagen 2009. Locatie
rai,
Amsterdam. Zie www.voorjaarsdagen.eu.
Denk aan de voorinschrijving.

25 Annual Meeting of the Belgian Society for
Human and Animal Mycology. Locatie:
Antwerpen.

30-3/5 Czech Association of Zoo and Wildlife
Veterinarians: International Veterinary
Conference \'Soft Tissue Surgery in Exotic
Pet Animals\'. Locatie: Brno, Tjechië. Meer
informatie op de
CAZwv-website: www.
cazwv.eu.

Mei

7-9 Swiss Annual Congress. Locatie: St. Gallen,
Zwitserland.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009

April

I Voorjaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap: Nationaal Veeteelt Museum
te Beers.

7 De Veterinaire Praktijk en Carrièrebeurs.
Voor studenten èn dierenartsen. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Androclus-
gebouw. Aanvang: 13.00 uur. Meer
informatie volgt. Kijk alvast op
www.dskonline.nl.

16 Voorjaarsbijeenkomst Regio West.
Onderwerp: Zoönosen. Locatie:
knmvd.
Houten.

17 "Dierenartsen in Bedrijf Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, UtrechL Tijd: r 7.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.

23 Vijfde seniorendag. Locatie: Boerderij
Mereveld. Sprekers: prof dr. j.J. Sixma over
\'Fraude in de wetenschap\', prof dr. P. Zwart
over \'Van hoestende huisjesslak tot operatie
van een vogelspin. Aandoeningen van
ongewervelden als opstap naar ziekten van
huisdieren\'.

23 alv en Voorjaarsbijeenkomst van devGv,
Vakgroep Varken te Wijchen. alv van
13.30-14.30 uur Studiedag vanaf 14.30 uur
over \'De juiste weerstand tegen ziekten: Hoe
en wat met immunologie en vaccinatie\'.
Toegang voor leden gratis. Graag inschrijven
via de portal van de
knmvd.

Mei

13 Paraveterinaire dag. Locatie:
Dierenziekenhuis, Drachten. Let op:
dierenarts-docentendag van 8 april vervalt.
Inclusief ruilbeurs van lesmateriaal.
Volgende netwerkdag dierenarts-docenten
op woensdag 4 november.

13-17 Vijfdaagse reis naar Normandië voor
seniordierenartsen en partners. De
projectgroep \'Reizen\' van de Commissie
Senioren van de
knmvd heeft besloten dat
de reis in 2009 naar Normandië gaat. Half
maart 2009 ontvangt de doelgroep een
uitgebreid programma en een
inschrijfformulier

14-15 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten
im Parkhotel Kronsberg, Hannover Messe.

Cursussen

2009

April

1-2 Cursus \'Wegwijs in Brussel, De eu:
werkwijzen en interactie\'. Deze cursus
wordt georganiseerd door Wageningen
Business School. Kosten: 1199 euro. De
inschrijfttermijn eindigt op 6 maart 2009.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op: www.wbs.wurnl.

7 Interactieve Cursusavond Orthopedie: regio
Noord-West. Georganiseerd door i v i
p .
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

9 \'Parasitologisch fecesonderzoek in de
paarden- en landbouwhuisdierenpraktijk.
Locatie: Hoofdgebouw faculteit
Diergeneeskunde, Yalelaan i, UtrechL
Kosten: 250 euro. Inschrijven voor 6 april
via de
knmvd-website. Informatie:
e.r.nijsse@uu.nl en www.knmvd.nl.

14 Interactieve Cursusavond Orthopedie: regio
Noord-OosL Georganiseerd door ivip. Kijk
op www.ivip.nL

2t Interactieve Cursusavond Orthopedie: regio
Zuid. Georganiseerd door
i vip. Kijk op
www.ivip.nl.

22-23 Cursus: Opgeruimd denken en
presenteren. Tweedaagse intensieve
training in samenwerking met Your Point.
Plaats; Wageningen. Groepsgrootte:
maximaal 18 personen. Kosten: 1395 euro.
De inschrijftermijn eindigt op 3 april 2009.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op http://www.wbs.
wur.nl.

Ter overname aangeboden:

Praktijk gezelschapsdieren in de omgeving van Amsterdam.
Goed bereikbaar met het openbaar vervoer Gelegen in Winkelcentrum. Volledig ingericht.
U kunt uw reactie sturen naar het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE Houten, onder vermelding van nummer: 02/09.

-ocr page 338-

PUREVAX® BIEDT U...

- twee Calicivirusstammen met een brede kruisbescherming

- een veilige geïnactiveerde Caiicivirusfractie

- een grote keus aan antigenen en mogelijke combinaties

- een Panleucopeniefractie met een immuniteitsduur van 3 jaar^

- volledig adjuvant vrije valenties

- een unieke virusexcretie reductie claim voor de Caiicivirusfractie

Merial

Postbus 2009
1990AAVelserbroek
Tel: 023-52010 80

-ocr page 339-

4 maanden
rust in de wei

Auriplak\'

anti-vliegen oorplaatjes

> betrouwbaar > tijdsbesparend

> minder zomerwrang > kostenefficiënt

> definitief geregistreerd [ reg nl 93301

VALUEPATH & VETIPATH

Per 1 mei 2009 samen verder als

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen iVIA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

Specialisten
Veterinaire
Pathologie

Het nieuwe
pathologisch onderzoekscentrum
met kennis, snelheid en service !

Welkom op onze stand (25) op de Voorjaarsdagen

Valuepath Vetipath

Verlengde Klinkertstraat 6 Klapstraat 53
6433 PL Hoensbroek 6931 CC Westervoort

-ocr page 340-

Ad Vakwerk
^D in personeel

Q

Oost

AB Oost

gespecialiseerd in
veterinair personeel

Voor geïnteresseerde dierenartsen, die uiteindelijk de
wens hebben om door te groeien naar een zelfstandige
praktijk, biedt DixFortuin opnieuw de mogelijkheid deel
te nemen aan de workshop:

Op weg naar een eigen praktijk !

Deze workshop wordt gegeven De kosten van deze bijeenkomst

Voor tijdelijk en vast personeel.
Tevens voor P&O advies en payroll.

Wij ontmoeten u graag op de
voorjaarsdagen bij stand nr. 10

w

Voor informatie neem contact op met:
AB Oost

Mirjam van Ast
T0900-9896
I www.aboost.nl

door ervaren adviseurs, die
reeds jaren bekend zijn met
de dierenartspraktljk(en), op
financieel, juridisch en fiscaal
gebied.

Gedurende een ochtend- en
middagsessie, inclusief een
lunch, zullen vele toepassehjke
onderwerpen behandeld
worden.

bedragen € 75,= (incl. btw).
De workshop vindt plaats op
dinsdag 19 mei 2009 en start
om 10:00 uur. Verwacht einde
om 16:00 uur.

Locatie: Ons kantoor aan de
Soestdijkseweg Noord 328,
3723 HHte Bilthoven.

U kunt zich aanmelden
middels e-mail;
w.westerwoudt@dixfortuin.nl
of telefonisch via nummer:
030-251 51 99.

Geef u snel op want vol=vol!

Wij zijn een praktijk met 65 procent landbouwhuisdieren
(voornamelijk melkvee, wat vleesvee, schapen en melk-
geiten) en 35 procent gezelschapsdieren en paard.
Wegens de snelle groei van onze jonge succesvolle praktijk
zijn we op zoek naar een enthousiaste ambitieuze ervaren
dierenarts landbouwhuisdieren met een interesse voor
gezelschapsdieren en paard.
Pas afgestudeerden mogen ook reageren.

Uw reactie kunt u sturen naar Piano Hill Vets Ltd, ter
attentie van Iris van Velsen. 565 State Highway i kauri;
RDI Kamo, 0185, Whangarei, New Zealand. Tel/fax:
00649435565, e-mail: irisvanveIsen@xtra.co.nz.

Dierenartsenpraktijk Vries is een gemengde praktijk in het Noorden
van Drenthe gelegen tussen Groningen en Assen. De werkzaam-
heden in onze praktijk bestaan voor ongeveer 50 procent uit
melkvee en voor 50 procent uit gezelschapsdieren en paarden.

Met ingang van i mei 2009 hebben wrij plaats voor een
gemotiveerde Rundveedierenarts met interesse in gezelschaps-
dieren en paarden.

Het betreft een parttime of fulltime functie (60% tot rao% in
overleg) met deelname in gemengde diensten.

SoUicitatiebrieven inclusief cv kunt u richten aan dap Vries, ter
attentie van G.P. Hofland, Asserstraat 29a, 9481
bm Vries. Voor meer
informatie kunt u contact opnemen met G.P. Hofland, (0592) 54 12 16.

Dierenkliniek Mheenpark is een goed geoutilleerde
praktijk voor gezelschapsdieren in Apeldoorn. We
werken met een team van vier dierenartsen en zes
assistentes. In verband met het naderende vertrek van
een collega is er per i mei aanstaande ruimte voor een

Dierenarts gezelschapsdieren (34 u)

Wij vragen:

- ervaring;

- enthousiasme;

- klantgerichtheid;

- participatie in het dienstenrooster van de praktijk;

- affiniteit met chirurgie.

Wij bieden:

- goed geoutilleerde werkomgeving (röntgen, echo,
endoscopie, laboratorium);

- goede werksfeer;

- mogelijkheid tot nascholing.

Reacties gaarne binnen twee weken schriftelijk of
per e-mail (mheenpark(a)live.nl) ter attentie van
Th. van Hout, Pinksterbloem i8, 7322
gv Apeldoorn.

-ocr page 341-

Capabel Onderwijs Groep zoekt voor de vestiging
in Eindhoven een parttime praktiserend

dierenarts

als docent voor i dag per week

r

i

U heeft enkele jaren praktijkervaring en bent parttime
w/erkzaam in de praktijk. U vindt het leuk uw kennis over te
brengen op een groep aankomend dierenartsassistenten en
hen te coachen tijdens het leerproces en op hun stage.
U bent representatief en in staat om gezamenlijk met de
cursisten een netwerk van stageplekken op te bouwen.

Bent u de dierenarts/docent die we zoeken?

Stuur dan voor 14 april uw CV en brief met motivatie naar

sollicitatie@capabel.nl t.a.v. Lia Joosen.

Capabel Onderwijs Groep is een erkend
opleidingsinstituut voor volwassenenonderwijs

Voor meer informatie over de functie:
Karin Reidinga-Fónad,
docent dierenarts vestiging in Leeuwarden,
06-53942205 of k.reidinga@capabel.nl

Meer Informatie over Capabel Onderwijs Groep:
www.capabel.nl

Capabel Onderwijs Groep

c

dap Heerde Epe is een stabiele praktijk van vier dierenartsen en zes assistentes op de Noord-Oost Veluwe. Er
wordt gewerkt vanuit twee moderne klinieken. Wij werken licht diersoortgedifferentieerd en richten ons
vooral op de lokale gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren.

In verband met het naderende vertrek van onze (rundvee)collega zijn wij op zoek naar:

Een enthousiaste collega rundvee (m/v)

Wij vragen:

- Ervaring (B-dierenarts);

- Eigen inbreng;

- Teamgeest;

- Klantgerichtheid;

- Participatie in de dienstregeling;

- Affiniteit met gezelschapsdieren is een pré.

Wij bieden:

- Prettige werksfeer;

- Goed team;

- Eventueel parttime dienstverband;

- Ruime inwerkperiode;

- Arbeidsvoorwaarden volgens cao;

- Ruime ontplooiingsmogelijkheden;

- Prachtige woon/werkomgeving.

Uitbreiding van de arbeidsrelatie door associatie behoort tot de mogehjkheden.

Wij nodigen u uit om, binnen twee weken, uw sollicitatie te richten aan: dap Heerde Epe, Vosbergerweg 6,8181 ih te Keerde of
per e-mail: vacature@dieren-en-artsen.nl. Voor informatie kunt u, op werkdagen tussen 8.00 en 9.00 uur, contact opnemen met
een van de dierenartsen. Telefoon praktijk: (0578) 69 13 68.

-ocr page 342-

Pet Wellness Center

Dierenkliniek & Trimsalon

Pet Wellness Center. Dierenkliniek & Ik-imsalon

BEN JIJ DE DIERENARTS DIE HET NIEUWE GEZICHT
WORDT VAN EEN VAN ONZE DIERENKLINIEKEN?

Dierenkliniek Pet Wellness Center is een unieke formule waarbij dierenarts, trimsalon en
dierenspeciaalzaak op een Al locatie gehuisvest zijn. Pet Wellness Center staat voor kwalitei
en service. De formule spreekt de hedendaagse consument zeer aan door de moderne maar
bovenal persoonlijke uitstraling. Op dit moment is dierenkliniek Pet Wellness Center op zoek
naar dierenartsen voor de vestiging Lisse en de nieuw te openen vestigingen in Arnhem,
Nijmegen en Bladel.

Jouw eigenschappen:

• Eerstelijns diergeneeskunde kan je volledig zelfstandig uitvoeren.

• Je bent flexibel en slagvaardig.

• Kwaliteit-, klant- en service gerichte instelling zijn jouw tweede natuur.

• Je hebt een representatieve uitstraling en enthousiasme voor het vak.

• Bereidheid mee te werken in consignatiediensten.

Ons aanbod:

• Mogelijkheid tot uitbreiding van een diergeneeskundig interessegebied door onderlinge uitwisseling tussen de
klinieken.

• Complete nieuw ingerichte dierenartspraktijk.

• Parttime werken behoort tot de mogelijkheden.

• Grote mate van zelfstandigheid met ondersteuning vanuit het hoofdkantoor

• Arbeidsvoorwaarden volgens de CAO.

Is je interesse gewekt?

Neem dan contact op met Mevr. M. Roelofsen via email: mariette@petwellnesscenter.nl of telefoon: 06-52012350.
www.dierenkliniekpetwellnesscenter.nl

-ocr page 343-

Forthyron

®

Levothyroxine natrium

Sterk 400 pg tablet voor makkelijk doseren bij zwaardere honden

Secuur Nauwkeurig doseren met 200 pg snaptab en 400 |jg deelbare tablet

Simpel Professionele blisters in compacte doosjes en een klantvriendelijke bijsluiter

ijlet • Samenstelling Werkzaam bestanddeel perlablet: Levothyroxine
ndicatie Voor de behandeling van hypoihyreoïdie (onvoldoende
es Niet gebruiken bij honden die lijden aan een ongecorrigeerde
iviteil kan andere problemen, zoals artritis, demaskeren of inien-
r het algemeen gerelateerd aan overdosering en komen overeen
I en urineren, gewichtsverlies zonder verlies van eetlust en hijgen.
It die niet in deze bijsluiter worden vermeld, wordt u verrocht uw
g De aanbevolen siartdosering van levothyroxine natrium is 10 jjg/kg
tie en metabolisme, kan het nodig zijn om de dosis aan te passen
te dosis en frequentie van toediening zijn slechts een startpunt. De
■art, onder begeleiding van de dierenarts. Bij de hond kan de absorptie
1 voedsel. Het tijdstip van behandeling In relatie tot de voeding moet
isluitend voor diergeneeskundig gebruik. Levering uitsluitend op
thyron 400: REG NL 10382 UDA / Forthyron 200: REG NL 10381
;g 25.5531 AE Bladel. Nederland. Verdere informatie is op aanvraag

Eurovet Animal Health BV
Tel. 0497-544330
info@eurovet.nl
www.eurovetanimalhealth.com

ANIMAL^

PHARM

AWARDS \'07

-ocr page 344-

Royal Canin Vet Care Nutrition

voeding voor de pu

De optimale start voor een gezond leven

Biggies

^ 8 weken

^ Gevoelige spijsvertering
^ Innmuniteitsgat

Voedingsadvies: Large Oog Junior

► Houdt rekening met de belangrijkste gezondheidsrisico\'s tijdens de groei.

► Ondersteunt de spijsvertering door licht verteerbare ingrediënten, prebiotica en omega-3-vetzuren.

► Versterkt het natuurlijke afweersysteem en de respons op vaccinaties door een synergetisch
antioxidantencomplex en Manno-Oligo-Sacchariden (MOS).

<

Z

CC
u

u
>

► Biedt gezondheidsvoeding op maat voor iedere pup.

J

Caring for their health through nutrition

ROY4LCkNIN

VET CARE NUTRITION

Royal Canin Nederland BV • Veterinaire Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.: 0413-318488 (Veterinair Voedingsadvies) of 318444 (bestellingen) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

-ocr page 345-

deel 134 • aflevering 8 • i5 april 2oo9

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

t

Recente ontwikkelingen
op het gebied van
virusziekten bij de hond
en de kat

Een poging tot het meten
van pijn bij dieren aan de
hand van hersenactiviteit

AansprakeHjkheid:
sorry zeggen kan claims
voorkomen

Verkiezingen Ledenraad

KNMVD

koninkliike nederlandse maatschappi| voor diergeneeskunde

-ocr page 346-

Met Dexclomiton
zit u

veilige Icant^

Bevat uitsluitend dexmedetomidine*

I Verminderd effect op liet
levermetabolisme^

I Verminderde l<ans op
interacties met andere
geneesmiddelen^^

I Betrouwbaar
veiligheidsprofiel

het actieve ingrediënt

) Beths T et al. The in vitro inhibitory effect of medetomidine and its enantiomers on canine end
rat liver microsofnal propofol metabolism 2003 ACVA Annual Meeting

2 Kharasch ED et si. Ketamine as a probe for medetomidine stereoisomer Inhibition of human
liver microsomal drug metabolism. Anesthesiology, 77, 1208-1214,1992

3 Study lulPV 00-05

lirioBitor\', werkzame stof: Een n^ bevat 0,5 mg dexmedetomidine hydrochloride overeenicomend met 0,42 mg dexmedetomidine, • Uitsluitend voor diergeneesiojidig geboA, EUatiaTO3/D01 - REG NL 10306 - UOO
aeddier fmien en katten • Indicaties: Niet-invasieve, matig tot gemiddeld pijnlijke procedures en onderzoeken waarttj immoMisatie, sedatie en analgesie vereist zip bij honden en katten, Premedicatie bij katten voorafgaand a
induGtie en handtaving van algehele anestfiesie met ketamine. Diepe sedatie en analgesie bij honden bij gelijktijdig gebruik van butorphand. voor medische en kleine chirurgische ingrepen. Premedicatie bij honden voorafgaand a
inductie en faidhaving van algehele anesthesie. •
Ibedieningswijze: Het product is bedoeld voor eenmalige injectie. Hond: intraveneus of intramusculair gebruik. Kat: intramusculair gebruik, {.ees de bijsluiter vóö\' gebruik. Niet rfl
andere gaeesmiddeien vermengen •
Doserini: hond; afhankeliik van het gebruik; 125-500 pg/nö lichaamsoppervlak, kat; 40 pg /kg lichaamsgewicht, tees de bijsluiter vddr gebruik. • Contra-indicatiM: Ntet gebruiken bij; puppies jong
ëw
6 maanden of bij kittens jonger dan 5 maanden, bij dieren met cardiovasculaire aandoeningen, bij dieren met ernstige systeemziekten of bij dieren in de stervensfase, bi| bekende overgevoeliglieid voor het werkzame bestandde
of voor een van de hulpstoffen, •
Bijwerkingen: verlaging van hartfrequentie en lichaamstemperatuur; aanvankelijke
btaeddrukstijging en daarna tarugkeren tot normaal of beneden normaal; vertraging van de ademhalingsfrequentie; een bleke
en/of bleuwachtige verkleuring van de slijmvliezen bij normale arteriele oxygenaie; braken, spiertremoren; aritmieen met brady-
en tachycardie, waaronder uitgesproken sinusbradycardie, 1 een 2e graadsAV blok en sinusarrest. Voor verdere bijwerkingen;
zie bijskjiter. •
Speciale waarschuwingen: De veiligheid van dexmedetmiidine is met vastgesteld bi| mannelijke fokdieren. Tijdens
sedatie kunnen bij katten vertroebelingen van het hoornvlies optreden. De ogen dtenen met een daartoe geschikte oogzalf te worden
beschermd. •
Bewaren: fijiet mvnezen. HoudbaarheKl na eerste opening van de f^con; 28 dagen bij 25°G. Buiten het bereik en zicht
wridnderen bewaren. •
Verdere informatie: zie bijsluiter, of neem contact op met Pfizer Animal Health fe™i; inlb@pfizerah.nl).

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJss
www,pfizerah,nl • info@pfizerah,nl • www,weknowyoucare.nl

© 2009 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel D l^eiknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S

J

-ocr page 347-

Vaccinatie

Als niet praktiserend dierenarts liet ik tot enkele jaren geleden het Tijdschrift
eigenlijk altijd een beetje links liggen, met als voornaamste reden dat de
artikelen en andere informatie toch vooral voor de practicus waren bedoeld.
Sinds een aantal jaar, ook al voor ik was gevraagd om lid te worden van de
wetenschappelijke redactie, lees ik het beter en er staan geregeld stukken in die
ook voor een \'onderzoeker\' interessant zijn.

Zo begint deze aflevering van het Tijdschrift met een overzicht van recente
ontwikkehngen bij een aantal virale ziekten bij hond en kat. Het is nuttig en
leerzaam om een stuk te lezen met daarin de \'state of the art\' en te zien wat er na
alle aandacht voor publicaties over
mkz, bt, ai et cetera van de afgelopen jaren
zoal aan onderzoek werd en wordt gedaan aan virusziekten bij gezelschaps-
dieren. In het stuk wordt eveneens gewezen op het belang van een snelle
signalering van uitbraken door dierenartsen, maar ook op het belang van de
ontwikkeling van vaccins.

Vaccinatie blijft een belangrijk onderwerp in de veterinaire wereld. Zo
hebben de Britten besloten dassen te gaan vaccineren tegen tuberculose en is er
ook een artikel over vaccinatie tegen blauwtong (
bt). Het is toch merkwaardig
dat enerzijds bij een nieuwe uitbraak van een virale aandoening de roep om een
goed vaccin groot is en dat anderzijds voor
bt het enthousiasme bij veehouders
alweer wat tanende lijkt. Natuurlijk is het moeilijk met goede onderbouwde
adviezen te komen terwijl er nog niet veel bekend is over
bt-infecties in
Nederland. Desalniettemin zijn de onderzoekers van het cvi in Lelystad van
mening dat vaccinatie tegen
bt ook dit jaar weer zou moeten worden toegepast.
Misschien dat een goede communicatie over deze vaccinatie naar de veehouders
en dierenartsen daarbij nuttig kan zijn.

Het belang van goede communicatie bleek niet alleen uit de recente cam-
pagne voor vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, maar ook uit het stuk uit
de rubriek Veterinair Tuchtrecht in dit nummer Hoe sneu het ook vaak is voor
de betrokken partijen, ik moet zeggen dat ik het altijd uiterst leesbare stukken
vind die bijzonder interessant en leerzaam zijn. Misschien dat op termijn een
elektronisch patiëntendossier voor dierenartsenpraktijken hier verbetering kan
geven.

Niet alleen wordt er veel geschreven over dierziekten en preventie, maar ook
is er steeds meer aandacht voor dierenwelzijn, een ontwikkeling die iedereen
alleen maar kan toejuichen. Onlangs is een proefschrift verschenen over het
meten van pijn bij dieren. Hoewel dierenwelzijn natuurlijk meer behelst dan
pijnbestrijding, is het interessant om te lezen.

Ten slotte stellen nieuwe kandidaten voor de Ledenraad zich voor Een bont
gezelschap en het is altijd leuk om te lezen wat ze doen en wat ze willen
bereiken als ze worden gekozen.

Het Tijdschrift bevat ook dit keer weer voldoende nuttig leesvoer, met voor
ieder wat wils.

(NMvD

Ik wens iedereen dan ook veel leesplezier toe.

Annemarie Bouma

universiteitsbibliotheek utrecht

3231 401 9

-ocr page 348-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr. Lf. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie longe Dierenartsen)
Mw. drs. L.A.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dl R. Boosman
Mw. dr A. Bouma
Mw. dr. TT.I.M. Laan
Dr. L.J.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. j. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. I.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. Lj. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Dr. JT Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.1.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. j. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500 aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 en c en e
bank n.v. Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, m.
6993 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan
401
2516
BcDen Haag
(070) 750 75 00(telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus
204
3770 a e
Barneveld

(0342) 41 97 98; (o5) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 9794 (fax)
infodJovergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd m groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier
geneeskd
1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 349-

Deel 134 ■ Aflevering 8-15 april 2009

wetenschap Recente ontwikkelingen op het gebied van virusziekten bij de hond en

de kat

R. Bodewes en H.E Egherink 33°

VOOR DE PRAKTIJK ..... Een poging tot het meten van pijn bij dieren aan de hand van

hersenactiviteit

H. van Oostrom 340

in veterinair verband ..... WelofnietvaccinerentegCHblauwtong?/fl^totßacicer 348

Ingezonden: Dierverwaarlozing Michiel Albers 349
De beste boeken over reptielen- en amfibieëngeneeskunde
Marja Kik 350

Gesignaleerd Carolien De Jager 3 51

praktijk in bedrijf ..... Pensioeninfo: Pensiocn in Nederland, hoc werkt dat voor de

dierenarts? Frieke Hafmans 3 5 2

cursussen en congressen ..... Aansprakelijkheid: sorry zeggen kan claims voorkomen Johan Klein

Haneveld 355

Merkmelkkoeien - gezondere koeien? Maria Morseh 356

Elke veehouder een specifiek bedrijfsbehandelplan 358

PEGD lezing: \'Neurologie bij de kat\' Monique Megens 360
Intervisiegroep paard midden/zuid/west
Comelie Westermann, Joris

Theeuwes en Tobias van der Vlerk 361

knmvd ..... Verkiezingen Ledenraad knmvd 364

Bulletin bestuur en bureau nummer 2, maart 2009 372

rubrieken ..... Uit de redactie 3^7

Nieuws 338

Veterinair tuchtrecht 345

Nieuws uit de industrie 363

Voorzitterscolumn 364

Personalia 373

Deadline kopij 373

Doorlopende agenda 373

-ocr page 350-

Recente ontwikkelingen op het gebied van
virusziekten bij de hond en de kat

R. Bodewes\' en H.F. Egberink

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 330-336
Oorspronkehjk artikel

samenvatting

In dit artikel wordt een aantal recente ontwikkelingen
besproken op het gebied van de virusziekten bij de hond
en de kat. De afgelopen jaren zijn verschillende infecties
met voor deze diersoorten \'nieuwe\' virussen of nieuwe
varianten van bestaande virussen beschreven. Zo wordt
infectie met een variant van het caniene coronavirus type
2 in verband gebracht met respiratoire ziekteverschijn-
selen, terwijl een hoogpathogene variant van het corona-
virus type I verantwoordelijk is voor sterfte bij puppies.
Ook is er een nieuwe variant van het caniene parvovirus
beschreven. De pathogeniciteit hiervan is nog niet geheel
duidelijk. Infectie met het West-Nijlvirus bij honden kan
progressieve neurologische verschijnselen, hartritme-
stoornissen en koorts veroorzaken, maar ook subklinische
infecties zijn bekend. Equiene influenza A (H3N8) of een
daaraan zeer verwant virus veroorzaakt ernstige respira-
toire ziekteverschijnselen en sterfte bij onder andere
greyhounds. Infectie met aviaire influenza A (H5N1) kan
ziekte en sterfte veroorzaken bij katten. Bij honden
verloopt de infectie voornamelijk asymptomatisch. Ten
slotte wordt een aantal uitbraken beschreven van een
hoog virulente variant van het calicivirus bij de kat.

summary

An update on viral diseases of the dog and cat

In this review, recent developments in the field of viral diseases of
the dog and the cat are discussed. In the dog, infection with the
coronavirus type 2 is associated with respiratory signs, while
infection of a highly pathogenic strain of the coronavirus type i
has been identified as the cause of mortality in puppies. A new
strain of the canine parvovirus is identified, from which the
pathogenicity is not yet completely clarified. Infection with West
Nile virus is associated with progressive neurological disease

Destijds student bij afdeling Virologie en Klinische Infectiologie,
departement Infectieziekten en Immunologie, faculteit Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht. Nu werkzaam bij afdeling Virologie,
Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam.

II Afdeling Virologie en Klinische Infectiologie, departement Infectie-
ziekten en Immunologie, faculteit Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht.

* Corresponderend auteun Herman F. Egberink. Adres: Afdeling
Virologie en Klinische Infectiologie, departement Infectieziekten en
Immunologie, faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan i 3584
cl Utrecht.
Telefoonnummer: 030-2532487. Emailadres: h.fegberink@uu.nl

and subclinical infections in dogs. Infection with equine
influenza A (H3N8) or a highly related influenza virus can
cause severe respiratory disease and mortality in greyhounds
and other dogs. Infection with avian influenza A (II5N1) can
cause disease and mortality in cats and is mostly subclinical in
dogs. A number of outbreaks of highly virulent strains of the
calicivirus in cats have been described.

inleiding

De afgelopen jaren zijn wereldwijd verschillende infecties
met voor honden en katten \'nieuwe\' virussen of nieuwe
varianten van bestaande virussen beschreven, die nu of in
de toekomst ook van invloed kunnen zijn op de
Nederlandse honden- of kattenpopulatie. Hoewel adequate
therapie voor de meeste virusziekten (nog) niet voor-
handen is, kan het tijdig diagnosticeren van een virusziek-
te bij de hond en de kat van groot belang zijn voor zowel
dier- als volksgezondheid. De belangrijkste recente
ontwikkelingen op het gebied van virale aandoeningen bij
de hond en de kat worden in dit overzicht vermeld.

ontwikkelingen op het gebied van

virusziekten bij de hond

Caniene coronavirus

Er zijn verschillende coronavirussen bekend die infectie
en ziekte kunnen veroorzaken bij de hond. Ten eerste is er
het alom bekende coronavirus dat een rol speelt bij
enteritis: het caniene enterale coronavirus
(cecov). Dit
virus behoort tot groep i van de coronavirussen. Ten
tweede is er het caniene respiratoire coronavirus
(crcov),
behorend tot groep 2 van de coronavirussen, dat een rol
blijkt te spelen bij kennelhoest.

Het enterale coronavirus
Er zijn twee types van het enterale cecov, type r en 2 (46).
Het type i virus is zeer verwant aan het feliene corona-
virus type r, terwijl type 2 het klassieke type is, dat ook in
vaccins is opgenomen. In het algemeen komen beide types
alleen voor in de darm van honden, waar ze meestal een
zelflimiterende infectie veroorzaken met een milde of
asymptomatische enteritis (56). Wanneer puppies
geïnfecteerd raken, verloopt de infectie meestal symp-
toomloos, bhjkt uit een Britse studie (55). Experimentele
infectie met verschillende caniene coronavirusstammen
bij vijf maanden oude honden veroorzaakte bij bepaalde
stammen een twee a vier dagen durende periode van
diarree in combinatie met braken en dehydratie (3).
Ernstige ziekteverschijnselen kunnen met name worden
waargenomen als infectie optreedt in combinatie met
infectie met een ander pathogeen (bijvoorbeeld caniene
parvovirus type 2 of het caniene adenovirus type r), dit
komt voornamelijk voor bij puppies. Waargenomen

-ocr page 351-

Caniene enterale
coronavirus

Caniene respiratoire
coronavirus

Caniene parvovirus
type
2C

West-Nijlvirus

Influenza A
(h3n8)-virus

Influenza A
(h5nt)-virus

Klinische
verschijnselen

Sloomheid, braken, koorts,
verminderde eetlust, hemor-
rhagische diarree en
neurologische klachten, sterfte
Voornamelijk milde
respiratoire verschijnselen

Van mucoïde diarree, milde
leukopenie en sloomheid tot
hoge koorts, haemorragische
gastroenteritis en sterfte
Van koorts, progressieve
neurologische verschijnselen
en hartritmestoornissen tot
asymptomatisch.
Infectie van de luchtwegen.
Variërend van subklinisch
tot peracute sterfte.
Hoge koorts, sloomheid,
benauwdheid bij i hond,
rest vnl. asymptomatisch
(o.a. experimentele infectie)

Landen waar
ziekte is vastgesteld

Italië

Verenigde Staten, Botswana

Groot-Brittannië, Italië

Italië, Vietnam, Spanje

Verenigde Staten,
Groot-Brittannië

Thailand

Referenties

Landen waar
infectie is vastgesteld
(antilichamen)

n.v.t.

(8)

Japan, Groot-Brittannië, (rS, 21-23, 27, 5°.

Verenigde Staten, Griekenland, 60)
Canada, Ierland, Italië

Italië, Spanje, Verenigde Staten, (17, 24,26,40)
Portugal

(15,16,62)
(53)

Verenigde Staten, Zuid-Afrika, (7,12, 31,34, 37,
Turkije 41,51)

Verenigde Staten,
Groot-Brittannië

Thailand

Tabel i. Overzicht van belangrijke recente ontwikkelingen op het gebied van virale aandoeningen bij de hond.

Iclinische verschijnselen zijn: braken, dunne ontlasting of
zelfs waterdunne of hemorrhagische diarree, verminderde
eetlust, dehydratie en, in zeldzame gevallen, sterfte
(tabel x) (48,49)-

Infectie met cecov is wijd verspreid, blijkt onder
andere uit recente studies in Italië en Turkije. Het virus
komt vooral veel voor bij honden in kennels. In twee
onderzoeken bleek 70 tot 90 procent van de geteste
kennelhonden antilichamen tegen het
cecov te bezitten
(45,61). Verspreiding van het enterale coronavirus vindt
voornamelijk plaats via de faeco-orale route (44). Geïnfec-
teerde honden scheiden het virus uit gedurende zes tot
negen dagen na infectie (28). Er is echter een onderzoek
bekend waarin een geïnfecteerde hond het virus geduren-
de negen maanden intermitterend uitscheidde (47).

Recent is een uitbraak beschreven van een hoog
pathogene, pantropische variant van het
cecov type 2 bij
zeven puppies van 45 tot 56 dagen oud in Italië. Deze
dieren vertoonden sloomheid, koorts, braken, verminder-
de eetlust, bloederige diarree en neurologische verschijn-
selen (ataxie en toevallen) en stierven twee dagen na de
eerste symptomen. Bij sectie bleken alle puppies een
hemorragische enteritis te hebben. Verder hadden ze veel
bloederig vocht in de buik en waren er ernstige afwijkin-
gen waarneembaar in de longen, lever en milt. Enkele
puppies hadden ook multifocale hemorragische infarcten
in de cortex van de nier en petechiën in de lymfeknopen.
Het
cecov type i werd alleen gevonden in de darmen van
de puppies, terwijl het
cecov type 2 hier niet alleen in het
maagdarmkanaal werd gevonden, maar ook in de longen,
milt, lever, nier en lymfeknopen van de puppies. De
virulentie van het
cecov type 2 werd bevestigd door een
experimentele infectie bij twee honden van zes maanden
oud. Beide honden werden gedurende acht a tien dagen

ernstig ziek waarbij koorts, anorexie, sloomheid, braken
en diarree werden waargenomen (8).

Het respiratoire coronavims
Canine infectious respiratory disease (c i r d ), beter bekend
als \'kennelhoest\', is een zeer besmettelijke multifactoriële
aandoening. Er zijn meerdere oorzakelijke agentia
beschreven, waaronder het caniene parainfluenza virus,
het caniene adenovirus type i en 2, het caniene herpes-
virus, het reovirus en de bacterie
Bordetella bronchiseptica.
Ook werd al in 1979 een caniene coronavirus gevonden bij
proefhonden met hoestklachten (4). Meer dan twintig jaar
later, in 2003, werd bij onderzoek opnieuw een canien
coronavirus aangetroffen bij honden met voornamelijk
milde respiratoire ziekteverschijnselen in een groot Brits
asiel dat al jaren een hoge prevalentie van infectieuze
tracheobronchitis liet zien, ondanks verschillende
vaccinatiecampagnes (23).

Uit analyse van het virus, dat werd gevonden in
weefselmonsters van de trachea en de longen, bleek dat
het sterk verwant is met het boviene coronavirus (
bcov)
en het humane coronavirus, die beide ook luchtwegaan-
doeningen veroorzaken. Het caniene respiratoire virus
(crcov) is dus ingedeeld bij deze virussen in groep 2 en is
in mindere mate verwant aan het
cecov, wat behoort tot
de groep i coronavirussen (23).

Dertig procent van de honden die bij het onderzochte
Engelse asiel binnenkwamen, bleek antilichamen tegen
het
crcov te bezitten. Dit percentage steeg tot 99 procent
bij de honden die drie weken later nog steeds in het asiel
aanwezig waren. Verder blijkt uit dit onderzoek dat
honden die al antilichamen tegen het
crcov hadden voor
ze het asiel ingingen, minder risico liepen op respiratoire
ziekteverschijnselen (23). Bij een ander onderzoek binnen

-ocr page 352-

dezelfde kennel werd vastgesteld dat honden voorname-
lijk tijdens hun eerste levensweek werden geïnfecteerd
met het virus (22). Waarschijnlijk veroorzaakt het virus op
zichzelf slechts milde respiratoire symptomen. Door
replicatie van het coronavirus in het epitheel van de
luchtwegen kunnen echter beschadigingen ontstaan die
leiden tot secundaire bacteriële infecties.

Het is inmiddels duidelijk dat het virus voorkomt in
Groot-Brittannië (36% van de geteste honden bezat
antilichamen), de Verenigde Staten (55%), Ierland, Canada,
Griekenland, Italië en Japan (20%) (18, 2r, 27, 50,60). Naar
alle waarschijnlijkheid speelt de infectie met het
crcov
over de hele wereld een rol, dus ook in Nederland. Er is
echter onderzoek nodig naar de prevalentie in Nederland
om dit te bevestigen.

Caniene coronavaccin
Het coronavaccin dat op dit moment beschikbaar is, is
gericht op bescherming tegen het
cecov. Het wordt echter
niet gezien als component van een standaard vaccinatie-
schema (het is geen \'core-vaccin\'). Het is niet bekend of het
ook bescherming biedt tegen de nieuwe vorm van het
cecov die in Italië is gediagnosticeerd. Daarnaast is nog
geen onderzoek bekend waar de mogelijke bescherming
tegen het respiratoire coronavirus onderzocht is. Aange-
zien dit een ander type virus betreft, is dat niet waarschijn-
lijk.

Caniene parvovirus

Het caniene parvovirus type 2 werd voor het eerst gevon-
den in 1978 bij honden met ernstige gastro-enteritis die
werd gekarakteriseerd door sloomheid, verminderde
eetlust, braken, diarree en leukopenie (29). Al snel nadat
het virus de hond had aangenomen als nieuwe gastheer,
werd het oorspronkelijke virus vervangen door twee
nieuwe varianten, genaamd cpv-2a en cpv-2b (13,42).
Deze beide varianten circuleren tot op heden over de
wereld (ro, 59). Sommige stammen van deze varianten
zijn niet alleen in staat om honden te infecteren, maar
kunnen ook (weer) katten infecteren. Een aantal katten
dat verschijnselen vertoonde van een infectie met het
feliene parvovirus (
fpv), bleek in feite te zijn geïnfecteerd
met een caniene parvovirusstam (58).

Bij Italiaanse honden is een andere mutatie van het cpv
gevonden, de cpv 2 glu426 mutant (9), die
cpv-2c wordt
genoemd. Deze variant lijkt langzaam de plek van het
\'oude\' cpv-2b in te nemen in Italië, maar veroorzaakte daar
tot nu toe alleen een lagere mortaliteit en een minder
ernstig khnisch verloop in vergelijking met uitbraken van
cpv-2a of cpv-2b. Als symptomen van infectie met het
cpv-2c zijn mucoïde diarree, milde leukopenie en sloom-
heid beschreven (17, 39). In Spanje is echter ook bij zeven
puppies van veertig dagen oud met ernstige hemorrhagi-
sche diarree, braken en sterfte, infectie met deze variant
vastgesteld, terwijl er geen andere pathogenen werden
gevonden (19). De ernstige klinische verschijnselen van
deze uitbraak zijn dus in tegenspraak met wat eerder aan
symptomen is vastgesteld bij Italiaanse honden.

Uit een onderzoek naar de werking van een huidig vaccin
dat cpv-2a bevat, is gebleken dat de vaccinatie van puppies
volgens de huidige richtlijnen en met de huidige vaccins
in staat is om bescherming te bieden tegen infectie met
cpv-2c (54).

West-Nijlvirus

Het West-Nijlvirus (wnv) behoort tot de flavivirussen en
wordt overgebracht door bloedzuigende muggen. Op dit
moment is het virus wijd verspreid in Afrika, het Midden-
Oosten en Noord-Amerika. Ook in Zuid-Europa en Groot-
Brittannië zijn besmette trekvogels gevonden. Tot nu toe
zijn er nog geen aanwijzingen dat het virus ook in Neder-
land voorkomt. In theorie is verspreiding in Nederland
echter mogelijk; het virus is tijdens wereldwijde veld-
studies aangetroffen in loi muggensoorten, waarvan er
9 ook voorkomen in Nederland (6). Ziekte als gevolg van
infectie met het
wnv is geconstateerd bij zowel mensen als
dieren (onder andere paarden en vogels). Recentelijk zijn
ook vijf gevallen beschreven waarbij klinische verschijn-
selen van honden in verband zijn gebracht met
wnv,
waarvan vier in de Verenigde Staten en één in Botswana (5,
7,12, 37, 5r). De diagnose werd bij deze honden post
mortem gesteld door middel van immunohistochemisch
onderzoek en
rt-pcr. Alle honden hadden progressieve
neurologische verschijnselen en een verhoogde lichaams-
temperatuur Beschreven neurologische verschijnselen
zijn: gegeneraliseerde tremor, ataxie, scheve kopstand,
veranderingen in het bewustzijnsniveau en afwijkingen in
de propioceptie. Naast koorts en neurologische verschijn-
selen kwam bij een deel van de gerapporteerde cases nog
een aantal andere klinische verschijnselen voor, zoals
waterdunne diarree, oog- en neusuitvloeiing, abdominale
pijn, hartritmestoornissen en congestief hartfalen.
Resultaten uit bloedonderzoek varieerden van geen
afwijkingen tot milde anemie, ernstige thrombocytopenie,
leucocytose met linksverschuiving, hypoproteïnemie tot
hypoglycemie (5, 7,12, 37, 51). Bij experimenteel geïnfec-
teerde honden nam men slechts een lichte, kortdurende
viremie waar zonder symptomen of met een milde
myopathie (2, 5). Hoewel er tot op heden nog maar enkele
gevallen zijn beschreven waarbij infectie met het
wnv bij
honden is geassocieerd met ziekte, blijkt uit serologisch
onderzoek van honden uit Zuid-Afrika, New York, Lousi-
ana en Turkije dat er wel sprake is van wijdverspreide
subklinische infectie (5, 31, 34,41).

Zoals hierboven werd vermeld, zijn op dit moment in
Europa nog geen gevallen beschreven waarbij infectie met
het
wnv heeft geleid tot khnische verschijnselen bij
honden. Door introductie van het
wnv in Nederland of
tijdens een vakantie in het Middellandse Zeegebied kan de
hond in theorie geïnfecteerd raken. Op basis van de
huidige inzichten zal infectie in het algemeen zonder
klinische verschijnselen verlopen. De diagnose is in
principe te stellen door het aantonen van het virus door
middel van
rt-pcr van weefselbiopten of synoviavloeistof
samen met serologie (7).

-ocr page 353-

Influenza A-virus
Dertig jaar geleden was het al duidelijk dat honden
geïnfecteerd kunnen worden met het influenza A (H3N2)-
virus, met als resultaat een subklinische infectie (30).
Recent is echter gebleken dat greyhounds kunnen
overlijden na infectie met het equine influenza A (H3N8)-
virus (15). Ook sterfte als gevolg van infectie met het
aviaire influenza A (H5Ni)-virus is beschreven (53).
Tevens is vastgesteld dat veel honden in Thailand antili-
chamen blijken te bezitten tegen influenza A (H5N1) (11).

Equiene influenza A (H3N8)
In januari 2004 vond in Florida (usa) een uitbraak plaats
vaneen nieuwe luchtwegaandoening bij 22 greyhounds.
Een aantal honden werd maar licht ziek, met koorts
gevolgd door een periode van hoesten gedurende tien tot
veertien dagen, terwijl andere honden peracuut stierven
met veel bloed in de luchtwegen. Analyse met
rt-pcr en
immunohistochemie toonde aan dat de meest waarschijn-
lijke oorzaak een influenzavirus was dat sterk verwant
was aan het equiene influenza A (H3N8)-virus; de nucleo-
tidesequenties van alle gensegmenten van het influenza-
virus waarmee de greyhounds geïnfecteerd waren,
vertoonden meer dan 96 procent homologie met het
equiene influenzavirus (15). Uit serologisch onderzoek
van 46 honden die nauw contact hadden gehad met de
zieke honden, bleek dat 93 procent van die honden
antilichamen had tegen het virus. Op deze manier werd
duidelijk dat efficiënte verspreiding van het virus moge-
lijk is en dat honden ook subklinisch geïnfecteerd kunnen
worden.

Een andere uitbraak van het equiene influenza A
(H3N8) of een nauw verwant virus vond plaats in lowa
(usa), opnieuw bij greyhounds. Klinische verschijnselen
bij deze uitbraak waren koorts, hoesten, een versnelde
ademhaling en bloederige neusuitvloeiing. De morbiditeit
was bij deze uitbraak hoog, terwijl de mortaliteit minder
dan 5 procent bedroeg. Toediening van breedspectrum-
antibiotica bij honden tijdens deze uitbraak verminderde
de ernst van de klinische verschijnselen (62).

Uit retrospectief onderzoek is gebleken dat het equiene
influenza A (H3N8)-virus ook al het oorzakelijk agens was
bij een uitbraak van respiratoire klachten bij honden in
Engeland in 2002. Bij deze uitbraak overleden zeven
honden ten gevolge van infectie met influenza A (H3N8).
Aangezien deze honden werden gehouden bij paarden,
zijn ze waarschijnlijk geïnfecteerd door aërosolen met
virus afkomstig van geïnfecteerde paarden (16).

Aviair influenza A (H5N1)
In een onderzoek van het National Institute of Animal
Health van Thailand is vastgesteld dat r6o van 629 (25%)
onderzochte \'dorpshonden\' antilichamen hadden tegen
het avaire influenza A (HsNrj-virus (11). Het is echter niet
bekend of deze honden ook ziekteverschijnselen hebben
vertoond. In Thailand is tevens een geval beschreven van
een fatale infectie met influenza A (HsNij-virus bij een
hond (53). Dit dier raakte hoogstwaarschijnlijk
geïnfecteerd door het opeten van een met HsNi-virus
geïnfecteerde eend. Ongeveer vijf dagen na het opeten van
de eend kreeg de hond hoge koorts; hij werd benauwd en
sloom en stierf de volgende dag. Tijdens sectie werd een
bloederige neusuitvloeiing gevonden, ernstige pulmonaire
stuwing, longoedeem en stuwing van de milt, nier en
lever. Door middel van
rt-pcr werd het virus aangetroffen
in weefsel van de long, lever, nier en urinemonsters (53).
Recent is ook een onderzoek gepubliceerd waarbij drie
honden experimenteel werden geïnfecteerd met een
aviaire influenza A (HsNij-stam. Bij geen enkele van de
geïnfecteerde honden werden klinische verschijnselen
vastgesteld, maar wel werd in neusswabs van één hond
gedurende vier dagen na infectie virus gedetecteerd en
ontwikkelden alle honden antilichamen tegen het aviaire
influenza A (H5Ni)-virus (38).

ontwikkelingen op het gebied van

virusziekten bij de kat

Hoogvirulent calicivirus

In het mei 2005-nummer van het Tijdschrifi voor Diergenees-
kunde wordt
al een uitgebreide beschrijving gegeven van
verschillende recente uitbraken van ernstige infecties met
het feliene calicivirus
(fcv) in Groot Brittannië en de
Verenigde Staten (43). We zullen ons wat betreft dit virus
beperken tot een korte samenvatting.

De kenmerkende verschijnselen van de geïnfecteerde
katten waren koorts, rhinitis, pneumonie, vascuHtis van
de huid (vooral gezicht, oren, ledematen en subcutaan
vet), onderhuids oedeem, necrose en ulceratie van de huid,

Referenties

Landen waar

infectie is gedetecteerd

(antilichamen)

Landen waar
ziekte is vastgesteld

Klinische verschijnselen

Hoogvirulent
calicivirus

West-Nijlvirus

Influenza
A(H5Ni)-virus

Koorts, rhinitis, pneumonie
vasculitis in de huid, necrose
en ulceratie van de huid,
hepatitis, pancreatitis
Van hersenverschijnselen
tot asymptomatisch
(o.a. experimentele infectie)
Van koorts, sloomheid,
protrusie membrana nictitans,
conjuctitivis en bemoeilijkte
ademhaling tot asymptomatisch

Verenigde Staten,
Groot-Brittannië

Thailand, Oostenrijk,
Duitsland

Verenigde Staten

Verenigde Staten,
Groot-Brittannië

(14.25)

(33.34)
(32,35.36
,57)

Thailand, Duitsland

Verenigde Staten

Tabel 2. Belangrijke recente ontwikkelingen op het gebied van virale aandoeningen bij de kat.

-ocr page 354-

hepatitis en pancreatitis (tabel 2) (43). De mortaliteit in de
verschillende uitbraken lag tussen de 33 en 50 procent.
Opvallend is verder dat de ziekte plotseling opkomt, zich
snel verspreidt onder katten, maar zich vervolgens niet
weet te handhaven in de kattenpopulatie. Er zijn meerdere
varianten van het
fcv beschreven die een ernstige infectie
kunnen veroorzaken. Zo is de variant die in het Verenigd
Koninkrijk voor een uitbraak zorgde, duidelijk anders dan
de Amerikaanse stammen (r4). Ook in Nederland zijn
enkele gevallen bekend van katten die verschijnselen
vertoonden van infectie met een hoogvirulent calicivirus
en waarbij het calicivirus ook is gedetecteerd (H. Egberink,
persoonlijke mededeling).

Het is onduidelijk of de huidige vaccins in staat zijn om
bescherming te bieden tegen deze uitbraken. Er zijn
gevallen beschreven waarbij katten ondanks vaccinatie
bezweken zijn aan de infectie (r4, 25).

West-Nijlvirus

Tot op heden is er slechts één geval beschreven waarbij het
wnv is geïsoleerd uit de hersenen van een kat met
neurologische verschijnselen (33). Dit was tijdens de
uitbraak van
wnv in New York in 1999. Na deze uitbraak
onderzocht men sera van een aantal katten; 13 van de
138 katten (9%) bleken antilichamen te bezitten tegen het
wnv (34). Deze katten hadden geen van alle khnische
verschijnselen vertoond als gevolg van de infectie. In
Turkije werd ook de aanwezigheid van antilichamen
onderzocht. Hier bleek geen van de 63 geteste katten
seropositief te zijn (4r). Om de pathogeniciteit verder te
onderzoeken, werden katten experimenteel geïnfecteerd
door middel van muggenbeten van geïnfecteerde muggen
of door het laten opeten van één of meer geïnfecteerde
muizen. De geïnfecteerde katten vertoonden alleen milde,
niet specifieke klachten, waaronder sloomheid en een
matige vermindering van de eetlust. Alle katten hadden
wel een viremie, terwijl alleen katten die geïnfecteerd
waren door muggenbeten, periodes hadden met tempera-
tuursverhoging gedurende enkele dagen na infectie (2).

Influenza A-virus
Katten kunnen niet alleen ernstig ziek worden van
infectie met het aviaire influenza A (HsNr), maar kunnen
het virus waarschijnlijk ook uitscheiden en overbrengen
naar andere katten (36). Experimenteel geïnfecteerde
katten vertoonden klinische verschijnselen zoals een
verhoogde lichaamstemperatuur, een verminderde
activiteit, protrusie van het derde ooglid, conjuctivitis en
een bemoeilijkte ademhaling. Het virus bleek niet alleen
in staat te zijn zich te vermeerderen in het ademhalings-
stelsel, het vermeerderde zich ook in andere organen (52).

In Thailand zijn al veel tijgers, gedomesticeerde katten
en andere katachtigen gestorven aan infectie met het
aviaire influenza A (HsNr) (35). Ook in Europa zijn al twee
gevallen beschreven van met influenza A (H5N1) geïnfec-
teerde katten. In februari en maart 2006 werden op het
Rügeneiland in Duitsland drie geïnfecteerde katten
gevonden en in dezelfde periode bleken ook enkele
asielkatten in Graz (Oostenrijk) subklinisch geïnfecteerd
met het aviaire influenza A (H5Nr)-virus (32, 57). In het
geval van een nieuwe uitbraak van aviaire influenza onder
pluimvee of wilde vogels in Nederland, adviseert het
ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om
katten niet in contact te laten komen met (besmet)
pluimvee, ze geen rauw (besmet) pluimveevlees te voeren,
ze binnen te houden of aangelijnd uit te laten en alert te
blijven op griepverschijnselen (20). Richtlijnen en
achtergrondinformatie voor practici voor het geval ze
geconfronteerd worden met een kat verdacht van infectie
met aviaire influenza staan beschreven in een eerdere
aflevering van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde (i). Op
dit moment is er nog geen geregistreerd influenza A
(H5Nr)-vaccin voor katten beschikbaar

discussie

Steeds weer blijken er virussen te zijn die zo veranderen
dat ze andere gastheren kunnen infecteren of een afwij-
kende Pathogenese induceren. De hierboven beschreven
virale aandoeningen zijn daar allemaal voorbeelden van.
Het feit dat er in Nederland tot op heden weinig uitbraken
beschreven zijn, zegt weinig over de Nederlandse preva-
lentie van deze virussen. Aanvullende virologische en
pathologische diagnostiek is noodzakelijk om de aanwe-
zigheid van dergelijke virale aandoeningen in Nederland
te bewijzen. De beschreven klinische verschijnselen zijn
vrij aspecifiek, zodat een nieuwe virale aandoening niet
het eerste is waaraan gedacht wordt. De enige manier om
er achter te komen dat een virusinfectie (mede)verant-
woordelijk is voor de klinische verschijnselen, is door
monsters in te sturen voor pathologisch en/of virologisch
onderzoek. In combinatie met onderzoek naar de preva-
lentie en de virulentie van de virussen, kan dit een goed
beeld geven van de Nederlandse situatie. Aangezien de
therapie bij veel virale aandoeningen nog steeds bestaat
uit symptoombestrijding, is snelle signalering van een
eventuele ernstige uitbraak van groot belang, zodat er
vroegtijdig op kan worden gereageerd door het nemen van
hygiëne- en managementmaatregelen. Dit kan in het
belang zijn van de gezondheid van het dier, maar ook van
de volksgezondheid in het geval van virusinfecties die als
zoönose kunnen optreden. Daarnaast is signalering
relevant voor de ontwikkeling van nieuwe of aangepaste
vaccins.

literatuurlijst

1. The practical handling of cats suspected of being infected with H5N1.
Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131:448-449.

2. Austgen LE, Bowen RA, Bunning ML, Davis BS, Mitchell CJ and Chang
GJ. Experimental infection of cats and dogs with West Nile virus.
Emerg Infect Dis 2004; 10:82-86.

3. Bandai C, Ishiguro S, Masuya N, Hohdatsu T and Mochizuki M. Canine
coronavirus infections in Japan: virological and epidemiological
aspects. I Vet Med Sei 1999; 61:731-736.

4. Binn LN, Alford fP, Marchwicki RH, Keefe TJ, Beattie RJ and Wall HG.
Studies of respiratory disease in random-source laboratory dogs: viral
infections in unconditioned dogs. Lab Anim Sei 1979; 29:48-52.

5. Blackburn NK, Reyers F, Berry WL and Shepherd AJ. Susceptibility of
dogs to West Nile virus: a survey and pathogenicity trial. J Comp
Pathol 1989; 100:59-66.

-ocr page 355-

6. Breusken CBEM en Takken W. Vectoren van het West Nile-virus in
Nederland; Infectieziektenbulletin van Staatstoezicht op de
Volksgezondheid: Inspectie voor de Gezondheidszorg, www.rivm.nl
2006; jaargang 17: nr 12:420-421.

7. Buckweitz S, Kleiboeker S, Marioni K, Ramos-Vara [, Rottinghaus A,
Schwabenton B and Johnson G. Serological, reverse transcriptase-
polymerase chain reaction, and immunohistochemical detection of
West Nile virus in a clinically affected dog. J Vet Diagn Invest 2003; 15:

324-329-

8. Buonavoglia C, Decaro N, Martella V, Elia G, Campolo M, Desario C,
Castagnaro M andTempesta M. Canine coronavirus highly pathoge-
nic for dogs. Emerg Infect Dis 2006; 12:492-494-

9. Buonavoglia C, Martella V, Pratelli A, Tempesta M, Cavalli A,
Buonavoglia D, Bozzo G, Elia G, Decaro N and Carmichael L Evidence
for evolution of canine parvovirus type 2 in Italy J Gen Virol 2oor; 82:
3021-3025.

10. Buonavoglia D, Cavalli A, Pratelli A, Martella V, Greco G, Tempesta M
and Buonavoglia C. Antigenic analysis of canine parvovirus strains
isolated in Italy. New Microbiol 2000; 23:93-96.

11. Butler D. Thai dogs carry bird-flu virus, but will they spread it? Nature
2006; 439: 773-

12. Cannon AB, Luff JA, Brault AC, MacLachlan NJ, Case JB, Green EN and
Sykes JE. Acute encephalitis, polyarthritis, and myocarditis associated
with West Nile virus infection in a dog. J Vet Intern Med 2006; 20:
1219-1223.

13. Carmichael LE, Joubert JC and Pollock RV. Hemagglutination by
canine parvovirus: serologic studies and diagnostic applications. Am J
Vet Res 1980; 41:784-791-

14. Coyne KP, Jones BR, Kipar A, Chantrey J, Porter CJ, Barber PJ, Dawson S,
GaskeJl RM and Radford AD. Lethal outbreak of disease associated
with feline calicivirus infection in cats. Vet Ree 2006; 158: 544-55°-

15. Crawford PC, Dubovi EJ, Castleman WL, Stephenson I, Gibbs EP, Chen
L, Smith C, Hill RC, Ferro P, Pompey J, Bright RA, Medina MJ, Johnson
CM, Olsen CW, Cox NJ, Klimov AI, Katz JM and Donis RO. Transmis-
sion of equine influenza virus to dogs. Science 2005; 310:482-485.

16. Daly JM, Blunden AS, Macrae S, Miller J, Bowman SJ, KoJodziejek J,
Nowotny N and Smith KC. Transmission of equine influenza virus to
English foxhounds. Emerg Infect Dis 2008; 14:461-464.

17. Decaro N, Desario C, Campolo M, Elia G, Martella V, Ricci D, Lorusso E
and Buonavoglia C. Clinical and virological findings in pups naturally
infected by canine parvovirus type 2 Glu-426 mutant. J Vet Diagn
Invest 2005; 17:133-138.

18. Decaro N, Desario C, Elia G, Mari V, Lucente MS, Cordioli P, Colaianni
ML, Martella V and Buonavoglia C. Serological and molecular
evidence that canine respiratory coronavirus is circulating in Italy. Vet
Microbiol 2007; 121: 225-230.

19. Decaro N, Martella V, Desario C, Bellacicco AL, Camero M, Manna L,
d\'Aloja D and Buonavoglia C. First detection of canine parvovirus type
2C in pups with haemorrhagic enteritis in Spain. J Vet Med B Infect Dis
Vet Public Health 2006; 53:468-472.

20. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Directie
Voedselkwaliteit Beleidsdraaiboek Aviaire Influenza 2007; versie i.o:
119

21. Ellis JA, McLean N, Hupaelo R and Haines DM. Detection of coronavi-
rus in cases of tracheobronchitis in dogs: a retrospective study from
1971 to 2003. Can Vet J 2005; 46:447-448.

22. Elles K, Dubovi EJ, Brooks HW and Brownlie J. Longitudinal study of
viruses associated with canine infectious respiratory disease. J Clin
Microbiol 2004; 42:4524-4529.

23. Erles K, Toomey C, Brooks HW and Brownlie J. Detection of a group 2
coronavirus in dogs with canine infectious respiratory disease.
Virology 2003; 310: 216-223.

24. Hong C, Decaro N, Desario C, Tanner P, Pardo MC, Sanchez S,
Buonavoglia C and Saliki JT. Occurrence of canine parvovirus type
2c
in the United States. J Vet Diagn Invest 2007; 19: 5 3 5-5 39-

25. Huriey KE, Pesavento PA, Pedersen NC, Poland AM, Wilson E and Foley
JE. An outbreak of virulent systemic feline calicivirus disease. J Am
Vet Med Assoc 2004; 224:241-249.

26. Joao Vieira M, Silva E, Oliveira J, Luisa Vieira A, Decaro N, Desario C,
Muller A, Carvalheira J, Buonavoglia C and Thompson G. Canine
parvovirus 2c infection in central Portugal. J Vet Diagn Invest 2008;
20: 488-491.

27. Kaneshima T, Hohdatsu T, Sato K, Takano T, Motokawa K and Koyama
H. Seroprevalence against group 2 Coronavirus in dogs of Japan.
Proceedings of the 13 8th General Meeting of Japanese Society of
Veterinary Medicine 2004; In Y. Meade (ed.). University of Hokkaido,
Sapporo, Japan: 96.

28. Keenan KP, Jervis HR, Marchwicki RH and Binn LN. Intestinal
infection of neonatal dogs with canine
Coronavirus 1-71: studies by
Virologie, histologic, histochemical, and immunofluorescent
techniques. Am J Vet Res 1976; 37:247-256.

29. Kelly WR. An enteric disease of dogs resembling feline panleucopae-
nia. Aust Vet J1978;
54:593-

30. Kilbourne ED and Kehoe ME. Demonstration of antibodies to both
hemagglutinin and neuraminidase antigens of H3N2 influenza A
virus in domestic dogs. Intervirology 1975-1976; 6:315-318.

31. Kile JC, Panella NA, Komar N, Chow CC, MacNeil A, Robbins B and
Bunning ML Serologic survey of cats and dogs during an epidemic of
West Nile virus infection in humans. J Am Vet Med Assoc 2005; 226:

1349-1353-

32. Klopfleisch R, Wolf PU, Uhl W, Gerst S, Harder T, Starick E, VahJen-
kamp TW, Mettenleiter TC and Teifke JR Distribution of lesions and
antigen of highly pathogenic avian influenza virus A/Swan/Germany/
R65/06 (H5N1) in domestic cats after presumptive infection by wild
birds. Vet Pathol 2007:44:261-268.

33. Komar N. West Nile viral encephahtis. Rev Sci Tech 2000; 19:166-176.

34. Komar N, Panella NA and Boyce E. Exposure of domestic mammals to
West Nile virus during an outbreak of human encephalitis. New York
City, 1999. Emerg Infect Dis 2001; 7:736-738-

35. Kuiken T, Fouchier R, Rimmelzwaan G, Osterhaus A and Roeder P
Feline friend or potential foe? Nature 2006; 440: 741-742.

36. Kuiken T Rimmelzwaan G, Riel D van, Amerongen G van, Baars M,
Fouchier R and Osterhaus A. Avian H5N1 influenza in cats. Science
2004; 306: 241.

37. Lichtensteiger CA, Heinz-Taheny K, Osborne TS, Novak RJ, Lewis BA
and Firth ML West Nile virus encephalitis and myocarditis in wolf
and dog. Emerg Infect Dis 2003:9:1303-1306.

38. Maas R, Tacken M, Ruuls L, Koch G, Rooy E van and Stockhofe-Zurwie-
den N. Avian influenza (H5N1) susceptibility and receptors in dogs.
Emerg Infect Dis 2007; 13:1219-1221.

39. Martella V, Cavalli A, Pratelli A, Bozzo G, Camero M, Buonavoglia D,
Narcisi D, Tempesta M and Buonavoglia C. A canine parvovirus
mutant is spreading in Italy J Clin Microbiol 2004; 42:1333-1336-

40. Martella V, Cavalli A, Pratelli A, Bozzo G, Camero M, Buonavoglia D,
Narcisi D, Tempesta M, and Buonavoglia C. A canine parvovirus
mutant is spreading in Italy J Clin Microbiol 2004; 42:1333-1336.

41. Ozkul A, Tildirim Y Pinar D, Akcali A, Tilmaz V and Colak D.
Serological evidence of West Nile Virus (
wnv) in mammahan species
in Turkey Epidemiol Infect 2006; 134:826-829.

42. Parrish CR, O\'Connell PH, Evermann JF and Carmichael LE. Natural
variation of canine parvovirus. Science i985;230:1046-1048.

43. Pedersen NC. Feline calicivirus infection. Tijdschr Diergeneeskd 2005;
130:275-277.

44. Pratelli A. Genetic evolution of canine Coronavirus and recent
advances in prophylaxis. Vet Res 2006; 37:191-200.

45. Pratelli A, Elia G, Martella V, Palmieri A, Cirone F, Tinelli A, Corrente
M and Buonavoglia C. Prevalence of canine Coronavirus antibodies by
an enzyme-linked immunosorbent assay in dogs in the south of Italy J
Virol Methods 2002; 102:67-71-

46. Pratelli A, Martella V, Decaro N, Tinelli A, Camero M, Cirone F Elia G,
Cavalli A, Corrente M, Greco G, Buonavoglia D, Gentile M, Tempesta
M and Buonavoglia C. Genetic diversity of a canine
Coronavirus
detected in pups with diarrhoea in Italy J ViroJ Methods 2003; 110:
9-17.

47. Pratelli A, MarteJla V, Elia G, Decaro N, Aliberti A, Buonavoglia D,
Tempesta M and Buonavoglia C. Variation of the sequence in the gene
encoding for transmembrane protein M of canine Coronavirus (ccv).
Mol Cell Probes 2001; 15; 229-233.

48. Pratelli A, Martella V, Ella G, Tempesta M, Guarda F, Capucchio MT,
Carmichael LE and Buonavoglia C. Severe enteric disease in an animal
shelter associated with dual infections by canine adenovirus type i
and canine
Coronavirus. J Vet Med B Infect Dis Vet Public Health 2001;
48:385-392.

49. Pratelli A, Tempesta M, Roperto FP, Sagazio P, Carmichael L and

-ocr page 356-

Buonavoglia C. Fatal coronavirus infection in puppies following
canine parvovirus 2b infection. J Vet Diagn Invest 1999; 11:550-553.

50. Priestnall SL, Brownlie I, Dubovi EJ and Erles K. Serological prevalence
of canine respiratory coronavirus. Vet Microbiol 2006; 115:43-53.

51. Read RW, Rodriguez DB and Summers BA. West Nile virus encephalitis
in a dog. Vet Pathol 2005; 42:219-222.

52. Rimmelzwaan GF, Riel D van, Baars M, Bestebroer TM, Amerongen G
van, Fouchier RA, Osterhaus AD, and Kuiken T. Influenza A virus
(H5N1) infection in cats causes systemic disease with potential novel
routes of virus spread within and between hosts. Am J Pathol 2006;
168:176-183.

53. Songserm T, Amonsin A, Jam-On R, Sae-Heng N, Pariyothorn N,
Payungporn S, Theamboonlers A, Chutinimitkul S, Thanawongnu-
wech R and Poovorawan Y. Fatal avian influenza A H5N1 in a dog.
Emerg Infect Dis 2006; 12:1744-1747.

54- Spibey N, Greenwood NM, Sutton D, Chalmers WS and Tarpey I.
Canine parvovirus type 2 vaccine protects against virulent challenge
with type 2C virus. Vet Microbiol 2008; 128:48-55.

55. Tennant BJ, Gaskell RM, Jones RC and Gaskell CJ. Studies on the
epizootiology of canine coronavirus. Vet Ree 1993; 132:7-11.

56. Tennant BJ, Gaskell RM, Kelly DF Carter SD and Gaskell CJ. Canine
coronavirus infection in the dog following oronasal inoculation. Res
Vet Sei I99i;5i: 11-18.

57. Thiry E, Zicola A, Addie D, Egberink H, Hartmann K, Lutz H, Poulet H
and Horzinek MC. Highly pathogenic avian influenza H5N1 virus in
cats and other carnivores. Vet Microbiol 2007; 122: 25-31.

58. Truyen U, Evermann JF Vieler E and Panish CR. Evolution of canine
parvovirus involved loss and gain of feline host range. Virology 1996;
215:186-189.

59. Truyen U, Platzer G and Parrish CR. Antigenic type distribution
among canine parvoviruses in dogs and cats in Germany. Vet Ree
1996; 138: 365-366.

60. Yachi A and Mochizuki M. Survey of dogs in Japan for group 2 canine
coronavirus infection. J Clin Microbiol 2006; 44: 2615-2618.

61. Yesilbag K, Yilmaz Z, Torun S and Pratelli A. Canine coronavirus
infection in Turkish dog population. J Vet Med B Infect Dis Vet Public
Health 2004; 51: 353-355.

62. Yoon KJ, Cooper VL, Schwartz KJ, Harmon KM, Kim WI, Janke BH,
Strohbehn J, Butts D and Troutman J. Influenza virus infection in
racing greyhounds. Emerg Infect Dis 2005; 11:1974-1976.

Artikel ingediend: 2 september 2008

Artikel geaccepteerd: 19 februari 2009

Bloedserieus!

De effectieve aanpak van allergie bij hond en kat begint met de Artuvetrin®SerumTest.
Deze betrouwbare allergietest maakt gebruik van antilichamen met specifieke anti-Fcc reactiviteit.
Hierdoor Is een optimale behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie (de Artuvetrin® therapie)
mogelijk! Zo rekent u echt af met deze aandoening. Want Artuvetrin® neemt allergie serieus.

I De sterke punten van j

! deArtuvetrin®SerumTest j

I ~ Betrouwbaar

Eenvoudig in te sturen |

Överzichteliji<e uitslagen J

I • Advies op maat ■

I

1

Artuvetrin\'

Artu

BIOLOGICALS

TEL.: 31(0)320-26 79 00 -WWW.ARTUVETRIN.NL

-ocr page 357-

De enkelvoudige

voedingsbenadering voor FLUTD

Bewezen is dat Prescription Diet Feiine
c/d IVIulticare het risico vermindert op
de vorming van en herhaling van:

- oxalaaturolieten

- struvieturolieten

- urethrapluggen

Samengesteld met anti-oxidanten en
omega-3 vetzuren om

- de ontstekingscyclus van
idiopathische cystitis bij de kat
te helpen doorbreken

Verkrijgbaar in 2 smakelijke
variëteiten droogvoer, in blikvoer en
in maaltijdzakjes (met verbeterde r
smaak) om therapietrouw te
bevorderen.

100% "Niet tevreden, geld terug"-
garantie.

Neem voor meer informatie contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerker(st)er of bel de Hill\'s
Veterinary Helpline op 0800-0222466 (NL) of 0800-17745 (BE)
www.HillsPet.com

k.. Uill\'c Di^^t KI..

-ocr page 358-

MRSA treft
kalverhouderij

De meeste vleeskalverbedrijven zijn
besmet met de
mrsa-bacterie. Het gaat
om negen van de tien bedrijven. Verder
draagt een op drie van de vleeskalver-
houders zelf de resistente bacteriestam
met zich mee. Onderzoekers van de
Universiteit Utrecht onderzochten 102
bedrijven en vonden op 88 procent
daarvan bij een of meer kalveren, of in
het stalstof de
mrsa. In de varkens-
houderij komt de bacterie voor op
ongeveer 60 procent van de bedrijven.
Kalverhouders zijn ondertussen voor
wat betreft ziekenhuisopnames in
dezelfde categorie geplaatst als
varkenshouders. Dit houdt in dat zij
eerst in isolatie worden verpleegd als
ze in het ziekenhuis terechtkomen. De
kalversector benadrukt dat het gaat
om voorlopige resultaten.

Agrarisch dagblad

Cirkel van Geweld

Er zijn in verschillende landen sterke
verbanden aangetoond tussen het voor-
komen van dierenmishandeling en
huiselijk geweld. Partnermishandeling,
kindermishandeling en dierenmishan-
deling vinden vaak plaats in dezelfde
gezinnen. Dierenmishandeling kan dus
dienen als waarschuwingssignaal voor
geweldssituaties in het gezin. Stichting
Dierzijn gaf in 2008 opdracht aan het

departement Klinische en Gezond-
heidspsychologie van de Universiteit
Utrecht om de Nederlandse situatie te
onderzoeken. De studie (literatuur-
onderzoek, enquête, interviews) werd
uitgevoerd door M.J. Enders-Slegers en
M.Ottema, Universiteit Utrecht, samen
met M.A. Janssen van Adsearch. Uit dit
onderzoek bleek dat de relatie tussen
dierenmishandeling en huiselijk
geweld ook in Nederland geldt.
Dierenartsen kunnen een bijzondere
rol vervullen bij de aanpak van de
problematiek. Oplossingsrichtingen en
de dilemma\'s die daarbij spelen, komen
uitgebreid aan de orde tijdens de
conferentie \'Cirkel van Geweld\' op
27 mei 2009 aan de Universiteit
Utrecht. Kijk voor meer informatie op
www.cirkelvangeweld.nl.

Achilleshiel
toxoplasmose

Onderzoekers hebben een eiwit
ontdekt dat onmisbaar is voor de groei
van de parasiet
Toxoplasma gondii. Deze
parasiet veroorzaakt de ziekte toxoplas-
mose, die bij mensen met een slecht
functionerend immuunsysteem tot
ernstige complicaties kan leiden. De
ontdekking zou op termijn een nieuw
aangrijpingspunt kunnen bieden voor
medicijnen. Toxoplasma hoort tot een
groep parasieten die beschikt over een
apicoplast, een organel dat sterk
overeenkomt met het chlorofyl
bevattende chloroplast van planten.
Dit organel is essentieel voor de groei
van de parasiet en moet zich correct
kunnen delen, wil de parasiet in leven
blijven. Het eiwit DrpA bleek cruciaal
voor de deling van de apicoplast. DrpA
hoort tot de dynamines, een groep
eiwitten die bij verschillende proces-
sen in de cel betrokken is. De weten-
schappers ontwikkelden een cellijn
met een mutatie die de DrpA-functie in
T. gondiiveTstoorde. Wanneer DrpA
niet langer functioneerde, kon de
apicoplast zich niet in tweeën splitsen,
wat leidde tot de dood van de bacterie.
De malariaparasiet hoort tot dezelfde
groep parasieten als
T. gondii.
www.sciencedaily.com

Veterinair
golflcampioenschap

Het Veterinair Golfcomité is verheugd
te kunnen melden dat het 21-ste
Veterinair Golfkampioenschap dit jaar
zal worden georganiseerd op 20 mei
2009 op Golfbaan Landgoed Bergvliet te
Oosterhout (Noord-Brabant). Nadere
informatie over de baan is te vinden op:
www.landgoedbergvliet.nl. Graag
nodigen wij u van harte uit om vanaf
I r.oo uur aanwezig te zijn. Ook dit jaar
organiseren we een \'clinic\' voor
aspirant-golfers. Mocht u daar interesse
in hebben, geef u dan snel op vanwege
het beperkte aantal plaatsen. De kosten
voor de hele dag (inclusief koffie, lunch,
borrel en diner) bedragen voor golfende
collega\'s 50 euro, voor studenten 20
euro en voor \'clinic\'-deelnemers 30
euro. Dit bedrag dient te worden
overgemaakt naar
abn/Amro-rekening-
nummer 54.83.02.642 ten name van
RA. Hoogendam te Nijmegen onder
vermelding van veterinair golfkam-
pioenschap, tevens met opgave van uw
handicap. U kunt zich middels het
aanmeldingsformulier op de website
inschrijven, zie www.vetgolf.nl. Naast
Alfasan Diergeneesmiddelen hebben
Dechra Veterinairy Products en Eurovet
Animal Health toegezegd dit evene-
ment mede mogelijk te maken.
Met dank aan het veterinair golf-
comité: Paul Hoogendam, Brenda
Ooms en Bernard Thien.

Vliegen verspreiden
resistente bacteriën

Resistente bacteriën kunnen tussen
stallen worden verspreid door vliegen,
blijkt uit onderzoek van de Ameri-
kaanse John Hopkins Universiteit. De
onderzoekers bestudeerden vliegen,
gevangen in de buurt van pluimvee-
bedrijven. Deze bleken bacteriën met
antibioticaresistentie bij zich te
dragen, die sterk leken op de resistente
bacteriën in pluimveemest. Het ging
om antibioticaresistente entero-
kokken en stafylokokken.

Agrarisch dagblad

-ocr page 359-

Eisen voetzoollaesies nog
niet in 2010

In juli 2010 wordt de nieuwe welzijns-
richtlijn ingevoerd in de Europese
Unie. Bedrijven die aan strenge criteria
voldoen, mogen een maximale
bezettingsgraad van 42 kilo per
vierkante meter aanhouden. Het
ministerie van
lnv wil dat bedrijven
als extra eis moeten voldoen een
criterium voor voetzoollaesies. Deze
zou oorspronkelijk tegelijk met de
invoering van de richtlijn worden
ingesteld. Het voorstel van minister
Verburg is bedrijven die aan de eisen
voldoen vanaf 2010 te laten werken
met de bezetting van 42 kilo en
tegelijk de voetzolen te monitoren aan
de slachtlijn. Daaruit zou een norm
volgen die uiteindelijk als aanvul-
lende eis zou gaan gelden. De sector
twijfelt echter of het plan reëel is: het
is moeilijk om aan de criteria te
voldoen, de monitoring is afhankelijk
van de medewerking van de slachte-
rijen en het tijdspad is erg krap.

Agrarisch dagblad

Succes tegen kanker bij
honden

Onderzoekers vonden in een eerste
studie veelbelovende resultaten tegen
kanker bij honden met het nieuwe
medicijn nitrosylcobalamine (No-Cbl).
Dit geeft hoop voor hondeneigenaren,
maar kan ook leiden tot een nieuwe
behandeling tegen kanker bij mensen.
no-Cbl werd toegediend aan vier
honden met ernstige, ongeneeslijke
kanker. De dagelijkse behandehng
met het middel leidde bij elke hond
tot een duidelijke afname van de
tumorgrootte zonder schadelijke
bijwerkingen. Het nieuwe middel is
een Trojaans paard, aldus de onder-
zoekers. Kankercellen hebben een
grote behoefte aan vitamine Bi 2, en
beschikken daarom over honderd
maal zoveel receptoren voor dit
molecule dan normale cellen. Stikstof-
monoxide (
no) is dodelijk voor
kankercellen.
no-Cbl bestaat uit no.

gekoppeld aan vitamine B12. B12
wordt via de receptoren de kankercel
ingebracht, waar vervolgens het
giftige
no vrijkomt. no-Cbl maakt
kankercellen bovendien gevoelig voor
de tumordodende eigenschappen van
andere cytostatica en kan dus mis-
schien worden toegepast in
combinatiebehandelingen. De
onderzoekers hebben als doel om eerst
tien honden succesvol te behandelen
met
no-cb1. Vervolgens hopen ze dat
het middel ook voor toepassing bij
mensen onderzocht kan worden.
www.sciencedaily.com

Britten gaan dassen
vaccineren

Het Britse plattelandsministerie Defra
gaat vanaf volgend jaar dassen
vaccineren tegen runderuberculose.
Het gaat om een vijf jaar durende
entcampagne in zes proefgebieden
van elk honderd vierkante kilometer

Dassen gelden als de belangrijkste
bron voor de verspreiding van
rundertuberculose in Groot-Brittan-
nië. De voor de campagne benodigde
middelen komen uit een vorig jaar al
beschikbaar gesteld krediet van 22
miljoen euro voor het bestrijden van
en ontwikkelen van een vaccin tegen
rundertuberculose. Vorig jaar zijn in
Groot-Brittannië bijna 40.000 runde-
ren geslacht vanwege besmetting met
tuberculose. Het aantal veebedrijven
dat wegens besmettingen met
beperkingen te kampen heeft ligt
ruim boven de 3.000 en neemt nog
steeds verder toe.

Agrarisch dagblad

Cosmetische ingreep
spaart proefdieren

Met \'levende\' huid, afkomstig van
cosmetische ingrepen, is een huid-
model ontwikkeld dat het mogelijk
maakt testen op varkens, konijnen of
muizen te vervangen. Het model
levert betere testresultaten op dan dat
op proefdieren. Celbioloog dr. Abdoel

El Ghalbzouri ontwikkelde het
huidmodel voor wetenschappelijk
onderzoek aan het Leids Universitair
Medisch Centrum (
lumc). Het model
is afhankelijk van huid die overblijft
na een buikwandcorrectie of bijvoor-
beeld een dijbeenlift. Deze huid is niet
altijd voorhanden, dus initieerde
vereniging Proefdiervrij een samen-
werking met cosmetisch arts Robert
Schoemacher Ondertussen zijn er ook
mogelijkheden om het model te
gebruiken bij onderzoek naar litteken-
vorming, de werking van zonnebrand-
crèmes en het testen van stoffen voor
de chemische-, farmaceutische- en
voedingsindustrie. Met deze proefdier-
vrije techniek kunnen op jaarbasis
alleen al in Nederland duizenden
proefdierenlevens worden gespaard.

eu Steunt Verklaring
voor Dierenwelzijn

De Europese Raad van Landbouwmi-
nisters heeft besloten de Universele
Verklaring voor Dierenwelzijn te
steunen. De World Society for the
Protection of Animals (
wspa) is
verheugd over dit besluit en ziet het
als een grote stap op weg naar de
erkenning van de Verklaring voor
Dierenwelzijn door de algemene
vergadering van de Verenigde Naties.

Gerda Verburg, de Nederlandse
minister van
lnv, had eerder al de
steun van de Nederlandse regering
toegezegd. De
wspa haalde in Neder-
land meer dan 75.000 handtekeningen
voor het initiatief op. Ook andere
eu-landen als Engeland en Zweden
steunden de Universele Verklaring
voor Dierenwelzijn al. Buiten de
eu
hebben landen als Cambodja, Fiji,
Zwitserland, Palau en de Seychellen
officieel steun betuigd, net als
landbouwministers van Brazilië,
Colombia, Kroatië, Australië,
Tanzania, Thailand en Maleisië. Ook
de 172 leden van de World Organisa-
tion for Animal Health (
oie) hebben
unaniem gestemd voor de ontwikke-
ling van een Universele Verklaring
voor Dierenwelzijn.

-ocr page 360-

Een poging tot het meten van pijn bij
dieren aan de hand van hersenactiviteit

H. van Oostrom

Samenvatting proefschrift

De faculteit Diergeneeskunde wil de veterinaire
beroepsgroep op de hoogte houden van de wetenschap-
pelijke ontwikkelingen binnen de faculteit, onder
andere via het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. In dit
kader volgt hieronder een samenvatting van het
proefschrift
Een poging tot het meten van pijn bij dieren
aan de hand van hersenactiviteit
verdedigd door dr. Hugo
van Oostrom op 28 februari 2008.

De onderzoeksgroep anesthesiologie en neurofysiologie
van de faculteit Diergeneeskunde, onder leiding van prof.
dr Ludo J. Hellebrekers en dr Peter J. Stienen, houdt zich
sinds enige jaren bezig met de vraag hoe we de diepte van
anesthesie in het algemeen, en van pijn(stilling) in het
bijzonder, bij dieren objectief kunnen vaststellen door
middel van het meten van de hersenactiviteit. De belang-
rijkste reden voor deze vraag is dat traditionele parameters
voor het meten van de anesthesiediepte, zoals de bloed-
druk en de hart- en ademfrequentie en het testen van
reflexen, niet erg betrouwbaar zijn. Deze parameters
worden vaak al direct beïnvloed door de toegepaste
anesthetica. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de cardiovascu-
laire effecten van alpha-2 agonisten, waardoor cardiovas-
culaire reacties op te lichte anesthesiediepte worden
verbloemd, of aan het motorisch blok geïnduceerd door
diverse anesthetica, waardoor somatische reflexen
überhaupt afwezig zijn. Het meten van hersenactiviteit is
mogelijk een betere methodiek dan deze traditionele
parameters met de daaraan verbonden tekortkomingen.

activiteit

De perceprie (bewuste waarneming) van externe, sensori-
sche prikkels vereist activiteit in de hersenen. Andersom
kan men stellen dat afwezigheid van welke perceptie dan
ook samenhangt met een sterk verminderde of afwezige
hersenactiviteit in reactie op externe prikkels. Van dit
gegeven maakt de onderzoeksgroep van Hellebrekers
gebruik. Deze onderzoekt hoe de hersenactiviteit in
reactie op externe prikkels verandert onder invloed van
een \'range\' van doseringen van verschillende anesthetica.
Deze hersenactiviteit wordt heel nauwkeurig gemeten
met behulp van een computergestuurd systeem op het
moment dat er externe prikkels worden toegediend, die
het sensorische systeem kunnen activeren. Hiervoor
worden zowel auditieve prikkels (als maat voor sedatie/
slaap) gebruikt, als somatische (als maat voor analgesie).
De auditieve stimulatie bestaat uit korte geluids-\'clicks\'
(vergelijkbaar met het knippen met de vingers) en de
somatische prikkeling bestaat uit korte elektrische pulsjes
(wat gevoel betreft vergelijkbaar met een speldenprik).

De gemeten hersenactiviteit tijdens en na het toedie-
nen van externe, sensorische prikkels, wordt ook wel een
\'sensory evoked potential\' genoemd. Deze \'evoked
potentials\' kunnen worden weergegeven op een compu-
terscherm, waarbij de elektrische activiteit (microvoltage)
op de y-as wordt uitgezet tegen de tijd (milliseconden) op
de x-as (zie figuur i). Van \'evoked potentials\' wordt
aangegeven dat zij representatief zijn voor de mate waarin
een externe prikkel door het brein wordt verwerkt. Zij
geven dus de omvang weer van de hersenactiviteit in
reactie op de externe prikkel. Algemeen is gebleken dat,
wanneer er prikkels aan een wakker individu worden
toegediend, de pieken en dalen van de \'evoked potentials\'
hoog zijn (grote amplitude). Wanneer het individu onder
anesthesie wordt gebracht, resulteren dezelfde prikkels in
een lagere amplitude (figuur 2). Het blijkt hiermee
mogelijk te meten in welke mate de anesthesie de per-
ceptie van extern toegediende prikkels (geluid, licht, pijn,
tast et cetera) blokkeert. Hiermee heeft men dus potentieel
een unieke mogelijkheid in handen om de werking van
Sedativa of pijnstillers of zelfs de diepte van algehele
anesthesie te kunnen meten.

experimenten

De groep van Hellebrekers is al sinds enkele jaren bezig de
voornoemde technieken verder te ontwikkelen voor
toepassing binnen de veterinaire anesthesiologie. Tot nu
toe heeft dit drie proefschriften opgeleverd (Haberham
2000, Stienen 2005, van Oostrom 2008). Het meest recente

Figuur I. Een \'evoked potential\' zoals gemeten in een hond na het toe-
dienen van een korte elektrische puls. De elektrische puls werd gegeven
op tijdstip 0. De letters N en P gevolgd door de cijfers i, 2 of 3 geven de
meest markante pieken en dalen aan.

-ocr page 361-

proefschrift werd 28 februari 2008 verdedigd door dr. Hugo
van Oostrom. De belangrijkste vraag die werd behandeld
in dit proefschrift, was of de door analgetica geïnduceerde
onderdrukking van de \'evoked potentials\' (afgenomen
amplitude van de pieken en dalen), die wordt gemeten na
het geven van pijnpikkels, ook daadwerkelijk inhoudt dat
een dier op dat moment minder pijn voelt.

Hiervoor werd een serie experimenten uitgevoerd in
een rattenmodel, waarbij het meten van de \'evoked
potentials\' werd gekoppeld aan een specifieke leertaak,
namelijk Pavlov-conditionering. Hierbij werden pijn-
prikkels aan de ratten gegeven en werden de bijbehorende
\'evoked potentials\' gemeten. Voordat de pijnprikkels
werden gegeven, kregen de ratten een pieptoon te horen.
Op deze manier leerden de ratten dat de pieptoon de
pijnprikkels aankondigde. Een dag later kregen de ratten
alleen de pieptoon te horen en werd er gekeken naar een
specifiek angstgedrag (het \'freezing\'-gedrag) van de dieren.
Het \'freezing\'-gedrag uit zich in ratten als zitten in een
gespannen houding met de ademhalingsbewegingen als
enige waarneembare beweging. Algemeen wordt aangeno-
men dat de duur van het \'freezing\'-gedrag aangeeft hoe
vervelend of pijnlijk het dier de pijnprikkels heeft ervaren.
De resultaten van deze experimenten lieten zien dat ratten
waarin een \'evoked potential\' met hoge amplitudes werd
gemeten, ook langduriger \'freezing\'-gedrag lieten zien en
dat dieren waarin \'evoked potentials\' werden gemeten met
lage amplitudes kortdurend \'freezing\'-gedrag lieten zien.
Er bleek een lineair verband te bestaan tussen de ampli-
tude van de \'evoked potential\' en de hoeveelheid \'freezing\'-
gedrag (zie figuur 3). Op basis van deze resultaten conclu-
deert de groep dat de \'evoked potentials\', gemeten na het
geven van pijnprikkels, inderdaad weergeven hoeveel pijn
het dier van de prikkels ondervindt. Op deze manier wordt
pijn als negatieve emotionele ervaring nu ook bij dieren
objectief meetbaar en zelfs kwantificeerbaar.

dexmedetomidine

In een aantal vervolgexperimenten werd het meten van
\'evoked potentials\', na het toedienen van auditieve
prikkels en pijnprikkels, gebruikt om de sedatieve en
analgetische eigenschappen van continu infusie van de
alfa-2 agonist dexmedetomidine te onderzoeken in zowel
ratten als honden. De \'evoked potentials\', gemeten na het
toedienen van auditieve prikkels, werden daarbij gebruikt
om de mate van sedatie te bepalen. De \'evoked potentials\',
gemeten na het toedienen van pijnprikkels, werden
gebruikt om de mate van analgesie te bepalen. De resuha-
ten lieten zien dat na continu infusie van dexmedetomi-
dine beide typen \'evoked potentials\' afzwakten, maar dat
dit voor de \'evoked potential\' na het toedienen van
geluidsprikkels optrad bij lagere doseringen (rat: 4,0
microgram per kilogram per uur (jjg/kg/h); hond: 1,0 jjg/
kg/h) dan na het toedienen van de pijnprikkels (rat: 10,0
Jjg/kg/h; hond: 3,0 ug/kg/h). Op basis van deze resultaten
concluderen de onderzoekers dat dexmedetomidine zowel
goede sedatieve als analgetische eigenschappen bezit,
maar dat duidelijke sedatie niet automatisch betekent dat
er ook goede analgesie is. Verder kwam uit deze studies
naar voren dat vanaf een bepaalde dosis (rat: xo,o |Jg/kg/h;
hond: 3,0 |Jg/kg/h) beide typen \'evoked potentials\' niet
wezenlijk meer veranderden. Er leek dus een plateaueffect
te bestaan ten aanzien van het klinische effect in relatie
tot de toegediende dosis. Dit suggereert dat het verder
opvoeren van de dosis niet noodzakelijk ook een beter
sedatief en/of analgetisch effect geeft. Wel leken de hogere
doses een langduriger effect te geven.

Aangezien bij toenemende doseringen de sedatie en
analgesie vanaf een bepaalde dosering niet toenemen,
maar de cardiovasculaire bijwerkingen juist wel, lijkt het
niet nodig en misschien zelfs onwenselijk om dexmedeto-
midine in de praktijk erg hoog te doseren.

relevantie

Uit bovenstaande blijkt dat de groep van Hellebrekers op
dit moment in staat is door het meten van de hersenactivi-

>

(U

-a
3

"d.

E

ca

100 200 300

duur freezing gedrag (s)

Figuur 3. Deze figuur toont de correlatie tussen de hoogte van het \'evoked
potential\'-signaal en de duur van het \'freezing\'-gedrag in de rat.

-ocr page 362-

teit de perceptie van prikkels objectief en kwantificeerbaar
te meten in reactie op prikkels die de onderzoekers zelf
toedienen. Het is dus (nog) niet mogelijk om te meten of
een hond die op spreekuur komt wel of niet ergens pijn
heeft. Wat zijn op dit moment dan wel relevante toepas-
singsgebieden van dit onderzoek? Het onderzoek van deze
groep is relevant voor de ontwikkeling en de objectieve
evaluatie van nieuwe (en bestaande) anesthesiologische/
analgetische protocollen. Daarbij kan men denken aan het
objectief en dus betrouwbaar inventariseren van sedatieve
en analgetische effecten van nieuwe en bestaande midde-
len of bijvoorbeeld de evaluatie van de toepasbaarheid en
het effect van locale en regionale (geleidings)anesthesie.
Het ultieme doel van deze onderzoekslijn is te komen tot
een valide methode waarmee op basis van hersenactiviteit
kan worden vastgesteld of de diepte van anesthesie
adequaat is.

ProteqFlu

verandert mee

ProteqFlu is het enig goedgekeurde
vaccin in Europa* dat de nieuwe stann
A/eq/Ohio/2003 bevat. A/eq/Ohio/2003
wordt aanbevolen door de deskundigen
van het OIE en WHO Expert Surveillance
Panel on Equine Influenza Vaccines.

Maiketing atithodsatie voor ProteqFlu met de Ûhio/2I)03 stam

(ter vervanging van de K8ntucky/94 stam) was toegekend voor alle EU-landen

en Zwitserland in april 2008.

Prot«qnu~ - Suspenue • EU/2/03/037/005 (Reg. NL 10103): SanwnsMling per itos«: Inftuetiza A/equl-2/Ohlo/03 [H3Nei recom-
Ixnart kananepolüten-vifus (^CP2242) en Influenza A/equi-2/Newn%artet/2/93 [H3N81 recombinant kanartepokkenv.ojs {vCP1533),
^- Suspensie • EU/2
/03/038/005 (R«. NL 10104); Samenft^per dose: WkiT^
A/equ.-2/
0t*j/03 lH3Na) recomtxcant kanaïwokkenvirus (vCP2242) en Ir^uenia A/eOüi-2yNewmarVet/2/93 [H3N8] reojm-
Wnant ksnariepokVenvinjs
{vCP1533), bek)e i 5.2 loglO fAIDSO; OostrKliuin teunt toxoW 2 30 IU. Doe ld iersoort: Paarden.
Iwllcaöes: AAeve Immunlsalie te^eo paafdeninftuenja ter vemundehng «n klimsche symptomen en van vtmsexcreOe na infectte
en (ProteqFki^-Te ) tegen tetanus ter prevent» van sterfte öij paarrien van 4 noaanden
at oudef. Dosering en toedieningnveg-
Eén dosis (1 ml) door middel van een intramuscular injectie, bij voortteur ter hoogte van de nek, voióens het vdgend sche-
ma: Basisvacanaöe: de le injecbe vanaf een leefttjd van 5-6 maanden, de 2de mjecöe 4-6 «wken later. Herhalingsvacanabes\'
S maanden na de bassvaconaoe en daarro l^kse boostennjecttes. B<) vertwogd rtsico op «fectie of onvoldoende opname van
colostrum een extra eerste ln)ecHe op de leeftijd van 4 maar*»en, gevolgd door het voUedwe vaccinatwpro-
grtmma.
Contra-Indicatles Geen. Bijwerkingen: voorbinaande zweMng, ln uftzonderHtke gev "

fokale hyperthermw. apathie, ---.7- --------

peratuor (ma*. 1,5 »C) kan vc________________

(UOO); voor BdOèé MERIAL BELGIUM NV/SA, Bid Syl
voor Nedena^ERlAL B.v.. Kleermakerstraat
10,
handelsmerV van MertaJ. «> 2006. Alle

. eedust en overgevocl.ghe»dsreactie. Een ktite stijging van de tem-
wachttijd: Nul dagen. Op recept verkrijgbaar diergeneesmiddel
- - \'Ivain DupulSldan 243, B-1070 BnjSSÖ, Tel: ♦ 32 • 2 52949
00.

Bezoek ons op de Voorjaarsdagen

in het Theater Restaurant

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i/oor
Diergeneeskunde

-ocr page 363-

Je kunt het
niet maken

om ziek
te zijn

Naar je patiënten niet. Naar je praktijk niet. En naar jezelf niet. Toch denken veel
vrije beroepsbeoefenaars niet na over wat er gebeurt als zij ziek worden. Of zelfs
langdurig ziek. Ga daarom voor échte oplossingen rondom arbeidsongeschiktheid

naar www.interpolis.nl/vrijeberoepen

Interpolis. Glashelder

-ocr page 364-

• Groot gebruiksgemak voor de eigenaar

1x daags behandelen, gedurende 5 dagen

• Nauwkeurig doseren met de airless pomp

Bij iedere pompslag wordt 1 ml product

geleverd, ongeacht de positie van de hond

• 3 actieve bestanddelen met bewezen

werkzaamheid

- Hydrocortlsonaceponaat, het zeer potente
en revolutionaire corticosteroid

- Gentamyclnesulfaat, werkzaam tegen de meest voorkomende
bacterie bij otitis externa

- Miconazolnitraat, werkzaam tegen de meest voorkomende gist
bij otitis externa

DE EERSTE

ÉCHT MAKKELIJKE THERAPIE
VOOR OTITIS EXTERNA

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V, Hermesweg 15, 3771 ND Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

Productinlonnatie: Easotic, oordnippels voor Honden. Ooeldlen Hond. Werkiame bestanddelen per ml: Hydrocortlsonaceponaat 1,11: miconazolnitraat 15,1 mg; gentamycinesullaat 1505 lU. Indicaties: Behandeling van acute otitis extema en acute verergering vai
recidiverende otiüs extema veroorzaakt door gentamycine-gevoelige bacteriën en door miconazol-gevoellge schimmels, met name
Malassezia pacltyilematis. Toediening en dosering: Auriculair gebruik. 1 ml per besmet oor, éénmaal per dag gedurende vijf opeenïolgendi
dagen. Bii«»erl<ing: lichte tot matige roodheid van het oor werd waargenomen bi| 2,4% van de behandelde honden. In alle gevallen, werd de behandeling met het diergeneesmiddel niet stopgezet en alie honden genazen zonder enige specilieke therapie. Contra-indicatiea
Niet gebruiken in geval van trommelvliesperloiatie. Niet gelijktijdig gebniiken met stoffen waarvan bekend is dat ze ototoxicitelt veroorzaken. Waarschuwing: Het gebnjik van het diergeneesmiddel dient gebaseerd te zijn op de identificaUe van de causaie agentia en op eei

- - - nCIUI^^CJnni tfutalicalia. Iiru Prniliu.ani.Uiriia^c:A.rjum£r.ildi>K nictrih.itmir. Wirhar Uortofignri HU - RarnouBlri . infng?)virhar nl

-ocr page 365-

Dober-
vrouwen

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het begint met een bultje of twee en
eindigt in zes rechtszaken rondom
een Dobermann die na het verwijde-
ren van de bultjes hoestklachten
ontwikkelt. Lag het aan het intu-
beren of was het iets anders? En
hadden de behandelend dieren-
artsen dat eerder moeten zien en
beter moeten overleggen? Of is het
management van een groeps-
praktijk ook verantwoordelijk voor
de onderlinge communicatie tussen
verschillende werknemers?

Hoewel bultjes beslist niet altijd
onschuldig zijn, is er voor deze
negenjarige Dobermannteef nog niet
veel aan de hand op het moment dat
de eigenaar een afspraak maakt om
twee bulten te laten verwijderen en
nader te laten onderzoeken. De
operatie wordt volgens afspraak
uitgevoerd, maar alleen daarbij
ontstaan al wat problemen. De
toegediende narcose met Domitor en
Dormicum is niet voldoende om de
hond slapend te houden, waardoor
tijdens de operatie in kleine beetjes
extra propofol wordt toegediend en de
hond wordt geintubeerd voor extra
zuurstof en zo nodig isofluraan. Dat
laatste blijkt uiteindelijk niet nodig te
zijn. De bulten worden ruim verwij-
derd en na een shotje Antisedan kan
de hond met de eigenaar mee naar
huis. Vanaf dat moment gaat het
echter bergafwaarts met het dier De
hechtingen laten los en de hond
begint steeds erger te hoesten, wordt
benauwd en houdt op met eten.

vele handen ...

Dierenarts A heeft de hond geopereerd
en herstelt ook de losgeraakte hech-
tingen. Dierenarts B spreekt de
eigenaar vijf dagen daarna telefonisch
en adviseert voor de hoestklachten
een hoestsiroopje, omdat de luchtpijp
wel geïrriteerd zal zijn geraakt door
het intuberen. Omdat het hoesten
aanhoudt, krijgt B de hond een paar
dagen later nog een keer voor controle
aangeboden. Op de patiëntenkaart
schrijft B dat de hond last heeft van
hoestbuien, benauwdheid, braken,
opgeven van slijm en extreem hijgen
bij het uitlaten. Toch vindt B een
hoestsiroop nog steeds wel voldoende.
B weet dat er over twee dagen een
afspraak staat met collega C om de
hechtingen te verwijderen en raadt de
eigenaren dan ook aan om C te vragen
nader onderzoek te doen naar de
klachten over het hoesten. Twee
dagen later verwijdert C de hech-
tingen en beluistert hart en longen
van de hond. Daar zijn geen afwij-
kingen in te vinden, al wijst de
eigenaar erop dat de conditie van de
hond wel erg is achteruitgegaan. Ze
eet helemaal niet meer en bij de
kleinste inspanning krijgt het dier een
blauwe tong. Volgens C is dat geen
reden voor alarm; honden kunnen
best een paar dagen zonder eten. Nat
voer en rust zullen het dier goed doen.
Achteraf verklaart C in de procedure
dat ze cardiomyopathie als oorzaak
vermoedde en met de eigenaar de
mogelijkheid van een röntgenfoto of
een echo heeft besproken. Toen de
eigenaar daar niet erg om bleek te

springen, heeft ze verder niet aange-
drongen, aangezien hart en longen
geen afwijkingen lieten horen.

... maar geen licht werk!

Nadat dierenartsen A, B en C allemaal
geen redenen voor alarm hebben
gezien, gaat de eigenaar naar een
opvolgend dierenarts buiten de
praktijk. Die schrikt van de slechte
conditie en de benauwdheid van de
hond en wil direct doorverwijzen naar
een specialist vanwege onder andere
vocht achter de longen en pneumonie.
De afspraak wordt voor de volgende
dag gemaakt, maar \'s nachts wordt de
hond al zo benauwd en geeft ze zoveel
bloederig slijm op dat euthanasie de
enige uitweg is.

De eigenaar klaagt dierenartsen A,
B en C alle drie aan bij het Tucht-
college. Dierenarts A heeft verkeerde
hoeveelheden narcose toegediend, in
eerste instantie teveel en later juist
weer te weinig, en zodanig slecht
gehecht dat de boel losraakte. Dieren-
arts B heeft twee keer het hoesten weg-
gewimpeld met een siroopje en
dierenarts C heeft blijkbaar verkeerd
naar hart en longen geluisterd.

-ocr page 366-

geen fouten gemaakt in de narcose, bij
hechtingen van ruim verwijderde
bulten kan het voorkomen dat ze
losraken en dat is niet fout als er
daarna maar goed wordt ingegrepen.
Dat is gebeurd en er is geen reden voor
verwijten. Dierenarts B heeft er niet
verkeerd aan gedaan het onderzoek
van de ademhalingsproblemen twee
dagen vooruit te schuiven naar een
consult met collega C. En collega C
heeft hart en longen beluisterd, maar
geen problemen gevonden. Gezien de
bevindingen van de opvolgende
dierenarts dat de hond \'met de minuut
slechter en benauwder\' werd, kan er
dus heel goed zijn sprake zijn geweest
van een acuut probleem, dat dieren-
arts B noch C kan worden verweten.
Het lastige is dat er geen sectie is
verricht, waardoor de uiteindelijke
doodsoorzaak niet bekend is. Dat
maakt het voor het Tuchtcollege
moeilijk om achteraf nog een dieren-
arts iets te verwijten.

De eigenaar is het met deze
uitspraak zodanig oneens dat hij tegen
alle drie de ongegrondverklaringen in
beroep gaat en de zaak nog eens
uiteenzet voor het Beroepscollege. En
met resultaat!

hoestsiroop niet

verzachtend

De klacht tegen A blijft ongegrond,
want voor een foutieve narcose of
slordige hechtingen is geen bewijs te
vinden. Voor B en C ligt dat echter
anders. B heeft het gelaten bij een
hoestsiroop, terwijl de patiëntenkaart
toch heel duidelijk aangeeft dat er
ernstige klachten waren. Om dat nu af
te schuiven op \'conditieverlies als
gevolg van intuberen\' is wel erg kort
door de bocht. Intuberen zou hele-
maal niet tot dergelijke gevolgen
moeten leiden. Bij het eerste telefo-
nische consult had het op de weg van
dierenarts B gelegen aan de eigenaar
meer vragen te stellen over de
gezondheidssituatie van de hond en
afhankelijk van de antwoorden op
deze vragen de eigenaar ondubbel-
zinnig te confronteren met de
veterinaire gebodenheid van nader
onderzoek, zoals het maken van een
röntgenfoto van de longen, die
longafwijkingen passend bij een

hartprobleem aan het licht zou
hebben kunnen brengen.

Bij het echte consult had de
mededeling van de eigenaar dat de
hond leed aan conditieverlies bij
dierenarts B het vermoeden moeten
opwekken dat het intuberen mis-
schien niet de oorzaak van de klach-
ten was. Onderzoek dan nog twee
dagen uitstellen tot een consult twee
dagen later is echt niet actief genoeg.
Een flinke beoordelingsfout van B.

zorgvraag en zorgvuldigheid

Ook C heeft zich er te makkelijk vanaf
gemaakt. C wist van het advies van B
om de hond bij dit consult nader te
onderzoeken. Ze vermoedde cardio-
myopathie als mogelijke diagnose en
had de patiëntenkaart bekeken. Ze
was er dus al van op de hoogte dat de
hond hoestte, benauwd was en leed
aan conditieverlies, wat door de
eigenaar bij het consult werd beves-
tigd met de mededeling dat de hond
nu ook een blauwe tong kreeg. Dat de
eigenaar in eerste instantie niet voelt
voor een echo of een röntgenfoto,
ontslaat dierenarts C niet van de
plicht om meer te doen voor deze
hond. Je kunt een eigenaar niet
dwingen tot verder onderzoek, maar
alleen hart en longen beluisteren en
het daarbij laten, is echt te weinig. Er
lag vanuit de eigenaar een duidelijke
zorgvraag en die moet worden
beantwoord door de eigenaar te
confronteren met de veterinaire
noodzaak voor nader onderzoek, zoals
het maken van een röntgenfoto van de
borstholte, die longafwijkingen
passend bij een hartprobleem en
eventueel een vergroting van het hart
aan het licht had kunnen brengen. Dat
er klinisch niets wordt gevonden, doet
aan die veterinaire noodzaak niet af.
Het niet vinden van afwijkingen aan
hart en longen bij auscultatie,
betekent allerminst dat er geen
hartprobleem aanwezig kan zijn. Zelfs
als de eigenaar niet enthousiast
reageert op de suggestie van nader
onderzoek, rust op de dierenarts de
verplichting de eigenaar hier zeer
duidelijk en ondubbelzinnig op te
wijzen - aldus het Beroepscollege. Het
helpt hierbij ook niet dat op de
patiëntenkaart niets is terug te vinden
over de suggestie van dierenarts C
voor verder onderzoek.

De klachten tegen dierenarts A
blijven ook in de beroepsprocedure
ongegrond, maar B en C worden
beiden alsnog geconfronteerd met een
waarschuwing.

management en

verantwoordelijkheden

Daarnaast maakt het Beroepscollege
nog een opmerking van algemene
strekking over het praktijkmanage-
ment en de onderlinge communicatie.
In de uitspraken komt dit niet heel
expliciet aan de orde en ook bij het
opleggen van de maatregel wordt deze
overweging niet betrokken. Wel vindt
het Beroepscollege deze instructie
belangrijk genoeg om in alle uit-
spraken afzonderlijk te vermelden:
\'Het Beroepscollege heeft moeten
vaststellen dat in de kliniek van
beklaagde kennelijk veel medewer-
kers in deeltijd werkzaam zijn en dat
de onderlinge communicatie vooral
afhankelijk is van ongeorganiseerde
en informele contacten tussen de
dierenartsen en assistenten onderling.
De omstandigheid dat binnen een
veterinaire kliniek meerdere dieren-
artsen in deeltijd werken, stelt extra
eisen aan de organisatie binnen de
kliniek, zoals het zorgvuldig en
uitgebreid invullen van de patiënten-
kaarten en het voeren van structureel
intercollegiaal overleg, teneinde
adequate zorg voor de ter behandeling
aangeboden dieren ook door opvol-
gende dierenartsen te waarborgen. De
omstandigheid dat het management
van een dierenkliniek in dit opzicht
eventueel te kort schiet, staat niet in
de weg van de individuele verant-
woordelijkheid van de behandelende
dierenarts.\'

Met andere woorden: dierenartsen
zijn zelf verantwoordelijk voor goede
communicatie over patiënten. Even-
tueel falend management doet daar
niets aan af. Juist bij een grote praktijk
met veel deeltijdmedewerkers moet de
overdracht van patiënteninformatie
zorgvuldig zijn geregeld.

Tja, voor dierenartsen liggen deze
normen nu eenmaal anders dan voor
banken en internetbedrijven.

-ocr page 367-

CAVALESSE

* * *
*

van

J\\

frustrerende zomerjeuk

fidaVet

Zorg voor uw gezelschapsdieren

• Bent u niet tevreden over de beschikbare behandelingen voor
zomerallergie bij paarden?

«f Zijn u, uw klanten en hun paarden op zoek naar een doeltreffend
middel voor het behoud van een gezonde huid?

Wilt u graag een natuurlijk product dat beschikbaar is via
dierenartsen?

Voor meer informatie contacteer ons op jahbnl@janbe.jnj.com

Als uw antwoord op
deze vragen JA is, dan is
Cavalesse® iets voor u.

^JANSfSEN

-ocr page 368-

Wel of niet vaccineren tegen blauwtong?

Jantien Backer

Het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselveiligheid roept
alle veehouders met runderen,
schapen of geiten op hun dieren
tegen blauwtong te vaccineren.
Maar waarom zouden ze eigenlijk?
Het ergste van de epidemie lijkt
achter de rug te zijn, de vaccinatie-
kosten worden niet vergoed en het
vaccin werkt maar tegen één type
blauwtong. Toch adviseren deskun-
digen van het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur om
wel te vaccineren en ze leggen uit
waarom.

Vóór 2006 had je de raarste antwoor-
den kunnen verwachten op de vraag
wat blauwtong is; het had een soort
vis of de naam van een lolly kunnen
zijn. Tegenwoordig kennen de meeste
veehouders het antwoord maar al te

Uitvallen van de wol is een symptoom van chronische blauwtonginfectie. (Foto: gd)

ïïm

goed. Blauwtong is een ziekte die bij
alle herkauwers kan voorkomen. In
Nederland gaat het vooral om
schapen, geiten en runderen, maar
ook dromedarissen en giraffen
kunnen besmet raken. De heftigste
symptomen komen voor bij schapen:
zij krijgen bijvoorbeeld ademhalings-
problemen, gaan kreupel lopen en
hun tong kleurt karakteristiek blauw
door beschadigde bloedvaten. Tien tot
dertig procent van de besmette
schapen sterft, terwijl de rest lange tijd
nodig heeft om te herstellen. Bij
koeien en geiten gaan de ziektever-
schijnselen gepaard met een afname
van de melkproductie, maar zij gaan
meestal niet dood aan de ziekte.
Daarnaast komen bij alle diersoorten
vruchtbaarheidsproblemen voor, die
variëren van tijdelijke steriliteit tot
spontane abortussen en misvormde
nakomelingen. Zo kunnen kalveren
worden geboren met het \'dummy-
syndroom\'. Bij deze dieren zijn de

grote hersenen soms helemaal afwezig
en vervangen door hersenvocht,
waardoor ze de aangeboren drink-
reflex missen.

explosief

De oorzaak van blauwtong is een virus
dat wordt overgedragen door knutten,
minuscule vliegjes die moeiteloos
door een huis-tuin-en-keukenhor heen
komen. Door een besmet schaap te
bijten, kan een knut het virus binnen-
krijgen. Als die knut vervolgens een
andere herkauwer bijt, raakt ook dat
dier geïnfecteerd en kan dat op zijn
beurt weer andere knutten kan
besmetten. Zo kan een blauwtong-
epidemie explosief groeien.

Knutten zijn echter maar een deel
van het jaar actief. Tegen de winter
neemt hun aantal steeds verder af en
met de knutten gaat ook het blauw-
tongvirus ten onder. "Dat was tenmin-
ste de gedachte toen we in de zomer
van 2006 voor het eerst met blauw-
tong werden geconfronteerd", vertelt
epidemioloog Aline de Koeijer van het
Centraal Veterinair Instituut (cvi) van
Wageningen
ur in Lelystad. "Dier-
transporten beperken leek toen
afdoende om verdere verspreiding te
voorkomen. Achteraf gezien hadden
we misschien strengere maatregelen
moeten nemen, maar op dat moment
wisten we niet beter dan dat blauw-
tong de winter niet zou overleven."

Toch stak het virus in 2007 weer de
kop op. Hoewel de kwakkelwinter
daar toen de schuld van kreeg, is
ondertussen nieuw bewijs gevonden
dat naar andere oorzaken wijst. De
Koeijer: "Zo is nu aangetoond dat
koeien die alweer hersteld zijn van de
ziekte, soms weken later nog besmet-
telijke kalveren krijgen. Na de
geboorte van die kalveren kan het
virus zich dus weer explosief vermeer-
deren. Daarnaast kunnen knutten ook
overwinteren tussen schapen en
koeien die in de winter op stal staan.
De besmettingen over en weer zouden
dan op een laag pitje door kunnen
sudderen tot de lente weer aanbreekt."
De afgelopen strenge vorstperiode
heeft dus misschien wel de knutten

-ocr page 369-

buiten in de kou teruggedrongen,
maar het virus kan nog steeds over-
winteren via ongeboren kalveren of
\'indoor\'-knutten.

allerijl

In de zomer van 2007 werd de omvang
van de blauwtongepidemie pas goed
zichtbaar Vanuit het zuiden van
Nederland -waar in het voorgaande
jaar de besmette bedrijven gevonden
waren- rukte de epidemie al snel op
naar het noorden van het land. In
totaal werden dat jaar 6500 bedrijven
getroffen door de ziekte. Reden genoeg
voor het ministerie van
lnv om in
2008 een in allerijl ontwikkeld vaccin
in te zetten in een grootscheepse
vrijwillige vaccinatiecampagne.
Uiteindelijk raakten dat jaar ongeveer
zestig bedrijven in het noorden van
het land besmet met blauwtong.

Viroloog Piet van Rijn, ook werk-
zaam bij het cvi, legt uit dat dit niet
alleen aan vaccinatie te danken is:
"Veel dieren waren al beschermd tegen
infectie omdat ze de ziekte het jaar
ervoor hadden doorlopen. Die
natuurlijke immuniteit houden ze de
rest van hun leven, terwijl vaccinatie
niet meer dan twaalf maanden
bescherming biedt. Daarom moet het
jaarlijks herhaald worden. Het

Ingezonden

dierverwaarlozing

Het is natuurlijk een goede zaak dat we
als dierenartsen in geval van dierver-
waarlozing kunnen optreden en het lijden
van deze dieren kunnen voorkomen, zoals
in een eerder
KNMVo-blad stond beschre-
ven. Vrijwel gelijktijdig met het uitkomen
van
hetKNMVD-blad kwam naar buiten
dat bij Staatsbosbeheer in de Oostvaar-
dersplassen 1200 van de 3500 grote
dieren omkomen door voedseltekort. Het
betreft hier runderen, paarden en
edelherten. Oftewel:
50 procent van de
populatie sterft door voedseltekort.

Als ik bij een veehouder 30 procent van
zijn vee zie doodgaan, zou ik zeer zeker
geen moment twijfelen en passende
stappen ondernemen. Als Staatsbosbeheer

percentage van dieren met natuurlijke
immuniteit neemt ook af. Dat komt
aan de ene kant door nieuwe aanwas
van kalveren en lammeren en aan de
andere kant door het afvoeren van
oudere, ooit besmette dieren. Om de
hele populatie te blijven beschermen,
wordt het dus ieder jaar belangrijker
om goed te vaccineren."

Anders dan vorig jaar worden de
kosten nu niet meer vergoed. Toen
kregen veehouders de vaccinkosten
van twee euro per koe en één euro per
schaap nog terug van de
eu. Om voor
die compensatieregeling in aanmer-
king te komen, moet minimaal 80
procent van alle runderen en schapen
beschermd zijn. Juist door de afne-
mende natuurlijke immuniteit wordt
dit percentage in 2009 waarschijnlijk
niet gehaald.

virulent

Sinds half februari is een nieuwe
voorraad vaccin tegen blauwtong
beschikbaar, maar dat geeft alleen
bescherming tegen de soort die tot nu
toe in Nederland de meeste schade
heeft aangericht, serotype 8. Eind
vorig jaar werd echter ook serotype 6
gevonden in Oost-Nederland en in
februari dook serotype nop net over
de grens in België. Van Rijn: "Slechts

echter haar dieren in een omrasterd gebied
laat doodhongeren, kraait hier kennelijk
geen haan naar In het kader van "dat is
natuur" kan dit kennelijk. Zelfs de Partij
voor de Dieren vindt dat het doodhongeren
van 1200 dieren hoort bij het natuurlijke
proces in een natuurgebied. Let wel, dit is
dezelfde partij die het houden van
goudvissen in kommen zo zielig vindt, dat
dit maar meteen verboden moest worden.
Maar ja, de enige andere optie, namelijk
populatiebeheer van de kuddes door
afschot, zodat er wel voldoende voedsel
overblijft, is voor deze partij en andere
\'dierenbeschermingsverenigingen\'
helemaal een ondenkbaar alternatief.

Kennelijk kun je gewoon 30 procent
van je koppel dieren laten doodhongeren,
als je het maar natuur noemt. Ik wacht tot
er een veehouder zo slim is een bordje met:
een paar van de dieren die besmet
waren met die nieuwe types, kregen
ziekteverschijnselen. Een groot
gezondheidsprobleem lijkt het
daarom niet te worden. Komend
seizoen zullen we zien of het zich
verder gaat verspreiden."

Van grotere zorg zijn de virulente
serotypes die vanuit het zuiden
oprukken. "Op het moment lijkt
alleen serotype 8 in Nederland goed te
gedijen. Maar het kan gebeuren dat
bijvoorbeeld serotype r, dat nu alleen
voorkomt in Zuid-Europese knutten,
zich zo aanpast dat ook onze knutten
drager kunnen worden".

Zo ver is het gelukkig nog niet. Op
dit moment vormt alleen serotype 8
een gevaar voor de Nederlandse
herkauwers. Strenge winter of niet, dit
type blauwtong zal de komende jaren
nog niet verdwenen zijn en de
veehouder zal steeds meer afhankelijk
worden van vaccinatie om zijn dieren
goed tegen serotype 8 te beschermen.
Uiteindelijk zal hij zelf moeten
beslissen of hij gaat vaccineren, maar
gezien de schade die de ziekte met
zich kan meebrengen, is de keuze
waarschijnlijk snel gemaakt.

Dr. ir. J.A. Backer is verbonden aan het
cvi.

\'Natuurgebied, geen toegang\', aan het
begin van zijn weide te zetten waar 30
procent van zijn vee doodhongert.
Kennelijk ontslaat dat je van verantwoor-
delijkheid evenals rechtsvervolging.

Zou het geen goede zaak zijn als vanuit
diergeneeskundige hoek eens wat kritische
vragen worden gesteld over deze gang
van zaken bij Staatsbosbeheer. Want
maakt het echt zo\'n groot verschil dat het
doodhongeren van een paard of rund in
een weitje strafbaar is en het dood-
hongeren van 1200 dieren in een wat
groter weitje gewoon moet kunnen? Als
iemand een pleitbezorger zou moeten zijn
voor het voorkomen van het lijden van
dieren, dan is het volgens mij toch wel de
dierenarts.

Michiel Albers,

Dierenarts te Vinkeveen

-ocr page 370-

Marja Kik

Regelmatig vragen collega\'s die
reptielen willen gaan behandelen,
welk boek ze hiervoor nodig
hebben. Hier is eigenlijk geen kort
antwoord op te geven, want de groep
dieren waar men over spreekt, is zo
groot dat er een hele lijst boeken uit
zou komen.

Een erg belangrijk onderdeel van de
geneeskunde van reptielen, een woord
dat ik slechts gebruik om de leesbaar-
heid te vergroten, is de soortenkennis.
We spreken immers over een grote
groep dieren van verschillende
soorten slangen, schildpadden,
hagedissen en krokodillen. Pas
wanneer men de soort goed kent, kan
men een gedegen inzicht krijgen in de
huisvestings-, verzorgings- en
voedingseisen van de betreffende
soort. Hiertoe hebben allerlei auteurs
boeken geschreven, van wisselende
wetenschappelijke inhoud, maar
onmisbaar voor het opdoen van
kennis. Het zou hier veel te ver gaan al
deze boeken te bespreken. Ee\'n boek
op het gebied van de anatomie en
fysiologie wil ik hier echter wel
noemen:
Clinical anatomy and physio-
logy of exotic species
van 0\'Malley
(Saunders Elsevier, Edinburgh, 2005,
isbn: 0-7020-2782-0,84,00 euro).
Hoewel het niet in zijn geheel over de
anatomie en fysiologie van reptielen
en amfibieën gaat, wordt er een aardig
onderdeel van in beschreven.

naslagwerk

Ook op het gebied van de diergenees-
kundige boeken kan ik op deze plaats
maar een beperkte keuze geven.
Wanneer we ons beperken tot de
veterinair wetenschappelijke litera-
tuur is het boek van Douglas Mader,
Reptile medicine and surgery (Elsevier,
St Louis Missouri, 2006,
isbn-io-7216-
9327-X, ongeveer r34,oo euro) wel een
\'must\'. Het is een \'hardcover\' boek, in
kleur, van 1242 pagina\'s. Hierin wordt
op zeer praktische wijze beschreven
hoe men in de veterinaire praktijk
moet omgaan met reptielen als
patiënt. Vooral de nieuwere druk is
een uitgebreid naslagwerk geworden.
Via een bespreking van de anatomie,
de fysiologie en het gedrag worden de
diverse orgaansystemen behandeld.
Allerlei klinische technieken en
procedures komen uitgebreid aan de
orde, gevolgd door kortere beschrij-
vingen van differentiële diagnoses aan
de hand van symptomen. Uiteindelijk
wordt ook aandacht besteed aan
amfibieën. Daarnaast zijn er onder-
meer praktische delen over de
dosering van medicijnen aanwezig.

Als men naast het bovengenoemde
boek wat specifieker op de verschil-
lende soorten wil ingaan, is een prettig
en leerzaam boek:
Medicine of tortoises
and turtles
van McArthur, Wilkkinson
en Mayer (Blackwell publishing,
Oxford,
uk, 2004 isbn: i-405r-0889-4,
ongeveer 224,00 euro). Dit is een
\'hardcover\' boek, in kleur, van 579
pagina\'s. Naast hoofdstukken over de
specifieke eigenschappen van schild-
padden, voeding, voortplanting en
algemene verzorging komen het
klinische onderzoek van deze bijzon-
dere diersoort, de klinische patho-
logie, de beeldvormende technieken,
de opname van het zieke dier, en de
toediening van voeding en vloei-
stoffen aan de orde. Het boek bevat
een uitgebreid gedeelte over een
probleemoplossende benadering van
zeeschildpadden. Dit zult u misschien

De beste boeken over reptielen- en
amfibieëngeneeskunde

niet erg vaak gebruiken, maar het is
zeker interessant om te lezen. Soms
spoelen er immers toch zee schild-
padden aan in Nederland. Uiteraard
wordt er voldoende aandacht besteed
aan veel voorkomende ziekten bij de
land- en moerasschildpadden.

achtergronden

Voor diegenen die zich meer willen
verdiepen in de achtergronden van
het ontstaan van ziekten bij reptielen,
mag het vrij nieuwe boek van Elliott
R. Jacobson niet ontbreken.
Infectious
diseases and pathology of reptiles
is een
uitgebreide kleuren- en tekstatlas.
(Taylor and Francis Group, Boca raton,
isbn: 0-8493-232X-5, r75,oo euro). In
dit boek worden allerlei basale
klinisch pathologische begrippen
behandeld. Er wordt ook uitgebreid
ingegaan op virale, bacteriële, myco-
tische en parasitaire ziekten bij
reptielen.

Op het gebied van geneeskunde
van amfibieën is vooral het boek van
Wright en Whitaker,
Amphibian
medicine and captive husbandry
(Krieger
publishing company, Malabar, Florida,
2001,
isbn 0-89464-917-5), een grote
aanwinst. Via de taxonomie en
anatomie voor de clinicus, worden de
huisvesting, verzorging en voeding
van amfibieën besproken. Ziekten ten
gevolge van verkeerde voeding,
klinische technieken, de microbio-
logie en uitgebreide pathologische
afwijkingen volgen. Zo wordt ook
uitgebreid stilgestaan bij de diagnosti-
sche beeldvorming, operatietechnie-
ken, reproductie en farmacotherapie.

Dr. Marja J.L Kik, dvm, Ph. D., Dipl. Vet.
Path., is dierenarts voor reptielen.

-ocr page 371-

Gesignaleerd

Carolien De Jager

Deze rubriek belicht binnen en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit drie bronnen: het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering
(lcr), Inf(|)ct
en het signaleringsoverleg. Het
lcr
brengt risico\'s voor reizigers in kaart
en adviseert hen over preventieve
maatregelen. Inf@ct is de elektro-
nische herichtenservice van de
Landelijke Coördinatie Infectie
ziektebestrijding
(lci) van het
RivM-cib. In het signaleringsoverleg
wordt wekelijks op het cib gespro-
ken over toename van bestaande of
opkomst van nieuwe infectie-
ziekten. Hieronder volgt een
overzicht van de signalen tot en
met 26 maart 2009.

binnenlandse signalen

Q-koorts op een geitenbedrijf in

het zuiden van het land

Op een zorgboerderij met geiten in
Limburg is eind maart Q-koorts
vastgesteld. Omdat veel mensen op de
boerderij werken of de boerderij in de
afgelopen tijd bezochten, heeft de
lokale
ggd de betrokken personen
hierover geïnformeerd. Recent werd
ook Q-koorts aangetroffen op een
geitenboerderij in Overijssel. In de
nieuwe regio\'s zijn tot op heden geen
humane gevallen gemeld.

vwa-Clb

buitenlandse signalen

Laboratoriumincident met H5NT-

virus

Een experimenteel influenzavirus
A H3N2, bedoeld voor onderzoek bij
dieren, bleek gecontamineerd met
influenza A HsNi-virus. Dit kwam
aan het licht doordat onverwacht
enkele fretten overleden na vaccinatie
met een experimenteel H3N2-vaccin.
Het virusmateriaal was afkomstig van
een Oostenrijkse vaccinproducent en
was naar vier laboratoria gestuurd in
Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland en
Slovenië. Meer dan veertig personen
die mogelijk zijn blootgesteld aan het
materiaal, hebben antivirale middelen
gekregen. Het incident is vermoedelijk
veroorzaakt door een menselijke fout.

WHO en ECDC

Hoogpathogeen aviair influenza

A/HsNr bij een eend

In het plaatsje Starnberg in de Duitse
deelstaat Beieren is bij een geschoten
wilde eend hoogpathogeen aviaire
influenzavirus A/H5N1 vastgesteld.
Begin januari werden 35 wilde eenden
en 4 Canadese ganzen geschoten. De
dieren werden getest op HsNi-virus in
het kader van een onderzoekspro-
gramma van de Europese Unie. Een
van deze dieren testte positief voor
A/H5N1, de rest van de dieren was
negatief. Het is het eerste geval van
H5N1 bij een in het wild levende vogel
van dit jaar in de Europese Unie. De
laatste gevallen dateren van februari
2008 in Groot-Brittannië.

Promed

Dierverzorgers geïnfecteerd met

mrsa

In een dierentuin in San Diego County
in de Verenigde Staten had een
olifantkalf door een te laag geboorte-
gewicht zeer intensieve verzorging
nodig. Na enkele maanden ontwik-
kelde het dier huidpustels, net als
enkele verzorgers. In de isolaten
daarvan werd een
mrsa van het
pfge-type USA300 aangetoond.
Epidemiologisch onderzoek wees uit
dat de olifant waarschijnlijk werd
geïnfecteerd door een verzorger die
gekoloniseerd was met deze
mrsa-
stam. Mogelijk zijn vervolgens andere
verzorgers geïnfecteerd door intensief
contact met de olifant. Het is de eerste
beschrijving van een dierentuinolifant
met een
mrs a-infectie en overdracht
naar dierverzorgers.

Morbidity and Mortality Weekly

Report, MM WR

Verheffing van rickettsiose in

Mexico

In Noordwest-Mexico, in de Baja
California Staat, is sprake van een
uitbraak van rickettsiose (Rocky
Mountain Spotted Fever). Sinds
september 2008 tot begin maart zijn er
zestien patiënten gemeld, waarvan
negen personen zijn overleden.
Rickettsiose als gevolg van een
tekenbeet komt vaker voor in Mexico,
maar niet in deze mate. De afgelopen
negentien jaar zijn er niet meer dan
zeventig patiënten gemeld. Het
Amerikaanse
cdc heeft vier sera
getest en positief bevonden voor
Rickettsia rickettsii. De andere patiënten
zijn epidemiologisch bevestigd.

who

Humane infecties met H5N1

De WHO heeft vier nieuwe patiënten
met aviaire influenza bekendgemaakt.
Alle meldingen kwamen uit verschil-
lende districten van Egypte. Het
betreft drie jonge kinderen tussen
anderhalf en tweeënhalf jaar oud en
een 38-jarige vrouw. Allen hebben
voorafgaand aan hun ziekte contact
gehad met ziek of dood pluimvee. Uit
Vietnam kwam het bericht dat een al
eerder bekende 32-jarige patiënt is
overleden. Wereldwijd komt het
aantal patiënten hiermee op 4r2
patiënten; hiervan zijn 256 personen
overleden.

who

C.M. de Jager is verbonden aan het
rivm.

-ocr page 372-

Frieke Hafmans

In Nederland bestaat het pensioen-
stelsel uit drie pijlers:
i. Aow-pensi-
oen, via de overheid (automatisch);
2. het pensioen dat dierenartsen
opbouwen via de Stichting Pensi-
oenfonds voor Dierenartsen (
spd), of
wanneer een dierenarts niet in de
praktijk werkt, via de werkgever
(verplicht); 3. overige aanvullingen
op het pensioen (vrijwillig). In dit
artikel vindt u een overzicht.

de eerste pijler

Aow-pensioen via de overheid

De AOW vormt de basis van het
inkomen na uw 65e. Iedereen die
tussen zijn 15e en zijn 65e in Neder-
land woont of werkt, bouwt
aow op.
Het is een vast bedrag, dat wordt
uitbetaald door de Sociale Verzeke-
ringsbank. De hoogte hangt van
meerdere factoren af en varieert
momenteel grofweg tussen de 700 en
1400 euro bruto per maand. Wanneer
u in het buitenland heeft gewoond,
gelden andere bedragen.

Zie www.svb.nl.

de tweede pijler

Pensioenregeling

Als praktiserend dierenarts in Neder-
land bouwt u pensioen op door
verplichte deelname aan de pensioen-
regeling van Stichting Pensioenfonds
voor Dierenartsen
(spd). Van de door u
betaalde pensioenpremie koopt het
spd elk jaar een deel van uw pensioen
in. De premie is afhankehjk van
leeftijd, inkomen en deeltijdsgraad.
Behalve voor uw pensioen wordt er
ook zorg voor weduwen en wezen
gedragen en wordt de premie voortge-
zet bij arbeidsongeschiktheid.

Dierenartsen die niet in de praktijk
werkzaam zijn maar overige werk-
zaamheden verrichten, vallen niet
onder de verplichting van
spd. Zij
bouwen pensioen op via de werkgever
of moeten er zelf zorg voor dragen.

Uniform Pensioenoverzicht

Ieder jaar ontvangt u een Uniform Pen-
sioenoverzicht (upo) van het
spd, of,
wanneer u geen practicus bent, van
het fonds waarbij u pensioen op-
bouwt. Hierop ziet u hoeveel pensioen
u tot dat moment hebt opgebouwd en
wat u krijgt als u met pensioen gaat.
Ook wordt de uitkering voor de

Pensioeninfo: Pensioen in Nederland,
hoe werkt dat voor de dierenarts?

partner in geval van overlijden
vermeld.

de derde pijler

Eigen aanvullingen op het
pensioen

U kunt zelf voor een aanvulling op de
aow en de uitkering van spd zorgen.
Dat kan zinvol zijn als u meent dat u
na pensionering meer nodig heeft dan
dat u opbouwt via de eerste twee
pijlers, of bijvoorbeeld wanneer u
eerder wilt stoppen met werken. Dit
kan door geld te sparen, te beleggen in
aandelen, te beleggen in onroerend
goed of door een verzekering af te
sluiten, bijvoorbeeld een lijfrente-
verzekering. Ook kunt u extra
pensioen opbouwen bij het Pensioen-
fonds voor Dierenartsen.

Belastingaftrek is dan mogelijk
wanneer u een pensioentekort heeft.
Zie www.belastingdienst.nl.

informatie over pensioenen:
www.pensioenkijker.nl,
www.pensioenfondsdierenartsen.nl.

Dit artikel is tot stand gekomen in
samenwerking met Stichting Pensioen-
fonds voor Dierenartsen.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd !

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naarhelpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur-12.00 uur).

-ocr page 373-

Echocursussen Gezelschapsdieren

Programma 2009

Voor wie het nog niet mocht weten...
wie zijn wij?

Pie Medical Benelux heeft de exclusieve vertegenv/oordiging van Esaote
echografie- en MRI-apparatuur in Nederland en Belgie.
De Esaote groep biedt wereldwijd echografie- en MRI-apparatuur aan en
heeft ontwikkel- en productiecentra in Italië (Florence en Genua), China
(Shenzhen) en Nederland (Maastricht).

Pie Medical Benelux is een eigenzinnige onderneming die gelooft in een
klantgerichte aanpak; een combinatie van professionalisme, kwaliteit,
prijs, apparatuuronderhoud, klantbegeleiding en opleiding. Graag stellen
wij u hierbij dan ook ons nieuwe cursusprogramma voor.

MyLabFive

A

11 maart

Oriëntatiecursus Echografie

Maastricht

80

27/28 maart

Introductiecursus Abdominale Echografie

Maastricht

500

5 juni

Oriëntatiecursus Echografie

Maastricht

80

5/6 juni

Introductiecursus Abdominale Echografie

Maastricht

C

500

15 juni

Workshop Cardiale Echografie

Maastricht

300

9/10 oktober

2-daagse Workshop Cardiale Echografie

Utrecht

600

13/14 november

Introductiecursus Abdominale Echografie

Maastricht

500

Alle cursussen worden gegeven in de Nederlandse taal.

V

y

Team van vakbekwame referenten

We werken ook dit jaar weer samen met een fantastisch team vakbekwame
referenten, vaardig in het uitdragen van hun specialisme en het geven van
onderwijs:

\' Drs. L.H. Smeets
. Drs. M.L. Schmidt
> Dr. V. Szatmari
- Drs. I. Tiemessen
• Dr. B. Vandevelde
. Dr. H. Vinck

v •

m

\' Dr. S. Boroffka
\' Dr. N. Van Israël
\' Drs. M. Passon ■ Vastenburg
\' Dr. I. Putcuyps
\' Drs. J.M.C. Reinders
\' Prof. Dr. J. Saunders

Voor nadere informatie en/of inschrijving: Maggie Kooman of Peter Terpstra:
T: 00 31 43 3824650 ■ E: maggie.kooman@pie.nl - E: peter.terpstra@pie.nl

(f^saote

piemedical

-ocr page 374-

Aansprakelijkheid: sorry zeggen kan
claims voorkomen

Johan Klein Haneveld

Op 19 maart verzamelden zich 130
dierenartsen in Hotel Houten voor
het symposium \'Beroepsaansprake-
lijkheid in de praktijk\', georganiseerd
door de KNM vD en hoofdsponsor
Proteq Dier & Zorg. De opkomst
oversteeg de verwachting. Het
onderwerp was misschien taai, maar
het praktische belang ervan is groot,
jurist Harry Blok: "Een slecht dossier
maakt de kans op succes kleiner.
Hierin kan de beroepsgroep nog een
slag maken: stand verplicht."

KNMVD-voorzitter Ludo Hellebrekers
hoopte dat de aanwezigen de dag
zouden ervaren als uitdaging. "We
moeten samen laten zien dat we een
professionele beroepsgroep zijn:
dierenartsen die transparant aan
kwaliteit werken, kritisch naar
zichzelf kijken en daarom ook een
kritische opstelling verwachten van
hun klanten."

redelijke benadering

Niemand zal blij zijn als hij of zij door
een cliënt aansprakelijk wordt gesteld
voor schade aan een dier. Toch kan het
zomaar gebeuren. Pieter van der Wiel
en Hein van Zijl Langhout, beide
werkzaam bij
vvaa, lieten zien hoe het
proces vervolgens kan verlopen. "Voor
de dierenarts geldt een inspannings-
verplichting", verklaarde Van Zijl
Langhout. "Hij is verantwoordelijk
voor een niveau van zorg zoals dat van
een redelijk bekwame beroepsgenoot
kan worden verwacht. Bij een onge-
wenste uitkomst kan de eigenaar
teleurgesteld zijn, maar de dierenarts is
niet verplicht een bepaald resultaat op
te leveren." Bij dit soort klachten geldt
dat de eiser moet bewijzen dat hij
schade heeft opgelopen. Maar omdat
in dit geval de cliënt een leek is, heeft
de dierenarts een stevige opheldering-
plicht. "Hij moet kunnen aantonen
wat hij precies heeft gedaan. Zorg
daarom altijd voor heldere documen-
tatie!" Wie een fout maakt, kan dit het
best zo snel mogelijk melden bij de
verzekeraar, stelde Van Zijl Langhout.
"Wees open naar de klant over de
behandeling en de gemaakte afweging,
maar zonder in een \'welles/nietes\'-
discussie te vervallen. Doe ook geen
toezeggingen: of je een schadevergoe-
ding moet betalen is een juridische
afweging." Van der Wiel wees erop dat
om zeker te zijn van dekking het
aantal werknemers genoemd op de
polis gelijk moet zijn aan het aantal
werknemers in de praktijk. "Pas dit aan
als er wijzigingen zijn opgetreden!"

Het bepalen van de waarde van een
dier is geen wiskunde. Van der Wiel:
"Hoewel het dier voor de wet een zaak
is, wordt vanwege de emotionele band
tussen eigenaar en huisdier vaak meer
vergoed dan de werkelijke waarde van
een dier Als het gaat om de kosten van
specialistische zorg na een fout neemt
de WAA als maatstaf wat de kosten
zijn die de eigenaar zelf bereid zou zijn
te maken." Hij waarschuwde wel dat
eigenaren de onschuld voorbij zijn.
"Soms proberen ze er een slaatje uit te
slaan."

Van Zijl Langhout stelde dat het
soms moeilijk is om aan te tonen dat
het handelen van een dierenarts de
oorzaak is van de schade. "Een leek
kan een bepaald verwachtingspatroon
hebben, maar dat hoeft niet altijd
realistisch te zijn." Zowel wat betreft
de waarde van het dier als de causali-
teit kiest de
vvaa voor een redelijke
benadering. Van Zijl Langhout: "In dit
soort zaken spelen veel open normen.
Zonder redelijke benadering kom je
altijd terecht in een conflictsituarie.
We proberen het zo snel mogelijk tot
ieders tevredenheid af te handelen."

algemene voorwaarden

Harry Blok, advocaat bij kbs-advocaten,
ging dieper in op de juridische aspecten
van de beroepsaansprakelijkheid. Hij
ontnam de aanwezigen de illusie dat ze
zich achter de verzekering konden
verschuilen: "Vanuit juridisch oogpunt
blijft het gaan om de portemonnee van
de dierenartsenpraktijk." Blok bleek in
staat om over een redelijk droog
onderwerp toch een levendige voor-
dracht te verzorgen. In de eerste plaats
bleek het belangrijk te bepalen wie
aansprakelijk kan worden gesteld. "De
werkgever kan de schade niet op de
werknemer verhalen, behalve als er
sprake was van opzet of bewuste
roekeloosheid", constateerde Blok. "Dat
heb ik echter nog nooit meegemaakt."
Het is natuurlijk iets anders als
dierenartsen op basis van gelijkheid
samenwerken. In de personenvennoot-

-ocr page 375-

schap zullen maten hoofdelijk aanspra-
kelijk zijn. Bij de stille maatschap delen
dierenartsen alleen het pand of een
assistent, maar zijn ze zelf aansprake-
lijk. Blok; "Bij veel dierenartsenpraktij-
ken is het niet direct duidelijk of het
een openbare of stille maatschap
betreft." Is de constructie een
bv, dan
heeft een claim alleen gevolgen voor de
vermogenspositie van de
bv. "Het moet
wel duidelijk zijn dat het de
bv is die
het contract is aangegaan met de klant,
niet de individuele dierenarts."

De schadeverzekeraar zal alleen
betalen wat in de polis gedekt is,
waarschuwde Blok. "Voor het niet
gedekte deel moet de praktijk of de
dierenarts zelf opkomen." Om deze
risico\'s af te dekken heeft de
knmvd
algemene voorwaarden opgesteld. Blok
testte of de dierenartsen in de zaal de
juiste voorwaarden op hun briefpapier
hadden afgedrukt: de algemene
voorwaarden 2008 (nr 22/2008). "Als de
verwijzing naar de algemene voorwaar-
den niet adequaat is, gelden ze niet." De
algemene voorwaarden beperken de
aansprakelijkheid tot het bedrag dat
vergoed wordt door de verzekering.
Belangrijk is de slotzin, waarin staat
dat vergoeding van indirecte schade is
uitgesloten. Blok: "Door dit artikel
blijft de te bepalen schadevergoeding
beperkt tot de waarde van het dier op
dit moment." |e kunt pas een beroep
doen op de algemene voorwaarden als
de voorwaarden van toepassing zijn
geworden en zijn aanvaard door de
tegenpartij. "De dierenarts moet de
aanvaarding kunnen bewijzen", legde
Blok uit, "Een handtekening is daar-
voor het best. Zeg tegen de klant: als hij
geen bezwaar maakt, geldt dat als
aanvaarding." Als iemand weigert zijn
handtekening te plaatsen, is een strikt
beleid op zijn plaats: "Zeg: zonder hand-
tekening doen we het niet."

Belangrijk voor succes in een
rechtszaak is een goede dossiervoering.
"Op dit gebied kan nog een slag
worden gemaakt", meende Blok. Wat
hij vaak mist in dossiers van dierenart-
sen zijn afspraken over de kosten en de
frequentie van begeleiding, en de over
en weer verstrekte informatie. Verder
adviseerde hij onder andere beslisbo-
men in het dossier op te nemen. "Deze

maken het mogelijk uw gedachtegang
te reconstrueren."

"Indrukwekkend", concludeerde
dagvoorzitter Henk Vaarkamp. "Hier
zal morgenochtend lang over worden
doorgepraat onder de koffie."

lat-relatie

Na het diner bracht duo Rolf&Co een
interactief programma over de praktijk
van de aansprakelijkheid in de
\'dierenartsdilemmaquiz 2009\'. De
cabaretiers waren vooraf goed geïnstru-
eerd en konden zo voor dierenartsen
doorgaan. Hun sketches waren tegelijk
hilarisch absurd en pijnlijk herken-
baar: wat zegt iemand tegen een klant
als diens hond is overleden doordat een
verwarmingsmatje is doorgebrand? De
zaal reageerde met bulderende
lachsalvo\'s en bevlogen commentaar

Hun act werd gevolgd door de
toespraak van juriste laira Boissevain
over \'Tuchtrecht en aansprakelijk-
heid\'. Haar praktijkverhalen waren
minstens net zo smeuïg als die in haar
rubriek in het Tijdschrift. Ze legde uit
dat de aansprakelijkheidsvraag wordt
geregeld door het privaatrecht. Het
tuchtrecht is daarentegen gebaseerd op
een regel die door de overheid is
opgelegd. "De klager heeft dus in eerste
instantie niets aan een uitspraak van
het Tuchtcollege. Het is voor een
eigenaar wettelijk bijna onmogelijk via
deze weg schadevergoeding toegekend
te krijgen. In meer dan vijftien jaar is
dat nog slechts één keer voorgeko-
men." Voor schadevergoedingen moet
de cliënt terecht bij het privaatrecht.
Voordat er recht is op vergoeding, moet
er schade zijn opgetreden en er is een
wettelijke grond nodig. "Je moet de
klacht ergens op baseren." De uitspraak
van het Tuchtcollege kan een verhelde-
rende rol spelen. "In de iBR-zaak
concludeerden zowel het Tucht- als het
Beroepscollege dat er geen fout was
gemaakt", vertelde Boissevain. "De
hoogste rechter bepaalde op grond
daarvan dat er geen grond was voor
schadevergoeding." Het kan echter ook
andersom. Boissevain vertelde over een
zaak waarbij een paard na een homeo-
pathische behandeling doodging aan
een ontsteking. "Het Tuchtcollege
legde de dierenarts een maatregel op.

De rechter had echter geen boodschap
aan de conclusie van het Tuchtcollege:
niets zei hem dat de dood van het dier
het gevolg was van de homeopathische
behandeling." Ze vergeleek de relatie
tussen tuchtrecht en civiel recht dus
met een
lat-relatie: "Als de civiele
rechter ervoor voelt, kan hij het
tuchtrecht bij zijn oordeel betrekken,
anders niet."

momentopname

De dag werd afgesloten door kno-arts
Eise Wielinga, bekend van het
tv-pro-
gramma Missers. Hij begon met cijfers
uit de Verenigde Staten en Canada
waaruit bleek dat 84 procent van de
huisdierbezitters zich de papa of mama
van het dier noemde. Wielinga zag
parallellen tussen de kinderarts en de
dierenarts: "Zoals de kinderarts ook
behandelaar is van de ouders, is de
dierenarts medebehandelaar van de
baas of bazin." Volgens Wielinga is het
belangrijkste uitgangspunt voor de
kinderarts de leus \'Mother knows best\'.
De behandelaar krijgt namelijk alleen
een momentopname te zien. De film,
de voorgeschiedenis, komt van de
ouder "Neem de eigenaar serieus",
adviseerde Wielinga daarom. "Som-
mige eigenaren kunnen bijna voelen
wat het dier voelt. Houdt de film in de
gaten!" Een belangrijke factor in het
voorkómen van schadeclaims is het
tonen van empathie. "Vaak gaat het bij
de afwikkeling van een fout mis, omdat
de arts geen \'sorry\' heeft gezegd."
Wiehnga adviseerde om als je een fout
had gemaakt dat dan direct te erken-
nen. Ten slotte bleek het belangrijk te
zijn hoe de arts met de cliënt commu-
niceerde. Waar sprake was van een
levendig gesprek en interactie was de
kans op een claim het kleinst. Wie-
linga: "Probeer dus humor in het
gesprek te brengen, zoek een gaatje
voor een grapje."

Na afloop van het programma
bedankte Ludo Hellebrekers de
sponsoren van het symposium: Proteq
Dier & Zorg (hoofdsponsor), Bayer
Healthcare,
vvaa en Hills.

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur bij het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 376-

Maria Morselt

De casus van deze bijeenkomst van
het Uiergezondheidspanel werd
gepresenteerd door panellid Dick
Soede en ging over mycoplasma-
mastitis als bedrijfsprobleem. Maar
eerst was het woord aan Chris
Bartels om het panel alles te ver-
tellen over de diergezondheid op
Merkmelkbedrijven.

Chris Bartels is dierenarts en is als
epidemioloog werkzaam bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren. Bij
het uiergezondheidspanel besprak hij
de resultaten van het onderzoek dat de
GD in opdracht van FrieslandCampina
heeft uitgevoerd op merkmelk-
bedrijven.

FrieslandCampina heeft sinds april
2007 een aparte melkstroom van de
zogenaamde merkmelkbedrijven.
Deze bedrijven zijn gelegen in de regio
rond Rotterdam en Eindhoven. De
melk van merkmelkbedrijven bevat
meer onverzadigde vetzuren, met
name omega 3. Dit wordt bereikt door
het voeren van Nutex, krachtvoer met

een hoger gehalte aan bestendig vet in
de vorm van lijnzaad. Tijdens de
stalperiode wordt Nutex gevoerd,
gemiddeld 2 a 2,5 kilo, tijdens de
weideperiode mogen de veehouders
zelf het krachtvoer kiezen.

Het doel van het onderzoek van
Bartels was antwoord te krijgen op de
volgende twee vragen: r) wat zijn de
effecten van het voeren van Nutex op
de vetzuursamenstelling in de melk
en 2) heeft het voeren van Nutex
invloed op de productie en op de
diergezondheid?

Om hierop antwoord te krijgen, is
een data-analyse uitgevoerd op de meer
dan vijfhonderd merkmelkbedrijven en
op ruim duizend vergelijkbare controle-
bedrijven in dezelfde regio. Daarnaast is
bij een steekproef van vijftig merk-
melkbedrijven en dertig controle-
bedrijven door middel van bedrijfs-
bezoeken en enquêtes onderzoek
gedaan naar klinische verschijnselen.

meer omega 3-vetzuren

Het antwoord op de eerste vraag bleek
bevestigend. De omega 3-vetzuurfractie
steeg in de Nutex-periode van gemid-
deld 0,65 procent naar 1,07 procent.
Het totaal aan onverzadigde vetzuren
in de melk nam toe met gemiddeld 24
procent (van 28,7 naar 35,5 procent). In
het voorjaar was het gemiddelde
gehalte onverzadigde vetzuren het
hoogst, in het najaar het laagst. Binnen
de groep was veel variatie, die waar-
schijnlijk te verklaren was door
factoren als rantsoen, beweiding,
ruwvoerwinning en genetica.

De heer Hendriks wilde graag weten
wat de regionale verschillen zijn, want
in het zuiden wordt veel meer maïs
gevoerd. Bartels antwoordde: "Er zijn
zeker verschillen, rondom Eindhoven
halen ze in de winter als gevolg van het
ruwvoerrantsoen gemakkelijker de
norm van meer dan r procent omega 3,
rondom Rotterdam heeft men het in de
zomer makkelijker als gevolg van
weidegang."

Op de merkmelkbedrijven is tijdens

Merkmelkkoeien -
gezondere koeien?

de Nutexperiode de bsk iets meer
gestegen dan bij de controlebedrijven.
De netto-opbrengsten waren echter
iets minder gestegen ten opzichte van
de controlebedrijven. Een afnemende
netto-opbrengst bij een toenemende
bsk is een gevolg van de lagere
gehalten melkvet en melkeiwit van de
merkmelk. De verschillen zijn echter
klein en het verschil in de netto-op-
brengst is niet significant.

gezondere koeien?

Om antwoord te krijgen op de vraag
naar de gezondheid van de koeien is
naast de data-analyse van de gehele
groep ook gekeken naar de vijftig
merkmelkbedrijven en dertig contro-
lebedrijven die voor en tijdens de
Nutex periode meerdere keren zijn
bezocht en geënquêteerd.

Zowel de veehouders als de
onderzoekers zagen een betere glans
en een betere conditie. De koeien van
merkmelkbedrijven hadden minder
vaak een slechte pensvulling en slecht
verteerde mest. Ook waren er minder
vaak koeien \'off-feed\'. In het begin van
de Nutexperiode waren er iets minder
klinische uierontstekingen ten
opzichte van de controlebedrijven, bij
celgetalanalyses werden echter geen
verschillen gevonden.

Tussen beide groepen bedrijven
was geen verschil in het aantal
kreupele koeien, verwerpers en
doodgeboren kalveren. Data-analyse
van de Rendac-gegevens bracht
evenmin verschillen aan het licht,
behalve een éénmalige onverklaarbare
uitschieter van het aantal opgehaalde
doodgeboren kalveren op de merk-
melkbedrijven in het najaar van 2007.

Tijdens de onderzoeksperiode werd
een deel van de Nederlandse veestapel
besmet met blauwtong. In februari
2008 is een deel van de tankmelk-
monsters uit het klinische onderzoek
onderzocht op antistoffen tegen het
blauwtongvirus. Slechts één monster
-van een controlebedrijf- van de 55
geteste monsters was negatief, de rest
was hoog positief (meer dan 20
procent infectie). Gezien het feit dat
beide groepen volop besmet waren, is
er geen verschil als gevolg van de
blauwtonginfectie.

-ocr page 377-

Het Uiergezondheidspanel is een
discussieplatform voor de
Nederlandse rundveepracticus
op het gebied van mastitis bij
melkvee. Aan de hand van
voordrachten discussiëren de
leden over uiergezondheid en
mastitisbestrijding. Tevens
bespreekt tijdens elk samenzijn
een deelnemer een praktijkgeval
van een bedrijf met mastitispro-
blemen. Boehringer Ingelheim
bv faciliteert de organisatie en de
verslaglegging van de bijeenkom-
sten van het Uiergezondheids-
panel.

conclusie

Het voeren van Nutex resulteert dus in
een iets hogere productie met iets
lagere gehaltes. Er zijn geen verande-
ringen in diergezondheid, noch in
afvoer of sterfte. "Welk type bedrijven
zijn in deze Nutexproef gestapt?", was
een vraag uit het panel. Uiterwaal
antwoordde: "Het is een goede mix. De
bedrijven die weinig krachtvoer
voeren, halen de norm vrij gemakke-
lijk." Van de 500 bedrijven bleken er 20
tot 25 gestopt omdat het teveel werk
zou zijn ten opzichte van de beloning.

mycoplasmamastitis

ongeneesbaar?

Dick Soede besprak een casus uit de
praktijk. Het betrof een melkveebedrijf
in Noord-Nederland. Het bedrijf heeft
120 melkkoeien en één miljoen liter
quotum. Jongvee staat in een aparte
jongveestal en de kalfjes krijgen tot
ongeveer dertien weken volle melk
(bij)gevoerd. Het melkvee wordt
gehuisvest in een loopstal,
\'s winters krijgen ze volop kuil en
\'s zomers gaan ze overdag op het land
en krijgen ze \'s nachts op stal vers gras
voor gereden. De hele lactatie krijgt
elke koe zes kg droge pulp en koeien
die boven de 28 kilogram melk geven,
krijgen een krachtvoeraanvulling. Als
de koeien buiten lopen is de
bsk rond
de 42/43, in de winter iets lager. Het
tankmelkcelgetal op dit bedrijf
schommelt tussen de 200.000 en
250.000 en het aandeel attentiekoeien
ligt boven de 15 procent. Hoewel de
veehouder niet alle mastitisgevallen
noteert, gaf hij aan veel klinische
mastitis te hebben. De hoeveelheid
gekochte uierinjectoren bevestigde dit.
Koeien met mastitis worden minstens
vier dagen behandeld. De antibioti-
cummelk en de melk van hoogcelgetal-
koeien gaat naar de kalfjes. Begin 2008
kreeg de veehouder te maken met drie
typische mastitisgevallen die ondanks
\'lang en veel\' behandelen niet genazen.
In eerste instantie was de uitslag van
het bacteriologisch onderzoek (
bo)
negatief. Vervolgens werden twee
melkmonsters genomen om specifiek
te laten te onderzoeken op mycoplas-
ma, beiden waren positief Twee koeien
waren ondertussen afgevoerd, de derde
is opnieuw behandeld met twee dagen
30 cc baytril 10 procent in combinatie
met pathazon, waarna klinisch herstel
optrad. In de volgende maand kregen
drie koeien in de droogstand mastitis,
deze dieren zijn op dezelfde manier
behandeld en Richard 01de Riekerink
van de
gd werd uitgenodigd voor een
bedrijfsbezoek.

literatuur

De Mycoplasmabacterie heeft geen
celwand, is ongevoelig voor veel
antibiotica en is slecht immunogeen.
De bacterie komt voor op de slijmvlie-
zen van gezonde dieren. Er is weinig
bekend over de overlevingskansen in
de mest en omgeving. De bacterie is
gevoelig voor desinfectantia. De
infectie bij uierontsteking is waar-
schijnlijk zowel hematogeen als via
het tepelkanaal. Typische klinische
verschijnselen van mycoplasma
uierontsteking zijn: geen reactie op de
therapie, vaak meer kwartieren
aangetast, de koe is niet erg ziek maar
zet zichzelf wel droog, soms in
combinatie met gewrichtsontsteking
of pneumonie bij het jongvee. De melk
heeft een zanderig bezinksel, ook wel
omschreven als kleine rijstekorrels.

advies en uitvoering

Soede en 01de Riekerink gaven de
veehouder de volgende adviezen:

- Maandelijkse monitoring van de
tankmelk en indien deze positief is
op mycoplasma van alle koeien
bo
van de melk laten doen;

- Bacteriologisch onderzoek van de
koeien met klinische mastitis en
van de hoogcelgetalkoeien;

- Verbeteren van de melktechniek;

- Afvoer van mycoplasmapositieve
dieren;

- Geen koemelk meer geven aan de
kalveren.

De eerste twee adviezen zijn uitge-
voerd en een deel van de positieve
dieren is afgevoerd. Er lopen nog
steeds drie
Bo-positieve dieren in de
koppel maar de tankmelk is telkens
negatief op mycoplasma. De literatuur
vermeldt dat bij één positief dier op
driehonderd koeien de kans op een
positieve tank 33 proces is. Het zou
mooi zijn als er een
pcr-test beschik-
baar komt voor Mycoplasma. Intussen
is de
bvd-besmetting op dit bedrijf
aangepakt en is de drinkwatervoorzie-
ning verbeterd. Het celgetal is onder
de X 50 en er zijn geen gevallen meer
geweest van klinische mastitis.

Het is opmerkelijk dat twee koeien
zijn genezen, in de literatuur wordt
vermeld dat Mycoplasmamastitis niet
te genezen is. De literatuur vermeldt
niet de mogelijke risico\'s voor de
kalveren die Mycoplasmapositieve
melk krijgen. 01de Riekerink merkte
op dat in Amerikaanse literatuur wat
betreft Mycoplasma een relatie is
aangetoond tussen pneumonie en
mastitis.

Volgens Bartels is het wel verstandig
om bij khnische mastitis monsters in te
vriezen voor
bo, mocht Mycoplasma
weer de kop op steken. Sampimon
merkte op: "Bij de
gd zijn enkele
monsters van klinische mastitis of met
een hoog celgetal en een negatief
bo
doorgekweekt voor Mycoplasma, hier
kwam echter niets uit. Wel zijn na het
artikel vorig jaar in het Tijdschrift vier
positieve bedrijven gevonden."

Maria Morselt is praktiserend dieren-
arts te Enschede.

-ocr page 378-

Elke melkveehouder zou eigenlijk
een bedrijfsbehandelplan voor
mastitis moeten hebben, vinden de
Vakgroep Gezondheidszorg Her-
kauwer van de Groep Geneeskunde
Landbouwhuisdieren en het
ugcn.
Samen met een aantal farmaceu-
tische bedrijven starten ze de
campagne Mastitis in Vizier.
Praktiserende dierenartsen vormen
de sleutel tot succes.

Op dit moment heeft zo\'n 30 procent
van de melkveehouders een bedrijfs-
behandelplan (
bbp). "In 2004 lag dit
percentage nog op 6 procent," vertelt
Theo Lam, projectleider van het
ugcn
en initiatiefnemer van de campagne
Mastitis in Vizier, "terwijl verreweg de
meeste melkveehouders toen wel
aangaven dat het zinvol zou zijn om er
één op te stellen. Het percentage nu is
een aanmerkelijke verbetering, maar
we willen meer" Uit de enquête bleek
bovendien dat van de veehouders die
een
bbp hebben, het plan in ongeveer
de helft van de gevallen langer dan een
jaar geleden was besproken. "Ons
advies is jaarlijks \'updaten\' en aanpas-
sen aan mogelijk gewijzigde bedrijfs-
omstandigheden en nieuwe kennis en
producten", licht Lam toe. Het doel van
de campagne: "We willen alle melkvee-
houders aan een actueel bedrijfsspeci-
fiek behandelplan helpen."

bbp mastitis en bbp overige

aandoeningen

Het bbp bestaat uit twee delen: een bbp
speciaal voor uiergezondheid,
opgemaakt als geplastificeerde kaart
voor in de melkput of medicijnkast,
en een
bbp voor de overige aandoe-
ningen (een voorbeeld is te vinden op
www.ugcn.nl).

Op de geplastificeerde kaart wordt
aangegeven hoe khnische mastitis-
gevallen het best kunnen worden
behandeld. Die kaart komt te hangen
in de melkput, waar de mastitis
immers wordt ontdekt en waar de
veehouder beslist hoe hij de verschil-
lende vormen van mastitis gaat behan-
delen. De milde mastitis, de zieke koe
met mastitis en de ernstig zieke koe
met mastitis vragen allemaal een
andere behandeling.

Voor andere aandoeningen, waar
niet ter plekke over hoeft te worden
besloten, is het mogelijk een formulier
in te vullen dat bijvoorbeeld in de
bedrijfsmap kan. Voor gevallen van
subklinische mastitis, kreupelheid of
andere aandoeningen, kan bijvoor-
beeld ook tijdens de koffie even de
benodigde informatie worden
opgezocht. Maar klinische mastitis,
dat wil je meten, weten en dan het
liefst zo snel mogelijk aanpakken.
Vandaar de geplastificeerde kaart.

Kennis over voorkomende bacteriën
op het bedrijf, gevoeligheidspatronen,
bedrijfssituatie, beschikbare middelen,
wensen van de veehouder enzovoorts,
leiden tot een optimaal
bbp. De dieren-
arts, met kennis op het gebied van
dierziekten en medicijnen, en van de
betreffende bedrijven, is dé deskundige
die een dergelijk advies kan geven.

meer genezing en

verantwoord gebruik

Op 5 maart jongstleden trapte ugcn
samen met haar partners (zie kader)
de campagne af. Melkveehouders en
dierenartsen worden gestimuleerd een
bedrijfsbehandelplan op te stellen
voor mastitis. Een goed
bbp verhoogt
de kans op genezing van klinische en
subklinische mastitis en stimuleert
het verantwoord gebruik van antibio-
tica. Dat is een goede zaak vinden
lto.
Ministerie van lnv, zuivel en ggl.
Vakgroep Gezondheidszorg Herkau-
wer. "We hebben als melkveehouderij
een goede naam als het gaat om
antibioticagebruik. Dat moeten we
vooral zo houden." Tijdens de aftrap
werd een forumdiscussie gehouden
waarbij dit onderwerp uitgebreid aan
de orde kwam.

Elke melkveehouder een specifiek
bedrijfsbehandelplan

Leon Arnts, coördinator antibio-
ticaresistentie van het ministerie van
lnv, gaf aan dat het bbp een bewust-
wordingsproces in gang zet. "We
hopen dat het leidt tot een selectief
gebruik van antibiotica en dus een
verminderde druk op het ontstaan van
resistentie."

Edwin Visser, dierenarts en voorzit-
ter van de Vakgroep Gezondheidszorg
Herkauwer van de
ggl maakte wel de
kanttekening dat dierenartsen voor-
schrijven, maar niet verantwoordelijk
zijn voor het daadwerkelijke antibioti-
cagebruik. "We staan niet naast de koe
te kijken of het goed gaat. Maar het
voorschrijven brengt zeker wel
verplichtingen mee: er hoort voorlich-
ting bij." Hij noemde het voorbeeld van
een veehouder die de halve dosering
toepast en dat twee keer zo lang

-ocr page 379-

toedient. "Ik ben niet verantwoordelijk
voor wat zo\'n veehouder met mijn
recept doet. Een goede therapie-
evaluatie hoort er echter wel bij en dan
kom je die dingen meestal weer op het
spoor Het blijft echter de verantwoor-
delijkheid van de veehouder" Antibio-
tica zijn een zegen, ondanks de
mrs a-problematiek, vindt Visser "Een
goed
b b p is een goede manier van
preventie van uiergezondheidsproble-
men en kan helpen bij het voorkomen
van resistentieproblemen."

wat is restrictief?

De door de overheid genoemde term
\'restrictief beleid\' vroeg nog wel om
enige tekst en uitleg. Arnts: "De
insteek is toch om het gebruik van
antibiotica steeds meer te gaan
beperken." Melkveehouder Toon van
Hoof,
lto portefeuillehouder dierge-
zondheid vertaalde \'restrictief\' vooral
naar meer transparant en verant-
woord inzetten. "We weten onvol-
doende over de manier waarop
antibiotica worden ingezet. Als je
antibiotica op een goede manier inzet,
kan het weieens beter zijn soms wat
meer te gebruiken." Arnts signaleerde
dat de groei van de melkveehouderij
wel risico\'s inhoudt. "De stallen zijn
overvol, er zijn meer problemen en er
is meer antibioticagebruik, terwijl er
aan de huisvesting nog wel wat valt te
verbeteren." Preventief werken zorgt
voor minder gebruik van antibiotica.
"Er mag niet teveel resistentie
ontstaan zodat we genoeg goede
antibiotica overhouden." Visser noemt
naast beperkend een andere \'vertaling\'
van het woord restrictief. "Een
voorbehoud bevattend, zo staat in de
dikke Van Dale. Dat lijkt mij de beste
optie."

Van Hoof vertelde zelf op zijn
bedrijf alle koeien met antibiotica
droog te zetten. "Zo starten ze de
lactatie goed. Ik behandel liever in de
droogstand dan in de lactatie." Toch
ziet hij wel een keer een eind komen
aan het standaard gebruik van
antibiotica bij het droogzetten. "Maar
wat zijn de alternatieven? Die hebben

mastitis in vizier

De campagne Mastitis in Vizier is
een initiatief van ugcn, samen
met Bayer, Boehringer Ingelheim,
Elanco, ggl Vakgroep Gezond-
heidszorg Herkauwer, Intervet
Schering Plough en Virbac. Deze
partijen onderschrijven geza-
menlijk het belang van verstan-
dig omgaan met diergeneesmid-
delen en het terugdringen van
mastitis in Nederland. Het voeren
van een bedrijfsbehandelplan
helpt hierbij.

we niet zo één-twee-drie."

Jan Willem Straatsma van Fries-
landCampina ziet vooral in samen-
werking resultaat. "We hebben dat
ook gemerkt bij de aanpak van paratbc
en Salmonella. Zo werken we samen
steeds verder aan toegevoegde waarde
voor de melkveehouderij." En daarbij
wilde hij verder kijken dan alleen een
bedrijfsbehandelplan "Ik denk aan een
compleet bedrijfsgezondheidsplan."

selectief behandelen

Hoogleraar epidemiologie aan het
Schotse onderzoeksinstituut Moredun
Ruth Zadoks pleitte voor een selectie-
ver gebruik van antibiotica bij
mastitis. "Neem een weloverwogen
beslissing wanneer je een koe behan-
delt. En wanneer je haar behandelt,
doe het dan ook goed en fors. Liever
vijf dan twee dagen, maar altijd
volgens de bijsluitertekst. Dat bete-
kent in zo\'n geval dus meer antibioti-
cagebruik, maar de kans van slagen is
ook groter Wanneer zo\'n koe niet
geneest, kan ze ook weg. Voor een
andere koe kan het weggegooid geld
zijn haar te behandelen, doe het dan
ook niet en voer haar meteen af. En
zorg daarbij ook weer dat er meer
nadruk komt te liggen op preventie."

antibiotica met betere

kinetische eigenschappen

Al twintig jaar zijn er geen nieuwe
antibioticumklassen meer ontdekt en
er zit ook niets meer in de pijplijn.

aldus prof. Johanna Fink-Gremmels
van de Universiteit Utrecht. "Resisten-
tie is daarom een probleem waar
zowel de humane- als de diergenees-
kunde bang voor zijn." Ze denkt wel
dat de eigenschappen van antibiotica
verder zullen worden verbeterd. "Er
wordt gewerkt aan bijzondere
kinetische eigenschappen zodat de
antibiotica in weefsels komen waar ze
anders niet zouden komen. Bovendien
wordt de halfwaardetijd langer
Binnenkort komen de eerste produc-
ten op de markt die daardoor meer
effectief zullen werken."

wat kan de dierenarts doen?

De dierenarts is hét aanspreekpunt
voor melkveehouders die een bedrijfs-
behandelplan (
bbp) (willen) hebben.
Via de campagne Mastitis in Vizier
hebben alle melkveehouders in
Nederland een kaart gekregen waarop
ze kunnen invullen of ze een
bbp
hebben en zo ja, wanneer deze voor
het laatst ge-\'update\' is. Ook staat erop
waarmee ze mastitis behandelen. Deze
kaart leveren de melkveehouders in
bij hun dierenarts, die de eerste 15
procent van de inzenders beloont met
een door
ugcn beschikbaar gestelde
snelle digitale thermometer Daar-
naast maken melkveehouders (en
dierenartsen) kans op leuke prijzen.
Waar het natuurlijk om gaat, is dat
melkveehouder en dierenarts door
deze kaart met elkaar in gesprek
komen over een bedrijfsspecifiek
bbp.
Samen kunnen ze de behandeling van
de verschillende vormen van mastitis
doornemen en de best mogelijke
therapie afspreken. Therapie-evaluatie
en jaarlijks het
bbp nog eens tegen het
licht houden, zijn de logische ver-
volgstappen. Ook het management
rondom het droogzetten kan tijdens
de bezoeken ter sprake komen. Het
doel is succesvoller te behandelen,
antibiotica adequaat in te zetten en de
uiergezondheid op het bedrijf verder
te verbeteren.

Dierenartsen die willen meedoen,
kunnen meer informatie vinden op de
website: www.hoemelkjij.nl.

-ocr page 380-

Monique Megens

Binnen de discipline neurologie is
steeds meer mogelijk. Waar voor-
heen bij neurologische aandoenin-
gen euthanasie vaak de enige optie
was, worden katten nu bijvoorbeeld
succesvol geopereerd aan een
meningioom. Prof. dr. Luc van Ham,
dipl. ECVN (European College of
Veterinary Neurology) komt in mei
naar Utrecht voor de lezing \'Neuro-
logie bij de kat\'. Tijdens deze lezing
zullen ondermeer de verschillende
diagnostische en therapeutische
mogelijkheden van de diverse
neurologische onderwerpen bij de
kat worden besproken.

Prof. dr Luc van Ham is de voorzitter
van de vakgroep Geneeskunde en
khnische biologie van de kleine
huisdieren aan de faculteit Dier-
geneeskunde te Gent (België) en is

Een ct-scan toont meningioma bij een kat.

Europees specialist Neurologie. In een
vijf uur durende lezing zal hij de
aandoeningen van de hersenen, het
ruggenmerg en de neuromusculaire
aandoeningen bij de kat behandelen.
Er zullen tevens enkele bijzondere
neurologische aandoeningen aan bod
komen.

De cursus is bedoeld voor alle
dierenartsen die katten behandelen.
Het niveau is dat van de gemiddelde
gezelschapsdierenarts (niveau 2).

PEGD lezing: \'Neurologie bij de kat\'

LEZING

De lezing vindt plaats op woensdag 27
mei 2009 op het departement Genees-
kunde van gezelschapsdieren te
Utrecht, van 14.00 uur tot 20.00 uur.
De kosten bedragen r5o euro inclusief
buffet met luxe broodjes en soep. Voor
meer informatie en/of inschrijven,
kijk op www.pegd.nl.

De organisatie bedankt de Strate-
gische Partners van
pegd: Intervet
Schering-Plough Animal Health, A.
Menarini Diagnostics, Royal Canin en
Proteq Dier & Zorg.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het Departement Genees-
kunde Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht.

De functie

Virbac brengt in Nederland een breed assortiment
producten op de markt, onder andere voor
landbouwhuisdieren, paarden en gezelschapsdieren.
De marketing activiteiten van de productgroepen
worden aangestuurd door de Product Manager. De
vacature heeft betrekking op producten voor
gezelschapsdieren en eventueel paarden. U werkt in
een team van in totaal 3 Product Managers en de
Marketing Services Manager. U rapporteert aan de
commercieel directeur.

Uw profïet

U hebt diergeneeskunde gestudeerd of een andere
universitaire of HBO opleiding met voldoende
raakvlakken met dieren of geneeskunde. Werkervaring
in een commerciële of markedngfunctie of een
marketing opleiding is een voordeel. Uw deskundig-
heid is op het gebied van gezelschapsdieren en/of
paarden. Beheersing van de Engelse taal in woord en
geschrift is voor deze functie noodzakelijk. U bent een
initiatiefrijke persoonlijkheid die gewend is in
teamverband te werken en die graag de handen uit de
mouwen steekt. Een sterke commerciële en
resultaatgerichte instelling is beslist noodzakelijk. Het
continu innoverende karakter van het productassorti-
ment geeft de ruimte om volop uw talenten te
benutten. U bent woonachtig binnen een redelijke
afstand van Barneveld of bereid zich in die omgeving
te vestigen.

\\/irt>cic

■ ife«

Virbac biedt:

Een veelzijdige functie die zowel commercieel als
technisch op de praktijk gericht is. U maakt deel uit
van een slagvaardig bedrijf dat sneller groeit dan de
markt.

De arbeidsvoorwaarden zijn in overeenstemming met
de aard van de functie.

Bent u die manager?

Schrijf dan een korte brief met CV onder vermelding
van "vacature Product Manager" aan:

Virbac Nederiand BV
t.a.v. dhr. A. Vroege
Postbus
313
3770
AH Barneveld

E-mailen kan ook: albert.vroege@virbac.nl.

Voor nadere informatie over deze functie kunt u
contact opnemen met de heer A. Vroege RM,
Commercieel Directeur, telefoon 0342 - 427 127.

Virbac is een internationale farmaceutische onderneming, gericht op het ontwikl(elen, produceren en op de
markt brengen van innovatieve diergeneesmiddelen en veterinaire gezondheidsproducten. In NedeHand is de
organisatie gevestigd in Barneveld. Op dit moment is er binnen ons marketin^eam een vacature voor de positie
van een fulltime

Product Manager m/^

Sollicitades zullen vertrouwelijk worden behandeld.

Meer informatie over Virbac is te vinden op onze sites:
www.vlrbac.nl en www.virbac.com

-ocr page 381-

Intervisiegroep paard
midden/zuid/west

slachtregels; morgen gaan de nieuwe
regels in: waar gaat het over en wat is
de rol van de dierenarts?\' De spreekster
over dit onderwerp is Marianne Sloet
van Oldruitenborgh-Oosterbaan. Verder
zal Arno Werners een inleiding houden
over het onderwerp \'Antibioticum-
beleid: hoe gaan we de leidraad in de
praktijk toepassen? Welke combinaties
kunnen wel, welke kun je maar één
keer toepassen? Tips en tricks.\'

De intervisieavond begint om
20.00 uur en wordt gehouden aan de
faculteit Diergeneeskunde, Colloqui-
um hoofdafdeling Paard, Yalelaan 114.

Het onderwerp voor de volgende
avond op 13 oktober 2009 (ook om
20.00 uur) is nog niet bekend. Dit
wordt later ingevuld in verband met
de actualiteit en/of wensen van de
deelnemers

Comélie Westermam, Joris Theeuwes,
Tobias van der Vlerk

Vorig jaar hebben we twee zeer
interessante bijeenkomsten gehad
over hoefbevangenheid, röntgen-
beoordeling, ziektes bij veulens en
problemen met de vruchtbaarheid
bij merries, dit gaan we dit jaar
doorzetten. Alle paardendieren-
artsen uit Midden-, Zuid-, en
West-Nederland zijn welkom om
mee te luisteren en te discussiëren
over een nieuwe serie onderwerpen.

onderwerpen

De eerste avond was op 7 april
jongstleden.

Op 30 juni 2009 is het onderwerp:
\'Invoering nieuwe paspoortregels/

Uitstekende effectiviteit, zonder adjuvans, óól( voor FeLV!

betaling

Vorig jaar hebben deelnemende
dierenartspraktijken 70 euro betaald
per afgevaardigde, voor drie avonden,
er zijn toen maar twee avonden
gehouden, daarom hoeven deze
praktijken dit jaar slechts 50 euro te
betalen voor drie avonden. Nieuw
deelnemende praktijken betalen
70 euro per afgevaardigde. Een
praktijk mag iedere avond een andere
afgevaardigde sturen.

Mensen die de kosten van deze
intervisie niet kunnen aftrekken van
de belasting, betalen 35 euro net als
sio\'s. Laatstejaars coschappers paard
kunnen gratis deelnemen.

U kunt zich opgeven bij: Douwe.
de_Boer(aalk.Boehringer-Ingelheim.
com. Gelieve het betreffende bedrag
voor 7 april 2009 over te maken naar:
rekeningnummer 54.77.17.970 ten
name van J.J.A. Theeuwes te Drunen
onder vermelding van praktijknaam
en/of deelnemende dierenarts.

Cornélie Westermann, Joris Theeuwes,
Tobias van der Vlerk zijn de organi-
satoren van de intervisiegroep paard
midden/zuid/west.

m FHV fll. 4MHit Mm ükhm iM,9ni«i lOMMfl KI

*rtim hwiwuMW rhmoKhnth tn rnmnStm^ Umuh» »fnf^im«,, 1,9«, intet« iWWutalwBWrtminilHta?

w kh(wd,( «mptómw w «f«(», ifS« uiteti« flw ^

M I-W,«««

MdrlNfifjnnllMtai ■ »ohrtr^.itaw« 1 w fc lM«B«aMö* n« A (w»i{««iwn. dunu rtnw w. i
nut £on,pofl««,n, m Hb 5 nw d« tartwwpww (ompwwit. taatrt-Mkitk,:«« gtMAra W) dndnigt di«fw w Mi-.,
)( Mtw tn inonu, hyiMttlwnrM (9<WacnliA gtdumdt 1 of: da^l, n. m

,U<ht bttimMnql. UntflHtl*: UDD Nana

10,1991 K Wwnxoti. hrtlJOlW . Gtrtï»-! W

-ocr page 382-

EUROPEAN VETERINARY CONFERENC

VOORJAARSDAGEN 2009 Amsterdam 23-25 apr

WWW. VOO R J A A R S DAG E N. E U

Ter ere van de

opening van de nieuwe industrievloer

nodigt de Voorjaarsdagencommissie, mede namens liaar trouwe sponsoren,

U allen uit voor het beleven van de

Voorjaarsdagen 2009

op vrijdag 24 april

14:00-19:00 uur in de RAI te Amsterdam
De toegang tot de industrievloer is geheel gratis

Wel dient u zicht te identificeren aan de registratiebalie en verzoeken wij u een aantal
vragen te beantwoorden ter verbetering van het congres.
Let op: de gratis toegang geldt niet voor de lezingen.

We hooen u te moaen verwelkomen in Amsterdam!

-ocr page 383-

Nieuw voerconcept voor
vleesvarkens

Met de ontwikkeling van de nieuwe
voeders Vitamax Start en Vitamax
Continue door Boerenbond Deurne, is
het mogelijk de jeugdgroei en maxi-
male vleesaanzet van vleesvarkens
verder te optimaliseren. Praktijktesten
tonen aan dat een jeugdgroei van ruim
900 gram per dag goed haalbaar is. In
de Vitamax-voeders is een belangrijke
rol weggelegd voor een hogere
maagdarmgezondheid. Dit wordt
gerealiseerd door een grove maling
met Flexstructuurmolens en thermi-
sche ontsluiting van de biggen- en
varkensvoeders, waardoor een
optimale nutriëntenvertering wordt
bereikt. Door extra toevoeging van
hoogwaardige vitamines en specifieke
voedingszuurcombinaties blijft de
vitaliteit en diergezondheid goed. De
gehele Vitamax-voederreeks voldoet
aan de wettelijke normen wat betreft
kopergehalte en is dan ook zeer goed
inzetbaar bij tweefasen-voeder-
systemen.

rmichels@boerenbond-deurne.nl

Absorptieproblemen na
diarree

Ceva Santé Animale introduceert
Diarsanyl® Plus, een orale pasta met
als hoofdbestanddeel montmorilloniet
(bekend van Diarsanyl®). Dit geeft
bescherming van de darmwand en een
verbetering van de intestinale
absorptie. Door het toevoegen van
prebiotica (fructo-oligosacchariden,
Fos) wordt het natuurlijke evenwicht
van de darmflora hersteld. Prebiotica
dienen als natuurlijk substraat voor de
gewenste bacteriën die aanwezig zijn
in het spijsverteringsstelsel. Boven-
dien ontstaat er een toename van
vluchtige vetzuren, die een
ph-daling
veroorzaken in de darm, waardoor de
pathogene darmbacteriën worden
teruggedrongen. Dextrose en elektro-
lyten maken de samenstelling
compleet voor een goede behandeling
van gastro-intestinale absorptie-
problemen.

Diarsanyl® Plus orale pasta wordt
geleverd in een nieuwe en praktische
doseerspuit, in verpakkingen van ro
en 24 milliliter voor hond en kat en
van 60 milliliter voor kalf en veulen.

info@ceva.nl

t

Electronisch Patiënten-
Dossier voor dieren

brammine

ts 13-08-10»,
C Teof
~ <3~t»rlll
..,r<l
M Wit
g OOCBoven-Voluw. >
tt T.1:03837M201

V Wh«. Swiu Sh«>h,ro Dog

Ch/p nr.:12MSe7S9012345

DierGezondheidsCentrum Boven-
Veluwe en IT bedrijf Innovadis hebben
een electronisch patiëntendossier
(epd) voor dieren op de markt ge-
bracht onder de naam De Dierpas.
Deze is bedoeld voor dierenartsen-
praktijken en huisdierenbezitters. De
Dierpas bestaat uit een pas van
creditcardformaat en een hieraan
gekoppelde internetsite. De pas kan
worden bedrukt met informatie van
de dierenartsenpraktijk en het
huisdier Met behulp van de gekop-
pelde internetsite kan een medisch
dossier van een huisdier worden
opgebouwd en geraadpleegd.

De Dierpas is bij iedere aangesloten
dierenartsenpraktijk, dus ook in de
weekenddienst, af te lezen met een
\'reader\', waardoor het medische
dossier op het computerscherm
verschijnt. Na elk consult worden de
bevindingen ingevoerd en automa-
tisch doorgezet naar de database van
de Dierpas. Een huisdierenbezitter kan
thuis nog eens rustig nalezen wat de
dierenarts allemaal heeft onderzocht
en waaruit het behandelplan bestaat.
Het
epd levert voor dierenarts,
assistent en eigenaar veel veiligheid,
werkgemak en tijdsbesparing op.
www.dierpas.nl

Fidavet®

Janssen ah introduceert Fidavet®, een
nieuwe lijn van vrij verkrijgbare
producten, die uitsluitend op advies
van de dierenarts worden geleverd. De
eerste producten uit deze innovatieve
lijn zijn Cavalesse® en Cavalesse®
Topical. Deze helpen om de huid
gezond en in conditie te houden bij
paarden die gevoelig zijn voor
huidallergieën in de zomer, zoals
staart- en maneneczeem veroorzaakt
door reacties op Cuhcoides-muggen-
beten. Cavalesse® is een natuurlijk
voedingssupplement dat in water
oplosbare vitaminen en mineralen
bevat, waaronder nicotinamide, en
wordt dagelijks toegediend over voer
of een traktatie. Het helpt om de huid
van paarden gezond te houden door
vermindering van de histamineafgifte,
de overmatige immuunrespons en de
anti-inflammatoire reacties in de huid
en door onderdrukking van door
antigenen veroorzaakte transformatie.

Cavalesse® Topical is een huidver-
zorgingsgel die op de huid kan worden
aangebracht om de natuurlijke
immuniteit van buitenaf te helpen
ondersteunen.

jahbnl@janbe.jnj.com

-ocr page 384-

Als oudste de jongste zijn!

In 2012 bestaat de knmvd 150 jaar, we zijn een vereniging met een lange historie.
Een vereniging met een onderverdeling in afdelingen, regio\'s, groepen en
commissies. En één van de allerjongste onderdelen is de Commissie Senioren, een
nieuw fenomeen met een viertal projecten voor seniordierenartsen: veterinaire
informatie, reizen, een vacaturebank en aandacht voor het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.
Wat aan deze projecten gedaan wordt, is te zien op de website
www.knmvd.nl/senioren; de doelgroep wordt ook per post geïnformeerd. Deze
opzet is uniek voor een beroepsorganisatie.

Ook buiten de knmvd zijn er bijzondere prestaties te melden van senior-
dierenartsen. Voorbeelden: het Nationaal Veeteelt Museum in Beers, en de
boeken
Strenge wetenschappelijkheid en practische zin. Een eeuw Nederlands centraal
veterinair instituut 1904-2004,
en Tussen boer en burger van het Veterinair Histo-
risch Genootschap.

Met andere woorden: ook senioren zoeken een gepaste uitdaging.
Via de speciale seniordierenarts-vacaturesite - www.knmvd.nl/senioren/
sr-vacaturebank - kunnen instellingen die met dieren te maken hebben, een
verzoek plaatsen voor een specifieke klus voor senioren, want ervaring en tijd
zijn in deze doelgroep in allerlei soorten en maten voorhanden!

Ook binnen de knmvd zijn senioren inzetbaar Vanuit de Commissie Senioren
hebben we twee van hen gevraagd zich kandidaat te stellen voor de nieuwe
Ledenraad; vanuit hun specifieke kennis en ervaring kunnen ze bijdragen aan een
goed functionerende
knmvd. Er is nog veel meer potentie in deze club van actieve
senioren aanwezig en zij zijn graag bereid tot medewerking bij andere activiteiten.

Frans X. Cremers, voorzitter Commissie Senioren

Verkiezingen Ledenraad 2009

In de komende pagina\'s vindt u een overzicht van de kandidaten voor de Ledenraad van de knmvd. Tussen maan
dag 27 april en vrijdag 8 mei tot 12.00 uur kunnen de leden digitaal of analoog hun stem uitbrengen. Op 8 mei
aanstaande wordt de uitslag bekendgemaakt. We roepen u allen op om te stemmen.

Mijn naam is Bernadette Austie,
dierenarts, werkzaam bij Dierenart-
senpraktijk Tubbergen. Mijn hoofd-
taak bestaat uit het begeleiden van
melkveebedrijven.

Toen afgelopen winter de aankondi-
ging van de
knmvd verscheen waarin
werd gevraagd om kandidaten voor de
ledenraad, dacht ik meteen: dat lijkt me
leuk. Nu ik een jaar uit het
vgh-bestuur
ben (voorheen de Groep Rund), gaat het
toch weer kriebelen en wil ik graag
weer dichter bij de bron zitten. Bestuur-
lijk ben ik ongeveer twintig jaar
geleden begonnen binnen de afdeling
Overijssel van de
knmvd. Daarna
volgde de Groep Rund met speciale
betrokkenheid bij de commissie Ethiek.
Ook heb ik zitting in de ledenraad van

Bernadette Austie

de auv en ben ik plaatsvervangend lid
van het Veterinair Tuchtcollege. Ik ben
er vast van overtuigd dat er van het
bestuurlijke werk een grote wisselwer-
king uitgaat. Van de ene kant wordt je
er wijzer van, als dierenarts en als mens.
En van de andere kant is het belangrijk
dat met name de controle op het beleid
van de
knmvd gebeurt door practici die
weten wat zich in het veld afspeelt. Tot
heil van mens en dier!

-ocr page 385-

E.G. van Bruinessen-
Kapsenberg

Elmar Bottermanne

Siert-Jan Boersema

Als jonge gedreven rundveepracticus
en onderzoeker stel ik mij kandidaat
voor de Ledenraad van de
knmvd.
Goed luisteren naar geluiden uit onze
beroepsgroep, sector en maatschappij
en hiermee iets doen, vind ik belang-
rijk. Binnen onze praktijk wordt druk
gewerkt aan het actualiseren van het
marketingplan. Wij vinden dat we
enkel goede diensten kunnen leveren
als we de behoeften van onze klanten
kennen. Samenwerking met andere
sectorpartijen op basis van wederzijds
vertrouwen zorgt voor een eenduidig
advies. Dat is iets waar de klant mee
gebaat is, maar ook wij: samen beter!
Wat mij betreft, geldt dit ook voor de
knmvd. Belangrijke punten voor mij
zijn: weten wat er leeft onder dieren-
artsen en in de sector en de maat-
schappij, en samenwerking met
andere belangenpartijen om te komen
tot een heldere visie en beleidvoering.
Dit alles dient ertoe onze beroeps-
groep te laten zien dat onze belangen
zo goed mogelijk worden behartigd en
rust en vertrouwen uit te stralen naar
de sector en de maatschappij. De
Ledenraad is een mooi middel om
hieraan bij te dragen.

Ik hoop dat ik de kans krijg een
positieve bijdrage te leveren aan een
nog beter gecoördineerde en functio-
nerende vereniging.

Eigenlijk is het heel simpel: iedere
dierenarts hecht waarde aan een
krachtige en gezonde beroepsgroep.
Ook ik. Teveel dierenartsen proberen
op dat vlak nog op eigen houtje steeds
opnieuw het wiel uit te vinden. Steeds
vaker zie ik echter samenwerkingsver-
banden ontstaan, waarin men probeert
de diergeneeskunde in het algemeen
naar een hoger plan te trekken.

Ik geloof heilig in het groepsproces:
samenwerken, naar elkaar luisteren,
samen ideeën delen en tot nieuwe
inzichten komen, creatief en \'out of the
box\' denken. Er is meer mogelijk dan
men op voorhand misschien zou
denken. De ledenraad is meer dan
toezichthouder. Het is ook een \'spar-
ringpartner\', een denktank, een
ideeëngenerator en een (mede)
beleidsbepaler

Met de ervaring die ik heb opge-
daan in de praktijk en de industrie, wil
ik actief een bijdrage leveren aan het
bovengenoemde groepsproces. Ik zie
dat de medewerkers van de
knmvd
enorm hard werken om de belangen
van de beroepsgroep te behartigen.
Juist in deze roerige tijden wil ik daar
deel van uitmaken. Ook u kunt deel
uitmaken van dat groepsproces. Hoe?
Door (op mij) te stemmen voor de
ledenraad. Hoe meer er gestemd wordt
hoe groter het draagvlak. Want samen
kunnen we meer bereiken!

Het moment is er weer dat ik de keus
moet maken of ik me herkiesbaar stel
voor de Ledenraad. Na een paar jaar
namens Regio Zuid naar Houten te
zijn gereden voor de vergaderingen en
wat extra bijeenkomsten heb ik daar
toch weer "ja" tegen gezegd. Het is
natuurlijk goed om een steentje bij te
dragen aan onze
knmvd: je komt dan
opnieuw van heel dichtbij te weten
hoe veel en hard er achter de scher-
men wordt gewerkt. Sinds de \'kante-
ling\' is het hard werken om in de vaart
van alle veranderingen de
knmvd ook
werkelijk de voordelen hiervan te
laten ondervinden. De professionalise-
ring van ons bureau en de grote
variatie aan onderwerpen geven het
bestuur handen vol werk. Het belang
van de Ledenraad is dan ook duidelijk.
Op afstand kijken of datgene wat we
met zijn allen afspreken en beloven
ook uitvoerbaar en betaalbaar is, en of
het daadwerkelijk wordt uitgevoerd, is
een serieuze taak. Na de eerste vier jaar
begin ik me er nu een beetje in \'thuis\'
te voelen, want ook al ben je zo\'n zes
tot acht keer per jaar in Houten, het
duurt wel even voor je er echt een
beetje inzit.

-ocr page 386-

Laat ik me even voorstellen: Sophie
Deleu, afgestudeerd in
iggi, en na wat
omzwervingen terechtgekomen bij het
rivm, in de functie van adviseur
accountmanagement bij de sector
Voeding, Geneesmiddelen en Consu-
mentenveiligheid. Ik ben bijna tien
jaar werkzaam geweest voor de
knmvd
als stafmedewerker communicatie.
Als je op verschillende niveaus
werkzaam bent bij een grote organisa-
tie zoals het
rivm, ervaar je hoe groot
de uitdaging is om daadwerkelijk iets
te verbeteren of te veranderen. Het
(laten) nemen van beslissingen is in
zo\'n setting ontzettend ingewikkeld.
Het is dus belangrijk de besluitvor-
ming goed te organiseren, inclusief de
betrokkenheid van de medewerkers.

Dat is bij de knmvd niet anders. Ook
het bestuur van de
knmvd moet beslis-
singen nemen, standpunten innemen,
ruimte laten voor nadere uitwerking,
leden boeien met inhoud en binden
met belangenbehartiging, visie tonen,
kortom beurtelings begripvol luiste-
ren en daadkrachtig optreden. Warme
belangstelling en betrokkenheid van de
leden zijn essentieel om te voorkómen
dat plannenmakerij los komt te staan
van de realiteit.

Ik denk door mijn bijzondere
ervaring een goede bijdrage te kunnen
leveren aan deze processen. Bovendien
draag ik de vereniging nog steeds een
warm hart toe... Ik hoop van harte dat
ik mee mag denken!

Sophie Deleu

Sinds mijn afstuderen in 1994 werk ik
als gezelschapsdierenpracticus. De
laatste elf jaar samen met mijn man in
onze eigen kliniek in Zevenaar Het
werk in de praktijk kan ik zo organise-
ren dat ik daarnaast nog werkzaam
kan zijn in het onderwijs. Ik houd me
bezig met het ontwikkelen en geven
van onderwijs en cursussen. Daar-
naast ben ik sinds vorig jaar ook
gecertificeerd examinator en neem
examens af in verschillende beroeps-
opleidingen. In mijn vrije tijd bekleed
ik een aantal bestuursfuncties van
onder andere de sportvereniging en de
ouderraad van de school van onze drie
zoons.

Hoewel mijn tijd dus beperkt is,
vind ik het belangrijk dat er juist
mensen in de Ledenraad plaatsnemen
die midden in de praktijk staan en
weten wat daar speelt. De Ledenraad
wordt op die manier een goede
afspiegeling van de beroepsgroep.
Hierdoor kunnen de leden van de raad
ervoor zorgen dat er goed toezicht is
op het realiseren van de doelen van de
knmvd voor de verschillende groepen.
Daar wil ik graag tijd voor vrij maken.

Henriëtte van Grinsven Luc Hoornick

Mijn naam is Luc Hoornick. Ik ben 43
jaar en ben sinds mijn afstuderen in
1996 werkzaam als dierenarts land-
bouwhuisdieren in het oosten van het
land. Aanvankelijk beperkten mijn
activiteiten binnen de
knmvd zich tot
het betalen van het lidmaatschap, het
lezen van het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde en
het bezoeken van de
jaarlijkse sportdag. Sinds een jaar of
drie is mijn betrokkenheid echter
vergroot door het bekleden van een
aantal kleinere bestuurs- en commis-
siefuncties. Vanuit deze functies heb
ik onder andere de discussies rondom
depom/non pom-regeling van
dichterbij gevolgd. Hierdoor is het mij
nog duidelijker geworden hoe
essentieel een goede belangenbeharti-
ging door een sterke beroepsorganisa-
tie is. Na een korte periode zitting te
hebben gehad in de raad van toezicht
stel ik mij nu beschikbaar voor de
Ledenraad, om vanuit een positieve
houding het beleid van het bestuur
van onze vereniging kritisch tegen het
hcht te houden.

-ocr page 387-

Mijn kennis en ervaring binnen
vrijwel alle facetten van ons vakge-
bied, naast leidinggevende en \'audit\'-
capaciteiten, wil ik graag inzetten om
in de komende jaren mede sturing te
geven aan het strategisch beleid van
het bestuur van de
knmvd en de
controle op de uitvoering daarvan.

Na mijn afstuderen in 1969 was ik
twee jaar werkzaam als dierenarts op
de universiteit. Na vijftien jaar
ervaring te hebben opgedaan als
kleine huisdierenpracticus in Nieuwe-
gein stapte ik over naar de
rvv, later
vwa, als keuringsdierenarts, districts-
hoofd en plaatsvervangend kringdi-
recteur in de regio Noord. Ik was
betrokken bij opleidingsactiviteiten
voor keurmeesters en dierenartsen, bij
\'assessments\' en aannamebeleid.
Vanuit deze functie was ik ook
betrokken bij werk en inzet van
practitioners. De laatste vier jaar van
mijn loopbaan bij de
vwa werkte ik
als hoofd van de Centrale Interne
Audit-afdeling op de hoofdvestiging in
Den Haag.

Gedurende mijn Utrechtse prak-
tijkjaren was ik betrokken bij de
knmvd als lid van de tarievencommis-
sie en als deelnemer aan ad hoe
projecten en commissies. Binnen de
nieuw te vormen Ledenraad zal het
voor mij een belangrijk aandachts-
punt zijn stem te geven aan de groep
seniordierenartsen en de grote bron
van kennis en ervaring die daarbinnen
aanwezig is, te benutten.

Theo Lam

Titia IJzerman

Leo van Leengoed

Na een actieve bestuurlijke periode
binnen de
knmvd (onder andere voor
de groep rund en het algemeen
bestuur) heb ik mij de afgelopen jaren
geconcentreerd op mijn werk in de
praktijk en later op mijn functie als
manager onderzoek en innovatie bij
gd. Ik ben nu echter opnieuw actief
geworden binnen de
knmvd, maar
dan in een rol als toezichthouder en
adviseur In de Ledenraad denk ik de
ervaring die ik heb opgedaan door
mijn werkzaamheden als dierenarts in
wetenschap, praktijk en bedrijfsleven
en in verschillende bestuursfuncties
binnen en buiten de diergeneeskunde,
goed te kunnen inzetten. Behalve bij
de
knmvd heb ik bestuurlijke ervaring
opgedaan in diverse organisaties
binnen de faculteit Diergeneeskunde
en nationale en internationale
rundveeorganisaties. Als een van de
mensen die destijds direct betrokken
was bij de \'kanteling\' van de
knmvd,
ken ik de bestuurlijke organisatie van
onze beroepsvereniging van binnen-
uit. Mede vanuit die achtergrond wil
ik graag een bijdrage blijven leveren
aan het bestuurlijk proces van de
knmvd.

Ik ben werkzaam als universitair
hoofddocent Inwendige Ziekten
Landbouwhuisdieren aan de faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht en als
directeur van PorQ. Mijn motivatie om
me beschikbaar te stellen voor de
Ledenraad is de volgende: het toezien
op besturen en bestuurders heeft het
voordeel dat ook met enige reflectie,
los van de waan van de dag, resultaten
en ontwikkelingen kunnen worden
beoordeeld. Of gestelde doelen van
beleid en strategie worden gehaald en
of de ideële verankering, vastgelegd in
de Code, strookt met het gevoerde
beleid en strategie, dient steeds te
worden getoetst om op koers te
blijven. Met enthousiasme en inzet
wil ik mede uitvoering geven aan de
taken van de Ledenraad.

-ocr page 388-

Ik ben 52 jaar oud en ben afgestudeerd
in 1982. Tot 1996 heb ik in de praktijk
gewerkt, daarna als keuringsdierenarts
bij de toenmalige
rvv, vanaf 2003 als
projectleider bij de Keuringsdienst
voor Waren. Bij de
vwa was ik cluster-
coördinator voor de inspectieprogram-
ma\'s op het gebied van vleesproductie.
Ruim tien jaar ben ik dus werkzaam in
de veterinaire volksgezondheid. Ik heb
ontdekt hoe interessant -en soms ook
miskend- dit vakgebied is.

De afgelopen decennia is er in de
diergeneeskunde veel ten goede
veranderd, met name een steeds
verder voortschrijdende professionali-
sering. Toch is er op het gebied van
maatschappelijke positionering nog
veel werk te verzetten. De veterinaire
volksgezondheid is misschien in
aandacht wat achtergebleven; er zijn
daar ontwikkelingen gaande die wij
ons als hele beroepsgroep kunnen
aantrekken. Denk bijvoorbeeld aan de
internationale context die al meer dan
vier decennia opgeld doet. Nationaal
beleid is de afgeleide van Europees
beleid. En dat geldt eigenlijk in
toenemende mate voor de hele
diergeneeskunde. Wil de
knmvd de
belangen van haar leden goed behar-
tigen, dan is het zaak zowel op
nationale als internationale podia een
duidelijke profilering na te streven.
Heldere doelen en een goed door-
dachte strategie zijn daarbij de
sleutelwoorden.

René Lesuis

Ik ben woonachtig te Giessenburg
(zh). Vanaf 1987 tot 2004 ben ik
practicus landbouwhuisdieren
geweest
(dzg Lek en Linge). Na mijn
studie arbeids - en organisatiepsycho-
logie ben ik nu werkzaam op de
faculteit Diergeneeskunde als coördi-
nator onderwijs professioneel gedrag
en bij de leerstoel Kwaliteitsbevorde-
ring Diergeneeskundig Onderwijs.

De afgelopen drie jaren heb ik
onder meer zitting gehad in de Raad
van Toezicht en in de financiële
commissie van de raad. Deze drie jaren
werden onder meer gekenmerkt door
een zoektocht naar de functie van de
raad in een veranderende vereniging
en naar balans tussen meebesturen en
\'laissez faire\'. Ik denk dat we daarin
flinke stappen hebben gemaakt. We
hebben ook mee kunnen denken met
de ontwikkeling van het beleidsplan
voor de vereniging en de speerpunten
voor de komende jaren. Vooral het
welzijn en de arbeidstevredenheid van
de dierenarts hebben mijn bijzondere
belangstelling als het gaat om nieuw
beleid. Ik wil me inzetten om in
samenwerking met het bestuur en de
andere leden van de raad onze
vereniging dienstbaar, samenbindend
en financieel gezond te houden.

Nicole Mastenbroek

Roel van Nieuwstadt werd geboren op 5
oktober i960 in Den Haag. Na het
gymnasium beta studeerde hij twee jaar
scheikunde in Utrecht waarna hij werd
ingeloot bij diergeneeskunde. Na zijn
afstuderen in 1988 ging hij werken bij
de faculteit, waar hij thans werkzaam is
als docent bij het departement Gezond-
heidszorg Paard. Hij is in 1996 gepro-
moveerd op chronische luchtweg-
problemen bij het paard en is sinds
1995 specialist Inwendige Ziekten van
het Paard.

Bij de werkzaamheden op de
faculteit ligt de prioriteit bij organise-
ren, (laten) maken en geven van
onderwijs, gevolgd door klinische
werkzaamheden in de
ukp en beheren
en onderhouden van het patiëntenre-
gistratiesysteem \'Vetware\'. Vanuit
deze positie zijn er uitgebreide banden
met medewerkers en studenten. Via de
kliniek,
paod en congresbezoeken zijn
er ook goede contacten met veel
paardenpractici. Het is van wezenlijk
belang dat de contacten van de
knmvd
met de achterban zo uitgebreid
mogelijk zijn. Vanuit mijn positie op
de faculteit en de contacten die ik
dankzij die positie heb, en door mijn
ervaring met en in bestuurlijke
organen en beleidsvorming binnen de
faculteit denk ik een zinvolle bijdrage
te kunnen leveren aan (de beleids-
vorming binnen) de
knmvd.

Roel van Nieuwstadt

-ocr page 389-

Ik ben eind 2001 afgestudeerd in
Utrecht. Tijdens mijn studie heb ik
stage gelopen in China, Itahë en in de
vs. Direct na mijn studie ben ik naar
Nieuw-Zeeland vertrokken om in de
praktijk te werken. Daarna heb ik een
promotieonderzoek uitgevoerd naar
de epidemiologie van mastitis in
Canada. Na het behalen van mijn
doctoraat ging ik bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren aan de slag.

waarom ben ik geschikt?

- Door mijn huidige werk bij de gd
heb ik veel contact met leden in het
land en ik meen daarom de leden goed
te kunnen vertegenwoordigen.

- Ik vertegenwoordig recent afgestu-
deerde leden.

- Ik heb ervaring in verschillende
soorten werk: praktijk, universiteit en
nu bedrijfsleven.

- Ik heb internationale ervaring en
kan het veterinaire beroep vanuit
verschillende invalshoeken bekijken.

mijn visie:

- Een sterke organisatie waar politiek
en andere belangenorganisaties niet
omheen kunnen.

- Een organisatie die zich niet laat
leiden door de waan van de dag, maar
door goed onderbouwde argumenten
en de mening van de leden.

- De dierenarts moet beter gewaar-
deerd worden.

Richard Olde Riekerink Hanneke Panhuijzen

Nieuwe ontwikkelingen binnen de
organisatie van de
knmvd krijgen nu
vorm in de samenstelling van de
Ledenraad. De Ledenraad verwoordt
de belangen van de leden, heeft een
controlerende taak en functioneert als
klankbord voor het bestuur De
Ledenraad kan zo zorgen voor een
optimale interactie tussen het bestuur
en de leden en die interactie is
belangrijk voor de verdere professio-
nele ontwikkeling van de
knmvd. De
afgelopen maanden heb ik als nieuw
lid binnen de Raad van Toezicht deel
uitgemaakt van dit ontwikkelings-
proces. In dit ontwikkelingsproces is
het belangrijk te zorgen voor een
goede positionering en concrete
taakstelling van de Ledenraad. Ik zou
deze werkzaamheden graag voort-
zetten als lid van de Ledenraad. Het is
naar mijn idee belangrijk dat de
ledenraad een goede afspiegeling
vormt van de leden, zodat alle
belangen worden gehoord. Ik sta aan
het begin van mijn loopbaan in de
veterinaire praktijk (ik ben vanaf 2004
als paardendierenarts werkzaam bij
dap Bodegraven) en voel een grote
betrokkenheid bij dierenartsen
werkzaam in de praktijk die graag zien
wat de
knmvd voor hen kan beteke-
nen.

Nu de nieuwe verenigingsstructuur
formeel notarieel bekrachtigd is en er
leden voor de Ledenraad moeten
worden gezocht en gekozen, wil ik mij
daarvoor kandidaat stellen.

Gezien het zo langzamerhand grote
aantal seniordierenartsen binnen onze
Maatschappij lijkt het mij niet alleen
zinvol maar ook noodzakelijk dat er
enkele vertegenwoordigers van deze
groep in de Ledenraad zitting hebben.
Ik wil daar dus graag één van zijn en
mij met behulp van alle bevoegd-
heden inzetten voor de gehele
knmvd
in al haar geledingen en voor de
senioren in het bijzonder.

De burgermaatschappij verandert
snel. Ook onze op de toekomst
gerichte Maatschappij verandert snel.
Het is dan ook belangrijk daar een
bijdrage aan te leveren en er toezicht
op te houden.

Ik ben 25 jaar (van 1968 tot en met
1993) praktiserend dierenarts geweest
in een toen zogenoemde gemengde
praktijk te Vianen (Utrecht). Van 1994
tot 2005 was ik keuringsdierenarts,
waarvan de laatste vijf jaren districts-
hoofd, bij de
rvv respectievelijk de
vwa. In deze periode heb ik vier jaar
gezeten in de landelijke
or van de rvv
als vertegenwoordiger van de bij de
rw werkende dierenartsen. Van 2005
tot nu toe ben ik parttime mede-
werker bij de VWA als zogenaamde
practitioner

Wim Pons

-ocr page 390-

De bijdrage die ilc wil leveren aan de
Ledenraad van de
knmvd zal met
name gericht zijn op de wensen van de
\'gewone\' practicus. Gezien mijn
achtergrond ben ik er van overtuigd
hun mening te kunnen vertalen naar
algemene beleidszaken.

Ik ben werkzaam in een redelijk
grote groepspraktijk, waar we samen
proberen alle \'takken van sport\' te
beoefenen. Ik ben daardoor ook breed
op de hoogte van wat er speelt in de
diverse sectoren.

Enkele jaren geleden heb ik mij
nadrukkelijk gemengd in de discussie
rondom het kwaliteitsbeleid, hetgeen
tot een schisma in onze beroepsgroep
dreigde te leiden. Gelukkig is er tijdig
ingezien dat de voorgestelde koers
niet de juiste was. Ik wil echter niet
alleen kritiek uitoefenen, maar ook
graag op een constructieve manier
meedenken en meewerken aan een
goed functionerende
knmvd.

Ik hoop dat het speerpunt van de
Maatschappij betreffende de plaats
van de dierenarts ook kan worden
gekoppeld aan een sterke en econo-
misch onafhankelijke positie. Daarom
ben ik vorig jaar verkozen in de Raad
van Toezicht en hoop ik de werkzaam-
heden die daar begonnen zijn, te
kunnen voortzetten in de nieuw te
vormen Ledenraad. Hopelijk ben ik
daarvoor uw kandidaat!

M. Rosenboom

Als jonge dierenarts spreek ik regel-
matig andere jonge dierenartsen die
het Hdmaatschap van de
knmvd zien
als een duur abonnement op het
Tijdschrift: voor Diergeneeskunde. De
laatste tijd is er gelukkig meer
aandacht voor deze groep dierenart-
sen, die in de toekomst de vereniging
moet gaan dragen. Ik vind het belang-
rijk dat ook in de Ledenraad de
wensen en behoeften van deze groep
gehoord worden.

Behalve jonge dierenarts ben ik
ook moeder van drie kinderen. Uit
eigen ervaring weet ik hoe belangrijk
de balans tussen werk en privé is om
ons mooie beroep met plezier uit te
blijven oefenen.

Nu de algemene vergadering wordt
vervangen door de Ledenraad is het
van groot belang dat er een zo breed
mogelijke ledenraad komt die de leden
een belangrijke stem in de vereniging
blijft geven.

Als jonge dierenarts en werkende
ouder met een brede achtergrond, wil
ik de komende jaren graag een
bijdrage leveren aan de koers van de
knmvd. Laat mij daarom jouw stem in
de Ledenraad zijn!

Astrid Rutsen

Mijn motief om me kandidaat te
stellen voor de Ledenraad is dat ik vind
dat de dierenarts een belangrijke taak
vervult in de maatschappij, waarbij
een sterke
knmvd noodzakelijk is. De
positie van dierenarts is de laatste
jaren onder druk komen te staan, met
negatieve gevolgen voor onze status,
soms ons inkomen en onze invloed in
de maatschappij. Ik vind dat dit beter
kan. Het dier vervult namelijk een
unieke plaats in onze maatschappij.
De dierenarts moet daar voor overheid,
bedrijfsleven en publiek het eerste
aanspreekpunt voor zijn. Het vak van
dierenarts is de laatste jaren sterk
gedifferentieerd: kleine huisdieren-
praktijken zijn niet meer te vergelijken
met landbouwhuisdierenpraktijken en
naast dierenartsen bij overheid en
bedrijfsleven hebben dierenartsen een
belangrijke functie als \'food safety
experts\'. De
knmvd moet zich daarbij
meer dienend en faciliterend opstellen,
ter ondersteuning van de beroeps-
ontwikkeling.

Voor de knmvd was ik twee jaar
voorzitter van de Jaarcongrescommis-
sie, twee jaar bestuurslid van de Regio
West en ben ik nu lid van de Weten-
schappelijke Redactie van het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
Dat geeft
me een brede basis om te weten
waarover ik praat.

Dé dierenarts bestaat niet meer
Maar de basis is dezelfde. Hominum
animaliumque saluti!

Remco Schrijver

-ocr page 391-

Na mijn afstuderen in 1995 heb ik
negen jaar in binnen- en buitenland
gepraktiseerd met een focus op
rundveebedrijfsdiergeneeskunde. Dit
was in veel opzichten een prachtige
periode. Ik ontdekte echter dat
specifiek de bedrijfskundige aspecten
van melkveebedrijven en de mens
achter het bedrijf me gingen boeien.
Met pijn in mijn hart heb ik daarom in
2004 besloten koe, boer en stal
voorlopig te verlaten voor een fulltime
mba-studie. Deze leidde tot mijn
huidige werk: strategische en operatio-
nele advisering in grote bedrijven en
het coachen van leidinggevenden.

Ik denk dat de herziene struc-
tuur van de
kn mvd goed past bij dit
tijdsgewricht, waarin transparant
beleid met inachtneming van diverse,
divergerende belangen centraal staat.
Ook de vorm van toezicht lijkt effec-
tief: door regelmatig en structureel te
toetsen ontstaat mijns inziens bewust
en consistent beleid. Zo zie ik de organi-
satie die het beroep vertegenwoordigt
dat ik met veel passie heb uitgeoefend,
graag handelen, vanuit persoonlijke en
professionele inzichten.

Het werken in een heel andere
\'setting\' dan de diergeneeskunde heeft
mijn horizon verbreed en nieuwe
invalshoeken opgeleverd. Ik ben
benieuwd of deze andere kijk kan
bijdragen aan een verbreding van de
veterinaire blik en stel me daarom
graag beschikbaar voor de Ledenraad.

Jonne Twerda

Jan-Theo Weeda

Kritisch meedenken met het bestuur
over het gevoerde en het te voeren
beleid binnen een dynamische
beroepsvereniging als de onze is van
het allergrootste belang. Als lid van de
Raad van Toezicht heb ik de afgelopen
jaren geprobeerd deze dynamiek mede
te sturen met name op financieel
gebied. Met elkaar bouwen wij, ten
behoeve van onszelf immers, aan
\'onze\' Maatschappij. Wanneer ik word
genomineerd, zal ik mijn ondertussen
opgedane kennis en ervaring graag
inzetten om als practicus mede vorm
te geven aan de inmiddels in gang
gezette verdere professionalisering
van de
knmvd.

Sinds mijn afstuderen in 1985 ben ik
zonder onderbreking werkzaam
geweest in de diergeneeskundige
praktijk. Juist door mijn werk als
practicus ben ik mij bewust geworden
van het belang je als dierenarts
gesteund te weten door een goed
georganiseerde beroepsorganisatie, die
weet wat er leeft en voor de belangen
van haar leden kan opkomen. Daar-
naast heeft de
knmvd een belangrijke
functie in het krachtenspel van
overheden en marktpartijen. Daarom
ben ik ook gedurende mijn meerjarig
verblijf in het buitenland altijd lid
gebleven van de
knmvd.

Als lid en later als voorzitter van de
Kring van Dierenartsen in Drenthe
heb ik van dichtbij ervaren hoe
belangrijk en opbouwend het is dat
dierenartsen, ook van verschillende
disciplines, onderling goede contacten
onderhouden.

Graag wil ik derhalve iets beteke-
nen voor de
knm vd. De reden waarom
ik mij kandidaat wil stellen voor de
Ledenraad is dat ik geloof op een
constructieve manier op beleidsni-
veau te kunnen meedenken met het
bestuur van de
knmvd. Hierbij zie ik
het als belangrijke taak geluiden uit
het veld in te brengen in de discussies
en besprekingen. Daarnaast kan ik in
deze functie de activiteiten van de
organisatie toetsen aan de afspraken
die daarover met de leden zijn
gemaakt.

Jan van der Zee

-ocr page 392-

activiteiten voor

seniordierenartsen

De commissie senioren heeft in maart
haar convocaat gezonden aan dieren-
artsen die ouder zijn dan 65 jaar
Hierin wordt informatie gegeven over
de veterinaire informatiedag van
23 april aanstaande, de reis naar
Normandië van 13 mei tot en met
17 mei en de seniorvacaturebank op
de website www.knmvd.nl. Neemt u
een kijkje op www.knmvd.nl/senioren
als u meer wilt weten. Inschrijven
voor de activiteiten kan via
senioren@knmvd.nl.
Meer informatie: portefeuillehouder
Lonneke Stark en bureaumedewerker
Marjolijn Fijten.

toegang \'portal\' pe-d voor

commerciële aanbieders

Het bestuur heeft ingestemd met het
voorstel om in de \'portal\'
ped ook
aanbod van derden op te nemen. Als
voorwaarde geldt dat dit aanbod van
permanente educatie uitsluitend zal
worden opgenomen na toestemming
van een of meer programmacommis-
sies van de groepen. Voor de admini-
stratieve ondersteuning via de \'portal\'
betalen de organisatoren een bijdrage.
Meer informatie: portefeuillehouder
Brigitte Cornelissen en bureaumede-
werker Sjoerd de Vries.

kandidaten gezocht voor de

regiocommissie noord

De knmvd is op zoek naar leden die in
regio Noord plaats willen nemen in de
regiocommissie. De belangrijkste
functie van de regiocommissie is het
Stimuleren van de communicatie
tussen de leden binnen de regio\'s
enerzijds en met het bestuur en het
bureau (\'Houten\') anderzijds.

Essentieel daarbij zijn ontmoeting
en kennisoverdracht en dat \'dicht bij
huis\'. Binnenkort wordt een bijeen-
komst georganiseerd voor geïnteres-
seerde leden.

Meer informatie: portefeuillehouder
Gerrit Hooijer en bureaumedewerker
Marjolijn Fijten.

jubileumcommissie 2012

In 2012 zal de knmvd 150 jaar bestaan.
Bestuur en bureau buigen zich over de
mogelijkheden dit jubileumjaar te
vieren. In een eerste bijeenkomst
hierover gaf Roeland Wessels het
advies om vanuit grenzeloos dromen
te komen tot bijzondere initiatieven.
Uw suggesties voor de festiviteiten
zijn dus van harte welkom!
Meer informatie: portefeuillehouder
Lonneke Stark en bureaumedewerker
Irene van den Berg.

mailinglijsten

De knmvd heeft als service voor de
leden de verzending van nieuws-
e-mails anders ingericht. Sinds
februari 2009 zijn enkele mailing-
lijsten in gebruik genomen, waar
leden zelf voor kunnen kiezen. De
volgende mailinglijsten zijn beschik-
baar: dierenasieldierenartsen, gezel-
schapsdierenartsen, jonge dierenart-
sen, landbouwhuisdierenartsen,
niet-practici, paardendierenartsen,
seniordierenartsen, werkgevers,
werknemers en mailinglijsten voor de
regio\'s: Noord, Oost, West en Zuid. Als
u bent ingelogd op de site en gaat naar
www.knmvd.nl/mailing, kunt u uw
voorkeuren aangeven.
Meer informatie: portefeuillehouder
Lonneke Stark en bureaumedewerker
Marien Ketting.

Bulletin bestuur en bureau
nummer 2, maart 2009

reglement erkenning en

registratie veterinaire

specialisten aangepast

Na de aanname van de nieuwe
statuten van de
knmvd in oktober
2008 moeten alle reglementen binnen
de
knmvd worden herzien. Dit geldt
ook voor het reglement voor de
erkenning en registratie van veteri-
naire specialisten. Op de vergadering
van de registratiecommissie in
februari is een voorstel hiervoor
aangenomen en in maart is het
nieuwe reglement door het bestuur
van de
knmvd goedgekeurd. Het
nieuwe reglement bevat behalve de
wijzigingen als gevolg van de nieuwe
statuten van de
knmvd geen grote
veranderingen. Voor specialisten is de
belangrijkste wijziging dat wanneer
een in het register ingeschreven
specialist, los van de procedures
rondom herregistratie, gedurende een
periode van twee of meer aaneen-
gesloten jaren het specialisme niet
heeft uitgeoefend, hij/zij als niet
praktiserend zal worden geregistreerd.

Het nieuwe reglement is te vinden
op de website van de
knmvd onder
\'veterinaire zaken\' bij \'speciaUsatie\'.
Meer informatie: bureaumedewerker
Joost van Herten, secretaris registratie-
commissie.

bezoek de knmvd tijdens de

voorjaarsdagen

Van donderdag 23 tot en met zaterdag
25 april worden de Voorjaarsdagen
weer georganiseerd in de
rai te
Amsterdam. Dit jaar is de
knmvd weer
van de partij. Onder andere de
ggg en
ggp zijn aanwezig. U kunt ons vinden
in het theaterrestaurant. Daar bent u
van harte welkom voor al uw vragen
over de
knmvd, de nieuwe diensten-
wijzer of over de digitale
ri&e. Maar
ook voor een lunch of drankje kunt u
bij ons terecht. We hopen u bij onze
stand te ontmoeten.

-ocr page 393-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld:

Bierens, mevr. M-M.; 2009; 7467 Notter,

Klokkendijk 17
Bruschke, mevr.
C.1.M.;i99i;25I3BR

\'s-Gravenhage, Torenstraat 151
Carton, mevr. M.C.; 2009; 5053
ex Goirie,

Sporenring 140
Dekker, C.j.; 2004; 7522
pl Enschede,

Leutinkweg 39
Delden, mevr. M. van; 2009; 1018
sr

Amsterdam, Plantage Parklaan 9-a2
Deuren, mevr. B.A. van; 2009; 8701
hc

Bolsward, Bagijnestraat 11
Heijmans, R.; 2009; 5445
pa Landhorst, Grote
Baan 9

Langerwerf, C.F.M.; 2008; 4909 ae Oosteind,

Provincialeweg 75
Lemmens, mevr. S.; 2008; 3564TN Utrecht, St.

Maartendreef 354
Rosenbrand, mevr. C.E.; 2009; 3584
dd Utrecht,

Cambridgelaan 459
Toebes, mevr. D.M.Y.; 2009; 5455 cc
Wilbertoord, Katwijksebaan ii-a

Overlijdensberichten:

Op 20 maart 2009 L van der Zee te Workum

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
15-05-20091 maandag 12 7-04-2009
01-06-20091 maandag 111-05-2009
15-06-20091 dinsdag 102-06-2009
01-07-20091 maandag 115-06-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

2 oog
April

23-25 European Veterinary Conference
Voorjaarsdagen 2009. Locatie rai,
Amsterdam. Zie www.voorjaarsdagen.eu.
Denk aan de voorinschrijving.

25 Annual Meeting of the Belgian Society for
Human and Animal Mycology. Locatie:
Antwerpen.

30-3/5 Czech Association of Zoo and Wildlife
Veterinarians: International Veterinary
Conference \'Soft Tissue Surgery in Exotic
Pet Animals\'. Locatie: Brno, Tjechië. Meer
informatie op de
CAZwv-website: www.
cazwv.eu.

Mei

7-9 Swiss Annual Congress. Locatie: St. Gallen,
Zwitserland.

20-24 International Conference on Diseases of
Zoo and Wild Animals 2009. Locatie:
Hilvarenbeek.

27 Conferentie: \'Cirkel van Geweld\', over
relatie tussen dierenmishandeling en
huiselijk geweld. Tijd: 12.00 uur tot
18.00 uur. Locatie: Theatron (Universiteit
Utrecht), Leuvenlaan 19, Utrecht.
Meer informatie en aanmelden:
www.cirkelvangeweld.nl.

28-30 5th International Symposium on Turkey
Production. Locatie: Berlijn, Duitsland.

29-31scivac (Societa Culturale Italiana
Veterinari per Animali da Compagnia)
Internationaal Congres. Locatie: Rimini,
Italië.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
April

16 Voorjaarsbijeenkomst Regio West.
Onderwerp: Zoönosen. Locatie:
knmvd,
Houten.

17 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie; Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: ro euro.

23 Vijfde seniorendag. Locatie: Boerderij
Mereveld. Sprekers: prof dr. J.J. Sixma over
\'Fraude in de wetenschap\', prof dr. P. Zwart
over \'Van hoestende huisjesslak tot operatie
van een vogelspin. Aandoeningen van
ongewervelden als opstap naar ziekten van
huisdieren\'.

23 alv en Voorjaarsbijeenkomst van de vgv.
Vakgroep Varken te Wijchen. alv van 13.30
-14.30 uur. Studiedag vanaf 14.30 uur over
\'De juiste weerstand tegen ziekten: Hoe en
wat met immunologie en vaccinatie\'.
Toegang voor leden gratis. Graag inschrijven
via de portal van de
knmvd.

Mei

13 Paraveterinaire dag. Locatie:

Dierenziekenhuis, Drachten. Inclusief
ruilbeurs van lesmateriaal.

13-17 Vijfdaagse reis naar Normandië voor
seniordierenartsen en partners. De
projectgroep \'Reizen\' van de Commissie
Senioren van de
knmvd heeft besloten dat
de reis in 2009 naar Normandië gaat. Half
maart 2009 ontvangt de doelgroep een
uitgebreid programma en een
inschrijfformulier.

14-15 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten
im Parkhotel Kronsberg, Hannover Messe.

Cursussen

200 g
April

21 Interactieve Cursusavond Orthopedie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijfjaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-Oost,
Noord-West en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.

22-23 Cursus: Opgeruimd denken en
presenteren. Tweedaagse intensieve
training in samenwerking met Your Point.
Plaats: Wageningen. Groepsgrootte:
maximaal achttien personen. Kosten: 1395
euro. De inschrijftermijn eindigt op 3 april
2009. Nadere informatie en mogehjkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl

Mei

27 pegd Neurologie bij de kat. Locatie: fd.
Utrecht. Deze cursus is volledig gericht op
de kat. Spreker: prof dr. Luc van Ham. Meer
informatie en inschrijven via de \'portal\'.

Juni

2 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Noord-Oost.
Georganiseerd door
i vip. Doelgroep: jonge
dierenartsen gezelschapsdieren (nul tot vijf
jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel i:
kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

De kracht van Equimax
in een smakelijke tablet

• smakelijk • veilig

• gemakkelijk • tot 800 kg

Bj/lMAJCTcih:

\\/irbetc

ANIMAL HEALTH

na\'Ä i

alles-in-één-ontworming

r inlormjiii-: Virlu« Ncdorljiid BV, PoN(bu> II i,

-ocr page 394-

die toe is aan een neuwe uitdaging. Eenpréisalsjijminimaaleenjaarofdrie aantoonbare
relevante werkervaring hebt Daarnaast lukJt jouw profiel:

• Enthousiast;

• Sterke eerstelijns (en eventueel tweedelijns) diergeneeskunde;

• Ambitieus;

• Teamspeler en

• Creatief

1. De mogelijkheid om op termijn de kliniek over te nemen is bespreekbaar.

2. 30 tot 40 uur per week.

3. Pen mei 2009

4. Uitstekend salaris

5. Liefst woonachtig rondom of in Amsterdam of bereid om naar Amsterdam te
verhuKen.

Graag je CV en begeleklende brief naar

DierenDokters B.V.
Ta.v.; mevrouw C. van Hintum
VeWhulzeiweg 3
6712 DD EDE

of emailen naar cvanhintum@dierendokters.com. Voor meer informatie kun je ook belten
naar 0318 - 613 623 of 06 - 28454106 of kijken op onze website
www.dierendokters.com.

r

DierenDokters

Veldhutzerweg 3
6712 DD Ede
Tet: 0318-613623
vvww.dlerendokters.com

Liefde voor het vak....

en tijd voor jezelf

Dierenartsenpraktijk Tubbergen is een vooruitstrevende
gemengde praktijk in het oosten van het land voornamelijk
bestaande uit rundvee met daarnaast varkens, paarden en
gezelschapsdieren.

Wegens het vertrek van een collega naar de vwa zoeken wij

Een enthousiaste collega m/v

Wij vragen:

- Differentiatie landbouwhuisdieren;

- Ondersteuning van de bedrijfsbegeleiding rundvee;

- Participatie in de diensten;

- Teamgeest;

- Enige affiniteit met gezelschapsdieren is een pré.
Wij bieden:

- Een prachtige woonVwerkomgeving;

- Een collegiale werksfeer waar kennis, kwaliteit en
klanttevredenheid hoog in het vaandel staan;

- Een volledig ingerichte praktijkauto;

- Bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties met uw curriculum vitae graag
binnen 14 dagen naar Dierenartsenpraktijk Tubbergen,
Oldenzaalseweg 21, 7651
ka Tubbergen.

Voor nadere informatie: www.daptubbergen.nl.

Pfizer Animal Health

Pfizer is het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld voor zowel humane als veterinaire geneesmiddelen.
We zijn een research georiënteerd bedrijf, gericht op het ontdekken, ontwikkelen, produceren en op de markt
brengen van innovatieve geneesmiddelen voor mens en dier. Pfizer wil bijdragen aan een langer, gezonder en
gelukkiger leven voor mens en dier en wil partner zijn in de (dier)gezondheidszorg.

Binnen de Business Unit Rund van Pfizer Animal Health b.v. is er een vacature voor de functie van

Technical Services Manager Rundvee (100%)

In deze functie bent u primair verantwoordelijk voor de veterinaire ondersteuning van onze diergeneesmiddelen voor rundvee.

Taken en verantwoordelijkheden:

• Informatievoorziening aan en probleemoplossing bij klanten

• Veldwerkzaamheden zoals uitvoering en ondersteuning van
veldproeven en begeleiding van probleembedrijven

• Training en opleiding van de buitendienst

• Houden van presentaties voor dierenartsen en veehouders

• Onderhouden van contacten met opinieleiders

• Ondersteuning van de marketing- en salesactiviteiten binnen de Business Unit,
zowel in Nederland als op Europees niveau

Het profiel:

• Dierenarts met interesse in de rundveehouderij, enige praktijkervaring is een pré

• Ervaring met MS Office (Word, Excel, Powerpoint)

• Goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal in woord en geschrift

• Goede interpersoonlijke en communicatieve eigenschappen

• Teamgeest, aantoonbaar in staat goed in een team te kunnen werken
en samenwerken

• Netwerker, zowel met de interne als de externe klanten

• In staat om zelfstandig te werken

• Pro-actieve houding

• Enthousiast, nieuwsgierig

• Ambitie om persoonlijk verder te ontwikkelen

Voor nadere informatie over de functie kunt u contact opnemen met Michiel Domhof
Uw sollicitatie met recent curriculum vitae graag binnen 14 dagen naar Pfizer Animal Health b.v., t.a.v.
AHG Secretariaat, Postbus 37,2900 AA Capelle a/d IJssel. Mailen kan ook naar secretariaat.ahg@pfizer.com

-ocr page 395-

C@BACTAN

4.5

%

Health

Efficiency

Growth

ACHIEVE MORE

® Weefselvriendelijk
© Breedspectrum

® Snelle werking
® Gemakkelijk in gebruik

Cobactan 4 5" poeder en solvens voor oplossing voor injectie van paard en rund. Samenstelling: 0,45 g cefquinome en 100 mg benzylalcohol (per 10 ml).
Doeldieren Paard (volwassen en veulen) en rund (volwassen en kalf). Indicaties voor gebruik: Voor de behandeling bij paarden en funderen van bacter.ele
infecties veroorzaakt door Gram-positieve en Cram-negatieve micro organlsmen, gevoelig voor cefquinome. Toediening: Paard veulen: iiitraveneus en
intramusculair: Rund. kalf: intramusculair. Dosering: Paard/Veulen/Rund: I mg cefquinome/kg lichaamsgewicht. Kalf: 2 mg cefquinome/kg iichaainsgewicm.
Contra-indicaties: Niet gebruiken bij dieren die overgevoelig zijn voor antibiotica op basis van cefalosporine of andere 6-lactam antibiotica. Bijwerkingen: Af en
toe kunnen lichte voorbijgaande reacties op de injectieplaats voorkomen. Wachttijden Paard: Vlees: 4 dagen. Niet gebruiken bij paarden die melk produceren
voor menselijke consumptie. Rund: Vlees: 2 dagen. Melk: 36 uur. REC NL 10363 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter.

aith

-ocr page 396-

PRO PLAN Sensitive:
De beste bescherming
voor gevoelige honden.

Pro
Plan

Pro
Plan

öült smalim

Pro
Plan

Pro
Plan

r sensi \'v

Derma ^

www.piirina-proplan.nl

IPROPLXN

-ocr page 397-

deel 134 • aflevering 9 • i mei 2009

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

<NMvD

Seroprevalence of
antibodies against
pestivimses in small
ruminants in the
Netherlands

Endocriene en
gedragsmatige
veranderingen als gevolg
van stress bij paarden

Leptospirose (ziekte van
Weil) bij de hond: een
risico voor de mens?

Ludo Hellebrekers
herverkiesbaar

koninklijke nederlandse maatschafpii voor diergeneeskunde

-ocr page 398-

VACCINEER... EEN BEER!

CßiM

óOOiL\'.

ytBS^ Pfizer Animal Healtl

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.BOARTAINT.COM

-ocr page 399-

Realiteit

Crisis in Nederland! Gelukkig lijkt de veterinaire sector hiertegen vooralsnog
buitengewoon goed bestand, aldus een \'health care banker\' zoals u kunt lezen in
de bijdrage \'Operatie crisis?\' in dit nummer

Tijdens het symposium \'FuWa: hoe kom ik vooruit\' werd de toehoorders
voorgehouden dat het zelfbeeld van mensen meestal niet realistisch is. Hieruit
valt af te leiden dat blijkbaar de ene realiteit de andere niet is. Een ander
voorbeeld van een verschil in realiteitsbeleving vindt u terug in de rubriek
Veterinair Tuchtrecht waarbij het slechtste scenario van de door een collega
gegeven toelichting door de eigenaar tot realiteit wordt verheven. Dit vormt de
aanleiding tot een hooglopend geschil als uit voortgezette diagnostiek toch
sprake blijkt van een andere realiteit. Misschien is realiteit goed beschouwd met
name (of alleen) de perceptie die we daarvan hebben. Hoe lang hebben we niet
de perceptie gehad dat alles goed was bij onze financiële instellingen? Dit is
allesbehalve realistisch gebleken! Zou overigens een niet-realistisch zelfbeeld
ook voor organisaties gelden?

Goede communicatie is essentieel om een goed beeld te krijgen van eikaars
realiteit. Volgens de reeds eerder geciteerde bankier is de oorzaak van de huidige
crisis het dramatische verlies van vertrouwen in het financiële systeem. Kortom,
we creëren zelf onze reahteit, waarbij vertrouwen het sleutelwoord lijkt te zijn.
Misschien zijn we alleen maar in staat om de realiteit, welke deze dan ook moge
zijn, te benaderen. Een voorbeeld daarvan is de berekende economische schade
van de blauwtongepidemie: bij gebrek aan verdere informatie zal dit een
realistische inschatting van de werkelijke kosten zijn waarmee we het moeten
doen. Ook in de gezondheidszorg houden we ons bezig met het benaderen van
de (biologische) realiteit. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek naar de
seroprevalentie van het voorkomen van antistoffen tegen pestivirussen waarbij
de uitkomst afhangt van de gebruikte test. Hoe realistisch de gevaren zijn van
honden met leptospirose voor onze gezondheid wordt belicht in een artikel
over de ziekte van Weil.

KNMvD

In de ggl-column wordt gepleit voor meer saamhorigheidsgevoel en vanuit
de
knm vd wordt de gezamenlijkheid van het veterinaire werkveld benadrukt.
Ook dit kan pas realiteit worden door ons in te zetten voor een optimale
communicatie gebaseerd op vertrouwen in elkaar.

Jan Vos

-ocr page 400-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr.
rr.J.M. Laan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. JA.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Dr. JT. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.JPA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.P.C. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 42 r

3990 GE Houten

(030) 534 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift(|)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank jr r6o6 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 en c en e
bank n.v., Postbus Sjroo, 3508 ac Utrecht, nr.

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 4or
2516 BcDen Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 A E Barneveld

(0342) 4r 97 98: (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342) 41 97 94 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; rr 7: 3r-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 401-

Deel 134 ■ Aflevering 9 • i mei 2009

Seroprevalence of antibodies against pestiviruses in small ruminants
in the Netherlands

K. Orsel, A.F.G. Antonis, ].C. Oosterloo, F. Vellema andF.J. U.M. van der Meer 380

Endocriene en gedragsmatige veranderingen als gevolg van stress bij
paarden

Ellen de Graaf-Roelfsema 388
Leptospirose (ziekte van Weil) bij de hond: een risico voor de mens?

D.J. Houwers, J.A. Wagenaar, R.A. Hartskeerl, J.L.A. Hautvast, H.P.J. Stinis,

W.L.M. Ruijs en S.J.M.M. Lenaers 3 9 2

in veterinair verband ..... Anton Pijpers: "We hebben een prachtige Opleiding" Mie/Bittre« 399

Ethiek in praktijk: een gewonde zeug Joost van Herten 400

Boekbespreking: Gezonde schapen Hugo de Groot 402

Boekbespreking: Parasitäre Zoonosen P.A.M. Overgaauw 402

Ingezonden: Reactie op \'Dierverwaarlozing\' Commissie Ethiek 403

praktijk in bedrijf ..... Operatie CTisisl Roeland Wessels 403

Het Veterinair Centraal Informatie Systeem van stichting VETbase

Bjom Fussen 405

52e Peerdepieten belooft groot succes te worden Wim Schaap 406

FuWa: Hoe kom ik vooruit? Nicole Willems 407

cursussen en congressen ..... PEGD Lezing:\'De tien meest voorkomende orthopedische problemen

in de voorpoot\' Monique Megens 408

Blauwtong, de stand van zaken Diana van Houten 409

knmvd ..... GGL-co\\\\irrvn-.\\N\\i\\\\ieervZvL\\\\ieGerardvanEijden 412

Ludo Hellebrekers herverkiesbaar lohan Klein Haneveld 413

rubrieken Uit de redactie 377

Nieuws 386

Veterinair tuchtrecht 397

Nieuws uit de industrie 411

Voorzitterscolumn 412

Personalia 4i4

Jubilea 4^4

Deadline kopij 4i4

Doorlopende agenda 4i4

wetenschap

voor de praktijk

-ocr page 402-

Seroprevalence of antibodies against
pestiviruses in small ruminants in the
Netherlands

K. OrselA.F.G. Antonis ", J.C. Oosterloo P. Vellemaand
F.J.U.M. van der Meer v*

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 380-384

Oorspronkelijk artikel

abstract

In this study, a serological survey was performed to
determine the prevalence of pestivirus (bovine viral
diarrhea virus (
bvdv) and border disease virus (bdv))
infected small ruminants herds in the Netherlands. After
random selection of sheep farms, a sample size was
determined to detect a 5% herd prevalence. 13 out of 29
farms were tested seropositive using an
elisa which
detects antibodies directed against the non structural
protein 3 (NS3) of pestiviruses. This resulted in a seroprev-
alence for the Netherlands of 45% [0.36:0.54]. The within
farm prevalence ranged from 4 till 65%. Using a virus
neutralization assay specific anti-BDv antibodies could be
detected on two farms, while on one other farm anti-Bvov
antibodies were present. On four farms antibodies to both
viruses could be detected, on three of these farms anti-
bodies against both viruses were equally present. At five
farms that tested positive in the
ns3-elisa we were unable
to detect pestivirus neutralizing antibodies in all sera
using the
vn test. This resulted in an estimated prevalence
using the
vn for the Netherlands of 28% [o.20;o.6o].

An additional survey in sera from dairy goats revealed
that 34 out of 126 farms were serological positive resulting
in a seroprevalence of 27% [o.23;o.3r], with a herd preva-
lence of 32% ranging from 1-100%.

Utrecht University, Faculty of Veterinary Medicine, Department of
Farm Animal Health, the Netherlands; currently working at the Uni-
versity of Calgary, Faculty of Veterinary Medicine, Calgary,
ab, Canada.
Central Veterinary Institute of the V\\/ageningen University and
Research Centre, Lelystad, the Netherlands.
Utrecht University, Faculty of Veterinary Medicine; currently working
at
dap Nijkerk-Wellensiek, Nijkerk, the Netherlands.
Animal Health Service, Deventer, the Netheriands.
Utrecht University, Faculty of Veterinary Medicine, Department of
Infectious Diseases and Immunology, the Netheriands; currently
working at the University of Calgary, Faculty of Veterinary Medicine,
Calgary, A B, Canada.

Corresponding author. Current address: Faculty of Veterinary Medici-
ne, Department of Comparative Biology and Experimental Medicine,
University of Calgary, 3330 Hospital Drive
n w, Calgary, ab, t2n 4n i,
Canada. Frank.vandermeer(a)ucalgary.ca.

samenvatting
Seroprevalentie van antilichamen tegen pestivirussen in
kleine herkauwers in Nederland

In deze studie werd een serologisch onderzoek uitgevoerd naar
de prevalentie van antilichamen gericht tegen pestivirussen
(border disease virus
(bdv) en boviene virus diarree virus
(bvdv)) in kleine herkauwers in Nederland. Er werd een
commerciële pestivirus
elisa gebruikt die antilichamen tegen
het niet structurele eiwit 3
(ns3) detecteert. Hiermee werd een
seroprevalentie van
45 procent [0,36:0,54] aangetoond op
schapenbedrijven, waarbij op bedrijfsniveau de antilichaampre-
valentie varieerde tussen 4 en
65 procent van de geteste dieren.
Aanvullend werd met behulp van een virusneutralisatietest
gedifferentieerd tussen antilichamen gericht tegen
bvdv en bdv.
Beide pestivirussen werden met deze test in schapen op Neder-
landse bedrijven gedetecteerd. Op twee bedrijven konden
specifieke anti
-b dv-antilichamen worden aangetoond, op een
ander bedrijf werden alleen anti
-bvdv-antilichamen vastge-
steld. Op vier bedrijven werden zowel antilichamen gericht
tegen
bdv als bvdv waargenomen, op drie van deze bedrijven
was de antilichaamtiter voor beide virussen vrijwel gelijk. Geen
of slechts enkele van de sera verkregen van vijf verschillende
schapenbedrijven lieten een neutraliserende activiteit zien in de
differentiërende
vn-test terwijl deNS3-ELisA deze positief had
bevonden. Gebaseerd op uitsluitend de
vn-test konden op
28procent
[o,2o;o,6o] van de bedrijven antilichamen tegen bdv
of BVDV worden vastgesteld.

Ook in onderzochte sera van geitenbedrijven werden antili-
chamen tegen pestivirussen aangetoond. Gebruikmakend van de
ns3-elisa werd een gemiddelde bedrijfsprevalentie geconsta-
teerd van 32 procent, met een spreiding van i tot 100 procent. Op
27 procent [0,23:0,31] van de onderzochte geitenbedrijven bleek
één of meer van de onderzochte sera serologisch positief.

introduction

Border disease is caused by a congenital virus infection of
sheep and goats first reported in 1959 at the border region
of England and Wales (i). The causative agent of this
disease is border disease virus (
bdv), a virus in the genus
Pestivirus within the family Flaviviridae. Apart from the
bdv, the genus Pestivirus consists of bovine viral diarrhea
virus type-i (
bvdv-i), bovine viral diarrhea virus type-2
(bvdv-2) and classical swine fever virus (csfv) (2). Al-
though
csFV has only been reported to be infectious for
porcine species,
bdv and both bvdv variants have been
shown to be less species specific and are able to infect
porcine and several ruminant species (3,4). Both
bdv and
bvdv can cause border disease in small ruminants (5).
Introduction of pestiviruses in small ruminant herds often

-ocr page 403-

occurs by introduction of infected animals. Also transmis-
sion of
bvdv from cattle and even wildlife to small
ruminants has been described as a route of introduction (6,
7). Additional to horizontal transmission within a herd,
vertical transmission plays an important role (r) in
maintenance of the virus in the population. Clinical signs
observed in gestating sheep are dependent upon the stage
of gestation at the moment of infection of the ewe and may
result in barren ewes due to re-absorption of the embryo,
abortions, stillbirths and the birth of relative tiny, weak
lambs. Persistently infected lambs, born alive, can show
tremors, abnormal body conformation and hairy fur
(so-called hairy shakers) or appear healthy (r). Often an
infection within a herd remains unnoticed due to a lack of
clinical signs, or unrecognized when clinical signs are
non-specific. Besides sheep,
bdv and both bvdv variants
have been isolated from goat kids and aborted goat
foetuses. Only one case of spontaneous (non experimental,
non vaccine related) border disease has been reported in
this species so far (8). Nevertheless, serological investiga-
tions of goats in some countries like Norway, United States,
Australia, Nigeria, Senegal, Italy and Canada have indicated
widespread infection with a virus related to
bvdv and in
addition, pestiviruses were isolated from some goat
foetuses in disease outbreaks with abortion (9, ro).

Great efforts are made to eradicate bvdv from large
cattle populations in many countries throughout Europe
with varying success. Disappointing results in our country
have led to many speculations about the possible cause of
unexpected seroconversions within Dutch cattle herds. An
interesting question is whether small ruminants (sheep
and goats) can play a role in the transmission of
bdv or
bvdv to dairy herds. When they do play a role, they should
receive more attention in our national eradication pro-
gram. To get an impression of the role of small ruminants
the question must be answered how the risk of a pestivirus
introduction into a cattle herd by newly purchased sheep
could be estimated (i r). The first step to this answer is the
determination of the seroprevalence in sheep. Since
pestivirus prevalence estimates in small ruminants vary
widely internationally (5-50%) (i, r 2-r 4), we aimed for the
provision of a prevalence estimation for the Netherlands
by performing a pilot study to detect anti-pestivirus
antibodies in sheep and goat herds in the Netherlands.

materials and methods

Selection of sheep farms and sampling

The number of sheep farms and the number of sheep in the
Netherlands are registered in different ways. According to
Statistics Netherlands (Centraal Bureau voor de Statistiek),
the number of registered sheep farms in rggS was r 8,86 2 of
which 8,346 kept a minimum of 50 sheep or more. From
this last group a random selection of 40 farms was drawn
from the registered sheep farms at the Animal Health
Service. These farms were approached both by telephone
and by mail to participate in this field study and eventually
29 agreed. The appropriate sample size as related to the

Sample size

19

20

21

22

23

24

25

26

Table i: Sample size as related to farm size.

farm size (shown in table r), was calculated with Win
Episcope i.o precisely enough to estimate the prevalence at
farm level with a confidence level of 95% and a power of
80%. The estimated seroprevalence was 60% to obtain a
conservative sample size (15). Blood samples were col-
lected from the jugular vein. After collection, blood
samples were allowed to clot and serum was collected after
centrifugation, and stored at -200C until testing.

Samples from dairy goats

Blood samples were collected at farms participating in the
caseous lymphadenitis (
cl) eradication programme and
originated from r 26 goat farms, of which at least two
farms were sampled completely

Serological test

A non-specific pestivirus elisa (ns3 ELisA/Ceditest® bvdv,
CediDiagnostics b.v., the Netherlands) with a sensitivity
and specificity of both 99% for cattle serum was used to
detect anti-pestivirus antibodies against the NS3 protein, a
non-structural viral protein (16) with 50% inhibition as
cut-off value for seropositivity according to manufactu-
rers\' recommendation. No test characteristics were
determined for sheep or goat sera. Positive samples were
further used for determination of specific antibody titers
to
bdv and bvdv (type ra) in virus neutralization assays.
For this purpose, the neutralization-peroxidase-linked-
assay
(npla) (r;) was used using the bvdv type ra (strain
Oregon) (18), or a
bdv (strain Moredun) (r9).

Neutralizing antibody titers were expressed as the
reciprocal of the highest two-fold serum dilution neutral-
izing approximately 100 50% tissue culture infective
doses (roo TCID50) of the tested pestivirus in 50% of the
cultures. Titers of r:4 and higher were considered positive.
A difference of two dilution steps in neutralization titres
between
bdv and bvdv (type ra) in the test where
interpreted as being significantly different.

Survey

During the farm visit a survey was conducted to get an
impression of the most important risk factors for the
pestivirus status of farms.

The survey at investigated farms could be divided in 8
categories:

r. Animals: number of ewes, number of rams, number

of other small ruminants, number of other animal

species present

Farm size

50-58
59-72
73-88

89-115

116-153
154-224
224-365
>365

-ocr page 404-

2. Health status; both certified and non-certified for all
species

3. Contact structure within the farm

4. Contact structure between the investigated farm and
other farms (including purchase of animals)

5. Vaccination strategy of the farm

6. Diagnosed diseases present at the farm during the
last two years

7. Fertility performance of the sheep, including
replacement percentage

8. Housing of the sheep.

Statistical analyses

Seroprevalence within the farm was estimated as the
number of seropositive sera divided by the total number of
sera tested per farm. Seroprevalence for the Netherlands
was estimated, by dividing the number of positive farms
(with at least one positive serological test result) by the
total number of farms tested.

A chi-squared test was used to test for significant
associations between the serological status of a herd and
the most important risk factors. When numbers were
limited, a Fisher exact\'s test was performed.

RESULTS

A total of 604 blood samples were collected, and 49 tested
positive in the
ns3-elisa. These 49 samples originated
from 13 different farms, leading to a seroprevalence in the
Netherlands of approximately
45% [o.36;o.54]. Figure i
illustrates the within herd prevalence on the sheep farms.

Herdprevalence sheep farms

All positive samples were subsequently tested in the
differentiating serum neutralisation test against
bdv or
bvdv. The results are shown in table 2.

Comparing the results of the both virus neutralization
assays it was observed that at two farms (farm number 19
and 26) clearly anti-Bov antibodies were present. At farm 9
anti-BVDV antibodies were present in one of the tested
animals, another animal from this farm which tested
positive in the
vn showed an equal response towards bdv
and BVDV. In three farms (farm 8,11 and 13) both anti-BDv
and anti-BVDV antibodies were equally present. At farm 9,
12,16, 20, and 35 we were unable to detect pestivirus
neutrahzing antibodies using the
vn test in some or all of
the sera derived from these farms which tested positive in
the
ns3 elisa earlier Based on only the vn assay results,
on eight out of 29 farms pestivirus neutralizing antibodies
could be detected leading to a estimated prevalence for the
Netherlands of 28% [o.2o;o.6o].

A total of 4,226 serological goat samples were tested in
the
NS3-elisa, resulting in 347 positive samples originat-
ing from 34 different farms. The resulting seroprevalence
in the Netherlands is estimated
27% [0.23:0.31] for dairy
goat farms. Figure i illustrates the within herd prevalence
on goat farms. The average within-farm prevalence was
32%, ranging from i till
100%. These results included the
two farms that were completely sampled; from one goat
farm 255 samples were available, resulting in 212 positive
samples. From the other farm
732 samples were available,
resulting in
3 positive samples. Unfortunately no further
information on (other) risk factors present at the farm is
available from these dairy goat farms.

None of the most important risk factors inventoried on
the sheep farms, like presence of cows (y/n), presence of
dogs (y/n), abortion in sheep >
5% (y/n), purchase of
ruminants (y/n) and
bvd certification for cattle (y/n) were
significantly different between farms with either positive
or all negative serological test results in the
ns3-elisa.

Also no significant test results were found when, as a
sensitivity analysis, farms were defined as positive when
at least a herd prevalence of xo% was present at the farm.

DISCUSSION

In this study, we estimated the seroprevalence at herd
level for either
bvdv or bdv to be 45% in sheep farms and
27% in dairy goat farms. Within both the sheep and dairy
goat farms the seroprevalence ranged widely; from a single
animal up to all animals testing positive. Indeed, the high
prevalence of antibodies found in this study indicates that
pestiviruses are present in the Dutch small ruminant
population, nevertheless these viruses are rarely isolated
and border disease is hardly ever clinically recognised.

In the differentiating virus neutralisation (vn) assay we
could detect antibodies directed against
bdv and bvdv. All
pestiviruses are known to cross react in immunological
tests
(20). In some cases we could identify flocks which
were infected with either a
bdv or a bvdv. The antibodies
reacting with the autologous virus will result in the
highest
vn titer (20, 2r). Whether the equal presence of

-ocr page 405-

bdv and bvdv antibodies also indicates that both viruses
were present in the flock is not known. In several cases
(farms number 9,11,12,16, 20 and 35)
thens3 elisa
indicated the presence of antibodies although the results
in the
vn were not in accordance with these results. This
can indicate an inadequate performance of either the
ns3
elisa test or the vn when using sheep serum. The pro-
ducer of the
ns3 elisa claims a high sensitivity and
specificity (both 99%) for
bvdv in milk, serum and plasma
from cattle. Sheep and goat serum however, is not regu-
larly tested in pestivirus assays and these assays are not
validated for these species. Therefore the results should be
interpreted with care as our results might indicate that the
ns3 elisa derives a high percentage false positives with
sheep sera. It should be kept in mind that the use of not
closely related viruses for the
vn assay negatively influ-
ences the results of this assay leading to a reduced sensitiv-
ity (21). As the pestiviruses currently circulating in the
small ruminants in the Netherlands are not characterised,
further studies are needed to optimise the detection.

Transmission of bvdv from small ruminants to cattle
herds has been described earlier (6, 22) and we beheve that
the possible role in the transmission of pestiviruses from
the small ruminant population to cattle herds did not
receive enough attention. Especially when indications of
bdv infections like fertility problems in small ruminants
are observed, farmers and veterinarians should increase
their awareness. Additional to their role as possible
transmitter of pestivirus, also influence of the presence of
these viruses on the general health in sheep and goats
should be subject of future research.

Besides the domestic species present at a farm, in some
countries focus is on the interaction with wildlife since
pestiviruses are known to be widely spread in wild
animals like deer, buffalo, giraffe, camelidae, eland et
cetera (23, 24). There also seems to be prove of trans-
mission of pestivirus from wildlife ruminants to domestic
ruminants (7, 25, 26). The introducrion of new species on
dairy farms (mainly deer and camelidae) might pose the
risk for introduction of pestiviruses as their status is
usually unknown.

Farm

Animal id^

bdv vna^

bvdv vna2

Farm

Animal id

bdv vna

bvdv vna

3

1652

NT

NT

19

I

256

128

8

17

128

128

3

192

128

9

9

<43

<4

4

192

64

II

16

24

5

256

48

14

<4

<4

28

192

96

16

<4

<4

30

192

256

26

<4

<4

31

384

512

400

64

256

39

96

96

ii

bniintje

768

384

41

1024

1024

6111

<4

<4

42

256

192

12

365

<4

<4

48

192

256

428

<4

<4

50

192

192

440

<4

<4

5t

96

24

441

<4

<4

78

nt

nt

516

<4

<4

82

1536

256

13

36

32

64

86

256

64

47

64

12

26

9

384

48

69

768

1024

25

32

12

94

256

512

31

128

128

145

96

128

33

768

256

16

93

<4

<4

55

768

96

20

139

<4

<4

66

384

64

24

6

24

32

69

512

96

33

38

96

64

140

64

48

35

108

<4

<4

Table 2: Antibody titres determined in the virus neutralisation assay in sheep serum.

1 Animal identification (id), nt= not tested, 2 antibody titres expresses as the reciprocal value of the maximum dilution of the sera in which neutralizing
antibodies were detected. 3 <4, means tested negative in the 1:4 (start dilution of the assay).

Additionally, the presence of pestiviruses in wildlife in
the Netherlands should be determined. Earlier studies
were performed on quantification of both contact struc-
ture and transmission of bovine herpesvirus
(bhv)-i from
red deer to cattle as present in the Oostvaardersplassen
(27, 28). Also the role of semi-wild cattle like Heckcattle
were studied in the same area (29). This can be expanded
with research on transmission of pestiviruses.

Many questions need to be answered before the role of
different species at the same farm on pestivirus transmis-
sion becomes clear. This study solely looked at serore-
sponse in small ruminants and did not provide data on
virus excretion by e.g. persistently infected small rumi-
nants. Also no evidence is present in literature indicating
that non-clinical persistently infected small ruminants
can be a source of infection for cattle. Therefore quantify-
ing transmission of
bvdv and bdv from sheep and goats to
a susceptible cattle population should be performed.

acknowledgements

The authors would like to thank Mieke Maris and Klaas
Weerdmeester for their lab-assistance and Dr Ruurd
Jorritsma who encouraged the authors to write the paper

-ocr page 406-

literature

1. Nettleton PF, Gilray JA, Russo P and Dlissi E. Border disease of sheep
and goats. Vet Res tggS; 29 (3-4): 327-340.

2. Fields KaH. Fields virology third edition ed. Philadelpia: Lippincott
Raven Publishers; 1996.

3. Nettleton PF and Entrican G. Ruminant pestiviruses. British Veterinary
lournal 1995; 151 (6): 615.

4. Vilcek S and Nettleton PF Pestiviruses in wild animals. Veterinary
Microbiology 2006; 116 (1-3): i.

5. Becher P, König M, Paton DJ and Thiel Hj. Further characterization of
border disease virus isolates: evidence for the presence of more than
three species within the genus pestivirus. Virology 1995; 209 (r):
200-206.

6. Carlsson U and Belak K. Border disease virus transmitted to sheep and
cattle by a persistently infected ewe: epidemiology and control. Acta
Vet Scand 1994; 35 (i): 79-88.

7. Pioz M, Loison A, Gibert P, Dubray D, Menaut P. Le Tallec B et al.
Transmission of a pestivirus infection in a population of Pyrenean
chamois. Vet Microbiol 2007; ri9(i): 19-30.

8. Loken T, Bjerkas I and Hyllseth B. Border disease in goats in Norway.
Res Vet Sci 1982; 33 (i): 130-131.

9. Fulton RW, Downing MM and Hagstad HV. Prevalence of bovine
herpesvirus-i, bovine oral diarrhea, parainfluenza-3, bovine
adenoviruses-3 and -7, and goat respiratory syncytial viral antibodies
in goats. Am | Vet Res t982; 43 (8): 1454-1457.

ro. Loken T. Pestivirus infections in Norway Epidemiological studies in
goats.) Comp Pathol 1990; t03 (i); i-io.

11. Zimmer CM. Purchase of sheep and the Bvo-risk connected with it.
Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120(19): 580.

12. Krametter-Frotscher R, Loitsch A, Kohier H, Schleiner A, Schiefer P,
Mostl K et al. Serological survey for antibodies against pestiviruses in
sheep in Austria. Vet Ree 2007; 160 (21): 726-30.

13. Schleiner A, Krametter-Frobtscher R, Schiefer P, Loitsch A, Golja F,
Mostl K et al. Seroepidemiological survey of sheep in Carinthia for the
dissemination of ruminant pestiviruses. Berl Munch Tierarztl
Wochenschr 2006; 119 (5-6): 203-208.

14- Tegtmeier C, Stryhn H, Uttentha I, Kjeldsen AM and Nielsen TK.
Seroprevalence of Border Disease in Danish sheep and goat herds.
Acta Vet Scand 2000:41 (4): 339-344.

15. Cochran WG. Sampling techniques, third edition ed. New York; 1977.

16. Kramps |A, Maanen C van. Wetering G van de, Stienstra G, Quak S,
Brinkhof ] et al. A simple, rapid and reliable enzyme-Hnked immuno-
sorbent assay for the detection of bovine virus diarrhoea virus (
bvdv)
specific antibodies in cattle serum, plasma and bulk milk. Vet
Microbiol 1999:64(2-3): 135-144.

17. Smith GH, Collins )K, Carman | and Minocha HC. Detection of
cytopathic and noncytopathic bovine viral diarrhea virus in cell
culture with an immunoperoxidase test. J Virol Methods 1988; 19
(3-4): 319-324.

18. Westenbrink F Middel WG, Straver PJ and Leeuw PW de. A blocking
enzyme-linked immunosorbent assay (
elisa) for bovine virus
diarrhoea virus serology Zentralbl Veterinarmed B 1986; 33 (5):
354-361.

19. Nettleton PE Gilmour [S. Herring [A and Sinclair [A. The production
and survival of lambs persistently infected with border disease virus.
Comp Immunol Microbiol Infect Dis 1992; 15 (3): 179-188.

20. Ridpath JE bvdv genotypes and biotypes: practical implications for
diagnosis and control. Biologicals 2003; 31 (2): 12 7-131.

21. Marco I, Rosell R, Cabezon 0, Mentaberre G, Casas E, Velarde R et al.
Epidemiological study of border disease virus infection in Southern
chamois (Rupicapra pyrenaica) after an outbreak of disease in the
Pyrenees (
ne Spain). Veterinary Microbiology 2008; 127 (1-2): 29.

22. Carisson U. Border disease in sheep caused by transmission of virus
from cattle persistently infected with bovine virus diarrhoea virus. Vet

Ree 1991:128 (7): 145-147.

23. Vilcek S and Nettleton PE Pestiviruses in wild animals. Vet Microbiol
2006; 116 (1-3): 1-12.

24. Olde Riekerink RGM, Dominici A, Barkema HW and Smit AI de.
Seroprevalence of pestivirus in four species of alpine wild ungulates
in the High Valley of Susa, Italy Veterinary Microbiology 2005; 108

(3-4): 297.

door ervaren adviseurs, die
reeds jaren bekend zijn met
de dieTenartspTaktijk(en), op
financieel, juridisch en fiscaal
gebied.

Gedurende een ochtend- en
middagsessie, inclusief een
lunch, zullen vele toepasselijke
onderwerpen behandeld
worden.

25. Uttenthal A, Grondahl C, Hoyer MJ, Houe H, Maanen C van,
Rasmussen TB et al. Persistent
bvdv infection in mousedeer infects
calves. Do we know the reservoirs for
bvdv? Prev Vet Med 2005; 72
(1-2): 87-91; discussion 215-219.

26. Vilcek S, Paton DJ, Rowe LW and Anderson EC. Typing of pestiviruses
from eland in Zimbabwe. J Wildl Dis 2000; 36 (i): 165-168.

27. Mollema L, Koene P and Jong MC de. Quantification of the contact
structure in a feral cattle population and its hypothetical effect on the
transmission of bovine herpesvirus i. Prev Vet Med 2006; 77 (3-4):
161-179.

28. Mollema L, Rijsewijk FA, Nodelijk G, and Jong MC de. Quantification
of the transmission of bovine herpesvirus i among red deer(Cervus
elaphus) under experimental conditions. Vet Microbiol 2005; 111
(1-2): 25-34.

29. Hessels AL, Poel WH van der, Nielen M, Emmerzaal A and Schukken
YH. Heck cattle in the Oostvaardersplassen: risk for infectious diseases
or not? Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125 (2^38-46.

Artikel ingediend: 24 juni 2008

Artikel geaccepteerd: 27 februari 2009

bedragen € 75,= (ind. btw).
De workshop vindt plaats op
dinsdag 19 mei 2009 en start
om 10:00 uur Verwacht einde
om 16:00 uur.

Locatie: Ons kantoor aan de
Soestdijkseweg Noord 328,
3723 HHte Bilthoven.

U kunt zich aanmelden
middels e-mai):
w.westerwoudt@dixfortuin.nl
of telefonisch via nummer:
030-251 51 99.

Geef u snel op want vol = vol!

Voor geïnteresseerde dierenartsen, die uiteindelijk de V
wens hebben om door te groeien naar een zelfstandige M
praktijk, biedt DixFortuin opnieuw de mogelijkheid deel }
te nemen aan de workshop:

Op weg naar een eigen praktijk !

Deze workshop wordt gegeven De kosten van deze bijeenkomst

-ocr page 407-

ooo

VétoquinoI\'s antwoord op nierfalen

•TcllTo

(T)lpakitine® bevat enerzijds een fosfaatbinder.

2 Anderzijds bevat Ipakitine® chitosan,
dat uremische toxines absorbeert.

3 Rubenal® ondersteunt het behoud van

de normale bindweefselstructuur in de nier.

VétoquinoI\'s Cardio-Nefrologie Dimensie staat voor onze gepassioneerde zoektocht naar nieuwe en innovatieve oplossingen.

Ipakitine"\' is een voedingssupplement dat katten en honden met chronisch nierfalen op een eenvoudige manier een langer en prettiger leven
geeft.
Ipakitine\' heeft effect op het fosfaat- en calciumgehalte in het maag-darmstelsel. Hierdoor vermindert het de kans op fosfatemie en

uremie. De dubbele werking van chitosan en calciumcarbonaat bevordert een normale ___

nierfunctie.

^Vétoquinol
a S^^^ of \'j^s.ürv^

Rubenal " is een nieuwe smakelijke formulering van Rheum officinale. Van Rheum
officinale
is bewezen dat het helpt om de normale bindweefselstructuur in de nier
te behouden. Zijn gunstige effecten werden bovendien bij verschillende diersoorten
aangetoond.\'^

Meer informatie is verkrijgbaar bij: Vétoquinol 8V. Postbus 3191, NL-5203 DD \'s-Hertogenbosch

www.vetoquinol.nl

Leishi LS: Rhubarb in ptevwiling progression of chronic lenal disease. NephroloRy 2 (Suppl):Sia6 SI5i. 1996

2liangJel.il:Clinic<i!efleclso( ifieijm and Captopril on pfeventing p«ogression ol dwooic renal failure Oiin J Nephrol Dial Tfansplarl 4:32 5. 199
\' I eishi LS: Rheum olticinalfc. a new lead in prewnling progression ol chronic renal failure. Chin Med J (Engl) 109.35 37. 1996.
• Lui2Hel al: F.lfecl ol Emodinon c myc proto oncogen «pressioo in cullured rat mesangial cells. Act Phaimacol Sin 17.61 4

Zh,iiiR G el a1: Thecllectol rhubarb pi<li.it:t on expenmeiilal renal fibrosis. Nephrol Dial Transplant 11:186 190. 1996
. Leishi L: End stage renal diw.ise China kidney international vol. 49: 287 301. 1996

-ocr page 408-

Bestuur gaat bloggen

Het bestuur van de knmvd begint zijn
eigen weblog voor leden. De blogs
zullen een informeel, persoonlijk,
maar ook gespecialiseerd karakter
hebben. Ze zullen onder meer gaan
over de actualiteit en verdieping
bieden binnen het vakgebied, maar
ook persoonlijke ervaringen van de
bestuursleden belichten. Tevens
bieden de blogs een kijkje in de
keuken van de organisatie.

Het is de bedoeling dat er regel-
matig nieuwe bijdragen verschijnen
waarbij de geboden informatie in
omgekeerd chronologische volgorde
(het nieuwste bericht verschijnt als
eerst) wordt weergegeven. Aan
interactiviteit is ook gedacht. Bij ieder
weblog is er de mogelijkheid tot
reageren. Het jongste bestuurslid.
Bram van Schaik, bijt het spits af. De
weblog is vanaf i mei te bereiken op
de site van de
knmvd middels de link
www.knmvd.nl/weblog.

Parasietencollectie

De collectie dierparasieten van de
voormalige afdeling Parasitologie en
Parasitaire Ziekten van de faculteit
Diergeneeskunde is in 2006 over-
gedragen aan Naturalis in Leiden.
De collectie is nu gerestaureerd.

Sinds februari 2009 is het merendeel
van deze \'Parasietencollectie Utrecht\' te
raadplegen via wrww.naturalis.nl. In de
database staan op dit moment bijna
zevenduizend titels met onder andere
de volgende groepen parasieten:
trematoda, cestoda, nematoda, acantho-
cephala en arthropoda. De database zal
geregeld worden aangevuld met nog
ontbrekende delen. Dankzij bijdragen
van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, de
Stichting Academisch Erfgoed en de
Mondriaanstichting is deze voor
Nederland unieke collectie behouden
en te raadplegen vanaf www.naturalis.
nl - science - collections - collections
in Naturahs - invertebrates - parasite
collection utrecht.

VETgedrukt

Veranderingen bij
interstitiële cystitis

Veranderingen in de expressie of
gevoehgheid van muscarinerecep-
toren in de mucosa (deel van de wand
van de blaas) kunnen bijdragen aan de
symptomen van interstitiële cystitis
bij katten. Huiskatten kunnen lijden
aan \'fehene interstitiële cystitis\'
(fic),
met dezelfde symptomen als intersti-
tiële cystitis bij mensen. Onderzoekers
weten dat bij
fic de barrièrefunctie
van de blaas is aangedaan, wat
mogelijk leidt tot een hogere gevoelig-
heid van zenuwuiteinden door
irriterende stoffen die uit de urine in
de spierlaag terechtkomen. Weten-
schappers onderzochten de rol van
activering van de muscarinereceptor
in dwarsdoorsneden van de blaas van
gezonde katten en katten met
fic.
Eerder hadden ze bij fic al verande-
ringen waargenomen in de functie
van de urotheliale barrière, de aan
oprekking gerelateerde afgifte van
factoren en de expressie van bepaalde
receptoren. Dit onderzoek liet een
toegenomen spontane Ca2-f-activiteit
zien in de mucosa van de blaas van
katten met
fic, en ook een afwijkende
reactie op muscarine-activering.

Medicalnewstoday.com

Vogelpest verandert na
besmetting bij varken

Het vogelpestvirus past zich aan
varkens aan, aldus wetenschappers in
Indonesië. Vogelpestvirus afkomstig
van vogels veroorzaakt namelijk meer
schade bij muizen dan vogelpestvirus
geïsoleerd uit varkens. Het virus zou
in varkens minder schadelijk worden
voor zoogdieren. Voor de onder-
zoekers betekent dit echter dat het
virus een stap dichter bij het ontstaan
van een humane pandemie is.
Wanneer varkens tegelijk besmet
raken met aviaire influenza en
humane griepvirussen kan een virus
ontstaan dat mensen makkelijker
infecteert.

Agrarisch dagblad

Geen landbouwkadavers
voor gieren

Het gebruik om gieren te voeren met
kadavers van landbouwhuisdieren
bedreigt het voortbestaan van deze aas-
eters in Spanje. Gieren leefden in Span-
je van dode landbouwhuisdieren. Dit
werd in de negentiger jaren verboden
vanwege de angst voor
bse, waardoor
de gierenpopulaties afnamen. Nu is het
weer toegestaan kadavers voor gieren
achter te laten. Onderzoekers hadden al
aangetoond dat het eten van deze dode
dieren leidt tot hoge concentraties
quinolonen in het bloed van de gieren,
wat geassocieerd bleek te zijn met een
hoger risico op bacteriële en schimmel-
infecties. In nieuw onderzoek namen
de wetenschappers bloedmonsters van
nestgebonden jonge gieren in centraal
Spanje (waar gieren voor het grootste
deel afhankelijk zijn van landbouw-
huisdierkadavers). Deze vergeleken ze
met monsters genomen in gebieden in
het zuiden en westen van Spanje, waar
gieren zich vooral voeden met wild.
Het bleek dat door antibiotica zowel de
humorale als de cellulaire afweer van
de vogels werd onderdrukt.

ScienceNow

Blauwtong overleeft ook
koude winters

Koude winters garanderen geen
bescherming tegen de persistentie van
blauwtong serotype 8. In Noorwegen
werden na de vondst van blauwtong
serotype 8 3.370 veebedrijven onder-
zocht. Er werden 2800 tankmelk-
monsters genomen en bijna 9.000
bloedmonsters van runderen en 16.500
bloedmonsters van schapen en geiten.
Bij 31 dieren zijn antistoffen aangetrof-
fen tegen blauwtong. 25 van deze
dieren stonden op hetzelfde bedrijf.
Verder vonden de wetenschappers een
kalf dat voor de geboorte is besmet via
de placenta. Op basis van deze waarne-
ming concluderen ze dat het virus ook
kan overleven in gebieden met een
relatief lange knuttenvrije periode.

Agrarisch dagblad

-ocr page 409-

Minisymposium
gezelschapsdieren-
commissie

Op woensdag 13 mei organiseert de
gezelschapsdierencommissie van de
DSK haar jaarlijkse minisymposium.
Dit jaar zal deze in het teken staan van
voortplanting bij hond en kat. Aan
bod zullen komen de fertiliteits-
begeleiding,
ki bij gezelschapsdieren,
de partus en de eerste opvang van het
nest, en ten slotte zal worden ingegaan
op socialisatie van de pup. Het
symposium is bedoeld voor zowel
studenten als dierenartsen. De kosten
bedragen voor dierenartsen 30 euro,
inclusief diner en borrel. Het sym-
posium zal duren van 15.30 uur tot
22.00 uur Inschrijven kan door vóór 6
mei een mail te sturen naar gezel-
schapsdierencommissie@gmail.com.

Ezelsymposium \'Donkey
business\'

Op 13 juni 2009 organiseren
Archaeopteryx, de VHiVer en de
Ezelsociëteit een dag over de dier-
geneeskundige aspecten van de ezel.
Het doel van deze dag is de verschillen
tussen het paard en de ezel te benadruk-
ken en uitleg te geven hoe en waar
fouten en misverstanden kunnen
worden voorkomen. Om 10.30 uur
begint het programma met ontvangst
met thee en koffie en om i i.oo uur start
de eerste lezing. De dag is rond 17.00
uur afgelopen. Dagvoorzitter is Joop
Loomans, bestuurslid van de Universi-
teitskliniek voor Paarden en hoofd van
de Ambulante Kliniek Paard van de
Universiteit Utrecht. De sprekers zijn

Ellen Graaf-Roelfsema over het
herkennen en behandelen van ziekten
bij ezels en de verschillen met paarden.
Ben Hart behandelt het onderwerp
\'Social behaviour of the donkey\'. Paul
Clark spreekt over veelvoorkomende
hoefproblemen bij ezels. Marieke van
Tol gaat in op het verbeteren van loop-
en rugproblemen door middel van
fysiotherapie. Tot slot zal Thijs van
Loon ingaan op veel voorkomende en
moeilijk te herkennen problemen bij
ezels. Het symposium vindt plaats op
het departement Gezondheidszorg
Paard, Yalelaan 114, Utrecht. De
toegangsprijs bedraagt 50 euro voor
dierenartsen en 7,50 euro voor studen-
ten, inclusief lunch. Inschrijven kan tot
31 mei door middel van een e-mail naar
info@ezelsocieteit.nl onder vermel-
ding van naam en adres. Het inschrij-
vingsgeld kan worden overgemaakt op
rekeningnummer 3112.55.426 ten
name van De Ezelsociëteit, Zeist, onder
vermelding van Donkey Business en
naam en adresgegevens.

Vaccinatie remt
verspreiding vogelgriep

Vaccinatie beschermt niet alleen vogels
tegen ziekte en sterfte door vogelgriep,
maar leidt ook tot een vermindering
van de verspreiding van het virus. Dit
bleek uit het promotieonderzoek van
Jeanet van der Goot van het Centraal
Veterinair Instituut van Wageningen
UR, waarop zij op 23 april hoopt te
promoveren bij de faculteit Dierge-
neeskunde. Het effect van vaccinatie
blijkt af te hangen van de vogelsoort,
het gebruikte vaccin en de tijd tussen
de vaccinatie en besmetting. Bij kippen
en eenden kon bijvoorbeeld een
duidelijke vermindering van spreiding
worden vastgesteld, soms al één week
na de vaccinatie, terwijl bij fazanten
nauwelijks een vermindering van de
spreiding optrad. Er is geen verband
tussen de ernst van de ziektesympto-
men, en de mate van spreiding van het
virus. Dit houdt in dat er in een
gevaccineerde populatie altijd een
controle zal moeten plaatsvinden, bij
voorkeur door bloedonderzoek.

Meeteenheden
antibioticagebruik

Onderzoekers van het Centraal
Veterinair Instituut van Wageningen
UR adviseren om het gebruik van
antibiotica in de veehouderij uit te
drukken in dagdoseringen per
dierjaar Hierbij wordt berekend hoe
vaak per jaar een dier (of kilogram
dier) op een bepaald bedrijf is behan-
deld met antibiotica. Deze vorm van
registratie maakt het mogelijk het
antibioticagebruik van verschillende
landen en bedrijven te vergelijken. Dit
was niet goed mogelijk met de
weergave in aantal kilogram ver-
handelde werkzame stof van de
antibiotica. Het advies maakt deel uit
van een rapport, gemaakt in opdracht
van het ministerie van
lnv.

Mysterieuze bloedingen
bij kalveren

In Duitsland, vooral in Beieren, zijn al
ruim tweehonderd jonge kalveren
gestorven aan een bloedingziekte. Ook
in Nederland komt de aandoening
voor: bij de
gd in Deventer zijn sinds
september 2008 veertien gevallen van
de aandoening gemeld. Bij jonge
kalveren komt het bloed door de huid
zonder dat er sprake is van zichtbare
beschadigingen. De dieren lijden ook
aan bloedingen aan de ingewanden.
Volgens onderzoekers van de runder-
kliniek van de Ludwig-MaximiUans
Universiteit in München staat de
ziekte in verband met een beenmerg-
aandoening. Zij zeggen dat er geen
virus of bacterie bij betrokken is en
dat een erfelijke oorzaak kan worden
uitgesloten. Een mogelijkheid is dat
kalveren met de biest iets binnen-
krijgen dat het beenmerggebrek
veroorzaakt,
gd doet onderzoek naar
de symptomen.

De Gelderlander

-ocr page 410-

Endocriene en gedragsmatige veranderingen
als gevolg van stress bij paarden

Ellen de Graaf-Roelfsema

Samenvatting proefschrift

In de periode van december 2003 tot december 2005
vond op de faculteit Diergeneeskunde een studie plaats
naar de mogelijke oorzaken van vroegtijdige over-
training bij paarden met als doel het vinden van
diagnostische parameters voor vroegtijdige over-
training, onder leiding van dr. J.H. van der Kolk. Deze
studie kwam voort uit een samenwerkingsverband
tussen de Universiteit van Maastricht en de Universi-
teit Utrecht, het zogenaamde
maut-project. Uit dit
onderzoek zijn veel studentenreferaten voortgekomen
en ook vijf proefschriften. Hieronder volgt een samen-
vatting van het proefschrift
Endocrinological and
behavioural adaptations to experimentally induced physical
stress in horses van
Ellen de Graaf-Roelfsema, dat is
begeleid door prof. dr. A. Barneveld als promotor en dr.
H.A. Keizer en dr. J.H. van der Kolk als co promotoren.

Stressgerelateerde ziekten, zoals \'burn-out\', posttrauma-
tische stressstoornis
(ptss) en overtrainingsyndroom,
komen steeds meer voor of worden vaker onderkend bij de
mens. Bij het paard bestaat de indruk dat stressgerelateer-
de ziekten vaker voorkomen dan ze nu worden gediagnos-
ticeerd. Het overtrainingsyndroom wordt vaak alleen
geassocieerd met paarden in de topsport. Ook andere
paarden kunnen echter dagelijks stress ondervinden door
de manier waarop ze worden gehouden of door de manier
van training. Deze en andere stressfactoren kunnen leiden
tot een overmaat aan stress, wat uiteindelijk kan resul-
teren in ziekten zoals het overtrainingsyndroom of een
\'burn-out\'.

Stress wordt vaak geassocieerd met negatieve gevolgen,
maar vanuit een biologisch oogpunt is stress bedoeld als
positieve reactie. Tijdens stress worden de zintuigen op
scherp gezet, waardoor men betere prestaties kan leveren.
Een beetje stress is dan ook nodig voor een optimale
prestatie of het verbeteren van een prestatie. Van dit
\'overload\'-principe wordt gebruikgemaakt om sportieve
prestaties te verbeteren. Tijdens een training wordt het
hchaam belast (dat wil zeggen: het ondervindt stress),
energiebronnen worden aangesproken en de balans van
het lichaam wordt als het ware verstoord. Direct na de
training zal het lichaam proberen de balans te herstellen.
Het doet dit door zelfs iets verder te herstellen dan de
uitgangspositie, zodat een zelfde mate van training in het
vervolg het lichaam minder uit balans brengt. Dit herstel
noemen we supercompensatie. Indien de daaropvolgende
trainingen plaatsvinden op die momenten dat de super-
compensatie optimaal is, zal het lichaam steeds beter
bestand zijn tegen de trainingen en zal de prestatie
vooruitgaan. Als men met trainen begint voordat het
lichaam hersteld is, zal de prestatie na verloop van tijd
achteruit gaan.

Zowel tijdens de training als tijdens het herstel na de
training zijn stresshormonen nodig. Langdurige activiteit
van stresshormonen leidt echter tot symptomen van
stressgerelateerde ziekten, zoals verminderde prestaties,
vermoeidheid en depressiviteit. Overtraining wordt
gedefinieerd als een vermindering van de prestatie
ondanks gelijk gebleven of toegenomen training. Er zijn
meer dan tweehonderd symptomen van overtraining
beschreven, maar geen enkel symptoom is specifiek voor
het ziektebeeld. Dit betekent dat overtraining (of een
\'burn-out\') nog steeds niet met zekerheid in een vroeg
stadium kan worden vastgesteld. Bij de mens wordt een
enquête gebruikt om bij zieke atleten de diagnose over-
training te stellen. Deze enquête
(poms; Profile of Mood
State) brengt veranderingen in gedrag en gemoedstoestand
in kaart, die tot nu toe de meest betrouwbare indicatoren
voor overtraining lijken te zijn. Helaas is deze methode bij
het paard niet toepasbaar en blijft het ook voor de mens
een enigszins subjectieve bepalingsmethode. Er is dan ook
dringend behoefte aan een diagnostische parameter om
stressgerelateerde ziekten in een vroeg stadium te kunnen
vaststellen. In een vroeg stadium is herstel namelijk vaak
goed mogelijk, in tegenstelling tot bij langdurig bestaande
stressgerelateerde ziekten, waarvan het maar de vraag is of
er nog herstel mogelijk is.

Als oorzaak voor de stressgerelateerde ziekten wordt
gedacht aan een neuro-endocriene onbalans, dat wil
zeggen dat de regulatie van hormonen in de hersenen
verstoord is geraakt. Er bestaan aanwijzingen dat de
verstoring van de regulatie van de stresshormonen onder
invloed van zeer langdurige continue stress kan overgaan
in een uitputting van deze stresshormonen, met desas-
treuze gevolgen. Onderzoek naar de verstoorde regulatie
van deze hormonen zou misschien een diagnostische
parameter kunnen opleveren om overtraining in een
vroeg stadium te kunnen aantonen.

doelstelling

Het onderzoek in dit proefschrift is gericht op het bestude-
ren van deze verstoring in de hormonale regulatie ten tijde
van overtraining, waarbij we met name hebben gekeken
naar de regulatie van groeihormoon en het glucose-
metabolisme. Voor dit onderzoek werden paarden op een
lopende band getraind volgens een gevalideerd protocol,
dat was ontworpen voor het induceren van vroegtijdige
overtraining. Ten einde te controleren of de paarden leden
aan vroegtijdige overtraining werden inspanningstesten

-ocr page 411-

en gedragsobservaties uitgevoerd op gezette tijden tijdens
training, op stal en tijdens contact met een ander paard.
Daarnaast werden verschillende endocrinologische testen
uitgevoerd om eventuele verstoringen in de regulatie van
de desbetreffende hormonen te kunnen vaststellen.

opbouw trainingsstudie

Het totale trainingsexperiment bestond uit vier perioden:
een gewenningsperiode (vier weken), een trainingsperiode
(achttien weken), een intensieve trainingsperiode (zes
weken) en een herstelperiode (vier weken). Aan het begin
van de intensieve trainingsperiode werden de tien paarden
(allen dravers) verdeeld over een controlegroep en een
testgroep. Tijdens de intensieve trainingsperiode trainde
de controlegroep vier dagen per week en de zwaarte van de
training was vergelijkbaar met de training gedurende de
trainingsperiode. De testgroep trainde de eerste drie
weken van de intensieve trainingsperiode zes dagen per
week en de laatste drie weken zeven dagen per week. De
training werd in deze periode steeds langer en zwaarder
De herstelperiode was bedoeld om te zien of eventuele
veranderingen gemeten tijdens de intensieve trainings-
periode binnen vier weken zouden kunnen herstellen of
niet. Bovendien was bekend dat sommige humane atleten
pas symptomen van overtraining lieten zien na een korte
rustperiode en niet tijdens de intensieve inspannings-
periode zelf. Eventuele problemen zouden dus ook pas
tijdens de herstelfase kunnen optreden. Aan het einde van
iedere periode was er een testweek waarin alle testen
werden uitgevoerd.

groei hormoon regulatie

Groeihormoon (gh) wordt geproduceerd en afgegeven
door de hypofyse onder invloed van het groeihormoon-
releasing hormoon
(g h r h ) (stimulerend effect) en
somatostatine (remmend effect). De afgifte van de hoeveel-
heid groeihormoon in het bloed kan onder invloed van
deze twee hormonen sterk en snel wisselen. We noemen
dit een pulsatiele afgifte. Dit heeft tot gevolg dat een
eenmalige bepaling van de groeihormoonconcentratie in
het bloed niet veel zin heeft. Om iets te kunnen zeggen
over de groeihormoonafgifte moet regelmatig (bijvoor-
beeld iedere 5 tot 20 minuten) en gedurende langere tijd
(bijvoorbeeld 8 tot 24 uur) bloed worden afgenomen, zodat
er concentratiecurves kunnen worden gemaakt. In het
proefschrift worden twee mathematische computer-
programma\'s beschreven die speciaal zijn ontworpen voor
het analyseren van hormoonpulsatiliteit. Het analyseren
van hormoonpulsatiliteit is lastig, omdat de plasma
gh-concentratie op een bepaald tijdstip onderhevig is aan
drie gelijktijdig optredende processen, te weten een basale
GH-secretie, een pulsatiele secretie en eliminatie. Met
behulp van deconvolutieanalyse is het mogelijk de
invloed van deze drie parameters gelijktijdig af te leiden
uit een
gh-concentratiecurve. Hierdoor is het mogelijk
oorzaken van veranderingen in pulsatiliteit te bepalen.
Het andere programma berust op \'approximate entropy\'-
statisriek en kijkt naar de regelmaat binnen de
gh-
concentratiecurves. De mate van regelmaat weerspiegelt
de mate van coördinatie in de hormoonafgifte en is een
interessant gegeven als men kijkt naar ziektes waarbij een
neuro-endocriene onbalans optreedt.

Zowel de deconvolutieanalyse als de \'approximate
entropy\' hebben we gebruikt om de groeihormoon-
profielen van de paarden te analyseren na perioden van
training, intensieve training en herstel. De groeihormoon-
afgifte veranderde bij de testgroep na een periode van
intensieve training duidelijk naar een onregelmatiger
patroon met meer pieken, kleinere pieken en een langere
groeihormoonhalfwaardetijd. Na de herstelperiode waren
de veranderingen nog steeds meetbaar, zij het in mindere
mate. Groeihormoon speelt vooral een rol tijdens de
herstelfase direct na inspanning, dus bij het herstellen van
de lichamelijke balans. Mogelijk is de toename in groei-
hormoonpieken voordeliger voor het herstellen van de
lichamelijke balans bij de overtrainde dieren.

glucosemetabolisme

In het lichaam wordt de opname van glucose in de cellen
voornamelijk geregeld door insuline, een hormoon dat
wordt geproduceerd door de pancreas. Tijdens inspanning
wordt het meeste glucose verbruikt door de spieren. Een
deel van de benodigde glucose ligt opgeslagen in de
spieren in de vorm glycogeen en een ander deel wordt
aangemaakt door de lever en via de bloedbaan richting de
spieren getransporteerd. Direct na inspanning worden de
voorraden glycogeen in de spier weer op peil gebracht. Dit
kan bij het paard na langdurige inspanning wel 72 uur in
beslag nemen. Het is bekend dat de gevoeligheid van de
cellen voor insuline kan verminderen (cellen worden
resistenter ten aanzien van insuline) door onder andere
hoge concentraties van het stresshormoon
Cortisol en
hoge groeihormoonconcentraties. Het is ook bekend dat
acute inspanning en mogelijk training de gevoeligheid
van de cellen voor insuline juist verbetert. In het proef-
schrift bepaalden we met behulp van de euglycemische
hyperinsulinemische \'clamp\'-techniek de invloed van de
afzonderhjke factoren (eenmalige toediening van Cortisol,
eenmalige toediening van
gh, langdurige toediening van
GH en fysieke training) op de perifere insulinegevoelig-
heid. Samengevat hadden een training van achttien weken
en een eenmalige toediening van groeihormoon geen
effect op de insulinegevoeligheid van de perifere weefsels.
Een éénmalige toediening van
Cortisol veroorzaakte juist
een toename van de insulinegevoeligheid van de perifere
weefsels en langdurige toediening van groeihormoon gaf
een duidelijke afname te zien.

Vervolgens maten we bij de paarden de insuhne-
gevoeligheid van de perifere weefsels na een periode van
training, intensieve training en herstel. De uitkomst van
deze studie was moeilijk te voorspellen, omdat het
mogehjk was dat alle bovengenoemde factoren tegelijker-
tijd de insulinegevoeligheid konden beïnvloeden. Bij de
overtrainde paarden trad na de intensieve trainings-

-ocr page 412-

periode een verandering op in de regulatie van de glucose-
gestimuleerde opname door insuline, die zich uitte in een
veranderde correlatie. De herstelfase laat pas duidelijk
zien wat er is gebeurd: gedurende de intensieve trainings-
periode zijn de hoeveelheid verbruikte glucose en de
hoeveelheid verbruikte glucose per eenheid insuline
toegenomen ten opzichte van de herstelperiode. De
paarden laten dus een toename zien van de insuline-
gevoeligheid van de perifere weefsels, waarbij er geen
correlatie bestaat tussen het glucosemetabolisme en de
perifeer insulinegemedieerde glucoseopname tussen de
paarden. Na de herstelperiode is deze correlatie nog steeds
afwezig.

Ook keken we in het proefschrift naar de verande-
ringen in glucose- en insulineconcentraties in het bloed
tijdens acute inspanning en de invloed hierop van
training, intensieve training en hersteltraining. Na de
trainingsperiode was een duidelijke verhoging van de
glucoseconcentratie in het bloed tijdens inspanning
zichtbaar in vergelijking met de gewenningsperiode.
Kennelijk heeft training een positieve invloed op de
mobilisatie van energie tijdens inspanning. Na de inten-
sieve trainingsperiode zien we bij de testpaarden in
vergelijking met de trainingsperiode juist lagere glucose-
concentraties tijdens inspanning. Het lijkt er dan ook op
dat de testpaarden na de intensieve training meer moeite
hebben met het mobiliseren van energie vanuit de lever
Dit kan komen door een hormonale disregulatie of door
een uitputting van de energievoorraden.

gedrag

Veranderingen in gedrag of gemoedstoestand spelen een
belangrijke rol in de humane diagnostiek van over-
training. Daarom is er in dit onderzoek voor gekozen het
gedrag gedurende de hele studie te monitoren via objec-
tieve meetmethodes. Dit deelonderzoek is verricht in
samenwerking met dr. M.C. van Dierendonck van de
afdeling Ethologie en Welzijn van de faculteit Diergenees-
kunde. Speciaal voor deze studie zijn drie testen opgezet
om het gedrag en de gemoedstoestand van de paarden in
beeld te brengen; de humane
poms is als het ware vertaald
naar paardengedragingen passend bij verschillende
gemoedstoestanden. Op basis van deze testen vonden we
tijdens de intensieve trainingsperiode duidelijke verschil-
len tussen de controlepaarden en de testpaarden. De
testpaarden vertoonden heel duidelijk minder interesse in
hun omgeving en in andere paarden vergeleken met de
controlepaarden en waren meer in zichzelf gekeerd. Ook
hier waren de mentale veranderingen nog meetbaar na de
herstelperiode, zij het in mindere mate.

prestatie

De intensief getrainde dravers konden de inspanningstest
aan het einde van de intensieve trainingsperiode niet meer
volhouden, in tegenstelling tot de controlegroep. De
dravers probeerden de inspanning te volbrengen door over
te schakelen naar een energetisch voordeligere gang (van
draf naar galop) of staakten de inspanning. Na de herstel-
periode waren de testdravers nog steeds niet in staat de
inspanningstest goed te volbrengen, wat wijst op een
langdurig verminderd presteren ondanks intensievere
training, wat past binnen de definitie van overtraining.

conclusies

We kunnen drie belangrijke conclusies trekken op basis
van dit onderzoek. De eerste conclusie is dat het ons gelukt
is met het beschreven protocol vroegtijdige overtraining
bij de paarden te induceren. De paarden voldeden aan de
criteria van overtraining zoals die zijn opgesteld bij de
mens: prestatievermindering ondanks toegenomen
training, verandering in gedrag/gemoedstoestand en
onvoldoende herstel na vier weken relatieve rust.

De tweede conclusie is dat vroegtijdige overtraining te
diagnosticeren is op basis van gedragsveranderingen en
disregulatie van de GH-as evenals disregulatie van de
glucose-insuline-interactie.

De derde conclusie is dat een overmaat aan fysieke
stress (vroegtijdige overtraining) in eerste instantie leidt
tot veranderingen op hormonaal en mentaal niveau in
tegenstelling tot veranderingen op spierniveau wat men
mogelijk zou verwachten, omdat gebruik werd gemaakt
van stress door fysieke inspanning. Deze laatste conclusie
kan worden getrokken op basis van twee andere proef-
schriften waarin men keek naar spierveranderingen bij
dezelfde groep paarden en het huidige proefschrift waarbij
we meer centraal gelegen veranderingen bekeken.
Toekomstig onderzoek naar de oorzaken van stress-
gerelateerde aandoeningen zou zich meer moeten richten
op neuro-endocriene veranderingen. Het paard zou daarbij
uitstekend kunnen dienen als modeldier voor vergelijk-
baar onderzoek bij de mens.

praktische toepassing van dit onderzoek

Waarschijnlijk komt overtraining in de praktijk veel vaker
voor dan wij nu denken. Overtraining wordt lang niet
altijd veroorzaakt door overmatige fysieke training, het is
juist een combinatie van factoren zoals fysieke stress en
stress veroorzaakt door weinig sociale interactie, frequent
transport, saaie training, dagelijkse arbeid, geen mogelijk-
heid tot ontspanning, et cetera. Ieder paard met als klacht
verminderd presteren zonder aanwijsbare klinische
oorzaak zou in theorie kunnen lijden aan overtraining.
Misschien is \'burn-out\' een betere benaming, gezien de
primair optredende centrale veranderingen. De eerste
symptomen (naast het verminderd presteren) die op de
voorgrond treden bij overtraining, zijn de gedragsverande-
ringen, zoals blijkt uit dit onderzoek. Diagnostiek in een
vroegtijdig stadium zal zich moeten richten op verande-
ringen in endocrinologische parameters. De testen
beschreven in dit proefschrift zijn echter niet handig
toepasbaar onder praktijkomstandigheden. Nader onder-
zoek naar individueel toepasbare endocrinologische testen
is dus nodig en zal ook gaan plaatsvinden op de universi-
teitskliniek voor paarden.

-ocr page 413-

FELIMAZOLE®

Flexibele behandeling van hyperthyroidie bij de kat

• Nu ook 2.5 mg !

• Flexibele dosering

• Minder dosis gerelateerde bijwerkingen

• Reversibele behandeling

• Startdosering tweemaal daags 2.5 mg

A

Dechra

Veterinary Products

Felimazole\': UDA REG.NL.103369. Werkzaam bestanddeel: Thiamazole 2.5 mg. Indicatie: voor de stabilisatie van hyperthyroidie bij katten vóór een chirurgische
thyroïdectomie. Voor de lange termijn behandeling van feline hyperthyroidie. Toedieningswijze: uitsluitend orale toediening. Stabilisatie van teline hyperthyroidie
voorafgaand aan een chirurgische verwijdering van de schildklier, dient aanvankelijk één tablet van 2.5 mg \'s morgens en \'s avonds te worden toegediend. Lange
termijn behandeling van hyperthyroidie, begindosis van tweemaal daags 2.5 mg. Na 3 weken dosis titreren op basis van TT^ in het serum. Dosis aanpassen in
stappen van 2.5 mg. Bijwerking/contra-indicatie: bij doses van 5-15 mg/kat/dag: braken, gebrek aan eetlust/anorexia, lethargie, pruritus en oexcoriaties van de
kop en nek, bloedingsdiathesis icterus a.g.v. hepatopathie en hematologische abnormaliteiten. Niet gebruiken bij katten die lijden aan systemische ziekten zoals
primaire leverziekte of diabetes mellitus.

Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel -i-31 (0) 76 - 531 79 77

-ocr page 414-

Leptospirose (ziekte van Weil) bij de hond:
een risico voor de mens?

D.J. Houwers, J.A. Wagenaar, R.A. Hartskeerl, J.L.A. Hautvast,
H.RJ Stinis, W.L.M. Ruijs en S.J.M.M. Lenaers

Uit en voor de praktijk

Mede naar aanleiding van vragen die dierenartsen
stellen aan Gcn\'en over de risico\'s van het omgaan met
honden met de ziekte van Weil, verscheen in het
Infectieziekten Bulletin (2008, 7; 229-233) een artikel
onder bovenstaande titel waarin dit risico diepgaand
wordt geïnventariseerd en geëvalueerd. Omdat deze
problematiek relevant is voor menig dierenarts en zijn
of haar medewerkers, hebben de auteurs van het artikel
onderstaande uitgebreide samenvatting gemaakt. Het
volledige artikel (met referenties) is te vinden op http://
www.rivm.nl/cib/publicaties/bulletin/jaargang_19/
bulli907/Leptospirose-bij-honden.jsp.

In Nederland worden elk jaar gemiddeld dertig gevallen
van leptospirose bij mensen vastgesteld en ongeveer tien
gevallen van de ziekte van Weil bij honden. Transmissie
van leptospiren van de hond naar de mens is slechts
zelden beschreven. Mensen kunnen in principe geïnfec-
teerd raken als zij in aanraking komen met met lepto-
spiren besmette urine, bloed of weefsels van de hond. In de
praktijk leidt dit wel eens tot vragen van dierenartsen,
ggd-artsen of huisartsen. De kans op transmissie kan sterk
worden gereduceerd door het nemen van hygiënemaat-
regelen. In bepaalde situaties kan postexpositieprofylaxe
worden overwogen.

Bij normale dagelijkse verzorging van een hond met de
ziekte van Weil is postexpositieprofylaxe in principe niet
nodig. Wel is het belangrijk gedurende vier weken alert te
blijven op mogelijke symptomen van leptospirose (met
name koorts en/of griepachtige verschijnselen) en de
ziekte direct gericht te behandelen als deze verschijnselen
zich voordoen. Bij personen met een verhoogd risico op
een ernstig beloop, zoals zwangeren en immuungecom-
promitteerden, dient men na contact met een hond met de
ziekte van Weil direct profylaxe te overwegen. In het geval
van accidenten met een duidelijke blootstelling aan
aanzienlijke hoeveelheden besmette urine, bloed of
weefsels van de hond, geldt dat voor iedereen.

leptospirose

Leptospirose is een over de hele wereld voorkomende
zoönotische aandoening, die wordt veroorzaakt door de
bacterie Leptospira. In Nederland, waar voor de mens een
meldingsplicht geldt, worden per jaar gemiddeld dertig
incidentele gevallen van leptospirose gemeld met een
piekincidentie in de nazomer en de herfst. Omdat de
verschijnselen van leptospirose bij de mens vaak weinig
specifiek zijn, is er waarschijnlijk sprake van onder-
diagnostiek en derhalve van onderrapportage.

Er zijn meer dan 160 soorten zoogdieren bekend die
dragers dan wel reservoirs van leptospiren kunnen zijn.
Natuurlijke gastheren zoals ratten, die een belangrijke rol
spelen als reservoir, woi-den bij infectie niet of nauwelijks
ziek. Het zijn vooral knaagdieren die de omgeving van de
mens besmetten, bijvoorbeeld door te urineren in opper-
vlaktewater De hond en de mens zijn accidentele gast-
heren waarbij zich afhankelijk van het individu en de
infecterende serovar(s) geen, milde of ernstige vormen van
de ziekte kunnen ontwikkelen.

leptospirose bij honden

Jaarlijks worden in Nederland 50 a 75 honden getest op
antistoffen (IgM/IgG Ehsa,
vmdc) tegen leptospiren
wegens een verdenking van de ziekte van Weil. Hiervan is
een klein deel positief; de incidentie van klinische
leptospirose wordt geschat op tien gevallen per jaar De
infectie verloopt bij veel honden subklinisch. In Neder-
land werd in 2004 vastgesteld dat van honden zonder
klachten globaal de helft agglutinerende antistoffen heeft
tegen één of meerdere serovars, waarbij die uit de sero-
groep Icterohaemorrhagiae het meest voorkomen
(Houwers en Hartskeerl, ongepubliceerd). Bij een Ameri-
kaans onderzoek bleek dat 8 procent van de onderzochte
honden (ongeacht hun gezondheidsstatus) leptospirurie
vertoont. De ziekte van Weil, die wordt gekenmerkt door
lever- en nierfalen, is de acute vorm van leptospirose bij de
hond. Als de hond niet tijdig wordt behandeld, is het
verloop vaak dodelijk. Koorts, braken, diarree, malaise en
spiergevoeligheid kunnen de eerste tekenen zijn van een
acute infectie. Daarnaast kan sprake zijn van icterus,
bloedingen en oligurie. Als honden de acute vorm
overleven, kan zich een chronisch ziektebeeld ontwikke-
len als gevolg van blijvende orgaanschade of treedt er
klinisch herstel op; in beide gevallen persisteert de infectie
gedurende lange tijd in de nieren en soms ook in delen van
het geslachtsapparaat.

Patiënten met de ziekte van Weil worden behandeld
met benzylpenicilline parenteraal of een derivaat hiervan,
waarbij ze vaak worden opgenomen in een dierenkliniek.
Ongeveer twaalf uur na het begin van de behandeling is de
uitscheiding van leptospiren via de urine gewoonlijk
gecoupeerd. Tot die tijd is het dier besmettelijk. Gegevens
over uitscheiding van leptospiren bij subklinische
infecties zijn niet beschikbaar in de literatuur.

Zoals bekend, kunnen honden door vaccinatie worden
beschermd tegen leptospirose. Van de 1,8 miljoen honden
in Nederland wordt ongeveer 55 procent jaarlijks tegen
deze infectie gevaccineerd. Alle in Nederland beschikbare

-ocr page 415-

veterinaire vaccins tegen leptospirose bevatten twee
serovars: Icterohaemorrhagiae en Canicola. Sinds de invoe-
ring van vaccinatie komt leptospirose veroorzaakt door
serovar Canicola nauwelijks meer voor in Nederland - de
hond is voor deze vorm het enige reservoir. Honden die
niet of slecht zijn gevaccineerd, lopen vooral het risico om
door direct of indirect contact met ratten te worden
geïnfecteerd met Icterohaemorrhagiae en de nauw
verwante serovar Copenhageni. In het buitenland worden
de serovars Grippotyphosa, Pomona en Bratislava sinds de
invoering van vaccinatie relatief vaker gediagnosticeerd.
Jaarlijkse vaccinatie beschermt de hond tegen symptomen
van de ziekte van Weil, maar geeft geen volledige bescher-
ming tegen infectie en voorkomt niet altijd de leptospiru-
rie. Veel dierenartsenpraktijken propageren regelmatige
vaccinatie. De door de huidige vaccins bewerkstelligde
bescherming is grotendeels serovarspecifiek; klinische
infecties met andere serovars zijn dus niet uitgesloten.

Honden die veel in aanraking komen met oppervlakte-
water, hebben een grotere kans om de ziekte van Weil te
krijgen dan honden die dat niet doen. Daarnaast lopen
reuen een groter risico dan teven, omdat ze meestal meer
exploratief gedrag vertonen en meer geneigd zijn urine
van andere honden op te likken.

Transmissie van hond naar mens

Transmissie tussen accidentele gastheren onderling, zoals
van hond naar mens, is zeldzaam, maar niet onmogehjk.
Er is in Nederland één praktijkvoorbeeld bekend van een
patiënt die een Icterohaemorrhagiae-infectie kreeg na de
zorg voor een hond met de ziekte van Weil. In de acute
fase van de infectie is het theoretisch mogelijk dat
lichaamssecreta leptospiren bevatten. Ook zouden
leptospiren theoretisch gezien aanwezig kunnen zijn in de
bek van de hond als ze recent hun genitaliën of vacht
hebben gelikt en die op dat moment besmet was met
urine. In hoeverre daadwerkelijk op deze wijze transmissie
mogelijk is, is niet bekend. Transmissie van dier naar mens
kan plaatsvinden via contact van de humane (beschadig-
de) huid, mond, neus of slijmvliezen met besmette urine,
bloed of weefsel. Theoretisch zou inademing van aero-
solen van urine zich bijvoorbeeld kunnen voordoen bij het
schoonmaken van hondenhokken met een hogedruk-
spuit.

Gezien de lage transmissiekans is het niet vreemd dat
leptospirose niet wordt gezien als potentiële beroepsziekte
bij dierenartsen of -verzorgers, in tegensteUing tot bijvoor-
beeld melkerskoorts (veroorzaakt door de Leptospira
serovar Hardjo) bij melkveehouders.

Bijzondere risicogroepen

Hoewel kinderen door hun gedrag (minder hygiënebesef
en intensiever contact met huisdieren) een groter risico
hebben om geïnfecteerd te raken, komt leptospirose in
Nederland zelden voor bij kinderen. Ze raken mogelijk wel
geïnfecteerd, maar worden niet ziek. Bij ouderen is de kans
om ziek te worden groter. Ook immuungecompromitteer-
den hebben een groter risico op een ernstig beloop.
Leptospirose kan tijdens zwangerschap leiden tot spon-
tane abortus, intra-uteriene vruchtdood of congenitale
leptospirose.

preventieve maatregelen en overwegingen

Bij een sterk vermoeden van de ziekte van Weil bij een
hond dienen de maatregelen in eerste instantie gericht te
zijn op het voorkómen van contact met besmette
lichaamsvloeistoffen van de hond. Het advies is te zorgen
voor hygiënemaatregelen en persoonlijke bescherming,
zoals hieronder besproken. Daarnaast kunnen onder
bepaalde omstandigheden profylactisch (postexpositie) of
therapeutisch antibiotica worden voorgeschreven.

hygiënemaatregelen

Aangezien de urine van de hond tot twaalf uur na de start
van de antibioticumtherapie leptospiren kan bevatten,
dient men contact met urine te vermijden. Als er mogelijk
toch contaminatie is opgetreden, kan desinfectie plaats-
vinden met behulp van detergentia (zeep) of desinfec-
tantia. Zelfs droogte heeft een sterk afdodend effect. Men
moet de handen wassen met water en zeep en ze vervol-
gens drogen, bij voorkeur met papieren wegwerphand-
doekjes. Een alternatief is het gebruik van handalcohol
(-gel). Wanneer er sprake is van mogelijke besmetting van
een beet-, snij- of schaafwond is desinfectie met betadine
of alcohol vereist. Oppervlakken of voorwerpen die
besmet zijn met urine, moeten worden gereinigd met een
allesreiniger, waarbij men wegwerphandschoenen moet
dragen.

Verder wordt het gebruik van een hogedrukspuit bij
het schoonmaken ontraden vanwege de aerosolvorming.
Gelet op de mogelijkheid van subklinisch uitscheidende
honden moet het gebruik van de hogedrukspuit in
hondenverblijven in het algemeen worden ontraden. Als
dit toch noodzakelijk is, raden we aan volgelaatmaskers te
dragen.

Het is verstandig om een van de ziekte van Weil
verdachte patiënt in de dierenkliniek zoveel als dat
redelijkerwijs mogelijk is te isoleren tot de leptospirurie
voorbij is, twaalf uur na start van de antibioticumtherapie.

postexpositieprofylaxe en vroegbehandeling

Bij het instellen van postexpositieprofylaxe moet het
risico op het oplopen van een infectie worden afgewogen
tegen de nadelen van het gebruik van antibiotica. Gezien
het meestal vrij typische klinische beeld van de ziekte van
Weil bij honden en het feit dat laboratoriumdiagnostiek
(IgM/IgG Elisa,
vmdc) vereist is, dienen klinisch verdachte
honden beschouwd te worden als een potentieel risico.

Alleen als er sprake is geweest van een sterk vermoeden
van een contact (expositie) van slijmvlies (bijvoorbeeld
oog of mond) of huidlaesie met (aan) urine of bloed van de
hond is postexpositieprofylaxe geïndiceerd. De normale
dagelijkse verzorging van een hond met leptospirose geeft
een verwaarloosbaar risico op besmetting. Daarom wordt

-ocr page 416-

in die gevallen in principe geen postexpositie profylaxe
geadviseerd. Wel dient men gedurende vier weken na de
mogelijke blootstelling alert te zijn op het optreden van
griepachtige verschijnselen of koorts, die kunnen duiden
op leptospirose. In dat geval is het raadzaam een behande-
ling te starten met doxycycline, waarbij amoxicilline of
een macrolide als alternatief kunnen dienen. Bij personen
met een verhoogd risico op een ernstig beloop van
leptospirose (zwangeren en immuungecompromitteer-
den) dient als zij een hond met de ziekte van Weil hebben
verzorgd, wel postexpositieprofylaxe te worden over-
wogen (doxycycline, bij zwangerschap amoxiciUine).

Accidenten met een hoog risico zijn contacten waarbij
de humane mond, neus, slijmvliezen of open wonden
overduidelijk blootgesteld zijn geweest aan aanzienlijke
hoeveelheden besmette urine, bloed of weefsels. In dat
geval moet men wel postexpositieprofylaxe overwegen.
Indien een hoog risicoaccident optreedt bij een persoon
die een ook nog een hoog risico heeft op een ernstig
beloop van de ziekte wordt postexpositieprofylaxe sterk
aangeraden.

conclusie

Transmissie van leptospiren van de hond naar de mens is
weliswaar beschreven in de literatuur, maar komt zelden
voor Bij normale dagelijkse verzorging van een hond met
de ziekte van Weil is postexpositieprofylaxe in principe
niet nodig. Wel is het belangrijk dat men gedurende de
maximale incubatietijd (vier weken) alert is op sympto-
men en zonodig een behandeling start. Postexpositie-
profylaxe wordt alleen overwogen in uitzonderingssitua-
ties (zwangeren en immuungecompromitteerden), of bij
duidelijke mucosale blootstelling aan aanzienlijke
hoeveelheden urine, bloed of weefsel.

Leptospiren zijn zeer gevoelig voor water en zeep,
desinfectantia en zelfs droogte, wat impliceert dat het
risico van transmissie naar andere dieren/patiënten in de
kliniek via besmette oppervlakken/instrumenten bij
normaal hygiënisch handelen zeer klein is. Onder
gemiddelde praktijkomstandigheden is extra aandacht
voor de hygiëne op zijn plaats, maar het stringent isoleren
- in quarantaine plaatsen - van een van de ziekte van Weil
verdachte patiënt is niet nodig.

Houwers, Wagenaar: afdeling Klinische Infectiologie, depar-
tement Infectieziekten en Immunologie, faculteit Dierge-
neeskunde, Universiteit Utrecht.
Hartskeerl: Koninklijk Instituut voor de Tropen,
kit Bio-
medical Research, Amsterdam.
Lenaers, Hautvast: afdeling Sociale Geneeskunde,
umc
St. Radboud Nijmegen en Academische Werkplaats amphi.
Stinis: Nederlands Centrum voor Beroepsziekten,
Amsterdam

Ruijs: RIVM, Centrum Infectieziektebestrijding/Lci.

Het bestuur gaat bloggen.

Kijk vanaf i mei op www.knmvd.nl/weblog

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 417-

n wens...

CAVALESSE

van

frustrerende zomerjeuk

Bent u niet tevreden over de beschikbare behandelingen voor
zomeraliergie bij paarden?

Zijn u, uw klanten en hun paarden op zoek naar een doeltreffend
middel voor het behoud van een gezonde huid?

Wilt u graag een natuurlijk product dat beschikbaar is via
dierenartsen?

« #
*

Als uw antwoord op
deze vragen JA is, dan is
Cavalesse® iets voor u.

^JANSSEN

ANIMAL HEALTH

fidaVet

Zorg voor uw gezelschapsdieren

Voor meer informatie contacteer ons op jahbnl@janbe.jnj.com

-ocr page 418-

x/irLy^c

\'.r^\'ii,

•lf -. - I/u

ANIMAL H EALTH

I tmm

BackHome BioTec®
Onbreekbaar en weefselvriendelijk

OpHmale biocompaHbilitei^
20% lichter dan een glazen transponder
Onbreekbaar, en dus veiliger
Geschikt voor alle diersoorten

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transponder
geniet de voorkeur

Gelukkig zijn steeds meer dierenartsen overtuigd: een klein verschil in prijs kan
geen reden zijn om te kiezen voor een omhulsel van het breekbare bioglas als
door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschikbaar Is. Uw cliënten
willen, voor een gering prijsverschil, ook geen onnodig risico lopen als u ze
voor de keuze zou stellen. Het omhulsel van BackHome BioTec transponders is
gemaakt van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar maar
ook het meest weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is.
Onderzoeken in het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden* hebben
de voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.
Daarom: glas in de glasbak - niet in de patiënt!

BackHome BioTec: de onbreekbare doorbraak

\'Datg on file

BackHome^

Bio T e c

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

-ocr page 419-

O horror,
geen tumor!

laim Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Begrijpelijk dat je als eigenaar niet
blij bent als wordt vastgesteld dat je
hond een tumor heeft. Ook begrijpe-
lijk dat je nog minder blij raakt als je
denkt dat die tumor eerder had
kunnen worden ontdekt, en/of
eerder/beter/zorgvuldiger behan-
deld. Maar o horror! Deze hond
wordt op tijd geopereerd en blijkt
géén tumor te hebben. Geen ellende
voor de hond, geen ellende voor de
baas, maar wel ellende voor twee
behandelende dierenartsen.

zandkoorts

Shar-Pei schijnt Chinees te zijn voor
zandhond. Deze zandhond heeft
koorts en verdikkingen in de buik.
Een verdachte situatie, die nader
onderzoek vraagt, maar dat is lastig,
want deze rimpeljongen is aardig
agressief. De buikpalpatie vereist ook
al enige verdovende middelen, en
röntgen- en bloedonderzoek moeten
onder narcose plaatsvinden. Deze
onderzoeken geven echter niet genoeg
resultaat om een diagnose te kunnen
stellen, dus wordt een nieuwe
afspraak gemaakt voor een echo en
wordt tegelijk medicatie voor-
geschreven om de koorts te drukken.

Op de echo is een dikte van
6 centimeter te zien, die uitgaat van de
milt. De dierenarts vreest voor een
tumor en bespreekt dit met de
eigenaar Hoewel er sprake kan zijn
van een goedaardig gezwel, is het geen
leuk gesprek, want ook een kwaad-
aardig gezwel hoort tot de mogelijk-
heden. Als er een tumor zit die zich
heeft uitgezaaid, zijn de kansen van de
hond op een lang en gelukkig leven
wel verkeken. De dierenarts stelt voor
om eerst een laparotomie uit te voeren
waarbij ofwel kan worden verwijderd
wat nodig is, ofwel biopten kunnen
worden genomen voor nader onder-
zoek.

gevoel voor tumor

De laparotomie wordt uitgevoerd door
een praktijkgenoot, die de mouwen
heeft opgestroopt voor een tumoreuze
milt. Het blijkt echter mee te vallen:
lever, milt en maagdarmkanaal
vertonen geen afwijkingen. Wel zitten
er twee mesenteriale lymfeknopen
van 6 tot 7 centimeter dikte waarvan
hij biopten neemt. Die stuurt hij op
naar Utrecht voor pathologisch
onderzoek. Direct na de operatie
vertelt de dierenarts dit resultaat aan
de eigenaar Je zou zeggen dat die nu
opgelucht moet ademhalen, maar
niets is minder waar Als uit Utrecht
de uitslag terugkomt dat het gaat om
eosinofïele lymfadenitis, zonder
aanwijzingen voor maligniteit, is de
eigenaar eigenlijk verontwaardigd.
Heeft ze zich een beetje ongerust lopen
maken over een tumor, is het geen
tumor! En ze had zelf al gesuggereerd
dat de koorts misschien de typische
\'Shar-Pei fever\' was. Had de dierenarts
daar niet naar kunnen luisteren?

verzand

Beide behandelende dierenartsen wor-
den geconfronteerd met een tuchtzaak.
De eerste dierenarts omdat zij naar
aanleiding van de onderzoeksresultaten
de suggestie heeft gewekt dat er sprake
was van een tumor, die er uiteindelijk
niet bleek te zitten. Als de dierenarts
daarin niet zo stellig was geweest, had
de eigenaar nog ergens een \'second
opinion\' kunnen vragen en nu was ze
al bijna een urn aan het uitzoeken. De
dierenarts had zelf beter moeten weten,
want de hond was intussen ook alweer
een stuk opgeknapt, dus eigenlijk had
ze die proeflaparotomie niet eens moe-
ten suggereren.

De dierenarts die de proeflaparoto-
mie heeft uitgevoerd, komt er ook niet
onderuit. Hij heeft te laat na de
diagnose prednison voorgeschreven
en hij heeft geen excuses gemaakt
voor zijn collega die zo stellig met
tumoren strooide. De dierenarts
reageert wat verbaasd: hij heeft de
proeflaparotomie \'lege artis\' uit-
gevoerd en daarna nog een uitgebreid
gesprek gehad met de eigenaar Wat is
er dan mis? Het komt erop neer dat de
eigenaar niet tevreden is over het eind-
gesprek. Volgens haar heeft hij als
dierenarts toegezegd dat hij de vragen
met zijn praktijkgenoten zou bespre-
ken en zij had dan wel verwacht dat de
dierenarts haar zou terugbellen over
het resultaat daarvan. De dierenarts
had dit totaal niet begrepen en zag er
ook geen reden voor De diagnose
stond vast, de behandeling sloeg aan
en het enige dat hij heeft toegezegd
was een gesprek met zijn collega\'s. Dat
is er ook geweest, maar terugkoppe-
ling daarvan naar de eigenaar was
helemaal niet noodzakelijk.

Het Tuchtcollege schuift de
\'welles-nietes\'-discussie over wel of
niet terugbellen vlot van tafel. Is de
veterinaire behandeling van de hond
juist geweest? De laparotomie is netjes
uitgevoerd en daarmee kan deze
klacht ongegrond worden verklaard. Is
het dan onjuist om achter elkaar
röntgenfoto\'s, bloedonderzoek, een
echo en een laparotomie voor te
stellen, in de wetenschap dat het
misschien een tumor is, maar mis-
schien ook niet? Nee, dat is veterinair
allerminst onjuist. Ook deze klacht
wordt ongegrond verklaard. Zo voelt
dat dus: opgelucht ademhalen.

-ocr page 420-

M

Volledige foetale bescherming,

jaar na jaar

PregSure® BVD, Bovine Virus Diarree vaccin, geïnactiveerd SAMENSTELLING per 2 ml dosis: geïnactiveerd Bovine Virus Diarree (BVD) type 1 virus, cytopathogeen,
stam 5960, induceert een geometrisch gemiddelde serumneutraliserende titer In cavia\'s van tenminste 5,6log2 Adjuvans: Procision-A®: 0,164 ml/vaccindosis; samen-
stelling Proclsion-A® (per ml): Quil A: 3,05 mg; cholesterol: 3,05 mg; amphigen base : 0,076 ml; drakeol 5 (vloeibare paraffine): 0,228 ml Hulpstoffen: ThiomersaI: 0,18
mg DIERSOORT: rundvee op geslachtsrijps leeftijd (koeien en vaarzen) INDICATIES: voor de actieve immunisatie van vrouwelijk rundvee ter preventie van transpla-
centaire infectie met BVD virus type 1 en de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren met BVD virus type 1. Door onderzoek op laboratoriumschaal is aange-
toond dat door vaccinatie de fertiliteltsverliezen ten gevolge van een BVDV type 1 besmetting in de eerste stadia van de dracht verminderd kunnen worden. Er is geen
klinische effectiviteit aangetoond ten aanzien van BVD virus type 2 stammen. Aanvang van de immuniteit: - wanneer de basisvaccinatie tenminste 14 dagen vóór
dekking of inseminatie afgerond is, zorgt dit voor bescherming gedurende de gehele periode waarin het risico op transplacentaire infectie aanwezig is. - wanneer de
basisvaccinatie tenminste 23 dagen vóór dekking of inseminatie afgerond is, zorgt dit voor bescherming tegen fertiliteitsverliezen IMMUNITEITSDUUR: 12 maanden
WACHTTIJD: vlees en melk: nul dagen DISTRIBUTIE: uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. REGISTRATIE: REG NL 10273. Nadere informatie is verkrijgbaar bij
Pfizer Animal Health bv.

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nl • info®pfi2erah.nl
® 2008 Pfizer Animal Health b.v., Capelle a/d IJssel
® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 421-

Miel Bingen

Vanaf i mei heeft de faculteit
Diergeneeskunde een nieuwe
decaan: Anton Pijpers. Na het
directeurschap van
gd was een
terugkeer naar zijn alma mater een
logische volgende stap in een
boeiende carrière. Het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
sprak met een
gedreven man die klaarstaat om zijn
stempel te drukken op een vooraan-
staande faculteit.

"Als eindverantwoordelijke moet je
je eigenlijk zo eens in de acht jaar af-
vragen of je niet wat nieuws moet gaan
doen", begint Anton Pijpers. Misschien
is dat wel de reden waarom hij in zijn
carrière zo vaak van baan veranderd
is, terwijl de functies die hij bekleedde
voor veel mensen een uitdaging zouden
blijven. Na een korte tijd in de praktijk
promoveerde hij in 1990 waarna hij
achtereenvolgens hoogleraar Veteri-
naire Apotheek en hoogleraar Pluimvee
Gezondheidszorg was. Tegelijkertijd
ging hij eind 1999 werken bij de
gd als
sectordirecteur Pluimvee waarna hij
vanaf 2000 leiding gaf aan de reorga-
nisatie van de
gd. Reden dus om zo
rond 2008 weer eens rond te kijken
om uiteindelijk terug te keren naar de
faculteit Diergeneeskunde waar hij
vanaf i mei het decanaat zal bekleden.

Anton Pijpers: "We hebben
een prachtige opleiding"

Vooruitkijkend op zijn decanaat ziet
Anton Pijpers het vooral als zijn taak
bij te dragen aan het positioneren van
de faculteit als kenniscentrum binnen
de veterinaire infrastructuur "De
maatschappelijke positie van de
faculteit sluit nog onvoldoende aan bij
haar capaciteiten. We hebben een
meer dan uitstekende opleiding en
behoren tot de top vijf van veterinaire
opleidingen in de wereld en daar
hoort een maatschappelijke rol bij die
verder uitgebouwd moet worden."

onderwijs

Kijkend naar de opleiding diergenees-
kunde ziet Pijpers vooral positieve
kanten. "We hebben hier in Utrecht
een prachtige opleiding tot dierenarts
met een vernieuwde en uitstekende
structuur Toch is dit geen reden om
de opleiding niet verder te ontwikke-
len. De doorlooptijd van een curri-
culum is lang en we moeten nu dus al
gaan nadenken over hoe de opleiding
er in 2025 uit moet zien. Met andere
woorden: iedere twee tot drie jaar
moeten we opnieuw een blik werpen
op waar we nou eigenlijk mee bezig
zijn en kijken of dit aansluit bij de
wensen van de toekomstige maat-
schappij."

Het is dan ook niet verrassend dat
Pijpers een voorstander is van vraag-
gestuurd denken. Centraal hierbij
staat dan ook de vraag: wat willen de
beroepsgroep en de consument van
diergeneeskundige zorg? De prak-
tijken zijn immers de klanten van de
faculteit en moeten dan ook mede het
uitgangspunt zijn bij het bepalen van
de richting van de opleiding. De
dierenartsen die de faculteit over vijf
of tien jaar aflevert, moeten professio-
nals zijn die passen bij de praktijken
van 2014 of 2019.

Met name op dit gebied ziet Pijpers
het belang van een nauwe samen-
werking met de
knmvd als vertegen-
woordiger van de beroepsgroep. "De
samenwerking tussen
knmvd en
faculteit in het bepalen van de
opleidingswensen van de praktijken
en de vertaalslag naar het curriculum
is enorm belangrijk, zowel tijdens de
opleiding tot dierenarts als later in de
vorm van nascholing. Uiteraard
hebben de
knmvd en faculteit hier
hun eigen rol en beide zullen een
ander accent aanbrengen maar een
goede samenwerking is van groot
belang voor een succesvol opleidings-
traject."

geldstromen

Een ander onderwerp dat Anton
Pijpers na aan het hart gaat is het
zekerstellen van nieuwe geldstromen
voor onderwijs, onderzoek en
patiëntenzorg. "Aan een topopleiding
zit een prijskaartje. Willen wij blijven
acteren op het niveau dat we nu
hebben, dan zullen we moeten kijken
naar nieuwe geldstromen. Juist
hierom is het ook zo belangrijk dat de
faculteit Diergeneeskunde de maat-
schappelijke erkenning krijgt die zij
verdient. Vanuit deze positie is het
mogelijk de overheid opnieuw te
attenderen op het belang van de
faculteit en ook andere parrijen te
interesseren in onze opleiding, het
onderzoek dat wij doen en de
paüëntenzorg. Hier ligt dan ook een
van mijn belangrijkste taken voor de
komende jaren. Deze faculteit is nog
lang niet uitontwikkeld en ik zie uit
naar het leidinggeven aan het verdere
innovatieproces."

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrifi voor Diergeneeskunde.

-ocr page 422-

Joost van Herten

Het laatste jaar heeft de Commissie
Ethiek u in het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
regelmatig casussen
voorgeschoteld die door practici
waren aangedragen. Dit keer is dat
niet het geval: deze casus over de
zeug is ontleend aan Bernard Rollin,
gerenommeerd filosoof, dierweten-
schapper en bio-ethicus. Op 3
februari jongstleden verzorgde hij
bij het debat over dierenwelzijn in
Utrecht een inleiding over de
ethische ontwikkelingen in de
Amerikaanse veehouderij. Onder-
staande casus, afkomstig uit zijn
boek
Veterinary Medical Ethics, theory
and cases
(Blackwell publishing,
2006), gaat over een zeug die bij een
routinecontrole in de kraamstallen
door de dierenarts wordt aangetrof-
fen met een poot in een onnatuur-
lijke houding.

Dit kan in de Nederlandse praktijk
ook heel goed gebeuren. We schetsen
daarom hoe de dierenarts in Neder-
land dit probleem zou kunnen
aanpakken, maar willen u de benade-
ring van Rollin niet onthouden.

wat is er aan de hand?

De veehouder vertelde dat de zeug de
dag ervoor haar poot had gebroken en
dat ze over een week was uitgerekend.
Hij was van plan om te wachten tot de
zeug bevallen was, om haar daarna te
doden en de biggen bij andere zeugen
onder te brengen. Hij weigerde een
behandeling in te stellen.

In deze casus speelt de vraag of het
ethisch toelaatbaar is een zeug met een
gebroken poot één week aan te houden
tot en met het werpen zonder een
behandeling in te stellen. Rollin stelt
van niet (zie kader) en geeft argumen-
ten hoe de dierenarts dit dilemma kan
proberen op te lossen.

hoe gaan we er in nederland

mee om?

Nederland heeft vergeleken met
Amerika vergaande wettelijke

bepalingen om het welzijn van
productiedieren te garanderen.
Bovendien lijkt het hier wel mogelijk
dat (in tegenstelling tot wat Rollin
opmerkt) veehouder en dierenarts
samen een goede afweging maken
tussen het economische belang en de
gezondheid en het welzijn van het
individuele dier Daarentegen horen
wij echter wel degelijk van dieren-
artsen dat zij in de praktijk voor
soortgelijke dilemma\'s komen te staan.

Wij stellen als handvat bij dit
dilemma de onderstaande benadering
voor en hopen op uw instemming met
de stelling: "Niets doen is geen optie!"

wettelijk kader

Er zal op het moment dat de dierenarts
deze zeug aantreft, handelend moeten
worden opgetreden door zowel de
dierenarts (op basis van de zorgplicht
uit de
wuD en de Code van de dieren-
arts van de
knmvd) als de veehouder
Artikel 36 lid 3 van de Gezondheids-
en welzijnswet voor dieren luidt: "Een
ieder is verplicht hulpbehoevende
dieren de nodige zorg te verlenen," en
artikel 37 regelt de zorgplicht van de
houder: "Het is de houder verboden
aan een dier de nodige verzorging te
onthouden." In het Besluit welzijn
productiedieren staat in artikel 4 in
welke gevallen de veehouder de
dierenarts dient in te schakelen: "Een
dier dat ziek of gewond lijkt, wordt
onmiddellijk op passende wijze
verzorgd. Wanneer die zorg geen

Ethiek in praktijk: een gewonde zeug

verbetering in de toestand van het dier
brengt, wordt zo spoedig mogelijk een
dierenarts geraadpleegd." Dit artikel is
van toepassing op deze casus. De zeug
heeft een poot gebroken en haar
toestand zal niet vanzelf verbeteren.
Deze veehouder had de dierenarts dus
een dag eerder al moeten consulteren
en niet moeten wachten tot het
volgende reguliere bedrijfsbezoek.

mogelijke oplossing

Welke opties heeft de veehouder nu?
Hij heeft de keus het dier te slachten
dan wel te doden of het te behandelen.
Als de keuze valt op slachten of doden
stelt de wet daar beperkingen aan.
Deze zeug mag niet levend worden
vervoerd naar het slachthuis, want
"het dier is niet in staat zich op eigen
kracht pijnloos te bewegen of zonder
hulp te lopen," én "de draagtijd is
reeds voor meer dan 90 procent
gevorderd, of de dieren hebben de
week ervoor geworpen" (punten 2a en
2c van Hoofdstuk I Bijlage I Verorde-
ning
eg nr. 1/2005). Als de fractuur
niet ouder is dan drie dagen, het dier
verder gezond is en niet in de wacht-
tijd van medicijnen verkeert, kan op
de boerderij wel een noodslachting
plaatsvinden. Bij een oudere verwon-
ding of bij medicijngebruik met een
wachttermijn blijft alleen euthanasie
als optie over.

Wordt er gekozen voor behandelen,
dan moet ook worden doorgesproken
hoe lang deze behandeling zal worden
voortgezet en onder welke voorwaar-
den. Uit welzijnsoverwegingen zal
deze periode zo kort mogelijk moeten
zijn. De veehouder moet ook voldoen-
de tijd gaan besteden aan extra zorg
aan het dier en het welzijn van het
dier tijdens de behandeling bewaken.
De afspraak kan zijn het dier aan te
houden tot en met de partus en ter
behandeling pijnbestrijding toe te
dienen. De extra verzorging zou
kunnen bestaan uit een zacht ligbed,
meerdere keren per dag extra ruwvoer
als afleidingsmateriaal en twee keer
per dag een controle op gezondheid en
welzijn. Blijkt daarbij dat het dier
desondanks slecht scoort op deze

-ocr page 423-

te weinig zorg aan het
individuele dier

De Amerikaanse veehouder uit
de casus is niet bereid om extra
tijd en kosten te besteden aan de
verzorging en de medische
behandehng van de zeug. Rolhn
stelt dat dit het gevolg is van de
veranderingen in de veehouderij.
Sinds mensenheugenis was het
bij het houden van dieren
onomstreden dat de eigenaar
verantwoordelijk was voor het
juist verzorgen van zijn dieren. In
de tot de zestiger jaren gebruike-
lijke kleinschalige veehouderij
werd bij tekortdoen aan de
behoeften van de dieren zowel de
veehouder geschaad (verlies van
levende have) als het dier (lijden
van het dier). Dit was de traditio-
nele overeenstemming tussen de
belangen van dieren en die van
de mens.

Maar door de grootschalige
landbouw is er erosie opgetreden
van het \'verdrag\' tussen mens en
dier dat binnen de kleinschalige
landbouw bestond, alles met het
oogmerk van efficiëntie en
productiviteit. De opbrengsten
per dier zijn namelijk gering, de
kosten van apparatuur zijn hoog
en het houden van dieren is
\'animal science\' geworden,
waarin de betrokkenheid bij en
de zorg voor het individuele dier
is verminderd.
Waar in de traditionele dier-
houderij het dier voor de
eigenaar een grote economische
waarde bezat, is in de agrarische
industrie de productiviteit van
het bedrijf of het koppel leidend.
Koppelbehandeling heeft in
Amerika volgens Rollin de indivi-
duele behandeling vervangen.
De noodzaak het dier uit deze
casus te verplaatsen en de tijd en
de kosten om dit dier te behande-
len, doen de eigenaar besluiten
van behandeling af te zien. Het
economisch belang is in strijd
met het welzijn en het welzijn
delft dan systematisch het
onderspit: deze zeug blijft een
week onbehandeld.
Rollin vindt dat ook de groeiende
bezorgdheid in de maatschappij
over de intensieve veehouderij
bij deze casus moet worden
betrokken. Terwijl in de maat-
schappij de morele betrokken-
heid met het individuele dier
toeneemt, trekt de veehouderij
zich namelijk juist terug uit de
traditionele betrokkenheid met
het individuele dier Slechts
weinig burgers zullen de
beslissing om een zeug een week
lang niet te behandelen onder-
steunen en daardoor ontstaat een
botsing tussen de economie van
de intensieve veehouderij en de
waarden in de maatschappij.
Dierenartsen wordt vooral
gevraagd koppelbehandelingen
uit te voeren, wat een onder-
mijning van de diergeneeskunde
betekent. Wat moet de Ameri-
kaanse dierenarts in dit geval
doen? Hij kan niet accepteren dat
het dier onbehandeld blijft. Het
dier zonder vergoeding behande-
len neemt ten onrechte de
verantwoording weg waar hij
hoort: bij de eigenaar
De dierenarts zal zich dus sterk
moeten maken voor de belangen
van dit individuele dier door zich
op te stellen als de advocaat van
het dier en de eigenaar duidelijk
te maken dat het onacceptabel is
een dier een week lang onbehan-
deld te laten lijden. Dieren
onnodig laten lijden is onjuist en
het zou zeer slecht zijn voor het
imago van de veehouder als het
niet behandelen bij buiten-
staanders bekend zou worden. De
veehouder zal er verstandig aan
doen en moreel juist handelen
als hij dit dier wel laat behande-
len. De dierenarts kan zich
inspannen de kosten zo laag
mogelijk te houden.
Het is de plicht van iedereen die
dieren houdt, de juiste medische
verzorging te verstrekken aan elk
dier dat dit nodig heeft, inclusief
pijnbestrijding.

Gebaseerd op: Bernard Rollin.
Veterinary Medical Ethics, theoiy
and cases.
Blackwell publishing,

2005.

punten, dan zal het alsnog moeten
worden geëuthanaseerd. Noodslach-
ting als keuze valt namelijk na drie
dagen af en mogelijk geldt ook een
wachttermijn op de toegepaste
diergeneesmiddelen. Na de partus kan
alleen euthanasie plaatsvinden, want
ook in de eerste week na de partus
mag deze zeug niet levend naar het
slachthuis en voor een noodslachting
is de verwonding te oud. De biggen
kunnen worden overgelegd bij andere
zeugen en een zogenaamde \'kunst-
zeug\' kan aanvullend worden toe-
gepast om overbelasting van de andere
zeugen te voorkomen.

discussie

De Commissie Ethiek is benieuwd
naar uw ervaringen met dit soort
gevallen. Wat vindt u van boven-
genoemde stelling? Wat doet u als een
veehouder ondanks uw argumenten
toch een behandeling weigert of als hij
zo\'n zeug wil aanhouden tot het
spenen? Wat doet u als dierenarts om
veehouders over de streep te trekken?
Ook horen we graag uw mening over
de argumentatie van Rollin. Stuur uw
reactie naar de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
(tijdschrift@knmvd.nl).

Mocht u zitten met een ander
ethisch vraagstuk van alledag, stuur
deze dan naar de Commissie Ethiek
(j.van.herten(a)knm vd.nl).

Joost van Herten is senior beleids-
medewerker veterinaire zaken bij de
knmvd en secretaris van de Commissie
Ethiek.

-ocr page 424-

Hugo de Groot

Gezonde schapen. Dr. Piet Vellema.
i6o pagina\'s. Reed Business.
isbn 9 789054 391838.

Alles over het voorkomen, herkennen
en genezen van schapenziekten staat
beschreven in het boek
Gezonde
schapen
van Piet Vellema. Optimale
verzorging van schapen start met
kennis van de schapenhouder Het
boek is dan ook speciaal bedoeld voor
schapenhouders. In Nederland
worden veel schapen hobbymatig
gehouden. Dat betekent dat de meeste
schapenhouders niet elke dag met alle
facetten van de schapenhouderij te
maken krijgen. Het rijk geïllustreerde
boek behandeh de verzorging en de
ziekten van schapen thematisch aan
de hand van de orgaansystemen, de
voeding en de voortplanting. De
beschrijvingen zijn beknopt en
duidelijk. Adviezen en maatregelen
worden puntsgewijs weergegeven. Er
wordt speciaal aandacht besteed aan
zoönosen, zodat de schapenhouder
zich bewust wordt van de risico\'s voor
de eigen gezondheid. De schapen-
houderij kent seizoensgebonden
aspecten. De tips in het hoofdstuk
\'Kalender\' brengen op schematische
wijze de verzorging en preventieve
maatregelen ter voorkoming van
ziekten onder de aandacht. Het is een
handvat voor een planmatige aanpak
van schapengezondheidszorg. Met dit
boek levert Piet Vellema een bijdrage
om de kennis over schapen en
schapenziekten te vergroten, zodat de
schapenhouder tijdig actie onder-
neemt.

Boekbespreking: Gezonde schapen

Boekbespreking: Parasitäre Zoonosen

P.A.M. Overgaauw

Parasitäre Zoonosen, Wieland Beck en
Nikola Pantchev, Schlütersche
Verlagsgesellschaft, Hannover, 2009.
180 pagina\'s, prijs: 72 euro.

Dit boek is geschreven vanuit de
gedachte dat zoönosen ook in niet
tropische landen veelvuldig voor-
komen, niet alleen bij huisdieren,
waarvan het aantal nog steeds
toeneemt, maar ook bij landbouw-
huisdieren, in het wild levende dieren
en dierentuindieren. De laatste jaren
stijgt het aantal zoönosen en worden
er bij de mens meer van deze infecties
gevonden, waarvan een belangrijk
deel wordt veroorzaakt door endo- en
ectoparasieten. Deze worden in de
literatuur vaak overschaduwd door de
aandacht die er is voor virale en
bacteriële zoönosen.

In dit boek worden de infecties
behandeld per diersoortgroep,
inclusief een hoofdstuk over de mens.
Dit wijkt af van de veel voorkomende
taxonomische indeling van veel van
dit soort handboeken. De achter-
gronden worden verduidelijkt met
350 erg mooie macro- en microsco-

pische kleurenafbeeldingen van
parasitaire infecties bij dier én mens,
inclusief overzichtelijke weergaven
van de levenscycli. Naast pathofysio-
logische en klinische informatie bij de
gastheer en de mens, wordt wisselend
aandacht gegeven aan geografische
verspreiding, diagnostiek, preventie
en therapie. De term \'wisselend\' is
gekozen omdat een eenduidige
indeling van de tekst per parasiet
ontbreekt. Soms wordt uitgebreid
ingegaan op de epidemiologie en de
preventie, maar niet op de therapie; bij
andere parasieten beperkt de infor-
matie zich tot één stuk tekst zonder
verdere onderverdeling, maar wel
inclusief voorbeelden van mogelijke
therapeutische middelen en bij-
behorende doseringen. De gerefe-
reerde literatuur is niet altijd recent en
is relatief vaak afkomstig uit het
Duitse taalgebied.

wriMMllKk NikobNMdMV

Parasitäre Zoonosen

De hoofdstukken zijn onder-
verdeeld in voedselproducerende
dieren (met overlap naar andere
hoofdstukken, zoals toxoplasmose en
cryptosporidiose), hond en kat, konijn,
kleine knaagdieren (cavia, rat, muis,
gerbil en hamster), vogels, reptielen
(slang, schildpad en hagedis), dieren-
tuindieren en in het wild levende
dieren (onder andere egel, wasbeer,
aap, week- en schaaldieren) en
tenslotte de mens. Het boek is geschre-
ven voor dierenartsen, artsen, labora-
toriummedewerkers, paraveterinairen
en studenten. Het is alleen in de
Duitse taal verkrijgbaar. Voor de
dierenarts-practicus is dit een handig
boek om parasitaire ziektebeelden bij
dier (en eigenaar) te herkennen en de
juiste behandeling in te stellen,
respectievelijk er advies over te geven.

-ocr page 425-

Ingezonden

Reactie op \'Dierverwaarlozing\'

Collega Michiel Albers brengt middels een
ingezonden brief de huidige problematiek
van de grote grazers in de Oostvaarders-
plassen onder de aandacht In de media
werd gemeld dat deze winter 1200 van de
3500 dieren zijn gestorven. Later werd dit
aantal echter naar beneden bijgesteld.
Maar is het precieze aantal wel van
belang, moet het lijden van individuele
dieren immers niet leidend zijn?

Nu al gedurende twee decennia wordt
het natuurgebied de Oostvaardersplassen
aangemerkt als een ecosysteem, waar door
de beheerder Staatsbosbeheer minimale
interventie wordt toegepast De grote
grazers (edelherten, Konikpaarden en
Heckrunderen) leven er als semiwilde
dieren en worden gezien als \'niet-gehou-
den\' dieren. Door de jaren heen gaf het
welzijn van de grote grazers aanleiding
tot verhitte debatten. Na de hoge sterfte in
de winter van 2004 op 2005 werden door
de Raad voor Dierenaangelegenheden
(www.rda.nl) en de Raad voor het
Landelijk Gebied (www.rlg.nl) twee
rapporten uitgebracht met conflicterende
adviezen ten aanzien van het manage-
ment van de grote grazers. Dit vormde
voorde toenmalige minister van
lnv
aanleiding om een onafhankelijke
internationale commissie van experts

Operatie
crisis?

Roeland Wessels

"De veterinaire sector lijkt voorals-
nog buitengewoon goed bestand te
zijn tegen de crisis", is de analyse
van Chris Zegers, \'healthcare
banker\' bij CenE bankiers te
Utrecht. En er ligt nog voldoende
speelruimte voor dierenartsonder-
nemers om te anticiperen, denkt hij.
"Zorg dat je een plan hebt en durf
kritisch te kijken naar de efficiëntie
van de eigen organisatie, want veel
dierenartsenpraktijken kunnen
(iCMo) in te stellen onder voorzitterschap
van drs. D. Gabor Aan de
icmo werden
drie vragen gesteld: i) Is het mogelijk een
ecosysteem met grote grazers in de
Oostvaardersplassen te handhaven, dat
acceptabel is in termen van dierenwelzijn?
2) Als dat zo is, onder welke voor-
waarden?

j) Wdt is het gevolg van het instellen
van een corridor tussen de Oostvaar-
dersplassen en natuurgebieden op de
Veluwe voor de populatie grote
grazers?

De icmo heeft verschillende alternatieven
overwogen voor het management van de
grote grazers, zoals: niet ingrijpen bij
ziekte of honger, proactief doden of
verwijderen van dieren, reactief doden
van dieren en geboorteregulering. De
icmo onderschrijft het principe van
Staatsbosbeheer dat de grote grazers in de
Oostvaardersplassen zo veel mogelijk als
wilde dieren moeten worden behandeld
met minimale interventie van de mens. De
dieren kunnen hun natuurlijke gedrag
uiten en door natuurlijke selectie is een
robuuste populatie ontstaan. Beide zijn
kenmerken van een goed welzijn. Het
lijden van individuele dieren door ziekte,
verwondingen of honger werd door de
icmo als problematisch aangegeven.
Voor haar advies is de
icmo gebleven
binnen het kader van de Nederlandse

volgens deze bankier met vele jaren
ervaring in het veterinaire veld, aan
de kostenkant nog \'meaner\' en
\'leaner\'. "Dierenartsen zullen zeker
gevolgen gaan ondervinden van de
wereldwijde economische crisis,
maar ik verwacht niet in zo\'n
ernstige mate als andere bedrijfstak-
ken. Opeens je omzet met 50 procent
zien inklappen, zoals in de auto
branche... da\'s pas crisis!"

wat is uw visie op het

ontstaan van deze crisis?

"Wat in mijn beleving een cruciale rol
speelt, is het dramatische verlies van
vertrouwen in het financiële systeem.
Dat maakt deze crisis ook zo moeihjk,
zo diep en zo onvoorspelbaar Het
vertrouwen is weg door de vervreem-
wetgeving van toepassing op grote
grazers.

De icmo komt daarbij tot de conclusie
dat het reactief doden van individuele
dieren die uitzichtloos lijden ten gevolge
van ziekte, verwonding of honger, een
acceptabele methode is voor het manage-
ment van de grote grazers in de Oostvaar-
dersplassen. Het voordeel van deze
methode is dat zo min mogelijk wordt
ingegrepen in natuurlijke processen die
bijdragen aan een robuuste populatie. Het
individueel uitzichtloos lijden van grote
grazers dient door het management van
de Oostvaardersplassen dagelijks te
worden gevolgd en de dieren die lijden
dienen dan gedood te worden. Het
standpunt van de
icmo kon rekenen op
een breed draagvlak in de politiek en de
samenleving, onder andere van de
Dierenbescherming en de
knmvd.

Het hele rapport is in te zien via www.
wing.wur.nl/icmp of Wing rapport 018,
juni 2006,
isbn g0s270s528.

Namens de Commissie Ethiek van de

knmvd,

prof dr Elsbeth Stassen (voorzitter).

Dit is een reactie op de inge-
zonden brief \'Dierverwaarlozing\'
uit Tijdschr. Diergeneeskd
2009;i 34:349-

kV

Chris Zegers: "Ik zie de toekomst niet somber in."

ding die de laatste decennia is ont-
staan tussen de grote financiële
instituties en de samenleving."

-ocr page 426-

wat is uw verwachting
ten aanzien van het
uiteindelijke herstel?

"Dat is moeilijk te voorspellen omdat
het sterk afhangt van het vertrou-
wensherstel. Dat onze wereld er na
deze crisis anders uit zal zien, lijkt mij
duidelijk. Het zal transparanter
moeten. Meer gericht op mensen,
minder op het korte termijnresultaat."

hoe moet de dierenarts-
ondernemer omgaan met
deze crisis?

"De veterinaire sector lijkt vooralsnog
buitengewoon goed bestand te zijn
tegen de crisis. Ook in het verleden
hebben we gezien dat dierenartsen-
praktijken weinig conjunctuur-
gevoelig lijken. Natuurlijk zien we
veranderingen in de landbouwhuis-
dierenpraktijken, maar die zijn vooral
het gevolg van de schaalvergroting die
in deze sector optreedt. Dat was al zo
en wordt door deze crisis versterkt.
Voor deze practici geldt dat ze zich
moeten toeleggen op het creëren van
toegevoegde waarde, want de

tips van chris zegers, cene

do\'s

- Bestaande klanten koesteren.

- Investeer in de klantrelatie
door kwaliteitsverbetering van
uw veterinaire dienstveriening
en praktijkcommunicatie.

- Inzicht in de eigen kosten-
structuur .

- Zorg dat u uw eigen kosten-
structuur kent en verminder
kosten waar mogelijk.

- Tijdig in overleg treden.

- Adviseurs en financiers
verlangen meer tijd en inzage in
praktijkgegevens voordat
eventuele herfinanciering wordt
verstrekt. Consulteer ze bijtijds
als er problemen opdoemen.

apotheekinkomsten zullen de
komende jaren nog verder afnemen.
Een toekomstgerichte dierenartsen-
praktijk werkt kostenefficiënt, creëert
toegevoegde waarde, heeft een
duidelijke toekomstvisie en commu-
niceert helder met zijn omgeving."

dus u heeft vertrouwen in
de toekomst?

"Ik zie het niet somber in, mits men
verstandig opereert. Het valt mij nog
steeds op dat de gemiddelde dieren-
artsondernemer slechts beperkt
inzicht heeft in zijn eigen kosten-
structuur Daar is naar mijn idee nog
veel winst te behalen."

verwacht u verschillen
tussen de diergeneeskundige
sectoren?

"Ik verwacht dat gezelschapsdieren-
en rundveepractici de crisis relatief
goed zullen doorstaan, zolang ze zich
toeleggen op de intensivering van het
contact met de klant. In de intensieve
veehouderij zal het allemaal wat
scherper gaan, maar ik verwacht dat
practici daar verstandig op zullen
anticiperen. Wie zich vooral zullen
moeten bewijzen, zijn de paarden-
artsen. De paardensector heeft in de
hoogconjunctuur een enorme vlucht
genomen en is daarom gevoelig voor
teruggang. De prijs voor een veulen is
een aardige indicator en die is de
afgelopen tijd ongeveer gehalveerd.
Paardenartsen zullen zich extra
moeten inspannen om klanten aan
zich te binden."

bankiers te utrecht

don\'ts

- Maximaliseren van otc in
plaats van
t.

- Het verhogen van de \'over-the-
counter\'-verkoop zonder daarbij
toegevoegde waarde te creëren is
contraproductief voor uw
praktijkontwikkeling.

- Tarieven verlagen.

- Meedoen aan prijzenoorlogen
is ongeloofwaardig en onverstan-
dig.

- Te laat hulp inroepen bij
problemen.

- Door strengere interne eisen
nemen adviseurs en financiers
minder risico en zijn ze minder
flexibel en toeschietelijk dan
voorheen.

andere vrije beroepen,
zoals notarissen, verlagen
hun tarieven. moeten
dierenartsen dat ook doen?

"Dat lijkt mij uiterst onverstandig en
ongeloofwaardig. De ervaring leert dat
het verlagen van tarieven nooit leidt
tot verbetering van de rentabiliteit
van een praktijk. En uiteindelijk moet
zo\'n praktijk alsnog aan de kostenkant
maatregelen nemen. Tarieven ver-
lagen, is wat mij betreft bijzonder
onhandig en onverstandig, juist
omdat de tarieven en marges van
dierenartsen al betrekkelijk laag zijn."

welke rol moet de knmvd in
deze crisis voor haar leden
spelen?

"Ik vind dat de knmvd in vergelijking
tot andere beroepsorganisaties al heel
actief haar leden ondersteunt. Wel-
licht kunnen de leden worden
geholpen met de verbetering van hun
praktijkefficiëntie. Daarnaast moet de
knmvd zich blijven inspannen om de
goede reputatie van het beroep te
bewaken."

wat is uw belangrijkste
advies aan practici?

"Zorg dat je een plan hebt waarin
dienstverlening, toegevoegde waarde,
kwaliteit en kosten overeenkomen
met je verhaal en uitstraling. Lift mee
op de toenemende aandacht voor
gezondheid en welzijn van het dier"

Roeland Wessels, St. Anna Advies.

-ocr page 427-

Bjom Bussen

Stichting vETbase is opgericht op 5
september 2006 door de knmvd,
fidin
en auv met als doel elektroni-
sche gegevensuitwisseling met de
dierenarts in de breedste zin van het
woord te bevorderen.

Ten behoeve van een optimale
elektronische gegevensuitwisseling
vanuit de dierenartspraktijk, heeft de
stichting het plan opgezet om een
veterinair centraal informatiesysteem
(Vetcis) te ontwikkelen waar de
managementsoftwaresystemen van
dierenartsen, veehouders en dierge-
neesmiddelenleveranciers op kunnen
worden aangesloten. De stichting heeft
een openbare inschrijving uitgeschre-
ven waarin de standaard wordt
benoemd en de functionele eisen van
het Vetcis zijn gedefinieerd. Halver-
wege 2008 is begonnen met de bouw
van het Vetcis. Het uiteindelijke doel
is dat alle marktpartijen binnen deze
standaard opereren en stichting
VETbase het onafhankelijke beheer
van het Vetcis waarborgt.

vragen en antwoorden

V: Wat is het doel van het Vetcis?

A: i.\'Hub\': alle digitale informatie-
stromen van en naar de dierenarts
vanuit één centraal knooppunt
ondersteunen en standaardiseren.
2. Database: het in een standaard-
formaat centraal vastleggen van data
om de dierenarts te ondersteunen bij
het voorschrijven van diergenees-
middelen (\'benchmarking\') en deze
gegevens verder gebruiken voor
wetenschappelijk doeleinden (hier-
over volgt een artikel in een volgende
editie van het Tijdschrift).

V: Waarom een \'hub\'?

A: Van de dierenarts wordt steeds meer
gevraagd op het gebied van de
registratie van gegevens inzake zijn
handelen. Tracking & tracing\' van
diergeneesmiddelen en receptenver-
keer maken een verdere ketenintegra-
tie en elektronische gegevensuitwisse-
ling tussen de actoren binnen de keten
noodzakelijk. De \'hub\' kan de informa-
tiestromen van en naar de dierenarts
vanuit één centraal informatiepunt
ondersteunen en daarmee efficiënt en
functioneel laten verlopen.

Het Veterinair Centraal
Informatie Systeem van
stichting vExbase

V: Waarom dient een \'hub\' te

worden gebouwd?

A: De knmvd, de fidin en de auv
zagen in de markt de volgende ontwik-
kelingen en omstandigheden: een
toename van administratieve verplich-
tingen tussen de dierenarts en de
veehouder, het belang van een slui-
tende \'tracking & tracing\' van dierge-
neesmiddelen (van fabriekspoort tot
eindgebruiker), de geringe innovatie
van bestaande praktijkmanagementsy-
stemen en de beperkte mogelijkheden
van elektronische koppehngen tussen
verschillende partijen in de sector.

V: Wat gaat de dierenarts zien van

het Vetcis?

A: Het Vetcis is rechtsreeks gekoppeld

aan het praktijkmanagementsysteem
(pms) van de dierenarts. De dierenarts
blijft vanuit zijn eigen
pms werken.
Het Vetcis zal geen toename van de
administratieve lasten van de dieren-
arts met zich meebrengen. Het is dus
niet nodig om gegevens dubbel in te
voeren.

V: Verandert mijn eigen pms door
het Vete
is?

A: Ja. De stichting VETbase initieert,
door het opzetten van het Vetcis, een
innovatieslag van de huidige praktijk-
managementsystemen. Het is van
groot belang dat de dierenarts eenvou-
dig een uitgebreide administratie kan
voeren zoals de wetgever beoogt
(\'tracking & tracing\'). Het volledig
naleven van de wettelijke eisen is met
de huidige automatiseringsgraad soms
moeilijk te vervullen.

V: Kan mijn pms aansluiten op
het Vetcis?

A: De \'hub\' creëert een infrastructuur
die door middel van standaardisatie en
onafhankelijkheid elektronische
gegevens kan ontsluiten vanuit de
pms
van de dierenarts. De pms-leverancier
kan via een standaard protocol voor de
dierenarts een aansluiting met de
\'hub\' realiseren. De stichting ziet erop
toe dat iedere
pms-leverancier volgens
gelijke voorwaarden kan aansluiten.

V: Welke diensten worden als
eerste aangeboden via het Vetcis?

A: De \'hub\' zal vanaf het begin twee

C

De \'hub\' van het Veterinair Centraal Informatie Systeem (Vetcis) van Stichting VETbase.

PMS Dierenarts

HUB

■ ■L

Management systemen
Veehouder, Industrie, etc

-ocr page 428-

functionaliteiten aanbieden. Als eerste
is het mogelijk de elektronische
pakbon van
auv en Stichting
VETmessage (Aesculaap, Bayer,
Boehringer Ingelheim, Dopharma,
Elanco, Intervet/Schering Plough,
(anssen-Cilag en Virbac) te ontvangen.
Ten tweede zal het vanaf het begin
mogelijk zijn een digitaal logboek-
formulier naar de veehouder te sturen.

V: Worden in de toekomst meer

diensten aangeboden?

A: Ja. Alle digitale gegevens van of
naar de dierenarts kunnen gestandaar-
diseerd worden ontsloten. Daarbij kan
men denken aan het digitaal ont-
vangen en versturen van uitslagen
(via het
pms gekoppeld aan een cliënt/
patiënt) en het ontvangen en ver-
sturen van elektronische facturen.
Afhankelijk van de behoeften zullen
aanvullende diensten worden ontwik-
keld.

V: Wanneer is het Vetcis
operationeel?

A: Vanaf het tweede kwartaal van 2009
gaat een aantal pilotpraktijken
starten. Hierna kunnen dierenartsen
(georganiseerd per praktijk) zich snel
aansluiten aan het Vetcis.

V: Wat zijn de kosten voor
aansluiting aan het Vetcis?

A: De pms-leverancier betaalt eenmalig

een bedrag voor de aansluiting (inrich-
ting systeem). Jaarlijks wordt een vast
bedrag in rekening gebracht (onder-
houds-\'fee\') vermeerderd met de kosten
voor het aantal aangesloten dierenarts-
praktijken (250,- euro en 43,- euro per
werkplek; deze bedragen zijn exclusief
btw). Het is aan de
pms-leverancier hoe
deze kosten worden doorberekend aan
de dierenartspraktijk.

Meer informatie over het Vetcis
kunt u vinden op de website
wwwvetcis.nl.

Wim Schaap

Op zondag 3 mei wordt voor de 52e
keer de Peerdepietenkoers verreden.
Met deze koers en de bijbehorende
receptie en het feest viert de
ds k
haar 76e Dies Natalis. Heel veterinair
Nederland is van harte uitgenodigd
om bij dit feest aanwezig te zijn.

Dit jaar zullen Paula, Marise, Lian,
Monique, Leonie, Iris, Ruth, Janneke,
Nikki en Bo strijden voor de titel
Peerdepiet of Peerdepetra 2009. Vanaf
januari zijn deze studenten hard aan
het trainen om op 3 mei in volle
conditie aan de start te kunnen
verschijnen. Colleges worden dermate
gepland dat ze zich gemiddeld twee
keer per week in het zweet kunnen
werken op een van de trainementen.

feest

Natuurlijk bent u van harte uitge-
nodigd om op dit feest aanwezig te zijn.
De receptie begint om 9.00 uur in het
Androclusgebouw van de faculteit
Diergeneeskunde. Daarna wordt koers
gezet richting Draf- en Renbaan
Duindigt te Wassenaar De eerste koers

start om 13.30 uur en de dag zal rond
18.00 uur worden afgerond, \'s Avonds
sluiten de studenten de dag af met een
spetterend gala in Central Studios te
Utrecht.

Het bestuur is trots dat de Dies
Natalis van de
dsk nog altijd gevierd
wordt op Peerdepieten. Deze race is in
1958 opgezet naar aanleiding van een
weddenschap van de toenmalig Praeses
van de
dsk. Hij beweerde tegenover de
Utrechtse Paardensportvereniging dat
het besturen van een \'sulkey\' "heus
niet zo moeilijk is". Hieruit ontstond
een weddenschap en zo geschiedde het
dat veterinair studenten in opleiding
gingen om te racen. De race Peerdepie-
ten werd verreden op 5 juli 1958. Deze
werd toen uiteraard gewonnen door de
praeses, de heer G.R de Boer Na enkele
jaren werd Peerdepieten van een
losstaand evenement omgedoopt tot
het feest behorend bij de officiële
Diesviering van de
dsk.

52e Peerdepieten belooft
groot succes te worden

Wij hopen u allen te mogen
begroeten op de receptie, dan wel op
de Draf- en Renbaan Duindigt om
samen met ons dit heugelijke feit te
vieren. Het zal een onvergetelijk
spektakel worden.

Wim Schaap, h.t. vice-praeses van de
Diergeneeskundige Studenten Kring,
namens het 77e bestuur van de Dier-
geneeskundige Studenten Kring.

-ocr page 429-

FuWa: Hoe
kom ik
vooruit?

Nicole Willems

Op zaterdag 24 januari en zaterdag
14 maart jongstleden kwamen in
totaal circa honderd dierenartsen in
loondienst naar Houten voor het
symposium \'FuWa: Hoe kom ik
vooruit?\', dat was georganiseerd
door de Belangengroep Praktiseren-
de Dierenartsen in Loondienst (
bpl).
De implementatie van het functie-
waardering- en beloningssysteem
(FuWa) komt langzaam op gang. Er
bleken bij de dierenartsen in
loondienst nog veel vragen te zijn
met betrekking tot de uitvoering
van het systeem.

Beide dagen werden geopend door de
(aftredende) voorzitter van de
bpl,
Corein Selles. Jenny van Poortvliet van
mkb Nederland, namens de Belangen-
vereniging Practici Werkgevers
(bpw)
onderhandelaar tijdens de CAO-Onder-
handelingen, gaf een heldere uiteen-
zetting over de ontwikkeling van het
FuWa en het belang hiervan zowel
voor de werkgever (wc) als de
werknemer (
wn) en benadrukte in
haar presentatie het belang van
volwassen arbeidsverhoudingen. Het
dienstjarensysteem waar voorheen
mee werd gewerkt, is achterhaald. Met
de invoering van het FuWa is een
solide en transparante beoordeling- en
beloningsstructuur gecreëerd, bestaat
er meer perspectief voor de
wn en kan
gedifferentieerd worden beloond naar
prestatie.

Het functioneringsgesprek is een
gesprek met twee richtingen waarin
afspraken worden gemaakt tussen
wg
en wn. Het persoonlijk ontwikkelings-
plan
(pop) kan hierin een belangrijke
rol spelen. Het beoordehngsgesprek,
circa negen maanden later, is een
eenrichtingsgesprek waarin de
wg een
oordeel zal uitspreken. De uitkomst
van het beoordelingsgesprek kan leiden
tot salarisconsequenties, mits dit in het
functioneringsgesprek is aangekondigd
en in de hele praktijk wordt gehan-
teerd. Indien
wg en wn het niet met
elkaar eens zijn, kan altijd intern of
extern bezwaar worden aangetekend.

Uit reacties van de zaal bleek dat een
groot deel van de werkgevers al wel
bezig is met de voorbereidingen voor
het FuWa, maar dat tot nu toe maar een
enkeling zijn/haar werknemers heeft
ingedeeld in de groepen A, B of C, dit tot
grote teleurstelling van de spreker Uit
de resultaten van de enquête FuWa
2009, die was verstuurd naar alle
bpl-Ieden (ongeveer 525), blijkt dat 44
procent reeds ingeschaald is, 11 procent
komend kwartaal wordt ingeschaald,
27 procent nog niet is ingeschaald en
ook niet weet op welke termijn dat gaat
gebeuren en 16 procent helemaal niet
zal worden ingeschaald. Een flink
aantal dierenartsen gaf ook aan bang te
zijn dat er misbruik gemaakt kan
worden van het systeem met betrek-
king tot het beoordelen van de compe-
tenties. Mevrouw Van Poortvliet gaf aan
dat assertiviteit van de werknemer en
een dialoog met de werkgever dit
moeten kunnen voorkomen.

realistisch zelfbeeld

Assertiviteit en de vertrouwensrelatie
tussen de werkgever en werknemer
vormden een belangrijk onderdeel van
de lezing van Joep Driessen van Vetvice.
In een zeer enthousiaste uiteenzetting
liet hij de zaal actief meedenken met
wat een dierenarts in loondienst als
toegevoegde waarde levert aan een
praktijk. Een flinke dosis zelfvertrou-
wen mag daarbij niet ontbreken, maar
van de werknemer mag ook enig
inzicht in de omzet worden verwacht.
Daarnaast zou hij/zij moeten weten wat
zijn/haar rol is binnen het team en
moeten deelnemen aan extra activitei-
ten. Tot slot kwam een stukje van het
verandermanagement aan bod.
Succesfactoren bij het doorvoeren van
veranderingen zijn: aandragen van
uitstekende argumenten en voorbeel-
den; meedenken in oplossingen; het
gemakkelijk houden en, \'last hut not
least\', zorgen voor een goede communi-
catie. Driessen gaf de toehoorders het

makkelijk te onthouden woord dier
mee, wat staat voor: Direct, Inleving,
Eerlijk, Respect en daaropvolgend actie!

Paul Mol, zelfstandig gevestigd
trainer/adviseur en tevens werkzaam
als docent post
-hbo bij de Hogeschool
ipabo, ging tijdens het tweede sympo-
sium in een interactieve workshop in
op \'zelfbeeld\' en \'imago\' en probeerde
met deze twee termen de deelnemers
hun individuele waarde te laten
achterhalen. Het is belangrijk te
onderkennen dat je identiteit bepaald
wordt door je zelfbeeld en je imago.
Hoe je naar jezelf kijkt (zelfbeeld),
bepaalt in grote mate hoe anderen naar
jou kijken (imago). Bij het merendeel
van de mensen blijkt het zelfbeeld niet
realistisch te zijn, wat een negatief
effect kan hebben op hun persoonlijke
ontwikkeling. Met een realistisch
zelfbeeld en een gezonde dosis asserti-
viteit achtte Mol de deelnemers beter
in staat zich te durven verkopen.

kop, romp en staart

Op het eerste symposium lichtte Roel
van den Berg van
auv Advies alle
aspecten van het functioneringsge-
sprek toe, op het tweede symposium
was dit Frank Duinker, p&o-adviseur
op de faculteit Diergeneeskunde.
Beiden gaven aan dat een functio-
neringsgesprek een vrij informeel
karakter heeft, waarbij zowel de
wg
als de wn de kans heeft het verleden te
evalueren en de toekomst te bespre-
ken. Zo kunnen duidelijke taak-
omschrijvingen worden vastgesteld,
optimale prestaties worden gefacili-
teerd en kwaliteiten/ambities worden
geïnventariseerd. Daarnaast kan een
sterkte/zwakte-analyse zowel de
wg
als de wn ondersteunen en kunnen
concrete doelen en afspraken/wensen
worden vastgesteld. Duinker gaf aan
dat een functioneringsgesprek kan
worden opgebouwd uit een \'kop\', een
\'romp\' en een \'staart\'. In de \'kop\' van
het gesprek is het belangrijk zo
objectief mogelijk te blijven en niet in
te spelen op persoonskenmerken. De
\'romp\' wordt gekenmerkt door het
erkennen van eikaars belang en het
maken van afspraken (Specifiek,
Meetbaar, Acceptabel, Reëel, Tijdsge-
bonden) voor de toekomst. In de

-ocr page 430-

\'staart\' geeft de wg zijn/haar totale
visie, vat het gesprek samen en legt
besproken zaken vast. Van den Berg
benadrukte nog eens hoe belangrijk in
dit gesprek de onderlinge volwassen
verhoudingen zijn om de uiteindelijke
doelen te kunnen realiseren.

secundaire voorwaarden

Bas Vermeulen (UnieFacet, onderdeel
van vakbond de Unie), nam salaris-
onderhandelingen onder de loep met
als doel de deelnemers inzicht en
handvatten te geven om te bepalen wat
zij van belang achten, hun eigen
waarde beter in te schatten, een
onderhandelingsronde voor te berei-
den en deze effectief aan te pakken. Het
is belangrijk niet al te zeer gefixeerd te
zijn op een maandsalaris. De waarde
van secundaire en tertiaire arbeids-
voorwaarden (pensioen, verzekeringen
et cetera) moet zeker niet worden
onderschat. Alle deelnemers kregen de
vraag een lijst van de volgens hen vijf
belangrijkste arbeidsvoorwaarden te
noteren. De zaal gaf het
BPL-bestuur op
deze manier een prioriteitenlijst mee
wat betreft de belangrijkste arbeids-
voorwaarden voor de volgende
CAO-Onderhandelingen. Om over de
voorwaarden te kunnen onderhande-
len, is zelfkennis essentieel. Het is van
belang te realiseren dat het gaat om een
zakelijke/functionele aangelegenheid.
Probeer vooraf duidelijke doelstel-
lingen vast te stellen en toon begrip
voor de andere partij. In het gesprek
zelf spelen daarnaast ook non-verbale
communicatie en houding een
belangrijke rol.

weet wat je waard bent!

De deelnemers waren erg positief over
het symposium. Het doel om het
FuWa met dit symposium wat
inzichtelijker te maken, lijkt dan ook
zeker gehaald. Wij hopen dat de
deelnemers de informatie van het
symposium goed kunnen gebruiken
om tot een optimale toepassing van
het FuWa te komen, zowel op per-
soonlijk vlak als op werkvlak. Zowel
werkgever als werknemers zijn
immers verantwoordelijk voor een
goede persoonlijke en financiële
arbeidsrelatie. Vergeet niet dat de
cao
(en dus het FuWa), slechts een
minimum is: weet wat je waard bent!
Vindt je dat de nieuwe
cao moet
worden aangepast? Word dan hd van
de BPL voor 50 euro per jaar Een
sterkere
bpl zal de cao-Onderhande-
lingen in de toekomst vergemakkelij-
ken! Aanmelden kan via de site www.
bpl-dierenartsen.nl of door een e-mail
te sturen naar bpl(a)chello.nl.

Nicole Willems is bestuurslid van bpl.

PEGD lezing: \'De tien meest voorkomende
orthopedische problemen in de voorpoot\'

Monique Megens

U ziet ze waarschijnlijk dagelijks in
uw praktijk: kreupele honden. Soms
lossen de klachten zich snel op,
maar regelmatig wordt u wellicht
geconfronteerd met een patiënt die
uw orthopedische kennis danig op
de proef stelt. Een diagnose stellen is
dan niet eenvoudig, zeker niet voor
degenen onder ons die zich niet
specifiek hebben toegelegd op de
orthopedie.

In een vijf uur durende lezing zullen
Dick van Zuilen en Roelof Maarschal-
kerweerd, dierenartsspecialisten uit
het Diergeneeskundig Orthopedisch
Centrum Amsterdam, ingaan op de
orthopedische aandoeningen aan de
voorpoot van de hond die u in de
praktijk het meest tegenkomt (zie
voor de precieze onderwerpen www.

pegd.nl). Het is een probleemgerichte,
praktische lezing bedoeld voor de
eerstelijnspracticus. De chirurgie zal
dan ook niet inhoudelijk aan de orde
komen

inschrijven

De lezing vindt plaats op woensdag 17
juni 2009 op het departement Genees-
kunde van Gezelschapsdieren te
Utrecht, begint om r4.oo uur en duurt
tot 20.00 uur De kosten bedragen 150
euro inclusief buffet met luxe brood-
jes en soep. In december verzorgen de
bovenstaande sprekers een tweede
lezing met als onderwerp: \'De tien
meest voorkomende orthopedische
aandoeningen in de achterpoot\'. Bij
gelijktijdige inschrijving voor beide
lezingen betaalt u een gereduceerd
tarief. Kijk voor meer informatie en
inschrijven op www.pegd.nl.

Met dank aan de strategische
partners van
pegd : Intervet Schering-
Plough Animal Health, A.Menarini
Diagnostics, Royal Canin en Proteq
Dier & Zorg.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het departement Genees-
kunde Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht.

-ocr page 431-

Blauwtong,
de stand van
zaken

Diana van Houten

Eind 2009 wordt het blauwtong-
beleid op Europees niveau geëva-
lueerd. Dit was voor het ministerie
van LNV de reden om op
16 maart
jongstleden een bijeenkomst te
organiseren over de stand van zaken
rondom blauwtong en het vacci-
natiebeleid van de overheid.

Vier sprekers waren uitgenodigd om
een presentatie te geven over de
\'impact\' van blauwtong op hun gebied
van expertise. Dierenarts Piet Vellema
van de Gezondheidsdienst voor
Dieren blikte terug op het verloop van
de blauwtongepidemie in Nederland
vanaf het allereerste begin in augustus
2006. Ook ging hij in op de mogelijk-
heid van verticale transmissie van het
blauwtongvirus type 8
(btv 8).
Hierover was al eerder te lezen in dit
tijdschrift (Tijdschr Diergeneeskd
2008; 21:992-994).

epidemiologie

Dr. ir. Armin Eibers, epidemioloog en
werkzaam bij het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur ging in
op de epidemiologische situatie van
blauwtong in de
eu. In Noord-Europa
zijn tot nu toe drie verschillende
soorten knutten (Culicoides) gevonden
die in staat zijn
btv 8 over te brengen.
De relatief lage knuttendichtheid in dit
gebied in vergelijking met bijvoorbeeld
Italië, maakt dat deze Noordwest-Euro-
pese knutten zeer competente vectoren
moeten zijn. Zuid-Europa en de Balkan
hebben al veel langer te maken met de
ziekte blauwtong, veroorzaakt door
andere serotypen van het virus,
btv 8 is
volledig nieuw in de Europese regio. De
genetische code van het virus staat
dichtbij een isolaat uit sub-Sahara
Afrika (Nigeria) uit het begin van de
jaren \'80.
btv 8-uitbraken zijn in de
wereld eerder gerapporteerd in
Zuidoost-Azië, het Caribische gebied en
delen van Afrika. Na de eerste uitbra-
ken in 2006 stak
btv 8 in 2007 in
Europa opnieuw de kop op, maar nu
nog heftiger. Er werden bewijzen
gevonden voor verticale transmissie
van het virus in landbouwhuisdieren
waardoor \'overwintering\' van het virus
mogelijk kon zijn. Eind 2007 werd door
middel van bloedonderzoek bij geiten
en schapen aangetoond dat de
btv
8-seroprevalentie van locaties met
geiten en schapen veel hoger was in
vergelijking met 2006 en er een veel
hogere geschatte seroprevalentie was
van locaties met geiten dan kon
worden ingeschat op basis van het
aantal klinisch gemelde gevallen. Zeer
waarschijnhjk wordt dit veroorzaakt
doordat klinische verschijnselen bij
geiten door
btv 8 minder goed
zichtbaar zijn. De vaccinatiecampagne
met het geïnactiveerde
btv 8-vaccin in
2008, in combinatie met de natuurlijke
infectie in 2007, lijkt succesvol te zijn
geweest: dit jaar werden slechts 52
klinische uitbraken gerapporteerd, alle
in niet gevaccineerde veehouderij-
bedrijven. Naast BTV 8 dient men in
Nederland echter alert te zijn op
btv i.
Dit type blauwtongvirus komt op
vanuit het zuiden van Frankrijk. De
meest noordelijke uitbraak van
btv r
vond vorig jaar plaats in de regio
Bretagne. In 2009 geldt in heel Frank-
rijk een verplichte vaccinatie voor
gevoelige dieren tegen
btv 8 en btv i.
Alhoewel een goed uitgevoerde
vaccinatiecampagne in Frankrijk het
risico op een uitbraak in Nederland zal
verminderen, blijft het zaak op de
hoede te blijven.

economische schade

Dr. ir. Annet Velthuis, onderzoeker
economie van diergezondheid en
voedselveiligheid aan de leerstoelgroep
Bedrijfseconomie van Wageningen
ur,
heeft onderzocht hoe groot de economi-
sche gevolgen van de blauwtongepide-
mie waren voor de rundvee-, schapen-
en geitensector in Nederland tussen juli
2006 en juli 2007 (epidemie 2006) en
tussen juli 2007 en juli 2008 (epidemie
2007). Daarnaast heeft zij de kosten van
verschillende vaccinatiestrategieën

vergeleken met het effect van deze
strategieën op de reductie van economi-
sche verliezen als gevolg van blauw-
tong tussen juli 2008 en juli 2009. In de
kosten-batenanalyse ging ze uit van
gemiddelde bedrijven uit de verschil-
lende sectoren en heeft ze de directe
economische effecten berekend.
Voorbeelden van deze directe economi-
sche effecten zijn: productie-effecten
(mortaliteit, verminderde melk-
productie, verminderde vruchtbaar-
heid, en dergelijke), behandelings-
kosten van zieke dieren, kosten voor
diagnose en preventieve maatregelen
(opstallen van dieren, insecticiden-
behandelingen en transportrestricties).
De resultaten liegen er niet om: de
blauwtongepidemie kostte in 2006 in
totaal 32,4 miljoen euro, waarvan de
rundveesector ongeveer 28,4 miljoen
euro voor zijn rekening heeft genomen.
De extra controlemaatregelen, zoals het
verplicht binnenhouden van het vee en
dientengevolge hoge kosten voor de
afzet van mest, waren hier grotendeels
debet aan. De schapensector leidde een
verlies van om en nabij de 3,5 miljoen
euro en de geitensector leverde meer
dan 413.000 euro in. In 2007 bedroeg de
totale schade van de blauwtongepide-
mie tussen de 163 en 175 miljoen euro.
De rundveehouderij leverde opnieuw
het meeste in: tussen de 138 tot 149 mil-
joen. De grote schade voor de melkvee-
houderij was ditmaal te wijten aan de
productie-effecten, met name aan
kosten als gevolg van verminderde
fertiliteit. De kosten voor de schapen-
sector bedroegen meer dan 24 miljoen

-ocr page 432-

euro, die voor de geitensector bijna
980.000 euro. Niet alleen heeft Velthuis
de schade bepaald die de blauwtongepi-
demie de diverse sectoren heeft
toegebracht, ze heeft ook bepaald wat
de kosten en opbrengsten van de
diverse vaccinatiestrategieën ouden
zijn. Aan de kostenkant van vaccinatie
staan de kosten van het vaccin (voor
schapen/geiten één maal, voor rundvee
twee maal), de kosten van toediening
door de dierenarts en de kosten voor
registratie van de gevaccineerde dieren.
Aan de positieve kant staat de vermin-
dering van de verliezen in vergelijking
met een veronderstelde blauwtongepi-
demie in 2008 (juli 2008 tot juU 2009)
zonder vaccinatie. De verliezen ten
gevolge van de epidemie die zou
optreden indien niet wordt gevacci-
neerd, bedragen voor de rundveesector
naar schatting 25 miljoen euro. Voor de
schapensector bedragen ze naar
schatting 15 miljoen euro en voor de
geitensector 50.000 euro. De kosten en
baten (de vermindering van de verlie-
zen) van vaccinatie zijn afhankelijk van
de vaccinatiestrategie. Velthuis heeft
acht verschillende vaccinatiestrate-
gieën bekeken en deze doorgerekend op
kosten en baten. Puur op basis van de
kosten en de baten concludeerde
Velthuis dat vaccinatie van alle
volwassen schapen in Nederland en het
volwassen rundvee in de vier noorde-
lijke provincies het gunstigst zou

Vaccinatie van alle volwassen schapen in
Nederland en het volwassen rundvee in de vier
Noordelijke provincies zou het gunstigst zijn.

uitvallen. Daarbij dient te worden
aangetekend dat in het rekenmodel de
verliezen van de export van schapen en
geiten, de baten die ontstaan door een
verminderde infectiedruk voor schapen
en geiten doordat rundvee in een
bepaald gebied is gevaccineerd, en de
baten op de langere termijn, bijvoor-
beeld bij het uitroeien van het virus,
niet zijn meegenomen.

exotische herkauwers

Dat de ziekte blauwtong behoorlijk wat
schade heeft aangericht bij herkauwers
in Nederland, mag inmiddels duidelijk
zijn. Niet alleen de bekende landbouw-
huisdieren blijken gevoelig, maar ook
de minderbekende soorten zoals
bepaalde exotische herkauwers in
dierenparken kunnen geïnfecteerd
raken. Dierentuindierenarts Christine
Kaandorp-Huber, werkzaam bij diverse
dierenparken zoals Dierenrijk (Mierlo)
en Gaiapark (Kerkrade), heeft hiermee
te maken gehad. Toen het advies kwam
om alle gevoelige diersoorten in
Nederland te vaccineren tegen het
blauwtongvirus type 8
(btv 8), stond zij
voor een probleem. Het was namelijk
onbekend welke diersoorten precies
gevoelig zijn voor blauwtong. Wel was
bekend dat
btv 8 (vermoedelijk) van
Afrikaanse origine is, dat inheemse
diersoorten als stille reservoirs kunnen
fungeren en dat alle soorten herkau-
wers in principe gevoelig zijn voor
blauwtong, maar dat klinische sympto-
men kunnen variëren afhankelijk van
het soort dier, het ras, het subtype virus,
of het dier al dan niet eerder met het
virus in aanraking is geweest, de
aanwezigheid van stressoren en
bepaalde omgevingsfactoren, en het
gedrag van de vector - de knut. Er werd
een online enquête uitgezet onder
dierentuindierenartsen in Europa om
erachter te komen of dierentuinen in
Europa problemen hadden met
btv en
welke diersoorten precies gevoelig
waren voor de ziekte. In december 2007
en januari 2008 werd meer dan 50
procent van de duizend verstuurde
enquêteformulieren ingevuld terugge-
zonden. Meer dan duizend dieren
bleken tussen augustus 2006 en
december 2007 te hebben behoord tot
een risicogroep: zij bevonden zich op

dat moment binnen een straal van 20
kilometer van een bekende uitbraak. In
de dierentuinen zaten 53 diersoorten
uit 7 verschillende herkauwerfamilies.
Bij ongeveer 6 procent van deze dieren
waren klinische symptomen van
blauwtong vastgesteld. Zowel in
Nederland als in België, Duitsland,
Frankrijk en Spanje werden ziektege-
vallen gezien. De conclusie dat ook
dierentuinen in Europa een probleem
hadden met het blauwtongvirus, hjkt
dus gerechtvaardigd. De klinische
symptomen die werden gezien in
exotische herkauwers met een blauw-
tonginfectie, bleken niet wezenlijk te
verschillen van die bij gevoelige
landbouwhuisdieren. De bizon, de yak
en de Indische antilope bleken het
gevoeligst en zijn dus de eerste dieren
die gevaccineerd zouden moeten
worden. Daarnaast waren alle geïnfec-
teerde herkauwersoorten die klinische
symptomen vertoonden, inheems in
Europa, Azië of Amerika. Er werden
geen symptomen gezien bij herkauwers
met Afrikaanse \'roots\'. Ten slotte
vertoonde een groot aantal herkauwer-
soorten geen klinische symptomen
maar deze bleken, bijvoorbeeld bij
bloedonderzoek voorafgaande aan
verplaatsing, wel seroconversie te
vertonen. Vaccinatie van gevoelige
diersoorten in dierentuinen is volgens
Kaandorp afhankelijk van de collectie
van de betreffende dierentuinen maar
heeft duidelijk haar voorkeur Ook al
betekende dat in haar geval dat zij heeft
moeten vaccineren met een blaaspijp of
geweer Ook het afnemen van bloed
voor titerbepaling ging bij haar
patiënten niet zonder slag of stoot:
voorafgaande anesthesie was meer
regel dan uitzondering. Dieren verlie-
zen aan de ziekte betekent namelijk
nogal wat: niet alleen voor de dierentui-
nen zelf, maar ook voor de internatio-
nale fokprogramma\'s. Dat is de reden
waarom Kaandorp bij
lnv pleit om te
mogen blijven vaccineren. Niet alleen
tegen
btv type 8, maar ook tegen
andere types die ons land (kunnen)
gaan bedreigen.

Diana van Houten is dierenarts en
werkzaam voor Artemis Veterinair
Adviesbureau

-ocr page 433-

Regumate® Pig van Janssen ah is nu
ook beschikbaar in een handige één
hter-fles. De fles wordt aangesloten op
een speciaal ontworpen doseerpistool.
Fokgelten kunnen nu snel en correct
worden gedoseerd over het voer of
rechtstreeks in de bek. Ook dieren in
groepshuisvesting kunnen hiermee
eenvoudig worden behandeld. Er is
een demonstratievideofilm beschik-
baar (www.betterherdmanagement.
nl). Een startpakket met doseerpistool
en informatie over het aanleren en
oraal doseren van Regumate aan
fokgelten in groepshuisvesting is op
aanvraag verkrijgbaar.

(06) 20491935

Nieuw antibioticum
tegen
brd

Bovine Respiratory Disease (brd) is op
veel rundveebedrijven een terugke-
rend probleem bij vlees- en opfokkal-
veren, het meest tussen één tot zes
maanden oud. Maar ook dieren tot
twee jaar en zelfs volwassen runderen
kunnen erdoor worden aangetast,
brd
is van grote economische betekenis en
kan 35 tot 50 procent van de dieren
treffen, waarvan 5 tot 10 procent
sterft. Het economisch verlies is niet
alleen het gevolg van sterfte, maar ook
van behandelkosten en groeiachter-
stand.

Nieuwe dosering
Regumate® Pig

Merial lanceert Zactran® (gami-
thromycine), een tweede generatie
macrolide. Het is werkzaam tegen de
belangrijkste bacteriële
bro-pathoge-
nen en is zeer snelwerkend, met
maximale plasmaconcentraties dertig
minuten na toediening. Daarnaast
zorgt de molecuulstructuur voor een
langdurige werking van vijftien dagen
met longconcentraties tot 37 maal
boven de MIC90 waarde. Zactran hoeft
daardoor slechts eenmahg toegediend
te worden. Het product is verkrijgbaar
in flacons van 100 milliliter De
dosering bedraagt i milhliter per 25
kilogram sc.

eric.seesing(a)merial.com

Vetmedin®-
kauwtabletten

De Nederlandse gezelschapsdierenarts
kent al sinds enige jaren Vetmedin
(pimobendan) in capsulevorm als
basis voor de behandeling van
congestief hartfalen bij de hond.

Tijdens de Voorjaarsdagen 2009
introduceerde Boehringer Ingelheim
smakelijke Vetmedinkauwtabletten.
Deze zijn voorzien van een breukgleuf
waardoor met twee presentaties vier
doseringen mogelijk zijn. Dit verhoogt
de doseringsnauwkeurigheid, in het
bijzonder bij kleine honden. De
tabletten zijn zeer smakelijk waardoor
ze gemakkelijk worden opgenomen,
wat leidt tot een nog groter gebruiks-
gemak. Ze zijn verpakt in een flacon
van vijftig tabletten, voorzien van een
kindveilige sluiting.

(072) 56 62 411

Vaccin tegen blauwtong-
serotypen i en 8

Fort Dodge ah levert een combinatie-
vaccin dat runderen en schapen
beschermt tegen blauwtongserotypen
I en 8 onder de naam Zulvac® 1-1-8.
Gebieden waar beide serotypen
voorkomen, gaan elkaar steeds meer
overlappen omdat serotype i zich
verder noordwaarts en type 8 zich
verder zuidwaarts verplaatst. Dit kan
een lastige situatie vormen, omdat
monovalente vaccins geen kruis-
bescherming geven tegen andere
serotypen.

(0800)455 55 54

Rubenal® bij chronische
nierinsufficiëntie

Vétoquinol introduceert Rubenal® als
ondersteuning van de renale functie
bij chronische nierinsufficiëntie bij
hond en kat. Het is een nieuwe,
smakelijke formulering van
Rheum
officinale,
een plant afkomstig uit
China en Tibet. De wortelextracten
van deze plant helpen bij het behou-
den van de normale bindweefsel-
structuur in de nier, wat bij meerdere
diersoorten is aangetoond. Rubenal®
kan worden gebruikt naast de fosfaat-
binder Ipakitine®, dat ook chitosan
bevat om uremische toxinen te
absorberen. Het product is verkrijg-
baar als tabletten met twee verschil-
lende concentraties (Rubenal® 75 met
zestig tabletten en Rubenal® 300 met
twintig tabletten).

marketingCSvetoquinol-benelux.be

-ocr page 434-

Kijk ook eens in de spiegel!

Naar aanleiding van een recent onderzoek van de ggg over het imago van de
dierenarts, kwamen er uiteraard ook negatieve reacties. Dit dan vooral op de
vraag betreffende de dierenartsenvisie over nascholing en kwaliteitsborging.
Termen en zinsneden als "Gaan ze nou weer zeiken over nascholing" en "Zeg
nee om te voorkomen dat je \'het\' straks door de strot geduwd krijgt" waren weer
niet van de lucht. En uiteraard, de initiatiefnemers worden weggezet als "die
dikkoppen van het bestuur of hun vrindjes."

Dit nodigt uw voorzitter in ieder geval uit tot een reactie. Wij zijn een beroeps-
vereniging en beroepsgroep die een brede diversiteit kent. Steeds meer collega\'s
zien wel degelijk de wenselijkheid, dan wel noodzaak, van permanente na-
scholing en borging van de beroepskwaliteit. In 2005 liet een ledenraadpleging
duidelijk zien dat er binnen de
knmvd een breed draagvlak bestaat voor na-
scholing. Het bestuur is dan ook van mening dat nascholing en het algemene
kwaliteitsdenken binnen ons beroep gestimuleerd en bevorderd dient te worden.

Daar hoeft niet iedereen het mee eens te zijn, maar feit blijft dat wij wel wat
uit te leggen hebben aan de buitenwereld als wij menen dat wij als enige beroeps-
groep in Nederland uitgesloten dienen te blijven van het werken aan en borgen
van de kwaliteit van onze beroepsuitoefening. In plaats van te klagen over \'op-
gelegde eisen\' en \'druk van buiten\' zou ons motto moeten zijn: \'Be good and show
it\' Daar willen we voor gaan: voor borgbare kwaliteit. Voor minder zijn wij niet
beschikbaar! Vandaar de oproep om hierover na te denken en ons uw mening te
laten horen. Uiteindelijk zal de meerderheid binnen onze beroepsgroep beslissen.
En ik hoop dat we onszelf zullen kenschetsen met een proactieve houding ten
aanzien van scholing, kwaliteit, en de borging daarvan. Ik hoor graag van u.

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter, l.i.hellebrekers@knmvd.nl

Gerard van Eijden

Laatst was ik namens de Vakgroep
Gezondheidszorg Varken in gesprek
met een groep varkensdierenartsen.
Er werd gesproken over het voor-
schrijven van antibiotica om een
gebrekkig management op het
varkensbedrijf te maskeren. In het
geval dat zijzelf weigeren antibiotica
voor te schrijven, zou direct een
buurtcollega klaarstaan die de
medicijnen wél aan de varkens-
houder zou leveren, zo werd gezegd.

Opvallend was dat toen ik een week
later bij de betreffende buurtpraktijk
was, de dierenartsen daar mij precies
hetzelfde vertelden: de buurtpraktijk,
dezelfde die ik de vorige week had
bezocht, stond meteen klaar om
medicijnen te leveren als zij weiger-
den voor te schrijven. Kortom, als wij
het niet doen, doen zi| het wel. Maar
dan wel van beide kanten ...

Tijdens de gesprekken die ik met
praktijken heb, komt vaak het
bedrijfsgezondheidsplan ter sprake.
Dit bevat het pakket aan maatregelen
dat aan een varkenshouder wordt
voorgelegd om de gezondheid van zijn
dieren te verbeteren, met als doel
antibiotica restrictief te kunnen
inzetten. Als een varkenshouder toch
antibiotica wil gebruiken om een
tekort in zijn management te mas-
keren, zal een dierenarts moeten
weigeren het voor te schrijven. Zo is
het afgesproken in het masterplan
antibioticaresistentie.

Natuurlijk is dit een lasrig moment
in de relatie tussen de varkenshouder
en zijn dierenarts. Het is weer een
typerend voorbeeld van het feit dat de
dierenarts op het veehouderijbedrijf
ook de belangen van het dier en die
van de samenleving moet dienen,
terwijl alleen de veehouder hem voor
zijn dienst betaalt. In deze probleemsi-
tuatie wordt altijd gewezen naar de
rug van de dierenarts die recht moet
worden gehouden. Dat mag misschien
zo zijn, maar de dierenarts krijgt geen
enkele steun in het dienen van die
andere belangen. De
vgv ziet dit als
een punt van grote zorg en wil er alles
aan doen om de positie van de
dierenarts te verbeteren.

GGL-column: Wullie en Zullie

\'Kijk nooit alleen naar de fouten
van een ander, kijk altijd eerst naar
jezelf\', zei mijn vader altijd. Met wat
meer saamhorigheidsgevoel in onze
beroepsgroep kunnen we al veel
verbeteren. Ook in het verminderen
van het \'wij-zij\'-gevoel ligt er dus nog
een taak voor de
vgv!

Gerard van Eijden is lid van het ggl-
bestuur

-ocr page 435-

lohan Klein Haneveld

In oktober eindigt de eerste termijn
van
KNMVD-Voorzitter Ludo Helle-
brekers. Hij heeft zichzelf opnieuw
voor een termijn beschikbaar
gesteld. De verkiezing vindt plaats
medio augustus. Leden kunnen tot
25 mei tegenkandidaten aandragen.

"Ik heb het gevoel dat we echt goed op
stoom zijn", aldus Hellebrekers,
"natuurlijk wil ik dan nog een aantal
jaren aan die kar trekken. We hebben
prachtige dingen op de rit staan en
daar wil ik het succes zelf van nabij
van kunnen proeven." Een van die
ontwikkelingen is het centraal
informatie systeem (het Vetcis) van
Stichting Vetbase dat deze zomer de
lucht in zal gaan. Hellebrekers is ook
trots op recente ledenproducten
vanuit het
knmvd-bureau zoals de
ri&e-handleiding, de digitale tijd-
schriftenbibliotheek, de nieuwe
mantelcontracten, de dienstenwijzer
en de voortgang op het terrein van de
financieel-economische kengetallen.
"Maar ook de bijdrage van vele leden
is groot." Hierbij denkt Hellebrekers
aan de successen van de Commissie
Senioren en de Commissie Jonge
Dierenartsen, maar ook aan alle
bijdragen uit het veld bij het tot stand
komen van de Convenanten Bestrij-
ding Antibioticaresistentie. "Zowel het
bestuur als het bureau prijst zich
gelukkig met de stevige steun en
inbreng van de leden."

Uitdagingen voor de toekomst ziet
Hellebrekers in ruime mate aanwezig,
zowel voor zichzelf, voor het bestuur
als voor het bureau. "We hebben in
december jongstleden een geweldige
stap gezet in de herstructurering van
de vereniging. Daar kunnen we met
z\'n allen trots op zijn." De uitdaging
die daar op volgt, is een verdere
professionalisering van het bestuur, de
ledenraad en het bureau. "We kunnen
ons gelukkig prijzen dat we de
noodzakelijke kwaliteit in huis
hebben. De uitdaging ligt in een
verdere efficiëntieslag, waarbij het
leveren van de juiste diensten aan
onze \'klanten\' centraal staat." De
klanten zijn niet alleen de dieren-
artsen zelf maar ook externe relaties
en belanghebbenden van de
kn m vd .

positie van de dierenarts

Er is echter ook een gevoelig punt. "De
positie van de dierenarts in alle
sectoren, zowel klinisch als niet
klinisch werkzaam, moet verder
worden versterkt." De rol en verant-
woordelijkheid van de dierenarts voor
zowel diergezondheid, dierenwelzijn
als volksgezondheid dient beter over
het voetlicht gebracht te worden.
"Hier ligt zeker een taak voor de
KNMVD en die taak nemen wij ook
zeer serieus, maar er ligt ook een taak
voor elke individuele dierenarts."
Steun voor het laatste kan binnen de
knmvd ook worden gevonden binnen
de Groep Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg.

Dierenartsen hebben de kennis en
kunde om adviseur te zijn op het
gebied van de volksgezondheid. Of het
nu gaat over antibioticaresistentie
(tegenwoordig zowel bij landbouw-
huisdieren, bij gezelschapdieren als bij
paarden), over zoönosen of over
opkomende dierziekten, dierenartsen
kunnen een belangrijke maatschappe-
lijke rol vervullen. "Het is aan de
individuele dierenarts om hier op
passende wijze invulling aan te geven.
Het is aan de
knmvd om dat bij de
overheid onder de aandacht te
brengen en te houden. Dat doen we
onder andere door onze inbreng in de
adviezen van de Raad voor Dieren-
aangelegenheden en in het recht-
streekse contact met de beleidsmakers
in Den Haag", stelt Hellebrekers
nadrukkelijk.

visiedocumenten

Ondertussen staat de Nederlandse
maatschappij niet stil. "Het is belang-
rijk dat wij meer zichtbaar in bewe-
ging komen", aldus Ludo. Een van de
huidige projecten is \'De dierenarts in
2015\'. De
knmvd wil duidelijkheid
creëren over wat van de dierenarts
wordt verwacht. Daarvoor zijn door
werkgroepen op de terreinen gezel-
schapsdieren, paard en landbouwhuis-
dieren visiedocumenten ontwikkeld
als basis voor een plan van aanpak.
Hellebrekers wijst op het belang van
deze ontwikkeling: "Om ons sterker te
presenteren in de dialoog in de sector
hebben we een heldere en breed
gedragen visie nodig."

Ludo Hellebrekers herverkiesbaar

Een van de punten die zeker aan de
orde moeten komen, is dierenwelzijn.
"Vanuit onze achtergrond zijn wij als
dierenartsen bij uitstek geschikt om
met empathie het woordvoerderschap
op ons te nemen", verklaarde Helle-
brekers op de bijeenkomst over
dierenwelzijn op 3 februari. Helle-
brekers zoekt ook de samenwerking
met andere partijen en streeft naar
helderdere communicatie. "We
bereiken op dit gebied alleen iets als
we het belang van dierenwelzijn
samen uitdragen." Zo ondertekende
Hellebrekers in het najaar van 2008
namens de
knmvd de Verklaring voor
Dierenwelzijn van de World Society
for the Protection of Animals.

Ook binnen de beroepsvereniging
ziet Hellebrekers nog een aantal
boeiende uitdagingen. Hij denkt
bijvoorbeeld aan het terugdringen van
de arbeidsongeschiktheid, een betere
flexibilisering van de werkzaamheden
en de \'coaching\' van jonge dieren-
artsen tijdens de eerste periode in het
beroepsveld. Maar ook het rekruteren
van vrouwelijke dierenartsen voor
bestuur- en commissiewerk. Allemaal
zaken waarvoor de eerste stappen
gezet zijn, maar het eindpunt nog
zeker niet bereikt is. "En daarom wil ik
nog een aantal jaren blijven."

tegenkandidaten

Het verkiezingsreglement biedt de
mogelijkheid aan ten minste 250
stemgerechtigde leden om een
tegenkandidaat voor te dragen. Dit
kan tot uiterlijk 25 mei 2009. De
complete procedure vindt u in het
verkiezingsreglement van de
knmvd,
op de website onder \'de knmvd\',
\'publicaties\',\'verkiezingsreglement
2005\'.

-ocr page 436-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Hermens, mevr. A.A.M.; 2008 Gent; 5455 gr

Wilbertoord, Sint (osephplein 35
Schrama, mevr. S.E.A.; 2008; 3521
bn Utrecht,
Croeselaan 221-bis

Als kandidaatlid van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:

Dinther, mevr. K.W.M. van; 5351 et Berghem,

Molenweg 69 - a
Hak, mevr. A.E.; 4283
hp Giessen,

Giessensesteeg 12 - a
Postma,mevr. M.; 3521
gt Utrecht, Balijelaan
44 - bis

lUBILEA

2 mei, D. van Baren te Borger, 40 jaar
2 mei, W.EG.L. Droppers te Voorschoten,
40 jaar

2 mei, dr. H.J. Postema te Nunspeet, 40 jaar

3 mei, E.R Dijk te Roden 40 jaar

8 mei, R.J.M. Segers te Nijverdal, 25 jaar
13 mei, D.R. Stam te Zeist, 25 jaar
18 mei, H.A. Schep te Horssen, 25 jaar
18 mei, Mevr. drs. E.E Dieleman te Nunspeet,
25 jaar

18 mei, G.H. Mensen te Deil, 25 jaar

20 mei, W.M. Gotink te Zwolle, 60 jaar

20 mei, R Feenstra te Zwolle, 60 jaar

25 mei, mr. H.C.A. Leemans te Meppel, 40 jaar

25 mei, H. Eil te Hengelo, 50 jaar

27 mei, RH.A.M. van Maanen te Cuijk, 50 jaar

sluitingsdata voor kopil

Aflevering I Deadline*
01-06-20091 maandag 111-05-2009
15-06-20091 dinsdag 102-06-2009
01-07-20091 maandag 115-06-2009
r 5-07-20091 maandag 113-07-2009
01-08-20091 maandag! 13-07-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

2009
Mei

7-9 Swiss Annual Congress. Locatie: St. Gallen,

Zwitserland.
20-24 International Conference on Diseases of
Zoo and Wild Animals 2009. Locatie:
Hilvarenbeek.
27 Conferentie: \'Cirkel van Geweld\', over
relatie tussen dierenmishandeling en
huiselijk geweld. Tijd: 12.00 uur tot 18.00
uur. Locatie: Theatron (Universiteit
Utrecht), Leuvenlaan 19, Utrecht. Meer
informatie en aanmelden: www.
cirkelvangeweld.nl.

28-30 5th International Symposium on Turkey
Production. Locatie: Berlijn, Duitsland.

29-31 scivac (Societa Culturale Italiana
Veterinari per Animali da Compagnia)
Internationaal Congres. Locatie: Rimini,
Italië.

Juni

12-16 Zevende International Sheep Veterinary
Congress, Locatie: Stavanger, Norway. Thema:
\'Sound sheep, safe food, warm clothes and
landscape preservation\'. Gastheer: The
Norwegian School of Veterinary Science
(www.veths.no). Organisatie: Stavanger
Forum (www.stavanger-forum.no). Visit
www.isvco9.no for details.

17-20 The celebration of the 14th International
Symposium of the World Association of
Veterinary Laboratory Diagnosticians,
(wavld) together with the Symposium of the
oie. Both will be held in Madrid, Spain. For all
the information: www.wavld2009.com.

Juli

21-24 Wereldcongres gezelschapsdieren
wsAVA. Locatie: Sao Paulo, Brazilië.

September
9-12 Congres Britisch Equine Veterinary

Association (beva). Locatie: Birmingham, (uk)

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
Mei

r3 Para veterinaire dag. Locatie:

Dierenziekenhuis, Drachten. Inclusief
ruilbeurs van lesmateriaal.

13-17 Vijfdaagse reis naar Normandië voor
seniordierenartsen en partners. De
projectgroep \'Reizen\' van de Commissie
Senioren van de
knmvd heeft besloten dat
de reis in 2009 naar Normandië gaat.

14-15 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten
im Parkhotel Kronsberg, Hannover Messe.

Juni

9 Wetenschappelijke Bijeenkomst ggf.

Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.
19 "Dierenartsen in Bedrijf Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: ro euro.

September

4 "Dierenartsen in Bedrijf Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot r9.oo uur. Kosten: 10 euro.
8 Wetenschappelijke Bijeenkomst
ggp.

Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.
17 knmvd-sportdag (onder voorbehoud).

Cursussen

2009
Mei

27 pegd Neurologie bij de kat. Locarie: fd.
Utrecht. Deze cursus is volledig gericht op
de kat. Spreker: prof. dr. Luc van Ham. Meer
informarie en inschrijven via de \'portal\'.

Juni

2 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Midden.

Georganiseerd door ivip. Doelgroep: jonge
dierenartsen gezelschapsdieren (nul tot vijf
jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel i:
kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nL

9 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten; regio Noord-West.
Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

16 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Zuid. Georganiseerd
door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.

17 Lezing: \'De tien meest voorkomende
orthopedische problemen in de voorpoot\'
door Dick van Zuilen en Roelof
Maarschalkerweerd. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur. Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

23 Interactie Cursusavond Hematologie/
infectiezienten: regio Noord. Georganiseerd
door ivip. Kijk op www.ivip.nl.

Augustus

25 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door ivip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijf jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informarie en inschrijving op www.ivip.nl.

September

I Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.

8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus \'Probleemgerichte
benadering van de internisrische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof dr. Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locarie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur. Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

-ocr page 437-

HET GRIEPVIRUS VERANDERT

ProteaFlu

verander

Influenza A/ectui-2/Ohto/03

eqFlu\'- • Suspensie • EU/2/03/037/005 (ReQ. NL 10103): Samenttelling per dosn
« kawfwpöldtenvlrus (vCP2242) en Influé VeQw2/NewiT«rltet/\'2/93 (M3N8) i
beide 2 5.2 loglO FA1D50. ProtMFfu-\'-Te - Suspensie - EU/2/03/038/00S {Reo. NL 10104):
A/e(jüi-2/ OhK)/03 [H3N8) recomixfiant kananepokkenvuus (vCP2242) en Influenza
binant kanarlepoldcenvinis (vCPlS33], beiöe i 5.2 loglO FAI050; Oostridtum
lorficatl««: ActJeve \' " --------------------------

n (Pr«eqBu-"-Te ) tegen tetanus ter prevent» van sterte bij paan3en van 4 maanden of oobef. Dosering en toe

Êén dosis (1 ml) door mKldel van een mtramusculaire mjecbe, Wj voorkeur ter hoogte van öe nek, volgens het volgend sche-
ma: Sasisvacanêlte: de Ie in)ecoe waf een leefüjd van 5-6 maanden, de 2de inwie 4-6 weken later. HertaliftgsvKanaiies:

5 maanden na iJe basisvacdnatte en ■ - ---------------------------------......... .............................

personeels- en managemenîdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnenningen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

mee

ProteqFiu is het enig goedgekeurde
vaccin in Europa* dat de nieuwe stam
A/eq/Ohio/2003 bevat. A/eq/0hio/20ö3
wordt aanbevolen door de deskundigen
van het OIE en WHO Expert Surveillance
Panel on Equine Influenza Vaccines.

* Marketing authorisalie voor PioteqFlu met de Ohio/2003 stam
(1er vervanging van de Kentucky/W stam) was toegekend voof alle EU-landen
en Zwitserland inapnl 2008.

[H3N8) ree
injs (vCPlS

recomttnanl ka^^kenvinjs
"Â/equt-i\'Newmar1(^2/« (H3NB] recom-

.....

per dosis: Influenu

Hex Vet B.v.
Bouwstraat 5
7483 PE Haaksbergen
Tel. 053 - 5725548
Fax 053 - 5721315
E-mail: info@flexvetnl

waf een leeftijd van 5-6 maanden, de 2de iniecoe 4-6 weken later. HertalingsvKanat
n daarna laarlijkse boosterinjecöes. Bij vertHwgd rtsk» op mfeaie of onvoWoende opname
op Oe leenjd van 4 maanden, gevotad door het volledioe vacdnatiepro- wmmÊÊÊÊÊ^t
.. Bijwerkingen- voorfiijgeande ïwellng, in uitzonderlijke gevallen pijn,| T fd*] f\'^

cotostrnm een extra eerste inject« o{

«ust en overgevoetigheidsreactw. Een khte sb}ging
:) kan voorkomen. Wachltljd: Nul dagen. Op recept^ ----

VUW f»CTJCII«CIU nClÄl. O.», Me01ll0».ci»»100l iU, »yil JL. »O^IVVCT», IC". -rji \'

handelsmerk van Menai. © 2008. AJle rechten voort)ehouden. Matt Art 14445/0!

gramma. Contra-indicaties Geen.
(okale hyperthermie, ap
peratuur (max. 1,5 \'C)

D.K. Terneuzen is een jonge, groeiende dierenkliniek in het prachtige Zeeuws-Vlaanderen
en heeft een intensieve samenwerking met DierenkHniek de Ark te Middelburg.

D.K. Terneuzen is een groeiende en bloeiende dierenkliniek en we zijn op zoek naar een enthousiaste en communicatieve dierenarts,
die goed in ons gezellige team past. Wij zijn een goed geoutilleerde kliniek en streven naar een kwalitatief
hoogwaardige en klantvriendelijke diergeneeskunde.

Wij werken nauw samen met Dierenkliniek de Ark in Middelburg. U zult dan ook in beide klinieken werkzaam zijn.
Wij verwachten van u doorgroei en verdere ontwikkeling binnen een of meer deelgebieden van de diergeneeskunde.
Het betreft een functie voor minimaal drie dagen per week, met daarbij deelname aan de (weekend)dienstregelingen.

Uw sollicitatie kunt u sturen naar
D.K. Terneuzen, ter attentie van de heer A.R Focker, Vlietstraat 19,4535 Terneuzen. Telefoon: (oi 15) 6i 2200.

E-mail: info@dierenkliniektemeuzen.nl.

...ger^Mon de slag

medetomidine hydrochloride
beschikbaar in 10 én 20 ml
voor hond en kat
potent middel voor sedatie en
premedicatle voor anesthesie

SEOATOR 1 mg/ml, oploiiing voor injeclie voor hond en lui.

REG NL 10527 UOO. Werkzaam bestandde«): M«telonikiiiw hydrochloride 1,0 mg/nil.
Distributeur Eurovet Animal Health BV, Handelsvveg 25, 5531 AE Bladel.
Verdere
intwntatie i j op aamioag wrkn/gbaaf bif <le betredende ondemefning.

/4nimal Health

-ocr page 438-

Dierenkliniek Hoofdweg is een gezelschapsdierenpraktijk
in Amsterdam. Naast de eerstelijnspraktijk behandelen we
ook tandheelkundige patiënten in de tweede lijn. De
kliniek is modern en goed geoutilleerd.

Wij zoeken een

enthousiaste dierenarts

voor wie het een uitdaging is om in een vooruitstrevende
kliniek te werken. }e bent leergierig, wil je verder speciali-
seren in een deelgebied en hebt een zeer klantvriendelijke
uitstraling.

Wij bieden een baan in een stimulerende omgeving, waar
kwahteit en klantgericht denken voorop staat. De vacature
is voor 20 uur per week plus 4 uur op zaterdag, eens per drie
weken.

Arbeidsvoorwaarden volgens de cao voor dierenarts-
praktijken.

Uw solhcitatie kunt u sturen naar Dierenkliniek Hoofdweg,
ter attentie van de heer M. Souverein, Hoofdweg 46,1058
bd
Amsterdam.

Telefoon: (020) 61 27 398,

website: http://www.dierenkliniekhoofdweg.nl,

e-mail: info@dierenkliniekhoofdweg.nl.

LINTJESHO-F

dierenartsen diagnostiek apotheek

Lintjeshof is een dierenartsenpraktijk met vestigingen in Nederweert
(hoofd-), Chaam, Roermond en Raalte. Lintjeshof is een moderne en
gecertificeerde praktijk en richt zich vooral op de moderne varkens-,
pluimvee- en rundveehouderij. Kennis en begeleiding van bedrijven in
binnen- en buitenland staan bij Lintjeshof centraal.
Lintjeshof heeft een eigen laboratorium voor snelle en kwalitatief
hoogwaardige diagnostiek. Bij Lintjeshof staat dienstverlening in een hoog
vaandel. Er wordt voortdurend geïnvesteerd in opleidingen en automatise-
ring om dierenartsen optimaal in hun werk te ondersteunen.

Dierenartsenpraktijk Lintjeshof zoekt
vanwege een toename van de werkzaamheden;

Drie ervaren dierenartsen;
elk met één van de specialismen
Rundvee, Varkens en Pluimvee

Lintjeshof is een dierenartsenpraktijk met vestigingen in Nederweert,
Chaam, Raalte en Roermond. In totaal werken bij Lintjeshof 23 dieren-
artsen, zeven assistenten, twee laboranten en zeven medewerkers.
De rundvee- en pluimveedierenarts zullen als standplaats Nederweert
hebben. De varkensdierenarts zal als standplaats Raalte hebben.
Lintjeshof vraagt een teamgerichte instelling, goede communicatieve en
sociale vaardigheden en een positieve instelling.

Lintjeshof biedt een aangename professionele werksfeer, goede salariëring
en bij gebleken geschiktheid een vast dienstverband.
Uw sollicitatie kunt u sturen naar Dierenartsenpraktijk Lintjeshof,
Pannenweg 200,6031
rk Nederweert, Contactpersoon: Frans Dirven.
Tel.: (0495) 46 12 22.

Voor één van onze cliënten zoeken wij een
Gezelschapsdierenartspraktijk ter overname in Amersfoort en ruime omgeving

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met
DixFortuin, dhr. F. van Brakel, (030) 25 15 199 of p.van.brakel@dixfortuin.nl

Suprelorin

Oplosbaar implantaat voor reversibele castratie

Nieuwe, veilige en reversibele manier om te castreren
Oplosbaar implantaat met deslorellne (GnRH agonist)
Onderdrukt de LH en FSH afgifte door de hypofyse
gedurende minimaal 6 maanden
Reduceert als gevolg plasmatestosteronspiegels,
Spermatogenese én libido

vwwv.virbac.nl

zachte

gevoelig

V/r^cic:

ANIMAL HEA LTH

Voor meer infonnacie: Virbac Nederland B.V. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: infocavirbac

-ocr page 439-

elizen

TM

mwofj^ \' • • V.

is niet altijd makkelijk

TELIZEN, EERSTE AANPAK BIJ HONDEN EN KATTEN MET;

dieren of een bepaalde situatie

angst door verandering in de
^ woon-of familiesituatie

-ocr page 440-

makkelijk voor eigenaars

fidavet\'

PERLOQUAN®

fidaVet

Zorg voor uw gezelschapsdieren

• Louter op advies van de dierenarts

^JANSSEN

ANIMAI HFAITM

Voor meer informatie contacteer ons op jahbnl@janbe.jnj.com

-ocr page 441-

deel 134 • aflevering 10 • i5 mei 2oo9

Tijdschrift voor™®
Diergeneeskunde

Epizootic congenital
hydranencephaly and
abortion in cattle due to
bluetongue virus serotype
8 in the Netherlands

Collectines in het aan-
geboren immuunsysteem
van varkens en kippen

\'Emerging vector-borne
diseases\' bij het paard

.f

Pest bij kleine herkauwers:
een nieuwe dierziekte voor
Europa

koninklijke nederlandse maatschappi| voor diergeneeskunde

-ocr page 442-

VACCINEER... EEN BEER

CölwiMJj

óOOM.1

Pfizer Animal Hcalt

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.BOARTAINT.COM

-ocr page 443-

Meningen

Meningen, iedereen heeft ze. Je zult zelden iemand tegenkomen die nergens een
mening over heeft. Of we altijd zo gelukkig zijn dat iedereen ook luidkeels zijn
mening profileert, is weer een andere zaak. Maar één ding staat vast: of het nu
gaat om zaken van landsbelang, dwazen die met hun auto door een feest-
vierende menigte razen of over veterinaire gebeurtenissen: iedereen heeft een
mening, die al dan niet met feiten wordt onderbouwd.

Ook in het tijdschrift dat nu voor u ligt, wordt u geconfronteerd met meningen.
In het wetenschappelijke artikel verwoorden de auteurs, voorzichtig en met feiten
omkleed, de mening dat het blauwtongvirus serotype 8 een cel- of laboratorium-
geadapteerd type is. In de even verderop gepresenteerde samenvatting van het
proefschrift van Astrid Hogenkamp, stelt de auteur onder andere dat meer
kennis van collectines in de werking van het immuunsysteem van jonge kippen
niet alleen de gezondheid van de veestapel positief kan beïnvloeden, maar ook
van belang kan zijn voor de volksgezondheid.

In dit tijdschrift wordt ook veel aandacht gegeven aan de zogenoemde
\'emerging diseases\'. Het is de mening van velen dat Nederland misschien niet
lang meer vrij zal blijven van \'exotische\' ziekten als West-Nijlvirus, Afrikaanse
paardenpest, de kleine herkauwerpest, kattentyfus, Dirofilaria bij honden,
Hendravirus bij paarden en door zandvliegen overgebrachte leishmaniase bij
honden. Misschien is uw mening anders en heeft u het idee dat het allemaal
niet zo\'n vaart zal lopen. De auteurs van de verschillende stukken weten echter
met feiten te onderbouwen dat deze ziektebeelden in de veterinaire wereld
letterlijk en figuurlijk in beweging zijn.

Dat brengt me op het jaarverslag van de knmvd, dat bijna tegelijk met de
ruwe versie van dit tijdschrift bij me op de deurmat viel. Het hoofdthema van het
jaarverslag van de
knmvd voor 2008 is \'Beweging... en dan in de ruimste zin van
het woord\', zoals onze voorzitter ons in het voorwoord van dit boekwerk laat
weten. Niet alleen is er, mede door de toetreding van twee vrouwen, beweging in
het bestuur van de
knmvd, het knmvo-beleid draait bovendien naast allerlei
maatschappelijke en politieke vraagstukken om twee speerpunten: het imago en
de sociaaleconomische positie van de dierenarts. In het boekwerk volgt een
opsomming van vele gebeurtenissen waaruit blijkt dat niet alleen de
knmvd,
maar ook de rest van de Nederlandse diergeneeskundige wereld in beweging is.
Deze opsomming varieert van de toename van het aantal bijzondere huisdieren
en de mogelijkheden je op dat gebied te laten nascholen, tot het
knmvd-stand-
punt over het voorschrijven van diergeneesmiddelen via internet.

KNMvD

Het is daarom teleurstellend dat in dit jaarverslag één van de belangrijkste
gebeurtenissen van het jaar 2008 ten aanzien van de sociaaleconomische positie
van de dierenarts in loondienst niet wordt genoemd. Hiermee doel ik op de
cao,
die sinds i juli 2008 een functiewaarderingssysteem kent en daarmee sterk in
beweging is. De vraag is dan ook: waarom wordt dit niet genoemd? Is het dat de
knmvd zich als standsorganisatie ver weg moet houden van zaken die neigen
naar salarisadviezen? Of heeft degene die dit boekje heeft samengesteld, het
voldoende gevonden alleen de
cao-informatieavond in de lopende agenda naast
het Fidin-seminar te plaatsen? Wat de reden ook is, ik hoop van harte dat de
interesse van de
knmvd ten aanzien de sociaaleconomische positie van de
dierenarts, ook betekent dat zij de komende tijd de
cao en haar onderhande-
lingspartners ten volle zal ondersteunen, en zal inzetten op een nog breder
gedragen
cao bij zowel werkgevers als werknemers. Het is niet mijn bedoeling
dit \'editorial\' te gebruiken als
cao-platform, maar geef u hierbij mijn mening
zoals vele anderen dit in dit blad ook doen.

Tamarinde Laan

-ocr page 444-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(|)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.RM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. I.D.J. van den Berg (medewerker p&o)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. EJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr.E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. I.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.P.C. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Postgiro/bank
Postbank 5 r 1606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr. 55 5048 861 ene en e
bank n.v. Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516BCDen Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
a e Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)419794 (fax)
info(|>overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap niiuvD en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 445-

Deel 134 ■ Aflevering 10 • 15 mei 2009

wetenschap ..... Epizootic congenital hydranencephaly and abortion in cattle due to

bluetongue virus serotype 8 in the Netherlands

W. Wouda, N.H.M.T. Peperkamp, M.P.H.M. Roumen, ƒ. Muskens, R van Rijn en

R Vellema 422

Samenvattingen vdt 427

VOOR de praktijk ..... Collectines in het aangeboren immuunsysteem Van varkens en kippen

Astrid Hogenkamp 432

in veterinair verband ..... \'Emerging vector-bome diseases\'bij het paard Manfl?i«eM. S/off uflh

Oldruitenborgh-Oosterbaan, Lutz Goehring, Marion Koopmans, Piet van Rijn en

Kees van Maanen 439

Uitgelicht: Spekdiktemeting bij levende varkens 447

De beste boeken op het gebied van de klinische pathologie Marrit Prins 448

www Joost van Herten en laira Boissevain 450

Salmonellamonitoring in Nederland anno 2009 Marlijn Steenaert 453
Pest bij kleine herkauwers: een nieuwe dierziekte voor Europa

Erna Balk 456

Ingezonden: Grote grazers \'revisited\' J.T. Lumeij 458

Reactie op ingezonden brief Michiel Albers 459

praktijk in bedrijf ..... Faculteit wil voor onderwijs Samenwerken met beroepsveld/o^fln ^T/em

Haneveld 461

Dag van het aangespannen paard Kelly Engelen 463
De database van het Veterinair Centraal Informatie Systeem (Vetcis)

van Stichting vETbase! Björn Eussen 464

cursussen en congressen ..... \'Hoe z€€r doGt pi]n7\'Monique Driesse 466

Met succes geprolongeerd: modulaire cursus \'Weke Delen Chirurgie

deel 11\' Monique Megens 468

Symposium voor jonge dierenartsen in de herhaling 468

rubrieken ..... Uit de redactie 419

Nieuws 430

Veterinair tuchtrecht 437

Voorzitterscolumn 47°

Personalia 471

Deadline kopij 471

Doorlopende agenda 471

-ocr page 446-

Epizootic congenital hydranencephaly and
abortion in cattle due to bluetongue virus
serotype 8 in the Netherlands

W. Wouda <•*, N.H.M.T. PeperkampM.P.H.M. Roumen
J. MuskensRAvan Rijn " en P. Vellema\'

Tijdschr Diergeneeskd 2009:422-427

Oorspronkelijk artikel

abstract

An outbreak of hydranencephaly in aborted foetuses and
newborn calves occurred following the 2007 epidemic of
bluetongue serotype 8 (BTv8\\net2006) in the Netherlands.
In total 35 aborted foetuses and 20 live-born calves,
submitted from September 2007 to May 2008, were
examined pathologically. Foetuses with gestational ages
between 4 and 9 months (mean 6.8 month) showed
varying stages of cerebral malformation. Initial stages
were cavitations in the cerebral hemispheres with massive
destruction of neuroparenchyma, calcium deposits, and a
phagocytic inflammatory response. Later stages showed
distinct hydranencephaly, the cerebral hemispheres being
almost completely replaced by fluid-filled sacs. In seven
cases the cerebellum was affected as well, but brainstem
structures were intact. Newborn calves with clinical signs
of abnormal behaviour (\'dummy calves\'), circling, head
pressing, incoordination, and blindness were seen from
the end of January 2008. The calves were born between
2nd January and r6th March 2008. The calves were
euthanized after i day up to T4 weeks (mean 4.7 weeks).
Brain malformations in these calves were confined to the
cerebrum and consisted of varying degrees of hydranen-
cephaly. Spleen tissue was
pcr-positive for bluetongue
virus (
btv) in 21 of 35 foetuses and in r of 20 calves.
A higher percentage of
pcr-positives was found in foetuses
aborted in early gestation than in late gestation, suggest-
ing clearance of
btv during gestation. Fifteen of 33 dams
of
pcr-negative hydranencephalic foetuses or calves could
be traced and all were
btv-seropositive, indicating a
previous
btv infection. The timing of hydranencephaly
cases in live-born calves during the first months of 2008
was consistent with infection in early gestation during the
prior transmission season. Vertical transmission and
teratogenic potential have previously been described for
modified-live vaccines for bluetongue but are highly

Animal Health Service, p.o. Box 9,7400 aa Deventer, the Netherlands.

ii Central Veterinary Institute of Wageningen ur, p.o. Box 65,8200 ab

Lelystad, the Netherlands.

* Correspondence to W. Wouda (w.wouda@gddeventer.com).

unusual for field strains of btv, which raises the issue
whether
BTv8\\net2006 or its ancestor has been cell- or
laboratory-adapted in the past.

samenvatting
Epizootische congenitale hydranencefalie en abortus bij het
rund door bluetongue virus serotype 8 in Nederiand

Het voorkomen van hydranencefalie bij verworpen en pasgebo-
ren kalveren in aansluiting op de bluetongue serotype 8
(btv8\\
net2oo6)-epidemie in Nederland in 2007 wordt beschreven. In
totaal werden
35 verworpen vruchten en 20 levend geboren
kalveren aangeboden voor pathologisch onderzoekin de periode
tussen september 2007 en mei 2008. Bij de verworpen vruchten
met een draagtijd van vier tot negen maanden (gemiddeld 6,8
maand) werden verschillende stadia van hersenafwijkingen
gevonden. In vroege stadia was er sprake van uitgebreid verval
van neuroparenchym in de grote hersenen, met holtevorming,
kalkneerslagen en een cellulaire opruimreactie. In latere stadia
had zich een duidelijke hydranencefalie ontwikkeld, waarbij de
rudimentaire hemisferen bestonden uit met vloeistof gevulde
blazen omgeven door een dunne wand. In zeven gevallen was
het cerebellum ook aangetast, maar de hersenstam was volledig
intact. Vanaf eind januari 2008 werd hydranencefalie ook
gezien bij levend geboren kalveren. Deze kalveren, geboren
tussen 2 januari en 16 maart 2008, waren geëuthanaseerd op
een leeftijd van één dag tot veertien weken (gemiddeld 4,7
weken). Klinische verschijnselen waren gedragsafwijkingen
(\'domme\' kalveren), cirkelbewegingen, dringen, abnormale
stand en gang en blindheid. Bij de levend geboren kalveren
waren de hersenafwijkingen, bestaande uit diverse gradaties
van hydranencefalie, beperkt tot de grote hersenen.

Bij 21 van de 55 verworpen vruchten en bij één van de
twintig levend geboren kalveren werd bluetonguevirus
(btv)
met behulp van pcr in de milt aangetoond. Het percentage
pcr-positieve uitslagen was hoger bij verworpen vruchten in een
vroeg stadium van de dracht dan in een laat stadium van de
dracht. Dit wijst erop dat vruchten zich tijdens de dracht van het
virus kunnen ontdoen.
15 van de 33 moederdieren van pcr-nega-
tieve vruchten of kalveren met hydranencefalie konden worden
getraceerd. Al deze vijftien koeien waren
btv-seropositief en
hadden dus de infectie doorgemaakt. Het korte tijdsbestek
waarbinnen de kalveren met aangeboren hydranencefalie begin
2008 werden geboren, past bij een infectie in de eerste helft van
de dracht tijdens het transmissieseizoen van het voorgaande jaar.
Verticale transmissie en teratogene effecten van
btv zijn in het
verleden beschreven bij gemodificeerde levende vaccinstammen,
maar zijn hoogst ongebruikelijk bij veldvirus. Dit doet de vraag
opkomen of
btv8\\net2006 of een voorloper hiervan mogelijkin
het verleden cel- of laboratoriumgeadapteerd is.

-ocr page 447-

introduction

Bluetongue is a disease of wild and domestic ruminants
transmitted by several species of hematophagous
Culi-
coides
midges. The disease is caused by bluetongue virus
(btv), a rna virus with a segmented double-stranded rna
genome consisting of 24 known serotypes within the
genus
Orbivirus, family Reoviridae{i/s,). Bluetongue was
diagnosed in North-West Europe for the first time in
August 2006
(i, 22, 25). The causal btv was identified as
serotype
8 (BTv8\\net2006), a serotype never reported in
Europe (9). In this first season of bluetongue in the
Netherlands, only the southern provinces were affected
(20). However, after recirculation of
BTv8\\net2006 in 2007,
a high proportion of cattle and sheep all over the country
became infected. An increase in bovine abortions during
the last trimester of 2007, and subsequently the epidemic
occurrence of severe developmental defects of the brain in
aborted and newborn calves, was associated with intra-
uterine infection with
BTv8\\net2006 (24). Similar observa-
tions were reported in the same period in neighbouring
countries: Belgium (5, 23) and Germany (18). The observed
brain malformations were mostly confined to the cere-
brum and have been described as hydranencephaly, which
is the residual lesion of full-thickness necrosis of the
cerebral hemisphere caused by a teratogenic virus
infection during early foetal development (7, 21). Trans-
placental transmission of
btv and teratogenic effects have
been reported in ovine and bovine foetuses following
infection with modified-live vaccine strains of
btv-io,
btv
-i3,andBTV-i7 (3,11,17). However, teratogenic effects,
in particular hydranencephaly, have been only rarely
documented in natural
btv outbreaks in cattle, namely, in
the
usa and South Africa (3,4,19). It has been suggested
that the malformations are caused by modified live virus
vaccines (10,12). Similar congenital brain malformations
have been attributed to other teratogenic arboviruses,
such as Akabane virus. Rift Valley fever virus, and Wessels-
bron virus (7,8, 21), but these diseases have never been
reported in northern Europe. Intrauterine infection with
bovine virus diarrhoea virus
(bvdv) in cattle is a well-
known cause of cerebellar hypoplasia and developmental
defects of the cerebrum (6, 7, 21). Here, an overview is
presented of all aborted foetuses and calves submitted to
the Animal Health Service in the Netherlands from
September 2007 to May 2008 with gross and/or histo-
pathological lesions that are compatible with intrauterine
infection with
BTv8\\net2006.

materials and methods

Thirty-five aborted foetuses and 20 live-born calves were
included in this study All cases were submitted to the
Animal Health Service for necropsy between 26th Septem-
ber 2007 and 6th May 2008 (Figure i). The included
foetuses accounted for 6% of the submissions of foetuses
in this period. No data were available on the disease
history of the dams of aborted foetuses, except for one dam
that had clinical signs of bluetongue in the beginning of

August 2007, 6 weeks prior to abortion at 5 months of
gestation. Aborted foetuses were necropsied according to
standard procedures including gross examination of
thoracic and abdominal organs, and the brain. The skull
was cleaved in the sagittal plane with a band saw. Tissue
samples of brain (cortex, midbrain, cerebellum, and
medulla), heart, liver, lung, and placenta (if available) were
placed overnight in 4% buffered formaldehyde and
routinely processed for paraffin embedment. Sections
were cut at 4 jjim and stained with haematoxylin and
eosin (
he). Selected sections were stained with Perls stain
for iron. A swab sample of abomasal content was used for
a bacteriological culture on blood agar Carcases of
live-born calves were examined for gross lesions in
internal organs and the brain. Samples of brain tissue were
taken for histological processing as described for foetuses.

In all cases, spleen tissue was investigated for btv at the
Central Veterinary Institute of Wageningen
ur in Lelystad,
using an in-house real-time reverse transcriptase poly-
merase chain reaction assay
(rRT-pcr or pcr) for btv.
Fooled samples of spleen and lung were tested with an
antigen
elisa for the presence of bvdv (HerdCheck bvdv
Antigen ELisA-leukocyte, idexx Laboratories, Inc.,
Westbrook,
me, usa). Sera from 15 dams of foetuses or
calves with hydranencephaly were tested for seroconver-
sion for
btv and bvdv by using Pourquier®elisa Blue-
tongue serum (Institut Pourquier, Montpellier, France) and
Pri0CHECK
®-bvdv Antibodies (Prionics, Zurich, Switzer-
land), respectively. Maternal blood samples were similarly
tested for
btv and bvdv by pcr and antigen elisa, respec-
tively.

results

The 35 submitted foetuses were aborted or stillborn
between 4 and 9 months\' gestation with a mean of 6.8
months. Except for one 5-month-old foetus and two
8-month-old foetuses, submitted in October-November
2007, all foetuses had gross lesions in the brain. Three
foetuses, which had died in utero at an age of approxi-

e

3
c

Figure i. Distribution of submissions of foetuses and live-born calves with
lesions attributable to intrauterine
btv-8 infection.

-ocr page 448-

mately 4 months\' gestation, were in an advanced stage of
mummification. Only remnants of macerated brain tissue
were present in the crania of these foetuses. Cavitations
were noticed in the cerebral hemispheres of three foetuses
of 5-6 months\' gestation. All other foetuses had distinct
hydranencephaly, the cerebral hemispheres being almost
completely absent and replaced by fluid, except for a rim
of fragile parenchyma and leptomeninges (Figure 2). Basal
telencephalic structures, such as the olfactory bulbs and
peduncles, basal ganglia, and hippocampus, were pre-
served in most foetuses. The septum pellucidum was
partly or completely missing, allowing free passage of
cerebrospinal fluid between both hemispheres. The
midbrain, lower brainstem, and cerebellum were intact in
28 foetuses, but the cerebellum was partly or completely
absent in 7 foetuses (Figure 3). In most foetuses the
cranium was of normal appearance, but a few foetuses had
slightly domed crania, indicating increased intracranial
pressure. Two foetuses had arthrogryposis in the hind
limbs with the tarsal joints fixed in a flexed position.
Dissection of the spinal column of one foetus revealed the
almost complete absence of the lumbar spinal cord.

Twenty live-born calves, submitted between 30th
January and 5th May 2008 (Figure i), showed distinct
lesions of hydranencephaly. These calves were born
between 2nd January and i6th March 2008 and had
survived for i day up to 14 weeks (mean 4.7 weeks) before
being euthanized. Clinical signs, such as behavioural
abnormalities (\'dummy calves\'), blindness, abnormal
posture, uncontrolled gait, and circling, were reported.
Some calves did not drink or were unable to stand. In all
these calves lesions were confined to the cerebrum. The
cerebral hemispheres consisted of fluctuant fluid-filled sacs
bounded by a rim of parenchyma, which varied in thick-
ness but was very thin and translucent in most cases (Figure
4). In two calves the layer of cerebral parenchyma sur-
rounding the dilated ventricles was of variable thickness
and showed muhiple cavities reaching to the outer surface
of the brain. These cavities were covered by a fragile layer of
neural tissue and the leptomeninx. One 7-week-old calf also
had purulent leptomeningitis caused by
Escherichia coli
infection.

Histological examination

The earliest lesions were found in a 4-month-old mummi-
fied foetus. There was severe autolysis of the brain tissue,
but areas of calcification and degeneration of the brain
parenchyma with the presence of phagocytes could be
distinguished. In 5-month-old foetuses, cavitations were
seen in the cerebral hemispheres lined by cellular debris
with calcium depositions, inflammatory cells, and loosely
arranged glial cefls (Figure 5). The only remaining vital
structures traversing the cerebral cavities were blood
vessels. In older foetuses (6-7 months\' gestation), there was
complete hydranencephaly with only a small peripheral
rim of cerebral tissue consisting of loosely arranged glial
cells and leptomeningeal structures. Remaining structures,
such as the basal nuclei and hippocampus, showed
scattered calcium deposits, calcified neurons, and mac-
rophages filled with haemosiderin (confirmed by Perls
stain), often in a perivascular arrangement (Figure 5). In
foetuses of 8-9 months\' gestation and in live-born calves

-ocr page 449-

with hydranencephaly, the inner side of the rim of cerebral
tissue was covered with ependymal cells (Figure 7).

In three foetuses, pcr-positive for btv and without
gross lesions, histological lesions were present in the
brain, consisting of multiple areas of malacia in the
cerebral white matter, calcium deposits, and foci of
inflammatory cells.

Detection of virus or antibodies

In 2 r of 35 foetuses, including the 3 foetuses without gross
brain lesions,
btv was detected by pcr in spleen samples.
The gestational ages of
pcr-positive foetuses varied from 4
to 8 months, with a mean of 5.8 months. In contrast, the
ages of
pcr-negative foetuses varied from 7 to 9 months,
with a mean of 8.1 months. All foetuses were negative for

bvdv.

Of 20 calves, one i-day-old calf was pcr-positive for btv
in the spleen. All other live-born calves were pcr-negative.
Two hydranencephalic calves of 4 and r4 weeks of age
were
bvdv-positive by antigen elisa. Fifteen dams of nine
pcr-negative foetuses and six pcr-negative calves with
hydranencephaly could be traced and were investigated
for
btv and bvdv. All 15 dams were seropositive but
pcr-negative for btv. Eight dams were seropositive for
bvdv. All 15 dams were bvdv-negative by antigen elisa.
Results of virus and antibody detection are summarized in
Table i.

discussion

Our findings provide further evidence that infection of
cattle with
btv8\\net2006 during pregnancy may lead to
abortion and the birth of calves with congenital brain
defects, particularly hydranencephaly. This is in accor-
dance with reports from Belgium (5, 23) and Germany
(r8). btv-8 was not detected in all foetuses and in only one
newborn calf, which is consistent with previous experi-
mental work (r3). The age distribution of
pcr-positive and
pcr-negative foetuses was very different, with an average
of 6.8 months for
pcr-positives and 8.1 months for
pcR-negatives. This suggests clearance of the virus during
gestation. Support for this suggestion comes from the

Figure 7. Microphotograph of cerebral remnant of stillborn 9-month-old
calf with hydranencephaly Small rim of cerebral parenchyma composed
of loosely arranged glial cells with leptomeninges and covered at the
inside by ependymal cells.

observed decrease in pcr-positive cases during the
vector-free period: i7/r7
pcr-positive cases submitted
between 26th September 2007 and 25th January 2008, and
5/38
pcr-positives submitted between 26th January and
6th May 2008. More
pcr-positives might have been found
if cerebral remnants had been sampled for
pcr (23). Still,
the seropositivity (by
btv-elisa) of all rs tested dams that
delivered
pcr-negative, hydranencephahc foetuses or
calves supports a teratogenic effect of
btv-8 in their
progeny.

In concordance with the results of experimental
infection of foetuses between 85 and r25 days of gestation
(11,13), our findings indicate that the infection with
btv-8

Foetuses(n=35)
Virus

o

15

0

15

2r
14
o
35

1

19

2

18

15

o

Calves (n=2o) Dams(n=i5)
Virus Virus Antibody

BTV positive
BTV negative
BVDV positive
BVDV negative

Table i. Virus detection in foetuses, calves, and dams.

-ocr page 450-

had occurred early during gestation and led to severe
developmental defects in the brain. Although obscured by
severe autolysis, lesions were found in a 4-month-old
mummified foetus. In 5-month-old foetuses, cavitating
lesions were found in the cerebral hemispheres with
severe destruction of brain parenchyma and an inflamma-
tory response. The clinical history of the dam of a
5-month-old foetus supported transplacental infection of
the foetus during the viraemic phase around roo days\'
gestation. In older foetuses and neonatal calves, the
hydranencephaly was more or less complete. The timing
of hydranencephaly in calves born during the first months
of 2008 is consistent with infection in early gestation
during the previous transmission season. All 20 calves
with hydranencephaly were born during the first 2.5
months of 2008. Assuming intrauterine infection between
70 and 130 days of gestation, which appears to be the
critical period (10), vertical transmission was calculated to
have occurred in these calves in utero between July and
November 2007. The three foetuses
pcr-positive for btv
without macroscopic brain defects were probably infected
later All three cases had been submitted during October-
November 2007 when vector transmission still occurred.
A role of
bvdv in the pathogenesis of hydranencephaly of
our cases is unlikely Two hydranencephalic calves were
bvdv-positive but had an intact cerebellum, which is
unusual in
bvdv-induced malformations of the brain (6, 7,
21).

Intrauterine infection with btv-8 did not occur widely
in sheep in the Netherlands as most sheep were not yet
pregnant in August-September when most clinical
outbreaks occurred. Only one case of hydranencephaly
was diagnosed post mortem in a newborn lamb born in
December 2007 in a flock that had had clinical signs of
bt
(P. Vellema, personal communication).

Clinical signs of hydranencephaly reflect extensive loss
of cerebral tissue: abnormal behaviour, dullness (\'dummy
calves\'), propulsive circling, head pressing, and blindness
with normal pupillary responses to light. Ataxia, inability
to stand, inability to suckle, and head tremor may also
occur, especially if the cerebellum is affected. In contrast,
calves with cerebellar hypoplasia, mostly due to intrauter-
ine
bvdv infection, remain bright and alert and are not
blind (2 r). The most important clinical signs are ataxia,
opisthotonus, head tremor, and inability to coordinate or
stand (7, 2r). A clinical diagnosis of hydranencephaly due
to
bt may be supported by detection of precolostral
antibodies. Foetuses that survive
btv infection causing
hydranencephaly in the first half of gestation may induce
a bluetongue-specific serological response, since the foetal
immune system starts to develop between roo and 150
days gestation (16). In contrast, foetal infection in the
second half of gestation does not lead to severe develop-
mental lesions. Such calves could be born
pcr-positive for
btv, ahhough the immune system could be triggered to
clear the infection (12). Experimental infection with
btv8\\
net2006 of 8-month pregnant cows resulted in
pcr-posi-
tive calves and clinical signs of bluetongue in one of seven
calves (2). On the other hand, apparently intrauterine
infection with
btv8\\net2oo6 does not result in develop-
mental defects per se, since healthy calves that are
pc r-positive for btv and selected for breeding were
identified in the vector-free period (15, 26). Up to 25% of
the dams of
pcr-positive calves and bluetongue-seroposi-
tive calves reported by Wuijckhuise et al. (26) were
probably infected during the first half of gestation, and
therefore these calves may have been exposed during the
critical period (L. van Wuijckhuise, personal communica-
tion). One of these calves was euthanized at an age of 8
months because of failure to thrive and nervous signs, and
hydranencephaly was found at necropsy.

Only modified live vaccines of btv have previously
been able to cross the placenta and have teratogenic poten-
tial (10, ri). This raises the issue whether BTv8\\net2006 or
its ancestor has been cell- or laboratory-adapted in the
past.

references

1. Backx A, Heutink CG, Rooij EM van and Ri jn PA van. Clinical signs of
bluetongue virus serotype 8 infection in sheep and goats. Vet Ree
2007; 161: 591-592.

2. Backx A, Heutink CG, Rooij EM van and Rijn PA van. Evidence for
transplacental and oral transmission of v/ild type bluetongue virus
serotype 8 after experimental infection in cattle: Are unusual routes
of virus transmission involved in overwintering? June 7th, 2008.
Bluetongue Satellite Symposium, Brescia, Italy p. 48.

3. Barnard BJ and Pienaar JG. Bluetongue virus as a cause of hydranen-
cephaly in cattle. Onderstepoort I Vet Res 1976:43:155-157.

4. Brown CC and MacLachlan NJ Congenital encephalopathy in a calf.
Vet Pathol 1983; 20: 770-773

5. Desmecht D, Vanden Bergh R, Sartelet A, Ledere M, Mignot C, Misse K
Sudraud C, Berthemin S, jolly S, Mousset B, Linden A, Coignoul F and
Cassart D. Evidence for transplacental transmission of the current
wild-type strain of bluetongue virus serotype 8 in cattle. Vet Ree 2008;
163:50-52.

6. Hewicker-Trautwein M, Liess B and Trautwein G. Brain lesions in
calves following transplacental infection with bovine-virus diarrhoea
virus. Zentralbl Veterinärmed B 1995; 42:65-77.

7. Jubb KVF, Kennedy PC and Palmer NC. Pathology of domestic animals.
Edited by M. Grant Maxie. Vol i. 5th Edit. Saunders Elsevier,
Edinburgh 2007: pp 307-321.

8. Kirkland PD, Barry RD, Harper PA and Zelski RZ. The development of
Akabane virus-induced congenital abnormalities in cattle. Vet Ree
1988; 122:582-586.

9. Maan S, Maan NS, Ross-Smith N, Batten CA, Shaw AE, Anthony SJ,
Samuel AR, Darpel KE, Veronesi E, Oura CA, Singh KP Nomikou K,
Potgieter AC, Attoui H, Rooij EM van, Rijn PA van, DeClercq K,
Vandenbussche F, Zientara S, Breard E, Sailleau C, Beer M, Hoffmin B,
Mellor PS and Mertens PC. Sequence analysis of bluetongue virus
serotype 8 from the Netherlands 2006 and comparisons to other
European
btv strains. Virology 2008; 377: 308-318.

10. MacLachlan NJ, Conley AJ and Kennedy PC. Bluetongue and equine
viral arteritis viruses as models of virus-induced fetal injury and
abortion. Anim Reprod Sci 2000; 60-61:643-651.

11. MacLachlan NJ and Osburn BI. Bluetongue virus-induced hydranen-
cephaly in cattle. Vet Pathol 1983; 20: 563-573.

12. MacLachlan NJ and Osburn BI. Induced brain lesions in calves iriected
with bluetongue virus. Vet Ree 2008; 162:490-491.

13. MacLachlan NJ Osburn BI, Ghalib HW and Stott JL. Bluetongue
virus-induced encephalopathy in fetal caUle. Vet Pathol 1985; 2::
415-417.

14. Mellor PS and Wittmann EJ. Bluetongue virus in the Mediterranean
Basin 1998-2001. Vet J 2002; 164: 20-37.

15. Menzies FD, McCullough SJ, McKeown IM, Forster JL, Jess S, Batten C,
Murchie AK, Gloster ]. Fallows JG, Pelgrim W, Mellor PS, Oura
C\\.

-ocr page 451-

Evidence for transplacental and contact transmission of bluetongue
virus in cattle. Vet Ree 2008; 163; 203-209.

16. Osburn BI, MacLachlan Nl and Terrell TG. Ontogeny of the immune
system. I Am Vel Med Assoc 1982; 181:1049-1052-

17. Osburn BI, Silverstein AM, Prendergast RA, lohnson RT and Parshall
C]. Experimental viral-induced congenital encephalopathies I.
Pathology of hydranencephaly and porencephaly caused by
bluetongue vaccine virus. Lab Invest 1971; 25:197-205.

18. Peters M, Mosenfechtel S, lacobsen B, Beineke A und Wohlsein P
Blauzungenvirus Serotyp 8
(BTv-8)-assoziierte Gehirnmissbildungen
bei zwei Kälbern. DtschTierärztl Wochenschr 2008; 115: 298-303,

19. Richards WPG, Crenshaw GL and Bushnell R B. Hydranencephaly of
calves associated with natural bluetongue virus infection. Cornell Vet
I970;6i: 336-348.

20. Schaik G van, Berends, IMGA, Langen H van, Elbers, ARW and Vellema
R Seroprevalence of bluetongeue serotype 8 in cattle in the Nether-
lands in spring 2007, and its consequences. Vet Ree 2008; 163:441-444-

21. Summers BA, Cummings JF and De Lahunta A. Veterinary neuropa-
thology. Chapter 2. Malformations of the central nervous system.
Mosby-Year Book, Inc., St. Louis. 1995: pp 68-94.

22. Thiry E, Saegerman C, Guyot H, Kirten P Losson B, Rollin F, Bödmet M,

Samenvattingen vdt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
hebben besloten samenvattingen
van gepubliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op
een eenvoudige manier op de hoogte blijven van de
veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof dr Aart de Kruif Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Niet-infectieuze oorzaken van
biggensterfte vóór het spenen. Deel 2:
oorzaken gelegen bij de zeug en in de
omgeving

R. Loncke, /. Dewulf C. Vanderhaeghe, A. de Kruf en D. Maes.

Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:71-81.

Biggensterfte vóór het spenen is een belangrijke oorzaak
van economisch verlies in de varkenshouderij. De meeste
gevallen van sterfte treden op in de eerste vier dagen na
het werpen en het grootste deel daarvan wordt veroor-
zaakt door niet infectieuze aandoeningen. De oorzaken
kunnen zowel bij de zeug en de biggen als in de omgeving
gevonden worden. In dit artikel wordt een overzicht
gegeven van de voornaamste oorzaken die gerelateerd
kunnen worden aan de zeug of de omgeving. Hierbij wordt
voor wat betreft de zeug gefocust op lactatiestoornissen,
agressie, pariteit van de zeug en worpgrootte. Voor wat de

Czaplicki G, Toussaint JF, De Clercq K, Dochy JM, Dufey ]. Gilleman [L
and Messeman K. Bluetongue in northern Europe. Vet Ree 2006; 159:
327.

23. Vercauteren G, Miry C, Vandenbussche F, Ducatelle R, Heyden S van
der, Vandemeulebroucke E, Leeuw I de, Deprez P. Chiers K and Clercq
K de. Bluetongue virus serotype 8-assoc:ated congenital hydranencep-
haly in calves. Transbound Emerg Dis 2008:293-298.

24. Wouda W, Roumen MPHM, Peperkamp NHMT Vos JH, Garderen E
van and Muskens J. Hydranencephaly in calves following the
bluetongue serotype 8 epidemic in the Netherlands. Vet Ree 2008; 162:
422-423.

25. Wuijckhuise Lvan, Dercksen D, Muskens J, Bruin J de. Scheepers M
and Vrouwenraets R. Bluetongue in The Netherlands; description of
the first clinical cases and differential diagnosis. Tijdschr Dierge-
neeskd 2006; 131:649-654 (in Dutch).

26. Wuijckhuise L van, Vellema R Pelgrim W, Tolboom R, Mulder H and
Rijn P van. Bluetongue virus serotype 8 in healthy young calves.
Tijdschr Diergeneeskd 2008; 133:992-994 (in Dutch).

Artikel ingediend: 9 januari 2009

Artikel geaccepteerd: 9 maart 2009

omgeving betreft, worden de effecten van temperatuur,
trauma en een slechte bedrijfsvoering besproken.

Metritis and endometritis in high
yielding dairy cows

G. Opsomer en .4. de Kruif Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2009; 78:83-88.

Since a few decades, dairy cows have shown a steep increase
in milk production, which is unfortunately accompanied
by a dramatic decline in reproductive performance.

In these high yielding cows there are more puerperal
problems than in low yielding cows, such as retained
placenta, acute metritis and abnormal vaginal discharge.
Cows affected by retained placenta and/or acute metritis
are furthermore at a significantly higher risk of other
typical \'dairy cow diseases\' as acetonaemia, left displaced
abomasum and cystic ovarian disease.
Therefore it is important that puerperal metritis is treated
properly with broadspectrum antibiotics both parenter-
ally and intra-uterine during i to 3 days depending on the
severity of the symptoms. Cows with chronic endometritis
need no treatment before 30 days post partum. From day
30 on they should be treated twice with prostaglandins at
an interval of 14 days.

A challenge for the future is to clearly determine all
risk factors for uterine disease. One of the major risk
factors is a retained placenta. Correct nutrition during the
dry off period and a normal calving process under hygien-
ic conditions are the paramount factors in the prevention
of this risk factor.

-ocr page 452-

Antimicrobial activity of an acetic
and boric acid solution against
Staphylococcus pseudintermedius

F. Haesebrouck, M. Back, H. DeKeyser, K. Hermans en
E Fasmans. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009; 78:89-go.

Incubation of 10\' colony forming units/ml of Staphylo-
coccus pseudintermedius
in an undiluted, a 1:2 and a 1:4
diluted aqueous 2% acetic acid and 2% boric acid solution
resulted in inactivation of the bacteria within 30, 60 and
120 minutes, respectively This indicates that a combina-
tion of these acids might be useful for local treatment of
S.
pseudintermedius infections. Further clinical studies are
necessary, however, to confirm these in vitro results.

Retrospectieve studie van 20 honden
en I kat met tetanus (2001-2008)

L Naert, S. Van Meervenne, /. Van Soens, S. Bhatti, V. Martle,
S. De Decker, A. Vanhaesebrouck en L Van Ham. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2009; 78:91-96.

Bij twintig honden en één kat werd een diagnose van
tetanus gesteld aan de hand van de typische klinische
symptomen en een eventuele wondgeschiedenis. Bij zeven
dieren werd een tandabnormaliteit beschouwd als
intredepoort van de bacterie. Door middel van een
radiografisch onderzoek van de thorax werden verschei-
dene dieren geëvalueerd op de aanwezigheid van moge-
lijke complicaties, zoals aspiratiepneumonie, mega-
oesofagus of hiatale hernia. De behandeling bestond in
hoofdzaak uit metronidazol als antibioticum, acetyl-
promazine ter controle van de spierspasmen en een
bijkomende ondersteunende therapie. Het overlevings-
percentage bedroeg 71 procent.

A retrospective study on 195 horses
with contaminated and infected
synovial cavities

F Pille, A. Martens, M. Oosterlinck, M. Dumoulin, /. Dewulf en
F Gasthuys. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009; 78:97-104.

This study analyzes the clinical aspects of contaminated
and infected synovial cavities in horses and evaluates their
prognosis after treatment. The medical records of 195
affected horses referred between June 1999 and July 2004
were reviewed. Twenty-six horses were euthanized or
returned home without further treatment. Therapeutic
strategies for the remaining 169 horses were not different
from those reported in other recent studies, except that
lavage was performed predominantly without endoscopic
visualization. Follow-up was obtained by questionnaire for
150 of 169 treated horses. The outcome was considered
successful (survival without residual lameness) in 109 of
150 horses (72.7%). Iatrogenic synovial infection, the
presence of radiographic signs on admission and the use of
regional antibiotic perfusion were significantly related
with non-successful outcome. Overall, the outcome in the
present study appeared to be slightly less favourable
compared to other recent reports, although it certainly
improved for horses with deep nail puncture wounds.

Evaluation of the pocH-iooiV diff
hematology analyzer for use in horses
and cattle

p. Deprez, C. Bauwens, K. Van Schandevijl, L. Lefere, H. Nollet,

D. De Clercq en G. van Loon. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr

2009; 78:105-109.

The results of the analysis of equine and bovine blood
samples with the automated pocH-iooiV
diff hematology
analyzer were compared with the results obtained with
reference methods or other analyzers (Vet
abc, Coulter
Counter
zf, Coulter lh 750 analyzer). For equine blood
and most parameters in bovine blood good to excellent
correlations between methods and analyzers were
obtained. For bovine blood good to poor correlations and
significant differences were obtained between the pocH-
iooIVdiff and other methods or analyzers mainly for
hematocrit and hemoglobin determinations and platelet
counts. Overall the pocH-iooiV
diff seems to be a reliable
and user-friendly analyzer.

A case of hypertrophic feline muscular
dystrophy in a Belgian domestic
shorthair cat

/. Van Soens, N. Mols, S. Van Meervenne, T. Biker, T. Waelbers,

D. Binst, M. Tshamala, A. Verhaeghe, ƒ. Saunders en L. Van

Ham. Vlaams Diergeneeskd Tijdchr 2009; 78: iii-i 15.

A 3-year-old, male domestic shorthair cat was presented
with signs of progressive muscular hypertrophy
A diagnosis of hypertrophic feline muscular dystrophy was
made on the basis of the typical clinical presentation in
cats and on the basis of the results of medical imaging, the
electrodiagnostics and the findings on histopathology and

-ocr page 453-

immunohistochemistry of muscle biopsies. The cat was
initially successfully treated with prednisolone. Eight
months after presentation, however, the cat was eutha-
nized because of acute renal failure. To the author\'s
knowledge, this is the first report of hypertrophic feline
muscular dystrophy in a domestic cat in Belgium.

Chronic intestinal pseudo-obstruction
in a Bernese Mountain Dog

intestinal samples consisted of severe loss of smooth muscle
cells of the tunica muscularis and diffuse infiltration of
mononuclear cells. In addition, a hypertrophy of the lamina
muscularis mucosa of the small intestinal tract was present.
On the basis of these findings and the results of immunohis-
tochemistry, a myopathic form of
cipo was diagnosed.

Magnetische resonantie bij de detectie
van intracraniale letsels bij drie katten

V. Vandenberge, D. Paepe, G. Vercauteren, S. Daminet, R.
Ducatelle en K. Chiers. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g;
78: II7-120.

K. Kromhout, I. Gielen, A. Van Caelenberg, L. Van Ham en H.
van Bree. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:121-128.

Chronic Intestinal Pseudo-Obstruction (cipo) is a rare
syndrome characterized by chronic intestinal dilation and
dysmotility in the absence of mechanical obstruction. A
definite diagnosis of
cipo can only be made after histologi-
cal examination of intestinal tissues. The present case
describes a
cipo in a 2.5-year-old Bernese Mountain dog with
a history of recurrent gastro-intestinal complaints sugges-
tive for pseudo-obstruction. Histological lesions of small

Magnetische resonantie (mr) wordt de laatste jaren meer
en meer aangewend in de diergeneeskunde. Een belang-
rijke toepassing is de hulp bij het diagnosticeren van
hersenaandoeningen bij kleine huisdieren. Drie gevallen
bij katten met neurologische aandoeningen worden
besproken en aan de hand van de interpretatie van
MR-beelden wordt het gebruik van mr bij de detectie van
intracraniale letsels gedocumenteerd.

HET GRIEPVIRUS MUTEERT

ProteaFlu

mee

»"rotMFIu" • Sospens.e • EU/2/03/037/005 (Reg. NL 10103): Samenstelling oer ck»«s: Influen» A/equi-2/Oh«/03.

bin*t kananepokkenvirus {vCP2242) en Influenza A/equ.-2/Newmaiicel/2/93 {H3Nfi] reaxnbcnart kanariepokVenvirus (\'--------

------- . .. - ------------^ -1104): SamenstelHng per doss: Influera

A/e{>ui-2/Nevymafket/2/93 |H3N0] recwn-

viojsexcreoe na mfea«

toxoid 2 30 ïü. I
van klmiscfte synxKixnen <

{Pr«eqno\'^-Te ) teoen tetanus ter pfeventie van sterfte Dtj paarden van 4 maanden ot ouder. Dosering en loedieningsweg
dosis
(1 ml) doof middel van een intramuKulaire tnject«, WJ voorVeur ter hoogte van de nek, volgens het voJgend sche-
ma; êasfsvaconatie: de le mjectie vanaf een leeftijd van 5-6 maanden, de 2de mwcbe 4-6 weken later. --------------

5 mwnden na de basisvaccinade en daama )adrli)ksc boosterinjecties. Bi) vertwogd risico op infecoe o( o
cotostojm een extra eerste mjeaie op de leeftijd v, ...............--.-->-- ... ....

5 mwnden na de basisvaccinade en daarna )adrli)ksc b-----------------

colostrum een extra eerste mjeaie op de leeftijd van 4 maanden, gevolgd door het vdledwe vaconattepro-
granvna. Contra-indicaties Geen. BijweHcingen voortxjgaande zwIHng, in uitzonderli^e gevallen

k)kale hyperthermie, apattue, verminderde erlöst en ----------------------------------------- ,---------

peratuur (max. 1,5 ®C) kan voorkomen. Vïachttijd: Nul dagen, Op recept verVnJgbaar diergeneesmiddel
(UDD); voor Beigi« MERIAL BELGIUM NV/SA, Bid Sylvain Dupuislaan 243,8-1070 Brussel, Tel: 32 - 2 529 4900,
mor Nederland MERIAL B.v., lOeennakerstraat 10, 1991 }L VWserbroek, Tel: ^-31 (0)235 20.10.80. t)r23060e.
- handelsmerk van Merial. fc 2008. Alle rechten voortjehooden. Matt Art 14537/04/09.

verander

ProteqFlu is het enig goedgekeurde
vaccin in Europa* dat de nieuwe stam
A/eq/Ohio/2003 bevat. A/eq/Ohio/2003
wordt aanbevolen door de deskundigen
van het OIE en WHO Expert Surveillance
Panel on Equine Influenza Vaccines.

Marketing authofisalie voor ProteqFlu met de 0hio/20{l3 stam

Iter vervangir^g van de KeRtucky/9i stam) was toegekend voor alle EU-landen

en Zwitserland in april 2006.

be«ie i 5.2 loglO FA1D50. Prot«iFlu"-Te - Suspens« - EU/2/03/038/OOS (Reg. NL 1
Ve<»-2/ 0hk>/03 (H3N8) recombtnant kanartepoWtenvirus (vCP2242) en Inftuenza
b.na« kanartepokkeovirus (vCP1533), belde 2 5.2 k.glO FAIDSO; OostrldMjm tetani
Indkaties Actieve immumsM« tegen paardemnflueMa ter

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Het bestuur gaat bloggen.

Kijk vanaf ^ mei op v\\/wv\\/.knmvcl.nl/weblog

-ocr page 454-

Aanleg voor
insulineresistentie

Uit recent onderzoek van de Gezond-
heidsdienst voor Dieren
(gd) blijkt dat
paarden die met hun voeding (kracht-
voer en gras) meer suiker binnen-
krijgen dan nodig is voor de verbran-
ding in de spieren, kans lopen
insulineresistentie te ontwikkelen.
Paarden die een verminderde gevoelig-
heid voor insuline vertonen, hebben
een groter risico op hoefbevangen-
heid. In samenwerking met voer-
leverancier Pavo heeft
gd een onder-
zoek verricht naar insulineresistentie
bij paarden. Sommige rassen bleken
hier aanleg voor te hebben, vooral
Shetlanders, IJslanders, Welsh pony\'s
en cobs. Bij andere rassen bleek het
nauweljiks voor te komen, met name
bij warmbloedrassen maar ook bij
Friezen. Op basis van deze studie heeft
gd een test ontwikkeld waarmee men
paarden en pony\'s kan controleren op
insulineresistentie.

gd

Pluimveeproducten niet
gevaarlijk

Mensen lopen in Europa nauwelijks
risico om door de consumptie van
eieren en pluimveevlees besmet te
worden met aviaire influenza, deelt
het
Agrarisch Dagblad mee naar
aanleiding van een symposium over
virussen en voedselveiligheid, waar
viroloog Guus Koch van het Centraal
Veterinair Instituut (cvi) verklaarde
dat het virus nog nooit is aangetoond
bij eieren van besmette kippen. In
pluimveevlees wordt het vogelpest-
virus wel aangetroffen, maar de kans
daarop wordt bepaald door het type
virus. "Hoogpathogene vogelpest van
H5N2 en H5N1 kan wel in vlees
voorkomen," aldus Koch. "Dit virus
wordt echter gedood bij een tempera-
tuur van minimaal 70 graden Celsius.\'

Agrarisch dagblad

Het Brooke Hospital for Animals
bestaat dit jaar 75 jaar Deze organi-
satie trekt zich het lot aan van
werkdieren en hun eigenaars in
landen als India en Egypte. Met gratis
diergeneeskundige zorg worden
jaarlijks 500.000 werkpaarden en ezels
geholpen. En met effectieve voor-
lichtingsprogramma\'s krijgen de
eigenaren het belang van dieren-
welzijn bijgebracht. De hier werkzame
dierenartsen zijn afkomstig uit het
land zelf. Zij kunnen hun werk doen
dankzij donaties uit Engeland en
Nederland. In het jubileumjaar heeft
de Egyptische Brooke-organisatie Drie
Utrechtse studenten diergeneeskunde
uitgenodigd voor een onbetaalde stage
in Egypte. De turbulente werkstage
van Claire, Morgan en Kim is vast-
gelegd in een televisieserie die deze
zomer in vijf delen zal worden
uitgezonden bij de
tros. Wat de
meiden meemaken in de dieren-
klinieken in Luxor, Cairo en Alexan-
drië zal ze voor de rest van hun leven
bijblijven. En de kijker beleeft het
mee. Kijk voor meer informatie op
www.brooke.nl.

Het Paard in de Picture

Het wetenschappelijk symposium van
de Universiteitskliniek voor Paarden,
met als titel \'Het Paard in de Picture\',
zal dit jaar worden gehouden op
vrijdag 6 november Nadere informatie
volgt.

Wetenschappers waarschuwen dat de
toegenomen temperaturen als gevolg
van klimaatverandering ertoe zullen
leiden dat huisdieren in Europa aan
nieuwe infectieziektes zullen worden
blootgesteld. Zo zullen teken in
toenemende mate het hele jaar door
actief blijven, waardoor de Europese
hondenteek in staat zal zijn babesiose
te verspreiden in gebieden waar deze
ziekte ooit zeldzaam was, zoals
Nederland, België, Duitsland en Polen.
Tegelijkertijd lijken Ixodesteken
tegenwoordig meer voor te komen,
waardoor de kans toeneemt op de
verspreiding van overdraagbare
hersenontsteking. Ook kattentyfus,
verspreid door vlooien, zal in de
toekomst algemener voorkomen,
terwijl in Centraal-Europa honden te
maken krijgen met Dirofilaria, omdat
de hogere temperaturen in de zomer
de incubatie van de parasiet in
muggen mogelijk maken. In het
zuiden van het Verenigd Koninkrijk
zou sprake zijn van een aanzienlijk
reservoir van leishmaniasis onder
honden. Als klimaatverandering
zandvliegen in staat stelt zich te
handhaven op de Britse eilanden zou
deze ziekte zich kunnen uitbreiden.

Veterinary Parasitology

Eerste gekloonde kameel

Wetenschappers uit de Verenigde
Arabische Emiraten hebben een
kameel gekloond. De eenbultige
vrouwtjeskameel Injaz kwam ter
wereld op 8 april 2009. De onder-
zoekers van het Kamelen Reproductie
Centrum hebben vijf jaar gewerkt aan
het project. Volgens de directeur van
het reproductiecentrum is de geboorte
een doorbraak in het onderzoeks-
programma. Het uiteindelijke doel
van het centrum is waardevolle genen
van de snelste kamelen en van de
kamelen die de meeste melk produ-
ceren, te bewaren voor de toekomst.

anp

Dierenartsen in Egypte Ernstige gevolgen

klimaatverandering

-ocr page 455-

Zenuwstelsel katten kan
herstellen

Herstel van schade aan het zenuw-
stelsel blijkt mogelijk, concluderen
onderzoekers na het bestuderen van
een mysterieuze zenuwziekte bij
zwangere katten. Ze ontdekten dat de
myehnelaag om beschadigde neuronen
kon herstellen zodat het functieverlies
werd opgeheven. Dit biedt hoop voor
de werkzaamheid van therapieën voor
neurologische aandoeningen bij
mensen die als doel hebben het
myeline te herstellen. Het onderzoek
kwam voort uit de ontdekking van een
vreemde aandoening bij zwangere
katten, die bestraald voedsel kregen
voorgezet. Na drie tot vier maanden op
dit dieet ontwikkelden de dieren een
progressieve neurologische aandoe-
ning die geassocieerd bleek met wijd
verspreid myelineverlies. Wanneer ze
op een normaal dieet werden terug-
gezet, bleken de katten weer beter te
worden. Het functionele herstel duurde
lang, maar uiteindelijk bleken alle
aangetaste neuronen opnieuw over een
werkende myelinelaag te beschikken.
De precieze oorzaak van deze neurolo-
gische ziekte is nog onbekend, maar de
wetenschappers denken dat het een
soortspecifieke aandoening is.

Science Daily

Bestrijding hepatitis E
bij varkens niet nodig

Op basis van de huidige kennis bestaat
er geen aanleiding om hepatitis E bij
varkens te bestrijden. Dit is wat on-
derzoeker Erwin Duizer van het
rivm
verklaarde tijdens een symposium
over virussen en voedselveiligheid. In
Nederland is 55 procent van de varkens-
bedrijven besmet met hepatitis E. Het
besmettingspercentage op dierniveau
is 30 procent. Bij mensen is deze ziekte
een minder groot probleem: het gaat
jaarlijks om slechts enkele besmettin-
gen. Volgens Duizer is er geen bewijs
dat mensen besmet raken door contact
met varkens. Bovendien is het niet
bekend hoe de varkens zelf met het
virus besmet raken. Besmetting blijkt
vooral op jonge leeftijd plaats te vinden,
waardoor veel varkens op het moment
van slacht niet meer besmet zijn. Uit
een onderzoek bij dertien varkens
bleek dat het virus bij de helft van de
besmette dieren in het vlees voorkomt,
zowel in hamlappen als in karbonades
en varkenshaas. Er bestaat een sterke
verwantschap tussen het hepatitis
E-virus bij Nederlandse varkens en dat
bij Nederlandse mensen. Toch hadden
zeventien mensen met een hepatitis
E-besmetting niet meer contact gehad
met landbouwhuisdieren dan de rest
van de bevolking. Wel aten alle patiën-
ten vlees. Hepatitis E leidt bij mensen
onder meer tot een geelgekleurde huid,
koorts en buikklachten.

Agrarisch dagblad

Hendravirus verspreidt
zich pas laat

Paarden in de eerste stadia van de
infectie met hendravirus lijken in het
algemeen minder risico te hebben om
het virus uit te scheiden dan dieren in
een verder gevorderd stadium van de
ziekte; dit is anders dan bij bijvoorbeeld
influenza bij paarden. Het hendravirus,
dat afkomstig is van vliegende honden,
heeft al voor verscheidene uitbraken
gezorgd onder paarden in Astralië. Het
is nog niet bekend hoe het hendravirus
van vliegende honden in paarden
terechtkomt. Van de elf uitbraken bij
paarden hebben er vier geleid tot
besmetting van mensen. Drie van de
zes menselijke patiënten zijn aan de
gevolgen van de infectie overleden.
Volgens de onderzoekers kunnen hun
resultaten dierenartsen en diereigena-
ren in Australië helpen eerder te
denken aan de mogelijkheid van een
hendravirusinfectie en de passende
maatregelen te nemen om verdere
verspreiding te voorkomen. Het
onderzoek suggereert verder dat een
vroegtijdige diagnose mogelijk is
voordat er ernstige symptomen zijn en
een grote kans op verspreiding.

Medicalnewstoday

Inteelt bij wolven

De wolven op het Isle Royale in Lake
Superior in de Verenigde Staten leiden
aan botmisvormingen als gevolg van
inteelt. Dit schrijven onderzoekers in
Biological Conservation. Het blijkt dat
58 procent van de wolven op Isle
Royale een erfelijke misvorming
vertonen in de onderrug. Bij 33
procent gaat het daarbij om een
specifieke aandoening, lumbosacral
instabiliteit, die ook voorkomt bij
honden. De laatste twaalf jaar vertoon-
den alle dode wolven die de onderzoe-
kers vonden misvormingen aan de
botten. In wolvenpopulaties waarin
geen sprake is van inteelt, komen deze
afwijkingen maar voor bij i procent
van de dieren. Op het Isle Royale leven
op dit moment 24 wolven in 4 roedels,
die allemaal afstammen van twee of
drie ouderdieren die in de jaren
veertig over een ijsbrug uit Canada op
het eiland terechtkwamen.

Science Daily

Bedrijvenuitje dib en

gkz

De groepen dib en gkz nodigen hun
leden uit voor het jaarlijkse bedrijven-
uitje. Dit jaar zijn ze te gast bij het
Centraal Veterinair Instituut te
Lelystad (Edelhertweg 15, 8219
ph,
Lelystad). Het uitje zal plaatsvinden
op vrijdag 12 juni van 14.00 tot 17.00
uur Na een welkomstwoord van de
directeur van het cvi, de heer Bianchi,
zal er ingegaan worden op onder-
werpen zoals trends op het gebied van
vaccinontwikkeling en registratie-
studies. Ook zal er een rondleiding
zijn en wordt er een film vertoond
over de proeffaciliteiten van het cvi.

In verband met het veiligheids-
protocol van het cvi is aanmelding op
persoonsnaam verplicht. Dat kan tot
uiterlijk woensdag 10 juni op de site
van de
knmvd: www.knmvd.nl in de
linkerkolom
ped-scholing enzovoorts.

-ocr page 456-

Collectines in het aangeboren
immuunsysteem van varkens en kippen

Astrid Hogenkamp\'

Samenvatting proefschrift

In Nederland en in de eu vormt pluimvee een aanzien-
lijk deel van de veestapel. De afgelopen jaren is het
steeds duidelijker geworden dat het houden van dieren
op deze grote schaal risico\'s met zich meebrengt.
Besmettelijke dierziekten zoals aviaire influenza
(influenza A-virus) hebben ernstige gevolgen voor de
pluimveesector, maar ook de volksgezondheid kan
hierbij in het geding komen. Het adaptieve immuunsy-
steem is in jonge dieren zoals vleeskuikens nog niet
volledig ontvvakkeld. Het aangeboren immuunsysteem,
waarvan de collectines een belangrijk onderdeel
vormen, is een zeer belangrijke verdedigingslinie voor
deze jonge dieren. Een verbeterd inzicht in de werking
van deze tak van het immuunsysteem kan op den duur
mogelijkheden bieden voor het verbeteren van de
gezondheid van de veestapel.

Het aangeboren immuunsysteem bestaat uit een groot
aantal verschillende onderdelen, die er alle op zijn gericht
binnendringende pathogenen onschadelijk te maken
voordat ze verdere schade kunnen toebrengen aan de
gastheer. Hierbij spelen fagocyterende cellen als macro-
fagen en neutrofïele granulocyten een belangrijke rol, net
als de dendritische cellen die als antigeenpresenterende
cellen een brug slaan tussen het aangeboren immuun-
systeem en het verworven immuunsysteem. Het aange-
boren immuunsysteem heeft ook een sterke niet cellulaire
kant, waarin het complementsysteem, acute fase-eiwitten
en antimicrobiële peptiden zoals defensines en cathelici-
dines een belangrijke rol spelen. Ook patroonherkennende
moleculen behoren tot deze laatste categorie. Collectines
zijn belangrijke vertegenwoordigers van deze laatste
groep. Collectines zijn C-type lectines, ofwel calcium-
afhankelijke suikerbindende eiwitten die een collageen-
domein (col) en een lectinedomein (lectine) bevatten. De
kleinste functionele vorm van een collectine is opge-
bouwd uit drie monomere eiwitketens die samen een
trimeer vormen. Afhankelijk van het soort collectine
kunnen deze trimeren verder multimeriseren (figuur i).
Een monomeer kan worden opgedeeld in vier domeinen:
(i) een N-terminaal domein, waarin zich meestal één of
meerdere cysteïnes bevinden, (2) het collageendomein, dat

I Prof. dr. Henk R Haagsman (promotor) en Dr. Edwin J.A. Veldhuizen
(co-promotor) begeleidden Astrid Hogenkamp bij haar onderzoek.
Departement Infectieziekten & Immunologie, faculteit Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht, Postbus 80.165,35o8
td Utrecht.

per collectine kan variëren in lengte, (3) een nekdomein,
met daarin enkele \'heptad repeats\', dat de vorming van
trimeren initieert, en ten slotte (4) het C-terminale
lectinedomein (carbohydrate recognition domain,
crd).
Het crd is in staat te binden aan suikergroepen op het
oppervlak van onder andere bacteriën, schimmels en
virussen. Deze binding wordt in de meeste gevallen
gevolgd door aggregatie van de pathogenen, waarna
neutrofielen of macrofagen kunnen worden gerekruteerd
om de pathogenen te neutraliseren. Goed beschreven
voorbeelden van collectines zijn Mannan Binding Lectin
(
mbl), Surfactant Protein A (sp-a) en Surfactant Protein D
(sp-d). mbl wordt aangemaakt in de lever en wordt daarna
uitgescheiden in de bloedbaan, waar het de \'lectin-
pathway\' van het complementsysteem kan activeren,
sp-a
en sp-d zijn oorspronkelijk ontdekt in de oppervlakte-
actieve stof (surfactant) in de longen van zoogdieren en
men dacht dat zij daarin voornamelijk een rol speelden bij
de ademhaling. In de afgelopen decennia is echter duide-
lijk geworden dat
sp-a en sp-d erg belangrijk zijn voor de
aangeboren afweer in de long. Daarnaast bleek uit eerder
onderzoek dat
sp-a en met name sp-d in veel verschil-
lende weefsels tot expressie komen, wat inhoudt dat de rol
van deze collectines in de afweer zich waarschijnlijk niet
beperkt tot de long. De exacte functies van collectines in
deze extrapulmonale weefsels zijn echter in de meeste
gevallen nog niet opgehelderd.

doel van het onderzoek

Het in dit proefschrift beschreven onderzoek heeft zich
met name toegespitst op het zoeken naar vergelijkbare col-
lectines als
sp-d bij de kip. Hiermee beoogden we onze
kennis te vergroten over de natuurlijke afweer bij pluim-
vee in het algemeen en meer specifiek onderzochten we in
dit proefschrift de rol die deze collectines spelen in de
aangeboren afweer tegen het influenza A-virus.

collectines in de kip

In de kip waren tot dusver slechts twee collectines
beschreven, te weten
mbl en sp-a. Eerder onderzoek had al
aangetoond dat kippen
-mbl een vergelijkbare functie
vervult als voor
mbl in zoogdieren is beschreven. Kippen-
sp-A (csp-a) is alleen nog op mRNA-niveau aangetoond,
maar de voorspelde aminozuursequentie suggereert dat
dit eiwit een zeer kort collageenachtig domein bevat.
Daarom is het nog niet duidelijk of dit eiwit als een echt
collectine zal fungeren. Omdat collectines in zoogdieren
een prominente rol spelen in het aangeboren immuun-
systeem is binnen dit onderzoek gezocht naar nieuwe
collectines in de kip. Hiervoor hebben we met behulp van
de nucleotidensequentie van reeds bekende collectine-
genen in de expressed sequence tag
(est)-database gezocht

-ocr page 457-

naar collectineachtige sequenties, hetgeen vier goede
kandidaatgenen opleverde. Alle genen konden worden
geclassificeerd als C-type lectines, omdat de voorspelde
aminozuursequentie van hun
crd\'s liet zien dat zij alle het
C-type lectinedomein bevatten. In de voorspelde sequentie
van één van deze kandidaatgenen ontbrak echter een
collageenachtig domein, waardoor het in tegenstelling tot
de andere drie genen niet als collectine moest worden
geclassificeerd, maar als lectine. Uit een fylogenetische
analyse, waarmee een schatting kan worden gemaakt van
de mate van evolutionair verwantschap, bleek echter wel
dat dit gen samen met
csp-a sterk verwant is aan sp-a van
de mens, de muis en de rat. Van de gevonden kippen-
collectines, chicken Collectin i (
ccl-1), chicken Collectin
2 (ccL
-2) and chicken Collectin 3 (ccL-3), konden we door
middel van een vergelijkbare fylogenetische analyse
bevestigen dat zij sterk homoloog zijn aan collectines die
al eerder waren beschreven in zoogdieren, respectievelijk
Collectin Liver r, Collectin Kidney 1, en Collectin Placenta
I. Analyse van de weefselspecifieke expressie van deze
kippencollectines liet zien dat zij tot expressie worden

gebracht in zeer veel verschillende weefsels, zoals bijvoor-
beeld de darm, de longen, en de lever. Het lectine bleek
voornamelijk tot expressie te worden gebracht in het
respiratoire systeem van de kip, daarom hebben wij dit
eiwit chicken Lung Lectin (
cll) genoemd.

EXPRESSIE VAN KIPPENCOLLECTINES ALS GEVOLG
VAN BACTERIËLE EN VIRALE INFECTIES EN
WEEFSELSCHADE

Om de mogelijke functie van deze nieuwe kippen(col)
lectines en
csp-a in het aangeboren immuunsysteem van
de kip te achterhalen, bestudeerden we hun mRNA-
expressieniveaus in drie verschillende infectiemodellen.

(1) mRNA-expressieniveaus van kippen(col)lectines
tijdens infectie met
ibv en coli

Colibacillose treedt vaak op nadat kippen besmet zijn
geraakt met Infectious Bronchitis Virus (
ibv). Een besmet-
ting met dit virus zou het aangeboren immuunsysteem
kunnen overbelasten, waardoor er gaten kunnen vallen in
de eerste verdedigingslinie tegen pathogenen zoals
E. coli.
Het is mogelijk dat kippen(col)lectines betrokken zijn bij
deze predispositie voor colibacillosis in
ibv-besmette
kippen. Met behulp van dit experimentele model, waarin
dertig dagen oude kippen die geïnoculeerd waren met
ibv
(zowel de veldstam M41 als de vaccinstam Hr 20), besmet
werden met
E. coli 506, konden we verschillende effecten
aantonen op de mRNA-expressieniveaus in de kippenlong.
Hierbij werden geen significante verschillen waar-
genomen tussen de met de veldstam of de vaccinstam
geïnfecteerde kippen. Ten eerste zagen wij een verhoogde
expressie van
ccl-1 en ccl-2 kort na infectie met E. coli
506. Deze mogelijke vroege immuunrespons werd niet
waargenomen bij kippen die waren geïnoculeerd met
ibv,
wat suggereert dat eerdere besmetting met ibv deze
verhoging van expressie verhindert.

Een dag na infectie met E. coli 506 was het expressie-
niveau van
ccl-2 echter significant verlaagd. Dit duidt op
modulatie van expressie als gevolg van infectie met
E. coli
506 en zou een strategie kunnen weerspiegelen van E. coli
506 om een immuunrespons te omzeilen. Een vergelijk-
bare verlaging werd waargenomen voor expressieniveaus
van
csp-a, maar we zagen geen effect van eerdere besmet-
ting met
ibv.

De exacte functie van deze kippen(col)lectines is zeker
nog niet opgehelderd, maar uit de resultaten van dit
experimentele model blijkt dat hun expressie wordt
beïnvloed door infectie met twee pathogenen die binnen
de pluimveehouderij voor een grote kostenpost zorgen
door de behandeling van infecties, verlaagde efficiëntie
van voedselomzetting, en verhoogde mortaliteit.

(2) mRNA-expressieniveaus van kippen(col)lectines
tijdens in vitro infectie met influenza A-virus

Aviair influenza A-virus (i av) is een veelbeschreven
pathogeen die niet alleen een grote impact heeft op de
pluimveehouderij, maar ook op de volksgezondheid.

-ocr page 458-

Wanneer mensen besmet raken met aviair i av, heeft dit
virus de potentie een pandemie te veroorzaken. Het is
hierom van groot belang te onderzoeken of inperking van
lAV mogelijk is. Het aangeboren immuunsysteem, waarin
de kippen(col)lectines mogelijk een rol spelen, zou hierin
een belangrijk aandeel kunnen hebben. Het houden van
dieren die beter bestand zijn tegen binnendringende
pathogenen, zoals
lAv-infecties, betekent immers ook een
lager risico voor de volksgezondheid.

Om de rol van kippen(col)lectines bij infectie met
aviair
iav nader te onderzoeken werden in het tweede
experimentele model trachearingetjes, geïsoleerd uit
kippenembryos, geïnfecteerd met een laagpathogeen
subtype van aviair influenza A-virus (
iav) (hqn 2). De
achterliggende hypothese was dat een infectie met
iav de
expressieniveaus van de kippen(col)lectines zou verhogen,
wat mogelijk zou leiden tot een verlaagde infectiviteit van
het virus.

We vonden echter geen verschillen in de expressieni-
veaus van de kippen(col)lectines als gevolg van de
besmetting met aviair
iav. Het prepareren en/of de
kweekomstandigheden van de ringetjes zelf zorgde echter
wel voor grote dalingen in expressieniveaus van alle
kippen(col)lectines, met uitzondering van
csp-a. De
mRNA-expressie vancLL en cll-i was zeer kort na de start
van het experiment al sterk gedaald, wat aangeeft dat er
mogelijk na weefselschade een acute stressrespons
optreedt.

(3) mRNA-expressieniveaus van kippen(coI)lectines

tijdens in vivo infectie met influenza A-virus

Hoewel de resultaten van het tweede experimentele model
een rol van kippen(col)lectines in de aangeboren immuun-
respons niet uitsluiten, konden we geen verband leggen
tussen de infectie met
iav en de mRNA-expressieniveaus
van kippen(col)lectines. In ons derde experimentele
model is daarom voor een andere opzet gekozen. Hierin
werden kippen geïnfecteerd met
iav (h9n 2), waarna
mRNA-expressieniveaus van kippen(col)lectines in
longweefsel werden gemeten. Er konden geen verschillen
worden waargenomen voor
cll, ccl- i of csp-a, maar de
mRNA-expressie van ccl-2 was kort na de infectie met iav
significant gedaald, wat wijst op een lAv-gemedieerde
verlaging van
ccl-2 mRNA-expressie.

Dit resultaat strookt niet met studies uitgevoerd in
zoogdieren, waarin een verhoogde expressie van
sp-a en
sp
-d werd waargenomen als respons op infectie met iav.
Het is echter mogelijk dat infectie met iav de immuun-
respons in de kip moduleert. Dat pathogenen een \'down-
regulation\' van expressie van antimicrobiële eiwitten
kunnen bewerkstelligen, is een verschijnsel dat in andere
studies ook al is aangetoond. Nader onderzoek zal moeten
aantonen of
ccl- 2 ook een dergelijk doelwit van iav is.

Samengevat laten de resultaten uit deze verschillende
infectiemodellen zien dat mRNA-expressie van de
kippen(col)lectines
ccl-r, ccl-2, csp-a en cll kan worden
beïnvloed door zowel bacteriële als virale infecties.
Bovendien bleek dat het prepareren van de trachea-
ringetjes en/of de kweekomstandigheden de
mRNA-
expressie van zowel ccl-i en ccl direct beïnvloedt, wat
suggereert dat deze eiwitten mogelijk betrokken zijn bij de
acute stressrespons als gevolg van weefselschade. De
functie van deze eiwitten en hun interactie met pathoge-
nen moeten nader worden onderzocht. In dit proefschrift
zijn de eerste stappen in dit onderzoek al gezet voor
cll.

RECOMBINANT CHICKEN LUNG LECTIN

In de zoektocht naar kandidaatgenen voor nieuwe
kippencollectines werd geen kippen-sp
-d gevonden. In
zoogdieren is al veelvoudig aangetoond dat
sp-d een
prominente rol speelt in het aangeboren immuunsysteem,
met name in de longen. Hoewel het mogelijk is dat het gen
voor kippen-sp
-d nog niet is terug te vinden in de data-
base, is een mogelijke alternatieve verklaring dat het
kippengenoom dit gen niet bevat en dat in het aangeboren
immuunsysteem van de kippenlong andere eiwitten een
rol spelen die lijkt op die van
sp-d. Omdat ccl zo promi-
nent tot expressie komt in het respiratoire systeem van de
kip, leek dit eiwit een goede kandidaat voor deze functie.
Om deze reden hebben we de structurele en functionele
eigenschappen van
cll onderzocht. Hiervoor is recombi-
nant CLL tot expressie gebracht en opgezuiverd door
middel van affiniteitchromatografie. Analyse door middel
van electroforese liet zien dat dit eiwit bestaat uit vier
verschillende producten van verschillende groottes. De
meest aannemelijke verklaring voor dit resultaat is dat het
recombinante eiwit posttranslationeel wordt gemodifi-
ceerd, maar dit moet nog nader worden onderzocht. Door
\'crosslinking\' van het recombinante
cll ontstonden twee
producten van een hoog molecuulgewicht, wat beduidt
dat dit eiwit in staat is te multimeriseren. IVIultimerisatie
is voor (col)lectines een belangrijke vereiste voor het
functioneren als patroonherkennend molecuul, omdat
een monomere eiwitketen slecht in staat is suikers te
binden. Multimerisatie verhoogt in zeer grote mate de
capaciteit van een lectine om suikers op het oppervlak van
pathogenen te herkennen, omdat clustering van de
crd\'s
de affiniteit voor suikers vergroot. Uit suikerbindings-
studies bleek dat recombinant
cll in staat is selectief te
binden aan a-mannose en trimannose. Deze binding was,
zoals men van een C-type lectine kan verwachten,
afhankelijk van calcium. Samengevat laten deze resul-
taten zien dat
cll als een echt C-type lectine mag worden
beschouwd.

Om de functionele eigenschappen van recombinant cll
te onderzoeken hebben we verschillende bepalingen
uitgevoerd. In de eerste virale inhibitieassays zagen we een
zeer sterke remming van infectie van trachearingetjes
door aviair
iav (hqn 2) door recombinant cll. Hoewel we
dit resultaat niet konden reproduceren in vervolgexperi-
menten (waarschijnlijk als gevolg van kleine verschillen
in de opzet van de experimenten) kan een remming van de
infectiviteit van aviair
iav door recombinant cll niet
worden uitgesloten.

In een andere set experimenten hebben we de activiteit
getest van recombinant
cll tegen verschillende isolaten

-ocr page 459-

van humaan i av. Hoewel recombinant cll niet in staat
was de infectie van
mdck-Cellen door i av te remmen,
lieten haemagglutinatie (HA)-inhibitie assays zien dat
recombinant
cll in staat is de h a-activiteit van de h 3n 2
lav
Phil/bs te remmen. Deze resultaten zijn veelbelovend
en duiden op een mogelijke rol van
cll in de aangeboren
afweer van de kip.

CONCLUSIE

In het proefschrift is de ontdekking van een aantal
(col)-lectines in de kip beschreven. Er zijn drie nieuwe
kippencollectines gevonden en één nieuw kippenlectine.
De expressie van deze genen is bestudeerd in een aantal
infectiemodellen, waarin is gevonden dat infectie met
ibv
en E. coli de expressie van deze genen kan moduleren. Dit
zou een mogelijke betrokkenheid van deze eiwitten bij het
verloop van de infectie kunnen weergeven. Bovendien
hebben we aangetoond dat
cll in staat is te multimeri-
seren, suikers kan binden op calciumafhankelijke wijze en
haemagglutinatie door influenza A-virus kan remmen.
Vooral deze laatste eigenschap maakt
cll, en ook de drie
collectines, interessante eiwitten voor nader onderzoek. In
analogie met de rol van deze eiwitten bij zoogdieren
zouden lectines ook bij pluimvee een belangrijke rol
kunnen spelen in de natuurlijke afweer tegen allerlei
ziekteverwekkers. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen
wat de eigenschappen zijn van deze lectines met betrek-
king tot de binding en neutralisatie van virussen, bacte-
riën, schimmels en parasieten en op welke wijze de
productie van deze lectines in de verschillende organen
wordt gereguleerd.

Verschillen in gevoeligheid voor infecties in kippen-
rassen, maar ook tussen vogelsoorten, zouden gedeeltelijk
kunnen worden bepaald door kleine verschillen in de
eigenschappen van deze vogellectines. Om dit nader te
onderzoeken, kan in eerste instantie worden gezocht naar
single nucleotide polymorphisms (
snps). Welhcht kan
men selectie op eigenschappen van (col)lectines, samen
met die van andere moleculen van het natuurlijk im-
muunsysteem, gebruiken voor het selecteren van robuus-
tere rassen. Gezien het voorkomen van (col)lectines in de
slijmvliezen van luchtwegen en maag-darmkanaal is het
bovendien denkbaar dat de eigenschappen van deze
eiwitten van belang zijn voor het tegengaan van de
verspreiding van ziekteverwekkers. Daarom verdient het
aanbeveling onderzoek op te zetten naar de moleculaire
variatie van deze eiwitten in pluimvee en wilde vogels.

Test zoekt
serum

rvooR ^

^ unNDEN ^

Jeuk door atopische dermatitis
is een veel voorkomend probleem
bij honden en katten.

De Artuvetrin® Serum Test is een betrouwbare allergietest
voor hond en kat. De test maakt gebruik van antilichamen
met specifieke anti-Fee reactiviteit. Hierdoor is een optimale
behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie
(hypo- of desensibilisatie) mogelijk.

Artuvetrin® Serum Test

DE STERKE PUNTEN OP EEN RIJTJE:

Kwalitatief hoogwaardige test
Eenvoudig In te sturen
Overzichtelijke testuitslag
Advies op maat

Artu

B I 0 L 0 C I C A L s

POSTBUS 612, 8200 AP LELYSTAD, NEDERLAND.
TELEFOON: 31(0)320 - 26 79 00, TELEFAX: 31(0)320 - 25 60 60
E-MAIL:
ARTUVETRIN@ARTU-BI0L0GICALS.COM, WWW.ARTUVETRIN.NL

Artuvetrin* biedt u complete ondersteuning bij diagnostiek en behandeling
van atopische dermatitis; van bloed- en huidtesten tot immunotherapie.

-ocr page 460-

Ontwormen = maatuierh

Vitaminthe^ ontworm ingspasta

• Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)

• Voor honden en katten van alle leeftijden

• Slechts éénmaal behandelen per keer

• Makkelijk en nauwkeurig op gewicht in te stellen doseerspuit
Hierdoor wordt onder-of overdosering voorkomen

• Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 1 O ml en 25 ml

ANIMAL HEALTH

^taminthe

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896, Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg.
Doeldieren: kat en hond. Kanalisatie: Vrij.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl

-ocr page 461-

Alles in een

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Tijdige diagnose, voldoende onder-
zoek, een patiëntenkaart, de oppas,
communicatie, een beslissing over
euthanasie en ook nog een eis tot
schadevergoeding. Kan het allemaal
in één tennisbal, pardon, tuchtzaak?
De vraag stellen is hem beantwoor-
den.

Een negenjarige hond begint spontaan
ernstig te braken, met de nodige
diarree erbij. Voor de dierenarts is dat
niet direct reden om aan allerlei
ernstige aandoeningen te denken:
eerst maar eens proberen met medi-
catie. De volgende dag is geen enkele
verbetering ingetreden, maar houdt
een praktijkgenoot het ook bij
medicatie. Nog eens drie dagen later is
de eigenaar opnieuw bij de eerste
dierenarts. De hond braakt nu nog
maar één keer per dag, maar de diarree
is verdwenen. De hond heeft ook al
een aantal dagen niets meer gegeten
en zeer weinig gedronken. Buikpalpa-
tie levert niets op, de hond lijkt vooral
rugpijn te hebben. De dierenarts
houdt het op een ontsteking of virus
en geeft Cortaphen tegen de rugklach-
ten. Als de hond hierna nog niet
opknapt, moet er wat meer onderzoek
worden gedaan.

VITAMINE V

Als extra probleempje zit de eigenaar
vlak voor zijn vakantie en braken en
diarree van je hond vallen niet onder
de polisvoorwaarden van de annu-
leringsverzekering. De eigenaar ver-
trekt daarom toch maar, met instructies
aan de oppas om naar de dierenarts te
gaan als de klachten niet verdwijnen.
Zelf is hij voor de dierenarts mobiel
bereikbaar De oppas ziet al gauw dat de
hond zieker wordt en is meteen bij de
dierenarts als ze in het braaksel en een
restantje ontlasting stukken tennisbal
aantreft. De mogelijkheid van een
corpus alienum is dan snel geopperd.
In het duodenum zit een dikte met een
doorsnede van lo centimeter, met 25
centimeter ernstig beschadigde darm.
De dierenarts verwijdert de bescha-
digde darm en maakt op twee plaatsen
een darmanastomose. Er waren geen
lekkages, wel doorbloeding, passage en
peristaltiek. Na een nacht en een dag in
de kliniek eet en drinkt de hond weer
en als de volgende ochtend alles goed
lijkt te gaan komt de oppas het dier
halen. De vreugde duurt echter niet
lang: bij de controles één en twee dagen
later ziet de wond er mooi uit, maar
wil de hond nog steeds niet eten en
drinken, ondanks antibiotica en andere
medicijnen.

OPPASLEED

Vier dagen na de operatie gaat het mis:
de hond heeft gillende buikpijn en
koorts. Bij een nieuwe operatie vindt de
dierenarts een ernstige peritonitis. Een
deel van de darm is afgestorven en er
is darminhoud in de buikholte gelekt.
Opnieuw wordt er een stuk darm
verwijderd en een darmanastomose
gemaakt. Met een spoeling van de buik-
holte, een \'penrose drain\' en een beetje
medewerking van de goden moet het
lukken. Helaas. Drie uur na de operatie
staat de oppas voor de moeilijke taak de
eigenaar te bellen dat zijn hond er niet
meer is. Als de eigenaar terug is van zijn
vakantieadres laat de tuchtprocedure
niet lang op zich wachten. Uiteraard
verwijt hij de dierenarts dat er te lang is
gewacht met operatief ingrijpen, maar
hij vindt ook dat de dierenarts niet
alleen maar met de oppas had mogen
communiceren. Tenslotte was hij
telefonisch bereikbaar op zijn vakantie-
adres. En als de dierenarts hem daar had
gebeld, had hij het na de eerste operatie

voor gezien gehouden. Het slotverwijt
aan de dierenarts is dan ook dat ze nog
een tweede poging heeft gewaagd. Ze
had de hond toen het misging na de
eerste operatie beter kunnen laten in-
slapen. Die klacht en de eis tot schade-
vergoeding doen vermoeden dat de
eigenaar vooral boos is over de kosten
van de tweede operatie.

CONNECTING PEOPLE

Het Tuchtcollege is vooral minder
enthousiast over de opstelling van de
dierenarts tijdens het derde consult,
waarbij de hond ook rugpijn leek te
hebben. Eerst proberen met medicijnen
het probleem op te lossen was in dit
geval niet onjuist, maar toen er sprake
was van pijn in de lendenen waarvan
niet vaststond of deze te maken had
met een rug- of met een buikprobleem,
was meer onderzoek op zijn plaats
geweest. Ook een volledig ingevulde
patiëntenkaart hoort daarbij, want dan
was het stelselmatig niet eten en
drinken eerder aan het licht gekomen.

Behandelen als er kans is op
genezing, is niet onjuist. Ook niet als
je dat alleen met de oppas overlegt.
Bellen naar een vakantieadres hoeft
niet van het Tuchtcollege. Als een dier
wordt aangeboden door de verzorger,
mag de dierenarts, tenzij het tegendeel
terstond duidelijk is, ervan uitgaan dat
de verzorger de zeggenschap heeft over
het dier of in ieder geval zorg draagt
voor de communicatie met de eigenaar

Het gebrekkige vervolgonderzoek
levert de dierenarts toch nog een
waarschuwing op. Schadevergoeding
voor de eigenaar zit er niet in, die kan
hij misschien bij Dunlop gaan claimen.

-ocr page 462-

a Storm is coming...

«

Wees voorbereid met Duvaxyn®WNV

Wees voorbereid en bescherm paarden met Duvaxyn WNV voordat deze ziekte toeslaat. Het is het
eerste WNV-vaccin dat In Europa een vergunning heeft verkregen en het enige WNV-vaccIn dat zich al
eerder bewezen heeft In geval van een uitbraak\'.

Duvaxyn WNV:

•Toonaangevende Whole Virus Technology voor de bescherming van paarden
tegen de dreiging van het West-Nijlvirus.

• Relevante bescherming, aangezien het een West-Nijlvirusstam bevat
die op het gebied van antigeniteit gelijk is aan WNV-stammen die
geïsoleerd zijn uit Europa\'.

• MetaStim®: een tweefasenadjuvans die zowel de humorale als de
celgemedieerde immuniteit stimuleert".

DUVAXVNwnv

Ga voor meer informatie naar: www.westnile.eu __

Uitgebreide informatie is verkrijgbaar bij:

Fort Dodge Animal Health Benelux, Postbus 14, 6290 AA Vaals, tel 08004555545

© 2009 Fort Dodge Animal Health. Alle rechten voorbehouden. Duvaxyn en MetaStim zijn gedeponeerde handelsmerken van Wyeth of vestigingen daarvan.

1.2003 Equine WNV outlook for the United States. USDA APHIS Info Sheet, gepubliceerd in juni 2003. 2.FDAH subject report (2206) 23778 636 387 3 Allison
A.C. (1999) Methods 19, 87-93 4.Suli J. et al (2004) Vaccine 22, 3463-3469

Duvaxyn ® WNV. Emulsie voor injectie v

1. UDD. REG NL 100926

Elke dosis van 1 ml bevat geïnactiveerd West-Nijlviojs. stam VM-2, RP\' 1.0- 2.2. Indicatie en doeldier Voor de actieve immunisatie van paarden
van 6 maanden
of ouder tegen West-Nijlvirusziekte doot het aamal viremische paarden te verminderen Dosering en toedieningswijze Voor
intramusculair gebruik. Een dosis (1 ml) toedienen door diepe iniramusculaire injectie in het halsgebied, volgens het volgende schema Primaire
vaccinatiekuur: Eerste injectie vanaf 6 maanden, tweede injectie 3-5 weken later. Revaccinatie een jaarlijkse boosterinjectie met een enkele dosis
Contra-indicaties, waarschuwingen etc.Uilsluitend voor de betiandeling van dieren Geen ongezonde dieren vaccineren Het vaccin kan worden
gebruikt gedurende dracht en lactatie. Er zijn echter geen specifieke werkzaamheidonderzc«ken uitgevoerd bi) drachtige merries. Als gevolg daar-
van kan met worden uitgesloten dat de tijdelijke immunodepressie die kan worden vraargenomen gedurende de dracht de opname van het vaccin
zou kunnen verstoren Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid e\\ de werkzaamheid van dit vaccin wanneer het gebruikt wordt in com-
binatie met een ander diergeneesmiddel Oe beslissing om dit vaccin voor of na een ander diergeneesmiddel te gebruiken dient daarom per geval
te worden gemaakt Niet merigen met een ander diergeneesmiddel.
Wachttijd: nul dagen Bijwerkingen: Een klein aantal dieren kan tijdelijke
plaatselijke reacties vertonen m de vorm van een lichte, plaatselijke zwelling op de injectieplaats na de vaccinatie {maximaal 1 cm in doorsnede)
die binnen 1 -2 dagen spontaan overgaat. Dit gaat soms gepaard mei pijn en lichte depressie. In sommige gevallen kan gedurende maximaal 2
dagen hypenhermie optreden. Als u ernstige bijwerkingen opmerkt of andere bijwerkingen die met in deze brochure worden genoemd, stel dan uw
dierenarts hiervan op de hoogte.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren: Vaccinatie kan bestaande sero-epidemiologische
onderzoeken verstoren. Aangezien de IgM-respons na vaccinatie echter zeldzaam is. is een positief igM-ELISA-tesiresultaat een sterke indicator
van natuurlijke infectie met het West-Nijlvirus. Als infectie wordt
vermoed als gevolg van een positieve IgM-respons is het nodig om aanvullende
lests uil le voeren
om afdoende te bepalen of het dier geïnfecteerd of gevaccineerd is Er zijn geen specifieke orKlerzoeken uitgevoerd om de af-
wezigheid van verstoringen van antistoffen afkomstig van de moeder in de ojmame van het vaccin aan te tonen Daarom wordt aanbevolen veulens

of ongewilde aanraking mei de huid, diem onmiddellijk een arts le worden gi

jonger dan 6 maanden met te vaccineren Waarschuwing voor degene die het vaccin toedient: In geval van accidentele zeifinjeclie! ingestie
^ ................................\' \' gd en hem de bijsluiter of het etiket te worden geloond.

-ocr page 463-

MM. Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-
baan, LS. Goehring, M.P.G. Koopmans,
P.A. van Rijn, C. van Maanen

Dit overzichtsartikel over \'emerging
vector-borne diseases\' is bestemd
voor alle dierenartsen in Nederland
die op een of andere manier met
paarden werken. Kijkend naar de
snelheid waarmee blauwtong zich
in Nederland heeft verspreid, is de
dreiging van nieuwe aandoeningen
zoals West-Nijl virus, Afrikaanse
paardenpest en equine infectieuze
anemie voor paarden actueel. In het
kader van \'early warning\' is een zo
tijdig mogelijke herkenning van nu
nog niet in Nederland voorkomende
infectieziekten van groot belang. De
dierenarts heeft een centrale rol in
de vroege herkenning van deze
ziekten.

Het thema \'emerging diseases\' is een
containerbegrip: het kan zowel gaan
om ziekten die nog nooit in een
bepaalde regio zijn voorgekomen
(bijvoorbeeld Afrikaanse paarden-
pest), herintroductie van ziekten die
in het verleden voorkwamen (kwade
droes, dourine) of veranderende
ziektepatronen door bijvoorbeeld
toegenomen virulentie van virus-
stammen (neuropathogene
ehvi-
stammen) of veranderingen van een
virus door continue mutaties of
recombinaties (influenza).

Allerlei factoren zijn van invloed
op de verspreiding van infectieuze
aandoeningen bij mens en dier De
wijze van transmissie van infectie-
ziekten heeft een grote invloed op de
mate waarin de ziekte zich succesvol
kan verspreiden in een onbeschermde
paardenpopulatie. Respiratoire
transmissie van ziekten als droes,
influenza en rhinopneumonie wordt
over het algemeen gezien als een zeer
effectieve overdrachtswijze. Een
sprekend voorbeeld is de influenza-
epidemie in 2007 in Australië,
ontstaan vanuit de import van een
subklinisch geïnfecteerd paard.
Venerische transmissie van ziekten als
equine virus arteritis, exanthema
coitale, contagieuze equine metritis
(cem) en dourine is van groot belang
waar het gaat om de import van
fokdieren, sperma en embryo\'s. Verder
kunnen asymptomatische dragers van
bepaalde pathogenen, zoals het
infectieuze anemievirus, leiden tot
introductie van een ziekte. Een
bijzondere categorie vormen de door
insecten overdraagbare ziekten
(\'vector-born diseases\'), waarvoor
internationaal gezien de aandacht
sterk is toegenomen onder andere
door enkele recente gebeurtenissen:

- blauwtongepidemie in Noord-
west Europa,

- West-Nijl virus-epidemie in de
Verenigde Staten,

- West-Nijl virus-uitbraken in Italië
en Oostenrijk,

- een melding van equine infec-
tieuze anemie in Frankrijk,

- en zeer recent is equine encepha-
losis voor het eerst buiten Zuid-
Afrika aangetroffen.

De belangrijkste redenen voor de
opmars van \'emerging diseases\' zijn
gelegen in de groei van de wereld-
bevolking en de daarbij behorende
voedselvraag, de toegenomen mobili-
teit van mensen, dieren en producten,
de veranderingen in het klimaat en de
invloed daarvan op de verspreiding
van vectoren. In de paardensector is in
de laatste decennia niet alleen de
internationale handel in paarden,
sperma en embryo\'s enorm toege-
nomen, maar heeft ook het aantal
internationale bewegingen van
tijdelijke aard in het kader van
sportevenementen of fokkerij een
grote vlucht genomen. Zo doen
zogenaamde \'shuttle stallions\' het
hele jaar door dekdienst door tussen
het noordelijk en het zuidelijk
halfrond heen en weer te reizen.
Daarnaast speelt de sterk toegenomen
snelheid van transport via de lucht
een belangrijke rol: mensen en dieren
(inclusief vectoren) kunnen binnen de
incubatietijd van een ziekte van het
ene naar het andere continent
verplaatst worden. Aangezien het
hierbij over het algemeen gaat om
ziekten met een viraemische fase
vormt ook iatrogene transmissie door
middel van naalden en operaties
hierbij een niet te verwaarlozen
aspect.

\'Emerging vector-borne
diseases\' bij het paard

Een aantal van deze factoren draagt
ook bij aan een grotere verspreiding
van vectorgebonden ziekten zoals
Afrikaanse paardenpest
(app), West-
Nijl virus
(wnv) en equine infectieuze
anemie
(eia). Gezien de wijze waarop
blauwtong zich in korte tijd over ons
land heeft verspreid en de ruime
aanwezigheid van mogelijk ook voor
a pp geschikte Cuhcoidessoorten is app
een reëel risico. Voor wn v, dat
intussen ook in Europa op diverse
plaatsen voorkomt, zijn in Nederland
competente vectoren aanwezig
(diverse
Culex, Aedes en Ochlerotatus
spp.) en heeft ons land via trekvogels
contact met endemische gebieden,
eia
geeft doorgaans slechts beperkte
uitbraken van een of enkele dieren,
zoals af en toe in Duitsland en Frank-
rijk worden gevonden. De uitbraak in
Ierland waarbij een veel groter aantal
dieren was aangetast op basis van het
gebruik van besmet hyperimmuun-
plasma, is uitzonderlijk, maar wel een
reële mogelijkheid. Andere vectorge-
bonden ziekten zoals vesiculaire
stomatitis, Japanese encephalitis en de
virale encephalomyelitiden uit
Noord- en Zuid-Amerika
(vee, wee,
eee)
vertonen tot op heden een
sterkere geografische beperking en
zullen hier niet worden besproken. De
door teken onder paarden verspreide
infectieuze aandoeningen zijn al
besproken in de \'Leidraad 111 - infec-
tieuze aandoeningen - vectorgebon-
den aandoeningen\' (Tijdschr Dierge-
neeskd. 2008; 133:478-480).

AFRIKAANSE PAARDENPEST (APP)

Inleiding

Afrikaanse paardenpest is al bekend
sinds de veertiende eeuw en werd toen
beschreven in Arabische documenten.

-ocr page 464-

In de zestiende eeuw is de aandoening
in Afrika geïmporteerd en in de
zeventiende eeuw maakten Neder-
landers die Kaap de Goede Hoop
aandeden voor het eerst kennis met
deze aandoening. Sinds die tijd wordt
melding gemaakt van uitbraken in
Zuid- en Oost-Afrika. De Engelse term
voor
app is \'African Horse Sickness\'
(ahs). Voor de aandoening is er een
Europese bestrijdingsrichtlijn (Richt-
lijn 92
/35/eeg), die geïmplementeerd
is in nationale wetgeving (onder
andere
gwwd). app is in Nederland
dus aangifteplichtig en bestrijdings-
plichtig. Bij een eventuele verdenking
dient de houder van het dier of
de dierenarts direct het landelijke
meidnummer te bellen: (045)
546 31 88.

Etiologie en pathogenese

app wordt veroorzaakt door het
app-virus dat behoort tot het genus
Orbivirus en daarmee tot de familie
van de Reoviridae (dubbelstrengige
rn a-virussen). Er zijn op dit moment
negen verschillende serotypen van het
app-virus bekend. Na infectie vindt de
eerste vermenigvuldiging van het
virus plaats in de lymfeknopen en
treedt vervolgens de primaire virae-
mie op. Tijdens de viraemie bereikt
het virus de endotheelcellen van de
diverse organen. Door de endotheel-
celbeschadiging treedt er vocht uit in
de üchaamsholten, ontstaat oedeem in
diverse weefsels en treden er bloe-
dingen op in de serosa en het perito-
neum. Op de derde dag na infectie is
het virus in de meeste organen
aanwezig en door uitgebreide virus-
replicatie treedt dan de tweede
viraemie op waarbij het paard ook
koorts vertoont. Tijdens deze viraemie
die gemiddeld 4 tot 8 dagen duurt
(maximaal 21 dagen) is het paard
besmettelijk voor bijtende Culicoides-
soorten, die zelf ook weer bijdragen
aan de vermeerdering van het virus.

Bij ezels en zebra\'s is de viraemie
minder hoog, maar kan wel ongeveer
vier weken aanhouden.

Epidemiologie

Het virus wordt overgebracht door
vectoren waarvan in zuidelijk Afrika
Culicoides imicola en Culicoides holitinos
de belangrijkste zijn. Het virus kan
voorkomen in paarden, ezels, muil-
dieren, muilezels en zebra\'s. Inciden-
teel is het virus ook gevonden in
olifanten, onagers (Aziatische wilde
ezels), kamelen en honden. In het
Krügerpark in Zuid-Afrika is bewezen
dat een voldoende groot aantal zebra\'s
als reservoir kan dienen. De uitbraak in
Spanje (rQSg-iggi) werd veroorzaakt
door import van subklinisch geïnfec-
teerde zebra\'s uit Namibië. Ook ezels
worden als mogelijk reservoir gezien.
De verspreiding kan alleen plaats-
vinden via vectoren en de ziekte is dus
niet besmettelijk van dier naar dier,
behalve via de eerdergenoemde
iatrogene route. Honden kunnen oraal
worden geïnfecteerd na het eten van
bloed of vlees van besmette paarden.
Op dit moment is
app alleen ende-
misch in Afrika ten zuiden de Sahara,
met uitzondering van een klein gebied
rond Kaapstad, dat men met veel
inspanning probeert
app-vrij te
houden in verband met de rensport
en de export van paarden.

-ocr page 465-

Klinische symptomen

De incubatietijd van app varieert van
twee tot tien dagen, maar is gewoon-
lijk vijf tot zeven dagen. De grote
variatie in incubatietijd hangt samen
met de virulentie van de virusstam, de
hoeveelheid virus waarmee het dier is
geïnfecteerd en de gevoeligheid van
het betreffende paard.

Afrikaanse paardenpest is vooral
een probleem in paarden: in een
naïeve populatie (dieren zijn nog
nooit eerder in contact geweest met
app) kan de mortaliteit oplopen tot 95
procent. Ook in ezels vormt
app een
probleem met een mortaliteit van 10
tot 50 procent. Echter, in ezels kan de
infectie ook subklinisch verlopen.
Mogelijk zijn Afrikaanse ezels minder
gevoelig dan Europese ezels. Muil-
dieren zijn intermediair gevoelig.
app kan zich in de volgende vormen
uiten:

- longvorm of \'dunkopziekte\',

- cardiale vorm of\'dikkopziekte\',

- gemengde vorm,

- koortsvorm.

De longvorm van app is de peracute
vorm van deze ziekte en paarden
herstellen vrijwel nooit van deze
vorm. Dit is ook de vorm die we
waarschijnlijk in Nederland het
meeste zullen zien, mocht de ziekte
hier ooit uitbreken. De incubatietijd is
vaak nog wat korter dan gemiddeld en
bedraagt slechts drie tot vier dagen. De
lichaamstemperatuur stijgt snel tot
40-41 graden Celsius in combinatie
met een zeer hoge ademfrequentie (>
50 ademhalingen/minuut). Paarden
met deze vorm van
app staan vaak in
een typische houding met de voor-
benen wijd uiteen, hoofd en hals
uitgestrekt en ver opengesperde
neusgaten (figuur i). De ademhaling is
zeer geforceerd en de paarden zweten
heftig. Toch hebben deze patiënten
vaak nog wel eetlust. In het terminale
stadium hoesten de paarden en
vertonen schuimige neusuitvloeiing
als gevolg van uitgebreid longoedeem
(figuur 2). Tussen het moment van de
dyspneu en het moment van de dood
zit meestal maar korte tijd (30
minuten tot enkele uren). Ook
kunnen paarden tijdens arbeid
benauwd worden en zeer snel sterven.

Minder dan 5 procent van de paarden
met deze vorm van
app overleeft de
aandoening. Dieren die overleven
komen doorgaans nooit meer echt in
conditie.

De cardiale vorm (hartvorm) van
app heeft meestal een wat langere
incubatieperiode: vijf tot zeven dagen.
Hierna treedt vaak een iets minder
hoge koorts op (39-41 °C) die zo\'n 3 tot
4 dagen kan aanhouden. Pas daarna
treden de typische veranderingen aan
het hoofd op: oedeem van het vet in de
supraorbitale holte waardoor dit
gebied gaat opbollen en van de
conjunctiva waardoor die gaan
uitpuilen (figuur 3). Vervolgens zwelt
het hele hoofd op waardoor dyspneu
en cyanose optreden. Ook de hals kan
subcutaan oedeem vertonen (figuur
4). Aan de benen of de buik treedt
echter geen oedeem op. Ook kunnen
de dieren kolieksymptomen vertonen.
Wanneer er puntbloedingen optreden
onder de tong en in de conjunctiva
treedt meestal binnen enkele uren de
dood in.

De hartvorm van app verloopt wat
langzamer dan de longvorm, maar nog
steeds sterft meer dan 50 procent van
de aangetaste paarden binnen 4 tot 8
dagen na het optreden van de koorts.
De paarden die herstellen, hebben,
vooral als de zwelling van het hoofd
zeer uitgebreid is geweest, soms
problemen met een slokdarmverlam-
ming en dysphagie. Ze kunnen dan
alsnog sterven ten gevolge van een
aspiratiepneumonie.

De gemengde vorm wordt door-
gaans klinisch niet zo gezien, daar
treedt meestal een van beide eerder-

-ocr page 466-

genoemde vormen het meeste op de
voorgrond. Bij pathologie wordt deze
vorm wel veelvuldig gediagnostiseerd.
Klinisch waren dan vaak de cardiale
symptomen relatief gering en de
dyspneu heel opvallend. De dood
treedt doorgaans drie tot zes dagen na
het begin van de koortsperiode op.

De koortsvorm is de meest milde
vorm van
app en kan ook ongemerkt
verlopen. De incubatieperiode is 5 tot
9 dagen en vervolgens zal de lichaams-
temperatuur gedurende 4 tot 5 dagen
stijgen tot 40 graden Celsius en
vervolgens weer dalen. Soms vertoont
een dier tijdelijk ook wat verlies van
eetlust, een wat geforceerde adem-
haling en een wat verhoogde hart-
frequentie. De koortsvorm van
app
wordt eigenlijk alleen gezien in ezels,
zebra\'s en immune paarden die
geïnfecteerd worden met een ander
serotype van
app.

Diagnose

De waarschijnlijkheidsdiagnose app
kan klinisch worden gesteld als een
van de twee specifieke vormen
optreedt. Wanneer er sprake is van een
verdenking is dit aangifteplichtig (zie
eerder). Gezien het in Nederland te
verwachten verloop zal dan snel
sprake zijn van de dood van de
verdachte patiënt en kunnen post-
mortaal onderzoek en aanvullende
diagnostiek de diagnose bevestigen. De
diagnose zal in Nederland door het cvi
in Lelystad worden gesteld. Hierbij
wordt het virus in eerste instantie in
bloed of organen aangetoond met
behulp van een groepsspecifieke
real-time
pcr die alle serotypen van
app detecteert. Vervolgens zal het
serotype nader worden vastgesteld met
behulp van moleculaire technieken en
serotypering. Er is ook een
elisa
voorhanden voor het aantonen van
antistoffen, maar paarden krijgen vaak
geen tijd van leven om antistoffen te
ontwikkelen. Differentieeldiagnos-
tisch moet men in zuidelijk Afrika ook
denken aan equine encephalosisvirus,
een aan
app en blauwtong verwant
Orbivirus. Deze aandoening komt in
Nederland (ook) niet voor Equine
encephalosis is niet aangifteplichtig.
Zeer recent is deze ziekte echter
aangetroffen in Israël. Klinisch is

equine encephalosis vergelijkbaar met
app, maar de ziekte is veel minder
ernstig. De laboratoriumdiagnostiek
voor APP is specifiek en kan dus tussen
APP en equine encephalosis differen-
tiëren. De laboratoriumdiagnostiek
voor equine encephalosis is echter op
dit moment niet operationeel in
Nederland. Voor uitsluiting van equine
encephalosis worden bloedmonsters
in Zuid-Afrika getest op antistoffen.
Gezien de recente gebeurtenissen in
Israël wordt er op dit moment in
samenwerking met Zuid-Afrika hard
gewerkt aan betrouwbare diagnostiek
om deze beide virussen goed en
specifiek te kunnen aantonen.

Postmortaal onderzoek

Bij sectie van een paard met de
longvorm treden met name het
uitgebreide longoedeem, de grote
hoeveelheid schuimend vocht in de
trachea en de hydrothorax op de
voorgrond (figuur 5). Bij de hartvorm
vallen vooral de grote hoeveelheid
subcutaan en intramusculair oedeem
van hoofd en hals en het hydroperi-
card op.

Therapie en preventie

app komt niet voor in Europa. De
preventie is geregeld in Europese
regels voor import en export van
paardachtigen. Zo mogen er geen
paardachtigen uit
app besmette
gebieden de
eu in. Ondanks deze
preventieve maatregelen is er wel een
risico op introductie van
app in
Nederland. De introductieroute van
het blauwtongvirus in 2006 in
Noordwest Europa is nog steeds
onbekend. Hoewel nog niet bewezen
is dat C.
ohsoletus en C. pulkaris, de
twee bij paarden in Nederland meest
voorkomende soorten,
app ook
kunnen verspreiden, is verspreiding
en uiteindelijk een
app-uitbraak niet
uit te sluiten. C
dewulfii, C. ohsoletus en
C.
chiopteres lijken in staat het blauw-
tongvirus te verspreiden, terwijl dit
daarvoor nog niet bekend was.
Aangezien er dus een risico op een
app-uitbraak in Nederland is, heeft het
ministerie van
lnv een concept-
beleidsdraaiboek, op basis van de
Europese bestrijdingsrichtlijn,
gemaakt en ter consultatie aan
groeperingen in de paardensector
voorgelegd. Daarnaast heeft de Groep
van deskundigen voor bestrijding en
preventie van besmettelijke paarden-
ziekten naar aanleiding van het
concept-beleidsdraaiboek
app
een advies geformuleerd (zie
www.minlnv.nl voor het concept-
beleidsdraaiboek en het advies van de
Groep van deskundigen).

Ten aanzien van preventie in een
endemisch gebied of tijdens een
uitbraak geldt dat voorkomen moet
worden dat een dier gestoken wordt
door besmette Culicoides. Dit kan
enerzijds door het dier op te stallen in
een gesloten stal en anderzijds door
het dier buiten te bedekken met een
knuttendeken en te behandelen met
insecticiden zoals permethrin. Deze
tweede optie is echter in Europa nog
niet geaccepteerd.

Op basis van de huidige Europese
bestrijdingsrichtlijn kan vaccinatie
ingezet worden om een uitbraak te
bestrijden. In het concept-beleidsdraai-
boek is opgenomen dat in een gebied
om de uitbraak gevaccineerd zal
worden. In Zuid-Afrika, waar de ziekte
endemisch is, wordt gevaccineerd met
gemodificeerd-levendvaccin-cocktails,
die samen bescherming zouden bieden
tegen de meeste serotypes. Deze
vaccins zijn niet in Nederland geregi-
streerd en import is verboden omdat
hieraan grote risico\'s kleven: niet
alleen kunnen gevaccineerde dieren in
de diverse laboratoriumtesten niet
worden onderscheiden van met
veldvirus geïnfecteerde dieren, maar
ook kan een van de stammen uit deze
vaccins onder bepaalde omstandig-
heden weer virulent worden. Bij

-ocr page 467-

gebrek aan betere vaccins is in het
beleidsdraaiboek opgenomen dat bij
een uitbraak in Nederland de vaccins
uit Zuid-Afrika worden ingezet. Op
Europees niveau wordt er aan gewerkt
om afspraken te maken met Zuid-Afri-
ka om een noodvoorraad vaccin tegen
de verschillende serotypes beschikbaar
te hebben. Het moge duidelijk zijn dat
er daarnaast behoefte is aan verbeterde
en veiligere vaccins voor
app. Neder-
land zet zich hier voor in doordat het
cvi waar mogelijk deelneemt aan door
de
eu gecoördineerde onderzoeken en
door op Europees niveau de behoefte
aan een verbeterd vaccin op de agenda
te zetten.

In Nederland is er bij een uitbraak
van
app geen sprake van therapie
aangezien de Europese bestrijdings-
richtlijn aangeeft dat zieke of verdach-
te paarden verplicht geëuthanaseerd
moeten worden. De Groep van
deskundigen voor bestrijding en
preventie van besmettelijke paarden-
ziekten heeft echter geadviseerd om
als Nederland in de
eu te pleiten voor
flexibelere regelgeving op dit punt. De
Groep van deskundigen geeft aan dat
doden van besmette dieren niet nodig
is als contact tussen de vector en het
besmette dier voorkomen wordt om
zo verdere verspreiding te voorkomen.
Daarnaast zal een ernstig ziek paard
op verzoek van de eigenaar om
welzijnsredenen geëuthanaseerd
kunnen worden. Op dit moment
wordt het Europese diergezondheids-
beleid herzien en wordt er gewerkt
aan een nieuwe Europese diergezond-
heidswet (zie http://ec.europa.eu/food/
animal/diseases/strategy/index_en.
htm). Eventuele wijzigingen van de
regelgeving op het gebied van
app
zullen in het kader van deze nieuwe
wet besproken worden. Overigens is er
therapeutisch weinig mogelijk en kan
men alleen ondersteunende maat-
regelen nemen zoals absolute rust en
goede verzorging. De prognose is
afhankelijk van de klinische vorm die
het paard ontwikkelt, maar vaak is de
prognose slecht, met name in een
naïeve populatie.

WEST-NIJL VIRUS (wNV)

Inleiding

De snelle verspreiding van wnv over

Amerika wekt de verwachting dat een
dergelijk scenario ook in Europa zou
kunnen optreden. Naar aanleiding
hiervan heeft de Europese Commissie
in 2004 alle lidstaten verzocht om
\'onbegrepen encephalitiden\' bij
paarden en mensen aan een nader
onderzoek te onderwerpen. Ook
Nederland doet hieraan mee en eerder
zijn in het
Tijdschrift voor Diergenees-
kundeiTVD 2004;i29:55i en tvd
2003;128:491-492) hierover berichten
verschenen. In november 2008 is
wnv
bij paarden en mensen voor het eerst
ook in Noord-Italië en Oostenrijk
aangetoond en dus is de dreiging zeker
aanwezig,
wnv is niet bestrijdings-
plichtig. De reden dat er geen bestrij-
dingsplicht is, hangt samen met het feit
dat het paard een \'dead end host\' is (zie
epidemiologie) en dus hebben maatre-
gelen ten aanzien van paarden geen
invloed op de verspreiding van het
virus. Daarom is er dus geen Europese
regelgeving voor bestrijding van
wnv.
wnv
is op dit moment ook niet
expliciet aangifteplichtig. Er is echter
discussie of
wnv valt onder de wel
aangifteplichtige \'virale paardenence-
phalomyelitiden\'. Naar verwachting zal
dit met de herziening van het Europese
diergezondheidsbeleid en de nieuwe
Europese diergezondheidswet duidelijk
worden. Naast een eventuele door de
overheid georganiseerde surveillance is
het voor de volksgezondheid van groot
belang dat een eventuele introductie
van
wnv in Nederland zo snel mogelijk
ontdekt wordt, zodat in de humane
gezondheidszorg de nodige maatrege-
len genomen kunnen worden. Daarom
is het van belang dat er bij paarden met
vreemde neurologische verschijnselen
onderzocht wordt of
wnv de oorzaak
zou kunnen zijn.

Etiologie en pathogenese

Het West-Nijl virus is een door
muggen overgebracht Flavivirus dat
endemisch is in Afrika, Oost-Azië,
Noord- en Zuid-Amerika, en delen van
Europa. Het is de eerste maal geïso-
leerd in 1937 bij een vrouw met koorts
in Oeganda. Vogels bleken daar het
reservoir en de mens is een eindgast-
heer. Later werd in Israël bij mensen
naast koorts ook meningo-encephali-
tis gevonden. In i960 trad er een
beperkte uitbraak in Frankrijk op en
in 1990 een grote uitbraak in Zuid-
Afrika. In 1996 was er een grote
uitbraak in Roemenië (rond Boekarest)
waarbij bij bijna 400 mensen met
neurologische verschijnselen een
wnv-infectie bevestigd werd. Culex
pipiens pipiens
bleek hier de belang-
rijkste vector te zijn. De oorzaak voor
de enorme verspreiding van het virus
tussen 1999 en 2004 over de gehele
Verenigde Staten is nog niet echt
opgehelderd. In de Verenigde Staten
werden diverse mensen en diersoorten
getroffen, waaronder ook het paard.
Ook bleek het virus zich in veel
verschillende vogelsoorten en
muggensoorten te kunnen vermeerde-
ren, waardoor dus inmiddels een
uitgebreid virusreservoir aanwezig is.
Een deel van die muggen fungeert als
\'brugvector\' omdat zij zowel bij vogels
als bij mensen c.q. paarden bloed-
zuigen.

Na een steek van een besmette mug
treedt een eerste dan wel laaggradige
viraemie op. Vervolgens vermenig-
vuldigt het virus zich in de lymfe-
knopen om zich van daaruit verder
naar het zenuwweefsel te verspreiden
door of de bloedhersenbarriëre te
passeren of zich via de axonen te
verspreiden.

Epidemiologie

De infectie wordt door muggen
verspreid en het virus kan zich in de
muggen vermeerderen en daarin ook
verticaal worden doorgegeven. Ook in
de mens is verticale transmissie van
moeder naar kind bewezen. Paarden
(en mensen) zijn zogenaamde \'dead
end hosts\', dat wil zeggen dat de
vermeerdering van het virus in deze
gastheren zo gering is dat muggen
zich bij een bloedmaaltijd niet
kunnen besmetten. In Amerika is
wn v
in meer dan zestig verschillende
muggensoorten aangetoond, waarbij
muggensoorten van het genus Culex
de belangrijkste zijn. Welke soort voor
de besmetting van paarden de
belangrijkste is, is niet bekend. Vogels
vormen het reservoir voor
wn v en in
Amerika is
wnv in meer dan drie-
honderd vogelsoorten aangetoond. De
Amerikaanse kraai heeft een belang-
rijke rol gespeeld en is bij surveillance

-ocr page 468-

nog steeds het vaakst positief.
wnv-infectie vertoont een seizoensge-
bonden patroon, enerzijds gerelateerd
aan de hoeveelheid muggen en
anderzijds aan de temperaturen die
nodig zijn voor succesvolle viruspro-
ductie in de mug. Bij honden en katten
in de Verenigde Staten en in Turkije
zijn ook antistoffen tegen
wnv
gevonden. Ook kan een laaggradige
viraemie opgewekt worden na
experimentele infectie met muggen of
bij katten zelfs oraal door het voeren
van geïnfecteerde muizen, maar deze
diersoorten vertonen doorgaans geen
symptomen of hooguit milde niet
neurologische ziekteverschijnselen. In
Nederland zou het
wnv zowel via
vogels als via muggen geïntroduceerd
kunnen worden. Incidenteel wordt de
diagnose gesteld bij reizigers. Voor
succesvolle vestiging en verspreiding
is een niet goed te voorspellen mix
nodig van de juiste vectorpopulatie en
-dichtheid, en gevoelige reservoir-
dieren.

Klinische symptomen

Een wnv-infectie kan bij het paard
volledig subklinisch verlopen, maar
ook duidelijke symptomen veroor-
zaken. Deze verschillen berusten
voornamelijk op verschillen tussen
virusstammen, maar ook de mate van
besmetting en de weerstand van de
gastheer spelen een rol. Bij mensen
leidt maar circa lo procent van de
infecties tot klachten, de rest is
asymptomatisch.

De systemische symptomen van
een
wnv-infectie bij het paard bestaan
uit geringe koorts (38,6-39,4 °C),
anorexie en sloomheid. Ook kan
koliek het eerste klinische symptoom

zijn. De neurologische symptomen
kunnen heel variabel zijn en bijvoor-
beeld beginnen met abnormale
bewegingen of kreupelheid of juist
met spierfasciculaties en veranderd
gedrag. De spierfasciculaties beginnen
vaak rond de ogen en de snoet en
blijven tot dat gebied beperkt.
Incidenteel kunnen ze heel ernstig
worden en alle vier de benen en de
romp aantasten. Bij \'veranderd gedrag\'
moet men denken aan een rustig
paard dat erg geëxciteerd wordt of aan
een lastig paard dat juist gemakkelijk
in de omgang wordt. Ook kunnen
symptomen optreden die lijken op
narcolepsie. De neurologische
verschijnselen treden vaak acuut op
en kunnen snel verergeren. De spinale
veranderingen kunnen ataxie en
parese veroorzaken en zowel voorbe-
nen als achterbenen betreffen, en
zowel eenzijdig als beiderzijds
optreden (figuur 6). Differentieel-
diagnostisch komen op dit moment in
Nederland, wanneer het meerdere
paarden op een bedrijf betreft, vooral
de neurologische vorm van
ehvi,
botulisme en lolitremintoxicatie in
aanmerking. Als het één paard betreft
moet differentieeldiagnostisch
natuurlijk ook aan allerlei vormen
van trauma of een bacteriële me-
ningoencephalitis gedacht worden.

Diagnose

De diagnose wnv-infectie zal naar alle
waarschijnlijkheid niet gesteld
worden bij dieren die alleen de
koortsvorm vertonen. Bij dieren met
voor ons \'vreemde\' neurologische
verschijnselen moet wel aan
wnv
gedacht worden. Om de diagnose dan
te bevestigen, kan een serummonster
naar de Gezondheidsdienst voor
Dieren
(gd) gestuurd worden en daar
onderzocht worden door middel van
een IgM
elisa dan wel een blocking
ELISA (IgG en IgM) op antilichamen
tegen
wnv, die immers tot nu toe in
Nederland niet voorkomen. Vaccina-
ties en \'oude\' infecties leiden niet of
nauwelijks tot een signaal in de IgM
elisa, waardoor deze elisa gebruikt
kan worden om onderscheid te maken
tussen gevaccineerde dieren of oude
infecties en recent geïnfecteerde
dieren. Antistofbepaling in een
liquormonster geeft een nog betrouw-
baarder koppeling tussen neurologi-
sche symptomen en een
wnv-infectie.
Ook zijn antistoffen in liquor iets
eerder aantoonbaar dan in serum.
Daarbij zijn in de liquor ook het aantal
leucocyten en het eiwitgehalte
verhoogd. Een liquorpunctie kan,
mocht het dier onverhoopt sterven,
ook direct na de dood van een paard
worden uitgevoerd. De
elisa\'s die
door de
gd worden uitgevoerd zijn
flavivirus breed en functioneren
daarom als screeningstest. Bij het
rivm
kan dan vervolgens als bevestigings-
test de meer specifieke maar bewerke-
lijke plaque reductie neutralisatietest
(prnt) uitgevoerd worden.

Postmortaal onderzoek

Bij postmortaal onderzoek van een
dier dat gestorven is aan
wnv, zal
doorgaans een polio-encephalomyeli-
tis gevonden worden. De macrosco-
pische veranderingen kunnen heel
beperkt zijn: kleine haemorrhagische
foei in hersenen en ruggenmerg. Bij
post mortem onderzoek moet reke-
ning gehouden worden met mogelijke
risico\'s voor de mens. Daarom is het
van belang bij het insturen van een
dier voor sectie naar de
gd in Deventer
of naar het universitaire Veterinair
Pathologisch Diagnostisch Centrum
(vPDc) in Utrecht te melden dat er
mogelijk sprake is van West-Nijl virus.

Therapie en preventie

Aangezien het paard een \'dead end
host\' is, zijn er geen Europese en
nationale regels voor prevenrie en
bestrijding van
wnv. Maatregelen ten
aanzien van paarden hebben namelijk
geen invloed op de verspreiding van
de ziekte. Als
wnv Nederland zou
bereiken, is preventie op het niveau
van het individuele paard nodig om te
voorkomen dat paarden ziek worden.

Preventief zijn er in Amerika
diverse vaccins op de markt. Eén
daarvan, een dood vaccin, is recent
Europees geregistreerd, Duvaxyn
wnv® (Fort Dodge), en zal vanaf juni
ook in Nederland verkrijgbaar zijn.
Sinds in de Verenigde Staten
wnv-
vaccins op de markt zijn, zijn er voor
zover bekend bij goed gevaccineerde
paarden geen klinische doorbraken

-ocr page 469-

van WNV meer geweest. Daarnaast is
het natuurHjk verstandig muggen-
steken te voorkomen. In Amerika zijn
er voor mens en dier uitgebreide
voorlichtingscampagnes om het
vermeerderen van muggen in stil-
staand water tegen te gaan, zoals het
reinigen van alle plekken rond het
huis waar stilstaand water is, zoals
slecht functionerende dakgoten,
halfgevulde bloempotten, autobanden
waar wat water in staat et cetera.
Daarnaast worden mensen geadvi-
seerd om lange mouwen te dragen en
voldoende antimuggenmiddelen te
gebruiken. Datzelfde kan natuurlijk
mutatis mutandi ook voor de paarden
gedaan worden.

wnv kan alleen symptomatisch
behandeld worden want er is geen
specifieke therapie.

Verdere bijzonderheden

Gezien de huidige ontwikkelingen ligt
het voor de hand dat we ook in
Nederland met
wnv te maken kunnen
krijgen. Het is dus van belang om bij
paarden met onverklaarbare neurolo-
gische verschijnselen in de zomer-
maanden in de differentiële diagnose
zeker ook aan
wnv te denken en dit
bij de
gd in Deventer te laten onder-
zoeken. Ook onder verantwoordelijk-
heid van het cvi worden regelmatig
gezonde paarden serologisch onder-
zocht op
wnv. Dit ten behoeve van
internationale bewegingen zoals
export en de eerder genoemde \'shuttle
stallions\'. In andere landen zijn dode
vogels en zieke paarden vaak een voor-
bode geweest van problemen met
wnv
bij de mens.

equine infectieuze anemie

(eia)

Inleiding

Equine infectieuze anemie is voor het
eerst in 1843 in Frankrijk beschreven
en komt sindsdien wereldwijd voor
De aandoening is opgenomen in de
Europese handelsrichtlijn voor
paardachtigen (Richtlijn 90/426/Ec),
wat betekent dat lidstaten de plicht
hebben elkaar van deze ziekte te
vrijwaren. Er is geen Europese
regelgeving die lidstaten verpHcht de
ziekte te bestrijden, in Nederland is
EIA aangifteplichtig, maar niet
bestrijdingsplichtig. Bij een eventuele
verdenking dient de houder van het
dier of de dierenarts direct het
landelijke meidnummer te bellen:
(045) 546 3r 88. De overheid zal alleen
maatregelen nemen om te voorkomen
dat er besmette dieren naar andere
landen verzonden worden, maar geen
maatregelen om de ziekte uit te
bannen. Bij een zogenoemde handels-
ziekte is dat de verantwoordelijkheid
van de sector zelf. Voor export naar
veel landen buiten de
eu is een
negatieve test voor
ei a nodig (Cog-
gins-test).

In Italië zijn al een aantal jaren
problemen met de aandoening en in
2006 is er een uitbraak geweest in
Ierland, die relatief gemakkelijk weer
gestopt is. Heel recent (10 april) werd
ook een positief geval in Frankrijk
gemeld.

Etiologie en Pathogenese

Equine infectious anemiavirus (eiav)
is een lentivirus behorende tot de
familie van de Retroviridae. Feline
immunodeficiency virus
(fi v) en
humane immunodeficiency virus
(hiv), maar ook maedi visna virus
(mw) en caprine arthritis encephalitis
virus
(caev) behoren tot de lentivirus-
sen.
eiav veroorzaakt een levenlange
infectie en als paarden de aandoening
overleven, blijven ze dus levenslang
drager van de ziekte.

Na infectie door de vector ontstaat
een viraemie en komen door de
destructie van macrofagen ook allerlei
mediatoren vrij die in het acute
stadium koorts, sloomheid en verlies
van eetlust tot gevolg hebben. Daarbij
treden ook thrombocytopenic en
anemie op. De thrombocytopenic is
vaak de eerste aanwijzing voor een
eia-infectie. De ernst hangt, net als de
ernst van de anemie, samen met de
frequentie en duur van de koorts-
periodes.

Epidemiologie

Bloed van besmette paarden vormt de
belangrijkste besmettingsbron voor
andere paarden. Bloed kan via de
natuurlijke weg worden overgebracht
door bloedzuigende insecten of
iatrogeen door besmette naalden of
door toediening van besmet plasma
(bijvoorbeeld hyperimmuun plasma
of serum dat aan veulens wordt
toegediend). Bloedzuigende insecten
zijn bij
eia uitsluitend een mechani-
sche vector want het virus vermenig-
vuldigt zich niet in de cellen van de
insecten. De belangrijkste vectoren
voor
eia zijn dazen (Tabanidae) en
soms ook stalvliegen
{Stomoxys
cakitrans).
Deze insecten moeten dan
tijdens een bloedmaaltijd gestoord
worden en binnen enkele uren weer
opnieuw bloedzuigen bij een ander
paard. Wanneer paarden meer dan 180
meter uit elkaar staan, is het zeer
onwaarschijnlijk dat dazen de
aandoening over zullen gaan brengen,
omdat ze dan bij verstoring eigenlijk
altijd terugkeren bij hun eerste
\'slachtoffer\'.

De aandoening kan experimenteel
niet door middel van muggen of
knutten worden overgebracht. Acuut
zieke dieren met een hoge virustiter
geven een veel hogere kans op
natuurlijke verspreiding van de ziekte
dan gezonde dragers, omdat in het
eerste geval er een hoge viraemie is.
Bij iatrogene infectie zijn echter ook
gezonde dragers gevaarlijk, omdat
bewezen is dat met i milliliter bloed
van een gezonde drager een ander
paard al besmet kan worden. Bij de
uitbraak in Ierland is de verdenking
gerezen dat de infectie onder uitzon-
derlijke omstandigheden ook aero-
geen (via het uitniezen van bloed-
druppeltjes) overgebracht zou kunnen
worden.

Klinische symptomen

De klinische symptomen worden
arbitrair wel ingedeeld in drie vormen:
acuut, chronisch en symptoomloze
drager De acute vorm van
eia treedt
op 5 tot 30 dagen (in Ierland tot 138
dagen) na de infectie met koorts,
sloomheid, gebrek aan eetlust en
thrombocytopenie. Deze symptomen
zijn doorgaans mild en worden vaak
niet opgemerkt. Incidenteel kan een
paard hieraan sterven. Na de acute
infectie zal een klein deel van de
besmette paarden symptoomloze
drager worden, maar de meeste
paarden zullen steeds weer episodes
van koorts, sloomheid en eetlust-
verlies doormaken. Deze episodes

-ocr page 470-

duren doorgaans drie tot vijf dagen en
de periode tussen de episodes kan
variëren van enkele weken tot vele
maanden. Als de episodes met koorts
ernstig zijn en elkaar snel opvolgen
zal het paard gaan slijten (figuur 7) en
de klassieke symptomen van
eia gaan
vertonen: vermageren, oedeem onder
de buik en aan de benen, bleke
slijmvliezen, icterus en puntbloe-
dingen en bij hematologisch onder-
zoek anemie en thrombocytopenie.
Zeer zelden vertonen deze patiënten
ook neurologische verschijnselen. Het
snel achtereen optreden van koorts-
episodes wordt echter slechts bij een
klein deel van de paarden gezien. Bij
de meeste zullen de recidiverende
aanvallen na ongeveer een jaar
verdwijnen en worden ook zij
symptoomloze dragers die alleen weer
klachten vertonen wanneer zij in
stressvolle omstandigheden terecht
komen of met corticosteroïden
worden behandeld.

Therapie en preventie

Er is geen specifieke therapie voor eia
en er is ook geen vaccin beschikbaar
(nergens ter wereld). Wel kunnen
ondersteunende maatregelen geno-
men worden zoals zo min mogelijk
blootstellen aan stress,
nsaid\'s, goede
voeding en verzorging, eventueel
oedemateuze benen bandageren, koud
afspuiten en bij ernstige anemie en
thrombocytopenie een bloedtrans-
fusie. Eventueel kan tijdens de
recidiverende koortsperiodes het
gebruik van antibiotica overwogen
worden om secundaire infecties te
voorkomen. De immunosuppressie
zoals bekend bij infecties met
hi v en
fiv is echter bij eiav veel minder
duidelijk aanwezig.
In Amerika kunnen positieve paarden,
nadat zij gebrandmerkt of getatoeëerd
zijn, eventueel naar speciale \'opvang-
tehuizen\' voor
eia-positieve dieren.
Deze opvangcentra liggen ten minste
tweehonderd meter verwijderd van
alle andere paarden en paardachtigen.

De Europese handelsrichtlijn
(90/426
/Ec) is erop gericht dat
lidstaten elkaar vrijwaren van de
ziekte en dus geen besmette paarden
naar elkaar verzenden. Dat is de
verantwoordelijkheid van de verzen-
dende lidstaat. Indien er een positief
geval in Nederland is, zullen de
maatregelen van de overheid er dus op
gericht zijn om andere lidstaten te
vrijwaren. Afhankelijk van de situatie
kan dit bijvoorbeeld het blokkeren
van het bedrijf waar het besmette dier
staat zijn, of het invoeren van een
testverplichting voorafgaand aan
transport binnen de
eu. De overheid
zal een uitbraak niet actief bestrijden.

Echter, kijkend naar de Nederland-
se omstandigheden (veel paarden
dicht bij elkaar) en het belang van
onze vrije handel en transport zal
overwogen moeten worden om
positieve paarden te euthanaseren,
omdat zij levenslang dragers blijven.

Diagnostiek

De diagnostiek van eia is in Neder-
land voornamelijk gebaseerd op de
Coggins-test omdat dit nationaal en
internationaal nog de \'gouden
standaard\' is. Als het gaat om diagnos-
tiek met een wettelijke grondslag,
zoals verdenkingenonderzoek of
exportonderzoek, moet het onderzoek
worden uitgevoerd bij het cvi. De
uitbraak in Ierland heeft echter aan
het licht gebracht dat de Coggins-test
niet altijd betrouwbaar is. Bij de eerste
patiënten was de Coggins-test ten
onrechte negatief. Bovendien duurde
het incidenteel 225 dagen voordat in
een besmette patiënt de Coggins-test
positief werd. Inmiddels zijn ook
diverse goede commerciële
\'elisa-kits\'
beschikbaar, die bijvoorbeeld in
Ierland hun nut bewezen hebben.
Sommige
elisa\'s zijn ook aantoon-
baar gevoeliger dan de Coggins-test en
kunnen bij een uitbraak veel gemak-
kelijker grootschalig toegepast

worden. Op dit moment kunnen
zowel de Coggins-test als de
elisa bij
de
gd uitgevoerd worden als pre-scree-
ning. Het cvi voert echter de formele
Coggins-test uit.

Postmortaal onderzoek

Bij paarden die in de acute fase van eia
zijn gestorven kan Splenomegalie,
hepatomegalie, gegeneraliseerde
lymphadenopathie, oedeem onder de
buik, trombose van vaten en bloedin-
gen in de serosa worden gevonden. In
symptoomloze dragers worden er bij
postmortaal onderzoek meestal geen
afwijkingen gevonden.

Verdere bijzonderheden

De eia-uitbraak in Ierland in 2006 is
uiteindelijk redelijk vlot onder
controle gebracht en alle dragers zijn
opgespoord en geeuthanaseerd. In
Nederland is
eia een aangifteplichtige
ziekte, maar de overheid zal zich zoals
beschreven beperken tot het nemen
van maatregelen waarmee andere
lidstaten gevrijwaard blijven. Een
probleem hierbij is dat het lang (in
Ierland bleek soms heel lang) kan
duren alvorens een geïnfecteerd paard
positief wordt in de Coggins-test.

CONCLUSIE

Gezien de internationale ontwikkelin-
gen moet de Nederlandse paardenhou-
derij en dus ook de Nederlandse
(paarden)dierenarts er rekening mee
houden dat een van de bovengenoem-
de doorgaans door insecten overge-
brachte aandoeningen ook in Neder-
land kan opduiken. Het is daarom
raadzaam alert te blijven op onbeken-
de ziektebeelden. Indien een van de
bovengenoemde aangifteplichtige
paardenziekten vermoed wordt, is
men verplicht de
vwa te informeren.
Tevens is het aanbevelenswaardig om
eigenaren er van te overtuigen dat het
altijd raadzaam is om op door onbe-
kende reden plotseling overleden
paarden pathologisch onderzoek te
laten uitvoeren (zie kader).

DANKWOORD

Dit artikel is tot stand gekomen op
verzoek van en met steun van het
ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit.

-ocr page 471-

Gestorven paarden kunnen na
overleg worden aangeboden bij
de faculteit Diergeneeskunde
(Veterinair Pathologisch Diag-
nostisch Centrum ((030) 25331
95) of bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren te Deventer ((0900)
202
o 012). De gd is tegen
vergoeding ook bereid het dode
dier thuis op te halen. Voor
spoedeisende secties in het
weekend moet u van tevoren
contact opnemen met de
dienstdoende patholoog. Deze is
bereikbaar tussen 8.30 en 10.30
uur op zaterdag en tussen 9.00 en
10.00 uur op zondag: (0900)
17 70.

aanbevolen literatuur

I. Gutrie A]. African horse sickness. In; Equine
infectious diseases. Eds. Sellon DC and Long
MT. Saunders Elsevier, St. Louis, 2007, pp.
164-171.

2. Koopmans M, Martina B, Reusken C and Van
Maanen C. West Nile Virus in Europe;
waiting for the start of the epidemic? In;
Emerging pests and vector-borne diseases in
Europe. Eds. Takken W. and Knols BGf
Wageningen Academic Publishers, 2007, pp
123-151.

3. Long MT. Flavivirus infections. In; Equine
infectious diseases. Eds. Sellon DC and Long
MT. Saunders Elsevier, St. Louis, 2007, pp.
198-206.

4. Mealey RH Equine infectious anemia. In;
Equine infectious diseases Eds. Sellon DC
and Long MT. Saunders Elsevier, St. Louis,
2007, pp 213-219.

Meer literatuur is op aanvraag bij de auteurs
beschikbaar

aanbevolen websites

1. http://www.oie.int/eng/maladies/fiches/a_
Aiio.htm

2. http;//www.paardenkracht.net/media/
default.aspx/emma/org/i 136726/
F97163 7018/Mimsterie°/o2ovan
lnv en paardenziekten
handouts.pdf

3. http://www.minlnv.nl/portal/page7_pa-
geid= II6,1640461 &_dad=portal&_
schema
=p0rtal8;p_d0cument_

id= I i0200&p_n0de_id= 198847 3&p_

mode=BROwsE

Marianne Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan is werkzaam bij het depar-
tement Gezondheidszorg Paard, Yale-
laan 114, 3584
cm Utrecht (m.sloet(a)
uu.nl). Lutz Goehring is verbonden aan
het Department of Clinical Scien-
ces, College of Veterinary Medicine,
Colorado State University, Fort Collins,
Colorado,
usa. Marion Koopmans is
werkzaam bij de afdeling Virologie,
Laboratorium voor infectieziekten en
screening,
rivm, Bilthoven. Piet van
Rijn is verbonden aan het Centraal Ve-
terinair Instituut van Wageningen
ur
(cvi), Houtribweg 39,8221 ra, Lelystad.
Kees van Maanen is verbonden aan de
Gezondheidsdienst voor Dieren
(gd),
Deventer

Het veterinair verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt en
de
ki. Foto\'s, instrumenten, boeken
en andere voorwerpen herinneren
aan (bijna) vergeten opvattingen,
therapieën, gebouwen, et cetera,
maar ook aan bijzondere en gewone
mensen die een rol speelden in de
diergeneeskunde en de veefokkerij.
De verhalen worden hier verteld.

De spekdiktemeter wordt gebruikt voor
de bepaling van de spekdikte bij
varkens. Het doel van varkensfokkerij
en varkenshouderij is vleesproductie.
In het begin van de twintigste eeuw, bij
de aanvang van de georganiseerde
varkensfokkerij, was een doelgerichte
selectie op vleesproductie slechts moge-
hjk door beoordeling van het exterieur
Vanaf 1932 werd het selectie-mesterij-
onderzoek geïntroduceerd, waarbij
viertallen biggen van verschillende
afstamming onder gelijke omstandig-
heden werden getoetst. Gedurende
decennia was dit onderzoek het

Spekdiktemeter.

instrument voor het meten van de
groei, de hoeveelheid voer nodig voor
een kilo groei en de slachteigenschap-
pen. Voor een oordeel over de slacht-
eigenschappen moesten varkens eerst
worden geslacht. Een belangrijke
ondersteuning voor de fokkerij op
vleesproductie was de kwaliteitsbeoor-
deling en de uitbetaling naar slacht-
kwaliteit van de vleesvarkens.

betrouwbaar

Een betrouwbare bepaling van de
spekdikte bij het levende varken zou
de mogelijkheid bieden de beste
dieren voor de fokkerij te behouden.
Rond 1960 werden bemoedigende
resultaten bereikt met metingen van
de spekdikte bij levende varkens met
echoloodapparatuur Ir Y. Kroeske van
het Instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek introduceerde het meten
van de spekdikte bij levende varkens
in de eerste helft van de jaren zestig.

Uitgelicht: Spekdiktemeting
bij levende varkens

Het principe berust op het terug-
kaatsen van geluidsgolven op de grens
van het spek en het vlees. De intro-
ductie van de spekdiktemeting bij
levende varkens met behulp van
echoloodapparatuur is van zeer grote
betekenis geweest voor de varkens-
fokkerij. Het slachten van waardevolle
jonge fokdieren voor de bepaling van
de slachtkwaliteit en zelfs de controle
op het voederverbruik per kilogram
groei werd overbodig. De ervaring
leerde immers dat een snelle vlees-
groei gepaard gaat met een gunstig
voederverbruik.

Nationaal Veeteelt Museum
Dr. Moonsweg 5
5437 EG Beers
Tel: (0485) 33 02 41
www.veeteelt-ki-museum.nl.

-ocr page 472-

Dr. Marrit Prins

Tijdens het interpretatiespreekuur
krijg ik dagelijks vragen over
laboratoriumuitslagen. Heeft de
patiënt een regeneratieve of een
non-regeneratieve anemie? Zit er
teveel eiwit in de urine? Vragen over
de betekenis van begrippen komen
ook regelmatig voor. Wat is een
totaal T4? Wat betekenen de termen
\'anisocytose\', \'hypochroom\' en
\'Polychromasie\'? Het is handig om
in de praktijk een goed klinisch
pathologieboek op de plank te
hebben staan als naslagwerk.

Er bestaan veel boeken over het
onderwerp klinische pathologie.
Hieronder zal ik enkele bespreken,
waarmee ik zelf goede ervaringen heb.

orgaansysteem

Small Animal Clinical Diagnosis by Labo-
ratory Methods
(M.D. Willard and H.
Tvedten eds, Saunders Elsevier, St
Louis Missouri, 2004,
isbn 0-7216-
8903-5) is een uitgebreid en overzich-
telijk boek. De hoofdstukken zijn
ingedeeld per orgaansysteem en
tussendoor staan tabellen met een lijst
differentiële diagnoses per laborato-
riumafwijking. De schrijfstijl, \'lay-out\',
tabellen en meerdere beslisbomen
zorgen ervoor dat je snel antwoorden
kunt vinden. Een uitgebreide index
draagt hieraan bij, maar hierin
verschilt dit boek niet van de andere
genoemde boeken. Het is een paper-
back van 400 bladzijdes, inclusief 6
pagina\'s met kleurenfoto\'s en kost 60
euro.

Klinische Labordiagnostik in der
Tiermedizin
(W. Kraft, U.M. Dürr, eds,
Schattauer, Stuttgart 2005,
isbn
3-7945-2308-3) is een echte aanrader
als u Duits kunt lezen. Naast een
interpretatie wordt ook het principe
van de test uitgelegd waar de bepaling

op berust. Ook dit boek is ingedeeld
per orgaansysteem, met toegevoegde
hoofdstukken over microbiologie en
parasitologie. Dit boek beperkt zich
niet tot de gezelschapsdieren: er zijn
aparte hoofdstukken over paard,
herkauwer, varken, cavia, vogels en
reptielen. Het is een hardcover van
520 bladzijdes met meerdere kleuren-
pagina\'s tussendoor en kost 100 euro.

diersoortoverschrijdend

Fundamentals of Veterinary Clinical
Pathology (S.L.
Stockham, MA Scott,
eds, Blackwell, Ames, Iowa 2008,
isbn
978-0-8138-0076-9) is een zeer com-
pleet boek. Het boek geeft veel
informatie over methodieken en is
diersoortoverschrijdend. Door de
onhandige \'lay-out\' is het echter lastig
antwoorden op specifieke vragen snel
op te zoeken. Het is een \'hardcover\' en
vorig jaar is een tweede editie uit-
gekomen met meerdere herschreven
hoofdstukken. Het boek telt nu
negenhonderd bladzijdes. Als aan-
vulling op de hoofdstukken over
hematologie, cytologie en urineonder-
zoek zijn vijftien kleurenpagina\'s
opgenomen. Het boek kost ongeveer
75 euro.

Vogels, reptielen, konijnen en
fretten komen aan bod in
Laboratory
Medicine: Avian and Exotic Pets
(A.M.
Fudge ed, Saunders Elsevier, St Louis
Missouri 2000, ISBN o-72r6-7679-o),
een boek volledig gericht op hemato-
logie, klinische chemie en infectie-
ziekten bij bijzondere dieren. De
hoofdstukken zijn ingedeeld per
diersoort en per orgaansysteem. De
laatste vijfrig pagina\'s bevatten
verschillende casuïstieken per
diersoort. Het is een paperback met
480 bladzijdes volledig zwart-wit
uitgevoerd en kost 70 euro.

laboratorium afwijkingen

Veterinary Laboratory Medicine,
Interpretation and Diagnosis
(D.J. Meyer,

De beste boeken op het gebied van de
klinische pathologie

J.W. Harvey, eds, Saunders Elsevier, St.
Louis Missouri, 2004,
isbn o-72r6-
8926-4) is een compact boek met
schematische figuren per orgaan-
systeem. Aan het eind zijn meerdere
beslisbomen opgenomen die het
interpreteren van regelmatig voor-
komende laboratoriumafwijkingen
vergemakkelijken. Ook bevat dit boek
een aantal uitgewerkte casuïstieken.
Dit biedt een leerzame oefening om
een diagnose te stellen zonder naar de
uitwerking van de uitslagen te kijken.
Het is een paperpack van 350 blad-
zijdes en kost 60 euro.

Duncan en Prasses Veterinary
Laboratory Medicine, Clinical Pathology
(K.S. Latimer, E.A. Mahaffey, K.W.
Prasse, eds, Blackwell, Ames, Iowa
2003,
isbn 0-8r38-2070-7)iseen
redelijk uitgebreid boek en is ook
diersoortoverschrijdend. Dit boek
bevat een groot aantal uitgewerkte
casuïstieken, totaal 35, het dubbele
van Meyer en Harvey. De \'lay-out\' en
het kleine aantal figuren en tabellen
maken het minder toegankelijk dan
de andere boeken. Het is een hard-
cover met 450 bladzijdes, inclusief 7 in
kleur en kost 65 euro.

Veterinary Hematology and Clinical
Chemistry (M. A.
Thrall, ed, Lippincott
Williams & Wilkins, Philadelphia,
pa,
2004 isbn 0-683-304r5-r) leest
gemakkelijk door de vertelstijl en
bevat veel figuren en kleurenfoto\'s.
Hierdoor is het een prettig boek om
mee te werken. Er is zelfs een apart
hoofdstukje opgenomen over de
kwaliteitscontrole van \'in huis\'-labora-
toriuminstrumenten. Het is een
hardcover met 500 bladzijdes en kost
80 euro. Bij de bestelling wordt gratis
een apart r r 2 pagina\'s tellend casuïs-
riekboek geleverd met slappe kaft.

Marrit Prins is specialist in opleiding
Klinische Pathologie aan het Univer-
sitair Veterinair Diagnostisch Labora-
torium.

-ocr page 473-

Royal Canin introduceert

URINARY S/O DIET

MODERATE CALORIE

Voor een goede balans tussen
urolithiasis en overgewicht

^ Het Urinary S/O Moderate Calorie Diet

► Effectieve oplossing van struvietstenen.

► Preventie van recidiverende urolithiasis
(struviet én calciumoxalaat).

► Preventie van overgewicht door een laag energiegehalte
(3238 kcal/kg) en toevoeging van L-carnitine.

Hiermee biedt het Urinary Programma van Royal Canin 3 droogvoedingen en 3 natvoedingen voor de
succesvolle therapie en preventie van urolithiasis bij de kat.

ROY><L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinaire Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.: 0413-318488 (Veterinair Voedingsadvies) of 318444 (bestellingen) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

-ocr page 474-

WWW

laira Boissevain en Joost van Herten

Het moest er een keer van komen,
diergeneesmiddelen via internet. En
het moest er dus ook een keer van
komen dat het Tuchtcollege zich
hierover zou uitspreken. Aldus
geschiede in februari van dit jaar.

uda - online.nl

Online bepaalde geneesmiddelen
bestellen, in de humane geneeskunde
kan het allang, waarom zou het in de
diergeneeskunde dan niet kunnen? Zo
redeneert bedrijf X, en onderneemt
meteen actie. Een online webshop
voor diergeneesmiddelen wordt al
snel geopend en blijkt een succes. De
website is bedoeld voor eigenaren van
gezelschapsdieren, en er zijn onder
andere
uda-middelen te krijgen. De
klachtambtenaar van het Veterinair
Tuchtcollege is niet gelukkig met de
situatie. De eigenaar van het bedrijf is
echter geen dierenarts, en kan dus niet
voor het Tuchtcollege ter verantwoor-
ding worden geroepen. Maar de
dierenarts die met het bedrijf samen-
werkt en de aanvragen beoordeelt wel.
De klachtambtenaar verwijt hem dat
de dierenarts niet voldoet aan zijn
zorgplicht. De eigenaar moet op
internet een vragenlijst invullen en
krijgt de middelen daarna per post
thuisgestuurd. Meer diergeneeskunde
dan dat komt er niet aan te pas. Terwijl

een uda-gekanaliseerd diergenees-
middel alleen mag worden afgeleverd
na onderzoek, diagnose, opstellen van
een behandelplan en evaluatie van de
therapie. En internet mag dan nog
zoveel mogelijkheden bieden, het aan
den lijve onderzoeken van een dier en
het stellen van een diagnose online is
echt nog toekomstmuziek. Kortom,
uda-middelen verkopen via internet
is veterinair onjuist.

quod licet lovi

De dierenarts heeft inmiddels om
andere redenen zijn samenwerking
met het bedrijf beëindigd, maar is het
toch niet eens met de klacht. De
eigenaar moet op internet een
uitgebreide vragenlijst invullen, die
door hem wordt beoordeeld. Die
vragenlijst is zo ingericht dat hij als
dierenarts op basis daarvan de
noodzaak van het diergeneesmiddel
voor het dier wel kan bepalen. En dat
is volgens hem zorgvuldiger dan de
manier waarop veel dierenartsenprak-
tijken na een telefoontje of aan de
balie een herhalingsrecept uitschrij-
ven. De software die voor de site wordt
gebruikt, is ook niet de minste; deze
wordt in de humane geneeskunde
toegepast. Waarom zou dat voor
dieren dan niet kunnen?

non licet bovi

Hoe redelijk de argumenten ook
lijken, het Tuchtcollege gaat er toch
niet in mee. In zijn beslissing betrekt
het ook de richtlijn \'Online arts-
patiëntcontact\' van de
knmg. Daaruit
blijkt dat humaan alleen medicatie
mag worden voorgeschreven bij een
bestaande arts-patiëntrelatie. Dat wil
zeggen dat de arts de patiënt kent,
gezien heeft en een medicatiehistorie
plus betrouwbaar medisch dossier
beschikbaar heeft.

Argumenten van de dierenarts dat
hij alle overige wettelijke regels en
zorgvuldigheidsvereisten in acht
neemt, mogen hem niet baten. Saillant
detail daarbij is dat volgens de theorie
van de dierenarts sommige middelen
alleen worden verstrekt als het dier

jaarlijks wordt onderzocht door een
dierenarts, maar in de praktijk het
middel wel degelijk wordt geleverd
zonder dat hierop controle is uitge-
voerd. En zelfs al gaat het om gezel-
schapsdieren, door een dergehjke
werkwijze kunnen wel degelijk gevaren
voor de volksgezondheid ontstaan.

diergeneesmiddelen op

herhaling

De Diergeneesmiddelenwet en de
jurisprudentie van Tuchtcollege en
Beroepscollege zijn glashelder:
uda-middelen mogen alleen door een
dierenarts worden voorgeschreven na
een door hem- of haarzelf ingesteld
diergeneeskundig onderzoek bij het
betrokken dier(en). Een dierenarts
mag niet uitsluitend afgaan op een
mededeling van de houder van dieren
over het ziektebeeld.

De behandelende dierenarts kan op
basis van adequaat lichamelijk
onderzoek, eventuele nadere diagnos-
tiek en het aangelegd dossier van de
patiënt besluiten tot het opnieuw
voorschrijven van medicatie zonder
dat dit altijd tot herhaling van het
klinische onderzoek hoeft te leiden.
De afgifte van de herhaalde medicatie
dient echter wel onder controle van de
dierenarts te blijven geschieden.

Al met al heeft de dierenarts zich
schuldig gemaakt aan onzorgvuldige
uitoefening van de diergeneeskunde
en niet laten blijken dat hij de
onjuistheid daarvan heeft ingezien.
Het Tuchtcollege legt hem een boete
op van 1500 euro en een voorwaarde-
lijke schorsing van drie maanden, met
een proeftijd van twee jaar. Binnen-
kort wordt duidelijk of het beroep dat
tegen de uitspraak is aangetekend
ontvankelijk zal worden verklaard. Of
deze uitspraak van het Veterinair
Tuchtcollege ook gevolgen zal hebben
voor het voorschrijven van
ur a-dier-
geneesmiddelen is nog niet zeker,
maar wel voorstelbaar

laira Boissevain is jurist, joost van
Herten is senior beleidsmedewerker
veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 475-

oijir^ IjS VWoluJLirJLi^^
jsLS (AfUS OlC.

Aurizon

Aurizon®,

uiterst effectief met
snelle pi nverlichtinq
, t-,

«urizOB\' AurizOd\'

c c

Voor het behandelen van externe otitis combineert Aurizon®
de zekerheid van een eennnaal daagse toediening
met een hoge klinische genezingsgraad^ en een snelle
pijnbestrijding^ Een pijnloze en precieze toediening wordt

-ocr page 476-

Plug in. Chi out.

B^ Het moderne leven kan stress
fi^ opleveren voor de kat.
^ Deze stress kan leiden tot
^ klinische en gedragsproblemen.

Feliway® is een bewezen en gebruiksvriendelijke nnanier onn stress bij de kat te voorkomen
ofte reduceren. Het helpt de kot zich aan te passen aan het moderne leven.

Feliway®. Geruststelling in kattentaal.

FELIWAY\'

Feliwayi^ bevat een syntheosch anatoof van de F3 fracoe van het ^zkhtsferomoon van de kat
Toepassingen \\foori<omen of stoppen van stressreacoes txj katten (sproeien, verticaal
krabben, verltes van eedust. mirxler zin in spelen of contact). Stelt katten gerust in onbekende of
stressvoöe omstandigheden (adoptie, verhuizing, veranderingen van het interieur, dierenartsbezoek.
thuiskofnst na in dwrenWintek. introductie van nteuwe hüis|enoten. nncerdere kanen

binnen het gezin). Verpakkingen: verdamper, spray i S & 60n^. Het kan voorkomen dat met alie
handebvormen in de handd worden gebracht Feliw^ is geen diergeneesmkJdel.

CEVA SANTÉ ANIMALE N.V./B.V.

Metrologlelaan 6 - 1130 Brussel

Tel: 02 244 12 96 - Fax: 02 244 12 99 - E-mail: infovet.be(gceva.corti

Tiendweg 8C - 2671 SB Naaldwijk

Tel: 0174-643930 - Fax : 0174-643924 - E-mail: info(gceva.nl - www.ceva.nl

Het geheim van gelukkige kattei

:eva

SANTE ANIMALE

-ocr page 477-

Martijn Steenaert

Afgelopen najaar hebben de beide
varkens-i
kb-regelingen de bemon-
steringsverplichtingen van de
Verordening Salmonellamonitoring
van het
pvv in hun systemen
opgenomen. Dit heeft gevolgen voor
de bewaking van de monitoring,
maar heeft geen gevolgen voor de
gegevens die daaruit ter beschikking
komen.

In 2003 is vastgesteld dat monitoring
op Salmonella van groot belang is
voor de afzet van varkensvlees. Het
onderzoek werd al langer uitgevoerd
in Denemarken. Daar constateerde
men dat de afnemers van varkens en
varkensvlees steeds vaker eisten dat
Salmonellaonderzoek wordt uitge-
voerd. Als reactie is door het
pvv-
bestuur in 2003 de Verordening
Salmonellamonitoring varkenssector
vastgesteld. Deze is op i januari 2005
in werking getreden. In het Duitse
kwaliteitsprogramma Qualität und
Sicherheit
(qs) heeft men dezelfde
verplichting opgenomen.

Na een jaar monitoren zijn de
Salmonella-uitslagen gebruikt om per
bedrijf een Salmonellastatus te
bepalen. De bedrijfsstatus is weergege-
ven in drie categorieën: categorie i
heeft de beste status en categorie 3
heeft de slechtste status. Voor een
nadere toelichting op de gebruikte
test, de afkapwaardes en de categorie-
indeling wordt u verwezen naar de
GD-Praktijkmap (www.gd-deventer.
com). Uitslagen van Salmonellamoni-
toring zijn voor varkensbedrijven
terug te vinden op de websites van de
iKB-beheerders (www.vERiN.nl en
www.DGBbv.nl) door gebruik te maken
van een inlogcode. De gegevens die
zijn terug te vinden op de site van de
gd (dap Contact), zijn op dit moment
nog niet volledig en kunnen door
dierenartsen niet langer worden
gebruikt als enige databank voor de
uitslagen van Salmonellamonitoring.
De uitslagen voor de verplichte
rbd-onderzoeken (svd, zva, kvp)
staan overigens nog wel volledig op
www.gd-deventer.com.

Salmonellamonitoring in
Nederland anno 2009

beleid

Op korte termijn lijkt het niet te
verwachten dat de categorie-indeling
tot beperkingen leidt voor de bedrij-
ven die in Nederland de varkens laten
slachten. Het logistiek laten slachten
van de varkens (de meest verdachte
dieren als laatste op de dag) geeft geen
garantie op minder Salmonella-
besmettingen. Een enkele uitscheider
van Salmonella bij varkens blijkt
immers bij stress een explosie van
Salmonella uit te scheiden en hierdoor
in staat te zijn binnen enkele tiental-
len minuten grote koppels varkens te
besmetten. Deze situatie kan zich na

monitoring en sanctio-
nering salmonella
onderdeel 1kb varken

Het Productschap Vee en Vlees
(pvv) heeft in 2008 besloten de
monitoring en sanctionering in
het kader van de Verordening
Salmonella onder te brengen bij
de bestaande
ikb-systemen voor
varkenshouders. Dit heeft tot
gevolg dat de Salmonellamonito-
ring sinds I september 2008
onderdeel is van de regeling
ikb
Varken. Alle ikb Varken-deel-
nemers dienen elke periode van
vier maanden (januari tot en met
april, mei tot en met augustus,
september tot en met december)
twaalf bloedmonsters te laten
nemen en analyseren op
Salmonella. Deze eis geldt als in
het desbetreffende trimester 31
of meer vleesvarkens/afgekeurde
opfokzeugen (meer dan 25
kilogram) op het varkensbedrijf
aanwezig zijn (geweest).
De certificerende instelling voor
ik b Varken (v e r i n) heeft een
database ontwikkeld waarin de
salmonellamonitoring per
ubn
wordt bijgehouden. Nieuwe
Salmonella-uitslagen worden
dagelijks per
ubn door verin
elektronisch opgevraagd bij de
door het
pvv erkende laboratia
(gd, LabGos en Opinion). Voor
varkenshouders is deze database
op
ubn-niveau inzichtelijk op
www
.verin.nl, zij moeten
gebruik maken van een login-
naam en wachtwoord.
In december 2008 heeft
verin de
1KB Varken-deelnemers die nog
niet voldeden aan de Salmo-
nellamonitoring, voor de derde
periode van 2008, schriftelijk
daarop geattendeerd. In februari
2009 heeft VERIN opnieuw 1KB
Varken-deelnemers, voor wie de
Salmonellamonitoring verplicht
was en die niet haddem voldaan
aan de monitoringsverplichting
voor de derde periode van 2008,
aangeschreven.

Indien een bedrijf heeft leeg-
gestaan of indien er dertig of
minder vleesvarkens/afgekeurde
opfokzeugen op het bedrijf
aanwezig zijn geweest, dient de
varkenshouder een leegstands-
verklaring in te sturen naar
verin. Op wvw.verin.nl IS
daarvoor een formulier te
downloaden. De bloedmonsters
kunnen zowel worden genomen
door dierenartsen als door
slachterijen. De monsters dienen
te worden geanalyseerd door een
pvv-erkend laboratorium.
In het vervolg zal
verin na
afloop van elke periode varkens-
houders aanschrijven die niet
voldoen aan de monitorings-
verplichting. Bedrijven die na de
herstelmogelijkheid blijvend niet
voldoen aan de monitorings-
verplichting verliezen hun
ikb-StatUS.

Meer informatie is te vinden op

www.VERIN.nl.

(cbd, regelinghouder ikb Varken)

-ocr page 478-

transport gemakkelijk voordoen in de
wachtruimte voor het slachten.
Daarnaast vormt (onbedoeld) onvol-
doende reiniging van apparatuur in
het slachthuis een aanzienlijke
risicofactor voor karkasbesmetting
met Salmonella.

Dit voorjaar komt de stuurgroep
Salmonella varkens van het pvv
bijeen om mede aan de hand van de
uitslagen van de monitoring tot nu toe
het beleid mogelijk aan te passen,
ikb
Nederland Varkens heeft de categorie-
indeling inmiddels opgenomen op de
afleververklaring voor vleesvarkens
die in Duitsland worden geslacht,
ikb
Varken zal op enig moment overwe-
gen of er consequenties zullen worden
verbonden aan de Salmonellastatus
van het bedrijf.

De beide ikb\'s hadden het onder-
werp Salmonella al enige tijd in hun
regeling opgenomen. Het pvv heeft in
2008 besloten dat wanneer
ikb Varken
en
1kb Nederland Varkens in hun
ikb-regelingen de bemonsteringsver-
plichtingen betreffende de Salmonel-
laverordening van het
pvv opnemen
in hun
ikb-voorwaarden, het pvv die
voorwaarden en het toezicht daarop
zal erkennen. Dit betekent in de
praktijk dat het
pvv structureel een
overzicht ontvangt met de gecertifi-
ceerde deelnemers van de
ikb\'s en zelf
toezicht houdt op de niet
-ikb-deelne-
mers. Het gevolg daarvan is dat een
gecertificeerde
ikb-deelnemer voldoet
aan de Salmonellaverordening van het
pvv. Het niet voldoen aan de monito-
ringsverplichting leidt tot beëindiging
van het
ikb-certifïcaat. Voor een
bedrijf dat niet voldoet aan de monito-
ring is uiteindelijk het tuchtrecht van
toepassing. Dit geldt ook voor de
bedrijven die niet aan een
ikb-systeem
meedoen.

toelichting

In verband met de wijzigingen in de
monitoring en het gegeven dat
dierenartsen hiermee bij hun klanten
te maken kunnen krijgen, heeft het
cbd het initiatief genomen de opname
yan de monitoringsverplichting op
Salmonella in de regeling
ikb Varken
nader toe te lichten in het
tvd. Om
het verhaal compleet te maken, is
ervoor gekozen naast
ikb Varken
tegelijk de regeling van
ikb Nederland
Varkens te publiceren.

Met dank aan Luc Doornhegge
(cbd). Ton Kroes (ikb Nederland
Varkens) en Marieke van Lent
(pvv).

Martijn Steenaert is bestuurslid van de
Vakgroep Gezondheidszorg Varken

monitoring en sanctione-
ring salmonella onder-
deel ikb nederland
varkens

Binnen de regeling ikb Neder-
land Varkens wordt Salmonella
besproken in artikel 23. Hier-
onder volgt een samenvatting
van dit artikel.

i) Iedere vleesvarkenshouder is
verplicht mee te doen aan de
Salmonellamonitoring van
ikbnv. Dit betekent dat er drie
maal per jaar, per periode van
vier maanden, te weten periode
i: januari tot en met april,
periode 2: mei tot en met
augustus, periode 3: september
tot en met december, bloed-
monsters van de op zijn bedrijf
aanwezige vleesvarkens moeten
worden onderzocht op de
aanwezigheid van Salmonella.

De monsters kunnen zowel op
het varkensbedrijf als in de
slachterij (slachtlijn) worden
genomen. Deze monsters kunnen
ook worden gebruikt voor
onderzoek op
svd, kvp en zva.
De analyse van de bloedmonsters
kan worden uitgevoerd door
laboratoria die voldoen aan de
criteria. Onder andere de
gd,
Opinion en LabGos voldoen aan
de criteria.

2) Het aantal per periode van vier
maanden te bemonsteren
vleesvarkens wordt als volgt
bepaald: bij 31 of meer vlees-
varkens zwaarder dan 25
kilogram aanwezig in een
periode van vier maanden dienen
twaalf vleesvarkens per vier
maanden te worden bemonsterd
ten behoeve van Salmonella-
onderzoek.

3) Voor varkens die niet in de
slachterij (slachtlijn) worden
bemonsterd maar op het
varkensbedrijf, vindt de monster-
name niet eerder plaats dan
twintig dagen voor levering aan
de slachterij.

4) Is de uitslag van periode i op
15 mei, periode 2 op 15 septem-
ber en van periode 3 op 15
januari niet vastgelegd in de
iKBNv-databank dan volgt
schorsing.

Iedere varkenshouder zelf en/of
een derde gemachtigde kan via
een login de salmonellacategorie-
indeling en het aantal uitgevoer-
de salmonella-onderzoeken van
zijn bedrijf in de iKBNv-databank
inzien.

(De Groene Belangenbehartiger)

-ocr page 479-

\\

Wist u dat polymyxine B en miconazole een synergetische
weri^ing iiebben bij de afbraait van de bacterieceiwand?

de oorreiniger met beste
ceruminolytische werking

^ bij Gram-positieve én Gram-negatieve bacteriën
^ geen inductie van piasmideresistentie

de beste keuze bij eerstelijnsbehandeling
van otitis externa

SUflOLAII\'Oordrappelslefl>enandelino.ariii<i:-enhuMinfecliesOi|hmaenenkaron. Samenstelling: ra ^

spp.fœ/im«aa<t«/j»iMisc»<«msierooizaakl(^ SMptoiccussi»

ftmtorooas spp-fsaienc» c» ■ myratisaie amma

T Omer

ilng moet zonder ondertreking gedurende enkele dagen na het verdwijnen van de Si
ienummer België: 2S78F12 - Nederland: REG NL 3153: UDA.

na het reinigen van de getworgang, tweemaal per dag. enkele druppels Surotan ki net oor a

goede verdeling van het preparaat te verkriigen. dienen peren genoorgang goed gemasseerd le worden. Hwtf, tweemaal per dag worden enkele druppels Surolan op de letsels aanget)racht en goed ingewreven. De
voorlge;« worden, ln sommige gevallen kan een Oenandeling van 2 4 3 weken nood;akoli|k iljn. De benanaeiing van Otodectes cytiolis is 2 weken (zie inOitaliesl. Contra-indicaties: geen. Bi)werkingen: geen. Regi

in en katten. Samenstelling: Salwyzuur (2.32 mg), propyleengiycol. polygiycol, e

iycoi. gereinigd water, glycerine, melkzuur, cucumis sativus, Cetraria islandica. mimosa temiinora. oliezuur. Eigenschappen: OTOCLEAN* bevat keratolytische. oorsmeer
le. verzachtende, hygienische en nydraterende bestanddelen die het product buitengewoon geschikt maken voor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat. doordat net de gehoorgang vrijhoudt van vu« en oorsmeer. Dosering: Gebruik DTOCLEAti« In beide
gehoorgangen van de hond resp. kat. Breng vokjoende aan, a(hankeli|k van de grootte van het dier, ■ Bij grote dieren moet voor elk oor een (lesje (5 m() worden gebruikt ■ Bij mkjdelgrote o( kleine dieren kan de inhoud van een flesje over beide oren worden verdeeld Voorzorgsmaatregelen Uitsluitend
voor uitwendig gebruik, Vermiid contact met de ogen Bewaren beneden 30\'C, Lees vtWr gebruik eerst de bijsluiter.

^JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 480-

Pest bij kleine herkauwers: een nieuwe
dierziekte voor Europa

Ema Balk

Afgelopen zomer dook de kleine-
herkauwerspest of \'peste des petits
ruminants\' op in Marokko. Verschil-
lende laboratoria bereiden zich nu
voor op de mogelijke komst van
deze nieuwe ziekte naar Europa.
Ook het Centraal Veterinair Insti-
tuut van Wageningen
ur wacht de
ontwikkelingen niet af.

Begin april leverde een koerier een
diepgevroren pakket uit Frankrijk af
bij het Centraal Veterinair Instituut
(cvi) van Wageningen
ur in Lelystad,
geadresseerd aan viroloog Piet van
Rijn. Erin zaten bloedmonsters, sera
en \'kitjes\' om te testen op antistoffen
en virus: alle benodigdheden om pest
bij kleine herkauwers of
ppr - naar de
originele Franse naam \'peste des petits
ruminants\' - te kunnen vaststellen. En
dat terwijl die ziekte nog nooit is
voorgekomen in Nederland.

peste des petits ruminants

Pest bij kleine herkauwers (of
ppr, naar \'peste des petits
ruminants\'), wordt veroorzaakt
door een virus dat schapen,
geiten en sommige soorten
herten kan infecteren. Geiten zijn
meestal gevoeliger dan schapen,
maar dat hangt ook af van de
regio en het ras. In Afrika raken
vooral geiten besmet, terwijl in
Azië schapen het moeten
ontgelden. Over het algemeen
hebben schapen en geiten in
endemische gebieden meer
weerstand tegen
ppr dan de
kleine herkauwers in bijvoor-
beeld Europa. Ook runderen en
varkens kunnen besmet raken,
maar hun infectie verloopt
subklinisch en ze kunnen geen
andere dieren infecteren.
Besmette schapen en geiten
krijgen koorts, een \'dorre\' vacht.

EERSTE UITBRAAK

Kleine-herkauwerpest is niet heel
bekend, maar doet in ernst niet onder
voor zijn beruchte grote broer: de
runderpest. Die wist ooit in korte tijd
de hele Afrikaanse veestapel te
decimeren. Ook in Nederland heeft hij
tot in de negentiende eeuw flink
huisgehouden. "Sommige boeren
kennen de verhalen nog wel van
familieleden die al hun vee aan de
ziekte verloren." Tegenwoordig komt
de ziekte alleen nog endemisch voor
in delen van Kenia en Somalië. Het
streven is zelfs om runderpest binnen
twee jaar wereldwijd uit te roeien.
Maar ondertussen rukt zijn kleine
broertje uit dezelfde virusfamilie
(Paramyxoviridae) steeds verder op.

De eerste uitbraak van ppr was in
1942 in Ivoorkust. Van daaruit
verspreidde de ziekte zich over heel
West-Afrika en andere delen van
Afrika beneden de Sahara. Sinds de
jaren tachtig van de vorige eeuw
hebben ook het Midden-Oosten en

diarree en ademhalingsproble-
men. Ze verliezen hun eetlust en
na een paar dagen begint er
pusachtig vocht uit hun neus en
ogen te komen. Dat vocht zit vol
virus dat andere dieren kan
infecteren als die ermee in
aanraking komen. Ongeveer
tachtig procent van de besmette
dieren sterft binnen twee weken
als gevolg van uitdroging en
verhongering.

Het virus is wel erg besmettelijk,
maar niet heel stabiel. Buiten de
gastheer overleeft het niet langer
dan vier dagen. Daardoor is een
uitbraak lokaal goed te bestrijden
door transportverboden, het
ruimen van besmette dieren en
desinfectie. Vaccins tegen
ppr
zijn gebaseerd op afgezwakte
virussen, maar zijn op het
moment niet beschikbaar in
Nederland.

India met de ziekte te kampen. Van
Rijn: "Dat is alleen niet dezelfde stam
als de Afrikaanse. Het kan best zijn dat
ppr in deze gebieden al veel langer
heeft rondgewaard, maar toen pas
voor het eerst herkend werd."

Toen afgelopen zomer ruim
vijfduizend schapen en geiten in
Marokko besmet raakten, was dat
echter wel een echte uitbreiding van
het verspreidingsgebied. Nog nooit
eerder kreeg het virus voet aan de
grond boven de Sahara, zo dicht bij
Europa.

ALARMBELLEN

De Marokkaanse uitbraak deed bij
verschillende Europese landen de
alarmbellen rinkelen. Ook al is de
import van levende dieren uit
Marokko verboden, de invoer van
melk en vleesproducten vormt
mogelijk wel een gevaar. Om deze
dreiging het hoofd te bieden, moet elk
land in staat zijn
ppr aan te tonen. Dit
was de reden waarom
cirad, het
Europese referentielaboratorium voor
ppr in Frankrijk, aanbood nationale
laboratoria in Europa te helpen hun
diagnostiek op orde te brengen. Testen
zijn namelijk niet altijd gestandaardi-
seerd en elk laboratorium moet zich
de technieken voor het aantonen van
een nieuwe ziekte eigen maken,
"ppr
komt niet voor in de eu en daarom
hebben weinig landen testmateriaal
op de plank liggen. En dus kunnen ze
niet trainen voor die testen - als ze die
al hebben. Extra kunnen oefenen op
bijvoorbeeld het ppR-virus uit
Marokko is dan erg welkom."

Om de testoefening onder de
aandacht te brengen, benaderde
cirad
in de herfst van 2008 haar partners
van
epizone. Dit is een Europees
netwerk van vooral nationale
referentie-instituten die zich bezig-
houden met dierziektebestrijding, met
het
cvi als coördinator. Van Rijn:
"Snelheid is van belang bij zo\'n
nieuwe ziekte en het
epizone-
netwerk bewees zijn nut door de

-ocr page 481-

oefening binnen een half jaar van de
grond te krijgen. Van de twintig
laboratoria doen uiteindelijk Dene-
marken, Polen, Groot-Brittannië,
Duitsland, Spanje en Nederland mee
aan de Franse oefening."

PAKKET

De Franse onderzoekers maakten voor
elk land een pakket klaar, met daarin
bloedmonsters en sera van besmette
dieren. Ook de bijbehorende testen om
het virus of de antistoffen te kunnen
aantonen, werden meegestuurd. Het is
nu aan de deelnemende landen om te
kijken of ze de testen om het virus en
antistoffen tegen het virus aan te
tonen onder de knie hebben. En dus
stond Van Rijn begin april de koerier
die het pakket voor Nederland kwam
afleveren, op te wachten.

In het pakket zat onder andere een
ELISA die test op antistoffen tegen het
ppR-virus. "ELISA staat voor enzyme-
linked immunosorbent assay, maar
zelfs mensen die er elke dag mee
werken, moeten daar even over
nadenken," lacht Van Rijn. "Deze
elisa
is niet erg \'fool-proof\'. Alleen heel
ervaren mensen kunnen er goede
resultaten mee krijgen." Bovendien
bouwen besmette dieren hun antistof-
fen pas een tijd na de infectie op. Bij
een dier dat net ziek is of aan het begin
van een uitbraak, kun je de ziekte met
deze test dus nog niet aantonen.

Het belangrijkste onderdeel van
het pakket zijn de viruspositieve
bloedmonsters, waaruit het
ppR-virus
zelf kan worden geïsoleerd. In
bepaalde cellen die in het laborato-
rium worden gekweekt, kan het virus
zich vermeerderen. "Dit kunnen we
nu oefenen op het Marokkovirus. Als
er ooit een nieuwe uitbraak plaats-
vindt, weten we hoe we het virus zelf
in handen moeten krijgen. Daarvan
kan dan de genetische code worden
bepaald om te kijken aan welke
virusstammen het verwant is. En dat
kan weer een aanwijzing geven over
waar het virus vandaan komt en hoe
het Nederland is binnengekomen." De
viruskweek duurt echter minimaal
drie dagen; niet ideaal als je snel
uitsluitsel wilt hebben.

Voor een snelle detectie bij een
verdenking wordt tegenwoordig
meestal de
pcr (polymerase chain
reaction) gebruikt, die natuurlijk niet
ontbreekt in de oefening. Deze test
gaat na of er bepaalde stukjes
rna van
het virus in de monsters aanwezig
zijn.
rna bestaat net als dna uit een
combinatie van vier basen die als een
kralenketting aan elkaar zijn geregen.
Als je een aantal rijtjes van ongeveer
twintig van die basen kunt vinden die
specifiek zijn voor het
ppR-virus, kun
je daarop testen. Deze sequenties heeft
cirad dan ook meegestuurd. Van Rijn:
"V^ij hebben zelf ook een
pcr-test
ontwikkeld en gevalideerd op basis
van andere sequenties. Die kunnen we
nu dus ook mooi testen op de bloed-
monsters met het
ppR-virus uit
Marokko."

VOORBEREID

Al met al duurt het nog wel een paar
maanden voordat alle testen zijn
uitgevoerd en de resultaten zijn
geëvalueerd. De Marokkaanse
overheid heeft ondertussen laten
weten dat de uitbraak daar na een
grote vaccinatiecampagne onder
controle is, waardoor er op dit
moment geen directe dreiging meer
bestaat. Mocht het virus ooit echter
toch de kop opsteken in Nederland,
dan is het cvi in ieder geval voor-
bereid.

Erna Balk is communicatiemedewerker
bij hetcvi.

-ocr page 482-

Ingezonden

Grote grazers \'revisited\'

Hoewel ik niet had verwacht mij gedu-
rende mijn jaar \'sahhatical leave\' in
verband met het opzetten van een
valkenkliniek in Qatar te moeten bezig-
houden met de grote grazers in de
Oostvaardersplassen (ovp),kan ik niet
voorbij gaan aan het verzoek van mijn
vroegere mentoren \'brotherin arms\'
(Gerritjan van Nie) een reactie te
schrijven op de ingezonden brief van
collega Albers
(tvd 134,15 april, 2008,
p.349). Niet zozeer vanwege het feit dat er
nieuwe feiten te melden zijn over dit
onderwerp, maar wel vanwege de lering
die dierenartsen wellicht kunnen trekken
uit de \'tienjarige oorlog\'over dit onder-
werp. \'De grote grazers in deovp\'is, in
tegenstelling tot wat collega Albers
suggereert, een onderwerp dat vanuit
diergeneeskundige hoek wel degelijk zeer
veel commentaar heeft gehad. Behalve een
hele serie artikelen en ingezonden brieven
(waarvan hieronder enkele voorbeelden
die ik bij de hand had en waarin uitvoerig
mijn standpunt wordt belicht), is er zelfs
een advies geformuleerd door de ethische
commissie van de
knmvd onder voorzit-
terschap van collega prof Elsbeth Stassen.
Ook collega prof Wensing heeft zich als
voorzitter van de Raad voor Dierenaan-
gelegenheden behoorlijk geroerd in deze
zaak. Ik denk dat ik uit de adviezen van
deze commissies mag concluderen dat een
ruime meerderheid van de dierenartsen in
grote lijnen het standpunt van collega
Albers deelt.

De tegenstrijdige adviezen van de
Raad voor Dierenaangelegenheden en de
Raad voor de Natuur hebben de Minister
van Landbouw, Natuur en Volksgezond-
heid indertijd doen besluiten tot het
instellen van een Internationale Advies-
commissie
ovf, die een bindend advies
moest geven. De conclusie van deze
commissie kwam erop neer dat het tot dan
toe gevoerde beleid niet door de beugel kon
(hoewel Staatsbosbeheer
(sbb) dit anders
uitlegde), maar deze commissie kwam
vervolgens met een advies dat in feite niets
veranderde aan het lijden van de dieren:
de dieren moesten in plaats van zelf te
sterven, worden doodgeschoten vlak
voordat ze van ellende zouden omvallen.
Voorts moest het gebied worden vergoot.

Ik was ongelukkig met dit advies. Er
wordt namelijk pas ingegrepen nadat er
een lange periode van hongeren aan
vooraf is gegaan en het merendeel van het
lijden al heeft plaatsgevonden. Uitbreiding
van het gebied is net als bijvoeren een
tijdelijke oplossing die later voor nog
grotere problemen zorgt. Door de
draagkracht te vergroten kan de populatie
groter worden, maar ze zal uiteindelijk
toch weer tegen een plafond oplopen,
sbb
weet ook dat dit geen goede oplossing is uit
het oogpunt van dierenwelzijn (een begrip
waar SBB overigens weinig bij voelt). Het
past echter wel precies in de plannen om
de ovp te verbinden met de Veluwe en
eventueel later door te trekken naar
Duitsland. Bij de uitbreiding van het
gebied waarbij grote zoogdieren vrij
kunnen migreren, wordt in mijn ogen te
weinig rekening gehouden met de risico\'s
van ziekteverspreiding. Momenteel is
varkenspest bij de wilde zwijnen in
Duitsland een constante bron van
besmetting van gehouden varkens. Zeker
in de biologische veehouderij is het risico
van contact tussen gehouden en wilde
varkens niet denkbeeldig. Nu is er nog
sprake van een redelijke bufferzone rond
de
ovp. Bij uitbreiding van het gebied is
het nauwelijks nog mogelijk om zo\'n
bufferzone te handhaven. Hoewel de Chief
Veterinary Officer van het Verenigd
Koninkrijk deel uitmaakte van de

Internationale Adviescommissie gvp, is er
in het rapport met geen enkel woord
gerept over eventuele ziekterisico\'s. Toen
ik haar vertegenwoordiger hierover
aansprak tijdens de presentatie van het
rapport, zei hij dat ze blij waren dat ze
niet een dergelijke situatie hadden in
Engeland. Als antwoord op mijn vraag
waarom er geen opmerking was gemaakt
over dit aspect, was het antwoord \'het
stond niet in ons mandaat\'.

Het gehele project heeft nog steeds een
experimenteel karakter, zonder dat er een
dierexperimentencommissie aan te pas is
gekomen. Er is overigens geen redelijk doel
en geen noodzaak om op het scherp van de
snede te experimenteren met grote
aantallen grote grazers om te zien wat er
gebeurt. Variatie in aantallen kan ook
worden bereikt door menselijk ingrijpen.
Dat het beheer van Heckrunderen en
Konickspaarden in gebieden van
sbb ook
anders kan, blijkt uit het Lauw er smeer ge-
bied. Hier hebben de dieren oormerken en
worden bijgevoerd. Overschotten worden
op de vleesmarkt afgezet. Overigens wordt
er erg dramatisch gedaan over het gebruik
van een geweer voor het beheer. Er wordt
gesteld dat er veel paniek in de populatie
ontstaat, maar dat is niet juist. De dieren
reageren nauwelijks als er eentje wordt
geschoten. Belangrijk is dat de schutter
zich niet laat zien totdat de kudde is
weggetrokken. Voor het management van

-ocr page 483-

de populaties kan een kraal worden
gebruikt,
sbb moet maar eens een kijkje
gaan nemen bij de cowboys in de vs om
te leren hoe ze grote kudden paarden en
runderen moeten managen.

sbb heeft met succes veel energie
gestoken in het verdedigen van haar visie.
Daarnaast was de \'timing\' van het krijgen
van de Europese Prijs voor natuurbeheer
en het eerste broedgeval van de zeearend
in de
ovp een Godsgeschenk voor sbb.
Beide voorvallen hebben sbb behoorlijk in
de kaart gespeeld.

Dat er vanuit diergeneeskundige
kant in onze ogen onvoldoende resultaten
zijn geboekt, ligt volgens mij niet aan het
feit dat er vanuit diergeneeskundige hoek
geen kritische vragen zijn gesteld, maar
aan het feit dat de dierenartsen onvoldoen-
de politieke macht hebben kunnen
uitoefenen om hun zaken te bepleiten. Het
is voor de dierenartsen niet een kwestie
van gelijk hebben, maar van gelijk krijgen,
om het maar even arrogant uit te drukken.
Binnen onze gelederen is er slechts één
collega die zich binnen een politieke partij
hard heeft gemaakt voor deze zaak
(Ormel,
cda). Op het ministerie van lnv,
ooit een waar bolwerk van dierenartsen,
hebben de dierenartsen kennelijk nauwe-
lijks nog iets in te brengen. De staats-
secretaris van
lnv maakte zich er
indertijd vanaf door te stellen dat grote
grazers in de ovp beschouwd moeten
worden als \'niet gehouden\', maar ging er
daarbij aan voorbij dat het volgens de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
eigenlijk niet relevant is of de dieren al dan
niet gehouden zijn. Immers volgens artikel
36 is een ieder verplicht hulpbehoevende
dieren (al dan niet gehouden) de nodige
zorg te verlenen. Bij gehouden dieren is het
volgens artikel 37 de houder verboden aan
een dier de nodige verzorging te ont-
houden. Inspecteurs van de Dierenbescher-
ming maakten geen proces verbaal op
tegen
sbb, of de zaak werd geseponeerd.

omdat er een convenant is dat er geen
acties tegen overheden worden onder-
nomen. Er is dus sprake van een duidelijke
rechtsongelijkheid. Boeren moeten zich
aan de regels houden en de overheid zet de
inspecteurs onder druk om geen proces
verbaal op te maken.

Uit persoonlijke ervaring weet ik
dat het ministerie van
lnv de neiging
heeft personen onder druk te zetten die het
niet met haar beleid eens zijn. Toen de
geestelijke vader van de Oostvaarders-
plassen nog bij dit ministerie werkte, heeft
hij mij naar aanleiding van mijn reacties
op de wantoestanden in de
ovp telefonisch
benaderd en mij onder druk gezet om me
mijn acties te laten staken, niet wetende
dat dit bij mij geen effect sorteert. Mijn
acties zaten hem jaren later, ten tijde van
de presentatie van het rapport van de
Internationale Advies Commissie
kennelijk nog zo hoog dat hij mij tijdens de
receptie aansprak en vertelde dat hij hij de
realisatie van zijn plannen van niemand
zoveel last had gehad als van mij. Mijn
antwoord daarop was dat ik in ieder
geval altijd met open vizier had gestreden.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld in het
Midden-Oosten, waar ik nu een jaar-
tje achter de schermen mag kijken, hebben
we in Nederland als individu en als organi-
satie relatief veel mogelijkheden om onze
standpunten ongecensureerd te ventileren.
Daarnaast maakt onze democratie het
mogelijk om beleid te sturen naar onze
inzichten. We moeten dan wel als
beroepsgroep willen investeren in deze
extra taken. Doen we dat niet, dan wordt
het diergeneeskundig beroep gestuurd door
anderen, zoals bijvoorbeeld politici en
juristen. Dus, dierenartsen, als u uw profes-
sionele inzichten of verontwaardiging
vertaald wih zien in nationaal of internati-
onaal beleid, zorg dan dat u zowel in de
politieke partijen als in overheidsorganen
goed bent vertegenwoordigd.

J.T. Lumeij, Doha, 18 april 200g

LITERATUUR

1. Lumeij JT, Oosterbaan J. Reactie op Etliische
richtlijnen voor het beheer van Grote
Grazers in gebieden van Staatsbosbeheer.
Tijdschr Diergeneeskd. 2000 Mar
r;l25(5):i65-9.

2. Lumeij JT, Oosterbaan J. Grote Grazers in de
Oostvaardersplassen. Reactie op "Richtlijnen
voor Beheer Grote Grazers" van de
Staatsecreatris van het Ministerie van
lnv.
Tijdschr Diergeneeskd. 2000 Apr
t;I25(7):230-4.

3. Lumeij [T, van Dijk JE, van Logtestijn [G, van
Nie Gj, Noordhuizen-Stassen, Oosterbaan j.
Tot de dood er op volgt. Tijdschr Dierge-
neeskd. r 999 Aug i5;r24(r6):474-6.

4. Oosterbaan J, Lumeij JT. Health and welfare
issues related to using (domestic) ungulates
for the management of nature parks in The
Netherlands. Vet Q. t996;i8Suppl 3;Sr53-5.

REACTIE MICHIEL ALBERS

Ik ben blij dat mijn inzending vele
reacties heeft opgeroepen uit dier-
geneeskundige hoek. Uiteraard ben ik
het volledig met de reactie van collega
Lumeij eens. Het is zeer bemoedigend
te bemerken dat er meerdere dieren-
artsen begaan zijn met het lot dat de
dieren in de oostvaardersplassen treft.
Het wachten tot dieren een conditie-
score van r hebben en niet meer in de
benen komen om vervolgens een
genadeschot te krijgen van Staatsbos-
beheer heeft mijns inziens niets meer
te maken met het voorkomen van
lijden van deze dieren. De lijdensweg
die deze dieren doorstaan om een
conditiescore van i te krijgen en niet
meer kunnen staan is naar mijn
mening al ernstig lijden genoeg.

Hopelijk zorgt mijn eerste ingezon-
den stuk ervoor dat er kamervragen
over deze kwestie gesteld worden of
dat er anderszins vanuit de
knmvd
druk wordt gezet om deze beschamen-
de manier van omgaan met dieren een
halt toe te roepen.
Michiel Albers

-ocr page 484-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

^ Blokkeert centrale en perifere stimuli
^ Eenmaal daagse toediening
^ Bewezen klinische veiligheid
^ Specifiek ontwikkeld voor honden
^ Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

NIEUW

EN
UNIEK

Pfizer Animal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
vww.pfizerah.nl • info@pfizerah.comwww.weknowyoucare.nl

O 2007 Pfizer Animal Heallti bv ■ Capelle a/d IJssel ® Merlaiaam Pfizer Inc., N.Y„ U.S.A.

Ceretiia

mmimàmi

DE NIEUWE KUSSE ANTI-EMETICA

5 CEflENI^, mRKZAME STOF; maropilanl • EU®06A)62AI01 -005 REG NL 10425/10426 UOA • DIergenecsmkJclel. laötetten voor orale toediening (16.24,60 en 160 mg) en oplossing «oor InjecSe (10 mg/nij • DOELDIER: hono • INDICATIES TABLETTEN: prevenlie van braken, inclusief braiien
g veraraaM door cuemomefaiiie, betiandeHig van braken n combinalie ma Cerenia« oplossing voor injectie en In combinatie mei andere ondersteunende maatregelen alsmede preventie van braken, veroorzaakt door reisziekte
«INDICATIES OPLOSSING VOOR INJECTIE: prevente van braken
g met uilOTdenng van braken veroorzaakt door reisziekte alsmede betiandeling van braken, h combinatie met andere ondersteunende maalregëen •
TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING TABLETTEN: voor betiandeling ol preventie van braken eenmaal daags oraal toedienen in een dosis van 2
mgrkg. Ter prevenlie van braken, veroorzaakt door reisziekte eenmaal daags oraal toedienen in een dosis van 8 mgflig, gedurende maximaal 2 opeenvolgenae dagen •
TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING INJECTIE: eenmaal daags subcutaan toedienen in een dosertng van 1 moAq Cerenia» kan
gebniM «lorden ter betiandeling ol preventie van braken ais labletten ol ais oplossing ïot injectie, eenmaal daags tot 5 dagen öng •
CONTRA-INDICATIES: geen • BIJZONDERE VOORZORGEN: braken kan g. ................

i gastro-intestinale obstnjctles en dertialve dient er een passende diagnostische beoordeling piaats te vinden. De veiligtieid is niet beoordeeld bi| Honden jonger dan 16 weken en bij dracntige o( lacterende teven. Voorzkjtigtieid betractiten bij jiabemen met leveraandoeninoen en bil dierendie liiden aan
i ol gepredisponeerd Ojn voor hartaandoeningen •
BEWAREN: geen spedate voorzorgen. Bulten net bereik en zkjit van kinderen bewaren • BIJWERKINGEN: geen bekend • VERDERE INFORMATIE: zie bijstuaer, ol neem contact op met Ptizer Animal Heattti (e-mail: seCTelanaal.atig0pfizer.com)

-ocr page 485-

Faculteit wil voor onderwijs samenwerken
met beroepsveld

Johan Klein Haneveld

Per I januari 2009 bekleedt Wim
Kremer aan de faculteit Diergenees-
kunde te Utrecht de profilerings-
leerstoel \'Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren, in het bijzonder
het onderwijs\'. Tot zijn taak hoort
onder meer de opzet van het master-
programma Gezondheidszorg
landbouwhuisdieren en veterinaire
volksgezondheid. Het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
sprak met de
hoogleraar over zijn plannen en zijn
passie voor het onderwijs: "Ik kan
geen mooiere baan bedenken."

Kremer is de zoon van een dierenarts.
"Dat betekent dat ik het vak al meer
dan veertig jaar bewust meemaak." Na
zijn studie in Utrecht kwam hij
uiteindelijk terecht bij de Buitenprak-
tijk van de faculteit. Onderwijs was en
is daarbij een van zijn grote passies.
"Mijn uitgangspunt is dat iedereen
over een talent beschikt. Dat moet je
zien aan te spreken." Daarbij vindt hij
het belangrijk studenten te laten zien
dat er meer is dan diergeneeskunde
alleen. "Brede ontwikkeling en
levensbeschouwelijke- en academi-
sche vorming is onmisbaar." Daarbij
moet de wetenschappelijke omgeving
van de universiteit het onderwijs
doordrenken. "Diergeneeskunde is een
academische studie." Kremer is er zelf
enthousiast over: "Ik ervaar het als een
cadeau dat ik de hele dag wordt
omringd door jonge mensen. Ik blijf er
door geïnspireerd en het houdt me
scherp en betrokken bij wat er in de
wereld gebeurt."

DIVERSIFICATIE

Vanuit zijn positie wil Kremer met een
open vizier naar de toekomst kijken.
"Het oude vak was en is een machtig
mooi vak, maar de diergeneeskunde,
vooral op het gebied van de landbouw-
huisdieren, is de laatste jaren ingrij-
pend veranderd." Hij wijst op de

verdergaande internationalisering van
de sector, de opkomst van (nieuwe)
besmettelijke dierziekten, markt-
werking, de diversificatie van het
beroepsveld, het toenemende belang
van voedselveiligheid en kwaliteits-
borging, en de aandacht voor dieren-
welzijn. "Deze onderwerpen vragen
om een andere oriëntatie van de
afgestudeerde dierenarts." Bij het
opstellen van een nieuw curriculum,
komen de eerste studenten die dat
hebben gevolgd, pas na tien jaar op de
arbeidsmarkt. "We moeten nu al
rekening houden met wat op dat
moment de mogelijke vragen uit het
beroepsveld zullen zijn", stelt Kremer
Wat dat betreft kan er niet meer
worden gesproken van dé dierenarts.
"De beroepsmarkt is divers. Dat moet
in het onderwijs zichtbaar worden.
Natuurlijk moeten we mensen bhjven
opleiden die vaardig zijn in de pure
patiëntenzorg. Maar we moeten ook
dierenartsen afleveren die zich daarbij
uitgedaagd voelen door vragen op het
gebied van kwaliteit, en kwaliteitsbor-
ging van dierlijke productie, volksge-
zondheid, welzijnsvraagstukken of
door vraagstukken op het gebied van
de diergezondheid in bredere zin." Dat
er een leerstoel is ingesteld op het

gebied van onderwijs landbouwhuis-
dieren, betekent volgens Kremer dat
de faculteit ook deze verantwoorde-
lijkheid serieus neemt.

KRUISBESTUIVING

Kremer wil zorgen voor een goede
afstemming van het onderwijs met de
beroepsgroep, zowel nationaal als
internationaal. "Samen moeten we het
toekomstbeeld richting geven." In de
eerste plaats werkt hij daarvoor samen
met de Groep Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren van de
knmvd.
In de tweede plaats wil Kremer
vooruitstrevende practici aan de
faculteit te binden om hun expertise te
benutten voor onderwijs en onderzoek,
bijvoorbeeld als deeltijddocent. "Dat
voorkomt dat er bij ons \'inteelt\'
plaatsvindt. Bovendien vinden de
studenten het geweldig!" In de derde
plaats hoopt Kremer deze en andere
ondernemende practici bij elkaar te
brengen in \'masterclasses\'. "Denk aan
gekoppelde
pao-trajecten over onder-
werpen als ondernemingsvaardighe-
den en praktijkvoering. De deelnemers
kunnen zorgen voor een kruisbestui-
ving met het beroepsveld in zijn totale
breedte." Kremer vindt het belangrijk
dat studenten zien dat dierenartsen

-ocr page 486-

SPECIFIC

Artritis Management

bijhouden

J} BB

SPECint

jGEWICHTSMANAGEMENT^

MOBiLITEITSMANAGEMENT É

Ondersteun de gewrichten met
SPECIFIC® Joint Support

iPIJNMANAGEMENT

m

Dechra

Veterinary Product« :

ontstekingen

-ocr page 487-

niet alleen in de praktijk aan het werk
kunnen, maar ook op functies bij grote
organisaties en bijvoorbeeld ministe-
ries en het bedrijfsleven. "Daarom
betrekken we dierenartsen uit kwali-
teitszorg, overheid en bedrijfsleven bij
het ontwikkelen en uitvoeren van ons
onderwijs."

INSTROOM

Een andere belangrijke taak van
Kremer is de versterking van de

instroom van studenten met interesse
voor landbouwhuisdieren. "De
belangstelling voor deze sector neemt
de laatste jaren af. Het gevaar is dat er
in de toekomst onvoldoende dieren-
artsen zullen worden opgeleid." Op
meer gebieden kan de interesse
worden aangewakkerd. "Misschien
moeten we een apart traject instellen
voor mensen die geïnteresseerd zijn in
wetenschappelijk onderzoek. Daar is
veel vraag naar, maar we trekken
hiervoor nog te weinig studenten
aan." Het is een toenemende uitdaging
om goed onderwijs te kunnen
garanderen, besluit Kremer "Terwijl
de eisen steeds hoger worden, moeten
we het doen met steeds minder
mensen en middelen. Die moeten we
dus zo goed mogelijk inzetten."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

Dag van het aangespannen paard

Kelly Engelen

Het is bijna weer zover. Op zaterdag
23 mei 2009 zal het terrein van de
faculteit Diergeneeskunde weer zijn
omgetoverd voor de achttiende
editie van de Dag van het aange-
spannen paard.

Het bestuur, bestaande uit zes veteri-
naire studenten, is alweer enkele
maanden druk in de weer om ook dit
jaar een prachtige dag te organiseren.
Helemaal alleen lukt dit het bestuur
niet en daarom krijgt het hulp van
vijfentwintig commissieleden en meer
dan honderd vrijwilligers.

MARATHON

Ook dit jaar is er weer een oefen-
marathon met spectaculaire hinder-
nissen, waarbij meer dan honderd
deelnemers strijden voor een plekje in
de Grande Finale op het einde van de
dag. In een zinderende eindstrijd
wordt dan beslist wie de winnaar
wordt van de Dag van het aange-
spannen paard 2009.

De hoofdring zal de hele dag
gevuld zijn met verscheidene con-
coursrubrieken. Het programma zal
worden afgewisseld door verschil-
lende demonstraties. Zo is er een
Friese Hengstenshow, toont de \'Power
Horse Competition\' de kwaliteiten van
het trekpaard en kan het publiek
genieten van Arabische schoonheid
bij een show van \'El Zarabia\'.

En dan is er nog het showteam \'The
Black Riders\' met \'Dance of the
Firehorses\'.

Tussen alle bedrijven door kan men
door het gezellige strodorp struinen
waar diverse stamboeken vertegen-
woordigd zijn, naast verscheidene
stands met paardensportartikelen.
Ook aan de kleinste bezoekers is
gedacht: in de kindertuin kunnen zij
zich naar hartenlust uitleven.

Naast al deze activiteiten op het
dap-terrein is er ook nog een prachtige
authentieke koetsentocht. Na een
presentatie in de hoofdring, zodat ook
alle toeschouwers op de Dag van het
aangespannen paard van de schitte-
rende rijtuigen kunnen genieten,
vertrekt de stoet voor een rit door de
mooie omgeving van Utrecht,
\'s Avonds gaat de rit verder door de
nauwe steegjes van de binnenstad van
Utrecht, waarbij een sherrystop zal
worden gehouden op het domplein.

GRATIS

U ziet, er is van alles te zien en te
beleven op deze prachtige dag. Als
bestuur hopen we dat het ook dit jaar
weer een prachtige dag gaat worden.
De toegang is uiteraard gratis. Voor
meer informatie kunt u onze site
bezoeken: www.dagvanhetaangespan-
nenpaard.nl. Tot ziens op 23 mei!

-ocr page 488-

Bjöm Bussen

Stichting VETbase is op 5 september
2006 opgericht door de
knmvd,
FIDIN en AUV met het doel elektro-
nische gegevensuitwisseling met de
dierenarts in de breedste zin van het
woord te bevorderen. Om dit doel te
bereiken is Vetcis ontwikkeld. Het
systeem bestaat uit een \'hub\' en een
\'database\'. In het
tvd van i mei kon
u lezen over de \'hub\'. In dit artikel
worden vragen beantwoord over de
database.

Ten behoeve van een optimale
elektronische gegevensuitwisseling
vanuit de dierenartspraktijk, heeft de
Stichting het plan opgezet om een
Veterinair centraal informatiesysteem
(Vetcis) te ontwikkelen waar de
managementsoftwaresystemen van
dierenartsen, veehouders en dierge-
neesmiddelenleveranciers op kunnen
worden aangesloten. De Stichting
heeft een openbare inschrijving
uitgeschreven waarin de standaard
wordt benoemd en de functionele
eisen van het Vetcis zijn gedefinieerd.
Halverwege 2008 is begonnen met de
bouw van het Vetcis. Het uiteindelijke
doel is dat alle marktpartijen binnen
deze standaard opereren en stichting
VETbase het onafhankelijke beheer
van het Vetcis waarborgt.

vragen en antwoorden

V: Wat is het doel van het Vetcis?

A: \'Hub\': alle digitale informatiestro-
men van en naar de dierenarts vanuit
één centraal knooppunt ondersteunen
en standaardiseren (zie artikel deel i
in het
tvd over de \'hub\').

Database: het in standaardformaat
centraal vastleggen van data met als
belangrijkste doel de dierenarts te
ondersteunen bij het voorschrijven
van diergeneesmiddelen (\'bench-
marking\'). Verder kunnen deze
gegevens gebruikt worden voor
wetenschappelijke doeleinden.

V: Waarom een centrale database?

A: De dierenarts heeft een wettelijke
bevoegdheid gekregen diergenees-
middelen verantwoord voor te
schrijven. Echter, de dierenarts heeft
op dit moment onvoldoende referen-
tie (bijvoorbeeld kengetallen) of hij
deze taak zorgvuldig uitvoert. Ver-
zameling van receptgegevens uit de
praktijkmanagementsystemen
(pms)
van de deelnemende dierenartsen
maakt het mogelijk om kengetallen te
berekenen per veehouderijsysteem of
dierenartsenpraktijk, waarmee de
individuele dierenarts zijn prestaties
of de prestaties van een of meer van
zijn veehouders kan vergelijken. Deze
vorm van \'benchmarking\' wordt door
de dierlijke sectoren en de overheid
van groot belang gevonden en maakt
ook onderdeel uit van het Convenant
antibioticumresistentie dierhouderij.

V: Welke gegevens worden in de

database opgeslagen?

A: Alleen de gegevens die nodig zijn
om bruikbare kengetallen uit te
kunnen rekenen, worden centraal
geregistreerd. Dat zijn onder andere de
gegevens die wettelijk verplicht zijn te
registreren bij het voorschrijven van
receptplichtige diergeneesmiddelen.
Daarnaast bevat de database gegevens
over hoeveelheid, diercategoriën en de
gestelde indicatie. Op de website
www.vetcis.nl kunt u meer gedetail-
leerde informatie vinden. De database
bevat geen gegevens die herleidbaar
zijn naar individuele dierenartsen of
veehouders; de herkomst van gegevens
wordt geanonimiseerd en \'encrypted\'.

V: Van wie zijn de gegevens in de

database?

A: De gegevens in de database zijn en
blijven eigendom van de dierenarts.
Door deelname aan Vetcis geeft de
dierenarts toestemming deze gegevens
alleen onder strikte voorwaarden te
gebruiken. De gegevens zijn afkomstig
uit het
pms van de dierenarts en
worden daar geregistreerd vanwege
een administratieve verplichting
(regelgeving). Het vastleggen van
aanvullende gegevens over hoeveel-
heden en type dieren en indicatie kan
de dierenarts helpen zijn prestaties te
\'benchmarken\' en een goede veteri-
naire praktijk
(gvp) te kunnen
uitoefenen.

De database van het Veterinair Centraal
Informatie Systeem (Vetcis) van Stichting
VETbase

V: Wie beheert de gegevens in de
database?

A: De onafhankelijke Stichting
VETbase beheert de gegevens. De
stichting heeft het Veterinair Centraal
Informatie Systeem uitbesteed aan een
exploitant. De stichting heeft contrac-
tueel vastgelegd met de exploitant dat
de gegevens zorgvuldig worden
behandeld.

V: Zijn de gegevens inzichtelijk
voor derden (bijvoorbeeld de
overheid)?

A: Nee. Derden (waaronder de over-
heid) hebben geen toegang tot de
database. Vetcis zal mogelijk wel
geaggregeerde cijfers publiceren die
trends en ontwikkelingen in de sector
kunnen aangeven. De cijfers zullen
worden gepresenteerd volgens de
afgesproken standaard die is ontwik-
keld door de faculteit Diergeneeskun-
de en het
lei (asg). Deze cijfers zijn
niet herleidbaar tot individuele
dierenartsen of veehouders.

V: Wat wordt met de gegevens in
de centrale database gedaan?

A: De gegevens in de database worden
gebruikt om de dierenarts te voorzien
van handige kengetallen op basis
waarvan hij zijn prestaties kan

-ocr page 489-

vergelijken. Tevens kunnen de
gegevens worden gebruikt om inzicht
te krijgen in diergeneesmiddelenge-
bruik en wetenschappelijk onderzoek
(bijvoorbeeld resistentieonderzoek
antibiotica). Er zal nooit zonder
expliciete toestemming van de
dierenarts inzicht worden verschaft in
gegevens die herleidbaar zijn naar de
individuele dierenarts of veehouder

V: Hoe komen de gegevens in de

database?

A; De gegevens zijn afkomstig uit het
pms van de dierenarts. Stichting
VETbase heeft afspraken gemaakt met
pms-leveranciers voor een standaard
om deze gegevens goed te kunnen
registreren en te versturen. De
dierenarts hoeft hierdoor geen extra
handelingen te verrichten om deze
gegevens in de database te zetten.

V: Hoe weet ik zeker dat de juiste
gegevens in de database komen?

A: De gegevens worden geregistreerd
in het
pms van de dierenarts. De
registratie daarin dient nauwkeurig en
eenduidig te gebeuren. Stichting
VETbase heeft hierover afspraken
gemaakt met
pms-leveranciers om de
benodigde velden eenduidig en
eenvoudig te kunnen invullen. De drie
participanten van de Stichting stellen
ter ondersteuning tabellen beschik-
baar (bijvoorbeeld Branche Code
Tabel, indicatietabel, doeldieren,
doseringen et cetera) om de gegevens
makkelijk en uniform te registreren.

V: Heeft de database ook een
functie voor individuele
gehouden dieren?

A: Ja. De database en \'hub\' zijn
diersoortoverschrijdend. In de eerste
fase zullen vooral functionaliteiten
voor de veehouderijsector beschikbaar
komen. Uiteindelijk zullen in overleg
met de verschillende sectoren ook
functionaliteiten voor individueel
gehouden dieren beschikbaar komen
(centraal meldpunt schadelijke
raskenmerken, gestandaardiseerde
registratie van ziektekostendeclaraties
et cetera).

U kunt meer informatie vinden
over Vete
is op de website
www.vetcis.nl

Björn Eussen is secretaris van het fidin.

Vragen over het
veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van
de
knmvd!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk(|)knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: (030) 634 89 99
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - r 2.00 uur).

Uitstekende effectiviteit, zonder adjuvans, óók voor FeLV!

AfUnrtnMmKitvwUnniTMlwtintnaudnttftnaj Mwne vtnk itMOdKlMns M««

ittl(tMMdeluo»{k«<)

«auf 2 iKlnit(9r(i * Mm twtomr (anpowM. 0( in

IdMMortftpMiitwoptnKconvocwnt IMMmg tft »Mienwgsinf xmnm
. 2-l^em: n« 4 tS m MV) wkm iMff. Kl) h09« Wm w tpMiMe nuitnuto

iirmpwm««. «9» Wt»« IndtwW wot it prwwcie no pmJsiwwid» »tfun«
I(9W <f( ilMridMii u«ov<n& HI ^^

W(lr.i(K«»(d«rMrKiD«MtD, cihMni OilwinkwA* Mi m Mrn
tnj«» »» rt« l-rt <tob .Kö»; • lisit»KrtMO«<l*fni !• «(W*\'«
Mikdwnwi uhmunoidebiJMVMCinMiMqiHlmiMdtlKrtlidiMUlwkfn.

« 10,19»! X Veb«>t<Mt. MUm. GfnyffiiM

m Mm Mrmit urnponrMtfl, M (*( 3 |M( BW «e IM

óe «Iwrt [}(väon%t

te mgwaMM: «0 Nl 10}I9-IÓ»M0322-M77, Vtrdm (rfbrRubt w bi|iMfr of bntMbMi b« W) IttnM I.V. U
hjnd«H™rtv»ltfm.©2009,li»BaU_iUtefKl«ww^^ »Wt Art 14497 W?«».

-ocr page 490-

\'Hoe z€€r
doet pijn?\'

Monique Driesse

De Groep Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren
(ggl) organiseerde
samen met Boehringer Ingelheim
het symposium \'Hoe zeer doet pijn?\'.
Het symposium vond plaats op 24
maart 2009 en was bedoeld voor
rundvee- en varkensdierenartsen.
Het doel was de dierenarts prak-
tische handvatten te geven voor de
advisering van veehouders met
betrekking tot welzijn en pijnbestrij-
ding bij landbouwhuisdieren.

De titel van het symposium geeft al
aan dat in het programma de bewust-
wording van pijn bij landbouwhuis-
dieren ter sprake kwam, maar ook het
effect van pijnbestrijding en verbete-
ring van welzijn op het (economisch)
rendement.

houding

Ludo Hellebrekers, professor in de
veterinaire anesthesiologie, werkzaam
op de faculteit Diergeneeskunde en
tevens voorzitter van de
knmvd,
opende het symposium met een
interessante en prikkelende presen-
tatie. Hij begon met de definitie van
pijn en de pathofysiologie ervan. "Er is
geen reden om aan te nemen dat
zoogdieren pijn anders ervaren dan
mensen." Hij vergeleek dieren met
non-verbale patiënten en besprak het
\'analogieprincipe\'. Ook gaf hij
aandacht aan de ontwikkeling van de
houding ten aanzien van pijn door de
tijd, van Descartes, Bentham, \'palmar
sweating\' bij ingrepen zonder enige
vorm van anesthesie bij pasgeboren
baby\'s (eind jaren zeventig tot midden
jaren tachtig), de invoering van de Wet
op proefdieren (eind tachtiger jaren)
tot de huidige stand van zaken,
bijvoorbeeld de discussie over de
castratie bij verdoofde biggen.
Hellebrekers sloot zijn betoog af met
de vraag: "Hoe zeer doet pijn?", en
antwoordde daarop zelf: "Veel zeer,
namelijk voor de diergezondheid, het
dierenwelzijn, de agro-economie en
het aanzien van de sector." Zijn
conclusie was dat de dierenarts de
kans moet grijpen om een actieve rol
te spelen in het verbeteren van welzijn
bij dieren.

De helft van de dierenartsen geeft aan onvoldoende kennis te hebben over pijnbestrijding.

Paul van Dijk, Europees specialist
anesthesiologie en werkzaam als
senior anesthesist op de faculteit
Diergeneeskunde bij het departement
Gezondheidszorg Paard, was de tweede
spreker. Hij besprak de resultaten van
het in 2006 uitgevoerde onderzoek \'De
houding van de Nederlandse dieren-
arts ten aanzien van pijnbestrijding bij
het rund\'. Hij vergeleek de uitkomsten
hiervan met een groot Europees
onderzoek. De Nederlandse dierenarts
bleek wat betreft zijn houding in
dezen niet zoveel te verschillen van
zijn Europese collega\'s. Het werd
duidelijk dat veel dierenartsen hun
kennis ten aanzien van pijn en
pijnbestrijding opdoen in de praktijk.
Ongeveer de helft van de dierenartsen
gaf aan dat zij vonden dat ze onvol-
doende kennis hebben op dit gebied.

Heeft u voldoende kennis over pijnbestrijding?

pijnstiller

Na de pauze ging het symposium
verder met een parallelsessie rund en
een parallelsessie varken.

De sessie rund begon met een
presentatie van Chris Hudson uit
Engeland, als dierenarts werkzaam
aan de Universiteit van Bristol.
Hudson\'s presentatie begon met de
vraag: "Moeten we de pijn van mastitis
bestrijden?" Hudson beschreef de
verschillende gradaties van uier-
ontsteking, van graad i (mild), graad 2
(matig) tot graad 3 (ernstig). Vaak en
niet eens altijd worden runderen
alleen bij de ernstige vorm behandeld
met een
nsaid. Resultaten van
onderzoek laten zien dat zelfs milde
uierontsteking, waarbij alleen de melk
afwijkend is, al pijnlijk is voor het dier.
Dit werd bepaald door onder andere
de hartslag te meten en te vergelijken
met dieren die geen uierontsteking
hadden. Een ander onderzoek om pijn
bij mastitis aan te tonen dat Hudson
liet zien, betrof de gemeten afstand
tussen de hakken van de koe. Als een
koe een pijnlijk uier heeft, gaat ze
\'wijdbeens lopen\'. Hudson vertelde dat
mensen aangaven op een pijnschaal
van I tot 10 bij een pijn van 3 tot 4 een
pijnstiller te willen nemen. Milde
mastitis bij een koe werd bij Europees
onderzoek door onder andere Euro-
pese dierenartsen en Engelse vee-
houders ingeschaald als een 3 op een
schaal van r tot ro. Ernstige mastitis
kwam zelfs op een notering van 7 tot 8
op dezelfde schaal.

Het merendeel van zowel dieren-
artsen als veehouders gaf aan dat
koeien baat hebben bij het gebruik
van een pijnstiller als onderdeel van
een behandeling.

Jan Hulsen, dierenarts en mede-
oprichter van Vetvice, sloot de sessie
af. Vetvice is een groep van dieren-
artsen en landbouwingenieurs die
zich wereldwijd bezig houden met

-ocr page 491-

trainingen en advisering in de
melkveehouderij. Koecomfort speelt
in de advisering een belangrijke rol. In
zijn presentatie daagde hij de dieren-
artsen uit om na te gaan of ze wel
genoeg kennis hadden om welzijns-
adviseur te zijn. Hij gaf tips en besprak
punten waarop de praktiserende
dierenarts de veehouder kan (en
vooral moet) adviseren. Ook gaf hij
enkele voorbeelden waarbij verbeterd
welzijn, door aanpassingen van de
huisvesting of management, rende-
ment kan opleveren.

WETGEVING

In de parallelsessie varken beet
Marion Kluivers de spits af. Marion is
dierenartsonderzoeker bij de Animal
Sciences Group in Lelystad, onderdeel
van Wageningen
ur. Zij was verant-
woordelijk voor de onderzoeken naar
de effecten en de mogelijkheden van
het verdoofd castreren van biggen. Zij
is nu bezig met een promotietraject
voor het ontwikkelen van nieuwe
meetmethoden voor pijn bij varkens.
Infraroodthermografie is een van die
nieuwe onderzochte methoden.
Varkens laten pijn niet altijd duidelijk
zien aan de buitenkant en vaak moet
pijn gemeten worden op andere
manieren dan via het gedrag. Verschil-
lende technieken, maar ook verschil-
lend en afwijkend gedrag, passeerden
in haar presentatie op een praktische
manier de revue. Ook ging ze in op de
praktische toepassingen van pijn-
bestrijding, waarbij ook
nsaid\'s als
optie werden besproken. In een vurig
betoog hield ze het publiek een spiegel
voor, en spoorde de aanwezigen aan
om in het veld een nog meer pro-
actieve rol te nemen in de welzijns-
discussie.

Self

Medicate

I

5

(

1

<

No Pain
At All

Bij een schaal voor pijn van i (geen pijn) tot lo (de ernstigste pijn denkbaar), kiezen mensen bij een
pijn van niveau 3 tot 4 al voor medicatie en is bij een niveau van 6 tot 7 medisch ingrijpen nodig.

Worst Pain
Imaginable

t

10

Medical
Intervention

De Deen Hans Bundgaard, werk-
zaam in een praktijk gespecialiseerd
in varkens, wist tijdens zijn afslui-
tende presentatie de interesse hoog te
houden. In Denemarken is de politiek
zich sinds enkele jaren veel actiever
gaan roeren in de welzijnsdiscussie.
Dit resulteerde in een strenge wet-
geving voor boeren én dierenartsen.
Hij vertelde gepassioneerd over de
nieuwe inzichten, tot welke verande-
ringen en resultaten dit heeft geleid
voor hem en zijn klanten en welke
kansen hij nog ziet liggen voor de
Nederlandse varkenssector Uit de
levendige discussie uit de zaal bleek
dat er veel interesse bestaat voor én
behoefte aan informatie over dit
onderwerp.

Het geslaagde symposium werd
afgesloten met een borrel, waarop
men nog lang napraatte over pijn en
welzijn bij dieren. Missie geslaagd!

Monique Driesse is als dierenarts werk-
zaam bij Boehringer Ingelheim.

-ocr page 492-

Monique Megens

Na een succesvol jaar met drie
modulen op het gebied van de weke
delenchirurgie, biedt
pegd ook dit
najaar een nieuwe cursus aan onder
de leiding van prof. dr. Jolle Kirpen-
steijn, Gert ter Haar en dr. Henry
L\' Eplattenier. De eerste cursus werd
door de deelnemers omschreven als
zeer interactief, praktisch en
leerzaam.

Waar in de vorige modulen de huid
centraal stond, komen nu de keel-,
neus- en oorziekten, ooglidchirurgie,
amputatietechnieken en buik- en
thoraxchirurgie aan bod (kijk voor het
volledige programma op www.pegd.
nl). Deze cursus garandeert korte
interactieve lezingen afgewisseld met
het meteen oefenen van de geleerde
technieken en is gericht op de practi-
cus die plezier heeft in het opereren.

De doelstelling van het onderwijs is de
deelnemers handvaardigheden te
onderwijzen die bruikbaar zijn in de
alledaagse praktijk. De cursus vindt
plaats op het departement Genees-
kunde van Gezelschapsdieren.

inschrijven

De modulaire cursus is opgebouwd uit
drie modulen van twee dagen en start
op vrijdag 20 en zaterdag 21 november
2009. De laatste module vindt plaats in
juni 2010. De kosten voor de gehele

Met succes geprolongeerd: modulaire
cursus \'Weke Delen Chirurgie deel ii\'

cursus, bestaande uit zes practicum-
dagen, bedraagt 1850 euro. Dit is
inclusief de benodigde materialen,
kadavers, practicumhandleiding en
tevens catering met warme maaltijden.
Voor belangstellenden die niet aan de
eerste modulaire cursus hebben
deelgenomen, zijn beperkte plaatsen
beschikbaar Kijk voor meer informa-
tie en/of inschrijven op www.pegd.nl.

Met dank aan de strategische
partners van
pegd: Intervet Schering-
Plough Animal Health, A.Menarini
Diagnostics, Royal Canin en Proteq
Dier & Zorg.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het Departement Genees-
kunde Gezelschapsdieren van de
Universiteit Utrecht.

Heb je eind vorig jaar het sympo-
sium \'Coaching en gespreksvaardig-
heden voor jonge dierenartsen\'
gemist? Dan is nu je kans om alsnog
hieraan deel te nemen. Wegens het
grote succes, herhaalt de Commissie
Jonge Dierenartsen van de
knmvd
samen met Spaame Coaching het
symposium op
13 juni.

Hoe voer je een gesprek zodat je een
ruzie met een lastige eigenaar voor-
komt? Wat kan je doen om niet teveel
energie kwijt te zijn aan een baas, klant
of assistente waar je niet goed mee
overweg kunt? In de dagelijkse praktijk
heb je als jonge dierenarts weinig tijd
voor dit soort vragen. Tijdens het
symposium wordt er uitgebreid bij

stilgestaan. In kleine groepen van
maximaal tien jonge dierenartsen
wordt door middel van workshops
ingegaan op de onderwerpen \'Coach
jezelf\' en \'Gespreksvaardigheden\'.

Tijdens de workshop \'Coach jezelf\'
leer je hoe je op een andere manier
kan kijken naar situaties die je als
lastig ervaart. Dit geeft je een handvat
om functioneler met dit soort situaties
om te gaan, waardoor ze je uiteindelijk
minder energie kosten.

Tijdens de workshop Gespreks-
vaardigheden wordt aandacht besteed
aan de basis voor een goed gesprek:
aansluiten bij de gesprekspartner,
open vragen stellen, goed samenvatten
en op een goede manier je eigen
mening geven. Door deze basisvaardig-
heden goed toe te passen, kun je jezelf
(en je gesprekspartner) een hoop tijd,
moeite en frustratie besparen.

Symposium voor jonge
dierenartsen in de herhaling

inschrijven

Het symposium vindt plaats op
zaterdag 13 juni 2009 op het kantoor
van de
knmvd in Houten en wordt
georganiseerd voor jonge dierenartsen
met minimaal een half jaar en maxi-
maal acht jaar werkervaring. Inschrij-
ven kan tot 31 mei aanstaande via de
homepage
knmvd/portal ped. Dankzij
de sponsoren en de
knmvd kunnen we
de dag aanbieden voor 50 euro. De
eerste tien aanmeldingen krijgen een
vrijkaart voor het symposium aan-
geboden door Royal Canin. Voor meer
informatie over het symposium of over
de
cjd kan je terecht op de pagina van
de Commissie Jonge Dierenartsen op de
website van de
knmvd.

Maak één dag tijd voor jezelf. Je
hebt er jarenlang plezier van.

-ocr page 493-

■a

HET EERSTE CORTICOSTEROID
DAT EFFECTIEF IS IN DE HUID
EN NERGENS ANDERS

Hydrocortisonaceponaat (HCA) behoort tot de nieuwe
generatie corticosteroïden voor de huid:

activatie, opslag en afbraak in de huid
geen waarneembare systemische bijwerkingen
makkelijk toepasbare spray

CORTAVANCE^"

ALLE VOORDELEN ZONDER DE NADELEN

Productinformatie: Cortavance EU/2y06/069/001. Samenstelling: hydrocortisonaceponaat 0,584 mg/ml. Doeldier
hond. Indicaties: symptomatische behandeling van inflammatoire en jeukende dermatosen. Contra-indicaties: niet
toepassen op huidzweren.
Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 494-

Mexicaanse griep

De afgelopen dagen zijn we opgeschrikt door de Mexicaanse griep. Na jaren te
hebben geleefd met de gevaren van de vogelgriep blijken nu ook varkens een
reservoir te zijn van waaruit een pandemie kan ontstaan. Ons contact met
dieren is innig en ook voor een breed publiek wordt het langzaam duidelijk dat
de relatie met dieren ook een keerzijde heeft. Dieren kunnen ook een reservoir
zijn van ziekteverwekkers zoals het influenzavirus en bij een breed publiek
ontstaan associaties met rampen van apocalyptische omvang.

Langzaam komt het begrip veterinaire volksgezondheid weer boven drijven.
De rol van de dierenarts in dit verhaal wordt echter in het geheel niet belicht. De
dierenarts staat op de scheidslijn tussen diergezondheid en volksgezondheid. De
rol van de dierenarts bij levensmiddelen van dierlijke oorsprong staat niet ter
discussie, de kennis van de dierenarts in relatie tot zoönosen is echter onder-
belicht. Hier ligt een kans voor de veterinaire beroepsgroep. We beschikken
over veel kennis en ervaring op het terrein van zoönosen en de bestrijding van
ziekten in grote populaties. Het is het moment om als groep naar voren te
treden. Misschien dat een oproep tot het massaal slachten van varkens zoals in
Egypte, door een dierenarts voorkomen had kunnen worden.

Jules Rojer, voorzitter gkz

DIERENARTSEN HEBBEN
HUN EIGEN SPECIALISTEN

DixFoTtuin Financieel Praktijk Adviesbureau.

Sinds jaar en dag financieel adviseurs en specialisten voor dieren-
artsen die het rendement van hun beroepsmatige activiteiten veilig
willen stellen. Een financiële dienstverlening die alles omvat.
Van begeleiding van associaties tot bedrijfsoverdrachten.
Van pensioenadvisering, praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle
vormen van verzekering. Specialistische ondersteuning in elke fase
van uw carrière. Het vastleggen van een afspraak is het begin van
een vruchtbare vertrouwensrelatie.

DixFortuin Financieel
Praktijk Adviesbureau

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven
T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.dixfortuin.nl

-ocr page 495-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:
Rietman, J.F.; 2009; 3532 cc Utrecht,Thomasa

Kempisweg 186
Snider, mevr. M.; 2006; 8447
bg Heerenveen,
Barten 63

Teilekamp, mevr. M.; 2008; 4661 bc Halsteren,

Schubertstraat 23
Thomassen, mevr. B.M.; 2009; 7471
lx Goor,
Diepenheimseweg 12

Voor het dierenartsenexamen van 9 april
2009 zijn geslaagd:

Beek, mevr M. van; 1844 lp Driehuizen,

Oostdijk 15
Buhrmann, mevr. LM.; 3582
ec Utrecht,

Gansstraat 43
Heijs, mevr K.N.T; 3582
bw Utrecht,

Abstederdijk 192
Hofman, mevr. J.; 1055 sc Amsterdam,

Hoofdweg 867
Huisman, mevr. P.W.; 3291
an Strijen,

Nieuwestraat 27
Rietman, f.E; 3532 co Utrecht, Thomas a

Kempisweg 186
Roefs, mevr Y.A.A.; 5831
lt Boxmeer, Karei

Doormanstraat 17
Senden, mevr. A.I.P.; 6261
nl Mheer, Jonge
Hagen 4

Thomassen, mevr B.M.; 7471 lx Goor,

Diepenheimseweg 12
Willems, mevr E.; 5101
vp Dongen,
Merwedelaan 10

Overlijdensberichten:

Op 14 april 2009 mevr. EE. van der Velden te
Renswoude

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
15-06-20091 dinsdag 102-06-2009
01-07-20091 maandag 115-06-2009
15-07-20091 maandag 113-07-2009
01-08-20091 maandag 113-07-2009
15-08-20091 maandag127-07-2009

* Voor 10.00 uur\'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

2009
Mei

20-24 International Conference on Diseases of
Zoo and Wild Animals 2009. Locatie:
Hilvarenbeek.
27 Conferentie: \'Cirkel van Geweld\', over relatie
tussen dierenmishandeling en huiselijk
geweld. Tijd: 12.00 uur tot 18.00 uur. Locatie:
Theatron (Universiteit Utrecht), Leuvenlaan
19, Utrecht. Meer informatie en aanmelden:
www.cirkelvangeweld.nl.

28-30 5th International Symposium on Turkey
Production. Locatie: Berlijn, Duitsland.

29-31scivac (Societa Culturale Italiana

Veterinari per Animali da Compagnia)
Internationaal Congres. Locatie: Rimini,
Italië.

Juni

12-16 Zevende International Sheep Veterinary
Congress, Locatie: Stavanger, Norway.
Thema: \'Sound sheep, safe food, warm
clothes and landscape preservation\'.
Gastheer: The Norwegian School of
Veterinary Science (www.veths.no).
Organisatie: Stavanger Eorum (www.
stavanger-forum.no). Visit www.isvco9.no
for details.

17-20 The celebration of the 14th International
Symposium of the World Association of
Veterinary Laboratory Diagnosticians,
(wavld) together with the Symposium of
the o IE. Both will be held in Madrid, Spain.
For all the information: www.wavld2009.
com.

Juli

21-24 Wereldcongres gezelschapsdieren
wsava. Locatie: Sao Paulo Brazilië.

September

9-12 Congres Britisch Equine Veterinary
Association
(beva). Locatie: Birmingham.

Oktober

2-4 Congres Asscociación De Veterinarions
Espafioles Especialistas en Pequenos
Animales (
vep). Locatie: Barcelona.
2 Jaarcongres
knmvd 2009. Locatie volgt.
10 Tiende Feliene Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

November
7 Najaarsdag ggg 2009. Locatie volgt
27-29 Vijftiende Europees congres Federation
of European Comanion Animal Veterinary
Associations
(fecava). Locatie: Lille. Kijk
voor meer informatie op de website.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
Mei

13-17 Vijfdaagse reis naar Normandië voor
seniordierenartsen en partners. De
projectgroep \'Reizen\' van de Commissie
Senioren van de
knmvd heeft besloten dat
de reis in 2009 naar Normandië gaat. Half
maart 2009 heeft de doelgroep een
uitgebreid programma en een
inschrijfformulier ontvangen.

Juni

9 Wetenschappelijke Bijeenkomst ggp.

Locatie: Pluimveemuseum Bameveld.
12 Excursie naar cvi Lelystad voor leden en
kandidaatleden van
g k z en d i b : Trends op
gebied van vaccinontwikkeling;
Registratiestudies; Film over
proeffaciliteiten; Rondleiding Edelhertweg.
19 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: 10 euro.

September

4 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht Tijd: 17.00

tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.

8 Wetenschappelijke Bijeenkomst ggp.
Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.

17 KNM VD-sportdag (onder voorbehoud).

Oktober

23 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.
27 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap.

November

4 Netwerkmiddag voor Dierenartsdocenten
(mbo-hbo). Aanvang: 16.00 tot 20.00 uur
Locatie: Kantoor
knmvd te Houten.
7 Najaarsdag
ggg. Locatie volgt.

Cursussen

2 oog
Mei

27 pegd Neurologie bij de kat. Locatie: fd.
Utrecht. Deze cursus is volledig gericht op
de kat. Spreker: prof. dr. Luc van Ham. Meer
informatie en inschrijven via de \'portal\'.

Juni

2 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Midden.
Georganiseerd door ivip. Doelgroep: jonge
dierenartsen gezelschapsdieren (nul tot vijf
jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel i:
kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.

9 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Noord-West.
Georganiseerd door 1 v i p. Kijk op www.ivip.
nl.

16 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Zuid. Georganiseerd
door ivip. Kijk op www.ivip.nl.

17 Lezing: \'De tien meest voorkomende
orthopedische problemen in de voorpoot\'
door Dick van Zuilen en Roelof
Maarschalkerweerd. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

23 Interactie Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Noord. Georganiseerd
door ivip. Kijk op www.ivip.nl.

Augustus

25 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door ivip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijf jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.

September

I Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door
ivip.
Doelgroep: jonge dierenartsen

-ocr page 496-

gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De IC-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus Trobleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof dr. Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur. Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

Oktober

Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord-West. Georganiseerd doon
vip.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

13 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

20 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

27 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

Sedator m......

medetomidine hydrochloride
beschikbaar In 10 én 20 ml
voor hond en kat
potent middel voor sedatie en
premedicatle voor anesthesie

SEDATOR 1 mg ml, oplossing voor injectie voor hond en Itat.

REC NL 10527 - UDD. Wertwam bestanddeei: McdctoniKjine tiydfochloride 1,0 mg

Dlstribuleun Eurovet Animal Heallti 8V. Handelsvwg 25, 55Ï1 AE Bladel.

Veniere inlymalie « op aanvroag ^-erkriigboor tij de belieffcnde ondemetmng

gerustjaan de slag

Maak van je ka^ geen asielzoeker.\'

\\/irb>eic:

Chip je dier!

ANIMAL HEALTH

leider jaar komen 47.000 katten in het asiel terecht. Slecht 13% kan, dankzij de chip, worden terugbezorgd bij de eigenaar. Helaas is
slechts 10-15% van de katten gechipt. Om die reden zal in de maand juni een intensieve campagne worden gevoerd om kattenbezitters
te wijzen op het nut van de chip (www.chipjedier.nl).

-Is S\'l\'^\'i\'^-^JI J""i Chipmaand is een initiatief van de Dierenbescherming (DB) het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG), Amivedi,
~ Dibevo, KNMvD, NDG, Proteq Dier en Zorg en Virbac BackHome.

BackHome BioTec® - onbreekbaar en weefselvriendelijk. Maximale zekerheid!

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

-ocr page 497-

FELIMAZOLE®

Flexibele behandeling van hyperthyroidie bij de kat

Nu ook 2.5 mg !

Flexibele dosering ~

Minder dosis gerelateerde bijwerkingen
Reversibele behandeling
Startdosering tweemaal daags 2.5 mg

Felimazole®: UDA REG.NL.103369. Werkzaam bestanddeel: Thiannazole 2.5 mg. Indicatie: voor de stabilisatie van hyperthyroidie bij katten vóór een chirurgische
thyroïdectomie. Voor de lange termijn behandeling van feline hyperthyroidie. Toedieningswijze: uitsluitend orale toediening. Stabilisatie van feline hyperthyroidie
voorafgaand aan een chirurgische verwijdering van de schildklier, dient aanvankelijk één tablet van 2.5 mg \'s morgens en \'s avonds te worden toegediend. Lange
termijn behandeling van hyperthyroidie, begindosis van tweemaal daags 2.5 mg. Na 3 weken dosis titreren op basis van TT, in het serum. Dosis aanpassen in
stappen van 2.5 mg. Bijwerking/contra-indicatie: bij doses van 5-15 mg/kat/dag: braken, gebrek aan eetlust/anorexia, lethargie, pruritus en oexcoriaties van de
kop en nek, bloedingsdiathesis icterus a.g.v hepatopathie en hematologische abnormaliteiten. Niet gebruiken bij katten die lijden aan systemische ziekten zoals
primaire leverziekte of diabetes mellitus.

Dechra

Veterinary Products

Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl@dechra.com - tel 3^ (0) 76 - 531 79 77

wr

-ocr page 498-

Dierenartsen: J.C.H. van Dorst
A.H.M. Hermans
M.E. Streng

DIERENARTSENPRAKTIJK
— DECOUWE

Dierenartsenpraktijk De Gouwe is een gemengde
praktijk met locaties in Gouda, Waddinxveen en
Boskoop.

Wij zoeken op korte termijn een gemotiveerde collega

wegens uitbreiding van onze praktijk.

Welke

dierenarts m/v

vindt het een uitdaging om in een gemengde praktijk
te werken?

Zowel fulltime als parttime dienstverband is mogelijk.
Later is associatie ook bespreekbaar.

Voor nadere toelichting kunt u contact opnemen met
een van bovengenoemde dierenartsen op telefoon-
nummer: (0182) 51 09 58.

Uw schriftelijke sollicitatie voorzien van cv kunt u

binnen veertien dagen richten aan:

dap de Gouwe, Kattensingel 17, 280T ca Gouda.

Vacature Dierenarts Landbouwhuisdieren

DAP \'t Groene Hart is een centraal gelegen praktijk in Nederland met
zes dierenartsen en twee assistentes. Wij zijn gespecialiseerd in land-
bouwhuisdieren, met een verdeling van 85 procent rundvee, ro
procent schapen en 5 procent varkens.

In verband met pensionering van één van onze collega\'s zijn wij op
zoek naar een ambitieuze dierenarts B, die als doel heeft om op
termijn te associëren. Het betreft een fulltime functie, met deelname
in het dienstrooster, met alle werkzaamheden binnen de landbouw-
huisdierensector (o.a. bedrijfsbegeleidingen, operaties).

Wij bieden een leuke, afwisselende baan in een jong en gezellig
team in een schitterend praktijkgebied midden in het Groene Hart
van Nederland. Wij zijn een ondernemende en vooruitstrevende
praktijk gebruikmakend van de nieuwste technieken (o.a.
laparoscopie).

Sollicitatiebrieven inclusief Curriculum Vitae kunt u sturen naar:

DAP \'t Groene Hart
Akerboomseweg 23
2471
xg Zwammerdam
Tel: (003i)0r72-650400
E-mail: infoCSdapgroenehart.nl

9 r f Pluimveepraktijk de Achterhoek is

- % /I\' ^^ \'\\J \'\' een dierenartsenpraktijk die zich

piuimvecpraktijk toegelegd heeft op pluimveegezond-
de Achterhoek heidszorg in haar volle breedte. De
praktijk, die beschikt over een eigen
sectiezaal en laboratorium, is gevestigd te Ruurlo; van hieruit
worden klanten bediend in zowel Nederland als Duitsland.
Onze werkzaamheden beslaan eerstelijns en tweedelijnsdiergenees-
kunde, met als uitgangspunt dier- en volksgezondheid, voedsel-
veiligheid en dierenwelzijn.

Ons team bestaan momenteel uit drie dierenartsen in de buiten-
dienst en één dierenarts in sectiezaal en laboratorium, ondersteund
door twee analisten.

Ter aanvulling zoeken wij een dierenarts met een grote affiniteit
voor pluimvee.

Functie-eisen:

- Goede communicatieve eigenschappen.

- Affiniteit met tweedelijns diergeneeskunde.

- Kunnen communiceren in de Duitse taal.

- Ervaring in pluimveegezondheidszorg en/of toelating te werken
als practitioner in het segment volksgezondheid zijn een pre.

Wij bieden een uitdagende baan voor iemand die in staat is zijn/haar
toegevoegde waarde te verzilveren en ons team daardoor te
versterken.

Salaris is marktconform en mede afhankelijk van ervaring. In
deeltijd werken behoort tot de mogelijkheden.

Sollicitaties kunt u, middels een brief, richten aan ppda, Spoorstraat
88,726 t AG Ruurlo. Voor nadere informatie kunt u bellen met
M. Boereboom,(o573)45 tr 68.

immm

Bent u een enthousiaste
rundveedierenarts?
(m/v)

Dierenartsenpraktijk Flevoland zoekt een collega.
Praktische ervaring in de begeleiding en advisering
van grote en moderne melkveebedrijven is een
vereiste. U komt te werken in een team van acht
dierenartsen dat diersoortgericht werkt vanuit een
goed geoutilleerd praktijkpand in Zeewolde en dat
streeft naar professionele zorg. Het betreft in eerste
instantie een vervanging van een zieke collega. Bij
gebleken geschiktheid is continuering van het
dienstverband mogelijk in verband met de uittreding
van een collega begin 2oro.

SolHcitaties gaarne binnen 14 dagen richten aan:

dap Flevoland,

t.a.v. B.J.J. ten Voorde

Gildenveld 76, 3892 dj Zeewolde

E-mail: info(|)dierenartsenpraktijkflevoland.nl

Inlichtingen: (06) 51 24 14 53.

RAKTIJK

-ocr page 499-

Het bericht waarop
u gewacht heeft!

Verhoog uw klantentrouw met de nieuwe —

SMS / E-MAIL herinneringsservice

voor regelmatig ontwormen en ontvlooien!

SMS/e-mail herinneringsservice

- \'\'..... — Gratis voor de klant en de praktijk

V\' Klant krijgt het bericlit met uw praktijknaam

Alleen voor klanten die zich inschrijven
V\' Ondersteunende materialen voor de klanten
beschikbaar

r B X

r A A
BAYER

^ E y

V R V

Gekoppeld aar
bonus programma
voor dierenartsen-
assistentes/-en

Meer info op:
www.sms.bayernl
of raadpleeg uw
vertegenwoordiger.

Zo gemakkelijk is ontwormen.

T

\\

voor katten 40 - 80 • Werkzame bestanddelen: imidacloprid. • Registratienummers: REG NL 9211 (Advantage
nden), REG NL 9213 (Advantage 250 voor tienden), REG NL 9558 (Advantage 400 voor honden) - vrij. REG NL
tage 80 voor katten) - vrij.

bevat 50 mg praziquantel, 144 mg pyrantelembonaat en 150 mg febantel • Registratienummer: REG NL 8983
tablet bevat 525 mg Febantel, 504 mg Pyrantelembonaat en 175 mg Praziquantel. • Registratienummer: REG
20mg praziquantel, 230 mg pyrantelembonaat • Registratienummer: REG NL 5691 vrij • Drontaf\' Large Cat •
Werkzame bestanddelen: 30mg praziquantel, 345 mg pyrantelembonaat • Registratienummer: REG NL 09992 vrij.
Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij de betreffende onderneming • Bayer B.V. - Energieweg 1 - 3641 RT Mijdrecht

-ocr page 500-

Robuust of atletisch gebouwd ras?

Beide lichaamstypen hebben specifieke nutritionele behoeften

GROTE HONDENRASSEN KUNNEN VERDEELD WORDEN IN 2 LICHAAMSTYPEN,
GEBASEERD OP HUN GENETISCHE AFKOMST, LICHAAMSBOUW EN STOFWISSELINC

Op b.isis van uitgebreid wctonsciiappelijk onderzoek naar de genetisciie aclitergn)nd van de verscliillende rassen*, het verschil
verhouding tussen spiermassa en vetopslag** , de energie nodig in rust en het verschil in natuurlijk activiteitsniveau***, zijn er 2 typt
grote hondenrassen te onderscheiden:

Robuust gebouwde honden worden
gekenmerkt door hun kracht, tragere stof-
« wisseling en meer lichaainsvet.

PiU^ l\'LAN Adult Large ilobust is speciaal
» \' ^ samengesteld oni tegemoet te komen aan
Pro \'\'tin verminderde activiteit en helpt de

vetopslag te reguleren. Voorbeelden van
robuuste hondenrassen zijn: Labradors,
.S.J.t.^n Cïolden Retrievers, St. Bernards, ilottweilers,

Mastifts en gelijksoortig gebouwde rassen.

Pro
Plan

Atletisch gebouwde honden worden geken-
merkt door hun hoge spontane activiteitsniveau
en een snellere stofwisseling.
I\'RO PLAN Adult Large Athletic heeft aange-
paste eiwitgehaltes oni tegemoet te komen aan
de verhoogde energiebehoefte en om de spier-
massa te behouden. Voorbeelden van adetische
hondenrassen zijn: Duitse Herders, Duitse
Doggen. Uoxers, Doberniann Pinchers, Setters,
Pointers en gelijksoordg gebouvirde rassen.

ook als puppyvoeding verkrijgbaar

Kijk voor meer informatie over PRO PLAN hondenvoeding op www.purin\'a-proplan.nl of bel 0800 - 022 83 8.

* Piirhcr, il.C. rl ,ll (21104) Caii-lic slnianrc ofllic piircbml doinislir dog. Scifncc .1(14. 1160-1164
** .Sjicihtum <i ,il (200.1)
.\'1.i;c-ri-/,7(i\'i/ dmifi-i in llic im iMisiii liinl iheir rcLiliotisliifi lo Hfi n/Kmih y. .iniiix Cell 2. 2(i5-275
** Kiii:lc. li. l\' Riüiihird.A. (IWI) .Mmiilnuwn- <-ii<-ri;Y miiiirnmni of dogs: wlm is ilic corral i:ilnc for ihi- rtdmljlion of
mcliiholic Itody nrixlil in dogs?J. \\ulr. 121. S.IV-S4I)

www.purina-proplan.nl

Pro PLAT

-ocr page 501-

deel 134 • aflevering ii • i |uni 2009

i-T-i* • 1 •Tl ^BBH

Tijdscnnit voor
Diergeneeskunde

Developments in
veterinary medical
education - intentions,
perceptions, learning
processes and outcomes

ê %
^ Vi ^

Subacute pensacidose,
klauwproblemen en
verminderde
vruchtbaarheid bij
melkkoeien

Nieuw project over
duurzaamheid in de
praktijk

koninkliike nederlandse maatschappii voor diergeneeskunde

-ocr page 502-

VACCINEER... EEN BEER

óOOItl

Pfizer Animal Heal

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.BOARTAINT.COM

-ocr page 503-

Getallen

<NMvD

In de jaren rgSs tot 1995 was het heel gewoon te denken aan stoppen met werken
op je 55e. Nu mijn 52e verjaardag nabij is, dringt het besef door dat dit moment al
over 3 jaar zou zijn. Aangezien ik echter na het verhuizen naar een nieuw pand
nog steeds veel te veel plezier in het werk (en ondernemen) heb, is dit moment
voorlopig doorgeschoven naar mijn 57e. En wie weet blijf ik het nog wel een paar
keer vooruitschuiven. En zolang dat net als in mijn geval is vanwege het werk-
plezier en niet vanwege een gebrek aan gespaarde pensioengelden, zal dit voor de
meeste dierenartsen ook geen probleem zijn. In dit tijdschrift leest u een oproep
van de deelnemersvereniging van het pensioenfonds
spd om lid te worden en zo
het voortbestaan van het
spd te garanderen. Ik onderschrijf de stelling dat je vroeg
moet beginnen met sparen voor je pensioen. Waar ik persoonlijk wat minder van
overtuigd ben, is of verphchte deelname aan een (klein) pensioenfonds nog wel
van deze tijd is. Zeker voor ondernemers zijn er diverse andere fiscale spaar-
mogehjkheden voor de oude dag die wellicht gunstiger zijn, of beter bij een
persoon passen dan een pensioenfonds. Zo snoepen de diverse verplichte verzeke-
ringen een flink deel van het pensioenrendement op. Ook wordt de vrijheid om
het pensioen in te richten zoals de beroepsgroep het graag wil, aanzienlijk
ingeperkt door knellende regelgeving. Inmiddels zijn ook de premieafdrachten
voor de 6o-f-werknemers zo hoog, dat de vraag of men het zich kan permitteren te
stoppen na zijn 60e, bijna moet worden vervangen door de vraag of men het zich
nog wel kan permitteren dóór te blijven werken. Het premiepercentage bedraagt
namelijk na het 60e levensjaar 33 procent en dat is op dat moment een zeer
aanzienlijk deel van het inkomen! Het zou het
spd en de deelnemers sieren om
snel een open discussie aan te gaan met de beroepsgroep over de plaats en de
mogelijkheden van al dan niet verplichte pensioenvoorzieningen binnen een door
regels aan handen en voeten gebonden klein zelfstandig pensioenfonds. Wellicht
is het zelfs beter op te gaan in een groter pensioenfonds op vrijwillige basis
middels een mantelovereenkomst. Wellicht zou een onafhankelijke
knmvd-
werkgroep hier eens naar kunnen kijken.

Verder kunt u in deze aflevering van het tvd een verslag lezen van het
opnieuw opgestarte financiële kengetallenproject van de
knmvd. Want wat is een
beroepsvereniging zonder een goed inzicht in de financiële gezondheid van de
eigen beroepsgroep? Moderne diergeneeskunde is en blijft alleen mogelijk als er
financieel gezonde (winstgevende) praktijken zijn. Gelukkig laten de laatste
cijfers zien dat er een gezonde ontwikkeling is in de gemiddelde omzet in de
periode 2004 tot 2007. Ook de productiviteit per fte steeg flink. De tijd dat
omzetstijging synoniem was met inkomensstijging ligt echter ver achter ons. Ik
ben dus heel benieuwd of de winstcijfers in dezelfde periode ook zo\'n gezonde
ontwikkeling hebben meegemaakt. Het nadeel van retrospectief onderzoek via
jaarverslagen is dat de accountantsverslagen over 2008 pas in de loop van 2009
beschikbaar komen en derhalve pas eind 2009/begin 2010 in het project verwerkt
kunnen zijn. Een dergelijk onderzoek loopt dus feitelijk altijd achter de feiten
aan. Dat maakt actueel economisch beleid maken heel moeilijk voor het
knmvd-
bestuur. Vanaf deze plek zou ik ook als voorzitter van de tvd-redactie zowel de
knmvd als de auv willen oproepen de handen ineen te slaan om te komen tot een
systeem dat op week/maandbasis de omzetontwikkelingen van de praktijken
volgt. Zo kunnen problemen - bijvoorbeeld voortvloeiend uit de kredietcrisis
tijdig worden ontdekt. Ook kan een dergelijk neutraal monitoringproject op tijd
een reëel beeld geven van de werkelijk beschikbare jaarlijkse loonruimte voor de
CAO-Onderhandelingen. Betrouwbare \'up-to-date\' cijfers daarover ontbreken
namelijk nu nog volledig in Houten en dat zou eigenlijk niet zo moeten zijn.
Maar: elke reis begint met een eerste stap en die is hiermee gezet.

Anton Beijer, voorzitter wetenschappelijke redactie tvd

-ocr page 504-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(3)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr. Lf Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.RM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. EJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Leijenaar (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Uan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. RH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.I. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. I.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ING Bank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77. Houten, abn/amro n.v., Postbus
30,3 500 aa Utrecht, nr. 5 5 50 48 861 en c en e
bank n.v.. Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.
6993 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan
401
2516 bc
Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus
204
3770
AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knm vd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per i januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd
1992:117:31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 505-

Deel 134 • Aflevering 11 • i juni 2009

voor de praktijk ..... Developments in veterinary medical education - intentions,

perceptions, learning processes and outcomes

A.D.C. Jaarsma

Subacute pensacidose, klauwproblemen en verminderde
vruchtbaarheid bij (hoogproductieve) melkkoeien

A.H.G. Piebes, B. van de Griend, M.J.W. Rijnders, IJ.R. de Vries, G.G. van der
Weijden, M.A. Crowe en E. Gruys

in veterinair verband ..... Jaarverslag Commissie Aanprijzing Veterinaire Productcn j4«)ie-Mane

Hoppenbrouwer

praktijkin bedrijf ..... Omzetontwikkeling dierenartsenpraktijken over 2004 t/m 2007

positief Sjouke Kazemier
Duurzaamheid: niet suf, wel slim Marjolijn Fijten
Wanneer wilt u met pensioen? Saskia Nab, Cora Karens, Henk Vrieselaar,

Piet van den Werfen Arjan den Hertog
Operatie Crisis!? Roeland Wessels

cursussen en congressen ..... Voorjaarsdagen 2009:\'ItTakes Two toTango\'fimSöer/rcifTip en Gfrarrf

Rutteman

Voorjaarsdagen 2009: ABC of the equine athletic performer

Mathijs Theelen

Oncologisch Treffen 2009: tumoren van het urogenitaal stelsel

Martje Pilgram

Arianne Bokmans wint Royal Canin Student Award 2009

knmvd Uitslag verkiezing ledenraad 2009

Vijfde informatiedag voor senioren Herman Th. Nieuwenhuijsen
In memoriam Dr. Wilhelm Weibel Braunius Tjep de Vries en Teun Fabri

rubrieken Uit de redactie

Nieuws

Veterinair tuchtrecht

Nieuws uit de industrie

Voorzitterscolumn

Personalia

Jubilea

Deadline kopij
Doorlopende agenda

482

490

494

496

499

500

501

502
504

506

507

510
5"

513

479

480

493

508
510

514

515
515
515

-ocr page 506-

Helft schapenbedrijven
heeft antistoffen
bvd

Op bijna de helft van de schapen-
bedrijven in Nederland komen
antistoffen voor tegen Bovine Virus
Diarree
(b v d ) of Border Disease Virus
(bdv). Dat blijkt uit gezamenlijk
onderzoek van verschillende instel-
lingen. Op de betreffende bedrijven
heeft tussen 4 en 65 procent van de
dieren antistoffen tegen de ziekten. Bij
geitenbedrijven gaat het om 32
procent met antistoffen tegen
bvd of
bdv. De resultaten betekenen mogelijk
dat men de rol van kleine herkauwers
bij de
bvd-problematiek onderschat.
Besmetting vindt het meest plaats van
rund op schaap, maar in de literatuur
is ook overdracht van schaap op rund
beschreven. Klinische gevallen van
\'Border Disease\' komen bij schapen in
Nederland vrijwel niet voor.

Agrarisch dagblad

Overgewicht risico bij
laminitis

Paarden en pony\'s met overgewicht
hadden een grotere kans om te
overlijden aan laminitis dan dieren
met een normaal gewicht, blijkt uit
onderzoek. De wetenschappers
bestudeerden 107 gevallen van
laminitis. Bij 83 procent van de
paarden met deze aandoening was
sprake van overgewicht. Deze dieren
hadden vaker ernstigere symptomen
dan dieren met een optimaal gewicht.
Een laag gewicht, een optimale
conditie, milde of ernstige laminitis en
acute/chronische hoefbevangenheid
waren geassocieerd met een grotere
overlevingskans van de paarden. Bij de
kleine paarden kwamen geen sterf-
gevallen voor, vergeleken met 34,1
procent van de grote pony\'s, 32,4
procent van de kleine pony\'s en 30,0
procent van de grote paarden. De beste
resultaten zagen de onderzoekers bij
dieren die waren behandeld met
acepromazine. De studie was gespon-
sord door Merial.

British Veterinary Association

Meer antibioticum-
resistentie

Het gebruik van antibiotica in dieren
en de antibioticumresistentie in
bacteriën in dieren nemen nog steeds
toe, is de conclusie uit het rapport
maran 2007. Het antibioticumgebruik
op voorschrift van een dierenarts in
voedselproducerende dieren in
Nederland blijkt in het afgelopen
decennium bijna te zijn verdubbeld.
Tegelijkertijd nemen de resistentie-
niveaus ook toe, niet alleen wat betreft
resistentie voor individuele antibiotica,
maar ook multiresistentie. Volgens de
onderzoekers van het cvi is vooral de
snelle toename van extended spectrum
beta-lactamase producerende bacteriën
(esbl\'s) in pluimvee en pluimveevlees
zorgwekkend,
esbl\'s worden ook bij de
mens vaker gezien bijvoorbeeld bij
urineweginfecties, maar ook in het
ziekenhuis. Terwijl
mrsa voornamelijk
van het dier naar de mens wordt
overgedragen via direct contact, speelt
de voedselketen voor de
esbl\'s waar-
schijnlijk geen rol in de verspreiding:
de genen liggen op mobiele genetische
elementen die overdraagbaar zijn
binnen en tussen bacteriesoorten. Er
zijn ondertussen projecten gestart die
de genetische verwantschap van
esbl\'s
uit dieren en mensen onderzoeken,
cvi

Test Q-koorts

Bloedvoorziening Sanquin ontwikkelt
een test om gedoneerd bloed te
controleren op besmetting met
Coxiellabacteriën, de veroorzakers van
Q-koorts. Dit is nodig omdat naar
schatting 1500 Nederlanders zonder
dat ze het weten met deze ziekte
besmet zijn. Tijdens de grote uitbraak
in Noord-Brabant overwoog Sanquin
te stoppen met de afname van bloed in
het epidemiegebied. Uit de literatuur is
echter slechts één geval van besmet-
ting met Q-koorts via bloed bekend.
Sanquin en de Gezondheidsraad
achten het risico op besmetting via
bloed vooralsnog dus verwaarloosbaar.

anp

Scrapie bij geiten

Onderzoekers hebben een test
ontwikkeld waarmee levende geiten
kunnen worden gecontroleerd op
scrapie. Het gaat om de rectal mucosa
biopsy test
(rmbt) oftewel rectale
biopsie. Bij deze methode wordt een
klein stukje lymfeweefsel verwijderd
uit het rectum van een ziek dier. Men
gebruikt lymfeweefsel omdat prionen
daar in terecht blijken te komen.

Science Daily

Insecticiden veroorzaken
bijensterfte

De sterk toegenomen bijensterfte in
Nederland wordt mede veroorzaakt
door nieuwe insecticiden die het
navigatievermogen van bijen aan-
tasten. Wetenschappers van de
Universiteit Utrecht schreven in een
brief in
nrc Handelsblad dat zij het
Nederlandse toelatingsbeleid van
\'neonicotinoide\' insecticiden onverant-
woord vinden, omdat het kan leiden
tot verdere ineenstorting van de
bijenstand. Het College voor de
Toelating Gewasbeschermings-
middelen en Biociden
(ctgb) heeft de
gebruiksmogelijkheden van \'imida-
cloprid\' tussen 2006 en 2009 gestaag
verruimd. De schadelijkheid voor bijen
van deze nieuwe generatie insecticiden
is echter wetenschappelijk aange-
toond. De sterfte onder bijen kan leiden
tot grote problemen voor de Neder-
landse land- en tuinbouw. Bijenvolken
moeten volgens de wetenschappers
met prioriteit worden beschermd tegen
de omstreden middelen.

-ocr page 507-

Symposium invloed van
dieren

Stichting Met dieren meer mens
organiseert op donderdag 25 juni 2009
het symposium \'De invloed van dieren
op gezondheid van mensen\'. Het
programma beoogt een bijdrage te
leveren aan de informatievoorziening
over de invloed van dieren op hart- en
vaatziekten en stress, maar ook over
het voorkomen van eventuele pro-
blemen zoals zoönosen. De sprekers
zijn onder andere veterinair parasi-
oloog dr Paul Overgaauw, kinderarts
mevr dr Olga van der Baan-Slootweg
en de Engelse psycholoog June
McNicolas. Het symposium wordt
gehouden aan de faculteit Diergenees-
kunde. Het begint om 14.00 uur en
wordt om rS.oo uur afgesloten met een
borrel en buffet. Voor meer informatie
of aanmelding kan men contact
opnemen met het secretariaat van de
stichting Met dieren meer mens op
(035)62 55 r8i ofinfo@mdmm.nl.
Kijk voor het volledig programma op
www.metdierenmeermens.nl.

Rectificatie

Bij het artikel \'Pest bij kleine herkau-
wers: een nieuwe dierziekte voor
Europa\' uit het Tijdschrift van r 5 mei
jongstleden is abusievelijk Erna Balk
vermeld. De auteur van dit artikel was
mw. dr ir J.A. (Jantien) Backer,
werkzaam bij hetcvi.

\'One health\' voor
berggorilla\'s

De University of California heeft een
\'one health\'-programma opgezet om
de laatste 740 berggorilla\'s in het wild
te beschermen. De bedoeling is de
gezondheid en de overleving van de
gorilla\'s te verbeteren door aandacht
voor de gezondheid van mensen en
vee, en voor de landbouw. Zeven
dierenartsen en twaalf assistenten

werken aan een bufferzone om het
leefgebied van de gorilla\'s, die voor-
komt dat ziekten er kunnen binnen-
dringen. Omdat mensen en gorilla\'s
sterk verwant zijn, zijn de berggorilla\'s
vatbaar voor menselijke ziektes zoals
kinderziektes, maar ook andere
infectieziektes. Een uitbraak van
mazelen of griep onder de locale
bevolking of overgebracht via
toeristen zou zich kunnen verspreiden
onder de gorilla\'s en tot grote sterfte
kunnen leiden. De afgelopen ro jaar is
het aantal berggorilla\'s met r7 procent
toegenomen. Er leven geen berg-
gorilla\'s in dierentuinen.

Science Daily

\'Back to the roots\'

Op donderdag ir juni 2009 organi-
seert de studiegroep complementair
werkende dierenartsen haar tweede
studievergadering van dit jaar Na het
algemene deel van de vergadering
(van r5.30 tot 16.30 uur en alleen
toegankelijk voor leden) zal het
thematische deel (vanaf 16.45 uur)
geheel in het teken staan van de
systematiek binnen de homeopathie.
Op deze avond zullen de drie grote
rijken van de planten, de dieren en de
mineralen aan de orde komen. Mw.
Gio Meijer zal spreken over de
plantenfamilie van de Ranunculaceae.
Naast de bekende leden van deze
plantenfamilie, zoals
Pulsatilla
pratensis
(onder andere bij vruchtbaar-
heidsproblemen en chronische
oorontstekingen) en
Aconitum nappelus
(bij acute angst en schrik) zullen ook
minder bekende leden aan de orde
komen. Door gebruik te maken van de
systematiek binnen een plantenfami-
lie is het mogelijk ook minder
bekende middelen voor te schrijven.
Na de broodmaaltijd zal de tweede
spreker Cees Dam het hebben over de
mineralen en de dieren. De verschil-
lende karakteristieken van mineralen,
dieren en planten zullen hierbij aan de
orde komen. De studiegroep hoopt de
homeopathisch werkende dierenarts
een extra structuur mee te geven om

in de dagelijkse praktijk een groter
palet van homeopathische middelen
te kunnen toepassen. Opgave voor
deze avond kan bij de secretaris van de
Studiegroep Complementair werken-
de Dierenartsen, dhr A. Menges,
info(a)scwd.nl. Kosten voor deze
avond bedragen voor leden 40 euro
inclusief koffie/thee, broodmaaltijd en
een \'hand-out\' (voor niet-leden 100
euro). Na aanmelding het bedrag graag
overmaken naar rekeningnummer
4056352
ing of bankrekening
51.72.25.700 van de
scwd te Woerden.

Met dank aan Evelien van der Waa

Genoom van koe bekend

Na zes jaar onderzoek is de basen-
parenvolgorde van het genoom van
het rund nu helemaal bekend.
Het gaat om het genoom van een
Herefordkoe. Volgens de onderzoekers
leidt een vergelijking van het koeien-
genoom, dat meer dan 22.000 genen
bevat, met het genoom van andere
zoogdieren direct tot verrassingen.
Hoewel mensen een zelfde voorouder
hebben als knaagdieren, komt ons
genoom meer overeen met dat van de
koe of de hond. Het genoom van de
koe blijkt in vergelijking met dat van
de mens te beschikken over meer
immuunsysteemgerelateerde genen,
en er is vaker sprake van verdubbeling
van deze genen. Dit heeft mogelijk te
maken met de grotere populatie
micro-organismen in de darmen van
de koe. Een \'spin-off\' van het project,
de \'Bovine Haplotype Map\', brengt de
genetische verschillen tussen rassen
in kaart. Het blijkt dat binnen ver-
schillende rassen de diversiteit hoger
is dan verwacht (hoger dan in mensen-
en hondenpopulaties). Bovendien
vonden de onderzoekers verschillende
patronen van genmarkers bij koeien
die melk produceerden en koeien die
vlees produceerden. Deze resultaten
maken het makkelijker om te selec-
teren op gewenste eigenschappen bij
de koe. De sequentie is gepubliceerd in
Science.

Science

-ocr page 508-

Developments in veterinary medical
education - intentions, perceptions,
learning processes and outcomes

A.D.C. Jaarsma\'

Samenvatting proefschrift

Op 30 oktober 2008 verdedigde Debbie Jaarsma als
medewerker van de faculteit Diergeneeskunde met
succes haar proefschrift getiteld
Developments in
Veterinaty Medical Education - Intentions, perceptions,
learning processes and outcomes.
Dit proefschrift is het
eerste in Nederiand dat gericht is op diergeneeskundig
onderwijskundig onderzoek. Het doel van het onder-
zoek was om meer inzicht te verkrijgen in de veteri-
naire curriculumveranderingen van de afgelopen
decennia. Het proefschrift kwam tot stand onder
supervisie van promotoren prof. dr. P. (Peter) van
Beukelen (uu) en prof. dr. A.J.J.A. (Albert) Scherpbier
(Universiteit Maastricht-u
m) en co-promotoren dr.
D.H.J.M. (Diana) Dolmans (
um) en dr. A M.M. (Arno)
Muijtjens (
um).

Ruim twee decennia geleden gaven zowel de Amerikanen
(r) als de Europeanen, geconcentreerd in de
eaeve (2),
voorstellen voor vernieuwingen in de diergeneeskunde en
in het bijzonder in het diergeneeskundige onderwijs. De
voorstellen kwamen neer op: meer studentgecentreerd
onderwijs en meer aandacht voor de niet veterinair-
technische aspecten van de beroepsuitoefening zoals
sociale en communicatieve vaardigheden, academische
vaardigheden en levenslang leren, om zodoende aan te
sluiten bij veranderende maatschappelijke en professio-
nele ontwikkelingen. Deze documenten vormden de
aanzet tot wereldwijde onderwijsvernieuwingen. Voor de
faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht was
dit de aanleiding om curriculumvernieuwingen in gang te
zetten waarbij een studentgecentreerde aanpak werd
nagestreefd.

Men beschouwt vooral vormen met actieve participatie
van studenten, waarbij ze eigen kennis construeren in
plaats van het passief opnemen van gedoceerde stof, als
effectief onderwijs dat beter aansluit bij de doelstellingen
van de voorgestelde onderwijsvernieuwingen. In de
praktijk worden deze opvattingen van studentgecentreerd

i Conespondentie: Dr. A.D.C. (Debbie) Jaarsma dvm , Universitair
Docent Leerstoel Kwaliteitsbevordering Diergeneeskundige Onder-
wijs. Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan r, 3584
cl Utrecht (kamer
C134), tel -^3r (0) 30 2533699/ 5592, fax 3t (0) 30 2534121, email
a.d.c.jaarsma@uu.nl.

werken en dus actief leren vaak toegepast in leer-
omgevingen waar zelfwerkzaamheid wordt gestimuleerd
en waar studenten onderling interactie kunnen hebben,
door in kleinere groepen samen te werken aan opdrachten
of problemen. De onderzoeksstage wordt gezien als een
belangrijke activerende onderwijsvorm voor het bereiken
van academische vaardigheden bij studenten.

Een juiste voorbereiding op de professionele arbeids-
markt hangt samen met zowel specifieke als generieke
(algemene) competenties van studenten en afgestudeer-
den. Generieke competenties, zoals sociale en communica-
tieve vaardigheden en managementvaardigheden, zijn
wezenlijk voor succes in de latere veterinaire beroepsuit-
oefening. Daarom is het belangrijk om in het veterinaire
curriculum aandacht te geven aan deze competenties door
daarop gerichte activerende werkvormen en specifieke
modules te implementeren.

hoofdvraag

De hoofdvraag van het proefschrift was: wat gebeurt er
met de lerende (de student) in een studentgecentreerd
veterinair curriculum met substantiële aandacht voor
onderwijs in generieke competenties en hoe wordt het
ervaren door studenten, docenten en alumni, in het
bijzonder de werkcolleges, de onderzoeksstage en de
voorbereiding op de professionele praktijk?

In de verschillende deelonderzoeken werd \'ingezoomd\'
op twee specifieke onderwijsvormen, te weten de werk-
colleges en de onderzoeksstage. Om de hoofdvraag te
beantwoorden, werden vier deelvragen geformuleerd:
r. Hoe zijn de verschillende aspecten van student-
gecentreerd onderwijs, met aandacht voor generieke
competenties, in het ontwerp van de nieuwe curricula
ondergebracht?

2. Hoe ervaren studenten en docenten de werkcolleges
als onderwijsvorm, wat gebeurt er precies tijdens de
werkcolleges en welke factoren zijn van invloed op het
leren?

3. Hoe ervaren studenten de onderzoeksstage als
onderwijsvorm, wat zijn de sterktes en zwaktes van de
onderzoeksverslagen en welke factoren zijn van
invloed op het leren tijdens de onderzoeksstage?

4. Hoe hebben alumni hun curriculum ervaren en hoe
voelden zij zich voorbereid op hun beroepsuitoefe-
ning?

Zowel procesgerichte als uitkomstgerichte invalshoeken
zijn gehanteerd in de verschillende studies, waarbij we
gebruik hebben gemaakt van een verscheidenheid aan

-ocr page 509-

onderzoeksmethodieken en bronnen, te weten document-
analyse, constructie van een beoordelingsinstrument,
meningen en ervaringen van studenten, docenten en
afgestudeerden met behulp van vragenlijsten en obser-
vatietechnieken.

curriculumontwikkelingen

Als antwoord op de eerste deelvraag geven we in het
proefschrift door middel van documentanalyse een
beschrijving van de onderwijsvernieuwingen van 1995 en
2001, waarbij deze worden afgezet tegen het traditionele
curriculum van 1982. De documentanalyse behelst de
rapporten opgesteld door de betreffende curriculum-
commissies. Het model van Prideaux (3) werd als leidraad
gehanteerd om inzicht te krijgen in de volgende aspecten
gerelateerd aan curriculumontwikkelingen: (eind)doelen,
inhoud (en dan voornamelijk het aspect van het op-
schonen van de inhoud door drie interventies: keuzevak-
ken, integratie en differentiatie), didactisch concept,
toetsing, onderwijsorganisatie en de onderlinge samen-
hang tussen deze aspecten.

Onze conclusie uit deze analyse was dat in de rapporten
van curriculum \'82 maar zeer marginaal wordt gerappor-
teerd op bovenstaande aspecten. Dit in tegenstelling tot de
rapporten van curriculum \'95 waarin men uitgebreid
stilstaat bij de doelstelhngen en de vertaling daarvan naar

Onderwijs werkvormen

47%

12% _ 10%

5%l

70% _

Hoorcolleges

■ Werkcolleges

60% _

■ Practica

■ Groepsopdrachten

■ Zelfstudie

50%

48%

ï 40%

W)
2

i 30%
rs;

0% .

25% 2S%
t

17%

16%^ 1

Coi

Afbeelding 2. Percentages van het curriculum (Jaar i tot 4: voorbereidende
fase) gericht op de verschillende onderwijs werkvormen van de curricula
van 1982,1995 en 2001.

de inhoud en het didactische concept van het curriculum.
De doelstellingen focussen op bepaalde specifieke
competenties waar de studenten aan moeten voldoen als
ze afstuderen, met als belangrijkste hun probleem-
oplossende, sociale en communicatieve, en wetenschap-
pelijke vaardigheden. De toetsing wordt echter maar
weinig expliciet beschreven. De analyse van curriculum
\'01 laat een verdergaande ontwikkeling zien van de
doelstellingen en eindtermen met meer nadruk op
academisering en differentiatie naar diersoort. De beschrij-
ving van de didactiek is vooral gericht op zelfstudie. Ook
hier is de toetsing minimaal beschreven. Alle curriculum-
vernieuwingen samen laten over de jaren een duidehjke
trend zien van een vermindering van het aandeel van
hoorcolleges en (preklinische) practica, een toename van
kleinschaliger onderwijs, zoals werkcolleges en werk-
collegeopdrachten, een toename van zelfstudietijd, een
toename van differentiatie, integratie en keuzevakken en
tenslotte een toename van de klinische (coschap)fase. Er
werden enkele vakken geïntroduceerd die specifiek
gericht waren op het bereiken van de doelstelhngen, waar
de onderzoeksstage er één van is.

werkcolleges

Vervolgens keken we in twee deelonderzoeken naar de
effectiviteit van de werkcolleges als nieuwe onderwijs-
werkvorm. Allereerst beschrijft het proefschrift een
kwantitatief onderzoek naar de percepties van studenten
in een werkcollegegroep (15 tot 30 studenten) ten aanzien
van bepaalde factoren gerelateerd aan het onderwijs-
proces, te weten: de kwaliteit van de docent, de groeps-
interactie en de kwaliteit van de opdrachten en hoe deze
factoren onderling samenhangen en gerelateerd zijn aan
het gepercipieerde leereffect. We namen een vragenlijst af
bij studenten uit alle vier de jaren van de voorbereidende
fase (617 studenten verspreid over 32 werkcollege-
groepen). De vragenlijst bestond uit 28 vragen betreffende
de genoemde factoren. De studenten binnen de werk-
collegegroepen ervoeren de kwaliteit van de docenten, de
opdrachten en het leereffect als hoog, de kwaliteit van de
groepsinteractie scoorde echter laag. We vonden een
sterke positieve relatie tussen de kwaliteit van de docent
en het gepercipieerde leereffect en een sterke negatieve
relatie tussen de groepsinteractie en het gepercipieerde
leereffect. Deze bevindingen duiden erop dat studenten
sterk afhankelijk zijn van de docent en dat ze groepsinter-
actie niet als nuttig ervaren voor hun leren.

Om meer inzicht te krijgen in het proces in de werk-
colleges, en dan voornamelijk in wat er gebeurt aan
groepsinteractie, zetten we een verdiepend onderzoek op.
Deze studie beschrijft twee onderzoeksmethodieken,
namelijk een vragenlijst en observaties met behulp van
video-opname, beiden met het doel leergerichte interacties
kwantitatief in kaart te brengen. Met behulp van een
bestaande vragenlijst (4) betreffende verschillende
leergerichte typen van interactie (explorerende vragen
stellen, cumulatief redeneren, bespreken van inhoudelijke

-ocr page 510-

tegenstrijdigheden) onderzochten we sterke aspecten,
tekortkomingen en verbeterpunten ten aanzien van
interacties in de werkcolleges. Vierdejaarsstudenten
binnen het vak anesthesiologie (ri7 studenten verspreid
over 8 werkcollegegroepen) en hun docenten beantwoord-
den items over het optreden van een aantal leergerichte
interacties tijdens het werkcollege en gaven hun mening
over de wenselijkheid van deze interacties. In zowel de
perceptie van de studenten als die van de docenten binnen
de werkcollegegroep bleken explorerende vragen stellen
en cumulatief redeneren vrij vaak voorkomende leer-
gerichte interactietypes te zijn. Het bespreken van
tegenstrijdigheden in de leerstof gebeurde in hun per-
ceptie echter weinig. Studenten en docenten gaven ten
aanzien van het totaal van alle interactietypes significant
hogere scores aan voor de wenselijkheid dan voor het
optreden. Blijkbaar vonden ze dat de interacties binnen de
werkcolleges verbeterd kunnen worden. Uit de open
vragen bleek dat studenten als positieve aspecten van
groepsinteractie vooral die kenmerken noemden die
gerelateerd zijn aan (dieper) leren, zoals verhoogde
begripsvorming, beter onthouden en het beter toepassen
van kennis. Daarentegen leunden ze sterk op de docent
om de leiding te hebben en uiteindelijk het juiste ant-
woord te geven.

Door middel van de videoanalyse werden bij vier van
de acht werkcollegegroepen de groepsinteracties geanaly-
seerd met behulp van een codeerschema dat vijf activitei-
ten onderscheidt: de drie hiervoor genoemde types van
leergerichte interacties (explorerende vragen stellen,
cumulatief redeneren, bespreken van inhoudelijke
tegenstrijdigheden) aangevuld met procedurele en
niet-taakgerichte interacties. Het bleek dat de docenten
gemiddeld 93 procent van de groepsdiscussietijd in beslag
namen met door hen geuite verbale interacties, waarvan
het overgrote deel cumulatief redeneren betrof.

Uit beide studies mag worden geconcludeerd dat
studentinteracties maar weinig voorkomen binnen de
werkcolleges en dat de docent een sterk dominante rol
speelt. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn: te grote
groepen voor effectieve discussies, de doelstellingen van
de werkcolleges (dus het bedoelde curriculum) zijn voor
zowel docenten als studenten niet duidelijk genoeg,
studenten zijn onvoldoende voorbereid en/of de opdrach-
ten zetten niet genoeg aan tot interactie. Om de werk-
colleges te verbeteren, dienen dan ook oplossingen
gezocht te worden in bovengenoemde richtingen.

onderzoeksstage

Een andere nieuw geïntroduceerde werkvorm is de
onderzoeksstage. Twee studies uit het proefschrift richtten
zich op deze onderwijsvorm. Allereerst is een betrouwbaar
(beoordeling)instrument ontwikkeld dat de kwaliteit van
onderzoeksverslagen kan meten en sterktes en zwaktes
daarvan identificeert. De onderzoeksverslagen worden
gezien als het eindproduct van de stage, waaruit de
ontwikkelde onderzoekscompetenties zijn af te meten.
Het beoordelingsinstrument bestaat uit vijftien specifieke

Specifieke

Items

Gem.

SD

Gem.

SD

Competenties

\'82

\'82

•95

\'95

Mijn vtierinuire opleiding heeji mij

\'volJocnde) voorhertid op.

KliniKlK kennh en

iSi

3.70*

0.4«

vaardigheden

Uiivocrcn lichamehjk ooder/flek

4.29

0.69

4.3)

0.63

4.15

0.64

4.25

0.62

3

Stellen diagnose

3.55

0.86

3.71

0.83

i

3,95

0.73

4.07

0.67

Venalen kliniscbc obsmalies in

3.57

0.86

3.70

0.86

6

Uil voeren simpel labüraioriumwcri

3.73

0,81

3.80

0.76

7

3.13

0.97

3.15

0.98

Uiiles;gen behandelplan en gcbniik van

3.18

0.93

3.19

0.99

rwmaceuiica

9

Gcvct prognose

3.17

0.92

3J4

0.88

10

(ieven advies dicfziektcpre%entie

3.34

0.83

3.72*

0.68

11

3.18

0.76

3.64*

0.78

12

Geven advies huisvesting cn verzorging

3.27

0.90

3.55*

0.78

Pnktischc

vaardigbeden

.

Uitvoeren praktisch&\'icchnische

2.30

1.07

2.25

1.04

vaardigheden

Mijn veten\'nain opleiding heeft mij

(voldoende) voorbereid op:

Generieke

Items

Competenties

2.74

0.64

3.04\'

0.64

vaardigheden

14

2.60

1.15

3.07\'

1.13

15

Communicatie met collega\'s

3.09

1,12

3.32

1.08

16

Communicatie mei assisJenten

2.47

1.09

2.65

1.14

17

Opnemen anamnese

3J6

1.03

3.59

0.88

Oe\\en van efTiciente instructies aan

2.8Ü

0.99

3.00

0.94

clienlen

IQ

Geven van eHlciente instructies aan

2.51

0.94

2.65

0.93

assistenten

20

Teamwerien

3.45

1.03

3.71«

0.98

21

Teaxn nianagcment

2.09

0.86

2.46\'

1,03

22

Spreken in bet openbaar

3.34

0.98

4.05*

U.88

23

Connicthanicring

2.09

0.93

2.71 •

0.99

24

2.20

0,94

2.80*

1.06

25

Ondcfbandelcn

1.86

0.87

23\'

0,96

26

Managen praktijL\'ondemcm ing

1.61

0.78

2.02

0.85

Academische

3.08

0.74

3.53\'

0.75

vaardi«beden

27

Zoeken »ete&schappclijke literatuur

3.48

0.94

3.74»

0.91

28

Khtisch beoordelen inh<iud

3.18

0.93

3.65»

0.81

29

2.66

0.92

3.25*

0.96

wetenschappelijke litcfituur

Tabel. De scores gegeven door alumni van C\'82 en C\'95 op de items van de
clusters \'specifieke\' and \'generieke\' competenties.

en vier globale items gebaseerd op aspecten gerelateerd
aan goede onderzoeksverslagen, zoals een heldere onder-
zoeksvraag, theoretische inbedding, duidelijk beschreven
methoden en resultaten, en conclusies die de onderzoeks-
vragen beantwoorden. Drie onafhankelijke beoordelaars
gaven op een vijfpuntsschaal aan in hoeverre ze het met
de bewering (item) eens of oneens waren. Het instrument
werd toegepast op achttien onderzoeksverslagen. De
resultaten tonen als sterktes van de verslagen de beschrij-
ving en de structuur van materialen en methoden en van
de resultaten. De zwaktes waren de onderzoeksvraag en de
inbedding in een theoretisch kader, de (statistische)
analyses en de helderheid van grafieken, tabellen en
figuren. Met drie beoordelaars bleek het instrument
voldoende betrouwbaar De studie geeft op deze manier
inzicht in het niveau van de door studenten verworven
onderzoekscompetenties.

Het ontwikkelde meetinstrument is vervolgens ingezet
in de vervolgstudie over de onderzoeksstage om de
uitkomstmaat (de kwaliteit van het onderzoeksverslag) zo
objectief mogelijk te meten. Allereerst was het doel inzicht
te krijgen in de ervaringen van de studenten met de
onderzoeksstage met betrekking tot factoren van invloed
op het leerproces, zoals de kwaliteit van de begeleiding, de
ontwikkeling van vaardigheden, het intellectuele en
sociale werkklimaat, de organisatie en de helderheid van
de doelen. Ten tweede werd de relatie onderzocht tussen

-ocr page 511-

deze factoren en twee uitkomstmaten, te weten de
kwaliteit van de onderzoeksverslagen en de totale tevre-
denheid van studenten. Aan ror vijfdejaars studenten
werd een vragenlijst voorgelegd van 26 items. De respons
was 80 ingevulde vragenlijsten (8r procent). De studenten
ervoeren de stage als zeer positief. Alle factoren scoorden
hoog, alleen de factoren intellectueel en sociaal werk-
klimaat en organisatie vertoonden een vrij grote spreiding
die kan duiden op verschillen tussen onderzoekslocaties.
Alle onderzoeksverslagen behorend bij de studenten die
de vragenlijst beantwoordden, werden gescoord door twee
onafhankelijke beoordelaars met behulp van het eerder
beschreven meetinstrument. De resultaten lieten zien dat
er een positieve significante relatie was tussen enerzijds de
kwaliteit van de begeleiding en het werkklimaat en
anderzijds de kwaliteit van het onderzoeksverslag. Tevens
bleek er een positieve significante relatie te bestaan tussen
de kwaliteit van de begeleiding en de totale tevredenheid
met de stage. Dit betekent dat aandacht voor de kwaliteit
van de begeleiding noodzakelijk is. Deze kan mogelijk
worden verhoogd middels training. Een goed intellectueel
en sociaal werkklimaat voor studenten kan worden
verbeterd door sociale interactie tussen studenten tijdens
de stage te stimuleren.

alumni

De ervaringen en meningen van afgestudeerden van twee
verschillende curricula zijn onderzocht met als doel om te
analyseren of afgestudeerden van het nieuwe, meer
studentgecentreerde curriculum (1995) positiever
terugkijken op de door hen doorlopen opleiding dan
studenten van het conventionele (\'oude\') curriculum
(r982) en of ze zich beter voorbereid voelden op de
diergeneeskundige praktijk. De doelstellingen voor
curriculum \'95, zoals verwoord in het bedoelde curri-
culum, werden geoperationaliseerd tot vragen in een
vragenlijst en geclusterd rond de thema\'s: (klinisch)
probleem oplossen, sociale- en communicatieve vaardig-
heden, wetenschappelijke vaardigheden, praktische
vaardigheden en vaardigheden in praktijkmanagement,
toetsing en zelfstandigheid. De vragenlijsten werden
gestuurd 24 maanden na het afstuderen naar alle dieren-
artsen die hun diploma ontvingen in de periode van 200r
tot 2003. We analyseerden de respons van in totaal 337
dierenartsen (55 procent van curriculum \'82). In vergelij-
king met de afgestudeerden van het curriculum \'82,
voelden de afgestudeerden van het curriculum \'95 zich
beter voorbereid op de veterinaire beroepsuitoefening wat
betreft klinische kennis en vaardigheden, sociale en
communicatieve vaardigheden, en wetenschappelijke
vaardigheden. Afgestudeerden van beide curricula
ervoeren hiaten in praktische vaardigheden, eerstelijns
diergeneeskunde en vaardigheden in praktijkmanage-
ment. Ze gaven aan dat dit redenen waren voor een
moeilijke overgang van opleiding naar de praktijk. Ook
gaven ze aan dat er binnen het curriculum meer aandacht
moet zijn voor deze aspecten en voor verdere training in
communicatievaardigheden. De onderwijsvernieuwing
lijkt een duidelijk positief effect te hebben op in ieder
geval enkele van de doelstellingen. Verdere verbeteringen
van het curriculum dienen gericht te zijn op meer
praktijkgerelateerde vaardigheden.

conclusies

De belangrijkste conclusies uit het proefschrift zijn:

- studenten zien de werkcolleges als een onderwijs-
vorm die van nut is voor hun leren en zijn over het
algemeen tevreden over de kwaliteit van de docenten
en de opdrachten. Groepsinteractie gebeurt echter niet
in die mate en op die wijze die bedoeld was bij het
invoeren van de werkcolleges als onderwijsvorm. De
docenten domineren in de geuite verbale interacties.
Leergerichte interacties tussen studenten en actieve
participatie van studenten zijn belangrijke kenmerken
van studentgecentreerd onderwijs. Er zal aandacht
moeten worden besteed aan het verbeteren van
werkcolleges als activerende onderwijsvorm.

- studenten ervaren de onderzoeksstage als zeer
positief op nagenoeg alle factoren die van invloed zijn
op de leerprocessen tijdens de stage. De onderzoeks-
competenties die tot uiting komen bij het schrijven van
een onderzoeksverslag, bleken meetbaar met het
ontwikkelde instrument. De begeleiding en het
intellectuele en sociale werkklimaat hadden invloed op
de kwaliteit van de verslagen en de algemene tevreden-
heid met de stage.

- afgestudeerden van het \'nieuwe\' curriculum r995
voelen zich op meerdere competenties beter toegerust
voor het beroepsveld dan hun collega\'s van het \'oude\'
curriculumr982. Deze resultaten komen grotendeels
overeen met de intenties van de curriculumvernieu-
wingen. Er worden echter duidelijke hiaten in de
opleiding opgemerkt die niet verwoord stonden in de
curriculumrapporten, zoals (eerstelijns) praktische
vaardigheden, praktijkmanagement en alsnog een
extra nadruk op communicatievaardigheden.

Niet alle aspecten van de curriculumvernieuwingen
konden in dit proefschrift in kaart worden gebracht. Er is
meer onderzoek nodig naar andere onderwijsvormen
binnen het moderne diergeneeskundige curriculum, zoals
de groepsopdrachten, de klinische (coschap)fase, het
externe onderwijs en vooral de didactische samenhang
tussen deze onderdelen.

Praktische aanbevelingen om de kwaliteit van het
diergeneeskundige onderwijs te verhogen zijn:

- meer praktijkgericht onderwijs (zoals vroege patiënt-
en praktijkcontacten in het curriculum, verlenging van
het externe onderwijs, specifiek vaardighedenonder-
wijs waaronder onderwijs in praktijkmanagement en
communicatieve vaardigheden);

- vergroten van actieve participatie van studenten
binnen de werkcolleges door bijvoorbeeld kleinere
groepen te formeren en dialoog- en discussievaardig-
heden te trainen bij zowel studenten als docenten;

-ocr page 512-

-begeleiders van onderzoeksstages trainen in hun
belangrijke begeleiderrol en studenten beter voorberei-
den op hun stage;

- meer longitudinaal samenhangend onderwijs in
wetenschappelijke vaardigheden.

Op verscheidene aspecten en onderwijsdoelstellingen van
de nieuwe curricula zijn inmiddels onderzoekstrajecten
gestart binnen de leerstoel Kwaliteitsbevordering Dier-
geneeskundig Onderwijs onder leiding van prof. dr. P.
(Peter) van Beukelen (uu).

referenties

I. Pritchard WR, ed. Future Directions for Veterinary Medicine. Report of
the Pew National Veterinary Education Program. Durham, NC: Duke

University 1988.

Third General Assembly of the European Association of Establish-
ments for Veterinary Education
(eaeve). Reflections on the Future of
Undergraduate Veterinary Education in Europe. Brescia, Italy, May
18-19,1990.

Prideaux D. Curriculum development in medical education: From
acronyms to dynamism. Teach Teach Educ 2007; 23 {3): 294-302.
Visschers-Pleijers AJ, Dolmans DH, Leng BA de. Wolfhagen IH and
Vleuten CP van der. Analysis of verbal interactions in tutorial groups:
a process study Med Educ 2006; 40 (2): 129-137.

Het gehele proefschrift is digitaal op te vragen en/of
uit te printen: igitur-archive.library.uu.nl - Develop-
ments in Veterinary Medical Education -.

Subacute pensacidose, klauwproblemen
en verminderde vruchtbaarheid bij
(hoogproductieve) melkkoeien

A.H.G. PiebesB.van de GriendM.J.W. Rijnders

IJ.R. de VriesG.G. van der Weijden ", M.A. Crowe "\' en

KGruys\'v,*.**

Uit en voor de praktijk

Ziekteproblemen komen binnen de melkveehouderij
het vaakst en in de meest ernstige vorm voor tijdens de
transitieperiode van de koe, de overgangsperiode van
hoogdrachtig naar lacterend. De zogenaamde transitie-
koe heeft een belangrijke hormonale en fysieke
verandering doorgemaakt en verkeert door de op gang
gekomen lactatie in meer of mindere mate in een
negatieve energiebalans. Vooral de Holstein-Friesian en
het \'geholsteiniseerde\' Nederlandse vee ondervinden
door de hoge melkgift grote aanpassingsmoeilijkheden.
De in het lichaam aanwezige reserves worden gebruikt
voor de lactatie en het dier vertoont doorgaans een
afnemende lichaamsconditie.

Vaak zijn het management en de voeding niet in even-
wicht met de veranderde behoeften van de koe. Om

Diergeneeskundig Centrum z.o. Drenthe, Coevorden.

II Emeritus hoogleraar Verloskunde en Fertiliteit van de Grote Huisdie-
ren, Utrecht.

iii Associate professor, ucd School of Agriculture, Food Science and
Veterinary Medicine, College of Life Sciences, Dublin, Ireland.

i v Emeritus hoogleraar Pathologie Huisdieren, Utrecht.

* Rapporteur: E Gruys, Veterinary Extension Services, Driebergen.

** Verslag van een discussiemiddag op 10 maart 2009 te Coevorden op
verzoek van de eerste auteur en de rapporteur naar aanleiding van een
toename van klauwproblematiek bij melkvee.

hieraan toch zo veel mogelijk tegemoet te komen, wordt
een rantsoen gevoerd dat rijk is aan energie en eiwit. Dit
kan bestaan uit weidegras of graskuil, en maïssilage,
aangevuld met diverse soorten krachtvoer. Bij een rela-
tieve overmaat aan gemakkelijk verteerbare koolhydraten
kan hierbij een pensacidose optreden. Daarnaast kan de
omschakehng van het rantsoen ook te snel gaan ten
opzichte van de aanpassing van de pensflora. Hiervoor
wordt een tijdsverloop genoemd van drie weken (29).
Aanpassing van de pensvlokken zou mogelijk nog iets
trager kunnen verlopen dan die van de flora.

Dikwijls treedt er een pensacidoseproblematiek op in
subklinische vorm, men spreekt dan ook wel van \'sub-
acute ruminal acidosis\'
(sara). Indien er sprake is van een
ernstiger vorm van pensacidose kunnen gemakkelijk
pathologische veranderingen ontstaan in de pens en van
daar uit kunnen secundair pathologische afwijkingen
optreden in de lever en in andere lichaamsdelen (28). Ook
bij
sara heeft men dikwijls te maken met allerlei bijko-
mende problemen. De belangrijkste van deze problemen
waarmee de dierenarts wordt geconfronteerd bij verse
koeien en die verband kunnen houden met
sara, zijn
klauwproblemen en slechte vruchtbaarheid. In de
bespreking op 10 maart 2009 te Coevorden werd vooral
hierop ingegaan. Een belangrijk doel van de discussie was
daarbij om veronderstellingen als niet aangetoond te
onderkennen en aangetoonde feiten vast te stellen,
waardoor de toekomstige aanpak meer dan tot nu toe op
\'evidence based medicine\' gebaseerd zou kunnen worden.

sara

Een koe met sara kan zich op diverse manieren presente-
ren. Meestal gaat het niet om een dier met een duidelijk

-ocr page 513-

Hooi

Lang stro
Gehakseld stro
Gemalen stro

Gras-silage in vochtige vorm

Gras-silage voorgedroogd

Maïs-silage

Koolzaadblad-silage

Lang gras

Gehakseld gras

Gehakseld droog groenvoer

Groenvoerbriketten

Groenvoerpellets

Gerst

Haver

Tabel i. Relatieve structuurwaarde van voedermiddelen in vergelijking
met hooi (21).

ziektebeeld, maar betreft het diverse koeien in een koppel
die moeilijk op gang komen, minder herkauwen, onver-
teerde voedseldelen in de feces hebben en in productie
achterblijven ten opzichte van de verwachtingen. Soms
wordt oplopen gezien of zijn de dieren gassig in de
darmen. Ze kunnen al of niet een ziektebeeld hebben dat
gecompliceerd wordt door symptomen die passen bij een
lebmaagdislocatie.

sara wordt het vaakst waargenomen bij voedering van
rantsoenen met een verkeerde verhouding ruwvezel/snel
afbreekbare koolhydraten. Dit kan tijdelijk zijn, bijvoor-
beeld direct na een krachtvoergift, terwijl het misschien
geen probleem zou hebben gegeven indien een gemengd
rantsoen zou zijn verstrekt (29). Verder bleek uit onder-
zoek dat als een koe eenmaal een lage pens-pH had
ontwikkeld, er bij vrije voedselkeuze meer lange partikels
(vezel) werden gegeten, ook door de dieren die een hoger
risico liepen op pensacidose (11).

Een voor veterinaire toepassing praktische tabel over
vezels in rundveevoederbestanddelen kan men vinden in
een Duits voedingsboek (21). Het komt erop neer dat
wanneer de structuurwaarde van hooi op i gesteld wordt,
andere voederbestanddelen daarmee kunnen worden
vergeleken (tabel i). Hierdoor kan men op basis van
percentages voedermiddelen in een rantsoen een indruk
krijgen van de uiteindelijk toegediende hoeveelheid vezel.

Door een lager gehalte aan vezel in het voer treedt een
vermindering van herkauwen op, hetgeen resulteert in
een verminderde buffering van de pensinhoud. Hierdoor
ontstaat meer kans op pensacidose. (Bovendien heeft men
hierdoor een verhoogd fosfaatverlies via de urine, waarvan
bij mestvee bekend is dat het de kans op de vorming van
urinewegstenen doet toenemen.)
Engels raaigras (31) en in het bijzonder de tetraploïde
rassen hiervan, staan als voeder voor runderen slecht
bekend. Deze planten vormen relatief veel blad en vormen
pas in een laat groeistadium celluloserijke delen. Een
structuurarm en onbestendig product is het resultaat. Men
komt langzaam maar zeker een beetje terug van de
monocultuur/kunstweide. Er worden weer vaker mengsels
van grassoorten ingezaaid. Ten gevolge van de huidige
mestwetgeving maakt men gebruik van klavers om de
stikstofbenutting te verbeteren. Dit kan echter als nadeel
hebben dat de klavers fyto-oestrogenen produceren, die
van invloed kunnen zijn op de vruchtbaarheid van de koe.
Bovendien is witte klaver zelf ook structuurarm.

I

1.5

i

0,50
0,75

i
i

0,5

0,75

0,5

0,75

0.5

0,25

o

0

Een pensvloeistof met een pH lager dan 5,8 (tot 5,5)
brengt de koe in het
sara-traject (12). Beneden pH 5 wordt
het probleem snel ernstiger, omdat het pensepitheel niet
door slijm wordt beschermd tegen een zure inhoud. Er is
dan sprake van pens- en/of systemische acidose met alle
gevolgen van dien (28, 30). Bij een koe die al
sara heeft, zal
men waarnemen dat zich sneller een pens-pH lager dan 5
ontwikkelt dan bij een normale koe. Normaliter kan een
herkauwer de pens-pH binnen fysiologische grenzen
houden door vluchtige vrije vetzuren te absorberen,
waarbij tevens een structurele aanpassing van de pens-
vlokken plaatsvindt. Maar bij een te snelle pH-daling kan
de penswand de neutralisatie door opname van vluchtige
vetzuren niet meer voor elkaar krijgen en dan kunnen ook
lactaatvormende bacteriën hun gang gaan. Daaraan
voorafgaand nemen de pensprotozoën in aantal af, terwijl
de pensflora minder stabiel wordt. Voeding van gisten en/
of natriumbicarbonaat zou ondersteunend kunnen
werken.

Om de diagnose sara te bevestigen, wordt aanbevolen
pensvloeistof af te nemen bij tien of meer dieren per
voedingsgroep en de pH daarin te bepalen. Omdat met een
sonde genomen monsters bijmenging van speeksel
kunnen bevatten, wordt aanbevolen de pensmonsters te
nemen via rumenocentesis (29).

Men kan misschien bij de beoordeling van de pro-
blematiek ook gebruikmaken van bloed-ureumwaarden
(bun) of van ureum in melkmonsters (mun), omdat vanuit
Amerikaanse omstandigheden bekend is dat bij warm
weer, waardoor het herkauwen afneemt, in de pens hoge
lactaatgehaltes ontstaan (pensacidose) en de
bun en mun
hogere waarden laten zien (27). Bovendien zou men
kunnen discussiëren over de vraag wat het \'panting\'-
mechanisme hierbij voor gevolgen zou kunnen hebben
voor de CO^-spiegel en alkalose/acidose. Verhoogd

Koper onduidelijk.

Kobalt effect op de conceptie bij herkauwers.
Selenium invloed op retentio secundinarum

(seleniumtekort gaat vaak samen met vitamine E-tekort.
Het is recent in Engeland genoemd in het kader van repro-
ductieproblemen en mastitis bij koeien (4,6) en beschreven
als oorzaak van een spierprobleem bij pinken in Nederland
(20)).

Mangaan van belang voor conceptie (lage waarden van mangaan zijn

genoemd voor maïssilage).
Jodium via schildklierhormoon van belang (in Engeland en leriand
is jodiumgebrek genoemd als predisponerend voor dood-
geboorte, slappe kalveren en stille bronst bij vaarzen en
koeien (8), het is daar een probleem op veengrond).
Zink geeft vooral onvruchtbaarheid van de stier (zou ook rol

spelen bij de klauwgezondheid).
Ijzer kan onder omstandigheden te laag uitkomen (onder Neder-
landse omstandigheden door hoge waarden in de grond en
daardoor in het gras en/of bijmenging van grond in het voer,
soms zeer hoge ijzerwaarden).

Tabel 2. Sporenelementen en vruchtbaarheid (18).

-ocr page 514-

zuurverlies via CO^ en daardoor kans op alkalose wordt
gecompenseerd door bicarbonaatuitscheiding met de
urine, waardoor hiervan minder beschikbaar zou zijn voor
buffering van de pensinhoud via speeksel. Dit warmte-
verschijnsel zou ook onder Nederlandse omstandigheden
kunnen voorkomen.

De ureumwaarden hangen verder af van de voeding
(hogere waarden bij energietekort en/of eiwitovermaat) en
diverse pathofysiologische processen (rs) zoals spier-
afbraak (slijten) of nieraandoeningen. Door deze com-
plexiteit wordt het interpreteren van hoge waarden niet
makkelijker Lage ureumwaarden, die voorkomen bij
eiwittekort, zijn gemakkelijker te interpreteren.

sporenelementen

Bij voedering van weidegras en daarvan afgeleide produc-
ten kunnen, mede afhankelijk van de grondsoort waarop
het gewas gegroeid is, gemakkelijk diverse tekorten aan
sporenelementen en mineralen ontstaan. Dit zou vooral
spelen bij jongvee, omdat aan melkvee vaak wel kracht-
voer verstrekt wordt, maar aan jongvee vrijwel niet.
Hidiroglu (t8) heeft in rg/g al een opsomming gegeven
van tekorten aan sporenelementen in relatie tot de
vruchtbaarheid (tabel 2). Omdat retentio secundinarum
en mastitis (4, 6), en slechte klauwkwaliteit ook kunnen
samenhangen met voedingsdeficiënties, is het extra nuttig
de opsomming in tabel i nog eens te bekijken. Bovendien
is recentelijk door Jobse et al. (20) gewezen op schrijnende
tekorten aan vitamine E en selenium onder Nederlandse
omstandigheden.

sara en laminitis

Minder speekselvorming door minder herkauwen kan
men aannemen als een optredend verschijnsel bij struc-
tuurarm voer De pensacidose is een feit, de pH kan men
gemakkelijk meten. Bij de pensacidose, maar ook bij
sara,
treden veel klauwproblemen op, vooral laminitis en
daaraan gerelateerde secundaire klauwafwijkingen zoals
overgroeid klauwhoorn, zoolzweren en kroonrandfistels.
De vorming van endotoxine in de pens wordt in beschrij-
vingen over de ontstaansgeschiedenis van de laminitis veel
genoemd, maar betrouwbare data worden nauwelijks
gegeven, waardoor het meer een veronderstelling is dan
een aangetoonde verandering. Aan de endotoxineveronder-
stelhng wordt in de literatuur de mogelijkheid van
histaminevorming toegevoegd. Bij voedering van granen
vond men hoge histamineconcentraties (gevormd uit
histidine door een specifieke bacterie:
Allisonella histamini-
formans;
(13)). De vaatproblemen die door dit soort
biochemische producten uit de pens zouden worden
bevorderd, zijn wel waarneembaar In de witte lijn en in de
zool van koeienklauwen worden bloedingen waar-
genomen. Boosman (3) heeft zich destijds beijverd histolo-
gische veranderingen te koppelen aan de afwijking. Ook
Shearer (35) meent dat vaatveranderingen in de ondervoet
een belangrijke rol spelen in de
Pathogenese van laminitis.

Het is door de veelheid aan onzekerheden waarschijn-
lijk verstandig meer onbevooroordeeld en open te denken

over het probleem laminitis. Shearer (35) spreekt van
\'claw horn disruption\'. Dit zou kunnen leiden tot het
afzinken van het klauwbeen met druk op het corium van
de klauwzool en de klauwhiel. Secundair ziet men dan
ulcera van de klauwpunt, -zool en -hiel. In Zürich heeft
men verlies van vetweefsel in het zooikussen vastgesteld
(25). Voorts noemt men de mogelijkheid van epidermale
groeifactoren
(egf) die uit beschadigd pensepitheel
zouden komen en van invloed zouden kunnen zijn op de
hoorngroei in de klauw, terwijl men in het klauwstroma
activering van matrix metalloproteïnasen
(mmps) heeft
gevonden (37). Bij zoolzweren vonden Hendry et al. (ry)
metalloproteïnasen 2 en 9 en remming van de metallo-
proteïnase-inhibitor 2
(timp-2).

Webster and Tarlton (42) noemen een hypothese die de
moeite van het onderzoeken waard is: door verandering
van de hormonale invloeden die met de partus te maken
hebben, zou net als de banden het bindweefsel van de
ondervoeten kunnen verslappen. Interessant is dat men
bij onderzoek van de Utrechtse afdeling Verloskunde naar
de relaxatie van de cervix uteri gedurende het einde van de
dracht en ten tijde van de partus, in het cervixweefsel
activering vond van diverse factoren, waaronder
mmps
(38). Webster and Tarlton (42) zagen een grotere beweeg-
lijkheid binnen het klauwbindweefsel en plaatsten
daarom vaarzen op stro in plaats van op roosters. De
zachte bedding voorkomt traumatische beschadiging van
de ondervoeten. Het bevordert dierenwelzijn, en of de
laesies nu ontstaan door aan penspathofysiologie gerela-
teerde vaatveranderingen of door bindweefselverslapping
rond de partus, ze voorkomen erger
Het is echter al lang bekend dat de belasting de ernst van
bevangenheid kan verergeren. Om veel melk en melkeiwit
te krijgen, worden de koeien lactogeen gevoerd, wat
neerkomt op hoge glucosespiegels. Droge koeien worden
vooral ketogeen gevoerd, wat resuheert in de opbouw van
een vetreserve en een laag bloedglucose. Omdat bij het
paard insulineresistentie geacht wordt een rol te kunnen
spelen in de etiologie van bevangenheid (2, r4), is het
aannemelijk dat ook bij koeien insulineresistentie (wat is
aangetoond bij verse Holstein-Friesians (5)) van belang zou

-ocr page 515-

kunnen zijn in de pathogenese van laminitis. Hoe de
precieze etiologie en pathogenese zijn, zal nog wel enige
tijd een vraag blijven, maar het onderwerp biedt volop
mogelijkheden voor nader onderzoek.

Laminitis en fistels aan de kroonrand

Door veranderingen in de hoornschoen, maar ook door
verslapping van het weefsel onder invloed van ammoniak,
vocht en vuil uit de omgeving, ontstaat een verhoogde
gevoeligheid voor infectie van de witte lijn, fisteling en
doorbraak naar dorsaal (figuur i). Dit is vanouds in ons
land vooral bekend bij schapen in winterstalling (vuil,
ammoniak), bij zwaardere varkens en nu ook steeds vaker
bij koeien. Bij varkens noemt men naast afslijten op een
harde vloer: tekorten, zoals van biotine en van mineralen
als koper en zink; een te veel aan selenium en methionine
(39); toediening van verboden groeibevorderaars zoals
salbutamol (32) en infecties met rotkreupelbacteriën
(Dichebbacter (Bacteroides) nodosus; (33)). Volgens Van
Barneveld (39) is wat betreft de voedingsfouten alleen voor
biotine via onderzoek bewijs geleverd (9, 23, 24, 36).

Waarschijnlijk zijn de teenpuntnecrose en de ernstige
witte lijn-defecten bij koeien zoals onlangs beschreven
door Holzhauer en Vos (rg) meer kwaadaardige varianten
van het hier in Coevorden geschetste probleem bij
melkvee.

fertiliteit

Bekijkt men publicaties over de economie van rundvee-
houderij dan blijkt fertiliteit net zo belangrijk te zijn als
productie (22). De melkrijke Holstein-Friesian is verge-
leken met andere rassen minder vruchtbaar, maar men
dient zich natuurlijk te realiseren dat een vermagerende
koe het tegendeel toont van \'flushing\'. De Holstein
postpartumkoe is vaak suboptimaal gezond of zelfs ziek

Legend

SmaN todides (< Snvn)

Qj Ovulation

^ MedROTi to^des mm)

LH pulse panem

0 Dominant tolKie (>9 mm)

^^X Progesterone proMe

Atrebc toHKles

Figuur 2. Diagrammatische weergave van het groeipatroon van domi-
nante follikels en ovariële cycli gedurende de postpartumperiode bij
i melkvee. De
l h -pulsfrequentie is weergegeven op een tijdas van acht uur
i (van de koeien is elke vijftien minuten een bloedmonster afgenomen). Na
de eerste ovulatie komt bij 70 procent van de koeien een verkorte cyclus
voor. (De figuur is voor deze discussie aangepast naar Crowe (7)).

(onder andere sara, vette lever, et cetera). Men moet
denken aan aandoeningen van het geslachtsapparaat,
zoals aan de nageboorte blijven staan, endometritis,
cysteuze
Ovarien, en bacteriële en virale infecties. Crowe
(7) noemt als oorzaken voor het vertraagd tot ovulatie
komen van postpartum Holsteintype koeien: de negatieve
energiebalans, dystocia, aan de nageboorte blijven staan
en uteriene infecties. Onder normale omstandigheden
gaat de eerste ovulatie gepaard met een stille bronst, in
meer dan 70 procent van de gevallen gevolgd door een
verkorte cyclus met meestal slechts één follikelgroeigolf.
Vaak heeft men twee follikelgroeigolven gedurende de
eerste 18 tot 23 dagen (figuur 2). Proefvaarzen met een
kortere levensduur van de dominante preovulatoire
follikel hadden een hoger conceptiepercentage dan dieren
met dominante follikels die langer aanwezig waren (i).
Volgens Crowe (7) is de energiebalans van belang voor de
aanwezigheidsduur van de dominante follikel en voor het
aantal follikelgroeigolven per cyclus, omdat deze een rol
speelt bij de metabole klaring van progesteron.

Bij Holsteinkoeien zijn er gewoonlijk twee follikel-
groeigolven per cyclus. Dit zou mogelijk kunnen komen
door een iets hogere
lh-pulsfrequentie, omdat de proges-
teronwaarden lager zijn door het hoge metabolisme bij
deze dieren. In dit verband wordt geadviseerd tijdens de
droogstand extra aandacht te schenken aan de voeding,
zodat de koeien in optimale conditie zijn (\'body condition
score\'
[bcs]: 2,75 tot 3,0 met een beperkt scoreverlies: <0,5
Bcs eenheden (7)).

Onderzoekt men de erfelijkheid van de productie en
vruchtbaarheid, dan blijkt die van de productie het best te
scoren (erfelijkheidsgraad van 35 procent tegen 3 tot 4
procent voor de tussenkalftijd (22)). Wat betreft nakome-
lingen van stieren lijkt men over de top van productie
heen te zijn, en mogelijk is er nog enige ruimte voor
genetische verbetering van de fertiliteit.

Een vraag die men zich heeft gesteld, was of inteeltde-
pressie een rol zou kunnen spelen bij de slechtere fertili-
teit. Kruising van rassen geeft als heterosiseffect sterkere
dieren en betere fertiliteit, maar een lagere productie.
Daarom wordt uiteindelijk toch teelt van een \'zuivere\' lijn
aanbevolen (16).

Bij Holsteinvaarzen dient de veehouder overigens
voldoende aandacht te schenken aan bronstverschijnselen
om de fertiliteit ten volle te kunnen benutten. Dalton (ro)
noemt:

1. Meer letten op grootte en gewicht dan op leeftijd.

2. Bronstdetectie optimaliseren (staan, mucus, toe-
genomen activiteit, springen, kin opleggen).

3. Het juiste inseminatiemoment bepalen.

4. Men kan de dieren synchroniseren.

5. Men dient drachtigheid te controleren voor dag 40.

In elk geval dient men de Nederlandse onderzoeksresul-
taten met betrekking tot oestrusdetectie van Van Eerden-
burg cum suis (40,41) in gedachten te houden. Vaker
controleren met gebruik van een oestrussymptomen-
scoresysteem verhoogde het percentage gedetecteerde

-ocr page 516-

koeien in oestrus van 37 procent voor alleen \'standing
oestrus\' naar 100 procent bij twaalf keer per dag controle-
ren met gebruik van een uitgebreid scoresysteem (40). Ook
toepassing van een stappenteller (pedometer) kan uit-
komst bieden (34), hoewel dit afhankelijk van het appa-
raatje, mogelijk meerdere malen per dag moet worden
afgelezen (26).

literatuur

1. Austin EJ, Mihm M, Ryan MP, Williams DH and Roche JE Effect of
duration of dominance of the ovulatory follicle on the onset and
fertility in heifers. I Anim Sci 1999; 77: 2219-2226.

2. Bailey SR, Haberston-Butcher JL, Ransom KJ, Elliott J and Menzies-Gow
NJ. Hypertension and insulin resistance in a mixed-breed population
of ponies predisposed to laminitis. Am J Vet Res 2008:69:122-129.

3. Boosman R. Bovine laminitis. Histopathologic and arteriographic
aspects, and its relation to endotoxaemia. 1990. Proefschrift, Utrecht.

4. Bourne N, Scholle F, Silva MC, Rossi SL and Dewsbury N. The effect of
parenteral supplementation of vitamin E with selenium on the health
and productivity of dairy cattle in theuK. Vet J 2008; 177: 381-387.

5. Chagas LM, Lucy MC, Back PJ, Blache D, Lee JM, Gore PJ, Sheahan AJ
and Roche J.R. Insulin resistance in divergent strains of Holstein-
Friesian dairy cows offered fresh pasture and increasing amounts of
concentrate in early lactation. J Dairy Sci 2009; 92: 216-222.

6. Cook JG and Green MJ. Reduced incidence of retained fetal membra-
nes in dairy herds supplemented with iodine, selenium and cobalt. Vet
Ree 2007; 161:625-626.

7. Crowe MA. Resumption of ovarian cyclicity in post-partum beef and
dairy cows. Reprod Dom Anim 2008; 43 (Suppl 5): 20-28.

8. Crowley D and Saxton M. Selenium and iodine affect calving and calf
mortality. 2002; http://www.farmersj0urnal.ie/2002/0223/dairy/
features.html.

9. Cunha TJ, Lindley DC and Ensminger ME. Biotin deficiency syndrome
in pigs fed desiccated egg white. J Anim Sci 1946; 5: 219-225.

10. Dalton JC. Are you satisfied with the fertility of your Holstein
heifers.2007; http://www.progressivedairy.com/pd/features/2007/
0907/0907_dalt0n.html.

11. Devries TJ, Dohme F and Beauchemin KA. Repeated ruminal acidosis
challenges in lactating dairy cows at high and low risk for developing
acidosis: feed sorting. J Dairy Sci 2008; 91:3958-3967.

12. Dohme F, DeVries TJ and Beauchemin KA. Repeated ruminal acidosis
challenges in lactating dairy cows at high and low risk for developing
acidosis: ruminal pH.J Dairy Sci 2008; 91: 3554-3567.

13. Garner MR, Flint JF and Russelll JB. Allisonella histaminiformans gen.
nov, sp. nov A novel bacterium that produces histamine, utilizes
histidine as its sole energy sporce, and couild play a role in bovine and
equine laminitis. Syst Appl Microbiol 2002; 25:498-506.

14. Geor RJ and Harris P Dietary management of obesity and insulin
resistance: countering risk of laminitis. Vet Clin North Amer Equine
Pract 2009; 25: 51-65.

15. Hammond AC. Update on bun and mun as a guide for protein
supplementation in cattle.1997; http://dairy.ifas.ufl.edu/files/
rns
/i997/fmsi997.pdf

16. Hansen PJ. Improving dairy cow fertility through genetics. 2008;
http://www.engormix.com/improving_dairy_cow_fertility_e_arti-
cles_1196
_GDL.htm.

17. Hendry KA, Knight CH, Galbraith H and Wilde CJ. Basement
membrane integrity and keratinization in healthy and ulcerated
bovine hooftissue.J Dairy Res 2003; 70:19-27.

18. Hidiroglu M. Trace element deficiencies and fertility in ruminants. A
review. J Dairy Sci 1979; 62:1195-1206.

19. Holzhauer M en Vos J.H. Klauwgezondheid in Nederland, een update
van enkele recente ziektebeelden. Tijdschr Diergeneeskd 2009; 134:
200-205.

20. Jobse KW, Bouwstra RJ en Holzhauer M. Ruptuur van de musculus
serratus ventralis (flying scapula) als symptoom van spierdystrofie in
een koppel Holstein Friesian pinken op een Nederlands melkveebe-
drijf Tijdschr Diergeneeskd 2008; 133:704-708.

21. Kamphues J, Coenen M, Iben C, Kienzle E, Pallauf J, Simon O, Wanner
M, Zentek J, Habich A-C, Kölle P, Liesegang A, Männer K, Mösseler A,
Vervuert I und Wolf P Supplemente zu Vorlesungen und Übungen in
der Tierernährung. M&H Schaper, Hannover 2009.

22. Kearny E Improving dairy herd fertility through genetic selection.
Irish Vet J 2007; 60: 377-380.

23. Kopinski JS, Leibholz J, Bryden WL and Forgarth A.C. Biotin studies in
pigs.
i. Biotin deficiency in the young pig. Br J Nutr 1989; 62: 751-759.

24. Kopinski JS and Leibholz J. Biotin studies in pigs. 2. The biotin
requirements of the growing pig. Br J Nutr 1989; 62: 761-766.

25. Lischer C, Nuss K, Nacambo S, Meyer S and Ossent R Biomechanical
aspects of the pathogenesis of claw horn disruptions in dairy cattle. J
Anim Sci 2003; 81:28.

26. Lyimo ZC, Nielen M, Ouweltjes W, Kruip TA, van Eerdenburg FJCM
van. Relationship among estradiol,
Cortisol and intensity of estrous
behavior in dairy cattle. Theriogenology 2000; 53:1783-1795.

27. Melendez P Donovan A and Hernandez J. Milk urea nitrogen and
infertility in Florida Holstein cows. J Dairy Sci 2000; 83:459-463.

28. Merck Veterinary Manual 9th edition. 2005; http:// www.merckvetma-
nual.com/mvm/index.jsp?cfile=htm/bc/21704.htm.

29. Mutsvangwa T. Subacute ruminal acidosis (sara) in dairy cows. 2003:
http://www.omafra.gov.on.ca/english/livestock/ dairy/facts/03-031.
htm.

30. Nordlund K. Herd-based diagnosis of subacute ruminal acidosis.
Preconvention seminar 7, Am Ass Bov Pract 36th Annual Conference,
September 15-17,2003, Columbus OH. 2003; http://www.vetmed.wisc.
edu/dms/fapm/fapmtools/2nutr/sara2aabp.pdf

31. O\'Grady L, Doherty ML and Mulligan FJ. Subacute ruminal acidosis
(sara) in grazing Irish dairy cows. Vet J 2008; 176:44-49.

32. Penny RH, Guise HJ, Rolph TP, Tait JA, Johnston AM, Kempson SA and
Gettinby G. Influence of the beta-agonist salbutamol on claw horn
lesions and walking soundness in finishing pigs. Vet Ree 1994; 135:
374-381.

33. Piriz S, Hurtado MA, Valle J, Mateos EM, Martin-Palomino P and
Vadillo S. Bacteriological study of footrot in pigs: a preliminary note.
Vet Ree 1996; 139:17-19.

34. Roelofs JB, Eerdenburg FJCM van, Soede NM and Kemp B. Pedometer
readings for estrous detection and as predictor for time of ovulation in
dairy cattle. Theriogenology 2005;64:1690-1703.

35. Shearer J.K. Nutrition and claw health. Tri-state dairy nutrition
conference. 2005; http://tristatedairy.0su.edu/shearer paper. pdf

36. Simmins PH and Brooks PH. Supplementary biotin for sows: effect on
claw integritry. Vet Ree 1988; 122:431-435.

37. Tariton JF and Webster AJF A biochemical and biomechanical basis
for the pathogenesis of claw horn lesions. In: Proceedings of the 12 th
international symposium on lameness in ruminants, 9-13 Jan 2002,
Orlando
fl, usa. 2002: pp 395-398; http://www.ivis.org/proceedings/
rumlameness/2002/session6/session6.pdf

38. Taverne MAM and van der Weijden GC. Parturition in domestic
animals: Targets for future research. Reprod Dom Anim 2008; 43
(Suppl.5): 36-42.

39. Van Barneveld R. The role of nutrition in sow feet health. 2009; http://
feetfirst.zinpro.com/index.php/symposium-information/event-
recap#RoleNutrition.

40. Van Eerdenburg FJCM, Loeffler HS and van Vliet JH. Detection of
oestrus in dairy cows: a new approach to an old problem. Vet Quart
1996; 18: 52-54.

41. Van Eerdenburg FJCM, Karthaus D, Taverne MAM, Merics I and Szenci
0. The relationship between estrous behavioral score and time of
ovulation in dairy cattle. J Dairy Sci 2002; 85:1150-1156.

42. Webster AJF and Tariton JE Subclinical laminitis, or not? The
aetiology and early pathogenesis of sole and white line lesions in
dairy heifers. J Anim Sd 2003; 81: 27.

-ocr page 517-

Forthyron

®

Levothyroxine natrium

400 pg tablet voor makkelijk doseren bij zwaardere honden
Nauwkeurig doseren met 200 pg snaptab en 400 pg deelbare tablet
Professionele blisters in compacte doosjes en een klantvriendelijke bijsluiter

sterk

Secuur

Simpel

Product Forthyron® 400 microgram tablet / 200 microgram tablet - Samenstelling Weriaaam bestanddeel per tablet: Levothyroxine
natrium 400 microgram / 200 microgram - Doeldier Honden - Indicatie Voor de behandeling van hypothyreoïdie (onvoWoende
productie van schildklierhormoon) bij honden. • Conira-indicaties Niet gebojiken bij honden die lijden aan een ongecorrigeerde
bijnier insufficiëntie, • Bijwerltingen Het herstel van lichaamsactiviteit kan andere problemen, zoals artritis, demaskeren of inten-
siveren. Ongewenste effecten van schildkliertM)rmonen zijn over het algemeen gerelateerd aan overdosering en komen overeen
met de symptomen van hyperthyreoïdie. namelijk meer drinken en urineren, gev/ichtsveriies zonder veriies van eetlust en hijgen.
Indien u ernstige bijwerkingen of andersoortige reacties vaststelt die niet in deze bijsluiter worden vermeld, wordt u verzocht uw
dierenarts hiervan in kennis te stellen. - Dosering en toediening De aanbevolen startdosering van levothyroxine natrium is 10 pg^
lichaamsgewicht oraal om de 12 uur. Door de variatie in absorptie en metabolisme, kan het nodig zijn om de dosis aan te passen
voordat een complete klinische respons wordt gezien. De initiële dosis en frequentie van toediening zijn slechts een startpunt. De
therapie moet individueel afgestemd worden voor elke hond apart, onder begeleiding van de dierenarts. Bij de hond kan de absorptie
van levothyroxine worden beïnvloedt door de aanwezi^id van voedsel. Het tijdstip van behandeling in relatie tol de voeding moet
daarom van dag tot dag consistent zijn. • Overige informatie Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Levering uitsluitend op
recept van de dierenarts. Op diergeneeskundig voorschrift. Forthyron 400: REG NL 10382 UDA/ Forthyron 200: REG NL 10381
UDA • Registratiehouder Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel. Nederland. Verdere informatie is op aanvraag
verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

Eurovet Animal Health BV
Tel. 0497-544330
info@eurovet.nl

-ocr page 518-

BackHome BioTec®
Onbreekbaar en weeFselvriendelijk

■ OpMmale biocompaHbilitei^

■ 20% lichter dan een glazen transponder

■ Onbreekbaar, en dus veiliger

■ Geschikt voor alle diersoorten

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transponde
geniet de voorkeur

Gelukkig zijn steeds meer dierenartsen overtuigd: een klein verschil in prijs ka
geen reden zijn om te kiezen voor een omhulsel van het breekbare bioglas al
door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschikbaar is. Uw cliënte
willen, voor een gering prijsverschil, ook geen onnodig risico lopen als u z
voor de keuze zou stellen. Het omhulsel van BackHome BioTec transponders i
gemaakt van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar maa
ook het meest weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is
Onderzoeken in het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden* hebbei
de voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.
Daarom: glas in de glasbak - niet in de patiënt!

BackHome BioTec: de onbreekbare doorbraak

•Dala Dn file

BackHome^

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 of ww/w.virbac.nl

-ocr page 519-

Shoppen

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Je hebt ze erbij zitten: cliënten die
van praktijk naar praktijk \'shoppen\'
op zoek naar de goedkoopste
dierenarts. Alleen bij spoedgevallen
buiten kantooruren verwachten die
cliënten dan wel dat je direct
beschikbaar bent voor hulpverle-
ning. Terecht of onterecht?

chocoholic

Voor vrouwen is het woord niet nieuw
en het verschijnsel ook niet. Met mate
schijnt het zelfs wel gezond te zijn,
maar voor honden is dat beslist niet
het geval. Deze eigenaresse maakt zich
dan ook ernstige zorgen als haar hond
\'s nachts een klein onsje melkchoco-
lade naar binnen werkt. Ze belt direct
de dienstdoende dierenarts voor hulp.
Gelukkig zit de dienstdoende dieren-
arts bij een praktijk waar zij met haar
hond ook staat ingeschreven. Ook? ]a,
zo legt ze uit aan de dierenarts die \'s
nachts de telefoon opneemt, vanwege
de prijs gaat ze meestal naar een
goedkopere collega, maar nu moet de
chocola er met spoed uit en komt het
dus beter uit de praktijk te bellen die
dichterbij zit. De dierenarts kan enige
irritatie niet onderdrukken. Mevrouw
vertelt hem in zijn gezicht dat ze
meestal liever naar zijn goedkopere
collega gaat, maar vraagt hem nu wel
of hij op stel en sprong uit zijn bed wil
komen? Liever niet, is zijn reactie, laat
haar dan maar naar die goedkopere
collega gaan. Als die er niet is, kan ze
altijd nog terugbellen.

De eigenaar zet uitvoerig uiteen
hoe zij de prijsverschillen tussen hem
en zijn collega ervaart, hetgeen voor
de dierenarts reden is het gesprek na
enige tijd te beëindigen. De eigenaar
belt direct opnieuw en de verlopen
tijdspanne is volgens de dierenarts
dermate kort, dat er geen sprake van
kan zijn dat de eigenaar heeft kunnen
vaststellen dat er geen collega beschik-
baar is. Hij neemt daarom de telefoon
niet meer op. Lang leve de nummer-
weergave. Uiteindehjk regelt de
eigenaar met behulp van de dierenam-
bulance dat de hond naar een andere
dierenarts wordt gebracht. Daar krijgt
hij een braakmiddel toegediend en
overleeft aldus zijn zoete uitspatting.
Desondanks doet de eigenaar haar
beklag bij het Tuchtcollege.

giftig

Het Tuchtcollege mag zich buigen over
de hulpvraag. Mag je een cliënt weige-
ren als die cliënt ook bij een of meer
andere praktijken staat ingeschreven?
De discussie gaat terug naar de basis:
volgens vaste jurisprudentie behoort
een dierenarts een nachtelijk verzoek
om hulp serieus te nemen en de patiënt
naar de praktijk te laten komen, tenzij
de dierenarts door grondig uitvragen
van de situatie, zich er grondig van
kan overtuigen dat spoedeisende hulp
op dat moment niet noodzakelijk is.
Laat dat volgens de dierenarts nu geen
probleem zijn! Hij heeft de eigenaar
aan de tand gevoeld over de situatie en
de eigenaar heeft daarop geantwoord
dat de hond waarschijnlijk ongeveer
80 gram melkchocola had weggewerkt.
Lekker, maar nog niet toxisch, en dus
voor de dierenarts geen reden zijn bed
te verlaten.

bitterzoet

Hoe begrijpelijk zijn reactie ook is, het
Tuchtcollege kan zich toch niet geheel
achter de dierenarts scharen. Uit het
dossier en de verklaringen blijkt dat
de dierenarts zijn hulp al weigerde
toen de eigenaar noemde dat zij
vanwege het prijsverschil liever naar
een collega ging. Op dat moment
adviseerde de dierenarts al dat zij zich
dan maar tot die collega moest
wenden. De analyse van de hoeveel-
heid chocola speelde op dat moment
nog geen rol. Feit is en blijft dat
mevrouw met de hond bij zijn praktijk
stond ingeschreven, dat hij die nacht
dienst had en dat zij belde met een
verzoek om hulp. De dierenarts heeft
haar zonder doorvragen naar een
collega gestuurd en dat is veterinair
onjuist. Het mag dan zo zijn dat het
voor een dierenarts een tikje irritant is
dat een cliënt uitvoerig discussieert
over prijsverschillen, maar dat mag
geen reden zijn om hulp te weigeren.
Ten slotte is het niet meer opnemen
van de telefoon bij een cliënt die direct
terugbelt, veterinair niet aanvaard-
baar De dierenarts had mevrouw toch
moeten uitnodigen om naar zijn
praktijk te komen, of op zijn minst
een inhoudelijk gesprek moeten
voeren over de toestand van de hond
en de noodzaak voor spoedhulp.

Het levert de dierenarts een waar-
schuwing op. En dat niet alleen, van
chocola zal hij voorlopig ook wel een
vieze smaak in zijn mond krijgen. *

-ocr page 520-

Anne-Marie Hoppenbrouwer

De Commissie Aanprijzing Veteri-
naire Producten (
cavp) is een
tuchtcommissie ingesteld door de
knmvd en de fidin (Fabrikanten en
Importeurs van Diergeneesmidde-
len in Nederland). Deze beide
organisaties hebben gezamenlijk
een Code voor de aanprijzing van
veterinaire producten (de
Code) vastgesteld. Klachten met
betrekking tot overtredingen van de
Code worden behandeld door de

cavp.

De cavp kwam in 2008 vijfmaal bijeen
voor de behandeling van een klacht.
Daarnaast kwam in 2008 nog een
zesde klacht binnen, waarvan de
behandeling eind januari 2009
plaatsvond. Hieronder volgt een korte
samenvatting van de behandelde
klachten en de uitspraken van de
cavp. Voor een goed begrip van de
verschillende casus en de bijbehoren-
de uitspraken is het essentieel van de
volledige uitspraken kennis te nemen.
De volledige uitspraken zijn te vinden
op: www.fidin.nl.

uitspraak 2008-1
In de eerste zaak was een brochure in
het geding die werd gebruikt voor de
promotie van een ontstekingsrem-
mend diergeneesmiddel dat ook een
pijnstillende werking heeft (een
zogenaamde \'non-steroidal anti-
inflammatory drug\'). De klacht luidde
dat informatie in de brochure mis-
leidend was vanwege het ontbreken
van wetenschappelijke onderbou-
wing. De
cavp heeft dienaangaande
overwogen dat aan een reclame-uiting
onder omstandigheden niet de eis
dient te worden gesteld dat deze
wetenschappelijk kan worden
onderbouwd. Voorwaarde is wel dat
het voor het publiek tot wie de uiting
is gericht, duidelijk is dat het daarbij
gaat om een aanprijzing en niet om
een wetenschappelijke claim met
betrekking tot de eigenschappen van
het product. Een hieraan gerelateerde
discussie betrof de vraag of in een
reclame-uiting gericht op dierenartsen
alleen naar significante resultaten
mag worden verwezen of dat ook
\'trends\' mogen worden aangehaald.
De
cavp heeft dienaangaande aller-
eerst overwogen dat, indien in een
aanprijzing gericht op een dierenarts
een trend wordt aangehaald, daaraan
op grond van de Code niet in zijn
algemeenheid de eis kan worden
gesteld dat dit steeds expliciet wordt
aangegeven. Iedere aanprijzing dient
daartoe afzonderlijk te worden
beoordeeld en aan de Code te worden
getoetst op basis van de omstandig-
heden van het geval. In het onder-
havige geval beoordeelde de
cavp de
verwijzing naar trends zonder
expliciete aanduiding geoorloofd. De
klacht werd derhalve ongegrond
verklaard.

uitspraak 2008-2
De tweede klacht had betrekking op
een reclamecampagne in de vorm van
een belactie voor een zogenoemde
\'dubbeltherapie\'. Deze therapie betrof
het gebruik van een droogstand-
antibioticum in combinatie met een
diergeneesmiddel dat fungeert als
\'speenafsluiter\'. De dubbeltherapie
werd onder de aandacht gebracht door
middel van een advertorial en een
advertentie en de belactie werd
aangekondigd in brieven aan
dierenartsen(praktijken) en vee-
houders. De CAVP stelde vast dat de
gekozen vorm van de reclame-
campagne, zijnde een belactie, viel
binnen de strekking van artikel 4.2
van de Code. In tegenstelling tot
hetgeen klager betoogde, oordeelde de
cavp dat de in artikel 4.2 van de Code
genoemde uitzonderingen op het
verbod op publieksreclame voor
receptgeneesmiddelen, geen limita-
tieve opsomming vormen. Klager
stelde voorts dat de belactie zou

Jaarverslag Commissie Aanprijzing
Veterinaire Producten

aanzetten tot ondoelmatig gebruik,
aangezien deze zo zou zijn ingericht
dat de veehouder direct een voorstel
werd gedaan tot aanschaf van een
receptgeneesmiddel, waarbij de
dierenarts dus werd buitengesloten.
De
cavp oordeelde dat voor haar niet
in voldoende mate was vast te stellen
hoe de belactie feitelijk was verlopen.
Tevens oordeelde de
cavp dat het niet
of zijdelings betrokken zijn van de
dierenarts bij de levering van recept-
plichtige diergeneesmiddelen niet per
definitie leidt tot ondoelmatigheid,
zoals klager betoogde. Ook de klacht
dat de aanprijzing van het betreffende
diergeneesmiddel als onderdeel van de
dubbeltherapie zou aanzetten tot
overmatig gebruik, achtte de
cavp
ongegrond, aangezien zij dit op basis
van de feiten niet aannemelijk achtte.
De klacht ten aanzien van de wijze
waarop de belactie was vormgegeven,
achtte de
cavp wel gegrond. Immers,
zo oordeelde de
cavp, deze brengt het
risico met zich mee dat de dierenarts
onvoldoende of pas achteraf bij de
behandeling betrokken raakt. Beklaag-
de heeft daarmee niet de vereiste
zorgvuldigheid met betrekking tot
receptplichtige diergeneesmiddelen in
acht genomen. Ook de brieven aan de
veehouders en dierenartsen waarin de
belactie werd aangekondigd, oordeel-
de de
cavp strijdig met de Code omdat
zij niet alle gegevens vermeldden die
volgens artikel 5.5 van de Code wel
zijn vereist. Verder heeft de
cavp de
klacht dat de voor de belactie inge-
schakelde callcentermedewerkers
over onvoldoende kennis beschikten,
afgewezen omdat zij deze onvoldoen-
de onderbouwd achtte. De
cavp heeft
tenslotte ook de klacht dat de belactie
door het pure promotionele karakter
daarvan (artikel 4.3 van de Code) zou
aanzetten tot overmatig gebruik,
ongegrond verklaard. De
cavp
overwoog daarbij dat het naar haar
oordeel ging om een introductie-
aanbod, dat te onderscheiden is van
een pure kortingsactie om van een

-ocr page 521-

bepaald diergeneesmiddel bijvoor-
beeld vaker, sneller of in grotere
hoeveelheden gebruik te maken.

uitspraak 2008-3
De derde klacht betrof promotionele
uitingen (een brief en drie folders
waarnaar in de brief wordt verwezen)
voor diergeneesmiddelen tegen
kennelhoest en niesziekte. De
cavp
besliste dat de betreffende brief niet
slechts als een herinneringsreclame
kon worden gekwalificeerd en dat
deze daarom moest voldoen aan de
eisen van artikel 5.4 van de Code.
Hiervoor is het voldoende om in een
reclame-uiting te verwijzen naar een
bijlage waarin de in artikel 5.4 van de
Code voorgeschreven informatie is
opgenomen. Als er sprake is van
verschillende bijlagen bij de reclame-
uiting, dan moet de vereiste infor-
matie in elk van die bijlagen zijn
opgenomen, omdat de bijlagen
afzonderlijk van elkaar kunnen
worden gelezen en verspreid. In casu
werd aan dit vereiste niet voldaan,
terwijl de folders die als bijlage bij de
brief hoorden, naar het oordeel van de
cavp in strijd waren met het verbod
op reclame voor receptgeneesmidde-
len richting het publiek (artikel 4.r
van de Code).

uitspraak 2008-4
De vierde klacht had betrekking op
een mailing aan alle dierenartsen met
betrekking tot een geneesmiddel
tegen, kort gezegd, braken bij honden.
De partijen stelden zelf vast dat het
middel niet was geregistreerd voor
reisziekte bij honden of mensen, zodat
de uiting onjuist en in strijd met de
Code was. In de mailing werd het
middel immers gepresenteerd als een
oplossing tegen reisziekte, waarbij
bovendien werd gewezen op het
succes ervan in de humane gezond-
heidszorg. De
cavp constateerde dat
de mailing een aanprijzing was en niet
voldeed aan de in de artikel 5.4 van de
Code genoemde eisen. De
cavp was
verder van oordeel dat de in de uiting
gebruikte aanprijzing van het middel
als \'het veilige anti-emeticum\' is aan te
merken als een ongeoorloofde
overdrijving in de zin van artikel 5.r
van de Code, omdat de suggestie
wordt gewekt dat alleen het betref-
fende middel een veilig aniti-
emeticum is, terwijl in werkelijkheid
meerdere middelen tegen braken zijn
geregistreerd en daarom als veilig
moeten worden aangemerkt.

uitspraak 2008-5
De vijfde klacht betrof promotionele
uitingen (een brochure en een
verkorte versie daarvan) voor een
diergeneesmiddel voor gebruik bij
longontsteking van runderen. De
cavp
oordeelde allereerst dat het begrip
\'langdurig\' in de context van de
brochure, in tegenstelling tot hetgeen
klager betoogde, niet misleidend was.
Ook van strijdigheid van de brochure
met de
spc was naar het oordeel van
de
cavp geen sprake. De klacht ten
aanzien van de door beklaagde
gemaakte vergelijking tussen de
onderhng concurrerende genees-
middelen van klager en beklaagde,
achtte de
cavp wel gegrond. De
betreffende klacht richtte zich
specifiek tegen de grafische weergave
van de door beklaagde zelf berekende
procentuele verschillen tussen de
betreffende geneesmiddelen, die een
centrale plaats innamen in de brochu-
re. De betreffende grafiek gaf volgens
het oordeel van de
cavp ten onrechte
de indruk dat het diergeneesmiddel
van beklaagde aanzienlijk meer
effectief is dan het geneesmiddel van
klager. Ten onrechte, omdat dit niet of
onvoldoende bleek uit de studie
waarop beklaagde zich beriep. De
klacht dat de in de brochure gemaakte
vergelijking misleidend was, was
daarom gegrond. De klacht dat de
studie waarop beklaagde een beroep
deed, niet \'peer reviewed\' en niet
gepubliceerd was en daarom in strijd
was met artikel 5.2 van de Code heeft
de
cavp afgewezen. Onder verwijzing
naar eerdere uitspraken van de
cavp
bevestigde de cavp dat een studie
waarnaar wordt verwezen niet \'peer
reviewed\' hoeft te zijn. Van geval tot
geval dient te worden beoordeeld of er
sprake is van een als wetenschappelijk
verantwoord te beschouwen werk dat
de actuele stand weergeeft van de
wetenschap en techniek. De
cavp was
tevens van oordeel dat in zijn alge-
meenheid niet de eis kan worden
gesteld dat een studie waarnaar in een
aanprijzing wordt verwezen, gepubli-
ceerd en openbaar toegankelijk is.
Naar het oordeel van de
cavp dient de
laatste volzin in de toelichting bij
artikel 5.2 van de Code als volgt te
worden gelezen: "De geciteerde
werken moeten openbaar zijn óf bij de
aanprijzer beschikbaar zijn." Aan het
laatste had beklaagde voldaan.

uitspraak 2008-6
ln de zesde zaak was een brochure met
daaraan gekoppeld een website in het
geding, die werden ingezet ter
promotie van een antibioticum voor
varkens. De
cavp stelde vast dat
blijkens de tekst van de brochure en
de website de strekking van de
reclamecampagne was de aandacht te
vestigen op de schade die de dierhou-
der lijdt als hij het betreffende
antibioticum niet zou gebruiken en de
winst die hij zou maken (door de
besparing van voerkosten) als hij het
middel wel in zijn bedrijf zou inzetten.
De aandacht werd derhalve eenzijdig
en vrijwel uitsluitend gevestigd op het
economische voordeel en niet op de
klinische effectiviteit van het antibio-
ticum. De commissie oordeelde dat
hierdoor van het eenzijdige promotio-
nele karakter van de reclamecampag-
ne een puur economisch \'pull\'-effect
op de dierhouder uitgaat, dat kan
leiden tot overmatig gebruik. Hieruit
volgde dat de reclamecampagne werd
beoordeeld als in strijd met artikel 4.3
van de Code.

Anne-Marie Hoppenbrouwer is secre-
taris van de
cavp.

-ocr page 522-

S. Kazemier

De KNMVD doet continu onderzoek
naar de financieel-economische
kengetallen van dierenartsen-
praktijken. Inmiddels hebben 47
praktijken hun financiële gegevens
aan de
knmvd beschikbaar gesteld
voor onderzoek op dit terrein. Het
gaat hierbij om 25 gemengde
praktijken en om 22 gezelschapsdie-
renpraktijken. We zullen u in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
regelmatig informeren over de
uitkomsten.

Het betreft hierbij steeds een selectie
uit het onderzoek, meer uitgebreide
data kunt u vinden op het besloten
deel van de website van de
knmvd.
Hier volgt eerst een korte toelichting
over het onderzoek.

ONDERZOEKSOPZET

Aan de deelnemende praktijken is
verzocht de jaarrapporten over de
periode 2004 tot en met 2007 aan ons
op te sturen. Daarnaast moesten de
deelnemers een korte vragenlijst
invullen om enkele aanvullende
gegevens boven water te krijgen. De
jaarrapporten zijn door ons gestan-

Netto omzet

2003

2004

2005

Figuur I. Omzet gemengde praktijken.

2.200.000

2.100.000

2.000.000

1.900.000

1.800.000

1.700.000

1.600.000

1.500.000

N

E

1.400.000

0

r. 300.000

1.200.000

1.100.000

I.OOO.OOO

900.000

800.000

700.000

2006
Jaar
daardiseerd in een spreadsheet. Het
doel van het onderzoek is om de
financieel-economische positie van
dierenartsenpraktijken in kaart te
brengen. Er worden daarom verschil-
lende kengetallen bijgehouden, die
betrekking hebben op de omzet, de
kostenstructuur en de winstgevend-
heid van dierenartsenpraktijken.
Sommige gegevens zijn hierbij
gekoppeld aan de arbeidsinzet. Vanaf
de zomer van 2009 zullen we begin-
nen met het verzamelen en verwerken
van de cijfers over 2008, zodat de
cijfers op i januari 2010 beschikbaar
zijn voor publicatie.

OMZETONTWIKKELING

2004 TOT 2007

Bij de deelnemende gemengde
praktijken is de gemiddelde praktijk-
omzet over een periode van drie jaar
gestegen met 17,73 procent (2004:
€ 1.462.466; 2007: € 1.721.710). Met
een toename van 7,46 procent was

2006 het snelst stijgende jaar Ten
opzichte van het jaar 2004 hebben 24
gemengde praktijken in 2007 een
hogere omzet gerealiseerd, en i
praktijk een lagere omzet. In totaal
waren er 4 gemengde praktijken die in

Omzetontwikkeling dierenartsen-
praktijken over 2004 t/m 2007 positief

2007 een achteruitgang lieten zien ten
opzichte van het voorgaande jaar.

2007

2009

»-Gemiddelde
•—Mediaan
É—le Kwartiel
3e Kwartiel

2008

Daarnaast waren er 3 praktijken die
tussentijds de omzet in 2005 of 2006
zagen afnemen. Bij de meeste prak-
tijken die werden geconfronteerd met
(een tussentijdse) afname van de
omzet, lag de omzetdaling in de
varkenssector.

Een vergelijkbaar beeld is zichtbaar
bij de gezelschapsdierenpraktijken. De
omzet als gemiddelde van de deel-
nemende praktijken is over de jaren
2004 tot 2007 gestegen met 20,92
procent (2004: c 58r.734; 2007:
€ 703.452). Het is opvallend dat de
stijging ieder jaar groter is geworden
(2007:4- 8,32%). Van de gezelschaps-
dierenpraktijken hadden 21 prak-
tijken ten opzichte van het basisjaar
2004 in 2007 een gestegen omzet, en
I praktijk een gedaalde omzet. Van de
praktijken die in 2007 een hogere
omzet wisten te realiseren, werden
4 praktijken tussentijds geconfron-
teerd met een afname van de omzet.

OMZET PER FTE DIERENARTS

Om nauwkeuriger de omzetontwikke-
ling van de dierenartsenpraktijken te
kunnen beoordelen, is tevens onder-
zocht hoe de omzet zich heeft gedra-
gen per fte (voltijds equivalent)
dierenarts (zie figuren 3 en 4). Het
aantal ftedierenartsen is hierbij de
optelsom van het aantal fte
dierenartsondernemers en het aantal
fte dierenartsen in loondienst. Een fte
dierenartsondernemer is gedefinieerd
als 55 uur per week en een fte dieren-
arts in loondienst als 40 uur per week.
De netto omzet per fte dierenarts is op
twee manieren berekend: i. als een
gemiddelde van de praktijken en 2. als
een gewogen gemiddelde, door de
totale omzet van alle praktijken bij
elkaar op te tellen en de uitkomst
hiervan te delen door het totale aantal
fte dierenartsen. In beide onderzoeks-
groepen stijgt over de periode 2004 tot
2007 de netto omzet per fte dierenarts.
Bij de gemengde praktijken is de
stijging van de gemiddelde waarde
over deze periode ongeveer 17,28

-ocr page 523-

procent. De toename ligt bij de
gezelschapsdierenpraktijken op 20,64
procent. Daarnaast vinden we de
gemiddelde netto omzet per fte dieren-
arts bij de gezelschapsdierenpraktij-
ken terug op een hoger niveau
(bijvoorbeeld in 2007: gezelschaps-
dieren op € 288.918 en gemengd op
€ 266.843). Ten slotte is in figuur 4 bij
de gezelschapsdierenpraktijken
zichtbaar dat het gewogen gemiddelde
lager hgt dan het gemiddelde van deze
groep praktijken. Bij de gemengde
praktijken is er nauwelijks een
verschil waarneembaar tussen het
gemiddelde en het gewogen gemid-
delde.

CONCLUSIE

De omzet van de onderzochte groep
dierenartsenpraktijken heeft zich de
afgelopen jaren gunstig ontwikkeld,
ook in relatie tot het aantal fte
dierenartsen. Zowel bij de gemengde
als bij de gezelschapsdierenpraktijken
zien we een positieve trend. Bij de
gemengde praktijken zijn de op-
brengsten uit de varkenssector echter
gedaald. Vanzelfsprekend zal moeten
blijken in hoeverre de economische
crisis een negatieve invloed zal
hebben op de gesignaleerde trend uit
het verleden. In een volgend artikel
zullen we op een ander deel van het
onderzoek \'inzoomen\'. Voor meer
informatie over kengetallen: zie de
website van de
knmvd.

Netto omzet

900.000
800.000

700.000

- Gemiddelde
-Mediaan
-le Kwartiel
3e Kwartiel

600.000

N 500.000
o

400.000

300.000

2008

2006
Jaar

2009

2007

2005

2003

2004

Figuur 2. Omzet gezelschapsdierenpraktijken.

Netto omzet per fte dierenarts

350.000

325.000

300.000

275.000

. Gemiddelde

N 250.000

. Gewogen
gemiclaelde

225.000

175.000

150.000

2008

2006
Jaar

2009

2007

2005

2003

2004

Figuur 3. Omzet per fte dierenarts gemengde praktijken.

DEELNEMERS GEZOCHT!

Voor de cijfers over de periode 2004 tot
2008 is de KNMVD op zoek naar meer
deelnemende praktijken. Wij zijn
hierbij vooral op zoek naar gezel-
schapsdierenpraktijken. Indien u
geïnteresseerd bent, kunt u een e-mail
sturen naar Annoesjka Stevens:
a.stevens(a)knmvd.nl. Vanzelfspre-
kend krijgen deelnemende praktijken
een persoonlijke \'benchmark\' thuis-
gestuurd.

Netto omzet per tte dierenarts

350.000

325.000

300.000

225.000

Sjouke Kazemier is beleidsmedewerker
sociaal-economische zaken bij de

knmvd.

175.000

r 50.000

2006
Jaar

2008

2009

2007

2005

2003

2004

Figuur 4. Omzet per fte dierenarts gezelschapsdierenpraktijken.

-ocr page 524-

PORCILIS PCV BESCHERMT VAN START TOT FINISH!

PorciUs® PCV biedt:

• ten minste 22 weken bescherming bij biggen en
vleesvarkens

• hoge beschermende antistof niveaus

werkzaamheid, óók in de aanwezigheid van
maternale antistoffen

ook op geïnfecteerde bedrijven significant
betere groei na vaccinatie

Samenstelling: Per ml: Porcine circovirus type 2 0RF2 subunït antigeen: ä 4,5 log, EÜSA eertheden. Doeldier: Varken. Indicatie: Actieve immunisatie van varltens
om de virustoad in bloed en lymfatisch weefsel te verminderen en om de gewichtsafname geassocieerd met PCV2.infectie gedurende de vleesvarkensperiode
te verminderen. Aanvang van de immuniteit: 2 weken. Duur van de immuniteit: 22 weken. Toediening: Intramusculair. Dosering: De eerste injectie
(2 ml) kan gegeven worden op een leeftijd van 3 dagen, met een tweede Injectie (2 ml) 2-3 weken later. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Voorbijgaande lokale reacties,
systemische overgevoeligheidsreacties, verhoging van de lichaamstemperatuur en afname van de groeisnelhetd kunnen voorkomen. Wachttijd: O dagen. REC NL 102344 UDD

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

www.intervet.nl

-ocr page 525-

MarjoUjn Fijten

Borger & Burghouts, een project- en
adviesbureau dat actief is in de
domeinen milieu, veiligheid,
ruimtelijke ontwikkeling en
Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (
mvo), presenteerde in
een overleg in april haar visie op
duurzaamheid in de dierenartsen-
praktijk. De vraag daarbij was: "Wil
de
knmvd hiermee aan de slag?"

Op het eerste gezicht lijkt er op zijn
minst sprake van een slechte \'timing\':
zitten we midden in de kredietcrisis,
gaat de
knmvd zich richten op
duurzaam ondernemen! Maar
misschien biedt het werken aan
duurzaamheid juist nu wel kansen en
levert het concurrentievoordeel op
voor de lange termijn. Consumenten
vinden het steeds belangrijker dat
bedrijven en dienstverleners ook
aandacht hebben voor mens, milieu
en maatschappij. Een mooi voorbeeld
hiervan is het succes van de Triodos

mvo loont

- gemotiveerder personeel;

- hogere arbeidsproductiviteit;

- lager ziekteverzuim;

- meer tevreden klanten;

- innovatie;

- betere omgang met belang-
hebbende partijen;

- positieve publiciteit;

- lagere bedrijfskosten (lagere
\'hiring-and-firing\'-kosten, lagere
energiekosten, minder afval,
lagere ziektekosten);

- meer omzet.

Bovendien stijgt de vraag naar
duurzame producten en diensten.
Bron: www.mvonederland.nl.

Duurzaamheid:
niet suf, wel slim

Bank. Terwijl andere financiële
dienstverleners zich aan de rand van
de afgrond bevinden, blijken klanten
massaal naar deze duurzame bank
over te stappen.

maatschappelijke druk

Volgens Borger & Burghouts (b&b)
hebben ondernemingen steeds vaker
te maken met maatschappelijke druk
op hun bedrijfsvoering. Dat uit zich
onder andere in een aanhoudende
stroom van nieuwe en aanvullende
wet- en regelgeving. Ook spiegelen
burgers de organisaties waarvan zij
producten of diensten afnemen, meer
en meer aan hun normen en waarden.
De focus van organisaties blijft echter
in eerste instantie vaak gericht op het
primaire proces en het creëren van
winst. Aandacht voor de externe druk
wordt beschouwd als een kostenfactor
Toch kan het vroegtijdig inspelen
op maatschappelijke ontwikkelingen
voor bedrijven voordeel opleveren.

B&B stelde in het overleg: "Zaken
goed op orde hebben, transparant zijn
en het afleggen van maatschappelijke
verantwoording dragen bij aan een
positieve uitstraling naar afnemers,
toeleveranciers, aandeelhouders en
andere belanghebbenden. Daarnaast
heeft het een positief effect op de
beleving van de eigen medewerkers.
Het onvolledig en/of niet tijdig
afleggen van maatschappelijke
verantwoording kan leiden tot
reputatieschade, met uiteindelijk als
gevolg een verminderd rendement."

Aan de hand van \'people, planet &
profit\' - kortweg de drie P\'s - werd
verduidelijkt wat er komt kijken bij
maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Het begrip \'people\'
omvat de mensen die in een praktijk
werken, de diereigenaren, de dier-
houders, de consument et cetera.

iedereen die direct dan wel zijdelings
belang heeft bij de processen in de
praktijk. De tweede P, van \'planet\',
omvat het milieu, het klimaat, de flora
en fauna en de aarde op de lange
termijn. De P van \'profit\' ten slotte
staat voor een financieel gezonde
onderneming, want alleen dan is er
ruimte voor investering, voor ver-
betering en voor werkplezier

kansen

Aan het eind van de middag waren de
aanwezigen het erover eens dat het
thema \'maatschappelijk verantwoord
ondernemen\' kansen biedt voor
dierenartsen. "Hoe nu verder?", was de
logische volgende vraag. In eerste
instantie gaat de
knmvd in samen-
werking met
b&b op zoek naar dieren-
artsenpraktijken die al ervaring
hebben met duurzaam ondernemen.
Samen met deze praktijken wil de
KNMVD een aantal \'best practices\' in
kaart brengen. Onder andere zal
worden gekeken welke aspecten van
de praktijkvoering in aanmerking
komen voor het ontwikkelen van een
duurzame werkwijze.

De betreffende praktijkeigenaren
zullen worden uitgenodigd voor een
bijeenkomst in september om samen
met de
knmvd en met hulp van b&b
een model te bouwen waarmee ook
andere praktijken handvatten krijgen
om het duurzaam ondernemen te
implementeren in hun praktijk-
voering. Het project moet individuele
dierenartsenpraktijken een kans
bieden hun positie te verstevigen,
maar laat ook de maatschappehjke
verantwoordelijkheid van onze
beroepsgroep zien.

Bent u geïnteresseerd in dit project,
dan kunt u contact opnemen met
senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken Joost van Herten (j.van.herten@
knmvd.nl) voor meer informatie.

Marjolijn Fijten is senior communi-
catiemedewerker van de
knmvd.

-ocr page 526-

Wanneer
wilt u met
pensioen?

Saskia Nab, Cora Karens, Henk
Vrieselaar, Piet van den Werfen Arjan
den Hertog

Zoals het er nu naar uitziet, krijgt u
mogelijk pas vanaf uw 67e jaar
aow.
En dat is niet veel. Het is dus
belangrijk nog een andere bron van
inkomsten te hebben, zodat je je
stethoscoop eventueel ook al wat
eerder aan de wilgen kunt hangen.

Gelukkig hebben we het Pensioen-
fonds voor Dierenartsen. Om dat in
stand te houden, is het belangrijk lid
te worden en te blijven van de
dpd, de
Deelnemersvereniging Pensioenfonds
Dierenartsen. Het draagvlak onder
dierenartsen in loondienst baart ons
echter zorgen. Zonder
dpd houdt spd
op te bestaan!

Illustratie: Henk Vrieselaar

pensioen vind ik totaal
onbelangrijk

Voor iedereen is het belangrijk
pensioen op te bouwen, ook als je als
dierenarts in de praktijk werkzaam
bent. En hoe vroeger je daarmee
begint, hoe meer je na je pensionering
hebt te besteden: je geeft dus nu geld
uit om later geld te hebben.

Bij pensioen denken de meesten:
"Dat is saai, ingewikkeld en nog héél
ver weg." Bovendien gaan veel
dierenartsen er vanuit dat hun partner
zijn of haar pensioen wel goed heeft
geregeld. Maar als je je \'eigen\' geld
verdient, moet je óók over je eigen
pensioen nadenken!

waarom is het draagvlak
belangrijk?

De dpd is in januari 2007 opgericht
naar aanleiding van de nieuwe
pensioenwetgeving,
spd heeft een
verplichte pensioenregeling voor
praktiserende dierenartsen en moet,
net als de andere beroepspensioen-
fondsen, van het ministerie aantonen
dat daar voldoende draagvlak voor is.
Door lid te zijn van
dpd geeft u aan dat
u achter deze verplichtstelling staat.
Alleen als er voldoende deelnemers
van
spd ook lid zijn van dpd (mini-
maal 60 procent), kunnen we de
aanwezigheid van voldoende draag-
vlak aantonen en kan ons pensioen-
fonds op termijn behouden blijven.

wat doet het dpd-bestuur
hieraan?

Dierenartsen in loondienst, vooral de
meestal jonge, net afgestudeerde
collega\'s, zijn onvoldoende op de
hoogte van het belang van pensioenop-
bouw (alleen
aow vanaf je 67e jaar of
straks misschien nog wel later is wel
erg mager...) en van het bestaan van de
dpd, maar helaas ook van het belang
lid te worden om daarmee voldoende
draagvlak te kunnen aantonen.

Om de jonge dierenartsen ervan te
overtuigen dat pensioenopbouw

belangrijk is, gaat dpd samen met spd
meer tijd vrijmaken om studenten aan
het eind van hun studie voorlichting
te geven over hun pensioen. Boven-
dien krijgt elke beginnende dierenarts
behalve een starterspakket van
spd,
ook een informatiebrief over dpd.

wat kunt u als werkgever

doen om uw pensioenopbouw

te behouden?

U wilt als werkgever en zelfstandig
dierenarts zeer waarschijnlijk uw
pensioenfonds behouden. Als de groep
dierenartsen in loondienst niet
voldoende draagvlak toont, staat ook
voor u als zelfstandige dierenarts het
pensioenfonds op losse schroeven.

Als werkgever kunt u een belang-
rijke rol spelen om het draagvlak
onder dierenartsen in loondienst
voldoende hoog te houden. Aangezien
het overgrote deel van u het huidige
pensioenfonds graag wil behouden,
vragen wij u uw werknemer te wijzen
op het belang van pensioenopbouw en
vooral erop te wijzen dat lidmaat-
schap van
dpd daarvoor noodzakelijk
is. In 2013 vindt de volgende draag-
vlaktoets plaats. Dan moet ook in deze
groep het draagvlak voldoende groot
zijn, anders komt mogelijk ook voor
zelfstandige dierenartsen het pensi-
oenfonds in gevaar. Een contributie
van slechts 17,50 euro per jaar kan
geen reden zijn om geen lid te worden
en het risico te lopen dat uw pensioen-
opbouw in gevaar komt.

alweer een factuur?

Eind mei/begin juni 2009 ontvangt u
van de
dpd weer een factuur voor
2009. De contributie bedraagt slechts
17,50 euro per jaar.

Saskia Nab, Cora Karens, Henk Vriese-
laar, Piet van den Werf en Arjan den
Hertog vormen het bestuur van de
Deelnemersvereniging Pensioenfonds
Dierenartsen
(dpd).

-ocr page 527-

Operatie crisis!?

Roeland Wessels

"Deze crisis kan een zegen zijn:
dierenartsen kunnen dit moment
gebruiken om eens professioneel
en zakelijk te kijken naar de eigen
bedrijfsvoering", is de analyse van
Evert Greup, directievoorzitter van de
vvaa. Samen met vvAA-bestuurslid
en dierenarts Erik Gostelie ziet Greup
duidelijke kansen, maar hij wijst
ook op de problemen als practici niet
durven doorpakken. "Deze crisis
dwingt de dierenarts om duidelijke
keuzes te maken". "Dat zachte heel-
meesters daarbij stinkende wonden
maken, lijkt me evident."

wat is uw visie op het

ontstaan van deze crisis?

"Deze crisis is als een vhegtuigcrash,
waarbij het nooit één factor is die leidt
tot een dramatisch ongeluk, maar
altijd een opeenstapeling van meer-
dere oorzaken. De jarenlange lage
rentepolitiek, gecombineerd met
onbedoelde effecten van wettelijke
regelingen, ondoorgrondelijke
hypotheekconstructies en een
tekortschietend toezicht hebben
geleid tot deze dramatische crisis."

wat is uw verwachting

ten aanzien van het

uiteindelijke herstel?

"Op korte termijn zullen enkele
economische kengetallen enigszins
verbeteren en dan ontstaat al snel het
idee dat het beter gaat. Waar wij ons
toch zorgen over maken, zijn de
gevolgen op langere termijn, zoals een

don\'ts

- Zaken op z\'n beloop laten en
zachte heelmeester zijn

- Tarieven op basis van \'natte
vinger werk\'

- Prijzen verlagen

- Investeren zonder onder-
liggende visie

tips van evert greup, directievoorzitter van de waa

do\'s

- Plan maken en durven door-
pakken

- Beprijzing van producten en
diensten op basis van realistische
kosten

- Kwaliteit verbeteren

- Op zoek gaan naar goede
investeringen op basis van solide
businessplan

langdurig hogere werkeloosheid. Dat
kan een behoorlijke \'impact\' hebben."

hoe moet de dierenarts-
ondernemer omgaan met

deze crisis?

"Dierenartsondernemers kunnen deze
crisis gebruiken als aanleiding voor
een gedegen eigen bedrijfsanalyse. De
realistische beprijzing van producten
en diensten, in combinatie met een
helder inzicht in de eigen kostenstruc-
tuur, is juist nu van het allergrootste
belang. Het vastleggen van wensen,
verwachtingen en doelen in een goed
\'businessplan\' is voor de moderne
dierenartsenpraktijk een \'must\'. Wij
schatten dat maar 20 procent van de
praktijken een \'businessplan\' heeft en
adviseren de overige 80 procent met
klem er een op te stellen samen met
een professionele praktijkadviseur
Met een goed plan kan (bijna) alles."

ziet u ook kansen?

"Zeker. Zo denken wij dat praktijken
die de afgelopen jaren een solide

financieel beleid hebben gevoerd en
nu solvabel zijn, volop kansen hebben
om tegen zeer gunstige voorwaarden
goede investeringen te doen. Daarmee
profiteren ze als eerste op het moment
dat de economie weer aantrekt."

verwacht u verschillen

tussen de sectoren?

"Wij verwachten een geringe teruggang
in de omzet van gezelschapsdieren-
praktijken, omdat eigenaren minder
noodzakelijke uitgaven aan hun dier
uitstellen. Voor landbouwhuisdieren-
practici zien wij behoorlijke kansen,
hoe raar dat misschien ook klinkt. Door
schaalvergrotingen in deze sector
wordt de vraag naar hoogwaardige
diergeneeskundige kennis en dienst-
verlening namelijk groter Practici die
investeren in kwahteit en toegevoegde
waarde zullen hiervan de vruchten
plukken. Paardenartsen zullen de
gevolgen van de crisis het sterkst
ondervinden. De paardenhouderij is
conjunctuurgevoelig, maar ook hier
zullen zich weer nieuwe kansen
voordoen. Daar moet de paarden-
practicus actief naar gaan zoeken."

hoe ziet u de toekomstige

inkomensontwikkeling van

dierenartsen?

"Er zullen steeds grotere verschillen
ontstaan in de inkomens van dieren-
artsen. Practici die hun praktijk als
professioneel bedrijf managen, zullen
nu en in de toekomst goede inkomens
genereren. Veterinairen die het
praktijkmanagement niet al te serieus
nemen, zullen het steeds moeihjker
krijgen."

welke rol moet de knmvd

voor haar leden spelen?

"De knmvd moet een coördinerende
rol spelen in het bij elkaar brengen
van praktijken en professionele
praktijkadviseurs. Daarvoor zou de
Maatschappij aan haar leden duidelijk
moeten maken wat op dit gebied de
betrouwbare en deskundige partijen
zijn: een soort
\'knm vd-keurmerk\' voor
goede praktijkadviseurs. Dat zouden
wij sterk toejuichen."

Roeland Wessels, St. Anna Advies.

-ocr page 528-

Kim Boerkamp en Gerard Rutteman

Op 23 tot en met 25 april vonden de
Voorjaarsdagen plaats in de
rai te
Amsterdam. Met vele aanmeldingen
uit zowel binnen- als buitenland
beloofde het bezoekersaantal dit jaar
opnieuw een record te verbreken.
Het was alweer de 42e keer dat dit
veterinaire congres op Europees
niveau werd georganiseerd; en in die
42 jaar hebben de \'Voorjaarsdagen\'
een lange traditie opgebouwd van
educatie op een kwalitatief hoog
niveau.

Dit jaar had de organisatie een nieuwe
manier gezocht om zo plezierig en
informatief mogelijk de nieuwste
kennis op diergeneeskundig vlak over
te brengen. Voor wat betreft de
gezelschapsdieren maakte het thema
van de conferentie, \'It takes two to
tango\', duidelijk dat er op een geheel
nieuwe manier door deskundigen
onderling informatie uitgewisseld
ging worden. Naast de traditionele
presentaties vonden er duopresen-
taties plaats van specialisten op hun
gebied. Daarbij werd vooral duidelijk
geprobeerd de in de eerstelijnskliniek
veel voorkomende problemen naar
voren te brengen; de goede aansluiting
met problemen die men tegenkomt in
de eerstelijnskliniek, was opvallend en
werd ook goed gewaardeerd door de
aanwezigen. Een duidelijk voorbeeld
van een geslaagde duopresentatie
betrof die van Johnson en Lappin:
\'Cough - Is it infectious or inflamma-
tory?\' Tijdens dezelfde presentatie
brachten de twee deskundigen beiden
hun specialistische opinie naar voren,
waarbij er zelfs tussen de specialisten
onderling ruimte overbleef ter
discussie. Het publiek werd zeker ook
betrokken bij deze informatie-uitwis-
seling; stemkastjes stelden de aanwezi-
gen in staat diverse vragen aangaande
luchtwegproblemen bij gezelschaps-
dieren te beantwoorden. Een voordeel

van het op deze manier interactief
houden van een presentatie is het feit
dat het voor de presentator duidelijk
werd waar eventuele knelpunten in de
kennis van zijn of haar publiek zitten.
Het is dus mogelijk de presentatie
-zelfs tijdens het geven van de presen-
tatie- aan te passen aan het publiek.

Ook bij andere programma\'s
werden deze stemkastjes gebruikt
door middel van het zogenaamde \'key
voting system\'. In bijvoorbeeld het
door de
knmvd verzorgde discussie-
programma over ethiek, \'Het doden
van gezelschapsdieren\', werd het op
deze manier mogelijk gemaakt met
een groep onderling te discussiëren en
de eigen mening over bepaalde
ethische kwesties te toetsen aan die
van een groter publiek. Het feit dat er
tijdens diverse presentaties interactie
met het publiek mogelijk was,
vergrootte duidelijk de betrokkenheid
van het publiek bij de presentaties.

informatief

Maar ook de verdere presentaties
bleken dit jaar erg informatief en vol
nieuwe inzichten. Er was gekozen
voor een ruime keus aan onderwerpen
verdeeld over de drie dagen. Wat meer
klassieke onderwerpen zoals bijvoor-
beeld gastro-enterologie, farmaco-
logie, respiratoire problemen, opthal-
mologie, neurologie, chirurgie en
tandheelkunde werden afgewisseld
met interessante lezingen betreffende
management en ethiek. Er kwamen
sprekers gespecialiseerd op diverse
disciplines uit binnen- en buitenland
en de prettige, informele sfeer maakte
het goed mogelijk om ook na afslui-
ting van de diverse lezingen vragen te
stellen aan de individuele sprekers.
Ook was er deze editie, naast een groot
aantal Nederlandstalige specialisten,
weer een duidelijke inbreng van
buitenlandse meningen. Met betrek-
king tot het neurologische thema
hield dr. Cuddon uit Amerika bijvoor-
beeld gedurende de loop van het
congres een aantal zeer boeiende
lezingen over onder andere de
praktische benadering van een dier
met hersentrauma, het doorspreken
van de methode van het correct
uitvoeren van een neurologisch
onderzoek en de aanpak van een
status epilepticus. Naast een groot
aantal sprekers uit Amerika waren er
ook vertegenwoordigers uit diverse
andere landen, zoals dr Pageat uit
Frankrijk met een aantal boeiende
lezingen over probleemgedragingen
en meer specifiek wat de dierenarts
kan bijdragen aan het oplossen van
eventuele gedragsproblemen.

Voorjaarsdagen 2009:
\'It Takes Two to Tango\'

Een mogelijkheid om meer
\'hands-on experience\' te krijgen in
bepaalde veterinairtechnische
handelingen was beschikbaar in de
vorm van een aantal wetlabs. Deze
betroffen dit jaar echocardiografische
technieken en laserchirurgie.

De organisatie had getracht in te
spelen op het kennisniveau van het
publiek. Er werd van tevoren aangege-

-ocr page 529-

ven of men voor een presentatie een
\'basic\', \'intermediate\' of\'advanced\'
kennisniveau nodig had. Op deze
manier kon het pubhek bij de keuze
van het te volgen programma een-
voudig rekening houden met het
niveau van de presentaties. De
presentatoren hadden ten tijde van
het opzetten van de presentatie allen
rekening gehouden met deze nieuwe
opzet en er vond op deze manier
duidelijk meer aansluiting plaats bij
het kennisniveau van het publiek.

ELICIUM

Ook bleek de industrie dit jaar weer
goed vertegenwoordigd te zijn op het
congres. Vanwege het feit dat een
groot deel van de verbouwing in de
RAI inmiddels had plaatsgevonden en
het Eliciumgebouw in de tussentijd
was geopend, was het niet langer
nodig alle activiteiten en stands te
verdelen over diverse hallen. De
meeste standhouders die producten of
diensten leveren aan dierenartsen,
hadden ditmaal een plaats gekregen in
het forum binnen het nieuwe Elicium.
De bijdrage vanuit de industrie is heel
belangrijk voor de Voorjaarsdagen.
Ook nu weer bestond er voor een
aantal (nieuwe) \'gadgets\' de mogelijk-
heid deze ter plaatse, onder begelei-
ding, uit te proberen. Ook werden
door diverse standhouders presenta-
ties over het aanwezige product
gegeven, bijvoorbeeld bij de echografi-
sche apparatuur, waarbij uiteraard
niet was vergeten een \'proefdier\' mee
te nemen ten tijde van de presentatie!
De aanwezige bezoekers konden niet
alleen kennis maken met de produc-
ten, maar ook met de exposanten zelf,
wat natuurlijk het eventuele verdere
contact vergemakkelijkt. Een snelle
inventarisatie onder enkele kleine,
middelgrote en grote standhouders,
leerde dat het merendeel tevreden was
over het aantal contacten en over de
sfeer Wel vielen zowel onder stand-
houders als bezoekers stemmen te
horen dat de grote ruimte waarover
het congres was verdeeld, soms wat
desoriënterend werkte. Al rondlopend
en pratend met standhouders, kwam
de volgende gedachte op om de
interactie tussen dierenartsen en
standhouders nog wat te vergroten
door prijzen in te stellen voor de drie
beste stands (klein/middel/groot),
gericht op vorm en invulling. Een
selectie van standhouders en van
dierenartsen (elke tiende inschrijver)
zou per persoon stands een cijfer
kunnen geven om het geheel uitvoer-
baar te houden.

INFORMELE SFEER

Tussen de presentaties door was er de
gelegenheid een drankje te nemen en
in de middagpauze bleef een uit-
gebreide lunch niet achterwege
(waarbij overigens ook ruimschoots
werd gedacht aan de vegetarische
medemens). Er werden ook dit jaar
zowel warme als koude gerechten
geserveerd, dus ook nu was er weer
voor ieder wat. Tevens was er de
gelegenheid om in een informele sfeer
collega\'s te treffen; er waren hiervoor
meerdere plaatsen gecreëerd.

Verder bleek een ruime locatie voor
de posterpresentaties, gesponsord
door Boehringer Ingelheim, in de
Innovation Poster Award 2009, dit jaar
mogelijk en noodzakelijk; ook dit jaar
weer was een grote collectie van
wetenschappelijke posters vertegen-
woordigd op de Voorjaarsdagen. Niet
alleen de faculteit Diergeneeskunde
bracht een groot aantal posters uit,
ook veel collega\'s uit het buitenland
bleken vertegenwoordigd.

Er viel ook weer een aantal \'awards\' te
winnen, mogelijk gemaakt door
enkele sponsoren. Een voorbeeld
hiervan was de Royal Canin Resident
& Research-\'award\', waarbij sprekers
van diverse onderzoeken en indivi-
duele \'case-reports\' streden om de
prijs: een bezoek aan hun onderzoeks-
centrum en een leuk geldbedrag.

Ook het Conference Gala Dinner
dat vrijdagavond plaatsvond, was
zoals altijd weer erg populair, en zoals
altijd was het weer een van de
hoogtepunten van de conferentie. Het
vond ook dit jaar plaats in het Trans-
formatorhuis in Amsterdam en het
diner werd begeleid door een aantal
opvallende acts en afgesloten met de
band \'de SoundX-press\'. Maar ook de
afsluitende eindborrel werd weer druk
bezocht.

Al met al bleek het gehele congres
een goede reden om volgend jaar de
inschrijving opnieuw te garanderen!

Kim Boerkamp is promovendus aan
de faculteit Diergeneeskunde en doet
momenteel onderzoek naar de gene-
tische achtergrond van weke delen
sarcomen bij de retriever en Rottweiler
(www.kankeronderzoekbijdieren.nl).
G.R. Rutteman is specialist Interne
Geneeskunde Gezelschapsdieren en
werkzaam aan de faculteit Diergenees-
kunde en De Wagenrenk.

-ocr page 530-

Mathijs Theekn

Een gevarieerd programma met een
praktische insteek vormde de basis
voor een succesvolle 42ste editie van
de Voorjaarsdagen. Kwalitatief
goede sprekers zorgden voor een
hoog inhoudelijk niveau waarbij
iedereen aan zijn trekken kon
komen, zowel studenten als practici
en specialisten.

De rode draad van het inhoudelijke
programma over paarden was dit jaar:
\'abc of the equine athletic performer\'.
De sportpaarden vormen een patiën-
tengroep waar we als paardenpractici
dagelijks mee worden geconfronteerd.
Zoals elk jaar was het ook dit keer
weer moeihjk een keuze te maken
tussen de parallel lopende program-
ma\'s, die beide zeer interessant waren.

SPORTFYSIOLOGIE

Dr. David Marlin opende het pro-
gramma op donderdag met een lezing
over sportfysiologie bij het paard en
vertelde vervolgens in een daarop
aansluitende lezing over de oorzaken
van verminderd presteren bij sportpaar-
den. De grote vlucht die de paarden-
sport de afgelopen tien jaar wereldwijd
heeft genomen, zorgt voor een grotere
vraag naar intensieve begeleiding van
paarden in de (top)sport. En een goed
begrip van de metabole en fysiologi-
sche veranderingen tijdens sportpresta-
ties is daarvoor noodzakelijk. Dr.
Marlin benadrukte dat het paard van
nature een prooidier is en zodoende het
best is in het leveren van kortdurende
intensieve prestaties in het kader van
een \'fight or flight\'-respons. Lang-
durende intensieve prestaties, zoals die
in sommige takken van sport nood-
zakelijk zijn, sluiten dus niet goed aan
bij de natuurlijke capaciteiten van het
paard. Begeleiding en aangepast
management zijn dan van groot belang.
Een paard met verminderd presteren is
altijd een moeilijke maar uitdagende
patiënt. Een goede anamnese, in
combinatie met een degelijk klinisch
onderzoek, vormt de basis voor het
opsporen van de oorzaak. Vaak is echter
aanvullend onderzoek noodzakelijk.
Dr Marlin belichtte enkele minder voor
de hand liggende oorzaken van
verminderd presteren. Het is belangrijk
om niet alleen de patiënt, maar ook de
huisvesting en voeding onder de loep te
nemen. Voedingssupplementen worden
steeds populairder onder paardeneige-
naren. Het is echter niet altijd een geval
van \'baat het niet, dan schaadt het niet\'.
Onjuist gebruik van voedingssupple-
menten of combinaties daarvan kan
leiden tot verminderd presteren. Ook
het trainingsschema kan grote effecten
hebben op de prestaties van het paard.
Zo is een ruiter vaak geneigd de dagen
voor een wedstrijd extra vaak en extra
intensief te trainen. Helaas resulteert
dit over het algemeen in een vermin-
derd presteren op de dag van de
wedstrijd. Het principe van \'tapering\' is
dan een nuttige aanpassing van het
trainingsschema. Dit houdt in dat de
intensiteit van de training in de dagen
voorafgaand aan een wedstrijd gehand-
haafd blijft, maar dat de duur van
training korter wordt. Zo houdt het
paard de conditie om op hoog niveau te
presteren, maar spaart het energie voor
de wedstrijd zelf

OVERLEVEN IN DE PRAKTIJK

Een ochtend van het paardenpro-
gramma was gereserveerd voor een
minder veterinair maar daarom zeker
niet minder belangrijk onderwerp:
\'Overleven in de dierenartsenpraktijk\'.
Drie dierenartsen vertelden over hun
ervaringen in de praktijk. Martijn
Beukers voorzag aankomend dierenart-
sen en hun werkgevers van adviezen
om de overgang van student naar
dierenarts zo soepel mogelijk te laten
verlopen. Begeleiding van de begin-
nend dierenarts door meer ervaren
collega\'s is de belangrijkste voorwaarde
om het eerste jaar zonder al te veel
kleerscheuren door te komen. Verder
spelen de communicatieve vaardighe-
den van de afgestudeerde een grote rol,
zowel in de interactie met eigenaren
als in die met collega\'s. Veronique
Swagemakers vervolgde deze sessie
met een uiteenzetting over het
opstarten van een eigen praktijk. Aan
de hand van haar eigen ervaringen
belichtte ze enkele onderwerpen die
voor een beginnend ondernemer van
groot belang zijn. Ze noemde de
volgende kernbegrippen: kwaliteit (dit
is te realiseren door het volgen van
voldoende nascholing), representatie
(werk schoon en netjes en gebruik
moderne apparatuur), goede investe-
ringen (is er een markt die de nieuwe
investering de moeite waard maakt?),
personeelsbeleid (dit houdt het
personeel gemotiveerd en biedt ruimte
aan persoonlijke ontwikkeling van het
personeel), en tot slot: connecries
(goede contacten met collega\'s, mensen
in aanverwante beroepen en in de
paardenwereld zijn essenrieel voor het
goed functioneren van een eigen
praktijk). De ochtendsessie werd
afgesloten met een uiterst vermakelijk
praatje gehouden door Graham Potts,
uit het Verenigd Koninkrijk. De titel
van zijn praatje, \'A pitfall... a potential
hazard or danger that is easily encoun-
tered but not always immediately
obvious\', lichtte hij toe aan de hand
van praktijkvoorbeelden. Voor velen in
de zaal was zijn verhaal een feest van
herkenning en voor beginnend
dierenartsen gaf het een enorme
geruststelling dat ervaren practici nog
steeds fouten kunnen maken. De
essentie van Potts\' betoog was dat het
niet erg is om fouten te maken, maar
dat het erom gaat hoe je er mee omgaat.
Snel en adequaat handelen en goed
communiceren met de eigenaar is van
groot belang wanneer je onverhoopt in
een benarde situatie terechtkomt.

Voorjaarsdagen 2009: \'abc of the equine
athletic performer\'

NEUROLOGIE

Het programma werd op zaterdag-
middag afgesloten met een \'state of the
art\'-lezing door dr. Stephen Reed, een

-ocr page 531-

hoogtepunt van het paardenprogram-
ma. De
ggp heeft geholpen ervoor te
zorgen dat deze lezing mogelijk was.
De Amerikaanse dr Stephen Reed is
een gevestigde naam op het gebied van
de interne geneeskunde van het paard
en geniet grote bekendheid als auteur
van de boeken
Equine Internal Medicine
en Equine Neurology. Zijn voordracht
bestond uit een uiteenzetting over drie
neurologische aandoeningen bij het
paard, te weten cervical vertebral
stenotic myelopathy
(cvm), equine
protozoal myeloencephalitis
(epm) en
equine herpesvirus i myeloencephalo-
pathy (
ehm). Na een introductie over
neurologische aandoeningen en het
neurologisch onderzoek hchtte hij
deze aandoeningen toe aan de hand
van casuistieken. Door het veelvuldig
gebruik van videomateriaal werden de
patiëntvoorbeelden verduidelijkt.

Het eerste onderwerp van zijn lezing
betrof patiënten met cervical vertebral
stenotic myelopathy, beter bekend als
het wobblersyndroom. Een abnormale
ontwikkeling van de wervelkolom met
als gevolg een vernauwing van het
wervelkanaal zorgt voor een com-
pressie van het ruggenmerg ter plaatse.
De pathogenese van dit syndroom is
nog niet volledig opgehelderd, maar
genetische predispositie, dieet, groei-
snelheid, geslacht en trauma lijken van
invloed te zijn. Paarden met
cvm
vertonen symmetrische ataxie, parese
en spasticiteit van de achterbenen.
Struikelen en circumductie van de
achterbenen worden eveneens waar-
genomen. Het betreft over het alge-
meen jonge dieren, vanaf een leeftijd
van drie maanden. Vaak ontstaan de
problemen acuut en verergeren ze met

de tijd. De diagnose stelt men met
behulp van röntgenfoto\'s. Hierop kan
een vernauwing van het wervelkanaal
worden waargenomen. Voor het
vaststellen van de exacte locatie van de
vernauwing kan het nuttig zijn een
myelogram te maken. Bij jonge dieren
met milde klachten kan men kiezen
voor een conservatieve aanpak. Dit
betekent onder andere een reductie van
de intensiteit van inspanning en
nauwlettende controle van de voeding
en dan met name de \'intake\' van
mineralen als calcium, fosfor en koper
In sommige gevallen kan een patiënt
met
cvm in aanmerking komen voor
een chirurgische correctie door middel
van \'ventral interbody fusion\'. Hoe
korter de periode van de klachten voor
de operatie was, hoe beter de prognose.
Volwassen paarden met mildere
klachten zonder ataxie ten gevolge van
cervicale vertebrale osteoarthropathie
kunnen baat hebben bij injectie van de
facetgewrichten met corticosteroïden.

ziekten

Equine protozoal myeloencephalitis is
een neurologische aandoening die
veelvuldig wordt gezien bij paarden in
Amerika. Deze aandoening wordt
veroorzaakt door twee verschillende
agentia, te weten
Sarcocystis neurona
en in enkele gevallen Neospora hughesi.
Hoewel deze protozoën in Europa van
nature niet voorkomen, kunnen we in
Nederland toch worden geconfron-
teerd met een patiënt die aan deze
aandoening lijdt, bijvoorbeeld na
import uit de Verenigde Staten. Het
kan dus verstandig zijn deze aan-
doening in het achterhoofd te houden
als men geconfronteerd wordt met een
neurologische patiënt die is geïmpor-
teerd vanuit Amerika.

De laatste aandoening waarover dr
Reed sprak, was equine herpesvirus r
myeloencephalopathy, een aandoening
waar we helaas ook in Nederland
regelmatig mee worden geconfron-
teerd.
ehvi komt over de hele wereld
voor en resuUeert in grote economische
verliezen ten gevolge van abortus,
respiratoire klachten, neonatale sterfte
en myeloencephalopathien. Veel
paarden zijn latent geïnfecteerd. De
infectie kan worden gereactiveerd na
een periode van stress of verminderde
weerstand. Jonge dieren ervaren over
het algemeen alleen respiratoire
klachten, die na zeven dagen vanzelf
verdwijnen. Dragende merries kunnen
aborteren, wat vaak gebeurt in het
laatste trimester van de dracht, maar in
principe gedurende de gehele dracht
kan plaatsvinden. De neurologische
vorm ziet men vaak bij meerdere
paarden op hetzelfde bedrijf. Besmet-
ting vindt plaats door direct contact of
via de omgeving. Geïnfecteerde dieren
zijn voor een periode tot twee weken
infectieus voor andere paarden.
Uitbraken van de neurologische vorm
vinden vooral plaats in de winter of het
voorjaar De diagnose kan meestal
worden gesteld op basis van het
klinische beeld. Bevestiging van de
diagnose kan plaatsvinden door
onderzoek van liquor, bloedonderzoek
op antistoftiters, pathologie van
zenuwweefsel van een geïnfecteerd
dier, of virusisolatie. De snelste test die
beschikbaar is, is een
pcr-test. Een
neusswab of de \'buffy coat\' van een
bloedmonster kunnen worden gebruikt
om de ziekte aan te tonen met behulp
van
pcr. Maatregelen bij een uitbraak
bestaan voornamelijk uit quarantaine,
ondersteunende zorg aan geïnfecteerde
dieren,
nsaid\'s en profylactisch
gebruik van antibiotica om een cystitis
ten gevolge van een blaasverlamming
te voorkomen. Vaccinatie biedt geen
bescherming tegen de neurologische
vorm van
ehv, maar kan wel zorgen dat
de virusuitscheiding in een groep
paarden wordt gereduceerd. Men werkt
momenteel aan een vaccin dat mis-
schien wél zal beschermen tegen de
neurologische vorm van
ehv, maar de
beschikbaarheid hiervan zal waar-
schijnlijk nog wel even op zich laten
wachten.

gevarieerd

Het paardenprogramma van de
Voorjaarsdagen 2009 was erg gevari-
eerd en van uitstekende kwaliteit. De
sfeer in de
rai was zeker goed te
noemen. Kortom: het was een perfecte
gelegenheid de kennis op te frissen en
contacten met oude en nieuwe
bekenden aan te halen. Ik kijk dan ook
alweer uit naar de editie van 2010!

-ocr page 532-

Martje Pilgram

Tijdens het weekend van 7 en 8
februari 2009 was het verzamelen
geblazen in Soesterberg voor de
vierde editie van het Oncologisch
Treffen, georganiseerd door de
Samenwerkende Diergenees-
kundige Kankercentra (
sdk).

Het onderwerp van dit jaar waren de
tumoren van het urogenitaalstelsel.
Dit zijn misschien niet de meest
voorkomende tumoren in de praktijk,
maar daarom is het niet minder
noodzakelijk hierover voldoende
kennis te hebben.

prostaatkanker

Het congres werd geopend door dr
Erik Teske met een lezing over de
\'state-of-the-art\' bij prostaatkanker bij
de hond. Prostaattumoren komen
vaker voor dan we denken. De hond is
naast de mens één van de weinige
diersoorten waarbij prostaattumoren
met enige regelmaat voorkomen.

Dit jaar werd de medische beeld-
vorming van urogenitaaltumoren
behandeld door dr. Edoardo Auriem-
ma. Hij gaf een gedetailleerde uiteen-
zetting over de mogelijkheden van de
medische beeldvormingtechnieken
binnen de diagnostiek van urogeni-
taaltumoren. Veel aandacht werd
besteed aan het contrastonderzoek,
een praktische manier om het
urogenitaalstelsel in beeld te brengen.
Er volgden enkele tips om zelfs met
natieve röntgenopnames je differenti-
ele diagnostiek te versmallen. Ook een
uitgebreide bespreking van het
echografisch onderzoek ontbrak niet.

urinewegen

Top of the bill\' dit jaar was de aanwe-
zigheid van prof. dr. Deborah Knapp
van de Universiteit van Purdue
University (Indiana,
usa). Zij wordt
sinds haar ontdekking van het effect
van
Piroxicam op blaastumoren bij de
hond wereldwijd beschouwd als dé
autoriteit aangaande tumoren van de
urinewegen. Haar boeiende lezingen
vormden op meerdere vlakken voor
het publiek een stimulans tot
nadenken, \'food for thought\' zeg maar

Oncologisch Treffen
2009: tumoren van het
urogenitaal stelsel

Zo besprak prof. Knapp de link
tussen gazonchemicaliën (herbiciden
en insecticiden) en het vóórkomen
van blaaskanker bij honden. Ze
belichtte echter ook een alternatieve
manier van chemotherapie: metrono-
mische chemotherapie. Deze is niet
zozeer bedoeld om direct tumorcellen
af te doden, maar eerder om bloedvat-
nieuwvorming in diverse tumoren
tegen te houden.

Waar de therapie van blaastumo-
ren nog vaak matige resultaten geeft,
is gebleken dat een behandeling met
achtereenvolgende protocollen leidt
tot een langere overlevingsduur Het
falen van de ene therapie kan de start
betekenen van een volgend protocol.

Minstens even belangrijk als de
therapie is het waakzame oog van ons
als dierenartsen in de preventie en
vroegdetectie van blaastumoren bij de
hond. Rassen zoals de Schotse terriër
hebben twintig keer meer risico om
blaastumoren te ontwikkelen dan de
gemiddelde hond. Maar niet alleen de
Schotse terriër, ook de populairdere
sheltie, beagle en West Highland
White terriër zijn gepredisponeerd.
We kunnen de eigenaars van deze
rassen enkele tips geven: hun dier drie
keer per week groenten laten eten en
obesiteit proberen te vermijden (gaat
gepaard met twee maal meer risico op
overgangsepitheelcelcarcinoma van
de blaas). Als methode van vroegdetec-
tie is bij deze rassen een rectaal
onderzoek van de urethra altijd zinvol.

chirurgie

De chirurgie van het urogenitaal-
stelsel werd besproken door prof. dr
Raphaël Nickel. Eén van de belangrijk-
ste adviezen die hij van meet af aan
gaf, was: "Never make the treatment
worse than the disease." Er volgde een
hele trits aan mogelijke chirurgische
benaderingen van dit toch vrij lastige
orgaanstelsel. Prof. Nickel\'s jarenlange
klinische ervaring in deze materie
leverde een heleboel praktische
informatie op. Zo gaf hij aan dat het
trigonum van de blaas toch niet zo
onaantastbaar is als ooit werd veron-
dersteld. Verplaatsing van de uitmon-

-ocr page 533-

ding van de ureters naar een andere
plaats in de blaas is perfect mogelijk.
Een blaas kan trouwens een vrij grote
volumereductie aan, die meestal
mettertijd verbetert.

Naar jaarlijkse gewoonte werd er
een humane \'key-note speaker\'
uitgenodigd. Dit jaar was dit prof. dr.
Susanne Osanto van de Universiteit
van Leiden. Als arts is zij een Europese
autoriteit aangaande tumoren van het
urogenitaal stelsel. Uit haar verhaal
kwamen de verschillen en de gelijke-
nissen naar voren die bestaan tussen
blaas- en prostaatkanker bij de mens
enerzijds en dezelfde aandoeningen
bij onze dieren anderzijds. Meteen
werd duidelijk dat een belangrijk
aspect van de betere resultaten aan de
humane kant ligt in de mogelijkheid
tot het uitvoeren van een cystectomie
met stoma, een mogelijkheid waar-
over we als dierenarts (vooralsnog)
niet beschikken.

Een bijzonder moment op zaterdag
was de uitreiking van de eerste
Nederlands Kankerfonds voor Dieren
(nfkd)-award aan studente dierge-
neeskunde Floryne Buishand. Haar
onderzoek behelst de \'micro array\'-
analyse van de genetische basis van
het insulinoma bij de hond. Met deze
prijs stimuleert het
nfkd de interesse
van studenten diergeneeskunde naar
onderzoek met betrekking tot kanker
bij dieren. Floryne kreeg de prijs

overhandigd door emeritus hoogleraar
prof. dr Wim Misdorp. De prijs was
de toegang tot het eerstvolgende
EsvoNC-congres in Budapest, waar
Floryne Buishand het abstract van
haar onderzoek mocht presenteren.

VOLGEND JAAR

Volgend jaar wordt er ook weer een
Oncologisch Treffen gehouden. Voor
deze niet te missen lustrumeditie
zullen de tumoren van de huid in hun
totahteit worden besproken door een
aantal topsprekers uit de hele wereld.

Martje Pilgram namens de sdk-soc.

Arianne Bokmans wint Royal Canin
Student Award 2009

Tijdens de openingsceremonie van
de Voorjaarsdagen is de Royal Canin
Student Award 2009 uitgereikt aan
drs. Arianne Bokmans. Haar
patiëntenbespreking over atopische
dermatitis bij de kat werd na een
spannende finale door publiek en
jury als winnaar aangewezen. De
tweede prijs ging naar Annemarie
Voorbij voor haar voordracht over
dwerggroei bij Schnauzers.

Arianne ontving de eerste prijs voor
haar lezing over Pip, een vrouwehjke
gecastreerde Europese Korthaar van
zeven maanden die sinds drie maanden
ondraaglijke jeuk aan haar oren had.
Deze jeuk was zo ernstig, dat de kat
voortdurend een kap op moest om
ernstige laesies te voorkomen, een
onhoudbare situatie voor dier en
eigenaar Andere huidproblemen
werden niet gevonden. Door middel
van een duidelijk stappenplan werd
uiteindelijk de diagnose atopische
dermatitis gesteld, waarna een therapie
met een cyclosporinedrank (\'off-label\'-
gebruik bij de kat) binnen korte tijd tot
een bevredigend resultaat leidde.

DWERGGROEI

Met een minimaal verschil ging de
tweede prijs naar Annemarie Voorbij,
die een interessante casus besprak
over drie dwergschnauzers met als
voornaamste problemen achterblijven
in de groei en verminderde activiteit.
Bij lichamelijk onderzoek werd een
scala aan afwijkingen gevonden.
Bloedonderzoek, hormoonstimulatie-
testen en scintigrafïe van de schild-
klieren leidde tot de uiteindehjke diag-
nose juveniele secundaire
hypothyreoïdie, een zeldzame
aangeboren afwijking. Behandeling

met thyroxine leidde bij alle honden
tot een duidelijke verbetering.

De Royal Canin Student Award
wordt al meer dan twintig jaar uitge-
reikt aan veterinaire studenten voor de
beste klinische casus (
kpc) of klinisch
pathologische conferentie (
kek)
gepresenteerd tijdens de co-schappen
gezelschapsdieren. De Student Award
is een initiatief van Royal Canin en het
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren en wordt georgani-
seerd in samenwerking met de
dsk.

-ocr page 534-

Urinary S/o Moderate
Calorie Diet

Het \'Urinary\' programma van Royal
Canin voor de Icat is uitgebreid met
Urinary s/o Moderate Calorie Diet.
Deze nieuwe dieetvoeding voor katten
met struviet en calciumoxalaat heeft
een preventieve werking voor uroli-
thiase en houdt tevens rekening met de
relatief hoge incidentie van overge-
wicht bij dit soort patiënten. Dieren
met overgewicht hebben namelijk een
significant groter risico op urolithiase
en andere urinewegaandoeningen en
zijn daardoor oververtegenwoordigd in
deze patiëntenpopulatie. Urinary s/o
Moderate Calorie Diet biedt daarom de
vertrouwde effectiviteit van Urinary
s/o Diet in combinatie met een
verlaagd energiegehalte (3238 kilo-
calorieën per kilogram) en toevoeging
van L-carnitine. Door de lage
Rss-waar-
den kan deze dieetvoeding worden
ingezet voor het oplossen en de
preventie van struviet en de preventie
van calciumoxalaat. Door het lage
energiegehalte wordt daarnaast het
risico van overgewicht aanzienlijk
verminderd. Het product is verkrijg-
baar als droogvoeding in verpakkingen
van 400 gram en 1,5,4,5 en 6 kilogram.
info@royalcanin.nl.

Perloquan®

Fidavet® is een nieuwe lijn van vrij
verkrijgbare producten van Janssen
Animal Health, die uitsluitend op
advies van de dierenarts worden
geleverd als aanvullende of op zichzelf
staande behandeling. Na de intro-
ductie van Cavalesse® voor paarden
met huidallergie in de vorige zomer,
volgt dit voorjaar het tweede product
uit de Fidavet-lijn: Perloquan®. Dit is
een voedingssupplement voor de
hond met als doel de gewrichten en
omliggende weefsels gezond te
houden. Het bevat een hoog gehalte
aan groenlipmosselpoeder (rijk aan
glucosamine en chondroïtine) en
natuurlijke medicinale kruiden. Dank-
zij een innovatieve pareltechnologie
worden de nutriënten in Perloquan®
maximaal geresorbeerd. Het middel is
bovendien zeer smakelijk voor de
hond. Het kan aanvullend worden
gegeven bij de behandeling van
honden met gewrichtsaandoeningen
ten gevolge van osteoartritis, trauma
of orthopedische chirurgie of kan
preventief worden gebruikt bij oudere
honden. Perloquan® kan worden
gebruikt in combinatie met het
nsaid
Meloxivet® (meloxicam). Het wordt
geleverd in een ronde doos van 800
gram met een handig maatschepje.
jahbnl(a)janbe.jnj.com

Veterinair
Voedingscollege

ln september start Royal Canin, in
samenwerking met het Wellant-
college, met het Veterinair Voedings-
college, een driedaagse opleiding voor
dierenartsassistenten over (dieet)
voeding voor hond en kat. Het doel
van de cursus is de kennis over
voeding en dieetvoeding te vergroten
en daarmee de assistenten te onder-
steunen bij het geven van adviezen
aan en beantwoorden van vragen van
eigenaren.

Tijdens de eerste dag wordt de
algemene voedingsleer behandeld met
speciale aandacht voor nieuwe
ontwikkelingen, zoals het gebruik van
\'nutraceuticals\', en zaken als produc-
tieprocessen, wetgeving en verpak-
kingsinformatie. Dag twee en drie zijn
geheel gewijd aan dieetvoeding,
waarbij de lesstof voor een deel is
verwerkt in patiëntenbesprekingen en
praktische oefeningen. De cursus
wordt afgesloten met een examen,
waarmee de deelnemers het diploma
Veterinair Voedingsconsulent kunnen
behalen. De kosten bedragen 195 euro
exclusief
btw, inclusief cursusmap,
koffie, thee, lunch, examen en
diploma. Het aantal deelnemers is
maximaal twintig personen. Kijk op
de website voor data, locaties en
inschrijving.

www.royalcanin.nl/voedingscollege

Preventiron®
acetylsalicylzuur voor
kalveren

In 2004 startte Dopharma Research een
grootschalig onderzoek naar bijwer-
kingen die optreden na injectie van
ijzerpreparaten. De bijwerkingen
shock en sterfte bleken voor te komen
bij alle gebruikelijke preparaten. Ook
humaan is deze bijwerking beschreven.

Vrij, niet gebonden ijzer, zet de
shockreactie in werking. Het is
technisch niet mogelijk een ijzer-
preparaat te maken dat geheel vrij is
van ijzer Bij gebruik van Preventiron®
gedurende twee opvolgende melk-
verstrekkingen voorafgaand aan de
ijzerinjectie, blijkt het lichaam van het
kalf beter bestand te zijn tegen het
vrije ijzer. Hiermee wordt dit type
shock voorkomen. Deze registratie is
de eerste officiële toelating voor deze
indicatie bij kalveren.

pr(a)dopharma.com

Gevoeligheid voor
Ubrolexin®

De bactericide combinatie van
cefalexine en kanamycine in Ubro-
lexin® is geregistreerd voor de
behandeling van klinische mastitis bij
melkgevende koeien veroorzaakt door
Staphylococcus aureus, Streptococcus
dysgalactiae, Streptococcus uberis
en
Escherichia coli. De injector hoeft
slechts eenmaaldaags te worden
toegediend. De
gd heeft op verzoek
van Boehringer Ingelheim de belang-
rijkste Nederlandse mastitisverwek-
kers onderzocht op hun gevoeligheid
voor Ubrolexin. De uitkomst na
onderzoek van een steekproef van 150
monsters luidt: op basis van deze
\'pilot\' kan worden aangegeven dat de
gevoeligheid van de mastitisverwek-
kers
Staphylococcus aureus, Escherichia
coli, Streptococcus uberis, Streptococcus
dysgalactiae, Streptococcus agalactiae
en
coagulase-negatieve stafylokokken
voor Ubrolexin goed is.

(072) 56 62 411

-ocr page 535-

Renée van Sprundel
wint Value Through
Innovation Poster Award

Tijdens de afgelopen Voorjaarsdagen
heeft Renée van Sprundel de derde
editie van de Boehringer Ingelheim
Value Through Innovation Poster
Award gewonnen. Haar poster
beschrijft de resultaten van onderzoek
naar de aanwezigheid van de \'progeni-
tor cell marker kig\' bij honden met
hepatocellulaire neoplasieën, dat zij
heeft gedaan onder begeleiding van dr.
Spee en in samenwerking met
tcci
Consultancy en de afdeling morfo-
logie en moleculaire pathologie van
de
ku Leuven, te België.

De Voorjaarsdagen Poster Award is
ingesteld om de ontwikkeling van
jong innovatief veterinair talent
binnen de geneeskunde van gezel-
schapsdieren en het paard te stimu-
leren. Na de voorselectie door een
onafhankelijke jury wordt de uitein-
delijke winnaar gekozen door de
deelnemers aan de Voorjaarsdagen. Dit
jaar bestond de jury uit dr. Martha
Villani en dr Jan Schrickx, beiden
verbonden aan de faculteit Dier-
geneeskunde van de Universiteit
Utrecht.

4yourpractice
programma nu ook voor
dierenartsassistenten

Vanaf september 2009 wordt het
4yourpractice praktijkmanagement-
programma van Royal Canin uitge-
breid met twee workshops voor
dierenartsassistenten (plaatsen voor
maximaal veertig personen). De
workshops worden gegeven door
dezelfde twee trainers die de work-
shops voor dierenartsen organiseren.
Tijdens de eerste workshop, \'Commu-
nicatie in de praktijk\', komen onder-
werpen ter sprake als: Wat is commu-
nicatie? Waarom is dit vaak zo lastig?
Wat is effectieve communicatie? Hoe
kun je ervoor zorgen dat je goed
begrepen wordt? Hoe kun je mis-
verstanden voorkomen? Hoe moet je
omgaan met weerstand? En hoe kun je
\'feedback\' geven aan collega\'s?

Data en locaties voor de eerste
workshops voor dierenartsassistenten
zijn donderdagmiddag r; september
in Houten en dinsdagmiddag 6
oktober 2009 in Leende.

De kosten bedragen 65 euro
exclusief
btw. Dit is inclusief lunch,
naslagwerk en een \'follow-up\'-mail
met praktijktips en trucs. De tweede
workshop \'Verkoop in de praktijk\'
volgt later dit jaar. Inschrijving is
mogelijk via de Royal Canin dieren-
artsenbezoeker of website.

www.royalcanin.nl/4yourpractice

Varkensvaccin tegen
porcine circovirus type 2

Intervet/Schering-Plough Animal
Health introduceert het vaccin Porcilis
pcv® tegen het porcine circovirus type
2. Dit is ontwikkeld om een oplossing
te bieden voor de preventie en het
management van porcine circovirus
associated disease (
fcvd). De klinische
symptomen van deze aandoening zijn
onder andere: vergrote lymfeknopen,
ademhalingsproblemen, bleke huid en
geelzucht, wat kan leiden tot ge-
wichtsverlies of groeistilstand. Het is
een belangrijke oorzaak van economi-
sche verliezen in de varkenssector. De
voornaamste voordelen van Porcilis
pcv® zijn het 0rf2-subunitantigeen
voor een hoge immuniteit tegen pcv2
en de combinatie met het krachtige
adjuvans Xsolve voor een langdurige
immuniteit tot het einde van de
opfokperiode. Bovendien kan het bij
jonge biggen gemiddelde tot hoge
niveaus van maternale antilichamen
doorbreken. Vaccinatie van biggen
van drie weken oud voorkomt niet
alleen viremie (in het bloed en
lymfatische weefsels), maar ook het
gewichtsverlies dat wordt geassoci-
eerd met pcv2-infecties gedurende de
opfokperiode.
www.intervet.nl

Werving en selectie-
workshop voor
dierenartsen

4yourpractice, het praktijkmanage-
mentprogramma van Royal Canin,
wordt vanaf 8 oktober van dit jaar
uitgebreid met een nieuwe workshop
voor dierenartsen, getiteld: \'Werving
en selectie in de praktijk\'. Onder
andere de volgende zaken komen aan
bod: hoe bepaalt u welke mensen
nodig zijn en waar en hoe zoekt en
selecteert u deze? Wat zijn de \'do\'s\' en
\'don\'ts\' in een sollicitatiegesprek? Hoe
weet u of de kandidaten gemotiveerd
zijn en in het team passen? Hoe moet
u kandidaten beoordelen voor een
goed resultaat? En hoe geeft u \'feed-
back\' voor degene die het niet is
geworden? De workshops vinden
plaats in de middag en worden
gevolgd door een gezamenlijk diner.
Om ook op langere termijn onder-
steuning te bieden, wordt iedere
workshop gevolgd door een \'follow-
up\'-programma, dat bestaat uit een
serie praktijktips en trucs. De kosten
bedragen 195 euro exclusief
btw,
inclusief boek, naslagwerk, lunch,
diner en \'follow-up\'-programma. Voor
data, locaties en inschrijving: vraag de
Royal Canin dierenartsenbezoeker of
zie de website.

www.royalcanin.nl/4yourpractice

-ocr page 536-

We hebben een nieuwe
Ledenraad!

Zoals iedereen heeft kunnen vernemen, hebben we een nieuwe ledenraad.
Het schrijven van deze column geschiedt zonder overleg met mijn bestuurs-
genoten en dus spreek ik namens mijzelf als ik stel dat ik buitengewoon
tevreden ben met de uitslag. De lijst van nieuwe Ledenraadleden laat zien dat er
zowel oudgedienden als nieuwe gezichten bij zitten. Onze vrouwelijke collega\'s
zijn ruim vertegenwoordigd en ook wat betreft leeftijd is er een mooie
spreiding.

Kortom, allemaal dank voor jullie bereidheid om tijd en energie in de kn m v d
te steken. Er zal daar namelijk zeker een beroep op worden gedaan, gelet op alle
uitdagingen die voor ons liggen. Wat te denken alleen al van het uitrollen van
ons strategisch beleidsplan? De daarin benoemde hoofdthema\'s, te weten het
imago en de sociaaleconomische positie van de dierenarts, krijgen een steeds
grotere actualiteitswaarde. De plaats en positie van de dierenarts in de samen-
leving houden ook Den Haag nadrukkelijk bezig. De sociaaleconomische
ontwikkelingen in dierenartsenland zijn zonder meer een uitdaging te noemen.
Wat gaat de financiële crisis voor gevolgen hebben voor de verschillende
sectoren? Hoe ontwikkelt zich de inkomstenstroom uit medicijnlevering in de
komende twee a drie jaren? Gaat de dierenarts betaald worden voor maatschap-
pelijke taken inzake volksgezondheid en voedselveiligheid?

Kortom, allemaal zaken die het bestuur verder wil en zal aanpakken samen
met de vertegenwoordiging van de leden: de Ledenraad.

VOORZITTERSCOLUMN

U kunt ons daar bij helpen: laat u horen!

Ludo ƒ. Hellebrekers, voorzitter, l.i.hellebrekers@knmvd.nl

Uitslag verkiezing ledenraad 2009

Op 8 mei 2009 is het stembureau,
bestaande uit de heer dr. W. Edel als
voorzitter en de heer drs. F
.J.M. van
Dongen en mevr. drs. H.K. Hadde-
ringh als lid, bijeengekomen om
met ondersteuning van de heer R.P.
van Ringelestijn, medewerker bij de
KNMVD, de stemmen, die voor 12.00
uur op 8 mei 2009 waren binnen
gekomen, te tellen.

Tijdens de vergadering tussen de Raad
van Toezicht en het Bestuur van de
knmvd op 18 maart 2009 is het
ledenaantal van de ledenraad vastge-
steld op negentien. Tot leden van de
ledenraad zijn verkozen:

- mevr. B.A.M. Austie

- J.S.C. Boersema

- E.J. Bottemanne

- mevr E.G. van Bruinessen-
Kapsenberg

- mevr. S.A.M. Deleu

- mevr H.E.C. van Grinsven

- LJ.R Hoomick

- mevr M.T. IJzerman
-drT.J.G.M.Lam

- dr LA.M.G. van Leengoed

- mevr N.J.J.M. Mastenbroek

- dr R.A. van Nieuwstadt

- dr. R.G.M. 01de Riekerink
-W.Pons

- M. Roseboom

- mevr A.M. Rutsen
-drR.S. Schrijver
-J. TwerdaMBA

-J. Th.Weeda.

Voor de verkiezing van de ledenraad
zijn 4220 stembiljetten in omloop
gebracht. Hiervan kwamen er 837
retour (20 procent). Van de stemmen
is 92 procent elektronisch uitgebracht.

-ocr page 537-

Herman Th. Nieuwenhuijsen

Op 23 april jongstleden vond voor de
vijfde keer de inmiddels populaire
informatiedag voor seniordieren-
artsen plaats, met ongeveer honderd
belangstellenden. De locatie was
opnieuw Boerderij Mereveld te
Utrecht. De projectgroep veterinaire
informatie voor seniordierenartsen
van de
KNMVD was er weer in
geslaagd een programma samen te
stellen met informatie op hoog
niveau en ruim voldoende gelegen-
heid voor het ontmoeten van
collega\'s van de seniorgeneratie.

Na een welkomstwoord door dagvoor-
zitter Frans X. Cremers hield Ton de
Ruijter, oud-voorzitter van de
knmvd,
een korte inleiding waarin hij aller-
eerst enkele woorden sprak over het
tot stand komen van de aandacht van
de Maatschappij voor de seniordieren-
artsen. Het vervolg van zijn betoog
was voornamelijk gericht op de
relatief gunstige financiële positie van
de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen, een opsteker voor de
vele belanghebbenden in de zaal.

Vijfde informatiedag voor senioren

Na een bevlogen inleiding door dr
Aleid Lubberink werd de ochtend-
lezing gehouden door prof dr Jan
Sixma, emeritus hoogleraar humane
hematologie, die een boeiend, maar
ook onthullend en onthutsend betoog
hield over \'Fraude in de wetenschap\'.
Een lange hjst van feiten, variërend
van \'aangepaste\' laboratorium-
resultaten tot het plegen van plagiaat,
passeerde de revue, toegelicht met de
nodige achtergrondinformatie.

VOGELSPIN

Nadat ruim de tijd werd genomen
voor de lunch, waarbij velen van het
fraaie voorjaarsweer genoten, was de
tijd aangebroken voor de middagses-
sie. De spreker, prof dr Peer Zwart,
werd ingeleid door dr Ingrid van der
Gaag. Zij schetste het enthousiasme en
de nog altijd grote wetenschappelijke
activiteit van de in r930 geboren
spreker. De lezing was getiteld: \'Van
hoestende huisjesslak tot operatie van
een vogelspin\', uiteraard een prachtig
onderwerp voor een emeritus hoogle-
raar Ziektekunde van bijzondere
dieren. Ruimschoots voorzien van
boeiende voorbeelden relativeerde
prof Zwart het bijzondere van deze

voor de diergeneeskundige praktijk
niet alledaagse patiënten. Ook op deze
groep patiënten kunnen en moeten de
basisprincipes van klinische diagnos-
tiek de geïnteresseerde practicus op
het goede diagnostische pad brengen.
Een groot aantal virussen en andere
micro-organismen passeerde de revue.
Dat het hechten onder narcose van de
huid van het 50 tot 100 gram zware
achterlijf van een gevallen vogelspin
in fraaie dia\'s kon worden getoond,
onderstreepte de veelzijdigheid van de
spreker

Nadat dagvoorzitter Frans Cremers
de inleiders bedankt had, was er nog
voldoende tijd voor een glas en een
goed gesprek. Al met al was het weer
een zeer geslaagde dag, die stellig zal
leiden tot een volgende boeiende
najaarsbijeenkomst op 5 november
aanstaande, met veel dank aan de
organiserende projectgroep.

Herman Th. Nieuwenhuijsen is senior
dierenarts.

-ocr page 538-

.m.

Houdt gewrichten soepel en honden in beweging -

fidavet\'

PERLOQUAN®

PRODUCT

M to mMKwi hwlthr fOinn end

PERLOQUAN

• Goed uitgebalanceerde, hoog-kwalitatieve
natuurlijke ingrediënten

• Hoge hoeveelheden natuurlijk glucosamine
en chondroïtine voor maximale doeltreffendheid

• In smakelijke \'parels\': lekker voor honden -
makkelijk voor eigenaars

• Louter op advies van de dierenarts

Voor meer informatie contacteer ons op jahbnl@janbe.jnj.com

^JANSSEN

ANIMAL HEALTH

fidaVet

Zorg voor uw gezelschapsdieren

-ocr page 539-

Weibel Braunius

* 6 juli 1940 - ti2 november 2008
Weibel Braunius werd geboren op 6 juli 1940 als achtste van een gezin met
negen kinderen. Thuis, eerst in Deventer, maar later aan de voet van de
Holterberg, werd de liefde voor de natuur hem met de paplepel ingegoten.

Vaak vertelde hij dat zijn weg om dierenarts te worden niet de normale
route is geweest. Hij begon pas op zijn 23e aan de studie diergeneeskunde, na
een voorbereiding via de Middelbare Handelsschool, de
hbs, een preparateur-
bedrijf en de Rijks Hogere School voor Tropische Landbouw in Deventer.
Omdat zijn vooropleiding niet aansloot bij de studie diergeneeskunde, moet
hij zich vaak hebben gevoeld als een kat in een vreemd pakhuis. Maar met
zijn doorzettingsvermogen en de hulp van zijn studievrienden slaagde hij er
in om binnen de daarvoor gestelde termijn af te studeren, in december 1969.

Tijdens zijn studie, wonend op een kleine etage, is hij getrouwd met Hetty
Wanrooij. In 1966 is hun eerste zoon. Weibel jr, geboren. Later is het gezin
uitgebreid met een tweede zoon, Kasper. Al tijdens de studie werd het Weibel
duidelijk dat hij geen voldoening zou vinden in de reguliere dierenartsenprak-
tijk. Daarom is hij na zijn afstuderen gaan werken bij de Vleeskeuringsdienst
in Meppel. Vanaf 1974 werkte hij bij Dow Chemical aan de ontwikkeling en
begeleiding van veevoederadditieven en diergeneesmiddelen. Deze functie
bracht hem naar grote delen van Europa, inclusief de Oost-Europese landen.
Met verve kon hij verhalen over deze periode en zich opnieuw verbazen over
alles wat toen allemaal nog kon. In deze tijd ging hij zich verdiepen in de
epidemiologische en preventieve aspecten van coccidiose bij vleeskuikens.
Aan dit onderwerp wijdde hij zijn proefschrift, waarvoor hij in 1987 de graad
van doctor in de diergeneeskunde ontving. In 1983 is hij gaan werken bij de
afdeling pluimvee van de Gezondheidsdienst voor Dieren in Gelderland. Hier
kwam de praktische wetenschapper in Weibel volledig tot emplooi. Hij
signaleerde gezondheidsproblemen in de pluimveehouderij en wist, door een
ieder op zijn verantwoordelijkheid aan te spreken, een bijdrage te leveren aan
de oplossingen. In de periode bij de Gezondheidsdienst heeft hij meerdere
reorganisaties meegemaakt, waar hij altijd actief bij betrokken is geweest. Het
belang van het personeel en de belangen van de pluimveehouders stonden
altijd voorop. Naast dit werk bekleedde hij een aantal functies binnen de
Groep Pluimveewetenschappen van de
knmvd. We hebben hem leren kennen
als een beschouwende, eerlijke man met scherpe analyses. Tijdens een
vergadering nam hij na verloop van tijd steevast het woord met de standaard-
zin: "Ik heb dit allemaal aangehoord en nou wil ik ook wat zeggen."

Naast zijn werk vond hij zijn ontspanning in de natuur: in het vakantie-
huisje in Blankenham, op de boot, vissend, jagend of met een glaasje wijn in
de eigen tuin. Weibel was trots op het feit dat hij dierenarts en doctor was
geworden: "Hier heb ik voor moeten werken, de rest is vanzelf gegaan."

Op goede vrijdag 1997 werd Weibel getroffen door een ernstige hersen-
bloeding die verder functioneren als dierenarts onmogelijk maakte. Na een
lange herstelperiode kon hij toch weer genieten van de natuur in en rondom
zijn tuin in Terwolde. Het huis bleef de zoete inval voor velen van ons.
Hoewel er veranderingen waren in zijn persoonlijkheid bleven de karakter-
trekken van de oude Weibel zichtbaar. Helaas heeft een nieuwe hersen-
bloeding een einde gemaakt aan het leven van deze markante persoon.

IN MEMORIAM

Tijdens een ontroerende plechtigheid hebben wij op 18 november 2008
definitief afscheid genomen van onze collega en vriend Weibel Braunius. De
vele collega\'s zongen het \'Absyrtus\'. Dat zou hij zeker gewaardeerd hebben.
Geen koffie met cake na afloop, maar een \'borrel\'; dat was meer zijn stijl.

Tjep de Vries, Teun Fabri

-ocr page 540-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:
Happee, mevr. L; 2008 Gent; 3178 vc

Poortugaal, Maria van der Duinstraat 52
Langen, mevr. J.C.W. van; 2009,8075 pv Elspeet,
Stakenbergweg 11

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Buiks, J.C.; 2009; 3706 aa Zeist, Laan van

Vollenhove 556-bis
Dijksman, mevr. M.P.; 2007; 2352
kc

Leiderdorp, Santhorst 159
Hoogeveen, mevr G.M.; 2008; 2411
xd

Bodegraven, Sportlaan 18
Jongen- Hoofwijk, mevr. D.; 2008 Gent; 6121

ZB Born, Karensstraat 11
Kalis, mevr. L.P.A.; 2008; 8434
nd Waskemeer,

Schansdijk 2
Lintelo, mevr. A. te; 2005; 7577
ga Oldenzaal,
Geeister 10

Pels - Rijcken, mevr. E.; 2007; 7108 Winterswijk

Woold, Hijinkhoekweg 17
Prinssen, D.A.; 2007; 3511
bz Utrecht,

Jacobskerksteeg 15
Rozen, mevr D.C. van; 2007 Gent; 6001
ew

Weert, Hegstraat 7
Uden-van Summeren, A.A. van; 2005; 5375
as

Reek, Noordhoek 12
Vriens, mevr. A.; 2008; 3584
dw Utrecht,

Cambridgelaan 733
Westgeest, mevr. D.B.; 2007; 3981
zm Bunnik,
Vletweide 72

Als kandidaatlid van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:
Bakker, mevr. E.C.; 4634 vc Woensdrecht,

Berglaan 27
Bastiaansen, mevr. M.B.; 4841
ga Prinsenbeek,

Beeksestraat 15
Boer, mevr L de; 3582
dh Utrecht, Fuuthof 15
Haan, mevr. K. de; 3523 cv Utrecht, Jadelaan 20
Hoogeveen, mevr. J.; 3704
rb Zeist, Brugakker
6101

Kanters, mevr. M.J.F.; 3584 za Utrecht, Enny

Vredelaan 27
Polak, V.G.; 3 7 3 2
e z De Bilt, De Witte Swaeni 5
Roerink, G.A.; 3583
ab Utrecht, Adriaen van

Ostadelaan 59-bis
Schennink, mevr. L.I.A.H.M.; 3531
hi Utrecht,

Billitonstraat 22
Steenhuisen, mevr S.W.; 3515 cv Utrecht
Vossebelt,
G.H.M.; 5346 ve Oss, Terloo 40

Voor het dierenartsenexamen van 7 mei
2009 zijn geslaagd:

Blom, mevr. S.EM.; 3514 es Utrecht,
Kwartelstraat 13

Boeve, H.J.; 3818 th Amersfoort,

Surinamestraat 87 - b
Enden, mevr M.S.D. van den; 3522
eb Utrecht,

Hunzestraat 42
Gerrits, B.W.M.; 3524 cB Utrecht, Gaasterland
88-b

Graat, R.M.; 3514 bt Utrecht, Hopakker 53
Jebbink, A.I.F.; 3582
xe Utrecht, Ina Boudier

Bakkerlaan 97
Kosters, J.C.M.; 3513
ep Utrecht, Oudenoord

331

Langen, mevr. J.C.W. van; 8075 pv Elspeet
Mi je, mevr. I.C. van der; 3551
er Utrecht,

Narcisstraat 42
Reijneveld, mevr. N.J.; 2355
ce Hoogmade,

Doespolderkade 6 - b
Rooijen, J.W.M. den; 3581 jx Utrecht, Van der

Duijnstraat 4
Sande, mevr A.H. van de; 3584
zh Utrecht,

Enny Vredelaan 239
Schaafsma, mevr. M.K.; 3705
zg Zeist, Warande
82

Schenk, R.S.M.; 3522 xb Utrecht, Beerzestraat
20 - bis

Veltkamp, mevr. V.; 7556 ch Hengelo,

Dennebosweg 50
Vries, mevr. E. de; 3521
gt Utrecht, Balijelaan
44-bis

Walstock, mevr. S.H.H.; 6071 am Swalmen,

Graeterhofweg 13
Wilhelm, mevr M.E.; 3582
bw Utrecht,
Abstederdijk 202

m

RAADGEVERS
KUIJKHOVEN

De tijden veranderen... en wij ook Voor u als dierenarts

Al vanaf 2002 werken Raadgevers en Kuijkhoven intensief samen
in ons gezamenlijke volmachtbedrijf Raadhoven. Deze samenwerking
is zo succesvol verlopen dat wij hebben besloten haar uit te breiden.
Per 1 januari zijn wij volledig gefuseerd en gaan verder onder de
naam Raadgevers Kuijkhoven. In onze nieuwe samenstelling zullen
wij de specifieke kennis van onze doelgroepen en de kwaliteit van
onze dienstverlening nog verder gaan uitdiepen.

Als startende of gevestigde dierenarts kunt u rekenen
op onze deskundige adviezen en een betrokken begeleiding.
U profiteert daarbij van onze kennis van de financiële en medische
wereld. Zo adviseren wij u op financieel, fiscaal, juridisch en
verzekeringstechnisch gebied, en begeleiden wij u tijdens uw
waarneemperiode, dienstverband en vestiging van uw praktijk.

De tijden veranderen niet...
en wij ook niet

Persoonlijk contact en langetermijnadvisering blijven net zo
belangrijk voor ons als altijd. U houdt dan ook uw eigen adviseur
en contactpersonen.

De adviseurs van het dierenartsenteam zijn u graag van dienst:
Philip Jaspers en Robert Meijer

Wilhelminalaan 1-3
3732 Gj De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 252 SA 10
Telefax 030 220 27 95
dierenarts@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

-ocr page 541-

Overlijdensberichten:
Op 22 maart 2009 H.J.A.M. Kothuis te Sittard
Op 23 april 2009 G.H.C. de Vries te Heesch
Op 2 mei 2009 H. Poortman te Dalen

JUBILEA

6 juni, K.J. Coppoolse te Hohen, 25 jaar
9 juni, M. Holzhauer te Twello, 25 jaar
9 juni, mevrouw drs. E. van den Dungen te

Lelystad, 25 jaar
9 juni, mevrouw drs. M. Beltman-Kamminga te

Kortenhoef, 25 jaar
9 juni, F.C. Kleyn van Willigen te Helvoirt,
25 jaar

15 juni J.W.M. Nas te Bemmel 25 jaar
20 juni, U. Sybesma te Sleeuwijk, 50 jaar

sluitingsdata voor kopi|

Aflevering I Deadline*
01-07-20091 maandag 115-06-2009
15-07-20091 maandag 113-07-2009
01-08-20091 maandag 113-07-2009
15-08-20091 maandag I 2 7-07-2009
01-09-20091 maandag117-08-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens,
tijdschriftd) knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

2oog
Juni

12-16 Zevende International Sheep Veterinary
Congress, Locatie: Stavanger, Norway Thema:
\'Sound sheep, safe food, warm clothes and
landscape preservation\'. Gastheer: The
Norwegian School of Veterinary Science
(www.veths.no). Organisatie: Stavanger
Forum (www.stavanger-forum.no). Visit
www.isvco9.no for details.
17-20 The celebration of the 14th International
Symposium of the Worid Association of
Veterinary Laboratory Diagnosticians,
(wav ld) together with the Symposium of the
oie. Both will be held in Madrid, Spain. For all
the information: www.wavld2009.com.
25 Stichting Met dieren meer mens organiseert
Symposium \'De invloed van dieren op
gezondheid van mensen\'. Locatie: faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht. Aanvang:
14.00-18.00 uur

Juli

21-24 Wereldcongres gezelschapsdieren
wsava. Locatie: Sao Paulo Brazilië.

Augustus

20-22Van 20 tot en met 22 augustus zal het
Welsh Event 2009 worden gehouden op de
terreinen van Paardensportcentrum Gert
van den Hoorn te Kootwijk. Het Welsh
Event 2009 is een combinatie van Centrale
Keuring (20), Sportdag (21) en de
International Show (22).

September

9-12 Congres Britisch Equine Veterinary

Association (beva). Locatie: Birmingham.
Oktober

2-4 Congres Asscociación De Veterinarions
Espafioles Especialistas en Pequefios
Animales
(vep). Locatie: Barcelona.
2 Jaarcongres
knmvd 2009. Locatie volgt,
ro Tiende Feliene Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

November

7 Najaarsdag ggg 2009. Locatie volgt
27-29 Vijftiende Europees congres Federation

of European Comanion Animal Veterinary
Associations
(fecava). Locatie: Lille. Kijk
voor meer informatie op de website.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
Juni

9 Wetenschappelijke Bijeenkomst ggp.

Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.
12 Excursie naar c v i Lelystad voor leden en
kandidaatleden
vancKzenoiB: Trends op
gebied van vaccinontwikkeling;
Registratiestudies; Film over
proeffaciliteiten; Rondleiding Edelhertweg.
19 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: 10 euro.

September

4 "Dierenartsen in Bedrijf Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.

8 Wetenschappelijke Bijeenkomst ggp.
Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.

17 KNMVD-sportdag(onder voorbehoud).

Oktober

23 "Dierenartsen in Bedrijf Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.
27 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap.

November

4 Netwerkmiddag voor Dierenartsdocenten
(m b 0 - h b o). Aanvang: 16.00 tot 20.00 uur.
Locatie: Kantoor
knmvd te Houten.
7 Najaarsdag
ggg. Locatie volgt.

Cursussen

2009
Juni

2 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Midden.
Georganiseerd door i v i p. Doelgroep: jonge
dierenartsen gezelschapsdieren (nul tot vijf
jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel i:
kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.
9 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Noord-West. Georga-
niseerd door ivip. Kijk op www.ivip.nl.
r6 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Zuid. Georganiseerd
door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.

17 Lezing: \'De tien meest voorkomende
orthopedische problemen in de voorpoot\'
door Dick van Zuilen en Roelof
Maarschalkerweerd. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

23 Interactie Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Noord. Georganiseerd
door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.

Augustus

25 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door
ivip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijf jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.

September

I Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door i v i p.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd door i
vip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus \'Probleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
20T0. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie; departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker; prof. dr. Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd;
14.00 tot 20.00 uur. Kosten; 150 euro.
Inschrijven via de portal.

Oktober

6 Interactieve Cursusavond Radiologie; regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

13 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Midden. Georganiseerd door i v 1 p. Kijk op
www.ivip.nl.

-ocr page 542-

20 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.
27 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord. Georganiseerd door i vi p. Kijk op
www.ivip.nl.

November

17 Kattengeneeskunde, precieze onderwerp
volgt. Spreker: prof. dr. Tim Gruffyd Jones.
Locatie: collegezaal departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur. Kosten: 150 euro. In
combinatie met lezing op 2 maart 2010: 275
euro. Inschrijven via de portal op www.
knmvd.nl.

18 Modulaire cursus \'Weke delen chirurgie
deel 11\'. Zes daagse praktische cursus
chirurgie, van november 2009 tot juni 2010,
in drie modulen van twee dagen.
Deelnemers aan de eerste modulaire cursus
weke delen chirurgie hebben voorrang bij
inschrijving. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 1850 euro voor de gehele

cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

24 Interactieve Cursusavond: regio Noord.
Georganiseerd door ivip. Doelgroep: jonge
dierenartsen gezelschapsdieren (nul tot vijf
jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel i:
kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-Oost,
Noord-West en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.

GEZOCHT

Gezelschapsdierenartspraktijk ter overname
in de regio Utrecht.

Bij interesse bel met 06-20604490.

d.k. van Messel en Straatman is gevestigd in een fraai stadspand
aan plantsoen in de stad Groningen.

Wij zijn op zoek naar een

kundige collega gezelschapsdieren
met hart voor dier en mens.

Het uiteindelijk doel is overname van de praktijk. Ook zeer geschikt
voor (echt)paar. Zeer goed team. Goede dienstregeling. Woonruimte
beschikbaar.

U kunt u reactie sturen naar d.k. van Messel en Straatman,
t.a.v. de heer M.A. van Messel, Boteringesingel 8,9712
xr Groningen.
Tel.: 050-3181418, e-mail: m.a.van.messel@hetnet.nL

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

Bescherm de hond tegen de dodelijke Dermacentor teek

3.1

Oefendog* spray

Vraag het^TEK^N
aan voor uw cliënten.

Defendog- spray: Productinformatie: Defendog spray REGNL: 9315, Bevat per ml: permcthrin 18,8 mg, Doeldier: hond, Kanalisatie: vrij. Preventic-B\' band: Productinformatie\' Preventic-B
Tekenband REGNL 9908, Werkzame stof: Bendiocarb 10%, Doeldier: hond, Kanalisatie: vrij.
Defcncare\' shampoo: Productinformatie: Defencare shampoo REGNL 9434 Bevat per 100 ml-
Permethrin 0,94 mg, Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.
Voor meer Informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail\' infoSVirbac nl

-ocr page 543-

FELIMAZOLE®

Flexibele behandeling van hyperthyroidie bij de kat

• Nu ook 2.5 mg !

• Flexibele dosering
Minder dosis gerelateerde bijwerkingen
Reversibele behandeling

• Startdosering tweemaal daags 2.5 mg

Felimazole": UDA REG.NL.103369. Werkzaam bestanddeel: Thiamazole 2.5 mg. Indicatie: voor de stabilisatie vèin hyperthyroïdie bij katten vóór een chirurgische
thyroïdectomie. Voor de lange termijn behandeling van feline hyperthyroïdie. Toedieningswijze: uitsluitend orale toediening. Stabilisatie van feline hyperthyroïdie
voorafgaand aan een chirurgisctie verwijdering van de schildklier, dient aanvankelijk één tablet van 2.5 mg \'s morgens en \'s avonds te worden toegediend. Lange
termijn behandeling van hyperthyroïdie, begindosis van tweemaal daags 2.5 mg. Na 3 weken dosis titreren op basis van TT, in het serum. Dosis aanpassen in
stappen van 2.5 mg. Bijwerking/contra-indicatie: bij doses van 5-15 mg/kat/dag: braken, gebrek aan eetlust/anorexia, lethargie, pruritus en oexcoriaties van de
kop en nek, bloedingsdiathesis icterus a.g.v. hepatopathie en hematologische abnormaliteiten. Niet gebruiken bij katten die lijden aan systemische ziekten zoals
primaire leverziekte of diabetes mellitus.

Dechra

Veterinary Products

-ocr page 544-

IPAKITINE®W Rubenal

OVATItr IN fill BGCZONPHEIO

1

1 Ipakitine® bevat enerzijds een fosfaatbinder. ^

2 Anderzijds bevat Ipakitine® chitosan,
dat uremische toxines absorbeert.-^

V

3 Rubenal® ondersteunt het behoud van

de normale bindweefselstructuur in de nier.

IDUBBELE ACTIE

■. \'t

Vétoquinors Cardio-Nefrologie Dimensie staat voor onze gepassioneerde zoeictocht naar nieuwre en innovatieve oplossingen.

Ipakitine"\' is een voedingssupplement dat katten en honden met chronisch nierfalen op een eenvoudige manier een langer en prettiger levE
geeft. Ipakitine» heeft effect op het fosfaat- en calciumgehalte in het maag darmstelsel. Hierdoor vermindert het de kans op fosfatemie e

uremie. De dubbele we/king van chitosan en calciumcarbonaat bevordert een normale _

nierfunctie.

Rubenar- is een nieuwe smakelijke formulering van Rheum officinale. Van Rheum
officinale
is bewezen dat het helpt om de normale bindweefselstructuur in de nier
te behouden. Zijn gunstige effecten werden bovendien bij verschillende diersoorten
aangetoond."

IVIeer informatie is verkrijgbaar bij: Vétoquinol BV. Postbus 3191, NL-5203 DD s-Hertogenbosch
www.vetoquinol.nl

-ocr page 545-

deel 134 • aflevering 12 • 15 juni 2oo9

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

Rundveevoeding:
Factoren die de
bestendigheid van
zetmeel beïnvloeden

Een gelokaliseerd
histiocytair sarcoom in de
maag van een hond

Vaccinatiecampagnes in
de dierenspeciaalzaak

/f\'m

koninkliike nederlandse maatschappii voor diergeneeskunde

-ocr page 546-

VACCINATIE MET IMPROVAC®
IS HÉT ALTERNATIEF
VOOR FYSIEKE CASTRATIE

lmpf®vQC

De betere weg naar de toekomst.

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.BOARTAINT.COM

Pfizer Animal Health

JMPROVAC^ oplossing voor injectie voor vaHcens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001-003 «REG NL 1010604JC)0 • Werftiome beslonddeten: Eén dosis (2 ml) bevat: Gonodc^opine releasing factor jGnRF) anabogproteïne conjogoo
een anti-GfiRF geometrisch gemiddelde titer von £ 474 U/ml induceert; min. 300 ^ • Ac^uvons: DEAEOextran • Hulpstoffen: Thiomersai • Doeldien Manneliike voHciens (vanaf een leeftijd von 8 weken) • Indicaties: Inductie von antilichamen te^n GnRF om een Kjdf
immunologische onderdrukking von de tesSculoife fundies te bewerkstelligen. Voor gebruik ds een ohernatief voor f^ieke coslratie voor de vermindering van berengeur, veroorzookf door de voorr>oom^ substantie die berengeur veroorzooW, androstenon, bij int
monnelijke varkens na het intreden van de puberteit. Skotol, een ondere substontie die een belangrijke bijdrage levert oan de berengeur, kon door een indirect effect o^ verminderd worden. • Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebruik. Aon intocte mannt
varkens 2 doses van 2 ml toedienen per subcutone injectie met een intervol von tenminste 4 weken, woarbij de tweede dosis 4 tot 6 wéken vóór hef slachten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluiter. • ConhxMndicoHes: Niet gebruiken bij monndijke varkens die best
zijn voor de fókkerij en bij vrouwelijke vorkens. «Wachltiid: nul dogen «Biiwerlcingwi: Reoctiesopde injectiepkaots, kortdurende verhoging von de lichoamstemperotuur. Zie bijsluiter. • Spedale woorsdHiwingen: ziebij^uiter. * Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinj\'
is gevooriijk: lees vóór gebruik de bijsluiter. «Beworen: Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. Beworen en transporteren TC • 8\'\'C. Vrijwriren teg^ bevriezing. Beschem tegen licht. Houdboorheid na eerste opening van de container: 8-10 uur. «No
infonnart« zie bijsluiter of op oonvroog beschikboor. Voor Nederland: F^izer Animal Heolth BV- Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel - Nederland (e<nail: info©pfizeroh.nl).

-ocr page 547-

Voer voor dierenartsen

Enkele jaren geleden bezocht ik een bijscholingscursus over het werken met de
cijfers van de melkproductieregistratie in relatie tot de rundveevoeding. Daar
stelde de inleider de vraag: "Wie van u durft zelfstandig in te grijpen in een
rundveerantsoen?" Slechts twee van de twintig aanwezigen staken daarop een
hand omhoog. Slechts tien procent van de aldaar aanwezige rundveedierenart-
sen durft dus de verantwoordelijkheid te nemen in een rantsoen in te grijpen,
\'casu quo\' te veranderen of aan te passen. Nou kunt u zich natuurlijk afvragen of
het verstandig is om zonder overleg met de veevoedingsadviseur een rantsoen te
veranderen. Toch vind ik tien procent een laag percentage gezien het feit dat de
voeding eigenlijk de bepalende factor is in de diergezondheid. We zouden
als beroepsgroep bijna brodeloos zijn als alle voedingsgerelateerde klauw-
problemen, vruchtbaarheidsproblemen, spijsverteringsstoornissen en stof-
wisselingsziekten in één klap opgelost zouden zijn.

Daarom hebben we deze zomer een serie over rundveevoeding in ons
tijdschrift. In de vorige aflevering was er al een voorzet met het verslag van een
discussiemiddag over voeding. In dit nummer treft u de eerste aflevering aan
van een serie informatieve artikelen van de hand van Aart Malestein. Velen van
u zullen hem nog kennen van zijn onderwijsactiviteiten aan de faculteit.
Daarna heeft hij naam gemaakt met zijn eigen veevoedingsadviesbureau.

Als redactielid hoop ik dat we er op deze manier aan bij kunnen dragen dat
het pathofysiologisch denken en adviseren over rundveevoeding op academisch
niveau weer bij de dierenarts in beeld komt.

KNMvD

Verder vindt u in deze aflevering een keur aan informatie op diverse
terreinen. Ook laira Boissevain heeft in deze aflevering weer een zeer opmer-
kelijke bijdrage, lezen!

Roel Boosman

-ocr page 548-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.RM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir R.A.L. Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr L.J.A. Lipman
Dr R.S. Schrijver
Dn E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dl EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr.
E van Knapen (Utrecht)
Dn J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. j. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschriftcaknmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Bank

ING Bank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr. 55 5048 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr
599361 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516 BC Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I oktober van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Cunent Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 549-

Deel 134 • Aflevering 12-15 juni 2009

voor de praktijk Rundveevoeding: Factoren die de bestendigheid van zetmeel

beïnvloeden T.A. Malestein
Een gelokaliseerd histiocytair sarcoom in de maag van een hond

H.W Wagter, A.J.W.G. Cos en T. van den Ingh

in veterinair verband ..... Toepassing radioactieve holmium-i66 microsferen bij gezelschaps-

dieren met inoperabele tumoren C.G. Van de Bovenkamp, B.P. Meij,
Q.E.M. Stassen, J.EW. Nijsen en /. Kirpensteijn
Gesignaleerd Carolien de Jager

Vogels en bijzondere dieren in Europa onder één paraplu

Marieke Veldman

Gratis of met korting naar nascholing van pegd: de pegd miles!

Monique Megens

Vaccinatiecampagnes in de dierenspeciaalzaak Joost van Herten

praktiik in bedri[f ..... Heeft recessie invloed op de omzet van de veterinaire branche?

Sjouke Kazemier

Het Veterinair Centraal Informatie Systeem (Vetcis) van Stichting
vETbase Björn Eussen

cursussen en congressen ..... Handhaven met verstand en gevoel - een kwestie van vertrouwen

S.J de Groot

Feline Symposium 2009 Rinnert van den Bergh, Janneke Olde Loohuis, Tjarda

Reims Bok en Jet Musters
Pilot GeitenGezondheidsPlan

knmvd ..... Verslag studiereis seniorendierenartsen 2009 naar Normandië

G.J. Schouten

In memoriam de heer L. van der Zee Durk van der Zee

rubrieken ..... Uit de redactie

Nieuws

Veterinair tuchtrecht
Nieuws uit de industrie
Voorzitterscolumn
Personalia

Doorlopende agenda

524
526

532

534

535

537

538

540

541

543

544
544

548
551

519
522
531

546
548

551

552

-ocr page 550-

Verbetering van
dierenwelzijn door
nieuwe Wet dieren

Er komt een zogeheten \'positieflijst\'
van dieren die je als particulier mag
houden. Dat voorstel doet minister
Gerda Verburg van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit
(lnv) aan de
Tweede Kamer Ook wil ze de wet
zodanig wijzigen dat je niet langer
zonder rechtvaardiging dieren mag
doden. Beide elementen in de nieuwe
wet zorgen voor een verbetering op
het gebied van dierenwelzijn. De
knmvd had eerder dit voorjaar haar
standpunt rond het doden van
gezelschapsdieren via een brief aan de
minister kenbaar gemaakt. Ook andere
partijen zoals onder meer de Dierenbe-
scherming informeerden de minister
over hun standpunten en pleitten voor
meer duidelijkheid in de nieuwe wet.

Over de nieuwe wet heeft de Kamer
schriftelijke vragen gesteld, waarvan
de antwoorden van minister Verburg
aan de Tweede Kamer zijn gestuurd.
De positieflijst en de aanpassing in
verband met het doden van dieren
maken onderdeel uit van de antwoor-
den op de kamervragen.

Koninklijke onder-
scheiding Jan van Dijck

fan van Dijck uit Broekhuizenvorst is
benoemd tot Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau. Voormalig dierenarts
Van Dijck kreeg tijdens de officiële
opening van de menwedstrijden in
Horst de bijbehorende versierselen
opgespeld door burgemeester Kees
van Rooij. Van Dijck heeft zijn
benoeming tot Ridder te danken aan
tal van activiteiten die bijna allemaal
enige associatie hebben met zijn
professie als dierenarts. Hij was onder
andere organisator en initiatiefnemer
van de Menwedstrijden in Horst en lid
van het Veterinair Tuchtcollege in
Den Haag. Daarnaast was Van Dijck in
1980 de oprichter van Rotaryclub
Maasdorpen en was hij lid van het
kerkbestuur in Broekhuizenvorst.

Op zaterdag 19 september 2009
organiseert de stichting FelCan in
samenwerking met de faculteit
Diergeneeskunde weer de jaarlijkse
Hondendag. De onderwerpen liggen
op het gebied van genetica, infectie-
ziekten, neurologie, oncologie en
voortplanting. Naast gerenommeerde
sprekers uit Nederland, zoals dr.
Lisette Overduin, Tjerk Bosje, dr
Marjan van Hagen en dr Erik Teske,
zal de buitenlandse spreker prof. dr.
Alain Fontbonne aanwezig zijn. De
dag vindt plaats in de collegezaal van
de Kliniek voor Gezelschapsdieren in
Utrecht. De lezingen starten om ro.00
uur en eindigen om 15.30 uur De
toegangsprijs bedraagt r5,oo euro
(inclusief lunch). Voor dierenartsen
zijn acht nascholingspunten aan-
gevraagd. Aanmelding voor deelname
kan vanaf i juli 2009 via de website
www.felcan.nl.

Honden en katten
vergrijzen

Ook honden en katten worden
gemiddeled steeds ouder, blijkt uit het
continue huisdierenonderzoek van
MarketResponse in opdracht van de
Nederlandse Voedingsindustrie
Gezelschapsdieren
(nvg). Van alle
honden is ruim vier op de tien ouder
dan acht jaar Van alle katten is bijna
de helft ouder dan acht jaar. Dit betreft
een toename van het aandeel oudere
honden en katten sinds 2003 van
ongeveer 11 procent toegenomen. Van
de honden is zelfs 12 procent dertien
jaar of ouder, terwijl dit in 2003 nog
maar 5 procent was. Deze toename
van oudere dieren valt voor een deel te
verklaren door de toenemende zorg,
meer veiligheid en betere voeding
voor de dieren. Het onderzoek naar de
honden- en kattenpopulatie in
Nederland wordt al sinds 2002
uitgevoerd. Elk jaar worden minimaal
r 5.000 huishoudens gevraagd naar het
honden en/of kattenbezit en de
wijzigingen hierin ten opzichte van
het voorgaande jaar.

In opdracht van zeven farmaceutische
bedrijven heeft marktonderzoekbureau
Geelen Consultancy uit Wageningen
165 dierenartsen persoonlijk geïnter-
viewd. De doelstelling was om na te
gaan hoe farmaceutische bedrijven de
dierenartspraktijken de komende jaren
(nog) beter van dienst kunnen zijn. Dit
onderzoek, genaamd \'Vet 150\' wordt één
keer in de twee jaar uitgevoerd. Een van
de gestelde vragen was of men dacht
dat de omzet van de praktijk binnen nu
en drie jaar zou stijgen, gelijk blijven of
dalen. Van de dierenartsen werkzaam
in gezelschapsdierenpraktijken
verwacht 64 procent dat de omzet van
hun praktijk binnen nu en drie jaar zal
stijgen. In 2007 was dit percentage nog
83 procent. 24 procent denkt dat de
omzet van hun praktijk gelijk zal
blijven; 6 procent verwacht een
omzetdaling en 6 procent weet het niet.
Bij de praktijken met landbouwhuisdie-
ren denkt ongeveer de helft dat de
omzet van hun praktijk binnen nu en
drie jaar zal stijgen. Ongeveer een derde
denkt dat de omzet gelijk zal blijven, 10
procent denkt dat de omzet zal dalen en
5 procent heeft geen antwoord.

Doden van gezelschaps-
dieren door eigenaar
moet verboden worden

In antwoord op kamervragen heeft de
minister van
lnv aangegeven dat zij
het doden van gezelschapsdieren door
hun eigenaar voorlopig niet wil
verbieden. In het wetsvoorstel Wet
dieren is evenals in de vigerende
Gezondheids- en welzijnswet niet
voor alle dieren uitgewerkt welke
dieren onder welke voorwaarden
mogen worden gedood en door wie.

Deze situatie betekent dat onder de
huidige wetgeving het doden van
gezelschapsdieren onder bepaalde
voorwaarden door hun eigenaar is
toegestaan. Deze voorwaarden houden
in dat dieren bij het doden vermijd-
bare opwinding, pijn of lijden moet
worden bespaard. Bovendien moet het
doden van dieren worden uitgevoerd

FelCan Hondendag 2009 Dierenartsen positief

-ocr page 551-

door personen die de nodige kennis
bezitten om de taken humaan en
doeltreffend uit te voeren. Ook moet
de dodingshandeling onmiddellijk
leiden tot de dood van het dier
De KNMVD is van mening dat
wanneer aan deze voorwaarden moet
worden voldaan het doden van
gezelschapsdieren alleen door een
dierenarts kan worden uitgevoerd.
Uitsluitend een dierenarts heeft de ken-
nis en de vaardigheden om gezelschap-
dieren op humane wijze te euthanase-
ren. Dierenartsen zijn als enige
bevoegd om euthanasiemiddelen toe te
passen die door middel van een injectie
een pijnloze dood veroorzaken zonder
angst en stress. Het doden van gezel-
schapsdieren door eigenaren of fokkers
van dieren moet daarom zo snel
mogelijk verboden worden.

Nederlands model
exporteren

Nederland zou zijn ervaring met het
bestrijden van dierziekten internatio-
naal moeten verspreiden, beweert
Anton Pijpers, de nieuwe decaan van
de faculteit Diergeneeskunde in
Utrecht. Volgens hem is de Nederland-
se wijze van dierziektebestrijding beter
en goedkoper dan de manier waarop
dit in omringende landen wordt
aangepakt. "De dierziektenbestrijding
in Europa kan veel efficiënter", heeft
hij aangegeven. Nederland heeft door
de uitbraken van mond-en-klauwzeer
en vogelpest in het verleden waarde-
volle ervaring opgedaan, die in heel
Europa ingezet zou kunnen worden.
Pijpers idee is een Europese organisatie
die actie onderneemt als er een
dierziekte uitbreekt. Hierbij zouden de
beste experts uit alle landen worden
ingezet. De \'dierziektebrandweer\' zoals
Pijpers de organisatie noemt, zou
worden aangestuurd door de Europese
Commissie. Het enige nadeel dat
Pijpers ziet is dat landelijke overheden
de dierziektebestrijding binnen de
landsgrenzen zouden willen houden,
omdat het diergezondheidsbeleid
cultureel bepalend is voor landen.

Agrarisch Dagblad

Effecten Mexicaanse
griep bij varkens

De HiNi-influenza die zich sinds eind
april verspreidt vanuit Mexico
veroorzaakt griepachtige verschijnse-
len bij biggen, maar leidt niet tot
sterfte. Dit schrijven wetenschappers
in
Virology Joumal Zij infecteerden
biggen van 22 dagen oud met de
nieuwe HrNi-stam en de minder
gevaarlijke H3N2-varkensgriep. Beide
types virussen leidden tussen één en
vier dagen na infectie tot griep-
gerelateerde ziekteverschijnselen en
afwijkingen in de longen. De varkens
begonnen na twee dagen virusdeeltjes
uit te scheiden. De gevolgen van
HrNr-infectie waren ernstiger,
geïnfecteerde varkens hadden meer
afwijkingen in de longen. Volgens de
onderzoekers was ongeveer een derde
van elke long van deze dieren aange-
tast. De infectie was binnen een week
uitgewoed en geen van de dieren stierf
aan de ziekte.

UGCN -zomersymposium

Op 30 juni organiseert het Uier-
gezondheidscentrum Nederland
(ugcn) een zomersymposium met als
thema: \'Weerstand, Voeding en
Uiergezondheid\'. Diverse sprekers
geven hun visie over weerstand en
voeding in relatie tot uiergezondheid,
waarbij zowel praktijkverhalen door
veehouders als onderzoek dat heeft
plaatsgevonden in samenwerking met
het
ugcn, naar voren komen. Tevens
zal de jaarlijkse Uitstekende Uierge-
zondheid Award worden uitgereikt aan
vijf veehouders die het afgelopen jaar
zeer goed presteerden op het gebied
van uiergezondheid. In de pauzes is er
de gelegenheid om een minibeurs met
veevoerleveranciers te bezoeken. De
dag is in eerste instantie bedoeld voor
veehouders, maar ook voor andere
geïnteresseerden. De dag duurt van
9.r5 tot r5.40 uur De locatie is de
Reehorst te Ede. De kosten bedragen
15 euro. Zie voor programma en
aanmelding de website www.ugcn.nl.

Verkiezing voorzitter

Op 25 mei 2009 verstreek de termijn
om tegenkandidaten aan te dragen
voor de verkiezing van de
knmvd-
voorzitter Geen tegenkandidaten
hebben zich gemeld. Dit betekent dat
huidige voorzitter Ludo Hellebrekers
de enige kandidaat is. De verkiezing
zal plaatsvinden medio augustus 2009.
Net als bij de verkiezingen van de
Ledenraad zal deze verkiezing zowel
digitaal als analoog worden gehouden.

Omgeving beïnvloedt
wondgenezing

Als ratten die geïsoleerd opgroeiden, de
beschikking hadden over nestmateriaal
vertoonden ze een snellere en volledi-
gere wondgenezing dan wanneer ze in
een kaal hok werden gehouden,
meldden wetenschappers. Eerdere
studies wezen uit dat stress zowel bij
dieren als bij mensen de wondgenezing
aantast. Ratten die alleen werden
gehouden vertoonden een slechte
wondgenezing, die gepaard ging met
veranderingen in bepaalde hersenge-
bieden die te maken hebben met stress.
De onderzoekers plaatsten jonge ratten
in kooien met soortgenoten of zonder
soortgenoten. Een deel van de geïso-
leerde dieren kreeg de beschikking over
nestmaterialen, een deel niet. Vier
weken nadat onder verdoving een
brandwond werd aangebracht was 92
procent van de in een groep gehouden
ratten goed genezen, vergeleken met
slechts r2 procent van de ratten die in
isolatie warden gehouden. Van de
alleen gehouden ratten die nestmateri-
aal hadden gekregen genas 64 procent
goed. Hetzelfde effect werd bereikt met
een dagelijkse dosis oxytocine. De
dieren die een nest konden bouwen,
vertoonden bovendien minder hyperac-
tief gedrag en in hun hersenen waren
genen die onderdrukt zijn in geïsoleerd
gehouden ratten weer meer tot
expressie.

Sciencedailycom

-ocr page 552-

Rundveevoeding: Factoren die de
bestendigheid van zetmeel beïnvloeden

A. Malestein\'

In de voeding van melkkoeien spelen zetmelen een
belangrijke rol als energiebron. Voor een belangrijk
deel worden de zetmelen in de pens gefermenteerd door
de microben, waarbij vluchtige vetzuren ontstaan,
zoals azijnzuur, propionzuur, boterzuur en melkzuur.
Deze zuren worden direct door de penswand opgeno
men en leveren circa 70 tot 80 procent van alle energie
die een koe nodig heeft.

De afbreekbaarheid van het zetmeel heeft een grote invloed
op de pH van de pensinhoud. Naarmate de fermentatie
sneller verloopt, wordt in verhouding meer melkzuur
gevormd. Dit heeft een sterkere daling van de pH in de pens
tot gevolg. Een te lage pens-pH moet worden vermeden.

Zetmelen die traag afbreekbaar zijn, leveren minder
energie in de pens en meer energie in de (dunne) darm. Dit
zetmeel kan enzymatisch worden afgebroken tot glucose
en levert via deze weg energie voor de koe. Als er op
pensniveau onvoldoende energie of eiwit beschikbaar is,
kan dat nadelig zijn voor de activiteit van de pensmicro-
ben, waardoor meer zetmeel de dunne darm bereikt.
Hetzelfde kan gebeuren bij rantsoenen die onvoldoende
structuur leveren, waardoor er een verhoogde penspassage
is.

Naarmate de zetmeelpartikels groter zijn, verloopt de
inwerking van enzymen op het zetmeel trager Dit kan
weer aanleiding geven tot een verhoogde uitscheiding van
zetmeel met de mest. De voerbenutting is dan verminderd.

Er zijn veel factoren die invloed hebben op de afbreek-
baarheid van het zetmeel. In de praktijk is die niet altijd
even gemakkelijk in te schatten. Zonder naar volledigheid
te streven, zullen de belangrijkste van deze factoren
hieronder worden beschreven.

ZETMEELBRON

Van nature verschillen zetmelen in afbraaksnelheid ofwel
in bestendigheid. Zo is zetmeel van bijvoorbeeld tapioca
en tarwe in de pens veel sneller afbreekbaar dan zetmeel
van aardappelen en maïs. Een lage afbraaksnelheid kan
ook worden aangeduid als een hoge bestendigheid.

In de cvB-veevoedertabel is van een groot aantal
producten de (theoretische) bestendigheid aangegeven.
Een geringe bestendigheid betekent een hoge afbraak-
snelheid in de pens, ofwel meer fermenteerbare organi-
sche stof (
eos), een snelle productie van vluchtige vetzu-
ren en een lagere structuurwaarde (sw).

i Ing. A. Malestein, V.o.f. Veevoeding Adviesbureau v.a.b., Brahmslaan

ii, 3781 tn Voorthuizen.

In tabel r is van een aantal producten een overzicht
gegeven van de
cvb-tabelwaarden. Een lage structuur-
waarde impliceert een snelle fermentatie.

DEELTJESGROOTTE EN TECHNISCHE BEWERKINGEN

Bij granen is het zetmeellichaam omgeven door een
celstofrijke laag. Deze laag beschermt het graan tegen
invloeden van buitenaf. Intacte graankorrels zijn nauwe-
lijks verteerbaar en dus past men (mechanische) bewer-
kingen toe, zodat het zetmeel toegankelijk wordt voor de
inwerking van (microbiële) enzymen.

In de praktijk worden producten zoals granen vaak
gemalen om de verteerbaarheid te bevorderen en om
ontmenging in meelmengsels tegen te gaan.

De maalfijnheid kan daarbij worden ingesteld van zeer
grof tot zeer fijn. Naarmate er fijner wordt gemalen, neemt
de partikelgrootte af en neemt de fermentatiesnelheid toe.

Maïs, dat van nature moeilijk fermenteerbaar is, moet
fijn gemalen worden om een voldoende vertering te
krijgen. Grof gemalen maïs is doorgaans zo traag fermen-
teerbaar in de pens en zo moeilijk enzymatisch af te
breken in de dunne darm, dat het via de mest wordt
uitgescheiden. In de mest zijn dan (gele) maïspartikels
zichtbaar. Ditzelfde geldt voorccM.

Tarwe en gerst, die van nature gemakkelijk afbreekbaar
zijn, kunnen grof gemalen worden. De fermentatie is dan
trager, maar wel volledig. Vanwege de tragere fermentatie
is het gevaar voor pensverzuring kleiner en kunnen er
grotere hoeveelheden in het rantsoen worden opgenomen.

Pletten is een andere manier om de verteerbaarheid van
granen te bevorderen. Met pletten blijven de partikels
doorgaans groter en daarmee is het gevaar voor verzuring
dus kleiner Als een partij graan echter bestaat uit korrels
van een variabele grootte, moet de pletter zodanig worden
ingesteld, dat ook de kleinere korrels worden geraakt. Niet
geraakte korrels worden immers niet verteerd. De grote
korrels worden bij de fijnafstelling dermate ver uit elkaar
geplet, dat de gemiddelde partikelgrootte vaak kleiner is

Product

g Zetmeel

Best.%

gfos

s.w.

Mais ontsloten

710

5

750

-0.25

Tapioca

740

15

670

-o.ii

Tarwemeel

680

15

720

-0.08

Gerstemeel

590

15

680

0.00

Aard. snippers

690

30

630

0.50

Aard. zetmeel

900

35

600

0.15

Aardappelen

650

35

550

0.70

ccm/mks

630

35

550

0.70

Maïsmeel

710

40

460

0.38

Tabel i. Het zetmeelgehalte, de zetmeelbestendigheid, het fermenteerbare
organische stof
(Fos)-gehalte en de structuurwaarde (sw) van diverse
producten (per kg ds).

-ocr page 553-

dan bij grof malen. Pletten is dus niet altijd gunstiger.

Ook bij snijmaïs en maïskolvensilage moeten de
korrels bij de oogst worden verkleind (kneuzen) om een
goede verteerbaarheid te verkrijgen. Naarmate de korrel-
kneuzer fijner is afgesteld, worden de korreldelen meer uit
elkaar gedrukt en neemt de fermentatiesnelheid toe.

Aan de hand van een beoordeling van de partikelgroot-
te kan een tragere of een snellere fermentatie ingeschat
worden.

Bij extruderen of poffen wordt het zetmeel ontsloten en
neemt de afbreekbaarheid enorm toe. Dit extruderen
wordt vooral toegepast bij maïs, maar ook wel bij andere
granen. Het is dus een thermische behandeling, waarbij de
molecuulstructuur van het zetmeel wordt aangetast.

Granen zoals tarwe en gerst kunnen worden behandeld
met natronloog. Dit natronloog breekt de zaadhuid af,
zodat het zetmeel toegankelijk wordt voor (microbiële)
enzymen. Bij deze bewerking blijft het zetmeel onaan-
geroerd en zit het dus nog compact in elkaar. De fermen-
tatiesnelheid is daardoor traag en dit graan krijgt nu wat
betreft bestendigheid de eigenschappen van maïsmeel.
Bovendien heeft het met natronloog behandelde graan een
zeer hoge pH, waardoor het gevaar voor pensverzuring
met dit voeder zeer gering is. Bij deze bewerking wordt de
graankorrel ontsloten, maar niet het zetmeel. Dit product
moet dus niet worden verward met ontsloten zetmeel.

Zetmeelhoudende producten, bijvoorbeeld van aardap-
pelen die afkomstig zijn uit de humane voedselketen,
kunnen onderworpen zijn aan een verwarmingsproces
zoals stomen/blancheren. Hierdoor is de fermentatie-
snelheid toegenomen. Naarmate er meer bewerkingen zijn
uitgevoerd, zal de partikelgrootte kleiner zijn geworden en
dus zal de fermentatiesnelheid toenemen. Naarmate er
meer verhitting heeft plaatsgevonden, neemt de fermenta-
tiesnelheid verder toe. Om de fermentatiesnelheid te
kunnen inschatten bij deze producten is het belangrijk de
bewerkingen, oftewel de herkomst, te kennen.

SOORTELIJK GEWICHT

Producten die een hoog soortelijk gewicht hebben, zoals
maïs en aardappelsnippers, zullen in de pens de neiging
vertonen uit te zakken. De partikels komen dan sneller in
de vloeistoffase en worden daarmee sneller naar de
lebmaag/dunne darm afgevoerd. De kans op fermentatie
in de pens is daardoor kleiner.

Producten die een laag soortelijk gewicht hebben, zoals
geplette tarwe, of ontsloten maïsmeel (maïsvlokken),
zullen in de pens minder snel de neiging tot dalen ver-
tonen. Bovendien zullen er als gevolg van de gemakke-
üjkere fermentatie ook meer gasbolletjes worden gevormd
in of aan de partikels. Hierdoor blijven de partikels lang in
de pensmassa en vormen daar een uitstekende energie-
bron voor de microben.

BEWAARDUUR

Bij het bewaren van vochtige, zetmeelhoudende producten
worden organische zuren gevormd. De conservering ge-

schiedt dus door verzuring. Onder invloed van het vocht en
de zuren worden de voerpartikels na verloop van tijd zach-
ter. De zachter geworden partikels zullen onder invloed van
wrijving, bijvoorbeeld bij het voeren en tijdens het vreten,
gemakkelijk verder worden verkleind. Hierdoor neemt de
fermentatiesnelheid van het zetmeel tijdens het bewaren
geleidelijk toe. Zo is snijmaïs, net als
mks, ccm en patatsnip-
pers, na maandenlang bewaard te zijn, gemakkelijker fer-
menteerbaar dan kort na de oogst. Als snijmaïs al direct na
de oogst als voer wordt gebruikt, zijn er in de mest meestal
veel korreldelen zichtbaar. Na verloop van tijd (van weken
tot maanden) vermindert de uitscheiding van de korrel-
delen via de mest als gevolg van de snellere afbreekbaarheid.
Naderhand neemt de afbraaksnelheid nog verder toe.

Ingekuilde maïs die wordt overgekuild, wordt daarbij
blootgesteld aan mechanische invloeden. Hierbij worden
de wekere delen, zoals blad- en korreldeeltjes gemakkelijk
verkleind. Na het overkuilen is de maïs daardoor sneller
fermenteerbaar, en dat neemt toe naarmate de mechani-
sche invloeden intensiever zijn geweest.

Aan de hand van de stevigheid of hardheid en de
grootte van de korreldelen kan men inschatten of het
product sneller of trager zal fermenteren.

SAMENVATTING

Zetmelen verschillen in hun natuurlijke bestendigheid.
Naarmate de bestendigheid hoger is, leveren de zetmelen
minder energie op pensniveau en meer op darmniveau.

Een zeer trage beschikbaarheid kan aanleiding geven
tot een onvoldoende vertering, zodat er meer zetmeel
wordt uitgescheiden via de mest.

Door technische behandelingen is de bestendigheid
van zetmelen te beïnvloeden. Naarmate de voerpartikels
kleiner zijn, neemt de bestendigheid af en komt er meer
energie vrij op pensniveau.

Bij vochtige producten neemt de bestendigheid af
naarmate de producten langer bewaard worden. Een te
snelle beschikbaarheid kan leiden tot pensverzuring, vooral
wanneer de verstrekte hoeveelheid zetmeel groter is.

-ocr page 554-

HM WagterA.JW.G. Vos • en T. van den Ingh "

SAMENVATTING

In dit artikel wordt een zesjarige, gecastreerde Berner
sennenhond-teef beschreven met anorexie, gewichtsver-
lies en melena. Tijdens echoscopie werd een maagtumor
vastgesteld en pathologisch onderzoek van maagbiopten
toonde een histiocytaire tumor met ulceratie en een
secundaire schimmelinfectie. Bij sectie werd de diagnose
van een gelokaliseerd histiocytair sarcoom bevestigd.
Opvallend was dat de grote maagtumor geen aanleiding
gaf tot braken.

SUMMARY

A localised histocytic sarcoma in the stomach of a dog

A 6-year-old neutered female Bernese mountain dog is described
with anorexia, weight loss and melena. Gastric neoplasia was
noticed (on ultrasound) and pathological examination of gastric
biopsies showed a histiocytic tumor. Necropsy confirmed the
diagnosis of a localised histiocytic sarcoma. It was remarkable
that the large tumor didn\'t lead to vomiting.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

CASUSBESCHRIJVING

In juni 2008 werd een zes jaar oude Berner sennenhond
aangeboden met anorexie en gewichtsverlies. De eetlust
van de hond was in drie weken tijd steeds slechter
geworden. De gecastreerde teef kreeg een hypoallergeen
dieet vanwege voedselovergevoeligheid en had verder
geen bijzonderheden in de medische voorgeschiedenis. Er
was geen sprake van braken of diarree maar het viel wel
op dat de ontlasting donkerder van kleur was geworden en
de hond af en toe kwijlde. Tijdens het lichamelijk onder-
zoek merkten we geen bijzonderheden op buiten wat
bleekroze slijmvliezen (figuur i). Afwijkende waarden bij
het klinisch chemisch bloedonderzoek waren een albu-
mine van 28 (32 tot 47 gram per liter (g/L)) en een totaal
eiwit van 52 (53 tot 77 g/L). Het hematocriet bedroeg 31
(38 tot 55 procent) en er werd anisocytose van de rode
bloedcellen vastgesteld. Omdat het klinisch beeld en het
bloedonderzoek deden vermoeden dat er sprake was van
inwendig bloedverlies, werd echografisch onderzoek van

i Dierenartsen bij Gelre Dierenartsen, Zieuwentseweg 4a, 7131 l b ,
Lichtenvoorde.

u Valuepath, Pralctijk voor veterinaire pathologie. Valkenburg
E-Mail auteur: hwwagter@hotmail.com.

1 Omeprazol 2omg®, Ratiopharm bv., Zaandam, Nederland.

2 Prednoral 20 mg®, ast Pharma bv.. Oudewater, Nederland

het abdomen uitgevoerd. We vonden een 9 millimeter
dikke oedemateuze maagwand en cranioventraal van de
linker nier lag een hypoechogene ronde massa met een
doorsnede van 20 millimeter. Tijdens het daaropvolgende
gastroscopische onderzoek viel het op dat er in het corpus
van de maag een grote geulcereerde verhevenheid
aanwezig was, waarvan het oppervlak bedekt leek te zijn
met een necrotisch beleg. De omliggende mucosa was
rood en verdikt. Er werden meerdere biopten genomen
van de maagwand en van de geulcereerde massa en er
werd een behandeling met omeprazole (i.i mg/kg sid
po)
ingezet. De uitslag van het pathologisch onderzoek van de
maagbiopten gaf het beeld van een histiocytaire tumor
met ulceratie en een secundaire schimmelinfectie (figuur
2). Omdat de eigenaar afzag van verder onderzoek of
uitgebreide behandeling werd prednisolone (0.6 mg/kg
po
bid) voorgeschreven. De ondersteunende therapie had
minimaal effect op de toestand van de hond en de eigenaar
besloot tot euthanasie over te gaan.

SECTIE EN HISTOLOGISCH ONDERZOEK

Bij sectie van de hond vonden we in het corpus van de
maag een geulcereerde tumor van 9 bij 8 bij 2,5 centimeter
(figuur 3a en 3b). Tevens bleken er meerdere lymfeknopen
in de voorste buikholte vergroot te zijn en troffen we een
massa aan boven de linker nier en in de darmwand. De rest
van de inwendige organen en de huid, subcutis en perifere
lymfeknopen bevatten macroscopisch geen afwijkingen.
Het abnormale weefsel werd, net als excisiebiopten van
lever en milt, ingezonden voor histologisch onderzoek.

Een gelokaliseerd histiocytair sarcoom in
de maag van een hond

-ocr page 555-

Het pathologisch rapport vermeldde een tumoraal proces
in de submucosa van de maag met necrose en verlies van
de mucosa en muscularis mucosae. De tumor was celrijk
en werd gekenmerkt door losliggende histiocytaire cellen
waartussen atypische reuscellen lagen met vrij uitgebreide
cel- en kernpleiomorfie, maar slechts weinig mitose-
figuren (figuur 4). De onderzochte regionale lymfeknopen
vertoonden een geringe tot uitgebreide infiltratie van
histiocytaire tumorcellen. De massa in de dunne darm
bleek in de spierlaag een goedbegrensd, laag maligne
leiomyosarcoom te bevatten. De massa boven de linker
nier bleek een granulomateus ontstekingsproces in het
vetweefsel, het beeld van chronische steatitis op de
ovariectomieplaats. De milt vertoonde een normale
architectuur en bevatte geen tumorcellen. Buiten tekenen
van door Steroiden geïnduceerde hepatopathie troffen we
ook in de lever geen afwijkingen aan.

DISCUSSIE

Histiocyten komen voort uit stamcellen in het beenmerg
en kunnen worden onderverdeeld in macrofagen en
dendritische cellen. Deze laatste hebben voornamelijk een
antigeenpresenterende functie. Een bekend voorbeeld zijn
de cellen van Langerhans in de epidermis. Het histiocytair
sarcoom-complex is een groep van maligne tumoren die
uitgaan van de histiocyten (r). Deze aandoening komt
relatief vaak voor bij de Berner sennenhond en er is een
polygenische overerving van bekend (2). Een van de
verschijningsvormen is het gelokaliseerd histiocytair
sarcoom, waarbij de tumor zich beperkt tot één locatie en
de daaraan grenzende lymfeknopen. De beschreven
predilectieplaatsen zijn de subcutis, skeletspieren en
perifere lymfeknopen (3). Een gelokaliseerd histiocytair
sarcoom in de maagwand zoals beschreven in deze \'case\'
mag als zeldzaam worden beschouwd. Voor zover is na te
gaan is er slechts één publicatie die deze locatie eerder
heeft beschreven. De histopathologische bevindingen van
dit geval komen overeen met die in deze casus (4). Als men

k

Figuur 3b. Detailopname van het histiocytair sarcoom met geulcereerd
oppervlak.

een gelokaliseerd histiocytair sarcoom in een vroeg
stadium opmerkt, kan men overwegen de tumor en de
regionale lymfeknopen chirurgisch te verwijderen. De
therapie kan worden aangevuld met bestraling en/of
chemotherapie, maar er zijn op dit moment onvoldoende
gegevens beschikbaar over de effectiviteit hiervan (6, 7).
Vanwege de slechte klinische toestand en de slechte

-ocr page 556-

prognose van deze tumor worden veel honden op het
moment van diagnose geëuthanaseerd (5). In deze casus is
het opvallend dat het omvangrijke histiocytair sarcoom
van de maag zich klinisch niet presenteerde door middel
van braken. Dit is ongebruikelijk omdat een maagtumor
ontsteking van de mucosa veroorzaakt en mechanische
prikkeling geeft aan de perifere afferente zenuwen, die op
hun beurt weer het braakcentrum stimuleren (8). De hond
in deze casus vertoonde wel de andere symptomen die bij
maagtumoren kunnen voorkomen zoals speekselen,
anorexie en occult bloedverlies. Dit laatste geeft aan-
leiding tot melena wat de eigenaar waarnam in de vorm
van donkere ontlasting (8, 9). Verdere specificatie van
histiocytaire tumoren kan plaatsvinden met behulp van
immunohistochemie. Met deze techniek is het mogelijk te
bepalen vanuit welk type cel de tumorale histiocyten zijn
ontstaan. De immunohistochemische kleuringen kunnen
alleen worden uitgevoerd op vers ingevroren materiaal (4).

DANKBETUIGING

Met dank aan prof. dr RE Moore (University of California)
voor zijn hulp bij het schrijven van dit artikel.

LITERATUUR

Moore PF. Canine histiocytic neoplasia: cell lineages and disease
classification In: Genes, Dogs and Cancer: 2nd Annual Canine Cancer
Conference, 2002, Aurora,
oh,usa.

Padgett GA, Madewell BR, Keller ET, Jodar L and Packard M. Inheri-
tance of histiocytosis in Bernese mountain dogs. Journal of Small
Animal Practice 1995; 36; 93-98.

Affolter VK and Moore PF. Localized and Disseminated Histiocytic
Sarcoma of Dendritic Cell Origin in Dogs. Vet Pathol 2002; 39: 74-83.
Fant P, Caldin M, Furlanello T, Lorenzi D, Bertolini G, Bettini G, Morini
M and Masserdotti C. Primary Gastric Histiocytic Sarcoma in a Dog -
A Case Report. Journal of Veterinary Medicine 2004; 51: 358-362.
Fulmer AK and Mauldin GE. Canine histiocytic neoplasia: An
overview. Can Vet Journal 2007; 48:1041-1050.
Skorupski KA, Clifford CA, Paoloni MC, Lara-Garda A, Barber L, Kent
MS, LeBlanc AK, Sabhlok A, Mauldin EA, Shofer FS, Couto CG and
Ssrenmo KU.
ccnu for the treatment of dogs with histiocytic
sarcoma. J Vet Intern Med 2007; 21:121-126.

Craig LE, Julian ME and Ferracone JD. The Diagnosis and Prognosis of
Synovial Tumors in Dogs: 35 Cases. Vet Pathol 2002; 39:66-73.
Twedt DC. Vomiting. In: Textbook of Veterinary Internal Medicine,
6th ed. Ettinger SJ and Feldman CJ. WB Saunders Company, Phila-
delphia, 2005:132-136.

Swann HM and Holt DE. Canine Gastric Adenocarcinoma and
Leiomyosarcoma: A Retrospective Study of 21 Cases and Literature
Review. Journal of the American Animal Hospital Association 2002;
38:157-164.

management, chirurgie, dermatologie,
^anesthesie, interne

10 jaar de Tweede Lijn !!!

10 oktober 2009

Symposium

Deelname voor dierenartsen én assistenten GRATIS

de Tweede Lijiv 1

Koningin Wilhelminalaan
8384 GG Wilhelqginaoord
www.detweedeli7fi.nl

Opgave:

0521-383659 (tel)
0521-382989 (fa
info@detweedelj^

-ocr page 557-

Nutritionele behandeling bij

Overgevoeligheid van de huid en

het maagdarnnkanaa

Dermatosis Fish & Potato

Winnaar op basis van resultaten in peer reviewed onderzoek

ATOPISCHE DERMATITIS:

Significante verbetering van CADESI en pruritus scores.
Superieure resultaten in vergelijking met twee andere veterinaire
hypoaliergene diëten.^

ZELFBEREID DIEET:

Significant betere resultaten met Dermatosis Vis & Aardappel dan het zelfljereide
dieet op basis van vis en aardappel bij atopische honden.^

PERIANALE FISTEL:

Succesvolle behandeling bestaande uit chirurgie langdurige dieetaanpassing.
Aanzienlijk minder complicaties in vergelijking met eerdere onderzoeksresultaten.\'

1. The efficacy of commercially available veterinary diets recommended for dogs w\\th atopic dermatitis. Gtos K, Linek M, Loev\\/enstein C, Mayer U, Mueller R.
Journal of Veterinary Dermatology 2008; 19: 280-287

2. Efficacy of an essential fatty acici-enriched diet in managing canine atopic dermatitis: a randomized, single-blinded, cross over study. Bensignor E, Morgan DM
and Nuttall T. Journal of Veterinary Dermatology 2008; 19: 156-162

3. Long-term evaluation of canine perianal fisculae disease treated with exclusive fish and potato diet and surgical excision. Lombard! RL &. Marino DJ. JAAHA
2008; 44: 302-307

xpertise, Practicality, Results,

-ocr page 558-

HET DOORDACHTE
ECTOPARASITICUM
VOOR HOND EN KAT

EFFIPRO

DE MOEITE WAARD OM TOT IN DETAIL TE BEKIJKEN

• Fipronil in een innovatieve formulering

• Spot-on en spray voor hond en kat

• Maatwerk door ruime productkeuze,
waaronder kliniekverpakking van 24 pipetten

Effipro 10% spot-on voor katten. Werkzaam bestanddeel: Fipronil 100 mg/ml. REC NL 102086. Kanalisatie; Vrij. Effipro 10% spot-on voor
honden. Werkzaam bestanddeel: Fipronil 100 mg/ml. REC NL 102115-118. Kanalisatie: Vrij Effipro 0,25% spray voor honden en katten.
Werkzaam bestanddeel: Fipronil 2,5 mg/ml. REG NL 101949. Kanalisatie: Vrij. Distributeur: Virbac Nederland BV- Barneveld. Lees voor gebruik
eerst de bijsluiter. Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V, Hermesweg 15, 3771 ND Barneveld. E-mail: infoS>virbac.nl

-ocr page 559-

Incasso met

vreemde

afloop

Diergeneeskunde is niet juridisch,
en zou het ook niet moeten zijn.
Waar op basis van onderzoek
uiteindelijk één diagnose kan
worden vastgesteld, zijn in de
rechtszaal altijd meerdere uitkom-
sten mogelijk. Uitkomsten die soms
het doel van de diergeneeskunde
voorbij lijken te schieten.

Het leek niet al te moeilijk: een hond
op het spreekuur in de praktijk van
dierenarts R. die wordt verdacht
van een tumor in de neus. Vanwege
abnormale longgeruis wordt de hond
door een medewerker van R. verwezen
naar een specialist. De dierenarts is
zelf niet in het bezit van een röntgen-
apparaat en geeft daarbij aan dat er in
verband met mogelijke uitzaaiingen in
de longen ook een röntgenfoto moet
worden gemaakt. De eigenaar van de
betreffende hond, de heer M., gaat naar
de specialist en laat foto\'s maken. De
specialist maakt de foto\'s maar stelt ook
vast dat de hond opgezette en verharde
klieren in de hals heeft. Op de foto\'s
zijn niet met zekerheid metastasen
te constateren. De blokkade van de
neusgang zit diep, want deze was niet
te sonderen of te zien. De specialist
bevestigt het vermoeden van een tumor
in de neusgang en adviseert de eigenaar
om bij de eerstelijnspraktijk een biopt
van de gezwollen lymfeklier te nemen.
Aldus wordt eigenaar M. teruggestuurd
naar de praktijk van R. R. nodigt M.
direct uit voor een consult, zodat de
betreffende punctie nog dezelfde avond
kan worden uitgevoerd.

DOORVERWIJSHEID OF

ONWIJSHEID?

M. betaalt de rekening van het eerste
consult aan R. en de rekening van de
specialist van 189,50 euro. Voor het
tweede consult waarbij de punctie
wordt uitgevoerd, brengt R. aan M
i2g,ig euro in rekening voor een
herhalingsconsult, het nemen van een
biopt en de kosten van het cytologisch
onderzoek. Dat schiet M. in het
verkeerde keelgat! Eerst voor niets naar
een specialist worden gestuurd, dan
weer terug naar de eerstelijnspraktijk
en dan nog een keer de rekening
krijgen? Mooi niet! R. aarzelt geen
moment en geeft de vordering uit
handen aan het incassobureau. In
eerdere zaken eigenlijk altijd een
succesvolle stap, omdat de rechter
uitgaat van de inspanningsverplichting
van de dierenarts en niet van een
resultaatsverplichting. Wat de uitkomst
van het consult of de ingreep ook is, de
cliënt moet betalen.

In een civielrechtelijke zaak zoals
deze kan de partij die voor de rechter
wordt gesleept zich niet alleen ver-
weren tegen de eis (betalen van de
rekening), de gedaagde partij kan ook
een eigen eis op tafel leggen, in het
juridisch jargon \'eis in reconventie\'
genoemd. En dat doet M. dan ook. Nee,
hij is niet van plan de dierenartsreke-
ning te betalen. Sterker, hij heeft door
toedoen van de foutieve diagnose van
de dierenarts kosten gemaakt voor de
specialist, en die wil hij terug.

VROUWE JUSTITIA KORT DOOR DE

BOCHT

Kansloos, zult u denken. M. heeft
tenslotte zelf ingestemd met het bezoek
aan de specialist. De kantonrechter in
het Utrechtse denkt daar echter anders
over Hij vindt dat dierenarts R.
wanprestatie heeft gepleegd jegens M.
Wanprestatie wil zeggen dat R. tekort is
geschoten in de nakoming van de
overeenkomst. Een opmerkelijke
redenering want de rekening van de
specialist is niet bepaald onderdeel van
een overeenkomst tussen M. en R.,
maar tussen M. en de specialist. De
rechter vindt echter dat het aan de
dierenarts is om te bewijzen dat hij
geen wanprestatie heeft gepleegd. De
dierenarts is tenslotte deskundiger dan
de gemiddelde leek, dus op die dieren-
arts rust een verzwaarde stelplicht om
te bewijzen dat hij niet tekort is
geschoten. R. verzamelt geen verklarin-
gen van deskundigen, dat op basis van
de symptomen bij een eerste klinisch
onderzoek een neustumor niet als
foutieve waarschijnlijkheidsdiagnose
moet worden gezien, dat doorverwij-
zing naar een specialist juist wel aan te
bevelen is en dat een dergelijke gang
van zaken binnen de diergeneeskunde
niet ongebruikelijk is. Voor de kanton-
rechter staat daarmee vast dat (de
medewerker van) R. een foutieve
diagnose heeft gesteld, waardoor M.
kosten heeft gemaakt voor een röntgen-
foto. De kantonrechter vindt dat R. de
kosten van de specialist aan M. moet
terugbetalen.

En de kosten van het tweede
consult? Daarover zijn geen afspraken
gemaakt. M. vindt dat hij niet hoeft te
betalen omdat hij de röntgenfoto al
duur genoeg vindt en dit als her-
halingsconsult ziet. Maar dat staat
volgens de rechter niet vast. En dat
consult moet M. dus wel aan R. betalen.
En hoezeer R. het ook oneens is met de
uitspraak, hoger beroep is vanwege het
geringe bedrag niet meer mogelijk.

ALARMFASE?

Al met al een vreemde zaak. Als u bij
twijfel en/of een waarschijnlijkheids-
diagnose een dier doorverwijst voor
verder onderzoek, loopt u het risico
aansprakelijk te worden gesteld voor de
kosten van de specialist, als de speci-
alist volgens de klager tot een andere
diagnose komt. Dat betekent ofwel
groot alarm voor de diergeneeskunde,
aanpassen van algemene voorwaarden,
of gewoon maar hopen dat een volgen-
de zaak bij een kantonrechter terecht-
komt die wel begrijpt hoe de dierge-
neeskunde werkt? In ieder geval blijkt
dat ook bij een eenvoudig lijkende
incassoprocedure bij de kantonrechter
de diergeneeskundige kant van de zaak
degelijk moet worden onderbouwd.
Zonder die onderbouwing kan een
jurist een rare draai aan de uitoefening
van de diergeneeskunde geven!

-ocr page 560-

e.G. Van de Bovenkamp, B.P. Meij,
Q.E.M. Stassen, [.EW. Nijsen en
j Kirpensteijn

Begin februari 2009 is in de Univer-
siteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren een onderzoek gestart naar de
behandeling van gezelschapsdieren
met inoperabele hersen-, kop-, hals-
en bottumoren door middel van
Holmium-r66-microsferen.

De microsferen die worden gebruikt
bij veterinaire patiënten, zijn micro-
scopisch kleine bolletjes die in een
kernreactor radioactief zijn gemaakt.
Deze bolletjes zijn in het
umc ontwik-
keld om inoperabele tumoren van
binnenuit te bestralen. Voor hetzelfde
doeleinde zijn humaan commercieel
al Yttrium-9o-microsferen verkrijg-
baar voor de behandeling van lever-
tumoren. Het voordeel van de hol-
mium-i66-microsferen is dat ze goed
zichtbaar zijn op
mri-beelden.

TOEPASSING

De toepassing bij veterinaire patiën-
ten beperkt zich tot het intratumoraal
injecteren van de radioactieve
microsferen. In de ideale situatie
worden de microsferen gelijkmatig
verdeeld over de tumor, zodat de
tumor van binnenuit wordt bestraald.
Patiënten met tumoren waarbij
chirurgische resectie niet mogelijk is,
zouden op deze manier kunnen
worden geholpen. Vooral patiënten
waarbij nog geen metastasen aan-
wezig zijn, kunnen baat hebben bij
deze therapie. De verwachting is dat
tumoren door deze behandeling in
regressie gaan (waardoor ze soms
alsnog te verwijderen zijn) of dat ze
helemaal verdwijnen.

BEHANDELDE PATIËNTEN

Recent zijn in de ukg drie veterinaire
patiënten met verschillende soorten
tumoren behandeld met deze micro-
sferen. De eerste patiënt is een
vrouwelijke, gecastreerde rottweiler
van acht jaar oud met een osteosar-
coom in het proximale deel van de
linker humerus. Deze behandeling is
toegepast in de hoop de poot te
kunnen sparen. De tweede patiënt is
een Jack Russellterriër, mannelijk,
gecastreerd, van tien jaar oud met een
hypofysemacroadenoom die vanwege
zijn grootte niet operabel was. De
hond had een verminderd bewustzijn
en liep dwangmatig in grote cirkels.
Het doel bij de behandeling van deze
tumor is de tumor te verkleinen
waardoor de druk op de rest van de
hersenen afneemt. Tot slot is een
negen jaar oude mannelijke, gecas-
treerde Perzische kat met een maligne
melanoom caudaal van de linker
oorbasis behandeld. Deze tumor was
niet chirurgisch te verwijderen, maar
door middel van deze behandeling zal
de tumor mogelijk verkleinen en
daardoor alsnog te verwijderen zijn.

Toepassing radioactieve holmium-i66
microsferen bij gezelschapsdieren met
inoperabele tumoren

TOEDIENING

De microsferen worden direct per
naald toegediend in de tumor. In het
geval van de Perzische kat met maligne

-ocr page 561-

melanoom is de tumor verschillende
keren aangeprikt om de microsferen
gelijkmatig over de tumor te verdelen.
De hoeveelheid activiteit en de
injecties met microsferen worden door
medewerkers van het Universitair
Medisch Centrum Utrecht berekend
en klaargemaakt. Na toediening wordt
de patiënt verzorgd in de verpleeg-
ruimte van de radiotherapieafdeling.
Hier wordt de patiënt gehuisvest
totdat hij weer naar huis mag.

\'follow-up\'

Wanneer de patiënt door de stralings-
deskundige wordt vrijgegeven, mag
hij naar huis met instructies over de
voorzorgsmaatregelen betreffende de
radioactiviteit. In principe komt de
patiënt na zes en twaalf weken terug
voor beeldvorming. Wanneer de soort
tumor vereist dat dit eerder gebeurd
(bijvoorbeeld door potentiële meta-
stasering), zal de patiënt eerder
terugkomen voor controle.

effect van de behandeling

De tot nu toe behandelde patiënten
hebben de behandeling allemaal goed
doorstaan. Er zijn geen complicaties
opgetreden. Ze konden allen binnen
vier tot zeven dagen weer naar huis.
De langetermijneffecten zijn voorals-
nog niet bekend, maar op dit moment

is er genoeg reden om aan te nemen
dat de behandeling het proberen
waard is. De dwangbewegingen van de
Jack Russellterriër zijn gestopt na de
toediening en de hond is sindsdien
veel alerter

oproep

Voor het onderzoek naar deze behan-
deling worden nog patiënten gezocht.
In aanmerking komen honden en
katten met inoperabele hersen-, kop-,
hals- en bottumoren, bij voorkeur
dieren zonder detecteerbare meta-
stasen. De patiënten worden maxi-
maal tien dagen opgenomen in de
kliniek, maar meestal korter Gedu-
rende deze tijd mogen de patiënten
niet door de eigenaar bezocht worden
vanwege het nadelige effect van
straling op de omgeving. De kosten
bedragen naar schatting 1000 tot 1500
euro afhankelijk van de soort tumor
(toedieningswijze). Wilt u een patiënt
verwijzen, neem dan contact op met
j.kirpensteijn(a)uu.nl.

Forthyron* 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

Forthyron* 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, www.eurovet-ah.com

Fof%rMt-200 iiiicr)graniullta-UG NL 10381 -UDA-Weriunmbcsü^^ 400 mkrogrini tjbkl - REG NL 10381 - UDA - WCHuavn besundded per lab)«;

Levaiiyro»* narun 400 mc& RegisIralidKK^

Forthyron® 200 400

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
Simpel, secuur, sterk

-ocr page 562-

Gesignaleerd

CaroUen de Jager

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit drie bronnen: het
Landelijk Coördinatiecentrum
Reizigersadvisering
(lcr), Inf(a)ct en
het signaleringsoverleg. Het
lcr
brengt risico\'s voor reizigers in kaart
en adviseert hen over preventieve
maatregelen. Inf@ct is de elektro-
nische berichtenservice van de Lande-
lijke Coördinatie Infectieziekte-
bestrijding
(lci) van het RivM-cib. In
het signaleringsoverleg wordt
wekelijks op het cib gesproken over
de toename van bestaande of de
opkomst van nieuwe infectieziekten.
Hieronder volgt een overzicht van de
signalen tot en met 15 mei 2009.

binnenlandse signalen

Opnieuw Q-koortsepidemie

Ook dit jaar heeft Nederland te maken
met een Q-koortsepidemie. Er werden
tot 14 mei 414 patiënten gemeld in
Osiris. Relatief veel meldingen komen
dit jaar van andere
ggd-en dan ggd
Hart voor Brabant (hvb) waar in 2007
en 2008 de meeste meldingen vandaan
kwamen. Naast meldingen door
ggd
hvb
kwamen nu veel meldingen uit
Oost-Brabant en Zuid-Limburg en
enkele meldingen van zes andere
ggd-en verspreid over Nederland. De
vwa meldde dat er in Nederland nu in
totaal drie bedrijven zijn met een
bevestigde Q-koortsbesmetting.

RivM-cib, Osiris en vwa
buitenlandse signalen

Laboratoriumincident met

Bacillus anthracis in Frankrijk

ln het Franse departement Val-de-
Marne (ten zuidoosten van Parijs) was
sprake van een mogelijke contamina-
tie van een onderzoekslaboratorium
met een pathogene
Bacillus anthracis-
stam. Vijf laboratoriummedewerkers
die mogelijk waren blootgesteld aan
de bacterie, werden hierop in het
ziekenhuis opgenomen en kregen
profylactisch antibiotica. Na 48 uur
werden ze uit het ziekenhuis ontsla-
gen. Relevante ruimten in het labora-
torium zijn gedecontamineerd. De
oorzaak van het incident is een
menselijke fout.

WHO en ECDC

Ebola-Restonvirusinfecties op de

Filippijnen

Tot nu toe zijn 6 van de 141 personen
die sinds december 2008 zijn getest op
antistoffen voor het Ebola-Restonvirus
positief bevonden voor dit virus.
Transmissie van varken naar mens
wordt als de meest waarschijnlijke
besmettingsroute beschouwd.
Aangezien de zes personen vrijwel
geen klinische verschijnselen ver-
tonen, is het volksgezondheidsrisico
van deze nieuwe transmissieroute
waarschijnlijk gering. Dit virus is tot
nu toe echter alleen nog maar gevon-
den bij een beperkt aantal gezonde
volwassenen. Meer onderzoek is nodig
om de risico\'s in te schatten voor
andere bevolkingsgroepen zoals
kinderen, zwangeren en mensen met
een immuunstoornis.

WHO

Humane infecties met het

nieuwe influenzavirus A/HiNi
ln de laatste week van april 2009 werd
duidelijk dat de \'varkensgriep\' uit
Mexico niet alleen van varken op
mens overdraagbaar is, maar ook van
mens op mens. Tot 14 mei zijn er over
de hele wereld 6497 patiënten gemeld
met het nieuwe influenzavirus
A/HiNi. In de Verenigde Staten
worden de meeste patiënten gemeld
(3352). Daarnaast heeft ook Mexico
nog veel patiënten (2446). In totaal
zijn over de hele wereld 65 mensen
aan infectie met dit nieuwe influenza-
virus overleden. In Europa hebben
vijftien landen patiënten met het
virus gemeld, de meeste meldingen
komen uit Spanje (100) en Groot-Brit-
tannië (71). Vooral in Groot-Brittannië
(37) en Spanje (22) wordt sporadisch
secundaire transmissie gemeld. De
situatie rond het nieuwe influenza-
virus verandert snel. Het
ecdc
verzorgt dagelijkse \'updates\' via ecdc.
europa.eu/en/. Ook in Nederland
wordt regelmatig diagnostiek aange-
vraagd. In totaal zijn in ons land drie
patiënten positief bevonden voor
HrNi. Vanwege de verspreiding is de
pandemische alertheidfase nog steeds
verhoogd naar fase 5. De laatste
informatie over de Mexicaanse griep is
te vinden op www.rivm.nl/cib/
themas/Mexicaansegriep/.

RIVM-Clb, WHO, ecdc

Humane infecties met het aviaire

influenzavirus HsNr

Sinds het vorige overzicht heeft de
WHO twaalf nieuwe patiënten met
aviaire influenza bekendgemaakt. De
meldingen kwamen uit verschillende
districten van Egypte (tien) en
Vietnam (twee). In Egypte zijn drie
van de tien nieuwe patiënten overle-
den. In Vietnam zijn beide gemelde
patiënten overleden. Alle patiënten
hadden voorafgaand aan hun ziekte
contact gehad met ziek of dood
pluimvee. Wereldwijd komt het aantal
patiënten hiermee op 424 patiënten;
hiervan zijn 256 personen overleden.

WHO

C.M. de Jager is verbonden aan het

RIVM.

-ocr page 563-

Vogels en bijzondere dieren
in Europa onder één paraplu

Marieke Veldman

gebracht: \'small mammal\' (kleine
zoogdieren), \'herpetology\' (reptielen
en amfibieën) en \'wildlife conserva-
tion\' (wildlife beheer). "Elk van deze
specialismen zou op zichzelf te klein
zijn om als college opgezet te kunnen
worden, maar nu wordt het gezamen-
lijk wel mogelijk. Bijkomend voordeel
is dat alle bijzondere dierenspecialis-
men nu onder een paraplu opereren,
waardoor een groot en toegankelijk
netwerk ontstaan is."

"In het verleden zagen we al dat
vogelspecialisten niet alleen met
vogels bezig waren, maar ook met
kleine zoogdieren en reptielen. Ik ben
daar zelf een goed voorbeeld van. Ik
stond meer bekend als \'officieus\'
kleine zoogdierenspecialist, dan als
officieel vogelspecialist. Via de de-facto
erkenning kan ik mij nu officieel
kleine zoogdieren specialist noemen.
Hierdoor heb ik wel mijn vogelspecia-
listentitel moeten opgeven.

Een ander voordeel van deze
parapluorganisatie is dat instanties
met hun vragen op het gebied van
bijzondere dieren nu kunnen aan-
kloppen bij e\'én internationaal
erkende specialistenorganisatie. Op
deze wijze kunnen we met één stem
naar buiten treden."

"De UKG speelt net zoals het college
op deze veranderingen in", gaat Nico
verder "Er liepen twee separate
processen die mooi op elkaar ingrij-
pen. De
ukg is voor een groot gedeelte
verbouwd en de afdeling Vogels en
Bijzondere Dieren is klaar Wij hebben
nu een schitterend onderkomen
waarin wij state of the art zorg kunnen
bieden aan patiënten. In lijn met de
Europese specialisatieontwikkelingen
is de Engelse naam van onze afdeling
veranderd in Division of Zoological
Medicine. We behouden echter onze
Nederlandse naam, dus afdeling Vogels
en Bijzondere Dieren."

drie aandachtsgebieden

"De indeling in disciplines onder één
vlag die het college gebruikt, hebben
wij vertaald in de inrichting van onze
zorg. Dat betekent dat wij ons apart op
de drie aandachtsgebieden (vogels,
kleine zoogdieren en reptielen) gaan
richten. Deze vertaalslag levert de
afdeling belangrijke voordelen op.
Door in drie aandachtsgebieden te
werken, kunnen wij echt een ver-
dieping maken in de veterinaire zorg
bij deze diersoorten. Daarnaast is alle
kennis en kunde die er nodig is voor
de beste kwaliteit van zorg onder het
ukg-dak gehuisvest en zijn lijnen kort.

Tijdens de jaarbijeenkomst van de
European Board of Veterinary
Specialisation (
ebvs) op 17 eni8
april stemde de Board in met de
naamsverandering van de European
College of Avian Medicine and
Surgery (
ecams) in de naam Euro-
pean College of Zoological Medicine
(eczm). Nico Schoemaker, specialist
vogelgeneeskunde en interim-hoofd
van de afdeling Vogels en Bijzondere
Dieren van de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren (
ukg) is blij
met de naamswijziging.

"De naamswijziging biedt de specialis-
men die met vogels en bijzondere
dieren bezig zijn veel voordelen", zegt
Nico. "Tot nu toe was alleen het
vogelspecialisme erkend." Naast een
nieuwe naam zijn er in het European
College of Zoological Medicine ook
drie nieuwe specialisaties onder-

Het volgende streven is om voor de
drie aandachtsgebieden ook opleidin-
gen tot de Europese specialisaties te
gaan verzorgen. Opleiders voor het
vogel- en kleine zoogdierenspecialisme
hebben we al. Voor het reptielenspecia-
lisme hebben we eerst meer patiënten
nodig. Samenwerking met bij het
eczm
aangesloten speciahsten garandeert al
wel hoog kwalitatieve zorg voor deze
groep van patiënten. Met meer
reptielenpatiënten kunnen we ook hier
in de toekomst een opleiding voor gaan
opzetten", aldus Nico.

toekomst

"Binnenkort krijgen we inspectie van
de voorzitter van het
eczm om te kijken
of wij alles voor elkaar hebben na de
verbouwing. Ik maak me daar niet druk
om: wij hebben alles op orde. We
hebben de nieuwste apparatuur staan,
de operatiekamers en wachtkamers
zien er pico bello uit. En we bieden
goede geïntegreerde zorg met speciale
faciliteiten voor de bijzondere dier-
soorten. Ook worden onze spreekuren
aangepast om de dienstverlening naar
onze dierenartsen en cliënten te
verbeteren; een goede bereikbaarheid is
essentieel. De
ukg speelt in op de
veranderende houding van dier-
eigenaren in het houden van vogels en
bijzondere dieren. Ook het college heeft
zich hier op voorbereid. Wij hopen dat
de Nederlandse dierenarts de uitdaging
met ons aangaat om de veterinaire zorg
voor vogels en bijzondere dieren naar
een hoger niveau te tillen."

Marieke Veldman is communicatie-
adviseur bij de faculteit Diergenees-
kunde.

-ocr page 564-

Je kunt het
niet maken

om ziek
te zijn

Naar je patiënten niet. Naar je praktijk niet. En naar jezelf niet. Toch denken veel
vrije beroepsbeoefenaars niet na over wat er gebeurt als zij ziek worden. Of zelfs
langdurig ziek. Ga daarom voor échte oplossingen rondom arbeidsongeschiktheid

naar www.interpolis.nl/vrijeberoepen

Interpolis. Glashelder

-ocr page 565-

Gratis of met korting naar nascholing van
pegd: de pegd miles!

Monique Megens

Zoals u weet verkoopt de knmvd-
ggg
-dierenpaspoorten. Met de
opbrengst worden vele projecten ten
behoeve van het gezelschapsdier en
de gezelschapsdierenarts gefinan-
cierd die anders niet mogelijk
zouden zijn. Het is dan ook in ons
aller belang dat u deze paspoorten
blijft kopen.

Gezamenlijk hebben de knmvd en de
ggg een nieuw initiatief gelanceerd
om het volgen van Permanente
Educatie Gezelschapsdieren
(pegd)
lezingen te stimuleren en tegelijker- •
tijd de gezelschapsdierenarts direct
voordeel te laten ondervinden van het
verkopen van de
knmvd-ggg-dieren-
paspoorten. Sinds half mei krijgen alle
praktijken hiervoor bij aankoop van
de
knmvd-ggg-dierenpaspoorten
punten, de zogenaamde
pegd miles.
Met de gespaarde
pegd miles kunt u
gratis of met korting
pegd lezingen
volgen.

hoe gaat het in zijn werk?

Sparen

In de proefperiode van twee jaar
ontvangt uw praktijk tien
pegd miles
bij aankoop van iedere doos
knmvd-
ggg
-dierenpaspoorten van vijftig
stuks. De
pegd miles worden elektro-
nisch per praktijk geregistreerd. Uw
praktijk spaart de
pegd miles aldus
volledig automatisch, u hoeft hele-
maal niets te doen. Het aantal
gespaarde
pegd miles is voor u

zichtbaar door in te loggen op
wrww.pegd.nl, onder \'cursusaanbod\'
een cursus te selecteren en vervolgens
de button \'inschrijven\' aan te klikken.
Op deze pagina, waar u kunt inschrij-
ven en betalen, vindt u de
pegd miles
voor uw praktijk.

Gebruiken

Als u 30 pegd miles (150 paspoorten)
heeft gespaard kunt u deze als
betaalmiddel voor een groot deel van
de
pegd-cursussen gebruiken. De
cursussen zijn voortaan gemarkeerd
met een of meer sterren. Op cursussen
met één ster krijgt u honderd procent
korting, met andere woorden u kunt
volledig gratis deelnemen. Op
cursussen met twee sterren krijgt u
vijftig procent korting, het resterende
bedrag kunt u op de gebruikelijke
wijze voldoen. Bij cursussen met drie
sterren kunt u geen gebruikmaken
van uw gespaarde
pegd miles, dit
betreft onder andere de modulaire en
interactieve cursussen in kleine
groepen.

Voorwaarden

De voorwaarden en meer informatie
kunt u vinden op het deel van de
ggg-website betreffende de Perma-
nente Educatie Gezelschapsdieren
(pegd). U kunt hier rechtstreeks op
inloggen via www.pegd.nl. Hier vindt
u ook het volledige cursusprogramma.

Monique Megens is Penningmeester
van de
ggg.

-ocr page 566-

Joost van Herten

Integratie van de activiteiten van
dierenwinkels en dierenartsen is
een trend. Op verschillende plaatsen
in Nederland vind je tegenwoordig
dierenspeciaalzaken of tuincentra
waar op een of andere manier wordt
samengewerkt met dierenartsen.
Soms gaat het dan om een wekelijks
spreekuur of veterinaire controle van
de ter verkoop aangeboden levende
have. Maar er zijn ook winkels die
een complete eerstelijns dieren-
artsenpraktijk exploiteren. Dit soort
nieuwe ondernemingsvormen biedt
kansen voor de beroepsgroep. Som-
mige ontwikkelingen roepen echter
veel verzet op onder dierenartsen.
Zoals recentelijk bij een aantal vac-
cinatieacties in dierenspeciaalzaken.

Door de jaren heen heeft binnen de
diergeneeskunde een enorme differen-
tiatie plaatsgevonden. Veel dieren-
artsen hebben zich toegelegd op een
klein deelgebied van de diergenees-
kunde. Binnen de gezelschapsdieren-
sector kennen we naast de erkende
veterinaire specialist bijvoorbeeld ook
dierenartsen die alleen katten behan-
delen. Er zijn dierenartsen die alleen
visites aan huis afleggen of een
uitlaatservice voor honden hebben
waarbij ze en passant ook de vaccina-
ties geven. Mogen dit soort onder-
nemingsvormen eigenlijk wel?

In de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde (
wud) zijn de
voorwaarden aan de beroepsuitoefe-
ning vastgelegd. In de
wud staan een
aantal bepalingen die niet via een
algemene maatregel van bestuur
(amvb) zijn ingevuld. Zo stelt artikel
12 dat er eisen kunnen worden gesteld
aan de inrichting van praktijken,
klinieken en ziekenhuizen voor
dieren en aan de technische uitrusting
en apparatuur Lid b van dat artikel
biedt de overheid de mogelijkheid om
nascholing verplicht te stellen. Op dit

moment worden dergelijke eisen door
de overheid nog niet gesteld.

Over het uitoefenen van een
beperkt deel van de diergeneeskunde
(het vaccineren van gezelschaps-
dieren) zegt de
wud niets. Dat
betekent dat een dierenarts zich mag
beperken tot een klein deelgebied van
het vak. Een dierenarts is dus niet
verplicht de diergeneeskunde in zijn
totale omvang uit te oefenen. Dat is
gezien de evolutie van ons beroep
eigenlijk ook onmogelijk geworden.

Verder staat in art. 14 van de wud
dat iedere dierenarts zijn beroep
zorgvuldig moet uitoefenen. Dieren-
artsen kunnen wanneer zij tekort-
schieten in leveren van diergenees-
kundige zorg worden aangesproken
door het Veterinair Tuchtcollege (
vtc)
Wat het zorgvuldig uitoefenen van de
diergeneeskunde precies inhoudt is
vooraf niet bepaald. De reden daarvoor
is dat het niet te doen is om in alle
gevallen vooraf vast te leggen hoe een
dierenarts zou moeten handelen. Door
toetsing achteraf is door de jaren heen
wel jurisprudentie ontstaan zodat de
beroepsgroep weet wat de kaders van
het diergeneeskundige handelen zijn.
Helaas houdt dit ook in dat bij een
aantal nieuwe ontwikkelingen binnen
de diergeneeskunde niet altijd duidelijk
is waar de grenzen liggen. Een recent
voorbeeld is de receptplicht voor
ura-diergeneesmiddelen. Omdat de
overheid ondanks de nadrukkelijke
wens van de
knmvd niet in de wet
wilde vastleggen aan welke voorwaar-
den een dierenarts moest voldoen om
een recept uit te schrijven is er grote
onduidelijkheid bij dierenartsen,
handelaren en dierhouders over wat er
nu precies wel en niet mag.

Over het werk van een dierenarts
in een dierenspeciaalzaak bestaat tot
op heden geen specifieke jurispru-
dentie van het
vtc. De Code voor de
Dierenarts, die bindend is voor
knmvd-leden, geeft aan dat er in ieder
geval een dienstenregeling moet zijn.
Duidelijk is dat bij het meewerken aan
vaccinatieacties in dierenspeciaal-
zaken een dierenarts zorgvuldig moet
handelen. Dat houdt bijvoorbeeld in
dat de faciliteiten in orde moeten zijn
en dat er nazorg beschikbaar moet zijn
wanneer zich achteraf complicaties
voordoen. Bovendien is het goede
veterinaire praktijk om voorafgaand
aan vaccinatie met behulp van een
klinisch onderzoek te bepalen of een
dier gezond genoeg is om gevacci-
neerd te worden.

Vaccinatiecampagnes in de
dierenspeciaalzaak

STUNTPRIJZEN

Met deze vaccinatieacties concurreren
dierenspeciaalzaken op prijs met de die-
renartsenpraktijken in de regio.
Vanwege de Mededingingswet kan de
knmvd zich niet meer uitspreken over
de hoogte van tarieven. Omdat de stunt-
prijzen in dierenwinkels vaak ver onder
het tarief van dierenartsenpraktijken
liggen wordt de schijn gewekt dat de
dierenarts zijn prijzen kunstmatig hoog
houdt. Wat diereigenaren zich echter
niet realiseren, is wat de kostenstruc-
tuur is op basis waarvan een dierenarts
zijn tarieven bepaalt. Het serviceniveau
en de kwaliteit van dierenartsenprak-
tijken ligt ook doorgaans beduidend
hoger Soms leidt een verkeerde
interpretatie van de
btw tot onterechte
prijsverschillen. Wanneer in een
dierenspeciaalzaak vaccinaties door
een dierenarts worden uitgevoerd geldt
altijd het 19 procent btw-tarief.

Kortom een dierenarts mag
meewerken aan een vaccinatiecam-
pagne in een dierenspeciaalzaak mits
de diergeneeskunde zorgvuldig wordt
uitgeoefend. Dit houdt ondermeer in
dat er lege artis geënt wordt en de
nazorg geregeld is. Dat wil zeggen dat
de dierenarts bereikbaar is en in staat
adequate hulp te bieden of dat er
afspraken zijn met een dierenartsen-
praktijk die de waarneming verzorgt.
Het tarief waartegen dit gebeurt is vrij
maar de handeling valt in ieder geval
onder het 19 procent btw-tarief. Zo zit
het feitelijk, maar wat vinden we hier
nu eigenlijk van?

Frank Verstappen, Dierenkliniek

Hoofdstraat te Driebergen:

"Afgelopen week werden we in
Driebergen geconfronteerd met een

-ocr page 567-

vaccinatieactie in een dierenwinkel
door het bedrijf Dr. Woof. We kwamen
ermee in aanraking vanwege het feit
dat de betreffende dierenarts (en de
winkel) niet bereikbaar waren voor
nazorg van de gevaccineerde dieren. In
de weekenddienst kregen we twee
dieren aangeboden met complicaties
ten gevolge van de vaccinatie. Een kat
die kreupel was aan de poot waarin
gevaccineerd was (injectie door het
deurtje van de transportmand). En een
hondje met een forse zwelling bij de
injectieplaats en de hele kop.

Het is onverantwoord om een
huisdier voor de vaccinatie niet te
onderzoeken. Een dier moet gezond
zijn en in ongeveer lo procent van de
gevallen vinden we toch relevante
afwijkingen tijdens het klinisch
onderzoek. Maar zeker het verlenen
van nazorg vind ik een verplichting.
Wat legitimeert anders ons alleen-
recht op het vaccineren van huis-
dieren? Vaccineren op zichzelf is een
trucje wat je een kind kunt leren. De
knmvd (wij allemaal dus) staat voor
de Code voor de Dierenarts en daarin
is duidelijk omschreven waar een
dierenarts zich aan dient te houden.
Daar valt dit initiatief beslist niet
onder. De Code geldt helaas alleen
voor leden. Om deze regels af te
dwingen voor de totale beroepsgroep
is er blijkbaar jurisprudentie van het
Veterinair Tuchtcollege nodig.
Mogelijk kunnen de beide genoemde
spoedgevallen daarvoor nog worden
ingezet.

Een reguliere dierenartsenpraktijk
die aan alle voorwaarden voldoet in
een dierenwinkel is als ondernemings-
vorm onvergelijkbaar met deze
vaccinatiedump. Wij zijn als praktijk
24 uur per dag bereikbaar en houden
ons onder andere aan cao, arbo en
gvp
(allemaal ondersteund door de
knmvd). Op deze manier is er sprake
van oneerlijke concurrentie. Vanzelf-
sprekend is er ruimte voor andere
ondernemersvormen maar neem dan
niet alleen de lusten maar ook de
lasten mee. De financiële schade van
dit soort acties is wel te overzien. Daar
is op in te spelen, we zijn tenslotte ook
ondernemers. Maar de imagoschade
voor alle professionele betrokken

partijen is ernstig en dat gaat de hele
beroepsgroep aan. Dierenarts, dieren-
winkel, vaccinfabrikant maar zeker
niet op de laatste plaats de huisdieren
en hun eigenaren zijn hier uiteindelijk
niet mee gebaat."

Mare Verburg, voorzitter ggg:

"Naar mijn idee gaan we dit soort
ontwikkelingen niet tegenhouden. En
als men zich aan de spelregels houdt
kun je dit soort dingen ook moeilijk
bestrijden. De vraag is hoe wij daar als
beroepsgroep op gaan anticiperen.
Dierenartsen die hun vak niet op de
goede manier uitoefenen moeten
worden aangepakt door het
vtc. Maar
het stomste wat we kunnen doen is
meegaan in de strijd om de goedkoop-
ste vaccinatie. Dan komen we met zijn
allen in een neerwaartse prijsspiraal
en daar wordt niemand beter van.

Maar misschien moeten we wel
eens goed nadenken over de opbouw
van ons vaccinatietarief. Want
uiteindelijk gaat het natuurlijk niet
om de vaccinatie zelf maar om de
bijbehorende gezondheidscontrole.
Door een goed klinisch onderzoek
spoor je als dierenarts in een vroeg
stadium aandoeningen op. Sommige
bevindingen zijn aanleiding voor
vervolgonderzoek. Deze preventieve
diergeneeskunde is in het belang van
het dier en zijn eigenaar maar natuur-
lijk ook van de dierenarts.

De ervaring leert echter dat we
moeite hebben om te schakelen naar
een jaarlijks \'gezondheidsconsult\' in
plaats van de jaarlijkse vaccinatie. Het
is moeilijk diereigenaren hiervoor te
motiveren. Onze uitdaging is mensen
zover te krijgen dat ze komen voor een
soort apk in plaats van een vaccinatie.
Misschien kunnen verzekeraars daar
nog een rol in spelen? Dit thema is in
ieder geval iets waar we als
ggg mee
bezig zijn."

Bram van Schaik, portefeuille-
houder sociaaleconomische

zaken:

"Voor alles staat dat de diergenees-
kunde zorgvuldig wordt toegepast.
Over het begrip \'zorgvuldig\' is natuur-
lijk heel lang te discussiëren. En als
bovenstaand fenomeen wettelijk mag.

dan kunnen we een dergelijk initiatief
al helemaal niet veroordelen.

Sterker nog: ik juich dit soort
initiatieven wel toe! De wereld is in
beweging en dus ook de markt voor
diergeneeskundige zorg. Allerlei
nieuwe vormen van (het uitoefenen
van) ons beroep worden werkelijk-
heid. Denk aan perifere specialisten-
centra, freelance specialisten, praktijk-
managers, coaches/trainers,
communicatieadviseurs et cetera.
Misschien moet een gedeelte van de
beroepsgroep hier wel aan wennen.
Tegenwoordig gaat het niet meer op
dat het \'altijd zal blijven gaan zoals het
tot nu toe is gegaan\'. Mensen kunnen
zich heel druk maken over dit soort
initiatieven maar de post wordt ook
niet meer met postduiven verstuurd.
Het gebeurt.

Eigenlijk zou ik het als een kans
willen omschrijven. Als er nu een
dierenarts is die dit soort dingen in
mijn praktijkgebied zou doen, zou ik
direct contact leggen, er bijvoorbeeld
voor zorgen dat alles wat te moeilijk
voor hem/haar is tijdens zijn \'prik-
uurtje\' in de Intratuin naar mijn
praktijk doorgestuurd wordt. De
eigenaren die van dit soort \'veterinaire
Intratuinzorg\' gebruik maken, zou ik
niet als mijn primaire clientèle zien.
Die dierenarts zou dan ook geen
concurrent voor mij zijn maar
wellicht in tweede instantie een
potentiële bron van inkomsten.

De keuze is eigenlijk aan de
dierenarts zelf: wat wil de dierenarts
eigenlijk zijn? Dealer of dienst-
verlener? Honden- en kattenprikker of
veterinaire kwaliteitszorgverlener? De
Aldi kan ook prima naast de Albert
Heijn staan terwijl beide filialen een
goede boterham verdienen..."

Joost van Herten is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

Wilt u reageren op dit artikel?
Dan kan dat via de website van
de
knmvd. In het weblog van het
bestuur wordt ook aandacht
besteedt aan dit onderwerp.

-ocr page 568-

Sjouke Kazemier

Bent u benieuwd hoe uw praktijk
het doet wat betreft omzet in
vergelijking met praktijken uit
dezelfde sector? En zou u graag
willen weten wat nu het effect van
de recessie is op onze branche? De
knmvd heeft voor u het antwoord.

De KNMVD start binnenkort met een
nieuw onderzoeksproject waarmee de
totale omzetontwikkeling in de
veterinaire branche wordt gevolgd en
ook de omzetontwikkeling per
praktijk door de jaren heen, gespeci-
ficeerd naar dierencluster. Hiermee
wordt precies in kaart gebracht hoe
uw praktijk functioneert ten opzichte

"5
van alle andere deelnemende prak-
tijken. Hierbij hebben wij uw hulp
nodig. Met behulp van uw omzet-
gegevens kunnen wij u inzicht
verschaffen in de kortetermijn-
ontwikkeling van uw praktijk. Dit zal
eens per kwartaal plaatsvinden.

doelen

Als eerste doel wil de knmvd het
verloop van de omzet in de gehele
veterinaire branche in kaart brengen.
De KNMVD wil dit onderzoek gebruiken
als een \'branchebarometer\'. Hiermee
kunt u het verloop van de omzet van
uw eigen praktijk vergelijken met die
van de andere deelnemende praktijken.
Het tweede doel van dit onderzoek is
het in beeld brengen en traceren van
actuele ontwikkelingen aan de hand
van de invloed die deze uitoefenen op
uw onderneming. Het is in andere
branches erg gebruikelijk dit soort
statistieken samen te stellen, bijvoor-
beeld in de motor- en autobranche, de
horeca, en de tandheelkundige branche.
Het derde doel van dit onderzoek is,
naast het inzicht dat wij u kunnen
verschaffen in de kortetermijnontwik-
keling van uw praktijk en de invloed
van de actualiteit, dat de cijfers ook met
elkaar zullen worden vergeleken. De
totale jaaromzet zal worden vergeleken
per jaar, maar ook zullen de kwartalen
worden vergeleken ten opzichte van
elkaar en ten opzichte van hetzelfde
kwartaal van het vorige jaar Zo heeft u
in één oogopslag een overzicht van het
verloop van uw omzet. Hiermee kunt u
vlug conclusies trekken en uw beleid
op de ontwikkelingen aanpassen. Dit is
een uitermate handig middel om u te
helpen uw bedrijfsvoering optimaal te
laten verlopen.

Heeft recessie invloed op de omzet van de
veterinaire branche?

Figuur I. Voorbeeld van omzetontwikkeling zoals gezien in de horeca. ■ Weeknummers 51 en 52 zijn
verwachte omzet.

reageer Nu!

Als u wilt weten hoe uw praktijk
ervoor staat ten opzichte van de rest
van de branche en wat de recessie voor
invloed heeft gehad op uw onder-
neming, wacht dan niet en reageer op
de e-mail die u van ons ontvangt met
betrekking tot deze kengetallen of
stuur direct een e-mail naar Annoesjka
Stevens (a.stevens(a)knmvd.nl) om uw
interesse kenbaar te maken (onder
vermelding van \'kengetallen omzet\').
Bij voorbaat dank voor uw mede-
werking!

Sjouke Kazemier is beleidsmedewerker
sociaal-economische zaken bij de

knmvd.

-ocr page 569-

Björn Eussen

Stichting VETbase is op 5 september
2006 opgericht door de
knmvd,
fidin
en auv met het doel elektroni-
sche gegevensuitwisseling met de
dierenarts in de breedste zin van het
woord te bevorderen.

In mei heeft u twee artikelen kunnen
lezen over de \'hub\' en de database van
het Vetcis. De \'hub\' heeft als doel alle
digitale informatiestromen van en
naar de dierenarts vanuit één centraal
knooppunt te ondersteunen en
standaardiseren. De database heeft als
doel centraal in een standaardformaat
gegevens vast te leggen om de
dierenarts te ondersteunen bij het
voorschrijven van diergeneesmidde-
len (\'benchmarking\') en deze gegevens
beschikbaar te hebben voor weten-
schappelijke doeleinden.

Naar aanleiding van de twee
artikelen is een aantal vragen bij de
knmvd terecht gekomen die hieron-
der nader worden beantwoord.

V: WAT HEB IK ALS DIERENARTS

AAN DAT VETCIS EN LIGGEN

STRAKS NIET AL MIJN GEGEVENS

OP STRAAT?

A: Het Vetcis is ontwikkeld voor de
dierenarts om hen zo goed mogelijk te
ondersteunen bij het vastleggen van
medische voorschrijfgegevens en deze
gegevens bruikbaar te ontsluiten naar
eventuele derden (veehouder,
ikb.

Gezondheidsdienst et cetera). De
dierenarts blijft eigenaar van zijn
gegevens en in de database worden
geen gegevens geregistreerd die
herleidbaar zijn naar een individuele
veehouder of dierenarts. Wel zullen
geaggregeerde data gebruikt worden
voor \'benchmarking\' (voorschrijven
van diergeneesmiddelen) en beschik-
baar worden gesteld voor wetenschap-
pelijk onderzoek.

v: ik gebruik geen software
van corilus. hoe kan ik dan
aansluiten?

A: De exploitatie van het Vetcis is
voor vijf jaar ondergebracht bij het
softwarebedrijf Corilus. Stichting
VETbase heeft een contract met
Corilus waarin duidelijke kaders zijn
vastgelegd. Dit betekent dat de overige
praktijkmanagementsysteem-leveran-
ciers
(pms-leveranciers) onder dezelfde
voorwaarden kunnen aansluiten aan
het Vetcis. De stichting zal hier op
toezien. Dus wanneer u zich wilt
aansluiten aan het Vetcis, kunt u zich
wenden tot uw eigen
pms-leverancier
Deze zorgt voor de aansluiting aan het
Vetcis. De stichting heeft contractueel
vastgelegd wat de exploitant maxi-
maal mag doorberekenen aan uw
pms-leverancier voor de aansluiting.

v: ik vind mijn eigen dieren-
artsenprogramma fijn. kan
ik daarmee blijven werken?

A: U blijft als dierenarts werken in uw
eigen
pms en zult dan ook weinig zien
van het Vetcis. Wel krijgt u de
beschikking over extra functionali-
teiten in uw eigen
pms. In de beginfase
zullen de verschillende functionali-
teiten in uw eigen
pms moeten
worden ingericht. Uw
pms-leverancier
kan u hierbij ondersteunen.

Het Veterinair Centraal Informatie Systeem
(Vete
is) van Stichting VExbase

en aantal vragen uit de praktijk

v: wanneer is dat systeem

klaar? ik wil graag snel

aansluiten!

A: Voor de zomer zal een aantal
testpraktijken starten met het Vetcis.
Afhankelijk van de eerste testresul-
taten zullen daarna snel andere
dierenartsen met hun dierenarts-
praktijk kunnen aansluiten. U kunt
zich nu al melden bij uw eigen
pms-leverancier, zodat deze uw pms
alvast kan aanpassen en straks snel
kan aansluiten.

Om zo goed mogelijk de wensen
van de dierenarts te kunnen meene-
men ontvangen wij graag eventuele
opmerkingen of suggesties over
Vetcis. U kunt hiervoor contact
opnemen met het bestuur van de
knm vd, via portefeuillehouder Gerrit
Hooijer (g.hooijer(a) knmvd.nl).

Meer informatie kunt u vinden op
de website www.vetcis.nl.

Björn G.M. Eussen is Projectleider Stich-
ting
vETbase

-ocr page 570-

Surolan en Otoclean

Kampioenen in oorbescherming!

Wist u dat polymyxine B en miconazole een synergetische
werking hebben bij de afbraak van de bacterieceiwand?

^ bij Gram-positieve én Gram-negatieve bacteriën
^ geen inductie van piasmideresistentie

Otoclean

i

Fe

de beste keuze bij eerstelijnsbehandeling
van otitis externa

SUROLAN Oordruppels ter behamleling »an oor- en hrjldinfecties bil honOeri en katten, Samenslellina: miconaiolnitraat, prednisolonacetaat, polymlxine B-sultaat, Diersoorten; hond en kat. Indicaties: -Otitis met name: ■ bactenele Otitis .eroorzaakt door SSp/iyteoccosspp Slwplocxctissm Pstadonmas
spp.a/,e„to«.™,co6s,;nM®5,eroorzaaktdoor«)top^^

PseuHooioms spp, Mmto rt; > myootiSChe dermatitis veroorzaakt door Mms»™ spp„ Thchomtm spp, CaMid, spp, Ualasse^ii paclvdermats. Dosering en »i)ze .an toedieninj: On,n: na het reinigen «an de gehoorgang, t.eemaal pe, dag, enkele droppels Sorolan in het oor aanbrengen Om eei
goede .erdelmg yar, het preparaat te yerkr,gen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden, »«tweemaal per dag worden enkele droppels Sorolan op de letsels aangebracht en goed ingewre.en, Oe behandeling moet zonder onderbreking gedorende enkele dagen na het yerdwijnen «an de symptmen
voortgezet worden, In sommige gevallen kan een behandeling «an 2 a 3 weken noodzakelilk zijn. Oe behandeling van Otodectes cynotis is 2 v«eken (zie Micatiesl, Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen, Registratienümmer België: 2S78F12 - Nederland: BEG NL 3153; UDA,

OTOCLEAN\'Oorreinigingsmiddel voor honden en katten. Samenstelling: Salicyzuur (2,32 mg), propyleenglycol, polygiycol, ethmydlglycol, gereinigd water, glycerine, melkzoor, cucumis sativus, Cetraria islandica, mimosa tenuitlora, oliezuur Eigenschappen- OTOCLEAN» beyat keratolytische oorsn.«r
oplossende, verzachtende, tiygienische en hydraterende bestanddelen die het product buitengewoon geschikt maken yoor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat, doordat het de gehoorgang vrijhoudt van vuil en oorsmeer Dosering- Gebruik OTOCLEAN* in beid.
gehoorgangen van de hond resp, kat. Breng voldoende aan, afhankeliik van de grootte van het dier: > Bij grote dieren moet «oor elk oor een «esje (5 ml) worden gebruikt, ■ Bij middelgrote of kleine dieren kan de Inhoud van een flesje over beide oren worden verdeeld Voorzorgsmaatregelen- Ultskiitend
voor Uitwendig gebruik. Vermijd contact met de ogen Bewaren beneden 30\'\'C, Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.

^JANSSEN

^^ ANIMAL HEALTH

de oorreiniger met beste
ceruminolytische werking

-ocr page 571-

Handhaven met verstand en gevoel - een
kwestie van vertrouwen

Hugo de Groot

Deze titel gaf André Kleinmeulman,
voormalig inspecteur-generaal
Voedsel en Waren Autoriteit, mee
aan het minisymposium ter gelegen-
heid van zijn afscheid. Op i april
heeft hij de
vwa verlaten om als
plaatsvervangend secretaris-gene-
raal aan de slag te gaan bij het
ministerie van vws. Onder leiding
van dagvoorzitter Jos Goebbels,
oud-directeur Toezichtbeleid en
Communicatie bij
vwa, waren drie
sprekers uitgenodigd om reflectie te
geven op de
vwa.

Bob Hoogenboom, hoogleraar
integriteitmanagement en fraude aan
de Nyenrode Business Universiteit,
vindt de inspiratie van zijn boodschap
bij George Orwell: "Our civilization is
decadent, and our language - so the
arguments runs - must inevitably
share in the general collapse." We
leven in een wereld die meer en groter
wil. Onder decadentie verstaat
Hoogenboom de teleurstelling over de
teloorgang van zekerheden. In de
huidige financiële crisis worden de
onzekerheden duidelijk. Hoogenboom
ziet een wereld waarin veel onzin
wordt verkocht. Hij kan geen beleids-
stukken meer lezen. Ambtenaren
blijven lekker bekkende woorden
gebruiken als transparantie en
leiderschap. Het lijkt wel of er een
soort softwareprogramma is ontwik-
keld waar beleidsvisies met obscuur
en verhullend jargon uit komen
rollen. Zijn boodschap: Om te komen
tot verandering is er nieuwe empiri-
sche kennis en nieuwe taal nodig.
Daarvoor is nieuw bloed, zonder
ballast van het verleden, nodig en lef
om veranderingen in te zetten. De
crisis geeft kansen voor vernieuwd
toezicht en handhaving: \'speak softly

and carry a big stick\'. Er is een harde
hand nodig voor bedrijven die zich
structureel niet aan de regels houden.

het beste jongetje van de

klas

Mare Jansen is directeur Consumen-
tenzaken en Kwaliteit bij het Centraal
Bureau Levensmiddelen (
cbl), de
belangenbehartiger van supermarkten
in Nederland.
cbl-leden hebben veel
met de
vwa te maken. Jansen is
duidelijk: Het bedrijfsleven is bij
voorbaat verdacht in de ogen van de
consument, dus moet er een autoriteit
zijn die toeziet op het handelen van
het bedrijfsleven. De
vwa is die
autoriteit. Kleinmeulman heeft in zijn
ogen de
vwa door zwaar weer
geloodst en gezicht gegeven. Hij vindt
wel dat de
vwa het beste jongetje van
de klas wil zijn. Zij is geneigd om bij
elke kik enorme beleidsvisies te
maken. En de
vwa gaat soms te ver. De
door
vwa geschreven handleidingen
die aangeven hoe een ondernemer aan
de wet kan voldoen, verworden soms
tot wetgeving. Jansen geeft aan dat het
cbl het tot taak ziet de vwa daar
scherp in te houden. De andere
kritische noot in zijn betoog is gericht
op de politieke inmenging in het
functioneren van de
vwa. Dit tast de
autoriteit aan. De kloof tussen
departementen en uitvoerende
organisatie moet vergroot worden. De
vwa moet meer van de eigen kracht
uitgaan en zich nog onafhankelijker
opstellen ten opzichte van haar
opdrachtgevers. Naar het oordeel van
Jansen is zo vertrouwen te verdienen.

prioriteit voor

dierenwelzijn bij het

inspectiewerk

Frank Dales, directeur van de Dieren-
bescherming, spreekt als advocaat
voor de dieren. Onder het moto \'waar
de natuurlijke bescherming ophoudt
gaat de Dierenbescherming verder\',
schetst hij een positief-kritische
houding ten opzichte van de
vwa. De
Dierenbescherming ziet na het grote
onderzoek naar veetransporten dat de
vwa zelf haar functioneren onder-
zoekt. Dat getuigt van durf en is de
eerste stap naar verbetering. Dales is
vrij pessimistisch als het gaat om het
naleven van regels door ondernemers.
Het economische belang weegt zwaar
en het dier delft vaak het onderspit.
Geldelijke boetes worden door
ondernemers in de economische
afweging meegenomen. Het enige
drukmiddel voor dierenwelzijn is een
streng maar rechtvaardig toezicht. Dat
verdient de hoogste prioriteit.

vertrouwen

In zijn nawoord geeft Kleinmeulman
aan dat \'vertrouwen\' het centrale
woord en de rode draad is voor de
vwa. Vertrouwen als beginsel achter
het toezicht. Zijn aanpak geeft hij
weer met de woorden: "zacht waar het
kan, hard waar het moet". Daarbij gaat
hij ervan uit dat de overgrote meerder-
heid van bedrijven en instellingen de
wet naleeft. Bij fouten door onkunde
en onwetendheid past de zachte
aanpak: voorlichten, waarschuwen en
pas later de hardere aanpak. Notoire
overtreders moeten volgens Klein-
meulman strenger dan tot nu toe
worden aangepakt. Zo kunnen
bedrijfsleven en overheid garant staan
voor het vertrouwen van de consu-
menten op veilig en gezond voedsel,
gezonde dieren en veilige producten.
Binnenkort verschijnt er een inter-
view met André Kleinmeulman in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde waarin
hij terugblikt op zijn periode bij de

vwa.

S.J. de Groot is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 572-

Rinnen van den Bergh, Janneke Olde
Loohuis, Tjarda Reims Bok en Jet
Musters

Op ID oktober 2009 zal op de
faculteit Diergeneeskunde te
Utrecht het tiende Feline Sympo-
sium plaatsvinden. Door de jaren
heen is dit evenement uitgegroeid
tot een gewaardeerd symposium,
onder andere door de op het sympo-
sium gegeven praktische benade-
ring van actuele onderwerpen. Het
nieuwe bestuur is hard aan het werk
om de Nederlandse dierenarts
opnieuw een gevarieerd en interes-
sant programma aan te bieden.

Het programma is dit jaar opgebouwd
uit een algemeen programma en twee
mini-\'wetlabs\'. Het algemene program-
ma biedt de bezoekers een scala aan
interessante lezingen over de kat door
sprekers uit zowel binnen- als buiten-
land. De onderwerpen die dit jaar
zullen worden behandeld, zijn virologie
bij de kat, dermatologische allergieën,
epilepsie bij de kat, acromegalie, de kat
als traumapatiënt en chronische
nierinsufficiëntie.

Vanwege het succes van de
mini-\'wetlabs\' van vorig jaar is het ook
dit jaar mogelijk u in te schrijven voor
een mini-\'wetlab\'. Dit is een twee uur
durende praktische workshop voor
een beperkte groep deelnemers, die
wordt gehouden voorafgaand aan het
algemene programma. De twee
mini-\'wetlabs\' zullen worden gewijd
aan de onderwerpen \'cytologie; bij de
kat specifieke aandoeningen\' en
\'echografie van het abdomen; basis-
cursus\' (Engelstalig). Wees er snel bij,
want het aantal plekken voor deze
workshops is beperkt! Voor het
uitgebreide programma en de aan-
vangstijden van het symposium kunt
u terecht op onze website.

Feline Symposium 2009

de inschrijving is geopend!

Inschrijven voor het Feline Sympo-
sium is mogelijk via de website www.
felinesymposium.nl. De kosten voor
deelname bedragen 60 euro (inclusief
lunch) voor het algemene programma
en 35 euro voor de \'wetlabs\' (maxi-
maal één \'wetlab\' per persoon.
Hiervoor geldt: vol is vol).

De organisatie hoopt alle Neder-
landse gezelschapsdierenartsen te
mogen verwelkomen op het lustrum
van het Feline Symposium op 10
oktober 2009!

Rinnert van den Bergh is praeses van
het bestuur van het Feline Symposium,
Janneke Olde Loohuis is ab-actis, Tjarda
Reints Bok is fiscus en jet Musters is
public relations. U kunt contact op-
nemen via info(a)feIinesymposium.nl.

Pilot GeitenGezondheidsPlan

Het Productschap Zuivel (pz), de
Koninklijke Nederlandse Maat
schappij voor Diergeneeskunde
(knmvd), de Vereniging Kwaliteits-
zorg Geitenhouderij Nederland
(vkgn) en de vakgroep Melkgeiten-
houderij van
lto Nederland hebben
het initiatief genomen tot de
ontwikkeling van een integraal
GeitenGezondheidsplan, meldt een
persbericht van
h as KennisTransfer.
Het doel ervan is de gezondheids
zorg op melkgeitenbedrijven te
verbeteren en het verantwoord
gebruik van diergeneesmiddelen
binnen de melkgeitenhouderij te
borgen.

Het GeitenGezondheidsPlan (ggp) is
ontwikkeld ten behoeve van een
planmatige aanpak van het voor-
schrijven en toepassen van diergenees-
middelen. Dit is afhankelijk van een
goede verstandhouding en ditto
samenwerking tussen de geiten-
houder en de dierenarts.

pijlers

Het ggp kent twee pijlers, die met
elkaar samenhangen. Enerzijds richt
het plan zich op de monitoring van de
diergezondheid, wat preventieve
maatregelen mogelijk maakt, ander-
zijds biedt het een duidelijk, gecontro-
leerd en geaccepteerd plan voor de
behandeling van zieke geiten. Met
behulp van deze twee instrumenten
gaat de diergezondheid een structureel
onderdeel vormen van de bedrijfs-
voering van de geitenhouder

In het systeem van de Geiten-
GezondheidsMonitor worden de
relevante kengetallen geregistreerd. Zo
kan de geitenhouder de ontwikkelingen
binnen zijn eigen bedrijf volgen en kan
hij in de toekomst zijn positie ook verge-
lijken met die van zijn of haar collega\'s.
Dit kan voor geitenhouders de aanlei-
ding vormen om gericht aan de slag te
gaan met het verbeteren van de gezond-
heid van de geitenstapel. Samen met
de dierenarts stelt de geitenhouder een
Bedrijfsbehandelplan vast, wat wordt
getoetst door een jaarlijkse evaluatie.

fases

In de eerste fase van het project heeft
has KennisTransfer een inventarisatie
gedaan van de knelpunten, wensen en
behoeften ten aanzien van de gezond-
heidszorg van melkgeiten, het
voorschrijven en toepassen van
diergeneesmiddelen en de relatie
tussen dierenarts en geitenhouder De
volgende fase is de praktijktoets (pilot)
van een planmatige aanpak van
gezondheidszorg op het geitenbedrijf.
De pilot is begin april 2009 gestart.
Vijf projectgroepen verspreid over
Nederland werken aan deze proef mee.
De groepen bestaan uit vijf tot tien
geitenhouders en één of twee dieren-
artsen. Voor iedere geitenhouder
wordt in overleg met de dierenarts een
Bedrijfsbehandelplan opgesteld.
Daarnaast worden aan de hand van de
Geitengezondheidsmonitor verschil-
lende gezondheidskengetallen
geregistreerd en beoordeeld. De
bevindingen van ongeveer tien weken
durende proef zullen worden ver-
werkt in het uiteindelijke
ggp.

-ocr page 573-

TVPUR8

Het enige blauwtongvaccin in Europa

tegen serotype 8 met Europese registratie

BTVr

• IV

BTV V

pyRi

k.8 J

Betrouwbare veiligheid
Bewezen klinische bescherming
Pure preventie

ii ê
m- i

UR AlSap 8 suspensie voor injectie. Samenstelling: Sluetongue virus serotype 8 antigeen ä 7,1 CCID50 (per dosis van t ml). Indicaties: Adieve immunisatie van schapen en runderen ter voorkoming van wremie en ter vermindering van klinische symptomen
r/aakt door het Bluetongue virus serotype 8. Aanvang van immuniteit: 3 weken na primovaccinatie. Duur van immuniteit: nog niet volledig vastgesteld, hoewel tussentijdse gegevens van lopende studies aantonen dat de duur minstens 6 maanden is na de
-vaccinaüe bij hel schaap. Bijwerkingen: eventueel kleine lokale iwellingen op de injecüeptaats (ten hoogste J2 cm\') gedurende korte lijd (ten hoogste 14 dagen); een voorbijgaande stijging van de lichaamstemperatuur, die normaal een gemiddelde van
niet overschrijdt, binnen 24 uur na vaccinatie. Dosering en loedieningsweg: Primovaccinatie: Bij schapen: Eén injectie: vanal de leeftijd van 1 maand bij naïeve dieren (ol vanaf de leeftijd van 2,5 maanden bij jonge dieren geboren uit immune Khapen). Bij
ren: 1ste injectie; vanaf de leeftijd van 1 maand bij naïeve dieren (of vanaf de leeftijd van 2.5 maanden bij longe dieren geboren uit immune runderen). 2(ie injectie: na weken. Hervaccinatie: Aangezien de immuniteitsduur nog met volledig bepaald is
iideren en schapen, dient elk hervaccinatieschema goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid of door de verantwoordelijke dierenarts, rekening houdend met de lokale epidemiologische situatie. Wachttijd; Nul dagen. EU/2/09/094/001 ^105 ■ REC
12440; UDD Voor meer informatie zie bilsluiler of Merial BV. Kleermakerstraat 10, 1991 IL Velserbroek, 025-5201080. hr240409. MERIAL B.V. « Geregistreerd handelsmerk van MERIAL. <:■ MERIAL. 2009. Alle rechten voorbehouden. Malt Art 14524-4/05/09

-ocr page 574-

Varkensvaccin
Improvac® als alternatief
voor castratie

Pfizer AH heeft Improvac® geregi-
streerd, een vaccin dat een betrouw-
bare reductie geeft van de berengeur.
Daarnaast zorgt het voor een verbete-
ring van het dierenwelzijn en van het
rendement en de duurzaamheid van
de varkenssector. Het vaccin is
daarmee een effectief en welzijns-
vriendelijk alternatief voor fysieke
castratie, zonder enig compromis ten
aanzien van de vleeskwaliteit.
Vaccinatie met Improvac® betekent
het houden van beren tot hetzelfde
slachtgewicht als gecastreerde beren,
waarvoor de gevaccineerde beren
echter minder voer nodig hebben. Ze
kunnen profiteren van de betere
voerconversie van intacte beren
zonder het risico op een afwijkende
geur van het vlees of ongewenst
berengedrag dat vanaf de puberteit
voorkomt. De beer krijgt het vaccin
tweemaal toegediend. De eerste dosis
vanaf acht weken leeftijd en de tweede
vier tot zes weken voor de geplande
slachtdatum en minstens vier weken
na de eerste dosis. De wachttijd
bedraagt nul dagen.
www.pfizerah.nl

Ivermectine injectie voor
schapen

Voor ontworming per injectie van
schapen, runderen en varkens heeft
Dopharma een nieuw product in het
assortiment, Iverveto i%. Bij schapen
is het geregistreerd met een werk-
zaamheid tegen maagdarmwormen,
longwormen, horzels en mijten.

Toediening geschiedt uitsluitend
door subcutane inspuiting in een
eenmalige dosering van 0,2 mg
ivermectine per kg lichaamsgewicht,
(wat overeenkomt met een dosering
van 0,5 ml per 25 kg lichaams-
gewicht). Iverveto 1% wordt geleverd
in een flacon van roo ml.
pr(2)dopharma.com

Vleesvarkensresultaten
cbd 2008

Nooit eerder waren de gemiddelde
voerwinstpercentages bij afnemers
van Boerenbond Deurne (
cbd) over de
hele linie zo hoog als in 2008. Via de
Agromonitor stuurden klanten de
resultaten door van 202 vleesvarkens-
locaties met bijna 900.000 afgeleverde
vleesvarkens. De groei per dag
bedroeg, afhankelijk van het gebruikte
voer, 778 tot 786 gram; het sterfte-
percentage 2,4 tot 2,8 procent; het
vleespercentage 56,1 tot 56,6 procent
en het percentage AA A varieerde van
87,5 tot 92,3 procent. Het voerwinst-
percentage lag tussen 100 en r 17
procent. Het voordeel in voerkosten in
2008 bedroeg bijna 8 euro per gemid-
deld aanwezig varken. Dankzij een
beter vleespercentage werd daarnaast
en hogere opbrengstprijs verkregen.
r.michels(|)boerenbond-deurne.nl

Zeugenresultaten cbd
2008

Het aantal gespeende biggen steeg bij
afnemers van Boerenbond Deurne
(cbd) duidelijk meer dan landelijk. Via
de Agromonitor stuurden klanten de
resultaten door van 137 zeugen-
locaties met bijna 45.000 zeugen.
Enkele belangrijke gemiddelde
kengetallen waren: gespeende biggen
per zeug per jaar (27,9; levend geboren
per worp 13,4), gespeende biggen per
worp (11,6), voerwinst per zeug per
jaar 471 euro en het voerwinstpercen-
tage (107 procent). De hogere produc-
tie en scherpere voerkosten verklaren
de hoge voerwinst. Het voeding-
supplement Mama
-v it verbeterde
aantoonbaar de moedereigenschappen
en de vitaliteit van de geboren biggen.
De hogere productie verklaart circa
vier procent van het voerwinstvoor-
deel. Veertien bedrijven speenden
meer dan dertig biggen per jaar; een
record. De verschillen blijven wel
groot; het beste bedrijf speende 32,3
biggen en het laagste 22,0.

rmichels(a)boerenbond-deurne.nl

In opdracht van mxr Mobile X-Ray
Service & Equipment heeft
vdl
Konings Medical Systems een nieuw
röntgenstatief ontwikkeld, genaamd
Stat X, dat eenvoudig door dierenart-
sen gebruikt kan worden. Het röntgen-
statief Stat X is in slechts enkele
seconden gereed voor gebruik en past
ingeklapt in iedere auto. Daarnaast
weegt het statief nog geen 15 kg,
waardoor het goed draagbaar is. Door
de speciale hoogteverstelling kunnen
röntgenopnames van de voet tot de
rug van het paard gemaakt worden.
De Stat X is leverbaar in iedere
gewenste
ral kleur en kan in combi-
natie met nagenoeg elke röntgenbron
toegepast worden. Het statief is in
eerste instantie ontwikkeld voor de
paardenbranche maar kan uiteraard
ook voor andere dieren gebruikt
worden.

www.mxr.nl/nl/producten

Launch-event Improvac

Op 18 juni vindt het Launch-event van
Improvac plaats in het Evoluon in
Eindhoven. Start 13.30 uur en eindtijd
20.00 uur (inclusief diner). Aanmel-
den: secretariaat.ahg@pfizer.com

Röntgenstatief voor
paarden

-ocr page 575-

Blauwtongvaccin

Merial introduceert btvpur 8, het
eerste en enige officieel geregistreerde
type 8 blauwtongvaccin in Europa.
Naast preventie van klinische symp-
tomen is er ook preventie van viremie.
Dit laatste is een belangrijk en cruciaal
wapen om de verspreiding van het
blauwtongvirus te limiteren doordat de
knut de ziekte dan niet kan overdragen.

Blauwtong is een virusziekte die
voorkomt bij schapen, rundvee en
andere herkauwers. De verspreiding
van blauwtong vindt plaats via bepaal-
de knutten
(Culicoides spp.). Bij
geïnfecteerde dieren zit het virus
gedurende een relatief lange periode
in het bloed (viremie).

Btvpur 8 is verkrijgbaar in een 50
ml (50 doseringen) en 100 ml (roo
doseringen) presentatie.

www.merial.nl

Paardenavonden 2009

Boehringer Ingelheim bv organiseert
deze zomer de Boehringer Paarden-
avonden met als thema: Evidence
Based Equine Medicine: buut, beter,
best!? Drs. janny de Grauw (Universi-
teitskliniek voor Paarden, Utrecht) zal
de verschillende niveaus hiervan
bespreken en gaat onder andere in op
de wetenschappelijke onderbouwing
van het gebruik van fenylbutazon en
geregistreerde
nsaid\'s bij de behande-
ling van osteoarthritis bij paarden.
Daarnaast presenteert zij de resultaten
van haar onderzoek naar de effecten
van een
n s a i d op de kwaliteit van het
gewrichtskraakbeen bij paarden en de
vertaling hiervan naar een praktisch
toepasbaar behandelplan. Tijdens de
laatste twee lezingen worden de
nieuwste wetenschappelijke inzichten
over het gebruik van
nsaid\'s bij
koliek- en sportpaarden behandeld. De
avonden worden gehouden, telkens in
Hotel van der Valk, op maandag 22
juni te Vianen, woensdag 24 juni te
Zwolle en dinsdag 30 juni in Venlo. De
lezingen vinden plaats van 19.15 tot
ongeveer 21.45 uur. Er zijn geen
kosten aan verbonden.

072-5662411

Hill\'s Science Plan

Het huidige assortiment Hill\'s Science
Plan wordt geleidelijk vervangen door
de nieuwe generatie producten die
zijn ontwikkeld na een grootscheeps
onderzoeksprogramma. Van alle
eigenaren vindt 63 procent dat hun
huisdier individuele en specifieke
gezondheidsbehoeftes heeft en 91
procent wenst van de dierenarts
daarom een specifiek voedingsadvies.
Slechts 15 procent bevestigt zo\'n
advies te hebben gekregen van de
dierenarts. Er zijn dus nog heel wat
mogelijkheden op dit gebied.

Wat is er nieuw aan het assorti-
ment? De productnamen die de
nadruk leggen op de individuele
behoeften van honden en katten en de
specifieke behoeften van de eigenaar,
de anti-oxidanten die helpen om de
vrije radicalen te neutraliseren en
bijdragen aan een gezond immuun-
systeem, \'smaakversterkende\' techno-
logie voor een voorkeur tot 96 procent
voor het hondenvoedingassortiment,
een nieuw en getest verpakkingsont-
werp zodat de eigenaar makkelijker

wegwijs raakt op de verpakking en de
specifieke productvoordelen beter
begrijpt en ten slotte een ondersteu-
ningsplan voor de praktijk.
www.HillsPet.com

ProMeris Duo® bij
demodicose en luizen bij
de hond

Fort Dodge ah heeft de indicaties
uitgebreid voor ProMeris Duo® bij de
hond met \'behandeling van demodi-
cose (veroorzaakt door
Demodex spp)
en luizen (Trichodectes canis)\'. Daarmee
kan de dierenarts voor de behandeling
van deze infecties nu ook kiezen voor
een gebruiksvriendelijke spot-on-toe-
diening. Uit het onderzoek bleek dat
honden met demodicose die maande-
lijks behandeld werden, significant
minder mijten hadden en na drie
maanden een duidelijke verbetering
van de klinische verschijnselen te zien
gaven.

08004555554

Het bestuur blogt.

Kijk op www.knmvd.nl/weblog

-ocr page 576-

De \'knip\' of een bonus-
malussysteem?

Het toegenomen antibioticagebruik baart ons allen zorgen. Bij een aantal
mensen leeft echter de gedachte dat de ontkoppeling van het voorschrijven en
het leveren van medicijnen (de zogenaamde \'knip\') de oplossing zal zijn.

Veehouders kennen de effecten van het profylactisch inzetten van anti-
biotica. Ik durf de stelling aan dat het loskoppelen van het voorschrijven en
leveren van antibiotica de managementkeuzes van de veehouder/ondernemer
niet zal beïnvloeden. Sterker: de positie van de dierenarts op het bedrijf wordt
verzwakt omdat het inkomen dan volledig uit advisering dient te komen en hij
vanwege de kosten minder geconsulteerd wordt door de veehouder Om tot een
vermindering van het antibioticumgebruik te komen gaat het erom tot een
andere houding in de veehouderij te komen.

Binnen elke sector zijn voldoende voorbeelden van veehouderijbedrijven te
vinden waar het antibioticagebruik per dier slechts een derde tot zelfs een kwart
van het sectorgemiddelde bedraagt. Een effectieve methode om het antibiotica-
gebruik terug te dringen is aanpak bij de bron: de managementkeuzes op het
veehouderijbedrijf. Een voorbeeld voor deze aanpak is te vinden op het vlees-
kuikenbedrijf waar vanwege het dierenwelzijn onder voorwaarden meer of juist
minder dieren per vierkante meter mogen worden gehuisvest. Hier werkt de
benchmark tussen bedrijven en een bonus-malussysteem. Benchmarken van
antibioticumgebruik tussen veehouders en dierenartsen kan een effectieve
oplossing bieden. Een bonus-malussysteem kan veehouders stimuleren te
investeren in factoren die leiden tot een lager antibioticagebruik.

voorzitterscolumn

Los van bovenstaande discussie blijft het de taak van de dierenarts om de
veehouders iedere keer opnieuw te overtuigen maximaal te investeren in een
optimale bedrijfsvoering.

Albert Vink, voorzitter vgp

Verslag studiereis seniorendierenartsen
2009 Normandië

GJ. Schouten

Alweer voor de derde keer is er in de
maand mei onder begeleiding van
Henk van Dam studiereizen een reis
georganiseerd voor de seniordieren-
artsen. Stonden vorige keren de
melkveehouderijen in Oost-Duits-
land en Denemarken centraal,
ditmaal was gekozen voor een wat
meer gevarieerde aanpak, waarbij
uiteraard ook aandacht was voor
D-Day. Dit jaar waren vanwege
gezondheidsklachten helaas enkele
dierenartsen en echtgenotes afwezig
maar door aanwas van de jeugd was
er toch weer een volle bus.

De eerste dag stonden de drijvende
tuinen en de kathedraal van Amiens
op het programma. De drijvende
tuinen zijn eeuwenoude volkstuinen
aan de oever van de Somme, omgeven
door petgaten. De tuinderijen worden
gebruikt voor bloemen- en groenten-
teelt. Het is een uniek natuurgebied
langs de oever van de Somme, waar in
de eerste wereldoorlog hevig is
gevochten. In ieder stadje in Frankrijk
zie je nog de gedenktekens die
herinneren aan deze wereldoorlog.

helikopterblik

De tweede dag vond een bezoek aan
een Frans melkveebedrijf plaats. Het
interessante van studiereizen is dat je
met een helikopter-\'view\' de verschil-
lende gewoontes en achtergronden
van Europese culturen leert kennen,
zoals in ons geval achtereenvolgens
het voormalige Oost-Duitsland, het
moderne Denemarken en nu dus het
traditionele chauvinistische Frankrijk.
De Franse regering doet haar best om
enerzijds het platteland niet te laten
ontvolken en anderzijds grootschalige
landbouw te voorkomen. Het Hol-
lands echtpaar dat wij bezochten, was

-ocr page 577-

een maatschap aangegaan met een
Franse boer, om aan die twee voor-
waarden te voldoen. Naast de produc-
tie van melk waren de export van
levend vee en embryotransplantaties
een onderdeel van het bedrijfs-
inkomen. Hoewel ze geen stemrecht
had, was de vrouw wel lid van de
gemeenteraad. Wij kregen een
uitstekende lunch in het gereno-
veerde schoolgebouwtje. Nadat we de
nieuwe brug over de Seine(Ponte de
Normandie) en de oude haven van
Honfleur hadden bewonderd werd
\'s middags een bezoek gebracht aan
een kaasmakerij met streekgebonden
producten zoals de Camembert,
Livarot en Pont l\'Evèque. Een
aoc
(Appellation d\'Origine Controle)-
product is een garantie dat het is
gemaakt volgens nauwkeurig om-
schreven productiemethode en
afkomstig is uit een bepaald gebied.
Een
aoc zegt niets over de kwaliteit.
De hier geproduceerde kazen waren
gemaakt van rauwe koemelk en
daardoor gevoelig voor bederf. Om
stank in de bus te voorkomen, werden
de deelnemers dan ook vriendelijk
verzocht de als souvenir gekochte
kaas beschikbaar te stellen voor de
picknick. In Nederland breidt het
fenomeen van de streekgebonden
producten zich nog steeds uit. In
eg-verband kennen we de bga, wat
staat voor Bescherming Geografische
Aanduiding. Kaasproducenten in
binnen- en buitenland mogen op dit
moment nog Goudse en Edammer
kazen op de markt brengen met totaal
verschillende kwaliteiten. En dat
gebeurt ook. Duitsland is bijvoorbeeld
een van de grootste exporteurs van
Goudse kazen, die daar worden
gemaakt.

geëmigreerd

De derde dag bezochten we twee naar
Frankrijk geëmigreerde dierenartsen.
Eerst collega Toon Wilderbeek, die een
drafsportcentrum heeft opgericht, en
hoopt op het fokproduct dat het
prijzengeld gaat behalen. Terwijl de
drafrensport in Nederland een
zieltogend bestaat lijdt, is het in
Frankrijk onder andere dankzij de
seminationale loterij
(pmu) nog volop
in ontwikkeling. Normandië is het
Mekka van de drafsport in Frankrijk.
Het bijwonen van de training en het
zien van de omgeving vormde een van
de hoogtepunten van de dag. Menig-
een zal daarbij hebben gedacht aan de
Peerdepieten en
dsk.

Van een totaal andere orde was het
bezoek aan het Nederlandse echtpaar
Frencken, dat in Den Haag een
dierenartsenpraktijk annex katten-
pension bezat. Nu verzorgen ze in
Frankrijk een \'B & B\' (www.corbon.eu)
en zijn ze bezig met de mogelijkheid
een Havanna-\'cattery\' op te zetten. De
bureaucratie is weliswaar in Frankrijk
net zo erg als in Nederland, maar het
verschil is dat niemand zich er aan
houdt, zo vertelde onze gastheer De
aanwezige cerval, die wachtte op zijn
nieuwe buitenverblijf, was daarvan
een bewijs. Aan de rand van het
zwembad van onze gastheer en
gastvrouw gebruikten we de lunch
met appelcider en de kazen van de
vorige dag. Daarna bezochten we een
destilleerderij waar men appelcider of
\'pommeau\' maakte (17 procent
alcohol) of de welbekende calvados
(appelbrandewijn, 40 procent). De
lezer zal begrijpen dat calvados een
Aoc-product is.

kunstmatige haven

Op de op een na laatste dag stond een
bezoek van een andere aard op het
programma: het landingsmuseum in
Arromanches. Na de landing van 6
juni r944 van de geallieerden op vijf
stranden werd in Arromanches voor
de kust in een recordtijd een kunst-
matige haven gebouwd. Deze gealli-
eerde haven was voor de geallieerden
van levensbelang nadat in r 94 2 al was
gebleken dat de verovering van een
bestaande haven (Dieppe) onmogehjk
was. Op het strand en voor de kust zijn
de restanten van de haven als cultu-
reel erfgoed te aanschouwen. Door
pech met de bus hadden wij wat extra
tijd en dat kwam de strandwandeling
ten goede: het geheel maakte hierdoor
nog meer indruk. Onze reisleider was
echter niet voor één gat te vangen en
dus waren we enkele uren later alsnog
in een Franse bus op weg naar de
Amerikaanse militaire begraafplaats
(www.abmc.gov). Na de landing is er
in heel Normandië nog gedurende drie
maanden (!) gestreden tussen de
geallieerden en de Duitse troepen: een
strijd waaraan wij onze vrijheid te
danken hebben, wat we vaak maar al
te weinig beseffen.

Zondag aanvaardden we de
terugreis, onderweg brachten we een
bezoek aan de tuinen van Le Bols des
Moutiers (www.boisdesmoutiers). In
T898 begon Guillaume Mallet met de
bouw van zijn woning en de aanleg
van de tuinen en het park, met
duidelijke Engelse invloeden. Het was
duidelijk dat dierenartsen niet alleen
geïnteresseerd zijn in het dierenrijk
want namen van plantenfamilies
werden over en weer als parate kennis
uitgewisseld. Samenvattend: het was
wederom een goede mix van veteri-
naire en culturele onderwerpen,
georganiseerd door een goed en
innovatief reisbureau. Volgend jaar in
mei zal er ongetwijfeld weer een
seniorenreis plaatsvinden, met zeer
waarschijnlijk een oversteek naar
Ierland of Engeland.

G.J. Schouten heeft zitting in de project-
groep seniorenreizen van de commissie
senioren.

-ocr page 578-

vectin ®

gemakkelijk * smakelijk * ontwormen

Ontwormen?
Uit de hand

Vectin, het ontwormingskoekje met ivermectine:

^ Combineert effectiviteit met gemakkelijke toediening.
^ 70 % van de paarden accepteert het koekje spontaan.
^ Doeltreffend in de bestrijding van wormen en hun larven.
Gunstige farmacokinetische eigenschappen.
Ook geschikt voor veulens (vanaf 60 kg), drachtige en
lacterende merries en dekhengsten.

Vectin, de nieuwe manier van ontwormen

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

www.intervet.nl

iselijke consumplie produceren. RF.C NL 101 117 UDA. Voor

Vectin is een anthelminticum. Samenstelling: Bevat per kaïiwiablet 22.75 my i
paard, veroorzaakt door volwassen en onvolwassen stadia van maagdarmncm
kauwtablet tot een lichaamsgewicht van I 10 kg. zie doseerschema. Er dient o
Niet gebruiken bij paarden lichter dan 60 kg. Niet gebruiken bij paarden die o
Incidenteel is bij paarden met ernstige infecties met Onchocerca m«crofilariae
koliek, diarree en anorexia gerapporteerd na behandeling, in hel bijzonder in
reacties waargenomen. Wachttijd: Slacht; 52 dagen. Niet voor gebruik bij merr
overige informaiie. zie bi|sluiter.

einiectinc. Doeldier: Paard. Indicaties: Behandelin
loden, longwormen, microfilariae en horzellarver
toegezien te worden dat het paard de gehele do
ergevoelig zijn voor de werkzame stof of een var
edeem en jeuk opgetreden na behandeltnq. In zei
el geval van een zware wormlast. In zeer zeldzar

-ocr page 579-

Lieuwe van der Zee

* 20 juni 1934-t 20 maart 2009

Lieuwe van der Zee is in Amsterdam geboren. Na zijn hbs-periode is hij eerst
in militaire dienst gegaan. Na zijn diensttijd is hij in de voetsporen van zijn
broer getreden en in Utrecht Veeartsenijkunde gaan studeren. In 1961 kreeg
hij zijn bul en is hij assistent geworden bij collega Bron in Sneek. In de zomer
van 1963 werd Sneek ingeruild voor een plaats in de maatschap bij zijn broer
Durk in Workum. Dit was een uitstekende samenwerking, die 25 jaar heeft
geduurd en waarbij Lieuwe zich over de administratieve rompslomp heeft
ontfermd. In december 1979 werd ons team uitgebreid tot een driemans-
praktijk met de komst van Jan Stoel.

Zijn administratieve kwaliteiten heeft hij tevens benut als penning-
meester in het hoofdbestuur van onze Maatschappij in de periode 1974 tot
1980. In het bestuur van de afdeling Friesland vervulde hij van 1967 tot r973
de post van secretaris en van 1983 tot 1988 die van voorzitter

Bij een strandwandeling tijdens het Jaarcongres in Renesse, met de
collega\'s R van der Werf en C. Willenborg, ontstond het plan om voorafgaand
aan ons congres een sportdag te organiseren. Dat is deze heren gelukt en
sindsdien is de sport een vast onderdeel van het congres gebleven! Zelf nam
Lieuwe eerst deel aan de bridgepartij, maar later lokte de buitenlucht hem
meer en stortte hij zich op het golfen.

Voor zijn activiteiten in de Maatschappij werd hij op 9 oktober 1987
tijdens het Jaarcongres in Nijmegen onderscheiden met een bronzen beeldje
van St. Eligius.

Behalve door deze bestuurlijke functies kenden velen hem door zijn rol in
het Veterinair Cabaret. De beide echtparen Van der Zee, met pianobegelei-
ding van collega D. Talsma, verzorgden een ludiek deel op de congressen in
1973 en 1986 in Drachten, en in 1983 in Leeuwarden. Het laatste optreden
was in 1987 in de schouwburg te Nijmegen. Het feest van het vijftienjarig
bestaan van de
a.u.v. te Cuijk in 1984 werd ook door ons team opgeluisterd.

In 1990 heeft Lieuwe de praktijk verlaten en kon hij in dienst treden bij de
rvv. In deze nieuwe werkkring voelde hij zich als een vis in ruim water. Tot
zijn spijt heeft hij na negen jaar moeten stoppen, hij was toen 65!

Lieuwe had één dochter en één zoon. Door een noodlottig ongeval verloor
hij in het jaar 2000 zijn dochter Joke. Dat was een geweldige domper op zijn
gelukkige leven als gepensioneerde samen met Tjitske. Tijdens hun laatste
caravantoertocht met de
anwb kreeg hij last van pijn in verschillende
ledematen. Eenmaal weer thuis volgde nader onderzoek: het bleek vanuit
een longtumor uitgezaaide botkanker te zijn. Chemotherapie heeft niet
mogen baten.

Veel collega\'s van heinde en ver waren aanwezig bij de afscheidsdienst in
de Gertrudiskerk te Workum. Die dienst heeft op zeer velen een diepe indruk
gemaakt.

in memoriam

Tjitske, wij zijn begaan met hen die achterbleven in leegte en gemis...

Uffelte, Durk van der Zee

-ocr page 580-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collegae aangemeld:

Bruinsma, mevr. M.H.; 2008 Gent; 1231 ln
Loosdrecht, Oud Loosdrechtsedijk i - a
Graat, R.M.; 2009; 1075
th Amsterdam,

Sluisstraat 44 -1
Greep, [.D.; 2008; 7251
mz Vörden, Kostedeweg
5-a

Herenius, mevr. C.J.J.; 2005; 3452 es Vleuten,

Madameperenlaan 66
Kosters, mevr. [.CM.; 2009; 6596
ga Milsbeek,

Pottenbakker 21
Sande, mevr. A.H. van de; 2009; 3584
zh

Utrecht, Enny Vredelaan 239
Smit, A.J. de; 1993; 6605 xc Wijchen, Diemewei
41 - ro

Stutterheim, mevr. L; 2007; 7251 mz Vörden,

Kostedeweg 5 - a
Veitkamp, mevr. V.; 2009; 7051
xd Varsseveld,

Leeuwerikstraat 35
Walstock, mevr. S.H.H.; 2009; 5612 cs

Eindhoven, Woenselse Markt 43
Wolfert, mevr. S.F.D.; 2007; 4223
ml Hoornaar,
Leeuwerikshof 17

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:
Bierens, mevr. J.J.M.; 2009; 7467
pb Notter,

Klokkendijk i-j
Bouwmeester, mevr. [.; 2009; 3521
xb Utrecht,

A.M. van Schurmanstraat 13
Bruschke, mevr. C.J.M.; 1991; 2513
br

\'S-Gravenhage,Torenstraat isr
Campen, J.J. van; 2005 Gent; 7004
hl

Doetinchem, Molenweg 5
Carton, mevr. M.C.; 2009; 5053
ex Goirle,

Sporenring r40
Clercq, mevr. S.C. de; 2008 Gent; 2251
bv

Voorschoten, Treubstraat 16 - a
Dekker, C.f.; 2004 Gent; 7522
pl Enschede,

Leutinkweg 39
Delden, mevr. M. van; 2009; 1018
sr

Amsterdam, Plantage Parklaan 9 - a 2
Essen, mevr. E.A. van; 2008; 3572 xv Utrecht,

M.H. Trompstraat 28
Gelauf, mevr. J.S.; 57r2
xn Someren, Vlasstraat
4

Gijsbrechts, mevr. D.; 2009; 3244 az Nieuwe

Tonge, Zuiddijk r 4 - a
Keijser, H.C.A. de; 1974 Gent; 9100 Sint-Niklaas

Belgium, Marktstraat 47
Langerwerf, C.P.M.; 2009; 4909
ae Oosteind,

Provincialeweg 75
Ramakers, mevr. N.H.G.N.; 2008 Gent, 6468
ac

Kerkrade, Toupsbergstraat r 31
Rosenbrand, mevr. C.E. 2009; 7685
pr

Beerzerveld, Beerzerhaar 20
Schijf, R.E.; 2009; 3514
aw Utrecht, Gruttershof
7

Sparreboom, mevr. S.; 3584 dz Utrecht,

Cambridgelaan 249
Vink, mevr. L; 2009; 3511 vz Utrecht,
Springweg 438

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aan-
genomen:
Aldershoff, EA.W.; 3581
pm Utrecht,

Schoolstraat 7
Bossche, mevr. L. van den; 53or wx

Zaltbommel, Huibersakker 33
Holleman, mevr. Cj.; 3701 v| Zeist, Torenlaan!
Moreta, V.F.; 3584
dz Utrecht, Cambridgelaan
211

Schaap, W.A.; 8485 jg Munnikeburen,
Grindweg 97

Overlijdensberichten:

Op 13 maart 2009 J.J. de Kaper te Schiedam
Op 13 mei 2009 C.J.G. Wensing te Baarn

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

2oog
Juni

12-16 Zevende International Sheep Veterinary
Congress, Locatie: Stavanger, Norway
Thema: \'Sound sheep, safe food, warm
clothes and landscape preservation".
Gastheer: The Norwegian School of
Veterinary Science (www.veths.no).
Organisatie: Stavanger Forum (www.
stavanger-forum.no). Visit www.isvco9.no
for details.

17-20 Veertiende internationale symposium
van de World Association of Veterinary

Waar het oog op va

IDEXX Digitale Beeldvorming - de juiste
investering nu en voor de toekomst.

IDEXX biedt u de mogelijkheid om voor uw pral<tijk
de juiste oplossing te kiezen:

i|

• NIEUW IDEXX CR:

om de stap naar digitaal te maken

• IDEXX DR\'" 1417:

voor productiviteit en snelheid,
binnen 10 seconden een beeld

• IDEXX EquiVIew® Imaglng System:

draagbaar gemak voor uw
paardenkliniek

LABORATORIES

Voor het Introductie aanbod van de CR neem contact op met onze klantenservice 00800-1234 3399

-ocr page 581-

«

Plug in^f Chi out

P^ Het moderne leven kan stress J

Êfh opleveren voor de kat.
^ g Deze stress kan leiden tot
^ ^ klinische en gedragsproblemen.

Feliway® is een bewezen en gebruiksviiendeliike manier om stress bij de kat te voorkomen
of te reduceren. Het helpt de kat zich aan te passen aan het modeme leven.

J!_

FELIWAY

Feliway®. Geruststelling in kattentaal.

Het geheim van gelukkige katten

Feliway \' bevaieen synthetisch analoog van de F3 fractie van het gezichtsferomoon van d: •
Toepassingen Nteorkomen of stoppen van soressreKties btj \'jitten (sproeiea veroc.
krabben, vedies van eedust. mnder z^n in spelen of contaa). Stelt katten gerust in onbekende of
jti«ssvoBe omstandigheden (adoptie, verhuizing, verandenngen van het inteneur.dierenartsbezoek.
thuiskomst na vei-Uijf in dierenkliniek, introductie van nieuwe hut-, j..^iten. meerdere kaaen
l>inticn het gezin).
Verpakkingen, verdamper, spray 15 & 60ml. Het kan voortomen dat niet alle
handelsvormen in de handel vrorden gcb«-acht Feiiw^\' is geen diereerwesmKjdd.

EVA SANTE ANIMALE N.V./B.V.

:trologielaan 6 - M 30 Brussel

1: 02 244 12 96 - Fax : 02 244 12 99 - E-mail : infovet.be@ceva.com
jndwcgBC- 2671 SB Naaldv^ijlc

1: 0174-643930 - Fax : 0174-643924 - E-mail : info@ceva.nl - www.ceva.nl

SANTE ANI

-ocr page 582-

Laboratory Diagnosticians (wavld), in
combinatie met bet symposium van de o i E.
Beide worden gehouden in Madrid, Spanje.
Kijk voor informatie op: www.wavld2009.
com.

25 Stichting Met dieren meer mens organiseert
het symposium \'De invloed van dieren op
gezondheid van mensen\'. Locatie: faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht. Aanvang:
14.00 tot 18.00 uur
30
ugcn-zomersymposium \'Weerstand,
Voeding en Uiergezondheid!\'. Tijd: 9.15 uur
tot 15.40 uur Locatie: de Reehorst te Ede.
Kosten voor deze dag zijn 15 euro (koffie/
thee en lunch). Het aanmeldformulier en
het programma van de dag zijn te vinden op
de website www.ugcn.nl.

Juli

21-24 Wereldcongres gezelschapsdieren
wsava. Locatie: Sao Paulo Brazilië.

Augustus

20-22 Welsh Event 2009. Dit is een combinatie
van Centrale Keuring (20), Sportdag (21) en
de Internationale Show (22). Locatie:
Paardensportcentrum Gert van den Hoorn
te Kootwijk.

September

9-12 Congres van de Britisch Equine Veterinary

Association (beva). Locatie: Birmingham.
26-27 Feline Focus. Thema: hyperthyreoidie en
diabetes mellitus. Locatie:
nh Sparrenhorst
Nunspeet. Kosten: 185 euro, exclusief btw.

Oktober

2-4 Congres van de Asscociación De

Veterinarions Espafioles Especialistas en
Pequefios Animales
(vep). Locatie:
Barcelona.

2 jaarcongres knmvd 2009. Locatie: De Beesde

in Bunnik.
10 Tiende Feliene Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

200g
Juni

19 Dierenartsen in Bedrijf, Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: lo euro.
22 Boehringer Ingelheim Paardenavonden
2009: \'Evidence Based Equine Medicine:
buut, beter, best!?\' Locatie: Hotel van der
Valk Vianen. De lezingen starten om 19.15
uur en duren tot ongeveer 21.45 uur. Er zijn
geen kosten aan deze avond verbonden.
Opgeven kan via vetmedica@alk.
boehringer-ingelheim.com of via
telefoonnummer: (072) 56 62 411 (Nanouk
van Eijk of Cindy Schoonhoven).
24 Boehringer Ingelheim Paardenavonden
2009: Evidence Based Equine Medicine:
buut, beter, best!? Locatie: Van der Valk
Hotel Zwolle.
24 Bijeenkomst regio Oost. Locatie volgt.
30 Boehringer Ingelheim Paardenavonden
2009: Evidence Based Equine Medicine:
buut, beter, best!? Locatie: Van der Valk
Hotel Venlo.

September

4 Dierenartsen in Bedrijf. Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.
8 Wetenschappelijke Bijeenkomst
ggp.

Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.
17
knmvd-sportdag.

Oktober

23 Dierenartsen in Bedrijf. Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.
27 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap (
vhg).

Cursussen

2 oog
Juni

16 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Zuid. Georganiseerd
door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.

17 Lezing: \'De tien meest voorkomende
orthopedische problemen in de voorpoot\'
door Dick van Zuilen en Roelof
Maarschalkerweerd. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

23 Interactieve Cursusavond Hematologie/
infectieziekten: regio Noord. Georganiseerd
door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.

Augustus

25 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door ivip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijf jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nL

September

I Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip. Kijk
op www.ivip.nl.
8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op

www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus \'Probleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof. dr Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur. Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

30-1 Cursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: ro95 euro. Inschrijftermijn eindigt
op 14 september 2009. Nadere informatie en
inschrijving: http://www.wbs.wurnl.
Brochure aanvragen kan via info.wbs@wur
nl.

Oktober

6 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

13 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

20 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

27 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

Moderne, gemengde dierenartsenpraktijk in
omgeving van Bonn te Duitsland, zoekt collega voor
overwegend gezelschapsdierenwerk. Chirurgische
expertise en interesse strekken tot aanbeveling.
De functie kan eventueel in deeltijd worden ingevuld.
Indien u interesse heeft, richt dan uw sollicitatie aan:

Tierärztliche Praxis und Tierklinik

Dr Rainer Schneichel

t.a.v. Tanja Monhart

Ostbahnhofstraße 77

56727 Mayen

Duitsland

Tel.: -^49 2651-9859-0

info@rierklinik-schneichel.de

www.tierkhnik-schneichel.de

-ocr page 583-

Eurovet Aninnal Health B.V. is gevestigd te Bladel en is een
volledige dochter van AUV Dierenartsencoöperatie. Eurovet
Animal Health brengt een breed pakket diergeneesmiddelen
op zowel de Nederlandse als de buitenlandse markt. Het assor-
timent bestaat uit middelen voor orale toediening via voer of
drinkwater, tabletten, injecties, infuusvloeistoffen en sprays.
Eurovet Animal Health levert haar producten in de Benelux en
Duitsland via eigen vestigingen en exporteert naar meer dan
45 landen in Europa, het Midden Oosten, Azië, Afrika, Latijns
Amerika en Canada. Voor de afdeling Eurovet Benelux van
Eurovet Animal Health BV te Bladel zoeken wij een

Specialisten
Veterinaire
Pathologie

Hét

pathologisch
onderzoekscentrum
voor gezelschapsdieren.

Kennis, snelheid, interactie.
Servicegericht!

www.svpathologie.nl
info@svpathologie.nl

T 026 71 13737

Neem nu contact op !

Op werkdagen doorlopend bereikbaar
Beleef wat wij u te bieden hebben.

productmanager

standplaats Bladel, fulltime

in de functie van productmanager bent u verantwoordelijk voor
het beheren, optimaliseren en positioneren van de toegewezen
productgroepen in de Benelux. U werkt In een klein team, met
een Informeel werkklimaat. Wij zoeken bij voorkeur een kandidaat
met een marketingopleiding en kennis van de veterinaire markt,
met name ook op gezelschapsdierenniveau. Een afgeronde
dierenartsenopleiding is een pre. U beschikt over commerciële
vaardigheden en heeft relevante werkervaring in de veterinair
farmaceutische industrie. U vindt de uitgebreide vacaturetekst vla
www.eurovet-ah.com. Voor meer informatie over de functie kunt u
contact opnemen met jeanne Intven, Marketing Manager Benelux,
telefoon 0497-54 43 00.

Uw sollicitatie ontvangen wij graag vóór 29 juni naar Eurovet
Animal Health B.V. via email hr@auv.eu of postbus 94, 5430 AB
Cuijk t.a.v. Rianne van de Clind of Lidwien Dennissen.

Dierenartstenpraktijk Wolff is een gezelschapsdierenpraktijk in
Hattemerbroek/Wezep. Het is een stimulerende leer/praktijk-
gerichte kliniek waarin de klant, zowel mens als dier centraal staat.

Wij zoeken een gezelschapsdierenarts voor minimaal 24 uur per
week, flexibel inzetbaar. Ervaring is niet vereist. Belangrijker vinden
we het dat je gemotiveerd en sociaal vaardig ben, ambitie hebt en
het prettig vindt om in teamverband te werken.

Heb je interesse bel of mail dan zodat we een afspraak kunnen
maken voor een nadere kennismaking.

E-mail: l.c.tennekes@planet.nl Telefoonnummer; 06-51055159.

Dierenartsenpraktijk Karelse-van Dijk-Stokman-van Anrooij heeft
praktijken op verschillende locaties. Gezocht wordt een dierenarts
voor locatie Kortgene.

Vacature gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren

Eisen: Ervaring gewenst. Deelname in gemengde dienstregeling.
Zelfstandig kunnen werken. Flexibel. Sociaal. Goede communica-
tieve vaardigheden.

Wij bieden: Woonruimte in een leuke omgeving. Groei in het vak.
Salariëring
cao-norm.

Reactie kunt u binnen 14 dagen sturen naar dap Karelse-van
Dijk-Stokman-van Anrooij, ter attentie van de heer H.J. van Dijk,
\'s Heer Hendrikskinderendijk 118, 446r
ec Goes.
Website: www.dierenartszeeland.nl

Dierenkliniek Kralingseweg zoekt een

Dierenarts gezelschapsdieren voor
p.l.m. 25 uur per week.

Gevraagd wordt: goede studieresultaten en liefst
ervaring - zo nodig verhuizen naar directe omgeving
praktijk - bereidheid tot het werken van flexibele uren
en p.l.m. 4 spoeddiensten per maand - interesse in -en
bereidheid tot verdere opleiding in beeldvormende
technieken.

Geboden wordt: een prettige werksfeer met 4 collega-
dierenartsen en 6 paraveterinairen - indien gewenst
woonruimte (tussenwoning met 3 sl.kamers) -
startsalaris vlgs.
cao-normen.

Voor meer informatie over de praktijk:

zie www.dierenkliniekkralingsewg.nl

Reacties met cv uitsluitend per e-mail graag richten aan

J.F. Alberdingk Thijm: at(|)kwmail.nl

-ocr page 584-

OPTIMALE VERZORGING

de complete lijn voor hond en kat

echra

Veterinary Products

80% van de intacte reuen ouder
dan 5 jaar heeft last van BPH!

Wacht niet oo de complicaties!

• 1 week behandelen

• 5-6 maanden klinische voordelen

• Spermakwaliteit en libido blijven behouden.

\\/irt>£iC

ANIMAL HÉALTH

www.virbac.nl

Voor m«r mfbrmarie: Virbac Nederiand B.V.. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: info«iVirb*

DIERENARTSEN

In onze gemengde praktijk is een vacature beschikbaar voor een

gezelschapsdierenarts m/v

De vacature is in eerste instantie parttime, voor minimaal 50%, met
uitzicht op uitbreiding.

Uw werkdagen worden ingevuld in afstemming met de andere collega
gezelschapsdieren.

U gaat alle voorkomende eerstelijnswerkzaamheden uitvoeren.
Bent u vakbekwaam, initiatiefvol, zorgvuldig, heeft u goede sociale
vaardigheden en al enige werkervaring?
Wij bieden een moderne, goed geoutilleerde praktijk, in mooie
omgeving met leuke collega\'s.

Overige praktijkinformatie:

De praktijk heeft twee vestigingen, een hoofdvestiging in Gieten en
een nevenlocatie te Annen.

Het team bestaat uit drie dierenartsen en zes assistentes. Er wordt

gewerkt zowel op afspraak als met spreekuren.

Kijk voor meer info op onze website: www.dappunte.nl

Voor meer informatie over de vacature en sollicitatie, gelieve contact

op te nemen met Peter Punte, dierenarts.

Tel praktijk 0592-263300

Tel mobiel: 06-22568463

E: anjavanvlerken@Hve.nl

DierenDoklefs Amsterdam Rozengractil zoekt een:
ONDERNEMENDE DIERENARTS In loondienst |MJV)

die toe is aan een nieuwe uildaging. Een pré is ate jij minimaai een jaar of dtie aantoonbare
relevante werl<ervaring hebt. Daarnaast luidt jouw profiel:

• Enttiouslast;

• Stedte eerstelijns (en eventueel tweedelijns) diergeneeskunde:

• Ambitieus;

• Teamspeler en

• Creatief

1. De mogelljkt)eld om op tennijn de kliniek over te nemen is bespreekbaar.

2. 30 tot 40 uur per week.

3. Per 1 mei 2009
i. Uitstekend salaris

5. Liefst woonactitlg rondom of in Amsterdam of bereid om naar Amsterdam te
verfiuizen.

Graag je CV en begeleidende brief naar:

DlerenDokters B.V.
T.a.v.: mevrouw C. van HIntum
Vekihulzerweg 3
6712 DD EDE

of emalien naar cvanhintum@dlerendoktefS.i»m. Voor meer infonnatie kun je ook bellen
naar0318 - 613623of06 - 28454106ofkljkenoponzewebs»e ^ ^

www.dlerendokters.com,

Liefde voor het vak....

en tijd voor jezelf

-ocr page 585-

□ q □ □ □

DIERENARTSENPRAKTIJK
j DOETINCHEM - ZEDDAM

arts&dier

x-ray vision,
een vaste hand en
creatief chirurgisch
inzicht?

Arts&Dier is op zoek naar een ambitieuze
gezelschapsdierenarts, met de voorliefde
voor orthopedie en de intentie om onze
bestaande 2e-li]ns diergeneeskundige zorg
verder uit te breiden.

Soort dienstverband:

Full time (40 uur) weekenddiensten (1:6)

Functieomschrijving:

• u werkt op onze kliniek in Klijndijk
(Drenthe);

• u neemt beslissingen mbt de
uitvoering van chirurgische
handelingen;

• u bent verantwoordelijk voor
diagnostische beeldvorming;

• u voert 2e lijns chirurgie uit, met
name orthopedisch en weke delen;

• u bent verantwoordelijk voor de
anesthesiologie.

Functie eisen:

• innovatief;

• klantgericht;

• praktisch ingesteld;

• leidinggevende capaciteiten;

• minimaal 3 jaar ervaring als
praktiserend dierenarts, met de
nadruk op orthopedie.

Arts&Dier biedt:

Uitstekende toekomstmogelijkheden in een
enthousiast team en een goed geoutilleerde
kliniek in een prachtige omgeving!

Voor meer informatie kunt u kijken op onze
website: www.artsendier.nl, of neemt u
contact op met H.J. de Boer 0591-513151

Reacties per mail aan
h.j.deboer@artsendier.nl

Dierenartsenpraktijk Doetincliem-Zeddam is een
moderne groepspraktijk waarin r3 dierenartsen
werken. Zij worden ondersteund door een enthousiast
team van 21 medewerkers. De praktijk biedt hoog-
waardige veterinaire zorg aan gezelschapsdieren,
paarden en landbouwhuisdieren vanuit vestigingen in
Doetinchem, Zeddam en Emmerich (D).

Vanwege uitbreiding van onze werkzaamheden zijn
wij op zoek naar een:

Dierenarts gezelschapsdieren

Wij bieden:

- Een functie voor 30-36 uur per week.

- Goed geoutilleerde praktijk met ruime ontwikkelings-
mogelijkheden.

- Arbeidsvoorwaarden volgens cao.

Wij vragen:

- Minimaal i jaar ervaring als dierenarts gezelschaps-
dieren.

- Flexibiliteit en slagvaardigheid.

- Een instelling die kwaliteit -, klant- en servicegericht
is.

- Representatieve uitstraling en enthousiasme voor
het vak.

- Bereidheid mee te werken in de avond- en weekend-
diensten.

Een uitgebreide omschrijving van de inhoud van de
functie staat op onze website: www.dapdz.nl/vacature.

Voor meer informatie over deze functie kunt u contact
opnemen met Mevr. E.J.M Haagsma-Haalboom, tel. nr.
0314-324631 of 0314-663000.

Sollicitaties graag richten aan:
Mevr. H. Jansen, manager p&o
Vinkwijkseweg 36
7038 EP Zeddam

Of: vacature(S)dapdz.nl.

-ocr page 586-

graafschap

DIERENARTSEN

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dierenartsenpraktijlc met meerdere locaties in de Achterhoek. De onderneming staat voor een
hoogwaardige veterinaire dienstverlening in en buiten de regio. Mede in verband met een op te starten onderzoek in samenwerking met
Blue4Green, een bedrijf in \'on site\' diagnose methoden en de Universiteit van Twente zijn wij op korte termijn op zoek naar een

RUNDVEE DIERENARTS (m/v)

Het onderzoek

Doel van het onderzoek is een beter inzicht te krijgen in de mineralenbalans en de energievoorziening van melkkoeien en hoe deze preventief te
veranderen.

d e

Wij vragen:

* Ambitie op het gebied van wetenschappelijk onderzoek

* Sterk analytisch vermogen

*Goede communicatieve eigenschappen

* Initiatiefrijke persoonlijkheid

Wij bieden:

♦Fulltime baan, vanaf I augustus 2009 voor minstens 1 jaar
♦Dynamische werkomgeving

♦Arbeidsvoorwaarden conform CAO Dierenartsenpraktijken
♦Een prettige werksfeer en mooie woonomgeving.

Voor vragen kunt u contact opnemen met de heer A.J.G. den Hertog (tel 0575-58 78 78). De sollicitatiebrief kunt u tot en met 1 juli,
richten aan: De Graafschap Dierenartsen, t.a.v. mevrouw A.D. van Veen, Schimmeldijk 1, 7251 MX VORDEN of per email
a.vanveen@dgdierenartsen.nl.

Dierenkliniek de Kempen

Is een goed geoutilleerde gemengde dierenartsenpraktijk in zuidoost Brabant waar 12 dierenartserT ^
werkzaam zijn die 100% gedifferentieerd werken (6 gezelschapsdieren en 6 landbouwhuisdieren/paard).-^
In verband met het naderende vertrek van onze oudste collega zijn we op zoek naar een

DIERENARTS

LANDBOUWHUISDIEREN/PAARD (m/v)

We verwachten van onze collega enthousiasme om zich In te zetten in
teamverband en mee te werken aan het verbreden van onze paardentak.
Onze voorkeur gaat uit naar Iemand met ervaring.
Je neemt deel aan de diensten landbouwhuisdieren.
Aanvang van het dienstverband in principe per 1 oktober a.s.
Voltijd/deeltijd is bespreekbaar en salariëring conform CAO.

êKr

Heb je Interesse om ons team te komen versterken,
schrijf dan binnen 14 dagen een brief met c.v. naar:
Dierenkliniek De Kempen, t.a.v. Personeelszaken,
Mn Pankenstraat 9, 5571 CP Bergeljk.

Voor nadere informatie kun je contact opnemen met
dhr. H. ten Hoopen, 0497-512100.

www.dierenkliniekdekempen.nl

îVÛ^ Kempen

-ocr page 587-

Voorkomt en herstelt schade aan
gewrichtskraakbeen en gewrichtsvocht

Ideaal voor beginnende osteoarthritis

Veilig en effectief

Laag doseringsvolume

Duidelijk behandelschema voor goede
therapietrouw

ANARTHRON

Dé nieuwe trend in

kraaiibeen regeneratie...

Anarthron 100 mg. ml oplossing voor injectie - REC NL 10420 - UDA

Werkzaam bestanddeel: Penlosan Pt^sulfaal Natrium 100 mg/ml en Benzylakohol 0,01 ml/ml. Diersoorten waarvoor het diergeneesmid-
del bestemd is: Hond. Indicaties; Voor de behandeling van kreupelheid en pijn als gevolg van degeneralieve gewrichtsziekte/ osteoartritis
(niei-besmellelijke artrose) bij honden met een volgroeid beendergestel. Contra-indicaties: Behandeling van septische artritis. Niei gebruiken
bij honden met gevorderde lever en/of niersloornissen ol bij een aantoonbare infectie. Niel gebruiken bij honden mei bloedaandoeningen,
bloedstollingaandoeningen. bloedingen of kwaadaardige tunwren (me( name haemangiosarcoma). Niet gebruiken tijdens de peri-opera-
tieve periode. Niet gebruiken bij tionden waarvan hel skelet nog niet volgroeid is. Bijwerkingen: Braken, diarree, lusteloosheid en anorexia.
Toediening van het product, in de aanbevolen dosering resulteert in een toename van de geactiveerde partiele tromboplastinetijd (APTT) en
de Irombinelijd (TT) die bij gezonde honden lol 24 uur na toediening kan voortduren. Bloedingstoomissen als neusbloedingen, bloederige
diaree en hematomen. Plaatselijke reacties zoals een voorbijgaande zwelling. Dosering voor elke doeldiersoort, wijze van gebruik en van
toediening; Vier toedieningen van 3 mg penlosan polysullaal natrium/kg lichsamsgewichl (gelijk aan 0,3 ml/lO kg lichaamsgewicht), met
een interval van 5 - 7 dagen tussen iedere toediening.
Toediening: Enkel middels een aseplische onderhuidse injectie van 0,3 ml / 10 kg
lichaamsgewicht. Wachttermijn; Niet van toepassing. Speciale waarschuwingen: Voorzichtigheid is geboden bij gebnjik in honden die last
hebben gehad van pulmonale laceraties. Voorzichtigheid wordt tevens aangeraden in gevallen van hepatische aandoeningen. De standaard-
dosis niet overschrijden. Over een periode van 12 maanden mogen niel meer dan 3 behandelingen, van elk 4 injecties, worden toegediend. De
veiligheid van het product in drachtige teven is niel bestudeerd en wordt daarom onder deze omstandigheden niel aanbevolen. Hel product
dient niet gebruikt te worden ten tijde van de partus vanwege het anticoagulerend effect. NSAID\'s en vooral aspirine dienen niet in combinatie
mei penlosan polysuHaal natrium te worden gebruikt omdat deze de trombocyten adhesie beïnvloeden en de antistollingswerking van het
product kunnen versterken. Niet geli|ktijdig gebruiken met Steroiden ol non-sleroKje ontstekingsremmende middelen, inclusief aspirine en
fenyibutazon. Niet gelijktijdig gebruiken met heparine, warfarine of andere antibloedstoliende middelen. Speciale voorzorgsmaatregelen bij
bewaren; Rechtop in de koelkast bewaren (2-8 "C). Bewaar de container in de oorspronkelijke buitenverpakking om le beschermen tegen
licht. Na gebruik van de eerste dosis het product binnen 28 dagen gebruiken. Werp ongebruikt materiaal weg, Buiten bereik van kinderen
houden. Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Registratiehouder; Forte Healthcare Limited, Cougar Lane, Naui, Co. Dublin, Ierland.
Distributeur: Eurovet Animal He.illh BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Nederland. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij de
betreffende onderneming.

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00, vmw.eurovet-ah.com

/Animal Health

-ocr page 588-

Robuust of atletisch gebouwd ras?

Beide lichaamstypen hebben specifieke nutritionele behoeften

GROTE HONDENRASSEN KUNNEN VERDEELD WORDEN IN 2 LICHAAMSTYPEN,
GEBASEERD OP HUN GENETISCHE AFKOMST, LICHAAMSBOUW EN STOFWISSELING

Op basis van uitgebreid wetenschappelijk onderzoek naar de genetische achtergrond van dc verschillende rassen*, het verschil ii
verhouding tussen spiermassa en vetopslag** . de energie nodig in rust cn het verschil in natuurlijk activiteitsniveau***, zijn cr 2 typei
sïiote hondenrassen te onderscheiden:

Robuust gebouwde honden worden
gekeiiinerkt door hun kraclit, tragere stof-
* wissehng en meer lichaanisvet.

1\'RC:) PLAN Adult Large Robust is speciaal
ïfflpuRrN,. ® samengesteld om tegemoet te komen aan
J^f^Q liun vermindcrcie activiteit en helpt de

vetopslag te reguleren. Voorbeelden van
robuuste iioiidenrassen zijn: Labradors,
, jjf^ Golden Retrievers, St. Bernards, Rottweilers,
Mastitïs en gelijksoortig gebouwde rassen.

Atletisch gebouwde honden worden geken-
merkt door hun hoge spontane activiteitsiiiveau
cn een snellere stofwisseling.
I\'RO PLAN Adult Large Athletic heeft aange-
paste eiwitgehaltes om tegemoet te komen aan
de verhoogde energiebehoefte en om de spier-
massa te behouden. Voorbeelden van aderische
hondenrassen zijn: Duitse Herders, Duitse
Doggen, Boxers, Dobermann Pinchers, Setters,
l\'ointers en gelijksoortig gebouwde rassen.

OOK ALS PUPPYVOEDING VERKRIJGBAAR J
Kijk voor meer informatie over PRO PLAN hondenvoeding op www.purina-proplan.nl of bel 0800 - 022 83 83

Rirhcr, H. C. cl al (2004) (k\'twtic siniclurc of the purelm-tl (iomi\'itk (/(>(.\'. Sciciice M14, 1160-1164

Siwahiniiii cl lil (20(1.1) .4i,v-ri\'l:ili\'il clmiixes iii llw iiiclMisiii aiiil thcir rchilioiisliip lo life cxpcdancY. /l,«"« C>// 2, 265-215
Kinzlc, H. & R,iinhinl,.4. (1991) Maiiilciuma\' ait-ri;)\' roquinviait o/dof^s: irlidt is llw correct mluc for llic ctilcnhilioii of
iiicltiholic tiody ira^lil in do^PJ. Niilr 121, S.19-S40

www.purina-proplan.nl