-ocr page 1-

deel 134 ■ aflevering i3 • i |uli 2oo9

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

KNMvD

Botulisme bij melkkoeien
anno
2008:
symptomatologie,
diagnostiek, Pathogenese,
therapie en preventie

ét k I \' m ~Tmm

m

I \'

m

Longklachten bij honden
in Nederland met een
verontrustende oorzaak

De gevolgen van tijdelijk
spenen voor de voer-
opname en groei van
biggen

koninkliike nederlandse maatschappi) voor diergeneeskunde

-ocr page 2-

VACCINATIE MET IMPROVAC®
IS HÉT ALTERNATIEF
VOOR FYSIEKE CASTRATIE

ImpfevQC

De betere weg naar de toekomst.

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.BOARTAINT.COM

Pfizer Animal Health

IMPROVAC^ opbssing voof injedie voor varkens »Uifsluitend voor diogeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001-003 *RÊG NL 1010604J00 »Weftczorne bestanddelen: Eén dosis (2 ml] bevot: Gonodotropine releosing foctor (GnRF) anoloogpnjteine conjugoat dcrt
een onti-GnRF geometrisch gemiddelde tiler von £ 474 U/ml induceed: min. 300^ «Adiuvans: E)EA£-Oex»ran «Hulpstoffen: Thiomersol «Doeldier Mannelijke vorkens (vonof een jeeftijd von 8 v/eken] • Indicaties: Inductie von anlilichomen legen GnRF om een tijd^ijke
immundogische onderdrukl^ von de testicukilre functies te bewerkstelligen. Voor gebruik als een abernoHef voor f/sieke costrotie voor de vermindering van berengeur, veroorzoakt door de voornaamste substantie die berengeur veroorzookt, ondrostenon, bij intacte
monneiijke varkens na het intreden van de puberteit. Skotol, een ondere substontie die een belangrijke bijdroge levert oan de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd vrtsrden. • Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebruik. Aan intocte mannelijke
varkens 2 doses van 2 ml toedienen per subcutane injectie met een intervol van tenminste 4 weken, vrtjorbij de tweede dosis 4 tot 6 weken vóór het skxhlen gegeven v««}t. Lees vóór gebruik de bijsluiter. • Contirnndicrties: Niet gebruiken bij mannelijke varkens die bestemd
zijn voor de bkkerij en bij vrouwelijl» varkens. «Wochttijd: nul dagen »Bijwerkingen: Reocties op de injecrïepioats, kortdurende verhoging van de lichoomstemperoluur. Zie bijsluiter. • Specrale waarschuwingen: zie bijsluiter. • Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelFinjec^e
is gevooHijk: lees vóór gebruik de bijsluiter. «Bewaren: Buiten het bereik en zichl van kinderen bewaren. Bev>n3ren en transporteren bij 2°C - 8°C. Vrijwaren tegen bevriezing. Bescherm tegen licht. Houd^rheid na eerste opening von de contoiner: S-10 uur. *Noderc
informotie: zie bijsluiter of op oanvroag beschikbaor. Voor Nederkind: Pfizer Animal Health BV- Postbus 37 • 2900 AA Capelle o/d Ussel • Nederland (frmoil: info@pfizerah.nll.

-ocr page 3-

Deugdelijke voorlichting

Terug uit Algerije waar het 39 graden is en op adem komend bij een lekker koel
Nederlands zomertemperatuurtje, overdenk ik de daar opgedane ervaringen.
Boeren in Algerije hebben te weinig eigen grond om hun ruwvoer zelf te
produceren en moeten dat dus inkopen. U begrijpt, dat kan niet uit, en dus
krijgen de koeien stro gevoerd alsof het kuil is, aangevuld met eigen krachtvoer-
mengsels. De melkproductie laat als gevolg daarvan nogal wat te wensen over
En als de boeren dan een keer extra grond hebben weten te bemachtigen, wordt
hen zelfs na betaling het grondgebruik soms toch nog niet toegestaan. In Algerije
is namelijk veel grond in het bezit gekomen van de vroegere landbewerkers uit
de socialistische periode. Bij verkoop bestaat er nauwelijks een betrouwbare
kadastrale en notariële onderbouwing. Zo kan het voorkomen dat de veehouder
achterblijft met lege handen, een loze investering en een stevige burenruzie.

De prijs per liter melk voor Algerijnse boeren wordt nu door de overheid op
ongeveer 0,30 euro gehouden. Dat lijkt niet zo slecht in vergelijking met de
huidige Nederlandse melkprijzen, maar de kostprijs zit er vaak niet ver onder
Wat ook verbazing wekt, is het staldesign. Op veel boerenbedrijven, zelfs de
betere, hebben de dieren betonnen ligplaatsen en logischerwijs veel klauw -en
beenproblemen. De boeren zijn gretig om te weten hoe het er dan bij Neder-
landse boeren aan toegaat! We hebben hier lichtjaren voorsprong, maar dan nog
maakt de wet van de markt het ook Nederlandse boeren niet makkelijk.

En dan hebben ze in Algerije ook nog eens geen deugdelijke voorlichting. Of
een goed vakblad. U, als Nederlandse dierenarts, wel. Maar het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde worsteh
met zijn plaats tussen de diergeneeskundige publi-
caties in Nederland. Het wordt gekenmerkt door een grote variatie, met onder
andere een wetenschappelijk artikel. Kijk maar in dit nummer: botulisme bij
melkkoeien - hartwormen bij honden - verantwoord diergeneesmiddelen-
gebruik - ethiek - praktijkaangelegenheden (pensioen).

Het is echter de vraag of het Tijdschrift zich moet blijven profileren als een
wetenschappelijk vakblad of dat het een andere richting moet opslaan. Het is al
vaker gememoreerd in deze rubriek: wetenschappers publiceren liever in
hoogstaande tijdschriften met een hoge citatiescore dan in het
tvd, zodat ze
betere beoordelingen krijgen voor hun wetenschappelijke prestaties. Er is
echter een gat aan het ontstaan tussen die hoogstaande wetenschappelijke
publicaties, die alleen voor de ingewijden te volgen en interessant zijn, en
\'evidence based\' publicaties voor de praktijk, waarin ten behoeve van de
werkzaamheden van elke dag nieuwe ontwikkelingen worden gepresenteerd
met het oog op mogelijke nieuwe behandelmethoden. En dat op het niveau van
de geïnteresseerde dierenarts. Het dunkt mij dat de faculteit Diergeneeskunde
ook een rol heeft als opleidingsuniversiteit, in samenwerking met de groepen
van de
knmvd. De faculteit is als eerste aangewezen om de academische
literatuur te vertalen naar postacademische inzichten. Maar ook op de faculteit
is de nadruk op wetenschappeUjke publicaties als garantie voor financiering
zeer dwingend. Volgens mij wordt het tijd voor discussie.

Wat is volgens u de plaats van het tvd? En wat moet erin?

KNMvD

Denk er eens over na bij het lezen van dit opnieuw gevarieerde nummer en
wilt u wat kwijt, laat het ons weten: tijdschrift(|)knmvd.nl.

Remco Schrijver

-ocr page 4-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 7 7, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrelcers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie longe Dierenartsen)
Mw. drs. L.A.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S-I- de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr.E. Teske
Dr. I.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. R van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. I.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ING Bank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr. 55 5048 861 ene en e
bank n.v, Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr.

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516 BC Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)419794 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knm vd ef? groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117:31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 5-

Deel 134 ■ Aflevering 13-1 juli 2009

wetenschap ..... BotuHsme bij melkkoeien anno 2008: symptomatologie, diagnostiek,

Pathogenese, therapie en preventie aan de hand van een catastrofaal
verlopen casus

M. Holzhauer, H.I.J. Roest, M.G. de Jong en J.H. Vos 564

voor de praktijk ..... Longklachten bij honden in Nederland met een verontrustende

oorzaak E.R van Dijk en P.A.M. Overgaauw 575
Referaat: Aanwezigheid van de Franse hartworm {Angiostrongylus

vasorum) bij honden in Nederland P.A.M. Overgaauw 578
De gevolgen van tijdelijk spenen voor de voeropname en groei van

biggen W.I. Kuiler 579

in veterinair verband ..... Posterverantwoordgebruikvan diergeneesmiddelennuook

beschikbaar voor vleeskalverhouders Hugo de Groot 584

Argos nummer veertig, maart 2009 Rob Back 585

Ingezonden: Bijdrage ethiek gewonde zeug Mw. A.C. Bander 586
Ingezonden: Reactie Ethiek in praktijk: een gewonde zeug
Rick Janssen 586
Faculteit Diergeneeskunde start bouw bestralingsunit voor dieren

Marieke Veldman 587

Uitgelicht: Etazon Celsius 587
Boekbespeking: Veterinary Nutrition and Dietectics
H.A.W. Hazewinkel

enR.JCorbee 588

praktijk in bedrijf Operatie crfsis!? Wéssf/s 589

Ingezonden: Pensioen Saskia Nab, Cora Karens, Henk Vrieselaar, Piet van der

Werfen Arjan den Hertog 590

Reactie van Anton Beijer Anton Beijer 590

cursussen en congressen ..... De GGG Najaarsdag:\'Net even anders!\'591

Dierenarts kan helpen bij opsporing van geweld Joost van Herten 592

knmvd GGL-column: Een roze Cadillac en de paarse krokodil ft/ivm Visser 594

Ingezonden: Voorzitterscolumn \'Kijk ook eens in de spiegel\' Andries van

Foreest 595

Sportdagcommissie haalt alles uit de kast Hans Meijs 596

In memoriam de heer H. Overhaus Louis Otto 597

rubrieken ..... Uit de redactie 561

Nieuws 572

Veterinair tuchtrecht 583

Nieuws uit de industrie 593

Voorzitterscolumn 594

Personalia 598

Jubilea 598

Deadline kopij 598

Doorlopende agenda 598

-ocr page 6-

Botulisme bij melkkoeien anno 2008:
symptomatologie, diagnostiek, pathogenese,
therapie en preventie aan de hand van een
catastrofaal verlopen casus

M. Holzhauer\'.\'V, HIJ. RoestM.G. de Jong J.H Vos\'

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 564-570

Oorpsronkelijk artikel

samenvatting

Botulisme komt in Nederland een paar keer per jaar voor
op melkveebedrijven. In dit artikel wordt een catastrofaal
verlopen casus van botulisme bij een koppel melkkoeien
beschreven. De voornaamste klinische klachten op dit
bedrijf bestonden uit meer liggen, geringe ataxie en een
hoge mortaliteit (98 procent). Zoals uit de casus blijkt, is
de diagnose bij melkvee in de praktijk niet altijd eenvou-
dig te stellen, daarom wordt ingegaan op het klinische
beeld, de laboratoriumdiagnostiek, de differentiële
diagnose, de therapie en de preventie.

Aan de hand van de casus, eigen ervaringen op andere
bedrijven en bevindingen uit de literatuur wordt gecon-
cludeerd dat de aanwezigheid van zogenaamde Freiland-
kippen kan resulteren in een toegenomen risico op
verontreiniging met botulinum neurotoxine van onder
andere de weide, met aansluitend klinische problemen bij
het vee. Geadviseerd wordt om in het geval van een
verhoogde kans op introductie van botulisme bij rundvee
preventieve vaccinatie te overwegen om (grote) econo-
mische en emotionele schade te voorkomen.

summary

Botulism in dairy cattle in 2008: symptoms, diagnosis,
pathogenesis, therapy, and prevention

Botulism affects about 20 dairy herds a year in the Netherlands.
This article describes the dramatic outcome of botulism in a dairy
herd. The main clinical symptoms in this herd were increased
lying down, slight ataxia of the hind legs, and a high mortality
(98%). The diagnosis is difficult to establish in adult cattle, and
for this reason the clinical and laboratory findings, differential
diagnosis, therapy, and preventive measures are discussed. On
the basis of this outbreak, previous experience with botulism, and
cases described in literature, it is suggested that presence of
\'free-range" poultry could contaminate grazing pastures with

i gd, Arnsbergstraat 7,7814 ez Deventer,

n cvi, Edelhertweg 15,8219 ph Lelystad.

iii da? EU, Hoogstraat 7,6011 rx Ell.

iv corresponderend auteur: m.holzhauer@gddeventer.com

botulism neurotoxins, causing clinical problems in cattle. If there
is an increased risk of contamination of the pasture and/or silage
with botulinum neurotoxins, vaccination should be considered to
prevent substantial economic and emotional damage.

inleiding

Botulisme door een intoxicatie met Clostridium botulinum
(C. botulinum)-toxinen is een ziektebeeld dat al in het begin
van de negentiende eeuw is beschreven. Aan het einde van
de negentiende eeuw werd de productie van toxinen in
voedselresten aangetoond (8). C.
botulinum is een Gram-
positieve anaerobe sporenvormende staafvormige
bacterie, die een zeer potent neurotoxine
(bont) produ-
ceert, vooral in kadavers, maar een enkele keer ook buiten
het dier (bijvoorbeeld in honing). Dit
bont is buiten-
gewoon toxisch voor alle zoogdieren (r 2); i gram zuiver
bont gelijkmatig verdeeld door het voer kan meer dan
roo.000 koeien doden (r3). Men onderscheidt zeven typen
BONT (A, B, C, D, E, F en G), waarbij de geografische
verspreiding tussen deze vormen verschilt, evenals de toxi-
citeit voor de verschillende diersoorten (de mens is
bijvoorbeeld vooral gevoelig voor types A, B, E en F),
bont
is thermolabiel, maar kan met name onder anaerobe
omstandigheden (temperatuur onder de 75 graden
Celsius) maandenlang toxisch blijven in de omgeving.

Het bont remt de vrijgifte van acetylcholine op de
motorische eindplaatjes van de spiervezels. Het klinische
gevolg is parese en uiteindelijk paralyse van de spieren
(29). Bij rundvee (en ook bij schapen) was bij botulismege-
vallen tot r978 bijna altijd type C
bont betrokken. Na
r978 werden de eerste gevallen waargenomen van
botulinum type B-intoxicatie (4,17). In r979 werd door
Haagsma het eerste geval van botuhsme type D bij
runderen vastgesteld (r6). De typen B, C en D komen dus
alle voor in Nederland. Types C en D worden daarbij in
verband gebracht met kadavers van respectievelijk
watervogels en pluimvee. Type B wordt daarentegen in
verband gebracht met (heel) slecht geconserveerd ruw-
voer Voor de vermeerdering van de kiemen en dus de
productie van
bont is een eiwitrijk miheu noodzakelijk,
in combinatie met anaerobe omstandigheden, een
bepaalde temperatuur (hoger dan rs tot 2 5\'C (optimaal is
±30\'C)), een hoge vochtigheid en een zuurgraad (pH)
groter dan 4,5 (r8). Botuhsme treft vaak meer dieren op
een bedrijf tegelijk of binnen een korte tijd.

Het doel van dit artikel is om aan de hand van de
beschrijving van een catastrofaal verlopen casus nader

-ocr page 7-

inzicht te verschaffen in de etiologie, kliniek, diagnostiek,
Pathogenese en preventie van botulisme bij volwassen
koeien.

veldervaringen (dap ell)

Beschrijving van het bedrijf

Het betreffende bedrijf is gelegen in Limburg en bestaat uit
een rundveetak (45 melkkoeien met bijbehorend jongvee,
gehouden op 25 hectare) en een stal met 33.000 leghennen
met dagelijks vrije uitloop, zogenaamde Freilandkippen.

De melkkoeien worden geweid op huiskavels direct
aansluitend aan de pluimveestal. Een deel van het jongvee
wordt geweid aan de voorzijde van de boerderij en een deel
(drachtige pinken) wordt verder van huis geweid. De
melkkoeien hadden vanaf eind april dag en nacht weide-
gang met bijvoedering van snijmaïssilage en krachtvoer
aan een voerhek.

Beschrijving klinische symptomen 2008

ln juni werd het bedrijf geconfronteerd met peracute sterfte
van een drachtige pink en een melkkoe enkele dagen na
een sectio (beiden zonder voorafgaande symptomen) en
paralyse bij twee melkkoeien. Omdat de waarschijnlijk-
heidsdiagnose botulisme toen erg aannemelijk was, is via
bloedonderzoek van drie koeien bij het Centraal Veterinair
Instituut in Lelystad (cvi) specifiek gekeken naar
bont. In
overleg met de
gd is bij het cvi vaccin besteld.

Eind juni zijn twee koeien met progressief verlopende
paralyse van de achterhand geëuthanaseerd, werden er
twee dieren opgemerkt met paralyse van de tong en
werden drie (vooral jonge) melkkoeien dood in de weide
gevonden zonder voorafgaande symptomen. Het bloed-
onderzoek op
bont verliep negatief Toch zijn op dat
moment op basis van het feit dat er pluimvee aanwezig
was, alle dieren gevaccineerd tegen
bont type C en D.
Tegelijkertijd bezocht een rundveedierenarts van
gd het
bedrijf, samen met de bedrijfsdierenarts en de voervoor-
lichter De hele situatie werd geëvalueerd en de te nemen
maatregelen en de te verwachten scenario\'s werden
doorgesproken. Onderzoek van de weide naar mogelijke
bronnen van vergiftiging leverde niets op. Desondanks
bleven zich continu nieuwe patiënten aandienen met als
voornaamste klacht parese (onzekere gang en gauw weer
gaan liggen) en paralyse van de achterhand, regelmatig
gevolgd door zeer snelle sterfte. Ingestelde therapieën
hadden geen enkel effect. Een beperkt aantal dieren (onder
andere vanwege de beperkte voorraad antiserum bij het
cvi) werd behandeld met 50 milliliter type C en D
specifiek antiserum (niet officieel geregistreerd en gebruik
ervan is op eigen risico). Twee peracuut gestorven runde-
ren zijn voor pathologisch onderzoek aangeboden bij
gd.
Tegelijk zijn twee monsters van de maïssilage mee-
gestuurd voor nader onderzoek op
bont. Er werd daarin
echter geen
bont aangetoond.

De sectie op de gestorven dieren leverde behalve een
droge inhoud van de pens en het maagdarmkanaal geen
enkele afwijking op. De pensinhoud en de lever van deze
twee runderen zijn naar het cvi gestuurd voor nader
onderzoek op
bont. Bij onderzoek van lever en nieren op
zware metalen werden geen verhoogde waarden
gevonden. Eén week na het laatste slachtoffer op het
bedrijf meldde het cvi dat in de afgehevelde pensvloeistof
bont type D was aangetoond.

De dagen na het gemeenschappelijke bedrijfsbezoek
moesten meerdere melkkoeien en dragende pinken
worden geëuthanaseerd, waaronder ook dieren die met
antiserum waren behandeld. Uiteindelijk zijn 39 melk-
koeien (98 procent) en vier drachtige pinken gestorven en/
of geëuthanaseerd. Omdat er zeven dagen na de vaccinatie
nog een drachtige pink stierf die geen maïskuil had gehad,
leek de weide (met een drinkpoel) als bron aannemelijker
dan de maïskuil. Vier weken na de eerste vaccinatie
werden alle overgebleven dieren op het bedrijf voor de
tweede maal gevaccineerd.

Tien en veertien dagen na intensieve verzorging
kwamen twee met serum behandelde pinken, die continu
waren blijven eten en drinken (water en voer werd
dagelijks een paar maal vers in de wei gebracht en de
dieren werden regelmatig omgelegd), weer overeind. De
dieren waren flink vermagerd, maar begonnen gelijk weer
te weiden. Mogelijk door lage
bont-Opname, de jonge
leeftijd of een combinatie daarvan, is het dus wel mogelijk
dat dieren een
soNT-intoxicatie overleven, mits ze blijven
eten en drinken.

Het bedrijf heeft in september de nieuwbouw van de
stal afgerond en in oktober heeft herbevolking plaatsge-
vonden met een nieuw aangekochte melkveestapel, die
voorafgaand aan de aanvoer tweemaal is gevaccineerd
tegen botulisme.

Beschrijving klinische symptomen 2007

Gelet op de klinische klachten en het verloop is het
mogelijk dat de problematiek ook al in het voorgaande jaar
heeft gespeeld op het bedrijf Aan het einde van de zomer
van 2007 vertoonde een drachtige pink namelijk parese/
paralyse en peracute sterfte. Aansluitend vertoonden drie
koeien acuut optredende paralyse, in afwezigheid van
koorts. Bij geen van de patiënten werd enig effect waar-
genomen van de ingestelde therapieën (onder andere
Ca/Mg, glucose-infuus,
nsaid en corticosteroïden). In
relatie tot de eveneens aanwezige ernstige aantasting van
de neusspiegel en neusgang, en de aangetoonde positieve
Serologie op het bedrijf, werd de uitval op dat moment
toegeschreven aan de ook op andere bedrijven voor-
komende bluetongue type
8 (btv8)-infecties. Bij op de gd
uitgevoerd postmortaal onderzoek werd als meest waar-
schijnhjke doodsoorzaak een bloeding van het abomasum
geconstateerd. Twee volgende patiënten met paralyse
werden geëuthanaseerd en bij sectie werd ernstig longoe-
deem vastgesteld en geringe overvulling van de dunne
darm, en lever-, nier- en miltzwelling. Het onderzoek van
beide dieren op botuhsme verliep negatief Voor de kliniek
en de sectie kon behalve een
BTv8-infectie geen andere
definitieve diagnose worden vastgesteld. Hierdoor en door

-ocr page 8-

de op dat moment alom voorkomende BTv8-infecties leek
botulisme geen logische diagnose. Tot het begin van het
weideseizoen in 2008 traden er geen verdere problemen op.

Schade

De totale dierenartskosten van deze uitbraak bedroegen in
2008 naar schatting 7000 euro, exclusief de vacci-
natiekosten van de nieuwe veestapel en de toekomstige
botulismevaccinaties (vanaf circa twee maanden leeftijd
tweemaal en jaarlijks herhaald). Daarnaast heeft deze
uitbraak de veehouder en zijn gezin gedurende het hele
jaar zeer veel extra arbeid en emotionele schade bezorgd.

De aankoopprijs van de nieuwe koeien was (uiteraard)
hoger dan de uitkering uit de catastrofeverzekering, maar
zonder deze verzekering zou de financiële strop niet te
overzien zijn geweest.

diagnostiek van botulisme bij het rund

Anamnese

In de anamnese kan melding worden gemaakt van:

a. acuut optredende sterfte van meerdere dieren;

b. sterfte als enige symptoom voor de veehouder;

c. symptomen van parese (soms slecht kunnen staan);

d. direct of indirect contact met (feces van) pluimvee of

pluimveekadavers.

Ad a. Afhankelijk van de hoeveelheid opgenomen bont
kan ook het optreden van (per-)acute sterfte met geringe
of zonder voorafgaande symptomen een opvallend
kenmerk zijn. Wanneer de
bont zijn opgenomen via
besmet voer zullen vaak meerdere dieren ziek worden. De
verschijnselen kunnen dan beginnen na het verstrekken
van besmet voer, bijvoorbeeld na het in gebruik nemen
van een nieuwe kuil. Verder lijken kadavers een bijzon-
dere aantrekkingskracht te hebben op runderen.

Ad b. Bij algemeen klinisch onderzoek worden soms
weinig afwijkingen gevonden (voor specifieke details, zie
klinisch onderzoek).

Ad d. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is er in
een aantal gevallen bij het optreden van botulisme
vrijlopend pluimvee aanwezig op het betreffende bedrijf
of in de directe omgeving ervan. Ook zijn er ervaringen
met de opslag van mest van (jonge) kippen, waaruit vogels
of kleine roofdieren resten van kadavers naar de weide
versleepten. Ook in de literatuur in België, waar sprake is
van een toenemend botulismeprobleem, en in Groot
Brittannië wordt een duidelijke relatie gezien met de
directe aanwezigheid van kippen op of in de nabijheid van
het rundveebedrijf (i, 20, 26). Daarnaast moet men bij de
aanwezigheid van kadavers van watervogels altijd
verdacht zijn op het voorkomen van botulisme. Hierbij
gaat het meestal om C.
botulinum type C.

Klinisch onderzoek

Op basis van onderzoek van dertig aangeboden patiënten
van elf bedrijven met een C.
botulinum-mloxicaüe (type
C/D) heeft de universiteit van Zürich uitgebreid de kliniek
beschreven. Enkele opvallende algemene kenmerken
waren hierbij: verminderde of afwezige (50%) eetlust,
ataxie (90%), en zijligging (44%). Verder zag men een
toegenomen hart- en ademfrequentie (respectievelijk 50%
en 100%), een matige tot slechte turgor (100%) en een
verlaagde huidtemperatuur (100%). Opvallende neuro-
logische kenmerken waren: verminderde retractie van de
tong (100%), verminderde/afwezige staarttonus (100%),
verminderde sensitiviteit van de huid (100%) en afge-
nomen spinale reflexen (100%). Daarnaast was de motili-
teit van de pens verminderd dan wel afwezig (100%), was
de mestproductie afgenomen (90%) en was er sprake van
slecht verteerde feces (58%) (3). In Groot-Brittannië meldt
men een progressief verlopende paralyse (bij meerdere
dieren) die resulteert in platliggen en sterfte als voornaam-
ste symptoom (26). In een eerder beschreven casus waar
GD bij betrokken was, waren acute sterfte, paralyse van de
achterhand, een slappe tong en speekselen opvallende
symptomen (30). De opvallende symptomen bij de
beschreven casussen in België (type D) waren het optreden
van lusteloosheid en paralyse bij meer dieren (20). In een
publicatie uit Canada wordt ook melding gemaakt van
paralyse met behoud van eetlust; oppervlakkige, iets
versnelde ademhaling; geringe dehydratie; en acute sterfte

(23).

Hoewel C. botulinum type B-intoxicatie mogelijk minder
frequent voorkomt, besteden we er hier gezien de afwij-
kende kliniek en de mogelijke risico\'s als zoönose toch
enige aandacht aan. De klinische symptomen bij type
B-botulisme zijn typisch. Ze zijn aanvankelijk gerelateerd
aan een verteringsstoornis, die gepaard kan gaan met een
indigestie en/of diarree. Verder zijn speekselvloed en
regurgitatie karakteristiek. Door slik- en regurgitatie-
problemen kan soms een aspiratiepneumonie optreden. In
deze gevallen hoeft dus geen sprake te zijn van parese of
paralyse (5). Bij type B-botulisme is voor vermeerdering
van de bacterie geen kadavermateriaal nodig. Het
bont
van deze variant werd aangetoond in bierbostel en in
graskuil (25).

Klinisch-chemisch onderzoek
Bloedonderzoek geeft over het algemeen weinig specifieke
informatie. Indien de dieren een of enkele dagen blijven
liggen, zal men als gevolg van de daardoor opgetreden
spierbeschadiging vaak een verhoging vinden van de
enzymen aspertaat aminotransferase
(ast), lactaat
dehydrogenase
(ldh) en creatine fosfokinase (ck). In een
vroeg stadium kan het zinvol zijn het calcium- en magne-
siumgehalte in het bloed te bepalen om andere diagnoses
uit te sluiten. Indien de dieren al een aantal dagen liggen
en slecht of niet eten, zal men bij bloedonderzoek zeker
afwijkende waarden vinden (bijvoorbeeld K, Mg, glucose),
maar dit wordt algemeen als secundair beschouwd. Ten
behoeve van de bevestiging van de waarschijnlijkheids-
diagnose botulisme kan 100 milliliter volbloed, 50 tot 100
milliliter pensinhoud en 50 tot 100 gram feces worden
ingestuurd. De ervaring leert echter dat serum van
runderen meestal negatief is en feces en darminhoud
vaker positief zijn. Een positieve uitslag is bevestigend

-ocr page 9-

voor botulisme, bij een negatieve uitslag kan botulisme
zeker niet worden uitgesloten.

Postmortaal onderzoek
Voor de bevestiging van de waarschijnlijkheidsdiagnose is
een rund dat of heel kort ziek is geweest, dan wel een
acuut gestorven dier (bij meerdere dode dieren) het meest
geschikt. Bij postmortaal onderzoek zullen vaak geen
duidelijke afwijkingen worden gevonden en verloopt het
onderzoek naar zware metalen ter uitsluiting van een
mogelijke intoxicatie negatief (3, 20, 30). Voor de defini-
tieve diagnose worden de pensinhoud en de lever naar het
cvi gestuurd. In het laboratorium vindt de diagnostiek
van botulisme plaats met behulp van de muis-bioassay
(16) met modificaties volgens het protocol van het Center
for Disease Control, vs (protocol
cdc). Tot op heden is de
muis-bioassay onder praktijkomstandigheden de meest
gevoelige methode voor het aantonen van deze
bont (22).
Bij experimenteel onderzoek is overigens gebleken dat
koeien veel gevoeliger zijn voor type C botulinumtoxine
per kilogram lichaamsgewicht dan muizen; de bioassay
kan dus negatief uitvallen terwijl er toch sprake kan zijn
van botulisme (24). Serum en lever worden onderzocht op
BONT in de zogenaamde directe test. Serum wordt direct
ingespoten in twee muizen. Een leversuspensie wordt
ingespoten na voorbewerking. Muizen worden gescoord
op typische botulismeverschijnselen. Pensvloeistof en
feces worden onderzocht op de aanwezigheid van
bont in
de directe test. Tevens worden de pensvloeistof en feces
gekweekt om mogelijk aanwezige C.
botulinum-hactenén
te vermenigvuldigen. Hierbij worden bont gevormd. Deze
BONT worden aangetoond in de directe test. Alternatieve
methoden voor het aantonen van
bont zijn in ontwikke-
ling bij het cVI. Ten opzichte van de muis-bioassay laten
specificiteit en sensitiviteit van deze technieken tot op
heden echter (nog) sterk te wensen over.

Differentiële diagnose
Voor wat betreft de differentiële diagnose komen onder
Nederlandse omstandigheden de meeste aandoeningen in
aanmerking die gepaard gaan met parese/paralyse en/of
(per-)acute sterfte.

- hypocalciëmie; hoewel de aandoening nog heel vaak
optreedt bij oudere melkkoeien kort na de partus wordt
de diagnose ook wel gesteld bij vaarzen en/of mid-
lactatie. De waarschijnlijkheidsdiagnose wordt vaak
bevestigd op basis van de reactie op de ingestelde
therapie, dan wel op basis van een Ca-bepaUng in het
serum.

- hypomagnesiëmie; deze aandoening wordt behalve
door de paralyse gekenmerkt door een typische
excitatie. De waarschijnlijkheidsdiagnose wordt vaak
bevestigd op basis van de reactie op de ingestelde
therapie, dan wel op basis van een Mg-bepaling in bij
voorkeur de urine.

- ccn; deze ziekte wordt klinisch gekenmerkt door
centraal nerveuze stoornissen (onder andere visus-
stoornissen en dwangbewegingen). De definitieve

diagnose wordt gesteld op basis van typische laesies in
de hersencortex en/of de reactie op een hoge dosis
vitamine Bi (9).

- intoxicaties met zware metalen (Pb, Hg), organo-
fosforverbindingen (bijvoorbeeld parathion) en bepaal-
de planten (bijvoorbeeld taxus); het klinische verloop
van deze intoxicaties wordt vaak gekenmerkt door
kortdurende excitatie en sterfte en kan soms moeilijk te
onderscheiden zijn van snel fataal verlopend botulisme.
De definitieve diagnose wordt gesteld op basis van de
bepaling van zware metalen in de lever en/of het aantref-
fen van resten van giftige planten in de pens. Diagnose
van intoxicatie met organofosforverbindingen berust op
een gaschromatografie-massaspectometrie
(gc-ms)-
techniek vanuit de pens of voerproducten.

- listeriose; klinische listeriose kan zich manifesteren
als parese/paralyse van de gladde musculatuur van de
kop (uitvallen van de kopzenuwen) en als \'circling
disease\' (rondjes draaien in dezelfde richting en
aanwezigheid van nystagmus). Dieren met deze
aandoening hebben vaak een geringe temperatuursver-
hoging (< 40 graden Celsius) en de definitieve diagnose
berust op de aanwezigheid van microabcessen en
perivasculaire ontsteking in met name de hersenstam
en eventueel isolatie van de kiem uit het weefsel na
sectie, of eventueel gepaarde serologie als het dier de
infectie overleeft (14).

- ibr; in geval van acute sterfte kan het onderscheid
met deze aandoening klinisch moeilijk zijn. De sectie
en het aantonen van virus
(pcr op neusswab of
immunohistochemie van de trachea) bevestigen echter
deze waarschijnlijkheidsdiagnose.

- aandoeningen gepaard gaande met een sepsis (onder
andere
Salmonella spp. en E. coli) en acute sterfte; deze
zijn soms moeilijk te onderscheiden van botulisme,
maar de aanwezigheid van een duidelijke koortsreactie,
sectie en bacteriologisch weefselonderzoek en/of
salmonellaserologie zijn voldoende onderscheidend.

- elektrocutie; de anamnese kan hierbij alleen acute
sterfte zijn, zoals soms bij botulisme. Ook een sectie zal
veelal negatief resultaat opleveren.

- trauma; trauma gepaard gaande met parese/paralyse
betreft vaak slechts een individueel dier. Verder is de
oorzaak van het trauma vaak terug te vinden (even-
tueel bij sectie), maar soms is het onderscheid niet
eenvoudig.

- bse; dit kan niet altijd worden uitgesloten, vooral als
er ataxie aanwezig is. Het belangrijkste verschil is dat
botulisme vaak bij meerdere dieren in het koppel
voorkomt, terwijl
bse in Nederland nooit bij meer dan
één dier tegelijk op één bedrijf is aangetroffen. Ook is
het verloop doorgaans trager
(gd praktijkmap).

- rabiës; rabiës hangt samen met de aanwezigheid van
besmette vossen en de dieren vertonen een kenmer-
kend gedrag. Waarschuw bij verdenking van deze
ziekte onmiddellijk de
vwa. De definitieve diagnose
wordt gesteld bij het c vi. Rabiës is voor zover ons
bekend in Nederland nooit gediagnosticeerd bij

-ocr page 10-

runderen en komt op dit moment in Nederland ook
niet voorbij vossen.

Therapie en preventie
\' Therapie

Aangezien het hier om een echte voedselvergiftiging gaat,
bestaat de \'therapie\' uit:

- het onmiddellijk verwijderen van de bron van het bont
(eventueel opstallen) om verder contact met toxische
kadaverresten te vermijden; gezien de incubatietijd is het
correct de veehouder erop te attenderen dat zowel na
deze als na andere maatregelen nog tot ongeveer twee
weken later nieuwe gevallen kunnen optreden.

- rumenotomie; op het moment dat klinische symp-
tomen optreden, heeft er al een behoorlijke opname
van BONT plaatsgevonden en dus zal deze maatregel
waarschijnlijk niet verder bijdragen aan een reductie
van de ernst van de symptomen.

- antiserum; Haagsma (r8) geeft aan dat er alleen effect
is te verwachten tijdens circulatie van
bont. De
toepassing is waarschijnlijk alleen zinvol a. in een heel
vroeg stadium van de aandoening (zie ook de discussie)
en b. bij een duidelijk idee over het type
bont (B, C of
D). Het
cvi heeft een beperkte hoeveelheid antiserum
tegen het C en D
bont op voorraad. Let op: dit anti-
serum is niet geregistreerd als diergeneesmiddel. Het
antiserum kan worden ingezet in individuele gevallen
waarbij een sterke verdenking van botulisme bestaat of
waarbij de diagnose botulisme al is gesteld bij koppel-
genoten. Na overleg kan het antiserum worden
verstrekt. De ervaring met het gebruik van antiserum
bij rundvee is beperkt en ook het nuttige effect zal
moeilijk aantoonbaar zijn, aangezien er ook meldingen
zijn van herstel zonder het gebruik van antiserum (6;
eigen niet gepubliceerde ervaring
gd). Dit is anders dan
in humane gevallen, waarbij het gebruik van antiserum
heeft geleid tot een duidelijke reductie van de mortali-
teit (lo, 27).

- Bij een meer geleidelijk verloop, waarbij de dieren na
enkele dagen niet meer kunnen staan, zijn goede
verpleging en verzorging de belangrijkste maatregelen.
De verzorging moet natuurlijk bestaan uit het dagelijks
verstrekken van vers voer en drinkwater en het
regelmatig omleggen op een zachte ondergrond of
weide om verdere spierbeschadiging te voorkomen.
Toch moet de prognose van dieren die een intoxicatie
doormaken, uiterst gereserveerd tot slecht worden
gesteld. Het percentage volwassen dieren dat herstelt, is
heel gering (< 10 procent, ervaring
gd).

• Preventie

Preventieve maatregelen kunnen worden onderverdeeld
in het voorkomen van opname van
bont en het actief
immuniseren van runderen door middel van vaccinatie.
Het voorkomen van opname van
bont wordt bereikt door
grasland voor runderen niet te bemesten met kippenmest
en te voorkomen dat er kadavers terechtkomen op het
grasland of in de kuil. Tevens moet men kuil van goede

kwaliteit voeren waarbij het ruw as-gehalte laag is
(bijvoorbeeld < ros tot iro).

Ook vaccinatie behoort tot de mogelijkheden. Er is
echter in Nederland geen botulismevaccin geregistreerd
voor runderen. Het cvi beschikt over een noodvoorraad
botulismevaccin tegen
bont C en D. Hiervan kan men
gebruik maken als er een sterke verdenking van botulisme
bestaat en/of als de diagnose botulisme gesteld is. Het
vaccin werkt echter niet therapeutisch en heeft pas
veertien dagen na de tweede vaccinatie maximaal effect.
Vaccinatie lijkt op basis van ervaring vanuit de praktijk
een goede bescherming te geven tegen botulisme (5; eigen
ervaring). Als er risicoverhogende factoren aanwezig zijn,
zoals Freilandkippen, weegt een jaarlijkse vaccinatie wat
kosten betreft op tegen de mogelijke schade als gevolg van
een intoxicatie.

pathogenese

De conclusie was dat de problemen op het bovengenoemde
bedrijf zijn veroorzaakt door een intoxicatie met
bont.
Naast runderen waren op dit bedrijf ook kippen aanwezig
en kippen kunnen dragers zijn van C.
botulinum in het
maagdarmkanaal. In kadavers van kippen ontstaan
anaerobe omstandigheden waardoor C.
botulinum zich kan
vermenigvuldigen en
bont kan produceren. Bij ontbinding
van kadavers blijven de
bont actief en worden deze over
een groter gebied verspreid. Dit kan plaatsvinden op het
grasland, waardoor
bont rondom het kadaver worden
verspreid, of in de kuil, waarbij het gedeelte rondorn het
kadaver wordt besmet. Als het rund de
bont opneemt
passeren deze de mucosa van het maagdarmkanaal en
komen zo via de circulatie terecht op de motorische
eindplaten (16). Dit verschilt van de uit de literatuur
bekende infant of viscerale botulisme, waarbij de
bont
worden gevormd in het darmkanaal tijdens de vermeerde-
ring van de bacterie (2). Deze vorm van botulisme is tot op
heden nog niet onomstotelijk aangetoond bij het rund.

Bij diverse uitbraken van botulisme waar gd de
afgelopen jaren bij betrokken is geweest, was op de
bedrijven pluimvee aanwezig met uitloop, zogenaamde
Freilandkippen. Deze bevinding komt overeen met
gegevens uit de literatuur, waarbij beschreven is dat er
heel vaak pluimvee aanwezig is (r, 17, 20, 26). Mede op
basis van deze bevindingen kan men zich, gelet op de
financiële en emotionele schade van een botulisme-intoxi-
catie, afvragen of niet op alle bedrijven waar zowel
rundvee als pluimvee aanwezig is, onvoorwaardelijk een
preventieve vaccinatie moet worden geadviseerd. Gezien
het toch regelmatig (een tot twee keer per maand)
voorkomen (en een geringe toename in België (r r)) van
botulisme, zou een stimulering vanuit de catastrofe- dan
wel calamiteitenverzekering de veehouder kunnen
prikkelen tot een preventieve vaccinatie over te gaan. Dit
zou ook kunnen bijdragen aan een beperking van de
financiële en emotionele schade. Aangezien contaminatie
van weiden rondom de eigen percelen niet uitgesloten is,
zou men ook vaccinatie van bedrijven in de directe
nabijheid (binnen een diameter van 500 tot rooo meter)

-ocr page 11-

kunnen overwegen. Daarnaast kunnen runderen die
geweid worden op plaatsen waar verzameltonnen met
pluimveeafval aan de weg staan en worden geleegd, risico
lopen als kleine roofdieren zoals bunzings en vosjes
kadavers van kippen over het grasland verslepen.

discussie

Voor zover bekend is de hier beschreven casus van
botulisme een van de grootste in West-Europa ooit, met
zeer ernstige economische en emotionele gevolgen voor
de veehouder. Als we ervan uitgaan dat de klinische
klachten in 2007 ook het gevolg waren van een botulisme-
intoxicatie, was de ontwikkeling in die periode mogelijk
het gevolg van een combinatie van tunnelvisie (gerela-
teerd aan het gebruik van de op dat moment heersende
btv-epidemie om een groot aantal problemen te ver-
klaren) en de problemen om de diagnose botulisme rond
te krijgen. Tunnelvisie is hierbij gedefinieerd als: "Een
vernauwing van het gezichtsveld waarbinnen scherpe
waarneming mogelijk is, het bezien van alle aanwijzingen
vanuit één als juist aangenomen hypothese, waardoor
andere verklaringen over het hoofd worden gezien" (21).
De diagnose botulisme had in die periode waarschijnlijk
alleen kunnen worden gesteld op basis van meer (uit-
gebreid) postmortaal onderzoek van acute patiënten. Dit is
mogelijk niet gebeurd vanwege het stoppen van de
klinische klachten (aan het einde van het weideseizoen
2007), het uitbetalen door de verzekering op basis van het
relateren van de klachten aan
btv8 en de pathologische
diagnoses.

Gelukkig is de schade bij een intoxicatie op basis van
botulisme in de meeste gevallen geringer dan bij de hier
beschreven casus het geval was en blijft deze doorgaans
beperkt tot enkele dode dieren. De omvang van de schade
wordt onder andere bepaald door de mate van contami-
natie van het voer of de omgeving, de hoeveelheid
aanwezig en opgenomen
bont, de genomen management-
maatregelen (bijvoorbeeld opstallen of ander voer beschik-
baar stellen) en de snelheid waarmee de diagnose kan
worden gesteld. Het stellen een diagnose in deze casus in
2007 werd ernstig gehinderd door de
btv-epidemie van dat
moment en de daarbij horende problematiek in Nederland
en de aanwezigheid van pathologische bevindingen bij
eind 2007 aangeboden dieren die de verschijnselen/
plotselinge dood konden verklaren. Bovendien verliep het
onderzoek naar
bont in zowel sectiemateriaal als in bloed
negatief In 2008 pasten de symptomatologie, de patholo-
gie en de laboratoriumdiagnostiek wél volledig bij het
beeld van botulisme: een groter aantal dieren tegelijker-
tijd; typische symptomen en geen andere aanwijsbare
oorzaak; bij sectie geen orgaanafwijkingen die verschijn-
selen en/of sterfte konden verklaren; en een negatief
onderzoek naar zware metalen.

Bij een verdenking van botulisme kan een negatieve
sectie (geen oorzaak voor klinische symptomen of
doodsoorzaak aan te geven) worden beschouwd als
ondersteuning van de waarschijnlijkheidsdiagnose.
Vervolgens werd bij onderzoek bij het cvi bij twee dieren
bont aangetoond in de afgehevelde pensvloeistof Ook de
lever en de darminhoud zijn geschikt voor het aantonen
van toxinen (18).

Het is opmerkelijk dat twee jonge dieren op dit bedrijf
na een periode van liggen van drie tot vier weken volledig
herstelden. Een vergeHjkbare ervaring is bekend uit de
literatuur
(6) en eigen ervaring van de gd (bij kalveren). In
beide casussen waarbij de
gd betrokken was, kregen deze
jonge dieren antiserum toegediend. Aan de andere kant
lijkt toepassing van antiserum bij dieren die langer dan
een dag klinische symptomen vertonen, niet erg zinvol,
gezien de korte periode van toxinemie (18). Over de
redenen van het herstel juist bij kalveren kan alleen maar
worden gespeculeerd, aangezien niet alle factoren en
omstandigheden nader zijn onderzocht. (Kalveren hebben
een lager metabool Uchaamsgewicht en reageren daardoor
mogelijk gunstig op een kleinere hoeveelheid toegediend
antiserum. Het is ook mogelijk dat de opname van het
bont minder was en/of andere factoren een rol speelden.)
De beschrijving van een casus in de literatuur waarbij
herstel optrad, meldde niets over de toepassing van
antiserum.

Zoals in verschillende andere casussen (7, 20, 30) is ook
in dit geval de bron van het
bont niet gevonden. Er is een
uitgebreide inspectie van de weiden van de melkkoeien
uitgevoerd en de maïssillage is onderzocht. Een drinkpoel
waar de koeien regelmatig uit dronken, is niet onderzocht,
aangezien deze op het moment van bedrijfsbezoek door de
gd nagenoeg was ingedroogd door het warme weer
Mogelijke andere verklaringen voor het niet vinden van de
bron zijn:

- het gecontamineerde gedeelte van de kuil was
opgevoerd;

- het gecontamineerde gedeelte van de weide (inclusief
kadaver) was leeggegeten door melkkoeien;

- het gecontamineerde gedeelte van de weide werd
gemist; op 2,5 hectare weidegrond is dat niet onmoge-
lijk;

- het bont was met het opdrogen van de waterpoel
\'verdwenen\'.

Terwijl er in België aanwijzingen zijn voor een geringe
toename van het aantal meldingen van botulisme (11)
lijkt er in ons land op grond van meldingen bij
gd-vee-
kijker en voor onderzoek aangeboden materiaal bij het cvi
geen aanwijzing te zijn voor een toename van dit beeld
(normaal 20 tot 25 meldingen per jaar). Wel kunnen de
omvang van de uitbraken (en de financiële gevolgen
ervan) toenemen door de toename van de omvang van de
bedrijven (gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf neemt
toe). Aangezien er vaak een relatie is met pluimvee op het
bedrijf of in de directe nabijheid (7, 20, 26, 30; eigen
waarneming) kan preventieve vaccinatie op deze bedrij-
ven zeerwel worden overwogen. In Israël heeft men ruime
praktijkervaring opgedaan met vaccinatie tegen type D;
men heeft daar gekeken naar serumtiters (
elisa) en
bescherming na blootstelling aan lethaal
bont type D na
een tweevoudige vaccinatie met vier weken tussentijd

-ocr page 12-

(28). Andere aanbevolen preventieve maatregelen voor
bedrijven waar pluimvee wordt gehouden of pluimvee-
mest wordt verwerkt, zijn:

- mest opslaan in afgesloten containers of silo\'s, die
niet toegankelijk zijn voor roofvogels, dan wel roof-
dieren zoals vossen, nertsen en dergelijke;

- mestopslag zover mogelijk verwijderd houden van
rundvee;

- gebruikte machinerie voor pluimvee en rundvee
gescheiden houden of zeer grondig reinigen (met name
banden) voor gebruik bij rundvee;

- de huisvesting van de kippen op het moment van
leegstand ontsmetten met formaline 10 procent, om de
infectiedruk te beperken;

- pluimveemest uitsluitend toepassen op bouwland en
dan direct onderploegen, om versleep van restanten
door roofvogels te vermijden.

Het optreden van botuHsme op rundveebedrijven lijkt
slechts beperkt risico\'s op te leveren voor de volksgezond-
heid, aangezien er geen humane gevallen van botulisme
type C/D bekend zijn. Bovendien mogen liggende of
schijnbaar zieke dieren niet voor de slacht worden aan-
geboden (15). De mens is echter wel zeer gevoelig voor type
A, B, E en F, waarbij type B een aantal (drie) malen is
aangetoond (4,19). Hoewel type B-intoxicatie een afwijkend
klinisch beeld geeft ten opzichte van type C of D, is nadere
diagnostiek met typering van de
bont bij intoxicatie-
gevallen zeer gewenst. Dit zou vanuit volksgezondheids-
perspectief meer moeten worden gestimuleerd om verdere
risico\'s voor de volksgezondheid in te perken.

literatuur

1. Bertels G. Kuikenmest als oorzaak van rundersterfte op de weide door
Clostridium botulinum type D toxine. VI Diergeneeskd Tijdschr 1989;
58:81-83.

2. Böhnel H, Neufeld B and Gessler F. Botulinum neurotoxin type B in
milk from a cow affected by visceral botulism. Vet J 2005; 169:
124-125.

3. Braun U, Feige K, Schweizer G and Pospischil A. Clinical findings and
treatment of 30 cattle with botulism. Vet Ree 2005; 156:438-441.

4. Breukink HJ, Wagenaar G, Wensing Th, Notermans S en Poulos, PW.
Voedselvergiftiging bij runderen veroorzaakt dor het eten van
bierbostel besmet met
Clostridium botulinum type B. Tijdschr
Diergeneeskd 1978; 103: 303-311.

5. Bruckstein S and Tromp AM. Food poisoning in three family dairy
herds associated with
Clostridium botulinum type B. www.isrvma.org.
2001; Vol. 56.

6. Cammack J. Recovery from botuhsm. Vet Ree 2007; i6i: 175.

7. Cobb SR Hogg RA, Challoner DJ, Brett MM, Livesey CT Sharpe RX and
Jones, TO. Suspected botulism in dairy cows and its implications for
the safety of human food. Vet Ree 2002; 150: 5-8.

8. Cornelisse JL Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen. Wet.
Uitgeverij Bunge, Utrecht 1988:167-171.

9. Cebra C, Loneragan G and Gould D. Polioencephalomalacie
(Cerebrocortical Necrosis) In: Smith BP, Large Animal Internal

Medicine, Uitg. Mosby Elsevier, St Louis Missouri, VS. 2008:1021-
1026.

10. Dembek ZF, Smith LA and Rusnak JM. Botulism: cause, effects,
diagnosis, clinical and laboratory identification, and treatment
modalities. Dis. Med. Public Health Prep 2007: 2: i22-:34.

11. Deprez P and Goderis M. Botulisme bij runderen: een toenemend
probleem. VI Diergeneeskd Tijdsch, 2008; 78:90-91.

12. Divers TJ, Bartholomew RC, Messick JB, Whitlock RH and Sweeny RW.
Clostridium botulinum type B toxicosis in a herd of cattle and a group of
mules, I Am Vet Med Assoc 1986; 188:382-386.

13. Galey FD, Terra R, Walker R, Adaska J, Etchebarne MA, Puschner B,
Fisher E, Whitlock RH, Rocke X Willoughby D and Tor E. Type C
botulism in dairy cattle from feed contaminated with a dead cat. J Vet
Diagn Invest 2000; 12: 204-209.

14. George LW. Listeriosis (Circling disease; Silage disease; Listeria
monocytogenes infection). In: Smith, B.R, Large Animal Internal
Medicine, Uitg. Mosby Elsevier, St Louis Missouri, vs. 2008:1045-1048.

15. Groot H de en Hooijer G. Transport van dieren en noodslachting: hoe
luiden de regels. Tijdschr Diergeneeskd 2008; 133: 244-248.

16. Haagsma J. De etiologie en epidemiologie van botulismus bij
watervogels in Nederiand. Proefschrift Universiteit Utrecht 1973.

17- Haagsma J en ter Laak EA. Eerste geval van botulismus type D bij
runderen in Nederland vastgesteld. Tijdschr Diergeneeskd 1979; 104:
609-613.

18. Haagsma J. Botulisme bij runderen, een overzicht. Tijdschr Dierge-
neeskd 1991; 116:663-669.

19. Haagsma J, Haesebrouck F, Devriese L, Bertels G. An outbreak of
botulism type B in horses. Vet Ree 1990; 127: 206.

20. Huffel X van, Gardoen S, Vanholme L Imberechts H, Dierick K,
Debevere J, Daube G, Herman L Deprez P, Haesebrouck E (Verdenking
van) botulisme bij melkvee: voedsel- veiligheidsaspecten en
maatregelen. VI Diergeneeskd Tijdschr 2008; 77:81-89.

21. http://nl.wikipedia.org/wiki/Tunnelvisie.

22. Lindström M and Korkela H. Laboratory diagnostics of botulism. Clin
Microbiology Rev 2006; 19: 298-314.

23. Martin S. Clostridium botulinum type D intoxication in a dairy herd into
Ontario. Cann Vet J 2003; 44:493-495.

24. Moeller RB Jr, Puschner B, Walker RL Rocke T, Galey FD, Cullor JS and
Ardans AA. Determination of the median toxic dose of type C
botulinum toxin in lactating dairy cows. J Vet Diagn Invest 2003,15:
523-526.

25. Notermans S, Breukink HJ, Wensing T and Wagenaar G. Incidence of
Clostridium botulinum in the rumen contents and faeces of cattle fed
brewers\' grains naturally contaminated with
Clostridium botulinum
Tijdschr Diergeneeskd 1978; 103:1327-1333.

26. Otter A, Livesey C, Hogg R, Sharpe R and Gray, D. Risk of botulism in
cattle and sheep arising from contact with broiler litter. Vet Ree 2006;
159:186-187.

27. Robinson RF and Nahata MC. Management of botulism. Ann
Pharmacother 2003; 37:127-131.

28. Steinman A, Chaffer M, Elad D and Shpigel NY. Quantitative analysis
of levels of serum immunoglobulin G against Botulinum type D and
association with protection in natural outbreaks of cattle botulism.
ClinVacc Immunol 2006; 13:862-868.

29. Stöber M. Botulismus in Innere Medizin und Chirurgie de Rindes. 4th
edn. Eds G. Dirksen, H-D Gründer, M. Stöber. Beriin Parey Verlag 2002:
1113-1119.

30. Wuyckhuise L van. Beekhuis, A, Breukers WA, en Dijk P van.
Botulismevergiftiging bij runderen, een case, diagnostiek en preventie.
Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127:422-424.

Artikel ingediend: 2 maart 2009

Artikel geaccepteerd: 19 mei 2009

-ocr page 13-

[ Anarthron

PENTOSAN P0LY5ULFAAT NATRIUM

Voorkomt en herstelt schade aan
gewrichtskraakbeen en gewrichtsvocht

Ideaal voor beginnende osteoarthritis

Veilig en effectief

Laag doseringsvolume

Duidelijk behandelschema voor goede
therapietrouw

ANARTHRON

Dé nieuwe trend in

liraalibeen regeneratie...

hebben gehad van pulmonale laceraties. Voorzichtigheid wordt tevens aangeraden in gevallen van hepatische aandoeningen. De standaard-
dosis niet overschrijden. Over een periode van 12 maanden mogen niet meer dan 3 behandelingen, van elk 4 injeclies, worden toegediend. De
veiligheid van het product in drachtige teven is niel bestudeerd en wordt daarom onder
deze omslandigheden niel aanbevolen. Het produel
dient niel gebruikt le worden ten tijde van de partus vanwege hel anlicoagulerend eHecl. NSAlD\'s en vooral aspirine dienen niel in combinalie
met pentosan pofysulfaal nalrium le worden gebruikt omdal deze
de Irombocylen adhesie beïnvloeden en de antistollingswerking van hel
product kunnen versterken. Niet gelijklijdig gebruiken met
Steroiden ol non-steroide onlslekingsremmende middelen, inclusief aspirine en
lenylbutazon, Niel gelijktijdig gebruiken mei heparine, warlarine of andere antibloedstollende middelen. Speciale vooriorgsmaatregelen bij
bewaren: Rechlop in de koelkast bewaren (2 - 8 X). Bewaar de container in de oorspronkelijke builenverpokking om te bcschemion tegen
licht. Na gebruik van de eersie dosis hel product binnen 28 dacjen gebruiken. Werp ongebruikt materiaal weg. Builen bereik van kinderen
houden. Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Registratiehouder: Forte Healthcare Limited, Cougar Lane, Naul, Co. Dublin, leriand.
Distributeur: Eurovel Animal Heallh BV, Handelsweg 25, 5531 A£ Bladel, Nederland. Verdere informalie is op aanvraag beschikbaar bij de
beireHende onderneming.

/Inimal Health

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00, www.eurovet-ah.com

-ocr page 14-

Medicijnverkopers in de
fout

De AID heeft veertien handelaren in
ontwormingsmiddelen gecontroleerd.
Slechts één van hen voldeed aan de
administratieve verplichtingen. De
AID zal de komende tijd nieuwe
controles uitvoeren om te kijken of de
toestand is verbeterd. Is dat niet het
geval dan kan er een proces verbaal of
inbeslagname volgen. Ontwormings-
middelen voor paarden, schapen,
geiten en andere diersoorten behoren
sinds r juli 2008 tot de zogeheten
ura
(uitsluitend op recept af te geven)-
middelen. Omdat deze middelen in
veel gevallen bestemd zijn voor
voedselproducerende dieren, kan het
niet naleven van de regels de voedsel-
veiligheid in gevaar brengen. Som-
mige handelaren maken gebruik van
eigen dierenartsen die via internet een
recept verstrekken. Dierhouders
kunnen op deze manier bij diverse
handelaren vrijwel onbeperkt
ontwormingsmiddelen bestellen.

Met uw huisdier naar het
buitenland

De vakantieperiode staat weer voor de
deur Veel eigenaren nemen hun
huisdier mee op vakantie. Om de
eigenaar hierover goed te informeren,
heeft de cci (Commissie Cliënten
Informatie) een brochure geschreven:
\'Met uw huisdier naar het buitenland\'.
Alle belangrijke eisen voor vervoer
binnen en buiten de
eu komen aan de
orde, zoals het Europees dieren-
paspoort, de chipregistratie, een
geldige rabiësenting en een eventuele
bloedtest. Er is aandacht voor de elders
voorkomende ziekten, zoals babesiose,
leishmaniase, ehrlichiose en hart-
worm, én de preventieve maatregelen
hiertegen. Verder bevat de brochure
tips voor het reizen naar en het
verblijf in het buitenland met het
huisdier De brochure is te bestellen
via de
knmvd (www.knmvd.nl) of via
auv. Kijk voor meer informatie op de
website www.ggg-cci.nl

Mutatie bij golden
retrievers

Een mutatie in het mitochondriale
rna is de oorzaak van de recent
beschreven neurologische ziekte
sensory ataxie neuropathy
(san) bij
golden retrievers, schrijven onder-
zoekers in de
plos Genetics va.n 29 mei
jongstleden. Deze ziekte ontwikkelt
zich al bij pups en leidt tot bewegings-
stoornissen en afwijkingen aan de
zintuigen. De wetenschappers wisten
alle aangedane dieren met
san in
Zweden via stamboomonderzoek terug
te voeren tot een vrouwelijke golden
retriever uit de zeventiger jaren van de
vorige eeuw. Door het mitochondriale
rna te analyseren, vonden ze een
deletie van één basepaar in het
tRNA-Tyr-gen. Deze mutatie leidt tot
het slechter functioneren van de
mitochondria, wat vervolgens een
voortschrijdend verlies van neuronen
veroorzaakt. Op dit moment blijkt
ongeveer 5 procent van alle golden
retrievers in Zweden drager te zijn van
deze mutatie. Fokmaatregelen kunnen
de ziekte nu echter uit de populatie
elimineren. Bovendien kan de aan-
doening dienen als model voor
vergelijkbare humane stoornissen.

Genen bepalen tamheid

Wetenschappers hebben gedeelten in
het genoom van dieren gevonden die
verantwoordelijk zijn voor hun
tamheid. Ze beschrijven hun onderzoek
in het juninummer van
Genetics. De
ontdekking kan leiden tot betere
fokstrategieën om tamme dieren te
verkrijgen. Het onderzoek maakte
gebruik van twee groepen ratten die
afstamden van dieren die in 1972 waren
gevangen door Russische onderzoekers
in Novosibirsk. Zij verdeelden de dieren
in twee groepen. De eerste bevatte de
ratten die niet agressief waren tegen
mensen, de tweede bestond uit de
meest agressieve dieren. Sindsdien zijn
de groepen doorgekweekt. Tegenwoor-
dig laten de ratten uit de eerste groep
zich door mensen aanraken en oppak-
ken en vallen ze nooit mensen aan,
terwijl de agressieve dieren schreeu-
wen, wegrennen of aanvallen en bijten.
De onderzoekers lieten tamme en agres-
sieve ratten met elkaar paren en
identificeerden gebieden in het
rattengenoom die een dier tammer dan
wel agressiever maken.

Science daily

KNMVD-website
vernieuwd

De afgelopen maanden zijn de
homepage en de navigatie van de
knmvd-site onder handen genomen.
Het doel was de vindbaarheid van
informatie te verbeteren. Vertrouwde
items als \'Laatste nieuws\' en \'Dieren-
arts in het nieuws\' staan natuurlijk
nog steeds op de nieuwe homepage.
Daarnaast is er een blok met een
wisselend thema en heeft de weblog
een prominente plek gekregen. De vijf
nieuwste vacatures staan nu op de
homepage en er is plek ingeruimd
voor de meest gezochte items. Nieuw
in de navigatie zijn de online diensten.

Dierenartsen lopen risico
zoönoses

Volgens een artikel in het 15 mei-
nummer van het
Joumal of the American
Veterinary Medical Association
hebben
dierenartsen vergeleken met anderen
die veel met dieren werken, een
duidelijk hoger risico op besmetting
met zoönotische ziekteverwekkers.
Dierenartsen kunnen daardoor
functioneren als \'brugpopulatie\' door
deze virussen of bacteriën te versprei-
den naar familieleden of andere
mensen in hun omgeving of naar de

-ocr page 15-

dieren waarvoor ze zorgen. De auteurs
verzamelden gegevens uit de medische
literatuur, waaruit bleek dat de kans op
een infectie met varkensgriep, vogel-
griep, hepatitis E-virussen van varkens,
Brucella,
Coxklla humetti, Chlamydia
psittaci van
katten en vogels, mrsa en
Bartonella voor dierenartsen vaak
hoger was dan voor andere beroeps-
groepen die veel met dieren te maken
hebben, zoals veehouders. De studie
toonde bovendien dat dierenartsen ook
wel geïnfecteerd raakten met ziekte-
verwekkers die niet als zoönotische
infecties bekend staan. Het bleek dat
dierenartsen vaak onvoldoende
maatregelen nemen om zich tegen
infecties te beschermen, of omdat het
tijd kost, omdat het duur is, omdat het
niet beschikbaar is of omdat ze niet
geloven dat het nodig is. Volgens de
wetenschappers zouden hier regels
voor moeten worden opgesteld. Zij
pleiten er bovendien voor dat dieren-
artsen die met varkens of pluimvee
werken, prioriteit moeten krijgen bij
de verstrekking van griepvaccinaties.

EurekAlert! Medicine

Vaccinatie tegen glazige
punt eieren

Een preventieve vaccinatie tegen
Mycoplasma synoviae kan leiden tot een
vermindering van de schade als gevolg
van eipuntschaalafwijkingen oftewel
glazige punt eieren
(gpe). Bij deze
afwijking hebben de eieren een glazige
punt als gevolg van een verdunde,
verzwakte schaal. De eischaalsterkte
van
gpe kan wel 50 procent lager
liggen dan die van normale eieren. De
productie van
gpe in een legkoppel
kan variëren van enkele procenten tot
25 procent. Uit onderzoek van gd bleek
dat de eischaalafwijkingen worden
veroorzaakt een infectie van bepaalde
Mycoplasma synoviae (M.s.)-stammen in
het legapparaat. Ook bleken andere
ziektekiemen zoals het infectieuze
bronchitisvirus
(ib) de schade door gpe
met bijna 50 procent te kunnen laten
toenemen. Een antibioticum-
behandeling kan de eischaalkwaliteit
verbeteren, maar heeft slechts kortdu-
rend effect. Er zijn aanwijzingen dat rui
in combinatie met een antibioticumbe-
handehng de productie van
gpe
reduceert en dat het toedienen van
extra calcium in combinatie met
vitamine D mogelijk ondersteunend
werkt. GD diende een Australisch
M.s.-vaccin toe aan twaalf weken oude
M.s.-vrije opfokleghennen. Na bloot-
stelling aan een
gpe veroorzakende
M.s.-stam produceerde de gevaccineer-
de groep 50 procent minder
gpe dan
eenzelfde groep die niet gevaccineerd
was. Omdat er nog geen M.s.-vaccin
geregistreerd is in Nederland, onder-
zoekt GD de mogelijkheid van M.s.-
stalvaccins in de preventie van
gpe.
Uiteraard moet worden afgewogen of
de vaccinatiekosten in verhouding
staan tot de schade en hoe een even-
tuele vaccinatie tegen M.s. kan worden
ingebouwd in het volle vaccinatie-
programma.

Verdoven van wilde en
verwilderde dieren

Tele-immobilisatie, verdoven op
afstand, is een bijzondere vaardigheid,
die maar weinig dierenartsen dagelijks
nodig hebben. Voor dierenartsen
werkzaam in dierentuinen, of betrok-
ken bij natuurbeschermingsprojecten
is het echter een onderdeel van hun
dagelijks werk. Ook practici en
handhavers van de openbare orde
moeten met de blaaspijp (soms op CO^)
of verdovingsgeweer kunnen omgaan.
Dierenartsen jan Bos (Ouwehands
Dierenpark), Mark Hoyer (dierentuin
Artis) en Peter Klaver (dierenarts/
consultant voor exoten en wildlife)
verzorgen elk jaar samen met Ouwe-
hands Dierenpark in Rhenen een
workshop \'Verdoven van wilde en
verwilderde dieren\'. Elk jaar wordt de
inhoud aangevuld met de nieuwste
inzichten op het gebied van tele-immo-
bilisatie. De workshop heeft als doel
dierenartsen in één dag het gebruik van
blaaspijp en verdovingsgeweer bij te
brengen. Hierbij wordt aandacht
besteed aan de theoretische en prakti-
sche aspecten, de farmacologie van de
belangrijkste narcosemiddelen, de
veiligheid, de training en het uitvoeren
van enkele verdovingen in groepsver-
band. Ook zal er rond praktijksituaties
een verdovingstabel voor veel voor-
komende diersoorten worden bespro-
ken. De workshop vindt dit jaar plaats
in Ouwehands Dierenpark op vrijdag
25 september van 9.00 tot 18.00 uur
met lunch en een afsluitende borrel. Er
is plaats voor maximaal 25 personen.
De prijs bedraagt 450 euro inclusief
btw (korting voor studenten: 50 euro).
Geïnteresseerden kunnen informatie
aanvragen en zich opgeven via Jan Bos
(info@dierendoc.nl) of via
www.tele-immobilisatie.nl.

gd

Nascholingscursus
Suriname

In november 2009 wordt weer een
postacademische nascholingscursus
voor dierenartsen georganiseerd in
Suriname, het land van rode ibissen,
reuzenschildpadden, zeekoeien, apen
en prachtige kleurrijke flora. Het
wetenschappelijke programma bestaat
uit een vijfdaagse cursus met interes-
sante en onderhoudende sprekers,
waaronder Frans Knaake (tandheel-
kunde), Bart Sjollema (chirurgie).
Herman Egberink (virologie) en
May Römer (dierfysiotherapie). Het
volledige programma treft u aan op de
website www.vitaux.nl/suriname.php.
Wie nog wat meer tijd in Suriname wil
doorbrengen, kan na de cursus een
jungletocht naar Falumeu of Awarra-
dam meemaken. Voor meer informatie
kan men vrijblijvend contact opnemen
met Veterinair Organisatiebureau
Vitaux via e-mail (infoCSvitaux.nl) of
telefoon ((035) 62 55 r85).

AUV 40 jaar

In 1969 stortten 100 dierenartsen ieder
duizend gulden en zo begon
auv. Dit
jaar bestaat
auv Dierenartsencoöpe-
ratie 40 jaar en wij zoeken de oprich-
ters. Bent u een van die eerste leden of
kent u ze, laat het ons weten!
Henk Wessels. hwessels(a)auvnl

-ocr page 16-

■Af

J

Sb

Nieuwsgierigheid kan dodelijk zijn!

Nieuwe indicatie: Advocate® behandelt nu ook Angiostrongylus vasorum
(bekend als de Franse hartworm)

I de diagnose van deze parasiet wordt niet routinematig
gesteld en is arbeidsintensief (Baerman methode)

I zowel naakt- als huisjesslakken zijn tussengastheren

i de ziekte kan overal in Europa voorkomen inclusief in
Nederland.

Larve Bijtluis Haakworm Zweepworm Spoelworm Angiostrongylus Hartworm Otodectes Sarcoptes Demodex

Nieuw

Advocate spot-on oplossing voor honden. Indicaties :Voor honden die lijden aan, of risico lopen op. gemengde parasitaire infecties: Voor de preventie en behandeling van vlooienbesmetting (Ctenocepho/ides /ë/is). voor de behandeling v
bijtende luizen (Trichodectes conis). voor de behandeling van oormijtinfestacie (Otodectes cynotis). schurft veroorzaakt door Sarcoptes
scabiei var cam\'s, demodicosis veroorzaakt door Oemodex canis. voor de preventie van hartworm (Lj en L^ larv
van
Dirofilaha immitis). voor de behandeling van Angiostrongy/us vasorum en voor de behandeling van infecties met gastro-intestinale nematoden (L^ larven, onvolgroeide en volv>^s$en stadia van Toxocara canis. Anc^ostoma caninum en Undna
stenocepha/o. volwassen Toxascaris leonina en Trkhuris vulpis). Het product kan gebruikt worden als onderdeel van een behandelingsstrategie tegen door vlooien veroorzaakte allergische dermatitis (FAD).Contra-indicaties: Niet gebruiken bij puppl
jonger dan 7 weken. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor één van de bestanddelen van dit product. Bij katten moet het corresponderende product \'Advocate voor katten\' gebruikt worden, dat 100 mg/ml imidacloprid en 10 mg/ml moxidectj
bevac Bijwerkingen: Het gebruik van het product bij honden kan gepaard gaan met een voorbijgaande jeuk. In zeldzame gevallen kunnen vettig haar. erythema en braken voorkomen. Deze symptomen verdwijnen zonder verdere behandeling,

1 word

zeldzame gevallen kan het product een locale overgevoeligheidsreactie veroorzaken.Wanneer het dier na de behandeling de plaats van toediening likt. kunnen in incidentele gevallen voorbijgaande neurologische symptomen waargenomen
(zie rubriek 4.10). Het product smaakt bitter en speekselen kan voorkomen wanneer het dier de plaats van toediening likt onmiddellijk na behandeling. Dit is geen symptoom van intoxicatie en verdwijnt na
enige minuten zonder behandeling. Correct gebruik minimaliseert de mogelijkheid voor het dier de toedieningsplaatsen te likken. In zeer zeldzame gevallen kan het product ter hoogte van de toedieningsplaats
een sensatie veroorzaken, resulterend in voorbijgaande gedragsveranderingen (zoals sloomheid, agitatie of gebrek aan eedust). Dosering: De aanbevolen minimumdosis bedraagt 10 mg/kg lichaamsgewicht
imidacloprid en 2,5 mg/kg lichaamsgewicht moxidectine. equivalent aan 0.1 ml/kg lichaamsgewicht Advocate voor honden. Het behandelingsschema dient gebaseerd te worden op de locale epidemiologische
situatie. Meer informatie verkrijgbaar bij de registratiehouder; Bayer B.V Energieweg I - 3641 RT Mijdrecht

-ocr page 17-

Longklachten bij honden in Nederland met
een verontrustende oorzaak

E.R van Dijk\' en F.A.M. Overgaauw "

Uit en voor de praktijk

samenvatting

In deze bijdrage wordt de ziektegeschiedenis besproken
van twee negen maanden oude honden, die in de praktijk
werden aangeboden met toenemende dyspnoe. Onderzoek
van bloed en longspoeUng wees in de richting van een
parasitaire oorzaak. Met behulp van de Baermann-
methode werden in verse feces larven gevonden van de
Franse hartworm
Angiostrongylus vasorum. Deze worm
wordt overgebracht via slakken en in mindere mate door
andere (paratenische) tussengastheren en wordt vanuit
meerdere delen van Nederland sinds twee jaar regelmatig
als autochtone infectie gerapporteerd. Behandeling met
een voor deze worm geregistreerde combinatie van
moxidectine en imidacloprid was effectief.

summary

Pulmonary problems in dogs in the Netherlands with alarm-
ing cause
(Angiostrongylus vasorum,)

Two g month old dogs, that were presented with a history of
increasing dyspnoea, are discussed. Examination of blood and
lung lavage material gave indications for a parasitic cause.
Using the Baermann method of fresh feces, larvae of the French
heartworm
Angiostrongylus vasorum were found. This
worm is transferred via snakes and to a lesser extent by other
(paratenic) hosts and has been reported regularly as autochtho-
nous infection in The Netherlands during the last two years.
Treatment with a licensed product with a combination of the
active ingredients moxidectin and imidacloprid was effective.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

introductie
Bij honden die in de praktijk worden aangeboden met
ernstige dyspnoe, kunnen verschillende oorzaken aanwe-
zig zijn. Globaal kan een onderverdeling worden aange-
bracht in respiratoire oorzaken (bijvoorbeeld pneumo- of
liquorthorax, ontsteking, allergische reactie, corpus
alienum of longworm), cardiale of metabole oorzaken
(bijvoorbeeld coagulopathie). Wanneer de klachten in
korte tijd zijn ontstaan, leidt dit niet alleen tot verontrus-
ting bij de eigenaar, maar ook bij de dierenarts. We
bespreken hierna twee honden die in onze praktijk
werden aangeboden met ernstige longklachten. We gaan
in op de (differentiële) diagnostiek en er worden richt-
lijnen gegeven over het te volgen beleid.

patient i

De eerste patiënt was een negen maanden oude vrouwe-
lijke Schotse terrier van 7,4 kilogram die in de praktijk
kwam met sinds drie weken klachten van braken en
diarree. De hond had geen andere klachten gehad en was
als pup van drie maanden een week in Duitsland geweest.
Tijdens het algemeen onderzoek constateerden we een
zwakke pols en een licht pendelende ademhaling. Het
algemeen fecesonderzoek (vertering en parasieten) leverde
geen bijzonderheden op. Er werd een maagdarmdieet^
meegegeven en een darmprotectivum^ (tweemaal daags
één tablet). Twee weken later was de ontlasting weer
genormaliseerd, maar toonde de hond wisselend benauwd.
De eigenaar beschreef de ademhaling als \'een blaasbalg
zonder dat hoesten optreedt\'. Bij algemeen onderzoek
zagen we een wat magere hond met een lichaamstempera-
tuur van 39,3 graden Celsius. Bij longauscultatie namen we
vesiculair ademen waar met ronchi op de topkwabben. Het
hart was niet te ausculteren door de aanwezige long-
geluiden. De thoraxfoto\'s (figuur r en 2) toonden het beeld
van een bronchopneumonie met enige alveolaire tekening.
Differentieeldiagnostisch werd gedacht aan een broncho-
pneumonie van parasitaire of fungale oorsprong. Er werd
ontlasting gestuurd naar het laboratorium voor onderzoek
volgens de Baermannmethode. Er werd een behandeling
ingesteld met ro mg/kg/dag amoxicilline-clavulaanzuur3, 2
mg/kg/dag marbofloxacin4 en een \'spot-on\' preparaat met
imidacloprid en moxidectine^. De ontlasting bleek positief
op
Angiostrongylus vasorum-hrven.

Na een week ging het met de hond tijdens controle
klinisch een stuk beter. Ze was minder benauwd, het hart
was weer te ausculteren en de pols leek krachtiger. We
besloten gedurende twee maanden de behandeling met
imidacloprid en moxidectine te continueren. Bij navraag
bleek dat de hond dagelijks werd uitgelaten in het natuur-
gebied rondom de Eemhof in de Flevopolder en daar
regelmatig slakken eet.

patiënt 2

De tweede patiënt was een negen maanden oude vrouwe-
hjke, gecastreerde golden retriever van 3r,4 kilogram die
werd aangeboden met als klacht hijgerig gedrag sinds drie
tot vier dagen. De hond hoestte niet, maar wel was de
eetlust verminderd. Bij algemeen onderzoek werd alleen
een verhoogde lichaamstemperatuur van 39,4 graden

Dierenkliniek De Arker, Hoefslag i, 3862 ka Nijkerk.

ii RnA bv, Yalelaan 2,3584 cm. Utrecht, the Netherlands. Corresponding
author: p.overgaauw@planet.nl.

1 Intestinal Diet. Royal Canin, Veghel.

2 Finidiai® smakelijke tabletten. AsrFarma, Oudewater

3 Marbocyl® 20 mg tabletten, Vétoquinol, Den Bosch.

4 Doxoral® 150 mg tabletten, ASTfarma bv. Oudewater

-ocr page 18-

Celsius gemeten. De crt was kleiner dan i, de pols was
kress en de hartetonen waren helder zonder souffles. Bij
auscultatie van de thorax hoorden we normale in- en
expiratoire geluiden zonder ronchi. Bij thoraxpercussie
vonden we over het gehele thoraxgebied, zowel links als
rechts, enige demping. De voorgeschiedenis vermeldde
geen bijzonderheden en de hond was nooit in het buiten-
land geweest. Differentieeldiagnostisch werd gedacht aan
een beginnende, mogelijk virale infectie van de lucht-
wegen en er werd profylactisch een behandeling gestart
met doxycycline ro mg/kg/dag4 gedurende tien dagen.

Drie dagen later werd de hond opnieuw aangeboden, nu
met een respiratoire dyspnoe. De lichaamstemperatuur
bedroeg 39,2 graden Celsius. Bij auscultatie namen we
beiderzijds nu wel ronchi waar Het circulatieapparaat
vertoonde bij onderzoek geen afwijkingen en er werd
besloten een thoraxfoto te maken. De longen vertoonden
het beeld van een alveolaire en interstitiële broncho-
pneumonie. Differentieeldiagnostisch werd gedacht aan
een bacteriële longinfectie, tumoren of een auto-immuun-
reactie. Er werd furosemide 4 mg/kg toegediend per
injecties en meegegeven als tabletten in de dosering 3 mg/
kg/dag. De doxycycline werd vervangen door enrofloxacin 5
mg/kg/dag6 en amoxicilline-clavulaanzuur? 17 mg/kg/dag.

Twee dagen later at en dronk de hond weer beter, maar
ze was wel apathisch. Bij auscultatie klonken de ronchi
gedempter; de controleröntgenfoto gaf een lichte ver-
betering te zien. We besloten de hond te verwijzen naar de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht. Er
werd 0,05 mg/kg/dag dexamethason^ oraal gegeven om
eventueel aanwezige allergische reacties te onderdrukken.

Op de Universiteitskliniek werd bij de patiënt een
tachypneu geconstateerd met een afwijkende longauscul-

5 Furosol® 40 mg tabletten, Asrfarma, Oudewater

6 Baytril® 150 mg tabletten, Bayer Animal health tv. Mijdrecht

7 Clavubactin® 500 mg tabletten, asrfarma. Oudewater

8 Dexoral® 0,5 mg tabletten, Asrfarma, Oudewater

9 Advocate® Spot-On oplossing voor grote honden. Bayer, Mijdrecht

tatie. Bij bloedonderzoek bleek een leucocytose te bestaan
van 24 x ro\'/L (normaalwaarden 4,5 tot r4,6 x ro\'/L)
waarvan 9,3 x ro\'/L eosinofiele granulocyten (normaal-
waarden 0,0 tot r,6 x lo\'/L). Op de röntgenfoto waren
uitgebreide peribronchiale en interstitiële veranderingen
zichtbaar In het tracheaalspoelsel waren zeer veel
eosinofiele ontstekingscellen aanwezig, maar er werden
geen longwormlarven aangetroffen. Er werd ontlasting
verzameld voor een onderzoek volgens de Baermann-
methode. Differentieeldiagnostisch werd gedacht aan een
eosinofiele pneumonie of longworminfectie. Er werd een
behandeling gestart met prednison volgens afbouwend
schema (start: 2 mg/kg/dag) en fenbendazol 25 mg/kg/dag
gedurende vijf dagen. De behandeling met de enrofloxacin
werd gestopt, maar de behandeling met amoxicilline-
clavulaanzuur werd nog een week gehandhaafd.

De uitslag van het ontlastingonderzoek bleek positief
te zijn op
Angiostrongylus uasoraw-larven. De hond werd
vervolgens maandelijks behandeld met een \'spot-on\'
preparaat met imidacloprid en moxidectine?. Na zes
weken is ter controle nogmaals verse ontlasting onder-
zocht volgens de Baermannmethode. Deze was negatief op
longwormlarven. De hond knapte binnen twee weken op
en vertoonde alleen een iets verscherpte longauscultatie.
Twee maanden na de eerste behandeling bedroeg het
aantal leukocyten 9,8 x ro\'/L met 28 procent eosinofielen.
Vier maanden na de eerste behandeling waren deze
waarden 13,8 x ro\'/L respectievelijk 4,3 procent.

angiostrongylose

Angiostrongylus vasorum of Franse hartworm (naar het land
waar deze parasiet het eerst werd gevonden) is een
metastrongylide worminfectie van honden en vossen die
een toenemende prevalentie laat zien in verschillende
delen van Europa, met name Zuidwest-Frankrijk, Engeland
en Denemarken (3). De parasiet komt wijd verspreid voor
bij de vos (reservoir), maar bij de hond beperken de
infecties zich tot kleine enzoötische gebieden. Tot voor
kort werden in Nederland en België soms importgevallen
aangetroffen (i). De volwassen wormen bevinden zich in
de rechter ventrikel en de grotere longarteriën (figuur 3).

-ocr page 19-

H

Figuur 4. (Naakt)slakken zijn de belangrijkste tussengastheer van Angio-
strongylus vasorum.
(met dank aan www.2metdenatuur.ni respectievelijk
Bayer
ah)

De eitjes worden daar gelegd. De larven bewegen zich naar
de alveoli en penetreren deze, worden opgehoest en
verlaten het lichaam in de feces. Verschillende slakken
zijn tussengastheer (figuur 4). Amfibieën, zoals kikkers
worden daarnaast zowel beschouwd als paratenische
gastheer en als tussengastheer, omdat in deze dieren ook
ontwikkeling van de larven is aangetroffen. Het is moge-
lijk dat ook het uitscheidingsapparaat van de slakken is
geïnfecteerd met larven, waardoor deze worden uitge-
scheiden in het omhullende slijm, en in water en voedsel.
Opname van slakken zou dan niet altijd een voorwaarde
zijn voor besmetting. Er vindt momenteel onderzoek
plaats naar deze potentiële uitscheidingsroute (persoon-
lijke mededeling dr S. Shaw, Bristol). Andere paratenische
gastheren zijn knaagdieren, salamanders, slangen en
vogels.

Na opname van een besmette tussengastheer komen de
L3-larven vrij, die via de mesenteriale lymfeklieren weer
migreren naar de longvaten. De prepatente periode
bedraagt ongeveer veertig tot zestig dagen. De volwassen
wormen kunnen jarenlang in leven blijven (figuur 5 en 6).
Van honden wordt gerapporteerd dat ze soms vijf jaar lang
uitscheider blijven.

Angyostrongylose is een chronische aandoening met
endoarteritis en periarteritis van de longarteriën. Dit kan
gepaard gaan met inspanningsintolerantie, chronische
droge hoest, tachypnoe, dyspnoe, longoedeem, braken met
buikpijn, trombose van de pulmonale arteriën en hemor-
rhagische diathese. De stollingsstoornissen die kunnen
optreden (zoals trombocytopenie en een verlengde
prothrombinetijd) wijzen in de richting van een verbruiks-
coagulopathie.
A. vasorum wordt er daarom van verdacht
stoffen te produceren die de bloedstolling beïnvloeden.
Hierdoor kunnen bloedingen ontstaan, onder andere in de
longen, het centraal zenuwstelsel, slijmvliezen en de ogen,
met als gevolg anemie (4, 5). Daarnaast kan men neurolo-
gische symptomen zien en rechter hartfalen met plotse-
linge sterfte (2). Volwassen wormen worden aangetroffen
in hart, longen, oog, pericard en blaas. De eieren en larven
veroorzaken verder granulomateuze reacties in het
longparenchym, terwijl Li-larven zijn gevonden in
hersenen, diafragma, lever, pancreas, huid, myocard en
nieren. In Nederland dient men als differentiële diagnose
te denken aan virale en bacteriële oorzaken van bronchop-
neumonie, allergische reacties, longworm
(Filaroides
osleri),
hartworm {Dirofilaria immitis), primaire coagulopa-
thieën en corpora aliena in de respiratietractus.

Bij de diagnostiek kunnen bij bloedonderzoek aan-
wezig zijn: eosinofilie (slechts in 20 tot 30 procent van de
gevallen), hypergamma-globulinemie, thrombocytopenie,
neutrofilie en afwijkende stollingstijden. Willesen et al. (6)
vonden bij een
A. i;asorum-infectie een verlaagde concen-
tratie fructosamine in het bloed. De oorzaak hiervan is
onduidelijk. Röntgenonderzoek van de longen laat niet
specifieke afwijkingen zien van interstitiële patronen met
wisselende intensiteit. In het begin is er meestal sprake
van een diffuus interstitieel patroon met kleine focale
haarden van alveolaire verdichtingen. Later kan men
multipele alveolaire haarden aantreffen, vooral aan de
periferie en in de caudale longdelen. In chronische
gevallen overheerst een bronchiaal en interstitieel
patroon. De Li-larven kunnen vanaf dag 40 na infectie
worden gevonden in tracheaalspoelsels en bij feces-
onderzoek volgens de Baermanntechniek. Omdat de
larven intermitterend worden uitgescheiden, sluit een
negatieve Baermanntest de aanwezigheid van een infectie
niet altijd uit. In dat geval dient men altijd feces van drie

-ocr page 20-

achtereenvolgende dagen te onderzoeken. Er zijn nog geen
serologische testen beschikbaar vanwege een gebrek aan
specificiteit, maar een nieuw ontwikkelde \'sandwich\'-
elisa lijkt veelbelovend (i).

Voor de behandeling van angiostrongylose zijn in
Nederland twee middelen geregistreerd:
milbemycineio
(4 maal 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per os met een
interval van een week) en imidacloprid/moxidectine"
(eenmalig 0,1 ml/kg lichaamsgewicht als \'spot-on\'). Men
moet hierbij bedenken dat er altijd allergische reacties
kunnen optreden wanneer het anthelminticum een snelle,
massale sterfte van de wormen veroorzaakt, waarbij veel
antigeen vrijkomt. Het is daarom raadzaam om voor die
gevallen antihistaminica, corticosteroïden en broncho-
dilatoren beschikbaar te houden. In verband met het risico
van herinfectie of nog onvoldoende werking van de
therapie, verdient het aanbeveling de behandeling en/of
het Baermannfecesonderzoek (feces van drie dagen) een
maand na de start van de therapie te herhalen. Ter
preventie kan men voorkomen dat slakken bij de ont-
lasting van besmette dieren kunnen komen door de feces
op te ruimen. Gezien het feit dat er een groot reservoir is
bij wilde canidae, hebben preventieve behandelingen
nauwelijks effect.

discussie

Uit contacten met buurtcollega\'s op de Veluwe, maar
inmiddels ook elders in Nederland, is gebleken dat er in
Nederland steeds vaker autochtone gevallen van de Franse
hartworm worden aangetroffen bij honden (zonder
buitenlandanamnese). Daarmee kunnen we vaststellen dat
deze parasiet zich inmiddels ook in ons land kan hand-
haven en dus een risico kan betekenen voor honden die
slakken opnemen. Een soortgelijke ervaring wordt
regelmatig gemeld voor de kattenlongworm
{Aelurostrongy-
lus abstrusus),
die ook door slakken wordt overgebracht.

De patiënten in deze bespreking maken duidelijk dat
het belangrijk is om de longworm
A. vasorum voortaan op

10 Milbemax®, Novartis, Breda.

11 Advocate, Bayer, Mijdrecht.

Referaat

P.A.M. Overgaauw

Aanwezigheid van de Franse hartworm (Angiostrongy-
lus vasorum)
bij honden in Nederland. D.C.K, van
Doom, A.H. van de Sande, E. R. Nijsse, M. Eysker,
H.W. Ploeger. Vet Parasitol 2009; 162:163-166.

In Veterinary Parasitology van mei jongstleden rapporteren
Nederlandse onderzoekers over het voorkomen van
Angiostrongylus vasorum (Franse hartworm) bij de hond in
ons land. Tot voor kort werd verondersteld dat deze parasiet
in Nederland niet voorkwam, maar alleen sporadisch werd
te nemen in de lijst van differentiële diagnoses indien er
klinische verschijnselen worden gevonden van het hart en
de longen eventueel in combinatie met stollingsproble-
men (bloedingen), zeker wanneer dit gepaard gaat met
röntgenologische bevindingen van de longen: bronchiale,
interstitiële en/of alveolaire tekening en haarden. Ook
patiënten met gastro-enterologische klachten, met
coagulopathieën of neurologische klachten kunnen
verdacht zijn van een
A. vasorum-inïectie.

Ons advies is om bij honden die met ernstige adem-
halingsproblemen in de praktijk worden aangeboden,
altijd ook een bloedonderzoek (inclusief witte bloedbeeld)
uit te voeren. Dat gaat bij voorkeur vergezeld van een
onderzoek van verse ontlasting (eventueel van drie
opeenvolgende dagen) volgens de Baermannmethode.
Voor de behandeling zijn meerdere geregistreerde produc-
ten verkrijgbaar

dankbetuiging

We willen de collega\'s Kim Gerritsen (divisie Diagnos-
tische Beeldvorming) en Ronald van Noort (departement
Geneeskunde voor Gezelschapsdieren, faculteit Dier-
geneeskunde, Utrecht) bedanken voor hun commentaar en
aanvullingen op dit artikel. Bayer Animal Health en Erwin
Bruulsma (www.2metdenatuurnl) willen we bedanken
voor het beschikbaar stellen van de afbeeldingen.

referenties

1. Koch J and Willesen JL. Canine pulmonary angiostrongylosis: an
update. The Vet J 2009; 179:348-359.

2. Morgan ER, Shaw SE, Brennan SF, De Waal TD, Jones BR and Mulcahy
G. 2005.
Angiostrongylus vasorum: a real heartbreaker. Trends Parasitol
2005; 21:49-51.

3. Overgaauw RAM. Risico\'s van parasitaire infecties in het buitenland
en importinfecties. In: Parasieten bij hond en kat. RA.M. Overgaauw en
E. Clarebout Eds. 2e druk 2008. Animo Veterinary Publishers, Haarlem.

4. Traversa D and Guglielmini C. Feline aelurostrongylosis and canine
angiostrongylosis: A challenging diagnosis for two emerging
verminous pneumonia infections. Vet Parasitol 2008; 157:163-174.

5. Traversa D, Torbidone A, Malatesta D and Guglielmini C. Occurrence
of fatal canine
Angiostrongplus vasorum infection in Italy. Vet Parasitol
2008; 152:162-166.

6. Willesen JL, Jensen AL, Kristensen AT and Koch J. Haematological and
biochemical changes in dogs naturally infected with
Angiostrong\\/lus
vasorumhefoK
and after treatment. The Vet J 2009; 180:106-111.

gevonden als importinfectie. In 2007 werd echter angio-
strongylose gediagnosticeerd bij vier honden, waarvan er
drie nooit in het buitenland waren geweest. Er werden via
dierenartspraktijken, jachtverenigingen en kynologische
verenigingen 485 ontlastingmonsters verzameld van
honden uit de gebieden waar de positieve dieren vandaan
kwamen (Den Haag en de noordwestelijke Veluwe).
Hiervan bleken vier honden (0,8 procent) positief te zijn
(twee uit elke regio). De helft van deze dieren vertoonde
hoestklachten. De auteurs concluderen dat
A. vasorum
beschouwd kan worden als autochtoon in Nederland. De
prevalentie kan iets onderschat zijn door de intermitteren-
de uitscheiding van de larven in de feces. Mogelijk speelt
infectie van vossen een rol in de epidemiologie.

-ocr page 21-

W.I.KuIler\'

Samenvatting proefschrift

In de Europese varkenshouderij worden biggen
gespeend op een leeftijd van drie tot vier weken,
waardoor een abrupte overgang plaatsvindt van goed
verteerbare zeugenmelk naar een in vergelijking
daarmee relatief slecht verteerbaar dieet voor gespeen-
de biggen. Als gevolg van deze verandering en andere
stressoren rondom het spenen, zoals het mengen en
verplaatsen van tomen, zijn de groei en de voeropname
van de biggen kort na het spenen zeer laag en zijn ze
gevoeliger voor het ontwikkelen van onder andere
speendiarree en oedeemziekte. Als biggen tijdens de
zoogperiode een voldoende hoeveelheid vast voer
zouden opnemen, zou dat voor een geleidelijkere
overgang kunnen zorgen bij het spenen en op die
manier de problemen rond het spenen kunnen vermin-
deren. Helaas is de opname van bijvoer tijdens de
zoogperiode meestal laag en zeer variabel zowel binnen
als tussen tomen.

Het tijdelijk spenen (ts) van biggen zou mogelijk de
bijvoeropname van biggen tijdens de zoogperiode kunnen
stimuleren. Tijdelijk spenen is een managementsysteem
waarbij de zeug en haar biggen tijdens de tweede helft van
de zoogperiode voor een aantal uren per dag van elkaar
worden gescheiden. In onze experimenten werden de
biggen 12 uur per dag (van 09.30 tot 21.30 uur) gescheiden
vanaf dag T4 van de zoogperiode tot de dag van spenen
(dag 25), terwijl de biggen uit de controlegroep 24 uur per
dag toegang hadden tot de zeug (figuur i). De biggen
werden vanaf dag 7 bijgevoerd.

bijvoeropname, groei en gewicht van biggen

In het eerste experiment is gekeken naar het effect van
tijdelijk spenen op de voeropname (gemeten op toomni-
veau) en de groei van tomen tijdens de zoogperiode en
gedurende de eerste week na spenen. Tijdens de zoogperi-
ode was de bijvoeropname in de
ts-tomen hoger dan in de
controletomen (686 ± 57 versus 3r4 ± 42 gram per big,
P < o,or). De verdeling van de bijvoeropname verschoof
van een scheve verdeling in de controlegroep, waarbij de
meeste tomen per big minder dan 250 gram opnamen,
naar een normale verdeling in de
ts-tomen met een
gemiddelde voeropname van 500 tot 750 gram per big.
Tijdens de zoogperiode had 60 procent van de
ts-tomen
een gemiddelde voeropname van meer dan 600 gram per
big, in tegenstelling tot de controlegroep waar slechts 20
procent van de tomen een gemiddelde voeropname had
van meer dan 600 gram per big en in 66 procent van de
tomen de biggen minder dan 250 gram bijvoer consumeer-
den. TS resulteerde dus in een verschuiving in de verdeling
van de bijvoeropname en verbeterde blijkbaar de voer-
opname in tomen die anders een lage voeropname zouden
hebben gehad. In een tweede experiment, waarin we de
biggen volgden tot aan de slacht, werd bevestigd dat
ts de
bijvoeropname tijdens de zoogperiode verbetert, al was
het algehele niveau van de bijvoeropname in het tweede
experiment lager

De gevolgen van tijdelijk spenen voor de
voeropname en groei van biggen

De hogere bijvoeropname tengevolge van ts zorgde
voor een betere voeropname en groei in de eerste week na
het spenen: in vergelijking met de controletomen hadden
deTS-tomen een hogere voeropname (28r ± 15 versus 204
± 9 g per big per dag, P < 0,01) en een hogere groei (255 ± 10
versus r77 ± 8 g per big per dag, P < o,or). Het speen-
gewicht was lager in de TS-tomen
(ts: 7,1 ± o,or versus
controle: 8,r ± 0,01 kg per big; P < 0,05), maar dit verschil
was zeven dagen na het spenen verdwenen
(ts: 8,5 ± 0,2
versus controle: 8,7 ± 0,2 kg per big; F = o,r8). Tot aan de
slacht vonden we vervolgens geen verschillen meer De
hogere groei na het spenen compenseerde dus de nega-
tieve effecten van
ts op de groei tijdens de zoogperiode.
Aangezien deze lagere speengewichten geen negatief
effect hadden op de groei na het spenen, lijkt die eerder
afhankelijk te zijn van de adaptatie van een big aan de
opname van vast voer dan aan zijn speengewicht.

ts zorgde dus voor een verhoging van de bijvoer-
opname tijdens de zoogperiode en een verschuiving in de
verdeling van bijvoeropname van tomen. Met name de
voeropname van tomen die normaal gezien een lage
voeropname zouden hebben, wordt dus verbeterd door het
toepassen van
ts. Hoewel ts niet in alle tomen de bijvoer-
opname tijdens de zoogperiode stimuleerde, zagen we een
tendens dat
ts-tomen met weinig of geen bijvoeropname
tijdens de zoogperiode toch een hogere groei hadden en
een tendens (P=o,r2) tot hogere voeropname na het
spenen dan controletomen met een vergelijkbare voer-
opname tijdens de zoogperiode. Blijkbaar worden de
positieve effecten van
ts na het spenen ook nog door iets
anders veroorzaakt dan een verhoogde bijvoeropname
tijdens de zoogperiode.

individuele biggen: eters en niet-eters

ts verhoogt de bijvoeropname van biggen tijdens de
zoogperiode op toomniveau, maar eigenlijk zou het
interessanter zijn te weten of
ts het aantal biggen binnen
een toom dat eet verhoogt, en om een relatie te leggen

1 Adres: Yalelaan 7,3584 cl. Utrecht; e-mail: w.i.kuller@uu.nl. Promo-
toren: prof dr. J.H.M.Verheijden, prof dr M.A.M. Taverne, prof dr B.

Kemp. Co-promotoren: dr N.M. Soede, dr. H.M.G. van Beers-Schreurs.

-ocr page 22-

tussen individuele voeropname en groei en voeropname na
het spenen. Het is helaas nog niet mogelijk om tijdens de
zoogperiode de individuele voeropname van biggen in een
toom te bepalen. Daarom hebben wij gekozen eters en
niet-eters van elkaar te onderscheiden door het toevoegen
van een \'marker\' (chroomoxide) aan het bijvoer, om op die
manier eters van niet-eters te kunnen onderscheiden.
Chroomoxide kleurt de mest van biggen die hebben gegeten
(eters) groen. In een evaluatie-experiment werd het gebruik
van deze marker getoetst en bij herhaalde waarnemingen
bleek 99 procent van de eters (handmatig gevoerd in de bek
met gemerkt voer) als eter te worden aangemerkt.

ts verhoogde het aantal etende biggen binnen een
toom niet
(ts: 23 ± 4,5 % versus controle: 19,0 ± 4,1 %; P =
0,15) en ook het speengewicht van eters en niet-eters
verschilde niet (eter: 7683 ± 99 versus niet-eter: 7523 ± 79 g
per big; P = 0,63). Blijkbaar verhoogt
ts dus de bijvoer-
opname van biggen die toch al eten. Vanaf de eerste tot de
vierde week na het spenen waren biggen die tijdens de
zoogperiode aten, zwaarder dan niet-eters. Het stimuleren
van bijvoeropname tijdens de zoogperiode verbetert dus
de groei van biggen direct na het spenen.

voeropnamegedrag

ts verhoogt dus de gemiddelde voeropname per big en
ook het aantal tomen met hoge voeropname. Maar ook als
ts wordt toegepast, komen er tomen voor met lage of geen
voeropname tijdens de zoogperiode. Blijkbaar zijn er
tomen die tijdens de zoogperiode gaan eten, of in ieder
geval gestimuleerd kunnen worden om te gaan eten,
terwijl andere tomen niet gaan eten. Omdat
ts de voer-
opname stimuleert, rees de vraag hoe het voeropname-
gedrag zich ontwikkeh bij biggen van
ts-tomen. Om een
mogelijke relatie te kunnen bepalen tussen het niveau van
voeropname van de toom en het voeropnamegedrag van
biggen, onderzochten we voor zowel de
ts als de controle-
behandeling drie tomen biggen met respectievelijk een
laag en een hoog niveau van voeropname. Op vijf verschil-
lende dagen werden bezoeken aan de voerbak van
individuele biggen en het zooggedrag geanalyseerd door
gebruik te maken van continue video-opnames, namelijk

op dag r3,16, 24 (dag van spenen), 25 en 26.

Het bleek dat ts vooral een effect heeft op tomen met
een laag niveau van voeropname. Bij beide behandelingen
was de frequentie en de totale duur van de voerbak-
bezoeken namelijk hoger in tomen met een hoog niveau
van voeropname dan in tomen met een laag niveau van
voeropname. Er was geen verschil te zien in gedrag tussen
ts- en controletomen met een hoog voeropnameniveau.
We zagen echter wel een verschil tussen de behandelingen
bij tomen met een laag voeropnameniveau. Een groot
aantal controlebiggen uit tomen met een laag voerniveau
werd tijdens de zoogperiode nooit bij de bak gezien: op dag
24 bezocht bijvoorbeeld 56 procent van de controlebiggen
uit tomen met een laag niveau van voeropname de bak
niet, tegenover slechts 9 procent van de
ts-biggen uit
tomen met een laag niveau van voeropname. Ook stegen
de frequentie en de totale duur van de voerbakbezoeken
niet bij controletomen met een laag niveau van voerop-
name tijdens de zoogperiode, maar wel bij
ts-biggen uit
tomen met een laag niveau van voeropname. Op de
tweede dag na het spenen waren de gemiddelde duur van
een voerbakbezoek en de totale duur van het voerbak-
bezoek bij controletomen met een laag niveau van
voeropname kleiner dan bij alle andere biggen.

De conclusie was dat de ts-behandeling geen effect heeft
op het gedrag bij de voerbak bij biggen van tomen die toch
al een hoge voeropname hadden.
ts-biggen uit tomen met
een laag voeropnameniveau werden echter tijdens de
zoogperiode gestimuleerd om de bak te bezoeken, waardoor
ze mogelijk bekend raakten met de voerbak en het voer

darmfunctie

De lage voeropnames direct na het spenen hebben niet
alleen een effect op de groei, maar ook op de dunne darm.
Anorexie na het spenen wordt geassocieerd met grote mor-
fologische veranderingen in de dunne darm, zoals een
afname in de villushoogte en een toename van de diepte
van de crypten. Deze afname van de villushoogte zou
kunnen leiden tot een afname in de absorptie maar ook tot
een afname in de verteringscapaciteit, wat zou kunnen
leiden tot maldigestie. De tijdelijke afname in de groei die
zo vaak wordt waargenomen na het spenen, zou dus niet
alleen kunnen worden veroorzaakt door een lage energie-
opname, maar ook door deze combinatie van maldigestie
en malabsorptie. Om te onderzoeken of
ts en/of bijvoer-
opname van invloed zijn op de absorptiecapaciteit van de
dunne darm op dag 4 na het spenen (in aan- en afwezig-
heid van een
E. coZMnfectie), verrichtten we in een
\'pilot\'-studie een zogenaamde in vivo small intestine
segment perfusion test
(sisp, id-dlo Lelystad; Figuur 2)
met 24 biggen (zes eters en zes niet-eters in zowel de
ts- als
de controlegroep). In deze sisp-test werd de nettoabsorptie
van de dunne darm gemeten bij een levend dier onder
algehele anesthesie. Op vijf locaties (ro%, 25%, 50%, 75%
and 95%) van de dunne darm werden steeds twee stukjes
darm geprepareerd. Aan beide kanten van zo\'n segment
werd een buisje vastgemaakt, waardoor de darm geduren-
de acht uur geperfundeerd werd met 64 milliliter
pbs-

-ocr page 23-

vloeistof (phosphate-buffered saline). Voor de start van de
perfusie werd een van beide segmenten geïnfecteerd met
Escherichia co/i(Or49:K9i:K88ac;ixio9 cfu/ml). Netto-
absorptie (elektrolyten en water) is gedefinieerd als het
verschil tussen de hoeveelheid vloeistof die het segment
instroomt en de hoeveelheid vloeistof die het segment
uitstroomt, gedeeld door de oppervlakte van het segment.

De nettoabsorptie was in de niet geïnfecteerde seg-
menten significant groter bij eters dan bij niet-eters. In het
algemeen kunnen we stellen dat diarree een resultante is
van verhoogde secretie of verminderde absorptie van het
maagdarmkanaal. Op grond daarvan doen onze resultaten
vermoeden dat het bijvoeren van biggen tijdens de
zoogperiode een goede manier kan zijn om speendiarree te
voorkomen, omdat door de opname van bijvoer tijdens de
zoogperiode de nettoabsorptie na het spenen verhoogd is.

prestatie van de zeug

Tijdelijk spenen kan alleen worden gebruikt als manage-
menttechniek als er geen grote nadelige gevolgen zijn voor
de reproductie van de zeug. In het eerste experiment
hebben we daarom ook gekeken naar het gewicht- en
spekdikteverlies van de zeugen (York x Nederlands land-
varken) tijdens de lactatie en naar het interval van spenen
tot ovulatie (met behulp van transrectale echografie). Een
hoog percentage van de
ts-zeugen (ts 22% versus controle
3%; P<o,oi)) ovuleerde tijdens de lactatie en in de andere
ts-zeugen trad de ovulatie vervroegd op na het spenen (4,7
± 0,2 dagen versus 5,3 ± 0,2 dagen, P < 0,05). Zeer waarschijn-
lijk Hgt de oorzaak van het vervroegd optreden van de
ovulatie bij een vermindering van de zoogstimulus. Tijdens
een normale lactatie wordt de foUiculaire ontwikkeling
namelijk onderdrukt, omdat door het zogen de
gnrh-afgifte
wordt geremd. De
gnrh-afgifte kan ook afnemen door een
negatieve energiebalans. Maar hoewel zeugen in de
ts-groep tijdens lactatie aanzienlijk minder gewicht
verloren dan de controlezeugen
(ts: -912 versus controle:
-17 ± 2 kilogram per zeug) vonden we geen enkele correlatie
tussen het gewichtsverhes van de zeug en het interval
tussen spenen en ovulatie. In een vervolgexperiment met
hetzelfde ras bleken
ts-zeugen al tijdens de lactatie grotere
follikels te hebben, maar in dit experiment was het aantal

lactatieovulaties niet significant hoger in de ts-zeugen
(ts: 14,8% versus controle: 0%; p>o,ro).

Tijdelijk spenen heeft dus als voordeel dat het ge-
wichtsverlies van de zeugen tijdens lactatie afneemt, maar
kan resulteren in ovulatie tijdens de lactatie. Dit laatste is
in de huidige veehouderij ongewenst omdat zeugen in de
kraamstal niet standaard worden gecontroleerd op
berigheid. Aangezien de oorzaak van de lactatiebronsten
waarschijnlijk ligt in de verminderde zoogstimulus, zou
men kunnen overwegen de duur van het tijdelijk spenen
te verkorten tot bijvoorbeeld negen dagen (in plaats van
elf in ons experiment) om zo de zoogstimulus te intensi-
veren. Een andere mogelijkheid zou zijn de lactatie te
verlengen om zo de biggen nog beter te laten wennen aan
het speenproces en tegelijkertijd de lactatieovulatie te
benutten en de zeug drachtig te laten worden tijdens de
lactatie. Deze laatste optie is onderzocht in een vervolg-
onderzoek door dr. R. Gerritsen (Lactational oestrus in
sows, 2008; Universiteit Wageningen) en dr M.Berkeveld
(Intermittent suckling and extended lactation, 2008;
Universiteit Utrecht).

conclusie

De resultaten van dit proefschrift hebben aangetoond dat
tijdelijk spenen de voeropname van biggen tijdens de
zoogperiode verbetert, net als de voeropname en groei na
het spenen. We hebben aangetoond dat biggen met een
hoge voeropname tijdens de zoogperiode, onafhankelijk
van het voerregime (tijdelijk spenen of controle), na het
spenen zwaarder waren en een betere nettoabsorptie
hadden in de dunne darm. Tijdelijk spenen resulteerde in
een hogere gemiddelde voeropname tijdens de zoog-
periode en in een lager aantal tomen met een lage
voeropname, waarbij tijdelijk spenen vooral efficiënt
bleek te zijn bij biggen uit tomen met een lage voerop-
name. Biggen werden door tijdelijk spenen gestimuleerd
om al tijdens de zoogperiode de voerbak te onderzoeken,
zodat de voeropname na het spenen werd gefaciliteerd. Op
dit moment moet nog verder onderzoek worden gedaan
naar de praktische uitvoering van het tijdehjk spenen-
systeem.

-ocr page 24-

GOED Goed werkzaam tegen Streptokokken & stafylokokken

GOED -> Goed tegen verwekkers van klinische & subklinische mastitis

SNEL ^ Snelle verdeling in de uier en snelle werking
BETER Betere genezing van de koe en beter herstel van de melkgift

Rilexine®200 LC

Goed als eerste te gebruiken bij nnastitis!

RILEXINE 200 LC diergeneesmiddel REC NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefelexine-monohydraat overeenkomend met 200 mg cefelexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroorzaakt doorvoor cefalexii
gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae, Streptococcus uberis, Streptococcus dysgalactiae en E. coli. CONTTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. BIJWERKINGEN Geen. DOSERING EN TOEDf
NINGSWIJZE 1 injector per afwijkend kwartier Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk: 2 dagen. Slacht: 6 dagen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE
Hl
MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisacie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 "<
Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking, KANALISATIE UDA,
 1

Voor meer informatie VIRBAC NEDERLAND B.V. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 - 427 127. Fax: 0342 - 490 164. Info0>virbac.nl |

-ocr page 25-

Ontzetting
ongedaan

laira Boissevain

Rond deze tijd vorig jaar werd een
gezelschapsdierenarts uit zijn beroep
gezet (zie \'Genoeg\';
tvd t5 augustus
2008), een zeldzaamheid in het
veterinair tuchtrecht. Inmiddels is in
de wandelgangen al wel bekend
geworden dat de ontzetting door het
Veterinair Beroepscollege ongedaan
is gemaakt, maar hoe zit dat nu
precies?

historie

Over de dierenarts waren meerdere
klachten ingediend met betrekking
tot slechte diagnostiek, het langdurig
toepassen van medicijnen, slechte
administratie, onjuiste mededelingen
aan eigenaren, het lang opnemen van
dieren in de kliniek zonder bezoek
door de eigenaar toe te staan en
vergelijkbare verhalen. Om de
dierenarts een kans te geven zijn
praktijkvoering te verbeteren, werd
hij geschorst. Gedurende de schor-
singsperiode kon hij orde op zaken
stellen. Een deel van de schorsing was
voorwaardelijk met een proefperiode
van drie jaar, zodat het Tuchtcollege
nog een stok achter de deur had. De
schorsingen werden bevestigd door
het Veterinair Beroepscollege.

herhaling

Binnen de proeftijd gaat het echter
alweer mis. Er komen vier klachten
binnen over een cavia, een rat, een
hamster en een hond. De klachten zijn
van dezelfde aard als in het verleden:
slechte diagnostiek, dieren te lang in
opname houden, dieren die bij het
ophalen door de eigenaar toevallig net
zijn overleden, met andere woorden:
een \'stelselmatig tekort schieten in de
zorg voor het dier\'. Voor zowel de
klachtambtenaar als het Tuchtcollege
is dat reden voor alarm: deze dierenarts
is blijkbaar echt niet in staat tot het
deugdelijk uitoefenen van zijn beroep.

juridisch gebeurt er nu iets dat niet
in de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde staat. De
wud geeft
de mogelijkheid dat een speciale
klachtambtenaar in het algemeen
belang een klacht indient tegen een
dierenarts, maar ook de mogelijkheid
dat de klachtambtenaar in het
algemeen belang de klacht voortzet
als een particuliere klager de klacht
intrekt. Hier gaat het echter andersom.
Als bij het Tuchtcollege opnieuw drie
klachten over deze dierenarts binnen-
komen, besluit de klachtambtenaar
deze samen te voegen tot één klacht
bij het Veterinair Tuchtcollege,
waarbij hij het Tuchtcollege verzoekt
de dierenarts uit zijn beroep te zetten.
De klacht over de hond blijft in
handen van de eigenaar, maar op
grond van het geheel vindt het
Veterinair Tuchtcollege dat er een
grens is aan ondeugdelijke beroeps-
uitoefening en zet de dierenarts
definitief uit zijn beroep.

beroep in beroep

Het Veterinair Beroepscollege maakt
deze ontzetting ongedaan. Uiteinde-
lijk gaat het om twee klachten: de
samengevoegde klacht van de
knaagdieren, en de hond. En bij de
knaagdieren blijkt er sprake te zijn
van een vormfout. De klachtambte-
naar mag in het algemeen belang een
klacht voortzetten nadat klagers deze
hebben ingetrokken. Hij mag niet zelf
met het Tuchtcollege overleggen of hij
sommige klagers zal benaderen om
hun klacht \'over te nemen\'. In dit
geval hebben de klagers de klachten
pas ingetrokken toen de klacht-
ambtenaar hen had voorgesteld er zelf
mee verder te gaan. Daarin voorziet de
wud niet en dat betekent - aldus het
Beroepscollege - dat de klachtambte-
naar niet ontvankelijk is. Dus zijn
deze drie klachten van tafel, en
daarmee ook deze ontzetting.

De ontzetting was echter ook
opgelegd in de zaak van de rottweiler
met een pyometra, waarbij twee
maanden lang Dexadreson was
gegeven voor een vermeende lever-
aandoening die bij een andere
dierenarts lymfklierkanker bleek te
zijn. Ook in dit geval concludeerde het
Tuchtcollege stelselmatig ondeugde-
lijke praktijkvoering, maar ook hier is
het Beroepscollege het niet mee eens.
Een lange periode Dexadreson
voorschrijven is veterinair niet onjuist
nu de dierenarts kan verdedigen dat
hij het aantal tabletten en de afbouw
daarvan exact had berekend in
verband met de leverdegeneratie.
Hooguit valt hem te verwijten dat hij
wel erg lang (eind juli tot en met begin
september) zonder verder onderzoek
aan deze diagnose heeft vastgehouden.
Aangezien effect van de behandeling
met Dexadreson uitbleef, was ander-
soortig onderzoek wel geïndiceerd.

Dat de dierenarts de eigenaar dan
nog bezoek aan de kliniek heeft
ontraden, ach, daar valt het Tucht-
college dan wel over, maar het
Beroepscollege kan zich best voorstel-
len dat dieren onrustig worden als
hun eigenaar langskomt. Dat moet per
geval worden beoordeeld en in dit
geval leek dit niet onjuist. De veteri-
naire fout wordt daarmee gereduceerd
tot het te lang vasthouden aan de
diagnose \'leverdegeneratie\'. Is dat een
reden om de eerder opgelegde voor-
waardelijke schorsingen te effectueren
of zelfs te versterken door deze
dierenarts uit zijn beroep te zetten?
Nu alleen de klacht over de hond
overblijft, vindt het Beroepscollege dat
overdreven. Omdat de klacht over de
gebrekkige diagnose wel is ingediend
binnen de proeftijd, is het Beroeps-
college streng en legt de dierenarts een
berisping op. Wie er ook ontzet is, de
dierenarts niet meer.

-ocr page 26-

Hugo De Groot

Als het gaat om de voedselproductie
nemen voedselveiligheid en volks-
gezondheid een centrale plaats in.
Dat geldt ook bij kalfsvlees. Daarbij
speelt het selectief en correct
gebruik van diergeneesmiddelen
een belangrijke rol. Zo verdienen
residuen, resistentievorming,
administratie en de veiligheid van
personen die diergeneesmiddelen
toepassen, de volle aandacht. De
dierenarts speelt een belangrijke rol
bij de communicatie over het juiste
gebruik van diergeneesmiddelen.
Met de nieuwe poster \'Verantwoord
Diergeneesmiddelengebruik\' voor
de vleeskalversector kan de dieren-
arts dit duidelijk maken aan de
kalverhouder.

Medicijnen worden met veel zorg
geproduceerd. Er worden veel eisen
gesteld aan een diergeneesmiddel
voordat dit terechtkomt bij de
dierenarts en uiteindelijk bij de
kalverhouder. De dierenarts doet zijn
best om een diagnose te stellen en
daarbij de juiste behandeling voor te
schrijven. Het grootste deel van deze
behandeling wordt echter uitgevoerd
door de kalverhouder.

zorgvuldigheid

Het correct toepassen van de middelen
bij de kalveren vraagt grote zorg-
vuldigheid.
knmvd en fidin hebben
daarom, in overleg met
lto vakgroep
vleeskalverhouderij, een voorlich-
tingsposter ontwikkeld voor kalver-
houders die blanke of rosé kalveren
houden. De tekst is verduidelijkt met
behulp van cartoons van Henk
Vrieselaar. De dierenarts kan deze
poster aanbieden aan klanten die
kalveren houden. De voorlichtings-
poster belicht tien aandachtspunten
voor verantwoord diergeneesmidde-
lengebruik. Daarbij gaat het ook om
de eigen veiligheid van de kalver-
houder die diergeneesmiddelen
toepast. De kalverhouder kan deze
(geplastificeerde) poster bij/in zijn
medicijnkast ophangen, zodat deze
altijd in het zicht is op het moment
dat hij diergeneesmiddelen gaat
toepassen. Verder kan de poster als

De poster belicht tien aandachtspunten voor verantwoord diergeneesmiddelengebruik met illu-
straties van Henk Vrieselaar..

Poster verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen nu ook beschikbaar
voor vleeskalverhouders

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd !

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur-12.00 uur).

handvat worden gebruikt bij de
evaluatie van het bedrijfsbehandel- én
bedrijfsgezondheidsplan. Voorkomen
is immers beter dan genezen.

informatie

Voor klantavonden en studieclubs
over selectief en correct diergenees-
middelengebruik is een \'powerpoint\'-
presentatie beschikbaar. Deze is te
downloaden van de
ggl-vgh- en
ggl-vgvk-website.

De posters zijn voor dierenartsen
verkrijgbaar via de
knmvd in pakket-
ten van 25 stuks. De poster wordt op
kosten van de
knmvd en de fidin
gratis aangeboden. Bestellen kan per
fax ((030) 63 48 909) of per e-mail
(info(|)knmvd.nl), onder vermelding
van naam en adres van de dieren-
artsenpraktijk en het aantal posters.

S.J. de Groot is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

-ocr page 27-

Rob Back

De laatste aflevering van de vierde
reeks van tien bulletins van het
Veterinair Historisch Genootschap
(vhg) is opnieuw bijzonder en wel
om twee redenen: ten eerste zien wij
zowel op de cover als op de achter-
zijde een afbeelding in \'full colour\',
als voorbode van de volgende reeks
van tien bulletins die zal worden
uitgegeven in een geheel nieuwe
opmaak en \'full colour\'.

Ten tweede is deze aflevering bijzon-
der omdat in het bulletin drie artike-
len worden gepubliceerd naar
aanleiding van de op 20 november
2008 in Artis gehouden bijeenkomst,
die was getiteld: \'Dierentuinen in
historisch perspectief\'. Prof dr. P.
Zwart, emeritus hoogleraar Pathologie
Bijzondere Dieren, faculteit Dier-
geneeskunde, Utrecht, publiceert
hierin een bewerking van zijn
voordracht \'Nederlandse Dierentuinen
(tot 1940) in historische context\'. Hij
stelt dat de geschiedenis van de dieren-
tuinen een voorbeeld is van transfor-
matie door de eeuwen heen. Het is één
van de vormen van omgang van
mensen met hun omgeving. Wilde
dieren werden door de tijd uit ver-
schillende motieven gebruikt of
gehouden, te weten: uit religieuze
motieven, ter demonstratie van macht
en rijkdom, ter kennismaking met
dieren uit tropische streken, ter
bestudering en educatie, uit liefheb-
berij en voor het soortbehoud.

Deze motieven gaan in grote lijn
samen met culturele en economische
ontwikkelingen. We lezen interes-
sante feiten, zoals dat heersers zoals
keizers, koningen en hertogen dieren
verzamelden. Eén van de oudste
gevonden dierencollecties is die te
Saqqara dichtbij Memphis, waar
Egyptische machthebbers meerdere

diersoorten hielden. De ontdekking
van Amerika deed de vraag naar
exotische dieren toenemen. Om-
streeks 1600 begonnen rijke burgers
menagerieën aan te leggen. De
achttiende eeuw werd vervolgens
gekenmerkt door een grote behoefte
aan verzamelen en inventariseren. De
Verenigde Oost-Indische Compagnie
bracht op de heen- en de retourvaart
dieren van en naar Europa.

In het deel \'Dierentuinen voor
studie en educatie\' worden Artis
(1838), de Rotterdamse Diergaarde
(1857), de Haagse Dierentuin (r863 tot
1942), Burgers\' Dierenpark (1913),
Ouwehands Dierenpark (1932), het
Noorderdierenpark (1935) en het
Wassenaars Dierenpark (1937 tot
1985) besproken.

artis

Het tweede artikel is een bewerking
van de voordracht welke werd
gehouden door A. (Guus) H.H.M.
Mathijsen, oud-bibliothecaris van de
faculteit Diergeneeskunde te Utrecht,
getiteld \'Dierenartsen werkzaam in
Artis (ca. 1845-1962)\'. De vraag welke
dierenartsen in Artis te Amsterdam
werkzaam zijn geweest, kan volledig
worden beantwoord op grond van de
in het archief van Artis bewaarde
declaraties. In de te bespreken periode
waren in Artis negen dierenartsen
werkzaam. Geen van de dierenartsen
had een formeel dienstverband. Van
de klinische behandelingen kan uit de
declaraties in de meeste gevallen
slechts een oppervlakkig beeld
worden gekregen. Bijzonder is wat
Guus Mathijsen schrijft over het
samenwerkingsverband tussen de
dierenartsen Johannes Mazure,
Adriaan LJ. Goethals en Cornelis J.
Polmer. In feite was het een familie-
associatie. De gezamenlijke praktijk
was gevestigd in de PC. Hooftstraat.
Uitgebreid wordt melding gemaakt
van hetgeen P. Smit schrijft over de

Argos, nummer veertig,
maart 2009

verdiensten van Folmer voor Artis in
\'Artis, een Amsterdamse tuin\'. Smit
concentreert zijn geschiedschrijving
op de periode waarin respectievelijk
Sunier en Jacobi directeur waren van
Artis (1927 tot 1973).

Het derde artikel is een bijdrage
van dr Maarten Th. Frankenhuis, oud
directeur van Natura Artis Magistra.
Hij beschrijft \'Artis in oorlogstijd\'. De
hiervoor gebruikte informatie over
het dagelijks leven in de Tweede
Wereldoorlog werd verkregen uit twee
boeken over Artis, diverse interviews
en veel herinneringen van vooral Jan
Overgoor, in de oorlog hoofd admini-
stratie, oud-oppasser Cor Wiers en een
dochter van de toenmalige directeur
dr Armand Sunier, die door zijn
Zwitserse afkomst de Duitse bezetter
in perfect Duits en op zéér correcte
wijze wist te vertellen wat een
dierentuin en haar werknemers zoal
nodig hadden om de zaak te blijven
draaien. Artis kwam nagenoeg
ongeschonden uit wo 11, maar van
Blijdorp en Ouwehands bleef weinig
over In beide tuinen kwamen dieren
om door oorlogsgeweld en was men
genoodzaakt alle roofdieren af te
maken voor het geval ze zouden
losbreken. Het oorlogsleed in Artis
wordt uitgebreid vermeld door
Frankenhuis.

Deze aflevering van Argos wordt
afgesloten met tweeboekbesprekingen
van dr Jan B. Berns.

lid

Om lid te worden van het vhg kunt u
zich opgeven bij dr R. Kuiper te
Utrecht (rkuiper@casema.nl). De
contributie bedraagt 25 euro per jaar,
inclusief twee afleveringen van
Argos.
Aparte afleveringen van Argos kunt u
bestellen bij J.C. Hasselaar te Sneek:
j.c.hasselaar@versatel.nl.

De volgende bijeenkomst van het
vhg vindt plaats op 27 oktober
aanstaande in de collegezaal van het
departement Paard van de faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht.

R. Back is voorzitter van het vhg.

-ocr page 28-

Ingezonden

Bijdrage ethiek gewonde zeug

Ik ben het eens met de stelling \'Niets doen
is geen optie\'. Ik zou allereerst de vee-
houder erop wijzen dat wij beiden zowel
ethisch als wettelijk aansprakelijk zijn
voor de goede zorg voor het varken.
In feite zijn er hierbij twee opties:

1. Noodslachting.

2. Hooguit één week behandelen met de
nodige zorg (pijnstillers, zo mogelijk
een tijdelijke spalk, dik strobed,
afleiding, varken meerdere malen per
dag omleggen enzovoorts). De
veehouder zal dezelfde dag nog moeten
beslissen wat hij wil. Wil hij niet
verzorgen dan blijft alleen noodslach-
ting over.

- Voordelen bij i. Voor het varken is dit de
beste oplossing. De veehouder krijgt nog

Ingezonden

Ethiek in praktijk: een gewonde zeug
(Reactie op het artikel: \'Ethiek in
praktijk: een gewonde zeug\' uit het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
deel 134, aflevering 9, i mei 2 oog,
pagina 400 tot 401.)
Het bestuur van de Vakgroep Gezond-
heidszorg Varken wil graag reageren op
het artikel \'Ethiek in praktijk: een gewonde
zeug\'. In dit artikel wordt ingegaan op een
casus van een hoog dragende zeug met een
gebroken poot In deze casus speelt de
vraag of het ethisch toelaatbaar is een
zeug met een gebroken poot één week aan
te houden tot en met het werpen, zonder
een behandeling in te stellen.

In het artikel wordt gesteld dat niets
doen geen optie is. Een dierenarts heeft een
zorgplicht op basis van de
wud en de
Code van de dierenarts. Als mogelijke
opties worden aangegeven: noodslachting,
euthanasie of behandeling. Bij een
eventuele behandeling kan daarbij
worden gedacht aan een combinatie van
pijnbestrijding, een zacht ligbed, meerdere
keren per dag ruwvoer als afleidingsmate-
riaal en twee maal daags een controle op
gezondheid en welzijn.

Het bestuur van de Vakgroep Gezond-
heidszorg Varken is echter van mening
wat geld voor het vlees.
-Nadelen bij i. De veehouder zal de
slachting moeten betalen en ook het
vervoer van het dode varken naar het
slachthuis.

- Voordelen bij 2. De boer houdt de biggen
over. Hoeveel dat er zijn en hoeveel er
overleven is onbekend.

- Nadelen bij 2. De veehouder betaalt de
kosten voor de dierenarts en de kosten voor
de verwerking van het lijk van het varken
na één week (destructie). Verder is er de
rompslomp voor de verzorging van het
varken voor de boer.

Wil de boer niet verzorgen dan blijft er
maar één mogelijkheid over: noodslach-
ting.

Over de kosten voor de dierenarts het
volgende: overleg is mogelijk, \'halfom
half\' is bijvoorbeeld een optie. De kosten
kunnen niet hoog zijn, aangezien de

dat er maar één reële optie is: euthanasie.
Een noodslachting op het bedrijf is onder
de huidige economische omstandigheden
financieel niet aantrekkelijk. Bovendien is
een noodslachting niet mogelijk omdat de
zeug drachtig is en vaak bij verwondingen
reeds door de varkenshouder behandeld
zal zijn met diergeneesmiddelen met een
wachttijd.

Behandeling van de zeug is onaccepta-
bel, aangezien de zeug nooit meer kan
herstellen van een gebroken poot
Hiernaast kan de zeug vaak niet meer
zelfstandig drinken en eten omdat de
voerbak en de drinknippel niet meer
bereikbaar zijn. De zeug kan hierdoor de
eventuele levend geboren biggen niet
voorzien van biest en/of melk. Aangezien
veel bedrijven een zeergroot aantal
geboren biggen hebben en moeite hebben
deze biggen groot te laten brengen door de
zeugen, vraagt het van de varkenshouder
erg veel inzet om de biggen van de zeug
moederloos op te fokken. Vervolgens zal de
zeug (na de behandeling en het werpen)
alsnog moeten worden geëuthanaseerd.
Het laten liggen van de zeug totdat de
biggen minimaal 112 dagen dracht
hebben en levensvatbaar zijn, is wat ons
betreft dus een onethische optie.

De zeugenhouder is over het algemeen
niet goed in staat de zeug zelf te euthana-
dierenarts al ter plaatse was (kan de boer
verdere dagen zelf pijnstillers toedienen?).

Blijft de boer weigeren, dan maak ik
hem erop attent dat ik niet meer zijn
dierenarts wil blijven. Na dit geval: wil hij
wel behandelen, dan zou ik hem die ene
week toch willen controleren of hij zijn
plicht wel nakomt (onkosten reken ik dan
niet). Ik ga er namelijk van uit, dat een
dergelijk geval slechts sporadisch
voorkomt (misschien één a twee keer per
jaar per normale praktijk?). Tenslotte zijn
wij in dit geval de arts voor het varken en
niet de econoom voor de boer. Wil hij het
dier niet verzorgen, dan zijn wij beiden in
twee opzichten strafbaar als hij het varken
toch aanhoudt, en daar wil ik niets van
weten. Ik kan hem aangeven bij de
inspectie.

Mw. A.C. Bander, Wassenaar, 50 mei

200g

seren. Het gebruik van enkel een schiet-
masker voor het euthanaseren van een
zeug is onvoldoende, aangezien de zeug
enkel wordt verdoofd en meestal niet
wordt verbloed. In veel gevallen wordt
gewacht tot het volgende bezoek van de
dierenarts.

Het bestuur van de Vakgroep Gezond-
heidszorg Varken is dus van mening dat
de zeug per direct door de dierenarts
geëuthanaseerd dient te worden. Indien de
varkenshouder de euthanasie weigert,
dient de dierenarts daartegen stelling te
nemen.

De euthanasie van landbouwhuis-
dieren zoals varkens, kalveren, koeien,
schapen en geiten vereist een discussie op
zich. Momenteel is een dierhouder niet in
staat een dier op een adequate manier te
euthanaseren. Regelmatig blijven dieren
liggen tot een volgend bezoek van een
dierenarts, aangezien een tussentijds
bezoek van de dierenarts enkel voor het
euthanaseren van dieren te duur is.

Het bestuur van de Vakgroep Gezond-
heidzorg Varken zou daarom graag zien
dat het euthanaseren van dieren beter zou
worden geregeld.

Rick Janssen, bestuurslid Vakgroep
gezondheidszorg Varken

-ocr page 29-

Marieke Veldman

Vanaf januari 2010 kunnen gezel-
schapsdieren in Nederland worden
bestraald tegen kanker. De Universi-
teitskliniek voor Gezelschapsdieren
van de faculteit Diergeneeskunde
bouwt een bestralings-\'unit\' voor de
behandeling van kanker bij gezel-
schapsdieren. Tot nu toe kon kanker
bij dieren alleen worden behandeld
via een chirurgische ingreep of via
chemotherapie.

"Met de bestralingsbunker maken we
ons palet van oncologische behande-
lingen compleet", zegt Erik Teske,
hoofd Oncologie, afdeling Interne
Geneeskunde, departement Genees-
kunde van Gezelschapsdieren. "Deze
eenheid voor de radiotherapeutische
behandeling van gezelschapsdieren is

de eerste in Nederland en is mede
geïnitieerd door Stichting Docter-U."

Naast chirurgie en chemotherapie
vormt bestraling (ook wel radio-
therapie genoemd) de derde pilaar
voor een optimale behandeling van
verschillende vormen van kanker In
veel gevallen zal bestraling worden
geadviseerd in aansluiting op een
operarie, maar bij een aantal vormen
van kanker is bestraling de enige
mogelijke behandelmethode. Vanaf
januari 2oro kunnen de specialisten
van de Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren met radiotherapie
een locale tumor behandelen, bijvoor-
beeld een hersen- of een neustumor

Faculteit Diergeneeskunde start bouw
bestralingsunit voor dieren

anderhalve meter beton

"Vandaag is het storten van het beton
begonnen. Volgens planning is de
bestralingsbunker voor de zomer
gereed. Aangezien de betonnen muren
anderhalve meter dik zijn, hebben deze
twee maanden nodig om uit te drogen",
aldus Teske. "Daarna wordt de bestra-
lingsapparatuur, de lineaire accelerator,
erin geplaatst. Het afstellen en nameten
duurt ook drie tot vier maanden. Naar
verwachting kunnen we in januari
2oro de eerste patiënten ontvangen."

Marieke Veldman is persvooriichter
van de faculteit Diergeneeskunde.

Het veterinair verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de
ki. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen
et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol
speelden in de diergeneeskunde en
de veefokkerij. Hun verhalen
worden hier verteld.

Etazon Celsius, geboren 26 augustus
1989, is één van de meest succesvolle
stieren uit het fokprogramma
etazon.
etazon
is de afkorting van Embryo
Transplantatie Amerika Zuid Oost
Nederland.

Eind jaren zeventig van de vorige
eeuw kwam de import op gang van
jonge Amerikaanse stieren. Deze
moesten helpen de achterstand in te
halen, die ons zwartbonte vee in de
voorgaande decennia had opgelopen.

De Nederlandse verenigingen voor
Kunstmatige Inseminatie
(ki) kochten
gezamenlijk veelbelovende stiertjes
aan in Canada en de Verenigde Staten.
Op zeker moment kwam hieraan een
einde, omdat vanwege ziekterisico de
import van levend fokvee uit Amerika
werd verboden. Alleen de import van
diepgevroren sperma en embryo\'s
bleef toegestaan.

De KI-verenigingen ontwikkelden
daarop een programma waarbij
potentiële toekomstige fokstieren als
embryo de oversteek naar Europa
maakten. Het programma van de

Uitgelicht: Etazon Celsius

ki-verenigingen in Zuid- en Oost-
Nederland werd
etazon genoemd, het
gezamenlijk programma van de
Noord- en West-Nederlandse clubs
kreeg de naam Delta. Het programma
loopt nog steeds, want de Nederlandse
veefokkers zoeken overal ter wereld
het beste fokmateriaal.

Celsius is de belichaming van het
succes van het Etazonfokprogramma.
Nadat jarenlang het verkeer over de
oceaan in één richting ging, was
Celsius de eerste Nederlandse stier die
ook in Amerika als vader werd ingezet.
Maar vooral in Nederland en omrin-
gende landen heeft hij zijn sporen
nagelaten. Het aantal dochters in de
Nederlandse melkproductieregistratie
bedraagt 65.304.

Nationaal Veeteelt Museum
Dr Moonsweg 5
5437 BG Beers
Tel: 0485-330241
www.veeteelt-ki-museum.nl

-ocr page 30-

H.A.W. Hazewinkel en R.J. Corhee

Veterinary Nutrition and Dietetics,
first paperback edition 2008, edited
by Sandor Gy. Fekete, "Pro Scientia
Veterinaria Hungarica" Foundation.
Prijs: 89 euro (inclusief transport,
levertijd twee tot vier weken).
Verkrijgbaar bij: dietvet(S)yahoo.
com.

Sinds enkele maanden is het boek
Veterinary Nutrition and Dietetics
verkrijgbaar, dat werd geschreven
onder redactie van prof. dr. S.G. Fekete,
hoogleraar voeding uit Boedapest
(Hongarije). Deze gedreven man, een
\'diplomat\' van het
ec vc n , is erin
geslaagd een boek te laten verschijnen
van r20o pagina\'s dat diersoortover-
schrijdend is en handelt over de klini-
sche voeding en diëtetiek. Tot de
medeauteurs (31 in totaal) behoren:
dr G. Blanchard, prof. dr. C. Iben, prof.
J. Leibetseder t, dr R.C. Nap en prof dr
A. Zeyner

Het boek is als volgt ingedeeld: na
de auteurslijst en inhoudsopgave
volgt een algemeen diersoortover-
schrijdend deel over basisbegrippen,
voedingsfysiologie en voedselveilig-
heid. Daarna volgt de klinische
toepassing van de voeding, uitgesplitst
per diersoort. Aan het eind van ieder
hoofdstuk is een uitgebreide litera-
tuurlijst aanwezig.

Het boek is voornamelijk geschre-
ven voor dierenartsen en studenten
die zich willen verdiepen in de

Een boek met een brede opzet en een lage
prijs.

klinische voeding. Het is geschreven
vanuit een praktische invalshoek en
biedt speciaal aandacht aan metabole
veranderingen, deficiënties en
diëtetiek. Ook worden de nieuwe
ontwikkelingen aangaande \'nutro-
genomics\' en \'nutraceuticals\' goed
besproken.

Dit boek is vooralsnog het enige in
zijn soort en vormt daarmee een
waardevol naslagwerk voor praktise-
rende dierenartsen en veterinair
studenten die zoveel mogelijk kennis
op het gebied van de voeding bij de
hand willen hebben. De grote ver-
scheidenheid aan auteurs in combi-
natie met het ontbreken van een
Engelstalige redactie heeft helaas als
consequentie dat de verschillende
hoofdstukken in verschillende stijlen
worden gepresenteerd. Dit is vooral
jammer omdat dit gepaard gaat met
nogal wat ongecorrigeerde spelling-
fouten. Dit heeft ertoe geleid dat in
sommige hoofdstukken de boodschap
wat moeilijker overkomt. De uitge-
breide inhoudsopgave heeft geen
logische opbouw en mede omdat een
trefwoordenregister ontbreekt, is het
dus even zoeken voordat een onder-
werp kan worden gevonden. Er werd
niet in alle hoofdstukken gebruikge-
maakt van recente literatuur, waar-
door een aantal genoemde inzichten
inmiddels achterhaald zijn. Dit geldt
bijvoorbeeld voor de behandeling van
diabetes mellitus bij hond en kat.

Boekbespreking: Veterinary
Nutrition and Dietetics

Achter in het boek staan zelftoets-
vragen, die een waardevolle aan-
vulling vormen voor studenten en
anderen die meer willen weten over
voeding en diëtetiek.

Kortom, dit boek is in het bijzonder
geschreven voor dierenartsen en
studenten die zich willen verdiepen
in de klinische voeding. Het is geschre-
ven vanuit een praktisch perspectief
met speciale aandacht voor metabole
veranderingen, deficiënties en
diëtetiek. De brede opzet en de lage
prijs wegen grotendeels op tegen het
feit dat niet in alle gevallen recente
kennis wordt geboden, onderwerpen
lastig zijn op te zoeken en sommige
hoofdstukken veel typefouten
bevatten. Wij hopen dat deze schoon-
heidsfoutjes er in volgende edities uit
zullen worden gehaald. Ondertussen
kunnen wij dit boek van harte
aanbevelen.

Prof dr. H.A.W. Hazewinkel, decvcn, en
R.J. Corbee, sio-Klinische Voeding.

-ocr page 31-

Operatie
crisis!?

Roeland Wessels

"Zorg voor je eigen geluk!", dat is de
kernachtige boodschap van Gert Jan
Kleinrensink, commercieel direc-
teur inkomensverzekeringen bij
Achmea. "Maak op grond van je
huidige financiële situatie en
levensfase een helder plan voor de
korte, middellange en lange ter-
mijn", vervolgt hij zijn betoog.
"Mensen blijven dierlijke producten
eten en het huisdier is een steeds
belangrijkere huisgenoot, dus liggen
er voor de veterinair volop kansen.
Daarvoor moeten dierartsen wel
bereid zijn uit hun hok te komen."

de crisis is nu enige maanden

oud. wanneer verwacht u

het eerste herstel?

"In sommige sectoren, zoals de
bouw- en transportbranche, vallen
rake klappen. Ik verwacht dat dit
vanaf de zomer breder zal uitwaaieren
over andere branches. Er komt dus
nog wel wat op ons af, maar uiteinde-
lijk verwacht ik dat onze economie
voldoende veerkracht en zelfreinigend
vermogen bezit om hier bovenop te
komen."

wat zijn uw verwachtingen

voor de veterinaire sector?

"Crisis of geen crisis, er zal altijd
worden gegeten... Daarom verwacht ik
dat er voldoende werk zal blijven voor

tips van gert-jan kleinrensink,

do\'s

- Gedegen analyse van persoonlijke
en zakelijke financiële situatie, als
basis voor toekomstplannen

- Goede en betrouwbare adviseurs
raadplegen en hun adviezen rustig
en evenwichtig overdenken alvorens
tot een besluit te komen

- Professionaliteit en kwaliteit van
adviseurs en adviezen tegen het licht
houden

veeartsen. Veranderende eu-regels
hebben invloed op hun werkzaam-
heden dan een financieel-economische
crisis. Voor de gezelschapsdierensector
ligt dat wellicht iets anders. Ik kan mij
voorstellen dat huisdiereigenaren een
pas op de plaats maken, maar zoiets zal
van tijdelijke aard zijn. Dat geldt ook
voor paardenhouders. Zeker, de
populariteit zal tijdelijk afnemen,
maar er blijft altijd een groep mensen
die met paarden doorgaat. Luxe blijft
altijd bestaan."

waar liggen volgens u
in deze tijfd kansen voor
dierenartsen?

"Voor de landbouwhuisdierensector
zie ik het positief in. Als belangrijk
vertrouwenspersoon van veehouders
liggen er voor de veearts duidelijke
kansen. De moderne veterinair moet
zich dan wel de rol van professioneel
adviseur durven aanmeten en kwalita-
tief hoogwaardige kennis vermarkten.
Voor de gezelschaps- en paarden-
dierenarts zie ik ook tal van mogelijk-
heden. Ik denk dat deze dierenartsen
veel meer uit hun hok moeten komen
om in te spelen op de emotionele
wensen van diereigenaren. Ontwikkel
op dat gebied meer nieuwe dienst-
verleningen, is mijn advies. Meer
emotie, meer betrokkenheid, meer
communicatie, meer \'fun\'!"

wat is als directeur
inkomensverzekeringen
uw visie op de inkomens-
ontwikkeling van
dierenartsen?

"Mijn visie is dat de dierenarts vooral
voor zijn eigen geluk moet zorgen,

achmea inkomensverzekeringen

don\'ts

- Mee laten slepen door emoties

- Overhaast beslissingen nemen

- Blindelings vertrouwen op
deskundigheid en kwaliteit van alle
externe adviseurs

door goed te beschouwen wat zijn
financiële positie is, in welke levens-
fase hij zich bevindt en wat zijn
ambities en drijfveren zijn. Op grond
daarvan moet hij duidelijke doelen
formuleren. Het halen daarvan blijkt
dan vaak relatief eenvoudig, omdat
men doelgericht en met plezier aan
het werk gaat. Dat is één van de
belangrijkste sleutels tot succes."

sommige vrije beroepen
verlagen hun tarieven.
moeten dierenartsen dat ook
doen?

"Prijs is maar één onderdeel van het
pakket dat je als dierenarts aanbiedt.
Het is onverstandig om prijzen te
verlagen met als doel dezelfde
inkomsten te genereren, omdat je dan
voor een gelijkblijvende omzet meer
patiënten moet behandelen. Dat lukt
niet in een stagnerende markt. Het is
veel verstandiger om te investeren in
kwaliteit. De mogelijke terugloop in
patiënten compenseer je dan door een
betere zorg en betere omzet per
patiënt."

welke rol moet de knmvd in
de crisis vervullen voor de
leden?

"Ik denk dat de knmvd een facilitator,
kennisdeler, vraagbaak én regisseur
voor haar leden moet zijn. Van de
zijlijn beschouwd doet ze dat, vergele-
ken met andere beroepsorganisaties,
al heel goed."

Roeland Wessels, St. Anna Advies.

-ocr page 32-

Ingezonden

Pensioen

Collega Beijer gebruikt het \'editorial\' in

Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van I juni 2oog om kritiek te leveren op
het Pensioenfonds voor Dierenartsen naar
aanleiding van een artikel over de
Deelnemersvereniging Pensioenfonds
Dierenartsen in dezelfde editie van het
Tijdschrift. Al langere tijd voert hij een
persoonlijke strijd tegen het Pensioenfonds
en vanzelfsprekend heeft hij daar het
volste recht toe. En als hij die strijd ook wil
voeren via het
tvd is dat uitstekend, maar
als voorzitter van de wetenschappelijke
redactie van het
tvd zou hij toch moeten
weten dat de rubriek \'ingezonden \' de
uitlaatklep voor zijn frustraties moet zijn.

Een \'editorial\' bevat doorgaans een
algemene mening van de redactie (I) over
actuele zaken en gebeurtenissen waarbij
vervolgens elders in het medium meer
aandacht aan het betreffende onderwerp
wordt besteed. Het verbaast ons dan ook
dat de redactie toestaat dat in het voor-
woora zo\'n uitgesproken en eenzijdige
mening wordt afgedrukt. Collega Beijer
misbruikt hiermee zijn functie en hij, en
daarmee de redactie, diskwalificeert de
overgrote groep
knmvo-leden die wel
voorstander zijn van het verplichte
pensioenfonds voor dierenartsen.

Dit is niet de plaats om inhoudelijk in
te gaan op het betoog van collega Beijer,
maar het is niet onbelangrijk te vermelden
dat bijna 80 procent van de zelfstandige
dierenartsen lid is van
dpd. Deze groep
geeft daarmee dus aan het pensioenfonds
te willen behouden.
Met vriendelijke groet,
Saskia Nab, Cora Karens, Henk
Vrieselaar, Piet van der Werf en Arjan
den Hertog.

reactie van anton beijer

Met belangstelling heb ik de reactie
van het
dpd-bestuur gelezen. Aller-
eerst
zou ik graag van de gelegenheid

gebruik willen maken een misver-
stand bij de schrijvers van het stuk
weg te nemen. Het \'editorial\' wordt
sinds jaar en dag volledig op persoon-
lijke titel geschreven en niet namens
of uit de redactie. Het geeft de redactie-
leden de gelegenheid om op persoon-
lijke titel wat dieper in te gaan op
actualiteiten die al dan niet in de
betreffende aflevering van het
Tijschrift aan de orde komen. Hierbij
kunnen geaccepteerde gezichtspunten
worden aangestipt, maar kan soms
ook zonder last of ruggespraak een
wat andere kijk op zaken worden
gegeven. De vrijheid van menings-
uiting is een groot goed, ook bij de
redactie van het
tvd.

Even voor de goede orde: er worden
geen persoonlijke acties tegen de
spd
of d pd gevoerd, maar er worden in het
bewuste \'editorial\' een aantal zaken
aangesneden die misschien toch eens
in een wat breder kader zouden
kunnen worden bekeken. Het gaat
daarbij om de zuiverheid van het
ledenwinproces en de manier waarop
de draagvlakdiscussie wordt gevoerd.
Er wordt in de ogen van diverse
collega\'s op nogal dubieuze wijze
"draagvlak gecreëerd middels een
automatisch lidmaatschap waarbij
men actief moet handelen door
vervolgens nadrukkelijk op te zeggen,
en niet middels een bewuste keuze
door lid te worden." Dit proces is in de
Nederlandse samenleving hoogst
ongebruikelijk.

Het is tekenend dat de dpd in haar
reactie op het \'editorial\' begint met
een halve waarheid door alleen te
spreken over het draagvlak onder de
zelfstandige dierenartsen (80 procent).
Het draagvlak onder de dierenartsen
in loondienst ligt op dit moment
namelijk beneden de 60 procent
omdat men de laatste twee jaar even
vergeten is de verplichte koppeling te
handhaven. Dit bewijst mijns inziens
overduidelijk dat men sterk afhanke-
lijk is van de verfoeilijke koppe-
lingstruc om bij deze groep aan
voldoende draagvlak te komen. Wordt
met dit stukje informatie de door-
snede
tvd-lezer per ongeluk op het
verkeerde been gezet of bewust
misleidt?

Het zou de dpd in mijn ogen sieren
als zij met open vizier voorlicht (de
hele waarheid en niet slechts de halve)
en de discussie aangaat met de hele
beroepsgroep, bijvoorbeeld in het
tvd.
En dat niet door zoals in dit geval bij
voorbaat te pogen de boodschapper(s)
onder te schoffelen of als persoon te
diskwalificeren, maar door zoals het
academici betaamt een volwassen
discussie te voeren op de inhoud en de
feiten. Hierbij zou men met betrek-
king tot het ledenaannamebeleid de
situatie moeten gaan volgen zoals
deze overal elders gebruikelijk is in
Nederland, ook bij de
knmvd:\'opt in\'.
Men meldt zich actief en uit over-
tuiging zelf aan als lid van het
dpd.
Dai is piima mogelijk. Nota bene:
80 tot 85 procent van de dierenartsen
is vrijwillig en uit overtuiging van het
nut van de
knmvd lid van deze
organisatie. Zo kan het dus ook!

Wellicht is het goed dat een
onafhankelijke
knmvd-commissie, los
van het
vdv/spd, met behulp van
onafhankelijke deskundigen eens
rustig gaat kijken of de huidige vorm
van een (klein) verplicht en zelf-
standig pensioenfonds anno 2009 nog
wel de oplossing is die het beste past
bij de beroepsgroep, en tevens gaat
onderzoeken wat de alternatieven
zijn: gewoon even terug naar de basis
en de tekentafel. Zijn die alternatieven
er niet dan kunnen we weer rustig
twintig jaar verder op de huidige weg.
Zijn ze er wel, dan zou ik de beroeps-
groep die mogelijkheden zeker niet
willen onthouden. U wel?

Anton Beijer, dierenarts

-ocr page 33-

Jenny Buijtels

Zoals u al jaren van ons gewend
bent, organiseert de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren
(ggg) ook
dit jaar een Najaarsdag en wel op
zaterdag 7 november 2009. De
najaarsdag staat in het teken van
praktijkgerichte nascholing voor
zowel gezelschapsdierenartsen als
dierenartsassistenten in combinatie
met het onderhouden of opdoen van
sociale contacten. Dit blijkt al jaren
een succesformule, aangezien de
populariteit van de
ggg Najaarsdag
ieder jaar verder toeneemt.

Net als de afgelopen twee jaar zal de
ggg Najaarsdag in 2009 worden
gehouden in congrescentrum Orpheus
te Apeldoorn. Deze locatie biedt een
grotere capaciteit dan de locatie die
eerder gebruikt werd, maar door de
groeiende belangstelling voor de
ggg
Najaarsdag is de kans toch groot dat de
Najaarsdag voortijdig uitverkocht zal
zijn, vandaar dat wij u er vroeg van op
de hoogte brengen. Vorig jaar was de
zaal voor de dierenartsassistenten ook
al ruim van te voren uitverkocht, dus
breng ook uw assistenten tijdig op de
hoogte.

gevarieerd

Het is ons dit jaar weer gelukt voor u
en uw dierenartsassistent een geva-
rieerd programma samen te stellen
met als thema: \'Net even anders\'. De
aftrap zal worden gegeven door Ceriel
Maas, specialist chirurgie, werkzaam
bij Veterinaire Specialisten Oisterwijk
en het departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren in Utrecht. Hij zal
ingaan op de \'do\'s and dont\'s\' bij bloed
in de buik. Mevr. Marrit Prins, specia-
list khnische pathologie in opleiding
en werkzaam bij het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
in Utrecht, zal de (on?)begrensde
mogelijkheden van in-huis-laborato-
riuminstrumenten bespreken. Prof

Michael Boevé, specialist oogheel-
kunde en tevens werkzaam bij het
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, zal spreken over
\'Cataract: licht na de duisternis\', een
titel die geen verdere uitleg zal
behoeven. Dr. Lars Theijse, specialist
chirurgie, zal daarna zijn kritische
licht werpen op de vele chirurgische
mogelijkheden bij kruisbandlaesies bij
de hond. Voor de middagpauze zullen
ook twee voordrachten van vijftien
minuten worden verzorgd, die worden
ondersteund door de
cpgg (Commis-
sie Preventieve Gezondheidszorg
Gezelschapsdieren), namelijk over
hyperaldosteronisme bij de kat en
maligne histiocytose bij de hond.
Zoals u inmiddels zult weten, wordt
een deel van de opbrengst van de
verkoop van het
KNMVo-ggg-paspoort
door de
cpgg besteed aan een voor de
practicus relevant onderzoek. Dit
maakt het
KNMvo-ggg-paspoort uniek
aangezien de winst ten goede komt
aan het gezelschapsdier en de gezel-
schapsdierenarts.

Hierna is het tijd voor een heer-
lijke, uitgebreide lunch waarbij u alle
tijd krijgt om de sociale contacten aan
te halen. In de postprandiale dip zal
prof. Luc van Ham, specialist neuro-
logie en werkzaam bij het departe-
ment Kleine Huisdieren van de
Universiteit Gent te België, u proberen
wakker te houden met de nieuwe
inzichten op het gebied van cervicale
spondylomyelopathie (Wobbler-
syndroom) bij de Dobermann.
Aansluitend zal Maurice Zandvliet,
speciahst interne geneeskunde, u
meenemen in de vele therapeutische
mogelijkheden van radiotherapie. Net
als andere jaren zal een thema over
bijzondere dieren ook nu niet ont-
breken. Dit jaar hebben we prof. Henk
Vaarkamp bereid gevonden een prakti-
sche lezing te verzorgen over \'(off)
label\'-gebruik van medicijnen bij
bijzondere dieren. De dag zal worden
afgesloten door Robert Favier die de
prikkelende lezing \'Waarom een
leverbiopt nemen als je toch predni-
son geeft\' voor zijn rekening heeft
genomen.

De GGG Najaarsdag:
\'Net even anders!\'

U merkt het: van begin tot eind is
dit een enerverende, variërende dag
die u eigenlijk niet mag missen.

assistent

Alle lezingen worden, zoals u gewend
bent, in een andere zaal gegeven aan
uw dierenartsassistent. Uiteraard is de
inhoud van de voordrachten aan-
gepast aan het publiek. Aangezien een
goede (na)scholing van de dierenarts-
assistent een belangrijke hoeksteen is
van de dierenartspraktijk, neemt u uw
dierenartsassistent natuurlijk mee!
Door deze opzet ontstaat de ideale
gelegenheid om de behandelde
onderwerpen nog eens met uw
assistent(e) door te nemen en daarmee
de kwaliteit van uw praktijk verder te
verhogen.

kaarten

Ook al lijkt november nog ver weg,
meer dan de helft van de ruim 650
kaarten is inmiddels verkocht.
ggg-leden hebben namelijk altijd de
mogelijkheid zich voor r februari al in
te schrijven tegen een gereduceerde
prijs van 80 euro.
ggg-leden die zich
alsnog willen inschrijven betalen tot
I oktober 90 euro, daarna wordt het
r ro euro, en op de dag zelf is het r 5 5
euro (indien er nog kaarten beschik-
baar zijn). Niet-leden betalen 155 euro.
Het
ggg-lidmaatschap 2009 voor
practici bedraagt 90 euro. Indien u na
i juli lid wordt, betaalt u uitsluitend
voor de tweede helft van 2009. De
inschrijving voor de Najaarsdag
bedraagt dan 90 euro. U bent dan wel
verplicht in 2010 lid te blijven.
Studenten betalen 62,50 euro. Studen-
ten kunnen voor r6 euro kandidaat-lid
worden van de
ggg. Voor assistentes
bedraagt de toegang 75 euro. Inschrij-
ven en lid worden kan via de
ggg-
website: www.ggg.knmvd.nl. Laat deze
dag niet aan u voorbijgaan en schrijf u
op tijd in. Met dank aan Hills, de
sponsor van de
ggg Najaarsdag 2009.

Jenny Buijtels is lid van het ggg-
bestuur.

-ocr page 34-

Marjolijn Fijten

Dat dierenartsen kunnen helpen bij
het signaleren van huiselijk geweld
was al langer bekend uit buiten-
landse studies. Dat dit ook geldt in
Nederland, bleek uit het onderzoek
dat dr. Marie-José Enders-Slegers
deed in opdracht van de Stichting
DierZijn. Het onderzoek werd
uitgevoerd door het departement
Klinische en Gezondheidspsycho-
logie, Universiteit Utrecht, in
samenwerking met Adsearch in
Amsterdam.

De resultaten van het onderzoek,
waaraan onder meer honderd dieren-
artsen meewerkten, werden 27 mei
2009 bekendgemaakt op de conferen-
tie \'Cirkel van Geweld\'. Tijdens die
bijeenkomst ging directeur van de

Dierenbescherming Frank Dales onder
meer in op de rol van zijn inspecteurs
en de diverse opvangcentra voor
dieren in nood. Verder vertelden
deskundigen uit Amerika, Groot-
Brittannië en Nederland over de
relatie tussen dierenmishandeling en
huiselijk geweld vanuit hun dagelijk-
se werksituaties en heten zij zien hoe
het probleem kan worden aangepakt.
Het was overduidelijk dat er een \'link\'
is tussen dierenmishandeling en
huiselijk geweld. Zoals Phil Arkow het
verwoordde: "When animals are
abused, people are at risk; when
people are abused, animals are at risk."

\'taskforce\'

De conferentie vormde de eerste
aanzet om in Nederland te komen tot
praktische schakels, zoals infor-
matieknooppunten, meldrecht,
samenwerking tussen mensen- en

Dierenarts kan helpen bij
opsporing van geweld

- Meidnummer dierenmishande-
ling: (0900) 20 21 210.
-Telefoonnummers van de
hondenbescherming zijn te
vinden op:

www.hondenbescherming.nl/
activiteiten/inspectiedienst.htm.

- Voor informatie over het
Advies- en meldpunt kinder-
mishandeling:
www.amk-nederland.nl/.

dierenbeschermers, nascholings-
programma\'s voor \'professionals\'
onder wie dierenartsen, opvang van
dieren van slachtoffers en onderwijs-
programma\'s. Tijdens de conferentie
werd de samenstelling van een
\'taskforce\' bekendgemaakt, die over
een half jaar zal komen met een
concreet adviesdocument voor
politiek en werkveld.

verantwoordelijkheid

De knmvd vindt het belangrijk dat de
dierenarts op dit gebied zijn verant-
woordelijkheid neemt en waar
mogelijk bijdraagt aan het voorkomen
van dierenleed en menselijk leed. Zij
zal de dierenartsen vertegenwoor-
digen in de \'taskforce\' die aan de slag
gaat om ook in Nederland te komen
tot een effectieve aanpak van huiselijk
geweld in relatie tot dierenmishande-
ling. Een belangrijk onderdeel van
deze aanpak is de bewustwording over
dit verband binnen de beroepsgroep.
Dierenartsen die vermoedens hebben
van dierenmishandeling en/of
huiselijk geweld moeten in elk geval
actie ondernemen. Ieder geval van
mishandeling is er een te veel.

Marjolijn Fijten is senior communi-
catiemedewerker bij de
knmvd.

-ocr page 35-

PhytoTreat voor
paarden met staart-en-
maneneczeem

PhytoGeniX doet onderzoek naar en
ontwikkelt plantaardige gezondheids-
producten en geneesmiddelen. De
laatste jaren heeft men onderzoek
gedaan aan een uit planten geïsoleer-
de stof met immuunmodulerende en
wondhelende eigenschappen. Deze
stof is verwerkt in een zalfbasis en is
met positief resultaat getest op
wondhelende eigenschappen bij
paarden met staart-t.n-maneneczeem.

Onder de merknaam PhytoTreat zal
dit voorjaar de introductie plaatsvinden
van het dierverzorgingsproduct
pt-seo.
pt-seo
richt zich op de verzorging van
wonden ten gevolge van zomereczeem
bij paarden. Het heeft een ontstekings-
remmende werking en bevat geen
corticosteroïden.

www.phytotreat.nl

Shotaflor Pig® bij

luchtwegaandoeningen

varkens

Shotaflor Pig is de nieuwste uitbrei-
ding van het assortiment van Virbac
op het gebied van varkens. Het is een
injectieantibioticum met als werk-
zame stof florfenicol in de concen-
tratie 300 milligram per milliliter Nog
steeds zijn luchtwegaandoeningen
een van de belangrijkste oorzaken van
economische verliezen in de varkens-
houderij. Antibiotica bieden nooit een
structurele oplossing, maar toch blijft
therapeutisch ingrijpen af en toe
noodzakelijk. Al jaren blijkt en blijft
florfenicol een uitstekende keuze voor
de behandeling van acute uitbraken
van luchtweginfecties door het juiste
spectrum, een snelle distributie en een
langdurige werkzaamheid.
info@virbac.nl

GALM Diet

Royal Canin introduceert calm Diet,
een geheel nieuw voedingsconcept
voor katten en kleine honden met
stress. Onderzoek naar de rustgevende
eigenschappen van melk bij neonaten
heeft aangetoond dat dit effect
afkomstig is van alfa-casozepine
(Lactium®). Dit heeft een benzodiaze-
pineachtige werking, maar zonder de
bijwerkingen van diazepam zoals
sedatie en verslaving. Daarnaast is
gebleken dat het aminozuur L-trypto-
faan, een precursor van serotonine,
een positieve invloed heeft op diverse
gemoedstoestanden zoals onrust en
angst en het slaap- en eetgedrag. Royal
Canin heeft deze ingrediënten als
uitgangspunt genomen voor de
ontwikkeling van dit geheel nieuwe
dieet,
calm Diet bevat de unieke
combinatie van Lactium® en L-trypto-
faan. De dieetvoeding houdt ook
rekening met de mogelijke negatieve
effecten van stress op andere orgaan-
systemen, zoals het maag-darmkanaal
en de huid.
calm Diet is verkrijgbaar
als droogvoeding voor katten en
kleine honden tot vijftien kilogram in
verpakkingsformaten van twee en vier
kilogram.

info@royalcanin.nl

Altresyn® voor de
synchronisatie van
gelten

Ceva Santé Animale introduceert
Altresyn®, op basis van altrenogest
(synthetisch progesteron). Het
inhibeert de secretie van
fsh en lh en
blokkeert zo de groei van kleine
follikels (kleiner dan 3 tot 4 millime-
ter). Grotere follikels gaan bij deze
behandeling in atresie. Zodra men met
de behandeling stopt, komt de afgifte
van
fsh en lh weer op gang en treedt
binnen de vijf ä zes dagen oestrus op.

Men kan op elk moment van de cyclus
beginnen met de behandeling. Om de
luteale fase, die ongeveer veertien
dagen duurt, volledig te dekken, wordt
een behandelingsduur van achttien
dagen aangehouden. Altresyn® wordt
gebruikt bij geslachtsrijpe gelten en
wordt éénmaal per dag vóór het
spenen van de adoptiebatch gegeven,
gedurende achttien opeenvolgende
dagen.

De dagelijkse dosis bedraagt 5
milliliter per geit (20 milligram
altrenogest). De doseerpomp is
afgesteld op 5 milliliter Eén flacon
Altresyn® bevat 360 milliliter.
Hiermee kunnen vier gelten worden
behandeld gedurende achttien dagen.

cevanl@ceva.com

Equimax®/Eraquell®-
veiligheidsactie:
gd
wormenpakket paard

Virbac is voorstander van bewust
ontwormen. Dit houdt in: alleen
ontwormen als het nodig is, niet
teveel en niet te weinig, met de juiste
middelen in de juiste dosering en met
het juiste interval, en op basis van
kennis. De parasitaire begeleiding van
de paarden is maatwerk en alleen de
dierenarts is in staat dit type maat-
werk goed te leveren. Een onderdeel
hiervan is mestonderzoek. Met de
Equimax/Eraquell-veiligheidsactie
kunnen paardeneigenaren sparen
voor allerlei veiligheidsartikelen voor
het paard door de originele barcodes
van verpakkingen Equimax en/of
Eraquell op te sturen. Een nieuw
onderdeel van deze actie is het
gd
wormenpakket paard. Paarden-
eigenaren kunnen sparen voor het
pakket alleen of voor het pakket
inclusief mestonderzoek.

www.virbac.nl

-ocr page 36-

Wordt het een lange, hete
zomer?

Geen zorg, uw voorzitter ontpopt zich niet als de nieuwe Piet Paulusma. Wel
denk ik dat de komende zomer een \'warme\' zomer kan worden omdat er een
aantal belangrijke discussies gaat plaatsvinden. De diergeneeskunde en haar
omgeving zijn volop in beweging! Uiteraard lopen er de vervolgstappen van de
convenanten binnen de verschillende sectoren betreffende het terugdringen
van de antibioticaresistentie, maar ook is er een rapport van de Raad van
Dierenaangelegenheden.

In dit rapport wordt een visie gegeven op de mogelijkheden voor het versterken
van de positie van de dierenarts als bewaker van het algemeen belang. Dit betreft
belangen als dierenwelzijn inclusief diergezondheid, maar ook volksgezondheid,
voedselveiligheid en milieu. Ik citeer: "Dierhouderij en diergeneeskunde moeten
transparant en borghaar worden. De Raad is van mening dat alle relevante
informatie met betrekking tot dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid en
volksgezondheid in een nationale database verzameld moet worden. Daarnaast is
de Raad van mening dat er duidelijkere afspraken moeten komen, naast de
geldende wet- en regelgeving, waarin wordt vastgelegd hoe de dierenarts zijn
werkzaamheden uitvoert. Alle dierenartsen zouden in geborgde en gecertificeerde
systemen moeten werken... en dierenartsen zouden een directe vergoeding voor
de maatschappelijke taken dienen te ontvangen."

Daarnaast is de brief van de minister van lnv aan de kamer over de mrsa-
problematiek aanleiding voor de discussie over het loskoppelen van voor-
schrijven en de verkoop van diergeneesmiddelen.

Het is maar goed dat velen van ons deze zomer in Nederland blijven, zodat we
exact weten hoe warm het wordt, en daar actief op kunnen inspelen. Uiteraard
kunnen we daarbij alle steun van onze leden gebruiken, dus laat van u horen!

Ludo ƒ. Hellebrekers, voorzitter, l.j.hellebrekers@knmvd.nl

GGL-column: Een roze Cadillac en de paarse
krokodil

Edwin Visser

Telkens als ik iets niet begrijp of
ergens nadere informatie over wil,
maak ik gebruik van de diensten van
Google. Zo ook met betrekking tot
de term \'
bgp\'. Het resultaat van de
zoekopdracht: het \'Border Gateway
Protocol\'. Dit is het belangrijkste
protocol van het internet waarmee
autonome systemen routeringsinfor-
matie aan elkaar doorspelen. Het
maakt routeringsbeslissingen
gebaseerd op \'network policies\' of

regels. Systemen kunnen op deze
manier efficiënter (dat is: sneller)
met elkaar \'communiceren\'.

Dat was natuurlijk niet waar ik naar op
zoek was. Eigenlijk wilde ik kijken of er
op internet al informatie te vinden is
over het bedrijfsgezondheidsplan,
oftewel
bgp. Zoals u weet is deze term
geïntroduceerd bij het opstellen van de
overeenkomst tussen dierhouder en
dierenarts en is hij overgenomen in de
diverse convenanten
abres (antibioti-
cumresistentie). Dit bedrijfsgezond-
heidsplan zal de komende tijd in de
diverse sectoren nadere invulling
moeten krijgen. Behalve uit algemene
gegevens van het bedrijf (gezondheids-
status, aan- en afvoergegevens et cetera)
bestaat dit bedrijfsspecifiek opgestelde
plan in onze ogen met name uit een
risico-inventarisatie en daaraan
gekoppelde adviezen voor de korte en
lange termijn. Jaarlijks dient er in het
BGP een evaluatiemoment te worden
ingebouwd. Ook het (op
knmvo-formu-
laria gebaseerde) bedrijfsbehandelplan
(bbp) zal een belangrijk onderdeel
uitmaken van het
bgp.

Dit alles heeft als doel het dieren-

-ocr page 37-

welzijn en de diergezondheid op het
bedrijf te optimaliseren en daarmee
het antibioticumgebruik te verbeteren
en zo mogelijk daadwerkelijk te
verminderen. Ten slotte wil de
overheid het antibioticumgebruik
graag in beeld krijgen.

Al met al lijkt de Google-uitkomst
in tweede instantie toch iets weg te
hebben van het beoogde zoekresultaat.

Natuurlijk zit je als bestuurder
dichter bij het vuur en hoor je bijna
dagelijks over
bgp, maar ik voorspel u:

Ingezonden

Voorzitterscolumn \'Kijk ook eens in de
spiegel\'

Elke twee weken kunnen we in ons
tijdschrift de uitgeschreven gedachten
lezen van onze
knmvd-voorzitter
- voorzien van een foto met glimlach.
Beschouwend, opwekkend, positief,
vragend, organiserend, deze en nog
menige andere termen zijn in te vullen als
het gaat over de inhoud van deze stukken.
Ik lees ze graag.

In het stukje \'Kijk ook eens in de spiegel\'
(aflevering g van i mei 200g) gebruikt hij
een terminologie die mij verbaasd deed
staan. Zelf hen ik (te) dikwijls ook niet zo
zuiver in de mond als het gaat om
woorden die doen denken aan een ruwe
bolster Maar het zeggen is wat anders
dan het schrijven van: "Dikkoppen die aan
het zeiken zijn over nascholingen die in de
strot geduwd worden." Gelukkig zijn het
woorden van anderen, namelijk van
collega\'s van de voorzitter die een
dierenartsenvisie over nascholing en
kwaliteitsborging proberen uit te dragen.
Ja, zo wordt tegenwoordig de toon gezet
Kennen wij dan geheel geen normen en
waarden meer? Je zult maar voorzitter
zijn en dit (indirect) over je heen krijgen.
Deze reacties nodigen de voorzitter ertoe
uit in de spiegel te kijken: een (te) milde
reactie. Je zou toch zeggen dat, als je met
dergelijke woorden benaderd wordt, er
nauwelijks plaats is om te reageren.
Gelukkig staat Ludo stevig in zijn
schoenen en reageert hij wel. Hij ziet
uitdagingen en wil het karwei afmaken in
een volgende periode van drie jaar (zie het
bgp is net als de roze Cadillac, fe ziet
ze nooit rijden, tot je er zelf een hebt!
De
ggl ziet het als haar taak om in de
diverse sectoren te streven naar een
uniforme benadering voor het
opstellen van het
bgp. Dit kan dan de
basis worden om met de andere
convenantpartners per sector nadere
invulling te geven aan het
bgp. Het
moet dan wel zo zijn dat de veehouder
daadwerkelijk iets doet met de
adviezen uit het
bgp. De dierenarts zou
geen diergeneesmiddelen moeten

interview met hem op de aangrenzende
pagina van aflevering g). Aan zijn
verzoek om een reactie op de inhoud van
de voorzitterscolumn wil ik graag voldoen
in samenhang met onderstaande ervaring.

Enkele dagen vóór het lezen van het
genoemde stuk werd ik gebeld door een
eigenaresse van een hond. De hond was
aangevallen en daarbij waren twee
mandibulaire snijtanden beschadigd. Zij
was met de gevonden uitgeslagen tand
naar haar dierenarts gegaan (en had de
tand netjes in een bakje melk meegeno-
men). Aan haar verzoek de tand terug te
plaatsen, kon de dierenarts niet voldoen.
"Dat kan niet Daar heb ik nog nooit van
gehoord", zou zijn antwoord zijn geweest
Ook de buursnijtand zat los en kon volgens
de dierenarts niet worden vastgezet
Daarom werd deze tand direct maar
geëxtraheerd. De een dag later gevoerde
onderlinge discussie - het bekende
\'welles-nietes\'-gesprek tussen cliënt en
dierenarts - is hier verder niet van belang.

Ik heb de eigenaresse uitgenodigd om
langs te komen, het probleem te bekijken
en te overleggen. De dame was behoorlijk
geëmotioneerd omdat zij gehoord had dat
terugzetten en vastzetten soms wel
mogelijk is. Ik heb het verhaal opnieuw
aangehoord, onderzoek gedaan en
uitgelegd dat zij niet juist is voorgelicht
Natuurlijk kan een tand onder bepaalde
omstandigheden worden teruggeplaatst
Wel eens van literatuur gehoord?
(Vergelijk: Van Foreest, Tandheelkunde bij
gezelschapsdieren, Maarssen Else-
vier,! ggg. Gorrel, Veterinary Dentistry
for the general practitioner, Saunders,
2004) Hoe kan een dierenarts die is
voorschijven als de gezondheids-
problemen ook op een andere, wellicht
duurdere, manier zijn te verhelpen. En
als elk jaar hetzelfde advies in de
ordner wordt geklapt en netjes in de
kast komt te staan, zonder dat er iets
gebeurt, heeft het
bgp geen waarde.
Wij zullen ervoor moeten waken dat
het
bgp niet verwordt tot de paarse
krokodil van de diergeneeskunde.

Edwin Visser is voorzitter van de vgh
en bestuurslid van de ggl.

opgeleid aan één van de vijf beste
veterinaire faculteiten in de wereld nu
beweren dat het terugplaatsen van een
uitgeslagen tand niet mogelijk zou zijn?
Nog veel erger is dat hij zegt: "Nog nooit
van gehoord!" "Heb ik niet gehad", zouden
wij vroeger op school hebben gezegd.

Ik ben na mijn afstuderen - nu ruim
veertig jaar geleden - dikwijls tegen een
diergeneeskundig probleem aangelopen
waarvan ik nog nooit had gehoord. Wat
doe je dan ? Juist ja: informeren bij collega\'s
met ervaring. Er is deskundigheid en
specialisme in vele deelgebieden van de
diergeneeskunde. Natuurlijk heb ik in mijn
carrière fouten gemaakt, maar ik kan me
niet herinneren dat ik ooit heb gezegd: "Dat
kan niet, want daar heb ik nog nooit van
gehoord." Iets niet weten, maar vervolgens
zeggen dat je het zal uitzoeken of de patiënt
graag wil verwijzen, dat heeft mijn imago
als dierenarts geen schade gedaan.

Eisen stellen aan onszelf, het bijhouden
van de kwaliteit van ons vak door
nascholingen en/of certificeringen, deze
dingen zijn wat mij betreft een \'must\' in de
eenentwintigste eeuw. Wij kunnen in ons
land niet zonder nascholing als wij het
imago van de dierenarts willen hoog-
houden en als de
knmvd borgbare
kwaliteit wil garanderen. Het is zaak dat
wij allen in deze een proactieve houding
aannemen. Hoe lastig collegialiteit soms
kan zijn, het mag niet ten koste gaan van
optimale diergeneeskundige prestaties.
Daar heeft niet alleen de patiënt en de
cliënt recht op maar zeker ook de
knm vd,
die borg wil staan voor het diergenees-
kundige gedrag in onze samenleving.

Andries van Foreest

-ocr page 38-

Sportdagcommissie haalt
alles uit de kast

Hans Meijs

De zomer is begonnen en de vakan-
ties komen eraan. Het is dus weer
tijd voor de sportdagcommissie om
de laatste voorbereidingen te treffen
voor de jaarlijkse sportdag. Donder-
dag 17 september zal Wijk bij
Duurstede opnieuw de locatie
vormen waar veterinair Nederland
een sportieve en gezellige dag zal
hebben.

Uit de enquête van vorig jaar bleek dat
er onder veterinairen behoorlijk wat
koudwatervrees bestaat met betrek-
king tot de sportdag. Veel gehoorde
argumenten om weg te blijven, waren;
"lk ken niemand die meedoet", "Ik ben
niet sportief" of "Mijn conditie is niet
best." Wij als sportdagcommissie
halen daarom dit jaar alles uit de kast
om u te motiveren de sportdag wél te
bezoeken! De reacties van degenen die
wel deelnemen, zijn voor ons namelijk
de motivatie om onze schouders er
ook dit jaar weer onder te zetten.
Opmerkingen zoals: "Deze dag mag
nooit verloren gaan", "Geweldig
kunt hier zien wie zich al heeft
aangemeld! De lijst van deelnemers
zal voortdurend worden geactuali-
seerd. Dit draagt er hopelijk aan bij dat
de drempel om zelf deel te nemen
voor velen lager wordt.

genoten vandaag" en "Oude studie-
genoten voor het eerst weer terug-
gezien", maken dat wij iedere keer
weer met voldoening terugkijken op
de jaarlijkse sportdag.

sportdagfagina

Om een van de belangrijkste redenen
om niet deel te nemen ("Ik ken
niemand die meedoet.") weg te
nemen, is er dit jaar op de website van
de
knmvd een speciale pagina
aangemaakt voor de sportdag. Hierop
vindt u alle informatie met betrekking
tot de sportdag, u kunt zich hier
online voor de sportdag aanmelden en
voor velen van u erg belangrijk: u

olympische gedachte

Wat het competitie-element betreft,
dat voor veel veterinairen mogelijk
een drempel vormt, de sportdag-
commissie huldigt de Olympische
gedachte: "Deelnemen is belangrijker
dan winnen." Dat vrijwel alle deel-
nemers hier hetzelfde over denken,
zien wij ieder jaar opnieuw aan de
geleverde prestaties op de velden. Laat
uw conditie of talent dus geen reden
zijn om van deelname af te zien!

september

De reden dat de sportdag dit jaar een
maand eerder dan gebruikelijk wordt
gehouden, is het feit dat we graag
meer studenten naar Wijk bij Duur-
stede willen lokken. In oktober waren
deze vaak verhinderd door studie-
verplichtingen, in september is er in
het studieprogramma meer ruimte om
deel te nemen. De nieuwe decaan van
de faculteit, prof dr A. Pijpers, heeft
zijn medewerking al toegezegd om de
studenten tot deelname te motiveren.
Verder hebben we in september kans
op nog mooier weer dan we in oktober
altijd al hadden en is de drukte in de
praktijk in die periode meestal ook
niet al te groot.

aanmelden

Kortom, u moet wel van zeer goede
huize komen wilt u nu nog een reden
hebben om niet naar de sportdag te
komen. De sportdagcommissie ziet u
dan ook graag op 17 september in
Wijk bij Duurstede om te hockeyen,
voetballen, bridgen, tennissen, golfen,
jeu-de-boulen en te fietsen of om er zo
maar bij te zijn. Bezoek de website,
bekijk de foto\'s van eerdere edities,
meld u aan en kom genieten op T7
september in Wijk bij Duurstede.

Hans Meijs is voorzitter van de sport-
dagcommissie.

-ocr page 39-

Hein Overhaus

in memoriam

* 10 juni 1926 -1 4 februari 2009)
Op 4 februari is plotseling overleden collega H.B.M. Overhaus. Geboren op
10 juni 1926 te Amsterdam volgde hij aldaar de gymnasium E opleiding aan
het Ignatiuscollege en begon na de Tweede Wereldoorlog de studie diergenees-
kunde. Tijdens de studie was hij inseminator, waardoor hij hoewel hij uit de
stad kwam, toch zeer snel het leven op de boerderij van dichtbij leerde kennen
en waarderen. Begin 1954 studeerde hij af en trouwde met Juul Meijer om zich
kort daarna te vestigen in Ouderkerk a/d Amstel, waar hij opging in het drukke
praktijkleven. Hij werd daarbij ondersteund door zijn echtgenote. Er werden
drie kinderen geboren: twee zoons en een dochter Als student diergeneeskunde
en als dorpsgenoot kreeg ik de kans hem te assisteren tijdens de mond-en-
klauwzeerentcampagne en ook gelegenheid met hem mee te gaan de praktijk
in, waarbij mijn tot dan toe verzamelde theoretische kennis werd getest en
ik vooral leerde van de wijze waarop hij zijn communicatieve vaardigheden
in de praktijk toepaste. In 1968 werd hij benoemd tot waarnemend directeur
van het abattoir te Hoorn en verliet hij de praktijk. Een jaar later werd hij
benoemd tot waarnemend directeur van het abattoir en waarnemend hoofd
van de Vleeskeuringsdienst te Haarlem. In deze periode was hij als medeauteur
verantwoordelijk voor artikelen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de
Veterinary Quarterly. Toen de Gemeentelijke Vleeskeuringsdiensten werden
overgedragen aan de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees werd hij in
1984 aangesteld als Kringdirecteur van de
r.v.v. en tevens als Inspecteur Vete-
rinaire Dienst in vaste dienst. In 1987 maakte hij gebruik van de mogelijkheid
om vervroegd uit te treden. Gedurende zijn actieve periode heeft hij zich enorm
ingezet voor de
knmvd. Hij was secretaris/penningmeester van de kring \'Vecht-
en Amstelstreek\', was twaalf jaar lang bestuurslid van de afdeling Noord-
Holland en zes jaar lid van het hoofdbestuur van de
k n m v d , waarvan de laatste
vier jaar vicevoorzitter Hein was een geboren verteller en menige kringavond
hebben we genoten van zijn verhalen over belevenissen in de praktijk, gebracht
met zijn onnavolgbare presentatie en veel gevoel voor humor en relativering.
Van zijn hand zag ook een aantal waargebeurde praktijkverhalen het licht, ge-
bundeld in het boek
Lichtvoetig Hoefgestamp, uitgegeven in 1987 ter gelegenheid
van het 125-jarig bestaan van de
knmvd. Als verdienstelijk amateurgoochelaar
heeft hij menige avond zijn vaardigheid op dit gebied vertoond. Hij trad na zijn
pensionering nog regelmatig op op vrijwilligersavonden en vooral ook graag
voor een jeugdig publiek. Optredend voor schoolklassen zag hij zelfs kans door
middel van goocheltrucs de wiskunde toegankelijker te maken. Verdrietig was
het plotseling overlijden van zijn echtgenote in 2003. Gelukkig heeft hij dit
kunnen verwerken met kinderen en kleinkinderen als steun. Naast zijn vaar-
digheid met de computer en het bridgen, fietste hij erg graag. Daartoe in staat
gesteld door zijn zeer goede lichamelijke conditie fietste hij steeds grotere af-
standen en in 2008 verkende hij zelfs nog Denemarken op de fiets. Een afstand
van 100 kilometer per dag was geen uitzondering. Het was tragisch dat hem,
fietsend naar huis, een noodlottig ongeval overkwam dat geheel onverwacht
een einde aan zijn leven maakte. Op een drukbezochte uitvaartplechtigheid
werd afscheid van hem genomen waarbij uit de gesproken woorden, naast de
dankbaarheid voor alles wat hij heeft betekend, bleek hoe groot het gemis is
bij zijn familie en vrienden. Mogen de vele goede herinneringen aan hem tot
steun zijn voor kinderen en kleinkinderen. Wij moeten een bijzondere en
zeer gewaardeerde collega missen.

Louis Otto, Halfiveg

-ocr page 40-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Blom, mevr S.F.M.; 2009; 3514 es Utrecht,

Kwartelstraat 13
Jagtenberg, mevr A.E.; 2008; 1223
at

Hilversum, Rigelstraat 6
Lier, J.D.H. van; 2001 Gent; 6089
ns Heibloem,

Delshorst 12
Oudhuis, mevr R.A.M.; 2009; 1704
z)
Heerhugowaard, Zonnehof 76

Voor het dierenartsenexamen van 8 juni
2009 zijn geslaagd:

Dijkema, J.; 3828 ds Hoogland, Molenaarlaan 32
Genderen, mevr. G.A.L. van; 3523
ag Utrecht,

Tolsteegplantsoen 20 -1
Groot,S.H.A. de; 5374
nb Schaijk, Zandstraat 30
Jongejans, mevr. T.; 3584
dx Utrecht,

Salamancapad 353
Levison, mevr. E.E.; 1091
br Amsterdam,

Ruyschstraat 15 - i
Veen, mevr G.J. van der; 3584
dz Utrecht,

Cambridgelaan 203
Vries, mevr M.P. de; 1391
hk Abcoude,
Winkeldijk 5

Overlijdensberichten:

Op 4 juni 2009 LC. Baas te Dalen

jubilea

I juli, E. van der Kamp te Waalwijk, 25 jaar

1 juli, mevr drs. C.J.M. Vogels-van der Ploeg te

Eindhoven, 25 jaar

2 juli, R. van der Burg te Franeker, 40 jaar

4 juli, mevr drs. J.T.A. Neijenhuis te Nederhorst

den Berg, 25 jaar

5 juli, dr H. van Haeringen te Veenendaal, 40 jaar
5 juli, J. Bakker te Exloo, R.O.N. 40 jaar

9 juli, mevr drs. M.E. Pauw te Putten, 25 jaar
9 juli, J.H. Roorda te Noordhorn, 25 jaar
9 juli, J.W. Zwolschen te Veghel, 25 jaar
9 juli, N.H.J.M. Venema te Reusel, 25 jaar
9 juli, H. van Herpen te Vught, 25 jaar
9 juli, F.W. Bemdsen te Hulsel, 25 jaar
20 juli, J.F. Heijmans te Gouda, 25 jaar
28 juli, mevr drs. Pf. Noordijk te Amersfoort, 25
jaar

28 juli, W.B. Meijling te Beverwijk, 25 jaar
31 juli, T. van t Riet te Köln (Duitsland), 2 5 jaar

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadlinei<)
15-07-20091 maandag 113-07-2009
01-08-20091 maandag 113-07-2009
15-08-20091 maandag I 27-07-2009
01-09-20091 maandag 117-08-2009
15-09-20091 maandag 131 -08-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen Symposia

2oog
Juli

21-24 Wereldcongres gezelschapsdieren
wsava. Locatie: Sao Paulo Brazilië.

Augustus

20-24 Welsh Event 2009. Dit is een combinatie
van Centrale Keuring (20), Sportdag (21) en
de International Show (22). Locatie:
Paardensportcentrum Gert van den Hoorn
te Kootwijk.

September

9-12 Congres van de Britisch Equine Veterinary

Association (beva). Locatie: Birmingham.
26-27 Feline Focus. Thema: hyperthyreoidie en
diabetes mellitus. Locatie:
nh Sparrenhorst
Nunspeet. Kosten: 185 euro, exclusief btw.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009

September

4 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.
8 Wetenschappelijke Bijeenkomst
vgp.

Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.
17 k n m v d -sportdag (onder voorbehoud).

Cursussen

200g
Augustus

25 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door ivip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijf jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en

intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.lvip.nl.

September

I Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip. Kijk
op www.ivip.nl.

8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd doori
vip. Kijk op
www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus Trobleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof. dr Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

25 Workshop \'Verdoven van wilde en
verwilderde dieren\'. Docenten: Jan Bos
(Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer
(Artis) en Peter Klaver (dierenarts/
consultant voor exoten en wildlife). Locatie:
Ouwehands Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00
tot 18.00, aansluitend borrel. Prijs: 450 euro.
studenten krijgen 50 euro korting. Opgave
via Jan Bos (info(|)dierendoc.nl) of via
www.tele-immobilisatie.nl.

30-iCursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: 1095 euro. Inschrijftermijn eindigt
op 14 september 2009. Nadere informatie en
inschrijving: http://www.wbs.wur.nl.
Brochure aanvragen kan via
info.wbs(a)wurnl.

DE DERMATOLOGISCHE
LIJN VAN VIRBAC

EEN EFFECTIEVE BIJDRAGE AAN DE
EPIDERMALE GEZONDHEID

AKI-systeem

Huidproblemen in de praktijk worden ingedeeld in drie groepen:
Allergie, Keratoseborroe en Infectie.

De Virbac dermatologische lijn heeft een oplossing voor alle problemen
binnen de drie groepen. De producten zijn voorzien van een a, k of i die
con-esponderen met de bovenstaande groepen. Zo is simpel en snel te zien
welk product nodig is in de therapie ter behandeling van deze problemen.

\\ftrbetc:

ä r

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

i

KERAT0SE80RR0«

Voor meer informatie:Virbac Nederland BV, Postbus 313. 3770 AH Barneveld.Tel.: 0342-427127. e-mall: info@vjrbac.nl

-ocr page 41-

NÊEUW

NU OOK IN MINI

Kleine rassen
worden
groter

In Nederland is al 37% van
de hondenpopulatie een
kleinere hond (10kg of
minder)^

Nieuwe Hill\'sTw Prescription Diet"^\'^
r/d Canine Mini; speciaal
ontwikkeld voor kleine honden
met een kleinere kaakstructuur

• Kleinere brokjes die makkelijker
te kauwen zijn.

• Klinisch bewezen dat het
lichaamsvet met 22%
vermindert in 8 weken.^

• Speciaal samengesteld om het
hongergevoel tegen te gaan
tijdens het afvallen.

• Nieuwe, verbeterde smaak die
door 98% van de honden
geprefereerd wordt.^

Voor meer informatie over het vernieuwde Hill\'s
Gewichtscontrole programma kunt u contact opnemen
met uw Hill\'s buitendienst medewerk(st)er of bel de
Hill\'s Voedingslijn 0800 0222466

Referenties:

1. Petpopulatie onderzoek Marketresponse 2008

2. Yamka RM, Frantz NZ, Friesen KG. Effects of 3 camne vwight toss foods on body
compositk>n and obesity markers, Intern J Appl Res Vet Med. 5, 125-132, 2007.

3. Interne Hill\'s gegevens (versus vorige droogvoer samenstelling Hillï Prescription Diet r/d)

-ocr page 42-

HET DOORDACHTE
ECTOPARASITICUM
OP BASIS VAN FIPRONIL
VOOR HOND EN KAT

EFFIPRO

DE MOEITE WAARD OM TOT IN DETAIL TE BEKIJKEN

• Effectiviteit: Fipronil in een innovatieve formulering

• Fiexibiliteit: Spot-on en spray in meerdere maten

• Verantwoordelijkheid: Doordachte zorg voor huisdieren

• Therapietrouw: Speciale pipet voor groot gebruiksgemak

\\/irt>cic:

www.virbac.nl

Voor meer informatie: Virbac Nederiand B.V., Hermesweg 15, 3771 ND Barneveld. E.^ail; inf(

DierenArtsenCentrum Noordwolde is
1 fl i ! m^ gemengde praktijk in het mooie

WJ^L If^ Stellingwerfselandschap,nabij
Steenwijk, waar momenteel vijf
dierenartsen en drie assistentes
werkzaam zijn. In onze vooruit-
strevende praktijkvisie is er ruimte
voor twee jonge, ambitieuze
dierenartsen met ondernemingsgeest om onze activiteiten in de
paardenpraktijk en de rundveepraktijk in de diepte uit te bouwen.
Daarom zoeken wij op korte termijn:

Een enthousiaste paardendierenarts m/v (32 uur), die:

- ruime ervaring heeft in de paardengeneeskunde;

- keuringsdierenarts is of wil worden;

- chirurgische ervaring heeft;

- goed in teamverband kan functioneren;

- participeert in het dienstenrooster.

Een enthousiaste rundveedierenarts m/v (32 uur), die:

- ruime ervaring heeft in de rundvee praktijk;

- bedrijfsbegeleiding op melkveebedrijven kan doen;

- studiegroepen wil begeleiden;

- goed in teamverband kan functioneren;

- participeert in het dienstenrooster.

Arbeidsvoorwaarden volgens cao.

Voor nadere toelichting kunt u contact opnemen met Ydo van der
Brug, telefoon: (0561) 43 19 99.

Uw schriftelijke sollicitaties voorzien van uw c. v. kunt u binnen
vier weken sturen naar:
d.a.c. Noordwolde, Hoofdstraat Oost 47A,
8391
at Noordwolde (Fr.).

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

d.k. van Messel en Straatman is gevestigd in een fraai stadspand aan
een plantsoen in de stad Groningen.

Wij zijn op zoek naar een

kundige collega gezelschapsdieren met hart voor dier en mens.

Het uiteindelijk doel is overname van de praktijk. Ook zeer geschikt
voor (echt)paar Zeer goed team. Goede dienstregeling. Woonruimte
beschikbaar.

U kunt uw reactie sturen naar d.k. van Messel en Straatman, t.a.v. de
heer M.A. van Messel, Boteringesingel 8,
9712 xr Groningen. Tel.:
050-3181418, e-mail: m.a.van.messel@hetnetnl

-ocr page 43-

FELIMAZOLE®

Flexibele behandeling van hyperthyroidie bij de kat

FELIMAZOLE*

„„gomnukJslabl.tt«\'

i

Nu ook 2.5 mg !
Flexibele dosering

—^«eic nprelateerde bijwerkingen
\\ \'ing

laal daags 2.5 mg

\\

\\

\\

Dechra

Veterinary Products

kzaam bestanddeel: Thiamazole 2.5 mg. Indicatie: voor de stabilisatie van hyperthyroidie bij katten vóór een chirurgische
shandeiing van feline hyperthyroidie. Toedieningswijze: uitsluitend orale toediening. Stabilisatie van feline hyperthyroidie
dering van de schildklier, dient aanvankelijk één tablet van 2.5 mg \'s morgens en \'s avonds te worden toegediend. Lange
begindosis van tweemaal daags 2.5 mg. Na 3 weken dosis titreren op basis van TT^ in het serum. Dosis aanpassen in
indicatie: bij doses van 5-15 mg/kat/dag: braken, gebrek aan eetlust/anorexia, lethargie, pruritus en oexcoriaties van de
g.v. hepatopathie en hematologische abnormaliteiten. Niet gebruiken bij katten die lijden aan systemische ziekten zoals

-oducts B.v. - info.nl@dechra.com - tel -i-31 (0) 76 - 531 79 77

-ocr page 44-

Propalin®, zo is er maar ee

Eerste keuze bij urine-incontinentie

t-

/

Propalin\'
siroop

_ Prepalir siroopg

«J^r^ I

^■\'"^L.- J!^:***^"\'"\'

Vétoquinol

^ of jl&iurt^

Propalin\'
siroop

I

ii-:

Urine-incontinentie is geen ziekte en veroorzaakt geen pijn. De kwaal kan echter
tot erg onaangename situaties leiden. Dankzij Propalin® kan dit vervelende
ongemak onder controle w/orden gehouden. Want Propalin® werkt rechtstreeks én
snel op de gladde spieren van de urethra.

Naam PROPALIN Actieve bestanddelen Fenylpropanolamine-hydrochloride 50 mg^ml. Indicaties Behandeling,
van urine-incontinentie ten gevolge van sfincter-insufficiêntie bij de teef. Doeldier Hond (teef). Bijwerkingen en
contraindicaties Niet gebruiken tijdens de dracht. Te hoge doseringen van de hulpstof sorbitol kunnen aanlei-
ding geven tot diarree. Waarschuwingen Toediening aan honden met hyperthyroïdie dient met de benodigde
voorzichtigheid te geschieden daar het risico op aritmieen toeneemt. Niet toedienen aan drachtige dieren. Er
zijn geen gegevens bekend over het effect van fenylpropanolaminehydrochloride tijdens lactatie. In combinatie 1
met sommige anesthetica (cyclopropaan, halothaan), thiobarbituraten en digitalisderivaten kan de kans op ?
aritmieen toenemen. In verband met mogelijke sensibilisatie en/of contactdermatitis dient bij de toepassing ]
direct huidcontact te worden vermeden. Draag daartoe handschoenen. Dosering Oraal 3 mg fenylpropa- :
nolamine-hydrochloride/kg l.g. per dag verdeeld over 2 of 3 giften gedurende 3 of 4 weken. Dit komt overeen ^
met tweemaal daags 0,75 ml/25 kg l.g. of driemaal daags 0,5 ml/25 kg l.g. Bij terugkeer van de klachten j
kan de behandeling opnieuw worden gestart. Wachttijd Niet van toepassing Kanalisatie status UDA REG NL \'
8967 Registratiehouder Vétoquinol B.V., Postbus 3191, 5203 DD \'s Hertogenbosch Verdere informatie op
aanvraag beschikbaar.

Neem voor verdere informatie contact op met:

Vétoquinol B.V., Postbus 3191, NL-5203 DD \'s-Hertogenbosch i

www.vetoquinol.nl

-ocr page 45-

deel 134- aflevering I4-I5 • i5 [ull/l augustus 2009

Tijdschrift voor

Diergeneeskunde

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

31 Jüll 2009

Incidentie van
maagcarcinomen bij de
Nederlandse Tervuerense
herders

Begraven van
(gezelschaps)dieren:
wetgeving, mogelijke
risico\'s en aanbevelingen

Rundveevoeding:
de afbraaksnelheid van
eiwitten

mm

koninkliike nederlandse maatschappii voor diergeneeskunde

-ocr page 46-

VACCINATIE MET IMPROVAC®
IS HÉT ALTERNATIEF
VOOR FYSIEKE CASTRATIE

ImpfevQC

De betere weg naar de toekomst.

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.BOARTAINT.COM

Pfizer Animal Health

IMPROVAC opbssing voor injectie voor voHcens »Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001-003 »REG NL 10106OUOD •Wef^uam« bestortddeien: Eén dosis (2 ml) bevot: Gonodokopine releasing factor (GnRF) anoloo9i)rotein€ conjugoat d
een antiOnRF geomelrisch gemiddelde titer von ä 474 U/ml induceert min. 300 [jg •Adjuvons.-DEAE-Dextron «HulpstcrffercThiomersol \'Doekßer Monnelijke vorkens {vanof een leeftijd von 8 weken) • IndkoHes: Inductie van anfilichamen tegen GrtRF om een fijdeiij
immunologische onderdrukking von de »esliculaire fundies te bewerksleliigen. Voor gebruik ots een olfernatief voor frieke costrotie voor de vermindering von berengeur, veroorzookl door de voornoomste substantie die berengeur veroorzooM, ondrostenon, bij infof
monneliike vorkens no het intreden von de puberleif. Skolol, een ondere substantie die een belongrijke bijdroge levert oon de berengeur, kon door een indired effect od< verminderd vwden. • Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebruik. Aan intacte monndij
varkens 2 doses von 2 ml toedienen per subcutane injectie met een interval von tenminste 4 weken, woorbij de tweede dosis 4 tot ó weken vóór het sbchten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluitw^. • Controindicaties: Niet gebruiken bij mannelijke Norkens die bester-
zijn voor de fobwrij en bij vrouwdijke varkens. «WochlliM: dogen \'BijwefHcingen: Reocties op de injectieploots, korkkjrende verhoging von de lichoomste^ »Speooleyrticwsehuvwmgen: zie bijsluiter. • Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinjec
ts gevoorlijk; lees vóór gebruik de bijsluiter. «Bewaren: Buiten hef bereik en zicht von kinderen bevaren, Bewaren en transporteren ^C - Vrifwaren tegen bevriezing, Bescherm tegen licht. Houdbaarheid no eerste opening von de container; 8-10 uur. «Nock
infonnarte: zie bijsluiter of op oonvroog beschikboar. Voor Nederbnd: Pfizer Animd Heoith BV- Postbus 37 - 2900 AA Cop^ o/d Ussel • Nederbnd {emoil: info@pfizerah.nl).

-ocr page 47-

Man komt bij de dokter

Een man komt bij de dierenarts met een wel heel erg scharminkelig hondje. Het
beestje ziet er op zijn zachts gezegd niet al te florissant uit, maar het gaat de
diereigenaar eigenlijk vooral over het feit dat het arme beest maar drie pootjes
heeft. "Tja, helaas meneer, dat wordt afmaken", stelt de dierenarts. De eigenaar
reageert opvallend begrijpend, misschien wel enthousiast en laat het beest
achter op de praktijk. Twee weken later staat de voormalige eigenaar van het
hondje opnieuw op de stoep bij de dierenarts en vraagt: "Dokter, is hij al af?"

Met andere woorden: communicatie is niet altijd even makkelijk en veel
hangt af van de verwachtingen bij zender en ontvanger Met de communicatie
binnen de
knmvd is het niet anders gesteld. Een situatie zoals in het mopje
hierboven zal niet gauw ontstaan en de communicatie vanuit het bureau wordt,
aldus de verslagen van de ledencontactpersonen en de enquête over de dienst-
verlening, zeer gewaardeerd en ervaren als sterk verbeterd in de afgelopen jaren.

Reden temeer om te kijken naar nieuwe manieren hoe we onze communi-
catie kunnen verbeteren. Het bestuur van de
knmvd heeft hier zeker duidelijke
ideeën over en ook het bureau heeft een heldere visie over de mogelijkheden
voor nog een verbeterslag. Tijdens een \'brainstorm\'-sessie met het team commu-
nicatie was er aan \'input\' dan ook geen gebrek en een aantal van de ideeën die
tijdens deze vergadering naar voren kwamen, zullen zeker hun weg vinden
richting de leden.

Daarmee wordt direct ook een manco zichtbaar: een beperkte groep
(besturen en bureau), hoe goed dan ook op de hoogte van wat er binnen de
vereniging speelt, bepaalt de speerpunten als het gaat om communicatie met
de leden. Tijd voor een andere, of liever parallelle, aanpak?

Wat mij betreft, zeker Bekend met het begrip \'crowdsourcing\'? In grote
lijnen duidt \'crowdsourcing\' op de ontwikkeling waarbij organisaties of
personen gebruik maken van een grote groep niet vooraf gespecificeerde
individuen voor consultancy, innovatie, beleidsvorming en onderzoek. Een
vroeg voorbeeld van \'crowdsourcing\' is de door Zwarts & (ansma Architecten en
kunstenaar Hans Muller in 1998 ontwikkelde tunnel met lichtkrant in Leid-
schendam. Iedereen kon via internet zijn eigen teksten publiceren, maar ook via
een dynamisch filter ongewenste woorden voor twee maanden blokkeren.

KNMvD

Tijd dus om eens te gaan \'crowdsourcen\' bij de knmvd. Wij horen graag uw
ideeën over hoe wij onze communicatie kunnen verbeteren. Denkt u in de
toekomst behoefte te hebben aan informatie over een dierziektecrisis via sms?
Of heeft u juist meer behoefte aan kleinschalige bijeenkomsten bij u in de
buurt? Maar liever nog horen wij juist die \'brainwaves\' waar wij zelf echt nooit
aan gedacht zouden hebben. Een wijs man zei eens: "een dom idee bestaat niet."
Laat ons dus weten wat belangrijk voor u is. De
knmvd kent vijfduizend hoog
opgeleide professionals en als er ëe\'n groep is die inzicht heeft in onze verbeter-
mogelijkheden als het communicatie gaat, dan bent u dat.

Miel Bingen, eindredacteur (m.bingen@knmvd.nl)

-ocr page 48-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.[. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. L.J.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.EC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift(|)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ING Bank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500 aa Utrecht,nr. 55 50 48 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85 too, 3508 ac Utrecht, nr.
69 93 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan
401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)

(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus
204
3770
a e Barneveld

(0342)41 97 981(06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knm vd e« groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd
1992; 117: 3r-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 49-

Deel 134 • Aflevering 14-15 • 15 juli/i augustus 2009

wetenschap Incidentie van maagcarcinomen bij de Nederlandse Tervuerense

herders geboren tussen 1991 en 2002

Danielle Lubbes, Paul J.J. Mandigers, Henri C.M. Heuven en Erik Teske 606

Samenvattingen VDT 610

voor de praktijk Begraven van (gezelschaps)dieren;wetgeving, mogelijke risico\'s en

aanbevelingen

Noortje Reeuwijk, Henk de Groot, Erik Klopping en Frans van Knapen 616
Rundveevoeding: de afbraaksnelheid van eiwitten

A. Malestein 622

in veterinair verband Vaccinatie: Q-koorts wordt bij debron aangepakt/o/ïfl«HawfeW 626

Wie volgt? Triage in de wachtkamer van de dierenarts Myma Gunning en

Laura Ruys 628
knmvd-standpunt: neutralisatie van pups en kittens op zeer jonge

leehijd Commissie Ethiek 630

Reactie op ingezonden brief Lumeij Oostvaardersplassen B. Cornelissen 632

Maatschappelijk verantwoord veterinair ondernemen Joost van Herten 633

Het Instituut voor Tropische en Protozoaire Ziekten RH. Bool 633

Gesignaleerd Carolien de Jager 634

praktijk in bedrijf ..... Operatie crisisU Roeland Wessels 635

BioBusiness Event: \'one health\'-netwerk Hugo de Groot 636
Fraude met de dierenverzekering: helaas geen nieuwtje meer... Proteq

Dier & Zorg en Nationaal Spaarfonds 628

Oprichtingsvergadering Platform practitioners 639

Sociaaleconomisch nieuws knmvd Sjouke Kazemier 639

cursussen en congressen ..... Symposium Commissie JoHge Dierenartsen een mislukking? Mflflrmn

Moleman 640

KNMVD Taken College van Vertrouwensdierenartsen naar Dierenartsen-
netwerk
Joost van Herten en Martine Kramer 642
Pers en publiciteit, een kleine greep Marjolijn Fijten 643
In Memoriam Bert Kamps Teun Fabri 645

rubrieken ..... Uit de redactie 603

Nieuws 614

Veterinair tuchtrecht 625

Nieuws uit de industrie 641

Voorzitterscolumn 642

Personalia 646

Deadline kopij 646

Jubilea 646

Doorlopende agenda 646

-ocr page 50-

Incidentie van maagcarcinomen bij de
Nederlandse Tervuerense herders geboren
tussen 1991 en 2002

Danielle LubbesPaul J.J. Mandigers\' •Henri C.M. Heuven\'
en Erik Teske\'

Tijdsch Diergeneeskd 2009:6o6-6ro
Oorspronkelijk artikel

samenvatting

doel: Het doel van dit onderzoek was om door middel van
retrospectief onderzoek bij Nederlandse veterinaire
pathologische laboratoria, specialisten interne genees-
kunde van gezelschapsdieren en fokkers aangesloten bij
de Nederlandse Vereniging voor Belgische Herdershonden,
een inschatting te maken van de incidentie van maagcarci-
noom bij de Nederlandse Tervuerense herder-populatie
gedurende de afgelopen tien jaar. Tevens werd op basis van
deze gegevens een erfelijkheidsgraad berekend.

resultaten: Er zijn 92 casuïstieken verzameld. De
gemiddelde leeftijd van deze honden ten tijde van de
diagnose was 9,5 ±
i,g jaar. Van dieren die in de periode
i99r tot 2002 zijn geboren, leed r,i8 procent aan maagcar-
cinoom, wat hoger is dan kan worden verwacht bij een
gemiddeld hondenras. De erfelijkheidsgraad is 0,09 ± 0,02.
Mannelijke dieren lijken gepredisponeerd (P = 0,04).

conclusie: Maagcarcinoom lijkt bij de Nederlandse
Tervuerense herder vaker voor te komen dan gemiddeld
en heeft een erfelijke component. Mannelijke dieren lijken
gepredisponeerd.

summary

Incidence of gastric carcinoma in Dutch Tervueren shepherd
dogs bom between iggi and 2002

objective: The aim of this study was to estimate the incidence
of gastric carcinoma in the Dutch Tervueren shepherd dog
population in the last 10 years. To this end, a retrospective study
was performed involving several Dutch veterinary pathology
laboratories, veterinary specialists in internal medicine, and
breeders of the Dutch Society for Belgian Shepherd dogs.
Heritability was calculated on the basis of these data.
results: Ninety-two cases were collected. Mean age at the time
of diagnosis was
9.5 ± i.g years. Of Tervueren dogs bom in the
period iggi to 2002,1.18% was diagnosed with a gastric
carcinoma. This percentage is much higher than that reported
for the whole dog population. Heritability (h\') was o.og ± 0.02;

I Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, faculteit Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht, Postbus 80154, 3508
td Utrecht.

II Veterinair Specialistisch Centrum De Wagenrenk (Wageningen).

male dogs were predisposed to gastric carcinoma (P=0.04).
conclusion: Dutch Tervueren shepherd dogs have a higher
than average incidence of gastric carcinoma and the disease has
a heritable component. Male dogs are predisposed.

inleiding

Tumoren van het gastro-intestinale stelsel komen relatief
weinig voor en vertegenwoordigen minder dan i procent
van alle tumoren bij gezelschapsdieren (5). Bij de hond
komen in de maag met name de volgende tumoren voor:
adenocarcinomen, maligne lymfomen, leiomyo(sarco)-
men en fibrosarcomen. Bij de kat wordt vooral het maligne
lymfoom gezien en is het adenocarcinoom zeldzamer. Af
en toe komen ook poliepen voor in de maag. Goedaardige
maagtumoren worden bij honden vaker gezien dan bij
katten, maar de meeste maagtumoren zijn maligne.

Bij de hond is het adenocarcinoom de meest voor-
komende maagtumor; dit type tumor behelst namelijk 60
tot 70 procent van de in de literatuur beschreven casuïstie-
ken. Het adenocarcinoom komt het meest voor bij honden
met een leeftijd van zeven tot tien jaar. Mannelijke dieren
lijken gepredisponeerd voor deze tumor (8,9). Klinische
verschijnselen worden pas evident als de tumor in een
vergevorderd stadium is. Hierbij zijn vermagering,
anorexie en braken met bloed de meest voorkomende
verschijnselen. Chirurgische excisie is momenteel de
enige potentieel curatieve methode (i). De effecten van
chemotherapie zijn nog onbekend. Het adenocarcinoom
groeit infiltratief en metastaseert vaak naar onder andere
lymfeknopen, de lever of de longen (6,8,9). Doordat de
klachten veroorzaakt door de tumor pas zo laat optreden,
is chirurgische excisie bijna altijd moeilijk tot onmogelijk.
Daarbij komt dat de tumor, die zich bijna altijd in de
curvatura minor bevindt, puur technisch niet meer is te
verwijderen omdat de bloedvoorziening van de maag haar
entree kent via de curvatura minor en chirurgische
verwijdering van delen van de curvatura minor vaak
resulteert in sterk geremde motiliteit van de maag. Dit
alles maakt dat de prognose in de regel infaust is (8,9).
Endoscopic en het nemen van endoscopische biopten is de
te prefereren diagnostische test, omdat hiermee bijna alle
maagtumoren en eventuele andere mucosale ziekten
kunnen worden vastgesteld. Histologisch onderzoek is
noodzakelijk om een maagcarcinoom te kunnen diagnos-
ticeren (i, 5). Amerikaanse data vermeldt voor maag-
carcinoom een incidentie van 0,1 procent bij honden (4).
Bij bepaalde rassen komt maagcarcinoom echter bedui-
dend vaker voor. Eén van deze rassen is de Tervuerense
herder (r-4). Andere rassen die worden genoemd zijn de

-ocr page 51-

langharige Schotse herder, Staffordshire, chow chow, shar
pel, Groenendaeler en Mechelse herder (r, 4, ro). Een
erfelijk verband voor maagcarcinoom bij de Tervuerense
herder werd eerder al gesuggereerd op basis van Italiaans
onderzoek (2, 3) en Amerikaans onderzoek (4,6).

Het doel van het huidige onderzoek was om door middel
van retrospectief onderzoek bij Nederlandse veterinaire
pathologische laboratoria, specialisten interne geneeskun-
de van gezelschapsdieren en fokkers aangesloten bij de
Nederlandse Vereniging voor Belgische Herdershonden
(nvbh), een inschatting te maken van de incidentie van
maagcarcinoom bij de Nederlandse Tervuerense herder-
populatie geboren tussen iggr en 2002. Tevens werd op
basis van deze gegevens een erfelijkheidsgraad berekend.

materialen en methoden

Door middel van retrospectief onderzoek bij Nederlandse
veterinaire pathologische laboratoria, specialisten interne
geneeskunde van gezelschapsdieren en fokkers aangeslo-
ten bij de
nvbh, zijn cases van Tervuerense Herders met
een maagcarcinoom geïdentificeerd. Als tijdsperiode is
gekozen voor 1998 tot 2008.

Er is informatie opgevraagd bij de volgende Nederland-
se veterinair pathologische laboratoria: Veterinair Patho-
logisch Diagnostisch Centrum (Utrecht), Gezondheids-
dienst voor Dieren (Deventer), Vetipath (Westervoort) en
Valuepath (Hoensbroek). Bij hen werden gegevens
opgevraagd van alle Tervuerense herders waarbij zij de
laatste tien jaar maagcarcinoom hebben vastgesteld.
Verder zijn er gegevens van Tervuerense herders met
maagcarcinoom verzameld bij de volgende specialisten-
klinieken: Universiteitskliniek Gezelschapsdieren
(Utrecht), Veterinair Specialistisch Centrum De Wagen-
renk (Wageningen), Dierenarts Specialisten Amsterdam
(Amsterdam) en Specialistengroep Gezelschapsdieren De
Kompaan (Ommen). Aan hen werd gevraagd bij hoeveel
Tervuerense herders zij een maagcarcinoom hebben
gediagnosticeerd en op welke manier deze diagnose tot
stand was gekomen. Tevens is er via de
nvbh patiënten-
materiaal verzameld. Via de Raad van Beheer werden
stamboomgegevens opgevraagd om erfelijkheidsonder-
zoek te kunnen uitvoeren.

Van alle casuïstieken werden de volgende gegevens

achterhaald: naam van de hond, jaar van diagnose,
geboortedatum, leeftijd ten tijde van de diagnose, sekse,
stamboeknummer en officiële naam, wijze van diagnose,
naam van kliniek/laboratorium waar de diagnose is
gesteld, identificatienummer bij de betreffende kliniek/
laboratorium en adresgegevens van de eigenaar

Voor het berekenen van de erfelijkheidsgraad werd
gebruik gemaakt van het programma
Asreml (7). Verschil-
len in incidentie binnen en tussen families (fenotypische
variantie), gecorrigeerd voor geslacht en jaar van geboorte
met behulp van een lineair model, werden opgesplitst in
een genetische component en een residuele component.
De erfelijkheidsgraad (hO werd vervolgens berekend door
de genetische component te delen door de totale gecorri-
geerde fenotypische variantie. De erfelijkheidsgraad geeft
aan welk deel van de verschillen tussen dieren/families
het gevolg is van verschillen in genetische aanleg tussen
dieren/families. Het verschil tussen de geslachten werd
getoetst met een F-test met 5903 vrijheidsgraden.

resultaten

Populatie beschrijving

In totaal werden er 92 Tervuerense herders met de diagnose
maagcarcinoom geïdentificeerd. Van vijftig honden was de
afstamming bekend, ri van de 92 casuïstieken zijn langer
dan ro jaar geleden gediagnosticeerd en vallen dus
eigenlijk buiten het raam van de opgevraagde informatie.
Deze honden zijn echter wel nuttig voor het berekenen van
de erfelijkheid.

De diagnose maagcarcinoom is bij de gevonden
casuïstieken op verschillende wijzen gesteld: bij 67
honden door middel van histologisch onderzoek, bij
16
honden op basis van het endoscopisch beeld (figuur r), bij
2 honden op basis van klinische verschijnselen en bij 7
honden was de informatie over de diagnostiek niet meer te
achterhalen.

Van tachtig honden is de leeftijd ten tijde van de
diagnose exact bekend. De gemiddelde leeftijd van deze
honden is 9,5 jaar ± 1,9 (gemiddelde ± standaarddeviatie)
met een spreiding van 5 tot r 5 jaar (zie figuur 2). Het
gevonden percentage reuen met maagcarcinoom was
significant hoger dan het percentage teven (55,4 procent
reu, 44,6 procent teef; P=0,04).

■ leel
.Reu

1

.1

III

6 7 8 9 10 II 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Leeftijd

Figuur 2. De leeftijd van de Nederiandse Tervuerense herders (n=8o) ten
tijde dat de diagnose maagcarcinoom gesteld werd.

-ocr page 52-

In tabel i is het aantal honden met en zonder maag-
carcinoom weergegeven per geboortejaar Het aantal
geregistreerde honden was gedurende de afgelopen tien
jaar vrij constant. Het percentage van het aantal gevonden
honden met maagcarcinoom ten opzichte van het totaal
aantal geboren dieren in dat geboortejaar is berekend. Er is
gekozen deze tabel te laten starten in 1991, omdat voor dat
jaar de registratie door de Raad van Beheer niet compleet
is. De tabel eindigt bij 2002, het laatste geboortejaar van de
honden met maagcarcinoom van de verzamelde casuïstie-
ken. De geschatte incidentie op jaarbasis varieert tussen
0,31 tot 2,26 procent. De incidentie over de gehele periode
1991 tot 2002 is 1,18 procent.

erfeliikheid

Er is een erfelijkheidsgraad (h\') gevonden van 0,09 met een
standaard \'error\' van 0,02. Een erfelijkheidsgraad zich kan
bevinden tussen 0 en i (tussen o procent en 100 procent).
Dit betekent dat 9 procent van de verschillen tussen
dieren met betrekking tot de kans op het ontwikkelen van
maagcarcinoom het gevolg is van verschillen in geneti-
sche aanleg.

discussie

Er is geen referentie voor de incidentie van maag-
carcinoom bij honden in Nederland, maar op basis van
Amerikaanse data zou de incidentie van maagcarcinoom
bij honden 0,1 procent moeten zijn (4). Uit het huidige
onderzoek blijkt dat de jaarlijkse incidentie bij de Neder-
landse Tervuerense herder varieert tussen de 0,31 tot 2,26
procent. Als de incidentie over de hele periode 1991 tot
2002 wordt berekend, komt dit uit op 1,18 procent. Dit wil
zeggen dat van alle Tervuerense herders die in de periode
1991 tot 2002 in Nederland zijn geboren, 1,18 procent een
maagcarcinoom heeft ontwikkeld. De incidentie die in dit
onderzoek is bepaald bij de Nederlandse Tervuerense
herder, blijkt dus maar liefst tien keer hoger te zijn dan
kan worden verwacht voor honden. Tevens wijst dit onder-
zoek op een erfelijke factor voor het ontwikkelen van een
maagcarcinoom. Een erfelijkheidsgraad van 0,09 met een
standaard \'error\' van 0,02 is een waarde die kan worden
verwacht bij een dergelijk mogelijk complex overerfbaar
ziektebeeld.

% maagcarcinoom per geboortejaar

Geen maagcarcinoom

Wel maagcarcinoom

Geboortejaar

reu

teef

Totaal

reu

teef

Totaal

Compleet Totaal

1991

309

294

603

3

I

4

607

0,65

1992

274

303

577

5

3

8

585

1.34

1993

301

271

572

5

3

8

580

1,38

1994

350

319

669

3

6

9

678

1.34

1995

282

280

562

7

6

13

575

2,26

1996

242

281

523

5

4

9

532

1,69

1997

251

250

501

3

i

4

505

0,79

1998

232

226

458

5

2

7

465

1.51

1999

201

187

388

2

2

390

0,51

2000

159

167

326

i

i

2

328

0,61

2001

198

166

364

2

i

3

367

0,82

2002

174

149

323

i

i

324

0,31

Totaal

2973

2893

5866

42

28

70

5936

Tabel i. Het aantal Nederlandse Tervuerense herders met een maagcarcinoom per geboortejaar.

Er dienen bij dit onderzoek echter wel enkele kant-
tekeningen te worden geplaatst. Het was helaas niet bij
alle casuïstieken mogelijk alle gegevens te achterhalen
(naam van de hond, jaar van diagnose, geboortedatum,
afstamming et cetera), omdat bijvoorbeeld de adres-
gegevens van de eigenaar verouderd bleken te zijn
waardoor contact niet meer mogelijk was. Hierdoor waren
niet alle gegevens compleet en konden niet alle gevonden
casuïstieken worden gebruikt in alle berekeningen. Zo was
bijvoorbeeld van twaalf honden de geboortedatum
onbekend waardoor deze dieren niet konden worden
gebruikt in de berekening van de gemiddelde leeftijd
waarop een maagcarcinoom werd gediagnosticeerd.
Verder was van slechts vijftig honden de afstamming
bekend, waardoor alleen deze casuïstieken konden
worden gebruikt voor het berekenen van de erfelijkheids-
graad. Bij zeven honden kon niet meer worden achter-
haald op welke manier het maagcarcinoom precies was
gediagnosticeerd.

De incidenties die worden genoemd, kunnen onder-
schat zijn. Ten eerste worden in de praktijk niet alle
honden met maagcarcinoom daadwerkelijk gediagnosti-
ceerd. Deze honden zijn dus niet te traceren voor een
dergelijk inventariserend onderzoek. Ten tweede is de
incidentie berekend per geboortejaar, maar moet er
rekening mee worden gehouden dat nog niet alle honden
die in de latere jaren geboren zijn en lijder kunnen zijn,
reeds klinische beelden hebben ontwikkeld die een
maagcarcinoom suggereren. Een hond die is geboren in
2002 is nu immers 7 jaar oud, en de gemiddelde leeftijd
waarop maagcarcinoom wordt gediagnosticeerd is 9,5 jaar
Verder is het mogelijk dat honden waarbij langer dan tien
jaar geleden op relatief jonge leeftijd maagcarcinoom werd
gediagnosticeerd, en die dus niet zijn opgevraagd bij de
verschillende klinieken en laboratoria, wel na 1991 zijn
geboren en nu dus ontbreken. Ten derde zijn tijdens dit
onderzoek waarschijnlijk niet alle honden getraceerd
waarbij wél een diagnose is gesteld: (i) het is veelal niet
mogelijk om in de programma\'s die dierenartsen en
laboratoria gebruiken voor hun administratie, een
zoekopdracht te starten om alle patiënten met maag-
carcinoom in één keer terug te vinden. Vaak kost het veel
tijd en moeite alle casuïstieken terug te vinden en het is

-ocr page 53-

mogelijk dat daarbij een aantal casuïstieken wordt gemist;
(ii) niet alle bronnen konden informatie terugzoeken die
tien jaar oud was. Vaak kon men slechts gegevens leveren
tot vijf jaar terug; (i 11) voor dit onderzoek zijn niet alle
dierenartsen in Nederland gecontacteerd, maar een
selectie van specialistische klinieken en laboratoria.
Hierdoor zullen ook veel maagcarcinoomlijders gemist
zijn.

Anderzijds zijn er ook enkele redenen waardoor de
incidentiecijfers overschat kunnen zijn. Allereerst is er
voor de berekening van de incidentie gebruik gemaakt van
de populatie Nederlandse Tervuerense herders zoals die in
het stamboek ingeschreven staat. Er zijn echter ook veel
Tervuerense herders zónder stamboom. De populatie-
grootte is hierdoor dus onderschat, waardoor de incidentie
misschien overschat is. Verder zijn niet alle gegevens van
alle gevonden honden even betrouwbaar Om de diagnose
maagcarcinoom met zekerheid te stellen is histologisch
onderzoek nodig. Bij i8 van de 92 honden is geen histolo-
gie gedaan, waardoor de diagnose maagcarcinoom bij deze
dieren niet met zekerheid is vastgesteld. In veel van deze
gevallen heeft de internist de diagnose maagcarcinoom
gesteld op basis van het endoscopiebeeld en geen histolo-
gie meer laten doen. Veel van deze honden werden op
basis van de slechte prognose direct geëuthanaseerd.
Verder kon van zeven honden de methode van diagnostiek
niet worden getraceerd, waardoor ook van deze honden
niet zeker is dat ze aan maagcarcinoom hebben geleden.

Tevens is het op basis van bovenstaande argumenten
mogelijk dat de berekende geslachtspredispositie een
vertekend beeld geeft: de inventarisatie is immers niet
geheel compleet. Uit ons onderzoek bleek een kleine, maar
significante, geslachtspredispositie voor reuen. Deze
uitkomst bevestigt wel de mannelijke geslachtspredis-
positie die eerder werd vermeld in de literatuur (8,9).

Ondanks het feit dat de inventarisatie van het aantal
casuïstieken verre van compleet is, geeft dit onderzoek een
duidelijke aanwijzing dat maagcarcinoom bij de Neder-
landse Tervuerense herder meer dan gemiddeld voorkomt.

conclusie

Ondanks de beperkte inventarisatie van het aantal
casuïstieken, geeft dit onderzoek een duidelijke aan-
wijzing dat maagcarcinoom bij de Nederlandse Tervue-
rense herder meer voorkomt dan te verwachten zou zijn
op basis van de bekende literatuur Van de Nederlandse
Tervuerense herders die in de periode 1991 tot 2002 zijn
geboren, leed minstens i,r8 procent aan maagcarcinoom.
Dit is veel meer dan de eerder gepubliceerde incidentie
van maagcarcinoom bij de hond van o,r procent. Reuen
lijken gepredisponeerd te zijn voor de aandoening. Het
maagcarcinoom komt gemiddeld tot uiting op een leeftijd
van 9,5 ± 1,9 jaar Lijders hebben dus ruim vóór deze tijd al
gelegenheid gehad zich voort te planten waardoor de
aanleg voor de ziekte in de populatie blijft. Vervolg-
onderzoek zal noodzakelijk zijn om het (de) oorzakelijke
gen(en) te kunnen vaststellen.

Nader onderzoek

Een probleem van de relatief hoge leeftijd waarop de
diagnose gemiddeld gesteld wordt van 9,5 jaar, is dat lijders
ruim vóór deze tijd al gelegenheid hebben gehad zich voort
te planten waardoor de aanleg voor de ziekte in de popu-
latie in stand blijft. Het laat optreden van klinische ver-
schijnselen bemoeihjkt het eventueel aanpassen van het
fokbeleid om de ziekte te elimineren. Mogelijk kunnen met
behulp van moleculaire genetica, door grote aantallen
genetische merkers (meer dan 20.000
snps) te testen op
lijders en controledieren, regio\'s op het genoom worden
geïdentificeerd die geassocieerd zijn met het ontwikkelen
van maagcarcinomen. Nadat deze associatie is vastgesteld,
kunnen jonge honden worden gescreend op hun aanleg
voor maagcarcinomen en kan worden beslist dieren al dan
niet in te zetten voor de fokkerij. Via vervolgonderzoek op
de bovengenoemde associatiestudie is het wellicht mogelijk
belangrijke genen met betrekking tot maagcarcinomen te
identificeren. Voor ziekten met een complexe achtergrond
zijn honderd cases en honderd controle dieren nodig (ii)i.

dankbetuiging

Dit onderzoek is tot stand gekomen door een subsidie van
het Nederlands Kankerfonds voor Dieren. Wij danken de
Nederlandse Vereniging voor Belgische Herdershonden en
de veterinair pathologische laboratoria (Veterinair
Pathologisch Diagnostisch Centrum Utrecht,
gd Deventer,
Vetipath en Valuepath), Universiteitskliniek Gezelschaps-
dieren (Utrecht), Veterinair Specialistisch Centrum
DeWagenrenk (Wageningen), Dierenarts Specialisten
Amsterdam (Amsterdam) en Specialistengroep Gezel-
schapsdieren De Kompaan (Ommen) voor hun mede-
werking.

referenties

1. Gualtieri M, Monzeglio MG and Scanziani E. Gastric neoplasia. Vet
Clin North Am Small Anim Pract 1999; 29 (2): 415-440.

2. Scanziani E, Giusti AM, Gualtieri M and Fonda D. Gastric carcinoma
in the Belgian shepherd dog. Journal of Small Animal Practice 1991;
32 (9): 465-469.

3. Fonda D, Gualtieri M and Scanziani E. Gastric carcinoma in the dog: A
clinicopathological study of 11 cases. Journal of Small Animal
Practice 1991; 30 (6): 353-360.

4. McNiel E and Leitkam H. Stomach Cancer study in the Belgian
Malinois. Michigan state university http://cvm.msu.edu/.

5. The Merck Veterinary Manual, www.merckvetmanual.com.

6. Swann HM and Holt DE. Canine Gastric Adenocarcinoma and
Leiomyosarcoma: A Retrospective Study of 21 Cases (1986-1999) and
Literature Review, Journal of the American Animal Hospital
Association 2002,38:157-164.

7. Gilmour AR, Gogel BJ, Cullis BR and Thompson R. ASReml User Guide
Release 2.0, 2006.

i Er is reeds een inzameling van bloed van lijders en controledieren
in gang gezet. Als controledieren worden honden gebruikt die reeds
dertien jaar of ouder zijn en nog steeds gezond zijn. De kans dat zij
nog een maagcarcinoom zullen ontwikkelen, is zeer klein, aangezien
bij lijders over het algemeen eerder maagcarcinoom wordt gediag-
nosticeerd. Per dier is 4 tot 8 milliliter
edta-bloed nodig. Dat is vol
bloed in een
edta-buis geschikt voor minimaal 4 milliliter. Het bloed
wordt vervolgens inclusief kopie van de stamboom verstuurd naar
Veterinair Specialisten Centrum De Wagenrenk, Wageningen.

-ocr page 54-

8. Nelson RW and Guillermo Couto C. Small Animal Internal Medicine.
3rd edition. Mosby 1992.

9. Welch Fossum T et al. Small Animal Surgery. 3rd edition. Mosby 1997.

10. Sullivan M, Lee R, Fisher EW, Nash AS and McCandlish lA. A study of
31 cases of gastric carcinoma in dogs. Vet Ree
1987; 120 (4); 79-83-

11. Karlsson EK, Baranowska I, Wade CM, Salmon Hillbertz NHC, Zody
MC, Anderson N, Biagi TM, Patterson N, Rosengren Pielberg G,
Kulbokas III EJ, Comstock KE, Keller ET Mesirov JP Von Euler H,

Kämpe 0, Hedhammar A, Lander ES, Andersson G, Andersson L and
Lindblad-Toh K. Efficient mapping of mendelian traits in dogs
through genome-wide association. Nature Genetics
2007; 39 (11):
1321-1328.

Artikel ingediend: 2 maart 2009
Artikel geaccepteerd: 9 juni 2009

Oproep onderzoek carcinomen

Voor dit onderzoek naar het voorkomen van maag-
carcinomen zoeken wij naar hjders en gezonde controle-
dieren. Dierenartsen en eigenaren die aan dit onderzoek
willen meedoen, worden hiervoor van harte uitgenodigd.
Ze zijn welkom voor het nadere onderzoek. Indien u zelf al
de diagnose heeft gesteld, waarderen wij het als we een
nauwkeurige beschrijving kunnen krijgen van de afwij-
kingen, betrouwbare histologie, een stamboom plus 4 a
8 milliliter
edta-bloed.

Als controledieren kunnen fungeren Tervuerense
herders ouder dan dertien jaar Van deze honden, die geen

Samenvattingen vdt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde hebben
besloten samenvattingen
van gepubliceerde wetenschappelijke artikelen uit te
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op
een eenvoudige manier op de hoogte blijven van de
veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof dr. Aart de Kruif Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Hemotrofe mycoplasmen bij katten.
Deel i: literatuuroverzicht

M.B. Duin, H. Moyaert, F. Pasmans en F Boyen. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 200g; 78:143-154.

Feliene hemotrofe mycoplasmosis (fhm) is de nieuwe
naam van de ziekte die vroeger bekend stond als feliene
infectieuze anemie of hemobartonellosis. Deze ziekte
wordt veroorzaakt door hemotrofe mycoplasmen (haemo-
plasmen). In dit artikel wordt een overzicht gegeven van
de huidige kennis met betrekking tot deze hemoplasmen.
Bij katten zijn er op dit moment drie verschillende
haemoplasmen bekend, namelijk
Mycoplasma haemofelis,
\'Candidatus
Mycoplasma haemominutum\' en \'Candidatus
Mycoplasma turicensis\', die wereldwijd voorkomen. Er is
nog veel onduidelijkheid over de risicofactoren, trans-
aanwijzingen hebben voor maagproblemen, hebben we 4
ä 8 ml
edta-bloed plus een stamboom nodig. Het bloed
mag niet gestold zijn.

Een aanvraagformulier kan worden gedownload via de
volgende link: http://www.wagenrenk.com/global/nl/
formulieren of wordt u op verzoek toegestuurd na een
mailtje aan p.j.j.mandigers@uu.nl. Het bloedmonster
(inclusief een kopie van de stamboom) kunt u zenden naar
het
uvdl of Paul Mandigers (vsc De V/agenrenk - Keijen-
bergseweg r8,6705 bn Wageningen). Bij voorbaat hartelijk
dank!

missieroutes en de reservoirs. Er lijkt een verschil in
pathogeniciteit te zijn tussen de verschillende hemo-
plasmen, wat zou leiden tot verschillende symptomen bij
infecties. Vandaag de dag worden
pcr-testen aangewend
om tot een diagnose te komen. De behandeling met
doxycycline lijkt goed te werken, maar een chronische
dragerstatus komt, zelfs na behandeling, veelvuldig voor
Centraal in de preventie van
fhm staan vooral de bestrij-
ding van ectoparasieten en het voorkomen van overdracht
via interspeciescontacten en iatrogene overdracht.

Hemotropic mycoplasmas in cats.
Part 2: case report

M.B. Duin, H. Moyaert, 1. Van de Maele, S. Daminet en E
Boyen. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78: i55-i5g.

A eight-month-old apathic cat was referred to the Depart-
ment of Medicine and Clinical Biology of Small Animals of
the Ghent University, Faculty of Veterinary Medicine,
Merelbeke, Belgium. The cat had a severe case of non-regen-
erative anemia with a hematocrit of only 2.9%. Cytological
examination of a bone marrow aspirate led to the diagnosis
of pure red cell aplasia
(prca). Additionally, a pcr assay for
"Candidatus Mycoplasma haemominutum" ("CandidatusM.
haemominutum") dna was positive. Although unproven,
an infection with
"Candidatus M. haemominutum" could
have contributed to the immune-mediated destruction of
red blood cell precursors. The cat recovered completely

-ocr page 55-

after treatment, which consisted of multiple blood transfu-
sions, antimicrobial agents, and long-term prednisolone
therapy (lo months). There were no signs of clinical relapse
at 20 months after cessation of therapy.

Total intravenous anesthesia in dogs

T. Waelbers, P. Vermoere en I. Polis. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 200g; 78: i6o-i6g.

Inhalation anesthesia is the main method used for
maintenance of anesthesia in dogs. One of the most
important drawbacks of this technique, however, is that it
pollutes the environment. Total intravenous anesthesia, or
tiva, can provide a valuable alternative to this method, an
alternative whereby several different drugs or drug
combinations and different means of administration can
be used. Despite the existence of various options, a
continuous rate infusion
(cri) of propofol or alfaxalone
seems to be the most obvious choice in dogs.
Just as with inhalation anesthesia, endotracheal intuba-
tion and the administration of oxygen is highly recom-
mended during
tiva. The possibility of artificial ventila-
tion must also be taken into consideration. The main
disadvantage of
tiva seems to be the higher cost, espe-
cially in large dogs and during long-lasting interventions.

Effect on productivity of treating
fattening pigs every 5 weeks with
flubendazole in feed

A. Kanora. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:170-175.

In a large European trial, a deworming program using 30
ppm flubendazole for 5 days every 5 weeks for fattening
pigs was evaluated for a period of 16 months (4 rounds)
and compared with untreated control and historical
pre-treatment data from the same fattening units. The
treatment regime was evaluated in 4 fattening farms
located in Belgium, The Netherlands and France with a
total of 2r,72i fattening pigs in the treated and 22,394 in
the control groups. All the farms, except farm A, had very
low
epgs (Eggs Per Gram) for Ascaris suumbefore treatment
and were nihil after treatment. In three of the farms a
reduction in affected and rejected livers due to \'white spots\'
was noted. In all the farms, positive effects on average daily
weight gain (r5.i to 34.7 g) were obtained, except in farm
C, and fewer dropouts were counted in the treated groups.

Listeria monocytogenes-dissociated
meningo encephalitis in cattle
clinically suspected of bovine
spongiform encephalopathy in
Belgium (1998-2006)

S. Roels, A. Dohly, J. De Sloovere, R. Geeroms en E. Vanopden-
bosch. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:177-181.

Listeria monocytogenes is an important foodborne pathogen
both in humans and animals. In order to determine the
presence and importance of this zoonotic bacterial disease
in a subgroup of the Belgian cattle population, all the
brain tissue specimens originating from 2.432 cattle
clinically suspected of bovine spongiform encephalopathy
(bse) that had been submitted to the National Reference
Laboratory during the period r998-20o6 were examined
for the presence of histopathological lesions pathogno-
monic for L. mo^3^)CJ;to^enesmeningo-encephalitis. Addi-
tional Listeria-specific immunohistochemistry was
performed in order to confirm the diagnosis of these cases.
While in recent years no Hsteriosis cases have been
reported in cattle in Belgium, this study indicates that
meningo-encephalitis due to listeriosis is still a non-negli-
gible disease in the Belgian cattle population. The zoonot-
ic character of I.
monocytogenes justifies maintaining
vigilance for this disease.

Disseminated PenicUium radicum
infection in a dog, clinically
resembling multicentric malignant
lymphoma

j.P. de Vos, E. van Garderen, H. Hensen, L Tange, I Curfs-Breu-

ker, B. Vandevelde, J.F. Meis. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr

200g; 78:183-288.

After detecting fungal organisms in smears of enlarged
peripheral lymph nodes in a dog, determination was
performed through culturing and genetic typing. The
fungus was identified as
Pénicillium radicum by amplifica-
tion of fungal
dna encoding of the ribosomal internal
transcribed spacer region and comparison with
dna
databases. In vitro susceptibility testing revealed multire-
sistance. In the literature
P. radicum is mentioned as a
phosphate solubilising agent used in agriculture for
promoting plant growth. This is the first publication of a
disseminated
P. radicum infection in a dog. The generalized
lymphadenopathy and hypercalcemia strongly resembled
a multicentric lymphoma.

-ocr page 56-

Hypercalcemia in granulomatous diseases, including
disseminated fungal infections, is caused by activated
macrophages possessing la-hydroxylase, which is able to
convert 25-hydroxyvitamin-D into calcitriol. Although
disseminated fungal infections are extremely rare in the
Netherlands and Belgium, they should be included in the
differential diagnosis of dogs with multicentric lymphade-
nopathy and hypercalcemia.

Neonatal foal death due to infection
with equine arteritis virus in Belgium

yl. Gryspeerdt, K. Chiers, J. Govaere, G. Vercauteren, R. Duca-
telle, G.R. Van de Walk en H.J. Nauwynck Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 200g; 78: i8g-igs.

This case report describes a small outbreak of neonatal foal
death in Belgium due to infection with equine arteritis
virus
(eav). The outbreak started with one foal suffering
from acute dyspnea four days after birth. Despite intensive
treatment, this foal died within a few hours. Three weeks
later, another foal was born on the same farm in a healthy
condition, although placental edema was found. At the age
of 10 days, the foal showed acute respiratory distress and
severe dyspnea and died shortly after. Post-mortem
examination of both foals revealed consolidated diaphrag-
matic lung lobes with compensatory emphysema. Histo-
logic lesions consisted of a mild acute interstitial pneumo-
nia. Microscopic examination of the allantochorion from
the second foal showed a focal necrotizing vasculitis, and
immunolabeling demonstrated the presence of
eav
antigens in chorionic vascular endothelial cells and
macrophages. Upon inoculation of rabbit kidney (RK13)
cell culture with a suspension of lung tissue, a cytopathic
effect was observed. The agent was identified as equine
arteritis virus by means of immunostainings.

Isolation of Aujeszky\'s disease virus
from two hunting dogs in Belgium
after hunting wild boars

A.B. Cay en C. Letellier Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g;
78:1g4-1gs-
toms and died of adv within five days after hunting wild
boars in the Ardennes. Because
adv has been eradicated in
the domesticated pig population, it was hypothesized that
wild boars infected with
adv were the source, since one of
the dogs was fed with the intestines of shot wild boars, and
the other was fed with the intestines and other organs.

Een schatting van de directe kosten
veroorzaakt door maagdarmnematoden-
en leverbotinfecties bij melkvee in
Vlaanderen

ƒ. Charlier, M. Sanders en J Vercruysse. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 200g; 78: ig6-200.

Het doel van deze studie was de directe kosten te schatten
veroorzaakt door maagdarmworm- en leverbotinfecties bij
de Vlaamse melkveepopulatie. Via een studie en inter-
pretatie van vakliteratuur werden voor elke infectie de
populatie \'at risk\', de prevalentie van productielimite-
rende infecties, de effecten op de dierlijke productie, de
geldwaarde van dierlijke producten en de frequentie en
gemiddelde kosten van een anthelmintische behandeling
bepaald. Vervolgens werden deze elementen geïncorpo-
reerd in een rekenblad en werden voor elke infectie de
jaarlijkse veroorzaakte kosten berekend. De jaarlijkse
kosten veroorzaakt door maagdarmwormen werden
geschat op 10.719.909 euro of 38 euro per volwassen koe.
De jaarlijkse kosten veroorzaakt door leverbot werden
geschat op 8.270.765 euro of 30 euro per volwassen koe.

Hoewel deze cijfers geenszins geïnterpreteerd kunnen
worden als de gemiddelde kosten bij een geïnfecteerd dier,
vormen ze een indicatie van het relatieve belang van de
ziekte. De resultaten van deze studie onderstrepen het nut
om beide infecties op te nemen in diergezondheids-
programma\'s.

This article contains two separate case reports of the
isolation of Aujeszky\'s disease virus
(adv) from a hunting
dog. Each of the two dogs developed neurological symp-

-ocr page 57-

Royal Canin introduceert

CALM DIET

Innovatieve dieetvoeding
voor katten en kleine honden met
stress

Calm Diet van Royal Canin

Bevat de unieke combinatie van alfa-casozepine (Lactium®) en L-tryptofaan,
die beide de symptomen van stress verminderen bij hond en kat.

- Lactium® is een trypsinehydrolysaat van melkeiwit met een benzodiazepine-
achtige werking, zonder de bijwerkingen van diazepam zoals sedatie en verslaving.

- L-tryptofaan heeft, als precursor van serotonine, invloed op gemoedstoestanden zoals onrust
en angst en op het slaap- en eetgedrag.

Houdt tevens rekening met de mogelijke negatieve effecten van stress op andere
orgaansystemen zoals het maag-darmkanaal en de huid.

ERINARY

ELUSIVE

pc

s

Ë
u

11

>

Viïi*

ROY4L CKNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinaire Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.: 0413-318488 (Veterinair Voedingsadvies) of 0413-318444 (bestellingen) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

-ocr page 58-

Stichting Dierenopvang Veterinair Dispuut
Bosnië Veritas 60 jaar

Inzicht in rijpingsproces
eicel

De Stichting Dierenopvang Bosnië is al
zeven jaar actief in het door oorlog
verwoeste Bosnië en probeert door
middel van sterilisatiecampagnes,
educatieprojecten en ondersteuning
van lokale initiatieven de leefomstan-
digheden van (zwerf)dieren daar te
verbeteren. Minimaal twee keer per
jaar gaat de stichting met een grote
groep vrijwilligers een week naar
Bosnië. Daarnaast is zij in Nederland
actief met onder andere het inzamelen
van hulpgoederen. Het aantal aan-
vragen voor ondersteuning neemt toe,
mede door de nieuwe wetgeving, die
het humaan oplossen van het zwerf-
dierenprobleem afdwingt. De Bos-
nische gemeenschap is echter nog niet
in staat dit zelf op de juiste wijze aan te
pakken. Door het organiseren van
sterilisatiecampagnes, waar Bosnische
dierenartsen actief aan kunnen
deelnemen, probeert de stichting een
zo groot mogelijke hoeveelheid dieren
te steriliseren. Daarnaast is het van
groot belang dat de Bosnische dieren-
artsen ervaring opdoen met het
uitvoeren van sterilisaties. Hiervoor
zoekt men proactieve, sociale, flexibele
en gemotiveerde dierenartsen en
assistenten die bereid zijn om op eigen
kosten voor een week mee te gaan naar
Bosnië. De groepen worden zorgvuldig
samengesteld. Neem bij interesse
contact op met Suze Steenbergen-
Andringa, (06) 46 19 85 79, of mail naar
info@hondenopvang.com. Mede-
werkers van de stichting kunnen
geïnteresseerden tijdens een persoon-
lijk onderhoud voorzien van aanvul-
lende informatie. Kijk voor gedetail-
leerde verslagen van de activiteiten op
de website www.hondenopvang.com.

Dit jaar bestaat het Veterinair Dispuut
van Veritas
(vdv) zestig jaar Dit vraagt
om een groots feest. Ook dit jaar is de
lustrumcommissie er als de eenden bij.
Al bijna een jaar scheuren de commis-
sieleden door het land om een mooi
lustrum neer te zetten. Er staan al veel
leuke activiteiten op de agenda, met
als klapper de reunistendag op
zaterdag lo oktober De commssie
hoopt dat de afgelopen lustra van het
dispuut de oud-leden nog goed zijn
bijgebleven en dat ook oktober dit jaar
weer voor iedereen zichtbaar zal
worden waarom het
vdv de afgelopen
zestig jaar alleen maar is gegroeid.
Houd dus de week van 3 tot ro oktober
in het achterhoofd en houd uw
brievenbus in de gaten. Op de website
www.vdveritas.nl/lustrum zijn de
meest recente ontwikkelingen
omtrent het lustrum te volgen.

Met dank aan: Rik de Groot Namens
de twaalfde Lustrumcommissie
\'Formule
eend, onder de zinspreuk:
Not Gone ln 60 years\'.

Ziektekiemen eenvoudig
terugdringen

Besmettingen met voor de consument
gevaarlijke ziekteverwekkers op
veebedrijven kunnen met betrekkelijk
eenvoudige maatregelen worden
teruggedrongen, schrijft Joey Ellis-
Iversen in haar proefschrift, waarop ze
promoveerde bij de faculteit Dierge-
neeskunde. Bij jongvee in het Verenigd
Koninkrijk bleken
E. co/i (vtec O157)
en campylobacter minder voor te
komen wanneer de dieren beschikten
over droog strooisel en schone
drinkbakken, ze niet werden gewis-
seld met andere fokgroepen en de
bedrijfsvoering zo gesloten mogelijk
was. Het zou volgens de promovendus
goed mogelijk zijn bedrijfssystemen in
stappen aan te passen, maar het blijft
een probleem dat de veehouder er
geen financieel belang bij heeft.

Agrarisch Dagblad

Moleculaire processen tijdens de rijping
van de eicel, waaronder communicatie
met de omliggende beschermingscellen
beïnvloeden de slagingskans van de
bevruchting bij zowel dier als mens.
Dat concluderen twee promovendi aan
de faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht. Eicelrijping vindt
rond het moment van ovulatie plaats in
een of enkele geselecteerde eicellen en
bepaalt of een rijpe eicel al dan niet
geschikt is om bevrucht te worden en
zich tot een embryo te ontwikkelen.
Leni van Tol onderzocht bij runderen
en vervolgens bij mensen de rol van
beschermingscellen die om de eicel
liggen, de zogenaamde cumuluscellen.
Het nauwe contact van deze cellen
blijkt de kwahteit van de ingesloten
eicel te beïnvloeden en te weerspiege-
len. In een vervolgonderzoek samen
met het
umc Utrecht kijkt men of de
slagingskans bij bevruchting van de
eicel is te voorspellen aan de hand van
de cumuluscellen, furriaan Hölzenspies
onderzocht welke eiwitten een rol
spelen bij de eicelrijping bij varkens.

Dierenartsen aangeklaagd

Een aantal dierenartsen is aange-
klaagd voor het verstrekken van
zogenoemde
ur a-middelen (hiervoor
geldt een receptpUcht). Dit heeft het
ministerie van
lnv verklaard tegen-
over het Landelijk Kennisnetwerk
Levende Have. Onlangs maakte de
aid
al bekend dat dertien van de veertien
gecontroleerde verkopers van dier-
geneesmiddelen in 2008 de nieuwe
regels overtraden. Het ministerie van
lnv laat weten dat de aid tegen de nu
aangeklaagde dierenartsen een
zogeheten berechtingsrapport heeft
opgesteld. Ze zouden zich schuldig
hebben gemaakt aan overtreding van
artikel 14 van de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde. Om
hoeveel dierenartsen het gaat wil het
ministerie niet bekend maken.

Horses.nl

-ocr page 59-

Wetenschappers proberen een nieuw
soort koe te fokken die minder
methaangas uitstoot. Deze koe zou
gunstiger zijn voor het khmaat. De
Canadese hoogleraar Stephan Moore
(Universiteit van Alberta) bestudeert
de genen die verantwoordelijk zijn
voor de productie van methaan in de
magen van de koe. Zijn onderzoek
werd gepubliceerd in het
Joumal of
Animal Science.
Moore gebruikte
traditionele technieken om koeien te
fokken die 25 procent minder methaan
produceren dan gewone koeien.
Andere foktechnieken zouden kunnen
leiden tot koeien die op een efficiëntere
manier voedsel in spieren omzetten en
zodoende minder methaan en afval
produceren. Nog een andere methode
is om dieren voedsel toe te dienen waar
meer energie en eetbare oliën in zitten.
Deze fermenteren minder dan gras of
voedsel van een lage kwaliteit.

Nu.nl

Griep al eerder
overgesprongen

Een nieuwe analyse van het Mexicaan-
se griepvirus laat zien dat er al enkele
maanden voordat de uitbraak werd
herkend transmissie van varken naar
mens plaatsvond. Dit blijkt uit een
publicatie op de website van
Nature.
De wetenschappers van de universi-
teit van Oxford gebruikten reken-
methodes die de laatste tien jaar zijn
ontwikkeld en toonden daarmee aan
dat deze HrNr-virusstam al jaren
circuleerde onder varkens, mogelijk
op meerdere continenten, voordat hij
oversprong naar mensen. Op basis van
evolutionaire analyse vermoeden ze
dat het virus is ontstaan door een
combinatie van verschillende varkens-
griepvirussen en dat het enkele
maanden voordat de uitbraak werd
opgemerkt al naar mensen is over-
gesprongen. Zij pleiten voor een
systematische aanpak om varkens-
griepvirussen in kaart te brengen.

Science Daily

vaccinatieweigeraars
aanpakken

Jan van Lokven, voorzitter van de lto
vakgroep geitenhouderij, vindt dat de
algemene inspectiedienst Noord-
Brabantse geitenbedrijven die weige-
ren te vaccineren tegen Q-koorts, moet
aanpakken. Volgens hem moet de
geitensector al het mogelijke doen om
te voorkomen dat mensen ziek
worden van Q-koorts. Hij is echter wel
van oordeel dat geitenhouders zelf
zouden mogen bepalen wanneer de
dieren worden gevaccineerd, omdat de
melkgift na de vaccinatie kan dalen.
Door te vaccineren net na het aflam-
meren of net voor het dekken van de
dieren wordt de schade in de perken
gehouden. Slechts een klein aantal
geitenbedrijven weigert te vaccineren.

Agrarisch Dagblad

merial Parasitology
Award 2009

Dr Peter Geldhof, wetenschappelijk
onderzoeker bij de Afdeling Parasito-
logie van de faculteit Diergenees-
kunde van de Universiteit Gent, heeft
op maandag 22 juni tijdens de
jaarlijkse bijeenkomst van de Neder-
landse Vereniging voor Parasitologie
(nvp) de merial Award 2009 voor
parasitologie gekregen. Aan de prijs is
een oorkonde en een bedrag van 3000
euro verbonden. De prijs voor medi-
sche of veterinaire parasitologie wordt
jaarlijks toegekend aan een gepromo-
veerde onderzoeker uit de Benelux die
belangwekkend en innovatief werk
heeft verricht. Dr Peter Geldhof kreeg
de prijs voor zijn onderzoek naar de
karakterisering van eiwitten en
ontwikkeling van vaccins tegen
worminfecties en resistentie tegen
anthelmintica aan de Universiteit van
Gent (1998 tot 2003; 2006 tot heden)
en het Moredun Research Institute in
Edinburgh (2003 tot 2006).

Milieuvriendelijke koe aid moet

Rectificatie

Het bericht \'Effecten Mexicaanse griep
bij varkens\' uit het Tijdschrift van 15
juni (pagina 523) suggereert ten
onrechte dat het bij het onderzochte
HiNr-virus zou gaan om de op dit
moment circulerende \'Mexicaanse
griep\'. Gegeven de datum van de publi-
catie van het onderzoek in
Virology
Joumal (maait
van dit jaar) is het niet
vanzelfsprekend dat de onderzochte
HiNr-stam dezelfde is die op dit
moment de ronde doet.

Neus te koud voor
vogelgriep

Vogelgriep is mogelijk toch minder
bedreigend voor mensen dan eerder
voorspeld; de menselijke neus is
namelijk te koud voor groei van het
virus, waardoor het zich niet gemak-
kelijk van vogel naar mens en van
mens naar mens kan verspreiden. In
het onlinetijdschrift
plos Pathogens
schrijven Britse en Amerikaanse
onderzoekers dat een temperatuur van
32 graden Celsius in de menselijke
neus te laag is voor het vogelgriep-
virus om zich te kunnen vermenig-
vuldigen. Blijkbaar heeft het virus zich
aangepast aan de warme omgeving
van 40 graden Celsius in vogeldarmen.
Het virus zou eerst moeten muteren
om gevaarlijk voor mensen te worden.
Toch bhjkt het vogelgriepvirus de
mens wel te kunnen infecteren. De
kolonisatie vindt dan echter niet
plaats in de neus, maar in de diepere
gedeelten van de luchtwegen en de
longen. Dat het vogelgriepvirus bij 32
graden Celsius niet kan groeien, komt
naar alle waarschijnlijkheid doordat
het virale polymerase op die tempe-
ratuur niet actief is.

-ocr page 60-

Begraven van (gezelschaps)dieren;
wetgeving, mogelijke risico\'s en
aanbevelingen

Noortje Reeuwijk\', Henk de Groot", Erik Klopping "\' en Frans
van Knapen

Uit en voor de praktijk

samenvatting

Elke dierhouder wordt op enig moment geconfronteerd
met het overlijden van een dier. Ter bescherming van de
volksgezondheid, maar ook om verspreiding van dier-
ziekten te voorkomen, zijn er (wettelijke) regels van
toepassing bij het begraven van het dier. In dit artikel
wordt aandacht besteed aan relevante regelgeving en
mogelijke risico\'s. Daarnaast worden aanbevelingen
gegeven in verband met het begraven van gezelschaps-
dieren.

summary

Burying famili) pets: legislation, risks, and recommendations

At one point or other all pet owners are confronted with the
death of their pet. To safeguard public health and to prevent the
transmission of disease, there are regulations concerning the
burial of family pets. This article focuses on relevant regulations
and potential risks and provides recommendations for the burial
of family pets.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

inleiding

Ter bescherming van de volksgezondheid, maar ook om
verspreiding van dierziekten te voorkomen, is het volgens
Europese en nationale regelgeving niet toegestaan dode
dieren te begraven. Bij dit verbod zijn de gezelschapsdieren
onder voorwaarden uitgezonderd. Dit artikel belicht de
praktijk en de wetgeving in dit verband in Nederland en in
enkele omringende landen. Ook wordt aandacht besteed
aan eventuele risico\'s die samenhangen met het begraven
van gezelschapsdieren en mogelijke beschermende
maatregelen in dit kader.

I N.M. Reeuwijk, specialist in opleiding veterinaire volksgezondheid.
Institute for Risk Assessment Sciences, divisie Veterinaire Volksge-
zondheid, Universiteit Utrecht, e-mail: noortje.reeuwijk@vwa.nl.

II H.N de Groot, hoofd afdeling Signalering & Ontwikkeling, moleculair
bioloog. Voedsel en Waren Autoriteit regio Zuid.

III E.RG. Klopping, oud veterinair inspecteur van de volksgezondheid,
veterinair consultant
bva te Oss.

iv Prof. dr E van Knapen, divisie Veterinaire Volksgezondheid, Institute
for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht.

Bij gezelschapsdieren is cremeren in een dierencremato-
rium ook een optie. Het restproduct (as) kan daarna
worden verstrooid, begraven of aan de eigenaar worden
meegegeven. Een andere mogelijkheid is om een gestorven
gezelschapsdier, bijvoorbeeld via een gemeentelijke
voorziening of door bemiddeling van een dierenarts, ter
destructie aan te bieden. De eindproducten van het
destructieproces moeten worden verwerkt in een daartoe
erkende verbrandingsinstallatie, meestal een energiecen-
trale.

wetgeving

In de huidige Europese destructiewetgeving (Verordening
(eg)Nr. 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoor-
schriften inzake niet voor menselijke consumptie bestem-
de dierlijke bijproducten, afgekort als Vo r 774/2002),
wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen dieren,
namelijk vee en gezelschapsdieren. Onder de definitie van
vee vallen alle dieren die door de mens worden gehouden
en die worden gebruikt voor de productie van voedsel
(met inbegrip van vlees, melk en eieren), wol, bont, veren,
huiden of enig ander product van dierlijke oorsprong. Alle
dieren van soorten die gewoonlijk door de mens worden
gevoed en gehouden, doch niet gegeten, en die niet voor
veeteelt worden gehouden, worden gerekend tot de
gezelschapsdieren. In Vo 1774/2002 wordt onderscheid
gemaakt tussen vee en gezelschapsdieren ten aanzien van
verwerkingsmogelijkheden als deze dieren zijn gestorven.
Tabel i geeft een overzicht van actuele en voormalige
wetgeving die relevant is (was) voor het begraven van
dieren (lees: gezelschapsdieren).

In het verleden werd verschillend aangekeken tegen de
definitie van vee. Zo was in de Veewet de volgende
definitie vastgelegd: "Levende runderen, varkens, schapen,
geiten en eenhoevige dieren, voor zover de dieren als
huisdieren worden gehouden." De Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren hanteert tegenwoordig een
andere definitie voor vee: "Herkauwende en eenhoevige
dieren en varkens." Pluimvee wordt in deze wet apart
gedefinieerd als: "Dieren zijnde hoenderachtigen, eenden
of ganzen."

De Destructiewet maakte onderscheid in slachtdieren,
"eenhoevige dieren, runderen, schapen, geiten, varkens en
pluimvee" en gezelschapsdieren, "andere dieren dan
slachtdieren, welke niet zijn bestemd of worden gehouden
voor dierlijke of andere productie, en door de mens in of
rond het huis worden gehouden en verzorgd".

Het is evident dat in de hierboven opgesomde wet-
geving de verschillende groepen dieren niet eenduidig zijn

-ocr page 61-

Toepassingsgebied Relevante artikelen Relevante informatie

Titel wetgeving

-Verordening (eg) Nr. 1774/2002 tot vaststelling
van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor
menselijke consumptie bestemde dierlijke
bijproducten (i)

- Regeling dierlijke bijproducten 2008 (2)
(nadere regeling op basis van de Gezondheids-
en welzijnswet voor dieren)

- Destructiewet

- Destructiebesluit

Europese Gemeenschap Artikel 24

Nederland

Artikel 2.13

Nederland
Nederland

Artikel 13
Artikel 30

De bevoegde autoriteit kan besluiten dat dode
gezelschapsdieren rechtstreeks als afval
worden verwijderd door begraving

Begraven van kadavers van gezelschapsdieren
mag onder voorwaarden

Vervallen; van 1957 tot i januari 2008 van kracht
Vervallen; vervangen door het Besluit dierlijke
bijproducten en de Regeling dierlijke bijproduc-
ten 2008

Tabel i. Overzicht van de wetgeving van toepassing op het begraven van gestorven dieren.

gedefinieerd. In het kader van dit artikel worden de
definities van de Verordening 1774/2002 gehanteerd.

vee

In Nederland worden grote aantallen dieren gehouden die
vallen onder de definitie van vee van Vo 1774/2002. Dit
betreft vele miljoenen dieren waarbij vooral de kippen het
talrijkst zijn. Een overzicht van deze diersoorten en de
aantallen in 2007, op basis van gegevens van het Centraal
Bureau voor de Statistiek
(cbs), is weergegeven in tabel 2.

In de nu geldende (Europese) wetgeving (Vo 1774/2002)
worden categorieën kadavers onderscheiden: categorie
i- en categorie 2-materiaal (verder afgekort als cat.i en
cat.2). Het verschil tussen deze twee categorieën heeft met
name betrekking op het wel (cat.i) of niet (cat.2) voor-
komen van een Transmissible Spongioform Encephalo-
pathy
(tse)-risico in het kadaver Met name de kadavers
van herkauwers vallen, in verband met dat
tse-risico,
onder categorie i. Daarnaast worden door de verordening
kadavers van onder andere gezelschapsdieren als cat.i
aangemerkt. Ook bepaalt deze Europese regelgeving dat
verwijdering van deze materialen dient plaats te vinden
door een erkend verwerkingsbedrijf. De verordening geeft
aan dat het verboden is cat.i- en cat.2-materiaal te ont-
trekken aan verwerking. In de praktijk betekent die
verplichting dat kadavers van vee zonder uitzondering een
verwerkingsproces moeten ondergaan met als uiteindelijk
doel de vernietiging van deze dierlijke materialen; het
begraven van kadavers van vee is verboden.

In het verleden werden kadavers van vee soms echter
wel begraven. Miltvuurbosjes zijn hier een voorbeeld van.
Dit zijn bosjes van bomen en struikgewas vaak midden in
een weiland, die boven op een met anthrax (miltvuur)
besmet, begraven kadaver staan. Deze bosjes zijn vroeger

Diersoort (vee)

Kippen

Varkens

Runderen

Schapen

Edelpelsdieren

Konijnen

Geiten

Paarden

Vissen

Tabel 2. Aantallen gehouden vee in Nederland in 2007 (3).

Aantal dieren (miljoen)

92

12
3.8
1.4
0,8
0.4
0.3
0.13

Onbekend

geplant om te voorkomen dat mensen deze kadavers per
ongeluk weer zouden opgraven (4).

Ook de zogenaamde witte kuilen, dat wil zeggen kuilen
met daarin kadavers van vee afgedekt met ongebluste
kalk, zijn een voorbeeld uit het verleden van dit soort
begraafplaatsen.

Ook bij dierziekte-uitbraken zoals bij de varkenspest-
epidemie in de zeventiger jaren en bij de vogelgriep-
uitbraak in 2003 zijn er vanwege de niet toereikende
verwerkingscapaciteit bij de destructoren kadavers gestort
op enkele afvalstortplaatsen in Nederland. In de huidige
wetgeving is dit dus niet meer toegestaan.

gezelschapsdieren

In Nederland worden meer dan dertig miljoen dieren
gehouden als gezelschapsdier In 55 procent van de
gezinnen zijn één of meer gezelschapsdieren aanwezig (5).
De aantallen verschillen per diersoort en variëren van
enkele honderdduizenden reptielen en amfibieën tot
enkele miljoenen vogels, katten en honden (zie tabel 3).
Kadavers van gezelschapsdieren worden in Vo 1774/2002
ingedeeld bij het zogenaamde categorie i-materiaal.

Artikel 24 van de Vo 1774/2002 bepaalt dat de bevoegde
autoriteit kan toestaan dat dode gezelschapsdieren
rechtstreeks als afval worden verwijderd door begraving.

In het verleden heeft Nederland hieraan invulling
gegeven door het inmiddels ingetrokken Destructiebesluit
(artikel 30), waarin beschreven stond dat kadavers van
gezelschapsdieren mochten worden begraven op een
terrein dat ter beschikking stond van de eigenaar of
houder van het desbetreffende dode dier, dan wel op
plaatsen die ingevolge een besluit van het college van
burgemeester en wethouders daarvoor waren toegelaten
(bijvoorbeeld dierenbegraafplaatsen).

De Destructiewet en het daaraan verbonden Destructie-
besluit zijn per i januari 2008 vervallen, maar de uitzonde-

Aantal dieren (miljoen)

__

3.3

1.8

i

0,8
0,25

Onbekend

Tabel 3. Aantal gehouden gezelschapsdieren in Nederland in 2007 (3).

Diersoort (gezelschapsdier)

Vogels

Katten

Honden

Konijnen

Knaagdieren

Reptielen en amfibieën

Vissen

-ocr page 62-

ring die het begraven van gezelschapsdieren in het
verleden mogelijk maakte, is integraal overgenomen in
artikel 2.13, lid 2, van de huidige Regeling dierlijke
bijproducten 2008. Deze regeling is gebaseerd op de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Op deze manier
heeft de Nederlandse wetgever invulling gegeven aan de
mogelijkheid die de Verordening 1774/2002 biedt.

Op basis van artikel 8rh van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren dienen gemeenten in een gemeen-
telijke verordening aanvullende voorwaarden te stellen
ten aanzien van het aangeven en het bewaren van dode
gezelschapsdieren. Een gemeente zou het begraven van
dode gezelschapsdieren op een terrein dat ter beschikking
staat van de eigenaar of houder van het dode dier kunnen
verbieden. Een eigenaar of houder van een dood gezel-
schapsdier die zijn dier wil begraven op een eigen terrein,
wordt dan ook geadviseerd om bij de eigen gemeente te
informeren of dit is toegestaan.

Door middel van provinciale wetgeving die is geba-
seerd op de Wet milieubeheer, kan het begraven van
gezelschapsdieren in waterwingebieden worden verboden.

Hoeveel gezelschapsdieren hun laatste rustplaats vinden
in de tuin van de eigenaar wordt nergens geregistreerd en is
derhalve onbekend. Evenmin is bekend hoeveel kadavers
van gezelschapsdieren door de destructor worden verwerkt.
Dit komt doordat deze kadavers niet individueel worden
verzameld en dus ook niet individueel worden geregi-
streerd. Deze registratie vindt wel plaats bij kadavers van
vee. In 2007 werden bijvoorbeeld bijna vijfduizend paarden,
ruim vierduizend veulens en vierduizend pony\'s vernietigd.
In verhouding met deze cijfers wordt slechts een klein
aantal paarden voor crematie aangeboden bij de daarvoor
erkende dierencrematoria. Men schat dat er in Nederland
jaarlijks een honderdtal paarden wordt gecremeerd.
Landelijke cijfers over het aantal gezelschapsdieren dat in
dierenbegraafplaatsen wordt begraven of in dieren-
crematoria wordt gecremeerd, zijn niet beschikbaar

situatie in andere landen
In onze buurlanden is net als in Nederland nationale
wetgeving van kracht die het begraven van dode gezel-
schapsdieren toestaat.

België

Het begraven van dierlijk afval wordt beschreven in het
Besluit dierlijke afvalstoffen (6). Een gemeentelijk politie-
reglement kan echter het begraven van dode gezelschaps-
dieren in de tuin verbieden. De Openbare Vlaamse
Afvalstoffenmaatschappij
(ovam) (7, 8) heeft de volgende
aanvullende eisen opgesteld omtrent het begraven:

-Alleen gezelschapsdieren die niet zijn gestorven aan
een op mens of dier overdraagbare ziekte, mogen
worden begraven. De gemeente kan vragen naar een
door de dierenarts geleverd attest, alvorens toestem-
ming te geven om het dier te laten begraven.
- Begraven is alleen toegestaan in zanderige grond,
omdat in klei- of leemachtige grond onvoldoende
ontbinding plaatsvindt.

aandachtspunten bij de voorlichting over
hoe een gezelschapsdier te begraven

- Overleg met uw dierenarts of begraven verantwoord
is.

- Vermijd direct contact met het kadaver

- Zorg voor een graf met voldoende diepte en dek het
af met een laag aarde van een halve meter

- Maak het graf herkenbaar door een steen of op een
andere manier

- Begraaf niet in slecht doorlaatbare grond, zoals klei
en leem.

- Begraaf niet in plastic zakken of andere niet
biologische afbreekbare verpakkingen.

- Begraaf niet in een waterwingebied.

- Begraaf grote gezelschapsdieren, bijvoorbeeld grote
hondenrassen, bij voorkeur niet maar cremeer deze of
bestem ze ter destructie.

- Het dier moet worden begraven in een graf van
minstens een halve meter diepte, om te voorkomen dat
andere dieren het kadaver opgraven. Wel moet het
kadaver boven het grondwaterniveau liggen.

- Plastic zakken of andere slecht afbreekbare verpak-
kingen mogen niet met het kadaver worden begraven.

- Dode dieren mogen alleen worden verpakt in
biologisch afbreekbare materialen.

- Gezelschapsdieren van meer dan tien kilogram
mogen niet worden begraven.

Overwegingen naar aanleiding van bovenstaande
aandachtspunten uit de Belgische regelgeving
Het verbod om gezelschapsdieren te begraven die zijn
gestorven aan een op mens of dier overdraagbare ziekte, is
in principe zinvol maar in de praktijk zal dat moeilijk
controleerbaar blijken te zijn. In voorkomende gevallen
geeft het wel mogelijkheden om op te treden. Bij twijfel
over de doodsoorzaak kan een attest van een dierenarts
uitsluitsel geven. Dat niet iedere grondsoort geschikt is om
gezelschapsdieren te begraven, zoals klei of rotsgrond, is
evident. Ook het begraven op voldoende diepte, de
beperking van de grootte van het kadaver en het ver-
mijden van het gebruik van plastic zakken of andere
slecht afbreekbare verpakkingen zijn nuttige aandachts-
punten.

Duitsland

In Duitsland is de Vo (eg) 1774/2002 geïmplementeerd in
het Tierische Nebenprodukte-Beseitigungsgesetz (Tier-
NebG) en verder uitgewerkt in de Verordnung zur Durch-
führung des Tierische Nebenprodukte-Beseitigungsgeset-
zes (Tierische Nebenprodukte-Beseitigungsverordnung-
TierNebV) (7). In de TierNebV (9) is weergegeven dat:

- op een terrein dat aan de houder van het dier toe-
behoort, het in principe toegestaan is huisdieren te
begraven, tenzij de lokale veterinaire autoriteit besluit
dat het huisdier op een hiervoor toegelaten plaats
(zoals een dierenbegraafplaats) moet worden begraven;

-ocr page 63-

- er per keer maximaal één huisdierkadaver op een
eigen terrein mag worden begraven;

- de plaats van begraven zich niet mag bevinden in een
waterbeschermingsgebied en niet in de directe nabij-
heid van de openbare weg of openbare ruimten;

- het graf vanaf de bodem tot de rand tenminste 50
centimeter diep moet zijn, waardoor het kadaver met
tenminste 50 centimeter grond bedekt wordt.

Overwegingen naar aanleiding van bovenstaande
aandachtspunten uit de Duitse regelgeving
De aandachtspunten in Duitsland zijn in dit kader ver-
gelijkbaar met die in België. Een verschil met de Belgische
situatie is, dat in Duitsland het begraven niet toegestaan is
in waterbeschermingsgebieden en evenmin in de directe
nabijheid van de openbare weg of openbare ruimten.

Engeland

In overeenstemming met artikel 24 van de Vo 1774/2002,
is in Regulation 28 van de Animal By-products Regulations
(abpr) 2005 opgenomen dat dode gezelschapsdieren
mogen worden begraven (ro).

Op basis van The Environmental Permitting (England
and Wales) Regulations 2007 (No. 3538) is bet toegestaan
dode gezelschapsdieren te begraven in de tuin of op een
eigen terrein.

De volgende drie voorwaarden worden hierbij gesteld:

- Het dier mag geen gevaar kunnen opleveren bij contact.

- Het begraven mag niet worden uitgevoerd door een
professionele ondernemer

- Het gezelschapsdier moet op het eigen terrein zijn
gestorven.

Begraven van paarden in Engeland
Opmerkelijk is dat het in Engeland, indien lokale autori-
teiten dit toestaan, mogelijk is paarden te begraven. Zij
vallen dan kennelijk binnen de categorie gezelschaps-
dieren. Randvoorwaarden die hierbij worden gesteld,
betreffen de plaats van begraven.

- Deze plaats mag niet toegankelijk zijn voor voer-
tuigen en evenmin toegankelijk zijn voor vee.

- Besmetting van waterlopen moet worden voorkomen
(II. 12).

Als voorbeeld heeft Suffolk Coastal District hier invulling
aan gegeven en volgende randvoorwaarden gesteld (13):

- De begraafplaats moet zich bevinden op een terrein
dat in eigendom is van de paardeneigenaar of op land
dat middels een schriftelijke overeenkomst in gebruik
is door de paardeneigenaar

- De begraafplaats moet zich op tenminste 250 meter
afstand bevinden van elke bron die water levert voor
humane consumptie of wordt gebruikt in melkvee-
houderijen.

- De begraafplaats moet zich op minimaal dertig meter
afstand bevinden van een bron of waterloop en op
tenminste tien meter afstand tot landdrainage.

- Het graf moet zo diep zijn dat tenminste één meter
aarde het karkas bedekt.

- De bodem van het graf moet vrij zijn van grondwater

Het karkas moet direct met aarde worden bedekt.

Overwegingen naar aanleiding van bovenstaande

aandachtspunten uit de Engelse regelgeving
Wat opvalt is de mogelijkheid om toestemming te krijgen
kadavers van paarden te begraven, weliswaar onder strikte
voorwaarden. Zowel in Engeland als in Nederland zijn
paarden in de dagelijkse omgang vaak vooral een gezel-
schapsdier met grote emotionele waarde voor de eigenaar
Het begraven van paarden is in Nederland niet toegestaan.
Wel bestaat er een mogelijkheid crematie toe te passen in
speciaal daartoe aangewezen dierencrematoria.

de risico\'s

Gezelschapsdieren die zijn gestorven aan infectieziekten
die besmettelijk zijn voor mens en/of dier, kunnen een
risico betekenen voor hun directe omgeving. Vooral
onbeschermd direct contact met dergelijke kadavers voor
en tijdens het begraven kan een risico zijn. Verspreiding
van pathogenen kan ook plaatsvinden via plaagdieren of
door het grondwater en kan worden aangemerkt als een
indirect besmettingsrisico. Zodra het dier is begraven,
wordt de kans op het besmetten van de directe omgeving
echter sterk verminderd. In de literatuur is erg weinig te
vinden over de duur van het voortbestaan van eventuele
besmettingsrisico\'s na het begraven. De ontbinding-
processen zullen naar verwachting de meeste pathogenen
snel onschadelijk maken. Het is echter bekend dat de
miltvuurverwekker op dit punt een uitzondering is.
Uiteraard zijn er nog andere (sporevormende) pathogenen
die enige tijd overleven in de buitenwereld, maar de
overlevingstijden van deze verwekkers zijn aanzienlijk
korter dan die van
Bacillus anthracis.

Berends (14) heeft een evaluatie uitgevoerd van de
risico\'s voor de volksgezondheid bij het dumpen of
begraven van kadavers. Hij kwam daarbij tot de conclusie
dat het kleinschalig begraven van kadavers op voldoende
diepte en op voldoende afstand tot drinkwaterputten en
oppervlaktewater, geen risico betekent voor de volks-
gezondheid of diergezondheid, dit dankzij de gezondheids-
toestand van de veestapel in Nederland (waaronder de
afwezigheid van anthrax).

Begraafplaatsen uit vroegere tijden van dieren gestorven
aan miltvuur kunnen nog vele jaren een risico vormen
voor mens en dier Deze risico\'s zijn nog steeds actueel. In
het rapport van Roelofs en Looije (rs), over arbeid en arbo
bij het beheer van natuurgebieden en in de bosbouw, wordt
geadviseerd graafwerkzaamheden in of in de nabijheid van
deze plekken niet uit te voeren of onder strenge hygiëni-
sche condities te laten plaatsvinden. Hierbij moet contact
met de huid worden vermeden en moeten medewerkers bij
ontstekingen direct de huisarts raadplegen.

discussie

Hoewel de huidige regelgeving in Nederland wel toestaat
om onder voorwaarden dode gezelschapsdieren te
begraven, geeft deze regelgeving geen gedetailleerde eisen

-ocr page 64-

Miltvuurbosjes zijn bosjes van bomen en struikgewas die boven op
een met anthrax besmet, begraven kadaver staan om te voorkomen dat
mensen deze per ongeluk weer opgraven. (Foto: Geert Bistervels)

om eventuele risico\'s te bestrijden, zoals met betrekking
tot de diepte van het graf, de dikte van de afdeklaag en de
maximale grootte van het kadaver. De risico\'s voor de
volksgezondheid en de diergezondheid zijn echter
verwaarloosbaar klein, mits het begraven van dode
gezelschapsdieren op kleine schaal plaatsvindt. Daarnaast
zijn er nog ethische overwegingen: de argeloze nieuwe
bewoner van een huis die in zijn tuin bij graafwerkzaam-
heden de resten van een gezelschapsdier aantreft, zal
onaangenaam verrast zijn. De kans dat dit zich in de
praktijk voordoet, lijkt echter niet zo groot en is geen
reden tot extra regelgeving. Goede voorlichting met
enkele richtlijnen als advies is in dit verband wel nuttig.
Op basis van in de literatuur gevonden informatie zijn de
aandachtspunten die bij een gerichte voorhchting van
belang zijn in het kader samengevat. Door het ontbreken
van gerichte onderzoeksresultaten in de literatuur is een
verdere onderbouwing van deze adviezen niet mogelijk.

conclusie

De Europese wetgeving Vo 1774/2002 biedt de mogelijk-
heid dat gestorven gezelschapsdieren mogen worden
begraven. Lidstaten van de
eu kunnen aanvullende eisen
stellen met betrekking tot het toestaan en de wijze van
begraven. De risico\'s voor de dier- en volksgezondheid bij
het begraven van gezelschapsdieren in Nederland zijn
verwaarloosbaar klein, daarom is er geen noodzaak om
meer gedetailleerde wettelijke voorschriften te formu-
leren. Gerichte voorlichting is mogelijk wel zinvol.

dankbetuiging

De auteurs danken de heer J.A. Bosboom voor zijn inhou-
delijke commentaar en de heer dr. M. Meeuweissen en
mevrouw H.M.C. van der Houwen voor hun toelichting op
de Duitse respectievelijk Engelse wetgeving.

literatuur

1. Europese website over regelgeving: http://eur-lex.europa.eu
(01-09-2008).

2. Website van de Nederlandse overheid over regelgeving: http://wetten.
overheid.nl (10-10-2008).

3. Website Centraal Bureau voor de Statistiek: http://statline.cbs.nl
(30-09-2008).

4. Website Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (rivm): http://
rivm.nl (18-10-2008).

5. Website Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: http://
www.minlnvnl (i 5-09-2008).

6. Website Belgische wetgeving Leefmilieu, Natuur en Energie: http://
www.Emis.vito.be/navigator (29-08-2008).

7. Website Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij: http://www.
ovam.be (29-08-2008).

8. Anoniem. Brochure met de titel \'Ie Gezelschapsdier overleden... Wat
nu?"
ovam Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse
Gewest, België, 2003.

9. Website van Duitse overheid over regelgeving: http://www.bundes-
recht.de (29-8-2008).

10. Website van Engelse overheid over wetgeving: http://www.statutelaw.
gov.uk (29-8-2008).

11. Website van de Engelse Department for Environment, Food and Rural
Affairs
(defra): http://wwwldefra.govuk (31-8-2008).

12. Anoniem. Guidance note on the disposal of animal by-products and
catering waste. Ministry of Agriculture Fisheries and Food,
u.k.
January 2001.

13. Website Suffolk Coastal District Council: http:www.suffolkcoastal.gov.
uk (31-08-2008).

14. Berends BR. Strategische evaluatie van de risico\'s voor de volksgezond-
heid van het niet aanmelden van Specifiek Risico-Materiaal
(srm)
door veehouders, vvoo-rapport H0102, hoofdafdeling Voedingsmid-
delen van Dierlijke Oorsprong, faculteit Diergeneeskunde, Universi-
teit Utrecht, in opdracht van Keuringsdienst van Waren, ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Den Haag, december 2001.

15. Roelofs PFMM en Looije AAJ. Arbeid en Arbo bij het beheer van
natuurgebieden en in de bosbouw. Agrotechnology & Food Innovati-
ons Wageningen
ur.a&f nr. 377, isBN-nr 90-6754-897-9, juli 2006.

-ocr page 65-

KNMvU Jaarcongres 2ÜÜ9:

0

0

vom ook en denk mee!

Irw*

UttA \\ "

% \\ SAUDI
»•A .; AÄASIA\'

W«.

I wt\'daQ 2 Oktober

l\'**! ^

Hofstede Pe ^eesdg

/ u

^60

MMfi««

c

-ocr page 66-

Rundveevoeding: de afbraaksnelheid van
eiwitten

A. Malestein

Uit en voor de praktijk

Eiwitten onderscheiden zich van koolhydraten door de
aanwezigheid van stikstofmoleculen (N) en meestal
ook fosfor (P) en zwavel (S). De bouwstenen van echte
eiwitten zijn aminozuren. Daarnaast zijn er eenvoudige
verbindingen zoals ureum en peptiden, die wel stikstof
leveren, maar niet tot de volwaardige eiwitten worden
gerekend.

In de pens worden eiwitten blootgesteld aan de microbiële
activiteit, waarbij onder andere ammoniak, vluchtige
vetzuren (azijnzuur, propionzuur, boterzuur, valeriaan-
zuur) en isozuren (iso-boterzuur, iso-valeriaanzuur)
worden gevormd. De isozuren zijn alleen afkomstig van de
afbraak van echte eiwitten. Deze verbindingen dienen net
als fosfor en zwavel op hun beurt weer als substraat voor
de pensmicroben. Het is dus belangrijk voor de pens-
fermentatie en de daarbij gevormde biomassa dat een
rantsoen voldoende nutriënten levert voor de pens-
microben.

Een rantsoen dat te weinig van eiwit afkomstige
nutriënten levert, veroorzaakt onvoldoende microbiële
groei. En dit geeft aanleiding tot een verminderde benut-
ting van de koolhydraten. Een rantsoen dat meer N-speci-
fieke nutriënten levert dan de microben kunnen benutten,
leidt tot een verspilling van deze elementen.

Naast het gehalte aan eiwit in het rantsoen speelt ook
de snelheid waarmee de eiwitbestanddelen worden
afgebroken een belangrijke rol bij de benutting door de
pensmicroben. Een trage afbreekbaarheid van het eiwit
kan worden aangeduid als bestendiger eiwit en een snelle
afbreekbaarheid als onbestendiger eiwit. De oplosbaarheid
van het eiwit heeft een grote invloed op de afbraaksnel-
heid.

Het eiwit dat niet in de pens wordt afgebroken, komt
via passage van de lebmaag in de dunne darm. Daar wordt
het, net als het in de pens gevormde microbiële eiwit,
blootgesteld aan enzymatische afbraak. Samen levert dit
een hoeveelheid darmverteerbaar eiwit
(dve) op. Naar-
mate er meer
dve voor het dier beschikbaar komt, kan er
meer (melk)eiwit worden geproduceerd.

Zonder naar volledigheid te streven, zal in dit artikel
een aantal factoren worden behandeld die invloed hebben
op de eiwitafbraak.

eiwitafbraak ruwvoeders

Jonge, groeiende planten bevatten relatief veel eenvoudige
N-verbindingen. Deze bevinden zich vooral in de cel-
inhoud. Daarnaast zijn er N-verbindingen die ingesloten
zijn in de celwanden. Zolang de celwanden intact zijn,
komt de celinhoud niet vrij. Op dit punt onderscheiden
verse producten zich van geconserveerde producten. Bij
geconserveerde producten, en dan met name de vochtig
ingekuilde producten, is de celwand permeabel, waardoor
de oplosbare celinhoud veel sneller vrijkomt dan bij verse
producten.

Jong bladrijk gras bevat relatief veel oplosbaar eiwit,
vooral naarmate er een hogere N-bemesting is gegeven.
Een groot deel daarvan komt echter pas vrij als de celwand
is aangetast door het (her)kauwen, of door de microben in
de pens. De celwanden van voorjaarsgras zijn doorgaans
sneller afbreekbaar dan die van (na)zomergras en dat heeft
dus invloed op het vrijkomen van een groot deel van de
eiwitten.

Bij geconserveerd gras (hooi, silage) is de oplosbaarheid
van het eiwit afhankelijk van de ouderdom van het gras
(rc-gehalte), van het ds-gehalte en van het eiwitgehalte.
Uitgaande van een gelijk drogestofgehalte neemt de
oplosbaarheid van het eiwit (in % van
re) enigszins toe
met een hoger
re-gehalte. Bij een gelijk ds-gehalte is de
eiwitoplosbaarheid hoger naarmate het product meer uit
blad en minder uit stengel bestaat. Dit verschil in op-
losbaarheid wordt groter, naarmate de eerste snee in een
jonger stadium en een tweede snee in een ouder stadium
wordt geoogst.

De grootste invloed heeft het ds-gehalte op de oplos-
baarheid. Naarmate gras vochtiger wordt ingekuild, neemt
de oplosbaarheid sterk toe. Zo kan van grassilage met 25
procent ds het eiwit wel voor 70 procent oplosbaar zijn,
terwijl bij 60 procent ds de oplosbaarheid van het eiwit
rond 35 procent kan liggen.

Als vers gras kunstmatig wordt gedroogd, neemt de
oplosbaarheid van het eiwit af als gevolg van de toegepaste
verhitting bij het drogen (Maillard-reactie).

Bij maïskuil daalt de oplosbaarheid van het eiwit
afkomstig van het blad naarmate er meer blad is verdord
en de maïs droger wordt ingekuild. Bij 30 procent ds kan
de eiwitoplosbaarheid bijvoorbeeld circa 65 procent zijn.

gds

gRE

%Opl. RE

gDVE

gOEB

270

r6o

69

54

38

490

150

61

59

24

540

160

55

67

31

300

175

73

56

58

480

175

68

60

47

620

185

40

79

41

310

220

70

64

99

490

210

62

67

72

560

230

48

83

91

Tabel i. Invloed van het re-gehalte, het ds-gehalte en de eiwitoplosbaar-

heid op de berekende dve - en o eb-waarden van grassilage.

-ocr page 67-

gUE

°/oVBRE

gDVE

gOEB

Lupinezaad

360

22

140

180

Kool/raapzaadschroot

340

27

135

145

Maïsglutenvoermeel

200

29

100

40

Lijnzaadschilfers

330

37

165

IIO

Sojaschroot

420

38

2 20

165

Palmpitschilfers

140

48

90

-15

Aardappeleiwit

770

61

540

155

Maïsglutenmeel

600

62

440

95

Sojaschroot bestendig

465

64

355

55

Tabel 2. De theoretische bestendigheid van eiwitten van een aantal pro-
ducten. (% VBRE = percentage Verteerbaar Bestendig Ruw Eiwit).

terwijl bij 40 procent ds circa 45 procent van het eiwit
oplosbaar is.

Naarmate het eiwit van de ruwvoeders dus meer
oplosbaar is, draagt het minder bij aan het
dve-gehalte en
meer aan het
oeb-gehalte (onbestendig eiwitbalans).

In tabel r zijn enkele voorbeelden gegeven van de
invloed van het
re-gehalte, het ds-gehalte en de eiwit-
oplosbaarheid op de berekende
dve- en oes-waarden van
grassilage.

eiwitbestendigheid van krachtvoeders

Volgroeide planten bevatten minder oplosbaar eiwit en
bijgevolg is de bestendigheid van het eiwit dus hoger Toch
zijn er tussen diverse producten van nature nog wezen-
lijke verschillen in bestendigheid.

In tabel 2 is van een aantal producten de (theoretische)
bestendigheid van eiwitten aangegeven (ontleent aan
Veevoedertabel eva). Als gevolg van een hogere bestendig-
heid draagt het eiwit meer bij aan de
ovE-waarde en
minder aan de oeB-waarde.

maalfijnheid

De diverse producten die als nevenproduct uit de indus-
triële of humane voedselketen komen, zijn blootgesteld

aan een bepaalde bewerking, waarbij de oorspronkelijke
producten meestal worden gebroken of gemalen. Afhanke-
lijk van de bewerking heeft zo\'n product dan een bepaalde,
maar vaak wel variabele deeltjesgrootte.

In een mengvoerbedrijf worden deze producten, als
bestanddeel van een mengvoer, nogmaals gemalen. De
partikelgrootte neemt daarmee af en als gevolg van de
toegenomen oppervlakte is de toegankelijkheid voor
(microbiële) enzymen toegenomen. De bestendigheid is
daarmee dan afgenomen. Zo kan een partij sojaschroot die
rechtstreeks afkomstig is van de oliefabriek en in die vorm
wordt gevoerd, dus een andere bestendigheid hebben dan
wanneer het een onderdeel is geworden van een mengsel
en daarbij fijner is gemaakt.

andere bewerkingen

In de praktijk worden diverse eiwitbronnen, zoals soja-
schroot en raapschroot, wel op een bepaalde manier
behandeld met als doel de bestendigheid te verhogen. Het
meest toegepast worden de behandelingen met formaline
of met een reactieve suiker Onder geconditioneerde
omstandigheden wordt de eiwitbron behandeld met
formaline, bijvoorbeeld MervoBest Soja, of met de reac-
tieve suiker, bijvoorbeeld Soypass. Daarbij gaat een
eindstandig aminozuur - lysine - een verbinding aan met
een koolhydraat (de zogenaamde Maillardreactie). Het
eiwit wordt door deze reactie trager afbreekbaar en dit
resulteert in een hogere
dve- en een evenredig lagere
o e b-waarde. Wanneer de reactie te extreem verloopt,
neemt de verteerbaarheid van het eiwit af.

toepassing

Bij ruwvoeders kan de snelheid waarmee het eiwit
afgebroken wordt dus sterk variëren. Bij een gering
re-gehalte en vooral ook bij een geringe oplosbaarheid
van het eiwit, moet de gewenste eiwitaanvulling worden
gezocht bij de eiwitten die snel afbreekbaar eiwit leveren.
Dat zijn dus producten die relatief minder
dve en meer
oeb bevatten, zoals raapschroot en lupine.

Bevat het ruwvoer veel snel afbreekbaar eiwit, dan kan
de benodigde eiwitaanvulling worden gezocht bij eiwitten
die traag afbreekbaar eiwit leveren, zoals (behandeld)
sojaschroot. Dat zijn dus producten die relatief veel
dve
leveren en minder oeb.

Wanneer er in het rantsoen ook een aanvulling nodig is
van P en/of van S, kan daar ook op worden ingespeeld met
de keuze van de eiwitbron. Het eiwit van granen bevat
relatief veel fosfor (P), terwijl het eiwit van vlinderbloemi-
gen, zoals sojaschroot en lupine, veel minder P bevat. Het
eiwit van kruisbloemigen, zoals koolzaadschroot, bevat
relatief veel zwavel (S).

Eiwitten in het rantsoen die afkomstig zijn van
verschillende plantengroepen, kunnen, gebruikt als
combinatie, elkaar dus op verschillende manieren
aanvullen. Naarmate er meer eiwit nodig is, zal het
belangrijker zijn ook dat in ogenschouw te nemen.

-ocr page 68-

DE DERMATOLOGISCHE
LIJN VAN VIRBAC

ALLERGIE

een effectieve bijdrage aan de
epidermale gezondheid

AKI-systeem

Huidproblemen in de praktijk
worden ingedeeld in drie groepen:
AHergi#, Keratoseborroe en
Infectie. -

De Virbac dermatologische
lijn heeft een oplossing voor
alle problemen binnen de drie
groepen. De producten zijn
voorzien van een a,
k of i
die corresponderen met de
bovenstaande groepen. Zo is
simpel en snel te zien welk
product nodig is in de
therapie ter behandeling
van deze problemen.

KERATOSEBORROE

INFECTIE

www.virbac.nl

Virbac Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info@virbac.nl

-ocr page 69-

Wie pleit om
een koe...

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

... Legt er één op toe, zo luidt het
gezegde. Zo wordt je als dierenarts
bij een stel zieke koeien geroepen,
en zo ben je een paar jaar aan het
procederen om een berisping weer
van tafel te krijgen. Niet omdat de
eigenaar ontevreden is, maar omdat
de overheid meer zelfstandig
ingrijpen ten behoeve van dieren-
welzijn verwacht.

uitgemolken

Een veehouder koopt koeien op die
niet meer voldoende melk geven, of
verwondingen hebben, en voert de
dieren bij totdat ze klaar zijn voor de
slacht. Als de
aid bij het bedrijf een
controle aflegt, treft ze dan ook
veertien magere en gewonde koeien
aan. Eentje lijkt er nog wat slechter
aan toe dan de rest. Al met al vindt de
AID dat voor de helft van de koeien een
dierenarts moet worden geraadpleegd,
en wordt de veehouder gesommeerd
om dit dan ook zo snel mogelijk te
doen. De veehouder belt direct zijn
eigen dierenarts, die de volgende dag
op de stoep staat. De dierenarts bekijkt
de koeien van een afstandje, waarbij
zijn oog inderdaad op die ene erg
slechte koe valt die een wond aan haar
bil heeft en erg moeilijk loopt. Hij
adviseert de veehouder deze koe maar
alvast af te schaffen, maar komt daar
later op terug. Wat Acederm op de
wond moet ook wel voldoende zijn.

Zes dagen later is de aid terug om
te controleren of de veehouder de
koeien goed verzorgt. Voor de zeker-
heid neemt de
aid zelf twee dieren-
artsen mee, waarvan een in dienst van
de
vwa. Ze schrikken van wat ze zien,
want de koe die eerder al de aandacht
trok, ligt nu mager en apathisch op de
grond. Volgens de dierenarten die de
aid vergezellen, is het dier cachectisch
en moribund, en is het abces nu een
diepe krater waar pus uit komt. De
aid
belt meteen de behandelend dieren-
arts om de koe te euthanaseren.

botsingen

Via de a id komt de zaak bij de klacht-
ambtenaar, die aan het Tuchtcollege de
\'vraag\' voorlegt of een dierenarts in een
dergelijke situatie zelfstandig moet
ingrijpen. Geen gemakkelijke vraag,
want hier botsen diverse wetten.
Primair is de houder van een dier zelf
verantwoordelijk voor de verzorging
van een dier, dat erkent ook het
Tuchtcollege. Sterker, puur civielrech-
telijk is het dier nog steeds een ding,
waarover de eigenaar bij uitsluiting
beschikkingsmacht heeft. De
wud
verplicht een dierenarts echter om een
dier in nood de nodige zorg te verlenen.
Overigens vindt de dierenarts dat het
niet aan hem te wijten is dat hij tekort
is geschoten. De koe liet zich niet
vangen of onderzoeken, en wat moet je
dan? Vooral als de eigenaar niet teveel
kosten wil maken?

Het Tuchtcollege is echter zeer
duidelijk: juist bij een bedrijf dat zieke
en zwakke runderen koopt, is extra
alertheid geboden. Op basis van de
verklaringen en de foto\'s staat het
volgens het Tuchtcollege vast dat de
koe al bij het eerste bezoek in \'jammer-
lijke toestand\' verkeerde. Het had dan
op de weg van de dierenarts gelegen de
koe grondig te onderzoeken en op
basis daarvan een therapie in te
stellen, die therapie op korte termijn te
evalueren en zo nodig te besluiten tot
euthanasie. De dierenarts krijgt een
berisping voor het niet voldoende
voortvarend optreden in deze zaak.

De dierenarts vindt het zwaar
overdreven. De \'diepe krater\' was
helemaal geen diepe wond en de koe

liep niet kreupel maar stijfjes. Al met
al vindt de dierenarts dat de toestand
van de koe bij lange na niet zo ernstig
was als het Tuchtcollege wil doen
geloven. Is dat reden om een dergelijke
koe dan maar op haar beloop te laten?
Het Beroepscollege onderschrijft het
standpunt van het Tuchtcollege in
zoverre dat een dierenarts die wordt
geconfronteerd met een dier dat
duidelijk gebreken vertoont, dit dier
op zijn minst goed moet onderzoeken.
Gezien de aard van het bedrijf, het feit
dat de
aid al twijfels had en de
waargenomen symptomen was een
degelijk onderzoek op zijn plaats
geweest. Dat de koe wegliep, is geen
aanvaardbaar excuus om het bij een
blik op twintig meter afstand te laten.
Dan moet je hulp regelen of een
vangkooi gebruiken.

Als het Beroepscollege zich nog-
maals over de foto\'s en de verklaringen
buigt, wordt de uitspraak van het
Tuchtcollege alsnog vernietigd. Vast
staat dat de koe mager was, in ieder
geval houterig liep en een open wond
op de linkerbil had waaruit pus liep.
Anders dan het Tuchtcollege, vindt het
Beroepscollege op basis van de foto\'s
niet dat de toestand van de koe
\'jammerlijk\' was. Met andere woorden:
de toestand van de koe was niet zo
ernstig dat onverwijld veterinair
ingrijpen noodzakelijk was. Ingrijpen
wel, maar niet hals-over-kop. Het
Beroepscollege maakt om die reden
van de berisping een waarschuwing.
Waar de grens voor acuut en zelfstan-
dig ingrijpen nu precies Hgt, is daarmee
nog steeds niet helemaal duidelijk.
Misschien zou de foto ter discussie aan
dierenartsen moeten worden voorge-
legd?

-ocr page 70-

Johan Klein Haneveld

Hoewel andere epidemieën op dit
moment ook veel aandacht trekken,
is de Q-koortsproblematiek nog niet
overgewaaid. Dit jaar waren er weer
meer patiënten dan voorgaande
jaren: op
9 juli stond de teller op
1618 officiële meldingen. De
humane en veterinaire partijen
zetten alle zeilen bij om de grootste
uitbraak van Q-koorts ooit te
bestrijden, bleek op een persbijeen-
komst bij de RIVM in Bilthoven op
I juli
2009.

"De tijd tussen het optreden van de
eerste verschijnselen en de diagnose
blijkt dit jaar gemiddeld korter dan
vorige jaren", berichtte Jim van
Steenbergen
(rivm). "Er kan dus
sneller met de behandeling worden
begonnen." Q-koorts wordt nu echter
ook vaker aangetroffen buiten de
regio Oost-Brabant. "Mogelijk hebben
de meeste patiënten elders in Neder-
land de besmetting toch in Brabant
opgelopen, bijvoorbeeld tijdens
recreatie. Hier wordt onderzoek naar
gedaan." Maar ook in het gebied waar
Q-koorts de vorige jaren het meest
werd gevonden, komt de ziekte ook
dit jaar veel voor Het is dus nog steeds
een groot probleem.

informatie

Q-koortspatiënten worden dit jaar
sneller gevonden omdat huisartsen in
de regio uitgebreid werden geïnfor-
meerd over de diagnostiek van
Q-koorts. Dit was volgens Ronald ter
Schegget
(ggd Brabant Zuidoost) een
van de uitkomsten van een overleg
eind januari 2009. De informatie werd
ook landelijk verspreid door artikelen
in het
Nederlands Tijdschrifi voor
Geneeskunde
(en het Tijdschrifi voor
Diergeneeskunde).
"Het is essentieel om
bij een verdenking van Q-koorts op
tijd naar de dokter te gaan", stelde Ter
Schegget. "Dat is het enige dat echt
helpt. Verder kunnen we mensen niets
bieden om de kans op besmetting te
verminderen." Mensen die besmet
zijn, hoeven bijvoorbeeld geen
duidelijk contact te hebben gehad met
dieren (zoals boerderijbezoek). Dat ze
in een risicogebied wonen, is voldoen-
de om kans te hebben op infectie.
"Ook in bed blijven liggen, helpt niet.
Een paar bacteriën, verspreid door de
wind, zijn genoeg om iemand te
besmetten." Het is nog niet mogelijk
de dichtheid van Q-koortsbacteriën in
de lucht te meten. Ter Schegget: "Hier
wordt op dit moment aan gewerkt,
mede omdat deze bacterie in de
belangstelling staat voor biologische
oorlogsvoering." Toch is het risico op
een infectie met Q-koorts nog steeds
betrekkelijk klein. "We zeggen dus
niet: je mag niet gaan kamperen in
Brabant", aldus Roel Coutinho,
directeur van het Centrum voor
Infectieziektenbestrijding
(cib) van
het
rivm. Volgens Van Steenbergen
neemt de kans op de verspreiding van
Q-koorts in de zomer af "We verwach-
ten dus een verdere daling van het
aantal ziektegevallen."

geiten

Het lijkt ondertussen vast te staan dat
de Q-koortsuitbraak wordt veroor-
zaakt door abortus- en vroeggeboorte-
problemen op geitenbedrijven als
gevolg van
Coxiella bumetii. "Er was de
vorige jaren sprake van overlap tussen
het gebied met de aangedane geitenbe-
drijven en de herkomst van de
Q-koortspatiënten," verklaarde
Hendrik Jan Roest (cvi). Onderzoekers
zien ook een opvolging in de tijd: de
eerste menselijke gevallen treden
gewoonlijk op in de periode na het
aflammeren. Het cvi heeft met haar
nieuwe typeringssysteem 250 bacte-
riemonsters onderzocht, met als doel
een stamboom van de bacterie op te
stellen. Roest: "Het beeld is dat er bij de
mensen sprake is van één type
bacterie, dezelfde die gevonden wordt
bij geiten." C.
bumetii komt ook voor
bij andere diersoorten. "Ook bij
schapen kan er als gevolg van infectie
met deze bacterie vroeggeboorte
plaatsvinden," verklaarde Roest. "Er is
echter in Nederland geen topografi-
sche overlap." Ook runderen kunnen
geïnfecteerd zijn met de Q-koorts-
bacterie, maar daar veroorzaakt deze
geen abortus of vroeggeboorte. "Er
worden dus te weinig bacteriën
uitgescheiden om de omgeving voor
de mens besmettelijk te maken." Het
cvi typeert nu ook bacteriën afkom-
stig van runderen en schapen, om
geen enkele mogelijkheid over het
hoofd te zien. "Op basis van de ruwe
data lijken er genetische verschillen te
zijn tussen de bacteriën van de
huidige Q-koortsuitbraak onder
mensen en de bacteriën die in Neder-
land voorkomen bij runderen en
schapen."

Vaccinatie: Q-koorts wordt
bij de bron aangepakt

vaccinatie

De enige manier om Q-koorts te
bestrijden, is door de verspreiding van
de bacterie bij de bron aan te pakken.
Het belangrijkste middel daarvoor is
vaccinatie. "In de omgeving sterft de
bacterie uiteindelijk af en de ziekte
verspreidt zich niet van mens tot
mens," aldus Roest. "Als er dus geen
bacteriën in het milieu komen, zal de
ziekte op den duur verdwijnen." In
2008 zijn daarom 34.000 geiten op 70
bedrijven geënt. Vanaf 21 april 2009
wordt in een groter gebied in Noord-
Brabant geënt op alle bedrijven met
meer dan vijftig dieren, bedrijven met
een publieksfunctie en bedrijven waar
sinds 2005 C.
bumettii is aangetroffen.
Olaf Stenvers
(vwa): "Deze enting is
verplicht. We hebben 40.000 doses
vaccin besteld." Vaccinatie tegen de
Q-koortsbacterie is nog niet verplicht
voor alle geiten in Nederland. Dat kan
ook niet, legde Stenvers uit. "Het
vaccin is nog niet officieel geregi-
streerd. Het effect is waarschijnhjk,
maar nog niet wetenschappelijk
bewezen. Verder is de hoeveelheid
beschikbaar vaccin limiterend: de
producent beschikt nog niet over de
faciliteiten voor een grote productie
van het vaccin." Volgens Roest is
volledige dekking ook niet nodig. "Op
ongeveer r8 procent van de geitenbe-

-ocr page 71-

drijven worden dieren gevonden met
antilichamen tegen C.
bumetii, dus op
80 procent van de bedrijven is deze
ziekte niet aanwezig." De vaccinatie
zal niet direct leiden tot minder
patiënten, waarschuwde Roest. "De
bacterie kan lang overleven in het
milieu. We zien wel een duidelijke
afname van het aantal bedrijven waar
Q-koorts wordt gemeld. In het gebied
waar vorig jaar is geënt, hebben we dit
jaar geen nieuwe positieve bedrijven
gezien."

onderzoek

Naast vaccinatie zijn ook hygiëne-
maatregelen verplicht gesteld en zijn
er adviezen uitgegaan naar geiten-
houders. De regels zijn tot stand
gekomen op basis van overleg met
deskundigen. "In het \'Outbreak
Management Team\'-overleg van het
ministerie van vws wordt gesproken
met de inhoudelijke experts," lichtte
Stenvers toe, "ook met die van
gd, cvi
en vwA. In dit geval neemt ook het
ministerie van
lnv deel aan dit
overleg. De enige keer dat er eerder op
dit niveau tussen de veterinaire en
humane sector werd samengewerkt
was ten tijde van de aviaire influenza."

De humane en veterinaire wereld
werken ook veelvuldig samen op het
gebied van onderzoek. Stenvers: "De
vwa zit als toehoorder bij overleg op
het
rivm. We hebben veel kennis-
vragen lopen over Q-koorts." Onder-
zoek is belangrijk omdat er op de
wereld nog weinig bekend is over
Q-koortsuitbraken op deze schaal. De
tot nu toe ingestelde maatregelen
berusten vaak op aannames en de
effectiviteit ervan moet meestal nog
proefondervindelijk worden vastge-
steld. "Uit literatuuronderzoek weten
we bijvoorbeeld dat bacteriën in
kunstgrond binnen een termijn van
drie maanden afsterven", aldus
Stenvers. "Dit onderzoek is echter
veertig jaar oud en we weten niet
welke C.
bumettii-hactene de onder-
zoekers precies hebben gebruikt.

Daarom moeten we dit onderzoek
overdoen om de overlevingstermijn
van de bacterie preciezer te bepalen."
Een belangrijke doorbraak die deze
studies mogelijk maakt, is de recente
isolatie van de Q-koortsbacterie uit de
nageboorte van een geit door het cvi.
Deze intracellulaire bacterie wordt
gekweekt op een cellijn. "Nu we de
bacterie in handen hebben, kunnen
we ermee \'spelen\'," verklaarde Roest.
"We kunnen onderzoeken hoe we de
bacterie in de omgeving kunnen
bestrijden. Verder willen we het
dna
van de bacterie in kaart brengen." De
samenwerking tussen de veterinaire
en humane deskundigen gaat volgens
Stenvers steeds beter "We zijn aan
elkaar gewaagd."

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur bij het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

l^eQi^nt) chirurgie, dermatologie,
^ne^tH^sie, interne
f %

li^name \\ropr dierenartsen én assistenten GRATIS

de Twejçle Lijn

Koningin Wilhelminalaan^
8384 GG Wilheln^aobrd
www.detweedet^.nl

Opgave:

0521-383659 (tel) .. ,31
0521-382989 (fa)^
info@detweedeli^nl

-ocr page 72-

Myma Gunning en Laura Ruys

Wie heeft er geen hekel aan wach-
ten? Het is al vervelend genoeg op
het station, bij een stoplicht en bij
de bakker, maar niets is vervelender
dan wachten op de eerste hulp-
afdeling. Niet alleen zijn mensen
ongerust over de aandoening van
zichzelf, van een familielid of, in ons
geval, van hun huisdier, ze worden
nog ongeruster wanneer ze lang
moeten wachten en ze niet begrij-
pen waarom. Wordt de ernst van de
aandoening niet onderschat?
Waarom gaan andere mensen voor?

Ziekenhuizen hebben de afgelopen
decennia een groei gezien van het
aantal patiënten dat zich aanmeldt op
de eerste hulp. Een groot deel daarvan
is te verklaren door een toenemend
aantal \'zelfverwijzers\': mensen die niet
eerst naar hun huisarts gaan, maar
direct naar de eerste hulp stappen.
Aangezien het personeel niet in
gelijke mate is gegroeid, zijn de
wachttijden op de eerste hulpafde-
lingen langer geworden (1,2). Hier-
door is het belangrijker geworden
kritieke patiënten direct te herkennen
en voorrang te geven. De veel geroem-
de \'klinische blik\' bleek hiervoor
ontoereikend, zelfs bij ervaren
verpleegkundigen (6,7). Uit onderzoek
kwam bovendien naar voren dat
dezelfde patiënt door verschillende
medewerkers verschillend werd
ingeschat (3,4,5). Er ontstond behoefte
aan duidelijke richtlijnen voor het
herkennen en indelen van spoed-
patiënten.

triagesystemen

Deze ontwikkelingen hebben geleid
tot de invoering van triagesystemen
op de eerste hulp. Triage betekent
oorspronkelijk \'sorteren\'. Het gebruik
van triage op een eerste hulpafdeling
houdt in dat patiënten worden
ingedeeld op grond van de ernst van
hun aandoening en een daarbij
horende wachttijd krijgen toebedeeld.
Patiënten met een levensbedreigende
aandoening worden sneller behandeld
dan iemand met een minder spoed-
eisend probleem.

Wie volgt? Triage in
de wachtkamer van de
dierenarts

Het systeem waar op eerste
hulpafdelingen in Nederland het
meest mee wordt gewerkt, is het
Manchester Triage Systeem, kortweg
mts (1,8). Het bestaat uit vijftig
stroomdiagrammen, één voor elke
groep aandoeningen (\'buikpijn\',
\'abcessen en lokale ontstekingen\' et
cetera). Aan elke urgentiecategorie zit
een kleurcode gekoppeld en een
streeftijd waarin de patiënt door een
arts gezien moet worden. Zo\'n
stroomdiagram ziet er, sterk vereen-
voudigd, uit als in figuur i.

wachtkamer

Triagesystemen zijn niet meer weg te
denken in de humane ziekenhuizen,
maar hoe zit het in de diergeneeskun-
dige wachtkamer? Gelukkig worden
de meeste dierenartsen niet dagelijks
geconfronteerd met een ernstig
spoedgeval, laat staan met meerdere
tegelijk. Toch is de beschreven situatie
ook herkenbaar in de diergeneeskun-
dige praktijk. Tijdens spoeddiensten
kan het enorm hectisch zijn en is er
vaak te weinig personeel om iedereen
direct te helpen. Hoewel iedereen weet
dat een maagtorsie snel moet worden
behandeld en een losse nagel niet,
wordt het al moeilijker als het gaat om
een hond die niet overeind kan komen
of een kat die niet meer eet en stil in
zijn mandje zit. In de praktijk worden
de duidelijke spoedgevallen er
uitgehaald en wordt de rest behandeld
op volgorde van binnenkomst of
afspraak. Om in termen van het
mts te
spreken: een patiënt is óf code rood, óf

code groen. Zo kan het gebeuren dat
een witte hond met een kleine,
bloedende huidwond eerder wordt
behandeld dan een kat met een
bekkenfractuur en een gescheurde
blaas.

In de praktijk vormt het tekort aan
tijd een belemmering om een goede
triage uit te voeren. Maar juist omdat
dieren niet kunnen vertellen hoe ze
zich voelen, wat er met ze is gebeurd
en hoeveel pijn ze hebben, is het
belangrijk dat dierenartsen en
assistenten de ernst van ziekte en pijn
van hun patiënten goed en snel
kunnen herkennen.

prospectief onderzoek

Zodra men gaat nadenken over een
triagesysteem voor dieren, komen er
veel vragen opzetten: is het mogelijk
een triagesysteem voor dieren te
ontwikkelen en is het nodig? Hoeveel

Afwijkend
bewustzijnsniveau
Ernstige koorts
Koud

Aanhoudend

braken

Koorts

Braken/ diarree

Belemmerde
ademweg
Reageert niet

C) (^^^Óran^^

c) Ci^

[l) (^^^gröën^

Braken
Verhoging
Recent probleem

Figuur i: Triagestroomdiagram \'Braken/ diarree\'.
De kleuren zijn gekoppeld aan omschrijvingen
en een streefwachttijd:

- Rood direct

- Oranje zeer urgent, < 10 minuten;

- Geel urgent, < 5o minuten;

- Groen standaard, < 120 minuten;

- Blauw niet urgent, < 240 minuten.

-ocr page 73-

patiënten met een kritieke aandoe-
ning worden niet direct hierkend?
Hoeveel \'categorie rood\'-patiënten ziet
een dierenarts eigenlijk in een
spoeddienst en hoe lang moeten deze
gemiddeld wachten op passende zorg?
En welke klinische klachten vertonen
deze patiënten het meest?

In de Spoedkliniek voor Dieren
Amsterdam
(sda) worden per jaar
meer veterinaire spoedpatiënten
behandeld dan waar ook in Nederland.
De aldaar aanwezige dierenartsen en
assistenten zijn ervaren in het
herkennen en behandelen van
ernstige aandoeningen. Deze kliniek is
dan ook de aangewezen plek om te
proberen een aantal van de boven-
genoemde vragen te beantwoorden.

In de zomer van 2008 zijn specialist
in opleiding Laura Ruys en studente
Myrna Gunning, beiden werkzaam op
de
sda, daarom begonnen met een
prospectief onderzoek naar wacht-
tijden en urgentie van veterinaire
patiënten. Van een groep van vijf-
honderd honden en katten zal worden
onderzocht of hun ingeschatte en
werkelijke wachttijd in verhouding
stonden tot de ernst van hun aandoe-
ning en welke de meest voorkomende
klinische verschijnselen en anamnese-
gegevens waren van de categorieën
\'rood\' en \'oranje\'.

Gedurende twee maanden werd
tijdens een groot aantal avond-,
nacht- en weekenddiensten van elke
hond of kat die op de
sda werd
aangemeld, genoteerd hoe laat ze
binnen kwamen, hoe laat ze werden
ingeschreven en hoe laat ze door een
dierenarts werden geholpen. De
paraveterinair die de patiënt inschreef,
kreeg de vraag een passende wachttijd
te schatten, waarbij kon worden
gekozen tussen 0, rs, 30,60 en r2o
minuten. Van elke patiënt vulden de
dierenartsen bovendien een lijst met
klinische parameters in tijdens het
consult. Van de dieren in de studie-
groep zal achteraf worden bepaald wat
hun \'werkelijke\' urgentiecategorie
was, waarbij het
mts als basis zal
worden gebruikt. Verder zullen we bij
deze indeling gebruik maken van de
patiëntkaarten, de lijst met klinische
parameters, de literatuur en het advies
van diverse deskundigen (spoed-
paraveterinairen, spoeddierenartsen,
veterinaire specialisten en veterinaire
specialisten in opleiding, humane
eerste hulpverpleegkundigen en
humane specialisten).

lastig

Het is nog nooit eerder onderzocht
hoe lang wachttijden van veterinaire
spoedpatiënten in de wachtkamer
zouden moeten zijn. En nu we aan dit
onderzoek begonnen zijn, weten we
ook waarom dat nooit gedaan is: het is
heel erg lastig. Het uiteindelijke doel
blijft echter voor ons een grote
drijfveer: het ontwerpen van een
richtlijn voor het uitvoeren van een
goede triage van veterinaire spoed-
patiënten, ofwel een Veterinair Triage
Systeem.

Myrna Gunning is student diergenees-
kunde en assistente aan de Spoed-
kliniek voor Dieren Amsterdam. Laura
Ruys is dierenarts aan de Spoedkliniek

voor Dieren Amsterdam en specialist in
opleiding emergency and critical care.

literatuur

1. Richtlijn Triage op de spoedeisende hulp.
Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp
Verpleegkundigen. 2005.

2. Linden C van der. Triage van cardiale
patiënten op een spoedeisende hulp.
Stichting Trauma Nursing Nederland. 2005.

3. Bergeron S, Gouin S, Bailey B and Patel H.
Comparison of triage assessments among
pediatrie registered nurses and pediatrie
emergency physicians. Acad Emerg Med.
2002; 9:1397-1401.

4. Gilboy N, Tanabe P, Travers DA, Rosenau
AM and Eitel DR. Emergency Severity Index,
Version 4: Implementation Handbook.
AHRQ Publication No. 05-0046-2, May 2005.
Agency for Healthcare Research and Quality,
Rockville, MD

5. Wuerz R, Fernandes C and Alarcon J.
Inconsistency of Emergency Department
Triage. Ann Emerg Med. 1998; 32:431-435.

6. Considine [, Botti M and Thomas S. Do
knowledge and experience have specific
roles in triage decision-making? Acad Emerg
Med. 2007:14:722-726.

7. Pope I et al. Missed diagnoses of acute
cardiac ischemia in the emergency
department. New England journal of
Medicine. 2000; 342:1163-1170.

8. Manchester Triage Group. Emergency
Triage, second edition; Blackwell Publishing
2006.

-ocr page 74-

Commissie Ethiek

In de Verenigde Staten worden pups
en kittens soms geneutraliseerd op
de zeer jonge leeftijd van zes tot acht
weken. Ook in Nederland wordt om
verschillende redenen neutralisatie
op deze zeer jonge leeftijd toegepast.

Dit zogenaamde \'early age neutering\'
is echter niet onomstreden (r,2). In
ons land wordt het vooral gedaan bij
zwerfkatten, om de populatie onder
controle te houden. Neutralisatie op
jonge leeftijd vindt echter ook op
kleine schaal plaats binnen de fokkerij
van honden (golden- en labradoodle)
en katten.

probleemstelling

Redenen voor neutralisatie op

zeer jonge leeftijd

Het grootste voordeel van neutralisa-
tie op zeer jonge leeftijd is duidelijk.
De dieren kunnen zich daarna niet
meer voortplanten. Dit is vooral van
belang voor het beheersen van de
populatie zwerfkatten. De meest
gehanteerde strategie hierbij is \'trap,
neuter and return\'
(tnr). Wanneer
zwerfkatten nog voor de eerste
krolsheid worden geneutraliseerd,
heeft de
tnr-methode vanzelf-
sprekend meer effect. Overigens
worden zwerfkittens in Nederland
niet teruggeplaatst in de omgeving
maar - indien mogelijk - via gast-
gezinnen gesocialiseerd en herplaatst.
Ook asielkatten worden soms op zeer
jonge leeftijd geneutraliseerd ter
bestrijding van het kattenoverschot en
dit vindt tevens plaats bij huiskatten
die buiten komen.

Veterinaire argumenten voor
vroege neutralisatie zijn onder andere
het voorkómen van mammatumoren
en een eenvoudiger neutralisatie-
techniek. Het is echter niet aange-
toond dat de frequentie van mamma-
tumoren lager is als de neutralisatie
vóór in plaats van kort na de eerste

loopsheid wordt uitgevoerd. Bij teven
is wel een beschermend effect
aangetoond van neutralisatie voor de
tweede loopsheid (3). Bij katten is het
risico op mammatumoren lager bij
poezen die voor het eerste levensjaar
zijn geneutraliseerd (4).

In de fokkerij worden pups en
kittens soms op verzoek van de fokker
geneutraliseerd op een leeftijd van zes
tot acht weken. Doordat deze fokkers
van bepaalde bijzondere rassen
uitsluitend gecastreerde pups of
kittens verkopen, behouden zij een
monopoliepositie in de markt. Voor
het neutraliseren op zeer jonge leeftijd
bestaat hier dus een economisch
motief.

Risico\'s van neutralisatie op zeer

jonge leeftijd

Er zitten diergeneeskundig gezien
voor- en nadelen aan neutralisatie op
zes tot acht weken. Zeer jonge dieren
hebben een hoger anesthesierisico
(asa 2 (5)) en meer kans op het
ontwikkelen van hypothermie en
hypoglycemie. Daar dient de dieren-
arts in zijn anesthesieprotocol
rekening mee te houden.

Bij katten is aangetoond dat
neutralisatie voor een leeftijd van 5,5
maand weinig nadelige langetermijn-
effecten heeft op de gezondheid en het
gedrag. Wat het gedrag betreft, worden
zelfs positieve effecten beschreven
met betrekking tot agressie, en
seksueel- en territoriaal gedrag (6).
Recent is beschreven dat een vertraag-
de sluiting van de epifysairlijnen bij
prepuberaal gecastreerde katten
mogelijk bijdraagt aan het ontstaan
van een ziektebeeld dat bekend staat
als epifysiolyse (7).

Onder op zeer jonge leeftijd
geneutraliseerde teven wordt een
verhoogde frequentie gezien van
vaginitis, cystitis en urine-inconti-
nentie. Bij zowel teven als reuen zijn
er aanwijzingen voor toename van
heupdysplasie onder vroeg geneutrali-
seerde dieren. Daarentegen lijkt bij
vroeg geneutraliseerde honden
minder obesitas voor te komen. Ook
op het gedrag van honden heeft
neutralisatie op zeer jonge leeftijd
effect. Angst voor geluid en (hyper)-
seksueel gedrag komen meer voor,
maar angstpiassen, vluchtgedrag en
verlatingsangst juist minder (8).
Steeds vaker blijken bij vóór de eerste
loopsheid geneutraliseerde teven
urologische klachten en vaginitis-
klachten voor te komen die niet tot
nauwelijks reageren op behandeling
(9).

KNMVD-standpunt: neutralisatie van pups
en kittens op zeer jonge leeftijd

overwegingen

Wettelijk kader

In principe is het onvruchtbaar
maken van dieren een aantasting van
de integriteit van het dier Uitgangs-
punt in onze wetgeving is dat er geen
ingrepen aan dieren mogen worden
verricht, tenzij deze ingrepen nood-
zakelijk worden geacht en wettelijk
zijn toegestaan. In de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren, artikel 40,
wordt het onvruchtbaar maken van
dieren uitgezonderd van dat verbod.
Blijkbaar vindt de wetgever de
redenen voor het onvruchtbaar
maken van dieren voldoende zwaar-
wegend om dit zonder voorwaarden
toe te staan. Dat betekent niet dat de
dierenarts niet kritisch hoeft te zijn
ten aanzien van het nut en de nood-
zaak van neutralisatie. Het uitgangs-
punt blijft namelijk het respect voor
de intrinsieke waarde van het dier en
daarmee het beperken van het aantal
(noodzakelijke) ingrepen. Over een
minimumleeftijd waarop dieren
onvruchtbaar mogen worden ge-
maakt, doet de
gwwd geen uitspraak.
Dit is ter beoordeling van de dieren-
arts, die op basis van (veterinaire)
argumenten een afweging moet
maken.

Geboortebeperking

Bij het maken van deze afweging moet
ook de intentie van de neutralisatie
worden meegenomen. Gezien het

-ocr page 75-

zwerfkattenprobleem en de overvolle
asielen is neutralisatie op zeer jonge
leeftijd (zes tot acht weken) in die
gevallen te rechtvaardigen. Het doel,
namelijk het terugdringen van de
problemen rond zwerfkatten en
asieldieren, weegt zwaarder dan de
mogelijke risico\'s die aan vroege
neutralisatie verbonden zijn. Uiter-
aard zal de dierenarts daarbij de
nodige (voorzorgs)maatregelen
moeten nemen om de risico\'s zo veel
mogelijk te beperken, met name door
het hanteren van een goed anesthesie-
protocol.

Bij particulieren is het uitsluiten
van de kans op nakomelingen
uiteraard eveneens een belangrijke
overweging. Het neutraliseren van
gedomesticeerde katten vóór de eerste
krolsheid draagt ook bij aan het
beperken van het zwerfkatten-
probleem. Vanwege de aard en
omvang van dat probleem in Neder-
land is neutralisatie voor de eerste
krolsheid om die reden eveneens te
rechtvaardigen. Het advies is om bij
deze categorie katten met neutralise-
ren te wachten tot na de vaccinaties,
dat wil zeggen rond de leeftijd van vier
tot zes maanden (lo).

Veterinaire gronden

Daarnaast is er nog een aantal meer
veterinaire argumenten voor neutrali-
satie. Zo worden vrouwelijke dieren
gecastreerd ter vermindering van de
kans op mammatumoren en andere

met de geslachtscyclus verband
houdende aandoeningen. Bij reuen
spelen bijvoorbeeld gedrag en ont-
steking van de voorhuid een rol.
Reuen lopen echter na neutralisatie
een groter risico op prostaattumoren
dan niet geneutraliseerde dieren (ii),
terwijl er nauwelijks medische
voordelen zijn. Voor wat betreft het
neutraliseren van reuen zonder goede
veterinaire reden lijkt een ethische
overweging door de dierenarts dus
zonder meer op zijn plaats en is een
discussie over de leeftijd voor een
dergelijke ingreep niet ter zake
doende.

Er is geen zwaarwegend argument
waarom neutralisatie bij teven niet
kan worden uitgesteld tot na de eerste
loopsheid en bij katten tot een leeftijd
van vier tot zes maanden. Vanwege
het anesthesierisico en mogelijke
postoperatieve gezondheidsproble-
men op de langere termijn bij vooral
honden heeft dat de voorkeur boven
neutralisatie op eerdere leeftijd.

Economisch belang

Fokkers van bijzondere honden- en
kattenrassen hebben er soms finan-
cieel belang bij het aanbod van pups
en kittens beperkt te houden. Door de
pups en kittens te neutraliseren voor
ze naar hun nieuwe eigenaar gaan, is
men er zeker van dat er niet meer met
die dieren zal worden gefokt. Als het
hier alleen zou gaan om het neutrali-
seren van dieren met erfelijke aandoe-
ningen, zou neutralisatie in het belang
van de nakomelingen van die dieren
(en het ras) gerechtvaardigd kunnen
zijn. Er vindt echter geen \'screening\'
op erfelijke gebreken plaats en de
genenpool van allerlei rassen, zeker
kattenrassen wordt zodoende onnodig
verkleind. Een potentiële nieuwe
eigenaar heeft geen keus en kan alleen
geneutraliseerde pups en kittens
kopen waarmee niet kan worden
gefokt. Vanwege de intentie achter de
ingreep (economische belangen van
de fokker) en de risico\'s, is neutrali-
satie op zeer jonge leeftijd in dit geval
niet acceptabel.

knmvd-standpunt

- Neutralisatie op zeer jonge leeftijd
(zes tot acht weken) van pups en
kittens in de fokkerij op grond van
economische motieven wordt
afgewezen.

- Het neutraliseren van kittens op zeer
jonge leeftijd (zes tot acht weken) is
aanvaardbaar bij zwerfkatten en
asielkatten om het kattenoverschot in
te perken.

- Bij huiskatten is het advies met
neutraliseren te wachten tot na de
vaccinaties, dat wil zeggen rond de
leeftijd van vier tot zes maanden.

- Neutralisatie wordt bij teven bij
voorkeur uitgesteld tot na de eerste
loopsheid.

literatuur

1. Schaefers-Okkens AC, Overgaauw PAM.
Neutralisatie van pups en kittens op zeer
jonge leeftijd. Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 2007; 132: 20.

2. Virginia E. Juveniele castratie van kittens
blijft noodzakelijk. Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 2007; 132:23.

3. Schneider R. Factors influencing canine
mammary cancer development and post
surgical survival. J Natl Cancer Inst 1969; 43:
i249-i26t.

4. Overley e.a. Association between ovariohys-
terectomy and feline mammary cancer.
Journal of Veterinary Internal Medicine
2005; 19; 560-563.

5. American Society of Anesthesiologists,
relative value guide 2008.

6. Spain CV, Scariett JM, Houpt KA. Long-term
risks and benefits of early-age gonadectomy
in cats. J Am Vet Med Assoc 2004; 224:
372-379-

7. Maarschalkerweerd RJ, Van Zuilen CD, Van
Klaveren NJ. Epifysiolyse bij de kat, een
fractuur? Tijdschrift voor Diergeneeskunde
oktober 2009 (nog te verschijnen)

8. Spain CV, Scariett JM, Houpt KA. Long-term
risks and benefits of early-age gonadectomy
in dogs. J Am Vet Med Assoc 2004; 224:
380-386.

9. Feldman and Nelson, Canine and Feline
Endocrinology and Reproduction, third
edition 2004; Ch Vaginal defects, vaginitis,
and vaginal infection, 901-918.

10. Timing of neutering, policy statement Fehne
Advisory Board/The Cat Group, mei 2006,
www.fabcats.org.

11. Teske E, Naan EC, Van Dijk EM, Van
Garderen E, Schalken JA. Canine prostate
carcinoma, epidemiological evidence of an
increased risk in castrated dogs. Mol Cell
Endocrinol 2002; 197: 251-255.

-ocr page 76-

Ingezonden

reactie op ingezonden brief
lumeij oostvaardersplassen

In zijn ingezonden brief in het tvd
van 15 mei jongstleden uit collega
Lumeij twee bezwaren tegen het
advies van het internationale comité
over de situatie in de Oostvaarders-
plassen dat in 2006 werd uitgebracht.

Ten eerste zou er pas worden
ingegrepen als de dieren een lange
periode van hongeren en lijden achter
de rug hebben. Ten tweede stelt hij
tegen uitbreiding van het gebied te
zijn omdat dit slechts tijdelijk soelaas
biedt en bovendien een risico inhoudt
voor de verspreiding van besmette-
lijke dierziekten. Ten derde is hij van
mening dat wij dierenartsen onvol-
doende in staat zijn in Den Haag onze
standpunten erdoor te krijgen en doet
hij een appel op de beroepsgroep
ervoor te zorgen dat dierenartsen bij
de overheid en in de politiek vertegen-
woordigd zijn. Dit laatste neemt het
KNM vD-bestuur zich ter harte, al
worden er de laatste jaren wel degelijk
successen geboekt door de lobby van
dierenartsen in Den Haag.

Wat betreft de Oostvaardersplassen
is het
KNM VD-bestuur van mening dat
het implementeren van de aanbevelin-
gen van het
iCMO-rapport duidelijke
verbeteringen heeft opgeleverd voor
het welzijn van de dieren. Met
dagelijks monitoren en doden van
dieren die uitzichtloos lijden door
ziekte, verwonding of honger, wordt
veel onnodig lijden voorkomen. Het
probleem met het proactief schieten
van dieren is dat het bijna onmogelijk
is een goede selectie te maken van de
dieren die gedood moeten worden.
Proactief schieten is per definitie geen
natuurlijke selectie. Op voorhand is
niet uit te maken welke dieren zullen
overleven en op die manier zullen
bijdragen aan een robuuste populatie.

Overigens blijkt uit recent onder-
zoek van De Roos (De Roos AM, Galic
N, Heesterbeek H. How resource
competition shapes individual life
history for nonplastic growth:
ungulates in seasonal food environ-
ments. Ecology 2009; 90(4): 945-960)
dat de hoge sterfte in deze populatie
eerder het gevolg is van een sterke
populatiegroei en minder van de
omstandigheden zoals sneeuwval aan
het eind van de winter

Hoewel de knmvd van mening is
dat het op deze wijze houden van
grote grazers in natuurgebieden in
Nederland geen navolging verdient,
zijn er ook positieve aspecten aan het
experiment te melden. Een groot deel
van het jaar kunnen de dieren hun
volledige repertoire aan natuurlijk
gedrag vertonen en door natuurlijke
selectie is een robuuste populatie
ontstaan, hetgeen ook blijkt uit de

hoge leeftijd die sommige dieren
bereiken alvorens ze door natuurlijk
overlijden of reactief afschot aan hun
einde komen.

Van het uitbreiden van het gebied
middels een corridor naar de Veluwe is
de KNMVD geen voorstander Bij
uitbreiding van het leefoppervlak van
de dieren zal de populatie toenemen,
tot uiteindelijk weer de grenzen van
het territorium bereikt zijn. Dan
ontstaan er dezelfde problemen als nu
in de Oostvaardersplassen. Collega
Lumeij stelt daarnaast dat er ook een
risico is voor de veehouderij in
verband met de verspreiding van of
het vormen van een reservoir voor
besmettelijke dierziekten. Onderzoek
heeft echter aangetoond dat voor
bijvoorbeeld
bhvi dit risico beperkt is
(Mollema L. On the role of feral
ruminants in the transmission of
bhvi to domestic cattle. 2006 PhD
thesis
wur). Waarschijnlijk zijn de
risico\'s voor de verspreiding van
besmettelijke dierziekten door
mens- en dierbewegingen (transport)
een heel stuk groter Bij een uitbrei-
ding van het gebied ontstaat echter
een nieuwe situatie.

Het bestuur van de knmvd heeft de
Commissie Ethiek inmiddels gevraagd
te kijken in hoeverre het huidige
knmvd-standpunt moet worden
aangepast naar aanleiding van de
recente discussie. Wanneer dit proces
is afgerond, zullen we nadat we eerst
onze leden hierover hebben geïnfor-
meerd dit uiteraard ook onder de
aandacht van de politiek brengen.

Namens het bestuur van de knmvd,

B. Cornelissen, portefeuillehouder dieren-
welzijn

-ocr page 77-

Joost van Herten

Overal om ons heen valt tegenwoor-
dig het begrip duurzaamheid en
maatschappelijk verantwoord
ondernemen
(mvo). Hieraan ten
grondslag ligt een besef dat als we op
de huidige manier blijven produce-
ren en consumeren, we de generaties
na ons met een gigantisch probleem
opzadelen. Door de financiële crisis
waarin de wereld verkeert, wordt
deze indruk nog eens versterkt.

Als dierenartsen staan wij met beide
benen midden in deze maatschappij.
Het zou daarom vreemd zijn als deze
ontwikkelingen geen invloed zouden
hebben op de uitoefening van ons
beroep. De
knmvd ziet duurzaam
ondernemen echter als een kans om als
beroepsgroep onze maatschappelijke
verantwoordelijkheid te laten zien en
een mogelijkheid voor individuele
praktijken om hun concurrentiepositie
te verstevigen. Maatschappelijk
verantwoord veterinair ondernemen
dus, wat simpelweg inhoudt dat je oog
hebt voor de gevolgen van de bedrijfs-
voering voor mens en miheu. Ook de
afnemers van onze diensten letten hier
op. Uit onderzoek is gebleken dat 85
procent van de consumenten het
belangrijk vindt dat winkels waarvan
zij producten of diensten afnemen, aan
mvo doen (q&a research and consul-
tancy r4 januari 2009).

Zoals reeds aangekondigd in het
tvd van i juni gaat de knmvd na de
zomer aan de slag met dit onderwerp.
We willen daarvoor graag in contact
komen met dierenartsondernemers
die nu al op de een of andere wijze
bezig zijn met
mvo. Dat kan variëren
van het duurzaam inkopen van
producten tot het doorvoeren van
vergaande energiebezuinigingen of

Maatschappelijk verantwoord veterinair
ondernemen

speciale regelingen voor het personeel
om ouderschap en werk te combine-
ren. Maar ook een speciaal programma
om het antibioticagebruik bij veehou-
ders terug te dringen is een mooi
voorbeeld van maatschappelijk
verantwoord veterinair ondernemen.

Samen met deze dierenartsen
willen wij onder begeleiding van
adviesbureau Borger&Burghouts
(www.B&B.nl) onderzoeken welke
aspecten in de dierenartsenpraktijk in
aanmerking komen voor een duur-
zame werkwijze. Daarnaast willen we
een aantal \'best practices\' in kaart
brengen en gezamenlijk bouwen aan
een model om ook andere dieren-
artsen handvatten te bieden om
mvo
in praktijk te brengen.

Bent u geïnteresseerd in dit project,
dan kunt u contact opnemen met
senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken Joost van Herten (j.van.herten@
knmvd.nl).

PM Bool

Het was een opmerkelijke bijeen-
komst op 23 april jongstleden in de
Raadszaal van de faculteit Dier
geneeskunde. Op uitnodiging van
de faculteit verzamelden zich daar
oud-medewerkers van het Instituut
voor Tropische en Protozoaire
Ziekten, dat houten gebouwtje van
weleer, aan de Biltstraat.

Een veertigtal oud-medewerkers kwam
bijeen, met hun herinneringen en
foto\'s en bijzondere memorabilia. Drie
tafels waren amper genoeg om dit
kostelijke historische materiaal te
tonen. Maar niet alleen herleefde het
verleden, ook het heden kreeg tijdens
deze bijeenkomst bijzondere accenten.
Allereerst gebeurde dat door een
hartelijk welkomstwoord van de
waarnemend decaan professor
H. Vaarkamp. Vervolgens gaf dr. Robert
Paling onder de titel \'Samenwerkings-
verbanden met faculteiten in de tropen\'
een boeiend overzicht van de veel-
vuldige internationale contacten en de
intensieve uitwisselingen van de
faculteit met andere universiteiten.

ontwikkelingen

Na een lunch - waar weer volop
gelegenheid was om bij te praten! -
werd het gezelschap door professor
Frans Jongejan uitgebreid voorgelicht
over het huidige tekenonderzoek, dat
wordt verricht aan het Utrecht Centre
of Tick-borne diseases, gevolgd door
een bezoek aan de betreffende
laboratoria. Wat een ontwikkelingen!
In één procesgang geschiedt een
inventarisatie van alle mogelijke
ziekteverwekkers in de teek! En de
onderzoekers zijn niet meer afhanke-
lijk van de moeizame voeding van de
teken op egels of ingepakte koei-
enoren, maar gebruiken in vitro
voeding door een synthetische
membraan met op temperatuur
gebracht runderbloed. Ook op dit
terrein zijn de internationale contac-
ten uitermate belangrijk, gebundeld in
onder andere het Integrated Consor-
tium on Ticks and Tick-borne Diseases
en in de Tick-borne zoonoses Working
Group.

Het Instituut voor Tropische
en Protozoaire Ziekten

Tijdens de afsluitende borrel werd
mevrouw T.F. Arsav hulde gebracht.
Door haar inspanningen is deze reünie
immers tot stand gekomen.\'Wat een
hartverwarmende dag was het...\',
schreef dr. R Leeflang enkele dagen
later. Dat was het inderdaad!

-ocr page 78-

Gesignaleerd

Carolien de Jager

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit twee bronnen: Inf(a)ct
en het signaleringsoverleg. Inf(|)ct
is de elektronische herichtenservice
van de Landelijke Coördinatie
Infectieziektebestrijding
(lci) van
het
rivm-cib. In het signalerings-
overleg wordt op het
cib wekelijks
gesproken over de toename van
bestaande of de opkomst van
nieuwe infectieziekten. Hieronder
volgt een overzicht van de signalen
tot en met 9 juli 2009.

binnenlandse signalen

Q-koortsepidemie in Nederland

zet door

Tot en met 9 juli 2009 is het aantal
patiënten met Q-koorts opgelopen tot
1618. De mediane leeftijd van de patiën-
ten gemeld in 2009 is 50 jaar In 2009 is
bij drie Q-koortspatiënten (twee
mannen, één vrouw) in Osiris aange-
geven dat zij zijn overleden. Bij alle
overledenen was er sprake van onder-
liggend lijden. Deze patiënten zijn
gemeld door drie verschillende
cgd-en.

Van de gemelde Q-koortspatiënten
is van 1081 patiënten bekend of zij zijn
opgenomen in het een ziekenhuis. Van
deze patiënten zijn er 262 (24,2
procent) opgenomen in een zieken-

huis. In 2008 was dit percentage 20,9
procent. In 2007 zijn er 2 kinderen (tot
en met r8 jaar) met Q-koorts gemeld
(1,2 procent van totaal aantal geval-
len), in 2008 17 kinderen (1,7 procent)
en in 2009 32 kinderen (2,2 procent)
(waarvan 8 kinderen r8 jaar zijn). In
onderstaande figuur is het aantal
gemelde Q-koortsgevallen weergege-
ven per meldingsweek. Het kaartje
toont de incidentie van Q-koorts per
100.000 inwoners (per gemeente).

Humane gevallen met pandemisch

influenza A(HiNr) 2009
Omdat de griep wereldwijd toenam en
ook interne transmissie met lokale
uitbraken werd gemeld, is de
who op
rr juni overgegaan van alarmfase 5
naar alarmfase 6. In Nederland zijn tot
aan 9 juli 145 patiënten positief
bevonden. Hiervan zijn 57 patiënten
besmet in Nederland. Patiënten die de
ziekte in het buitenland hebben
opgelopen, doen zich vooral voor in de
leeftijdscategorie 25 tot 29 jaar, terwijl
de secundaire besmettingen zich
vooral lijken voor te doen onder
jongeren van 5 tot 19 jaar Het verloop
van de griep is voornamelijk mild. Tot
nu toe ontwikkelden twee patiënten
een pneumonie, van wie er één is opge-
nomen in het ziekenhuis. In Europa is
het aantal patiënten tot 9 juli gestegen
tot 10.820 patiënten, waarbij Groot-
Brittannië nog steeds de meeste
(7.447)
patiënten meldt. Wereldwijd meldt het
ecdc tot 9 juh om 17.00 uur in totaal
100.714 patiënten. Nog steeds komen
veel van die patiënten uit de vs
(33.902), uit Mexico (ro.262) en uit
Canada (8.883), maar het aantal
gemelde patiënten op het zuidelijk
halfrond is groeiend. Er zijn tot 9 juli
437 mensen aan de infectie overleden.
Meer informatie over de pandemische
(HiNi) 2009 is te vinden op Thema-
pagina Nieuwe Influenza A (HrNi) of
op de site van het
ecdc.

rivm-cib, ecdc

buitenlandse signalen

Eerste Europese importgeval

van Chikungunya opgelopen in

Phuket

Een Belgische reiziger heeft Chikun-
gunya opgelopen in het Thaise

Phuket. Het is voor het eerst dat in
Europa een chinkungunyapatiënt
wordt beschreven die de ziekte heeft
opgelopen in deze populaire vakantie-
bestemming. Op 18 juni meldde het
ecdc een toename van chikungunya
in Thailand, Maleisië en Singapore.
Thailand telde vanaf begin 2009 tot 2
juni 24.029 patiënten. De meeste
patiënten zijn afkomstig uit het
zuiden van het land, waaronder het
toeristische gebied rond Phuket.

Eurosurveillance

Toename rabiës in Vietnam

In Vietnam is een uitbraak van rabiës
onder honden gaande. De uitbraak doet
zich voor in de provincie Lai Chau in
Noordwest Vietnam, waar de laatste
twee maanden tenminste vijfhonderd
mensen zijn gebeten door rabide
honden. Deze cijfers zijn gebaseerd op
het aantal mensen die rabiësvaccin
hebben gehaald nadat ze door een
hond waren gebeten. Mogelijk zijn er
ook nog mensen die zich na een beet
niet hebben gemeld. Vier mensen zijn
overleden als gevolg van een infectie
met het rabiësvirus. Het aantal honden
in de provincie neemt toe. Honden
worden uit andere provincies geïmpor-
teerd vanwege de toegenomen vraag
naar hondenvlees voor consumptie.

Promed

Humane infecties met het aviaire

influenzavirus H5N1

Sinds het vorige overzicht heeft de
who drie nieuwe patiënten met aviaire
influenza beschreven in hun overzicht.
Deze kwamen uit verschillende
districten van Egypte (3). Het gaat om
twee kinderen van een jaar en één van
vier jaar Alle drie hebben voorafgaand
aan hun ziekte contact gehad met ziek
of dood pluimvee. Wereldwijd is het
aantal patiënten gestegen tot 436;
hiervan zijn 262 personen overleden.

who

C.M. de Jager is verbonden aan het

rivm.

-ocr page 79-

Operatie
crisis!?

Roeland Wessels

"De liefde en toewijding die ik bij
dierenartsen zie in de uitoefening
van hun vak, vind ik maar ten dele
terug als het gaat om de bedrijfs-
voering van de praktijk", is de
analyse van mr. Bert van Luin,
vennoot en \'bedrijfskundig geweten\'
van
whg-Dierenartsen. "Ik zie veel
enthousiasme en professionaliteit
op vakinhoudelijk gebied, maar
men heeft minder interesse in de
commerciële en financieel-econo-
mische aspecten van een succesvolle
praktijkvoering. Daar moet aan
gewerkt worden..."

is deze economische crisis

uniek?

"Opkomst en verval zijn van alle
tijden. We kennen de tulpenrage uit
de zeventiende eeuw, de beurskrach
eind negentiende eeuw, de crisis in de
jaren dertig, de sterk oplopende loon
-en prijsinflatie in de jaren zestig, de
torenhoge rentes en de extreme
stijging van de onroerend goed prijzen
eind jaren zeventig, gevolgd door een
beurskrach in 1987, de Pesoscrisis en
de crisis in het Verre Oosten in de
jaren negentig en recentelijk nog het
uiteenspatten van de internetzeepbel.
Nu dus weer de bankencrisis. De vraag
is of we er iets van leren. De mens
heeft een goed geheugen, maar de

DO S

- ledereen dat laten doen waar hij/zij
goed in is. Met externen samen-
werken op de gebieden waar u
onvoldoende kennis of interesse in
heeft.

- Plezier hebben en houden in het
prachtige dierenartsenvak en dat
uitstralen naar uw clientèle.
-Actief oplossingen uit andere,
ergelijkbare sectoren (artsen, tand-
artsen et cetera) onderzoeken.

mensheid niet, zo leert ons de geschie-
denis."

wat zijn uw verwachtingen

voor de langere termijn?

"Op dit moment blijft onze economie
redelijk draaien door de enorme
overheidssteun en het feit dat de
gemiddelde Nederlander er per r
januari netto nog flink op vooruit is
gegaan. Maar we zullen snel worden
geconfronteerd met een hard oplo-
pende staatsschuld, die loopt nu al op
met bijna roo miljoen euro per dag!
En dat heeft weer invloed op het begro-
tingstekort, rente, inflatie, investe-
ringsklimaat en werkgelegenheid. Ik
verwacht dat deze effecten in het
najaar zullen versterken en dan lang
gaan aanhouden. Deze crisis zal nog
tijden zijn sporen nalaten, dat is zeker"

wat zijn uw verwachtingen

voor de veterinaire sector?

"Over de veterinaire sector ben ik niet
heel somber gestemd. In de gezel-

tips van bert van luin, whg-dierenartsen

don\'ts

- Alles zelf willen doen. Solistisch
opereren.

- Mindere aandacht, mindere klant-
vriendelijkheid en mindere dier-
geneeskundige zorg leveren.

- Denken dat het wel zal overwaaien.

schapsdierensector is gezien de
inkomensontwikkeling van dier-
eigenaren een beperkte terugloop te
verwachten. Dierenartsen in de
landbouwhuisdierensector hebben
niet zozeer last van een mindere
conjunctuur, maar zullen de komende
tijd vooral hun medicijnenproble-
matiek en te hoge arbeidsbelasting
moeten gaan oplossen. Paardendieren-
artsen zullen de gevolgen van de crisis
zeker merken. Zij moeten goed bij de
les blijven."

waar liggen volgens u

kansen voor dierenartsen in

deze tijd?

"Ik zie talrijke kansen voor de Neder-
landse dierenartsen. Zorg allereerst dat
je praktijk op orde is en probeer je
zaken professioneel te organiseren. Er
is nog zoveel winst te halen uit
constructieve samenwerking met
buurtcollega\'s, solide tariefstructuren,
protocollaire behandelingsmethoden
en de uitbesteding van niet veterinaire
taken aan externen. Zoiets vraagt wel
om een stevige mentaliteitsverande-
ring, waarbij de solistisch ingestelde
dierenarts verandert in een samenwer-
kingsgerichte teamspeler Zoiets is een
langzaam en weerbarstig proces, maar
een absolute \'must\' voor een succes-
volle toekomst."

kunnen dierverzekeringen

een positieve bijdrage

leveren?

"Ik denk dat huisdierverzekeringen een
zegen kunnen zijn voor de practicus.
Mijn indruk is dat dierenartsen teveel
in de portemonnee van hun klant
kijken en hun tarieven en dienstverle-
ning daarop afstemmen. Daarmee
belemmer je jezelf in de professionele
uitvoering van je beroep en doe je jouw
patiënt, cliënt of jezelf tekort! Bij
verzekerde dieren speelt dit alles niet
en kan je degelijke diergeneeskundige
zorg leveren zonder gedoe over de prijs
en betahng. Verzekeringen verbeteren
de veterinaire kwaliteit, zo is mijn
stelling. Dat is extra belangrijk nu ook
de roep om protocollair werken steeds
luider wordt!"

Roeland Wessels, St. Anna Advies.

-ocr page 80-

Hugo de Groot

Het programma van het BioBusiness
Event
2009 stond in het teken van de
laatste ontwikkelingen op humaan
en veterinair biotechnologisch gebied
en de biotechnologie in de huidige
financiële situatie. Op
16 juni opende
Annemarie Jorritsma, de burgemees-
ter van Almere, de bijeenkomst in de
schouwburg.

Zij begroette ruim driehonderd
deelnemers in de stad, die zich
profileert als regionale en internatio-
nale \'health city\'. De ambities van
Almere zijn duidelijk: de identiteit van
de stad, die zich kenschetst door
duurzame groei en een gezonde
levensstijl in een natuurrijke omge-
ving, past bij biotechnologische
ontwikkeling. Het jaarlijkse BioBusi-
ness Event is een ontmoetingsplaats
voor wetenschappers, onderzoekers,
ondernemers, investeerders, managers
en beleidsmakers in de humane en
veterinaire biotechnologische en
farmaceutische sector en blijkt een
succesvolle formule. Prof. dr Eric
Claassen, voorzitter BioBusiness Event
2009, gaf op inspirerende wijze leiding
aan deze bijeenkomst.

pioniers met succes

In financieel lastige tijden is het goed
om te luisteren naar pioniers die
succes hebben geboekt. Dick Meyer,
vicepresident van Genzyme, was kort
en krachdg: "Doe de juiste dingen
voor patiënten." Vanuit die focus
ontwikkelt Genzyme producten tegen
onder andere lysosomale stapelings-
ziekten. Voorbeelden daarvan zijn
Ceredase en Cerezyme voor de ziekte
van Gaucher en Myozyme voor de
ziekte van Pompe. Sinds 1981 is
Genzyme uitgegroeid van een klein
startend bedrijf tot een gediversifi-
eerde onderneming met wereldwijd
meer dan elfduizend medewerkers,
zeventien producdebedrijven en
negen laboratoria. Inmiddels gaat de
aandacht uit naar innovaties op
cardiovasculaire en neurodegenera-
tieve aandoeningen. Op de vraag
welke invloed de financiële situatie
heeft op de ontwikkelingen is Meyer
helder: het succes wordt bepaald door
geloof in de productontwikkeling
voor patiënten, vasthoudendheid en
permanente aandacht voor kwaliteit.

lastige tijden?

Ook de biotechnische sector ontkomt
niet aan het huidige financiële
klimaat. Simon Sturge,
ceo van
OctoPlus, maakte een vergelijking met
het overleven in een financiële ijstijd.
Octoplus, sinds 1995 succesvol in
farmaceutische innovatie, weet dat
deze bijzondere tijd dwingt tot
nadenken. Voor het eerst signaleert
Sturge faillissementen in de sector
Wat te doen als de beurswaarde, en
daarmee de mogelijkheden verder te
innoveren, in een korte periode
verdampt? Onderzoek naar alterna-
tieve zakenmodellen, waarbij de focus
ligt op de wetenschappelijke ontwik-
keling, moet volgens zijn ideeën de
oplossing bieden. Robert Nordgren,
Global Head R&D Biologies Merial
Ltd., schetste daarbij een ander
dilemma: wie investeert er in de
ontwikkeling van een vaccin waarvan

BioBusiness Event:
\'one health\'-netwerk

je hoopt dat je het nooit hoeft in te
zetten? Hij doelde hiermee op
opkomende infectieziekten van mens
en dier, zoals het Nipah-virus, of Rift
Valley Fever-virus. De ondertoon is
duidelijk: in financieel lastige tijden
wordt extra gekeken naar risico\'s en
investeringen.

\'boom or bust?\'
Marcel Wijma, financieel analist bij
Van Leeuwenhoeck Research, was in
zijn presentatie \'boom or bust?\'
positief gestemd. Het onafhankelijke
financiële instituut in \'life sciences\' is
duidelijk: biotechnologie is een
\'boom\'. Het investeringsrisico in de
biotechnologische sector presteert
over een lange periode beter dan
bijvoorbeeld de financiële sector en
doet het goed ten opzichte van de
beursindex. Hij geeft een paar advie-
zen: zorg voor verschillende financie-
ringsbronnen en hecht belang aan de
vier P\'s: \'Pipeline\', \'Patents\', \'Partners\'
en de meest belangrijke: \'People\'. Op
de lijst met
\'fda approvals\' stijgt het
aantal producten met een biotechni-
sche oorsprong. Farmacologische
producten hebben als nadelen een
steeds langere ontwikkeltijd en het
feit dat patentperiodes aflopen.
Wijma\'s voorspelling luidt dat het
aantal producten op basis van
biotechnologie zal toenemen ten
opzichte van de producten met een
farmacologische ontwikkeling.

humaan veterinaire dialoog

Immuno Valley, een innovatief net-
werk van dertig publieke en private
partners, organiseerde een sessie
rondom het thema \'Kritische suc-
cesfactoren in strategische allianties
in de humane en veterinaire sector\'.
Ruim zeventig deelnemers wisselden
over dit thema van gedachten tijdens
de forumdiscussie, rondetafelgesprek-
ken en individuele ontmoetingen
met experts. Het forum bestond uit
een brede mix van multinationale
farmaceutische bedrijven, humaan
en veterinair; \'Technical Transfer
Officers\' van universiteiten en kennis-
instellingen; en
ceo\'s van kleinere
biotechnologische ondernemingen.
Discussieleider Eric Claassen opende

-ocr page 81-

met een toepasselijk beeld van
allianties door deze te kenschetsen
als een inktvlek. Waar gaat de grote
\'pharma-industrie\' shoppen? Dat was
duidelijk: overal waar goede kansen
liggen, johan Renes,
ceo van Cross-
Beta Biosciences, nuanceerde dit een
beetje, door op te merken dat \'pharma\'
toch vooral vaag wil blijven en niet
de kaarten wil openleggen. Over de
meest kritische succesfactor was Ada
Kruisbeek, Vrije Universiteit Medisch
Centrum, stellig: dat zijn de top-
wetenschappers. Competitie bepaalt
het succes. In de biotechnologie
vormen patenten de andere kritische
factor. De tijdspanne tussen een ge-
signaleerd probleem en een concreet
product is lang. Samenwerking in al-
lianties bepaalt de snelheid waarmee
de ontwikkeling wordt gerealiseerd.
Uit de rondetafelgesprekken kwam
naar voren dat dit goed mogelijk is
in een virtuele omgeving. Henk van
der Zwaag, Gezonde Dieren, gaf aan
de rol van intermediair te spelen in
het signaleren van problemen en het
faciliteren van toegepaste wetenschap.
De strategie van de farmaceutische
bedrijven werd verwoord door Eduard
Munnig Schmidt, GlaxoSmithKline:
om tot een product te komen, is
de juiste mix van patenten nodig.
Producenten voegen samen wat in het
voortraject is ontwikkeld. Na de intri-
gerende discussie werden in een café-
opstelhng de thema\'s van die middag
nog wat verder uitgediept. Hierbij
werden ook nieuwe contacten gelegd,
zodat het nog lang napraten werd.

de kers op de

biotechnologische taart

Biotechnologie in optima forma zat in
de slotpresentatie van Nick Ramsey,
umc Utrecht. Met grote bescheiden-
heid bracht hij onder de titel: \'To think
is to do\' de ontwikkelingen op het
gebied van de \'brain-computer
interface\' (
bci) te berde. Het doel is
patiënten met een onherstelbare,
vrijwel gehele paralyse via hersenim-
plantaten een computer of prothese te
laten aansturen door gericht te
denken. De resultaten zijn verbluf-
fend. Het is duidelijk: wat ooit
onmogelijk werd geacht, wordt door
innovatie mogelijk in goede én in
slechte financiële tijden.

\'one health\'

Het \'Immuno Valley\'-idee om humane
en veterinaire kennis en industrie bij
elkaar te brengen begint na de start in
de
usa ook in Nederland te wortelen.
Een bijeenkomst als deze heeft hier
zeker aan bijgedragen. Ik zie uit
naar de resultaten van meer samen-
werking.

S.J. de Groot is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd.

The Human Touch

A.MENARINI

diagnostics

m

of technology

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Exigo / Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progesteron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
l-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding
DNA diagnostiek

www.menarinidiagnostics.nl
e-mail mail@menarlnidiagnostics.nl

-ocr page 82-

Fraude met de dierenverzekering: helaas
geen nieuwtje meer...

"Ach dokter, kunt u de datum van
de operatie niet even aanpassen?
Anders wordt het niet vergoed door
de verzekering en ik kan het echt
niet betalen": een steeds vaker
voorkomende vraag voor een
dierenarts of assistente. Het lijkt zo
onschuldig. Als die hond een maand
later was geopereerd, hadden de
kosten wel onder de dekking
gevallen.

Of een röntgenfoto is toch een
röntgenfoto? Of de rug er nou op staat
of de heup. Verzekeraars hebben geld
zat en hoe zouden ze er achter moeten
komen?

een voorbeeld uit de

praktijk

Een klant meldt zijn kat aan voor de
verzekering en geeft bij de gezond-
heidsvragen op nog nooit eerder bij de
dierenarts te zijn geweest. De eerste
claim die de klant indient, betreft een
allergietest van rond de 300 euro. De
veterinaire kennis en ervaring op de
claimafdeling leert dat er bij een eerste
bezoek in de regel niet meteen een
allergietest wordt uitgevoerd. We
bellen de praktijk en vragen een
patiëntenkaart op. Hieruit blijkt dat
de kat al eerder een bezoek heeft
gebracht aan de praktijk in verband
met huidklachten. Dit bezoek is door
de klant verzwegen bij de aanmelding.
De claim wordt afgewezen. Wanneer
de klant het bezoek niet had verzwe-
gen, was er een clausule op de polis
van de kat gekomen die alle kosten
met betrekking tot huidproblemen
uitsluit van dekking. Deze clausule
wordt nu alsnog aan de polis toe-
gevoegd.

De klant laat het er niet bij zitten
en vraagt de dierenarts een verklaring
te schrijven dat hij nooit eerder met
deze kat in de praktijk is geweest. Er
zou een vergissing zijn begaan en het
zou om een andere kat gaan. De
dierenarts schrijft de verklaring en

draait de patiëntenkaart opnieuw uit,
met uitzondering van het eerste
bezoek.

Bij de verzekeraar buigen zowel de
dierenarts als de jurist zich over de
kwestie. De klachten en behande-
lingen van de \'twee\' katten blijken
identiek te zijn. Aan de dierenarts-
praktijk wordt om een toelichting
gevraagd. Het blijkt dat de dierenarts
die de kat heeft behandeld, niet
dezelfde persoon is als de dierenarts
die de verklaring heeft afgegeven.
Deze laatste persoon had die ver-
klaring dus nooit mogen afgeven en
onderstreept daarmee dat hij door de
klant is aangezet tot het opstellen van
een valse verklaring.

ernstig

Huisdierenverzekeraars maken dit
helaas steeds vaker mee. De druk op
de dierenarts is groot en de ernst van
de aanpassing wordt vaak niet
ingezien. Maar is dit wel zo onschul-
dig? Waar werk je aan mee als je als
dierenarts een valse verklaring
afgeeft? Wat zegt de Nederlandse wet
hierover en wat zijn de gevolgen voor
de klant, de dierenarts en de veteri-
naire branche?

Artikel 225 Boek 2 bw liegt er niet
om: "Hij die een geschrift dat bestemd
is om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk opmaakt of vervalst,
met het oogmerk om het als echt en
onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken, wordt als
schuldig aan valsheid in geschrift
gestraft, met een gevangenisstraf van
ten hoogste zes jaar of een geldboete
van de vijfde categorie."

Binnen de verzekeringsbranche
bestaat een registratiesysteem
(fish)
voor klanten die verzekeringsfraude
plegen. In het ergste geval kan
registratie betekenen dat een klant,
buiten de verplichte verzekeringen,
niet of moeilijk een nieuwe verzeke-
ring kan afsluiten. Ook klanten die
fraude plegen met hun huisdieren-
verzekering, kunnen in dit systeem
worden opgenomen.

Voor dierenartsen die een valse
patiëntenkaart of nota afgeven,
bestaat nog geen registratiesysteem. In
het eerder genoemde voorbeeld is de
betreffende dierenarts alleen gewaar-
schuwd en is de polis van de kat
alsnog geroyeerd. De gegevens van de
klant zijn geregistreerd in
fish.

flyer

Om te voorkomen dat dergelijke
incidenten steeds vaker zullen
voorkomen, deelt Proteq Dier & Zorg
een flyer uit, zowel aan klanten als aan
dierenartspraktijken. Deze geeft een
korte uitleg over de gevolgen van
verzekeringsfraude. Verder zijn
fraudeprocedures opgesteld en wordt
alle informatie geregistreerd.

Uiteindelijk leidt minder fraude tot
een gezonde verhouding in de sector
Wanneer als gevolg van fraude de
kosten voor de verzekeraar stijgen en
de premie uiteindelijk niet meer
toerijkend is, zal deze gaan stijgen. Dat
gaat door totdat de grens wordt
bereikt dat de klant de premie niet
meer wil of kan betalen.

Het maakt dus wel degelijk uit of
de röntgenfoto is gemaakt van de
heup of de rug. Een valse verklaring
zal leiden tot (onterechte) hoge kosten
voor de verzekeraar en zal uiteindelijk
het werk van een dierenarts bemoei-
lijken.

Huisdierenverzekeraars en
dierenartsen hebben elkaar nodig. Een
dierenarts kan mede dankzij de
verzekering goede veterinaire zorg
blijven bieden en de verzekeraar kan
dankzij het deskundige oordeel van de
dierenarts, zijn premie betaalbaar
houden.

Proteq Dier & Zorg, Pet Plan en Natio-
naal Spaarfonds.

-ocr page 83-

Een vijfde tot een kwart van de
toezichthoudend dierenartsen bij de
Voedsel en Waren Autoriteit (
vwa)
is practitioner. Practitioners zijn
dierenartsen die naast hun werk-
zaamheden in de praktijk op
afroepbasis voor de
vwa werken. Op
het moment dat dierenartsen voor
de
vwa werken, hebben ze een
officiële status. Bij de Verbeter-
plannen dierenartsen die de
vwa
vorig jaar is gestart, worden de
practitioners actief betrokken. De
oprichting van het Platform practi-
tioners is één van de uitingen.

De oprichtingsvergadering vond
plaats op 8 juni in Woerden. Het
overleg werd voorgezeten door de
programmamanager Dier, Ad Tabak.
Als gast was
knmvo-voorzitter Ludo
Hellebrekers aanwezig.
Na een kennismakingsronde werd de
opdracht voor dit platform verder
toegelicht en uitgewerkt. De
vwa is

een verbeterprogramma voor de
dierenartsen gestart met als doelstel-
ling de kwaliteit en de uitvoering van
het veterinair toezicht te verbeteren.
Dit moet leiden tot meer uniformiteit
in de normstelling en een verbeterde
handhaving, onder meer te bereiken
door het invoeren van intercollegiaal
overleg en intercollegiale toetsing. De
practitioners worden hier voluit bij
betrokken: zij worden uitgenodigd
voor teamoverleg en gaan mee doen in
het coachings- en intervisietraject.

Daarnaast zijn er zaken die vooral
de practitioners aangaan en op

Oprichtingsvergadering
Platform practitioners

landelijk niveau worden geregeld. Dan
gaat het bijvoorbeeld om
ict-aangele-
genheden, zoals het verkrijgen van
toegang tot het
vwA-intranet, vwa-
e-mailadressen, \'Traces-accounts\' et
cetera. Ook zijn de arbeidsvoorwaar-
den een punt van aandacht, zoals de
jaarlijkse bijstelling van de vergoedin-
gen en de instroom bij opleidingen.

signaleringsfunctie

Het Platform practitioners wil op al
deze onderdelen vooral een signale-
ringsfunctie hebben waardoor
structurele zaken die de practitioners
aangaan, tijdig kunnen worden
opgepakt. Het platform is te bereiken
op: platformpractitioners@vwa.nl.

Bij de vergadering op 8 juni waren
als practitioners aanwezig: Thiadrik
Blom, Jos Fransen, Jan Valk, Theo
Volwerk en IJmert de Vries. Vanuit de
vwa waren verder aanwezig de
teamleiders Jeanneke Beersma, Edith
Wiethoff en Hans Wulterkens, Fred de
Klerk (plaatsvervangend programma-
manager) en Jan Bloemendal (project-
leider dierenartsen). De volgende
vergadering van het Platform practi-
tioners is op donderdag i oktober

Sociaaleconomisch nieuws knmvd

Sjouke Kazemier

In juni heeft de knmvd een oproep
geplaatst om deel te nemen aan een
nieuw kengetallenproject, waarbij
de recente omzetontwikkeling van
dierenartsenpraktijken zal worden
gevolgd.

De knmvd hoopt hiermee beter zicht
te krijgen op veranderende omstandig-
heden in de markt. Inmiddels hebben
zeventig praktijken zich aangemeld
voor deelname. Dit aantal is echter
nog te laag om betrouwbare conclu-
sies te kunnen trekken over de totale
branche. Daarom blijven wij een
dringend beroep doen aan de overige
praktijken om de omzetgegevens eens
per kwartaal aan de
knmvd beschik-
baar te stellen. U kunt uw interesse of
deelname kenbaar maken door een
e-mail te sturen naar Annoesjka
Stevens: a.stevens@knmvd.nl. Het
succes van dit project is afhankelijk
van het aantal deelnemers!

kengetallen op website

Op het besloten deel van de website
van de
knmvd kunt u de resultaten
terugvinden van het onderzoek van de
KNMVD naar de financieeleconomi-
sche kengetallen van dierenartsen-
praktijken over de periode 2004 tot
2007. De focus van dit onderzoek ligt
op de jaarcijfers. Het betreft de
gegevens van in totaal 47 praktijken.
U kunt de gegevens vinden door
achtereenvolgens aan te klikken:
\'Praktijkzaken\' en \'Kengetallen\'. We
zullen dit deel van de website geleide-
lijk aanvullen met andere kengetallen
van de branche.

advisering over goodwill

Bij de KNMVD kunt u terecht om u te
laten adviseren over de goodwillwaarde
van uw praktijk. De
knmvd treedt
hierbij op als onafhankelijk adviseur
Traditioneel is de grootste drukte van
adviesaanvragen aan het einde van het
jaar Daarom raden wij u aan om uw
aanvraag al ruim vóór i november 2009
bij ons in te dienen. Bovendien is het
handig al in een vroeg stadium inzicht
te hebben in de waarde van uw
praktijk. Dit is één van de redenen dat
de
knmvd een jaarlijkse aanvraag van
de goodwill stimuleert door een korting
te geven op de tarieven van de goodwil-
ladvisering in het derde opeenvolgende
jaar dat u een advies aanvraagt. U volgt
op die manier de goodwillwaarde van
uw praktijk door de jaren heen. Voor
meer informatie: zie website
knmvd.

-ocr page 84-

Maarten Moleman

Op 13 juni jongstleden werd door de
Commissie Jonge Dierenartsen van
de KNMVD voor de tweede keer het
symposium \'Coaching en communi-
catieve vaardigheden voor jonge
dierenartsen\' georganiseerd. Als
nieuw lid van de
cjd was ik daarbij
betrokken.

Een groep jonge collega\'s zat een dag
bij elkaar om ervaringen uit te wisselen
en meer te leren over hoe we de lastige
omstandigheden in onze prille carrière
het beste kunnen hanteren. Een groot
deel van de dag ging over ons eigen
aandeel in deze omstandigheden en
hoe we daar beter mee kunnen
omgaan. (Voor een inhoudelijk verslag
verwijs ik u graag naar het januari-
nummer van dit tijdschrift.)

frustraties

De dag was natuurlijk helemaal geen
mislukking, zoals de titel suggereert,
maar een groot succes. Toch blijft bij
mij het gevoel hangen dat we het nog
beter zouden kunnen doen. Veel van
de problemen waar jonge dierenartsen
tegenaan lopen, liggen op het sociale
vlak. In Groot-Brittannië resulteert dit
zelfs in een verhoogd percentage
zelfmoord onder jonge dierenartsen.
Dit lijkt veel te maken te hebben met
de eenzaamheid van het beroep, iets
wat geografisch gezien gelukkig in
Nederland niet zo\'n probleem zou
moeten zijn. Toch stappen ook in
Nederland te veel jonge dierenartsen
al na enkele jaren gedesillusioneerd
uit de praktijk.

De frustraties van jonge dierenart-
sen kunnen natuurlijk verband
houden met de communicatie met de
patiënteigenaren of persoonlijke

omstandigheden, maar hebben -voor
mij verrassend- vaak ook te maken
met het contact met de werkgever(s).
Het is dus goed dat wij jonge dierenart-
sen ook effectief leren omgaan met de
werkgevers, maar jonge, net afgestu-
deerde dierenartsen hebben in het
huidige curriculum al relatief veel
aandacht besteed aan professioneel
gedrag, het geven van positieve
\'feedback\' et cetera. De meeste
werkgevers daarentegen hebben hier
tijdens hun opleiding waarschijnlijk
weinig tot niets over aangeboden
gekregen. Als het doel van de cjD is
om "activiteiten te initiëren, stimule-
ren en ontplooien, die aansluiten op
de wensen en behoeften van jonge
dierenartsen", dan kunnen wij
misschien veel beter een cursus
aanbieden aan de werkgevers,
bijvoorbeeld een cursus \'Hoe coach ik
mijn nieuwe werknemer?\'.

kritiek

De andere leden van de cjd hadden
wat kritiek op het slot van de eerste
versie van dit stukje. Terecht, denk ik,
omdat ik door het horen van de
-hopelijk- slechtste verhalen over
werkgevers tijdens het symposium
een kritische en misschien ook ietwat
negatief getinte conclusie had geschre-
ven. Ten eerste is het ongetwijfeld een
uitzondering dat een werkgever zijn
jonge werknemer ten overstaan van
een klant afvalt. Ten tweede is de
bedoeling van de commissie een
positieve bijdrage te leveren aan de
bovenstaande problematiek. Ik ben
het daar volledig mee eens en denk dat
het geven van een cursus coaching
aan werkgevers zo\'n bijdrage kan zijn.
Mocht u willen reageren, of u in
willen schrijven voor het symposium
voor werkgevers, dan hoort de
commissie het graag (mail naar:
cjd(S)knmvd.nl)!

Symposium Commissie Jonge Dierenartsen
een mislukking?

Maarten Moleman is lid van de Com-
missie jonge Dierenartsen.

-ocr page 85-

In samenwerking met Friesland-
Campina België heeft Bonda het effect
van bierbostel op de hoeveelheid
onverzadigde vetzuren in melk
onderzocht. Het bleek dat bierbostel
een positief effect heeft en bovendien
zorgt voor een betere eiwitbenutting.
Ook is het totale rantsoen hierdoor
gunstiger in prijs. Het lactatiestadium
heeft een behoorlijke invloed op het
percentage onverzadigde vetzuren. Dit
komt doordat koeien die kort in lactatie
zijn, een hogere voerdoorloopsnelheid
hebben in de pens. Bierbostel bevat veel
onverzadigde vetzuren en de azijnzuur-
productie wordt onderdrukt ten gunste
van de propionzuurproductie. Dit
levert relatief meer melk en een lager
verzadigd vetpercentage in de melk.
www.bonda.nl

Petpunten, een nieuw
spaarsysteem voor
dierenartsen

Er is een spaarsysteem ontwikkeld,
exclusief voor dierenartsen, genaamd
Petpunten. Met dit systeem kan de
dierenarts de eigenaren eenvoudig
laten sparen. Voor iedere euro die in
de kliniek wordt besteed, wordt één
petpunt bijgeschreven op de Pet-
puntenspaarpas. Iedere 250 gespaarde
petpunten geven recht op 12,50 euro
korting of een leuk cadeau. Petpunten
levert de spaarpasjes en de draadloze
terminal voor het bij- of afboeken van
de punten. Eigenaren kunnen op de
Petpuntenwebsite altijd hun punten-
saldo opvragen. De voordelen zijn
evident: versterkte binding met en
beter bereik van de cliënten en
verlaging van het debiteurenrisico,
omdat de punten alleen worden
verstrekt bij contante of pinbetaling.
De investering bedraagt 18,95 euro per
maand plus 2 euro per spaarpasje
waarvoor 3 euro borg wordt berekend
aan de cliënt.

www.petpunten.nl

Gezonde melk met
bierbostel

Virbac introduceert het ectoparasiti-
cum Effipro® tegen vlooien en teken
bij hond en kat. Het bevat fipronil,
wereldwijd de meest gebruikte
werkzame stof in de vlooien- en
tekenbestrijding bij huisdieren. Effipro
is verkrijgbaar als \'spot-on\' en spray De
\'spot-on\'-presentatie bevat vier
pipetten per verpakking. Voor de hond
is het verkrijgbaar in vier gewichts-
klassen en daarnaast als kliniekverpak-
king van 24 pipetten voor het leveren
van maatwerk aan de eigenaar. De
speciaal ontwikkelde pipet kan
eenvoudig en zonder knoeien worden
geopend en toegepast. De sprayformu-
lering is ook werkzaam tegen bijtende
luizen en is verkrijgbaar in flacons van
100, 250 en 500 milliliter. Deze laatste
flacon levert per pompslag drie
milliliter product wat de behandeling
van grote honden vereenvoudigt.

www.virbac.nl/effipro

GD en VHL bundelen
expertise op
dn A-gebied

De Gezondheidsdienst voor Dieren en
het Dr. Van Haeringen Laboratorium
bv in wageningen (vhl) zijn een
samenwerkingsverband aangegaan. De
gd gaat het grootschalig dna-onder-
zoek uitbesteden aan het
vh l-lab en
neemt een minderheidsaandeel in het
bedrijf. Ook op het gebied van speci-
fieke onderzoeksprojecten wordt
intensiever samengewerkt, bijvoor-
beeld op het gebied van mastitis en
Q-koorts. Hiermee groeit het gezamen-
lijke aanbod van
dn a-onderzoek voor
veehouders, dierenartsen, industrie en
overheid. Door de samenwerking
kunnen de
gd en vhl hun klanten
meer diagnostische mogelijkheden
aanbieden.
dna-onderzoek speelt een
steeds grotere rol bij het opsporen en
aantonen van dierziektes. Het kan
ziekteverwekkers in monsters sneller
en beter aantonen dan traditionele
bacteriële onderzoeken.

(0570)6603 44

Op 20 maart jongstleden kwam de
request-groep (Reassessing Quino-
lones European Standards) voor de
tweede maal samen. De Europese
experts willen richtlijnen definiëren
voor een correct en aangepast gebruik
van fluoroquinolonen bij gezelschaps-
dieren als ondersteuning van de
dierenarts bij zijn of haar dagelijkse
voorschrijfgedrag. Ditmaal werden de
resultaten besproken van de weten-
schappelijke \'peer review\' zoals
farmacokinetiek en -dynamiek
(spectrum, gevoeligheidsresultaten),
huidige indicaties van fluoroquino-
lonen en de specificaties voor het
gebruik bij kat en hond. Daarnaast
werd vastgesteld dat er voor huid-,
urinewegen- en ademhalingsaandoe-
ningen voldoende gegevens beschik-
baar zijn om richtlijnen op te stellen,
maar voor andere weefselinfecties
verder onderzoek noodzakelijk is. Er
werd alvast een eerste ontwerp van
een richtlijn voor urineweginfecties
bij de hond samengesteld. Het
initiatief wordt gesponsord door
Vétoquinol.

marketing(a)vetoquinol-benelux.be

Baytril® Piglet

Het antibioticum enrofloxacin
(Baytril®) wordt bij biggen ingezet
tegen zowel diarree als luchtweg-
aandoeningen vanwege de gunstige
Mic-waarden en goede weefsel-
penetratie. Bij jonge biggen kan de
dosering van dit krachtige middel
echter leiden tot zeer kleine injectie-
volumes, wat voor sommige varkens-
houders erg lastig is in de uitvoering.
Bayer
ah introduceert Baytril® Piglet
25 mg/ml, een beter doseerbare,
inspuitbare oplossing voor biggen
toteen lichaamsgewicht van 25
kilogram.

Helenede.kruijs(ä)bayer.nl

Effipro® tegen vlooien en Tweede bijeenkomst
teken bij hond en kat
REQUESTin Wenen

-ocr page 86-

Ja, het wordt een hete zomer!

Was het in de vorige column nog een vraag, nu weten we het zeker: de komende
periode kunnen we vol aan de bak. Het
rdA-rapport en het onderzoek naar de
(on)mogelijkheden van de ontkoppeling van voorschrijven en leveren, hebben
de discussie bij velen aangewakkerd.

De binnengekomen reacties zullen door de stuurgroep allemaal worden
meegenomen in de verdere strategische plannen. Opvallend is ten eerste dat het
aantal reacties relatief beperkt is. Vooral omdat de consequenties alle practici
-ondernemer of in loondienst- aangaan, dus niet alleen practici in de landbouw-
huisdierensector, maar ook hen die werkzaam zijn in de gezelschapsdieren en
paarden. Ten tweede valt op dat de reacties zeer gedetailleerd en uitgewerkt zijn.
Er is duidelijk de moeite genomen om beargumenteerd de eigen visie neer te
zetten. Hulde! Blijf ons vooral (gevraagd en ongevraagd) uw visie sturen. Als
derde valt op dat veel collega\'s voorstander zijn van een grotere mate van
transparantie van geneesmiddelenstromen. Daarmee voelt de stuurgroep zich
gesteund, omdat zij transparantie van het voorschrijfgedrag als een belangrijk
speerpunt ziet. Alleen zo kunnen we de buitenwereld tonen dat het voor-
schrijven van antibiotica bij dierenartsen in goede handen is.

De stuurgroep bestaat uit bestuursleden, vertegenwoordigers van de vak-
groepen, onze veterinaire beleidsmedewerkers en interne en externe adviseurs.
Zij zullen de komende weken verder werken aan de strategie en het communi-
catieplan. U gaat dus meer van ons horen. En wij rekenen dan natuurlijk
opnieuw op reacties en steun van uw kant!

Ludo j. Hellebrekers, voorzitter

Taken College van Vertrouwensdierenartsen
naar Dierenartsennetwerk

Joost van Herten, Martine Kramer

Na goed overleg met de betrokkenen
heeft het bestuur besloten de taken
van het College van Vertrouwensdie-
renartsen over te hevelen naar het
Dierenartsennetwerk. Het bestuur
acht het in het kader van de herzie-
ning van de verenigingsstructuur
verstandig om deze twee commis-
sies, die qua werkterrein dicht bij
elkaar liggen, samen te voegen.

De taakomschrijving van het Dieren-
artsennetwerk zal worden uitgebreid
met: "Het proactief optreden bij
overtredingen van wet- en regelgeving
en andere zaken die de beroepsintegri-
teit schaden." Deze stap is vooraf met
de leden van het College besproken.
Een andere belangrijke reden voor de

samenvoeging is het geringe aantal
zaken waarmee vertrouwensdieren-
artsen de afgelopen jaren te maken
hebben gekregen.

Het was T. de Ruijter die destijds
tijdens zijn voorzitterschap (T999 tot
2006) het onderwerp \'Integriteit van de
beroepsgroep\' op de agenda plaatste
naar aanleiding van een aantal
incidenten waar dierenartsen op een
negatieve manier bij betrokken waren.
Eén van de oplossingen die hij aan-
droeg was het instellen van een
zogenaamd College van Vertrouwens-
dierenartsen om de interne integriteit
van de beroepsgroep te bewaken.
Vertrouwensdierenartsen functioneren
binnen deze setting als klankbord en
raadgever maar zouden ook zaken bij
de Ereraad moeten kunnen aandragen.

Op dit moment bestaat het
Dierenartsennetwerk uit twaalf

dierenartsen. Gezien het feit dat ook
het aantal \'mediation\'-zaken de laatste
jaren niet bijzonder hoog is, acht het
bestuur het op dit moment niet nodig
het netwerk uit te breiden.

Contactpersoon op het bureau van
de
knmvd is Martine Kramer
(m.kramer@knmvd.nl).

Het bestuur van de kn m v d wil de
leden van het College van Vertrou-
wensdierenartsen -H. Eggens, H.W.
Wagenaar, Dj.R Teenstra, G. Berghuis,
mevr T.A. Beulink en A. Fledderus-
nogmaals hartelijk danken voor de
inzet voor de beroepsgroep!

Joost van Herten is senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken bij de
knmvd,
Martine Kramer is beleidsmedewerker
arbeidsrechtelijke zaken bij de
knmvd.

-ocr page 87-

Pers en publiciteit,
een kleine greep

Marjolijn Fijten

Elk mediacontact biedt de knmvd de
kans de veterinaire visie naar voren
te brengen door het informeren van
journalisten. Niet altijd vertaalt dit
zich in een zichtbaar persmoment,
maar ook het werk achter de
schermen is belangrijk voor de
beeldvorming in de media.

Dierwaardig vervoer, sondevoeding bij
kalveren, antibioticumbeleid, eutha-
naseren van gezelschapsdieren... over
allerhande onderwerpen wordt de
KNMVD benaderd. Actief de media
opzoeken gebeurt met standpunten
zoals over \'Castreren van varkens\' of
\'Onverdoofd slachten\' en ook over
bijeenkomsten zoals het dieren-
welzijnsdebat wordt geschreven.

\'hot items\'

Het thema \'crisis\' is al enkele maan-
den actueel. Het onderzoek dat Dieren-
bescherming en
knmvd lieten
uitvoeren naar dierenartskosten en
minima kreeg hierdoor aandacht in de
media. Het actualiteitenprogramma
Netwerk wijdde een reportage aan
dit onderwerp waarin Ludo Helle-
brekers namens de
knmvd aan het
woord kwam. Inmiddels wordt samen
met anderen gewerkt aan mogelijke
oplossingen voor dit probleem.

Net als in 2004 en 2006 kwam dit
jaar ook de relatie tussen dierenmis-
handeling en huiselijk geweld weer op
diverse momenten in het nieuws. De
aanleiding was dit keer een onderzoek
in opdracht van Stichting DierZijn
waaraan ook dierenartsen meewerk-
ten.
Metro, Spits en de nos vroegen om
een reactie. Vicevoorzitter Brigitte
Cornehssen werd namens de
knmvd
geïnterviewd voor het radio i-jour-
naal. "Elk geval van mishandeling, of
het nu gaat om kindermishandeling of
dierenmishandeling, is een geval te
veel," zo stelde zij.

Het meest vers in het geheugen hgt op
dit moment de berichtenstroom naar
aanleiding van een bericht van het
Centraal Bureau voor de Statistiek.
"Kosten huisdieren stijgen sterker dan
inflatie", meldde het
cbs. Diverse
media pikten dit op en de koppen
wisselden van \'Kosten huisdieren fors
gestegen\' tot \'Kosten huisdieren
stijgen explosief\'. Als zoiets gebeurt,
worden op het
knmvd-kantoor snel
dingen uitgezocht. Een reactie wordt
opgesteld en op de site geplaatst, met
de
ggg wordt het woordvoerderschap
afgestemd en voorzitter Ludo Helle-
brekers geeft interviews aan de
Volkskranten Wegener Dagbladen en
wordt live op Radio i geïnterviewd bij
BNN Today. In overleg met de ggg
wordt ook actief een persbericht
verzonden naar publieksmedia.

Varkens in Nood kwam de dag
daarna met haar bericht over massale
sterfte in de biggensector Ook hier
kon de
knmvd snel met een standpunt
naar buiten treden: "Het zou goed zijn
indien de slag gemaakt wordt van een
puur economisch gedreven productie
naar een maatschappelijk verantwoor-

perscontacten
De knmvd heeft ambities als het
gaat om perscontacten. Ze wil de
dierenarts en zijn/haar inbreng
duidelijker in beeld brengen rond
thema\'s als het beroep, dierge-
zondheid, dierenwelzijn,
veterinaire volksgezondheid en
voedselveiligheid. Leden en
niet-leden profiteren ervan als de
vereniging hun positie in de
maatschappij kan verduidelijken
en verstevigen.

de productie. Dit houdt in dat je laat
zien wat je doet en veranderingen
doorvoert waar de maatschappij om
vraagt."

achtergronden

In februari 2009 verschenen er twee
pagina\'s in de
Twentsche Courant
Tubantia
over de steeds verdergaande
zorg voor huisdieren: \'Kosten noch
moeite - Een nieuwe urineweg-
uitgang voor de kat, een pacemaker
voor de hond of een kunstlens voor de
cavia...\' In samenspraak met de groep
Veterinair Specialisten zocht de
knmvd een dierenarts in Twente die
mee wilde werken aan het artikel.
Daarnaast leverde het bureau feitelijk
materiaal aan over de aantallen

-ocr page 88-

casus: de zin en de onzin
van de receptplicht voor
wormmiddelen

Onder deze titel verscheen in de
PaardenkrantvRTï
8 juli een
bijdrage van Emile Welling,
voorzitter van de Groep Genees-
kunde van het Paard, naar
aanleiding van de recente
aandacht aan misstanden met
betrekking tot de verkoop van
wormmiddelen. In dit artikel gaf
Welling aan dat de
knmvd blij is
dat er eindelijk door de
ai d
wordt opgetreden.
De receptplicht voor worm-
middelen bestaat om twee
redenen, geeft Welling aan.
Enerzijds heeft de
eu ter bescher-
ming van de consument bepaald
dat alle diergeneesmiddelen
alleen op voorschrift van een
dierenarts aan voedselproduce-
rende dieren mogen worden
toegediend. Een ander belangrijk
argument (waardoor deze regels
ook gelden voor paarden die
middels het paspoort ongeschikt
voor consumptie zijn verklaard)
is de toename van resistentie
tegen wormmiddelen. Door de
receptplicht kunnen paarden-
dierenartsen een belangrijkere
rol spelen in de advisering
rondom de wormbestrijding bij
paarden.

In het hele land zijn het afge-
lopen jaar samenwerkings-
verbanden ontstaan tussen
handelaren en dierenartsen, vaak
via webwinkels op het internet.
Zo werd het heel makkelijk om
zonder veel poespas aan worm-
middelen te komen. Maar de
doelstellingen achter de wet
worden op deze manier natuur-
lijk nooit gehaald. En dat is
jammer, want die zijn in het
belang van ons allemaal. "Geluk-
kig dat de AID hier nu tegen
optreedt", schreef Welling, "nu de
tuchtrechter nog!" Ook de
knmvd
en met haar de Groep Genees-
kunde van het Paard
(ggp) keuren
de werkwijze van dergelijke
dierenartsen af Normaal
gesproken kan een dierenarts
alleen verantwoord diergenees-
middelen voorschrijven als deze
de dieren zelfheeft onderzocht.
Voor het voorschrijven van
wormmiddelen is een compleet
klinisch onderzoek vaak on-
zinnig, want ontwormen is
meestal een preventieve behan-
deling. Een dierenarts moet
echter op zijn minst wel bekend
zijn met de paardeneigenaar en
het bedrijf of de locatie waar de
paarden zijn gehuisvest. Het is
vervolgens aan de dierenarts te
bepalen of nader onderzoek
noodzakelijk is. Goed ontwormen
is een samenspel van een goed
beweidingschema, mest-
onderzoek, strategische inzet van
wormmiddelen en controle op
effectiviteit van de gebruikte mid-
delen, waarbij de paardendieren-
arts hoort op te treden als
adviseur in plaats van als
handelaar in wormmiddelen.

dierenartsen. Op dezelfde pagina
kopte de krant ook \'Dierenarts met
minder tevreden dan huisarts\'.

In maart 2009 verschenen bijna
twee volle pagina\'s in
De Gelderlander
over het beroep dierenarts onder de
titel: \'James Herriot bestaat niet meer\'.
Het is nog altijd een mooi vak, dat van
dierenarts, maar het is veranderd. De
dokter is vooral ondernemer Voorzitter
Ludo Hellebrekers gaf een telefonisch
interview en de
knmvd zocht iemand
die een column kon leveren. Dat werd
Rens van Dobbenburgh over de
dierenarts in de vrije markt: "En of het
nu gaat om de wormbesmetting bij de
hond, tuberculose bij vee of andere
gevaren voor de mens, de dierenarts is

erbij betrokken. Het is juist deze rol die
weieens onderbelicht wordt."

Ook voorzitter Ludo Hellebrekers
bracht dit onder de aandacht in het
jaarverslag \'Blik naar buiten\' van het
ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit dat verscheen in mei
2009. In een interview geeft de
voorzitter aan dat de veterinaire exper-
tise meer kan worden gebruikt in de
voorbereiding van beleid en pleit hij
voor een flankerende rol van de
overheid om tot veranderingen te
komen.

zichtbaar

Via de website knmvd.nl maken we zo
veel mogelijk van onze persresultaten

zichtbaar Standpunten, gepubliceerde
artikelen met interviews of
\'quotes\' van woordvoerders, links
naar uitzendinggemist.nl of
terugluisteren.nl: waar mogelijk
vindt u ze op de site.

De ambities van bestuur en bureau
zijn groot. Het persbeleid wordt dan
ook geïntensiveerd. Dat gaat niet van
vandaag op morgen gebeuren, maar
een stijgende lijn is op dit moment al
te zien. Steeds vaker zult u de
knmvd
de komende tijd in de media tegen-
komen.

Marjolijn Fijten is senior communica-
tiemedeweker bij de
knmvd.

-ocr page 89-

Bert Kamps

* 9 november 1946 -1 8 november 2008
Bert werd geboren op 9 november r946 in Nieuw Amsterdam en heeft een
groot dee! van zijn jeugd doorgebracht in Drenthe en net over de grens in
Duitsland. Na het behalen van het
hbs b-diploma vertrok hij uit de provincie
om in Utrecht Diergeneeskunde te gaan studeren. Na zes jaar was hij in het
bezit van het dierenartsendiploma.

Voor zijn militaire diensttijd heeft hij als assistent bij collega Ruijgh in
Den Ham enige jaren het praktische dierenartsenwerk uitgevoerd. Na het
vervullen van zijn militaire dienstplicht kwam hij opnieuw in de praktijk
terecht, dit maal bij een dierenartsenpraktijk in Duitsland. Het was toen al
duidelijk dat de voorkeur van Bert uitging naar de gezondheidszorg in de
pluimveehouderij. Het was daarom zijn bewuste keuze de praktijk te
verlaten en als bedrijfsdierenarts in dienst te treden bij een kuikenbroederij
in het zuiden van het land.

Door zijn loopbaan was Bert zowel technisch en commercieel geschoold
toen hij in 1979 solliciteerde bij de Gezondheidsdienst voor Dieren in
Gelderland. Als pluimveedierenarts heeft hij tot r985 gewerkt in Rozendaal,
waarna hij als hoofd pluimveegezondheidszorg bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren in Drachten verantwoordelijk werd voor de pluimveezorg in de
noordelijke provincies. De laatste jaren bij de Gezondheidsdienst in Deventer
was hij mede verantwoordelijk voor het uitvoeren van de pluimveesecties.
Sectie verrichten op pluimvee met als doel een praktisch en verantwoord
advies te geven aan pluimveehouder en dierenarts was Bert op het lijf
geschreven. Zelfs in de perioden dat aangifteplichtige ziekten de pluimvee-
houderij teisterden, droeg Bert zijn steentje bij door bij het toenmalige cvi in
Lelystad het merendeel van de secties bij verdachte dieren uit te voeren.

Bert is jaren secretaris geweest van de pluimveewerkgroep Noord en Oost,
die regelmatig bijeenkomsten organiseerde voor de (pluimvee)practici.
Daarnaast heeft hij ook zijn steentje bijgedragen binnen de Groep Pluimvee-
wetenschappen van de
knmvd.

in memoriam

Helaas is op de dag dat hij gebruik wilde maken van zijn prepensioen Bert
ons ontvallen. We wisten van zijn ziekte, maar toch heeft zijn overlijden ons
overvallen, ook omdat hij zijn lijden voor een deel verborgen heeft weten te
houden. Vlak voor zijn dood is hem nog gevraagd hoe hij het sterven zou
ervaren. Hij antwoordde: "Ik weet het niet, ik heb er geen ervaring mee." Het
typeert deze man, die door ervaring rijk was geworden.

Teun Fabri

-ocr page 90-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:

Boeve, H.J.; 2009; 3818 th Amersfoort,

Surinamelaan87-b
Hutjes, mevr. M.I.J.; r99o; 467 r
pm Dinteloord,

Zuidlangeweg 3
Jebbink, mevr. A.I.F.; 2009; 1472
ge Middelie,

Zijvend r 5
SUngerland, L.I.; 2000; 3524 ZT Utrecht,

Walcheren 18
Veen, mevr. G.J. van der; 2009; 7666 nr
Fleringen, Schölte Nyssinkhoff 2 - a
Vries, mevr. M.P. de; 2009; i39r
hk Abcoude,
Winkeldijk 5

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:
Bruin, mevr. M.J. de; 2008; 3584
dg Utrecht,

Cambridgelaan 5t7
Deuren, mevr. B.A. van; 2009; 8701
hc

Bolsward, Bagijnestraat it
Heijmans, R.; 2009; 5445
pa Landhorst, Grote
Baan 9

Hermens, mevr, A,A.M.; 2008 Gent; 5455 gr

Wilbertoord, Sint Josephplein 35
Lemmens, mevr. S.; 2008; 2241
cl Wassenaar,

Dijkgraafstraat 6
Rietman J.E; 2009; 3532
cg Utrecht, Thomas a

Kempisweg 186
Schrama, mevr. S.E.A.; 2008; 3521
bn Utrecht,

Croeselaan 221-bis
Snider, mevr. M.; 2006; 8447
bg Heerenveen,
Barten 63

Teilekamp, mevr. M.; 2008; 466r bc Halsteren,

Schubertstraat 23
Thomassen, mevr. B.M.; 2009; 7471
lx Goor,

Diepenheimseweg 12
Toebes, mevr. D.M.Y.; 2009; 5455
gc
Wilbertoord, Katwijksebaan 11 - a

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:
Hartzheim, mevr. 1.; 3581
ls Utrecht,

Lindestraat 36-bis
Moens, mevr. I.C.D.; 3732
am De Bilt, Abt

Ludolfweg 77
Vuerstaek, mevr. L.M.J.; 3523 cv Utrecht,

Jadelaan 36
Wijsman, mevr. N.; 3705 AA Zeist, Prof
Sproncklaan i - G

Overlijdensberichten:

Op 12 juni 2009 D.M. Zuijdam te Wassenaar

sluitingsdata voor kopii

Aflevering I Deadline*
01-09-2009! maandag 117-08-2009
15-09-20091 maandag 131-08-2009
01-10-20091 maandag 114-09-2009
15-10-20091maandag 128-09-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

jubilea

31 augustus J. Rierink te De Steeg, 25 jaar
31 augustus W.H.M. de Vocht te Venray, 2 5 jaar

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

2 oog
Augustus

20-22 Welsh Event 2009. Dit is een combinatie
van Centrale Keuring (20), Sportdag (2 r) en
de Intemadonal Show (22). Locatie:
Paardensportcentrum Gert van den Hoorn
te Kootwijk.

September

9-12 Congres van de British Equine Veterinary
Association
(beva). Locatie: Birmingham.

10-i I The European Society for Domestic
Animal Reproduction
(esdar), jaarlijkse
bijeenkomst van Europese artificiële
inseminatie-dierenartsen. Locatie:
Universiteit Gent.

26-27 Feline Focus. Thema: hyperthyreoïdie en
diabetes mellitus. Locatie:
nh Sparrenhorst
Nunspeet. Kosten: 185 euro, exclusief
btw.
30-1 Symposium voor studenten en
dierenartsen over antibiotica bij
landbouwhuisdieren, georganiseerd door
studievereniging v.v.p.c. \'De Uithof\'.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Oktober

1-4 The Southern European Veterinary
Conference
(sevc). Locatie: Barcelona.

2-4 Congres van de Asscociación De
Veterinarions Espafioles Especialistas en
Pequefios Animales
(avepa). Locatie:
Barcelona.

2 Jaarcongres knmvd 2009. Het jaarcongres
nieuwe stijl: geen colleges, maar
inspirerende bijdragen waarover in de
pauzes van gedachten kan worden
gewisseld. Met zijn allen bepalen we waar
we naartoe gaan! Het open programma
wordt voorafgegaan door een ledendeel.
Locatie: Hofstede De Beesde in Bunnik.
ro Tiende Feliene Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Vergaderingen 8f Bijeenkomsten

2009

September

4 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: 10 euro.
8 Wetenschappelijke Bijeenkomst
vgp.
Locatie; Pluimveemuseum Barneveld.

17 knmvd-sportdag. Locatie: Sportpark
Mariënhoeve in Wijk bij Duurstede. Vanaf i
juli kunt u zich inschrijven via de website.
Kijk op de website voor een overzicht van
uw toekomstige medesporters.

18 Lustrum Vakgroep Gezondheidszorg
Varken. Locatie: Garderen.

Cursussen

2009
Augustus

25 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door ivip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijf jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de prakrijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.

September

i Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip. Kijk
op www.ivip.nl.

8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd doorivip. Kijk op
www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd door i
vip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus \'Probleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof. dr. Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur. Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

25 Workshop \'Verdoven van wilde en
verwilderde dieren\'. Docenten: Jan Bos
(Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer
(Artis) en Peter Klaver (dierenarts/
consultant voor exoten en wildlife). Locatie:
Ouwehands Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00
tot 18.00, aansluitend borrel. Prijs: 450 euro,
studenten krijgen 50 euro korting. Opgave
via Jan Bos (info($dierendoc.nl) of via
www.tele-immobilisatie.nl.

30-1 Cursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: 1095 euro. Inschrijftermijn eindigt
op 14 september 2009. Nadere informatie
en inschrijving: http://www.wbs.wur.nl.
Brochure aanvragen kan via
info.wbsg) wur.nl.

Oktober

5 \'Infectieuze aandoeningen bij pups en
kittens\'. Sprekers: Rolf Nijsse en Mirjam
Duijvestijn. Locarie: collegezaal departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
Universiteit Utrecht, ingang Münsterlaan.
Tijd: 15.00 tot 18.30 uur. Kosten: roo euro.
Inschrijven via de
pegd-\'portal\'.

6 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De
ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

13 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nL

-ocr page 91-

d.g.c. Zuidoost-Drenthe is een gemengde praktijk met acht dierenartsen.

De uitstekende werksfeer zorgt voor goede onderlinge contacten en betrokkenheid. Binnen de praktijk wordt een mentor aangesteld voor de
begeleiding van minder ervaren dierenartsen.

Wij zoeken voor 30 tot 40 uur per week een enthousiaste dierenarts, die in ons mooie Drenthe ons team wil komen versterken. Enige ervaring
strekt tot aanbeveling. Geen nachtdiensten door de week, één op de vier weekenden weekenddienst. De praktijk is lid van de
bpw.

Uw reactie kunt u sturen naar d.g.c. Zuidoost-Drenthe, ter attentie van de heer J. Hilvering, Looweg 84,7741 ee Coevorden. Tel.: (0524) 51 36 94,
e-mail: info(3)zod.nl.

Forthyron® 200 400

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
Simpel, secuur, sterk

1

Forthyron* 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

Forthyron® 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

^gsufdB^m

/Inimal Health

cg/FMlhyrofl- 400 mkregrem uMct - R£G Nl 103i2 - UDA - Weduaam bestanddeel per taUel:
rkrljgi>aar b« de bctrrflende ondentonin^

Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, www.eurovet-ah.com

Forthyroo* 200 ntoopam t^ - REG Nl 103S1 - UOA - WvViaani beslandded per ublet: Levottiyroxine nMnum 2(
Lnothynuine natrium 400 fK^ fte^$tr)tleh<wder / «stributwr: EurovH Animal HeaHti BV, Handetswcg 2S, 5531 AE Bladel. Venkre mforrrutw is op

DIERENARTSEN HEBBEN
HUN EIGEN SPECIALISTEN

DixFoTtuin Financieel Praktijk Adviesbureau.

Sinds jaar en dag financieel adviseurs en specialisten voor dieren-
artsen die het rendement van hun beroepsmatige activiteiten veilig
willen stellen. Een financiële dienstverlening die alles omvat.
Van begeleiding van associaties tot bedrijfsoverdrachten.
Van pensioenadvisering, praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle
vormen van verzekering. Specialistische ondersteuning in elke fase
van uw carrière. Het vastleggen van een afspraak is het begin van
een vruchtbare vertrouwensrelatie.

DixFortuin Financieel
Praktijk Adviesbureau

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven
T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfoTtuin.nl
I www.dixfortuin.nl

D I X

-ocr page 92-

Nieuwe, veilige en reversibele manier om te castreren
Oplosbaar implantaat met desloreline (GnRH agonist)
Onderdrukt de LH en FSH afgifte door de hypofyse
gedurende
minimaal 6 maanden
Reduceert als gevolg plasmatestosteronsplegels,
Spermatogenese én libido

Suprelorin®

Oplosbaar implantaat voor reversibele castratie

zachte

gevoelig lvvho

vyAAw.virbac.nl

informatie: Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Bar

Vacature dierenarts B

Het Medisch Centrum voor Dieren zoekt voor haar piinB
afdeling de Spoedkliniek parttime dierenartsen
"ü"!!!
voor het invullen van de weekenddiensten.

We zijn een goed geoutilleerde kliniek en werken nauw samen met de
specialisten binnen het Medisch Centrum voor Dieren.

Hou je van werken in een uitdagende, dynamische en unieke omgeving
en zijn onregelmatige werktijden geen probleem? Stuur dan een
mail met je motivatie en cv naar Tessy Ernst, t.ernst@spoedkliniekvoor-
dieren.nl. Meer informatie? Zie www.mcvoordieren.nl.

Deze baan biedt je ook de mogelijkheid om naast je eventuele huidige
parttime baan veel ervaring op te doen met spoedgevallen en \'intensive
care\'-patiënten!

Dierenkliniek Steenbergen is een gemengde vijfmanspraktijk in
westelijk Noord-Brabant.

Wij zoeken een collega die zich met name bezig wil houden met de
gezelschapsdierenpraktijk, maar ook bereid is deel te nemen aan de
in onze praktijk gemengde nacht- en weekenddiensten.
Daarom moet er bereidheid zijn in ons mooie Brabantse praktijk-
gebied te komen wonen.

Uw reactie kunt u sturen naar: Dierenkliniek Steenbergen,
ter attentie van de heer R. deTheije, Kruispoort 32,4651
am
Steenbergen.Telefoon: (0167) 56 59 45, fax: (0167) 56 77 35,
e-mail: rjc.de.theije(|)zonnet.nl.

Denemarken
Veearts!

Het is verslavend!

In onze praktijk in het grootse vee- en natuurgebied

van Denemarken hebben we plek voor nog één

fulltime of twee parttime veeartsen.

Wij zoeken iemand die graag tussen de koeien loopt,

ervaring is niet nodig, interesse wel!

Bij ons werken vijf veeartsen waarvan twee met een

Nederlandse opleiding. Onze melkveebedrijven

krijgen wekelijks bedrijfsbegeleiding (zonder

drachtigheidsonderzoek). Ook werken we met een

abonnement op onze service.

En Deens? Heb je zo onder de knie!

Grijp nu deze unieke kans en bel of mail onze praktijk-
manager, Mirjam Steffensen, voor meer informatie.
Kvaegdyrlaegerne Kronborg
Kronborgvej 120
DK-7700 Thisted.

Mirjam Steffensen, telefoon: 0045 30895211.
mirjamsteffensen(a)vetnet.dk.

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 93-

DIERiNIOINIEK

IJ Z E N D I

Wij zijn een gemengde praktijk en zoeken een
enthousiaste gedreven gezelschapsdierenarts
ter versterking van ons team.

Wij bieden de mogelijkheid fulltime te werken in een
zeer goed uitgeruste kliniek waar kwaliteit en zeker
ook het plezier in het werk als zeer belangrijk worden
gezien.

Wij vragen een gemotiveerde dierenarts die een
positieve bijdrage aan onze praktijk kan leveren, en
die zich graag verder wil ontwikkelen binnen de
geneeskunde van de gezelschapsdieren.

Graag zien wij u reaktie tegemoet.

Dierenkliniek IJzendijke
Minnepoortstraat
14
4515 BC IJzendijke

E: dierenkliniek.ijzendijke(a)inter.nl.net
T:(orT7) 30 13 88

W: www.dierenkliniekijzendijke.nl.

J K E

Dierenkliniek Brandersstad is een eerstelijnskliniek
voor gezelschapsdieren. Er werken momenteel drie
dierenartsen en vijf paraveterinairen. De kliniek
beschikt over moderne apparatuur.

Wij zoeken een dierenarts gzd voor 20 uur p/w

- Met minimaal zes maanden werkervaring, bij
voorkeur één jaar.

- Met een goede mix tussen beroepsmatige en
commercïele belangstelling.

- Een warme persoonlijkheid met goede communi-
catieve vaardigheden.

- Bereidt tot deelname van weekenddiensten, één dag
per zes weken.

Wij bieden:

- Betaling volgens c.a.o. voor dierenartspraktijken.

- Afwisselend werk met mogelijkheden om verder te
leren.

- Moderne praktijk die klantgericht te werk gaat.

Bij interesse maken wij graag een afspraak.
Dierenkliniek Brandersstad, T.n.v. Rianne Oerlemans,
Rembrandtlaan 2, 3rr7 v| Schiedam.
Tel:
(oio) 27 33 555, www.dierenkliniekbrandersstad.nl.

Stad & Land Dierenklinieken BV is een gemengde praktijk met een hoofdvestiging in Amsterdam-West en zelfstandige
klinieken voor gezelschapsdieren in Badhoevedorp en Heemstede. In totaal zijn er 9 dierenartsen, 12 assistenten
en een praktijkmanager werkzaam. De klinieken zijn gescheiden in een
sector landbouwhuisdieren en paarden met
4 dierenartsen en een sector gezelschapsdieren met 5 dierenartsen; elk met een eigen dienstregeling.

Stad&Land

DIERENKLINIEKEN

Wegens vertrek van een collega en een uitbreiding van de werkzaamheden ontstaan dit najaar vacatures voor:

2 DIERENARTSEN GEZELSCHAPSDIEREN

Wij vragen:

FUNCTIE I: SENIOR DIERENARTSGEZELSCHAPSDIEREN

• Ruime ervaring in eerste- en, mogelijk ook, tweedelijns diergeneeskunde

• Leidinggevende capaciteiten

• Ervaring met de dagelijkse leiding en organisatie op de werkvloer

• Grote mate van stressbestendigheid

• Ambitie om de klinieken te helpen uitbouwen op tweedelijnsgebied waaronder,
orthopedie, interne geneeskunde, dermatologie etc.

• Oog voor commerciële aspecten en uitdagingen van een dienstverlenende
onderneming

Gerichtheid cp innovatie en nascholing en implementatie op praktijkniveau

• Goede contactuele eigenschappen en klantgerichtheid

• Flexibele, praktische en collegiale instelling

• Participatie in de dienstregeling (1 op 5)

• Bereidheid binnen redelijke termijn te verhuizen naar de regio Amsterdam,
Haarlem en kuststreek

Wij bieden:

Een arbeidsovereenkomst tussen de 60 en 90% met goede voorwaarden
Goede toekomstmogelijkheden

Moderne en goed geoutilleerde klinieken met geavanceerde apparatuur op het
gebied van bloedanalyse en medische beeldvorming
Mogelijkheden voor externe en interne nascholing
Prettige klantenkring en goede werksfeer

Een mooie omgeving met steden, bossen en de kust onder handbereik
Werken in een organisatie die zich wil ontwikkelen

FUNCTIE 2: DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN

• Enige ervaring in eerstelijns diergeneeskunde

• Op termijn de ambitie om de klinieken te helpen uitbouwen op tweedelijnsgebied
waaronder, orthopedie, interne geneeskunde, dermatologie etc.

• Oog voor commerciële aspecten en uitdagingen van een dienstverlenende
onderneming

• Gerichtheid op innovatie en nascholing en implementatie op praktijkniveau

• Goede contactuele eigenschappen en klantgerichtheid

• Flexibele, praktische en collegiale instelling

• Participatie in de dienstregeling (1 op 5)

• Bereidheid binnen redelijke termijn te verhuizen naar de regio Amsterdam,
Haarlem en kuststreek

Stad&Land

Voor informatie zie www.dierenklinieken.net of informeer bij Dhr. C.J. de Vries via
telefoonnummer 31(0)20 ■ 585 40 70

Llw sollicitatie met CV kunt u sturen naar Stad & Land Dierenklinieken BV
t.a.v. Dhr C.J. de Vries Postbus 96053, 1006 EB Amsterdam of sturen naar
sollicitatie@dierenklinieken.net.

-ocr page 94-

DierGezondheidsCentrum \'Boven-Veluwe\' is een gemengde praktijk,
met haar hoofdvestiging te Wezep en een dependance in \'t Harde. Er
zijn momenteel negen dierenartsen en negen paraveterinairen
werkzaam. Wij werken volgens
krd/iso en als lid van de bpw houden
we ons aan de
cao. dgc \'Boven-Veluwe\' is een praktijk waar gestreefd
wordt naar optimale patiëntenzorg in een gezonde onderneming. Onze
missie is om de afdeling landbouwhuisdieren naar een nog hoger
niveau te brengen.

Wij zijn op zoek naar een:

Dierenarts Landbouwhuisdieren (m/v)

(80 procent rundvee)

Zo mogelijk per i augustus 2009.

Wij verwachten van de nieuwe dierenarts:

- Liefst één a twee jaar diergeneeskundige ervaring;

- Uitstekende eerstelijns diergeneeskunde, met de ambitie en kunde om de sectie landbouwhuisdieren meer inhoud te geven;

- Goede contactuele, sociale en organisatorische vaardigheden;
-Teamspirit;

- Betrokkenheid bij patiënt en eigenaar;

- Een gezonde commerciële instelling;

- Participatie in avond- en weekenddiensten (landbouwhuisdieren).

Wij bieden de nieuwe dierenarts aan:

- Een goed geoutilleerde kliniek in een prachtig praktijkpand.

- De mogelijkheid om optimale diergeneeskunde uit te oefenen en de ruimte om jezelf te ontwikkelen als dierenarts met een differentiatie in een
bepaald deelgebied.

- Een enthousiast en vooruitstrevend team van collega\'s, zowel dierenartsen als assistentes.

- Een dienstverband van veertig uur, dit is inclusief deelname in week- en weekenddiensten (één op vijf).

DierGezondheidsCentrum

* Boven-Veluwe

Reacties en sollicitaties inclusief e.v. graag richten aan M. Smit. Bij voorkeur per e-mail: H.Smit@dgcbovenveluwe.nl maar desnoods schriftelijk.
dgc \'Boven-Veluwe\' Rondweg 78 8091 xk Wezep.

Dierenartsenpraktijk Tusken Diken en Feanen te Drogeham

is een gemengde praktijk in Noordoost Friesland. Vanwege het vertrek van een collega naar het buitenland en de
aanhoudende groei van de paardenactiviteiten, zoeken wij per 1 januari 2010 een:

PAARDENDIERENARTS B (IVI/V)

In de praktijk werken 7 dierenartsen en 6 parttime dierenartsassistentes. We zijn een plattelandspraktijk die zich bezig
houdt met paarden, gezelschapsdieren, rundvee, kleine herkauwers en intensieve veehouderij.

Wij bieden:

- een flexibele fulltime baan

- een prettige werksfeer

- ruimte voor nascholing

- salariëring volgens CAO

- een auto en telefoon van de zaak

- de kans om mee te beslissen over de nieuwbouw

- bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden

Schriftelijke sollicitaties met C.V. kunt u sturen naar:

Dierenartsenpraktijk Tusken Diken en Feanen

t.a.v de heerT.F. Roest

Lytsewei 30a

9289 LB Drogeham.

of frank(5)tuskendikenenfeanen.nl

Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met

de heerTF. Roest, telefoon 06-51719749

www.tuskendikenenfeanen.nl

Wij zoeken iemand die:

- over relevante ervaring beschikt (minimaal 3 jaar)

- beschikt over goede sociale vaardigheden

- erkend paardendierenarts, met interesse In de gynaecologie, is

- een flexibele werkinstelling en inzet heeft

- wil participeren in de dienstregeling (1/5)

IDIERENARTSENPRAKTIJK
TUSKEN DIKEN EN FEANENI

-ocr page 95-

Ml/V oIlL kjijl^ i<s VWol(AfZjrJLiy
is I^LS (
a/jujt Oki.

-li?

Aurizon\'

Aurizon ia

I

Aurünil\' Auria«\'

c c

Aurizon®,

uiterst effectief met
snelle pijnverlichting

Voor het behandelen van externe otitis combineert Aurizon®
de zekerheid van een eennnaal daagse toediening
nnet een hoge klinische genezingsgraad^ en een snelle
pijnbestrijding^ Een pijnloze en precieze toediening wordt
DIJ Otitis externa gegarandeerd door de flexibele en doorzichtige canule.

0.9 mg, excipiens q.s.p. 1 ml - oordruppels. suspensie REG NL 10277 DOELDIER; honden INDICATIES: behandeling van onus exlerna veroorzaaki
gevoelig voot marbolloxacine en schimmels (vooral Malasse/la pachydefmalis) gevoelig voot clolrimazol. Het pfodutl dient gebruikt te worden op
aan honden met trommelvliesperlotalle. Niet toedienen aan honden met overgevoeligheid aan een van de componenten. Niet toedienen aan
optredende bi|v»etkingen bi| gebruik van corticosteroïden kunnen voorkomen (veranderingen van de biochemische en hematologische parameters,
enige neutrolllie). Langdurig en intensief gebruik van topicale corticosteroidpreparaten kan locale en algemene effecten veroorzaken zoals onderdrukking
ftraagde wondgenezing. In zefdzame gevallen kan het gebruik van dit product
honden en meestal van voorbligaande aard. DOSEBING EN TOEDIENINGS-
 www.aurizon.co.uk

dagen. Na een behandeling van 7 dagen dient de dierenarts
: te beoordelen. Goed schudden vóór gebruik. Na toediening
om het preparaat in de diepere delen van de gehoorgang
gebruik bij meerdere honden, eén canule per hond gebruiken,
doosje met 1 Ifacon van 20 ml en 2 canules KANALISATIE UDA
s-Hertogenbosch Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar.

IpVétoquinol

Si^^ of H^SsiaPL

el klinisch succes

laal daagse dosering

PAIN

:ARDI0 - NEPHRO

y Dermatology, 16, 299 ■ 307. bijlage

-ocr page 96-

SPECIFIC

Artrose Management

-ocr page 97-

DEF.I. 134 • AFI.EVFRINC, 16 • IS AUGUSTUS 2009

rr-i • • 1 • Ct HRi^^l

Tijdscnnit voor™
Diergeneeskunde

KNMvD

I*

_jt It w

Comparison of the
oxidative status of
vitamin E-supplemented
and non-supplemented

COWS

Ernstige longworm-
infectie in een
melkveekoppel

yl -\'ïlU\' cMi ^
mm\'A^m %

Veterinair Centraal
Informatiesysteem van

start

KONINKLIIKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPI| VOOR DIERGENEESKUNDE

-ocr page 98-

product m onze

) <

\\

\\

Pfizer Animal Health heeft recent haar portfolio uitgebreid met een hoogwaardig product voor het paard. U, als dierenarts, kunt nu uw
voordeel doen met een nog breder aanbod van kwaliteitsproducten voor alle relevante aandoeningen. Met dit nieuwe product kunnen
onze klanten ook rekenen op Pfizers toegewijde service, continue voorraad en technische ondersteuning.

Beste! dit nieuwe Pfizerproduct nu via uw groothandel.

Bel voor meer informatie over
dll Pflierprodoct:

010-4064600

info@pfizerah.nl

Pfizer Animal Health

-ocr page 99-

Eerste levensbehoefte

Het stond vanochtend in de gratis l^ranten: een computer met internetaanslui-
ting is in een gemiddeld huishouden onmisbaar en gaat zelfs boven elke dag een
warme maaltijd. Het Nibud en het Sociaal en Cultureel Planbureau vroegen vier
zogenaamde focusgroepen wat mensen in Nederland minstens nodig hebben
om in de maatschappij te kunnen meedraaien. Wat blijkt: we moeten een huis
kunnen betalen en gezond voedsel. Maar ook telefoon, tv en computer blijken
noodzakelijk. De dagelijkse warme maaltijd wordt echter gezien als een luxe.

Wat hierbij opvalt is de rol die de computer, en belangrijker nog: het internet,
kennelijk is gaan spelen in onze maatschappij. Wie niet dagelijks vanuit zijn
eigen huis het wereldwijde web opkunnen, missen volgens de geraadpleegde
Nederlanders iets waardoor ze niet meer volledig kunnen meekomen en dus in
sociaal en economisch opzicht de boot missen. Internetten is een eerste levens-
behoefte. We kunnen niet zonder directe toegang tot e-mail, Facebook, Youtube,
forums, blogs, Wikipedia, online winkels enTwitter. We vergelijken, beoor-
delen, overwegen en beslissen op basis van, gefaciliteerd door en gecommuni-
ceerd via het internet. We vinden er ons werk, onze contacten, onze muziek en
zelfs onze levensovertuigingen. De aanwezigheid van internet breidt zich
bovendien alleen maar uit: van de computer naar de mobiele telefoon en van
daaruit naar allerhande applicaties: van auto\'s, winkeletalages en radio\'s tot
computerspellen. De werkelijke wereld wordt voorzien van een extra laag van
informatie, commentaar en verbindingen, waar iedereen toegang toe heeft door
middel van nieuwe technologie. Ik zie veel goeds in deze ontwikkelingen: ze
brengen mensen in contact met elkaar en met de wereld, en dat is alleen maar
toe te juichen. Het Web 2.0 van nu en het Web 3.0 van de toekomst maken het
leven makkelijker en interactiever Daarom onderzoekt het bestuur van de
KNMVD samen met de afdeling communicatie hoe we op nieuwe manieren in
contact kunnen komen met onze leden. Alle mogelijkheden staan wat ons
betreft open. Zoals we op deze plek al eerder schreven: we willen horen wat ü
wilt, wat ü nodig heeft en wat ü over de laatste ontwikkelingen denkt. En de
nieuwe media zijn de huidige manier om dat met ons en met elkaar te delen.

KNMvD

Toch bespeur ik bij mezelf een zekere huivering bij deze snelle technische
ontwikkeling. En dan heb ik het niet eens over \'spam\' en de gevaren rond het
vrijkomen van persoonsgegevens op het web. Wat ik mezelf afvraag, is of op
deze manier ons leven niet erg onpersoonlijk wordt, misschien zelfs opper-
vlakkig. In het krantenartikel kwamen huisdieren bijvoorbeeld niet eens aan de
orde. We vinden het kennelijk belangrijker naar het vierkante scherm van een
computer te kunnen kijken, dan een konijn, hond of kat te kunnen verzorgen.
Terwijl dat ook voor minima en minder bedeelden veel kan betekenen tegen
stress, verveling, eenzaamheid en een negatief zelfbeeld. Hoe vaak we ook
achter het beeldscherm kruipen en hoe onmisbaar de computer ook is voor ons
functioneren, we hebben ook contact nodig met de werkelijkheid: een arm van
een medemens om onze schouder of een spinnende kat op schoot. Ook dat is
onmisbaar, ook dat is een eerste levensbehoefte.

Johan Klein Haneveld, bureauredacteur

-ocr page 100-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.RM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. FJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F van Knapen (Utrecht)
Dr. JT Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 42 T

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ING Bank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500 aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr.
69 93 61 443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan
401
2516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus
204
3770
AE Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342) 41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd
1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
rijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 101-

Deel 134 • Aflevering 16 • 15 augustus 2009

wetenschap Comparison of the oxidative status of vitamin E-supplemented and

non-supplemented cows under field conditions

R.J. Bouwstm, M. Nielen and T. van Werven 656

voor de praktijk ..... Emstigc longworminfectic in een melkveckoppcl

/. Muskens en F.Th.M. Otten 664

Uitgelicht: Wat loopt daar nou? 666

in veterinair verband ..... De beste boeken op het gebied van de vogelgeneeskunde Yvonne van

Zeeland 670
Ingezonden: Vogels en bijzondere dieren in Europa onder één paraplu?

Jaques Kaandorp 67 r

Reactie op de ingezonden brief van Jaques Kaandorp Nico Schoemaker 67 r

Ingezonden: Oostvaardersplassen Henk Jan Ormel 672

praktijk in bedrijf ..... Veterinair CentraalInformatieSysteem(Vetcis) vanStart Gem\'tHoo!)er 673

"Het gaat niet alleen om het toetsen van de regels, maar om het effect"

Johan Klein Haneveld 674
\'Opting-out\' Saskia Nab, Cora Karens, Henk Vrieselaar, Piet van der Werf en

Arjan den Hertog 676

cursussen en congressen pegd-lezing:\'Valkuilen in de radiologie van thorax en abdomen\' 677

Europees symposium over parasieten en door arthropoden

overgebrachte ziekten Paul Overgaauw 678
Multidisciplinaire aanpak ter verbetering van het welzijn van

landbouwhuisdieren Marion Kluivers en Monique Driesse 680

Europees Mastitis Panel Jan Vemooij 682
Lustrum Solleysel en GGP-voorlichting voor jonge paardendierenartsen 683

knmvd ..... Een goed gesprek met de knmvd 684

Jaarcongres: \'Enerverende innovatie\' Fleur Knaap 685

Nominaties Jaarprijs tvd 2008 685

ggl-column: \'Weerstand\' Renévan den Brom 687

Regio Oost \'on tour\' Ruben Tolboom 687
In memoriam Dirk Maarten Zuijdam Engbert Oldenkamp, Maarten

Frankenhuis 688

rubrieken ..... Uit de redactie 653

Nieuws 662

Veterinair tuchtrecht 669

Voorzitterscolumn 684

Personalia 689

Deadline kopij 689

Doorlopende agenda 689

-ocr page 102-

Comparison of the oxidative status
of vitamin E-supplemented and non-
supplemented cows under field conditions

R.J. BouwstraM. Nielen\' and T. van Werven\'

Tijdschr Diergemeeskd 2009:656-661
Oorspronkelijk artikel

samenvatting

Vergelijking van de oxidatieve status van vitamine E gesup-
plementeerde en niet gesupplementeerde koeien en vaarzen
onder veldomstandigheden

In deze ohservationele veldstudie is gemeten welk effect oraal
gesupplementeerd vitamine E had op de oxidatieve status van
droogstaande Holstein Friesian-koeien. In totaal zijn g8 koeien
geselecteerd op 26 bedrijven in Nederland. Op vijftien bedrijven
kregen de droge koeien dagelijks een droogstandsmineraal met
i.ooo internationale eenheden vitamine E (vitamine E-groep,
n=52). Op de andere elf bedrijven kregen de droge koeien geen
droogstandsmineralen (controlegroep, n=46). De dieren zijn
bemonsterd tussen oen 28 dagen voor het afkalven. In het serum
zijn de volgende bepalingen gedaan: a-tocopherol, cholesterol,
triacylglycerolen, superoxide dismutase
(sod), glutathion
peroxidase (csHpx), urinezuur, albumine, protein sulfhydryl
oxidatie
(psH), reactieve zuurstofmetabolieten (rom), ijzer (Fe),
ferric reducing ability
(frap) and malondialdehyde (mda).
Alfa-tocopherol (vitamine E) en de ratio a-tocopherol: cholesterol
waren signiftcant hoger in de vitamine E-groep.
mda, een maat
voor door radicalen veroorzaakte schade aan membranen, was
significant lager in de vitamine E-groep. Samenvattend:
vitamine E-suppletie tijdens de droogstand leidt tot hogere
a-tocopherol- en lagere
mdA-concentraties in het bloed.

abstract

The effect of oral vitamin E supplementation during the
dry period on serum biomarkers of oxidative status was
evaluated in an observational field study. Ninety-eight
cows were selected from 26 herds in the Netherlands. On
15 farms dry cows were supplemented with a dry-cow
mineral mix containing 1000 lu vitamin E (vitamin E-
h
group, n=52), and on 11 other farms dry cows did not
receive the supplement (control group, n=48). A blood
sample was taken from all cows between 0 and 28 days
before calving. Serum levels of a-tocopherol, cholesterol,

Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, faculteit Dier-
geneeskunde, Utrecht

II Corresponding author: Ruth Jacobe Bouwstra, faculteit Diergenees-
kunde, Marburglaan
2,3584 cn Utrecht, Nederland, tel: -^3i -(0)30
253 1119, fax: 31-(0)30 252 1887, e-mail: R.I.Bouwstra(|)uu.nl.

triacylglycerol, superoxide dismutase (sod), glutathione
peroxidase (csnpx), uric acid, albumin, protein sulphydryl
oxidation level, reactive oxygen metabolites (
rom), iron,
the ferric reducing ability
(frap), and malondialdehyde
(mda) were measured. Alpha-tocopherol levels were
significantly higher in the vitamin E-i- group, as was the
a-tocopherol:cholesterol ratio,
mda levels were signifi-
cantly lower in the vitamin E-i- group, suggesting that
levels of lipid peroxidation were lower with vitamin E
supplementation. In conclusion, vitamin E supplementa-
tion increases a-tocopherol and lowers
mda serum levels.

introduction

Vitamin E (a-tocopherol) supplementation around the time
of calving improves the health of dairy cows (15,18, 20).
The absorption and transport of a-tocopherol in the body
closely follow that of lipids, since essentially all circulating
a-tocopherol is located in lipoproteins. The concentration
of a-tocopherol is affected by the stage of lactation and by
dietary fat. Because the ratio of a-tocopherol to cholesterol
(a:ch ratio) is less affected by these factors, it is an appro-
priate index of vitamin E status (12, 21).

Oxidative stress develops when free radical generation
exceeds antioxidant capacity. An increase in lipid peroxi-
dation around parturition (4-6) is indicative of a higher
level of oxidative stress which, in cattle, can lead to poor
health (17). Vitamin E, the primary lipid-soluble antioxi-
dant, is important for the body\'s defence against oxidative
stress (14). Serum levels of a-tocopherol in cows decrease
in the last month before calving (5,16). Thus the benefi-
cial effect of vitamin E supplementation on health is
probably due to a decrease in oxidative stress.

Recent studies have investigated oxidative stress in
periparturient cows (3,6). Although it was found that
oxidative stress increased around calving, only a few
biomarkers were used to measure oxidative status and
these oxidative status biomarkers were not the ones
related to vitamin E levels. Biomarkers of oxidative status
can be divided into four groups (Table i). The first group
consists of the enzymatic antioxidants including super-
oxide dismutase
(sod) and glutathione peroxidase
(GSHpx), representing the main form of intracellular
antioxidant defence (11). The second group, the non-enzy-
matic low-molecular weight antioxidants, is found in
plasma and in other extracellular fluids, intracellular
fluids, lipoproteins and membranes, and can be further
subdivided into water-soluble, e.g. uric acid, (i) and
lipid-soluble components (vitamin E is the primary
lipid-soluble antioxidant). Albumin is a member of the

-ocr page 103-

third group, the extracellular antioxidants. These antioxi-
dants effectively decrease the rate of lipid peroxidation (9).
Albumin is the main source of protein sulphydryl groups
(psH), and the level of psn oxidation is a biomarker of
oxidative stress. The fourth non-antioxidant group of
biomarkers comprises
psH, malondialdehyde (mda), and
reactive oxygen metabolites
(rom). mda is a degradation
product of lipid peroxidation (r9). An increase in serum
rom levels is indicative of an increase in free radical
production, and the ferric reducing ability of plasma
(frap) offers an index of antioxidant or reducing potential
of biological fluids and can be used as a method for
assessing the antioxidant power of serum (2). The bio-
markers of oxidative status used in this study were chosen
because they are all implicated in the pathways of the
oxidative stress cascade and are directly or indirectly
correlated with vitamin E (Figure i).

The aims of this study were i) to compare the oxidative
status of oral vitamin E-supplemented versus non-supple-
mented housed cows under field conditions in the 4 weeks
before calving and 2) to investigate the relationship
between serum levels of vitamin E and several biomarkers
of oxidative status.

MATERIALS AND METHODS

Animals

Ninety-eight Holstein-Friesian dry cows were selected
from 26 different commercial herds in the Netherlands.
Herds were selected using the following criteria: diet with
no fresh grass (implying that the cows were kept inside
during the dry period), a mean dry period duration of at
least 6 weeks, a mean cow production of 8,000-10,000 kg/
year, and at least 2 cows sampled per herd. On r 5 farms,
dry cows were supplemented with vitamin E (1000 lu/
day), given in a mineral mix from Frovimi®, during the dry
period, and on the other 11 farms dry cows did not receive
a supplement. The study was carried out in i month.

Blood sampling

All cows were sampled once between o and 28 days before
the expected calving date. Samples were kept at 6-io°C
before they arrived at the laboratory. Blood was collected
from the coccygeal vein with
bd Vacutainer™ systems
with FrecisionGlide™ needles (2oGr.5 or 0.9x38mm) into
a
sst™ II Advance tube (with clot activator and serum
separation gel) and centrifuged for 15 minutes at 3500G at
4°C. After centrifugation, serum was separated and stored
at -8o°C until analysis.

Biomarkers of oxidative status

Enzymatic antioxidants

Indicator for

Abbreviation

Glutathione peroxidase

Intracellular antioxidant capacity

GSHpx

Super oxide dismutase

Non-enzymatic low-molecular weight antioxidants

Intracellular antioxidant capacity

SOD

Uric Acid

Extracellular antioxidant capacity

Vitamin E or a-tocopherol
Extracellular antioxidants

Membrane stabilization capacity

Albumin

Extracellular antioxidant capacity

Non-antioxidants

Protein sulfhydryl groups
Malondialdehyde
Reactive oxygen metabolites
Ferric reducing ability of plasma
Iron

Oxidation of protein sulfhydryl groups
Degradation product of lipid peroxidation
Free radical production
Antioxidant power of serum
Free radicals

psH
mda
rom
frap

Fe

Table i. Biomarkers of the oxidative status, their function and abbreviation.

Blood analysis

Vitamin E levels were measured using an isocratic
reversed phase
h plc system kit normally used for human
serum or plasma samples (Chromsystems, Germany).
Protein was removed from the serum and an internal
standard was added. The components of vitamin E were
separated on a Ci8 column in an isocratic system and
detected with fluorescence detection, excitation wave-
length 294 nm, emission wavelength 330 nm, with a
fluorescence detector of |asco.

Levels of total cholesterol, triacylglycerol, uric acid,
haemolytic index
(hi), albumin, and total iron (Fe) were
determined routinely on a clinical autoanalyser (Hitachi
912) using kits from Roche Diagnostic (Almere, Nether-
lands). The ratio of serum a-tocopherol to cholesterol
(a:ch ratio) was calculated. Glutathione peroxidase
(GSHpx) and superoxide dismutase (sod) were measured
on the same autoanalyser using kits from Randox (Antrim,
United Kingdom),
mda was measured with h plc with

^ /

Maurm

• MDA
. pSH

Figure i. The oxidative stress cascade. The biomarkers mentioned are
measured in this study.

-ocr page 104-

fluorescence detection using a kit from Chromsystems
(Munich, Germany).

To determine the concentration of hydroperoxides the
d-ROMs test, a spectrophotometric test, was used. A small
amount of serum is diluted with an acidic solution (pH
4.8), so that iron ions become available to catalyse the
breakdown of hydroperoxides to alkoxyl and peroxyl
radicals. The chromogenic substrate used, N,N,-dimethyl-
p-phenylenediamine, is transformed into a pink to red
coloured radical cation. The concentration of coloured
complex is directly related to the level of hydroperoxide in
the sample.

The protein thiol oxidation assay (psn) is based on the
ability of free thiol groups to develop a coloured complex
(absorbance at 405 nm) when reacted with 5.5-dithiobis-2-
nitrobenzoic acid
(dtnb). Colour intensity is directly
related to the thiol groups which are unaffected by
oxidation. L-cysteine was used as standard. This assay was
performed in duplicate.

The FRAP antioxidant assay was performed according
to the method of Benzie and Strain (2). The
frap assay uses
a low pH reductant to reduce ferric tripyridyltriazine
(Fe(iii
)-tptz) complex to ferrous tripyridyltriazine
(Fe(ii
)-tptz), which has an intense blue colour that can be
monitored at 593 nm (2). The relative antioxidant activity
of samples was assessed using the Trolox assay

Statistical analysis

The relation between days prepartum and vitamin E level
was analysed by visual inspection of scatter plots and by
univariable regression analysis for the two groups
separately. Alpha-tocopherol,
sod, csHpx, mda, frap, and
the HI data were transformed with natural logarithms to
create normally distributed variables. Means between
groups were analysed with a t-test when appropriate,
omitting the negligible herd cluster effect.
The relationship between various biomarkers of oxidative
status was studied in mixed models with \'group\' always
forced into the model to check whether supplementation
influenced the relationships. To correct for the fact that
samples were collected on different farms, herd was
included as random effect, and a stepwise backward
approach was used. In addition to Ina-tocopherol and the
a:ch ratio, the dependent variables used were oxidation
products
(InMDA, psH), amount of free radicals (rom), and
reducing ability of serum
(Iufrap). One full model was
initially used for each dependent variable. Predictors used
in the full model were supplementation (group),
hi,
triacylglycerol, Fe, albumin, uric acid, Insoo, IncsHpx,
rom, Ina-tocopherol, and cholesterol. For all analyses
significance was set at P <.05, and all analyses were carried
out in
spss r2.o.i for Windows.

Parameter

Control

group

vitamin E

t group

P

mean (so)

median

min

max

mean (so)

median

min

max

Ina-tocopherol (|imol/L)

1,86 (,273)

1,90

1,19

2,44

2.15 (,320)

2,17

1,31

2.85

<0.001

cholesterol (mmol/L)

2,44 (,510)

2,35

1,47

3,83

2,35 (,573)

2,33

1,36

4,16

Nsb

triacylglycerol (mmol/L)

0,29 (,098)

0,29

0,10

0,66

0,30 (,080)

0,31

0,13

0,45

NS

ratio a:ch (mmol/L)

2,76 (,619)

2,66

1,59

4,48

3,82 (,715)

3,91

1,87

5,60

<0.001

InosHpx (U^/L)

1,74 (,689)

1.73

,21

3,36

1,89 (,370)

1,83

1.31

2,85

NS

InsoD (U/L)

5.12 (.518)

5.21

3,88

5,99

5,18 (,445)

5,18

3.68

6,08

NS

albumin (g/L)

37.3(2,79)

37,8

28,7

41,2

37,3(2,45)

37.3

29,9

41,6

NS

Fe (nmol/L)

30,3 (7,39)

30,5

13.4

45,8

33,2(6,46)

34,2

14,1

43,7

<0.05

uric acid (nmol/L)

22.7(9,37)

21,0

9,00

55,0

30,2(9.91)

29,0

11,0

60,0

<0.001

psH (nmol/L)

192(39,0)

192

116,20

288,00

166(25,6)

162

"3

227

<0.001

Inmda (ng/L)

2,6 (,184)

2,65

2,31

3,20

2,39 (.310)

2,29

1,84

3,54

<0.001

rom (U/mL)

64,3(19,8)

64,2

16,1

143

58,r(i8,6)

55,8

19,4

112

NS

Infrap (nmol/L)

5,73 (,144)

5,74

5.37

6,08

5.78 (,137)

5,75

5,64

6,27

NS

InHi

3,21 (,990)

2,99

1,10

5,68

3,18 (,768)

3,09

1,61

4,90

NS

Table 2. Mean values, standard deviation (sd), inedian, minimum (min) and maximum (max) values of Ina-tocopherol, cholesterol, triglycerides, ratio
a:ch,
InosHpx, InsoD, albumin, Fe, uric acid, psh, InMOA, rom, InFRAP and InHi in the control group and the vitamin E group,
a U: U Carrier is an arbitrary unit; i U. Carrier is equivalent to
0.08 mg of H^O^/ioo mL
b
ns; Not significant.

RESULTS

Forty-six samples were collected from cattle in the control
group and 52
from cattle in the vitamin E-i- group. The
mean serum Ina
-tocopherol level was significantly lower
in the control group than in the vitamin E -1- group, as was
the a
:ch ratio. Serum concentrations of IncsHpx, InsoD,
rom, albumin, Iufrap, cholesterol, triacylglycerol, and
InHI
did not significantly differ between the two groups.

Figure 2. Scatter plots with regression lines of a-tocopherol and the ratio
a:ch of individual cows versus time period before calving.

-ocr page 105-

InMDA and psn were significantly higher in the control
group (P < 0.0001 ) and Fe and uric acid were significantly
higher in the vitamin E group (P < 0.05 and P < 0.0001,
respectively) (Table 2).

Alpha-tocopherol levels in the vitamin E group were
negatively correlated with days antepartum (B = -0.164,
P<o.oooi), whereas alpha-tocopherol levels in the control
group and the axh ratio of both groups were not clearly
correlated with days antepartum (Figure 2). The duration
of the dry period on the sampling day did not influence
the levels of serum a-tocopherol or the a:ch ratio.

For the dependent variable Ina-tocopherol, the axh ratio,
psH, InMDA, rom, and Iufraf were fitted to mixed models
with a random herd effect. As calculated in these models
using unstandardized coefficients,
Ina-tocopherol and the
a:ch rafio were significantly dependent on supplementation
(group) and
Ina-tocopherol was also dependent on choles-
terol and triacylglycerol levels. The InHI of the samples
explained a part of the variation in the dependent variables
psH,
rom, and Iufrap. The predictive variables albumin and
uric acid were positively correlated with the levels of
psH
and InFRAP, and the predictive variable albumin was
negatively correlated with
rom levels. Supplementation
decreased
Iumda and psH while Fe increased InMDA. A part
of the variation in
frap could be explained by levels of
IncsHpx and rom, and a part of the variation in psH could
be explained by levels of
IncsHpx. The biomarkers rom and
InFRAP were not significantly correlated with Ina-
tocopherol, the a:ch ratio, or supplementation (Table 3).

discussion

The first aim of this study was to compare the oxidative
status of housed, orally vitamin E supplemented and
non-supplemented cows in the 4-week period before
calving under field conditions. As expected, serum levels
of Ina-tocopherol and the axh ratio were significantly
higher in the vitamin E -i- group. The significant difference
in serum
Iumda levels observed between the two groups
suggests that levels of free radicals were higher in the
control group, giving rise to more hpid peroxidation, than
in the vitamin E-i- group. We also observed a great inter-
individual variation in
mda levels, as did Castillo and
co-workers (7), which complicates the interpretation of
the
mda results.

Dependent variable

Predictors

Unstandardized Coefficients

B

SEb

P

Ina-tocopherol (pmol/L)

group

0,280

0,065

0.000

cholesterol (mmol/L)

0,278

0,055

0.000

triacylglycerol(mmol/L)

0,585

0,247

0.020

ratio a;ch (mmol/L)

group

0,989

0,194

0.000

ROM (Ua/mL)

group

-3.258

3,926

0.413

InHi

12,271

2,023

0.000

albumin (g/L)

-1,548

0,633

0.016

InMDA (|Ig/L)

group

-0,316

0,075

0.000

Fe (fimol/L)

0,010

0,004

o.oig

pSH ((imol/L)

group

-24,468

5.283

0.000

InHi

25,786

3.275

0.000

albumin (g/L)

5.556

0,896

0.000

uric acid (|imol/L)

0,424

0,198

0.035

lnGSHpx7(U/L)

-15.369

4,393

0.001

InFRAP (pmol/L)

group

-0,036

0,022

0.108

InHi

0,083

0,011

0.000

albumin (g/L)

0,009

0,003

0.004

uric acid ([imol/L)

0,008

0,007

0.000

lnGSHpx(U/L)

0,034

0,017

0.047

ROM (U/L)

0,387

0,137

0.006

Table 3. Mixed models with random herd effect and corrected for group for the dependent variables Ina-tocopherol, ratio a:ch, psH, rom, InMDA, and
InFRAP.

a U: U Carrier is an arbitrary unit; r U. Carrier is equivalent to 0.08 mg of Hpy 100 mL
b
se: Standard error

The significant difference in psH levels between the
vitamin E-i- and the control groups is hard to explain.
Levels of psH decrease as a result of oxidation or through a
decrease in the concentration of
sh-group containing
plasma proteins such as albumin. Because the levels of
albumin did not differ between the groups, the difference
in psH levels between the two groups must be due to
differences in oxidation level.

The second aim of this study was to investigate the
relationships between serum biomarkers of oxidative
status, using markers from the four different groups.
Multiple regression analyses showed that supplementa-
tion resulted in higher serum levels of a-tocopherol and
higher axh ratios. The relationship between the amount
of vitamin E in the diet and its concentration in blood has
been reported earlier (13, 22). When the axh ratio was
used to adjust vitamin E level for variation in lipid
transport (12), the mixed models confirmed that, in
addition to supplementation, serum a-tocopherol levels
are affected by blood lipids.

Vitamin E supplementation and Fe were important
predictors of
InM da, with Iumda being significantly lower
in the supplemented group. The correlation between
vitamin E supplementation and
InM da indicates that
serum vitamin E levels are associated with the level of
lipid peroxidation, and, indeed, vitamin E prevents lipids

-ocr page 106-

from being oxidized. Fe is a pro-oxidant and induces lipid
peroxidation (8). The results of the mixed models show
that higher Fe levels resulted in higher levels of Iniw
da.

InHi was a significant predictor in the mixed models of
the dependent variables
psH, rom and Iufrap. The higher
the Inn
i, the more erythrocyte damage occurred. This
damage resulted in higher levels of free radicals and this
explains the positive correlation between
hi and rom.

Albumin, an extracellular antioxidant, decreases the
amount of
rom and increases frap. Because albumin
contains
sh-groups, some of the psn variation is caused by
albumin,
rom levels in this study were not influenced by
vitamin E, the a:ch ratio, or supplementation, although
rom has been used to indicate oxidative stress in peripar-
turient dairy cows (4). The variation in
frap levels could
not be explained by levels of vitamin E or by group,
suggesting that
frap (which measures reducing ability of
serum) may not be a good marker of the antioxidant effect
of vitamin E (which works in membranes).

Just before calving, vitamin E levels decrease to levels
that would normally be considered indicative of deficien-
cy. We found a clear decrease in serum a-tocopherol levels
in the vitamin E -t- group in the last 2 weeks before calving,
even though our study was based on cross-sectional
measures and previous studies (5,10,16, 22) were longitu-
dinal. However, the a:ch ratio remained relatively con-
stant. This may be because, as Weiss (21) suggested,
expressing a-tocopherol concentrations in this way makes
the correlation between vitamin E intake and plasma
a-tocopherol concentrations clearer, but data on plasma
a-tocopherol concentrations adjusted for lipids are lacking
for cattle. Our results indicate that the arch ratio in serum
is a more stable variable to compare supplemented and
non-supplemented cows.

Cows sampled for this study were kept under different
circumstances, and only a few criteria were used to select
the animals. The mineral mix fed to the vitamin E group
consisted of more than vitamin E alone. This explains why
results obtained with the predictive variable \'group\'
(supplemented or not) were different from those obtained
with the variable \'Ina-tocopherol\'. Even when, as here, the
results of the mixed models were corrected for herd effect,
it seems that oxidative status is difficult to measure in an
unconditioned experiment. The variation in our results
indicates that other factors are involved, in addition to
vitamin E supplementation. One of these was probably
haemolysis, which occurred even though samples were
carefully collected and stored. Haemolysis seems to play a
very important role in determining oxidative status
markers. This implies that to determine the oxidative
status of cows, more is needed than blood values alone.

conclusion

The aims of this study were i) to compare the oxidative
status of housed, oral vitamin E-supplemented versus
non-supplemented cows under field conditions in the 4
weeks before calving and 2) to investigate relationships
between serum levels of vitamin E and several biomarkers
of oxidative status. As discussed above, it remains difficult
to evaluate the exact influence of vitamin E supplementa-
tion on the oxidative status of housed cows under field
conditions. The variation in our results confirms that
several factors, in addition to vitamin E supplementation,
influence the oxidative status of cattle. However the need
for an \'oxidative status test\' remains, because knowing the
oxidative status of a cow or a herd might allow us to
change the balance between anti- and pro-oxidants and
influence cow health, for instance by means of vitamin E
supplementation. The present study demonstrates that
mda could be a component of such a test, because mda is a
useful marker of the oxidative status of prepartum dairy
cows under field conditions. Supplementation with
vitamin E increased the serum level of a-tocopherol and
lowered the rate of lipid peroxidation.

acknowledgements

This work was financially supported by the Dutch Udder
Health Centre. The authors thank J.A. Stegeman and
T.J.G.M. Lam for their critical comments. We thank
Frovimi for herd selection and
rivm for laboratory
analysis.

references

1. Becker BE Towards the physiological function of uric acid. Free Radic
Biol Med 1993; 14 (6): 615-631.

2. Benzie IF and Strain IJ. The ferric reducing ability of plasma (frap) as a
measure of \'antioxidant power\': the
frap assay Anal Biochem 1996;
239(1): 70-76.

3. Bernabucci U, Ronchi B, Lacetera N and Nardone A. Markers of
oxidative status in plasma and erythrocytes of transition dairy cows
during hot season. [ Dairy Sci 2002:85(9): 2173-2179.

4. Bernabucci U, Ronchi B, Lacetera N and Nardone A. Influence of body
condition score on relationships between metabolic status and
oxidative stress in periparturient dairy cows. J Dairy Sci 2005; 88 (6):
2017-2026.

5. Brzezinska-Slebodzinska E, Miller [K. Quigley JD, 3rd, Moore JR and
Madsen EC Antioxidant status of dairy cows supplemented
prepartum with vitamin E and selenium. J Dairy Sci 1994; 77 (10):

3087-3095-

6. Castillo C, Hernandez ], Bravo A, Lopez-Alonso M, Pereira V and
Benedito JL Oxidative status during late pregnancy and early
lactation in dairy cows. Vet [ 2005; 169 (2): 286-292.

7. Castillo C, Hernandez [, Valverde I, Pereira V, Sotillo J, Alonso ML and
Benedito |L Plasma malonaldehyde
(mda) and total antioxidant status
(tas) during lactation in dairy cows. Res Vet Sci 2006; 80 (2): 133-139.

8. Eraga CG and Oteiza PI. Iron toxicity and antioxidant nutrients.
Toxicology 2002; 180(1): 23-32.

9. Frei B, Stocker R and Ames BN. Antioxidant defenses and lipid
peroxidation in human blood plasma. Proc Natl Acad Sci
usa 1988;

85 (24): 9748-9752-

10. Goff JP and Stabel JR. Decreased plasma retinol, alpha-tocopherol, and
zinc concentration during the periparturient period: effect of milk
fever. | Dairy Sci 1990; 73 (11): 3195-3199.

11. Halliwell B and Chirico S. Lipid peroxidation: its mechanism,
measurement, and significance. Am f Clin Nutr 1993; 57 (5 Suppl):
715S-724S; discussion 724S-725S.

12. Herdt TH and Smith [C. Blood-lipid and lactation-stage factors
affecting serum vitamin E concentrations and vitamin E cholesterol
ratios in dairy cattle. J Vet Diagn Invest 1996; 8 (2): 228-232.

13. Hidiroglou N, Butler G, and McDowell LR. Plasma and tissue vitamin
E concentrations in sheep after administration of a single intraperito-
neal dose of dl-alpha-tocopherol. J Anim Sci 1990; 68 (3): 782-787.

14. Ibrahim W, Lee US, Yeh CC, Szabo I, Bruckner G and Chow CK.
Oxidative stress and antioxidant status in mouse liver: effects of

-ocr page 107-

dietary lipid, vitamin E and iron. JNutr 1997; 127 (7): 1401-1406.

15. LeBlanc SJ, Duffield TF, Leslie KE, Bateman KG, TenHag), Walton JS,
and Johnson WH. The effect of prepartum injection of vitamin E on
health in transition dairy cows. J Dairy Sci 2002 85(6): r4i6-r426.

16. LeBlanc SJ, Herdt TH, Seymour WM, Duffield TF, and Leslie KE.
Peripartum serum vitamin E, retinol, and beta-carotene in dairy cattle
and their associations with disease. J Dairy Sci 2004; 87 (3); 609-619.

17. Miller JK, Brzezinska-Slebodzinska E and Madsen FC. Oxidative stress,
antioxidants, and animal function. J Dairy Sci 1993; 76(9): 2812-2823.

18. Politis I, Bizelis I, Tsiaras A and Baldi A. Effect of vitamin E supplemen-
tation on neutrophil function, milk composition and plasmin activity
in dairy cows in a commercial herd. J Dairy Res 2004; 71 (3): 273-278.

19. Richard MJ, Portal B, Meo J, Coudray C, Hadjian A and Favier A.

Malondialdehyde kit evaluated for determining plasma and
lipoprotein fractions that react with thiobarbituric acid. Clin Chem
1992; 38 (5): 704-709.

20. Smith KL, Hogan JS and Weiss WR Dietary vitamin E and selenium
affect mastitis and milk quality J Anim Sci 1997; 75 (6): 1659-1665.

21. Weiss WP Requirements of fat-soluble vitamins for dairy cows: a
review. J Dairy Sci 1998; 81 (9): 2493-2501.

2 2. Weiss WP, Todhunter DA, Hogan JS, and Smith KL Effect of duration
of supplementation of selenium and vitamin E on periparturient dairy
cows.
J Dairy Sci 1990; 73 (n): 3187-3194-

Artikel ingediend: 10 november 2008

Artikel geaccepteerd: 26 mei 2009

RAADGEVERS
KUIJKHOVEN

De tijden veranderen... en wij ook Voor u als dierenarts

Al vanaf 2002 werken Raadgevers en Kuijkhoven intensief samen
in ons gezamenlijke volmachtbedrijf Raadhoven. Deze samenw/erking
is zo succesvol verlopen dat wij hebben besloten haar uit te breiden.
Per 1 januari zijn wij volledig gefuseerd en gaan verder onder de
naam Raadgevers Kuijkhoven. In onze nieuwe samenstelling zullen
wij de specifieke kennis van onze doelgroepen en de kwaliteit van
onze dienstverlening nog verder gaan uitdiepen.

Als startende of gevestigde dierenarts kunt u rekenen
op onze deskundige adviezen en een betrokken begeleiding.
U profiteert daarbij van onze kennis van de financiële en medische
wereld. Zo adviseren wij u op financieel, fiscaal, juridisch en
verzekeringstechnisch gebied, en begeleiden wij u tijdens uw
waarneemperiode, dienstverband en vestiging van uw praktijk.

De tijden veranderen niet...
en wij ook niet

Persoonlijk contact en langetermijnadvisering blijven net zo
belangrijk voor ons als altijd. U houdt dan ook uw eigen adviseur
en contactpersonen.

De adviseurs van het dierenartsenteam zijn u graag van dienst:
Philip Jaspers en Robert Meijer

Wilhelminalaan 1-3
3732 G) De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 252 54 10
Telefax 030 220 27 95
dierenarts@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

-ocr page 108-

Het resistentiepatroon van bacteriën
bij meeuwen komt overeen met dat
van bacteriën bij mensen. Bij bijna de
helft van de meeuwen van de Middel-
landse Zee in het zuiden van Frankrijk
komen bacteriën voor die resistent
zijn voor een of meerdere antibiotica.
Deze bevindingen zijn onlangs
gepubliceerd in
plos One. Volgens de
onderzoekers laten hun resultaten
zien dat resistente bacteriën zich naar
en in de omgeving verspreiden. Een
tiende van de meeuwen is drager van
esbl-producerende bacteriën, die
daardoor resistent zijn voor enkele
van de nieuwste antibiotica. Dit
suggereert dat er uitwisseling plaats-
vindt van bacteriën en hun resistentie-
genen tussen mensen en vogels. Het
zou nog niet bekend zijn of meeuwen
slechts een reservoir vormen voor
antibioticaresistentie of dat ze zelf ook
een bron kunnen zijn voor de versprei-
ding van resistentie in de menselijke
populatie.

Antibioticaresistentie bij
meeuwen

Science Daily

Zieke hartkleppen
maken serotonine

Bij bepaalde hartklepaandoeningen
maken de cellen in het hart lokaal
serotonine, wat normaal alleen wordt
geproduceerd in de hersenen en het
maagdarmstelsel. Dit geldt zowel bij
mensen als bij honden. Het was al
langer bekend dat medicijnen die de
serotonineproductie stimuleren, als
bijwerking hartklepaandoeningen
kunnen veroorzaken. Myxomateuze
hartklepdegeneratie, een ziekte
waarbij de hartklep geleidelijk slap
wordt, is bijna identiek bij honden en
mensen. Het blijkt dat zowel de
natuurlijke als de geneesmiddelgerela-
teerde verschijnselen op dezelfde
manier ontstaan. De onderzoekers
vonden in afwijkende mitraalkleppen
hoge niveau\'s van het serotonine-
vormende enzym
tph i. Serotonine
bleek samen te hangen met patholo-
gische veranderingen in de hartklep,
die uiteindelijk leiden tot functie-
verlies. Mitraalklepstoomissen komen
vaak voor bij kleine honden, vooral
vanaf een middelbare leeftijd. De
onderzoekers hopen bij honden een
klinische studie te houden waarbij ze
kijken naar een middel dat de activi-
teit van
tph r in het hart kan remmen.

Medicalnewstoday.com

pvdd wenst onderzoek
varkensebola

Nadat wetenschappers in Science hun
zorg uitten over de verspreiding van
het ebolavirus onder Filippijnse
varkens heeft de Partij voor de Dieren
(pvdd) de ministers Ab Klink (Volks-
gezondheid) en Gerda Verburg
(Landbouw) gevraagd om aanvullend
onderzoek te doen naar deze ziekte. De
variant die op de Filippijnen de ronde
doet is niet gevaarlijk voor mensen,
maar volgens de onderzoekers zou het
kunnen muteren tot een variant die
ook bij mensen klachten kan veroor-
zaken. Bij de uitbraak in 2008 was een
opvallend verschijnsel van de ziekte
dat varkens blauwe oren kregen. Ook
zes mensen bleken het virus te
hebben, maar zij werden niet ziek. De
vragen die de
pvdd beantwoord wil
zien, zijn: waarom blijft de ziekte
beperkt tot de Filippijnen? Kan het
virus zich net zo verspreiden als de
Mexicaanse griep? En is het verstandig
reizigers die op de Filippijnen in
contact zijn geweest met varkens,
preventief te onderzoeken? De fractie
wil ook weten of wordt overwogen de
import van varkensvlees uit de
Filippijnen te verbieden.

anp

Hyperactiviteit bij de
hond

DogVision organiseert op maandag
28 september 2009 een avondvullend
programma over hyperactiviteit bij
honden, met als spreker gedrags-
wetenschapper Matthijs Schilder, als
etholoog werkzaam bij Dier, Weten-
schap en Maatschappij van de
faculteit Diergeneeskunde in Utrecht.
Tijdens deze thema-avond beschrijft
Schilder de verschillen tussen
hyperactiviteit bij mens en hond,
waarbij onderscheid wordt gemaakt
tussen overactieve honden en echte
hyperactieve honden. Hij vertelt hoe
dit bij de hond te herkennen is en wat
de oorzaak is. Uiteindelijk zal hij
ingaan op de therapeutische mogelijk-
heden en medicatie bij honden met
hyperactiviteit. Deze thema-avond
wordt gehouden in Schaarsbergen.
Kijk voor meer informatie en inschrij-
ven op www.dogvision.nl/nieuws.

Waterkwaliteit effect op
prestatie

ln een onderzoek naar de relatie tussen
waterkwaliteit en dierprestatie is bij 35
bedrijven de waterhuishouding
doorgelicht, meldt een persbericht van
Cehave Landbouwbelang Voeders. 70
procent van de onderzochte bedrijven
gebruikt een eigen bron voor de
watervoorziening. Bij een aantal
bedrijven blijkt de capaciteit van de
zuivering niet voldoende te zijn en gaat
het water bij piekbelasting onvoldoen-
de gezuiverd het systeem in. De
wisselende waterkwaliteit van het
bronwater kan leiden tot smaakafwij-
kingen, minder wateropname en
vervuiling van het systeem. De grootste
problemen ontstaan in de dagelijkse
bedrijfsvoering van systemen. Als
watersystemen onvoldoende worden
gereinigd, kan er een overmatige
biofïlmvorming optreden. De biofïlm
biedt een voedingsbodem voor
bacteriën die bijvoorbeeld diarree
kunnen veroorzaken. Regelmatig zijn
er nog gegalvaniseerde leidingen

-ocr page 109-

aanwezig. Door roestvorming in liet
leidingmateriaal kunnen bacteriën
zich er gaan nestelen. Ook blijkt de
watergift vaak niet goed te zijn
afgesteld. Vooral bij de gespeende
biggen is deze vaak te hoog, waardoor
de brijbakken te vol staan en de
voeropname achterblijft. Dit probleem
kan worden verholpen door op de
juiste punten in het systeem reduceer-
ventielen te plaatsen. Waterregistratie
kan een hulpmiddel zijn om de
wateropname en de kwaliteit beter in
beeld te brengen. De studie wordt in
september afgerond. Uit de eind-
rapportage zal moeten blijken of de
waterkwaliteit al dan niet effect heeft
op dierprestaties.

Zevende lustrum vgv

De Vakgroep Gezondheidszorg Varken
van de
knmvd viert op i8 september
2009 haar 35-jarig bestaan in Hotel
Overbosch in Garderen. Een interes-
sant programmaonderdeel van deze
lustrumbijeenkomst is de mogelijk-
heid om zwijnen in het wild waar te
nemen onder leiding van een ervaren
boswachter. Verder zal prof. dr. Henk
Vaarkamp zijn visie geven op de leden
van de
vgv en hun dagelijkse beslom-
meringen. Onder leiding van Otto
Schreurs, varkensdierenarts in
IJsselsteyn (Limburg), is er een \'Big Pig
Quiz\'. En er is nog een leuke verrassing
in de vorm van een onverwachte gast.
Om helemaal bij het lustrumthema
\'Welz(w)ijn\' te blijven, staan er op de
menukaart van het \'Walking Dinner\'
verschillende gerechten op basis van
vlees van wilde zwijnen. Vanaf 16.00
uur bent u welkom in Hotel Overbosch
aan de Hooiweg 23 in Garderen
(www.hoteloverbosch.nl). De avond zal
om ongeveer 2 2.00 uur worden
afgesloten. Als u wilt deelnemen aan
deze unieke bijeenkomst, kunt u zich
inschrijven via de
pe-portal van de
knmvd. Het uitgebreide programma
kunt u vinden op de website van de
VGV: ggl.vgv.knmvd.nl/agendaportal/.
De kosten voor deze bijeenkomst
bedragen slechts 15 euro. Het lustrum
is alleen toegankelijk voor de leden van
de
vgv.

Campylobacter virulenter
in gestreste kip

De virulentie van Campylobacter-
bacteriën is groter in kippen die lijden
aan stress, blijkt uit onderzoek van de
Universiteit van Bristol. In kippen met
stress blijkt de bacterie zich sneller te
vermenigvuldigen en actiever te zijn.
Eerder was al waargenomen dat na
transport de besmettingspercentages
van dieren met bacteriën hoger zijn.
Dit blijkt te maken te hebben met het
vrijkomen van noradrenaline, wat de
groei en activiteit van Campylobacter
stimuleert. Interacties met andere
micro-organismen in de slokdarm van
gestreste dieren blijken de virulentie
nog verder te kunnen doen toenemen.
Volgens de onderzoekers zouden op
basis van deze bevindingen maat-
regelen kunnen worden genomen
om Campylobacterinfecties te
verminderen.

Agrarisch Dagblad

Kanker bedreigt wild

Kanker vormt een belangrijke drei-
ging voor dierenpopulaties in het
wild, stellen wetenschappers in
Nature
Reviews Cancer.
Soms brengt kanker
het overleven van een soort zelfs in
gevaar. Dat geldt voor de Tasmaanse
duivel, die door een overdraagbare
aangezichtstumor op uitsterven staat.
Vooral diersoorten die in of bij ver-
vuilde zeeën en rivieren leven, lijden
aan hoge percentages tumoren en
verschillende onderzoeken suggere-
ren dat er een verband is met vervui-
ling. Zo komen bij belugawalvissen
in het St. Lawrence-rivierensysteem
veel tumoren van het maagdarm-
stelsel voor Vissen in andere ver-
vuilde waterwegen laten ook hoge
kankerpercentages zien. Ook kanker
als gevolg van virusinfecties eist
zijn tol. Zo blijken aan de westkust
van Noord-Amerika bij de Califor-
nische zeeleeuwen tumoren van de
geslachtsorganen relatief veel voor
te komen. Groene zeeschildpadden
lijden aan fibropapillomatose. Volgens
de onderzoekers moeten biologen,
dierenartsen en pathologen gezamen-
lijk het voorkomen van kanker in
wilde dierpopulaties evalueren. Dit
kan leiden tot effectievere natuur-
beschermingsmaatregelen en past
binnen het \'one world-one health\'-
concept.

Science Daily

Grens scrapiefokkerij
bereikt

De grenzen van het fokprogramma
voor scrapieresistentie lijken te zijn
bereikt voor het melkschaap en de
zwartbles. Bij deze rassen stijgt de
laatste jaren de inteelt. Deze nadert
zelfs de gevarenzone, waarschuwen
wetenschappers van de Animal
Sciences Group
(asg) van Wage-
ningen
ur. Volgens de onderzoekers
moet het aantal lammeren per ram
aan een maximum worden gebonden.
De inteelt wordt namelijk veroorzaakt
doordat enkele populaire rammen
verantwoordelijk zijn voor een groot
aantal nakomelingen. Het fok-
programma tegen scrapie begon in
1998. In 2007 kwam een einde aan de
verplichte inzet van scrapieresistente
rammen, maar het gebruik van
rammen met aanleg tegen de ziekte
wordt nog steeds aangemoedigd. De
asg bestudeerde twee Nederlandse
rassen: het Fries-Zeeuws melkschaap
en de zwartbles. Bij de laatste is de
weerbaarheid tegen scrapie in de
erfelijke kenmerken bijna roo
procent. Bij de eerste bereikte men
een resistentie van 75 procent.

Agrarisch Dagblad

-ocr page 110-

Ernstige longworminfectie in een
melkveekoppel

/. Muskensen F.Th.M. Otten "

Uit en voor de praktijk

samenvatting

Op een melkveebedrijf met ongeveer 135 melkkoeien
heeft een longworminfectie ernstige klinische verschijnse-
len veroorzaakt zoals hoesten, conditieverlies, koorts en
een daling van de melkproductie. In die periode zijn vijf
koeien gestorven en drie kalveren dood geboren. Na een
antibioticumbehandeling zakte de lichaamstemperatuur
tijdelijk en verminderden de hoestklachten. Met name
door het hoesten met gestrekte hals, de afwezigheid van
neusuitvloeiing bij de meeste koeien en de bevindingen
bij het ausculteren van de longen, werd differentieel-
diagnostisch gedacht aan een longworminfectie. Deze
klinische diagnose is bevestigd door middel van mest-,
bloed- en sectieonderzoek. Alle koeien zijn behandeld met
een anthelminticum en één week later waren de klinische
klachten al duidelijk verminderd. Ongeveer vier weken na
behandeling waren, met uitzondering van twee runderen,
de koeien weer volledig klinisch hersteld.

introductie

Longworminfecties bij rundvee worden veroorzaakt door
Dictyocaulus viviparus. De volwassen longwormen leven in
de bronchioli en bronchiën. De eieren met daarin een
larve worden opgehoest en ingeslikt. Tijdens de passage
door de tractus digestivus komen de larven uit. In de feces
ontwikkelen de larven zich tot het infectieuze L3-stadium.
Na opname door de gastheer gaan de larven via de darm-
wand, de lymfe en het bloed naar de longen. De prepatente
periode bedraagt ruim drie weken.

Longworminfecties bij runderen treden meestal op bij
jongvee tijdens het eerste weideseizoen. Maar ook oudere
runderen kunnen klinische longwormklachten krijgen als
ze de infectie niet eerder hebben doorgemaakt (3). Daarbij
zijn de belangrijkste klinische klachten hoesten, vaak met
een gestrekte hals, en melkproductiedaling. Bij zware
infecties kan sterfte optreden. Een longworminfectie op
zich veroorzaakt normaliter geen koorts. De koorts is
meestal het gevolg van een secundaire bacteriële infectie.
Neusuitvloeiing is afwezig of slechts beperkt aanwezig (7).

De diagnose kan worden gesteld door mestonderzoek
op longwormlarven (2), bloedonderzoek op afweerstoffen
(4) en postmortaal onderzoek. Mestonderzoek is in eerste
instantie de meest geschikte diagnostische test en kan drie

i gd, Postbus 9,7400 aa Deventer.

ii d.a.p. De Dongemond, Haven 10-12,4941 dg Raamsdonkveer.
iii Corresponderend auteur. E-mail: I.Muskens@gddeventer.com.

ä vier weken na infectie worden uitgevoerd. Daarbij is het
wel belangrijk dat het monster binnen 24 uur gekoeld op
het laboratorium wordt aangevoerd. Ongeveer vier ä vijf
weken na de eerste hoestklachten kan de diagnose worden
gesteld door middel van serologisch onderzoek (1). Indien
dit bloedonderzoek eerder plaatsvindt, kan de uitslag
vals-negatief zijn, omdat bij het geïnfecteerde dier nog
geen afweerstoffen kunnen worden aangetoond. Bij sterfte
van een rund dat ernstige hoestklachten heeft gehad, is
sectie ook in een vroeg stadium van de infectie een goede
methode om een longworminfectie vast te stellen.

De weerstandsopbouw tegen longwormen verloopt
relatief snel (5). Indien gevoelige runderen een grote
hoeveelheid longwormlarven opnemen, treden echter
klinische klachten op.

De behandeling bestaat uit het toedienen van een
anthelminticum. Bij ernstige klachten duurt het meerdere
weken tot soms maanden voordat de symptomen voor het
grootste deel zijn verdwenen. Preventief kunnen runderen
op bedrijven met een historie van longwormproblemen
het beste voor de aanvang van het eerste weideseizoen
worden gevaccineerd met een longwormvaccin (6,8).

casuïstiek

Vanaf medio september 2007 begon op een melkveebedrijf
met ongeveer 135 melkkoeien een aantal volwassen
runderen in beperkte mate te hoesten. Gedurende de
daarop volgende twee weken verergerde dit beeld. Vanaf
eind september hoestte een groot aantal koeien in ernstige
mate en verminderde de dagelijkse melkproductie met
gemiddeld drie kilogram melk per koe. De veehouder had
de indruk dat in eerste instantie vooral eerste- en tweede-
kalfs dieren hoestten, in een later stadium zag hij geen
verschil tussen de verschillende pariteiten. Andere
verschijnselen waren een groter dan normaal conditiever-
val van de nieuwmelkte koeien, een verminderde voerop-
name en het traag in de melkstal komen.

Op 2 oktober werden elf droogstaande koeien opge-
stald. Daarbij was één van deze koeien kortademig. Op 4
oktober zijn alle droogstaande koeien getemperatuurd. De
aantallen koeien met lichaamstemperaturen lager dan
39,0, 39,1 tot 40,0 en hoger dan 40,0 graden Celsius waren
respectievelijk i, 5 en 5. De dieren zijn daarna eenmaal-
daags gedurende drie dagen behandeld met
Oxytetra-
cycline. Op 5 oktober zijn acht koeien opnieuw
getemperatuurd. Daarbij hadden vijf koeien een lichaams-
temperatuur van 39,0 graden of minder en drie koeien een
lichaamstemperatuur van 39,4 of 39,5 graden Celsius.
Differentieeldiagnostisch werd daarbij gedacht aan
infecties met
Pasteurella multocida, Mannheimia haemolytica
en/of Mycoplasma bovis.

-ocr page 111-

In de periode van 2 tot 15 olctober werden 23 mellcgevende
Icoeien drie dagen aclitereen beliandeld met ceftiofur; twee
Icoeien zijn gedurende twee perioden van drie dagen op
deze manier behandeld. Dit gaf bij een deel van de koeien
een vermindering van de hoestklachten, bij een ander deel
was het resultaat minimaal of afwezig. Op 15 oktober zijn
II melkgevende koeien getemperatuurd en daarbij
hadden 6 koeien een lichaamstemperatuur van ten minste
40 graden Celsius.

Op 17 oktober werd het bedrijf bezocht door de
practicus en een dierenarts van
gd Veekijker Opvallende
klinische verschijnselen van het koppel waren: veel
hoesten, traagheid, gemiddeld te weinig pensvulling en
herkauwactiviteit, en doffe haarkleur De meeste koeien
hadden bij het hoesten een gestrekte hals. Slechts een
enkele koe had teveel neusuitvloeiing. Bij het ausculteren
van de longen van enkele hoestende koeien werden
afwijkingen gehoord (chiemen, piepen, afwezigheid
geluid). Twee benauwde koeien hadden schuim op de bek,
maar in de bek waren geen afwijkingen. Ooguitvloeiing
was afwezig.

In totaal zijn in oktober 2007 vijf koeien vanwege
ernstige longklachten op een natuurlijke manier
gestorven of geëuthanaseerd.

Van de droogstaande koeien, die op 2 oktober waren
opgestald, zijn twee koeien gestorven, twee koeien hebben
een dood kalf gehad, één koe heeft een tweeling met een
levend en een dood kalf gehad, één koe heeft drie weken te
vroeg gekalfd en één koe had een slechte start van de
melkproductie.

De melkgevende koeien hadden \'s zomers overdag
weidegang gekregen. Een week voor het begin van de
hoestklachten waren deze koeien vanwege overvloedige
regenval opgestald. De droogstaande koeien hadden \'s
zomers volledig weidegang gehad.

Het jongvee van dit bedrijf gaat vanaf een leeftijd van
één week naar een opfokbedrijf en komt zes weken voor
het afkalven weer terug op het melkveebedrijf. Op dit
opfokbedrijf staat ook het jongvee van een ander melkvee-
bedrijf. Op het opfokbedrijf kreeg het jongvee weidegang.

Het bedrijf was ibr-vrij. In maart 2005 is een bvd Quick
Scan uitgevoerd en daarbij waren alle vijf kalveren
seropositief en was de tank positief op virus en afweer-
stoffen. Hierop is geen verdere actie ondernomen.

laboratorium en sectieonderzoek

Op 17 oktober zijn van vijf koeien bloed- en mestmonsters
verzameld en is een tankmelkmonster genomen. Alle
koeien waren negatief voor
ibr-afweerstoffen (gE Elisa) en
positief voor longwormantistoffen (Elisa). Bij de vijf
koeien zijn respectievelijk o, i, 2, 3 en 55 longwormlarven
in de mest gevonden. Het tankmelkmonster was
bvd-
viruspositief (pcr).

Op 17 oktober is een benauwde, magere koe geëuthana-
seerd en de volgende dag ter sectie aangeboden. In de
longen werden grote hoeveelheden volwassen en larvale
longwormen gevonden. Andere afwijkingen waren ernstig

longemfyseem, catarrhale pneumonie en vergrote
longlymfeknopen.

Op het opfokbedrijf zijn in november 2007 van vijf
pinken bloedmonsters genomen voor onderzoek op
longwormantistoffen (Elisa). Deze pinken hebben
gedurende de zomer en de herfst van 2007 weidegang
gehad op percelen van het opfokbedrijf. Ze hebben geen
hoestklachten gehad. In 2006 hebben deze runderen geen
weidegang gehad. De vijf bloedmonsters waren negatief
voor antistoffen tegen longworm.

Op 18 oktober zijn alle melkgevende runderen behan-
deld met moxidectine en de overige runderen met
ivermectine. De daaropvolgende dagen zijn de koeien nog
iets meer gaan hoesten en vanaf de vierde dag zijn de
hoestklachten afgenomen. Op 24 oktober is het bedrijf
opnieuw bezocht door de
gd-dierenarts. Ten opzichte van
het bedrijfsbezoek van 17 oktober waren de koeien
gemiddeld actiever en hadden ze een betere pensvulling.
Daarnaast was het percentage koeien met een verhoogde
ademfrequentie sterk verlaagd. Het aantal hoestende
koeien was nog hoog.

Op 12 november was de melkproductie weer op peil en
werd er nauwelijks nog hoesten gehoord. Twee koeien
bleven het matig doen.

discussie

Deze casus geeft aan dat een longworminfectie ook bij
volwassen runderen grote schade kan veroorzaken, met
name door verminderde melkproductie, sterfte van
runderen en hoge behandelingskosten.

Doordat een aantal koeien redelijk tot goed reageerde
op een antibioticumbehandeling werd in eerste instantie
gedacht aan een primaire bacteriële infectie en niet aan
een longworminfectie. Waarschijnlijk zijn in de longen
secundaire bacteriële infecties opgetreden. Op basis van
het tankmelkonderzoek mag worden geconcludeerd dat er
ook één of meer
bvd-viruspositieve melkgevende koeien
in het koppel aanwezig waren. IVIogelijk heeft dit virus
geleid tot een weerstandsvermindering van het koppel.
Maar omdat de tank 2,5 jaar eerder ook al
pcr-positief was
voor
bvd, is het onwaarschijnlijk dat tijdens de longworm-
uitbraak veel koeien een primaire
bvd-infectie doormaak-
ten.

Het is onduidelijk hoe de longworminfectie op dit
bedrijf is geïntroduceerd. In eerste instantie werd gedacht
dat de infectie is meegebracht met de hoogdrachtige
pinken die van het opfokbedrijf kwamen. Op dat opfokbe-
drijf zijn echter aan het einde van het eerste weideseizoen
vijf pinken serologisch onderzocht op longwormen en die
waren alle seronegatief. Dit maakt het minder waarschijn-
lijk dat de infectie afkomstig was van het opfokbedrijf.

We concluderen dat indien koeien tijdens het weidesei-
zoen gaan hoesten, ook bij aanwezigheid van koorts en
afwezigheid van een blijvend effect op een antibioticum-
behandeling, differentieeldiagnostisch moet worden
gedacht aan een longworminfectie.

-ocr page 112-

literatuur

Cornelissen [BW), Borgsteede FHM and van Milligen FJ. Evaluation of
an Elisa for the routine diagnosis of
Dictyocaulus viviparus infections in
cattle. Vet Parasitol 1997; 70:153-164.

Cremers HJWM. The correct handling of faecal samples used for
examination of Dictyocaulus viviparous larvae (Eds P Nansen, RJ
forgensen, EJLSoulsby). In: Curr Top Vet Med Anim Sci 1981:9:11-14.
David GR Survey on lungworm in adult cattle. Vet Rec 1997; 141:
343-344.

De Leeuw WA and Cornelissen JBWJ. Comparison of three enzyme
immunoassays for diagnosis of
Dictyocaulus viviparus infection. Vet
Parasitol 1993:49:229-241.

Eysker M, Boersema JH, Cornelissen [BWJ, Kooyman FNJ, de Leeuw

WA and Saatkamp HW. The effect of rotational grazing for periods of

one or two weeks on the build-up of lungworm and gastro-intestinal

nematode infections in calves. Vet Quart 1993; 15: 20-24.

Eysker M. Epidemiologie en bestrijding van longworminfecties bij het

rund. Tijdschr Diergeneeskd 1994; 119: 322-325.

Holzhauer M, Ploeger HW en Verhoeff, j. Longwormproblemen bij

melkkoeien: symptomatologie, diagnostiek en pathogenese aan de

hand van een viertal cases. Tijdschr Diergeneeskd 2003; 128:174-178.

Holzhauer M, Holland WG and Ploeger HW. Preventive vaccination of

lactating and pregnant heifers against lungworm: safety and

protection in three dairy herds. Tijdschr Diergeneeskd 2005:130:
74-77.

Een verslaggever van een landelijk dagblad ziet op een
goede dag in het begin van de zeventiger jaren van de vorige
eeuw in het Brabantse land een koe lopen met een kalf, dat
er toch wel heel anders uitziet dan zijn roodbonte moeder
Hij gaat op onderzoek uit bij de boer, die hem vertelt dat het
kalf een kruising is met een Braziliaans ras. Hij heeft het
sperma zelf meegebracht uit Brazilië (in het spermacontai-
nertje op de foto). Hij had daar zulke mooie koeien gezien
en dacht: "Daar wil ik ook wel eens een kalfje van hebben."
Het sperma werd bewaard bij
ki Midden Brabant in Vught.
Op een goede dag werd het sperma geïnsemineerd bij een
door hem geschikt geachte koe, die ervan drachtig werd. De
verslaggever rook een verhaal en meldde zich bij het
betreffende
k i -station. Was er wel vergunning aangevraagd
om sperma uit het buitenland zo maar op te slaan in een
Nederlands
ki-centrum? Nou dat wist de man van het
ki-station niet. Wordt er wel eens meer sperma bewaard dat
niet afkomstig is van de eigen stieren of van andere
ki-stations? "Ja", was het antwoord. "Onze directeur vriest
voor enkele medische specialisten wel eens sperma in van
patiënten en dat wordt hier ook bewaard." Of dat wel
mocht, was natuurlijk helemaal onbekend.

ln deze spermacontainer werd sperma uit Brazilië meegebracht.

Uitgelicht: Wat loopt däär nou?

Het veterinaire verleden laat zijn sporen na, met name
in de veeteelt en de
ki. Foto\'s, instrumenten, boeken en
andere voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen, et cetera, maar ook
aan bijzondere en gewone mensen die een rol speelden
in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhalen
worden hier verteld.

Genoeg stof voor een flink verhaal in de krant met de
nodige verdachtmakingen voor illegale handelingen en
vriendjespolitiek waaraan wel flink verdiend zou worden
enzovoorts, enzovoorts. Daarop volgde weer een aantal
telefoontjes van trouwe lezers van het dagblad aan de
directeur, die toch bekend stond als een rechtschapen
persoon van wie zij zulke dingen niet hadden verwacht.
Een vervolg in het dagblad kwam er echter niet omdat de
directeur dacht dat het beter was er niet op te reageren. De
storm ging dus even vlug liggen als hij was opgekomen.

Nationaal Veeteelt Museum
Dr Moonsweg 5
5437
BG Heers
Telefoon: (0485) 33 02 41
www.veeteelt-ki-museum.nl.

Forthyron® 200

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
Simpel, secuur, sterk

Forthyron* 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

Forthyron" 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, www.eurovet-ah.com

Foohym\'2« ti*n)gram üMd - UG NL 10M1 - UOA - VVefiuum beäaoddH pcf
Lewttiyronne natiun 400 mc^ Registralidiood^

-ocr page 113-

VACCINATIE MET IMPROVAC®
IS HÉT ALTERNATIEF
VOOR FYSIEKE CASTRATIE

Impf^vQC

De betere weg naar de toekomst.

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.BOARTAINT.COM

Pfizer Animal Health

PtOVAC* opbssing voor injecNe voor vofken» •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/00)-003 «REG NL 10]0604J[X> «Warkzome betfonddelen: Eén dosis {2 ml} bevot: GorxxJotropine releosing fockx (GnRF) ondoogproteVne conjugaal dot
> onti-GnRF geometrisch gemiddelde Hter van £ 474 U/ml inducew^t: min. 300 pg »AdiuvanK DEAE-Dextron «Hwlpttoffvo: Tliiomersal •Ooekfier Manneii|kfl vorVens (vorx}f eer) lee(Hid van 8 v<«l(^] •Indkalie»: hductw von antilichamen tegen GnRF om een tijdelijke
nunoiogiïche onderdrukking van de testiculoire functies te bew»rkslell>gen. Voor gebruik ol$ een dtefnotief voor f^ka coitratie voor de vermindering van berengeur, veroorrookt door de voomoamste jubitantie die berengeur verooriaokt, ondrostenon, bij intocte
\'vnelijke vorkens no het inlfèden von de puberteit. Skolol, een andere substantie die een bofangrijke bijdrage levert oon de berengeur, kan door een indirect effect ook vermitxfefd vvorden. •Toedwwngjwij» en dosering: Voor subcutoon gebruik. Aan intocte monnelijke
kani 2 doses von 2 ml toedienen per subcutone injectie rrwt een intend vcm tenminste 4 weken, woorbij de tweede dosis 4 lot 6 v^en vóór het slochten gegeven wordt. Lees vóór gebnjik de bij^iter. »CenhowKiicoties: Niet gebruik bij monnelijke vorken» die bestemd
f>.voor de bkkerij en bij vrouwelijk vcoiens. • Wochnifd: nul dogen • BifweHcittgen: ReocKes op de injectieploots, kortdurende N«ihoging van de Ikhoomstemperatuur. Zie bijsluiter. • Speciole woorschuwngen: zie bijsluiter, • Bijzondere voorzorgen: Acciderttele zetfinjectie
:\'\'auaQHi(k: lees vóór gebruik de bijsluiter, «fieworen: Buiten het beieik en zkhtvon kinderen bewoten. Beworen en transporteren Uj 2°C - S\'C Vrijwaren tegen bevriezing. Bescherm tegen Ikht. Houdl^rheid na eerste opening von de conloiner; 6-10 uur. «Nadere
zie bijsluiter of op aanvroog beschikboar. Voor Nedortand; Pfizer Animal Health BV- f^wtbus 37 • 2900 AA Copelle o/d Ussel • Nederland (e^il: inlo@plizeroh.nl).

-ocr page 114-

HET DOORDACHTE
ECTOPARASITICUM
OP BASIS VAN FIPRONIL
VOOR HOND EN KAT

f /

EFFIPRO

FleZ.
%

DE MOEITE WAARD OM TOT IN DETAIL TE BEKIJKEN

• Effectiviteit: Fipronil in een innovatieve formulering

• Flexibiliteit: Spot-on en spray in meerdere maten

• Verantwoordelijkheid: Doordachte zorg voor huisdieren

• Therapietrouw: Speciale pipet voor groot gebruiksgemak

Effipro\' 10% spot-on voor katten. Werkzaam bestanddeel; Fipronil 100 mg/ml. REG NL 102086. Kanalisatie: Vrij. Effipro 10% spot-on voor
honden. Werkzaam bestanddeel: Fipronil 100 mg/ml. REC NL 102115-118. Kanalisatie: Vrij. Effipro 0,25% spray voor honden en katten.
Werkzaam bestanddeel: Fipronil 2,5 mg/ml. REG NL 101949. Kanalisatie: Vrij, Distributeur: Virbac Nederland BV - Barneveld. Lees voor gebruik
eerst de bijsluiter. Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V, Hermesweg 15, 3771 ND Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 115-

Aan het
lijntje

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

De tijd dat wanneer de dierenarts
niet thuis was, je zieke dier dus pech
had, is voorbij. De tijd van antwoord-
apparaten is voorbij. De tijd van niet
bereikbaar zijn, is voorbij. En de
schuld aan
kpn geven, dat is er ook
niet meer bij, zelfs niet met kerst-
mis. Het komt misschien een beetje
vroeg, maar hierbij bent u alvast
gewaarschuwd voor december 2009.

kerstmaag

Na de diverse kerstdiners her en der
ligt het in de lijn der verwachting dat
de bazen maagverschijnselen verto-
nen en deze Duitse dog doet gewoon
mee. Uitgerekend in de nacht van 25
op 26 december vertoont het dier
verschijnselen die lijken op die van
een maagtorsie. Een herberg zoeken
heeft geen zin, dus de eigenaar belt
zonder aarzelen de dienstdoende
dierenarts. Ze treft echter een ant-
woordapparaat waarop berichten
kunnen worden achtergelaten. Ze
schetst de situatie, meldt dat spoed
geboden is en vraagt om zo snel
mogelijk te worden teruggebeld. Er
gebeurt niets, ook niet bij de tweede
en derde poging contact te krijgen. Ze
belt een andere praktijk om hulp,
maar wordt weer terugverwezen naar
deze praktijk, opnieuw zonder
resultaat. Uiteindelijk vindt ze met
hulp van de Dierenbescherming een
dierenarts die de telefoon opneemt, de
hond naar de praktijk laat komen en
de nodige hulp biedt. De eerste
dierenarts hoort het bericht pas de
volgende ochtend en stelt vast dat er
iets is misgegaan met de doorschake-
ling.

zo sterk als de zwakste

schakel

De eigenaar is zo boos over het feit dat
ze in paniek op zoek moest naar hulp
omdat de dierenarts een of ander fout
hekje heeft ingetoetst, dat ze een
klacht indient bij het Tuchtcollege. De
aanleiding voor de klacht is eigenlijk
het feit dat de dierenarts geen (of niet
genoeg?
ib) excuses maakt voor haar
nalatigheid.

De dierenarts vindt dat onzin. Ten
eerste had ze zelf niet eens dienst,
maar een collega. Het doorschakel-
apparaat staat op de praktijk, dus heeft
de echtgenoot van de dierenarts die
avond de praktijktelefoon doorgescha-
keld naar de huistelefoon, en van
daaruit is de telefoon via de doorscha-
keldienst van
kpn overgezet op de
telefoon van de collega die dienst had.
En voor zover de eigenaar dit verhaal
niet kan volgen, had ze ook nog hulp
kunnen vinden door bij het keuze-
menu op het antwoordapparaat op de
toets \'landbouwhuisdieren\' te druk-
ken. Dat er iets misging met door-
schakelen is pech, maar het wil niet
zeggen dat zij veterinair onjuist heeft
gehandeld.

stempost

Het Tuchtcollege vindt niet dat je van
een eigenaar die in een noodsituatie
hulp zoekt, zoveel koelbloedigheid
kunt verwachten dat die in alle rust
alle mogelijkheden van een keuze-
menu uitpluist. Het staat vast dat de
praktijk onbereikbaar was tijdens de
dienst. Onbereikbaarheid tijdens de
dienst ten gevolge van het maken van
fouten bij doorschakeling van een
telefoon is tuchtrechtelijk verwijtbaar.
De dierenarts die schakelt, behoort
zich ervan te vergewissen dat de
dienstdoende collega bereikbaar is.

Ten overvloede voegt het Tucht-
college daar nog een overweging aan
toe: deze eigenaar moest in een
noodsituatie een boodschap inspreken
op een antwoordapparaat, niet wetend
hoe en wanneer daarop zou worden
gereageerd. Het Tuchtcollege vindt het
onwenselijk om tijdens de dienst een
spoedlijn te laten doodlopen op een
\'voicemail\' of antwoordapparaat, met
de mededeling dat er zal worden
teruggebeld. Het kan natuurlijk
voorkomen dat de dienstdoende
dierenarts de telefoon niet kan
beantwoorden omdat hij bezig is met
een andere patiënt/hulpvraag, maar
het verdient dan de voorkeur de
telefoon te laten opnemen door een
achterwacht. In een noodsituatie kan
dan onmiddellijk worden gereageerd
en dat scheelt ook stress bij cliënten.
Hoe dat praktisch moet worden
uitgevoerd, is weer een andere vraag,
maar stress wordt vooral veroorzaakt
door onvoorspelbaarheid en oncontro-
leerbaarheid. Een antwoordapparaat
bij een maagtorsie draagt daar niet op
een gunstige manier aan bij. De
dierenarts krijgt een waarschuwing.
Het onderzoek uit de Verenigde Staten
waarbij een verband wordt gelegd
tussen stress en maagtorsies schuiven
we dan nog maar even terzijde...

-ocr page 116-

Yvonne van Zeeland

In het kader van mijn opleiding tot
specialist Vogelgeneeskunde is het
noodzakelijk meerdere naslag-
werken te kunnen raadplegen. Mede
daardoor ben ik in de loop van de
jaren een fervent verzamelaar
geworden van boeken over vogel-
geneeskunde.

De \'bijbel\' onder de boeken binnen de
vogelgeneeskunde is voor mij nog altijd
Avian Medicine - Principles and Applica-
tion
van B.W. Ritchie, G.f. Harrison en
L.R. Harrison (Wingers Publishing,
Lake Worth, 1999, iSBN-r3:978-
0967406602; een digitale versie is
verkrijgbaar via www.exoticdvm.com).
De r384 pagina\'s tellende \'hardcover\' is
opgebouwd uit een aantal logische
onderdelen (onder andere: evaluatie
van de vogelpatiënt, interne genees-
kunde, chirurgie, ziekteverwekkers en
vergelijkende geneeskunde van diverse
ordes van vogels). In het boek wordt
een zeer volledig overzicht gegeven van
de (toenmalig) beschikbare kennis en
inzichten. Soms is de informatievoor-
ziening dermate uitgebreid dat dit voor
sommige practici als te veel kan
worden beschouwd. Daarnaast is het
boek op sommige gebieden gedateerd.
Onderwerpen zoals \'megabacteriose\' en
nieuwere ontwikkelingen met betrek-
king tot bijvoorbeeld \'proventricular
dilatation disease\' kunnen hier daarom
niet worden teruggevonden.

Dit geldt wel voor de nieuwere
uitgave
Clinical Avian Medicine [G.].
Harrison, TL. Lightfoot eds., Spix
publishing, 2005,
isbn-13:978-0-9754-
9940-5). Dit boek, dat in totaal uit twee
delen bestaat en ruim 200 euro kost,
heeft duidelijk een meer holistische
insteek. Een duidelijk voorbeeld
hiervan is het uitgebreid aan bod
komen van het gedrag en gedrags-
problemen van de papegaai. Een groot
gemis is het ontbreken van een
(afzonderlijk) hoofdstuk over respiratie

en respiratoire aandoeningen, juist dit
zijn aandoeningen die zeer regelmatig
worden gezien in de praktijk.

praktisch

Een boek met een praktische insteek is
Avian medicine and surgery (R.B. Altman,
S.L Clubb, G.M. Dorrestein, K. Quesen-
berry eds., WE Saunders, 1997, iSBN-r3:
978-0-7216-5446-1). Jammer genoeg is
dit boek sinds kort niet meer nieuw
verkrijgbaar Een alternatief is het
Handbook of Avian Medicine (T.N. Tully,
G.N. Dorrestein, A.K. Jones eds.,
Saunders Ltd, 2009,
isbn-13:978-0-7020-
2874-8), waarvan dit jaar de tweede
editie is verschenen. Het betreft een
hardcover van 456 pagina\'s, waarvan de
eerste 6 hoofdstukken een meer
algemene benadering bevatten en de
volgende 11 hoofdstukken vervolgens
de vogelsoortspecifieke anatomie,
fysiologie en meest voorkomende
ziekten bespreken. Voor de practicus
omvat dit boek, dat een kleine 100 euro
kost, de belangrijkste basale kennis die
nodig is om een vogel te kunnen
behandelen.

beknopt

Voor de lezer die meer van \'kort en
bondig\' houdt, is
Manual of Avian
Practice
(A.E. Rupley, WB Saunders,
r997, iSBN-r3: 978-o-72r6-4o83-9)
volgens mij het meest geschikt. Dit
boek geeft een zeer kort en beknopt
overzicht van de diverse ziektever-
schijnselen met bijbehorende differen-
tiële diagnosen, geadviseerde diagnos-
tische stappen en behandelingen. Het
is een paperback die vooral handig is
voor het snel opzoeken van zaken.
Wanneer men meer wil weten over
een specifiek onderwerp of specifieke
ziekte, schiet het boek echter al gauw
tekort en moet naar een ander boek
gegrepen worden.

self-assessment

Een boek dat ik zelf ook zeker leuk
vind, is
Self-assessment colour review of
avian medicine
(N.A. Forbes and R.B.

De beste boeken op het gebied van de
vogelgeneeskunde

Altman eds., Manson Publishing, 1998,
iSBN-r3: 978-i-8745-457r-2). Deze r70
pagina\'s tellende paperback komt uit
de \'Self assesment\'-serie, waarbij aan
de hand van korte vraagstukken een
aantal belangrijke ziekten de revue
passeert. Het boek is vooral waardevol
door zijn grote schat aan foto-
materiaal, waarmee het (her)kennen
van bepaalde ziektebeelden vaak een
stuk makkelijker wordt.

andere vogelsoorten

In de tot dusver genoemde boeken ligt
de nadruk op papegaaien. Uiteraard
zijn er ook veel andere vogelsoorten
waarmee men in de praktijk in
aanraking kan komen. Van de boeken
die specifiek op bepaalde vogelsoorten
ingaan, vind ik de door de
bsava
uitgegeven boeken het handigst. Het
betreft daarbij de volgende titels:
Manual ofpsittacine birds (N. Harcourt-
Brown and J Chitty eds.,
bsava, 2005,
isbn-13: 978-0-9052-1476-4) en Manual
of raptors, pigeons and passerine birds
(J. Chitty and M. Lierz eds., bsava, 2008,
iSBN-r3: 978-i-9053-r904-6). De
voorloper van dit laatste boek gaf ook
aandacht aan watervogels. Deze orde is
echter, samen met hobbymatig
gehouden pluimvee, opgenomen in de
Manual of farm pets (V. Roberts,
F. Scott-Park,
bsava, 2008, isbn-r3:
978-r-9053-i903-9) uit de gelijknamige
serie. Alle drie de boeken hebben een
prettig leesformaat en bevatten veel
foto\'s en handzame schema\'s.

vers van de pers ...

Tot slot kan ik het niet laten ook
het nieuwe boek
Avian Medicine
(R. Doneley, Wiley-Blackwell, 2009,
iSBN-r3: 978-r-84076-ri2-2), dat in
augustus/september wordt verwacht.
Ik kan uiteraard nog niet vertellen hoe
dit boek mij bevalt, maar één ding is
zeker: ook deze titel komt terecht in
mijn boekenkast...

Yvonne van Zeeland is specialist in
opleiding vogelgeneeskunde.

-ocr page 117-

Ingezonden

Vogels en bijzondere dieren in Europa
onder één paraplu?

Hef Tijdschrift voor Diergeneeskunde
aflevering 12 van 15 juni 2oog bevat een
artikel van Marieke Veldman waarbij
mijns inziens een aantal kanttekeningen
op zijn plaats is. De
eazwv (European
Association of Zoo and Wildlife Veterina-
rians) heeft jarenlang tevergeefs gepleit bij
de
ebvs (European Board of Veterinary
Specialisation) om te komen tot een
eczm
(European College of Zoological Medi-
cine), te vergelijken met
hetACZM
(American College of Zoological Medi-
cine). In mijn periode als president van de
eazwv kregen we tot onze spijt de
oprichting van dit specialisme niet voor
elkaar, omdat in de ogen van de
ebvs het
vak van dierentuindierenartsen niet kon
worden erkend als specialisme, gezien de
enorme variëteit aan diersoorten waar-
mee men in diergeneeskundig opzicht te
maken heeft in dierentuinen. Sjeng Lumeij
van de afdeling Vogels en Bijzondere
Dieren van de faculteit Diergeneeskunde
in Utrecht was in die tijd president van de
ebvs. We kwamen niet nader tot elkaar.

Wat in Amerika wel kan (zie deACZM),
kon in Europa kennelijk niet. HetECAMS
werd door ons in de onderhandelingen als
voorbeeld aangehaald, omdat ook de
\'diplomates\' van
eca ms te maken hebben
met veel verschillende soorten. De dierge-
neeskundes van duiven, siervogels,
papegaaien, roofvogels, pluimvee et cetera
zouden ieder \'an sich\' bij wijze van spreken
een specialisme kunnen zijn, maar al deze
soorten konden wel worden verenigd in
ECAMS. Wat dus bij de vogels wel mogelijk
was, zag de
ebvs niet zitten bij de exoten in
dierentuinen en de exoten in het wild.

HetECAMS leed de laatste jaren een
ietwat zieltogend bestaan en het aantal
leden was niet zo hoog. Een van de
bestuursleden van
ecams zit ook in het
bestuur van de
ebvs en is een warm
voorstander geweest van de oprichting
van het
eczm onder de ecams. In feite
verandert de naam
ecams in eczm. Op
zich is dit een uitstekend initiatief, ware
het niet dat de naam
eczm een foute
indruk geeft. De naam European College
of Exotic Pets
(ecep) geeft beter weer wat
men van de \'diplomates\'kan verwachten,
namelijk de zorg en kunde van exotische
huisdieren. De deelspecialismes reptielen,
kleine exotische zoogdieren en exotische
vogels zouden hieronder kunnen vallen.
Het is typisch dat bij het artikel een foto
van een konijn is afgedrukt. In het artikel
wordt niet ingegaan op wat het deel-
specialisme \'Wildlife Conservation\'gaat
inhouden. In \'Wildlife Conservation\'gaat
het meestal om onderzoekers en om
patholooganatomen en ik ben benieuwd
hoe het profiel van dit deelspecialisme er
gaat uitzien.

Nico Schoemaker wil ik feliciteren met
de veranderingen op de
ukg en ik wens
hem veel succes met de oprichting van
ECZM en de kansen die dat biedt. Hem
kennende als een deskundig en integer
persoon zie ik prachtige mogelijkheden om
het vak van de bijzondere dieren en vogels
in Utrecht te verbeteren. Maar: Schoe(n)-
maker, hou je bij je leest en schep geen
verwachtingen door het oneigenlijke
gebruik van het woord \'zoological\'.

In mijn ogen zitten niet alle bijzondere
dieren in Europa onder één paraplu. De
dierentuindieren in ieder geval niet. De
naam
eczm dient dan ook te worden
veranderd. De term \'Zoological Medicine\'
zou niet mogen worden gehanteerd.
Jacques Kaandorp, dierenarts/zoologisch
directeur Safaripark Beekse Bergen te
Hilvarenbeek, zoologisch directeur
Dierenrijk te Mierlo, Chairman
eaza
Veterinary Committee (European Zoos
and Aquaria), voorzitter
nvd Dieren-
artsen (Nederlandse Vereniging van
Dierentuinen)

reactie van nico schoemaker

Ik ben blij dat ik in de gelegenheid ben
gesteld om te reageren op de ingezon-
den brief van Jacques Kaandorp. De
belangrijkste conclusie die ik uit zijn
brief haal, is dat hij ontevreden is met
het woord \'zoological\' in de naam van
het nieuwe college
eczm (European
College of Zoological Medicine),
voorheen het European College of
Avian Medicine and Surgery (
ecams).
Deze naam is echter zeer welover-
wogen gekozen. De suggestie \'exotic
pets\' is niet geschikt. Ten eerste richt
het college zich niet alleen op \'pets\'
(een van de huidige specialismes is
\'Wildlife Health\'). Daarnaast is de term
\'exotic\' ook niet op zijn plaats. Hoe
exotisch vindt u een konijn of cavia?

Een andere naam die ook wel
wordt gebruikt, en overeenkomt met
\'bijzondere dieren\', is \'special species\'.
Toch is deze naam ook niet correct; al
onze dieren zijn toch \'special\'? De
naam \'zoological\' is uiteindelijk
gekozen op basis van de betekenis van
bijzondere dieren zoals die is afge-
sproken door de bij de
avma aange-
sloten faculteiten en de American
College of Zoological Medicine (
aczm)
(Stoskopf MK, Paul-Murphy J,
Kennedy-Stoskopf S and Kaufman G.
American College of Zoological
Medicine recommendations on
veterinary curricula.
Journal of the
American Veterinary Medical Association
2001;219:1532-1535).

Het college heeft de naam eczm dus
niet gekozen om daarmee te sugge-
reren dat het om dierentuindiergenees-
kunde gaat, maar om te laten zien dat
het gaat om alle diersoorten die niet tot
de \'reguliere\' diergeneeskunde
behoren. Tevens wil ik benadrukken
dat het college openstaat voor nieuwe
specialismes. Hierbij valt te denken
aan \'large mammals\', wat een goede
optie biedt voor dierentuindieren-
artsen. Daarnaast zou dit college ook de
groep vissenspecialisten een warm hart
toedragen.

Dr. Nico ƒ. Schoemaker
Diplomate
eczm (small mammal
& avian). Diplomate
abv?-avian,
European veterinary specialist in
zoological medicine (small mammal)
plaatsvervangend hoofd afdeling Vogels
en Bijzondere Dieren, departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

-ocr page 118-

Ingezonden

Oostvaardersplassen

Geachte redactie,

Mede naar aanleiding van de discussie
over dierverwaarlozing in de Oostvaar-
dersplassen in
/jet Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
heb ik tijdens een
debat met de minister van
lnv over de
voortgangsrapportage Nota Dieren-
welzijn en agenda Diergezondheid
aandacht gevraagd voor de ernstige
aantasting van het dierenwelzijn van
grote grazers tijdens de winter

Enkele jaren geleden heb ik hier ook
aandacht voor gevraagd. Destijds heeft
dat geresulteerd in enkele aanbevelingen
van een daartoe speciaal ingestelde
commissie
(icmo: International Commit-
tee on the Management of large herbivores
in the Oostvaardersplassen).

De kem van het probleem ligt in de
discussie of de Oostvaardersplassen een
natuurlijk ecosysteem is, waarin menselijk
ingrijpen dus ongewenst is. Ik vind de
Oostvaardersplassen een prachtig
natuurgebied waar ongeveer vierduizend
edelherten, Konickpaarden en Heckrunde-
ren leven op tweeduizend hectare,
afgesloten door een spoorlijn, hekken en
een zeedijk. Afgelopen winter zijn
525 van
de 4030 grote grazers omgekomen door
voedseltekort. Hierover is uitgebreid
discussie gevoerd in het Tijdschrift. Naar
aanleiding van het debat met de minister
heb ik samen met mijn collega\'s Snijder-
Hazelhoff(vvD)en Van der Vlies
(sgp) op
9 juni jongstleden de volgende motie
ingediend:

De Kamer,

gehoord de beraadslagingen,

constaterende dat tussen r januari
en I april ongeveer 25 procent van
de grote grazers in het spoor
A-gebied \'de Oostvaardersplassen\'
door voedseltekort zodanig
verzwakt waren dat zij moesten
worden doodgeschoten en dat dit

jaarlijks voorkomt na korte
vorstperiodes,

van mening dat het welzijn van
grote grazers in begrensde natuur-
gebieden wordt bedreigd als het
aantal dieren groter wordt dan het
gebied onder natuurlijke omstan-
digheden aankan,

van mening dat ernstige aantasting
van het dierenwelzijn ook in de
spoor A-gebieden zoveel mogelijk
voorkomen moet worden,

van mening dat natuurlijke
processen kunnen worden nage-
bootst door de populaties van grote
grazers niet groter te laten zijn dan
de ecologische capaciteit van het
betreffende natuurgebied,

constaterende dat overal in
Nederland, behalve in de spoor
A-gebieden, het aantal dieren in
evenwicht wordt gehouden met de
ecologische capaciteit,

verzoekt de regering ernstige
aantasting van dierenwelzijn in de

lijst A-gebieden te voorkomen door
preventieve aantalregulatie

en gaat over tot de orde van de dag

Ormel

van der Vlies
Snijder-Hazelhoff

Helaas bleek tijdens de stemmingen dat
alleen
sgp, vvd en cda vóór deze motie
hebben gestemd. De motie is dus niet
aangenomen.

Dit stemgedrag laat wel duidelijk zien
dat er ten aanzien van het dierenwelzijn
in de Oostvaardersplassen met twee
maten wordt gemeten door de zogenaamd
diervriendelijke partijen. Kennelijk is het
laten verhongeren van 10 procent van een
populatie grote grazers in een door de
mens beheerd en omsloten natuurgebied
dooreen meerderheid van het parlement te
verdedigen als diervriendelijk beleid.
Met vriendelijke groet,
Henk jan Ormel, Lid Tweede Kamer der
Staten Generaal

-ocr page 119-

Gerrit Hooijer

Op vrijdag 24 juli 2009 is het Veteri-
naire Centraal Informatiesysteem
(Vetcis) van start gegaan met het
uitwisselen van elektronische
pakbonnen en digitale logboek-
formulieren met de Dierenartsen-
praktijk Mid-Fryslan in Akkrum.
Dit is de \'pilotfase\', die een beperkte
tijd zal duren en waaraan nog vier
andere praktijken zullen deel-
nemen.

In een aantal afleveringen van de vpi
(auv) en het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
bent u uitgebreid geïnformeerd
over Vetcis, dat is gebouwd door
Corilus onder verantwoordelijkheid
van de Stichting Vetbase. De vragen
die in de \'pilotfase\' moeten worden
beantwoord, staan hieronder

gaat de uitwisseling

probleemloos?

Vanaf het eerste ogenblik functioneert
de uitwisseling via de centrale \'hub\'
prima. De uitwisseling vindt binnen
een paar seconden plaats en de
gegevens worden vervolgens opge-
slagen in de database van Vetcis.

moeten er binnen de
praktijkmanagement-
systemen aanpassingen
worden gedaan?

Voor een goede dataverzameling zijn
enkele gegevens verplicht om in te
voeren, met name omdat een betrouw-
bare \'benchmark\' moet kunnen
worden uitgevoerd. Als deze gegevens
niet goed zijn ingevoerd bij de
codering van de medicijnen, moet dat
worden aangepast. Hoeveel werk dat
met zich meebrengt, zal per praktijk
verschillen. Een voorbeeld hiervan is
een juiste invoer van het
regnl. Dit
veld moet verplicht worden ingevuld.
Dit moet goed gebeuren, maar de
aanpassing is eenmalig.

Veterinair Centraal Informatiesysteem
(Vete
i s) van start

met Corilus bezig de overgang zodanig
te laten verlopen, dat hierbij zo weinig
mogelijk extra werk voor de prak-
tijken nodig is. Hierbij kan bijvoor-
beeld worden gedacht aan lijsten met
doseringcodes, maar ook andere
praktische zaken waar je ineens tegen
aanloopt.

^ hoe lang duurt de

\'pilotfase\'?

Het is de bedoeling de duur van de
\'pilot\' te beperken tot slechts vier tot
zes weken, zodat zo snel mogelijk
meer praktijken kunnen worden
aangesloten.

kunnen binnenkort ook
andere praktijkmanagement-
systemen zich bij vetcis
aansluiten?

Het is belangrijk dat praktijken bij de
leverancier van hun systeem aan-
geven dat ze zich op Vetcis willen
aansluiten. De leverancier moet dan in
contact treden met Corilus om een
aansluiting te realiseren. Corilus
berekent aan alle
pms-leveranciers
dezelfde kosten per aansluiting aan
het Vetcis. Het is aan de
pms-leveran-
ciers om te bepalen hoe ze deze kosten
aan de praktijken doorberekenen.

hulpmiddel

Gezien de huidige discussie over het
rda-rapport \'Zichtbaar beter\', inzake
de onafhankelijke positie van de
dierenarts kan Vetcis voor de dieren-
arts een belangrijk hulpmiddel
vormen om zich \'zichtbaar beter\' te
presenteren. Transparantie door
centrale registratie en \'benchmarking\'
blijkt in dit opzicht een heel belang-
rijk \'issue\' te zijn. Dat is nu mogelijk
gemaakt door de start van Vetcis.

Gerrit Hooijer is voorzitter van
stichting Vetbase.

-ocr page 120-

Johan Klein Haneveld

Op I april jongstleden nam André
Kleinmeulman na zeven jaar
afscheid van de
vwa. De laatste
drieëneenhalf jaar bekleedde hij de
positie van inspecteur-generaal.
Kleinmeulman: "Ik heb ooit
gevraagd aan een van onze \'stake-
holders\' wat volgens haar het belang
was van de
vwa. Haar antwoord:
\'We willen rustig kunnen slapen
omdat we weten dat er iemand is die
let op de veiligheid van ons voedsel
en onze producten.\'"

Toen Kleinmeulman aantrad, bestond
er nog twijfel of de
vwa een succes
zou worden. "Dat is echter anders
gebleken. In een onderzoek naar het
vertrouwen van de burger in het
vwa
scoorden we een \'7\', dat was hoger dan
andere inspecties. Mensen kennen het
vwa dus en vertrouwen in de onaf-
hankelijkheid van de organisatie." De
vwa kwam voort uit de fusie van de
Keuringsdienst van Waren
(kvw) en
de Rijksdienst voor de keuring van Vee
en Vlees
(rvv) zeven jaar geleden. De
vwa garandeert de veiligheid van
producten voor de consument en
dient daarmee ook economische
belangen.

gesprek

Vijf jaar geleden was er onder onder-
nemers veel kritiek op de
vwa. "We
werden gezien als betuttelend, waren
alleen maar bezig met regeltjes en
onze inspecteurs zouden geen begrip
tonen. Bedrijven kregen het gevoel
verdacht te zijn." De
vwa koos ervoor
te luisteren naar deze signalen uit de
branche en het gesprek aan te gaan.
De partijen die kritiek hadden, werden
bij elkaar geroepen, onder wie de
toenmalige directeur van de Efteling
en die van Koninklijke Horeca
Nederland. "Praten over een probleem
werkt," concludeert Kleinmeulman,
"je raakt in gesprek, gebaseerd op
respect voor eikaars verantwoordelijk-
heid." De gesprekken leidden uiteinde-
lijk tot het verschijnen van het
rapport \'Handhaven met verstand en
gevoel\' en een daarbij horende
cultuuromslag in de organisatie. "Een
inspecteur moet in de eerste plaats
verstand hebben van wat er in een
bedrijf omgaat. }e stuurt bijvoorbeeld
naar Unilever geen medewerker
zonder verstand van \'food safety\', je
stuurt daar iemand heen die recht
heeft van spreken." Tegelijk moet een
inspecteur gevoel hebben voor de
manier waarop een bedrijf in elkaar
steekt en de context ervan in de
samenleving. Kleinmeulman: "Op
basis van verstand en gevoel moeten
inspecteurs elke keer de afweging
maken om een maatregel te nemen, of
advies te geven, of een boete. Het gaat
ons daarbij niet alleen om het toetsen
van de regels maar om het effect. Als je
bij een bedrijf al zes keer een boete
hebt uitgedeeld en je doet dat ook de
zevende keer, wat voor zin heeft dat
dan? Het is niet belangrijk of je elke
keer de juiste boetes hebt uitgedeeld,
maar of het er na je bezoek daadwerke-
lijk veiliger aan toegaat in het bedrijf
in het bedrijf."

eigen verantwoordelijkheid

Aan de basis van de aanpak die
Kleinmeulman invoerde, ligt de
nadruk op de eigen verantwoordelijk-
heid van bedrijven. "We houden dus
meer toezicht op het eigen toezicht
van het bedrijf en de sector zelf. Als
een sector zelf een goed kwaliteits-
systeem hanteert, controleert de
vwa
minder vaak. In de veetransportsector
zijn deels goede kwaliteitssystemen
ingevoerd. Dat betekent dat onze
dierenartsen op een andere manier
tewerk kunnen gaan." Hierbij gaat de
vwa ervan uit dat bedrijven de wet
naleven, en niet de opzet hebben die te
overtreden. "Maar als blijkt dat dit het
anders is, komen we in actie", ver-
klaart Kleinmeulman. "Notoire
overtreders moeten worden aange-

"Het gaat niet alleen om het toetsen van de
regels, maar om het effect"

pakt." Dus treedt de vwa zacht op als
dat kan, maar hard als het moet. "Als
we een probleem kunnen oplossen
met een advies is dat te prefereren."
Soms zijn fouten immers het gevolg
van onkunde en onwetendheid.
Daarom biedt de
vwa ondernemers
naleefhulp, bijvoorbeeld door ze te
wijzen op plekken waar ze informatie
kunnen vinden en op voorbeelden van
andere bedrijven. "Het is de taak van
de ondernemers om de veiligheid op
orde te krijgen. Het is onze taak de
veiUgheid te borgen." Doet een bedrijf
het goed, dan hoeft de
vwa minder
vaak te komen controleren. Blijkt een
bedrijf het minder goed te doen, dan
controleert de
vwa er vaker Het doel
is slim toezicht te houden en de
vwa
gebruikt dan ook een \'risk-based\'-
werkwijze. "We houden rekening met
de risico\'s die ontstaan als er in een
bepaalde situatie iets fout gaat. De
grootte van het risico moet bepalen
hoe je optreedt." Vlees uit Roemenië
wordt tegenwoordig bijvoorbeeld
extra streng gecontroleerd vanwege
het risico op besmetting met de
dodelijke vossenlintworm.

-ocr page 121-

cultuurverandering

De vwa is de grootste werkgever van
dierenartsen in Nederland. Ook zij
kregen te maken met een cultuur-
verandering. Kleinmeulman: "Dieren-
artsen zijn gewend vooral te kijken
naar diergezondheid in plaats van
dierenwelzijn. Maar we merken dat de
burger dat niet meer genoeg vindt. Als
er op de televisie een beeld verschijnt
van magere runderen, kunnen ze
volgens de dierenarts officieel nog
gezond zijn, maar mensen hebben
toch het gevoel dat er iets mis mee is."
Omdat er in de maatschappij andere
normen en waarden zijn gaan gelden
op het gebied van bijvoorbeeld
welzijn, wilde de
vwa investeren in
haar mensen, en ze de gelegenheid bie-
den te veranderen. "Zo doen we recht
aan de positie van onze mensen." Voor
dit type projecten was de laatste tien
jaar eigenlijk steeds geen tijd. "We
moesten steeds bezuinigen", verklaart
Kleinmeulman. "Meer doen in minder
tijd. Toch werd het uiteindelijk ook
voor de politiek duidelijk dat we
moesten investeren in de kwaliteit
van onze medewerkers." Er kwam dus
toch tijd en geld voor een verbeterplan
voor de dierenartsen van de
vwa.
Kleinmeulman is daar blij mee: "Het
heeft ertoe geleid dat de dierenartsen
binnen onze organisatie meer respect
hebben gekregen, maar ook meer
salaris, en ze zitten volgens mij \'beter
in hun vel\'."

Deel van de verandering was een
scholingsprogramma en meer nadruk
op intervisie en overleg. "Dierenartsen
kunnen soms behoorlijk eigenwijs zijn,
zoals alle \'professionals\'", aldus
Kleinmeulman. "Ze gaan ervan uit dat
ze zelf weten wat in een bepaalde
situatie het beste is. Een tijd geleden
keken er bijvoorbeeld in dezelfde tijd
op twee plekken twee dierenartsen
naar een giraffe in verband met export.
Ze hadden elkaar niet geraadpleegd.

Een van de twee giraffen ging dood. De
vwa kreeg toen een schadeclaim, want
er was niet uniform gewerkt." Het is
dus belangrijk dat medewerkers van de
vwa op dezelfde manier te werk gaan.
Daarvoor is het nodig dat ze zich
kwetsbaar gaan durven opstellen.
"Onze medewerkers moeten leren
toegeven dat ze iets niet weten, en er
bij anderen naar vragen. Dit leidt tot
meer uniformiteit in de inspecties." De
vwa ziet een dierenarts \'nieuwe stijl\'
voor zich, die ook in de maatschappij
aan de slag kan als toezichthouder of
inspecteur. Met dat doel voor ogen
werkt de organisatie samen met de
knm vd en de faculteit Diergeneeskun-
de in Utrecht om het onderwijs hierop
af te stemmen. "De dierenartsen bij de
VWA hebben veel voor de kiezen gehad
de laatste jaren. Het mag wel eens
worden gezegd dat ze daar veel
waardering en respect voor verdienen."

privatisering

Een van de veranderingen die plaats-
vonden onder Kleinmeulman, was het
op afstand zetten van de vlees-
keuringen. Dit was een ontwikkeling
die paste bij de cultuuromslag van de
vwa, vindt Kleinmeulman. "De
verantwoordelijkheid voor de
kwaliteit van het vlees ligt bij het
bedrijfsleven. Het is de rol van de
vwa
daarop toe te zien." Het was een zwaar
proces, maar uiteindelijk wel succes-
vol. "De kwaliteit van de keuring zoals
die nu wordt verricht door
kds, is niet
verslechterd." Als inspecteur-generaal
heeft Kleinmeulman zich sterk
gemaakt voor voldoende afstand van
het bedrijfsleven, onder andere in de
vorm van onafhankelijke bestuurs-
leden die ervoor garant kunnen staan
dat de instelling voldoet aan de eisen.
"Er is genoeg onafhankelijkheid om de
organisatie zelfstandig te laten
opereren, in opdracht van de
vwa."
Het betrof hier geen echte privatise-

ring, maar kds is een onderaannemer
van de
vwa. De vwa blijft de eind-
verantwoordelijke. "Over kwaliteits-
normen valt niet te praten. Die stellen
wij vast."

uitdaging

Sinds april is Kleinmeulman verbon-
den aan het ministerie van Volks-
gezondheid, Welzijn en Sport in de
positie van plaatsvervangend secre-
taris-generaal. "Ik begin nu inzicht te
krijgen in deze organisatie met grote
en complexe aandachtsgebieden."
Kleinmeulman constateert een grote
behoefte aan verandering, een
overeenkomst met zijn werk bij de
vwa. "Wat mij opvalt is bijvoorbeeld
dat er nog fors geïnvesteerd moet
worden in het ketendenken in de zorg.
Het kolomdenken is in de humane
sector nog heel sterk."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 122-

\'Opting-out\'

Saskia Nab, Cora Karens, Henk
Vrieselaar, Piet van der Werf en Arjan
den Hertog.

Naar aanleiding van de reactie van
collega Beijer in het
tvd van i juli
2009 over het Pensioenfonds voor
Dierenartsen en over de
dpd willen
wij graag enkele misvattingen over
\'opting-out\' en draagvlak rechtzet-
ten en nader toelichten.

Het Pensioenfonds voor dierenart-
sen is een verplicht pensioenfonds
voor praktiserende dierenartsen.
Ons fonds moet net als de andere
beroepspensioenfondsen (zoals die
van de fysiotherapeuten, specialisten,
artsen, verloskundigen, loodsen et
cetera) door de nieuwe pensioen-
wetgeving van het ministerie aan-
tonen dat daar voldoende draagvlak
voor is. Daartoe is in 2007 de Deel-
nemersvereniging Pensioenfonds
Dierenartsen opgericht. De
dpd had
op dat moment uiteraard geen leden
en er is toen bewust en volledig
legitiem gekozen voor de op het
eerste gezicht minder sympathieke
\'opting-out\'-methode, dat wil zeggen
dat een deelnemer aan het pensioen-
fonds automatisch lid is van de
dpd,
tenzij hij/zij zich afmeldt. Door de
verenigingen is destijds gekozen voor
\'opting-out\' op advies van de Unie van
Beroepspensioenfondsen (
uvb). Deze
methode is toegestaan mits er goed
over wordt gecommuniceerd. Alle
deelnemers van
spd zijn eind 2006
met enkele maanden tussentijd twee
maal aangeschreven. In 2007 heeft
iedereen die zich niet had afgemeld,
een nota ontvangen van
dpd.

Het is belangrijk te vermelden dat
een lid pas na betaling van de contri-
butie meetelt voor het draagvlak. Dit
wordt regelmatig vergeten in de
discussie over \'opting-out\' en draag-
vlak. Er is dus geen sprake van het
creëren van een kunstmatig hoog
draagvlak door het hanteren van de
\'opting-out\'-methode.

Uiteraard moest dpd statuten en
een huishoudelijk reglement op-
stellen die ter goedkeuring aan de
leden zijn voorgelegd. Er is dus wel
degelijk sprake geweest van inspraak.
Op de ledenvergadering is de \'opting-
out\'-methode voor de volgende jaren
goedgekeurd. Via nieuwsbrieven, de
website van het Pensioenfonds voor
Dierenartsen en sinds enige tijd ook
via de website van de
dpd (www.
dpdierenartsen.nl) proberen we
iedereen goed op de hoogte te houden
en bieden we de mogelijkheid tot
afmelden als lid van de
dpd.

starterspakket

In het laatste jaar van de studie krijgen
studenten onder andere voorlichting
over het Pensioenfonds en pas
afgestudeerde dierenartsen ontvangen
een \'starterspakket\' waarin wordt
gewezen op de mogelijkheid van
afmelding als lid van de
dpd. En op
onze website is het gedeelte over
afmelden als lid van de
dpd zelfs in
een kleurkader gezet.

draagvlak

Omdat bijna 80 procent van de
zelfstandigen lid is van de
dpd hebben
wij in het
tvd van r juni deze groep
opgeroepen hun werknemers te
wijzen op het belang van het lidmaat-
schap. Door een fout van Interpolis is
helaas gedurende één jaar een groep
pas afgestudeerden niet aange-
schreven. Dat is inmiddels gelukkig
hersteld. Deze groep heeft dus
helemaal geen informatie over
dpd
ontvangen. Dat verklaart waarom het
draagvlak bij dierenartsen in loon-
dienst in 2008 op 55 procent is
uitgekomen. Wij verwachten dat het
percentage dit jaar weer boven de 55
procent zal uitkomen. Pas in 20T3 zal
er een nieuwe draagvlaktoets plaats-
vinden. Tot die tijd is er slechts in
theorie sprake van onvoldoende
draagvlak maar heeft het geen
consequenties.

de toekomst van ons

pensioenfonds

In de laatste nieuwsbrief van spd kunt
u lezen dat ons pensioenfonds zich
wel degelijk op de toekomst beraadt
en ook voortdurend het beleid bijstelt.

Wat gebeurt er nu als in 2or3 het
draagvlak bij de groep loondienst
onvoldoende hoog is? Dan komt er in
2015 een herhalingstoets. Is het
draagvlak dan nog te laag, dan vervalt
de verplichtstelling voor deze groep.

-ocr page 123-

Voor de zelfstandigen wordt de
verplichtstelling echter gehandhaafd.
Het pensioenfonds wordt dan uiter-
aard kleiner en de kosten moeten door
minder deelnemers worden opge-
bracht. Dit is een ongewenste situatie.

Als het draagvlak bij beide groepen
onvoldoende is, vervalt de verplicht-
stelling geheel. Het fonds wordt dan
een \'slapend fonds\'. Dit houdt in dat er
geen premie meer binnenkomt,

terwijl de kosten blijven. Ook dit is
een ongewenste situatie.

Wij willen dan ook van de gelegen-
heid gebruikmaken iedereen die geen
lid is van
dpd, te vragen nog eens goed
te overwegen of alsnog aanmelden een
optie is.

excuses

Naar onlangs is gebleken zijn veel
e-mails van opo-leden niet beant-
woord door de deelnemersadmini-
stratie van Interpolis. Langs deze weg
bieden wij hiervoor onze excuses aan.
Sinds I juni hebben wij een nieuw
e-mailadres: info@dpdierenartsen.nl.
Wij trachten vragen in elk geval
binnen één week te beantwoorden.

Saskia Nab, Cora Karens, Henk
Vrieselaar, Piet van der Werf en Arjan
den Hertog: www.dpdierenartsen.nl.

pegd-lezing: \'Valkuilen in de radiologie
van thorax en abdomen\'

Röntgenfoto\'s van abdomen en
thorax maken en beoordelen, voor
veel dierenartsen is het een dagelijk-
se aangelegenheid. Toch blijkt het
voor practici niet altijd eenvoudig
om goede opnamen te maken en de
foto\'s correct te interpreteren. Deze
uitgebreide lezing geeft u de hand-
vaten waarmee u het maximale uit
uw röntgenfoto\'s kunt halen en
geeft tegelijkertijd de beperkingen
weer van de radiologie.

Prof Henri van Bree dipl. ecvdi,
vakgroepvoorzitter medische beeld-
vorming en orthopedie kleine
huisdieren aan de universiteit in Gent,

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het departement Genees-
kunde Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht.

zal in een vijf uur durende lezing
allereerst ingaan op de technische
aspecten van de radiologie van thorax
en abdomen. Kort zal worden uiteen-
gezet hoe kwalitatief goede opnamen
worden gemaakt en wordt een
overzicht gegeven van de normale
röntgenanatomie. Vervolgens be-
spreekt professor H. van Bree de
beelden van de voornaamste aandoe-
ningen van thorax en abdomen en
licht hij de beperkingen van radio-
logie in diagnostisch opzicht toe. In
het laatste deel van de lezing worden
toepassingen van contrast en andere
beeldvormingtechnieken aangehaald.

doelgroep

De lezing is bedoeld voor practici die
nog weinig ervaring hebben met het
maken en interpreteren van röntgen-
foto\'s, maar zeker ook voor dieren-
artsen die het maximale uit hun
röntgenfoto\'s willen halen. Niveau i
en II (zie pegd.nl).

nadere informatie

De lezing vindt plaats op dinsdag 22
september van 14.00 tot 20.00 uur in
de collegezaal van het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
te Utrecht. De kosten bedragen 150
euro inclusief catering met luxe
broodjes en soep. Indien U gebruik
maakt van uw
\'pegd-miles\' krijgt u
50 procent korting (zie pegd.nl). Voor
meer informatie en/of inschrijven,
kijk op www.pegd.nl.

Met dank aan de Strategische
Partners van
pegd: Intervet Schering-
Plough Animal Health, A.Menarini
Diagnostics, Royal Canin en Proteq
Dier & Zorg.

-ocr page 124-

Paul Overgaauw

Van 6 tot 8 mei 2009 organiseerde
Merial in Athene voor de zevende
maal het jaarlijkse symposium over
parasitaire aandoeningen bij mens
en dier. De onderwerpen en de
uitgenodigde sprekers waren van
hoog niveau en er werd veel nieuwe
informatie verstrekt. De nadruk lag
op de rol van de kat bij de epidemio-
logie.

Is er dan nog nieuwe informatie te
melden over vlooien? jazeker, dat
lukte dr Frédéric Beugnet (Merial,
Lyon) en prof. Michel Franc (Vet
School, Toulouse) heel aardig. Hoewel
vlooien een levensduur hebben van
maximaal drie maanden, is deze in de
praktijk door het likken en krabben
van huisdieren veel lager Bij de kat
overleven vlooien in verschillende
onderzoeken gemiddeld slechts zes tot
veertien dagen. Bij ontnagelde katten
(die nog steeds voorkomen in de
Verenigde Staten) blijkt de levensduur
van de parasieten echter aanzienlijk
toe te nemen, tot gemiddeld i r 3
dagen, waarmee het belang van de
nagels bij het uit de vacht verwijderen
van vlooien nog eens wordt onder-
streept. Bij de hond duurt het veel
langer (tot wel vijftig dagen) voordat
de laatste vlooien zijn weggevangen.
Een kat verwijdert de eerste week na
een experimentele infectie al meer
dan 90 procent van de vlooien, terwijl
dit percentage bij de hond in die
periode nog maar 20 procent bedraagt.
Opmerkelijk is ook een onderzoek
waarin werd gekeken hoeveel vlooien
er konden worden teruggevonden, vijf
minuten nadat er honderd op een
hond waren geplaatst. Gedurende vijf
tot zeven minuten zoeken met de
vingers in de vacht leverde slechts vijf
exemplaren op (nul tot dertien); met
kammen nam dit toe tot gemiddeld 74
(57 tot 87). Het is bekend dat vlooien
vooral \'s nachts eitjes produceren.

Deze worden dan ook vaker gevonden
op de slaapplaatsen van honden en
katten. Daarnaast worden er veel
vlooieneitjes aangetroffen op plekken
waar katten op- en afspringen.
Blijkbaar is dit een effectieve manier
om ze uit de vacht te strooien. Het
effect van stofzuigen op de aanwezig-
heid van vlooieneitjes en -larven
blijkt, zoals verwacht, ervan afhanke-
lijk te zijn of het tapijt kort- of hoogpo-
lig is. Uit onderzoek bleek dat met
intensief stofzuigen gemiddeld 40 tot
80 procent van de eitjes kon worden
verwijderd, maar minder dan 5
procent van de larven.

\'flea spotted fever\'

(rickettsia felis)

Dr Fournier (Medische Faculteit,
Marseille) en twee Franse legerartsen
gingen in op het genus Rickettsia. Dit
bestaat uit strikt intracellulaire.
Gram-negatieve bacteriën, die gewoon-
lijk worden overgebracht door arthro-
poden, niet alleen door teken, vlooien,
luizen en mijten, maar ook door diverse
andere insecten (vliegen, wespen,
kevers enzovoorts). Bij de rickettsiosen
wordt een onderscheid gemaakt tussen
de \'spotted-fever group\' (vooral door
teken overgebracht) en een \'typhus
group\' (door vlooien en luizen over-
gebracht). Naast
R. typhi, B. henselae
(kattenkrabziekte) en Y. pestis kunnen
vlooien ook
R. felis overbrengen. Deze
bacterie, die verantwoordehjk is voor
de \'flea spotted fever\', wordt ook
transovarieel op de nakomelingen van
de vlooien overgebracht en kan zich zo
handhaven in vlooienpopulaties. In
Europa zijn de laatste jaren bij katten-
vlooien besmettingspercentages
gemeld van 8 tot 54 procent en is bij
katten een seroprevalentie gevonden
van gemiddeld ro procent. Ook teken
(Japan) en mijten (Zuid-Amerika)
kunnen met deze bacterie besmet zijn.
Er is dus weinig gastheerspecificiteit.
Behalve bij katten is de bacterie ook
gevonden bij honden, opossums, knaag-
dieren, egels, gerbils, apen, paarden.

Europees symposium over parasieten en
door arthropoden overgebrachte ziekten

schapen, geiten en vogels. Soms gaat de
besmetting gepaard met a-specifieke
klinische symptomen. In 1994 werd in
de Verenigde Staten de eerste humane
besmetting aangetoond. Inmiddels zijn
er in de hteratuur meer dan zestig
gevallen beschreven, voornamelijk
afkomstig uit Noord- en Zuid-Amerika
en West-Europa. De aandoening, die
gepaard gaat met onder andere
hoofdpijn, braken en febriel exan-
theem, wordt beschouwd als een
onderschatte \'emerging zoonosis\'. De
transmissie geschiedt door vlooien-
beten en contact tussen wondjes en
besmette vlooienfeces. De sprekers
benadrukten daarom het belang van
een goede vlooienbestrijding in het
voorkomen van overdracht van
R.felis
naar de mens.

kattenkrabziekte

Dr Bruno Chomel (University of
California, Davis), die in het begin van
de jaren negentig bacterie
Bartonella
henselae
ontdekte als veroorzaker van
kattenkrabziekte, besprak de laatste
ontwikkelingen op dit gebied. De kat
vormt het reservoir voor de bacterie,
die vooral wordt gevonden bij kittens.
De mens wordt besmet door bijten en
krabben en doordat de kat aan wondjes
likt. Een typerend klinisch verschijnsel
is de epitrochleaire lymfadenitis
(boven de elleboog). Daarnaast
kunnen koorts, malaise en nachtelijk
zweten optreden. Opvallend is dat 75
procent van de humane gevallen
wordt gevonden in de herfst en winter
Enerzijds komt dit omdat er in
september een piek is waar te nemen
in de bloedbesmetting van katten,
anderzijds zijn in die periode ook de
meeste kittens op een leeftijd waarop
veel nieuwe eigenaren speels worden
gebeten en gekrabd. Er is ook een
verschuiving zichtbaar in de groep
waarbij kattenkrabziekte optreedt.
Aanvankelijk betrof het in 90 procent
van de gevallen kinderen onder de 21
jaar (1955 tot r987). Inmiddels is dit
aandeel gedaald naar 50 procent en

-ocr page 125-

worden ook volwassenen vaker
besmet. In Zwitserland bleek bij een
onderzoek onder ruim 700 katten, dat
8 procent seropositief was voor
B.
henselae.
Bij zieke katten met een
positieve titer was er significant vaker
stomatitis aanwezig (p=o,oi), net als
aandoeningen van de nieren en
urinewegen (p=0,03). Ook waren
positieve katten vaker besmet met
feline coronavirus (p=0,02) of feline
spumavirus (p=0,02). De hond wordt
beschouwd als een goed proefdier voor
de infectie, aangezien
B. henselae-infec-
ties bij deze dieren een klinisch beeld
laten zien dat overeenkomt met dat bij
de mens. Het is opvallend dat bij
honden vaak tegelijkertijd
Anaplasma
phagocythophylum
wordt gevonden,
wat een indicatie is dat teken mogelijk
verantwoordelijk zijn voor de besmet-
ting. Bij de mens wordt
B. henselae
regelmatig gevonden bij endocarditis-
patiënten, maar het is nog niet
aangetoond dat deze bacterie de
oorzaak vormt van deze aandoening.
De bacterie wordt echter ook aange-
troffen bij driekwart van de honden
met infectieuze endocarditis.

bartonella versus

haemobartonella

Dr. Jane Sykes (University of Califor-
nia, Davis) verduidelijkte het verschil
tussen Bartonella (intracellulair),
welke bacteriën verantwoordelijk zijn
voor kattenkrabziekte, en Haemobar-
tonella (epicellulair), een veroorzaker
van feline infectieuze anemie. De
verwarring in het veld nam verder toe
na de naamswijziging van deze laatste
bacterie in
Mycoplasma haemofelis en
het gebruik van het synoniem
Hemoplasma (hemotrofische Myco-
plasma). Inmiddels zijn er bij de kat
drie Hemoplasmasoorten beschreven.
Naast M.
haemofelis zi]n dat: Candidatus
M. haemominutum
en Candidatus M.
turicensis.
De voorkeur van deze
bacteriën voor rode bloedcellen is
opvallend, omdat de meeste Myco-
plasma\'s worden gevonden op de
slijmvliezen van de respiratie- en
urogenitaaltractus of sporadisch in
gewrichten. Momenteel zijn er alleen
serologische testen beschikbaar voor
het aantonen van Bartonellasoorten.

anaplasmose, ehrlichiose en

borreliose bij de kat

Verschillende door teken overge-
brachte pathogenen van de hond en
de mens worden ook gevonden bij de
kat. Dr. Bruno Chomel gaf aan dat
infecties met Anaplasma of Ehrlichia
bij de kat zeldzaam zijn, maar dat er
wel klinische verschijnselen zijn
beschreven. Ehrlichia-achtige insluit-
lichaampjes zijn gevonden in mono-
cyten, lymfocyten en granulocyten
van katten met koorts, thrombocyt-
openie en artritis. De dieren vertoon-
den een non-regeneratieve anemie en
hyperglobulinemie en reageerden
goed op doxycycline. Recent onder-
zoek in de Verenigde Staten liet zien
dat 4,3 procent van de katten (n=466)
seropositief was voor
Anaplasma
phagocytophylum.
Na een experimen-
tele infectie ziet men koorts, anorexie
en sloomheid, soms met thrombo-
cytopenie. Voor
Borrelia burgdorferi
(ziekte van Lyme) worden vanuit de
Verenigde Staten, het Verenigde
Koninkrijk en Duitsland seroprevalen-
ties bij de kat vermeld die variëren van
4,8 tot 36 procent. Na experimentele
infectie kan er koorts, sloomheid en
kreupelheid (artritis) optreden.

toxoplasma en toxoplasmose

Dr. Peyron (Universiteit Lyon) gaf een
zeer compleet en actueel overzicht
over Toxoplasma en toxoplasmose bij
de mens. De seroprevalentie voor
Toxoplasma bij de mens in Europa
varieert sterk: van gemiddeld 10
procent in het Verenigd Koninkrijk en
Noorwegen tot 40 procent in Italië, 45
procent in Frankrijk en 49 procent in
Spanje. In Nederland ligt dit percen-
tage rond de 36 procent. Het varieert
van 17,5 procent bij personen jonger
dan twintig jaar tot 70 procent bij
personen ouder dan 65 jaar. Van de
seronegatieve vrouwen blijkt 3
procent alsnog besmet te worden
tijdens de zwangerschap. Dit kan
leiden tot intra-uteriene vruchtdood
en abortus, ernstige geboorteafwij-
kingen, zoals hydrocephalus en
intracraniële calcificaties of sub-
klinische toxoplasmose van het kind
waarbij in 95 procent van de gevallen
binnen tien jaar retina-afwijkingen
optreden met daarmee samen-
hangende visusstoornissen. Dankzij
amniocentese en echografie kunnen
foetale afwijkingen op tijd worden
gevonden. Een aparte invalshoek van
het probleem toxoplasmose kwam
aan bod in de presentatie van Patricia
Conrad (University of California,
Davis). De Californische zeeotter, die
wordt beschouwd als indicator van
milieuvervuiling, vertoont de laatste
jaren een toenemende sterfte als
gevolg van Toxoplasma-infecties, dit
terwijl deze diersoort niet als prooi-
dier van katachtigen kan worden
beschouwd. De besmetting moet
verlopen via het water Er werd
aangetoond dat mosselen en oesters
(die zeewater \'filteren\') besmet
kunnen zijn met Toxoplasma, hoewel
hun besmettingsgraad te klein is om
sterfte bij de otters te veroorzaken. Het
zeewater wordt besmet via uitspoeling
van oöcysten in de rivieren die in zee
uitmonden. De oöcysten zijn afkom-
stig van gedomesticeerde en wilde
katten (bergleeuwen en lynxen).

de kat als oorzaak van

humane echinococcose

Dr Christian Bauer (Giessen) liet zien
dat katten een rol kunnen spelen bij
de besmetting van de mens met de
vossenlintworm (£
multilocularis). De
prevalentie van deze infectie bij de kat
varieert van 0,5 procent in Duitsland
tot 3,8 procent in Tsjechië. Geschat
wordt dat 0,25 procent van de katten
in Duitsland een patente infectie heeft
en dan per dag gemiddeld 850 eieren
uitscheidt in de ontlasting (ter
vergelijking: bij de hond en de vos gaat
het om ongeveer 100.000 eieren per
dag). Dat betekent dus dat er in dat
land 18.000 katten zijn die in ende-
mische gebieden besmette knaag-
dieren moeten opnemen om de
infectie te verkrijgen. Bauer adviseer-
de om te proberen in dergelijke regio\'s
het jagen van katten op knaagdieren
zoveel mogelijk tegen te gaan of de
katten maandelijks te ontwormen met
praziquantel.

Paul Overgaauw is dierenarts-specialist
veterinaire microbiologie en parasito-
loog.

-ocr page 126-

Marion Kluivers en Monique Driesse

Het welzijn van landbouwhuis-
dieren is een thema dat steeds meer
in de belangstelling staat. Dit wordt
weerspiegeld in een ontwikkelende
wetgeving en een veranderend
consumentengedrag. Boehringer
Ingelheim Animal Health is zich
hiervan bewust en hield daarom op
29 mei in Alcala de Henares (Spanje)
zijn tweede internationale expert
forum over het welzijn van land-
bouwhuisdieren. Meer dan tachtig
deelnemers uit tien landen, met
verschillende achtergronden,
waaronder dierwetenschappers,
gedragsspecialisten, dierenartsen en
vertegenwoordigers uit de agrarische
sector, woonden het evenement bij.

De veelvoud aan achtergronden van
de aanwezigen stimuleerde een
multidisciplinaire uitwisseling van
ideeën, die werd weerspiegeld door de
inhoud van de presentaties.

welzijn op de boerderij

Diergedragswetenschappers presen-
teerden nieuwe inzichten in het
welzijn van landbouwhuisdieren, in
het bijzonder tijdens de verlossing.
Volgens etholoog en ecoloog professor
Dan Weary (Universiteit van British
Columbia) betekent een goede
productie niet automatisch goed
welzijn: "Veehouders dienen af te
stappen van het gebruik van productie
als welzijnsindicator, vooral gezien de
groeiende druk van de consument."
Volgens Weary dient men ook
rekening te houden met "de gevoels-
status van de dieren, de mogelijkheid
om een zo natuurlijk mogelijk leven
te leiden en de natuurgetrouwheid
van hun omgeving."
In zijn \'keynote\'-presentatie over de
wetenschappelijke evaluatie van het
welzijn van melkvee, richtte Weary de
aandacht op de relatie tussen het
gedrag, de omgeving en ziekten van
dieren. Bij het evalueren van de
aanpak, waarschuwde hij: "Wordt niet
verblind door de elegantie van
sommige wetenschappelijke oplos-
singen." "Praat met boeren", was zijn
advies. "Zij hebben vaak praktische
oplossingen bedacht op gebieden
zoals huisvesting en management."
Volgens Weary leveren de beste
oplossingen een \'win-win\'-situatie op:
"Ze verbeteren het leven van rundvee
en van de mensen die ermee werken
en garanderen bovendien een winst-
gevend bedrijf."

pijn bij de verlossing

Welzijnsimplicaties van het geboorte-
proces werden besproken door dr.
Cathy Dwyer, lector diergedrag en
welzijn op het Scottish Agricultural
College (Edinburgh). "Moeilijke
geboortes veroorzaken niet alleen pijn
en stress bij zowel moeder als nakome-
ling, ze leiden ook tot een verhoogde
mortaliteit en benadelen de gezond-
heid en het welzijn op de lange
termijn", onder andere wat betreft de
integratie in de kudde, groei, spenen,
ziektes en vruchtbaarheid." Ze kunnen
bovendien de melkproductie vermin-
deren en het risico op mastitis
verhogen, stelde Dwyer. Hoewel
analgetica de ernstige pijn bij dystocie
kunnen verlichten, worden ze niet
aangeraden bij normale geboortes,
aangezien ze ook stress kunnen
verhogen (veroorzaakt door de
handeling zelf) en nadelig kunnen
inwerken op het moedergedrag. Een
beter management vóór de geboorte
dient nagestreefd te worden door
optimale voeding en een rustige,
stressvrije omgeving voor het af-
kalven, een betere genetische selectie
en een meer diervriendelijke aanpak
bij dystocie.

Multidisciplinaire aanpak ter verbetering
van het welzijn van landbouwhuisdieren

"Pijn is duidelijk een welzijns-
knelpunt en pijn bij de verlossing kan
nadelen hebben op de lange termijn",
benadrukte professor Xavier Manteca,
lector diergedrag en dierenwelzijn aan
de Universiteit van Barcelona (
uab).
Hij beschreef de tussentijdse resulta-
ten van een lopend onderzoek naar de
invloed van een
nsaid (meloxicam)
op pijn na de verlossing en het welzijn
van zeugen en koeien. "Hoe actiever
de zeug is na het werpen, hoe lager de
mortaliteit van de biggen en hoe
hoger de melkproductie", meldde hij.
"Pijn beperkt echter vaak de activi-
teit." Onderzoeksresultaten gaven aan

-ocr page 127-

dat zeugen die werden behandeld met
een ontstekingsremmer, actiever
waren, meer water opnamen en meer
melk produceerden dan de zeugen in
de controlegroep. Biggen met een laag
geboortegewicht hadden ook baat bij
deze behandeling en groeiden beter
dan die in de controlegroep. Manteca
onderstreepte het belang van het
opstellen van een praktisch protocol
voor boeren om te helpen bepalen
welke dieren analgetica nodig hebben.

klant is niet de enige factor

Andere sprekers bespraken consu-
mentengedrag en marktkrachten met
betrekking tot diervriendelijke
producten. Dr Emma Roe, sociaal
wetenschapper aan de universiteit van
Southampton (Verenigd Koninkrijk),
beschreef de invloed van de vraag van
de consument op dierenwelzijnsvrien-
delijke producten. Bepaalde consu-
menten zijn bereid meer te betalen
voor producten van dieren met een
hoog welzijnsniveau, en zowel
winkelketens en veehouders kunnen
hun marges voor deze producten
verhogen. "De biefstuk en de ham-
burgers zijn onder dezelfde welzijns-
standaard geproduceerd." Volgens dr
Roe is een deel van deze prijsver-
hoging nodig om een duidelijke
etikettering en goede controle op deze
productiewijze mogelijk te maken. Ze
benadrukte de mogelijkheden voor de
voedselindustrie om meer weten-
schappelijk verantwoorde welzijns-
maatregelen toe te passen als verkoop-
argument, maar wees ook op het
belang voor veehouders om zelf-
evaluatie uit te voeren, waarvoor
training en bewustwording nodig is.
Hierbij spelen dierenartsen een rol,
vooral gezien het gebrek aan externe
inspecties.

Mike Gooding, directeur van Food
Animal Initiative
(fai) Farms Ltd (uk),
ging nader in op de inspanningen van
de voedselindustrie om dieren-
welzijnsoverwegingen aan boord te
nemen, en de drijfveren hiertoe,
waaronder de aandeelhouderwaarde,
maar ook de \'normen en waarden\' van
de aandeelhouder en toegewijd beleid.
fai Farms voert bedrijfsbezoeken uit
op veehouderijen om zowel het
dierenwelzijn als de productie te
verhogen. Zo daalt door de omgeving
van varkensstallen te verrijken
(bijvoorbeeld door houtkrullen als
strooisel te gebruiken) het staartbijten
en daarmee de noodzaak voor
staartamputatie. Volgens Gooding
worden consumenten gestuurd door
de media, het vertrouwen in merk-
namen, hun maag en hun portemon-
nee. "Ethische normen zijn verander-
lijk", waarschuwde hij, waarmee hij
suggereerde dat de persoon die bereid
is meer te betalen voor een hoogwaar-
dig dierenwelzijnsproduct, in bepaal-
de situaties een goedkoop product
kiest zonder rekening te houden met
hoe de dieren werden gehouden,
"bijvoorbeeld als die persoon op een
dag een barbecue organiseert voor een
grote groep mensen." Hij benadrukte
bovendien hoe belangrijk het is grote
bedrijven te overtuigen rekening te
houden met dierenwelzijn, aangezien
hun aankoopbeslissingen door hun
marktaandeel grote invloed hebben
op de rest van de markt.

piinlijke ingrepen bij biggen

Armelle Frunier van de in ra in
Frankrijk besprak de noodzaak om de
pijn en het lijden te verminderen bij
biggen die bedrijfsgebonden ingrepen
ondergaan. Bij het knippen van
tanden vond ze dat de langdurige pijn
veel groter was dan de eventuele
voordelen: "Deze ingreep moet dus
verbannen worden." De situatie was
minder eenduidig voor het couperen
van staarten, dat hoewel het een
pijnlijke ingreep was, staartbijten
grotendeels verhinderde. Wat castratie
betreft, wat om diverse redenen wordt
toegepast bij 80 procent van de
Europese biggen, argumenteerde
Frunier dat we "oplossingen moeten
vinden voor het verlichten van wat
duidelijk een zeer pijnlijke ingreep is."
Oplossingen moeten daarbij worden
gezocht in anesthesie en langwerken-
de analgesie, immunocastratie of zelfs
het opfokken van beren.

Voortgaand op hetzelfde thema
besprak Susanne Zöls van de Universi-
teit van München haar onderzoek
naar het gebruik van
nsaid\'s om de
pijn van chirurgische castratie bij

varkens te verminderen. Ze betwij-
felde de waarde van methodes zoals
CO^-verdoving, die de dieren bewuste-
loos maken zonder de stress rondom
deze operatieve ingreep te verlichten.
Daarnaast benadrukte ze het belang
van
nsaid\'s bij het bestrijden van
postoperatieve pijn. "Het verlichten
van castratiepijn is zowel veilig als
haalbaar", besloot zij. Ze pleitte voor
verder onderzoek naar nieuwe
oplossingen.

de subjectiviteit van de

kreupelheidsscore

Het forum werd afgerond met een
interactieve sessie met Annelies Van
Nuffel en Willem Maertens, van het
iLvo (België), die een automatisch
detectiesysteem voor kreupelheids-
indicatoren bij rundvee ontwikkelen.
Forumdeelnemers kregen de vraag de
kreupelheid te scoren bij een aantal
gefilmde koeien die over een drukge-
voelig apparaat liepen. Dit gaf aan hoe
moeilijk het kan zijn de bewegingen
van de koe te beoordelen en dus hoe
subjectief deze beoordelingen zijn,
geïllustreerd door de grote verschillen
in de antwoorden van de deelnemers.
Maertens wees op het verschil in
scores die waren gegeven door
gedragsspecialisten en ingenieurs in
een eerder onderzoek. "De score is
vaak afhankelijk van de ervaring en
interesse van de waarnemer," stelde ze.
"En ook van waar hij of zij naar zoekt."

"Dit forum had tot doel weten-
schap naar de praktijk te vertalen",
concludeerde Gerald Behrens van
Boehringer Ingelheim. Daarom had
het bedrijf ook praktiserende dieren-
artsen uit de hele wereld uitgenodigd.
"Voor dierenartsen behoort dierenwel-
zijn niet alleen te gaan over het
behandelen van een ziekte, maar meer
over een aanpak van het dier in zijn
geheel, waarbij rekening wordt
gehouden met pijn, bedrijfssystemen
en de omgeving van het dier"

Marion Kluivers is dierenarts en werk-
zaam als onderzoeker bij de Animal
Sciences Group van Wageningen
ur.
Monique Driesse is dierenarts en werk-
zaam bij Boehringer Ingelheim.

-ocr page 128-

lan Vemooij

Harmonisatie van de diagnostiek die
wordt gebruikt om mastitis bij
melkvee vast te stellen, is zeer
gewenst. Dit was een van de uitkom-
sten van de tweede bijeenkomst van
het Europees Mastitis Panel (
emp),
waarbij een groep internationale
experts op het gebied van uierge-
zondheid kennis en ervaringen
uitwisselde met als doel de uierge-
zondheid te verbeteren.

De tweedaagse bijeenkomst werd
gehouden in Salzwedel (Saksen
Anhalt, voormalig Oost-Duitsland) en
werd bijgewoond door
21 experts uit
10 landen. De gastheer van de bijeen-
komst was prof. Volker Krömker,
rundveespecialist aan de universiteit
van Hannover Het doel van de
bijeenkomst was het uitwisselen en
bediscussiëren van de meest recente
wetenschappehjke informatie op het
gebied van de preventie en behande-
ling van mastitis bij melkvee. Het
gewenste resultaat is een betere
uiergezondheid, met minder kosten
voor de veehouder en een betere
productkwaliteit/voedselveiligheid
voor de consument.

Uit de presentaties werd duidelijk dat
de laboratoriummethoden en de
interpretatie van onderzoeksresultaten
tussen landen verschillen. "In Europa
ervaren wij vergelijkbare problemen,
maar de diagnostiek en de oplossingen
die worden aangegeven, verschillen
vaak nogal. Dit zijn gebieden waarop
wij nog veel van elkaar kunnen leren,"
is de conclusie van Jantijn Swinkels,
global technical lead pharmaceuticals
voor herkauwers bij Intervet/Schering-
Plough Animal Health.

nieuwe ontwikkelingen

Dr Reinhard Tschischkale is werk-
zaam bij een privelaboratorium in
Wunstorf. Het laboratorium krijgt
inzendingen uit heel Duitsland,
waarin mastitisverwekkers worden
aangetoond. In 2008 werden meer dan
200.000 monsters bacteriologisch
onderzocht. De eerste resultaten van
het onderzoek worden vanaf 24 uur na
inzending al gemaild. Vaak wordt naar
aanleiding van uitslagen telefonisch
overlegd met dierenarts en veehou-
ders. Bedrijfsbezoeken en bedrijfs-
advisering behoren tot de geboden
mogelijkheden.

Dr Alexandra Koch van de gezond-
heidsdienst voor dieren in Magdeburg
gaf uitleg over het computersysteem

Europees Mastitis Panel

Het Europese Mastitis Platform is
in 2008 opgericht als een onafhan-
kelijk, wetenschappelijk platform
waar door Europese veterinaire
specialisten informatie over
uiergezondheid wordt uitgewis-
seld. Op de jaarlijkse bijeen-
komsten worden onderzoekers,
praktiserende dierenartsen en
anderen die bij uiergezondheid
betrokken zijn, uitgenodigd hun
kennis en ervaringen met anderen
te delen, met als doel de diagnos-
tiek en de behandeling van
mastitis te verbeteren. Het
emp is
een initiatief van Intervet/
Schering-Plough Animal Health,
dat het EM p ondersteunt.

sesam. Met als basis het \'tien punten
mastitisprogramma\' (National Mastitis
Council) heeft men samen met andere
instituten het programma aangepast
aan de praktijkomstandigheden.

Dr Holm Zerbe van de veterinaire
faculteit van München ging in op het
verschil in immuunrespons tussen een
E. co/i-infectie en een S. aureus-infectie.
Waar
E. coli een acute immuunrespons
oproept die wordt gevolgd door een
ernstig mastitisbeeld, weet
S. aureus de
acute immuunrespons te omzeilen,
waardoor het klinisch beeld minder
ernstig verloopt. Mogelijk hebben de
waargenomen verschillen consequen-
ties voor toekomstige behandelstrate-
gieën.

Uiteraard gaven alle deelnemers
een overzicht van de uiergezondheids-
situatie in hun eigen land en werd er
veel gediscussieerd. Helaas konden
niet alle problemen worden opgelost.
Gelukkig kan de discussie worden
voortgezet via e-mail en hebben de
Franse deelnemers toegezegd om
samen met Jantijn Swinkels de
organisatie voor volgend jaar ter hand
te nemen.

Uitgebreide informatie vindt u op:
www.EuropeanMastitisPanel.eu.

-ocr page 129-

De moderne paardendierenarts
heeft een gecompliceerde functie.
Allerlei belanghebbenden in het
vak, zoals eigenaren, farmaceuten
en leveranciers, maar ook je rol als
werknemer of werkgever hebben
hun eigen weerslag op het beroep.
Daarnaast wordt je ook op maat-
schappelijk gebied geacht correcte
informatie te geven en onderbouw-
de standpunten in te nemen.

Toch blijft de belangrijkste functie van
de dierenarts het behandelen en
genezen van zieke en gewonde dieren.
Ook op het gebied van ziekte en
behandeling vinden er de laatste tijd
veel veranderingen plaats. Zo kunnen
mensen goedkoper en gemakkelijker
dan ooit met hun paarden reizen naar
andere landen en zelfs andere wereld-
delen. In andere werelddelen heersen
echter andere ziektes met andere
ziektebeelden, waarmee onze paarden
besmet kunnen raken. Vaak wordt
zo\'n besmetting pas opgemerkt
wanneer het dier weer terug is in
eigen land. Daarnaast hebben we
natuurlijk in ons eigen land te maken
met klimaatveranderingen, waardoor
ziekten uit tropische regionen steeds
vaker in ons land kunnen opduiken.
Er is dus genoeg reden voor de
paardendierenarts om zich te gaan
verdiepen in de zogenaamde \'emer-
ging diseases\'.

lustrum

Op donderdag 24 september organi-
seert de symposiumcommissie van het
vijftiende lustrum van de Veterinaire
Studenten Rijvereniging \'de Solleysel\'
een symposium over deze \'emerging
diseases\'. Ziekten die aan bod komen,
zijn onder andere: Afrikaanse paarden-
pest,
mrsa en \'tickborne diseases\'.

Voorafgaand aan het symposium
van de Solleysel zal de Groep Genees-
kunde van het Paard een ochtend-
programma verzorgen voor jonge
paardendierenartsen en mono-
studenten paard. Dit deel van het
programma is gratis en is voor
iedereen open toegankelijk! Tijdens
het ochtendprogramma zal
ggp-vice-
voorzitter Leendert-Jan Hofland uitleg-
gen wat de
ggp is en wat de ggp
eigenlijk doet voor haar leden, de
Nederlandse paardendierenartsen.

Lustrum Solleysel en ggp-
voorlichting voor jonge
paardendierenartsen

Daarnaast is Tamarinde Laan van
het Belangenplatform Praktiserende
dierenartsen in Loondienst uitge-
nodigd om iets te vertellen over de
bpl
en de nieuwe cao voor dierenartsen.
Ten slotte zal Martijn Beukers van de
Visdonk in Roosendaal voor de lunch
vertellen over zijn praktijkervaringen
als jonge paardendierenarts. Het
ochtendprogramma van de
ggp begint
om 10.30 uur en zal duren tot ongeveer
12.30 uur

Na de lunch wordt het symposium
om 13.00 uur geopend. De eerste lezing
is die van drs. M. Steenbergen
(lnm)
over de rol van de overheid in de
dierziektebestrijding. Drs. J.D. Multem
verzorgt de tweede inleiding over het
onderwerp
\'mrsa\'. Na de pauze is het
woord aan dr C. Butler met als
onderwerp \'Teekgebonden ziekten\'.
Vervolgens behandelt dr M.M. Sloet
van Oldruitenborgh-Oosterbaan de
Afrikaanse paardenpest en de infecti-
euze anemie. Om 17.30 uur is het tijd
voor het diner, waarna om 19.15 uur
dr. RA. van Rijn (cvi) een inleiding zal
verzorgen over \'Moleculaire virologie
en
pcr-diagnostiek van Afrikaanse
paardenpest\'. Dr. C. van Maanen
(gd)
zorgt met zijn presentatie over het
Westnijlvirus voor de afsluiting van
het programma. Om 2r.oo uur begint
vervolgens de borrel.

collegezaal

Het hele programma zal plaatsvinden
in de collegezaal van het departement
Paard op de faculteit Diergeneeskunde
te Utrecht.

U kunt u voor het solleyselsym-
posium opgeven via het volgende
e-mailadres: lustrum@solleysel.nl. De
kosten inclusief diner, koffie en borrel
bedragen 55 euro. Maak dit bedrag voor
I september 2009 over naar bankreke-
ningnummer 149082096 ten name van
vsr \'de Solleysel\' onder vermelding van
\'Toegangsbewijs symposium lustrum\'.
Uw inschrijving wordt bevestigd na
ontvangst van uw inschrijfgeld.

-ocr page 130-

Raakt \'de knip\' ook de
gezelschapsdierenpraktijk?

Sinds we meer duidelijlcheid iiebben over liet onderzoelc dat lnv wil laten doen
naar het loskoppelen van het voorschrijven en het afleveren van diergenees-
middelen (\'de knip\'), is dit eigenlijk geen relevante vraag meer. Het antwoord is
namelijk: "Ja.". En hoewel de bulk van de antibiotica wordt voorgeschreven in
de intensieve veehouderij, ben ik overtuigd dat ook gezelschapsdierenartsen
met de gevolgen van dit onderzoek te maken krijgen. De
knmvd werkt hard aan
een beter alternatief voor de oplossing van het probleem antibioticaresistentie,
want: \'de knip\' zal volgens ons het beoogde effect niet realiseren. De nadruk hgt
daarbij op transparantie en inzicht in het voorschrijven door dierenartsen.

Als we als gezelschapsdierenartsen kritisch naar onszelf kijken, moet gezegd
worden dat er ook binnen onze sector verstandiger met het voorschrijven van
antibiotica moet worden omgegaan.
mrsi-contaminatie in gezelschapsdieren-
praktijken is helaas geen onbekend fenomeen meer

Naast goede hygiëneprotocollen zullen we daarbij ook selectiever antibiotica
moeten gaan voorschrijven met scherpere indicatiestelling en bij voorkeur na ge-
voeligheidsbepaling. In dit verband kan ik melden dat er inmiddels hard gewerkt
wordt aan een \'update\' van het antibioticaformularium voor gezelschapsdieren.

voorzitterscolumn

Antibioticaresistentie is trouwens niet alleen een probleem van Nederlandse
dierenartsen. Ook op Europees niveau worden bijvoorbeeld door de Fecava
richtlijnen opgesteld voor antibioticagebruik en praktijkhygiëne. Deze richt-
lijnen zijn wat mij betreft zeer welkom. Laten we ook als gezelschapsdieren-
practici onze maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en helpen dit
volksgezondheidsprobleem terug te dringen.

Mare Verburgh, voorzitter ggg

Een goed gesprek met de knmvd

Marjolijn Fijten

De knmvd is in 2005 gestart met het
project \'Ledencontactpersonen\'.
Vrijwilligers bezoeken leden voor
gesprekken over het lidmaatschap,
de ledenservice en de communicatie
van de
knmvd. Frans Sluyters, Roelof
Blom en Ko Minderhoud hebben al
een groot aantal gesprekken gevoerd
en hun ervaring is dat hun bezoeken
door de bezochte dierenartsen erg op
prijs worden gesteld.

De knmvd werkt voortdurend aan de
verbetering van de communicatie met
de leden. Ledencontactpersonen
bezoeken dierenartsen om te praten
over het functioneren van de
knmvd.
Voor de knm vd komt uit deze gesprek-
ken waardevolle informatie, die we
gebruiken om de communicatie te
verbeteren, maar ook om eventuele
actiepunten op te pakken of pro-
blemen op te lossen.

De ledencontactpersonen vinden
het erg belangrijk dat de dierenartsen
in Nederland zich bewust zijn van het
belang van een sterke beroepsorgani-
satie. Zij hebben een groot netwerk in
de veterinaire wereld. Frans Sluyters
en Roelof Blom bezoeken met name
praktijken, Ko Minderhoud richt zich
in het bijzonder op dierenartsen
buiten de praktijk: bij de
vwa, de
faculteit Diergeneeskunde, ministe-
ries, onderzoeksinstituten et cetera.

Onze ledencontactpersonen
kunnen u benaderen voor een gesprek,
maar wanneer u daar prijs op stelt,
kunt u uiteraard ook zelf het initiatief

nemen om een afspraak te maken. Lid
of niet-lid, practicus of niet-practicus,
student of gepensioneerde dierenarts:
wij horen graag van u. U kunt contact
opnemen met de coördinator van dit
project, Marjolijn Fijten (m.fijten@>
knmvd.nl of telefoon (030) 63 48 900).

Marjolijn Fijten is senior communi-
catiemedewerker bij de
knmvd.

-ocr page 131-

Jaarcongres:

\'Enerverende

innovatie\'

Fleur Knaap

Op vrijdag 2 oktober 2009 wordt het
KNMVD-jaarcongres nieuwe stijl
georganiseerd in Hofstede De Beesde
in Bunnik: zonder algemene
vergadering, met onderlinge
wisselwerking en een frisse blik.

Het thema \'Enerverende innovatie\' is
iets dat alle veterinairen wel zal
aanspreken. Het beroep dierenarts
verandert namelijk, dat hebben we
allemaal in de gaten. Het is belangrijk
om te innoveren, maar hoe pakken we
het aan? Wat zijn de risico\'s van
innovatie? Waar moeten we hierbij op
letten? Waarom is innovatie goed? Als
leidraad tijdens deze inspirerende dag
dienen de bijdrages van onze interes-
sante sprekers, waarover in de pauzes
van gedachten kan worden gewisseld.

invulling

Het centrale idee op deze dag is dat we
met zijn allen bepalen waar we als
dierenartsen en als
knmvd naartoe
gaan. \'s Ochtends zullen we dus van
start gaan met een heerlijk kopje
koffie waarna we zullen beginnen met
een programma dat wordt ingevuld
door het bestuur van de
knmvd. Na de
lunch zullen we met elkaar in debat
gaan over het thema van deze dag,
daarbij geholpen door de bijdrages van
zeer interessante en humoristische
sprekers. Na deze intensieve middag is
er tijd voor een gezellige borrel
waarbij kan worden nagepraat over de
onderwerpen die aan bod zijn geweest.
Ondertussen kan men genieten van
heerlijke muziek. Uiteraard schuiven
we hierna aan voor het diner, en ten
slotte is er \'s avonds een feest met een
optreden van een leuke Cubaanse
band, waar u even kunt nagenieten
van deze leuke dag en zelfs een dansje
kunt wagen!

cabaretier

Deze dag zullen meerdere personen
aan het woord komen over het thema
\'Enerverende innovatie\'. Een van de
bijdragen is afkomstig van Mark van
de Veerdonk. Hij is cabaretier en zal
(deels improviserend) praten over
actuele ontwikkelingen in de dieren-
artsenpraktijk, bijvoorbeeld het
samengaan van praktijken en de
gevolgen daarvan voor het werk van
de dierenarts. Mark van de Veerdonk is
al heel wat jaren cabaretier: hij won in
1991 het Leids Cabaretfestival. Van de
Veerdonk speelde de afgelopen
negentien jaar een kleine twaalfhon-
derd theatervoorstellingen. Daarnaast
heeft hij zich in de loop der jaren
gespecialiseerd in optredens op maat
voor bedrijven en organisaties. Ook
was hij te zien op menig uitmarkt en
festival (onder andere Boulevard Den
Bosch, Lowlands en Humorologie
België) en verzorgde hij optredens
voor de Nederlandse gemeenschappen
in New York, Saudi-Arabië, Dubai en
Luxemburg. In zijn vrije uren is Van de
Veerdonk \'knuffelboer\' in het buurt-
schap Slabroek (47 inwoners en 690
schapen). Bovendien is zijn partner
zelf dierenarts, dus hij zal zich goed
kunnen inleven in de veterinaire
wereld!

enthousiast

Tot zover een kleine introductie voor
het komende jaarcongres. We hopen
u hiermee enthousiast te hebben
gemaakt, zodat we u allen op 2
oktober mogen ontmoeten in Bunnik.
Houd het
tvd in de gaten voor meer
informatie, onder andere over de
andere sprekers die op het jaarcongres
te zien en te horen zullen zijn.

Fleur Knaap is lid van de jaarcongres-
commissie.

Nominaties Jaarprijs tvd 2008

Ook dit jaar heeft de wetenschappe
lijke redactie van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
zich gebogen over de
wetenschappelijke artikelen die in
2008 in het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
zijn gepubliceerd. Na rijp
beraad zijn er drie artikelen genomi-
neerd voor de Jaarprijs voor het beste
wetenschappelijke artikel gepubli-
ceerd in 2008. In willekeurige
volgorde presenteren wij u hier-
onder graag de genomineerde
artikelen:

- Beschrijvende epidemiologie van
de bluetongue serotype 8-uit-
braken in Nederland in 2006;

Armin Eibers, AnoekBackx, Arco van
der Spek, Mark Ekker, Paul Leijs,
Klaas Steijn, Herman van Langen en
Piet van Rijn

- Identification of factors associa-
ted with the development of insect
bite hypersensitivity in horses in
the Netherlands;
Robin van den
Boom, Bart Ducro en Marianne Sloet
van Oldruitenborgh-Oosterbaan

- The cardiorespiratory effects of a
fentanyl infusion following
acepromazine and glycopyrrolate
in dogs;
Suzanne Lemmers, Peter ƒ.
Stienen, Lilia Goyenechea faramillo,
Arie Doomenbal en Ludo ƒ. Helle-
brekers

Deze drie artikelen zijn geselecteerd
op basis van een aantal criteria zoals
leesbaarheid, presentatie (opbouw),
originaliteit, volledigheid, actualiteit,
wetenschappelijk belang, praktische
toepasbaarheid en invloed op de
kwaliteit van de diergeneeskunde en
de diergezondheid.

Traditiegetrouw wordt de Jaarprijs
uitgereikt tijdens het
knmvd-jaar-
congres, dat dit jaar wordt gehouden
op vrijdag 2 oktober 2009 in de
Hofstede De Beesde te Bunnik.

-ocr page 132-

KNMvU Jaarcongres 2UUyj

AJ

f,

Korn ook en denk mee!

Widm 2 D\\ztD^tr

-ocr page 133-

GGL-column:

\'Weerstand\'

René van den Brom

De congrescommissie van de ggl is
druk bezig met de voorbereidingen
voor het jaarlijkse congres. Het
congres zal dit jaar worden gehouden
van maandagavond i6 november tot
en met woensdag i8 november in
hotel conferentiecentrum de
Zonheuvel te Doorn. Het thema van
het komende congres is \'Weerstand\':
een term die op meerdere manieren
te interpreteren is...

Op maandagavond i6 november
zullen (oud)collega\'s vertellen over
hun ervaringen in het buitenland en
weerstand tegen innovatie. Op
dinsdagochtend zal onder andere
Q-koorts aan de orde komen. Er is de
hele dag gelegenheid uw eigen
immuunstatus ten aanzien van deze
zoönose te laten bepalen in verband
met een prevalentieonderzoek onder
dierenartsen, \'s Middags zullen de
vakgroepen varken en herkauwer het
programma verzorgen. Na de borrel en
het diner zal de
ggl haar algemene
ledenvergadering houden, waar onze
gewaardeerde voorzitter. Jan Tiete
Siebinga, zal aftreden.

Woensdagochtend komen ook de
kleine herkauwers en vleeskalveren
aan de orde. Studenten krijgen de
gelegenheid hun onderzoeksstage
te presenteren door middel van een
postersessie. Nadat de posters zijn
beoordeeld, worden therapieën in

de varkenshouderij onder de loep
genomen en wordt een \'masterclass\'
georganiseerd op het gebied van her-
kauwers. Voor deze \'masterclass\' kun-
nen vraagstukken worden aangeleverd
die zullen worden behandeld door een
specialist. Na de lunch zal een discussie
worden gehouden met betrekking tot
\'weerstand\'. Hierin zal een specialist
op het gebied van de gezondheidszorg
het voortouw nemen. Het volledige
programma zal binnenkort verschijnen
op de website van de
ggl en komt te
zijner tijd ook in dit tijdschrift te staan.
Wij hopen u in november in Doorn te
mogen ontvangen!

René van den Brom is bestuurslid van
de
ggl.

Regio Oost
\'on tour\'

Ruben Tolboom

Eind juni heeft de commissie regio
Oost een boottocht op de IJssel
georganiseerd. Zo\'n vijftig collega\'s,
jong en oud, gingen op een zon-
overgoten avond aan boord. De tocht
voerde van Deventer naar Zwolle
door het prachtige IJssellandschap.

Tijdens het varen ontstond er een
levendige discussie aan de hand van
enkele stellingen, die werden inge-
bracht door
KNM vD-bestuurslid Harold
van Rossem. Hierbij ging het vooral
over de adviezen in het rapport van de
Raad voor Dieraangelegenheden,
dierenwelzijn en hoe de
knmvd haar
leden (beter) kan bereiken. Na dit
formele deel werd er door de aanwezige
collega\'s veel na- en bijgepraat, dit alles
onder het genot van een hapje en een
drankje, met als klapstuk een fantasti-
sche zonsondergang. Er kan worden
gesproken van een zeer geslaagde
avond, waarbij de intercollegiale
contacten in regio oost weer zijn
aangehaald. Ook hebben de aanwezige
hoofdbestuursleden door de discussie
tijdens de avond weer veel inspiratie
meegekregen voor de volgende periode.
De commissie regio Oost wil Ludo
Hellebrekers, Harold van Rossem, Bram
van Schaik en Marjolijn Fijten dan ook
bedanken voor hun aanwezigheid en
hulp bij de voorbereiding van de avond.

regio oost zoekt nieuwe

commissiegenoten

Vanwege het aftreden van enkele lang
zittende commissiegenoten zoekt
regio Oost enthousiaste mensen die de
\'ploeg\' willen aanvullen. Het profiel
voor de functie van commissielid is
simpel:
knmvd-lid, werkzaam in
provincie Flevoland, Overijssel of
Gelderland, enthousiast, creatief en
teamspeler in klein verband.

De commissie regio Oost biedt je
een kijkje in de keuken van de
organisatie van de
knmvd, een
verbreding van je netwerk en een
afwisseling van je dagelijkse be-
roepsuitoefening. We organiseren
gedurende het jaar verscheidene
bijeenkomsten en vergaderen om de
anderhalve maand.

Dus pas jij in het profiel en spreekt
ons aanbod je aan, aarzel dan niet en
meld je aan via het onderstaande
e-mailadres!

Ruben Tolboom is secretaris van de regio
Oost (toIboom_ruben(a)hotmail.com).

-ocr page 134-

Dirk Maarten Zuijdam

* 29 augustus 1918 -112 juni 2009

Dick groeide op als enig kind in een dierenartsengezin met een grote
plattelandspraktijk in de Haarlemmermeer Dick zou zijn vader opvolgen en
vertrok dus na het behalen van zijn
hbs-diploma in 1936 naar Utrecht. Daar
werd hij vooral enthousiast lid van het Utrechts Studenten Corps.

Zoals de meeste veterinaire studenten kreeg Dick bericht dat hij was
ingedeeld bij de bereden artillerie als aspirant-reservepaardenarts met de
rang van soldaat. Tijdens de mobilisatie in september 1939 werd hij gestatio-
neerd in de Houtrusthallen in Den Haag, waar zo\'n 1500 gevorderde paarden
waren ondergebracht.

In de oorlogsjaren was hij van 1941 tot 1942 onder zeer moeilijke omstan-
digheden praeses van de
dsk. In meii943 dook Dick onder en hij praktiseer-
de in die periode op dertien verschillende locaties, zowel in Amsterdam als
op het platteland.

Na de bevrijding heeft hij als voorzitter van de door hem geïnitieerde
Studentenzuiveringscommissie een centrale rol gespeeld bij het creëren van
normale studieomstandigheden. Dick was dan ook trots op zijn lidmaat-
schap van verdienste van de
dsk. Zijn bijzondere inzet voor dig werd
beloond met een erelidmaatschap.

In 1946 trouwde Dick met Nel van Hamersveld; zij kregen een zoon en
een dochter. Na het behalen van zijn dierenartsdiploma in 1946 ging hij in
Hoofddorp aan het werk in de praktijk van zijn vader De dominante hou-
ding van vader Zuijdam en de matige interesse van Dick maakten dat die
samenwerking al gauw spaak liep. In 1946 verkreeg hij een positie aan de
Rijksseruminrichting te Rotterdam met de mogelijkheid te promoveren. Dit
vond in 1952 zijn bekroning in de verdediging van het proefschrift
Pseudo-
vogelpest: vaccinatie en virusuitscheiding.

In 1955 trad hij in dienst bij Provimi in Italië, producent van veevoeder-
additieven. De veterinaire hoofdinspecteur Van den Born heeft Dick in 1958
gevraagd om inspecteur in algemene dienst in Nederland te worden. Daarna
is hij van i960 tot 1963 secretaris geweest van de Gezondheidscommissie
voor Dieren. In 1963 trad hij met zijn grote kennis van vaccins en pluimvee
in dienst bij Dow Chemical. Deze afdeling werd in 1972 verkocht en Dick
vertrok naar Cyanamid. Hier heeft hij gewerkt tot zijn pensioen in 1983.

Dick was zeer actief in de in 1946 opgerichte Groep Pluimvee en het was
mede zijn initiatief dat in 1966 de groep Dierenartsen in het Bedrijfsleven
werd opgericht. Hij speelde een grote rol bij de oprichting van het Veterinair
Historisch Genootschap in oktober 1989 en werd in 2001 terecht benoemd
tot erelid. Op 17 april 2001 stond hij als verreweg de oudste op de barricaden
op het Binnenhof om te pleiten voor vaccinatie tegen mond-en-klauwzeer.

Kortom, een zeer welbesteed leven, niet alleen diergeneeskundig maar
ook sociaal. Jarenlang was hij lid van sociëteit De Witte in Den Haag en hij
besteedde veel tijd aan ziekenvervoer. De laatste tien jaar van zijn leven
waren zeer gelukkig samen met zijn partner Titia Ellens. Dick overleed in
zijn slaap.

in memoriam

Diergeneeskundig Nederland is hem veel dank verschuldigd.

Engbert Oldenkamp, Maarten Frankenhuis

-ocr page 135-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben de volgende
collega\'s zich aangemeld:
Bais, R.J.; 2008; 6988
bx Lathum, Muggenwaard
20-203

Draaijer, mevr. E.P.; 1999; 5301 wd Zaltbommel,

Buitentuin 62
Gerrits, B.W.M.; 2009; 8107
pg Broekland Ov,

Heetkampsweg 8
Hogerwerf, mevr. L; 2007; 3515
ep Utrecht,

Goeman Borgesiuslaan 2
Laméris, mevr M.C.; 2008; 7918
aa

Nieuwlande, Joh. Poststraat 9
Schenk, R.S.M.; 2009; 3522
xb Utrecht,

Beerzestraat 20-bis
Woudenbergh, C.J. van; 2009; 3443 cv
Woerden, Anton Mauvestraat 35

Voor het dierenartsenexamen van 10 juli
2009 zijn geslaagd:
Boon, O.V.; 3514 TP Utrecht, Havikstraat 20 bis
Delft, T.V.A.F. van; 2 360 Oud - Turnhout, België,

Steenweg op Ravels 285
Dijl, mevr. I.C van; 3402
ge IJsselstein,

Eurovisieplein 49
Hurks, mevr.Y.; 3525 vo Utrecht, Julianaweg 16
Kooi, mevr J.M.; 3522
ad Utrecht, Croesestraat

159

Kooien, S.L.T.; 3584 dr Utrecht, Cambridgelaan
671

Max,mevr. L.W.M.; 3584 dd Utrecht,

Cambridgelaan 449
Rijnbergen - van den Brandhof, mevr. W.E.;

3 544 N D Utrecht, Johanniterweg 4 - b
Schuurmans, mevr. E.M.; 3581 tc Utrecht,

Oudwijkerlaan 2
Vlist, mevr. M.E. van der; 351
1 hc Utrecht,

Westerkade 26
Vrielink, S.; 7245
vl Laren Gld.; Bouwhuisweg 2
Woudenbergh, C.J. van; 3443 cv Woerden,
Anton Mauvestraat 35

Overlijdensberichten:

Op 7 juli 2009 S. Jaarsma te Zwolle

Op II juli 2009 J.A. Engel te Hippolytushoef

Op 13 juli 2009 J.H.A.L. von Frijtag Drabbe

Künzel te Nieuwleusen
Op 20 juli 2009 P. Kleinjan te Wolvega

sluitingsdata voor kopii

Aflevering I Deadline*)
01-09-20091 maandag 117-08-2009
15-09-20091maandag! 31-08-2009
01-10-20091 maandag 114-09-2009
15-10-20091 maandag 128-09-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

2009
Augustus

20-22 Welsh Event 2009. Dit is een combinatie
van Centrale Keuring (20), Sportdag (21) en
de International Show (22). Locatie;

Paardensportcentrum Gert van den Hoorn
te Kootwijk.

September

9-12 Congres van de British Equine Veterinary
Association
(beva). Locatie: Birmingham.

10-i I The European Society for Domestic
Animal Reproduction
(esdar), jaarlijkse
bijeenkomst van Europese artificiële
inseminatie-dierenartsen. Locatie:
Universiteit Gent.

19 FelCan Hondendag. Locatie: faculteit

Diergeneeskunde, Utrecht.
24 Lustrumsymposium de Solleysel over
\'emerging diseases\' Locatie: collegezaal
departement Paard, faculteit
Diergeneeskunde. Tijd: 13.00 uur tot 21.00
uur, inclusief diner. Kosten: 55 euro.
Opgeven op lustrum@solleysel.nl.
26-27 Feline Focus. Thema: hyperthyreoidie en
diabetes mellitus. Locatie:
nh Sparrenhorst
Nunspeet. Kosten: 185 euro, exclusief
btw.
30-1 Symposium voor studenten en
dierenartsen over antibiotica bij
landbouwhuisdieren, georganiseerd door
studievereniging v.v
.f.c. \'De Uithof\'.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Oktober

1-4 The Southern European Veterinary
Conference
(sevc). Locatie: Barcelona

2-4 Congres van de Asscociación De
Veterinarions Espaüoles Especialistas en
Pequefios Animales
(avepa). Locatie:
Barcelona.

2 Jaarcongres knmvd 2009. Het jaarcongres
nieuwe stijl: geen colleges, maar
inspirerende bijdragen waarover in de
pauzes van gedachten kan worden
gewisseld. Met zijn allen bepalen we waar
we naartoe gaan! Het open programma
wordt voorafgegaan door een ledendeel.
Locatie: Hofstede De Beesde in Bunnik.
10 Tiende Feliene Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.
17 Dermatology Day. Congres over diagnostiek
en behandeling van huidaandoeningen bij
de hond en de kat. Locatie: CineMec te Ede.
Kosten voor deelname bedragen 185 euro,
exclusief
b tw. Er is een parallel programma
voor assistenten en paraveterinairen.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2 oog

September

4 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: 10 euro.
8 Wetenschappelijke Bijeenkomst
vgp.
Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.

17 knmvd-sportdag. Locatie: Sportpark
Mariënhoeve in Wijk bij Duurstede. Vanaf

I juli kunt u zich inschrijven via de website.
Kijk op de website voor een overzicht van
uw toekomstige medesporters.

18 Lustrum Vakgroep Gezondheidszorg
Varken. Locatie: Garderen.

24 ggp voorlichring voor jonge

paardendierenartsen. Voorafgaande aan
lustrum Solleysel Locatie: collegezaal
departement Paard, faculteit Diergenees-
kunde, Utrecht. Aanvang: 10.30 uur.

24 150e wetenschappelijke bijeenkomst
Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwer.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Oktober

23 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: 10 euro.

Cursussen

2009
Augustus

22 Communicatielab voor jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Georganiseerd door i
vip met
Communicatie Advies Bureau St. Anna.
Locatie: Communicatielab, Nijmegen. Tijd:
10.00 uur tot 17.00 uur. Kosten: 195,00 euro.
Kijk voor meer informatie op www.ivip.nl.

25 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door i
vip. Doelgroep:
jonge dierenartsen gezelschapsdieren (nul
tot vijf jaar afgestudeerd). Twee delen. Deel
i: kennis en kunde in de praktijk, deel 2:
coaching, communicatie, management en
intervisie. De ic-avonden worden zes maal
per jaar gegeven in de regio\'s Noord-West,
Noord, Midden en Zuid. Kijk voor meer
informatie en inschrijving op www.ivip.nl.

29 Communicatielab voor jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Locatie: Nijmegen. Kijk voor
meer informatie op www.ivip.nl.

September

I Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip. Kijk
op www.ivip.nl.

8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd doorivip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus \'Probleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof. dr. Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

25 Workshop \'Verdoven van wilde en
verwilderde dieren\'. Docenten: Jan Bos
(Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer
(Artis) en Peter Klaver (dierenarts/
consultant voor exoten en wildlife). Locatie:
Ouwehands Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00
tot 18.00, aansluitend borrel. Prijs: 450 euro,
studenten krijgen 50 euro korting. Opgave
via Jan Bos (info@dierendoc.nl) of via
www.tele-immobilisatie.nl.

30-1 Cursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken\'. Locatie: Wageningen.
Kosten: 1095 ^uro. Inschrijftermijn eindigt

-ocr page 136-

op 14 september 2009. Nadere informatie
en inschrijving: http://www.wbs.wurnl.
Brochure aanvragen kan via
info.wbs@wur.nl.

Oktober

\'Infectieuze aandoeningen bij pups en
kittens\'. Sprekers: Rolf Nijsse en Mirjam
Duijvestijn. Locatie: collegezaal
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren Universiteit Utrecht,
ingang Münsterlaan. Tijd: 15.00 tot 18.30
uur. Kosten: 100 euro. Inschrijven via de
pegd-\'portal\'.

6 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord West. Georganiseerd door 1 v i p.
Doelgroep: jonge dierenartsen gezelschaps-
dieren (nul tot vijf jaar afgestudeerd). Twee
delen. Deel i: kennis en kunde in de
praktijk, deel 2: coaching, communicatie,
management en intervisie. De ic-avonden
worden zes maal per jaar gegeven in de
regio\'s Noord-Oost, Noord-West en Zuid.
Kijk voor meer informatie en inschrijving
op www.ivip.nl.

13 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Midden. Georganiseerd door i
vip. Kijk op
www.ivip.nl.

14-15 Cursus: Opgeruimd denken en schrijven.
Plaats: Wageningen. Groepsgrootte: 18
personen: Kosten: 1395 euro. De cursus is
opgezet voor onderzoekers en
beleidsmakers op het brede terrein van
\'agro\' en groen. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
http://www.wbs.wurnl. Voor het aanvragen
van de brochure kunt u een mail sturen
naar info.wbs@wurnl
20 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

®

iet antwoord op ongewenste dracht

• Flexibele behandelperiode: D0-D45 na dekking

• Simpel protocol: 2 injecties met 24 uur tussentijd

• Hoge effectiviteit

• Hoge mate van veiligheid

Alizin

AUV viert haar ifO-jarig
jubileum graag met u!

zaterdag 12 september
te Nijkerk

Middagprogramma:

Workshops voor uw partner en u
Een bijzondere spreker

Clowns en spel voor de kinderen (met supervisie)
Interactieve presentatie AUV bedrijven

Avondprogramma:

Een bijzondere opening
Heerlijk buffet voor ieder wat wils
(Live) muziek, ook om op te dansen
Maar bovenal bijpraten en plezier

Meld u aan op: www.auv.nl

DIERiNKLiNiEK

IJ Z E N D IJ K E

Wij zijn een gemengde praktijk en zoeken een
enthousiaste gedreven gezelschapsdierenarts

ter versterking van ons team.

Wij bieden de mogelijkheid fulltime te werken in een
zeer goed uitgeruste kliniek waar kwaliteit en zeker
ook het plezier in het werk als zeer belangrijk worden
gezien.

Wij vragen een gemotiveerde dierenarts die een
positieve bijdrage aan onze praktijk kan leveren, en
die zich graag verder wil ontwikkelen binnen de
geneeskunde van de gezelschapsdieren.

Graag zien wij uw reactie tegemoet.

Dierenkliniek IJzendijke
Minnepoortstraat 14
45r5 bc IJzendijke

E: dierenkliniek.ijzendijke(2iinternl.net
T:(0ir7)30i3 88

W: www.dierenkliniekijzendijke.nl.

-ocr page 137-

Ter ondersteuning van het team Veterinaire Zaken,
zoekt het bureau van de
knmvd een:

beleidsmedewerker
Veterinaire Zaken
(v/m)
32 uur per week

KNMvD

Team en functie

De beleidsmedewerker is (mede) verantwoordelijk voor de doelen van het team Veterinaire Zaken. Deze zijn:

- de ontwikkeling en uitvoering van beleid op veterinair gebied ten dienste van het bestuur, (vak-)groepen,
commissies en werkgroepen;

- het behartigen van de belangen van de beroepsgroep als mede van dierenwelzijn, diergezondheid, voedsel-
veiligheid en volksgezondheid;

- het ontwikkelen en leveren van producten van dienstverlening aan leden;

- het geven van advies en voorlichting aan leden.

- Daarbij is de beleidsmedewerker tevens contactpersoon voor verschillende organen van de vereniging en
externe partijen. De beleidsmedewerker houdt relevante ontwikkelingen bij in de wet- en regelgeving en
vertaalt deze in diensten voor de dierenartsen.

Profiel

Wij zoeken een enthousiaste en proactieve collega met gevoel voor bestuurlijke verhoudingen en een dienst-
verlenende instelling. Je beschikt over universitair werk- en denkniveau, bij voorkeur een afgeronde studie
diergeneeskunde. Werkervaring als dierenarts is een pre. Vanwege de vele (telefonische) contacten met dieren-
artsen, bestuurders en commissieleden zijn uitstekende contactuele, communicatieve en sociale vaardigheden
een absolute must. Accuratesse in de uitvoering van de werkzaamheden is noodzakelijk.

Arbeidsvoorwaarden

De KNMVD biedt een zelfstandige en veelzijdige functie binnen een professioneel team. Het bruto maandsalaris
bedraagt minimaal € 2752,71 en maximaal €3784,97 (functiegroep 9) o.b.v. 38 uur Inschaling is afhankelijk van
opleidingsniveau en ervaring. Naast 8% vakantietoeslag biedt de
knmvd een eindejaarsuitkering van 2% en
andere aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarden.

Contactgegevens

Voor meer informatie over de knmvd kun je onze website bezoeken: wvvw.knmvd.nl.

Vragen over de inhoud van de functie kun je stellen aan mevr A.C. (Cora) van Hattem Rfm., telefoonnummer
030-6348900. Je kunt ook mailen naar c.van.hattem@knmvd.nl

Wij ontvangen jouw sollicitatie graag voor 24 augustus a.s. onder vermelding van \'sollicitatie\' op de envelop.
Je kunt je reactie sturen naar: Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, t.a.v.
mevr. A.C. (Cora) van Hattem Rfm, p
&o-consulent. Postbus 421, 3990 ge Houten. Uiteraard kun je
ook per e-mail reageren door een bericht te zenden aan c.van.hattem@knmvd.nl.

Deze vacature is reeds per 3 augustus loog geplaatst op de websites www.knmvd.nl/vacaturebank en www.monsterboard.nl.

-ocr page 138-

dierenkliniek

t\'

ooienburg & IJweg

«•»IXmEMKUNIfJCTrXTCJNUmC KL

MARKENBURG 12). 2I3JDX HOOFDIXIRP
IJWET. 1117. 2IJ3 MJ H(X)FODORP

Voor onze zeer succesvolle Dierenklinieken Toolenburg en IJweg gevestigd te Hoofddorp zoeken we een enthousiaste

Gezelschapsdierenarts m/v

Hoofddorp is het hart van de Haarlemmermeer, een zeer snel groeiende groene plek in een van de grootste gemeentes van Nederland.
Wij zoeken om ons team van drie dierenartsen en acht assistentes te komen versterken iemand die zich herkend in de volgende punten:

Wij vragen:

- Teamspeler

- Zelfstandig leiding geven aan een van onze klinieken

- eerstelijns chirurgische en analytische kwaliteiten maar ook de opzet en ontwikkeling tweedelijns zeer welkom.

- Klantgericht maar zeker ook patiëntgericht

- Communicatieve, commerciële en sociaalvaardige eigenschappen

- Representatief en enthousiast

- Relevante ervaring met echoscopie en röntgen is een pre

- Woonplaats in de regio of bereidheid dit te verwezenlijken

Wij bieden:

- Functie voor 30-40 uur per week in overleg

- Beschikbaar vanaf augustus/september 2009

- Geweldig vast teamverband

- Sterk groeiende praktijk & praktijkontwikkeling

- Salariëring volgens cao

- Groene omgeving in de Randstad, waarin veel persoonlijke en professionele groei mogelijk is.

Herken je jezelf hierin en wil je deze unieke kans niet aan je voorbij laten gaan, twijfel geen moment en stuur je sollicitatiebrief inclusief pasfoto aan:
Dhr. ANRM van Dortmont, Ifweg 1187, 2133 M) Hoofddorp,T: (023) 56 35 311 en M: dierenkliniektoolenburg@hotmail.com.

Denemarken
Veearts!

Het is verslavend!

In onze praktijk in het grootste vee- en natuurgebied

van Denemarken hebben we plek voor nog één

fulltime of twee parttime veeartsen.

V^Aij zoeken iemand die graag tussen de koeien loopt.

Ervaring is niet nodig, interesse wel!

Bij ons werken vijf veeartsen waarvan twee met een

Nederlandse opleiding.

Onze melkveebedrijven krijgen wekelijks bedrijfsbe-
geleiding (zonder drachtigheidsonderzoek). Ook
werken we met een abonnement op onze service.

En Deens? Dat heb je zo onder de kniel

Grijp nu deze unieke kans en bel of mail onze praktijk-
manager, Mirjam Steffensen, voor meer informatie.
Kvasgdyrlaegerne Kronborg
Kronborgvej 120
DK-7700 Thisted

Mirjam Steffensen telefoon: 0045 30895211,
e-mail: mirjamsteffensen(a)vetnet.dk.

CxJ ït^

DIERENA^Tl^ENPRAKTIJK

moe^ÈWel

Vacature gezelschapsdieren

Wegens vertrek van een collega is dap Moergestel, een
gemengde praktijk in Noord Brabant, op zoek naar een
ambitieuze dierenarts gezelschapsdieren om leiding te
geven aan onze groeiende gezelschapsdierenkliniek en
deze verder uit te bouwen.
Bij gebleken geschiktheid uitstekende toekomst-
mogelijkheden.

Nadere info: vvww.dapmoergestel.nl of telefonisch,
(013) 51 31 465 (drs. H. van Gils).

Uw brief met cv kunt u mailen naar hans(a)dapmoer-
gestel.nl of sturen naar

dap Moergestel t.a.v. drs. H. van Gils, Heuvelstraat 2,
5066 PC Moergestel.

-ocr page 139-

CYDECTIN

\\

Odagen

ttUkCnl^\'^

HUT

UiHGER

met

Cvdectin

worden
wormen

fc ■■ • i mlTo dagen wacwfim

dan

scnurftmiiten dan
andere producten
metOdagenwachttnd

andere prodncien met 0

cvdectin
v^erkt
tegen

\\

FORTDODGE

:elsn op aanvraag beschikbaar. Cvdectin 0,5% W/V Pour-On. REG NL 9405. Kanalisatie URA. Samenstelling Moxidecline 5 mg/ml. Meet informatie is op aanvraag beschikbaar. Fort Dodge Animal Health Benelux B.V., Postbus U, 6290 AA Vaals, 0800 4555554.

-ocr page 140-

HCA

HET EERSTE CORTICOSTEROID
DAT EFFECTIEF IS IN DE HUID
EN NERGENS ANDERS

Hydrocortisonaceponaat (HCA) behoort tot de nieuwe
generatie corticosteroïden voor de huid:

activatie, opslag en afbraal< in de huid
geen waarneembare systemische bijweri<ingen
mal<kelijk toepasbare spray

CORTAVANCE"

ALLE VOORDELEN ZONDER DE NADELEN

CORTAVANCE

0,Sft4 mg/ml

HUIOSPRAY, OPLOSSING
VOOR HONDEN
SPRAY (LÖSUNG) ZUR

C AUF OER
T PUR HUNDE

Productinformatie: Cortavance EU/2/06/069/001. Samenstelling: hyrtrocortisonaceponaat 0,584 mg/ml. Doeldier:
hond. Indicaties: symptomatische behandeling van inflammatoire un jeulcende dermatosen. Contra-indicaties: niet
toepassen op huidzvi/eren.
Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH \'
Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 141-

iijascnnn voor

Diergeneeskunde

Prevalentie van
Tritrichomonas foetus onder
Nederlandse katten

Eikelvergiftiging bij
jongvee

W

Rundveevoeding: **

verteringseigenschappen
van celwandkoolhydraten -

«-

■m

Varkensgriep en
Mexicaanse griep:
de rol van het varken.

pr-^ \\

v f^ ^

r-\'^*\'^....... •

koninklijke nederlandse maatschappi] voor diergeneeskunde

-ocr page 142-

ImprevQC\' hét alternatief voor fysieke castratie

Het vaccin tegen berengeur
Even effectief als castratie
Verbeterd welzijn:
Castratie is overbodig
Geen ongewenst berengedrag
Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
Minder mestproductie

Il i\\

•varkens HOUOEN ^^^ ..tuor\'

Animal Health

IMPROVAC\' oplossing voor injectie voor vorkens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001-003 »REG Nl 1010Ó04JDD •Werkzame bestanddelen: Eén dosis (2 ml) bevat: Gonadotropin,
releasing fockx (GnRF) anak)og-proteïne conjugoat dot een onti-GnRF geometrisch gemiddelde fiter von & 474 U/ml induceert: min. 300 pg •Adjuvans: DEAE-Oextran •Hulpstoffen: ThiomersaI «Doeldier: Mannelijke
vorkens (vonof een leeftijd von 8 v/eken) •Indicoties: Inductie von antilichamen tegen GnRF om een tijdelijke immunologische onderdrukking van de testiculoire Rjncties te bewerkstelligen. Voor gebruik als een alternatie
voor fysieke costratie voor de vermindering von berengeur, veroorzaakt door de voornaamste substantie die berengeur veroorzaakt, ondrostenon, bij intocte mannelijke varkens no het intreden von de puberteit. Skoto:
een andere substantie die een belangrijke bijdrage levert aan de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd w/orden. «Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebruik. Aan intacte monnelijke varken
2 doses van 2 ml toedienen per subcutane injecHe nnet een interval von tenminste 4 weken, waarbij de tweede dosis 4 tot 6 weken vóór het slochten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluiter. »Contra-indicoties
Niet gebruiken bij monnelijke vorkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke vorkens. •Wachttijd: nul dogen «Bijwerkingen: Reacties op de injectieplaats, kortdurende verhoging von de lichaomstemperotuu
Zie bijsluiter. «Speciole woorschuv/ingen: zie bijsluiter. •Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinjectie is gevoorlijk: lees vóór gebruik de bijsluiter. «Bewaren: Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren
Bewaren en transporteren bij
2°c - BX. Vrijworen tegen bevriezing. Etescherm tegen Hcht. Houdboorheid no eerste opening van de container: 8-10 uur. «Nadere informatie: zie bijsluiter of op oonvroog beschikboo
Voor Nederland: f>fizer Animo! Health BV Postbus 37 • 2900 AA Capelle o/d Ussel ■ Nederland (e^oil: info@pfizerah.ni),

-ocr page 143-

Transparantie

KNMi/D

Een van de doelstellingen van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is informatie te
verschaffen aan alle leden van onze beroepsgroep. In deze editie vindt u dan ook
artikelen over een grote variëteit aan onderwerpen. Maar alleen een afwisse-
lende inhoud is niet genoeg; de redactie vindt het ook belangrijk dat u als lezer
aan de vormgeving van het artikel kunt zien vanuit welke achtergrond dit
artikel geplaatst is. Is het een wetenschappelijk artikel, dan staat dat bovenaan
de pagina vermeld en mag u aannemen dat de inhoud hiervan door twee
onafhankelijke referenten is beoordeeld en goed is bevonden voor plaatsing in
ons Tijdschrift. U mag dan als lezer aannemen dat de auteur goed onderzoek
heeft verricht en dit op een verantwoorde wijze heeft beschreven. Krijgt een
artikel het predikaat \'wetenschappelijk\' niet mee, maar staat het in de rubriek
Voor de praktijk, dan heeft één referent ernaar gekeken en het geschikt gevon-
den voor plaatsing. Dit houdt niet in dat het artikel dan altijd van een mindere
kwaliteit is. Het kan ook te maken hebben met de opzet en de inhoud van het
stuk, bijvoorbeeld wanneer de actualiteit daar om vraagt. Een voorbeeld van
inspringen op de actualiteit is de bijdrage vanWillie Loeffen (cvi
vanwuR). Hij
beschrijft de rol van het varken in varkensgriep en in de Mexicaanse griep. Echt
een zeer lezenswaardig stuk, niet alleen voor de varkensdierenarts, maar voor
alle dierenartsen in Nederland. Er kan een dezer dagen om uw mening worden
gevraagd en dan is het goed over voldoende juiste informatie te beschikken. Tot
de dag van vandaag komt namelijk via de media informatie beschikbaar die,
helaas, vaak zeer bezijden de waarheid ligt. Naarmate er meer \'zendgemachtig-
den\' komen, al dan niet publiek, wordt er een grotere kring van \'deskundigen\'
benaderd met een bij voorkeur sterk uiteenlopende mening. Denkt u nog maar
even terug aan de breed uitgemeten discussie over het wel of niet laten vacci-
neren van twaalf- tot zestienjarige meisjes tegen het papillomavirus dat
aanleiding kan geven tot baarmoederhalskanker

Iedere dierenarts kan op dit moment vragen krijgen over veterinaire vraag-
stukken, of het nu gaat over de nieuwe griep, Q-koorts of het voorschrijfgedrag
van dierenartsen. Twee dingen zijn mijns inziens van cruciaal belang voor het
goed beantwoorden van deze vragen: een terdege kennis van de problematiek
en voldoende scholing in het omgaan met de pers. Voor dit laatste doel zijn legio
cursussen en workshops beschikbaar Aan het eerste, kennis en beeldvorming
over wetenschappelijke en actuele zaken, hoopt het Tijdschrift een bijdrage te
kunnen leveren. En zolang wij dat transparant blijven doen, kunt u op onze
informatie vertrouwen.

Hetty van Beers

-ocr page 144-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(|)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. Lj. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.j.M. Laan
Dr. L.[.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ING Bank 5ri6o6 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 ene en e
bank n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr.

699361443-

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2516 BC Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342)41 97 98;(06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(a)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap khuvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per i januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 145-

Deel 134 • Aflevering 17-1 september 2009

WETENSCHAP ..... Prevalentie van Tntnc/iomonas/oefus onder Nederlandse katten

D.C.K. van Doom, M.J. de Bruin, R.A. Jorritsma, HW Ploeger en A. Schoormans 698

VOOR DE PRAKTIJK Eikelvergiftiging bij jongvec

/. Muskens, A. van Dorsser en M. Roumen 704
Rundveevoeding: verteringseigenschappen van celwandkoolhydraten

Ing. A. Malestein 708

IN VETERINAIR VERBAND ..... Varkensgriep en Mexicaanse griep: de rol van het Varken W/\'/feLoe^c« 712

Je eigen vak serieus nemen, daar gaat het om M.M. Sloet van

Oldruitenborgh-Oosterbaan 716

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek Johan Klein Haneveld 7 r 8
Wat is de Raad voor Dierenaangelegenheden en wat is zijn advies

waard? Laurens Hoedemaker 722

Ingezonden reactie van de heer Ronner over casus ethiek 723

CURSUSSEN EN CONGRESSEN ..... Symposium:\'Antibiotica... Less makes things better?\' 723

Evidence based (veterinary) medicine; de vertaalslag naar de

individuele patiënt Jaël van der Woude 724

PEGD -lezing: \'Infectieziekten bij pups en kittens\' Monique Megens 726

KNMVD ..... Oproep dierenartsarbiter Ereraad 729

Jaarcongres 2009 \'Enerverende innovatie\' Marieke Huisman 730
In memoriam drs. mr. C.J.H. Scheuerman Ko Minderhoud, Herman

Nieuwenhuijsen 732

RUBRIEKEN ..... Uit de redactie 695

Nieuws 702

Veterinair tuchtrecht 7 r i

Nieuws uit de industrie 726

Voorzitterscolumn 729

Personalia 733

Jubilea 733

Deadline kopij 733

Doorlopende agenda 733

-ocr page 146-

Prevalentie van Tritrichomonas foetus onder
Nederlandse katten

D.C.K. van DoomM.J. de Bruin, R.A. Jorritsma, HW. Ploeger,
A. Schoormans

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 698-700

Oorspronkehjk artikel

samenvatting

Om de prevalentie van en de risicofactoren voor Tritricho-
monas foetus
onder Nederlandse katten te bepalen, werden
r54 faecesmonsters verzameld van drie verschillende
groepen katten: katten met diarree (n=53), katten uit
\'catteries\' (n=47) en gezonde huiskatten (n=54). Uit de
monsters werd
dna geïsoleerd en dit werd daarna met
specifieke \'primers\' met een \'realtime
\'-pcr getest op
T. foetus. De positieve pcr-uitslagen zijn gecontroleerd door
middel van gel-elektroforese. De prevalentie van
T. foetus
onder katten met diarree was 2 procent, onder \'catterie\'-
katten 4 procent, terwijl bij de huiskatten geen positieve
monsters werden gevonden. Om risicofactoren te bepalen,
waren enquêtes verspreid onder de huiskat- en de \'catterie\'-
eigenaren. Door de lage prevalenties was het echter niet
mogelijk risicofactoren statistisch te onderbouwen.

abstract

Prevalence o/Tritrichomonas foetus among Dutch cats

The aim of this study was to determine the prevalence of, and
risk factors for,
Tritrichomonas foetus among cats in the
Netherlands. A total of 154 faecal samples were collected from
three groups of cats: cats with diarrhoea (n= 53), cattery cats
(n=47), and healthy pet cats (n= 54). Faecal samples were
examined with a
T. foetus specific real-time pcr. All pcr-posi-
tive samples were run on gel electrophoresis for definitive
diagnosis. The prevalence ofT.
foetus was 2 % among cats with
diarrhoea and4% among cattery cats;T.
foetus was not
prevalent among pet cats (none of the samples tested positive).
Questionnaires had been distributed to cat and cattery owners to
determine risk factors for T.
foetus, but the low prevalence
precluded statistical analysis of the questionnaire results.

inleiding

Trichomonaden zijn eencellige, geflagelleerde protozoa die
zich vermenigvuldigen door celdeling, waardoor in korte
tijd een groot aantal trofozoieten kan ontstaan. Er worden
geen cysten gevormd, in tegenstelling tot Giardia waarvan
de cysten lang infectieus kunnen blijven in de omgeving.
Transmissie vindt plaats via direct contact tussen gastheren
of contact met verse faeces. Trichomonaden zijn meestal

I Contact: d.c.k.vandoorn(a)uu.nl, faculteit Diergeneeskunde, departe-
ment Infectieziekten en Immunologie, divisie Klinische Infectiologie.

onschadelijke commensalen, die worden gevonden in de
intestinale- en reproductietractus van vertebraten en
invertebraten. Toch bestaan er ook belangrijke pathogene
soorten, zoals
Histomonas meleagridis, Trichomonas vaginalis,
Trichomonas gallinae en Tritrichomonas foetus (i). T. foetus is
een belangrijk geslachtelijk overdraagbaar pathogeen bij
runderen. Door het invoeren van kunstmatige inseminatie
komt het in de intensieve veehouderij echter nog slechts
zelden voor Experimentele infectie met
T. foetus hi]
verschillende soorten gastheren heeft een lage gastheerspe-
cificiteit aangetoond. Wereldwijd is er de afgelopen jaren
meer aandacht voor
T. foetushi] katten en de rol van deze
parasiet bij het veroorzaken van diarree (2).
T. foetus
gevonden bij katten is morfologisch niet te onderscheiden
van
T. foetus gevonden bij runderen. De oorsprong van de
infectie van katten met
T. foetus is onbekend. Er is een
humaan geval bekend van fatale meningitis bij een
immunodeficiënt individu, dat werd veroorzaakt door
T. foetus. In het kader hiervan en gezien het nauwe contact
tussen katten en hun eigenaren valt de kans op zoönotische
transmissie vooralsnog niet uit te sluiten (6).

Door Romatowski werd voor de eerste keer melding
gemaakt van grote aantallen trichomonaden in faeces van
jonge katten met chronische dikke darm-diarree (4, 5). De
katten, vaak afkomstig uit \'catteries\' of asielen, waren vaak
foutief gediagnosticeerd als geïnfecteerd met Giardia-orga-
nismen. Deze katten hadden een wisselend verloop van de
diarree, die niet reageerde op therapie.

T. foetus hiijkt niet te behoren tot de normale intestinale
flora van de kat en de algemene hypothese is dat het een
intestinaal pathogeen organisme is die dikke darm-diarree
veroorzaakt (2). Bij behandeling met diverse antimicro-
biële middelen kan de consistentie van de faeces ver-
beteren, maar na het stoppen van de behandeling keert de
diarree vaak heviger terug (7).

Katten met een natuurlijk verkregen T/oefus-infectie
vertonen een wisselend verlopende diarree. De diarree is
zacht, ongevormd (koeienvlaai) tot halfgevormd en niet
geassocieerd met verschijnselen van systemische ziekte.
Er kunnen periodes van klinische remissie zijn, maar het
spontaan verdwijnen van de infectie is nooit waargenomen.
Uit recent onderzoek bleek dat het toedienen van ronidazol
(30 tot 50 mg/kg per os, tweemaal daags gedurende veertien
dagen) de diarree stopte en de infectie beëindigde (8). Deze
behandeling is echter niet geregistreerd voor deze infectie
bij de kat en is ook niet zonder risico, denk bijvoorbeeld aan
neurologische klachten. Het is dus belangrijk een juiste di-
agnose te stellen.
T.foetuskan worden gediagnosticeerd door
direct microscopisch onderzoek van verse faeces maar de
parasiet kan microscopisch verkeerd worden geïdentificeerd
als
Giardia sp. of Pentatrichomonas hominis. Ook kan een zeer
specifieke \'nested\'- of\'realtime
\'-pcr worden uitgevoerd (7).

-ocr page 147-

Hieraan kan een vermenigvuldiging in een kweekmedium
voorafgaan.

In recent onderzoek in de Verenigde Staten bleek 31
procent van onderzochte \'catterie\'-katten besmet te zijn
met
T. foetus {2). Risicofactoren geassocieerd met
7:/oetus-besmetting in catteries waren: een recente
geschiedenis van diarree, een eerder gestelde diagnose van
coccidiose in volwassen katten en weinig vierkante meter
huisvestingsoppervlak per kat.

Er is weinig bekend over T. foetus in Nederland. Het doel
van dit onderzoek was daarom te bepalen in hoeverre
T. foetus in Nederland kan worden gevonden in gezonde
katten of katten met diarree en welke risicofactoren voor
infectie met
T. foetus we konden identificeren.

materiaal en methoden

Aantal en herkomst faecesmonsters

Van oktober tot en met december 2006 zijn in totaal r 54
faecesmonsters onderzocht van Nederlandse katten van
allerlei leeftijden. De faecesmonsters waren afkomstig van
drie groepen katten: \'catterie\'-katten, katten met diarree of
gezonde huiskatten. Van deze 154 monsters waren 53
afkomstig van katten met chronische diarreeklachten.
Deze waren door dierenartsen vanuit heel Nederland
gezonden naar het Veterinair Microbiologisch Diagnos-
tisch Centrum
(vmdc). Nadat de door de dierenarts
aangevraagde testen waren uitgevoerd door het
vmdc,
werd het resterende monster ingevroren (-20 graden
Celsius) ten behoeve van het onderhavige onderzoek. Een
tweede groep van monsters bestond uit 47 faecesmonsters
verkregen bij in totaal negen \'catteries\' in de omgeving
van Utrecht. Per \'catterie\' werden tussen de vier en negen
gezonde katten bemonsterd. De monsters werden na het
ophalen zo snel mogelijk ingevroren (-20 °C). De resteren-
de 54 faecesmonsters werden verkregen van gezonde
huiskatten verspreid over Nederland. Het aanbod per
huishouden was één faecesmonster De monsters werden
zo snel mogelijk aangeleverd door de katteneigenaar zelf.
Alle monsters werden bewaard bij -20 graden Celsius
voordat ze werden gebruikt voor dit onderzoek (7).
Gebaseerd op de gevonden prevalentie in onderzoek van
Gookin et al. (6) was het onze doelstelling per groep
minimaal 43 monsters te onderzoeken. Dit aantal berust
op een aangenomen prevalentie van 20 procent met een
betrouwbaarheidsinterval van 90 procent en een gewenste
absolute precisie van 10 procent (9).

Om DNA uit de faeces te isoleren werd gebruikgemaakt
van de
qi Aamp® dna Stool Mini kit van qiagen (qiagen
Benelux b.v.). Het dna werd geïsoleerd volgens een door
de fabrikant geoptimahseerd protocol: rs minuten op 95
graden Celsius in plaats van 5 minuten bij 70 graden
Celsius. Als positieve controle is gebruikgemaakt van een
door \'sequencing\' bevestigd positief monster

De PCR

De volgende primers werden gebruikt: tfits reverse
primer met sequentie 5\'-
gca atg tgc att caa aga tcg-3\'
en tfits forward primer met sequentie 5\'-ctg ccg gtt
gga tca gtt tcg
-3\'(Biolegio, Nijmegen, Nederland). De
primers werden in roo micromolair (pM) geleverd door
Biolegio. De werkverdunning was vier keer (25 pM). De
reactieve mix bestond uit ro microliter (pl) TaKaRa
sybr®
premix Ex Taq tm (Lonza, Bioscience, Verviers), 1,0 pi van
iedere primer (2 5nM), 2,4 pl MgCb (25 mM) en 0,6 pl
MilliQ. De LightCycler 1.5 (Roche Diagnostics, Mannheim,
Duitsland) was geprogrammeerd tot het maken van een
\'hot start\' bij 95 graden Celsius gedurende ro seconden,
gevolgd door 50 cycli van denaturatie bij 95 graden Celsius
gedurende ro seconden, \'annealing\'bij 57 graden Celsius
gedurende 5 seconden en elongatie bij 72 graden Celsius
gedurende ro seconden.

Statistiek

Door de gevonden lage prevalentie was het niet zinvol een
statistische bewerking uit te voeren op de gegevens uit de
enquêtes, noch om verschillen tussen de drie katten-
groepen te toetsen.

resultaten

Van de 47 faecesmonsters in de \'catterie\'-groep bleken er 2
(4 procent) positief te zijn voor
T. foetus. Deze positieve
monsters kwamen van twee van de negen \'catteries\'. De
beide T/oetus-positieve \'catteries\' bestonden uit 7 katten
op ongeveer 120 vierkante meter leefoppervlakte. De
kleinste gedeelde ruimte was bij de ene 6 vierkante meter
en bij de andere r6 vierkante meter Een van de besmette
katten in de \'catteries\' was afkomstig uit Denemarken,
waar ook de voorouders van deze kat vandaan kwamen.
De andere besmette kat was afkomstig uit België.

In de groep katten met chronische diarree werd één
monster (2 procent) positief bevonden voor
T. foetus. Onder
de huiskatten werden geen positieve monsters gevonden.

Gezien het lage aantal positieve katten was het
onmogelijk een associatie vast te stellen tussen
T. foetus-
infectie en de manier van houden van katten of het al dan
niet vóórkomen van diarree.

discussie

T. foetus werd slechts in een gering aantal monsters
gevonden. Hiervoor kunnen meerdere factoren verant-
woordelijk zijn. Zo werd in Amerika een \'nested
\'-pcr
gebruikt (2), terwijl wij een \'realtime\'-pcr hebben uit-
gevoerd. De detectiegrens van de door ons gebruikte
methode is gegarandeerd vijfduizend organismen per
gram, terwijl de \'nested
\'-pcr gevoeliger is met een detectie-
grens van vijfhonderd organismen per gram.

Het is bekend dat in faecesmonsters die na productie
worden afgekoeld tot 2 tot 7 graden Celsius, het
dna van
T. foetus sneller wordt afgebroken dan in ongekoelde faeces.
Daarom zou het rectaal afnemen en direct invriezen van
faeces beter zijn (7). Het zo snel mogelijk inzetten van
faeces in commercieel kweekmedium om deze vervolgens
te
pcr-en kan de gevoeligheid doen toenemen.
De lage T/oefus-prevalenties in vergelijking met het

-ocr page 148-

Amerikaanse onderzoek met 31 procent T. foetus-positieve
katten (2), zijn mogelijk ook te verklaren doordat vrijwel
alle \'catteries\' die deelnamen aan dit onderzoek, bekend
staan als professioneel en redelijk kleinschalig. De
\'catteries\' waren allemaal geïntegreerd in het huishouden
van de eigenaar, waarbij de katten de beschikking hadden
over één of meerdere kamers in het woonhuis van de
eigenaar Ook was er vaak een uitloop aanwezig naar een
buitenshuis gesitueerde afgesloten ruimte, terwijl in het
onderzoek van Gookin et al. de katten meestal werden
gehouden onder intensieve omstandigheden (6). Het
onderzoek van Gookin et al. vond bovendien plaats op een
grote show, waardoor de onderzoekers niet op de \'catterie\'
hoefden te komen. Wellicht zijn minder hygiënische
\'catteries\' in zo\'n geval wel bereid om mee te werken, maar
niet wanneer er door de onderzoekers een huisbezoek
wordt afgelegd. Hoe het ook zij met de lage prevalentie in
Nederland, in het huidige onderzoek kon geen verband
worden vastgesteld tussen het voorkomen van diarree en
infectie met
T. foetus. Vooralsnog lijkt de conclusie
gerechtvaardigd dat
T. foetus geen rol van betekenis speelt
bij katten in Nederland, al zou dat bij een beperkt aantal
\'catteries\' anders kunnen zijn.

referenties

1. Kulda I, Nohynkova E and Ludvik J. Basic structure and function of tlie
Trichomonad cell. Acta Univesitatis Carolinae-Biologica 1986; 30:
i8t-i98.

2. Gookin JL, Levy MG, Law JM, Papich MG, Poore MF and Breitschwerdt
EB. Experimental infection of cats with
Trichomonas foetus. Am J Vet
Res 2001; II: 1690-1697.

3. Levy MG, Gookin JL, Poore M, Birkenheuer AJ, Dijkstra MJ and Litaker
RW.
Tritrichomonas foetus and not Pentatrichomonas hominis is the
etiologie agent of feline trichomonal diarrhea. Journal of Parasitology
2003; 89: 99-104.

4. Romatowski J. An uncommon protozoan parasite {Pentatrichomas
hominis)
associated with colitis in three cats. Feline Pract 1996; 24:
10-14.

5. Romatowski J. ?entatrichomonas hominis infection in four kittens. J Am
Vet Med Assoc 2009; 216:1270-1272.

6. Gookin JL Stebbins ME, Hunt E, Burione K, Fulton M, Hochel R, Talaat
M, Poore M and Levy MG. Prevalence of and risk factors for feline
Tritrichomonas foetus and Giardia infection. Journal of Clinical
Microbiology
2004; 42; 2707-2710.

7. Gookin JL. Birkenheuer AJ, Breitschwerdt EB and Levy GL. Single-Tube
Nested
pcr for detection of Tritrichomonas foetus in feline feces. Journal
of Clinical Microbiology 2002; 40:4126-4130.

8. Gookin JL Copple CN, Papich MG, Poore MF Stauffer SH, Birkenheuer
AJ, Twedt DC and Levy MG. Efficacy of ronidazole for treatment of
feline
Tritrichomonas foetus inkction. Journal of Veterinary Internal
Medicine 2006; 20: 536-543.

9. Thrusfield M. Veterinary epidemiology. Butterworth & Co Publ. Ltd,
London, 1986.

Artikel ingediend: 30 oktober 2008

Artikel geaccepteerd: 9 juni 2009

The Human Touch

of technology

A.MENARIN1

diagnostics

M

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten

__Exigo / Medonic hematologie

Ci) i^^BI é Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC

Ovucheck Premate/Plasma progesteron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
l-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding
VHL DNA diagnostiek

vvww.menarinidiagnostics.nl
e-mail matl@menarinidiagnostics.nl

De Haak 8,5555 XK VALKENSWAARD
tel. 040 - 208 20 00, fax 040 - 204 21 84

-ocr page 149-

2 SOORTEN DERMATITIS
ONTELBARE HONDENRASSEN

O Antibacterieel en antifungaal
O Chloorhexidine Miconazol

O Ter behandeling en controle van seborroeïsche dermatitis bij de hond

(geassocieerd met Malassezia pachydermatis en Staphylococcus intermedius)

° Als hulpmiddel bij de behandeling van Microsporum Canis infecties bij de kat

Dechra

Veterinary Products

Malaseb\' shampoo: UDA REG.NL. 101936. Werkzame bestanddelen: chloorhexidine 2% w/v, miconazol 2% w/v. Indicaties: voor de behandeling en het onder controle houden van
seborroeïsche dermatitis geassocieerd met
M. pachydermatis en S. intermedius bij honden. Als hulpmiddel bij de behandeling en het onder controle houden van ringworm t.g.v. M. canis i.c.m.
het gebruik van griseovulvine. Toedieningswijze: Hond: was 2 maal per week totdat de symptomen afnemen, daarna wekelijks of zo vaak als nodig om de symptomen onder controle te houd-
en. Kat: was 2 maal per week gedurende 6-10 weken of zoveel langer totdat de vachtkweek negatief is voor M.
canis. De maximale periode van gebruik mag niet langer zijn dan 16 wel<en.
Voornaamste bijwerking/contra-indicatie: in het bijzonder honden met atopie en katten met een allergische huidaandoening kunnen een voorbijgaande pruritus en/of erythemateuze reactie

ontwikkelen na behandeling. In uitzonderlijke omstandigheden kan er na behandeling bij honden en katten een huidreactie optreden (jeuk. roodheid).
Informatie: Dechra Veterinary Products B.V. - info.nl0dechra.com - tel 31 (0) 76 - 531 79 77

-ocr page 150-

Reünie

Op woensdag 30 september 2009 vindt
een reünie plaats voor dierenartsen
die rond 1950 met hun studie zijn
begonnen en rond r957 zijn afgestu-
deerd. De reünie is toegankelijk voor
dierenartsen en hun partners. De
bijeenkomst vindt plaats in Oud-
Zuilen, met een bezoek aan Slot
Zuylen en een driegangendiner in
restaurant Belle. De reünie begint om
r3.3o uur en eindigt om 20.00 uur
Wie tot deze groep behoort en
interesse heeft in deze bijeenkomst,
kan contact opnemen met een van de
organisatoren: Engbert Oldenkamp
((030) 22 52 /ro, e.p.oldenkamp@
casema.nl). Jan van Os ((070) 38 68
598, jl0@xs4all.nl) en Jan Willem
Zantinga ((035) 54 16 889,
j.w.zantinga@planet.nl).

vwHA-congres 2009

Het twaalfde congres van de Veteri-
nary Wound Healing Association
(vwh a) is dit jaar georganiseerd als
precongresdag van de South European
Veterinary Conference in Barcelona op
I oktober 2009. Het thema is \'Tissue
Deficit and Delayed Wound Healing:
Challenges, Methods and Manage-
ment\'. Met dit onderwerp krijgen
dierenartsen steeds meer te maken,
onder andere als gevolg van de steeds
verder gaande behandeling van
tumoren. Bij het verwijderen of behan-
delen van een tumor ontstaat name-
lijk een defect en het behandelen
daarvan is veelal een gecompliceerd
proces. Ook traumatische incidenten
blijven altijd optreden en er is steeds
vaker bereidheid om ook zeer gecom-
pliceerde wonden te behandelen.
Wondmanagement is zeer belangrijk
bij de behandeling van dergelijke
gecompliceerde wonden, en door een
afgewogen keuze te maken voor de
juiste wonddressings op het goede
moment kan men al enorm veel winst
behalen. Het volledige programma
van het congres en het overzicht van
de sprekers kunt u vinden op
www.vwha.net. Aanmelden is ook
mogelijk via de website.

De unieke reptielen- en vogelsoorten
op de Galapagoseilanden lopen het
gevaar slachtoffer te worden van het
toerisme. Muskieten van het vaste
land, zoals de zuidelijke huismug
(Culex quinquefasdatus), die drager kan
zijn van vogelmalaria, vogelpokken en
West-Nijlvirus, bereiken het eiland
door mee te liften op vliegtuigen. Dit
gebeurt vaker dan gedacht, schrijven
onderzoekers in de interneteditie van
Proceedings of the Royal Society B:
Biological Sciences.
De muggen blijken
te mengen met inheemse muggen-
populaties en zich via bootverkeer
over de eilanden te verspreiden. Het
gemiddelde aantal muggen per
vliegtuig is klein, maar er landen elke
dag veel vliegtuigen op de Galapagos-
eilanden. De introductie van de
zuidelijke huismug op Hawaii aan het
einde van de negentiende eeuw, leidde
daar tot het uitsterven van een groot
aantal unieke vogelsoorten. Dat er nog
geen vergelijkbare ernstige ziekte-
uitbraak is geweest onder de Galapa-
gosdieren is volgens de onderzoekers
een kwestie van geluk.

Science Daily

Annulering sportdag 2009

Wegens onvoldoende belangstelling
heeft de
knmvd de sportdag helaas
moeten afgelasten. Op donderdag 17
september zou de
knmvd-sportdag
plaatsvinden in Wijk bij Duurstede.
Ondanks dit slechte nieuws wil de
knmvd de blik op de toekomst richten
en proberen een alternatief uit te
werken voor het komende jaar

Muskieten bedreigen
Galapagossoorten

Bacterie toch gevaarlijk

Bordetella hinzii stond nog niet bekend
als ziekteverwekker bij pluimvee. Nu
hebben onderzoekers echter bewezen
dat deze bacterie toch zware ziekte
veroorzaakt bij kalkoenen. De
symptomen werden echter tot nog toe
toegeschreven aan de verwante soort
B. avium. De studie is in maart
verschenen in
Avian Diseases.
B. hinzii en B. avium
zijn moeilijk van
elkaar te onderscheiden. De weten-
schappers gebruikten hoog specifieke
dn a-testen om verschillende Borde-
tella-isolaten te onderzoeken.
Sommige van de onderzochte
bacteriestammen hadden onder
kalkoenkuikens geleid tot een sterfte
van roo procent. Deze isolaten waren
gelabeld als
B. avium, maar het bleek
toch te gaan om
B. hinzii. De onderzoe-
kers selecteerden zes verschillende
B. hinzii-stammen en gebruikten die
om kalkoenen te infecteren.
Vier ervan veroorzaakten klinische
symptomen. In eenzelfde onderzoek
bij kippen werd geen ziekte waar-
genomen.

Science Daily

Leverbot in Noord-Holland

Op twee bedrijven in de Beemster en
een in Assendelft zijn schapen
gestorven als gevolg van chronische
leverbot. Uit sectie door de
gd blijkt
dat de dieren zeker drie maanden
geleden geïnfecteerd zijn geraakt. Bij
schapen die in de winter op leverbot-
gevaarlijke percelen lopen, wordt vaak
na de jaarwisseling geen leverbot-
behandeling meer toegepast. Men
vergeet hierbij echter dat een besmet-
ting die in het najaar op het gras is
afgezet, tot in het voorjaar besmettelijk
kan blijven. In gebieden waar leverbot
elk jaar terugkomt, kan men vertraag-
de groei en sterfte door leverbot vaak
voorkomen door ook in maart of april
nog een keer te behandelen tegen
leverbot. Binnenkort verschijnt de
voorlopige leverbotprognose van de
werkgroep leverbotprognose.

gd

-ocr page 151-

Lustrum Archaeopteryx

Studievereniging Archaeopteryx viert
van 7 tot en met lo september haar
twintigste verjaardag, met als thema:
\'Vreemde Snuiters!\'. De studievereni-
ging houdt zich bezig met vogels en
bijzondere dieren, die tijdens de studie
Diergeneeskunde maar minimaal aan
bod komen. Niet alleen voor studen-
ten, maar ook voor practici valt er dus
van alles te beleven. Zo is er op dins-
dag 8 september een symposium en op
donderdag lo september de jaarlijkse
infomarkt met allerhande \'stands\'.
Kijk voor meer informatie op www.
archaeopteryx-online.nl/lustrum of
mail naar luco.archaeopteryx@gmail.
com.

Aantal teken schommelt

Dit jaar zijn er veel meer teken
gevangen dan in 2007 en 2008. Maar
de vangst vertoont op verschillende
plaatsen grote verschillen. In Ede en in
het Montferland zijn veel meer teken
gevangen, in Zuid-Limburg en op
Schiermonnikoog juist veel minder
dan vorige jaren. Dergelijke schomme-
lingen werden nog niet eerder gezien,
verklaart Arnold van Vliet van de
Natuurkalender Het aantal teken
varieerde ook in de tijd. Er waren
minder teken in januari en februari,
maar na maart en april nam het aantal
teken sterk toe; vanaf mei was het
totaal aantal gevangen teken op de
geteste twaalf locaties bijna twee keer
zo hoog als in de twee voorgaande
jaren. De aanwezigheid van muizen
biedt mogelijk een verklaring. Op
plekken waar veel teken worden
gevangen, is het aantal muizen lager.
Muizen zijn belangrijke gastheren
voor teken. Teken zijn vooral in mei
en juni zeer actief, maar pas na
september is het risico van tekenbeten
verdwenen.

De Gelderlander

Toename Cryptococcus
gattü

Cryptococcus gattü is in opkomst als
humane en veterinaire ziekte-
verwekker aan de noordwestkust van
Noord-Amerika, schrijven onder-
zoekers in
Emerging Infectious Diseases.
De schimmel werd in dit gebied het
eerst waargenomen op Vancouver
Island, te British Columbia in Canada.
Maar tegenwoordig worden er
besmettingen gevonden op het
vasteland van British Columbia en in
Washington en Oregon in de Ver-
enigde Staten. De incidentie van
Cryptococcusinfectie in Canada is een
van de hoogste in de wereld. In de
periode tussen 1999 en 2008 liepen
216 inwoners van British Columbia de
ziekte op, wat leidde tot 8 sterf-
gevallen. Bij de besmettingen zijn
meerdere genetische varianten van de
schimmel betrokken, maar de
belangrijkste stam is waarschijnlijk
pas recent ontstaan. C.
gattü wordt
opgedaan via de ademhaling en
infectie leidt tot pneumonie en
uitzaaiing naar andere weefsels,
vooral het centraal zenuwstelsel. De
ziekte is in potentie dodelijk. Anders
dan andere Cryptococcussoorten is
C.
gattü niet speciaal geassocieerd met
aandoeningen van het immuun-
systeem. De schimmel komt ook voor
bij dieren, zoals honden, koala\'s en
dolfijnen.

Veterinary Sciences Tomorrow

Hobbydierhouders

overtreden

onthoornverbod

Onwetendheid en gebrekkige hand-
having leiden ertoe dat veel hobbyis-
ten hun geiten laten onthoornen,
terwijl dat door de wet verboden is
voor geiten die niet worden gehouden
met het oog op melkproductie.
Houders van onthoornde dwerg-
geitjes, angorageiten en boerbokken
zijn dus in overtreding. Voor melk-
geiten is de regelgeving schimmiger.
Alleen melkgeiten die daadwerkelijk
worden gemolken, mogen worden
onthoornd, dus overtreedt ook een
groot aantal niet melkende geiten-
houders de wet. Het is onbekend
hoeveel van de honderdduizend
hobbygeiten onthoornd worden.
Betere voorlichting en handhaving
zou deze praktijken kunnen voor-
komen. In recente informatieve
boeken over geiten zou echter niets
worden gezegd over een onthoornver-
bod en ook zouden dierenartsen niet
op de hoogte zijn van het verbod. De
Algemene Inspectie Dienst
(aid)
controleert bij hobbygeitenhouders
niet op het ingrepenbesluit. Alleen het
Platform Kleinschalige Schapen- en
Geitenhouders geeft zijn leden
kloppende informatie. Ongeveer
10 procent van de hobbygeiten-
houders heeft zich bij dit platform
aangesloten.

www.levendehave.nl

Minder strikte mrsa-
regels

Een test met minder strikte maatrege-
len voor varkens- en kalverhouders op
de polikliniek in het Bredase Amphia
ziekenhuis is geslaagd. Tot nu toe
moesten veehouders eerst getest
worden voordat ze behandeld konden
worden in verband met nt
-mrsa. Bij
mensen met de betreffende nt
-mrsa
werden quarantainemaatregelen
ingesteld. In het Amphia ziekenhuis
zijn deze maatregelen de laatste
anderhalf jaar versoepeld. In deze
periode zijn geen andere patiënten of
medisch personeel besmet geraakt. De
regels voor veehouders die in het
ziekenhuis moeten worden opgeno-
men, worden echter niet versoepeld.
In 2007 werden bij het
rivm 793
mensen gemeld met een nt
-mrsa
besmetting. Dit aantal was in 2008
toegenomen tot 1.123. Volgens
deskundigen vormt de nt
-mrsa vooral
een risico voor de veehouders zelf.

Agrarisch Dagblad

-ocr page 152-

Eikelvergiftiging bij jongvee

ƒ. Muskens \'•"\', A. van Dorsser", M. Roumen\'

Rubriek uit en voor de praktijk

samenvatting

Op een melkveebedrijf zijn vijf pinken gestorven aan een
eikelvergiftiging. De dieren behoorden tot een koppel van
veertien pinken met een leeftijd van één tot anderhalf jaar

De eerste klinische verschijnselen waren traagheid,
zich afzonderen van koppelgenoten en een onvoldoende
voeropname, gevolgd door ondertemperatuur, versnelde
ademhaling, bloederige neusuitvloeiing, bloederige
diarree en sterfte.

Bij drie pinken is klinisch-chemisch bloedonderzoek
uitgevoerd, waarbij met name de gehalten van ureum en
creatinine sterk waren verhoogd. Eén pink is postmortaal
onderzocht. Opvallend waren haemorrhagisch oedeem
rond de nieren en haemorrhagische inhoud in de dikke
darm. Bij microscopisch onderzoek werd een uitgebreide
tubulonefrose vastgesteld.

introductie

Met name in het najaar kunnen bij dieren gevallen van
eikelvergiftiging optreden na opname van een substan-
tiële hoeveelheid eikels of jonge eikenbladeren. Runderen
en schapen zijn de diersoorten die hiervoor het meest
gevoelig zijn; bij paarden is slechts een beperkt aantal
vergiftigingen bekend (8). Jonge dieren lijken relatief
gevoeliger. In twee rundveekoppels met eikelvergiftiging
werden alleen runderen jonger dan twee jaar aangetast (5).

Jonge eikenbladeren en eikels bevatten het giftige
tannine, dat in het lichaam wordt omgezet in toxische
metabolieten zoals pyrogallol (3). Onrijpe, groene eikels
bevatten de hoogste gehalten aan tannine (7). Tannine en
zijn metabolieten veroorzaken onder meer endotheel-
schade, waardoor oedeem ontstaat. Ze hebben verder een
adstringerend effect op het darmslijmvlies en veroorzaken
ernstige necrose in de niertubuli en glomerulonefritis.

Vergiftiging bij runderen vindt waarschijnlijk plaats
indien er tegelijkertijd met de aanwezigheid van eikels een
verminderd grasaanbod is en geen ander voer verstrekt
wordt (10). Na vergiftiging zijn sterftepercentages beschre-
ven van 70 procent (r) en 83 procent (10).

De klinische verschijnselen bestaan uit een slechte
eetlust, verhoogde neusuitvloeiing die in een later
stadium bloederig wordt, vermagering, abdominale pijn
en constipatie, gevolgd door bloed en slijm bevattende
diarree. Ook kan subcutaan oedeem ontstaan. Bij post-
mortaal onderzoek zijn ernstige gastroenteritis, vrij vocht
in de buikholte, oedeem rond de nieren, ureters en vulva,

i gd, Postbus 9,7400 aa Deventer.

ii d.k. Den Heuvel, Oirschotseweg 113 A, 5684 nh Best.

III Corresponderend auteur. E-mail: J.Muskens@gddeventer.com
en nefrose de meest opvallende verschijnselen (4,8).

In de literatuur zijn nauwelijks gegevens bekend over
de lengte van de periode tussen de opname van eikels en
het ontstaan van klinische/pathologische afwijkingen.
Hume (2) beschreef een bedrijf, waarop vier runderen
stierven en vijf andere ziek werden met klinische en
pathologische verschijnselen van een eikelvergiftiging. De
verschijnselen ontstonden zes tot achttien dagen na het
opstallen (2). In een onderzoek van Plumlee et al. (7)
kregen twee pinken eikenbladeren toegediend. De pinken
kregen na twee dagen obstipatie, werden na zes dagen suf
en vraten niet meer vanaf de zevende dag. Bij bloedonder-
zoek bleken de waarden voor ureum en
Creatinine vanaf
de zesde dag sterk verhoogd. De gehaltes aan
sdh en ast
stegen vanaf de zesde dag, maar daalden daarna binnen
enkele dagen tot normale waarden (7).

Een effectieve therapie is niet bekend. Uiteraard
moeten de dieren worden verwijderd van de risico-
percelen. Herstel kan het beste worden gemeten door het
bepalen van de ureum- en creatininewaarden en de mate
van voeropname (9). Indien deze parameters weer nor-
maal zijn, mag men verwachten dat de dieren weer
normaal doorgroeien (6).

casuïstiek

Op 12 oktober 2007 traden problemen op in een koppel
van veertien pinken met de leeftijd van één tot anderhalf
jaar Deze behoorden tot een bedrijf met 65 melkkoeien.
Enkele pinken waren traag en zonderden zich af van het
koppel. De pinken liepen toen sinds 4 weken op een
weideperceel met een oppervlakte van 4 hectare. De
veehouder controleerde het jongvee dagelijks.

Op zaterdag 13 oktober lag een pink (nummer i) plat in
de wei. Hierop werd de practicus geraadpleegd. Het dier
was soporeus, had sterke ondertemperatuur, bleke
slijmvliezen, een pols hoger dan r20, oppervlakkige
ademhaling en een vuile neus met bloederige uitvloeiing.
Bij rectale exploratie werd een sterk haemorrhagische
darminhoud aangetroffen. Kort voor de dood had de pink
schuim op de bek. Opvallend was verder dat een aantal
dieren zich rond de waterpomp verdrong. Het leek of ze
dorst hadden en wilden drinken, maar ze dronken
nauwelijks. Enkele andere pinken stonden wat verdwaasd
in de wei, met weinig pensvulling.

Op het vermoeden van eikelvergiftiging heeft de
practicus in overleg met het vergiftigingencentrum van
het
RIVM in Bilthoven besloten de dieren te laxeren om het
waarschijnlijk aanwezige tannine zoveel mogelijk te
elimineren. Het advies was om daarbij geen gebruik te
maken van laxeerzouten, aangezien de dieren al leden aan
uitdrogingsverschijnselen.

Het lukte de veehouder niet om op zaterdag de vier
zieke pinken op te stallen. Op zondag zijn deze pinken
opgestald, een dag later ook een vijfde pink. De dieren
werden meteen na het opstallen behandeld met 500

-ocr page 153-

milliliter paraffine vloeibaar en Engemycine®. Deze
behandeling is vier dagen voortgezet. Als rantsoen kregen
de pinken op stal pulp, maïs en kuilgras. Omdat men
dacht aan een eikelvergiftiging werden de overige pinken
op zondag verweid naar een perceel waar geen eiken-
bomen in- of omheen stonden.

Op maandag 15 oktober stierf een andere pink
(nummer 2). Deze pink had voor de dood dezelfde ver-
schijnselen als pink nummer i. Beide gestorven pinken
hadden op stal niet of nauwelijks meer gevreten en niet
meer gemest. Op maandag kregen de dieren in verband
met het geringe aantal pensbewegingen een herkauwer-
poeder (Bovi C3®) toegediend.

Op dinsdag 16 oktober waren drie pinken suf, vraten
niet en waren soporeus. De slechtste pink (nummer 4) had
een lichaamstemperatuur van 37,4 graden Celsius, had
bloederige diarree en kon niet meer overeind komen. Op
donderdag 18 oktober stierf pink nummer 3. Het meest
opvallende verschijnsel bij deze pink was de bloederige
inhoud in de neus. Dit dier is ter sectie aangeboden bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren
(gd). Op vrijdag 19
oktober bezocht een dierenarts van co-Veekijker het
bedrijf. De meest opvallende verschijnselen van de drie
pinken waren:

- Pink nummer 4: erg suf, temperatuur 38,r graden
Celsius, na temperaturen komt er een beetje dunne
mest zonder bloed af, nauwelijks penswerking en

Diemummer

Onderzoek\\bloedmonstername

nr. 4

nr. 5
19-10-2007

nr. 6

nr. 6

3-12-2007

Referentie-waarde

Creatinine

1370

1470

587

219

90-240 |jLmol/L

Ureum

112

96

39

23

3.3-6.6 mmol/L

Hemoglobine

7.6

7.0

6.9

nb

5.0-8.0 mmol/L

Hematocriet

0.38

0.35

0.34

nb

0.27-0.36 L/L

Leukocyten

19.5\'

7.6-

8.0

7-2

5.0-10.0 109/L

Neutrofiele granulocyten

92

91

55

41

25-65%

Lymfocyten

8

9

37

55

40-70 %

Tabel i. De resultaten van het bloedonderzoek van drie zieke pinken. De percentages monocyten, eosinofiele en basofiele leukocyten waren normaal. De
op 19 oktober genomen bloedmonsters hadden normale waarden/percentages voor albumine en globulinen.

celdegeneratie van alle soorten leukocyten.
nb: niet bepaald.

pensvulling, erg gebogen rug en sterk vermagerd
(foto i);

- Pink nummer 5: suf, temperatuur 37,8 graden Celsius,
na temperaturen komt er een beetje dunne mest zonder
bloed af, beetje kromme rug, weinig pensinhoud en
penswerking;

- Pink nummer 6: herkauwbewegingen, wat vermin-
derde pensinhoud en penswerking. Deze pink maakt de
meest vitale indruk van deze drie pinken.

Tijdens het bedrijfsbezoek is van de drie pinken bloed
afgenomen voor nader onderzoek (zie tabel i). Ook is het
weiland bezocht waar de pinken liepen toen de eerste
klinische verschijnselen optraden. Het weiland was
redelijk kaal en in het perceel stonden meerdere oude
zomereiken
(Querqus robur). De veehouder gaf aan dat het
enkele dagen voor de eerste klinische verschijnselen flink
had gewaaid, waarbij er veel groene eikels van de bomen
op de grond zijn gevallen. De veehouder had de indruk dat
vooral de jongste pinken uit de koppel veel van deze eikels
hebben gevreten.

Op 21 oktober is pink nummer 4 geëuthanaseerd door
de practicus. Deze pink was slap, lag met gespreide poten
en kon niet meer overeind komen. De pink had geen
bloederige diarree of bloederige neusuitvloeiing. Pink
nummer 5 is op 25 oktober met dezelfde verschijnselen
geëuthanaseerd.

Op 12 november is er nog telefonisch overleg geweest
met de veehouder Hij gaf aan dat het goed ging met pink
nummer 6 en dat de overige acht pinken van het koppel,
die tot dan steeds weidegang hadden gehad, geen klinische
verschijnselen hadden vertoond. De veehouder meldde
verder dat de gestorven pinken de jongere dieren uit het
koppel waren. De gemiddelde leeftijd van de gestorven
pinken was 13,8 maanden.

Op 3 december is van pink nummer 6 opnieuw bloed
afgenomen voor klinisch-chemisch onderzoek (zie tabel
I).

Resultaten postmortaal onderzoek

Op 19 oktober is sectie uitgevoerd op pink nummer 3.
Deze pink had een normale ontwikkeling. Uitwendig zijn
aan het kadaver geen relevante veranderingen vastgesteld.

-ocr page 154-

Bij de macroscopische beoordehng van de organen in de
borstholte was sprake van een geringe mate van longoe-
deem. Bij de beoordeling van de buikholte had de pens een
normale omvang. De pensinhoud had een normale
samenstelling en consistentie en bevatte een geringe
hoeveelheid kapot gekauwde eikels. In de lebmaag bevond
zich een geringe hoeveelheid voedsel met een normaal
aspect. De dunne darm was gering gevuld met een
waterige inhoud. De dikke darm bevatte weinig inhoud,
met een duidelijk verlaagde consistentie. Verspreid in de
dikke darm was de inhoud haemorrhagisch en vermengd
met kleine bloedstolsels. De darmmucosa in deze gebieden
had een dof aspect.

In de ruimte tussen het niervet en de gezwollen bleke
nieren was beiderzijds sprake van een uitgebreide oedeem-
vorming met een haemorrhagisch aspect (foto 2). De urine
in de blaas was niet afwijkend. Bij de beoordeling van de
overige buikorganen werden geen bijzonderheden
waargenomen.

Het microscopische vervolgonderzoek van de nieren
toonde een uitgebreide beschadiging en massale acute
necrose van de cellen van de proximale tubuli, waarbij het
tubuluslumen compleet verloren was gegaan en was
gevuld met celdebris. Het histologisch onderzoek van de
darm werd ernstig bemoeilijkt door de ingetreden auto-
lyse. Waar het nog beoordeelbaar was, was multifocaal
sprake van sterk verwijde darmcrypten met een necro-
tische inhoud en een geulcereerd darmslijmvlies.

discussie

Op het melkveebedrijf zijn vijf pinken gestorven aan een
eikelvergiftiging. Op het bedrijf werd het jongvee jaarlijks
geweid in hetzelfde perceel met meerdere eikenbomen, tot
dan toe zonder problemen. Een paar dagen voor de eerste
klinische verschijnselen lagen er volgens de veehouder ten
gevolge van de harde wind veel groene eikels onder de
bomen. Waarschijnlijk waren deze groene eikels de
oorzaak van de vergiftigingsverschijnselen, mogelijk in
combinatie met een beperkt grasaanbod. Groene eikels

bevatten meer tannine dan bruine eikels (7), die doorgaans
later in het najaar kunnen worden opgenomen.

Bij GD zijn in het najaar van 2007 bij postmortaal
onderzoek twee (mogehjke) gevallen van eikelvergiftiging
vastgesteld. Omdat de indruk bestond dat 2007 een \'eikel-
rijk\' jaar was, was het te verwachten geweest dat er meer
gevallen waren vastgesteld. Mogelijke redenen dat dit niet
is gebeurd, zijn de beperkte opname van eikels ten gevolge
van voldoende grasaanbod en/of het onvoldoende herken-
nen van de klinische symptomen van eikelvergiftiging.

De twee pinken die het eerst stierven, hadden kort voor
hun dood duidelijke klinische verschijnselen zoals
bloederige diarree. De laatste twee pinken hebben dit
verschijnsel niet gehad, zij vermagerden langzaam. Zonder
de voorgeschiedenis van de eerste zieke pinken was het
veel moeilijker geweest om bij de pinken 4 en 5 de
diagnose te stellen. Bij een vermoeden van eikelvergifti-
ging is het aan te raden om bloedonderzoek op ureum en
creatinine uit te voeren, indien mogelijk gecombineerd
met postmortaal onderzoek van een gestorven rund. Zeer
hoge bloedwaarden van ureum en creatinine en een
ernstige gastroenteritis, haemorrhagisch oedeem rond de
nieren en tubulonefrose bij postmortaal onderzoek, zijn
kenmerkend voor een eikelvergiftiging.

De pinken 4 en 5, die later zijn geëuthanaseerd, hadden
aanvankelijk meer klinische problemen en veel hogere
bloedwaarden voor ureum en creatinine dan pink num-
mer 6, die het heeft overleefd. Deze combinatie van kliniek
en bloedonderzoek geeft een redelijk betrouwbare
voorspelling van de overlevingskans van runderen met
een eikelvergiftiging. Ook kunnen we mogelijk stellen dat
de pinken 4 en 5 slijten hebben getoond ten gevolge van
chronisch nierfalen.

Er is geen effectieve behandeling voor eikelvergiftiging
bekend. Mogelijk kunnen transfauneren in een vroeg
stadium en een vloeistoftherapie toegevoegde waarde
hebben. Indien dieren worden gelaxeerd, is het essentieel
om ze tegelijkertijd veel vocht toe te dienen per infuus om
uitdroging te voorkomen.

In dit koppel zijn de jongere pinken gestorven. Eerder
is beschreven dat bij jongere runderen meer uitval
optreedt dan bij oudere runderen. Daarbij werd als
omslagpunt de leeftijd van twee jaar gehanteerd (5).
Mogelijke redenen voor een hogere uitval bij jongere
dieren zijn een relatief hogere opname van eikels ten
opzichte van de totale voeropname en/of een leeftijds-
gevoeligheid.

literatuur

1. Garg SK, Makkar HP, Nagal KB, Sharma SK, Wadh wa DR and Singh B.
Oak (Quercus incana) leaf poisoning in cattle. Vet Hum Toxicol 1992;
34:161-164.

2. Hume T. Oak poisoning in cattle. Vet Rec 2006; 159:860.

3. Meiser H, Hagedorn HW and Schulz R. Pyrogallol concentrations in
rumen content, liver and kidney of cows at pasture. Bed Munch
Tierartzl Wochenschr 2000; 113:108-111.

4. Merck Veterinary Manual. Quercus poisoning (Poisoning by oak buds
or acorns). Merck & Co 19 7 9: i o 19.

5. Neser JA, Coetzer JA, Boomker J and Cable H. Oak (Quercus rubor)
poisoning in cattle. J S Afr Vet Assoc 1982; 53:151-155.

-ocr page 155-

Ostrowski SR, Smith BP, Spier SJ. Normann BB and Oliver MN.
Compensatory weight gain in steers recovered from oak bud toxicosis.
J Am Vet Med Assoc 1989; 195:481-484.

Plumlee KH, Johnson B and Galey FD. Comparison of disease in calves
dosed orally with oak or commercial tannic acid. I Vet Diagn Invest
1998; 10: 263-267.

Radostits OM, Gay CC, Blood DC and Hinchcliff KW. Veterinary
Medicine. WB Saunders Company Ltd 2000:1674.

9. Spier SJ, Smith BP, Seawright AA, Norman BB, Ostrowski SR and Oliver
MN. Oak toxicosis in cattle in northern California: clinical and
pathologic findings. J Am Vet Med Assoc 1987:191:958-964.

10. Yeruham 1, Avidar Y, Perl S, Yakobson B, Shlosberg A, Hanji V and
Bogin E. Probable toxicosis in cattle in Israel caused by the oak
Quercus calliprinos. Vet Hum Toxicol 1998; 40:336-340.

Forthyron® 200 400

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
Simpel, secuur, sterk

Forthyron" 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

Forthyron" 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, www.eurovet-ah.com

Fortiynw\' 200 mkfopw tstto - REt: Nl 10381 - üttt-WertaaambeaanddedptfUbtóaewt^^
Itvothymoe rarum <00 mtt Rtgls»«dK«idet / ills»^

-ocr page 156-

Rundveevoeding: verteringseigenschappen
van celwandkoolhydraten

Ing. A. Malestein

Uit en voor de praktijk

Celwanden zijn samengesteld uit diverse complexe
koolhydraten, die een belangrijke substraatbron vormen
voor de pensmicroben en bovendien belangrijk zijn voor
een actieve penswerking. Deze koolhydraten zijn
pectine (kleefstof), hemicellulose, cellulose en lignine
(houtstof). Tussen deze koolhydraten bestaan grote
verschillen in verteerbaarheid en verteringssnelheid. Zo
is pectine in hoge mate en snel verteerbaar, terwijl
lignine nagenoeg niet verteerbaar is. De onderlinge
verhouding van de koolhydraten van de celwand kan
sterk variëren. Zo bevat de celwand van jonge groeiende
planten doorgaans een hoger aandeel pectine. Met de
veroudering van de plant neemt het aandeel lignine toe,
vooral als het betreffende plantendeel stevigheid moet
geven of een beschermfunctie heeft. Als gevolg van de
diversiteit in samenstelling van de celwandkool-
hydraten is er een groot verschil in eigenschappen.

Vanouds heeft men gewerkt met het begrip ruwe celstof
(rc). In de rc kan echter een variabel gedeelte van de
pectine aanwezig zijn, terwijl de lignine er geen bestand-
deel van is. Het begrip ruwe celstof is daarom niet bruik-
baar als maatstaf voor de verteerbaarheid en voor de
afbraaksnelheid van de celwanden. Wel is van veel
voedermiddelen de verteerbaarheid van de
rc bekend,
maar die geeft nog geen inzicht in de afbraaksnelheid.

Een beter inzicht in de samenstelling van celwandkool-
hydraten is ontwikkeld door Van Soest. Van hem zijn de
begrippen \'neutral detergent fiber\' (
ndf), \'acid detergent
fiber\' (
adf), en \'acid detergent lignine\' (adl) afkomstig. Bij
deze onderzoeksmethode wordt het gehalte aan pectine
helaas niet onderzocht. De
ndf bestaat uit de celwand-
koolhydraten exclusief de pectine. Het verschil tussen het
gehalte aan
ndf en adf is de hemicellulose en het verschil
tussen
adf en adl is de cellulose. De verteerbaarheid van
de
ndf kan worden bepaald.

grasproducten

Jong, bladrijk gras bevat vooral in het (vroege) voorjaar
relatief veel pectine en minder Hgnine. Naarmate het gras
ouder wordt, neemt het aandeel aan celwanden toe en
stijgt binnen de celwanden, als gevolg van de verhouting,
het ligninegehalte. Dit laatste gebeurt vooral tijdens de
bloeiperiode van het gras (half mei tot eind juli), vanwege
de stengelvorming in die periode.

In tabel i wordt een overzicht gegeven van de verande-
ringen in de celwanden en de verteerbaarheid daarvan bij
graskuilen die zijn geoogst in verschillende groeistadia.
Uit tabel i blijkt dat met het ouder worden van het gras
het
ndf-gehalte toeneemt. Binnen de celwandfracties
stijgt vooral het
adl-gehalte en in mindere mate ook het
cellulosegehalte. Als gevolg daarvan daalt de verteerbaar-
heid van de organische stof (vc-os) en vooral van de
ndf
(vc-ndf
) sterk. Met de stijging van de hoeveelheid ndf en
de daling van de
vc-ndf blijft de hoeveelheid verteerbaar
ndf nagenoeg gehjk, maar wordt de afbraaksnelheid veel
trager Dit geldt des te meer omdat tegelijk met de toe-
name van de hoeveelheid
adl de hoeveelheid pectine
afneemt. Als gevolg van de trager afbreekbare
ndf bij het
oudere groeistadium zal het voer langer in de pens blijven
en dit kan de voeropname drukken. Dit kan overigens wel
gunstig zijn voor de groei van de pensmicroben, vooral
van de trager groeiende soorten.

Met het ouder worden van het gras stijgt het rc-gehalte,
dat overigens ongeveer gelijk is aan met het cellulosege-
halte. Ook de vertering van de
rc zal echter trager gaan
verlopen, mede doordat bij ouder gras minder pectine
aanwezig is in de
rc-fractie. Bij de berekening van de
structuurwaarde van gras heeft het
rc-gehalte een grote
invloed. Doordat bij jonger gras de
Rc-fractie meer pectine
bevat en dus sneller afbreekbaar is, wordt de structuur-
waarde gemakkelijk overschat, vooral naarmate het
product in een jonger stadium is geoogst.

Stadium

vc-os

gRC

vc-ndf

gNDF

gADF

gADL

Hemicell

Cellulose

jong

79.5

253

73.0

470

262

19

208

243

gemiddeld

77.0

263

70.4

492

276

21

216

255

vrij oud

74.7

266

674

505

287

25

218

262

oud

68.7

291

58.9

554

317

32

237

285

Tabel i. De verandering in verteerbaarheid en samenstelling van de celwandkoolhydraten van graskuilen geoogst in verschillende groeistadia.

g Zetmeel

Stadium

vc-ndf

gps

gnc

gNDF

gADL

gADF

316
355
368

396
369

387

56,1
54,1

52.9

onnjp

gemiddeld

afgerijpt

320
350
380

190
180
180

220
205
210

Tabel 2. Vergelijking van maïskuilen die zijn geoogst in verschillende afrijpingsstadia.

-ocr page 157-

Partij gDS gRC g Zetmeel gNOF vcndf gADL

Maïs I
Maïs 2

Tabel 3: De invloed van het maisras op de celwandverteerbaarheid.

maïssilage

Bij maïs begint de verhouting, vooral van de stengel, nadat
de lengtegroei is voltooid. Dat valt ongeveer samen met
het begin van de bloei. Tegelijk met de toename van de
verhouting begint de zetmeelvorming in de kolf. Met de
toename van het kolfaandeel neemt het stengelaandeel in
de totale massa af.

Als gevolg van de toename van het zetmeelgehalte, valt
de stijging van het
adl-gehalte in de stengel niet op. In
tabel 2 worden maïskuilen vergeleken die geoogst zijn in
verschillende afrijpingsstadia. In tabel 2 zien we als gevolg
van een verdere afrijping een toename van het ds-gehalte
in het product en tevens van het zetmeelgehalte in de
droge stof. In de hoeveelheid van de celwandfracties veran-
dert ogenschijnlijk weinig. Wel zien we een afname van de
vc
-ndf. Als er gecorrigeerd zou worden voor het zetmeel-
gehalte, ontstaat echter wel een verschil in het
adl-gehal-
te. Naarmate de maïs dus wordt geoogst in een verder
afgerijpt stadium, neemt het
adl-gehalte relatief toe en
neemt de
vc-ndf af. Tussen maïspartijen kunnen echter
forse verschillen bestaan als gevolg van rasverschillen. Een
voorbeeld hiervan wordt gegeven in tabel 3. De partijen
maïs in tabel 3 verschillen weinig in het ds- en in het
zetmeelgehalte. Bij maïs 2 is het
adl-gehalte hoger en als
gevolg daarvan is de
vc-ndf lager Maïs 2 heeft dan ook
naast een geringere verteerbaarheid een tragere verteer-
baarheid van de celwandkoolhydraten.

De indruk bestaat dat de verschillen tussen maïsrassen
in celwandverteerbaarheid in de praktijk groter worden
naarmate de tijd tussen de bloei van de maïs en de oogst
langer wordt. De invloed daarvan in het rantsoen is groter
naarmate het zetmeelgehalte lager is.

krachtvoeders

Bij de celwandhoudende krachtvoeders bestaan grote
verschillen in de samenstelling van de celwanden. Zo
bevatten de celwanden van bietenpulp en vooral van
citruspulp een hoog aandeel pectine, terwijl bij palmpit-
(schilfers) juist het ligninegehalte hoog is. Bijgevolg zijn er
forse verschillen in de
rc-verteerbaarheid. Naarmate de rc
makkelijker afbreekbaar is, verdwijnt het voer sneller uit
de pens en is de structuurwaarde (sw) lager

16

19

56,1
49.1

353
403

352
370

173

186

357
349

Palmpitschilfers en zonnepitschroot bevatten veel
lignine. Daardoor is de
ndf traag verteerbaar (hoge sw) en
is de
rc matig verteerbaar

Sojahullen bevatten weinig lignine en weinig pectine.
Daardoor bevat het veel
ndf, welke goed verteerbaar en
traag afbreekbaar is (hoge sw).

Citruspulp bevat behalve veel suiker ook veel pectine.
Daardoor bevat het weinig
ndf, maar de afbreekbaarheid
is hoog (lage sw).

deeltjesgrootte

Naarmate een product fijner gemalen wordt, neemt de
oppervlakte relatief toe en zal de verteringssnelheid
toenemen. De sw neemt dan af. Dit komt bij bietenpulp
(droog en vochtig) tot uiting in de sw.

Perspulp bestaat uit de uitgeloogde lange snippers,
terwijl de partikels bij pulpbrok sterk verkleind zijn als
gevolg van het malen en pelleteren. Als de pulpbrok
nogmaals wordt gemalen, neemt de partikelgrootte nog
verder af. Dit herhaald malen gebeurt in de praktijk als de
pulp wordt gebruikt als onderdeel van een mengsel.

Bij de fermentatie van organisch stof wordt onder
andere methaan en koolzuurgas gevormd. Dit gas hecht
zich in de vorm van gasbelletjes aan de voerpartikels,
waardoor deze in de pens de neiging tot opstijgen zullen
vertonen. De kans op passage naar de lebmaag/dunne
darm is daardoor bij goed fermenteerbare producten
kleiner dan bij producten die relatief zwaar en matig
fermenteerbaar zijn, zoals maïsstengel.

De invloed van de deeltjesgrootte kan ook bij ruw-
voeders worden toegepast. Bij kuilmaïs die ver is afgerijpt
en/of is verhout, kan de verteerbaarheid gunstig worden
beïnvloed door het gewas zo fijn mogelijk te hakselen. De
toegankelijkheid voor de microbiële enzymen wordt
daarmee groter Bij een geringe verhouting kan de maïs
minder fijn worden gehakseld.

Jong, bladrijk gras bevat weinig lignine en is daardoor
gemakkelijk en snel verteerbaar Als dit gras wordt
voorgedroogd tot meer dan circa 45 procent ds en vervol-
gens wordt gehakseld, bestaat er een grote kans dat dit gras
in de hakselaar zeer sterk wordt verkleind. Tijdens het
hakselen is dat al zichtbaar aan de (groene) \'stofwolk\'. Er
gaat dan veel structuur verloren, maar het
adl- of het
rc-gehalte verandert er niet door

g Suiker

gRC

%vc-rc

gNDF

gADL

SW

Bietenpulp ^

80

180

82

410

15

0,34

Melassepulp \'

230

130

82

350

12

0,30

Citruspulp ^

220

120

79

220

10

0,19

Palmpitschilfers

20

220

38

600

too

0,47

Sojahullen t

10

320

85

530

50

0,54

Zonnepitschroot\'

50

2 20

25

400

70

0,45

Aardappelvezels ^

0

200

73

370

22

0,80

Bierbostel ^

0

170

39

550

50

1,00

Bietenperspulp ^

0

200

90

450

10

1,05

Tabel 4. Overzicht van diverse gegeven producten (ontleend aan de cvB-tabel). per kilogram product, 2 per kilogram ds)

-ocr page 158-

Cobactan® DC

dé nieuwe droogzettherapie

Breed spectruir^^Excellente diffusie
Dubbel effect Lange werkzaamheid Veilig

Aan u overhandigd door

I

ANIMAL HEA LT H

PARTNER VAN DE CAMPAGNE

COBACTAN DC diergeneesmiddel REC NL 101616 SAMENSTELUNC per injeccor van 3 gram: 150 mg cefquinomesulfaat. INDICATIES Behandeling van subklinische mascitis tijd
droogstand en het voorkómen van nieuwe bactcriëie infecties van de uier van melkkoeien tijdens de droogstand veroorzaakt door de volgende cefquinome-gevoelige organismen:
Strept
uberis, Streptococcus cfysgalactiae, Streptococcus agahctiae, Staphyhcoccus aureus, coagulase-negatieve sta^tokokken.
CONTRA-INDICATIES Niec toedienen aan dieren waarvan bekend is dat ze o
voeligzijn voor cefelosporines of andere ß-lactam antibiotica. Niet toedienen aan koeien met klinische mastitis. BIJWERKINGEN Geen bekend. WACHTTIJD (Orgaan)vlees: 2 dagei
Melk: 1 dag na afkalven bij een droogstand van meer dan 5 wkn; 36 dgn na behandeling bij een droogstand van 5 wkn of minder. KANALISATIE UDA. Lees voor gebruik de bijsluite
Voor meer informatie: Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 ND Barneveld. Tel: 0342-427127, infogVirbac.nl

-ocr page 159-

Convenia on
gemakkelijk

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Twee nesten kittens. Twee keer
krijgt de moederpoes Convenia en
twee keer overlijden ze bijna
allemaal. Dat is geen toeval meer,
vindt ook de kattenfokker, en dat
was nog voordat de strijd om het
antibioticagebruik in volle hevig-
heid losbarstte.

slome ethiopiërs

Twee kittens baart een Abessijnse
dame, met hulp van een keizersnede.
De hechtingen houden het echter niet
en de volgende dag liggen er naast de
moeder niet alleen de twee kittens,
maar ook wat ingewanden. De
dierenarts hecht de zaak opnieuw en
schrijft antibiotica voor. De fokker
heeft daar maar één klein probleempje
mee: de moeder laat zich niet makke-
lijk volstoppen met pillen. Gelukkig is
daar nu een oplossing voor, in de vorm
van een injectie met Convenia 80 (0,4
cc voor deze poes). Wat heb je anders
voor keuze bij een dergelijke wond?
De kittens worden direct na de
keizersnede bij moederpoes gezet,
maar na één of twee keer drinken
houden ze het voor gezien. Ook
flessenmelk gaat er niet in. De buikjes
worden rimpelig en de kittens sloom,
en binnen drie dagen zijn ze dood.

Een half jaar later probeert de
fokker het met een andere poes. Deze
krijgt vijf kittens, maar blijkt twaalf
dagen na de bevalling een ernstige
baarmoederontsteking te hebben.
Clavubactin helpt niet en de poes is
ernstig ziek met koorts en uitvloeiing.
De dierenarts geeft ook deze keer
Convenia (0,5 cc voor een kat van 2,9
kilogram). Opnieuw weigeren de
kittens daarna de moedermelk, ze
krijgen rimpelige buikjes en overlij-
den binnen enkele dagen.

veiligheid is relatief

De fokker ruikt lont en pakt de

bijsluiter erbij. Duidelijke taal: de
veiligheid van Convenia bij drachtige
en zogende dieren is niet bewezen en
het gebruik onder deze omstandig-
heden wordt afgeraden. Als de
dierenarts hier toch voor koos, had hij
de fokker over de risico\'s moeten
informeren. De dierenarts mag zich bij
het Tuchtcollege verantwoorden over
de overleden kittens. De dierenarts
stelt dat er slechts op één kitten een
\'post mortem\' onderzoek is uitge-
voerd, waarbij geen doodsoorzaak is
gevonden, laat staan dat die voor de
andere kittens bekend is. De bijsluiter
sluit het gebruik niet expliciet uit en
bij beide katten had hij eigenlijk geen
keuze. Er moest een effectieve dosis
antibiotica worden toegediend,
rekening houdend met de bezwaren
van andere middelen. De bijsluiter
geeft aan dat de veiligheid van het
middel voor drachtige en zogende
dieren niet is bewezen, maar dat wil
niet zeggen dat het dus onveilig is. Het
is gewoon niet onderzocht en pleit dat
misschien niet juist voor het middel?
Blijkbaar is het veiligheidsprofiel van
het middel zo goed dat dit onderzoek
achterwege kon worden gelaten.
Bovendien heeft toepassing in de
humane geneeskunde uitgewezen dat
het middel veilig is.

uitgedroogd

Het Tuchtcollege vindt het bij gebrek
aan een veilig alternatief veterinair
niet onjuist om Convenia in deze
dosering toe te dienen. Het zou spijtig
zijn als de kittens hieraan zijn
overleden, maar volgens de dieren-
artsen in het Tuchtcollege is dit
onwaarschijnlijk. Uit de verhalen van
de fokker blijkt dat de kittens na het
toedienen van Convenia maar enkele
keren moedermelk hebben gedron-
ken. Uiteindelijk hebben maar zeer
kleine hoeveelheden moedermelk de
kittens bereikt en zo toxisch kan het
middel toch niet zijn? Gerimpelde
buikjes en sloomheid duiden op
uitdroging. Waardoor die uitdroging is
veroorzaakt, staat niet vast.
Had de fokker een advocaat bij zich
gehad, dan had die misschien aange-
voerd dat in de bijsluiter vrij duidelijk
staat dat het middel niet moet worden
toegediend aan dieren die jonger zijn
dan acht weken. Ook het
epa-rapport
zegt letterlijk: "Vanwege het ontbre-
ken van onderzoeken met Convenia
bij fokdieren en de uitzonderlijk lange
aanwezigheid in het lichaam, mag
Convenia niet worden gebruikt bij
zwangere of zogende honden of
katten. Dieren die zijn behandeld met
Convenia mogen gedurende twaalf
weken na de laatste injectie niet voor
fokdoeleinden worden gebruikt."

dierproeven?

Het zou netter zijn geweest als de
dierenarts de toepassing van Convenia
wat grondiger had besproken met de
fokker Bij \'off-label\'-gebruik wordt het
achterwege laten van voorlichting aan
de eigenaar gezien als een tuchtrechte-
lijk vergrijp. Convenia is echter voor
katten geregistreerd. Op zich leidt dit
dus al tot een interessante overweging:
als kittens jonger dan acht weken
worden genoemd bij de contra-indica-
ties, is er dan geen sprake van verkapt
\'off-label\'-gebruik? Volgens het
Tuchtcollege niet. Daarom kan de
dierenarts op dat punt geen tuchtrech-
telijk verwijt worden gemaakt, al zou
hij er verstandiger aan hebben gedaan
zijn beweegredenen en de risico\'s
duidelijker met de fokker te bespreken.
Blijft de vraag over of er niet meer
onderzoek moet worden gedaan naar
de effecten van deze middelen tijdens
dracht en lactatie. En of daarvoor
dierproeven met pups en kittens nodig
zijn en of daar dan kamervragen over
komen.

-ocr page 160-

Willie Loeffen

In april 2009 werden in Califomië
(Verenigde Staten) bij twee kinderen
de eerste verschijnselen waar-
genomen van wat later een infectie
met een nieuw type influenza zou
blijken te zijn (i). Influenza-achtige
verschijnselen waren in de maand
daarvoor ook al in opvallende mate
waargenomen in Mexico (2). Ook
deze bleken veroorzaakt door
hetzelfde type influenza als in
Califomië. Al snel werd deze influen-
zavariant bekend onder de namen
\'varkensgriep\' en \'Mexicaanse griep\'.

De uitbraak kenmerkte zich door een
snelle verspreiding, eerst binnen
Noord-Amerika, maar de nieuwe
griepvariant werd al snel gediagnosti-
ceerd in landen over de hele wereld. In
eerste instantie was daarbij vaak sprake
van contact met de vs of Mexico, maar
lokale verspreiding liet niet lang op
zich wachten. Op r i juni verklaarde de
WHO de influenzapandemie dan ook
officieel een feit, de eerste sinds 1968.
Het virus kreeg de officiële naam
\'pandemische (HiNi) 2009\' (HrNiv).

historie van influenza bij

varkens in noord-amerika

Om de oorsprong van deze nieuwe pan-
demie beter te begrijpen, inclusief de
rol van het varken daarin, is het goed
om even terug te gaan in de tijd, om te
beginnen naar 1918, de tijd van de
Spaanse griep. Ten tijde van de Spaanse
griep was er nog niks bekend over
influenzavirussen. Maar tegelijkertijd
met de pandemie bij de mens werden
in Noord-Amerika ook influenza-
achtige verschijnselen gezien bij
varkens. Een verband tussen beide
ziekten werd toen al wel vermoed,
maar pas in 1930 werd het virus voor
het eerst geïsoleerd (15). Hoewel dat
virus, een HrNi-subtype, op dat
moment al twaalf jaar adaptatie aan
varkens achter de rug had, wordt het
wel gezien als een afstammeling van de
Spaanse griep. Volgens andere inzich-
ten zouden beide virussen ook een-
zelfde voorouder kunnen hebben, maar
niet in dezelfde lijn verwant zijn. In
Noord-Amerika bleef het zogenaamde
klassieke varkensinfluenzavirus
endemisch in de varkenspopulatie,
zonder grote veranderingen te onder-
gaan. Ook toen het virus na 1957 uit de
humane populatie verdween (om in
1977 overigens weer terug te keren),
bleef het redelijk stabiel in de varkens-
populatie. Pas in r998 kwam er een
einde aan deze periode, met de
introductie van een geheel nieuw
H3N2-subtype in de Noord-Amerikaan-
se varkenspopulatie (19). Dit H3N2-
virus was een \'triple reassortant\' met
genen afkomstig uit humane, aviaire
en porciene influenzavirussen. De
gelijktijdige aanwezigheid van twee
verschillende influenzavirussen bij
varkens leidde in Noord-Amerika
vervolgens tot een heel palet van
nieuwe \'reassortants\' die zich met meer
of minder succes in de varkenspopula-
tie konden handhaven. Zo ontstonden
nieuwe HrNi - en HrN2-varianten, als
\'reassortant\' van de beide endemische
stammen, maar ook met introductie
van additionele genen uit een humane
of aviaire bron (18). Opvallend was in
die tijd ook een toename van humane
infecties met deze nieuwe varkens-
influenzastammen (14). In tegen-
stelling tot het huidige pandemische
virus kwam het echter nooit tot
verdere verspreiding bij de mens.

historie van influenza bij

varkens in europa

Vreemd genoeg verliep de historie van
influenza bij het varken in Europa
volstrekt anders. Het klassieke (HiNi)
varkensinfluenzavirus heeft in Europa
nooit goed voet aan de grond gekregen.
Er zijn wat meldingen bekend uit de
eerste helft van de twintigste eeuw,
zoals in Engeland (3), en uit 1976 toen
het virus op beperkte schaal in Italië
circuleerde (r i), maar daar is het bij
gebleven. In Europa zorgde een andere
humane pandemie voor het eerste
influenzavirus dat endemisch werd in
de lokale varkenspopulatie: de Hong
Kong-griep in 1968. Dit H3N2-subtype
van humane afkomst circuleerde vanaf
die tijd in de Europese varkenspopu-
latie (r3). Maar de belangrijkste
verandering begon in 1979. In dat jaar
werden varkens in West-Europa
massaal slachtoffer van een influenza-
uitbraak veroorzaakt door een HiNr-
subtype van volledig aviaire afkomst
(r2). Dit virus bleek zo succesvol bij het
varken dat het tot op heden endemisch
is in de varkenspopulatie. In het
midden van de jaren tachtig trad er
een \'reassortment\' op tussen dit
HiNi-virus en het H3N2-virus. Het

Varkensgriep en Mexicaanse
griep: de rol van het varken

cvi

Het Centraal Veterinair Instituut
van Wageningen
ur is een
onafhankelijk onderzoeksinsti-
tuut en nationaal referentie-
laboratorium voor vele dier-
ziekten, dat op veterinair gebied
bijdraagt aan de bescherming
van de dier- en volksgezondheid
in Nederiand. Het instituut heeft
280 hoog gekwalificeerde
medewerkers en unieke laborato-
rium- en proefdierfaciliteiten.
Met de pandemische (HiNi)
2009 komen diergezondheid en
volksgezondheid heel dicht bij
elkaar. Op dit moment werkt
het
CVI dan ook in vaccinatie-
challenge-experimenten bij
varkens aan de evaluatie van
zowel commercieel verkrijgbare
als experimentele varkens-
influenzavaccins. Deze experi-
menten hebben als doel om na te
gaan in hoeverre virusreplicatie
en -excretie bij varkens kunnen
worden geremd door middel van
vaccinatie. In een scenario
waarbij een epidemische
uitbraak bij de varkens een
relevante rol zou kunnen spelen
in de humane pandemie, zou dit
een reële optie zijn om blootstel-
ling van mensen die direct in
contact staan met de varkens, te
verminderen.

-ocr page 161-

resultaat was een nieuwe variant van
H3N2 met alleen nog het haemag-
glutinine- en het neuraminidasegen
van het (humane) H3N2-virus en de
overige zes genen van het aviaire
HiNI-virus (6). Ook dit virus circuleert
tot op de dag van vandaag in de
Europese varkenspopulatie. Het heeft
het oorspronkelijke H3N2-virus zelfs
volledig doen verdwijnen. In het begin
van de jaren negentig trad opnieuw
een \'reassortment\' op, waarbij in het
nieuwe H3N2-virus een haemaggluti-
nine van humane afkomst werd
geïntroduceerd. Dit leidde tot het
inmiddels wijd verspreide HiN2-subty-
pe in de Europese varkensstapel (5).
Deze drie stammen blijken tot op
heden vrij stabiel en hoewel er
incidenteel andere \'reassortants\' zijn
gevonden, hebben deze zich nooit
verder kunnen verspreiden in de
populatie. In Nederland stamt het
laatste onderzoek naar influenza bij
vleesvarkens alweer uit 1999. Tot aan
de slacht maakte toen 50 tot 63 procent
van de vleesvarkens een infectie door
met
Hl Ni en ook al 27 tot 61 procent
een infectie met H1N2 (10). Infecties
met H3N2 kwamen toen relatief
weinig voor, maar seizoensinvloeden
kunnen een rol spelen bij de absolute
aantallen infecties.

historie van het pandemische

(hini) 2009 influenzavirus

Vrij snel na de ontdekking van de
nieuwe griep bleek dat de genen van dit
virus grote gelijkenis vertoonden met
genen van varkensinfluenzavirussen (8,
17). Daarbij was het opvallend dat twee
van de genen, die voor het neuramini-
dase en het matrixeiwit, leken op die
van Europese varkensinfluenzavirussen
en dat de overige zes genen meer leken
op die van Noord-Amerikaanse
varkensinfluenzavirussen. Hier was dus
sprake van een \'reassortant\' die nooit
eerder was waargenomen, noch bij
varkens, noch bij mensen. Dat het virus
in die tijd de naam \'varkensgriep\' kreeg,
was dus niet verwonderlijk, ook al
circuleerde het virus ogenschijnlijk
exclusief in mensen en was het nog
nooit geïsoleerd uit een varken. Toch
lagen de zaken niet zo eenvoudig. De
homologie met bekende genen bedroeg

namelijk niet meer dan 92 tot 97
procent (7). Dat betekende dat er sprake
moest zijn van \'missing links\', die al
heel lang, misschien zelfs meer dan tien
jaar, ongemerkt ergens moeten hebben
gecirculeerd. De vooralsnog best
onderbouwde studie werd in juli 2009
gepubliceerd in
Nature {16). Influenza-
stammen uit Zuidoost-Azië, waarvan de
volledige sequenties nog niet eerder
bekend waren, bleken nauwer verwant
met de Hl
Ni v dan alle tot op dat
moment bekende varkensinfluenza-
stammen. Er werd in Hong Kong zelfs
een andere \'reassortant\' tussen Ameri-
kaanse en Europese varkensinfluenza-
virussen gevonden!

Op basis van verschillen in sequen-
ties en mutatiesnelheden van dit soort
virussen kon men voorzichtig conclu-
deren dat voorouders van het HiNiv-
influenzavirus toen al ongeveer twaalf
jaar onopgemerkt bij varkens moeten
hebben gecirculeerd. Aan het einde van
2008 of het begin van 2009 ontstond er
een \'reassortant\' die waarschijnlijk vrij
snel daarna, en slechts één keer, de
sprong van varken naar mens heeft
gemaakt. Deze \'reassortant\' bleek in de
humane populatie zo succesvol te zijn
dat hij binnen de kortste keren de
eerste pandemie sinds veertig jaar
veroorzaakte.

pandemische (hini) 2oo9 bij

het varken in het veld

Tot nu toe (31 juli 2009) zijn er wereld-
wijd nog maar drie gevallen bekend
waarbij varkens op varkensbedrijven
besmet zijn geraakt met het HiNiv-
influenzavirus: twee in Canada en één

Gensegmenten,
gastheren en
jaar van introductie

-1998 „

-1918

Herkomst van de verschillende gensegmenten van het pandemische (HiNi) 2009 influenzavirus
(naar Garten et al., Science 2009; 325 :i97-20i).

in Argentinië. In alle gevallen verliep
de infectie bij de varkens als een milde
griep en herstelden de dieren snel en
volledig. De route van introductie was
in alle gevallen waarschijnlijk contact
met besmette personen, hoewel dit niet
met zekerheid kon worden vastgesteld.
In het eerste Canadese geval (begin
mei) werden nog quarantainemaatrege-
len opgelegd. Die duurden zo lang dat
de eigenaar van het bedrijf uiteindelijk
geen andere uitweg meer zag dan de
varkens te laten ruimen. De dag
voordat het tweede geval in Canada in
het nieuws kwam (eind juli), had de
Canadese overheid overigens bekend
gemaakt dat varkensbedrijven die
besmet raakten met HiNiv, niet meer
in quarantaine zouden worden
geplaatst. De te nemen maatregelen
zouden niet anders zijn dan bij een
uitbraak van endemische varkensinflu-
enza. Onlangs werd overigens ook
bekend dat twee inspecteurs die
monsters hadden genomen op het
eerste besmette bedrijf, kort daarna
eveneens de pandemische (HiNi)
2009-influenza doormaakten. Hoewel
dit ook niet voor 100 procent valt te
bewijzen, suggereert het wel dat het
virus makkelijk de stap van varken
naar mens terug maakt.

experimentele infecties met

pandemische(hini)2oo9

Gezien de achtergrond en de ont-
staansgeschiedenis van het HiNiv-
influenzavirus, was het niet verwon-
derlijk dat varkens geïnfecteerd
konden worden met dit virus. In
enkele experimentele infectieproeven

\'triple
reassortant\'

klassieke
varkensgriep

Europese
varkensgriep

-ocr page 162-

werd dit nogmaals bevestigd (4, 9).
Klinisch bleek, net als in het veld,
sprake van een redelijk milde griep.
Het verloop van de kliniek en de
excretiepatronen waren vergelijkbaar
met die van de bij het varken ende-
mische HrNi. Ook de transmissie van
varken op varken werd gedurende
tenminste vier generaties aangetoond.
Verspreiding in een naïeve populatie is
dus geen probleem voor het virus. In
bloed, spieren en andere organen dan
de luchtwegen werd het virus, zoals
verwacht, niet aangetoond. Dit
bevestigt in ieder geval de veiligheid in
de voedselketen en laat zien dat vlees
en vleesproducten geen potentiële
bron van infectie zijn voor de mens.

toekomstperspectief bij de

varkens

Het feit dat dit nieuwe virus blijkbaar
maar één keer de sprong van varken
naar mens heeft gemaakt, suggereert
dat het wereldwijd niet of nauwelijks
voorkomt in de varkenspopulatie.
Anders zouden waarschijnlijk meer-
dere introducties in de humane
populatie hebben plaatsgevonden, met
meer variatie in de virussen waarvan
tot nu toe de sequentie is bepaald. Dat
zou erop duiden dat het virus, hoewel
zeer succesvol bij de mens, veel minder
succesvol is bij het varken. De wijd
verbreide aanwezigheid van HrNi - en/
of HiN2-influenzavirussen in de
varkenspopulatie over de hele wereld is
hier mogelijk debet aan, maar dat is
vooralsnog speculatie. Voor de toe-
komst zijn er diverse scenario\'s
denkbaar Tot nu toe lijkt er sprake te
zijn van enkele incidentele introducties
bij varkens, afkomstig van de mens en
zelflimiterend. Zolang het virus geen
grote veranderingen ondergaat, is dat
het meest waarschijnlijke scenario voor
de toekomst. De rol die het varken gaat
spelen in de humane pandemie, zal dus
waarschijnlijk slechts marginaal zijn.
Relevante \'reassortments\' met andere
varkensinfluenzastammen zijn niet
echt te verwachten, terwijl eventuele
\'reassortments\' met humane influen-
zastammen eerder zullen optreden bij
mensen dan bij varkens en ook weinig
kans maken iets schokkends op te
leveren (of het zou een reassortment
moeten zijn met H5N1!). Bij de intro-
ductie van HiNiv in een varkenstapel
zullen mensen die met acuut zieke
varkens in contact komen, mogelijk
wel worden blootgesteld aan grotere
hoeveelheden virus dan bij contact met
infectieuze personen. Dit kan conse-
quenties hebben voor de ernst van de
ziekte. In dat geval bestaat er dus reden
om toch maatregelen te nemen om de
blootstelling te verminderen.

Een tweede scenario is dat het virus
wel degelijk endemisch wordt in de
varkenspopulatie, waarbij de huidige
HiNr- en/of HrN2-stammen al dan
niet worden verdrongen. Als we dan
de vergelijking met r 918 en r968 door-
trekken, is het logische gevolg dat er
een separate evolutie gaat plaats-
vinden bij de mens en bij het varken
en het virus zich aan de respectieve-
lijke gastheren gaat aanpassen.
Langzamerhand zal daarmee weer een
zekere gastheerbarriëre worden
opgebouwd tussen mens en varken. Of
het virus daarmee virulenter wordt
voor het varken is niet te voorspellen.
Zolang de epidemie bij de varkens niet
vooruit gaat lopen op die bij de mens,
zullen varkens ook in dit scenario
slechts een beperkte rol spelen in de
humane pandemie.

Er zijn uiteraard nog veel meer
scenario\'s denkbaar, inclusief allerlei
\'doom\'-scenario\'s. Deze zijn echter niet
erg waarschijnlijk, hoewel het met
influenzavirussen altijd oppassen
blijft. Passende maatregelen bij
contact met besmette varkens zijn
daarom altijd aan te bevelen, net als
bij contact met besmette mensen!

literatuur

1. Anonymous. Swine influenza A (HiNi)
infection in two children -Southern
California, March-April 2009.
mmwr Morb
Mortal Wkly Rep 2009; 58: 400-402.

2. Anonymous. Outbreak of swine-origin
influenza A (HiNi) virus infection - Mexico,
March-April 2009.
mmwr Morb Mortal Wkly
Rep 2009; 58:467-470.

3. Blakemore F and Gledhill AW. Some
observations on an outbreak of swine
influenza in England. Veterinary Record
1941; 53: 227-230.

4. Brookes SM, Irvine RM, Nunez A, Clifford D,

Essen S, Brown IH,etal.InfluenzaA(HiNi)
infection in pigs. Vet Rec 2009; 164:
760-761.

5. Brown IH, Chakraverty P, Harris PA and
Alexander DJ. Disease outbreaks in pigs in
Great Britain due to an influenza A virus of
H1N2 subtype. VetRec 1995; 136: 328-329.

6. Castrucci MR, Donatelli I, Sidoli L, Barigazzi
G, Kawaoka Y and Webster RG. Genetic
reassortment between avian and human
influenza A viruses in Italian pigs. Virology
1993;193:503-506.

7. Dawood FS, Jain S, Finelli L, Shaw MW,
Lindstrom S, Garten RJ, et al. Emergence of a
novel swine-origin influenza A (HiNi) virus
in humans. N Engl J Med 2009: 360:
2605-2615.

8. Garten RJ, Davis CT, Russell CA, Shu B,
Lindstrom S, Balish A, et al. Antigenic and
Genetic Characteristics of Swine-Origin
2009 A(HiNi) Influenza Viruses Circulating
in Humans. Science 2009.

9. Lange E, Kalthoff D, Blohm U, Teifke [P.
Breithaupt A, Maresch C, et al. Pathogenesis
and transmission of the novel swine origin
influenza virus A/HiNi after experimental
infection of pigs. J Gen Virol 2009.

10. Loeffen WL, Hunneman WA, Quak J,
Verheijden JH and Stegeman JA. Population
dynamics of swine influenza virus in
farrow-to-finish and specialised finishing
herds in the Netheriands. Vet Microbiol
2009; 137:45-50.

11. Nardelli L, Pascucci S, Gualandi GL and Loda
R Outbreaks of classical swine influenza in
Italy in 1976. Zentralblatt fur Veterinärmedi-
zin Reihe B 1978: 25: 853-857.

12. Pensaert M, Ottis K, Vandeputte J, Kaplan
MM and Bachmann PA. Evidence for the
natural transmission of influenza A virus
from wild ducks to swine and its potential
importance for man. Bulletin of the World
Health Organization 1981; 59; 75-78.

13. Popovici V, Hiastru F, Draghici D, Zilisteanu
E, Matepiuc M, Cretescu L and Niculescu I.
Infection of pigs with an influenza virus rela-
ted to the A2/Hong Kong/i/68 strain. Acta
Virol 1972; 16: 363.

14. Shinde V, Bridges CB, Uyeki TM, Shu B, Balish
A. Xu X, et al. Triple-reassortant swine
influenza A (Hi) in humans in the United
States, 2005-2009. N Engl J Med 2009; 360:
2616-2625.

15. Shope RE. Swine influenza. III. Filtration
experiments and aetiology. J Exp Med 1931;

54:373-385.

16. Smith GJ, Vijaykrishna D, Bahl J, Lycett SJ,
Worobey M, Pybus OG, et al. Origins and
evolutionary genomics of the 2009
swine-origin HiNi influenza A epidemic.
Nature 2009:459:1122-1125.

17. Trifonov V, Khiabanian H, Greenbaum B and
Rabadan R. The origin of the recent swine
influenza A(HiNi) virus infecting humans.
EuroSurveill 2009; 14.

18. Webby R|, Rossow K, Erickson G, Sims Y and
Webster R. Multiple lineages of antigenically
and genetically diverse influenza A virus
co-circulate in the United States swine
population. Virus Res 2004; 103:67-73.

19. Zhou NN, Senne DA, Landgraf JS, Swenson
SL, Erickson G, Rossow K, et al. Genetic
reassortment of avian, swine, and human
influenza A viruses in American pigs. JVirol
1999;73:8851-8856.

Willie Loeffen is als onderzoeker
verbonden aan het Centraal Veterinair
Instituut van Wageningen
ur.

-ocr page 163-

STRESS

Natuurlijk opgelost!

Stress wordt veroorzaakt door vele, alledaagse situaties zoals o.a. reizen, kennel-
verblijf of nieuwe huisgenoten. Het uit zich op diverse manieren en maakt het
leven van hond en kat erg zwaar

-ocr page 164-

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan

Mr. Alida Oppers (48) werd op 15
juni 2006 benoemd tot directeur van
de directie Voedselkwaliteit en
Diergezondheid van het ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit
(lnv). Op het verzoek van
ondergetekende om haar te intervie-
wen werd direct positief gereageerd.
Het interview vond plaats in een
prettige en ontspannen sfeer op de
\'oude\' kamer van mevrouw Oppers,
want ook binnen het ministerie van
LNV wordt momenteel druk ver-
bouwd en de verhuisdozen stonden
al klaar in de gang.

Mevrouw Oppers vertelde direct na
aanvang van ons gesprek dat er niet
alleen verhuisd wordt, maar dat ook
de organisatie binnen
lnv deels wordt
herzien en dat haar directie waar-
schijnlijk binnenkort de \'directie van
Voedsel, Dieren en Consumenten\' gaat
heten.

Immers, niet alleen de veiligheid
van voedsel is van belang, maar ook de
kwaliteit. Met kwaliteit worden dan
ook veel meer aspecten dan alleen de
veiligheid bedoeld, zoals: \'Hoe is er
tijdens het leven met de dieren
omgegaan?\' en \'Hoeveel \'impact\' heeft
de productie op het milieu?\'.

achtergrond op werkgebied

Mevrouw Alida Oppers studeerde
Nederlands recht aan de Universiteit
van Amsterdam. Op het moment dat
zij in 1986 afstudeerde, was de
arbeidsmarkt slecht en zij was blij dat
zij na wat uhzendwerk kon beginnen
bij het ministerie van Volkshuis-
vesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieu
(vrom). In eerste instantie
kwam ze daar te werken als juridisch
adviseur en hoewel zij de \'puzzelkant\'
erg leuk vond, was er vaak toch een
negatieve ondertoon. Daarom wilde ze
toch liever de managementkant op.

omdat die kant vaak veel positiever is.
In r994 heeft zij de uitdaging aange-
nomen om hoofd bureau secretaris-
generaal te worden. Dit was een
managementbaan waarin het politiek
ondersteunen van ministers en
staatssecretarissen de hoofdmoot van
het werk vormde. Het was een
leerzame tijd, want hier kon ze zelf
ervaren hoe grote organisaties politiek
gestuurd worden. Echter, na enkele
jaren begon ze de inhoudelijke kant
toch wel weer wat te missen en wilde
ze zich toch weer meer verbinden met
de inhoud. Daarom maakte ze in 1997
de overstap naar hoofd Landbouw bij
vrom. Hier kreeg ze een aantal heel
leuke maar ook heel complexe
dossiers onder haar hoede, zoals de
hele amoniak/mest-problematiek: een
onderwerp dat typisch op het snijvlak
ligt van enerzijds de veehouderij en
anderzijds het milieu. In 2002 gingen
de drie inspectiediensten van
vrom
fuseren en werd Alida Oppers direc-
teur Bestuurszaken van de
vrom-
inspectie. Dat eerste jaar was lastig,
want fuseren op papier gaat snel, maar
de werkelijkheid is veel weerbarstiger
Mensen moeten het werk gaan doen
en de nieuwe organisatie moet op de
werkvloer écht worden geïmplemen-
teerd. Na enkele jaren liep deze
nieuwe organisatie echter goed en
omdat mevrouw Oppers houdt van
een baan met een hoge dynamiek,
koos ze voor een nieuwe baan bij
lnv
als directeur van de directie Voedsel-
kwaliteit en Diergezondheid.

achtergrond privé

Ook privé heeft Alida Oppers een druk
bestaan, want zij is getrouwd met een
man met een voltijd baan en zij heeft
twee zonen (14 en II jaar oud). Dat
betekent ook thuis veel regelen, want
zij en haar man zijn veel op pad en
ook de zonen hebben steeds vaker
allerlei eigen plannen. Een goede
gezinsagenda is daarom geen over-
bodige luxe. Toch waardeert zij de
combinatie van een gezin en een baan

Je eigen vak serieus nemen,
daar gaat het om

Enkele jaren geleden zijn er in
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
een aantal interviews verschenen
met de voorzitters van de diverse
departementen van de faculteit
Diergeneeskunde. Het doel van
deze interviews was om de
dierenartsen in den lande te laten
kennismaken met deze departe-
menten en hun voorzitters. Nu is
het interview met mr Alida
Oppers de eerste van een serie
gesprekken met mensen op
andere posities in Nederland die
voor de dierenarts interessant
zijn.

enorm: "Er moet natuurlijk veel
geregeld worden, maar kinderen zijn
gezonde \'remparachutes\' om niet
volledig door je werk opgeslokt te
worden." Voor haar werk zou zij heel
veel internationaal op pad kunnen
zijn, maar gelukkig kan ze ook veel
overlaten aan de Chief Veterinary
Officer (cvo), dr Peter de Leeuw. Zij is
ook blij als ze in het weekend gewoon
langs het hockeyveld kan staan.

directie voedselkwaliteit en

diergezondheid

"De directie Voedselkwaliteit en
Diergezondheid is een hele leuke
afdeling om te werken omdat er zeker
geen \'negen tot vijf mentaliteit\' heerst.
Iedereen is erg betrokken bij het werk
en de afdeling staat midden in de
samenleving met bijdragen uit alle
hoeken van het land en uit alle lagen
van de bevolking." Alida Oppers
belangrijkste slogan voor haar
afdeling is: "Op tijd muggen doodslaan
die geen olifanten mogen worden."
Het is dus een zeer levendige afdeling
met veel dialoog met de ongeveer 120
maatschappelijke partners die met
deze directie te maken hebben.
Momenteel zijn er ook allerlei
veranderingen gaande en gelukkig
meestal ten positieve. Deze verande-
ringen worden misschien wel wat
ge\'triggered\' door de Partij voor de
Dieren, maar mevrouw Oppers is er
van overtuigd dat deze veranderingen
sowieso wel op gang zouden zijn
gekomen.

-ocr page 165-

Na haar aantreden in 2006 wilde ze
een goede gesprekspartner voor de
medewerkers zijn. Daarom heeft zij
zich het eerste jaar de inhoud goed
eigen moeten maken. Op de vraag of
ze het soms niet jammer vindt dat ze
zelf geen dierenarts is, komt vlot
antwoord: "Nee zeker niet. Doordat ik
een andere achtergrond heb, is het
voor mij makkelijker om hoofdlijnen
te zien en op die manier goede
beslissingen te nemen. Door wat meer
afstand is het ook mogelijk beter te
analyseren en daardoor heb ik naar
mijn gevoel ook echt toegevoegde
waarde. De basis hiervoor is natuurlijk
wel wederzijds respect en affiniteit
met het werkterrein."

Samen met Peter de Leeuw heeft ze
ooit een week meegelopen bij de
oie
(Office International des Epizooties).
Daar voelde zij zich af en toe wel een
vreemde eend in de bijt, want dieren-
artsen leven soms wel erg in een eigen
wereldje en zijn gewend erg op
zichzelf te werken.

dierenarts en lnv

Op de vraag wat mevrouw Oppers nu
eigenlijk de belangrijkste eigenschap
van dierenartsen vindt, is haar
antwoord: "De dierenarts moet zijn
werk vooral zien in de maatschappe-
lijke context, want hij heeft een
belangrijke spilpositie. Gelukkig
besteedt de faculteit daar ook steeds
meer aandacht aan in de opleiding."

Een van de problemen die momen-
teel spelen, is de \'medicijnproblema-
tiek\'. Dit is naar de mening van Alida
Oppers een maatschappelijk probleem
waar we nu al heel veel jaren aan
symptoombeheersing doen. Het is in
haar ogen juist nu van belang om de
\'drivers\' achter deze problematiek
beter te benoemen en daarmee aan de
slag te gaan. De beroepsgroep is echt
toe aan een inhoudelijk debat en moet
zich beter realiseren in welk krachten-
veld ze opereert. We leven in Neder-
land immers in een land dat dichtbe-
volkt is, zowel met mensen als ook
met dieren. Daarom zullen binnen
Europa waarschijnlijk bij ons als
eerste bepaalde problemen boven
komen drijven. Dat is een groot risico
en dus is het de hoogste tijd een
proactief inhoudelijk debat te voeren.
Naar mening van mevrouw Oppers
moeten de dierenartsen in de inten-
sieve veehouderij meer en meer de rol
van integrale adviseur op zich nemen
en zich laten betalen voor hun
diensten en niet voor de verkoop van
medicijnen. Daar hggen voor dieren-
artsen kansen en daar moet de
beroepsgroep aan werken; dieren-
artsen moeten hun eigen vak serieus

nemen. Daar moet naar haar mening
ook in het postacademisch onderwijs
veel aandacht aan worden geschon-
ken: dierenartsen moeten zich laten
betalen voor hun adviesuren en zich
voor hun inkomen niet verder
afhankelijk maken van medicijn-
verkoop.

Op de vraag wat zij de belangrijkste
eigenschap van een dierenarts vindt,
kan Alida Oppers er niet zo direct
eentje noemen. Naar haar mening zijn
er allerlei kanten: in overheidsdienst
kan de dierenarts enerzijds controle-
rend worden ingezet en anderzijds
beleidsmakend of voor het vaststellen
van internationale standaarden. In de
praktijk wordt er aan het vak dieren-
arts weer een hele andere invulling
gegeven en voor de dierenarts-practi-
cus is haar kernboodschap dat practici
zich moeten realiseren dat ze speler
zijn in een groot krachtenveld en
actief keuzes moeten maken. Natuur-
lijk kunnen practici in het veld ook
gegrond commentaar leveren en
daarmee het ministerie scherp houden

Diergeneeskunde vindt zij wel
enigszins te vergelijken met de studie
rechten: met eenzelfde studieachter-
grond kunnen dierenartsen, net als
juristen, op heel veel verschillende
posities terecht komen en daar met
hun kennis en achtergrond goed werk
verrichten.

ter afsluiting

In de afsluiting van het interview
wordt duidelijk dat Alida Oppers
gedreven is om dingen te verbeteren.
Haar laatste uitspraak: "Er moet nog
harder gewerkt worden aan de brug
tussen humaan en veterinair; alle
betrokkenen moeten proberen boven
de partijen uit te stijgen en nog veel
meer de gemeenschappelijke belangen
te zien."

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan is dierenarts en spe-
cialist Inwendige Ziekten van het Paard
en is werkzaam bij het departement
Gezondheidszorg Paard.

-ocr page 166-

Johan Klein Haneveld

Honden lijden net zo goed als
mensen aan gewrichtsslijtage, onder
andere als gevolg van artritis. De
gevolgen daarvan zijn vaak invali-
derend. Een kunstgewricht zou
uitkomst kunnen bieden. Heup-
vervangende operaties worden al
toegepast, maar ook totale knie-
vervangende operaties zijn moge
lijk. Bij honden bleek een gecemen-
teerde totale knieprothese te leiden
tot een acceptabel functieherstel.

De totale knievervangende operatie
wordt in de humane geneeskunde
algemeen toegepast. In 2000 werden
wereldwijd 1,6 miljoen kniever-
vangende operaties uitgevoerd. Bij
deze procedure worden het onderste
uiteinde van het dijbeen en de boven-
kant van het scheenbeen chirurgisch
verwijderd. Hiervoor in de plaats wordt
een metalen prothese aangebracht aan
het uiteinde van het dijbeen en aan het
bovenste gedeelte van het scheenbeen
een prothese van hard polyethyleen en
metaal. De verschillende onderdelen
van een knieprothese kunnen met
botcement worden verankerd aan de
boteinden, maar er is ook een proce-
dure mogelijk zonder botcement. De
meeste chirurgen geven er voor beide
delen van de prothese de voorkeur aan
te cementeren. Van met botcement
aangebrachte protheses blijft meer dan
90 procent langer dan tien jaar
functioneren. De resultaten met een
cementloze procedure zijn in verge-
lijking minder goed.

honden

Bij de klinische ontwikkeling van de
totale knievervangende operatie
werden honden gebruikt als model.
Maar steeds vaker is er vanuit de
diergeneeskunde zelf belangstelling
voor het gebruik van deze chirur-
gische procedure bij honden met
gewrichtsklachten. De haalbaarheid

en het klinisch resultaat van de
gecementeerde totale knievervanging
is echter nog niet op grote schaal
onderzocht bij honden. Onderzoekers
van de Ohio State University, Ohio en
de
suny Upstate Medical University,
New York, waren betrokken bij het
testen van een nieuwe strategie voor
cementloze fixatie bij totale kniever-
vanging (i). Voor deze studie gebruik-
ten ze een controlegroep van 24
honden waarbij gecementeerde
protheses werden toegepast.

operatie

De groep bestond uit 24 volgroeide
reuen met een gewicht van 2 5 tot 30
kilogram. De dieren werden op basis
van toeval toegewezen aan één van
vier groepen, elk met zes honden. De
groepen stonden voor verschillende
studieperiodes (6,12, 26 of 52 weken).
Voor het onderzoek werd een knie-
prothese gebruikt die de normale
structuur van de dijbeen- en scheen-
beenuiteinden bij de hond nabootst.
Er was maar één formaat van de
prothese beschikbaar Bij elke hond
werd het kniegewricht van de rechter
achterpoot vervangen. Het moeilijkste
aspect van de operatie in technisch
opzicht was het doorsnijden van het
dijbeen en het scheenbeen. Het bleek
op basis van anatomische aanwij-
zingen mogelijk de prothese op het
dijbeen met een variatie van enkele
graden zo te laten aansluiten dat de
situatie overeenkwam met het
gewricht voor de operatie. Aan de
scheenbeenzijde bleken er grotere
verschillen te zijn met de situatie voor
de operatie. Volgens de onderzoekers
is er wat betreft de procedure in dit
opzicht nog ruimte voor verbetering.

functie

De onderzoekers beoordeelden de
stabiliteit van het kniegewricht direct
na de operatie bij zestien van de
honden als \'uitmuntend\' en bij acht
als \'goed\', waarbij ze het gewricht
vergeleken met het ongeopereerde

Referaten uit de tijdschriftenbibiotheek

Knieprothese bij honden succesvo".

tijdsch riften bibliotheek
De volledige artikelen waarnaar
wordt verwezen in de hier
gepubliceerde referaten, zijn voor
leden van de groepen van de
KNMVD gratis toegankelijk via
de tijdschriftenbibliotheek, te
vinden op de
knmvd-website
(www.knmvd.nl). De tijdschrif-
tenbibliotheek bevat 28 veteri-
naire tijdschriften van over de
hele wereld. Daarmee komt het
modernste wetenschappelijke
onderzoek voor de dierenarts
onder handbereik.

kniegewricht aan de andere kant. Zes
weken na de procedure waren de
meeste honden nog enigszins tot
matig kreupel, maar de score voor
kreupelheid was na twaalf weken tot
nul afgenomen. De buiging (flexie),
strekking (extensie) en het bereik van
de rotatie van het kniegewricht
(volledige strekking minus volledige
buiging) waren twaalf weken na de
operatie maximaal, maar bereikten
niet het niveau van voor de operatie.
Het bereik van de rotatie was na
12 weken gemiddeld 80 graden,
vergeleken met 112 graden in het
gezonde gewricht. Dit betekent niet
dat de operatie niet succesvol was: in
de praktijk wordt bij gewrichtsproble-
men in de knie bij honden een herstel
van de rotatie van 80 tot 100 graden
gezien als een significante klinische
verbetering. Met behulp van fysio-
therapie zou men wellicht nog betere
resultaten kunnen bereiken wat
betreft de bewegelijkheid van het
nieuwe gewricht. De auteurs wijzen
erop dat de operatie niet ten doel heeft
de gezonde situatie te evenaren, maar
dat het nieuwe gewricht de hond in
staat moet stellen pijnloos zijn
dagelijkse activiteiten uit te oefenen.

afwijkingen

Op röntgenfoto\'s van de geopereerde
gewrichten waren over het algemeen

-ocr page 167-

geen grote afwijkingen te zien,
behalve bij één hond waarbij de foto
op het dijbeen een brede zwarte lijn
(doorlaatbaar voor straling) toonde
tussen bot en cement. Dit dijbeen-
component bleek bij sectie na
52 weken los te zitten.

De mineraaldichtheid van het bot
nam na de operatie snel af. Deze
waarneming kwam overeen met het
verlies van de mineraaldichtheid van
het bot bij mensen, waarbij in de drie
maanden na een totale knievervan-
ging verliezen van 7 tot 30 procent
zijn gerapporteerd.

Op 6, r2, 26 en 52 weken na de
operatie werden de dieren uit de
overeenkomende groepen geëuthana-
seerd, waarna de geopereerde gewrich-
ten konden worden bekeken. Hierbij
zagen de onderzoekers onder andere
verdikkingen van de gewrichtskap.

een licht toegenomen volume van
verkleurde gewrichtsvloeistof en
fibreus weefsel rond de prothese-
elementen. Overeenkomende veran-
deringen zijn bij honden waarge-
nomen na heuptransplantatie. 9 van
de 24 polyethyleenstukken vertoon-
den tekenen van slijtage, maar de
schade was in de meeste gevallen mild
(matig bij één polyethyleengedeelte).
Het betrof meestal een vervorming
van het polyethyleen langs de randen
van het transplantaat. Bij zes van de
kniegewrichten zagen de onder-
zoekers een draai-instabiliteit. Deze
was niet geassocieerd met kreupel-
heid, maar bij mensen kan instabiliteit
leiden tot een groter risico van
beschadigingen aan het polyethyleen.
In dit onderzoek vond men echter
geen verband. Uit een mechanische
test bleek dat de met cement gehechte

componenten stabiel gefixeerd waren.

conclusie

De onderzoekers concluderen dat
honden met een gecementeerde totale
knieprothese niet meer kreupel zijn
en met een rotatiebereik van 80 tot
100 graden in staat zijn om op een
acceptabel niveau te functioneren.
De totale knievervanging is dus een
praktisch uitvoerbare, veilige en
effectieve procedure voor de behande-
ling van honden met problemen aan
het kniegewricht.

literatuur

I. Allen MJ, Leone BS, Lamonte K, Townsend
KL and Mann KA. Cemented Total Knee
Replacement in 24 Dogs: Surgical Technique,
Clinical Results, and Complications.
Veterinary Surgery 2009; 38:555-567.

Soja-eiwittenbij portosystemische shunt
3eter dan vlees

Bij verschillende aandoeningen kan
een gunstig resultaat worden
bereikt met een speciaal dieet. Dit
geldt ook voor honden met een
zogenoemde congenitale portosyste-
mische shunt, waar een eiwitarm
dieet het risico van hepatische
encefalopathie sterk vermindert.
Een team van Utrechtse onderzoe-
kers concludeert op basis van een
\'cross-over\'-studie dat een dieet met
soja-isolaat als eiwitbron in dit geval
de voorkeur verdient boven diëten
op basis van dierlijke eiwitten.

Bij een portosystemische shunt (pss)
wordt het bloed uit de darmen niet
door de lever gevoerd, maar bereikt het
via één of meerdere bloedvaten direct
de rest van het lichaam. De verbinding
tussen de poortader en het hart (de duc-
tus venosus) bij de foetus verdwijnt
normaalgesproken tijdens de ontwik-
keling. Als de verbinding blijft bestaan,
ontwikkelt zich een aangeboren of con-
genitale portosystemische shunt
(cpss). Deze afwijking komt bij honden
vaker voor dan bij mensen, bij som-
mige rashonden zelfs bij i tot 5
procent. Eén gevolg van een
cpss is een
afwijkende ontwikkeling van de lever,
wat leidt tot een verhoogde ammonia-
concentratie in het bloedplasma en een
afgenomen productie van stollings-
factoren. Dit kan vervolgens hepati-
sche encefalopathie veroorzaken, een
potentieel dodelijke hersenaandoe-
ning. Het is mogelijk een
cpss chirur-
gisch te sluiten, waardoor de lever weer
doorbloed wordt. Het betreft echter een
gecompliceerde operatie, met een grote
kans op sterfte (10 tot 50 procent),
onder andere als gevolg van een
verhoogd anesthesierisico.

diëten

Omdat een operatie bij deze aandoe-
ning relatief gevaarlijk is, heeft men
onderzocht wat het effect was van
eiwitarme diëten in combinatie met
lactulose. Hierdoor zouden minder
stikstofproducten zoals ammonia in
het plasma terechtkomen. In een niet
gerandomiseerde studie bij honden
met
cpss leek het effect van dieet-
maatregelen net zo groot te zijn als dat
van chirurgische ingrepen. Er zijn
verder aanwijzingen dat niet alleen de
hoeveelheid, maar ook de bron van
het eiwit invloed heeft op de sympto-
men. Bij honden met een zogenoemde
Eckfistel (gebruikt als model voor
cpss) verschenen de symptomen
sneller en waren ze ernstiger als de
dieren dierlijke eiwitten gevoerd
kregen, dan wanneer ze viseiwitten
kregen. Melkeiwitten hadden de beste
resultaten. In een andere studie
ontwikkelden honden met een dieet
op basis van soja-eiwitten geen
symptomen, terwijl honden die
dierlijke eiwitten kregen ernstig ziek
werden. Tot nu toe waren er echter
geen studies gedaan naar het effect
van de eiwitbron op klinische tekenen
bij honden met een natuurlijk
optredende
cpss. Wetenschappers van
de faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht vergeleken twee
eiwitarme diëten bij honden met een
cpss (r). Het dieet op basis van

-ocr page 168-

soja-eiwitten was geassocieerd met
lagere ammoniawaarden in het
plasma, hogere fibrinogeenconcentra-
ties en lagere protrombinetijden,
vergeleken met een dieet op basis van
gevogelte.

vergelijking

Om de diëten met elkaar te vergelijken,
kozen de onderzoekers voor een
dubbelblinde \'cross-over\'-studie.
Twintig honden met een diagnose van
cpss werden op basis van toeval
verdeeld over twee groepen. De eerste
groep kreeg vier weken een commer-
cieel eiwitarm dieet met soja-isolaat
als belangrijkste eiwitbron (dit was
het testdieet) en vervolgens vier
weken een dieet met dezelfde samen-
stelling maar met gedroogd kippen-
vlees in plaats van soja (dit was de
controle). De tweede groep begon met
het controledieet en ging na vier
weken over op het testdieet. Verstrek-
king van ander voedsel en/of medicij-
nen was niet toegestaan. Uiteindelijk
voltooiden zestien honden de studie.
Van nog eens twee honden konden de
resultaten slechts gedeeltelijk worden
gebruikt. Tijdens de studie nam de
eetlust toe, behalve bij drie honden op
het controledieet en één op het
testideet. De smakelijkheid leek ook
beter voor het testdieet dan voor het
controledieet. Beide diëten leidden tot
een significant betere score voor
hepatische ecefalopathie. De afname
van de protrombinetijd leek meer
uitgesproken bij het testdieet, maar
het verschil tussen de twee diëten was
niet significant. De ammoniaconcen-
tratie daalde alleen significant op het
testdieet, van een mediaan van 89,5
micromol per liter (|imol/L) tot 60,4
|imol/L. Na vier weken op het contro-
ledieet bedroeg de ammoniaconcen-
tratie 114 jimol/L (dit verschil was niet
significant). Omdat de ammonia-
concentratie de belangrijkste factor is
in het ontstaan van hepatische
encefalopathie vermindert het
sojadieet dus de belangrijkste risico-
factor voor deze aandoening. Verder
steeg de fibrinogeenconcentratie bij de
zestien honden die de studie voltooi-
den, als ze het testdieet kregen van 1,6
gram per liter (g/L) tot 2,1 g/L Volgens
de onderzoekers blijkt hieruit dat het
dieet op basis van soja-eiwit de
leverfunctie verbetert: de toename van
fibrinogeen is waarschijnlijk het
gevolg van een gestegen productie van
stollingseiwitten in de lever

eerste keus

Het gunstige effect van het dieet op
basis van soja-eiwit kan volgens de
auteurs worden verklaard door de
betere verteerbaarheid van het eiwit.
Dit zorgde voor een hogere absorptie
van aminozuren in de dunne darm,
waardoor er minder stikstof terecht-
kwam in de dikke darm. Het lijkt erop
dat het sojadieet de eiwitbehoefte van
jonge, opgroeiende honden prima
vervult. De conclusie van de onder-
zoekers is daarom dat het gebruik van
soja-isolaat als eiwitbron in een
eiwitarm dieet gunstig bijdraagt aan
de zorg voor honden met een
cpss.
Daarom zou een dergelijk dieet niet
alleen de eerste keus moeten zijn als
langetermijnoplossing in plaats van
chirurgie, maar ook bij de voorberei-
ding op een operatie, om het anesthe-
sierisico te verminderen. Het sojadieet
verdient bovendien de voorkeur
boven diëten bedoeld voor gebruik bij
nieraandoeningen. Ten slotte zouden
diëten op basis van soja ook ten goede
kunnen komen van honden met een
portosystemische shunt als gevolg van
een embolie of chronische lever-
ziekten.

literatuur

I. Proot S, Biourge V, Teske E and Rothuizen [.
Soy Protein Isolate versus Meat-Based
Low-Protein Diet for Dogs with Congenital
Portosystemic Shunts. J Vet Intern Med 2009;
23: 794-800.

johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur bij het
Tijdschrifi voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 169-

Succesvol ondernen^enl

Jaap Bron. .

Prof. Jan Declercq.

Eenhartruiswatnu?

Dr. Niek Beijerink.

Open.3Cture.aeeerste.3p,seenaa.aer

Drs Silvia Jauern/8-

Sylvia Haveman.

MRUoepassmgenenmmc

n.. Hans Mulders.

-ocr page 170-

Wat is de Raad voor Dierenaangelegen-
heden en wat is zijn advies waard?

Laurens Hoedemaker

Naar aanleiding van het rapport
\'Zichtbaar Beter, de rol van de
dierenarts voor het algemeen
belang\' vroeg de
knmvd mij wat
meer uitleg te geven over de Raad
voor Dierenaangelegenheden. Mijn
naam is Laurens Hoedemaker,
dierenarts, en ik ben sinds i juli
2007 de secretaris van de
rda.

De Raad voor Dierenaangelegenheden
is een \'panel\' van deskundigen dat op
verzoek van de minister van Land-
bouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn
visie geeft op vraagstukken op het
gebied van dierenwelzijn en dierge-
zondheid. De visies van de Raad - wij
gebruiken de term \'zienswijzen\' - gaan
vaak over strategische vraagstukken
en kijken naar de middellange

\\

Voorzitter van de Raad voor Dierenaangele-
genlieden prof. dr. Henk Vaarkamp kan in de
begeleidende brief bepaalde discussiepunten
benadrukken.

termijn. Bovendien bevatten de
zienswijzen een brede blik en inbreng
van veel verschillende expertises.
Door zijn onafhankelijkheid heeft de
Raad bovendien de mogelijkheid zich
vrijelijk uit te spreken over alle
betrokken partijen, inclusief de
overheid zelf.

persoonlijke titel

De Raad bestaat uit ongeveer veertig
deskundigen die op persoonlijke titel,
dus onafhankelijk en zonder last of
ruggespraak, zitting hebben in de
rda.
Hoewel de raadsleden worden
benoemd door de minister en het
ondersteunende bureau (het
rda-
team) bestaat uit lnv-ambtenaren, is
de Raad inhoudelijk strikt onafhanke-
lijk. Deze onafhankelijkheid geldt
zowel ten opzichte van de minister als
ten opzichte van de organisaties waar
de verschillende raadsleden in het
dagelijks leven werkzaam zijn.

Deze onafhankelijkheid en het
lidmaatschap op persoonlijke titel
zorgen ervoor dat de Raad kan
beschikken over toonaangevende
experts die in alle vrijheid hun kennis
en kunde voor de Raad kunnen
inzetten. De raadsleden zijn experts op
uiteenlopende terreinen, van veteri-
naire, dierwetenschappelijke, juri-
dische, ethische tot communicatie-
deskundigheid. Ook zijn er leden die
sleutelfiguren zijn in groeperingen of
sectoren die een rol spelen in de
dierhouderij in Nederland. Wij zijn er
zeer gelukkig mee dat we al deze
uiteenlopende expertises kunnen
benutten bij het beantwoorden van de
vragen van de minister Het ministerie
is op haar beurt blij met de \'buiten-
boordmotorfunctie\' van de
rda:

dichtbij en gemakkelijk beschikbaar,
maar toch onafhankelijk en soms ook
kritisch op het ministerie zelf.

minderheidsstandpunten

De zienswijzen van de rda zijn geen
\'doorgepolderde\' stukken: er kunnen
minderheidsstandpunten in zijn
opgenomen en de voorzitter van de
Raad - prof. dr Henk Vaarkamp - kan
in de begeleidende brief naar de
minister zelfs bepaalde discussie-
punten benadrukken. In het huidige
politieke en maatschappelijke
klimaat, waar de extremen steeds
vaker een nadrukkelijke invloed
hebben op het debat, heeft dat een
duidelijke meerwaarde. Het is aan de
politiek - en dus aan de minister - om
te besluiten of en hoe een zienswijze
van de Raad wordt meegewogen in de
beleidsvorming. Het addertje onder
het gras is daarbij natuurlijk wel dat
de
rda al zijn zienswijzen openbaar
maakt en dat het voor de minister dus
lastig kan zijn een advies waar zij zelf
om heeft gevraagd, zomaar naast zich
neer te leggen.

Wie er allemaal in de Raad voor
Dierenaangelegenheden zitting
hebben, hoe wij precies werken en wat
de
rda sinds 1995 aan rapporten heeft
gepubliceerd, kunt u allemaal vinden
op onze website: www.rda.nl. Ook
vragen of opmerkingen voor de
rda
kunt u aan ons kwijt via de website.
Ook kunt u mij gerust bellen of
mailen.

Laurens Hoedemaker is secretaris van
de Raad voor Dierenaangelegenheden
(L.Hoedemaker(a)rda.nl, (070) 3785
258).

-ocr page 171-

Ingezonden

reactie over casus ethiek

Geachte redactie,
Als (grotendeels voormalig) varkens-
dierenarts ben ik het eens met de
stellingname van Bemard Rollin. In
tegenstelling tot wat collega Van
Herten aangeeft, ben ik van mening
dat er, ondanks het betere wettelijke
kader, in de praktijk doorgaans weinig
verschil is tussen de onethische gang
van zaken in de Verenigde Staten en in
ons land. Als dierenarts sta je vaak vrij
machteloos. De veehouder, een goede
klant, aangeven bij de
aid is mijns
inziens geen optie, hem de dieren-
bescherming op zijn dak sturen
evenmin. De mogelijke consequenties,
namelijk dat bekend wordt dat je je
eigen klanten aangeeft, kan de
doodsteek betekenen voor je praktijk.
Ik zie maar twee mogelijkheden.

Uiteraard is de eerste taak van de
dierenarts om met de veehouder in
gesprek te gaan. Maar wat mij bijzon-
der ergert, is dat alle pijnstillers in de
diergeneeskunde zonder uitzondering
te duur zijn. Ik leg die verantwoorde-
lijkheid uitdrukkelijk bij de farma-
ceutische industrie. Het is ethisch
onaanvaardbaar een pijnstiller,
waarvan de productie- en distributie-
kosten nog geen 5,00 euro bedragen, bij
de dierenarts te koop aan te bieden met
een winstmarge van 400 a 500 procent.
Mijn hoop is gevestigd op de producen-
ten van generieke geneesmiddelen. Die
zullen ervoor moeten zorgen dat
pijnstillers (vergelijk eens wat een
doosje paracetamol humaan kost)
goedkoop en betaalbaar worden. Vóór
de vernieuwing van de dier-
geneesmiddelenwetgeving was mijn
omzet (in eenheden) pijnstillers een
veelvoud van nu.
Met vriendelijke groet,
drs. H.J. Ronner

Zoals elk jaar zal de studievereni-
ging v.v.F.c. "De Uithof" ook dit jaar
een zeer interessant symposium
organiseren. Op 30 september 2009
bespreken vier sprekers de \'ins and
outs\' met betrekking tot de actuele
problematiek rondom antibiotica.

Rens Van Dobbenburgh zal de spits
afbijten. De veterinair hoofddirecteur
van
AUV zal een inleiding verzorgen
over antibiotica, het huidige antibio-
ticagebruik en de wet- en regelgeving.
Vervolgens zal prof dr. Mevius ingaan
op de resistentieproblematiek en zal
prof dr Fink-Gremmels de alterna-
tieve behandelingsmogelijkheden
belichten. De voorzitter van de
vakgroep gezondheidszorg varken
(vGv) van de KNMVD, Gerard van
Eijden, zal specifieker ingaan op de
praktijk. Hij zal het hebben over het
antibioticagebruik in de veehouderij.
Na een afsluitende discussie hopen we
dat iedereen, onder het genot van een
drankje, voor zichzelf een antwoord
zal kunnen geven op de vraag:
"Antibiotica... Less makes things
better?"

De leus \'Less makes things better\'
gaat in ieder geval niet op voor de
expositie, die tegelijk met de borrel
wordt gehouden. Voor de expositie,
die eens in de twee jaar wordt georga-
niseerd, zijn studenten, docenten en
medewerkers van de faculteit Dier-
geneeskunde bezig geweest om
schilderijen te maken. Deze heel
verschillende schilderijen worden na
het symposium geveild. De opbrengst
gaat naar een goed doel: stichting
Esperanza.

Symposium: \'Antibiotica...
Less makes things better?\'

toegang

Het symposium en de expositie
worden georganiseerd voor studenten
diergeneeskunde, practici en andere
geïnteresseerden. Het symposium op
30 september wordt gehouden in het
hoofdgebouw Androclus van de
faculteit Diergeneeskunde te Utrecht.
Het programma begint om 14.15 uur
en wordt afgesloten om 20.30 uur met
aansluitend de borrel. De kosten
bedragen voor leden van v.v.F.c. "De
Uithof" 5 euro en voor studenten die
niet lid zijn, 7,50 euro. Donateurs van
v.v.F.c. "De Uithof" betalen 25 euro en
voor overige geïnteresseerden geldt
een prijs van 50 euro. Deze bedragen
zijn inclusief koffie en thee, diner en
borrel. De kaarten kunnen persoonlijk
worden aangeschaft bij de vereniging.
Voor niet-studenten is het tot 25
september mogelijk om kaarten te
bestellen via e-mail: bestuur@
veefokkers.com.

-ocr page 172-

Jaël van der Woude

Op 21 april jongstleden organiseerde
Stichting
dio in samenwerking met
Initiatiefgroep Over de Rand een
symposium onder de titel \'Van
\'evidence based medicine\' naar de
praktijk; de vertaalslag naar het
individuele dier\'. Na twee inleidin-
gen waarin het ging over toeval,
Engelse detectives en \'wetenschap-
pelijk geneuzel\', kwam een discus-
sie op gang waarin het onderwerp
uit verschillende invalshoeken
tegen het licht werd gehouden.

Initiatiefgroep Over de Rand zoekt de
grenzen op van de wetenschap en gaat
hierover in debat met wetenschappers
uit verschillende disciplines: wie
bepaalt er wat wel of niet \'weten-
schappelijk\' is? Zo wil zij bij mensen
het bewustzijn creëren dat het altijd
nodig zal blijven kritisch te kijken
naar de wetenschap. Stichting
dio
wordt in de praktijk vaak geconfron-
teerd met de grenzen van het toepas-
sen van kennis. De overdracht van
veterinaire kennis aan boeren en
organisaties in ontwikkelingslanden
is één van haar voornaamste doelstel-
lingen. Maar in hoeverre is kennis,
opgedaan uit wetenschappelijk
onderzoek, universeel toepasbaar in
de praktijk, waar immers elke patiënt
anders is? En in hoeverre kunnen
resultaten van westers wetenschappe-
lijk onderzoek ook in andere culturen
worden toegepast? Gelden alleen
wetenschappelijke resultaten als
\'kennis\', of zijn er nog andere bronnen
van kennis? En als die er zijn, hoe pas
je die dan toe op je patiënten?

\'evidence\' versus bewijs
De eerste spreker was dr. Mariska
Leeflang, dierenarts en klinisch
epidemioloog. Zij begon met de
stelling dat mensen niet kunnen
omgaan met toeval: "We willen ahijd
patronen ontdekken en zijn voort-
durend op zoek naar oorzaak en
gevolg. Helaas komt het nogal eens
voor dat we te snel een oorzaak
koppelen aan een gevolg en dan
andere mogelijke oorzaken over het
hoofd zien. Hierdoor wordt snel een
verband gelegd tussen therapie en
genezing terwijl bijvoorbeeld de helft
van de patiënten ook zonder inter-
ventie wel zou zijn genezen." Goede
onderzoeksmethoden zijn volgens
Leeflang dan ook van wezenlijk belang
om de juiste conclusies te kunnen
trekken. Maar hoe moet dat onderzoek
dan worden vertaald naar de situatie
van de individuele patiënt? "Hierin
moet men uiteraard ook rekening
houden met de toestand van de
patiënt, de wensen van de eigenaar en
met de leefomgeving," stelde Leeflang.

Om aan te geven hoe we moeten
omgaan met het woord \'evidence\',
gebruikte Leeflang het voorbeeld van
de Engelse detective van boeken en
televisie. Als de detective sterke
aanwijzingen heeft om een bepaalde
verdachte als dader aan te wijzen,
gebruikt hij de term \'evidence\'. Pas als
hij hier het juiste zwart-op-wit bewijs
(\'proof\') bij kan vinden, is er een
eventuele mogelijkheid tot vervolging.
De vertaling van wetenschappelijk
onderzoek naar een toepassing op het
individu is weliswaar vaak lastig, maar
het zou onethisch zijn de uitkomsten
van wetenschappelijk onderzoek niet
mee te laten wegen in de keuze voor
een bepaalde behandelmethode.

zinvolle geneeskunde

Professor Jan Keppel Hesselink,
arts-farmacoloog en medisch bioloog,
was het niet eens met dit \'wetenschap-
pelijk geneuzel\': "Als medicatie in de
afgelopen tien jaar op moleculair
niveau is verbeterd, zegt dat nog niets
over een eventuele betere werkzaam-
heid in de patiënt zelf. Daarnaast is de
farmaceutische industrie gebrand op
positieve resultaten in verband met
het op de markt brengen van hun
eigen producten en worden negatieve
resultaten vaak niet gepubliceerd. Ook
worden vaak de verkeerde testmetho-
des gebruikt, net als twijfelachtige
gouden standaarden." In plaats van
\'evidence based\' geneeskunde wil
Keppel Hesselink voortaan spreken
over zinvolle geneeskunde versus
zinloze geneeskunde. De zinvolle en
zinloze geneeskunde zijn vervolgens
weer onder te verdelen in een bewe-
zen variant en een onbewezen variant.
Keppel Hesselink gaf enkele voorbeel-
den van deze categorieën. Zo is een
antibioticakuur bij een pneumonie
bewezen zinvolle geneeskunde. Dit is
ook logisch te beredeneren als je kijkt
naar de werking van antibiotica op
micro-organismen. Maar ook acu-
punctuur bij neuropathiepatiënten is
bewezen zinvol gebleken, aangezien
de patiënt met deze therapie een
betere levenskwaliteit heeft dan met
enkel medicatie. Aan de andere kant
voeren veel chirurgen vaak zinvolle
interventies uit waarvan de effectivi-
teit niet altijd door middel van een
groot epidemiologisch onderzoek is
\'bewezen\'. Voorbeelden van onbewe-
zen zinloze behandelingen zijn het
gebruik van antibiotica bij sinusitis en
\'zap\'-therapie.

\'Evidence based (veterinary) medicine\',
de vertaalslag naar de individuele patiënt

therapiekeuze

Na deze twee lezingen werd het \'panel\'
geïnstalleerd en gingen de twee
sprekers en de vier panelleden (drie
dierenartsen en een oud-huisarts) het
debat met elkaar aan. Iedereen was
het erover eens dat resultaten van
wetenschappelijk onderzoek wel
degelijk belangrijk zijn voor de
(dier)geneeskunde in het algemeen.
Wel moet de (dieren)arts bij het lezen
van een artikel verder komen dan
alleen de samenvatting en zelf kritisch
de resultaten kunnen beoordelen. De
stellingen van prof. Henk Vaarkamp,
hoogleraar Veterinaire Apotheek en
Praktijkvoering, werden dan ook niet
tegengesproken. "Kennis van statistiek
is noodzakelijk om wetenschappelijke
literatuur te kunnen vertalen naar de

-ocr page 173-

praktijk." Hoe men cijferblinde
Studenten zou moeten weren van de
opleiding (dier)geneeskunde, daarvoor
werden geen suggesties gedaan.

In hoeverre is het resultaat van
wetenschappelijk onderzoek werke-
lijk de leidraad voor je therapiekeuze?
Volgens prof. Freek van Sluijs,
hoogleraar Chirurgie van Gezel-
schapsdieren, kan een (dieren)arts aan
de hand van resultaten uit weten-
schappelijk onderzoek niet de
toekomst van zijn patiënt voorspellen.
Hij kan hooguit een patiënt of
eigenaar een keuze voorleggen voor
het wel of niet instellen van een
therapie op basis van slagingspercen-
tages en risicopercentages. Niet
iedereen was het met dit standpunt
eens. Eén van de argumenten ertegen
was dat cijfers afhankelijk zijn van de
context waarin ze zijn onderzocht.
Anders dan de patiënt is een arts in
staat deze context te vergelijken met
de daadwerkelijke situatie van de
patiënt. Daarnaast doet voor veel
mensen een slagingspercentage er niet
zo veel toe, men hoopt toch altijd op
het beste. Een kleine kans op genezing
wordt dan ook altijd hoopvol aange-
nomen, ook als er daarnaast een grote
kans is op complicaties en daarmee
juist een slechtere kwaliteit van leven.

Ook Guus van der Bie, huisarts en
onderzoeker bij het Louis Bolk
instituut, benadrukte dat het belang-
rijk is je als (dieren)arts af te vragen in
hoeverre de werking van een middel
opweegt tegen de mogelijke bijwerkin-
gen. Conclusies over de werkzaamheid
vanuit wetenschappelijk onderzoek
betekenen nog niet meteen dat het
middel dus ook geschikt is voor de
patiënt. Bij bloeddrukverlagers is de
therapie bijvoorbeeld gebaseerd op het
voorkomen van hart- en vaatziekten,
maar is het moeilijk de \'impact\' van de
bijwerkingen op het moment dat de
patiënt geen klachten heeft, af te
wegen tegen het risico van de moge-
lijke toekomstige aandoening.

Omdat de eigenaar of patiënt zelf
vaak niet over genoeg kennis beschikt
om een keuze te maken, krijgt de
(dieren)arts wel eens de vraag wat hij
zou doen als het ging om zijn eigen
hond, of in het geval van de humane
geneeskunde, zijn eigen vrouw. Moet je
als (dieren)arts op deze vraag ingaan?
Hierover liepen de meningen uiteen.
Hoe ga je om met kanspercentages en
hoe met het verschil tussen genezing
en kwaliteit van leven? De (dieren)arts
heeft kennis, kan nieuwe resuUaten
interpreteren en heeft daarnaast
ervaring met andere patiënten. Als het
goed is, beschikt de \'professional\'
daarnaast ook over inlevingsvermogen
en kan hij de psychologische compo-
nent in de beslissing meenemen.
Volgens sommigen zou een goede
(dieren)arts de vraag wat hij zou doen
als de situatie hem persoonlijk zou
betreffen dus wel degelijk moeten
kunnen beantwoorden. Anderen
waren van mening dat je als (dieren)
arts geen beslissingen kunt nemen
voor anderen, aangezien je nooit de
toekomst kunt voorspellen.

protocollair werken

\'Evidence\' werd door het panel breder
geaccepteerd dan dichtgetimmerde
\'proof\'. Maar wat kunnen we dan nog
wel beschouwen als \'evidence\' en wat
niet meer? Als de intuïtie van de arts
zelf ook kan worden meegenomen als
\'evidence\', moet dat dan ook in de
studie worden aangeleerd? Intuïtie
ontwikkelt een arts door het opdoen
van ervaring. Hierin schuilt wel weer
een gevaar Bij de volgende patiënt
met dezelfde symptomen kun je een
simpele diagnose mislopen doordat je
vanuit de vorige ervaring een tunnel-
visie hebt opgebouwd. Aan de andere
kant kun je ook de held zijn als je op
basis van je ervaring meteen aan de
juiste aandoening dacht en op tijd
actie hebt kunnen ondernemen.

Een ander punt dat naar voren
kwam, is in hoeverre we in de westerse
samenleving teveel gehecht zijn
geraakt aan \'wetenschappehjk bewijs\'.
De maatschappij is wantrouwend naar
artsen toe en eist een zo inzichtelijk
mogelijke besluitvorming. Protocollair
werken wordt gezien als een manier
om hier meer inzicht in te krijgen. Maar
protocollair werken is niet hetzelfde als
\'evidence based medicine\'. Bij protocol-
lair werken gaat het er al snel vooral
om dat de juiste formulieren in
drievoud worden ingevuld en niet hoe
je tot een therapiekeuze komt.

Hoe gaan we met dit alles om in
ontwikkelingslanden? Volgens dr Bert
Nederbragt, universitair hoofddocent
Tumorbiologie en Bio-ethiek en
betrokken bij de stichting Wereld-
Delen, weegt de context hierin veel
zwaarder mee dan bij patiënten in de
westerse wereld, aangezien westerse
onderzoeksresultaten in het westen
zelf makkelijker naar de praktijk zijn
te vertalen. Daarnaast spelen volgens
Nederbragt in ontwikkelingslanden
ook veel andere vraagstukken die eerst
aandacht verdienen. Soms verlangen
mensen in ontwikkelingslanden
helemaal niet naar meer kennis die
leidt tot een betere gezondheidszorg,
maar speelt in hun beleving bijvoor-
beeld de slechte regering een veel
belangrijkere rol voor hun slechte
levensstandaard. Het kan ook zijn dat
mensen in ontwikkelingslanden wel
kennis nodighebben, maar niet de
beschikking hebben over de middelen
die nodig zijn om zelf westers georiën-
teerde onderzoeken op te zetten.
Volgens Leeflang is het belangrijk om
in ontwikkelingslanden mensen op
scholen en universiteiten \'kritisch\' te
leren nadenken. "Hier ligt het begin
van het probleem. Kritiek leveren op
degene van wie je les krijgt, is in deze
culturen namelijk \'not done\'."

Kunnen we terugkijkend niet
concluderen dat Leeflang en Keppel
Hesselink eigenlijk heel dicht bij
elkaar komen? Kunnen we \'evidence\'
definiëren als resultaten uit weten-
schappelijk onderzoek, waarbij
kritisch moet worden gekeken naar de
context en methode van het onder-
zoek? En kunnen we \'zinvol\' definië-
ren als zinvol met betrekking tot de
kwaliteit van leven?

In ieder geval werd duidelijk dat
naast een academische opleiding ook
inlevingsvermogen, communicatie en
overdracht van verworven kennis zijn
van essentieel belang voor de (dieren)-
arts, om de vertaalslag te maken van
wetenschappelijk bewijs naar een
zinvolle therapie voor de individuele
patiënt.

Jaël van der Woude is vrijwilliger bij
stichting Dio.

-ocr page 174-

Monique Megens

Jonge dieren zijn kwetsbaar en gevoe-
lig voor allerlei infectieziekten. Het
zijn meestal deze ziekten die gezond-
heidsklachten geven en voor pups en
kittens een bezoek aan de dierenarts
noodzakelijk maken. Respiratie-
klachten en maag-darmklachten
kunnen als men niet adequaat op-
treedt tot ernstige gevolgen leiden.

Tijdens deze interactieve lezing,
waarbij gebruik wordt gemaakt van
stemkastjes, komen vier patiënten aan
de orde: de pup met acute diarree, de
pup met acute respiratoire verschijnse-
len, het kitten met acute diarree en het
kitten met acute respiratoire verschijn-
selen. De diverse infectieuze oorzaken
die tot een dergelijk klachtenpatroon
kunnen leiden, worden allemaal
behandeld. De nadruk ligt op infectie-
ziekten die wat minder \'bekend\' zijn of
in opmars lijken te zijn, de zogenoem-
de \'emerging infections\'. De nieuwe
ontwikkelingen en (nieuwe) methoden
van diagnostiek (met voor- en nadelen)
worden besproken. Ook zal aandacht

PEGD-lezing: \'Infectieziekten worden besteed aan het interpreteren

, , , van uitslagen en de mogelijkheden

bij pups en kittens\' voor therapie en preventie

sprekers

Rolf Nijsse en Mirjam Duijvestijn zijn
jarenlang werkzaam geweest in de
gezelschapsdierenpraktijk en werken
nu als respectievelijk docent en sio
Veterinaire Microbiologie bij de
afdeling Klinische Infectiologie van
het departement Infectieziekten en
Immunologie. Deze afdeling, waarvan
het
vmdc een onderdeel is, heeft als
doel het uitvoeren van praktijkgericht
onderzoek.

nadere informatie

De lezing vindt plaats op maandag
5 oktober van 15.00 tot 18.30 uur in de
collegezaal van het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
te Utrecht. De kosten bedragen 100
euro. Als u uw
pegd-\'miles\' gebruikt,
kunt u gratis naar de lezing. Kijk voor
meer informatie en/of inschrijven op
www.pegd.nl. Met dank aan de
Strategische Partners van
pegd:
Intervet Schering-Plough Animal
Health, A. Menarini Diagnostics, Royal
Canin en Proteq Dier & Zorg.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het departement Genees-
kunde Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht

uit de industrie

Prijswinnaars
Voorjaarsdagen 2009

Tijdens de afgelopen Voorjaarsdagen
konden dierenartsen bij Virbac kans
maken het boek
A colour handbook of
skin diseases of the dog and cat
te winnen
door deel te nemen aan een prijsvraag
met vragen over het nieuwe oor-
therapeuticum Easotic®. De meeste
dierenartsen wisten dat dit slechts
éénmaal daags hoeft te worden
toegediend met het handzame \'airless\'
pompsysteem. Dat dit product als
werkzame stoffen miconazolnitraat
en gentamyclnesulfaat bevat was voor
de meeste dierenartsen gesneden
koek, maar de derde component
(hydrocortlsonaceponaat) was niet
iedereen bekend. De volgende
winnaars zijn getrokken: mw. drs.
A.M. Swarte van Het Dierenpunt in
Amsterdam, drs. A. Kuilenboer van
dk

Rijnoever in Alphen a/d Rijn en mw.
drs. P. Havermans van
dap Zundert.
Nicolette Smit, dierenartsassistente bij
Dierenkliniek 76 in Amsterdam, heeft
de iPod Nano 8
gb gewonnen door het
goed beantwoorden van alle vragen in
de prijsvraag voor dierenartsassisten-
ten over de dermatologische
aki-lijn.
Aan deze productlijn is onlangst de
moisturizer Humilac-spray toe-
gevoegd.

-ocr page 175-

Zylkène®, stress
natuurlijk opgelost

Het aantal honden en katten dat
gedragsproblemen vertoont en om die
reden wordt aangeboden bij de
dierenarts, neemt toe. Van oudsher
wordt bij honden gedragstherapie als
oplossing gezien. Enige tijd geleden is
medicatie in de vorm van psycho-
tropica er bijgekomen als behande-
lingsmogelijkheid. De nieuwste
ontwikkeling zijn voedingssupple-
menten die stresssituaties beheersbaar
maken.

Intervet/Schering-Plough Animal
Health introduceert een gepatenteerd
voedingssupplement, Zylkène®, als
ondersteuning bij diverse vormen van
stress bij honden en katten. De basis
wordt gevormd door a-casozepine, dat
aangrijpt in de hersenen, maar geen
bijwerkingen veroorzaakt. Er treedt
geen verslaving of ontremming op,
combinatie met medicatie is toege-
staan, dracht en lactatie vormen geen
probleem en het product is hypoaller-
geen. Zylkène® is in te zetten bij alle
situaties waar stress kan worden
verwacht, zowel op de korte termijn
(bezoek van pension of kennel en
dergelijke) als op de lange termijn
(wijziging van de gezinssituatie,
verhuizing enzovoorts). Het wordt
geleverd in een verpakking met dertig
capsules in drie doseringen, voor
toediening door de voeding om
toedieningstress te vermijden.

www.intervet.nl

Eraquell®

ontwormingstabletten

Wormmiddelen voor paarden worden
al jarenlang toegediend door middel
van doseerspuiten met een individuele
dosering, maar veel paardeneigenaren
ervaren moeilijkheden bij het toe-
dienen. Daardoor kunnen het welzijn
van het paard en de veiligheid van de
dierenarts of de eigenaar in het gedrang

komen. Bovendien kan er al onderdose-
ring optreden door het morsen van een
klein beetje pasta. Virbac introduceert
daarom Eraquell ontwormings-
tabletten met een appelsmaak. Uit
onderzoek is gebleken dat de acceptatie
van de tablet 85 procent bedraagt.

Eraquell is een breed spectrum
ontwormingsmiddel op basis van
ivermectine en is in de juiste dosering
effectief tegen spoelwormen, rond-
wormen en horzellarven. De speciaal
ontwikkelde verpakking met veilig-
heidsdop bevat per tube acht tablet-
ten. Eén tablet is voldoende voor 100
kilogram lichaamsgewicht. Het
product is veilig te gebruiken bij alle
paarden, pony\'s, (drachtige) merries,
(dek)hengsten en veulens vanaf een
leeftijd van twee weken.

www.ontwormingstabletten.nl

Easotic wint Pharmapack
Award

Easotic® van Virbac ah heeft vlak na
de introductie dit jaar een Pharma-
pack Award gewonnen. Pharmapack is
het eerste platform voor de farma-
ceutische industrie. Europees en
internationaal, dat jaarlijks aandacht
besteedt aan innovatie in verpakking
en toedieningwijzen van medicatie.
De \'Pharmapack Awards\' bestaan
sinds 1997 en worden toegekend aan
geneesmiddelen, gezondheidsproduc-
ten en medische apparaten waarvan
de verpakking een belangrijke rol
speelt bij het correcte gebruik. De
verschillende producten worden door
een onafhankelijke jury beoordeeld op
meerdere criteria. Easotic won in de
categorie \'beste therapietrouw-
bevorderende oplossing\', omdat het
wordt geleverd in een \'airless\' flacon
die makkelijk in de hand ligt, met een
doseerpomp die per volledige pomp-
slag één milliliter product levert. Dit
verhoogt het gebruiksgemak voor de
eigenaar Daarbij hoeft Easotic maar
éénmaal per dag gedurende vijf dagen
te worden toegediend.

Hypoallergenic Moderate
Energy Diet

Het dermatologieprogramma van
Royal Canin voor de hond is uitge-
breid met Hypoallergenic Moderate
Energy Diet, een speciale dieetvoeding
voor honden met voedselallergie en
een neiging tot overgewicht. Hypo-
allergenic Diet van Royal Canin wordt
al vele jaren met succes voorgeschre-
ven voor honden met voedselallergie/
intolerantie en specifieke darmaan-
doeningen zoals iBD en bacteriële
overgroei. De belangrijkste eigenschap
van deze dieetvoeding is de gehydroly-
seerde eiwitbron. Omdat de incidentie
van overgewicht toeneemt, komt dit
probleem ook steeds vaker voor bij
honden met voedselallergie. Door het
eveneens verlaagde fosforgehalte van
dit dieet is een ander belangrijk
indicatiegebied de oudere hond met
voedselallergie. Hypoallergenic
Moderate Energy Diet is verkrijgbaar
in verpakkingen van 1,5, 7 en 14
kilogram.

info@royalcanin.nl.

Meloxicaminjectie voor
rund en varken

Melovem® van Dopharma ah is de
eerste generieke injectie van meloxi-
cam 5 milligram per milliliter die is
toegelaten voor rundvee en varkens in
Europa
(ura). De indicaties voor het
rund zijn acute luchtweginfecties en
diarree; bij het varken is het product
toegelaten voor de behandeling van
niet infectieuze aandoeningen van het
bewegingsapparaat. Meloxicam is een
nsaid met een langdurige pijnstil-
lende, koortsverlagende en ontste-
kingsremmende werking. Een
eenmalige toediening is veelal
toereikend. Daarnaast staat meloxi-
cam bekend als een van de meest
veilige
nsaid\'s.

www.dopharma.com

-ocr page 176-

Je kunt het
niet maken

om ziek
te zijn

Naar je patiënten niet. Naar je praktijk niet. En naar jezelf niet. Toch denken veel
vrije beroepsbeoefenaars niet na over wat er gebeurt als zij ziek worden. Of zelfs
langdurig ziek. Ga daarom voor échte oplossingen rondom arbeidsongeschiktheid

naar www.interpolis.nl/vrijeberoepen

Interpolis. Glashelder

-ocr page 177-

Stuurgroep antibiotica
resistentie \'on tour\'

Er zijn weinig kwesties geweest de afgelopen jaren die zoveel aandacht opeisen
als de in omvang toenemende
m rsa-problematiek. Reden voor minister Verburg
om te kijken naar een mogelijke ontkoppeling van voorschrijven en leveren om
te bezien of dit effect heeft op het antibioticumgebruik en de hieruit voort-
vloeiende antibioticaresistentie. De
knmvd is van mening dat ontkoppeling
geen oplossing biedt en bovendien een goede diergezondheidszorg op lange
termijn in de weg staat. Meer dan reden genoeg om actie te ondernemen.

Bij het ontwikkelen van een goed alternatief plan speelt de mening en
expertise van alle dierenartsen in Nederland een belangrijke rol. In september
worden daarom zestien discussieavonden door geheel Nederland georganiseerd
om de leden van de
knmvd te informeren en om \'input\' te vragen. Ik wil
iedereen dan ook oproepen om op deze avonden mee te werken aan een
oplossing die niet alleen bijdraagt aan de gezondheid van mens en dier maar
ook de veterinaire gezondheidszorg in Nederland veilig stelt.

voorzitterscolumn

U kunt zich opgeven voor (kosteloze) deelname aan een van de avonden via
de site van de
knmvd. Na op het dossier \'Blijft dierenarts ook apotheker\' te
hebben geklikt, vindt u de gegevens onder \'Data en aanmelding septembertour\'.
Ik hoop van harte u te mogen verwelkomen op één van de avonden.

Ludo HeUebrekers, voorzitter, lj.hellebrekers@knmvd.nl

Oproep dierenartsarbiter Ereraad

In veel maatschapcontracten wordt
ervoor gekozen eventuele geschillen
tussen de maten niet te laten
beslechten door de gewone, burger-
lijke rechter, maar door arbiters die
worden benoemd door de Ereraad
van de
knmvd.

Ten minste één van de arbiters in een
dergelijke zaak moet een dierenarts
zijn. De Ereraad houdt een lijst bij van
dierenartsen die bereid en in staat zijn
om in voorkomende gevallen als
arbiter te worden benoemd. De
Ereraad streeft naar een breed samen-
gestelde lijst om voor ieder geschil een
dierenarts te kunnen benoemen met
voldoende affiniteit met de daar aan
de orde zijnde problematiek. De
Ereraad heeft behoefte aan aanvulling
van de lijst van beschikbare arbiters.
De lijst zou moeten worden aangevuld
met twee dierenartsen uit de regio
Oost met affiniteit voor de gezel-
schapsdierenpraktijk, één dierenarts
uit de regio West met affiniteit voor de
gezelschapsdierenpraktijk en twee
dierenartsen uit de regio West met
affiniteit voor de landbouwhuisdie-
renpraktijk.

De basiseisen voor vermelding op
de lijst van dierenartsarbiters zijn dat
de dierenarts volstrekt integer is, goed
op de hoogte is van de normen en
gebruiken binnen de beroepsgroep en
gevoel heeft voor het omgaan met
conflicten. Voor meer informatie over
arbitrage en wat dit inhoudt en wat er
bij conflicten van de dierenartsarbiter
wordt verwacht, kunnen geïnteres-
seerden terecht op de website:
www.knmvd.nl. De Ereraad wil
knmvd-leden die tot de hierboven
vermelde doelgroep behoren en er
belangstelling voor hebben om
incidenteel als arbiter op te treden,
oproepen om zich voor de functie van
arbiter aan te melden bij de voorzitter
van de Ereraad, drs. C.J.H.M. Maass. U
kunt uw brief met curriculum vitae
toezenden aan drs. C.J.H.M. Maass,
Postbus
421, 3990 ge Houten. Het
spreekt vanzelf dat uw brief vertrou-
welijk wordt behandeld.

-ocr page 178-

Marieke Huisman

Op vrijdag 2 oktober 2009 wordt in
Hofstede de Beesde te Bunnik het
knmvd-congres nieuwe stijl georga-
niseerd: zonder algemene vergade-
ring, maar met veel onderlinge
wisselwerking en een frisse blik. In
het tijdschrift van 15 augustus
hebben we al een tipje van de sluier
opgelicht van wat u van dit jaar-
congres kunt verwachten.

Het ochtendprogramma, dat wordt
ingevuld door het bestuur van de
knmvd, is alleen toegankelijk voor
leden van de vereniging. Dit deel zal
staan in het teken van de ontwikke-
lingen rond de veterinaire apotheek.
Het onderwerp is dus uiterst actueel
en interessant voor elke dierenarts.
Als uw partner gezellig mee wil
komen naar Bunnik wordt er voor het
ochtendgedeelte gezorgd voor een
passende invulling: tijd voor innovatie
in de keuken! Ooit gefantaseerd hoe
het zou zijn om voor 150 man te
koken? Onder de bezielende leiding
van de gepassioneerde chefkok van de
Beesde zal er tijdens een kookwork-
shop een bijdrage worden geleverd
aan of de lunch of het diner van het
jaarcongres. Wij kunnen u dit van
harte aanbevelen. Aansluitend kunt u
gezellig meelunchen, uw eigen
creaties proeven en het congres
bijwonen. Schrijf u in via de inschrijf-
formulieren op de website.

levendige bijdragen

De middag, die openstaat voor alle
geïnteresseerden, ook niet-leden,
begint met de jaarrede van de voor-
zitter van de
knmvd. Daarna gaat het
congresprogramma van start met
enkele levendige bijdragen. Naast de
in het vorige nummer genoemde Mare
van de Veerdonk, cabaretier en partner
van een dierenarts, is dat onder andere

Jaarcongres 2009
\'Enerverende innovatie\'

Berber Pas. Zij zal het thema \'innova-
tie\' benaderen vanuit de sociaal-
demografische invalshoek. Zij zal met
de bezoekers kijken naar de samen-
stelling van onze beroepsgroep en die
van de medische sector in het alge-
meen, en vervolgens haar visie geven
op de betekenis daarvan voor innova-
tie. Berber Pas werkt momenteel aan
de faculteit Managementwetenschap-
pen aan de Radboud Universiteit
Nijmegen. Zij is daar in het begin van
2007 gestart met haar promotieonder-
zoek "Curling and Caring\': het effect
van de familievriendelijke werk-
omgeving en moederschapidealen op
de ambitie van vrouwelijke artsen\'.
Voordat ze begon met haar promotie-
onderzoek heeft ze twee jaar gewerkt
als beleidsadviseur en manager bij het
klpd (Korps landelijke politiedien-
sten). Daarvoor werkte Berber Pas vijf
jaar als organisatieadviseur bij
Twynstra Gudde, op het gebied van
\'human resource management,
development and change\'. Ze heeft de
masteropleiding Communicatie-
wetenschap aan de Universiteit van
Amsterdam afgerond en diverse aan-
vullende opleidingen gedaan aan de
University of California, Berkeley
(Verenigde Staten).

Het aandachtsgebied van Berber Pas
ligt vooral op het effect van organisa-
tiestructuren en -culturen op de
positie van werknemers met zorg-
taken in het privédomein. De balans
tussen werk en privé, de \'familievrien-
delijke organisatie\' - die ruimte biedt
voor zorgtaken thuis - en de producti-
viteit van een organisatie lijken nogal
eens op gespannen voet met elkaar te
staan. De vraag is dan ook hoe
organisaties hun productiviteit
kunnen behouden, zonder dat dit ten
koste gaat van persoonlijk en maat-
schappelijk welzijn. In de zoektocht
naar antwoorden op deze vraag
komen diverse thema\'s aan de orde:
wie is eigenlijk een ideale werknemer?
En hoe ziet de doorsnede werknemer
er uit? Hoe familievriendelijk is de
organisatie waarin u werkt en wat is
het effect als u (of uw werkgever) de
balans tussen werk en privéleven
optimaal ondersteunt?

Door de stijging van het aantal
vrouwelijke dierenartsen in de
praktijk en door de veranderde balans
tussen werk en privéleven voor zowel
de mannelijke als de vrouwelijke
dierenartsen komt dit onderwerp ook
voor onze beroepsgroep erg dichtbij.
Deze presentatie laat ons met een
frisse blik naar ons eigen beroep
kijken en biedt voldoende stof om
eens goed met elkaar van gedachten te
wisselen. Hiervoor bestaat tijdens de
borrel en het avondfeest volop
gelegenheid.

derde spreker

In het Tijdschrift van 15 september
aanstaande kunt u lezen hoe de derde
spreker van het congres, Antoon
Vermeer, voorzitter van
zlto, aankijkt
tegen de bedrijfseconomische aspec-
ten van innovatie in de diergenees-
kunde. Houd de mail, de website en
natuurlijk het Tijdschrift dus goed in
de gaten! De jaarcongrescommissie
hoopt u op 2 oktober te mogen
begroeten in Bunnik.

Marieke Huisman is voorzitter van de
jaarcongrescommissie.

-ocr page 179-

HIEUW en
UNIEK

Slentrol, een uniek op maat
gemaakt gewichtbeheersings-
programma voor honden met
overgewicht en obesitas:

NU

gr

BENi
QE BI

W\'

^ Maandelijkse evaluatie van de dosering
in de dierenartspraktijk

^^^ Mag worden voorgeschreven tot het
% gewenste gewicht is bereikt (maximaal

12 maanden)

Met Slentrol kunt u:

ZIJN
GEWICHT

\\ i Een veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken

Het aanleren van een gezondere
leefstijl gemakkelijker maken

ENTROL®, WERKZAME STOF: dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UOA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20, 50 en 150 ml) • DOELDIER: hond • INDICATIES: hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht
obesitas bij volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal gewichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING:
aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0.05 mg/kg aanvankelijk lichaamsgewicht (0.01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal mi\'s) verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4 weken
arapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijks aangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
de dosis van het product mag een maximum van 0.2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mg/kg dirlotapide) niet overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of met een kleine hoeveelheid
er • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase, drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel o
n van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoïdie of hyperadrenocorticisme, en katten, vanwege
t risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of -dysfunctie, dient de leverfunctie beoordeel
worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
rden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren wee
gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van braken
irree of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
zijn bij de doeldieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient onderworpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
V^AREN: in de oorspronkelijke container. Buiten hel bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN: braken, soms vergezeld gaande van
■schijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, niet geassocieerd
I histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameters • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluiter, of neem
itact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com)

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.weknowyoucare.nl • info@pfizerah,com

slentrOl

dirlotapide

MINDER GEWICHT. MEER PLEZIER.

-ocr page 180-

Drs. mr. C.J.H. Scheuerman

* 27 december 1928 -119 december 2008
Cor Scheuerman werd geboren op 27 december 1928 in Oudenbosch. Hij
groeide op in Zierikzee. Hij studeerde diergeneeskunde van 1947 tot 1955 en
was als student een enthousiast vrijwillig militair in de nationale reserve.
Tijdens zijn
HBS-tijd leerde hij zijn latere echtgenote Nella Krepel kennen.
Tijdens zijn studie assisteerde hij regelmatig in de praktijk van collega D. Van
den Akker in Zierikzee. De Watersnoodramp van i februari 1953 heeft bij
hem een diepe indruk achtergelaten, temeer daar bij deze ramp ook het
landbouwbedrijf van Nella\'s ouders in de golven ten onder ging.

Na zijn afstuderen nam hij enige tijd waar in verschillende praktijken.

Op 20 juni 1956 trouwden Cor en Nella in het prachtige historische
raadhuis van Zierikzee. In dit gelukkige huwelijk werden in 1957 en 1960
een zoon en een dochter geboren. Op i juli 1957 zette hij de praktijk voort
van collega Van den Akker die tot Directeur van de Vleeskeuringsdienst in
Schiedam was benoemd. Tevens was hij directeur van de vleeskeuringsdienst
Schouwen-Duiveland. Het was voornamelijk een landbouwhuisdieren-
praktijk, maar in het stadje Zierikzee kwamen ook de gezelschapsdieren
regelmatig in beeld.

Op 16 oktober 1966 werd hij adjunct-inspecteur van de Veterinaire Dienst,
tevens veterinair inspecteur van de volksgezondheid tweede klas in het
ambtsgebied zuidelijk Zuid-Holland met standplaats Rotterdam. Cor volgde
collega R van Schaik op als inspecteur Juridische toetsing van het ambtelijk
optreden was voor hem van groot belang. In juni 1981 deed hij het doctoraal
examen Nederlands recht in Leiden.

In de jaren tachtig werden de veterinaire dienst en de veterinaire inspectie
gesplitst en ontstond later de
rv v. Ini 984 werd hij Kringdirecteur van de
Rvv-kring Rotterdam. Op 15 december 1988 maakte hij gebruik van de
vuT-regeling en nam afscheid met een grootse receptie in het Groot Handels-
gebouw te Rotterdam. Hier werd bekend dat hij was benoemd tot Officier in
de Orde van Oranje Nassau.

Cor was actief in de knmvd als voorzitter van de afdeling Zuid-Holland,
was lid van de Ereraad van 1991 tot 1997 en was ook lid van de Code-
commissie. Door zijn juridische vorming en zijn relativerende humor werd
hij zeer gewaardeerd. Het voorzitterschap van de Ereraad heeft hij vanwege
gehoorproblemen niet aanvaard en vanaf 1993 was hij vice-voorzitter. Hij
vervulde verschillende functies in de Rotaryclub Rotterdam-Noord en was
ook gouverneur van Rotary. Lange tijd trad hij op als secretaris van de
\'Mitsubishi 4 wd club\'.

Op 19 december 2008 -enkele dagen vóór zijn tachtigste verjaardag- maak-
te een ernstig herseninfarct plotseling een einde aan zijn leven. Tijdens een
indrukwekkende afscheidsbijeenkomst op 24 december jongstleden hebben
verschillende sprekers met een familie-. Rotary-, Zeeuwse-, veterinaire- en
terreinwagenachtergrond in boeiende woorden Cor op gepaste wijze
herdacht. Wij wensen Nella, de kinderen en de kleinkinderen veel sterkte toe
bij het dragen van dit verlies.

Ko Minderhoud, Herman Nieuwenhuijsen

-ocr page 181-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collegae aangemeld:
Logtestijn, J.G. van; 1956; 3972
ec Driebergen

- Rijsenburg, Drieklinken 63
Max, mevr. L.W.M.; 2009; 7156
mc Beltrum,

Nelissenstraat 14-a
Nielandt, mevr R van; 2009 Gent; B- 3210
Linden, [achthoorn 12

Overlijdensberichten:

Op 5 augustus 2009 J.S. van der Kamp te Haren

JUBILEA

6 september, R.J.C. de Theije te Steenbergen,

25 jaar

7 september, mevr drs. M.H.Th. Govers te

Huissen, 25 jaar

18 september, mevr. prof. dr. K.E. Müller te
Teltow, (Germany), 25 jaar

19 september, W.R.M. Stolwijk te Haaksbergen,
40 jaar

19 september, G. van den Berg te Baarn, 40 jaar
19 september, A.C.J. Arens te Tilburg, 40 jaar
19 september, A. Zaal te Oosthuizen, 40 jaar

sluitingsdata voor kopi|

Aflevering I Deadline*
15-09-20091 maandag 131-08-2009
01-10-20091 maandag 114-09-2009
15-10-2009
1 maandag I 28-09-2009
oi-i 1-20091 maandag 112-10-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

2009

September

9-12 Congres van de British Equine Veterinary
Association
(beva). Locatie: Birmingham.

10-i I The European Society for Domestic
Animal Reproduction
(esdar), jaarlijkse
bijeenkomst van Europese artificiële
inseminatie-dierenartsen. Locatie:
Universiteit Gent.

19 FelCan Hondendag. Locatie: faculteit
Diergeneeskunde, Utrecht.

24 Lustrumsymposium de Solleysel over
"emerging diseases\' Locatie: collegezaal
departement Paard, faculteit Diergenees-
kunde. Tijd: 13.00 uurtot2i.oo uur,
inclusief diner Kosten: 55 euro. Opgeven
op lustrum(|)solleysel.nl.

26-27 Feline Focus. Thema: hyperthyreoidie en
diabetes mellitus. Locatie:
nh Sparrenhorst
Nunspeet. Kosten: 185 euro, exclusief
btw.

30-1 Symposium voor studenten en
dierenartsen over antibiotica bij
landbouwhuisdieren, georganiseerd door
studievereniging V.V.FC. \'De Uithof\'.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Oktober

1-4 The Southern European Veterinary
Conference
(sEVc). Locatie: Barcelona

2-4 Congres van de Asscociación De
Veterinarions Espafioles Especialistas en
Pequefios Animales
(avepa). Locatie:
Barcelona.

2 Jaarcongres knmvd 2009. Het jaarcongres
nieuwe stijl: geen colleges, maar
inspirerende bijdragen waarover in de
pauzes van gedachten kan worden
gewisseld. Met zijn allen bepalen we waar
we naartoe gaan! Het open programma
wordt voorafgegaan door een ledendeel.
Locatie: Hofstede De Beesde in Bunnik.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009

September
2 Najaarsbijeenkomst regio Oost:
\'Kredietmanagement in tijden van de
kredietcrisis\'. Locatie: De Cantharel,
Ugchelen.

4 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.
8 Wetenschappelijke Bijeenkomst
vgp.

Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.
18 Lustrum Vakgroep Gezondheidszorg
Varken. Locatie: Garderen.

23 Bijeenkomst regio Zuid met als thema:
\'Zoönosen\'. Locatie: De Druiventros, Berkel-
Enschot.

24 ggp voorlichting voor jonge
paardendierenartsen. Voorafgaande aan
lustrum Solleysel. Locatie: collegezaal
departement Paard, faculteit Diergenees-
kunde, Utrecht. Aanvang: 10.30 uur.

24 150ste wetenschappelijke bijeenkomst
Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwer
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Cursussen

200g

September

I Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord-West. Georganiseerd door ivip. Kijk
op www.ivip.nl.

4 Cursus: Basiskennis tandheelkunde van de
hond en de kat. Kennis van de anatomie en
de ontwikkeling. Locatie: Denijs Educatie te
Asch, gem. Buren Gld. Nadere informatie en
inschrijving: www.denijseducatie.com.

5 Cursus: Röntgenologisch onderzoek in de
tandheelkunde bij de hond en de kat. Een
praktische cursus in het maken van

V

röntgenopnames bij de hond en de kat.
Locatie: Denijs Educatie te Asch, gem. Buren
Gld. Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

8 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Midden. Georganiseerd door i vi p. Kijk op
www.ivip.nl.

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd doorivip.Kijkop
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus \'Probleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof. dr. Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

25 Workshop \'Verdoven van wilde en
verwilderde dieren\'. Docenten: Jan Bos
(Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer
(Artis) en Peter Klaver (dierenarts/
consultant voor exoten en wildlife). Locatie:
Ouwehands Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00
tot 18.00, aansluitend borrel. Prijs: 450 euro,
studenten krijgen 50 euro korting. Opgave
via Jan Bos (info(|)dierendoc.nl) of via www.
tele-immobilisatie.nl.

28 \'Hyperactiviteit bij de hond: realiteit of
mythe?\' Thema-avond georganiseerd door
DogVision. Informatie en inschrijven: www.
dogvision.nl/nieuws.

Oktober

I Cursus: Anesthesie-ontwikkelingen en
trends, tevens wordt uitgebreid stil gestaan
bij de monitoring. Een praktische cursus
waarbij inhalatie-anesthesie en spuitpomp
uitgebreid besproken worden. Locatie:
Denijs Educatie te Asch, gem. Buren Gld.
Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

5 \'Infectieuze aandoeningen bij pups en
kittens\'. Sprekers: Rolf Nijsse en Mirjam
Duijvestijn. Locatie: collegezaal departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
Universiteit Utrecht, ingang Münsterlaan.
Tijd: 15.00 tot 18.30 uur Kosten: 100 euro.
Inschrijven via de
pegd-\'portal\'.

Kleintierpraxis Wertz is een goed geoutilleerde praktijk gelegen 30
kilometer van Nederland met tweedelijns tandheelkunde en orthopedie,
verder endoscopie, röntgen, echo, ecg en laboratoriumdiagnostiek.

Vacature gezelschapsdieren

Parttime functie beginnend voor ± 20 uur per week, salariëring vanuit Nederland of Duitsland.
Geen spoeddienst. Bedrijfsauto vanuit Landgraag (
nl) beschikbaar.

Uw reactie kunt u sturen naar: Kleintierpraxis Wertz, ter attentie van de heer D. Wertz,
Kantstraat 73,6374
eg Landgraaf (nl). E-mail: davywertz(2ihome.nl. Telefoon: (06) 12 47 62 18.

-ocr page 182-

Diergeneeskundig Centrum Almere is een jonge en moderne kliniek
met veel oog voor klantvriendelijkheid.

Wij zoeken per direct voor onze kliniek een gemotiveerde,
flexibele en klantvriendelijke gezelschapsdierenarts.

Het betreft een parttime functie van twintig uur per week en
daarnaast meedelen in de spoeddiensten. In de nabije toekomst is er
uitzicht op meer uren.

Ervaring is niet vereist, maar wel moet de differentiatie gezelschaps-
dieren voldaan zijn in de studie. Enige chirurgische ervaring zoals
steriliseren heeft onze voorkeur.
Ben je geïnteresseerd? Stuur dan je sollicitatiebrief naar:
info@dcaweb.nl ten name van M. Secreve.

Dierenartsenpraktijk Tusken Waed & Ie is een gemengde viermanspraktijk
met voornamelijk rundvee en gezelschapsdieren.
Onze praktij bevindt zich in het mooie Noord-Friesland.

Vacature gemengd groot (fulltime)

Wij verwachten van onze nieuwe collega dat hij/zij:

- goede sociale vaardigheden heeft;

- bedrijfsbegeleiding op melkveebedrijven doet;

- studiegroepen begeleidt en

- een brede, flexibele inzetbaarheid toont in verband met diensten.
Ervaring is geen vereiste.

Bij gebleken geschiktheid bestaat de mogelijkheid tot associatie.

Uw reactie kunt u sturen naar: d.a.p. Tusken Waed & Ie,

ter attentie van de heer S. de Vries, Populierstrjitte 1,9051 rc Stiens.

E-mail: dapstiens(|)kpn-officedsl.nl.

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnenningen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

Dierenkliniek de Zon is een gezellig drukke, goed geoutilleerde
gezelschapsdierenkliniek in Amsterdam. Ons team bestaat uit i
dierenarts en twee assistenten.

Wij zoeken een dierenarts erbij voor één a twee dagen in de week
(eventueel later uitbreiding van het aantal uren). Geen diensten.

Ervaring is niet vereist.

Wel vereist is de differentiatie gezelschapsdieren.
Profiel: vrolijk, klantgericht, praktisch en doelmatig.

Voor meer info zie www.dierenkhniekdezon.nl.

Ben je geïnteresseerd? Stuur dan je sollicitatiemail naar:

dierenkliniekdezon(a)zonnet.nl.

d.a.p. \'t Holland is ter uitbreiding van ons team op zoek naar een
ambitieuze, vlotte dierenarts gezelschapsdieren voor onze groeiende
praktijk.

Uren worde bepaald in overleg en zullen in het begin voor ongeveer
twintig uur zijn met mogelijkheden tot eventuele uitbreiding.
Profiel: vlotte, vrolijke spontane dierenarts die bereid is mee te
denken en die van aanpakken houdt. Hij/zij moet klantgericht zijn
en binnen ons team passen. Ervaring is geen vereiste.

Uw reactie kunt u sturen naar: d.a.p. \'t Holland, ter attentie van
Maartje v/d Steen, \'t Holland
2,6921 GW Duiven.
E-mail: info@t-holland.nl.

Dierenartsenpraktijk Amstel, Vecht & Venen is een gemeng-
de praktijk, centraal in Nederland gelegen te midden van
plassen en (veen)weidegebied. In onze praktijk zijn vijf
dierenartsen werkzaam.

Vacature rundveedierenarts

Wij bieden:

- Een uitdagende baan met volop ontwikkelingsmogelijk-
heden.

- Een fulltime aanstelling.

- Goede arbeidsvoorwaarden en toekomstmogelijkheden.

Wij verwachten van onze nieuwe dierenarts:

- Ruime ervaring en interesse bedrijfsbegeleiding rundvee.

- Betrokkenheid bij klant en collega.

- Deelname in dienstregeling (i op 5, rund/paard/schaap).

- Bereidheid om in het praktijkgebied te wonen.

Uw reactie kunt u sturen naar d.a.p. Amstel, Vecht & Venen,
ter attentie van de heer H. Walder, Herenweg 129, 3645
dj
Vinkeveen. E-mail: infodkavv.nl.

-ocr page 183-

Voorkomt en herstelt schade aan
gewrichtskraakbeen en gewrichtsvocht

Ideaal voor beginnende osteoarthritis

Veilig en effectief

Laag doseringsvolume

Duidelijk behandelschema voor goede
therapietrouw

ANARTHRON

hoWxii gehad van (Milmonale laceralies. Voor/ithlighekJ wordt levens aangeraden in gevallen van hepalisfhe aandoeningen. De starxJaard-
dosis niet overschriiden. Over oen perwde van 12 m.wndeti mogen niet meer dan } behandelimjeti. van elk 4 injecties, worden toegediend. Do
veiligheid van hot product in drachtige teven is niel l)estucleerd en wordl daarom onder de/e
omstandKjheden niet aatibovolen. Het product
dient niot gebiuikl te worden ten tijde van de partus vanwetje hot antiioagiilerend eilett. NSAIÜ\'s en vooral aspirine dienen niet in combinatie
n»et pentosan jwlysullaat natrium te worden gebruikt omdat de/e de Irombocyton adhesie beïnvloeden en dc antistollingswerking van hel
prodiKt kunnen versterken. Niel gelijktijdig gebruiken met
Steroiden of non steroKk> ontstekingsremmende micktelen, inclusiel aspirine en
lenylbutazon. Niet gelijktijdig gebruiken met hofwrine, warfariiw ol andere antibloedstollende mkkWen. S|>e<iale voorzorgsmaatregelen bij
bewaren: Rechtop
in de koelkast bewaren (2 8 C). Bewaar dc container in de oorspronkelijke buitenverpakking om lo J>rschertnon legen
licht- Na gebruik van de eerste dosis hel product
binnen 28 dagen gebruiken. Worp ongebruikt materiaal weg. Builen Iwreik van kinderen
houden. Uilsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Registratiehouder: Forte Healthcare Limited. Cougar Lane, Naul, Co. Dublin, Ierland.
Distributeur: Eurov<>t Anim
.il IkMlth BV, HanckHsweg 2S, 5531 At Bladel, Nederiand. Verdere iniormatic is np aanvraag beschikbaar bij de
l>etrelfende onderneming.

;uwe trend in
aakbeen regeneratie...

: ohol 0.01 ml/ml, Diersoorlcn waarvoor het diergeneesmid-
f)i|n dK ()evok} van rt^gpfwralirve gewrkhls/it4ile/ oslroartrilis
iit.i iii(<i(.itirs Bt-hdivMiTK) van M>|)tischc aririlis. Niel qdnuikpn
1 • inlottie. Nift (jcbriiikcn I
h} honden mol l)k)oda.itidoc\'tvn<jpri,
\'1 hapmdnqioiarcotna). Nirt qebruiker» li|dpi«i de pori opcra-
15. Bijwerkingen: Braken, diarree, lusteloosheid en anorexia.
■ van dc qeatlivccfdc partiele IromhopLislinelijd (AfTI) en
v()nitdiir<>n. Bloodinqstoornissen als neiisliloedinQen. bloederige
Dosering voor elke doeldiersoort, wij/e van gebruik en van
• ■ !• I\' .. • 11 (gelijk aan 0,i ml/10 kg liclwamsgewkhl), mei
een aseplisrhe omk^rhiikise injeclH\' van 0,3 ml / 10 kg
iin|< 11 Voor/K hl igiwkl is gel)oden bij gebruik in honden die lasl

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 31 (0)497 54 43 00. www.eurovet-ah.com

/<1nimal Health

-ocr page 184-

Surolan en Otoclean

Kampioenen in oorbescherming!

Wist u dat polymyxine B en miconazole een synergetische
werking hebben bij de afbraak van de bacterieceiwand?

^ bij Gram-positieve én Gram-negatieve bacteriën
^ geen inductie van piasmideresistentie

Otoclean

i

Fe

de beste keuze bij eerstelijnsbehandeling
van otitis externa

SUROLAN Oordruppels ter behamleling »an oor- en huMInfecties bil honaen en katten, Samenslellina: miconaiolnitraat, prednisolonacetaat, polymlxine B-sultaat, Diersoorten; hond en kat. Indicaties: -Otitis met name: ■ bacterlele Otitis .eroorzaakt door SSp/iyteoccosspp Slwplocxctissm Pstadonmas
spp,ßc/,e„to«.™,co6sc»5,eroorzaaktdoor«)top^^ sïeptecossoo

Pssü^ms spp, Memto rt; > mycotische dermatitis .eroorzaakt door Micmsponjm spp,, Thchopmm spp, CaodU, spp, Ualasse^ii paclvdemialis. Dosering en »l)ze .an loedieoing; On,n: na het reinigen .an de gehoorgang, t.eemaal pe, dag, enkele droppels Sorolan In het oor aanbrengen Om eei
goede .erdelmg .ar, het preparaat te .erkrngen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden, »«tweemaal per dag worden enkele droppels Sorolan op de letsels aangebracht en goed Ingewre.en, Oe behandeling moet zonder ondertireking gedorende enkele dagen na het .erdwlinen .an de symotmen
.oortgezet worden, In sommige geïallen kan een behandeling .an 2 a 3 weken noodzakelilk zijn, Oe behandeling .an Otodectes cynotis Is 2 weken (zie Micatiesl, Contra-Indicaties: geen. Bijwerkingen; geen, Registratlenümoier België; 2S78F12 - Nederland; BEG NL 3153; UDA,

OTOCLEAN\'Oorreinigingsmiddel .oor hooden en katten. Samenstelling; Salicyzuur (2,32 mg), prdpyleenglycol, polyglycol, etho»ydlglycol, gereinigd water, glycerine, melkzuur, cucumis sativus, Cetraria islandica, mimosa tenuitlora, oliezuur Eigenschappen- OTOCLEAN» beyat keratolytlsche oorsn.«r
oplossende, »erzachtende, Hygienische en hydraterende bestanddelen die het product buitengewdon geschikt maken yoor de hygiëne en yerzorging yan de uitwendige gehoorgang .ao hond en kat, doordat het de gehoorgang nljhoudt yan .uil en oorsmeer Dosering- Gebruik OTOCLEAN* In beid.
gehoorgangen .an de hond resp, kat. Breng .olddende aan, afhankelilk .an de grootte yan het dier; > Bij grote dieren moet .oor elk oor een «esie |5 mi) worden gebruikt, ■ Bij middelgrote of kleine dieren kan de lohood .an een flesje eer belde oren worden .erdeeld Voorzorgsmaatregelen- Ultskiitend
voor uihffendig gebruik. Vermijd contact met de ogen Bewaren beneden 30\'\'C, Lees .óijr gebruik eerst de bijsluiter.

^JANSSEN

^^ ANIMAL HEALTH

de oorreiniger met beste
ceruminolytische werking

-ocr page 185-

deel 134 ■ aflevering 18 • i5 september 2009

Tijdschrift voor

Diergeneeskunde

KNMvD

Ï «

i II

Surgical repair of an
oesophagheal stricture
and prestenotic dilatation
in a horse

> - ï\' -

,4

Op Chiari lijkende
malformatie -
syringomyelie bij de
Cavalier King Charles
spaniel

f. : ■:/ -

\'Sf \'

- - , » ^» m,%

i-». - - mm

\'Studentenspecial\'

koninklijke nederlandse maatschappij voor diergeneeskunde

-ocr page 186-

NIEUW VOOR HONDEN MET OSTEOARTHRITIS

Da yjasj ijsjsjf ^omjijdj

met één maandelijkse dosering*

y Doorbreek de vicieuze cirlcel van pijnsensibilisatie.

tnwii- UI mueuvBiiieb, £ijii

Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Heallh bv • Postbus 37
2900 AA Capelle a/d Ussel
www.pfizerah.nl • info@pfizerah,com •
www,weknowyoucare,nl
© 2009 Pfizer Animal Health bv - (^lle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y.. U.S.A.

Trocoxil®, wettaame stof: mavacoxib • EU/2/0e/084/001005 REG NL 100602/4/5/6/9 UDA • Dleiseneesmiddel. kauwlabletten (6,20,30, 75 en 95 mg) ■ Doeldier: hond • IndicaUes: behandeling van pijn
er ontsteking, geassocieeid met degeneratieve gewtichtsaandoeningen bij honden, waarbij continue behandeling van langer dan 1 maand geiindkxerd is • Toedieningswijze en dosering: DIT IS GEEN NSAID VOOR
DAGELLKSE TOEDIENING, De dosenng is 2 mg mavacoxib per kg IkJiaamsgewkiil, te geven direct vóór of tijdens de hoofdmaaltijd van de hond. Er dient voor gezorgd te vrotden dat de tablet ingenomen wordt. De behandeling
dient 14 dagen later herhaald te worden en vervolgens is het doseringsinten/al ÉÉN MAAND, Een behandelingscyclus van 7 opeenvolgende doses (6,5 maand) mag niet overschreden worden. Voor oraal gebnjik *
Contraindicaties: niet
gebrijiken: bij honden jonger dan 12 maanden en/of met een lictiaamsgewkJit van minder dan 5 kg, bij honden die lijden aan gastro-intestinale aandoeningen inclusief ulceratie en bkiedingen, wanneer er aanwijzingen zijn voor btoedafwijkingen,
in geval van hartinsufficiéntie, in geval van vemiinderde nier- of leverfunctie, bij drachtige dieren, fokdieren of lacterende deren, in gevi van overgevoeligheid voor het werteme bestanddeel of een van de hulpstoffen, in geval van een bekende
overgevoel^heid voor sulfonamMes, en niet tegelijk gebmiken met glucocortkxSden of andere NSAIDs •
Bijzondere voorzorgen: geen andere NSAIDs tegelijkertijd toedienen of binnen 1 maand na de laatste toediening van Trocoxil.
Mavacoxib vertoont een verlengde plasma halfwaarde tijd (tot > 80 dagen) door de tege uitscheidingssnelheid. Behandeling van d«ren die verlengde blootstelling aan NSAIDs niet zouden kunnen verdragen dient te worden vermeden. Een
maximum duur van 6,5 maanden onafgebroken therapie wordt aanbevolen om de plasmaspiegels van mavacoxib bij deren met verminderde uitscheiding te controleren. Deren dienen een grondig klinisch onderzoek te ondergaan voordat
begonnen wordt met Trocoxil. Déren met verschijnselen van een veminderde nier- of leverfunctie of met verschijnselen van een een enteropathie met eiwit- of btoedverfies. zijn niet geschikt voor behandeling. Het wordt aanbevolen om het
klinisch onderzoek een maand na de aanvang van de behandeling te herhalen en vóór de toediening van de derde dosis, Mavacoxib wordt via de
gal uitgescheiden en bij honden met leveraandoeningen kan de uitscheiding verminderd zijn. Vermijd gebmik bij gedehydreerde ol hypovolaemische
dieren of bij dieren met hypotensie wegens risico op verhoogde renale toxiciteit. Gelijktijdige toediening met potentiële nefrotoxische medicijnen dient
te worden veimeden. Zorg voor een juiste hydratie- en hemodynamische status als dieren anesthesie en/of chinjrgische procedure onderg^ en b«
aandoeningen die kunnen resulteren in dehydratie of verstoorde hemodynamische status. Het hoofddoel van de interventie is om de nierperfusie te
ondertwuden •
Bewaren; geen speciale voorzorgen. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking • BijwerWngen: bijwerkingen van NSAIDs, zoals
verlies van eetkjst, diairee, braken, apathie en degradatie van renale biochemische parameters en verminderde nierfunctie zijn af en toe gerapporteerd,
In zetelzame gevallen kunnen deze fataal zijn. Als zk* een bijweriung voordoet dienén er verder geen tabletten toegediend te worden en moet een
algemene ondersteunende therapie ingesteW worden, zoals toegepast bij klinge overdosering met NSAIDs en met speciale aandacht voor het
onderhouden van de hemodynamische status. Dierenartsen dienen zch bewust te zijn dat klinisctie symptomen zffih weer voort kunnen zetten zodra
ondersteunende therapie (zoals maagbeschemiende producten) gestopt wordt •
Ventere intomiatie: zie bijsluiter, of neem contact op met Hizer
Animal Heallh (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer,com)

-ocr page 187-

Afscheid

De inhoudelijke kwaliteit van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wordt bewaakt
door de leden van de wetenschappelijke redactie. Zij worden benoemd door het
bestuur van de
knmvd (voorheen op voordracht van de groepen), zodat de
diverse vakgebieden goed kunnen worden bestreken. Vaak worden de redactie-
leden gevonden onder wetenschappelijke medewerkers van de faculteit
Diergeneeskunde of organisaties als de Gezondheidsdienst voor Dieren. Er
zitten tussen deze wetenschappers echter altijd minimaal twee vreemde eenden
in de bijt: namelijk een practicus landbouwhuisdieren en een practicus gezel-
schapsdieren. Namens die laatste groep heb ik negen jaar (drie termijnen van
drie jaar) dit werk mogen doen, waarvan het laatste jaar als voorzitter

Als je vanuit de praktijk weer in een wereld van beroepswetenschappers
stapt, duurt het minstens een jaar voordat je alle mores door hebt. Dat lukt je in
zo\'n korte tijd niet alleen. Ik wil dan ook vanaf deze plaats de bureauredactie
bedanken voor haar ondersteuning. Want Miel Bingen, Sandra Dorresteijn en
Johan Klein Haneveld moeten gedrieën toch maar weer elke veertien dagen een
nieuw, leesbaar en nagenoeg foutloos Tijdschrift verzorgen. Aan hen kunnen de
redactieleden bovendien het administratieve werk uitbesteden. Daar worden ze
(door u!) weliswaar voor betaald, maar toch is dat een hele klus en die wordt
met grote inzet en nauwlettend uitgevoerd. Voordat een wetenschappelijk
artikel wordt gepubliceerd, moeten er eerst twee vakgenoten (\'peers\') worden
gevonden en gevraagd om (pro deo) het artikel te screenen op proefopzet,
deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing van de conclusies et cetera. Op-
en aanmerkingen worden vervolgens anoniem naar de schrijver(s) van het
artikel gestuurd, waarna een aangepaste versie wordt terugverwacht. Reken
maar dat dit niet altijd makkelijk is. Want waarom worden die opmerkingen
van hun vakbroeders anoniem verstuurd? Ook wetenschappers hebben soms
hele lange tenen heb ik gemerkt. Ze zijn lang niet altijd de grootste vrienden van
elkaar

Het was een leuke en soms harde leerschool. Bij dit werk kwam de praktijk-
bagage van een practicus, zoals mensenkennis, pragmatisme en het werken in
het veld met klanten én dieren vaak goed van pas. Het was leuk om twintig jaar
na vertrek weer terug te keren naar de wereld van de wetenschappelijke
publicaties en het wetenschappelijk onderzoek, maar het is ook goed om negen
jaar later wat grijzer en hopelijk wijzer weer te vertrekken. Het goed en kritisch
lezen van wetenschappelijke publicaties is nog verder aangescherpt en die
vaardigheid zal ik waarschijnlijk nooit meer verliezen. Dat neem je dan weer
mee uit zo\'n functie. Af en toe bood de aan het \'ambt\' verbonden verplichting
(of voorrecht) tot het ongeveer twee tot drie maal per jaar schrijven van het
editorial ook de gelegenheid om nog eens iets prikkelends en/of een weten-
schappelijk en verenigingspolitiek niet geheel oncontroversieel onderwerp aan
te snijden. Wie mij kent, weet dat ik die verleiding niet altijd kan weerstaan. Ik
hoop dat u ervan heeft kunnen genieten, en zo niet...

KNMvD

Aan alle dingen komt een eind en dat is soms maar goed ook. Mijn taak zit
erop en dit is het laatste editorial van mijn hand. Ik wens u veel leesplezier in
deze weer vol met leuke wetenswaardigheden staande aflevering van wat toch
nog steeds hét vakblad van de Nederlandse dierenarts is.

Salute,

Anton Beijer

-ocr page 188-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LI. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.PM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie longe Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske
Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Dr. JT Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. I.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.P.C. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift(|)knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ING Bank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30.
3 500 aa Utrecht, nr. 55 50 48 861 en c en e
bank n.v, Postbus 85100,3508 ac Utrecht, nr.
699361443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan
401
2516BCDen Haag
(070) 750 75 00(telefoon)
(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342)41 97 98;(06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per r januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 189-

Deel 134 • Aflevering 18-15 september 2009

WETENSCHAP SuTgical repair of an oesophageal stricture and prestenotic dilatation

in a horse

M. Voermans, f. Sbdell en F. Winberg

vooR DE PRAKTIIK ..... Op Chlaii lijkende malformatie - syringomyelie bij de Cavalier King

Charles Spaniël

Faul Mandigers en Clare Rusbridge

IN VETERINAIR VERBAND ..... \'Dierenwelzijn\'- De diergeneeskundige posltie Frflu/ce 0/j/, Iwrfo/.

Hellebrekers

Een dier in nood: overtreders streng aangepakt AJ. van Doom
Onderzoek naar infectie met caniene coronavirus
Ingezonden: Oostvaardersplassen
Michel Albers
Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek Johan Klein Haneveld

PRAKTIIK IN BEDRIJF ..... Alle richtingen interessant Mflri/n PöMefTWflMS

Na één jaar diergeneeskunde Maarten Fokker
Hoe vergaat het de studenten bij de ulp? Marieke Veldman
Master Diergeneeskunde past in onderwijsvernieuwing Marieke
Veldman

740

746

755

756

757

758
760

764

765

767

768

cursussen en congressen ..... Cursusaanbod Provcto 771

Dag voor de dierenarts 771

\'Veterinair Café\' van de g g l 773

Werkvergadering Gezelschapsdieren Regio Zuid Erik Timmermans 773

knmvd ..... Jaarcongres:\'Enerverende innovatie\'776

In memoriam: de heer S. Jaarsma Peter Ambagtsheer, Kees Ruijgh en Leen den

Houter 778

rubrieken ..... Uit de redactie 737

Nieuws 744

Veterinair tuchtrecht 753

Nieuws uit de industrie 775

Voorzitterscolumn 776

Personalia 781

Deadline kopij 781

Doorlopende agenda 781

-ocr page 190-

Surgical repair of an oesophageal stricture
and prestenotic dilatation in a horse

M Voermans ]. Skidell " and F. Winberg "

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 740-743

Oorspronkelijk artikel

abstract

Prestenotic oesophageal dilatation and stricture were
diagnosed in a horse with a history of trauma in the
cervical area and recurrent oesophageal obstruction. The
diagnosis was established on the basis of the clinical exam-
ination, endoscopy, and positive contrast oesophago-
graphy. Conservative treatment was unsuccessful and
surgical intervention was necessary. Oesophageal myec-
tomy combined with myoplasty was performed, simulta-
neously relieving the dilatation and the stricture. No
abnormalities were detected 8 weeks after surgery. The
horse was on a normal diet and oesophageal obstruction
did recur in the subsequent 14 months.

samenvatting
Chirurgisch herstel van een slokdarmstrictuur en presteno-
tische dilatatie in een paard

Een prestenotische slokdarm dilatatie en strictuur waren
gediagnosticeerd in een paard met een geschiedenis van trauma
in de hals en recidiverende slokdarmverstoppingen. De diagnose
werd gesteld door middel van klinisch onderzoek, endoscopic en
positief contrastradiografie van de slokdarm. Conservatieve
behandeling was niet succesvol en chirurgisch ingrijpen was
noodzakelijk. Een slokdarmmpectomie met gemodificeerde
myoplastie werd uitgevoerd en hiermee werden de dilatatie en
de strictuur tegelijkertijd verwijderd. Acht weken na de operatie
werd het paard onderzocht door de doorsturend dierenarts en
hierbij werden geen afwijkende bevindingen gevonden. Het
paard stond op een normaal rantsoen en er zijn sindsdien geen
andere slokdarmverstoppingen geconstateerd.

introduction

Oesophageal obstruction or \'choke\' in the horse is com-
monly attributed to feed changes, poor dentition, trauma,
or inappropriate feed items (5). Recurrent oesophageal
obstruction may reflect a persistent functional or anatomi-
cal disorder (3). Surgical management of chronic oesopha-
geal stricture is considered superior to medical manage-
ment. Without strict adherence to the required dietary
changes, horses managed medically are prone to recurrent
episodes of acute complete obstruction and have a poor

i dap Bodegraven bv, Zuidzijde 63,2411 rt Bodegraven, Nederland.

ii Region Animal Hospital Helsingborg, Stordjur, Bergavagen 3,25023

Helsingborg, Sweden. E-mail: voermansmargreet@hotmail.com

long-term survival (ro). Oesophageal surgery is techni-
cally demanding, and complications requiring further
surgical intervention are common (8).

Strictures of the oesophagus are classified into three
types: Type i, strictures of the tunica muscularis and
tunica adventitial Type 11, strictures resulting from scar tis-
sue involving the tunica mucosa and tunica submucosa;
and Type iii, strictures that are annular rings involving all
four layers of the oesophagus (r). Type I strictures respond
to surgical techniques such as myotomy, myoplasty, and
excision of scar tissue. Type 11 and 111 are more difficult to
resolve surgically, although isolated case reports describe
success with patch grafting and end-to-end anastomosis
after either partial or complete resection (2).

This article describes resolution of a Type 1 oesophageal
stricture in combination with a prestenotic dilatation
following oesophageal myectomy and modified myoplasty

clinical report

A 3-year-old Swedish Warmblood mare was referred to the
Region Animal Hospital Helsingborg due to recurrent
oesophageal obstruction of 4 weeks\' duration. Several
months earher the horse had suffered blunt trauma to the
ventral cervical area. After the first episode of oesophageal

-ocr page 191-

Picture 3: Intraoperative picture showing the oesophagus elevated by
Penrose drains, and the dilatation on the oral side (right) and stricture on
the aboral side (left).

obstruction, endoscopy performed by the referring
veterinarian revealed an ulcerative lesion halfway the
oesophagus and contrast radiography demonstrated a
possible dilatation. The referring veterinarian relieved the
obstruction by hydropulsion and treated the horse with
NSAiDS and antibiotics, and the horse was fed on small
portions soft food (mash). As the horse continued to have
frequent episodes of oesophageal obstruction, it was
referred to Helsingborg Regional Animal Hospital for
further investigation and treatment.

Upon arrival, the horse was in good body condition and
had a bright and alert attitude. Clinical examination
revealed no abnormalities except a palpable indentation
on the left ventral cervical area (picture i).

No abnormalities were found in complete blood count
and serum biochemical panels. Nasogastric tube insertion
was difficult due to a resistance halfway the cervical part
of the oesophagus.

Oesophageal endoscopy demonstrated a dilatation over
approximately 7-8 cm in the oesophagus about 100 cm
from the nostrils and at the same level as the external
indentation. Passage of the endoscope aboral of the
dilatation was difficult, suggesting a decrease in lumen
size of approximately 50% and supporting a diagnosis of
oesophageal stricture. At the place of the stricture and the
prestenotic dilatation, longitudinal mucosal folds were
present and the mucosa appeared normal. A contrast
oesophagogram with barium paste (85% wt/vol with
water, 120 mL) showed an outpouching of the oesophagus
about halfway the cervical oesophagus. As the out-
pouching could be due to a swallowing artefact, a lesion of
the oesophageal wall, or a diverticulum or dilatation, the
oesophagogram was inconclusive for diagnostic purposes.

The diagnosis of oesophageal stricture and prestenotic
dilatation was made based on clinical, endoscopic, and
radiographic findings. Surgical correction was recom-
mended since dietary management had proven ineffective.
Surgical goals were to increase the size of the oesophageal
lumen and to improve oesophageal function (picture 2).

surgical report

Preoperatively, the horse was given gentamicin sulfate (6.6
mg/kg, ivy, potassium penicillin (22,000 U/kg, iv)^, and
fiunixin meglumine (r mg/kg, iv
)3. A nasogastric tube was
passed into the oesophagus as far as possible to identify
the oesophagus during surgery. The horse was anesthe-
tized with a combination of xylazine (i.i mg /kg
)4
followed by ketamine (2.2 mg/kg)5 and diazepam (o.i mg/
kg)6. The horse was intubated and anaesthesia was
maintained with isofiurane? in 100% oxygen delivered by
a semi-closed anaesthetic circuit. The horse was posi-
tioned in dorsal recumbency with the neck extended.
After aseptic preparation, a 15-cm longitudinal skin
incision was made ventrally, centred over the stricture.
The paired muscles of the sternothyrohyoid were sepa-
rated along the midline to expose the trachea. The fascia
was bluntly separated along the left side of the trachea,
and the trachea was retracted to the right in order to
expose the oesophagus with the nasogastric tube, which
was removed. A prestenotic dilatation and a Type i
stricture were identified (picture 3,4 and figure i).

The oesophagus was elevated with Penrose drains, and
a ventrolateral oesophagomyotomy was performed. A
longitudinal incision was made over the dilatation and
stricture. One V-shaped part and one upside down
V-shaped part (trapezoid shape) of the oesophagus centred
over the stricture was removed, about 2/3 of the circumfer-
ence and containing only adventitia and the muscularis
layer The mucosa and submucosa were intact. The wound
was sutured in a horizontal matter, single interrupted, 4-0
Polydioxanone (see figure i). The sternothyrohyoid
muscle was sutured in 2 layers single interrupted, i

1 Gentaject, Ceva Vetpharma ab, Lund, Sweden.

2 Geepenil vet., Orion, Animal Health, Sollentuna, Sweden.

3 Fiunixin N-vet, Norbrook, Uppsala, Sweden.

4 Rompun vet, Bayer Healthcare, Kiel, Germany

5 Ketaminol, Intervet, Boxmeer, The Netherlands.

6 Diazepam ratiopharm, Ratiopharm GmbH, Ulm, Sweden.

7 Isoba Vet, Schering-Plough Animal Health, Ballerup, Danmark.

-ocr page 192-

ABC

Figure i. Schematic representation of the oesophageal myectomy/myo-
plasty procedure. A trapezoid part of the muscular layer was removed.

A. oesophagus aboral

B. muscularis layer

C. mucosa and submucosa layer

- Red arrow: stricture fïl 2 cm

- Blue arrow: dilatation ffl 7.5 cm

- Point I was sutured to point 2 with single interrupted sutures until the
myotomy was closed in a transverse way

Polyglactin 910 anti the skin with simple interrupted
using 0 Nylon.

Postoperative care consisted of intravenous fluids
(Lactated Ringers solution 50 mL/kg/24 hours), gentami-
cin sulfate (6.6 mg/kg, iv, every 24 hours for 7 days),
potassium penicillin (22,000 U/kg, iv, every 6 hours for 7
days), and flunixin meglumine (i mg/kg, iv, every 12
hours for 10 days). Water was available i day after surgery,
and mash feeding was started 2 days after surgery in small
but frequent quantities. The quantity of feed was gradually
increased over the following week. No incisional compli-
cations occurred. On endoscopic examination 10 days
after surgery, the oesophageal lumen was of normal size
with a good contractility The horse was discharged 2
weeks after surgery; the owner was instructed to feed the
horse mash and to make the hay wet.

Re-examination was performed 8 weeks after surgery
by the referring veterinarian. The surgical wound had
healed excellently and there were no abnormalities found
on endoscopic examination. Fourteen months after
surgery there had been no episodes of oesophageal
obstruction and the horse was fed on a normal diet of hay
and grain.

discussion

The horse in the case described here demonstrated typical
clinical signs of oesophageal stricture with recurrent feed
impaction. In this case, the stricture was combined with a
prestenotic dilatation, probably secondary to food
impaction. Oesophageal stricture is a sequela to oesopha-
geal submucosal damage secondary to obstruction or
trauma, and occurs only in a minority of obstruction cases.
Tissue damage limited to the mucosa results in a mild,
transient oesophageal narrowing because of the acute
inflammatory response (5). When the submucosa or
muscularis is injured, fibroplasia results in scar tissue
formation. With circumferential lesions, scar tissue
formation and contraction result in diminution of the
luminal diameter (5).

Oesophageal dilatation and stricture can be diagnosed by
physical examination (palpation and passing nasogastric
tube), radiographic examination with contrast material,
and endoscopy (2). In this case, the results of contrast
oesophagography with barium paste were inconclusive:
neither the prestenotic dilatation nor the stricture was
visible. The outpouching could have been due to a
swallowing artefact, lesion of the oesophageal wall, or a
diverticulum. Barium paste given by mouth outlines the
longitudinal mucosal folds of the oesophagus with the
lumen undistended and localizes an obstruction or any
disruption in the lumen. Barium suspension is the
material of choice when a diverticulum is suspected,
because of the greater volume of contrast material
required to demonstrate such changes. However, to
demonstrate strictures and associated prestenotic dilata-
tion of the oesophagus liquid barium has to be administe-
red under pressure through a cuffed nasogastric tube (i). A
diagnosis can often be made without using these contrast
techniques. However, each technique can demonstrate
lesions that may be missed with other techniques.
Therefore, all three contrast techniques are necessary
before a study can be considered complete if the diagnosis
is difficult. Besides these contrast techniques, there is a
possibility to make a negative contrast oesophagogram in
the cranial cervical area to demonstrate restrictive lesions.
Lesions that restrict distension of the oesophageal lumen
can be demonstrated radiographically by dilating the
oesophagus with air (480 mL) delivered by syringe under
pressure through a cuffed nasogastric tube or a flexible
endoscope. Swallowing during a contrast radiography
study can produce false signs of strictures. Xylazine
administered intravenously 5 minutes prior to a barium-
pressure or contrast study helps eliminate swallowing
artefacts by decreasing secondary peristaltic waves
associated with oesophageal distension (6). As mentioned
above, the oesophagogram findings were inconclusive and
we should have made additional positive contrast oeso-
phagograms or perform a negative oesophagogram for
adequate preoperative diagnosis.

Although our radiographic findings were inconclusive,
our findings during endoscopy combined with the clinical
findings confirmed the diagnosis of oesophageal stricture
and prestenotic dilatation. In a normal horse, the longitu-
dinal folds of the oesophageal mucosa can be observed
when the endoscope is retracted after it is fully inserted. In
our case, there was resistance to endoscope insertion,
indicating a stricture, and when the endoscope was
retracted longitudinal folds were not visible at the level of
the dilatation.

We decided to go to surgery, even though we did not
know exactly the type and severity of stricture and
dilatation, because it was impossible to feed the horse and
the owner was not willing to continue conservative
treatment. If conservative treatment has a chance of being
successful, additional contrast studies would provide a
better indication of prognosis or preoperative planning of
the surgical approach.

-ocr page 193-

Oesophageal surgery in the horse can be challenging. The
relative poor healing of oesophageal repairs can be
attributed to excessive motion during swallowing and
respiration, poor suture holding in oesophageal muscle
and mucosa, and absence of a serosal layer to seal anasto-
mic leaks. Also, horses feed over long periods, ingest
coarse and abrasive food, and oesophageal emptying
occurs against gravity, features that provide a critical test
of the integrity of an oesophageal repair or anastomosis.
The small size of the oesophageal lumen in horses means
that additional narrowing compromises proper function-
ing (4).

Strictures have been successfully treated with resection
and anastomosis, mucosal resection and myotomy,
combined oesophagostomy and cicatrix fenestration,
balloon dilatation, oesophagomyotomy, and oesophago-
pexy (4). The most used approach for oesophagomyotomy
is to make a longitudinal incision of the oesophagus to the
level of the mucosa and to separate the muscularis from
the mucosa around the entire circumference; the myo-
tomy is not sutured. We performed myectomy with
modified myoplasty to release the stricture. As prestenotic
dilatation was present, we were afraid that the dilatation
would enlarge if we did not suture the oesophagomyo-
tomy Therefore we decided to remove a trapezoid piece of
the muscularis layer, infolding the sac partly and suturing
the defect in a transverse way. We suspected that sponta-
neous resolution of the dilatation would occur as soon as
the stricture resolved.

We performed surgery 30 days after the first episode of
oesophageal obstruction. Previous studies have demon-
strated that the oesophageal lumen is maximally reduced
(strictured) 30 days after circumferential ulceration, after
which the lumen diameter increases to normal by 60 days
(7,10). This has also been documented after experimental
resection and anastomosis and has been observed in a
series of cases of foals. Therefore it is usually recommend-
ed that medical management be started initially and that
surgical intervention be delayed for a minimum of 60
days after the original insult (1). In the described case, we
performed surgery 30 days after the first food impaction
because medical management was impossible since the
horse had recurrent severe oesophageal obstruction
despite being fed on a low-bulk diet. A temporary oesopha-
gostomy was considered but was deemed too invasive.
Furthermore, it appeared likely that the stricture and
dilatation were actually of older character and were
caused by the trauma the horse suffered several months

earlier Possibly, the stricture was initially not important
enough to result in food impactions. Postoperatively, we
did not see any recurrence of food impaction. A feeding
tube was not placed postoperatively because oesophago-
myotomy was performed without opening of the oesopha-
geal lumen. We considered oesophagostomy too invasive
and not necessary.

We consider that several factors contributed to the
success of the procedure, such as transverse suturing of
longitudinal incision, removal of trapezoid piece muscu-
laris-adventitia without opening the mucosa, separating
the mucosa from the muscularis layer, and aggressive
postoperative care and feeding management. None of the
reported comphcations of oesophageal surgery, such as
dehiscence/recurrence of stricture, laryngeal hemiplegia,
carotid artery rupture, acid-base and electrolyte abnor-
malities, occurred.

This case report describes an oesophageal myectomy
combined with myoplasty to repair an oesophageal
stricture with prestenotic dilatation without postopera-
tive complications.

references

1. Auer [A and Stick JA. Esophagus. In: Equine Surgery, WB Saunders Co.,
Philadelphia, 2006: pp 351-373.

2. Butler JA, Colles CM, Dyson SJ, Kold SE and Poulos PW. Clinical
radiography of the horse. Blackwell Science, 2000: pp 531-549-

2. Craig DR and Todhunter R. Surgical repair of an esophageal stricture
in a horse. Vet Surg 1987:16(4): 251-254.

3. Craig DR, Shivy DR, Pankowski RL and Erb HN. Esophageal disorders
in 61 horses. Results of nonsurgical and surgical management. Vet
Surg 1989:18 (6): 432-438.

4. Freeman DE. Surgery for obstruction of the equine oesophagus and
trachea,
eve 2005; 17 (3): 135-141.

5. Gehlen H, Stadler P and Ohnesorge B. Tracheal obstruction in a horse
with oesophageal stenosis and diverticulum,
eve 2005; 17 (3):
132-134.

6. Mcllwraith WC. Equine Digestive System. In: Jennings, PB ed.
Textbook of large animal surgery. Philadelphia: WB Saunders, 1984:
pp 580-598.

7. Knottenbelt DC, Harrison LJ and Peacock PJ. Conservative treatment
of oesophageal stricture in 5 foals. Vet Rec 1992; 131: 27.

8. Lillich JD, Frees KE, Warrington K, Van Harreveld PD, Gaughan EM
and Beard WL. Esophagomyotomy and esophagopexy to create a
diverticulum for treatment of chronic esophageal stricture in 2 horses.
Vet Surg 2001; 30 (5): 449-453.

9. Smith BP. Diseases of the alimentary system. In: Large Animal Internal
Medicine, Mosby co., St Louis, pp 642-645.

10. Todhunter RJ, Stick JA and Slocombe RF Comparision of three feeding
techniques after esophageal mucosal resection and anastomosis in the
horse. Cornell Vet 1986; 76:16-29.

Artikel ingediend: 10 november 2008
Artikel geaccepteerd: 28 mei 2009

-ocr page 194-

Fluithazen vormen
reservoir vogelgriep

Wilde fluithazen (pika\'s), dieren uit
dezelfde groep als hazen en konijnen,
kunnen gastheer zijn voor het H5N1-
griepvirus en zouden een bron kunnen
zijn van verspreiding naar landbouw-
huisdieren en mensen, aldus een
artikel in het
Joumal of Virology.
Onderzoekers bepaalden de aanwezig-
heid van het HsNi-virus bij wilde
fluithazen en konden bevestigen dat zij
geïnfecteerd waren met het virus. Uit
genetische studies bleek dat er twee
virusstammen waren. De eerste was
een gemengde/Vietnam HsNr-substam
(mv-achtig pikavirus). Bij tests bij
muizen bleek deze geen ziekte te
veroorzaken. De tweede stam was een
Qinghai-achtige HsNr-stam
(qh-achtig
pikavirus) die zeer pathogeen bleek bij
muizen. Als laatste test werden
konijnen via de neus geïnfecteerd met
HsNi-virus van fluithazen, wat
resulteerde in een besmetting.

Science Daily

Diagnose HiNi in
speeksel

Onderzoekers werken aan een nieuwe
manier om bij varkens het HiNi-virus
te identificeren, waarbij speeksel wordt
geanalyseerd in plaats van bloed. Ze
laten de dieren op een touw kauwen en
schrapen daar het speeksel van af. Deze
veterinaire studie geeft onderzoekers
de gelegenheid dezelfde diagnostische
techniek aan te passen voor gebruik bij
mensen. Vooral bij kinderen zou een
speeksel-\'swab\' waarschijnlijk beter
werken dan bloedafname. Het nieuwe
testsysteem zou bovendien meer
informatie verschaffen, nauwkeuriger
zijn en goedkoper. Volgens de onder-
zoekers van de Kansas State Universi-
teit is er een belangrijke wisselwerking
tussen de veterinaire en de humane
geneeskunde, vooral op het gebied van
de infectieziekten, waar men ziekte-
verwekkers bestudeert die zowel onder
mensen als onder dieren circuleren.

Science Daily

Lustrum vdv

Het lustrum van Veterinair Dispuut
Veritas staat weer voor de deur Wie
nog mee wil met de reünistendag, moet
niet vergeten zich aan te melden door
middel van de antwoordstrook, een
e-mail of de website (www.vdveritas.nl/
lustrum). Het is de bedoeling dat dit
gebeurt vóór r oktober! Op de website
is tevens meer informatie over het
lustrum te vinden. De Formule
eend
heeft veel mooie dingen in petto.
Traditiegetrouw wordt de aftrap
verzorgd door de twaalfde lustrum-
receptie op zaterdag
3 oktober. Om
0.00 uur zal er zeker gezongen worden,
voorspelt de commissie. Zoals elke dins-
dag zal er dinsdag 6 oktober traditio-
neel
vdv-eten in \'t Voorhuys zijn, ook
voor de \'ouwe lullen\'. Donderdag 8
oktober zal de \'dixo\' van Veritas worden
omgetoverd tot een veterinair verant-
woord feest. Vrijdag
9 oktober is er op
de buitendag een heuze speurtochtrally.
De lustrumweek wordt op zaterdag
10 oktober beëindigd met de reünisten-
dag. Deze dag wordt afgesloten met een
diner dansant. Wie nog op een andere
manier wil bijdragen aan het lustrum,
kan dat altijd. Bijdragen zijn van harte
welkom, meldt de commissie.

Met dank aan: De Formule eend.

Kalkoenen besmet met
HiNi

De pandemische HiNi-griep die sinds
dit voorjaar de wereld overgaat, blijkt te
kunnen worden overgedragen op
vogels. Op twee fokkerijen bij Valpa-
raiso in Chili zijn kalkoenen met
het griepvirus besmet, meldde het
Chileense ministerie van Landbouw.
Tot nu toe was het virus alleen maar
aangetroffen bij mensen en in zeldzame
gevallen bij varkens. De betreffende
boerderijen zijn geïsoleerd om verdere
verspreiding te voorkomen. Volgens de
wereldorganisatie voor dierengezond-
heid
01E is de besmetting van kalkoe-
nen geen reden tot ongerustheid. De
dieren zijn waarschijnlijk besmet door
mensen.

anp

Nieuw circovirusvaccin
op komst

De Kansas State Universiteit in de
Verenigde Staten werkt aan een nieuw
vaccin tegen circovirussen, die bij
varkens onder andere leiden tot
luchtweg- en vruchtbaarheids-
problemen en de wegkwijnziekte.
Doordat de virussen snel veranderen en
verschillende klinische verschijnselen
veroorzaken, is het lastig een vaccin te
ontwikkelen. Onderzoekers hebben nu
een zogenoemd \'next-generation\'-vac-
cin geproduceerd. Het middel wordt
deze zomer voor het eerst getest. Het is
de bedoeling dat het vaccin actief is
tegen zowel luchtwegaandoeningen als
vruchtbaarheidsproblemen.

Agrarisch Dagblad

Erelid waavp

m

Tijdens de openingsceremonie van het
Wereldcongres Parasitologie in
Calgary op 17 augustus werd dr. Fred
Borgsteede benoemd tot erelid van de
waavp. Dit als waardering voor zijn
verdiensten voor de parasitologie
tijdens zijn bijna veertigjarige carrière
aan het Centraal Veterinair Instituut
te Lelystad, die zal worden afgesloten
met een afscheidssymposium op
16 oktober aanstaande. De oorkonde
werd hem uitgereikt door prof.
J. Vercruysse van de Universiteit van
Gent. Dr. Borgsteede is onder andere
lid van de Wetenschappelijke Advies-
raad van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.
Op de foto van links naar
rechts: de Canadese voorzitter van de
congrescommissie, dr. Fred Borgsteede
en prof. J. Vercruysse.

-ocr page 195-

scwD-studiedag

Op donderdag 24 september 2009
organiseert de Studiegroep Comple-
mentair-werkende Dierenartsen weer
een studiedag, deze keer met als thema:
\'Huidklachten\'. Op deze avond komen
naast de reguliere behandeling bij
huidklachten de volgende aanvullende
geneeswijzen aan de orde: homeo-
pathie (klassiek en complex), fyto-
therapie en orthomoleculaire genees-
wijzen. Tevens wordt aandacht besteed
aan versvleesvoeding als ondersteu-
ning bij huidklachten. Ook voor de
regulier werkende collega is deze
avond interessant. Hij biedt de kans te
zien welke mogelijkheden er zijn op
andere gebieden voor de ondersteu-
ning en verlichting van dieren met
huidklachten. De avond vindt plaats in
het gebouw van de
knm vd in Houten
en de lezingen duren van 16.15 tot
22.00 uur, inclusief een broodmaaltijd.
Voor aanmelding en het volledige
programma kunt u een e-mail sturen
aan Ardo Menges, algemeen secretaris
van de
scwd op info(ä)scwd.nl.

Met dank aan: Evelien van der Waa

Mvo-projecten gezocht

De knmvd herkent het belang van
maatschappelijk verantwoord onder-
nemen (
mvo) in de diergeneeskundige
professie. Daarom zal de
knmvd in de
nabije toekomst projecten op dit gebied
stimuleren en starten. In het kader
daarvan wil de
knmvd graag in contact
komen met dierenartsen die op het ge-
bied van
mvo en duurzaamheid al ini-
tiatieven hebben ontplooid. De
knmvd
is op zoek naar projecten die passen in
de \'triple-P\'-filosofie (people, planet,
profit), zoals initiatieven op het gebied
van verminderd energieverbruik,
verbeterd dierenwelzijn, verantwoord
diergeneesmiddelengebruik, verlaagd
ziekteverzuim, enzovoort. Al uw ini-
tiatieven zijn welkom! Laat de
knmvd
weten met welke Mvo-initiatieven uw
praktijk bezig is, door een mailtje te
sturen naar Joost van Herten:
joostvanherten@knmvd.nl.

Gen voor vleestype
gelokaliseerd

Het vleestype van runderen wordt
bepaald door het gedeelte Carcass
Weight-2 (cw-2) op chromosoom
zes. Dit blijkt uit onderzoek van het
Japanse onderzoeksinstituut voor vee-
fokkerij, gepubliceerd in
bmc Genetics.
Hierbij werden twee typen vleesrun-
deren gebruikt. De cw-2 gebieden op
chromosoom zes bepalen een groot
deel van het vleestype bij het rund.
Volgens de wetenschappers kan aan
de hand van merkers worden geselec-
teerd op nakomelingen die geschikt
zijn voor de vleesveehouderij.

Agrarisch Dagblad

Vogelgriep leidt tot
Parkinson

Muizen die geïnfecteerd zijn geweest
met het HsNi-influenzavirus,
verliezen dezelfde neuronen die
worden vernietigd bij de ziekte van
Parkinson, schrijven wetenschappers
in de online editie van
Proceedings of
the National Academy of Sciences.
De
aanleiding voor hun onderzoek waren
videobeelden van kippen, ganzen en
eenden uit Laos die trilden, opzij
vielen en moeite hadden te bewegen.
Er is bij mensen nog geen toegenomen
incidentie van de ziekte van Parkinson
gemeld na de HsNi-griep. Sinds de
eerste ziektegevallen zijn echter nog
maar een paar jaar verstreken. Voor
deze studie spoten de wetenschappers
een virusbevattende oplossing in de
neus bij 225 muizen. Alle dieren
vertoonden vervolgens trillingen en
bewegingsmoeilijkheden. Het virus
infecteerde binnen twee tot drie dagen
na de toediening van de neusspray
zenuwen in de darmen. Binnen tien
dagen verscheen het in de hersenstam
en de middelste hersenen, waarna het
uiteindelijk ook de rest van de
hersenen bereikte. Na 21 dagen was
het virus verdwenen. Maar aan het
eind van de 90 dagen durende studie-
periode vertoonden de aangedane
hersengedeelten nog steeds ontste-
kingsverschijnselen en verhoogde
niveaus van met fosfor gebonden
alpha-synucleine. Ook was het aantal
dopamineproducerende neuronen in
de substantia nigra met 17 procent
afgenomen. De onderzoekers vermoe-
den dat een HsNi-infectie de hersenen
kwetsbaarder kan maken voor
Parkinson.

ScienceNow

Derde Veterinaire
Oldtimerrit

Op zondag 27 september zal de derde
Veterinaire Oldtimerrit worden
verreden. Dierenartsen met een auto
of motorfiets van vijftien jaar of ouder
kunnen deelnemen. Om 12.00 uur is
de ontvangst, met koffie, thee, gebak
en broodjes, waarna tussen 13.00 en
14.00 uur wordt vertrokken. Start en
finish zijn op het terrein van
ast-
Farma in Oudewater De rit heeft een
lengte van ongeveer 70 kilometer en
voert door het veenweidegebied ten
westen van Utrecht. Onderweg wacht
deelnemers nog een aangename
verrassing. Ook is er een prijsvraag
aan de rit verbonden. De dag wordt
besloten met een buffet in Brasserie
Joia te Oudewater, waar u van 18.00
tot 20.00 uur ruim de tijd heeft voor
een gezellig samenzijn. Aanmelden is
mogelijk via info@stroowaert.nl. De
aanmelding is definitief na betaling
van 30 euro per persoon op postbank-
rekening 6204579 ten name van
Dierlief te Oud-Beijerland onder
vermelding van naam, adres en het
aantal deelnemers. Restitutie kan
helaas niet worden verleend en
deelname is voor eigen risico. De
oldtimerrit wordt mede mogelijk
gemaakt door
Asx-Farma, Virbac,
Dixfortuin en Veterinary Technics De
organisatie hoopt weer op een grote
opkomst.

Met dank aan: Anton Fennema en

Harry Brasker

-ocr page 196-

Op Chiari lijkende malformatie-
Syringomyelie bij de Cavalier King Charles
Spaniël

Paul Mandigers " en Clare Rusbridge

Samenvatting proefschrift
samenvatting

Dit overzichtsartikel, gebaseerd op het proefschrift van
Clare Rusbridge, gaat in op de op Chiari lijkende mal-
formatie en syringomyelie zoals deze bij de Cavalier King
Charles spaniël voorkomt. De afwijking komt in een
steeds hogere frequentie voor bij meerdere brachycephale
rassen en specifiek bij de Brusselse griffon. In dit artikel
wordt ingegaan op wat deze malformatie is, hoe vaak het
voorkomt, de behandelingsmogelijkheden en de stand van
zaken inzake de erfelijkheid bij de Cavaher King Charles
spaniël.

summary

Chiari-like malformation -syringomyelia in the Cavalier
King Charles Spaniel

This article, which is based on the PhD thesis of Clare Rusbridge,
is a review of chiari-like malformation and syringomyelia in the
Cavalier King Charles Spaniel. The abnormality is becoming
more common among dwarf breeds and brachychepalic breeds.
The nature, prevalence, and treatment of the disease are
described, as is current knowledge on its heritability in the
Cavalier King Charles Spaniel.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

introductie

De eerste beschrijving van op Chiari lijkende malformatie
en syringomyelie, van twee honden met wat toen krab-
ziekte werd genoemd, dateert van 1995 (4). De twee patiën-
ten werden aangeboden op het Royal Veterinary College in
London (Queen Mother Hospital). Al langer was bekend
dat er bij Cavalier King Charles spaniëls
(ckcs) een
merkwaardig ziektebeeld voorkwam waarbij de honden

Dit artikel is gebaseerd op het proefschrift van dr. Clare Rusbridge.
Paul Mandigers was als co-promotor bij dit onderzoek betrokken.

ii Dr. P.I.I. Mandigers, dvm, PhD, decvn. Dierenartsspecialist Interne
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Europees specialist Veterinaire
Neurologie. Veterinair Specialistisch Centrum \'De Wagenrenk\' te
Wageningen. Toegevoegd onderzoeker hoofdafdeling Geneeskunde
voor Gezelschapsdieren, Universiteit Utrecht.

ui Dr. Clare Rusbridge. MRCvs, dvm, Specialist rvc, PhD, decvn. Euro-
pees Specialist Veterinaire Neurologie. Stone Lion Veterinary Centre,
41 High Street, Wimbledon, London, swig 5AU. Engeland. Email:
neuro.vet@btintemet.com.

na opwinding of het starten met lopen met een achterpoot
richting de nek gingen krabben. Het kon voorkomen dat
de achterpoot de nek hierbij niet raakte (4). Naarmate het
ziektebeeld bij de twee patiënten verergerde, traden
hefdge pijnaanvallen op en ontwikkelden de honden
ataxie van de achter- en voorhand. Op basis van dit beeld
werd gedacht aan een cervicaal probleem. Röntgen-,
contrast-, en computer tomografisch
(ct) onderzoek van
de nek en het hoofd (alleen
ct) leverde net als het onder-
zoek van de cerebrospinale vloeistof geen afwijkingen op.
Pas toen magnetische resonantie beeldvorming
(mri)
mogelijk werd, werd een abnormaliteit gevonden (4).
Beide patiënten vertoonden onder andere een abnormale
holte in het cervicale deel van het ruggenmerg ter plaatse
van C2 tot en met C6. Omdat meerdere
ckcs het onge-
richte krabben vertoonden, werd in 1997 gestart met een
inventarisatie van deze abnormaliteit in de Engelse
ckcs-populatie (rs). In 2000 werden ook Amerikaanse,
Belgische en Nederlandse honden bij het onderzoek
betrokken. Dit heeft geresulteerd in een promotie-
onderzoek van de tweede auteur (7). Dit artikel is een
bespreking van dit promotieonderzoek en geeft aan wat
momenteel de stand van zaken is met betrekking tot deze
zich uitbreidende ziekte. Inmiddels is de ziekte bekend
komen te staan onder de naam \'op Chiari lijkende mal-
formatie en syringomyelie\' (\'Chiari-like malformation -
syringomelia\',
cm/sm)). cm/sm komt voor bij nagenoeg
alle
ckcs, maar wordt ook gezien bij de King Charles
spaniël, Brusselse griffon, Yorkshire terriër, Malteser
leeuwtje, chihuahua en dwergtekkel. Incidenteel wordt
het ook gezien bij andere rassen (i, 7).

beschrijving van de afwijking

Hoewel het klinisch beeld (zie daarvoor de volgende
sectie) suggestief kan zijn, is het stellen van de diagnose
alleen mogelijk met
mri. De afwijking is het duidelijkst op
een saggitale doorsnede waarbij het gehele neurocranium
tot en met de C7 in beeld wordt gebracht (figuur i en 2).
Een ernstig aangedane patiënt vertoont een duidelijke
herniatie van het cerebellum door het foramen magnum
(figuur i). Tegelijkertijd is in het ruggenmerg een met
vocht gevulde holte zichtbaar. Deze start in de regel na C2
en kan doorlopen tot aan het lumbale ruggenmerg. De
holte in het ruggenmerg, een syrinx, is verantwoordelijk
voor het tweede deel van de naam: syringomyelie (
sm)
(i 5). Het is vast komen te staan dat de afwijking begint
met een occipitale hypoplasie (10). Dit zorgt voor een
abnormaal groot foramen magnum. Uit het onderzoek
blijkt dat ruim 95 procent van de
ckcs deze afwijking

-ocr page 197-

Q I e>

Figuur i. Voorbeeld van een mri-scan waarop een duidelijke syrinx te zien
is (*). De pijl geeft aan waar de kleine hersenen onder het achterhoofds-
been uitkomen en tegen de hersenstam aandrukken. Het betreft hier een
21 maanden oude ckcs met een ziektegeschiedenis van af en toe gillen en
krabben in de richting van het rechter schoudergebied.

heeft (7). In het begin werd de aandoening een Chiari-
malformatiesyndroom genoemd. Dat is niet geheel juist.
Bij een Chiarisyndroom treedt herniatie van het cere-
bellum op. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen
twee vormen (ro). Type I kenmerkt zich door een ab-
normaal klein volume van de fossa caudalis met verder
een normaal cerebellum. Type II kenmerkt zich door een
abnormaal volume van het neurale weefsel (bijvoorbeeld
ten gevolge van een hydrocephalus) met een verder
normale fossa caudalis
(2). De hypothese is dat bij de ckcs
het volume van de fossa caudalis te klein is. Dit zou weer
worden veroorzaakt door een te kort basioccipitaal
beenstuk. Hierdoor is de schedelbasis te kort met als
gevolg een te klein volume van de fossa caudalis. Daar-
naast bestaat er een occipitale hypoplasie waardoor het
verder normale cerebellum hernieert door het abnormale
foramen magnum. Hierbij is de beschrijving anders dan
het oorspronkelijke Chiarisyndroom type I. Bij een type I
is er immers sprake van occipitale dysplasie in combinatie

Figuur 3. Syringomyelie secundair aan een Chiari-malformatie. Het cere-
bellum is zichtbaar in het vertebrale kanaal. Het cerebellum veroorzaakt
door deze beweging direct hierachter een hoge druk-compartiment. De
schokgolf die hierdoor ontstaat, veroorzaakt caudaal van de fysiologische
indeuking (bij de tussenwervelschijf van C2-C3) een venturi-effect. Hier-
door kan de syrinx in het ruggenmerg ontstaan.

met herniatie van cerebellum en medulla. Bij de ckcs is er
juist een occipitale hypoplasie en hernieert het myelum
niet. Vandaar dat naar de aandoening \'op Chiari lijkende
malformatie\' wordt genoemd
(7).

De herniatie van het cerebellum veroorzaakt een
abnormale stroom van de cerebrospinale vloeistof
(csf)
(10). Naar analogie van wat bij de mens gezien wordt, is de
gedachte dat hierdoor de systolische
csF-druk distaal van
het foramen toeneemt. Bij C2-C3 is een fysiologische
indeuking van de subarchnoidale ruimte aanwezig en ten
gevolge van de abnormale
csF-stroom treedt direct na deze
indeuking een venturi-effect op. De theorie wordt ook wel
de intramedullaire puls druk-theorie genoemd. De relatief
hoge intrathecale druk en de verlaagde subarachnoidale
druk veroorzaken een herhaalde mechanische verwijding
van het ruggenmerg. Dit resulteert op haar beurt in een
verwijding van het centraal kanaal en een ophoping van
extracellulaire vloeistof, die uiteindelijk uitmondt in het
ontstaan van holtes (syrinx) (figuur 3) (10). De syrinx
ontstaat in de regel in de witte stof van het ruggenmerg en
breidt zich uit in de richring van de dorsale hoorn. De
syrinx is waarschijnlijk niet gevuld met
csf maar met
extracellulair vocht dat zich verzamelt binnen het centraal
kanaal en het ruggenmerg. Het vocht treedt uit door het
abnormale drukverschil tussen het ruggenmerg en de
subarchanoidale ruimte.

Niet alle honden krijgen een syringomyelie. Blijkens
het onderzoek lijkt er een relatie te zijn tussen de grootte
van de fossa caudalis en het optreden van syringomyelie
(7). Hoe kleiner de fossa caudalis, hoe hoger de intra-
thecale druk en hoe groter het risico op het ontwikkelen
van de syringomyelie.

INCIDENTIE

Naar schatting heeft 95 procent van de ckcs-populatie cm
en heeft 50 procent van de ckcs het volledige beeld van

Intermediate-pressure
compartment

-ocr page 198-

cm/sm. Hierbij moet worden aangetekend dat naar mate
de honden ouder worden, de fractie van lijders stijgt
(13; 14). Er is geen kleur- of geslachtspredispositie. Een
verkorte schedel is een risicofactor. Elk ras met een zekere
mate van brachycephalie en/of dwerggroei is potentieel
gepredisponeerd voor
cm/sm. Zoals beschreven, komt de
aandoening ook voor bij de King Charles spaniël, Brusselse
griffon, Yorkshire terriër, Malteser leeuwtje, chihuahua en
dwergtekkel. Incidenteel is ze ook gezien bij de Stafford-
shire bullterriër, een Boston terriër, een Jack Russel terriër,
een Mopshond en een Franse bulldog (7).

Niet alle dieren met een sm vertonen symptomen.
Blijkens het onderzoek krijgt ongeveer 35 procent van de
honden met
sm ook daadwerkelijk symptomen (9). De
aandoening kan op iedere leeftijd voorkomen, hoewel de
meerderheid van de honden (ongeveer 45 procent) de
eerste klinische beelden laat zien gedurende het eerste
levensjaar Ongeveer 40 procent van de honden heeft de
eerste klinische beelden tussen één en vier jaar. Ongeveer
15 procent van de honden vertoont pas verschijnselen
tijdens de volwassenheid. De jongst beschreven hond met
SM was een puppy van twaalf weken oud. De oudst
beschreven hond was 6,8 jaar oud (8,11). De gemiddelde
duur tussen het opmerken van de symptomen en het
stellen van de diagnose is gemiddeld 1,6 jaar.

klinische beeld

Het meest belangrijke en steeds terugkomende symptoom
van
cm/sm is pijn (9). Doordat de pijn vaak aanvalsgewijs
optreedt, kunnen de honden zich volledig normaal
presenteren bij een klinisch onderzoek. Eigenaren kunnen
hierbij een aan de houding van de hond gerelateerde pijn
beschrijven. Voorbeelden daarvan zijn het plotseling
schreeuwen na een beweging of springen. Hierbij kunnen
de honden met hun hoofd tussen de beide voorpoten op de
grond gaan liggen. Vaak gaan de honden slapen met hun
hoofd in een opgeheven positie, bijvoorbeeld met hun
hoofd op de rand van de mand of ze zoeken een kussen op.
De symptomen worden vaker \'s avonds of in de vroege
ochtend gezien en zijn duidelijker als de honden opge-
wonden zijn, zich moeten ontlasten of wanneer het weer
plotseling omslaat. Sommige van deze symptomen, zoals
de aan een houding gerelateerde pijn, kan mogelijk
worden verklaard door de blokkade van de
csF-stroom.
Maar deze pijn, waar naar verwezen wordt als een neuro-
geen pijnsyndroom, wordt waarschijnlijk veroorzaakt
door beschadiging van de spinale dorsale hoorn (11).
Lijders kunnen zich gedragen alsof ze allodynie ervaren.
Dit is het als pijnlijk ervaren van een niet pijnlijke
stimulus. Een voorbeeld is dat deze honden het niet fijn
vinden te worden aangeraakt op bepaalde plaatsen van
hun lichaam (oor, nek, voorbeen of borstbeen) en soms het
borstelen of bijvoorbeeld een halsband niet toelaten. De
pijn is positief gecorreleerd met de breedte van de syrinx.
Honden met een wijdere syrinx ervaren meestal meer
ongemak en honden met een nauwe syrinx kunnen
asymptomatisch zijn. Dit zien we met name indien de
syrinx symmetrisch is en zich niet uitbreidt in de dorsale
hoorn. Honden met een wijdere syrinx kunnen ook
krabben. Typisch is krabben aan één zijde terwijl de hond
loopt. Hierbij wordt vaak geen contact met de huid
gemaakt. Naar dit gedrag wordt vaak verwezen onder de
noemers \'luchtgitaar\'- of\'fantoom\'-krabben. Dit symp-
toom is suggestief voor een dysaesthesie. Dit betekent dat
er een verminderde of juist sterkere prikkelwaarneming
plaatsvindt. Mensen met aan syringomyelie geassocieerde
dysaesthesie beschrijven een pijnlijk brandende jeuk en/of
een intens gevoel alsof er insecten op de huid kruipen.
Honden met een wijdere syrinx hebben vaak ook een
scoliose. Deze is waarschijnlijk gerelateerd aan beschadi-
ging van de grijze dorsale kolom en het unilaterale verlies
van proprioceptische informatie. Scoliose is meer gewoon
bij honden jonger dan een jaar en kan het eerste klinische
beeld zijn van
sm. Het kan zelfs worden gezien voordat de
neurogene pijn zich ontwikkelt. In veel gevallen verdwijnt
de scoliose langzaam ondanks het aanwezig blijven van de
syrinx (ri).

SM kan zich ontwikkelen tot andere neurologische
afwijkingen, zoals een krachtsvermindering in de voor-
poten en spieratrofie. Dit kan worden verklaard uit de
beschadiging van de ventrale hoorn. Daarnaast kan ataxie
en parese van de achterhand optreden ten gevolge van
beschadiging van de witte stof ventrolateraal in het
ruggenmerg. Een enkele keer worden bij de lijders
epileptiforme aanvallen, nervus fascialis paralyse en
doofheid gezien. Daar dit niet verklaard kan worden door
de herniatie van het cerebellum dan wel de
sm, berust dit
hoogstwaarschijnlijk op het incidenteel voorkomen van
epilepsie, de neuropathie van de fascialis en de
Otitis
media binnen de CKCs-populatie (5,6).

Uit de beschrijving van de eigenaren blijkt soms dat de
honden een aangezichtspijn (neuralgesie) ervaren.
Suggestief hiervoor is het wrijven of krabben aan oor of
aangezicht. Dit kan worden verklaard door de directe
compressie van de medulla, wat kan resulteren in een
afwijking van het verwerken van sensibele prikkels en een
pijnsyndroom (9,11).

klinisch verloop

Het verloop van de ziekte varieert. Sommige honden
blijven stabiel of verslechteren beetje bij beetje in de loop
van de jaren. Sommige honden zijn echter binnen een
tijdsbestek van zes maanden sterk gehandicapt door de
pijn en de neurologische uitval.

diagnose

De diagnose kan worden vermoed op basis van de anam-
nese en het klinische beeld,
mri is echter essentieel voor
het stellen van de diagnose en voor het vaststellen van de
oorzaak. Bij
cm/sm gaan zowel het cerebellum als de
medulla in of door het foramen magnum, wat hierdoor
geblokkeerd raakt. De mate van cerebellaire herniatie is
niet gecorreleerd met de ernst van de klinische beelden. Bij
SM zien we de met vocht gevulde holtes binnen het
ruggenmerg. Het eerste deel van het cervicale en thoracale
deel van het ruggenmerg is het meest afwijkend. De vorm

-ocr page 199-

van de holte kan complex zijn, met bijvoorbeeld septa. In
de regel is een deel van het centraal kanaal er in zekere
mate bij betrokken. Maximale syrinxwijdte is de beste
voorspeller van pijn, het krabben en de scoliose; 95
procent van de
ckcs met een maximale syrinxwijdte van
0,64 centimeter of meer zullen de geassocieerde klinische
beelden hebben (9).

Hematologie, klinische chemie en urinediagnostiek
zijn alleen behulpzaam voor het uitsluiten van andere
differentiële diagnoses of om vast te stellen dat er geen
uitsluitende reden is voor de chirurgie of medicamenteuze
behandeling. Röntgenonderzoek heeft een beperkte
waarde, tenzij het wordt gebruikt voor het uitsluiten van
andere afwijkingen zoals een atlantoaxiale subluxatie en
eventuele diskproblematiek. Echografie via de cisterna
magnum kan een cerebellaire hemiatie bevestigen. Omdat
dit echter voorkomt bij 95 procent van de
ckcs, heeft dit
slechts beperkte waarde. Wanneer
mri wordt toegepast, is
het belangrijk te beseffen dat wanneer er in het cervicale
deel geen syrinx wordt gevonden, deze toch nog kan
optreden elders in het ruggenmerg.

csF-analyse kan behulpzaam zijn bij het uitsluiten van
inflammatoire ziekten. Het verzamelen van deze monsters
vraagt om ervaring in verband met het risico op verkeerde
plaatsing van de naald. Dit risico is in dit geval zelfs nog
wat groter, doordat deze honden
cm hebben. Myelografie
is gecontraindiceerd voor dezelfde reden,
cm/sm lijkt
echter geen verhoogd anesthesierisico te introduceren (7).

differentiële diagnose

De meest belangrijke differentiële diagnoses zijn andere
oorzaken van pijn en spinale problemen zoals disk-
problemen. Andere voorbeelden zijn inflammatoire
ziekten van het centraal zenuwstelsel, een atlantoaxiale
subluxatie, neoplasie en discospondylitis (6). Wanneer
krabben of het wrijven over de grond met oor of aange-
zicht een predominant klinisch beeld is, moet huidziekte
worden uitgesloten. Het krabgedrag beperkt zich klassiek
tot een specifieke gebied. Niet zelden wordt op de
mri bij
ckcs een met vocht gevulde bulla tympanica gezien. Dit is
een veelvoorkomende afwijking waarbij er mucoide
materiaal aanwezig is in een of beide bullae. De meerder-
heid van deze honden heeft geen symptomen (5). Wanneer
men de scoliose die bij sommige honden optreedt, verwart
met een scheve kophouding, kan dit ten onrechte leiden
tot de diagnose perifeer vestibulair - otitis media. Indien
er twijfel bestaat, kunnen juist cervicale röntgenopnames
de scoliose bewijzen (6).

behandeling en prognose

Het belangrijkste behandelingsdoel is het opheffen van de
pijn. Dit kan naar analogie van de mens of medicamenteus
worden geprobeerd of via een chirurgische benadering. De
meest voorkomende chirurgische ingreep is een craniale
cervicale decompressie (ook beschreven als een foramen
magnum of suboccipitale decompressie) door het verwij-
deren van een deel van het supraoccipitale been en het
dorsale deel van Ci, waardoor de
csf weer kan stromen
(8). Dit kan men combineren met een duratomie (incisie
van de dura met of zonder incisie van het subarachnoidale
vlies) met of zonder hechten met een geschikt \'graft\'-
materiaal zoals een matrix van biocompatibel collageen
(Vet BiosiST Cook/Global Veterinary Products,
SurgiVet, Smiths Medical Pm inc N7 W22025 Johnson
Road, Waukesha, wi
usa 53186).

Craniale cervicale decompressie is in ongeveer 80
procent van de gevallen succesvol in het reduceren van de
pijn en het verbeteren van de neurologische afwijkingen.
Ongeveer 45 procent van de behandelde dieren heeft twee
jaar na de operatie nog steeds een redelijke levenskwali-
teit. Hierbij moet worden aangetekend dat de ingreep niet
de oorzaak van de syringomyelie aanpakt. Bovendien is de
syrinx ook na de chirurgie nog steeds aanwezig. De
klinische verbetering is waarschijnlijk toe te schrijven aan
de verbetering van de csF-stroom door het foramen
magnum. In 50 procent van de gevallen zal de vorming
van littekenweefsel en fibreuze adhesies over het foramen
magnum opnieuw resulteren in herhaalde blokkade van
de
csF-stroom. Soms kan dit al twee maanden postopera-
tief optreden.

Bij de behandeling van sm heeft men gewerkt met drie
medicaties. Opnieuw is dit gedaan naar analogie van de
mens. Er kan worden geprobeerd de
csF-productie te
remmen of men kan
nsaid\'s of corticosteroïden geven
(i i). Indien de anamnese suggestief is voor een aan de
houding gerelateerde pijn of de pijn lijkt gerelateerd te zijn
aan de obstructie van de
csF-stroom, kan furosemide soms
effectief zijn. Meestal was naast furosemide ook een
nsaid
nodig. En opnieuw moet hierbij worden aangetekend dat
hoe wijder de syrinx is, hoe duidelijker de klachten zijn en
de wens voor medicatie. De klassieke
nsaid\'s kunnen
onvoldoende effectief zijn.

Daar de pijn die de patiënten ervaren voor een belang-
rijk deel een neurogene pijn is, zijn veel
ckcs behandeld
met gabapentine (tweemaal daags 100 milligram). Andere
mogelijkheden zijn amitriptyline of pregabalin. Als de
pijn blijft bestaan of wanneer de mogelijkheden financieel
beperkt zijn, kan deze medicatie worden aangevuld met
corticosteroïden.

De neurogene pijn die deze honden ontwikkelen, is
mogelijk multifactorieel. Dit kan betekenen dat mono-
therapie nooit effectief zal zijn en dat juist polyfarmacie
noodzakelijk is (i i). Andere behandelingswijzen die zijn
beschreven, zijn accupunctuur en alphasonische behande-
ling.

De hond hoeft niet beperkt te worden in activiteit,
hoewel de eigenaar moet begrijpen dat de hond sommige
activiteiten moet vermijden en dat borstelen niet altijd
wordt getolereerd. Simpele maatregelen zoals het ver-
wijderen van de riem of het plaatsen van de voerbak op
een verhoging kunnen al helpen.

De prognose is slechter naarmate de syrinx wijder is.
Ook het optreden van klinische beelden voor de leeftijd
van vier jaar lijkt geassocieerd met een slechtere prognose.
In een \'pilot study\' met 28 honden waarvan er 17 uitslui-
tend medicamenteus werden behandeld, werden uiteinde-

-ocr page 200-

lijk 6 van deze 17 honden geëuthanaseerd omdat geen van
de beschreven medicaties effectief was. Slechts zeven van
de zeventien dieren reageerden goed en behaalden een
leeftijd van boven de negen jaar Indien neurologische
beelden zoals ataxie of (tetra)parese aanwezig zijn, blijven
deze bestaan, ook als de pijnstatus van de hond redelijk
onder controle kan worden gehouden.

genetica en aanbevelingen voor de fokkerij

cm/sm kan bij de ckcs worden teruggebracht tot twee
vrouwelijke voorouders van direct na de tweede wereld-
oorlog (12,14). Deze twee honden komen uit een groep
van honden die is gebruikt om uit de kortsnuitige King
Charles spaniël de \'modernere\'
ckcs te creëren. Over de
vererving kan op dit moment nog weinig worden geschre-
ven. Een simpele enkelvoudige autosomale vererving is
het in ieder geval niet. Op basis van gegevens van vijf-
honderd
dna-monsters (van dieren waarvan ook de
MRi-status bekend was) konden met behulp van een
genoomscan zes interessante regionen en zes geasso-
cieerde chromosomen worden geïdentificeerd (12). Juist
het veel voorkomen van
cm/sm binnen deze populatie
bemoeilijkt het identificeren van de afwijkende genen.
Momenteel kijken onderzoekers met name naar lijders
binnen andere populaties, in de hoop dat dit het identifi-
ceren van de betrokken genen vergemakkelijkt. De
huidige fokadviezen voor de
ckcs concentreren zich op
het voor de fokkerij uitsluiten van honden die vroeg
sm
krijgen (dit wil zeggen voor de leeftijd van 2,5 jaar). Hierbij
moeten eventuele potentiële fokdieren dus vooraf worden
gescreend met behulp van een MRi-scan. De huidige
fokadviezen hebben met name als doel te voorkomen dat
er ernstige lijders worden geboren en niet zo zeer de ziekte
te elimineren. De
ckcs kent enkele mogelijk erfelijke
ziekten met als belangrijkste myxomateuze mitraalklep-
dysplasie. De prevalentie daarvan is naar schatting
minimaal 50 procent (3,16). Wanneer al deze ziekten
tegelijkertijd in dezelfde vorm zouden worden bestreden,
is het voorzetten van de populatie waarschijnlijk onmoge-
lijk.

conclusie en lopend toekomstig onderzoek

c M /s M is een relatief nieuwe ziekte. Het klinisch beeld, het
verloop, de diagnostiek en de behandeling zijn in een
eerste aanzet in kaart gebracht. Momenteel probeert men
met name bij andere rassen met een vergelijkbare patho-
logie de theorie van de occipitale hypoplasie/te kleine
fossa caudalis te onderzoeken. Voor wat betreft de behan-
deling zijn er nu twee prospectieve studies gaande: een

voor wat betreft de chirurgie (dr Nick Jeffrey - Univer-
siteit van Cambridge) en een voor de medicamenteuze
behandeling (dr Clare Rusbridge - London). Het mole-
culair onderzoek wordt voorgezet door het Canadese
centrum voor hersenziekten Notre Dame Hospital en de
Universiteit van Cambridge.

dankzegging

Dit proefschrift kwam onder andere tot stand dankzij de
inzet van diverse hondeneigenaren en fokkers.

literatuur

1. Cappello R and Rusbridge C. Report from the Chiari-Like Malforma-
tion and Syringomyelia Working Group round table. Vet Surg 2007,36
(5):509-5I2.

2. Chiari H. Ueber Veränderungen des Kleinhirns infolge von Hydrocep-
halie des Grosshirns. Dtsch Med Wochenschrift 1891:42:1171-1175.

3. Malik R, Hunt GB and Allan GS. Prevalence of mitral valve insuffi-
ciency in cavalier King Charies spaniels. Vet Ree 1992:4; 130(14):
302-303.

4. Rusbridge C. Persistent scratching in Cavalier King Charles spaniels.
Vet Ree 1997; 141(7): 179.

5. Rusbridge C. Primary secretory otitis media in Cavalier King Charles
spaniels. J Small Anim Pract 2004; 45 (4): 222.

6. Rusbridge C. Neurological diseases of the Cavalier King Charles
spaniel. I Small Anim Pract 2005; 46 (6): 265-272.

7. Rusbridge C. Chiari-like malformation and Syringomyelia in the
Cavalier King Charies Spaniel. Proefschrift Universiteit Utrecht 2007.

8. Rusbridge C. Chiari-like malformation with syringomyelia in the
Cavalier King Charles spaniel: long-term outcome after surgical
management. Vet Surg 2007; 36 (5): 396-405.

9. Rusbridge C, Carruthers H, Dube MP, Holmes M and Jeffery ND.
Syringomyelia in cavalier King Charies spaniels: the relationship
between syrinx dimensions and pain. J Small Anim Pract 2007; 48 (8):

432-436-

10. Rusbridge C, Greitz D, Iskandar BJ. Syringomyelia: current concepts in
pathogenesis, diagnosis, and treatment. J Vet Intern Med 2006; 20 (3):

469-479-

11. Rusbridge C. Jeffery ND. Pathophysiology and treatment of neuropa-
thic pain associated with syringomyelia. Vet J 2008 Feb; 175(2):
164-72.

12. Rusbridge C, Knowler P Rouleau GA, Minassian BA and Rothuizen J.
Inherited occipital hypoplasia/syringomyelia in the cavalier King
Charies spaniel: experiences in setting up a woridwide
dna collection.
I Hered 2005; 96 (7): 745-749-

13. Rusbridge C and Knowler SP Hereditary aspects of occipital bone
hypoplasia and syringomyelia (Chiari type I malformation) in
cavalier King Charies spaniels. Vet Ree 2003:153 (4): 107-112.

14. Rusbridge C and Knowler SP Inheritance of occipital bone hypoplasia
(Chiari type 1 malformation) in Cavalier King Charles Spaniels. J Vet
Intern Med 2004; 18 (5): 673-678.

15. Rusbridge C, MacSweeny JE, Davies JV, Chandler K, Fitzmaurice SN,
Dennis R, et al. Syringohydromyelia in Cavalier King Charies spaniels.
J Am Anim Hosp Assoc 2000; 36(1): 34-41.

16. Swift S. The problem of inherited diseases. 5: Valvular disease in
Cavalier King Charles spaniels. J Small Anim Pract 1996; 37(10):
505-506.

-ocr page 201-

Nutritionele behandeling bij

Overgevoeligheid van de huid en

het maagdarmkanaa

YOUR
CONFIDENCE, "
OUR
FOCUS

,1

j

fe^*

^TTf /

m

ATOPISCHE DERMATITIS:

Significante verbetering van CADESI en pruritus scores.
Superieure resultaten in vergelijking met twee andere veterinaire
hypoallergene diëten.\'

ZELFBEREID DIEET:

Significant betere resultaten met Dermatosis Vis & Aardappel dan het zelfbereide
dieet op basis van vis en aardappel bij atopische honden.^

PERIANALE FISTEL:

Succesvolle behandeling bestaande uit chirurgie langdurige dieetaanpassing.
Aanzienlijk minder complicaties in vergelijking met eerdere onderzoeksresultaten.^

SOOge

1. The efficacy of commercially available veterinary diets recommended for dogs with atopic dermatitis. Glos K, Linek M, Loewenstein C, Mayer U, Mueller R.
Journal of Veterinary Dermatology 2008; 19: 280-287

2. Efficacy of an essential fatty aci ƒ enriched diet in managing canine atopic dermatitis: a randomized, single-blinded, cross over study. Bensignor E, Morgan DM
and NuttallT. Journal ofVeterinary Dermatology 2008; 19: 156-162

3. Long-term evaluation of canine perianal fistulae disease treated with exclusive fish and potato diet and surgical excision. Lombardi RL & Marino DJ. JAAHA
2008; 44: 302-307

xpertise, Practicality, Results

-ocr page 202-

\\/irL>^c:

ANIMAL HEALTH

NIEUW

füUJjVlAJCen
ontwormingstabletten

• smakelijk

• gemakkelijk

veilig

/ ■ Ji -isasaacar.

Eraquell TaJa

-ocr page 203-

Paard in \'t
bakkie?

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een dierenarts verricht een aankoop-
keuring, doet klinisch en rönt-
genologisch onderzoek, maar
verzuimt \'kissing spines\', enkele
andere orthopedische onregelmatig-
heden en een luchtzuigoperatie te
vermelden op het keuringsformulier.
Gezien de eisen die aan een paarden-
keuring worden gesteld, is het kat in
\'t bakkie, toch? Niet dus. Het Veteri-
nair Beroepscollege vindt dat aan de
verantwoordelijkheid van een
dierenarts ergens een einde komt.

rugge*spraak

De aspirant eigenaresse van een paard
wil het dier op hoog niveau in de
dressuur uitbrengen. Als ze een paard
op het oog heeft, merkt ze dat hij wat
\'stug onder het zadel\' is. Via haar eigen
(buitenlandse) dierenarts vraagt ze aan
de keuringsdierenarts wat extra foto\'s
van de rug te maken, zodat haar eigen
dierenarts die kan beoordelen. De
röntgenfoto\'s wijzen uit dat de ruggen-
wervels van het paard wel enige
uitsteeksels vertonen, maar niet
zodanig dat daar enige klinische
betekenis aan moet worden toegekend,
zeker niet nu de berijder van het paard
verklaart dat het paard zeer geschikt is
voor dressuur op hoog niveau. De koper
vraagt de dierenarts ook om mogelijke
stalondeugden te onderzoeken. De
dierenarts neemt geen afwijkend
gedrag waar, maar wel een litteken ter
hoogte van de keel. Hij schrijft in het
keuringsrapport bij het onderdeel
stalondeugden: \'surgery performed\'.
Waarom dat litteken er zit, weet hij
natuurhjk ook niet. Al met al geeft hij
een positief aankoopadvies en de
aspirant koper besluit tot aankoop over
te gaan. Kort daarna laat ze nog weten
dat het paard het goed maakt, maar niet
veel later ontdekt ze dat het paard niet
alleen \'kissing spines\' heeft, maar ook
nog artrose in de halswervels, een

afwijkende stand van één van de benen
en dat het een luchtzuigoperatie heeft
ondergaan. Alles bij elkaar is het paard
ongeschikt voor de ruitersport.

uitstekend

Omdat over de beenstand, de hals-
wervels en de luchtzuigoperatie geen
duidelijke feiten op tafel liggen, spitst
de tuchtzaak zich toe op de vraag of
doornuitsteeksels in de ruggenwervels
van het paard reden hadden moeten
zijn om geen positief aankoopadvies te
geven. Dat is een lastige vraag, want
ook een specialist uit Utrecht verklaart
na bestudering van de foto\'s dat het
röntgenologisch beeld overeenkwam
met dat van een milde vorm van
\'overriding/kissing spines\' en dat het
beeld kan passen bij een toevals-
bevinding zonder klinische betekenis.
De conditie van de rug had een posirief
aankoopadvies niet in de weg hoeven
staan. Toch vindt het Tuchtcollege dat
de dierenarts een waarschuwing
verdient, omdat er wel botsclerose van
doornuitsteeksels zichtbaar is en de
afstanden kleiner zijn dan normaal.
Dat kan een aanwijzing zijn voor
\'kissing spines\' en de keuringsdieren-
arts moet deze aanwijzing dan altijd
nog vermelden op het keuringsrapport,
bijvoorbeeld onder het kopje \'other
radiological examinations\'. Tenslotte
moeten diergeneeskundige verkla-
ringen volledig en betrouwbaar zijn,
aldus het Tuchtcollege.

opgezadeld

De dierenarts gaat in beroep tegen de
waarschuwing. Eerst moet hij zonder
opgaaf van redenen extra foto\'s maken.

wat hij braaf doet. Er waren geen
klinische verschijnselen en geen
redenen om die te vermoeden; had hij
dan een risico op \'kissing spines\' in een
keuringsrapport moeten vermelden?
Dan kun je wel aan de gang blijven. Het
Beroepscollege wil het belang van een
goed keuringsrapport zeker niet
ondermijnen. Een juist en volledig
keuringsrapport is de basis voor
veterinair verantwoord gebruik van het
dier Volgens het Beroepscollege heeft
de dierenarts dit belang echter niet
geschaad. Er waren geen aanwijzingen
voor klinische verschijnselen en de
koper heeft alleen aangegeven dat ze
extra foto\'s van de rug wilde, maar niet
waarom. Zou de koper ondubbelzinnig
en verifieerbaar hebben verwezen naar
fysieke omstandigheden, of had het
paard khnische verschijnselen ver-
toond, dan had het anders gelegen. Met
andere woorden: voor de keuringsdie-
renarts is er geen reden om meer te
doen dan alleen het maken en afleveren
van de gevraagde foto\'s, zolang degene
die belang heeft bij de keuring, niet
concreet aangeeft dat het paard
lichamelijke hinder ondervindt, dat er
daarom een vermoeden van een
afwijking is en dat daar specifiek
aandacht aan moet worden besteed.

Kort en goed: het Beroepscollege
maakt de waarschuwing ongedaan en
verklaart de klacht alsnog ongegrond.
Dat legt een zwaardere verantwoorde-
lijkheid bij degene die een paard wil
kopen, maar misschien wordt de
keuringsdierenarts hierdoor juist met
meer in plaats van met minder twijfel
opgezadeld.

-ocr page 204-

Frauke Ohl, Ludo }. Hellebrekers

Ondanks alle aandacht die het
onderwerp dierenwelzijn recent
krijgt zowel binnen de veterinaire
beroepsgroep als in het maat-
schappelijke en politieke krachten-
veld, blijft de vraag wat welzijn
eigenlijk is, een onderwerp van
discussie.

Dierenwelzijn wordt vaak negatief
gedefinieerd: welzijn is dan de
afwezigheid van een aangetast
welzijn. Deze definitie gaat terug op
een van eerste pogingen om welzijn
wetenschappelijk onderbouwd te
definiëren. Door de Brambell-
commissie zijn in 1965 de vrijheden
geformuleerd (i) met de aanname dat
dierenwelzijn was gediend als:

- dieren gevrijwaard zijn van
honger, dorst of onjuiste voeding;

- dieren gevrijwaard zijn van
thermaal en fysiek ongerief;

- dieren gevrijwaard zijn van pijn,
verwonding of ziekten;

- dieren gevrijwaard zijn van angst
en chronische stress;

- dieren vrij zijn om een normaal,
soorteigen gedragspatroon te
vertonen.

Vier van deze vijf vrijheden zijn
geformuleerd vanuit de optiek dat
het ontbreken van \'onwelzijn\' bete-
kent dat er een toestand van welzijn
bestaat. Ook de Nederlandse overheid
onderschrijft deze visie: het ministerie
van
LNV noemt in haar Nota Dieren-
welzijn (2) de vijf vrijheden \'para-
meters voor een goed dierenwelzijn\'.

Het positieve aspect van welzijn
(u;e/zijn) blijft in deze en vergelijkbare
definities en concepten veelal buiten
beschouwing. Later werd daarom
geprobeerd om welzijn op een meer
positieve manier te benaderen (3):
"Well-being is ordinarily used to refer
to the presence of positive feelings
and experiences (4,5), not simply the
absence of suffering." En verder: "In
fact, the approach advocated by
Duncan (6,7) that welfare is about
both positive and negative feelings
and thus the satisfaction of desires
and wants (which he defines as
cognitive representations of needs),
has opened the door to the considera-
tion of the broader quality of life
issues discussed in this article."

De meest recente ontwikkeling zet
een belangrijke stap door de perceptie
van het dier zelf te betrekken bij
welzijnsconcepten: "Dierenwelzijn is
de kwaliteit van het leven zoals die
door het dier zelf ervaren wordt" (8).
Dergelijke concepten houden reke-
ning met de veranderende weten-
schappelijke en maatschappelijke
inzichten over het bewustzijn van
dieren. Deze gaan er vandaag de dag
vanuit dat (gewervelde, maar deels
ook ongewervelde) dieren emoties
niet alleen acuut beleven, maar deze
ook relateren aan contexten en
ervaringen en, afhankelijk daarvan,
een bepaald emotioneel aanpassings-
vermogen hebben (9).

het diergeneeskundige

concept \'dierenwelzijn\'

Welzijn van dieren is een begrip dat
zich net als gezondheid, milieu of
veiligheid op verschillende niveaus
laat definiëren (10). De diergenees-
kunde benadert dierenwelzijn vanuit
een (patho)biologisch perspectief (het
continuüm van gezond en ziek) in
relatie tot ethische waarden en
normen, zoals het erkennen van een
intrinsieke waarde van dieren. Het
diergeneeskundige welzijnsconcept
beschouwt welzijn dan ook als een
interne toestand die door het individu
zelf als positief wordt ervaren. Een
individu dat zijn subjectieve interne
toestand als negatief ervaart, verkeert
dus in een staat van niet-welzijn
(slecht welzijn is terminologisch een
contradictie, maar net zoals slechte
gezondheid gebruikelijk).

\'Dierenwelzijn\' - De dier-
geneeskundige positie

definitie

Een individu verkeert in een
staat van welzijn als het in staat
is zich actief aan te passen aan
zijn levensomstandigheden en
daarmee een toestand te bereiken
die het individu als positief
ervaart.

dierenwelzijn

Als het aanpassingsvermogen wordt
overschreden, wordt het welzijn
aangetast. (De ontwikkeling van
biologisch niet zinvol (pathologisch)
gedrag wordt hierbij niet als aan-
passing verstaan: stereotiep gedrag is
bijvoorbeeld een pathologische
\'aanpassing\' op omstandigheden, die
het aanpassingsvermogen van het
individu overschrijden.)

De objectiveerbare component van
het aanpassingvermogen van een
individu is zijn biologisch functio-
neren binnen een bepaalde context.
Naast het fysiologisch gezond zijn, is
een belangrijke indicator voor het
functioneren van een dier het vertonen
van natuurlijk gedrag. Voor gedomesti-
ceerde diersoorten (en -rassen) kan het
echter problematisch zijn het \'natuur-
lijk\' gedrag vast te leggen, omdat het
corresponderende wildtype niet
noodzakelijk een referentie vormt.
Stam- en rasspecifieke kennis is
onmisbaar voor een betrouwbare
beoordeling. Niet objectiveerbaar is de
beoordeling van de welzijnstoestand
door het individu zelf als \'goed\' of \'wel\'.
In deze zin is \'welzijn\' als beoordeling
van het eigen biologisch functioneren
dan ook niet objectief meetbaar Wel
kan een welzijnstoestand kwantitatief
en kwalitatief worden beoordeeld op
basis van bepaalde indicatoren.

beoordeling van welzijn

Voor de beoordeling van welzijn dient
een verschil te worden gemaakt
tussen een acute situatie en de
langetermijnsituatie van een individu.

Voor de acute situatie zijn de vijf
vrijheden een goede richtlijn: als een
individu vrij is van negatieve prikkels
en zijn natuurlijk gedrag kan uitoefe-
nen, kan zijn acute toestand als \'wel\'
worden ingeschat.

-ocr page 205-

Voor de langetermijnsituatie geldt
echter dat het beleven van negatieve
ervaringen het aanpassingvermogen
van een individu alleen overschrijdt
als deze niet door positieve ervaringen
worden gecompenseerd (een hond die
eens per dag wordt gevoed, ervaart wel
degelijk honger, maar weet dat hij
gevoed zal worden: zijn algemene
welzijnstoestand kan zonder meer
onaangetast zijn).

Kwalitatief kan de toestand van
welzijn uiteindelijk alleen door het
individu zelf worden beoordeeld. We
gaan ervan uit dat dieren hun eigen
welzijnstoestand waarnemen en
beoordelen (in de zin van \'als positief/
negatief ervaren\'). De mens kan
informatie over deze beoordeling
alleen indirect verkrijgen: de interne
(emotionele) toestand van een dier
vertaalt zich terug in de interactie van
het dier met zijn omgeving. Afhanke-
lijk van zijn interne toestand zal een
dier zijn reactie op de omgeving
variëren. Deze variatie kan worden
gezien als indicatief voor de interne
toestand (welzijn) van een individu
mits (individuele) normaalwaarden
bekend zijn (bijvoorbeeld: het
natuurlijke gedrag van een hond die
in een nieuwe omgeving terecht komt,
is exploratiegedrag; een hond die in
een negatieve welzijnstoestand
verkeert, zal hiervan afwijkend gedrag
vertonen, zoals passief of defensief
gedrag).

de dierenarts als

welzijnsadviseur

Om het welzijn van dieren te bevorde-
ren is het informatieniveau van de
primair verantwoordelijke dierhouder
van cruciaal belang. Omdat bijna
iedere dierhouder regelmatig contact
heeft met een dierenarts, heeft
laatstgenoemde een belangrijke rol als
welzijnsadviseur De faculteit Dierge-
neeskunde (fD) en de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde (
knmvd) achten het
daarom ook belangrijk dat dieren-
artsen voorzien zijn, dan wel worden
voorzien, van \'up-to-date\' kennis op
het gebied van dierenwelzijn. Het
onderwerp dierenwelzijn krijgt
daarom niet alleen meer aandacht in
de nieuwe \'Bachelor-Master\'-opleiding
van de fD maar de fD en de
knmvd
zullen in de nabije toekomst ook
aanvullende en verdiepende oplei-
dingen en cursussen op dit gebied
aanbieden.

Dierenwelzijn in de diergenees-
kundige praktijk kent veel vormen en
kan aan de orde komen op verschil-
lende momenten in de discussie
tussen dierenarts en dierhouder
Bijvoorbeeld:

- Behandelingsmogelijkheden bij
gezelschapsdieren: bijna alles is
mogelijk, maar is ook alles wense-
lijk? Eigenaren willen vaak weten
of een moeilijke behandeling, zoals
het behandelen van kanker met
chemotherapie, ethisch verant-
woord is ten opzichte van het
welzijn van het dier Hoe kan de
dierenarts meehelpen de nodige
afweging ten aanzien van het
welzijn van het dier te maken?

- De discussie over verschillende
trainingsmethodes in de paarden-
sport. Bestaat er zoiets als de \'happy
athlete\'? Kun je welzijn, in de vorm
van natuurlijk gedrag, meenemen
in keuringen? Hoe doe je dat?

- Boeren willen vaak best iets doen
voor het welzijn van de dieren
maar weten soms niet precies wat
er mogelijk is. Hoe verhoudt
bijvoorbeeld de huisvesting van
melkvee zich tot het voorkomen
van klauwproblemen, en daarmee
tot dierenwelzijn? In welke mate
zijn hier oplossingen te realiseren
die zowel gezondheid en welzijn
als bedrijfseconomie onder-
steunen?

Vanuit zijn/haar specifieke expertise
kan de dierenarts op het gebied van
dierenwelzijn een belangrijke bijdrage
leveren. Om toekomstige dierenartsen
optimaal erop voor te bereiden het
welzijn van dieren te kunnen bewa-
ken en bevorderen, richt het nieuwe
onderwijsprogramma van de fD zich
op de volgende kerncompetenties:

- De dierenarts is bekend met
verschillende dierenwelzijn-
concepten;

- Naast het herkennen van
welzijnsmisstanden kan een

dierenarts ook adviseren hoe de
welzijnstoestand kan worden
bevorderd om zo uiteindelijk een
positieve toestand van het dier te
bereiken;

- De dierenarts beschikt over
kennis ten aanzien van de wette-
lijke en de maatschappelijke
context van dierenwelzijn;

- De dierenarts neemt een stand-
punt in met betrekking tot
dierenwelzijn en kan dit standpunt
wetenschappelijk onderbouwen en
in het dagelijks maatschappelijk
verkeer communiceren.

literatuur

1. Brambell Committee (Report), HC Deb 15
December
1965 vol 722 CC279-80W.

2. Nota Dierenwelzijn (2007), Ministerie lnv,
oktober 2007.

3. Mech, J.A, Duncan, l.j.H. Poultry Welfare in
North America: Opportunities and
Challenges. Poultry Science
1998:77; 1783
■ 1765.

3. Myers, D.G. The pursuit of happiness: Who is
happy-and why. New York: William Morrow.
Myers, D. G., & Diener, E.
1995.

4. Tannenbaum, J. Ethics and animal welfare:
The inextricable connection, journal of the
American Veterinary Medical Association
1991; 198:1360-1376

5. Duncan, J.H. Welfare is to do with what
animals feel. J. Agric. Environ. Ethics.
1993; 6
Suppl. 2:8-14.

6. Duncan, l.J.H. Animal welfare defined in
terms of feelings. Acta Agriculturae
Scandinavica. Section A. Animal Science.
Supplementum (Denmark),
1996.

7. Bracke, M.B.M, Spruijt B.M., Metz J.H.M.
Overall welfare reviewed. Part 3: Welfare
assessment based on needs and supported by
expert opinion. Netherlands Journal of
Agricultural Science
1999; 47; 307-322.

8. Ohl E, Arndt S.S. and van der Staay EJ.
Pathological anxiety in animals, The
Veterinary Journal.
2008; 175.

9. Stafleu, ER., Grommers, EJ. and Vorsten-
bosch, J. Animal welfare; evolution and
erosion of a moral concept. Anim. Welfare
1996:5:225-234.

Frauke Ohl namens het Platform
Diergeneeskunde en Samenleving, te
weten: N. Endenburg, H. Vaarkamp, L.J.
Hellebrekers, P. van Beukelen, J. Rothui-
zen, EJ. van Sluijs, J.A. Stegeman, J. van
Putten, F. van Knapen, J.B. Helms, A.
Grone, ELB. Meijboom, A.A. Freriks, A.
Barneveld, J.H.M. Verheijden, A. Pijpers.
Ludo J. Hellebrekers is voorzitter van de
knmvd.

-ocr page 206-

AJ. van Doom

U bent het ongetwijfeld in uw
praktijk tegenkomen: dieren die niet
goed worden verzorgd en die worden
verwaarloosd of zelfs mishandeld.
Het welzijn van dieren en hun
bescherming heeft de laatste jaren
steeds meer aandacht gekregen bij
de burgers, maar ook bij de overheid.
Hoe zit dat en wat kunt u doen?

Vaak kopen mensen gezelschaps-
dieren impulsief, zonder na te denken
over de gevolgen van de aankoop, de
specifieke eisen van de diersoort en de
herkomst ervan. Malafide dieren-
handelaars spelen daar handig op in
en verdienen zo veel geld. Ook het
welzijn van de landbouwhuisdieren is
niet altijd in orde.

signaleren dierverwaarlozing

Het welzijn van landbouwhuisdieren,
gezelschapsdieren en dieren in
dierentuinen wordt beschermd door
de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren. Deze wet verbiedt handelingen
die het welzijn en de gezondheid van
dieren onnodig aantasten. Overtre-
dingen worden dan ook streng beboet.

De dierenarts kan de verwaarlozing
van dieren signaleren. Daarnaast is hij
op grond van de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde ver-
plicht een dier in nood helpen. Wie
het gevoel heeft, of bewijs, dat het
welzijn niet in orde is, moet dit
melden bij de inspectie. Dat is van het
grootste belang voor het dier. Ook met
het schrijven van goede dierenarts-
verklaringen ondersteunt de dieren-
arts concreet het werk van de inspec-
tie.

dienst regelingen

Sinds 2008 is het niet langer alleen de
rechter die sancties oplegt bij over-
treding van dierenwelzijn, maar is dat
ook de overheid. De handhaving is
daarmee veranderd: naast strafrecht
geldt ook bestuursrecht. Concreet
betekent dit dat de Dienst Regelingen,
de uitvoeringsorganisatie van het
ministerie van
lnv, gemachtigd is om
sancties op te leggen. De inspecties
worden uitgevoerd door de Algemene
Inspectiedienst (
aid) en de Landelijke
inspectiedienst Dierenbescherming
(lid). Wanneer deze een overtreding
van het dierenwelzijn signaleren
-soms in samenwerking met een
dierenarts- nemen zij contact op met

Een dier in nood: overtreders
streng aangepakt

gwwd

Het welzijn van dieren wordt
beschermd door de Gezondheids-
en welzijnswet voor dieren, de
gwwd:

- Dierenmishandeling: het is
verboden dieren zonder redelijk
doel pijn of letsel toe te brengen
en de gezondheid en het welzijn
van dieren te benadelen. Dit is
een handelingsvergrijp. Het
verbod is zowel van toepassing
op gehouden als op niet gehou-
den dieren.

- Verboden handelingen: een
aantal handelingen met dieren
zijn per definitie verboden, zoals
een hond als trekkracht gebrui-
ken zonder daar een ontheffing
voor te hebben. Dit is een
overtreding.

- Zorgverlening: iedereen heeft
de plicht hulpbehoevende dieren
zorg te verlenen. Doet men dit
niet, dan is men in overtreding.

- Zorgplicht: houders van dieren
zijn verplicht hun dieren te
verzorgen (water, voedsel,
huisvesting, medische zorg).
Doen ze dit niet, dan is dit een
nalatingsvergrijp.

(artikel 36 lid 1,2 en 3 en artikel
37).

Dienst Regelingen. In nauw onderling
overleg wordt vervolgens besloten wat
de beste aanpak is om de situatie van
de dieren te herstellen: eerst een
vooraankondiging aan de houder, of
het dier/de dieren direct in bewaring
nemen. De dieren gaan in het laatste
geval naar een opvangadres.

hoge kosten

In de meeste gevallen krijgt de
overtreder eerst een vooraankondi-
ging. Daarin staan de maatregelen die
hij of zij moet nemen om de situatie te
herstellen. Ook de termijn waar-
binnen dat moet gebeuren, staat erin:
bijvoorbeeld de huisvesting repareren
of schoonmaken, of een bezoek
brengen aan de dierenarts. Is de
termijn afgelopen, dan volgt opnieuw
een controle. Als de situatie niet
hersteld is, kan Dienst Regelingen de

-ocr page 207-

overtreder dwingen actie te onder-
nemen met een last onder bestuurs-
dwang. De kosten van het herstel
worden dan doorberekend aan de
overtreder In plaats van een last onder
bestuursdwang kan ook een last onder
dwangsom worden opgelegd. Neemt
de overtreder binnen een bepaalde
termijn geen of niet voldoende
maatregelen, dan kost dat hem of haar
een grote som geld. Wanneer de dieren
in bewaring worden genomen,
worden ook de herstelkosten en de
verzorgingskosten doorberekend aan
de overtreder

scherpe blik

Het welzijn van dieren is belangrijk.
Is de situatie niet in orde, dan moet die
zo snel mogelijk worden hersteld.
Mensen die het niet precies nemen
met het welzijn van hun dieren,
worden daarom aangepakt. De
scherpe blik van een dierenarts is
daarbij vaak de eerste stap.

A.J. van Doorn is werkzaam bij de
dienst Regelingen van het ministerie
van
lnv.

Voor meer informatie over de
bescherming van het welzijn van
dieren kunt u terecht bij het
lnv-Loket: (0800)22 333 22 (ter
attentie van A.J. van Doorn,
afdeling handhaving
gwwd, op
werkdagen tussen 8.30 en 16.30
uur).

De faculteit Diergeneeskunde vraagt
om materialen voor onderzoek naar
de rol van het pantrope caniene
coronavirus bij het voorkomen van
ernstige acute hemorrhagische
diarree bij pups.

Bij de hond beperkt een caniene
coronavirusinfecrie zich doorgaans tot
milde, zelflimiterende gastro-intesri-
nale klachten. In enkele landen is
echter sinds enkele jaren sprake van
uitbraken van het zogenoemde
pantrope caniene coronavirus. Dit
zijn ernstige, systemisch verlopende
infecties bij jonge pups die zich
manifesteren als acute, ernstige
bloederige diarree en sterfte. Het
ziektebeeld lijkt op dat van \'parvo\'.
Het is echter opvallend dat de parvo-
test bij deze dieren negatief uitvalt en
dat bij deze dieren uit meerdere
organen een canien coronavirus is
geïsoleerd. Het lijkt er dus op dat het
relatief onschuldige enterale corona-
virus bij de hond is gemuteerd tot een
variant die een systemische infectie
kan veroorzaken. Omdat deze infecties
potentieel dodelijk verlopen en ook
nog eens zeer besmettelijk zijn, is het
belangrijk dat we snel inzicht krijgen
in de mate waarin deze infecties
voorkomen in Europa. Hiertoe is het
internationale \'Pantropic ccv Surveil-
lance Program\' opgezet, waaraan ook
het departement Infectieziekten en

Immunologie van de faculteit Dier-
geneeskunde meewerkt.

welke dieren?

In het kader van dit onderzoek naar
het voorkomen van het pantrope
caniene coronavirus zoekt de faculteit
pups die voldoen aan het merendeel
van de volgende criteria:

- tussen de één en zes maanden oud;

- klinische verschijnselen:

koorts (39,5 tot 40 graden
Celsius); lethargie; anorexie;
braken; hemorrhagische diarree;
eventueel neurologische
symptomen (ataxie, toevallen);
sterfte.

- leukopenic;

- parvotest negatief.

wat is er nodig?

Voor dit onderzoek heeft de faculteit de
volgende materialen nodig: rectale of
fecale swabs (droge swabs) en/of
fecesmonsters (in faecespotje); weefsel-
materiaal: long, lever, milt, nier,
mesenteriale lymfknopen, dunne darm.

Weefselmateriaal is voor dit
onderzoek belangrijk omdat de
uiteindelijke diagnose \'pantrope
ccv-infectie\' is gebaseerd op het
aantonen van het virus in de feces,
maar ook in diverse inwendige
organen. Indien de eigenaar toestem-
ming geeft tot sectie, wordt de pup na
overlijden/euthanasie liefst dezelfde
dag nog aangeleverd op de faculteit.
Cosmetische sectie is mogelijk. Indien
mogelijk wordt een afspraak voor
transport gemaakt een dag voordat de
pup wordt geëuthanaseerd. Dit in
verband met de transportkosten. Als
de pup is overleden, moet hij gekoeld
bewaard worden, in afwachting van de
komst van een koerier Het beste is de
pup geheel nat te maken, alvorens het
dier in de koeling te bewaren.

Onderzoek naar infectie met
caniene coronavirus

zending materialen

Transport dient te worden geregeld in
overleg met onderstaande contact-
personen; de kosten van transport zijn
voor rekening van de faculteit. Indien
gewenst kan de hond door de afdeling
pathologie naar het crematorium
worden verstuurd. De eventuele
crematie moet de eigenaar zelf betalen.
Als het niet mogelijk is de hond ter
secrie aan te bieden, krijgen dieren-
artsen het verzoek contact op te nemen
met de faculteit voor verder overleg.
Voor verzending moet contact worden
opgenomen met de afdeling Virologie,
departement Infectieziekten en
Immunologie, op telefoonnummer
(030) 2532 485. De contactpersonen bij
de faculteit zijn: dr Herman Egberink
(direct nummer: (030) 2532 487), dr
Esther Wissink (direct nummer:
(030) 2532 486) en Mirjam Duijvestijn,
afdeling Klinische Infectiologie (direct
nummer: (030) 25 31121). Het aflever-
adres is: faculteit Diergeneeskunde,
departement Infectieziekten en
Immunologie, afdeling Virologie, ter
attentie van dr Herman Egberink,
Yalelaan i, 3584
cl Utrecht.

-ocr page 208-

Ingezonden

reactie oostvaardersplassen

De heer Cornelissen schrijft in het tvd
van juli/augustus dat het dagelijks
monitoren en doden van dieren door
Staatsbosbeheer veel onnodig lijden
voorkomt. Ik ben met hem eens dat
het lijden van de dieren die worden
doodgeschoten, snel beëindigd wordt.
Het impliceert echter niet dat de
dieren die niet door Staatsbosbeheer
worden doodgeschoten, niet ernstig
lijden. Dit blijkt wel uit het bijgevoeg-
de beslisschema dat is opgesteld door
Staatsbosbeheer en als leidraad dient
voor het wel of niet afschieten van
dieren. Als je in het beslisschema als
dier een kruisje krijgt, is je lot vrij
duidelijk. Als Staatsbosbeheer je een
\'smiley\' toekent, wordt je niet afge-
schoten en mag je blijven leven. Maar
of je dan daadwerkelijk \'happy\' bent?
Als je van Staatsbosbeheer namelijk
een \'smiley\' krijgt, ben je als in het
wild levend dier tot op drie meter
benaderbaar, heb je een conditiescore
van 2, maar kunt je nog wel een beetje
wegstrompelen van de Staatsbos-
beheerman met geweer Deze kijkt in
zijn beslisschema en kent je zo een
\'smiley\' toe. De vraag is nu of je als
hongerend dier niet beter stil had
kunnen blijven staan om zo een
verlossende kogel te krijgen. Nu moet
je nog een aantal dagen wachten tot je

van hongersnood zo bent verzwakt,
dat je bij benadering tot op drie meter
niet meer weg kunt strompelen en je
in het beslisschema een kruisje haalt
en uit je lijden verlost wordt. Ik kan
als dierenarts echter niet verdedigen
dat de dieren voorzien van \'smileys\'
niet lijden.

Ik ben blij dat de commissie ethiek
van de
knmvd zich opnieuw over deze
kwestie zal buigen. Wellicht komt de
commissie echter opnieuw tot de
conclusie dat er bij de werkwijze van
Staatsbosbeheer geen onnodig lijden
optreedt. Dan zou het bijgevoegde
beslisschema misschien ook een mooi
hulpmiddel zijn voor de veehouders
in den lande, om te beslissen wanneer
een dier ernstig begint te lijden en
door de dierenarts moet worden
ge-euthanaseerd. Ik betwijfel of ik het
als dierenarts aan de
aid zal kunnen
verkopen dat een koe met conditie-
score 2 die nog wegstrompelt als je in
de buurt komt, niet ernstig lijdt. Ik
ben benieuwd wat de commissie
ethiek te zeggen heeft over deze
handelswijze van Staatbosbeheer

Verder geeft dhr Ormel in het tvd
van 15 augustus aan dat er in de
afgelopen winter 325 van de 4030
dieren zijn gestorven. Dit is ten dele
waar Het betreft de sterftecijfers van
i januari 2009 tot i maart 2009,
oftewel drie maanden. De sterftecijfers
van de winter van eind 2008 (waarin
we konden schaatsen) zijn hierin
echter niet meegenomen. Ik heb dit
ook aangekaart bij dhr Atsma,
voorzitter van de vaste commisie voor
landbouw, natuur en voedselkwaliteit,
waaraan de minister de sterftecijfers
in de Oostvaardersplassen heeft
gevraagd. Staatsbosbeheer heeft zelf
het aantal van 1200 gestorven dieren
op een populatie van 3500 naar buiten
gebracht. Ik denk dat dit getal meer in
de buurt van de waarheid komt. Het
betekent een sterfte van een derde deel
van de populatie door verhongering,
wat de omvang van dit probleem op
treffende wijze aanduidt.

Met vriendelijke groet,

Michiel Albers

-ocr page 209-

Met

Metacam®

wint

iedereen

Geneesmiddel voor
ontstekingsremming
en pijnstilling bij
bewegingsproblemen

• Snel en effectief

• Eenmaaldaags

• Smakelijke siroop

• Gemakkelijk over het voer

• Nauwkeurig te doseren

Metacam

werkt eenvoudig!

Boehringer
lil \\v Ingelheim

Productnaam: Metacam", suspensie voor oraal gebruik. Werkzaam bestanddeel: Per mll5 mg meloxicam in naar honing smakende suspensie. Indicatie; Verlichting van ontsteking en
pijn m zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Doeldier: Paard. Contra-indicatie; Niet gebruiken bii drachtige of melkgevende merries. Niet voor gebruik
bij dieren die li|den aan gastro-intestinale afwijkingen zoals irritatie en bloedingen, verminderde lever-, hart- of nierfunctie en stollingsstoornissen. Niet gebruiken bij overgevoeligheid
voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. Niet gebruiken bij paarden ionger dan 6 weken. Belangrijke waarschuwingen: Behandeling staken als biiwerkingen
voorkomen en een dierenarts moeten worden geraadpleegd. Vermijd het gebruik bij gedehydrateerde, hypovolemische of hypotensieve dieren; in deze gevallen is er een potentieel
nsico op nefrotoxiciteit. Bijwerkingen: Individuele gevallen van bijwerkingen, die kenmerkend zijn voor NSAID s. zijn waargenomen tijdens klinisch onderzoek (lichte urticaria diarree)
Dosenng: 0.6 mg per kg lichaamsgewicht (overeenkomend met 1 ml/25 kg), éénmaal per dag. tot maximaal 14 dagen. Registratienummer: REG NL 10180, Wachttijd: (orgaan)vlees- 3
dagen. Kanahsatiestatus: URA. Verdere informatie is verkrijgbaar bij: Boehringer Ingelheim bv / Postbus 8037,1802 KA Alkmaar / Telefoon; 072-5662411 / Fax: 072-5643213 / E-mail-
vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com/Internet: www.boehringer-ingelheim.nl

-ocr page 210-

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek

Chemopreventie helpt kanker bij honden
voorkomen

Johan Klein Haneveld

Bij ongeveer één op de drie honden
wordt kanker vastgesteld. Tumoren
zijn verantwoordelijk voor de helft
van alle sterfgevallen bij honden
ouder dan tien jaar. Vaak is er op het
gebied van behandeling bij honden
niet veel meer mogelijk dan pijn-
bestrijding, dus bestaat er behoefte
aan andere manieren om de over-
leving van honden te bevorderen.
Voorkomen is ook op dit gebied
beter dan genezen.

Om het ontstaan van kanker tegen te
gaan, kan men gebruik maken van
zogenoemde chemopreventieve
middelen (niet te verwarren met
chemotherapie, wat gericht is op de
behandeling). Deze middelen zouden
niet alleen bij mensen, maar ook bij
honden met een verhoogde kans op
kanker, kunnen helpen klinische
ziekte en sterfte te verminderen. In
een uitgebreid overzichtsartikel zetten
onderzoekers van de University of
Tennessee uit Knoxville, Verenigde
Staten, uiteen wat er tot nu toe bekend
is over de mogelijkheden van chemo-
preventie bij honden (i).

tijdschriftenbibligtheek
De volledige artikelen waarnaar
wordt verwezen in de hier
gepubliceerde referaten, zijn voor
leden van de groepen van de
KNMVD gratis toegankelijk via de
tijdschriftenbibliotheek, te
vinden op de
knmvd-website
(www.knmvd.nl). De tijd-
schriftenbibiliotheek bevat
28 veterinaire tijdschriften van
over de hele wereld. Daarmee
komt het modernste weten-
schappelijke onderzoek voor de
dierenarts binnen handbereik.

nsaids

Tot de meest veelbelovende middelen
met een preventieve werking tegen
kanker horen de
nsaids. Bij mensen
bieden deze ontstekingsremmers
bescherming tegen darmkanker, en in
mindere mate tegen borstkanker en
longkanker. Wat
nsaids op molecu-
lair niveau teweegbrengen bij honden
en of ze effectief zijn tegen kanker is
nog niet onomstreden vastgesteld. De
belangrijkste manier waarop
nsaids
werken, is door het remmen van de
cyclo-oxygenase-enzymencox-i en
cox
-2. cox-2 komt in de meeste
weefsels laag tot expressie, maar
wordt meer gevormd onder invloed
van factoren die betrokken zijn bij
ontstekingen en in sommige tumoren.
Muizen waarbij het cox
-2-gen inactief
was gemaakt, hadden minder last van
bepaalde soorten kanker Vergelijk-
bare experimenten met cox-i-defi-
ciënte muizen en cox-i-specifieke
nsaids suggereren dat ook de rem-
ming van dit enzym effectief is tegen
kanker De remming van de cox-
eiwitten leidt tot een verminderde
productie van Prostaglandines. Er zijn
vier receptoren bekend voor
Prosta-
glandine E. Vooral de receptor ep2 is
belangrijk bij de tumorontwikkeling.
De manier waarop Prostaglandine
wordt gevormd, komt sterk overeen
tussen honden, muizen en mensen,
dus is het logisch om te verwachten
dat de preventieve werking bij honden
niet anders is dan bij mensen. Piroxi-
cam is bijvoorbeeld getest bij honden
met een natuurlijk optredende
blaascarcinoom, wat in twaalf van de
achttien gevallen leidde tot het
kleiner worden of verdwijnen van de
tumor Ook lipoxygenase (
lox) zou
een rol spelen bij verschillende
soorten kanker Er worden nu midde-
len ontwikkeld en getest die zowel de
cox-enzymen remmen als
lox. De
andere manieren waarop
nsaids
invloed hebben op het ontstaan van
kanker, zijn nog niet allemaal goed in
kaart gebracht. Het zogenoemde
nsaid-geactiveerde gen i (nac-r) is
bijvoorbeeld geassocieerd met
ontstekingsprocessen en kanker, maar
welke rol het precies speelt wordt nog
steeds onderzocht. De schrijvers
hebben recent het
nac-r-gen van
honden geïdentificeerd. Het lijkt zeer
sterk op dat van mensen en muizen.
Verder wordt de activiteit van
n ag-i
bij honden door verschillende nsaids
gestimuleerd. Een ander gen dat door
nsaids wordt geïnduceerd, is Early
Growth Response
-i (egr i), dat
functioneert als tumorsuppressor
Het artikel waarschuwt dat vooral bij
cox
-2-remmers nog steeds een
toegenomen risico bestaat op bloe-
dingen en andere complicaties in de
slokdarm en de maag.

ppar7-bindende stoffen

Andere stoffen die de kans op het
ontstaan van kanker verminderen,
zijn de factoren die binden aan de
receptor ppARy. De receptoren uit de
ppAR-groep bevinden zich in de
celkern en beïnvloeden daar de
gentranscriptie. ppARyis aangetoond
in meerdere gezonde weefsels, zoals
borstweefsel, de dikke darm, longen,
eierstokken en de placenta, en
bevordert daar de ontwikkeling van
cellen naar hun uiteindelijke stadium.
Het heeft ook een ontstekingsrem-
mende invloed. ppARykomt veel tot
expressie in een grote variëteit aan
kankercellijnen. Als stoffen worden
toegevoegd die de receptor activeren
(agonisten), sterven de cellen af en
wordt de groei geremd. Wetenschap-
pers onderzoeken of deze middelen
kunnen worden gebruikt om kanker
te voorkomen of te behandelen. Er
wordt bijvoorbeeld veel verwacht van
een nieuwe klasse thiazolidenedio-
nen, die onder andere effectief zijn
tegen diabetes type
2. Honden
beschikken over alle drie de
ppar-

-ocr page 211-

vormen. De auteurs hebben aan-
getoond dat de
ppARy-agonist rosigli-
tazon in een osteosarcoomcellijn van
een hond leidt tot de activering van
genen die betrokken zijn bij gepro-
grammeerde celdood.

voedsel

Wat mensen en dieren eten heeft grote
effecten op de gezondheid en ook op
het ontstaan van kanker. Zo verhoogt
overgewicht zowel bij mensen als bij
honden de kans op tumoren en dus
kan men kanker al voorkomen door
een gezond gewicht te handhaven.
Een derde van alle sterfte als gevolg
van kanker zou kunnen worden
voorkomen door dieetmaatregelen.
Bij mensen is al aangetoond dat
consumptie van bepaalde werkzame
stoffen uit planten (fytochemicaliën)
de incidentie van kanker vermindert.
Bij honden laten sommige van deze
stoffen, bijvoorbeeld resveatrol,
indol-verbindingen, genisteine en
6-gingerol, een vergelijkbare biolo-
gische beschikbaarheid zien als bij
mensen. Het lijkt erop dat het belang-
rijkste effect van deze bestanddelen
ligt in het induceren van geprogram-
meerde celdood en het stilzetten van
de celcyclus. Dit geldt ook voor de
catechines uit groene thee. Er zijn
echter geen studies bekend naar de
effecten van groene thee-bestanddelen
op kanker bij honden.

Geconjugeerd linolzuur remt de
groei van menselijke kankercellen
(darmkanker, borstkanker en mela-
noom) en chemisch geïnduceerde
kanker bij dieren. Het heeft onder
andere effect op de cox-2-expressie.
Ook de meervoudig onverzadigde
vetzuren hebben een gunstig effect op
het optreden van kanker De voor-
delen van de verstrekking van
omega-3 meervoudig onverzadigde
vetzuren bij mensen zijn al veel
onderzocht. Dit heeft ertoe geleid dat
sommige diervoederfabrikanten deze
stoffen toevoegen aan hun producten.

Van vitamine D is ten slotte bekend
dat het een remmend effect heeft op
het ontstaan van tumoren. De
vitamine D-receptor komt voor in
bijna alle weefsels. Uit onderzoek
blijkt dat vitamine D beschermt tegen
dikke darm- en rectale kanker Er
bestaan ook veel laboratoriumaan-
wijzigen voor een verband tussen
vitamine D-inname en een lager risico
op borstkanker, maar hiervoor bestaat
geen epidemiologisch bewijs. Ook de
associatie tussen vitamine D en
prostaatkanker is nog niet helder Bij
honden remde calcitriol (dat de
vitamine D-receptor activeert) de groei
van verschillende kankercellijnen.

Veterinair onderzoek naar de
kankerremmende werking van
voedingsbestandsdelen bij huisdieren
bevindt zich al met al nog maar in het
eerste stadium. Sommige van deze
stoffen worden al wel in de markt
gezet als alternatieve kankerthera-
pieën voor honden. Omdat weten-
schappelijke onderbouwing ont-
breekt, kunnen de auteurs deze
middelen echter nog niet aanbevelen.

literatuur

I. Baek SJ, McEntee MF and Legendre AM.
Review Paper: Cancer Chemopreventive
Compounds and Canine Cancer. Vet Pathol
2009;46:576-588.

Schokgolftherapie geeft kans op herste\'.
"Deesbeschadigingen

Om op niveau te kunnen functio-
neren, zijn sportpaarden afhanke-
lijk van gezonde pezen. Blessures
kunnen leiden tot slepende pro-
blemen. Een behandeling die vaak
wordt toegepast, maakt gebruik van
geconcentreerde schokgolven. Nu
blijkt uit onderzoek dat hierdoor
de afbraak en mogelijk het herstel
van de collageenstructuur wordt
gestimuleerd. Het blijft wel zaak
op te passen voor beschadiging van
gezond weefsel.

Peesaandoeningen komen veel voor
bij zowel menselijke atleten als
sportpaarden. Deze blessures genezen
langzaam en vaak herstelt de normale
weefselstructuur niet volledig.

Daarom wordt er voortdurend
onderzoek gedaan naar nieuwe
behandelmethodes die mogelijk
sneller of groter effect hebben.

schokgolftherapie

Een van de nieuwe technieken is de
uitwendige schokgolftherapie
(\'extracorporeal shock wave therapy\',
eswt). Bij deze behandeling worden
geconcentreerde drukgolven geprodu-
ceerd. De golven geven hun energie af
bij overgangen tussen verschillende
weefsels en hierbij ontstaan microsco-
pische gasbelletjes in vloeistoffen. Als
deze belletjes dichtklappen komt
energie vrij, waardoor verschillende
effecten optreden in het behandelde
weefsel. De precieze effecten hiervan

-ocr page 212-

zijn niet bekend, maar zowel in de
humane als in de veterinaire praktijk
zijn veelbelovende resultaten geboekt
met
eswt. Na een eswt-behandeling
van pezen bhjkt onder andere het
metabohsme van de peescellen te zijn
toegenomen net als de productie van
verschillende groeifactoren. Er zijn na
toepassing echter ook negatieve
effecten waargenomen, zoals geruptu-
reerde pezen.

Om een goede afweging te kunnen
maken ten aanzien van het gebruik
van deze therapie is het belangrijk dat
we meer weten over de effecten in
zowel zieke als gezonde pezen. Zo is er
reden om aan te nemen dat biomecha-
nische factoren zoals de mate van
belasting tijdens een behandeling van
een pees de reactie op een stimulus
zoals een schokgolf beïnvloeden. Bij
laboratoriumstudies wordt
eswt
meestal toegepast onder narcose, maar
bij de behandeling van paarden
worden de pezen meestal belast.
Onderzoekers uit Utrecht en Rotter-
dam ontdekten dat
eswt bij gezonde
pony\'s leidt tot afbraak van collageen
op de korte termijn en op langere
termijn tot tekenen van collageen-
herstel (i). Dit zou chronische
afwijkingen in de pees kunnen helpen
verminderen, maar blootstelling van
gezond weefsel aan drukgolven moet
worden voorkomen.

veranderingen in de pezen

De studie werd uitgevoerd bij zes
mannelijke Shetlandpony\'s zonder
verschijnselen van kreupelheid en
met normale pezen. De pony\'s kregen
kalmeringsmiddelen en vervolgens
werd ESWT toegepast op twee pezen in
één voorbeen. Als energiesetting werd
gekozen voor 0,14 milhjoule per
vierkante millimeter en er werden 600
schokken toegediend. Deze instelling
komt overeen met die van normale
behandelingen bij mensen en bij
paarden. Het been aan de andere zijde
bleef onbehandeld. Na zes weken
werden twee andere pezen in het-
zelfde been behandeld. Er bestaan
biomechanische en biochemische
verschillen tussen de verschillende
pezen, maar dit bleek de effecten van
eswt niet te beïnvloeden. De onder-
zoekers zagen geen veranderingen in
gedrag of eetlust. Ook was er geen
teken van kreupelheid, maar wel twee
tot drie dagen lang een milde zwelling
en gevoeligheid bij palpatie van de
oppervlakkige buigpees.

Drie uur na de laatste behandeling
werden de dieren geëuthanaseerd en
namen de wetenschappers monsters
van de behandelde pezen en de
controlepezen. Op het oog vertoonden
de pezen geen grote verschillen, maar
bij microscopisch onderzoek vond
men afwijkingen in de behandelde
pezen, zoals een onregelmatige
verspreiding van de peescellen, met
grote kernen, verlies van het gebruike-
lijke golfpatroon van het collageen en
een afgenomen organisatie van de
vezels. De zogenoemde histomorfo-
logische score (een score voor de
toestand van het weefsel) was voor
alle behandelde pezen (behalve de
oppervlakkige buigpees) significant
hoger dan voor de controles. Dit was
dus ook zes weken na de toediening
van de drukgolven nog het geval, wat
de onderzoekers niet hadden ver-
wacht. Zowel drie uur als zes weken
na de behandeling was er geen
verschil in het totale collageengehalte
van de pezen. De onderzoekers wijzen
erop dat dit niet noodzakelijk een
normale functionaliteit impliceert.
Drie uur na de
eswt was het percen-
tage afgebroken collageen significant
toegenomen in vergelijking met de
controlepezen. Het is onwaarschijnlijk
dat dit het gevolg is van directe fysieke
schade. De gebruikte meetmethode
herkent namelijk alleen enzymatisch
afgebroken collageen. In eerdere
studies hebben wetenschappers
beschreven dat beschadigingen van de
pees leiden tot de directe activering
van enzymen die collageen afbreken
(collagenase). Na zes weken was het
percentage afgebroken collageen weer
afgenomen. Dit wijst er waarschijnlijk
op dat het beschadigde collageen in de
tussentijd werd vervangen door nieuw
gevormd collageen.

De onderzoekers keken ook nog
naar de mate waarin enkele genen die
betrokken zijn bij de collageenhuis-
houding, in de betreffende pezen tot
expressie kwamen. Het
m m p 3-gen was
drie uur na de therapie significant
minder actief, terwijl zowel
coli als
M M p 14 na zes weken significant meer
tot expressie kwamen. MMPr3 was op
beide tijdspunten actiever, maar dit
verschil was niet significant. De
toename van
coli stemt overeen met
het door de auteurs vermoedde
toegenomen collageenmetabolisme.
MMP3 codeert voor een product dat
een groot aantal substraten klieft en
andere
mmps activeert. Het is bekend
dat een lagere expressie van MMP3 op
genniveau gepaard kan gaan met een
toegenomen enzymatische activiteit.
In deze studie is de daadwerkelijke
activiteit van de enzymen echter niet
gemeten. MMPr3enMMPr4 spelen
beide een rol in de remodellering van
peesweefsel.

goed blijven opletten

Volgens de auteurs veroorzaakt zelfs
een in vergelijking lage blootstelling
aan geconcentreerde drukgolven
duidelijke veranderingen in gezonde
pezen. De afbraak en opbouw
(\'turnover\') van de collageenstructuur
lijkt toegenomen te zijn. Dit zou een
gunstig effect kunnen hebben op
chronische peesafwijkingen, doordat
het inferieure littekenweefsel kans
krijgt te herstellen. De onderzoekers
waarschuwen voor oplettendheid als
niet beschadigd weefsel aan
eswt
wordt blootgesteld. Ze achten het
verstandig inspanning van behan-
delde paarden te beperken om verdere
schade te voorkomen. Om meer te
kunnen zeggen over de veiligheid en
effectiviteit van deze behandeling
moet onderzoek worden gedaan naar
het langetermijneffect van
eswt op de
biomechanische eigenschappen van
de pees en de
mmp-activiteit.

literatuur

I. Bosch G, De Mos M, Van Binsbergen R, Van
Schie HTM. Van de Lest CHA and Van
Weeren PR. The effect of focused extracorpo-
real shock wave therapy on collagen matrix
and gene expression in normal tendons and
hgaments. Equine vet. J. 2009; 41:335-341.

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur bij het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.
Lees de volledige artikelen via de
online tijdschriftenbibliotheek.

-ocr page 213-

Onze lange termijn
oplossing voor
gewrichtsproblem^n

Hill\'s Prescription Diet j/(r ^^

Klinisch bewezen de mobiliteit te verbeteren in slechts 21 dagen*

• Hoge gehalten aan omega-3 vetzuren en de juiste omega-3 :
omega-6 verhouding verzachten de weefsels rondom de gewrichten

• EPA (Canine j/d), een specifiek type omega-3 vetzuur, matigt het
effect van kraakbeenvernietigende enzymen

• Hoog gehalte aan DHA (Feline j/d), het specifieke vetzuur dat het
gezonde kraakbeen bij katten helpt te behouden

• Een gecontroleerd caloriegehalte en toegevoegd L-carnitine
helpt een gezond gewicht te behouden

en spierweefsel op te bouwen ^^^^

Vraag uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er
om meer informatie of bel gratis met de
Hill\'s Veterinary Helpline 0800-0222466

j/d

www.hillspetmobility.com

-ocr page 214-

Marijn Poldermans

Een jaar geleden schreven Marijn
Poldermans en Maarten Fokker in
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
over hun verwachtingen ten
aanzien van de studie en het beroep.
In deze editie kijken ze na een jaar
terug op hun ervaringen. Wat is er
uitgekomen van hun verwachtin-
gen? Marijn Poldermans ontdekte
dat ze alle richtingen eigenlijk wel
interessant vindt, en dat stelt haar
voor een dilemma.

hoe beviel dat nu, een jaar

diergeneeskunde studeren?

Het afgelopen jaar als diergenees-
kundestudent heb ik zonder meer als
positief ervaren. Vanaf het begin
hadden we veel werkcolleges en
practica waardoor we meteen
gedwongen werden zelf na te denken
over verschillende casuïstieken. Het
was vanaf dag één gelijk meer dan
alleen maar uit de boeken lezen.

en het leven als student?

Dat beviel ontzettend goed! Binnen en
buiten de faculteit Diergeneeskunde
worden veel verschillende dingen
georganiseerd waardoor je je geen
moment hoeft te vervelen. Hierdoor
ontstond - zeker bij mij- vaak
studieontwijkend gedrag, terwijl soms
toch ook echt dagen in de bibhotheek
achter de boeken moesten worden
doorgebracht.

wat beviel je het best?

Inhoudelijk vond ik de studie nog
interessanter dan ik had gedacht. Ik
dacht dat ik er zeker in het eerste jaar
tegen aan zou lopen dat alles abstract
en op celniveau zou zijn, en dat ik
moeite zou hebben al die chemische
processen te begrijpen. Doordat er zo\'n
goede afwisseling was met de praktijk
en door de \'hands-on\'-colleges vond ik
het juist heel interessant om alles ook
op de kleine schaal van de cel te
kunnen begrijpen en van daaruit beter
te begrijpen hoe dat zich dan op een
hoger niveau kon ontwikkelen in het
dier

wat viel er tegen?

Het intensieve programma viel me
tegen. Doordat er veel (verplichte)
colleges zijn, krijg je heel snel een \'9 tot
5\'-mentaliteit, terwijl je daarbuiten ook
nog veel zelfstudie moet doen. Daar-
naast zijn er door het jaar heen weinig
vrije dagen, zodat je niet echt op adem
kunt komen na bijvoorbeeld een vak te
hebben afgerond. Hiertegenover stond
wel meteen dat ik er met mijn studie-
ontwijkende gedrag minder makkelijk
onderuit kon komen. Dit had dus ook
een positieve invloed!

Alle richtingen interessant

alleen beter gaan begrijpen hoe het in
deze wereld allemaal in elkaar zit.
Mijn beeld van dierenarts is dus niet
veranderd.

zijn er dingen die echt
anders zijn dan je
verwachte? zo ja, wat?

Ik ben eigenlijk zonder vastomlijnde
verwachtingen aan diergeneeskunde
begonnen. Ik had in Nieuw-Zeeland en
Engeland al met dieren gewerkt, dus
had ik al wel een bepaald beeld
gevormd voordat ik aan de studie
begon. Ik heb toen ook veel met
dierenartsen samengewerkt, waardoor
ik een duidelijk beeld had van het vak.
De studie wijkt hier niet vanaf

hoe kijk je als kandidaatlid
aan tegen de knmvd?

Ik heb het afgelopen jaar met veel
plezier het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
gelezen. Verder heb ik me eerlijk
gezegd niet echt verdiept in het
knmvd.

ben je nog steeds van plan
om veearts te worden en
waarom?

Nee. Doordat we het afgelopen jaar
kennis konden maken met alle drie de
richtingen van de studie diergenees-
kunde ben ik er achtergekomen dat de
richting landbouwhuisdieren voor mij
te beperkt is. Ik vind van alle drie de
richtingen bepaalde aspecten leuk, ze
spreken mij dus allemaal op een
andere manier aan. Maar doordat ik
decentraal ben geselecteerd, zit ik vast
aan de richting landbouwhuisdieren.
Ik ben er het afgelopen jaar echter
achtergekomen dat ik me daar nu nog
niet op wil vastleggen. Hoe ik die
beslissing verder ga invullen, is mij
nog niet geheel duidelijk. Dat is iets
waarover ik de komende tijd zal
moeten gaan denken.

-ocr page 215-

Na één jaar diergeneeskunde

Maarten Fokker

Een jaar geleden stond in dit
tijdschrift ook een stukje van mijn
hand. Daarin schreef ik hoe ik
aankeek tegen de studie Diergenees-
kunde die ik dat jaar zou beginnen.
Nu is het dus tijd voor een evaluatie
van de studie en het studentenleven.

Allereerst moet ik even kwijt dat ik
diergeneeskunde echt een topstudie
vind. Nog geen moment in het
afgelopen studiejaar heb ik getwijfeld
aan mijn keuze. Je leert zo ontzettend
veel over de dieren: hoe het er bij de
dieren van binnen uitziet en hoe alles
werkt op allerlei niveaus. Wel heb ik
soms het gevoel dat ik dat nooit
allemaal kan onthouden. Dat gevoel is
waarschijnlijk terecht, want ik heb
van meerdere medestudenten gehoord
dat ze het niet zien zitten alle feitjes te
onthouden. Dat zal echter ook niet
noodzakelijk zijn. De voorspellingen
dat het een drukke tijd voor me zou
worden, zijn uitgekomen. Diergenees-
kunde is druk, maar je moet je daarbij
wel realiseren dat je na afloop uitein-
delijk ook écht iets kunt en weet.
Daarbij komt dat het niet alleen maar
keihard studeren is bij diergeneeskun-
de. Ook voor de gezelligheid kun je
prima terecht bij diergeneeskunde.
Dat kan bijvoorbeeld op de vele
feestjes en avonden die worden
georganiseerd, maar tijdens, voor en
na college kan het ook heel gezellig
zijn. Tussen twee hoorcolleges in haal
ik bijvoorbeeld vaak een bakje koffie
in de veefokkerskamer. Daar zit altijd
wel iemand om even mee te kletsen. Je
kunt op die momenten natuurlijk ook
met iemand van je eigen jaar even de
wel eens bureaucratisch te werk en
dat ligt mij niet zo goed. Dat er op
professioneel gedrag gelet wordt, vind
ik trouwens helemaal geen slecht
ding.

docent of de stof van het college
bespreken.

niet hetzelfde

Eén van de vele voordelen van
diergeneeskunde is dat we niet een
vast weekrooster hebben. Dat vind fk
tenminste fijn. Zo is niet iedere week
hetzelfde en lijken de dagen allemaal
apart. Je loopt wel het risico dat
sommige weken heel druk zijn, maar
je hebt er soms ook een rustige week
tussendoor.

Een aspect van de studie dat me
tegenviel, is het bijhouden van je
portfolio. In je portfolio houdt je alle
opdrachten bij die te maken hebben
met professioneel gedrag in het kader
van \'evidence based veterinary
medicine\' oftewel \'beter onderbouwd
beslissen\' (
bob). Hierbij gaat men nog

Ik zag de dierenarts altijd als
iemand die de patiënt onderzocht en
dan ook echt wist wat het probleem
was. Soms gaat dat ook daadwerkelijk
zo, maar tijdens je studie kom je er wel
achter dat het ook vaak van alles kan
zijn, waarbij je dan de meest waar-
schijnlijke diagnose gebruikt voor de
behandeling.

organisatie

Wat betreft de knmvd heb ik eigenlijk
nog niet zoveel te vertellen. Ik vind
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde-wel
erg interessant en ook de actuele
stukken lees ik met veel plezier, maar
verder merkte ik als eerstejaars nog
weinig van de
knmvd. Misschien dat
deze organisatie in de latere jaren en
vooral tijdens de beroepsuitoefening
een grotere rol gaat spelen, maar dat is
nog even afwachten. Wat die uitoefe-
ning van het beroep betreft: ik ben
nog steeds van plan om veearts te
worden! In het eerste studiejaar kom
je met alle gebieden binnen de
Diergeneeskunde in aanraking en dan
kun in verwarring raken over welk
vakgebied je het mooist vindt. Het kan
echter ook zó uitpakken dat je
versterkt wordt in je keuze. Dit laatste
was bij mij het geval, al zie ik ook
zeker de charmes van bijvoorbeeld de
gezelschapsdieren. Maar in welk
gebied van de dierengeneeskunde je
ook aan het werk bent, het is altijd
mooi. Want Diergeneeskunde is mooi!

Maarten Fokker is student diergenees-
kunde.

-ocr page 216-

Curalis biedt helpende hand

bij ondernemerschap en bedrijfsvoering

Weer dierenarts zijn!

Menig dierenarts ervaart dat het vak steeds meer onder druk
komt te staan. Niet zelden droogt de liefde voor het vak zelfs
helemaal op. Een groot deel van de tijd is hij/zij immers belast
met het draaiend houden van de praktijk. Daarbij staat het
rendement vaak onder druk. Logisch dat steeds minder jonge
dierenartsen kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap.

Curalis een antwoord voor dierenartsen

Curalis Is een antwoord op de situatie waarin veel dierenklinie-
ken zich vandaag de dag bevinden. Curalis is in 2005 gestart
door twee dierenartsen en twee bedrijfskundigen die samen
een ruime ervaring In praktijken en bedrijfsleven hebben. In de
aanloop hebben zij een breed platform gevormd van partners
op het gebied van accountancy, automatisering, juridische
zaken, marketing en communicatie, assurantiën, inkoop, en nog
vele anderen. Samen met deze partners is Curalis in staat om
op efficiënte wijze een groot aantal praktijken te ondersteunen
en te faciliteren. Uitgegaan wordt van een groeiscenario van 10
klinieken per jaar.

"Ik ben vooral
dierenarts; al
het overige is
verplichte kost."

"Zorgverlening is waar ons team goed in is. Maar ook preventief
onderzoek in de breedste zin van het woord. Door de uitgebrei-
de dienstverlening, het extra veel tijd en aandacht geven aan
onze patiënten en cliënten en het actief deelnemen aan nascho-
lingsactiviteiten, staan secundaire taken continu onder druk. De
daadkrachtige ondersteuning van Curalis levert mij tijd op. Zo kan
ik me weer richten op vakinhoudelijke verdieping, me bezinnen
op uitbreiding van onze diensten en meer tijdsbesteding aan de
patiënten. Dat is een meerwaarde voor onze cliënten. De admini-
stratieve ondersteuning van Curalis was voor mij persoonlijk
direct voelbaar toen mijn administratie onder de loep genomen
werd. Verwerking van de maand-, kwartaal- en jaarcijfers is veel
sneller dan ik gewend was. Dat geeft inzicht. Als ondernemer
moet je vooruit kunnen kijken met actuele gegevens. Daar speelt
Curalis een belangrijke uitvoerende en informerende rol bij."

Henk Wolthuis, dierenarts in Arnhem

Curalis platform

Curalis heeft samen met haar ICT-partner, Novulo, Cura»com,
een eigen webbased software ontwikkeld. Hierin is de bedrijfs-
kundige en veterinaire workflow synergistisch opgenomen. Ken-
merkend voor Cura*com is dat de eigen kliniekprocessen ge-
stroomlijnd, geregistreerd en gedocumenteerd worden. Vanuit
Cura*com wordt vervolgens de bedrijfskundige administratie
gevoed. Hierdoor is het mogelijk actuele informatie te verkrijgen
over de gebruikte productiemiddelen en de resultaten daarvan.
Voor optimale efficiëntie verbindt Cura*com alle deelnemers
van het Curalis platform. Zo kan continu en eenvoudig onder-
linge communicatie, benchmarking en ondersteuning gereali-
seerd worden.

"Ik was me aan het bezinnen op de toekomst van mijn praktijk.
Mijn financieel adviseur raadde me aan met Curalis te gaan praten,
omdat Curalis ondersteuning biedt bij élle ondernemersvraagstuk-
ken. Ik was meteen enthousiast. Curalis ondersteunt me inmiddels
volledig en helpt bij de onderhandelingen met gemeente en aan-
nemer in verband met de realisatie van nieuwbouw. Curalis zet met
mij de grote lijnen uit. Ik ben geen geboren ondernemer; ik ben
dierenarts en wil zo veel mogelijk met de dieren bezig zijn. Het
concept van Curalis is uniek; dat mag je als dierenarts niet missen!"

Ed Prüst, dierenarts in Lelystad

"Ik zag direct
voordeel in
een groep
mensen die
meedenkt.\'

Samenwerken en ontzorgen

Dat zijn kernwaarden van Curalis. Wanneer een praktijk zich
aansluit, worden eerst alle werkprocessen doorgelicht en ge-
optimaliseerd. Efficiency en tijdwinst zijn zodoende direct merk-
baar. Naast het verzorgen van de boekhouding biedt Curalis
ondersteuning op personeelsgebied, opzet en onderhoud van
website, nieuwsbrieven, software, juridische en vaktechnische
ondersteuning. In 2007 is de samenwerking gestart met een
aantal belangrijke leveranciers op het gebied van medicatie,
voeding, instrumentarium en diagnostiek waardoor niet alleen
inkoopvoordelen behaald zijn maar juist ook nieuwe vormen
van dienstverlening zijn ontwikkeld.

"In een eenmanspraktijk ben je alleen baas. Ik zag direct voordeel
in een groep mensen die met mij meedenkt, de markt mee in de
gaten houdt, ontwikkelingen filtert en voor een vangnet zorgt bij
ziekte of arbeidsongeschiktheid. Letterlijk ontzorgen. Bovendien
ben ik eens gaan rekenen. Al op de middellange termijn levert de
samenwerking met Curalis me rendement op. Bovendien werkt
Curalis mee aan de ontwikkeling van nieuwe diensten. Juist die
extra diensten zijn goed voor de profilering van mijn praktijk."

Peter Henk Gijsman, dierenarts in Culemborg

Curalisconcept in de praktijk bewezen

Gedurende een periode van ruim twee jaar heeft Curalis samen
met zes dierenklinieken haar concepten in de praktijk getest,
uigebouwd en verder geperfectioneerd. Na afronding van deze
pilotfase en de introductie van Cura*com kan zij haar groei nu
versnellen. Het veranderende veterinaire speelveld vraagt om
samenwerking. Klinieken, die geloven in het brede rendement
hiervan, vinden een waardevolle partner in Curalis. •

"Fijn dat er nu een
organisatie is die
samenhangend advies
verleent en actief helpt
bij de implementatie
van veranderingen."

fii

l

Hëifk Wolthuis

c u r A L

Voor meer informatie: www.curalis.nl/dierenarts

-ocr page 217-

Hoe vergaat het de studenten bij de ulp?

Marieke Veldman

Per I april 2009 is de Universitaire
Landbouwhuisdieren Praktijk van
start gegaan. De studenten die
onderwijs volgen bij de
ulp, draaien
er mee in de praktijk. Ondertussen
is de
ulp vijf maanden verder. Tijd
om de studenten eens te vragen hoe
het hen vergaat.

"Ik vond het naast enorm leerzaam
ook ontzettend leuk." Aan het woord
is Vivianne Beeks, vijfdejaars student.
"Voor mijn uniforme coschappen heb
ik drie weken stage gelopen bij de
ulp.
Het voelde een beetje alsof je van je
hobby je werkt maakt! Docenten zoals

Dick Scholten kun je beschouwen als
wandelende encyclopedie. Met hun
jarenlange ervaring en boeiende
anekdotes dragen zij bij aan een
leeromgeving waarbij je gewoon graag
wil leren."

Jos van Arkel, vijfdejaarsstudent,
unicoschap Herkauwer, valt haar bij:
"Ik zie de
ulp als beschermde echte
praktijk. Na een aantal dagen kunnen
veel handelingen door de student
worden uitgevoerd. Omdat je vaak één
op één met een dierenarts meegaat,
merk je dat de
ulp echt een goede
afspiegeling is van de werkelijkheid.
De onderwijssetting beperkt zich
meer en meer tot de gesprekken in de
bedrijfsauto. Het is dus een goede
leeromgeving!"

leerervaring

"Het belangrijkste wat ik heb geleerd,"
zegt Suzanne de Boer, vijfdejaars
unicoschap, "is dat er meer komt
kijken bij het vak van dierenarts dan
alleen het onderzoeken van de dieren
en ze proberen te helpen. Er moet ook
geld verdiend worden: door de dieren-
arts maar ook door de veehouders."

Sjoerd Bruil, vijfdejaars uniforme
coschappen, is blij: "Je mag alles wat je
de eerste vier jaar hebt geleerd,
eindelijk in praktijk brengen. Daar-
naast is er meer patiëntenaanbod en
de
ulp werkt met een commerciële
achtergrond waardoor je een realisti-
scher beeld krijgt van je latere beroep."

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knm vd !

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naarhelpdesk@knmvd.nl
Of hel met de telefonische helpdesk: (030) 63 48 ggg
(bereikbaar op werkdagen van og.00 uur-12.00 uur).

praktijkdruk

"Het is goed om een keer mee te
maken hoe het werkt in de praktijk",
vertelt Vivianne. "Omdat er veel tijd
werd uitgetrokken per bedrijf of dier,
en er toch een standaard aantal
afspraken per dag afgehandeld moet
worden, waren de werktijden lang.
Om half acht \'s morgens vertrekt de
bus van de universiteit naar Harmeien
en twaalf uur later ben je pas weer
thuis. Met huiswerk, voorbereidings-
werk voor de volgende dag en het
opfrissen van weggezakte kennis
worden de spaarzame vrije uurtjes
opgevuld. De tijd gaat dan erg snel."

verwachtingen

Vivianne: "De docenten in de ulp
moeten gelijke verwachtingen hebben
van een student wat betreft huiswerk
en praktische vaardigheden en
eenzelfde protocol volgen bij prak-
tische vaardigheden." Jos: "Er zijn
inderdaad nog best een paar start-
problemen, dat moet echt worden
verbeterd. Daarentegen is hier nu voor
elk studiepad een uitstekende
gelegenheid om kennis te maken met
de sector en de echte praktijkwereld,
iets heel anders dan de intramurale
weken."

Marieke Veldman is communicatie-
adviseur bij de faculteit Diergenees-
kunde.

-ocr page 218-

Marieke Veldman

Op I september 2007 is de bachelor
Diergeneeskunde van de faculteit
Diergeneeskunde van start gegaan.
De volgende stap is dat in september
2010 de eerste studenten starten met
hun master Diergeneeskunde. De
faculteit is hard aan het werk om
het onderwijsprogramma op te
zetten, vertelt Wim Kremer, hoog-
leraar Gezondheidszorg Landbouw-
huisdieren in het bijzonder onder-
wijs en voorzitter van de commissie
die de blauwdruk voor de nieuwe
master heeft geschreven.

In de Europese Unie is in de zogeheten
\'Bologna-agreement\' afgesproken dat
alle landen overgaan op een \'bachelor-
master\'-structuur Het uiteindelijke
doel hiervan is dat studies beter met
elkaar kunnen worden vergeleken en
dat de mobiliteit van de studenten
tussen de lidstaten toeneemt. "Voor de
opleiding Diergeneeskunde betekent
dit concreet dat onze studenten eerst
de bachelor volgen, een soort voor-
opleiding voor de master", begint
Wim Kremer "Na deze drie jaar volgt
de master De meeste studenten zullen
kiezen voor de master Diergenees-
kunde, maar de student kan ook
overstappen naar masteropleidingen
bij Biologie, Farmacie of andere
gerelateerde studies." Volgend jaar
september komen dus al de eerste
masterstudenten Diergeneeskunde.
Kremer: "Aangezien het ontwikkelen
van zo\'n master veel denkwerk en
voorbereidingen vergt, zijn we nu
voor de verschillende afstudeerrich-
tingen met Master Ontwikkel Com-
missies aan het werk om het onder-
wijsprogramma te ontwikkelen."

verschillen

Nog niet zo lang geleden is het
Curriculum 2001 (C2001) van start
gegaan. Nu volgt er weer een nieuw
curriculum. De laatste drie jaar wordt
nu \'master\' genoemd. "We kunnen de
master zien als een opvolging van het
C2001", legt Kremer uit. "Eigenlijk is
het verschil met het vorige curricu-
lum terug te brengen tot twee belang-
rijke peilers: inhoudelijke vernieu-
wing van het onderwijs en een nieuwe
didactische aanpak waarmee we
voortbouwen op de aanpak tijdens
C2001." De kern van de opleiding blijft
natuurlijk het verwerven van kennis
en inzicht op het gebied van zieke en
gezonde dieren en dierlijke productie.
"Maar daarnaast moeten onze studen-
ten deze kennis en kunde ook kunnen
toepassen binnen de context waarin
een dierenarts zijn werk doet",
vervolgt Kremer "De maatschappij en
het beroepsveld stellen steeds nieuwe,
hoge eisen, dus wordt er veel gevraagd
van onze dierenartsen. Wij moeten als
opleiding ervoor zorgen dat de
studenten op deze vragen voorbereid
zijn." Een goed voorbeeld is volgens
Kremer het rapport \'Zichtbaar beter\'
van de Raad voor Dieraangelegen-
heden. "Dit betreft een maatschappe-
lijke discussie waarin de beroepsgroep
de hoofdrol speelt. In het onderwijs
vragen wij input en de mening van
onze studenten Landbouwhuisdieren,
Gezelschapsdieren en Paard. Wij
proberen hen zoveel mogelijk zelf
actief over dit soort vraagstukken te
laten nadenken."

Master Diergeneeskunde past in
onderwi j s vernieuwing

werkplaatsleren

In de masterfase zullen de studenten
vanuit een ander perspectief gaan
studeren. Kremer: "We noemen dit
\'werkplaatsleren\'. Bij deze vorm
worden de studenten al in een vroeg
stadium van de opleiding geconfron-
teerd met patiënten en reële dier-
geneeskundige problemen. Doordat ze
theorie en praktijk tegelijkertijd
aangeboden krijgen, zullen de
studenten gemotiveerder zijn.
Daarnaast hebben we nu een moderne
wijze van toetsing en beoordehng, en
begeleiden we studenten anders. We
leggen de verantwoordelijkheid voor
het leerproces nu veel meer bij de
student zelf Natuurlijk houden wij
wel een vinger aan de pols. Andere
belangrijke aandachtspunten zijn het
\'analytisch-wetenschappelijk- denken\'
en \'professioneel gedrag\'."

-ocr page 219-

eigen verantwoordelijkheid

De eigen verantwoordelijkheid komt
ook naar voren bij de programma-
indeling van een student. "De master
Diergeneeskunde bestaat uit het
vierde, vijfde en zesde jaar van de
studie", verklaart Kremer. "Studenten
kiezen in het \'bachelor-master\'-
systeem pas bij de aanvang van de
master hun afstudeerrichting (Land-
bouwhuisdieren, Gezelschapsdieren
of Paard)." Alleen de decentraal
geselecteerde studenten zitten in die
fase al aan hun keuze vast. Kremer:
"Naarmate de master vordert, volgt
voor de studenten de verdieping in
kennis en inzicht in de verschillende
onderdelen. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan het extern onderwijs, waar wij in
de master zwaar op inzetten."

middelen

Kremer blijft kritische geluiden vanuit
het beroepsveld over de opleiding
verwelkomen. "Ik waardeer de nieuws-
gierigheid van het beroepsveld naar de
opleiding enorm. Daardoor blijven we
scherp en blijven we vernieuwen." Zelf
is hij behoorlijk trots op de tot nu toe
gerealiseerde vernieuwingen. "Het is
een enorme uitdaging. Vergeet niet dat
als we de cijfers indexeren, wij nu de
opleiding moeten vullen met 25 tot 50
procent minder middelen dan toen ik
23 jaar geleden afstudeerde." Ook de
eisen die worden gesteld aan de
studenten en docenten op de faculteit,
zijn lang niet mis. "Het vraagt veel van
iedere betrokkene", weet Kremer "Maar
zodra de master er staat, hebben we een
robuust raamwerk voor de complete
studie Diergeneeskunde. Dit raamwerk
is een duurzame basis waarop we de
toekomstige vernieuwingen en
innovaties waar we als opleiding en
beroepsveld voor staan, \'soepel\' kunnen
doorvoeren. Als enige diergenees-
kundeopleiding in Nederland, willen
we natuurlijk wel de beste zijn van de
wereld!"

Marieke Veldman is communicatie-
adviseur bij de faculteit Diergenees-
kunde.

Bloedserieus!

De effectieve aanpak van allergie bij hond en kat begint met de Artuvetrin® Serum Test.
Deze betrouwbare allergietest maakt gebruik van antilichamen met specifieke anti-Fee reactiviteit.
Hierdoor is een optimale behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie (de Artuvetrin® therapie)
mogelijk! Zo rekent u echt af met deze aandoening. Want Artuvetrin® neemt allergie serieus.

De Sterke punten van \\

deArtuvetr"m®SerumTest j

"" ^ • Betrouwbaar -

I

I


I

% Eenvoudig in te sturen |
V Overzichtelijke uitslagen

Bloedtest, huidtest en immunotherapie!

TEL.: 31(0)320-26 79 00 • WWW.ARTUVETRIN.NL

I

Advies op maat

^ ___________.J

Artuvetrin\'

-ocr page 220-

Equi Products, all around the world

Topkwaliteit producten voor paarden in topconditie

Paarden in topconditie brengen en houden, is een vak apart.
Een vak dat de experts van Equi Products Holland al ruim 12 jaar
beheersen. Hoogwaardige aanvullende diervoeders, genees-
middelen en supplementen voor paarden worden door ons
eigen onderzoekslaboratorium ontwikkeld en verkocht. Onze
topkwaliteit productlijn is onder de naam Prequine® exclusief
verkrijgbaar via dierenartsen en apothekers over de hele wereld.
Bij de ontwikkeling van onze producten volgen we de richtlijnen
van het farmaceutisch \'Good Manufacturing Practice\'. Deze
manier van werken garandeert optimale kwaliteit en veiligheid
van onze producten. Zoals ieder paard dat verdient.
Kijk voor meer informatie op www.equi.nl

Holland BV

Think horse. Think... Equi mSM Products

-ocr page 221-

Cursusaanbod
Proveto

Dit najaar heeft Proveto een uitge-
breid aanbod aan nascholing voor de
gezelschapsdierenarts. Eind septem-
ber vindt de aftrap plaats met Feline
Focus, waarna achtereenvolgens
Dermatology Day,
k8f k en AvEx
worden georganiseerd. Naast een
programma voor dierenartsen is er
bij alle bijeenkomsten een parallel-
programma voor assistentes.

De ouder wordende kat staat centraal
op vrijdag 25 september op Cats &
Cases 2009: \'De kat als geriatrisch
patiënt\'. In samenwerking met Carmel
Mooney (Ierland), Danielle Gunn-
Moore (Verenigd Koninkrijk) en
Henny Bax (Nederland) wordt van
10.00 tot ró.oo uur een programma
gepresenteerd waarbij verschillende

Dag voor de
Dierenarts

Op vrijdag 23 oktober 2009 zal
prof. dr. Jolle Kirpensteijn worden
benoemd tot hoogleraar in de
Algemene Chirurgie met als aan-
dachtsveld de oncologische
chirurgie.

In het kader van deze benoeming wil
prof dr. Jolle Kirpensteijn graag iets
terugdoen voor veterinair Nederland.
Hij heeft op zaterdag 24 oktober een
symposium georganiseerd op het
gebied van de oncologische chirurgie.
Het symposium \'Dag voor de Dieren-
arts\' is voor dierenartsen gratis
toegankelijk. Er is een beperkt aantal
plaatsen beschikbaar, dus is het
belangrijk dat men zich op tijd
inschrijft.

praktijkgevallen uitgebreid worden
besproken. Deze bijeenkomst vindt
plaats in het nieuwe Van der Valk
Hotel te Houten. Wegens het interac-
tieve karakter is er ruimte voor
maximaal vijftig dierenartsen.

feline focus 2oo9

Diabetes meUitus en hyperthyreoïdie
zijn de meest voorkomende endocrie-
ne aandoeningen bij de kat. Daarom
wordt op Feline Focus 2009 aandacht
besteed aan deze ziektebeelden. Deze
nascholingsdag voor de gezelschaps-
dierenarts vindt plaats op zaterdag
26 september in
nh Sparrenhorst te
Nunspeet. Diagnostiek en behande-
ling van hyperthyreoïdie worden
gepresenteerd door Jenny Buijtels van
de faculteit Diergeneeskunde te
Utrecht en Carmel Mooney van
University College Dublin. Sylvie
Daminet van de Universiteit Gent
verstrekt informatie over de nieuwste
inzichten rondom hyperthyreoïdie en

brug

De Dag voor de Dierenarts wordt
georganiseerd om een brug te slaan
tussen het universitaire onderzoek en
de veterinaire doelgroep. Gerenom-
meerde sprekers van binnen- en
buitenland zijn uitgenodigd om
lezingen te geven over de chirurgische
oncologie en de beschikbare mogelijk-
heden om tumoronderzoek te vertalen
naar de dagelijkse praktijk. Hiernaast
wordt een duidelijke relatie gelegd met
vergelijkend onderzoek bij de mens
waarvoor het gezelschapsdier uit-
stekend kan dienen als spontaan model.
Veel tumoren zijn immers in deze twee
patiëntengroepen identiek. Hierdoor
kunnen betere therapieën worden
ontwikkeld en hoeven er minder
proefdieren te worden gebruikt.

De Dag voor de Dierenarts heeft een
dagvullend programma met onder-
zoekspresentaties van promovendi,
lezingen over innovatieve chirur-
gische technieken, niet chirurgische
nierfalen. Zij bespreekt eveneens de
diagnostiek van diabetes mellitus bij
de kat. Danielle Gunn-Moore van de
University of Edinburgh gaat in op het
management van de kat met diabetes,
waarna Carmel Mooney de moeilijk
behandelbare gevallen van suiker-
ziekte bespreekt. De dag wordt
afgesloten met een paneldiscussie
over \'Subtiele hyperthyreoïdie\'. Het
voorzitterschap van deze dag is in han-
den van Sara Galac. Voor assistentes
en paraveterinairen is er de Feline
Focus Assistentendag. Hier worden
hormonale aandoeningen en afwij-
kingen besproken die zorgen voor
ondergewicht of overgewicht bij de
kat. De assistentendag is de eerste in
een reeks van vijf die Proveto komend
jaar organiseert.

Meer informatie alsmede prijzen
voor deelname en aanmeldings-
mogelijkheden zijn te vinden op de
vernieuwde website www.proveto.nl.

alternatieven en ondersteunende
behandehngsmethoden. De dag wordt
afgesloten met een lezing van een
bekend humaan chirurgisch oncoloog.

informatie

De Dag voor de Dierenarts is bedoeld
voor gezelschapsdierenartsen met
interesse in de oncologie. De bijdragen
zullen voornamelijk worden gehou-
den in het Engels. De dag vindt plaats
op zaterdag 24 oktober 2009 in de
collegezaal van het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Universiteit Utrecht, ingang Münster-
laan. De ontvangst is vanaf 8.30 uur
met koffie en thee, de lezingen
beginnen om 9.00 uur en om r7.30
uur is de laatste lezing, waarna de dag
wordt afgesloten met een hapje en een
drankje. Deelname aan het sympo-
sium is gratis, maar men dient zich
wel in te schrijven via de website van
de PEGD (www.pegd.nl).

-ocr page 222-

mpr^VQC\' HET ALTERNATIEF VOOR FYSIEKE CASTRATI

Het vaccin tegen berengeur
Even effectief als castratie
Verbeterd welzijn:
Castratie is overbodig
Geen ongewenst berengedrag
Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
Minder mestproductie

-VARKENS HOUOSN ^ «ET DE NATUUR"

Aiünial Health

IMPROVAC oplossing voof injectie voor varkens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001«)3 «REG NL lOlOóCMJDD \'Werkzame bestanddelen: Eén dosis (2 ml) bevat: Gonadotropin
releosing factor |GnRFl anokjog^proteine conjugaal dol een onti^GnRF geometrisch gemiddelde titer von ï 474 U/ml induceerl: min. 300 pg -Adjuvans: DEAE-Dextran •Hulpstoffen: \'niiomersai •Doeldier: Monneiijl
varkens (vanaf een leeftijd von 8 weken] •Indicaties: Inductie van anlilichomen tegen GnRF om een tijdelijke immunologische onderdrukking van de testiculoire functies te bewerkstelligen. Voor gebruik als een alternoli
voor fysieke castratie voor de vermindering von berengeur, veroorzookt door de voornoomste substantie die berengeur veroorzookt, ondrostenon, bij intacte mannelijke vorkens na het intreden van de puberteit. Skat<
een andere substantie die een belangrijke bijdroge levert oon de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd worden, \'Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebnjik. Aon intacte mannelijke vorke
2 doses van 2 ml toedienen per subcutane injectie met een intervol von tenminste 4 weken, waarbij de tweede dosis 4 tot 6 weken vóór bel slachten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluiter. »Contra-indicatie
Niet gebruiken bij mannelijke varkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke vorkens. •Wachttijd: nul dogen «Bijwerkingen: Reocties op de injectiepkrals, kortdurende verhoging van de lichaomslemperolu
Zie bijsluiter. »Speciale waarschuwingen: zie bijsluiter. »Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinjectie is gevoorlijk: lees vóór gebruik de bijsluiter. »Bewaren: Buiten het bereik en zicht van kinderen bewore
Bewaren en transporteren bij 2°C ■ 8°C. Vrijwaren legen bevriezing. Bescherm legen licht. Houdboorheid no eerste opening von de container: 8-10 uur. »Nadere informatie: zie bijsluiter of op oonvroog beschikbo,
Voor Nederlond: Pfizer Animal Heoith BV- Postbus 37 - 2900 AA Copelle a/d Ussel - Nederland (email: info@pfizeroh.nl|.

-ocr page 223-

Voor wie (bijna) werkzaam is als
dierenarts in de landbouwhuisdie-
ren en als beginnende dierenarts
met praktische zaken worstelt, is
het \'Veterinair Café\' van de
ggl een
uitkomst.

In februari heeft de ggl het eerste
Veterinair Café georganiseerd, naar
aanleiding van een enquête uit 2008
waaruit bleek dat een groot deel van
de landbouwhuisdierenpractici niet
langer dan vijf jaar in de praktijk
werkzaam blijft. De
ggl meent dat de
practicus een essentiële rol speelt in
de landbouwhuisdierensector en wil
daarom graag de contacten met
pasafgestudeerde practici en differen-
tiatie co-schappers landbouwhuisdie-
ren aanhalen. Het is voor de
ggl

belangrijk om ook in de behoeften van
deze groep (aankomende) collega\'s te
kunnen voorzien.

eerste maanden

Na het succesvolle eerste Veterinair
Café in februari 2009 organiseert de
ggl op dinsdag 6 oktober opnieuw
een Veterinair Café. Op deze avond
zullen Marieke de Louw en Jan
Hendrik Boeve vertellen over hun
ervaringen in de eerste maanden van
hun carrière (aan de orde zullen
komen: afstuderen, wat moet je
regelen voor je aan het werk gaat,
solliciteren, dilemma\'s, opvang en
begeleiding door collega\'s, maar ook
praktische tips voor in de praktijk, et
cetera). Ook Maaike van den Berg,
bestuurslid van de Commissie Jonge

\'Veterinair Café\' van de ggl

Dierenartsen, is uitgenodigd om te
vertellen wat de
cjd voor beginnende
dierenartsen kan betekenen. Aanslui-
tend kan er worden gediscussieerd,
waarna een drankje en een versnape-
ring kunnen worden genuttigd.

wie, waar, wanneer?

Het Veterinair Café is bedoeld voor
dierenartsen landbouwhuisdieren
binnen een jaar na hun afstuderen en
voor differentiatie co-schappers
landbouwhuisdieren. De bijeenkomst
vindt plaats in Café de Vooghel (Burge-
meester Reigerstraat 45 in Utrecht). De
ontvangst is vanaf 19.30 uur, het
programma begint om 20.00 uur
Opgave vooraf is niet nodig. Geïnteres-
seerden kunnen voor meer informatie
kijken op www.ggl.knmvd.nl of
mailen naar renevandenbrom@
hotmail.com.

Werkvergadering Gezelschapsdieren Regio
Zuid

Erik Timmermans, Anky van Gastel
Stella Hemmelder en Steven Buijs

Op zaterdag 3 oktober 2009 wordt te
Weert de tweede Werkvergadering
Gezelschapsdieren van dit jaar ge-
houden. De onderwerpen die worden
besproken, zijn orthopedie en tand
heelkunde. Wie woonachtig of werk-
zaam is in de Regio Zuid, is voor deze
bijeenkomst van harte uitgenodigd!

Het programma van de werkvergade-
ring is onder voorbehoud. Er wordt
mogelijk geruild door de beide
sprekers. De werkvergadering begint
om 8.30 uur met koffie en thee,
waarna de vergadering wordt geopend
om 9.00 uur Hierop volgen de
mededehngen vanuit de commissie
Regio Zuid en het bestuur van de
Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren. Om 9.30 uur volgt de eerste
lezing van mw. prof. dr Bernadette van
Ryssen, professor orthopedie vakgroep
Medische Beeldvorming en Ortho-
pedie Kleine Huisdieren aan de
Universiteit Gent. Zij zal spreken over
de basis van de orthopedie en enkele
casuïstieken behandelen. Na de pauze
volgt mw. Henriëtte E. Booij-Vrieling,
tandarts in Bunnik en Utrecht en
dierenarts aan het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Universiteit Utrecht. Zij zal dieper
ingaan op de tandheelkunde in de
praktijk, aan de hand van casuïs-
tieken. De werkvergadering wordt
afgesloten om 13.00 uur

aanmelden

Zoals gebruikelijk vindt de werk-
vergadering plaats in Goudreinet-
restaurant \'De Wildenberg\' aan de
Eindhovenseweg 101,6002
tb te Weert
(telefoon: (0495) 57
41 70). Deze locatie
is te bereiken door vanaf de
Ai vanuit
het noorden de eerste afslag in Limburg
te nemen (de afslag na Budel). Wie
vanuit het zuiden komt, kan het best de
afslag Weert-Noord nemen. In beide
gevallen kan men daarna eenvoudig de
bordjes \'Restaurant\' volgen.

Geïnteresseerden kunnen zich
aanmelden door 15 euro over te
maken op gironummer 7372930 ten
name van de Werkcommissie Gezel-
schapsdieren Regio Zuid en de
naw-gegevens door te geven via
een e-mail aan timmermanskessel(a)
hetnet.nl.

Dankzij onze sponsoren -de
Stichting Maria Naundorf-van
Gorkum en Intervet- kan de toegangs-
prijs laag worden gehouden,

Erik Timmermans, Anky van Gastel,
Stella Hemmelder en Steven Buijs
vormen de Commissie Werkvergade-
ringen Gezelschapsdieren Regio Zuid.

-ocr page 224-

fidaVet

Zorg voor uw gezelschapsdieren

^JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie contarteer ons op jatibnl@janbe.jnj.com

-ocr page 225-

fab \'Easy to Give\'-award

Clavaseptin® smakelijke tabletten van
Vétoquinol heeft de \'Easy to Give\'-
award ontvangen van het Feline
Advisory Bureau
(fab). Deze onder-
scheiding beloont farmaceutische
producten die makkelijker worden
ingenomen door katten. Ze maken
namelijk het leven van zowel de
dierenarts, de eigenaar als de kat zelf
aangenamer De prijs wordt toegekend
door het panel kattenexperts van het
fab, waarvan de European Society of
Feline Medicine
(esfm) een afdeling is.
Clavaseptin® is de vijfde tablet die
deze prijs heeft ontvangen. Bovendien
gaat het om het enige beloonde
product dat amoxicilline en clavulaan-
zuur bevat. Het
fab reikt sinds 2005 de
begeerde \'Easy to Give\'-awards uit.
marketing(a)vetoquinol-benelux.be.

Top drie patiënten-

eigenareninformatie-

boekjes

De eerste reeks patiënteneigenaren-
informatieboekjes is nu ruim één jaar
beschikbaar Ze zijn helder geschreven
door de specialisten en medewerkers
van het Medisch Centrum voor Dieren
Amsterdam. De top drie van de eerste
reeks uit 2008 is:
Plasproblemen kat,
Nierfalen
en Hyperthyreoïdie kat.
Boekjes over aandoeningen waarbij
veel uitleg nodig is, worden het meest
besteld. Tijdens het consult wordt
uiteraard gesproken over diagnose,
behandeling en vervolg van het ziekte-
proces, maar eigenaren waarderen het
bijzonder om het één en ander thuis in
alle rust aandachtig te kunnen
doornemen. Dierenartsen die ze
gebruiken, zijn erg tevreden over de
schrijfstijl, de verduidelijkende
illustraties en de prachtige vorm-
geving. De top drie van de tweede
reeks boekjes is:
Cushing, Patellaluxatie
en Voedselovergevoeligheid. De boekjes
zijn per stuk te koop (0,80 euro per
stuk). Bij afname van dertig stuks zijn
de verzendkosten (a 4,50 euro)
inclusief Veterinair Organisatie-
bureau Vitaux verzorgt de distributie
van de boekjes.

www.mcvoordieren.nl

Symposium \'Gerichte
Uiergezondheid!\'

Voor rundveehouders en rundveedie-
renartsen organiseert Boehringer
Ingelheim in samenwerking met
Lely
-ca fnz-Agri drie symposia met
de titel: \'Gerichte Uiergezondheid!\'
Zoals de titel doet vermoeden, gaan de
sprekers op dit symposium nader in
op de preventie van mastitis, uier-
hygiëne, bacteriologisch onderzoek en
gerichte behandeling. Sprekers op
deze symposiums zijn Theo Lam
(ugcn), Otlis Sampimon (gd), Pia
Sauter (Lely
-ca fnz-Agri) en Monique
Driesse
(bi). De symposiums beginnen
om ro.00 uur met ontvangst en koffie
en eindigen om 15.15 uur met een
drankje. Voor de lunch wordt gezorgd.
Ze worden gehouden op dinsdag 6
oktober (Zaal Verploegen, Wijchen),
donderdag 8 oktober (Hof van Dalfsen,
Dalfsen) en dinsdag 13 oktober (Hjir
Is\'t, St. Nicolaasga). De toegang is
gratis. Er is ruimte voor maximaal
150 deelnemers per locatie. Inschrij-
ving vindt plaats op volgorde van
aanmelding. Aanmelding:
vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.
com of telefoon: (072) 56 62 411
(Mylène Handgraaf).

www.boehringer-ingelheim.nl

Verwachtingen van
ontwormingsmiddelen

Ontwormingsmiddelen zijn heel
divers wat betreft toedieningsvorm en
werkingsspectrum. Welke criteria zijn
voor de dierenarts belangrijk als het
gaat om de ontworming van hond en
kat? Bayer vroeg een internationaal
marktonderzoekbureau deze vraag te
stellen aan 160 dierenartsen voor
gezelschapsdieren uit heel Nederland.
Het bleek dat de vier belangrijkste
criteria om voor een ontwormings-
middel te kiezen voor hond en kat
gelijk zijn, alleen de volgorde ver-
schilt. Het zijn de volgende criteria:
doeltreffend tegen rondwormen
(eerste plaats bij de hond), gemakke-
lijk toe te dienen (eerste plaats bij de
kat), werkzaam tegen een breed
spectrum en hoge veiligheidsmarge.
Een werking tegen rondwormlarven
vindt 94 procent (hond) respectieve-
lijk 88 procent (kat) van de onder-
vraagde dierenartsen belangrijk. De
belangrijkste reden is dat op deze
manier de levenscyclus van de worm
wordt onderbroken. Andere belang-
rijke argumenten zijn dat de ei-
uitscheiding wordt vermeden en het
risico van zoönosen en herbesmetting
kan worden verminderd.
helenede.kruijs@bayernl

-ocr page 226-

Tekort aan co-schappers?

Nu het bestuursjaar voor mij ten einde loopt, besloot ik mij eens goed te
informeren over de uniforme co-schappen en dan met name over de loting.
Aangekomen bij Onderwijs en Studentenzaken, kreeg ik de vraag of ikzelf mij
niet nu al wilde inschrijven. Het aantal aanmeldingen voor de loting voor de
uniforme co-schappen had namelijk een dieptepunt bereikt en dat dieptepunt
duurde al een jaar. Of ik misschien wist waar al die studenten waren die hun
doctoraal examen hadden afgerond?

Juist nu, met het vooruitzicht van de \'master\' die over een jaar van start zal
gaan, en de bijbehorende \'grote drukte in de klinieken\', nemen de studenten uit
curriculum 2001 de tijd om er nog even tussenuit te gaan. Populaire tijds-
bestedingen zijn reizen, een onderzoekstage in het buitenland, ervaring opdoen
in het buitenland of een \'minor\' volgen aan een andere faculteit.

Om deze activiteiten te bekostigen, worden er vaak buiten collegetijden
allerlei (veterinaire) bijbaantjes op nagehouden. Zo verdienen enkele studenten
\'s avonds bij als dierenartsassistent of in het weekeinde als curator op een
kinderboerderij. Er zijn ook studenten die om drie uur \'s morgens opstaan om te
werken bij de varkens
ki, liefdadigheidswerk van een heel andere orde. Veteri-
naire studenten zijn dus naast hun studie en het bloeiende verenigingsleven dat
de faculteit diergeneeskunde rijk is, bezig hun blik te verruimen en (veterinair)
relevante ervaring op te doen. Dat is ongetwijfeld een goede ontwikkehng!

En die co-schappen dan? Die raken ook wel vol. Ondergetekende heeft zich
bijvoorbeeld net ingeschreven, na een geweldig jaar!

Rob Loohuis, h.t. Pmeses van de Diergeneeskundige Studenten Kring

Ledenbijeenkomst en jaarcongres: mrsa en
\'Enerverende innovatie\'

Marjolijn Fijten

Vrijdag 2 oktober 2009 wordt een
bijzondere dag in Hofstede De
Beesde in Bunnik. Tijdens de
ledenbijeenkomst in de ochtend zal
de discussie rondom antibiotica-
resistentie en de oplossingsstrategie
die de KNMVD voorstaat, worden
afgerond. In de middag volgt het
jaarcongres nieuwe stijl.
2 oktober
wordt dus een dag waarop u als
knmvd-Iid dicht op het nieuws kunt
zitten.

Het kan eigenlijk niet missen, zo kort
voor het verschijnen van het onder-
zoeksrapport van Berenschot over de
aanpak van de antibioticaresistentie-
problematiek, zal de ledenbijeen-
komst in de ochtend gaan over dit
onderwerp. De leden van de
knmvd
hebben eerder door middel van onder
andere het speciaal hiervoor inge-
richte weblog en tijdens de september-
tour door Nederland uitgebreid
kunnen aangeven hoe zij tegen deze
uitdaging voor de beroepsgroep
aankijken en waar zij oplossings-
mogelijkheden zien.

Tijdens de ledenbijeenkomst zullen
sprekers uit de hoek van zowel de
humane als de veterinaire gezond-
heidszorg hun kijk geven op de
problematiek en kan er nog één keer
uitgebreid gepraat worden over wat
ons te doen staat.
knmvd-voorzitter
Ludo Hellebrekers: "De
mrsa-proble-
matiek heeft de agenda van menigeen
de afgelopen tijd gedomineerd. Ik zie
dan ook enorm uit naar de leden-
bijeenkomst op 2 oktober zodat wij
dan ook een compleet beeld hebben

van wat ons te doen staat. Dit beeld
kunnen we dan samen met de
aanwezigen verder \'uithameren\'. Het
resultaat van het hele voorafgaande
traject en deze ochtend gaat de
defïnhieve
knmvd-strategie bepalen."

jaarrede

Het middaggedeelte begint met de
jaarrede, die door Ludo Hellebrekers
wordt uitgesproken voor leden en

-ocr page 227-

Het jaarcongres wordt mede
mogelijk gemaakt door:
Aesculaap
- auv - Bayer Neder-
land
b.v. - Boehringer Ingelheim
b.v. - Ceva Santé Animale b.v.

- DM Medical Supplies - FlexVet -
gd - Hill\'s Pet Nutrition - Idexx
Laboratories - Intervet Nederland
b.v. - Janssen Animal Health
Benelux - Majesta Huisdieren-
crematoria Nederland
b.v. -
Menarini - Merial b.v. - Meeüs

- Pfizer Animal Health - Proteq
Dier & Zorg - Royal Canin
Nederland
b.v. - scil animal care
company
b.v. - VanDrie groep -
Vetin Aacofarma - Vétoquinol -
Vets-Net.com - Virbac.

genodigden en waarin de conclusies
van eerder die dag centraal zullen
staan. Wilt u weten hoe de beroeps-
groep de problematiek rondom de
antibioticaresistentie en antibiotica-
gebruik in de diergeneeskunde wil
aanpakken, kom naar Bunnik en laat
zien dat het gaat om een onderwerp
dat de dierenartsen in Nederland aan
het hart gaat. Vervolgens presenteren
wij een programma dat op onderhou-
dende wijze ingaat op het thema
\'Enerverende innovatie\'. In vorige
afleveringen van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
publiceerden wij
aankondigingen van de bijdragen van
Mark van de Veerdonk en Berber Pas.
Antoon Vermeer is de laatste spreker
die wij aan u voorstellen.

Antoon Vermeer staat sinds 2007
bovenaan de lijst met meest invloed-
rijke personen in de agrarische sector.
Al dertien jaar is hij voorzitter van de
Zuidelijke Land- en Tuinbouworgani-
sarie
(zLTo), met 18.000 leden in
Zeeland, Noord-Brabant en het zuiden
van Gelderland. Hij speelt niet alleen
een rol in de belangenbehartiging,
maar is ook een leidende figuur in de
agribusiness (Vion). Samen met Daan
van Doorn is Vermeer de man achter
het Vion-concem, dat de afgelopen
jaren is uitgegroeid tot een vlees-
verwerker met ruim 35.000 werk-
nemers en een omzet van bijna ro

miljard euro. Hij wordt omschreven
als een visionair die op landelijk en
Europees niveau in de hoogste
landbouwkringen verkeert. Naast zijn
bestuurlijke carrière is hij een
praktijkman gebleven. Samen met een
neef heeft Antoon Vermeer in Haaren
een melkveehouderijbedrijf met 50
hectare landbouwgrond en 240 stuks
melkvee (120 melkkoeien en 120
stuks jongvee). Zijn dag begint
standaard met een kijkje in de stal...

We hebben Vermeer gevraagd te
spreken over innovatie vanuit de
invalshoek van de economie. Dit
thema sluit goed aan bij zijn drijf-
veren. Hij vindt het namelijk een
kunst om steeds nieuwe signalen op te
vangen en die om te zetten in nieuwe
stappen, dus om de vertaalslag te
maken van ideeën naar uitvoering.
Innovatie betekent vernieuwing van

Een greep uit de innovatie-
projecten die werden goed-
gekeurd door de stuurgroep
lib:

- Kengetallen ten behoeve van
het paardenbedrijf van de
toekomst;

- Verlaging fosfaat in krachtvoer
bij melkvee;

- Kruidenrijk grasland, bijdrage
aan biodiversiteit en bedrijfs-
economie;

- Zicht op gezonde dieren (pilot
in West-Brabant);

- Energiebesparing en klimaat-
verbetering voor vleeskuikens;

- Rondeel (duurzaam en innova-
tief stalsysteem voor leghennen);

- Melkveehouderij en duurzame
energie via WindNok.

producten, diensten en bedrijfsproces-
sen. Daarbij wordt op maatschappelijk
en politiek vlak ingezet op duurzaam-
heid als strategie voor een betere
toekomst.

Antoon Vermeer heeft duidelijke
ideeën over de relatie tussen de
primaire en de verwerkende sector in
de vleesindustrie. Ook in andere
sectoren is hij actief in het bijsturen
van de ontwikkelingen. Als voorzitter
van de Stuurgroep Landbouw Innova-
tie Noord-Brabant (Stuurgroep
lib),
een samenwerkingsverband van de
Provincie Noord-Brabant en
zlto,
werkt hij mee aan een duurzame en
vitale land- en tuinbouw, die bijdraagt
aan de kwaliteit van het platteland.
Een van de middelen daartoe is het
ondersteunen van experimenten en
projecten waarmee stappen worden
gezet in de richting van vernieuwing.
Met mondiale vraagstukken als
vertrekpunt en puttend uit zijn eigen
rijke ervaringen zal Antoon Vermeer
de dierenartsen uitdagen zelfbij te
dragen aan vernieuwing.

snel inschrijven

Het jaarcongres 2009 belooft een
inspirerende dag te worden met ruim
de mogelijkheid om buiten de
lezingen met collega\'s van gedachten
te wisselen. De dag wordt afgesloten
met een diner en een avondfeest
waarbij de swingende klanken van het
Cuban Soul Trio van Lucio Garcia uw
ritmegevoel zullen aanspreken.

Hofstede de Beesde is centraal
gelegen en is goed bereikbaar met het
openbaar vervoer Desalniettemin
hebben wij voor de donderdag- en
vrijdagavond een aantal hotelkamers
in optie geplaatst tot 20 september
aanstaande. Het aantal plaatsen is
beperkt, dus schrijf u snel in via de
portal op www.knmvd.nl of stuur het
inschrijfformulier in dat bij het
voorgaande Tijdschrift is toegezonden.

Marjolijn Fijten is senior communi-
catiemedewerker bij de KNMVD en lid
van de jaarcongrescommissie.

-ocr page 228-

Siebe Jaarsma

* 5 december 1933 -1 7 juli 2009
Siebe Jaarsma werd geboren op 5 december 1933 in een veehoudersgezin te
Nes bij Akkrum. Na de
hbs in Heerenveen en de hls in Groningen moest hij
in militaire dienst, waar hij luitenant bij de landmacht werd. Hij begon de
studie diergeneeskunde in 1955. Hij werd de studievertegenwoordiger van
zijn jaar en actief lid van usR.InigsS was hij lid van de novitiaatscomissie,
waar hij alleen al door zijn postuur met kop en schouders boven de rest
uitstak.

Hij studeerde af in 1961 en trouwde met Ank van Egmond. Zij kregen
twee zonen en een dochter Na een assistentschap bij D. Oskam te Vianen
nam hij in 1962 de praktijk van R. Feddes in Vrievenveen over Hier heeft hij,
gesteund door Ank, twaalf jaar hard gewerkt. Daarnaast was hij voorzitter
van de Twentse kring, bestuurslid van de Groep Practici Grote Huisdieren en
voorzitter van de plaatselijke ijsclub.

De familie liet in Terherne een zomerhuis bouwen, waar Siebe en zijn
vrouw veel verbleven. Met de door zijn broer Freerk gebouwde Valk 442 was
Siebe een bekende verschijning op de Friese wedstrijdbanen, waar hij vele
prijzen won. Hij nam meer dan 25 jaar deel aan de Sneekweek!

Hij associeerde met Johan Abma, maar verliet in 1974 de praktijk en werd
adjunct-inspecteur
v.d. in Zwolle. De inspectie Overijssel omvatte een groot
gebied met veel werk. Door zijn praktijkervaring, werkkracht en snelheid
voelde Siebe zich hier als een vis in het water Zijn gemakkelijke omgang met
veehouders, exporteurs en dierenartsen maakte hem al snel overal bekend.
Het ontstaan van de
rvv in 1984 had grote gevolgen voor Siebe. Zijn kantoor
werd verplaatst naar Olst en hij kreeg West-Overijssel als werkgebied. De
rvv
bracht nieuwe \'Heren\' en \'Wetten\'. Met beide had Siebe soms moeite en hij
heeft dit altijd kritisch opbouwend gevolgd.

Kees Ruijgh was zijn oudste vriend en buurtcollega in de praktijk. Volgens
Kees kon je geen betere buurtcollega wensen. Peter Ambagtsheer was zijn
collega in Zwolle en Leen den Houter in Almelo. Zij hebben hem al die jaren
ervaren als een uiterst betrouwbare en vakkundige partner

Als voorzitter van het gewest Overijssel van de knsb was hij in het
winterhalfjaar vele avonden onderweg naar de diverse ijsclubs en wedstrij-
den. Hij is dan ook Erelid geworden van de
knsb.

in memoriam

Een aanvaring met de directie van de rvv over zijn praktische en snelle
afhandeling van een dierziektemelding resulteerde in een schrijven dat hem
diep krenkte. Na een ziekteverlof is hij met pensioen gegaan, maar niet
voordat het bewuste schrijven, terecht, was herroepen. Een afscheid heeft hij
geweigerd, maar dit werd meer dan goed gemaakt door zijn benoeming tot
Officier in de Orde van Oranje Nassau. Samen met Ank heeft hij nog veel
jaren kunnen genieten van de vrijheid die het pensioen hen gaf. Zij bleven
actief op diverse gebieden, waaronder de Rotary Club Zwolle. In het voorjaar
van 2009 kreeg hij hartklachten. Door ernstige complicaties bij een onder-
zoek verslechterde zijn gezondheid en op 7 juli is hij overleden. In een volle
Oosterkerk in Zwolle werd op maandag 13 juli de herdenkingsdienst
gehouden. We namen afscheid van een man als een orkaan, die alles kon,
behalve veinzen. Hij was een voorbeeld voor ons allen en wij missen hem
erg. Moge dit Ank, haar kinderen en familie steunen in hun verdriet.

Peter Ambagtsheer, Kees Ruijgh, Leen den Houter

-ocr page 229-

Royal Canin introduceert

CALM DIET

Innovatieve dieetvoeding
voor katten en kleine honden met
stress

v

Calm Diet van Royal Canin

Bevat de unieke combinatie van alfa-casozepine (Lactium®) en L-tryptofaan,
die beide de symptomen van stress verminderen bij hond en kat.

- Lactium® is een trypsinehydrolysaat van melkeiwit met een benzodiazepine-
achtige werking, zonder de bijwerkingen van diazepam zoals sedatie en verslaving.

- L-tryptofaan heeft, als precursor van serotonine, invloed op gemoedstoestanden zoals onrust
en angst en op het slaap- en eetgedrag.

Houdt tevens rekening met de mogelijke negatieve effecten van stress op andere
orgaansystemen zoals het maag-darmkanaal en de huid.

RINARV

.USIVE

>-

E

£
u

u
>

\'•jU\'

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinaire Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.; 0413-318488 (Veterinair Voedingsadvies) of 0413-318444 (bestellingen) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

-ocr page 230-

ma,..

Plug in.Chi out.

P^ Het moderne leven kan stress
fffh opleveren voor de kat.
Deze stress kan lelden tot
^ ^ klinische en gedragsproblemen.

Feliway® is een bewezen en gebruiksvriendelijke manier onn stress bij de kat te voorkonnen
of te reduceren. Het helpt de kat zich aan te passen aan het moderne leven.

Feliway®. Geruststelling in kattentaal. . F E LIWAY\'

Feltway- bevat een synthetisch aaik-.^ v^n de F3 fraaie van hpt grjKl.. \'crom-y^n v- ^r
Toepassingen Voorkomen of woppen van stj«j«eacties bi| k;»tcfi (vf- • verocaal
krabben,
vctiks van ecdust. minder nn m speten of conaa).Stdt katten genm m \'r-l-.\'. , .1.; of
stressvoBc omtandgheden {adopoe.verhuiring.vcrandcfvi^ van het interKnti.c?.; . r-„imlv"..
thuiskomst tu vcrWiff m dwrenkiimek. mtroduo« van nieuvre : . - . .. ktttci-
binncnhctgc2in).VerpakWnj?en vefdampor.sprayiS&6(>i>l.^^ L... dat .

handebvormcn in dc handd y»wJen eebt-adtt. hAvrti)^ ts geen

Hct geheim luin gelukkige kath

CEVA

CEVA SANTE ANIMALE N.V./B.V.

Metrologielaan 6 - II30 Brussel

Tel: 02 244 12 96 - Fax : 02 244 12 99 ■ E-mail: infovet.be@ceva.com
Tiendweg 8C ■ 2671 SB Naaldv/ijk

Tel : 0174-643930 - Fax : 0174-643924 - E-mail: info@ceva.nl - wwv/.ccva.nl

SANTE ANIMALE

-ocr page 231-

PERSONALIA

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Hendricks, mevr. N.; 2006 Gent; 2517 gn

\'s-Gravenhage, Sweelinckplein 37-b
Vermelis - Luning, mevr. I.E.; 1999; 3603
bd

Maarssen, Mozartlaan 37
Verruijt, mevr. M.; 2009; 3706
vb Zeist, Laan
van Vollenhove 47

Overlijdensberichten:

Op r 7 augustus 2009 K. Crama te Rotterdam

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
01-10-20091 maandag 114-09-2009
15-10-20091 maandag 128-09-2009
01-11-2009I maandag 112-10-2009
15-11-20091 maandag 102-11-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(|)knmvd.nl

DOORLOPENDE AGENDA

Congressen & Symposia

200g

September

19 FelCan Hondendag. Locatie: faculteit

Diergeneeskunde, Utrecht.
24 Lustrumsymposium de Solleysel over
\'emerging diseases\'. Locatie: collegezaal
departement Paard, faculteit Diergenees-
kunde. Tijd: 13.00 uur tot 2 i.oo uur,
inclusief diner. Kosten: 55 euro. Opgeven op
lustrum@solleysel.nl.
26 Symposium "Is de fokkerij Darwin
voorbij?!" wordt georganiseerd door Het
Platform Verantwoord Huisdierenbezit.
Aanvang: 09.30 uur tot 17.00 uur. Locatie:
Groenhorst College Barneveld, Barnseweg 3,
3771
rn Barneveld.
26-27 Feline Focus. Thema: hyperthyreoidie en
diabetes mellitus. Locatie:
nh Sparrenhorst
Nunspeet. Kosten: 185 euro, exclusief
btw.
30-1 Symposium voor studenten en

dierenartsen over antibiotica bij
landbouwhuisdieren, georganiseerd door
studievereniging v. v.
f.c . \'De Uithof\'.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Oktober

1-4 The Southern European Veterinary
Conference
(sevc). Locatie: Barcelona

2-4 Congres van de Asscociación De
Veterinarions Espanoles Especialistas en
Pequefios Animales
(avepa). Locatie:
Barcelona.

2 Jaarcongres knmvd 2009. Het jaarcongres
nieuwe stijl: geen colleges, maar
inspirerende bijdragen waarover in de
pauzes van gedachten kan worden
gewisseld. Met zijn allen bepalen we waar
we naartoe gaan! Het open programma
wordt voorafgegaan door een ledendeel.
Locatie: Hofstede De Beesde in Bunnik.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009

September

18 Lustrum Vakgroep Gezondheidszorg
Varken. Locatie: Garderen.

23 Bijeenkomst regio Zuid met als thema:
\'Zoönosen\'. Locatie: De Druiventros, Berkel
Enschot.

24 ggp voorlichting voor jonge
paardendierenartsen. Voorafgaande aan
lustrum Solleysel. Locatie: collegezaal
departement Paard, faculteit Diergenees-
kunde, Utrecht. Aanvang: 10.30 uur.

24 150ste wetenschappelijke bijeenkomst
Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwer.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.
24 Studieavond
scwd (Studiegroep

Complementair-werkende Dierenartsen).
Thema: huidklachten. Aanmelden en
informatie via info@swcd.nl

Oktober

3 Werkvergadering Gezelschapsdieren Regio
Zuid. Locatie: Goudreinet-restaurant \'De
Wildenberg\' te Weert. Aanvang: 08.30 uur
tot 13.00 uur. Aanmelding door overmaken
van 15 euro op gironummer 7372930 t.n.v
Werkcommissie Gezelschapsdieren Regio
Zuid en tevens
NAw-gegevens doorgeven via
e-mail: timmermanskessel@hetnet.nl.

Cursussen

2009

September

15 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Zuid. Georganiseerd door
ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

19 Modulaire cursus \'Probleemgerichte
benadering van de internistische patiënt\'.
Zes modulen van september 2009 tot juni
2010. Inschrijven uitsluitend mogelijk voor
de gehele cursus. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Utrecht. Kosten: 850 euro voor de gehele
cursus. Kijk voor het volledige programma
op de website.

22 Lezing: \'Valkuilen in de radiologie van
thorax en abdomen\'. Spreker: prof. dr. Henri
van Bree, dipl
ecvdi. Locatie: departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Tijd:
14.00 tot 20.00 uur. Kosten: 150 euro.
Inschrijven via de portal.

25 Workshop \'Verdoven van wilde en
verwilderde dieren\'. Docenten: Jan Bos
(Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer
(Artis) en Peter Klaver (dierenarts/
consultant voor exoten en wildlife). Locatie:
Ouwehands Dierenpark, Rhenen. Tijd: 9.00
tot 18.00, aansluitend borrel. Prijs: 450 euro,
studenten krijgen 50 euro korting. Opgave
via Jan Bos (info@dierendoc.nl) of via
www.tele-immobilisatie.nl.

28 \'Hyperactiviteit bij de hond: realiteit of
mythe?\' Thema-avond georganiseerd door
DogVision. Informatie en inschrijven:
www.dogvision.nl/nieuws.

29 Interactieve Cursusavond Chirurgie: regio
Noord. Georganiseerd door i
vip. Kijk op
www.ivip.nl.

Oktober

I Cursus: \'Anesthesie-ontwikkelingen en
trends\'. Een praktische cursus waarbij
inhalatie anesthesie en spuitpomp
uitgebreid besproken worden. Tevens wordt
stil gestaan bij de monitoring Locatie:
Denijs Educatie te Asch, gem. Buren Gld.
Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

Ontwormen > maatwerk

Vita min the\' ontworm\'mgspasta

• Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)

• Voor honden en katten van alle leeftijden

• Slechts éénmaal behandelen per keer

• Makkelijk en nauwkeurig op gewicht in te stellen doseerspuit.
Hierdoor wordt onder- of overdosering voorkomen.

• Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml.

ï

Productinformatie: Vicaminthe REC NL 2896. Per ml oraJe pasta: niclosamide 240 mg,
oxibendazol 30 mg. Doeidieren: kat en hond. Kanallsade: Vrij.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl

-ocr page 232-

Forthyron® 200 400

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond

Simpel, secuur, sterk

• Forthyron® 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

• Forthyron* 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

fat)iy™-!»niicro(r»nli(ta-KO »111381-1/0A-V»iriaj^ 103» - UM - Vïotai«n btsumktal po llNd:

Cobactan® DC

dé nieuwe droogzettherapie

□ Breed spectrum □ Excellente diffusie
Dubbel effect □ Lange werkzaamheid □ Veilig

animal health

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV., Hermesweg 15, 3771 ND Barneveld. E-mail: info@virbac.nl www.vjrbac.nl

HELICON OPLEIDINGEN NHB DEURNE

Specialisten
Veterinaire
Pathologie

Hét

pathologisch
onderzoekscentrum
voor gezelschapsdieren.

Kennis, snelheid, interactie.
Servicegericht!

www.svpathologie.ni
info@svpathologie.nl

T 026 71 13737

Neem nu contact op !

Op werkdagen doorlopend bereikbaar
Beleef wat wij u te bieden hebben.

Collega
gezocht...

NHB Deurne is hét centrum voor hippische educatie op MBO-
en HBO-niveau op de gebieden Sport, Health en Business.
Daarnaast loopt NHB voorop in paarden-pral<tijkonder2oek
en het organiseren van hippische evenementen. NHB werkt
in drie teams: team Sport, team Health en team Business.

Helicon Opleidingen

NHB Deurne is onderdeel van Helicon Opleidingen. Helicon is
een dynamische vernieuwende organisatie met een veelheid
aan activiteiten. Niet alleen in het reguliere onderwijs (VMBO
en MBO), maar ook in trajecten die op de markt gericht zijn.

Teamleider Health

0,6 - 1,0 fte

Als Teamleider bent u lid van het managementteam en
vervult u een voortrekkersrol in de ontwikkeling van het
domein Health. Zowel ten aanzien van onderwijs als ten
aanzien van praktijkgericht onderzoek. U stuurt daarbij
zelfstandig een team van professionals aan. De teamleider is
intern en extern het boegbeeld voor het domein Health.

Contactpersoon: Dhr. ir. R.A.J. Wijlens, Vestigingsdirecteur,
T (oit93) 31 30 06, E vacaturesnd@helicon.nl
Voor meer informatie over deze én diverse andere vacatures:
zie www.helicon.nl/vacatures

-ocr page 233-

Ter overname aangeboden:

Praktijk gezelschapsdieren in de omgeving van Amsterdam.

Goed bereikbaar met het openbaar vervoer.
Gelegen in Winkelcentrum. Volledig ingericht.

U kunt uw/ reactie sturen naar het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde,
Postbus 421, 3990 GE Houten, onder vermelding van
nummer: 03/09.

Minimax Dierendokter is de dierenartspraktijk voor mensen met een
uitkering, voor de regio Rijnmond.

Wij zijn op zoek naar een

zelfstandig functionerende dierenarts

voor de Minimax, gecombineerd met de veterinaire zorg voor de asiel-
dieren van de opvangcentra in Rijnmond.

Uw sollicitatie kunt u sturen naar: Minimax Dierendokter, ter attentie van
de heer H. Beugeling, A. v. Stolkweg 33, 3041
ia Rotterdam. Telefoon-
nummer: 088-3437112. e-mail: henk@dierenopvang.com. Website:
http://www.rijnmond.dierenbescherming.nl.

Dap Noord-West Friesland

Het Want 4

8802 FV Franeker

Gevraagd wegens het uittreden van een oudere collega:

Gemengd practicus

Wij zoeken een collega die:

- bij voorkeur ervaring heeft met:

- visites landbouwhuisdieren;

- scannen van koeien en paarden;

- spreekuur gezelschapsdieren.

- gemengde diensten kan draaien (i op 5);

- in de toekomst zou willen associëren;
-bij voorkeur i januari 2010 kan beginnen.

Sollicitaties graag voor 30 september richten aan:

dapnwf(|)kpn-officedsl.nl

t.a.v. Dhr G.Hegge.

Voor meer info: www.dapnoordwestfriesland.nl
(0517) 23 48 63 (Chris Brattinga, t/m 23/8 vak.).
(058) 25 01 865 (Frits Kampen).

Dierenartsenpraktijk Noord-West Friesland is een gemengde
praktijk met een hoofdvestiging in Franeker en twee dependances
in Harlingen en Menaldum. Van hieruit werkt een team van vijf
gemengde dierenartsen, drie gezelschapsdierenartsen en vijf
paraveterinairen.

GRAAFSCHAP

^ DIERE NA RTS E N

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dierenartsenpraktijk met meerdere locaties
in de Achterhoek. De onderneming staat met 22 dierenartsen, 26 assistenten en een praktijk-
manager voor een hoogwaardige dienstverlening in en buiten de regio. Voor de op dit moment
sterk in ontwikkeling zijnde afdeling Gezelschapsdieren zijn wij op zoek naar een

Gedreven en enthousiaste

dierenarts gezelschapsdieren

D E

Wij vragen

• Ervaring eerstelijns werkzaamheden

• Ervaring of ambitie in één of meerdere
differentiaties

• Flexibele instelling met betrekking tot
werktijden

• Initiatiefrijke persoonlijkheid met gezonde
ondernemersinstelling en teamgeest

• Bereidheid om in praktijkgebied te wonen

• Deelname in gezelschapsdieren-
dienstregeling

Wij bieden

• Een prettige werksfeer en leefomgeving

• 70-100% baan met uitzicht op een vast
dienstverband

• Eerstelijns werkzaamheden met
mogelijkheden tot differentiatie

• Invloed op verdere ontwikkeling sectie
gezelschapsdieren

• Dynamische werkomgeving

• Arbeidsvoorwaarden conform CAO
Dierenartsenpraktijken (functiegroep A/B)

Voor vragen kun je contact opnemen met de heer E. Stoelhorst (0575-58 78 88). De sollicitatiebrief
kun je tot uiterlijk 1 oktober 2009 richten aan: De Graafschap Dierenartsen, t.a.v. Mevrouw A.D. van Veen,
Schimmeldijk 1,7251 MX Vörden of per e-mail a.vanveen@dgdierenartsen.nl.

-ocr page 234-

MarbocyrS is echt innovatief:

Zijn concentratie afhankelijke
bactericiede werking is zo snel
en intens dat één enkele injectie
volstaat voor een optimale
antibacteriële werking.

psi

of ^^liffVK.

Een doorbraak bij de behandeling

van respiratoire problemen

VM^yl

www.marbocyl.com

Benaming Marbocyl® S 10%, oplossing voor injectie -Doeldieren Runderen - Indicaties Therapeutische behandeling van luchtweginfecties veroorzaakt door gevoelige stammen van Pasteui
multocida, Mannheimia haemolytica en Histophilus somni - Contra-indicaties Niet gebruiken bij dieren met een gekende overgevoeligheid voor fluoroquinolones. Niet gebruiken ali
betrokken ziekteverwekker resistent is voor andere fluoroquinolonen (kruisresistentiej - Bijwerkingen Het is bekend dat fluoroquinolones arthropatieën kunnen induceren, doch dit effect M
nooit vastgesteld voor marbofloxacine in runderen. Toediening via de intramuscuiaire weg kan voorbijgaande plaatselijke reacties veroorzaken zoals pijn en zwelling op de injectieplaat:
ontstekingslesies die minstens tot 12 dagen na injectie aanwezig kunnen blijven. Er werden geen andere bijwerkingen vastgesteld bij runderen - Dosering en toedieningswijze De aanbev>
dosering is 8 mg/kg lichaamsgewicht dit komt overeen met 2ml/25 kg lichaamsgewicht als een eenmalige intramuscuiaire injectie. Als het in te spuiten volume meer is dan 20 mi, moet dit verd.
worden over twee of meer injectieplaatsen - Wachttijd vlees en vleesafval: 3 dagen; melk: 72 uren - Registratiehouder Vétoquinol BV, Postbus 3191, NL- 5203 DD \'s-Hertogenbosch - Kanalis
UDA - Bijkomende informatie is verkrijgbaar op aanvraag.

-ocr page 235-

CYDECTIN

witiHïi;:^

andere nroducien

MKT

lÄHGER

■■ ■ ZTTdagen wacntfiW

met

Cvdectin

worden
wormen

dan

Gydeciïn
werkt
tegen

schurnmïitendan

andere product JJ

metOdagenwachttud

FORTDODGE

elen op aanvraag beschikbaar. Cydectin 0.5% W/V Pour-On, REG NL 9405. Kanalisatie URA, Samenstelling Moxidectine 5 mg/ml. Meer informatie is op aanvraag beschikbaar, Fort Dodge Animal Health Benelux B,V„ Postbus 14, 6290 AA Vaals, 0800 4555554.

-ocr page 236-

PRO PLAN draagt bij aan een levenslange
gezondheid door vooruitstrevende voeding

LONGEVIS

Helpt de levensduur
tot 1 jaar te verlengen.^

OPTIRENAL

Helpt de nierfunctie te
maximaliseren.

OPTISTART

Helpt de immuunrespon;
te optimaliseren.2

I

I Mi

Pro
Plan

Nieuwe OPTISTART met rundercolostrum

• Helpt de immuniteit bij kittens te ondersteunen door te voorzien in natuur-
lijke antilichamen, die de immuunrespons kunnen stimuleren en de lokale
intestinale afweer kan verbeteren.^

Nieuwe OPTIRENAL met antioxidanten, arginine en ERA
(eicosapentaenoic acid]

• Helpt de nierfunctie te maximaliseren door te voorzien in beschermende
antioxidanten en door beïnvloeding van de renale bloedvoorziening en
de GFR [glomerulaire filtratie ratio).

LONGEVIS met vitamine E, bètacaroteen, prebiotica en amega-3-vetzuren

• Een gepatenteerde mix die klinisch heeft aangetoond de levensduur tot

1 jaar te verlengen en de kwaliteit van leven te verbeteren\'\' bij katten van
? jaar en ouder.

Kijk voor meer informatie over PRO PLAN kattenvoeding op www.purina-proplan.nl of bel 0800 - 022 83 83.

1. Studie uitgevoerd onder 90 katten in leeftijd variërend tussen de ? en 1? jaar. De bevindingen zijn gebaseerd op katten die uitsluitend gevoed werden\'met een voeding
die verrijkt was met LONGEVIS vs. katten die uitsluitend gevoed werden met een controlevoeding

Cupp C et al. (2006) Effect of nutritional interventions on longevity of senior cats. International Journal of Applied Research in Veterinary Medicine 4[1]: 34-50

2. vs tiet oude PRO PLAN Kitten product.

3. Data on file, Nestié Purina PetCare 200?.

4. Cupp C (2006) Nutrient blend for prolonged healthy life in aging cats. Proc 2006 Nestié Purina Nutrition Forum.

-ocr page 237-

deel 134 • aflevering 19 • i oktober 2009

Tijdschrift voor®
Diergeneeskunde

(NMvD

Twee paarden met
neurologische
verschijnselen: is
botulisme in het spel?

Nutrigenomics,
een veelbelovende
ontwikkeling op het
gebied van honden-
en kattenvoeding

Nog veel vragen open
over Q-koorts

\\*yf

koninkliike nederlandse maatschappii voor diergeneeskunde

-ocr page 238-

Biggen

diarree

f Zij geeft meer dan leven

Gletvax® 5

De bewezen methode
voor bescherming

«Gletvax® 5

Beschermt biggen, generaties lang

Pfizer Animal Health

GLETVAX® 5;

•Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruil< »REG NL 5271 -UDD »Werkzame bestanddelen: Per dosis van 5 ml: E. col/ antigeen KSSab, K88ac en 987P, minstens 1,0 RP (relatieve potentie tov tiet refe-
rentievaccin, serorespons, cavia\'s) en K99 minstens 1,0 RP (relatieve potentie tov het reterentievaccin, serorespons, ratten). C
Perfringens type C B toxoid, voldoende om minstens 10 I.U. bèta antitoxine]
te induceren. »Doeldier: Varl<ens »indicaties: Passieve immunisatie van biggen via actieve immunisatie van de moederdieren ter vermindering van enterotoxicose veroorzaakt door aanhechtingsfactor F4
(K88), F5 (K99) of F6 (987P) bevattende
Escherichia coli en ter vermindering van necrotische enteritis veroorzaakt door Clostridium perfringens type C. Immuniteitsduur: Na vaccinatie van de moederdieren
met dit middel volgens voorschrift is een immuniteitsduur gedurende de eerste levensdagen van de nakomelingen aannemelijk gemaakt. »Toedieningswijze en dosering: Schudden voor gebruik. Dosering:
gelten en zeugen: 5 ml. subcutaan bij voorkeur achter het oor. Basisimmunisatie: Twee injecties met een interval van minstens 4 weken. tDe eerste injectie kan worden gegeven van kort voor het dekken tot!
6 weken voor de venwachte bigdatum. (De tweede injectie moet 2-4 weken voor het biggen worden toegediend. Herhalingsvaccinatie: Twee weken voor de venwachte bigdatum. Niet mengen met andere j
vaccins of immunologische producten »Contra-indicaties: Geen »Wachttijd: nul dagen »Bijwerkingen: Een lokale entreactie kan voori<omen. Zie bijsluiter »Speciale waarschuwingen: Zie bijsluiter Kan j
tijdens de dracht worden gebruikt. Gebruik tijdens de lactatie wordt afgeraden. »Bewaren: tussen 2°C en 8°G. Beschermen tegen vorst en licht. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. »Verdere
informatie: zie bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratiehouder (e-mail: info
@pfi2erah.nl). »Registratiehouder: f^zer Animal Health BV- Postbus 37 - 2900 AA Capelle a/d Ussel - Nederiand. j

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 2900 AA • Capelle a/d Ussel » info@pfizerah.nl » www.pfizerah.nl » © 2008 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y, U.S.A.

-ocr page 239-

Einde

Er is een einde gelcomen aan de gestage economische vooruitgang zoals we die
vele jaren gekend hebben. Reikhalzend wordt uitgezien naar het einde van de
huidige financiële en economische crisis. Ieder mogelijk lichtpuntje wordt
breed uitgemeten in de media. Niemand kan echter de betekenis daarvan
duiden in het licht van het zo gewenste einde van de recessie. De diverse
wetenschappen (economie, marketing, psychologie et cetera) hebben blijkbaar
nog niets wezenlijks kunnen toevoegen aan de vanouds bekende (mat-)glazen
bol. Universiteit Nijenrode heeft inmiddels wel het (wetenschappelijk, proef-/
praktijkondervindelijk?) bewijs gevonden dat de egocentrische stijl van
managen op termijn desastreuze gevolgen heeft voor werkelijk duurzaam
ondernemen. Gezien de wereldwijde signalen dat men in de sector waar het
allemaal begon, weer op de oude voet begint voort te gaan (\'business as usual\'),
lijkt \'evidence-based\' managen duidelijk nog geen gemeengoed! Misschien
moeten we toch wachten op een volgende, nieuw opgeleide generatie.

Ook het einde van de Q-koorts problematiek is nog niet direct in zicht en er
lijkt in ons land sprake te zijn van een uitzonderlijke situatie met betrekking tot
deze infectie.

Einde kan ook ogenschijnlijk zijn, zoals blijkt uit de als ontslapen geclassifi-
ceerde patiënt die de hoofdrol vervult in de column over het veterinair tucht-
recht. Waar men voorheen in dergelijke gevallen nog geloofde in, en verheugd
was over, een dergelijk wonder, wordt heden ten dage onmiddellijk gezocht naar
iemand die ter verantwoording kan worden geroepen.

Met de eindigheid van onze diagnostische mogelijkheden worden we (weer
eens) geconfronteerd in de bijdrage over botulisme bij paarden. Gelukkig
kunnen nieuwe ontwikkelingen een belangrijke verruiming betekenen van ons
diagnostisch arsenaal; de
pgr is hiervan een sprekend voorbeeld. Op het gebied
van informatie- en gentechnologie vinden in snelle opeenvolging nieuwe
ontwikkelingen plaats. Zo biedt nutrigenomics de mogelijkheid om aan de hand
van genmodulatie het effect van voedingsstoffen te bestuderen. De informatie-
technologie geeft ons schier onbegrensde mogelijkheden grote hoeveelheden
gegevens te sorteren, te analyseren en te integreren, zoals op het gebied van
antibioticumgebruik
(fioin-antibioticumrapportage). Ook de Raad voor
Dieraangelegenheden (
rda) bepleit het aanleggen van een nationale databank
met gegevens met betrekking tot diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezond-
heid en voedselveiligheid. Bekende gezegden binnen deze context zijn: \'meten is
weten\' en \'kennis is macht\'. Macht betekent meestal het einde van een (te?)
grote mate van vrijheid van individueel handelen. Ook de door de
rda gewenste
certificering en transparantie betekenen inperking hiervan: steeds meer
sturing, vaste protocollaire benaderingswijzen et cetera, hetgeen zoals blijkt
allerlei reacties kan oproepen. Kwaliteitsbewaking en bevordering zijn ook in
de dienstensector een maatschappelijk (en politiek) gegeven. Dit is geen statisch
maar een dynamisch proces waarvan onderzoek en permanente educatie een
intrinsiek onderdeel vormen. Hierover bevat het Tijdschrift zoals in bijna elke
aflevering ook nu weer diverse bijdragen.

KNMi/D

Een dynamisch proces als kwaliteit vereist ook een (gestructureerde) inbreng
van nieuwe mensen met vernieuwende inzichten. Vandaar dat de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren op zoek is naar een andere voorzitter in
verband met het aflopen van de bestuurstermijn van de huidige. Ook zult u
ongetwijfeld wel hebben opgemerkt dat dit, zoals een alom gewaardeerd lid van
de bureauredactie opmerkte, de allerlaatste editorial is geweest van de hand van
ondergetekende.

fan Vos

-ocr page 240-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(S)knmvd.nl

Bestuur

Prof dr L.f. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie longe Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr H.M.G. van Beers-Schreurs
Drs. H.A. Beijer
Dr R. Boosman
Mw. dr A. Bouma
Mw. dr TT.I.M. Laan
Dr LJ.A. Lipman
Dr R.S. Schrijver
DrE. Teske
Dr I.H. Vos

Wetenschappelijke adviesraad
Dr EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr H.f. Breukink (Utrecht)
Prof. dr P De Backer (Gent, België)
Dr |. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr ].A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr F van Knapen (Utrecht)
Dr I.T Lumeij (Utrecht)
Prof. dr A.S.I.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr I.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Bank

ING Bank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30,
3 500 aa Utrecht, nr 5 5 50 48 861 en c en e
bank n.v., Postbus 85100, 3508 ac Utrecht, nr
6993 61 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
2 516
bc Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschapnuvD en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 241-

Deel 134 • Aflevering 19-1 oktober 2009

WETENSCHAP ..... Twcc paarden met neurologische verschijnselen: is botulisme in het

spel?

HIJ. Roest, CM de Bruijn, M.T.J.E. Picavet, B Prins, D. Parmentier, G.M.A.M. de

Zwart, Y.E. Dijkstra en EG. van Zijderveld 790

VOOR DE PRAKTIJK ..... Nutrigenomics, een veelbelovende Ontwikkeling op het gebied van

honden- en kattenvoeding

Simone Thissen en Maaike van Leeuwaarden 798

IN VETERINAIR VERBAND ..... Fidin Antihioticumicipportage 2oo8 De FIDIN- Werkgroep antibioticumbekid 806

Ingezonden: Oostvaardersplassen J. Thuring 808

Reactie op de ingezonden brief Henk Jan Ormel 808

Uitgelicht: Schudapparaat voor het activeren van berensperma 809

Nog veel vragen open over Q-koorts Johan Klein Haneveld 810

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek Johan Klein Haneveld 812

PRAKTIJK IN BEDRIJF ..... Ingezonden brief: Ik ben trots W/m c/f Vnes 816

Reactie op de ingezonden brief Prof. dr. H. Vaarkamp 816
KNMVD-standpunt: RDA-rapport \'Zichtbaar beter\' Joost van Herten en Hugo

de Groot 819

CURSUSSEN EN CONGRESSEN ..... Veel verschil in mastitiskosten tussen melkveebedrijven Mflrifl Morsf/f 823

Oproep: welzijnsonderzoek kleine zoogdieren 825
PEGD-nieuws: co-assistenten met korting naar een lezing
Monique

Megens 826

KNMVD ..... Verkiezingen voorzitter GGG 828

In Memoriam: Harm Poortman Jan Braamskamp, Jan Elving 830

RUBRIEKEN ..... Uit de redactie 787

Nieuws 796

Veterinair tuchtrecht 805

Nieuws uit de industrie 827

Voorzitterscolumn 828

Personalia 831

Jubilea 831

Deadline kopij 831

Doorlopende agenda 831

-ocr page 242-

Twee paarden met neurologische
verschijnselen: is botulisme in het spel?

HIJ. Roest C.M. de Bruijn M.T.J.E. Picavet \'v, R Prins v,
D. Parmentier vi, G.M.A.M. de Zwart Y.E. Dijkstra \' en
EG. van Zijderveld \'

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 790-795

Oorspronkelijk artikel

samenvatting

De klinische verschijnselen, diagnostiek en therapie van
botulisme bij paarden in Nederland worden beschreven
aan de hand van twee patiënten en de resultaten van
laboratoriumdiagnostiek van 2003 tot en met 2008. Tevens
wordt een kort literatuuroverzicht gegeven. De voornaam-
ste symptomen van botulisme bij paarden zijn tong-
paralyse, speekselen, slikproblemen, en parese en paralyse
van spieren van het locomotieapparaat en digestie-
apparaat. De ernst van de symptomen varieert, afhankelijk
van de hoeveelheid opgenomen botulineneurotoxine
(BoNT). Voor het in een vroeg stadium diagnosticeren van
botulisme is onderzoek van de craniale zenuwen belang-
rijk. De \'tongspanningstest\' kan daarbij helpen. Uit de
gegevens van de laboratoriumdiagnostiek blijkt dat
C.
hotulinum
type B de voornaamste oorzaak is. De laborato-
riumdiagnostiek verloopt echter vaak negatief, veroor-
zaakt door te late monstername, de grote gevoeligheid van
paarden voor botulineneurotoxine of door voorafgaande
behandeling met antitoxine. De prognose is sterk afhanke-
lijk van de hoeveelheid opgenomen toxine (BoNT). Voor
een succesvolle therapie moet in een zo vroeg mogelijk
stadium van de ziekte antiserum worden toegediend. Dit
moet worden aangevuld met symptomatische behande-
ling. Botulisme is vooral een voedselintoxicatie, veroor-
zaakt door kadavers in het ruwvoer of door BoNT type
B-vorming in slecht geconserveerd kuilgras. Door de
opkomst van de individueel verpakte balen kuilgras als
ruwvoer voor paarden is dit de voornaamste oorzaak van
botulisme bij paarden. Zolang er in Nederland geen vaccin
beschikbaar is, blijft de belangrijkste preventieve maat-
regel om botulisme bij paarden te voorkomen het voeren
van goede kwaliteit kuilgras.

i Divisie Bacteriologie en tse\'s. Centraal Veterinair Instituut van

Wageningen ur, Lelystad, Nederland,
u Correspondentie: Hendrik-Jan Roest, cvi, Edelhertweg 15,8219 ph,
Lelystad, hendrikjan.roest@wur.nl.

III Dierenkliniek Wolvega, Wolvega, Nederland.

IV Dierenkliniek de Bosdreef, Moerbeke-Waas, België.

v Dierenkliniek Noord-Nederland, Veendam, Nederiand,
VI Dierenartsenpraktijk Parmentier, Schilde, België.

summary

Two horses with neurological symptoms: could this be
Equine Botulism?

Symptoms, diagnosis and therapy of equine botulism are
discussed by the presentation of two detailed reports of horses
with neurological symptoms and the results of laboratory
investigations over the period 2003-2008 in the Netherlands. In
addition a brief summary of the available literature is presented.
Prevailing symptoms of botulism in horses include paralysis of
the tongue, salvation, dysphagia and paresis and paralysis of
the skeletal muscles, as well as signs of colic. Symptoms and
prognosis vary with the amount ofbotulinum neurotoxin
(BoNT) involved. For early clinical diagnosis of botulism
thorough investigation of the facial nerves is important, for
instance by the use of the \'Tongue Stress Test\'. Laboratory results
often remain negative, probably due to the sampling time, the
high sensitivity of horses for botulinum neurotoxin or treatment
with antitoxins. Most clinical cases in horses are caused by
botulinum neurotoxin B (BoNT/B). For therapy to be successful
antiserum needs to be administered in the earliest possible stage
of the disease and this should be supported by symptomatic
therapy. Botulism is a feed-related intoxication caused by either
carcasses in the roughage orBoNT/B production after poor
conservation of grass silage. This is the main source of botulism
in horses due to the popularity of individually packed grass
silage as feed for horses. As long as no vaccine is available in the
Netherlands quality control of silage and haylage is strictly
recommended in order to reduce the risk of botulism in horses.

inleiding

Botulisme is een intoxicatie die wordt veroorzaakt door
toxines gevormd door de bacterie
Clostridium botulinum. De
ziekte komt voor bij zowel mensen als dieren (1-3). Aan de
hand van twee verdachte cases en een overzicht van de
laboratoriumdiagnostiek, uitgevoerd door het Centraal
Veterinair Instituut van Wageningen
ur (cvi) in de
periode van 2003 tot en met 2008, geven wij een overzicht
van het voorkomen van botulisme bij het paard in
Nederland.

twee praktijkgevallen

Casus i

Een vijfjarige pony die niet goed kon shkken, had al vijf
dagen niet gegeten en gedronken. Een week eerder was
een stalgenoot overleden met verlammingsverschijnselen.
Bij de pony kwam voedsel uit de neus. De pony was
flegmatiek en hoestte. De polsfrequentie was 72 slagen per
minuut, de rectale temperatuur was 37,7 graden Celsius.
Het dier was gedeeltelijk verlamd aan alle vier de benen
(tetraparese) en had een slappe staart. Bij rectaal onder-
zoek bleek de mest ingedroogd te zijn. Bij onderzoek van
de craniale zenuwen bleek de tong paretisch (foto i) maar

-ocr page 243-

dit onderzoelc leverde verder geen bijzonderheden op.
Tijdens endoscopisch onderzoek van de keel slikte de
pony niet en was er sprake van een dorsale verplaatsing
van het zachte verhemelte. In de trachea waren voedsel-
resten zichtbaar. De oesofagus was atonisch en had een
verminderde motiliteit (verdenking van dysfagie). Een
haematocriet van 39 procent en een ureumgehalte van 3,2
millimol per liter (mmol/1) duidden op een geringe
uitdroging. De pony werd behandeld met kanamycine
(4000 lu/kg sid), penicilline (20.000 lu/kg sid) en met 8
liter water en 2 liter paraffine per neussonde en later
nogmaals met 8 liter elektrolytenoplossing. Samengevat
vielen vooral de tetraparese, dysfagie, tongparalyse en
verminderde motiliteit van het maagdarmkanaal op. De
differentiële diagnose bestond uit: i. botulisme, 2. equine
herpesvirus myeloencephalopathie, 3. listeriose en 4.
hersenstamlaesie.

Op dag 2 kwam het dier niet meer overeind. Omdat de
klinische situatie duidelijk was verslechterd, werd het dier
in overleg met de eigenaar geëuthanaseerd. Er werd geen
sectie verricht. Kuilgras, serum en mest werden opge-
stuurd naar het cvi voor onderzoek op botulisme. Het
bloedbuisje met serum bleek bij aankomst op het laborato-
rium niet meer geschikt voor onderzoek wegens breuk. In
zowel het kuilgras als de mest werd de bacterie C.
botuli-
num
type B aangetoond (zie tabel i).

Monstertype

typering

C. botulinum
typeB
C.
botulinum
typeB

Botulinumtoxine

Uitslag
C.
botulinum*

casus I graskuil
faeces

casus 2 graskuil
serum
faeces
dunnedarminhoud
dikkedarminhoud
lever

Tabel i. Overzicht uitslagen van de botulismediagnostiek in casus i en
casus 2.

- - niet aangetoond.
= aangetoond.

* = serum en organen worden niet onderzocht op C botulinum

Casus 2

Een vijfjarige warmbloed hengst met een lichaamsgewicht
van 570 kilogram was sinds twee dagen suf en hoestte zo
nu en dan. Bij klinisch onderzoek thuis had het paard een
licht verhoogde rectale temperatuur van 38,0 graden
Celsius en diepe palpatie van de larynx leverde een
krachtige droge hoest op. Auscultatie van de thorax was
normaal. Hij werd behandeld met acetylcysteine (Lyso-
mucil® 600 mg granulaat) oraal en een voedersupplement
met aromatische olieën (Breatheze®, Eoran). Een dag voor
opname in de kliniek speekselde het dier en vlak voor
opname trilde het dier ter hoogte van de voorhand. Drie
dagen voor opname, één dag voor de eerste behandeling,
werd een nieuwe \'batch\' kuilgras aangebroken.
Bij klinische inspectie tijdens opname in de kliniek was
het paard zeer rustig en liet hij zijn hoofd hangen. Tevens
was het paard aan het speekselen en vertoonde het
tremoren ter hoogte van de schouderspieren. Bij klinisch
onderzoek werden roze slijmvliezen met een normale
capillaire vullingstijd waargenomen, een normale
huidturgor een pols van 40 slagen per minuut, een
normale ademhaling (frequentie lo/minuut) en een
rectale temperatuur van 37,5 graden Celsius. Borborygmi
waren verminderd in de vier kwadranten. Rectaal onder-
zoek leverde geen afwijkingen op. Bij endoscopisch
onderzoek van de luchtwegen werden voedselresten tegen
de farynxwand waargenomen, een folliculaire faryngitis
graad 2, slappe farynxwanden, en voedselpartikels en
speeksel proximaal in de trachea. De eigenaar kreeg het
advies geen kuilgras meer te voeren en het paard werd
opgenomen. De hengst werd behandeld met de breed-
spectrumantibioticacombinatie gentamycine (3750 mg iv
sid, Emdogent®, Ecuphar) en benzylpenicilline natrium
(10x106 lu,
iv qid, Kela). Tevens werd de nsaid flunixine-
meglumine (1350 mg iv sid, Schering-Plough) toegediend.
Gezien de dysfagie en het daarbij horende risico op
aspiratiepneumonie werd het paard via een neus-slok-
darmsonde gevoed met een enterale voedingsformule
(Sanequi Recovery Starter). Tevens werd intraveneus 75
milliliter antiserum tegen BoNT type B, C en D (cvi,
Lelystad) toegediend. Tijdens de hospitalisatieperiode
werd het paard steeds zwakker en bleef hij steeds langer
liggen. Op dag drie werd opgemerkt dat de hengst niet
meer spontaan urineerde en bij rectaal onderzoek werd
een strak gespannen, sterk vergrote urineblaas gepalpeerd.
Dagelijks werd de urineblaas verschillende malen op
steriele wijze gesondeerd om de urine af te hevelen. Vanaf
dag vijf werden naar behoefte intraveneus (polyurethaan
catheter 14G 9 cm, Mila) kristallijne infuusvloeistoffen
toegediend met toevoeging van calcium (Calcii borogluco-
nas®, Eurovet) en kalium (Kalii Chloridum 14,9%, B.
Braun). Op dag zeven werd thromboflebitis van de rechter
jugulaire vene vastgesteld.

Samenvattend waren de belangrijkste symptomen
moeilijk slikken, speekselen, verminderde motiliteit van
het maagdarmkanaal en tremoren ter hoogte van de
voorhand. Botulisme werd als de meest waarschijnlijke

-ocr page 244-

diagnose verondersteld. Voor verdere diagnostiek werden
serum en kuilvoer en later mest voor onderzoek aange-
boden aan het cvi (tabel i).

Ondanks de intensieve behandeling overleed het paard
zeven dagen na opname. Bij sectie werden een goede
voeding- en hydratietoestand waargenomen, een katarrhale
enteritis, ileus, een milde impactie van het colon en een
algemeen shockbeeld, zonder afwijkingen aan het zenuw-
stelsel. De lever en de inhoud van de dunne en dikke darm
werden naar het cvi opgestuurd voor laboratoriumdiagnos-
tiek op botulisme (tabel r). Al het laboratoriumonderzoek
bleek negatief zodat de waarschijnlijkheidsdiagnose
botulisme niet kon worden bevestigd.

overzicht uitslagen botulismediagnostiek bij

het paard van 2003 tot en met 2008

Om inzicht te geven in het voorkomen van botulisme bij
paarden in Nederland zijn in tabel 2 de resultaten samen-
gevat van het botulismelaboratoriumonderzoek van
monsters afkomstig van paarden verdacht van botulisme
over de periode van 2003 tot en met 2008. In totaal heeft
het
cvi 34 monsters van 14 paarden onderzocht. Bij vier
monsters afkomstig van drie paarden was de uitslag
positief. Éénmaal werd in serum botulineneurotoxine
type B (BoNT/B) aangetoond en in de drie overige gevallen
werd de bacterie C.
botulinum type B aangetoond (tabel 3).
Alle monsters, bestaande uit serum, organen (vooral
lever), maaginhoud, darminhoud, feces, maïskuil, graskuil
en slootwater, werden op de aanwezigheid van botuline-
neurotoxine onderzocht door middel van de muisbioassay
(i, 4, 5). Kuilgras, darminhoud en feces werden daarnaast
ook onderzocht op de aanwezigheid van C.
botulinum door
middel van het aantonen van de toxines die worden
gevormd tijdens het kweken van C.
botulinum (i). Karakte-
risering van botulineneurotoxines gebeurde door middel
van een neutralisatietest met behulp van specifieke
antisera tegen de verschillende botulineneurotoxinety-
pen.

kort literatuuroverzicht

Botulisme bij paarden is in België voor het eerst beschre-
ven door Geurden et al. in 1942 (6) en in Nederland door
Cysouw en Tesink in 1968 (7). De verwekker,
Clostridium
botulinum,
is een gram-positieve, strikt anaerobe, exotoxi-
nes- en sporenvormende staafvormige bacterie. De
bacterie komt voor in de grond en in het maagdarmkanaal
van vogels en zoogdieren (i, 2,8). Op basis van de antigene
eigenschappen van de toxines worden binnen de soort
C.
botulinum zes typen onderscheiden: A, B, C, D, E en R
Daarnaast kan ook C.
butyricum het E-toxine (BoNT/E)
produceren en C.
baratiihet F-toxine (BoNT/F). C. argenti-

aantal onderzocht aantal positief % positief
paarden 14 3 21

monsters 34 4 12

Tabel 2. Overzicht van de resultaten van de botulismediagnostiek bij paar-
den verdacht van botulisme in Nederiand tussen 2003 en 2008.

neuse produceert een toxine type G (BoNT/G), dat nauwe-
hjks pathogeen is. De mens is gevoelig voor de BoNT-
typen A, B, E en R Vogels zijn gevoelig voor BoNT/C en
landbouwhuisdieren, inclusief het paard, zijn gevoelig
voor BoNT-typen A, B, C en D (1, 2). Toxineproductie vindt
plaats in een eiwitrijk milieu onder anaerobe omstandig-
heden, bij een groeitemperatuur tussen de 25 en 37 graden
Celsius en een pH-optimum tussen 7 en 7,6.

Alle toxines van C. botulinum hebben een vergelijkbaar
werkingsmechanisme. Het zijn neurotoxines die het
vrijkomen van acetylcholine in cholinerge zenuw-
uiteinden verhinderen. Deze cholinerge zenuwuiteinden
komen voor in de motorische eindplaat, waar de prik-
keloverdracht van zenuw naar dwarsgestreepte spieren
plaatsvindt; in de parasympatische eindplaat, waar de
prikkeloverdracht van zenuw naar gladde spieren plaats-
vindt; in sommige ganglia van het sympatische deel van
het zenuwstelsel en in de bijnieren (9). De gevolgen van de
inwerking van de BoNT op de cholinerge zenuwuiteinden
zijn parese en paralyse van de dwarsgestreepte muscula-
tuur en de gladde musculatuur van het maag-darmkanaal
en de urinewegen.

Botulisme wordt in verreweg de meeste gevallen
veroorzaakt door orale opname van BoNT dat is gevormd
in voedsel (2, ro). Voedselintoxicatie bij paarden veroor-
zaakt door BoNT/C en D wordt daarbij geassocieerd met
karkassen van wild, katten of pluimvee in het hooi of
kuilgras. Het BoNT kan daarbij zeer lokaal in het voer
aanwezig zijn zodat botulisme beperkt kan blijven tot één
individueel geval. Intoxicatie door BoNT/B wordt geassoci-
eerd met slecht geconserveerd kuilgras. Sinds kuilgras
wordt gebruikt dat wordt verpakt in kleine balen, komt
deze vorm van botulisme vaker voor (r r). Naast deze
voedselintoxicaties kan botulisme ook ontstaan door
proliferatie van C
botulinum in het lichaam waarbij
toxineproductie plaatsvindt, de zogenaamde toxico-
infectie. Hierbij handhaaft C.
botulinum zich op zuurstof-
arme plaatsen in het lichaam en produceert toxines die via
de circulatie de motorische eindplaat bereiken (2,10).

Bij het paard kunnen drie vormen van toxico-infectie
worden onderscheiden. De eerste is wondbotulisme,
waarbij diepe (steek)wonden geïnfecteerd raken met
C.
botulinum (12). De tweede is het \'shaker foal Syndrome\',
waarbij C.
botulinum de darm koloniseert of zich vermenig-
vuldigt in necrotisch weefsel (navel) en BoNT produceert
(9,
13). De derde is Equine grass sickness (egs), dat moge-
lijk een vorm is van toxico-infectie met C.
botulinum
(i4-r6). EGS of equine dysautonomia is een disfunctie van
het maag-darmkanaal als gevolg van degeneratie van het
autonome zenuwstelsel van de darmen, in het bijzonder
van het ileum. De opvallendste klinische verschijnselen
van
egs zijn een milde koliek met een verminderde
darmmotiliteit, verhoogde polsfrequentie, tremoren van
de schouder- en flankmusculatuur, snuivende adem-
haling, zweten ter hoogte van de hals en slikproblemen. In
tegenstelling tot andere vormen van botulisme kan bij
egs
een immuunrespons tegen BoNT worden aangetoond.

-ocr page 245-

uitslag

toxinetype B
C.
botulinum type 1
C.
botulinum type I
C
botulinum type 1

Tabel 3: Overzicht van de positieve resultaten van de botulismediagnos-
tiek bij paarden verdacht van botulisme in Nederland tussen 2003 en
2008.

discussie

Klinisch beeld

Het klinische beeld van de twee gepresenteerde cases kwam
sterk overeen. Hoewel het eerste begin van de ziekte bij
beide gevallen niet heel nauwkeurig is omschreven, traden
aanvankelijk slikproblemen en speekselen op de voor-
grond. Dit werd gevolgd door spiertrillingen van de
voorhand en paralyse. Beide paarden konden nog staan en
lopen toen ze werden aangeboden aan de klinieken. Bij
endoscopisch onderzoek van de keel werden de slik-
bezwaren bevestigd door dorsale verplaatsing van het
zachte verhemelte, voedselresten in de trachea, een
atonische oesofagus met een verminderde motiliteit (casus
i), voedselresten tegen de farynxwand, speeksel in de
trachea en slappe wanden van de farynx (casus 2). Ook werd
in beide gevallen een verminderde motiliteit van het
maag-darmkanaal waargenomen. Verlammingen aan alle
benen (tetraparalyse), waardoor de dieren niet meer konden
staan, traden pas op in een wat later stadium. Het paard in
casus 2 werd intensief behandeld. Dit verlengde de over-
levingsduur, waardoor de symptomen van botulisme zich
konden uitbreiden naar de blaas. Door blaasparalyse raakte
de blaas overvuld zodat manuele lediging noodzakelijk was.

De hier beschreven symptomen komen in grote lijnen
overeen met wat Haesebrouck et al. en Ricketts et al.
beschreven bij uitbraken van botulisme veroorzaakt door
BoNT/B bij paarden; symptomen van de digestietractus
traden daarbij op de voorgrond, gevolgd door spierzwakte
(17,18). BoNT/C veroorzaakt vergelijkbare symptomen.
Cijsouw et al. beschreven een intoxicatie met BoNT/C,
waarbij vooral tetraparalyse op de voorgrond trad, naast
koliekverschijnselen en farynxparalyse (7). Een iets
recentere beschrijving van een BoNT/C intoxicatie werd
gegeven door Heath et al., waarbij dysfagie als eerste op de
voorgrond trad naast verminderde motiliteit van het
maagdarmkanaal, tremoren, tetraparese en tetraparalyse.
Ook werd bij alle betrokken paarden melding gemaakt
van dysurie en een overvulde blaas (19). Bij een door Galey
beschreven BoNT/A-intoxicatie bij een paard kwamen
symptomen van de digestietractus voor, naast parese en
paralyse van de extremiteiten (9).

De ernst van de symptomen kan sterk variëren,
afhankelijk van de hoeveelheid opgenomen toxine (11).
Een verminderde tonus van de tong en geringe dysfagie
zijn de eerste symptomen, en bij een geringe hoeveelheid
opgenomen BoNT de enige. Bij een ernstiger verloop van
botulisme wordt de dysfagie compleet, treden tremoren op
van de schouder- en flankmusculatuur, gevolgd door
tetraparese en tetraparalyse. In dit verloop neemt de
motiliteit van het maagdarmkanaal af en kan koliek
optreden. Symptomen treden altijd symmetrisch op. Op
grond van de klinische symptomen kan geen onderscheid
worden gemaakt tussen de verschillende BoNT-typen.

opmerking

casus I
casus I

monstertype

serum

graskuil

faeces

maaginhoud

Differentiële diagnose en diagnostiek

De differentiële diagnose bij de hier gepresenteerde
casussen kan, naast botulisme, bestaan uit lood- of
kwikvergiftiging, mycotoxine-intoxicatie, listeriose en
equine herpesvirus myeloencephalopathie
(ehm) (9,18,
20). Nader onderzoek naar deze mogelijkheden heeft
echter niet plaatsgevonden, terwijl de diagnose botulisme
juist wordt gesteld op het klinische beeld, aangevuld met
laboratoriumdiagnostiek, waarbij de differentiële diagno-
sen worden uitgesloten,
ehm staat vrij laag op de differen-
tiële diagnoselijst omdat bij
ehm paralyse van de tong en
dysfagie zelden of nooit worden gezien.

Nauwkeurig onderzoek van de craniale zenuwen is
belangrijk in de klinische diagnostiek van botulisme.
Tongparalyse is een van de eerste symptomen van botu-
lisme en is ook aanwezig bij milde vormen. De tong kan
worden onderzocht door middel van de \'tongspannings-
test\' (11): met de ene arm wordt het hoofd omklemd en
gefixeerd met de hand op het neusbeen, met de andere
hand wordt de tong voorzichtig via het diastema naar
buiten getrokken en losgelaten. Een gezond paard trekt de
tong snel weer naar binnen (met enige variatie). Paarden
met botulisme trekken de tong zeer langzaam of helemaal
niet terug. Het is aan te raden bij het uitvoeren van de
tongspanningstest handschoenen te dragen. Böhnel et al.
hebben recent BoNT en C.
botulinum aangetoond in de
tonsillen van onder andere paarden (2r). Aangezien
mensen ook gevoelig zijn voor BoNT/A en B, kan over-
dracht niet worden uitgesloten.

Ook mydriasis kan een eerste symptoom van botulisme
zijn. De pupilreflex blijft bij botulisme lang aanwezig,
maar is wel vertraagd (19).

De laboratoriumdiagnostiek bij van botulisme verdach-
te dieren verloopt vaak negatief (tabel 2) ondanks de hoge
analytische sensitiviteit van de muisbioassay, die een
toxineconcentratie van 20 tot 30 picogram toxine per
milliliter kan aantonen (5). Over de periode 2003 tot 2008
gaf de diagnostiek bij het cvi bij 79 procent van de
verdachte gevallen een negatief resultaat, wat een lage
diagnostische sensitiviteit suggereert. Galey geeft hiervoor
als mogelijke verklaring een te late monstername (9). Het
toxine is dan al vanuit het bloed gediffundeerd naar de
neurale eindplaten, waardoor er wel symptomen zijn,
maar het toxine niet meer kan worden aangetoond in het
bloed. Ook lijken paarden veel gevoeliger te zijn voor het
botulismetoxine dan muizen (22), waardoor de gevoelig-
heid van de muisbioassay in de diagnostiek van botulisme
bij paarden tekortschiet. Als laatste kan monstername na
behandeling met antiserum een negatief resultaat tot
gevolg hebben. C.
botulinum wordt slechts zelden aange-
toond in feces van gezonde paarden (11).

In casus i kon zowel in de feces als in het kuilvoer
C.
botulinum type B worden aangetoond. Een aantal

-ocr page 246-

auteurs geeft aan dat alleen het aantonen van het toxine in
serum of organen de diagnose bevestigt (3,9). Hoewel C.
botulinum-hactenén frequent voorkomen in het milieu en
in het maag-darmkanaal van vogels en zoogdieren (r, 2,8,
23), vonden wij dat monsters van feces en darminhoud
van klinisch verdachte paarden vaak negatief zijn (tabel 2).
Wij stellen daarom dat het aantonen van C.
botulinum in
zowel voer als maagdarmkanaal in combinatie met de
typische klinische verschijnselen de diagnose botulisme
bij paarden rechtvaardigt.

In casus 2 was het antiserum toegediend na afname van
het serum voor onderzoek. De diagnostiek kon hierbij dus
niet belemmerd zijn door de behandeling. De monsters
van feces, darminhoud en lever voor diagnostiek werden
echter wel genomen na behandeling met antiserum en
antibiotica, waardoor een onterecht negatief resultaat kan
zijn verkregen.

Behandeling

De prognose van botulisme is sterk afhankelijk van de
hoeveelheid BoNT die is opgenomen. In milde gevallen
kan herstel optreden in ongeveer twee tot drie weken, dit
is de tijd die nodig is voor het herstel van de prikkelgelei-
ding in de motorische eindplaatjes (11). Bij ernstige
gevallen van botulisme, waarbij binnen 24 tot 48 uur alle
symptomen van botulisme aanwezig zijn, is de prognose
slecht en is behandeling weinig succesvol. Paarden
verdacht van botulisme moeten zo snel mogelijk worden
behandeld met antiserum. Dit heeft alleen zin in een vroeg
stadium, wanneer er nog circulerend toxine aanwezig is
(2,9,17,18). Als klinische symptomen aanwezig zijn,
bevindt het toxine zich al ter hoogte van de zenuwuitein-
den. Behandeling met antitoxines is dan vaak niet meer
succesvol. Antiserum tegen toxine type C en D is in
beperkte hoeveelheden beschikbaar bij het c vi. Dit is
echter niet geregistreerd als diergeneesmiddel en kan
alleen worden toegepast in noodsituaties. Als aanvulling
moeten de vocht- en voedingstoestand op peil worden
gehouden door middel van sondevoeding en infusen. Ook
ondersteuning van het hoofd bij een lage hoofd-hals-
houding vermindert complicaties van botulisme. Bij
veulens met botulisme kan het succes van de behandeling
aanmerkelijk worden vergroot door het toepassen van
mechanische ventilatie (24).

Antibiotica kunnen worden toegepast in het geval van
toxico-infecties met C.
botulinum en om secundaire
infecties te voorkomen. De in beide casussen gebruikte
aminoglycosiden worden daarbij afgeraden (11). Amino-
glycosiden worden bij hoge plasmaconcentraties in
combinatie met anesthetica soms geassocieerd met
spierzwakte. Het effect zou worden veroorzaakt door
chelatie van calcium en competitieve inhibitie van het
vrijkomen van acetylcholine in de synapsen.

Internationaal worden twee vaccins geproduceerd voor
botulisme bij paarden: één tegen BoNT/C en D en één
tegen BoNT/B (r3). Deze vaccins geven een goede bescher-
ming tegen botulisme (11), maar zijn in Nederland niet
geregistreerd. Het is moeilijk te zeggen of men in Neder-
land paarden preventief zou moeten vaccineren. Er zijn
geen systematische gegevens bekend over het vóórkomen
van botulisme bij paarden in Nederland.

Vóórkomen van botulisme bij paarden in Nederland

Hoewel het laboratoriumonderzoek op botulisme bij
verdachte paarden in het merendeel van de gevallen
negatief verliep (tabel i), achten wij het vanwege de lage
gevoeligheid van de diagnostiek mogelijk dat een groter
percentage botulisme heeft gehad. Het klinisch beeld van
botulisme varieert sterk waardoor botulisme of niet wordt
gediagnosticeerd of uitgebreide diagnostiek achterwege
blijft vanwege het snelle, progressieve verloop van de
ziekte. Goehring et al. maakten melding van uitbraken
van botulisme bij paarden op vier bedrijven in 2001 en
2002 (2 5), maar verder zijn geen cijfers bekend van het
voorkomen van botulisme in Nederland.

Intoxicatie door opname van het toxine type B lijkt de
voornaamste oorzaak van botulisme bij paarden in
Nederland en het ruwvoer de voornaamste bron. Het
gebruik van individueel verpakte balen kuilgras speelt
hierbij een rol. De kwaliteit van het kuilgras in deze balen
kan sterk variëren doordat het conserveringsproces
nadelig wordt beïnvloed doordat men het langer laat
drogen in vergelijking met kuilgras voor rundvee en
doordat de individueel verpakte balen gevoeliger zijn voor
onzorgvuldige verpakking of beschadiging van het plastic.
Tevens kan de hoeveelheid grond en dus de hoeveelheid
C
botulinum-sporen per baal sterk variëren. Notermans et
al. toonden aan dat C
botulinum type B in slecht geconser-
veerde graskuilen in staat is toxines te produceren (26).
Slecht geconserveerde balen kuilgras verhogen zo het
risico op botulisme bij paarden. Dit komt overeen met in
de literatuur beschreven gevallen van botulisme type B bij
paarden (17,18). Zoals aangegeven, wordt BoNT/C en
D-botulisme veroorzaakt door de aanwezigheid van
kadavers in het ruwvoer (2, 9). Het voeren van kuilvoer
van goede kwaliteit waarin geen kadavers zitten, is dus de
voornaamste maatregel om botulisme bij paarden te
voorkomen. Vaccinatie als preventieve maatregel kan een
goede aanvulling zijn, maar is op dit moment niet moge-
lijk omdat er in Nederland geen botulismevaccins zijn
geregistreerd voor toepassing bij paarden.

Er zijn geen gegevens bekend over het voorkomen van
toxico-infecties van C.
botulinum bij paarden in Nederland.

conclusie

De voornaamste oorzaak van botulisme bij paarden in
Nederland is een voedselintoxicatie met BoNT/B gevormd
in ruwvoer van slechte kwaliteit. Symptomen die op de
voorgrond treden, zijn speekselen, dysfagie, parese van de
tong, tremoren en parese/paralyse van met name de
spieren van de voorhand en een verminderde motiliteit
van het maagdarmkanaal. Nauwkeurig lichamelijk
onderzoek is belangrijk om de eerste symptomen van
botulisme vast te stellen. Laboratoriumdiagnostiek kan de
klinische diagnose bevestigen maar verloopt vaak
negatief. Het succes van behandeling is sterk afhankelijk

-ocr page 247-

van de hoeveelheid opgenomen BoNT en het stadium van
de ziekte. De behandeling omvat de snelle toediening van
antiserum en is aanvullend symptomatisch. Zolang
paarden in Nederland niet tegen botulisme kunnen
worden gevaccineerd, is de belangrijkste preventieve
maatregel het voeren van een goede kwaliteit kuilvoer.
Een kritische controle van individueel verpakte balen
kuilvoer is hierbij van essentieel belang.

dankbetuiging

De diagnostiek en expertise op het gebied van botulisme
wordt ondersteund vanuit het project \'Diagnostiek en
instandhouding expertise van meldingsplichtige bacte-
riële ziekten en botulisme\'. Dit project wordt gefinancierd
door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit. De auteurs bedanken Tjeerd Kimman voor zijn
commentaar en Frans Verburg voor het genereren van de
gegevens van de laboratoriumdiagnostiek uit het Labora-
torium Management en Informatie Systeem (
lims) van het

cvi.

literatuur

1. Haagsma J. De ethiologie en epidemiologie van botulismus bij
watervogels in Nederland [Proefschrift]. Rotterdam: Universiteit
Utrecht; 1973.

2. Smith LD. Botulism, the organism, its toxins, the disease. Springfield,
Illinois,
usa: Charles C Thomas, 1977.

3. Coetzer JAW, Tustin RC, eds. Infectious Diseases of Livestock, second
ed: Oxford Univeristy Press 2004.

4. CDC CfDCaP. Botulism in the United States, 1899-1998. Handbook for
epidemiologists, clinicians and laboratory workers. Atlanta,
ga:
Centres for Disease Control and Prevention, 1998.

5. Lindstrom M and Korkeala H. Laboratory diagnostics of botulism. Clin
Microbiol Rev 2006; 19 (2): 298-314.

6. Geurden L, Thoonen J en Galmart J. Over enkele gevallen van
botulisme bij paarden. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 1942; 11 (9-10):
157-168.

7. Cijsouw CJ en Tesink J. Twee gevallen van botulisme bij het paard.
Tijdschr Diergeneeskd 1969; 93 (94): 1547-1550.

8. Notermans SH en Havelaar AH. [Botulism]. Tijdschr Diergeneeskd
1986; III (13): 634-638.

9. Galey FD. Botulism in the horse. The Veterinary clinics of North
America 2001; 17 (3): 579-588.

10. Critchley EM. A comparison of human and animal botulism: a review,
journal of the Royal Society of Medicine r99i; 84(5): 295-298.

11. Whitlock RH and McAdams S. Equine Botulism. Clin Tech Equine
Pract 2006; 5: 37-42-

12. Bernard W, Divers TJ, Whitlock RH, Messick J and Tulleners E.
Botulism as a sequel to open castration in a horse. J Am Vet Med Assoc
1987; 191
(i); 73-74.

13. Frey J, Eberle S, Stahl C, Mazuet C, Popoff M, Schatzmann E, et al.
Alternative vaccination against equine botulism (BoNT/C). Equine
veterinary journal 2007; 39 (6): 516-520.

14. Hunter LC, Miller JK and Poxton IR. The association of Clostridium
botulinum
type C with equine grass sickness: a toxicoinfection? Equine
veterinary journal 1999; 31 (6): 492-499.

15. McGorum BC, Kyles KW, Prince D, Hahn CN and Mayhew IG.
Clinicopathological features consistent with both botulism and grass
sickness in a foal. Vet Ree 2003; 152 (11): 334-336.

16. Newton JR, Hedderson EJ, Adams VJ, McGorum BC, Proudman CJ and
Wood JL An epidemiological study of risk factors associated with the
recurrence of equine grass sickness (dysautonomia) on previously
affected premises. Equine veterinary journal 2004; 36(2): 105-112.

17. Haesebrouck F, Haagsma J, Devriese L, Bertels G en D\'Hollander L. Een
uitbraak van botulisme bij paarden met atypische symptomen.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 1990; 59:234-236.

18. Ricketts SW, Greet TR, Glyn PJ, Ginnett CD, McAllister EP, McCaig J, et
al. Thirteen cases of botulism in horses fed big bale silage. Equine
veterinary journal 1984; 16 (6): 515-518.

19. Heath SE, Bell RJ. Chirino-Trejo M, Schuh JC and Hariand RJ.
Feedtrough dirt as a source of
Clostridium botulinum type C intoxica-
tion in a group of farm horses. The Canadian veterinary journal 1990;
31 (i): 13-19.

20. Goehring LS, van Maanen C and Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-
baan MM. Neurological syndromes among horses in The Netherlands.
A 5 year retrospective survey (1999-2004). Vet Quart 2005; 27(1):
11-20.

21. Bohnel H, Wagner C and Gessler F Tonsils-place of botulinum toxin
production: results of routine laboratory diagnosis in farm animals.
Vet Microbiol 2008; 130(3-4): 403-409.

22. Kinde H, Bettey RL Ardans A, Galey FD, Daft BM, Walker RL et al.
Clostridium botulinum type-C intoxication associated with consump-
tion of processed alfalfa hay cubes in horses. J Am Vet Med Assoc
1991:199 (6):
742-746.

2 3. Notermans SH, Havelaar AH, Dufrenne JB and Oosterom J. Incidence
of
Clostridium botulinum on cattle farms. Tijdschr Diergeneeskd 1985;
110(5): 175-180.

24. Wilkins PA and Palmer JE. Mechanical ventilation in foals with
botulism: 9 cases (1989-2002). Journal of veterinary internal medicine/
American College ofVeterinary Internal Medicine 2003; 17 (5):
708-712.

25. Goehring LS and Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM. Botulism
in the horse: A real possibility in the Netherlands? Tijdschr Dierge-
neeskd 2002; 127 (3): 82-82.

26. Notermans S, Kozaki S and Schothorst M van. Toxin production by
Clostridium botulinum in grass. Appl Environ Microbiol 1979; 38 (5):
767-771.

Artikel ingediend: 5 maart 2009

Artikel geaccepteerd: 29 juni 2009

-ocr page 248-

savab-Flanders

Houd II, 12 en 13 maart 2010 alvast
vrij in uw agenda, want dan vindt naar
goede gewoonte het jaarlijkse
savab-
Flanders-congres (Small Animal
Veterinary Association Belgium)
plaats, dit jaar voor de 25ste keer. Op
het programma staat zoals steeds één
onderwerp dat volledig wordt uitge-
diept. Onder het motto \'No guts no
glory\' worden de aanwezigen deze keer
rondgeleid in de wondere wereld van
de gastro-enterologie onder leiding
van dr. Gaby Verburch-Hoffmann, dr.
Michael D. Willard en dr. Ed Hall.
Er is voorzien in een algemeen
programma, er zijn \'specialist sessions\'
en op zaterdag is er ook een program-
ma voor dierenartsassistenten in het
Nederlands. Voor de overige lezingen
is de congrestaai Engels. De vertrouw-
de locatie van congrescentrum Ter Eist
in Wilrijk (Antwerpen) garandeert een
aangename sfeer, congreszalen met
alle comfort en mogelijkheid tot
overnachting op de locatie zelf. Tijdens
de pauzes en de lunch is het mogelijk
bij te praten met collega\'s en een
bezoekje te brengen aan de stands van
de sponsors. Verdere informatie kan
worden verkregen door een mailtje te
sturen aan: mverbocht@skynet.be.

Communicatie-
symposium

ln deze roerige tijden voor melkvee-
houders zijn voor dierenartsen hun
vaardigheden als adviseur belangrij-
ker dan ooit. Het Uiergezondheids-
centrum Nederland
(ugcn) organi-
seert daarom op 7 oktober aanstaande
in conferentiecentrum Zonheuvel te
Doorn een symposium voor dieren-
artsen en andere adviseurs met de
titel: \'Adviseren ... dat kan toch
iedereen?\' Op het podium spreekt
onder andere coach van het jaar Robin
van Galen over \'De kracht van
teamwork\'. Wie wil bijspijkeren aan
zijn of haar manier van adviseren, kan
zich via www.ugcn.nl aanmelden. Op
deze website staan het aanmeld-
formulier en het programma.

Bij Euroscience verscheen van de hand
van prof dr. Luc J. Peelman
Erfelijke
afwijkingen bij de hond,
een boek dat een
overzicht geeft van de huidige kennis
met betrekking tot erfelijke afwij-
kingen bij de hond. In totaal worden
292 erfelijke afwijkingen behandeld
per orgaan of orgaansysteem. Ook
komen erfelijke stofwisselingsstoor-
nissen en erfelijke aspecten van
tumorontwikkeling aan de orde. Het
boek bevat een uitgebreide index zowel
van algemene termen als van syno-
niemen/verwante termen van de
beschreven afwijkingen. Luc J. Peelman
is hoofd van het Laboratorium voor
Dierlijke Genetica van de Faculteit
Diergeneeskunde in Gent. Hij deed
twintig jaar onderzoek naar erfelijk-
heid bij dieren. \'Erfelijke afwijkingen
bij de hond\' is te bestellen voor een
bedrag van 38,50 euro, inclusief
btw,
exclusief verzendkosten. Stuur daartoe
een e-mail aan Theo Elsinghorst
(Th.Elsinghorst@inter.nl.net).

Vaccineren tegen ib

Verlichting in de stal tijdens de \'spray\'
heeft een positieve invloed op het
resultaat van
ib-vaccinaties, blijkt uit
recent veldonderzoek van de
gd. Ook
het uitschakelen van de ventilatie
blijkt de effectiviteit van de vaccinatie
gunstig te beïnvloeden. Van kuikens
die werden gevaccineerd met het licht
aan (gedempt of vol), waren gemiddeld
41 procent meer monsters beschermd
na vaccinatie, mogelijk omdat kuikens
in het donker de ogen sluiten. Het
vaccineren met het licht uit zou dus
meer nadelen hebben dan voordelen.

Boek erfelijke
afwijkingen

Bij kuikens die gevaccineerd werden
met de ventilatie uit, waren gemiddeld
15 procent meer monsters positief in
de test. Vaak worden de kuikens
gevaccineerd met de ventilatie aan,
maar wil men succes boeken, dan is
het beter de ventilatie tijdelijk uit te
zetten. In deze studie reageerden grote
vleeskuikenkoppels minder goed dan
kleine. De onderzoekers kunnen nog
niks zeggen over de effectiviteit van
drinkwatervaccinatie ten opzichte van
\'spray\'-enting. Daarom wordt het
veldonderzoek nog voortgezet.

gd

Memorandum
diertransport

Op de conferentie over transport van
dieren in Amsterdam van 23 en
24 juni 2009 is een memorandum
opgesteld, met als doel de handhaving
van regels in Europa op dit gebied te
harmoniseren en het dierenwelzijn
tijdens transport te verbeteren. De
aanwezige dierenartsen en inspecteurs
achtten dit noodzakelijk omdat tot op
heden geen overeenstemming bestaat
wat betreft de technische vereisten
van de gebruikte voertuigen, het
aantal, de grootte en de leeftijd van de
vervoerde diersoorten noch van de
dichtheid van de bezetting tijdens het
vervoer. Bovendien is het voor
transporteurs nog steeds mogelijk hun
transporten te leiden door landen
waar geen of onvoldoende controle
plaatsvindt. De op deze conferentie
aanwezige dierenartsen en contro-
leurs pleitten sterk voor het door-
voeren van de volgende maatregelen.
Ten eerste moet de European Food
Safety Agency
(efsa) standaarden
definiëren en instellen. Ten tweede
moet de Europese Commissie
(ec) de
volgende details van de regelgeving
ophelderen: de miniminumleeftijd
waarop een dier als gespeend kan
worden beschouwd, de benodigde
ruimte, de omstandigheden waarin
een dier meer ruimte nodig heeft en
de minimum hoeveelheid ruimte
boven het hoogste punt van het dier.
Ten derde moet het
taiex-instrument

-ocr page 249-

(Technical Assistance Information
Exchange) haar kennis ter beschik-
king stellen aan de toezichthouders en
inspecteurs. Ten vierde moet de
ec alle
officiële inspecteurs over heel Europa
volledige toegang tot
traces toestaan.
Ten vijfde moet de
ec haar antwoor-
den op veelgestelde vragen publiek
maken. Ten zesde moet de
ec betere
vertalingen van de regelgeving ter
beschikking stellen en garanderen.
Ten zevende moet de
ec voor voer-
tuigen gebruikt voor korte afstand-
transport, vereisen dat deze gecertifi-
ceerd zijn. Ten achtste moet de
ec
ervoor zorgen dat de transporttijden
van de chauffeurs worden geharmoni-
seerd met de pauzes voor het voeden,
drenken en laten rusten van de dieren.
Ten negende moet de
ec erop aan-
dringen dat veterinaire inspecteurs
van lidstaten het maximale laad-
gewicht laten overeenstemmen met
het maximaal toegestane gewicht van
de gebruikte voertuigen. Ten slotte
moet de
ec eisen dat diertransporten
\'live\' per satelliet gevolgd worden.

Schistosomakruising

Het aantal menselijke infecties met
Schistosoma is sterk toegenomen na
een kruising van de variant die alleen
mensen besmet, met een verwant die
alleen besmettelijk is voor runderen.
Dit schreven wetenschappers van het
Antwerpse Instituut voor Tropische
Geneeskunde en de
ku Leuven in plos
Pathogens. Schistosoma is na malaria
de parasiet die leidt tot de meeste
schade bij mensen. Ruim 200 miljoen
mensen zijn besmet met deze worm.
Hoewel de parasiet zelden sterfte
veroorzaakt, beschadigt hij de organen
waarin hij zich nestelt (met name
lever, milt, darmen en urinewegen),
veroorzaakt hij chronische ontste-
kingen en remt hij de ontwikkeling
van kinderen. Na de bouw van
dammen op de Senegalrivier vond een
stijging plaats van het aantal Schisto-
somabesmettingen. De onderzoekers
ontdekten dat de worm zich had
gekruist met een verwante soort die
enkel runderen besmet.

Veehouder en Dierenarts
vernieuwt

Veehouder

dierenarts

r

1\\

m

Deze maand zal Veehouder en Dierenarts
later verschijnen dan gebruikelijk. Dit
vanwege een vernieuwing van de
formule van het tijdschrift. Ten eerste
zullen er voortaan twee edities
verschijnen van
Veehouder en Dierenarts:
één voor graasdieren (rund, schaap en
paard) en één voor de varkens/
pluimveehouderij. Ten tweede zullen
in de inhoud meer dan voorheen de
dierenarts en de veehouder zelf aan het
woord komen. Ten derde kunnen
praktijken ervoor kiezen het tijdschrift
rechtstreeks naar hun klanten te laten
versturen, waarbij de praktijk als
afzender wordt vermeld. Voor deze
nieuwe opzet werkt de redactie-
commissie samen met uitgeverij
AgriMedia in Wageningen. Abonnees
ontvangen een brief met uitgebreide
informatie en een antwoordformulier
Wilt u een gratis proefnummer van
beide edities, mail dan naar veeh.en.
dierenarts(a)knmvd.nl onder vermel-
ding van \'proefnummer\'.

Najaarsvergadering vhg

De najaarsvergadering 2009 van het
Veterinair Historisch Genootschap
(vhg) zal plaatsvinden op dinsdag
27 oktober in de collegezaal van het
departement Paard van de faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht aan de
Yalelaan 114. De inleidingen zullen
worden verzorgd door de cursisten
van de cursus \'Inleiding in de beoefe-
ning van de veterinaire geschiedenis\',
die werd gehouden van oktober 2008
tot maart 2009. De vergadering begint

om ro.00 met koffe, waarna om 10.30
de huishoudelijke vergadering start.
Om 11.45 houdt Erik Jan Tjalsma,
dierenarts bij De Tweede Lijn te
Wilhelminaoord de eerste lezing over
\'Schurft bij dieren in de negentiende
eeuw\'. Tijdens de lunch bestaat de
gelegenheid de museumcollectie te
bezichtigen. Vervolgens zal rustend
dierenarts mw. Irène Boor-van der
Putten spreken over de ontvangst van
de ideeën van Pasteur door veterinair
Nederland onder de titel: \'II fallait un
clinicien et c\'est un chimiste qui s\'en
mêle\'. De lezing van prof, dr Frans van
Knapen, hoogleraar veterinaire
volksgezondheid, biedt aandacht aan
dr Jaap van der Hoeden (1891 tot
1968) en zijn betekenis voor de
geneeskunde in Nederland. Promoven-
dus diergeneeskunde Steven van
Beurden gaat in op het onderwerp
\'Tussen
dsk en knmvd: Over de relatie
tussen de Diergeneeskundige Studen-
ten Kring en de Maatschappij voor
Diergeneeskunde in de periode 1932
tot 1972\'. Om 15.00 uur is het pro-
gramma afgelopen en volgt een borrel.
Geïnteresseerden kunnen zich voor
deze dag opgeven door 20 euro over te
maken naar postgirorekening 581045
ten name van Penningmeester
vhg te
Sneek. Ook introducés zijn welkom,
de deelname kost 25 euro voor
niet-leden.

Mutatie griepvirus HiNi

De Zweedse rijksveterinaire dienst,
Statens Veterinärmedicinska Anstalt
(sva), constateerde een uitwisseling
van de griepvirussen HiNi en H3N2
bij varkens. Het betreft het virus
H1N2. Hoewel de symptomen van
H1N2 relatief mild zijn, zal de dienst
de verspreiding van het virus blijven
inventariseren. Volgens viroloog
Willie Loeffen van het cvi komt in
Denemarken al enkele jaren een
HiN2-griepvirus voor Het gaat
mogelijk om hetzelfde virus. Het gaat
ook niet noodzakelijk om het zoge-
noemde \'Mexicaanse griep\'-virus,
aangezien er verschillende HiNi-
varianten zijn.

Agrarisch Dagblad

-ocr page 250-

Nutrigenomics, een veelbelovende
ontwikkeling op het gebied van honden-
en kattenvoeding

Simone Thissen \' en Maaike van Leeuwaarden "

Uit en voor de praktijk

Op zaterdag 25 april 2009 werd tijdens de Voorjaars-
dagen uitgebreid ingegaan op een nieuwe ontwikke-
ling op het gebied van onderzoek naar (dieet)voeding
voor hond en kat. In vier lezingen gaf Mitchell
S.
Abrahamsen, PhD, Vice President Research bij Hill\'s Pet
Nutrition, inzicht in de zogenoemde \'nutrigenomics\'
en de toepassingsmogelijkheden hiervan binnen de
diervoedingsindustrie. Deze kunnen leiden tot een
betere preventie en behandeling van bepaalde aan
doeningen van hond en kat met behulp van voeding.

Het bekend worden van het humane genoom (2001) en
vervolgens dat van vele verschillende diersoorten,
waaronder de hond en de kat (1-3), vormde de basis voor
een dieper inzicht in moleculaire mechanismen van
ziekten en de wijze waarop deze op moleculair niveau
kunnen worden beïnvloed. Het onderzoek naar de
dna-sequentie bij de hond en de kat werd aanvankelijk
aangewend voor het bevorderen van veterinair en humaan
medisch onderzoek, maar de opgedane kennis kan ook
worden ingezet bij de ontwikkeling van diervoeding. Eén
van deze nieuwe ontwikkelingen is \'nutrigenomics\'.

Over nutrigenomics en \'nutrigenetics\' zijn de afgelopen
jaren diverse publicaties verschenen, vooral in de humane
literatuur. Zo publiceerde het wetenschappelijke tijd-
schrift
Proceedings of the National Academy of Sciences (pnas)
in 2008 een \'pilot\'-studie waarin opmerkelijke resultaten
werden beschreven van een gezond dieet en meer be-
weging bij mannen met een milde vorm van prostaat-
kanker (4). De termen \'nutrigenomics\' en \'nutrigenetics\'
komen sterk overeen, maar nutrigenomics gaat een stap
verder dan nutrigenetics. Nutrigenetics is de wetenschap
die zich bezighoudt met de genetische verschillen tussen
individuen in het metabolisme van bepaalde voedingsstof-
fen. De aanwezigheid van bepaalde genen heeft daarbij
een voorspellende functie. Een voorbeeld is de Bedlington
terriër (5), die als gevolg van een mutatie in het
murr-i
gen een teveel aan koper niet goed kan uitscheiden,
waardoor koperstapeling ontstaat. Een ander voorbeeld is
de \'pointed colour\' bij de Siamese en Burmese kat die het
gevolg is van een tyrosinasemutatie (6). Dit zijn stofwisse-
lingsproblemen die genetisch vastliggen.

i Dierenarts Venucon.

ii Dierenarts.

Bij nutrigenomics draait het echter om de wijze waarop
voedingsstoffen via effecten op genexpressie en -regulatie
hun effecten in het lichaam uitoefenen (7). Eerst wordt de
expressie van een groot aantal verschillende genen
vergeleken tussen zieke en gezonde dieren, zodat bekend
wordt welke genen worden aan- of uitgeschakeld tijdens
bepaalde ziekteprocessen. Vervolgens wordt onderzocht
welke voedingsstoffen invloed hebben op de expressie van
deze specifieke genen, zodat met behulp van deze nutriën-
ten de genexpressie kan worden genormaliseerd.

genetisch onderzoek bij hond en kat

De analyse van erfelijke aandoeningen bij de kat is nog
veel minder ver gevorderd dan bij de hond. Er is dus maar
beperkte kennis over de exacte oorzaak van de vele
erfelijke ziekten bij de kat. Hill\'s heeft onderzoek gedaan
naar de identificatie van enkelvoudige nucleotide poly-
morfïsmes
(snp) bij katten, snp\'s zijn verschillen in de
dna-sequentie vergeleken tussen twee chromosomen van
een individu of van vele soortgenoten,
snp\'s ontstaan
wanneer op één plaats in het genoom een enkelvoudig
nucleotide (A, T, G of C) in de
dna-sequentie wordt
vervangen door een ander. De meeste
snp\'s zijn \'onschul-
dig\' en hebben geen klinische gevolgen. Gemiddeld
komen s
n p \'s bij de mens voor in een frequentie van meer
dan I procent. Aangezien slechts 3 tot 5 procent van het
dna codeert voor de productie van eiwitten, bevinden de
meeste
snp\'s zich buiten de coderende sequenties, snp\'s
die zich wel in een coderende sequentie bevinden, zijn
interessant voor onderzoekers, aangezien de kans bestaat
dat ze de biologische functie van een eiwit veranderen.

Een grootschalig onderzoek naar het hondengenoom
heeft geleid tot het vaststellen van 25.000 informatieve
snp\'s bij diverse rassen, die kunnen worden ingezet voor
het opsporen van ziekteveroorzakende genen. De nieuw-
ste techniek is een \'oligonucleotide based array\' waarin de
dna-sequentie van specifieke plaatsen (loci) in het genoom
wordt vastgesteld. Van deze loei is bekend dat ze
snp\'s bevat-
ten. Op deze manier kunnen genen die bepaalde aandoenin-
gen veroorzaken, worden geïdentificeerd. Voor een volledige
sn p-analyse van complexe eigenschappen zijn minimaal
tweehonderd ongerelateerde honden nodig (honderd
dragers en honderd gezonde dieren). De betrokken onder-
zoekers hebben ook bij de kat drie miljoen
snp\'s in kaart
gebracht en deze \'dataset\' vormt de basis voor vergelijkbaar
onderzoek naar genetische aandoeningen bij katten (8).

genotype en fenotype

De fysiologische en biochemische eigenschappen van een
individu worden het fenotype genoemd. Het fenotype

-ocr page 251-

Identificatie van juiste ingrediënten

Up-regulatie genexpressie
Down-regulatie genexpressie

Figuur i. Met behulp van specifieke laboratoriumtechnieken zoals de gepatenteerde GenechipTM (Affymetrix)-analyse kan de genexpressie van ver-
schillende genen in kaart worden gebracht en ontstaat een genexpressieprofiel. Door de genexpressie van gezonde en ongezonde dieren te vergelijken,
wordt duidelijk welke genen veranderen (sterker tot expressie komen (= \'up-regulatie\' (rood in afbeelding)) of minder sterk (= \'down-regulatie\' (blauw in
afbeelding)) bij een bepaalde aandoening. Nadat deze verschillen in kaart zijn gebracht, wordt met behulp van bepaalde ingrediënten (bijvoorbeeld
epa bij
osteoartrose) geprobeerd het genexpressieprofieel te veranderen naar een meer normaal profiel dat lijkt op dat van een gezonde hond.

wordt bepaald door de combinatie van het genotype (de
genetische kenmerken van het dier) en omgevings-
invloeden. De voeding is één van de belangrijkste om-
gevingsfactoren met invloed op het fenotype. Tot voor
kort werd aangenomen dat verschillen in genexpressie
voornamelijk werden bepaald door de invloed van
hormonen en het zenuwstelsel. Nutrigenomics heeft
echter duidelijk aangetoond dat een groot aantal macro-
en micronutriënten effect kan hebben op de mate van
expressie van specifieke genen. Onderzoek richt zich nu
voornamelijk op het vastleggen van de manier waarop
voeding en specifieke voedingsstoffen de genexpressie (in)
direct kunnen beïnvloeden, en hoe componenten in de
voeding systemische signalen voor het aansturen van
fysiologische processen beïnvloeden.

de toepasbaarheid van nutrigenomics

In de humane voedingsleer heeft men momenteel veel
aandacht voor nutrigenomics. Het probleem is echter dat
het bij de mens praktisch niet haalbaar is een vastgesteld
standaarddieet aan te houden. Er is veel keuze en variatie
in voedingsmiddelen en het dieet van de meeste mensen
verschilt van dag tot dag. Bij huisdieren speelt dit pro-
bleem veel minder: zij ontvangen vaak elke dag dezelfde
complete voeding en het dieet is volledig te controleren
door de eigenaar. Dit biedt de mogelijkheid om gedurende
langere tijd hetzelfde dieet te voeren, waardoor het effect
van een andere voedingssamenstelling optimaal kan
worden aangetoond.

De wetenschappelijke informatie afkomstig van
voedingsonderzoeken bij gezelschapsdieren heeft al geleid
tot belangrijke inzichten in ziekten en verouderingspro-
cessen. Met behulp van deze kennis kunnen (dieet)
voedingen worden ontwikkeld die de gezondheid en
levenskwaliteit van de hond en de kat kunnen optimali-
seren.

De onderzoekers maakten hiervoor gebruik van het
zogenoemde Active Ingredient Identification Method
(AiM)-proces. Hierbij wordt als eerste bepaald wat de
belangrijkste verschillen in genexpressie zijn tussen een
gezond dier en een ziek dier (of een oud dier) en welke
genen daarvoor verantwoordelijk zijn. De tweede stap
bestaat uit in vitro-onderzoek naar de effecten van
bepaalde ingrediënten op de expressie van deze genen.
Uiteindelijk stellen de onderzoekers een ingrediënten-
profiel op, dat in klinische voedingsonderzoeken wordt
geëvalueerd. Op deze manier kunnen voeders worden
ontwikkeld die het genexpressieprofiel van zieke dieren
zodanig kunnen veranderen dat het meer gelijkenis gaat
vertonen met dat van gezonde dieren. Op dit moment
wordt deze kennis al toegepast voor de preventie van aan
ouderdomsgerelateerde aandoeningen, en voor de
bestrijding van overgewicht en/of obesitas en artrose bij de
hond en de kat (9-11).

\'seniorhonden\' en -katten

Met de toegenomen kwaliteit van (medische) zorg en
voeding voor huisdieren, is de laatste jaren een groeiende
populatie oudere dieren ontstaan. Er is nu dan ook meer
aandacht voor geriatrische aandoeningen bij gezelschaps-
dieren. Veroudering is een complex proces van veranderin-
gen die worden bepaald door genetische factoren en
omgevingsfactoren. Het verouderingsproces verloopt
geleidelijk, waardoor tijdige detectie en interventie vaak
moeilijk is. Veel voorkomende problemen zoals artrose,
nierproblemen, gedragsveranderingen (cognitieve dis-

-ocr page 252-

functie) en obesitas worcien in verband gebracht met
veroudering bij gezelschapsdieren. De veranderingen die
ten grondslag liggen aan deze problemen, zijn enerzijds het
gevolg van een achteruitgang in de fysiologie (daling van
hormoonconcentraties, discoördinatie van geïntegreerde
stofwisselingsprocessen, toename van de concentratie vrije
radicalen en voortdurende
dna-schade) en anderzijds van
anatomische desintegratie (weefselverval of fïbrosering).

Gentechnologie en veroudering

Gentechnologie heeft belangrijke biochemische kennis
over het verouderingsproces van gezelschapsdieren
opgeleverd. Door gezonde volwassen dieren en \'senior-
dieren\' een identiek voer te geven, kan men vervolgens de
genexpressie en de biochemische verschillen vaststellen
die karakteristiek zijn voor het verouderingsproces. De
activering van bepaalde genen leidt tot de productie van
een bepaald hormoon, een enzym, een antilichaam of een
essentieel eiwit. Gentechnologie bij oudere dieren richt
zich vooral op genen die in verband staan met stress en
levensverwachting
(igf-i, hsp, groeihormoon, dhea en
geslachtshormonen), oncogenese en tumorsuppressie,
telomeren en telomerase, en apoptose.

Onderzoeksresultaten van effecten van veroudering

Onderzoek door Kealy et al. (12) heeft aangetoond dat
slanke honden een hogere levensverwachting hebben dan
dikke honden. Bij deze honden werd een lager vetgehalte
vastgesteld en een lager bloedtriglyceride, insuline-, T3- en
glucosegehalte. Het verouderingsproces ging gepaard met
lagere concentraties retinylpalmaat (vitamine A-palmi-
taat), totaal vitamine A, vitamine E, selenium en koper.
Stowe (13) toonde bij oudere honden ook een verhoogd
serumretinolgehalte, ceruloplasmine- en glutathionper-
oxidasegehalte aan. Tot slot toonde Greeley (14) aan dat de
met veroudering gepaard gaande verminderde werking
van het immuunsysteem bij de hond wordt vertraagd door
het voeren van een caloriearm dieet.

Effect van nutritionele interventie

Nutriënten zoals antioxidanten (ao), die invloed hebben
op vrije radicalen, en visolie, dat invloed heeft op ontste-
kingsmechanismen, zijn al eerder uitgebreid onderzocht
en beschreven. Siddiqui (2004) toonde aan dat het gebruik
van omega-3-vetzuren bij honden met artrose effect heeft
op de membraanpermeabiliteit en het lipidentransport, de
activiteit van proteïnekinase C en Na-i-K
-t-ATPase, en de
gen- en eicosanoïdesynthese. Hansen toonde aan dat
omega-3-vetzuren de activiteit van metalloproteïnase in
de synovia van het kniegewricht bij de hond verminderde
(15). Bepaalde vitaminen, mineralen, enzymen, carotenoï-
den, flavonoïden en melatonine hebben een antioxida-
tieve werking. Deze antioxidanten zijn aanwezig in
diverse soorten groente en fruit.

Nutrigenomics en veroudering

Met de recente ontwikkeling van nutrigenomics kan men
nu een verbinding vaststellen tussen verschillen in gen-
expressie als gevolg van een bepaald voedingsmiddel en de
waargenomen klinische verbetering. Door verder aan te
tonen welk effect specifieke nutriënten (specifieke
ao,
specifieke omega-3-vetzuren) hebben op de expressie van
bepaalde genen, kunnen voeders worden samengesteld met
specifieke macro- en micronutriënten die de biochemische
gevolgen van veroudering tegengaan. Deze diëten hebben
naar verwachting een gunstig effect op de fysieke gezond-
heid en de levenskwaliteit van het ouder wordende huisdier

obesitas: niet puur een kwestie van
overgewicht

Obesitas is een probleem dat tegenwoordig veel voorkomt
bij honden en katten. Onderzoeksresultaten lopen uiteen,
maar in de Verenigde Staten bedraagt de prevalentie van
obesitas bij katten meer dan 35 procent. Van de katten van
tien tot elf jaar oud is 45 procent te zwaar Bij de hond
variëren deze prevalenties van 24 procent tot 34 procent.
Zoals ook bekend is van de mens, is obesitas bij de hond
een risicofactor voor het ontstaan van diverse gezond-
heidsproblemen zoals diabetes (insulineresistentie),
circulatie- en respiratieproblemen, hartinsufficiëntie en
spier-, skelet- en huidaandoeningen (16-19). De invloed
van obesitas op het ontstaan van andere gezondheids-
problemen is complex vanwege de metabole functie van

-ocr page 253-

Kleurenkaart voor genexpressie

m

Honden met
obesitas na gewichtsverlies

Figuur 2b.

vetweefsel. Vetweefsel is meer dan een isolatie- of bescher-
mingslaag en dient niet alleen als passieve opslagplaats
voor calorieën. Het is een actief endocrien orgaan en
produceert diverse adipokines, lipoproteïnelipase,
pro-inflammatoire cytokinen en acute fase-eiwitten.

Adipokines zijn eiwitten die worden geproduceerd en
uitgescheiden door het vetweefsel zelf, de macrofagen die
zich in het vet bevinden en de fibrocyten. Ze hebben effect
op het zenuwstelsel en op perifere weefsels zoals de
skeletspieren en de lever Voorbeelden van belangrijke
adipokines zijn leptine, adiponectine, resistine, visfatine,
Retinol Binding Protein (
rbp) en tnf-alpha.

Het cytokinehormoon leptine werd in 1994 geïdentifi-
ceerd als het in vetweefsel tot expressie komend product
van het obese-gen (20). Het vormt de hormonale link
tussen hersenen en vetweefsel (het signaleert de hersenen
met betrekking tot de energiestatus) en heeft een regule-
rende invloed op perifere celtypes, waarbij onder andere

Bffll

Honden

met
obesitas

Honden met
gezond
gewicht

immuunreacties en angiogenese worden gemoduleerd. De
serumconcentratie van leptine stijgt bij overgewicht, bij
zowel de mens als diverse diersoorten, waaronder de hond
en de kat. Leptine heeft verder een eetlustremmende
werking. Maar bij toenemende obesitas ontwikkelt zich
leptineresistentie, waarbij lage leptineconcentraties een
sterker eetluststimulerend effect hebben dan dat hoge
leptineconcentraties de eetlust afremmen.

Deze veranderingen in de leptineuitscheiding en
-gevoeligheid bieden ook een mogelijke verklaring voor
het optreden van osteoartrose bij obesitas. Bij mensen met
reumatoïde artritis of osteoartrose werden verhoogde
leptineconcentraties gevonden in synoviaalvocht.

Gentechnologie en obesitas

Genetisch en biochemisch onderzoek heeft ervoor gezorgd
dat wetenschappers de onderliggende biochemische
mechanismen die ten grondslag liggen aan de relatie
tussen obesitas en andere ziekten en gezondheidsproble-
men, beginnen te begrijpen. Door vetcellen en lymfocyten
van honden en katten die lijden aan overgewicht, te
vergelijken met die van slanke dieren kunnen de belang-
rijkste biochemische verschillen tussen deze groepen
worden vastgesteld. Het genexpressieprofiel van honden
met obesitas laat een \'down-regulatie\' zien van
ppar
(Peroxisome Proliferator Activated Receptor)-gamma, ucp
(Uncoupling Protein)-2, carnitine 0-palmitoyltransferase 1
en acyl-CoA synthetase. Deze genen spelen een belang-
rijke rol bij de beta-oxidatie van vetzuren. De lagere
expressie van deze genen kan verklaren waarom deze
dieren vet opslaan in plaats van verbranden. Obesitas
heeft daarnaast een \'down-regulerend\' effect op het
glucosemetabolisme: de verminderde expressie van
pyruvaat dehydrogenase kinase-4 en glucose-6-fosfatase
vormt mogelijk de verbinding tussen diabetes en obesitas.

Nutrigenomics en obesitas

Recent onderzoek bestudeerde de effecten van gewichts-
verlies op het genexpressieprofiel van obese honden. Het
effect van de aangeboden voeding werd duidelijk uit de
waargenomen verschuiving van een obees naar een slank
genexpressieprofiel. Onder de betrokken genen werd een
vermindering van de expressie gezien van de genen die in
verband staan met vetopslag (bijvoorbeeld leptine en
igf-i).

Hoewel gewichtsvermindering effect heeft op veel van
de veranderingen die samengaan met obesitas, toont het
gebruik van nutrigenomics aan dat alleen afvallen niet
voldoende is. De specifieke combinatie van bepaalde
nutriënten speelt een rol in het terugdraaien van de
onderliggende mechanismen die obesitas verbinden aan
andere gezondheidsproblemen. Alleen de combinatie van
gewichtsverlies en het gebruik van de juiste nutriënten kan
de onderliggende verandering in genexpressie herstellen.

Genexpressieprofielen geven niet alleen inzicht in
verschillen in metabole activiteiten die gerelateerd
worden aan obesitas, maar vergroten ook onze kennis over
het verband tussen obesitas en het verhoogde risico op
met obesitas gerelateerde aandoeningen.

-ocr page 254-

VOEDING ALS BEHANDELING VOOR OSTEOARTROSE

Osteoartrose (oa) is een progressieve, degeneratieve
gewrichtsaandoening die wordt gekarakteriseerd door pijn,
bewegingsproblemen, degeneratie van gewrichtskraak-
been en remodellering van bot. Het is de meest voor-
komende oorzaak van kreupelheid bij de hond en treft naar
schatting 20 procent van de honden ouder dan één jaar.
Risicofactoren voor het ontwikkelen van
oa zijn onder
andere leeftijd, ras, genetische eigenschappen, trauma,
obesitas en orthopedische ontwikkelingsstoornissen.
Primaire 0
a als gevolg van een afwijkende structuur en
biosynthese van het gewrichtskraakbeen is bij de hond
zeldzaam. Secundaire
oa komt daarentegen veel voor en
kan worden veroorzaakt door gewrichtstrauma, ontstekin-
gen, aangeboren en ontwikkelingsstoornissen en metabole,
endocriene, neurologische, neoplastische of iatrogene
oorzaken (21-24). Als het ziekteproces eenmaal in gang is
gezet, leidt een cascade van mechanische en biochemische
reacties tot de destructie van het gewrichtskraakbeen.

Pathofysiologie van osteoartrose
Gezonde gewrichten bestaan uit gewrichtskraakbeen,
subchondraal bot, een gewrichtskapsel en ondersteunende
ligamenten en pezen. Gewrichtskraakbeen bestaat uit
chondrocyten in een matrix van proteoglycanen en een
netwerk van collageen (type II). Deze hydrofiele matrix is
opgebouwd uit verschillende proteoglycanen (gesulfa-
teerde glycosaminoglycanen
(gag)), met als belangrijkste:
chondroïtine-4-sulfaat, chondroïtine-6-sulfaat en keratine-
sulfaat. Wanneer deze gesulfateerde
gag\'s zich binden aan
een aseiwit (bijvoorbeeld hyaluronzuur) ontstaat een
proteoglycaan. Aggrecanen zijn proteoglycanen die zich
binden aan hyaluronzuurmoleculen, waardoor uitgebrei-
de proteoglycaanaggregaten ontstaan die veel voorkomen
in de kraakbeenmatrix. Deze grote complexen trekken
water aan en generen zo een \'stootkussen\' dat tegendruk
kan geven bij mechanische belasting.

Chondrocyt

Normaal gewrichtskraakbeen wordt in stand gehouden
door anabole en katabole processen die worden aange-
stuurd door cytokines. Bij een verstoring van dit even-
wicht wordt kraakbeen sneller afgebroken dan opge-
bouwd en ontstaat osteoartrose. Beschadigde
chondrocyten geven ontstekingsmediatoren af en de
vrijgekomen metalloproteïnases
(mmp) (collagenase,
stromelysine, gelatinase en membraantype i metallopro-
teïnase), aggrecanases (25)
(adam-tS4 en adam-ts5) en
andere proteinases resulteren in de afbraak van kraakbeen.
Afbraakstoffen van het kraakbeen hebben een antigeen
effect en leiden tot synovitis.

De macrofagen en leucocyten in de synovia bevatten
grote aantallen cytokines, procoagulantia, proteinases en
vrije radicalen. Tijdens het OA-proces worden vooral de
pro-inflammatoire cytokines
iL-iß en tnf-« gesyntheti-
seerd.
iL-iß stimuleert de afbraak van matrixeiwitten en
TN
F-a is de drijvende kracht achter het ontstekingsproces.
Beide zetten gewrichtscellen aan tot de productie van
andere cytokines, zichzelf en proteases en Prostaglandine
Ej
(pge 2). Deze cytokines dragen bij aan de ernst en
progressie van de artrose en houden zichzelf in stand.

Voederadditieven en nutrigenomics

De multimodale aanpak van oa bestaat uit gewichtsver-
mindering, een goede voeding, lichaamsbeweging,
fysiotherapie,
nsaid\'s en oa-modificerende supplemen-
ten. Voederadditieven, zoals visolie, glucosamine, chon-
droïtinesulfaat en antioxidanten, worden veelvuldig en
succesvol gebruikt bij de behandeling van
oa bij gezel-
schapsdieren. Impellizeri (1998) toonde aan dat bioflavo-
noïden, superoxidasedismutase en gluthationperoxidase
een positief effect hebben op artrose in het heupgewricht
bij de hond (26). Visolie als bron van omega-3-vetzuren
(epa, ala en dha) kan de pijn en ontstekingsreactie bij
zoogdieren verminderen. Bepaalde omega-3-vetzuren
(zoals
epa bij de hond en ala en dha bij de kat) kunnen de
voortgang van
oa stoppen door de expressie en activering
van proteoglycaanafbrekende enzymen (aggrecanases) te
verminderen. Het is echter belangrijk dat er nog meer
bekend wordt over de moleculaire veranderingen die
leiden tot artrose, zodat men nieuwe en effectievere
manieren kan ontwikkelen om
oa tegen te gaan.

CONCLUSIE

Nieuwe genetische onderzoekstechnieken geven de
mogelijkheid om aandoeningen als obesitas, artrose en

-ocr page 255-

aan ouderdom gerelateerde aandoeningen te doorgronden
op het niveau van de moleculen die verantwoordelijk zijn
voor de biologische en structurele veranderingen die de
aandoening veroorzaken. Ook ontstaat er op deze manier
inzicht in de specifieke moleculaire processen en bio-
chemische reacties die als doelwit kunnen dienen voor
nieuwe therapeutische strategieën. Op basis hiervan kan
vervolgens worden onderzocht welke specifieke nutriën-
ten de expressie van deze biochemische processen kunnen
beïnvloeden. Zo is al aangetoond dat de genexpressie voor
bijvoorbeeld de genen die coderen voor kraakbeenaf-
brekende enzymen en voor ontstekingsmediatoren, kan
worden afgeremd door de juiste nutriënten (zoals onder
andere
epa bij de hond en dha en ala bij de kat) te
gebruiken in de voeding. Voedingen, speciaal ontwikkeld
voor dieren met osteoartrose, hebben een belangrijke
functie bij de behandeling en kunnen zelfs de rol van
nsaid\'s geheel of gedeeltelijk overnemen. De toepassing
van nutrigenomics heeft daarmee een duidelijke toege-
voegde waarde voor de gezondheid en het welzijn van
hond en kat. Er kan op moleculair niveau grote vooruit-
gang mee worden geboekt, die met alleen beoordeling op
klinisch niveau niet haalbaar zou zijn.

literatuur

1. www.ncbi.nlm.njh.gov/Genomes/.

2. Ostrander EA and Wayne RK. The canine genome. Genome Res 2005;
15:1706-1716.

3. Murphy W|, Davis B, David VA et al. A r.s-Mb-resolution radiation
bydrid map of the cat genome and comparative analysis with the
canine and human genomes. Genomics 2007; 89:189-196.

4. Ornish D, Magbanua MJ, Weidner G et al. Changes in prostate gene
expression in men undergoing an intensive nutrition and lifestyle
intervention. Proc Natl Acad Sci
usa 2008; t05 (24): 8369-8374.

5. Forman OP et al. Characterization of the com m d i (m u rr i) mutation
causing copper toxicosis in Bedlington terriers. Anim Genet 2005; 36:

497-5or.

6. Lyons LA, Imes H, Rah HC and Grahn RA. Tyrosinase mutations associ-
ated with Siamese and Burmese patterns in the domestic cat
{Felis
cams).
Animal Genetics 2005 Apr; 36; 2:1x9-126.

7. Swanson KS, Schook LB, and Fahey GC. Nutritional genomics;
Implications for companion animals. J Nutr 2003; 133: 3003-3040.

8. Murphy KE, Mullikin JC, Smith DR, Hansen NF, Broekman [A,
Abrahamsen MS. Demystifying Genomics: What the Study of
Companion Animal Genomics Can Tell Us. Hill\'s Pet Nutrition. 2008
July Symposium at
avma\'s 145th Annual Convention, New Orleans.

9. Wynn, S, Carter W. Applying Genome Knowledge to Nutrition for
senior pets. Hill\'s Pet Nutrition. 2008 July. Symposium at
avma\'s
r45th Annual Convention, New Orleans.

10. Caterson B et al. epa supplementation abrogates canine articular
cartilage degradation in vitro explant culture systems. In: Proceedings
of Hill\'s European Symposium on Osteoarthritis and joint Health.
Genoa, Italy 2005:14-19-

r I. Schoenherr WD. Fatty acids and evidence-based dietary management
of canine osteoarthritis. In: Proceedings of Hill\'s European Symposium
on Osteoarthritis and Joint Health. Genoa, Italy 2005:
54-59.

12. Kealy RD, Lawler DF, Ballam [M, Mantz SL, Biery DN, Greeley EH, Lust
G, Segre M, Smith GK, Stowe HD. Effects of diet restriction on life span
and age-related changes in dogs. J Am Vet Med Assoc 2002 May 1; 220
(9): r315-1320.

r 3. Stowe HD, Lawler DF and Kealy RD. Antioxidant Status of Pair-Fed
Labrador Retrievers Is Affected by Diet Restriction and Aging. J Nutr
2006; 136:1844-1848.

14. Greeley EH, Spitznagel E, Lawler DF, Kealy RD and Segre M. Modula-
tion of canine immunosenescence by life-long caloric restriction. Vet
Immunopathol 2006 Iuni5; in (304): 287-299.

15. Hansen RA, Harris MA, Pluhar GE, Motta T, Brevard S, Ogilvie GK,
Fettman Mj and Allen KG. Fish oil decrease matrix metalloproteinases
in knee synovia of dogs with inflammatory joint disease. | Nutr
Biochem 2008 Feb: 19 (2): ioi-io8.

16. Hackendahl, N. and M. Schaer. Insulin resistance in diabetic patients:
causes and management. Compendium on Continuing Education for
the Practicing Veterinarian (2006) 28(4): 271-284.

17. Mlacnik E, Bockstahler BA, Mulier M, Tetrick MA, Nap RC and Zentek
J. Effects of caloric restriction and a moderate or intense physiothe-
rapy program for treatment of lameness in overweight dogs with
osteoarthritis. Journal of the American Veterinary Medical Associa-
tion 2006; 229(11): 1756-1760.

18. Bach IF Rozanski EA, Bedenice D, Chan DL, Freeman LM, Lofgren JLS,
Oura TJ and Hoffman AM. Association of expiratory airway
dysfunction with marked obesity in healthy adult dogs. American
Journal of Veterinary Research 2007; 68(6): 670-675.

19. Nap R.C. Gewicht en gewrichtsgezondheid. Februari 2009; Nieuwbrief
nr 2. Europese Weight Advisory Group.

20. Zhang Y, Proenca R, Maffei M, Barone M, Leopold L and Friedman JM.
Positional cloning of the mouse obese gene and its human homolo-
gue. Nature
1994; 372:425-432-

21. May SA. Degenerative joint disease (Osteoarthritis, Osteoarthrosis,
Secondary Joint Disease). In Houlton JEF, Collinson RW (eds):
Manual
of Small Animal Arthrology.
British Small Animal Veterinary Associa-
tion. Iowa State University Press, 1994, p 62.

2 2. Vaughan-Scott T Taylor JH. The pathophysiology and medical
management of canine osteoarthritis. J S Afr Vet Assoc. 1997; Mar
68(1): 21-25.

23. Prockop Dj. Heritable osteoarthritis, diagnosis and possible modes of
cell and gene therapy
Osteoarthritis and Cartilage. 1999; 7: 354-366.

24. Denko CW, Malemud CJ. Metabolic disturbances and synovial joint
responses in osteoarthritis.
Frontiers Bioscience. 1999; 4:686-693.

25. Karsenty G. An aggrecanase and osteoarthritis. N Engl J Med 2005 aug
4, 353 (5): 522-523-

26. Impellizeri JA, Lau RE and Azzara FA. A 14-week clinical evaluation of
an oral antioxidant as a treatment for osteoarthritis secondary to
canine hip dysplasia. Vet 0 20 suppl i (1998): S107-S108.

-ocr page 256-

80% van de Intacte reuen ouder dan 5 jaar heeft er last van!

Wacht niet op de complicaties

• Ypozane bevat een nieuw, veilig en potent anti-androgeen tegen BPH

• Ypozane werkt specifiek op de prostaat

• 1 week behandelen resulteert in klinische voordelen die
gedurende 5-6 maanden behouden blijven.

• Spermakwaliteit en libido blijven behouden.

Ypozane, red de reu

ANIMAL HEA LT H

www.virbac.nl

Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

Doeldier: hond. Werkzame stol; per tablet 1,875 mg; 3,75 mg; 7,5 mg of 15 mg osateronacetaat. Indicaties; behandeling van BPH bij reuen. Contra-indicaties; geen. Bijwerliingen: tijdelijke toename eetlust; zeer vaak. Tijdelijke verandering gec
zoals een activiteitstoe- ol alname of socialer gedrag; veel. Tijdelijk braken en/ol diarree, polyurie/polydipsie. lethargie ol feminisatiesyndroom; niet vaak. Tijdelijke afname van cortisol in het plasma doet zich bij de meeste dieren voor.
Sper
voorzorgsmaatregelen:
Cortisolconcentraties in het plasma kunnen tijdelijk afnemen; dit kan enkele weken na de toediening aanhouden. Bij honden met stress of met hypoadrenocorticisme goed toezicht houden. Het is mogelijk dat de reacti
een ACTH stimulatietest wordt onderdrukt gedurende enkele weken na de toediening. Bij honden met een leverstoornis behoedzaam optreden aangezien de veiligheid van het product bij deze honden niet grondig is onderzocht en aangezien tij(
klinisch onderzoek de behandeling van een aantal honden mei een leverstoornis tot een omkeertjare toename van ALT en ALP heeft geleid.
Toedieningswijze/ dosering: Oraal, 0.25 - 0.5 mq osateronacetaat/ kq LG. 1 keer daaas. oedurende 7 da

-ocr page 257-

Weder-
opstanding

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een Cornish rex is een bijzondere
kat, met vooral bijzonder weinig
haar. En weinig haar betekent: beter
warm houden, vooral na een
operatie, anders gaat hij dood. Of
niet, en dat is dan ook weer de reden
voor een klacht.

kop op

De raskat in kwestie is blijkbaar niet
bedoeld voor de fokkerij, en wordt
gesteriliseerd bij een dierenartsen-
kliniek. Alle katten liggen na een
operatie op kranten, in een ruimte
waar het 2 5 graden is, maar de
eigenaar wijst de dierenarts erop dat
deze kat een zodanig dunne vacht
heeft dat onderkoeling een reëel
gevaar is. Er moet dus na de operatie
voor een extra deken worden gezorgd.
Vanuit de praktijk hebben de assisten-
tes duidelijke instructies gekregen: op
operatiedagen moeten ze voordat een
postoperatieve patiënt naar huis mag,
kijken of het dier zijn kop kan optillen.
Zo niet, dan moeten ze meteen de
dienstdoende dierenarts waarschu-
wen. Nu is het bij deze patiënt niet de
bedoeling dat zij dezelfde dag nog naar
huis kan; de afspraak is dat ze ter
controle een nachtje overblijft in de
kliniek. Derhalve is er ook geen reden
te controleren of ze haar kop kan
optillen (??
red.). Om half zeven \'s
avonds verdwijnt de dierenarts naar
een andere vestiging voor het spreek-
uur, om om een uur of half elf weer
terug te komen. Hij maakt een ronde
langs de opnamepatiënten en ziet de
Cornish rex dood in het hok liggen.
Pijnlijk, maar er zit niets anders op dan
de eigenaar te bellen. Omdat die de kat
liever niet bij de dierenarts achterlaat
voor crematie, maar de kat zelf wil
begraven, haalt ze de kat dezelfde
avond nog op. Haar poes ligt onbedekt
en ijskoud op een krant in het hokje.

levendige begrafenis

Thuisgekomen nemen de eigenaar en
haar man afscheid van de kat en
bereiden zich voor op een passende
begrafenis. Als de poes in het doosje
hgt en ze op weg gaan naar de tuin,
lijkt het net alsof hun poezenbeest
toch nog een beetje beweegt. Hebben
ze het zich verbeeld? Of hebben ze
teveel horrorfilms gekeken? Nee, de
poes lijkt echt nog adem te halen. Wat
nu? Eerst maar weer de dierenarts
gebeld. Die is verbaasd, maar biedt de
eigenaren aan dat ze naar de praktijk
kunnen komen of een kwartier later
kunnen terugbellen. Allengs minder
enthousiast over deze dierenarts
bellen de eigenaren een collega, die de
kat onmiddellijk met een vochtinfuus
onder een warmtelamp en een
elektrische deken legt. Poeslief begint
aan het tweede van haar negen levens
en kan dit verhaal nu dus nog naver-
tellen. Ook de eigenaren willen hun
verhaal kwijt en wel aan het Veteri-
nair Tuchtcollege.

koel

De dierenarts heeft inmiddels uit-
gebreid spijt betuigd aan de eigenaren,
de rekeningen kwijtgescholden, de
controleregels van zijn praktijk
aangescherpt en de assistentes
doordrongen van het belang van
zorgvuldige controle van geopereerde
dieren. Zelf doet hij het \'naluisteren\'
inmiddels nauwkeuriger en niet meer
- zoals bij deze poes - aan slechts één
kant. Al deze goede bedoelingen ten
spijt vindt het Tuchtcollege toch dat
er sprake is geweest van een ernstige
misslag. Dat de assistentes niet
voldoende hebben gecontroleerd, is
een punt van aandacht, maar dat
ontslaat de dierenarts niet van zijn
eigen verantwoordelijkheid. Zonder
de oplettende eigenaar had de poes
levend kunnen worden begraven (of
gecremeerd!). Bovendien had de
eigenaar al voor de operatie aan-
gegeven dat de poes extra warm moest
worden gehouden met een deken en
was er sprake van een bijzondere
raskat, die ook nog eens weinig woog.
Postoperatieve zorg op kranten is dan
niet voldoende, zeker niet nu de kat
blijkbaar zodanig onderkoeld was dat
er verwarring kon ontstaan met een
dode kat.

Het Veterinair Tuchtcollege merkt
nog wel op dat "te prijzen valt dat
beklaagde klaagster in financieel
opzicht tegemoet is gekomen en dat er
maatregelen in zijn praktijk zijn
getroffen om soortgelijke situaties in
de toekomst te voorkomen. Die
omstandigheden doen evenwel niets
af aan de ernst van de tekortkomingen
en geven onvoldoende aanleiding tot
het opleggen van een lichtere maat-
regel."

De poes ligt weer op de ver-
warming en de dierenarts krijgt een
berisping. En de eerste puber die in
zijn buurt \'vet cool!\' roept, kan
vermoedelijk een draai om zijn oren
krijgen.

-ocr page 258-

Op 3 december 2008 hebben een
tiental koepelorganisaties het
\'Convenant antibioticaresistentie
dierhouderij\' ondertekend, om zo te
komen tot een reductie van anti-
bioticumresistentie en een meer
verantwoord gebruik van anti-
microbiële diergeneesmiddelen.
Een belangrijk onderdeel van het
convenant is het meten van het
antibioticumgebruik in Nederland.

Ook internationaal wordt onderkend
dat de monitoring van het totale
gebruik van antibiotica belangrijk is.
Zo heeft de Wereldorganisatie voor
diergezondheid (
oie) aanbevelingen
opgesteld over de manier waarop het
verzamelen van gebruiksgegevens van
antibiotica in de veehouderij moet
plaatsvinden (hoofdstuk 6.9 van de
Terrestrial Animal Health Code 2009).
Volgens de
oie is de volgende basis-
informatie van belang:

- Jaarlijkse hoeveelheid antimicro-
biële actieve stoffen in kilogram-
men;

- Soort gebruik (therapeutisch of

als groeibevorderaar);

- Toedieningsweg (parenteraal of

oraal).

Als belangrijke informatiebron noemt
de
oie de verkoopgegevens van de
veterinaire farmaceutische industrie.
Het verzamelen van gegevens bij de
eindgebruiker is namelijk kostbaar
Van de basisverkoopgegevens kan een
nadere uitsplitsing gewenst zijn naar
het soort antibioticum, het soort
gebruik, het doeldier, de toedienings-
weg, het seizoen en de regio (met de
kanttekening dat voor deze laatste
onderverdeling de gebruikgegevens
per bedrijf noodzakelijk zijn). Ten
behoeve van het verrichten van
risicoanalyses en vergelijkingen met
humaan gebruik en tussen landen, is
het essentieel de gegevens te kunnen
relateren aan de hoeveelheden dieren
en/of het lichaamsgewicht van dieren.

antibioticummonitoring

De Europese Commissie heeft het
EMEA (Europees Geneesmiddelen-
bureau) gevraagd een voorstel uit te
werken hoe in de landen van de
Europese Unie de antibioticum-
monitoring kan worden vormgegeven.
Daartoe heeft het
emea samen met de
hma (de directeuren van de
geneesmiddelenautoriteiten van de
Europese Unie) een inventarisatie
verricht van de al bestaande monito-
ringsystemen in de verschillende
lidstaten. Op basis daarvan zal het
emea een geharmoniseerde aanpak
voorstellen waarmee we kunnen
komen tot een goede gegevensverza-
meling en inschatting naar gebruik
per diersoort. De eerste signalen
wijzen erop dat ook het
emea met het
voorstel komt om in eerste instantie
uit te gaan van gegevensverzameling
op nationaal niveau op basis van de
verkoopgegevens van de industrie, in
de vorm van de hoeveelheden
werkzame stof onderverdeeld in
therapeutische klassen. De trends van
het antibioticagebruik kunnen verder
worden verklaard door deze te
relateren aan de publieke gegevens
over dieraantallen, vleesproductie-
statistieken en gerapporteerde
ziekten. Uitsplitsing naar diersoort zal
per lidstaat op pragmatische wijze
moeten plaatsvinden (bijvoorbeeld op
basis van epidemiologische studies).
Vaststelling van de
\'odd-animal\' moet
nog nader worden onderzocht (Zie
daarvoor het Report of the joint
hma/
emea
meeting on promoting prudent
and responsible use of antimicrobials
in veterinary medicine, 19 tot 20 mei
2009, meer specifiek de presentatie
van J. Torren, op www.emea.europa.
eu/meetings/conferences/1 gmayog.
htm).

De antibioticarapportage die de
fidin sinds 1997 uitbrengt, beant-
woordt aan de ideeën van de
oie en
het
emea. De fidin-rapportage is
gebaseerd op de opgaven van de
verkoopgegevens van de leden, die
steekproefsgewijs door een accoun-
tant worden gecontroleerd. De leden

De FIDIN-werkgroep antibioticumbeleid voorstel

FIDIN -antibioticumrapportage 2008

van de fidin vertegenwoordigen
tenminste 98 procent van het volume
antibiotica voor dieren dat in Neder-
land op de markt wordt gebracht.

kanttekeningen

Het is niet mogelijk om op basis van
de verkoopcijfers die de
fidin krijgt
aangeleverd, een betrouwbare
inschatting te maken van het verbruik
per doeldier Daarvoor zijn te veel
diergeneesmiddelen geregistreerd
voor verschillende diersoorten. De
behoefte om de verkoopcijfers onder
te verdelen naar doeldier of naar
dagdosering per dier (of dierjaar) is
groot. In
maran 2006/2007 (Monito-
ring of Antimicrobial resistance and
Antibiotic Usage in Animals in the
Netherlands in 2006/2007, prof, dr D.J.
Mevius et al, uitgegeven in april 2009)
wordt verwezen naar de studie van
Van Geijlswijk et al. (I.M. van Geijls-
wijk, D.J. Mevius en LF. Puister,
Kwantificeren van veterinair antibioti-
cagebruik,
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
(nr 2), januari 2009) en het
lei-rapport inzake het antibiotica-
gebruik in 2007 (Antibioticagebruik
op melkvee-, varkens- en pluimvee-
bedrijven in Nederland, gebruik in
2007 in vergelijking met voorgaande
jaren, N. Bondt, L.E Puister en R.H.M.
Bergevoet, februari 2009). Mede op
basis van het Bedrijven-Informatienet
van het
lei (waarin 159 melkvee-,
varkens en vleeskuikensbedrijven
zitten), zijn op basis van een alterna-
tieve methode de dagdoseringen van
het veterinaire antibioticagebruik in
Nederland berekend. Daarbij is ook
een vergelijking gemaakt van het
aantal dagdoseringen antibiotica per
gemiddeld dier per jaar tussen
verschillende Europese landen. Uit
deze vergelijking volgt dat het
gemiddelde dier in Nederland sub-
stantieel meer antibiotica krijgt
toegediend dan die in de andere
onderzochte Europese landen. Daarbij
geven de onderzoekers zelf aan dat
deze cijfers niet goed te vergelijken
zijn, met name vanwege de grote
verschillen in dierpopulaties en
veehouderijsystemen per land.

-ocr page 259-

De fidin plaatst kanttekeningen bij
deze vorm van vergelijking van
antibioticagebruik in de veehouderij,
omdat door de grote verschillen
tussen de vergeleken landen er sprake
is van een vergelijking tussen appels
en peren. Vergelijking van gebruiks-
cijfers tussen de Europese landen
dient gecoördineerd plaats te vinden
door het
em ea, om te voorkomen dat
de Nederlandse landbouw ten on-
rechte in een negatief daglicht wordt
geplaatst. Beter inzicht in het anti-
bioticumgebruik zou helpen om te
komen tot een meer verantwoord
gebruik van antimicrobiële middelen.
Daartoe participeert de
fidin in
Stichting
VETbase, die met de ontwik-
keling van het Vetcis de dierenarts
meer inzicht zal verschaffen in zijn
feitelijke voorschrijfgedrag in verge-
lijking tot andere vergelijkbare
dierenartspraktijken. Verder heeft de
fidin op basis van de haar beschik-
bare rapportages en aanvullende
aflevergegevens een onderzoek
geïnitieerd in samenwerking met de
faculteit Diergeneeskunde te Utrecht,
met als doel een betrouwbaarder beeld
te krijgen van de daadwerkelijke
toepassing van de afgeleverde produc-
ten. De uitkomsten van dit onderzoek
worden binnenkort verwacht.

resultaten van de

MONITORING 2008

In lijn met vorige jaren zijn de
verschillende antibiotica ingedeeld in
zes hoofdgroepen. De afzet van de
verschillende groepen antibiotica in
2008 is af te lezen uit tabel i.

In vergelijking met 2007 is het
totale door de
fidin-leden gerappor-
teerde diergeneeskundige gebruik in
kilogrammen actieve stof met 12
procent afgenomen (met 69 ton). Deze
afname wordt bijna geheel veroorzaakt
door de afname van de hoeveelheid
verkochte tetracyclines. De categorie
tetracyclines vertegenwoordigt meer
dan de helft van het totale diergenees-
kundige gebruik. Circa 90 procent van
het volume betreft orale middelen voor
koppelmedicatie (zoals premixen,
topdressings en drinkwatermedicatie).
Het gebruik van de nieuwere fluoro-
quinolonen (danofloxacine, difloxa-
cine, enrofloxacine en marbofloxacine)
is in 2008 ten opzichte van 2007 met 6
procent toegenomen.

mogelijke verklaringen

De veestapel is in 2008 ten opzichte
van 2007 iets toegenomen. Het aantal
runderen is gegroeid van 3,7 miljoen
in 2007 tot 4 miljoen in 2008. Het
aantal varkens is gelijk gebleven
(11,7 miljoen dieren), terwijl de
aantallen pluimvee zijn toegenomen
van circa 93 miljoen kippen in 2007
tot 97 miljoen in 2008
(cbs Landbouw-
telling 2008). De ontwikkeling van de
veestapel is derhalve geen verklaring
voor de afname.

Zeker de helft van de afname kan
worden verklaard door de voorraad-
vorming van antibiotica door de
dierenarts vóór de jaarwisseling van
2008. Indien het effect van deze
voorraadvorming wordt gecorrigeerd,
is de stijging die in 2007 werd gecon-
stateerd, niet 9 procent maar circa
3 procent en is de daling in 2008 niet
12 procent maar 7 procent. Een andere
oorzaak van de afname kan worden
gezocht in de toegenomen aandacht
voor de problematiek van antibioti-
cumresistentie in de veehouderij. Er
zijn geen indicaties dat de infectiedruk
is afgenomen ondanks de verdere
schaalvergroting van de bedrijven.

In figuur i is het totale gebruik van

Groepen antibiotica

kg actieve stof

verschil kg

verschil%

7o van het

(x 1000)in 2008

t.o.v. 2007

t.o.v. 2007

totale gebruik

Penicillinen/cefalosporinen

66

2

3%

13%

Tetracyclinen

271

-67

-20 %

52%

Macroliden

55

-4

-7%

II %

Aminoglycosiden

X2

0

0%

2%

Fluoroquinolonen

8

-i

- ii %

2%

Trimethoprim/sulfa\'s

102

i

1%

20%

Andere

7

0

0%

1%

Totaal diergeneesmiddelen

52r

-69

-12%

100%

Tabel i. Afzet van zes groepen antibiotica in 2008.

antibiotica weergegeven van 1998 tot
en met 2008. Daarbij valt op dat het
totale gebruik (zowel therapeutisch
als als antimicrobiële groeibevorde-
raar (amgb)) over de afgelopen tien
jaar redelijk stabiel is (gemiddeld 547
ton).

conclusies

- Het belang van de monitoring van
het antibioticumgebruik in de
veehouderij wordt internationaal
erkend. De
f i d i n is voorstander van
meer transparantie van het antibioti-
cumgebruik, maar plaatst kantteke-
ningen bij internationale vergelijkin-
gen op basis van onderzoek, gezien de
grote verschillen tussen landen wat
betreft de wijze van monitoring,
dierpopulaties en veehouderijsyste-
men. Deze vergelijking zal moeten
worden gecoördineerd door het
emea.

- Meer dan 50 procent van het totale
diergeneeskundige gebruik van
antibiotica bestaat uit tetracyclines,
relatief\'oude\' middelen.

- 0,2 procent bestaat uit het gebruik
van \'nieuwe\' fluoroquinolonen.

- Circa 90 procent van het gebruik van
antimicrobiële diergeneesmiddelen
betreft orale middelen.

- De verkoop van antibiotica is in
2008 met 12 procent gedaald. Deze
daling kan voor de helft worden
verklaard door de voorraadvorming
die eind 2007 heeft plaatsgevonden.
De verdere daling kan worden
verklaard door de toegenomen
aandacht voor de noodzaak van
verantwoord antibioticumgebruik.

Voor vragen kunt u contact opnemen
met het
fidin-secretariaat: mr. drs. J.E
Schutte (telefoon: (070) 75 03 100;
E-mail: fïdin@fidin.nl).

-ocr page 260-

Ingezonden

Oostvaardersplassen

Geachte redactie,

Zojuist heb ik in de rubriek \'Ingezon-
den\' de bijdrage gelezen van collega Henk
fan Ormel, lid van de Tweede Kamer der
Staten Generaal (H.J. Ormel. Oostvaar-
dersplassen.
tvd is4 (i6), 15 augustus
2009, blz. 672).

Om je doel te bereiken, zul je naast je
argumentatie ook andere zaken voor ogen
moeten houden. Bijvoorbeeld: hoe zorg je
dat dit onderwerp een breed publiek
aanspreekt, zeker als de landelijke politiek
in het spel is? Hoe komt de boodschap zo
duidelijk mogelijk over? Daarvoor bestaan
allerlei technieken. Illustratiemateriaal,
mits goed gekozen, kan bijvoorbeeld met
succes een bijdrage leveren. Wat betreft de
foto bij het hierboven genoemde artikel
staat datgene wat het voorstelt, enkele er
zeer gezond uitziende Schotse hooglanders
in een allesbehalve schrale omgeving,
haaks op wat collega Ormel nu juist wil
voorkomen. Minstens zou je bij dit artikel
een foto moeten opnemen die laat zien wat
eraan de hand is: verwaarlozing, een foto
die ondersteunt dat evenwichtige ingrepen
noodzakelijk zijn om dit te voorkomen,
simpel op humanistische gronden via
regulering. Over de praktische invulling
mag worden gediscussieerd, maar niet te
lang; het moet gebeuren nog voor het
slechte seizoen voor de betrokkenen
aanbreekt. Een mooi voorbeeld hoe het wel
zou moeten, staat bij het artikel \'Dier-
verwaarlozing een gezamenlijke zorg?\'
(S.J de Groot en J Veling. Dierverwaarlo-
zing een gezamenlijke zorg?
tvd 134 (4),
15 februari 2009, blz.172). Kan de motie
niet opnieuw worden ingediend en dan
vergezeld met enige relevante foto\'s die de
geachte afgevaardigden de mogelijkheid
geven op hun besluit terug te komen?
Misschien zou dit een unieke motie zijn
binnen de vaderlandse politiek, namelijk:
een motie met naast een praatje ook een
plaatje.

Ten slotte volg ik bij mijn benaderingen
graag de \'bottom up\'-procedure. Daarom
heb ik maar eens een brief geschreven
naar het regionale partijbureau van de
Socialistische Partij
(sp). Hierin stel ik hen
voor bij het centrale partijbureau te
informeren wat de argumentatie was van
de sp-fractie in de Tweede Kamer om niet
voor deze bewuste motie te stemmen (de
sp
vraagt immers in de regionale kranten om
voorstellen uit de lezerskring). Het
regionale partijbureau heeft per omme-
gaande de aankomst van de e-mail
bevestigd en toegezegd dit verzoek door te
sturen naar het tweede Kamerlid, Henk
van Gerwen. Ik vraag me af of niet meer
collega\'s eens zo\'n verzoek naar een lokale
partijbons kunnen (laten) sturen en dan
natuurlijk naar iemand van een partij die
niet voor deze motie heeft gestemd
(sgp,
vvd
en cda vallen daarbij af). Dit in het
kader van \'wie zwijgt, stemt toe\'. Dat zou
het maatschappelijk draagvlak wel eens
zodanig kunnen vergroten dat de munt de
andere kant opvalt. En misschien kan
collega Ormel ons bij de tijd houden door
zijn beroepsgenoten tijdig te informeren
wanneer er weereen relevante motie met
betrekking tot dierenwelzijn wordt
ingediend of behandeld, zodat wij
partijbonzen kunnen bestoken met het
verzoek hun stemgedrag vooraf transpa-
rant af te wegen met de hulp van
functionarissen/personen die professioneel
belast zijn met het welzijn der dieren. Een
initiatief wetsvoorstel over de ritueel
slachten-problematiek zou een mooi
voorbeeld zijn, als de voortgang hiervan
tenminste transparant wordt gemonitord
en niet teveel wordt getraineerd door
allerlei \'Haagse\' procedures. Maar ook dat
kan via de \'bottum up\'-benadering
worden aangepakt.

Heesch, 6 september 2009,

J Thuring.

REACTIE HENK JAN ORMEL

De reactie van collega Thuring op
mijn verworpen motie om te komen
tot een ander populatiebeheer in de
Oostvaardersplassen waardeer ik zeer
en vervult mij tegelijkertijd met enige
schroom. Als lid van de Tweede Kamer
der Staten Generaal maak ik vrijwel
dagelijks gebruik van mijn beroeps-
ervaring en veterinaire kennis. Ik ben
en blijf dierenarts! Tegelijkertijd is
mijn perspectief en visie op dieren,
veehouderij en natuur natuurlijk niet
de visie van iedere collega en ver-
woord ik als lid van een politieke
partij niet louter mijn persoonlijke
standpunt. Met enige verbazing merk
ik dat voor de beroepsgroep belang-
rijke politieke standpunten of zelfs
aangenomen moties onbekend
blijven. Tegelijkertijd besef ik dat ik
nu ondergedompeld ben in de Haagse
werkelijkheid en die verschilt nogal
van de veterinaire praktijk. Er is
sprake van motie-inflatie en een
enorme hoeveelheid debatten en
kamervragen over dieren. Politieke
processen verlopen stroperig en het
duurt soms maanden voordat een kalf
uit de koe is! Het
Tijdschrift voor
Diergeneeskundeheschou-w
ik als het
belangrijkste discussiepodium voor
onze beroepsgroep in Nederland.
Daarom heb ik als voorbeeld van een
politiek proces en vooral ook van de
beeldvorming in de media, het relaas
van mijn verworpen motie over de
Oostvaardersplassen als ingezonden
reactie aan het Tijdschrift aangeboden.
De foto die bij mijn reactie is geplaatst,
was niet mijn keuze en collega
Thuring laat in zijn reactie haarscherp
zien wat alleen al de invloed van een
foto is.

Collega Thuring plaatst mij voor
een dilemma door mij uit te dagen om
onze beroepsgroep meer te informe-
ren over politieke ontwikkelingen. Als
politicus doe ik dat natuurlijk graag,
maar als dierenarts en lezer van het
Tijdschrift kan ik me voorstellen dat
collega\'s liever hebben dat partij-
politieke stellingnames met de nodige
terughoudendheid via het Tijdschrift
worden gecommuniceerd.

Hengelo (Gelderland),

12 september 2009,

Henk Jan Ormel

Noot redactie: De foto bij het
betreffende artikel was door de
bureauredactie uitgekozen als
illustratie en was niet door de
auteur aangeleverd.

-ocr page 261-

Het veterinaire verleden laat zijn
sporen na, met name in de veeteelt
en de
KI. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebouwen
et cetera, maar ook bijzondere en
gewone mensen die een rol speelden
in de diergeneeskunde en de
veefokkerij. De verhalen worden
hier verteld.

In de jaren 1965 tot ongeveer 1973
gebruikten twee varkens
-ki-vereni-
gingen als verdunningsmedium de
zogenoemde
ivt-buffer, die verzadigd
werd met CO^. Deze methode werd in
de praktijk gebracht door dr Boender
en later door dr Grooten. Door het
CO worden de zaadcellen inactief en
daardoor zijn ze langer houdbaar Het
sperma was op deze manier drie tot
vijf dagen bruikbaar Na inseminatie
verdwijnt het CO^ en worden de
zaadcellen weer actief.

Om een dosis sperma micro-
scopisch te kunnen beoordelen op
bruikbaarheid, moest het CO^ ver-
vluchtigen door een monster tot 38
graden Celsius te verwarmen en
gelijktijdig 10 minuten te schudden.
Bij varkens-KI de Graafschap in
Harfsen heeft men daarvoor het
afgebeelde apparaat gebouwd.

Meer van deze historische voor-
werpen zijn te bewonderen in het
Nationaal Veeteelt Museum in Beers
bij Cuijk. Het is interessant om met
groepen veehouders een dagtrip te
maken naar dit museum met leuke

Uitgelicht: Schudapparaat voor het
activeren van berensperma

dagarrangementen en een boeren-
lunch. De collegavrijwilligers staan
voor u klaar

Website: www.nationaalveeteelt-
museum.nl; e-mail: info(S)nationaal-
veeteeltmuseum.nl.

Bloedserieus!

De effectieve aanpak van allergie bij hond en kat begint met de Artuvetrln®SerumTest.
Deze betrouwbare allergietest maakt gebruik van antilichamen met specifieke anti-Fee reactiviteit.
Hierdoor is een optimale behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie (de Artuvetrin® therapie)

mogelijk! Zo rekent u echt af met deze aandoening. Want Artuvetrin® neemt allergie serieus.

----------------

: De sterke punten van I

I de Artuvetrin®SerumTest |

Betrouwbaar
Eenvoudig in te sturen
Overzichtelijke uitslagen

I

Bloedtest, huidtest en immunotherapie!

TEL.: 31(0)320-26 79 00 - WWW.ARTUVETRIN.NL

I • Advies op maat \\

Artuvetrin\'

-ocr page 262-

Nog veel
vragen open
over Q-koorts

Johan Klein Haneveld

Ook dit jaar was er sprake van een
groot aantal humane Q-koorts-
gevallen in Nederland, met als
centrum opnieuw oostelijk Noord-
Brabant. De ziekte vindt zeer
waarschijnlijk zijn oorsprong op
geitenbedrijven. Volgens Piet
Vellema, specialist gezondheidszorg
kleine herkauwers bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren (
gd) in
Deventer, neemt vanuit de humane
sector de druk toe om meer ingrij-
pende stappen te nemen, zeker als
zich in
2010 geen verbeteringen
voordoen. Daarop vooruitlopend
heeft het ministerie van
lnv onlangs
nadere maatregelen aangekondigd.
Omdat de huidige uitbraak uniek is
in de wereld, bieden elders opgedane
ervaringen geen soelaas bij het
oplossen van dit probleem.

Vellema begon onlangs systematisch
de publicaties over Q-koorts vanaf
1935, het jaar dat deze aandoening het
eerst werd beschreven, door te lezen,
om de huidige uitbraak in Nederland
in historisch perspectief te kunnen
plaatsen. Uit deze literatuurstudie
komen interessante verschillen met
de huidige uitbraak in Nederland aan
het licht. Waar nu van de patiënten
met Q-koorts ongeveer 65 procent
man is tegen 35 procent vrouw, waren
bij Australische ziekte-uitbraken
bijvoorbeeld vaak helemaal geen vrou-
wen betrokken. "Het betrof vaak een
beroepsgebonden besmetting,"
verklaart Vellema. "De vrouwen die
ziek werden, waren bijvoorbeeld
administratief medewerker op een
slachthuis." Ook toen werd echter
slechts zelden een directe bron van de
besmetting gevonden. "Behalve als
iemand in het laboratorium met de
bacterie besmet was geraakt." Het ging
vaak om medewerkers van een
slachthuis en hun collega\'s. "De
redenatie was dan dat er wel dieren
met een C
bumetii-infectie geslacht
zouden zijn." De Australische litera-
tuur beschrijft bijvoorbeeld een serie
uitbraken in Queensland vanaf de
jaren vijftig van de vorige eeuw. "Zes
jaar lang vond men daar menselijke
gevallen, uiteindelijk tot wel vier- tot
vijfhonderd gediagnosticeerde
patiënten per jaar", vertelt Vellema.
"De toename tot meer dan vier-
honderd gevallen vond plaats toen de
export van ontbeend rundvlees
toenam. Om aan die vraag te voldoen,
werden veel extra dieren geslacht,
waaronder ook drachtige. Daarbij
kwamen waarschijnlijk veel Coxiella\'s
vrij. In totaal werden tussen i960 en
1986 6479 humane Q-koortsgevallen
bevestigd."

In deze artikelen wordt bij de
verschijnselen van Q-koorts, naast
hoge koorts, consistent een zware en
aanhoudende hoofdpijn genoemd. Tot
nu toe wordt bij patiënten in Neder-
land vooral atypische pneumonie in
verband gebracht met Q-koorts en
hoofdpijn niet of veel minder Vel-
lema: "In de tachtiger en negentiger
jaren van de vorige eeuw deed zich in
Canada een vergelijkbare situatie voor
en het is de moeite waard om na te
gaan waardoor deze verschillen in
klinische verschijnselen ontstaan.
Hoofdpijn behandelen we tegenwoor-
dig namelijk snel en effectief met
medicijnen die in de jaren vijftig nog
niet zo algemeen beschikbaar waren.
Bovendien zullen huisartsen zelfs bij
aanhoudende hoofdpijn niet snel aan
Q-koorts denken." Ook bij deze
eerdere uitbraken moesten sommige
Q-koortspatiënten voor langere tijd in
het ziekenhuis worden opgenomen,
maar werd bijna geen sterfte gezien.
"De mortaliteit bij ernstig zieke
patiënten bedroeg toen maar enkele
procenten." Volgens Vellema is de
sterfte die tot nu toe in Nederland in
verband wordt gebracht met Q-koorts,
in verhouding nog lager

onderzoeksgebieden

Wat de literatuur in elk geval duide-
lijk maakt, is dat de uitbraak in

Nederland op dit moment uniek is in
de wereld. Vellema: "We kunnen dus
niet elders opgedane ervaringen
gebruiken om het probleem op te
lossen." Er moet daarom nog veel
onderzoek worden gedaan en een
groot deel daarvan is inmiddels
gestart. De recente isolatie van C.
bumetii dooT het Centraal Veterinair
Instituut (cvi) is een belangrijke
doorbraak omdat het ander onderzoek
mogelijk maakt. "Het typeringsonder-
zoek bevindt zich nog in een prema-
tuur stadium", waarschuwt Vellema.
"Pas als voldoende monsters zijn
onderzocht, kunnen mogelijk uitspra-
ken over de verwantschap tussen
stammen worden gedaan. Over
verschillen in virulentie tussen
verschillende stammen is onder de
Nederlandse omstandigheden nog
niets bekend."

Wat ook niet vaststaat, is hoe lang
de bacterie overleeft in het milieu.
Vellema: "De literatuur vermeldt een
overlevingsduur van enkele maanden
tot meer dan vijfhonderd dagen." De
bacterie blijft bovendien aanwezig in
andere dieren. "Behalve geiten,
schapen en runderen, kunnen bijna
alle andere diersoorten zoals knaag-
dieren, katten en vogels een infectie
met C.
bumetii doormaken. Als je rond
de besmette geitenbedrijven andere
diersoorten zou onderzoeken, zou je
een hogere besmettingsgraad kunnen
aantreffen dan elders. Wanneer deze
dieren jongen krijgen, scheiden ook zij
de bacterie uit, hoewel niet in dezelfde
mate als geiten. Ook via deze route
kunnen mensen besmet worden.
Zeker de kat wordt regelmatig
genoemd in verband met humane
Q-koortsgevallen." Er wordt nog
onderzocht welk percentage van de
muizen en ratten op en rond de
geitenbedrijven met Q-koorts besmet
zijn met C.
bumetii. "Omdat muizen en
ratten zich kunnen verplaatsen en
daarmee de bacterie kunnen ver-
spreiden, adviseren wij geitenhouders
om plaagdieren te bestrijden."

De Q-koortsbacterie wordt voor-
namelijk verspreid via de lucht en
vervolgens door mensen ingeademd;
dit is de belangrijkste route maar niet
de enige. "Hoewel besmetting via

-ocr page 263-

ongepasteuriseerde geitenmelk en
melkproducten mogelijk is, is de kans
op besmetting via deze weg heel erg
gering", stelt Vellema. "Deze geringe
kans heeft ertoe geleid dat melk bijna
altijd wordt gepasteuriseerd om elk
risico uit te sluiten." Na infectie komt
de bacterie waarschijnlijk in alle
organen terecht. Ook hiernaar wordt
onderzoek gedaan, door het c vi:
"Geiten worden met C.
bumetii
geïnfecteerd, waarna de infectie in het
dier wordt gevolgd. Hoe vindt de
infectie plaats, hoe worden de
aangedane organen door de bacterie
bereikt, hoe reageert het dier hierop
en hoe verloopt de uitscheiding
precies. Deze gegevens dienen weer als
basis voor de bestrijding van de
epidemie."

vaccinatie

In 2009 worden alle melkschapen en
melkgeiten, en alle geiten en schapen
op kinder- en zorgboerderijen en
dierentuinen in Zuid-Nederland
verplicht gevaccineerd. Schapen- en
geitenhouders in de rest van Neder-
land hebben de mogelijkheid hun
dieren vrijwillig te laten vaccineren.
Daarbij hebben de melkschapen en
melkgeiten in de provincies grenzend
aan het verplicht te vaccineren gebied
voorrang. "Vaccinatie is het enige
middel dat we hebben om Q-koorts bij
de bron te bestrijden", legt Vellema uit.
"Met antibiotica is bij geiten waar-
schijnlijk niets extra\'s te bereiken en
ook al zou dit het geval zijn, dan nog
zouden we goed moeten nadenken
over de inzet daarvan." Over de
vaccinatiestrategie van 2010 neemt
het ministerie van
lnv waarschijnlijk
binnenkort een beslissing. Dit hangt
mede af van de beschikbare hoeveel-
heid vaccin. In 2008 en 2009 heeft het
ministerie van
lnv alle vaccin
gekocht dat beschikbaar was. Vellema:
"Het opvoeren van de vaccinproductie
is niet van vandaag op morgen
mogelijk." Dit jaar werd nog geen
effect waargenomen van de vaccinatie
van vorig jaar op de omvang van de
humane uitbraak. Vellema verwachtte
dat ook niet. "Het vaccin is alleen
toegelaten voor niet drachtige dieren
en toen het vaccin in 2008 beschik-
baar kwam, was ongeveer de helft van
de dieren drachtig. Deze werden niet
gevaccineerd. Besmette dieren
scheiden heel veel bacteriën uit, zeker
in relatie tot het aantal bacteriën dat
een mens nodig heeft om ziek te
worden. Halvering van de uitschei-
ding zal de kans op besmetting van
mensen dus niet significant doen
afnemen."
gd en cvi verrichtten op
twaalf bedrijven onderzoek naar de
effectiviteit van vaccinatie. In augus-
tus kwamen de eerste resultaten
beschikbaar. "We hebben de indruk
dat op de geënte bedrijven de abortus-
sen wel stoppen, maar dat de uitschei-
ding van C.
bumetii niet tot nul wordt
teruggebracht, zeker niet bij dieren die
voor de vaccinatie al waren besmet."
Vaccinatie lost het probleem dus niet
van de ene op de andere dag op, maar
is wel een stap in de goede richting: de
vermindering van de uitscheiding en
dus vermindering van de blootstelling
van de menselijke bevolking. Vellema:
"Ook al werkt het vaccin, dan moeten
we de vaccinatie nog steeds jaren lang
volhouden, en zorgen voor nieuwe
aanwas van geiten met een lage
besmettingsgraad."

verdergaande maatregelen

"We kunnen het aantal Coxiella\'s dat
in de omgeving terecht komt, terug-
dringen door een combinatie van
maatregelen", vertelt Vellema. "Om te
beginnen moeten we de uitscheiding
beperken. Dit doen we door op grote
schaal dieren te vaccineren. Vervol-
gens moeten placenta\'s worden
afgevoerd ter destructie. Geitenmest
moet in de potstal worden gelaten. Bij
de compostering nemen de Coxiella\'s
in aantal af." Daarna moet de mest bui-
ten de stal verder composteren. Hierbij
wordt een hogere temperatuur
bereikt, wat effectiever is tegen de
bacterie. Ten slotte moet de mest in
afgesloten containers worden afge-
voerd en direct worden ondergewerkt.
"Er loopt onderzoek naar manieren
om de aantallen Coxiella\'s in mest nog
verder terug te dringen."

Het aantal bevestigde gevallen bij
de mens komt in 2009 naar verwach-
ting uit in de buurt van de 2500. Dit
heeft er volgens Vellema toe geleid dat
de roep om verdergaande stappen
toenam. Inmiddels zijn inderdaad
nadere maatregelen afgekondigd. "Er
is besloten bedrijven niet langer
besmet te verklaren op basis van een
abortusuitbraak, maar op basis van
tankmelkonderzoek. Elke twee
maanden worden van alle melkscha-
pen- en melkgeitenbedrijven melk-
monsters onderzocht op de aanwezig-
heid van
Coxiella bumetii." De
besmette bedrijven krijgen te maken
met beperkende maatregelen onder
andere voor de afvoer van mest. Ook
mogen zij geen dieren afvoeren,
behalve voor de slacht.

Er wordt onderzoek gedaan naar de
mogelijkheden om besmette bedrijven
weer vrij te krijgen van de bacterie.
"Hierbij zullen vaccinatie, een hoger
vervangingspercentage en gerichte
afvoer van besmette dieren waar-
schijnlijk een belangrijke rol spelen",
verwacht Vellema. Op een beperkt
aantal bedrijven zal een \'pilot\' worden
uitgevoerd om na te gaan of deze
aanpak voldoende snel effect heeft.

meewerken

De melkgeitenhouderij is niet alleen
veroorzaker maar ook slachtoffer van
de huidige problemen. Vellema merkt
op dat dit bij een aantal veehouders
tot irritaties heeft geleid. "Inmiddels
zijn alle betrokken organisaties ervan
overtuigd dat het noodzakelijk is mee
te werken aan het oplossen van dit
probleem, zelfs als dat voor veel bedrij-
ven ingrijpende gevolgen kan hebben.
Wij doen er vanuit de diergeneeskun-
dige wereld alles aan om gebalanceer-
de maatregelen te nemen en nog
verdergaande besluiten te voorkomen.
Geitenhouders zullen alles moeten
doen om hieraan mee te werken. De
sector heeft een grote verantwoorde-
lijkheid om diegenen die de kantjes er
aflopen, daarop te wijzen."

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 264-

Johan Klein Haneveld

Methicilline-resistente Staphylo-
coccus aureus (MRSa)
is een belang-
rijlce opkomende ziekteverwekker
bij paarden. Als we willen voor-
komen dat deze infectie om zich
heen grijpt en dieren met de ziekte
beter willen behandelen, is het
nodig meer te begrijpen van het
voorkomen van deze bacterie bij
paarden. Uit een vergelijking van
115 gevallen van mrsa bij paarden
blijkt dat de ziekte in elk geval een
relatief goede prognose kent.

Methicilline-resistente S. aureus staat
nog steeds sterk in de belangstelling,
zowel in de humane geneeskunde als
veterinair Infecties met deze ziekte-
verwekker komen steeds algemener
voor en vertonen bovendien een
ernstiger beloop, een grotere sterfte en
een langere duur van ziekenhuis-
opname. Bovendien doen patiënten
MRSA niet langer alleen maar op in het
ziekenhuis (de zogenoemde \'zieken-
huisbacterie\'), maar komt de resisten-
te bacterie ook steeds vaker voor in de
buitenwereld. Bij mensen kan
mrsa-
infectie sterk uiteenlopende gevolgen
hebben, van eenvoudige huidinfecties
tot necrotiserende longontsteking. De
bacterie kan ook verschillende soorten
dieren besmetten. Zo is meerdere
keren melding gemaakt van klinische
mrsa-infecties bij paarden. Om de
ernst van en de risicofactoren voor
mrsa bij paarden in kaart te brengen,
voerden Canadese en Amerikaanse
onderzoekers van 6 academische
dierenziekenhuizen een retrospec-
tieve studie uit bij 1 r 5 paarden die
tussen 2000 en 2006 waren gediagnos-
ticeerd met een klinische infectie
waaruit
mrsa werd geïsoleerd (r). Uit
hun onderzoek bleek dat
mrsa
paarden van verschillende leeftijden
kan treffen en kan leiden tot variabele
klinische verschijnselen. Dit geldt
zowel voor de ziekenhuisinfecties als
voor infecties die paarden in de
buitenwereld hebben opgelopen.

symptomen en overleving

De leeftijd van de paarden met mrsa
liep uiteen van 0 tot 31 jaar, met een
gemiddelde van 5,7 jaar 25,2 procent
werd opgenomen vanwege koliek,
gevolgd door wonden (15,7 procent)
en geïnfecteerde incisies (8,7 procent).
mrsa werd aangetroffen in ontstekin-
gen van chirurgische sneden (38,3
procent), andere infecties van huid en
zachte weefsels (20,9 procent),
gewrichten (9,6 procent), botten en
pezen (7,8 procent), bij wondjes van
intraveneuze catheters (7,8 procent)
en in de longen (4,3 procent). Als
dieren al geïnfecteerd waren bij de
opname, of binnen 48 uur na opname
een infectie werd vastgesteld, werd de
infectie beschouwd als in de buiten-
wereld opgelopen
mrsa (Eng. \'com-
munity associated\'; CA). Dit was het
geval voor 49,1 procent van de
gevallen. Infecties die pas optraden
nadat de dieren meer dan 48 uur
opgenomen waren geweest, werden
geclassificeerd als in het ziekenhuis
verkregen
mrsa (Eng. \'hospital
associated\';
ha). Bij 50,9 procent van
de paarden in dit onderzoek betrof het
een
ha-mrsa. Het criterium om de
twee vormen te onderscheiden wordt
ook gebruikt in de humane sector

De meest algemene klachten bij
opname voor de paarden met een
HA-infectie waren koliek (50,0
procent), wonden (12,1 procent) en
kreupelheid of hernia (beide 5,2
procent). Paarden met een
ca-infectie
bleken het meest in het ziekenhuis
terecht te komen vanwege wonden
(17,9 procent), infecties van incisies
(14,3 procent) en septische gewrichten
(8,9 procent). 83,8 procent van de
opgenomen paarden bleef in leven en
kon uit het ziekenhuis worden
ontslagen. Op dit gebied was er geen
verschil tussen
ha- en ca-mrsa. De
relatief hoge overleving suggereert
volgens de auteurs dat
mrsa bij

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek

Goede prognose voor MRSA-infectie bij paarden

tijdschriftenbibliotheek

De volledige artikelen waarnaar
wordt verwezen in de hier
gepubliceerde referaten, zijn voor
leden van de groepen van de
knmvd gratis toegankelijk via de
tijdschriftenbibliotheek, te
vinden op de
knmvd-website
(www.knmvd.nl). De tijdschrif-
tenbibliotheek bevat 28 veteri-
naire tijdschriften van over de
hele wereld. Daarmee komt het
modernste wetenschappelijke
onderzoek voor de dierenarts
binnen handbereik.

paarden niet als levensbedreigende
ziekte hoeft te worden beschouwd. De
ziekte is goed te behandelen en heeft
niet noodzakelijk een ernstige
prognose.

De mrsa-isolaten waren getest op
de gevoeligheid voor verschillende
antibiotica. 59 isolaten waren zowel
getest op tetracycline- als op enro-
floxacinegevoeligheid. 84,7 procent
bleek niet langer gevoelig voor
tetracycline, maar nog wel voor
enrofloxacine. Dit ietwat ongebruike-
lijke gevoeligheidspatroon is kenmer-
kend voor de
cmrsa-5-stam, en komt
weinig voor bij andere epidemische
mrs a-vormen. In één van de zes
deelnemende ziekenhuizen werden de
mrsa-bacteriën getypeerd. Het ging
inderdaad in alle vijftien gevallen om

cmrsa-5.

risicofactoren

Omdat er in dit onderzoek geen
controlegroep was van paarden
zonder een
mrsa-infecrie, konden
geen risicofactoren worden bepaald.
Wel konden de onderzoekers nagaan
of er risicofactoren waren voor het
oplopen van een
ca-infecrie verge-
leken met een
ha-infectie. De enige
factoren die een significant verschil
vertoonden, waren een eerdere
ziekenhuisopname binnen dertig

-ocr page 265-

dagen voor de onderzoeksopname,
behandeling met gentamicine of
penicilline binnen dertig dagen voor
de opname en het hebben van een
geïnfecteerde incisie. De auteurs
merken op dat de kans groot is dat een
paard met een klinische infectie
voorafgaande aan een ziekenhuisop-
name in het veld is behandeld met
antibiotica. Op basis van deze studie is
dus niet te zeggen of aan antibiotica-
gebruik een toegenomen risico van
mrs a-infectie is verbonden.

De volgende factoren waren
geassocieerd met het niet overleven
van de ziekenhuisopname: intrave-
neuze catheterisatie voorafgaande aan
de infectie,
ca-mrsa en verspreiding
van
mrsa naar andere plaatsen in het
lichaam. De onderzoekers wijzen erop
dat de kans dat intraveneuze catheteri-
satie nodig is, groter is bij dieren met
ernstigere symptomen. Er was
namelijk maar één geval waarbij
mrsa
werd aangetroffen in de bloedsomloop
en dus veroorzaakt catheterisatie zelf
waarschijnlijk geen ernstiger beloop.
Dat
ca-mrsa is geassocieerd met een
lagere overleving, is volgens de
auteurs wel een reden tot zorg.
Mogelijk is dit verband te wijten aan
het relatief grote aandeel van ortho-
pedische infecties (gewricht, botten,
pezen), die moeilijk te behandelen
kunnen zijn en kunnen leiden tot
functieverlies (en daaropvolgend
euthanasie voor bijvoorbeeld ren-
paarden). Dat er een verschil in
virulentie zou zijn tussen
ca- en
ha-stammen achten de onderzoekers
onwaarschijnlijk.

toekomstig onderzoek

Dit retrospectieve onderzoek laat
volgens de auteurs zien dat
mrsa-
infecties bij paarden vooral een

opportunistisch karakter hebben en
meestal geen dodelijke afloop veroor-
zaken. Verder onderzoek is volgens
hen nodig, vooral naar specifieke
risicofactoren voor
mrsa bij paarden,
en naar mogelijke verschillen in de
ernst van
mrsa- en mssa (methi-
cillinegevoelige
S. aureKs)-infecties bij
paarden. Lees het volledige artikel via
de online tijdschriftenbibliotheek van
de
knmvd!

literatuur

I. Anderson MEC, Lefebvre SL, Rankin SC,
Aceto H, Morley PS, Caron IP Welsh RD,
Holbrook TC, Moore B, Taylor DR and Weese
[S. Retrospective multicentre study of
methicillin-resistant Staphylococcus aureus
infection in 115 horses. Equine Vet.). 2009;
41:401-405.

Equine herpesvirus (ehvi) komt
veel voor bij paarden over de hele
wereld. Een latente infectie opge-
daan in de eerste levensmaanden
leidt tot hernieuwde activering en
ziekte in latere levensstadia. Het
virus veroorzaakt luchtwegproble-
men, vooral bij paarden onder de
twee jaar. Het kan echter ook leiden
tot abortus. Ten slotte is
ehvi de
oorzaak van neurologische symp-
tomen door schade aan het ruggen-
merg (\'equine herpes myelo-
encephalopathy\',
ehm). Volgens
sommigen neemt de frequentie van
EHM-uitbraken toe. Op veel
gebieden ontbreekt echter nog
belangrijke kennis over deze ziekte
in opkomst.

Het American College of Veterinary
Internal Medicine
(acvim) bracht de
tot op heden beschikbare informatie
bijeen in een \'consensus statement\'
(i). Hieronder volgt een vereenvou-
digde samenvatting. Het complete

Veel nog niet bekend over
equine herpesvirus i

artikel is te raadplegen via de tijd-
schriftenbibliotheek van de
knmvd.

symptomen

Een ehv i-infectie begint als het virus
in het luchtwegepitheel terechtkomt.
Vervolgens verspreidt het zich binnen
een tot twee dagen naar de lymfe-
knopen. Witte bloedcellen zorgen
ervoor dat het virus andere weefsels
bereikt, zoals het vaatweefsel in de
baarmoeder of het centrale zenuw-
stelsel. De aanwezigheid van
eh v r in
bloed (viremie) kan minstens twee
weken duren. Bij uitbraken blijkt
10 procent van de met
ehvi geïnfec-
teerde paarden neurologische symp-
tomen te ontwikkelen. Volgens
onderzoekers bepalen de hoeveelheid
virus in het bloed en de duur van de
viremie of deze aandoening ontstaat.
ehvi bindt aan nectine-3 op de
celmembraan: verschillen in de
expressie van deze receptor zouden
ook een rol kunnen spelen.

Bij uitbraken van abortus is soms

50 procent van de drachtige paarden
betrokken. Meestal is de foetus
positief voor het virus, maar soms
alleen de placenta. Ook hier zouden
hormoonafhankelijke verschillen in
de expressie van hechtingsmoleculen
bepalend kunnen zijn voor het
optreden van infectie.

Maar niet alleen gastheergerela-
teerde factoren zijn belangrijk: de

-ocr page 266-

verandering van één basenpaar in het
virale gen voor
dna polymerase hangt
samen met het optreden van
ehm. De
D752-variant is betrokken bij de
meerderheid van de
ehm-uitbraken,
terwijl bij de meeste niet neurolo-
gische ziekte-uitbraken de vorm N752
werd aangetroffen. Als door een
mutatie het D752-type werd veran-
derd in N752 verminderde de aan-
wezigheid van het virus in het bloed,
ontstonden er minder neurologische
verschijnselen en waren ook de
overige symptomen minder ernstig.
Wel breidden beide virusvarianten
zich even snel uit binnen de populatie.
De auteurs waarschuwen dat men de
N752-variant niet moet beschouwen
als een \'goedaardige\' vorm van
ehv i.
Volgens schattingen komt een latente
ehvi-infectie voor bij meer dan 60
procent van de paarden. Bij paarden
met een niet symptomatische
eh v i-
infectie vindt zelden uitscheiding
plaats van het virus en als het gebeurt
zeer weinig. In een studie bij 132
merries werd bij 51 procent een
latente
ehvi-infectie aangetroffen. Bij
18 procent daarvan vond men de
D752-variant. Elf van deze dertien
merries waren bovendien geïnfecteerd
met de N752-vorm. D752 lijkt de
oorspronkelijke vorm te zijn voor
herpesvirussen bij paarden, terwijl
N752 een selectief voordeel lijkt te
bieden in
ehvi.

RISICOFACTOREN

Het artikel noemt tien risicofactoren
voor het optreden van symptomen
van
ehvi. De eerste is de aanwezig-
heid van
ehvi en vatbare paarden in
de kudde. De tweede is de aanwezig-
heid van een geïnfecteerd paard dat
virus uitscheidt. De derde is het
seizoen:
ehv i-uitbraken vinden
overwegend plaats in de late herfst, de
winter en de lente. De vierde is de
leeftijd: hoewel
ehm kan voorkomen
bij alle leeftijden, lijken oudere
paarden hier vaker door te worden
getroffen. De vijfde is het al dan niet
aanwezig zijn van blootstelling in het
verleden. Deze zou voor drie tot zes
maanden bescherming bieden tegen
een nieuwe infectie. De zesde is de fase
van de zwangerschap, waarbij abortus
vooral plaatsvindt in het laatste
trimester De zevende is de aanwezig-
heid van hoge koorts, wat de kans op
ehm lijkt te vergroten. De achtste is de
introductie van paarden in een kudde,
wat vaak voorafgaat aan uitbraken
van
ehvi en ehm. De negende is een
klinische infectie met de D752-vorm,
die vaker tot
ehm leidt. De tiende
aangetoonde risicofactor is het ras en
geslacht van het paard. Ponies en
kleinere rassen lijden minder vaak aan
ehm en merries juist vaker Verder
wordt vermoed dat stressfactoren en
immunologische status, maar ook de
geografische regio, invloed hebben op
het voorkomen van
eh v i-verschijn-
selen.

DIAGNOSE

Kweek en isolatie van het virus is de
gouden standaard wat betreft de
diagnose in combinatie met
pcr om
het virusisolaat te karakteriseren. De
kans om
ehv-i te vinden, is groter als
ook paarden die met de betreffende
dieren in contact staan, worden
onderzocht. Het is nog niet vastgesteld
of het identificeren van de D7 5 2-vorm
bij afwezigheid van
ehm voorspellend
is voor een toegenomen risico op
neurologische problemen. Bovendien
sluit het niet vinden van D752 niet uit
dat
ehm toch optreedt. Serologisch
onderzoek is voor het bevestigen van
ehvi bij het individuele paard niet
zinvol. Analyse van de vloeistof van
hersenen en ruggenmerg kan de
diagnose van
ehm ondersteunen. Er
zijn bij
ehm ook kenmerkende
histopathologische veranderingen.

VOORKOMEN EN GENEZEN

Er is nog geen bewijs dat de beschik-
bare vaccins natuurlijk optredende
gevallen van
ehm kunnen voor-
komen. De auteurs kunnen dus geen
specifieke aanbevelingen doen wat
betreft vaccinatie. Het lijkt erop dat
vaccinatie in de spieren de uitschei-
ding van antilichamen in de slijm-
vliezen bevordert, wat infectie van de
luchtwegen helpt voorkomen. Dit
effect is echter van korte duur Het
wijdverbreide gebruik van deze
vaccins lijkt echter wel het voor-
komen van
ehv i-gerelateerde abortus
in de Verenigde Status te hebben
verminderd. Het virus kan door
vaccinatie niet worden uitgeroeid.
Verspreiding van
e h v i kan wel
worden tegengegaan door paarden in
kleine groepen onder te verdelen, het
risico van introductie van
ehvi te
verminderen en met behulp van
vaccinatie de weerstand van de kudde
te vergroten.

Als er toch een ehvi-uitbraak
plaatsvindt, is het belangrijk een plan
te hebben dat een vroege diagnose
mogelijk maakt. Daarbij is de beschik-
baarheid van monsternamemateriaal
een kernpunt. Bij een tijdige diagnose
van EHVI kunnen specifieke maat-
regelen worden doorgevoerd. Mocht
er een uitbraak zijn, dan kan deze
worden ingedamd door het desinfec-
teren van besmette ruimtes (verwijde-
ren van foetussen en membranen), het
isoleren van de betreffende paarden,
het insturen van klinische monsters
en het invoeren van hygiënemaat-
regelen. In het verleden werd een
periode van 21 dagen na het laatste
nieuwe geval van
ehv i-infectie
aangehouden om de quarantaine op te
heffen, maar recente richtlijnen
suggereren 28 dagen te wachten. Het
virus overleeft bij afwezigheid van
paarden niet langer dan 21 dagen in de
omgeving.

De behandeling van ehm bestaat
vooral uit het bieden van ondersteu-
ning. Vaak worden
nsaids toegepast,
net als corticosteroïden en middelen
die aangrijpen op het immuun-
systeem. Dit gebeurt op theoretische
gronden, want er zijn nog geen
klinische studies geweest. Ook van
antivirale medicijnen is hun effectivi-
teit in de behandeling van
ehm nog
niet bewezen. In het laboratorium zijn
deze middelen wel effectief tegen
ehvi, maar er zijn meer onderzoeken
nodig om te bepalen of deze medi-
cijnen een rol kunnen spelen bij de
behandeling van de ziekte.

LITERATUUR

I. Lunn D.P, Davis-Poynter N, Flaminio M.p.F

Horohov D.W, Osterrieder K, Pusterla N, and

Townsend H.G.G. Equine Herpesvirus-1

Consensus Statement.) Vet Intern Med 2009;

23:450-461.

fohan Klein Haneveld is bureauredac-
teur voor het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 267-

mpf®VQC\' HÉT ALTERNATIEF VOOR FYSIEKE CASTRATIE

f Het vaccin tegen berengeur
f Even effectief als castratie
4- Verbeterd welzijn:
P Castratie is overbodig

Geen ongewenst berengedrag
^ Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
4- Minder mestproductie

m

WT

-VARKENS HOUDIN „A^monIE MET DE NAT^^\'\'-

Aiiiinal Health

MPROVAC\' oplossing voor injectie voor varkens .Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001003 »REG NL 10106&UDD .Werkzame bestonddelen: Eén dosis (2 ml) bevat: Gonadotropine
eleosing factor |GnRF) andoog^jroteVne coniugaot dot een onti^nRF geometrisch gemiddelde titer van i 474 U/ml induceert: min. 300 pg .Adjuvans: OEAE-Dextron -Hulpstoffen: Hiiomersol -Doeldier: Manneliike
/arkens (vonat een leeftijd van 8 weken) -Indicaties: Inductie van antilichamen tegen GnRF om een tijdelijke immunobgische onderdrukking van de testicutaire functies te bewerkstelligen. Voor gebruik als een olternofief
\'Oor fysieke costrotie voor de vermindering van berengeur, veroorzaakt door de voornoamsle substantie die berengeur veroorzaakt, androstenon, bij intacte mannelijke varkens no het intreden van de puberteit. Skotol,
sen andere substantie die een belangrijke bijdrage levert aan de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd worden. -Toedieningswijze en dosering: Voor subcutaan gebruik. Aan intacte mannelijke varkens
2fdoses von 2 ml toedienen per subcukjne injectie met een interval van tenminste 4 weken, waarbij de tweede dosis 4 tot 6 weken vóór het slachten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluiter. «Contra-indicoties:
^et gebruiken bij mannelijke vorkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke vorkens. «Wachttijd: nul dogen •Bijweri<ingen: Reacties op de injectieplaats, kortdurende verhoging van de lichoomstemperatuur.
lg bijsluiter. «Speciale waarschuwingen: zie bijsluiter. «Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinjectie is gevaarlijk: lees vóór gebnjik de bijsluiter. «Bewaren: Buiten het bereik en zicht van kinderen beworen.
iewaren en transporteren bij 2\'C - 8°C. Vrijwaren tegen bevriezing. Bescherm tegen licht. Houdbaarheid no eerste opening van de container: 8-10 uur. «Nadere informatie: zie bijsluiter of op oanvroog beschikbaar.
/oQt Nederland: f^izer Animal Health BV- Postbus 37 - 2900 AA Capelle o/d Ussel - NedeHand (frmoil: infoSpfizerah.nlj.

-ocr page 268-

Ingezonden

Ik ben trots

- Op onze gemengde praktijk, een
bloeiende onderneming, waar een team
van collega\'s en paraveterinairen 24 uur
per dag en
7 dagen per week veterinaire
hulp en ondersteuning biedt aan een grote
verscheidenheid van dieren.

- Op de sfeer en attitude van alle mede-
werkers, die zonder uitzondering hun
werk vol enthousiasme en met plezier
uitoefenen.

- Op het niveau van werk dat we leveren.

- Op de waardering, de complimenten en
het respect van onze cliënten.

- Op de vertrouwensrelatie die we met
onze cliënten hebben opgebouwd. Zelfs in
emotioneel zwaar weer, tijdens uitbraken
van varkenspest, blaasjesziekte,
mkz en
vogelgriep, gingen we correct en respectvol
met elkaar om. Tijdens \'stand stiW-
periodes, transportverboden en ruimingen
konden we onze cliënten uitleggen wat het
algemene en daarmee impliciet ook hun
belang was van de maatregelen en konden
we hen emotionele steun bieden.

- Dat ondanks alle nieuwe regelgeving en
controlerende functies die ons werden
toebedeeld, we telkens de rug recht houden
en toch de vertrouwensband met de
cliënten overeind blijft.

-Dat we in de vleeskalverensectorzeer
gewaardeerd worden, omdat onze
strategie van terughoudendheid van
antibioticagebruik, gekoppeld aan
intensieve begeleiding van de dieren, al
jarenlang zorgt voor minder medicijnge-
bruiken een betere gezondheid van de
kalveren.

Nu probeert de Raad voor Dierenaangele-
genheden mij mijn trots te ontnemen:
volgens de raad zijn we als dierenartsen
een stelletje criminelen die meewerken aan
het fokken met dieren met erfelijke
gebreken, die doping en andere verboden
diergeneesmiddelen toedienen bij paarden
en wie het volstrekt koud laat als ze
getuige zijn van dierenmishandeling of
verwaarlozing. In de afweging van
algemeen- versus eigenbelang verliezen
we het van onszelf. We zijn niet dierenarts
omdat we een roeping hebben, maar doen
het voor een inkomen.

Deze aannames, stellingen en
conclusies worden overigens op geen

enkele manier onderbouwd en niet
ondersteund door onderzoek; er wordt niet
verwezen naar relevante literatuur.

Wie is toch die rda, wat voor mensen
zitten daar in, hoe kunnen ze ons zo
afschilderen?Hoe is het mogelijk dat we
zo als gehele beroepsgroep overéén kam
worden geschoren ? De analyse van de hele
beroepsgroep, die misschien juist is voor
enkele rotte appels, lijkt meereen politiek
statement over hoe een aantal deskundi-
gen - op persoonlijke titel en naar verluidt
zonder last of ruggespraak - over ons
denkt.

De aangedragen oplossingen zijn
immers open deuren: transparantie, data
verzamelen en borging. Uiteraard staan
we hierachter; in de praktijk zijn deze
aspecten allang opgepikt. Controle door de
overheid dan wel ondersteuning door
flankerend overheidsbeleid, gekoppeld aan
betere handhaving, is al lang een wens
van ons. Het andere aspect, namelijk het
splitsen van publieke en private taken is
voor het grootste deel al lang geëffectueerd.
Wat opvalt, is dat een aantal oude
stokpaardjes van stal wordt gehaald
(certificeren,verplicht
pao), terwijl dit
slechts uitvoeringskwesties zijn.

Ik krijg bij de geponeerde zienswijze
het gevoel dat we als dierenartsen willens
en wetens in een kwaad daglicht worden
gesteld in aanloop naar het enige nieuwe
aspect dat naar voren komt: de knip.
Natuurlijk willen we graag de discussie
aangaan over voorschrijf- en leverbeleid,
maar niet op deze wetenschappelijk
ondermaatse en politiek onbehoorlijke
manier.

Wim de Vries

Groepspraktijk Dierenartsen

De Driest 2

5775 bg Bameveld

REACTIE VAN PROF. DR.
H. VAARKAMP

Collega de Vries reageert op de
zienswijze \'Zichtbaar Beter\', die
afgelopen zomer is gepubliceerd door
de Raad voor Dierenaangelegenheden
(rda). Alvorens in te gaan op de door
hem genoemde punten wil ik onder-
strepen dat de suggestie van collega de
Vries als zou de
rda hem z\'n trots
willen ontnemen onjuist is. Het
tegendeel is waar Onafhankelijkheid
is een absolute voorwaarde om als
dierenartsen in een vrij beroep goed te
kunnen functioneren. De in Neder-
land praktiserende dierenartsen zijn
in overgrote meerderheid absoluut
onafhankelijk in hun functioneren,
maar niemand kan ontkennen dat de
bestaande ontwikkeling naar steeds
minder, maar steeds grotere, bedrijven
leidt tot afhankelijkheid. Als een
ondernemer of een groep van onder-
nemers 20 procent of meer van de
omzet van een dierenartsenpraktijk
bepaalt, loopt de onafhankelijkheid
van de betrokken dierenartsen gevaar
Het verschijnsel van groeiende
ondernemingen is overal waarneem-
baar: bij veehouderijen, bij maneges,
bij \'petshops\' et cetera. De enige sector
waar dit verschijnsel niet merkbaar is,
is de hobbydierensector Veel prak-
tijken hebben nog niet zo veel met die
schaalvergroting te maken, maar heel
veel ook al wel. Ook in de praktijk van
collega de Vries wordt in bepaalde
sectoren flink opgeschaald en dan
komt de onafhankelijkheid vroeger of
later in het gedrang, is de vrees. Die
onafhankelijkheid, daar gaat het om.
Het is de mening van de
rda dat het
goed is deze kwestie eens nadrukkelijk
met elkaar te bespreken. Dan bedoelt
de
rda niet een bespreking uitsluitend
door en uitsluitend over dierenartsen,
maar een bespreking waarin de hele
samenleving wordt betrokken:
vandaar de analyses die zijn opgeno-
men in de gepubliceerde zienswijze.

Ik ben collega de Vries erkentelijk
dat hij de gevoelens van veel practici
onder woorden heeft gebracht, maar
ik waarschuw voor het gevaar dat we
als beroepsgroep lopen door de
beschreven problemen te bagatelli-
seren of belachelijk te maken. Een
beroep heeft uitsluitend bestaansrecht
wanneer anderen dat beroep waarde-
ren en er een beroep op doen. Als dat
niet meer het geval is, houdt het op te
bestaan. Alleen al daarom is het goed
in het openbaar hardop te discussiëren
over wat er allemaal niet simpel is. En
mede daarom ben ik zeer ingenomen
met alle activiteiten die in dit verband
worden uitgevoerd door het bestuur
van de
knmvd.

Dan volgt nu een reactie op diverse
punten in de brief:

-ocr page 269-

I. Citaat uit de brief: "Nu probeert
de Raad voor Dierenaangelegen-
heden mij mijn trots te ontnemen:
We zijn een stelletje criminelen die
meewerken aan fokken met dieren
met erfelijke gebreken, we dienen
doping en andere verboden
diergeneesmiddelen toe bij
paarden en het laat ons volstrekt
koud als we getuige zijn van
dierenmishandeling of verwaar-
lozing. In de afweging van alge-
meen- versus eigenbelang verliezen
we het van onszelf. We zijn niet
dierenarts omdat we een roeping
hebben, maar doen het voor een
inkomen... Hoe is het mogelijk dat
we zo als gehele beroepsgroep over
één kam geschoren worden?"
Citaat uit de zienswijze (hoofdstuk
v, pararaaf\'Algemeen\'): "In elke
(dierhouderij)sector zal altijd
sprake zijn van een beperkte groep
mensen die zich niet aan de
afspraken houden, en die uit
oogpunt van persoonlijk gewin
risicovol gedrag vertonen en/of de
wet overtreden. Eigen gewin
ontstaat veelal doordat de dieren-
arts (en/of zijn cliënt) die zich niet
aan afspraken houdt, een kosten-
voordeel of concurrentievoordeel
behaalt ten opzichte van wel-
willende dierenartsen dan wel
dierhouders. Er is gezocht naar
oplossingsrichtingen waarbij zulke
kosten- of concurrentievoordelen
verdwijnen, waar mensen die zich
niet aan de afspraken houden
voldoende benadeeld worden
(gestraft worden), of de goedwillen-
den juist een concurrentievoordeel
kunnen behalen. Een combinatie
van deze drie zou ideaal zijn."
De
rda maakt dus duidelijk een
onderscheid tussen de goedwillen-
den (het merendeel van de dieren-
artsen) en de kwaadwillenden (een
beperkte groep).

2. Citaat uit de brief: "Deze aan-
names, stellingen en conclusies
worden overigens op geen enkele
manier onderbouwd, niet onder-
steund door onderzoek; er wordt
niet naar relevante literatuur
verwezen."

De rda heeft geput uit de expertise
van alle raadsleden, waaronder
verschillende die (soms zeer
uitgebreide) ervaring in de dierge-
neeskundige praktijk hebben. Feit
is dat de betrokken onderwerpen
nog amper wetenschappelijk bestu-
deerd zijn. Het betreft immers
(zeer) recente ontwikkelingen.

3. Uit de brief: "De analyse van de
hele beroepsgroep, die misschien
juist is voor enkele rotte appels,
lijkt meer een politiek statement
over hoe een aantal deskundigen -
op persoonlijke titel en naar
verluidt zonder last of ruggespraak
-over ons denkt."

De rda is apolitiek en onafhanke-
lijk. Dat een
rda-zienswijze naar
iemands mening lijkt op een
politiek statement kan per definitie
niet weerlegd worden, want dat is
een mening.

4. Citaat uit de brief: "De aange-
dragen oplossingen zijn immers
open deuren: transparantie, data
verzamelen en borging. Uiteraard
staan we hier achter, in de praktijk
zijn deze aspecten allang opgepikt.
Controle door de overheid dan wel
ondersteuning door flankerend
overheidsbeleid gekoppeld aan
betere handhaving is al lang een
wens van ons. Het andere aspect,
namelijk het spHtsen van publieke
en private taken is voor het
grootste deel al lang geëffectueerd.
Wat opvalt, is dat een aantal oude
stokpaardjes van stal gehaald
worden (certificeren, verplicht
pao)

-ocr page 270-

terwijl dit slechts uitvoerings-
kwesties zijn."

Hoezeer dit ook open deuren lijken
te zijn: volledige transparantie is
volgens de
rda nog steeds geen feit
in de dierhouderij. Met volledige
transparantie bedoelt de Raad
namelijk het volgende: "Volledige
transparantie is een \'licence to
produce\' en een \'licence to hold\'
voor de dierhouderij:... Dit bete-
kent dat volledige transparantie
nagestreefd moet worden door
iedereen die onderdeel is van, dan
wel toeleverancier is aan de
dierhouderijketens (zowel in de
agroproductie als in de paarden-,
hobby- en gezelschapsdierenhou-
derij). Veel van de gegevens die
door de dierenartsen geregistreerd
worden, zoals gegevens over dierge-
neesmiddelen (onder andere
antibioticumgebruik) en dierziek-
ten (onder andere zoönosen,
\'emerging diseases\'), zijn van groot
belang voor de preventieve
gezondheidszorg voor de mens. Het
verstrekken van deze gegevens aan
de overheid moet dan ook een
\'licence to practice\' voor de
dierenarts worden. De overheid
dient ervoor te zorgen dat deze
gegevens gemonitord en benut
worden. Misstanden ten aanzien
van dierenwelzijn en diergezond-
heid dienen vanzelfsprekend
gemeld te worden. Deze transpa-
rantie kan bereikt worden door het
registreren, bijeen brengen en
koppelen van alle gegevens met
betrekking tot diergezondheid,
dierenwelzijn, volksgezondheid en
voedselveiligheid die er - momen-
teel gefractioneerd - in de dierlijke
productieketen voorhanden zijn.
Daarvoor dient een nationale
gegevensbank te worden opgericht
waarin deze gegevens verzameld
worden en van waaruit verplicht
bepaalde informatie aan de
overheid wordt verstrekt. Deze
informatie moet de basis zijn voor
effectief en gedifferentieerd
toezicht door de overheid. Indien
de gegevensbank door de overheid
wordt beheerd, dient de verplich-
ting tot het aanleveren van
informatie publiekrechtelijk te
worden vastgelegd. Wanneer wordt
gekozen voor een private gegevens-
bank is de inzet van voldoende en
effectief flankerend overheids-
beleid essentieel voor het slagen
hiervan."

Dit rapport is een advies van de rda
aan de minister van lnv. De Raad
adviseert hier nadrukkelijk ook
voldoende en effectief flankerend
overheidsbeleid. Onder de publieke
en private taken die losgekoppeld
zouden moeten worden, verstaat de
rda ook: het voorschrijven van
diergeneesmiddelen en het
toezicht op verantwoord gebruik
van diergeneesmiddelen; de
dienstverlening aan de dierhouder
en het (indien voorkomend)
melden van dierziekte- en dieren-
welzijnsproblemen aan de maat-
schappij, in casu de overheid. Deze
taken zijn nog lang niet losgekop-
peld. Volledige transparantie met
(extern) toezicht op de aangele-
verde gegevens over onder andere
diergeneesmiddelengebruik en
dierziekten voorziet in een
dergelijke loskoppeling. Het is
daarvoor niet noodzakelijk de
verkoop van diergeneesmiddelen
bij de dierenarts weg te halen.
Certificatie (het werken in een
geborgde en gecertificeerde
situatie) is niets anders dan een
manier om - onafhankelijk - toe-
zicht te krijgen op het handelen
van dierenarts en dierhouder

Wetenschap op internet

Wat stond er nou precies?
Waar ging het ook al weer over?
Hoe was de studie eigenlijk opgezet?

Op zoek naar een wetenschappelijk artikel uit het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde? Kijk op onze website! Daar vindt u alle
artikelen uit de sectie \'Wetenschap\', van januari
2005 (jaargang i^o) tot zes maanden geleden. De volledige teksten zijn
beschikbaar in
pdf formaat.
Surf naar: www.tijdschriftvoordiergeneeskunde.nl.

5. Citaat uit de brief: "Ik krijg bij de
zienswijze het gevoel dat we
willens en wetens in een kwaad
daglicht worden gesteld in aanloop
naar het enige nieuwe aspect dat
naar voren komt: de knip. Natuur-
lijk willen we graag de discussie
aan over het voorschrijf- en
leverbeleid, maar niet op deze
wetenschappelijk ondermaatse en
politiek onbehoorlijke manier"
De enige inhoudelijke bemoeienis
die de minister van
ln v heeft
gehad met dit rapport is het stellen
van de vraag. De suggestie dat de
rda een (eerder bedacht) plan van
de minister voorbereidt door de
veterinaire beroepsgroep in een
kwaad daglicht te stellen is onjuist,
ongegrond en dus onterecht.
Prof. dr. H. Vaarkamp, voorzitter rda

-ocr page 271-

Joost van Herten, Hugo de Groot

in mei 2009 verscheen het rapport
\'Zichtbaar Beter\' van de Raad voor
Dierenaangelegenheden
(rda). Het
ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselveiligheid
(lnv) vroeg de
KNMVD om een reactie. Door middel
van een weblog op de site van de
knmvd konden de leden mee-
discussiëren over het advies van de
rda en de positie van de dierenarts
in het algemeen. Ruim dertig
collega\'s gaven hun mening over
deze onderwerpen. Hun bijdragen
zijn door het bestuur betrokken bij
het opstellen van een standpunt
over het rapport \'Zichtbaar Beter\'.
Dit standpunt is ook toegezonden
aan het ministerie van
lnv, ver-
gezeld van een verzoek om op korte
termijn in overleg te treden over het
verdere verloop.

Zoals de rda in haar advies terecht
stelt, is het belang van dierhouder en
dierenarts niet altijd in lijn met het
algemeen belang. Dierenartsen die
hun diensten verlenen aan dier-
houders, komen hierdoor soms voor
dilemma\'s te staan. Naast hun rol als
adviseur en verlener van diergenees-
kundige zorg hebben dierenartsen ook
een aantal maatschappelijke taken,
zoals het bewaken van dierenwelzijn,
voedselveiligheid en volksgezondheid.
Financieel is een private dierenarts
echter volledig afhankelijk van de
dierhouder, omdat hij/zij door hem
voor zijn diensten wordt betaald. Voor
veel maatschappelijke taken wordt
een private dierenarts in het geheel
niet betaald. De maatschappij (over-
heid en burger) heeft door een gebrek
aan informatie en transparantie een
onvolledig beeld van het functioneren
van de dierhouderij. Dat geldt ook
voor het inzicht in het werk van de
dierenarts, vooral ten aanzien van de
invulling van diens maatschappelijke
taken.

De KNMVD onderkent dit spannings-
veld en de dilemma\'s die ermee
gepaard gaan. Om zijn maatschappe-
lijke taken goed te kunnen vervullen,
zal de dierenarts onafhankelijker
moeten kunnen opereren dan op dit
moment nog het geval is. Tot zover
deelt de
knmvd de analyse van de rda.
Een aspect dat wij nog zouden willen
toevoegen, is het effect van marktwer-
king binnen de diergeneeskunde.
Vanaf de tweede helft van de jaren
negentig is daardoor een sterke
onderlinge concurrentie op prijs
ontstaan, die negatieve gevolgen heeft
gehad voor de onafhankelijke positie
van de dierenarts.

oplossingen

De oplossingen voor de geconstateerde
problemen die de
rda aandraagt, zijn:
de maatschappelijke verantwoordelijk-
heden van dierenartsen beter borgen en
de ruimte voor malversaties verkleinen
en gevolgen ervan vergroten.
De
rda wil dit doen via:

1. Certificering door middel van
private kwaliteitssystemen (in de
zogenaamde toezichtondersteu-
nende variant);

2. Transparantie in de dierhouderij
door middel van een nationale
databank met gegevens over
diergezondheid, dierenwelzijn,
voedselveiligheid en volksgezond-
heid ten behoeve van een op risico
gebaseerd toezicht;

3. Beïnvloeding van het gedrag van
dierenartsen door:

- het verhogen van de strafmaat
voor dierenartsen;

- het vergoeden van maatschappe-
lijke taken door de overheid;

- het loskoppelen van veterinaire
dienstverlening en publieke taken;

- het loskoppelen van het voor-
schrijven en leveren van dierge-
neesmiddelen.

transparantie

De kn mvd vindt het streven naar
meer transparantie een goede zaak.

knmvd-Standpunt: rda-
rapport \'Zichtbaar Beter\'

Door het transparant maken van de
werkwijze van dierenartsen en
dierhouderij krijgt de maatschappij
(burger en overheid) beter inzicht in
het functioneren van de sector.
Transparantie kan ook bijdragen aan
het inzichtelijk maken van de
dilemma\'s waar dierenartsen tegen
aanlopen. Het kan steun bieden aan
dierenartsen, zodat ze in moeilijke
situaties hun maatschappelijke taken
beter kunnen vervullen.

Het nadeel van de voorgestelde
aanpak voor het creëren van meer
transparantie is echter dat het
opzetten van een nationale databank
een gigantisch karwei is, dat veel tijd
en geld zal kosten. Het is onduidelijk
bij welke partij deze kosten komen te
liggen. Bovendien zal het ook van de
overheid een aanzienlijke inspanning
vergen de data te analyseren en
daaruit de juiste conclusies te trekken.
Wil het verzamelen van deze grote
hoeveelheden gegevens zinvol zijn,
dan zal er ook iets gedaan moeten
worden met de resultaten, in de zin
van sturing en eventueel sanctione-
ring. De
knmvd denkt dat de ambitie
om alle data over diergezondheid,
dierenwelzijn, volksgezondheid en
voedselveiligheid te verzamelen in
een nationale database op dit moment
te hoog gegrepen is. Wanneer de
minister het advies van de
rda met
betrekking tot een nationale database
overneemt, zou het ons advies zijn dit
in eerste instantie te beperken tot de
data die op basis van een risicoanalyse
de meeste prioriteit moeten krijgen.

Voor transparantie ten aanzien van
diergeneesmiddelenstromen ligt dit
iets anders. Een overkoepelende
database op dit gebied is noodzakelijk
en het is zaak dat deze snel wordt
gerealiseerd. De beroepsgroep heeft
zelf met de ontwikkeling van Vetcis al
invulling gegeven aan deze behoefte.
Wij zien in registratie en evaluatie,
gevolgd door sanctionering wanneer
nodig, een belangrijke oplossing voor
de aanpak van het overmatige antibio-
ticagebruik in de veehouderij. Het
einddoel van ons initiatief reikt echter
verder dan antibiotica en wij willen op
termijn het systeem kunnen inzetten
voor alle diergeneesmiddelenstromen.

-ocr page 272-

CERTIFICERING

Het opnemen van de maatschappe-
lijke taken in de private kwaliteits-
systemen zou volgens de
rda kunnen
bijdragen aan de borging van maat-
schappelijke belangen zoals dieren-
welzijn, volksgezondheid en voedsel-
veiligheid. Op zich kan de
knmvd
deze redenering volgen. Zeker in de
landbouwhuisdierensector is de hele
keten vaak al geborgd door kwaliteits-
systemen. Het ligt voor de hand dat
ook kwaliteitseisen worden gesteld
aan dierenartsen die deel uitmaken
van diezelfde keten.

Tot op heden was er vanuit de
primaire sector en de overheid echter
onvoldoende steun voor het opzetten
van een privaat kwaliteitssysteem
voor dierenartsen. In de periode voor
2004 heeft de
knmvd een dergelijk
kwaliteitssysteem voor dierenartsen
ontwikkeld. Omdat echte harde eisen
uit de markt en van de overheid
uitbleven, heeft de vereniging haar
koers toen moeten bijstellen. Het
knmvd-beleid is nu dat wij alleen
meewerken aan de certificering van
dierenartsen bij een duidelijke vraag
van de markt en/of de overheid (met
bijbehorend flankerend beleid). Een
goed voorbeeld van een privaat
kwaliteitssysteem is bijvoorbeeld de
door de Stichting Paard erkende
keuringsdierenarts voor paarden, die
zelfstandig de keuringsbeslissing mag
nemen voor verzekeraars. Dat neemt
niet weg dat de
knmvd zelf ook werkt
aan het verhogen van de kwaliteit van
dierenartsen, onder andere door
middel van nascholing, protocollen en
richtlijnen. Wil certificering slagen,
dan is het dus belangrijk dat markt-
partijen (inclusief de overheid) dit van
dierenartsen verlangen en duidelijk
aangeven welke kwaliteitseisen ze
willen stellen aan dierenartsen. Met
deze partijen treedt de
knmvd graag in
overleg over de invulling van het
kwaliteitssysteem.

Het is gebleken dat de knmvd als
beroepsvereniging onvoldoende
(juridische) mogelijkheden heeft om
zelfregulering (met de bijbehorende
handhaving) af te dwingen, zeker
wanneer \'non compliers\' niet worden
aangepakt. Middels regelgeving zal
flankerend (eventueel sanctionerend)
beleid moeten worden vormgegeven.
Dierenartsen zullen de kosten van
eventuele certificering moeten
kunnen doorberekenen aan marktpar-
tijen.

BEÏNVLOEDING

Verder steh de rda voor om de
belangenafweging die dierenartsen
moeten maken, te beïnvloeden door
een aantal maatregelen te nemen die
ertoe moeten leiden dat men kiest
voor het maatschappelijk belang.
I. Het verhogen van de strafmaat.
Dierenartsen kunnen via het
Tuchtrecht op hun diergenees-
kundig handelen worden aange-
sproken. Van het verhogen van de
strafmaat door het Veterinair
Tuchtcollege kan zeker een
afschrikwekkende werking
uitgaan. Een probleem bij het
functioneren van ons tuchtrecht is
dat de klachtgerechtigde in dit
soort gevallen vaak geen direct
eigen belang heeft bij het aandra-
gen van een klacht. Vaak kunnen
de betreffende dierenartsen alleen
worden aangepakt via de klacht-
ambtenaar. Hierbij is dan echter
eerst een onderzoek van de
aid
nodig, waarbij het in de praktijk
vaak heel moeilijk blijkt de
bewijslast rond te krijgen. Dit heeft
onder andere te maken met de
geringe capaciteit bij zowel de
klachtenambtenaar als de
aid.
Daarnaast willen collega-dieren-
artsen vaak niet aan het onderzoek
meewerken, omdat de anonimiteit
niet altijd gegarandeerd is. Boven-
dien duurt het door de trage
afhandeling van de procedures
inclusief de beroepsmogelijkheid
vaak erg lang voordat de beroeps-
groep over jurisprudentie beschikt.
Voor het goed functioneren van het
tuchtrecht zal de overheid de
capaciteit van het Veterinair
Tucht- en Beroepscollege, de
klachtambtenaar en de
aid moeten
uitbreiden.

im^miÊ^

2. Het vergoeden van maatschappe-
lijke taken (door de overheid). Op
dit punt liggen volgens de
knmvd
zeker kansen om dierenartsen bij
het uitvoeren van hun maatschap-
pelijke taken onafhankelijker te

Het loskoppelen van het voorschrijven en afleveren van diergeneesmiddelen zal niet leiden tot reduc-
tie van het antibioticagebruik. (Foto: Maurits Bosgoed)

-ocr page 273-

maken van dierhouders. De knmvd
is met de rda van mening dat
private dierenartsen voor het
verrichten van maatschappelijke
taken zoals toezicht op dieren-
welzijn of volksgezondheid van de
maatschappij een passend salaris
zouden moeten ontvangen.

3. Loskoppelen publieke en private
taken van dierenartsen. De
knmvd
pleit ervoor het huidige model van
practitioners in stand te houden.
Dat wil zeggen dat private dieren-
artsen in opdracht van de
vwa
publieke taken moeten kunnen
verrichten op bedrijven. Het
uitgangspunt zou daarbij moeten
zijn dat dierenartsen(praktijken)
geen private en publieke taken op
hetzelfde bedrijf zouden mogen
uitvoeren, wat nu dus wel het geval
is.

4. Het loskoppelen van het voor-
schrijven en afleveren van dier-
geneesmiddelen. De KNMVD heeft
de stellige overtuiging dat ontkop-
peling niet zal leiden tot de
gewenste reductie van het antibio-
ticagebruik. Dit komt voort uit het
feit dat dierenartsen zelfs in het
geval van de ontkoppeling nog
steeds te maken hebben met de
druk van dierhouders om bepaalde
diergeneesmiddelen voor te
schrijven. Onder de huidige
omstandigheden in met name de
veehouderij vormen bepaalde
diergeneesmiddelen een goedkoop
managementmiddel. Mede door de
marktwerking, die sinds de jaren
negentig ook is ingetreden in de
veterinaire sector, is er een enorme
concurrentiedruk op de prijs van
antibiotica ontstaan. Daardoor zijn
antibiotica op dit moment goed-
koper dan andere maatregelen
zoals het aanpassen van bijvoor-
beeld huisvesting en voeding.
Een ongewenst effect van de
ontkoppeling zal zijn dat de (toch
al kwetsbare) veterinaire infra-
structuur verder onder druk zal
komen te staan. Dierenartsen
verliezen het zicht op diergenees-
middelenstromen en de controle
op de effectiviteit van de behande-
lingen, zeker als er geen randvoor-
waarden worden gesteld, zoals een

één-op-één-relatie tussen dierenarts
en veehouder en verplichte
periodieke bedrijfsbezoeken.
Door het verlies aan inkomen zal
de fïnancieel-economische situatie
van dierenartsenpraktijken
verslechteren. Wanneer dierenart-
senpraktijken dit verlies compense-
ren met een hoger uurtarief zal dit
tot zulke hoge tarieven leiden dat
veehouders later of geen beroep
meer zullen doen op dierenartsen,
wat dierenwelzijn, diergezondheid
en voedselveiligheid in gevaar zal
brengen. Op termijn zal dit leiden
tot minder aanwas van jonge
dierenartsen waardoor een tekort
zal ontstaan aan beschikbaarheid
van veterinaire zorg in de inten-
sieve veehouderij, een situatie die
in het Verenigd Koninkrijk al
bestaat.

In de convenanten die in 2008 zijn
afgesloten tussen sector, dierenart-
sen en overheid om het antibiotica-
verbruik in de veehouderij terug te
dringen zijn al enkele randvoor-
waarden opgenomen om tot een
oplossing voor dit probleem te
komen. Een zeer belangrijk
onderdeel is wat ons betreft de
vaste relatie tussen een veehouder
en een dierenarts. Alleen de
dierenarts die de bedrijfbegeleiding
doet en daarmee verantwoordelijk
is voor het bedrijfsgezondheids-
plan, mag diergeneesmiddelen
voorschrijven en leveren en doet
dit op basis van een bedrijfsbehan-
delplan. De weg die met de
convenanten is ingeslagen, is ons
inziens de juiste. Om daadwerke-
lijk stappen te zetten, zullen er
echter concrete doelstellingen en
een tijdspad aan moeten worden
gekoppeld.

Maar wij willen verder gaan. De
knmvd vindt dat dierenartsen een
grote verantwoordelijkheid hebben
in het terugdringen van het
antibioticagebruik in de veehoude-
rij. De dierenarts is tenslotte de
enige die diergeneesmiddelen
voorschrijft. Wij werken daarom
aan een alternatief plan van
aanpak bovenop de bestaande
afspraken. Op hoofdlijnen bestaat
dit zoals hierboven aangegeven uit

de registratie van stromen antibio-
tica van en naar dierenartsenprak-
tijken, gekoppeld aan een autoriteit
die deze data analyseert en inter-
preteert. Door middel van \'bench-
marking\' zullen veelvoorschrijvers
(en veehouders) worden aangespro-
ken, begeleid en waar nodig
gesanctioneerd. Dit laatste kan
uiteraard alleen met ondersteuning
van de overheid en de primaire
sector De
knmvd wil met het
ministerie van
lnv in overleg
treden over haar initiatief.

WET DIEREN

Het wettelijk kader waarbinnen de
positie van de dierenarts moet worden
verankerd, is de in voorbereiding
zijnde Wet dieren. In de op dit
moment vigerende Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde is
gekozen voor een open normstelling
wat betreft de zorgvuldige uitoefening
van de diergeneeskunde. Dit houdt in
dat door middel van jurisprudentie bij
het Veterinair Tuchtcollege moet
worden bepaald aan welke normen
een dierenarts zich dient te houden bij
de uitoefening van zijn beroep. Dit
systeem van toetsing achteraf biedt
ruimte voor malverserende dierenart-
sen en zorgt voor onduidelijkheid bij
bonafide dierenartsen.

Een voorbeeld hiervan is de
inwerkingtreding van de receptplicht
vooruRA-diergeneesmiddelen
op i
juli 2008. Omdat de overheid in de wet
geen
duidelijke voorwaarden wilde
vastleggen over het voorschrijven
door dierenartsen, wist de beroeps-
groep bij aanvang niet aan welke eisen
men moest
voldoen voor men een
recept kon
uitschrijven. De knm vd
stelde daarop een richtlijn vast, maar
heeft geen
mogelijkheden tot het sanc-
tioneren van dierenartsen die geen lid
zijn. In het veld ontstonden al snel
constructies tussen dierenartsen en
handelaren waarbij dierenartsen
URA-middelen voorschrijven
op basis
van een via het internet door de
eigenaar ingevuld vragenformulier
Hoewel de beroepsgroep dit geen
goede
veterinaire praktijk vindt, is er
meer dan een jaar nadat de nieuwe
regelgeving van kracht werd, nog geen
jurisprudentie. Dit is onacceptabel.

-ocr page 274-

Over het (gebrek) aan functioneren
van de veterinaire infrastructuur
diende
cda Tw^eede Kamerhd HJ.
Ormel een motie in waarin hij de
minister vroeg om een onderzoek naar
een (privaatrechtelijke) orde voor
dierenartsen. Een goede evaluatie van
het huidige systeem en onderzoek
naar mogelijke alternatieven acht de
knmvd in ieder geval noodzakelijk.
Wij ondersteunen daartoe het
onderzoek dat mevr mr I. Boissevain
onder begeleiding van mevr prof. A.
Freriks van de Universiteit Utrecht
heeft ingediend bij het ministerie van
lnv. Dit onderzoek naar een effectief
systeem voor de normering en
toetsing van de uitoefening van de
diergeneeskunde draagt wat ons
betreft bij aan de opzet van een
nieuwe, beter functionerende veteri-
naire infrastructuur Verder biedt het
huidige wetsvoorstel middels artikel
8.46 over de gidsen voor goede
praktijken zelf ook mogelijkheden om
door de beroepsgroep opgestelde
normen, zoals de Code voor de
Dierenarts van de
knmvd, in de wet
op te nemen. Graag zouden wij zien
dat ook via deze weg invulling wordt
gegeven aan het wettelijk verankeren
van bestaande en toekomstige normen
voor onze beroepsgroep.

trajecten

Op dit moment lopen er verschillende
trajecten die van groot belang zijn
voor de toekomstige maatschappelijke
en sociaaleconomische positie van de
dierenarts. Dit zijn het
rda-rapport
\'Zichtbaar Beter\', het wetsvoorstel Wet
dieren en het onderzoek naar het
verbod op het afleveren van dierge-
neesmiddelen door de dierenarts. Deze
zaken houden sterk verband met
elkaar en de uitkomst van het ene
traject beïnvloedt die van de andere.
De
knmvd wil dan ook contact
onderhouden met het ministerie van
lnv over het verdere verloop van deze
trajecten.

Joost van Herten en Hugo de Groot zijn
senior beleidsmedewerkers veteri-
naire beroeps- en praktijkzaken bij de

KNMVD.

DIERENARTSEN HEBBEN
HUN EIGEN SPECIALISTEN

DixFortuin Financieel Praktijk Adviesbureau.

Sinds jaar en dag financieel adviseurs en specialisten voor dieren-
artsen die het rendement van hun beroepsmatige activiteiten veilig
willen stellen. Een financiële dienstverlening die alles omvat.
Van begeleiding van associaties tot bedrijfsoverdrachten.
Van pensioenadvisering, praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle
vormen van verzekering. Specialistische ondersteuning in elke fase
van uw carrière. Het vastleggen van een afspraak is het begin van
een vruchtbare vertrouwensrelatie.

DixFortuin Financieel
Praktijk Adviesbureau

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven
T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfoTtuin.nl
I www.dixfortuin.nl

FORTUIN

PRAKTIJK ADVIESBUREAU

-ocr page 275-

Veel verschil in mastitiskosten tussen
melkveebedrijven

Maria Morselt

Edwin Visser legt het panel een
casus voor over
Streptococcus agalac-
tiae.
Maar eerst is het woord aan
Kirsten Huijps, die is uitgenodigd
om te vertellen over haar onderzoek
naar de economische aspecten van
mastitis. Ze verwacht het onder-
zoek, dat onderdeel is van het
ugcn,
in de loop van dit jaar af te ronden.

Voorheen werden de gemiddelde
kosten van een klinisch mastitisgeval
beraamd op 250 euro. Kirsten Huijps
komt nu echter uit op gemiddeld 210
euro. Hierbij gaat ze ervan uit dat het
quotum hoe dan ook vol wordt
gemolken. De variatie voor het aantal
maanden in lactatie ligt tussen de 160
euro en 240 euro. De kosten zijn een
optelsom van de gemiddelde kosten
van de dierenarts (20 euro), medicij-
nen (voor een subklinische mastitis 9
euro, voor een klinische mastitis 20
euro), afvoer (480 euro), melkproduc-
tieverlies (o,r2 euro per kilogram
melk) en arbeid (15 euro). De kosten
als gevolg van mastitis verdeeld over
de gehele veestapel zijn voor klinische
mastitis 63 euro per koe en voor
subklinische mastitis 20 euro per koe.
Er is een rekenmodule ontworpen
waarmee een bedrijfsspecifieke
kostenberekening kan worden
gemaakt. De module is te vinden op de
UGCN-website. Tijdens de uGCN-voor-
jaarsdagen hebben 64 veehouders deze
module -uit het hoofd- ingevuld. De
module berekende vervolgens de
kosten. Wat daarbij opviel, was de
enorme variatie in kosten per koe per
bedrijf voor de verschillende kosten-
posten. De totale kosten per koe per
bedrijf varieerden tussen de r 7 en 200
euro en deze variatie was slechts
gedeeltelijk te wijten aan het verschil
in incidentie. De veehouders kregen
de vraag: "Wat denk jij dat mastitis op
jouw bedrijf kost?" Na het invullen
van de module bleken 46 veehouders
de kosten te hebben onderschat.
Dertien veehouders hadden de kosten
overschat. Uiterwaal merkte op dat de
groep onderschatters mogelijk nog
groter zou zijn geweest als de veehou-
ders hun gegevens bij de hand hadden
gehad. Huijps deelde deze mening.
"Bovendien hebben veel veehouders
bij de eerste schatting helemaal geen
rekening gehouden met kosten als
gevolg van subklinische mastitis."

Een deel van het onderzoek van
Huijps richt zich op de economische
consequenties van vaarzenmastitis
(een verhoogd scc, meer dan
200.0000, tussen dag 5 en dag 14 na
het afkalven). Het doel is inzicht te
krijgen in de kosten en in de variatie
van kosten van vaarzenmastitis op
bedrijfs- en vaarzenniveau. Huijps
gebruikt hiervoor het Monte Carlo-
model, een methode voor stochastisch
modelleren, die de variaties mee-
neemt. De \'input\' bestaat uit Belgische
data (de Vliegher), Nederlandse data
(van den Borne), literatuurgegevens
en expertise van dierenartsen. Het

ugcn

Het Uiergezondheidspanel is een
deskundig, onafhankelijk en
divers discussieplatform voor de
Nederlandse rundveepracticus
op het gebied van mastitis bij
melkvee. Aan de hand van
voordrachten discussiëren de
leden over uiergezondheid en
mastitisbestrijding. De halfjaar-
lijkse bijeenkomsten worden
roulerend voorgezeten door een
panellid. Tevens bespreekt
tijdens elk samenzijn een
deelnemer een praktijkgeval van
een bedrijf met mastitisproble-
men. Aan het Uiergezondheids-
panel nemen deel: praktiserend
dierenartsen, vertegenwoordigers
van de kennis- en onderzoeks-
instituten en vertegenwoordigers
van de zuivelindustrie.
Boehringer Ingelheim
bv facili-
teert de organisatie en de verslag-
legging van de bijeenkomsten van
het Uiergezondheidspanel.

nomische aspectw^

mastitis

VOv^i

Kirsten Huijps: "Gezien de enorme variatie tussen de bedrijven is het belangrijk om kosten specifiek
per bedrijf te kunnen berekenen." (Foto: O. Sampimon)

-ocr page 276-

uiteindelijke resultaat bestaat uit de
kosten per aanwezige vaars: i8 euro
voor subklinische mastitis (variatie 5
procent: 1,67 euro en 95 procent 97
euro) en 13 euro voor khnische
mastitis (variatie 5 procent: 0 euro en
95 procent: 58 euro). De kosten van
een khnisch mastitisgeval zijn hoger
maar het percentage klinische
mastitiden is lager, waardoor de
gemiddelde kosten per vaars lager zijn.
Huijps belangrijkste conclusie is dat
vaarzenmastitis geen \'serieus\' econo-
misch probleem vormt. De gemid-
delde kosten per vaars bedragen 31
euro, tegenover de kosten van 83 euro
per koe voor een \'normale\' mastitis.
Op bedrijfsniveau kan vaarzenmastitis
echter wel degelijk een probleem zijn
(het maximum was 227 euro).

MANAGEMENTMAATREGELEN

De volgende stap in het onderzoek is
het meten van de efficiëntie van de
managementmaatregelen. Het
napluizen van de literatuur leverde 43
bruikbare \'papers\' op. Daarnaast is
informatie ingewonnen bij experts.
Achttien maatregelen zijn op een rij
gezet. Voor elke maatregel is een
gemiddeld efficiëntiegetal berekend
met betrekking tot de koegebonden en
omgevingsgebonden mastitis, voor
beiden zowel voor klinische mastitis
als voor het tankcelgetal. Ook de
minimum- en maximumwaarden zijn
weergegeven. De literatuur en de
experts blijken redelijk op één lijn te
zitten. Er is veel variatie in de efficiën-
tie. Het nabehandelen komt als meest
efficiënte maatregel uit de bus,
gevolgd door het optimaliseren van
voeding en mineralen. Recent is de
studie over de kosten van manage-
mentmaatregelen afgerond. Kosten en
efficiënties kunnen nu tegen elkaar
worden afgezet. Economie is echter
niet de enige factor, Nederlandse
melkveehouders worden in de eerste
plaats gemotiveerd door het plezier in
het werk en de bedrijfssituatie.
Economische verliezen komen op een
derde plaats. Gerrit Hooijer vroeg:
"Dus de communicatie tussen
dierenarts en veehouder is belang-
rijker dan economie?" Dat klopte
volgens Theo Lam: "Bij zaalbijeen-
komsten willen veehouders altijd

eerst weten wat iets kost. Uit studies
blijkt echter telkens weer dat andere
factoren een grotere rol spelen."

OUD PROBLEEM IN EEN NIEUW

JASJE

Tijdens het tweede deel van de
panelbijeenkomst besprak Edwin
Visser de celgetalperikelen op een
bedrijf in West-Brabant. Het bedrijf
melkt een honderdtal koeien met een
bsk rond de 45,5. Begin 2008 is de stal
uitgebreid en is overgeschakeld naar
automatisch melken (een dubbele
sac-robot met één arm). Hoewel het
bedrijf normaal geen vee aankoopt,
gebeurde dat in 2007 tot 2008 wel. De
bedrijfsbegeleiding door de dierenarts
is volgens Visser \'semi-routinematig\'.
In het najaar van 2008 abonneerde
het bedrijf zich op het tankmelk-uier-
gezondheidprogramma van de
gd. Uit
de eerste uitslag bleek de aanwezig-
heid van
Streptococcus agalactiae (sag).
Als sag wordt aangetroffen in de
tankmelk neemt de
gd contact op met
de veehouder Dat gebeurde hier ook.
De veehouder nam aanvankelijk een
afwachtende houding aan en gaf aan
contact op nemen met zijn dierenarts.

Sampimon gaf aan dat S. agalactiae
niet tot het verleden behoort: "Bij 2
procent van de tankmelkmonsters
treft de
gd sag aan. Dat zijn dus
ongeveer vijftig tot zestig bedrijven."
Van Werven vroeg of
sag-besmet-
tingen op bepaalde types bedrijven
vaker wordt gevonden. Olde Riekerink
suggereerde dat het wat meer lijkt
voor te komen op robotbedrijven. Dat
verbaasde Visser niet, immers: "Robots
zijn niet de meest hygiënische
melkers." s
ag-mastitis is zeer besmet-
telijk en uit zich voornamelijk
subklinisch. De verwekker blijft strikt
beperkt tot het uier en veroorzaakt
een galactophoritis, wat leidt tot een
sterk productieverlies en een (zeer)
hoog celgetal. Er is geen weerstands-
vermindering nodig voor
sag om aan
te slaan. Is een dier eenmaal besmet,
dan gaat de infectie niet vanzelf over.
De besmetting is echter wel goed te
behandelen met antibiotica. De
infectie slaat sneller aan als er
onhygiënisch wordt gemelkt. Om
ervan af te komen, wordt een blok-
behandeling geadviseerd (alle besmet-
te dieren tegelijk behandelen).

Visser noemde een aantal aan-
dachtspunten waarop hij zich wil
richten: zo is naast het behandelen
van mastitis in de lactatie en het
ruimen van chronisch geïnfecteerde
dieren een goede droogzettherapie
belangrijk. S.
agalactiae verspreidt zich
gemakkelijker bij onhygiënisch
melken. Goed onderhoud en goed
gebruik van het
ams moet de melk-
techniek zo goed mogelijk houden.
Het \'sprayen\' na het melken moet goed
zijn afgesteld.

Vervolgens werd het probleem in
kaart gebracht. In december 2008
werd bij vijftien dieren bloedoender-
zoek uitgevoerd en werd het celgetal
onderzocht. Het correct nemen van
melkmonsters bleek op een robotbe-
drijf een heel karwei. Elf kwartieren
van zeven koeien bleken positief voor
sag. Bij zes hoogcelgetalkoeien werd
geen bacterie gekweekt.

VEEHOUDER VERSUS DIERENARTS

Visser adviseerde alle dragers op te
sporen en een blokbehandeling te
doen. De veehouder wilde eerst

-ocr page 277-

stoomreiniging installeren om zo de
verspreiding stop te zetten. Vanaf
januari werd vervolgens gestoomd. In
maart werd een natte meting uitge-
voerd. Vervolgens wilde de veehouder
met behandelen wachten tot na i april
omdat het quotum nog niet vol was
gemolken. Daarna mocht Visser aan
de slag, als hij wel even de volgende
mpr afwachtte. Nu moesten alle
koeien met meer dan loo.ooo cellen
worden gemonsterd, dat waren er 27
van de 85. Toen Visser voorstelde dat
de
gd de melkmonsters kwam nemen,
was de veehouder gelijk over de brug.
De droge koeien deden niet mee:
droogzetten is namelijk ook een
effectieve behandeling. Wel moesten
alle behandelde koeien worden
gecontroleerd na behandelen dan wel
afkalven. Ruim twee weken na de
monstername door de
gd was er een
open dag op het bedrijf, de veehouder
wilde pas daarna beginnen met
behandelen.

Sampimon wees erop dat de kans op
mislukken van de blokbehandeling
groot is doordat er alweer twee weken
verstreken waren na de monstername.
Uiteindelijk werden begin juli alle
bloedonderzoek (Bo)-positieve dieren
gedurende drie dagen behandeld met
mammizin aan de nek. Deze therapie
was kort daarvoor door Olde Rieke-
rink toegepast op een ander bedrijf en
bleek daar succesvol. Voor een
robotbedrijf is dit een praktische
methode. Visser blijft echter met een
aantal vragen zitten. Is een celgetal
van 100.000 wel een betrouwbare
ondergrens om alle dragers op te
sporen? Een koe met een celgetal van
130.000 was sag-positief, maar er was
ook een koe met meer dan 400.000
cellen, die
sag-positief was, maar die
zes weken later 40.000 cellen had en
negatief was. Van Werven opperde dat
het een koe kan zijn geweest die voor
iets anders werd behandeld met
antibiotica.

Westerlaan vroeg: "Waarom niet
twee groepen maken, door de oud-
melkse groep bij de hoogcelgetalkoei-
en zetten om twee even grote koppels
te krijgen? De oudmelkse koeien
worden toch binnenkort drooggezet,
dat is ook een therapie. Wij hebben
bedrijven gehad waar
sag was
gevonden en waar geen actie werd
ondernomen. De problemen vallen
mee, de besmettelijkheid lijkt mee te
vallen." Volgens Hoogeveen was het
goed mogelijk dat deze bacterie zich
tegenwoordig anders gedraagt dan
vroeger, dat hij nu minder besmette-
lijk is en meer in de omgeving
voorkomt. Sampimon vond afwachten
echter geen goede optie:
"sag is goed
te bestrijden en hoeft dus niet op een
bedrijf voor te komen."

Maria Morselt is praktiserend dieren-
arts te Enschede.

Kleine zoogdieren worden steeds
vaker aangeboden voor diergenees-
kundige zorg. Een zeer groot deel
van deze dieren sterft echter op
relatief jonge leeftijd zonder dat
bekend is waardoor dit komt. Ze
worden namelijk slechts zelden
aangeboden voor postmortaal
onderzoek.

In opdracht van het ministerie voor
lnv wordt daarom een onderzoek
gestart naar onderliggende systemati-
sche oorzaken voor het voortijdig
overlijden van deze dieren. Dit drie
jaar durende project start met ingang
van I oktober 2009 en wordt uitge-
voerd door het Veterinair Pathologisch
Diagnostisch Centrum
(vpdc) van de
faculteit Diergeneeskunde te Utrecht.
In het kader van dit onderzoek kan
zonder kosten voor de eigenaar een
volledige sectie worden uitgevoerd op
konijnen, cavia\'s, fretten of ratten die
voldoen aan de hieronder beschreven
onderzoekscriteria. Uiteraard ont-
vangt u als inzendend dierenarts het
volledige sectierapport.

Door dit onderzoek komen
gegevens beschikbaar over ziekte- en
doodsoorzaken van jong gestorven
kleine zoogdieren, wat zicht biedt op
mogelijke achterliggende (welzijns)
vragen bij deze diergroep. Te zijner tijd
zal een samenvatting van de onder-
zoeksresultaten verschijnen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

onderzoek

Wij bieden gratis een volledige sectie,
inclusief macroscopisch en micro-
scopisch onderzoek met indien nodig
aanvullend bacteriologisch onder-
zoek. De inzendende dierenarts krijgt
het volledige sectieverslag toegezon-
den. De eigenaar kan het dier niet
retour krijgen, maar indien gewenst
kan het dier wel naar een cremato-
rium. Kosten voor een crematie zijn
echter wél voor de eigenaar

Oproep: welzijnsonderzoek
kleine zoogdieren

Wij zoeken voor dit onderzoek vroeg-
tijdig overleden konijnen, cavia\'s, fret-
ten en ratten (voor konijn, cavia, fret
een leeftijd van minimaal zes maanden
en maximaal drie jaar; voor een rat een
leeftijd tussen vier en twaalf maanden),
waarbij de eigenaar toestemming geeft
voor een niet-cosmetisch uitgevoerde
sectie. Een volledig ingevuld anamne-
seformulier is noodzakelijk. Zo spoedig
mogelijk na het overlijden moet het
kadaver worden gekoeld tot 4 graden
Celsius, dus niet bevroren. Transport
naar het
vpdc gebeurt binnen 24 uur
na overlijden.

Voor een anamneseformulier voor
dit project kunt u terecht op onze
website: www.uu.nl
/nl/faculteiten/
diergeneeskunde/labs_diensten/vpdc/
dierenartsen/gezelschapsdieren. Ook
kunt u tijdens kantooruren altijd
contact opnemen met het
vpdc
patiëntensecretariaat (030) 25 33 195 of
met één van onderstaande pathologen.

Wij hopen van harte op uw
medewerking!

Dr Jooske Ijzer (j.ijzer(|)uu.nl);
Dr Marja Kik (m.kik(S)uu.nl).

-ocr page 278-

Monique Megens

Co-assistenten kunnen vanaf nu
tegen een sterk gereduceerde prijs
een
pegd-lezing bijwonen. Het
speciale tarief is geldig voor alle
pegd-lezingen die gemarkeerd zijn
met één of twee sterren. Dat zijn de
meeste lezingen.

Co-assistenten betalen 20 euro voor
een lezing van 100 euro en 30 euro
voor een lezing van 150 euro. Er is per
lezing maar een beperkt aantal
plaatsen beschikbaar voor co-assi-
stenten, op tijd inschrijven is daarom
belangrijk. Kijk voor meer informatie
op www.pegd.nl.

automatische incasso en

uitgestelde betaling

Naast het betalen per bankoverschrij-
ving of iDeal is het sinds kort ook
mogelijk om gebruik te maken van
automatische incasso. Hier zijn geen
extra kosten aan verbonden. Als u
voor deze optie kiest, heeft u tevens
als voordeel dat het verschuldigde
bedrag voor de lezing pas vier weken
voor de cursusdag wordt geïncasseerd.
Dit geldt niet voor de modulaire
cursussen, deze worden in twee keer
van uw rekening afgeschreven: 50
procent binnen 14 dagen na inschrij-
ving en het overige bedrag 6 weken
voor aanvang van de eerste cursusdag
(de uitgestelde betaling zal worden
uitgevoerd bij inschrijvingen vanaf
half oktober).

Inschrijven verplicht u tot het
betalen van de volledige cursusprijs,
ook als u onverhoopt niet kunt
deelnemen. Zie www.pegd.nl voor
annuleringsvoorwaarden. Voor de
modulaire cursussen gelden andere
annuleringsvoorwaarden.

pegd-miles: gratis of met

korting naar een lezing.

De eerste cursisten hebben inmiddels
gebruik gemaakt van hun
pegd-miles

en zich gratis of met korting inge-
schreven voor een
pego-lezing. Uw
praktijk spaart de
pego-miles volledig
automatisch bij de aankoop van
knmvd-dierpaspoorten. Bij aankoop
van drie dozen van vijftig paspoorten
kunt u al gebruik maken van uw
pegd-miles. Wie wil weten hoe hij
gratis of met korting naar een lezing
van PEGD kan, kan voor meer infor-
matie kijken op www.pegd.nl.

nieuwsbrief

pegd verzorgt (interactieve) lezingen,
workshops en modulaire cursussen
voor gezelschapsdierenartsen en
gemengd practici op het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren
te Utrecht. De modulaire cursussen
zijn zeer populair en zitten vrijwel
direct na de opening van de inschrij-
ving al vol.
knmvd-leden worden
altijd als eerste geïnformeerd over
nieuwe cursussen via de maandelijkse

PEGD-nieuws: co-assistenten met korting
naar een lezing

digitale nieuwsbrief en het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.
Mocht u de
nieuwsbrief niet ontvangen, stuur ons
dan een e-mail op info(a)pegd.nl. Wij
zorgen ervoor dat ook u voortaan als
eerste op de hoogte wordt gesteld.

Met dank aan de Strategische
Partners van
pegd: Intervet Schering-
Plough Animal Health, A.Menarini
Diagnostics, Royal Canin en Proteq
Dier & Zorg.

Monique Megens is bestuurslid van de
ggg.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het departement Genees-
kunde Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht.

-ocr page 279-

Hill\'s Canine J/D Mini

37 procent van alle honden in
Nederland weegt minder dan lo
kilogram en mobiliteitsproblemen
komen ook bij deze kleinere honden
voor Ze zijn soms specifiek gerela-
teerd aan hun grootte (denk bijvoor-
beeld aan de ziekte van Calvé-Legg-
Perthes). De kans is groter dat
dergelijke problemen bij kleinere
honden minder snel worden opge-
merkt door de eigenaar, omdat ze
minder evident zijn. Speciaal voor
deze honden introduceert Hill\'s
Prescription Diet™ Canine J/D™ Mini,
met een kleiner brokje voor honden
met een kleinere kaakstructuur Dit
product is net zo effectief als de
reguliere Canine J/D™ door de
epa die
het enzym dat kraakbeen afbreekt,
helpt blokkeren; omega-3-vetzuren
met een lage 6:3 vetzuurratio die
pijnlijke gewrichten verzachten en de
ontsteking verminderen; L-carnitine
die het ondersteunende spierweefsel
helpt op te bouwen en glucosamine
en chondroïtinesulfaat die dienen als
bouwstenen van gezond kraakbeen. In
slechts 21 dagen kan al een zichtbare
verbetering optreden. J/D Mini is
verkrijgbaar in een verpakking van 2
en 5 kilogram.

(0800)02 22 466

Onsior® de eerste coxib
NSAiD voor kat én hond

Novartis introduceert Onsior® voor
effectieve behandeling van acute pijn
en ontsteking bij musculoskeletaire
aandoeningen bij de kat en chronische
osteoartritis bij de hond. Het werkt
voor meerdere indicaties, is beschik-
baar als smakelijke tabletten en als

injectie en is eenvoudig te doseren. Dit
middel behoort tot de klasse van
coxib
-nsaids met robenacoxib als
werkzame stof. Het remt zeer selectief
het cox-2 enzym, spaart cox-r en is
tot vijfhonderd maal selectiever voor
cox-2 als voor cox-i (bij katten).
Uniek voor een
nsaid uit deze klasse
is de weefselselectiviteit en snelle
opname en transport naar de plaats
van ontsteking, waar het langer en in
hogere concentraties aanwezig blijft.
De tabletten worden eenmaal daags
toegediend en zijn verkrijgbaar als
tabletten van 6 milligram voor de kat
en tabletten van 5,10, 20 en 40
milligram voor de hond. De oplossing
voor injectie (20 milligram per
milliliter) wordt eenmalig toegediend
bij katten voor weke delenchirurgie
en bij honden voor orthopedische en
weke delenchirurgie.
www.ah.novartis.nl

Jubileumreeks

workshops

gezelschapsdieren

Dit jaar viert idexx Vet-Med-Lab haar
vijfjarig jubileum. Daarom worden de
meest interessante gevallen van de
afgelopen jaren besproken, maar nu
echt interactief, dit onder de inmid-
dels vertrouwde leiding van Tjerk
Bosje en Erik den Hertog (specialisten
Interne Geneeskunde der Gezel-
schapsdieren, Medisch Centrum voor
Dieren, Amsterdam). Als specialisten
weten zij als geen ander hoe u als
eerstelijnspracticus uw mogelijkhe-
den met betrekking tot de interne
geneeskunde kunt benutten. Boven-
dien zijn er kaarten te winnen voor de
Winterconferentie 2009.

De workshops vinden \'s avonds

plaats van 19.30 uur tot 22.30 uur op
de volgende data en locaties: 7 oktober
Apeldoorn, r4 oktober Houten,
28 oktober Drachten, 04 november
Nieuwerkerk a/d IJssel en 25 novem-
ber Eindhoven. Het maximale aantal
deelnemers per avond is veertig
personen. De kosten voor de work-
shop bedragen 40 euro per persoon
(inclusief
btw). Men kan
zich opgeven via een e-mail aan
vetmedlab-nl(Sidexx.com of via
telefoonnummer (00800) 12 72 46 91.

Canikur®Pro
ondersteunt en herstelt
darmbalans

Darm uit balans bij de hond? Een
lastig probleem als de gezelschapsdie-
renarts hier twee tot vier keer per dag
mee wordt geconfronteerd. Boehrin-
ger Ingelheim introduceert daarom
Canikur®Pro. Dit is een pro- en
prebiotisch voedingssupplement voor
honden voor de ondersteuning en het
onderhoud van de darmflora in
perioden van stress, bij diarree en
tijdens herstel. Het bevat drie functio-
nele ingrediënten, namelijk een
pro- en een prebioticum; de melkzuur-
bacterie
Enterococcusfaedum en het
gistextract Bio-Mos® C als voedings-
stof voor bacteriën. Daarnaast bevat
het product montmorilloniet (een
medicinale klei). Het is een smakelijke
pasta die kan worden toegediend via
de voeding of direct in de bek van de
hond. Dankzij de handige doseerspuit
en vanwege de goede acceptatie is het
ook ideaal om mee te nemen op reis.
Het product is beschikbaar bij de
dierenarts in een individueel verpakte
doseerspuit van 15 of 30 milliliter
www.boehringer-ingelheim.nl

-ocr page 280-

De septembertour - een
groot succes!

Wij staan aan het eind van onze septembertour, waarbij we spraken over de
volksgezondsheidrisico\'s van de antibioticaresistentie, het gebruik van anti-
biotica binnen de diergeneeskunde en wat wij als beroepsgroep daaraan kunnen
doen. Het besef dat de resistentieproblematiek een echt maatschappelijk
probleem vormt, is ruim doorgedrongen. Dat dierenartsen een belangrijke rol
kunnen spelen bij de aanpak hiervan wordt ook breed onderschreven. Het is
ook duidelijk dat binnen de gezelschapsdierensector het gevoel leeft dat dit
vooral een landbouwhuisdierenprobleem is. En dat is feitelijk ook zo. Dat laat
onverlet dat de sectoren paard en gezelschapsdieren niet vrij zijn van deze
problematiek. Nu niet en in de toekomst niet.

Wij hebben duidelijk gemaakt dat de enkelvoudige ontkoppeling van
voorschrijven en leveren niet zal leiden tot een vermindering van antibioticum-
resistentie. Als
knmvd (en dat zijn wij allemaal samen) doen we er verstandig
aan gezamenlijk onze verantwoordelijkheid te nemen door deel te nemen aan
de centrale registratie van diergeneesmiddelen. Alleen zo kunnen we de
volgende stap zetten naar een betere analyse en aanpak van de resistentie door
het zorgvuldig en restrictief inzetten van antibiotica. Door gezamenlijk te
acteren, tonen wij ons als beroepsgroep verantwoordelijk en professioneel en
staan wij sterk in de verdere dialoog met overheid en belanghebbenden.

Op het jaarcongres spreken wij hier verder over. Dit najaar komt de onder-
bouwde analyse van de haalbaarheid en effectiviteit van ons plan van aanpak.
Kortom, bekijk het volledige dossier \'Veterinaire Apotheek\' op onze website, doe
mee aan de discussie en steun dit initiatief.

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter, l.j.hellebrekers@knmvd.nl

GGL-congres 2009: \'Weerstand\'

Hoe is het gesteld met uw weer-
stand? De eerste gedachte zal bij
deze vraag vaak uitgaan naar de
fysieke gesteldheid. Maar hebt u ook
al eens stilgestaan bij de vraag hoe
het is gesteld met uw weerstand
tegen bijvoorbeeld verandering?

Op 16,17 en 18 november 2009 vindt
het jaarlijks
ccl-congres plaats, met
als centraal thema: \'Weerstand\'.

NIEUWE LOCATIE

Nieuw dit jaar is de locatie: Hotel
Conferentiecentrum Zonheuvel te
Doorn. Het is goed bereikbaar vanaf de
snelweg Ai2 (2 minuten), kent een
informele en gezellige atmosfeer en
beschikt over een optimale indeling
van conferentiezalen. Maandagavond
16 november beginnen we met een
pre-congresavond. Een collega zal
vertellen over de weerstand die kan
worden ondervonden bij het werk in
ontwikkelingslanden via
pum-uitzen-
ding. Op dinsdag 17 november wordt
in de ochtend het thema weerstand
plenair belicht vanuit diverse stand-
punten. Tevens bestaat de mogelijk-
heid uw eigen weerstand te laten
testen, \'s Middags wordt het program-
ma verzorgd door de vakgroepen
varken en herkauwer. Na de borrel en
het diner vindt de
alv van de ggl
plaats. Woensdag 18 november zal
\'s ochtends in enkele deelsessies de
praktische kant van ons werk aan bod
komen via deels interactieve casuïstie-
ken. Het congres wordt in de middag
weer plenair afgesloten met onder
andere een presentatie van Roel
Coutinho van het
rivm. Er zal onge-
twijfeld een link worden gelegd met
humane weerstand.

UITGEBREIDE BESCHRIJVING

Voor een uitgebreide beschrijving van
het programma verwijzen wij u graag
naar de website: ggl.knmvd.nl en dan
naar
\'ggl congres 2009\'. Als laatste
vragen we u voor de interactieve
deelsessie herkauwer casuïstieken aan
te dragen. Onder leiding van van Walter
Gruenberg, internist aan de faculteit
Diergeneeskunde, zullen deze casussen
worden besproken. Dit gebeurt in de
vorm van een \'masterclass\'. Het doel is
inzicht te krijgen in de (on)mogelijkhe-
den van (aanvullend) onderzoek aan de
individuele patiënt onder praktijk-
omstandigheden. Als u hiervoor iets
wilt aandragen, kan dit met een e-mail
aan m.c.w.schouten(a)uu.nl.

-ocr page 281-

Groep Geneeskunde ^G®
Gezelschapsdieren

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

De missie van de ggg:

De ggg (Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren van de knmvd) komt op voor de belangen
van de gezelschapsdierenartsen in Nederland en streeft naar de bevordering
van de diergeneeskimdige zorg voor het gezelschapsdier

Voorzitter m/v

Wegens het aflopen van de bestuurstermijn van de huidige voorzitter van de ggg zijn wij op zoek naar een
nieuwe voorzitter.

Wij vragen:

- een ambitieuze en representatieve dierenarts;

- praktijkervaring in de gezelschapsdierensector;
-bestuurlijke ervaring gewenst;

- circa één dag per week flexibel inzetbaar;

- samenbindend en initiërend vermogen;

- een duidelijke toekomstvisie.

Wij bieden:

- Een uitdagende, motiverende omgeving waarin wij als bestuur gezamenlijk het belang van de gezelschapsdier-
practicus behartigen;

- Een passende vacatie- en onkostenvergoeding.

Reacties, vragen en verzoeken om meer informatie ontvangen wij graag per e-mail: vandennoort@kpnmail.nl of
per telefoon: (06) II 31 2097.

-ocr page 282-

Harm Poortman

* i8 maart 1927 -1 2 mei 2009
Op 18 maart 1927 is Harm geboren in Ruinerwold als oudste kind en enige
zoon. Na hem volgden nog vier zussen. Harm ging via de Mulo naar de Rijks-
HBS in Meppel, iets wat heel ongebruikelijk was voor het milieu waarin hij
toen leefde: een dorpsomgeving met hoofdzakelijk kleine boeren. In 1947 ging
hij Diergeneeskunde studeren in Utrecht. In 1948 haalde hij zijn propedeuse,
twee jaar later zijn kandidaats. Harm moest tijdens de studie in militaire dienst
en werd sergeant. Hij kwam terecht bij de eenheid die naar Indonesië zou gaan,
maar op het laatste nippertje werd de uitzending afgeblazen. In 19 5 2 pakte hij
zijn doctoraalstudie weer op. Harm studeerde cum laude af. In de periode die
volgde, liep hij als assistent mee met dierenartsen in Limburg en Friesland.
In die tijd leerde hij Albertje Luten kennen. Zij trouwden in 1954 en in 1955
rondde Harm zijn studie af. In Dalen zocht dierenarts Mulder assistentie. Harm
solliciteerde en werd aangenomen. In het begin van de zestiger jaren nam hij de
praktijk van Mulder over Harm en Albertje kochten het huis aan de Wester-
wijk 37 en oktober 1962 was hun gezin compleet, met vier dochters en één
zoon. Harm\'s werkopvatting was duidelijk: Altijd klaar staan\'. Hij was (bijna)
nooit ziek.\'s Ochtends om acht uur aan het ontbijt met vijf kinderen aan tafel,
\'s Avonds spreekuur voor de kleine huisdieren. Wij herinneren ons de beige
stofjas bij de keukendeur, met daarboven een blauwe alpino en daaronder een
paar groene laarzen. Vanaf het eind van de jaren zestig stond Harm er niet meer
alleen voor Hij ging samenwerken met Jan Braamskamp. Later ontstond de
Groepspraktijk Dierenartsen Zuid-Oost Drenthe. Harm was clinicus bij uitstek,
maar stimuleerde binnen de groepspraktijk de specialisatie per diersoort. In
oktober 1982 overleed Albertje plotseling. Toen Harm zich eens liet ontvallen
dat hij hoopte in de toekomst nog eens een vrouw naast zich te krijgen, werd
dit opgepikt door zijn collega\'s, en dan vooral door de dames. Ze kenden Roelie
Kuipers. Tien jaar lang was zij getrouwd geweest met Egbert Kuipers, dierenarts
te Westerbork, tot deze helaas overleed. De kinderen van Harm sloten Roelie in
hun hart en ook haar twee kinderen waren erg blij. In 1984 zijn Harm en Roelie
getrouwd. In 1992 stopte Harm met zijn werk. Zijn collega\'s organiseerden een
schitterende afscheidsavond. Centraal op het afscheidsfeest stond de film die
zijn associés hadden gemaakt onder het treffende motto: \'Opzij, opzij, opzij, ik
heb ongelooflijke haast...!\'. Obers compleet met stofjassen aan en alpino op,
een koe op het toneel en heel veel boeren maakten het geheel compleet. Harm
maakte een hecht onderdeel uit van de gemeenschap in Dalen. Vaak vervulde
hij voorzittersfuncties, maar hij was ook een actieve \'meedoener\' aan de
wkhb,
de Zuidenveldcommissies, 700 jaar Dalen, de vvv Dalen (waarvoor hij op de
fiets een rondje Dalen uitzette), de oprichting van de eerste sporthal en verder
nog de zomermarkten, de Stichting Aold Daoln, de museummolen Jan Pol en
de Dalen met Indonesië-bijeenkomsten. Voor al deze activiteiten werd hij op 20
mei 1992 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op 23 maart 2009
waren Harm en Roelie 25 jaar getrouwd. Op 29 april bracht Harm zijn vrouw
naar het ziekenhuis voor een geplande heupoperatie. Twee dagen later werd
Harm in hetzelfde ziekenhuis opgenomen met een hartinfarct. Op zaterdag
2 mei gleed hij rustig uit het leven weg. Een bijzonder en markant mens was
overleden. De gemeenschap van Dalen en omgeving heeft op 7 mei afscheid
genomen van een man, die gedurende vele jaren een bijzondere plaats in de
gemeenschap heeft ingenomen.

in memoriam

Hij ruste in vrede.

Jan Braamskamp, Jan Elving.

-ocr page 283-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Boomkens, mevr. M.; 2006; 1241 na

Kortenhoef, Kortenhoefsedijk 173
Dieho, K.; 2007; 3704
ev Zeist, Fazantenplein 25
Heins, H.; 2006; 7609 ZH Almelo, Orangerie 22
Jansen, A.A.J.; 1998; 5246
gt Rosmalen, Pieter

Kleijnstraat 14
Leeuwen, FS. van; 2009 Gent; \'s-Gravenhage,

Noordeinde 164
Simons, J.J.B.; 2009; 9331
we Norg,

Oosterduinen D 91
Timmers, C.P; 1986; 4835
kg Breda,
Burgemeester Passtoorsstraat 48

Als Ud van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Bruinsma, mevr. M.H.; 2008 Gent; 123iln
Loosdrecht, Oud Loosdrechtsedijk i - a
Happee, mevr. L; 2008 Gent; 3176 vc

Poortegaal, Maria van der Duinstraat 52
Langen, mevr. J.C.W. van; 2009; 8075
pv Elspeet,

Stakenbergweg 11
Sande, mevr. A.H. van de; 2009; 3584
zh

Utrecht, Enny Vredelaan 239
Veltkamp, mevr. V.; 2009; 7051
xd Varsseveld,

Leeuwerikstraat 35
Wolfert, mevr. S.RD.; 2007; 4223
ml Hoornaar,
Leeuwerikshof 17

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Captein, mevr. V.E.M.; 3554 td Utrecht,

Vechtplantsoen 34-m
Ek, mevr. E.M. van; 3584 os Utrecht,

Cambridgelaan 687
Gemst, D.B.J. van, 3 5 3 2
h m Utrecht,

Vleutenseweg 86
Huppes.T; 3583
hn Utrecht, Mauritsstraat 10
Mijs, mevr. J.A.; 3571 XM Utrecht, Kapteynlaan
69

Neven, mevr. E.C.; 3561 et Utrecht, Charlotte

van Bourbondreef 52
Rooij, mevr. M.A. de; 3454
dg De Meern,

Mandenmakerslaan 118
Sweere, R.W.; 3527
hr Utrecht,

Eisenhouwerlaan 420
Valk, mevr. L. van der; 3554
av Utrecht, Van

Hoornekade 217
Veen, C. ter; 3434
sn Nieuwegein, Graaf

Ferdinandlaan 17
Visser, mevr. V.H. de; 3706
aa Zeist, Laan van
Vollenhove 748

Voor het dierenartsenexamen van
4 september 2009 zijn geslaagd:
Baatje, mevr. G.G.; 3584
lh Utrecht,

Leuvenplein 158
Bavinck, mevr. V.; 1399
pl Muiderberg,
Meerkade 2

Bervoets, mevr. E.; 3581 nt Utrecht, Julianalaan
10

Boterman, mevr. M.; 3581 pp Utrecht,

Schoolstraat 27
Duiven, J.S.; 8741
ke Hartwerd, Ridderdijk 13
Erp, mevr. M.G.M. van; 5466 rd Veghel,
Willibrordushoek 4 - b

Hartjes, mevr. J.H.J.; 9611 |b Sappemeer,

Kleinemeersterstraat 59
Harteveld, mevr. M.E.; 3706
aa Zeist, Laan van

Vollenhove 552 bis
Hartogh, J.S. den; 3 7 3 2
a n De Bilt, Abt

Ludolfweg 85
Klinkert, mevr. H.; 3706
aa Zeist, Laan van

Vollenhove 180
Kooien, mevr. E.C.; 3561
la Utrecht, Faustdreef
39

Koperberg, mevr. V.J.W.; 3706 aa Zeist, Laan

van Vollenhove 122
Kranenburg, H.C.; 3572
xg Utrecht, Admiraal

van Gentstraat 37-b
Lashley, mevr. M.J.J.O.; 3584
kz Utrecht,

Cambridgelaan 243 - k4
Nuijens, mevr. M.H.S.; 1841
gs Stompetoren,
Akker 27

Oostrom, H. van; 3524 xb Utrecht, Himalaya 37
Sar, mevr. TE. van der; 3981
xb Bunnik, Laan

van Broekhuijzen 16
Simons, J.J.B.; 9331
we Norg, Oosterduinen D 91
Verruijt, mevr. M.J.; 3706
cb Zeist, Laan van

Vollenhove 47
Weerts, E.A.W.S.; 3704
zh Zeist, Brugakker 4216

Overlijdensberichten;
Op 28 augustus 2009 A.A.M. van Lieshout te
Didam

jubilea

3 oktober, R. de Haas te Bergambacht, 40 jaar
17 oktober, W. van der Holst te Beekbergen,
40 jaar

17 okober, P.W.A. Seuren te Sevenum, 40 jaar
17 oktober, P. Eenhoorn te Vries, 50 jaar
17 oktober, N.B. van der Meer te Schijndel,
40 jaar

17 oktober, Th.T. Adamse te Haulerwijk, 50 jaar
17 oktober, Dr. J.J. Geene te Wanroy, 40 jaar
17 oktober, A.A. Smorenburg te woerden, 50 jaar
24 oktober, M. Smit te Oosterwolde, 25 jaar

24 oktober, M.A.PM. Kappen te Eersel, 25 jaar

25 oktober, Mevr. drs. M. van Mosel te
Nieuwegein, 25 jaar

25 oktober, K.N. ter Steege te Abcoude, 25 jaar
25 oktober. Mevr. drs. L.H. Leezer-Khoe te

Rijswijk, 25 jaar
25 oktober, Mevr. drs. P.M.J. Wulms te Oss,
25 jaar

sluitingsdata voor kopil

Aflevering I Deadline*
15-10-20091 maandag 128-09-2009
01-11-2009I maandag 112-10-2009
15-11-20091 maandag 102-11-2009
oi-i 2-20091 maandag I i6-i 1-2009

* Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(a)knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

2oog
Oktober

1-4 The Southern European Veterinary
Conference
(sevc). Locatie: Barcelona

2-4 Congres van de Asscociación De

Veterinarions Espanoles Especialistas en
Pequefios Animales
(avepa). Locatie:
Barcelona.

2 Jaarcongres knmvd 2009. Het jaarcongres
nieuwe stijl: geen colleges, maar
inspirerende bijdragen waarover in de
pauzes van gedachten kan worden
gewisseld. Met zijn allen bepalen we waar
we naartoe gaan! Het open programma
wordt voorafgegaan door een ledendeel.
Locatie: Hofstede De Beesde in Bunnik.

6 Symposium \'Gerichte Uiergezondheid!\',
georganiseerd door Boehringer Ingelheim
met Lely
-ca fnz-Agri. Tijd: 10.00 uur tot
15.15 uur. Locatie: Zaal Verploegen in
Wijchen. Toegang is gratis. Aanmelding per
e-mail (vetmedica.nl(|)boehringer-
ingelheim.com) of telefonisch ((072) 56 62
411 (Mylène HandgraaO). Voor meer
informatie: www.boehringer-ingelheim of
www.cafnz-agri.nl.

8 Symposium \'Gerichte Uiergezondheid!\'.
Tijd: 10.00 uur tot 15.15 uur. Locatie: Hof
van Dalfsen in Dalfsen. Voor meer
informatie: www.boehringer-ingelheim of
www.cafnz-agri.nl

10 Tiende Feliene Symposium. Locatie:
faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

10 Symposium \'Registreren van alternatieve
behandelaars: wenselijk of schadelijk?\' Is het
verstandig om over te gaan tot een landelijke
registratie van alle alternatieve behandelaars?
Tweede Kamerleden van de drie grootste
partijen, een vertegenwoordiger van de
cam-artsen en een spreker namens de VtdK
zullen de voor en nadelen van landehjke
registratie bespreken aan de hand van drie
stellingen. Zie ook: www.kwakzalverij.nl.

13 Symposium \'Gerichte Uiergezondheid!\' Tijd:
10.00 uur tot 15.15 uur. Locatie: Hjir Is\'t in
St. Nicolaasga. Voor meer informatie: www.
boehringer-ingelheim of www.cafnz-agri.nl

17 Dermatology Day Congres over diagnostiek
en behandeling van huidaandoeningen bij
de hond en de kat. Onderwerp: Infectieuze
aandoeningen. Sprekers: Chiara Noli
(it),
Claude Favrot (c H) en Anette Loeffler (u K).
Locatie: CineMec te Ede. Kosten voor
deelname bedragen 185 euro, exclusief
btw.
Er is een parallel programma voor
assistenten en paraveterinairen. Voor meer
informatie; www.proveto.nl.

24 Dag voor de Dierenarts. Thema: chirurgische
oncologie. De Dag voor de Dierenarts heeft
een dagvullend programma met
onderzoekspresentaties van promovendi,
lezingen over innovatieve chirurgische
technieken, niet-chirurschische alternatieven
en onderstuendende behandelingsmethoden.
De dag wordt afgesloten met een lezing van
een bekend humaan chirurgisch oncoloog.
Tijd: 08.30 uur tot 17.30 uur. Locatie:
collegezaal gezelschapsdieren, faculteit
Diergeneeskunde. Informatie: www.uu.nl/
diergeneeskunde/actueel.

November

4 Zoönosensymposium. Locatie: Amersfoort.

6 UKP symposium 2009: \'Paard in the Picture\'.
Locatie: Utrecht.

7 Najaarsdag ggg 2009. Locatie: Orpheus,
Apeldoorn.

-ocr page 284-

Vergaderingen & Bijeenkomsten

200g
Oktober

3 Werkvergadering Gezelscliapsdieren Regio
Zuid. Locatie: Goudreinet-restaurant "De
Wildenberg" te Weert. Aanvang: 08.30 uur tot
13.00 uur. Aanmelding door overmaken van
15 euro op gironummer 7372930 ten name
van Werkcommissie Gezelschapsdieren
Regio Zuid en tevens NAw-gegevens
doorgeven via e-mail: timmermanskessel@
hetnet.nl.

9-10 Internationale bijeenkomst voor
klauwenspecialisten. Locatie: Billerbeck,
Duitsland. Beenkomst staat in het teken van
de klauw van de melkkoe. Alle lezing op
zaterdag zullen simultaan worden vertaald
in het Duits, Engels en Nederlands.
Cotnactpersoon: Maaike van de Wijgerd-
Willemsen, Marketing Manager Vettec, Inc.
(Maaike@vettec.net).
16 Jonge dierenartsen - regio Zuid. Locatie
volgt.

23 "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd:
17.00 tot 19.00 uur Kosten: 10 euro.
27 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap (vhg). Aanvang: 10.00 uur.
Locatie: Departement Gezondheidszorg
Paard, faculteit Diergeneeskunde.

November

4 Netwerkmiddag voor Dierenartsdocenten
(mbo-hbo). Aanvang: 16.00 tot 20.00 uur.
Locatie: Kantoor
knmvd te Houten.

5 Veterinaire informatiedag seniordierenartsen.
Locatie: Utrecht.

6 alv ggp. Locatie: Utrecht

7 Najaarsdag ggg. Locatie: Apeldoorn.

Cursussen

2 oog
Oktober

I Cursus: \'Anesthesie-ontwikkelingen en
trends\'.. Een praktische cursus waarbij
inhalatie-anesthesie en spuitpomp
uitgebreid besproken worden. Tevens wordt
uitgebreid stil gestaan bij de monitoring
Locatie: Denijs Educatie te Asch, gem. Buren
Gld. Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

5 \'Infectieuze aandoeningen bij pups en
kittens\'. Sprekers: Rolf Nijsse en Mirjam
Duijvestijn. Locatie: collegezaal
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren Universiteit Utrecht,
ingang Münsterlaan. Tijd: 15.00 tot 18.30
uur. Kosten: loo euro. Inschrijven via de
pegd-\'portal\'.

6 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Noord-West. Georganiseerd door
ivip.
Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De IC-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

7 Cursus: \'Echografie cardiologie
gezelschapsdieren\'. Cardiologie
diagnosestelling en het leren beoordelen
van afwijkende beelden bij de hond. Locatie:
Denijs Educatie te Asch, gem. Buren Gld.
Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

7 Cursus: \'Echografie abdomen

gezelschapsdieren\'. Diagnosestelling en het
leren beoordelen van afwijkende beelden in
de buik bij de hond. Locatie: Denijs Educatie
te Asch, gem. Buren Gld. Nadere informatie
en inschrijving: www.denijseducatie.com,

13 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Midden. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

14-15 Cursus: Opgeruimd denken en schrijven.
Plaats: Wageningen. Groepsgrootte:
18 personen: Kosten: 1395 euro. De cursus is
opgezet voor onderzoekers en beleidsmakers
op het brede terrein van \'agro\' en groen.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op http://www.wbs.wur
nl. Voor het aanvragen van de brochure kunt
u een mail sturen naar info.wbs(a)wurnl.

20 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Zuid. Georganiseerd door ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

25-26 Zoo & Wildlife Pathology Workshop
2009. Locatie: University of California.

27 Interactieve Cursusavond Radiologie; regio
Noord. Georganiseerd door
ivip. Kijk op
www.ivip.nl.

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

■ Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

■ Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

Uitnodiging voor het Symposium 2009

Paard in the Picture

T H t \\

Het wetenschappelijk symposium van de Universiteitskliniek voor
Paarden zal dit jaar gehouden worden op vrijdag 6 november.

Keep up the good work,
voor meer informatie: www.kliniekpaard. nl

GEZOCHT TER OVERNAME
GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Drs. R.T.I. Coenen, Dierenkliniek Zutphen zoekt in verband
met uitbreiding een gezelschapsdierenpraktijk ter over-
name.

Voor informatie en/of reacties: Dierenkliniek Zutphen,
Laarstraat 7r,
720T cc Zutphen, telefoon: (0575) 5r 3r 51,
fax: (0575) 5r 88 54, email: rticoenen(ä)gmail.com.

-ocr page 285-

Deze workshop wordt gegeven
door ervaren adviseurs en een
bedrijfsoefentherapeut, die
reeds jaren bekend zijn met
de
dieTenartspraktijk(en), op
financieel, juridisch, fiscaal
en ergonomisch gebied.

Gedurende een ochtend- en
middagsessie, inclusief een
lunch, zullen vele toepasselijke
onderwerpen behandeld
worden in theorie en in de
praktijk.

Voot geïnteresseerde dierenartsen, die uiteindelijk de
wens hebben om door te groeien naar een zelfstandige
praktijk, biedt DixFortuin de mogelijkheid deel te nemen }
aan de vernieuwde workshop:

Gezond op weg naar een eigen praktijlc!

De kosten van deze bijeenkomst
bedragen € 75,= (mcl.
btw).
De workshop vindt plaats op
dinsdag 17 november 2009 en
start om 09:30 uur. Verwacht
einde om 16:30 uur.

Locatie: Ons kantoor aan de
Soestdijkseweg Noord 328,
3723 HH te Bilthoven.

U kunt zich aanmelden
middels e-mail:
w.westerwoudt@dixfortu1n.nl
of telefonisch via nummer:
030-251 51 99.

Geef u snel op want vol=vol!

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

Dierenartsen Midden Brabant is een grote gemengde praktijk. Naast de hoofdvestiging in Diessen zijn er nog twee
gezelschapsdierenkUnieken in Goirle en Tilburg. De kliniek voor paarden, Veterinair paardencentrum de
Molenheide, is gevestigd te Reusel.

Er zijn zestien dierenartsen werkzaam die in teamverband diersoortgedifferentieerd werken.
Vanwege de toename van de werkzaamheden bij de afdelingen paard en rund zijn wij op zoek naar een

DIERENARTS(M/V)

60 procent paard, 40 procent rund

wij zoeken een dierenarts die:

- één a twee jaar praktijkervaring heeft;

- interesse heeft in orthopedie paard;

- interesse heeft in rundergeneeskunde;

- goed in teamverband functioneert;

- klantgericht is;

- goede contactuele en sociale vaardigheden heeft.

Wij bieden:

- een fulltime baan;

- een enthousiast en vooruitstrevend team;

- een prettige werksfeer;

- ontwikkelingsmogelijkheden in de paarden- en rundergeneeskunde;

- arbeidsvoorwaarden en salariëring conform cao Dierenartsenpraktijken.

Uw sollicitatiebrief voorzien van c.v. kunt u tot 24 oktober 2009 sturen naar:

Dierenartsen Midden Brabant

t.a.v de heer P. Jans

Beekseweg 11A

5087 ka Diessen.

it MBleikildi

VBtsrlnalr paardsnGsntrum

Voor nadere informatie kunt u kijken op www.damb.nl of contact opnemen met Harm Borgmans tussen 13.30 uur en 14.00 uur, telefoon (0497) 64 34 24.

-ocr page 286-

Voor een aantal nieuwe
projecten zoeken wij:

dierenartsen

(in opleiding)*

► Taken het geven van voorlichting over
voeding en gezondheid aan diereigenaren

► Profiel enthousiast, representatief en met
goede contactuele eigenschappen.

* Vanaf 2e jaars.

► Aantal uren variabel, 8 uur of meer per
maand. Meestal op zaterdagen.
Eigen vervoer is een pre. Locaties door
heel Nederland.

Voor informatie en Telef: (035) 62 55 185

inschrijving: Veterinair Mail: info@vitaux.nl
Organisatiebureau Vitaux Web: www.vitaux.nl

Kijk voor meer
vacatures regelmatig
op onze website!

Vitaux veterinair

organisatiebureau

DEXXVet-MedLab
presenteert:

Dé aanvulling op
uw profiel

sV\'

Dierenartsenpraktijk Bodegraven bv is een praktijk voor
gezelschapsdieren en paarden in het Groene Hart van
Zuid-Holland. Op dit moment zijn er 13 dierenartsen
werkzaam, waarvan 3 voor de gezelschapsdieren en 10
voor de paarden. Wij verrichten le, 2e en 3e lijns werkzaam-
heden. Voor meer informatie zie onze website
www.dapbodegraven.nl

Wij zijn op zoek naar een dierenarts gezelschapsdieren, omdat
ée\'n van onze dierenartsen toegelaten is tot een specialisten-
opleiding. Het betreft een baan van 32 tot 40 uur. Wij vragen
affiniteit/interesse dan wel ervaring/toegelegd op chirurgie en
orthopedie. We bezitten over een goed geoutilleerde kliniek met
betrekking tot de chirurgie, anesthesie en beeldvorming.
Minimale invasieve chirurgie (arthroscopie, laparoscopie) is een
van onze speerpunten.

Belangrijke criteria voor ons zijn ambitie, inzet en onder-
nemingslust. Eigen initiatief voor individuele ontplooiing
wordt gestimuleerd. Het goed presteren in teamverband is voor
ons heel belangrijk.

Avond- en weekenddiensten voor de gezelschapsdieren worden
alleen voor onze eigen praktijk gedaan. Wij bieden een
uitdagende baan met goede toekomstmogelijkheden in een
ambitieus en enthousiast team.

In verband met de gevraagde ervaring is de aanvangsdatum van
de betrekking bespreekbaar

Voor meer informatie kunt u bellen of mailen naar Ilse van
Boxel, (06) 20 01 47 16, ivb@dapbodegraven.nl.

Algemene Profielen

Combinatietesten*

^ Spec cPL

(Specifieke canine Pancreas Lipase) € 10,00

► Spec fPL

(Specifieke feline Pancreas Lipase) € 10,00

► Profiel P

(spec fPL foliumzuur vit BI 2) € 17,50

► Galzuren € 5,00

LABORATORIES

Klantenservice
Tel: 00800-12 72 46 91
Tel: 023-55 87 014
vetmedlab-nl@idexx.com

-ocr page 287-

Probeert uw hond
u iets te vertellen?

Ondersteunt en herstelt de darmbalans van de hond!

Canfkunl

... drie functionele ingrediënten: I
... ondersteunt de darmflora in ptl
... smakelijke pasta, dus gemakkcl
... ook handig voor op reis ■

morilloniet *
dens herstel

Voor meer

Boehringer Ingelheim bv/Postbus 8037, 1802 KA Alkmaar/Telefoon: 072-566 24 11 / FaxV 072-564 32 13
E-mail: vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com / Internet: vwvw.boehringer-ingelhelm.nl

Ingelheim

-ocr page 288-

1) Uniek hoog gehalte aan omega-3 vetzuren

2) Hoog gehalte natuurlijk glucosamine en chondroïtine

3) Zeer gematigd energiegehalte

Dechra

Veterinary Products

SPECIFIC

Artrose Management

^^chra, Vpf- "—————_

Hét unieke Joint support dieet!

-ocr page 289-

deel 134 • aflevering 20 • i5 oktober 2009

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

KNMvD

Gezondheidseffecten van
blootstelling aan
endotoxine

Epifysiolyse bij de kat,
een fractuur?

Chirurgie: ballast
inbrengen bij een vis

koninklijke nederlandse maatschappij voor diergeneeskunde

-ocr page 290-

NIEUW VOOR HONDEN MET OSTEOARTHRITIS

Da yjazj nmir conxjuu
pjjnha^xfjjsjjjji!

met één maandelijkse dosering*

y Doorbreek de vicieuze c\\rke\\ van pijnsensibilisatie.

Trocoxil

Blijvend beter

Trocoxil«, wertaame stof: mavacoxib • EU/2/08/084/001 -005 REG NL 100602/4/5/6/9 UDA • Diergeneesmiddel, kauwtabletten (6,20,30.75 en 95 mg) • Doeldier: hond • Indicaties: behandeling van pijn
en ontsteking, geassocieerd met degeneratieve gewrichtsaandoeningen bij honden, waartjij continue behandeling van langer dan 1 maand geïndiceerd is •
Toedieningswijze en dosering: DIT IS GEEN NSAID VOOR
DAGELIJKSE TOEDIENING. De dosering is 2 mg mavacoxib per kg lichaamsgewicht, te geven direct vóór of tijdens de hoofdmaaltijd van de hond. Er dient voor gezorgd te worden dat de tablet ingenomen wordt. De behandeling
dient 14 dagen tater herhaald te worden
en ven^lgens is het doseringsinten/al ÉÉN MAAND. Een behandelingscyclus van 7 opeenvolgende doses (6,5 maand) n^g niet overschreden worden. Voor oraal gebruik * Contra indicaties: niet
gebruiken; bij hondenjonger dan 12 maanden en/of met een lichaamsgewicht van minder dan 5 kg, bij honden die lijden aan gastro-intestinale aandoeningen inclusief uteeratie en bloedingen, wanneer er aanwijzingen zijn voor btoedafwijkingen,
in geval van hartinsufficiëntie, in geval van verminderde nier- of leverfunctie, bij drachtige dieren, fokdieren of lacterende dieren, in geval van overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen, in gevat van een bekende
overgevoelighekJ voor Sulfonamides, en niet tegelijk ^bnjiken met glucocorticoïden of andere NSAIDs •
Bijzondere voorzorgen: geen andere NSAIDs tegelijkertijd toedienen of binnen 1 nwnd na de laatste toediening van Trocoxil.
Mavacoxib vertoont een verlengde plasma hatfwaarde tijd (tot > 80 dagen) door de lage uitscheidingssnelheid. Behandeling van dieren die verlengde blootstelling aan NSAIDs niet zouden kunnen verdragen dient te worden vermeden. Een
maximum duur van 6,5 maanden onafgebroken therapie wordt aanbevolen om de plasmaspiegels van mavacoxib bij dieren met verminderde uitscheiding te controleren. Dieren dienen een grondig klinisch onderzoek te ondergaan voordat
begonnen wordt met Trocoxil. Dieren met verschijnselen van een verminderde nier- of leverfunctie of met verschijnselen van een een enteropathie met eiwit- of bloedverlies, zijn niet geschikt voor behandeling. Het wordt aanbevolen om het
klinisch onderzoek een maand na de aanvang van de t>ehande!ing te herhalen en vóór de toediening van de derde dosis. Mavacoxib wordt via de
gal uitgescheiden en bij honden met leveraandoeningen kan de uitscheiding verminderd zijn, Vermijd gebruik bij gedehydreerde of hypovolaemische
dieren of bij dieren met hypotensie wegens risico op verfioogde renale toxkjiteit. Gelijkt^ige toediening met potentiële nefrotoxische medkajnen dient
te worden vermeden. Zorg voor een juiste hydratie- en hemodynamische status als dieren anesthesie ^of chirurgische procedure ondergaan en bij
aandoeningen die kunnen resulteren in dehydratie of verstoorde hemodynamische status. Het hoofddoel van de interventie is om de nierperfusie te
onderhouden •
Bewaren: geen speciale vocKzorgen, Bewaren in de oorspronkelijke verpakking • Bijwerkingen: bijwerkingen van NSAIDs, zoals
verlies van eetlust, diarree, braken, apathie en degradatie van renale bkxhemische parameters en vemiinderde nierfunctie zijn af en toe gerapporteerd.
In zeWzame gevallen kunnen deze fataal zijn. Als zich een bijwerking voordoet dienen er verder geen tabletten toegediend te v«3rden en moet een
algemene ondersteunende therapie ingesteki worden, zoals toegepast bij klinische overdosering met NSAIDs en met speciale aandacht voor het
onderhouden van de hemodynamische status. Dierenartsen dienen zich bewust te zijn dat klinische symptomen zich weer voort kunnen zetten zodra
ondersteunende therapie (zoals maagbeschermende producten) gestopt wordt •
Verdere informatie: zie bijsluiter, of neem contact op met Pfizer
Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com)

51 Biwil- UI WIWCU»»! lica, OJII

Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37
2900 AA Capelle a/tl Ussel
www.ptizerah.nlinfo@pfizerah.com
www.weknowyoucare.nl
© 2009 Pfizer Animal Health bv ■ Capelle a/d Ussel
® Metlsnaam Pfizer Inc., N.Y,, U.S.A.

-ocr page 291-

Vis

In de bachelorfase kunnen studenten diergeneeskunde in het tweede en derde
jaar een keuzevak volgen en om studenten te informeren over het aanbod werd
de afgelopen week op de faculteit een \'keuzevakkenmarkt\' gehouden. Een keur
aan vakken die niet in het reguliere programma worden gegeven, werd gepre-
senteerd, waaronder het vak \'Vis\'. De enige kennismaking met deze dieren voor
mij was tijdens een uiterst leerzaam en vooral smakelijk dagje op de Urker
visafslag tijdens een
Rvv-stage. Dat het vak meer behelst dan viskeuring heb ik
niet alleen onlangs geleerd van de coördinatoren van dit vak, maar ook uit deze
editie van het Tijdschrift. Toevallig komt het onderwerp \'vis\' tweemaal aan de
orde. Allereerst is er een oproep van de
wavma aan dierenartsen werkzaam in
deze tak van sport en andere belangstellenden om lid te worden. Daarnaast is er
een chirurgisch verhaal over ballast inbrengen bij een vis. De eerlijkheid gebiedt
mij te bekennen dat het voor mij een totaal onbekend vakgebied is, maar het is
interessant om er kennis van te nemen.

Hoeveel risico zou een in vissengeneeskunde gespecialiseerde dierenarts
lopen bij het uitoefenen van dit vak? In het uitgebreide overzichtsverhaal over
gezondheidseffecten van blootstelling aan endotoxine in agrarische bedrijven
wordt deze vraag wehswaar niet beantwoord, maar verder worden de gevolgen
van blootstelling aan deze bacteriële producten en de relevantie voor de
veterinaire praktijk helder in kaart gebracht en bediscussieerd. Met name
dierenartsen in de landbouwhuisdieren- en paardenpraktijk worden volgens de
auteurs aan endotoxinen blootgesteld, waardoor zij longklachten zouden
kunnen krijgen. Alsof dat nog niet genoeg is, staat in deze zelfde editie ook nog
een stuk over orthopedische problemen bij dierenartsen. Zouden aankomend
studenten zich realiseren aan welke andere gevaren dan bijvoorbeeld een beet
van een hond of trap van een koe ze in de toekomst wellicht worden bloot-
gesteld? Misschien wordt het tijd een (keuze-)vak ergonomie of arbokennis op
te nemen in het curriculum.

Gelukkig kunnen we in het katern \'Nieuws\' lezen dat het uitoefenen van het
vak ook tot veel waardering leidt bij de veehouder Weliswaar legt de practicus
het net af tegen de voervoorlichter, maar een groot deel van de geïnterviewden
is tevreden met de dierenarts.

KNMi/D

Naast deze artikelen zijn natuurlijk nog veel interessante stukken geschre-
ven die relevant zijn voor de praktijk, zoals een stuk over epifysiolyse bij de kat,
een voorbeeld van onderbuikdiagnostiek bij een hond en de laatste informatie
over allerlei meer en minder exotische infectieziektegevallen in Nederland. Ik
wens u wederom veel leesplezier

Annemarie Bouma

-ocr page 292-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. L.|. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. EJ.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waamemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr. TT.J.M. Uan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teske

Wetenschappelijke adviesraad
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr R De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr G. Voorhout (Utrecht)
Prof dr PR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ing Bank 5r 1606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr. 55 5048 86r ene en e
bank n.v.. Postbus 85100, 3508 ac Utrecht,
nr. 69 93 6r 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
25r6BC Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 4r 97 98;(06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342) 4r 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per r januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 293-

Deel 134 • Aflevering 20-15 oktober 2009

wetenschap ..... Gezondheidseffecten van blootstelling aan endotoxine

Lidwien A.M. Smit, Inge M. Wouters, Dick Heederik en Jeroen Douwes 840

voor de praktijk ..... Epifysiolyse bij de kat, ccn fractuur?

R.J Maarschalkerweerd, C.D. van Zuilen en N.J van Klaveren 850

in veterinair verband ..... Chirurgie: ballast inbrengen bij een vls Peter Wérb??«« 856

Ingezonden: reactie op het artikel \'Knieprothese bij honden succesvol\'

Radboud Kemme 859

Gesignaleerd C.M. de Jager 860

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek Johan Klein Haneveld 863

praktijkin bedrijf ..... Ook in NieuwZeeland orthopedische problemen belangrijkste

pijnpunt 866

cursussen en congressen ..... pegd-lezing:\'Cats with non specific signs\'Mon/f^ueMe^ens 869

knmvd ..... Verkiezingen voorzitter 2009 871

In memoriam de heer C.J.G. Wensing Frits Hartman, Joost Ruitenberg, Ad

Rijnberk en Dick van Zaane 872

rubrieken ..... Uit de redactie 839

Nieuws 848

Veterinair tuchtrecht 855

Nieuws uit de industrie 870

Voorzitterscolumn 871

Personalia 873

Deadline kopij 873

Doorlopende agenda 873

• r

-ocr page 294-

Gezondheidseffecten van blootstelling aan
endotoxine

Een overzicht en de relevantie voor de
veterinaire praktijk

Lidwien A.M. Smit \'•", Inge M. WoutersDick Heederik
Jeroen Douwes \'<"\'

Tijdschr Diergeneeskd 2009:840-846
Overzichtsartikel

samenvatting

Endotoxinen zijn bestanddelen van de celwand van
Gram-negatieve bacteriën die algemeen voorkomen op
planten en plantaardige producten en in dierlijke (en
menselijke) uitwerpselen. In dit artikel wordt een over-
zicht gegeven van blootstellingsniveaus aan endotoxinen,
de mogelijke effecten op de gezondheid van werknemers
en de relevantie voor de veterinaire praktijk. Vooral in de
landbouw en in bedrijven waar agrarische producten
worden verwerkt, is sprake van een verhoogde blootstel-
ling aan endotoxinen. Ook bij dierenartsen kan de endo-
toxineblootstelling aanzienlijk zijn, met name bij diegenen
die werken met landbouwhuisdieren en met paarden. Het
inademen van stofdeeltjes of aerosolen die endotoxine
bevatten, kan leiden tot acute ontstekingsreacties in de
luchtwegen en respiratoire symptomen. Werknemers die
langdurig blootstaan aan hoge endotoxineniveaus, hebben
een verhoogd risico op (niet allergische) astma en chroni-
sche obstructieve longaandoeningen. Aan de andere kant
lijkt recent onderzoek erop te wijzen dat aan hoge niveaus
blootgestelde werknemers juist minder vaak lijden aan
allergieën zoals hooikoorts. Hoewel er aanwijzingen zijn
dat endotoxinen bescherming zouden kunnen bieden
tegen allergieën, is het belangrijk dat blootstellingsniveaus
in de landbouw en agrarische industrie omlaag worden
gebracht om werknemers te beschermen tegen chronische,
niet allergische luchtwegaandoeningen.

summary

Health effects of occupational endotoxin exposure: a review
and relevance to veterinary practice

Endotoxins are cell-wall components of Gram-negative bacteria
that are commonly present in plants and plant products and in

1 Institute for Rislc Assessment Studies (iras). Universiteit Utrecht,

Postbus 80.178,3508 td Utrecht,
n Corresponderend auteur. E-mail: L.A.Smit(|)uu.nl.
Ill Centre for Public Health Research, Massey University, Wellington,
New Zealand.

faecal matter. This review presents an overview of endotoxin
exposure levels, associated health effects, and relevance regard-
ing veterinary practice. Exposure to airborne endotoxin is
especially high in the agricultural sector and among veterinar-
ians, and in particular among those working with horses or
farm animals. Inhalation of endotoxins may cause acute airway
inflammation and respiratory symptoms that can lead to
(non-allergic) asthma and chronic obstructive pulmonary
disease in individuals with prolonged exposure to high levels of
endotoxins. Interestingly, recent studies have shown that
individuals exposed to high levels of endotoxin also have a lower
risk of allergic conditions such as hay fever. Although endotoxin
may protect against allergies, it is essential to reduce exposure
levels in the agricultural sector in order to prevent workers from
developing chronic non-allergic respiratory disorders.

introductie

\'Biologische agentia\' is een verzamelnaam voor levende of
dode micro-organismen zoals bacteriën, schimmels en
virussen, en bepaalde microbiële bestanddelen of uit-
scheidingsproducten zoals endotoxinen, mycotoxinen en
P(i^3)-glucanen. Mensen kunnen aan biologische agentia
worden blootgesteld in de werkomgeving, bijvoorbeeld in
de gezondheidszorg, de afvalverwerkende industrie en de
agrarische sector, wat een scala aan nadelige gezondheids-
effecten kan veroorzaken, waaronder infectieziekten,
acute toxische effecten en allergieën (10). De precieze rol
die veel biologische agentia spelen bij het ontwikkelen
van bepaalde aandoeningen, is vaak onduidelijk, behalve
voor een aantal specifieke pathogenen. Bovendien zijn
voor de meeste biologische agentia geen blootstelling-
responsrelaties beschreven en zijn grenswaardes niet
beschikbaar (10). Een uitzondering hierop vormen
endotoxinen, bestanddelen van de celwand van Gram-
negatieve bacteriën, die algemeen voorkomen op planten
en in plantaardige producten en dierlijke (en menselijke)
uitwerpselen. Endotoxinen, die vrijkomen bij bacteriële
groei en sterfte, zijn lipopolysacchariden
(lps) waarvan
het lipidegedeelte (lipide A) verantwoordelijk is voor
toxische en immunomodulerende effecten (37). Vooral in
de dierlijke productiesector, de landbouw en in bedrijven
waar agrarische producten worden verwerkt, is sprake van
een verhoogde blootstelling van werknemers aan stof of
aërosolen die endotoxine bevatten (57). Het is dan ook niet
verrassend dat in de veterinaire praktijk verhoogde
blootstellingen zijn gemeten, met name in situaties
waarbij contact met landbouwhuisdieren en paarden

-ocr page 295-

plaatsvindt (13). Gezondheidseffecten geassocieerd met
endotoxineblootstelling, zoals luchtwegaandoeningen en
organic dust toxic syndrome
(odts), zijn uitgebreid
beschreven en verschillende studies hebben blootstelling-
responsrelaties aangetoond (ro, 4r). Aan de andere kant
lijkt recent onderzoek erop te wijzen dat aan hoge niveaus
blootgestelde werknemers een verminderd risico hebben
op het ontstaan van allergieën zoals hooikoorts en
allergische astma (r 2, 5 r). In dit artikel geven we een
overzicht van de gezondheidseffecten die kunnen op-
treden als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan
endotoxine.

historisch perspectief

Al in de zestiende eeuw was bekend dat het inademen van
Stof tijdens het dorsen van graan ongezond was (22). In
1700 verscheen het eerste handboek over beroepsziekten,
waarin de Italiaanse arts Ramazzini beschreef hoe arbei-
ders acute luchtwegklachten ontwikkelden wanneer ze
stof inademden tijdens het verwerken van graan, hennep
of vlas (35). Over textielarbeiders die in een stoffige
omgeving werkten merkte hij op dat "A foul and poisonous
dust flies out of these materials, enters the mouth, then the
throat and lungs, makes the workmen cough incessantly,
and by degrees brings on asthmatic troubles..." Sindsdien
is blootstelling aan organisch stof op het werk vaak in
verband gebracht met zowel luchtwegproblemen als
griepachtige aandoeningen, in eerste instantie vooral bij
het verwerken van katoen en andere textielvezels (42). In
1942 werd voor het eerst gesuggereerd dat endotoxinen
van bacteriën die algemeen voorkomen op katoen en in
katoenstof, een rol zouden kunnen spelen in de pathoge-
nese van deze aandoeningen (25,43), en deze hypothese
werd ondersteund door experimenten met vrijwilligers.
Experimentele inhalatie van katoenstof of gezuiverd
endotoxine leidde bij de proefpersonen tot koorts, acute
luchtwegklachten en een acute afname van de longfunctie
(5, 25, 27). In later uitgevoerde inhalatie-experimenten
bleek de hoeveelheid endotoxine in katoenstof positief te
zijn gecorreleerd met de pulmonaire en systemische
respons (38), en er werd een dosis-responsrelatie aange-
toond tussen endotoxineblootstelling en acute long-
functieafname (4). Stofblootstelling op zichzelf was niet
gecorreleerd, wat een causale rol voor endotoxine aan-
nemelijk maakt (4). Naast experimenten met vrijwilligers
is ook observationeel onderzoek uitgevoerd onder vee-
houders en werknemers in de agrarische productverwer-
kende industrie (zie tabel r). Onderzoek binnen de dierlijke
productiesector richtte zich voornamelijk op de varkens-
houderij, waar Donham et al. in r989 voor het eerst relaties
aantoonden tussen endotoxineblootstelling en acute
luchtwegeffecten (7). In andere dierlijke productiesectoren
is minder uitvoerig onderzoek gedaan, maar in de pluim-
veesector kan de blootstelling even hoog zijn of zelfs hoger
dan in de varkenshouderij (33, 57). In recentere jaren zijn
in varkensstallen experimentele studies uitgevoerd bij
vrijwilhgers die niet eerder aan hoge endotoxineniveaus
waren blootgesteld (rg, 23). Resultaten van deze studies
vormden een verdere onderbouwing voor de in observatio-
nele studies waargenomen effecten.

blo otstellings niveaus

Bij het bepalen van de hoogte van beroepsmatige bloot-
stelling aan endotoxine worden meestal stofmonsters
genomen met behulp van een draagbare pomp in combi-
natie met een monsternamekop met uitneembaar filter
die ter hoogte van de schouder kan worden bevestigd. Op
het filter wordt gedurende de werkdag stof verzameld (de
inhaleerbare fractie). Dit filter wordt vervolgens geëxtra-
heerd, waarna de endotoxineconcentratie in het extract
kan worden bepaald. De Limulus amoebocyte lysate
(lal)-assay, een test op basis van de activering van een stol-
lingsenzym afkomstig van de degenkrab
(Limulus polpphe-
mus),
is de meest gebruikte methode om endotoxinecon-
centraties te bepalen. De hoogte van blootstelling wordt
uitgedrukt als endotoxin unit
(eu) per kubieke meter (m\')
of als nanogram (ng) perm\'(i ng ~ ro
eu). Recent heeft de
Gezondheidsraad een voorlopige grenswaarde geadviseerd
van 135
Eu/m\' (achtuursgemiddelde).

Endotoxineblootstelling kan sterk variëren tussen
verschillende branches, maar ook binnen beroepsbranches
worden grote verschillen gevonden tussen bedrijven,
functies en individuele werknemers (57). In de dierhjke
producriesector en bij bedrijven waar agrarische produc-
ten worden verwerkt, is de blootstelling over het algemeen
sterk verhoogd. Met name in de varkenshouderij en bij
bedrijven die plantaardige producten verwerken waarbij
veel stof vrijkomt, zoals uien, granen of zaaizaden, worden
vaak gemiddelde waarden gemeten van meer dan 1000
Eu/m\' (57). lp tjiinder stoffige sectoren waar echter wel
sprake is van bacteriële groei, zoals de rioolwaterzuive-
ring, is de gemiddelde blootstelling met om en nabij 30
eu/m\' aanzienlijk lager (56). Ter vergelijking: in woon-
huizen of in de buitenlucht worden in het algemeen
waarden van minder dan 5 Eu/m\' gemeten, zelfs wanneer
men meet in boerderijen of in de omgeving van intensieve
veehouderijbedrijven (26,44).

gezondheidsrisico\'s

Bij een zeer hoge blootstelling, bijvoorbeeld bij het
schoonmaken van graansilo\'s, het opruimen van schim-
melig hooi of veevoeder, of het schonen van zaaizaad, kan
endotoxine leiden tot een acute, niet allergische griep-
achtige aandoening, die ook wel organic dust toxic
syndrome
(odts) wordt genoemd en wordt gekenmerkt
door koorts, rillingen, hoofdpijn, spierpijn, luchtweg-
klachten en vermoeidheid (36, 53). De symptomen
verdwijnen doorgaans zonder medicatie na een of enkele
dagen.

Naast odts zijn blootstelling-responsrelaties aan-
getoond tussen beroepsmatige endotoxineblootstelling en
chronische en acute longfunctiedaling, bronchiale
hyperreactiviteit, en astmagerelateerde klachten zoals
kortademigheid, benauwdheid, piepende ademhaling en

-ocr page 296-

hoesten (tabel i). Deze effecten zijn consistent aangetoond
in verschillende werkomgevingen, waar de bron van
endotoxine zowel dierlijk kan zijn (bacteriën in dierlijke/
menselijke uitwerpselen) als plantaardig (aanwezigheid
van bacteriën op plantaardig materiaal). Bij de studies in
tabel I is sprake van dwarsdoorsnedeonderzoek waarbij de
studiepopulatie slechts op één meetmoment is onder-
zocht, of is gekeken naar de verandering van de long-
functie gedurende de werkdag. Er is ook een (gering)
aantal longitudinale studies uitgevoerd waarbij de
longfunctie van werknemers herhaald over de tijd werd
gemeten. In 1992 en 1995 namen 171 varkenshouders met
een gemiddelde endotoxineblootstelling van 1000
Eu/m\'
deel aan longfunctiemetingen. De longfunctie bleek
gemiddeld af te nemen met 73 milliliter per jaar, wat
aanzienlijk sneller is dan de afname van 29 milliliter per
jaar die werd verwacht op basis van referentiewaarden. Er
werd een duidelijke blootstelling-responsrelatie met
endotoxine aangetoond waarbij de longfunctie sneller
afnam bij degenen met een hogere blootstelling. Dit duidt
op een chronisch effect van hoge blootstelling (63).
Vergelijkbare langetermijneffecten werden gevonden bij
werknemers met een hoge blootstelling aan endotoxine in
de katoen- en mengvoederindustrie (6, 32).

Net als in de experimentele studies was het verband
tussen endotoxineblootstelling en longfunctieafname
meestal sterker dan het verband met stofblootstelling. De
hypothese dat endotoxine een causale rol speelt bij de
beschreven gezondheidseffecten wordt ook ondersteund
door dierexperimenteel werk (45). Organisch stof kan

echter naast endotoxine ook andere niet allergene
biologische agentia bevatten, zoals bestanddelen van
schimmels of Gram-positieve bacteriën die mogelijk ook
kunnen bijdragen aan de toxiciteit van het stof (19, 23). Bij
paarden werd aangetoond dat endotoxine en hooistof, en
endotoxine en schimmelextract
(Aspergillusfamigatus) een
synergistisch effect hebben op luchtwegontstekingen (28,
29). Hoewel er dus voldoende bewijs is dat endotoxine-
blootstelling tot luchtwegeffecten kan leiden, is het
waarschijnlijk dat in werkomgevingen met hoge organi-
sche stofblootstellingen ook andere biologische agentia
een rol spelen in het verkrijgen van werkgebonden
luchtwegaandoeningen.

endotoxine en allergie

Blootstelling aan endotoxine wordt ook in verband
gebracht met positieve effecten op de gezondheid. Sinds
1999 is veel wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd dat
suggereert dat kinderen en volwassenen die op een boerde-
rij opgroeien of werken, een lager risico hebben op atopie,
hooikoorts en allergische astma dan mensen die wel op
het platteland wonen maar niet op een boerderij (voor een
recent overzichtsartikel zie 9). Deze bevindingen bij
boerenkinderen sluiten aan bij de \'hygiënehypothese\' (24,
59), die suggereert dat een meer hygiënische omgeving het
risico verhoogt voor het ontwikkelen van allergieën en
astma. Recent onderzoek heeft zich niet alleen gericht op
een mogelijk beschermend effect van virale, bacteriële en
parasitaire infecties, maar ook in toenemende mate op de
rol van niet infectieuze microbiële agentia zoals endo-

Populatie

N

Endotoxineblootstelling (EU/m3) Gezondheidseffect

Ref.

Gemiddelde

Spreiding

- Varkenshouders

57

1800«

400-3300

Dosis-responsrelatie met afname longfunctie gedurende de werkdag

(7)

- Katoenverwerkers

443

20-5500«

Dosis-responsrelatie met luchtwegobstructie en chronische bronchitis

(17)

-Varkenshouders \' ^

1300 *

310-3430

Dosis-responsrelatie met luchtwegobstructie

(14)

- Katoenverwerkers

2^3

90-1260

Dosis-responsrelatie met afname longfunctie over de werkdag, en met
byssinose*

(46)

- Werknemers

315

, 250

2-4700

Dosis-responsrelatie met longfunctie

(/>«)

diervoederindustrie

t

- Werknemers aardappel-

61

25 ■

7-284

Grotere afname longfunctie gedurende de werkdag boven 53 Eu/m3

(66)

verwerkende industrie

- Pluimvee- en varkens-

1032

-10-500000

Dosis-responsrelatie met luchtwegklachten (op sectorniveau)

(47)

houders, champignontelers,
katoen-, wol-, diervoeder-,
en houtverwerkers

- Werknemers riool-

216

27

0-2093

waterzuivering

- Zaaizaadverwerkende

lOI

1800

10-274000

industrie

- Melkvee- en varkens-

877

265

15-10000

houders, akkerbouwers,
uien-, bloembollen-,
mengvoeder-, en zaaizaad-
verwerkers
- Uien-, bloembollen-,
mengvoeder-, en zaaizaad-
verwerkers

Toename luchtwegklachten, huidklachten, griepachtige en systemische
klachten boven 50 EU/m3 (52)

ODTS (53)

Dosis-responsrelatie met luchtwegklachten (piepende ademhaling,
hoesten, kortademigheid)
 (51)

15-10000 Dosis-responsrelatie met bronchiale hyper-reactiviteit voor methacholine (49)

Tabel i. Relaties tussen beroepsmatige endotoxineblootstelling en effecten op de luchtwegen.

* In plaats van persoonlijke metingen zijn stationaire metingen gebruikt.

* Byssinose of \'monday fever\' is een vorm van benauwdheid, die vooral op de eerste werkdag van de week aanwezig is en gaandeweg de week afneemt.
Deze aandoening is relatief zeldzaam en komt voornamelijk voor in de katoenindustrie.

113

319

-ocr page 297-

toxine. Bij kinderen werd een verband aangetoond tussen
een hogere endotoxineconcentraties in matrasstof en een
lagere prevalentie van atopie, hooikoorts en allergische
astma (3). Endotoxineconcentraties in huisstof zijn vaak
hoger in de woning van boerengezinnen, en daarnaast is
aangetoond dat kinderen die op boerderijen opgroeien,
vaak een hogere blootstelling aan endotoxine hebben door
contact met landbouwhuisdieren of aanwezigheid in
stallen (64). De beschermende effecten op allergieën van
het leven op een boerderij kunnen dus mogelijk gerela-
teerd zijn aan de hogere endotoxineblootstelling in deze
omgeving.

Een aantal studies laat zien dat verhoogde microbiële
blootstelling ook op latere leeftijd bescherming blijft
bieden tegen het ontstaan van allergie (9). Een omgekeerd
verband werd aangetoond tussen atopie of atopische
aandoeningen op volwassen leeftijd en het opgroeien op
een boerderij (21) en huidig agrarisch werk of endotoxine-
blootstelling (i 2, 30). Sommige onderzoeken lieten zien
dat de prevalentie van atopie en atopische ziekten het
laagste was bij volwassenen die zowel tegenwoordig als
tijdens hun kindertijd blootgesteld waren aan een agra-
rische omgeving (11, 31, 34, 54). Daarnaast liet een recente
studie bij Nederlandse boeren een verband zien tussen
huidige werkgerelateerde endotoxineblootstelling en
minder hooikoorts. Dit effect was even sterk bij mensen
die op een boerderij waren opgegroeid als bij mensen die
als kind niet op een boerderij hadden gewoond (51).

mechanisme

ODTS, longfunctiedaling en astmagerelateerde klachten als
gevolg van endotoxineblootstelling zijn zeer waarschijn-
lijk een gevolg van acute en/of chronische niet allergische
ontstekingsreacties in de luchtwegen. Endotoxine kan
door activering van het aangeboren immuunsysteem
(\'innate immune system\') een pro-inflammatoire respons
veroorzaken (via NF-KB-activering en productie van
cytokines en chemokines zoals
iLr-|3,TNF-a, il-6 en il-8)
waarbij atopische immuunresponsen (IgE en/of eosinofie-
len) geen of slechts een ondergeschikte rol spelen (8).

Het immunologische mechanisme achter het bescher-
mende effect van endotoxineblootstelling op allergieën en
allergische astma is niet geheel duidelijk. Men neemt aan
dat endotoxine en andere microbiële blootstellingen via
het aangeboren immuunsysteem invloed hebben op
T-lymfocyten, die een belangrijke rol spelen in het sturen
van immuunreacties. Naïeve T-helpercellen (Tho) kunnen
zich in twee richtingen ontwikkelen: T-helper 2 (Th2)-
cellen stimuleren IgE productie door B-cellen bij allergeen-
stimulatie, terwijl Th i-cellen dit proces remmen. Tijdens
de foetale en perinatale periode wordt het immuun-
systeem gedomineerd door Th2. De oorspronkelijke
interpretatie was dat opgroeien in een hygiënische
omgeving atopische Th2-immuunreacties bevordert,
terwijl een hogere blootstelling aan micro-organismen
juist leidt tot een Thi-gedomineerde immuunrespons,
waarbij de tendens om atopische immuunreacties te
ontwikkelen wordt onderdrukt (24). Een recentere

verklaring heeft betrekking op de rol van regulatoire
(c
D 4-hC D 2 5-1-) T-cellen. De lagere microbiële blootstel-
lingen kunnen leiden tot een verminderde activiteit van
deze cellen, waardoor de immuunsuppressie kan afnemen
en zowel atopische Th2-aandoeningen als Thi-gerela-
teerde ziektes zoals diabetes kunnen toenemen (15).

is endotoxine een risico of een beschermende

factor voor astma?

Endotoxineblootstelling kan blijkbaar een rol spelen
zowel bij het verkrijgen van astma of astmagerelateerde
symptomen als bij de bescherming tegen astma en
allergie. Deze paradox kan mogelijk worden verklaard
door het feit dat astma eigenlijk niet als één ziekte valt te
classificeren (i). Hoewel astma doorgaans wordt gezien als
een allergische aandoening - veroorzaakt door allergeen-
blootstelling, gevolgd door een IgE-gemedieerde sensibili-
satie en eosinofiele luchtwegontstekingsreacties - neemt
meer en meer het besef toe dat ook andere niet allergische
processen een belangrijke rol spelen en resulteren in een
niet allergisch astmafenotype. Recente schattingen
suggereren dat dit fenotype even algemeen is als het meer
bekende allergische fenotype (65). Blootstelling aan
irriterende stoffen in de leef- en/of werkomgeving, zoals
ozon en endotoxine, kunnen dit niet allergische fenotype
veroorzaken. Het aangeboren immuunsysteem speelt een
belangrijke rol in de niet allergische (neutrofiele) lucht-
wegontstekingen en de resulterende symptomen. Gezien
de eigenschap van endotoxine een pro-inflammatoire
respons te veroorzaken waarbij IgE en/of eosinofielen geen
belangrijke rol lijken te spelen, is het plausibel dat hoge
blootstelling aan endotoxine het risico op niet allergische
astma verhoogt (8). Door een onderdrukking van atopi-
sche Th2-immuunreacties kan echter tegelijkertijd een
beschermend effect ontstaan voor atopie, hooikoorts en
allergische astma (24).

Longitudinale studies waarbij hoog blootgestelde
(jonge) werknemers over de tijd worden gevolgd, zijn
noodzakelijk om meer inzicht te verschaffen in de
onduidelijkheden in de relatie tussen endotoxinebloot-
stelling en astma. Dergelijk longitudinaal onderzoek kan
ook antwoorden geven op de volgende vragen: kan
endotoxineblootstelling leiden tot het verdwijnen van
reeds bestaande atopie en/of allergische astma, of kan
endotoxine alleen het ontstaan van nieuwe allergieën
afremmen? Kunnen de beschermende effecten geheel of
gedeeltelijk worden verklaard door zelfselectie, waarbij
mensen met astma of allergieën werk met een hoge
blootstelling eerder verlaten dan gezonde mensen?
Anderzijds kan een dergelijke studie een beter beeld geven
van de negatieve effecten van blootstelling, zoals de
ontwikkeling van symptomen en longfunctieafname, en
kan het resulteren in verdere kennis op het gebied van
individuele gevoeligheid voor endotoxine. Zo is bijvoor-
beeld bekend dat niet iedereen even sterk reageert op
inhalatie van endotoxine (4,18, 55), en dat zelfs bij zeer
hoge blootstelling de meerderheid van de blootgestelde
werknemers geen klachten heeft. Variaties in genen die

-ocr page 298-

een rol spelen in het aangeboren immuunsysteem zoals
cd 14 en Toll-likereceptoren, lijken een rol te spelen in de
gevoeligheid voor endotoxine, maar de rol van genetische
factoren is nog nauwelijks onderzocht bij mensen die
beroepsmatig aan endotoxine zijn blootgesteld (20, 50).
Longitudinale studies in beroepsmatig blootgestelden
kunnen meer licht werpen op deze complexe materie.

endotoxine: een gezondheidsrisico in de

veterinaire praktijk?

Wat heeft dit alles te betekenen voor de veterinaire
praktijk? Dierenartsen hebben tijdens de uitoefening van
hun beroep intensief contact met dieren, ongeacht of ze
voornamelijk werken met gezelschapsdieren, landbouw-
huisdieren of paarden. Van dieren afkomstige stoffen zoals
haren, huidschilfers, urine en andere lichaamsvloeistoffen
kunnen allergenen bevatten die tot een allergische reactie
kunnen leiden. Dit is het meest bekend van onderzoek
naar de ontwikkeling van allergie en beroepsastma bij
proefdierwerkers die werken met muizen en ratten (16),
maar allergeenblootstelling kan ook voorkomen bij
dierenartsen (60). Allergieën voor gezelschapsdieren zijn
meer bekend dan die voor landbouwhuisdieren of
paarden, maar ook koeien, varkens en paarden kunnen
een allergie veroorzaken, al komt dit minder vaak voor
dan allergie voor katten en honden (61).

Behalve aan allergenen kunnen dierenartsen ook
worden blootgesteld aan endotoxinen als gevolg van
contact met dieren en het bezoeken van stallen met vaak
zeer hoge endotoxineconcentraties. Tot op heden is er
slechts één studie die endotoxineblootstelling van
veterinairen rapporteert (13). Deze studie is uitgevoerd bij
dierenartsen werkzaam in een landbouwhuisdieren-
praktijk, een gezelschapsdierenpraktijk, een pluimvee-
praktijk en een gemengde praktijk. In de gezelschaps-
dierenpraktijk was de endotoxineblootstelling laag, met
een blootstellingsniveau van circa 20
Eu/m\'. De dieren-
artsen werkzaam in een gemengde, pluimvee- of land-
bouwhuisdierenpraktijk hadden een blootstelling van
enkele honderden
Eu/m\', wat vergelijkbaar is met de
niveaus in de dierlijke productiesector. In het kader van
een studie naar de blootstelling van diergeneeskunde-
studenten en gezondheidseffecten daarvan zijn recent
endotoxinemetingen uitgevoerd door het Institute for
Risk Assessment Sciences
(iras), een interfacultair
onderzoeksinstituut van de Universiteit Utrecht. Deze
meetgegevens en de blootstellingsniveaus uit het onder-
zoek onder dierenartsen (13) worden samengevat in
tabel 2. De blootstelling aan endotoxinen was laag in de
universitaire gezelschapsdierenkliniek, waar overigens
wel relatief hoge allergeenconcentraties werden gevonden
(39). In paardenstallen is de blootstelling aan endotoxinen
aanzienlijk (~6oo
Eu/m\') en vergelijkbaar met niveaus
zoals eerder gerapporteerd voor agrariërs werkzaam met
koeien (40). Studenten diergeneeskunde hebben tijdens
practica met koeien en varkens eveneens een hoge
blootstelling aan endotoxinen (58). Hetzelfde geldt
vermoedelijk voor practica met andere dieren zoals
kippen, schapen en geiten. Aangezien bij de studenten
blootstelhng alleen is bepaald gedurende de periode dat zij
daadwerkelijk op de kliniek werkzaam waren, is de
werkelijke daggemiddelde blootstelling echter ongeveer
een factor twee tot vier lager Blootstelling aan endotoxi-
nen kan bij dierenartsen dus aanzienlijk zijn, met name
voor degenen die werken met landbouwhuisdieren.

Onderzoek naar de mogelijke gezondheidseffecten van
deze aanzienlijke blootstelling is echter niet uitgevoerd bij
dierenartsen, op uitzondering van enkele Nederlandse
studies na. Een studie bij 493 veterinairen liet zien dat
dierenartsen werkzaam in de landbouwhuisdierenpraktijk
vaker respiratoire klachten rapporteren zoals chronisch
hoesten (odds ratio
(or)=i,8), chronisch slijm ophoesten

Endotoxineblootstelling (EU/m3)

Setting

Ref.

Veterinaire praktijk

Veterinairen werkzaam met:

- varkens

- koeien

- pluimvee

- gezelscliapsdieren
Paardenstallen

Medewerkers

Faculteit diergeneeskunde, kliniek gezelschapsdieren
Studenten tijdens:

- practicum

- co-schappen
Medewerkers

Faculteit diergeneeskunde, landbouwhuisdieren
Studenten tijdens practicum observatie:

- koeien

- varkens

- varkens
Medewerkers

- varkens

224 en 266(0 -490)«
178 en 212 (10-510)»
203 en 277 (0 -760)»
22 en 23 (0-210)»

608 (92-9846)

(40)
(39)

(58)

10(4-75)

3(<LOD-7l)

2 (<LOD - 24)

337(166-598)

5458(2300-17500)

4130(3557-5137)

804(244-1835)

Tabel 2. Gemiddelde (en spreiding) van endotoxineblootstelling gerapporteerd in veterinaire settings.

# Rekenkundig gemiddelde, gemeten in voorjaar en najaar. Overige gemiddelden in de tabel zijn uitgedrukt als het geometrisch gemiddelde.
lod:detectielimiet.

-ocr page 299-

(0r=2,i) en benauwdheid (or=2,8), dan dierenartsen
werkzaam in een gezelschapsdieren- of gemengde praktijk
(62). Er werd echter geen verschil waargenomen in
piekflowvariabiliteit en longfunctie (i 3).

Het iras is recent de \'Veterinarians\' Health Study\'
gestart, die bestaat uit een dwarsdoorsnedeonderzoek en
een follow-uponderzoek. In het dwarsdoorsnedeonder-
zoek zijn alle studenten diergeneeskunde gevraagd een
vragenlijst over gezondheidssymptomen in te vullen. De
eerste resultaten laten zien dat de studenten naarmate zij
langer met de studie bezig zijn, vaker zoönosen rappor-
teren. Verder komen allergieën minder vaak voor bij
studenten in de richting landbouwhuisdieren naarmate zij
langer studeren (2). In het vervolgonderzoek wordt de
ontwikkeling van hun gezondheid gedurende de studie
gevolgd. Met behulp van de resultaten van deze studie
hoopt het
iras in de toekomst adequate maatregelen te
ontwikkelen om de blootstelling en gezondheidsklachten
binnen deze beroepsgroep te verminderen of te voor-
komen. Meer informatie over de studie is beschikbaar op
www.iras.uu.nl/vhs.

conclusie

Met name in de landbouw en in bedrijven waar agrarische
producten worden verwerkt, is sprake van een verhoogde
blootstelling aan endotoxinen. Bij dierenartsen kan de
endotoxineblootstelling eveneens aanzienlijk zijn, met
name bij diegenen die werken in een paarden- of land-
bouwhuisdierenpraktijk. Endotoxineblootstelling is
geassocieerd met een versnelde afname van de longfunctie
en astmagerelateerde klachten, zeer waarschijnlijk als
gevolg van niet allergische ontstekingsreacties. Aan de
andere kant kan hoge endotoxineblootstelling mogelijk
beschermend zijn voor allergieën en allergische astma.
Ondanks deze mogelijke positieve effecten van endotoxi-
nen is het van belang dat blootstellingsniveaus in de
landbouw en agrarische industrie omlaag worden ge-
bracht om werknemers te beschermen tegen de negatieve
effecten, zoals chronische, niet allergische luchtweg-
aandoeningen. Longitudinale studies waarbij hoog
blootgestelde mensen over de tijd worden gevolgd, zijn
noodzakelijk om meer inzicht te verschaffen in de
onduidelijkheden die er bestaan in de relatie tussen
endotoxineblootstelling en astma.

literatuur

1. A plea to abandon asthma as a disease concept. Lancet 2006; 368: 705.

2. Bogaerts M, Spithoven J, Krop E, Lipman L, Berends B, Heederik D and
Wouters 1. Allergy and zoonotic disease associated with the veterinary
medicine study: preliminary results of the veterinarians\' health study
[abstract). Allergy 2008; 63: 38-39.

3. Braun-Fahrlander C, Riedler J, Herz U, Eder W, Waser M, Grize L,
Maisch S, Carr D, Gerlach F, Bufe A, Lauener RP, Schierl R, Renz H,
Nowak D and von Mutius E. Environmental exposure to endotoxin
and its relation to asthma in school-age children. N Engl J Med 2002;
347:869-877.

4. Castellan RM, Olenchock SA, Kinsley KB and Hankinson |L. Inhaled
endotoxin and decreased
Spirometrie values. An exposure-response
relation for cotton dust. N Engl J Med 1987; 317:605-610.

5. Cavagna G, Foa V and Vigliani EC. Effects in man and rabbits of
inhalation of cotton dust or extracts and purified endotoxins. Br J Ind

Med 1969; 26: 314-321.

6. Christian! DC, Wang XR, Pan LD, Zhang HX, Sun BX, Dai H, Eisen EA,
Wegman DH and Olenchock SA. Longitudinal changes in pulmonary
function and respiratory symptoms in cotton textile workers. A

15-year follow-up study. Am J Respir Crit Care Med 2001; 163:

847-853.

7. Donham K, Haglind P, Peterson Y, Rylander R and Belin L. Environmen-
tal and health studies of farm workers in Swedish swine confinement
buildings. Br J Ind Med 1989; 46: 31-3 7-

8. Douwes J, Gibson P, Pekkanen J and Pearce N. Non-eosinophilic
asthma: importance and possible mechanisms. Thorax 2002; 57:
643-648.

9. Douwes I, Smit LAM en Heederik D. Beschermende effecten van het
opgroeien en werken op een boerderij op de ontwikkeling van
atopische ziekten. Ned Tijdschr Allergie 2009; 9:3-15.

10. Douwes I, Thorne P, Pearce N and Heederik D. Bioaerosol health effects
and exposure assessment: progress and prospects. Ann Occup Hyg
2003:47:187-200.

11. Douwes I, Travier N, Huang K, Cheng S, McKenzie J, Le Gros G, von
Mutius E and Pearce N. Lifelong farm exposure may strongly reduce
the risk of asthma in adults. Allergy 2007; 62:1158-1165.

12. Eduard W, Douwes J, Omenaas E and Heederik D. Do farming
exposures cause or prevent asthma? Results from a study of adult
Norwegian farmers. Thorax 2004; 59: 381-386.

13. Eibers AR, de Vries M, van Gulick PJ, Gerrits RP, Smithuis OL, Blaauw
PJ and Tielen MJ. Veterinary practice and occupational health. An
epidemiological study of several professional groups of Dutch
veterinarians. II. Peak expiratory flow variability, dust and endotoxin
measurements, use of respiratory protection devices, and time
distribution of professional activities. Vet Quart 1996:18:132-136.

14. Heederik D, Brouwer R, Biersteker K and Boleij jS. Relationship of
airborne endotoxin and bacteria levels in pig farms with the lung
function and respiratory symptoms of farmers. Int Arch Occup
Environ Health 1991; 62: 595-601.

15. Herrick CA and Bottomly K. To respond or not to respond: T cells in
allergic asthma. Nat Rev Immunol 2003; 3:405-412.

16. Hollander A, Heederik D and Doekes G. Respiratory allergy to rats:
exposure-response relationships in laboratory animal workers. Am J
Respir Grit Care Med 1997; 155: 562-567.

17. Kennedy SM, Christiani DC, Eisen EA, Wegman DH, Greaves lA,
Olenchock SA, Ye TT and Lu PL Cotton dust and endotoxin exposure-
response relationships in cotton textile workers. Am Rev Respir Dis
1987; 135:194-200.

18. Kline JN, Cowden JD, Hunninghake GW, Schutte BC, Watt JL,
Wohlford-Lenane CL, Powers LS, Jones MP and Schwartz DA. Variable
airway responsiveness to inhaled lipopolysaccharide. Am J Respir Crit
Care Med 1999; 160: 297-303.

19. Larsson KA, Eklund AG, Hansson LO, Isaksson BM and Malmberg PO.
Swine dust causes intense airways inflammation in healthy subjects.
Am J Respir Crit Care Med 1994; 150:973-977.

20. LeVan TD, Von Essen S, Romberger DJ, Lambert GP, Martinez FD,
Vasquez MM and Merchant JA. Polymorphisms in the CD 14 gene
associated with pulmonary function in farmers. Am J Respir Crit Care
Med 2005; 171:773-779.

21. Leynaert B, Neukirch C, Jarvis D, Chinn S, Burney P and Neukirch E
Does living on a farm during childhood protect against asthma,
allergic rhinitis, and atopy in adulthood? Am
J Respir Crit Care Med
2001:164:1829-1834.

22. Magnus 0. Historia de gentibus septentrionalibus [A Description of
the Northern Peoples, 1555]. London,
uk: The Hakluyt Society, 1996.

23. Malmberg P Larsson K. Acute exposure to swine dust causes bronchial
hyperresponsiveness in healthy subjects. Eur Respir J1993; 6:400-404.

24. Martinez FD and Holt PG. Role of microbial burden in aetiology of
allergy and asthma. Lancet 1999; 3 54: SII12-15.

25. Neal PA, Schneiter R and Caminita BH. Report on acute illness among
rural mattress makers using low grade stained cotton. J Am Med Assoc
1942; 140:1074-1082.

26. Noss I, Wouters IM, Visser M, Heederik DJ, Thorne PS, Brunekreef B
and Doekes G. Evaluation of a low-cost electrostatic dust fall collector
for indoor air endotoxin exposure assessment. Appl Environ
Microbiol 2008; 74: 5621-5627.

27. Pernis B, Vigliani EC, Cavagna C and Finulli M. The role of bacterial

-ocr page 300-

endotoxins in occupational diseases caused by inhaling vegetable
dusts. Br J Ind Med 1961; 18:120-129.

28. Pirie RS, Collie DD, Dixon PM and McGorum BC. Inhaled endotoxin
and organic dust particulates have synergistic proinflammatory
effects in equine heaves (organic dust-induced asthma). Clin Exp
Allergy 2003; 33: 676-683.

29. Pirie RS, Dixon PM and McGorum BC. Endotoxin contamination
contributes to the pulmonary inflammatory and functional response
to Aspergillus fumigatus extract inhalation in heaves horses. Clin Exp
Allergy 2003; 33:1289-1296.

30. Portengen L, Preller L, Tielen M, Doekes G and Heederik D. Endotoxin
exposure and atopic sensitization in adult pig farmers. | Allergy Clin
Immunol 2005; 115:797-802.

31. Portengen L, Sigsgaard T, Omland 0, Hjort C, Heederik D and Doekes
G. Low prevalence of atopy in young Danish farmers and farming
students born and raised on a farm. Clin Exp Allergy 2002; 32:

247-253-

32. Post W, Heederik D and Houba R. Decline in lung function related to
exposure and selection processes among workers in the grain
processing and animal feed industry. Occup Environ Med 1998; 55;
349-355-

33. Radon K, Danuser B, Iversen M, Monso E, Weber C, Härtung J, Donham
K, Palmgren U and Nowak D. Air contaminants in different European
farming environments. Ann Agric Environ Med 2002; 9:41-48.

34. Radon K, Schulze A and Nowak D, Inverse association between farm
animal contact and respiratory allergies in adulthood: protection,
underreporting or selection? Allergy 2006; 61:443-446.

35. Ramazzini B. De morbis artificum diatriba (A treatise on the diseases of
workers). The Latin text of 1713 revised with translation and notes by
W.C. Wright. Chicago. IL The University of Chicago Press, 1940.

36. Rask-Andersen A. Organic dust toxic syndrome among farmers. Br J
Ind Med 1989; 46: 233-238.

37- Rietschel ET, Kirikae T, Schade EU, Mamat U, Schmidt G, Loppnow H,
Ulmer AJ, Zahringer U, Seydel U, Di Padova F, et al. Bacterial
endotoxin: molecular relationships of structure to activity and
function. Faseb J1994; 8: 217-225.

38. Rylander R, Haglind P and Lundholm M. Endotoxin in cotton dust and
respiratory function decrement among cotton workers in an
experimental cardroom. Am Rev Respir Dis 1985; 131: 209-213.

39. Samadi S, Krop E, Jamshidifard A-R, Willemse T, Heederik DJJ and
Wouters IM. Evaluation of allergen and endotoxin exposure in a
companion animal clinic (in prep).

40. Samadi S, Wouters IM, Houben R, Jamshidifard A-R, van Eerdenburg F
and Heederik D[f. Exposure to inhalable dust, endotoxins. beta(i~> 3)-
glucans, and airborne microorganisms in horse stables. Ann Occup
Hyg (in press).

41. Schenker MB, Christiani D, Cormier Y, Dimich-Ward H, Doekes G,
Dosman J, Douwes J, Dowling K, Enarson D, Green F, Heederik D,
Husman K, Kennedy S, Kullman G, Laçasse Y, Lawson B, Malmberg P,
May J, McCurdy S, Merchant J, Myers ], Nieuwenhuijsen M, Olenchock
S, Saiki C, Schwartz D, Seiber J, Thome P, Wagner G, White N, Xu XP
and Chan-Yeung M. Respiratory health hazards in agriculture. Am J
Respir Crit Care Med 1998; 158: S1-S76.

42. Schilling RS. Byssinosis in cotton and other textile workers. Lancet
1956; 271: 261-265.

43. Schneller R, Neal PA and Caminita BH. Etiology of Acute Illness
Among Workers Using Low-grade Stained Cotton. Am J Public Health
Nations Health 1942; 32:1345-1359.

44- Schulze A, van Strien R, Ehrenstein V, Schiert R, Kuchenhoff H and
Radon K. Ambient endotoxin level in an area with intensive livestock
production. Ann Agric Environ Med 2006; 13:87-91.

45. Schwartz DA, Thome PS, Jagielo PJ, White GE, Bleuer SA and Frees KL.
Endotoxin responsiveness and grain dust-induced inflammation in
the lower respiratory tract. Am f Physiol 1994; 267: L609-617.

46. Sigsgaard T, Pedersen OF, Juul S and Gravesen S. Respiratory disorders
and atopy in cotton, wool, and other textile mill workers in Denmark.
Am J Ind Med 1992; 22:163-184.

47- Simpson JC, Niven RM, Pickering CA, Fletcher AM, Oldham LA and
Francis HM. Prevalence and predictors of work related respiratory
symptoms in workers exposed to organic dusts. Occup Environ Med
1998;55:668-672.

48. Smid T, Heederik D, Houba R and Quanjer PH. Dust- and endotoxin-
related respiratory effects in the animal feed industry. Am Rev Respir
Dis 1992; 146:1474-1479.

49. Smit LA. Respiratory effects of endotoxin exposure: individual
susceptibility and gene-environment interactions: PhD Thesis Utrecht
University, 2008.

50. Smit LA, Bongers SI, Ruven HJ, Rijkers GT, Wouters IM, Heederik D,
Omland 0 and Sigsgaard T, Atopy and new-onset asthma in young
Danish farmers and CD14, TLR2, and TLR4 genetic polymorphisms: a
nested case-control study. Clin Exp Allergy 2007; 37:1602-1608.

51. Smit LA, Heederik D, Doekes G, Blom C, van Zweden I and Wouters
IM. Exposure-response analysis of allergy and respiratory symptoms
in endotoxin-exposed adults. Eur Respir J 2008; 31:1241-1248.

52. Smit LA, Spaan S and Heederik D. Endotoxin exposure and symptoms
in wastewater treatment workers. Am J Ind Med 2005; 48:30-39.

53. Smit LA, Wouters IM, Hobo MM, Eduard W, Doekes G and Heederik D.
Agricultural seed dust as a potential cause of organic dust toxic
syndrome. Occup Environ Med 2006; 63: 59-67.

54. Smit LA, Zuurbier M, Doekes G, Wouters IM, Heederik D and Douwes
J. Hay fever and asthma symptoms in conventional and organic
farmers in The Netherlands. Occup Environ Med 2007; 64:101-107.

55. Smit LA, Heederik D, Doekes G, Krop EJ, Rijkers GT and Wouters IM,
Ex vivo cytokine release reflects sensitivity to occupational endotoxin
exposure. Eur Respir J 2009; 34: in press.

56. Spaan S, Smit LA, Eduard W Larsson L, Arts HJ, Wouters IM and
Heederik DJ. Endotoxin exposure in sewage treatment workers:
investigation of exposure variability and comparison of analytical
techniques. Ann Agric Environ Med 2008; 15:251-261.

57. Spaan S, Wouters IM, Costing I. Doekes G and Heederik D. Exposure to
inhalable dust and endotoxins in agricultural industries. J Environ
Monit 2006; 8: 63-72.

58. Spaan S, Wouters IM. van Andel R, Costing I, Spithoven J, Tjoe Nij E,
Doekes G and Heederik DJJ. Bepalen van endotoxinen blootstelling
met behulp van passieve stof monstername: twee pilot studies: RIWE
Centrum voor "Risk Assessment in the Work Environment". Een
samenwerkingsverband tussen TNO Chemie, Zeist en het "Institute
for Risk Assessment Sciences (
iras)" van de Universiteit Utrecht,
2006.

59. Strachan DP Hay fever, hygiene, and household size. BMJ 1989; 299:
i259-r26o.

60. Susitaival P, Kirk JH and Schenker MB. Atopic symptoms among
Califomia veterinarians. Am J Ind Med 2003; 44:166-171.

61. Terho EO, Husman K, Vohlonen I, Rautalahti M and Tukiainen H.
Allergy to storage mites or cow dander as a cause of rhinitis among
Finnish dairy farmers. Allergy 1985; 40:23-26.

62. Tielen MJ, Elbers AR, Snijdelaar M, van Gulick PJ, Preller L and Blaauw
PJ. Prevalence of self-reported respiratory disease symptoms among
veterinarians in the Southern Netherlands. Am J Ind Med 1996; 29:
201-207.

63. Vogelzang PE van der Gulden JW, Folgering H, Kolk JJ, Heederik D,
Preller L, Tielen MJand van Schayck CP Endotoxin exposure as a
major determinant of lung function decline in pig farmers. Am J
Respir Crit Care Med 1998; 157:15-18.

64. von Mutius E, Braun-Fahrlander C, Schiert R, Riedler J, Ehlermann S,
Maisch S, Waser M and Nowak D. Exposure to endotoxin or other
bacterial components might protect against the development of
atopy. Clin Exp Allergy 2000; 30:1230-1234.

65. Weinmayr G, Weiland SK, Bjorksten B, Brunekreef B, Buchele G,
Cookson WO. Garcia-Marcos L, Gotua M, Gratziou C, van Hage M, von
Mutius E, Riikjarv MA, Rzehak P, Stein RT, Strachan DP, Tsanakas j,
Wickens K and Wong GW. Atopic sensitization and the international
variation of asthma symptom prevalence in children. Am J Respir Crit
Care Med 2007; 176: 565-574.

66. Zock JP Hollander A, Heederik D and Douwes J. Acute lung function
changes and low endotoxin exposures in the potato processing
industry. Am J Ind Med 1998; 33: 384-391.

Artikel ingediend: 15 mei 2009

Artikel geaccepteerd: 13 juli 2009

-ocr page 301-

Bloedserieus!

De effectieve aanpak van allergie bij hond en kat begint met de Artuvetrin®SerumTest.
Deze betrouwbare allergietest maakt gebruik van antilichamen met specifieke anti-Fee reactiviteit.
Hierdoor Is een optimale behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie (de Artuvetrin® therapie)
mogelijk! Zo rekent u echt af met deze aandoening. Want Artuvetrin® neemt allergie serieus.

i

I

I

V Overzichtelijke Uitslagen j

1 • Advies op maat ^

Artu

B I O t O C I C A t S

Bloedtest, huidtest en immunotherapie!

TEL.: 31(0)320-26 79 00 -WWW.ARTUVETRIN.NL

, De sterke punten van

! deArtuvetrin®SeruitiTest

I • Betrouwbaar

li- • Eenvoudig in te sturen

Rijdt u mee in het AOV-peloton
of wilt u demarreren?

Geen dierenarts vult zijn werkweek hetzelfde in. De een doet 15 verlossingen, terwijl de
ander vooral managet en vergadert. Dit heeft gevolgen voor uw arbeidsongeschiktheidsrisico.
Dit zou dus ook gevolgen moeten hebben voor uw premie. Exact om deze reden hebben wij
in 2007 de individuele benadering van het ADV- risico geïntroduceerd bij dierenartsen met
veel tevreden klanten als gevolg. Wij blijven een sterk voorstander van een individuele
benadering en beoordeling van het arbeidsongeschiktheidsrisico in plaats van te blijven
zitten in het AOV peloton.

Omdat deze aanpak effect heeft, gaan de premies nu omlaag bij Raadhoven Allianz en
Delta Lloyd. Daarom is het nu interessanter dan ooit om uw huidige AOV te vergelijken
met onze alternatieven.

RAADGEVERS
KUIJKHOVEN

Wilhelminalaan 1-3
3732 G) De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 252 54 20
Telefax 030 252 54 98
dierenarts@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

Kijk en vergelijk op www.raadgevers.nl of neem contact op met
Robert Meijer of Philip Jaspers.

Raadgevers Kuijkhoven: Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers.

-ocr page 302-

Lichte leverbotinfectie
verwacht

Door de hoge temperatuur in de
maanden juh en augustus is de
populatie leverbotslakken sterk
afgenomen. Er zijn op dit moment
weinig geïnfecteerde slakken gevon-
den en dus is de kans op een leverbot-
infectie voor vee gering. Dit meldt de
Werkgroep Leverbotprognose in een
persbericht. De werkgroep adviseert
schapen alleen na onderzoek te
behandelen. Ook voor rundvee moet
eerst onderzoek worden gedaan naar
de ernst van de besmetting. Eind
november zal de werkgroep een
definitief advies uitbrengen.

Oproep WAV M A

Dierenartsen en aankomend dieren-
artsen met belangstelling voor
visziekten en het behandelen van
siervissen en kweekvis worden
opgeroepen om lid te worden van de
wavma. De wavma is in 2007 op-
gericht als onderdeel van de World
Veterinary Association. De
wavm a
heeft als doel zo breed mogelijk de
belangen te behartigen van de dieren-
artsen die zich voor vissen inzetten en
daarbij te stimuleren dat meer
onderwijs wordt aangeboden en
publiekelijk bekend te maken dat
mensen ook met vissen bij de dieren-
arts terecht kunnen. De bestuursleden
van de
wavm a zijn: dr. Fotini Atha-
nasopoulou (Griekenland, voorzitter
2009), dr. Julius Tepper (Verenigde

Staten (vs), verkozen voorzitter 2010),
dr Chris Walster (Verenigd Konink-
rijk, secretaris), dr. Dusan Palic (vs,
penningmeester), dr. Paul Hardy-Smith
(Australië, \'director-at-large\') en Peter
Werkman (Nederland, \'director-at-
large\' 2010). De organisatie telt
ongeveer tachtig leden, die jaarlijks 70
euro betalen. Daarvoor ontvangen ze
vier maal per jaar de nieuwsbrief
Aquatic Vet News (nu nog voor niet-
leden te bekijken op de website
www.wavma.org). Dezelfde website
bevat een aanmeldformulier.

Met dank aan: Peter Werkman.

Pijnbestrijding met
osmosepomp

Dierenartsen van de Amerikaanse
Bronx Zoo hebben een oplossing
gevonden om na een operatie pijn-
stillers toe te dienen bij grote katten.
Het betreft een geïmplanteerde pomp
op osmosebasis van 1,5 tot 5 centi-
meter groot. Het onderzoek staat
beschreven in het
American Joumal of
Veterinary Research
van augustus. De
nieuwe pijnstillende apparaten zijn al
met succes gebruikt bij twee luipaar-
den. De osmosepompen kunnen na de
operatie bij de kat worden aange-
bracht onder de huid op de schouder
van het dier. Aan het eind van de
behandeling kunnen ze makkelijk
weer worden verwijderd. Het dier kan
de pomp niet verwijderen, en er zijn
geen herhaalde injecties of toediening
van pillen nodig. Het omhulsel van de
pomp is doorlaatbaar voor vocht. De
pijnstillende medicijnen (fentanyl)
verspreiden zich via diffusie uit een
opening aan de bovenkant van de
pomp. Omdat de vrijgifte constant is
kunnen dierenartsen de dosering
controleren door de concentratie
geneesmiddel in de pomp te variëren.
Er zijn klinische studies uitgevoerd bij
huiskatten, waarbij de effectiviteit van
de osmosepompen werd vergeleken
met die van pleisters. Het bleek dat het
medicijn met de osmosepompen
sneller in de bloedbaan terechtkwam
en ook weer sneller verdween.

Science Daily

Oorzaak infectieuze
peritonitis katten

Infectie met het feliene coronavirus
kan leiden tot infectieuze buikvlies-
ontsteking (peritonitis) bij katten. Bij
veel katten blijft het echter bij relatief
onschuldige symptomen. Om te bepa-
len of er genetisch te onderscheiden
onschadelijke en tot ziekte leidende
stammen van het virus circuleren,
of dat het virus in het geïnfecteerde
dier muteert tot een ziekteverwekker,
isoleerden onderzoekers het virus uit
8 katten met infectieuze peritonitis en
48 katten met een coronavirusinfectie
zonder symptomen. Het bleek dat de
gensequenties van het virus uit de
gezonde katten verschilden van die
van zieke katten, wat er op wijst dat er
verschillende stammen de ronde doen
in kattenpopulaties. Feliene infectieuze
peritonitis is een potentieel dodelijke
ziekte, die zich voordoet bij minder
dan 10 procent van de met coronavirus
geïnfecteerde katten. Het komt vooral
voor bij katten onder de twee jaar Het
lijkt erop dat het afweersysteem van de
kat een rol speelt bij het ontstaan van
de ziekte.

Emerging Infectious Diseases

Voervoorlichter beste
adviseur

De veehouder is het meest tevreden
over zijn voervoorlichter. Dat blijkt uit
het klanttevredenheidsonderzoek van
marktonderzoeksbureau AgriDirect, en
Vfocus. Bijna drieduizend veehouders
deden mee aan het onderzoek. Vee-
houders gaven hun voervoorlichter
gemiddeld een 7,8. Dierenartsen kregen
een 7,7, de accountants en banken
kregen beide een 7,1. De voerbedrijven
kennen daarnaast het hoogste percen-
tage tevreden klanten: 93,6 procent. Bij
de dierenartsen is 90,3 procent van de
veehouders tevreden over de advisering.
Op de vraag wie de allerbelangrijkste
adviseur is voor het bedrijf, antwoordde
33 procent: "De voervoorlichter". Voor
32 procent betrof het de accountant en
voor 5 procent de dierenarts.

-ocr page 303-

Heupdysplasie (hd) is een regelmatig
voorkomend probleem bij honden van
grote rassen. Als deze diagnose wordt
gesteld, zit de eigenaar van de hond
vaak met veel vragen over deze
aandoening. Om de uitleg in de
spreekkamer te ondersteunen, heeft
de cci (Commissie Cliënten Infor-
matie) de brochure
Heupdysplasie
geschreven. Hierin wordt uitgelegd
wat HD is, hoe het ontstaat en wat de
eigenaar van een hond met deze
aandoening zelf kan doen: door een
goede manier van bewegen en voeden
en door de hond slank te houden,
blijven de gewrichten in optimale con-
ditie. Daarnaast komen medicamen-
teuze behandelingen, de operatieve
mogelijkheden en fysiotherapie aan
bod. Het verhaal wordt aangevuld met
duidelijke tekeningen en röntgen-
foto\'s. Deze brochure is te bestellen via
de
knmvd of via auv (bestelnummer:
1200433). Kijk voor meer informatie
op de website: www.ggg-cci.nl

Meer rabiës onder katten

In de Verenigde Staten wordt vaker
rabiës aangetroffen bij katten. Dit zou
kunnen leiden tot een groter risico
voor zowel dieren als mensen,
waarschuwen deskundigen in het

Brochure: Heupdysplasie

Joumal of the American Veterinary
Medical Association.
In 2008 werd er
6,841 keer rabiës bij dieren gerappor-
teerd in de Verenigde Staten en Puerto
Rico. Vergeleken met de 7.060 gerap-
porteerde gevallen uit 2007 is dit een
afname van 3,1 procent. Rabiës komt
vaker voor bij wilde dan bij tamme
dieren: in 93 procent van de gevallen
betrof het een wild dier. Maar de
onderzoekers zeggen dat er meer moet
gebeuren aan het voorkomen van
rabiës bij huisdieren, vooral katten en
honden. In 2008 waren er 294 gerap-
porteerde gevallen van rabiës bij
katten, een stijging van 12 procent ten
opzichte van vorig jaar (262 gevallen).
Het idee bestaat dat mensen er wel aan
denken hun honden te laten vacci-
neren tegen deze aandoening, maar dit
bij katten achterwege laten. Over de
hele wereld sterven jaarlijks meer dan
55.000 mensen aan rabiës.

American Veterinary Medical As-
sociation

Nieuwe uitbraken
infectieuze Coryza

Op dit moment wordt de Nederlandse
legsector geconfronteerd met uit-
braken van Coryza (acute snot). Het is
onbekend op welke manier de ziekte
in Nederland is geïntroduceerd.
Coryza is vooral een probleem op
meerleeftijdbedrijven. De ziekte wordt
veroorzaakt door de bacterie
Auibacte-
rium paragallinarum.
Infectie veroor-
zaakt een ontsteking van de voorste
luchtwegen. Coryza kan zich snel door
het koppel verspreiden, waardoor de
uitval kan oplopen tot meer dan 20
procent. Verder kan de eiproductie
binnen enkele dagen spectaculair
afnemen. Bijkomende infecties met
Escherichia coli kunnen het probleem
verergeren. Over het algemeen duren
de ziekteverschijnselen twee tot drie
weken. Een eenmaal besmet koppel
zal gedurende het gehele leven dragers
bevatten. De
gd te Deventer werkt op
dit moment aan de mogelijkheid
routinematig een gevoeligheidstest
uit te voeren. Langdurige koppelbe-
handelingen met (doxy/oxy)tetracycli-
nen, tylosine, erythromycine of
fluoroquinolonen moeten effectief
zijn tegen de symptomen maar
kunnen de bacterie niet uitroeien. Het
is belangrijk dat besmette bedrijven de
bacterie niet verder verspreiden.
Hiervoor moet men strenge
hygiënemaatregelen nemen. In
Nederland zijn vaccins tegen Coryza
geregistreerd. Deze zijn niet algemeen
verkrijgbaar. Vaccinatie is mogelijk,
maar kan besmetting niet voorkomen.

gd

KNMVD-

verzuimverzekering

Ziekteverzuim kan grote financiële
consequenties hebben voor een
praktijk. Daarom biedt de
knmvd
samen met asr Verzekeringen en
ArboNed een interessante combinatie
van verzuimverzekering en arbo-
ondersteuning aan.

De verzekering kent een scherpe
premiestelling en biedt gratis
bhv-
trainingen bij u in de regio. Heel
belangrijk is ook de gratis arbo-onder-
steuning door ArboNed voor nieuwe
verzekerden. De praktijk krijgt hierbij
de garantie dat zij aan alle wettelijke
re-integratieverplichtingen voldoet.
Normaal kost een vergelijkbare
service ruim 100 euro per werknemer
per jaar.

Voor praktijken met een door-
lopend contract bij
asr Verzekeringen
(voorheen Fortis c.q. Amev), heeft de
knmvd bedongen dat de komende
twee jaar een eventuele malus
(premieverhoging wegens een hoog
verzuim) niet wordt toegepast. Een
eventuele bonus (wegens een laag
verzuim) wordt verdubbeld. Voor
meer informatie over dit verzekerings-
product kunt u contact opnemen met
uw assurantietussenpersoon.

-ocr page 304-

Epifysiolyse bij de kat, een fractuur?

RJ. MaarschalkerweerdC.D. van Zuilen\' en
N.J. van Klaveren"

Uit en voor de praktijk

Een groeischijffractuur wordt over het algemeen geasso-
cieerd met een trauma. Bij de hond (9), kalveren (5) en
veulens (6) is het loslaten van de epifyse van de heupkop
dan ook veelal traumatisch van oorsprong. Bij het varken
en de mens blijkt er slechts minimaal trauma nodig te
zijn om een epifysiolyse te induceren (3,
12, i^, 16).

Bij de kat zien we ook epifysiolyse van de proximale
groeischijf van de femur met loslaten van de heupkop. Het
is al langer bekend dat de pathogenese van deze aandoe-
ning niet alleen een groeischijffractuur is met een trauma-
tische oorsprong (r4, rs). Ook hier blijkt minimaal trauma
genoeg om het loslaten van de heupkop te induceren (r, 2,
4, 7,8, ro, r4). Ten aanzien van de pathogenese wordt
gesuggereerd dat er raakvlakken zijn met aandoeningen
zoals HOD, \'Calvé Legg Perthes\' en een bacteriële dan wel
virale osteomyelitis (14). Pathologisch onderzoek van de
groeischijven van epifysiolysepatiënten laat een afwijken-
de opbouw van de groeischijf zien. Er is een combinatie
van een verdikking (tweemaal de dikte van een gezonde
fysis) en zones met necrose centraal in de groeischijf (r, 2,
8, ro). De afwijkende anatomie en de verdikking maken de
groeischijf kwetsbaar, waardoor er met slechts minimaal
trauma al een epifysiolyse optreedt (2,8). De normale
longitudinale organisatie van chondrocyten (loodrecht op
de groeischijf) met de diverse differentiatiezones ont-
breekt. Er is sprake van een afwijkende clustervorming
van chondrocyten, zogeheten kraakbeennoduli (i, 2,8, ro).

Opvallend is dat een epifysiolyse vooral wordt gezien
bij jonge katten (jonger dan twee jaar) en dat het in meer
dan 90 procent van de gevallen gecastreerde katers betreft.
Gemiddeld blijken de problemen van de groeischijf op te
treden rond de leeftijd van veertien tot zestien maanden
(r, 2, 8,14, rs). Op deze leeftijd had de groeischijf al benig
overbrugd moeten zijn. Bij een \'normale\' kat sluit de
groeischijf tussen de leeftijd van zeven en tien maanden
(ri). In 10 tot 35 procent van de gevallen komt de epifysio-
lyse aan de proximale femur bilateraal voor (2,4, 8, r4).
Van sommige patiënten zijn beide groeischijven al
afwijkend tijdens het eerste consult maar vaker wordt de
kat later nog eens aangeboden met een kreupelheid maar
dan aan het contralaterale been.

Diergeneeskundig Orthopedisch Centrum Amsterdam,
Rietwijkerstraat 27,1059 w, Amsterdam, tel.: (020)61 75 200,
fax: (020) 61 75 217, e-mail: kliniek.maarschalkerweerd@wxs.nl,
www.dierenorthopeed.nl.

Specialist chirurgie der gezelschapsdieren. 2 Dipl. ecvs.

Er is slechts minimaal trauma nodig om de heupkop te laten loslaten.

Er zijn aanwijzingen dat overgewicht een belangrijke rol
speelt in de pathogenese van deze aandoening (2,8).
Epifysiolyse wordt het meest gediagnosticeerd bij gecas-
treerde katers (90 tot 98 procent) (2,4, 7,8, r4). Er wordt
ook gesuggereerd dat een vroege castratie mogelijk in
relatie staat met het loslaten van de groeischijf (8).
Siamezen (2) en IVIaine Coons (8) lijken vaker aangedaan.

Er zijn opvallende gelijkenissen met de situatie bij de
mens. De pathologie vertoont een vergelijkbaar beeld (2).
De aandoening komt vaak bilateraal voor (17). Obesitas en
hormonale disbalans zijn pathogenetische factoren (2, r 2,
13, r 7). De aandoening wordt vaker gezien bij mensen met
een donkere huidskleur (2, r 7).

Tot op heden is de pathogenese van epifysiolyse nog
steeds onduidelijk. Een verklaring hiervoor is het ont-
breken van voldoende materiaal voor pathologisch
onderzoek. Indien er wel pathologie wordt gedaan, blijken
de aangedane patiënten vaak al langer (meer dan twee
weken) klinische klachten te hebben. Er zijn dan ook
auteurs die stellen dat histopathologisch onderzoek van
een gebroken groeischijf moet plaatsvinden binnen één ä
vier dagen na het ontstaan van de breuk (2).

onderzoek

In onze orthopedische praktijk (Diergeneeskundig
Orthopedisch Centrum Amsterdam) zijn de afgelopen ro
jaar 27 katten aangeboden met een epifysiolyse. Het betrof
26 katers en r poes (niet gesteriliseerd). Van de 26 katers
waren er 3 niet gecastreerd. Geen van de katten was ouder
dan twee jaar. De gemiddelde leeftijd van de eerste

-ocr page 305-

klachten lag rond de veertien tot vijftien maanden. De
jongste leeftijd waarop een epifysiolyse werd gediagnos-
ticeerd was vijf maanden.

Uit de anamnese die afgenomen is ten tijde van het
aanbieden van deze 27 katten, blijkt dat van de ongecas-
treerde katers er twee zeker trauma hebben ondergaan.
Over een derde bestaat twijfel. Van de 23 gecastreerde
katers waren er 8 met een twijfelachtige anamnese (de
eigenaar wist niet hoe de epifysiolyse was ontstaan) en bij
15 dieren bevatte de anamnese geen enkele aanwijzing
voor traumatisch letsel. Uit deze anamnesegegevens blijkt
dat bij de ongecastreerde katers met een epifysiolyse vaker
sprake was van trauma dan bij de gecastreerde katers. Om
deze reden hebben we de drie ongecastreerde katers uit het
onderzoek gehouden. Ook de vrouwelijke kat is buiten de
onderzoekspopulatie van dit onderzoek gehouden.

Bij de 23 gecastreerde katers bleek de aandoening bij 6
dieren beiderzijds voor te komen. Hiervan had de helft op
moment van aanbieden al beiderzijds epifysiolyse. De
andere helft van deze gevallen werd aangeboden met
eenzijdige epifysiolyse en vervolgens binnen een half tot
een heel jaar opnieuw met klachten van de andere heup.

Opvallend was dat er vaak Maine Coons met dit
probleem werden aangeboden (5 van de 26 katers). Van
een aantal IVIaine Coons kwam vast te staan dat er een
familiaire band bestond. In de derde generatie hebben deze
katten allemaal een gemeenschappelijk ouderpaar

We gingen na op welke leeftijd de katten die een
epifysiolyse hadden, zijn gecastreerd. Dat bleek te zijn
gebeurd op een leeftijd van gemiddeld 219 dagen. We
hebben vervolgens onze verwijzers gebeld en gevraagd
twee castratieleeftijden door te geven van twee wille-
keurig gecastreerde katers uit hun praktijk. Deze groep
dieren (controlegroep) bleek gemiddeld op een leeftijd van
364 dagen te zijn gecastreerd. Deze leeftijd ligt statistisch
gezien veel hoger dan de castratieleeftijd van de katten
met een epifysiolyse (sign p<o,oo3).

Uit pathologisch onderzoek van een aangedane
femurkop, femurhals en resten van de groeischijf bleek dat
de normale zonale opbouw ontbreekt. De groeischijf bevat
kraakbeennoduli, fibroplasie en toegenomen vaatactivi-
teit. Op meerdere plaatsen is sprake van toegenomen
osteoclastenactiviteit.

Een evaluatie van de röntgenfoto\'s gemaakt van de
patiënten met een epifysiolyse laat zien dat er vaak al
oplossing van de hals aanwezig is terwijl de kat nog maar
minder dan zeven dagen klachten heeft (zie röntgenfoto).

discussie

Epifysiolyse is een aandoening van de vroeg gecastreerde
kater De symptomen treden op voor de leeftijd van twee
jaar De leeftijd waarop de aandoening wordt gediagnosti-
ceerd, varieert van 0,5 tot 2,1 jaar met een gemiddelde van
1,2 jaar Op deze leeftijd had de groeischijf al gesloten
moeten zijn (11).

Net als in het onderzoek van Craig et al. (2), van
McNicholas et al. (8) en van Queen et al. (14) betreft het in
meer dan 90 procent van de gevallen gecastreerde katers
(2,8,14). Het vermoeden bestaat dat castratie op jonge leef-
tijd de kans op epifysiolyse vergroot (2,8). Onze onder-
zoekspopulatie is gemiddeld veel eerder gecastreerd (op
een leeftijd van 219 dagen) dan de controlegroep (leeftijd
castratie 364 dagen) (p<o,oo3). Ook deze data zijn een
aanwijzing dat vroege castratie de kans op epifysiolyse
vergroot.

Het feit dat bepaalde rassen (Maine Coons (8) en
Siamezen (2)) meer aangedaan zijn, zou kunnen duiden op
een erfelijke basis van epifysioloyse. Bij de mens zien we
dat de negroïde mens een grotere kans heeft op een
epifysiolyse (2,17). Daarnaast bUjkt ook in die gevallen
sprake te zijn van een familiair voorkomen van de
aandoening. Bij de kat (in het bijzonder de Maine Coon)
wordt in ons onderzoek voor het eerst ook een familiair
voorkomen aangetoond. Of hier net als bij de mens sprake
is van een dominant gen met een wisselende penetrantie
(2) is nog niet vastgesteld. Om dit te bepalen zal vervolg-
onderzoek moeten plaatsvinden.

De aangetroffen pathologische veranderingen vertonen
veel overeenkomsten met door andere onderzoekers
omschreven afwijkingen (i, 2,8). Zij postuleren dat de
verdikte en afwijkende groeischijf die langer open blijft
dan normaal, in feite bezwijkt onder de vele cyclische
belastingsmomenten van een heupkop.

Queen et al. (2001) denken dat de oorzaak van de
fractuur is gelegen in een verstoring van de vascularisatie

Röntgenbeeld: er is vaak al oplossing van de hals aanwezig terwijl de kat
minder dan zeven dagen klachten heeft.

-ocr page 306-

van de femurkop en hals. De radiologisch vast te stellen
lyse van het Collum zou hun theorie ondersteunen (14). In
de groep katten waarvan binnen zeven dagen na het
ontstaan van klachten foto\'s zijn gemaakt, zien wij ook al
duidelijk osteolyse van het collum. Het feit dat deze
osteolyse voortschrijdt in de tijd, ondersteunt de hypo-
these dat de botoplossing het gevolg is van het ontstaan
van een pseudartrosis (i, 2,8).

Zoals al werd beschreven dient histopathologisch
onderzoek van een groeischijf plaats te vinden binnen vier
dagen na het ontstaan van het letsel (2). Met deze weten-
schap is het jammer dat wij in onze onderzoeksopzet een
periode van zeven dagen hebben aangehouden in plaats
van vier dagen.

Pathologisch onderzoek van meerdere groeischijven
afkomstig van epifysiolysepatiënten laat zien dat de
geconstateerde afwijkingen in de femurgroeischijven een
gegeneraliseerd karakter hebben (10).

Zowel bij de mens als bij de kat is het bekend dat
overgewicht bijdraagt aan het ontstaan van een epifysio-
lyse (2,8,12). Helaas is in ons onderzoek niet van alle
katten het gewicht bekend. Mogelijk is het dus ook niet
verwonderlijk dat de grotere en zwaardere katten zoals
Maine Coons vaker zijn aangedaan. Het prepuberaal
castreren zal zeker tot gevolg hebben dat de kat langer
doorgroeit en zwaarder zal worden dan zijn op latere
leeftijd gecastreerde soortgenoten (2, 8). In deze onder-
zoekspopulatie waren de genoemde Maine Coons ook nog
eens prepuberaal gecastreerd.

de toekomst: medewerking gevraagd

Om beter te kunnen vaststellen wat de oorzaak is van de
epifysiolyse zijn meer data van patiënten nodig. Dit
betekent concreet dat wij u vragen om als u een kat heeft
met een epifysiolyse (Maine Coon of niet), contact op te
nemen met
doca. Wij zijn geïnteresseerd in enkele
gegevens waarvoor wij u een vragenformulier zullen
toesturen. Indien er stamboomgegevens bekend zijn,
zouden wij hier graag een kopie van ontvangen. Als u met
de ingevulde vragenlijst ook de foto\'s aan ons zou willen
opsturen, kunnen we deze opnamen digitaliseren.
Natuurlijk zullen wij u de originelen retourneren. Onze
voorkeur heeft
hd i-opname zodat wij metingen kunnen
doen aan de femurkop en -hals, en de diepte van het
acetabulum. Mocht u overgaan tot een femurkop- en
halsresectie, dan willen wij voor u kosteloos een patho-
logisch onderzoek laten uitvoeren op zowel de kop als de
hals van de aangedane heup. Mogelijk is het opsturen van
de femurhals nog belangrijker dan het opsturen van de
femurkop omdat de kop bij een kat met epifysiolyse over
het algemeen niet afwijkend is. Voor het pathologisch
onderzoek is het van belang dat de femurkop en -hals in
formaline worden aangeleverd. Daarnaast verzamelen we
het bloed van deze patiënten met het oog op toekomstig
genetisch onderzoek: hiervoor hebben we 4 milliliter
edta-bloed nodig.

Aan de hand van de te verzamelen data inclusief de al
bekende gegevens kunnen we mogelijk komen tot beter
inzicht rondom epifysiolyse bij de kat.

dankzegging

Met dank aan prof. H.A.W. Hazewinkel voor het kritisch
doorlezen van het manuscript.

literatuur

1. Burke J. Physeal dysplasia with slipped capital femoral epiphysis in a
cat. Can Vet J 2003:44 (3): 238-239.

2. Craig LE. Physeal dysplasia with slipped capital femoral epiphysis in
13 cats.Vet Pathol 2001; 38 (i): 92-97.

3. Fischer HR, Norton J, Kobluk CN, Reed AL, Rooks RL and Borostyankoi
F Surgical reduction and stabilization for repair of femoral capital
physeal fractures in cats: 13 cases (1998-2002). J Am Vet Med Assoc
2004; 224(9): 1478-1482.

4. Herrmann HJ. Pathology, pathogenesis and etiology of epiphyseolysis
of the femoral head in pigs. Arch Exp Veterinarmed 1969; 23 (i):
19-47.

5. Hull BL, Koenig GJ and Monke DR. Treatment of slipped capital
femoral epiphysis in cattle: r r cases (1974-1988). J Am Vet Med Assoc
1990; 197 (ir): I509-I5r2.

6. Hunt DA, Snyder JR. Morgan JP and Pascoe JR. Femoral capital physeal
fractures in 2 5 foals. Vet Surg 1990; 19 (i): 41 -49.

7. Matis U and Waibl H. Proximal femoral fractures in cats and dogs.
TierarztlPraxSuppl 1985; r: i59-r78.

8. McNicholas WT Jr, Wilkens BE, Blevins WE, Snyder PW, McCabe GP,
Applewhite AA, Laverty PH and Breur GJ. Spontaneous femoral
capital physeal fractures in adult cats: 26 cases (i996-200t). J Am Vet
Med Assoc. 2002; 221 (12): I73i-r736.

9. Moores AP, Owen MR, Fews D, Coe RJ, Brown PJ and Butterworth SJ.
Slipped capital femoral epiphysis in dogs. J SmaJJ Anim Pract 2004; 45
(12): 602-608.

ro. Newton AL and Craig LE. Multicentric physeal dysplasia in two cats.

Vet Pathol 2006; 43 (3): 388-390.
11. Newton CD. Feline epiphyseal plate closure in days. Textbook of smal
animal orthopedics, eds. P r no, JB Lippencott, Philadelphia, PA, r985.
r 2. Poussa M, Schlenzka D and Yrjönen T. Body mass index and slipped

capital femoral epiphysis. J Pediatr Orthop B 2003; r2 (6):369-37r.
r 3. Primiano GA and Hughston JC. Slipped capital femoral epiphysis in a
true hypogonadal male (Klinefelter\'s mosaic XY-XXY). A case report. J
Bone Joint Surg Am 1971 Apr; 53 (3): 597 601.
14. Queen J, Bennett D, Carmichael S, Gibson N, Li A, Payne-Johnson CE
and KeJJy DF Femoral neck metaphyseal osteopathy in the cat. Vet Rec
1998 Feb 14; 142 (7):r59-i62.
r 5. Steger H, Rytz U and Schawalder P Bilateral idiopathic femur head
epiphyseolysis ("slipped epiphysis") in cats: literature review and case
description. Schweiz ArchTierheilkd 1999; i4r (2^47-52.
16. Vollmar H, Radschat H and Bollwahn W. The pathogenesis of

epiphysiolysis in swine. Tierarztl Prax 1987; 15(2): 149-154.
r 7. Wells D, King JD, Roe TP and Kaufman FR. Review of slipped capital
femoral epiphysis associated with endocrine disease. J Pediatr Orthop
1993; 13 (5): 610-614.

-ocr page 307-

MOBILITY DIET

Optimale ondersteuning

van de gewrichten bij hond en kat

GLM

Green Lipped
Mussel

Unieke combinatie

van 3 soorten nutraceuticals

► Hoog gehalte EPA/DHA

► Glucosaminoglycanen

► Gepatenteerd Groenlipmossel-extract

Verbeterde
receptuur

Nieuw

3

Mobility Diet van Royal Canin

► Dieetvoeding op maat voor de hond

► Dieetvoeding met S/O Index voor de kat

► Aangepaste receptuur voor de oudere hond en kat

► Effectief gebleken in klinische studies

^ I

I

«OIXICKNIN

I

•4II\'

ROY4L CKNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinaire Service • Postbus 63 - 5460 AB Vegliel
Tel.: 0413-318488 (Veterinair Voedingsadvies) of 0413-318444 (bestellingen) • info@royalcanin.nlwww.royalcanin.nl

-ocr page 308-

Wirbeic:

ANIMAL HEALTH

Maak van

gritwormen

beloning

^.ontwor^

«V i

• introductie
aanbieding!

• gratis proef-

tabletten ^

NIEUW

rOUJjVi/\\jr en
ontwormingstabletten

• smakelijk

• gemakkelijk

veilig

Bekijk ook de video\'s op:

www.ontwormingstabletten.nl

Equimax Tails: RIC, Nl 11)01,22 Eraqucll Tabs; KEC NL 10)252 Kanalisatie: UKA. Lees voor gebruik de bijsluiter. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH, Barnevel
1:1)342 • 427127, f: infoC" virbac .nl, I:
wvvw.ontvïormingstabletten.nl

-ocr page 309-

Onderbuik
gevoel

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het is een populaire term onder
managers, therapeuten en andere
goeroes, maar voor een dierenarts is
het toch echt onvoldoende om een
diagnose op te baseren. Bij een
onvoldoende gefundeerde diagnose
hoort natuurlijk ook een onge-
fundeerde behandeling. Dat de hond
nog leeft, lijkt meer ondanks dan
dankzij de dierenarts te zijn.

maligne symptoom

Deze rottweiler wordt midden in de
zomer plotseling \'onwel\'. Nu is dat een
term waar je alle kanten mee uitkunt,
maar de dierenarts in kwestie consta-
teert op basis van bloedonderzoek dat
het hemoglobinegehalte van de hond
erg laag is. Dat is een slecht teken, want
het zou te maken kunnen hebben met
een inwendige bloeding van de milt of
de lever Om daar meer over te weten te
komen, kan de dierenarts vijf dagen
later een laparoscopie doen en kijken of
er ergens bij die organen tumoren te
vinden zijn die de problemen verklaren.
Op de dag van de operatie blijkt er niet
voldoende medisch gas te zijn en moet
de dierenarts toch een snede in de buik
maken om te kunnen kijken. De milt is
normaal, er zijn geen aanwijzingen
voor een inwendige bloeding, alleen de
lever is iets aan de bolle kant. Daar
komen we niet verder mee, dus op basis
van nieuw bloedonderzoek stelt de
dierenarts de diagnose non-regeneratie-
ve anemie, veroorzaakt door leukemie,
althans, maligne lymfoom. De hond
heeft nog hoogstens tien dagen, zo
vertelt de dierenarts de eigenaar Omdat
de eigenaar die tien dagen wel vol wil
maken, krijgt de hond 20 milligram
Prednoral per dag voorgeschreven.

onthechte hechtingen

Zaterdag, drie dagen na de operatie, is
de hond er erg slecht aan toe. De
eigenaresse belt de dierenarts, die haar
nogmaals verzekert dat de hond het
niet lang meer gaat maken. De
eigenaresse (en haar echtgenoot)
besluiten de hond dan na het weekend
maar te laten inslapen, maar zien daar
weer vanaf als de hond op zondag
opknapt. De hond gaat ook in de tien
dagen daarna niet dood, maar wel gaat
de operatiewond steeds open. De
eigenaren zijn dus diverse keren bij de
dierenarts te vinden. Die hecht de
wond herhaaldelijk, maar vindt het
niet nodig de hond daarvoor te
verdoven. Twee weken na de operatie
doet de dierenarts nogmaals bloed-
onderzoek en bevestigt de diagnose
\'maligne lymfoom\'.

levensverlengend

Vier maanden na de tien-dagen-
prognose staat de eigenaar opnieuw in
de spreekkamer De hond heeft nu een
scheur in de buikwand. Gelukkig
hoeft de hond niet opnieuw te worden
geopereerd; de dierenarts masseert het
scheurtje wel even weg. Weer drie
maanden later besluit de eigenaar dat
het misschien handig is een andere
dierenarts eens om raad te vragen. Die
vindt niet alleen de buikwandbreuk
erg groot, maar heeft ook zijn twijfels
bij de oncologische conclusies die zijn
collega heeft getrokken uit de bloed-
uitslagen. Hij stuurt de hond door
naar een specialist, die geen aan-
wijzingen vindt voor leukemie, maar
suggereert dat er waarschijnlijk sprake
is (geweest) van auto-immuun
hemolytische anemie. De eigenaren
confronteren de eerste dierenarts
hiermee en hij biedt bij wijze van
genoegdoening aan de buikwand
operatief te herstellen. De eigenaren
willen dat maar liever niet meer aan
hem overlaten en dienen een klacht in
bij het Tuchtcollege. In ieder geval tot
op de dag van de zitting maakte de
hond het zonder medicijnen redelijk
goed.

\'klachtwaardig\'

Het Tuchtcollege is niet enthousiast
over de handelswijze van de dierenarts.
Bij een vermoeden van een inwendige
bloeding ligt een punctie van het
buikvocht meer voor de hand dan
een laparoscopie. Een laparoscopie
is misschien nog te verdedigen, maar
een inwendige bloeding is zo ernstig
dat je daar in dat geval niet vijf dagen
mee mag wachten. Ook de enorme
buiksnede omdat er te weinig gas
voorhanden was, is niet aanvaardbaar
en evenmin de te lichtvaardig gestelde
diagnose, waarin de dierenarts dan ook
nog is blijven volharden. Hij had veel
eerder aanvullend onderzoek moeten
doen en/of de hond moeten door-
verwijzen. Bij gebreke van een voldoen-
de verfijnde diagnose was het in begin-
sel ook niet mogelijk verantwoord een
passend medicatie- en behandeltraject
te kiezen. Tot slot is het meerdere
keren zonder verdoving sluiten van
een buikwond \'klachtwaardig\', net als
een poging een forse buikwandbreuk
\'weg te masseren\'. Gezien de aard en
de ernst van de tekortkomingen krijgt
de dierenarts een berisping. Onder-
buikgevoel en buikmassage, leuk voor
andere beroepen maar niet voor een
dierenarts.

-ocr page 310-

Peter Werkman

De afgelopen jaren werd ik regel-
matig gevraagd om naar vissen te
kijken die ondersteboven of scheef
zwommen, of niet meer van de
bodem omhoog konden komen. Een
paar van deze vissen (twee waren
piranha\'s) lagen op de bodem. Ze
moesten veel moeite doen om boven
te komen en na enkele zwem-
pogingen zakten ze weer terug. De
meeste andere vissen hadden juist
moeite om omlaag te zwemmen en
bleven aan de oppervlakte drijven.
Sommige van deze vissen heb ik
kunnen helpen door het in de
buikholte inbrengen van ballast. In
dit artikel beschrijf ik de door mij
gebruikte chirurgische methode.

Het zijn vooral goudvissen die lijden
aan drijfproblemen, en met name
vissen met lange vinnen en staarten,
een kort lichaam en een dikke buik,
bijvoorbeeld sluierstaarten, leeuwen-
koppen, telescoopvissen, oranda\'s en
soms koi. Meestal zijn het individuele
gevallen. Het probleem ligt gewoonlijk
bij de zwemblaas. Goudvissen hebben
een klein kanaal tussen de oesofagus
en de zwemblaas. De zwemblaas
bestaat uit twee zakken, waarvan de
craniale zak meer rigide en de distale
zak meer elastisch is, waardoor deze
gemakkelijk kan uitrekken. Een nauw
kanaal verbindt de voorste met de
achterste zak. Het volume van de
zwemblaas kan 5 tot lo procent van
het lichaamsvolume innemen.

Drijfproblemen kunnen worden
veroorzaakt door ontsteking, torsie,
neoplasie, overvulling van de zwem-
blaas, obstipatie, slechte waterkwali-
teit (luchthappen), een hoog nitraat-
gehalte, minder goed voer, een
genetisch probleem (abnormale
lichaamsbouw) of ze kunnen idio-
pathisch zijn. Vissen kunnen gaan
zinken als de zwemblaas minder lucht
bevat door ontstekingsvocht of
neoplasie. Het kost vissen met
drijfproblemen veel energie om een
normale zwempositie aan te nemen
en meestal lukt dit maar kort. Bij
drijvende vissen kan de huid uitdro-
gen door blootstelling aan de lucht.
Zinkende vissen kunnen hun huid
beschadigen door het schuren over de
bodem. Een röntgenfoto kan meer
informatie geven over de grootte en de
vorm van de zwemblaas en de
aanwezigheid van gas in de darmen.

Chirurgie: ballast inbrengen bij een vis

behandeling

Het is mogelijk om met een spuit en
naald lucht uit de zwemblaas te halen.
Dat geeft enige verlichting voor een
drijvende vis, maar het helpt maar
even omdat binnen een paar dagen
weer meer lucht in de zwemblaas
komt. Mijn advies is om de aangetaste
vis in een aparte bak te zetten met een
luchtsteentje en 3 tot 5 gram zeezout
(jodiumvrij zout) per liter water
gedurende één tot twee weken,
beginnend met de lage dosering. Ook
raad ik aan om zinkende voerkorrels
te geven in combinatie met één keer
daags wat gevriesdroogde rode of
witte muggenlarven, pekelkreeftjes of
daphnia\'s. Andere auteurs zien
verbetering door de watertemperatuur
vijf graden te verhogen, een paar
dagen niet te voeren, of enkele
gekookte groene erwten te voeren.
Sommige eigenaren vonden een wel
heel bijzondere manier om hun vis
rechtop te laten zwemmen. Eén vis
had een verbandje om het lichaam ter
hoogte van de rugvin waarin een
plastic doosje van een filmrolletje zat.
Een andere eigenaar had een bandje
om de staartbasis gebonden en aan de
uiteinden twee loden kogeltjes (zoals
die aan visdraad worden gebruikt)
vastgeknepen. Meer dan de helft van
de patiënten herstelde met het dieet
en de zoutbaden. Soms bleek het
nodig een zoutbad na enige tijd te
herhalen. Meerdere vissen zwommen
abnormaal van twee uur tot zes
maanden. Als na drie weken geen
verbetering was te zien, had de
eigenaar de keuze om de situatie zo te
laten, euthanasie te laten verrichten
(in het geval van ernstige huidbescha-
diging) of de vis een operatie te laten
ondergaan.

operatieprocedure

Onder algehele anesthesie wordt een
kleine incisie gemaakt naar de
buikholte. Door de opening worden
drie tot zes steriele kwartssteentjes
ingebracht. Als voldoende gewicht is
toegevoegd, wordt de wond met
hechtingen gesloten en kan de vis
weer min of meer normaal zwemmen.

-ocr page 311-

Als de eigenaar toestemming heeft
gegeven voor de operatie wordt hij
verzocht de vis mee te nemen in een
container of dubbele plastic zak met
een derde aquariumwater en twee-
derde lucht of zuurstof. Daarnaast
krijgt hij de vraag een zelfde hoeveel-
heid aquariumwater in een aparte zak
of bak mee te brengen, zodat de vis na
de operatie kan bijkomen in zijn eigen
water Bij erg warm of koud weer is
het aan te raden een geïsoleerde
container te gebruiken of de plastic
zakken met kranten te omwikkelen
om zo de temperatuur op peil te
houden.

Als de eigenaar met de vis is
gearriveerd, wordt die in een doorzich-
tige plastic bak geplaatst met het
transportwater. De vis wordt bekeken
en er worden foto\'s gemaakt.

Intussen zijn de benodigde zaken
voor de operatie klaar gezet:

- Twee doorzichtige plastic
bakken, de eerste groot genoeg om
de vis onder anesthesie in te
brengen (markeer de inhoud in
liters aan de zijkant) en de tweede
bak voor de\' recovery\';

- Een luchtpomp met lucht-
steentje;

- Benzocaïneoplossing en injectie-
spuit (5 tot 10 millihter);

- Handschoenen;

- Twee natte handdoeken en een
wigvormig stuk schuimrubber;

- Instrumentarium: scalpel, twee
mosquitoklemmen, twee kleine
pincetten, naaldvoerder, hechtma-
teriaal 4-0 of 5-0, een kleine en een
grotere schaar;

- Ongeveer tien gesteriliseerde,
ongekleurde aquariumgravel
kwartssteentjes;

- Fototoestel.

Gebruik altijd handschoenen om
vissen te hanteren.

Algemene anesthesie wordt
uitgevoerd met benzocaïne. Los 50
milligram benzocaïne op in i liter
ethanol (= 50 mg/1) en doe 0,5 tot
I milliliter van deze stamoplossing
per liter water in de container met de
vis. Het duurt een paar minuten
voordat de vis gedesoriënteerd raakt.
Wanneer er geen reactie wordt
gevoeld bij het met duim en wijs-
vinger knijpen in de staartbasis, kan
de vis uit het water worden gehaald.

Leg de vis met de buik omhoog op
de natte handdoek die op het wigvor-
mige stuk schuimrubber hgt. Met een
tweede handdoek kunnen de kop en
de staart van de vis worden bedekt.

Maak met een puntig scalpelmesje
een incisie midventraal 0,5 tot i
centimeter craniaal van de anus.
Verleng de incisie met een klein
schaartje. De huid van een vis is veel
stugger om in te snijden dan je zou
verwachten. Er treedt nauwelijks
bloeding op.

Zorg dat er enkele (vijf tot tien)
gesteriliseerde, ongekleurde aquarium
kwartssteentjes klaarliggen. Gebruik
een mosquitoklem om de wond open
te houden en plaats met een pincet
drie tot vier steentjes in de buikholte.
Om te controleren of de vis daarmee
voldoende ballast heeft gekregen, kan
hij even worden teruggezet in de
tweede bak met schoon water. Zo
nodig kunnen dan nog enkele
steentjes worden toegevoegd. Als dat
is gedaan, kan de wond worden
gehecht met enkelvoudige knoop-
hechtingen met absorbeerbaar
hechtmateriaal. Pas op: maak de vis
niet te zwaar.

De totale operatietijd van anes-
thesie tot \'recovery\' duurt in mijn
ervaring vijftien tot twintig minuten.
Een vis kan ongeveer twee tot drie
minuten buiten water worden
gehouden, mits de huid wordt
natgehouden met een handdoek. Als
er meer operatietijd nodig is, kan de
vis worden teruggezet in de bak met
anesthesieoplossing.

Na de operatie wordt de vis
overgebracht in de bak met schoon
aquariumwater en een luchtsteentje.
Door de vis met de hand boven de
luchtbellen heen en weer te bewegen,
zorgt u ervoor dat hij na twee tot drie
minuten herstelt. Als de vis weer
normale zwembewegingen maakt, kan
hij met de cliënt mee naar huis. Het

-ocr page 312-

advies is om de vis thuis gedurende
één week in een aparte bak te houden
met 3 gram zeezout per hter water, met
een luchtsteentje, maar geen planten.

resultaten

Gewoonlijk zijn de hechtingen na
zeven tot tien dagen verdwenen. Na
één tot twee dagen eet de vis en komt
er normale ontlasting. Tot nu toe heb
ik na de operatie geen problemen
gezien met interne verklevingen of
wondontsteking. Ik heb geen anti-
biotica gebruikt, ook geen pijnstiller

Omdat deze vissen gedurende
langere tijd afwijkend hebben
gezwommen, kan het een week of
langer duren voordat zij hun balans
weer hebben gevonden. De vissen die
ik heb geopereerd (vijf tot nu toe),
doen het goed, hoewel ik bij de eerste
vis na veertien dagen nog twee extra
steentjes moest inbrengen.

vragen

Er blijven wat mij betreft nog wat
vragen open: is het ethisch verant-
woord een dergelijke ingreep bij

vissen uit te voeren? Zijn er niet betere
opties om drijfproblemen op te
lossen? Is het mogelijk met kwekers te
overleggen om vissen die deze
aandoening kunnen krijgen, niet meer
te kweken? Opmerkingen en sugges-
ties hierover zijn welkom.

Peter Werkman, dierenarts voor vissen
(Leusden, telefoon: (06) 51 266 440,
werkman2(a)zonnet.nl, wwww.dieren-
artswerkman.nl) Dit artikel is in het
Engels verschenen in
Aquatic Vet News 3
(3) summer 2009 •

aanbevolen referenties

1. Britt. Use of pneumocystoplasty for
overinflation of the swimbladder in a
goldfish. lAVMA 2002:221:690-693.

2. Greg Lewbart a.o. Pneumocystectomy in a
Midas Cichlid.
iavma 1995; 207: 319-321.

3. Greg Lewbart a.o. Building a fish anesthesia
delivery system. Exotic
dvm 1999; 1.2: 25-28.

4. Greg Lewbart. Green peas for buoyancy
disorders., Exotic
dvm 2000; 2:7.

5. Erik L. Johnson, a.o. Fancy Goldfish, A
complete guide to care and collecting. 2004,
PP175.

6. J.C. Reyes. Swimbladder disease in goldfish.
Exotic
dvm 2005:7.5:3-6.

7 William Wildgoose. Taking the plunge,

treating petfish. In Practice. 2001: 220-227.
8. William Wildgoose. A clinicians approach
to internal disorders of fish, buoyancy
disorders. Fish Veterinary Journal 2006 no 9.

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herscel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk
■ Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

_

-1 a

Q ^ctalyte

-ocr page 313-

Ingezonden

reactie op het artikel

\'knieprothese bij honden

succesvol\'

Met interesse las ik bovengenoemd artikel
in
/iet Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
van I september 2009. Allereerst
moet mij van het hart dat ik blij ben met
iedere vorm van aandacht voor de
gevorichtsvervangende chirurgie binnen
de veterinaire wereld. In vergelijking met
de ons omringende landen en ook de
Verenigde Staten is het plaatsen van
gewrichtsprothesen bij huisdieren,
doorgaans de hond, in Nederland nooit
sterk belicht geweest, terwijl het mijn
overtuiging is dat heup-, knie- en elleboog-
prothesen absoluut toekomst hebben, ook
in ons land. De directe aanleiding voor
deze reactie is dat wij. Dierenkliniek de
Zoom te Bergen op Zoom, Hodes Dier-
orthopedie te Arnhem en ondergetekende,
enkele maanden geleden de eerste twee
totale knieprothesen in Nederland hebben
geplaatst

Om collega\'s in den lande een indruk te
geven van de indicaties en mogelijkheden
wat betreft de totale knieprothese, zal ik
kort de operatieve procedure toelichten
zoals die momenteel wordt gevolgd aan de
Ohio State University en die ook wij
1 gebruiken. De belangrijkste indicatie voor
\' het plaatsen van een totale knieprothese is
(vergevorderde) osteoartrose van het
kniegewricht, bijvoorbeeld als gevolg van
een chronisch voorste kruisbandletsel of
ocd van de knie. Ook na bijvoorbeeld
tplo is het nog mogelijk een prothese te
plaatsen, mits de plaat en de schroeven zes
weken voor implantatie worden verwij-
derd. Verder kunnen ook ernstige
(congenitale of traumatische) malfor-
maties van de knie een indicatiegebied

vormen voor een totale knieprothese.

De momenteel gebruikte prothese
(Biomedtrix, Boonton,
nj, vs) is een half
gecementeerde, half\'press-ftt\'-prothese, die
verkrijgbaar is in verschillende maten
femur- en tibiacomponenten. Voorafgaand
aan het plaatsen van de prothese wordt
het gehele kniegewricht uitgeruimd.
Hierbij worden de voorste en achterste
kruisband en de mediale en laterale
meniscus verwijderd, maar de collateraal-
banden worden intact gelaten. Ook de
synovialis blijft intact en tijdens de gehele
procedure is de patella geluxeerd. De
patella wordt niet ge-\'resurfaced\', zoals
soms humaan wel gebeurt Vervolgens
wordt met behulp van een zogenaamd
\'external tibial alignment guide\' (een
frame\' dat op de tibia wordt geplaatst en
het niveau en de hoek van de zaagsnede
bepaalt) een
Osteotomie van de proximale
tibia uitgevoerd. Met behulp van een
\'femoral block\' wordt aansluitend via vier
osteotomieèn het gewrichtsvlak van de
distale femur verwijderd. De caudale en
craniale Osteotomie divergeren iets naar
proximaal en vormen als zodanig de
\'locking angle\' waar het metalen femur-
implantaat overheen wordt geklemd. Met
hydroxyapatietgecoate metalen kraaltjes
aan de binnenzijde van dit implantaat
zorgen voor botingroei De tibiacomponent
is een polyethyleenimplantaat dal aan de
bovenzijde congruent is met defemur-
component (ook bij verschillende combi-
naties van maten implantaten). Verschil-
lende hoogtematen binnen iedere
breedtemaat tibiaprothese worden getest
in flexie en extensie om de juiste mate van
stabiliteit (tensie op de collateraalbanden
in extensie,
rom) te bepalen. Het defini-
tieve implantaat wordt vervolgens
gecementeerd op het osteotomievlak van de
tibia. Hierbij maakten wij gebruik van
tobramycinehoudend botcement (Anti-
biotic Simplex, Stryker) dat onder vacuum
werd gemengd.

Beide dieren werden postoperatief
gerevalideerd met behulp van een
knie-\'brace\' (Hodes Dierorthopedie) om het
risico van postoperatieve luxatie te
beperken. De knieprothese heeft geen
passief mechanisme dat beide componen-
ten aan elkaar bevestigt of de kruisband-
functie overneemt, maar is louter
dynamisch stabiel

De eerste patiënt revalideerde zonder
aanvullende fi^siotherapeutische behande-
ling. De tweede ontwikkelde na aanvanke-
lijke steunname een flexiecontractuur met
een sterke
rom-beperking, tevens
belemmerd door een (pre-operatief ook al
aanwezige) uitgebreide calciflcatie van de
weke delen rond het kniegewricht De knie
van deze hond werd recentelijk onder
volledige narcose doorbewogen, waarbij
de vergroeiingen werden losgetrokken met
een forse toename van de
rom in extensie
tot gevolg, en is op het moment van
schrijven onderfysiotherapeutische
behandeling. Deze fysiotherapeutische
begeleiding is in vergelijking met de revali-
datie na bijvoorbeeld totale heupprothese,
van veel groter belang bij de knieprothese.
Mede vanwege de relatief kleine aantallen
patiënten voor gewrichtsvervangende
chirurgie is in de dierfysiotherapie echter
nog weinig ervaring met de begeleiding na
knie-, heup- of elleboogprothese. Het
behoeft geen betoog dat ook hier ontwik-
kelingen zeer gewenst zijn.

Radboud Kemme, Free-lance ortho-
pedisch werkend dierenarts
dogSurge- Small Animal Orthopedie
Services, Schorrenkruid 2g, Bergen op
Zoom.

-ocr page 314-

Gesignaleerd

C.M. de Jager

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit twee bronnen: Inf(|)ct
en het signaleringsoverleg. Inf(a)ct
is de elektronische berichtenservice
van de Landelijke Coördinatie
Infectieziektebestrijding (
lci) van
het
RivM-cib. In het signalerings-
overleg wordt op het cib wekelijks
gesproken over de toename van
bestaande of opkomst van nieuwe
infectieziekten. Hieronder volgt een
overzicht van de signalen tot en met
24 september 2009.

binnenlandse signalen

Q-koortsepidemie groter dan in

2008

Het totaal aantal meldingen van
patiënten met Q-koorts in 2009
bedraagt tot en met 24 september
2180. Van de gemelde Q-koorts-
patiënten is van 2066 patiënten
bekend of zij zijn opgenomen in het
een ziekenhuis. Dit is het geval voor
421 patiënten (20,4 procent). Sinds
begin augustus neemt het aantal
meldingen per week weer af, maar het
aantal is nog steeds relatief hoog. Zie
onderstaande epicurve, gedateerd op
16 september 2009.

cib

Humane gevallen met

pandemisch A(HiNi) 2009
Per 15 augustus is de meldingsplicht
voor nieuwe influenza A (HrNr)
veranderd. Vanaf dat moment zijn
alleen patiënten gemeld met influenza
A die in het ziekenhuis zijn opgeno-
men, en/of die aan influenza zijn
overleden. Tot en met 21 september
zijn 90 patiënten opgenomen in het
ziekenhuis. Er zijn in totaal vier
patiënten overleden. Bij 56 procent
van de opgenomen patiënten was
sprake van onderliggende medische
problematiek. Zie voor de actuele
situatie van nieuwe influenza (HiNi)
in Nederland de website www.rivm.nl/
nieuwe-influenza. Het overzicht op
deze website wordt elke week op
vrijdag geactualiseerd. In de CMR-peil-
stationsurveillance van het
nivel is
een lichte toename te zien van het
aantal consulten bij de huisarts
vanwege een influenza-achtig
ziektebeeld
(iaz) in bijna alle regio\'s
in Nederland. In week 37 rapporteer-
den deze peilstations 5,5 patiënten per
10.000 inwoners die de huisarts
consulteerden vanwege een
iaz. Er
zijn op dit moment echter nog geen
aanwijzingen dat de verspreiding van
de nieuwe influenza A (HiNr) in
Nederland significant is toegenomen.

RIVM-Clb

Anisakis (haringworm) in zalm

Tijdens een etentje begin juli is een
levende worm aangetroffen in een
stuk zelf gerookte verse wilde zalm.
Deze zalm werd gekocht bij een
levensmiddelengroothandel; de
betreffende worm werd in een
laboratorium onderzocht en gedeter-
mineerd als een Am\'sate sp.-larve.
Deze worm komt voor in zeevissen
zoals kabeljauw, makreel en haring.
Wanneer de mens deze larven
binnenkrijgt via het voedsel, is er
meestal geen sprake van symptomen.
Bij sommige patiënten kan buikpijn
optreden. Ook kan de worm de maag
of darmwand doorboren. Alle rauw of
gerookt te consumeren vis, waaronder
ook zalm, dient een periode te worden
bewaard bij -20 graden Celsius.
Anisakiasis (haringwormziekte)
wordt in Nederland vrijwel niet meer

250

U)

c

50

Jaar en week van ontvangst melding bij ggd

Figuur i. Aantal gemelde patiënten met Q-koorts naar week van ontvangstmelding bij de ggd, periode i januari 2007 tot en met 16 september 2009. 2007:
N=i68, 2008: N=iooo, 2009: N=2I45. (Samengesteld door Frederika Dijkstra
(rivm/cib/epi)

-ocr page 315-

aangetroffen. In landen waar veel
rauwe vis wordt gegeten, zoals Japan
en Spanje, komt anisakiasis nog wel
geregeld voor.

Parasitoloog Verweij uit het lumc,

vwa

Nederlandse patiënt met

slaapziekte

Eind juli werd een vrouw opgenomen
met koorts en een \'blaar\' op haar
linker onderarm. Zij was de dag ervoor
teruggekeerd van een reis naar
Tanzania. Ze was tijdens een bezoek
aan het Serengeti-park gebeten door
grijs/bruin gekleurde vliegen. Vier
dagen voor opname ontwikkelde zich
een rode papel, die groter werd met
een centrale blaar. In het dikke
druppel-preparaat van het bloed
werden trypomastigoten gezien. Met
de diagnose eerste stage Afrikaanse
trypanosomiasis door
T. brucei
rhodesiense werd
behandeling gestart
met suramine. In Afrikaanse landen
ten zuiden van de Sahara komt
trypanosomiasis veel voor. De ziekte
wordt overgedragen door een beet van
een besmette Tseetseevlieg. Het is
moeilijk de vlieg te bestrijden. Ook
eind december 2008 werd melding
gemaakt van een reizigster naar het
Serengeti-park in Tanzania die bij
terugkeer trypanosomiasis bleek te
hebben.

Parasitoloog Verweij uit het lumc

Apenmalaria in Nederland

Een man, afkomstig uit Sarawak in
Maleisië, die in Nederland werkzaam
was in de Rotterdamse haven, is de
eerste beschreven patiënt in Neder-
land met een geïmporteerde infectie
van
Plasmodium knowlesi. In de periode
voordat hij werkzaam was in Rotter-
dam, heeft hij op dieren gejaagd in het
oerwoud van Borneo in Maleisië.
P. knowlesi is hoofdzakelijk een infectie
van makaken en wordt daarom ook
wel \'apenmalaria\' genoemd. Humane
infecties zijn tot nu toe beschreven in
Sabah, het Maleisisch schiereiland, de
Filippijnen, Thailand en Myanmar.
Clinical Infectious Diseases (2009; 49:
852-60) beschrijft een prospectieve
studie onder 107 patiënten uit
Sarawak met een
P. knowlesi-iniectie.

De meeste patiënten hadden een
ongecompliceerd verloop van de
ziekte; zij reageerden goed op de
malariabehandeling. In ongeveer 10
procent van alle gevallen was er een
ernstig beloop met mogelijk fatale
complicaties. Import van deze infectie
is zeldzaam. Gevallen zijn tot nu toe
alleen gerapporteerd in de Verenigde
Staten, Zweden en Finland. Voor
reizigers naar gebieden waar
P.
knowlesi woor\'koTat,
zijn geen extra
maatregelen nodig.
P knowlesi komt
namelijk uitsluitend voor in gebieden
waar ook andere soorten malaria
voorkomen en de huidige geadvi-
seerde profylactische middelen
werken ook tegen infecties met
P. knowlesi. Het is niet mogelijk om op
basis van morfologische kenmerken
in een dikke druppel of uitstrijkje de
diagnose
P. knowlesi te stellen. Deze
patiënt reageerde positiefin de
sneltest met pan-malaria aldolase. De
definitieve uitslag werd gesteld nadat
er een specifieke
pcr werd uitgevoerd.

Emerging Infectious Diseases

buitenlandse signalen

Diverse berichten Krim-Congo

hemorragische koorts

Half augustus waren er verschillende
uitbraken van Krim-Congo hemor-
ragische koorts. Het ging om een
uitbraak in Tajikistan met een cluster
van vijf bevestigde gevallen en een
ander geval. Daarnaast waren er
enkele gevallen in Zuid-Kazakstan én
een uitbraak in centraal Anatolië
(Turkije) waarbij vanaf januari 2009
53 mensen zijn overleden aan dit
virus. Krim-Congo hemorragische
koorts is een ernstig ziektebeeld,
veroorzaakt door een virus dat over
het algemeen wordt opgelopen via
tekenbeten. De ziekte presenteert zich
meestal met koorts, myalgie en
malaise en kan in 30 tot 50 procent
van de gevallen leiden tot sterfte. Het
verspreidingsgebied van Krim-Congo
hemorragische koorts omvat grote
delen van Azië en Afrika, maar ook
verschillende Europese landen
(waaronder Turkije en delen van
Rusland). Eind september is een
22-jarige soldaat overleden aan
Krim-Congo hemorragische koorts.

De soldaat was gestationeerd in de
omgeving van Kabul, Afghanistan. Hij
verbleef op het platteland met enkele
geitenhoeders, toen hij door een teek
werd gebeten.

WHO en Promed

Rocky Mountain spotted fever in

Mexico

Tussen 22 februari en 11 augustus
heeft een uitbraak van Rocky Moun-
tain spotted fever in het noordwesten
van Mexico (Baja California staat)
geleid tot 258 bevestigde infecties; bij
nog eens 667 patiënten is er een
vermoedelijke diagnose gesteld.
Dertien mensen zijn aan de ziekte
overleden. De bacterie
Rickettsia
rickettsii
wordt overgedragen door een
tekenbeet. Infectie kan leiden tot
koorts, neurologische symptomen,
exantheem, hoofdpijn en thrombocyt-
openie. Vooral kinderen zijn getroffen
door de ziekte. Door een omvangrijk
bestrijdingsprogramma (voorlichting,
ontsmetting, anti-teekbehandeling
van honden en euthanasie van
achthonderd honden) is het aantal
nieuwe gevallen na juni sterk afge-
nomen.

who

West-Nijlvirus in Roemenië

Roemenië had deze zomer de eerste
patiënt met een West-Nijlvirus-
infectie, in het district Dolj. De
patiënt, een 52-jarige visser, ontwik-
kelde meningitis, maar is daarvan
hersteld. Hij was positief voor IgM in
liquor en serum, en een later serum-
monster bleek positief voor IgG.
West-Nijlvirus komt sinds 1996
sporadisch voor in Roemenië. Er is een
uitgebreid surveillancenetwerk voor
eventuele detectie in muggen en
paarden. Alle nodige maatregelen,
inclusief het tijdelijk weigeren van
bloeddonaties uit deze regio, zijn
genomen.

ecdc

Dierenarts overleden aan

Hendravirus

In Queensland, Australië, is een
dierenarts overleden aan een Hendra-
virusinfectie. Er zijn mogelijk vier
paarden geïnfecteerd en overleden;

-ocr page 316-

drie personen zijn uit voorzorg
behandeld. Voor zover bekend hebben
sinds 1994 zeven personen een
Hendravirusinfectie opgelopen. Deze
dierenarts is de vierde persoon die aan
de infectie is overleden. Hendravirus
werd voor het eerst geïsoleerd in 1994
tijdens een uitbraak onder paarden en
mensen in Hendra, een voorstadje van
Brisbane, in Australië. Alle humane
infecties ontstonden tot nu toe na
contact met lichaamsvloeistoffen van
zieke en dode paarden. Vliegende
vossen (vruchten etende vleermuizen)
vormen waarschijnlijk het natuurlijk
reservoir voor het virus. Het is niet
bekend hoe paarden geïnfecteerd
raken; mogelijk vindt dit plaats door
voedsel of water dat met urine van
vleermuizen is gecontamineerd.
Humane klinische symptomen zijn
vergelijkbaar met die van influenza,
met als verschil dat een Hendravirus-
infectie ook een zeer ernstig beloop
kent (encefalitis). Er is nog weinig
kennis over dit virus; onderzoek vindt
plaats in een
bsl-4-laboratorium.

Promed

Tick-borne encefalitis in

Denemarken

In het noorden van Seeland (Dene-
marken) is voor het eerst bij 2 patiën-
ten tick-borne encefalitis
(tbe)
vastgesteld. De eerste patiënt is een
bosarbeider die in de afgelopen zomer
in het ziekenhuis werd opgenomen
met een meningo-encefalitis. Daar
werden positieve IgM- en IgG-anti-
stoftiters gevonden voor
tbev.
Retrospectief kon bij een andere
patiënt uit dezelfde buurt met
vergelijkbare symptomen eveneens de
diagnose
tbe worden gesteld. Het
virus werd ook aangetoond in
verzamelde tekennymfen uit de tuin
van de eerste patiënt. Tot nu toe was
tbe alleen endemisch op het Deense
eiland Bornholm, in de Baltische Zee.
In buurlanden Zweden en Duitsland is
de incidentie van
tbe de laatste jaren
aan het toenemen.

Eurosurveillance

E. co/i 0157-uitbraak op Engelse

kinderboerderij

Bij een onderzoek naar aanleiding van
een uitbraak van STEcOi57in Surrey
onder bezoekers van een kinderboer-
derij zijn 74 patiënten gevonden die
aan de kinderboerderij kunnen
worden verbonden. De diagnose kon
bij 2 r patiënten worden bevestigd,
waarbij tevens hetzelfde faagtype is
gevonden. Dit faagtype is daarnaast
aangetoond bij verscheidene dieren op
de kinderboerderij. Van de veertien
kinderen met nierproblemen verblij-
ven er nu nog zes in het ziekenhuis.
Hun toestand is stabiel. Aangezien het
een drukbezochte kinderboerderij is,
met in augustus ongeveer twee-
duizend bezoekers per dag, is een
oproep gedaan om patiënten uit
andere landen te rapporteren aan de
hpa. In Nederland heeft de vwa sinds
2001 een hygiënecode ingesteld voor
kinderboerderijen. Dit houdt in dat er
een bord met informatie over risico\'s
en hygiëne moet hangen en dat er een
openbare handenwasgelegenheid
moet zijn.

ecdc, Health Protection Agency

West-Nijlvirus in Noord-Italië

In Noord-Italië is opnieuw West-Nijl-
virus
(wnv) gevonden. Het gaat om
acht patiënten, van wie zes afkomstig
zijn uit de provincie Emilia Romagna,
één uit de provincie Lombardia en één
uit de provincie Veneto. De patiënten
(62 tot 77 jaar) zijn in het ziekenhuis
opgenomen met neurologische
verschijnselen. Eén patiënt is over-
leden. Daarnaast is bij tien paarden in
hetzelfde gebied een infectie met
wnv
bevestigd. Vorig jaar werden eveneens
patiënten en paarden met een
wnv-infectie gerapporteerd in
Noord-Italië. Volgens het
ecdc zijn er
aanwijzingen dat de infecties zich
westwaarts uitbreiden; voor het eerst
zijn nu patiënten gerapporteerd in
Bologna en Modena. Totdat de herfst
goed doorzet, kunnen zich nog nieuwe
patiënten voordoen.

ecdc

Humane infecties met het aviaire

influenzavirus H5N1

Sinds het vorige overzicht heeft de
who vier nieuwe patiënten met
aviaire influenza beschreven in haar
overzicht. Deze kwamen uit verschil-
lende districten van Egypte (3). Het
gaat om vier kinderen. Alle vier
hebben voorafgaand aan hun ziekte
contact gehad met ziek of dood
pluimvee. Het aantal bevesrigde
patiënten in 2009 komt hiermee op
45. Van hen zijn 34 patiënten af-
komstig uit Egypte; 7 patiënten uit
China en 4 uit Vietnam. Twaalf
mensen zijn overleden, vier uit elk
land.

who

C.M. de Jager is werkzaam bij het rivm.

-ocr page 317-

Johan Klein Haneveld

Doordat er voortdurend wordt
gefokt op een betere melkproductie,
komen andere belangrijke eigen-
schappen van melkvee in het
gedrang. Dit geldt bijvoorbeeld voor
de efficiëntie van de voortplanting,
waardoor het langer duurt voordat
kunstmatige inseminatie succes
heeft en er per poging minder
drachtige koeien zijn. Dit kan
ernstige gevolgen hebben voor de
economische toestand van melkvee-
bedrijven. Maatregelen waarmee de
voortplanting van koeien kan
worden verbeterd, kunnen leiden
tot een hogere opbrengst. Uit
Amerikaans onderzoek blijkt dat als
boeren de droogstand met 22 dagen
beperken, de koeien ongeveer
8 dagen eerder tochtig zijn. Bij
oudere koeien duurt het bovendien
twintig dagen korter voordat ze
drachtig zijn. Deze resultaten zijn
waarschijnlijk het gevolg van een
verbeterde energiebalans.

Tot nu toe werd de optimale duur van
de droogstand altijd bepaald door het
effect dat deze had op de melkproduc-
tie, maar ook de diergezondheid en de
effecten op de voortplanting zouden
bij deze afweging moeten worden
meegenomen. Welke gevolgen
veranderingen van het aantal dagen
droogstand hebben voor de voort-
planting, was echter nog niet duide-
lijk. De literatuur suggereert dat de
lengte van de droogstand invloed
heeft op de energiebalans na het
kalven. Dit zou vervolgens kunnen
doorwerken op verschillende voort-
plantingsparameters. Onderzoekers
hebben al aanwijzingen gevonden dat
het tijdstip van het onderste punt van
de energiebalans een belangrijke
factor is voor het optreden van de
eerste nieuwe eisprong. Koeien die
korter droog stonden, bleken sneller
tochtig te worden. En ook de presta-
ties wat betreft de voortplanting
verbeterden als dieren eerder tot de
cyclus terugkeerden. Bij deze eerdere
studies waren echter te kleine groepen
runderen betrokken om statistische
significantie te bereiken. Dus organi-
seerden wetenschappers van de
universiteit van Wisconsin een
vergelijkende studie op een groot
melkveebedrijf om te bepalen wat het
effect was van een kortere droogstand
op de voortplanting (i). Omdat
eerdere studies een verschil zagen in
het effect van de duur van de droog-
stand voor jongere en oudere dieren
werden de gegevens apart geanaly-
seerd voor twee leeftijdscategorieën.

onderverdeling

Op een bedrijf met 3000 dieren
werden 781 Holsteinkoeien(4i7 in
hun eerste melkperiode, 355 in hun
tweede of latere melkperiode) op de
170e dag van de dracht op basis van
toeval verdeeld over twee groepen.
Eén groep werd op de gebruikelijke
wijze 55 dagen drooggezet (de
T-groep), voor de andere groep duurde
de droogstand maar 34 dagen (de
S-groep). De koeien moesten om aan
de studie mee te doen meer dan
achttien kilogram melk per dag geven
en minder dan vierhonderd dagen
gemolken zijn. Alle koeien kregen
voor en na het kalven \'total mixed
ration\'
(TMR)-voer. De T-groep kreeg in
de periode van 55 tot 35 dagen voor
het verwachte kalven een laag
energetisch dieet, terwijl de koeien in
de S-groep een lactatiedieet kregen,
omdat ze nog steeds werden gemol-
ken. Na deze periode kregen beide
groepen hetzelfde voer.

vruchtbaarheid

De tijd tot de eisprong plaatsvond, werd
berekend door het wekehjks meten van
de progesteronconcentraties. Enkele
koeien waren al tochtig voor ze 20
dagen \'in de melk\' stonden (3,9 procent
voor de T-groep en 6,2 procent voor de
S-groep). Tijdens de volgende 20 dagen

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek

Bij korte droogstand zijn koeien eerder tochtig

TIJDSCHRIFTENBIBLIOTHEEK

De volledige artikelen waarnaar
wordt verwezen in de hier
gepubliceerde referaten, zijn voor
leden van de groepen van de
KNMVD gratis toegankelijk via de
tijdschriftenbibliotheek, te
vinden op de
KNMVD-website
(www.knmvd.nl). De tijdschrif-
tenbibiiotheek bevat 28 veteri-
naire tijdschriften van over de
hele wereld. Daarmee komt het
modernste wetenschappelijke
onderzoek voor de dierenarts
binnen handbereik.

nam het aandeel koeien met een
eisprong dagelijks toe met 2,8 procent
in de S-groep en met 2,1 procent in de
T-groep. Op dag 40 was 62,7 procent
van de S-groep tochtig, tegen 45,8
procent van de T-groep. Dit verschil
was significant. Toen de dieren 70
dagen in de melk stonden, was in de
S-groep nog slechts 8 procent niet in de
cyclus, tegen r8 procent in de T-groep.
Gemiddeld vond de ovulatie in de
S-groep plaats op dag 34 en in de
T-groep op dag 55,8. Dit verschil gold
voor jongere en oudere koeien.

In beide groepen werd na 45 dagen
\'in de melk\' begonnen met de kunst-
matige inseminatie. In het algemeen
leek de procedure bij koeien in de
S-groep eerder te kunnen plaatsvinden
dan bij die uit de T-groep (67 versus 73
dagen). Op dag 70 leken de dieren in de
S-groep vaker drachtig te zijn (18,8
procent tegen 15,0 procent). Op dat
moment werd de ovulatie gesynchroni-
seerd met behulp van de Ovsynch-
methode. Na nog eens 80 dagen waren
er iets meer drachtige koeien in de
S-groep (61 procent) dan in de T-groep
(54 procent). Deze verschillen waren
echter niet significant. Als de onder-
zoekers alleen keken naar jonge koeien
was er geen waarneembaar verschil in
de tijd tot het bereiken van drachtig-
heid tussen de verschillende droog-

-ocr page 318-

standperiodes, maar voor oudere
Icoeien was dit verschil er wel degelijk.
In deze categorie was in de S-groep 20,3
procent van de dieren drachtig voor het
begin van de Ovsynch-behandeling,
tegen 10,6 procent van de T-groep (dit
verschil was significant). Op dag iio
was er nog steeds een significant
verschil, maar op dag 150 niet meer.

De eerste poging tot kunstmatige
inseminatie leverde geen verschillen
op in het aantal drachten tussen de
twee groepen, maar er was een (niet
significant) verschil bij de tweede
poging (32,3 procent van de koeien
drachtig in de S-groep tegen 24,5
procent voor de T-groep). Ook hierbij
had de leeftijd van de dieren effect.
Voor oudere koeien resulteerde de
combinatie van de resultaten voor de
eerste en tweede kunstmatige insemi-
natie in een significant hoger aantal
drachtige dieren per inseminatie voor
de S-groep (32,0 procent) vergeleken
met de T-groep (24,3 procent). De
lengte van de droogstand bleek niet te
leiden tot een verschil wat betreft de
duur van de dracht. Er waren 35
tweelingdrachten, maar de duur van
de droogstand had hierop geen effect.

korte droogstand

Dat een kortere droogstand leidt tot
een vroegere tochtigheid, is ook in
eerdere studies opgemerkt. Als er
totaal geen droogstand werd aange-
houden, nam de tijd tot de koeien
tochtig werden, zelfs nog verder af.
Volgens eerder onderzoek zijn een
kortere droogstand en de daarbij
vroeger optredende tochtigheid
geassocieerd met een vermindering
van de negatieve energiebalans tijdens
de eerste drie weken na het kalveren.
Dit biedt mogelijk ook een verklaring
voor het hogere aantal drachtige
koeien dat met een korte droogstand
werd bereikt.

Men heeft al heel wat bewijs
verzameld dat hoe groter het aantal
ovariële cyclussen voordat een dier
wordt ingezet voor kalveren, hoe

kleiner de vruchtbaarheid en hoe
langer het duurt voor de dieren
drachtig zijn. Dit suggereert dat een
vroegere eerste eisprong leidt tot
betere voortplantingsresultaten. In het
huidige onderzoek zagen de weten-
schappers bij zowel jonge als oude
koeien dat dieren eerder tochtig
werden met een korte droogstand,
maar alleen bij de oudere koeien leidde
dit tot een kortere tijd tot drachtigheid.

Hoewel beide groepen (met een
normale en met een korte droogstand)
bijna vierhonderd dieren groot waren,
waren de waargenomen effecten voor
sommige voortplantingskenmerken
niet significant. De onderzoekers
zouden de studie graag herhaald zien
met nog grotere groepen.

literatuur

I. Vi/atters R.D., Wiltbank M.C., Guenther I.N.,
Brickner A.E., Rastani R.R., Fricke RM. and
Grummer R.R. Effect of dry period length on
reproduction during the subsequent
lactation. Dairy Sci 2009; 92: 3081-3090.

Afwijkende uitbraak Actinobacillus
pleuropneumoniae

Het blijkt in de praktijk soms
moeilijk de symptomen van
varkensgriep en van infectie met
Actinobacillus pleuropneumoniae van
elkaar te onderscheiden. Nederland-
se onderzoekers beschreven kort
een uitbraak van een luchtwegaan-
doening op een varkensbedrijf die in
eerste instantie deed denken aan
varkensgriep, maar uiteindelijk te
wijten bleek te zijn aan
A. pleuro-
pneumoniae (i).

Op een bedrijf met 300 zeugen en 2400
opfokbiggen trad een milde uitbraak
van luchtwegsymptomen op in een
huisvestingseenheid met 144 dieren
van 17 weken oud. Twintig varkens
hadden een verminderde eetlust en
afgenomen maagvulling. Ze waren een
beetje bleker en hadden verder een
geringe toename van de adem-
halingsfrequentie. Vanwege de snelle
en brede verspreiding van de ziekte.

werd aanvankelijk varkensgriep
vermoed. Van acht dieren werden
bloedmonsters genomen met een
tussenperiode van twee weken. De
dieren waren positief voor antilicha-
men tegen
A. pleuropneumoniae, maar
niet voor die tegen varkensgriep
prrsv
of M. hyopneumoniae. De varkens
werden geslacht en de longen werden
verzameld. In de longen bevonden zich
afwijkingen die karakteristiek zijn
voor een A.
pleuropneumoniae-infectie.
Bij de slacht bleken alle varkens
positief voor antilichamen tegen de
bacterie. Bij 30 van de 141 geslachte
varkens zagen de onderzoekers
pleuritis en in 60 van 126 onderzochte
longen vonden ze één of meer abces-
sen. Alle bacteriologische testen op het
longweefsel bleken negatief.

Aan het eind van de uitbraak
waren alle dieren in de huisvestings-
eenheid besmet met A.
pleuropneumo-
niaee.
De opvallend snelle verspreiding
zou niet alleen door direct contact
plaatsvinden maar mogelijk ook via
de lucht. Het acute begin van de
problemen en de brede spreiding in de
varkensgroep stemde niet overeen
met de beschrijvingen van
A. pleuro-
pneumoniae \\n
de literatuur De auteurs
adviseren dierenartsen in het veld bij
niet specifieke, milde luchtwegaan-
doeningen bij varkens
A. pleuropneumoniae op te nemen in de
differentiële diagnose.

literatuur

I. Tobias TJ., Raymakers R.J.M.L., Van Nes A.
Van Leengoed LA.M.G. Outbreak of
respiratory distress resembling influenza
caused by Actinobacillus pleuropneumoniae
in pigs. Veterinary Record 2009; 164:402-403.

fohan Klein Haneveld is bureauredac-
teur bij het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.
Lees de volledige teksten van de
artikelen via de tijdschriftenbibliotheek
op de
knmvd-website.

-ocr page 319-

mpr®VQC\' HÉT ALTERNATIEF VOOR FYSIEKE CASTRATIE

Het vaccin tegen berengeur
Even effectief als castratie
Verbeterd welzijn:
Castratie is overbodig
Geen ongewenst berengedrag
Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
Minder mestproductie

■varkens HOUDEN de natüui^\'

Aniinal Health

APROVAC\' opbssing voor injectie voor varkens \'Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001«)3 -REG NL 10106CMJDD -Werkzame bestanddelen: Eén dosis (2 ml| bevat: Gonadotropine
leasing factor |GnRFl anakxj^oteïne conjugoat dat een ontiCSnRF geometrisch gemiddelde titer von i 474 U/ml induceert: min. 300 pg -Adjuvans: DEAEC)extran \'Hulpstotfen: \'Oiiomersal -Doeldier: Monnelijke
itkens (vanaf een leeftijd van 8 weken) -Indicaties: Inductie van antilichamen tegen GnRF om een tijdelijke immunobgische onderdrukking van de testiculoire functies te bewerkstelligen. Voor gebruik als een alternatief
xr fysieke castratie voor de vermindering van berengeur, veroorzookt door de voornaamste substantie die berengeur veroorzookt, ondrostenon, bij intocte rrrannelijke varkens na het intreden van de puberteit. Skotol,
ül andere substantie die een belangrijke bijdrage levert oan de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd worden, -Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebruik. Aan intacte monnelijke varkens
doses van 2 ml toedienen per subcutane injectie met een interval von tenminste 4 weken, woorbij de tweede dosis 4 tot 6 weken vóór het slachten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluiter. "Contra-indicaties:
iet gebruiken bij mannelijke varkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke varkens, «V^achttijd: nul dogen »Bijweriringen: Reacties op de injectiepbots, kortdurende verhoging von de lichaamstemperatuur,
e bijsluiter, «Speciale waarschuwingen: zie bijsluiter, «Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinjectie is gevaarlijk: lees vóór gebruik de bijsluiter, «Bewaren: Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren,
!waren en transporteren bij 2°C ■ B°C. Vrijwaren tegen bevriezing. Bescherm tegen licht. Houdbaarheid no eerste opening von de contoiner: 8-10 uur, «Nodere informatie: zie bijsluiter of op aanvraag beschikboor,
XX Nederland: Pfizer Animal Health BV- Postbus 37 ■ 2900 AA Copelle o/d Ussel - Nederbnd |e^nail: info@pfizerah,nl).

-ocr page 320-

Ook in Nieuw-Zeeland orthopedische
problemen belangrijkste pijnpunt

Nieuwe preventiecursus van start

Nederland en Nieuw-Zeeland lopen
in de wereld voorop als het gaat om
de aandacht voor de arbeidsomstan-
digheden van dierenartsen. In
Nederland heeft Joop Loomans
recent onderzoek gedaan naar de
werkomstandigheden van de
paardenpracticus (i) en het arbeids-
omstandighedenbeleid is al enige
tijd een van de speerpunten van de
knmvd. In Nieuw-Zeeland is
onlangs een \'master thesis\' gereed-
gekomen waarin de situatie in dat
land is doorgelicht.

Nieuw-Zeeland staat bij veel mensen
bekend om zijn natuurschoon en
redelijk relaxte bevolking. Het eerste
is een onmiskenbaar feit, maar het
laatste gaat niet altijd op, zeker niet
wat betreft de veterinaire professie.
Signalen uit het beroepsveld zetten
masterstudent Andrew Scuffham, van
huis uit ergonoom, ertoe aan de
arbeidsomstandigheden binnen de
veterinaire professie nader te inventa-
riseren. Hij deed dat onder supervisie
van het Department of Ergonomics
van Massey University in Palmerston
North (professor Stephen Legg), in
nauwe samenwerking met het
Institute ofVeterinary and Biomedical
Sciences van de veterinaire faculteit
van diezelfde universiteit (professor
Elwyn Firth). Het onderzoek werd
opgezet als een grote enquête onder in
totaal 2112 veterinairen uit feitelijk
alle deelgebieden van het veterinaire
veld. De \'response rate\' was 49
procent, wat voor een dergelijke
studie als \'hoog\' kan worden gekwali-
ficeerd. In een eerste studie inventari-
seerde Andrew het voorkomen van
\'musculoskeletal discomfort\', wat kan
worden vertaald als: klachten vanuit
het spierskeletstelsel. Het gaat hier
niet om gediagnosticeerde medische
klachten, maar om de perceptie van de
dierenartsen in kwestie. De klachten
werden in drie categorieën ingedeeld.
De lichtste was die waarin er klachten
aanwezig waren, maar deze de
activiteiten van alledag niet beïn-
vloedden. De middencategorie werd
gevormd door klachten die wel
invloed hadden op de dagelijkse gang
van zaken, en de zwaarste categorie
werd gevormd door klachten die een
kortere of langere periode van
arbeidsongeschiktheid veroorzaakten.
Maar liefst 96 procent van de onder-
vraagden gaf aan last te hebben van
klachten van het spierskeletstelsel. Bij
67 procent hadden deze klachten een
negatieve invloed op het dagelijks
functioneren en in r8 procent van de
gevallen betekende het zelfs dat men
niet kon werken. Dit zijn indruk-
wekkende cijfers, zeker als men zich
realiseert dat het hier gaat om het héle
beroepsveld en niet alleen om practici
(2).

risicofactoren

In hetzelfde onderzoek werd dieper
gekeken naar de risicofactoren die
verantwoordelijk zijn voor de hoge
prevalentie van orthopedische
klachten bij dierenartsen. Het blijkt
dat het veelvuldig werken in onge-
makkelijke houdingen een cruciale
factor is. Meer concreet: frequent
rectaal exploreren is een handeling die
een enorme aanslag doet op iemands
schoudergewricht. Maar rectaal
exploreren is niet de enige handeling
die potentieel gevaar oplevert. Er zijn
er veel meer: werk in de mond bij
paarden, tillen, veelvuldig opereren bij
gezelschapsdieren, et cetera. Ook
blijken andere factoren zoals onvol-
doende uitdaging in het werk en
toenemende leeftijd een rol te spelen
bij deze fysieke klachten. Toen de
practici zelf de vraag kregen hoe ze

-ocr page 321-

deze problemen het best kunnen
aanpakken, noemden velen het volgen
van cursussen en het anders verdelen
van werkzaamheden als de meest voor
de hand liggende oplossingsrich-
tingen (3).

de situatie in nederland

Uit inmiddels al weer wat ouder
onderzoek (Stembert 2003) is bekend
dat de situatie wat betreft de klachten
in Nederland ook verre van roos-
kleurig is. Deze observatie vormde de
reden dat de
knmvd de bestrijding van
arbeidsongeschiktheid hoog in het
vaandel heeft staan en de afgelopen
twee jaar door het land verschillende
cursussen heeft laten geven. Door
onze Nieuw-Zeelandse collega\'s zijn
we echter met de neus op de feiten
gedrukt dat we eigenlijk nog een te
weinig genuanceerd beeld hebben van
de huidige stand van zaken. Alleen bij
de paardenpractici is het verschijnsel
arbeidsongeschiktheid recentelijk
goed in kaart gebracht door Loomans
cum sui, maar een goed overzicht
zoals dat nu voor de Nieuw-Zeelandse
practici bestaat, ontbreekt nog. Het is
de bedoeling die lacune in de komen-
de twee jaar op te vullen. Dat wil
zeggen dat hier naar analogie met de
situatie in Nieuw-Zeeland een
vergelijkbare studie van start gaat.
Hier zult u binnenkort nog bericht
over krijgen.

acties in de nabije en

iets verder verwijderde

toekomst

Het staat voor de knmvd als een paal
boven water dat de bestrijding van
arbeidsongeschiktheid onder dieren-
artsen en de verbetering van de
arbeidsomstandigheden tot de
belangrijkste actiepunten van de
komende jaren behoren. Op korte
termijn bestaat de actie uit het
voortzetten van de succesvolle reeks
workshops die de afgelopen jaren is

opgestart. Tijdens deze bijeenkomsten
staat centraal de bewustwording van
de op de loer liggende dreigingen voor
het spierskeletstelsel (en op termijn de
hele carrière!) en hoe men daarmee
kan omgaan. Tot nu toe zijn deze
bijeenkomsten altijd zeer positief
beoordeeld en we hopen dat dit ook
deze keer weer het geval zal zijn.

Er is echter meer te doen dan het
geven van voorlichting alleen. Naast
de in het Nieuw-Zeelandse onderzoek
genoemde elementen (cursussen voor
bewustwording en herverdeling van
taken) is er een derde manier om
arbeidsgerelateerde problemen terug
te dringen (en dit is zoals uit onder-
zoek is gebleken, ook nog eens de
meest effectieve!). Dat is het ontwik-

workshop veterinaire ergonomie

Ook dit jaar verzorgt de knmvd
een tiental workshops veteri-
naire ergonomie. Deze workshop
kan plaatsvinden bij u in de
praktijk.

Wat vragen wij van u:

- Het beschikbaar stellen van uw
faciliteiten (gedurende één
avond van 19.30 tot 22.30 uur);

- Zorgen voor de aanwezigheid
van een grote hond en een mak
paard;

- Het bij elkaar brengen van
vijftien dierenartsen en/of
assistenten (maximaal twintig);

- Het verzorgen van een drankje
en wat versnaperingen.

Wat levert het u op:

- Kennis om beroepspijn te
voorkomen door middel van een
leerzame avond (ook uw assisten-
ten zijn welkom!);

- Leren herkennen wat goed/fout
is in uw houding;

- 500 euro ter vergoeding van de
gemaakte kosten.

kelen van een andere aanpak van
belastende werkzaamheden door
arbeidsdeskundigen in samenwerking
met de beroepsgroep. Dat laatste
onderwerp staat op het lijstje wanneer
de uitslagen van de grote inventarise-
rende enquête die boven al aangekon-
digd werd, bekend zijn en geanaly-
seerd zijn. Kortom, er is nog veel werk
aan de winkel om het werk voor de
dierenartsen minder belastend te
maken. U zult hierover nog veel van
ons horen in de komende tijd.

literatuur

1. Loomans et al. eve 2008

2. Scuffham et al. Applied Ergonomics, in druk.

3. Scuffham et al. New Zealand Veterinary
Journal, in druk.

Deze trainingen worden gegeven
door Madeion van Weeren,
arbeidsfysiotherapeut en
dierfysiotherapeut, die ook de
co-assistenten diergeneeskunde
traint. Indien u interesse heeft,
kunt u contact opnemen met
Ronald van Ringelestijn, tele-
foonnummer (030) 63 48 900.
Ook kunt u per mail een reactie
sturen naar rvan.ringelestijn@
knmvd.nl

-ocr page 322-

STRESS

Natuurlijk opgelost!

een nieuw, natuurlijk voedingssupplement dat helpt om stress uit
Hét leven van hond en kat te bannen, zonder de bijwerkingen van medicijnen.

Stress wordt veroorzaakt door vele, alledaagse situaties zoals o.a. reizen, kennel

verblijf of nieuwe huisgenoten. Het uit zich op diverse manieren en maakt het

leven van hond en kat erg zwaar.

Is een smakelijk poeder dat gemakkelijk door het voer of in een snoepje
kan worden gegeven waardoor toedieningsstress wordt vermeden.

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

www.intervet.nl

-ocr page 323-

Monique Megens

Katten kunnen zeer uitdagende
patiënten zijn. Een deel van de dag
brengen ze vaak buitenshuis door
om vervolgens op uw tafel in de
spreekkamer weinig specifieke
symptomen te vertonen.

Prof. dr. Tim Gruffydd-Jones (Verenigd
Koninkrijk) dipl
ecvim-Ca heeft zich
het grootste deel van zijn carrière
toegelegd op de kattengeneeskunde.
Hij is de voormalige voorzitter van het
Feline Advisory Bureau
(fab) en één
van de oprichters van de European
Society of Feline Medicine
(esem).
Momenteel is hij werkzaam bij The
Feline Centre van de Universiteit van
Bristol. Professor Gruffydd-Jones zal in
zijn lezing uitgebreid in gaan op
katten die worden aangeboden met
enkel anorexie en/of gewichtsverlies.
De lezing is probleemgericht en de
vele aandoeningen die aan deze
symptomen ten grondslag kunnen
liggen worden onder meer toegelicht
aan de hand van casuïstieken.

nadere informatie

De doelgroep voor deze lezing zijn
gezelschapsdierenartsen. Voor mensen
die zich speciaal hebben toegelegd op
de kat, zal de spreker op meerdere
momenten dieper op de stof ingaan.
Het betreft een niveau ii-lezing. De
lezing vindt plaats op dinsdag 17
november van 14.00 uur tot 20.00 uur
in de collegezaal van het Departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren

PEGD-lezing: \'Cats with
non specific signs\'

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de knmvd !

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naarhelpdesk@knmvd.nl
Of hel met de telefonische helpdesk: (030) 634 8g gg
(bereikbaarop werkdagen van og.00 uur-12.00 uur).

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het Departement Geneeskun-
de van Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht

te Utrecht. De kosten bedragen 150
euro inclusief catering. Indien U
gebruik maakt van uw
pegd-miles
krijgt u 50 procent korting.

gereduceerde prijs

Het is mogelijk zich gecombineerd in
te schrijven voor de lezing en \'Multi-
trauma in cats\' van Sophie Adamantos
(Verenigd Koninkrijk) van 2 maart
2010. Men betaalt dan het gereduceer-
de tarief van 275 euro. Kijk voor meer
informatie en/of inschrijven op www.
pegd.nl. Met dank aan de Strategische
Partners van
pegd : Intervet Schering-
Plough Animal Health, A.Menarini
Diagnostics, Royal Canin en Proteq
Dier & Zorg.

Monique Megens is bestuurslid van de
ggg.

-ocr page 324-

Workshop \'Pijn in de
praktijk\'

Paraveterinairen zien veel honden en
horen de verhalen van de eigenaren.
Zij hebben dus regelmatig te maken
met pijn en pijnherkenning. Speciaal
voor assistenten organiseert Merial in
samenwerking met Royal Canin
daarom op 3 november aanstaande
een interactieve workshop, waarbij de
aanwezigen leren nog zich nog beter
bewust te zijn van de klachten die
passen bij pijn, met name van het
bewegingsapparaat. De workshop
wordt verzorgd door Marcel Nijland,
fysiotherapeut en bewegingsexpert
van honden. De aanwezigen zullen
onder zijn leiding zelf hondenbewe-
gingen en houdingen leren beoorde-
len. Dierenarts en gedragsdeskundige
Margit Price-Bossard zal spreken over
het herkennen van pijngedrag en de
behandelingsmogelijkheden bij pijn.
De workshop wordt gehouden op
dinsdag 3 november van 10.00 uur
tot 17.00 uur in het Dogcenter te
Kerkwijk (gemeente Zaltbommel). De
kosten bedragen 50 euro, inclusief een
lunch, borrel en een demonstratie
Doggy Dance.

(035)62 55 185

Pet Wellness Center
breidt samenwerking uit

Pet Wellness richt zich op iedere
huisdierbezitter die zich bewust
bezighoudt met het behoud van en de
controle van de gezondheid en het
welzijn van zijn huisdier Tevens
streeft deze organisatie naar het goed
informeren van toekomstige huisdier-
bezitters over verantwoord huisdier-
bezit. De dierenartsen en paraveteri-
nairen bieden optimale en brede zorg
op het gebied van gezondheid en
voeding. Bovendien beschikt Pet
Wellness Center over een apotheek,
operatieruimte en was- en trim-
gelegenheid, zodat alle (basis)behan-
delingen mogelijk zijn. Dierenarts Eric
van der Meulen zal de praktijken
chirurgische ondersteuning bieden bij
complexe ingrepen. Pet Wellness
Center verwacht op korte termijn een
samenwerking aan te gaan met een
gespecialiseerd dierenarts die ervoor
kan zorgen dat men verder kan
inspelen op de behoeftes van de
patiënten. Tevens zal men kijken of er
meer expertises zijn waarmee men op
termijn kan samenwerken.

carol(a)petwellnesscenternl.

Puppy- en Kitten Party-
workshop

Al enkele jaren organiseert Intervet-
Schering Plough
ah, in samenwerking
met Royal Canin, Proteq Dier & Zorg en
Tinley een Puppy- en Kitten Party®-
workshop voor dierenartsassistenten.
Het organiseren van bijeenkomsten
voor nieuwe eigenaren blijkt een goede
manier van klantenbinding en wordt
door de eigenaren zeer gewaardeerd.
Omdat er veel belangstelling is voor
het volgen van beide trainingen op één
dag, wordt op woensdag 4 november
aanstaande een gecombineerde
workshop georganiseerd. Indien men
al één van beide workshops heeft
gevolgd, kan men desgewenst ook voor
één dagdeel kiezen. De dag duurt van
09.30 uur tot 16.30 uur en vindt plaats
in Utrecht. De locatie is zowel met de
auto als met het openbaar vervoer goed
bereikbaar De prijs per dag bedraagt
60 euro en een losse workshop kost
37,50 euro per persoon.

(035)62 55 185

Flukiver® Combi tegen
leverbot en wormen

Binnen de Europese Unie neemt de
bezorgdheid toe over de stijging van
het aantal leverbotinfecties en de
invloed hiervan op de productiviteit
van schapen. Een andere zeer schade-
lijke parasiet die in opmars is, is de
rode lebmaagworm,
Haemonchus
contortus.
De introductie van Flukiver®
Combi door Janssen Animal Health
biedt een adequate oplossing in de
strijd tegen deze parasieten. Het
product bevat closantel, dat volwassen
en onvolgroeide leverbotparasieten
doodt. Het is bovendien uiterst effectief
tegen de volwassen, onvolgroeide en
geremde stadia van
H. contortus,
inclusief de benzimidazolresistente
stammen. Flukiver® Combi bevat ook
mebendazol, wat zeer effectief is tegen
de pathogene
Nematodirus battus-worm,
lintwormen en andere voor benzimida-
zol gevoelige gastro-intestinale
wormen en longwormen. Flukiver®
Combi is verkrijgbaar in een verpak-
king van I liter en 2,5 liter De dosering
bedraagt i milliliter suspensie per 5
kilogram lichaamsgewicht. De
verpakking is geschikt om aan te
sluiten op een \'drench\'-apparaat.
www.janssenpharmaceutica.be/jah

Nieuwe Mobility Diet
voor de kat

Royal Canin introduceert Mobility Diet
voor de kat, een effectieve dieetvoeding
voor gewrichtsaandoeningen. Tegelijk
is de receptuur van Mobility Diet voor
de hond verder geoptimaliseerd. Deze
laatste bevat een hoger
epa/dha-
gehalte en het energiegehalte van
Mobility Larger Dogs is gereduceerd.
In combinatie met de vernieuwde
voedingsadviezen wordt het risico
van overgewicht zo verminderd.

De nieuwe Mobility range voor
hond en kat onderscheidt zich door
drie verschillende soorten \'nutraceu-
ticals\', die een positieve werking
hebben op de gezondheid en beweeg-
lijkheid van de gewrichten. Dit zijn
omega-3-vetzuren
epa/dha, een
gepatenteerd groenlipmosselextract en
glucosaminoglycanen (glucosamine en
chondroïtine). Door de aangepaste
receptuur zijn de Mobility Diets ook
geschikt voor de oudere hond en kat.
Het nieuwe Mobility Diet voor de kat
bevat niet alleen bovengenoemde
\'nutraceuticals\', maar helpt tevens de
vorming van struviet en calciumoxa-
laatstenen voorkomen (s/o Index).
Mobility Diet is er voor honden tot 20
kilogram en Mobility Larger Dogs voor
honden vanaf 20 kilogram.
(0413)31 8488

-ocr page 325-

Jaarcongres 2009:
Enerverend!

\'Enerverende innovatie\' was door ons gekozen als thema voor het middagdeel
van het jaarcongres. Wij konden al onze energie en inspiratie er in kwijt:
innovatie als drijfveer in bedrijfseconomisch perspectief, innovatie binnen de
samenstelhng van de beroepsgroep en het daarbij horende veranderde arbeids-
ethos en natuurlijk een flink stukje zelfkritiek, verwoord door cabaretier Mare
van der Veerdonk.

De actuele problematiek rond antibioticaresistentie en het daaruit voort-
komend plan van aanpak van de
knmvd sloot hier prachtig bij aan.

Ik kijk met veel plezier terug op een zeer enerverend en motiverend congres.
De geest van saamhorigheid binnen onze beroepsgroep in het plan van aanpak
om het antibioticagebruik terug te dringen, geeft ons de positieve energie om de
uitdagingen die we als veterinaire beroepsgroep zullen tegenkomen, aan te
gaan. Een volgende uitdaging is het verbeteren van het imago van onze\'beroeps-
groep\' nu tijdens het congres blijkt dat 40 procent (!) van de aanwezigen vindt
dat de status van ons beroep verslechtert door het percentage vrouwen werk-
zaam in de sector Het is dus tijd om de veterinaire beroepsgroep verder de 21-ste
eeuw in te loodsen, of het nu gaat om transparantie in ons voorschrijfgedrag of
om onze ideeën over de balans tussen werk en privé: het is tijd voor innovatie!

voorzitterscolumn

Terugkijkend op een zeer geslaagde dag wens ik u namens de hele jaar-
congrescommissie een innovatief jaar toe en hoop dat u net zo\'n plezierige dag
heeft gehad als wij.

Marieke Huisman, voorzitter jaarcongrescommissie

De afgelopen periode heeft de
verkiezing plaatsgevonden van de
voorzitter van de
knmvd. De enige
kandidaat was prof. dr. L.J. Helle-
brekers. Er kon \'voor\' of \'blanco\'
worden gestemd. Toevoegingen of
opmerkingen op het stembiljet
maakte de uitgebrachte stem
ongeldig. De stemmen dienden
uiterlijk 4 september 2009 om rz.oo
uur in Houten op het kantoor van de
knmvd aanwezig te zijn.

Op 7 september 2009 is het stem-
bureau, bestaande uit de heer dr W.
Edel als voorzitter, de heer F.J.M. van
Dongen en mevrouw H.K. Hadderingh
als lid, bijeengekomen om met
ondersteuning van de heer R.P. van
Ringelestijn, medewerker bij de
knmvd, de stemmen te tellen.

Verkiezing voorzitter 2009

uitslag

Op 13 augustus 2009 zijn 445 enve-
loppen met een stembiljet voor de
verkiezing van de voorzitter per post
verzonden. Ook bestond er de moge-
hjkheid om digitaal te stemmen. Op
r4 augustus 2009 zijn er 3755 stem-
formulieren digitaal verzonden. Van
de 4200 in omloop gebrachte stembil-
jetten voor de verkiezing zijn 922 (22
procent) stembiljetten (2006: 20,3
procent) retour gekomen.

Van deze 922 stembiljetten waren er:

- Voor: 849 (92,1 procent)

- Blanco: 73 (7,9 procent)

- Ongeldig: geen

Op grond van deze uitslag is prof. dr
LJ. Hellebrekers herkozen tot voorzit-
ter van het Bestuur van de
knmvd.
Inmiddels heeft de Ledenraad,
bijeengekomen op 22 september 2009
prof. dr. LJ. Hellebrekers benoemd tot
voorzitter voor de komende drie jaar.

Het stembureau van de knm vd:
-DrW. Edel, voorzitter

- Drs. EJ.M. van Dongen, lid

- Mevr Drs. H.K. Hadderingh, hd.

-ocr page 326-

Prof. dr. Cees Wensing

* Montfoort, 15 februari 1938 -1 Baarn, 13 mei 2009

Cees behaalde in Gouda het diploma hbs-b en studeerde in 1962 af als dieren-
arts. Hij trad in dienst bij het Instituut voor Veterinaire Anatomie en promo-
veerde in 1964 tot doctor in de diergeneeskunde. In 1962 trad Cees in het
huwelijk met Imel C.J.M. Jimkes. Zij kregen drie kinderen. In 1970 werd Cees
benoemd tot lector in de ontleedkunde en de embryologie van de huisdieren.
Samen met de nieuw benoemde hoogleraar prof dr. Keith M. Dyce werd het
anatomisch onderwijs op een nieuwe leest geschoeid. Na de aanstelling van
Keith Dyce aan de universiteit van Edinburgh werd Cees in 1976 benoemd tot
hoogleraar in de veterinaire anatomie en embryologie. Nieuw ontwikkelde
teksten en illustraties werden samengebracht in een leerboek, dat is uitge-
groeid tot een internationaal standaardwerk en in diverse talen is vertaald. Met
coredacteur Keith Dyce heeft Cees, hoewel hij al leed aan de ziekte die hem
fataal zou worden, nog gewerkt aan de totstandkoming van de vierde druk van
het
Textbook of Veterinary Anatomy die later dit jaar zal verschijnen. Het weten-
schappelijk onderzoek van de vakgroep, die intussen Functionele Morfologie
was gaan heten, werd onder zijn leiding geconcentreerd rond twee thema\'s:
voortplanting en locomotie. Met zijn onderzoeksgroep heeft hij aan de wieg
gestaan van de ontdekking van een hormoon dat een belangrijke rol vervult bij
de morfogenese van het mannelijk genitaalapparaat. Ini97r werd Cees de
eerste democratisch gekozen decaan van de faculteit Diergeneeskunde. Cees
bevorderde de start van differentiatie in de studie diergeneeskunde. Hij was een
groot pleitbezorger van onderwijs en onderzoek op het gebied van de bedrijfs-
diergeneeskunde. Op zijn initiatief werd de Utrechtse faculteit Diergeneeskun-
de de eerste diergeneeskundige faculteit buiten het Amerikaanse continent die
werd erkend door de
avma. In r987 werd Cees benoemd tot algemeen directeur
van het toenmalige Centraal Diergeneeskundige Instituut
(cdi) in Lelystad.
Wetenschappelijke kwahteit was de basis voor toegepast onderzoek en
beleidsadvisering. Zijn stimulerende invloed en zijn contactuele capaciteiten
resulteerden in een flinke portefeuille met octrooien en contractonderzoek.
Het leverde hem de prijs voor ondernemer van het jaar op van de gemeente
Lelystad. Het
cdi werd een sterk marktgerichte organisatie. In 1993 fuseerde
het CDI onder zijn leiding met enkele landbouwkundige instituten tot een
internationaal kennis- en expertisecentrum op het gebied van dierhouderij en
diergezondheid
(id-dlo). Hij achtte bundeling van middelen en krachten van
groot belang voor een gezonde dierhouderij en het welzijn van dieren. Hierbij
hielp de band met de faculteit, waaraan hij tot zijn emeritaat in 2003 in deeltijd
verbonden is gebleven. Van zijn kennis en kunde op diergeneeskundig en
biomedisch gebied, maar ook van zijn vaardigheden als bestuurder hebben vele
instellingen en besturen geprofiteerd. Dit kreeg verder gestalte na zijn afscheid
in r999 van het
id-dlo. Voor de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen is hij jaren actief geweest in de Adviescommissie Instituten
Levenswetenschappen en later als interim-directeur van het Nederlands
Instituut voor Neurowetenschappen. Van 2001 tot 2006 was Cees voorzitter
van de Raad voor Dierenaangelegenheden. Tijdens zijn voorzitterschap heeft
deze Raad veel adviezen uitgebracht, waarbij hij dikwijls persoonlijk stelling
nam als het ging om de belangen van het dier. Cees zal worden herinnerd als
een dierenarts die innovaties in ons beroep heeft bevorderd en beleidsbepalend
is geweest, met uitstraling naar andere wetenschapsgebieden en de samen-
leving. Zijn verdiensten zijn erkend met de benoeming tot Officier in de Orde
van Oranje-Nassau en bij zijn terugtreden als algemeen directeur van
id-dlo
met de benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Frits Hartman, Joost Ruitenberg, Ad Rijnberk, Dick van Zaane

-ocr page 327-

personalia

Voor he t lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:

Claassen-Punt, mevr A.C.; 2004; 2317 lp

Leiden, Vuurbloem 34
Erp, mevr. M.G.M.; 2009; 5466
rd Veghel,

Willibrordushoek 4-b
Koster, mevr. L.A.G.; 2008; 9824 pc Noordwijk

Gn, Oosterweg 1-3
Meer, J. van der; 2007; 3523
em Utrecht,

Aquamarijnlaan 146
Rigter, LA.T; 1959; 6051
he Maasbracht, Sint

Joosterweg 18
Stal-Stultiens, Y.A.J. ter;
i994;673i bn Otterlo,

Arnhemseweg 29-a
Szatmari - Schouten, mevr D.M.; 2007; 3 5
51 sg
Utrecht, Veldstraat 4

sluitingsdata voor kopil

Aflevering I Deadline*
ot-ri-20091 maandagI t2-i0-2009
15-r 1-20091 maandag 102-1 r-2009
or-r2-20091maandagI i6-it-2009
i5-i2-2009lmaandagl3
o-11-2009

* Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

2009

Oktober

17 Dermatology Day Congres over diagnostiek
en behandeling van huidaandoeningen bij
de hond en de kat. Onderwerp: Infectieuze
aandoeningen. Sprekers: Chiara Noli
(it),
Claude Favrot (ch) en Anette Loeffler (uk).
Locatie: CineMec te Ede. Kosten voor
deelname bedragen 185 euro, exclusief
btw.
Er is een parallel programma voor
assistenten en paraveterinairen. Voor meer
informatie: www.proveto.nl.

24 Dag voor de Dierenarts. Thema:

chirurgische oncologie. De Dag voor de
Dierenarts heeft een dagvullend programma
met onderzoekspresentaties van
promovendi, lezingen over innovatieve
chirurgische technieken, niet chirurgische
alternatieven en ondersteunende
behandelingsmethoden. De dag wordt
afgesloten met een lezing van een bekend
humaan chirurgisch oncoloog. Tijd: 08.30
uur tot 17.30 uur Locatie: collegezaal
gezelschapsdieren, faculteit Diergenees-
kunde. Informatie: www.uu.nl/
diergeneeskunde/actueel.

November

4 Zoönosensymposium. Locatie: Amersfoort.

6 UKP symposium 2009: Taard in the Picture\'.
Locatie: Utrecht.

7 Najaarsdag ggg 2009. Locatie: Orpheus,
Apeldoorn.

12-13 World Response Conference on Global
Outbreak. Locatie: Las Vegas, Nevada.
Website: http://wrcgo.evo-ex.com/.
16-18
ggl-congres. Locatie: de Zonheuvel te
Doom (Utrecht).

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
Oktober

16 Jonge dierenartsen - regio Zuid. Locatie volgt.
November

4 Netwerkmiddag voor Dierenartsdocenten
(mbo-hbo). Aanvang: 16.00 tot 20.00 uur
Locatie: Kantoor
knmvd te Houten.

5 Veterinaire informatiedag
seniordierenartsen. Locarie: Utrecht

6 alv ggp. Locatie: Utrecht.

7 Najaarsdag ggg. Locatie: Apeldoorn.

7 Workshop: \'De carrière switch van dokter
Vlimmen. Aanvang: 09.00 en 12.30 uur
Locatie: faculteit Diergeneeskunde. Voor:
Studenten diergeneeskunde en practici die
een carrière switch overwegen. Organisatie:
gkz en dib.

17 Algemene ledenvergadering ggl. Locatie:
hotelconferentiecentrum Zonheuvel,
Doorn.

Cursussen

200g

Oktober

14 Cursus: \'Echografie abdomen gezelschaps-
dieren\'. Diagnosestelling en het leren

beoordelen van afwijkende beelden in de
buik bij de hond. Locatie: Denijs Educatie te
Asch, gem. Buren Gld. Nadere informatie en
inschrijving: www.denijseducatie.com.
20 Interactieve Cursusavond Radiologie: regio
Zuid. Georganiseerd door
ivip. Kijk op
www.ivip.nl.
25-26 Zoo & Wildlife Pathology Workshop
2009. Locatie: University of California.

November
10-12 Cursus: \'Controle van vrijwillige
voeropname bij productiedieren\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 1795 euro. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wurnl. Brochure kunt
u aanvragen via het sturen van een e-mail
naar info.wbs@wurnl.
13 Cursus: \'Extractietechniek bij de kat\'. Het
oplossen van problemen die bij het niet
chirurgisch verwijderen kunnen ontstaan.
Locatie: Denijs Educatie te Asch, gem. Buren
Gld. Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.
r4 Cursus: \'Extractietechniek bij de hond\'. Het
oplossen van problemen die bij het niet
chirurgisch verwijderen kunnen ontstaan..
Locatie: Denijs Educatie te Asch, gem. Buren
Gld. Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.
17 \'Cats with non specific signs\'. Spreker: prof.
dr. Tim Gruffyd Jones. Locatie: collegezaal
departement Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren. Tijd: 14.00 tot 20.00 uur
Kosten: r50 euro. In combinatie met lezing
op 2 maart 2010: 275 euro. Inschrijven via
de portal op www.knmvd.nl.
17-18 Cursus: \'Varkensvoeding in de praktijk\'.
Plaats: Wageningen. Kosten: 1095 euro.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wurnl.
Brochure kunt u aanvragen via het sturen
van een e-mail naar info.wbs(|)wurnl.
19 Cursus: \'Wonden en hun verbanden bij
gezelschapsdieren\'. Het protocollair
behandelen van wonden om snel een
succesvolle genezing te verkrijgen. Locatie:
Denijs Educatie te Asch, gem. Buren Gld.
Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

Forthyron® 200

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond

Simpel, secuur, sterk

• Forthyron® 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

• Forthyron® 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

-ocr page 328-

Deze workshop wordt gegeven
door ervaren adviseurs en een
bedrijfsoefentherapeut, die
reeds jaren bekend zijn met
de dierenartspraktijk(en), op
financieel, juridisch, fiscaal
en ergonomisch gebied.

Gedurende een ochtend- en
middagsessie, inclusief een
lunch, zullen vele toepasselijke
onderwerpen behandeld
worden in theorie en in de
praktijk.

De kosten van deze bijeenkomst
bedragen € 75,= (incl.
btw).
De workshop vindt plaats op
dinsdag 17 november 2009 en
start om 09:30 uur. Verwacht
einde om 16:30 uur.

Locatie: Ons kantoor aan de
Soestdijkseweg Noord 328,
3723 HHte Bilthoven.

U kunt zich aanmelden
middels e-mail:
w.westerwoudt@dixfortuin.nl
of telefonisch via nummer:
030-251 51 99.

Geef u snel op want vol=vol!

Gezond op weg naar een eigen praktijk!

C U r A L

Gezocht:

Gezelschapsdierenkliniek

"één van onze leden heeft interesse in overname"

En zoekt een meermans- gezelschapsdieren kliniek om
over te nemen. Liefst met mogelijkheid tot verdere
professionalisering en uitbreiding. Samen met Curalis kan
aan de huidige werknemers een goed toekomstperspectief
geboden worden. Eigen middelen aanwezig.

Contactpersoon: Hans Maathuis
info@curalis.nl /06-51157266.

kijk ook eens op:
www.curalis.nl/brochure.

Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk

Binnen onze praktijk wordt diersoortspecifiek gewerkt. In verband met
toekomstige ontwikkelingen binnen onze praktijk zijn wij op zoek naar een:

i\'i
fi

W\'o

Ervaren ambitieuze paardendierenarts (m/v)

Wij zoeken:

- Een collega met kennis, kunde en een klantvriendelijke instelling;

- Geen 8/5-mentaliteit;

- Iemand die van aanpakken houdt;

- Minimaal twee jaar relevante ervaring;

- Deelname in de diersoortgescheiden dienstregeling.

Wij bieden:

- een gezellige collegiale werksfeer;

- een fulltime aanstelling;

- uitstekende toekomstperspectieven binnen een groeiende praktijk;

- volop ruimte voor persoonlijke ontwikkeling.

Ben jij enthousiast, ondernemend en spreekt het bovenstaande je aan?

Stuur dan voor 10 november een schriftehjke sollicitatie met e.v. naar:

Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk
T.a.v. Brenda Hoogelander, Molenbaan 7a, 5063
pa,
Oisterwijk of per e-mail: info(a)dierenartsenoisterwijk.nl.
Meer informatie? Telefoon: (013) 52 83 535.

-ocr page 329-

Dierenartsenpraktijk Crimpenerwaert is een gemengde praktijk met voornamelijk rundvee, paarden en gezelschapsdieren. Op twee locaties in
de Krimpenerwaard werken wij met vijf dierenartsen en vier assistentes aan gezonde zorg voor gezonde dieren.

Wij zijn op zoek naar een:
enthousiaste practische dierenarts

Wij zoeken een collega met:

- ervaring en ambitie op het terrein van gezelschapsdieren en paarden;

- goede teamgeest en een klantvriendelijke instelling;

- bereidheid om te participeren in avond-, nacht- en weekenddiensten.

m

iRIMPENERWAERT

Sollicitaties graag voor 30 oktober richten aan:
info@crimpenerwaert.nl
ter attentie van A. van Risp/ H.I. Surstedt.

Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk

Binnen onze gemengde praktijk wordt
diersoortspecifiek gewerkt. Kennis,
kunde en klantvriendelijkheid staan
hierbij hoog in het vaandel.

■ V

In verband met uitbreiding van onze werkzaamheden zijn
wij op zoek naar een:

Dierenarts Gezelschapsdieren (m/v)

Wij bieden een parttime aanstelling binnen ons ervaren
team in een goed geoutilleerde praktijk met:

-Volop ruimte voor persoonlijke ontwikkeling;

- Diersoortgescheiden dienstregeling;

- Salariëring conform cao;

- Een prettige werksfeer in het mooie Brabant.

Stuur voor i november een schriftelijke sollicitatie met c.v.
naar:

Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk

T.a.v. Martin van der Weele, Molenbaan 7a, 5063 pa,

Oisterwijk of per e-mail: info@dierenartsenoisterwijk.nl.

Meer informatie? Tel.: (or 3) 528 35 35

4"
%

To tte»

\\

U
«

fi

C U r A L

Gevraagd in snel groeiende kliniek
- een dierenarts -

"met humor, klantvriendelijk, generalist, maar ook met specifieke
capaciteiten, betrouwbaar, solide, gedreven en gericht op dieren
mens!"

In Lelystad nadert de nieuwbouw aan de Gelderse Dreef
haar voltooiing. Daarmee ontstaan welkome ruimte en
nieuwe mogelijkheden voor verdere groei van onze
gezelschapsdierenprakdjk. Wij zoeken een collega die zich
herkent in bovenstaande omschrijving en die met ons mee
wil groeien in deze zeer kansrijke omgeving.

SolHcitaties richten aan:
ed.prust@curalis.nl
www.curalis.nl/brochure.

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUJEGEN

Forciflex Advanced Formula bevat de belangrijkste bouwsteen van kraakbeen:
chondroïtinesulfaat. Het versterkt de gewrichten en remt de afbraak van kraakbeen door
arcrose. In samenspel met de hoogwaardige ingrediënten selenium en EGCG wordt het
herstel van het bewegingsstelsel op een natuurlijke en effectieve manier verkregen.

Voor hond
en kat!

Fortified

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

oor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info®virbac.nl

-ocr page 330-

dierenartsenprakti

d i er e n arts en prakti i k

Het Zuidenveld

Vacature voor een

fulltime rundveedierenarts met (enige) ervaring

Profiel

- Tijdens het laatste deel van je studie heb je je voor een belangrijk deel gericht op herkauwers.

- je hebt enige jaren praktijkervaring.

- je bent bereid preventieve diergeneeskunde op melkveebedrijven verder te ontwikkelen.

- je ziet een uitdaging in bedrijfsadvisering en kennisoverdracht middels studiegroepen.

- je hebt daarnaast ook belangstelling voor paarden.

- je bent bereid te participeren in avond- en weekenddiensten.

Wij bieden

- Een vooruitstrevende praktijk en een modern praktijkpand met cursusruimte.

- Een enthousiast team.

- Een mooie woon- en werkomgeving in Zuidoost-Drenthe.

- Arbeidsvoorwaarden volgens de cao voor dierenartsenpraktijken.

- Goede vooruitzichten op de langere termijn bij gebleken geschiktheid.

Sollicitaties

S.v.p. per e-mail naar schevers(|)daphetzuidenveld.nl.
Extra informatie

Verkrijgbaar bij Victor Schevers ((06) 55 15 56 38) en Gerrit Hegen ((06) 53 21 15 75).

Dierenartsenpraktijk Het Zuidenveld
Zetelveenweg 6
7841 BPSleen

www.daphetzuidenveld.nl.

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) zoekt:

Toezichthoudend dierenartsen

Senior toezichthoudend dierenartsen nieuwe stijl

Voor meer informatie kijk op:
www.vwa.nl/tda

Werken bij het Rijk. Als je verder denkt

ww»/.werkenbijtietrijk.nl

-ocr page 331-

Companion Animals Infections Diseases

0\\^toquinol
r
 of \'^Siiat*^

Matbocyï P

Wm

Pyoderm

Samen overbruggen

K

s.

van de bovenste luchtwegen bedraagt vijf dagen - Registratiehoude

-ocr page 332-

PIERC^

^JANSSEN

▼ ANIMAL HEALTH

A 11

FLUKIVER® COMB: bevat closantel, een middel dat volv/assen en immature leverbo
bovendien uiterst effectief tegen de volwassen, imnnature en géinhibeerde stadia van de r<
contortus, inclusief de benzimidazol resistente stammen.

FLU Ki VER® COMBI bevat ook mebendazole.actief tegen gastro-intestinale ronde wormi

Benaming: FLUKIVER® COMBI orale suspensie voor schapen en lamnieren Werkzame bestanddelen: Per ml: Clo-
santól (als closantel nacriumdihydraat) 50 mg en Mebendazole 75 mg Indicaties: Voor de behandeling van gecombineerde
parasitaire besmettingen, waarvoor de activiceit van beide substanties vereist is.
Tnmatoden Leverbot Fosdota hepaticQ (vol-
vrtisen stadia en onvolwassen stadia van 5-8 weken)
Nemotoden Ronde wormen Haemonchus contortus (volwassen stadia,
onvolwassen stadia, géinhibeerde staria en benzimidazolresistente stammen)
Bunostomum sp. (volwassen stadia) Oiobertio
owno (volwassen stadia en onvolwassen stadiij Oesophofostomum
spp. (volwassen sudia) Copaioria spp. (voKvassen stadia)
Cooperia spp. (volwassen stadia) .\'^em<nod/lvs spp. (volwassen stadia en onvolwassen stadia) Tdodorsagia ciKumdncta (volwas-
sen stadia en onvolwassen stidia) Tric/jostrongyfus axet (volwassen stadia) Tric/iostfongyft/s
cohbrffbrmis (volwassen stadia en
onvolwassen stadia)
Trichoinng/hts vitnnus (volwas$«i stadia) Longwormen Oktyocoufijs fihna (volwassen stadia en onvol-
wassen stadia)
Cestode\'i Avitellina spp. Montezia spp. Artropoden Oestrvs ovó (schapenhortel) I ste, 2de en 3de larvale stadia
Contra-indicaties: Niet toedienen aan dieren met een bekende overgevoeligheid voor de actieve bestanddelen. Bijwer^
Itingen: Geen. Dciering: Voor orale toediening. Goed schudden vóór gebruikTen minste t O maal omkeren vóór gebruik.
De aanbevolen dosis bedraagt 10 mg/kg lichaamsgewicht closantel 15 mg/kg lichaamsgewicht mebendazole. Dit stemt
overeen met I mi per 5 kg lichaamsgewicht. FLUKIVER* COMBI moet worden toegediend met behulp van een drench-
pistool. Om de toediening van een juiste dosis te verzekeren, moet het lichaamsgewicht zo nauwkeurig mogelijk worden
bepaald. De juistheid van het meettoestel moet worden gecontroleerd. Als dieren gezamenlijk moeten worden behandeld
in plaats van individueel, moeten ze gegroepeerd v/orden volgens hun lichaamsgewicht en de juiste dosis daarop vwirden
a^esteld om over- of onderdosering te vermijden. De dierenarts moet advies geven over de juiste toedieningsprogramma\'s
en het beheren van de kudde met het oog op een adequate contrcrfe van besmettingen met zowel leverbot als rondwor-
men. Wachttermijn: (Orgaan)vlees:6S dagen. Het product mag niet worden toegediend aan dieren die melk produceren
bedoeld voor menselijke consumptie. Reg Nr.: BE-V34453i; REG NL 102911. URA Verantwoordelijke onderneming:
Janssen Pharmaceutica NV Tumhoutseweg 30, B-2340 Beerse. Janssen-Cilag BV, Postbus 90240, NL-5000LT Tilburg
Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.

Flukiver\'Combi

dosantelen

EEN COMPLETE ONTWORMING"

-ocr page 333-

deel 134- aflevering 21 • t november 2oo9

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

3

Heartworm in a mute

swan

Gedragskliniek
gezelschapsdieren, een
marktonderzoek

Structuur in de voeding
van melkvee

Jaarcongres 2009

koninkliike nederlandse maatschappij voor diergeneeskunde

-ocr page 334-

Impr®VQC\' HÉT ALTERNATIEF VOOR FYSIEKE CASTRATI

Het vaccin tegen berengeur
Even effectief als castratie
Verbeterd welzijn:
Castratie is overbodig
Geen ongewenst berengedrag
Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
Minder mestproductie

•varkens HOUDEN HA,MON,E met dé natuu«"

Aniinal Health

IMPROVAC- opbssing voor injeclie voor vorkens •Uitsbilend voor diergerKeskundig gebruik "£11/2/09/095/001.003 «REG Nl 10106&IIDD \'V/erkzame bestonddelen: Eén dosis (2 ml] bevot; Gonodotropir
releasing foclor (GnRF) onalooOTroteïne conjugaal dot een anfi-GnRF geonwtrisch gemiddelde titer van & 474 U/ml induceert: min. 300 jjg \'Adjuvans; DEAEOextran \'Hulpstoffen: ThiomersaI \'Doeldier: Manneliji
varkens [vanaf een leeftijd von 8 weken) \'Indicaties; Inductie von antilichamen tegen GnRF om een tijdelijke immunokjgische onderdrukking van de testiculaire functies te bewerkstelligen. Voor gebruik als een alternali
voor fysieke costrotie voor de vermindering van berengeur, veroorzaakt door de voornaamste substantie die berengeur veroorzookl, androstenon, bij intacte monnelijke varkens no het intreden van de puberteit. Skotr
een ondere substantie die een belangrijke bijdrage levert aan de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd worden. \'Toedieningswijze en dosering; Voor subcutaon gebruik. Aon intacte monnelijke vorke;
2 doses van
2 ml toedienen per subcutane injectie mei een intervol von tenminste 4 weken, woorbij de tweede dosis 4 tot 6 weken vóór het sbchten gegeven wordt, lees vóór gebruik de bijsluiter. «Contro-indicatic
Niet gebruiken bij mannelijke varkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke varkens. •Wachttijd: nul dagen •Bijwerkingen: Reacties op de injectieplaats, kortdurende verhoging van de lichaamslemperolui
Zie bijsluiter, •Speciale waarscfiuwingen; zie bijsluiter. »Bijzondere voorzorgen; Accidentele zelfinjectie is gevaarlijk; lees vóór gebruik de bijsluiter. •Bewaren; Buiten het bereik en zicht van kinderen beware
Bewaren en tronsporteren bij 2°C - 8\'C. Vrijwaren legen bevriezing. Bescherm legen licht. Houdboorheid no eerste opening von de conloiner: 8-10 uur. •Nadere informatie; zie bijsluiter of op aanvraag beschikbo\'
Voor Nedertand: Pfizer Animol Health BV- Postbus 37 - 2900 AA Capelle o/d Ussel - Nederland (email: info@pfizeroh.nl).

-ocr page 335-

Kwaliteit

De beste manier om erachter te icomen wat de \'marlet\' (dat is: de patiënteigenaar
en dierenarts) over een bepaald onderwerp denkt, is het verrichten van een
enquête bij de doelgroep. Onlangs zijn er twee van dergelijke onderzoeken
verricht op het gebied van de gezelschapsdieren. Van één daarvan kunt u in dit
nummer van het Tijdschrift de resultaten lezen, van de ander kunt u de resul-
taten downloaden van de
KNMVD/GGG-website.

In het artikel van fonckheer-Sheehy en Endenburg valt te lezen dat er behoefte
is aan een deskundig uitgevoerde gedragskliniek gezelschapsdieren. Dit bleek
uit een marktonderzoek onder zowel patiënteigenaren als dierenartsen. De start
van een dergelijke poli aan de Universiteitskliniek te Utrecht, door een gekwalifi-
ceerde collega met behandelingen op wetenschappelijke basis, komt dan ook
goed uit. Het belang van wetenschappelijke studies op het gebied van gedrags-
afwijkingen van onze huisdieren moge duidelijk zijn.

Eigenaren verwachten kwaliteit van hun dierenarts. Dat kwam ook naar
voren uit een zeer breed opgezet imago-onderzoek, uitgevoerd door een profes-
sioneel onderzoeksbureau in opdracht van de Groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren. Het is de moeite waard dit rapport in zijn geheel te lezen. Eén ding
is zonneklaar: aan het imago van de dierenarts gezelschapsdieren mankeert
helemaal niets. Onder alle onderscheiden groeperingen (eigenaren zowel als
niet-eigenaren) heeft de beroepsgroep dierenartsen gezelschapsdieren een (zeer)
positief imago. Ook bleek dat de dierenartsen redelijk goed inschatten wat hun
imago bij de burgers is. Op twee gebieden hebben ze echter een te positief
zelfbeeld, namelijk de manier van omgaan met mensen en de kennis op het
gebied van diergeneeskunde. In werkelijkheid is 63 procent van de huisdier-
bezitters tevreden over de manier waarop de dierenarts met hen omgaat, terwijl
dierenartsen denken dat 93 procent van de klanten hier tevreden over is. Verder
blijkt dat \'slechts\' 63 procent van de huisdierbezitters tevreden is over de kennis
van zaken die hun dierenarts heeft van diergeneeskunde, terwijl dierenartsen
denken dat 83 procent van de klanten hier tevreden over is.

Kwaliteit is dus belangrijk. Dit blijkt ook uit het feit dat 65 procent van de
burgers het belangrijk vindt te kunnen zien of achterhalen dat een dierenarts
een bepaalde hoeveelheid bij- en nascholing heeft gevolgd. Verder vindt
74 procent het belangrijk te kunnen zien of achterhalen aan welke specifieke
kwaliteitseisen een dierenarts voldoet. Gelukkig wordt dit aspect ook onder-
kend door de dierenarts. Meer dan de helft van de dierenartsen is voorstander
van verdere professionalisering van de beroepsgroep, waaronder het verplicht
stellen van bij- en nascholing om de ontwikkelingen in het vakgebied vol-
doende te blijven volgen (55 procent is voorstander; 22 procent is tegenstander),
alsmede het vastleggen van kwaliteitseisen waaraan dierenartsen minimaal
moeten voldoen (61 procent is voorstander; 15 procent is tegenstander).

Het is interessant en grappig te lezen dat in de twee studies de tarieven voor
geleverde prestaties voor diergeneeskundige zorg door de eigenaren verschil-
lend worden ervaren. In het onderzoek naar de gedragkliniek wil een eigenaar
gemiddeld slechts 60 tot 80 euro betalen voor een 1,5 uur durend consult. In
het imago-onderzoek blijkt echter dat de ontevredenheid van burgers over de
tarieven door dierenartsen flink wordt overschat. De conclusie is hier dat er nog
\'rek in de tarieven zit\'.

De recente ontwikkelingen rondom professionaliteit, transparantie en
verantwoord diergeneesmiddelengebruik vragen ons om te komen tot een vorm
van een kwaliteitssysteem voor de dierenarts. De resultaten van dit imago-
onderzoek kunnen worden toegevoegd aan de discussies die ongetwijfeld gaan
komen, over de manier waarop dit verder vorm te geven is.

Erik Teske

-ocr page 336-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 GE Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(S)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie Jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beJeidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Dr R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Mw. dr TT.J.M. Laan
Dr. L.J.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr.E. Teske

Wetenschappelijke adviesraad
Dr FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. LJ. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr E van Knapen (Utrecht)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)
Prof. dr RR. van Weeren (Utrecht)

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ing Bank 511606 ten name van de knmvd,
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30, 3500
aa Utrecht, nr. 55 5048 86r ene en e
bank n.v.. Postbus 85100, 3508 ac Utrecht,
nr. 69 93 61 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk
DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401
25t6BC Den Haag
(070) 750 75 00 (telefoon)
(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap YmuMD en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per r januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 199 2; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this joumal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Geert Bistervels

-ocr page 337-

Deel 134 • Aflevering 21-1 november 2009

wetenschap ..... Heartworm in a mute swan CCp^wusoZor^

N.D. de Bruijn, F.C. Velkers en A. Grone 882

Samenvattingen vdt 884

VOOR DE PRAKTIJK ..... Gedragskliniek gezelschapsdieren, een marktonderzoek

Valerie Jonckheer-Sheehy en Nienke Endenburg 890
Structuur in de voeding van melkvee

Ing. A. Malestein 893

IN VETERINAIR VERBAND ..... Pilotstudic naar de behandeling van Orale plaveiselcelcarcinomen

Lenneke Verstijnen en Davina Geerdink 899

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek Johan Klein Haneveld 900

Ingezonden: Oostvaardersplassen A.C. Bander en H.H.J.C. Maillie 903

PRAKTIJK IN BEDRIJF ..... Pensioexifonds heeft hestannsTecht Bcstuur van de Stichting Fcnsioenfonds

voor Dierenartsen 9^4
Fiscale faciliteit lidmaatschapskosten van de knmvd Harm Haverkamp 909

CURSUSSEN EN CONGRESSEN ..... pegd -lezing: \'De tien mecst voorkomende orthopedische problemen in

de achterpoot\' Monique Megens 910

Jumps and Bumps Maastricht 2009 910

De carrièreswitch van \'dokter Vlimmen\' 911

knmvd ..... Tweede Veterinair Café was succes 9^3

Antibioticaresistentie onderwerp op eerste ledenochtend Miel Bingen 914

Jaarcongres 2009 - Enerverende innovatie Marjolijn Fijten 916

Alerte dap Beilen wint eerste Mvvo-award 918

In memoriam Paul Kleinjan Hisko Poppinga en Yge Venema 919

RUBRIEKEN ..... Uit de redactie 879

Nieuws 888

Veterinair tuchtrecht 897

Nieuws uit de industrie 911

Voorzitterscolumn 9^3

Personalia 921

Jubilea 921

Deadline kopij 921

Doorlopende agenda 921

-ocr page 338-

Heartworm in a mute swan (Cygnus olor)

N.D. de BruijnEC. Velkers " and A. Crone

Tijdschr Diergeneeskd 2009: 882-884
Oorspronkelijk artikel
abstract

A severely emaciated female adult mute swan (Cygnus
olor)
was euthanized after a period of intensive supportive
care in a wild bird rehabiUtation centre. Necropsy revealed
severe myocardial haemorrhages in the right ventricular
free wall associated with the presence of adult heartworm
(Sarconema eurycerca). On histological examination,
multifocal randomly scattered blood-filled cavities
without endothelial or epithelial lining (migration tracts)
and surrounded by necrotic debris mixed with fibrinoid
deposits and a mixed inflammatory infiltrate were seen, as
well as mild multifocal degeneration and necrosis of
adjacent myocardial fibres. In some of the lesions, cut
sections of adult female filarial nematodes revealed
numerous microfilariae in their uteri. This report is the
first published case of
Sarconema eurycerca in a mute swan
in the Netherlands.

samenvatting
Hartworm in een knobbelzwaan

Een volwassen vrouwelijke knobbelzwaan (Cygnus olorj die
intensief verzorgd werd in een vogelopvangcentrum, verma-
gerde sterk in korte tijd en is na euthanasie postmortaal
onderzocht. Het dier had uitgebreide bloedingen in het myocard
van de rechter ventrikel, geassocieerd met de aanwezigheid van
volwassen hartworm
(Sarconema eurycercaj. Verspreid in het
myocardium werden bij histologisch onderzoek met bloed
gevulde holten gevonden zonder epitheliale of endotheliale wand
(kruipgangen), omgeven door necrotisch debris, fibrine, een mild
gemengd ontstekingsinfiltraat en verspreid multifocale degene-
ratie en necrose van omringende hartspiercellen. In enkele holten
waren dwarsdoorsnede van volwassen vrouwelijke wormen
aanwezig, met grote aantallen microfilaria in de uteri. Dit is de
eerste publicatie van
Sarconema eurycerca in een knobbel-
zwaan in Nederland.

case

In November 2008, four malnourished mute swans were
sent to the bird rehabihtation centre "Stichting Vogelklas
Karei Schot" in Rotterdam, the Netherlands. One of the
birds was soiled with palm and gas oil. The bird was
treated with activated carbon (Norit®), to bind possible

i Animal Health Service (gd), p.o. Box 9.7400 a a Deventer, the Nether-
lands.

n Department of Farm Animal Health, Faculty of Veterinary Medicine,

Utrecht University, p.o. Box 80.151, 3508 td Utrecht, the Netheriands.
ill Dutch Wildlife Health Centre, Yalelaan i,p.o. Box So.rsS, 3508 td
Utrecht, the Netherlands.

ingested toxins, and was washed the next day. Faecal
parasitological examination was negative for both
nematodal and protozoal intestinal infections. Initially,
the bird was active and weighed approximately 6.3 kg, but
it progressively lost weight, and after i week it showed
signs of recumbency and excreted dark-coloured faeces.
After 10 days of intensive supportive care, the bird was
euthanized; it then weighed 3.9 kg. This bird was submit-
ted for necropsy and is described below. The three other
swans were diagnosed with trematodes and nematodes
and also progressively lost weight despite treatment with
fenbendazole and praziquantel. The birds ultimately died
or were euthanized.

Routine necropsy procedures were performed on the
first swan, including parasitological and histological
examination. Samples of heart, lung, liver, and kidney
were fixed in 10% neutral buffered formalin, embedded in
paraffin, sectioned at 5 pm, and stained with haematoxy-
lin and eosin (
he) for light microscopic examination.

results

At necropsy the adult female swan was emaciated,
showing pectoral muscle atrophy, absence of fat depots,
serous atrophy of pericardial fat, and hepatic atrophy The
heart was dilated and flabby and contained multifocal pale
foci as well as large haemorrhages within the right
ventricular free wall.

Histological examination of the myocardium revealed
multifocal randomly scattered, often blood-filled, cavities
without endothelial of epithelial lining (migration tracts).
These cavities were surrounded by necrotic debris with
fibrinoid deposits and mixed infiltrates of heterophils,
macrophages (sometimes haemosiderin laden), and a few
lymphocytes (figure i and 2). Adjacent myocardial fibres
contained multifocal small areas of degeneration and
necrosis, characterized by vacuolation, hypereosinophilia,
fragmentation, karyopycnosis, and mineralization.
In some of the lesions, cut sections of adult female

-ocr page 339-

nematodes were present (figure 3), containing coelomyar-
ian musculature, a small intestinal tract, and very large
uteri filled with many microfilariae. No gross or histologi-
cal abnormalities were present in the other organs, and no
free microfilariae were found in the blood vessels.

discussion

Heartworm in swans and geese (birds of the order Anseri-
formes) is caused by
Sarconema eurycerca, a filarial nema-
tode of the superfamily Filarioidea. The parasite can be
found in healthy individuals, although it has also been
cited as contributing to or being the primary cause of
death in swans as it can cause severe myocardial degenera-
tion and necrosis (8). Myocardial lesions caused by this
nematode have been reported in whistling swans
{Cygnus
columbianus columbianus)
(4,6,7,9,10,11,13), trumpeter
swans (C.
buccinators) (5,10), Bewick\'s swans (C. columbi-
anus bewickii)
(3, r3), mute swans (C. olor) (2, ir), Canada
geese
{Branta Canadensis), white-fronted geese (Anser
albifrons),
and bean geese (A.fabialis) (4) from the usa (4, 6,
r2, r3), Canada (5,7,9,10), the United Kingdom (2, 3), and
Russia (11).

Sarconema eurycerca has an indirect life cycle that
requires parasite larvae to develop in an intermediate host.
Female adult heartworms release microfilariae into the
bloodstream of the definitive host bird. The microfilariae
infect a biting louse,
Trinoton anserinum, when it feeds on
the bird. The larvae go through three stages of develop-
ment in the louse, and the third stage is infectious to birds
(1,3,4, rr,r3).

This report describes the first case of myocardial
lesions associated with
Sarconema eurycerca infection in a
free-living mute swan
(Cygnus olor) in the Netherlands.
Infection with the parasite is not synonymous with
disease as the parasite may infect and develop within the
myocardium of birds without debihtating the animal,
although it was found that whistling swans
(Cygnus
columbianus columbianus)
infected with this parasite had a
significantly lower body weight than non-parasitized birds
of the same age and sex (4, r 2, r 3). In this case, the severity
of the myocardial lesions caused by
S. eurycerca was
similar to that of lesions described in other field cases (8),
and the absence of other pathological anomalies suggests
that the chnical symptoms and death were associated with
the heartworm infection.

The prevalence of S. eurycerca was surveyed in
whistling swans
(Cygnus columbianus columbianus) at their
wintering grounds and breeding grounds in the
usa from
1973 to r976. The overall prevalence of microfilariae in
blood surveys during the 4 years was 20%, with a higher
prevalence in juveniles (r2). The prevalence in mute
swans
(Cygnus olor) and Bewick\'s swans (Cygnus columbi-
anus bewickii)
was 17% and 3.6%, respectively, also based
on blood surveys for microfilariae (13). Since the prepatent
period of
S. eurycerca is 98 days, microfilariae are not
expected in cygnets of 28-35 days of age. Investigation of
microfilarial infection of
S. eurycerca in captive whistling
swans showed that this species has a nocturnal periodicity
with a peak in the peripheral blood between oroo and
0400 hours. However, reported prevalences are based on
blood survey studies with daytime sampling and therefore
may be underestimated (11). Blood smears are an effective
method to diagnose
S. eurycerca infection (4, 5, ir, 12) and
therefore are useful in addition to faecal parasitological
examination as a routine diagnostic procedure of patients
in bird rehabilitation centres.

Heavy infestations of the louse Trinoton anserinum have
often been observed in juvenile, injured, and lead-poi-
soned swans but more rarely in adult birds (3, rr). In the
United Kingdom, 8.3% of healthy swans carry r to 12 of
these highly active and mobile
T. anserinum per bird. Lice
are preferentially found on the back, wings, and scapular
regions and feed on both blood and feathers (3). Cygnets
may get their ectoparasites from their parents, and it has
been demonstrated that up to 60% of lice in the
usa (rr)
and 9% office in the United Kingdom (3) are infected with
developing stages of
S. eurycerca. In this case, no ectopara-
sites were found, which could have been the result of the
intensive washing of the swan at the rehabilitation centre.

Currently, there are no treatment guidelines for
infected swans or geese, and it is not practical to monitor
free-ranging birds for heartworm. Decreasing the opportu-

-ocr page 340-

nity for heavy infestation of the louse intermediate host
will result in reduced heartworm infections (4). During
the spring moult in birds, there is a drastic fall in the louse
population (3).

In conclusion, heartworm infections in swan and geese
are probably more widespread than generally thought and
their impact on dynamics and conservation status of
affected populations is poorly understood. Further
investigations using a well-coordinated national scheme
for the surveillance of the health of wildlife are needed.

references

Ballweber LR. Waterfowl parasites. Seminars in Avian and Exotic Pet
Medicine 2004; 13 (4): 197-205.

Boughton E. Sarconema eurycerca (Wehr, 1939) in the Mute Swan. J
Helminthol 1965; 39:125-126.

Cohen S. Greenwood MT and Fowler [A. The louse Trinoton anserinum
(Amblycera: Phthiraptera), an intermediate host of Sarconema
eurycerca
(Filarioidea: Nematoda), a heartworm of swans. Med Vet
Entomol 1991; 5 (i): lor-tio.

Cole RA. Heartworm of Swans and Geese. In: Field Manual of Wildlife
Diseases. General Field Procedures and Diseases of Wild Birds. Friend
M and Franson JC. us Department of the Interior, us Geological
Survey, 1999 pp. 233-234.

Samenvattingen vdt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
hebben besloten samenvattingen
van gepubliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op
een eenvoudige manier op de hoogte blijven van de
veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof. dr. Aart de Kruif, Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Feliene idiopathische cystitis

P Defauw, I. Van de Maele en S. Daminet. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 200g; 78:223-238.

Aandoeningen van de lagere urinewegen bij de kat,
frequent benoemd met de term lower urinary tract disease
(flutd), vormen een veel voorkomend klinisch probleem.
De term
flutd omvat verschillende aandoeningen die de
urineblaas en urethra bij katten aantasten en waarvan de
belangrijkste oorzaak idiopathische
flutd (iflutd) of
feliene idiopathische cystitis is. De laatste jaren werden
verschillende risicofactoren en mogelijke etiologische
factoren van
iflutd geïdentificeerd. Naast abnormali-
teiten ter hoogte van de urineblaas zelf wordt de patho-
genese van
iflutd ook gekenmerkt door een overmatige
stimulatie van het sympathisch zenuwstelsel en een

5. Cowan I McT. Death of a Trumpeter swan from multiple parasitism.
The Auk 1946;63:248-249.

6. Holden BL and Sladen WJ. Heart worm, Sarconema eurycerca, infection
in whistling swans,
Cygnus columbianus, in Chesapeake Bay Bull
Wildlife Disease Assoc I968;4(4): 126-128.

7. Irwin JC. Mortality factors in whistling swans at Lake St. Clair,
Ontario. J Wildl Dis 1975; 11 (i): 8-12.

8. Kluge JP Avian Parasitic (Sarconema eurycerca) Pancarditis. Bull
Wildlife Disease Assoc 1967; 3: ir4-ii7.

9. MacNeill AC. Heartworm, Sarconema sp. Infection in a whistling
swan,
olorcolumbianus. Can Vet Jour 1975; 16 (3): 82-83.

10. Macneill AC and Barnard T. Necropsy results in free-flying and captive
Anatidae in British Columbia. Can Vet J1978; 19 (i): 17-21.

11. Seegar WS, Schiller EL, Sladen WJL and Trpis M. A Mallophaga,
Trinoton anserinum, as a Cyclodevelopmental Vector for a Heartworm
Parasite of Waterfowl. Science 1976; 194:739-741.

12. Seegar WS. Prevalence of heartworm, Sarconema eurycerca, Wehr, 1939
(Nematode), in whistling swan,
Cygnus columbianus. Can J Zool 1979;
57:1500-1502.

13. Wobeser GA. Diseases of wild waterfowl, 2nd ed. Plenum Press, New
York, 1997 pp. 140-141.

Artikel ingediend: 29 juni 2009

Artikel geaccepteerd: 16 juli 2009

afgezwakte endocriene respons. De diagnose van iflutd
kan pas gesteld worden na de uitsluiting van alle andere
gekende oorzaken van
flutd. Omgevingsverrijking,
stressreductie, blikvoer en andere strategieën om de
wateropname te verhogen, vormen de voornaamste
behandelingsmethoden van
iflutd. Het hoge risico op
recidieven en de potentieel letale gevolgen van een
urethrale obstructie verklaren de onvoorspelbare en soms
gereserveerde prognose.

Biggencastratie onder verdoving

S. Van Beirendonck B. Driessen en R. Geers.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 7:239-248.

De castratie van biggen staat bekend als een belangrijk
economisch en welzijnsprobleem in de huidige varkens-
houderij. De Belgische varkenssector staat onder druk om
op korte termijn oplossingen voor dit dierenwelzijns-
probleem te vinden. Een mogelijk alternatief is het
castreren van biggen onder verdoving om de pijn tijdens
de castratie te verminderen. Ook de berengeur in vlees kan
er door gereduceerd worden, en het dierenwelzijn en de
arbeidsomstandigheden kunnen er door verbeterd
worden. Bovendien worden andere potentiële technieken
om castratie te beperken verder onderzocht. Bij castratie
onder verdoving wordt de pijn tijdens castratie weg-
genomen, maar analgetica blijven noodzakelijk voor de
behandeling van napijnen.

-ocr page 341-

Detectie van antibiotica in
gemedicineerd drinkwater: validatie
en praktische toepassing van een
aangepaste microbiologische
inhibitietest

C. De Lathouwers, L. Okerman en L. De Zutter. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 200g; 78:24g-2ss.

Antibiotica en chemotherapeutica worden vaak toe-
gediend aan voedselproducerende dieren via het drink-
water. Dit is niet altijd aangewezen of toegelaten. De
controle op de aanwezigheid van deze geneesmiddelen is
in vele gevallen wenselijk. Microbiologische inhibitie-
testen zijn eenvoudige en goedkope methoden om
antibacteriële middelen te detecteren in meerdere
matrixen. Daarom werd een dergelijke methode op punt
gesteld voor water, met dezelfde voedingsbodem als de in
de Belgische wetgeving voorgeschreven niertest. Vooreerst
werden de detectielimieten bepaald van de meeste
antibiotica. Deze waren meestal veel lager dan de thera-
peutische concentraties, doch voor sulfadimidine,
lincomycine en spectinomycine was het verschil relatief
klein. Zinkbacitracine werd niet gedetecteerd bij de
concentratie ter preventie van mucoïde enteropathie bij
konijnen.

In een varkensbedrijf werd aangetoond dat de concen-
traties van amoxycilhne en doxycycline in gemedicineerd
water opgenomen aan de drinknippels sterk verschillend
waren naargelang het aftappunt, ondanks het feit dat de
doseerapparaten op dezelfde manier waren ingesteld. Dit
toont aan dat niet alle dieren op dezelfde manier behan-
deld werden en dat ze hoogstwaarschijnlijk niet allemaal
dezelfde dosis opnamen. Zowel amoxicilline als doxy-
cycline was 3 uur na de stopzetting van de behandeling
niet meer aantoonbaar

Het aanzuren van drinkwater met organische zuren gaf
eveneens kleine remzones. De kiemgroeiremming bij het
onderzoeken van drinkwater is dus niet altijd te wijten
aan de aanwezigheid van een antibioticum. Bij de inter-
pretatie van deze methode moet met de mogelijkheid van
valspositieve resultaten rekening gehouden worden. Deze
methode is niet kwantitatief maar ze is toch zeer nuttig
voor de controle op de drinkwatermedicatie in de vee-
houderij.

Presence of the abcbi(mdri)
deletion mutation causing ivermectin
hypersensitivity in certain dog breeds
in Belgium

T. Erkens, S. Daminet, C. Rogiers, K. Gommeren, E. Lampo,
D. Vander Donckt, Van den Broeke, M. Van Foucke, A. Van
Zeveren en LJ. Peelman. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009;
256-260.

Hypersensitivity to ivermectin and certain other drugs in
Collies and related breeds is caused by a 4-base pair
deletion mutation in the
abcb i gene, better known as the
MDBI gene, encoding P-glycoprotein. There is no informa-
tion available, however, regarding the presence of this
mutation in dogs in Belgium. In this study, the
abcbi
genotype was assessed in 92 dogs of breeds suspected to
possess the deletion mutation. The results indicated that
the mutation was present in the Australian Shepherd,
Colhe, Shetland Sheepdog and Swiss White Shepherd, but
was not detected in the Bearded Collies, Border Collies and
German Shepherds of this study, which is in accordance
with the findings in similar breed populations of other
countries. In Belgium it is therefore important to take the
ABCBI genotype of the breeds involved into account, in
order to use drugs in a safe and efficient manner and to
improve the selection procedure in dog breeding.

Late abortus en oedeem van de
placenta door afsnoering van de
navelstreng bij een koe

M. Van Aert, S. Piepers, S. De Vliegher, L Kolkman, J. Laureyns,

S. Ribbens en A. de Kruif. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g;

78:261-265.

Een afgesnoerde navelstreng kan bij het rund aanleiding
geven tot foetale sterfte en abortus, meestal in de laatste
maand van de dracht. Door het afsnoeren van de navel-
streng kan er oedeem ontstaan in de placentaire weefsels.
In het geval van een keizersnede kan dit ernstige comph-
caties veroorzaken. In dit artikel wordt een late abortus
beschreven met oedeem van de placenta ten gevolge van
het afklemmen van de navelstreng bij een koe van
Belgische witblauwe ras.

-ocr page 342-

Tail-tip chordoma in a ferret:
cytology with histological and
immunohistochemical confirmation

H. De Bosschere, A. Salomez en K. Chiers. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 200g; 266-2268.

A 4.5-year-old, healthy female intact ferret (Mustela
putorius furo)
was presented with a mass on the tip of its
tail. Cytological, histopathological and immunohis-
tochemical features were compatible with those of a
chordoma. The present case describes and illustrates
cytology findings and diagnosis of chordoma, confirmed
by histopathology and immunohistochemistry.

De techniek van de keizersnede bij het
rund zoals uitgevoerd door Vlaamse
dierenartsen

E. Van de Wouwer, I. Kolkman, S. Ribbens en A. de Kruif

Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:270-275.

Ongeveer vijftig jaar geleden werd de eerste keizersnede
met succes uitgevoerd. Door de jaren heen is de techniek
veranderd en verbeterd. Tegenwoordig gebeurt de keizer-
snede routinematig, mede door de evolutie van het
Belgisch witblauwe ras. Om na te gaan welke materialen
en technieken er momenteel door de praktiserende
dierenartsen worden gebruikt, werd er een enquête
gehouden met vragen over de niet gecompliceerde
keizersnede. De voorbereiding en de operatie zelf blijken
te verschillen, maar veel van deze verschillen, bijvoorbeeld
de keuze van desinfectantia of antibiotica, hebben weinig
invloed op het eindresultaat. Andere zaken die in de
keizersnedeprocedure al dan niet worden uitgevoerd, zoals
een voorafgaand vaginaal onderzoek, kunnen het eind-
resultaat beïnvloeden. De daaraan verbonden risico\'s
worden eveneens in dit artikel besproken. Tijdgebrek, de
ervaring van de dierenarts en de kostprijs zijn enkele
redenen voor het kiezen van bepaalde operatietechnieken
of -materialen.

Echografie van de ovaria bij het varken:
een praktisch hulpmiddel bij het
bepalen van het inseminatietijdstip

E. de Jong, C. Vanderhaeghe, A. Lopez-Rodn\'guez, R Simoens,
A. Van Soom, A. de Kruif en D. Maes. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2009; 78:276-281.

Echografie wordt sinds de jaren \'90 frequent gebruikt in de
varkenshouderij, vooral om drachtigheid of eventuele
afwijkingen ter hoogte van de baarmoeder vast te stellen
bij zeugen. Echografie kan echter ook zeer interessant zijn
om de ovaria in beeld te brengen. Dit kan door de sonde
rectaal in te brengen maar het is ook mogelijk via trans-
abdominale weg. Door de eierstokken vóór de eerste
inseminatie bij gelten of in de periode na het spenen bij
zeugen regelmatig te onderzoeken, kan men het ovulatie-
tijdstip schatten en aldus het meest geschikte inseminatie-
tijdstip bepalen. Dit is vooral belangrijk op bedrijven met
vruchtbaarheidsproblemen waarbij de bronstcontrole en
het inseminatieschema niet optimaal verlopen. Het
echografische onderzoek van de ovaria laat eveneens toe
andere afwijkingen ter hoogte van de ovaria, zoals
cysteuze ovariële follikels of inactieve ovaria, aan te tonen.
Een echografisch onderzoek kan een belangrijk bijkomend
hulpmiddel zijn bij het optimaliseren van het inseminatie-
schema of bij het diagnosticeren van ovariële afwijkingen.

Vaccinatie tegen berengeur: hoe werkt
het vaccin precies?

E. de Jong en D. Maes

Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:282-283.

De fysieke castratie van beren wordt sinds decennia
wereldwijd toegepast om berengeur in het vlees te
voorkomen. Echter, de ingreep heeft tal van nadelen op
het vlak van gezondheid, productiviteit en vooral dieren-
welzijn. In de loop van 2009 zal er in België een alternatief
voor fysieke castratie van beren beschikbaar zijn. De
dieren kunnen namelijk gevaccineerd worden tegen
berengeur (Improvac®, Pfizer Animal Health) waardoor de
geur in het vlees wegvalt en de consument geen hinder
ondervindt bij het eten van varkensvlees.

-ocr page 343-

in de darm

\\LARIVI

EQUEST & EQUEST PRAMOX

Het ultieme wapen tegen alle
pathogene wormen en horzellarven bij
paarden. Inclusief ingekapselde larven
van de kleine strongylide.

k.

Dierenartsen opgelet!

U kunt de paardenbezitters/verzorgers onder uw cliënten een grote dienst
bewijzen. IVlet Equest & Equest Pramox van Fort Dodge. Een unieke combinatie
voor een volwaardige paardenontworming. Ook de ingekapselde larve van de
kleine strongylide wordt bestreden.

De belangrijkste voordelen:

• Behandeling én preventie tegen alle pathogeen relevante wormen en
horzellarven.

• Eén dosering volstaat voor behandeling én langdurige bescherming.

• Gerenommeerde werkzame bestanddelen: o.a. moxidectine en praziquantel.

• Lange werkingsduur.

• Langdurig remanent effect Moxidectine (bewezen 100% effectief tegen
benzimidazole-resistente kleine strongylide).\'

• Optimale vermindering van weidebesmetting.

• Makkelijke toediening.

Vele paardenbezitters realiseren zich nog niet dat de dierenarts dé specialist is op
het gebied van paardenontworming. Fort Dodge brengt hier verandering in, o.a.
door een brede informatiecampagne. De vraag naar Equest & Equest Pramox zal
hierdoor groeien. Zorg daarom dat u deze unieke, effectieve combinatie in huis
hebt.

www.wormingyourhorse.info
www.fortdodge.eu

m

r ^ ■ 1

al

Collobert, C. et al. (1998) Efficacy of oral moxidectin gel against Benzimida-zole-resistant cyathostomes in horses both
naturally and artificially infected with a field population. J. Equine Vet. Science. 18(9), 588-590
Equest Reg NL 09548; werkzame bestanddelen: moxidectine 18,92 mg /gram; URA, Equest Pramox Reg NL 10399;
werkzame bestanddelen: moxidectine 19,5 mg en praziquantel 121,7 mg per gram; URA. Verdere informatie is op
aanvraag beschikbaar bij: Fort Dodge Animal Health, Postbus 14, 6290 AA Vaals.

-ocr page 344-

Zeehonden met
longwormen

Prionen besmetten ook
vissen

Nieuwe vorm van
Listeria

De zeehondencrèche in Pieterburen
meldt steeds meer zeehonden met een
longworminfectie. Sinds vorig jaar
zomer moesten tweehonderd zieke
dieren worden opgevangen. Geïnfec-
teerde zeehonden krijgen nauwelijks
nog lucht. Zonder behandeling kunnen
de dieren letterlijk stikken in de
wormen. Volgens de zeehondencrèche
is het aantal dieren met longwormen
toegenomen: twee jaar geleden werden
er jaarlijks slechts zeventig dieren met
een longworminfectie binnengebracht.
Er wordt onderzoek gedaan naar de
oorzaak van deze stijging.

anp

Nieuwe brochure cci

Op de GGG-Najaarsdag presenteert de
Commissie Cliënten Informatie (cci)
haar nieuwste cliëntenbrochure:
\'Jeuk en allergie bij de hond\'. In deze
brochure worden alle facetten van de
hond met jeuk besproken. Er wordt
uitgelegd wat de kenmerken zijn van
een hond met een allergie, hoe de
juiste diagnose kan worden gesteld en
welke types allergieën er bij de hond
voorkomen. Ten slotte wordt ook
aandacht besteed aan de verzorging
van de vacht. Op de najaarsdag van de
ggg ontvangt men bij de stand van de
cci een gratis exemplaar van deze
brochure. Daarnaast is de aanvulling
2009 van de
Atlas voor Gezelschaps-
dieren
gratis verkrijgbaar voor leden
van de
ggg. Kijk voor meer informatie
op www.ggg-cci.nl.

Vissen kunnen door het eten van
dierlijk materiaal besmet raken met
boviene spongiforme encephalopathie
(bse) en scrapie, berichten Griekse
onderzoekers in het tijdschrift
flos
one.
De wetenschappers verdeelden
1600 zeebrasems
(Sparus aurata) in
groepen van 200. De vissen werden
gevoerd met gehomogeniseerd
hersenmateriaal van gezonde schapen
en schapen met scrapie, en van gezonde
runderen en runderen met
bse. Dit
werd vijf maal herhaald. In de volgende
24 maanden werden regelmatig vissen
gevangen om hun hersenen, milt en
darmen te onderzoeken. De brasems
vertoonden tijdens de studie geen
symptomen van hersenbeschadiging.
Maar na twee jaar werden bij de vissen
die geïnfecteerd materiaal hadden
gegeten, in de hersenen tekenen
gevonden van sterfte van zenuwcellen.
De onderzoekers zagen ook afzettingen
van materiaal dat positief reageerde
met antilichamen tegen het zeebrasem-
prioneiwit. De hersenbeschadigingen
en het afwijkende prioneiwit werden
niet waargenomen bij vissen die
materiaal van gezonde schapen en
koeien hadden gekregen.

Studenten naar het
ONCologisch Treffen 2010

Het Nederlands KankerFonds voor
Dieren
(nkfd) biedt vijf studenten van
de faculteit Diergeneeskunde de
mogelijkheid aanwezig te zijn op het
ONCologisch Treffen 2010 op 6 en 7
februari in Kontakt der Kontinenten
te Soesterberg. Zowel studenten uit
het vierde studiejaar als co-assistenten
komen in aanmerking. Geïnteresseer-
den kunnen zich aanmelden via de
website van het
nkfd (www.nkfd.nl)
of rechtstreeks bij het
nkfd-secretari-
aat (info@nkfd.nl) onder vermelding
van naam, adres, woonplaats en
telefoonnummer De mogelijkheid
van aanmelden sluit op 31 december
2009 om 24.00 uur

Voor de eerste maal is aangetoond dat
bacteriën ook kunnen groeien en
delen zonder celwand. Dit geldt in elk
geval voor
Listeria monocytogenes, een
bacterie die ernstige voedselvergifti-
ging kan veroorzaken onder andere
via besmette melk. Dit betekent dat er
nieuwe manieren moeten worden
ontwikkeld om Listeriabesmetting op
te sporen. Listeriacellen zien er
normaliter uit als staafjes. Wanneer ze
hun celwand kwijtraken, bijvoorbeeld
onder invloed van antibiotica, neemt
hun omvang toe en nemen ze een
ronde vorm aan. Ze worden dan
slechts omgeven door een enkele
membraan. Wetenschappers noemen
de celwandloze bacteriën L-vormen.
Vergeleken met de normale vorm zijn
er bij L-vormen veel veranderingen in
de stofwisseling van de cel en in de
activiteit van verschillende genen. Bij
Listeria werden veranderingen
waargenomen in de expressie van 280
genen. De L-vorm van Listeria bleek
zich te kunnen reproduceren. Dit
kostte echter meer tijd dan bij de
normale bacteriën: het duurde zes
dagen voor er een zichtbare kolonie
werd gevormd, terwijl dit normaal
slechts 16 tot 20 uur in beslag neemt.
Niet alleen is deze L-vorm niet op
dezelfde manier aan te tonen in melk,
maar de bacterie blijkt ook in staat het
immuunsysteem om de tuin te leiden.
Macrofagen doden normale Listeria-
bacteriën binnen dertig minuten,
maar de L-vorm overleeft veel langer
binnen een macrofaag.

Science Daily

Klimaatcursus
dierenartsen

Het wordt weer donker en herfstach-
tig. Ook bij de varkens in de stal gaat
dit jaargetijde de verwarming aan en
wordt geknepen op de ventilatie. De
grote vraag is natuurlijk hoe men de
problemen voor kan zijn en daardoor
het antibioticumgebruik kan vermin-

-ocr page 345-

deren. Om hierop een antwoord te
geven, dient de klimaatcursus voor
dierenartsen. Deze vindt plaats op lo
december 2009 in Sterksel. Anita
Hoofs en Peter van de Voorst brengen
een actueel, interactief programma
waarbij zowel praktische kennis over
de klimaatbeoordeling als de nieuwste
ventilatiesystemen met hun plus- en
minpunten worden behandeld. Het
wordt duidelijk gemaakt wat de
valkuilen zijn van bijvoorbeeld
systemen voor de bijmenging van
stallucht en wat het effect is van lucht-
wassers. De kosten bedragen 280 euro.
Inschrijven is mogelijk tot 27 novem-
ber 2009 via de
knmvd-portal.

\'Paard in the Picture\'

Op 6 november aanstaande organi-
seert het departement Gezondheids-
zorg Paard van de Utrechtse faculteit
Diergeneeskunde weer het inmiddels
traditionele tweejaarlijkse symposium
voor alle dierenartsen die geïnteres-
seerd zijn in de paardengeneeskunde.
Er komt een groot aantal onderwerpen
aan bod, variërend van de dreiging van
leverbot bij het paard en het gebruik
van osteochondrale pluggen om
kraakbeendefecten op te vullen, tot
het juiste gebruik van Cefquinome bij
veulens, en nog heel veel meer. De
belangstelling van de industrie is dit
jaar bijzonder groot, zodat de monster-
baan een bijzonder levendig en
gezellig strodorp belooft te worden,
waar het tussen de lezingen door en
tijdens de borrel na afloop goed toeven
zal zijn. De Groep Geneeskunde Paard
houdt haar najaarsvergadering
aansluitend aan het symposium en
voor de symposiumgangers die naar
de vergadering gaan, bestaat de
mogelijkheid tussen beide evene-
menten in aan een buffet deel te
nemen. Zie voor het programma en de
inschrijvingsprocedure de website
www.kliniekpaard.nl.

Met dank aan René van Weeren
namens de symposiumcommissie
van het departement Gezondheids-
zorg Paard.

Tuberculosesymposium

Op 17 november organiseert Hygieia
een symposium met de titel \'Attack of
the microbes part 2 - tuberculosis
unravelled\'. Op dit symposium wordt
de problematiek rondom tuberculose
behandeld vanuit verschillende
perspectieven. De lezing van de heer
Koster, humaan arts en werkzaam bij
de tuberculose
ggd te Utrecht, zal zich
voornamelijk richten op de verschijn-
selen, diagnostiek, therapie en
humane problematiek van tube-
rculose. Vervolgens zal de heer Hoyer,
dierenarts van Artis, zich uitspreken
over de situatie bij wild en specifiek
ingaan op tuberculose bij dierentuin-
dieren. Als laatste zal ziekenhuisapo-
theker de heer Aarnoutse een lezing
geven over de resistentieproblematiek
en de ontwikkeling van nieuwe
medicatie tegen tuberculose. Op deze
manier wordt geprobeerd een totaal
overzicht te creëren van de situatie
rond tuberculose. Iedere lezing wordt
afgesloten met een stelling om een
levendige discussie te initiëren tussen
spreker en pubhek. Het programma
begint om 19.15 uur en duurt tot 22.30
uur. De toegangskosten bedragen 3
euro voor studenten en 5 euro voor
\'professionals\'. Deelname is gratis
voor leden van Hygieia. Het sympo-
sium vindt plaats in de aula van het
Academiegebouw.

European veterinary
week 2009

De European Veterinary Week 2009,
een samenwerkingsverband van
dg
Sanco en de Federation of Veterina-
rians of Europe
(fve), vond dit jaar
plaats van 28 september tot 4 oktober.
Deze week viel samen met het begin
van de raadpleging over de toekom-
stige Europese Diergezondheidswet.
FVE-Voorzitter Waher Winding stelde
dat de gezondheid van mens en dier
een publieke aangelegenheid was. "Het
kan daarom gevaarlijk zijn de verant-
woordelijkheid daarvoor volledig bij
de private sector te leggen." Tijdens het
openingscongres werd daarom gepleit
voor een transparantere communi-
catie en een effectieve handhaving. In
samenhang met de wereldrabiësdag op
28 september riep men op om onder-
zoek te doen naar het werkelijke
voorkomen van deze ziekte om deze
uiteindelijk te kunnen terugdringen.
"Rabiës is een genegeerde armoede-
ziekte", was het oordeel. Verder werd
een wereldwijde strategie gepresen-
teerd om de risico\'s van infectieziekten
op het snijvlak van dier, mens en
ecosysteem te verminderen. Hierbij
zou de \'one health\'-samenwerking van
humane en veterinaire artsen en
wetenschappers op alle niveaus
vastgelegd moeten worden. Vanwege
het succes van de Europese veterinaire
weken van 2008 en 2009 heeft de
commissie besloten er ook in 2010
een te organiseren, nu in juni.
www.fve.org

Gedragsonderzoek hond

De Wageningen Universiteit zoekt
mensen die met hun hond willen
meewerken aan een gedragsonder-
zoek. Het gaat om honden die geen
problemen hebben met alleen thuis
zijn, maar ook honden die hier
duidelijk wel problemen mee hebben
(verschijnselen: onder andere blaffen,
joelen, vernielen en onzindelijkheid).
Ze moeten tussen zes maanden en
zeven jaar oud zijn en het afgelopen
half jaar geen gedragstherapie of
gedragsmedicatie hebben gekregen.
Het onderzoek bestaat uit een gedrags-
test, een enquête, bestaande uit twee
delen, speekselafname en (oor)-
temperatuurmeting, testen van het
effect van dog appeasing pheromone
bij de helft van de honden en even-
tueel: een urinemonster. De gedrags-
test vindt plaats in Wageningen van
maandag tot en met vrijdag tussen
9.00 en 19.00 uur van oktober tot en
met en december. Deelnemers krijgen
een bijdrage in de reiskosten en een
attentie voor de hond. Inschrijven kan
op wrww.dierenwetenschap.com. Meer
informatie bij Estelle Vermeulen
(Estelle.Vermeulend) wur.nl).

-ocr page 346-

Gedragskliniek gezelschapsdieren, een
marktonderzoek

Valerie Jonckheer-Sheehy, mrcvs mvb msc las, Nienke
Endenburg, PhD.

Uit en voor de praktijk

samenvatting

Door middel van een marktonderzoek werd geïnventari-
seerd in hoeverre eerstelijnspractici en diereigenaren
behoefte hebben aan een gedragskliniek, gekoppeld aan de
Universiteitskliniek Gezelschapsdieren
(ukg). Het
onderzoek toonde aan dat dierenartsen regelmatig worden
geconfronteerd met gedragsproblemen en dan overwegen
deze cliënten door te sturen.

Ook eigenaren van dieren met gedragsproblemen
willen worden doorgestuurd naar de gedragskliniek. Bij
dierenartsen is er ook behoefte aan nascholing op het
gebied van gedragsproblemen van dieren. Uit het onder-
zoek blijkt dat zowel dierenartsen als diereigenaren
behoefte hebben aan een gedragskliniek die beschikt over
wetenschappelijk gebaseerde kennis, zorg van hoge
kwaliteit en een goede service voor dieren, diereigenaren
en dierenartsen.

In november 2009 zal de gedragskhniek worden
geopend, met als doel het behandelen van pathologische
gedragsaandoeningen door hierin gespeciaHseerde
dierenartsen en erkende gedragstherapeuten.

summary

Research reveals a market for a veterinary behaviour clinic

An enquiry into the requirement of a university veterinary
behaviour clinic in the Netherlands revealed that there is a clear
call for such a service. The specific demands and wishes of first
line practicing veterinarians and companion animal owners
were investigated. The research revealed that veterinarians are
regular confronted with behaviour problems in companion
animals and that they are willing to refer these cases to the
University. They also expressed their need for access to continu-
ing professional development opportunities in the field of
veterinary behavioural medicine (which is something that most
veterinary behaviour clinics associated with veterinary faculties
provide). The demandfi^om companion animal owners was also
examined. It can be concluded that a large number of them had
animals with behaviour problems and that they were willing to
seek veterinary advice on these matters. In response to the above
mentioned demands the University of Utrecht will open a
veterinary behaviour clinic, providing high quality service for
animals, their owners and the referring veterinarians. This
service will be based on sound scientific practice and delivered
by both veterinarians specialised in this field and recognised
animal behaviour therapists.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

inleiding

Hoewel recent wetenschappelijk onderzoek ontbreekt en
de schattingen uiteenlopen, is het duidelijk dat in Neder-
land een substantieel aantal gezelschapsdieren gedrags-
problemen heeft. Het aantal gedragstherapeuten voor
dieren is de laatste jaren sterk gestegen, vaak omdat de
eigenaren problemen ervaren met het gedrag van hun
dieren. Vaak heeft dit te maken met het natuurlijke gedrag
van het dier dat door de eigenaar als probleem wordt
ervaren (i). Maar er zijn ook gedragsaandoeningen, zoals
ernstige en pathologische agressie en angst (2, 3,4). Het
gaat hierbij om ziekteprocessen die zich uiten in gedrag.
Het is inmiddels overduidelijk dat dergelijke patholo-
gische gedragsaandoeningen bestaan (2). Deze behoren tot
de competentie van de dierenarts. In het buitenland zijn
daarom diergeneeskundige expertisecentra geopend voor
dergelijke gedragsproblemen.

In diverse landen kunnen eigenaren van deze dieren
naar gedragsklinieken die verbonden zijn aan een univer-
siteit, zoals onder andere de University of Cornell en
University of Minnesota. Ook in Nederland zal de Univer-
siteitskhniek voor Gezelschapsdieren in november 2009
een kliniek voor gedragsproblemen bij honden, katten, en
papegaaien openen. De faculteit Diergeneeskunde wil met
de gedragskliniek behandeling op een hoog wetenschap-
pelijk niveau aanbieden van dieren met pathologische
gedragsaandoeningen. Wetenschappelijk onderzoek ligt
ten grondslag aan de behandelingen die zullen worden
uitgevoerd door hiervoor opgeleide dierenartsen en
gedragstherapeuten.

Ter voorbereiding voor het opstarten van de gedrags-
kliniek heeft in 2008 een (markt)onderzoek plaatsgevon-
den met een tweeledig doel: ten eerste het inventariseren
of dierenartsen behoefte hebben aan een dergelijke khniek
en welke factoren een rol spelen bij de besHssing om naar
een gedragskliniek door te sturen; ten tweede het in kaart
brengen van de wensen en voorkeuren van diereigenaren
met betrekking tot een gedragskliniek.

materiaal en methode

Het onderzoek onder de diereigenaren bestond uit een
schriftelijke en anonieme enquête die op een aantal
locaties in Nederland aan huisdierbezitters werd uitge-
deeld of per e-mail werd gestuurd. De eigenaren konden
op huisdierfora aangeven of ze in deze enquête geïnteres-
seerd waren. Als dat zo was, werd hij toegestuurd. De
enquête bestond uit 27 open en gesloten vragen.

Voor dierenartsen is ook een schriftelijke enquête
opgesteld en vervolgens per post verstuurd. De enquête

-ocr page 347-

bestond uit achttien open en gesloten vragen. Er is een
aselecte steekproef getrokken (n=20o) uit een lijst van bij
de
knmvd aangesloten dierenartsen. Om de respons zo
groot mogelijk te maken, hebben we gebruikgemaakt van
de Dillmanmethode (5). Dit wil zeggen dat eerst een
enquête en begeleidende brief worden verstuurd. Vervol-
gens wordt na één week een \'follow-up\'-brief gestuurd.
Hierna worden de enquêtes met begeleidende \'follow-up\'-
brief nog twee keer verzonden, met vier weken tussentijd.
Uit efficiëntieoverwegingen is bij dit onderzoek besloten
deze laatste zending slechts eenmalig uit te voeren.

Alle ingevulde enquêtes zijn verwerkt met behulp van
het statistische programma
spss (versie 12.00).

resultaten

Dierenartsen

In totaal hebben 107 dierenartsen de enquête terug-
gezonden; dit is een respons van 53 procent. Van deze
dierenartsen ziet 100 procent met enige regelmaat honden
met gedragsproblemen. Dit percentage ligt op 97 procent
voor katten, 42 procent voor konijnen en 65 procent voor
papegaaien. Bij gedragsproblemen van de diverse diersoor-
ten biedt 96 procent van de praktijken zelf een behandeling
aan. In 91 procent van de dierenartsenpraktijken worden
patiënten met gedragsproblemen ook wel doorgestuurd.

Goede resultaten gemeld door de diereigenaar vormen
voor veel dierenartsen (91 procent) een reden opnieuw te
verwijzen naar een instelling of een bepaalde gedragsthe-
rapeut. Maar ook als de dierenarts zelf verbetering
constateert, is dat een belangrijke reden (38 procent).

Van de dierenartsen geeft 57 procent aan te willen
doorsturen naar een gedragskliniek van de faculteit
Diergeneeskunde. Als motivatie worden aangegeven het
wetenschappelijk karakter van deze gedragskliniek (59
procent), de goede reputatie (24 procent) en de naamsbe-
kendheid (41 procent). Redenen om niet door te verwijzen
zijn onder andere de kosten van de behandeling, en de
service en klantgerichtheid die te wensen over zouden
laten.

Het merendeel van de ondervraagde dierenartsen (75
procent) geeft aan gebruik te willen maken van een
telefonisch spreekuur om inhoudelijke vragen te kunnen
stellen over gedragsproblemen. E-mail wordt door 68
procent van de dierenartsen aangegeven als gewenste
methode om inhoudelijke vragen te stellen.

In totaal 56 procent van de dierenartsen geeft aan te
verwachten per jaar tussen de één en tien patiënten met
gedragsproblemen te zullen doorverwijzen (zie tabel i).

Doorverwijzingen naar gedragskliniek

N

%

0 X per jaar

I

I

I -10X per jaar

41

56

10 - 50 X per jaar

23

31

50-100 X per jaar

8

II

> 100X per jaar

I

I

Totaal

74

100

Tabel i. Aantal verwachtte doorverwijzingen per jaar.

Van de respondenten ontvangt 53 procent de terug-
koppeling graag als schriftelijke rapportage via de post, 24
procent wil graag telefonische terugkoppeling, 68 procent
zag e-mail als een goede manier van terugkoppeling.

Van de dierenartsen gaf 75 procent aan behoefte te
hebben aan educatie op het gebied van gedragsproblemen.

Aanbevelingen die door de dierenartsen werden
gegeven, waren klantgerichte service (44 procent) en
huisbezoeken (18 procent), maar ook een grotere naams-
bekendheid vond men belangrijk.

Huisdiereigenaren

In totaal deden 150 huisdierbezitters mee aan dit onder-
zoek. Het blijkt dat katten en honden in deze onderzoeks-
populatie het meest werden gehouden (respectievelijk 56
procent en 51 procent). Van deze huisdierbezitters heeft 43
procent op dit moment te maken met gedragsproblemen
van hun huisdier

De meerderheid van de respondenten (74 procent) zou
wel willen worden doorverwezen naar de gedragskliniek.
De belangrijkste motivatie hiervoor is de gedachte dat de
gedragskliniek beschikt over deskundigheid en/of
expertise met betrekking tot gedragsproblemen bij dieren
(68 procent).

Van de respondenten wil 26 procent in het geval van
een gedragsprobleem bij hun huisdier niet worden
doorverwezen naar de gedragskliniek. De belangrijkste
reden hiervoor is dat het gedragsprobleem volgens de
eigenaar daar niet erg genoeg voor is.

Een grote meerderheid van de eigenaren wil het liefst
een consult op afspraak en bij voorkeur van maandag tot
vrijdag tussen 17.00 uur en 20.00 uur of op zaterdag tussen
9.00 en 15.00 uur

Van de hondeneigenaren stelt 53 procent een huis-
bezoek op prijs. Bij de katteneigenaren ligt dat percentage
op 60,5 procent.

De prijs die eigenaren willen betalen voor een consult
van 1,5 uur inclusief lichamelijk onderzoek ligt tussen de
60 en 80 euro.

discussie

Behoefte van dierenartsen aan een gedragskliniek

De \'response rate\' van 53 procent bij het onderzoek naar de
wensen en meningen van dierenartsen ten aanzien van de
gedragskliniek is acceptabel te noemen. Dierenartsen
krijgen te maken met allerlei onderzoeken waardoor het
enthousiasme en de tijd om mee te doen aan \'weer een
enquête\' soms ontbreken.

Voor de doorverwijzend dierenartsen is een goed contact
met de gedragskliniek belangrijk. Men heeft behoefte aan
terugkoppeling en dit kan wat betreft de verwijzend
dierenartsen op verschillende manieren worden geregeld.
Vooral als eigenaren tevreden zijn over het resultaat van de
behandeling op de gedragskliniek zullen ze opnieuw
doorsturen, maar ook als ze zelf het resultaat zien.

Ook is er behoefte aan nascholing op het gebied van
gedrag van dieren, bijvoorbeeld in het kader van
pegd.

-ocr page 348-

Door deze nascholing zou ook het contact van de gedrags-
kliniek met de eerstelijnspractici worden bevorderd.

Behoefte van diereigenaren aan een gedragskliniek

De huisdiereigenaren die aan de internetenquête meede-
den, deden dit op vrijwiUige basis. Hierdoor is het moge-
lijk dat een \'bias\' is ontstaan. Hetzelfde geldt voor de
mensen die op verschillende plekken in het land zijn
gevraagd om mee te doen. De meeste huisdierbezitters
waren bereid om mee te werken, maar het kan niet
worden uitgesloten dat de respondenten behoorden tot
een bepaalde groep huisdierbezitters, bijvoorbeeld de
mensen die te maken hebben met gedragsproblemen van
hun dieren.

In dit onderzoek geeft een ruime meerderheid van de
eigenaren aan door hun dierenarts te willen worden
doorverwezen naar de gedragskliniek voor dieren als er
gedragsproblemen zijn geconstateerd. Dit komt overeen
met de situatie bij de meeste universitaire gedragskUnie-
ken in het buitenland, waaronder de Universiteit van
Edinburg en Southampton die ook werken op basis van
doorverwijzing van de eerstelijnsdierenarts.

De wens van veel eigenaren is een consult op afspraak
op door de weekse dagen tussen 17.00 uur en 20.00 uur
maar ook op zaterdag tussen 9.00 uur en rs.oo uur De
meeste buitenlandse klinieken hanteren ruime openings-
tijden en zijn ook in de avonduren en op de zaterdag
geopend. In de praktijk blijkt echter dat de openingstijden
zoals de UKG in Utrecht die nu hanteert, voor de meeste
eigenaren geen problemen opleveren.

De meerderheid van de honden- en katteneigenaren
stelt een huisbezoek op prijs. Huisbezoeken kosten echter
(veel) reistijd, waardoor deze bezoeken niet erg efficiënt
zijn. Het is beter samenwerking te zoeken met op basis van
opleiding geselecteerde gedragstherapeuten in het land.
Cliënten van de gedragskhniek kunnen na een bezoek
waar uitgebreid onderzoek heeft plaatsgevonden en een
behandelplan is opgesteld, worden verwezen naar een
gedragstherapeut in de buurt van de cliënt. Op deze
manier kan een efficiënte \'monitoring\' plaatsvinden.

De prijzen van de consulten in het buitenland verschil-
len nogal en zijn onder andere afhankelijk van de duur
van het consult. Deze varieert tussen de 0,5 en 3 uur. De
prijzen liggen voor een kliniekconsult hond tussen de i r2
en 282 euro en voor een kliniekconsult kat tussen de 58 en
r32 euro. Voor consulten van papegaaien konden we geen
prijzen vinden. Uit ons onderzoek bleek dat eigenaren
voor een consult van r,5 uur, inclusief lichamelijk
onderzoek, tussen de 60 en 80 euro willen betalen. Dit ligt
aanzienlijk onder de prijs die in buitenlandse klinieken
wordt gevraagd, en ook onder het bedrag dat op dit
moment wordt gevraagd voor een gedragsconsult bij de
ukg (r40 euro) (6). Wel is het zo dat er dierziektekosten-
verzekeringen bestaan die gedragsconsulten voor honden
en katten door de door hen erkende gedragstherapeuten
vergoeden. Voor papegaaien wordt dit op dit moment nog
niet aangeboden, maar hier wordt wel over nagedacht (7).
Hierdoor hoeft de prijs van een consult geen probleem te
zijn.

conclusies

De faculteit Diergeneeskunde en de nieuwe gedrags-
kliniek voor dieren van de
ukg kunnen voorzien in een
behoefte van zowel dierenartsen als eigenaren. De
gedragskliniek richt zich op pathologisch gedrag, wat iets
anders is dan ongewenst maar niet pathologisch gedrag.
Eigenaren van dieren met pathologische gedragsaandoe-
ningen zijn gemotiveerd om hiervoor te worden door-
gestuurd. Vanuit de gedragskhniek kan goede voorhchting
aan dierenartsen ervoor zorgen dat zij gedragsaandoe-
ningen met een neurofysiologische achtergrond beter
kunnen herkennen. Door het gericht doorsturen naar de
universitaire gedragskhniek voor dieren kunnen zij ook
aan hun cliënten een goede service verlenen.

dankbetuiging

Met dank aan mw. drs. I. van Douwen en mw. drs. G. de
Jong voor het uitvoeren van het onderzoek.

literatuurlijst

1. Askew HR. Treatment of behaviour problems in dogs and cats: a guide
for the small animal veterinarian. Blackwell Scientific Publications,
Oxford, 1996.

2. Overall KL Proceedings of the dogs trust meeting on the advances in
veterinary behavioural medicine London; 4th-7th November 2004,
Veterinary behavioural medicine: a roadmap for the 2 ist century. The
Veterinary Journal 2005; 169:130-143.

3. Mills DS. Medical paradigms for the study of problem behaviour: a
critical review,Applied Animal Behaviour Science 2003; 81:265-277.

4. Ohl F, Arndt SS and van der Staay FJ. Pathological anxiety in animals,
The Veterinary Journal 2008; 175:18-26.

5. Dillman DA. Mail and Telephone surveys. The total design method.
New York: Wiley, 1978.

6. Schilder MHM. Mondehnge mededeling, 2009.

7. Rooijen van P. Petplan, mondelinge mededeling, 2009.

8. Universiteit van Cornell: http://www.vet.cornell.edu/abc.

9. Universiteit van Minnesota: http://ww.cvm.umn.edu/vmc/abs/home.
htm.

10. Universiteit van California, Davis: http://www.vetmed.ucdavis.edu/
ccAB/main.htm.

11. Universiteit van Edinburgh "the Royal (Dick) school of veterinary
studies": http://www.veLed. ac.uk/services/behaviourhtm.

12. Universiteit van Southampton: http://www.abc.soton.ac.uk.

-ocr page 349-

Ing. A. Malestein

Uit en voor de praktijk

Een goede structuurwaarde van het ruwvoer is belang-
rijk voor een actieve penswerking en daarmee voor een
goede herkauwactiviteit van de dieren. Goed her-
kauwen geeft aanleiding tot speekselvorming en dat
buffert de zuren die in de pens ontstaan bij de fermen-
tatie van vooral koolhydraten. Bij een onvoldoende
buffering wordt de pH te laag, waardoor de microbiële
activiteit in de pens wordt benadeeld. De voerbenut-
ting, ofwel de omzetting van voer naar melk(eiwit),
neemt dan af en de kans op voedingsstoornissen neemt
toe.

Met de speekselproductie wordt bovendien ook ureum
naar de pens gevoerd (recychng). Een goede speeksel-
productie is dus ook gunstig voor de stikstofbenutting.
Het rantsoen moet daarom altijd herkauwwaardig blijven.
Daarnaast is het belangrijk dat de voermassa in de pens
een voldoende hoeveelheid langere en stevige voerdelen
bevat, zodat de biomassa goed in beweging (gemixt) blijft.
De langere voerdelen zorgen ook voor een schrapend
effect op de penswand, zodat de penspapillen niet aan
elkaar gaan verkleven. Daarmee blijft de absorptiecapaci-
teit op een hoog niveau.

celwanden

De celwanden zijn opgebouwd uit verschillende soorten
koolhydraten, zoals pectine (kleefstof), cellulose, hemi-
cellulose en lignine (houtstof). Hiervan is de pectine zeer
goed verteerbaar, terwijl de lignine juist niet verteerbaar is.
De lignine geeft de stevigheid aan de plant en levert de
feitelijke structuurwaarde in het ruwvoer. De cellulose,
hemicellulose en lignine vormen samen het gehalte aan

ndf.

Bij jong groeiend gras is in de celwand relatief veel
pectine aanwezig en weinig lignine. Pas nadat de stengel
zich heeft gevormd, dus op volle lengte is, gaat het gehahe
aan Hgnine toenemen en dus ook de structuurwaarde. Als
het gehalte aan lignine stijgt, neemt de verteerbaarheid af
(daling vc-os en daling vc-ndf) en stijgt de structuur-
waarde van het gras.

Ruwe celstof bestaat vooral uit cellulose en bevat
daarnaast een variabele hoeveelheid pectine en nagenoeg
geen hgnine. Ruwe celstof kan daardoor sterk verschillen
in verteringseigenschappen. Het is als zodanig niet
bruikbaar om de structuurgevendheid aan te geven.

groeiomstandigheden

De afgelopen jaren is de start van de grasgroei in het
voorjaar geleidelijk vroeger begonnen. De dagen zijn dan
nog korter en dus vindt er meer grasgroei plaats bij een

nog geringe daglengte. Groei bij een kortere daglengte
geeft minder snel aanleiding tot de vorming van lignine in
de celwand. Dit gras is dus slapper, mede doordat de
temperatuur vaak gunstig is voor een snelle grasgroei.
Snel groeiend gras is doorgaans slapper dan traag groeiend
gras. Als gevolg van de grasveredeling op een hogere
verteerbaarheid (lees: hogere
vem) is geselecteerd op een
later begin van de bloeidatum. Het gras blijft in het
voorjaar dus langer in het bladstadium. Bijgevolg is ook de
vorming van lignine vertraagd. Ook bemesting met
rundveedrijfmest, dat doorgaans veel kahum bevat,
stimuleert de bladvorming. Hierdoor komt het dat vrijwel
al het gras van de eerste snede wordt gemaaid voordat er
een wezenlijke vorming van lignine heeft plaatsgevonden.
Uitstel van de maaidatum om daarmee meer structuur te
krijgen, is echter vaak ongewenst vanwege de enorme
grasmassa die dan ontstaat. Dit zou de kans op zode-
beschadiging en hergroeivertraging vergroten. Bij de
hergroei in juni tot juli, wanneer de dagen het langst zijn,
is het doorgaans wel mogelijk te wachten op stengelvor-
ming om daarmee een voldoende structuurwaarde te
krijgen. Door de eerste en tweede snee gras dan over elkaar
te kuilen, is de structuurwaarde van het ruwvoer beter te
waarborgen.

Maïs wordt doorgaans geoogst als de plant fysiologisch
oud is. In de stengel is dan weinig pectine en relatief veel
lignine aanwezig. Daarmee is de stengel goed structuur-
gevend.

bewerkingen bij het inkuilen

Onder invloed van technische bewerkingen, zoals maaien
met een kneuzer, intensief schudden en hakselen, kan het
gras meer of minder worden beschadigd. Naarmate de
bewerkingen intensiever zijn, zal meer structuur verloren
gaan.

Vooral het hakselen van gras dat is voorgedroogd tot
meer dan 45 procent droge stof, kan leiden tot een enorm
verlies aan structuur. Dat geldt dan vooral voor bladrijk en
suikerrijk gras. Een dergelijk product wil maar moeizaam
door de hakselaar en bij dat proces wordt veel blad kapot
gemalen. Dit is bij het hakselen al van een afstandje
zichtbaar aan de \'stofwolk\' bij de uitvoer van de hakselaar.
Hakselen van vochtig en enigszins stengelig gras geeft veel
minder kans op structuurverhes, tenzij het fijner dan op
circa 3 tot 4 centimeter wordt gehakseld.

Ook bij maïs heeft de haksellengte invloed op de
structuurwaarde. Naarmate de maïs malser is en fijner
wordt gehakseld (5 tot 6 millimeter) neemt de verterings-
snelheid toe en daalt de structuurwaarde. Dergelijke maïs
draagt weinig bij aan de stabiliteit in de pens. Afgerijpte
maïs laat zich moeilijker hakselen. Doordat de verteerbaar-
heid van de maïsstengel meestal vrij laag is, moet deze
maïs fijner worden gehakseld, bijvoorbeeld op 5 tot 6
milhmeter. Dus als de maïs wordt geoogst in een ouder
stadium, wanneer de stengel sterker is gaan verhouten,

Structuur in de voeding van melkvee

-ocr page 350-

moet hij fijner worden gehakseld. Naarmate de tijd tussen
de bloei van de maïs en de oogst korter is en de maïs
minder is afgerijpt, kan de maïs grover worden gehakseld,
bijvoorbeeld op een lengte van lo tot r2 millimeter.

in de silo

Na het voordrogen en het conserveren zijn de celwanden
doorlaatbaar geworden. De celinhoud, waarin suiker en
oplosbaar eiwit aanwezig zijn, komt nu veel makkelijker
vrij dan in het oorspronkelijke (verse) gras.

Een deel van de suiker wordt tijdens de conservering
omgezet in organische zuren. Van het eiwit wordt een deel
omgezet in ammoniak. Onder invloed van de inwerking
van vocht en zuren ontstaat een bepaalde omzetting in de
celwanden, met als gevolg een verweking van het materi-
aal. Deze omzetting is intensiever bij het vochtig inkuilen,
dat wil zeggen bij een droge stof-gehalte lager dan circa 40
procent. Na het inkuilen wordt het materiaal geleidelijk
slapper en het krijgt daardoor een geringere structuur-
waarde dan het oorspronkelijke verse gras. Door dit geheel
van omzettingen en de snelheid waarmee de oplosbare
bestanddelen vrijkomen, zijn de verteringseigenschappen
van grassilage totaal anders dan van vers gras.

Ook bij maïs is er sprake van een verweking na het
inkuilen, van zowel de celwanden als het zetmeel. Met de
toename van de bewaarduur neemt de afbraaksnelheid toe
en neemt de structuurwaarde af. Ingekuilde maïs, die
naderhand wordt overgekuild, verliest doorgaans ook
structuurwaarde.

bij het uitruilen en voederen

Sinds de mechanisatie het handwerk heeft verdreven, is de
kans op structuurbederf bij het uitkuilen toegenomen.
Naarmate de invloed van de mechanisatie krachtiger is.

dat wil zeggen: naarmate het metaal-voercontact inten-
siever is, gaat meer structuur verloren. Uitkuilen met een
kuilhapper of met een snijbord geeft dus minder kans op
structuurverlies dan uitkuilen met een frees.

Net zo geeft een intensievere bewerking bij gemengd
voeren meer kans op structuurverlies. Naarmate meer
vermogen nodig is om het voer te mengen, is de kans op
structuurbederf groter. Als de voerdeeltjes na het uitkuilen,
mengen en doseren in de voergoot beduidend kleiner zijn
geworden, is er sprake van een intensieve bewerking en
kan teveel structuur verloren zijn gegaan. Om de structuur-
waarde van het rantsoen weer op peil te brengen, kan men
bijvoorbeeld dorshooi, stro of gedroogde lucerne bijmen-
gen. Als dit bijmengen een verlengde mengtijd vraagt, kan
de structuur van de graskuil echter weer verder afnemen.
Het resultaat van dit bijmengen van stro op de uiteinde-
lijke structuurwaarde zal dan vrijwel nihil zijn.

Dat de gekozen techniek bij het mengen invloed heeft
op de prestaties van de dieren, bleek in Engeland, waar op
de universiteit van Reading bij melkkoeien een gelijk
rantsoen werd vergeleken met als verschil of het was
gemengd met een verticaal menger of met een haspel-
menger. Het rantsoen dat was gemengd met de haspel-
menger, leidde tot een geringere pH-daling in de pens en
meer melk en een hoger melkeiwitgehalte.

structuuraanvulling

Voor de matvorming in de pens moet het ruwvoer een
bepaalde lengte hebben, terwijl het voor een schrapend
effect op de penswand een bepaalde stevigheid of hardheid
moet hebben. Afhankelijk van de eigenschappen van het
ruwvoer kan een aanvulling nodig zijn om de pens goed te
laten functioneren. Als men moet aanvullen met
structuurgevend voer, kan men gebruik maken van

-ocr page 351-

diverse producten zoals lucerne en allerlei strosoorten.

Bij lucerne wordt de structuurwaarde vooral bepaald
door het aandeel stengel. Naarmate er meer \'stof\' of pellets
in het product aanwezig zijn, is het bladaandeel hoger
(meer ruw eiwit), maar is de structuurwaarde lager De
stengel van lucerne is hard, maar breekt relatief gemakke-
lijk af. Van stengelrijke lucerne met een stengellengte van
meer dan 3 tot 4 centimeter, geeft een hoeveelheid van
circa i kilogram per koe per dag een wezenlijke aan-
vulling. Lucerne laat zich gemakkelijk mengen, zodat er
geen extra mengtijd nodig is.

Koolzaadstro (stofarm), gehakseld op een lengte van
circa 3 tot 4 centimeter, laat zich eveneens gemakkelijk
mengen en omdat het alleen maar stengeldelen zijn die
zeer traag afbreken, is een aanvulling van circa 0,3
kilogram per koe per dag vaak al voldoende.

Graszaadstro kan afkomstig zijn van diverse gras-
soorten, zoals roodzwenk, rietzwenk, veldbeemd, Italiaans
raaigras en vooral Engels raaigras. De grootste massa
bestaat uit Engels raaigras en dit gras is, als het geoogst
wordt na een regenperiode, zeer snel schimmelig en muf.
In dat geval is het beperkt bruikbaar Het bevat doorgaans
veel stengel en het is hard, zodat het bijdraagt aan de
matvorming in de pens en tegelijk een schrapend effect
heeft op de penswand. Rietzwenk en Italiaans raaigras zijn
meestal frisser en breder dan Engels raaigras, maar het
Italiaans raaigras is doorgaans zachter Om een correctie te
geven zijn doorgaans hoeveelheden nodig van 0,5 tot

I kilogram. Naarmate het product fijner en slapper is, zal
er van deze soorten meer nodig zijn. Roodzwenk en
veldbeemd zijn de fijnste grassoorten. Ze zijn doorgaans
fris en daarom goed bruikbaar Roodzwenk is hard, maar
verbrokkelt toch heel gemakkelijk. Veldbeemd bevat
meestal veel blad. Van deze soorten is daarom meestal
meer dan i kilogram nodig voor een voldoende correctie.

Graanstro kan afkomstig zijn van diverse graansoorten,
zoals tarwe, gerst, triticale en rogge. In vergelijking met
graszaadstro is graanstro veel langer, vooral dat van rogge
en triticale. Daarom moet graanstro kort gesneden zijn
voordat het in de mengwagen komt. In ongesneden vorm
duurt het mengen veel te lang. Bovendien is de kans groot
dat de dieren de langere stengeldelen gaan uitselecteren.
Het mengen van stro heeft dan negatieve gevolgen op de
structuurwaarde van het door de dieren opgenomen voer
Van de aangegeven graansoorten is gerstestro relatief
zacht en meestal fijner Van dit stro is dus meer nodig voor
een voldoende correctie, maar het wordt meestal wel goed
door de dieren opgenomen. Van de hardere graansoorten is
circa 0,5 kilogram dat werkelijk wordt opgenomen, een
voldoende correctie.

Wanneer niet wordt gemengd en ook een structuur-
aanvulling gewenst is, kan fris stengelig ruwvoer ter vrije
opname worden aangeboden. Vaak nemen de pasgekalfde
dieren er dan graag wat van op. Tijdens weidegang is
vooral tijdens een regenperiode de opname aan aan-
vullend ruwvoer aanmerkelijk hoger

The Human Touch

of technology

A.MENARIN1

diagnostics

m

Spotchem EZ klinische chemie
Spotchem EL electrolyten
Exigo / Medonic hematologie
Kwaliteitsbewaking Interne en externe QC
Ovucheck Premate/Plasma progesteron
E.R.D. Healthscreen nierfalen
Aution Micro urinediagnostiek
PocketChem BA ammoniak
Glucocard glucose
Lactate Pro lactaat
l-Stat bloedgassen
Animana veterinaire software
Aniwell klinische voeding

-ocr page 352-

elizen

TM

\'è

isTïièt altijd maki^

....IPUJIUJ\'-

angst voormensen, andere
dieren of een bepaalde situatie

angst door verandering in de
woon- of familiesituatie

^^ angst op straat

Telizen" S

<10 kg

• Bewezen voordeel

• Zeer smakelijk

• Geen bijwerkingen

\\/irt>eic: f

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Voor meer Informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail; info@virbac.nl

-ocr page 353-

\'Off-labd\'-
ontworming

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een eigenaar die zelf verzoekt om een
specifieke toepassing van een niet
geregistreerd diergeneesmiddel, een
paard dat daar niet goed op reageert,
een dierenarts die overlegt met een
collega en probeert het paard een
kans te geven in plaats van het dier
meteen te euthanaseren, en die
vanwege de tragische afloop de
rekening verscheurt: je zou zeggen
dat je daarmee de ingrediënten voor
een tuchtzaak aardig hebt vermeden,
maar nee, het tegendeel is waar.

ingrediënt ivermectine

Hardnekkige wormen teisteren deze
negen jaar oude pony onophoudelijk,
waar dierenarts Jansen in het jaar na
aankoop drastische actie tegen
onderneemt. Jansen injecteert
Dectomax intramusculair, waarna de
pony voorlopig vrij lijkt te zijn van de
mee-eters. De toestand van de pony is
het jaar daarna wisselend, maar in het
algemeen lijkt het paard redelijk
gezond. Ruim een jaar na de Decto-
max-kuur is de vacht van het paard
dof en ontwikkelt zich een buikje. De
eigenaar belt daarom opnieuw met de
dierenartsenpraktijk en vraagt om een
\'ontworming in het bloed\' zoals het
jaar daarvoor ook zou zijn toegediend.

Bij het toedelen van de visites krijgt
de jongere collega Pietersen deze pony
op de lijst. Omdat erbij staat vermeld
dat de eigenaar heeft verzocht om een
ontworming \'in het bloed\', dient
Pietersen een intraveneuze injectie
Ivomec toe. Wat de wormen daarvan
vinden, wordt niet bekend, maar korte
tijd na de injectie wordt de pony erg
onrustig. De dierenarts geeft Dexa-
dreson, maar de pony valt om en raakt
in een allergische shock. Domosedan
brengt ook geen verbetering.

Wat te doen? Pietersen belt met
collega Jansen, die adviseert om
nogmaals Dexadreson en Domosedan
toe te dienen in afwachting van zijn
komst. Na een uur arriveert Jansen ter
plaatse. Hij stelt vast dat de pony niet
meer te redden is en euthanaseert het
dier. Omdat de term \'anafylactische
shock\' voor de verzekering waar-
schijnlijk te moeilijk is, noteert hij op
het verzekeringsformulier dat het
paard is overleden aan \'koliek-
verschijnselen\'. De eigenaar krijgt
geen rekening, vanwege de drama-
tische wending van de ontworming.

ingrediënt informatie

De eigenaar is niet gelukkig met de
gang van zaken. Zij zegt niets te weten
van een injectie in het bloed, vindt dat
het paard onnodig heeft geleden, vindt
dat er niet eerst met andere middelen
had mogen worden gestoeid alvorens
het paard te euthanaseren, vindt het
verkeerd invullen van gegevens voor
de verzekering fraude en meent dat de
dierenartsenpraktijk deze kwestie
probeert te maskeren door geen
kosten in rekening te brengen. Er
wordt nog wat gediscussieerd over de
vaardigheden van Pietersen en andere
zaken, maar voor het Tuchtcollege ligt
het zwaartepunt bij het intraveneus
toedienen van Ivomec. Dierenarts
Pietersen heeft een khnische blik op
de pony geworpen en aangenomen dat
een intraveneuze injectie met Ivomec
conform de wensen van de eigenaar
was. Dat is niet acceptabel. Wat de
eigenaar ook vraagt, een dierenarts
heeft een eigen verantwoordelijkheid
en moet in zo\'n geval zelf de pony
onderzoeken en nagaan of het juist is
om Ivomec intraveneus toe te dienen.

Daar komt nog bij dat Ivomec niet is
geregistreerd voor paarden en dat het
volgens de bijsluiter subcutaan moet
worden toegediend. Pietersen meende
dat de eigenaar bekend was met het
\'off-label\'-gebruik en de bijbehorende
risico\'s, maar ook dat is een verkeerde
aanname. Voor zover \'off-label\'-gebruik
al geoorloofd is (daarover wordt hier
geen uitspraak gedaan -
1 b), moet de
eigenaar hierover expliciet worden
geïnformeerd, zeker als -zoals in dit
geval- de risico\'s worden vergroot door
intraveneuze toediening in plaats van
de voorgeschreven subcutane toedie-
ning (citaat Tuchtcollege -
ib).

Jansen heeft op zijn beurt te lang
gewacht met het verlenen van hulp.
Vanaf het moment dat het misging en
collega Pietersen om hulp vroeg, heeft
het een uur geduurd voordat hij
arriveerde. Dat is te lang om een paard
te laten lijden. Hij had ofwel direct
moeten komen, ofwel met collega
Pietersen nadere afspraken moeten
maken over ingrijpen. Daarbij zij dan
nog opgemerkt dat de eerste poging
om het paard te behandelen niet als
veterinair onjuist wordt gezien: een
dierenarts handelt veterinair niet
onjuist door te proberen het leven van
een dier te redden als hij daarvoor nog
een mogelijkheid ziet.

Los van de toestand van het paard
overweegt het Tuchtcollege dan nog
dat verkeerde informatie weergeven
op een verzekeringsformulier het
vertrouwen in de diergeneeskunde
schaadt. Beide dierenartsen krijgen
daarom een berisping opgelegd. Van
wormen kun je het niet altijd winnen.

-ocr page 354-

Ä Betuwse Paarden Discussie Avonden

Lingehoeve Diergeneeskunde gaat dit najaar van start met de Betuwse Paarden
Discussie Avonden. De doelgroep is alle praktiserende dierenartsen die het
op prijs stellen om gezamenlijk kennis te delen en uiteraard de contacten te
onderhouden.

Maandelijks zal, gedurende de wintermaanden, een onderwerp aan bod komen.
Na een inleiding door een of meerdere sprekers zal er ruimschoots gelegenheid
zijn om op informele wijze te discussiëren.

Iedere avond heeft een vaste agenda:

18.30U - 19.00U Ontvangst met broodje en drankje

19.00U - 20.00U Inleiding onderwerp

20.00U - 21.00U Discussie

21.00U Afsluiting

Agenda

2009

29 oktober

Casuïstiek carpaalproblemen
19 november

Intra-articulaire fragmenten:
klinisch belang?

17 december

Hoestende paarden: plan van aanpak
2010

21 januari

Interactieve casuïstiek springpaarden,
CEVA, P.Benoit (Fr) start
15.30U

25 februari

Geboorteproblematiek veulen
18 maart

Standafwijkingen veulens

Aan deze avonden zijn geen kosten verbonden.
Opgave graag per email via administratie(g)delingehoeve.nl
Zie ook www.lingehoeve.eu voor meer informatie

Lingehoeve

-ocr page 355-

Pilotstudie naar de
behandeling van orale
plaveiselcelcarcinomen

Lenneke Verstijnen en Davina Geerdink

Afgelopen jaar is het departement
Geneeskunde voor Gezelschaps-
dieren van de faculteit Diergenees-
kunde, in samenwerking met het
Universitair Medisch Centrum te
Utrecht, gestart met een pilotstudie
naar de behandeling van niet
chirurgisch verwijderbare tumoren
bij gezelschapsdieren.

Voor de behandeling wordt gebruik
gemaakt van \'"Holmium-microsferen.
\'^^Holmium-microsferen zijn kunst-
stofbolletjes beladen met radioactief
materiaal. Door het intra-tumoraal
toedienen van een relatief hoge dosis
radioactieve microsferen kan de
tumor door straling worden vernie-
tigd, zonder dat gezond weefsel wordt
aangetast. Voor dit onderzoek worden
katten gezocht met orale plaveiselcel-
carcinomen.

plaveiselcelcarcinomen

Orale plaveiselcelcarcinomen groeien
lokaal zeer invasief en worden vaak te
laat ontdekt. Dit betekent dat de tumo-
ren vaak niet meer chirurgisch te
verwijderen zijn. Tevens is de behan-
deling met chemotherapie en/of
bestraling in een dergelijk vergevor-
derd stadium niet meer effectief. Voor
eigenaren is er dan geen andere keuze
dan euthanasie van het dier. De
intra-tumorale behandeling met
radioactieve holmiummicrosferen zou
in deze gevallen kunnen zorgen voor
het in remissie gaan van de tumor,
waardoor het dier mogelijk nog lange
tijd met een goede kwaliteit van leven
kan overleven.

therapie

De holmiumtherapie kan alleen
worden uitgevoerd op de
ukg. De
behandeling bestaat uit een diagnos-
tische fase, een behandelingsfase en
een evaluatiefase. In de diagnostische
fase zal lichamelijk onderzoek
plaatsvinden en bloedonderzoek,
bioptname van de tumor en beeld-
vormende diagnostiek. In de behande-
lingsfase zal intra-tumoraal radioactief
holmium worden toegediend. De kat
zal enkele dagen moeten worden
opgenomen op de nucleaire verpleeg-

afdeling van de ukg, omdat het dier
nog enige tijd na behandehng radio-
actief blijft. De evaluatiefase zal
bestaan uit enkele polikhnische
bezoeken aan de
ukg waar lichamelijk
onderzoek, bloedonderzoek en
diagnostische beeldvorming zullen
worden herhaald. Voor dit onderzoek
vragen we dierenartsenpraktijken
katten met orale plaveiselcelcarcino-
men en gemotiveerde eigenaren door
te sturen naar de
ukg. Voor mogelijke
deelname aan het onderzoek en
verdere informatie kunt u contact
opnemen met: prof. dr.}. Kirpensteijn
(telefoon: (030) 25 39 411. e-mail:
J.Kirpensteijn(|)uu.nl).

Lenneke Verstijnen en Davina Geerdink
zijn onderzoekers aan het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren.

-ocr page 356-

Referaten uit de tijdschriftenbibliotheek

Kippen in achtertuin kleine rol bij
verspreiding vogelgriep

Johan Klein Haneveld

Uitbraken van hoogpathogene
vogelgriepvirussen hebben over de
hele wereld geleid tot de dood van
miljoenen stuks pluimvee en meer
dan tweehonderd mensen. Om
verspreiding van deze virussen te
voorkomen, worden koppels
geruimd, ook kleine of hobbymatig
gehouden pluimveekoppels. Uit
analyse van gegevens over de
HjNj-epidemie in Nederland in
2003 blijkt dat deze zogenoemde
\'achtertuinkoppels\' duidelijk
minder kans liepen besmet te
worden met het virus dan commer-
ciële pluimveebedrijven. Dit wijst
erop dat de hobbypluimveehouderij
slechts een marginale rol heeft
gespeeld in de Nederlandse vogel-
griepuitbraak.

Hoogpathogene vogelgriep is een
verwoestende pluimveeziekte, die
leidt tot grote sterfte en bovendien
enorme economische schade veroor-
zaakt. Sinds het subtype H5N1 de
ronde doet in Zuidoost-Azië, is er
wereldwijd angst ontstaan voor een
menselijke grieppandemie. Hoewel de
meeste aandacht nu uitgaat naar deze
variant, zijn er de afgelopen jaren ook
uitbraken geweest van andere
subtypes, vooral van het type Hj. Deze
uitbraken worden meestal onder
controle gebracht door geïnfecteerde
koppels te verwijderen en door het
preventief ruimen van aangrenzende
gezonde koppels. Met deze middelen
kon bijvoorbeeld de Nederlandse
H/Ny-epidemie in 2003 de kop
worden ingedrukt, maar alleen nadat
30 miljoen vogels waren gedood. Deze
harde maatregelen troffen niet alleen
commerciële pluimveehouders, maar
ook de op kleine schaal gehouden
kippen van bijvoorbeeld hobbyisten

(zogenoemde \'achtertuinkoppels\').
Hiervan werden 180.000 vogels
geruimd. Men ging er namelijk van uit
dat deze koppels besmet konden raken
via trekvogels of via pluimveeboerde-
rijen in de omgeving. De massale
ruiming stuitte echter op verzet in de
Nederlandse samenleving, vooral bij
de eigenaars van de kleine \'achtertuin-
koppels\'. Die meenden dat hun dieren
geen rol van betekenis speelden in de
verspreiding van het vogelgriepvirus.
Tijdens de H/Nj-vogelgriepepidemie
in Nederland in 2003 werden unieke
gegevens verzameld ten behoeve van
epidemiologisch onderzoek. Tot nu
toe betrof dit uitsluitend de commer-
ciële pluimveehouderij. Onderzoekers
van de universiteiten van Utrecht en
Wageningen analyseerden de resulta-
ten nu om te bepalen wat de rol was
van de kleine achtertuinkoppels in
deze uitbraak (i). Ze concluderen dat
het in de toekomst mogelijk niet meer
nodig is ook hobbypluimvee preven-
tief te ruimen.

uitbraak

De officiële definitie van een hobby- of
achtertuinkoppel van het ministerie
van
lnv is: een koppel van minder dan
vijfhonderd vogels, of een koppel
zonder uniek boerderijnummer In
Nederland verbleven de hobbymatig
gehouden kippen grotendeels in de
buitenlucht in een omheinde ruimte.
Het aantal vogels liep uiteen van 4 tot
99. Bij zes koppels waren er verschil-
lende kippenrassen of andere vogel-
soorten aanwezig. Koppels werden
beschouwd als \'geïnfecteerd\' als de
H/Ny-stam via
rt-pcr werd geïsoleerd
uit monsters van vogels met vogel-
griepsymptomen. Tijdens de eerste
uitbraak in de Gelderse Vallei werd
het virus geïsoleerd uit monsters van
183 commerciële koppels en 12
achtertuinkoppels, op een totaal van
984 commerciële pluimveekoppels en

tijdschriftenbibliotheek
De volledige artikelen waarnaar
wordt verwezen in de hier
gepubliceerde referaten, zijn voor
leden van de groepen van de
knmvd gratis toegankelijk via de
tijdschriftenbibliotheek, te
vinden op de
knmvd-website
(www.knmvd.nl). De tijd-
schriftenbibliotheek bevat
28 veterinaire tijdschriften van
over de hele wereld. Daarmee
komt het modernste wetenschap-
pelijke onderzoek voor de
dierenarts binnen handbereik.

een geschat aantal van 3601 hobby-
koppels. Alle geïnfecteerde achter-
tuinkoppels bevonden zich in de
nabijheid van geïnfecteerde commer-
ciële pluimveeboerderijen.

Voor deze studie werd een \'dataset\'
geconstrueerd waarbij koppels
werden geclassificeerd als mogelijk te
infecteren (S), geïnfecteerd maar nog
niet besmettelijk (E), besmettelijk
(I)
en geruimd (R). De onderzoekers
gingen ervan uit dat het na de intro-
ductie van het virus twee dagen
duurde voor een koppel symptomen
vertoonde en dat boerderijen aan het
begin van de uitbraak gemiddeld acht
tot twaalf dagen geïnfecteerd waren
voor de ziekte werd gemeld (en later
in de uitbraak vier dagen).

modellen

Van verschillende epidemiologische
modellen werd onderzocht of deze
overeenkwamen met de waargeno-
men resultaten. Hierbij werden
waardes van verschillende variabelen
uitgeprobeerd, zoals g (de gevoelig-
heid van achtertuinkoppels om
geïnfecteerd te raken) en f (de mate
waarin een koppel andere koppels
besmet). Berekeningen wezen uit dat

-ocr page 357-

een geïnfecteerd commercieel koppel
tijdens een epidemie naar verwach-
ting elke dag gemiddeld o.ry andere
pluimveebedrijven met de vogelgriep
besmet. In de vroege stadia van de
epidemie besmet hetzelfde bedrijf
dagelijks gemiddeld 0,0086 privé-
koppels pluimvee.

Alle modellen die pasten, bleken
hele lage schattingen op te leveren
van de vatbaarheid voor infectie: de
waarde lag steeds tussen o,or3 en
0,014, met een 95 procent-betrouw-
baarheidsinterval van 0,007 tot 0,023.
Dit is r,4 procent van de waarde voor g
voor de pluimveeboerderijen. Dit wijst
erop dat de kans dat achtertuin-
koppels geïnfecteerd raken veel
kleiner is dan die voor commerciële
bedrijven. Volgens de onderzoekers
kan dit verschil niet worden terugge-
voerd op de grotere omvang van de
commerciële bedrijven: het is onwaar-
schijnlijk dat er een lineair verband
bestaat tussen het aantal dieren en de
waarschijnlijkheid van infectie.

Wat betreft de besmettelijkheid
van de koppels leverde de studie geen
eenduidige conclusie op. Het model
waarbij de waarde f op 0 werd gesteld
paste het best, maar andere modellen
pasten ook goed. Berekeningen
leverden een schatting op van f = 0,37,
met een 95 procent-betrouwbaarheids-
interval van 0 tot 5,0. Het aantal
geïnfecteerde achtertuinkoppels was
zo klein dat deze schatting niet
mogelijk was. Gezien de kleinere
omvang van deze hobbymatige houde-
rij, de afwezigheid van mechanische
ventilatie en het ontbreken van
contact met boerderijen, is het te
verwachten dat de achtertuinkoppels
in Nederland minder besmettelijk zijn
dan boerderijen. Dat pluimvee privé
vaak in de open lucht wordt gehouden
en sommige soorten geen symptomen
van infectie tonen, zou ze juist weer
meer besmettelijk maken. Bovendien
is het mogelijk dat kleine uitbraken
over het hoofd werden gezien.

zijdelingse rol

De auteurs concluderen dat het
hobbymatig gehouden pluimvee maar
een zeer zijdelingse rol heeft gespeeld
in de epidemie van hoogpathogene
vogelgriep in Nederland in 2003. In
gebieden zoals Zuidoost-Azië zijn de
achtertuinkoppels echter wel een
belangrijke bron van verspreiding van
het virus. Er zijn echter tussen Neder-
land en Zuidoost-Azië grote verschillen
in houderijsystemen, \'bio-security\',
dichtheid van boerderijen en contact
tussen pluimveekoppels.

Preventief ruimen is een effectieve
manier om de verspreiding van het
griepvirus tussen boerderijen te
verminderen. Maar als bij een eventu-
ele toekomstige epidemie blijkt dat de
achtertuinkoppels inderdaad minder
kans lopen om besmet te raken dan
boerderijen, zou het wel eens niet
nodig hoeven zijn deze ook preventief
te ruimen.

literatuur

I. Bavinck V., Bouma A., Van Boven M., Bos
M.E.H., StassenE., Stegeman [.A.. The role of
backyard poultry flocks in the epidemic of
highly pathogenic avian influenza virus
(H7N7) in the Netherlands in
2003.
Preventive Veterinary Medicine 2009; 88:
247-254.

Mond-en-klauwzeer a",
besmettelijk tijdens incubatie

Transmissie van het mond-en-
klauwzeervirus vindt al plaats
voordat er klimsche verschijnselen
waarneembaar zijn. In welke mate
verspreiding van het virus plaats-
vindt tijdens deze risicovolle periode
is echter nog niet bekend. Neder-
landse onderzoekers gebruikten
experimentele gegevens voor het in
kaart brengen van de transmissie
tijdens de incubatieperiode voor
rundvee, varkens en schapen.
Hieruit bleek dat de transmissiefac-
tor voor de periode zonder klinische
verschijnselen voor zowel gevacci-
neerde als niet gevaccineerde
kalveren en lammeren zeer laag lag.
Voor niet gevaccineerde biggen en
niet gevaccineerd melkvee werd een
veel hogere transmissiefactor
gemeten.

Mond-en-klauwzeer (mkz) is een van
de meest besmettelijke ziektes voor
rundvee, schapen en biggen. Om de
schade zoveel mogelijk te beperken
moet, een mogehjk nieuwe uitbraak
van de ziekte zo snel mogelijk worden
opgemerkt, het liefst voordat het virus
andere kuddes heeft geïnfecteerd.

Onderzoekers hebben laten zien
dat geïnfecteerde, maar symptoom-
loze dieren een belangrijke rol spelen
in uitbraken van
mkz. Geïnfecteerde
dieren scheiden namehjk al virus-
deeltjes uit voordat ze symptomen van
mkz vertonen. Bij sommige dieren
verloopt de infectie in het geheel
zonder klinische verschijnselen. Om
de transmissie tussen dieren en
boerderijen te berekenen, ging men
tot nu toe echter uit van de gehele
periode dat dieren infectieus zijn.

Biggen scheiden het mkz-virus uit voordat er
symptomen optreden. (Foto: Marjolijn Fijten)

zonder de incubatieperiode apart te
nemen. Dit kan leiden tot een over-
schatting van het verwachtte aantal
uitbraken, dus kan het nuttig zijn een

-ocr page 358-

inschatting te maken van het aantal
secundaire uitbraken tijdens de
periode voor de waarneming van
klinische verschijnselen als zodanig.
Nederlandse onderzoekers brachten in
kaart hoeveel virusoverdracht er
plaatsvindt bij melkvee, kalveren,
lammeren en biggen voordat er
symptomen van
m kz worden opge-
merkt (i). Vooral melkvee en varkens
blijken in deze periode al een groot
aantal dieren te kunnen infecteren.

experimenten

De onderzoekers verrichtten trans-
missie-experimenten met in totaal 52
kalveren, 52 lammeren, 40 biggen van
ongeveer 10 weken, en 40 stuks
melkgevend melkvee. De runderen en
schapen werden gehuisvest in
groepen, waarbij de helft was besmet
met het
mkz-virus. De andere helft
van de dieren kwam een dag later voor
het eerst in contact met de besmette
dieren. Bij de biggen werd de helft van
de groep blootgesteld aan een groep
biggen die met
mkz-virus waren
besmet. Deze blootgestelde groep
werd gehuisvest in het gezelschap van
een derde groep biggen. Ook werden
groepen in het onderzoek opgenomen
waarbij de besmette dieren veertien
dagen daarvoor waren gevaccineerd
tegen
mkz-virus. De uitscheiding van
het virus werd gemeten in dagelijks
afgenomen slijmmonsters. Verder
werden de dieren elke dag gecontro-
leerd op het optreden van klinische
verschijnselen.

De virustransmissie voor de
incubatieperiode werd gedefinieerd
als het gemiddelde aantal nieuwe
infecties voor elk infectieuze dier in de
periode waarin geen klinische
verschijnselen zichtbaar waren.

klinische verschijnselen

Niet gevaccineerd melkvee en biggen
(ook achttien van de gevaccineerde
varkens) begonnen kort na de besmet-
ting met het uitscheiden van virus-
deeltjes en hadden een korte incuba-
tieperiode van één tot twee dagen. Bij
kalveren en lammeren duurde het
langer voordat uitscheiding van
virussen werd waargenomen en ook
voordat er symptomen werden gezien.

Virusuitscheiding werd ook waarge-
nomen bij negen van de gevaccineerde
kalveren en zes van de gevaccineerde
lammeren. Van de 24 niet gevaccineer-
de kalveren ontwikkelden en 6
symptomen van
mkz. Voor lammeren
was dit het geval bij 12 van de 24 niet
gevaccineerde dieren en bij het niet
gevaccineerde melkvee en de niet
gevaccineerde biggen gold het voor
alle dieren. In de gevaccineerde
groepen werden alleen symptomen
gezien bij i van de 24 kalveren, en bij
10 van de 20 gevaccineerde biggen,
maar niet bij gevaccineerde lamme-
ren. Voor melkvee gold dat na vaccina-
tie bij geen enkel dier symptomen van
mkz werden waargenomen en bij geen
enkel dier uitscheiding van het virus
plaatsvond. Voor alle diersoorten
bleek vaccinatie de periode waarin
dieren virusdeeltjes uitscheidden
significant in te korten. De hoeveel-
heid virus die werd geproduceerd door
niet gevaccineerd melkvee, was
significant groter bij melkvee dan bij
kalveren, lammeren en biggen. Voor
de gevaccineerde dieren bleek de
hoeveelheid virus die werd uitgeschei-
den, significant groter voor biggen in
vergelijking met kalveren en lamme-
ren.

transmissie

De virale transmissie door dieren
zonder klinische verschijnselen bij
niet gevaccineerde kalveren werd
geschat op 0,30. Voor de gevaccineerde
kalveren was deze waarde erg laag:
1,03 x ro®. Bij gevaccineerde lamme-
ren was de transmissie voordat er
symptomen waren 0,16, en bij niet
gevaccineerde o,2r. Dit wijst erop dat
er na introductie van het
mkz-virus in
koppels lammeren of kalveren minder
dan één nieuwe infectie per geïnfec-
teerd individu optreedt voordat de
ziekte wordt opgemerkt. Volgens de
auteurs zou een goede controle
voldoende moeten zijn om geïnfec-
teerde koppels op te sporen voordat de
ziekte zich naar andere boerderijen
verspreidt.

Voor melkvee was de transmissie
in de incubatieperiode voor niet
gevaccineerde dieren behoorlijk hoog
(176,65). Bij gevaccineerde dieren

werd in het totaal geen virusuitschei-
ding waargenomen en dus ook geen
transmissie. Bij niet gevaccineerde
biggen bedroeg de transmissiefactor
tijdens de incubatie 13,2, welke
waarde door vaccinatie bleek te
worden teruggebracht tot 1,26. Op
melkvee- en varkensbedrijven zou het
MKZ-virus zich voordat er symptomen
optreden dus al naar veel meer dieren
kunnen verspreiden. Het zou zich in
de incubatieperiode ook al kunnen
uitbreiden naar andere boerderijen. De
praktische consequentie daarvan is
dat wanneer er beperkte ruimings-
capaciteit is, varkens- en melkveekop-
pels prioriteit moeten krijgen om de
verspreiding van het virus te beper-
ken.

in het veld

Deze studie bekeek alleen transmissie
van het
mkz-virus binnen koppels. Dit
betekent dat de resultaten niet één op
één kunnen worden doorgetrokken
naar de verspreiding tussen koppels.
Het is echter redelijk aan te nemen dat
het virus zich minder snel tussen
koppels verspreidt dan binnen een
koppel, omdat contact tussen koppels
relatief minder direct en minder
frequent plaatsvindt dan dat tussen
individuele dieren. Verder betreft het
hier experimentele infecties, waarbij
de dieren dagelijks nauwlettend
werden gecontroleerd, terwijl in het
veld boeren opmerkzaam moeten zijn
op tekenen van
mkz. Ondanks deze
verschillen levert dit onderzoek
volgens de auteurs waardevolle
schattingen van de transmissie
voorafgaande aan de waarneming van
khnische verschijnselen.

literatuur

I. Orsel K., Bouma A., Dekker A., Stegeman J.A.,
De Jong M.C.M. Foot and mouth disease
virus transmission during the incubation
period of the disease in piglets, lambs, calves,
and dairy cows. Preventive Veterinary
Medicine 2009; 88:158-163.

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.
Lees de volledige tekst
van deze artikelen via de onhne tijd-
schriftenbibliotheek.

-ocr page 359-

Ingezonden

Oostvaardersplassen

De laatste jaren is de belangstelling voor
dierenwelzijn binnen diergeneeskundig
Nederland enorm toegenomen. Dat is een
gunstige ontwikkeling, die onze (toekom-
stige) patiënten ten goede kan komen.

Zowel de knmvd als de faculteit
Diergeneeskunde als de
dsk nemen
hiertoe afzonderlijk of gezamenlijk
initiatieven, net als onze enthousiaste
voorzitter prof dr. LJ. Hellebrekers. Zij
allen hebben het woord \'dierenwelzijn\'
hoog in het vaandel staan. De diersoorten
waar het in deze discussies om gaat,
variëren van vissen tot paarden en alles
wat daar in grootte tussenin komt.

Onder de eerste twaalf afleveringen
van
^et Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
van dit jaar bevinden zich acht
exemplaren, waarin een of meerdere
artikelen handelen over dierenwelzijn
(ethiek, pijn, ritueel slachten, stress bij
paarden (dissertatie), verwaarlozing en
geweld).

Tot 15 april viel echter in deze
discussie een grote groep dieren buiten de
boot, namelijk de grote grazers (heck-
runderen, konikpaarden en edelherten) in
de Oostvaardersplassen. Zij hebben de
staat als eigenaar, waardoor wij burgers
allen hun eigenaar zijn. We betalen mee
aan hun beheer, maar verder moeten we
er maar mee vertrouwd raken dat er
dieren zullen lijden en door honger
sterven! (In welke mate dit gebeurt, horen
we later wel.)

We mogen daarom blij zijn dat collega
M. Albers de draad die in het naaiwerk
was blijven hangen, heeft opgepakt.
Nagenoeg dezelfde situatie als de huidige
speelde zich afin de winter van iggó tot
iggj. Een aantal dierenartsen heeft zich
toen ingespannen om hierin verbetering te
krijgen. Toen kwam de kwestie al in de
publiciteit en omwonende boeren klaagden
over halfdode dieren die in de omheining
hingen na een poging te ontsnappen,
terwijl veulens in de opdringende massa
werden vertrapt.

Met de zienswijze van de collega\'s J.T.
Lumeij en M. Albers zijn we het volkomen
eens
(tvd van 15 april en 15 mei 200g).

Wat is er sindsdien veranderd? Nog
steeds leggen grote aantallen dieren het
loodje. Of het er nu 1000 of 1300 zijn doet

er in principe weinig toe. Er wordt echter
al gesproken over een sterk stijgende trend
in sterfgevallen. Toen de strijdbijl tussen
voor- en tegenstanders van het gevoerde
beleid nog steeds niet kon worden
begraven, besloot de minister van
lnv in
2006 een internationale commissie van
deskundigen in te stellen. Hoewel deze
commissie het niet eens was met diverse
punten in het beleid, gaf ze tenslotte toch
haarftat, nadat onder andere de volgende
voorwaarden werden gesteld (2006):
- Dagelijkse monitoring van de dieren
en verzwakte dieren eerder afschieten;
-Meer wetenschappelijke begeleiding;
-Bindend advies: de directeur van
Staatsbosbeheer wordt persoonlijk
aansprakelijk gesteld voor de uit-
voering van deze maatregelen, met
absolute transparantie.

Vervolgens gaven de politieke partijen, en
ook de bestuurders van dierenbescher-
mingsorganisaties hunftat. (Voor een
uitgebreid verslag, zie
tvd 2006,
juli-augustus-nummer; dr. ing. P.A.M.
Overgaauw en dr. J.T. Lumeij.) Nu, weer
drie jaar later, is de situatie voor de dieren
nog onvoldoende verbeterd. Wie contro-
leert bovengenoemde punten en hebben
eerder genoemde vertegenwoordigers
nooit de behoefte gevoeld deze controle op
een koude winterdag eens persoonlijk uit
te voeren?

Volgens mij is onze beroepsgroep de
aangewezen instantie om controle uit te
voeren op het welzijn van deze dieren,
bijvoorbeeld een kleine commissie van
ervaren en integere collega\'s, eventueel
aangevuld met één d twee andere
deskundigen. Het moment van afschieten
is zeer belangrijk om de dieren die
gedoemd zijn te sterven, niet onnodig lang
te laten lijden. Dat gebeurt nu wel en dat
is wreed; de overheid hoort altijd het goede
voorbeeld te geven. Dat wordt hier niet
gedaan.

Het is onbegrijpelijk dat de rechter
destijds alle drie de diersoorten tot niet
gehouden dieren heeft verklaard. De
vreemde situatie doet zich nu voor dat de
staat als eigenaar en beheerder van deze
dieren houder is van niet gehouden dieren
(een van de vertalingen van beheerder is
ook houder).

De drie diersoorten zijn alle uitgezet in
de Oostvaardersplassen, ze zijn niet
komen aanlopen, -vliegen of-zwemmen.
Heckrunderen zijn geen wilde dieren, ze
zijn gefokt uit diverse primitieve runder-
rassen. Koniks zijn kruisingen tussen de
bostarpan en kleine huispaardjes in
Noordoost-Polen (rond 1800); de bos-
tarpan, thans uitgestorven, was vrij
makkelijk te temmen en de boeren
gebruikten de kruisingen voor het werk.
Edelherten zijn wel wilde dieren. In de
Oostvaardersplassen zitten ze nu

De staat is houder van niet gehouden dieren zoals deze konikpaarden. (Foto: Geert Bistervels)

-ocr page 360-

ingesloten en zijn ze \'s winters gedoemd in
groten getale te sterven wegens voedsel-
gebrek, terwijl het volgens de wet ieders
plicht is hulpbehoevende dieren de nodige
zorg te verlenen: ook niet gehouden dieren.
Maar geen nood: in de volgende eeuw
heeft iedereen een heckrund ofkonik naar
keuze in zijn achtertuin. Geen tuinman
meer nodig, geen hongerende dieren meer,
voor niet vegetariërs gratis vlees voor de
barbecue (de meelwormen bewaren we
voor arme landen). Geen akelige veetrans-
porten meer, minder wegen nodig
enzovoorts. En hebben we nog heckrunde-
ren en konikpaarden over, dan komt
uiteindelijk de zo lang gewenste wolf uit
het oosten ons helpen. De edelherten
vluchten weg en zwemmen terug naar
hun vaderland Schotland.

Lang leve de namaak-natuur!

Dierenartsen krijgen het druk, want in
dat geval zijn heckrunderen en konikpaar-
den gehouden dieren. Zo hoort het ook.

Wat is het doel van dit project? Het
wordt aangeduid als experiment Een
experiment in de zin van een proefdieren-
experiment is het zeker niet, want daar
zijn strikt wetenschappelijke voorwaar-
den aan verbonden, alsmede minimaal

ongerief voor de dieren. Bovendien eist een
experiment als dit veel voorbereiding en
wetenschappelijke begeleiding, ook op
langere termijn. Is het doel soms om aan te
tonen dat een klein land een groot
\'wildpark\' kan beheren ? Dan is dat slechts
ten dele waar, want een echt wildpark
kan het nooit worden. Dit was alleen het
geval toen flora en (avi)fauna er vrij spel
hadden.

1. Uitbreiding is geen blijvende
oplossing.

Om de komende winter te voorkomen
dat opnieuw dieren wegens honger
omkomen (en wie wil dat laten
gebeuren?), dient het huidige begraas-
bare areaal een X maal zo groot te
worden en zo kunnen (moeten) we
jaren doorgaan.

2. Infectieziekten.

De kudde, ombeschermd tegen
infectieziektes, leeft nu nog min of meer
geïsoleerd. Met uitbreiding oostwaarts
wordt het risico groter dat onze
gehouden dieren, die wij tegen infecties
trachten te beschermen, besmet raken;
tevens dient rekening te worden
gehouden met-voor ons land- nieuwe
infectieziekten.

Collega H.J. Ormel zijn we zeer erkente-
lijk voor zijn uiteenzetting van de totstand-
koming van het politieke standpunt
(Tijdschrift voor Diergeneeslcunde van
15 augustus 2oog). De conclusie daaruit
is, dat de politiek een grote ommezwaai
zal moeten maken, wil ze niet zeer
inconsequent zijn, immers in ons land
worden dagelijks duizenden gezonde
dieren gedood (geslacht).

Na een eerste reactie van de knmvd
(in to Tijdschrift voor Diergeneeskun-
de
van I augustus) hopen we op een
gunstig definitief standpunt ten opzichte
van de betreffende dieren. Mocht dit niet
mogelijk zijn, dan rest ons inziens alleen
een massaal protest vanuit veterinair
Nederland. Zo niet, dan passen de
woorden ethiek en \'advocaat der dieren\'
niet meer in ons vocabulaire. Het
afschieten van willens en wetens uitgehon-
gerde dieren is voor ons onaanvaardbaar
en het is bovendien onbegrijpelijk dat dit
kan en mag gebeuren in ons land.

In verband met de komende winter is
haast geboden.

A.C. Bander te Wassenaar

H.H.J.C. Maillie te Bronneger.

Pensioenfonds heeft bestaansrecht

Bestuur van de Stichting Pensioenfonds
voor Dierenartsen

De financiële crisis heeft het
onderwerp \'pensioen\' prominent op
de kaart gezet. Ook de discussie over
verhoging van de
Aow-leeftijd naar
67 jaar doet het nodige stof opwaai-
en. Het is dus niet verwonderlijk dat
meer mensen dan normaal stilstaan
bij de opbouw van hun pensioen.
Pensioenverzekeraars en pensioen-
fondsen kregen de afgelopen
maanden meer vragen dan gebruike-
lijk. Ook bij de Stichting Pensioen-
fonds voor Dierenartsen
(spd)
kwamen meer vragen binnen.
Vragen over de pensioenopbouw, de
kosten en of een beroepspensioen-
regeling nog wel voordelen biedt.

Uiteraard geven we graag iedere
vraagsteller persoonlijk antwoord.

Maar niet iedere deelnemer klopt met
vragen aan bij
spd. We vinden het
belangrijk dat elke beroepsgenoot
bekend is met de pensioenregeling.
Daarom gaan we in dit artikel kort in
op de verschillende pensioensoorten,
de premie en de kosten. Ook geven we
inzicht in een vergelijkbare regeling
bij een andere marktpartij.

pensioensoorten

De pensioenregeling van spd is een
zogenoemde \'beschikbare premie-
regeling\'. De ingelegde premie bepaalt
de hoogte van het pensioen. Van de
ingelegde premie wordt jaarlijks een
deel van het levenslang ouderdoms- en
partnerpensioen ingekocht. Iedere
deelnemer bouwt dus zijn eigen
pensioen op en betaalt daar ook zijn
eigen premie voor Bij veel andere
beschikbare premieregelingen wordt de
premie jaarlijks belegd en is pas op de
pensioendatum duidelijk wat hiervoor
aan pensioen kan worden ingekocht.
Dat is (ondermeer) afhankelijk van de
beleggingsresultaten en de tarieven op
dat moment. Bij de
spd-regeling zijn
deze risico\'s veel lager Pas in extreme
situaties kunnen opgebouwde pensioe-
nen worden gekort, maar zelfs bij de
huidige economische crisis is dat niet
aan de orde.

Bij overlijden vóór de 65-jarige
leeftijd is er nog geen volledig partner-
pensioen opgebouwd. Daarom wordt
tijdens de looptijd een aanvullend
gedeelte van het partnerpensioen
verzekerd. Het totale partnerpensioen
dat wordt uitgekeerd bij overlijden, is
gelijk aan 70 procent van het totale
ouderdomspensioen dat een deel-
nemer in de pensioenregeling kan
opbouwen. Op de pensioendatum mag
het partnerpensioen ook worden
uitgeruild voor ouderdomspensioen,
bijvoorbeeld wanneer er geen partner
is. Daarnaast is er een wezenpensioen

-ocr page 361-

verzekerd dat bij overlijden wordt
uitgekeerd aan de kinderen van de
deelnemer jonger dan 21. Het wezen-
pensioen bedraagt 20 procent van het
totale partnerpensioen.

Verder voorziet de regehng in een
voortzetting van de pensioenopbouw
als een deelnemer (gedeeltelijk)
arbeidsongeschikt wordt voor vervan-
gende arbeid. Bij arbeidsongeschiktheid
komt de deelnemer in aanmerking voor
premievrijstelling en is deze dus geen
of nog slechts een deel van de premie
verschuldigd. Bij de bepaling van de
arbeidsongeschiktheid hanteert
spd
andere normen dan de beroepsarbeids-
ongeschiktheidsverzekeringen die veel
dierenartsen privé hebben afgesloten.
Voor dierenartsen in loondienst geldt
de w IA-beschikking zoals die door het
uwv wordt afgegeven. Voor zelfstan-
dige dierenartsen vindt de beoordeling
van de mate van arbeidsongeschiktheid
plaats door een onafhankelijke
keuringsinstantie. Hierbij gelden
dezelfde criteria als bij de
wia. Dit kan
ertoe leiden dat dierenartsen bij de ene
verzekering arbeidsongeschikt worden
verklaard (bijvoorbeeld bij volledige
beroepsarbeidsongeschiktheid), maar
naar de keuringsnormen van het
pensioenfonds (de wiA-normen)
volledig arbeidsgeschikt zijn voor
vervangende arbeid. Hoewel het hier
verschillende verzekeringsvormen
betreft, heeft het pensioenfondsbestuur
oog voor deze problematiek en beraadt
zich op mogelijke aanpassingen. Een
medische keuring vooraf is niet nodig,
in tegenstelling tot andere arbeids-
ongeschiktheidsverzekeringen. Alle
nieuwe beroepsgenoten worden
automatisch toegelaten tot deze
verzekering.

toeslagverlening

Bij de opzet van de regeling is bewust
gekozen om geen rekening te houden
met toeslagverlening (indexatie). Er
wordt dus geen premie gereserveerd
om de opgebouwde pensioenen
jaarlijks te verhogen. Als het pensioen-
fonds bijvoorbeeld door goede
beleggingsresultaten een overschot
aan financiële middelen heeft, kan het
bestuur besluiten dit terug te geven in
de vorm van toeslagen. In het verleden
is dit ook enkele keren gebeurd.

pensioenpremie

De pensioenregeling biedt een basis
oudedagsvoorziening, partner- en
wezenpensioen. Dit betekent dat het
pensioen wordt opgebouwd over het
beroepsinkomen, waarbij jaarlijks een
maximum wordt vastgesteld. Het is
belangrijk dat deelnemers zelf nagaan
of deze basisvoorziening toereikend is,
of dat aanvullende pensioenopbouw
gewenst is. Het staat een deelnemer
daarbij vrij om aanvullend premie te
storten bij
spd of elders. Bij vrijwillige
bijstorting bij
spd, gelden dezelfde
voordelen als bij het verplichte deel.

De hoogte van de jaarlijkse
pensioenpremie wordt berekend aan
de hand van de pensioengrondslag. Bij
de opbouw van het pensioen wordt al
rekening gehouden met de vanaf de

rekenvoorbeeld pensioen-
grondslag
Als u 50 procent werkt en een
beroepsinkomen heeft van
2 5.000 euro, bedraagt de pensi-
oengrondslag 100/50 x 25.000
euro minus 13.006 euro = 36.994
euro. Om de pensioengrondslag
te bepalen die wordt gebruikt
voor de berekening van de
premie, vermenigvuldigen we dit
bedrag met uw \'part time\'-per-
centage (ofwel 50 procent x
36.994 euro = 18.497 euro).

65-jarige leeftijd te ontvangen
Aow-uitkering. Over een gedeelte van
het inkomen hoeft daarom geen
pensioen te worden opgebouwd. Het
deel van het inkomen waarover geen
pensioenopbouw plaatsvindt, wordt
de \'franchise\' genoemd. De pensioen-
grondslag is gelijk aan het beroeps-
inkomen (met een maximum van
52.025 euro (2009)) minus de \'fran-
chise\' van 13.006 euro (2009). Voor
deeltijders wordt het beroepsinkomen
teruggerekend naar een \'full time\'-
inkomen. De pensioengrondslag
wordt vervolgens vermenigvuldigd
met het deeltijdpercentage.

Iedere deelnemer betaalt een
percentage van de pensioengrondslag
aan pensioenpremie. De hoogte van
het percentage is leeftijdsafhankelijk.
Voor een jongere deelnemer is een
lagere premie nodig, omdat de tijd tot
de pensioendatum langer is dan bij
een oudere deelnemer. De ingelegde
premie van een jongere deelnemer
kan langer renderen. Gedurende de
deelnameperiode leggen alle deel-
nemers dus hetzelfde bedrag aan
premie in en ontvangen hiervoor
jaarlijks een vergelijkbaar bedrag aan
pensioen.

kosten en opslagen

De uitvoering van een pensioenrege-
ling brengt kosten met zich mee. Deze
worden gefinancierd uit de premie.

-ocr page 362-

spD-regeling

Deelname vanaf Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen

€ 13.086
€11.678
€ 10.249
€8.811
€7-347

€9.160
€8.174

€7.174
€6.168

€5.143

Leeftijd 21
Leeftijd 26
Leeftijd 31
Leeftijd 36
Leeftijd
41

Verzekeraar

Ouderdomspensioen_Nabestaandenpensioen

€7.271
€6.523
€5.752
€4.963
€4.154

€ ro.388
€9.318
€8.217
€7.091

€5.935

Tabel i: spo-regeling vergeleken met vergelijkbare regeling.

Hiervoor worden zogenaamde
kostenopslagen in mindering ge-
bracht op de beschikbare premie.

Opslag voor excassokosten
(2009: r,2 procent).

De opslag wordt gebruikt om de
kosten voor het uitbetalen van de
pensioenen te dekken.

Opslag voor verzekering
premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid
(2009: 5,7 procent)

Hiervan wordt de pensioenopbouw
van arbeidsongeschikte deelnemers
gefinancierd. Er is hier dus sprake van
een verzekeringspremie. In geval van
arbeidsongeschiktheid wordt de
ontvangen uitkering ingezet voor de
toekomstige pensioenopbouw van de
arbeidsongeschikte deelnemer

Opslag voor administratiekosten
(2009: 7,5 procent)

De opslag wordt gebruikt voor het
dekken van de kosten van de admini-
stratie, accountant, actuaris, commu-
nicatie, keuringen in verband met
arbeidsongeschiktheid, bestuur en
wettelijke instanties (De Nederland-
sche Bank (
dnb). Autoriteit Financiële
Markten
(afm)).

Solvabiliteitsopslag
(2009:13 procent)

Deze (kosten)opslag verdient wat
extra aandacht. De solvabiliteit is de
mate waarin het pensioenfonds aan
zijn verplichtingen kan voldoen. Een
maat voor de solvabiliteit is de in de
media veel besproken \'dekkingsgraad\'.
De dekkingsgraad geeft de verhouding
aan tussen de pensioenverplichtingen
(te betalen pensioenen) en het
vermogen van het fonds. Bij een
dekkingsgraad van 100 procent zijn de
verplichtingen en het vermogen
precies in evenwicht. Een pensioen-
fonds is verplicht om buffers aan te
solvabiliteitsopslag weer worden
teruggegeven in de vorm van een
toeslag (indexatie). Het bestuur van
het pensioenfonds dient hierover een
besluit te nemen. Of, wanneer en in
welke mate dit gebeurt, is afhankelijk
van de economische ontwikkelingen
en de rendementen die het pensioen-
fonds behaalt.

marktpositie

De kosten en opslagen zijn slechts één
kant van het verhaal. Het is vooral
belangrijk hoe de pensioenopbouw bij
spd zich verhoudt tot een soortgelijke
regeling in de markt. Deze vraag is

de voor- en nadelen van een verplichte pensioenregeling op

een rij ...

nadelen

- De verplichting zelf Het liefst is iedereen helemaal vrij. Verplichtingen
staan daar haaks op.

- De jaarlijkse pensioenpremie beperkt het vrij te besteden inkomen
gedurende de periode waarin pensioenpremie wordt betaald.

- De spd-regeling kent geen pensioenopbouw over het gehele inkomen. Het
is een basispensioen.

voordelen

- Naast het ouderdomspensioen en partnerpensioen kent spd ook een
wezenpensioen.

- Pensioenopbouw vanaf het begin van de beroepsuitoefening en zodra een
deelnerher is aangemeld. Hoe eerder de pensioenopbouw start, des te langer
het geld rendeert.

- De premie wordt direct omgezet in pensioen. De hoogte van het pensioen
is niet meer afhankelijk van toekomstige beleggingsrendementen.

- Bij hoge beleggingsrendementen kunnen de opgebouwde pensioenen
worden verhoogd.

-spd biedt een basispensioen. Dat betekent dat er (meestal) daarnaast nog
ruimte is om het pensioen verder aan te vullen,
spd biedt die mogelijkheid
ook.

- Doordat de pensioenregeling geldt voor alle dierenartsen, zijn er schaal-
voordelen.

- SPD kent geen winstoogmerk voor andere \'aandeelhouders\' dan de
deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.

- De regeling kent (bij toekenning) voortzetting van de pensioenopbouw bij
arbeidsongeschiktheid. Hiervoor is bij de aanvang van de deelname geen
medische keuring nodig.

- De premie is fiscaal aftrekbaar zonder dit te hoeven aantonen.

- Het bestuur van spd bestaat uit beroepsgenoten.

houden; de dekkingsgraad moet hoger
zijn dan roo procent. De solvabiliteits-
opslag wordt gebruikt om de finan-
ciële buffers van het pensioenfonds op
te bouwen of aan te vullen.

Strikt genomen is hier geen sprake
van kosten. De solvabiliteitsopslag
verdwijnt niet uit het vermogen van
het pensioenfonds. Door de financiële
crisis waren de buffers verdampt. Op
grond van wettelijke regels is het fonds
verplicht deze buffers aan te vullen.
Zodra dat is gebeurd, kan de solvabili-
teitsopslag weer naar beneden worden
bijgesteld. Als de dekkingsgraad boven
een bepaald niveau is gestegen, kan de

-ocr page 363-

uitermate legitiem, maar is niet altijd
eenvoudig te beantwoorden. De
pensioenregeling van
spd is na de
aanpassing van de regeling in 2007
lange tijd enig in zijn soort geweest.
Tot voor kort behoorde een construc-
tie waarbij de ingelegde premie direct
wordt omgezet in pensioenaan-
spraken niet tot het aanbod van de
verzekeraars. Inmiddels zijn er echter
diverse partijen met een vergelijkbaar
product. Om de vergelijking zuiver te
houden en geen appels met peren te
vergelijken, hebben we in tabel i de
sfd-regeling afgezet tegen een
vergelijkbare regeling die in de markt
wordt aangeboden.

In de tabel worden bij verschil-
lende aanvangsleeftijden de opge-
bouwde pensioenen op leeftijd 65
weergegeven. Hierbij is rekening
gehouden met de leeftijdsafhankelijke
premie die
spd hanteert. Binnen spd
wordt gemiddeld bijna 20 procent
meer pensioen opgebouwd dan bij een
vergelijkbare regeling die wordt
uitgevoerd door een commerciële
marktpartij. Hoe kan dat? Allereerst
maakt ook een verzekeraar kosten
voor de uitvoering. Gebleken is dat de
kostenopslag bij de verzekeraar bijna
het dubbele is van wat
spd hanteert.
Dit is te verklaren door onder meer de
distributie- en reclamekosten die bij
een verzekeraar veel hoger zijn. Verder
zit er geen winstopslag in de premie
van
spd. Bij een commerciële markt-
partij ia-dat wel het geval. Hierbij moet
nog worden opgemerkt dat de kosten
voor advies en administratie van een
intermediair niet zijn meegenomen in
de vergelijking. Als hier wel mee

wordt gerekend, leidt dit tot nog
lagere pensioenopbouw bij de
verzekeraar dan bij
spd.

Natuurlijk zijn er partijen in de
markt die hogere uitkomsten beloven
dan bij s PD. Houd er dan echter
rekening mee dat die niet dezelfde
regeling bieden. Vaak wordt er
gerekend met hoge rendementsver-
wachtingen. Dat die niet altijd
waargemaakt worden, is de afgelopen
periode duidelijk gebleken. Ook de
verzekering van partner- en wezen-
pensioen en/of de arbeidsongeschikt-
heidsdekking ontbreekt in enkele
gevallen.

collectiviteit/

verplichtstelling

De bovenstaande vergelijking laat
zien dat het collectief het wat betreft
kosten en opbrengsten wint van het
individu. De uitkomsten zullen in de
tijd variëren als gevolg van wijzigende
omstandigheden, maar \'grosso modo\'
kan worden gesteld dat de schaalvoor-
delen van
spd leiden tot lagere kosten
per individuele deelnemer en hogere
(beleggings)opbrengsten door de
mogelijkheid van risicospreiding. Er
zijn echter nog andere aspecten
waarmee rekening moet worden
gehouden. Zo speelt de fiscaliteit een
belangrijke rol. De aanwezigheid van
een verplicht gesteld beroepspensi-
oenfonds betekent dat voor zowel
zelfstandigen als dierenartsen in
loondienst de premies fiscaal aftrek-
baar zijn. Ook bij carrièreontwikkelin-
gen waarbij dierenartsen in loondienst
als zelfstandige verder gaan, blijft het
opgebouwde pensioen onder dezelfde
fiscale noemer. Bij het wegvallen van
het verplicht gestelde pensioenfonds
vervalt het automatisme van de fiscale
aftrekbaarheid van de pensioenpre-
mies. Bovendien garandeert de
verplichtstelling van
spd dat voor alle
dierenartsen een voorziening is
geregeld voor zowel ouderdomspensi-
oen als partnerpensioen. Dat geldt
voor de zelfstandige dierenartsen,
maar zeker ook voor de dierenartsen
in loondienst.

ledenvergadering

Het is onmogelijk in een relatief kort
artikel alle details van het pensioen-
fonds voor het voethcht te brengen.
Als bestuur van
spd vinden we het
uitermate belangrijk dat het voor de
beroepsgenoten duidelijk is hoe de
pensioenregeling in elkaar zit en
welke kostenvoordelen de collectivi-
teit door de verplichtstelling met zich
meebrengt.

Op 3 november 2009 is er een
algemene ledenvergadering van de
deelnemersvereniging (
alv). Vooraf-
gaand aan die vergadering geeft het
bestuur een mondelinge toelichting
op de voordelen van de verplichtstel-
ling en collectiviteit. Uiteraard is er
voldoende gelegenheid tot het stellen
van vragen. Wie niet in de gelegen-
heid is de ALV te bezoeken, maar wel
een vraag of opmerking heeft, kan die
aan het pensioenfonds doen toeko-
men via e-mail: pensioenfonds.
dierenartsen(|)interpolis.nl.

Het bestuur van de Stichting Pensioen-
fonds voor Dierenartsen.

Werkvergaderingen, cursussen, congressen...

U vindt op www.knmvd.n/agenda een overzicht met waar mogelijk links
naar het inschrijfformulier

-ocr page 364-

SPECIFIC

Artrose Management

Dechra

Vttcrinary Products

Hét unieke Joint support dieet!

1) Uniek hoog gehalte aan omega-3 vetzuren

2) Hoog gehalte natuurlijk glucosamine en chondroïtine

3) Zeer gematigd energiegehalte

-ocr page 365-

Fiscale faciliteit lidmaat-
schapskosten van de
knmvd

Harm Haverkamp

dezelfde reden kan deelname gevolgen
hebben voor de hoogte van de
pensioenopbouw.

afspraken door de partijen worden
vastgelegd in een overeenkomst. De
KNMVD stelt hiervoor een standaard-
overeenkomst beschikbaar via de
website: wrww.knmvd.nl/praktijkzaken.

Voor vragen kunt u contact
opnemen met het bureau van de
KNMVD ((030) 634 89 00).

Op grond van de Wet op de loon-
belasting mag de werkgever het
 aanvullende overeenkomst Harm Haverkamp is seniorbeleids-
inkomen van de werknemer zodanig Op basis van de fiscale regelgeving is medewerker sociaal-economische en
aanpassen dat de betaling van de het noodzakelijk dat bovenstaande arbeidsrechtelijke zaken,
contributie van de knmvd geschiedt
via het brutoloon. Het voordeel

daarvan is dat de werknemer de aanvulling op de arbeidsovereenkomst: fiscale faciliteit

contributie verrekent voor afdracht contributie van de knmvd

van belastingen en premies. Dit Werkgever:.......................................................................................................(naam werkgever)

levert de werknemer een voordeel In deze vertegenwoordigd door:.................................................................................(naam)

op van 42 tot 52 procent. Voor de Hierna te noemen \'werkgever\'

werkgever zijn er geen meerkosten

aan de regeling verbonden. en ondergetekende..................................................................................(naam werknemer)

Burgerservice (Sofi)-nummer.......................................................................................................

hoe gaat het in z\'n werk? Hierna te noemen \'werknemer\'

De werknemer vraagt de werkgever
het brutoloon te verlagen met een
bedrag dat gelijk is aan de contributie.
Hierdoor betaalt de werknemer over
dit bedrag geen loonbelasting en
sociale premies. Afhankelijk van de
hoogte van het inkomen zal het
voordeel 42 of 52 procent bedragen.
Ondertussen betaalt de werknemer
zelf de contributie aan de
knmvd en
maakt een kopie van de contributie-
factuur Werkgever en werknemer
ondertekenen beide een aanvullende
overeenkomst die bepaalt dat werk-
gever de contributie aan werknemer
zal vergoeden onder inhouding van de
contributie op het brutoloon. Als
bewijs zal de werknemer de contri-
butienota overleggen. Verrekening
van de contributie met het brutoloon
kan bij elke salarisbetaling van het
jaar, mits werkgever en werknemer
het er over eens zijn. Voorwaarde is
dat de contributie binnen hetzelfde
kalenderjaar fiscaal dient te worden
verrekend.

Verklaren dat:

a. Werknemer een arbeidsovereenkomst heeft met werkgever;

b. Werknemer lid is van beroepsvereniging knmvd en hiervoor jaarlijks een
contributie betaalt;

c. Werknemer gebruik wil maken van de fiscale mogelijkheid een deel van
het brutoloon in te ruilen voor een kostenvergoeding van de lidmaatschaps-
kosten van de beroepsvereniging
knmvd door werkgever;

d. Werknemer verklaart met overlegging van een kopie van de contributie-
factuur dat de contributie van de
knm vd voor het jaar 2009 €................................

bedraagt\';

e. Werknemer instemt met een verlaging van zijn/haar brutoloon in................

(maand) van het betreffende jaar ter grootte van het onder \'d\' aangegeven
bedrag;

f. Werkgever verklaart zich bereid de onder d genoemde contributie in te
houden op het brutoloon van de werknemer en deze te vergoeden aan
werknemer;

g. Werknemer verklaart zich ervan bewust te zijn dat aan de onder \'e\'
bedoelde verlaging gevolgen (kunnen) zijn verbonden voor onder meer:

- het recht op een sociale zekerheidsuitkering
-het vakantiegeld

- inkomensgerelateerde subsidies

- de pensioenopbouw, et cetera.

In de betekenis dat het (lagere) brutoloon tot nieuwe berekeningsgrond-
slagen leidt.

Datum:........................................................ Plaats:.............................................................................

nadelen van deze regeling

Een nadeel van deze regehng is dat de
werknemer het brutoloon verlaagt.
Daarmee verlaagt hij/zij ook het loon
dat bepalend is voor de hoogte van een
eventueel te ontvangen uitkering
(denk aan Ziektewet, ww en
wia). Om

Handtekening werknemer

Handtekening werkgever

* Parttimers die gebruik maken van de parttime-regeling moeten het gereduceerde contributiebedrag opgeven.

-ocr page 366-

pegd-lezing: \'De tien meest voorkomende
orthopedische problemen in de achterpoot\'

Monique Megens

In navolging van de zeer succesvolle
lezing \'De tien meest voorkomende
orthopedische problemen in de
voorpoot\' van afgelopen juni, zullen
Dick van Zuilen en Roelof Maar-
schalkerweerd nu de achterpoot van
de hond bespreken. Wie deze lezing,
die zich richt op de eerstelijnspracti-
cus, heeft gevolgd, is in staat tot het
stellen van de meeste diagnoses aan
de achterhand van de hond.

In een vijf uur durende lezing zullen
Dick van Zuilen en Roelof Maarschal-
kerweerd, dierenartsspecialisten van
het Diergeneeskundig Orthopedisch
Centrum Amsterdam, ingaan op de
orthopedische aandoeningen aan de
achterpoot van de hond die u in de
praktijk het meest tegenkomt (zie
pegd.nl). Het is een probleemgerichte,
praktische lezing waarin ook het
klinisch onderzoek uitgebreid aan de

orde komt. Deze wordt aan de hond
gedemonstreerd en vervolgens op het
scherm geprojecteerd zodat het voor
iedereen goed zichtbaar is.

nadere informatie

De lezing richt zich op de eerste-
lijnspracticus die zich niet specifiek
heeft toegelegd op de orthopedie. De
sprekers behandelen uitsluitend
behandelingsmogelijkheden waarover
men in de eerstelijnspraktijk beschikt.

De chirurgie zal niet inhoudelijk aan
de orde komen. De lezing vindt plaats
op donderdag 3 december 2009 op het
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren te Utrecht, van
14.00 uur tot 20.00 uur De kosten
bedragen r50 euro inclusief catering.
Kijk voor meer informatie en/of
inschrijven op www.pegd.nl. Met dank
aan de Strategische Partners van
pegd:
Intervet Schering-Plough Animal
Health, A.Menarini Diagnostics, Royal
Canin en Proteq Dier & Zorg.

Monique Megens is bestuurslid van de

ggg.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het departement Genees-
kunde van Gezelschapdieren van
de Universiteit Utrecht.

Jumps and Bumps Maastricht 2009

Het najaar heeft zich aangekondigd
met gekleurde blaadjes en storm-
achtig weer. Dat betekent dat de
ggp-najaarsdag 2009 er aankomt.
Onder het mom van \'erop uit in
eigen land\' heeft de congrescom-
missie de najaarsdag dit jaar ver-
plaatst naar het altijd gezellige en
Bourgondische Maastricht.

Op vrijdag 27 november aanstaande
zal tijdens Jumping Indoor Maastricht
een interessant wetenschappelijk
programma worden gehouden met als
thema \'Jumps and Bumps Maastricht
2009\'. Een internationaal gezelschap
samengesteld uit Derek Knottenbelt
(\'Update on equine tumours\'),
Christiane Görig (\'Equine miracles in
the eye\'), Ann Martens (\'The referral
and follow-up of the equine tumour\')

en Guy Grinwis (\'How and why
equine tumour pathology\') zal ons
alles bijbrengen over de oncologie en
oogafwijkingen bij het paard. Verder
zullen onder leiding van Marianne
Sloet enkele casuïstieken worden
besproken. Als afsluiting van de
middag bestaat voor bezoekers de
mogelijkheid om \'behind the scenes\'
te kijken bij Jumping Indoor Maas-
tricht. Aansluitend wordt een buffet
geserveerd in de vip-lounge, waar
tevens gelegenheid zal zijn om de
sociale en collegiale banden aan te
halen en de
jim verder \'live\' te beleven.

keuringscommissie

Op zaterdag 28 november organiseert
de keuringscommissie van de
ggp een
cursus over de \'Röntgenologische
nevenbevindingen bij de keuring van
het paard\'. Deze cursus zal worden
ingevuld door Kees Dik onder leiding
van Emile Welling. Het programma
van deze dag, die in principe door
iedereen gevolgd kan worden, is een
\'must\' voor alle erkende keuringsdie-
renartsen.

informatie

Kortom, het betreft een interessant
programma voor iedere collega die
zich bezighoudt met de paarden-
geneeskunde. Voor informatie over
het programma, inschrijving en
deelnemerskosten kan worden
gekeken op de website van de
ggp:
www.paardendierenarts.nl, of kan
men contact opnemen met het
secretariaat van de najaarsdag
((030) 63 48 900).

-ocr page 367-

Op 7 november organiseren de
groepen
dib en gkz van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde samen
een symposium over alternatieve
beroepsmogelijkheden voor dieren-
artsen. Alternatief staat hier voor an-
ders dan \'in de dierenartsenpraktijk\'.

Voor de meeste studenten diergenees-
kunde is de praktijk het einddoel.
Maar als je naar de landelijke cijfers
kijkt, blijkt uiteindelijk één op de
zeven dierenartsen niet of niet
uitsluitend practicus te zijn. Dat is een
belangrijke reden om je ook op andere
beroepsmogelijkheden te oriënteren.
Het gaat echter niet alleen om
studenten maar ook om practici. Een
niet onaanzienlijk deel van hen kiest,
na een aantal jaren te hebben geprak-
tiseerd, toch voor een andere carrière.
Ten slotte beginnen de klassieke
scheidslijnen steeds meer te vervagen:
een practicus heeft ook te maken met

uit de industrie

Hogere gezondheid met
nieuw biggenvoer

Onlangs introduceerde Boerenbond
Deurne een speciaal gezondheidsvoer
voor biggen, Vitamax. De productie
hiervan is gebaseerd op een specifieke
grondstofbehandeling in combinatie
met een nieuw smaakconcept en de
toevoeging van gezondheidsverho-
gende stoffen. De Vitamaxlijn wordt
inmiddels op grote schaal toegepast
bij gespeende biggen. Boerenbond
Deurne heeft een inventarisatie
gehouden onder de gebruikers van dit
biggenvoer. Het betrof hier de resulta-
ten van in totaal 54.000 biggen. Van de
gebruikers bevestigde 91 procent dat
sinds de inzet van het speciale
gezondheidsvoer de gezondheid en
vitaliteit van de biggen was verbeterd.
Dit resulteerde in een verlaging van de
uitval en de antibioticabehoefte, een
hoge mate van rust onder de biggen en
een extra goede bespiering.

r.michels@boerenbond-deurne.nl

veterinaire volksgezondheid, een
beleidsmedewerker van
lnv beseft dat
voor het bereiken van beleidsdoelstel-
lingen draagvlak onder practici
noodzakelijk is.

vragen

In dit minisymposium proberen
sprekers de volgende vragen te
beantwoorden: waar gaat het om als ik
een carrière wil uitstippelen? En wat
moet ik van mijzelf weten en hoe zet
ik dat om in een carrièreplanning?
Daarnaast zullen dierenartsen
vertellen hoe het is om te werken bij
de overheid, de farmaceutische
industrie of in het onderzoek. Ten
slotte zal iemand vertellen welke
aanvullende opleidingsmogelijkheden
er ondere andere zijn. Het symposium
is uitdrukkelijk bedoeld voor studen-
ten en afgestudeerden.

Het programma van het symposium
begint om 9.00 uur met koffie. Om 9.30
uur begint een oefening onder het

Cinnabersoftware

Corilus brengt een praktijkmanage-
mentsysteem voor dierenartsen op de
markt onder de naam Cinnaber
Enterprise Edition. Dit is vooral een
vooruitgang op het gebied van \'work-
flow\', protocollair werken en volledige
integratie met digitale beeldvorming.
Cinnaber is ook geschikt voor praktij-
ken met meerdere vestigingen en dit
alles op de eigen infrastructuur of in
een \'hosted\' omgeving. De dierenarts
kan een klantendossier volledig op
maat aanleggen evenals de profielen
van de dieren (vaccinaties, herinnerin-
gen, medische verslagen, opslag van
ecg\'s enzovoorts). Een geïntegreerd
bestelsysteem met een koppeling naar
de meeste groothandels maakt voor-
raadbeheer mogelijk. Daarnaast
kunnen de resultaten van eigen
analyseapparaten en van externe
laboratoria rechtstreeks worden
geïntegreerd. Er is ook een link met
Vetcis, het Veterinair Centraal Informa-
tiesysteem van VetBase. Met \'Cinnaber
thema \'Wat maakt mij gelukkig?\'.
Vervolgens komen van 10.15 uur tot
12.00 uur drie sprekers aan het woord
van de overheid, het bedrijfsleven en
een onderzoeksinstelling. Zij zullen
beschrijven welke functies er op hun
terrein bestaan, wat belangrijke
persoonlijke eigenschappen zijn voor
het vervullen van deze posities en hoe
men de betreffende vacatures kan
herkennen. Dan volgt een kwartier
over het kiezen van opleidingen in het
kader van loopbaanplanning. Het
symposium wordt afgesloten om 12.30
uur.

De carrièreswitch van \'dokter Vlimmen\'

Het symposium wordt gehouden in
zaal C101/T02 van het Androclus-
gebouw van de faculteit Diergenees-
kunde aan de Yalelaan i. De toegang
bedraagt voor studenten en leden van
dib en gkz 5 euro. Anderen betalen
10 euro. Aanmelden is mogelijk via de
website van de
knmvd:
www.knmvd.nl/agenda/.

Mobile\' en een compacte pda of
mobiele
pc kan de dierenarts nu ook op
externe locaties zijn gegevens beheren,
raadplegen en coderen, en even
efficiënt werken als in de praktijk.
griet.vanderweken(a)corilus.be

Nieuwe ontwormtablet

Intervet/Schering-Plough ah intro-
duceert Plerion®, de smakelijke en
makkelijk te geven ontwormtablet
voor honden. Het bestaat uit een
combinatie van de drie actieve
bestanddelen pyrantel, oxantel en
praziquantel. Door deze combinatie
heeft het middel een breedspectrum
effectiviteit en is het werkzaam tegen
rond- en lintwormen. Een eenmalige
toediening volstaat. De meeste
honden eten de tabletten zo uit de
hand dankzij de toevoeging van
varkensleversmaakstof en de zachte
consistentie. Dit middel mag worden
gebruikt bij honden vanaf een leeftijd
van twee maanden. Dankzij de twee

-ocr page 368-

tabletgrootten is een eenvoudige en
nauwkeurige dosering mogelijk:
Plerion 5 voor kleine rassen (r tablet/
5 kilo lichaamsgewicht) en Plerion
10 voor middelgrote en grote rassen
(i tablet/io kilogram lichaams-
gewicht). Er is een presentatie met
20 kauwtabletten of een kliniek-
verpakking met 160 kauwtabletten
(met \'meegeefenveloppen\' om het
middel in een gepaste hoeveelheid aan
de eigenaar te kunnen meegeven).
www.intervet.nl

State of the Heart 2010

Op vrijdag 12 maart 2oro zal in Grand
Hotel Karei V te Utrecht de zevende
editie van het State of the Heart-sym-
posium plaatsvinden, met als thema
"Hart\' op weg naar consensus:
cardiologie in de 2re eeuw\'. Verschil-
lende (inter)nationale sprekers zullen
aandacht besteden aan de nieuwste
ontwikkelingen binnen de veterinaire
cardiologie en de internationale
consensus over de implementatie van
deze inzichten binnen de veterinaire
praktijk. Jens Häggström (Zweden)
bespreekt de behandeling van
congestief hartfalen bij de hond en
Viktor Szatmäri (Hongarije/Neder-
land) en Niek Beijerink (Nederland)
zullen aan de hand van casuïstieken
de nieuwste theorie samen met u in
praktijk brengen. Een arts-cardioloog
gaat in op de consensus over behan-
delprotocollen binnen de humane
cardiologie. Het programma start om
9.00 uur en is rond 18.00 uur afgelo-
pen. De kosten bedragen bij aanmel-
ding voor I december 200 euro en
voor
i februari 260 euro.

(072) 56 62 411

Ivermectine kauw-
tabletten voor paarden

Intervet-sp heeft de eerste ronde
marktintroducties afgerond van
Vectin® (ivermectinekauwtabletten),
een nieuwe breedspectrum paarden-
ontwormer in de vorm van een
smakelijk koekje. De moeihjke
hanteerbaarheid van een spuit, de
vaak niet geoptimaliseerde smaak
van het product en de neiging van
sommige paarden een deel van de
pasta weer uit te spugen, zijn nadelen
van pastaformuleringen die mogelijk
resulteren in een onderdosering.
Hierdoor bestaat de kans dat parasie-
ten resistent worden. Onderzoek heeft
aangetoond dat problemen met het
toedienen van pasta bijdragen aan
frustratie, bezorgdheid en stress onder
eigenaren bij het ontwormen van hun
paarden. De ivermectine bevattende
koekjes zijn op smaak gebracht met
appel en melasse om de acceptatie te
vergroten. De meeste paarden eten de
koekjes uit de hand, maar ze kunnen
ook verkruimeld door het voer
worden gemengd. Het product is
onlangs geïntroduceerd in Duitsland,
Hongarije, Nederland en het Verenigd
Koninkrijk.

www.intervet.com

Canikur® Pro
Masterclasses 2009

Ter gelegenheid van de introductie van
Canikur® Pro organiseert Boehringer
Ingelheim een aantal masterclasses
voor gezelschapsdierenartsen op het
gebied van darmgezondheid met als
titel \'Darm uit balans? Een lastig
probleem\'. Dr. Gaby Verburgh-
Hoffmann (
ukg) zal de incidentie,
etiologie en diagnose van darmproble-
men bij de hond doornemen. Prof dr.
Gertjan Schaafsma, als lector ver-
bonden aan de hogeschool van Arnhem
en Nijmegen, zal feiten en fictie
omtrent pro- en prebiotica behandelen.
Dr. Lars Slingerland, dierenarts van
Boehringer Ingelheim, zal meer
informatie over het nieuwe middel
verstrekken. De masterclasses worden
gehouden op dinsdag 17 november in
Hotel Van der Valk in Assen, op
woensdag 18 november in Hoofddorp
(Schiphol/A4) en op woensdag 25
november in Eindhoven. De presen-
taties starten rond 19.00 uur en duren
tot ongeveer 22.30 uur. Aan deze
avonden zijn geen kosten verbonden.

(072) 56 62 411

Henk van der Zwaag
verlaat
decD

Met ingang van i december 2009
verlaat algemeen directeur ad interim
Henk van der Zwaag de
gd. Hij is
benoemd tot algemeen directeur van
Empatec in Sneek. Ruurd Stolp,
voorheen president van Intervet
Schering Plough, wordt de nieuwe
directeur van de
gd. Henk van der
Zwaag was sinds 2001 directiehd en
hoofd van de divisie Herkauwers.
Vanaf april 2009 zette hij zich als
algemeen directeur ad interim in voor
een klantgerichtere organisatie.
Empatec voert voor zeventien Friese
gemeenten de Sociale Werkvoor-
ziening uit. Daarnaast richt Empa-
select zich binnen Empatec op het
in- en doorstromen van medewerkers
intern en het uitstromen van vak-
mensen naar de reguliere arbeids-
markt. Empaselect voert tevens voor
verschillende deelnemende gemeen-
ten werkgelegenheidstrajecten uit.
info@gddeventer.com

Specific® hypoallergene
kattendiëten

Dechra Veterinary Products heeft de
smakelijkheid van de hypoallergene
kattendiëten
f^d-hy en fyd-hy sterk
verbeterd. Specific®
fyd-hy Food
Allergy Management is een droog
kattendieet op basis van gehydroli-
seerd zalmeiwit, uitermate geschikt
voor katten met een voedselallergie
en/of-intolerantie. Daarnaast is het
dieet zeer geschikt als eliminatiedieet.
Specific®
f5d-hy Food Allergy
Management Plus bevat daarnaast een
hoog gehalte aan omegavetzuren. Het
dieet is uiterst geschikt voor katten
met allergische huidaandoeningen
veroorzaakt door atopie, voedselaller-
gie, vlooienallergie of een combinatie.
Beide diëten zijn verkrijgbaar in
verpakkingen van i en 2,5 kilogram.
info.nl(a)dechra.com

-ocr page 369-

En nu de tanden erin en
samen verder!

Het is zoals Marieke Huisman (voorzitter van de Jaarcongrescommissie)
meldde in de laatste column op deze plek: 2 oktober was een geweldige bijeen-
komst, zowel \'s ochtends als \'s middags. Maar nu moeten we door We hebben de
handschoen opgepakt en hebben nu de kans om te laten zien wat we waard zijn.
Om te laten zien dat wij ons verantwoordelijk voelen als poortwachter van de
gezondheid van dier en mens.

Vandaar dan ook de oproep aan alle collega\'s om de daad bij het woord te
voegen en zich aan te melden bij Vetcis en de gegevens over diergeneesmidde-
lenstromen in te voeren. Ondervindt u technische problemen? Meldt het ons,
dan gaan wij erachteraan om ze de wereld uit te helpen. Hebt u vragen, stuur ze
in! Wij zullen er vanuit de
knmvd en vanuit de stuurgroep alles aan doen om
iedereen met raad en daad bij te staan. Ons doel is om met een aantal maanden te
laten zien waar welke diergeneesmiddelenstromen plaatsvinden, zodat daar een
onafhankelijke en kundige beoordeling over kan worden uitgesproken. Dat is de
eerste en misschien wel voornaamste stap om aan alle partijen te laten zien dat
de apotheek bij de dierenarts in goede en betrouwbare handen is.

Dit lukt vooral als we massaal onze steun aan dit initiatief omzetten in een
heldere informatiestroom richting Vetcis. Vandaar ook de titel van de jaarrede:
\'Yes, we care\'.

voorzitterscolumn

.m

I

_1

En dat laten we ook zien!

Ludo f. Hellebrekers, voorzitter, l.j.hellebrekers@knmvd.nl

Tweede Veterinair Café was succes

Dinsdag 6 oktober 2009 organiseerde
de
ggl voor de tweede keer een
\'Veterinair Café\' voor pas afgestu-
deerde practici en differentiatie
coassistenten landbouwhuisdieren.
Er waren dertig mensen aanwezig.

Vanaf 19.30 uur arriveerden de eerste
mensen in café De Vooghel in Utrecht,
waar het Veterinair Café plaatsvond.
René van den Brom opende de avond
namens de
ggl. Hij vertelde kort wat
de beweegredenen van de
ggl waren
om een Veterinair Café te organiseren:
de
ggl wilde de contacten tussen pas
afgestudeerde practici en differentiatie
co-schappers landbouwhuisdieren
verbeteren en zelf beter bereikbaar
zijn voor vragen en opmerkingen van
deze doelgroepen. Vervolgens was het
woord aan de eerste spreekster,
Marieke de Louw, die eind 2008 is afge-
studeerd en werkzaam is in
dap Ell.
Marieke had een enthousiast verhaal
over haar werk in de praktijk en de
coaching die ze daar (in het begin)
kreeg. Verder had ze enkele tips over
het solliciteren en verwees ze naar een
website waar zij zelf veel informatie
vandaan had gehaald toen ze net
afgestudeerd was (home.tiscali.nl/
easyvetsurf/index.htm).

denk vooruit

De volgende spreker was Jan Hendrik
Boeve, begin 2009 afgestudeerd en
werkzaam in
dgc West-Overijssel. Ook
Jan Hendrik vertelde enthousiast over
zijn werkzaamheden in de praktijk en
over moeilijke situaties die daar soms
ontstaan. Hij gaf de aanwezigen mee
dat ze vooral zelf goed moeten weten
wat ze willen: "Denk vooruit!" Boven-
dien staat of valt volgens hem alles
met goede communicatie.

Als laatste kreeg Maaike van den
Berg het woord, namens de commissie
voor jonge dierenartsen
(cjd). Zij

vertelde hoe de cid is ontstaan en wat
deze commissie kan betekenen voor
net afgestudeerde dierenartsen. De
cid
wil een klankbord zijn voor alle jonge
dierenartsen en staat altijd open voor
vragen en suggesties.

Ondertussen was iedereen voorzien
van iets te drinken en maakte René
van den Brom gebruik van de gelegen-
heid om het GGL-congres onder de
aandacht te brengen en de medeorga-
nisatoren Josine Gelauf, Jan Hendrik
Boeve en Natalie Cleton te bedanken.
Hierna werd er nog lang nagepraat
over allerlei onderwerpen die de
co-schappers en jonge dierenartsen
bezighouden.

Met een opkomst van dertig
mensen was dit Veterinair Café weer
een succes. In het voorjaar van 2010
zal er zeker een volgende worden
georganiseerd.

-ocr page 370-

Miel Bingen

Het was voor velen even wennen:
geen algemene vergadering maar
een themabijeenkomst voorafgaand
aan het Jaarcongres van de
knmvd.
Voorgezeten door de decaan van
faculteit Diergeneeskunde, Anton
Pijpers, werd er in de ledenochtend
gesproken over antibioticaresisten-
tie. Volgend op presentaties van
Alida Oppers, directeur Voedsel,
Dier en Consument van het ministe-
rie van LNV, en Dirk Ruwaard,
directeur Publieke Gezondheid van
het ministerie van vws, was er een
discussie waarna Ludo Hellebrekers
in zijn afsluitende presentatie
inzicht gaf in de door de
knmvd
gekozen oplossingsstrategie.

Dirk Ruwaard schetste in zijn presen-
tatie een duidelijk beeld van de
problematiek rondom antibioticaresi-
stentie. "De verspreiding van
mrsa
binnen ziekenhuizen is een groot
probleem", aldus Ruwaard. "Met name
het feit dat de resistentievorming
sneller verloopt dan de ontwikkeling
van nieuwe antibiotica of alternatie-
ven maakt de situatie een \'hot issue\'."
Toch wees Ruwaard er op dat Neder-
land het goed doet als het gaat om het
beperkt houden van de
mrsa-proble-
matiek. Zo kent Nederland na Noor-
wegen de kleinste verspreiding van
MRSA in Europa. Als redenen voor
deze goede score noemde hij onder
andere het restrictieve humane
voorschrijfbeleid, de richtlijnontwik-
keling antibioticagebruik door
beroepsgroepen en het \'search-and-
destroy\'-beleid van de ziekenhuizen in
Nederland.

Aan het eind van zijn presentatie
keek Dirk Ruwaard naar de diergenees-
kunde en gaf hij een aantal suggesties
om bij te dragen aan het terugdringen
van de resistentieproblematiek. Zo

pleitte hij voor nieuwe vormen van
stallenbouw en hygiënemaatregelen.
De dierenarts moet nog meer dan nu
meedenken over alternatieve veehou-
derijvormen. Ook moet er zijns inziens
gekeken worden naar alternatieven
voor antibiotica en hoe zorgvuldiger
kan worden voorgeschreven.

dierenarts is poortwachter?

Alida Oppers onderschreef de punten
die Dirk Ruwaard in zijn presentatie
maakte en scherpte tijdens haar
verhaal het een en ander verder aan.
Zo stelde zij expliciet dat het antibio-
ticagebruik in de veehouderij de
laatste jaren alleen maar is toege-
nomen, ondanks pogingen het
gebruik tegen te gaan. Hierdoor komt
de positie van de dierenarts onder
druk te staan: "Uw \'licence to produce\'
is dat men vertrouwen heeft dat u op
een integere manier een relevante
taak uitvoert. Hierover is groeiende
maatschappelijke twijfel."

Dit heeft er toe geleid dat het
onderwerp in de politiek een heet
hangijzer is geworden. Minister
Verburg geeft nu nog de sectoren de
kans zelf het probleem op te lossen.
Maar Oppers wees erop dat de
resultaten tot nu toe tegenvallen,
mede door wat zij omschreef als
\'perverse prikkels\' in het systeem zoals
inkomen uit medicijnverkoop en
managementproblemen die worden
opgelost met medicijngebruik.

Afsluitend merkte zij op dat als het
mocht komen tot een ontkoppeling zij
zeker geen voorstander is van een
\'cold-turkey\'-benadering. "Een koude
sanering van de veterinaire sector is
gezien het belangrijke takenpakket
niet wenselijk. Een goede fasering is
noodzakelijk en we moeten oog
houden voor de praktijk. Toch moet
één ding goed duidelijk zijn: als de rol
van bewaker van de volksgezondheid
nu niet goed wordt opgepakt, is er een
zeer groot probleem."

Antibioticaresistentie
onderwerp op eerste
ledenochtend

discussie

Anton Pijpers had, zeker na de
prikkelende stellingen van Oppers,
weinig moeite de zaal aan te moedigen
vragen te stellen tijdens de eerste
discussieronde. Vanuit zowel de
gezelschapsdierenhoek als vanuit de
Groep Gezondheidszorg Paard kwam
de vraag of het aanpakken van de hele
beroepsgroep niet een \'paarden-
middel\' is om een probleem aan te
pakken dat speelt in de intensieve
veehouderij. Dirk Ruwaard wees er op
dat hoewel de problematiek bij deze
diergroepen inderdaad kleiner is, dit
toch nog steeds significant is. Zijns
inziens gaat het dus wel degelijk om
een probleem waar de hele beroeps-
groep naar moet kijken. Alida Oppers
onderschreef zijn mening. "Ook bij
gezelschapdieren zien wij een stijging
van het gebruik van antibiotica en een
stijgende resistentie. Het zou enorm
zonde zijn als er een discussie binnen
de beroepsgroep zou ontstaan over
wie de meeste schuld heeft. Overal in
de diergeneeskunde worden antibio-
tica gebruikt en het gaat dus om een
probleem dat de beroepsgroep
gemeenschappelijk moet oplossen."

Een ander vaak gehoord geluid was
of het eigenlijk wel mogelijk is de
verantwoordelijkheid die de dieren-
arts wordt toegewezen ook echt te
nemen. De druk vanuit de sector om
medicijnen voor te schrijven is
immers groot. Oppers: "De veehouder
en dierenarts houden elkaar gevangen
in een systeem dat ongewenst gedrag
beloont. Er moet dan ook een bewe-
ging op gang komen naar een nieuw
systeem en dierenartsen moeten om
dit te realiseren hun verantwoordelijk-
heid nemen. Een goede dierenarts
spreekt wel degelijk een veehouder
aan op moeilijke punten. Als het
systeem een probleem is, en dat is het,
dan moet de dierenarts duidelijker dan
nu stelling nemen in het publieke
debat om bij te dragen aan het
veranderen van het systeem."

de knmvd heeft een plan

\'De knmvd heeft een plan\' was de titel
van de afsluitende presentatie van
Ludo Hellebrekers. Vol inspiratie
presenteerde de voorzitter van de

-ocr page 371-

knmvd de oplossingsstrategie om tot
een vermindering in antibioticum-
gebruik te komen. Het plan is het
resultaat van een intensieve dialoog
met de beroepsgroep die mede door
zestien discussiebijeenkomsten door
het hele land tot stand is gekomen.
Meer dan vijfhonderd dierenartsen
bezochten de bijeenkomsten en
bespraken de materie vervolgens met
andere collega\'s in de praktijk.
Hellebrekers stelde dan ook dat 90
procent van de beroepsgroep achter
het plan staat.

In het plan van de knmvd staan
centraal het vastleggen van dierge-
neesmiddelenstromen, het \'bench-
marken\', en het aansturen en des-
noods sanctioneren via een
Veterinaire Diergeneesmiddelen
Autoriteit
(vda) . De eerste stap is dus
registratie van alle diergeneesmidde-
lenstromen. Om dit mogelijk te
maken is het Veterinair Centraal Infor-
matiesysteem (Vetcis, zie www.vetcis.
nl) in het leven geroepen. In deze
centrale database komen alle gegevens
met betrekking tot het gebruik van
diergeneesmiddelen te staan, te
beginnen met antibiotica.

Het is aan de experts van de
Veterinaire Diergeneesmiddelen
Autoriteit om met de in Vetcis
verzamelde gegevens aan de slag te
gaan. Het kortetermijndoel van de
autoriteit is het verminderen van het
antibioticagebruik. Op de lange
termijn zal de
vda de expertise op het
totale diergeneesmiddelengebruik
richten. Morgen kunnen immers ook
andere diergeneesmiddelen voor
maatschappelijke problemen zorgen.
Om als autoriteit voldoende draagvlak
te hebben, zal vws leidend moeten
zijn ondersteund door wetenschappe-
lijke instellingen als fD en
wur.
knmvd, lnv
en de verschillende
sectoren alsook de Fidin en
auv
worden betrokken bij de uitvoering.

De vda zal met de gegevens
dierenartsenpraktijken identificeren
waar het antibioticagebruik buiten-
sporig is. Vervolgens geeft de
vda
advies hoe het gebruik van antibiotica
kan worden teruggedrongen. Ultiem
moet de
vda ook de mogelijkheid tot
harde sancties krijgen wanneer
resultaten uitblijven. Hiervoor is uiter-
aard een aanpassing van de wet- en
regelgeving noodzakelijk zodat de
vda
een stevige wettelijke basis krijgt.

opnieuw discussie

Dit keer was het Anton Pijpers zelf die
het voortouw nam: "De trendbreuk in
antibioticagebruik had in 2009
moeten plaatsvinden. Waarom lukt
het nu wel?" Hellebrekers reageerde

stellig: "Over een half jaar zit de bulk
van de antibiotica in Vetcis en
kunnen we een beeld vormen van wat
er nu eigenlijk gebeurd. Het aantal
dierenartsen in de intensieve vee-
houderij is niet groot, dus al snel
zullen we heel gericht partijen
kunnen aanspreken. Met andere
woorden: die reductie komt er."

Alida Oppers merkte op dat
draagvlak erg belangrijk is, maar dat
de inkomensafhankelijkheid van veel
dierenartsen wel eens een struikelblok
zou kunnen zijn. "Aan een aantal
mensen zal toch gevraagd worden een
flink deel van hun inkomen te laten
vervallen en ik ben benieuwd hoe dit
in de praktijk vorm gaat krijgen." Ludo
Hellebrekers gaf toe dat dit zeker een
moeilijk punt is: "Een aantal collega\'s
zal op korte termijn getroffen worden
door een teruggang in inkomen.
Helaas is dit niet volledig te onder-
vangen. Het is dan ook van groot
belang dat de inkomensstromen
worden omgevormd zodat een
dierenarts zijn inkomen genereert uit
het vermarkten van kennis en kunde."

Naar aanleiding van de opmerking
over inkomensstromen ontwikkelde
zich een discussie over het systeem
dat gericht is op het zo goedkoop
mogelijk produceren van voedsel.
Centraal hierin staat de vraag in
hoeverre de overheid bereid is de
dierenarts te steunen door middel van
wet- en regelgeving, voor veel aan-
wezigen een \'must\' om succes te
garanderen. Oppers zag dit echter
anders. "Het is niet meer de tijd van
regelgeving en sancties. De overheid
kan van betekenis zijn als vangnetje,
maar niet meer dan dat. Het gaat erom
dat de dierenartsen het probleem zelf
aanpakken. De beroepsgroep moet de
kracht van het zelfreinigend ver-
mogen niet onderschatten: iedereen
hier kent elkaar. Het is aan de dieren-
artsen om te zorgen voor een reductie
in antibioticagebruik, de overheid zal
zich met controle en handhaving
alleen kunnen richten op een erg
kleine groep uitzonderingsgevallen."

Miel Bingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 372-

Marjolijn Fijten

Op 2 oktober 2009 kwamen ruim
tweehonderd leden bijeen voor het
jaarcongres van de
knmvd in
Hofstede De Beesde in Bunnik. Het
werd een onderhoudende en
inspirerende dag waar volop tijd en
gelegenheid was voor het aanhalen
van contacten.

De congresmiddag startte met de
jaarrede van voorzitter Ludo Hellebre-
kers. Met de thema\'s \'vertrouwen\' en
\'kwaliteit\' stak hij de beroepsgroep
een hart onder de riem. Hij sprak zijn
grote waardering uit voor de steun die
er is voor het plan van de
knmvd om
diergeneesmiddelenstromen - te
beginnen met antibiotica - volledig
inzichtelijk te maken en te laten
toetsen door een panel van experts. De
volledige tekst van de jaarrede is te
vinden op de
knm vD-website.

voedsel en deskundigheid

Na een korte inleiding van dagvoor-
zitter Roeland Wessels kreeg Antoon
Vermeer (
zlto) het woord. Hij schetste
de globalisering van de voedselprodu-
cerende markt aan de hand van
praktische voorbeelden: de internet-
veiling van het Nieuw-Zeelandse
Fonterra bepaalt bijvoorbeeld wereld-
wijd de prijs van melkpoeder. In deze
wereldmarkt kan Nederland zich
onderscheiden door kennis en inno-
vatie, aldus Vermeer. "Innovatie is het
dominante spoor voor de toekomst."
Vermeer noemde coöperatief onder-
nemerschap als de juiste richting.

Het volgende deel van zijn betoog
ging in op de verschuiving van
krachten die bepalen wat waarde krijgt.
Daarbij gaat er steeds meer macht naar
de consumenten. Er is een ontwikke-
ling gaande van aanbodgestuurde
productie naar vraaggestuurde
productie, waarbij primaire bedrijven
zich richten op wat de klant wil kopen.
De betekenis van belangenbehartiging
bij de politiek neemt volgens Vermeer
echter af, omdat de rol van de politiek
verandert. "De maatschappelijke
organisaties en de markt worden meer
bepalend voor de bedrijfsvoering op de
boerderij." Hij wees daarbij op de
discussies over onverdoofd castreren,
eieren uit legbatterijen en bedreigde
vissoorten. "De maatschappelijke
organisaties maken het voor de
\'retailers\' lastig bepaalde producten te
verkopen en de primaire bedrijven
passen zich hierop aan." "De belangen-
behartiging bij de politiek zoals we die
nu kennen, zal dus afnemen", stelde
Vermeer. "Daar staat tegenover dat we
als
zlto meer projecten gaan doen en
meer bedrijfsadvies gaan geven. Aan de
hand van projecten en met behulp van
ondernemerscoaches gaan we ons
richten op meer vraaggestuurde
productie in de land- en tuinbouw."

Vermeer gaf aan dat onze kennis-
structuur een van de sterke punten is
van Nederland. Innovatie volgt
volgens hem vaker uit het bij elkaar
brengen van bestaande dingen dan uit
nieuwe uitvindingen. "Het is niet zo
revolutionair en je wint er geen
Nobelprijs mee, maar het hebben van
een antenne, het oppikken van

Jaarcongres 2009 -
Enerverende innovatie

signalen, je blik verruimen en
mogelijkheden zichtbaar maken: dat
leidt tot vernieuwing."

Vermeer betoogde dat de primaire
sector de dierenarts met zijn deskun-
digheid in het debat nodig heeft.
"Neem uw positie in, durf een autori-
teit te zijn en leiderschap te tonen. Laat
dat zien via certificeren. Wees niet
bang, maar durf gezamenlijk naar de
toegevoegde waarde te zoeken. Bied
weerstand aan de boeren die de bocht
willen afsnijden en houd ze scherp.
Bovenal: zorg dat je er lol in hebt, deel
ervaringen en voer scherpe discussies."

innovatief denken

De tweede spreker op de congres-
middag was Berber Pas. Na een korte
schets van haar onderzoeksachtergrond
illustreerde zij met behulp van
YouTube haar onderzoeksgebied:
werknemers die werk en zorgtaken
combineren, hebben het niet een-
voudig. De feminisering van diverse
beroepen, waaronder de diergenees-
kunde, is een feit. En om de vergrijzing
het hoofd te bieden, is een stijgende
arbeidsparticipatie van vrouwen
gewenst. Een deel van de onderzoeken
in dit kader richt zich op de ambitie van
vrouwen. De resultaten van deze
studies spreken elkaar tegen: vrouwen
hebben wel of niet evenveel of meer
ambities dan mannen in hun carrière.
De heersende moederschapideologie is

-ocr page 373-

een ander onderwerp. Journalisten en
televisiemakers schenken hier graag
aandacht aan. De minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid heeft een
\'taskforce\' in het leven geroepen om te
zorgen dat meer vrouwen met kleine
deeltijdbanen - drie dagen of minder-
overstappen op grotere banen. In
november komt het rapport uit en
volgens Pas zal ook dit rapport het
achtuurjournaal halen.

In de praktijk gaat men op drie
manieren om met feminisering.
Strategie één wordt aangeduid als
\'fixing the women\'. Verschillen tussen
man en vrouw beschouwt men daarbij
als oplosbaar Men traint vrouwen zo
dat zij meer richting de mannelijke
standaard gaan. Een tweede strategie
viert en waardeert juist de verschillen
tussen mannen en vrouwen. "Dit is
wat je nu ziet gebeuren in de bank-
wereld," aldus Pas, "de mannelijke
eigenschappen in de top zoals risico\'s
nemen, en \'hanengedrag\' worden
verfoeid en vrouwen zijn nodig om
evenwichtigere beslissingen te nemen
en verbinding te houden met de
werkvloer en de klant. Deze aanpak
versterkt echter het denken in
stereotypen." Een derde strategie
creëert gelijke kansen voor man en
vrouw. De barrières voor parttimers
worden blootgelegd en men probeert
gezamenlijk oplossingen te bedenken.

Naast deze praktische strategieën is
er een vierde, meer filosofische aanpak.
De kern daarvan is dat de sociale prak-
tijk moet worden veranderd. De onder-
huidse \'norm\' van de ideale werknemer
als een blanke, heteroseksuele, hoog-
opgeleide man moet worden benoemd
en er moet een nieuwe taal worden ont-
wikkeld om impliciete vooroordelen
te ontkrachten. Dit vergt een andere
manier van denken en is een proces van
de lange adem.

De oplossing ligt volgens Pas in het
zoeken naar een combinatie van het
individuele belang en het belang van
de organisatie. "Als u bijvoorbeeld
\'parttimen\' mogelijk maakt, willen
veel medewerkers daar waarschijnlijk
gebruik van maken. Als u echter
tegelijkertijd aandacht schenkt aan
loopbaanontwikkeling, uitdagingen
in het werk, persoonlijke ontwikke-
ling en meer flexibele werkvormen,
blijft het aantal arbeidsuren gelijk of
stijgt het zelfs."

\'Fixing the women\' zou impliceren
dat vrouwen het probleem zijn en dekt
dus niet de lading. Het gaat namelijk
om een veranderend arbeidsethos,
aldus Pas. Op dit moment gaat gene-
ratie X aan het werk, dit is een generatie
die veel belang hecht aan het even-
wicht tussen mens en resultaat. Daarna
komt generaüe Y. Dit zijn mensen die
hun carrière uitstellen: zij willen eerst
zichzelf ontplooien. Belangrijke vragen
op dit moment zijn daarom "Hoe bind
ik werknemers aan mijn organisatie?"
en "Hoe houd ik ze tevreden?". Als
advies gaf Pas het publiek mee om
vooral kleinschalig te beginnen.

discussie

Tijdens de discussie kwam naar voren
dat de menselijke factor het aller-
belangrijkste is voor innovatie. Als er
enthousiaste trekkers zijn die zichtbare
resultaten leveren, zullen meer mensen
volgen. Antoon Vermeer gaf daarbij
aan dat de durf om fouten te maken
één van de belangrijkste criteria is voor
vernieuwing. Berber Pas benadrukte
ook dat het de kunst is gezamenlijk een
probleem op te pakken.

Debbie Jaarsma van de faculteit
Diergeneeskunde vroeg zich af of
innovatie en ondernemerschap
thema\'s zijn die in het onderwijs
kunnen worden opgenomen. Vermeer
was duidelijk: "Hoe jonger je bent, hoe
sneller je leert. Het is zeker nuttig deze
thema\'s verplicht op te nemen in de
opleiding. Het past in het tijdsbeeld
om breder georiënteerde mensen af te
leveren."

cabaret

Mark van de Veerdonk sloot het
jaarcongres van de
knmvd af met een
uiterst geslaagd optreden. Hij had zich
goed voorbereid en was de hele
congresmiddag aanwezig. Het resultaat
was een wervelend optreden met een
waterval aan grappen, improvisaties en
scherpzinnige commentaren op wat er
die dag gepasseerd was. De tranen van
het lachen liepen de mensen letterlijk
over de wangen.

uitreikingen

Aan het eind van de congresmiddag
was het tijd voor \'Dierenartsen in het
zonnetje\'. Naast de elders in dit
Tijdschrift genoemde
mvvo Award
voor
dap Beilen ontving Karin
Hoogendijk het Geschenk ter Onder-
scheiding en werden Frans Cremers en
IJmert de Vries benoemd tot Lid van
Verdienste voor alles wat zij voor de
vereniging hebben gedaan.

De congresdag werd afgesloten met
een gezamenlijk diner onder begelei-
ding van het Cuban Soul Trio. Al met
al was het een zeer geslaagde dag met
een positieve sfeer

Marjolijn Fijten is senior communi-
catiemedewerker bij de
knmvd.

-ocr page 374-

Dit jaar is voor de eerste maal een
Maatschappelijk Verantwoord
Veterinair Ondernemen Award
uitgereikt. De prijs werd uitgereikt
op het jaarcongres van de
knmvd,
dat dit jaar gewijd was aan \'inno-
vatie\'. De winnaar van de
mvvo-
award was Dierenartsenpraktijk
Beilen voor het signaleren van een
volksgezondheidsrisico in vlees-
productie.

Het initiatief van Dierenartsenprak-
tijk Beilen betrof residuen van
antibiotica in het uierweefsel van
droogstaande koeien, die in de
voedselketen terechtkwamen. In een
artikel in het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
werden collega-dierenartsen
geïnformeerd, met daarbij het appèl
veehouders op te roepen hun verant-
woordelijkheid te nemen.

Het ingezonden stuk zorgde voor
interne discussie bij de Voedsel en
Waren Autoriteit en leidde tot het zeer
snel aanpassen van de regelgeving
rondom de post mortem-keuring en
een verbod op het gebruik van
uierweefsel voor humane consumptie.

Het oordeel van de jury luidde:
"Dierenartsenpraktijk Beilen laat
blijken in de kern van haar activi-
teiten
MVO serieus te nemen door uit
eigen beweging het initiatief te nemen
op te komen voor de volksgezondheid,
daar waar de wetgever risico\'s (nog)
niet in de gaten had. Daar gaat het bij
MVO om: eigen verantwoordelijkheid
in het belang van de maatschappij en
tegelijkertijd in het belang van het
bedrijf of de sector"

overige genomineerden

De overige drie genomineerden die in
de race waren voor de Mvvo-award,
waren:

- Road to Bhutan (sponsorproject
Brooke Hospital for Animals) door
dierenartsen Rein Blanken en Peter
Henk Gijsman, Culemborg;

- Duurzaam praktijkgebouw van
De Graafschap Dierenartsen,
Vörden;

- Afya Serengeti van Intervet/
Schering-Plough Animal Health,
Boxmeer

Op de website www.knmvd.nl zijn
korte video-impressies te zien van
deze genomineerden en de prijs-
winnaar De prijs is in het leven
geroepen door de
knmvd, auv,
DigiRedo en St. Anna Advies om
duurzame initiatieven in de veteri-
naire sector in de schijnwerpers te
zetten en zo anderen te stimuleren om
duurzaam te ondernemen. Roeland
Wessels van St. Anna Advies merkte
op: "Ik hoop dat deze eerste prijs zal
bijdragen aan een positieve perceptie
van
mvo in de beroepsgroep en
inspirerend en constructief zal
werken."

De jury bestond uit mr Alida
Oppers (directeur voedselkwaliteit en
diergezondheid van het ministerie van

Alerte dap Beilen wint
eerste
m wo-award

Bernd Hietberg van Dierenartsenpraktijk Beilen ontvangt de Mvvo-cheque ter waarde van looo euro
uit handen van Willem Lageweg. (foto Rogier Bos)

Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit), Willem Lageweg (directeur van
MVO Nederland) en KNMVD-Voorzitter
prof. dr Ludo Hellebrekers.

PRiys

De Mvvo-winnaar ontvangt een
duurzaam beeld getiteld \'Vreemde
vogel\', dat gemaakt is door Marion
Eling-Huls. Aan de
Mvvo-award is een
cheque ter waarde van looo euro
verbonden, die de winnaar mag
schenken aan een project naar keuze.
Dierenartsenpraktijk Beilen koos voor
\'duurzaam boer blijven in Drenthe:
verder terugdringen van de milieu-
belasting via de kringloopbenadering\'.
Dit is een meerjaren studie- en
kennisontwikkelingsprogramma
uitgevoerd door de
etc Adviesgroep,
het
nmi en dms in opdracht van de
Provincie Drenthe om de Drentse
melkveehouderij zowel economisch
als ecologisch duurzamer te ont-
wikkelen.

video\'s

Bekijk de video-impressies op de
knmvd-website: www.knmvd.nl.

-ocr page 375-

Paul Klein jan

* Alkmaar ig-og-igi^ -1 Wolvega 20-07-2009
Als zoon van een dierenarts maakte Paul als kind al kennis met het dieren-
artsenberoep. Toch gaf hij na het behalen van zijn
hbs-diploma niet meteen
de voorkeur aan de studie Diergeneeskunde. Hij studeerde eerst enige tijd in
Delft. Pas daarna koos hij het beroep van zijn vader en ging in Utrecht
studeren. Vanwege de oorlog kon er geen sprake zijn van een zorgeloze
studententijd. Paul dook onder, maar werd gearresteerd en tewerkgesteld in
Polen. Pas twintig jaar oud moest hij daar fungeren als paardenarts. Aan het
einde van de oorlog was hij tolk in het Engelse leger in Duitsland.

Toen hij in 1945 de studie kon voortzetten, werd Paul weer lid van het
Utrechts Studenten Corps,
dsk en dig. Later werd hij benoemd tot ere-
voorzitter van DIG en tot op hoge leeftijd bezocht hij met veel genoegen de
Dies.

In 1949 werd Paul assistent in de praktijk van dierenarts A.J. Hibma in
Wommels. Naast een goede collega werd de heer Hibma ook zijn schoon-
vader, toen Paul ini95r trouwde met de oudste dochter, Rigt. Uit het
huwelijk werden drie zoons geboren, van wie twee het beroep van dierenarts
uitoefenen.

Zijn verdere leven zou Paul in Friesland doorbrengen. Hij maakte zich het
Fries snel eigen en beheerste de taal uitstekend. Hij hield van deze bijzondere
provincie en was geïnteresseerd in de geschiedenis ervan. De praktijk in
Wommels was een grote plattelandspraktijk. Het was hard werken met in het
voorjaar veel verlossingen van koeien en schapen en in de jaren \'50 tot
\'70 de
massabestrijding van mond- en klauwzeer, tuberculose en abortus bang.

Naast zijn dagelijks werk vervulde Paul consciëntieus en enthousiast
functies voor de
knmvd. Jarenlang was hij secretaris van de afdeling Fries-
land. In 1978 werd hij lid van de Ereraad waarin hij werd geacht om zijn
weloverwogen oordeel en bedachtzaamheid.

Paul werkte tot 1954 samen met zijn schoonvader. De praktijk werd weer
een famiheaangelegenheid toen hij met zijn zwager Hisko Poppinga ging
associëren. Paul was een dierenarts in hart en nieren en een goede practicus.
Problemen waren er in de praktijk zelden: Paul hield van harmonie, conflic-
ten dienden te worden opgelost.

In 19 7 5 werd Paul benoemd tot directeur van de vleeskeuringsdienst \'De
Stellingwerven\'. Na 1977 werd daar de kring Heerenveen aan toegevoegd. Het
werkgebied omvatte toen elf gemeenten. Tijdens Pauls directeurschap werd
een nieuwe behuizing gebouwd voor de vleeskeuringsdienst. In 1985 werd
de gemeentelijke vleeskeuringsdienst opgeheven en werd de Rijksdienst
voor Vee en Vlees opgericht. Voor Paul was dit het moment om zijn actieve
baan te beëindigen.

Na zijn werkzame leven genoot Paul met Rigt van kinderen en klein-
kinderen, bezoeken aan musea, wandelingen en fietstochten. In voor- en
najaar maakten zij vele door Paul terdege voorbereide reizen met de caravan.

De laatste jaren leed Paul aan geheugenverlies en ook zijn lichamelijke
gezondheid liet steeds meer te wensen over. Toch heeft hij dankzij de
liefdevolle verzorging van Rigt en het meeleven van zijn gezin deze laatste
tijd thuis kunnen doorbrengen.

in memoriam

Wij verhezen in Paul een gewaardeerde collega, een integer en aimabel
mens.

Hisko Poppinga, Yge Venema

-ocr page 376-

Plug in/Chi I out.

S^ Het moderne leven kan stress
^^ opleveren voor de kat.
^ ^ Deze stress kan lelden tot
^ ^ klinische en gedragsproblemen.

Feliway® is een bewezen en gebruiksvriendelijke manier om stress bij de kat te voorkomen
ofte reduceren. Het helpt de kat zich aan te passen aan het modeme leven.

Felway®. Geruststelling in kattentaal.

FELIWAY

FHiway bevat een synthetisch atöloog van cJc F3 fraoip van het -..oo van dc

Toepassingen Vborkomen of itoppen van sü«src3rties b«i kAtton (spioc-cn. v. ..vil
krabben, veii^ van eodusL mirxJcr rtn in speten of conüct). Stek karton gofust in onbekende of
stressvolieonncandigheden<3doptie.\\«rhuizing.vei-andenr^cnvanh^

thuiskomst na v«ert)b|f in dierenkhntek. mooductie van nieuw« hui-„- c^tcn, kitten

binnen hetgez»n).Verpakkingen vctTlimpcr.spni)\'IS& 60nil.Hci km wxxtonien dat niet alk;
hondebvormen m de
hnrKtó v-oixJcn rebracht. Feitwa/\'^ is geen <Jic»-gcttecMnKWd

Het geheim van ^^cliikki^c knh

EVA

CEVA SANTE ANIMALE N.V./B.V.

Metrologielaan 6 - 1130 Brussel

Tel: 02 244 12 96 - Fax: 02 244 12 99 - E-mail: infovet.be@ceva.com
Tiendweg 8C - 2671 SB Naaldv^ijk

Tel: 0174-643930 - Fax : 0174-643924 - E-mail: info@ceva.nl - www.ccva.nl

SANTE ANIMALE

-ocr page 377-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de volgende
collega\'s aangemeld:

Affelen van Saemsfoort, R.E. van; 1974; 4585 pd

Henstdijk, Heemisse Kerkpad 4
Beer, mevr. M.M.M.T. de; 2009 Gent; 5045
lr

Tilburg, Milsbeeksingel 57
Bervoets, mevr. E.; 2009; 3581
nt Utrecht,

Julianalaan 10
Bosgoed, M.T.J.; 2007; 7391
tl Twello,

Voordersteeg 6
Brugman, mevr. M.A.; 2007; 1462 i^E

Middenbeemster, Rijperweg 68
Driel, mevr. D. van; 2001; 3555
wk Utrecht,

Gerhardstraat 55
Hartjes, mevr. J.H.J.; 2009; 9611 jB Sappemeer,

Kleinemeersterstraat 59
Kada-Frensdorf, mevr. M.H.W.; 2003; 2111
bv

Aerdenhout, De Waal Malefijtlaan 4
Knijn, mevr. H.M.; 1996; 3615
bd Westbroek,

Kerkdijk 105
Kooi, mevr. J.M.; 2009; 3522
ad Utrecht,

Croesestraat 159
Laagland Winder, mevr. S.A.H.; 2007; 1788
rl

Den Helder, Kruiszwin 4409
Otte, mevr.H.G.; 2002; 5211
sb Den Bosch, Zuid

Willemsvaart 29
Poldervaart, J.H.; 2009; 3584
dc Utrecht,
Cambridgelaan 405

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het bestuur aangenomen:

Bais, R.I.; 2008; 6988 bx Lathum, Muggenwaard
20-203

Blom, mevr. S.F.M.; 2009; 3514 es Utrecht,

Kwartelstraat 13
Boeve, H.J.; 2009; 3818
th Amersfoort,

Surinamelaan 87-b
Draaijer, mevr. E.R; 1999; 5301
wd Zaltbommel,

Buitentuin 62
Gerrits, B.W.M.; 2009; 8107
pg Broekland Ov,

Heetkampsweg 8
Graat, R.M.; 2009; 1075 TH Amsterdam,

Sluisstraat 44-1
Greep, J.D.; 2008; 7251
mz Vörden, Kostedeweg
5-a

Herenius, mevr. C.J.J.; 2005; 3452 es Vleuten,

Madameperenlaan 66
Hogerwerf, mevr. L; 2007; 3515
ep Utrecht,

Goeman Borgesiuslaan 2
Hutjes, mevr. M.Lj.; 1990; 4671
pm Dinteloord,

Zuidlangeweg 3
Jagtenberg, mevr. A.E.; 2008; 1223
at Hilversum,

Rigelstraat 6
Jebbink, mevr. A.LF.; 2009; 1472
ge Middelie,
Zijvend 15

Kosters, mevr. J.C.M.; 2009; 6596 ga Milsbeek,

Pottenbakker 21
Lameris, mevr. M.C.; 2008; 7918
aa Nieuwlande,

Joh. Poststraat 9
Lier, J.D.H. van; 2001 Gent; 6089
ns Heibloem,

Delshorst 12
Logtestijn, J.G.van; 1956; 3972
ec Driebergen-

Rijsenburg, Drieklinken 63
Max, mevr. L.W.M.; 2009; 7156 i^c Beltrum,

Nelissenstraat 14-a
Nielandt, mevr. P. van; 2009 Gent; B-3210 Linden

België, Jachthoorn 12
Oudhuis, mevr. R.A.M.; 2009; 1704 zi

Heerhugowaard, Zonnehof 76
Schenk, R.S.M.; 2009; 3522
xb Utrecht,
Beerzestraat 20 - bis
Slingerland, L.I.; 2000; 3524
zt Utrecht,
Walcheren 18
Smit, A.J. de; 1993; 6605 xc Wijchen, Diemewei
41-10

Stutterheim,mevr.L; 2007; 7251 mz Vörden,

Kostedeweg 5-a
Veen, mevr. G.J. van der; 2009; 7666
nr Fleringen,

Schölte Nyssinkhof 2 - a
Vermelis - Luning, mevr. LE.; 1999; 3603
bd

Maarssen, Mozartlaan 37
Verruit, mevr. M.; 2009; 3706
cb Zeist, Laan van

Vollenhove 47
Vries, mevr. M.P de; 2009; 1391
hk Abcoude,

Winkeldijk 5
Walstock, mevr. S.H.H.; 2009; 5612 cs

Eindhoven, Woenselse Markt 43
Woudenbergh, C.J. van; 2009; 3405
wg
Benschop, Lijsterstraat 10

Als kandidaathd van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aan-
genomen:

Grezel, mevr. L.S.; 3515 vl Utrecht, Nolenslaan
66-11

Korteweg, mevr. T.D.; 7437 bl Bathmen,

Larenseweg 21
Haan, mevr. M. de; 8256
rh Biddinghuizen,
Vleetweg 4

Japin, mevr. M.; 3992 lp Houten, Waijensedijk 18
Mulder, mevr. F.F.W; 3525
an Utrecht,

Duurstedelaan 85
Visser, mevr. J.; 3553 JT Utrecht, Wemer

Helmichstraat 9
Vos, mevr. L.J.; 8317
Rb Kraggenburg,

Mammouthweg 22
Witt, mevr. R; 4761 NE Zevenbergen, Etersem 2
Wilting, mevr. M.M.; 6681 cw Bemmel, De
Houtakker 39

Voor het dierenartsenexamen van
I oktober 2009 zijn geslaagd:

Beek, mevr. M.A. van, 3584 dz Utrecht,

Cambridgelaan 235
Bos, mevr. L.J.; 3562
xe Utrecht, Androsdreef 156
Bosma, WH.; 3721
kn Bihhoven, Planetenbaan

423

Joha, B.; 3584 DG Utrecht, Cambridgelaan 521
Jong, mevr. K. de; 3584
dm Utrecht,

Cambridgelaan 605
Koen, mevr. F.D.J.; 3584
dd Utrecht,

Cambridgelaan 455
Liefde, mevr. E de; 1191
ra Ouderkerk a/d

Amstel, Leerspiegel 13
Nijhof, mevr. M.F; 3514
cm Utrecht, Merelstraat

29

Oranje, mevr. J.M.; 1215 bh Hilversum,

Multatulilaan 65
Ouwelant, E.P van den; 3971
gh Driebergen-

Rijsenburg, Traay 203
Poldervaart, J.H.; 3584
dc Utrecht,

Cambridgelaan 405
Roest, A.W.; 2351
Ax Leiderdorp, Achthovenweg
41-b

Velthuizen, mevr. J.M.; 3512 ez Utrecht,

Kloksteeg 49
Verver, J.P.M.; 6522 el Nijmegen,
Paterbrugmanstraat 14

Overlijdensberichten:

Op 3 oktober 2009 P. Wijnker te Aarle-Rixtel

jubilea

I november, E.J. Tjalsma te Vollehove, 25 jaar
4 november, G.J. Tolkamp te Varsseveld, 25 jaar
7 november, A.A.R van Montfort te Bergeijk,
10 november, G.P.E. van Osch te Hedel, 25 jaar
16 november, EK. Zandstra te Sneek 60 jaar
19 november, E. Cesar te Leeuwarden, 50 jaar
19 november, G. van de Kieft te Rosmalen,
50 jaar

19 november, L.M. Otto te Halfweg, 50 jaar
27 november, J.F. van Calker te Ruinerwold,
40 jaar

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
15-11-20091 maandag 102-11-2009
01-12-20091 maandag 116-11-2009
15-12-20091 maandag 130-11-2009
01-01-2010I maandag 114-12-2009

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift(a)knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia

2009

November

4 Zoönosensymposium. Locatie: Amersfoort.

6 UKP symposium 2009: \'Paard in the Picture\'.
Locatie: Utrecht.

7 Najaarsdag ggg 2009. Locatie: Orpheus,
Apeldoorn.

12-13 World Response Conference on Global
Outbreak. Locatie: Las Vegas, Nevada.
Website: wrcgo.evo-ex.com.

16-18 ggl-congres. Locatie: de Zonheuvel te
Doorn (Utrecht).

17 Tuberculosesymposium: \'Attack of the
microbes part 2 - tuberculosis unravelled".
Locatie: aula Academiegebouw, Utrecht.
Tijd: 19.15 tot 11.30 uur. Prijs: 3 euro voor
studenten, 5 euro voor professionals, gratis
voor leden van Hygieia. Meer informatie:
www.voormensendier.nl.

27-28 k&k Symposium. Onderwerp: konijnen
en knaagdieren. Belangrijke sprekers:
Frances Hartcourt-Brown
(uk) en Katherine
Quesenberry (us). Locatie:
abn Amro
hoofdkantoor, Amsterdam (27 november)
en Burgers\' Zoo (28 november). Meer
informatie: www.proveto.nl.

27-28 AvEx-congres. Eerste dag: \'Practical
knowledge\'. Tweede dag: \'Specific
Knowledge". Sprekers onder andere: Frank
Verstappen, Mark Mitchell (us) en Brian
Speer (us). Locatie:
abn Amro hoofd-
kantoor, Amsterdam (27 november) en
Burgers" Zoo (28 november). Meer
informatie: www.proveto.nl.

27-29 Vijftiende Europees congres van de
Federation of European Comanion Animal
Veterinary Associations
(fecava). Locatie:
Lille, Frankrijk. Kijk voor meer informatie
op de website.

-ocr page 378-

Cobactan DC

Cobactan® DC

dé nieuwe droogzettherapie

Breed spectrum lp Excellente diffusie
Dubbel effect Lange werkzaamheid Veilig

Aan u overhandigd door

PARTNER VAN DE CAMPAGNE

Mastitis
vizier

VJ

ANIMAL HEA LT H

COBACTAN DC diergeneesmiddel REC NL 101616 SAMENSTELLING per injector van 3 gram: 150 mg cefquinomesulfaat. INDICATIES Beliandeling van subklinische masti
droogstand en het voorkómen van nieuwe bacteriële infecties van de uier van melkkoeien tijdens de droogstand veroorzaakt door de volgende cefquinome-gevoelige organismen
uberis, Streptococcus dysgfilactiae, Streptococcus agilacttae, Staphytococcus aureus, coagjiase negatieve sta^lokokken. CONTRA-INDICATIES Niet toedienen aan dieren waarvan bekend is d
voelig zijn voor cefalosporines of andere ß-lactam antibiotica. Niet toedienen aan koeien met klinische mastitis. BIJWERKINGEN Geen bekend. WACHTTIJD (Orgaan )vlees: 2
Melk: 1 dag na afkalven bij een droogstand van meer dan 5 wkn; 36 dgn na behandeling bij een droogstand van 5 wkn of minder. KANALISATIE UDA. Lees voor gebruik de bi
infnrmari> v.rbag Ntd^riand bv Po«bu^313. 3770 ND Bameveld- Tel

-ocr page 379-

December

5-9 Congres American Association of Equine
Practitioners. Locatie: Mandalay Bay Hotel
& Casino, Las Vegas, Nevada.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2oog

November

4 Netwerkmiddag voor Dierenartsdocenten
(mbo-hbo). Aanvang: 16.00 tot 20.00 uur
Locatie: Kantoor
knmvd te Houten.

5 Veterinaire informatiedag
seniordierenartsen. Locatie: Utrecht.

6 alv ggp. Locatie: Utrecht.

7 Najaarsdag ggg. Locatie: Apeldoorn.

7 Workshop: \'De carrièreswitch van dokter
Vlimmen\'. Aanvang: 09.00 tot 12.30 uur
Locatie: faculteit Diergeneeskunde. Voor:
Studenten diergeneeskunde en practici die
een carrièreswitch overwegen. Organisatie:
gkz en dib.

17 Algemene ledenvergadering ggl. Locatie:
hotelconferentiecentrum Zonheuvel,
Doorn.

27 Najaarsdag ggp 2009. \'Bumps and Jumps,
Jumping Indoor Maastricht 2009.\' Locatie:
Maastricht.

December

8 Wetenschappelijke bijeenkomst vgp.
Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.

II "Dierenartsen in Bedrijf" Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: 10 euro.

behandelen van wonden om snel een
succesvolle genezing te verkrijgen. Locatie:
Denijs Educatie te Asch, gemeente Buren
Gld. Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

20-21 Modulaire cursus \'Weke delen chirurgie
deel 11\'. Zes daagse praktische cursus
chirurgie, van november 2009 tot juni 2010,
in drie modulen van twee dagen. Deelnemers
aan de eerste modulaire cursus weke delen
chirurgie hebben voorrang bij inschrijving.
Locatie: departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, Utrecht. Kosten: 1850
euro voor de gehele cursus. Kijk voor het
volledige programma op de website.

24 Interactieve Cursusavond Interne

Geneeskunde: regio Noord. Georganiseerd
door ivip. Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijfjaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De IC-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

24-25 Cursus: \'Rundveevoeding. Recente
ontwikkelingen en nieuwe inzichten!\'.
Plaats: Wageningen. Kosten: 1095 euro.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Brochure kunt u aanvragen via het sturen
van een e-mail naar info.wbs(|)wur.nl.

25-26 Cursus: \'Kwaliteitsmanagement
diervoeders: dagelijkse zorg\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 925 euro. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl.

26 Cursus: \'Perioperatieve zorg voor
gezelschapsdieren\'. Leren kiezen en
toepassen van diverse typen vloeistoffen,
hun optimale toedieningwijze bij
verschillende soorten patiënten en
meerdere manieren om fysieke warmte te
reguleren. Locatie: Denijs Educatie te Asch,
gemeente Buren Gld. Nadere informatie en
inschrijving: www.denijseducatie.com.

December

I Interactieve Cursusavond Interne Genees-
kunde: regio Noord-West. Georganiseerd door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.

3 \'De tien meest voorkomende orthopedische
aandoeningen in de achterpoot\'. Locatie:
departement Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren. Tijd: 14.00 uur tot 20.00 uur. Kosten:
150 euro. In combinatie met lezing over
voorpoot in juni: 275 euro. Inschrijven via
de portal op www.knmvd.nl.

10 Klimaatcursus dierenartsen. Locatie:
Sterksel. Voor iedereen die regelmatig
adviseert op varkensbedrijven. Kosten 280
euro. Inschrijven tot 27 november 2009 via
knmvd-portal.

8 Interactieve Cursusavond Interne

Geneeskunde: regio Midden. Georganiseerd
door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.

Cursussen

2009

November

10-12 Cursus: \'Controle van vrijwillige
voeropname bij productiedieren\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 1795 euro. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wurnl. Brochure kunt
u aanvragen via het sturen van een e-mail
naar info.wbs(2)wur.nL

13 Cursus: \'Extractietechniek bij de kat\'. Het
oplossen van problemen die kunnen
ontstaan bij het niet chirurgisch verwijderen.
Locatie: Denijs Educatie te Asch, gemeente
Buren Gld. Nadere informatie en
inschrijving: www.denijseducatie.com.

14 Cursus: \'Extractietechniek bij de hond\'. Het
oplossen van problemen die bij het niet
chirurgisch verwijderen kunnen ontstaan.
Locatie: Denijs Educatie te Asch, gemeente
Buren Gld. Nadere informatie en
inschrijving: www.denijseducatie.com.

17 \'Cats with non specific signs\'. Spreker: prof.
dr. Tim Gruffyd Jones. Locatie: collegezaal
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Tijd: 14.00 tot 20.00 uur.
Kosten: 150 euro. In combinatie met lezing
op 2 maart 2010: 275 euro. Inschrijven via
de portal op www.knmvd.nl.

17-18 Cursus: \'Varkensvoeding in de praktijk\'.
Plaats: Wageningen. Kosten: 1095 euro.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op virww.wbs.wur.nl.
Brochure kunt u aanvragen via het sturen
van een e-mail naar info.wbsgiwur.nl.

ig Cursus: \'Wonden en hun verbanden bij
gezelschapsdieren\'. Het protocollair

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MAA

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 380-

Heb je interesse in een andere richting na je studie dan de geëigende en wil je werken in een snel
ontwikkelende industrie? Wil je continu blijven ontwikkelen en doorgroeien en veranderen van
werkomgeving? Dan is werken bij NOTOX iets voor jou!

NOTOX ziet met belangstelling uit naar een

Bedrijfsdierenarts (in opleiding)

Het betreft in beginsel een parttime functie (20 uur per week) met doorgroeimogelijkheden op termijn.

De kandidaat krijgt een intern opleidingstraject op maat aangeboden. Het opleidingsprogramma bestaat uit
\'training-on-the-job\' in combinatie met cursussen in binnen- en buitenland. Dit onder begeleiding/supervisie
van de huidige bedrijfsdierenarts.

Je profiel

Je bent in het bezit van een afgeronde studie Diergeneeskunde en cursus Proefdierkunde (art. 9 Wod)
aangevuld met ervaring of interesse in de proefdierkunde. Ook heb je een goede beheersing van de Engelse
taal. Je beschikt over sterke organisatorische vaardigheden, bent zelfstandig, proactief, initiatiefrijk,
leergierig en flexibel. Verder ben je communicatief, sociaal vaardig, enthousiast en resultaatgericht.

Informatie

Ben je geïnteresseerd in de functie van Bedrijfsdierenarts bezoek dan onze site www.notox.nl voor een
uitgebreider functieprofiel en informatie over de sollicitatieprocedure. Voor verder inlichtingen over deze
functie kun je contact opnemen met dhr. H. Emmen, hoofd afdehng Toxicologie, telefoon (073) 640 67 00.

NOTOX is een onafhankelijk contract-research
laboratorium. Het bedrijf is gespecialiseerd op het
terrein van milieu- en veiligheidsonderzoek voor nieuwe
en bestaande geneesmiddelen, chemische stoffen en
producten.

Een team van ruim 280 dynamische medewerkers staat
in voor een professionele uitvoering van dit werk.
Kwaliteitsdenken vormt de kern van de onderneming.
De opdrachtgevers zijn internationale farmaceutische,
chemische en agrochemische bedrijven.

^ NOTOX

Dedicated. Crystal clear.

Dierenkliniek Wolvega is een gemengde praktijk waarbinnen door 14 dierenartsen
vanuit 2 locaties diersoortspecifiek gewerkt wordt. De afdeling gezelschapsdieren
is een moderne, goed geoutilleerde kliniek, waar eerstelijns en beperkt tweedelijns
werkzaamheden worden verricht. Binnen deze afdeling zijn wij, wegens vervanging
van een collega op zoek naar een

DIERENKLINIEK

W O L V l G A

Dierenarts gezelschapsdieren (ni/v)

(Voor 32-40 uur per week)

Wij vragen: een teamplayer met een goede visie op de ontwikkelingen van de moderne
gezelschapsdierenpraktijk.

iemand die het leuk vindt innovatief bezig te zijn en managementtaken uit te voeren,
een warme persoonlijkheid met empathie voor patient, dient en collega,
bereidheid tot deelname in de gezelschapsdieren dienstregeling.

Wij bieden: een baan in een gezellig goed draaiend gezelschapsdierenteam.
ruimte voor eigen initiatieven en ontwikkelingen.

de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de vormgeving en ontwikkeling

van de sectie gezelschapsdieren.

een goed salaris en goede toekomstmogelijkheden.

Reacties graag voor 1 december >

Dierenkliniek Wolvega, afdeling personeelszaken

Grindweg 130, 8471 EM WOLVEGA

Of per mail aan gveldstra@dierenkliniekwolvega.nl

Voor vragen kunt u zich richten tot mevr G. Veldstra, tel. (0561) 612282
Of kijk voor meer informatie op onze website:
www.dierBnklimekwolvega.nl

-ocr page 381-

Forthyron® 200

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
Simpel, secuur, sterk

Forthyron® 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

Forthyron^ 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

Dierenartsencombinatie Maas & Niers is een gemengde dierentartsenpraklijk gelocaliseerd aan de oostelijke kant van
de maas in Noord-limburg. Naast de hoofdvestiging in Bergen, hebben wij nog 3 andere gezelschapsdieren klinieken
in Gennep, Velden en Goch (D). Wij hebben onder andere differentiaties op het gebied van orthopedie en
tandheelkunde. Daarnaast zijn wij ook in de landbouwhuisdieren actief, de werkzaamheden in de rundveesector zijn
het grootst, deze beslaan ongeveer 70% van onze totale landbouwdierensector.

DACMaasANim

Wij werken in een teamverband met 7 dierenartsen en 6 paraveterinairen. Vanwege pensioenering van onze oudste collega en
uitbreiding van de werkzaamheden in de gezelschapsdieren zijn wij op zoek naar:

Gezelschapsdlerenarts m/v voor onze nieuwe hoofdlocatie In Bergen(L)

4

Wij zoeken:

> Initiatiefrijke, ondernemende collega

> Ervaring in eerstelijns werkzaamheden

> Ervaring of ambitie in één of meerdere differentiaties

> Goede communicatieve en sociale vaardigheden

Wij hebben te bieden:

> Fulltime of parttime verband (in overleg), met uitzicht op vast
dienstverband

> Eerstelijnswerkzaamheden met voldoende mogelijkheden tot
differientiatie.

> Arbeidsvoorwaarden en salariëring conform CAO dierenartsenpraktijken

> Enthousiast en gezellig team

> Ruimte voor eigen ideeen

Daarnaast zijn wij op zoek naar een:

Rundveespecialist met ruime ervaring (seniorfunctie) m/v

Wij zoeken:

> Ruime ervaring in de rundveebegeleiding is een must

> Doorvoering van nieuwe ontwikkelingen binnen ons rundveeteam

> Uitstekende communicatieve en managementvaardigheden

Wij hebben te bieden:

> Fulltime of parttime verband (in overleg)

> Een collegiaal rundveeteam met veel kennis in huis

> Salariëring bespreekbaar

Uw sollicitatiebrief met c.v. kunt u tot 1 december 2009 sturen naar: DAC Maas en Niers, Siebengewaldseweg 133, 5854PB Bergen.
Voor vragen kunt u contact opnemen met C. van Aaken 0485-343000.

\\/irt>^c Maak van

\' " " ontwormen een

beloning!

ontwormingstabletten:

• smakelijk • veilig

• gemakkelijk • tot 800 kg!

www.ontworrnin^stablelten.nl

Equimax Tabs: REG NL 100622 Eraquell Tabs: REG NL 103252 Kanalisatie: URA. Lees voor gebruik de bijsluiter.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH, Barneveld, T: 0342 -427127, E: infoS\'virbac.nl, I: www.onlwurniiiigslablelten.|j^

CRAT/s
proef.
^^BLBTTEM

-ocr page 382-

Het VETERINAIR TUCHTCOLLEGE beslist op klachten van particu-
lieren over de diergeneeskundige behandeling van dieren alsmede op klachten, ingediend
door de zogeheten klachtambtenaar, waarbij het gaat om zaken van algemeen belang, zoals
- bijvoorbeeld - overtredingen van de Diergeneesmiddelenwet. Het veterinair tuchtrecht is
geregeld in
de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde iggo (wud) en heeft ten doel een
goede beroepsuitoefening van de veterinaire beroepsgroepen te bevorderen.

Het tuchtcollege houdt maandelijks zitting, waar ingediende klachten mondeling worden
behandeld. De zittingen vinden plaats in Den Haag, steeds op een donderdag. Het college
bestaat uit de voorzitter, die jurist is, en uit vier leden-dierenartsen. Indien een klacht
tegen een lid van een andere veterinaire beroepsgroep is gericht, bijv. tegen een dierenarts-
assistent(e) of een dierverloskundige, nemen twee leden van de betreffende beroepsgroep
de plaats in van twee van de leden-dierenartsen.

Het college is op zoek naar:

EEN VAST COLLE G E LID EN TWE E
PLAATSVERVANGENDE COLLEGELEDEN

De werkzaamheden bestaan uit het bestuderen van het zittingsdossier, het deelnemen aan de hoor-
zitting, het na de zitting in overleg met de overige collegeleden beslissen op de ingediende klachten
en het fiatteren van de uitspraken. Vaste leden worden geacht in beginsel maandelijks voor de zit-
tingen beschikbaar te zijn. De plaatsvervangende leden nemen zitting in het college bij verhindering
van een of meer vaste leden. Gemiddeld zal dat een of twee keer per jaar zijn.

Met betrekking tot de functie-eisen wordt van het aangezochte vaste collegehd verwacht dat hij of zij
affiniteit en deskundigheid heeft op het gebied van de paardengeneeskunde. De plaatsvervangende
leden zijn bij voorkeur afkomstig uit een gemengde groepspraktijk. Voor alle te benoemen leden geldt
dat zij universitair zijn afgestudeerd in de diergeneeskunde en als eerstelijnspracticus werken, dat zij
beschikken over ruime praktijkervaring (tenminste ongeveer 15 jaar) en over ruime en actuele
diergeneeskundige kennis. Verder dienen zij te beschikken over goede communicatieve en contac-
tuele vaardigheden.

Er wordt per zittingsdag een vergoeding toegekend, die overeenkomt met de vergoeding voor rechter-
plaatsvervangers conform de
cao rm. De vergoeding bedraagt thans € 271,- per zittingsdag. Daarnaast
worden reiskosten vergoed.

Inlichtingen omtrent de aard en de inhoud van de functie en over de sollicitatieprocedure kunnen
worden ingewonnen bij de secretaris van het Veterinair Tuchtcollege, de heer mr. J.B.M. Keijzers,
telefoon (070) 378 54 52.

Sollicitaties te richten aan het Veterinair Tuchtcollege,

t.a.v. de heer mr. J.B.M. Keijzers, Postbus 90426 te 2509 lk Den Haag.

Sluitingstermijn: 20 november 200g

-ocr page 383-

NIEUW

HillV" Prescription Diet"^ i/d"^ Canine

Verbeterde smaak en structuur

Zie het verschil in slechts 3 dagen!

Smakelijke voeding die:

• honden helpt te herstellen van
diarree en braken

• de genezing en het herstel bevordert

Voor meer informatie Itunt u contact opnemen
met uw Hill\'s vertegenwoordig(st)er of bel de
gratis Hill\'s Veterinary Helpline 0800-0222466

Referenties:

1. Hill\'s gegevens

2. Voedingsstudie (op meerdere locaties) over de invloed van voeding op honden met
gastro-intestinale aandoeningen: Hills\'"\' Pet Nutrition, Inc. Pet Nutrition Centre.

Nieuwe
samenstelling
blikvoeding

Met verbeterde structuur
en uiterlijk.
Smakelijker dan ooit.

Nieuwe
samenstelling
droogvoer

Met aanzienlijk
verbeterde smaak waar
71 %\' van de honden de
voorkeur aan geeft.

-ocr page 384-

TE GEVEN ONTWORMTABLET VOOR HONDEN

HONDEN ZIJN ER GEK OP!

Pleriôn

• DOELTREFFENDE EN BREEDSPECTRUM-WERKING TEGEN
ALLE BELANGRIJKE ENDOPARASIETEN

• SMAKELIJKE. ZACHTE KAUWTABLET

• EENVOUDIG TOE TE DIENEN EN GOED GEACCEPTEERD

Intervet/Schering-Piough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587653

www.intervet.nl

Plerlon 5

Plerion- Indicatie: Behandeling van honden met gemengde parasitaire infecties met volwasen stadia van rond- en lintwormen. Contra-indicaties- Niet
gebruiken bij honden jonger dan 2 maanden of honden lichter dan 2,5 kg. Bijwerkingen: braken, diarree, anorexie. Waarschuwing: Handen wassen na
gebruik. De veiligheid van het middel is niet aangetoond bij teven tijdens dracht en lactatie. Dosering: de aanbevolen dosering is 5 mg pyrantel 20
mg oxantel 5 mg praziquantel per kg lichaamsgewicht. Zie voor volledige informatie de bijsluiter. Registratie: Plerion 5 REG NL 101714 UDA

Plerion 10:

Als Plerion 5 maar dan niet geschikt voor honden lichter dan 5 kg. Zie voor volledige informatie de bijsluiter. Registratie; Plerion 10 REG NL 101713 UDA

Pleri n

-ocr page 385-

deel 134 • aflevering 22 • i5 november 2009

mi.

Tijdschrift voor™
Diergeneeskunde

Ethanol poisoning as a
differential diagnosis in a

Een worminfectie in de
huid bij de hond

Nederlander tevreden
over dierenarts

koninklijke nederlandse maatschappil voor diergeneeskunde

-ocr page 386-

Biggen

Zij geeft meer dan leven

Gletvax® 5

De bewezen methode
voor bescherming.

FGIetvax-5

Injectievloeistof

£scJ»nchii ee*

«Gletvax® 5

Beschermt biggen, generaties lang

diarree

Pfizer Animal Health

GLETVAX® 5:

•Uitsluitend voor diergeneesl<undig gebnjik »REG NL 5271-UDD «Werkzame bestanddelen: Per dosis van 5 ml: E. coli antigeen K88ab, K88ac en 987P, minstens 1,0 RP (relatieve potentie tov tiet rete-
rentievaccin, serorespons, cavia\'s) en K99 minstens 1,0 RP (relatieve potentie tov het reterentievaccin, serorespons, ratten). C
Perfringens type C B toxo\'M, voldoende om minstens 10 I.U. bèta antitoxine
te induceren. «Doeldier: Varkens «Indicaties: Passieve immunisatie van biggen vla actieve immunisatie van de moederdieren ter vermindering van enterotoxicose veroorzaakt door aaniiechtingsfactor F4
(K88), F5 (K99) of F6 (987P) bevattende
Escherichia coli en ter vermindering van necrotische enteritis veroorzaakt door Clostridium perfringens type C. Immuniteitsduur: Na vaccinatie van de moederdieren
met dit middel volgens voorschrift Is een immuniteitsduur gedurende de eerste levensdagen van de nakomelingen aannemelijk gemaakt. «Toedieningswijze en dosering: Schudden voor gebruik. Dosering:
gelten en zeugen: 5 ml, subcutaan bij vooAeur achter het oor. Baslsimmunisatie: Twee injecties met een interval van minstens 4 weken. De eerste injectie kan worden gegeven van kort voor het dekken tot
6 weken voor de ven«achte bigdatum. De tweede injectie moet 2-4 weken voor het biggen worden toegediend. Herhalingsvaccinatie: Twee weken voor de venwachte bigdatum. Niet mengen met andere
vaccins of immunologische producten «Contra-Indicatles: Geen «Wachttijd: nul dagen «Bljwert<lngen: Een lokale entreactie kan voori<omen. Zie bijsluiter «Speciale waarschuwingen: Zie bijsluiter Kan
tijdens de dracht worden gebruikt. Gebnjik tijdens de lactatie wordt afgeraden. «Bewaren: tussen 2°C en 8\'\'C. Beschermen tegen vorst en licht. Bulten het bereik en zicht van kinderen bewaren. «Verdere
Informatie: zie bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratiehouder (e-mail: info0pfizerah.nl). «Registratiehouder: Pfizer Animal Health BV- Postbus 37 - 2900 AA Capelle a/d Ussel - Nederland.

Pfizer Animal Health bv « Postbus 37 2900 AA • Capelle a/d Ussel « lnfo@pflzerah.nl « www.pflzerah.nl « © 2008 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y, U.S.A.

-ocr page 387-

Regels, regels en nog eens
regels

Als lid van de wetenschappelijke redactie wordt je uitgenodigd tot het schrijven
van de \'editorials\', die u altijd tegenkomt op de eerste pagina van het tijdschrift.
Een paar keer per jaar valt de witte enveloppe met de stukken die in dat num-
mer zullen verschijnen, op de deurmat. Al bladerend probeer je een rode lijn te
ontdekken die de verschillende stukken voor de lezer aan elkaar kan verbinden.
De dichterlijke vrijheid die ons wordt gegeven bij het schrijven van de
\'editorials\', leidt er echter vaak toe dat we ons laten inspireren door wat ons op
dat moment bezighoudt.

Vanwege politieke beslommeringen viel mijn oog op het artikel van Johan
Klein Haneveld, die ons uitlegt hoe de branchespecifieke Arbocatalogus tot
stand is gekomen. Zoals het stuk aangeeft, is dit document ontwikkeld door een
samenwerking van BPW, BPL, Vedias en vakbonden en gaat het hopelijk leiden
tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheid. Dit is een hoog gegrepen
ambitie voor een dynamisch stuk dat zijn eerste jaar in gaat. Wel zal de RI&E
(verplicht voor alle praktijken) ervoor zorgen dat de Arbocatalogus een levend
document blijft. Ook op dit gebied spelen de sociale partners een grote rol.

De vraag is of RI&E dan wel de Arboregels integraal onderdeel moeten
uitmaken van bijvoorbeeld de CAO. Als groot voordeel daarvan kan worden
genoemd dat de verplichte RI&E-toets voor de kleinere praktijken zou verval-
len. Als nadeel van opname in de CAO noemen sommigen het feit dat er in
CAO-land al zo veel moet worden geregeld en dat dit gaat leiden tot een afname
van de CAO-deelname. Persoonlijk denk ik niet dat het laatste zal gebeuren.
Men beseft algemeen dat de beroepsgroep op alle vlakken in beweging is, of het
nu gaat om de apotheek of om meer sociale aspecten. Vandaar de motivatie om
positief naar de toekomst te kijken.

Als regels tot irritatie leiden, is dat vaak omdat die door kleinere groeperin-
gen worden bedacht. Dit is in de praktijk inderdaad het geval: vaak zie je in de
verschillende commissies en besturen steeds dezelfde gezichten. Als die
personen een markante persoonlijkheid hebben -of laten we het beestje maar bij
de naam noemen: een grote mond- lijkt het alsof zij het altijd en eeuwig voor het
zeggen hebben. De enige manier om in deze situatie verandering te brengen, is
zelf actief mee te denken en te werken. Bij de KNMvD hebben we gezien dat dit
mogelijk is. De laatste tijd zijn er op verschillende functies nieuwe gezichten te
zien, waarmee een opener, makkelijker te benaderen structuur is ontstaan.

Nogmaals, de hoeveelheid regels zal in de toekomst zeker niet minder
worden en een van de mogelijkheden om hier niet door verrast te worden, is
actief aan dit proces deel te nemen. De werkgevers in diergeneeskundig
Nederland kunnen dat bijvoorbeeld door lid te worden van de vereniging die
speciaal voor hen in het leven is geroepen. Wordt hd en doe uw voordeel met
alles wat deze vereniging u te bieden heeft! Blijf niet passief aan de kant staan
door alleen maar de salarisvoorstellen over te nemen, maar stap in de commis-
sies of het bestuur van deze vereniging! Dan zullen de regels waar u zich in de
toekomst aan moet houden, mede door u zijn ontwikkeld en bent u niet steeds
afhankelijk van dezelfde mensen die dit voor u doen! Hetzelfde geldt natuurlijk
voor de werknemers, of het nu gaat om de ARBO-catalogus of verschillende
commissies bij de KNMvD.

Voor mezelf hoop ik dat ten tijde van mijn volgende \'editorial\' alle politieke
beslommeringen en vertoningen van vriendjespolitiek in het verleden rusten,
zodat dat ik me kan richten op de wetenschappelijke artikelen van de betreffen-
de editie van het Tijdschrift.

Tamarinde Laan

-ocr page 388-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 42 r

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. L|. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie [onge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr. H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Dr. R. Boosman
Mw. dr. A. Bouma
Drs. J. Deinum
Mw. dr. TT.J.M. Laan
Dr. LJ.A. Lipman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. N. Stockhofe-Zurwieden
Dr. E. Teske

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77
Postbus
421
3990
GE Houten
(030) 634 89 00 (telefoon)
(030) 634 89 29 (fax)
tijdschrift (Sknmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur.

Bank

ing Bank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v., Postbus
30, 3 500 aa Utrecht, nr. 5 5 50 48 861 en c en e
bankN.v, Postbus 85100,3508 ac Utrecht,
nr.
69 93 61 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,

Binckhorstlaan 401

2516 bc Den Haag

(070) 750 75 00 (telefoon)

(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties;
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus
204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(|)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken;
eindredactie

Beëindiging hdmaatschapKNUVD en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
r december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd
1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag; Geert Bistervels

-ocr page 389-

Deel 134 • Aflevering 22 • 15 november 2009

wetenschap ..... Ethanol poisoning as a differential diagnosis in a hunter\'s dog with

tetraplegia 932

J.T. Lumeij

vooR de praktijk ..... Een worminfectic in de huid bij de hond

P.A.M. Overgaauw en E.R van Dijk 936

in veterinair verband ..... Onderwijsvernieuwing in Bameveld 943

praktijk in bedrijf ..... Nederlander tevreden over dierenarts/o/ifl« X/e/« HflueueM 944

Arbocatalogus kan leiden tot lagere arbeidsongeschiktheid fohan Klein

Haneveld 947

Brutale acties van Veehouder en Dierenarts; de filosofie achter de

nieuwe opzet Geesje Rotgers, Jaap Brand 951

cursussen en congressen ..... Wereldcongres Veterinaire Parasitologic Pa«/Oyer^flfluu; f« Erfium

Claerebout 954

\'Keurmerk voor huisdienrenfokkerij nodig\' 956

Symposium tuberculose 958

Dag van de Dierenarts op 24 oktober groot succes 961

knmvd

Uitgelicht: mantel, baret en staf van de pedel van de Veeartsenij-

kundige Hoogeschool 964

In memoriam: de heer J.A. Engel Gerard Knoop en jan Anne Schoonhoven 965

rubrieken

Uit de redactie 929

Nieuws 934

Veterinair tuchtrecht 941

Nieuws uit de industrie 963

Voorzitterscolumn 964

Personalia 966

Deadline kopij 966

Doorlopende agenda 966

-ocr page 390-

Ethanol poisoning as a differential
diagnosis in a hunter\'s dog with tetraplegia

IT. Lumeij\'

Tijdschr Diergeneeskd 2009:932-933

Overige artikelen

summary

A 4.5-month-old German pointer was presented with
tetraplegia. Based on the physical examination, a tentative
diagnosis of idiopathic polyneuropathy or synaptic
disorder was made. Later that day additional information
from the owner revealed that the dog might have ingested
sloe berries that had been used to make sloe gin. Ethanol
poisoning was added to the differential diagnosis. The
dog\'s locomotion recovered in the course of 24 hours.
Faecal analysis revealed that the animal had ingested at
least 127 gin-saturated sloe berries and it was estimated
that the blood ethanol concentration would have been at
least o.75
°/oo. The aetiology, diagnosis, and treatment of
ethanol poisoning in dogs is reviewed.

introduction

A 4.5-month-old female long-haired German pointer of
r9 kg was presented with acute flaccid tetraplegia and
urinary incontinence. Routine vaccinations and deworm-
ing cures had been timely administered. The dog had free
access to the large garden of the owner, which included a
dung heap used for the disposal of offal, including
slaughter offal from game animals.

On clinical examination, the dog was mentally alert and
responsive, but showed flaccid tetraplegia. Eating and
drinking posed no problems and there was no abnormal
barking sound. Although the dog could make paddling
movements with its front paws, it could not stand. Respira-
tion, pulse, body temperature, mucosal membranes, and
lymph nodes were within normal limits. No abnormalities
in cranial reflexes were noticed. Postural reactions and

i Division of Zoological Medicine, Department of Clinical Sciences of
Companion Animals, Faculty of Veterinary Medicine, Yalelaan
108,
3584
CM Utrecht, The Netherlands. E-mail: j.tlumeij@uu.nl

a Sloe gin is a red coloured liqueur flavoured with sloe berries, the
fruit of the blackthorn
{Prunus spinosa). It is a popular liqueur among
hunters and other outdoor people. For each
0.5 1 of sloe berries, 100 g
of sugar is added and the jar is topped up with
700 ml dry gin (alcohol
percentage
37.5 vol%), resulting in an alcohol percentage in the
final product of 22%. After
3 months the liqueur is poured off and
the berries are discarded. A stronger variant of sloe gin is known as
Schlehenfeuer or sloe fire. The higher final alcohol percentage of
38%
is reached by using vodka or rum instead of dry gin. A related liqueur
in the Basque country and Navarra is known as patxaran. The name
comes from the Basque name for wild plum \'basa rana\'. The popula-
rity has spread throughout Spain, were it is known as pacharan
(9).

spinal reflexes were absent. Pain perception was present.

Based on the combination of flaccid tetraplegia and
absence of spinal reflexes, a tentative diagnosis of idio-
pathic polyneuropathy or synaptic disorder was made.
Polymyopathy was ruled out because of the absence of
postural reactions and spinal reflexes. A cervical spinal
lesion, which would explain the tetraplegia, was ruled out
because spinal reflexes would be expected to be present.
There are many causes of polyneuropathy in dogs, among
which is botulism, but often the aetiology cannot be
identified. Although the clinical picture was dramatic for
the owner, a favourable prognosis was given. The owner
was advised to supply nutrition and fluids, provide soft
bedding, monitor urine and faecal production, and
prevent contamination of the hair coat.

Five hours after initial presentation, the owner reported
he had found one of the dog\'s toys on the dung heap, in the
middle of a collection of sloe berries that the owner had
discarded after making sloe gin^. The possibility of ethanol
poisoning, due to ingestion of discarded sloe berries, was
added to the differential diagnosis. No further treatment was
given because of the time that had elapsed since the
ingestion of the sloe berries. The owner was instructed to
collect the first faeces produced and to store them at -20°C,
to enable confirmation of ingestion of discarded sloe berries.

The animal was re-examined 7 hours after initial
admission and a slight increase in muscle tone was
observed in the front limbs. Postural reactions were
present, but spinal reflexes were absent. The dog was able
to bear weight on the front limbs for a few seconds. The
next morning, the owner observed that locomotion had
improved dramatically and the next day the dog seemed
completely normal.

The plausibility of ethanol poisoning was investigated
by calculating the amount of ethanol ingested. To this end,
the dark coloured faeces collected by the owner (about
three-quarters of the amount produced) were rinsed and
sieved, and the number of sloe berry stones was counted.
Ninety-five stones were retrieved, and the total number of
berries ingested was calculated as 4/3x95=127.

The volume of 127 sloe berries, as determined by the
fluid replacement method using another batch of sloe
berries (provided by the owner) that had been soaked in
gin for a number of months, was 161 ml.

The volume of the stones (seeds) as measured by the
fluid replacement method was estimated to be 127/95 ^ 24.7
= 33 ml, leaving 161-33 = 128 ml for the sloe berry pulp.

Assuming complete absorption and ignoring metabo-
hsm, the theoretical peak blood ethanol concentration in
this animal was estimated by assuming an equal volume of
distribution in total body water. Total body water is 60% in
clinically normal adult dogs and probably about 70% in a

-ocr page 391-

4.5-inonth-old pup. The following formula was used:
((ingested sloe berry pulp [ml]) x (sloe gin in pulp [%]) x
(alcohol [vol%]) X (specific gravity of alcohol [g/ml]))/((body
weight [kg]) x (total body water[%])) = 128 x go% x 22 % x
0.8/19x70% =
o.75%o.

discussion

In the Netherlands, the threshold blood alcohol concentra-
tion
(bec) for human drivers is o.5°/oo. People are consid-
ered to be under the influence when
bec is between i°/oo
and 2°/oo and are considered drunk when bec > 2°/oo.
Alcohol intoxication is seen at bec >3°/oo and coma at bec
between 4°/oo and 5°/oo. Concentrations between 6%o and
8
%o are usually fatal (2). Although respiratory depression
usually develops when the
bec is between 4%o and 5°/oo,
death has been reported in humans with a bec as low as
2.6°/
co (2).

Ethanol toxicity in dogs is rare, but has been reported on
several occasions. Reported sources include alcoholic
beverages (8,12), fermentation products such as sourdough
(i, 3,11), and rotten apples (5). Clinical signs reported
include respiratory depression, ketotic breath odour, ataxia,
hypothermia, and severe depression. Body temperature
may decrease 4° to 5° C if the
bec exceeds 3%o, and by 5° to
10° C at concentrations exceeding 4°/oo. Plasma chemistry
may reveal hyperosmolality and metabolic acidosis.
Hyperosmolahty should be detected by freezing point
depression osmometry rather than by vapour pressure
osmometry if ethanol toxicity is suspected (3). The diagno-
sis can be confirmed by measuring blood ethanol concen-
tration (3), and peak ethanol concentrations can be
extrapolated from an ethanol kinetic nomogram (2).
Published oral lethal ethanol doses for dogs include
5.5-6.5 g/kg and 110-140 ml whiskey 45% in a 9-kg dog.
Based on the same calculations as above, a lethal
bec for a
dog would be 3.3°/oo to 4.4°/oo. One dog reportedly died from
ethanol toxicosis with a
bec of 3°/oo after ingestion of rotten
apples (5). The effect of orally ingested alcohol depends on
many factors, among which when the last meal was eaten.
A full stomach can significantly retard alcohol absorption,
whereas direct intravenous administration of 1.25 g
ethanol/kg can induce mortality in dogs after 6 hours (4).

In contrast to the cases reported in the literature, in this
case neurological signs, which were clinically most
consistent with a peripheral neuropathy or synaptic
disorder, predominated the clinical picture. Although
polyneuropathy is a known complication of chronic
alcoholism in humans (7), it has not been reported in acute
alcohol toxicity. The dramatic neurological picture
combined with the possibly relatively low blood alcohol
content might indicate that the effects of alcohol in animals
cannot be extrapolated directly from human physiology.
On the basis of human alcohol metabolism, a blood ethanol
concentration of 0.7 5%o would be metabohzed completely
in 5 hours. The fact that the animal still showed clinical
signs after 5 hours makes it likely that the original ethanol
concentration was higher. The dog might have ingested

more sloe berries than estimated. Dogs, and other animals,
might show impaired motor function at lower ethanol
concentrations than humans do. The lethal
bec in dogs
seems to be lower than in humans, and the young age of the
dog might have been a factor as well. Another possible
synaptic disorder that should be included in the differential
diagnosis is a mild form of botulism. This might be related
to the ingestion of slaughter offal from the dung heap

If ethanol poisoning is diagnosed in time, absorption of
ethanol can be significantly inhibited by the induction of
vomiting (apomorphine), followed by the administration
of activated charcoal. During the initial critical hours, 50 g
activated charcoal is administered per dog in a watery
slurry (6). Since death is the result of respiratory depres-
sion, supportive measures should be instituted in respira-
tory failure. Hypothermic animals should be given
additional warmth.

Since decanted sloe berries still contain a considerable
amount of alcohol, it is important to dispose of them
properly. Even on a rubbish dump they could be ingested
by a variety of wildlife. A number of methods have been
reported to re-use them and turn them into a dehcacy,
such as jam, chutney, or hqueur chocolates. A recipe for
the latter and a way to reduce the amount of discarded
alcohol have been reported (10).

acknowledgements

Martijntje van\'t Veer-van Hussum and Jan van Nes are
acknowledged for their professional involvement with
this case and Janneke de Cock-Buurman for assisting with
the volume determinations.

references

1. Anonymous. [Blood alcohol concentration in a dog of i.6°/oo). Wild und

Hund 2008; (3): 70.

2. Davis DJ and Spijker DA. The acute toxicity of ethanol: Dosage and
kinetic nomograms. Vet Hum Toxicol
1979; 21:272-276.

3. Freemayer FG, Hamar DW and Jones RL Ethanol toxicosis secondary to
sourdough ingestion in a dog. J Am Vet Med Assoc
1984; 184:1513-1514.

4. Garriot JV, Richards AB, Hudges FW and Forney RB. Acute ethanol
toxicity in the dog.) Forensic Sci
1967; 12:8-18.

5. Kammerer M, Sachot E and Blanchot D. Ethanol toxicosis from the
ingestion of rotten apples by a dog. Vet Hum Toxicol
2001; 43:349-350-

6. North DS, Thompson JD and Peterson CD.(r 981) Effect of activated
charcoal on ethanol blood levels in dogs. Am J Hosp Pharmacol
1981; 38:
864-866.

7. Ramachandran T et al. Alcohol (ethanol) related neuropathy http://
wvirw.emedecine.com/neuro/TOPicii.HTM Accessed February 2nd, 2008

8. Ratcliffe RC and Zuber RM. Acute ethyl alcohol poisoning in dogs.

Aust Vet I r977; 53:48-49-

9. Sloe gin on http://en.wikipedia.org/wiki/sloe_gin Accessed February
2nd, 2008

10. SloeRanger on http://www.sloebiz/ Accessed February 2nd, 2008

11. Suter RJ. Presumed ethanol intoxication in sheep dogs fed uncooked
pizza dough. Aust Vet J
1992; 69: 20.

12. Wuijckhuise L van and Cremers CC. Alcohol vergiftiging bij de hond
[Ethanol intoxication in dogs). Tijdschr Diergeneeskd
2005; rzS:
284-285.

Artikel ingediend: 24 november 2008
Artikel geaccepteerd: 24 september 2009

-ocr page 392-

Rauwe voeding voor
hond en kat

Rauwe voeding (barf - Biologically
Appropriate Raw Feeding en
kvv -
Kompleet Vers Vlees) is momenteel
een \'hot topic\' van discussie, met
pittige voor- en tegenstanders. Om de
argumenten voor en tegen in kaart te
brengen, wordt u als dierenarts, de
deskundige, als eerste benaderd om
uw mening te geven. Het onderzoek
hiernaar is een onderdeel van de
stageopdracht van Timmy Geven,
studente
hbo Diermanagement aan
het van Hall Larenstein, onderdeel van
Wageningen Universiteit.

Wilt u een waardevolle bijdrage
aan het onderzoek leveren en bent u
benieuwd naar de uitkomsten van
haar onderzoek? Vul dan de enquête
in. Deze is op te vragen door \'Rauwe
voeding\' te e-mailen naar
timmy.geven(|)wurnl. Het invullen
kost ongeveer ro minuten van uw tijd.
U wordt na afronding van het onder-
zoek direct op de hoogte gesteld van
de resultaten.

Vaccinatie tegen
hondenziekte verplicht

Het Productschap Pluimvee en Eieren
(ffe) wil dat nertsenhouders hun
dieren volgend jaar vaccineren tegen
hondenziekte. Hondenziekte is een zeer
besmettelijke virusziekte die nertsen en
fretten kan treffen. In de Nederlandse
nertsenhouderij komt de ziekte sinds
1992 niet meer voor, maar afgelopen
winter werden er vijf uitbraken
waargenomen. Sinds het voorjaar zijn
verschillende bedrijven besmet geraakt.
Op deze bedrijven zijn de meeste dieren
overleden. Hondenziekte kan zich over
korte afstand verspreiden via de lucht,
dus bestaat de enige mogelijke maat-
regel tegen de verspreiding van de
ziekte naar bedrijven in de buurt uit
vaccinatie. Een tweevoudige vaccinatie
kan gezonde pups beschermen als er
besmette dieren aanwezig zijn op een
bedrijf

Agrarisch Dagblad

Hondsdolheid bij vossen
in Turkije

In het westen van Turkije lijkt honds-
dolheid bij vossen vaker voor te komen,
wat kan leiden tot infecties van vee. Dit
schrijven onderzoekers in
Emerging
Infectious Diseases.
Tussen r 990 en 2000
werden er in Turkije 2.856 rabiës-
gevallen gemeld, waarvan 78 procent
infecties van honden. Van 1998 tot 2007
was het aantal rabiësgevallen 3.737. In
r998 vond met geen enkele geïnfec-
teerde vos, maar in de jaren daarna
bleek het aantal hondsdolheidgevallen
bij vossen in het westen van Turkije toe
te nemen. Deze toename viel samen
met een toename van rabiësgevallen
onder rundvee en een daling van het
aantal rabide honden. Dit laatste had
niets te maken met veranderingen in de
surveillance voor deze soort. Volgens de
auteurs kon het rabiësvirus makkelijk
aan vossen worden doorgegeven
vanwege het grote aantal verwilderde
honden in de regio, waarvan er veel
niet gevaccineerd waren. Vervolgens
kon de ziekte in de vossenpopulatie
aanwezig blijven. Tijdens de studie-
periode werden er zes rabiësgevallen bij
mensen gemeld, waarbij geen verband •
bestond met vossen. Als de ziekte bij
vossen niet wordt uitgeroeid, zou er
echter een reservoir kunnen ontstaan
dat de ziekte in stand houdt. Om de
huidige uitbraak onder controle te
houden, worden in de betreffende regio
vaccinatiecampagnes georganiseerd.

Vaccin tegen droes

Een nieuw vaccin tegen de paarden-
ziekte droes blijkt heel effectief zonder
bijwerkingen te veroorzaken. Deze
doorbraak werd bereikt door onder-
zoekers van de Swedish University of
Agricultural Sciences (
slu) in Upp-
sala, Zweden. Droes wordt veroorzaakt
door de bacterie
Streptococcus equi.
Infectie leidt tot hoge koorts en de
kenmerkende gezwollen lymfeklieren
in de nekstreek die kunnen leiden tot
openbarstende zweren. In de ernstig-
ste gevallen kunnen paarden hierdoor
stikken. De tot nu toe beschikbare
vaccins tegen droes waren gebaseerd
op levende bacteriën en waren niet
geheel veilig. Dit nieuwe vaccin
bestaat uit zeven in bacteriën gepro-
duceerde eiwitten van de S.
equi-hacte-
rie. Paarden die met dit vaccin werden
geïnjecteerd, bleken beschermd te zijn
tegen droes. Volgens de wetenschap-
pers zou het ook mogelijk moeten zijn
op eiwit gebaseerde vaccins te
ontwikkelen tegen andere Streptococ-
cusinfecties bij dieren en mensen.

Science Daily

Leverstamcellen als
therapie

In het ZonMw-programma Translatio-
neel Adult Stamcelonderzoek
(taso)
heeft het \'Tissue Repair\'-programma
binnen het leveronderzoek een grote
subsidie verkregen. Het gaat om circa
r,2 miljoen euro voor zes jaar voor de
aanstelling van een post doc, een
aio
en een analist. Dit onderzoek wordt
geleid door prof dr Jan Rothuizen,
hoogleraar interne geneeskunde van
gezelschapsdieren van de faculteit
Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht. Uit vergelijkend onderzoek
tussen mensen en honden blijkt dat
leverziekten bij de hond vaak identiek
verlopen aan de vergelijkbare humane
ziekte. De wijze waarop bijvoorbeeld
de leverstamcellen worden geactiveerd
en gereguleerd, is volledig vergelijk-
baar Voor leverziekten zijn honden
daarom het meest geschikt om te de
klinische toepasbaarheid van funda-
menteel onderzoek te beoordelen. Bij
honden komt een speciale vorm van
hepatitis voor waarbij de leverstam-
cellen massaal worden geactiveerd. Bij
onderzoek hieraan zijn nieuwe
signalen ontdekt die mogelijk interes-
sant zijn voor mensen. In samen-
werking met het celbiologisch
laboratorium van het
umc Utrecht

-ocr page 393-

onderzoekt de groep van Rothuizen
deze signalen in kweeksystemen van
menselijke stamcellen. De signalen die
het meest krachtig blijken te zijn voor
het activeren van de stamcellen in de
lever, worden getest op hun veiligheid
.in honden en mensen. Veilige signalen
worden gebruikt om stamcellen te
vermeerderen zodat ze geschikt zijn
voor stamceltransplantatie. De proef
op de som is de toepassing van
stamceltransplantatie bij honden met
een ernstige erfelijke leverziekte die
volledig identiek verloopt aan de
ziekte van Wilson bij de mens. Herstel
van de lever van deze zieke honden zal
de klinische toepasbaarheid van deze
technologie bewijzen.

Kip kreeg stafylokok van
de mens

Staphylococcus aureus bij kippen blijkt
afkomstig te zijn van de mens, melden
wetenschappers van het Schotse
Roslin Institute. Zij verrichtten een
genetische analyse van een S.
aureus-
stam van kippen. Hieruit bleek dat de
stam ongeveer veertig jaar terug van
de mens naar de kip oversprong. De
besmetting van kippen blijkt oor-
spronkelijk te hebben plaatsgevonden
in Polen, met een daar voorkomende
specifieke stam van de bacterie.
S.
aureus
is een toenemend probleem in
de pluimveesector
Agrarisch Dagblad

Casuïstiekenavond scwd

Zoals ieder jaar houdt de Studiegroep
Complementair-werkende Dieren-
artsen in november haar traditionele
casuïstiekenavond. Op deze avond
presenteren verschillende dieren-
artsen van de studiegroep een geslaag-
de casus. Naast de homeopathie zal dit
jaar ook de acupunctuur aan bod
komen. Verder zullen niet alleen
casussen van hond en kat de revue
passeren, maar ook van het paard. De
avond wordt gehouden op donderdag
26 november 2009 in het gebouw van
de
KNMVD. Het casuïstiekgedeelte
begint om 16.00 uur, na de ledenverga-
dering van de
scwd. Voor meer
informatie en voor aanmelding kunt u
contact opnemen met Ardo Menges,
algemeen secretaris van de
scwd, op
info@scwd.nl.

Evelien van der Waa, namens de
onderwijs commissie van de
scwd

Cursus \'Identificatie en
registratie\'

Op 30 november 2009 van 19.00 tot
22.00 uur wordt de cursus \'Identifica-
tie en registratie\' voor paardendieren-
artsen gehouden in de collegezaal
Gezondheidszorg Paard (Yalelaan 114,
Utrecht). Dierenartsen die deze cursus
hebben gevolgd, mogen paarden
identificeren voor de
knhs en de
Nederlandse stamboeken. Coassisten-
ten die deze cursus volgen, krijgen
hun registratie na hun afstuderen. De
cursus wordt gegeven door dr M.M.
Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
en J. van Herten. De kosten voor
deelname bedragen 75 euro, 60 euro
voor studenten en senioren. Inschrij-
ving is mogelijk tot 15 november 2009
via de portal
ped op de knmvd-
website. Bij onvoldoende belangstel-
ling wordt de cursus geannuleerd.

Imidocarb dipropionaat
effectief bij paarden

Imidocarb dipropionaat, een middel
dat wordt toegepast bij rundvee en
honden, blijkt bij paarden effectief
tegen infecties met de parasiet
Babesia caballi, hoewel relatief hoge
doseringen noodzakelijk zijn. Het
betreffende middel wordt gebruikt als
therapie tegen babesiose bij runderen.
Onderzoekers van de Agricultural
Research Service
(ars) ontdekten dat
het middel bij paarden in hoge
doseringen niet alleen de parasieten
uitroeide, maar ook voorkwam dat de
ziekte naar andere dieren werd
overgebracht. In het algemeen wordt
imidocarb dipropionaat goed ver-
dragen door paarden, hoewel er
maagproblemen en diarree kunnen
voorkomen.

Science Daily

Cursus \'Kwaliteits-
management diervoeders\'

Tijdens de cursus \'Kwaliteitsmanage-
ment diervoeders\' van 25 tot 26
november 2009 komt de meest actuele
wet- en regelgeving rondom diervoe-
ders aan de orde. Ook krijgen deel-
nemers de mogelijkheid vaardigheden
op het gebied van kwaliteits- en
crisismanagement verder te ontwik-
kelen. Ten slotte is er ruim tijd voor
onderlinge discussie. Er wordt verder
aandacht besteed aan het gebruik van
medicijnen in diervoerder en de
bacteriële resistentie bij mens en dier,
mycotoxinen, en de succesfactoren en
valkuilen in crisissituaties. De kosten
van de cursus bedragen 925 euro per
persoon. Een overnachting met ontbijt
kan worden geboekt voor een meer-
prijs van 67,50 euro per persoon per
nacht. De cursus vindt plaats in Hotel
de Wageningse Berg, Wageningen.
Aan de cursus kunnen maximaal 25
personen deelnemen.

Berichtendienst voor
zoönosen

Op 15 november wordt door het
Emzoo consortium en de
knmvd een
elektronische berichtendienst voor
dierenartsen gelanceerd, vetinf@ct
geheten. Deze berichtendienst is
bedoeld voor de snelle en laagdrempe-
lige uitwisseling van informatie en
casuïstieken over zoönosen. De
naamgeving is ontleend en de opzet
complementair aan al bestaande
berichtendiensten voor professionals
in de infectieziektenbestrijding (inf@
ct) en medische microbiologie
(labinf@ct). Samen vormen de drie
berichtendiensten één \'One Health\'-
netwerk waarin informatie over
zoönotische infecties over en weer
tussen het veterinaire en medische
domein kan worden uitgewisseld.

-ocr page 394-

Een worminfectie in de huid bij de hond

Eerste autochtone geval van Dirofilaria repens
in Nederlanc.

P.A.M. Overgaauw\' en E.P. van Dijk"

Uit en voor de praktijk
samenvatting

De ziektegeschiedenis wordt besproken van een anderhalf
jaar oude Engelse bulldog met een subcutane zwelling aan
het dijbeen. Tijdens de excisie bleken zich hierin enkele
Dirofilaria repens-nematoden te bevinden. Bij microsco-
pisch onderzoek bleken deze eitjes met bewegende larven
te bevatten. In het bloed waren echter nog geen microfila-
ria aanwezig. Er werd enkele keren nabehandeld met
milbemycine en de huid is restloos genezen. De hond was
nooit in het buitenland geweest, maar verbleef zes
maanden eerder in mei op een camping waar zich toen al
opvallend veel muggen bevonden. Dit is het eerste
beschreven autochtone geval van
D. repens bij een hond in
Nederland.

summary

A worm infection in the skin of a dog. First autochthonous
Dirofilaria repens infection of a dog in the Netherlands

The history of an i8-month-old English bulldog with a painful
lump in the skin on its thigh is described. After opening the
nodule a few
Dirofilaria repens nematodes were found.
Oval-shaped transparent eggs with moving larvae were seen
microscopically. The dog was treated with milbemycin and
made a complete recovery. The dog had never been abroad, but 6
months earlier in early May had been on a campsite in the
middle of the Netherlands where many mosquitoes were present.
This is the first described case of an autochthonous
D. repens
infection of a dog in the Netherlands

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All
reviewed contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.

introductie

Als een hond op het spreekuur wordt aangeboden met een
subcutane zwelling zonder buitenlandanamnese, staat een
parasitaire oorzaak niet hoog in het lijstje met differen-
tiële diagnoses. We bespreken hierna een hond die in de
praktijk werd gezien met deze klacht, en waarbij voor het

i iras, Div. Veterinaire Volksgezondheid Universiteit Utrecht,
Yalelaan
2, 3589 cm Utrecht, p.a.m.overgaauw@uu.nl.

ii Dierenkliniek De Arker, Hoefslag i, 3862 ka Nijkerk.

a Milbemax®,Novartis ah, Breda.

eerst in Nederland een nematode-infectie werd gevonden
als oorzaak. Er wordt ingegaan op de (differentiële)
diagnostiek en de oorzaak en er worden richtlijnen
gegeven over het te volgen beleid.

patiënt

In november 2008 werd een anderhalf jaar oude Engelse
bulldogteef aangeboden met een vast elastische, niet
mobiele en pijnlijke zwelling van ongeveer één centimeter
doorsnede in de huid op het rechter dijbeen. De hond had
er zoveel last van dat ze kreupel liep. Drie maanden eerder
had de eigenaar op dezelfde plek al twee rode papels
gezien waar de hond destijds veel aan likte. Na klinisch
onderzoek en na het verkrijgen van wat bloederig vocht
met behulp van een dunne naald-biopt werd differentieel-
diagnostisch gedacht aan een beginnend abces of een
neoplasie. Er werd besloten tot chirurgische verwijdering
van de nodulus. Hierin bleken enkele tot 10 centimeter
lange, dunne (2 tot 4 millimeter) witte, draadachtige
structuren aanwezig te zijn. Het verwijderde materiaal
bleek onder de microscoop te bestaan uit nematoden,
waarvan de vrouwelijke exemplaren vol zaten met eitjes,
die in veel gevallen al bewegende larven bevatten. Op
basis van de morfologische kenmerken werd de worm
getypeerd als
Dirofilaria repens (dr. Herman Cremers,
Utrecht). De diagnose werd bevestigd met
pcr (dr. Éva Fok,
Afdeling Parasitologie, Veterinaire Faculteit, Budapest).
Noch met de microscoop noch met de
pcr (rivm, Biltho-
ven) konden microfilaria in het bloed worden aangetoond.
De hond was niet in het buitenland geweest.
Dirofilaria
repens
is nauw verwant met de hartworm van de hond en
de kat (D.
immitis), maar komt niet voor in het hart, maar
onder de huid. De worm wordt als larve vanuit de bloed-
baan van een besmette gastheer overgebracht door
verschillende soorten muggen. De eigenaar van de patiënt
herinnerde zich dat de hond een half jaar eerder in mei
had gekampeerd op een camping op Urk waar voor de tijd
van het jaar al opvallend veel muggen aanwezig waren. De
hond is verschillende keren behandeld met milbemycine^
en is volledig hersteld.

epidemiologie

Dirofilariasoorten vallen onder de Filarioidea (draadvor-
mige bloed- en weefselparasieten) en worden onderver-
deeld in
Dirofilaria immitis (hartworm) en het subgenus
Nochtiella waaronder Dirofilaria repens (draadworm) als
species valt.
D. repens is een ovovivipare parasiet die leeft
in de onderhuidse weefsels van gedomesticeerde en wilde
carnivoren, zoals de hond, de kat en de vos. De infectie

-ocr page 395-

komt vooral voor rond het Middellandse Zeegebied in
Italië, Frankrijk, Griekenland en Spanje met incidenties
van 7 tot 85 procent. Infecties zijn ook beschreven in
andere delen van Europa, Azië en Afrika (4).

Een volwassen worm produceert duizenden eerste
stadium-larven of microfilaria (Li) die bij een bloedmaal-
tijd door muggen van de geslachten
Aedes, Anopheles,
CMlex, Armigeres
of Mansonoides worden opgenomen.
Sommige vlooien-, teken en luizensoorten kunnen
sporadisch ook als vector optreden (4). In de vector
ontwikkelen de microfilaria zich tot infectieuze larven
(L3) die bij een volgende bloedmaaltijd weer een nieuwe
gastheer kunnen besmetten. Onder de huid of het slijm-
vlies van een dierlijke eindgastheer (bekend zijn vooral de
conjunctiva) ontwikkelt de larve zich verder tot een
volwassen worm (figuur r). De prepatente periode
bedraagt r8o tot 240 dagen.
D. repens is een zoönose,
hoewel de infectie weinig bij de mens wordt gevonden. Bij
de mens ontwikkelt de parasiet zich gewoonlijk niet

verder dan het L4-stadium en worden geen microfilaria
geproduceerd. In Nederland zijn verschillende import-
infecties bij de mens beschreven (2).

klinische verschijnselen

Hond

Bij de hond veroorzaken de zich ontwikkelende wormen
lokale huidproblemen, zoals jeuk, dermatitis en zwelling
(figuur 2). Later ontstaan er subcutane noduli waarin zich
de volwassen wormen bevinden (figuur 3).

Mens

Bij de mens wordt meestal slechts één onbevruchte
vrouwelijke worm gevonden die zich door de subcutane of
subconjunctivale weefsels kan bewegen waarbij sohtaire
pijnloze zwellingen ontstaan. Voorkeursplaatsen zijn het
gelaat, oogleden (oculaire dirofilariase), borst- en buik-
wand, bovenarmen, dijen en de mannelijke genitaliën (4,
5). Een infectie en zwelling in de borst van de vrouw wordt
regelmatig gezien in endemische gebieden, zoals Sri Lanka
en Italië, wat kan leiden tot de onjuiste diagnose mamma-
tumor en zelfs tot mastectomie (2,4). In sporadische
gevallen bevindt de worm zich dieper in het lichaam, zoals
onder de pleura, in het omentum, de buikholte, de
mesocolon, de pancreas of perirectaal. De infectie wordt
gewoonlijk pas opgemerkt wanneer er rond de afstervende
parasiet een lokale ontstekingsreactie ontstaat, wat
gepaard gaat met irritatie of pijn (r).

diagnose

Dirofilariase dient te worden opgenomen in de differen-
tiële diagnose wanneer een patiënt wordt gezien met
subcutane zwelhngen. Andere oorzaken waaraan men kan
denken, zijn infecties (beginnend abces), larva migrans
(bijvoorbeeld haakwormen) en een neoplasie.

Eosinofilie en het vinden van microfilaria in het bloed
van dierlijke gastheren kunnen de verdenking onder-
steunen, maar deze symptomen hoeven niet aanwezig te
zijn. Differentieeldiagnostisch moet in dat geval ook aan

-ocr page 396-

een infectie met D. immitus worden gedacfit. IVIorfoIogiscti,
maar ook vooral op basis van de
pcr, kunnen de twee
parasieten van elkaar worden onderscheiden (soort-
specifiek
dna).

Voor het aantonen van antistoffen wordt bij de mens een
e lis a-test gebruikt. Ten slotte kan de diagnose ook worden
gesteld met behulp van een excisiebiopt waarin de
afmetingen van de worm en de aanwezigheid van ken-
merkende longitudinale groeven in de cuticula worden
gevonden.

therapie

De behandeling van de subcutane noduli die door D. repens
worden veroorzaakt, bestaat uit excisie (figuur 2). Er zijn
verschillende anti-filariële macrocyclische lactonen
geregistreerd die werkzaam zijn tegen de larvale stadia van
D. immitis, zoals milbemycine, moxidectine en selamec-
tine. Ze kunnen bij een patiënt worden ingezet om
eventueel aanwezige microfilaria te bestrijden, maar
vertonen geen werkzaamheid tegen de volwassen worm.
De prognose zonder behandeling is ook gunstig, aangezien
de meeste wormen na verloop van tijd vanzelf afsterven en
door het lichaam worden opgeruimd.

preventie

De preventie bestaat uit het voorkomen dat de honden
door muggen kunnen worden gestoken. Dit kan worden
bereikt met diverse middelen als band of spray die
synthetische pyrethroïden bevatten. Hiervan is een
afwerend (repellent) effect op diverse ectoparasieten
bekend. Daarnaast kan men honden in risicogebieden
profylactisch behandelen met de hierboven genoemde
macrolytische lactonen.

discussie

Aangezien de besproken patiënt nooit in het buitenland
was geweest, kunnen we stellen dat dit het eerste geval is
van een
Dirofilaria repens-besmetting die in Nederland is
opgelopen. De prepatente periode, zoals vermeld in de
literatuur, komt overeen met de periode die ligt na het
tijdstip dat de hond op een camping met veel muggen is
geweest. Daarmee zou men kunnen concluderen dat
intussen in Nederland een besmetting van muggen heeft
plaatsgevonden. Het is echter ook mogelijk dat er op de
betreffende camping besmette muggen aanwezig waren
die zijn geïmporteerd uit het buitenland. Bekend zijn
inmiddels de meldingen over het introduceren van de
Aedes albopictus (Aziatische tijgermug) met \'lucky bam-
boo\'-plantjes uit Azië. In Zuid-Europa zijn
Ae. albopictus
aangetroffen die geïnfecteerd waren met D. immitis en D.
repens
(6). Het aantal infecties bij de mens neemt de laatste
decennia snel toe en de ziekte verspreidt zich over diverse
Zuid- en Oost-Europese landen. Het is waarschijnlijk dat
dit soort infecties zich, mede door de klimaatverande-
ringen (langere, warmere zomers), ook meer naar het
noorden in Europa verplaatst (3) en in de toekomst door
dierenartsen vaker gezien kan worden in de praktijk.

referenties

1. De Vries PJ, Visser LG, Vetter HCM, Muller HP en Polderman AM.
Migrerende subcutane zwellingen door dirofilariasis na een bezoek
aan Zuid-Frankrijk. Ned Tijdschr Geneeskd 2003; 147(12): 566-569.

2. Derks T, Kijken E, Wymenga ANM en Mulder B. Dirofilaria repens in
litteken van een borsttumor Tijdschr Infectieziekten 2007; 2:187-192.

3. Genchi C, Rinaldi L and Cringoli G. The spreading of filarial infections
in Europe. In: Proceedings of the First European
Dirofilaria Days.
Zagreb, February 22-25, 2007.

4. Nissen MD and Walker JC. Dirofilariasis. eMedicine, June 9, 2006.
http://emedicine.medscape.com/ article/236698-overview.

5. Overgaauw PAM and van Knapen E Dogs and Nematode Zoonoses. In:
Dogs, Zoonoses and Public health. Meslin FX, Wandeler AI, Macpher-
son CNL, Eds. 2000,
cab International Publishing Oxon, New York.

213-245.

6. Schölte EJ, Reusken CBEM, Takken W, jongejan F en Giessen JWB van
der. Het toenemend belang van infectieziekten die worden overge-
bracht door vectoren. Infectieziekten Buil 2008; 19(10): 311-316.

Forthyron® 200 400

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
Simpel, secuur, sterk

I

Forthyron\' 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

Forthyron\' 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, www.eurovet-ah.com ^„imai Health

FixliiyRMi\' 21» mkro^m tiUd - REC NL 1D381 - UDA - Wtffaum bestaraided p«f ubiet: LeM)l)i>ToxirK nwium 200mcg/Fw%n)r- 400 mlcn^m uUcI - REG NL 10382 - UDA - M^rtoiani botandded per übtet:
LtMitlijroxifie natrium «O mc^ Regislratiehtxxter / di^^

-ocr page 397-

U hebt een passie voor uw praktijk en wilt alleen het beste voor uw
patiënten. Praktische producten met een solide wetenschappelijke
basis. Voeding waarmee u uitstekende resultaten bereikt. Een assortiment
waar u achter staat en dat u vol vertrouwen kunt aanbevelen.

Eukanuba Veterinary Diets

Eukanuba\'s assortiment van
evenwichtige en smakelijke
therapeutische diëten voor
honden en katten met
100% tevredenheidsgarantie.

I I I I

m ..."TKsr

m

. p:_____^_

Mo ^ Î Intestinal

Vooral uw voedingsvragen belt u gratis
de voedingsexperts van Eukanuba:
00800 241 53 414

xpertise, Practicality, Results

-ocr page 398-

/

N

\\

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUUEGEN

HRTin EX RDVnNCED FORMULfl. DE NRTUURLUKE
«STEUN.NG VRN HETBEUJE^^^^

en ... de afbraak
"an kraakbeen door artrose. In samenspel n^e^

rlrlijke en effectieve manier ondersteund.

Voor hond en kat!

www.virbac.nl

i

Virbac NedeHand BV. Postbus 313. 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 -427127. Fax: 0342 - 490164. info0)virbac

-ocr page 399-

Rimadyl
dodelijk?

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Hond heeft pijn, hond krijgt Rima-
dyl, hond heeft na een tijd weer pijn,
hond krijgt weer Rimadyl, hond gaat
dood. Conclusie van de eigenaar: de
hond is doodgegaan door de Rimadyl
en dus door de dierenarts die dat
heeft voorgeschreven. In de leer van
de logica heet zo\'n drogreden \'post
hoe, ergo propter hoe\'. Daarna, dus
daardoor. Kan het Tuchtcollege in
die redenering meegaan?

pootpijn

Deze Duitse herder heeft al enige
weken (!) pijn in zijn voorpoot. De
dierenarts kan bij het eerste consult
niet veel vinden wat de pijn kan
verklaren. Misschien is een weekje
pijnstillers afdoende, dus de eigenaar
krijgt 20 tabletten Rimadyl 50
milligram mee, dagelijks 1,5 tablet. Als
de situatie verbetert, kan men met de
toediening stoppen. Een week later
gaat het inderdaad beter en stopt de
eigenaar met de Rimadyl. Het gaat zes
weken goed, maar dan loopt de hond
weer kreupel en meldt de eigenaar
zich opnieuw bij een praktijkgenoot.
Die maakt direct foto\'s van de poot en
het schouderblad, maar kan geen
afwijkingen vinden. Het zal dan wel
een spier- of peesblessure zijn, en de
eigenaar krijgt een pot van 100
tabletten Rimadyl 50 milligram mee,
waarvan de hond twee keer per dag
één tablet moet hebben.

verschijnsel of

bijverschijnsel?

Vijf dagen later is de poot niet meer het
grootste probleem, maar is de eigenaar
terug op de praktijk met een hoestende
hond, die steeds kokhalst en ook niet
meer wil eten. Volgens de eigenaar zijn
dit bijwerkingen van Rimadyl. De
dierenarts houdt het op bijverschijnse-
len van de narcose, geeft een hoest-
drank en spreekt met de eigenaar af het
nog even aan te zien. Nog eens drie
dagen later is de hond te ziek om op te
staan. Bij een buikpunctie wordt een
inwendige bloeding aangetroffen, maar
nog voordat een derde collega de hond
kan opereren, is hij overleden. De
dierenarts speculeert voorzichtig over
een milttumor, maar er wordt geen
sectie verricht. Voor de eigenaar is het
een duidelijke zaak: Rimadyl heeft
gevaarlijke bijwerkingen en daar had
de dierenarts alert op moeten zijn. Het
staat tenslotte ook op internet en is ook
op tv geweest. Daar komt nog bij dat de
hond vijf dagen na het consult waarbij
voor de tweede keer Rimadyl werd
meegegeven, niet alleen hoestte en
kokhalsde, maar ook een vreemde
ademhaling en buikbewegingen had,
niet meer op zijn zij kon liggen,
vreemd kuchte en dunne ontlasting
had. Dat heeft de dierenarts natuurlijk
expres niet op de patiëntenkaart
geschreven. Gelukkig is hij als eigenaar
wijzer geweest en heeft hij de hond af
en toe maar de helft van de voorge-
schreven dosis gegeven.

drugreden

Dat argument is een van de punten die
de zaak juist ten gunste van de
dierenarts keren. De eerste keer kreeg
de hond een week Rimadyl en leek hij
daar geen last van te hebben. De
tweede keer heeft de hond het middel
slechts vijf dagen gekregen en dan niet
eens in de volledige dosis omdat de
eigenaar zelf minder gaf Dat maakt
het al niet erg waarschijnlijk dat Rima-
dyl de oorzaak is van de inwendige
bloeding van de hond. Het is wel
onverantwoord om eerst 20 en later
100 tabletten aan een eigenaar mee te
geven, vindt de eigenaar Het Tucht-
college kan zich hier niet in vinden.

Omdat er geen definitieve diagnose
was en het vermoedehjk om een
spier- of peesblessure ging, is lang-
durige toediening wel begrijpelijk.
Bovendien is duidelijk met de eigenaar
afgesproken dat het resultaat na twee
weken zou worden geëvalueerd. Kan
het de dierenarts dan worden verwe-
ten dat hij bij het \'hoestconsult\' niet
direct de verschijnselen herkende als
bijwerking van Rimadyl en geen
verder onderzoek liet doen? Buik-
palpatie en onderzoek van ogen,
slijmvhezen, temperatuur, longen en
hart zijn allemaal uitgevoerd en gaven
geen resultaat. Omdat er eerder geen
verschijnselen waren en de dosering
zeker niet onjuist was (de hond woog
28 kilogram,
ib), kan de dierenarts
geen verwijt worden gemaakt.

juristerij of

diergeneeskunde

In deze procedure bhjkt de eigenaar
vooral bezig te zijn met een civiel-
rechtelijke redenering: is er causaal
verband tussen een handeling of
nalaten en de daarna ontstane schade,
en wie heeft daar schuld aan? Het
Tuchtcollege houdt zich echter bezig
met de verschillende onderdelen van
het diergeneeskundig handelen en kijkt
of deze naar behoren zijn uitgevoerd.
Bij gebreke aan sectie en daarmee een
vastgestelde doodsoorzaak zou het ook
moeilijk worden om een causaal
verband aan te tonen. Nergens in het
proces van onderzoek, diagnose,
medicatie en behandelplan zijn
misstappen te vinden. Dat betekent dat
de klacht ongegrond wordt verklaard
en gezien de overwegingen is het ook
niet gezegd dat het anders zou zijn
geweest als Rimadyl wél bewezen
zeldzame bijwerkingen had opgeleverd.

-ocr page 400-

ik luister...

naar jou

Mijn patiënten vertrouwen op mij, elke dag opnieuw en ik vertrouw op Baytril®.

\'J Bayer H eal th Care Baytm® 15 mg RECNL 7865:15 mg enrofloxacine per tablet. Baytril* 50 mg REGNL 7866: 50 mg enrofloxacine per tablet. Baytril*
\' . 150 mg REGNL 7867:
150 mg enrofloxacine per tablet. Baytril 2.5 % inspuitbare vloeistof REGNL 3144. Verdere informatie

Animal Health verkrijgbaar bij de registratiehouder: Bayer BV Energieweg 1 NL-3641 RT Mijdrecht, http://www.companion.bayer.nl

-ocr page 401-

Onderwijsvernieuwing in Barneveld

Ruim 35 jaar geleden ontstond in
Barneveld het
mbo-Onderwijs in de
dierverzorging. Deze richting werd
gestart binnen het agrarisch on-
derwijs. Vandaag de dag hebben de
veelzijdige opleidingen voor de Dier-
verzorging en Veterinaire ondersteu-
ning (Diveto) definitief hun belang
bewezen voor de totale branche.

Dat er al zo lang Diveto-onderwijs
wordt verzorgd, neemt niet weg dat
men in Barneveld steeds blijft werken
aan verbetering en vernieuwing van
dit onderwijs. Inhoudelijke vernieu-
wing is nodig omdat de branche zich
ontwikkelt: dierenspeciaalzaken,
kinder- en zorgboerderijen, honden-
en kattenbedrijven, maneges, dieren-
parken en dierenartsenpraktijken zijn
steeds professioneler geworden.
En didactische vernieuwing blijft
doorgaan omdat de wereld en daarmee
de belevingswereld van de leerlingen
voortdurend verandert.

voorbeelden van

vernieuwing

- Integratie van praktijk- en theorie-
lessen. PTC* (Praktijkschool) en het
Groenhorst College zijn sinds kort
volledig samengegaan. Hierdoor
kunnen de praktijk- en theorielessen
nog beter worden geïntegreerd en op
elkaar worden afgestemd.

- Accommodatie. Om de praktijk zo
realistisch mogelijk de les in te halen,
wordt momenteel op het schoolter-
rein een dierenartsenpraktijk ge-
bouwd die door leerlingen zelf
\'gerund\' gaat worden. Daarna worden
ook de kinderboerderij, de dierenspe-
ciaalzaak en het dierenpension van
PTC* verplaatst, vergroot en door
leerlingen \'gerund\'. Het praktijkcen-
trum voor de paardenhouderij wordt
samen met een manegehouder uit
Barneveld geëxploiteerd. De afdeling
veehouderij- en loonwerk maakt voor
de praktijklessen gebruik van bestaan-
de bedrijven in de omgeving.

- Meer inbreng van de branche in de
inhoud van de opleidingen. Via de
adviesraad geven vertegenwoordigers
van de verschillende bedrijfstypen
hun advies aan het Groenhorst
College over inhoud en opzet van de
verschillende opleidingen.

- Meer werkvormen. Naast doceer-
lessen en praktijklessen zit in ieder
leerjaar een groot project, waarbij de
leerlingen kennis en ervaring opdoen
door zelf initiatieven te nemen.

- Competenties. Naast het verkrijgen
van degelijke kennis en vaardigheden,
wordt gewerkt aan een goede (be-
roeps-)houding. De kennis, vaardig-
heid en houding samen worden
\'competentie\' genoemd.

- Proeve van Bekwaamheid. Dit is, net
als een rijexamen, een manier van
toetsen waarbij de leerling in de
praktijk kan laten zien dat de beroeps-
praktijk aan hem of haar kan worden
toevertrouwd. Bij de Proeven van
Bekwaamheid op uitvoerend niveau
wordt het bedrijfsleven betrokken in
de vorm van stagebieders. Bij de
Proeven op managementniveau
worden Accon-accountants en de
ABNAmro-bank betrokken.

Voor verdere informatie kunt u te-
recht op www.groenhorstbarneveld.nl.

Bloedserieus!

De effectieve aanpak van allergie bij hond en kat begint met de Artuvetrln\'SerumTest.
Deze betrouwbare allergietest maakt gebruik van antilichamen met specifieke anti-Fee reactiviteit.
Hierdoor is een optimale behandeling met allergeen-specifieke immunotherapie (de Artuvetrin® therapie)
mogelijk! Zo rekent u echt af met deze aandoening. Want Artuvetrin® neemt allergie serieus.

. De Sterke punten van "

: deArtuvetrin®SerumTest

I • Betrouwbaar

i • Eenvoudig in te sturen

: • Overzichtelijke uitslagen

I • Advies op maat ^

Bloedtest, huidtest en immunotherapie!

TEL.: 31(0)320-26 79 00 -WWW.ARTUVETRIN.NL

Artuvetrin\'

-ocr page 402-

Nederlander
tevreden over
dierenarts

Johan Klein Haneveld

97 procent van de klanten is tevreden
tot zeer tevreden over de dierenarts.
Dit blijkt uit het imago-onderzoek
van de
knmvd en de ggg. Ook wat
betreft het imago wordt de dierenarts
op bijna alle punten positief inge-
schat. De tarieven blijken voor de
burger een minder groot minpunt
dan dierenartsen zelf denken.

De ggg en de knmvd wilden graag
achterhalen wat het imago was van de
gezelschapsdierenarts bij de Neder-
landse bevolking, en hoe de dieren-
artsen zelf hun imago inschatten. Voor
de uitvoering van deze studie werd
gekozen voor marketingbureau
duo
Market Research. Het onderzoek werd
online uitgevoerd.

zeer tevreden

Op de enquête naar het imago van de
gezelschapsdierenarts reageerden 1260
mensen, waarvan 648 eigenaar waren
van één of meerdere huisdieren. De
deelnemers kwamen uit een consu-
mentenpanel dat een goede doorsnede
vormt van de Nederlandse bevolking.
Het eerste onderwerp betrof de
tevredenheid van de diereigenaars
met betrekking tot hun dierenarts
(95 procent gaf aan een vaste dierenarts
te bezoeken). "We hebben een vijf-
puntsschaal gebruikt om de tevreden-
heid te bepalen", aldus Vincent van
Grinsven van
duo Market Research, op
een bijeenkomst voor
knmvd en ggg
op 24 juni 2009. "De laagste twee
daarvan - niet of helemaal niet
tevreden - werden geen enkele keer
aangevinkt." 57 procent van de
diereigenaars bleek zeer tevreden te
zijn over de dierenarts, 39 procent was
tevreden en maar 3 procent was
neutraal. 81 procent was met name
tevreden over de manier waarop de
dierenarts met het huisdier omgaat.
Verder was men te spreken over de
bereikbaarheid van de praktijk, over de
tijd die de dierenarts voor de klant
uittrekt en over het feit dat men er
meestal snel terecht kan. Natuurlijk
werd ook gevraagd over welke aspecten
de diereigenaars minder tevreden
waren. 52 procent was over geen enkel
aspect minder tevreden. 35 procent
bleek minder tevreden over de gehan-
teerde tarieven. Andere aspecten
leverden heel lage percentages op.

Anders

0% 20% 40% 60%
Over welke aspecten van uw vaste dierenartspraktijk bent u met name tevreden?

kennis van zaken

De deelnemers aan de enquête kregen
de vraag voorgelegd wat voor hen de be-
palende factoren waren bij het kiezen
van een dierenarts. Voor 82 procent van
de diereigenaren blijkt de kennis van
zaken van de dierenarts bepalend, voor
81 procent zijn of haar vakmanschap.
81 procent let bij het kiezen van de
dierenarts vooral op de manier waarop
die met het dier omgaat. De tarieven
die de dierenarts hanteert, staan in het
rijtje op een van de laagste posities.

8t%
77%

163%
163%
62%

24%

too%

Van Grinsven: "Voor slechts 30 procent
is deze factor bepalend, voor nog eens
54 procent zijn de tarieven belangrijk,
maar niet bepalend." Of er een klach-
tenregeling is, en of dierenartsenprak-
tijken deel zijn van een keten blijkt
voor het kiezen van een dierenarts niet
belangrijk.

hoog gescoord

Om iets te kunnen zeggen over het
imago van de dierenarts kregen alle
deelnemers uitspraken over de dieren-
arts voorgelegd. Om te beginnen werd
voor elke uitspraak de associatiewaarde
bepaald: het percentage respondenten
dat een oordeel heeft over de uitspraak.
"De associatiewaarden waren hoog",
meende Van Grinsven. "Bijna iedereen
heeft dus een mening over de beroeps-
groep, zowel de mensen met huisdieren
als de mensen zonder." De tweede
uitkomst is de imagowaarde: het per-
centage van de respondenten met een
oordeel, dat de uitspraak bij de beroeps-
groep vond passen. Van Grinsven: "Op
alle aspecten wordt hoog gescoord.
Twijfel aan het imago van de dierenarts
is niet nodig." Alleen de uitspraken \'de
dierenarts is redelijk geprijsd\' en \'de
dierenarts is niet gericht op geld verdie-
nen\' leverden in verhouding een lagere
imagowaarde op, van respectievelijk 69
procent en 64 procent.

dierenarts te negatief

Van de enquête die vanuit de knmvd is
gezonden naari5oo gezelschapsdieren-
artsen, zijn er 361 teruggezonden. "Als
je de resultaten vergelijkt met de
uitkomsten van het onderzoek onder
burgers, blijkt dat dierenartsen zichzelf
overschatten," concludeerde Van
Grinsven. 93 procent van de dieren-
artsen denkt dat klanten tevreden zijn
over de manier waarop ze omgaan met
mensen, terwijl 63 procent van de
klanten daar tevreden over is. 83
procent van de dierenartsen denkt dat
de klant tevreden is vanwege hun
kennis, terwijl dat geldt voor 63 procent
van de burgers. Als het gaat om de
ontevredenheid blijken dierenartsen
echter onnodig negatief. 72 procent
verwacht dat de burger ontevreden is
over de tarieven. Maar van de klanten is
slechts 3 5 procent daarover daadwerke-

-ocr page 403-

lijk minder tevreden.

Wat betreft het imago schat de
dierenarts realistisch in hoe de
beroepsgroep onder de burgers
bekendstaat. Maar één aspect (\'de
dierenarts is redelijk geprijsd\') wordt te
negatief ingeschat. "Dierenartsen
denken dat klanten hun vaste praktijk
te duur vinden", merkte Van Grinsven
op. "Maar tegelijk hebben dierenartsen
het idee dat men de beroepsgroep in
het algemeen wel redelijk geprijsd
vindt. De collega\'s zijn goedkoop, maar
zichzelf vinden ze te duur." Er werd
ook onderzocht wat de dierenartsen
zelf van hun beroepsgroep vonden. \'De
dierenarts is ondernemend\' leverde
een lage imagowaarde op (sr procent).
De actieve leden van de
knmvd
hebben zelfs een nog slechter beeld
van de ondernemende instelling van
dierenartsen. Ook op het gebied \'de
dierenarts is goed op de hoogte van de
ontwikkelingen\' vinden de actieve
knmvd-leden dat dierenartsen lager
scoren. Actieve leden vinden dierenart-
sen bovendien vaker \'niet commer-
cieel\' dan andere dierenartsen.

kwaliteit

Bureau duo vroeg de burgers ook of
zij het belangrijk vonden te kunnen
achterhalen of de dierenarts nascho-
ling heeft gevolgd. 26 procent van de
burgers vindt dat zeer belangrijk, 9
procent vindt het niet zo belangrijk of
helemaal niet belangrijk. Verder bleek

De kennis van zaken die de dierenarts heeft
Het vakmanschap van de dierenarts
De manier waarop de dierenarts met mijn dier omgaat
De tijd die de dierenarts voor me neemt
De manier waarop de dierenarts met mij omgaat
De wachttijden (je kunt er snel terecht)
Het gevoel dat ik bij de praktijk heb
De inrichting van de praktijk/hygiëne
Bereikbaarheid van de praktijk/dichtbij
De tarieven die de dierenarts hanteert
De praktijk heeft een klachtenregeling
De praktijk is onderdeel van een groter geheel c.q. een keten

I Is bepalend voor mijn keuze
I Is niet zo belangrijk voor mijn keuze

Wilt u aangeven waar u op let bij het kiezen van een dierenarts?

driekwart van de respondenten het
enigszins tot zeer belangrijk te vinden
te kunnen zien aan welke specifieke
kwaliteitseisen een dierenarts voldoet.
De dierenartsen kregen vervolgens de
vraag voorgelegd hoe zij dachten over
het verphcht stellen van het volgen
van na- en bijscholing. 55 procent was
voorstander van een dergelijke
verplichting en 21 procent was tegen.
Ook in de groep niet-leden is slechts
een klein percentage hier negatief over.
Monique Megens stelde dat burgers er
vaak al vanuit gaan dat nascholing
voor dierenartsen verplicht is: "Als er
bij een incident bekend wordt dat
dierenartsen geen verplichte nascho-
ling kennen, zal er waarschijnlijk wel
kritiek komen. Die kun je maar beter
voor zijn." De volgende vraag was hoe
dierenartsen dachten over het vastleg-
gen van kwaliteitseisen. 26 procent
bleek groot voorstander van een
dergelijke maatregel en 35 procent gaf
aan voorstander te zijn, terwijl 15
procent het hier niet mee eens was.
Ook bij deze vraag bleken zich onder
de niet-leden minder tegenstanders van
minimale kwaliteitseisen te bevinden
dan was verwacht. Van de actieve
knmvd-leden was 43 procent groot
voorstander van het voorstel.

beeld over organisatie

Wat DUO de deelnemende dieren-
artsen ook vroeg, was hoe zij dachten
over de
knmvd en de ggg. 49 procent
van de dierenartsen vond dat de
KNMVD actief inspringt op ontwikke-
lingen, 41 procent vond dat de
knmvd
de belangen van de dierenarts goed
vertegenwoordigt. Slechts 20 procent
zag de
knmvd als een naar buiten
gerichte organisatie en nog minder, 15
procent, beoordeelde de
knmvd als
flexibel. Het beeld voor de
ggg is
hetzelfde, het percentage dat positief
antwoordt, is zelfs iets lager. Dat
laatste verbaasde
knmvd-voorzitter
Ludo Hellebrekers: "We hadden juist
verwacht dat de sectorale groep beter
zou scoren. De
knmvd als geheel moet
namelijk voor alle dierenartsen
opkomen, niet alleen voor gezel-
schapsdierenartsen."

Het laatste onderdeel van de studie
bestond uit diepte-interviews met
belanghebbenden in maatschappij en
politiek: de Dierenbescherming,
politieke partijen, het ministerie van
lnv, de faculteit Diergeneeskunde en
Dibevo. "De
knmvd is voor hen geen
vanzelfsprekende gesprekspartner",
verklaarde Van Grinsven. "De partijen
verwonderen zich over de passieve
houding van de vereniging. Ze zien de
knmvd als een teveel intern gerichte
organisatie." "We denken zelf dat we
op deze gebieden progressie maken,"
reageerde Hellebrekers. "Maar we
worden kennelijk nog steeds \'achter-
volgd\' door het beeld dat bij deze
partijen over onze organisatie bestaat."

nadenken

Op basis van dit onderzoek zit het met
het imago van de beroepsgroep dus
wel goed. Maar het imago van de
beroepsvereniging kan zeker beter.
"We moeten gaan nadenken over de
manier waarop we als
knmvd en ggg
naar buiten treden," meende Erik
Teske. Renée Chalmers Hoynck van
Papendrecht viel hem bij: "Collega\'s
lezen soms artikelen in de krant
waarin de beroepsgroep negatief
wordt afgeschilderd, maar ze zien dan
niet dat de beroepsvereniging daar
actief op reageert. We zouden vaker
direct met een reactie moeten komen."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur van het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde.

-ocr page 404-

Je kunt het
niet maken

om ziek
te zijn

Naar je patiënten niet. Naar je praktijk niet. En naar jezelf niet. Toch denken veel
vrije beroepsbeoefenaars niet na over wat er gebeurt als zij ziek worden. Of zelfs
langdurig ziek. Ga daaronn voor échte oplossingen rondom arbeidsongeschiktheid

naar www.interpolis.nl/vrijeberoepen

Interpolis. Glashelder

-ocr page 405-

Arbocatalogus draagt bij aan lagere
arbeidsongeschiktheid

Johan Klein Haneveld

Vanaf i januari 2010 is de arbocatalo-
gus voor de veterinaire sector te
raadplegen op de website van de
knmvd. Dit document is tot stand
gekomen op initiatief van de
knmvd. Alle sociale partners in de
sector hebben eraan meegewerkt,
ondersteund door deskundigen van
KeurCompany, de faculteit Dier-
geneeskunde, Van Walraven Advies
en verschillende dierenartsenprak-
tijken. De arbocatalogus benoemt
probleemgebieden en geeft adviezen
voor mogelijke oplossingen.

Na de veranderingen in de Arbowet
van I januari 2007 is het niet langer de
verantwoordelijkheid van de overheid
om bij de sector passende maatregelen
op te stellen. "Werkgevers en werk-
nemers hebben in de huidige regel-
geving ruimte gekregen voor onder-
linge afspraken over de manier
waarop zij kunnen voldoen aan de
doelvoorschriften van de wetgever",
aldus Cecile van der Velde, arbeids- en
organisatiedeskundige en veiligheids-
deskundige bij het bedrijf Keur-
Company. "Deze afspraken worden
vastgelegd in de arbocatalogus voor de
branche." Een dergelijke arbocatalo-
gus benoemt de specifieke arbeids-
omstandighedenproblematiek voor de
branche, met daaraan gekoppeld
mogelijke oplossingen. "Deze oplos-
singen zijn dus toegesneden op de
branche," verklaart Tessy Ernst,
directeur/eigenaar van de Spoed-
kliniek voor Dieren in Amsterdam en
bestuurslid van de
bpw. "Dierenarts-
praktijken hoeven daardoor niet zelf
iedere keer het wiel opnieuw uit te
vinden." De verantwoordelijkheid
voor deze arbocatalogus ligt volledig
bij de werkgevers en de werknemers
of hun brancheorganisaties. "Het is
voor een branche niet verplicht om
een arbocatalogus op te stellen,"
verduidelijkt Madeion van Weeren,
arbeidsfysiotherapeut en dierfysiothe-
rapeut. "Het bezitten ervan versoepelt
echter wel de inspecties van de
Arbeidsinspectie."

draagvlak

De arbocatalogus voor de veterinaire
branche kwam tot stand via overleg
tussen de sociale partners (werk-
geversvereniging
bpw, werknemersor-
ganisatie
bpl, Abvakabo fnv, cnv
Publieke Zaak, en Vedias). Tessy Ernst:
"Om goede, op de praktijk toegespitste
oplossingen te realiseren, is overleg
tussen deze groepen onmisbaar" Het
proces werd begeleid door het bedrijf
KeurCompany dat vooral werd ingezet
als kennisbron en ervaringsdeskun-
dige op het gebied van Arbowetge-
ving. Er vonden avondsessies plaats
met de werkgevers, de werknemers en
de projectleidster van de Arbeidsin-
spectie. Vertegenwoordigers van de
KNMVD dienden als onafhankelijk
voorzitter "Door de discussies tussen
de partijen werden de onderwerpen
goed belicht," stelt Madeion van

Weeren, "zowel vanuit het oogpunt
van de werkgever als uit dat van de
werknemer" Van der Velde was onder
de indruk van de samenwerking.
"Iedereen heeft zich volledig ingezet
om op tijd de Arbocatalogus af te
krijgen. Men reageerde op tijd op
conceptteksten, informatie werd tijdig
doorgespeeld, men respecteerde
eikaars deskundigheid en iedereen
dacht mee om tot \'win-win\'-opties te
kunnen komen." Om de verschillende
wensen uiteindelijk samen te brengen
in de definitieve teksten bezocht
Cecile van der Velde verschillende
dierenartspraktijken om interviews te
houden. "Daarbij stonden we soms
letterlijk met de voeten in de modder"
Uiteindelijk werd de arbocatalogus
getoetst door de Arbeidsinspectie.
Tessy Ernst: "Daaruit zijn behalve de
goedkeuring nog diverse extra
aanbevelingen gekomen."

arbeidsongeschiktheid

De catalogus biedt een duidelijk
overzicht van de werkrisico\'s in de

-ocr page 406-

veterinaire branche, denkt Tessy Ernst.
"De onderwerpen die vooralsnog zijn
uitgewerkt, zijn gekozen omdat ze in
de diergeneeskundige sector veel-
vuldig leiden tot arbeidsongeschikt-
heid." De grootste oorzaak van
arbeidsongeschiktheid bij dierenart-
sen is fysieke belasting. Madeion van
Weeren: "Dierenartsen zelf onder-
schatten vaak hoe zwaar hun beroep
is. Niet aan alle omstandigheden valt
iets te veranderen, denk aan het
onvoorspelbare gedrag van een (ziek)
dier, maar er is vaak meer mogelijk
dan men denkt." De arbocatalogus
kan dienen als een soort vraagbaak
voor de dierenarts, waarin hij of zij
kan terugvinden op welke dingen
gelet moet worden bij het uitvoeren
van de verschillende vakinhoudelijke
handelingen. Na de fysieke klachten
worden psychische aandoeningen
zoals overspannenheid, \'burn-out\' en
het posttraumatische stresssyndroom
het meest gemeld als beroepsgebon-
den aandoening. Iedere organisatie
moet onderzoeken wat de bronnen en
oorzaken voor psychosociale arbeids-
belasting zijn, denk aan de onregel-
matige werktijden, in combinatie met
fysiek zwaar werk en een grote
werkdruk. De arbocatalogus benoemt
een groot aantal thema\'s op dit gebied.

Als derde komt het thema zwanger-
schap aan de orde. "Werkgevers
hebben hierbij andere belangen dan
werknemers", merkt Van der Velde op.
"Dat bleek ook bij de discussies."
Werknemers met een kinderwens,
zwangeren en werknemers die
borstvoeding geven, vormen een
bijzondere categorie. "Werkgebonden
risico\'s kunnen leiden tot schade aan
het ongeboren of pasgeboren kind",
legt Tessy Ernst uit. "Maar ook de
belastbaarheid van de vrouw is anders
tijdens een zwangerschap of in de
periode na de geboorte van het kind.
Met röntgenstraling moet men te allen
tijde zorgvuldig en conform het
protocol omgaan, maar ten aanzien
van bijvoorbeeld het werken met scha-
delijke stoffen gelden juist in de
zwangerschap extra beperkingen."

gezonde werkomgeving

De arbocatalogus benoemt niet alleen
de probleemgebieden, maar geeft ook
suggesties hoe de kwaliteit van het
werk kan worden verbeterd. Soms
gaat het om heel makkelijke en
goedkoop in te voeren maatregelen.
Cecile van der Velde: "Je kunt het zien
als een digitaal oplossingenboek."
Werkgever én werknemer moeten uit
de arbocatalogus ideeën kunnen halen
die in het voordeel werken van beide
partijen, denkt Madeion van Weeren.
"Van een gezonde werkomgeving
profiteert iedereen: maat, medewerker,
cliënt en patiënt. En dit heeft natuur-
lijk ook weer een positieve invloed op
de werkbeleving." In de praktijk
zullen bij het uitvoeren van de
verplichte
ri&e (digitaal beschikbaar
via de
knmvd) punten naar boven
komen die binnen een specifieke
praktijk een arborisico vormen. "Dit
leidt tot een plan van aanpak met
daarin de diverse punten die moeten
worden opgelost," vertelt Tessy Ernst,
"samen met een geplande datum
waarop dat gebeurd moet zijn. De
praktijk kan vervolgens de oplossing
opzoeken in de arbocatalogus. Vaak
zijn er trouwens meerdere oplos-
singen mogelijk en moet men nagaan
welke oplossing in de eigen situatie
het best toepasbaar is." In het alge-
meen wordt in de arbocatalogus
geprobeerd knelpunten bij de bron
aan te pakken. Van Weeren: "Voor de
fysieke belasting betekent dit dat men
gebruik moet maken van goede
hulpmiddelen." Het is bij dierenartsen
niet mogelijk de werkomgeving te
\'standaardiseren\', zoals dat in een
fabriek bijvoorbeeld wel kan. "De
omstandigheden waaronder men
werkt variëren, zeker in het veld.
Het is dan extra belangrijk dat de
gebruikte hulpmiddelen van goede
kwaliteit zijn en efficiënt worden
ingezet. Naar mijn mening kan er nog
veel winst worden gehaald door het
ontwikkelen - of voor sommigen het
ontdekken - van goede hulp-
middelen."

levend boekwerk

Hoewel de Arboregels sinds 2007
algemener zijn geformuleerd, zijn ze
niet vrijblijvend, noch voor de
werkgever, noch voor de werknemer
"Het is aan de werkgever om goede
instrumenten en beschermings-
middelen beschikbaar te stellen", stelt
Tessy Ernst. "De werknemer dient ze
te gebruiken." Voor zowel de praktijk-
eigenaar als voor de medewerker kan
de arbocatalogus dienen als digitaal
naslagwerk. "Als dit document in de
praktijk gebruikt gaat worden, kan dat
op termijn leiden tot een verminde-
ring van de arbeidsongeschiktheid."
Op deze manier draagt de catalogus
volgens Cecile van der Velde bij aan
het duurzaam ondernemen in de
sector "Het vroegtijdig uitvallen van
werknemers kost altijd veel geld en
persoonlijk leed." Ze wijst er verder op
dat er door het opstellen van de
arbocatalogus een betere samen-
werking is ontstaan met de Arbeids-
inspectie. "Er wordt over en weer meer
kennis gedeeld over de arbeidsomstan-
digheden en de mogelijkheden en
onmogelijkheden voor dierenartsen."

Dat er een concrete arbocatalogus
beschikbaar is, wil echter niet zeggen
dat het boek nu dus gesloten is.
Madeion van Weeren: "Het is de
bedoeling dat er vanuit de praktijken
ideeën, opmerkingen, suggesties en
oplossingen aangedragen gaan
worden. Het moet namelijk een
levend boekwerk blijven dat steeds
weer aangevuld kan worden met \'good
practices\'."

Johan Klein Haneveld is bureau-
redacteur bij het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde.

-ocr page 407-

LONGPROBLEMEN

Behandel voor het te laat Is

1 INJECTIE,
DUBBELE WERKING,
SNELLE GENEZING

li II

lüi

Longontsteking gaat snel,
Resfior werkt nog sneller

Wanneer longproblemen ontstaan, heb je één kans op een goede genezing. Grijp dan meteen
krachtig in met Resfior. Resfior is een combinatie van een breedw/erkend antibioticum (florfenicol)
en een krachtige ontstekingsremmer (flunixine). Resfior werkt meteen. Het doodt de bacteriën,
remt de ontsteking en vermindert koorts en pijn. Hierdoor wordt blijvende en onherstelbare
longbeschadiging tegengegaan. Neem dus geen risico en zet meteen Resfior in.

RESFLOR» 300,16.5 mg/ml oplossing voor injectie voor rtjnderen. REG NL 10539 UDA. Werkzame bestanddelen: per ml: florfenicol 300 mg - flunixine 16.5
mg. Indicaties: luchtweginfecties bij mnderen veroorzaakt door
Mannheimia haemolytica, Pasteureila multocida en Histophilus somnl. Contra-indicaties:
niet gebruiken bij volwassen fokstieren en dieren jonger dan 6 weken. Bijwerkingen: subcutane toediening van het product kan resulteren in zwellingen
op de injectieplaats. Dosering en toediening: 40 mg/kg florfenicol en 2,2 mg/kg flunixine (2 ml/15 kg lichaamsgev«icht), toegediend via een enkelvoudige,
subcutane injectie in de nek van het dief. Wachttijd: vlees: 46 dagen. Niet gebmiken bij lacterende melkkoeien. Uitsluitend vert^rijgbaar op voorschrift van
een dierenarts. Zie bijsluiter voor volledige informatie.

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: (0485) 58 76 52

Fax: (0485) 58 76 53

www.intervet.nl

© 2009 Intervet International B.V. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 408-

^JANSSEN

ANIMAL HEALTH

I 1

T

FLUKIVER® COMBI bevat closantel, een middel dat volv/assen en immature leverbotparasieten doodt. Closantel is ^
bovendien uiterst effectief tegen de volwassen, immature en geïnhibeerde stadia van de rode lebmaagworm
Haemonchus
contortus,
inclusief de benzimidazol resistente stammen.

FLUKIVER®COMI»l bevat ook mebendazole,actief tegen gastro-intestinale ronde wormen, linDA\'ormen en longwormen.

m^ ^

Benaming: R.UKIVER* COMBJ orale suspensie voor schapen en lammeren Werkzame bestanddelen: Per ml: Clo-
santel (als ckMantd nacriumdih/dnat) 50 mg en Mebendazole 75 mg Indicaties:
Woor de behandeling van gecombineerde
parasitaire besmettingen, waarvoor de acdviceic van beide subsQnties vereist is. Tremotoden Leverbot
Fasck^a hcpaöca (vol-
viossen stadia en onvolwassen stadia van 5-8 weken) Nemotoden Ronde wonnen Hoemonchus contortus (voKvassen stadia,
onvolwassen stadia, geïnhibeerde
SQdia en benzimidazofresistente stammen) Bunostomum sp. (volvassen stadia) Oiobertfo
wina (voKvassen stadia en onvoKvassen stadia) Oesophogostomum spp, (volwassen stadia) CapiBaria spp. (volwassen stadia)
Coopcrkj spp. (volwassen stadia) Nematodkus spp. (volwassen sudia en onvolwassen stadia) Telodorsogia drcumdncto (volwas-
sen stadia en onvolwassen stadia)
Trichostrongyk/s axd (vohvassen stadia) T/^ost«>ogy(us coft/br^jrmis (voKvassen stadia en
onvolwassen stadia)
Trichostmngjfkjs vruinus (volwassen stadia) Longwormen Oktyocoufus ^aria (voSvassen stadia en onvol-
wassen stadia)
Ctstoden AviteSna spp. Moniezia spp. Artropoden Oestnjs ovis (schapenhorzel) I ste, 2de en 3de lax-vale stadia
Conti^-lndicatles: Niet toedienen aan dieren met een bekende overgevoeligheid voor de actieve bestanddelen. Bijwer-
kingen: Geen. Dosering: Voor orale toediening. Goed schudden vóór gebruikTen minste 10 nrtaai omkeren vóór gebruik.
De aanbevolen dosis bedraagt 10 m^kg lichaamsgewicht closantel 15 mg/kg Üchaamsgewicht mebendazole. Dit stemt
overeen met I ml per 5 kg lichaamsgewichL FLUKIVER* COMBI moet worden toegediend met behulp van een drench-
pistool. Om de toediening van een juiste dosis te verzekeren, moet het lichaamsgevncht zo nauwkeurig mogelijk worden
bepaald. De jutsthekl van het meettoestel moet worden gecontroleerd. A)s dieren gezamenlijk moeten worden behandeld
in plaats van indivtdueei, moeten ze gegroepeerd worden volgens hun lichaamsgewicht en de juiste dosis daarop worden
a%esteld om over- of onderdosering te vermijden. De dierenarts moet advies geven over de juiste toedieningsprogramma\'s
en het beheren van de kudde met het oog op een adequate controle van besmecdngw met zov^ leverbot als rondwor-
men. Wachttermijn: (Orgaan)vlees:6S dagen. Het product mag niet worden toegediend aan dieren die meik produceren
bedoeld voor menselijke consumptie. Reg Nr.: BE-V34453I; REG NL 1029 M. URA Verantwoordelijke onderneming:
Janssen Pharmaceudca NV. Tumhoutseweg 30, B-2340 Beerse. Janssen-Cilag BV. Postbus 90240. NL-5000LT Tilburg
Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.

Hukiver\'Combi

dosonlal en mâëhdozoieT\'!

-ocr page 409-

Brutale acties van Veehouder en Dierenarts

De filosofie achter de nieuwe oüze\'

Geesje Rotgers, Jaap Brand

Hoe reageert een practicus als je
hem of haar onverwacht opbelt met
het verzoek mee te doen aan een
reportage, mét \'fotoshoot\'? Dat
terwijl dierenartsen er in het
algemeen niet zo happig op zijn om
\'in de krant\' te staan? Toch heeft de
redactie van
Veehouder en Dierenarts
zich gewaagd aan zo\'n \'brutale\'
actie. Daarvoor zijn zelfs willekeu-
rig dierenartsen \'geprikt\' van de
knmvd-ledenlijst. De vraag aan
practici om aan de inhoud mee te
werken, is onderdeel van de nieuwe
bladformule van
Veehouder en Dieren-
arts.

Uiteraard respecteert de redactie van
\' Veehouder en Dierenarts het als practici
om welke reden dan ook liever niet
meewerken. De medewerkers van de
redactie waren dus ook wel voorbereid
op een "nee". Het was daarom een
extra grote verrassing dat alle dieren-
artsen meteen "ja" zeiden. Het is
verheugend om te vernemen dat
practici het blad een warm hart
toedragen.
Veehouder en Dierenarts gaat
namelijk over het werk van de
practicus, en wie kent de praktijk
beter dan zij/hij?

Verder wil de redactie voortaan ook
veehouders in het blad aan het woord
laten. Want de landbouwhuisdieren-
practicus is niet los te denken van de
veehouders. Bovendien kijken veehou-
ders graag in de \'veterinaire keuken\'
van een collega-veehouder Dus heeft
de redactie ook veehouders gevraagd
om medewerking, soms rechtstreeks,
soms via de dierenarts. Ook de
veehouders aarzelden geen moment.
Een citaat van één van hen: "Is dat
interview voor het blad van mijn
dierenarts? Dan doe ik zeker mee!"

Uiteraard streeft de redactie ernaar
de praktijkverhalen van zowel
practicus als veehouder op een
integere manier te presenteren.

waarbij het werk en de rol van de
dierenarts op een correcte wijze voor
het voetlicht worden gebracht.

vertrouwensrelatie

zichtbaar maken

De tijd waarin de dierenarts zijn
veehouders vertelde wat goed voor ze
was, is voorbij. De dierenarts is een
\'sparringpartner\' geworden en werkt
met de veehouder samen om de
bedrijfsresultaten te optimaliseren. De
dierenarts adviseert bovendien over
thema\'s als voedselveiligheid en volks-
gezondheid.
Veehouder en Dierenarts
wil deze nieuwe werkrelatie uitstralen
naar de lezers (veehouders en perife-
rie). Jaap Brand, voorzitter van de
redactiecommissie:
"Veehouder en
Dierenarts
was aan modernisering toe.
Het voorlichtende karakter paste
weliswaar goed bij het recente
verleden, maar nu moeten we toch
kiezen voor een opzet waarin de
vertrouwensrelatie tussen dierenarts
en veehouder duidelijker zichtbaar is."

Om het tijdschrift in de gewenste
richting te veranderen, is de redactie
de samenwerking aangegaan met
AgriMedia in Wageningen. Deze
uitgeverij is gespecialiseerd in
vaktechnische (relatie)bladen voor de
agrarische sector Geesje Rotgers is de
nieuwe hoofdredacteur van
Veehouder
en Dierenarts
en zet zich ervoor in het
blad op het nieuwe spoor te krijgen.
Zij begon haar loopbaan bij de
knmvd
en werkte vervolgens bij de pve, lto
Nederland (weekblad Oogst), de
Gezondheidsdienst voor Dieren en nu
AgrilVIedia. "Met dit relatieblad wil je
het imago dat je als landbouwhuisdie-
renpractici wilt hebben, neerzetten bij
je lezers", stelt Rotgers. "Het gaat dan
om begrippen als \'deskundigheid\',
\'vertrouwensrelatie\' en \'markt-/
maatschappijgericht\'. Deskundig is
Veehouder en Dierenarts al 23 jaar, met
zijn onafhankelijke en op de weten-
schap gestoelde informatie. Aandacht
voor de \'vertrouwensrelatie\' had tot
nu toe echter nog geen vorm gekre-

gen. Door practici en veehouders bij
het blad te betrekken, maak je deze
\'vertrouwensrelatie\' echter op een
mooie manier zichtbaar Blader maar
eens door de nieuwe edities."

markt-Zmaatschapfijgerichte

benadering

Veehouder en D/erenarts behandelde tot
nu toe alle diersoorten: runderen,
varkens, pluimvee, kleine herkauwers
en hobbyvee. Die opzet paste goed bij
de grotendeels gemengde bedrijfs-
structuren ten tijde van de oprichting.
Jaap Brand: "Met de sterke ontmen-
ging van de bedrijven en van de
dierenartsenpraktijken, is het een
logische stap dat óók
Veehouder en
Dierenarts
\'ontmengt\'." Vanaf dit
najaar verschijnt het tijdschrift
daarom in twee edities: \'rundvee-
houderij\' en \'varkens- en pluimvee-
houderij\'. De paarden zullen in beide
edities worden meegenomen, omdat
deze diersoort wordt gehouden op
rundveebedrijven en op intensieve
veebedrijven. Over kleine herkauwers
kunt u lezen in de rundvee-editie, en
dus niet in de varkens/pluimvee-
editie. Veel intensieve veehouders
hebben dit (hobby)dier namelijk \'de

-ocr page 410-

deur uitgedaan\' vanwege de vervoers-
beperkingen die dreigen bij een
onverhoopte uitbraak van een
aangiftepUchtige herkauwersziekte.
Rotgers vindt de \'ontmenging\' een
goede stap. "Uit onze informatie bhjkt
dat veehouders tegenwoordig het
Hefst een vakblad hebben, dat groten-
deels over hün sector gaat."

Verder streeft Veehouder en Dieren-
arts
naar verbreding wat betreft de
onderwerpen. Rotgers: "In het blad
willen we het werk van de practicus in
zijn volle omvang laten zien. Tot nu
toe richtte
Veehouder en Dierenarts zich
vooral op dierziekten, mede ingegeven
door de zeer beperkte redactionele
ruimte per sector Nu wij twee edities
hebben, is er veel meer ruimte om de
breedte te zoeken in de onderwerpen-
keuze (ziektepreventie, de economie
van het veehouderij bedrijf, de
bijdrage aan maatschappelijke
ontwikkelingen)." In de onlangs
verschenen edities vindt u hiervan
diverse voorbeelden.

Ten slotte wil het tijdschrift de
informatie leveren waar de lezer op zit
te wachten. Maar welke informatie is
dat dan? "Het is een kwestie van de
ogen en oren goed openhouden",
verklaart Rotgers. "We hebben deze
vraag de afgelopen weken onder meer
neergelegd bij enkele studiegroepen
van veehouders en enkele voervoor-
lichters. Wat blijkt: zij willen heel veel
informatie van de dierenarts! De
beperkte peiling leverde al een hele rij
onderwerpen op. Er werden bijvoor-
beeld actuele gezondheidsvraagstuk-
ken op tafel gelegd, waarover binnen
de studiegroep flink was gediscussi-
eerd, maar waarover men het niet eens
was geworden. De peiling maakte ook
duidelijk dat er veel behoefte is aan
goede en objectieve informatie van de
dierenarts. Niet alleen bij veehouders,
maar ook bij de periferie."

sterke positie practicus

Veehouder en Dierenarts werd een
kleine 25 jaar geleden in de markt
gezet als relatiegeschenk van de
dierenarts vóór de veehouder Dit doel
blijft uiteraard voorop staan. "Het is
een cadeautje", typeert Jaap Brand het
blad. In zijn praktijk. Diergeneeskun-
dig Centrum Nunspeet, heeft
Veehou-
der en Dierenarts
die functie. "Wij
geven het persoonlijk af aan onze
klanten en wijzen ze eventueel op de
artikelen die erin staan. Dit is voor ons

de meest doeltreffende manier om
onze klanten te laten weten dat
Veehouder en Dierenarts van ons
afkomstig is."

Brand realiseert zich dat een
dergelijke distributiewijze voor
sommige praktijken niet haalbaar is.
Het was zelfs een reden voor praktij-
ken om het relatieabonnement op te
zeggen. "De dierenarts kreeg een
stapel op zijn bureau, deelde wat uit,
vergat het dan weer en een kwartaal
later arriveerde de volgende stapel.
Het restant verdween bij het oud
papier." Daarom is er nu een nieuwe
mogelijkheid van verspreiden:
praktijken kunnen het blad automa-
tisch aan hun relaties laten toesturen,
in naam van de praktijk. De gewenste
praktijknaam komt dan als afzender
op de adresdrager te staan. En de
meerkosten zijn dermate laag, dat
men het er zelf niet voor kan verstu-
ren.

toekomst

Waar Veehouder en Dierenarts in haar
hoogtijdagen werd verspreid door
zowat alle landbouwhuisdierenprak-
tijken in Nederland, is dat nu nog
maar door ongeveer de helft. Brand
betreurt dat. "Met
Veehouder en
Dierenarts
hebben wij als practici een
belangrijke stem naar onze doelgroe-
pen. Dit communicatiemedium
zouden wij goed moeten benutten."
Brand is blij met de nieuw ingeslagen
weg. "Veehouders krijgen tegenwoor-
dig heel veel informatie toegezonden.
Zij vinden het vaak moeilijk te
selecteren welke informatie betrouw-
baar is. Bij
Veehouder en Dierenarts
kunnen zij daarvan op aan: het is
onafhankelijke en controleerbare
informatie. Daar staan wij als redactie-
commissie voor in."

"Organisaties die zelf belijden hoe
goed ze zijn, vergeten dat het de klant
is die dat bepaalt." Daarom: Beoordeel
en ervaar
Veehouder en Dierenarts zelf
en laat ons weten wat u ervan vindt!

Jaap Brand is voorzitter van de redactie-
commissie van
Veehouder en Dierenarts.
Geesje Rotgers is hoofdredacteur van
Veehouder en Dierenarts (e-mail:
veeh.en.dierenarts@knmvd.nl).

-ocr page 411-

mpr®VQC\' HÉT ALTERNATIEF VOOR FYSIEKE CASTRATIE

Het vaccin tegen berengeur
Even effectief als castratie
Verbeterd welzijn:
Castratie is overbodig
Geen ongewenst berengedrag
Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
Minder mestproductie

"VARKENS HOUDEN //v HARMON.E MET DE NATUU^"

Aniniiil Health

s^PROVAC\' oplossing voor injeclie voor vorkens \'Uilsluilend voor diergeneeskundig gebruik •EU/2/09/095/001«)3 «REG NL 10I06CWJDD -Werkzame bestanddelen: Eén dosis |2 ml) bevot. Gonadotropine
."leasing toclof |GnRF) anakjogfiroleïne conjugool dot een antiOnRF geomeHsch gemiddelde liter von ï 474 U/ml induceert: min. 300 pg \'Adiuvons: DEAE-Dexlron -Hulpstoffen: ThiomersaI -Doeldier: Monnelijke
Orkens (vonof een leeftijd von 8 weken) -Indicaties: Inductie van aniilichomen legen GnRF om een lijdelijke immunobgische onderdrukking van de lesliculcire functies Ie bewerkstelligen. Voor gebruik als een ollernolief
oor fysieke caslrolie voor de vermindering van berengeur, veroorzookt door de voornoomsle substantie die berengeur veroorzookl, ondrostenon, bij intocle mannelijke varkens no hel intreden von de puberteit Skolol,
■en andere substantie die een belangrijke bijdrage levert aan de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd worden. -Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebruik. Aon intocte monnelijke varkens
doses von 2 ml toedienen per subcutane injectie nnef een interval von tenminste 4 weken, waarbij de tweede dosis 4 lot 6 weken vóór het slachten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluiter •Confra-indicafies:
Jief gebruiken bij monnelijke vorkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke vorkens. •Wachttijd: nul ckigen «Bijwerkingen: Reacties op de injectiepiaats, kortdurende verhoging von de lichaamstemperatuur,
\'.ie bijsluiter. •Speciale waarschuwingen: zie bijsluiter. »Bijzondere voorzorgen: Accidentele zeltinjeclie is gevaarlijk: lees vóór gebruik de bijsluiter. »Beworen: Buiten hel bereik en zicht von kinderen bewaren,
eworen en transporleren bij 2°C - 8\'C. Vrijwaren tegen bevriezing. Bescherm tegen licht. Houdboorheid no eerste opening von de container: 8-10 uur. "Nadere informalie: zie bijsluiter of op aanvraag beschikbaar,
\'oor Nederbnd: Pfizer Animal Health BV- Poslbus 37 . 2900 AA Copelb o/d Ussel ■ Nederland (einail: info@pfizerah.nl).

-ocr page 412-

Wereldcongres Veterinaire Parasitologie

Paul Overgaauw en Edwin Claerebout

Het wereldcongres van de World
Association for the Advancement of
Veterinary Parasitology
(waavp)
vond dit jaar plaats van 9 tot 13
augustus 2009 in het Canadese
Calgary. Ruim achthonderd deel-
nemers van over de hele wereld
namen deel aan deze bijeenkomst,
die was georganiseerd in samen-
werking met de American Associa-
tion ofVeterinary Parasitologists en
de International Commission on
Trichinellosis. De introductie van
het eerste nieuwe anthelminthicum
voor schapen sinds 25 jaar is een
speciale vermelding waard. De
onderwerpen van de bijdragen
waren divers: van genomics,
farmacologie, resistentie, bestrij-
dingsstrategieën, diagnostiek en
vaccins tot epidemiologie en
zoönosen. Naast de endo- (wormen
en protozoa) en ectoparasieten
(insecten, mijten en teken) van
landbouwhuisdieren en gezel-
schapsdieren was er ook aandacht
voor de alimentaire (\'food-borne\')
parasieten.

Resistentie tegen de huidige ontwor-
mingsproducten (anthelminthica) bij
schapen vormt wereldwijd een
probleem. Daarom wordt intensief
onderzoek gedaan naar alternatieve
bestrijdingsmethoden, zoals \'targeted
strategie treatment\' (het behandelen
van een specifiek deel van de popu-
latie), niet chemische bestrijding
(onder andere door het voeren van
tanninerijke gewassen of koperdraad-
partikels), vaccinatie en nieuwe
anthelminthica. Novartis presenteerde
twee jaar geleden tijdens het vorige
wAAVP-congres in Gent al de laatste
ontwikkelingen op het gebied van een
nieuw anthelminthicum voor
schapen. Nu was de introductie dan
een feit. Zolvix® is een vloeibaar
anthelminthicum met als werkzame
stof monepantel, dat wordt toegediend
met een nieuw ontwikkeld \'drench\'-
systeem (Optimum™ System). Het
\'drench\'-apparaat is nauwkeurig en
ergonomisch in het gebruik wanneer
grote koppels moeten worden behan-
deld. Monepantel, een nieuw molecuul
uit de aminoacetonitrilderivaten-
groep
(aads), is werkzaam tegen
larvale en volwassen stadia van
maagdarmwormen bij het schaap en
vertoont optimale werkzaamheid
(meer dan 99,9 procent) zonder
waarneembare resistentie. Het product
is in Nieuw-Zeeland al op de markt
gebracht en blijkt werkzaam tegen
wormsoorten die al resistent waren
voor alle andere anthelminthica. Ook
Pfizer meldde dat het bedrijf een
nieuw anthelminthicum voor schapen
ontwikkelt. Het gaat om Startec®, dat
is samengesteld uit twee werkzame
componenten. De eerste is derquantel,
dat afkomstig is uit een geheel nieuwe
groep anthelminthica, de spiroindolen,
en de tweede component is het al
langer bekende abamectine.

endoparasieten bij runderen

Anthelminthicumresistentie bij
rundernematoden werd tot voor kort
enkel gesignaleerd in Zuid-Amerika
en Nieuw-Zeeland. Nu werd ook
melding gemaakt van resistentie voor
macrocychsche lactonen bij de
rundernematode
Cooperia oncophora in
de Verenigde Staten en Europa (onder
andere in België). De \'faecal egg count
reduction test\' is voorlopig nog de
enige (omslachtige) methode om
anthelminthicumresistentie op te
sporen. In Duitsland werd een in vitro
test ontwikkeld, die echter nog niet is
gevalideerd. Ook bij het rund verricht
men onderzoek naar alternatieve
bestrijdingsmethoden, zoals vaccins.

Besnoitiose, veroorzaakt door de
protozo
Besnoitia besnoiti, is een
opkomende ziekte bij runderen in
Europa. Herkauwers worden besmet
door opname van oöcysten die met de
feces werden uitgescheiden door de
eindgastheer, de kat. Besnoitia wordt
echter ook tussen runderen overge-
dragen door bloedzuigende insecten.
Bij het rund veroorzaakt deze infectie
onder andere subcutane zwellingen,
abortus en steriliteit bij de stier Deze

infectie komt vooral voor in Afrika en
het Middellandse Zee-gebied. De
laatste jaren lijkt de ziekte zich ook te
verspreiden in Europa. In Frankrijk
neemt het belang van besnoitiose
bijvoorbeeld toe en nu werden ook
gevallen gerapporteerd in Duitsland.
Op het congres werd een commerciële
diagnostische test besproken voor de
detectie van Besnoitia.

Uit Nederland kwam de beschrij-
ving van een geval van diarree bij
kalveren veroorzaakt door
Toxocara
vitulorum.
Deze spoelworm komt veel
voor bij bizons in gevangenschap,
maar veroorzaakt in onze streken
zelden problemen bij runderen.

endoparasieten van paard en

ezel

Van Anoplocephala perfoliata-miecties
bij paarden is bekend dat deze een rol
spelen bij maagdarmproblemen, wat
veelal tot uiting komt in koliek.
Aangezien fecesonderzoek niet
betrouwbaar is voor de diagnose,
vanwege de intermitterende en
zelfstandige uitscheiding van proglot-
tiden, is een betere detectiemethode
gewenst. Onderzoekers van onder
andere de nieuwe diergeneeskunde-
faculteit in Calgary bespraken de
resultaten met een coproantigeen
ELiSA-test, die betrouwbaar bleek bij
controle op aanwezige infectie bij
paarden in het slachthuis. De aan-
wezigheid van infectie varieerde van
gemiddeld 8 procent in de zomer tot
18 procent in de winter (de prevalen-
tie was maximaal 62 procent) en was,
zoals te verwachten, vaker aanwezig
bij paarden die weidegang kregen, dan
bij stalpaarden.

-ocr page 413-

Spaanse onderzoekers van de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Madrid,
betwijfelden de gevoeligheid van de
elisa-test voor de lintwormen A. perfo-
liata
en A. magna en onderzochten het
gebruik van een
pcr die specifiek test
op lintworm
-dna. Ze concludeerden
dat dit een bruikbare en betrouwbare
test was bij de diagnostiek ten
opzichte van de klassieke methoden.

Anthelminthicumresistentie is al
langer een probleem bij de kleine
paardenstrongyliden, vooral de
resistentie tegen benzimidazolen. Een
analyse van de bestaande in vitro tests
voor de detectie van resistentie toonde
aan dat deze (nog) niet bruikbaar zijn
in de praktijk. Problemen met de tests
zijn: een lage reproduceerbaarheid en
een lage en wisselvallige correlatie
met de standaardtest, de \'faecal egg
count reduction test\'. In de Verenigde
Staten blijkt de resistentie van
Oxyuris
equi
tegen macrocyclische lactonen
toe te nemen.

In het Verenigd Koninkrijk werd in
een ezelopvangcentrum gedurende
vier jaar met fecesonderzoek gekeken
naar de worminfecties bij 735 ezels. Bij
73 procent van de dieren waren
strongyliden aanwezig, bij 4 procent
leverbot, bij 3 procent lintworm en 4
procent had een longworminfectie. Bij
navraag bij de vorige eigenaren bleek
dat 14 procent van de ezels nog nooit
was ontwormd. Bij de overige dieren
bedroeg de mediane periode na de
laatste ontworming drie maanden. De
conclusie was dat er meer aandacht
moet worden besteed aan de parasie-
tenbestrijding bij ezels (met een zelfde
strategie als bij het paard), omdat ze

duidelijk een reservoir vormen voor
infecties. Longworm komt bij ezels
echter minder vaak voor dan men
veronderstelde.

protozoaireinfecties

Bij diverse diersoorten kunnen Giardia
en Cryptosporidium worden aange-
troffen. Vanwege de potentieel
zoönotische aspecten vindt er op dit
gebied veel onderzoek plaats. In een
egelopvangcentrum in Duitsland
bleek 25 procent van de dieren
C.
parvum-oocysten uit te scheiden.
Na verdere typering met behulp van
PCR werd geconcludeerd dat het hier
waarschijnlijk een egelspecifieke
C.
parvum betreft.

In Canada werd bij melkvee op
twintig bedrijven gekeken naar de
aanwezigheid van beide parasieten en
de besmetting van oppervlakte- en
grondwater Bij alle koppels werd
Giardia gevonden (bij 75 procent van
de volwassen en 100 procent van de
jonge dieren) en bij 55 procent
Cryptosporidium (bij 45 procent van
de volwassen en 55 procent van de
jonge dieren). In 9 procent van de
monsters oppervlaktewater werden
cysten van Giardia (0,1 tot 0,2 per liter)
aangetroffen. In 61 procent vond men
Cryptosporidiumcysten (0,05 tot 12,4
per liter). In één grondwatermonster
trof men Cryptosporidiumcysten aan
(8 per liter).

In een meta-analyse van de
werkzaamheid van halofuginon
(Halocur®) bij kalvercryptosporidiose
concludeerden Zweedse onderzoekers
dat dit middel, mede gezien de
toxiciteit, vooral dient te worden
ingezet bij ernstige kalverdiarree,
veroorzaakt door Cryptosporidium, in
combinatie met maatregelen om de
infectiedruk te verminderen.

Belgisch onderzoek toonde aan dat
Giardia-infecties bij kalveren kunnen
resulteren in een verminderde groei,
wat kan worden voorkomen door een
behandeling met fenbendazol
(Panacur®).

ectoparasieten

gezelschapsdieren

Vermoedelijke resistentie van vlooien
tegen anti-ectoparasitica is een
populair onderwerp dat op dit soort
bijeenkomsten regelmatig terugkeert.
Bayer AH heeft al bij de introductie
van imidacloprid (Advantage®) het
initiatief genomen tot het starten van
een jaarlijkse monitoring van de
gevoeligheid voor dit molecuul met
behulp van een vlooienlarvebioassay
van vlooien die het hele jaar worden
verzameld in Europa en de Verenigde
Staten. De test heeft zich intussen
bewezen en zou ook voor andere
insecticiden kunnen worden gebruikt,
om zo op een gestandaardiseerde wijze
een vinger aan de pols te houden voor
eventuele resistentieontwikkeling. De
onderzoekers meldden een toename
van permethrinresistentie bij vol-
wassen vlooien.

Leishmaniase bij de hond wordt
soms ook gevonden in gebieden waar
de vector (zandvlieg) niet voorkomt.
Zo konden onderzoekers in Zuid-Italië
en Noordoost-Brazilië
Leishmania
infantum
aantonen in 12 procent van
95
Rhipicephalus sanguineus-teken die
werden verzameld van 26 honden. Het
dna van de parasiet werd aangetroffen
in de speekselklieren van de teken. Dit
zou betekenen dat teken een rol
kunnen spelen bij de overdracht van
de infectie tussen honden.

endoparasieten van

gezelschapsdieren

Crenosoma vulpis is een longworm die
wordt gevonden in de distale delen
van de bronchiën bij wilde en gedo-
mesticeerde hondachtigen.
Angio-
strongylus vasorum,
beter bekend als de
\'Franse hartworm\' bevindt zich in het
rechter hart en de longarteriën van de
hond. Het is bekend dat
A. vasorum
endemisch voorkomt in delen van
Frankrijk, Denemarken en Groot-
Brittannië. Nederlandse en Duitse
onderzoekers meldden op het congres
de vondst van zowel C.
vulpis en
A. vasorum bij honden die niet in het
buitenland waren geweest. Wanneer
honden respiratoire klachten ver-
tonen, dient men dus ook in onze
streken goed rekening te houden met
de mogelijke aanwezigheid van beide
parasieten.

De combinatie imidacloprid -1-
moxidectine (Advocate®) tegen

-ocr page 414-

C. vulpis werd in Canada onderzocht
na experimentele infectie van negen
beagles en bleek roo procent effectief
te zijn.

Aelurostrongylus ahstrusus, een
longworm van katten, kan volgens
recent onderzoek met succes worden
behandeld met emodepside prazi-
quantel (Profender®), imidacloprid
moxidectine of fenbendazol. Emo-
depside is momenteel enkel op de
markt als \'spot-on\'-formulering voor
katten, maar op het
waavp-congres
werd aangekondigd dat het binnen-
kort ook voor honden beschikbaar zal
zijn in de vorm van tabletten.

Dirofilaria repens, een fïlaroïde
worm in de huid van onder andere de
hond, wordt voornamelijk gevonden
in Zuid-Europese landen, maar komt
ook steeds vaker voor in Duitsland. De
parasiet is ook al in Nederland
autochtoon aangetroffen (zie pagina
936). In Hongarije werden zestig
honden uit het asiel (positief voor de
aanwezigheid van microfilaria)
behandeld met een combinatie van
twee injecties melarsomine (Immiti-
cide®) tegen de volwassen wormen en
nabehandeling van drie maanden met
imidacloprid-moxidectine (Advo-
cate®) tegen de microfilariën. Na drie
maanden bleken op één na alle dieren
vrij te zijn van microfilariën. De
behandeling kan belangrijk zijn om
introductie van de parasiet in niet
endemische gebieden te voorkomen.

\'vector-borne\' en \'food-
borne\' parasieten

De aanwezigheid van Culicoides
(vector van blauwtong) werd onder-
zocht op enkele Belgische rundvee-
bedrijven. C.
obsoletus/C. scoticus,

C. dewulfi en C chiopterus werden
daarbij gevonden. De grootste aantal-
len mugjes bevonden zich in de stallen.

Op het congres werden ten slotte
grootschalige surveillanceprogram-
ma\'s gepresenteerd voor Toxoplasma
en Trichinella in Europa en de
Verenigde Staten. Hierbij wordt de
aanwezigheid van deze parasieten bij
verschillende diersoorten gemonitord,
waaronder ook wilde dieren.

Paul Overgaauw is parasitoloog en
werkzaam bij de divisie Veterinaire
Volksgezondheid,
iras, faculteit Dier-
geneeskunde, Utrecht. Edwin Claere-
bout is hoofddocent parasitologie bij de
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit
Gent. Ze zijn beide bestuurslid van
de European Counsel for Companion
Animal Parasites (
esccap) Benelux
(www.esccap.eu).

\'Keurmerk voor huisdierenfokkerij nodig\'

Op 26 september jongstleden vond
een symposium plaats in het
Groenhorst College
/ptc* in Barne-
veld met als thema: \'Is de fokkerij
Darwin voorbij?\'. Er waren 120
deelnemers aan deze bijeenkomst.
Zij waren unaniem van mening dat
niet alle huisdierenfokkers het
dierenwelzijn voldoende laten
meewegen in vergelijking met
bijvoorbeeld economische of
esthetische belangen.

In een persbericht van Stichting
Platform Verantwoord Huisdieren-
bezit (
pvh) stelt voorzitter T. Achter-
kamp dat er naast de Gezondheids en
welzijnswet voor dieren een keurmerk
zou moeten komen voor hobby- en
beroepsfokkers van huisdieren.
Fokkers van huisdieren en hun
verenigingen doen al veel om mis-
standen zoals het doorfokken met
genetische fouten in te perken, maar
nog niet genoeg: zolang er nog
schildpadden zonder ogen worden

gefokt of verhandeld, of honden met
heupmisvorming (dysplasie), blijven
welzijn en gezondheid van dieren in
het geding. "Verenigingen proberen
dergehjke praktijken vaak wel terug te
dringen," aldus Achterkamp, "maar
met zelfregulering alleen komen we er
niet. De overheid moet een handvat
bieden, bijvoorbeeld door het invoe-
ren van een keurmerk."

morele plicht
Dr. Franck Meijboom van het Ethiek
Instituut en de faculteit Diergenees-
kunde van de Universiteit Utrecht,
betoogde dat huisdierenfokkers de
morele plicht hebben dierenwelzijn
centraal te stellen, omdat dieren pijn
kunnen lijden. De sector moet volgens
hem meer aan zelfreflectie doen om
tegemoet te komen aan maatschappe-
lijke vragen en kritiek. Henk Zwart-
poorte, assistent curator voor reptie-
len en amfibieën van Diergaarde
Blijdorp in Rotterdam, behandelde op
het symposium verschillende fok-
programma\'s om bedreigde diersoor-
ten te behoeden en te herintroduceren
in het wild. Ir Ed Gubbels, geneticus
en fokkerijspecialist, benadrukte dat
genetische variatie van essentieel
belang is voor de vitaliteit en het
voortbestaan van rassen. Hij noemde
het \'immoreel en onaanvaardbaar\' dat
bijvoorbeeld in sommige honden-
rassen meer dan veertig procent
erfelijke afwijkingen voorkomen. Als
de sector niet in staat is deze uit-
wassen zelf aan te pakken, zijn
wettelijke maatregelen volgens hem
noodzakelijk.

Volgens dr. Marjan van Hagen,
dierenarts en hoofd afdeling gezond-
heid, gedrag en welzijn van de Raad
van Beheer op Kynologisch gebied, is
het voor de huisdierenfokkers \'erop of
eronder\' om uitwassen uit te bannen.
Er wordt aan gewerkt, maar de
verenigingsstructuur en individuele
belangen van fokkers staan een snelle
aanpak in de weg.

-ocr page 415-

MOBILITY DIET

Houdt de gewrichten soepel en gezond

Mobility Diet voor de kat -

► Bevat een unieke combinatie van 3 soorten nutraceuticals.

- Hoog gehalte EPA/DHA

- Gepatenteerd Groenlipmossel-extract

- Glycosanninoglycanen (glucosamine en chondroïtine)

► Effectief gebleken in klinische studies.

► Aangepaste receptuur voor de oudere kat.

► Vermindert de kans op struviet en calciumoxalaat urolithiasis door de lage S/O Index.

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

-ocr page 416-

Symposium
tuberculose

Studievereniging Hygieia organi-
seert op 17 november 2009 een
symposium over de wereldwijde
tuberculoseproblematiek. Deze zal
worden belicht aan de hand van drie
presentaties door Ben Koster, Mark
Hoyer en Rob Aamoutse. Door
middel van stellingen, zal de
discussie met de zaal worden
aangegaan.

Op 11 juni 2008 werden vanuit
Engeland twaalf met boviene tuber-
culose besmette kalveren geïmpor-
teerd naar zes bedrijven in Nederland.
Als gevolg daarvan werden 27
bedrijven geblokkeerd en werden
4000 runderen getest op infectie. Sinds
de jaren vijftig van de vorige eeuw
wordt boviene tuberculose in Neder-
land met succes bestreden. De
bewaking van de huidige vrijstatus
vindt onder andere plaats door
\'monitoring\' aan de slachtlijn.
Daarnaast worden importrunderen
alleen geaccepteerd als ze voorzien
zijn van een geldig gezondheidscertifi-
caat. Voor Nederland vormt de import
van vee uit niet vrije landen de
grootste risicofactor (16).

bacterie

Boviene tuberculose wordt veroor-
zaakt door de bacterie
Mycobacterium
bovis.
Naast M. bovis en M. tuberculosis,
humaan de meest belangrijke verwek-
ker van tuberculose, behoren M.
avium, M. pinnipedi, M. africanum, M.
microti, M. caprae
en M. canetti tot het
Mycobacterium Tuberculosis Com-
plex. Deze agentia kunnen bij ver-
schillende diersoorten en de mens een
(latente) chronische infectie veroor-
zaken (2,7,8,13). Wanneer er predispo-
nerende factoren in het spel zijn,
kunnen de mycobacteriën in verschil-
lende diersoorten tot proliferatie
overgaan. Hierbij kunnen de typische
tuberkels ontstaan: ontstekingshaar-
den met \'verkazing\', microscopisch
gekenmerkt door reuscellen van het
Langerhanstype (9). Het khnisch beeld
omvat verder een fluctuerende
lichaamstemperatuur, wisselende
eetlust en progressieve vermagering
(13). De Nederlandse veestapel is vrij
van boviene tuberculose, maar bij
dierentuindieren, hobby-hoender-
achtigen, fretten en gezelschapsvogels
komen
Mycobacterium spp. nog steeds
voor. Vanwege het zoönotisch risico is
het voor dierenartsen belangrijk
bedacht te blijven op tuberculose.

in het wild

Wereldwijd gezien is tuberculose
vooral een probleem in wildpopula-
ties en bij dierentuindieren (r2). In
Engeland vormt de dassenpopulatie
bijvoorbeeld een infectieus reservoir
voor de rundveestapel, waardoor men
daar tot op de dag van vandaag de
boviene tuberculose niet onder
controle heeft. Dezelfde situatie doet
zich voor in de Verenigde Staten met
wilde herten en in Nieuw Zeeland en
Australië zorgt de \'possum\' voor
problemen (r3). Prof. dr. Victor Rutten,
als immunoloog werkzaam bij de
faculteit Diergeneeskunde in Utrecht
en daarnaast deels aangesteld bij het
Department of Tropical Veterinary
Diseases van de Faculty of Veterinary
Science in Pretoria, is betrokken bij
onderzoek naar het voorkomen van
tuberculose bij wild in Zuid-Afrika.
Het Krugerpark aldaar heeft te maken
met geïnfecteerde buffels. Op de
buffelpopulatie heeft tuberculose
geen grote invloed, maar leeuwen
worden geïnfecteerd door predatie van
zieke, verzwakte buffels (ro). Besmette
leeuwen sterven vaak door chronische
vermagering. Er is nog geen adequate
wijze van diagnose of bestrijding (4).

hygieia

Hygieia is een studievereniging
voor studenten met een (bio)
medische achtergrond zoals
(dier)geneeskunde, biologie,
gezondheidswetenschappen en
farmacie. Hygieia organiseert
jaarlijks verschillende symposia
over (veterinaire)volksgezond-
heid en dierwelzijn. Kijk
voor meer informatie op
www.voormensendier.nl.

Bij de leeuwen in het Krugerpark is
tuberculose bij het leven alleen te
diagnosticeren door het toepassen van
de huidtest, vergelijkbaar met de
Mantouxtest bij de mens. Bij deze test
wordt
M. bovis- en M. aii/um-antigeen
intradermaal aangebracht. Na twee tot
drie dagen moet de test worden
afgelezen. Lang niet alle dieren laten
zich echter lokken met kadavers en
geluidsopnames, laat staan twee keer.
In het Krugerpark worden geïnfec-
teerde dieren gedood. Therapie met
antibiotica is namelijk in de praktijk
onuitvoerbaar (4,r 2).

dierentuin

Bij dierentuindieren zijn de behande-
lingsmogelijkheden anders. Dieren-
tuin Artis heeft in 2006 te maken
gehad met tuberculose. De twee
Maleise tapirs, Aya en Dick, bleken na
een tuberculinisatie en een
ELisA-test
te zijn geïnfecteerd met een bacterie
uit het M.
tuberculosis-complex. Mark
Hoyer, hoofd Veterinaire Afdeling
Dierentuin Artis Amsterdam, heeft
zich destijds bezig gehouden met deze
casus. De tapir is zeer gevoelig voor
mycobacteriële infecties en deze
dieren testen dan ook vaak positief op
deze verwekkers. Deze uitslag kan
echter vals positief zijn, waardoor
uitsluitsel alleen kan worden ver-
kregen door postmortale diagnostiek
(5). Euthanasie was voor Artis geen
optie, hoewel het wel werd voorge-
schreven door de overheid, mede door
het feit dat Aya dragend was en het
paar aan een fokprogramma deel-
neemt. Om euthanasie te voorkómen,
werd een alternatief protocol opge-

-ocr page 417-

steld. Dit bestond uit het isoleren van
de dieren, het periodiek testen op
mycobacteriën in een kweek van
diverse uitscheidingen en het bescher-
men en testen van de dierverzorgers.
Hierbij heeft Dick heeft tweemaal een
bronchoalveolaire lavage ondergaan
en is zijn feces regelmatig onderzocht.
Van Aya zijn de placenta en de melk
getest op de aanwezigheid van
mycobacteriën. Bij beide tapirs waren
alle testen negatief. Daarnaast is Aya,
om de kans van overdracht naar de
nakomeling te minimaliseren, tijdens
haar lactatieperiode negen maanden
behandeld met isoniazide. Ten slotte
wordt de antilichaamtiter van alle
tapirs in de gaten gehouden door
middel van periodieke bloedafname.
Wellicht dat dit protocol in de
toekomst een richthjn kan bieden
voor de behandehng van bedreigde
diersoorten en dierentuindieren (5).

Therapieën bij verschillende
diersoorten worden vaak opgesteld op
basis van \'trial and error\'. De medica-
menteuze behandeling van Aya is
afgeleid van de therapie die humaan
wordt toegepast. Deze bestaat door-
gaans uit het dagelijks oraal innemen
van een combinatie van verschillende
antimicrobiële middelen: rifampicine,
isoniazide, pyrazinamide en ethambu-
tol (3). Naast isoniazide en ethambutol
heeft Aya ook een behandeling met
rifampicine ondergaan. Alleen
isoniazide gaf een therapeutische
bloedspiegel; rifampicine en etham-
butol waren niet in het bloed terug te
vinden. Als men deze antibiotica in
vitro mengde met tapirbloed, bleek
men ze wel te kunnen meten. Een
absorptie- of bindingsprobleem zou
hieraan ten grondslag kunnen liggen.

therapieprotocollen

ln de humane sector bestaan vaste
therapieprotocollen voor de behande-
ling van tuberculose. Eén van de
problemen is dat niet alle medicijnen
in elk land beschikbaar zijn. Een ander
groot probleem is de therapietrouw.
Daarnaast kunnen ernstige bijwer-
kingen het voltooien van deze
therapie lastig maken. Ook de
resistentieproblematiek is een
groeiend probleem in de humane
geneeskunde. Er worden steeds vaker
gevallen geregistreerd van
mdr
(\'multidrug resistant\')- en xdr (\'extre-
mely drug-resistant\')-tuberculose.
mdr
houdt in dat de bacterie resistentie
ontwikkelt tegen rifampicine en
isoniazide; de voornaamste antibiotica
van de eerstelijnstherapie. Indien er
sprake is van
mdr én resistentie tegen
fluroquinolon en aminoglycosiden, is
er sprake van
xdr. Voor xdr-tubercu-
lose bestaat geen effectieve therapie
(6,14). Ben Koster, arts tuberculose-
bestrijding bij de
gg&gd Utrecht, en
Rob Aarnoutse, ziekenhuisapotheker
aan het
umc Radboud, onderstrepen
dat therapietrouw heel belangrijk is
bij het tegengaan van resistentie-
ontwikkeling (i). In het kader van de
groeiende resistentie is het belangrijk
dat er nieuwe medicatie wordt
ontwikkeld. Deze zou niet alleen de
therapieduur moeten verkorten, maar
ook minder belastend moeten zijn
voor de patiënt. Daarnaast zouden
nieuwe middelen (beter) werkzaam
moeten zijn tegen
mdr/xdr- en latente
tuberculose en zou men ze ook
moeten kunnen gebruiken bij
hi v-patiënten (r). De kans dat
dergelijke medicijnen in de nabije
toekomst op de markt komen is echter
klein.

vragen

De tuberculoseproblematiek roept
veel vragen op. In hoeverre is de
veterinaire situatie bijvoorbeeld van
invloed op de
xdr- en mdr-problema-
tiek? Zorgt het veterinaire gebruik van
antibiotica voor problemen in de
humane sector? En is het zoönotische
aspect onderbelicht of niet relevant?
Over deze vragen en meer gaat het
symposium op ry november.

literatuur

1. Boogaard ] van den, Kibiki GS, Kisanga ER,
Boeree MJ and Aarnoutse RE.
minireview
New Drugs against tuberculosis: problems,
progress, and Evaluation of Agents in
Clinical Development. Antimicrobial Agents
and Chemotherapy, 2009; 53:849-862.

2. Clifton-Hadley RS, Suater-Louis CM, Lugton
IW, Jackson R, Durr PA and Wilesmith [W.
Mycobacterium bovis infections. In Infectious
diseases of wild mammals (ed ES Williams &
IK Barker), Iowa State University Press 2001:
pp 340-361.

3. Coninx R, Mathieu C, Debacker M, Mirzoev
F, Ismaelov A, Haller de R and Meddings DR.
First-line tuberculosis therapy and
drug-resistant
Mycobacterium tuberculosis in
prisons. Lancet 1999; 353 (9157): 969-973-

4. European Association of Zoo- and Wildlife
Veterinarians
(eazwv), 7 th scientific
meeting, Leipzig, Germany, 2008:175-176.

5. Hoyer MJ, Semrau A and Fransen EJF.
Management of
aiB-positive Malayan tapir
(Tapirus indicus) breeding couple in Artis
Zoo-Amsterdam. European Association of
Zoo- and Wildlife Veterinarians
(eazwv),
7th scientific meeting, Leipzig, Germany,
2008:175-176.

6. Johnston JC, Shahidi NC, Sadatsafavi M and
Fitzgerald JM. Treatment outcomes of
multidrug-resistant tuberculosis: a
systematic review and meta-analysis. Public
Library of Science, 2009:4 (9): 69 x 4.

7. Jurcynski K, Lyashchenko K, Gomis D, Lecu
A, Torstchanoff S, Klarenbeek A and Moser I.
Mycobacterium pinnipedii infection in South
American sea lions
(Otaria byronia) in
Europe. Proceeding 43 rd Internationalen
Symposiums über die Erkankungen des Zoo
un Wildtiere, Edinburgh 2007: rSo.

8. Kiers A, Klarenbeek A, Mendelts B, Van
Soolingen D and Koeter G. Transmission of
Mycobacterium pinnipedii to humans in a zoo
with marine mammals. International
Journal of Tuberculosis and Lung Disease
2008;r2(x2):
1469-1473-

9. Lav G. Poquet Y, Salek-Pevron P, Puissegur
MP, Botanch C, Bon H, Levillain F, Duteyrat
JL, Emile JF and Altare F Langhans giant
cells from M.
tubercuhsis-mduced human
granulomas cannot mediate mycobacterial
uptake. Joumal of Pathology, 2007; 2ir (i):
76-85.

10. Michel AL, Bengis RG. Keet DF Hormeyr M,
Klerk LM, Cross PC, Jolles AE, Cooper D,
Whyte IJ, Buss P and Godfroid J. Wildlife
tuberculosis in South African conservation
areas: implications and challenges. Veterinary
Microbiology, 2006; 112 (2-4): 91-100.

11. Michel AL, Coetzee ML, Keet DF, Mare L,
Warren R, Cooper D, Bengis RG, Kremer K
and Helden P van Molecular epidemiology
of
Mycobacterium bovis isolates from
free-ranging wildlife in South African game
reserves. Veterinary Microbiology, 2008; 133
(4): 335-343-

12. Montali RJ, Mikota SK and Cheng LL
Mycobacterium tuberculosis in zoo and
wildlife species. Review of Science and
Technology Office International des
Epizooties, 2001; 20(1): 291-303.

13. Radostits OM, Gay CC, Blood DC andHinch-
cliff KW. Veterinary Medicine: A Textbook of
the Diseases of Cattle, Sheep, Pigs, Goats and
Horses, Edinburgh: WB. Saunders Company
Ltd 2000: pp. 736.

14. Shenoi S and Friedland G. Extensively
drug-resistant tuberculosis: a new face to and
old pathogen. Annual Review of Medicine
2009; 60: 307-320.

15. http://wvvrw.euro.who.int/tuberculosist.

16. http://www.gddeventer.e0m/nl/2 5222685-
[Link_page7o5D.html?opage_id=i 16879
7&l0cati0n=-i08350i 812489521,1076863.

-ocr page 418-

(advertorial)

\'De kunst van het
toezicht houden\'

\'Onze taak excellent én
efficiënt uitvoeren\'

\'Optimale ondersteuning
dierenartsen Is essentieel\'

Léon Labour,
dierenarts

"Zonder tussenl<om5t van de VWA l<an de export van
levend vee niet plaatsvinden. Die partij varkens l<an
dan niet naar Duitsland, of dat springpaard niet naar
dat internationale sportevenement. Zo simpel is tiet.
Het is aan mij en mijn collega\'s om steeds een finaal
oordeel te vellen: mag een transport plaatsvinden, is
tiier aan de wet- en regelgeving voldaan? Binnen de
VWA ligt steeds meer nadrukopde kennis en
vaardigheden en de training die je in de rol van
toezichthouder nodig hebt. Dat is ongelooflijk
belangrijk. Veterinaire regelgevingis niet overal zwart-
viiit en vraagt om interpretatie. Dat maakt deze rol
leuker en moeilijker tegelijk. Er hangt nu eenmaal veel
af van jouw oordeelsvorming en deskundigheid.
Gelukkig sta je er niet alleen voor. Ik merk dat er meer
tijd en ruimte komt voor collegiale afstemming, of om
samen naar een controle te gaan. Zo verhogen we
gezamenlijk de kwaliteit door uniform te zijn in onze
beslissingen. Ondernemers willen duidelijkheid. Ze
mogen erop rekenen dat we als overheidsorganisatie
gelijke situaties gelijk beoordelen. Het vraagtsteeds
opnieuw dat je als VWA-dierenarts de regelgeving
scherp hebt, beslissingen durft te nemen en die helder
kunt onderbouwen. Dat is voor mij de kunst van het
toezicht houden."

I Ad Tabak.
\' programmaleider Dier

"Voor een goed veterinair toezicht is een optimale
organisatie onontbeerlijk. Ook vanwege het belang
en de politieke aandacht die dierenwelzijn en
volksgezondheid hebben. Daarom zijn alle dieractiviteiten
van de VWA sinds eind 2008 ondergebracht in de
programmaorganisatie Dier. Binnen deze organisatie
zorgen we voor korte lijnen tussen strategie en uitvoering,
of beter: tussen Den Haag en \'het veld\'. Hierdoor kunnen
beleidsaanpassingen snel worden doorgevoerd en
kan adequaat worden gereageerd op ontwikkelingen
in het veld. Wij geven daarmee invulling aan de opdracht
om onze taak excellent én efficiënt uit te voeren.
Ondersteuning in de vorm van opleiding, coaching en
overleg is daarbij van levensbelang,"

Edith Wiethoff, teamleider
W productiebedrijven

"Als dierenarts kun je veel meer dan in een praktijk
werken. Zo ben ik na een kleine 20 jaar een eigen praktijk
gehad te hebben, als toezichthoudend dierenarts bij de
VWA gaan werken. Ik kreeg te maken met de processen
in de vleesindustrie en in slachthuizen, een boeiende
wereld. Je gaat bijvoorbeeld naar boerderijen die dieren
willen exporteren. Je beoordeelt de omstandigheden en
verleent een certificaat als alles in orde is. Het is werk
waarvoor je stevig in je schoenen moet staan. Om dat te
ondersteunen en uniformiteit in de handhaving te
bereiken zijn bijscholing en overleg essentieel.
We hebben verschillende vormen van overleg:
werkplekoverleg met controleurs en dierenartsen
op één locatie, teamoverleg om over meer algemene
VWA-zaken te praten en functioneel overleg waarin we
casuïstiek bespreken. Nieuwe dierenartsen volgen een
speciale opleiding en er zijn regelmatig bijscholingen over
levend vee en kwaliteitszorg. Verder krijgen de
dierenartsen van de VWA trainingen in communicatieve
vaardigheden en handhavingsvaardigheden.
Zo proberen we onze dierenartsen een optimale
ondersteuning te geven voor het nemen van belangrijke
beslissingen. Onze handtekening op een certificaat is er
tenslotte wel één namens de minister"

Veterinair toezicht bij de VWA doet ertoe

Gezondheid van mens en dier en dierenwelzijn.
Dat is In het kort waar het veterinair toezicht van de
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) om draalt. In het
vlees dat op tafel komt mogen geen stoffen zitten
die de gezondheid van de consument schaden.
Dieren moeten een fatsoenlijke leefomgeving
hebben en moeten op een behoorlijke en veilige
manier worden vervoerd. Als mensen In contact
komen met dieren, Is het niet de bedoeling dat ze
daar ziek van worden. Voor deze zaken gelden
strenge regels, die vaak In Internationaal verband
zijn vastgesteld. Dat maakt het toezicht door VWA-
dlerenartsen werk dat ertoe doet.

Elementair

Voedsel is een van de meest elementaire zaken in ons
bestaan. Om de gezondheid van mens en dier te
waarborgen heeft de VWA nu zo\'n 325 dierenartsen in
dienst. Daarvan houden er circa 200 dagelijks toezicht in
onder meer slachthuizen, exportverzamelcentra,
vleesproductiebedrijven en bij boerenbedrijven.
Verder werken er ruim 200 practitioners voor de dienst,
dierenartsen die naast hun praktijk een aantal uren per
weekdoorde VWA worden ingehuurd.

Getallen

Om eens wat getallen te noemen: jaarlijks worden
in Nederland circa 500.000 runderen, 14,2 miljoen
varkens en 800 miljoen vleeskuikens geslacht.
Verder exporteren we per jaar onder andere 8,5 miljoen
varkens, 8,5 miljoen vleeskuikens en 65.000
vieeskalveren. Grote aantallen die iets zeggen over
de veterinaire risico\'s én de economische waarden die
door veterinair toezicht worden geborgd.

Calamiteiten

De VWA controleert of alle regels in onder meer
slachthuizen en bij diertransporten worden nageleefd.
In 2008 hebben we ruim 2000 verdenkingen van
aangifteplichtige dierziekten afgehandeld.
Bij verdenkingen bezoeken we de betreffende
bedrijven en onderzoeken de dieren om in een zo vroeg
mogelijk stadium een ziekte te kunnen onderkennen.
Bij dierziekte-uitbraken hebben we draaiboeken en een
crisisorganisatie paraat zodat we in een zeer kort
tijdsbestek vérgaande maatregelen kunnen nemen.
Op die momenten staan onze dierenartsen in het
middelpunt van de maatschappelijke belangstelling.

Werken bij het Rijk. Als je vertder denkt

www.werkenbijhetrijk.nl

Dierenartsen

Om de taken te kunnen uitvoeren heeft de VWA
meer capaciteit nodig. Dat betekent concreet dat
er ruimte is voor 15 è 20 extra dierenartsen.
Ook practitioners kunnen we goed gebruiken.
Bij de VWA vervul je als dierenarts een belangrijke
rol in de gezondheid van mens en dieren het
dierenwelzijn.

Meer informatie:

www.werkenbijhetrijk.nl/LNV080137-TD

Rljk^overtieid

-ocr page 419-

De Dag van de Dierenarts ter ere van
de oratie van Jolle Kirpensteijn van
de faculteit Diergeneeskunde, was
een groot succes. Meer dan 150
dierenartsen bezochten een geva-
rieerd programma over oncologie in
de nieuwe leeromgeving van het
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren.

De nieuwe collegezaal en de ruimtes
eromheen waren omgetoverd tot een
mooie industrievloer, waar de
deelnemers van de Dag voor de
Dierenarts direct contact hadden met
de sponsors van dit evenement. Ook
de omlijsting was goed verzorgd door
het
ok-team onder leiding van Ron
van Wandelen, Max Verver en Harry
van Engelen. Maar de belangrijkste
trekker was natuurlijk de keur aan
internationale sprekers die \'acte de
presence\' gaven.

operatietechniek

In de eerste sessie beten Floryne
Buishand en Gaya Thevi Selvarajah
het spits af met twee verhalen over
hun promotieonderzoek betreffende
het insulinoom en het osteosarcoom
bij de hond. Hierna verschoof de focus
naar endocriene tumoren. Bjom Meij
gaf een prachtig overzicht over de
hypofysectomie, een operatietechniek
die hij zelf heeft geperfectioneerd. De
uitstekende resultaten in het grote
aantal patiënten die hij heeft behan-

deld, laten duidelijk zien dat deze
techniek voordelen heeft boven
alternatieve medische behandelingen.
Deb Greco, gerenommeerd endocrino-
loge uit Amerika, gaf een duidelijk
verhaal over het ontstaan van hyper-
thyrioidie bij de kat. De conclusie is
dat het beter is om je kat naar buiten
te doen, omdat binnenkatten een veel
groter risico lopen. Voor de pauze liet
Greg Ogilvie op charismatische wijze
zien dat het beter is om bepaalde
voedingssupplementen in je voedsel
te doen (voor \'pet & vet\') als je kanker
wilt tegengaan.

eigen bodem

Henk Smid, directeur van ZonMw zat
het middagprogramma voor ZonMw
is het belangrijkste onderzoeksubsi-
dieorgaan in Nederland en heeft een
speciale netwerksubsidie uitgereikt
om het congres mogelijk te maken.
Naast Hill\'s Pet Nutrition, Bayer
Health Care en Ethicon, was het
hoofdsponsor van de dag. Na de pauze
liet Phil Bergman een indrukwekkend
resultaat zien voor honden met
melanoom, die normaal een slechte
prognose hebben. In Amerika is in
samenwerking met het humaan
ziekenhuis Sloan-Kettering, een
melanoomvaccin ontwikkeld dat
metastasen afremt of tegengaat. Het
goede nieuws is dat de faculteit
Diergeneeskunde als enige van het
Noord-Europese vasteland een licentie
heeft om dit vaccin aan honden te
geven.

Jim Farese liet zien dat er voor
bottumoren bestralingsmogelijk-
heden zijn, die in ieder geval een
palliatief effect laten zien (binnenkort
ook mogelijk op de faculteit). Henry
L\'Eplattenier volgde hem op met
onderzoek van eigen bodem naar het
hondenprostaatcarcinoom, een ziekte
die zeer frustrerend kan zijn en erg
lijkt op een bepaald type prostaat-
carcinoom bij de mens.

Ludo Hellebrekers voltooide de
cyclus met de stelling dat wij - dieren-

Dag van de Dierenarts op
24 oktober groot succes

artsen - de pijn bij patiënten met
kanker vaak niet goed behandelen. Als
je twijfelt of een hond pijn heeft, moet
je hem behandelen en dan goed
evalueren of het inderdaad het
gewenste resultaat heeft.

samenwerking

Het laatste sprekersblok begon met
Greg Ogilvie die de tien belangrijkste
innovaties op het gebied van kanker-
diergeneeskunde te berde bracht. Na
Greg kwam de nadruk te liggen op de
vertaling van diergeneeskundig
onderzoek naar humane toepasbaar-
heid. Melissa Paoloni onderstreepte de
essentie van goede samenwerkingsver-
banden. Zij werkt bij het National
Institute of Health van het nationale
kankerinstituut in Amerika. Frank
Nijsen van de afdeling Radiologie en
Nucleaire Geneeskunde van het
umc
Utrecht gaf een overzicht van de
Holmiumbehandeling bij mens en dier
die de laatste week veel media-aan-
dacht heeft gehad. Ook deze behande-
ling is experimenteel alleen beschik-
baar op de faculteit Diergeneeskunde
en binnenkort bij het u
m c Utrecht
voor patiënten met levermetastasen.

De Dag voor de Dierenarts werd
afgesloten door prof Borel Rinkes,
humaan chirurgisch oncoloog bij het
umc Utrecht, die een enerverend
verhaal hield over onder andere
nieuwe detectiemethoden voor
borstkanker, de rol van K-ras bij
levermetastasen van colontumoren en
de nieuwe robotchirurgie voor
lymfeknoopresectie bij humane
slokdarmkanker

-ocr page 420-

Pleri n

TE GEVEN ONTWORMTABLET VOOR HONDEN

HONDEN ZIJN ER GEK OP!

Plerlôn

• DOELTREFFENDE EN BREEDSPECTRUM-WERKING TEGEN
ALLE BELANGRIJKE ENDOPARASIETEN

• SMAKELIJKE, ZACHTE KAUWTABLET

• EENVOUDIG TOE TE DIENEN EN GOED GEACCEPTEERD

Plerion 5

Plerion* Indicatie: Behandeling van honden met gemengde parasitaire infecties met volwasen stadia van rond- en lintwormen. Contra-indicaties: Niet
gebruiken bij honden jonger dan 2 maanden of honden lichter dan 2,5 kg. Bijwerkingen: braken, diarree, anorexie. Waarschuwing; Handen wassen na
gebruik. De veiligheid van het middel is niet aangetoond bij teven tijdens dracht en lactatie. Dosering: de aanbevolen dosering is 5 mg pyrantel 20
mg oxantel 5 mg praziquantel per kg lichaamsgewicht. Zie voor volledige informatie de bijsluiter. Registratie: Plerion 5 REG NL 101714 UDA

Plerion 10:

Als Plerion 5 maar dan niet geschikt voor honden lichter dan 5 kg. Zie voor volledige informatie de bijsluiter. Registratie: Plerion 10 REG NL 101713 UDA

Intervet/Schering-Plough Animal Health

Postbus 50

5830 AB Boxmeer

Tel: 0485 587652

Fax: 0485 587553

www.intervet.nl

-ocr page 421-

Hill\'s Prescription Diet
i/d Canine verbeterd

De i/d Canine blikvoeding is nu
beschikbaar met een aanzienhjk
verbeterd uiterlijk en een verbeterde
textuur, maar met dezelfde effectieve
samenstelling en werking. Door de
zachtere structuur smaakt de voeding
nog beter en zullen eigenaren het
graag aan hun hond geven.

Hill\'s Prescription Diet i/d Canine
droogvoeding is nog smakehjker
geworden. Beide producten zijn
geschikt voor de nutritionele onder-
steuning van zowel volwassen honden
als pups die braken en/of diarree
hebben ten gevolge van een gastro-
intestinale aandoening. Daarnaast
helpen ze bij het ondersteunen van de
genezing en het herstel na een
verzwakkingsperiode of een operatie.

(0800)02 22 466

Nieuw NSAID voor
eenmaal per maand

Trocoxil® is de enige nsaid die slechts
éénmaal per maand hoeft te worden
toegediend (na het toedienen van de
tweede dosis na veertien dagen). De
werkzame stof, mavacoxib, is een
preferentiële cox-2 inhibitor
(coxib),
die geschikt is voor de ononderbroken
behandeling van pijn en ontsteking
bij osteoartritis bij honden.

Pijn blijkt niet alleen het gevolg te
zijn van osteoartritis, maar is zelf ook
de oorzaak voor de progressie ervan.
Hierdoor neemt de intensiteit van pijn
steeds meer toe (sensibilisatie). Om dit
proces te voorkomen, is ononder-
broken pijnbestrijding nodig; behan-
deling van alleen de acute opflikke-
ringen is niet voldoende.

Trocoxil is een smakelijke kauw-
tablet en de veihgheidsmarge is erg
groot. Zelfs bij 7,5 maal overdoseren
(r5 milligram per kilogram) geduren-
de meer dan een half jaar werden geen
ernstige bijwerkingen gezien. Vanaf
heden zijn de Trocoxiltabletten van 6
en 20 milligram ook verkrijgbaar via
de groothandel. De tabletten van 30,
75 en 95 milligram waren al eerder
leverbaar

(oio) 40 64 600

Hill\'s Science Plan
snacks

Snacks voor de hond zijn nutritioneel
vaak minder goed gebalanceerd. Hill\'s
Science Plan introduceert nu vijf
heerlijke en gezonde snacks, die
speciaal zijn samengesteld om
tegemoet te komen aan de meest
specifieke behoeften van een hond.
Dit zijn Oral Care/Mond- en tandver-
zorging, die werkt als een tandenbor-
stel om te helpen de tanden schoon te
maken en de adem te verfrissen;
Healthy Mobility/Optimale Mobiliteit,
met een verhoogd gehalte omega-3-
vetzuren om gezonde gewrichten van
actieve honden te helpen ondersteu-
nen; Light, met minder vet en calo-
rieën om het ideale gewicht te helpen
behouden; Skin & Coat/Huid & Vacht,
met de essentiële omega-3- -6-vet-
zuren om een gezonde huid en
glanzende vacht te ondersteunen
(formule voor pups en volwassen
honden) en Immunity Support/
Immuniteitsondersteuning, met een
ideale balans van antioxidanten,
vitaminen en mineralen om de
immuniteit te helpen ondersteunen
(formule voor pups en volwassen
honden).

(0800)02 22 466

Nieuwe Merck

Merck & Co. Inc. heeft de wereldwijde
strategie geschetst in navolging van de
afronding van de fusie met Schering-
Plough Corporation. Het nieuwe
Merck, dat buiten de Verenigde Staten
en Canada opereert onder de naam
MSD, is een leidend, wereldwijd
opererend farmaceutisch bedrijf, dat
zich richt op het ontwikkelen en
leveren van innovatieve, onderschei-
dende geneesmiddelen en diensten die
levens redden en de kwaliteit van
leven verbeteren. Tegelijk wil het
bedrijf tegemoet komen aan de
wensen en behoeften van haar
klanten en patiënten, en op de lange
termijn waarde creëren voor aandeel-
houders.

Door de fusie worden negen
vestigingen van
sp in Nederland met
ongeveer 6.500 medewerkers onder-
deel van het nieuwe
msd. Dit betreft
vestigingen voor productie en
onderzoek en ontwikkeling (
r&d)
plus ondersteunende diensten in Oss
(drie vestigingen), Apeldoorn, Schaijk
en Boxtel (het voormalige Organon),
sp Nederland in Houten en Intervet sp
Animal Health in Boxmeer en De Bilt.

www.merck.com

-ocr page 422-

Hectische tijd

Als bestuurder kijk je het liefst vooruit. Soms ontkom je echter niet aan een
terugblik. Zeker niet als er een verzoek ligt om voor de laatste keer de
voorzitterscolumn te verzorgen. Na een periode als lid van het bestuur van de
Groep Practici Grote Huisdieren heb ik vier jaar lang voorzitter mogen zijn,
eerst van de
gpgh en daarna bijna drie jaar van de \'nieuwe\' Groep Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren. Ik ben blij dat ik een bijdrage kon leveren aan de
vorming en de start van de
ggl. Deze herstructurering binnen de knmvd was
een behoorlijk ingrijpende maar logische stap. De organisatie en samenwerking
tussen het bestuur, de
ggl, de vakgroepen en het bureau is duidelijk verbeterd.

Dat we een krachtig en efficiënt opererende beroepsvereniging nodig
hebben, is de afgelopen jaren wel gebleken. Het was een hectische tijd: Van de
discussie over \'pom en non-pom\', via \'op recept\' naar \'de knip\'. Van
paod naar
permanente educatie. Uitbraken van aviaire influenza, blauwtong en Q-koorts.
Het tot stand komen en implementeren van de Gids voor
gvp en de overeen-
komst veehouder-dierenarts. Het symposium \'Hoe houdt de dierenarts zijn rug
recht\'. Kortom, te veel om op te noemen. Het lijkt me dan ook beter om vooruit
te kijken en nogmaals de beroepsgroep op te roepen om te laten zien waar we
voor staan: een krachtige positie van de dierenarts, met duidelijk een eigen
verantwoordelijkheid richting overheid, keten en maatschappij. Trots, profes-
sioneel en onafhankelijk. Ondersteun dus Vetcis en het door de
knmvd inge-
zette beleid. Ik heb vertrouwen in de toekomst van de dierenarts en zeker ook in
die van de
ggl en de knmvd.

Tot slot een woord van dank voor de plezierige samenwerking aan mijn
medebestuurders en niet te vergeten alle medewerkers van het bureau.

Jan Tiete Siebinga, voorzitter GGL

Uitgelicht: Mantel, baret en staf van de pedel
van de Veeartsenijkundige Hoogeschool

Met de verheffing van \'s Rijksveeart-
senijschool tot Veeartsenijkundige
Hoogeschool, in igrS, breidt het
personeelsbestand van de opleiding
zich uit. Zo wordt onder andere de
functie van pedel gecreëerd.

De eerste persoon die deze functie
bekleedt, is W.F.S. van Dijk. De pedel
vervult voornamelijk een ceremoniële
rol bij plechtigheden, zoals u kunt
lezen in de volgende passage, waarin
verslag wordt gedaan van de opening
van de Veeartsenijkundige Hooge-
school: "Precies om 2 uur trad de stoet,
bestaande uit een aantal hooge
autoriteiten en den senaat der V.H. de
kerk binnen, voorafgegaan door den
pedel. Aanstonds zette het orgel krach-
tig het \'Wilhelmus\' in en stonden alle
aanwezigen op" (De opening der
Veeartsenijkundige Hoogeschool\',
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
(1918) 168-221, aldaar 174). Tijdens de
plechtigheden draagt de pedel de
mantel en het baret en houdt hij de
staf vast. De mantel en het baret zijn
van zwart fluweel. De staf is van hout
en zilver. De rijke decoratie en het
kostbare metaal maken de staf tot één
van de topstukken van het Museum
Diergeneeskunde.

Universiteitsmuseum
Afdeling Diergeneeskunde
Yalelaan i, Utrecht
Telefoon: (030) 25 34 675
website: www.museum.uu.nl,
www.numanstichting.nl

-ocr page 423-

Jan Adriaan Engel

* 7 januari 1928 -1 n juli 2009

Jan Adriaan Engel werd op 7 januari 1928 geboren te Nieuwer-Amstel. Hij
groeide op in een boerengezin in de Legmeer, gelegen tussen Aalsmeer en
Amstelveen. Thuis werd overwegend akkerbouw bedreven. Na het door-
lopen van de lagere school (school met de bijbel) van r934 tot 1940 volgde hij
de
ulo in Amstelveen van 1940 tot r944. Op de ulo volgde de hbs, tijdelijk
onderbroken door de tweede wereldoorlog. In 1946 ging hij studeren aan de
veeartsenijschool aan de Biltstraat in Utrecht. Hij studeerde af in 1952.

De inspiratie voor het beroep werd hem ingegeven door zijn oom die ook
dierenarts was. Een overname van de boerderij van zijn ouders, samen met
één of zelfs meerdere broers, was geen optie voor Jan. Hij betaalde de op-
leiding grotendeels zelf door allerlei baantjes te nemen en later door waar-
nemingen te doen en deel te nemen aan de massabestrijdingsprogramma\'s.
Zo heeft hij in die tijd ook waargenomen voor collega Nico Bouwman in
Slootdorp.

Op 2 januari 1953 trouwde hij met Hilda Colijn. De dag erna vestigde hij
zich als praktiserend dierenarts op het voormalig eiland Wieringen. Hij
werkte dertig jaar in associatie met collega Bouwman (Wieringermeer),
beiden vanuit een eigen locatie. In die periode werden in het gezin drie
kinderen geboren: Ada, Henriette en Wim. Onder het motto \'Beter druk dan
geen werk\' maakten onze collega\'s lange dagen in de landbouwhuisdieren-
sector. Als eerste in de regio introduceerden zij de keizersnede op de koe en
het schaap, waar veel buurtcollega\'s dankbaar gebruik van maakten. Jans
opvallend creatieve en inventieve geest maakte hem een bijzonder prettige
collega die altijd openstond voor nieuwe uitdagingen. Hij genoot enorm van
de sociale contacten die hij door zijn werk had. In zijn spaarzame vrije tijd
werd hij graag gezien als actief lid van de Rotaryclub Wieringerland.

Zodra ook de gezelschapsdieren om aandacht begonnen te vragen, werd
hier actief op ingespeeld in de praktijk. Samen met zijn vrouw Hilda hield
Jan twee maal per dag inloopspreekuur. Na het avondspreekuur stonden de
operaties bij de kleine huisdieren gepland. Opnieuw bewees hij zijn vak-
kundigheid door deze nieuwe trend op te pakken. Nooit was hij te betrappen
op achterstand in kennis met betrekking tot de uitoefening van zijn vak.

In februari 1983 ging collega Bouwman met pensioen en werd zijn plaats
ingenomen door collega Gerard Knoop. De gezelschapsdierenpraktijk werd
verder ontwikkeld en ook het paard deed opnieuw zijn intrede. In r987 werd
het team uitgebreid met collega Jan Anne Schoonhoven.

Ini 990 zette Jan na 3 7,5 jaar, niet zonder weemoed, een punt achter zijn
zeer actieve loopbaan. Hierna zette hij zich actief in voor zijn gezin en de
samenleving. In de loop der jaren viel het bewegen hem steeds zwaarder en
ging zijn lichamelijke gezondheid achteruit. Hier had hij zichtbaar veel
moeite mee. Op 11 juli 2009 is Jan overleden. Omdat op 5 augustus 2009 ook
zijn vrouw kwam te overlijden, moeten hun kinderen in korte tijd beide
ouders missen. Zij hebben hen in de afscheidsdiensten op een zeer persoon-
lijke en ontroerende manier herdacht.

Wij hopen dat hun kinderen en kleinkind dit grote gemis een plek
kunnen geven in hun verdere leven.

Gerard Knoop en Jan Anne Schoonhoven

-ocr page 424-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:

Augustijn - Schreiten, mevr M.; 1997; 4818 gd

Breda, Laan van Mecklenburg 28
Bosma, W.H.; 2009; 3721
kn Bilthoven,

Planetenbaan 423
Broek, WJ.A. van den; 2951
ab Alblasserdam,

Com Smitstraat 53
Heijs, mevr.
K.N.T.; 9351 Rl Leek, Wethouder

Iwe Hutstraat 140
Hofwegen, mevr. E.M.L. van; 2009; 2273
cm

Voorburg, Frans Cobellaan 8
Hoog - Harteveld, mevr. M.E. de; 2009; 3706
a a

Zeist, Laan van Vollenhove 552 - bis
Jong, mevr. K. de; 2009; 6163
bd Geleen,

Begoniasingel 20
Ouwelant, E.P. van den; 2009; 3971
gh
Driebergen - Rijsenburg, Traay 203
Schat, mevr. B.; 1992; 6708
mj Wageningen,

Wim Kanstraat 44
Schuurmans, mevr. E.M.; 2009; 3581 tc

Utrecht, Oudwijkerlaan 2
Steen, mevr. M.A. van der; 2006 Gent; 6922
ne
Duiven, Zirkoon 59

Overlijdensberichten:

Op r 6 september 2009 H. van Genderen te
Naarden

Op 17 september 2009 J. Tesink te Goes
Op II oktober 2009 G.H.M. Stakenborg te
Maaseik (B)

sluitingsdata voor kopii

Aflevering I Deadline*
oi-i
2-20091 maandag 116-11-2009
15-12-2009
1 maandag 130-11-2009
0I-0I-20I0I
maandag 114-12-2009
15-01-2010
1 maandag 104-01-2010

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

November

16-18 ggl-congres. Locatie: de Zonheuvel te
Doorn (Utrecht).

17 Tuberculosesymposium: \'Attack of the
microbes part 2 - tuberculosis unravelled\'.
Locatie: aula Academiegebouw, Utrecht.
Tijd: 19.15 tot 11.30 uur. Prijs: 3 euro voor
studenten, 5 euro voor professionals, gratis
voor leden van Hygieia. Meer informatie:
www.voormensendier.nl.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

November

17 Opening Gedragskliniek voor Dieren.
Locatie; collegezaal Paard, Utrecht. Tijd:
13.00 tot 18.00 uur. Aanmelding:
n.endenburg(|)uu.nl.
17 Algemene ledenvergadering
ggl. Locatie:
hotelconferentiecentrum Zonheuvel,
Doom.

Cursussen

November

17 \'Darm uit balans? Een lastig probleem\'.
Masterclass ter gelegenheid van de
introductie van Canikur® Pro, georganiseerd
door Boehringer Ingelheim. Tijd: 19.00 tot
22.30 uur. Locatie: Hotel Van der Valk
"Assen" te Assen. Opgeven via e-mail
(vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com)
of telefonisch ((072) 56 62 411).

17 \'Cats with non specific signs\'. Spreker: prof
dr. Tim Gruffyd Jones. Locatie: collegezaal
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Tijd: 14.00 tot 20.00 uur.
Kosten: 150 euro. In combinatie met lezing
op 2 maart 2010: 275 euro. Inschrijven via
de portal op www.knmvd.nl.

17-18 Cursus: \'Varkensvoeding in de praktijk\'.
Plaats: Wageningen. Kosten: 1095 euro.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wur.nl.
Brochure kunt u aanvragen via het sturen
van een e-mail naar info.wbs@wur.nl.

18 Darm uit balans? Een lastig probleem\'.
Masterclass. Tijd: 19.00 tot 22.30 uur
Locatie: Van der Valk Hotel "Schiphol/A4" te
Hoofddorp. Opgeven via e-mail (vetmedica.
nl@boehringer-ingelheim.com) of
telefonisch ((072) 56 62 411).

18 \'Als het paard niet loopt zoals het hoort... ligt
de oorzaak dan in de nek of in de rug\'. Locatie:
vakgroep Heelkunde, facuheit Diergenees-
kunde, Gent Tijd: 14.00 uur tot 17.00 uur.
Standaardprijs: 90 euro, inschrijving ter
plaatse too euro. Cursusnummer:
gp-03.

19 Cursus: \'Wonden en hun verbanden bij

gezelschapsdieren\'. Het protocollair
behandelen van wonden om snel een
succesvolle genezing te verkrijgen. Locatie:
Denijs Educatie te Asch, gemeente Buren
Gld. Nadere informatie en inschrijving:
www.denijseducatie.com.

20-21 Modulaire cursus \'Weke delen chirurgie
deel 11\'. Zes daagse praktische cursus
chimrgie, van november 2009 tot juni 2010,
in drie modulen van twee dagen. Deelnemers
aan de eerste modulaire cursus weke delen
chirurgie hebben voorrang bij inschrijving.
Locatie: departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, Utrecht. Kosten: 1850
euro voor de gehele cursus. Kijk voor het
volledige programma op de website.

24 Interactieve Cursusavond Interne
Geneeskunde: regio Noord. Georganiseerd
door
ivip. Doelgroep: jonge dierenartsen
gezelschapsdieren (nul tot vijf jaar
afgestudeerd). Twee delen. Deel i: kennis en
kunde in de praktijk, deel 2: coaching,
communicatie, management en intervisie.
De ic-avonden worden zes maal per jaar
gegeven in de regio\'s Noord-Oost, Noord-
West en Zuid. Kijk voor meer informatie en
inschrijving op www.ivip.nl.

24-25 Cursus: \'Rundveevoeding. Recente
ontwikkelingen en nieuwe inzichten!\'.
Plaats: Wageningen. Kosten: 1095 euro.
Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op www.wbs.wurnl.
Brochure kunt u aanvragen via het sturen
van een e-mail naar info.wbs@wurnl.

25 \'Darm uit balans? Een lastig probleem\'.
Masterclass. Tijd: 19.00 tot 22.30 uur.
Locatie: Van der Valk Hotel "Eindhoven" te
Eindhoven. Opgeven via e-mail (vetmedica.
nl@boehringer-ingelheim.com) of
telefonisch ((072) 56 62 411).

25-26 Cursus: \'Kwaliteitsmanagement
diervoeders: dagelijkse zorg\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 925 euro. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl.

26 Cursus: \'Perioperatieve zorg voor
gezelschapsdieren\'. Leren kiezen en
toepassen van diverse typen vloeistoffen,
hun optimale toedieningwijze bij
verschillende soorten patiënten en
meerdere manieren om fysieke warmte te
reguleren. Locatie: Denijs Educatie te Asch,
gemeente Buren Gld. Nadere informatie en
inschrijving: www.denijseducatie.com.

• Bewezen voordeel

• Zeer snnakelijk

• Geen bijwerkingen

-ocr page 425-

DIERENKLINIEK OUDORP

Zoekt:

Enthousiaste Gezelschapsdierenarts

Dierenkliniek Oudorp is een snel groeiende gezelschaps-
dierenkliniek in Alkmaar, waar dier en baas op een kundige,
laagdrempelige en persoonlijke aanpak kunnen rekenen. We
beschikken over een compleet nieuwe \'state of the art\' kliniek
en een goed op elkaar ingewerkt team van dierenartsen en
assistentes.

Wij vragen van jou:

- dat je over goede contactuele vaardigheden beschikt;

- betrokken bent bij dier en baas;

- weet van aanpakken;

- jezelf diergeneeskundig wilt blijven ontwikkelen.

Wij bieden:

- gezellige werksfeer;

- aanstelling voor 30 uur per week;

- ruimte je te ontwikkelen en toekomstperspectief;

- zeer gunstige dienstregeling.

Stuur je sollicitatie voor i december naar:

Dierenkliniek Oudorp
t.a.v. Martin Arens
Scheldestraat 26
1823
wb Alkmaar.

Meer informatie? Bel gerust: (072) 51 23 119 of kijk op
www.dierenkliniekoudorp.nl

Wegens vertrek van collega naar de faculteit zoekt
Dierenkliniek Huizerweg te Bussum een

Dierenarts voor 20-25 uur/week

Onze kliniek bedrijft uitsluitend geneeskunde van gezelschaps-
dieren op een hoog niveau, vervult daarbij een tweedelijn-
functie en is tevens doorverwijsadres voor konijnen en
knaagdieren. We hebben een leuk en ervaren paraveterinair
team en een prettige, maar kritische klantenkring. Onze
omgang met elkaar en onze cliënten is professioneel en
informeel tegelijk.

We zoeken een dierenarts, die het vak goed wil kunnen
uitoefenen, die een hart heeft voor gezelschapsdieren, inclusief
de kleintjes, die hartelijk en begripsvol kan zijn naar hun
eigenaren en respectvol kan omgaan met onze medewerksters.
Waar nodig helpen we je daarbij.

Wie zich hierin herkent, bereid is zes tot zeven keer per jaar een
weekend- en/of feestdagendienst te draaien en voldoende
flexibel is om in te vallen bij vakantie en ziekte kan een reactie
met
C.V. sturen naar:
dierenkliniekhuizerweg@gmail.com
t.a.v. drs. A.P. van der Kolk.

Collega gezocht m/v

In de driehoek Zuid-Holland/Utrecht/Noord Brabant wordt een
gezelschapsdierenarts gezocht. Het betreft hier een functie
voor twee dagen per week alsmede voor de dienstenregeling.
Bij voorkeur in bezit van
var-Verklaring op basis waarvan
vervolgens een maatschap wordt gevormd. Uw reactie onder
nummer 04/09.

\'Ter overname gezocht\'

Voor één onzer relaties zoeken wij een gezelschapsdieren-
praktijk ter overname in het gebied Arnhem-Apeldoorn.
Desgewenst kan een woonpraktijkpand worden betrokken in
de overdracht.

Ter overname aangeboden

In het noorden van het land, gezelschapsdierenpraktijk met
goede mogelijkheden. Met name geschikt voor dierenarts-
echtpaar Overdracht per i juh 2010, bij overname woning is
overdracht eerder mogelijk.

Voor nadere informatie met betrekking tot bovengenoemde
mogelijkheden kunt u contact opnemen met de heerR.E.H. Mulder
van DixFortuin Praktijkconsultancy
bv onder nummer
(o}o) 25 15 igg. Uw schriftelijke reactie, welke vertrouwelijk wordt
behandeld, kunt u richten aan Postbus
i^o, 3720 ac Bilthoven.

Dierenkliniek Hoofdweg is een gezelschapsdieren-
praktijk in Amsterdam, waar drie dierenartsen
en vijf paraveterinairen werken. Naast de
reguliere eerstelijns patiënten behandelen
wij ook verwijspatiënten veterinaire
tandheelkunde.

De praktijk is uitstekend geoutilleerd, met
röntgen, echo, endoscopie en uitgebreide
mogelijkheden voor bloed- en urineonderzoek.
Operatiekamer en voorbereiding zijn compleet
en modern. Nacht- en weekenddienstregeling via
de Spoedkliniek voor Dieren. Wij werken in een
onlangs volledig gerenoveerd pand in de wijk
De Baarsjes.

Per 1 januari 2010 zoeken wij een

dierenarts gezelschapsdieren.

Je beschikt over ervaring, kennis en motivatie,
passend bij functieomschrijving dierenarts B.
Je werkt zelfstandig en pro actief en beschikt over
uitstekende contactuele eigenschappen.
Klant- en diervriendelijk handelen is een voorwaarde.

^ Wij bieden een uitdagende baan binnen een jong en gezellig team.

Uitbreiden van je kennis in een deelgebied van de diergeneeskunde wordt van
harte aangemoedigd. Je gaat 32 uur werken op werkdagen, met een spreekuur op
zaterdagen een maal per drie weken. Naast de spreekuren werkje een dag per week in de
OK. Salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens de CAO voor dierenartsenpraktijken.

Wij ontvangen je
handgeschreven
sollicitatie graag
t.a.v. M.Souverein,
Hoofdweg 46,
1058 BD Amsterdam.

V-...... n B

-ocr page 426-

Dierenkliniek Blokker-Zwaag
(Gemeente Hoorn, Noord-Holland)

is een moderne, goed toegeruste eerstelijnskliniek gericht op gezelschapsdieren met drie dierenartsen, een manager en vier
assistentes. Dier- en klantvriendehjke benadering staan centraal. Onze kliniek biedt kwaliteit op niveau met als speciaüteit
tandheelkunde. Wij beschikken over ondermeer tandheelkundige apparatuur, gasnarcose en bewaking, digitaal röntgen-
systeem, echo, zeer volledige bloedanalyse en ecg.

Door vertrek van een van de dierenartsen is een vacature ontstaan per medio november voor een

Dierenarts m/v
Differentiatie gezelschapsdieren
Circa 25-30 uur

Wij bieden een uitdagende, plezierige werkomgeving. Salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden conform de cao (lid van de
Bpw). Voor deze veelzijdige en verantwoordelijke functie vragen wij een enthousiaste persoonhjkheid met goede contactuele
eigenschappen, die zich graag in teamverband wil inzetten, zelfstandig functionerend op B-niveau en minimaal enige jaren
ervaring. Affiniteit met tandheelkunde, algemene chirurgie en echografie.

Spreekt deze functie u aan? Stuur dan uw sollicitatiebrief met cv naar:

Dierenkliniek Blokker-Zwaag
t.a.v. de heer drs. H.W. Ploeger,
Westerblokker 112 B

1695 AK BLOKKER

Inhchtingen: (06) 50 60 42 78
info@dierenkliniekblokker-zwaag.nl.

^ DJURSJUKHUSET MALMO

Malmo Small Animal Hospital was founded in 1958. We have dedicated specialist staff working with the latest technology to provide pets with
the best possible care and treatment - 24 hours a day. We are both the big and small animal hospital, characterised by personal commitment, expertise and respect.

Veterinary surgeon with vision

Maimb Small Animal Hospital is a workplace buzzing with activity. We
always strive to be a leader in our field and aim to be the natural choice
for pet owners. We focus on professional training, cutting-edge technology
and functional facilities so that we can offer our clients the best possible treat-
ment. We want you to help us become even better!

We are looking for an ECVIM -CA Diplomate or a residency-trained indi-
vidual with ECVIM-approved credentials to join us in our stimulating and
team-oriented environment. We are looking for a veterinary who wants to
help develop our Internal Medicine practice in an enriching environment that
also provides plenty of personal time to promote a happy and balanced life
outside work. We currently provide expertise in the following specialist areas
- cardiology, dentistry, dermatology, internal medicine, ophthalmology, and
24-hour emergency services.

We offer a competitive salary and benefit package including group health,
life, and disability insurance, retirement plan, paid professional dues and
memberships, professional liability Insurance, and paid leave.

To apply for this position, please send your CV and cover letter via www.niercuriurval.se (ref. no. SE-00248) as soon as possible. If you have questions
regarding the position, please contact Ingvild Solheim Bobek at Mercuri Urval Sweden, -f46 40 669 75 85.

Mercuri Urval

-ocr page 427-

COBACTAN DC diergeneesmiddel REG NL 101616 SAMENSTELLING per injector
droogstand en het voorkómen van nieuwe bacteriele infecties van de uier van melkkoe

ubens, Streptococcus dysgfilactiae, Streptococcus affhctiae. Staphylococcus aureus, coagjiase negptieve sta^lokokken. CONTRA-INDICATIES Niet toedienen
voelig zijn voor cefialosponnes of andere g-lactam antibiotica. Niet toedienen aan koeien met klinische mastitis. BIJWERKINGEN Geen bekend. WACKTTIJD (Orgaan)vlees: 2 dagen.
Melk; 1 dag na aflcalven bij een droogstand van meer dan S wkn; 36 dgn na behandeling bij een droogstand van S wkn of minder. KANALISATIE UDA. Lees voor gebruik de bijsluiter.
Voor meer informatie: Virbac NedeHand bv Postbus 313, 3770 NO Barneveld. Tel: 0342-427127, info^rbac.nl

ANIMAL HEALTH

3 gram: 150 mg cefquinomesulfiaat. INDICATIES Behandeling van subklinische mastitis tijdens de
IS de droogstand veroorzaakt door de volgende cefquinomc-gevoelige organismen:
Streptococcus

dieren waarvan bekend is dat ze overge-

-ocr page 428-

Boehringe
^lillik\' Ingelheim

Metacam® Orale Suspensie voor Katten
Zodat uw kat weer helemaal de oude kan worden

I ^

I ^^

Bewegingsvrijheid in druppelvorm.

Productnaam: Metacam-, suspensie voor oraal gebruik. Werkzaam bestanddeel: Per ml 0.5 mg meloxicam in naar honing smakende suspensie. Indicatie: Verlichting van ontsteking en pijn bij chronische aandoeningen van het be
apparaat. Doeldier Kal. Contra-indicatie: niet gebruiken bij drachtige of melkgevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-Intestinale afwijkingen zoals irritatie en bloedingen, verminderde lever, hart en nierfunc
en stollingsstoornissen of dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel op hulpstoffen is gebleken. Niet gebruiken bij katten jonger dan 6 weken. Belangrijke waarschuwingen: Behandeling staki
bijwerkingen voorkomen en een dierenarts moeten worden geraadpleegd. Vermijd hel gebruik bij gedehydrateerde. hypovolemlsche of hypotensieve dieren; in deze gevallen is er een potentieel gevaar op nefrotoxiciteit Bijwerking
Typische bijwerkingen van NSAID\'s zoals vermindering van eetlust, braken, diarree, occult fecaal bloed, apathie en nierfalen werden af en toe gemeld. Dosering: Aanvangsdosis een éénmalige dosis van 0.1 mg meloxicam per kg
lichaamsgewicht op de eerste dag. De dagelijkse behandeling voortzetten met een onderhoudsdosering van 0.05 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht, éénmaal per dag. Registratienummer: REG NL 10570. Kanalisatiestatus: l
Verdere infomiatie is verkrijgbaar bij: Boehringer Ingelheim bv / Postbus 8037,1802 KA Alkmaar / Telefoon: 072-5662411 / Fax: 072-5643213 / E-mail: vetmedica.nl®boehrlnger-ingelheim.com / Internet: www.boehringer-ingelhe

-ocr page 429-

deel 134 ■ aflevering 23 • i december 2009

Tijdschrift vooi™®
Diergeneeskunde

(NMi/D

Oi

Arteriële trombo-embolie
bij de kat

Ritueel slachten en het
welzijn van herkauwers
en pluimvee

vi

Informatie over atypische
myopathie voor practici

koninklijke nederlandse maatschappij voor diergeneeskunde

-ocr page 430-

NIEUW VOOR HONDEN MET OSTEOARTHRITIS

Da yjau ijsjsji\'
pjjiji)a^j:i\'jjsJjjj£i

met één maandelijkse dosering*

y Doorbreek de vicieuze cirkel van pijnsensibjiisatie.

TrtJcoxllJ, werkzame stof: mavacoxib • EU/2/08/084/001 -005 REG NL 100602/4/5/6/9 UDA • Diergeneesmiddel, kauwlabletten (6,20,30,76 en 95 mg) • Doeldier: hond • Indicaties: behandeling van pijn
en onisleking, geassocieerd rnel degeneratieve gewtichtsaandoeningen bij honden, waarbij continue behandeling van bnger dan 1 maand geïndiceerd is •
Toedieningswijze en dosering: Diï IS GEEN NSAID VOOR
DAGELIJKSE TOEDIENING. De dosering is 2 mg mavacoxib per kg Ikiiaamsgewichl, te geven direct vóór of tijdens de hoofdmaaltijd van de hond. Er dient voor gezorgd te worden dal de tablet ingenomen wordt. De behandeling
dient 14 dagen toer herhaaU Ie worden en venralgens
b hel doseringsintenral ÉÉN MAAND. Een behandelingscydus van 7 opeenvolgende doses (6,5 maand) mag ntet overschreden worden. Voor oraal gebruik • Contraindicaties: niet
gebruiken: bij honden jonger dan 12 maanden en/of met een lichaamsgewicht van minder dan 5 kg, bij honden de lijden aan gastro-intestinale aandoeningen inclusief ulceratie en bfciedingen, wanneer er aanwijzingen zijn voor bk>edalwijkingen,
in geval van hartinsufficiëntie. in geval van vemiinderde nier- of leverfunctie, bij drachtige dieren, fokderen ol lacterende dieren, in geval van overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen, in geval van een bekende
overgevoel^heid voor sullonamkies, en niet tegelijk gebruiken met glucocortcokJen of andere NSAIDs •
Bijzondere voorzorgen: geen andere NSAIDs tegelijkertijd toedienen of binnen 1 maand na de laatste toediening van Trocoxil.
Mavacoxib vertoont een verlengde plasma halfwaarde tijd (lot > 80 dagen) door de lage urtschekiingssnelhekJ. Behandeling van dieren de verlengde bkjotstelling aan NSAIDs niet zouden kunnen vertragen dient te worden vemieden. Een
maximum duur van 6,6 maanden onafgebroken therapie wordt aanbevolen om de plasmaspiegels van mavacoxib bij deren met verminderde uitschekiing te controleren. Dieren dienen een grondig klinisch onderzoek te ondergaan voordat
bennen wordt met Trocoxil. Dieren met verschijnselen van een verminderde nier- of leveifunctie of met verechijnselen van een een enteropathie met eiwit- of btoedverties, zijn niet geschikt voor behandeling. Het wordt aanbevolen om het
klinisch onderzoek een maand na de aanvang van de behandeling te hertialen en vóór de toediening van de derde dosB. Mavacoxib wordt via de
gal uitgescheklen en bij honden met leveraandoeningen kan de uitschekJing verminderd zijn. Vermijd gebruik bij gedehydreerde of hypovolaemische
dieren of bij dieren met hypotense wegens
risKO op vertmogde renale toxicite». Gelijktijdige toedening met potentiële nefrotoxische medcijnen dient
te worden vemieden. Zorg voor een juiste hydratie- en henxxJynamische status als denen anesthesie en/of chirurgische procedure ondergaan en bij
aandoeningen die kunnen resulteren in dehydratie of verstoorde hemodynamisdie status. Het hoofddoel van de interventie is om de nierperfusie te
ondertiouden •
Bewaren; geen speciale voorzorgen. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking • Bijwerkingen: bijwerkingen van NSAIDs, zoals
verlies van eetlust, draree, braken, apathie en degradatie van renale biochemische parameters en verminderde nieifunctie zijn af en toe gerapporteerd.
In zetózame gevallen kunnen deze fataal zijn. Als zkii een bijwerking voordoet denen er verder geen tabletten toegediend te worden en moet een
algemene ondersteunende therapie ingestetó worden, zoals toegepast bij klinische overdosenng met NSAIDs en met speciale aandacht voor het
onderhouden van de hemodynamische status. Derenartsen dienen zkii bewust te zijn dat klinische symptomen zkih weer voort kunnen zetten zodra
ondersteunende therape (zoals maagbeschetmende producten) gestopt wordt •
Verdere Intomiatie: zie bijsluiter, of neem contact op met Rizer
Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com)

31 cmil- U, UBJCUVC, »KCl, £1)11

Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Healtfi bv • Postbus 37
2900 AA Capelle a/d Ussel
vïww.pfizerah.nl • info@pfizerah.com
www.weknowyoucare.nl
© 2009 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc.. N.V., U.S.A.

-ocr page 431-

Actieve vereniging,
dood geld

Mijn oorspronlcelijlce beeld van de knmvd als een heel enthousiaste, actieve en
professionele vereniging is in de negen maanden die ik hier nu interim-
directeur ben, alleen maar bevestigd. Bestuur, groepen, commissies en bureau
werken met veel inzet om de belangen van de leden zo goed mogelijk te dienen.
En dat gaat doorgaans ook nog in een opgewekte sfeer. Een goed voorbeeld was
de daadkrachtige, warme en inspirerende ambiance tijdens het jaarcongres. Zou
er dan niets meer te verbeteren zijn?

Nou...

Vooraf zij gesteld dat een vereniging op vrijwillige basis tot stand komt. Toch
is er maar één
knmvd en gezien het geringe aantal dierenartsen in Nederland is
het zaak één te blijven om zoveel mogelijk invloed te hebben. De spelregel die
daarbij hoort, is dat je binnen de vereniging zoveel mag - zelfs móét - discus-
siëren als nodig is. Maar als het tijd is voor een standpunt naar buiten, dienen de
gelederen weer gesloten te zijn. Zo werkt (politieke) beïnvloeding nu eenmaal.

Ik zie drie verbeterpunten, die ik maar even prikkelend benoem.

Ten eerste: pupillenvoetbal. Jonge voetballertjes willen allemaal dicht bij de
bal zijn, in de hoop te kunnen scoren. Zo zie ik actieve
knm vd-leden - gedreven
door hun grote betrokkenheid - soms ook \'en masse\' op hetzelfde onderwerp
duiken, in plaats van het werk eerst te (laten) organiseren en de taken te (laten)
verdelen. Hoe het ook anders kan, laat de stuurgroep \'knip\' zien. Daar worden de
taken verdeeld naar ieders kracht en kunde en waar nodig aangevuld met
onderzoek en advies van externe deskundigen (niet altijd dierenartsen!).

Ten tweede: dood geld. De knmvd kent een geschiedenis van decentraal
beheer van een groot deel van de verenigingsgelden. Dat geeft de lokale pen-
ningmeesters misschien een prettig gevoel, maar er zijn ook nadelen. Het
grootste is dat er verschillende potten zijn ontstaan, die opgeteld een heel
vermogen vormen, maar die weinig of niet worden aangesproken, omdat ze
ieder apart als \'bestemmingsreserve\' worden beschouwd. Zo ontstaat er dood
geld, en - zeg nou zelf - daar betalen leden hun contributie toch niet voor? Een
zekere buffer is noodzakelijk, maar de rest van het geld moet werken, ten bate
van de leden! We zijn op dit moment met een nieuwe, frisse, gespecialiseerde
accountant en met de financieel betrokkenen hierin orde op zaken aan het
stellen.

Ten derde: adviseurs en beslissers. De verhoudingen tussen de diverse
verenigingsorganen blijken niet altijd duidelijk te zijn, of niet duidelijk te
worden uitgesproken. Het is simpel: het bestuur bestuurt de
knmvd. De
ledenraad controleert -achteraf- het bestuur Alle andere organen adviseren (met
name commissies) en/of hebben een gedelegeerde opdracht (met name de
groepen). Een adviseur is maar voor één ding verantwoordelijk: de kwaliteit van
zijn advies. Of zijn advies wordt opgevolgd, is de zaak van de degene die beslist
(in dit geval dus het bestuur). Vorig jaar is begonnen met het invoeren van een
nieuwe verenigingsstructuur In dat kader worden we door een - ook weer
nieuwe, frisse, gespecialiseerde - notaris geholpen bij het opstellen van nieuwe
statuten, die deze uitgangspunten kort en bondig vormgeven.

Kortom, de knmvd heeft veel in huis: op diverse terreinen kundige dieren-
artsen, veel inzet, een rijke historie. Zou het niet aardig zijn dat allemaal
\'aligned\' te laten werken, zodat met behoud van enthousiasme en met dezelfde
middelen het resultaat nog verder omhoog gaat?

Ruud Leyendekker, directeur al

-ocr page 432-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info@knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr. LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr. B.RM. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. R van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie fonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. Fj.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr H.M.G. van Beers-Schreurs
Dr R. Boosman
Mw. dr A. Bouma
Drs. J. Deinum
Mw. dr TT.J.M. Laan
Dr LJ.A. Lipman
Dr R.S. Schrijver
Dr N. Stockhofe-Zurwieden
Dr E. Teske

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030)63489 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Bank

ing Bank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v, Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr55 5048861 encenE
bank
n.v., Postbus 85100,3508 ac Utrecht,
nr 69 93 61 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,

Binckhorstlaan 401

2516 BC Den Haag

(070) 750 75 00 (telefoon)

(070)75075 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770
ae Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(Sovergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap knmvd en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
r december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

AU rights reserved

Foto omslag: Linda in \'t Hout

-ocr page 433-

Deel 134 • Aflevering 23-1 december 2009

wetenschap ..... Arterlëlc trombo-embolie bij de kat

M.J.M. Dirven en J.M.M. Cornelissen 974

voorde praktijk ..... Ritueel slachten en het welzijn van herkauwers en pluimvcc:

een literatuuroverzicht

Bert Lambooij en Aize Kijlstra 984
Boekbespreking: Neonatologie beim Hund

Anton Beijer 989

in veterinair verband ..... Steeds meer belangstelling voor geborgde kwaliteit M/f/Bm^f« 992

Emzoo-consortium en knmvd lanceren berichtendienst voor zoönosen 993

Ingezonden: open brief aan het Veterinair Beroepscollege H.L.J Nielen 994

Informatie over atypische myopathie voor practici Comelie Westermann 996

praktijk in bedrijf ..... De nieuwe cao is in de maak Mflrf;«?Bro«/r 997

cursussen en congressen ..... De carrièreswitch van dokter Vlimmen 5/ón;999

ggg Najaarsdag: \'Net even anders\' Johan Klein Haneveld 1000

Symposium zoönosen: toxoplasmose Paul Overgaauw en Merel Langelaar 1002
pegd lezing: \'Advanced and cosmetic surgery of the oral cavity, nose,

larynx & trachea\' 1004

Na succes van 2009 nu ook IC avonden in 2010 1004

knmvd ..... In memoriam de heer Jack von Frijtag Drabbe Künzel Thijs van den Berg,

John Künzel, Ad van de Ven 1008

rubrieken ..... Uit de redactie 971

Nieuws 982

Veterinair tuchtrecht 991

Nieuws uit de industrie 1006

Voorzitterscolumn 1008

Personalia 1009

Jubilea 1009

Deadline kopij 1009

Doorlopende agenda 1009

-ocr page 434-

Arteriële trombo-embolie bij de kat

M.J.M. Dirven" en J.M.M. Cornelissen\'

Tijdschr Diergeneeskd 2009:974-980

Overzichtsartikel

samenvatting

Arteriële trombo-embolie is een af en toe voorkomend
ziektebeeld bij de kat met een geschatte prevalentie van
minder dan
0,57 procent. Het natuurlijke verloop is
meestal ongunstig. De meest voorkomende onderliggende
oorzaak is een cardiomyopathie. De aorta trifurcatie is een
voorkeurslocatie voor het vastlopen van een trombo-
embolus met als meest opvallende symptomen extreme
pijnlijkheid, paralyse posterior, afwezigheid van een
perifere pols en koud aanvoelende achterpoten. Naast
palliatie is de behandeling gericht op trombolyse en
preventie van hertrombosering. De prognose van een kat
met arteriële trombo-embolie is matig tot slecht en
medische interventie heeft vooralsnog weinig bewezen
effect op het natuurlijke verloop en de preventie. In dit
overzichtsartikel worden op basis van recente literatuur
de pathofysiologie, klinische verschijnselen, diagnostiek
en therapie van arteriële trombo-embohe bij de kat
beschreven. Risicofactoren voor het ontwikkelen van een
trombo-embolus worden benoemd. Bovendien worden de
meest toegepaste medische interventies besproken en
worden enkele nieuwe ontwikkelingen toegelicht.

summary

Arterial thromboembolism in cats

Arterial thromboembolism is a rare disease in cats with an
estimated prevalence of less than 0.57%. The outcome is often
disastrous. The most commonly identified underlying cause is a
form of cardiomyopathy. Thromboemboli usually tend to lodge
near the aorta trifurcation, causing extreme pain, paralysis of
the rear limbs, no palpable pulse wave, and cold rear limbs.
Treatment is aimed at palliation, thrombolysis, and prevention
of recurrence of thrombus formation. The prognosis is usually
guarded and medical treatment tends not to influence the
outcome markedly. In this review, we describe the pathophysiol-
ogy, common clinicalfeatures, diagnostics, and treatment of
arterial thromboembolism in cats. We also summarize risk
factors and new developments in prevention and treatment.

Dierenarts, Dierenkliniek Rijen, kliniek voor gezelschapsdieren, Rijen.
Nederiand.

Correspondentie aangaande het overzichtsartikel kan worden verzon-
den naar: M.j.M. Dirven, Dierenkliniek Rijen, Hoofdstraat t6, srzi
|e,
Rijen. Emailadres: mark_dirven(|)hotmail.com.
Dierenarts, Dierenkliniek Broerdijk, kliniek voor gezelschapsdieren,
Nijmegen, Nederland.

epidemiologie

Arteriële trombo-embolie (ate) is meestal een complicatie
van een cardiale aandoening bij de kat. Bij
40 tot 70
procent van de katten met ate wordt als onderliggende
oorzaak een cardiomyopathie vastgesteld
(8, r7,18, 20, 32,
34). Ini3 tot 17 procent van de katten waarbij echo-
grafisch hypertrofïsche cardiomyopathie (
hcm) wordt
vastgesteld, treedt
ate op als complicatie (3, 23, 29). De
prevalentie van
hcm in een populatie katten waarbij op
grond van klinische symptomen een hartprobleem werd
vermoed en die echografisch werden onderzocht, is
beschreven als 27 tot
64 procent (9). In een tweedelijns-
kliniekpopulatie van meer dan
20.000 katten, bleek de
prevalentie van
ate 0,57 procent (34). De prevalentie
onder de gehele populatie katten is onbekend.

etiologie en pathofysiologie

Voor het ontstaan van een trombus moeten één of meer-
dere van de volgende factoren aanwezig zijn, de zoge-
naamde triade van Virchow
(36):

- een lokale beschadiging van endocard of vaatwand;

- een verminderde stroomsnelheid van het bloed;

- een verhoogde stollingsneiging van het bloed.

In het geval van hcm is er sprake van een verdikte ventri-
kelwand en een vernauwing van het ventrikellumen.
Tijdens de diastole zal het ventrikel slechts met een kleine
hoeveelheid bloed te vullen zijn. Bovendien zal de vulling
plaatsvinden tegen een verhoogde weerstand in.

Beide zaken zullen leiden tot een verhoogde druk in en
een vergroting van het linker atrium (
la). Verminderde
doorstroming van een verwijd atrium leidt tot verdere
afname van de stroomsnelheid van het bloed en stase, wat
bij
ate bij een kat met een cardiomyopathie de meest waar-
schijnlijke verklaring is voor de vorming van een trombus
(r7, r8). Bovendien heeft een vergroot
la bij de kat een vrij
omvangrijk blind uiteinde, het zogenaamde \'left atrial ap-
pendage\' (
laa). Hier kunnen zeer lage stroomsnelheden van
het bloed ontstaan. Daarom vormt het
laa een voorkeurslo-
catie voor de vorming van een trombus (5,
26, 30, 31).

Wanneer de stroomsnelheid van het bloed daalt tot
beneden een bepaalde waarde, zorgen rode bloedcellen,
bloedplaatjes en stollingsfactoren voor het ontstaan van
een stolsel. Men heeft specifiek voor de kat een verhoogde
neiging tot aggregatie van erytrocyten aangetoond
(22).
Daarnaast heeft de kat een hoger aantal bloedplaatjes per
kilogram lichaamsgewicht dan andere diersoorten (37).
Uit recent onderzoek is gebleken dat er bij katten met
hcm
in meer dan 50 procent van de gevallen sprake is van
hypercoagulabiliteit van het bloed in combinatie met
aanwijzingen voor endotheelbeschadiging (35).

Is er eenmaal een trombus gevormd, dan zijn er drie
mogelijkheden
(17):

- de trombus kan op dezelfde plaats blijven zonder

problemen of symptomen te veroorzaken;

-ocr page 435-

- de trombus kan losraken en een embolus worden;

- de trombus kan in omvang toenemen en daardoor de

intracardiale bloedstroom belemmeren, wat uiteinde-
lijk de dood tot gevolg heeft.

Bij circa 70 tot 90 procent van alle katten waarbij ate wordt
gediagnosticeerd, is er sprake van een embolus ter plaatse
van de aorta trifurcatie (r;, 18, 20, 32, 34). Een tweede
voorkeurslocatie voor het vastlopen van een embolus is de
rechter a. brachialis. Een trombus die ontstaat in het
la, zal
via de linker ventrikel terechtkomen in de proximale aorta.
De eerste aftakking van de proximale aorta is de truncus
brachiocephalicus waarvan de eerste aftakking de rechter
arteria subclavia is naar de rechter voorpoot.

Op de plaats waar de embolus vastloopt, zal de perifere
bloedstroom worden geobstrueerd. Deze obstructie
verklaart slechts ten dele het optreden van klinische
verschijnselen. In het verleden zijn experimenten met
katten uitgevoerd waarbij de terminale abdominale aorta
werd geligeerd. Hierbij traden opvallend genoeg geen of
veel minder ernstige symptomen op dan bij
ate (12). Een
verklaring voor dit fenomeen is het feit dat de bloedvoor-
ziening naar het achterlichaam behouden blijft via
collaterale vaten zoals de lumbale vertebrale, craniale en
caudale epigastrische arteriën. Deze collaterale bloed-
voorziening is bij ATE echter ook gestoord, waarschijnlijk
doordat serotonine en thromboxaan A2, die uit de
bloedplaatjes vrijkomen, een sterke vasoconstrictie
veroorzaken in de collaterale vaten (4). De afwezigheid
van doorbloeding naar het perifeer van de trombo-
embolus gelegen lichaamsdeel veroorzaakt klinische
problemen. Naast directe belemmering van de perifere
bloedstroom zal een trombus ook ischemie van zenuwen
en spierweefsel veroorzaken met als gevolg axonale
necrose en demyelinisatie van zenuwen, en focale necrose
met ontsteking en myophagie (5).

klinische verschijnselen

Anamnese

Ongeveer 60 tot 70 procent van de dieren waarbij ate
wordt vastgesteld, is mannelijk (20, 32, 34). Dit geldt
overigens ook voor
hcm (r7,18).

Er wordt een mogelijke raspredispositie vermoed bij onder
andere de Abessijn en de heilige Birmaan (34).
ate kan
optreden op vrijwel alle leeftijden; de gemiddelde leeftijd
is ongeveer acht jaar (20, 32, 34). Hoewel 40 tot 70 procent
van de dieren met
ate een onderliggende cardiomyo-
pathie heeft (8,17,18, 20, 32, 34), is dit bij 90 procent van
die dieren niet eerder vastgesteld en worden deze katten
dus aangeboden met verschijnselen van
ate als primair
probleem (17, r8, 20).

Symptomen (14,17,18, 32, 34)

De klinische symptomen zijn afhankelijk van de plaats
waar de trombo-embolus vastloopt en het onderliggende
hartprobleem. In 70 tot 90 procent van de gevallen (18, 20,
32, 34) is er sprake van een trombus ter hoogte van de
aorta trifurcatie. Daarom is het iatrotrope probleem in de
meeste gevallen acute parese of paralyse posterior, die
gepaard gaat met hevige pijnuitingen.

Bij algemeen onderzoek kan tachypneu en dyspneu
worden waargenomen. De perifere pols kan zwak zijn tot
afwezig. De hartfrequentie kan normaal zijn of verhoogd.
Bij auscultatie van het hart kan een cardiaal bijgeruis of
\'gallop\' worden waargenomen.

De rectale temperatuur kan subnormaal zijn. De
aangetaste extremiteiten voelen gezwollen en koud aan,
de zooikussentjes zijn erg bleek of juist zwart. Er is sprake
van parese of paralyse van één (rechtsvoor) of meerdere
ledematen (beide achterpoten).

Bij ATE ter hoogte van de a. renalis kunnen symptomen
van acuut nierfalen op de voorgrond treden, op dezelfde
manier kan
ate leiden tot een herseninfarct met neuro-
logische symptomen.

-ocr page 436-

diagnostiek

De (iiagnose ate wordt meestal gesteld op grond van de
anamnese en de klinische symptomen (zie boven). De
optredende symptomen zijn echter niet pathognomo-
nisch. Bij onderzoek onder katten die werden verwezen op
verdenking van
ate, bleek 20 tot 30 procent van die dieren
namelijk een neurologisch probleem te hebben (17). Met
het oog op verder onderzoek en behandeling, is het vooral
belangrijk
ate en de daardoor veroorzaakte ischemische
neuropathie te onderscheiden van andere (gelokaliseerde)
perifere zenuwaandoeningen (afbeelding i en 2), die
bijvoorbeeld worden veroorzaakt door trauma, toxines,
ontstekingen en tumoren (5).

In twijfelgevallen kan door het afknippen van een
teennagel van een aangedane poot tot in het \'leven\'
worden getest of er nog circulatie plaatsvindt. Indien er
nog enige circulatie aanwezig is, zal een kleine hoeveel-
heid donker gekleurd bloed uit de wond komen, anders
niet (afbeelding 3). Bij andere perifere neuropathieën zal
de teen duidelijk blijven bloeden.

De afwezigheid van doorstroming kan worden aange-
toond door middel van een Doppler-flowmeter of met
behulp van een kleuren Doppler-echografïe. Met deze
laatste techniek kan de trombo-embolus zelf ook worden
opgespoord (afbeelding 4 en 5).

Bloedonderzoek zal doorgaans aspecifieke abnormali-
teiten opleveren (20, 34). Verhoogd ureum en Creatinine
kunnen worden gemeten als gevolg van verminderde
doorbloeding van de nieren. Vanwege de opgetreden
spierschade kunnen verhoogde hoeveelheden van
ast en
alt worden gemeten. Stress kan leiden tot een verhoogd
glucosegehalte. Door één of meer van de volgende

oorzaken kan hyperkaliëmie optreden: nierfalen, meta-
bole acidose en weefselschade. Het aantal trombocyten in
de circulatie is meestal normaal, stollingsfactoren kunnen
normaal zijn of verlaagd en er zijn geen aanwijzingen te
vinden voor fibrinedegradatieproducten (18).

Röntgenonderzoek van de thorax kan aanwijzingen
geven voor congestief hartfalen (20, 32,34), maar is niet
gevoelig of specifiek genoeg om een onderliggend hart-
probleem vast te stellen of uit te sluiten. Daarom is een
goed uitgevoerd echocardiografisch onderzoek noodzake-
lijk. Bovendien kan worden gezocht naar risicofactoren
voor het ontstaan van een
ate zoals spontaan echocardio-
grafisch contrast
(sec) of\'smoke\' in het linker atrium.
Aggregaten van rode bloedcellen zijn zichtbaar als
\'wolken\' in het linker atrium, wat wordt geassocieerd met
vergroting van het linker atrium en afname van de
stroomsnelheid van het bloed en derhalve met trombus-
vorming (6, 26, 30, 31, 34, 35) (afbeelding 6).

therapie

Het strekt tot aanbeveling in overleg te treden met de
eigenaar over de slechte vooruitzichten van de patiënten
met of zonder behandeling. Er zijn weinig bewezen
succesvolle therapeutische mogelijkheden en de kansen
op een recidief zijn groot. Gezien de slechte prognose en
extreme pijnlijkheid bij sommige patiënten, is euthanasie
een optie die dierenarts en eigenaar serieus dienen te
overwegen.

Wordt een behandeling ingesteld, dan is deze gericht
op (i) palliatie en behandeling van de mogelijke onder-
liggende (hart)aandoening. Daarnaast kan (11) worden
getracht de trombus-embolus zelf te verkleinen of te

-ocr page 437-

verwijderen en dient (iii) vergroting van de trombus/
embolus of hertrombosering in de acute fase te worden
voorlcomen. Overleeft een kat een acute
ate, dan is het
belangrijk (iv) de grote kans op een recidief te verkleinen.

I. Palliatieve zorg

Gezien de extreme pijnlijkheid die kan optreden bij ate, is
pijnbestrijding van groot belang. Pijnbestrijding dient bij
voorkeur te bestaan uit een opiaat (17,18), eventueel in
combinatie met een Sedativum met anxiolytische en
vasodilaterende eigenschappen (zie verder). Automutilatie
van aangedane lichaamsdelen, wat regelmatig optreedt bij
ate, kan worden voorkomen door middel van een kraag.

Een onderliggende hartziekte, al dan niet in combinatie
met congestief hartfalen
(chf), dient behandeld te worden.
Deze behandeling valt buiten het bestek van dit artikel.

Als algemene palliatieve therapie voor een kat met een
acute ATE kan afhankelijk van de klinische toestand en
symptomen worden gedacht aan onder andere kalium-
correctie en nutritionele ondersteuning.

ii. Trombolyse

Voor het verwijderen of oplossen van de trombus zijn
inmiddels diverse behandelingsmogelijkheden beschre-
ven. De weergegeven \'succespercentages\' van zowel
medicamenteuze als minimaal invasieve interventie
dienen echter met de nodige voorzichtigheid geïnterpre-
teerd te worden. De aangehaalde onderzoeken zijn meestal
niet prospectief, niet placebogecontroleerd, betreffen soms
kleine aantallen dieren en de gerapporteerde prognoses
voor het overleven van de acute
ate zijn niet wezenlijk
anders dan bij dieren waarbij alleen een ondersteunende
behandeling werd toegepast (o tot 39 procent) (21, 25, 27,
28). Bovendien is de kans op een recidief in alle gevallen
aanzienhjk, is de behandeling soms zeer kostbaar en kan
deze slechts op weinig locaties worden uitgevoerd.

In de meeste gevallen wordt een conservatieve therapie
ingesteld, waarbij het endogene trombolytische systeem
wordt ondersteund door medicamenteuze trombolyse.

■-Bé

Afbeelding 6. Op dit rechter parasternale korte as 2 D-beeld is een dwars-
doorsnede te zien van een aorta (diameter 0,83 cm) en linker atrium (dia-
meter 1,88 cm) van een kat met een cardiomyopathie aan het einde van
de diastole. Het linker atrium is sterk gedilateerd (normale verhouding
linker atrium: aorta < 1,5). Het linker aurikel is te zien als het dooriopende
uiteinde tussen 3 en 6 uur. In het linker aurikel is een geringe hoeveelheid
spontaan echocontrast te zien als grijswitte stippeling.

Hiervoor worden diverse middelen ingezet. Er zijn tot op
heden alleen niet significante aanwijzingen (15) dat
strepto- en urokinase bij katten in vivo trombolyse
kunnen bewerkstelligen. Deze enzymen stimuleren de
omzetting van plasminogeen in het enzym piasmine, dat
de afbraak van fibrine tot fibrinogeendegradatieproducten
verzorgt. De gerapporteerde kans op een succesvolle
behandeling van
ate met streptokinase bedraagt tussen de
0 tot 33 procent (21, 27).

Eenzelfde trombusverkleinend effect wordt vermoed
van weefselplasminogeenactivator tPA (25). Mogelijk is de
kans op een succesvolle behandeling van
ate met dit
middel wat hoger, met een gerapporteerd succespercen-
tage van 43 procent (24).

Bovenstaande middelen zijn echter kostbaar en het
gebruik gaat gepaard met veel bijwerkingen waaronder
sterfte door reperfusiesyndroom, congestief hartfalen,
ritmestoornissen en een verhoogde bloedingneiging (21,
24, 27). Deze middelen dienen alleen te worden toegepast
onder intensieve zorgomstandigheden.

Chirurgische verwijdering van emboli is bij katten wel
uitgevoerd, maar met gemengde resultaten. Bij katten met
ate door een myocardiale aandoening is het anesthesie-
risico groot. Bovendien is de operatie technisch moeilijk.

Katheterembolectomie wordt binnen de humane
geneeskunde veel gebruikt om de embolus te verwijderen.
De techniek bestaat uit het inbrengen van een ballon-
katheter via de arteria femoralis tot in de aorta. De ballon
wordt opgeblazen en de embolus wordt op deze manier
losgetrokken. Bij katten is slechts beperkte ervaring
opgedaan met deze techniek (17,18, 25).

Nog niet zo lang geleden is bij de kat voor het eerst
rheolytische trombectomie toegepast voor het minimaal
invasief verwijderen van een trombus ter hoogte van de
distale aorta (28). Bij deze methode wordt onder door-
lichting een speciale katheter via het arteriële systeem tot
in de trombus in de aorta gebracht, waarna met water
onder hoge druk de trombus als het ware uit elkaar wordt
gespoten en de losse fragmenten tegelijkertijd worden
afgezogen. In een groep van zes katten kon bij vijf dieren
de trombus succesvol worden verwijderd. Drie dieren
overleefden langere tijd.

iii. Preventie van trombusgroei en hertrombosering

in de acute fase

Een vergroting van de bestaande trombus of de vorming
van een nieuwe trombus is niet denkbeeldig en dient
derhalve te worden voorkomen. Gezien de pathofysiologie
van
ate kan het nuttig zijn vasodilatatie te induceren,
bijvoorbeeld met behulp van acepromazine
(acp) (18, 25).
De combinatie van
acp in een lage dosering van 0,01
milligram per kilogram (mg/kg) in combinatie met
buprenorphine 0,01 mg/kg intramusculair
(im) in de acute
fase, zal naast pijnstilling en anxiolyse enige vasodilatatie
geven en heeft nauwelijks negatieve invloed op het
cardiovasculaire systeem (2).

Een Serotonineantagonist kan theoretisch de door ate
geïnduceerde vasoconstrictie in de collaterale bloedvaten

-ocr page 438-

remmen, mits het middel al in het bloed aanwezig is voordat
een
ate optreedt. Toediening na het ontstaan van ate lijkt
geen invloed te hebben op de ontstane vasoconstrictie (25).
Gezien de grote kans op een recidief zou het daarom zinvol
kunnen zijn een kat die een eerste episode van
ate overleeft,
een serotonineantagonist voor te schrijven. Hierbij zou men
gebruik kunnen maken van bijvoorbeeld cyproheptadine 2
tot 4 mg/kg per os
(po) i tot 2 maal daags (dd), wat tevens
een eetlustopwekkend effect kan uitoefenen.

Heparine en warfarine hebben geen invloed meer op
een bestaande trombus, maar remmen de vorming of
stimuleren de afbraak van stollingsfactoren. Het klinische
effect van heparine is niet goed onderzocht. Een een-
duidige dosering is evenmin bekend. Voor een dier met
acute ATE kan men gebruikmaken van een eenmalige
dosering van 220 internationale eenheden (
ie) per
kilogram intraveneus, gevolgd door een onderhouds-
dosering van 70 tot 200
ie subcutaan (sc) 4 dd (r7,i8).
Warfarine, een vitamine K-antagonist, wordt door
sommigen ook wel toegepast, echter zonder bewezen
effect. Doseringen die worden genoemd, zijn 0,10 tot 0,22
mg/kat
po i dd. Zowel heparine als warfarine veroorzaken
een verhoogde bloedingneiging. Op dit moment is het
effect van deze middelen in een individueel dier niet te
monitoren en is over- of onderdosering niet denkbeeldig.
Dit maakt deze middelen minder geschikt.

Indien het dier de acute crisis overleeft, kan de onder-
liggende oorzaak worden aangepakt en kan men proberen
een recidief van
ate te voorkomen.

iv. Preventie van ate

Er zijn inmiddels enkele risicofactoren bekend die kunnen
worden gebruikt om dieren met een verhoogde kans op een
ATE op te sporen. De meest belangrijke risicofactoren zijn:

- een geschiedenis van een myocardiale aandoening
(18,20,32,34);

- een eerder vastgestelde intracardiale trombus of
arteriële trombo-embolie (17,18, 20, 32, 34);

- een lage \'flow\' in het blinde uiteinde van het linker
atrium (6, 26, 31, 35);

- de aanwezigheid van spontaan echocontrast in het
linker atrium (6,17,18, 26, 31, 35);

- de aanwezigheid van systemische hypercoagulabili-
teit (35).

In tegenstelling tot beweringen in eerdere publicaties (32,
34) blijkt een vergroot
la op zichzelf geen risicofactor te
zijn, net zo min als de aanwezigheid van congestief
hartfalen. De snelheid van de bloedstroom binnen het
la
is namelijk niet direct gecorreleerd aan de grootte van het
la (30, 3r, 35). Wel is de kans op een lage \'flow\' binnen het
linker atrium groter naarmate de omvang van het
la
groter is. Een hartritmestoornis zou kunnen leiden tot een
verdere afname van de stroomsnelheid binnen het
la (14).
Omdat de stroomsnelheid van het bloed in het
la niet
routinematig wordt gemeten, concluderen sommige
auteurs dat het toch redelijk is een sterke vergroting van
het
la als risicofactor te beschouwen (17,18).

Bij de mens is hypercoagubiliteit van het bloed een
belangrijke risicofactor voor het ontstaan van
ate. Bij de
kat worden bij ongeveer 50 procent van de katten met
spontaan echocontrast of
ate aanwijzingen gevonden
voor hypercoagubiliteit. De exacte rol hiervan bij het
ontstaan van
ate is niet helemaal duidelijk en bovendien
is het identificeren van hypercoagubiliteit van het bloed
als risicofactor in een individuele patiënt op dit moment
nog niet mogelijk (35).

Het strekt tot aanbeveling om profylaxe voor te
schrijven aan katten waarbij:

- eerder een ate is vastgesteld;

- een myocardiale aandoening is aangetoond door
middel van echocardiografïe en één of meerdere van de
volgende risicofactoren zijn vastgesteld:

- spontaan echocontrast in het linker atrium;

- vastzittende trombus in het linker atrium of ander

gedeelte van het hart;

- lage flow in het doodlopende gedeelte van het la;

- sterk vergroot la;

- aanwijzingen zijn gevonden voor hypercoagubili-
teit.

Het meest voorgeschreven middel ter preventie van een ate
is acetylsalicylzuur of aspirine (7,9,17,18). Van dit middel
is in vitro bewezen dat de aggregatie van bloedplaatjes van
katten wordt geremd in een dosering van 80 mg/kat i
keer/3 dagen
po (7,18). Aspirine acetyleert plaatjes-
cyclooxygenase waardoor de productie van thromboxaan
wordt geremd. In de humane geneeskunde is pas recent de
klinische effectiviteit vast komen te staan van lage dose-
ringen aspirine op de remming van de trombocytenaggre-
gatie, hoewel de context anders was (19). Een dubbelblind
placebogecontroleerd onderzoek naar het effect van
aspirine ter preventie van
ate is bij katten nooit uitgevoerd.
Aspirine wordt vaak voorgeschreven in een dosering van 40
tot 80 mg/kat
i keer/3 dagen po. Deze dosering kan aan-
leiding geven tot bijwerkingen zoals maagdarmbloedingen
en leverfunctiestoornissen. Een lagere effectieve dosering
zou daarom wenselijk zijn. Er is enig bewijs dat suggereert
dat een dosering van 5 mg/kat
i keer/3 dagen po in vitro
ook de trombocytenaggregatie remt. In een studie bij 24
katten blijkt deze lage dosering ten opzichte van de hoge
dosering minder bijwerkingen te veroorzaken zonder
verschil in effectiviteit, uitgedrukt in overlevingstijd en het
optreden van recidieven (34). De vraag blijft of beide
doseringen even effectief zijn of dat ze beide helemaal niet
werken.

In de zoektocht naar een effectiever middel voor de
preventie van
ate is onlangs het effect geëvalueerd van
clopidogrel om de aggregatie van bloedplaatjes bij katten
tegen te gaan. Clopidogrel veroorzaakt een irreversibele
blokkade van
adp-receptoren op het celmembraan van
trombocyten, waardoor de aggregatie wordt geremd.
Bovendien remt clopidogrel de
adp-afhankelijke binding
van fibrinogeen en Von Willebrand-factor en heeft het
gunstige vasomodulerende en mogelijk trombolytische
effecten. Een dosering van 18,75 mg/kat
po per dag lijkt de

-ocr page 439-

trombocytenaggregatie bij de kat te remmen en lijkt op
korte termijn niet gepaard te gaan met veel bijwerkingen
(lo, ii). Humaan is inmiddels veel onderzoek gedaan naar
het verschil in effectiviteit tussen Clopidogrel en aspirine-
monotherapie bij een aantal indicaties zoals ter preventie
van een hartinfarct, van emboli en van een beroerte (13).
Uit een literatuuronderzoek naar de meest relevante
beschikbare informatie over het verschil in effectiviteit en
het optreden van bijwerkingen bij de preventie van
symptomatische perifere vaataandoeningen blijkt er een
voordeel te zijn voor het gebruik van Clopidogrel boven
aspirine^. Op dit moment wordt een dubbelblinde placebo-
gecontroleerde studie uitgevoerd naar de effectiviteit van
Clopidogrel ten opzichte van aspirine ter preventie van
ate
bij de katb. De resultaten van deze studie zijn op het
moment van schrijven van dit overzicht nog niet bekend.

Zoals eerder vermeld kan het ter preventie van een ate
zinvol zijn een serotonineantagonist voor te schrijven
(bijvoorbeeld cyproheptadine 2 tot 4 mg/kg
po i tot 2 dd),
maar op dit moment ontbreekt nog enig klinisch bewijs
voor het effect hiervan.

Middelen zoals warfarine en heparine zijn minder
geschikt als profylaxe door de hoge incidentie van
bijwerkingen. Een uitzondering hierop vormt het gebruik
van heparine met een laag moleculair gewicht, de zoge-
naamde Low Molecular Weight Heparin
(lmwh) zoals
dalteperin (100
le/kg sc 2 dd) en enoxaparin. Niet gefrac-
tioneerde heparine bindt zowel trombine als antitrombine
III en remt daardoor trombine en stollingsfactoren ix, x,
xi en xii. lmwh\'s kunnen niet tegelijkertijd trombine en
antitrombine 111 binden en remmen selectief factor Xa,
waardoor er een sterke reductie ontstaat van de kans op
thrombusvorming met slechts een minimale verlenging
van stollingstijden (33). Deze per subcutane injectie toe te
dienen middelen hebben een anti-trombotisch effect in de
kat (i) en veroorzaken weinig bijwerkingen (r,33)
waardoor controle van stollingstijden niet noodzakelijk is.
Gezien de hoge kosten (tot honderden euro\'s per kat per
maand) en het gebrek aan bewijs voor een betere effectivi-
teit ten opzichte van aspirine worden
lmwh in de praktijk
niet veel toegepast.

prognose

ATE heeft in het algemeen een gereserveerde prognose. Het
percentage katten dat een eerste aanval van
ate overleeft,
ligt beneden de 40 procent (20, 21, 27, 32, 34).

De gerapporteerde mediane overleving van katten die
een
ate-episode hebben overleefd, varieert van 5r tot 184
dagen (3, 29,21, 27, 32, 34). De schattingen van de kans op
een recidief lopen uiteen van 24 tot 75 procent (7, 20, 21, 34).

Op grond van de klinische symptomen is het soms
moeilijk een prognose te geven van een individueel dier
met acute
ate. De rectaal gemeten lichaamstemperatuur
bij opname kan worden gebruikt om een inschatting te
maken van de kans op overleving (34). Bij een tempera-
tuur van 37,2 graden Celsius is de geschatte kans op
overleving 50 procent. Bij een lichaamstemperatuur van
38,9 graden Celsius is de geschatte kans op overleving 75

procent en bij een hchaamstemperatuur van 36,1 graden
Celsius is deze nog maar 25 procent.

Verder zijn de vooruitzichten afhankelijk van de mate
waarin het onderliggende cardiale probleem te behande-
len is. De mediane overleving van katten met congestief
hartfalen bleek in één studie (34) significant korter (77
dagen) dan de mediane overleving van katten zonder
chf
(223 dagen).

conclusie

Acute ATE is een sporadisch voorkomende, zeer ernstige
aandoening bij katten. Het natuurlijke verloop gaat
gepaard met een hoge mortaliteit. De waarschijnlijkheids-
diagnose wordt doorgaans gesteld op grond van anamnese
en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek. Medische
interventie in de acute fase hjkt vooralsnog niet erg
succesvol, maar enkele recent beschreven technieken
dienen nog beter onderzocht te worden.

Gezien de ernst van de problemen en de slechte
prognose van acute
ate bij de kat is het gewenst het
ontstaan van
ate bij de kat te voorkomen. Katten met een
lage stroomsnelheid van het bloed in het linker atrium en
de aanwezigheid van spontaan echocontrast in het linker
atrium hebben een verhoogde kans op het ontstaan van
een
ate. Aspirine in een dosering van 5 mg/kat/3 dagen po
of 40 tot 80 mg/kat i keer/3 dagen po is een goedkoop en
algemeen beschikbaar medicament dat kan worden
ingezet voor de preventie van
ate. Het te verwachten
gunstige effect van aspirine ten opzichte van andere
middelen als Clopidogrel of placebo dient echter nog
bewezen te worden in toekomstige, goed opgezette studies.

lijst van afkortingen
agp:
Acepromazine
ate: Arteriële trombo-embolie
chf: Congestief hartfalen
hcm: Hypertrofische cardiomyopathie
la: Linker atrium

laa: \'Left atrial appendage\', blind uiteinde van

het linker atrium.
lmwh: \'Low molecular weight heparin\'
sec: Spontaan echocontrast of\'smoke\'

referenties

1. Al wood AJ, Downend AB, Brooks MB, Slensky KA, Fox JA, Simpson SA,
Waddell LS, Baumgardner JE and Otto CM. Anticoagulant effects of
low-molecular-weight heparins in healthy cats. I Vet Intern Med 2007;
21:378-387.

2. Akkerdaas LC, Mioch P, Sap R and Hellebrekers L|. Cardiopulmonary
effects of three different anaesthesia protocols in cats. Vet Quart 2001;
23:182-186.

3. Atkins CE, Gallo AM, Kurzman ID and Cowen P. Risk factors, clinical
signs, and survival in cats with a clinical diagnosis of hypertrophic
cardiomyopathy: 74cases(i985-i989).I Am Vet Med Assoc 1992; 201:
613-618

a http://www.ohsu.edu/ohsuedu/research/policycenter/DERP/index.cfm.

b http://www.vin.com/FATCAT/.

-ocr page 440-

Dodds WJ. Platelet Function in Animals: Species Specificities. In:
deGaetano G, Garattini S (eds). Platelets, a multidisciplinary approach.
New York, Raven, 1978.

Dyer Inzana K. Peripheral nerve disorders. In: Ettinger Sf, Feldman EC
(eds). Textbook ofVeterinary Internal Medicine, 6 th edition. St.Louis,
Elsevier Saunders 2005:887-900.

Fatkin D, Kelly RP and Feneley MR Relations Between Left Atrial
Appendage Blood Flow Velocity, Spontaneous Echocardiographic
Contrast and Thromboembolic Risk in Vivo, [our Am Coll Cardiol
1994; 23:961.

Fox PR. Evidence for or against beta-blockers and aspirin for
management of feline cardiomyopathies. Vet Clin North Am Small
Anim Pract 1991; 21:1011-1022.

Fox PR, Liu SK and Maron BJ. Echocardiographic Assessment of
Spontaneously Occurring Feline Hypertrophic Cardiomyopathy: An
Animal Model of Human Disease. Circulation 1995; 92: 2645.
Fox PR. Feline Myocardial Diseases. In: Fox PR, Sisson DD, Moise NS
(eds). Textbook of Canine and Feline Cardiology: Principles and
Practice, 2nd edition. Philadelphia, WB Saunders, 1999.

10. Hogan DF, Andrews DA, Green HW, Talbott KK, Ward MP and
Calloway BM. Antiplatelet effects and pharmadynamics of clopidogrel
in cats. [ Am Vet Med Assoc 2004; 225(9): 1406-1411.

11. Hamel-Jolette A, Dunn M and Bedard C. Plateletworks: a screening
assay for clopidogrel therapy monitoring in healthy cats. Can J Vet Res
2009; 73(1): 73-78.

12. Imhoff RK. Production of Aortic Occlusion Resembling Acute Aorta
Embohsm Syndrome in Cats. Nature 1961; 192:979.
)amieson DG, Parekh A and Ezekowitz MD. Review of antiplatelet
therapy in secondary prevention of cerebrovascular events: a need for
direct comparison between antiplatelet agents. ] Cardiovasc
Pharmacol Ther 2005; 10(3): 153-161.

Kienle RD. Atrial Fibrillation and Atrial Flutter. In: Tilley LP, Smith m
(eds). The 5-minute veterinary consult, 3rd edition. Baltimore,
Lippincott. Williams and Wilkins 2004:118-119.

15. Killingsworth CR, Eyster GE. Adams T et al. Streptokinase Treatment
of Cats with Experimentally Induced Aortic Thrombosis. Am J Vet Res
1986:47:1351-

16. Kittleson MD. Hypertrophic cardiomyopathy In: Kittleson MD, Kienle
RD (eds). Small Animal Cardiovascular Medicine. St Louis, Mosby
1998:354.

17- Kittleson MD. Thromboembolic Disease. In: Kittleson MD, Kienle RD
(eds). Small Animal Cardiovascular Medicine, St Louis, Mosby 1998:
540-551.

18. Kittleson MD. Feline Myocardioal Disease. In: EttingerSJ, Feldman EC
(eds). Textbook ofVeterinary Internal Medicine, 6th edition. St.Louis,
Elsevier Saunders 2005:1082-1103.

19. Landolfi R, Marchioli R, Kutti J et al. Efficacy and Safety of Low-Dose
Aspirin in Polycythemia Vera. New England Journal of Medicine 2004:
350 (2): 99-101.

20. Laste NJ and Harpster NK. A Retrospective Study of 100 Cases of Feline
Distal Aortic Thromboembolism: 1977-1993. J Am Anim Hosp Assoc
1995;31:492-500.

5-

9-

13-

14-

21. Moore KE, Morris N, Dhupa N et al. Retrospective study of streptoki-
nase administration in 46 cats with arterial thromboembolism. Vet
Emerg Crit Care 2000; 10: 245-257.

22. Ohta K, Gotoh FTomita M et al. Animal Species Differences in
Erythrocyte Aggregability Am J Phys 1992; 262: H1009.

23. Peterson EN, Moise NS, Brown CA et al. Heterogenicity of Hypertrop-
hy in Feline Hypertrophic Heart Disease. J Vet Int Med 1993; 7:
183-189.

24. Pion PD. Feline aortic thromboemboli and the potential utility of
thrombolytic therapy with tissue plasminogen activator. Vet Clin
North Am Small Anim Prac 1988; 18:79-86.

2 5. Pion PD and Kittleson MD. Therapy for Feline Aortic Thromboembo-
lism. In: Kirk RW (ed). Current Veterinary Therapy X. Philadelphia,
WB Saundersi989:295-302.

26. Pollick C and Taylor D. Assessment of left atrial appendage function
by transesophageal echocardiography Implications for the develop-
ment of thrombus. Circulation 1991; 84: 2 2 3-2 31.

27. Ramsey CC, Riepe RD, Macintire DK and Bumey DR Streptokinase: a
practical clot-buster? Proc 5th An Inter Vet Emer Crit Care Symp 1996:
225-228.

28. Reimer SB, Kittleson MD and Kyles AE. Use of rheolytic thrombec-
tomy in the treatment of feline distal aortic thromboembolism. J Vet
Intern Med 2006; 20: 290-296.

29. Rush JE, Freeman LM, Fenollosa NK and Brown DJ. Population and
Survival Characteristics of Cats with Hypertrophic Cardiomyopathy. J
Am Vet Med Assoc 2002; 220:202-207.

30. Schober K and Maerz I. Echocardiographic assessment of left atrial
appendage flow in healthy cats. J Vet Cardiol 2005; 7:15-25.

31. Schober K and Maerz I Assessment of left atrial appendage flow
velocity and its relation tot spontaneous echocardiographic contrast
in 89 cats with myocardial disease. J Vet Intern Med 2006; 20:120-130.

32. Schoeman JR Feline distal aortic thromboembolism: a review of 44
cases. J Eel Med Surg 1999; i: 221-231.

33. Smith CE, Rozanski EA, Freeman LM, Brown DJ, Goodman JS and Rush
JE. Use of low molecular weight heparin in cats: 57 cases (1999-2003).
JAm Vet Med Ass 2004; 225(8): 1237-1241.

34. Smith SA, Tobias AH, Jacob KA et al. Arterial Thrombo-embolism in
Cats: Acute Crisis in 127 Cases (1992-2001) and Long-Term
Management with Low-Dose Aspirin in 24 Cases, J Vet Int Med 2003;

17:73-83-

35. Stokol T, Brooks M, Rush JE, Rishniw M et al. Hypercoagulability in
cats with cardiomyopathy J Vet Intern Med 2008; 22:546-552.

36. Virchow R. Neuer Fall von Todlicher: Embolie der Lungarterien. Arch
Pathol Anat 1856;
lO: 225.

37- Weiser MG and Kociba GJ. Platelet Concentration and Platelet Volume
Distribution in Healthy Cats. Am J Vet Res 1984; 45: 518.

Artikel ingediend: 22 mei 2009

Artikel geaccepteerd: i oktober 2009

-ocr page 441-

Het bericht waarop
u gewacht heeft!

Verhoog uw klantentrouw met de nieuwe

SMS / E-MAIL herinneringsservice

voor regelmatig ontwormen en ontvlooien!

r M

BAYER

^^ Gekoppeld aan
^bonus programma
f voor dierenartsen-
assistentes/-en

SMS/e-mail herinneringsservice
V\' Gratis voor de klant en de praktijk
V\' Klant krijgt het bericht met uw praktijknaam

Alleen voor klanten die zich inschrijven
V\' Ondersteunende materialen voor de klanten
beschikbaar

Meer info op:
www.sms.bayer.nl
of raadpleeg uw
vertegenwoordiger.

Drontal

Zo gemakkelijk is ontwormen.

advantage

Zo gemakkelijk en snel is ontvlooien.

Advantage voor honden 40 -100 - 250 - 400 Advantage voor katten 40 - 80 • Werkzame bestanddelen: imidacloprid. • Registratienummers: REG NL 9211 (Advantage
40 voor honden), REG NL 9212 (Advantage 100 voor honden), REG NL 9213 (Advantage 250 voor honden), REG NL 9558 (Advantage 400 voor honden) - vrij. REG NL
9214 (Advantage 40 voor katten), REG NL 9215 (Advantage 80 voor katten) - vrij.

Drontal \' Dog flavour • Werkzame bestanddelen: 1 tablet bevat 50 mg praziquantel, 144 mg pyrantelembonaat en 150 mg febantel • Registratienummer: REG NL 8983
vrij • Drontal" Large Dog • Werkzame bestanddelen: 1 tablet bevat 525 mg Febantel. 504 mg Pyrantelembonaat en 175 mg Praziquantel. • Registratienummer: REG
NL 09924 vrij • Drontal" Cat • Werkzame bestanddelen: 20mg praziquantel, 230 mg pyrantelembonaat • Registratienummer: REG NL 5691 vrij • Drontal" Large Gat •
Werkzame bestanddelen: 30mg praziquantel, 345 mg pyrantelembonaat • Registratienummer: REG NL 09992 vrij.
Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij de betreffende onderneming • Bayer B.V. - Energieweg 1 - 3641 RT Mijdrecht

-ocr page 442-

De projectgroep Reizen, onderdeel van
de commissie senioren van de
knmvd,
gaat voor het vierde jaar op rij een reis
organiseren voor seniordierenartsen
en hun partners. De reis zal plaatsvin-
den van 15 tot en met 19 mei 2010. We
gaan deze keer een bezoek brengen
aan Ierland.

Dat houdt ook in dat de deelnemers
voor het eerst gaan vliegen. Tijdens
deze reis zal aandacht worden besteed
aan natuur, cultuur en tuinen. Verder
zullen paarden en extensieve vleesvee-
houderij onze aandacht krijgen. Ook
zal een bezoek worden gebracht aan
twee Nederlandse collega\'s die
werkzaam zijn in Ierland. Het uitge-
breide programma en de inschrijf-
formulieren zullen eerder aan de
doelgroep worden toegestuurd dan
gebruikelijk was, zodat de vluchten op
tijd kunnen worden geboekt.

Met dank aan Piet Verhulst.

Toelating diergenees-
middelen naar
cbg

Niet minister van lnv Gerda Verburg
beslist in de toekomst of diergenees-
middelen op de markt worden
toegelaten, maar het College ter
Beoordeling van Geneesmiddelen
(cbg). Deze organisatie beoordeelt nu
al de registratie van humane genees-
middelen. De minister hoopt dat door
het onderbrengen van veterinaire
medicijnen bij het
cpg synergie zal
ontstaan. De minister zal wel het
voorrecht behouden om tijdelijk
bepaalde middelen op de markt toe te
laten bij noodsituaties. Zij heeft deze
plannen beschreven in de Nota
diergeneesmiddelen.

Agrarisch Dagblad

Seniorenreis Ierland

Sinds 2008 is de Commissie Jonge
Dierenartsen
(c|d) van de knmvd
actief, met als voornaamste doel het
initiëren, stimuleren en ontplooien
van activiteiten die aansluiten op de
wensen en behoeften van jonge dieren-
artsen. Eén van die activiteiten is de
cjd \'Ouwe lullen\'-weeksluitingsborrel,
die zal plaatsvinden in de
dsk-kamer
op II december vanaf 17.00 uur. De
borrel moet volgens de commissie
vooral een ouderwets gezellig samen-
zijn worden voor co-schappers en
jonge dierenartsen. Daarnaast wil de
commissie van de gelegenheid gebruik
maken de doelgroep wat meer te
vertellen over het wie, wat, waarom
en andere doelen van de cio. Om 19.00
uur zal daarom een kleine presentatie
worden gehouden.

Jaar van de

diergeneeskunde 2011

In 2011 bestaat de veterinaire school
van Lyon 250 jaar. De school is door
Claude Bougelat in 1731 opgericht als
eerste veterinaire school van Europa.
De school wordt daarom beschouwd als
de bakermat van de hedendaagse
diergeneeskunde. Prof. Jean-François
Chary, voorzitter van het organiserend
comité van Vet 2011, ontvouwde op
14 oktober jongstleden in Parijs aan een
publiek van decanen en Chief Veteri-
nary Officers grootse plannen voor het
vieren van de verjaardag van de school
in Lyon en die van de veterinaire
professie wereldwijd. Het comité wordt
gesteund door ongeveer 25 veterinaire
beroepsverenigingen en instituten,
waaronder de World Veterinary
Association
(wva) de Federation of
Veterinarians of Europe
(fve) en de
American Veterinary Medical Associa-
tion
(avma). Het organiserend comité
zoekt ambassadeurs en mensen die
evenementen willen organiseren onder
de vlag van Vet 2011. Verdere informa-
tie is te vinden op http://vet2011.org.

Er zijn verschillende maatregelen
mogelijk bij het bestrijden van mastitis
op het melkveebedrijf. De vraag is
welke daarvan het meeste rendement
oplevert. Volgens dr. Kirsten Huijps zijn
het dragen van handschoenen, het na
het melken laten staan van de koeien,
het voorbehandelen van elke koe met
een aparte doek en het uitspoelen van
de melkstellen na het melken van een
klinisch geval het meest kosteneffi-
ciënt. Deze conclusie heeft ze getrok-
ken op basis van haar promotieonder-
zoek, dat resulteerde in het proefschrift
Economic decisions in mastitis manage-
ment.
Kirsten Huijps promoveerde op
donderdag 12 november. Zij is de eerste
onderzoeker die volledig promoveert
op basis van uccN-onderzoek. Uit een
enquête onder 136 veehouders blijkt
dat deze de voorkeur geven aan
langetermijninvesteringen boven het
veranderen van routines, bijvoorbeeld
in de melkstal. Toch blijkt juist het
aanpassen van deze routines in
belangrijke mate bij te dragen aan het
verminderen van de uiergezondheids-
kosten op het bedrijf.

Hepatitis E besmet
varkens

Het hepatitis E-virus (hev) blijkt zich
gemakkelijk te verspreiden onder
varkens, blijkt uit het promotieonder-
zoek van Martijn Bouwknegt aan het
Centraal Veterinair Instituut in
Lelystad. Een groot deel van de
slachtvarkens in Nederland blijkt een
infectie met dit virus te hebben
doorgemaakt. Ze vertonen daarbij
meestal geen symptomen. Het is
echter aannemelijk dat mensen die in
contact komen met varkens of
varkensproducten, geïnfecteerd
kunnen raken met
hev. Bouwknegt
ontdekte dat na de infectie van één
varken op een bedrijf al snel andere
dieren besmet raken. Het wordt
uitgescheiden via feces en mogelijk
urine. Daarnaast is genetisch mate-

Borrel Commissie Jonge Maatregelen
Dierenartsen uiergezondheid

-ocr page 443-

riaal van het virus teruggevonden in
verschillende organen en spierweefsel
van varkens. De onderzoeker toonde
vervolgens aan dat 6,5 procent van de
onderzochte varkenslevers uit winkels
genetisch materiaal van
hev bevatte.
Hij verrichtte ook onderzoek naar
antilichamen bij dierenartsen en bij
een willekeurige steekproef uit de
algemene bevolking. Onder dieren-
artsen die veel met varkens werken,
bevond zich het hoogste percentage
geïnfecteerden (11 procent); de
percentages bij dierenartsen die
minder vaak met varkens werken en
bij de algemene bevolking liggen op
respectievelijk 6 en 2 procent,
cvi

Kikkerschimmel
ontregelt elektrolyten

Batrachochytrium dendrobatidis, een
infectieuze schimmel die over de
hele wereld sterfte veroorzaakt onder
kikkers, padden en salamanders, blijkt
het transport van elektrolyten over
de huid van amfibieën te ontregelen,
wat leidt tot hartfalen. Dit schrijven
onderzoekers in
Science. Deze ontdek-
king wekt bij wetenschappers de hoop
dat een behandeling kan worden
gevonden voor amfibieën in het wild.
Chytridiomycose werd waarschijnlijk
over de wereld verspreid met de Zuid-
Afrikaanse klauwkikker
Xenopus lae-
vis,
een populair laboratoriumdier. De
infectie kan in één jaar 80 procent van
de amfibieën in een koele, vochtige
omgeving doden. Al meerdere soorten
zijn hierdoor uitgestorven. De onder-
zoekers stelden Australische boomkik-
kers bloot aan de schimmel en maten
de stroom van elektrolyten over de
huid. Kalium en natrium bleken bij
geïnfecteerde kikkers sterk te zijn af-
genomen. De kikkers bleken de ionen
niet meer door hun huid te kunnen
transporten. Lage kaliumniveau\'s zijn
verantwoordelijk voor verstoringen
van de elektrische regulering van het
hart. Behandeling met extra elektro-
lyten stelde de dood van de kikkers
uit, maar kon de ziekte niet genezen.

Jachthondenwedstrijd

Prof. dr. Hans de Vries, in het verleden
hoogleraar en decaan aan de faculteit
Diergeneeskunde en voormalig
directeur van de Animal Science
Group te Lelystad, heeft op 9 novem-
ber met zijn cesky fousek Pien
meegedaan aan een belangrijke
jachthondenwedstrijd. Nimrod is de
belangrijkste wedstrijd op dit gebied
in Nederland en wordt één keer per
jaar gehouden. Zestien jachthonden
mogen meedoen. Honden kunnen
tijdens hun leven maar één keer aan
deze wedstrijd deelnemen. De
wedstrijd bestaat uit drie onderdelen.
Per onderdeel moeten vier stuks wild
worden binnengebracht. De wedstrijd
werd gewonnen door de labrador
retriever Niké van het Muntenbos
(eigenaar Rien Thijs). Pien, volgens De
Vries de liefste hond van Flevoland,
behaalde rro punten.

Grote ansjovis meer
parasieten

Onderzoekers hebben vergeleken
hoeveel parasieten aanwezig waren in
ansjovissen uit verschillende zeeën.
Het bleek dat Anisakissoorten vaker
voorkwamen in ansjovissen van de
zuidelijke Atlantische kust van Spanje
dan in die van de noordelijke Middel-
landse Zeekust. In hun artikel in het
International Journal of Food Microbiology
dringen ze erop aan ansjovissen te
koken of te bevriezen voor consump-
tie. De onderzoekers vonden boven-
dien larven van de Anisakisworm en de
parasiet
Hysterothylacium aduncum.
Voor hun onderzoek analyseerden de
wetenschappers 792 ansjovissen,
gekocht op de vismarkt van Granada,
die waren gevangen tussen oktober
1998 en september 1999. De helft was
afkomstig uit het oosten van de
Atlantische Oceaan en de andere 396
kwamen uit de westelijke Middelland-
se Zee. Dat er in ansjovissen uit de
Atlantische Oceaan meer Anisakispara-
sieten voorkomen, heeft er waarschijn-
lijk mee te maken dat er in dit gebied
meer walvisachtigen voorkomen. De
onderzoekers toonden ten slotte aan
dat de hoeveelheid parasieten toe-
neemt naarmate de vissen groter zijn.

Science Daily

Paardengenoom
ontcijferd

Onderzoekers hebben het genoom van
het paard
{Equus caballus) in kaart
gebracht. Ze hebben bovendien
verschillende rassen vergeleken en
vonden daarbij meer dan een miljoen
verschillen in basenparen, waarmee
een begin kan worden gebracht met
het lokaliseren van de betrokken
genen van erfelijke aandoeningen bij
paarden. De basenparenkaart van het
paardengenoom is het resultaat van
een drie jaar durend project, gebaseerd
op het Horse Genome Project. De
onderzoekers gebruikten het
dna van
een volwassen volbloedmerrie. Om
het te ontcijferen, gebruikten ze de
gebruikelijke
d n a-sequencingtechno-
logie. Het genoom van het paard bleek
ongeveer 2,7 miljard nucleotiden te
tellen. Daarmee is het groter dan het
genoom van de hond, maar kleiner
dan dat van de mens en het rund. De
onderzoekers vonden meer dan een
miljoen verschillen van één basepaar
(zogenoemde \'single nucleotid
polymorphisms\' of
snp\'s) bij verschil-
lende paardenrassen. Ze gebruikten de
snp\'s om te zoeken naar de mutatie
achter de Appaloosatekening. Paarden
die deze eigenschap bezitten, lijden
vaak ook aan een vorm van nacht-
blindheid. De wetenschappers vonden
42
snp\'s die samen met de eigenschap
overerfden, waarvan er twee zich
bevonden vlak bij een gen voor
pigmentatie.

Science Daily

-ocr page 444-

Ritueel slachten en het welzijn van
herkauwers en pluimvee:
een literatuuroverzicht

Bert Lambooij\' en Aize Kijlstra\'

Uit en voor de pralctijk

samenvatting

Uit de literatuur blijkt dat runderen bij onbedwelmd
ritueel slachten 75 seconden (plus of min 48 seconden) bij
bewustzijn blijven, mogelijk doordat hun hersenen, anders
dan het geval is bij schapen en pluimvee, van bloed
voorzien blijven via de niet doorgesneden a. vertebralis.
Ook moeten dieren die zonder bedwelming worden
gedood, zodanig worden gefixeerd dat de halssnede bij vol
bewustzijn kan worden uitgevoerd. Die fixatie kan stress
teweegbrengen bij de dieren, met name bij runderen die op
hun rug worden gedraaid. Gezien het grote aantal pijnre-
ceptoren in de halsstreek, zullen zonder bedwelming
geslachte dieren een ernstige pijnprikkel ondervinden van
het toebrengen van de halssnede. Bij sommige dieren
onderdrukt een shocktoestand mogelijk de pijnsensatie.

De snelheid waarmee een dier het bewustzijn verliest
na een halssteek zonder bedwelming, hangt in belangrijke
mate af van de kwaliteit van de halssnede. Uit de literatuur
blijkt dat vaak meerdere sneden nodig zijn, waardoor de
verbloeding vertraagd kan worden.

Diverse islamitische en joodse organisaties blijken
bepaalde vormen van bedwelming voor of na de snede te
accepteren.

inleiding

Dierlijke producten zijn voor de mens van oudsher een
belangrijke bron van eiwitten en staan wat betreft
smaakbeleving hoog aangeschreven. Religieuze groeperin-
gen zoals moslims, joden, boeddhisten en hindoes kennen
echter verboden op de consumptie van bepaalde vleessoor-
ten. Zo verbiedt het geloof moslims en joden het eten van
onreine dieren en dienen als rein beschouwde diersoorten
ritueel geslacht te worden. Het christelijke geloof kent
daarentegen geen strikte voorwaarden op het gebied van
vleesconsumptie. Deze cultuurverschillen leiden in de
westerse wereld vaak tot onbegrip. Ze duiken ook geregeld
op in discussies over de integratie van bijvoorbeeld
moslims in de Nederlandse samenleving.

Bij de rituele slacht volgens de joodse of islamitische
traditie wordt een in beginsel onbedwelmd dier door
middel van een halssnede door verbloeding ter dood
gebracht. Dat staat op gespannen voet met het welzijn van

i Wageningen ur Livestock Research, Postbus 65,8219 ab Lelystad.

het dier De Nederlandse grondwet waarborgt echter de
vrijheid van godsdienst en laat het ritueel slachten op die
grond toe (4, 5,12). Tegenstanders van slachten zonder
voorgaande bedwelming voeren aan dat de dieren onnodig
pijn lijden en dat de vrijheid van godsdienst niet opweegt
tegen de schade aan het welzijn van dieren.

Het toezicht op de slachtprocedure wordt in Nederland
uitgeoefend door dierenartsen in dienst van de Voedsel en
Warenautoriteit
(vwa). Als belangenorganisatie voor
dierenartsen heeft de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde
(knmvd) onlangs aangegeven
morele bezwaren te hebben tegen ritueel slachten zonder
voorafgaande bedwelming (21). Ook in de Tweede Kamer
is het onbedwelmd ritueel slachten aan de orde geweest.
Naar aanleiding van kamervragen heeft de minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
(lnv) de
Animal Sciences Group van Wageningen
ur gevraagd een
literatuurstudie uit te voeren (20).

ritueel slachten

De Torah, die de eerste vijfhoeken van het Oude Testa-
ment omvat, vormt de kern van de joodse religieuze
wetgeving. De Talmoed is de door het rabbinaat in de loop
der tijden gewrochte, gedetailleerde uitwerking daarvan.
Samen vormen zij de Halacha, de religieuze wet, waarin
vrij nauwkeurig staat omschreven hoe men met dieren
moet omgaan en hoe men ze moet slachten. Bij de Israëli-
tische ritus, de Shechita, wordt het dier gefixeerd en voert
een speciaal opgeleide shochet de halssnede uit met een
uitsluitend voor dat doel gemaakt mes, de chalaf. Met één
of twee vloeiende bewegingen snijdt hij de beide halsaders
en halsslagaders (de w. jugulares en de aa. carotidae) door
De shochet draagt zorg voor een onberispelijke staat van
de chalaf (vlijmscherp). Na het verbloeden wordt het
geslachte dier nauwkeurig geïnspecteerd op afwijkingen
en worden niet koosjere delen (de achterhand) verwijderd.
Dieren met afwijkingen of waarbij de halssnede niet
volgens de voorschriften is uitgevoerd, worden afgekeurd.
Afgekeurde dieren worden als niet koosjer vermarkt.

De voedselwetten voor moslims staan beschreven in de
Koran. Ze zijn afgeleid uit verzen uit de Koran, die niet
altijd op dezelfde manier worden uitgelegd. \'Halal\'
betekent in het Arabisch: wettig, toegestaan. Daar tegen-
over staat \'Haram\': onwettig, verboden. De Halal-procedure
is niet formeel beschreven. Halal slachten houdt in dat
tijdens het slachten de kop van het dier naar Mekka
gericht moet zijn, dat de snijder moslim moet zijn en dat
tijdens het snijden de woorden "bismillah Allahu akbar"
(in de naam van Allah, de allergrootste) worden uitge-

-ocr page 445-

sproken. Het dier wordt gefixeerd, waarna de beide
halsaders en halsslagaders met een vlijmscherp mes
worden doorgesneden. Nadat de dood is ingetreden, wordt
het slachtproces voortgezet.

Volgens joodse en islamitische gebruiken dient een niet
beschadigd of gewond dier de verbloedingsdood tegemoet
te gaan. Sommige moslimgroeperingen staan wel een
reversibele bedwelming toe voorafgaand aan de halssnede.
Een schot of elektrische schok zou de integriteit van het
dier aantasten. Volgens de joodse traditie moet een dier
volledig bij bewustzijn zijn, voordat de halssnede uitge-
voerd wordt. Direct na de verbloeding wordt het dier
uitvoerig gecontroleerd op gezondheidsafwijkingen,
waarbij geringe afwijkingen er al toe leiden dat het vlees
wordt afgekeurd. Bedwelming vooraf zou zulke afwij-
kingen kunnen veroorzaken. Toch zijn niet alle joodse
groeperingen hierin even precies. In Zweden werd
rundvee bijvoorbeeld jarenlang ritueel geslacht na
bedwelming door een elektrische schok (3).

Hoeveel dieren in Nederland momenteel ritueel
worden geslacht, is niet bekend,
lnv heeft in 2004
ontheffing verleend voor de onbedwelmde slacht van
850.000 schapen (31). Dat is meer dan het totale aantal in
dat jaar geslachte schapen, zodat men zou kunnen
concluderen dat alle schapen in ons land ritueel worden
geslacht. In hetzelfde jaar werd vergunning verleend voor
de onbedwelmde rituele slacht van lor.ooo runderen (3r).
De
knmvd heeft verder berekend dat er in 2006 ongeveer
twee miljoen dieren ritueel zijn geslacht (21). Maximaal
een kwart van de volwassen runderen wordt ritueel
geslacht. Hoeveel kalveren in ons land jaarlijks ritueel
worden geslacht, is onbekend. Pluimvee vormt slechts
ongeveer 3 procent van het totale aantal ritueel geslachte
dieren (25).

beoordelen van dierenwelzijn

Wie het welzijn van dieren onderweg naar de slachtplaats
en tijdens het dodingsproces wil beoordelen, kan gebruik
maken van een scala van parameters zoals:

- het aantal dieren dat uitglijdt of valt;

- het gebruik van elektrische prikkers;

- de incidentie van onvolledige bedwelmingen;

- de totale duur van het dodingsproces;

- beoordeling van het direct observeerbare gedrag;
-beoordeling van de kwaliteit van de halssnede;

- meting van de tijdspanne tussen halssnede en verlies
van bewustzijn;

- meting van de corneareflex;

- meting van spiegels van hormonen en metabolieten
in bloed of weefsels;

- metingen van hersenactiviteit (eeg) en/of hartfunctie
(ecg).

fixatie

Een belangrijke voorbereiding op het eigenlijke dodings-
moment is de fixatie van het dier, ofwel het in bedwang
houden ervan. Fixatie is erop gericht de bewegingsvrijheid

van het dier zodanig te beperken dat het snel, trefzeker en
doeltreffend kan worden bedwelmd en gedood.

Veel meer nog dan de pijn die de halssnede bij ritueel
slachten veroorzaakt, kan de aanloop naar de slacht stress
teweegbrengen. Daarom verdient dit aspect zorgvuldige
aandacht.

Angst is een belangrijke oorzaak van stress bij runde-
ren, die onder andere ontstaat door beperking van de
bewegingsvrijheid, contact met onbekende mensen en
blootstelling aan een nieuwe en vreemde omgeving (r4,
32). In Zweden werd onbedwelmd slachten destijds
verboden omdat de gebruikte dwanghouders te veel stress
opleverden (rs). Hoeveel angst en stress runderen ervaren
voordat ze naar de fixatieapparatuur worden geleid, hangt
af van hun ras, geslacht en leeftijd, voorgaande ervaringen
met mensen, en de aanwezigheid van soortgenoten en
mensen (32).

Over het algemeen worden koeien en kalveren staand
gefixeerd in een Cincinnati-\'pen\' of
aspca-\'box\', of
vastgehouden in apparatuur die ze op hun zij of rug
kanteh. Een voorbeeld daarvan is de Weinberginstallatie
van figuur r. Kantelen vergemakkelijkt het toedienen van
de halssnede. Toch is het gebruik van de Weinberg-
installatie in sommige landen, bijvoorbeeld Denemarken,
verboden. De federatie van dierenartsen in Europa
(fve)
(11) heeft in een \'position paper\' ook een verbod op de
Weinberginstallatie opgenomen. Zij is van mening dat
runderen niet r8o graden mogen worden gedraaid en
voert hiervoor aan dat dieren die op hun rug de halssnede
ondergaan, bloed in hun longen krijgen en dat uit plasma-
cortisolwaarden blijkt dat ze heviger aan stress lijden dan
bij staande fixatie. De
fve staat in haar mening niet alleen.
Dunn (9) vergeleek staande fixatie van runderen met de
roterende Weinberginstallatie en concludeerde dat
staande fixatie wat betreft welzijn beter scoorde. Ook vond
Dunn na rotatie hogere plasmacortisolwaarden dan na
staande fixatie. Japanse onderzoekers (30) konden deze
laatste waarneming bevestigen. Zij zagen bij Holstein-
koeien de plasmacortisolwaarden verdrievoudigen nadat
ze op hun rug waren gekanteld. Ook de arteriële zuurstof

-ocr page 446-

spanning en -saturatie verminderden significant bij
kanteling. De onderzoekers concludeerden dat het
kantelen van een onbedwelmde koe aanzienlijke stress
veroorzaakt.

Grandin heeft zich de afgelopen jaren ingezet voor
staande fixatie bij het koosjer slachten van rundvee in de
Verenigde Staten. Ze heeft hierover overeenstemming
bereikt met joodse instellingen (i 5). Staande fixatie
voorkomt aspiratie van bloed of pensinhoud in de longen
na de halssnede. Een duidelijke verbetering aan een box
met staande dieren is de toevoeging van een dragende
\'restrainer\', waar de runderen met de buik en borst op
liggen (figuur 2).

Schapen kunnen worden vastgezet met speciale
\'restrainers\' of door een ervaren helper op de rug in een
V-vormige houder, waarna met een scherp mes de hals-
slagaderen worden doorsneden. Gedragstudies hebben
aangetoond dat schapen liever rechtop worden vastgezet
dan op de rug worden gelegd (28).

de halssnede

De bloedvaten in de hals spelen een essentiële rol bij de
energie- en zuurstofvoorziening van de hersenen. Van het
zuurstofrijke bloed dat het hart het lichaam inpompt, gaat
15 tot 20 procent naar de hersenen. De toevoer naar de
hersenen loopt bij grotere zoogdieren zoals het rund
voornamelijk via de carotide slagaders en voor een beperkt
deel via de aa. vertebrales, een slagader dorsaal van de
halswervels. Bij schapen ontbreekt die laatste. Bij de
halssnede worden de aders (vv. jugulares), de slagaders
(aa. carotidae), de luchtpijp (trachea) en de slokdarm (oeso-
phagus) alsmede spieren en zenuwen in de nek door-
gesneden, terwijl ruggenwervels en het ruggenmerg intact
blijven. De bloeddruk daalt dan snel en de bloedtoevoer
naar de hersenen valt uit, waardoor het dier het bewust-
zijn verliest.

Het uitvoeren van de halssnede kan een pijnreactie tot
gevolg hebben. Over de mate van pijn, angst en ander
ongemak zijn wetenschappers het onderling niet hele-
maal eens. De European Food and Safety Authority (10)
memoreert in een rapport namelijk dat het halsgebied een
groot aantal pijn- en andere receptoren bevat die evolu-
tionair zijn ontstaan om een dier te waarschuwen voor
weefselschade. Een grote wond in het halsgebied zou

Figuur 2: Inrichting van het slachthuis voor de onbedwelmde rituele
slacht van runderen met een dragende constructie onder de buik en borst
van het dier (Grandin, 2008).

daarom zeker een pijngevoel tot gevolg hebben (13, 23).
Zimmerman (33) stelt daarentegen dat het onbedoeld
toebrengen van een messnede bij de mens pas na meerdere
seconden tot minuten een pijngevoel oplevert. Tevens
meent hij dat een dier tijdens de onbedwelmde slacht in
shock kan raken, waarbij endogene stoffen vrijkomen die
een eventueel pijngevoel zouden onderdrukken.

Het doorsnijden van zenuwen in de halsstreek, waar-
onder de N. phrenicus, zou kunnen leiden tot een sensatie
van ademnood of verstikking (32). Doordat ook de
luchtpijp is doorgesneden, kan het dier angst- en pijn-
gevoelens niet uiten door te vocaliseren. De weefsels in de
nek worden geïnnerveerd door zenuwen die pijn geleiden.
Het doorsnijden hiervan veroorzaakt een afsluiting van
sensorische impulsen. Bewustzijn en daarmee de moge-
hjkheid van het dier pijn te voelen en stress te ervaren, kan
na de snede langer dan 60 seconden voortduren. Deze
observaties suggereren dat dieren gedurende de periode
voordat bewusteloosheid (en gevoelloosheid) intreedt,
pijn en stress kunnen ervaren (13, 23).

In elk geval hangt er veel af van een correcte uitvoering
van de halssnede. Over de incidentie van slecht uitge-
voerde halssnedes zijn in de literatuur weinig gegevens
voorhanden.
Wel is beschreven dat een onjuist uitge-
voerde halssnede of het niet optimaal fixeren van de nek
kan leiden tot obstructie van de doorgesneden bloedvaten,
waardoor de verbloeding wordt vertraagd (18,19).

Volgens de voorschriften voor zowel Halal als koosjer
slachten dient de halssnede tweezijdig te worden uitge-
voerd, in één of twee vloeiende bewegingen. Uit onder-
zoek van Gregory et al. (19), blijkt dat er vaak meer sneden
nodig zijn. Het slachten van runderen en schapen volgens
de Shechita kostte gemiddeld 3,2 sneden, bij Halal slach-
ten waren dat er 5,2. Opmerkelijk is dat bij 10 procent van
de dieren één halsader slecht of in het geheel niet bleek te
zijn doorgesneden (19).

Wanneer de kop niet wordt ondersteund, kan de
halswond zich sluiten, waardoor de verbloeding langza-
mer verloopt en het dier langer bij bewustzijn blijft. Soms
worden doorgesneden vaten weer dichtgekneld door een
fenomeen dat bekend staat als \'ballooning\' of valse
aneurismen (18,19). Er ontstaat dan rond het door-
gesneden bloedvat in het weefsel een ophoping van bloed
die het vat vernauwt. Hierdoor valt de bloeddruk in de
hersenen niet snel weg en blijft de bloedtoevoer naar de
hersenen via alternatieve vertakkingen in stand (6).

Bij de zonder bedwelming uitgevoerde halssnede
worden schapen vaak op een zij gelegd en vervolgens
aangesneden. Bij schapen die vooraf elektrisch worden
bedwelmd, wordt de snede aangebracht terwijl het dier al
via een ketting omhoog wordt getakeld.

Er is weinig onderzoek gedaan naar het welzijn van
schapen tijdens de rituele slacht. Levinger (22) beschrijft
de koosjere slacht van 150 schapen en meldt dat 6 dieren
(4 procent) na de halssnede nog pogingen deden om de
kop op te richten. Bij twee van de zes dieren die in het
abattoir nog konden worden onderzocht, bleek dat één
van de slagaders (a. carotis) niet was doorgesneden.

-ocr page 447-

Wol in de halsstreek bemoeilijkt de uitvoering van de
halssnede en vereist een extra scheerhandeling. Ook zou
de geringe spanning van de halshuid van het schaap de
uitvoering van de halssnede bemoeilijken, waardoor een
dier meerdere malen zou moeten worden aangesneden. Er
bestaat over dit alles slechts anekdotische berichtgeving.
De literatuur meldt geen exacte cijfers (32).

In de meeste slachthuizen waar ritueel wordt geslacht,
wordt de halssnede bij pluimvee uitgevoerd nadat de
dieren aan hun poten zijn opgehangen. In Europese
slachthuizen waar ritueel wordt geslacht, worden de
dieren in de helft van de gevallen vooraf geïmmobiliseerd
door middel van een elektrische schok. Het Halal slachten
verschilt weinig van de reguliere slachtmethode (31),
mede doordat in de reguliere slacht veelal niet de juiste
elektrische parameters worden gebruikt om werkelijke
bedwelming te bereiken (10).

Bij een experiment met het onbedwelmd slachten van
kippen bleken bij alle Halal geslachte dieren beide
halsslagaders te zijn doorgesneden, terwijl dat bij slachten
volgens de Shechita slechts bij 58 procent van de dieren
het geval was (17). Er zijn geen praktijkgegevens bekend
over het percentage waarbij alle aders en slachtaders
volledig zijn doorgesneden.

verbloeden

Bij onbedwelmd slachten is het uit het oogpunt van
welzijn belangrijk hoe snel het dier na de halssnede het
bewustzijn verliest. Die tijd hangt samen met het tempo
waarin de bloedtoevoer naar de hersenen stopt. Het effect
van een halssnede volgens de joodse rite op de aanvoer van
bloed naar de hersenen is door Levinger onderzocht door
vlak voor de uitvoering van de incisie een kleurstof in het
hart te spuiten en vervolgens de aanwezigheid van de
kleurstof te onderzoeken in diverse organen. Kleurstof
kon via microscopie wel worden aangetoond in de lever
en de nieren, maar niet of nauwelijks in de hersenen (22).
Blackman et al (6) deden een soortgelijk experiment bij
kalveren en vonden tot honderd seconden na de bilaterale
incisie van de carotisarteriën nog kleurstof in de cortex (6).
In een bespreking van deze experimenten voert Rosen
echter aan dat de halssnede in kwestie niet volgens de
Shechitamethode was uitgevoerd (27).

Men veronderstelt dat runderen langer bij bewustzijn
blijven dan schapen en pluimvee doordat hun hersenen,
anders dan het geval is bij schapen en pluimvee, nog even
van bloed voorzien blijven via de niet doorgesneden a.
vertebralis (6,15). Andere factoren die de snelheid van het
bewustzijnsverlies beïnvloeden, zijn de snelheid waarmee
de incisie wordt uitgevoerd, en of het dier zodanig is
gefixeerd dat de wond openblijft en het bloed makkelijk
kan wegvloeien. Bij een gebrekkige incisie of fixatie
kunnen de aanvoerende bloedvaten door \'ballooning\'
worden afgeknepen, zodat de bloeddruk langzamer daalt
en dieren langer bij bewustzijn blijven (19). In hoeverre bij
eerdere studies rekening werd gehouden met zulke
factoren, is niet duidelijk. Wellicht ligt daarin een verkla-
ring voor de door de onderzoekers gemelde verschillen in
duur van het traject tussen halssnede en verlies van
bewustzijn (figuur 3) (27).

Volgens joodse wetten moet de wond van de snee open
blijven, opdat het dier snel leegbloedt en het bewustzijn
verliest. Doordat tijdens de halssnede ook de luchtpijp
wordt doorgesneden, kan er bloed in de longen terechtko-
men (32). Gregory (19) vond bij 19 procent van een groep
dieren die staand waren geslacht volgens de Shechita,
sporen van bloed in de trachea. Bij 36 procent was er bloed
aanwezig in de bronchiën. Aangezien de zenuwbanen in
het ruggenmerg intact blijven, gaat men ervan uit dat de
dieren dit als stressvol zullen ervaren.

Behalve aan de hand van het tempo van leegbloeden,
kan de snelheid van verlies van bewustzijn en gevoel ook
worden afgemeten aan de hersenactiviteit en reflexen.
Daly (8) vergeleek volwassen runderen die werden
geslacht na bedwelming met een schietmasker, met
onbedwelmd ritueel geslachte dieren (tabel i). Het
kopschot gevolgd door de borststeek binnen één minuut
leidde tot onmiddellijk verlies van zogenaamde \'evoked
responses\'. Dat wil zeggen dat prikkels van buitenaf geen

Halssnede
Gemiddelde (s) Spreiding (s)

Schietmasker

Spreiding (s)

Gemiddelde (s)

Begin half*
Duur half

Begin verlies spontane hersenactiviteit
Verlies
ser**
Verlies ver***

8± 2
28 ± 28
75 ±48
77 ±32
55±32

5-13

9-85

19-113
32 -126

20-102

10 ± 5
44 ± 20
69 ± 2
O
O

4-17
21 - 58
67-71

Tabel i. Vergelijking tussen schietmasker bedwelming en doden zonder bedwelming bij runderen (gemiddelden ± sd; 8) (Daly et al., 1988).
* half: golven met een hoge amplitude en een lage frequentie.
** ser: somatosensory evoked response (geen response - bewusteloos).
*** ver: visual evoked response (geen response = bewusteloos).

-ocr page 448-

elektrische activiteit in de hersenen meer opriepen. Na een
halssnede zonder bedwelming bleven dieren nog 20 tot
126 seconden lang reageren. De spontane elektrocorticale
activiteit verdween bij de bedwelmde dieren binnen 10
seconden, maar hield bij onbedwelmd geslachte dieren tot
wel 113 seconden aan.
eeg-metingen bij kalveren van een
week oud die zonder bedwelming ritueel werden geslacht,
toonden aan dat de eerste signalen van ongevoeligheid
optraden na 65 tot 85 seconden, waarna nog tot maximaal
323 seconden na de onbedwelmd uitgevoerde halssnede
weer een opleving van de hersenactiviteit kon optreden.
Het
eeg was bij de kalveren uitgedoofd na minimaal 132
en maximaal 336 seconden (24).

Ook de corneareflex, waarbij dieren reageren op de
aanraking van het hoornvlies van het oog, is in het
verleden wel gebruikt om het bewustzijnsverlies van
runderen te meten na het slachten volgens de Shechita. Bij
runderen was 38,8 seconden na de halssnede geen reflex
meer aantoonbaar, bij geiten was dat al na 3,4 seconden
het geval (22).

Schapen verhezen binnen een minuut na de halssnede
90 procent van hun bloedvolume. Voorafgaande bedwel-
ming, elektrische of met een schietmasker, heeft geen
invloed op de snelheid waarmee de schapen verbloeden
(r). Uit observaties van het gedrag heeft men opgemaakt
dat schapen twee tot vijftien seconden na de halssnede het
bewustzijn verhezen (17).

Shaw en Tume (29) maten bij bedwelmde schapen
dezelfde cortisolwaarden als bij onbedwelmde dieren. Dat
kwam mogelijk doordat de bloedmonsters binnen vijftien
seconden na de halssnede werden genomen, terwijl
Cortisol pas na enkele minuten begint vrij te komen uit de
bijnieren.

Meting van de hersenactiviteit bij schapen na een
halssnede zonder bedwelming liet zien dat de dieren
binnen 7 seconden niet meer op prikkels reageren en dat
het EEG-signaal na 10 tot 43 seconden was uitgedoofd (24).
Het verschil met runderen wordt toegeschreven aan
verschillen in de anatomie van de bloedtoevoer naar de
hersenen (7). Anders dan bij runderen loopt de a. vertebra-
hs bij schapen niet door tot de hersenen (6).

Australische onderzoekers hebben bij vleeskuikens de
tijd bepaald dat ze nog bij bewustzijn waren na een
halssnede volgens de Shechita, door de dieren op de grond
neer te zetten en te meten hoe lang de kuikens overeind
bleven (2). De gemiddelde tijdsduur was 14 seconden, bij
een minimum van 8 en een maximum van 26 seconden.
Gemiddeld is in de hersenen van vleeskuikens nog tot 136
seconden na onthoofding elektrische activiteit op te
wekken. Na een halssnede lukt dat nog 163 seconden (17).
De dieren hebben waarschijnlijk al wel eerder het bewust-
zijn verloren, maar het exacte tijdstip is niet aan te geven.
Volgens Gregory ligt dat moment rond de 25 seconden
(22). Als vleeskuikens binnen tien seconden voor de
verbloeding in een waterbad elektrisch bedwelmd worden,
zijn ze twintig seconden na bedwelming buiten bewust-
zijn (26).

conclusies
Uit de literatuur blijkt dat het onbedwelmd ritueel
slachten nadeliger is voor het welzijn van het dier dan
slachten na bedwelming. Gezien het grote aantal pijnre-
ceptoren in de halsstreek, zullen zonder bedwelming
geslachte dieren een ernstige pijnprikkel ondervinden van
het toebrengen van de halssnede. Bij sommige dieren
onderdrukt een shocktoestand mogelijk de pijnsensatie.

Hoelang na een halssteek zonder bedwelming een dier
het bewustzijn verhest, hangt in belangrijke mate af van
de kwaliteit van de halssnede.

Het ongerief bij ritueel te slachten dieren kan worden
verminderd door aandacht te besteden aan de fixatie-
methoden, de inrichting van het slachthuis aan te passen
en gebruik te maken van getraind personeel.

literatuur

1. Anil M, Yesildere T, Aksu H, Matur E, McKinstry J, Erdogan O, Hughes
S and Mason C. Comparison of religious slaughter of sheep with
methods that include pre-slaughter stunning, and the lack of
differences in exsanguination, packed cell volume and meat quality
parameters. Anim Welf 2004:13; 387-392.

2. Barnett JL, Cronin GM and Scott PC. Behavioural responses of poultry
during kosher slaughter and their implications for the birds\' welfare.
Vet Rec 2007; 160:45-49.

3. BergL. Shechita of electrically stunned cattle in Sweden 1952-1979. In:
Erna-Graff-Stiftung für Tierschutz, 2005: pp. 99-t02.

4. Besluit ritueel slachten (t996). http://wetten.overheid.nl/.

5. Besluit doden van dieren (1997) http://wetten.overheid.nl/

6. Blackman NL, Cheetham K and Blackmore DK. Differences in bloed
supply to the cerebral cortex between sheep and calves during
slaughter Res Vet Sci 1986; 40: 252-254.

7. Blackmore DK. Differences in behaviour between sheep and cattle
during slaughter Res Vet Sci 1984; 37:223-226.

8. Daly CC, Kallweit E and Ellendorf F. Cortical function in cattle during
slaughter: conventional captive bolt stunning followed by exsanguin-
ation compared with Shechita slaughter. Vet Rec 1988; 122: 325-329.

9. Dunn CS. Stress Reactions of Cattle Undergoing Ritual Slaughter
Using 2 Methods of Restraint. Vet Rec 1990; 126: 5 2 2-5 2 5.

10. efsa, 2004. Welfare aspects of the main systems of stunning and
killing the main commercial species of animals,
efsa Journal 2004;
45:
1-29-

11. fve. fve-Position Paper; (Federation of Veterinarians of Europe>,
Slaughter of animals without prior stunning. In: Erna-Graff-Stiftung
für Tierschutz, 2005, pp. 103-106.

12. Gezondheids- en Welzijns- Wet voor Dieren (1992). http://wetten.
overheid.nl/.

13. Gibson TJ, Johnson CB, Murrell JC, Mitchinson SL, Stafford KJ and
Melior DJ. Electroencephalographic responses to concussive
non-penetrative captive bolt stunning in halothane-anaesthetised
calves.
nz Vet J 2009; 57:90-95.

14. Grandin T. Assessment of stress during handling and transport. j Anim
Sci
1997; 75: 249-257.

15. Grandin T. Recommended Ritual Slaughter Practices. http://www.
grandin.com/ritual/rec.ritual.slaughter.html; ingezien 8 juli 200S.

16. Gregory NG. Recent concerns about stunning and slaughter. Meat
Science 2005; 70:481-491.

17- Gregory NG and Wotton SB. Sheep Slaughtering Procedures .2. Time
to Loss of Brain Responsiveness after Exsanguination or Cardiac -
Arrest. British Vet J1984; 140: 354-360.

18. Gregory NG, Shaw FD, Whitford JC and Patterson-Kane fC. Prevalence
of ballooning of the severed carotid arteries at slaughter in cattle,
calves and sheep. Meat Science 2006; 74:655-657.

19. Gregory NG, von Wenzlawowicz M, Alam RM, Anil HM, Sildere. TY
and Silva-Fletcher A. False aneurysms in carotid arteries of cattle and
water buffalo during Shechita and Halal slaughter Meat Science 2008;
79: 285-288.

-ocr page 449-

20. Kijlstra A en Lambooij B. Ritueel slachten en het welzijn van dieren;
en literatuur studie,
asg Rapport i6i. Lelystad. Nederland, 2008.

21. knmvd. knmvd-standpunt: onbedwelmd slachten van dieren, 2008.
http://www.knmvd.nl/uri/?uri=amgate_7364_i_tich_R6oi49420ii

060&xsl=AMGATE_7364_i_TicH_Li36i9i3403. Ingezien op 25 juh
2008.

22. Levinger IM. Medical aspects of Shechita; Eds. E. Munk and M.L Munk.
Jerusalem, Gur Aryeh Publications, 1976.

23. Mellor DJ, Gibson TJ and Johnson CB. 2009. A re-evaluation of the
need to stun calves prior to slaughter by ventral-neck incision: An
introductory review,
nz Vet J 2009; 57: 74-76.

24. Newhook JC and Blackmore DK. Electroencephalographic Studies of
Stunning and Slaughter of Sheep and Calves .2. the Onset of
Permanent Insensibility in Calves During Slaughter. Meat Science
1982; 6: 295-300.

25. Productschappen Vee, V.e.E., 2007. De Nederlandse vee-, vlees- en
eiersector in cijfers. Het jaar
2006 voorlopig. Rapportnr. 0701. https://
bedrijfsnet.pve.agro.nl/pls/pbs/docs/folder
/bedriifsnet_us_ca/
ACTUEEL/NIEUWS/V00RL0PIGE-^IAARCIIFERS-^0VER-^HET-^IAAR-^2006.

PDF. Ingezien op 25 juh 2008.

26. Raj ABM, 0\'Callaghan M and Knowles TG. The effects of amount and
frequency of alternating current used in water bath stunning and of
slaughter methods on electroencephalograms in broilers. Anim Welf
2006; 15:7-18.

27. Rosen SD. Physiological insights into Shechita. Vet Rec 2004; 154:
759-765.

28. Rushen ]. Aversion of Sheep for Handling Treatments - Paired-Choice
Studies. Appl Anim Behav Sci
1986; 16: 363-370.

29. Shaw FD and Tume RK. The Assessment of Pre-Slaughter and
Slaughter Treatments of Livestock by Measurement of Plasma
Constituents-a Review of Recent Work. Meat Science
1992; 32:
311-329.

30. Tagawa M, Okano S, Sako T, Orima H and Steffey ER Effect of Change
in Body Position on Cardiopulmonary Function and Plasma-Cortisol
in Cattle. J Vet Med Sci
1994; 56:131-134.

31. Velarde A, Anil H, Cenci Goga B, Frencia JR. Lambooij B, von Holleben
K, von Wenzlawowicz BM and Dalmau A. Religious Slaughter in
Europe. (Poster),
2nd oie Global Conference on Animal Welfare.
"Putting the
oie Standards to work\', Cairo, 2008.

3 2. Wenzlawowicz M von und Holleben K von. Tierschutz bei der
betäubungslosen Schlachtung aus religiösen Gründen (Animal
welfare at religious slaughter without stunning], publication of an
expertise on behalf of the Community of the German Veterinary
Chambers and Veterinary Associations - review article. Deutsches
Tierärzteblatt
2007; 55:1374-1386; http://www.

bundestieraerztekammer.de/datei.htm?filename=gutachten_schaech-
ten.pdf&themen_id
=4882.

3 3. Zimmerman M. Schmerz bei der rituellen Schlachtung. In: Erna-Graff-
Stiftung für Tierschutz,
2005: 5-12.

Boekbespreking: Neonatologie beim Hund

Anton Beijer

Neonatologie beim Hund. Auteur/Redacteur Axel
Wehrend e.a. Verlagsgesellschaft Hannover,
isbn

978-3-89993-037-5.

Dit naslagwerk is geschreven in het Duits en is uitgegeven
op A4-formaat met een harde kaft. In ruim tweehonderd
pagina\'s worden de veterinaire en zootechnische aspecten
rond de dracht, de bevalling en de eerste acht levensweken
van de teef en haar pups beschreven. Sommige zaken
worden slechts vrij summier beschreven, zoals de chirur-
gie en anesthesie bij een sectio caesarea, terwijl andere
hoofdstukken juist veel nuttige informatie bevatten die
elders moeilijk in een helder overzicht is terug te vinden.
Zo is het snel ontwikkelende landschap aan onderkende
erfelijke (stofwisselings)afwijkingen en de inmiddels
beschikbare
pcr/dna-testen goed en overzichtelijk
beschreven. Heel specifieke vragen van fokkers over testen
van specifieke rasafwijkingen kunt u met dit hoofdstuk
snel opzoeken en beantwoorden. Hoofdstukken over
onderwerpen zoals de fysiologie en de anatomie van het
embryo en de intra-uteriene vrucht bieden redehjke

achtergrondinformatie omtrent mogelijke problemen
tijdens de dracht en bij pasgeboren probleempups. Ook
wordt inzichtelijk gemaakt waarom bij neonaten andere
doseringen en anesthesievereisten nodig zijn. De hoofd-
stukken over echo-onderzoek bij de drachtige teef en de
pup zijn erg beknopt. Wellicht vloeit dit voort uit de opzet
om een overzicht te geven, maar dit beperkt het gebruik
van dit boek als \'allround\' standaardwerk. Daartegenover
staat dat de hoofdstukken over voeding van de teef en de
pups weer behoorlijk uitgebreid zijn. Erg specifiek op de
Duitse situatie gericht is het hoofdstuk over de wettelijke
en foktechnisch administratieve regelingen en verplich-
tingen in Duitsland. Dit is alleen lezenswaardig voor de
Nederlandse dierenarts met Duitse klanten of die werkt
met rassen die een Duitse stamboom hebben (en willen
behouden).

Mijn conclusie: als de Duitse taal geen probleem is, zijn
met name de hoofdstukken over erfelijke en congenitale
afwijkingen voor de practicus zeer het lezen waard. Veel
andere zaken zijn wellicht handig om als overzicht in uw
spreekkamer keurig in één boek bij elkaar te hebben, maar
zijn te weinig diepgaand of te weinig praktisch om van
echt direct nut te zijn in de dagelijkse praktijk. Dan zult u
moeten terugvallen op andere media.

-ocr page 450-

BackHome BioTec®
Onbreekbaar en weeFselvriendelijk

□pHmale biocompaHbilifeir
20% lichter dan een glazen transponder
Onbreekbaar, en dus veiliger
Geschikt voor alle diersoorlen

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transpondei
geniet de voorkeur

Gelukkig zijn steeds meer dierenartsen overtuigd: een klein verschil in prijs kar
geen reden zijn om te kiezen voor een omhulsel van het breekbare bioglas als
door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschikbaar is. Uw cliënter
willen, voor een gering prijsverschil, ook geen onnodig risico lopen als u z<
voorde keuze zou stellen. Het omhulsel van BackHome BioTec transponders i«
gemaakt van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar maai
ook het meest weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is
Onderzoeken in het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden* hebber
de voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.
Daarom: glas in de glasbak - niet in de patiënt!

BackHome BioTec: de onbreekbare doorbraak

•Date on flie

BackHome^

rm \' —. y

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

-ocr page 451-

Verkroppen

laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Na de paard en de hond, en soms het
konijn of de chinchilla, is ook de
papegaai bezig aan een opmars in het
Nederlandse recht. Recent veroor-
deelde een civiele rechter de ver-
koper van een zieke (en ten tijde van
de rechtszaak dode) papegaai nog tot
het terugbetalen van de 14.000 euro
aanschafkosten, plus nog wat andere
rekeningen zoals die van de dieren-
arts en de advocaat. Ook in het
tuchtrecht laat de papegaaien-
eigenaar af en toe van zich horen.

\'ex papegaai\'

Na elf jaar op een eenzijdig zaaddieet
is deze grijze roodstaartpapegaai niet
meer in erg goeden doen. Hij produ-
ceert geen leuke woordjes en zinnen,
maar slechts een rochelend geluid.
Volgens de eigenaar heeft de papegaai
meer geluiden in zijn repertoire dan
alleen gerochel, dus het zou kunnen
dat het dier ziek is. In tegenstelling tot
de veronderstelling van de eigenaar dat
alleen het gerochel aanleiding is voor
zorg, constateren de dierenartsen ook
benauwdheid, opgeven van slijm en
een zodanig slechte conditie dat het
nemen van een röntgenfoto vermoede-
lijk al dodelijk zou zijn. De vogel moet
zo snel mogelijk volledige (pellet-)-
voeding krijgen om te herstellen. Om-
dat de eigenaar dat thuis niet ziet zitten,
blijft de vogel op de praktijk. De dieren-
artsen proberen daar allerlei soorten
gezond voer, maar zoals dat gaat met
gezond eten, de vogel wil er niet aan.
Uiteindelijk gaan de dierenartsen
over op sondevoeding. Hopelijk helpt
dat, want de vogel is vier jaar geleden
ook al met deze klachten opgenomen
geweest en toen bood sondevoeding
uitkomst. Hoewel de dierenarts die de
sondevoeding toedient, daar zeer veel
ervaring mee heeft, mag het niet meer
baten; zes dagen later is de papegaai er
eentje waar alleen John Cleese nog iets
mee kan.

De eigenaar eist sectie en uit die
sectie blijkt dat de slokdarm van de
vogel geperforeerd is. Via-via hoort de
eigenaar van iemand dat dit alleen
maar kan gebeuren als de dierenarts
met grof geweld een metalen krop-
naald gebruikt en de sondevoeding op
een verkeerde manier toedient. Over
de afgifte van het sectierapport
ontstaat ook nog wat discussie en bij
elkaar vindt de eigenaar dat de
dierenarts weinig \'transparant\' heeft
gehandeld. Wat daarvan waar moet
zijn, wordt niet duidelijk. Volgens de
dierenarts heeft de assistente dagelijks
de eigenaar gebeld om de meest
recente ontwikkelingen door te geven.

doorgeprikt

Het Tuchtcollege wil op basis van de
verklaringen van de eigenaar en op
basis van de uitvoerig ingevulde
patiëntenkaart wel aannemen dat de
conditie van de vogel op het moment
dat deze bij de praktijk werd aan-
geboden, slechter was dan de eigenaar
voorspiegelt. Het zou best kunnen dat
dit geen gunstige invloed heeft gehad
op de levenskansen van de vogel.
Sondevoeding kan inderdaad riskant
zijn en moet met grote voorzichtigheid
gebeuren, maar dat sondevoeding in
deze situatie geïndiceerd was, is niet te
ontkennen. Volgens de dierenartsen en
volgens de patiëntenkaart is dit
gebeurd met een zachte, rubberen
sonde en de \'via-via-dierenarts\' heeft
geen schriftelijke verklaring willen
afgeven. Op basis van de bestaande
gegevens is er geen reden om aan te
nemen dat de dierenarts als een beest
tekeer is gegaan met een metalen
kropnaald.

En het sectierapport dan? Een slok-
darm raakt toch niet zomaar geperfo-
reerd? Dat niet, maar het sectierapport
zegt niets over de oorzaak van de
perforatie. Het Tuchtcollege legt hier
impliciet een deel van de verantwoor-
delijkheid bij de eigenaar Na het ruim
tien jaar verstrekken van een zodanig
eenzijdige voeding dat de algehele
conditie van de vogel was ingestort, is
het niet ondenkbaar dat ook de
slijmvliezen van de vogel niet meer
geweldig waren. Dwangvoeding door
middel van een sonde was geïndiceerd
en veterinair juist, en is op de juiste
manier uitgevoerd. Het enkele feit dat
zich daarbij een ongewenst gevolg
heeft voorgedaan, namelijk een
slokdarmperforatie, is niet voldoende
om de dierenarts een verwijt te
maken.

verkropt

Ten slotte probeert de eigenaar de
dierenarts nog veroordeeld te krijgen
voor de ongebruikelijke procedure
waarbij het rapport pas na betaling
aan de eigenaar ter beschikking wordt
gesteld, maar gebruikelijk of niet, dat
levert geen tuchtvergrijp op. Over de
rekening zelf doet het Tuchtcollege al
helemaal geen uitspraak.

De klacht wordt ongegrond
verklaard. De praktijk heeft er met
deze eigenaar dan al een uitgebreide
civiele procedure op zitten over de
afgifte van het sectierapport en dan nu
ook nog twee tuchtzaken tegen beide
praktijkgenoten. Je begint te begrijpen
waar het woord \'verkroppen\' vandaan
komt.

-ocr page 452-

Miel Bingen

Langzaam maar zeker duikt het
woord kwaliteit weer vaker op
binnen de veterinaire wereld. Mede
door de invloed van belanghebben-
den krijgen kwaliteitssystemen
steeds meer aandacht en ook de
ontwikkelingen rondom de antibio-
ticaresistentie dragen bij aan een
hernieuwde belangstelling voor het
onderwerp. De personen die binnen
vereniging en bureau belast zijn met
professionele kwaliteit, zagen hierin
aanleiding om tijdens een vergade-
ring te inventariseren wat er alle-
maal gebeurt op het gebied van
kwaliteit. In dit artikel komen
Brigitte Cornelissen (bestuur
knmvd), Teus Kreuger (ggl),
Annemiek van den Noort (
ggg),
Jeroen Smak (ggp), Joost van Herten,
Hugo de Groot (bureaumedewerkers
knmvd) en Nuraica Polonius (vak)
aan het woord over dit onderwerp.

"Diverse sectoren in de voedselproduc-
tie stellen eisen aan de dienstverlening
van de dierenarts", begint Teus Kreuger,
bestuurslid van de
ggl. "De invulhng
van de vraag wordt vastgelegd in
ikb-systemen. Die invulling heeft een
versnelling gekregen door het conve-
nant antibioticumresistentie. Het
uitwerken van de afspraken vraagt tijd.
Er bestaan nog wel verschillen tussen
de diersectoren. Zo is de kalversector
duidelijk verder dan de pluimvee- en de
varkenssector Die sectoren hebben
uitgesproken dat de iKs-deelnemers
een relatie met een bedrijfseigen
dierenarts moeten hebben. De af
spraken over die relatie worden
vastgelegd en beoordeeld binnen de
ikb-systematiek. De melkveesector gaat
nog niet zover Vanuit deze sector komt
wel de vraag naar een \'geborgde\'
dierenarts. Het gaat volgens de Vak-
groepen dan ook de goede kant op."

Ook bij de ggp speelt de vraag
vanuit de markt een rol bij het ontwik-

kelen van het kwaliteitsdenken, maar
zeker ook het feit dat de groep nascho-
ling voor paardendierenartsen noodza-
kelijk vindt. Jeroen Smak: "Per
I januari 2oro willen wij de Erkende
Paardendierenarts opnieuw vorm
hebben gegeven. Het moet een
laagdrempelig systeem worden en op
het moment wordt gedacht aan een eis
van twinrig dagdelen nascholing in
twee jaar, waarvan twee dagdelen een
voorgeschreven curriculum kennen.
Tijdens deze twee dagdelen, die iedere
twee jaar worden vernieuwd, worden
actuele ontwikkelingen in de paarden-
geneeskunde besproken. Ook maken
wij afspraken met de Stichting Paard.
De nascholing van paardendieren-
artsen moet worden geregistreerd door
het Veterinair Administratie Kantoor
(vak) maar het is de Srichting Paard die
de certificaten moet gaan toekennen."

professionalisering

Binnen de ggg is de afgelopen
maanden veel gebeurd op het gebied
van kwaliteitsdenken, aldus Anne-
miek van Noort. "Afgelopen jaar heeft
de
ggg een imago-onderzoek laten
doen onder publiek en stakeholders.
Wij wilden graag inventariseren wat
het imago is van de gezelschapsdieren-
arts en wat er wordt verwacht op het
gebied van kwaliteit en zelfregulering.
De uitkomsten waren bijzonder
positief en interessant. Zo blijkt het
imago van de dierenarts zeer positief
te zijn. Ook werd het duidelijk dat
zowel publiek als belanghebbenden

Steeds meer belangstelling
voor geborgde kwaliteit

een voortgaande professionalisering
belangrijk vinden. Dat is voor de
ggg
een reden om zich uit te spreken voor
een kwaliteitssysteem. We bekijken
nu wat een verstandige aanpak is.
Hierbij denken wij, mede door het
grote succes van
pegd, aan registratie
van nascholing."

kwaliteitssystemen

Naar aanleiding van de opmerking
over kwaliteitssystemen en de moge-
lijk te volgen wegen, pleit Brigitte
Cornelissen ervoor om
knmvd-breed
extern advies in te winnen om te
bekijken welke efficiënte wegen er zijn
om deze kwaliteitssystemen zo goed
mogelijk te kunnen wegzetten. Ook is
tijdens eerdere gesprekken gebleken
dat de manieren om kwaliteit te borgen
binnen een organisatie of vereniging
op zijn zachtst gezegd talrijk en
complex zijn. Het maken van een
goede keuze is daarom ook hierbij
uiterst belangrijk en advies van een
specialist op dit gebied is zeer welkom.

Ook het vak, de stichting waar
nascholing van dierenartsen kan
worden geregistreerd, komt ter sprake.
Nuraica Polonius,
vak-medewerkster,
legt uit dat het
vak hard aan het werk
is om de naamsbekendheid te vergro-
ten en duidelijkheid te scheppen over
de doelstellingen van het
vak.

Al met al gebeurt er binnen de
KNMVD veel op het gebied van
kwaliteit. De grote motor hierachter is
een combinatie van de vraag vanuit de
belanghebbenden en het publiek,
gecombineerd met de behoefte binnen
diergeneeskundig Nederland om
serieus te kijken naar professionalise-
ring. Hoe het een en ander er verder uit
gaat zien, zal afhankelijk zijn van deze
\'push\'-factoren en een voortschrijdend
inzicht over wat mogelijk is op het
gebied van kwaliteit. Het is in ieder
geval een onderwerp dat de komende
tijd de nodige aandacht zal vragen. De
KNMVD is een groot voorstander van
het verder ontwikkelen van kwaliteit
en staat uitermate positief tegenover
vooruitstrevende ontwikkelingen op
dit gebied.

Miel Hingen is eindredacteur van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde

-ocr page 453-

Op 15 november 2009 lanceren het
Emzoo-consortium en de
knmvd
een elektronische berichtendienst
voor dierenartsen: vetinf@ct. Deze
berichtendienst is bedoeld voor de
snelle en laagdrempelige uitwisse-
ling van informatie en casuïstieken
over zoönosen. De opzet is comple-
mentair aan al bestaande berichten-
diensten voor professionals in de
infectieziektenbestrijding (inf(|)ct)
en de medische microbiologie
(labinf@ct). De naamgeving
weerspiegelt dit. Samen vormen
deze drie berichtendiensten één
\'One Health Netwerk\' waarin
informatie over zoonotische
infecties over en weer kan worden
uitgewisseld tussen het veterinaire
en het medische domein.

Vetinf(a)ct is een gezamenlijke
inspanning van de leden van het
Emzoo-consortium en de
knmvd. De
berichtendienst is uitsluitend bedoeld
voor dierenartsen die werkzaam zijn
in de praktijk, het onderzoek, de
wetenschap of het beleid. Door de
deelnemers te beperken tot veterinaire
professionals, blijft een vakinhoude-
lijke informatie-uitwisseling gewaar-
borgd. Op deze manier kan vetinf@ct
bijdragen aan het vergroten van
kennis en expertise en intercollegiaal
overleg. Het besloten karakter van de
berichtendienst maakt het mogelijk
informatie uit te wisselen, ook al zijn
de gegevens nog niet altijd bevestigd.
Daarbij kan het ook gaan om informa-
tie waarvan het vooralsnog ongewenst
is dat ze bekend wordt bij een groter
publiek, bijvoorbeeld via krant of
tijdschrift. Tijdens een crisis kan
Vetinf@ct bovendien zorgen voor
snelle communicatie met alle direct
betrokkenen. Alle op de berichten-
dienst aangesloten collega\'s kunnen
reageren op de verzonden berichten.

Emzoo-consortium en knmvd lanceren
berichtendienst voor zoönosen

Vetinf(a)ct-berichten gaan over
infectieziekten die relevant zijn voor
de volks- en diergezondheid, en zijn
altijd actueel. Berichten moeten van
belang zijn voor collega\'s, bijvoorbeeld
in verband met het belang van directe
actie (signaleren, alertheid), een snelle
discussie, het vergroten van inzicht of
kennisvermeerdering.

redactie

Een redactie, gevormd door leden van
het Emzoo-consortium en de
knmvd,
bewaakt de kwaliteit van de inhoud
en de kwantiteit van de berichten.
Hierdoor treedt er geen \'vervuiling\' op
en blijft een kwalitatief hoogwaardig
karakter gewaarborgd. De redactie is
inhoudelijk deskundig. Zij beoordeelt
de berichten op inhoud, nieuwswaar-
de en spoedeisendheid en bepaalt of
en wanneer een bericht naar de leden
wordt verstuurd. Berichten kunnen
eventueel van commentaar worden

voorzien. De redactie stemt met de
redacties van inf(|)ct en labinf(|)ct af
welke berichten tussen het veterinaire
en het humane domein over en weer
worden gestuurd.

Alle deelnemers kunnen na login
via de website www.aaa.bb op per-
soonlijke titel berichten maken en
insturen.

De frequentie waarmee berichten
worden verzonden, hangt af van wat
zich voordoet op het gebied van
zoonosen. In de praktijk kan dat
betekenen dat soms meerdere berich-
ten per maand kunnen worden
verzonden terwijl er ook maanden
lang geen berichten kunnen worden
verzonden.

succes

Het succes van de berichtendienst
hangt af van een hoge initiële dek-
king. Daarom wordt gebruik gemaakt
van e-mailadresbestanden van
landbouwhuisdieren- en gezelschaps-
dierenpractici van de
gd en de knmvd.
Niet praktiserende collega\'s kunnen
zich op www.aa.bb op berichten
abonneren. Collega\'s die de ontvangst
van de berichten niet op prijs stellen,
kunnen de dienst eenvoudig stopzet-
ten door het aanklikken van een link
in het bericht.

In het verleden zijn er verschillende
incidenten geweest waarbij een snelle
informatie-uitwisseling tussen medici
en dierenartsen wenselijk was. Tot de
verbeelding spreken in dit verband
bijvoorbeeld de van tularemie ver-
dachte prairiehonden, H7N7 aviaire
influenza en uitbraken van boviene
tuberculose. De redactie van vetinf(3ct
hoopt dat deze nieuwe dienst bijdraagt
aan de verbetering van de communi-
catie tussen mensen- en dierenartsen en
dat door dit initiatief de \'One Health\'-
gedachte in Nederland blijvend voet
aan de grond krijgt.

-ocr page 454-

Ingezonden

Open brief aan het Veterinair Beroeps-
college

Geacht College,

Op 7 juli 200g heeft u uitspraak
gedaan in de zaak Nielen/Van Holsteijn,
kenmerk VB 08/31.

Deze zaak betreft twee aspecten van
het uitvoeren van een ovario-hysterectomie
bij een grote hond met als basisgegeven
dat de hond ondanks de operatie toch nog
loopsheidsverschijnselen ontwikkelde.

Ten eerste: u stelt dat het achterblijven
van ovarieel weefsel een kunstfout
oplevert, omdat het volgens u altijd
duidelijk kan zijn dat tijdens de operatie
ovarieel weefsel in de ovariumstomp is
achtergebleven, indien het verwijderde
deel maar alert genoeg wordt geïnspec-
teerd op compleetheid.

Inderdaad kan men door inspectie van
het verwijderde deel vaststellen of het
ovarium in zijn geheel is verwijderd en
zal, indien blijkt dat dit niet het geval is, de
ovariumstomp in de buikholte opnieuw
moeten worden ingekort. Bij het stuk(je)
wat dan wordt verwijderd, moet het
missende onderdeel van het oorspronke-
lijke ovarium worden herkend en juist dan
hoeft het met de beperking die als
gebruikelijk geldt wanneer je alleen je
ogen en handen ter beschikking hebt,
helemaal niet altijd duidelijk te zijn of
\'alles eruit is\'. Het nogmaals inkorten van
de ovariumstomp totdat het \'zeker\' zou
zijn dat al het ovariumweefsel is verwij-
derd, kent ook zo zijn risico\'s en kan niet
onbeperkt doorgaan. Dus ook hoewel men
\'lege artes\' werkt en met de redelijke
overtuiging dat alles is verwijderd, kan
naderhand blijken dat het gewenste
resultaat niet is behaald. Ook u bent van
mening, gezien uw overwegingen, dat bij
een grote hond de ovaria niet gemakkelijk
benaderbaar zijn en extra alertheid is
geboden. Kennelijk vindt ook u de
ovario-hysterectomie op dergelijke honden
extra moeilijk. Door u wordt echter op
geen enkele manier aannemelijk gemaakt
waarom er in dit geval dus toch sprake
zou zijn van een kunstfout (handelen tegen
de regelen der kunst) dan wel een niet
excusabele misslag, of met andere
woorden: waarom hier wordt afgeweken
van de gulden regel "er bestaat geen
resultaatverplichting maar wel een
inspanningsverplichting".

Op uw opmerking dat in dergelijke
gevallen de eigenaar expliciet op de hoogte
moet worden gesteld dat door moeilijk
benaderbare ovaria de operatie misschien
niet helemaal geslaagd zou kunnen
blijken, past het antwoord dat je als
uitvoerende juist op dat moment wel in
redelijkheid overtuigd bent van het
volledig geslaagd zijn van de ingreep.

Ten tweede: een ander aspect in deze
zaak betreft de manier waarop ik heb
gehandeld, nadat de klacht van de
opgetreden loopsheidsverschijnselen mij
ter ore was gekomen. Ik had de eigenares
terstond moeten uitnodigen om de nodige
nazorg te bieden. Of deze afspraak is
gemaakt in het enige telefoongesprek
tussen eigenares en praktijk, heeft u niet
kunnen vaststellen (het \'welles, nietes\'-
probleem). Toch neemt u de lezing van de
eigenares over de inhoud van het telefoon-
gesprek voor waar aan, wanneer u stelt
dat ik geen afspraak met haar heb
gemaakt over de te volgen procedure voor
nazorg. Dit steekt des te meer omdat u
vervolgens concludeert dat de eigenares
terecht zonder nader overleg met mij,
maar wel op mijn kosten, een vervolgope-
ratie (abusievelijk \'hersteloperatie\'
genoemd) heeft laten uitvoeren bij een
andere praktijk! U vonnist hier mijns
inziens erg lichtvaardig op dubieuze
gronden dat ik nalatig ben geweest in het
aanbieden van de vereiste zorg met

voorbijgaan aan de gevolgen die zo\'n
uitspraak heeft.

Het staat vast dat de hond op geen
enkele manier ziek was op het moment
van de klacht van eigenares. Uw verwijt
aan mij ten aanzien van nalatigheid kan
dus niet op veterinair-technisch gebied
liggen en zou dan uitsluitend civiel-rechte-
lijk van aard zijn. U oordeelt als veteri-
nair tuchtcollege over een zuiver civiel-
rechtelijk aspect en zit daarmee mijns
inziens op de grens van uw bevoegdheid,
zoniet daar overheen!

Indien u zich wel bevoegd vindt om
over niet veterinair-technisch aspecten te
oordelen, zou ik willen weten waaraan u
deze bevoegdheid ontleent. Is dit ook een
uitvloeisel van de Wet uitoefening
diergeneeskunde en hoever strekt deze
bevoegdheid?

Tot slot van deze brief wil ik opmerken
dat ik uiteraard schrijf vanuit frustratie
over de technische fout die ik zelf heb
gemaakt en waarvan ik de gevolgen ook
zelf zal moeten dragen. Maar ondanks
mijn subjectiviteit denk ik dat de veteri-
naire tuchtrechtspraak over de kwestie
van inspanningsverplichting versus
prestatieverplichting en de bevoegdheid te
oordelen over zuiver civiel-rechtelijke
aspecten, zoals die mijns inziens in deze
zaak aan bod komen, erg ondoorzichtig is
gebleven en te kort is geschoten. Er is door
deze tuchtrechtspraak niet bijgedragen
aan de ontwikkeling van goed diergenees-
kundig handelen, hetgeen een van de
hoofdzaken van uw optreden moet zijn. Ik
wil dan ook iedereen uitnodigen, het
Tuchtcollege en het Beroepscollege incluis,
om in de openbaarheid van
/lef Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
met
elkaar van gedachten te wisselen om tot
beter inzicht en handelen te komen.

HLj. Nielen

Diergeneeskundige Praktijk de Melkweg

Klijndijk

-ocr page 455-

in de darm

Dierenartsen opgelet!

EQUEST & EQUEST PRAMOX

Het ultieme wapen tegen alle
pathogene wormen en horzellarven bij
paarden. Inclusief ingekapselde larven
van de kleine strongylide.

U kunt de paardenbezitters/verzorgers onder uw cliënten een grote dienst
bewijzen. Met Equest & Equest Pramox van Fort Dodge. Een unieke combinatie
voor een volwaardige paardenontworming. Ook de ingekapselde larve van de
kleine strongylide wordt bestreden.

De belangrijkste voordelen:

• Behandeling én preventie tegen alle pathogeen relevante wormen en
horzellarven.

• Eén dosering volstaat voor behandeling én langdurige bescherming.

• Gerenommeerde werkzame bestanddelen: o.a. moxidectine en praziquantel.

• Lange werkingsduur

• Langdurig remanent effect Moxidectine (bewezen 100% effectief tegen
benzimidazole-reslstente kleine strongylide).\'

• Optimale vermindering van weidebesmetting.

• Makkelijke toediening.

Vele paardenbezitters realiseren zich nog niet dat de dierenarts dé specialist is op
het gebied van paardenontworming. Fort Dodge brengt hier verandering in, o.a.
door een brede informatiecampagne. De vraag naar Equest & Equest Pramox zal
hierdoor groeien. Zorg daarom dat u deze unieke, effectieve combinatie in huis
hebt.

www.wormlngyourhorse.lnfo
www.fortdodge.eu

n

Jl\' fail

■m *s \' -.\'i ^^.

\' Collobert, C. et al. (1998) Efficacy of oral moxidectin gel against Benzimida-zole-resistant cyattiostomes in horses both
naturally and artificially Infected with a field population. J. Equine Vet. Science, 18(9). 588-590
Equest Reg NL 09548; werkzame bestanddelen: moxidectine 18,92 mg /gram; URA, Equest Pramox Reg NL 10399;
werkzame bestanddelen: moxidectine 19,5 mg en praziquantel 121,7 mg per gram; URA. Verdere informatie is op
aanvraag beschikbaar bij: Fort Dodge Animal Health. Postbus 14, 6290 AA Vaals.

-ocr page 456-

Comélie Westermann

Dit najaar is er een forse golf van
paarden die lijden aan atypische
myopathic. Deze bijdrage beschrijft
summier deze dodelijke aandoening
en geeft aanwijzingen met betrek-
king tot de te volgen handelswijze.
Wie paarden met deze aandoening
tegenkomt, wordt gevraagd contact
op te nemen met de auteur.

Atypische myopathie is een zeer
ernstige myopathie (met stijve spieren
en koffiekleurige urine), die vooral in
het najaar optreedt met slecht weer bij
(jonge) dieren met weidegang. Soms
worden paarden met deze aandoening
dood gevonden. De onderliggende
oorzaak is een nog onbekend toxine of
schimmel (hier wordt onderzoek naar
gedaan, zie verderop). Het is al wel
bekend dat het gaat om een bioche-
misch defect in vetstofwisseling, een
enzymdefïciëntie in de bètaoxidatie
(vandaar ook de naam
madd: Multiple
Acyl-CoA Dehydrogenase Deficiency).

De tabel bevat informatie over
anamnese, symptomen, bloedonder-
zoek en pathologie.

anamnese

symptomen

laboratorium

pathologie

- Grazende paarden

- Spierzwakte en

- Enorme stijging

- Geen andere

(gras grootste deel van

stijfheid

spierenzymactiviteit

oorzaken van sterfte

de voeding)

- Spiertremoren

in bloed (ook

- Geen duidelijke

- Acuut begin van de

-Liggen

hartspierenzym-

macroscopische

symptomen

- Ademhaling sneller

activiteit)

laesies

- Meerdere dieren

en/of moeilijk

- Myoglobinemie

- Verkleuring van de

- Meestal in de herfst.

- Snel verergerende

spieren: hart, ademha-

kan ook in de winter

symptomen

ling en houding

en de lente

- Dier eet meestal nog

- Histologie: degenera-

- Typisch weer: koud,

wel

tie van de spiervezels

nat, wind

- Myoglobinurie

in bovengenoemde

-Tijdens een uitbraak

(koffiekleurige urine)

spieren

worden paarden soms

- Tachycardie

- Necrose van type

dood gevonden

- Geen koorts

I-vezels

- Bij palpatie vaak

- Vetstapeling in type

volle blaas

I-vezels

- Snelle dood (meestal

binnen drie dagen)

996

Tijdschrift voor Diergeneeskunde ■ Deel 134 •

■ Aflevering 23-1 december 2009

wat te doen bij een patiënt?

Onmiddellijk absolute rust is een
vereiste. Verwijder indien mogelijk
alle dieren van het weiland. Klinisch
onderzoek en bloedonderzoek
(ck,
ast, ldh,
lactaat, glucose) zijn nodig
om de diagnose te bevestigen. Overleg
met de universiteitskliniek voor
paarden (zie onderaan dit stukje) over
het eventueel verzamelen van
materiaal voor aanvullend onderzoek,
zoals urine en heparineplasma op het
acute moment (draai de heparinebuis
af op de centrifuge en vries urine en
plasma zo snel mogelijk in duplo in op
-20 graden Celsius) en eventueel
spierbiopten. Maak zo mogelijk
digitale foto\'s van de weide waar een
patiënt stond voor onderzoeksdoelein-
den. Bekijk zo goed mogelijk de
omgeving en de omstandigheden
(vreemde gewassen fotograferen/
opsturen). Ga bovendien naar de
website www.myopathieatypique.be
gaan en vul de enquêtes in voor
dierenartsen en eigenaren.

Zeker als er meerdere paarden op
dezelfde weide staan, is het bij een dood
gevonden paard aan te bevelen sectie te
laten plegen. De sectie kan worden
uitgevoerd bij het Veterinair Patholo-
gisch Diagnostisch Centrum van de
faculteit Diergeneeskunde ((030) 2533
r95) te Utrecht of de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Deventer Hieraan
zijn kosten verbonden.

Informatie over atypische
myopathie voor practici

therapie

- Geef veel infuus (minimaal tot de
urine weer de normale kleur heeft)
met NaCl 0,9 procent;

- Voeg indien mogelijk 2,5 tot 5
procent glucose bij het infuus (liefst
onder begeleiding van de bloedwaar-
den van glucose) of therapie met
insuline om de glucose optimaal te
laten opnemen (onder begeleiding van
de bloedwaarden van glucose) (0,4
internationale eenheden per kilogram
lichaamsgewicht (lU/kg lg));

- Dien langzaam Carnitine intrave-
neus (iv) r 5 mg/kg lg toe, in een halve
liter NaCl (de verestering tot carnitine-
ester van vetzuurmetabolieten maakt
metabolieten onschadelijk en zorgt
voor excretie via de urine);

- Houd paarden warm, onder absolute
rust;

- Laat altijd de dierenarts naar het
paard komen in plaats van het paard
naar de dierenarts te transporteren;

- Geef pijnstilling met nsaid\'s (pas
hierbij op met de dosering, geeft
nsaid\'s het liefst samen met het
infuus);

- Verstrek vitamine E en B2 (ribofla-
vine) als supplement;

-ocr page 457-

- Overleg de patiënten met Inwendige
Ziekten(030) 25 31 in.

Risicofactoren vermijden voor andere
paarden en preventie algemeen:

- Verplaats andere paarden uit
dezelfde weide direct. Nog beter is
ze binnen te halen;

- Gebruik het betreffende weiland
dit jaar niet meer (en misschien
later ook niet);

- Als de paarden in de weides
moeten blijven, maak ze dan zo
goed mogelijk schoon voor wat

betreft paddenstoelen, bladeren,
eikels et cetera;

- Zorg voor een goede schuilmoge-
lijkheid voor de paarden. Nog beter
is ze naar binnen te halen, zeker bij
slecht weer;

- Geef goede kwaliteit ruwvoer en
biks;

- Bewaak de algemene gezondheid
van de paarden goed.

onderzoek

Wij horen graag van u als u een
patiënt heeft of heeft gehad die werd
verdacht van atypische myopathie.

Stuur naar C.M.Westermann@uu.nl
uw naam, de naam van de eigenaar, de
locatie, het aantal paarden met
leeftijden, een beschrijving of (liever)
digitale foto van de weide met vreemde
planten, paddenstoelen of bladeren, en
als u het heeft: bloeduitslagen en
andere wetenswaardigheden.

Als u materiaal heeft (bloed, urine,
spier of planten), ontvangen wij dat
graag. U kunt via de mail de logistiek
afspreken.

De nieuwe cao is in de maak

Martine Bronk

De looptijd van de cao 2008-2009 zit
er alweer bijna op. De sociale
partners,
bpw, bpl en Vedias, zijn de
laatste maanden in onderhandeling.
De KNMVD zelf is geen partij maar is
wel benieuwd naar de ontwikke-
lingen en heeft poolshoogte geno-
men bij de onderhandelingspartijen
over de
cao.

De sociale partners streven ernaar
voor de kerst tot een akkoord te
komen. Over het antwoord op de
vraag welke ontwikkelingen een grote
rol spelen bij de onderhandelingen,
zijn de partijen eensgezind. De
gesprekken staan in het teken van de
economische stand van zaken in de
veterinaire wereld en de invloed van
de kredietcrisis op de beroepsgroep.
Naast onderwerpen als arbeidsonge-
schiktheid en arbeidsomstandigheden,
staat ook in deze ronde de salarisont-
wikkeling van de dierenartsen in
loondienst en de assistenten weer
centraal.

fuwa

Bij de dierenartsen heeft de grootste
verandering in de vorige
cao plaats-
gevonden: de invoering van het
fuwa-systeem. De dierenarts kent nu
een dierenarts A, B en C. Het verder tot
ontwikkeling laten komen van dit
fuwa-systeem zal bij deze en volgende
onderhandelingen hoog op de agenda
staan. Daarnaast is het vormgeven van
het bijbehorende loongebouw voor
dierenartsassistenten een van de
gespreksonderwerpen. Partijen praten
over drie nieuwe functieomschrij-
vingen: beginnend assistente, allround
assistente en leidinggevend assistente
en de bijbehorende loonstructuur.
Daarnaast is er dit jaar voor de
assistenten een nieuwe pensioen-
regeling in werking getreden.

belangrijk

Een cao bepaalt centraal een groot
deel van de arbeidsvoorwaarden. Dit
geeft rust en transparantie. De
cao
geeft een duidelijke richtlijn voor het
inkomen en de arbeidsvoorwaarden
van een dierenarts in loondienst.
Daarnaast ontwikkelen de
cao-
partijen samen arbeidsvoorwaarde-
lijke instrumenten die een individuele
praktijk niet kan realiseren. Een goed
voorbeeld zijn de bovengenoemde
functiewaardering- en beoordelings-
systematiek en de pensioenregeling
voor dierenartsassistenten. Dit kan
alleen goed worden ontwikkeld omdat
er sociale partners zijn die samen-
werken. Deze initiatieven verhogen de
kwaliteit van de beroepsgroep en zijn
onmisbaar voor de ontwikkeling van
de hele veterinaire sector.

werkingsfeer

Let wel: de cao geldt alleen voor
werkgevers die aangesloten zijn bij de
werkgeversvereniging
bpw en hun
werknemers. Niet aangesloten
werkgevers die de
cao volgen, kunnen
niet zomaar een beroep doen op alle
bepalingen van de
cao. Ook niet als
deze voor hen gunstigere bepalingen
kent. Bij deze niet-aangesloten
werkgevers is wat er in de arbeids-
overeenkomst en in de wet staat
leidend.

draagvlak

Voor de verdere ontwikkeling van de
CAO is voldoende draagkracht
essentieel. Voor alle duidelijkheid: de
KNMVD heeft geen invloed op de
onderhandelingen. De
bpl en bpw zijn
onafhankehjke verenigingen en
bepalen de inhoud van de bespre-
kingen en het uiteindelijke resultaat.
Wilt u de
cao ondersteunen en
meehelpen deze vorm te geven, dan
kunt u dit het beste doen door hd te
worden van de
bpw of de bpl. Leden
van de
bpw kunnen gebruikmaken
van de ondersteuning door de
mkb/
BPW-helpdesk, bijvoorbeeld bij het
invoeren van de
cao-bepalingen, maar
ook bij arbeidsrechtelijke vraag-
stukken. Assistenten zijn welkom bij
de vakbonden Abvakabo
fnv en cnv
Publieke Zaak en Vedias. bpl ten slotte
wordt ondersteund voor De Unie.

Martine Bronk is beleidsmedewerker
sociaaleconomische zaken bij de

knmvd.

-ocr page 458-

Impr®VQC\' HÉT ALTERNATIEF VOOR FYSIEKE CASTRATI

Het vaccin tegen berengeur
Even effectief als castratie
Verbeterd welzijn:
Castratie is overbodig
Geen ongewenst berengedrag
Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
Minder mestproductie

-i.- : i\'

■VARKENS HOUOEN «ET DE NATUOR"

Aninial Health

IMPROVAC- oplossing voor injectie voor vorkens \'Uilsluitend voor diergeneeskundig gebruik «EU/Z/OP/CWS/OOIOOS «REG NL lOlOóCHJDD -Werkzame bestanddelen: Eén dosis (2 ml) bevat: Gonadotrof
releasing fodor (GnRF) anoloog-proteïf>e conjugaaf dat een onti-GnRF geometrisch gemiddekle titer van ^ 474 U/ml induceert: min. 300 pg »Adjuvans: DEAE-Dextran «Hulpstoffen: ThiomersaI •Doeldier: Mannel
vorkens (vanaf een leeftijd von 8 vt\'eken) •Indicaties: Inductie van antilicKamen tegen GnRF om een tijdelijke immunokjgische onderdrukkir>g von de testicubire functies te bevi/erkstelllgen. Voor gebruik als een alternc
voor fysieke castratie voor de vermindering van berengeur, veroorzookt door de voornaamste substonfie die berengeur
veroor2XK3kf, androstenon, bij intacte mannelijke varkens na het intreden von de puberteit. Skc
een andere substantie die een belangrijke bijdroge levert aan de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd worden. »Toedieningswijze en dosering: Voor subcutaan gebruik. Aan intocte monnelijke vork
2 doses von 2 ml toedienen per subcutane injectie met een interval van tenminste 4 weken, woorbij de tweede dosis 4 tot ó weken vóór het slachten gegeven wordt. Lees vóór gebruik de bijsluiter. •Contro-indicat
Niel gebruiken bij mannelijke vorkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke varkens. •Wachttijd: nul dogen «Bijwerkingen: Reocties op de injectieplaats, kortdurende verhoging von de lichaamstemperot
Zie bijsluiter. «Speciale waarschuwingen: zie bijsluiter. »Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinjectie is gevoarlijk: lees vóór gebruik de bijsluiter, »Bewaren: Buiten hef bereik en zicht van kinderen bewaï
Bewaren en transporteren bij
2\'\'C ■ 8®C. Vrijwaren tegen bevriezing. Bescherm tegen licht. Houdboorheid na eerste opening von de container: 8-10 uur. «Nadere informatie: zie bijsluiter of op oonvraog be5chikb<
Voor Nederlond: Pfizer Animol Health BV Postbus 37 - 2900 AA Capelle a/d Ussel - Nederland (email: in(o@pfizefah.nl).

-ocr page 459-

Bjöm Eussen

Zaterdag 7 november organiseerden
de groepen
dib en gkz van de knmvd
een symposium over de carrière-
mogelijkheden van afgestudeerde
diergeneeskundigen onder de titel
\'De carrièreswitch van dokter
Vlimmen\'. Het symposium werd
geleid door prof. Freek van Sluijs,
directeur van de Bachelor & Acade-
mic School Diergeneeskunde. Er
waren ongeveer honderd studenten
en practici aanwezig. Vijf sprekers
brachten de kansen voor dierenartsen
op carrièregebied en mogelijke wegen
naar de toekomst over het voetlicht.

De centrale vragen op het symposium
waren of werken als praktiserend
dierenarts voor veterinairen de enige
manier is om professionele ambities te
verwezenlijken en of hun carrière
geen wending zou kunnen nemen.
Want hoewel volgens Van Sluijs 87
procent van de afgestudeerden
opnieuw zou kiezen voor de studie,
krijgt het extern rendement (hieron-
der vallen de carrièremogelijkheden)
op het rapport slechts een 5,7 (bron:
wo-monitor Research Centrum voor
Onderwijs en Arbeidsmarkt 2007).

Volgens Caroline Perrée, interim- en
projectmanager (Carper; ontwikkel- en
verandertrajecten), gaat het vooral om
de vraag \'waar word ik gelukkig van?\'.

Vragen als \'wat kan ik goed?\', \'wat vind
ik leuk?\' en \'wil ik roem of glorie, of
interesseert status mij niet?\' zijn
belangrijk om hier een antwoord op te
vinden. Aan de hand van Graves\' Spiral
Dynamics nam Perrée de aanwezigen
aan de hand met als doel hun waarde-
systeem en wereldbeeld te ontdekken;
aan welke ontwikkelingsfase, en
daarmee aan welke waarden, hecht
men het meeste belang?

netwerken

Inzicht in persoonlijke waarden kan
richting geven aan de carrière en kan
helpen bij het vormgeven van de
ideale situatie. Deze boodschap werd
nog eens benadrukt door Tjebbe
Hepkema, afgestudeerd dierenarts, nu
loopbaancoach
(hepkema Coaching &
Mediation). Zonder richting is het
immers lastig de route uit te zetten.
Het is nodig eerst te bedenken waar je
groeien kunt, voordat het zin heeft te
bedenken hoe je er moet komen.
Hepkema onderstreepte de waarde
van netwerken en het onderhouden
van contacten, iets dat ook door
collega Paul Knijff naar voren werd
gehaald. Beide sprekers onderschreven
eikaars bijdragen door proactiviteit te
promoten en de bezoekers te advi-
seren oprechte, geïnteresseerde
contacten aan te gaan. Knijff, even-
eens inmiddels niet meer in het vak,
maar werkzaam onder de naam
Kliniconsult, stelde daarnaast dat
iedereen regisseur is van zijn of haar
eigen loopbaan en dat het voorkómen
van routine en het aanvaarden en
nemen van risico\'s bijdragen aan het
kunnen \'volhouden\' van het huidige
werk. Knijff omschrijft het werken in
het bedrijfsleven als "vrij en uitda-
gend". Afwisseling en het leggen van
veel contacten houden het werk
boeiend.

Adriaan Antonis, werkzaam bij het
cvi, bleek een goed voorbeeld van
iemand die naast het werk op andere
gebieden bezig blijft. Naast zijn werk
als onderzoeker en promovendus runt
hij met zijn vrouw een kleine boerde-
rij. De boerderij vormt een goede
afwisseling op zijn baan, waarin hij
veel klinische onderzoeken uitvoert
en rapporten en protocollen opstelt.
Als onderzoeker binnen een instituut
of bedrijf stel je jezelf volgens hem
altijd de vraag hoe iets tot stand komt
en hoe je die informatie kunt gebrui-
ken om een situatie te verbeteren.
Nieuwsgierigheid is voor een onder-
zoeker een grote drijfveer

De carrièreswitch van
dokter Vlimmen

maatschappelifk

verantwoord

Hoewel veel studenten Diergenees-
kunde uiteindelijk de praktijk ingaan,
laat Eelco Ronteltap zien dat dit niet
noodzakelijk is. Hij is na zijn afstu-
deren direct begonnen als beleids-
medewerker bij het ministerie van
lnv en kan op die plek nog altijd zijn
ambities waarmaken. "Ik heb geen last
van het suffe imago van ambtenaren.
Ik kan op deze baan in de breedte
bezig zijn. Ik werk graag vanuit
maatschappelijk verantwoord
perspectief." Zijn collega Angelique
Nielen onderstreepte nog eens hoe
divers het werk bij de overheid kan
zijn aan de hand van aansprekende
voorbeelden uit de praktijk. Werken
als beleidsmedewerker zorgt ervoor
dat je contacten krijgt op verschil-
lende niveaus, waarbij je werkt aan
een nationale verbetering.

De belangrijkste boodschap van
het symposium lijkt dus te zijn:
ontdek waar je waarden en ambities
liggen, en leef hier ook naar - niet
alleen in het werk, maar ook daar-
buiten. Met dank aan de sprekers en
sponsoren
(auv dierenartscoöperatie)
wensen de organisatoren de dierenart-
sen een mooie carrière toe.

De presentaties die op het sympo-
sium werden gegeven, zijn voor
geïnteresseerden terug te vinden op de
pagina\'s van
gkz en dib op de website
van de
knmvd.

Björn Eussen is secretaris van groep

dib.

-ocr page 460-

Johan Klein Haneveld

Op zaterdag 7 november vond in
Orpheus te Apeldoorn de
ggg
Najaarsdag plaats. De zaal zat ook
dit jaar weer stampvol. In de
lezingen kwamen onder andere
nieuwe technieken aan de orde,
innovatieve operatiemethoden en de
medicamenteuze behandeling van
bijzondere diersoorten. Ook was er
aandacht voor nieuw onderzoek uit
de
cPGG-paspoortenprojecten.

Het programma begon met de lezing
van Ceriel Maas over \'De do\'s en dont\'s
bij bloed in de buik\'. Hij maakte
duidelijk dat er sprake is van een
zogenoemd hemoabdomen als er bij
punctie bloed wordt verkregen en het
stolt niet in de spuit. Bij de behande-
ling is pijnstilhng belangrijk, en een
drukverband om de buik om tegen-
druk te geven. Als de aanwezigheid
van vrij bloed in de buik is bevestigd,
wordt meestal chirurgisch ingegrepen.
Volgens Maas moet men er bij
patiënten met bloedende massa\'s aan
denken te controleren op metastases.
Van verdachte plekken moeten
biopten worden genomen, als ze niet
kunnen worden verwijderd. "Bij een
substantieel deel van de patiënten met
bloed in de buik is geen tumor
aanwezig, wat gunstig is voor de
prognose."

omgaan met techniek

Marrit Prins besprak vervolgens de
mogelijkheden en onmogelijkheden
van de in-huis-laboratoriuminstru-
menten. Wie denkt dat elke testuitslag
automatisch correct is, kan bedrogen
uitkomen. "Wees kritisch ten aanzien
van de gegevens van de fabrikant",
stelde Prins. "Vraag op hoeveel dieren
de referentiewaarden zijn gebaseerd."
Om een indruk te krijgen van de
nauwkeurigheid van het instrument,
kan men een testmonster tien keer
meten en kijken of de spreiding in de
resultaten acceptabel is. Maar fouten
hoeven niet aan het instrument te
liggen. "Het is belangrijk dat bij het
pipetteren het juiste volume wordt
opgezogen. Dat wordt al beïnvloed
door bijvoorbeeld een beschadigde
pipetpunt. Dit is een onderschat
probleem." Prins adviseerde om elke
dag een controlemonster te meten van
alle bepalingen en deze in een grafiek
uit te zetten tegen de tijd. Hiermee
kunnen onjuistheden en onnauw-
keurigheden zichtbaar worden
gemaakt. "Maak één persoon verant-
woordelijkheid voor onderhoud,
kwaliteitscontrole, voorraadbeheer en
contact met de fabrikant. De verschil-
len tussen personen zijn namelijk ook
groot!"

Hoe men op de juiste manier
omgaat met techniek, kwam ook aan
de orde in de prestentatie van Maurice
Zandvliet over de mogelijkheden van
bestraling in de veterinaire praktijk.
"Als er een nieuwe technologie
beschikbaar komt, denken mensen al
snel dat alles daarmee behandeld kan
worden. Maar de ene therapie kan niet
worden gezien als vervanger voor de
andere. Je moet ze samen toepassen."
De faculteit Diergeneeskunde be-
schikt sinds kort over een lineaire
versneller die 7-straling produceert.
"Bij bestraling ontstaat overwegend
indirecte schade aan de tumor, als
gevolg van de vorming van zuurstof
radicalen", legde Zandvliet uit. "Bij een
slecht doorbloede tumor heeft deze
methode dan ook minder effect." Vaak
wordt bestraald nadat (een deel van)
de tumor is verwijderd. "Het litteken
kan een ander gebied aangeven dan
waar de tumor zich bevond. Geef dus
de juiste plek aan, bijvoorbeeld met
nietjes." Zandvliet verwacht dat in
2oro de eerste dieren zullen worden
behandeld met het bestralingsappa-
raat van de faculteit.

paspoortprojecten

Op de ggg-najaarsdag worden elk jaar
enkele presentaties gegeven van
onderzoek dat wordt ondersteund
door de Commissie Preventieve
Gezondheidszorg Gezelschapsdieren
(cpgg). Oogarts Sylvia Djajadiningrat
houdt zich bezig met primair hyper-
aldosteronisme bij de kat. Deze ziekte
leidt vanwege de hoge bloeddruk ook
tot afwijkingen in de ogen. Katten
worden soms zelfs aangeboden met
acute blindheid door het loslaten van
het netvlies. "De aandoening wordt
steeds vaker aangetroffen. Waarschijn-
lijk komt ze vaker voor dan we
denken." Bij de huidige diagnostische
methoden moet men soms maanden
wachten op de uitslag. Vandaar
Djajadiningrats onderzoek naar een
alternatief Zij bepaalt de aldosteron-
kreatinineratio in urine, in combina-
tie met een suppressietest met zout of
fludrocortison. Tot nu toe heeft ze
deze methode getest bij 42 gezonde
katten. Bij de zoutbehandeling werd
geen significante verandering in de
aldosteron-kreatinineratio gevonden,
maar met 5 milligram per kilogram
fludrocortison wel. Bij een kat met
hyperaldosteronisme zag ze geen
onderdrukking van de aldosteron-
uitscheiding. "Deze methode is
eenvoudig in opzet en praktisch in de
uitvoering", besloot Djajadiningrat.

ggg Najaarsdag: \'Net even anders\'

Ook het project van Suzanne Erich
over de diagnose en genetische
achtergrond van histiocytair sarcoom
kan voortgang vinden door de
opbrengst van de
knmvd-dieren-
paspoorten. Het betreft kwaadaardige
tumoren die op verschillende plekken
in het lichaam kunnen voorkomen.
"Het stellen van de diagnose histio-
cytair sarcoom is moeilijk", meende
Erich. "Alleen immunohistopatho-
logie kan definitief uitsluitsel geven."
Erich bestudeert gegevens van
vierhonderd Berner sennenhonden en
driehonderd flatcoated retrievers met
deze ziekte, die sinds de jaren tachtig
van de vorige eeuw zijn verzameld.
Met behulp van stamboomonderzoek
wordt gekeken of er een verband is
tussen locatie en ras of familieachter-
grond. Ook wordt gezocht naar het
verantwoordelijke gen. "Het gebied
waar het volgens onze resultaten kan
liggen, bevat nog ongeveer zeven-
honderd genen."

chirurgische methodes

Kruisbandlaesies zijn in de humane
geneeskunde vooral bekend van

-ocr page 461-

sporters die hun kniegewricht te veel
hebben belast. Bij honden lijkt eerder
sprake te zijn van een degeneratieve
aandoening, waardoor de kwaliteit van
de knie achteruit gaat. De klassieke
chirurgische ingrepen bij de hond
hebben volgens dr Lars Theyse grote
nadelen, zoals een lange revalidatie-
periode. Relatief nieuw is de zogenoem-
de Tibial Plateau Leveling Osteotomy
waarbij het gewrichtsplateau wordt
afgevlakt. "Het gewricht kan nog steeds
schuiven, maar bij dynamische
belasting is de knie stabiel." Deze
techniek is echter technisch lastig en
kan tot grote complicaties leiden. Dat
geldt minder voor de Tibial Tuberosity
Advancement. De chirurg zorgt ervoor
dat de patellapees loodrecht op het
tibiaplateau staat. Deze methode
genereert werkelijk stabiliteit en leidt
tot een relatief snel herstel. "Er zijn
echter dure implantaten nodig."
Tegenwoordig worden ook weer
kunstmatige teugels gebruikt om de
knie te stabiliseren, maar deze opera-
ties zijn niet eenvoudig. "Er is geen
wetenschappelijk bewijs voor het
kiezen van de ene boven de andere
methode", concludeerde Theyse. "De
winst zit in het minimaal invasief
benaderen van de knie."

Een andere ouderdomskwaal werd
tegen het licht gehouden door prof. dr.
Michael Boevé: cataract. Deze vertroe-
beling van de ooglens komt voor bij
meerdere diersoorten. Medicamen-
teuze behandeling is niet mogelijk, een

operatieve ingreep wel. "Het is
belangrijk dat cataract het enige
probleem is aan het oog. Elke extra
aandoening reduceert de prognose."
Boevé drong er bij de aanwezigen op
aan honden door te verwijzen wanneer
het nog mogelijk is het oog achter de
lens te zien. "Als je het als dierenarts
niet kunt zien, kan de specialist het
ook niet meer en zijn dure preopera-
tieve onderzoeken nodig. Bovendien is
in een vroeg stadium de lens nog niet
zo hard, wat de operatie makkelijker
maakt." Hoe het verwijderen en
vervangen van de ooglens in zijn werk
gaat, illustreerde Boevé aan de hand
van videobeelden, die hij van levendig
commentaar voorzag. "De nabehande-
ling bestaat uit kraagbescherming, rust
en medicatie. Je kunt de hele operatie
verpesten als je dit nalaat."

Cervicale spondylomyelopathie of
\'wobbler syndroom\' komt veel voor bij
de Dobermann pincher. Het is een
aandoening van de laatste halswervels,
waardoor het ruggenmerg wordt
samengedrukt. Dit leidt tot coördina-
tiestoornissen in de achterpoten en
kenmerkende korte, stijve stappen met
de voorpoten. Alleen door een operatie
is de aandoening te stoppen. Prof. dr
Luc van Ham: "Er zijn wel twintig
verschillende operatietechnieken
beschreven. Zoiets wijst er meestal op
dat geen daarvan werkelijk goed is."
Uit zijn eigen onderzoek blijkt dat bij
gebruik van
mri kans bestaat op vals
positieve diagnoses. "Van 37 gezonde
honden, zowel Dobermanns als
foxhounds, had er slechts één geen
enkele afwijking. Wees daarom
voorzichtig met de interpretatie van
mri-beelden." Hij beschreef een
nieuwe chirurgische techniek met een
instelbare titaniumkooi, die bij zeven
honden is uitgevoerd, met tot nu toe
goede resultaten. Helaas is dit een dure
behandeling: de kosten kunnen
oplopen tot 2700 euro.

medicijnen

Bijzondere dieren vormen een aparte
tak van sport en hun behandehng kan
beter aan specialisten worden over-
gelaten. Tot die conclusie kwam prof.
dr. Henk Vaarkamp toen hij zich
verdiepte in de problematiek van het
\'off label\'-gebruik van medicijnen bij
knaagdieren, vogels, reptielen en
vissen. Diergeneesmiddelen die
uitsluitend bedoeld zijn voor bijzon-
dere dieren en niet genoemd worden
onder artikel 77 van het Diergenees-
middelenbesluit, zijn \'registratie-
plichtvrij\'. Maar omdat er geen
registratiedossiers zijn, ontbreken
medicatieaanwijzingen. De dierenarts
die bijzondere dieren wil behandelen
moet zijn kennis van de verschillende
soorten opvijzelen. "Houd er rekening
mee dat de stofwisseling van koud-
bloedige dieren anders is. Een schild-
pad die geëuthanaseerd wordt, valt pas
na een kwartier in slaap en is pas na
een half uur dood." Een uitgebreid
overzicht van de lezing is te vinden op
ggg.knmvd.nl onder \'Najaarsdag 2009\'.

Ten slotte corrigeerde Robert Favier
een veel voorkomend misverstand
over de behandeling van honden met
hepatitis: prednison wordt alleen maar
gebruikt bij idiopathische chronische
hepatitis. En zelfs dat is waarschijnlijk
niet altijd terecht. "Bij mensen zijn
veel hepatitisvirussen bekend. In die
gevallen werkt behandeling met
prednison averechts. We vermoeden
dat er bij honden ook hepatitisvirus-
sen voorkomen." Welke vorm van
hepatitis aanwezig is, kan worden
bepaald met behulp van een lever-
biopt. Favier adviseerde te vragen om
een \'rubeanic acid\'-kleuring. Deze kan
koper aantonen. "Bij een retrospec-
tieve studie vonden we bij een derde
van onze chronische hepatitispatiën-
ten de kopergeassocieerde vorm. Geen
wonder dat de behandeling met
prednison niet goed verhep!" De juiste
behandeling bij de kopergeassocieerde
hepatitis bestaat uit penicillamine en
dieetmaatregelen.

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur bij het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.

-ocr page 462-

Paul Overgaauw en Merel Langelaar

Voor het derde achtereenvolgende
jaar organiseerden het
rivm en de
vwa op 4 november 2009 samen een
Zoönosendag, dit jaar in de Een-
hoorn in Amersfoort. Het doel van
deze dag onder leiding van Jaap
Wagenaar (hoogleraar klinische
infectiologie aan de faculteit
Diergeneeskunde) was de veteri-
naire en humane sector dichter bij
elkaar te brengen. Aangezien er ook
vertegenwoordigers van de ministe-
ries van
lnv en vws aanwezig
waren, kon de zaal direct met hen
overleggen om helderheid te krijgen
over standpunten en plannen van de
overheid.

Het ochtendprogramma was geheel
gewijd aan toxoplasmose, naar
aanleiding van de recent bekend
geworden hoge prevalentiecijfers van
congenitale toxoplasmose in Neder-
land.

toxoplasmose en

vleesconsumptie

Prof. Aize Kijlstra (wur. Universiteit
Maastricht) belichtte de cyclus van de
Toxoplasmaparasiet. De kat, de
hoofdgastheer van de parasiet, raakt
besmet met weefselcysten (uit een
prooidier) of oöcysten uit de om-
geving. Vervolgens scheidt hij
gedurende twee tot drie weken zelf
oöcysten uit. Dit vindt meestal
eenmaal plaats in het leven van een
kat, gemiddeld op de leeftijd van een
half jaar. Ongeveer de helft van de
kattenpopulatie in Nederland is
besmet. De oöcysten zijn in het milieu
erg resistent en kunnen tussengast-
heren besmetten, zoals voedselprodu-
cerende dieren, vogels en knaagdieren.
In deze dieren vermenigvuldigen ze
zich (tachyzoieten) en vormen ze
uiteindelijk weefselcysten (bradyzo-
ieten). De mens raakt besmet door
opname van oöcysten bij het tuinieren
of ander grondcontact (potgrond,
ongewassen groenten) of door het
eten van besmet, onvoldoende verhit
vlees. Kijlstra stelde dat vaccinatie van
katten tegen toxoplasmose de besmet-
ting van het milieu aanzienlijk zou
verminderen. Er is een vaccin ontwik-
keld, maar dit is nog niet op de markt.
Men verwacht alleen succes van een
verplichte vaccinatie. Deze zou
gepaard moeten gaan met een
verplichte identificatie en registratie.

Uit onderzoek blijkt dat 30 tot 63
procent van de gevallen van toxoplas-
mose bij zwangere vrouwen valt toe te
schrijven aan besmetting via het eten
van vlees. Daarnaast vindt 6 tot 17
procent van deze infecties plaats door
contact met grond. Van r4 tot 49
procent is de oorzaak onbekend, maar
men denkt als mogelijkheden aan
reizen naar het buitenland, pica en
opname van ongewassen groenten.

Door de intensieve veehouderij is
de besmetting van varkens met
Toxoplasma sterk afgenomen, van 50
procent eind jaren zestig van de vorige
eeuw, tot
o procent in 2001. Dat komt
doordat de varkens in deze periode
steeds vaker binnen werden gehou-
den. Door de toename van de biolo-
gische veehouderij en de scharrel-
varkens, waarbij dieren weer buiten
komen, zijn bij varkens opnieuw
besmettingen met Toxoplasma te
vinden. In 2004 werden ruim 40
biologische bedrijven onderzocht. Bij
40 procent bleken de dieren negatief
te zijn. Bij de rest waren enkele
procenten positieve dieren aanwezig
en op één bedrijf waren alle dieren
positief.

De spreker stelde voor vlees van
risicovolle bedrijfssystemen te
onderzoeken en in geval van besmet-
ting de parasiet te inactiveren door
middel van verhitting, invriezen,
pekelen, doorstralen of de toepassing
van hoge druk. Risicofactoren in de
veehouderij zijn de aanwezigheid van
katten, uitloop, plaagdieren, gebruik
van stro en/of ruwvoer en het drinken
van geitenwei. Van één varken eten
tweehonderd tot vierhonderd consu-
menten en alle eetbare delen kunnen
besmet zijn. Vooral bepaalde worst-
soorten en ontbijtspek vormen een
risico aangezien de bewerkingen van
deze vleeswaren onvoldoende zijn om
de parasiet te inactiveren. Wat
Toxoplasma betreft, moeten deze
vleeswaren worden beschouwd als
rauw vlees.

Symposium zoönosen:
toxoplasmose

congenitale toxoplasmose in

Nederland

Titia Kortbeek (arts-microbioloog,
rivm) besprak de Toxoplasmabesmet-
ting bij de mens. De grootste proble-
men treden op als zwangere vrouwen
geïnfecteerd raken. Dit leidt niet
alleen tot abortus en doodgeboorte,
maar kan bij levend geboren kinderen
oogafwijkingen veroorzaken en
hydrocefalus, intracraniële verkal-
kingen, mentale retardatie, doofheid
en leerproblemen. De meeste kinde-
ren van besmette vrouwen worden
echter geboren zonder ziektever-
schijnselen. De effecten van congeni-
tale toxoplasmose worden soms pas
twintig jaar later zichtbaar. Onbehan-
delde kinderen worden slechtziend of
blind aan één of beide ogen. Oculaire
toxoplasmose (chorioretinitis) kan
overigens ook na de geboorte optreden
(verworven toxoplasmose). In de jaren
tachtig werd het voorkomen van
congenitale toxoplasmose in Neder-
land op basis van bloedonderzoek
geschat op 5 tot 8 gevallen per ro.ooo
zwangere vrouwen per jaar. In 2006
berekende het
rivm met behulp van
meer dan ro.ooo hielprikmonsters dat
dit getal ligt op r8 gevallen per 10.000,
wat overeenkomt met bijna 400
kinderen per jaar in Nederland. Deze
prevalentie is tien tot twintig maal
hoger dan die in andere Europese
landen (Denemarken, Ierland).
Risicofactoren hierbij bleken de regio
(in West- en Zuid-Nederland komen
meer besmettingen voor), verstedelij-
king, het eten van rauw vlees, het
hebben van katten en contact met
runderen en schapen.

Uit serologisch onderzoek onder de
Nederlandse bevolking blijkt dat het
percentage dat besmet is met Toxo-

-ocr page 463-

plasma, is afgenomen van gemiddeld
41 procent in 1996 tot 26 procent in
2007. Uitgezet in een curve naar
leeftijd blijkt echter dat seroconversie
nog steeds het meest plaatsvindt bij
jongvolwassenen, dus tijdens de
vruchtbare leeftijd van de vrouw.
Samen met een verminderde sero-
prevalentie onder de bevolking,
betekent dit dat er meer vrouwen
gevoelig zijn voor deze infectie op de
leeftijd dat ze zwanger raken. \'Scree-
ning\' van zwangere vrouwen, zoals in
sommige landen gebruikelijk is, wordt
niet als zinvol beschouwd omdat het
transmissie niet kan voorkomen.
Voorlichting, vooral aan allochtone
vrouwen, is een zeer belangrijke
maatregel.

misvattingen over

toxo plas ma-infectie

Marieke Opsteegh (rivm, iras)behan-
delde zes misvattingen op het gebied
van toxoplasmose. Het bezit van een
kat wordt ten onrechte nog vaak
beschouwd als een risico om besmet te
raken. Bij vrouwen tussen de 15 en 50
jaar bleek 19,6 procent van de katten-
bezitters seropositief te zijn, tegenover
16,5 procent van de vrouwen zonder
kat. Dit verschil is niet significant en
het hebben van een kat is dus geen
garantie voor immuniteit en daarmee
bescherming van het ongeboren kind.
Katten die altijd binnen blijven,
leveren ook een risico op besmetting
op, hoewel ze minder vaak besmet zijn
(32 procent) dan katten die buiten
komen (47 procent). Redenen voor
besmetting zijn onder andere het
voeren van rauw vlees, het eten van
muizen die in huis worden gevangen
en besmetting met oöcysten die door
de eigenaar en/of de hond naar huis
worden meegenomen (deurmat).

Het niet eten van rauw vlees kan
toxoplasmose niet volledig voor-
komen. Mensen realiseren zich
waarschijnlijk onvoldoende wat
\'rauw\' vlees precies is. Het proeven
van het gehaktmengsel voor het
maken van gehaktballen en het eten
van vleesproducten zoals ossenworst
of filet americain of van rosé gebraden
vlees vallen ook in deze categorie en
kunnen bijdragen aan de besmetting.

Ook het eten van biologisch vlees
helpt niet infectie met Toxoplasma te
voorkomen. Daarnaast kan infectie
plaatsvinden via grondcontact en het
eten van ongewassen groenten.

Als een zwangere vrouw seroposi-
tief is, betekent dat niet dat ze vervol-
gens alles mag eten. Er zijn via
onvoldoende verhitte voeding diverse
andere microbiële besmettingen
mogelijk die een risico vormen voor
de moeder en/of het ongeboren kind.
Voorbeelden hiervan zijn besmet-
tingen met Listeria, hepatitis E-virus,
Brucella,
E. coli, Salmonella, Campylo-
bacter en Trichinella.

Als laatste is het zeker niet te
adviseren alle vrouwen als kind
willens en wetens te besmetten met
levende Toxoplasmaparasieten om
daarmee bescherming te bieden
tijdens een eventuele latere zwanger-
schap. In Nederland is gemiddeld 19
procent van de vrouwen in de leeftijd
van 15 tot 49 jaar besmet en dus
beschermd. Bij een opzettelijke
besmetting is de reactie echter niet te
controleren. Er bestaat een risico om
ziek te worden of oculaire toxoplas-
mose te ontwikkelen. Daarnaast zijn
in de literatuur allerlei associaties met
mentale veranderingen gerapporteerd.

grote ziektelast

De ziektelast van een bepaalde ziekte
kan worden uitgedrukt in de
daly
(Diasability Adjusted Life Years). Op
die manier kunnen verschillende
ziekten op objectieve wijze met elkaar
worden vergeleken. Prof. Arie Have-
laar
(rivm, i ras) liet de berekening
zien van de
daly van toxoplasmose bij
de mens op basis van het aantal
patiënten en de duur en ernst van de
ziekte. De combinatie van de gevolgen
van toxoplasmose door mortaliteit
(aantal verloren levensjaren) en
morbiditeit (aantal jaren ziekte,
gewogen voor de ernst van de aandoe-
ning) komen in de
daly tot uitdruk-
king. Op basis van de laatste prevalen-
tiegegevens van congenitale
toxoplasmose kan een
daly worden
berekend van 2300/jaar Daarin is de
verworven toxoplasmose
(daly van
500 tot 2000/jaar) nog niet eens
meegenomen. Dit betekent dat de

ziektelast van toxoplasmose even
groot of zelfs groter is dan die van
infecties met Campylobacter (3100/
jaar) of Salmonella (1800/jaar).
Daarmee is Toxoplasma één van de
belangrijkste (voedsel)pathogenen in
Nederland.

conclusie

Gezien de beperkte mogelijkheden
voor behandeling is primaire preven-
tie van toxoplasmose uiterst belang-
rijk. Om humane toxoplasmose te
bestrijden is (verplichte) vaccinatie
van katten de meest voor de hand
liggende methode. Verbeterde
methodes om vlees veilig te maken,
bijvoorbeeld invriezen, zouden ook
een bijdrage kunnen leveren. Voorals-
nog wordt echter alleen aan preventie
gedaan door middel van voorlichting
aan zwangere vrouwen, hoewel het
maar zeer de vraag is hoe effectief dat
is. Tijdens de discussie kon niemand
uitleggen waarom Toxoplasma zo laag
op de onderzoeksagenda staat. Dat is
jammer, niet in het minst voor de
vierhonderd kinderen die elk jaar
worden geboren met toxoplasmose.

Een aantal presentaties van de
zoönosendag is als
fdf te vinden op de
zoönosenwebsite: www.rivm.nl/
ziekdoordier/link_pub/verslagen_
van_ congressen_en_symposia/
verslagen.jsp. Daar vindt men ook een
PDF van de zoönosenrapportage \'Staat
van zoönosen, 2007-2008\'. Een gedrukt
exemplaar kan worden verkregen
door een e-mail te sturen naar:
zoonose(|)rivm.nl, met vermelding
van naam en adres.

Paul Overgaauw is dierenarts-specialist
veterinaire microbiologie en para-
sitoloog en is verbonden aan het
Institute for Risk Assessment Sciences
(iRAs), Divisie Veterinaire Volksge-
zondheid (
vph). Universiteit Utrecht
(p.a.m.overgaauw@uu.nl). Merel
Langelaar is dierenarts-immunoloog en
is als onderzoeker verbonden aan het
Centrum Infectieziektenbestrijding van
het RIV M, Laboratorium voor Zoöno-
sen en Omgevingsmicrobiologie
(lzo)
(merel.langelaar@rivm.nl).

-ocr page 464-

Het nieuwe jaar start voor pegd met
een uitdagende, innovatieve lezing
op het niveau van de gevorderde
gezelschapsdierenarts. Ligt uw
interesse op het gebied van de weke
delenchirurgie, schrijf u dan nu in
voor de lezing van de onlangs
gepromoveerde dr. Gert ter Haar
over de
kno-chirurgie.

Dr Gert ter Haar, dipl. ecvs, zal in een
drie uur durende lezing drie afzonder-
lijke onderwerpen op het gebied van
de
kno-chirurgie voor gevorderden
bespreken: de chirurgische behande-
ling van oronasale fistels en cheilo-
alveolo-palatoschizes (hazenlip tot
gespleten gehemelte); cosmetische en
reconstructieve chirurgie van het
planum nasale en de sinus nasahs na
trauma en tumorexcisie; en de
chirurgie van larynx en trachea, van
larynxparalyse tot ventrale laryngoto-
mie en tracheale resectie en anasto-
mose voor verwijdering van tumoren.

doelgroep

De lezing richt zich op de ervaren
gezelschapsdierenarts die zich
verdiept in chirurgie, niveau ii en iii
(zie pegd.nl).

nadere informatie

De lezing zal plaatsvinden op donder-
dag
14 januari in de collegezaal van
het departement Geneeskunde van

PEGD lezing: \'Advanced and cosmetic surgery
of the oral cavity, nose, larynx & trachea\'

Gezelschapsdieren te Utrecht, van
rs.oo uur tot 18.30 uur De kosten
bedragen roo euro inclusief catering
(geen maaltijd). Door gebruik te
maken van uw
pegd-miles kunt u zich
gratis voor deze lezing inschrijven.

Kijk op www.pegd.nl voor meer
informatie en/of inschrijven.

Met dank aan de strategische
partners van
pegd: Intervet Schering-
Plough Animal Health, A.Menarini
Diagnostics, Royal Canin en Proteq
Dier & Zorg.

Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd) is een
samenwerkingsverband zonder
winstoogmerk van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
en het departement Geneeskun-
de van Gezelschapdieren van de
Universiteit Utrecht.

Na de enthousiaste reacties op de
ic-avonden van 2009 organiseert
ivip in 2010 ook ic -avonden voor
dierenartsen die al langer dan vijf
jaar zijn afgestudeerd. Daarnaast
wordt het aantal regio\'s waar de
IC-avonden worden gegeven,
uitgebreid. De uitbreiding van de
IC-avonden en de start van de
ic -avonden worden in 2010 mede
mogelijk gemaakt door Proteq Dier
& Zorg, Intervet Schering Plough,
Hill\'s Pet Nutrition,
ceva Santé
Animale en Vetin-Aacofarma bv.

Het vak dierenarts is een prachtig
beroep waarin veel verschillende
facetten aan bod komen. Klinisch
onderzoek, opereren, uitslagen
interpreteren, vaccineren, röntgen-
foto\'s maken, communiceren, omzet
genereren en eigenaren informeren en
motiveren wisselen elkaar steeds af
Als je bent afgestudeerd, is je dierge-
neeskundige kennis prima, maar \'het
vak\' leer je pas echt beoefenen in de
praktijk. Het doel van ivip is de
dierenarts te helpen een brug te
bouwen tussen de geleerde kennis en
het dagelijkse praktijkleven. Dit doet
ivip door het organiseren van ic-avon-
den. De ic-avonden zijn speciaal
bedoeld voor jonge dierenartsen gezel-
schapsdieren (nul tot vijf jaar afgestu-
deerd) en de ic -avonden zijn bedoeld
voor de meer ervaren dierenarts en
gd
(langer dan vijf jaar afgestudeerd).

wat zijn ic-avonden?

Tijdens de ic-avonden wordt onder
begeleiding van specialisten gespro-
ken over verschillende facetten van
het vak. Elke ic-avond bestaat uit twee
delen. Het eerste deel heeft de titel
\'Kennis in de Praktijk\'. In een infor-
mele sfeer worden onder begeleiding
van een specialist uit de regio casus-
sen en vragen uit de praktijk bespro-
ken. De deelnemers zelf leveren de
casussen of vragen. Achteraf maakt
IVIP een uitgebreid verslag. Het
tweede deel heet: \'De Praktijk\'. Bij het
werken als dierenarts komt veel meer
kijken dan alleen het beschikken over
diergeneeskundige kennis. In het
tweede deel van de avond wordt
daarom ingegaan op verschillende
onderwerpen met betrekking tot
communicatie en management.

Na succes van 2009 nu ook
ic -avonden in 2010

Onderwerpen die in 2010 aan bod
zullen komen, zijn onder andere
\'time-management\', communicatie
met de veeleisende eigenaar en het
bevorderen van therapietrouw.

Meer informatie over de ic - en
ic -avonden is te vinden op de
vernieuwde website www.ivip.nl.

-ocr page 465-

(TlQQgdQfmproblemen?

Vernieuwd: SPECIFIC® Digestive Support

Effectieve geurcontroie: Yucca extract vemiindert de onaangename geur van faeces en darmgassen.

echra

Mmvy PRxluct»

SPECIFIC

Verbeterde ondersteuning van het immuunsysteem: bèta-1,3/1,6-glucanen,
immunoglobulinen uit ei en MOS voor een unieke versterking van Inet immuunsysteem.

intestinal Protection Complex: Psyllium husk, zeoliet, FOS en bietenpulp bieden een sterke :
bescherming van het maagdarmkanaal en ondersteunen de gezondheid. [U;

Meer informatie via uw Dechra account manager, het Dechra kantoor: 076 - 531 79 77 of

e-mail: info.nl@dechra.com

-ocr page 466-

Florfenicol injectie voor
rund en varken

Ceva Santé Animale introduceert
Florkem®, een oplossing van florfe-
nicol 300 milligram per milliliter. Dit
synthetische breedspectrum antibioti-
cum is werkzaam tegen de meeste
Gram-positieve en Gram-negatieve
bacteriën bij huisdieren. Het heeft een
uitstekende inspuitbaarheid en is
verkrijgbaar in schokbestendige en
zeer lichte plastic
clas-flacons. Dit
laatste is een groot voordeel wanneer
men een grote flacon of een groot
injectiepistool gebruikt. Door de
ergonomische vorm van de flacon is
deze beter vast te houden, wat leidt tot
een kleiner risico van het breken van
de flacon en accidentele zelfinjectie.
Bij het rund is het antibioticum
geïndiceerd voor infecties van de
ademhalingswegen veroorzaakt door
Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida
en Histophilus somni en bij
het varken voor de behandeling van
acute uitbraken van respiratoire
aandoeningen veroorzaakt door
Actinobacillus pleuropneumoniae en
Pasteurella multocida die gevoelig zijn
voor florfenicol. Florkem® wordt
intramusculair toegediend en is
beschikbaar in flacons van 100 en van
250 milliliter.
(0174) 6439 30

Klinische Avonden
Virbac 2010

In 2010 organiseert Virbac weer een
serie Klinische Avonden. De eerste
vindt plaats op woensdag 13 januari in
het Golden Tulip Jagershorst te Leende
(Eindhoven). Dr. Gert ter Haar zal in
zijn lezing: \'Hoe (h)oort het: protocol-
laire aanpak van chronische otitis
externa bij de hond\' meer inzicht
verschaffen in dit in de praktijk
regelmatig voorkomende probleem.

Vervolgens zal mw. Christine Piek de
kennis op het gebied van leishmaniase
weer oppoetsen met haar lezing: \'Van
titer tot therapie: diagnose, behande-
ling en prognose van leishmaniase bij
de hond\'. De avonden worden gehou-
den in Eindhoven/Leende, Hoofddorp,
Ridderkerk, Apeldoorn en Wolvega.
Deelname wordt geaccrediteerd met
vier nascholingspunten in het kader
van de Permanente Educatie Gezel-
schapsdieren
(pegd). Per avond is er
plaats voor maximaal honderd
personen. De kosten bedragen ook dit
jaar 29,50 euro per persoon (inclusief
btw). Geïnteresseerde dierenartsen
kunnen zich inschrijven via het
inschrijfformulier op www.virbac.nl
of door het sturen van een email.
infoCSvirbac.nl.

Gratis gezondheids-
voeding voor elke kat

Royal Canin is een landelijke cam-
pagne gestart met de titel \'Probeer nu
Gratis\'. Hierbij krijgen alle katten in
Nederland de gelegenheid Royal Canin
gezondheidsvoeding gratis te probe-
ren. Deze unieke actie loopt in de
dierenartsenpraktijk tot 3r december
2009 en geldt voor de nieuwe Vet Care
Nutrition Easypacks (in de dierenspe-
ciaalzaak betreft het een ander
product: Exigent). Met Vet Care
Nutrition biedt de fabrikant veteri-
naire gezondheidsvoedingen voor de
kat exclusief voor de dierenartsen-
praktijk. De productlijn voor de kat is
eind oktober uitgebreid met nieuwe,
milieuvriendelijke kleinverpakkingen
in Easypacks. Deze worden tot eind
december 2009 automatisch geleverd
met de gele actiesticker. Met deze actie
probeert Royal Canin eigenaren actief
naar de dierenartsenpraktijk te
bewegen. Via internet krijgt de
eigenaar het volledige aankoopbedrag
retour. Hij ontvangt tevens een Vet
Care Nutrition-waardebon. De actie
wordt grootschalig ondersteund door
middel van een landelijke advertentie-
campagne op de radio, in diverse
tijdschriften en via digitale media.
www.royalcanin.nl

Butox als bescherming
tegen knutten

Nieuw onderzoek heeft aangetoond
dat het veterinaire antiparasitaire
product Butox® 7.5 Pour On (delta-
methrin) rundvee en schapen ook
tijdens natte weersomstandigheden
beschermt tegen knutten (Culicoides),
de insecten die verantwoordelijk zijn
voor het overbrengen van het blauw-
tongvirus. Eerder was de werking van
dit product alleen aangetoond bij
droog weer en bij dieren in overdekte
ruimten. Het onderzoek is uitgevoerd
door de universiteit in Düsseldorf en
de resultaten werden gepubliceerd in
Parasitology Research (november 2009).
Deze gegevens versterken de positie
van Butox® als geneesmiddel voor de
bescherming van vee tegen bloot-
stelling aan ectoparasieten.
www.butox-info.com

Meloxivet® ook in lage
concentratie

Janssen ah introduceert Meloxivet®
0,5 milligram per milliliter (mg/ml) in
een presentatie van 10 milliliter naast
de reeds bestaande presenties van r,5
mg/ml in ro, 30 en r50 milliliter. De
nieuwe presentatie bevat een handige
doseerspuit waarmee nu ook de
laagste gewichtsklasse gemakkelijk is
te behandelen. Het is een preferentiële
cox-2 remmer en heeft een krachtige
en snelle anti-inflammatoire, analge-
tische en antipyretische werking. Alle
presentaties zijn beschikbaar in
gebruikersvriendelijke glazen flesjes
voor optimale zichtbaarheid.

www.janssenpharmaceutica.be/jah

-ocr page 467-

Spannende tijden!

Nee, het gaat niet alleen om Sinterklaas en zijn assistenten. Het gaat wel degelijk
ook over ons en ons werkveld. De komende maand worden op veel fronten
vervolgstappen gezet. De discussie over de aanpak van Q-koorts, de eind-
rapportage over de
mrsa-onderzoeken en aansluitend het mrsa-debat in de
Tweede Kamer op lo december: het zijn opnieuw kansen om de relatie dieren-
arts en volksgezondheid te onderbouwen.

Ongetwijfeld komt de discussie over de apotheek van de dierenarts opnieuw
op gang. Het voorschrijven en leveren, het blijft ons positioneren met de \'schijn
tegen\'. Natuurlijk beargumenteren wij dat ontkoppelen niet effectief zal blijken
in het terugdringen van de antibioticaresistentie. En uiteraard rekenen wij erop
dat het Berenschotonderzoek dit ook laat zien.

Maar belangrijker is dat wij deze uitdaging op volksgezondheidsterrein zelf
aangaan door het registreren en laten beoordelen van ons voorschrijfgedrag. En
dat doen wij samen met onze partners in de verschillende sectoren. Alleen dan
wordt dit het grote succes dat wij ervan verwachten.

De afkortingen Vetcis en vda zijn inmiddels in vele dap\'s, maar ook in Den
Haag, algemeen gebruikte begrippen geworden. En zo hoort dat ook. Door onze
aanpak tonen wij ons professioneel en verantwoordelijk en komen wij met een
werkbaar plan om de antibioticaresistentie terug te dringen. Het onafhankelijke
onderzoek dat de
knmvd heeft laten uitvoeren naar effectiviteit en haalbaarheid,
laat dat ook zien. De betreffende
eim-conceptrapportage maakt zoveel al duidelijk.

Wij zullen deze rapportage tijdig en op de gepaste wijze, maar zeker duidelijk
en stellig, naar buiten brengen. We houden ook u op de hoogte!

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter, lj.hellebrekers@knmvd.nl

DIERENARTSEN HEBBEN
HUN EIGEN SPECIALISTEN

DixFortuin Financieel Praktijk Adviesbureau.

Sinds jaar en dag financieel adviseurs en specialisten voor dieren-
artsen die het rendement van hun beroepsmatige activiteiten veilig
willen stellen. Een financiële dienstverlening die alles omvat.
Van begeleiding van associaties tot bedrijfsoverdrachten.
Van pensioenadvisering, praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle
vormen van verzekering. Specialistische ondersteuning in elke fase
van uw carrière. Het vastleggen van een afspraak is het begin van
een vruchtbare vertrouwensrelatie.

DixFortuin Financieel
Praktijk Adviesbureau

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven
T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.dixfortuin.nl

D I X

-ocr page 468-

Jack von Frijtag Drabbe
Künzel

* 9 december 1932 - ti3 juli 2009

Jack werd geboren op 9 december 1932 in Bandung, toenmalig Nederlands-
Indië. Zijn vader was luchtmachtofficier van de
kn i l en voor diens vervolg-
opleiding moest het gezin in 1939 verhuizen naar Nederland. In mei 1940
overleed Jacks vader, nadat zijn vliegtuig was neergeschoten boven Oud-Beijer-
land. In de moeilijke oorlogsjaren stond Jack er met zijn moeder alleen voor. Na
de lagere school en het gymnasium in Amsterdam koos Jack voor de Tropische
Landbouwschool in Deventer. Het was zijn wens om ooit terug te keren naar
de tropen. Vanwege de onafhankelijkheid van Indonesië ging hij uiteindelijk
in 1953 in Utrecht diergeneeskunde studeren. In 1954 leerde hij daar mede-
student Loes kennen. In 1955 trouwden ze en nog tijdens de studie werden
drie kinderen geboren. Voor die tijd was het vrij ongebruikelijk om tijdens de
studie al zo\'n groot gezin te stichten. In 1960 studeerde Jack af (Loes volgde in
1962) en daarna heeft hij op vele plaatsen in het land waarnemingen gedaan,
onder andere in Nieuwleusen. Daar vroeg collega Loman hem in 1963 diens
praktijk over te nemen. De veehouderij nam in die periode een grote vlucht en
de praktijk floreerde. In Nieuwleusen heeft Jack vol enthousiasme samen met
zijn vrouw gedurende vele jaren de praktijk draaiende gehouden. In die jaren
betekende dat: 24 uur dienst en weinig tijd voor je gezin. De verhoudingen met
de buurtcollega\'s waren hartelijk en collegiaal. Het gezin werd uitgebreid met
nog vier kinderen (totaal: vijf dochters en twee zonen). Hun praktijkpand an-
nex woonhuis heette \'Heksenketel\'. Het deed zijn naam eer aan. Jack werd een
geliefd persoon in de gemeenschap: een karakteristiek voorkomen, knickerboc-
ker en pet op, en ahijd goed geluimd. Hij was voorzitter van de judovereniging,
actief bij de plaatsehjke Gemeentebelangen en enthousiast lid van de Rotary
Club Dedemsvaart. In 1978 kon de familie een vakantiehuis in de Provence
aanschaffen. Jack werd francofiel. Het huis werd zijn lust en zijn leven. Hij was
een levensgenieter, een echte Bourgondiër Hij was bovendien een gevoels-
mens, die dicht bij de natuur stond en daar ook alles van wist. Hij verslond vele
boeken over allerlei onderwerpen: geschiedenis, kunst, cultuur et cetera. Een
anekdote: Jack moest voor een onderzoek in het ziekenhuis contrastvloeistof
drinken. Per abuis kreeg hij ontsmettingsalcohol (!) voorgezet. Nog net op tijd
werd zijn maag leeggepompt, maar de hele avond en nacht heeft hij de afdeling
wakker gehouden met zijn gezang. De volgende dag stond men klaar om hem
een klachtenformulier te laten invullen. Onzin, vond hij. En tegen de verpleeg-
kundige die de fout had gemaakt, zei hij: "Och meisje, als je eens wist hoeveel
fouten ik heb gemaakt...!" Het tekende zijn inborst. In 1987 moest Jack voor
het eerst een zware operatie ondergaan. Vanaf die tijd werd zijn werk voor hem
lichamelijk zwaarder. Ad van de Ven kwam hem daarom bijstaan. Uiteindelijk
kon hij in 1992 de praktijk overdoen aan Ad en zijn zoon John. Het was tijd
voor een welverdiend pensioen, voor reizen, golfen, bridgen, Frankrijk en voor
het genieten van de twaalf kleinkinderen. Een tragisch dieptepunt voor de hele
familie was het plotselinge overlijden van dochter Jacobien in 2006. In 2007
openbaarde zich bij Jack slokdarmkanker. Na een aanvankelijk succesvolle
operatie stierf hij op 13 juli 2009. Hij was in de volle overtuiging dat hij zijn
dochter weer zou zien. Jack Künzel werd gewaardeerd om zijn kundigheid en
kennis maar bovenal om wie hij was. Steeds als mensen in de praktijk, collega\'s
en klanten, over hem spreken, verschijnt er bij hen een ghmlach. Tijdens de
crematie is in een overvolle aula afscheid genomen van Jack.

Thijs van den Berg, John Künzel, Ad van de Ven

in memoriam

-ocr page 469-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de
volgende collega\'s aangemeld:

Koen, mevr. F.D.j.; 2009; 4756 sm Kruisland,

Brugweg 12
Oude Hengel, mevr. G.A.H.M.; 1974; 4855 Bad

Bentheim Gildehaus (D), Dorfstrasse 13
Verbeek, mevr. M.; 1987; 3680 Maaseik België,

Schillingsstraat 39
Verborg, mevr. S.; 2009; 3704 zj Zeist,

Brugakker4248
Vogel, mevr. BD.H.; 1992; 8382 cj Frederiksoord,
A.C. Idehof4

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aan-
genomen:
Groot, mevr. N. de; 282t XX Stolwijk,
Bovenkerkseweg 78

Voor het dierenartsenexamen van 6
november 2009 zijn geslaagd:

Begeman, mevr. L.; 3513 bb Utrecht,

Weerdsingel WZ i8p
Davidse, mevr. I.M.L; 4471
nm Wolphaartsdijk,

Muiden weg 10
Dijkshoorn, mevr. A.; 3524
jp Utrecht,

Fihpijnen 192
Douma, A.G.; 3561XL Utrecht, Camera

Obscuradreef 37
Hoeck, B. van; 5682
cd Best, Oranjestraat 76
Hofwegen, mevr. E.M.L. van; 2273
cm

Voorburg, Frans Cobellaan 8
Jansen, R.B.; 6991
ch Rheden, Vorsterstraat 27
Junte, R.D.; 3572
hp Utrecht, Poortstraat 104 bis
Lohman, mevr. B.L; 2132
dp Hoofddorp,

Tuinweg 22-b
Pinkse, B.C.; 3731
te De Bilt, Burg. v

Heemstrakwartier 195
Schrijnders, mevr. R.; 3524
ki Utrecht,Tirol 43
Straaten, G.0. van der; 4621
ec Bergen op

Zoom, Ericalaan 17
Verborg, mevr. S.; 3704 zj Zeist, Brugakker 4248
Wouters, mevr. L; to63
vb Amsterdam, W.J.
Bijleveldstraat 13

Overlijdensberichten:

Op 20 oktober 2009 H.T. van der Laan te Gouda

lUBILEA

4 december, R. Schippers te Hoorn, 40 jaar
12 december, WA. Kok te Gendringen, 40 jaar
12 december, J.J.M. van Riel te Loon op Zand, 40
jaar

12 december, J.P.I van Wensveen te Maastricht,
40 jaar

15 december, L.B.H. ten Hove te Erp, 40 jaar

18 december, J.S.H. Peutz te Groningen, 25 jaar

19 december, M.G.M. Demollin te Margraten,
25 jaar

29 december, T.J.J. van der Rijt te Uden, 40 jaar

sluitingsdata voor kopij

Aflevering I Deadline*
15-12-20091 maandag 130-11-2009
01-01-2010I maandag 114-12-2009
15-01-20101 maandag 104-01-2010
01-02-20101 maandag 118-01-2010

Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

doorlopende agenda

Congressen & Symposia

2009
December

2 Auv-symposium:\'auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie:
ac Hotel,
Langstraat 22, Holten. Ontvangst: 15.45 uur.
16.00 uur: Start symposium. 18.30 uur:
Warm buffet. Voor aanmelding of meer
informatie: www.auv.nl - Agenda.
5-9 Congres American Association of Equine
Practitioners. Locatie: Mandalay Bay Hotel
& Casino, Las Vegas, Nevada.

10 au v-symposium: \'auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie:
au v,
Beversestraat 23, Cuijk. Ontvangst: r5.45
uur. 16.00 uur Start symposium. 18.30 uur:
Warm buffet. Voor aanmelding of meer
informatie; www.auv.nl - Agenda.

16 au v Symposium:\' auv, uw partner in

veranderende tijden\'. Locatie: Mercure Hotel
Haren-Groningen, Emmalaan 33, Haren
(Gr.). Ontvangst: 15.45 uur. 16.00 uur: Start
symposium. 18.30 uur: Warm buffet. Voor
aanmelding of meer informatie: www.auvnl

- Agenda.

2010
Januari

7 auv-symposium:\'auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie: Hajé Hotel
Heerenveen, Schans 65, Heerenveen. 18.15
uur: Ontvangst met maaltijd. 19.00 uur:
Start symposium. 21.30 uur; Einde. Voor
aanmelding of meer informatie: www.auv.nl

- Agenda.

27 auv-symposium: \'auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie: Van der Valk
Hotel, Nijmeegseweg 90, Venlo. 18.15 uur:
Ontvangst met maaltijd. 19.00 uur: Start
symposium. 21.30 uur: Einde. Voor
aanmelding of meer informatie: www.auv.nl

- Agenda.

29-31 sivE-congres 2010. Locatie: Marina di
Carrara, Italië.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
December

8 Wetenschappelijke bijeenkomst vgp.
Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.

11 "Dierenartsen in Bedrijf Netwerkborrel.
Locatie: Oude Tolhuys, Utrecht. Tijd: 17.00
tot 19.00 uur. Kosten: 10 euro.

19 \'De noodslachting\'. Aanvang: \'s middags.
Locade; faculteit Diergeneeskunde.
Sprekers: drs S.J. de Groot: Huidige Wet-en
Regelgeving, drs. A.G. Peters: 200
noodslachtingen in 2009 in regio Zuid, prof.

E.N. Stassen: Welzijn van runderen voor en
na ingang
eu Transportverordening 1/2005,
Spreker
ai d over handhaving bij dubieuze
verklaringen Organisatie
vgh en gkz.

Januari

11 Wetenschappelijke bijeenkomst vgp.

Locatie: Pluimveemuseum Bameveld.
13 Klinische avond van Virbac. Locatie: Golden
Tulip Jagershorst Leende (Eindhoven).
Aanvang: 20.00 uur tot 22.30 uur. Sprekers:
dr. G. ter Haar en mw. Drs. C.J. Piek.

Cursussen

2 oog
December

1 Interactieve Cursusavond Interne Genees-
kunde: regio Noord-West. Georganiseerd door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.
3 \'De tien meest voorkomende orthopedische
aandoeningen in de achterpoot\'. Locatie:
departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Tijd: 14.00 uur tot 20.00
uur. Kosten: 150 euro. In combinatie met
lezing over voorpoot in juni; 275 euro.
Inschrijven via de portal op www.knmvd.nl.
10 Klimaatcursus dierenartsen. Locatie:
Sterksel. Voor iedereen die regelmatig
adviseert op varkensbedrijven. Kosten 280
euro. Inschrijven tot 27 november 2009 via
knmvd-portal.
8 Interactieve Cursusavond Interne

Geneeskunde: regio Midden. Georganiseerd
door
ivip. Kijk op www.ivip.nl.
10 Klimaatcursus dierenartsen. Speciaal voor
varkensdierenartsen. Locatie: Sterksel.
Inschrijven tot 27 november via portal
knmvd. Kosten: 280 euro exclusief. Ruimte
voor 15 tot 30 personen.

15 Interactieve Cursusavond Interne
Geneeskunde: regio Zuid. Georganiseerd
door IVIP. Kijk op www.ivip.nl.

16 \'Casuïstieken: Voortplanting en verlos-
kunde bij het paard\'. Tijd: 14.00 uur tot
19.00 uur. Locatie: auditorium klinieken,
faculteit Diergeneeskunde, Gent. Prakrijk-
gevallen voor 7 december indienen op Jan.
Govaere@UGent.be. Prijs: 90 euro, bij
inschrijving ter plaatse 100 euro.
Cursusnummer: GP-04.

2010
Januari

14 \'Advanced and cosmetic surgery of the oral
cavity, nose, larynx and trachea\'. Spreker;
Gert ter Haar, dipl.
ecvs. Tijd: 15.00 uur tot
18.30 uur. Locatie: collegezaal departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Universiteit Utrecht. Kosten; 100 euro.
Inschrijven;
pegd-portal.
20 \'De aankoopkeuring bij het paard\'. Tijd;
9.00 uur tot 17.00 uur. Locatie; auditorium
klinieken, faculteit Diergeneeskunde, Gent.
Prijs: 120 euro, inschrijving ter plaatse 150
euro. Cursusnummer:
gp-05.
26 Cursus: \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten; 3650 euro. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl onder de link:
\'Toegepaste Statistiek\'.

-ocr page 470-

Forthyron® 200, ideaal voor uw
kleine patiënten tot 20 kg

Forthyron* 400, ideaal voor uw
grote patiënten vanaf 20 kg

Forthyron® 200 400

Ter behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
Simpel, secuur, sterk

Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, www.eurovet-ah.com ^„i^,. Health

Fortiy™MMrrWeto|tmoN«-MCKll03«l-UOA-Wtrtaambou^ 4» mutotr«» ubfcl - RfC W1018! - UDA. Weikaim btsunddri ptf UUO:

KLINISCHE AVONDEN 2010

"Hoe (h)oort het: protocollaire aanpak en behandeling van "Van titer tot therapie: diagnose, behandeling en prognose
chronische otitis externa bij de hond"
Dr. G. ter Haar van Leishmaniasis bij de hond" Mw. drs. C.J. Piek

woensdag 13 januari 2010 Golden Tulip Jagershorst Leende (Eindhoven)

woensdag 10 februari 2010 Van der Valk Hotel Schiphol A4 Hoofddorp

dinsdag 9 maart 2010 Van der Valk Hotel Ridderkerk

dinsdag 30 maart 2010 Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn

\\firbeic:

donderdag 1 april 2010 Van der Valk Hotel Wolvega

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Voor meer infotmatie: Virbac Nederiand B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: infoSVirijac.nl.

1

DCC Nunspeet is een moderne, gecertificeerde praktijk op de Veluwe.
Binnen onze gemengde praktijk wordt diersoortspecifiek gewerkt.
Kennis, kunde en klantvriendelijkheid staan hierbij hoog in het vaandel.

Wij zoeken een enthousiaste/communicatieve:

I. Dierenarts die zich toegelegd heeft op echografie
(m/v, fulltime), die daarnaast algemene
werkzaamheden verricht

2. Dierenarts gezelschapsdieren
met (enige) ervaring (m/v, 36 uur)

Voor beiden geldt:

- bereidheid tot participatie in de diensten (avond/weekend);

- goed in staat om zowel zelfstandig, als in teamverband te werken;

- bij gebleken geschiktheid bereid zijn in de omgeving van Nunspeet te
komen wonen.

Wij bieden:

- diersoort gescheiden dienstregeling;

- volop ruimte voor persoonlijke ontwikkeling in een vooruitstrevende
khniek;

- arbeidsvoorwaarden volgens de cao van Dierenartsenpraktijken.

Uw sollicitatie kunt u, binnen 14 dagen na verschijning van deze advertentie,
sturen naar
dgc Nunspeet, t.a.v. Carla Henniphof, Zwolsewegje 16,8071 rx
Nunspeet of mailen naar chenniphof(|)dgcnunspeet.nl, onder vermelding van
vacature i of 2. Tel.nr. (0341) 25 23 53. Voor meer info: www.dgcnunspeet.nl

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
managementdiensten

Wij Zoeken
Dierenartsen MA/

( bij voorkeur met enige ervaring)

Het betreft:
Vaste banen
Waarnemingen
Full-time en part -time
Onregelmatige diensten
Weekenddiensten

-ocr page 471-

Florkem

®

HET INSPUITBARE FLORFENICOL

het profiel van
een uitstekende groei

Doelmatig OK

Praktisch OK

i

instgevend OK ^
/

/

D

_Q
O)
t>0

c
«

^

(0
E

V
ü

-

Winstgevend

WERKINGEN: Runderen: Tijdens de
g.Toediening van het product via intramuKulair« route kan ooa
« e<Vof pehanaal en rectaal erytheem/oedeem. welke bij SO
X
kingsreacties veroorzaken op de Iniectleplaats v^lke binnen 26

Doelmatig OK Betere vloeibaarheid voor een uitstekende inspuitbaarheid
Praktisch OK De CLAS-fles is veilig, ergonomisch, schokbestendig en licht
Winstgevend OK Minder kans op brekende flacons

\'AMENSTELLING: per ml: 300 mgAoHenIcol.INDICATIES: Runderen: voorde behandeling vin InfeetiMvsndcademhalmgswegen
ini.
Varfcens! Behandeling van acute uitbraken van respintoire aandoeningen bij varkens veroorzaakt door stammen van AcTmobooltus
SERING EN TOEDIENING: mtramuKulalr gebruik. De injectie d«nt In de nek toegediend te worden Runderen: 20 mg fkirfenicol
Vicht cv^eemaal.nm een tussenperiode van 48 mr. Het doseervolume per iniecoepiaats mag niet meer dan 10 ml bedragen Varkens: IS
kg lichaamsgewicht, tvmmaal. met een tussenperiode van 48 uur. Het doseervolume per niectieplaats mag niet meer dan 3 ml bedragen.

Niet gebruiken bi| runderen die metV produceren voor humane consumptie. Niet toedienen in gevallen v

FUlluCEM«aaa-

de dieren kunnen voorkomen. Deze effecten kunnen gedurende <
en verdwijnen.
WACHTTERMIJN: (orgaan)vlees: Runderen: 37
dienn die melk voor menselijke consumpoe produceren.
VERPAKKINGEN: Doos met I flacon FLORKEM* 300 mg/ml van 100 ml.
\'ER: &E-V34470S • NL REG NL 102429 ■ UDA. Uiulultend voor diergeneeskundig gebruik.

(ceva

V SANTE ANIMALE

.-Fax: 02 244 12 99

30-Fax:0174-643924

-ocr page 472-

PRO PLAN Sensitive:
De beste bescherming
voor gevoelige honden.

Pro
Plan

Adult ï -Senior Sensitive

z^lm, biedt dc gevoelde hemd de bescherming die hij nodig heeft:
igwaard^ ingrediënten met
slechts 3 ciwitbronnen (zalm,

®/oor gevoelige honden,
mega 3-vetzuren. Ome^ 3-^\'etzuren hebben een
;ng m de huid en kimnen daantocff helpen bij honden met

ine E zorgen voor een gezonde huid en glanzende vatiit,
ld wordt tegen invloeden van buitenaf.

PRD PLA^ hondenvoeding op wwi^^urina^proplan.nl

Plan

www.purina-proplan.nl

-ocr page 473-

deel 134 • aflevering 24 • i5 december 2009

Tijdschrift voor
Diergeneeskunde

40.

Case report:
Epithelioptropic
lymphoma in a zebrafish

Import van kikkerbillen
met exotische parasieten ^

If V

Veegerelateerde mrsa:
epidemiologie,

transmissie en

karakterisering

koninklijke nederlandse maatschappi] voor diergeneeskunde

-ocr page 474-

J

NAXCEL GARANDEERT THERAPIETROUW DOOR ÉÉN ENKELE INJECTIE.

DIT NIEUWE MIDDEL HEEFT EEN BREDE WERKING, NUL DAGEN WACHTTIJD VOOR MELK EN EEN KORTE WACHTTIJD
VOOR VLEES. HET IS EEN COMPLETE ANTIBIOTICUMKUUR IN ÉÉN INJECTIE.
NAXCEL. VOOR GEMAK EN ZEKERHEID.

NAXCEL 200 mg/ml suspensie voor injectie voor rundvee, werkzaam bestanddeel: ceftiofur 200 nng/ml -Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik - EU/2/05/053/003 - REG NL 103381 - UDA
•uoeldier/lndicaties: rundvee: behandeling van acute interdigitale necrobacillose, ook bekend als Panaritium of interdigitaal flegmoon. -Dosering en toedieningswijze: eenmalige subcutane
injectie van 6,6 rng cettiofur/kg lichaamsgewicht (equivalent aan 1 ml Naxcel per 30 kg lichaamsgewicht) toegediend aan de oorbasis. Het wordt aanbevolen om het injectievolume tot een
maximum van JO ml per injectieplaats te beperken. Wijze van gebruik: het is essentiëel dat Naxcel alleen subcutaan toegediend wordt ter plaatse van de oorbasis in niet te consumeren
weefsel, zoals beschreven in de bijsluiter, om te voldoen aan de wachttijd voor vlees.
-Contra-indicaties: niet gebruiken bij overgevoeligheid voor ceftiofur of andere IS-lactam-antibiotica of
een van de hulpstoffen.
-Wachttermijn: melk: O dagen, (orgaanivlees: 9 dagen. -Bijwerkingen: onder veldomstandigheden werden twee dagen na de injectie bij tweederde van de behandelde
aieren zichtbare zwellingen op de injectieplaats waargenomen, soms met milde tot matige pijn tot gevolg, zie bijsluiter. In zeer zeldzame gevallen (< 1 per 10.000 dieren) is melding gemaakt
van een plotselinge dood na toediening.
-Speciale waarschuwingen: zie bijsluiter. -Bewaren: Houdbaarheid na eerste opening van de flacon: 28 dagen. Niet bewaren boven Buiten het
f @ T h bewaren.
-Nadere informatie; zie bijsluiter of op aanvraag beschikbaar. Voor Nederland: Pfizer Animal Health bv - Postbus 37 - 2900 AA Capelle a/d IJssel (e-mail-

ygfSÊÊk M . ,,, Pfizer Animal Health bv ■ Postbus 37 ■ 2900 AA • Capelle a/d IJs

iJit^Uif Animal heciltn www.pflzerah.m • IntoOpflzerah.m - ® 2009 Pfizer Animal Healtl
^^^^ ® fi/lerknaam van Pfizer Inc.. N.Y., U.S.A.

-ocr page 475-

Van markten en
relatiedagen

Toen ik een paar maanden geleden op de kalender zag dat ik een \'editorial\'
moest schrijven voor deze aflevering van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, had
ik de stille hoop dat dan net het rapport van bureau Berenschot verschenen zou
zijn. U weet wel, het bureau dat in opdracht van onze minister van
lnv moet
onderzoeken of we als praktiserend dierenarts nog apotheekhoudend mogen
blijven. Een dergelijk rapport is altijd een dankbaar onderwerp om over te
schrijven. Helaas, het rapport zal waarschijnlijk pas in januari verschijnen.

Maar goed, een rapport dat wel op tijd is verschenen, het kan u niet ontgaan
zijn, is het
eim-rapport, waarin de knmvd haar plannen over de manier waarop
de antibioticumproblematiek moet worden aangepakt, heeft laten evalueren.
Het rapport ondersteunt de aanpak van de
knmvd: de combinatie van het
registreren van diergeneesmiddelenstromen in een database en een toezicht-
houdende onafhankelijke autoriteit is een effectieve aanpak. Het is nu aan de
politiek om de handschoen op te nemen.

Over mrsa geschreven, in deze aflevering vindt u een zeer lezenswaardig
artikel van de heren Wagenaar en Van de Giessen over de prevalentie en de
achtergronden van het voorkomen van
mrsA-bacteriën in de Nederlandse
veehouderij. Lezen!

In een kalenderjaar heb je als dierenarts vaak vast terugkerende punten. Zo
weet je in de regio waar ik praktiseer, dat je de dagen na de Zuidlaardermarkt
steevast wordt geconfronteerd met paarden en veulens die ernstig ziek zijn als
gevolg van allerlei virale en bacteriële infecties die van de markt worden
meegesleept.

Een ander terugkerend punt zijn de Rundvee Relatie Dagen in Hardenberg,
een beurs waar veehouders vaak heengaan voor eten, drinken, gezelUgheid en
bijpraten. Een beurs waar ook steeds meer dierenartsenpraktijken en farma-
ceutische industrieën zich manifesteren. Na afloop van deze beursdagen wordt
je dan als praktiserend dierenarts geconfronteerd met de nieuwtjes. Zo werd ik
in de dagen na de beurs door een veehouder aangesproken of ik even een
uierinfuus wou klaarmaken voor een koe met een ernstige uierontsteking. Dat
was veel beter dan de gangbare injectoren, had hij op de beurs van een dieren-
arts vernomen. Een andere veehouder kwam aan met een 50 procent kortings-
bon om de nieuwste droogzetter uit te proberen. Een derde veehouder meldde
mij dat de loco voor het product X dat hij gebruikte, nu nog voordeliger was
waardoor het nog makkelijker in te zetten was, er zat toch geen wachttijd op
voor de melk...

KNMuD

Veel leesplezier met deze alweer laatste aflevering van het tvd van het jaar
2009.

Roel Boosman

-ocr page 476-

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

De Molen 77, Houten

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 09 (fax)

www.knmvd.nl

info(a)knmvd.nl

Bestuur

Prof. dr LJ. Hellebrekers (voorzitter, algemene
zaken)

Mw. dr B.P.M. Cornelissen (professionele

kwaliteit en dierenwelzijn)
Dr. G.A. Hooijer (diergezondheidsbeleid)
Drs. A.H.G. Piebes (diergeneesmiddelenbeleid en

volksgezondheid)
Drs. H. van Rossem (financiën)
Drs. B. van Schaik (sociaaleconomisch en

commissie jonge Dierenartsen)
Mw. drs. LA.M. Stark (verenigingszaken en media)

Bureau

Ir. R.A.L Leyendekker (waarnemend directeur)
Mw. drs. M. Fijten (senior communicatie-
medewerker)
Drs. S.J. de Groot (senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken)
Mr H. Haverkamp (senior beleidsmedewerker
sociaal-economische en arbeidsrechtelijke
zaken)

Drs. F.J.W.C. van Herten (senior beleidsmede-
werker veterinaire zaken)
M.A. Ketting
ba (webmaster)
Mw. T. Eman (medewerker vacaturebank)
H.S. de Vries Rfm. (controller)

Hoofdredacteur
Ir. R.A.L. Leyendekker (waarnemend)

Wetenschappelijke redactie
Mw. dr. H.M.G. van Beers-Schreurs
Dr. R. Boosman
Mw. dr A. Bouma
Drs. ]. Deinum
Mw. dr TT.J.M. Laan
Dr LJ.A. Lipman
Dr R.S. Schrijver
Dr N. Stockhofe-Zurwieden
Dr E. Teske

Eindredactie
Drs. E.RC. Bingen
Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77

Postbus 421

3990 ge Houten

(030) 634 89 00 (telefoon)

(030) 634 89 29 (fax)

tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs
De abonnementsprijs voor dierenartsen
niet-leden van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en voor
niet-dierenartsen wordt vastgesteld door het
bestuur

Bank

ing Bank 511606 ten name van de knmvd.
De Molen 77, Houten, abn/amro n.v.. Postbus
30,3500
aa Utrecht, nr 55 50 48 86: ene en e
bank n.v.. Postbus 85100,3508 ac Utrecht,
nr 69 93 61 443.

Basisontwerp
Bart van Raaij, Rotterdam

Opmaak en druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,

Binckhorstlaan 401

2516 bc Den Haag

(070) 750 75 00 (telefoon)

(070) 750 75 78 (fax)

Advertenties
Commerciële advertenties:
Overgaauw Veterinair Advies
Postbus 204
3770 A E Barneveld

(0342) 41 97 98; (06) 53 26 06 96 (telefoon)
(0342)41 97 94 (fax)
info(S)overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken:
eindredactie

Beëindiging lidmaatschap KtiuvD en groepen
Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór
I december van het lopende jaar schriftelijk en
aangetekend te geschieden om het lidmaatschap
per I januari van het daaropvolgende jaar te
laten eindigen.

Richtlijnen voor auteurs
Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn
op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Dier-
geneeskd 1992; 117: 31-4). De redactie aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor schade welke -
direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in
dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de
auteur is vermeld of in de inhoud van de in dit
tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties
kunnen zonder opgaaf van redenen door de Re-
dactie worden geweigerd of ingetrokken. Niets
uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt, door middel van druk,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder
schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in
Current Contents / Agricultural Biology and
Environmental Science / Index-Medicus, Index
Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological
Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

All rights reserved

Foto omslag: Maurits Bosgoed

-ocr page 477-

Deel 134 • Aflevering 24-15 december 2009

wetenschap ..... Case report: Epithelioptropic lymphoma in a zebrafish (Danio rerio)

R.V. Kuiper, S. Kimpfleren G.C.M. Grinwis 1018

Samenvattingen vdt 1021

voor de praktijk ..... Import van Icikkerbillen met exotische parasieten

Frits Franssen en Joke van der Giessen 1026

in veterinair verband ..... Vecgerelateerde MRSA: epidemiologie in dierlijke productieketcns,

transmissie naar de mens en karakterisering van de kloon

Jaap A. Wagenaar en Arjen van de Giessen namens hetiNV-URSA

onderzoeksconsortium 1032

Ingezonden: magnesiumonderzoek J.M. Hallebeek 1036

Reactie van de g d op de ingezonden brief 1036

Gedragskliniek behandelt oorzaak gedrag Johan Klein Haneveld 1038

Gesignaleerd Carolien de Jager 1040

cursussen en congressen ..... \'Antibiotica... Less makes thlngs better?\'Mahnen uflm rff??ßosc/i 1042

Oncologisch Treffen 2010 Amo Roos 1045

\'Masterclass\' voor nieuwe dierenartsen Tjerk Bosje 1047

knmvd ..... GGL-column: impact van zoönosen OffoSc/irei^rs 1050

In memoriam prof. dr. h.c. Herman van Genderen Adelbert van Miert 1051

rubrieken ..... Uit de redactie ioi5

Nieuws 1024

Veterinair tuchtrecht 1031

Nieuws uit de industrie 1049

Voorzitterscolumn 1050

Personalia 1052

Deadline kopij 1052

Doorlopende agenda 1052

-ocr page 478-

Case report: Epitheliotropic lymphoma in a
zebrafish
(Danio rerio)

R.V. KuiperS. Kimpjler\' en G.C.M. Grinwis •

Tijdschr Diergeneeskd 2009: r0i8-i020
Oorspronkelijk artikel

summary

A proliferative disorder of lymphocytes was observed in a
macroscopically normal young adult wild-type zebrafish
(Danio rerio) during routine histological screening in a
two-generation toxicity study. Proliferating lymphocytes
were observed to invade the gill arches, infiltrate the
cranial skeletal muscle and inner ear, and accumulate at
distant sites in the frontal epidermis. The test compound,
tetrabromobisphenol A
(tbbpa, a flame retardant), is not
known as a carcinogen and no tumours were detected in
any of the 53 other fish in the study, including tank mates.
Although neoplastic lymphoid proliferation in the
thymus region is occasionally observed, we have never
seen epitheliotropism in zebrafish during other similar
exposure studies or brood stock. Our findings indicate that
epitheliotropic lymphoma can occur spontaneously in
zebrafish but at a low incidence.

samenvatting
Epitheliotroop lymfoom bij een zebravis (Danio rerio)

Histologisch onderzoek uan een macroscopisch normale jong
volwassen wildtype zebravis
(Danio rerio) afkomstig uit een
toxiciteitsstudie toonde sterke proliferatie van lymfocyten in het
thymusgebied. Deze lymfocyten infiltreerden de kieuwbogen, de
schedelmusculatuur en het binnenoor, en op afstand multifocaal
de craniale epidermis. De teststof tetrabromobisphenol A
(tbbpa, een brandvertrager), staat niet bekend als carcinogeen
en tumoren zijn niet waargenomen bij de andere
55 vissen uit
dezelfde studie inclusief tankgenoten. Hoewel lymfoïde neoplasie
van de thymus sporadisch wordt waargenomen bij de zebravis
hebben wij nooit eerder epitheliotropisme aangetroffen bij
zebravissen of fokdieren bij vergelijkbare studies. Onze bevindin-
gen laten zien dat epitheliotroop lymfoom spontaan kan
optreden bij de zebravis, zij het met een lage incidentie.

introduction

Although the zebrafish is currently one of the most popular
laboratory animal species, surprisingly little is known
about its diseases. As studies in various areas increasingly
rely on the use of zebrafish, there is an increased demand
for zebrafish breeding facilities and veterinary care.

i Dutcfi Molecular Pathology Center, Pathobiology Department, Faculty
of Veterinary Medicine, Utrecht University, Yalelaan i,p.o. Box 80.158,
3508
td Utrecht, The Netherlands.

Knowledge about the diseases and disorders that affect the
species is essential for quality control and for interpreta-
tion of experimental results (r). The reporting of sponta-
neous neoplasms becomes even more important as
genetically modified zebrafish are increasingly being used
as models in human cancer research (i,
2), and zebrafish
may partly replace rodents in future carcinogenicity
studies. Classifying lymphoid neoplasms in fishes may be
particularly challenging because unambiguous immuno-
logical markers are not available and diagnosis of neoplasia
in various fish species primarily relies on morphology in
haematoxylin and eosin (H&E)-stained sections.

-ocr page 479-

various concentrations of tetrabromobisphenol A (tbbpa)
as reported elsewhere (3). Fish were kept in groups of 3
males and 3 females per tank containing 6L of controlled-
quality fresh water After
4 weeks of exposure, the fish
were killed with tricaine methanesulphonate
(MS222)
buffered with sodium bicarbonate and then fixed in
freshly prepared Bouin\'s fluid (recommended for fish
histology by the
oecd; 4). Bouin\'s fluid has the advantage
of sufficiently decalcifying the skeleton of adolescent fish
to enable microtomy. After
24 hours, the fish were put in
70% ethanol before routine processing, paraffin embed-
ding, and serial sectioning. SHdes were then stained with
h & e and evaluated by light microscopy

results

One grossly normal female adult zebrafish showed a
marked proliferation of small round cells that were
characterized by a round compact nucleus surrounded by
a thin, almost invisible, rim of more eosinophilic cyto-
plasm. These cells were morphologically consistent with
mature lymphocytes (Figure lA, B; see Figures 3A and 4 for
close-up of cell morphology). The nuclei were uniform
with regularly scattered dense clumps of chromatin. Single
small nucleoli were observed when not obscured by the
overall chromatin density Mitotic figures were rarely
observed. A uniform population of these lymphocytes had
invaded the gill submucosa to a greater extent than is
normally observed in zebrafish of the same age (Figure
2).
Moreover, similar cells had invaded the skeletal muscle
surrounding the thymus (Figure 3A) and the inner ear
(Figure 3B), and aggregates of these cells were seen in the
frontal epidermis (Figure
4). Remarkably, groups of
lymphocytes had invaded the cytoplasm (emperipolesis)
of the large \'club\' or Leydig cells (also known as \'Schreck-
substanz Zellen\', a feature of the normal piscine epider-
mis). Proliferating lymphocytes were not observed in other
parts of the body and no other abnormalities were noted.

discussion

A single adult zebrafish presented with abnormal lym-
phoid proliferation in the cranial area. The morphology
and localization of these cells are consistent with a thymic
origin, which suggests that the observed neoplastic cells
were of T-cell lineage. Unfortunately, no immunological
markers were available at the time of sectioning.

Lymphoma has been observed in various fish species
including zebrafish (i,
2, 5,6,7)- EpitheUotropism further
supports T-cell lymphoma and has been reported in
thymic lymphomas of coho salmon
(5) and Japanese
medaka (6). Although the epitheliotropic lymphoma cells
seen in coho salmon had a more blastic appearance, we
interpreted the present lesion as malignant based on the
uniformity of the cell population, abnormal invasion of
the gills and surrounding skeletal muscle, and distant
epidermal involvement. A similar distribution of presum-
ably neoplastic T cells was observed in coho salmon,
resulting in
45% mortaUty. In the present case, only one
animal had the disease and therefore a relation with food
or an infectious cause seems unhkely. EpitheUotropism
has not been reported before in zebrafish lymphoma, and
emperipolesis of neoplastic lymphocytes in club cells has
not been noted in fish.

-ocr page 480-

Interestingly, neoplastic T-cells have been observed to
invade hepatocytes in the cat (8). Although we did not
observe hepatocellular invasion in this fish, the intra-
cellular presence of tumour cells inside these specialized
epithelial cells may represent a comparable feature of
neoplastic T-cells in this species.

Apart from outbred zebrafish, inbred lines are available,
each of which may have its own tumour predisposition.
The zebrafish model organism database
zfin
(http://zfin.org/) lists 25 registered wild-type lines,
including zebrafish from otherwise \'unspecified origin\',
such as the fish used in this study The incidence of
spontaneous tumours is low, and published results of
diagnostic cases from Oregon State University indicate
that they most commonly originate from the ultimobran-
chial gland, testis, liver, intestines, peripheral nerves, and
thyroid gland (r). Spontaneous seminoma has also been
reported as occurring relatively frequently (9). Lymphoma
is less frequently seen; however, the above tumours were
reported in grossly abnormal or moribund fish, whereas
the current case did not display any symptoms of disease.
This could mean that previous reports (1/500 tumours of
lymphomyeloid origin, with 1:3000 fish suffering from
spontaneous neoplasms (i)) underestimate the true
incidence of lymphoma. The diagnosis of zebrafish
tumours will become more accurate and reproducible as
more information becomes available.

references

1. Spitsbergen JM and Kent ML The state of the art of the zebrafish
model for toxicology and toxicologic pathology research-advantages
and current limitations. Toxicol Pathol 2003; 31:62-87.

2. Feitsma H and Cuppen E. Zebrafish as a cancer model. Mol Cancer Res
2008 6:685-694.

3. Kuiper RV, Brandhof EJ van den, Leonards PE, Ven LT van der. Wester
PW and Vos JG. Toxicity of tetrabromobisphenol A (tbbpa) in
zebrafish (Danio rerio) in a partial life-cycle test. Arch Toxicol 2007;
81:1-9.

4. Johnson R, Wolf J and Braunbeck T. OECD guidance document for the
diagnosis of endocrine-related histopathology of fish gonads.
Organisation for Economic Co-operation and Development 2009,
available from http://www.oecd.org.

5. Kieser D, Kent ML, Groff JM, McLean WE and Bagshaw. An epizootic
of an epitheliotropic lymphoblastic lymphoma in coho salmon
Oncorhynchus kisutch. Dis AquatOig 1991; 11:1-8.

6. Okihiros MS and Hinton D. Lymphoma in the Japanese medaka
Oryzias latipes. Dis Aquat Org 1989; 7: 79-87.

7. Battalora MStJ, Hawkins WE, Walker WW and Overstreet. RM.
Occurrence of thymic lymphoma in carcinogenesis bioassay
specimens of the Japanese medaka
{Oryzias latipes). Cancer Res 1990;
50:5675S-5678s.

8. Ossent P, Stockli RM and Pospischil A. Emperipolesis of lymphoid
neoplastic cells in feline hepatocytes. Vet Pathol 1989; 26:279-280.

9. Smolowi tz R. Hanley J and Richmond H. A three-year retrospective
study of abdominal tumors in zebrafish maintained in an aquatic
laboratory animal facility Biol Bull 2002; 2003: 265-266.

Artikel ingediend: 10 september 2009

Artikel geaccepteerd: 20 oktober 2009

2009

Bedankt!

De wetenschappelijke redactie van het Tijiischriji voor Diergeneeskundeheda.nkt prof. dr. H.W. Barkema, mevrouw dr.
H.M.G. van Beers-Schreurs, drs. T. Bosje, mevrouw dr. A. Bouma, C.M. de Bruijn, mevrouw C.M. Butler, S. Cokelaere,
prof. dr. P. Deprez, prof. dr. J.E. van Dijk, mevrouw prof. dr. J. Fink-Gremmels, R.J. Gerritsen, dr. L.S. Goehring, prof. dr.
E. Gruys, prof. dr. L. Van Ham, H. van Herpen, mevrouw prof. dr. K. Hermans, mevrouw dr. ir. A.E. Heuvelink, prof. dr.
J. Hirschberger, dr. T.S.G.A.M. van den Ingh, mevrouw dr. M.J.L. Kik, mevrouw dr. D.P.K. Lankveld, dr. F.J.U.M. van der
Meer, prof. dr. A. Moritz, mevrouw dr. M. Nielen, R. van Noort, mevrouw dr. L.M. Overduin, dr. ing. RA.M. Overgaauw,
mevrouw dr. T. Picavet, mevrouw C.J. Piek, dr. A.A. Stokhof, dr. L.EH. Theyse, prof. dr. S. de Vliegher, mevrouw M.
Voermans, dr. J.H. Vos, ing. RJ. Werkman, dr. A.H. Werners, EG. van Zijderveld en prof. dr. R Zwart voor het beoordelen
van de wetenschappelijke artikelen over het jaar 2009.

-ocr page 481-

Cursusaanbod 2010

üh a n e n t jijiat ^îfcî^bl a

Uitgave: december 2009

Stichting Permanente Educatie Gezelschapsdieren is een samenwerkingsverband zonder winstoogmerk van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren en het Departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren van de Universiteit Utrecht. _

Omschrijving

Informatie

Doelgroep

Cursus

Advanced and cosmetic surgery
of the oral cavity, nose, larynx &
trachea

Dr. Gert ter Haar, dipl. ECVS, zal in een drie uur durende lezing drie
afzonderlijke onderwerpen op het gebied van de KNO chirurgie voor
gevorderden bespreken: de chirurgische behandeling van orona-
sale fistels en
cheilo-alveolo-palatoschizes (hazenlip tot gespleten
gehemelte); cosmetische en reconstructieve chirurgie van het
planum nasale en de sinus nasalis na trauma en tumorexcisie; en
de chirurgie van larynx en trachea, van larynxparalyse tot ventrale
laryngotomie en tracheale resectle en anastomose voor verwijder-
ing van tumoren.

De ervaren gezelschapsdierenarts die
zich verdiept In de chirurgie.
Niveau II en III

Lezing
donderdag
14 januari 2010
15.00-18.30 uur

Kosten 100 euro

Bloed: afnametechniek en inter-
pretatie bij bijzondere dieren

Bloed afnemen bij konijnen, fretten, vogels of andere bijzondere
dieren? Voor velen van ons is dit geen alledaagse bezigheid en
we laten het daarom liever achterwegen. Toch ziet u steeds meer
van deze patiënten In uw praktijk en nemen zowel de mogelijk-
heden van het aanvullend diergeneeskundig onderzoek, als ook de
motivatie van uw cliënt toe. Dr Nico Schoemakers dipl. ECAMS en
Yvonne van Zeeland bieden u de technieken en bespreken de inter-
pretatie van de laboratoriumuitslagen.

De dierenarts die aanvullend onder-
zoek verricht bij bijzondere dieren,
maar ook diegene die hiermee wil
starten.
Niveau II

Lezing
donderdag
11 februari 2010
15.00 - 18.30 uur

Kosten 100 euro

Modulaire cursus tandheell<unde
bij de hond en de kat

Een praktische cursus tandheelkunde bij de kat en de hond. In
kleine groepen worden de modulen Parodontologie en profes-
sionele gebitsverzorging (I); Basis gesloten extractie techniek (II);
Radiologie (III); Chirurgische extractie techniek hond (IV) en kat
(V) theoretisch behandeld, gedemonstreerd en vervolgens worden
de praktische vaardigheden geoefend. De cursus wordt gegeven
door Prof. Frank Verstraete (USA) dipl. AVDC en dipl. EVDC en
Andries van Foreest.

Cursisten van de PEGD basiscursus
tandheelkunde. Niveau I en II
Voor meer Informatie aangaande de
basiscursus: pegd.nl

Modulaire cursus
5 modulen van 1 dag
februari en maart 2010

Kosten 1950 euro
★★★

k\'iii^ vnnr mppr informatie en/of inschriiven op www.pegd.nl

-ocr page 482-

In Engeland staan auto ongelukken, na oudérdonn, kanker, en
nierfalen op de vierde plaats als doodsoorzaak bij katten. Ook in
ons land worden deze patiënten veelvuldig in de praktijk aange-
boden. Sophie Adamantos (UK), dipl. ACVECC, specialist Emer-
gency and Critical Care, biedt u een systematisch aanpak van deze
patiënten en behandelt tevens trauma ten gevolge van diverse
andere oorzaken zoals een val van hoogte of bijtincidenten.

Gezelschapsdierenartsen, voor de-
gene die zich toegelegd hebben op
de kat zal er op meerdere momenten
dieper op de stof worden ingegaan.
Niveau II

Engelstalige lezing
dinsdag
2 maart 2010
14.00-20.15 uur

Kosten 150 euro
★★

1 ■

Psychofarmaca in dogs and cats

Interactieve middag waaraan per middag maximaal 25 perso-
nen kunnen deelnemen. In kleine groepen gaat u aan de slag
met diverse klinisch-chemische laboratoriumuitslagen. Onder de
intensieve leiding van Dr. Hans Kooistra, dipl. ECVIM-ca, worden u
handreikingen gegeven voor een systematische aanpak. De nadruk
wordt tevens gelegd op welke uitslagen u meer of minder vertellen
en welke afwijkingen absoluut verder opgewerkt dienen te worden.

De kat aan de prozac? Hond op de medicatie vanwege dementie?
Psychofarma worden steeds vaker ingezet bij gedragsafwijkingen
waar andere vormen van therapie niet, of onvoldoende, werken.
Mits juist voorgeschreven kan het effect zeer positief zijn en uit
huisplaatsing of zelfs euthanasie voorkomen worden. Prof. Dn
Xavier Manteca, dipl. ECVBM, werkzaam aan de Universiteit van
Barcelona, zal in een vijf uur durende lezing uitgebreid ingaan op
de werking en indicaties van de verschillende psychofarmaca.

Practici die meer willen halen uit hun
laboratoriumuitslagen, waarbij zowel
aan startende als meer ervaren dier-
enartsen gedacht moet worden.
Niveau I en II

Workshop
1 middag
dinsdag

18 mei 2010 of
donderdag
27 mei 2010
15.00 -18.30 uur

Kosten 125 euro
★★★

Engelstalige lezing
donderdag
10 juni 2010
14.00-20.15 uur
Kosten 150 euro

Gezelschapsdierenartsen.
Niveau II

Tijdens het PEGD symposium zullen nieuwe Produkten, inzichten en
innovaties die het afgelopen jaar onze aandacht trokken besproken
worden. Dit jaar zal dat ondermeer de volgende onderwerpen be-
treffen: voedingssupplementen en nutraceuticals, nieuwe anaes-
thetica, recent bijgekomen mogelijkheden voor de behandeling van
benigne prostaathyperplasie, nieuws over bijzondere dieren en niet
geheel onbelangrijk de nieuwe communicatiemogelijkheden voor de
gezelschapsdierenpraktijk. Het PEGD symposium zal een jaarlijks
terugkerend evenement zijn om de gezelschapsdierenarts door
middel van korte lezingen up to date te houden.

Diergeneeskunde in 2010: What\'s
new?

Gezelschapsdierenartsen.
Niveau I t/m III

Symposium
Donderdag
24 juni 2010
11.00-18.30 uur
Kosten 185 euro

Kiik voor meer informatie en/of in«;rhriivpn nn www npoH nl

-ocr page 483-

Cytologie van aspiratiebiopten, afdrukpreparaten of vocht kan
vaak redelijk snel en eenvoudig tot een klinische diagnose leiden.
Tijdens deze cursus wordt u door Dr Erik Teske de basisprincipes
bijgebracht en worden de meest voorkomende afwijkingen behan-
deld. Elke sessie start met een theoretisch deel, gevolgd door prak-
tisch oefeningen achter de microscoop. Aan het eind van iedere
sessie zullen de preparaten gezamenlijk doorgesproken worden.

Modulaire cursus cytologie

Dierenartsen die geringe ervaring
hebben in de cytologie, maar zeker
ook diegene die zich er verder in wil-
len bekwamen.
Niveau I en II

Modulaire cursus
5 donderdagmiddagen
september 2010 tot
april 2011

Kosten 850 euro
★★★

Fish is a veterinary animal
Basiskennis van de vissen-
geneeskunde

Modulaire cursus Weke Delen
Chirurgie deel I

Dierenartsen zijn bij uitstek de geschikte personen om vissen te
onderzoeken, een diagnose te stellen en een gerichte behandeling
toe te passen. Toch wordt hier in de dagelijkse diergeneeskundige
praktijk weinig gebruik van gemaakt. Peter Werkman zal u op weg
helpen en onderwerpen uiteenlopend van ondermeer de anato-
mie en fysiologie, de ziekteveroorzakers en de anesthesie, tot het
vangen van vissen en de waterkwaliteit behandelen. Na het volgen
van deze lezing beschikt u over een goede basis om een potentieel
nieuwe groep cliënten deskundig te bedienen.

Zeer interactief, praktisch en leerzaam, zo omschreven de deelne-
mers de eerste modulaire cursus weke delen chirurgie. Vanwege
het succes van deze cursus in 2008-2009 en de grote belangstel-
ling voor de vervolgcursus in 2009-2010 wordt de eerste cursus in
2010 -2011 herhaald onder leiding van Prof. Dr. Jolle Kirpensteijn,
Dr Gert ter Haar en Dr. Henry L\' Eplattenier. De cursus garandeert
l<orte interactieve lezingen die afgewisseld worden met uitgebreide
praktische oefeningen.

Dierenartsen die vissen behandelen,
maar ook zeker diegene die hier mee
willen starten.
Niveau I en II

Lezing
dinsdag

7 september 2010
15.00-18.30 uur

Kosten 100 euro

Modulaire cursus
3 modulen van 2 dagen
vrijdag & zaterdag
september 2010 tot
februari 2011

Kosten 1950 euro
★★★

Bent u een practicus met weinig er-
varing dan letten we speciaal op het
verkrijgen van de skills om goed te
opereren. Heeft u veel ervaring, dan
geven we handvaten om uw ervaring
optimaal te benutten.
Niveau I t/m III

Nekproblemen of kopzorgen
Neurologische aandoeningen bij
de hond

Dr. Paul Mandigers richt zich in deze lezing op de neurologische
aandoeningen van de kop en nek bij de hond. De onderwerpen
worden uitgebreid behandeld, zowel het klinisch beeld, de klinische
diagnostiek alsmede de verschillende diagnostische technieken.
Waar mogelijk zal tevens de erfelijkheid besproken worden. Behan-
deld worden ziekten die recent ontdekt zijn en daarnaast worden
de nieuwe inzichten van de reeds bekende ziekten toegelicht.

Gezelschapsdierenartsen.
Niveau I t/m II

Lezing
donderdag
7 oktober 2010
14.00-20.15 uur
Kosten 150 euro

k-iik wnnr mppr informatie en/of inschriiven op www.pegd.nl

-ocr page 484-

Haematologie en stollings-
factoren: interpretatie laborato-
riumuitslagen

Interactieve middag waaraan per middag maximaal 25 personen
kunnen deelnemen. In kleine groepen gaat u aan de slag met
diverse haematologische uitslagen. Onder de leiding van Christine
Piek worden u handreikingen gegeven voor een systematische
aanpak. De laboratoriumuitslagen betreffende zowel de erytro-
cyten en leucocyten alsmede de thrombocyten worden besproken.
Daarnaast zullen ook de klinisch meest relevante stollingsfactoren
behandeld worden.

Practici die meer willen halen uit
hun laboratoriumuitslagen, waarbij
zowel aan startende als meer ervaren
dierenartsen gedacht moet worden.
Niveau I en II

Workshop
1 middag
dinsdag 16 of
woensdag 24
november 2010
15.00 -18.30 uur
Kosten 125 euro

Dr Jodi Westropp dipl. DACVIM (UC Davis US) is een veel
gevraagde spreker binnen de kattengeneeskunde, met name op
het gebied van de lagere urinewegen. Urologische aandoeningen
komen frequent voor bij de kat en kunnen variëren van eenmalig
tot chronische en/of recidiverende aandoeningen. De behandeling
kan daardoor erg complex worden met niet alleen een gefrust-
reerde dierenarts tot gevolg, maar zeker ook een eigenaar en niet
te vergeten de kat. Dr. Westropp zal vele verschillende urologische
aandoeningen bespreken en u de nieuwste inzichten geven.

Feline urology

Gezelschapsdierenartsen, voor de-
gene die zich toegelegd hebben op
de kat zal er op meerdere momenten
dieper op de stof worden ingegaan.
Niveau II

Engelstalige lezing
donderdag
9 december 2010
14.00-20.15 uur

Kosten 150 euro
★★

Infectieuze aandoeningen bij de
kat

De European Advisory Board on Cat Diseases (ABCD) stelt richt-
lijnen op aangaande management en preventie van infectieuze
aandoeningen bij de kat in Europa ter bevordering van de gezond-
heid en welzijn. De richtlijnen zijn gebaseerd op recente weten-
schappelijke kennis, de Advisory Board bestaat dan ook uit vele
veterinaire experts. Prof. Dr. Horzinek is de voorzitter van de ABCD
en zal in deze lezing uitgebreid ingaan op de diverse infectieuze
aandoeningen bij de kat en u op de hoogte stellen van de nieuwste
inzichten.

Gezelschapsdierenarts.
Niveau II

Lezing
donderdag
10 maart 2011
14.00-20.15 uur

Kosten 150 euro
★★

•m

RO%4LCMilN

VÉTCRINARY WET

)p,roteq.nl

k Intervet

Schering-Phugh /

Kijk voor meer informatie en/of inschrijven op www.pegd.nl

diagnostics

-ocr page 485-

Samenvattingen vdt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift: voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van
gepubliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een
eenvoudige manier op de hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Prof. dr. Aart de Kruif Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift
Wetenschappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Bacteriën van huisdieren als oorzaak
van maagklachten bij de mens

F. Haesebrouck, E Pasmans, B. Flahou, T. Meyns, M. Vermoote,
S. Kumar, K. Chiers, A. Decostere en R. Ducatelle
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200g; 78:295-301.

Alhoewel Helicobacter pylori de belangrijkste bacterie is die
geassocieerd wordt met maagklachten bij de mens, kunnen
ook andere Helicobacters gastritis, maagzweren en maag-
kanker veroorzaken bij mensen. Het gaat hier om grote,
spiraalvormige bacteriën die bijzonder moeilijk of zelfs niet
in het laboratorium kunnen worden gekweekt. Ze worden in
de literatuur vaak aangeduid als
\'H. heilmannii\'. Deze
benaming is evenwel onjuist en in feite betreft het hier
minstens vijf verschillende Helicobacter soorten die ook
voorkomen in de maag van huisdieren.
H. suis is de meest
frequent voorkomende gastrale niet
H. pylon Helicobacter
species
(nhph) bij de mens. Deze kiem speelt ook een rol bij
het ontstaan van maagulcera bij varkens. Andere
nhph die
aangetroffen worden in de maag van mensen, zijn
H. felis, H.
salomonis, H. bizzozeroniien Candidatus H. heilmannii.
Deze
Helicobacters kunnen voorkomen in de maag van honden en
katten.
Candidatus H. bovis komt frequent voor in de lebmaag
van runderen, maar wordt slechts uitzonderlijk gevonden bij
mensen. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat dieren een bron
zijn van maaginfecties met
nhph bij de mens. Alhoewel het
niet exact bekend is hoe gastrale
nhph overgedragen worden
van dieren naar mensen, gebeurt dit allicht vooral door
direct contact. Recentelijk is men erin geslaagd meerdere van
deze kiemen in het laboratorium te isoleren uit de maag van
huisdieren. Dit zal ongetwijfeld leiden tot betere inzichten in
de interacties van deze kiemen met hun gastheer.

Perioperative pain: physiology and
pathophysiology

T. Bosmans, M. Doom, E Gasthuys, P Simoens, L. Van Ham en
I. Polis. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009; 78:302-313.

This review describes the physiology and pathophysiology
of perioperative pain in domestic animals. Different
definitions of pain, as well as different aspects of the pain
experience (transduction, transmission, modulation and
perception) are discussed in detail.

Profylactisch gebruik en misbruik van
antibiotica bij de chirurgie van kleine
huisdieren

N. Porters, H. de Rooster en E Haesebrouck Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 2009; 78:315-325.

Antibiotica als profylaxie of therapie worden vaak onge-
past of onjuist gebruikt bij de chirurgie van gezelschaps-
dieren. Dierenartsen baseren zich voor de keuze van een
antibioticum en de doseringsintervallen vaak louter op een
traditie, een veronderstelling of een kostprijs. Clinici
beseffen te weinig dat wanneer een patiënt antibiotica
krijgt, dit niet alleen die patiënt beïnvloedt maar ook zijn
omgeving en andere dieren of mensen die ermee in contact
komen. De selectie van een antibioticum voor profylactisch
of therapeutisch gebruik moet gebaseerd zijn op een kennis
van de verwachte microbiota, de bacteriële resistentie-
patronen en de mogelijkheid van het antibioticum om het
weefsel te bereiken in de geschikte concentratie.

Diabetes ketoacidosis and diabetes ke-
tosis in 54 dogs: a retrospective study

V. de Causmaecker, S. Daminet en D. Paepe. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 2009; 78:327-337-

Diabetes ketoacidosis (dka) and diabetes ketosis (dk) are
severe complications of diabetes mellitus (
dm).

A retrospective study on 54 dogs with diabetes
keto(acido)sis (
dk(a)) was performed. The patients were
mostly middle-aged to old female intact dogs with a his-
tory of polyuria/polydipsia, lethargy, anorexia, vomiting,
weight loss, diarrhea, hematuria, pollakisuria of shock.
In 57.4% of the dogs, a previous diagnosis of
dm was
not established. Diabetes keto(acido)sis was frequently
associated with a concurrent disease such as pancreatitis
(22.2%), hypercortisohsm (7.4%). neoplasia (24%), infec-
tions (24%), renal failure (i 3%) or heart failure (7-4°/o)- To
evaluate the patient and to search for a concurrent disease,
a complete blood count and serum biochemistry, blood gas
analysis, urinalysis, urine culture, thoracic radiographs
and/or abdominal ultrasound were performed. The treat-
ment of the
dk(a) depended on the concurrent disease.

-ocr page 486-

the blood values and the symptoms of the dog. The prog-
nosis was poor, since 48% of the dogs died or were eutha-
nized within 2 weeks after diagnosis. Relapse occurred in 5
dogs (9.3%) mostly within 6 months.

Chirurgische behandeling van het
discusgeassocieerd Wobblersyndroom
door middel van een standaard
ventraalslottechniek

S. De Decker, M. Tshamala, S. Bhatti, I. Van Soens, J. Saunders,

T. WaelhersenL. Van Ham. Vlaams Diergeneesk Tijdschr

2009:78:338-345-

Er bestaat veel discussie over de behandeling van het
discusgeassocieerd Wobblersyndroom. In deze retrospec-
tieve studie wordt de klinische evolutie beschreven van
twaalf honden die chirurgisch werden behandeld door
middel van een standaard ventraalslottechniek. De
opvolgingsduur varieerde van i to 59 maanden postopera-
tief. Initieel vertoonden negen van de twaalf honden een
gunstige klinische evolutie. Zes van de negen honden
hadden op een later tijdstip een tweede episode van
gelijkaardige klinische klachten. Twee van deze honden
konden verder conservatief worden behandeld, de andere
vier werden geëuthanaseerd. De resultaten van deze studie
worden vergeleken met deze van gelijkaardige studies,
met bijzondere aandacht voor inclusiecriteria en gegevens
met betrekking tot de postoperatieve opvolging.

Discospondylitis bij de hond: een
retrospectieve studie van i8 gevallen

L. Ameel, V.Martlé, I. Gielen, S. Van Meervenne, I. Van Soens,
A. Vanhaesebrouck, S. Bhatti, S. De Decker, M. Tshalama,
W. Paulissen en L. Van Ham. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr

2009;78:347-353-

In een retrospectief onderzoek (1997 tot 2007) kon bij
18 van 35 honden verdacht van discospondylitis
(ds), de
diagnose van discospondylitis worden bevestigd. Zowel het
signalement als de symptomen van deze honden op het
moment dat ze werden aangeboden, kwamen in vele
gevallen overeen met de literatuurgegevens. Radiografie
was het diagnostisch middel bij uitstek. In zeventien van
de achttien gevallen werden aanvullende diagnostische
technieken uitgevoerd om de diagnose te bevestigen. Een
bloed- en urinecultuur werden uitgevoerd om een onder-
Uggend etiologisch agens op te sporen. De medicamen-
teuze therapie bleek de belangrijkste behandelingsoptie.
Het merendeel van de honden (76 procent) vertoonde

duidelijke beterschap na de behandeling. Deze gegevens
bevestigen dat discospondylitis middels een medicamen-
teuze therapie een redelijk goede prognose heeft.

An outbreak of sheep-associated
malignant catarrhal fever in sows

B Mateusen, P. Vyt, S Ribbens, S Van Colen, C. Letellier,
P. Kerkhofs, H. Nauwyncken D. Maes. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2009; 78:354-358.

This paper describes a case of malignant catarrhal fever in a
sow herd in Belgium caused by infection with ovine
herpesvirus-2 (oHv-2). The 11 affected sows had high fever
and 10 of them died within 3 days after the onset of clinical
disease. The most prominent macroscopic lesion was a
hemorrhagic to pseudo-membranous gastritis. Histopathol-
ogy revealed severe infiltration and necrosis of the gastric
mucosa. Neither antimicrobial treatment nor injection with
anti-inflammatory drugs ameliorated the severity of the
disease. As the sows and sheep were housed in the same
building with the possibility of having direct nose-to-nose
contact, and as
pcr testing showed that the virus found in
the sows was identical to that found in the sheep, it is very
likely that the infection was transmitted from the subclini-
cally infected sheep to the sows. The present case showed
that
ohv-2 infection should be included in the differential
diagnosis when facing problems of fever followed by death,
especially when pigs are housed in close contact with sheep.

An outbreak of the peracute form of
malignant catarrhal fever in Belgian
cattle

B Pardon, S Maes, H. Nollet, K. De Bleecker, R Kerkhofs en
R Deprez. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2009; 78:359-364.

A large outbreak of the peracute form of malignant
catarrhal fever in cattle in Belgium is described. The main
symptoms were nervous signs and high fever Over a
four-month period, 13 Belgian Blue yearlings and one cow
died. Mortality was 16.3% of the herd. The diagnosis was
confirmed by identifying ovine herpesvirus-2
dna by pcr,
both in the affected cattle and in the sheep on the farm.
This case report illustrates the increasing importance of
malignant catarrhal fever as a herd problem and the
occurrence of the peracute form, as also reported in other
European countries. It also illustrates the importance of
malignant catarrhal fever as a differential diagnosis for
nervous disorders in cattle.

-ocr page 487-

,. vertrouw me ...je bent in goede handen!

Mijn oplossing voor infecties.

Mijn patiënten vertrouwen op mij, ell<e dag opnieuw en ik vertrouw op Baytril®.

Ravpr HealthCare Baytnl® 15 mgRECNUyseS: 15 mg enrofloxacine per tablet. Baytril* 50 mg REGNL7866:50 mg enrofloxacine per tablet. Baytril®
y 150 mg REGNL 7867: 150 mg enrofloxacine per tablet. Baytril 2,5 % inspuitbare vloeistof REGNL 3144. Verdere informatie

Animal Health

verkrijgbaar bij de registratiehouder: Bayer BV Energieweg 1 NL-3641 RT Mijdrecht. http://www.companion.bayernl

-ocr page 488-

Behandeling Hendra- en
Nipah virus

De toediening van menselijke
monoklonale antilichamen tegen het
Nipahvirus voorkwam dat dieren ziek
werden na blootstelling aan deze
ziekteverwekker. Dit meldden
wetenschappers van de Australische
organisatie
csiro en uit de Verenigde
Staten. De antilichamen zouden ook
gebruikt kunnen worden voor de
behandeling van infectie met het
Hendravirus. Ze vertonen namelijk
een sterke kruisreactie. Het Hendra-
virus heeft de afgelopen jaren geleid
tot meerdere uitbraken onder paarden
in Australië. Daarbij zijn ook mensen
geïnfecteerd geraakt. Van de zeven
bekende menselijke gevallen waren er
vier dodelijk. Omdat de symptomen
van infectie met Hendra- en Nipah-
virus zo ernstig zijn, moeten antilicha-
men kort na de blootstelling worden
toegediend om effect te hebben. De
onderzoekers hopen dat dit bewijs van
principe ertoe leidt dat de antilicha-
men worden doorontwikkeld voor
gebruik bij mensen.

PhysOrg.com

Apenstammen resistent
tegen siv

Bij sommige apenstammen leidt
infectie met het Simian Immuno-
defïciëncy Virus (siv) niet tot sympto-
men, terwijl het andere apen wel ziek
maakt. Twee onderzoeksteams hebben
aangetoond dat het virus, dat sterk
leidt op Hiv, leidt tot een sterke
activering van het immuunsysteem,
met name een verhoogde activiteit
van genen die door de
ipn-moleculen
worden gestimuleerd. Bij de stammen
die geen ziekteverschijnselen ont-
wikkelen, wordt deze activering onder
controle gebracht, maar niet in de
andere stammen. De onderzoekers
hopen dat deze ontdekking eraan
bijdraagt dat in de toekomst
hiv bij
mensen onder controle kan worden
gebracht.

Medicalnewstodaycom

In de nieuwe voorschriften van de
beide
ikb-organisaties, die vanaf
i januari 2oro geldig zijn voor
varkenshouderijen, zijn enkele
onderdelen van groot belang voor de
dierenarts. Zo wordt van de
ikb-erken-
de varkenshouder geëist dat hij een
bedrijfsgezondheidsplan opstelt. Dat
betekent dat het antibioticagebruik op
zijn bedrijf moet worden geïnventari-
seerd en dat moet worden nagegaan
waar mogelijkheden liggen om het
gebruik te beperken. De hieruit
ontstane actiepunten dienen na
verloop van tijd geëvalueerd te
worden. Vanzelfsprekend is bij de
opstelling van het bedrijfsgezond-
heidsplan een belangrijke taak
weggelegd voor de begeleidende
dierenarts. Een concept van een
bedrijfsgezondheidsplan is vanaf 15
december te vinden op de site van de
Vakgroep Gezondheidszorg Varken
(vgv). Verder bevatten de nieuwe
ikb-voorschriften een verplichting
voor deelname aan een centrale
registratie van het gebruik van
diergeneesmiddelen. Een
ikb-erkende
varkenshouder geeft automatisch
toestemming dat zijn gebruiksgege-
vens worden opgeslagen in een
database. Deze database berekent voor
de diverse bedrijfstypes een gemid-
delde waarmee de varkenshouder zich
kan vergelijken. Het vullen van deze
database gebeurt met de logboeken die
de dierenarts uitschrijft. De
ikb-erken-
de varkenshouder moet een dierenarts
hebben die zijn logboeken kan
versturen naar de database van de
ikb-organisatie. De logboeken dienen
digitaal te worden verstuurd op een
door de
ikb-organisatie erkende wijze,
zodat die gegevens kunnen worden
verwerkt in de database. Inmiddels
hebben beide
ikb-organisaties een
aansluiting gemaakt op Vetcis.
Dierenartsen die zijn aangesloten op
Vetcis hoeven dus niets meer te
ondernemen. Dierenartsen die nog
geen aansluiting hebben op Vetcis,
kunnen zich aanmelden op
www.vetcis.nl.

Met dank aan: Gerard van Eijden,
voorzitter
vgv.

astma tegen

Afweercellen in de longen van muizen,
zogenoemde interstitiële macrofagen
(im), helpen een allergische reactie op
ingeademde stoffen te voorkomen en
houden zo de ontwikkeling van astma
tegen. Dit blijkt uit een Belgische
studie gepubliceerd in het
Joumal of
Clinical Investigation.
Onderzoekers
gebruikten lipopolysaccharide
(lps)
om astma te veroorzaken. Deze stof
kan ook bij mensen aanleiding geven
tot allergische reacties. Het bleek dat
de IM bij muizen grote hoeveelheden
il-io produceerden. Daardoor voor-
kwamen ze dat de dendritische cellen
die door
lps waren geactiveerd, zich
doorontwikkelden en een zogenoemde
Th2-respons veroorzaakten. Muizen
die niet beschikten over de
im in de
longen, ontwikkelden duidelijke
astmatische verschijnselen na het
inademen van onschadelijke anti-
genen en lage doses
lps. Dit is de eerste
keer dat is bewezen dat
im in levende
dieren een functie vervullen. De
afweercellen zouden bij mensen
dezelfde rol kunnen spelen.

Journal of Clinical Investigation

Antibiotica lang
aantoonbaar

Hoewel de meeste antibiotica in het
milieu snel worden afgebroken, zijn er
middelen die lang aantoonbaar
blijven, aldus Alterra. Uit proeven en
modellen blijkt dit te gelden voor
trimethoprim Alterra denkt dat dit
middel extra aandacht behoeft bij
risicoanalyses. Het wordt namelijk
gebruikt samen met andere antibio-
tica, en kan aanleiding geven tot een
grotere emissie in het milieu. Het
onderzoek hield geen rekening met de
afbraak van antibiotica uit de mest in
de mestkelder. Volgens Alterra kan het
gedrag van nieuwe diergeneesmidde-
len in de bodem met een modelbereke-
ning worden meegenomen bij de
beoordeling ervan.
Agrarisch Dagblad

Nieuwe iKB-voorschriften Afweercellen houden

-ocr page 489-

Uitroeien schurft bij
varkens

Praktisch alle varkensfokbedrijven
zijn vrij van schurft. Hetzelfde geldt
voor driekwart van de vermeerdering-
en vleesvarkenbedrijven. Dit is het
resultaat van het uitroeiingprogram-
ma van de GD te Deventer, die daarmee
tien jaar geleden begon. Het kwam in
de looptijd van het programma slechts
twee keer voor dat het niet lukte de
ziekte uit te roeien op een varkensbe-
drijf Dat kwam in één geval door het
verkeerd berekenen van de benodigde
doses avermectine (het middel tegen
schurft), en in het andere geval door
de introductie van een besmette beer.
Om schurft te behandelen, krijgen
dieren twee keer avermectine met een
interval van twee weken. Tussendoor
worden ook de pasgeboren biggen
behandeld. De kosten van de behande-
hng worden binnen zes tot twaalf
maanden terugverdiend.

Agrarisch Dagblad

Nationaal onderzoek
welzijn paard

Er komt een Welzijnsmonitor
Paarden, meldt een persbericht van
lto Nederland. In samenwerking met
onderzoekers van de Wageningen
universiteit wil de Nederlandse
hippische sector op een objectieve
manier het welzijn van paarden
kunnen vaststellen. De komende
maanden zullen daarom vijfdejaars
studenten diergeneeskunde 150
bedrijven bezoeken om gedragstesten
en klinische keuringen met de
paarden uit te voeren. Ook brengen
zij hun accommodatie en voeding
in kaart. Het onderzoek wordt
georganiseerd door Federatie
van Nederlandse Hippische
Ondernemers
(fnho), lto Nederland
en de Koninklijke Nederlandse
Hippische Sportfederatie
(knhs).
Het ministerie van lnv ondersteunt
het onderzoek financieel. Meer
informatie is te vinden op www.lto.nl/
welzijnsmonitor.

Als kippen op ander voer worden
gezet, gaat hun immuunsysteem
alerter reageren. Dit blijkt uit onder-
zoek van dierfysiologe Ruth Adriaan-
sen-Tennekes, die hierop promoveert
aan de Wageningen Universiteit. Ze
deed onderzoek naar de invloed van
voedsel op het immuunsysteem van
legkippen. De studie vond plaats bij
leghennen die al 25 generaties
hetzelfde voer kregen. Ze werden
plotseling op ander voer gezet: de ene
groep op biologisch voer, de andere
groep op soortgelijk niet biologisch
voer Van beide groepen werden twee
generaties onderzocht. In beide
groepen reageerde het immuun-
systeem alerter na de wijziging van
het voer. In de woorden van de
onderzoekster: "Het immuunsysteem
kreeg een schop onder z\'n kont." Niet
alleen de weerstand veranderde bij de
kippen, ook de hormoonhuishouding
en dus de stressgevoeHgheid. Als de
resultaten worden doorgetrokken
naar mensen, betekent het dat
gevarieerd eten leidt tot een actiever
immuunsysteem.

anp

Diergeneeskundig
Memorandum
blijft

Het voortbestaan van het Diergenees-
kundig Memorandum
is veiliggesteld.
Dit meldt de redactie, met dank aan de
vele dierenartsen die positief hebben
gereageerd en een abonnement
hebben genomen. Verder is de redactie
blij met de komst van mw. dr C. de
Müelenaere, namens de nieuwe
sponsor Janssen Animal Health, en de
heer J.R. van Dongen namens VetZ.
Ook nieuw in de redactie is collega J.
Hulsen, van Vetvice. De komst van de
twee nieuwe sponsoren, Janssen
Animal Health en VetZ, betekent dat
in de toekomst ook Vlaamse dierenart-
sen een abonnement kunnen nemen.
Graag bedankt de redactie collega Dirk
Houwers en zijn mede-auteurs voor
hun inzet bij het tot stand komen van
het voortreffelijke en rijk geïllustreer-
de tweede nummer van 2009, met als
onderwerp: \'Microbiologische
laboratoriumdiagnostiek bij hond, kat
en paard\'. De praktiserende dierenart-
sen die nog geen abonnement hebben
op het
Diergeneeskundig Memorandum,
kunnen contact opnemen met de
redactieadministratie: J. Schrooyen,
Halderheiweg rr, 5282
sn Boxtel,
telefoonnummer: (o4r) 67 68 22,
fax: (041 r) 67 r5 95, e-mail:
de.em@12move.nl.

Voedsel beïnvloedt
afweer kippen

Werken aan
uiergezondheid loont!

Onder de titel \'Werken aan uierge-
zondheid loont!\' organiseert het
ugcn
op donderdag 17 december haar
Uitstekende Uiergezondheiddag op
het bedrijf van Jan en Maria Zoontjens
in Oldehove. De dag vindt plaats van
10.00 tot 16.00 uur Op het programma
staat een forumdiscussie met Noorder-
land Melk (die uitbetaalt op celgetal).
De famihe Zoontjens is met haar
bedrijf de laatste jaren gestaag
doorgegroeid naar ongeveer 2 miljoen
kilo melk. Jan en Maria Zoontjens
namen in 2005 een 2 bij 12 \'rapid
exit\'-melkstal in gebruik en twee jaar
geleden bouwden ze een extra stal
voor 120 melkkoeien. Tijdens deze
groei hebben ze het celgetal onder de
r 50.000 cellen per milhliter weten te
houden. Vanwege deze prestatie
kregen ze met hun melkgeldafreke-
ning ruim 400 euro bijgestort uit de
celgetalstimuleringsregeling van
Noorderland Melk. Jan Zoontjes:
"Koeien met een laagcelgetal produce-
ren meer melk en we hebben minder
kosten voor antibioticagebruik. Een
laag tankmelkcelgetal levert geld op."

-ocr page 490-

Import van kikkerbillen met exotische
parasieten

Frits Franssen\' en Joke van der Giessen"

Uit en voor de pralctijlc

De importweigering voor kikkerbillen elders in de
Europese Unie was de aanleiding om eind 2008 het
Nationaal Referentie Laboratorium voor Parasieten
(
nrl Parasieten) van het rivm in opdracht van de
Voedsel en Waren Autoriteit
(vwa) onderzoek te laten
uitvoeren naar mogelijke parasitaire besmettingen.
Een groot deel van drie partijen diepgevroren kikker-
billen afkomstig uit Indonesië, bleek geïnfesteerd te
zijn met diverse parasieten (lintwormen, rondwormen,
spiercysten van waarschijnlijk vogelnematoden en een
larve uit de groep van de pentastomida). De gevonden
larvale parasietensoorten zijn van belang voor de mens
en mogelijk een bron van besmetting bij het eten van
rauwe producten. Doordat de kikkerbillen gedurende
langere tijd waren ingevroren, is er eerder sprake van
een kwaliteitsprobleem dan van een volksgezondheids-
probleem, maar een allergische reactie tegen de in het
kikkervlees aanwezige larvale wormen kan niet
worden uitgesloten. Veranderende eet- en kookgewoon-
ten van vlees, vis, schelpdieren en kikkerbillen afkom-
stig uit diverse exotische landen vereisen een toename
van het risicobewustzijn.

Indonesië is met een gemiddelde omvang van circa 4
miljoen kilogram per jaar over de periode 1992 tot 2002 de
grootste exporteur van kikkerbillen ter wereld. De
voornaamste bron van kikkerbillen is wildvang op Java en
de meest gevangen soorten zijn
Fejervarya cancrivora en
Limnodectes (Rana) macrodon (i). In 2005 was 83 procent
van de export van bevroren kikkerbillen uit Indonesië
bestemd voor de Europese Unie. Nederland nam 21
procent voor zijn rekening, België en Luxemburg samen
bijna 48 procent en Frankrijk bijna 28 procent (i).

onderzochte partijen en bevindingen

Eind november 2008 werd een partij kikkerbillen afkom-
stig van Oost-Java via de havens van Zeebrugge en Rotter-
dam doorgevoerd naar Kroatië, waar de partij kikkerbillen
werd geweigerd nadat er parasieten werden vastgesteld in
het kikkervlees. De partij werd teruggestuurd naar
Rotterdam, waar de Voedsel en Waren Autoriteit
(vwa)

I Laboratorium voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie, Nationaal
Referentielaboratorium voor Parasieten, Centrum voor Infectie-
ziektenbestrijding
-rivm, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9,3520 ba
Bilthoven.

ii Correspondentieadres: van der Giessen, rivm, Antonie van Leeuwen-
hoeklaan 9, 3520 BA Bilthoven.

steekproeven nam en het Nationaal Referentie Laborato-
rium voor Parasieten
(nrl Parasieten, rivm/lzo) verzocht
deze te onderzoeken. Daarna bood de
vwa bij het nrl
Parasieten steekproeven uit nog twee zendingen inge-
vroren kikkerbillen aan voor parasitologisch onderzoek.
Er werden uit het vlees van kikkerbillen diverse soorten
parasietenlarven geïsoleerd, zoals Spirometra, Gnathos-
toma en Porocephalus. Dit artikel geeft een beschrijving
van het onderzoek en de betekenis hiervan voor de mens.

spirometra

Ongeveer 80 procent van het aangeboden kikkerbillenvlees
bevatte rode laesies. Uit 25 tot 50 procent van de aangetaste
kikkerbilspieren konden lintwormlarven worden geïso-
leerd. De geïsoleerde larven varieerden in lengte van 2 tot
10 centimeter (figuur la) en werden morfologisch gedeter-
mineerd als
Spirometra sp. Na dn a-isolatie uit de larven
konden ze met behulp van
pcr en sequentieanalyse worden
geïdentificeerd als
Spirometra erinacei-europaei. De larven
van Spirometra worden ook Sparganum genoemd en
komen voor in bindweefsel, spieren of interne organen van
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. Eindgastheren
(honden, katten en soms de mens) raken geïnfecteerd door
het eten van rauw of onvoldoende verhit vlees van deze
dieren. In de eindgastheer ontwikkelen de larven zich tot
volwassen lintwormen en na de bevruchting komen
proglottiden van de volwassen lintworm met daarin
bevruchte eitjes terecht in het oppervlaktewater (2). In het
water komt uit de eitjes het eerste larvale stadium (coraci-
dium), dat wordt opgegeten door kleine kreeftachtigen,
waarna de parasiet zich ontwikkelt tot het volgende larvale
stadium (procercoid). Amfibieën, reptielen en vogels raken
geïnfecteerd door het eten van de geïnfecteerde kreeftachti-
gen. Ook de mens kan via deze route geïnfecteerd raken. Bij
de mens wordt sparganosis meestal gezien als cutane larva
migrans. Een speciale vorm is
Sparganosum proliferum, die
zich agressief kan vermeerderen, resulterend in grote
aantallen larven die subcutaan, in de viscera en in het
centrale zenuwstelsel worden gevonden, hetgeen resulteert
in de dood van de gastheer In Japan zijn tot nog toe circa
vijfhonderd humane patiënten met sparganose gerappor-
teerd. Van deze vijfhonderd humane gevallen zijn elf
gevallen beschreven met cerebrale sparganosis. De belang-
rijkste oorzaak van infectie in Japan is sashimi van kikker,
slang of thuis gehouden kippen (2).

pentastoma

Macroscopisch onderzoek van spierlaesies resulteerde in
één geval in de isolatie van een 12 millimeter lange larve
met dertig cuticulaire ringen en vier kenmerkende haken
aan de kopzijde (figuur ib-d). Met behulp van
pcr en
sequentieanalyse werd deze larve getypeerd als
Porocepha-

-ocr page 491-

lus crotali. De morfologische kenmerken ondersteunen
deze typering (3), hoewel de definitieve morfologische
determinatie alleen mogelijk is op volwassen stadia. De
pentastomidesoort
P. crotali is beschreven in een Venezo-
laanse ratelslang
{Crotalus durissus terrificus Laurenti), maar
komt ook veel voor bij ratelslangen uit Noord-Amerika en
het Caraïbische eiland Tortuga, en de watermoccasin
(Agkistrodon piscivorus), een aquatische slangensoort (4, 5).
P. crotali is een parasiet van de Nieuwe Wereld en is voor
zover bekend niet eerder beschreven in kikkers van
Zuidoost-Azië.

P. crotali is een bloedzuigende endoparasiet die verwant
is aan de Arthropoda (mijten, spinnen en teken). Morfo-
logisch zien de eerste twee larvale stadia er uit als een mijt.
Alle vervolgstadia en het volwassen stadium hebben een
wormachtig uiterhjk met een geringde cuticula. De
volwassen parasieten komen voor in de longen en de
neusholte van de eindgastheer (slangen), waar de vrouwe-
lijke parasieten worden bevrucht en eieren worden
geproduceerd. Deze verlaten met longvocht of neus-
afscheiding het lichaam van de eindgastheer en komen
terecht in grond- en oppervlaktewater. Ratten en muizen
nemen eieren op uit de omgeving en dienen als tussen-
gastheer voor
P crotali, die zich na een aantal vervellingen
ontwikkelt tot een infectieuze nimf of L7. Slangen raken
geïnfecteerd door het opeten van een besmette tussengast-
heer (6).

Van de pentastomida worden Linguatula, Armillifer,
Railletella, Sebakia en Porocephalus als zoönotisch
beschouwd (6,7). De mens kan geïnfecteerd raken door
het opnemen van eieren via verontreinigde aarde en
oppervlaktewater, of door opname van larven door het
eten van rauw of onvoldoende verhit vlees van slangen.
IVleestal verloopt een infectie met Porocephalus symp-
toomloos, maar er zijn ook gevallen beschreven waarin de
galgangen in de lever door Porocephalus geblokkeerd
werden, hetgeen leidde tot de dood van de gastheer (7,8).
Yao beschrijft een mogelijk verband tussen het eten van
onvoldoende verhit slangenvlees en humane pentasto-
miase veroorzaakt door
Porocephalus taiwana (9). Onze
bevinding in kikkervlees laat zien dat een besmetting met
pentastomida ook via deze route zou kunnen plaats-
vinden.

gnathostoma

Na macroscopisch onderzoek, waarbij de bovenstaande
parasieten werden geïsoleerd, is het vlees van 61 van de
150 ingezonden kikkerbillen verder geanalyseerd met
behulp van de kunstmatige digestiemethode. Dit is een
gebruikelijke methode om in spiervlees larven van
Trichinella aan te tonen en er bestaan Europese richtlijnen
voor. Voor dit soort exotische vleesproducten bestaat
echter geen richtlijn voor parasitologisch onderzoek. Bij
kunstmatige digestie wordt het spiervlees kunstmatig
verteerd zoals dat ook in de maag plaatsvindt, en vervol-
gens worden de vrijgekomen larven verzameld. Op deze
manier werd een larve gevonden van de rondworm

Figuur ic

i)

Figuur iden le

Figuur i. Larvale wormen geïsoleerd uit kikkerbillen. (A) macroscopi-
sche opname van een vers geïsoleerde larve van Spirometra (onder) en
Porocephalus (rechtsboven). (B) Microscopische opname van een Poroce-
phaluslarve met dertig cuticulaire ringen. De inkeping op een vijfde van
de achterkant is een artefact veroorzaakt door de pincet waarmee de larve
uit de cyste werd verwijderd. Lengte van de larve is 12 millimeter. (C)
\'close-up\' van de kopzijde van de porocephaluslarve met drie zichtbare
haken (pijlpunten). (D) detailopname van een van de haken aan de
kopzijde van de porocephaluslarve (een maatstreepje = 14 micrometer,
vergroting 70 maal). (E) detail van de voorzijde van de geïsoleerde gna-
thostomalarve met de karakteristieke monddelen en kraag waarop vier
rijen haken zichtbaar zijn (vergroting 70 maal).

Gnathostoma (figuur le). Het larvale stadium van Gna-
thostoma wordt gevonden in het spierweefsel van vissen,
reptielen en amfibieën, die tussengastheer zijn voor deze
parasiet. De eindgastheren zijn gedomesticeerde en wilde
hond- en katachtigen. De mens is een afwijkende gastheer
voor deze parasiet (dead end host) (6). Er zijn twaalf
soorten Gnathostoma beschreven, waarvan G.
spinigerum
in Zuidoost-Azië het meest voorkomt. In Japan komen drie

-ocr page 492-

tt laesies getest tt laesies positief Risico verwerker Risico consumptie rauw Risico consumeren na koken

infestatie

Infectie mogelijk
via huidwond 3

geen, eventueel allergeen 4

13

Porocephalus crotali

onbekend

44 i

geen, eventueel allergeen 4

Gnathostoma sp.

6i2

onbekend

Spirometra erinacei-europaei 441

cutane larva migrans,
incidenteel ernstige
complicaties door migratie
naar ogen encNS
onbekend, andere pentasto-
mida spp. subklinische
infectie

cutane larva migrans,
incidenteel ernstige
complicaties
door migratie
naar ogen encNS

geen, eventueel allergeen 4

Tabel i. Risico-overzicht parasitaire infestaties kikkerbillenvlees. Een aantal zichtbare laesies is macroscopisch ^ en met kunstmatige digestie ^ onderzocht. 3
Oudere literatuur beschrijft het gebruik van geïnfesteerd kikker- of slangenvlees in Azië als compres op wonden en ontstoken ogen als zoönotische bron voor
sparganose. 4 Een eventueel allergeen effect van het eten van dode larven van deze parasieten na koken is nog niet onderzocht.

soorten Gnathostoma voor die zoönotisch zijn. Humane
infecties treden op na het eten van rauw of onvoldoende
verhit vlees en worden vooral gezien in Japan en Thailand
na het eten van sushi of sashimi. De klinische verschijnse-
len bij gnathostomiasie variëren van symptoomloos en
mild tot fataal indien vitale organen of het centraal
zenuwstelsel worden aangetast (2).

internationale actie

Naar aanleiding van de bevindingen in de kikkerbillen
heeft de
vwa een rasef-alert (Rapid Alert System for Food
and Feed, Nr 2008.1546, (10)) doen uitgaan, omdat de
kwaliteit van dit vlees te wensen overliet en het als zodanig
niet voor humane consumptie geschikt leek. Naar aan-
leiding van het
rasfp-alert nam de Belgische vwa een
vierde steekproef van een partij kikkerbillen
(Ram macro-
don) uit
de haven van Zeebrugge, die door het Belgische nrl
Parasieten werd onderzocht met behulp van de kunst-
matige digestiemethode. Dit leverde een onbekende
parasiet op, die noch door de Belgische
nrl noch door het
nrl in Nederland verder kon worden geïdentificeerd.

Als consequentie van het rasff-alert heeft het Indo-
nesische Directorate General of Fisheries, Product Proces-
sing and Marketing van het Ministry of Marine Affairs and
Fisheries gereageerd met een aantal maatregelen en een
suggestie. Als mogelijke bron van de parasitaire aan-
doeningen noemt men het milieu waaruit de kikkers
worden geoogst. Uiteraard ligt het zeer voor de hand dat
aquatische dieren in het wild alleriei parasitaire infecties
oplopen die in een waterig milieu tot ontwikkehng
komen. Een groot aantal soorten parasieten komt op de
een of andere manier als ei-stadium in oppervlaktewater
terecht en vindt daar geschikte tussengastheren of
afwijkende gastheren waarin de ontwikkehng van de
parasiet doodloopt. Zo werden na de digestie van kikker-
spierlaesies naast de hiervoor beschreven soorten niet
nader gedetermineerde geëncysteerde larven gevonden,
mogelijk van longwormen van watervogels.

Het Ministry of Marine Affairs and Fisheries in Indo-
nesië geeft aan dat de exporteur de parasitaire infecties
wel heeft opgemerkt, maar er verder geen beletsel voor
export in heeft gezien, omdat de "parasites could be killed
by freezing and storaging temperature at -18 degrees

Celsius or below." Het rasff-alert was echter toch aan-
leiding om de controle op parasitaire aandoeningen in
kikkerbillen en de bedrijfsvoering in de kikkerverwerken-
de onderneming op Oost-Java te verbeteren.

discussie

Diepgevroren kikkerbillen uit Indonesië worden in grote
hoeveelheden ingevoerd in de Europese Unie. De vondst
van verschillende soorten parasieten in het spiervlees van
een aantal partijen ingevroren kikkerbillen afkomstig uit
Indonesië duidt niet op direct gevaar voor de volksgezond-
heid, maar uit het oogpunt van kwaliteitsstandaarden zijn
macroscopisch zichtbare wormen in vlees ongewenst. Er
kan niet worden uitgesloten dat blootstelling aan (grote)
hoeveelheden parasitaire wormen aanleiding geeft tot
allergische reacties. Experimentele orale toediening van
larvaal wormextract van de vissencestode
Gymnorhynchus
gigas
aan muizen en ratten blijkt deze dieren te immuni-
seren, waardoor ze direct typische allergische reacties
vertonen na een tweede toediening van hetzelfde worm-
extract (i i). Allergische reacties tegen wormen spelen niet
alleen een rol bij rauw genuttigde vleessoorten of vis. Zo
bleek een aantal allergenen van
Anisakis simplex bestand te
zijn tegen hitte en pepsinebehandeling (12), waardoor
voedsel dat geïnfesteerd is met deze parasieten na het
koken veilig is in termen van zoönotische transmissie,
maar nog steeds allergeen is. Daarnaast blijkt uit onder-
zoek dat een op het eerste gezicht onverdachte bron zoals
kippenvlees allergie tegen Anisakis kan veroorzaken
wanneer kippen voer krijgen waarin vismeel is verwerkt
(13).

Veranderende eet- en kookgewoonten, waarbij voedsel
van dierlijke oorsprong niet (sushi en sashimi) of slechts
kort wordt verhit, kunnen parasitaire infecties in de hand
werken. Een verhoogd risicobewustzijn is gewenst, zeker
wanneer dit voedsel niet diepgevroren is geweest. Daar-
naast kan de avontuurlijke bereidheid om op exotische
bestemmingen rauw dierlijk voedsel te eten, leiden tot
parasitaire infecties. Het Japanse Infectious Diseases
Surveillance Center waarschuwt voor een scala aan
parasitaire infecties waaronder gnathostomiase en
sparganose ten gevolge van het eten van rauwe schaal- en
schelpdieren, vis en vlees (14). Moore et al. beschrijven

-ocr page 493-

gnathostomiase als een \'emerging imported disease\' bij
een aantal patiënten die tijdens hun verblijf in Zuidoost-
Azië ongekookt voedsel hebben geconsumeerd, zoals vis,
garnaal, krab, kreeft, kikker en kip (rs). Freeman et al. (r6)
beschrijven een fatale humane infectie met het larvale
stadium van de platworm
Alaria americanum in een 24 jaar
oude Canadese man, die de infectie waarschijnlijk dicht bij
huis heeft opgelopen door tijdens een \'hike\' niet goed
verhitte kikkerbillen te eten. Er werden grote aantallen
A. americanum en twee andere Alariasoorten aangetoond
in spiervlees van drie Rana(kikker)soorten en een slangen-
soort
{Thamnophis sirtalis, kousebandslang) in zijn directe
omgeving. Door de trend in de westerse samenleving van
het eten van voedsel afkomstig van exotische dieren, zijn
infectierisico\'s niet langer voorbehouden aan toeristen die
naar de tropen reizen. Ook in Nederland kan het eten van
niet voldoende bevroren of gekookt vlees of vis uit
exotische bestemmingen leiden tot infecties.

dankbetuiging

De auteurs danken dr Henk Keukens, dr Olaf Stenvers,
Helma van der Velden-ten Hoonte en Bas van der Linden
van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit voor het
aanleveren van achtergrondinformatie met betrekking tot
de kikkerbillen en Leen Claes
(nrl, Belgie, Instituut
Tropische Geneeskunde Antwerpen, Departement
Diergeneeskunde) voor het kritisch lezen van het manu-
script.

literatuur

1. Mirza Dikari Kusrini. Edible frog harvesting in Indonesia: evaluating
its impact and ecological context. (2005) Thesis at School of Tropical
Biology, James Cook University, http://eprints.jcu.edu.

au/i 118/2/02 whole.pdf

2. Yukifumi Nawa, Christoph Hätz and Johannes Blum. Sushi delights
and parasites: the risk of fishborne and foodborne parasitic zoonoses
in Asia. Clinical Infectious Diseases 2005:41:1297-1303.

3. Buckle AC, Riley J and Hill GF. The in vitro development of the
pentastomid Porocephalus crotali from the infective instar to the
adult stage. Parasitology 1997; 115:503-512.

4. Penn Jr. GH. The Life History of Porocephalus crotali, a Parasite of the
Louisiana Muskrat. Joumal of Parasitology 1942; 28 (4): 277-283.

5. Riley J and Self JT. On the systematics of the pentastomid genus
Porocephalus (Humboldt, 1811) with descriptions of two new species.
Systematic Parasitology
1979; i (i): 25-42.

6. Paré JA. An overview of pentastomiasis in reptiles and other
vertebrates. Joumal of Exotic Pet Medicine 2008;
17 (4): 285-294.

7. Drabick JJ. Pentastomiasis. Reviews of Infectious Diseases 1987; 9 (6):
1087-1094.

8. Burns-Cox CJ, Prathap K, Clark E and Gillman R. Porocephaliasis in
western Malaysia. Transactions of the Royal Society for Tropical
Medicine and Hygiene 1969; 63 (3): 409-411.

9. Min Hua Yao, Fang Wu and Lan Fang Tang. Human pentastomiasis in
China: case report and literature review. Joumal for Parasitology 2008;
94 (6): 1295-1298.

10. http://ec.europa.eu/food/food/rapidalert/reports/week49-2008_en.pdf.

11. Vasquez-López C, Armas-Serra C de, Bemadina W and Rodriguez-
Caabeiro E Oral inoculation with
Gymnorh!;nchus gigas induces
anti-parasite anaphylactic antibody production in both mice and rats
and adverse reactions in challenge mice. International Journal of
Food Microbiology 2001; 64:307-315.

12. Mana Luisa Caballero and Ignacio Moneo. Several allergens from
Anisakis simplex are highly resistant to heat and pepsin treatments.
Parasitology Research 2004; 93:248-251.

13. Armentia A, Mart\'n-Gil FJ, Pascua C, Martin-Esteban M, Callejo A and
Martinez C. Anisakis simplex allergy after eating chicken meat.
Journal of Investigational Allergology and Clinical Immunology 2006;
16 (4): 258-263.

Infectious Diseases Surveillance Center. Foodborne helminthiasisas
emerging diseases in Japan. Infectious Agents Surveillance Report
(lASR. 2004) 25:114-115.http://idsc.nih.go.jp/iasr/25/291/tpc291.htmL
Moore DAJ, McCroddan (, Dekumyoy P and Chiodini PL. Gnathostomi-
asis: an emerging imported disease. Emerging Infectious Diseases
2003:9(6): 647-650.

16. Freeman RS, Stuart PF, Gullen [B, Ritchie AC, Mildon A, Fernandez BJ
and Bonin R. Fatal human infection with mesocercariae of the
trematode Alaria Americana. The American Journal of Tropical
Medicine and Hygiene 1976; 25 (6): 803-807.

14

15

-ocr page 494-

De zachte her
een
qevoeliq

henaclerinq van

- V

Oplosbaar implantaat voor reversibele castratie

Nieuwe, veilige en reversibele manier om te castreren
Oplosbaar implantaat met desloreline (GnRH agonist)

Onderdrukt de LH en FSH afgifte door de hypofyse gedurende minimaal 6 maanden
Reduceert als gevolg plasmatestosteronspiegels, Spermatogenese -

\\lirbeic

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Productinformatie Samenstelling: Bevat per implantaat 4,7 mg Desloreline. Doeldier: Hond. Indicaties: Inductie van tijdelijke onvruchtbaarheid bij gezonde, niet-gecastreerde. geslachtsrijpe reuen. Toediening en
dosering:
Subcutaan gebruik. Eén implantaat per hond, ongeacht de grootte van de hond. Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: Mogelijk een matige zwelling gedurende 14 dagen op de implantatieplek. Tijdens
de behandelingsperiode zal men een aanzienlijke verkleining van de testikels zien.
Waarschuv^ingen: Onvruchtbaarheid wordt bereikt vanaf 6 weken tot tenminste 6 maanden na de eerste behandeling. Behandelde
honden dienen daarom binnen de eerste zes weken na de eerste behandeling weggehouden te worden van loopse teefjes.
Voorzorgen: Zwangere vrouwen mogen dit diergeneesmiddel niet toedienen. Handen
wassen na gebruik. In geval van accidentele ingestie, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond.
Registratienummer: EU/2/07/072/001-002. Kanalisatie: UDD

PrnHiirant- Virhar A - C;»rrns Cnictrihiiteiir- Uirhar NeHorl^nH RV - R^rrißvolH - infn®i/irhAr nl

-ocr page 495-

Galastop

laim Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Voor een jurist klinkt \'Galastop\' als
een maatregel die iets te maken
heeft met (te) uitbundig feestende
studenten. Een beetje dierenarts zal
echter direct denken aan het
inperken van de verschijnselen van
schijnzwangerschap. Dat klinkt niet
al te moeilijk, maar zelfs daar zijn
voorwaarden aan verbonden.

enceinte?

Dit Franse bulletje vertoont een aantal
zorgwekkende verschijnselen: een
dikker wordende buik, opgezette
tepels en op een bepaald moment zelfs
een \'zakje\' dat uit de vagina van de
hond rolt - aldus de verbaasde
eigenaresse (!). Blijkbaar is er geen
reden om aan te nemen dat dit de
logische gevolgen zijn van een
geplande ontmoeting met een
amoureuze Fransman (dan wel een
ingevroren rietje) uit de bullenwereld,
want de eigenaar wendt zich tot de
dierenarts met het verzoek om eens
naar deze klachten te kijken. De
dierenarts begint met een buikpalpa-
tie, maar voelt niets dat er niet hoort
te zitten, of dat er in ieder geval een
aantal weken geleden niet ook al zat.

Vanaf dat moment wordt de
werkelijkheid onduidelijk. De
dierenarts suggereert dat \'Madame Le
Buil\' wel eens stoute dingen kan
hebben gedaan zonder dat de eigena-
resse ervan wist, en dat een echo meer
zekerheid kan geven. Volgens de
eigenaresse is het volstrekt onmoge-
lijk dat haar hondje achter haar rug
om avontuurtjes heeft beleefd. Er
hoeft dus echt geen echo te worden
gemaakt, dat is zonde van het geld. Dit
beweert de dierenarts.

De eigenaresse heeft een geheel
ander verhaal. Volgens haar heeft de
dierenarts in het geheel niet geluisterd
naar haar relaas over buiken, tepels en
rondslingerende zakjes en heeft zij wel
degelijk gevraagd om te onderzoeken
of de hond drachtig was. De dierenarts
heeft alleen de buik gepalpeerd en

heeft op grond van die palpatie gezegd
dat de hond zeker niet drachtig was.
Daarom heeft zij verder niet aange-
drongen op een echo.

een gewaarschuwd bulletje

telt voor twee

Niet drachtig en wel melkstuwing is
voor niemand prettig, maar gelukkig
kan Galastop uitkomst brengen. Tien
dagen later volgt de grote verrassing
voor de eigenaar: de hond gaat
bevallen -uiteraard midden in de
nacht. Nu is een spontane en onver-
wachte bevalling bij een Franse
bulldog geen feestje. Er moet met
spoed een keizersnede worden
uitgevoerd, waarbij drie pups ter
wereld komen. Een ervan blijft in
leven. Voor de geschrokken eigena-
resse is dit reden om een klacht in te
dienen. Welke dierenarts geeft er nu
een middel dat een abortus kan
opwekken aan een drachtige hond?

De grote vraag is natuurlijk
waarom de dierenarts geen echo heeft
gemaakt, of dat had gemoeten en door
wiens toedoen de echo achterwege is
gebleven. Door de verschillende
weergaven van dierenarts en eigenaar
is de waarheid niet te achterhalen.
Sterker: er staat volgens het Tuchtcol-
lege niet eens vast dat de dierenarts
officieel de diagnose \'schijndrachtig\'
heeft gesteld. Dat betekent dat het
Tuchtcollege geen uitspraak kan doen
over de verplichting om in zo\'n geval
een echo te maken.

if you can\'t be good...

Hoezo, geen diagnose? De dierenarts
heeft toch Galastop voorgeschreven?
Jawel, maar dat was alleen vanwege de
melkstuwing, zo verklaart hij zelf.
Wat de reden ook is, het staat wel vast
dat de eigenaar haar hond aan de
dierenarts aanbood om vast te stellen
of deze drachtig kon zijn. Voor de
dierenarts moet dat voldoende zijn om
rekening te houden met de mogelijk-
heid van een zwangerschap, ongeacht
de verklaringen van de eigenaar over
het sociale leven van de teef. Galastop
mag niet worden toegepast bij
drachtige honden, omdat het na de
zesde week van de dracht abortus kan
veroorzaken (en aangezien de beval-
ling tien dagen na toediening losbrak,
is dan wel uit te rekenen hoelang de
hond drachtig was toen hij in de
spreekkamer verscheen,
ib). Nu de
dierenarts zelf niet wist of de hond
drachtig was, en zo ja, hoe lang, was
voorschrijven van Galastop veterinair
onverantwoord. Met andere woorden:
dat je als dierenarts niet zeker weet of
een hond drachtig is omdat er geen
echo wordt gemaakt, is tot daaraan
toe, maar binnen die onzekerheid een
middel voorschrijven dat een abortus
kan veroorzaken, levert de dierenarts
een waarschuwing op. Op zijn Engels:
"If you can\'t be good, be careful."

-ocr page 496-

Jaap A. Wagenaar en Arjen van de
Giessen namens het
lnv-mhsa onder-
zoeksconsortium

In 2005 werd voor het eerst melding
gemaakt van personen die met
mrsa
besmet waren geraakt door contact
met varkens. Deze Nederlandse
bevinding leidde tot een \'pilotstudy\'
bij negen slachthuizen waaruit
bleek dat 39 procent van de varkens
en 81 procent van de slacht-\'batches\'
drager was van
mrsa. Al de geïso-
leerde stammen behoorden tot een
specifieke kloon die niet typeerbaar
was met de tot dan toe door het
rivm
gebruikte standaardgenotyperings-
methode (Pulsed Field Gel Electrofo-
resis met
Smal). Daarom werd
aanvankelijk de naam niet typeer-
bare
mrsa (nt-mrsa) geïntrodu-
ceerd. Ook werd de naam varkens-
mrsa gebruikt vanwege het
voorkomen van de bacterie in
varkens. Omdat nu bekend is dat de
kloon ook voorkomt in andere
productiedieren, wordt de term
veegerelateerde
mrsa gebruikt
(internationaal: Livestock Associa-
ted
mrsa (la-mrsa)). Recent is in
China en Maleisië echter nog een
andere
mrs a-kloon gevonden die in
Azië een brede verspreiding lijkt te
hebben onder varkens,
la-mrsa
beperkt zich dus niet tot de speci-
fieke kloon (\'sequence type\'
(st) 398)
die voorkomt in Europa, de
Verenigde Staten en Canada.

Het voorkomen van mrsa in de
veehouderij vormt een probleem voor
het \'search and destroy\'-beleid dat
wordt gevoerd om de prevalentie van
mrsa in de gezondheidszorg laag te
houden (zie kader). De risicogroep van
mensen die moeten worden gecontro-
leerd, geïsoleerd moeten worden
verpleegd en moeten worden gedecon-
mrsa

Metidllineresistente Staphylococ-
cus aureus
(mrsa) is ook bekend
onder de naam \'ziekenhuisbacte-
rie\'. Karakteristiek voor deze
S. aureus is dat deze ongevoelig is
voor bèta-lactam antibiotica
(penicilhnen, cefalosporinen en
carbapenems). Meticillineresis-
tentie in stafylokokken is bekend
sinds eind jaren vijftig van de
vorige eeuw, kort nadat meticil-
line op de humane markt was
gekomen. Aanvankelijk leidde
deze resistentie voornamelijk in
ziekenhuizen tot problemen; hier
heeft MRSA de naam \'ziekenhuis-
bacterie\' aan te danken,
mrsa is
een bedreiging voor de gezond-
heidszorg en in de Nederlandse
ziekenhuizen wordt een zoge-
naamd \'search and destroy\'-
beleid gevoerd om
mrsa te
beheersen. Ziekenhuizen
\'screenen\' patiënten die tot een
risicogroep behoren (bijvoor-
beeld patiënten die gerepatrieerd
worden uit een buitenlands

tamineerd, is met de verspreiding van
mrsa in de diersector sterk in omvang
toegenomen. Nederland behoort tot de
landen met de laagste
mrsa-prevalen-
ties wereldwijd. Daarom wordt
beheersing van
la-mrsa in Nederland
gezien als een belangrijk (en kostbaar)
aspect van de gezondheidszorg.

het mrsa-onderzoeks-

programma

Omdat het resultaat van de pilotstudie
in varkens een verontrustend hoge
mrs a-prevalentie liet zien, werd in
2007 een breed onderzoeksprogram-
ma gestart met als doel meer inzicht te
verkrijgen in het vóórkomen en de

Veegerelateerde mrsa: epidemiologie in
dierlijke productieketens, transmissie naar
de mens en karakterisering van de kloon

ziekenhuis, en tegenwoordig ook
mensen die beroepsmatig
werken met levende varkens en
vleeskalveren), op
mrsa. Indien
een patiënt positief wordt
bevonden, volgt geïsoleerde
verpleging en decontaminatie,
vrijmaken van
mrsa. Pas
wanneer er bij de patiënt geen
mrsa meer kan worden aange-
toond, wordt de quarantaine
(isolatie en strikte hygiënische
verpleging) opgeheven. Deze
aanpak, in combinatie met een
zeer terughoudend beleid in het
gebruik van antibiotica in
Nederland, heeft geleid tot een
zeer lage prevalentie van
mrsa in
ziekenhuizen. Nederland steekt,
samen met slechts enkele andere
landen, met deze lage
mrsa-
prevalentie zeer gunstig aftegen
andere Europese landen. De
adviezen voor de aanpak van
MRSA in ziekenhuizen worden
gegeven door de Werkgroep
Infectiepreventie (wip).

verspreiding van mrsa in productie-
dieren (varkens, vleeskalveren,
pluimvee en melkvee), de risicofacto-
ren voor besmetting (varkens en
vleeskalveren), het voorkomen van
mrsa in onverhit vlees en de over-
dracht ervan naar de mens (veehou-
ders en gezinsleden, slachthuismede-
werkers). Het onderzoek is uitgevoerd
door een consortium van kennisinstel-
lingen in het humane en veterinaire
domein
(rivm, faculteit Diergenees-
kunde, Gezondheidsdienst voor
Dieren, cvi, Erasmus
mc, umc
Utrecht, en vwa, in nauwe samen-
werking met Wageningen Universi-
teit, Amphia ziekenhuis in Breda en

-ocr page 497-

Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in
Nijmegen),
lnv heeft dit programma
gefinancierd, waarbij vws de kosten
van de humane onderzoekscompo-
nenten op zich nam. Het onderzoeks-
programma is onlangs afgerond en de
resultaten zijn gepresenteerd op een
symposium op 4 december 2009. In dit
artikel worden in het kort de belang-
rijkste resultaten van het onderzoek
weergegeven.

resultaten

Varkenshouderij

In de varkenshouderij werd een
dwarsdoorsnedeonderzoek uitgevoerd
waarbij op 68,3 procent van de 202
onderzochte bedrijven
mrsa werd
aangetoond. Uit een risicofactorenana-
lyse op ryi zeugenbedrijven bleek dat
grote bedrijven (meer dan 500 zeugen)
vaker
m rsa-positief waren dan kleine
bedrijven (minder dan 250 zeugen) en
dat er een toename was in de tijd: van
30 procent begin 2007 tot 75 procent
eind 2008 (figuur i). Andere factoren,
zoals de aanwezigheid van vlees-
varkens, de aanvoer van gelten, de
hygiënescore en de toepassing van
antibiotica, bleken niet statistisch
significant van invloed op het
voorkomen van
mrsa, maar waren
wel geassocieerd met de bedrijfsgroot-
te. De
mrs a-prevalentie bij personen
woonachtig en/of werkzaam op
varkensbedrijven was 14 procent, met
grote verschillen tussen personen die
geen contact hadden met varkens (2
procent), en personen die intensief
contact hadden met varkens (29
procent). Binnen de varkensproductie-
piramide bleek een duidelijke
associatie aanwezig tussen de
mrsa-
status van het aanleverende bedrijf en
de
mrsa-status van het afnemende
bedrijf; 79 procent van de bedrijven
met aanvoer van een
mrsa-positief
bedrijf was zelf ook
m rs a-positief ten
opzichte van 23 procent van de
bedrijven met aanvoer van een
mrsa-negatief bedrijf In een studie
naar de transmissie van
mrsa tijdens
transport en in het slachthuis bleek
dat
mrs a-negatieve varkens binnen
enkele uren
mrsa-positief kunnen
worden als de varkens verbhjven in
een gecontamineerde vrachtwagen of
wachtruimte.

Hoewel deze geen onderdeel was van
het
mrsa programma, is de in Euro-
pees verband uitgevoerde \'baseline\'-
studie wel het vermelden waard. Bij
dit onderzoek zijn van januari tot
december 2008 vijf stofmonsters
verzameld op een steekproef van
varkensbedrijven in 24 lidstaten. De
monsters zijn met dezelfde methode
geanalyseerd op het voorkomen van
mrsa. Hierbij is echter een zeer
ongevoelige methode gebruikt,
waarbij de gevoeligheid voornamelijk
afnam door het \'poolen\' van de
monsters in het laboratorium. Er vindt
in deze studie dan ook een (sterke)
onderrapportage plaats. Dit is duide-
lijk te zien als de resultaten van de
bemonstering uit het
lnv-programma
worden vergeleken met de Nederland-
se resultaten van de \'baseline\'-studie
(r2,8 procent
mrs a-positieve vermeer-
deringsbedrijven en r8,4 procent
positieve vleesvarkensbedrijven). Het
belang van het onderzoek zit in het
feit dat de gegevens tussen de landen
vergelijkbaar zijn. In ry van de 24
Europese landen is met deze weinig
gevoelige methode
mrsa aangetoond
op varkensbedrijven.

Vleeskalverhouderij

In een dwarsdoorsnedestudie in de
vleeskalverhouderij bleek 27,5
procent van de kalveren positief voor
mrsa en werd de bacterie gevonden
op 88 procent van de vleeskalverbe-
drijven. Er werden significante
positieve associaties gevonden tussen
de aanwezigheid van
m rsa bij
kalveren en de leeftijd van de dieren
(figuur 2), het aantal kalveren per hok,
de aanwezigheid van andere land-
bouwhuisdieren en antibioticum-
gebruik. Significante negatieve
associaties werden gevonden voor het
aantal stallen op het bedrijf en het
reinigen en desinfecteren van de
stallen. De prevalentie bij personen
woonachtig en/of werkzaam op
vleeskalverbedrijven was 16 procent,
met grote verschillen in prevalentie
tussen kalverhouders (33 procent) en
gezinsleden (8 procent), wat aangeeft
dat contact met dieren (en hun
omgeving) een belangrijke factor is
voor
mrs a-besmetting. Ook was er een
duidelijke associatie tussen het aantal
werkuren per week op de kalverhou-
derij en het besmet zijn met
mrsa. In
perioden van afwezigheid van
diercontact (bij leegstand van het
bedrijf of tijdens vakantie) daalt de
prevalentie bij vleeskalverhouders
met r6 procent en bij gezinsleden met
32 procent.

Stof

Stof dat verzameld is in stallen, blijkt
een redelijke indicator te zijn van de
mrs a-status van een varkens- of
vleeskalverbedrijf Wel waren er
bedrijven waarbij het stof
mrsa-
positief was en de dieren negatief, en
andersom.

Pluimveesector

In de pluimveesector heeft het
onderzoek zich beperkt tot monster-

<

co
cc

90

:

80

-

c

)

70

-

S)

60

-

50

y

40

■ = % positieve bedrijven
0 = % positieve pools op positieve bedrijven

30

20

kans op MRSA-positief zijn:

10

_1_1_

_i-

100/(1 expi"\'\'^-\'""\'\'\'™\'"\')

-6 -3 O 3 6 9 12 15 18 21 24 27 30 33 36
Maanden {1=januari 2007; 24=december 2008)

Figuur i: Het verloop van het percentage mrs a-positieve bedrijven en het percentage positieve pools
op positieve bedrijven in de tijd (onderzoeksperiode in maanden; start onderzoek in maand i)

-ocr page 498-

name op slachterijen. Van de veertig
onderzochte koppels vleeskuikens op
pluimveeslachterijen was 35 procent
positief voor
mrsa. Van de onderzoch-
te vleeskuikens bleek
6,9 procent
mrsa te dragen in de keel. De preva-
lentie van MRSA bij medewerkers van
de pluimveeslachterijen was
5,6 procent. Medewerkers die contact
hebben met levend pluimvee, hebben
een hoger risico van
mrsa-drager-
schap dan medewerkers die uitslui-
tend contact hebben met dood
pluimvee of die andere werkzaam-
heden uitvoeren.

Melkvee

Bij melkvee is geen prevalentiestudie
uitgevoerd, maar wel is vastgesteld dat
een veegmonster van de huid tussen
uier en schenkel de beste matrix is om
het vóórkomen van
mrsa bij melkvee
te bepalen. Uit onderzoek dat parallel
is uitgevoerd aan het
lnv-programma
bleek dat bij positief bevonden
rundveebedrijven een associatie lijkt
te bestaan met intensief gehouden var-
kens op dezelfde bedrijven. Er is hier
mogelijk sprake van een overloop
vanuit het varkensreservoir. Eenzelfde
situatie wordt gesignaleerd in de
paardenhouderij waarbij
ST398
geregeld wordt aangetroffen bij
paarden terwijl daarbij \'van nature\'
een ander type
(st8) voorkomt. De
hoge
la-mrsa-prevalentie in intensief
gehouden landbouwhuisdieren kan
dus ook van invloed zijn op de
epidemiologie van
la-mrsa in andere
dieren. Er zijn in het project geen
gegevens verzameld over humane
besmettingen veroorzaakt door
contact met
mrs a-positief melkvee.

Vleesmonsters

mrsa werd geïsoleerd uit 11,9 procent
van de onderzochte onverhitte
vleesmonsters die waren genomen in
de detailhandel. Het MRSA-kiemgetal
was in alle gevallen kleiner dan
10 kiemvormende eenheden per gram
vlees (kve/g). Op basis van de bevin-
dingen in dit project en epidemiolo-
gische gegevens waaruit bhjkt dat er
slechts zeer sporadisch
la-mrsa wordt
geïsoleerd bij mensen waarbij diercon-
tact niet de bron lijkt te zijn, heeft het
Bureau Risicobeoordeling (BuR) van
de
vwa geconcludeerd dat levensmid-
delen geen of een verwaarloosbare rol
spelen bij de verspreiding van
mrsa
onder de bevolking.

Typering

Uit de typering van de stammen blijkt
dat het bij het overgrote deel van de
isolaten afkomstig uit landbouwhuis-
dieren en van vlees gaat om
ST398, dat
behoort tot klonaal complex (cc)
398.
Dit is de kloon die ook in andere
Europese landen, de vs en Canada,
gerelateerd is aan de veehouderij. Van
de isolaten uit pluimvee behoorde
20
procent tot ST9, een type dat niet
verwant is aan
ST398. Incidenteel zijn
er in de verschillende sectoren ook
andere typen gevonden die geassoci-
eerd zijn met voorkomen bij de mens.

Zoals verwacht waren bijna alle
isolaten resistent tegen tetracycline,
wat kenmerkend is voor
mrsa ST398.
In vleesproducten en pluimvee
werden ook tetracyclinegevoelige
varianten gevonden die vaak resistent
waren tegen fluoroquinolonen.
Vrijwel geen van deze stammen
behoorde tot
ST398. Resistentie tegen
de in de humane geneeskunde
belangrijke antibiotica mupirocine,
fusidinezuur, rifampicine en vanco-
mycine werd in de niet humane
isolaten niet of nauwelijks gezien.

Genetische karakterisering

Uit de genetische karakterisering van
mrsa ST398 bleek dat er drie aparte
fylogenetische lijnen voorkomen, die
onafhankelijk van elkaar zijn ont-
staan. Dit gegeven kan mogelijk meer
inzicht geven in de enorme versprei-
ding van
la-mrsa. Bekende virulentie-
factoren van
S. aureus zoals pvl
(Panton-Valentine Leucocidine) en
exotoxines zijn niet aangetoond in
ST398.

HUMANE BESMETTING MET LA-

MRSA

Hoewel stammen van type ST398,
zowel mssa als mrsa, klinische
infecties kunnen veroorzaken bij de
mens, is de kans dat
ST398 tot gezond-
heidsproblemen zal leiden, niet groot.
Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen
dat
ST398-Stammen een afwijkend
ziekteverwekkend vermogen hebben

/

.........

• BHnkvlt«(ft»1309)
« Rose(ns842)

Figuur 2: Verband tussen leeftijd van kalveren
(blank en rosé) en prevalentie
MRSA-dragerschap

in vergelijking met andere MRSA-Stam-
men. Dragerschap van S. aurews houdt
een risico in voor infecties met de
eigen stam bij verwondingen van de
huid of de slijmvliezen. Bij opname in
het ziekenhuis is
S. aureus-drager-
schap een risicofactor voor het
ontstaan van een ziekenhuisinfectie,
bijvoorbeeld een wondinfectie na een
operatie. Er zijn gevallen beschreven
van infecties met
ST398 binnen en
buiten het ziekenhuis. Er zijn echter
niet op grote schaal klinische proble-
men gesignaleerd bij veehouders na de
(veronderstelde recente) introductie
van
mrsa ST398 in die groep. Naast
het risico voor de individuele drager
bestaat het risico voor de introductie
en verspreiding van
mrsa in het
ziekenhuis. Hoewel een kleine
uitbraak met
ST398 is beschreven, is
de kans op verspreiding van
ST398
vergeleken met \'humane mrsa\'
gering, volgens een inventariserende
studie van het
umcu. Omdat mrsa
ST398 in vergelijking met ha-mrsa
niet efficiënt van mens op mens over
blijkt te gaan, wordt de
mrs a-richtlijn
van de wi? in sommige ziekenhuizen
minder strikt gehanteerd dan direct na
de aanpassing van de richtlijn, met
name als het gaat om polikliniekbe-
zoek. Het is duidelijk dat voor indivi-
duele personen het dragerschap met
st 398 erg vervelend is (stigma) in
verband met de infectiepreventie-
maatregelen in de ziekenhuizen.

INTERVENTIES EN

AANBEVELINGEN

Ter onderbouwing van interventies
zal een nadere identificatie van
risicofactoren plaatsvinden in (reeds
lopende) longitudinale studies in de
varkens- en vleeskalverhouderij. In

-ocr page 499-

deze studies worden waar mogelijk
interventies toegepast op bedrijven.
Het doel van deze interventies is het
terugdringen van de
mrsa-prevalentie
en/of de hoeveelheid
mrsa.

De aanbevelingen uit het onder-
zoek betreffen onder meer het
opnemen van
mrsa in surveillance
programma\'s zodat trends in prevalen-
tie en virulentie kunnen worden
gevolgd en het effect van maatregelen
kan worden gemeten. In de vleeskui-
kensector zal nader onderzoek moeten
plaatsvinden naar risicofactoren voor
mrsa-besmetting, omdat daar de
sleutel moet worden gevonden voor
een interventiestrategie. Om de
mensen te beschermen die werken
met
mrs a-positieve dieren, wordt
onderzoek naar de effectiviteit van
persoonlijke beschermingsmiddelen
voor de mens (mondkapjes et cetera)
noodzakelijk geacht.

conclusies

mrsa komt wijdverspreid voor in de
Nederlandse intensieve veehouderij
en Nederland is hierin niet uniek. De
MRSA-kloon die op dit moment het
probleem bepaalt, is
ST398, een type
dat zich goed kan verspreiden in
dierpopulaties. Een verhoogd risico
van
mrsa-dragerschap is op dit
moment in de veehouderij vastgesteld
bij een specifieke groep mensen:
personen die werken met varkens of
vleeskalveren. Het risico voor drager-
schap neemt toe bij langer en intensie-
ver contact met de dieren. Ook bij
medewerkers van vleeskuikenslachte-
rijen is een verhoogd risico geconsta-
teerd. Analyse op vleeskalverhoude-
rijen geeft aan dat het gebruik van
antibiotica en enkele andere bedrijfs-
factoren risicofactoren zijn. Op
zeugenbedrijven kwam antibioticum-
gebruik er niet significant uit, omdat
deze geassocieerd was met bedrijfs-
grootte. Het risico voor de volksge-
zondheid schuilt op dit moment in
het feit dat
ST398 zou kunnen
veranderen in een meer virulente en/
of aan de mens aangepaste variant. Er
zijn op dit moment overigens geen
aanwijzingen dat dit gebeurt.

De KNMvD w^enst u prettige feestdagen en een voorspoedig 2010

Jaap A. Wagenaar is werkzaam bij het
departement Infectieziekten en Immu-
nologie, faculteit Diergeneeskunde,
Universiteit Utrecht en het Centraal
Veterinair Instituut van Wageningen
UR, Lelystad. Arjen van de Giessen is
werkzaam bij het Centrum Infectie-
ziektebestrijding,
rivm, Bilthoven.
Het
lnv-mrsa onderzoeksconsortium
bestaat uit; Alex van Belkum, Enne de
Boer, Mare Bonten, Els Broens, Engeline
van Duijkeren, Ad Fluit, Haitske Grave-
land, Dick Heederik, Xander Huijsdens,
Dik Mevius, Mick Mulders, Richard
Olde Riekerink en Peter van der Wolf
(projectleiders en onderzoekers).

-ocr page 500-

Ingezonden

Magnesiumonderzoek

Geachte redactie,

Het afgelopen jaar heeft het magne-
siumonderzoek van de Gezondheidsdienst
voor Dieren
(gd) gezorgd voor extra
aandacht voor de magnesiumvoorziening
bij paarden. Dat paardenvoeding in de
belangstelling staat en dat dierenartsen
actief het rantsoen van paarden beoorde-
len, juich ik toe. Maar ik heb mijn twijfels
over de methode van dit onderzoek en de
daaruit getrokken conclusie dat veel
paarden een reëel risico lopen onvoldoende
magnesium binnen te krijgen.

Helaas is het onderzoek van de gd niet
openbaar en is er geen goed inzicht in
methode en de verkregen gegevens. In
publicaties over dit onderzoek in populaire
paardentijdschriften en tijdens presenta-
ties voor dierenartsen wordt in mijn ogen
onvoldoende uitleg gegeven over de
werkwijze en de gehanteerde normen, en
trekken de onderzoekers te snel conclusies.
Mijn zorg is dat er nu teveel wordt
gekeken naar één mineraal in het rantsoen
en dat er ongefundeerd magnesium wordt
gesupplementeerd. Overleg met de
cd
heeft weinig van mijn vragen en bezwa-
ren aangaande onderzoeken en conclusies
opgehelderd.

De gd baseert haar uitspraken op
bloedonderzoek en voeronderzoek. In
hoeverre kun je uit eenmalig bloedonder-
zoek de magnesiumvoorziening beoorde-
len? En als je op basis van bloedonderzoek
een uitspraak wilt doen, welke ondergrens
hanteer je dan voor een wel of niet gezonde
magnesiumstatus? De
gd hanteert als
ondergrens voor een adequate mag-
nesiumvoorziening een gehalte van
0,75 millimol per liter (mmol/l) in het
plasma. Gezien de variatie die de
literatuur aangeeft voor normale
magnesiumplasmawaarden, 0,66 tot
1,44 mmol/l (I, 2,3,4), vraag ik mij af of
dit gehalte voldoende bewijs is om te
spreken van een magnesiumtekort.

Daarnaast ben ik van mening dat de
door de
gd gehanteerde voedemorm (3)
voor magnesium een verklaring verdient.
Deze voedemorm is twee tot drie keer
hoger dan wat intemationaal gangbaar is
(5,6,7). Wat is de achterliggende gedachte
dan wel het bewijs van deze behoefte-
norm ? Ook daar heeft men mij geen
bevredigend antwoord op gegeven. In de
informatievoorziening aan dierenartsen
en paardeneigenaren worden de keuze-
criteria voor deze norm niet nader
toegelicht. Door een hogere voedemorm te
hanteren, is de conclusie snel getrokken dat
veel voeders onvoldoende magnesium
bevatten.

In mijn ervaring als voedingsspecialist
voor paarden kom ik weinig paarden
tegen meteen tekort aan magnesium. Voor
het beoordelen van de voedingsstatus is
een rantsoencontrole een prima methode.

Een tekort aan magnesium in het
rantsoen komt meestal niet alleen, de kans
is groot dat ook andere mineralen en
vitaminen onvoldoende aanwezig zijn.
Het is dan ook geen \'good veterinary
practice\' om in dat geval enkel magnesium
toe te dienen.

Ik nodig de gd, die ik hoog acht, graag
uit een publieke uitleg te geven, zodat de
voeding van de paarden waar nodig op de
juiste wijze wordt verbeterd.
Met vriendelijke groeten,
Dr. J.M. Hallebeek, Specialist veterinaire
diervoeding
Voedingsadvies Paard/

referenties

r. LD Lewis. Equine Clinical Nutrition, feeding
and care.Williams&Wilkins, Baltimore 1995.

2. H Meyer and L Alswede. Untersucfiungen
zum Mg-Stoffwechsel des Pferdes. Zentralbl.
Veterinairmed. 1977; 24:128-139.

3. R Puls. Mineral Levels in Animal Health. 5th
edition. Clearbrook, British Columbia:

Sherpa Int., 1989,1994.

4. AE Ellis and) Hill. Nutritional physiology of
the horse. Nottingham University Press.
2005.

5. nrc. Anonymus. National Research Council.
Nutrient Requirements of horses, 6 th revised
edition. The National Academic Press,
Washington d.c. 2007.

6. GEH. Empfehlungen zur Energie und
Nahrstoffversorgung der Pferde, Gesellschaft
der Emahrungsphysiologie der Haustiere,
dlg Verlag, Frankfurt, Germany 1994.

7. inra. L\'alimentationdeschevaux. Institutes
national de la Recherche Agronomique,
Paris, France. 1990.

reactie van de gd op de
ingezonden brief

De directie van de gd betreurt het dat
dr. Hallebeek, ondanks een intensieve
dialoog en een prettige samenwer-
king, via een ingezonden brief in dit
tijdschrift haar ongenoegen uit over
het standpunt van de
gd over de
wetenschappelijke interpretatie van
onderzoeksresultaten. Het onderzoek
naar mogelijke relaties tussen
ziekteverschijnselen en een laag
magnesiumgehalte in het bloedplas-
ma bij paarden zal binnenkort worden
aangeboden voor publicatie. De
gd
nodigt dr. Hallebeek graag uit haar
waarnemingen en standpunten te
presenteren in een onderbouwd
wetenschappelijk artikel. Op basis
hiervan kan dan de gebruikelijke
wetenschappelijke discussie op basis
van argumenten plaatsvinden.

-ocr page 501-

Impr®VQC\' HÉT ALTERNATIEF VOOR FYSIEKE CASTRATIE

Het vaccin tegen berengeur
Even effectief als castratie
Verbeterd welzijn:
Castratie is overbodig
Geen ongewenst berengedrag
Betere voerconversie
Hoger mager vlees percentage
Minder mestproductie

/i /

"VARKENS HOUDEN HAHMOME MET DE NATUO^"

Animal Health

IMPROVAC oplossing voof injectie voor varkens «Uihluitend voor diergeneeskundig gebnjik •EU/2/09/095/001003 \'REG NL lOlOóOUDD •Werkzame bestanddelen: Eén dosis (2 ml| bevat: Gonodolropine
rdeosing factor (GnRF) onoloogijroteïne conjugaal dat een anH<3nRF geometrisch gemiddelde titer van i 474 U/ml induceert: min. 300 h9 \'Adjuvans: DEAEJJextran -Hulpstoffen: Thiomersol -Doeldier: Mannelijke
varkens (vanaf een leeftijd van 8 weken] -Indicaties: Inductie von antilichamen tegen GnRF om een tijdelijke immunologische onderdrukking van de lesliculaire functies te bewerkstelligen. Voor gebruik als een allernotief
voor fysieke castratie voor de vermindering von berengeur, veroorzaakt door de voornaamste substantie die berengeur veroorzaaki, androstenon, bij intacte mannelijke varkens na het intreden van de puberteil. Skatol,
een andere substantie die een belangrijke bijdrage levert oon de berengeur, kon door een indirect effect ook verminderd worden. -Toedieningswijze en dosering: Voor subcutoon gebnjik. Aan intacte mannelijke varkens
2 doses van 2 ml toedienen per subcutane injectie met een intervol von tenminste 4 vireken, waarbij de tweede dosis 4 tot 6 weken vóór het slachten gegeven wordt, lees vóór gebruik de bijsluiter. «Contra-indicaties:
Niet gebruiken bij mannelijke varkens die bestemd zijn voor de fokkerij en bij vrouwelijke varkens. •Wacfittijd: nul dagen «Bijwerkingen: Reacties op de injectieploals, kortdurende verhoging von de lichaamstemperatuur.
Zie bijsluiter. «Speciale waarschuwingen; zie bijsluiter. «Bijzondere voorzorgen: Accidentele zelfinjectie is gevooriijk: lees vóór gebruik de bijsluiter. «Bewaren: Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren.
Bewaren en transporteren bij 2°C - 8°C. Vrijwaren tegen bevriezing. Bescherm tegen licht. Houdbaarheid na eerste opening van de container: 8.10 uur. «Nadere informatie: zie bijsluiter of op oanvraag beschikbaar.
Voor Nederland: f^izer Animal Heolth BV Poslbus 37 - 2900 AA Capelle o/d Ussel • Nederland (email: inlo@pfizerah.nl).

-ocr page 502-

Johan Klein Haneveld

Met een klik van de muis opende
Alida Oppers, directeur van de
directie Voedselkwaliteit en Dier-
gezondheid van het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit, op dinsdag 17 november
de Gedragskliniek voor Dieren van
de faculteit Diergeneeskunde te
Utrecht. De gedragskliniek maakt
deel uit van de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren en komt
voort uit samenwerking tussen het
departement Dier in Wetenschap en
Maatschappij en het departement
Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren. De gedragskliniek is op dit
moment alleen voor honden, katten
en papegaaien met complexe
gedragsproblemen. In 2010 zal ook
een gedragskliniek voor paarden
worden geopend.

Alida Oppers trok graag tijd uit om
aanwezig te zijn bij de opening. Het
ministerie vindt namelijk dat mensen
die dieren houden, verantwoordelijk
zijn daar op een goede manier voor te
zorgen: "Dat betekent onder andere
dat ze moeten weten wat er over het
gedrag van het dier te weten valt."
Volgens Oppers paste dit initiatief van
de faculteit bij de toegenomen
aandacht voor dierenwelzijn in de
maatschappij. "Het is niet een hype
die uit zichzelf weer zal overwaaien,"
voorspelde ze, "maar een maatschap-
pelijke trend die zich zal gaan voorzet-
ten." Ook fan Rothuizen, voorzitter
van het departement Geneeskunde
van Gezelschapsdieren, wees op de
veranderde instelling ten opzichte van
huisdieren: "Mensen zien ze steeds
meer als een partner of als lid van het
gezin. Dat leidt ertoe dat steeds meer
consumenten vragen om specialisti-
sche zorg. Wij willen als faculteit in
die zorg voorzien." Decaan van de
faculteit Diergeneeskunde Anton
Pijpers refereerde aan het marktonder-
zoek dat aan de opening van de
gedragskliniek voorafging. "Het laat
zien dat we er een groot succes van
kunnen maken." Dat laatste is alleen
mogelijk als de practici de kliniek
omarmen. Ludo Hellebrekers, voor-
zitter van de
knmvd, meende dat de
faculteit daarvan uit kon gaan. "Als we
tegen de grenzen van onze kennis en
kunde aanlopen, kunnen we bij de
faculteit terecht voor advies en
doorverwijzing, ook voor gedragsgere-
lateerde onderwerpen en niet alleen
voor specialistische chirurgie."
Hellebrekers zei erop te rekenen dat
onderdelen van analyse en therapie op
het gebied van gedrag ook een plaats
krijgen in het postacademische
onderwijs.

behandelplan

De universiteitskliniek beschikte al
langer over een gedragspoli. "We
hebben niet pas gisteren ontdekt dat
er zoiets als gedrag bestaat", aldus
Frauke Ohl, voorzitter van het
departement Dier in Wetenschap en
Maatschappij. "De kliniek is de
voortzetting van activiteiten die al
langer liepen." De doelstelling van de
kliniek is de diagnose en behandeling
van ernstige gedragsafwijkingen bij
dieren. "Bijvoorbeeld agressie,
adhd
(wat bij honden voorkomt) en
dementie, maar ook verenplukken bij
papegaaien", verklaarde Valerie
Jonckheer-Sheehy, coördinator van de
Gedragskliniek voor Dieren. "De
kliniek is er niet voor opvoedings-
problemen." Patiënten worden
verwelkomd op doorverwijzing van de
lokale dierenarts of gedragstherapeut.
Jonckheer: "Eigenaren vullen een
vragenlijst in. We vragen bovendien
om foto\'s en filmpjes van het dier in de
eigen omgeving. Gedrag in de kliniek
kan sterk verschillen van het gedrag
thuis." Dieren die niet vervoerd
kunnen worden, hoeven niet naar de
universiteit worden gebracht. Frauke
Ohl: "We zetten alleen stappen die de
situatie niet verergeren." Klinisch

Gedragskliniek behandelt
oorzaak gedrag

onderzoek is een belangrijk deel van
het consult, stelde Valerie Jonckheer
"Als er aan het pathologische gedrag
een lichamelijke oorzaak ten grond-
slag ligt, kunnen we gebruikmaken
van de expertise van de specialisten
van de universiteitskliniek." Wanneer
er een diagnose is gesteld, wordt in
overleg met de eigenaar een behandel-
plan opgesteld. "Psychofarmaca zullen
we alleen gebruiken als het nodig is",
verduidelijkte Frauke Ohl. "Als de
behandeling ook zonder medicatie
kan plaatsvinden, doen we het
zonder" De gedragskliniek wil lokale
dierenartsen of gedragstherapeuten
inschakelen om de behandeling te
ondersteunen. "We zijn op zoek naar
gedragstherapeuten met welzijns-
vriendelijke methodes. We willen hen
uitnodigen met ons contact op te
nemen."

vakontwikkeling

De opening van de gedragskliniek
ging gepaard met een inhoudelijk
programma. Een van de sprekers was
de Engelse veterinaire gedragsdeskun-
dige Sarah Heath. "Het belang van
emoties bij dieren werd lange tijd over
het hoofd gezien. Tegenwoordig
begrijpen we beter hoe het limbische
systeem in de hersenen emoties
genereert en hoe deze het gedrag van
dieren beïnvloeden." De toegenomen
aandacht voor gedrag in de veterinaire
wereld is een recente ontwikkeling.
Pas in oktober 2002 werd het Euro-

-ocr page 503-

pean College of Veterinary Behaviou-
ral Medicine - Companion Animals
opgericht. Heath wees erop dat gedrag
een multidisciphnair onderzoeksge-
bied is. "Om dieren het grootste
welzijn te bezorgen, moeten we
samenwerken met collega\'s uit andere
disciplines." Volgens Heath vormt de
gedragsgeneeskunde een onderdeel
van de interne geneeskunde. "Het
omvat namelijk een diagnostisch
proces om de onderliggende oorzaak
te vinden." Het is niet alleen de
bedoeling het specifieke gedrag van
het dier te stoppen. "Dat is symptoom-
bestrijding. Natuurlijk moet je
maatregelen nemen om te zorgen dat
bepaalde gedragingen geen gevaarlijke
gevolgen hebben, zoals het aanlijnen
of muilkorven. Maar als je ervoor
zorgt dat de hond zijn emoties niet
kan uiten, eindig je met een tijdbom."
De juiste behandeling grijpt aan op de
oorzaak van het gedrag. "We moeten
de relatie tussen de aanleiding en de
emotionele reactie verbreken."

hondenbeten

Dat gedragsproblemen serieus
genomen moeten worden, bleek ook
uit de presentatie van Tiny de Keuster,
initiatiefnemer van het \'Blue Dog\'-
project, over hondenbeten: "We zien
slechts de top van de ijsberg." Uit
studies in ziekenhuizen blijkt dat met
name jonge kinderen een twee maal
zo groot risico hebben om door een
hond te worden gebeten dan mensen
uit andere leeftijdscategorieën. Voor
zowel volwassenen als kinderen geldt
dat de meeste hondenbeten thuis
plaatsvinden, door een bekende hond.
Volwassenen worden het meest in de
ledematen gebeten, maar bij jonge
kinderen gebeurt het vaak in het
gezicht. Volgens De Keuster heeft het
formaat van de hond hier niets mee te
maken. "Het verbieden van de rassen
die het vaakst bij bijtincidenten
betrokken zijn, betekent het verbieden
van de meest populaire honden-
rassen." Een belangrijke risicofactor
voor hondenbeten is een onderlig-
gende ziekte bij de hond. "Van r 11
honden die een kind hadden gebeten,
bleek 50 procent te lijden aan een
fysiek ziektebeeld", vertelde Keuster.
"77 procent van de honden leed aan
een angststoornis. Als een hond
iemand heeft gebeten, moet je dus
kijken of er sprake is van ziekte of
psychologische problemen." Ook het
gedrag van het slachtoffer is een
risicofactor. "Bij 86 procent van de
bijtincidenten in huis was het gedrag
van het kind aanleiding voor de beet."
Er is volgens De Keuster dus niet één
oplossing die hondenbeten kan
voorkomen, maar voorlichting aan
kinderen, ouders en eigenaars is
uitermate belangrijk.

Johan Klein Haneveld is bureauredac-
teur bij het
Tijdschrifi voor Diergenees-
kunde.

PRETTIGE
FEESTDAGEN

1

EN EEN
SUCCESSVOL
2010

Robert, Esther,
Laura, Melisa
Denise, Jürgen
Harm, René
Sanne
Henriette

Uw team van

LABOBATOBIES

-ocr page 504-

Gesignaleerd

Carolien de Jager

Deze rubriek belicht binnen- en
buitenlandse signalen op infectie-
ziektegebied. De berichten zijn
afkomstig uit twee bronnen: Inf(|)ct
en het signaleringsoverleg. Inf@ct
is de elektronische berichtenservice
van de Landelijke Coördinatie
Infectieziektebestrijding
(lci) van
het
rivm-cib. In het wekelijkse
signaleringsoverleg wordt op het
cib gesproken over de toename van
bestaande en de opkomst van
nieuwe infectieziekten. Hieronder
volgt een overzicht van de signalen
tot en met 26 november 2009.

binnenlandse signalen

Kitten met \'cowpox\'

Een praktiserend dierenarts heeft
koeienpokken (\'cowpox\') vastgesteld
bij een kitten uit een studentenhuis
met laesies aan de pootjes. Vijf andere
kittens uit hetzelfde nest en de
moederpoes zijn vervolgens onder-
zocht. Bij vier kittens zijn vergelijk-
bare symptomen gevonden. Bij de
kitten met de duidelijkste laesies is
eveneens onderzoek ingezet. Vanwege
de gebrekkige hygiëne in het studen-
tenhuis heeft er waarschijnlijk
overdracht plaatsgevonden via ratten.
Ratten vormen het reservoir van het
\'cowpox\'-virus. De kittens en de
moederpoes zijn in quarantaine
geplaatst. Tot nu toe zijn er geen
humane besmettingen opgetreden. De
vwa en de ggd zijn betrokken bij deze
casus. Op de bijgevoegde foto staat één
van de kittens met koeienpokken.

vwa, rivm-cib

Q-koorts, stand van zaken

Tot 25 november 2009 zijn 2293
gevallen van Q-koorts gemeld. Hoewel
de epidemie over haar (jaarlijkse) piek
heen is, worden er nog steeds tien tot
twintig meldingen per week geregi-
streerd. Ongeveer 20 procent van de
patiënten is opgenomen (geweest) in
een ziekenhuis. In 2009 zijn zes
patiënten overleden als gevolg van
Q-koorts. Per r oktober is een mel-
dingsplicht ingesteld voor positief
tankmelk aan de
vwa. Alle melkgei-
ten- en melkschapenbedrijven zullen
om de twee maanden hun tankmelk
(laten) bemonsteren en opsturen naar
de Gezondheidsdienst voor Dieren
voor onderzoek naar
Coxiella bumetii.
Positieve bedrijven zullen worden
getoond op een \'vlekkenkaart\' van het
ministerie van
lnv. Verder zal op alle
bedrijven met vijftig of meer geiten of
schapen worden gevaccineerd en zijn
diverse maatregelen ingevoerd of
verscherpt met als doel de transmissie
van positieve bedrijven te doorbreken.

rivm-cib

Humane gevallen met

pandemisch influenza A (HiNi)

Tot en met 18 november zijn in totaal
r2 7o patiënten met nieuwe influenza
opgenomen in het ziekenhuis.
Hiervan zijn 28 patiënten overleden.
Bij 60 procent van de opgenomen
patiënten en bij 89 procent van de
overleden patiënten was sprake van
onderliggende medische problema-
tiek. Tot week 47 kwamen de meeste
opgenomen patiënten uit de leeftijds-
groep 0 tot 4 jaar. Zie voor de actuele
situatie van nieuwe influenza (HiNi)
in Nederland de website: www.rivm.
nl/nieuwe-influenza. Dit overzicht
wordt wekelijks op vrijdag geactuali-
seerd.

rivm-cib

buitenlandse signalen

Trichinelloseuitbraak in

Litouwen

In juni 2009 vond in Litouwen een
uitbraak van trichinellose plaats. De
uitbraak omvatte 107 patiënten die
allemaal worstjes hadden geconsu-
meerd die waren bereid van vlees van
wilde zwijnen. Het vlees was niet

geïnspecteerd op de aanwezigheid van
Trichinella. In de onderzochte
worstjes werden Trichinellalarven
aangetoond. Tussen 1999 en 2008
werden in Litouwen in totaal
359 gevallen gemeld. In Nederland is
trichinellose een meldingsplichtige
zieke uit groep C. Trichinellose komt
in Nederland zeer sporadisch voor,
maar in oktober werd nog een patiënt
met deze infectie gemeld. De patiënt is
niet in het buitenland geweest,
ggd en
vwa zoeken naar de mogelijke bron
van besmetting.

Eurosurveillance, cib

Longinfecties onder nertsen in

Denemarken

Sinds augustus is op elf Deense
nertsboerderijen in West-Jutland
sprake van toenemende sterfte onder
de nertsen als gevolg van longinfec-
ties. Bij onderzoek naar de oorzaak van
deze infecties werd eenmaal influenza
A (H3N2) aangetoond. Na het bepalen
van de sequentie blijkt dit virus een
nieuw H3N2-type te zijn met
na- en
HA-genen afkomstig van mensen en
varkens. Men neemt aan dat het virus
een nieuw type varkensinfluenza is,
maar het is niet zeker of dit de
verwekker is van alle longinfecties. Er
zijn geen mensen besmet met deze
nieuwe influenzasoort. Denemarken
heeft voor de zekerheid maatregelen
genomen in de vorm van een verscher-
ping van de surveillance en richtlijnen
voor mensen die werken op de
bewuste boerderijen.

ECDC en who

Ochlerotatus atropalpus-muggen

bij bandenbedrijven

Eind augustus is bij routinematig
surveillanceonderzoek naar de
Aedes
albopictus-mug
bij bedrijven die
gebruikte banden importeren, de
Ochlerotatus atropalpus-mug aangetrof-
fen. Het is de eerste keer dat deze mug
in Nederland is gevonden. Tijdens het
eerste bezoek ving men zeven mug-
gen, die morfologisch en moleculair
werden getypeerd als
Oc. atropalpus.
Nadat intensieve surveillance was
ingesteld, werden bij het bedrijf nog
verschillende eitjes, larven en volwas-
sen muggen aangetroffen.
Ae. albopic-

-ocr page 505-

tus werd niet gevonden. Begin septem-
ber trof men de mug oolc aan bij twee
andere bedrijven. Deze importeren
gebruikte banden uit Europa en
Noord-Amerika. De muggensoort is
endemisch in Noord-Amerika en is in
het verleden alleen sporadisch
aangetroffen in Frankrijk en Italië. In
deze landen heeft men de mug met
succes bestreden. Het is nog niet
duidelijk wat de relevantie van deze
bevinding is voor de volksgezondheid.

cib

Influenza A H7 op Spaans

leghenbedrijf

In Guadalajara, vlak bij Madrid, is in
oktober hoogpathogene aviaire
influenza A Hy vastgesteld op een
leghenbedrijf. Het betreft een groot
bedrijf met
250.000 leghennen. De
Spaanse overheid heeft de dieren
inmiddels geruimd. Twaalf personen
die contact hebben gehad met het
pluimvee, hebben profylactisch
oseltamivir gekregen en zijn gevacci-
neerd met het reguliere influenza-
vaccin. Zij hebben tot nu toe geen
klinische symptomen ontwikkeld.

ecdc

Vaccinia-infectie in Verenigde

Staten

In de Verenigde Staten is een vrouw
geïnfecteerd met het vaccinia rabiës
glycoproteïn-vaccin. In dit vaccin
wordt vaccinia gebruikt als drager van
het rabiëseiwit; dit wordt in de vs
toegepast om rabiës te bestrijden
onder wasberen en vossen. Hiervoor
wordt het vloeibare vaccin
(2 milli-
liter) verpakt in lokaas en verspreid in
landelijke gebieden. De vrouw kwam
in contact met dit vaccin doordat haar
hond het lokaas stukbeet, waarna zij
de vloeistof over haar hand kreeg. Na
enkele dagen ontwikkelde ze een
papuleuze huiduitslag. Een
pcr testte
hierop positief voor een Orthopox-
virus. Vervolgonderzoek op het
cdc
bevestigde de aanwezigheid van een
Vacciniavirus. Onderstaande figuur
laat de Vacciniaviruslaesies op haar
hand zien. De patiënt heeft twee maal

Werkvergaderingen, cursussen, congressen...

U vindt op www.knmvd.n/agenda een overzicht met waar mogelijk links
naar het inschrijfformulier.

intraveneus humaan vaccinia-
immuunglobuline gekregen, in
combinatie met antivirale middelen.
De patiënt gebruikte namelijk
immuunsuppressieve medicatie, had
haar hand na blootstelling een tijdje
niet kunnen wassen en had bovendien
haar hand opengehaald bij het
plukken van bramen. Vier weken na
het incident was de patiënt volledig
hersteld. Nederland is sinds 1991
officieel rabiësvrij en er is geen
bestrijdingsprogramma onder wild.
cdc

C.M. de Jager is werkzaam bij het rivm.

-ocr page 506-

Maarten van den Bosch

Het gebruik van antibiotica in de
veehouderij is een uitermate actueel
onderwerp. Daarom was dit het
thema van het symposium van de
Veterinaire Vee Fokkers Club \'De
Uithof\' op 30 september 2009. De
ontwikkeling van resistentie is
volgens humane artsen geheel te
wijten aan de intensieve veehoude-
rij. Uiteraard liggen de zaken veel
complexer, maar we kunnen deze
beschuldiging ook niet geheel
ontkennen. Hoe ontstaat resistentie
eigenlijk? Heeft het hoge gebruik
ermee te maken dat dierenartsen
verdienen aan het voorschrijven van
antibiotica? Hoe kunnen we het
gebruik ervan terugdringen en toch
gezonde populaties behouden? Zijn
er alternatieven?

Suzanne Verkleij, lid van de organise-
rende commissie, opende het sympo-
sium en stelde de dagvoorzitter voor
Varkensdierenarts Arie van Nes,
werkzaam aan de faculteit, introdu-
ceerde vervolgens het onderwerp met
een aantal schokkende feiten en
stevige stellingen. Volgens Van Nes
zijn we de weg kwijt op het gebied van
antibioticagebruik: "Je kunt dan wel
gaan rennen maar als je op de verkeer-
de weg zit, heeft dat weinig zin."

professionele

onafhankeli ikheid

De eerste spreker was Rens van
Dobbenburgh, directeur van dieren-
artsencoöperatie
auv. Dierenartsen in
Nederland zijn dokters en \'apothe-
kers\'. Zij mogen hun eigen recepten
uitschrijven en leveren. Dit heeft
mede tot gevolg dat de dierenarts als
ondernemer vaak probeert te concur-
reren op de prijs van diergeneesmid-
delen in plaats van op zijn kennis. Dit
is gek, want eigenlijk zou je met
minder medicijnverkoop meer
moeten verdienen. De professionali-
teit van dierenartsen moet zorgen
voor verantwoord antibioticagebruik.

aldus Van Dobbenburgh. In 2007 heeft
minister Verburg een onderzoek
aangekondigd naar de ontkoppeling
van de voorschrijving en verkoop van
diergeneesmiddelen. In reactie daarop
is de Taskforce Antibioticaresistentie
Dierhouderij opgezet. Per sector zijn
plannen gemaakt om het gebruik van
antibiotica terug te dringen. Uiteinde-
lijk hebben verschillende partijen uit
de voedselproducerende en -verwer-
kende industrie begin december 2008
een convenant ondertekend. Hierin is
afgesproken dat het antibioticage-
bruik minder en beter verantwoord
moet zijn. Jammer genoeg zijn deze
voornemens niet goed gespecificeerd,
zodat het onduidelijk blijft hoeveel
minder moet worden afgeleverd en op
welke termijn...

Volgens Van Dobbenburgh zijn
transparantie, administratie en
monitoring van het antibioticage-
bruik cruciaal. Er moet meer onder-
zoek worden gedaan naar alternatie-
ven. Er moet een toezichthouder
komen die grootverbruik zonder
goede reden kan beboeten. Maar
bovenal is het belangrijk dat een
dierenarts altijd zijn professionele
onafhankelijkheid bewaart. "Een zak
antibiotica moet gewoon veel duurder
zijn dan een nieuwe ventilator!", zei
Van Dobbenburgh bijna verontwaar-
digd.

goede doseringen

Cindy Dierikx werkt voor het Centraal
Veterinair Instituut in Lelystad en
doet onderzoek naar antibioticum-
resistentie bij vleeskuikens. Ze stelde
dat de geschiedenis van het ontdekken
van antibioticumresistentie syn-
chroon loopt met de ontwikkeling van
nieuwe antibiotica. In rgór ontstond
mrsa, in r985 esbl, en de trend van
resistentietoename gaat tot nu toe
alleen maar door. De pech is dat
resistentiekenmerken vaak bij elkaar
liggen op overdraagbare stukjes
dna,
waardoor de verspreiding in bijvoor-
beeld het maag-darmkanaal snel kan
verlopen. Het frappante is volgens
Dierikx dat de eerste resistente
bacteriën zijn aangetroffen in zieken-
huizen, terwijl ze nu steeds meer
daarbuiten worden gevonden, onder
andere in de veehouderij. Komt dat
door de meetmethoden in het ver-
leden of vindt de uitbreiding van
resistentie echt in een andere richting
plaats dan humane artsen beweren?
Deze vraag is moeilijk te beantwoor-
den, maar het is belangrijk te bena-
drukken dat niet alle humane resisten-
tieproblemen uit de veehouderij
voortkomen. De humane resistentie-
problematiek is namelijk veel breder
dan alleen de problemen met resisten-
tie als gevolg van het gebruik van
antibiotica in de veehouderij!

\'Antibiotica... Less makes things better?\'

In de toekomst ziet Dierikx de
antibioticaresistentie nog verder
toenemen. En volgens haar leidt
afname van het gebruik van antibio-
tica niet direct tot een afname van de
resistentie. Juist goede doseringen in
combinatie met beperkt gebruik zijn
belangrijk om de mogelijkheid van
resistentieontwikkeling in te perken!

toezicht houden

De derde spreker was Gerard van
Eijden, praktiserend varkens- en
kalkoenendierenarts op de Veluwe en
daarnaast voorzitter van de Vakgroep
Gezondheidszorg Varken van de
knmvd. "Het probleem waar we nu
mee worden geconfronteerd, is een
volksgezondheidsprobleem", stelde
Van Eijden, "en voor de oorzaak ervan
wordt gekeken naar de landbouw."

v.v.f.c. \'de uithof\'
De Veterinaire Vee Fokkers Club
\'De Uithof\' is een studievereni-
ging voor studenten in de
richting landbouwhuisdieren. Al
meer dan twintig jaar organiseert
deze nog steeds groeiende
vereniging lezingen, excursies,
workshops, buitenlandse reizen,
rundveebeoordelingsavonden en
een symposium, alles op het
gebied van de veehouderij en de
veterinaire landbouwhuisdieren-
sector

-ocr page 507-

Dus moet in de varkenssector het een
en ander gebeuren. Door een goede
administratie van het medicijnge-
bruik kan een toezichthouder
controles uitvoeren. Daarnaast wordt
het mogelijk veehouders, maar ook
dierenartsen, met elkaar te vergelij-
ken. Dit zal mogelijk het concurrentie-
gevoel onder dierenartsen wakker
maken en uiteindelijk leiden tot een
lager antibioticagebruik. Transparan-
tie in de voorschrijfgewoontes is
uitermate belangrijk omdat dierenart-
sen verdienen aan de medicijnen. Als
iedereen kan zien dat dit een schone
praktijk is, is er niets aan de hand.
Volgens Van Eijden is 80 procent van
zijn klanten ertoe te brengen vrijwillig
mee te werken aan de vermindering
van het antibioticumgebruik, ook al is
dat economisch gezien voor hen niet
het gunstigst. De resterende
20 procent vormt echter een pro-
bleem. Deze veehouders denken puur
economisch en zullen snel van
praktijk wisselen als men niet precies
te werk gaat zoals zij dat willen.
Omdat deze bedrijven vaak de grootste
klanten zijn, heeft de dierenarts het
niet altijd makkelijk, ondanks al zijn
goede bedoelingen. Het standpunt van
Van Eijden en de
knmvd is dan ook
dat de dierenarts in dit soort gevallen
meer rugdekking moet krijgen. Het
moet mogelijk worden te weigeren
antibiotica voor te schrijven en
veehouders min of meer te verplich-
ten hun varkens op een maatschappe-
lijk verantwoordelijke manier te
houden.

verfijnen, verminderen,
vervangen

Na de pauze hield Johanna Fink-
Gremmels, hoogleraar Farmacologie
en Toxicologie, een voordracht over
alternatieven voor antibiotica. Er zijn
legio ideeën maar een groot deel
daarvan is op farmacokinetische
gronden niet te gebruiken voor
koppelbehandeling. Verder is de
ontwikkeling van nieuwe medicijnen
zo duur en neemt ze zo veel tijd in
beslag dat ook dit de komst van
alternatieven belemmert. Hetzelfde
geldt voor de ontwikkeling van
medicijnen uit natuurlijke bronnen
zoals planten, paddenstoelen, insecten
et cetera. Er bestaan wel mogelijkhe-
den. Fink-Gremmels legde uit dat er
ten eerste een aantal technologische
veevoederadditieven zijn geregistreerd
die de darmflora zodanig beïnvloeden
dat ongewenste bacteriën worden
tegengewerkt (pro- en prebiotica,
enzymen, mineralen en gisten). Een
aantal van deze stoffen is door de
efsa
(European Food Safety Authority) al
getest op werkzaamheid en veiligheid.
Een ander voorbeeld is het nieuwe
middel CreAmino, dat eiwit in het
voer van varkens en kippen vervangt.
CreAmino verbetert de dagelijkse
groei en zorgt voor een goede karkas-
kwaliteit. Ook plantaardige stoffen
lijken te helpen tegen de invasie van
bacteriën in de darm. Voordat een
invasie kan plaatsvinden, moet
namelijk een bepaalde hoeveelheid
communicerende bacteriën aanwezig
zijn, het zogenoemde \'quorum\'.

Sommige fytochemicaliën (uit
planten) werken als \'quorum sensing
inhibitors\'. De hoeveelheid bacteriën
in de darm wordt dan niet kleiner,
maar er wordt wel gezorgd dat ze niet
kunnen koloniseren.

Fink-Gremmels vindt het belang-
rijk dat het antibioticagebruik in de
praktijk wordt verfijnd, verminderd
en vervangen. Hierbij is \'Good
Veterinary Practice\' erg belangrijk; hoe
beter het therapieconcept, hoe sneller
het dier weer beter is. Fluisterend sloot
Fink Gremmels af met een citaat van
haar professor Rosenberg: "Als je
antibiotica moet gebruiken, heb je het
eigenlijk niet goed genoeg gedaan in
de bedrijfsbegeleiding..."

complex probleem

Het symposium was een zeer geslaag-
de bijeenkomst. Sprekers uit diverse
invalshoeken wierpen hun licht op
het complexe probleem van de
antibioticaresistentie in de veehoude-
rij. Aan de ene kant blijken antibiotica
nodig te zijn om dieren, en daarmee
ook mensen, gezond te houden. Aan
de andere kant vormen ze een gevaar
vanwege de ontwikkeling en uitbrei-
ding van (pathogene) resistente
bacteriën. De humane geneeskunde
wijst al snel beschuldigend naar de
intensieve veehouderij, maar daar ligt
niet de enige oorzaak van het pro-
bleem. De agrarische- en veterinaire
sector kan echter niet ontkennen dat
er nog veel moet gebeuren om het
antibioticagebruik te verminderen en
het beeld van de sectoren in de
maatschappij te verbeteren. Veel
mensen zien moeilijk in dat de meeste
dierenartsen proberen antibiotica op
een goede manier voor te schrijven,
ondanks het feit dat ze verdienen aan
medicijnen. Het is dan ook goed dat de
knmvd een systeem van registratie en
controle op poten zet, dat het mogelijk
maakt praktijken en veehouderijen
onderling te vergelijken zodat een
gezonde vorm van concurrentie
ontstaat.

Maarten van den Bosch is derdejaars
student en e.t. secretaris van
v.v.f.c. \'De
Uithof.

-ocr page 508-

Xeden®

ENROFLOXACINE

Xeden®

15 mg tabletten
voor katten

EnroitoKacine

Eenvoudig lekker -

Eenvoudig behandelen!

Smakelijke tablet

Langwerpig gevormde tablet,
speciaal ontwikkeld voor de kat

Tablet deelbaar in 2 voor exacte dosering

\'ailette^

-ocr page 509-

Oncologisch Treffen 2010

Amo Roos

Op 6 en 7 februari 2010 zal in het
Kontakt der Kontinenten te
Soesterberg het Oncologisch Treffen
worden georganiseerd. Het thema
van de zesde editie van dit congres
is: \'Skin Tumours: there\'s more
beyond the surface\'. De afgelopen
jaren is het Oncologisch Treffen
uitgegroeid tot een internationaal
gerespecteerd congres, waar top-
sprekers uit binnen- en buitenland
spreken over de meest recente
ontwikkelingen op het gebied van
diagnostiek en therapie van de
veterinaire oncologie.

In eerdere edities van het congres
kwamen onder andere gastrointesti-
nale en urogenitale tumoren aan de
orde. Dit jaar wordt teruggekeerd naar
de oppervlakte en zullen de huid-
tumoren worden behandeld. Dat dit
een boeiend onderwerp is, zal
duidelijk worden als klinisch patho-
loog dr. Noli vertelt over de prevalen-
tie van huidtumoren (u weet eigenlijk
al hoe hoog deze is: hoeveel huid-
tumoren ziet u per week wel niet?!),
de diagnostische procedures en de
valkuilen van cytologie en histologie.
Vervolgens zal dr. Pavletic, een
wereldtopper op het gebied van
reconstructieve chirurgie, laten zien
hoe enorme huiddefecten nog netjes
kunnen worden gesloten.

internationale sprekers

Hier blijft het niet bij. Zo zal dr.
Barbara Kitchell (Michigan State
University,
usa, hoogleraar medische

oncologie en president of the vcs) de
nieuwste ontwikkelingen op het
gebied van de behandeling van canine
maligne melanomen bespreken.
Daarnaast zal zij ingaan op de nieuwe
gerichte therapieën tegen mastocyto-
men, onder andere de eerste veterinair
geregistreerde tyrosinekinase-
remmers.

Prof. dr. Barbara Kaiser-Hotz
(Diplomate
acvr. Radiology and
Radiation Oncology) zal ingaan op de
mogelijkheden van fotodynamische
therapie en radiotherapie. Het laatste
is natuurlijk extra interessant omdat
de faculteit Diergeneeskunde binnen-
kort radiotherapie zal kunnen
aanbieden.

Prof dr. Wilma Bergman van het
Leids Universitair Medisch Centrum
zal de epidemiologie van huidtumo-
ren bij de mens bespreken, met extra
aandacht voor melanomen. Haar

verhaal zal waarschijnlijk duidelijk
maken waarom we in het weekend
van 6 en 7 februari 2010 beter onze
afspraak in de zonnestudio konden
afzeggen om naar Soesterberg te gaan.

interessant

Kortom: het Oncologisch Treffen 2010
belooft een zeer interessant congres te
worden voor de practicus, die huidtu-
moren op een vrijwel dagelijkse basis
in zijn/haar praktijk tegenkomt, maar
ook voor de specialist. Het congres zal
op zaterdag worden geleid door dr.
Erik Teske en zondag door prof. dr.
Jolle Kirpensteijn. Voor het complete
programma, de cv\'s van de sprekers en
natuurlijk de inschrijving, kunt u
terecht op de website www.kankerbij-
dieren.nl.

Arno Roos is lid van de organiserende
commissie van het congres.

-ocr page 510-

MOBILITY DIET

Houdt de gewrichten soepel en gezond

Mobility Diet voor de kat

► Bevat een unieke combinatie van 3 soorten nutraceuticals.

- Hoog gehalte EPA/DHA

- Gepatenteerd Groenlipmossel-extract

- Glycosaminoglycanen (glucosamine en chondroïtine)

► Effectief gebleken in klinische studies.

► Aangepaste receptuur voor de oudere kat.

► Vermindert de kans op struviet en calciumoxalaat urolithiasis door de lage S/O Index.

••lU\'
RCXiAl CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV • Veterinaire Service • Postbus 63 - 5460 AB Veghel

TpI • A/ptPririair \\/noHinnc:aH\\/ipg^ nf 041 rt-f^j R444 rhogtollinnoni « infniarnualnanin nl « >a»a»a/ rrn/glf^anin nl

C

<

z

cc

UJ

h

LU

>

-ocr page 511-

\'Masterclass\' voor nieuwe dierenartsen

Tjerk Bosje

Het Medisch Centrum voor Dieren
(
mcd), voorheen Dierenarts Specia-
listen Amsterdam
(dsa), het Dier-
geneeskundig Orthopedisch
Centrum Amsterdam
(doca) en de
Spoedkliniek voor Dieren (
sda),
organiseert in 2010 nascholing voor
diegenen die in 2009 dierenarts zijn
geworden.

Het eerste jaar na het afstuderen is
voor dierenartsen behoorlijk zwaar
Als kersverse dierenarts moet je
solliciteren en verhuizen, terwijl je
salaris minder is dan je nodig hebt. Je
kennis is volgens je werkgever te
academisch. Je assistent heeft de
medicijnen al klaarstaan als jij nog
met je anamnese moet beginnen. Je
kennis schiet soms te kort, maar
nascholing is te duur. De diensten nek-
ken je. Je bent te moe om nog uit te
gaan, laat staan om een boek te

openen. Was dit de baan waar je al zo
lang van droomde? Het lijkt soms wel
een nachtmerrie!

\'masterclass\'

In januari 2010 start, voor het vijfde
jaar, een nieuwe Masterclass van het
mcd. De avonden zijn alleen toeganke-
lijk voor dierenartsen die zijn afgestu-
deerd in 2009 (of de laatste drie
maanden van 2008). De cursus wordt
veertien keer gegeven, op de donder-
dagavond van 19.00 uur tot 21.00 uur.
In de tweede helft van 2010 zal het
mcd verhuizen naar het nieuwe pand
(met ruime cursuszaal) en komen de
oude namen te vervallen. Tot de
verhuizing wordt de cursus gegeven
op de Weesperzijde 147 te Amsterdam.
Dierenartsen mogen zeven keer op
zo\'n avond komen. Er is voor eten
gezorgd, dus je kunt direct van het
werk doorrijden naar Amsterdam.
Elke avond wordt geleid door een van
de speciahsten of dierenartsen van het
mcd. De onderwerpen zijn interne
geneeskunde, radiologie, dermatolo-
gie, weke delen chirurgie, orthopedie,
oogheelkunde, en spoeddiergenees-
kunde. Deelnemers krijgen de vraag
een praktijksituatie mee te nemen die
past bij het onderwerp van die avond.
Een patiënt waar je niet uitkwam,
waarover je van mening verschilde
met je baas of waarvan de eigenaar
waardevolle (?) informatie van
internet had geplukt. Je medecursisten
(maximaal vijftien per avond) mogen
hun mening geven, de cursusleider zal
de discussie leiden.

Voorafgaand en na afloop van de
cursus is er voldoende tijd om met je
jaargenoten de leuke en minder leuke
kanten van solhcitaties, werkgevers
en assistenten te bespreken, vacatures
uit te wisselen of gewoon bij te praten.
Mede door sponsoring van Royal
canin, Idexx, Novartis en Proteq betaal
je slechts 90 euro (exclusief 19 procent
btw), dat is 15,30 euro per avond. Je
kunt je opgeven via www.MCvoorDie-
ren.nl.

m

RAADGEVERS
KUIJKHOVEN

Raadgevers Kuijkhoven wenst u een ondernemend en gezond 2010!

Het dierenartsenteam is u ook volgend jaar graag van dienst:
Philip Jaspers, Robert Meijer, Mariella Koot, Monique de Münk,
Desirée de Heus, Eivin van Buul en Jelmer van Veenendaal

Telefoon 030 252 54 10
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

Wilhelminalaan 1
3732 G) De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

-ocr page 512-

NIEUW VOOR HONDEN MET OSTEOARTHRITIS

SJa yjasj nsisir cvnijnu
pjjijha^J:i\'jjsJjjj£i

met één maandelijkse dosering

y Doorbreek de vicieuze cirkel van pijnsensibilisatie.

Trocoxil«, weikzame stof: mavacoxib • EU/2/08/084/001 -005 REG NL 100602/4/5/6/9 UDA • Diergeneesmiddel, kauwlabletlen (6,20,30, 75 en 95 mg) • Doeldier hond • IndicaHes: betiandeling van pijn
en ontsteking, geassocieed mei degeneratieve gewnchtsaandoeningen
bij honden, waaibij continue behandeling van langer dan 1 maand geïndiceeid is • Toedieningswijze en dosering: DIT IS GEEN NSAID VOOR
DAGELUKSE TOEDIENING. De dosering is 2 mg mavacoxib per kg lichaamsgewkilt, te geven direct vóór of tijdens de hoofdmaaltijd van de hond. Er dient voor gezorgd Ie worden dat de tablet ingenomen wordt. De behandeling
dient 14 dagen later herhaald te worden en vervolgens is hel doseringsintenral ÉÉN MAAND. Een behandelingscyclus van 7 opeenvolgende doses (6,5 maand) mag niet overschreden worden. Voor oraal gebnjik •
Contramdlcatles: ntet
gehiiiken;
bij honden jonger dan 12 maanden en/of met een iKhaamsgewicht van minder dan 5 kg, bij honden die lijden aan gastro-intestinale aandoeningen inckjsief ulceratie en bkiedingen, vranneer er aanwijzingen zijn voor btoedafwijkingen,
in geval van hartinsufficiëntie, in geval van vemiindeide nier- of leverfunctie, bij drachtige dieren, fokdieren of lacterende dieren, in geval van overgevoeligheid voor hel werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen, in geval van een bekende
overgevoelgheid voor suHonamkJes, en niet tegel^k gebniiken mei glucocortKOiden of andere NSAIDs •
Bijzondere voorzorgen: geen andere NSAIDs tegelijkertiid toedenen of binnen 1 maand na de laatste toediening van Trocoxil.
Mavacoxib vertoont een verlengde plasma halfwaaide tjd (tot > 80 dagen) door de lage uitscheidingssnelheid. Behandeling van dieren die vertengde bkxitstelling aan NSAIDs niet zouden kunnen verdragen dient Ie worden vermeden. Een
maximum duur van 6,5 maanden onafgebroken therapie wordt aanbevolen om de plasmaspiegels van mavacoxib
bij dieren met vemiinderde uitscheiding te controleten. Dieren dienen een grondig klinisch onderzoek te ondergaan voordat
begonnen wordt mei Trocoxil. Dieren mei verschijnselen van een verminderde nier- of leverfunclie of mei verschijnselen van een een enteropathie met eiwit- of bloedverties, z(n niet geschikt voor behandeling. Hel wordt aanbevolen om het
klmisch onderzoek een maand na de aanvang van de behandeling te heitialen en vóór de toediening van de derde dosis. Mavacoxib wordt via de
gal urtgescheiden en bij honden met leveraandoeningen kan de uHschekding verminderd zijn. Vemiijd gebn/ik bï gedehydreerde of hypovolaemische
deren of bij dieren met hypotensie wegens risk» op verhoogde renale toxkateit. Gelijktijdige toediening met polentiäe nefrotoxische medk^nen dient
te worden vermeden. Zorg voor een juiste hydratie- en hemodynamache status als dieren anesthesie en/of chirurgische procedure ondergaan en bij
aandoeningen dte kunnen resulteren in dehydratie of verstoorde hemodynamische status. Het hoofddoel van de iitervenlie is om de nierperfusie te
onderhouden •
Bewaren: geen speciale voorzorgen. Bewaren in de oorspronkelijke verpakking • BijweiWngen: bijwertdngen van NSAIDs, zoals
veriies van eetlust, diarree, braken, apathie en degradatie van renale biochemische parameters en verniinderde nierfunctie zijn af en toe gerapporteerd.
In zeldzame gevallen kunnen deze fataal zijn. Als
ZKh een bijwertóng voordoet dienen er verder geen tablelten toegediend te worden en moet een
algemene ondersteunende therapie ingesteld worden, zoals toegepast bij klinische overdosering met NSAIDs en met speciale aandacht voor het
onderhouden van de hemodynamische status. Dierenartsen dienen zkJi bewust te zijn dat klinische symptomen zöi weer voort kunnen zetten zodra
ondersteunende therapie (zoals maagbeschemiende producten) gestopt wordt •
Verdere informatie: zie b^iter, of neem contact op met Pfizer
Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com)

ïl dwil- UI UHXnjVtniK^ iipi

Animal Health

We know you care

Pfizer/\\nimal Health bv • Postbus 37
2900/Wt^pelle a/d Ussel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com
www.weknowyoucare.nl
© 2009 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y. U.S.A.

-ocr page 513-

Xeden® enrofloxacine-
tabletten

Eurovet Animal Health bv introdu-
ceert Xeden®, een smakehjke enroflo-
xacinetablet van r 5 milligram voor
katten en smakelijke enrofloxacine-
tabletten van 50 en 150 milligram
voor honden.

De smakelijke tabletten voor
katten hebben een langwerpige vorm
die speciaal is ontwikkeld voor de kat,
en zijn in twee delen te breken door
middel van een breukstreep. De
Xeden® 15 milligram is verkrijgbaar in
een verpakking van tien maal twaalf
tabletten in een geperforeerde blister.
De smakelijke tabletten voor honden
van 50 milUgram en r 50 milligram
hebben een klavervorm en zijn in vier
delen te breken door de twee breuk-
strepen. De Xeden® 50 milligram is
verkrijgbaar in een verpakking van
tien maal tien tabletten en de
150 milhgram is verkrijgbaar in een
verpakking van twintig maal zes
tabletten.

(0497)544300

Specific® ciD Digestive
Support

Dechra Veterinary Products bv
vernieuwt Specific® Digestive Sup-
port, een zeer goed verteerbaar dieet
met een laag vezelgehalte, dat werk-
zaam is bij de beheersing van malab-
sorptie, maldigestie,
epi, acute gastro-
enteritis en
siBO. Het is beschikbaar
met een unieke ondersteuning van het
immuunsysteem door de toevoeging
van bèta-i,3/i,6-glucanen (weerstands-
verhogend), immunoglobulinen uit ei
(orale passieve immunisering) en
mos
voor versterking van het immuunsys-
teem van het maag-darmkanaal.
Daarnaast beschikt
cid over een
unieke geurcontrole door toevoeging
van Yucca-extract wat de onaange-
name geur van feces en darmgassen
sterk vermindert. Als laatste is het
beschikbaar met een \'Intestinal
Protection Complex\', dat bestaat uit de
ingrediënten \'Psyllium husk\', zeoliet,
fos en bietenpulp voor een sterke
bescherming van het maag-darm-
kanaal. Specific® Digestive Support is
verkrijgbaar in 2,5 kilogram, 8
kilogram eni5 kilogram droog-
voeding en ciw 300 gram in canflex.
info.nl(|)dechra.com

Veterinair onderzoeks-
team wint prijs

Een team van veterinaire gastro-
enterologen van Cornell University
(Ithaca, New York), onder leiding van
professor Kenneth Simpson, ontving
als eerste de dit jaar door de European
Emesis Council
(eec) in het leven
geroepen prijs voor de beste publicatie
op het gebied van de gastro-enterolo-
gie. De
eec is een door Pfizer ah
ondersteunde groep van twaalf
veterinaire specialisten in de gastro-
enterologie uit de
eu, die een betere
aanpak in de medische behandeling
van emesis bij honden en de oorzaken
daarvan nastreeft. Prof. dr. Reto Neiger
(Giessen), lid van de
eec, leidde de
uitreiking in. De prijs werd daarna
uitgereikt door dr. Karine Savary-
Bataille, technical manager van Pfizer
in Europa. De uitreiking vond plaats
tijdens het congres van het European
College of Veterinary Internal Medi-
cine
(ecvim) in Porto, Portugal begin
september. Het winnende onderzoek
ging over de relatie tussen slijmvlies-
bacteriën en ontstekingsprocessen in
de darm en klinische ziekteactiviteit
bij katten die aan
ibd lijden.

Enrox Flavour®
enrofloxacinetabletten

Naast de Rilexine Smakelijke Tablet-
ten® (cefalexine) heeft Virbac nu ook
smakelijke tabletten met enrofloxa-
cine: Enrox Flavour® voor hond en
kat. Dit bactericide antibioticum is
werkzaam tegen zowel Grampositieve
als Gramnegatieve bacteriën en
Mycoplasma sp. De tabletten kunnen
zowel bij de hond als bij de kat worden
ingezet bij infecties van het maag-
darmkanaal en het urogenitaalstelsel,
de luchtwegen, de huid, wonden en
het oor (otitis externa). Het verdient
aanbeveling om enrofloxacine in te
zetten aan de hand van een gevoelig-
heidsbepaling. Enrox Flavour®-
tabletten zijn verkrijgbaar in drie
verschillende concentraties: 15, 50 en
r50 milligram en worden goed
geaccepteerd door honden en katten.
De tabletten van 50 en 150 milligram
hebben een breukstreep zodat men ze
eenvoudig kan toedienen en goed kan
doseren. Na orale opname wordt snel
een effectieve plasmaconcentratie
bereikt en wordt de enrofloxacine snel
gedistribueerd naar de verschillende
weefsels.

Info(S)virbac.nl

Naxcel®: geen wachttijd
melk

Pfizer introduceert een nieuw anti-
bioticum, Naxcel®, speciaal voor
melkkoeien. Als werkzame stof bevat
Naxcel® het breedspectrumantibioti-
cum ceftiofur, bekend van Excenel®.
Een eenmalige injectie van 20
milliliter (200 milligram per millili-
ter) bij een dier van 600 kilogram is bij
(melk)runderen gedurende zeven
dagen werkzaam. Hiermee wordt een
goede therapietrouw bereikt en
minder stress bij de dieren. Er is geen
wachttijd voor de melk. Het is niet
nodig behandelde dieren apart te
melken. De wachttijd voor vlees is met
negen dagen erg kort voor een nieuw
antibioticum. De injectie wordt
subcutaan toegediend ter hoogte van
de oorbasis. Dit wordt goed verdragen.
De milde oedemateuze reactie op de
injectieplaats verdwijnt binnen enkele
dagen. Verder bestaat er geen risico op
afkeuring bij de slacht, aangezien deze
delen niet worden gebruikt voor
menselijke consumptie. Naxcel®
wordt geleverd vanaf 17 december.
petra.galesloot(|)pfizer.com

-ocr page 514-

Een grote eer

Voorzitter worden van de gg l is een eer, maar het Erehd opvolgen, is wel een
héle grote eer Jan Tiete Siebinga is
ggl, en is zo thuis in alle zaken die ons
bezighouden, dat het voor mij een hele kluif zal worden deze functie met
hetzelfde elan te vervullen als hij. Toch ga ik die uitdaging aan en vanaf deze
plaats zeg ik u toe uw belangen met een zo groot mogelijke inzet te behartigen.

Dat geldt ook voor de hele discussie omtrent \'de knip\'. Het zijn spannende
tijden voor dierenartsenpraktijkhoudend Nederland. Als u dit leest, zal de
Tweede Kamer hebben gedebatteerd over de
mrsa-problematiek en zal dus ook
het antibioticagebruik in de veehouderij ter sprake zijn gekomen. De
knmvd
heeft een uitstekende strategie bedacht om samen met de belanghebbenden het
antibioticagebruik terug te dringen. Een onmisbare schakel in deze strategie,
naast het goed opgestarte Vetcis, wordt op het moment van schrijven van deze
column door onze voorzitter bekend gemaakt op het achtuurjournaal: de
Veterinaire Diergeneesmiddelen Autoriteit. Hij maakt verder duidelijk dat dit
onafhankelijke orgaan alleen kan functioneren als er voldoende mogelijkheden
zijn om te controleren, begeleiden en sanctioneren. Mijn mening is, dat de
vda
absoluut sancties zou moeten kunnen opleggen en in een kort tijdsbestek.
Duidelijkheid, aanspreekbaarheid op handelen en mogelijkheid tot sanctio-
nering zijn de pijlers waarop het systeem moet rusten.

Met dit plan laten wij als dierenartsen aan alle sectoren waarmee wij
samenwerken, maar ook aan de politiek en de Nederlandse bevolking, zien dat
we het antibioticagebruik kunnen en willen terugdringen. Maar we kunnen het
niet alleen. Ik roep dan ook de veehouderij op om de gezamenlijk ingeslagen
weg te blijven volgen.

Peter Egberink, voorzitter ggl

GGL-column: impact van zoönosen

Otto Schreurs

Als bestuurslid van de ggl, met de
portefeuille veterinaire volksge-
zondheid, was ik de afgelopen
maanden aanwezig op diverse
symposia, lezingen en workshops
die betrekking hadden op zoönosen.
Aan de orde kwamen onder andere
Q-koorts, Mexicaanse griep, toxo-
plasmose, psittacose, leishmaniase
en
mrsa.

Verder heb ik in mijn dagelijkse werk
als gewoon praktiserend dierenarts
nog te maken gehad met
Mycobacte-
rium avium
bij varkens, diverse te hoge
salmonellabloeduitslagen bij varkens,
en \'last hut not least\', een veehouder
met een
Streptococcus su/s-infectie.

Het lijkt wel een hype tegenwoor-
dig, die zoönosen! Het is echter niet

een probleem specifiek voor deze tijd.
Zoönosen zijn er altijd al geweest en
zullen er altijd blijven. Vergeleken met
vroeger lukt het nu wel beter de
\'impact\' van een ziekte in kaart te
brengen door middel van meldingen,
\'monitoring\' en dergelijke. Het is zelfs
goed mogelijk te schatten/berekenen
hoeveel productieve levensjaren de
maatschappij aan deze ziekten
\'verliest\'. Men zal aan de hand van
deze cijfers vlugger vanuit volksge-
zondheidsoverwegingen de vinger op
de zere plek leggen.

Daarom moeten wij dierenartsen
samen met de agrarische ondernemers
op de bedrijven blijven kijken,
onderzoeken, analyseren, plannen
ontwikkelen en adviseren om tot een
hogere gezondheid te komen. Door
het verhogen van externe en interne
\'biosecurity\' en het beheersen of
elimineren van ziekten op de bedrij-

ven, moeten we komen tot een
\'gezonder product\'!

Ik ondersteun dan ook van harte
het initiatief van de Vakgroep Gezond-
heidszorg Varken om een veterinaire
denktank te ontwikkelen, waarmee
men tot een breed gedragen veteri-
naire strategie wil komen met als doel
onze Nederlandse varkenshouderij
naar een hoger niveau te tillen.

Otto Schreurs is bestuurslid van de ggl.

-ocr page 515-

Prof. dr. h.c. Herman van
Genderen

* Amsterdam, i6 oktober 1915 -1 Naarden, 16 september 2009
Herman van Genderen behaalde in Hilversum het diploma HBsb, waarna hij
im933 biologie ging studeren aan de Universiteit van Utrecht. Na zijn
afstuderen in 1940 trad hij in dienst van het
riv. In eerste instantie bestond
zijn taak uit de biologische standaardisatie en chemische detectie van
vitaminen, hormonen en antibiotica. Zo was hij betrokken bij de standaard-
test op pyrogenen in injectievloeistoffen en de bepaling van antibiotica-
resistentie bij klinische isolaten. Meer en meer richtte hij zich op toxicologi-
sche projecten betreffende industriële chemicaliën, voedseladditieven,
residuen van pesticiden en groeistimulantia zoals oestrogenen.

In de periode 1949 tot 1950 werkte hij in de Verenigde Staten bij onder
meer de Food and Drug Administration. Dit versterkte zijn interesse in
mathematische modellen voor de toxicologische evaluatie van additieven en
residuen van pesticiden in voedsel. Met ingang van 16 oktober 1961 werd hij
benoemd tot eerste gewoon hoogleraar in de veterinaire farmacologie. Hij
stelde er prijs op dat de sedert 1955 vergeten vergifleer mede in de leerop-
dracht werd opgenomen, maar nu in de vorm van de biologische toxicologie.
In zijn oratie op 24 juni 1963, getiteld: \'De toxicologische gesteldheid van het
milieu\', liet hij duidelijk blijken bezorgd te zijn over de gevolgen van milieu-
vervuiling door toenemende industriële activiteiten en de intensivering van
de landbouw en veeteelt. De kwaliteit van lucht en water voor mens, huis-
dier, wilde fauna en flora en ook de kwaliteit van plantaardige en dierlijke
voedingsmiddelen verdienden duidelijk meer aandacht. Herman begon na
zijn benoeming snel met de werving van wetenschappelijke medewerkers:
biologen, chemici en dierenartsen. Daarmee werd een multidisciplinaire
aanpak van onderwijs en onderzoek mogelijk. Onder zijn leiding ontstonden
vijf sectoren, te weten de biochemische farmacologie en toxicologie, de
biologische toxicologie, de biofysische farmacologie en toxicologie, de
veterinaire farmacologie en de immuuntoxicologie. Er werd aandacht besteed
aan de farmacodynamica van onder meer neurotransmitters en ontstekings-
mediatoren en aan speciesverschillen in de farmacokinetiek en biotransfor-
matie. Hierbij lag het accent op de neurotoxicologie, de milieutoxicologie en
de immuuntoxicologie van problematische stoffen. Herman was de promotor
van 24 kandidaten: 6 in de farmacologie en 18 in de toxicologie.

Herman van Genderen was een beleidsbepalend lid van diverse commis-
sies, zoals de Commissie
tno voor onderzoek inzake nevenwerkingen van
bestrijdingsmiddelen, de Gezondheidsraad, de Voedingsraad, de Adviescom-
missie Warenwet, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap-
pen, de Commissie Fytofarmacie en de Technische Commissie Bodem-
bescherming. Met een feestelijk symposium op 30 oktober 1980 ging Herman
met emeritaat. Hij bleef echter actief in diverse commissies. Verdrietig was
het overhjden van zijn eerste echtgenote in juli 2000.

Hermans verdiensten zijn erkend met een eredoctoraat van de Tierarztliche
Hochschule in Hannover (1972), de Dr.H.Schornagel-medaille (1980), het
erelidmaatschap van de European Association for Veterinary Pharmacology and
Toxicology (1980), de benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse
Leeuw (1981) en de
fedra-prijs (1989). Herman was een inspirerend voorbeeld
voor velen. Moge dit Annette, de kinderen en kleinkinderen tot steun zijn.

Adelbert van Miert

in memoriam

-ocr page 516-

personalia

Voor het lidmaatschap van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich de vol-
gende collega\'s aangemeld:
Davidse, mevr. I.M.L; 4471
nm Wolphaertsdijk,

Muidenweg 10
Gunning, mevr M.E.; 3511
zk Utrecht,

Twijnstraat 4
Hoeck, B. van; 2009; 5682
cd Best, Oranjestraat
76

Hurks, mevr. Y.; 2009; 8055 ph Laag Zuthem,
Colckhof 2

junte, R.D.; 2009; 9051 ln Stiens, Cedrushof 19
Simons, T.J.M.; 1980 Gent; 3680 Maaseik België;
Krauwelbosweg i

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Boomkens, mevr. M.; 2006; 1241 na

Kortenhoef, Kortenhoefsedijk 173
Claassen-Punt, mevr A.C.; 2004; 2311
lp

Leiden, Vuurbloem 34
Dieho, K.; 2007; 3704
ev Zeist, Fazantenplein 25
Erp, mevr. M.G.M. van; 2009; 5466
rd Veghel,

Willibrordushoek 4 - b
Heins, H.; 2006; 7609
zh Almelo, Orangerie 22
Jansen, A.A.I.; 1998; 5246
gt Rosmalen, Pieter

Kleijnstraat 14
Koster, mevr. L.A.G.; 2008; 9824
pc Noordwijk

Gn., Oosterweg i - 3
Leeuwen, F.S. van, 2009 Gent; 2514
gr

\'s-Gravenhage, Noordeinde 164
Meer,J. van der; 2007; 3523
em Utrecht,

Aquamarijnlaan 146
Rigter, LAT; 1959; 6051
he Maasbracht, Sint

foosterweg 18
Simons, J.J.B.; 2009; 9331
we Norg,

Oosterduinen D 91
Stal - Stultiens, mevr Y.A.j. ter; 1994:6731
bn

Otterio, Amhemseweg 29 - a
Szatmari-Schouten, mevr D.M.; 2007;
3551 sg

Utrecht, Veldstraat 4
Timmers, C.P.; 1986; 4835
kg Breda,
Burgemeester Passtoorsstraat 48

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aange-
nomen:

Buma, mevr K.J.; 3584 dz Utrecht,

Cambridgelaan 257
Derkman, T.H.J.; 3706
bd Zeist, Bachlaan 70
Koch, mevr R.M.; 3705
de Zeist, Idenburglaan
16

Loopstra, D.H.; 5211 tg \'S-Hertogenbosch, van

Tuldenstraat 3
Witlox, mevr. B.A.; 3524 vp Utrecht, Pyreneeën
44-a

Woude, mevr E van der; 3515 vc Utrecht,
Nolenslaan4i

Voor het dierenartsenexamen van
4 december 2009 zijn geslaagd:
Einmahl, mevr. N.; 3531
kc Utrecht,

Celebesstraat 16 bis
Golstein, mevr M.M.W.; 6061
ak Posterholt,

Heinsbergerweg 52 B
Gouwens, mevr. D.; 1095
ab Amsterdam,

Zeeburgerdijk 179-1
Groeneveld, mevr P.; 7325
wt Apeldoorn,

Zutphensestraat 315
Gunning, mevr M.E.; 3
511 z k Utrecht,

Twijnstraat 4
Jager, mevr. K.M. de; 1975
dm IJmuiden, De

Wetstraat 3
Jansen, mevr K.S.; 3708
eh Zeist, Prinses

Irenelaan 251
Kempenaars, mevr. M.G.M.; 5212
bc

\'S-Hertogenbosch, Frederik Hendriklaan 91
Papen, mevr. J.J.A.; 713
1 eh Lichtenvoorde,

Bronckhorststraat 28
Smit, N.; 3524 ZE Utrecht, Furkabaan 147
Speksnijder, D.C.; 3514
cl Utrecht, Merelstraat
7

Ven, mevr R. van de; 3581 id Utrecht, Van
Alphenstraat 46 bis

Overlijdensberichten:

Op 22 november 2009 RB.M. Leijdekkers te
Hapert

sluitingsdata voor KOPI)

Aflevering I Deadline*
0i-oi-20i0lmaandagl :4-i2-2009
15-01-20101 maandag 104-01-2010
01-02-20101 maandag 118-01-2010
15-02-20101 maandag 101-02-2010

* Voor 10.00 uur \'s morgens.
tijdschiift@knmvd.nl

doorlopende agenda
Congressen & Symposia
2 oog
December

16 auv Symposium:\' auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie: Mercure Hotel
Haren-Groningen, Emmalaan 33, Haren
(Gr.). Ontvangst: 15.45 uur 16.00 uur: Start
symposium. 18.30 uur: Warm buffet. Voor
aanmelding of meer informatie: www.auvnl

- Agenda.

2010
Januari

7 Auv-symposium:\'auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie: Hajé Hotel
Heerenveen, Schans 65, Heerenveen. 18.15
uur: Ontvangst met maaltijd. 19.00 uur:
Start symposium. 21.30 uur: Einde. Voor
aanmelding of meer informatie: www.auv.nl

- Agenda.

27 auv-symposium: \'auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie: Van der Valk
Hotel, Nijmeegseweg 90, Venlo. 18.15 uur:
Ontvangst met maaltijd. 19.00 uur: Start
symposium. 21.30 uur: Einde. Voor
aanmelding of meer informatie: www.auv.nl

- Agenda.

29-31 sivE-congres 2010. Locatie: Marina di
Carrara, Italië.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2009
December

19 \'De noodslachting\'. Aanvang: \'s middags.
Locatie: faculteit Diergeneeskunde.
Sprekers: drs S.J. de Groot: \'Huidige Wet-en
Regelgeving\', drs. A.G. Peters:
\'200 noodslachtingen in 2009 in regio Zuid\',
prof. E.N. Stassen: \'Welzijn van runderen
voor en na ingang
eu Transportverordening
1/2005\', Spreker
aid over handhaving bij
dubieuze verklaringen. Organisatie
vgh en

2010
Januari

11 Wetenschappelijke bijeenkomst vgp.
Locatie: Pluimveemuseum Barneveld.

13 Klinische avond van Virbac. Locatie: Golden
Tulip Jagershorst Leende (Eindhoven).
Aanvang: 20.00 uur tot 22.30 uur
Sprekers: dr G. ter Haar en mw. C.J. Piek.

26 Werkvergadering schaap/geit regio Noord.
Hoofdonderwerpen: \'Er zijn nog meer
oorzaken van abortus dan q-koorts\' en
\'vaccin Bravoxin\'. Locatie: nog onbekend.
Tijd: 19.30 uur tot 22.30 uur. Inschrijving
vooraf wordt op prijs gesteld.

Februari

I Auv-symposium:\'auv, uw partner in
veranderende tijden\'. Locatie: Trivium
Hotel, Trivium 72, Etten-Leur 18.15 uur:
Ontvangst met maaltijd. 19.00 uur: Start
symposium. 21.30 uur: Einde. Voor
aanmelding of meer informatie: www.auvnl
- Agenda.

Cursussen

2 oog
December

15 Interactieve Cursusavond Interne
Geneeskunde: regio Zuid. Georganiseerd
door ivip. Kijk op www.ivip.nL

16 \'Casuïstieken: Voortplanting en
verloskunde bij het paard\'. Tijd: 14.00 uur
tot 19.00 uur Locatie: auditorium klinieken,
faculteit Diergeneeskunde, Gent.
Praktijkgevallen voor 7 december indienen
op Jan.Govaere@UGent.be. Prijs: 90 euro, bij
inschrijving ter plaatse 100 euro.
Cursusnummer: GP-04.

2010
Januari

14 \'Advanced and cosmetic surgery of the oral
cavity, nose, larynx and trachea\'. Spreker:
Gert ter Haar, dipl.
ecvs. Tijd: 15.00 uur tot
18.30 uur Locatie: collegezaal departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Universiteit Utrecht. Kosten: 100 euro.
Inschrijven:
pegd-portal.

20 \'De aankoopkeuring bij het paard\'. Tijd: 9.00
uur tot 17.00 uur Locatie: auditorium
klinieken, faculteit Diergeneeskunde, Gent.
Prijs: 120 euro, inschrijving ter plaatse 150
euro. Cursusnummer:
gp-05.
26 Cursus: \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3650 euro. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wurnl onder de link:
\'Toegepaste Statistiek\'.

Februari

I Cursus: \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats:
Wageningen. Kosten: 3650 euro. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op www.wbs.wur.nl onder de
volgende link: \'Toegepaste Statistiek\'.

-ocr page 517-

Maak van je ka^ geen asielzaekér

leder jaar komen 47.000 katten in het asiel terecht. Slecht 13% kan, dankzij de chip, worden terugbezorgd bij de eigenaar. Helaas is
slechts 10-15% van de katten gechipt. Om die reden zal In de maand juni een intensieve campagne worden gevoerd om kattenbezitters
te wijzen op het nut van de chip (www.chipjedier.nl).

B\'fkiJ^J I Juni Chipmaand is een inidatief van de Dierenbescherming (DB) het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG), Amivedi,
Dibevo, KNMvD, NDG, Proteq Dier en Zorg en Virbac BackHome.

BackHome BioTec® - onbreekbaar en weefselvriendelijk. Maximale zekerheid!

\\firL>^<z

ANIMAL H EALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

BioTec

SOMEREN

VETERINAIR CENTRUM

Veterinair Centrum Someren bv is een internationaal opererende dierenartsenpraktijk waarin 21 dierenartsen gedifferentieerd per
diersoort werkzaam zijn. Voor de diersoort pluimvee zijn drie fulltime dierenartsen actief, ondersteund door vier laboranten.

Wij zoeken op korte termijn: een fulltime pluimveedierenarts (m/v)

Ben jij:

- een goed gemotiveerde, enthousiaste collega met ondernemingszin en een flexibele instelling;

- een teamspeler;

- in het bezit van goede contactuele en sociale vaardigheden.
Dan is dit de ideale baan voor jou!

Ervaring is geen vereiste. Wij zijn bereid je op te leiden en in te werken in de pluimveegeneeskunde.
Wij bieden:

- een uitdagende, veelzijdige functie waarbij je werkzaam zult zijn binnen diverse categorieën van de pluimveesector, van fok- tot
eindprodukt;

- enthousiaste en ambitieuze collega\'s die de begrippen kennis, kwaliteit en service hoog in het vaandel hebben staan;

- een collegiale en informele werksfeer;

- goede toekomstmogelijkheden;

- salariëring conform de cao voor dierenartsenpraktijken.

Je schriftelijke sollicitatie vergezeld van cv kun je binnen veertien dagen na het verschijnen van deze advertentie richten aan: A.H.A.
Steentjes, Veterinair Centrum Someren
bv, Slievenstraat 16, 5711 pk Someren, Nederiand, (0493) 44 10 55. a.steentjes(a)vc-someren.nl.

Meer informatie over onze praktijk is te vinden op www.vc-someren.nl.

HET DOORDACHTE
ECTOPARASITICUM
OP BASIS VAN FIPRONIL
VOOR HOND EN KAT

DE MOEITE WAARD OM TOT IN DETAIL TE BEKIJKEN

• Effectiviteit: Fipronil in een innovatieve formulering

• Flexibiliteit: Spot-on en spra)/ in meerdere maten

. Verantwoordelijkheid: Doordachte zorg voor huisdieren

• Therapietrouw: Speciale pipet voor groot gebruiksgemak

-ocr page 518-

In de regio Zuid-Nederland (provincie Limburg) zoeken wij
met spoed een

paardendierenarts

met ervaring op het gebied van vruchtbaarheidsonderzoek
bij merries op een bedrijf toegespitst op embryotransplan-
tatie bij paarden.

(Eventueel huisvesting aanwezig).

Animal Embryo Centre Diergaerderhof
Boekhorstweg 2, 6105
ad Maria Hoop / nl.

De Gezondheidsdienst voor Dieren

De Gezondheidsdienst voor Dieren (CD) in
Deventer is dé hoofdrolspeler in diergezond-
heid. Het hart van ons bedrijf wordt gevormd
door een modern veterinair laboratorium.
Daarnaast beschikt de GD over een team van
dierenartsen, specialisten en wetenschappers
voor het uitvoeren van praktijkgericht onder-
zoek en het ontwikkelen van programma\'s voor
dierziektepreventie en -bestrijding.

info: A. Vullers,

-1-31(0)475302202

a.vullers(ï)internl.net.

vvww.animalembryocentre.com

. . , Embryo ^
Animal

KlïAXÜui/VeterL^uUrci/parerci/ [^L

■«X Y

Klinika Veterinaria Parera betekent al meer dan dertig jaar; een

vooruitstrevende en gepaste eerste- en tweedelijns diergenees-

kundige zorg voor een gevarieerde populatie gezelschapsdieren op

Curagao. De twee dependances te Sta.Maria en Sta.Rosa helpen ons

daarbij.

Ter versterking van ons dynamische team van vier dierenartsen en

zeven assistentes zijn wij op zoek naar een:

Gezelschapsdierenarts (m/v) met een

onbegrensde affiniteit voor paarden

wij verwachten een collega die:

- Vakgericht en in teamverband kan werken;

- Ondernemend en leergierig is;

- Dynamisch en flexibel is;

- Klantvriendelijk en sociaal vaardig is;

- Past in onze multiculturele samenleving;

- Bereid is papiamentu te leren.

Wij bieden:

- Een warme werksfeer en -omgeving;

- Salariëring en secundaire voorwaarden in overleg;

- Overtochts- en verhuiskosten in overleg;

- Aanstelling op korte termijn.

Uw solhcitatie en cv kunt u voor 15 januari 2010 richten aan;

Dierenartsenmaatschap Parera

Abattoirweg z/n

Curaçao, Nederlandse Antillen

liane@martis.org

www.dierenklinieken.com.

\'m

De afdeling Diagnostiekontwikkeling, Research en
Epidemiologie (DRE) telt 25 medewerkers.
De afdeling is verantwoordelijk voor de kwaliteit
en ontwikkeling van de laboratoriumbepatingen
en participeert in praktijkgerichte onderzoeks-
projecten. De Wetenschappelijke Staf is onderdeel
van de afdeling DRE. Ter versterking van dit team
zijn wij op zoek naar een enthousiaste:

Veterinair Microbioloog/
Immunoloog

fulltime

m

M

De kerntaken van de functie zijn:

• eerste aanspreel<punt voor de sector varl<ensgezond-
heidszorg van de GD;

• bijdragen aan het opzetten en uitvoeren van onderzoel<s-
projecten en van het ontwil<l<elen van nieuwe bepalingen;

• de val<technische begeleiding en ondersteuning van het
serologisch taboratorium (circa 40 analisten);

• het onderhouden van het l<waUteitssysteem van dat
laboratorium (ISO-17025 geaccrediteerd);

• de representatie van zijn val<deskundigheid binnen en
buiten de GD.

De ideale kandidaat

• heeft een academische opleiding met veterinaire achter-
grond, bij voorkeur op het gebied van de varkensgezond-
heidszorg;

• heeft ruime laboratoriumervaring op het gebied van de
serodiagnostiek en moleculair biologische diagnostiek;

• heeft ervaring met het opzetten en leiden van onder-
zoeksprojecten;

• heeft ervaring met laboratoriumkwaliteitssystemen;

• is kwaliteit- en resultaatgericht;

• is een sociaal en communicatief vaardige teamspeler.

Naast een inspirerende en dynamische vuerkamgeving bieden
wij een modern pakket aan arbeidsvoorwaarden.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met
Dr. Frens Westenbrink, hoofd afdeling DRE, via 0570-660218
of per mail f.westenbrink@gddeventer.com. Uw sollicitatie
kunt u per email richten aan Marie-Louise Driessen,
ml.driessen@gddeventer.com.

www.gddeventer.com

-ocr page 519-

dolpac

Strategisch ontwormen:
het is niet alleen de hond
die we beschermen...

den, middelgrote honden en grote honden REG NL 100292,100317,100318 - Actieve bestanddelen Oxontel resp.
D 9.99 mg, 49.94 mg, 124.85 mg; Praziquantel resp. 10.00 mg, 50.00 mg, 125.00 mg; excipiens tot één resp. 190
rj
 lieten hond - Indicaties Voor curatieve behandeling von honden met gemengde parasitaire besmettingen met

q I en cestoden. Nematoden: Toxocara canis, Toxascaris leonina, Ancylosloma caninum, Undnaria stenocephala,

. Taenia spp - Contra-indicaties Gebruik niet samen met levamisole, piperazine of choline esterase remmers
- WH"»"»"»«" —waargenomen worden na behandeling. Hoewel in studies uitgevoerd met hel product niet waargenomen, kan

anorexie optreden, omdat het een algemene bijwerking is van producten die praziquantel bevatten - Dosering en wijze van toediening Oraal, 20 mg oxantel
/ 5 mg pyrantel / 5 mg praziquantel per kg of 1 tablet per 2 kg, 10 kg of 25 kg lichaamsgewicht, eenmaal per dag -
Kanalisatiestatus UDA - Registratiehouder
Vétoquinol B.V., PB 3191, 5203 DD \'s-Hertogenbosch

Tel.: 010/498 00 79 - E-mail: marketlng@vetoquinol-benelux.be - Website: www.vetoquinol.nl

-ocr page 520-

PRO PLAN draagt bij aan een levenslange
gezondheid door vooruitstrevende voeding

LONGEVIS

Helpt de levensduur
tot 1 jaar te verlengen.^

OPTIRENAL

Helpt de nierfunctie te
maximaliseren.

OPTISTART

Helpt de immuunrespons
te optimaliseren.^

Pro
Plan

Nieuwe OPTISTART met rundercolostrum

• Helpt de immuniteit bij kittens te ondersteunen door te voorzien in natuur-
lijke antilichamen, die de immuunrespons kunnen stimuleren en de lokale
intestinale afweer kan verbeteren.^

Nieuwe OPTIRENAL met antioxidanten, arginine en ERA
(eicosapentaenoic acid)

• Helpt de nierfunctie te maximaliseren door te voorzien in beschermende
antioxidanten en door beïnvloeding van de renale bloedvoorzlening en
de GFR [glomerulaire filtratie ratio).

LONGEVIS met vitamine E, bètacaroteen, prebiotica en omega-3-vetzuren

• Een gepatenteerde mix die klinisch heeft aangetoond de levensduur tot

1 jaar te verlengen en de kwaliteit van leven te verbeteren" bij katten van
? jaar en ouder.

Kijk voor meer informatie over PRO PLAN kattenvoeding op www.purina-praplan.nl of bel 0800 - 022 83 83.

1. Studie uitgevoerd onder 90 katten in leeftijd variërend tussen de ? en 1? jaar. Oe bevindingen zijn gebaseerd op katten die uitsluitend gevoed werden met een voeding
die verrijkt was met LONGEVIS vs. katten die uitsluitend gevoed werden met een controlevoeding.

CuppCet al. (2006) Effect of nutritional interventions on longevity of senior cats. International Journal of Applied Research in Veterinary Medicine 4(1): 34.50

2. vs het oude PRO PLAN Kitten product.

3. Data on file, Nestié Purina PetCare 200?.

4. Cupp C [2006] Nutrient blend for prolonged healthy life in aging cats. Proc 2006 Nestié Purina Nutrition Forum.