-ocr page 1-

/

ONDERZOEKINGEN NAAR DE WIJZIGINGEN
IN HET KIEMGEHALTE VAN IN STERIEL
VAATWERK GEWONNEN MELK

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTBECHT

3627 5349

-ocr page 2-

V • •■ ■ \' f • * •/

.

■y\' \'

/

• j» - - "r
■ f.".

-ocr page 3-

■■ -If-,.\' , . •• ■ - V\'\' ■ ■ v.J. -- , ci.

. . . ^ \' v.l." s.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

ONDERZOEKINGEN NAAR DE WIJZIGINGEN
IN HET KIEMGEHALTE VAN IN STERIEL
VAATWERK GEWONNEN MELK

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN
DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE VEE-
ARTSENIJKUNDE AAN DE VEEARTSENIJ.
KUNDIGE HOOGESCHOOL TE UTRECHT, OP
GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. J. H. HARTOG, VOLGENS BF^LUIT VAN
DEN SENAAT DER VEEARTSENIJKUNDIGE
HOOGESCHOOL, TE VERDEDIGEN TEGEN
DE BEDENKINGEN VAN DEN SENAAT OP
DONDERDAG 14 MEI 1925, DES NAMIDDAGS
VIER UUR, DOOR
WILLEM TREFFERS,
GEBOREN TE OOSTERHOUT.

DIEÄOEiNEESKUNDE
UlTvECHT

dmükkkwj J. VAN BÜKKHOVKN • Utsbcmt. Amstwium, Dek IUao

-ocr page 6- -ocr page 7-

Aan mijn Vader
en de nagedachtenis mijner Moeder.
Aan Betsie de Regt,

-ocr page 8-
-ocr page 9-

Bij de voltooiing van mijn proefschrift is het mij een
aangename \'plicht, U, Hoogleeraren onzer Hoogescliool, har-
telijk dank te zeggen voor het genoten onderwijs.

Inzonderheid U, Hooggeleerde Van Oyen, hooggeachte
Promotor, dank ik ten zeerste zoowel voor de aanwijzing
van het in dit proefschrift behandelde onderwerp, als voor
de hulp en steun, mij voortdurend hij de bewerking ervan
verleend. Aan üw groote bereidwilligheid en helder inzicht
dank ik voor een niet gering deel, dat ik dit werk kon.
voleindigen.

Hooggeleerde Schornagel, ü dank ik voor de welwil-
lendheid mij een plaats in Uwe af deeling af te staan om te
werken.

Zeergeleerde Clarenburo, ontvang mijn dank voor de
van U ondervonden, zeer gewaardeerde samenwerking tijdens
mijn verblijf te Utrecht.

Ten slotte dank ik den Heer Den Boer, Directeur van
de Melkinrichting dc Vooruitgang ie Rotterdam, voor de
mij zoo welvnllend geschonken gelegenheid om aan het
laboratorium van zijn inrichting werkzaam te zijn.

-ocr page 10-

mwr^.

A-

m

mr

-ocr page 11-

INHOUD.

HOOFDSTUK I.

Inleiding.

HOOFDSTUK II.
Literatuur .................................. 5

§ 1. Kiemgehalte bij het verlaten van den uier.

§ 2. Herkomst van de infecteerende kiemen.

§ 3. Groei dor aanwezige kiemen.

§ 4. Eenige beschouwingen naar aanleiding van de literatuur.

HOOFDSTUK III.
Eigen onderzoek ............................ 2C

§ i. Methode van onderzoek.
§ 2. Sterelisatie van vaatwerk.

HOOFDSTUK IV.
Melk bewaard bij temperaturen van 7—12° C. 33

§ 1. Versehe melk bg 7° Celsius.

§ 2. Houdbaarheid van by 7° Celsius bewaarde melk.

§ 3. BcRchoiiwingen.

§ 4. Veracho molk b« 12® Celsius.

§ 5. Houdbaarheid van by 12\' Celsius bewaarde melk.

HOOFDSTUK V.
Melk bewaard bij temperaturen van 15—30° C. 76

§ 1. Molk by lö on 18° Celsius.
§ 2. Molk by 30° Celsius.

§ 3. Houdbaarheid van do molk, dio by 30° Celsius werd
bewaard en daarna op verschillondo wyze gekoeld.

HOOFDSTUK VI............. 9(>

§ 1. Toepassing in do praktyk.
§ 2. Slotbeschouwingen.
§ 3. Conclusioe.

Literatuuropgaven .......................... 101

-ocr page 12-

^wmmm\'

-ocr page 13-

HOOFDSTUK I.

INLEIDING.

De gevaren voor de gezondheid van den mensch,
speciaal die van kinderen, verbonden aan het gebruik
van rauwe raarktmelk eenerzijds en de voordeden, welke
gepaard gaan met het gebruik van rauwe melk ander-
zijds, hebben reeds sinds jaren naar middelen doen
zoeken om melk te produceeren, welke, rauw genuttigd,
niet de nadeelen, doch wel de voordeelen van dit dierlijk
voedingsproduct bezit.

Het eenvoudigste middel om de gevaren, welke dc
melk uit een bacteriologisch oogpunt oplevert, te ont-
zeilen is wel de melk te koken. Koken brengt echter voor
velen het bezwaar van den kooksmaak mee, terwijl boven-
dien de hierbij plaats hebbende omzettingen voor kinde-
ren en zieken een bezwaar kunnen zijn.

Op vele manieren heeft men getracht aan deze bezwa-
ren tegemoet te komen. Hooge temperaturen werden o. a.
toegepast in den vorm van pasteuriseeren, sterilisecron
en bioriseeren. De bezwaren, aan deze bewerkingen ver-
bonden, zijn in dc laatste jaren meermalen in tijdschriften
uiteengezet. Vooral verdienen zij geen aanbeveling, waar
het gaat om het conserveeren van melk gedurende korten
tijd b.v. 1 a 2 etmalen. Voor conserveeren voor langen
duur moet men wel over deze bezwaren heen stappen.

-ocr page 14-

In de moderne voedingsleer tocli wordt groote waarde
toegekend aan de vitaminen, waarvan er zijn, die niet
bestand zijn tegen een verhitting bij herhaling. Worden
dus hooge temperaturen reeds vóór \'t bereiken van den
consument toegepast, dan zal bij de bereiding van ver-
schillende spijzen de voedingswaarde zeer achteruitgaan.

In de tropen ondervindt men \'t bezwaar hiervan op
de volgende wijze. De melk wordt als regel één keer
daags aan huis bezorgd. Om deze nu tot de volgende
levering goed te houden is een herhaald koken, Ie direkt
bij de levering en vervolgens om de 12 uur noodig. Het
komt dan ook meestal voor, dat de melk 3-maal gekook-t
wordt. De levering geschiedt gewoonlijk op een zoodanig
uur, dat het te laat is voor \'t laatste en te vroeg voor \'t

eerstvolgend gebruik.

Chemische middelen zijn in talrijke soorten beproefd
om melk te conserveeren. Zij hebben echter weinig toe-
passing gevonden.

Bij al deze bewerkingen kan men echter niet meer

spreken van rauwe melk.

De eenige vorm, waarin tot voor kort voor de con-
sumptie geschikte rauwe melk in den handel kwam, is
de modelmelk. Een der moeilijkste vraagstukken, die bij
de productie hiervan op te lossen zijn, is dat van het
kiemgehalte der melk. Behalve voor een zuiver, onver-
valscht, niet verontreinigd, in chemische samenstelling
zoo hoog mogelijk staand product, moest gezorgd worden
voor bactericele onschadelijkheid.

Dc nadeelen uit bacterieel oogpunt kunnen van ver-
schillenden aard zijn: Ie specifieke ziekte ver\\s\'ekkcnde

-ocr page 15-

kiemen; 2e kiemen, die in de melk ongewenschte omzet-
tingenteweegbrengen; 3e te groote absolute rijkdom aan
kiemen, welke, op zichzelf onschuldig, in groote hoeveel-
heden darmstoornissen kunnen veroorzaken.

Ten einde in deze opzichten zijn doel te bereiken heeft
men de z.g. modelboerderijen opgericht.

De inrichting hiervan is van dien aard, dat de prijs
van deze melk zeer hoog is geworden, en deze melk dus
buiten het bereik blijft van velen, die er anders een
nuttig gebruik van zouden kunnen maken.

Men is dan ook gaan zoeken naar de mogelijkheid
om langs eenvoudigen weg melk te produceeren, welke
rauw genuttigd zou kunnen worden, welke dus behalve
andere bovengenoemde eigenschappen, een laag kiem-
gehalte bezit. Een machtig hulpmiddel hierbij heeft men
gevonden in de toepassing van lage temperaturen. Do
invloed van lage temperaturen op den groei van bacte-
riën in melk is door verschillende onderzoekers nagegaan
op verschillende manieren. De meeste onderzoekingen
zijn echter reeds vrij lang geleden gedaan. Het kwam
mij daarom wenschelijk voor dit nog eens te doen en
daarbij speciaal na to gaan, welke behandeling vanaf
\'t melken tot het bereiken van den consument uit bacteri-
ologisch oogpunt do meest betrouwbare is.

Do nieuwe methode van bacterietellen, de z.g. kleine
plaatmethode van
Frost, zooals die nader is uitgewerkt
door Dr.
A. Clauenburq, opende daarbij do mogelijk-
boid om vele onderzoekingen in korten tijd en in klein
bestek to doen.

Er dient op gewezen to worden, dat dit onderzoek

-ocr page 16-

uitsluitend bedoelt te zoeken naar methoden om kiem-
arme melk te leveren, afgezien van andere aan melk, die
voor menschelijk voedsel moet dienen, te stellen eischen.

Voor een dergelijk onderzoek is het in het algemeen
noodig na te gaan:

Ie. of melk reeds vóór \'t verlaten van het dierlijk
lichaam bacteriën bevat;

2e. waar de herkomst ligt der bacteriën, die in melk
aangetroffen worden;

3e. hoe de vermeerdering der bacteriën in de melk
plaats vindt.

Eerst hierna zal het mogelijk zijn te beginnen met de
productie van melk, die zoo weinig mogelijk kiemen be-
vat en te trachten dit kiemgehalte zoo laag mogelijk te
houden gedurende de periode van de productie tot aan
de aflevering aan den consument en zoo mogelijk ook
tijdens het verblijf bij den consument tot aan de
consum\'p-
tie.
De melk moet m. a. w. eenige houdbaarheid bezitten
tegenover de verschillende omstandigheden, waarin zij
bij verschillende consumenten komt te verkeeren.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK II.

LITERATUUR.
§ 1. Kiemgehalte van mdk bij het verlaten van den uier.

Dat melk bij de afscheiding uit den uier geen bacterie-
vrij produkt is, dat m. a. w. alle later in melk gevonden
micro-organismen niet uit bronnen, buiten den uier ge-
legen, afkomstig zijn, mag tegenwoordig wel als een
algemeen erkend feit beschouwd worden. Nadat M.
Klim-
mer
(33) in 1902 beweerd had, dat onder aseptische
voorzorgen gemolken ezelinnen-, geiten- en koemelk steriel
is, heeft A. Lux (5) in 1903 nogmaals de resultaten van
vroegere onderzoekers als
Schulz, Larsen, Barthel,
CoNN, Freudenreich en anderen bevestigd. Lux onder-
zocht ook het gehalte aan bacteriën van de eerste en latere
stralen en vond, dat de eerste straal niet de meest ge-
infecteerde is. Hij meent, dat de kiemrijkdom van een
bepaalden melkstraal afhangt van den melkgang, waaruit
deze afkomstig is. Een opstijgende infectie van uit het
tepelkanaal spreekt hij tegen. Ten slotte merkt hij op,
dat do opgaven van het kiemcijfer van melk na totaal
uitmelken per koe zeer uiteenloopt, vooral als de melk
reeds eenigen tijd in vaatwerk verbleven heeft.

In tegenspraak met de boven weergegeven meening van
Lux kwam in 1900 Dr.
Dheil Düren (36) tot de con-

-ocr page 18-

clusie, dat, waar cysterne en tepelkanaal altijd bacteriën
bevatten, de bacteriën in den uier door de tepelopening
zijn binnengekomen. Volgens hem bevinden zich in \'t
klierweefsel van den uier zeer weinig bacteriën en bezit
dit klierweefsel een sterk bacteriedoodende kracht. Hij
zegt, dat de eerste melkstraal \'t rijkst aan bacteriën is.

Van veel belang bij \'t zoeken naar middelen om kiem-
arme melk te verkrijgen, zijn m.i. de weinig bekende
onderzoekingen van Dr. R.
Bukri (22), in 1921 gepubli-
ceerd, welke hierop neerkomen : \'t Bacteriegehalte van
aseptisch gewonnen melk uit een zelfde kwartier blijft
maanden en jarenlang vrijwel constant. Constant is ook
de kwaliteit, d.w.z. \'t aantal soorten en de onderlinge
verhouding.
Burri onderscheidt kiemarme melk met
minder dan 10 kiemen per c.c. en matig-rijke melk met
meerdere honderden tot enkele duizenden kiemen per
c.c. De kwartieren van denzelfden uier loopen in bacterieel
opzicht zeer uiteen. Dit constant zijn van \'t kwartier
vergemakkelijkt \'t opsporen van zieke koeien door ge-
regeld onderzoek van kwartiermelk. De uitscheiding van
bacteriën uit gezonde uiers gaat gepaard met die van
groeibelemmerende stoffen en cellen (meest witte bloed-
cellen), waarvan de hoeveelheid parallel gaat aan \'t
aantal kiemen. Er bestaat een evenredig verband tus-
schen de hoeveelheid bacteriën en de hoeveelheid groei-
belemmerende stoffen, noodig om hen in bedwang te
houden. De bacterie-infectie van een gezond uierkwar-
tier, die de oorzaak is van het kiemgehalte van aseptisch
gewonnen melk, is feitelijk een zeer lichte, chronische,
bacterieele ontsteking, die als normaal beschouwd wordt.

-ocr page 19-

Dit is de eenige dergelijke uitspraak, door mij in de
literatuur aangetroffen en wel de moeite waard aan
nader uitgebreid onderzoek onderworpen te worden.
Voor de productie van kiemarme melk zou hierop kunnen
steunen een onderzoek van de hiervoor te gebruiken
runderen op het bacteriegehalte hunner melk. Daarna
kan men die met een laag gehalte voor dit doel bestem-
men.

§ 2. Herkomst der bacteriën, waarmee de melk na het
verlaten van den uier geïnfecteerd wordt.

Lux was van meening, dat niet alle in de melk aange-
troffen bacteriën afkomstig zijn uit den uier.

De verontreiniging tijdens het melken onderzocht hij
door Ie uit elk kwartier den derden straal te onderzoeken
en hieruit een gemiddelde te berekenen; 2e na \'t melken
de mengmelk te onderzoeken; 3e dit laatste te herhalen
een uur na afloop van het melken. Hij verkreeg respec-
tievelijk de getallen 2440, 071ö, 21789 bij zijn eerste
proef en 2440, 4998, ontelbaar bij zijn tweede proef.
De verklaring bleef hij schuldig.

Een merkwaardige uitspraak met betrekking tot de
in melk voorkomende bacteriën is in
1903 gedaan door
Bartel (34) en luidt als volgt: De bacteriën, die in
stalluclit, versch gemolken melk en in den uier aangetrof-
fen worden, zijn slechts gewone luchtbacteriën en hebben
in \'t algemeen niet den minsten invloed op de melk.
Daarom zijn zij voor het praktische melkbedrijf volkomen
zonder belang.

-ocr page 20-

Als voornaamste bron van infectie der melk beschouwt
Koning (42) een in de melk vallenden bacterieregen uit
de stallucht en van de huid van de koe. Hij onderzocht
hiertoe in verschillende stallen en in denzelfden stal op
verschillende plaatsen het bacteriegehalte der lucht, ook
in de weide. Ook onderzocht hij melk, welke in een open
schaal in een stal geplaatst was. De infectie, welke van
uit de lucht plaats had, door invallende bacteriën, achtte
hij van zeer groot belang, in tegenstelling met de door
hem ook aangehaalde resultaten, waartoe
Bartel ge-
komen was.
Koning spreekt van een bacteriënregen, die
in den stal plaats vindt. De infectie, hierdoor ontstaan,
te voorkomen door gebruik van overdekte emmers, acht
hij een der voornaamste voorzorgsmaatregelen. Ook
noemt hij \'t van belang de melkemmers uit te stoomen.

In verband met de herkomst der bacteriën deed
Seibold (7) in 1910 onderzoekingen naar de beste me-
thode voor het verkrijgen van kiemvrije melk door te
melken onder aseptische cautelen, als afwasschen van
den uier met zeep, desinfectie met 60% alcohol, melken
met een melkbuisje enz. Hij besluit, dat kiemvrije melk
alleen in sommige gevallen door middel van een melk-
buisje te krijgen is.

Campbell (26) zocht verband tusschen aanwezigheid
van vuil en bacteriën. Volgens hem geeft de vuilbepaling
geen recht tot een conclusie omtrent aantal en soort van
bacteriën en is dus alléén geen criterium voor den hy-
giënischen toestand van de melk.

Orla Jensen (12) zegt in zijn werk van 1913, dat het
bacteriologisch karakter van melk in de eerste plaats

-ocr page 21-

afhangt van de zorgvuldige wijze, waarop melk gewonnen
is en van de gebruikte stroo- en voederstoffen.

Rühle en Kulp (27) onderzochten den invloed van
stallucht op de melk en besloten, dat de stallucht is een
der bacteriebronnen, die den minsten invloed op \'t kiem-
gehalte der melk hebben.

Een factor, waaraan in de tot nu toe aangehaalde
onderzoekingen nagenoeg geen aandacht is besteed, en,
die blijkens den jongsten stand van deze wetenschap
toch van fundamenteel belang is bij de winning van
kiemarme melk, is die der sterilisatie van het vaatwerk.
Het is wel merkwaardig, dat het belang hiervan zoo
langzaam is doorgedrongen en tot toepassing gebracht,
daar het beginsel wel reeds lang bekend is.

Zoo wijst P. Sommerfeld (45) in zijn Handbuch der
Milclikunde van
1909 er op, dat Backhaus, Appel,
Russel
en Harrison in de jaren 1899 tot 1902 reeds
aantoonden, dat het bacteriecijfer in gesteriliseerd vaat-
werk veel lager (tot 1/C) was dan in niet-gesteriliseerd
vaatwerk. Wel hebben verschillende onderzoekers hun
proeven genomen in gesteriliseerde kolven of flesschen,
doch de fout, voortkomend uit niet-steriele nielkuten-
siliën, is gebleven. Zoo heeft
Orla Jensen (12) melk
bewaard in steriele flesschen bij
C. Na 24 uur nam hij
een daling waarvan
84.000 op Ö2.000, na 48 uur een stij-
ging. Bij temperaturen boven 10° C. constateerde hij een
sterkere stijging. Hij concludeerde, dat bij 0° C. de ver-
meerdering slechts korten tijd wordt tegengehouden. Hij
ging echter niet uit van steriel gemolken melk. De hooge
getallen, waar hij mee werkte, zijn hiervoor reeds een

-ocr page 22-

bewijs. Overigens is hij in overeenstemming met de ver-
melde resultaten van
Chambers en Mixsell, terwijl
misschien in de uitspraak van
Luxwolda, dat sommige
bacteriën, uit vuil afkomstig, zich bij lage temperaturen
blijven vermeerderen, een verklaring te vinden is.

Sommerfeld [heeft in zijn boven aangehaald werk ook
op andere oorzaken voor bacterieele infectie gewezen.
Zoo haalt hij aan, dat
Uhl en Schmelck in 1894 vonden,
dat er een evenredig verband bestaat tusschen het vuil-
gehalte en het bacteriegehalte en zou
Backhaus bewezen
hebben, dat de manier van melken van invloed is; bij
strippen zouden meer bacteriën in de melk komen dan
bij melken met de volle hand. Hij gaf voor strippen de
getallen
9000 en 7833 tegen voor melken met de volle
hand
5600 en 7400.

Naar mijn meening is bij de beoordeeling van deze
getallen te veel waarde gehecht aan kleine verschillen,
zoodat de conclusie wel wat voorbarig getrokken is. In
dit opzicht ben ik het geheel eens met
Ernst (46), die
in zijn Grundriss der Milchhygiene für Tierärtze wijst
op de z.i. „nur sehr problematischen Wert der Bacterien-
zählungen". Hij geeft bij de oorzaken van de bacterie-
infectie den invloed van gesteriliseerde vaten en van het
kiemgehalte der lucht aan, en wijst verder op het belang
van het afkoelen, dat onder 15° C. moet^^geschieden. De
verschillen in de getallen van
Koning, speciaal die,
welke op den achteruitgang in \'t bactericide stadium
moeten wijzen, schrijft
Ernst toe aan fouten in de
methode.

G. L. J. Gooren (15), die in 1912 hygiënische onder-

-ocr page 23-

zoekingen over handelsmelk verrichtte en behalve alle
andere zindelijkheidsmaatregelen der modelboerderijen
ook \'t steriliseeren van vaatwerk en flesschen in acht
nam, kwam o. m. tot de conclusie, dat het wenschelijk
en praktisch mogelijk is, dat het bacteriegehalte van
modelmelk niet hooger dan 25.000 is. Hij wilde dus maar
de helft toelaten van het aantal, dat de Codex alimenta-
rius (1) in 1921 als maximum voor modelmelk toelaatbaar
acht. Overigens vindt men de eischen nogal verschillend
opgegeven. Volgens
Claypon (13) stelde men in 1910
in Amerika als grens voor
„grading mük A\'\' GO.000 kie-
men per c.c.
Karl Junggeburth (2) neemt als grens
voor rein gemolken melk 1000 tot 10.000 kiemen en voor
tamelijk zuiver gemolken melk 100.000 kiemen per c.c.
Volgens
Louis A. Klein (3) moet „Certified milk" minder
dan 10.000 kiemen per c.c. bevatten. Hetzelfde getal
vindt men opgegeven in \'t werk van
Heineman (4). In
Frankrijk onderzochten
Renault en Levy (24) melk-
monsters van een modelboerderij 100
K.M. van Parijs
gelegen. De melk was steriel gemolken in gesteriliseerd
vaatwerk. Bij aankomst in \'t laboratorium vonden zij
6 tot 20 duizend kiemen per c.c. De melk was vervoerd
bij een temperatuur van O—9°
C. Kufferath (23) zegt,
dat in gepasteuriseerde of gesteriliseerde melk slechts
1 of 2 soorten bacteriën, in rauwe, nseptiscli gewonnen
melk slechts enkele soorten bacteriën mogen voorkomen.
Als maximum geeft hij aan voor rauwe, steriel gemolken
zoowel als voor gesteriliseerde, gepasteuriseerde en andere
tot menschelijk voedsel bestemde melk 50.000 kiemen
per c.c.

-ocr page 24-

In 1921 versclienen de onderzoekingen van Haeding
en Peucha (44) over den invloed van zichtbaar vuil op
het bacteriegehalte van melk. Als bronnen van vuil
noemen zij: de lucht, de utensiliën, den melker en de huid
van de koe. De soorten van vuil, die in de melk geraken,
zijn: stof, voedseldeelen, melkrestanten, haar, huide-
pitheel, bodemvuil, mestdeelen. De infectie van melk
door \'t stof uit de atmospheer beschouwen zij als vrij wel
nihil, tenzij de melk in een open vat eenigen tijd in den
stal blijft staan. Gedurende het melken vormt het lichaam
van de koe een beschermend dak tegen invallend vuil
uit de atmospheer. Daarentegen achten zij een niet-ge-
reinigde huid een voorname bron van infectie. Zij lieten
runderen, die op hun huid sterk vervuild waren, melken
in overdekte emmers met kleine opening en vonden als
gemiddelde
1295 tot 14.000 kiemen per c.c. Hetzelfde
deden zij met open emmers en vonden toen
14.440 tot
18.244 kiemen per c.c.

Bij goed gereinigde runderen vonden zij 7165 en 7117
kiemen in overdekte emmers.

Om te bepalen, welk aantal afkomstig is van de uier-
huid, molken zij monsters melk in steriele buisjes als de
koeien ongeveer half uitgemolken waren, en vonden
hierin gemiddeld 904 kiemen. Het verschil geven zij aan
als afkomstig van de uierhuid. Het komt mij echter niet
juist voor het bij half uitgemolken koeien in een reageer-
buisje gemolken melk gevonden bacteriegetal als het
gemiddelde uit alle melk te beschouwen.

Bovengenoemde getallen toonen echter aan, dat rei-
niging van de huid van belang is. In hun eindconclusies

-ocr page 25-

zeggen de schrijvers, dat uit \'t gehalte aan vuil, dus door
middel van de vuilbepaling geen gevolgtrekking omtrent
\'t bacteriegehalte gemaakt kan worden en dat de invloed
van het zichtbare vuil niet in aanmerking komt tegenover
die van onvoldoend geremigde utensiliën.

Geheel in strijd met de meening van Koning is hun
opvatting omtrent de stallucht. De hierdoor veroorzaakte
infectie zou volgens de oude opvatting samenhangen met
het gehalte aan stof. Stof verdeelen zij in twee soorten:
Ie stofdeeltjes, welke zoo licht zijn, dat zij zweven in
de lucht, 2e de zwaardere, die neervallen. De zwevende
zijn geheel droog en verkeeren daardoor in ongunstige
omstandigheden om bacteriedragers te zijn. Zij halen
hierbij de onderzoekingen aan van
Winslow, volgens
welke deze stofdeeltjes met uitzondering van 1 per 1000
steriel zijn. Echter achten zij een goed reinigen der melk-
utensiliën wel van belang, vooral \'t wegnemen van alle
achtergebleven melkrestanten. Zij wijzen er tevens op,
dat deze niet in aanmerking komen voor een hoogeren
vuilgraad bij de vuilbepaling, maar wel voor een ver-
hooging van het bacteriegehalte. Voorts hechten zij groote
waarde aan de huidreiniging der dieren.

§ 3. Groei der bacteriën in melk.

In 1904 publiceerde Conn (10) de resultaten van zijn
onderzoek. Hij zegt, dat na een periode van vermindering
de bacteriën zich sterk gaan vermeerderen. In \'t algemeen
mag men zeggen: iioe langer de melk staat, hoe meer
bacteriën er in zijn. Na zekeren tijd (eenige dagen) treedt

-ocr page 26-

weder een vermindering op. Het aantal wordt echter
sterk beïnvloed door de temperatuur. In melk, die versch
gemolken,
13.000 kiemen bevatte, vond hij:

na 8 uur bij 38° C. 240.000 kiemen,
na
19 uur bij 21° C. 349.000 kiemen,
na
52 uur bij 10° C. 62.000 kiemen.

Bij 10° C. kan melk soms gedurende 40 uur bewaard
worden zonder eenige belangrijke vermeerdering. Bij
5° C. bewaard, behoeft melk na 36 uur niet meer dan
2500 kiemen te bevatten. Indien melk binnen 3 uur na
het melken op deze temperatuur is gezet, mag zij na
2 dagen niet meer dan 1.000.000 a 2.000.000 bacteriën
bevatten. Zijn er meer, dan is niet behoorlijk gekoeld.
CoNN geeft toe, dat er nog andere invloeden op den groei
der bacteriën werken behalve alleen de temperatuur.
Twee monsters melk, onder dezelfde omstandigheden
bewaard, vertoonen vaak zeer uiteenloopende mate van
groei. Voorts wijst
Conn op de verschillende mate van
vermeerdering der verschillende soorten van bacteriën.

Grooten invloed op de opvatting omtrent den groei
van bacteriën in melk hebben de in
1904 in het pharma-
ceutisch weekblad gepubliceerde onderzoekingen van
Koning (42) gehad. Hij bestudeerde vooral, wat men
noemt, de bactericide phase der melk, die hij als volgt om-
schrijft: „die periode, waarin het aantal bacteriën vermin-
dert of op het laatst constant blijft". Deze z.g. bactericide
phase is \'t eerst beschreven door
Fokker (31) in 1890.
Deze ontdekte, dat gesteriliseerde of gepasteuriseerde
melk, geënt met melkzuurbacteriën of met den micrococcus
van
Krueger, sneller coagulcert dan versche melk, welke

-ocr page 27-

daarmee behandeld is en schreef dit toe aan de bacterie-
doodende kracht van versche melk. Als oorzaken voor
de vermindering geeft
Koning aan: een verlamming van
de groeikracht door verandering van milieu, een opont-
houd door overgang van sporen in vegetatieven vorm,
en de werking van toxinen in de melk. Hij merkte op,
dat in ongekookte melk eerst een vermindering en daarna
een snel doorgroeien, en in gekookte melk een regelmatig
doorgroeien plaats heeft. Verder vergeleek hij den groei
met dien in bloedserum, waarin hij bij 11° C. eerst daling
en na 30 uur stijging van het aantal bacteriën waarnam.
Hij deed zijn proeven door bewaren van melk onder ver-
schillende omstandigheden
inniet-gesteriliseerde flesschen.
In zijn resumé geeft hij o.a. de volgende conclusies:

Ie. melk verkeert, nadat zij de klieren verlaten heeft,
in bactericide phase.

2e. Melk, rijk aan bacteriesoorten, vertoont de bacte-
ricide phase minder duidelijk.

3e. Bij melk, die zoo zindelijk mogelijk verkregen is,
blijven de toxinen langer werkzaam.

4e. Sommige bacteriën sterven af tijdens de bacteri-
cide phase.

Se. Door koken gaan de bactericide eigenschappen
verloren.

In verband met afkoeling meent Koning, „dat molk
bij een lage temperatuur in do bactericide phase behouden
kan blijven" en bedoelt hiermede, dat de bactericide phase
door de lage temperatuur wordt verlengd.

In 1900 schreef Orla Jensen (41) over den invloed
van de temperatuur op den groei der bacteriën. Hij vond,

-ocr page 28-

dat bij koeling direct na het melken tot een temperatuur
beneden 10° C. in 24 tot 36 uur geen noemenswaarde
vermeerdering optrad; bij 14 a 15°
C. was de vermeerde-
ring gering, bij 20 a 25°
C. nam hij na 12 uur een sterke
vermeerdering waar.

In 1907 onderzochten E. H. St. John en M. E. Pen-
nington (38)
den groei van bacteriën in versche melk
en in geïnfecteerde, gepasteuriseerde melk.
Zij besluiten,
dat, de aantallen bacteriën gedurende de eerste uren
buiten rekening latend, rauwe melk eigenschappen bezit,
die den groei van bacteriën in melk belemmeren, terwijl
deze eigenschappen in verhitte melk verloren gegaan of
verzwakt zijn. De onderzoekingen van
Rosenau, Milton
en Mac Coy (39) leidden tot de volgende conclusies: In
rauwe melk vindt afname van het aantal bacteriën na
het melken plaats. Deze duurt bij 37°
C. 8 a 10 uur, bij
15° C. langer, doch is dan onduidelijk. Deze vermindering
berust ten deele op agglutinatie; de phagocjrtose door
leucocyten is gering. De kiemdoodende werking is speci-
fiek, lijkt op die van \'t bloed, doch is zwakker. Door be-
vriezen wordt zij niet beïnvloed, door verhitten boven
80°
C. wordt zij opgeheven. Het kiemdoodend vermogen
is niet constant, over \'t geheel genomen zwak en komt
als factor voor het verkrijgen van melk met laag kiem-
gehalte niet in aanmerking tegenover zindelijk winnen en
bewaren.
Heineman en Glenn (40) onderzochten de
bacteriedoodende kracht ten opzichte van bepaalde bac-
teriën en vonden, dat in rauwe melk geënte bacteriën
(met name typhus, cholera, prodigiosus, pyocyaneus,
staphylococcus en streptococcus) sneller afsterven dan

-ocr page 29-

in op 100° C. verhitte melk. Wordt melk een half uur
op 56° C. verhit, dan vermindert deze werking, bij ver-
hitting op 75° C. wordt zij opgeheven. Zij schreven deze
eigenschap toe aan aanwezigheid van agglutininen.

Heineman (25) toonde in 1915 aan, dat bac. coli,
dysenteriae, typhosus en paratyphosus door 0.6 % melk-
zuur gedood werden.

G. Rühm (37) ontkent de aanwezigheid van specifieke
bactericide stoffen. Deze kunnen volgens hem waarschijn-
lijk uitgesloten worden. Hij zegt: Laat men rein gewonnen,
niet boven 60° C. verhitte melk, rustig staan, dan neemt
het kiemgehalte in de eerste uren, onder sommige om-
standigheden zelfs in de eerste 5 dagen, duidelijk af, wat
waarschijnlijk veroorzaakt wordt door steeds doorgaand
zuur worden, dat de ontwikkeling van vele bacteriesoorten
onmogelijk maakt. Hij verwart dus twee begrippen, n.1.
bactericidie met zuurworden.

Volgens Basenau (47) wijzen de uitkomsten van zijn
in 1923 gedane onderzoekingen niet op het bestaan van
bactericide eigenschappen.

Chambers (20) bewaarde versche koemelk bij 37° C.
en onderzocht deze op bactericidie. Hij verkreeg soms
positieve, soms negatieve resultaten. Het verschijnsel was
het duidelijkst in bacterie-arme monsters.

Een tamelijk uitgebreid onderzoek naar don groei van
bacteriën in melk is in 1911 verricht door
W. B. Lux-
wolda
(8). Ten einde den groei van verschillende bacterie-
soorten in melk na te gaan, gebruik-te hij bij 90° C. ge-
pasteuriseerde melk, entte deze met cultures en zette
deze bij verschillende temperaturen tusschen 3 en 20° C.

-ocr page 30-

Dan onderzocht hij het aantal kiemen direct, na 24, 48,
72, 96 uren enz. tot 7 maal 24 uur. Hij kwam tot de
conclusie, dat een langdurige koeling den groei der meeste
bacteriën tegengaat. Bacteriën, afkomstig van vuil, mest,
onzuiver water, vermeerderen zich, ondanks de lage
temperatuur. Hij concludeert, dat slechts zeer zindelijk
gewonnen melk in reine vaten na langdurige afkoeling
nog weinig kiemen bevat. Voor bewaren gedurende 2 tot
3 dagen acht hij koeling op 13° C. voldoende, bij 10° C.
zou de melk 7 dagen langer goed blijven. Voor zijn proe-
ven heeft hij eerst getracht steriele, rauwe melk te winnen,
wat hem niet gelukte, waarna hij overging tot 3 dagen
lang dagelijks gedurende 20 minuten bij 90° C. gepasteu-
riseerde melk. Hij kon dus ook niet den invloed der
bactericide phase nagaan. Ook trachtte hij de wissel-
werking van enkele bacteriesoorten onderling na te gaan
en ook den invloed van de veranderingen, in den voedings-
bodem door de eene soort veroorzaakt op de andere
soort bacterie. Het blijft echter m.i. altijd geboden eenige
reserve in acht te nemen,bij het toepassen van de resul-
taten van met gepasteuriseerde, kunstmatig geïnfecteerde
melk genomen proeven op rauwe melk. Bovendien geeft
de kunstmatige enting een bedenkelijk hoog bacterie-
cijfer bij het begin van de proef. Dat een zindelijke be-
handeling en afkoeling van grooten invloed zijn, is echter
door tal van andere onderzoekers ook aangetoond.

In 1908 is door A. Schröder (6) de invloed van afkoelen
der melk op \'t kiemgehalte nagegaan. Hij onderzocht:

Ie. Melk, ongekoeld, bewaard bij 18—22° C. en bij
8—12°
C. na 1, 12, 24, 48 uur.

-ocr page 31-

2e. Melk, gekoeld op 4, 10, 15° C. en daarna bewaard
bij 8—12°
C. en bij 20—24° C. Deze melk werd
op verschillende manieren gekoeld en onder-
zocht na 1, 12, 24, 48 uur.

3e. Bevroren melk, na zekeren tijd ontdooid en be-
waard bij 22—24° C. gedurende 1, 12, 24 uur

4e. Koud gemolken melk, dus melk gemolken in een
emmer, waar een koelinrichting in bevestigd
is, bewaard bij 16—18° C. gedurende 1, 12, 24,
48 uur.

5e. den invloed van koelen, op verschillende tijden
na \'t melken begonnen.

Hij gaf ten slotte als zijn resultaten aan: Langdurige
koeling gaat de kiem vermeerdering tegen, kort koelen
heeft geen invloed van beteekenis. Bevroren melk heeft
na \'t ontdooien minder kiemen dan te voren. Na \'t ont-
dooien gaat de vermeerdering gewoon haar gang. Koud
melken heeft geen invloed van beteekenis. Eerst bewaren
bij lichaamstemperatuur en daarna afkoelen heeft aan-
zienlijke vermeerdering ten gevolge. In \'t algemeen is
een langdurige koeling op 15° C. voldoende. Het koelen
kan met even gunstig gevolg 3—6 uur na het melken
plaats hebben.

Mixsell (21) is van oordeel, dat conserveeren van melk
door koude slechts gedurende 2 dagen mogelijk is; daarna
zou in ijsmelk kiemvermeerdering, proteolyse en zuur
worden plaats hebben.

Volgens Orla Jensen (12) is bij bewaren de tempera-
tuur de voornaamste invloed op de ontwikkeling der
bacteriën. Hij zegt, dat de micro-organismen niet alleen

-ocr page 32-

onderling om de heerschappij hebben te strijden, doch
ook met de bactericide stoffen. Deze stoffen zijn echter
snel uitgewerkt (na 5—6 uur). Slechts bij lagere tempe-
ratuur blijven zij langer werkzaam. Hij besluit dan, dat
bewaren bij 10° C. de eerste 24 uur een vermindering,
na 48 uur vermeerdering geeft, dus op den duur den
groei niet tegenhoudt. Boven 10° C. is een snelle groei

waar te nemen.

Eievel (32) schrijft, dat \'t bacteriegehalte der melk bij
zuivere winning en doelmatige behandeling binnen zeer
lage grenzen blijft. Het bacteriologisch onderzoek licht
ons dus \'t best in omtrent het rein gewonnen zijn der
melk. Het aantal acht hij echter voor de beoordeel ing
van minder belang dan de soort der kiemen. Toch moeten
wij bij een hoog kiemgehalte van rauwe melk aannemen,
dat zij niet rein gemolken is. Getallen worden hierbij niet
aangegeven. Omtrent het koelen is hij van meening, dat
de uitwerking ervan te gunstiger is, hoe eerder en lager

gekoeld wordt.

Dr. W. Grimmer (14) zegt in zijn Leitfaden der Milch-
hygiene, dat melk een voortreflijke voedingsbodem voor
de meeste bacteriën is en wijst op het eerst optredende
bactericide stadium, dat gevolgd wordt door een ver-
meerderingsstadium. Hij haalt onderzoekingen en cijfers
aan van
Koning, Backhaus, O. Jensen, e. a. Hij acht
afkoeling op 10° C. door middel van stroomend water
voldoende. De temperatuur moet vervolgens onder 10° C.
gehouden worden. Van groot belang acht hij zoo spoedig
mogelijk na \'t melken af te koelen, waarom hij dan ook
het koudmelken volgens
Busch aanbeveelt.

-ocr page 33-

Eeed en Reynolds (28) entten bacteriecultures in
gesteriliseerde melk. Zij bepaalden \'t aantal dagen,
waarna \'t grootste aantal bacteriën bereikt werd; daarna
nam \'t aantal weer af. De bepalingen werden gedaan bij
1°, 13°, 15°, 28° en 35° C. Zij constateerden een door-
gaanden, doch verschillend snellen groei bij lage tempe-
raturen. Evenals bij de onderzoekingen van
Luxwolda
werden hier door het pasteuriseeren een deel der biolo-
gische eigenschappen der melk buiten werking gesteld,
zoodat deze onderzoekingen voor ons van minder be-
lang zijn.

§ 4. Eenige beschouwingen naar aanleiding van de
literatuur.

Het doel, dat de meeste genoemde onderzoekers na-
streven, is, gelijk reeds in de inleiding werd aangegeven,
melk te leveren, waarin do biologische eigenschappen be-
houden zijn gebleven; het grootste gevaar zag men hierbij
in het groote bacteriegehalte. Het gevaar, hieraan ver-
bonden, gaf Dr.
Hafemann (10) aanleiding tot de uit-
spraak, dat Ie gezonde, betrouwbare melk slechts van
gezonde koeien kan worden verkregen, 2e alle veranderin-
gen (afgezien van vervalschingen), welke de melk na het
verlaten van den uier ondergaat en waardoor zij waarde-
loos, zelfs gevaarlijk voor de gezondheid worden kan,
van bacterieelen oorsprong zijn. Pogingen, om het aantal
kiemen te verlagen met behoud van de biologische eigen-
schappen, zijn
o. a. gedaan door Dr. W. Priewe en door
Kiiausen en Barbara. Dr. Prikwe (17) gaf aan: lang-

-ocr page 34-

durige pasteurisatie bij lage temperatuur (63° C.) gevolgd
door laag koelen en direkt transport naar den consument.
Kraus en Barbara (18) ontkiemen melk door schud-
den met dierlijke kool.

Uit de vele boven aangehaalde studies blijkt wel
duidelijk, dat allen erin overeenstemmen, dat melk, ge-
wonnen in steriel vaatwerk, een laag bacteriegehalte
bezit. Deze gedachte heeft geleid tot een systeem van
melkwinning, in ons land bekend als het
Stenhouse
Williams
-systeem, hetwelk in Engeland het eerst werd
toegepast door Dr. R.
Stenhouse Williams in Reading,
en voor ons land weergegeven is in het „Rapport over de
Melkwinning en Melkcontróle onder leiding van Dr. R.
Stenhouse Williams te Reading" door Prof. C. F. van
Oyen (48).
Ook daarin leest men: Het onderzoek in
Amerika en Engeland in de laatste jaren had al reeds
uitgewezen, dat de voornaamste bron van bederf voor
melk niet was het bij het melken daarin vallende stof
of vuil, doch de voorwerpen, waarin de melk werd opge-
vangen en bewaard, resp. vervoerd. Het steriliseeren van
alle melkutensiliëh is daarbij tot eersten eisch geworden.
De alzoo geproduceerde melk heeft men genoemd Grade
A melk en het maximum aantal kiemen aanvankelijk
gesteld op 200.000 per c.c."

Dr. R. Stenhouse Williams (43) geeft aan, dat deze
melk gehouden kan worden beneden 10.000 kiemen per
c.c. Toen dit systeem eenigen tijd in werking was, merkte
hij tot zijn verwondering een sterke stijging van het
bacteriegehalte van melk gedurende de maanden Mei tot
September, welke stijging ieder jaar terugkwam. Bij

-ocr page 35-

onderzoek bleek, dat de utensiliën gewasschen werden
zonder bijzondere zorg. De bussen kwamen onvoldoende
gereinigd terug op de boerderij. Nu is het al zeer lastig
melkbussen goed te reinigen, als de melkrestanten reeds
24 uur of langer erin aanwezig zijn, dit wordt echter nog
lastiger, waar vele boerderijen niet over water van goede
kwaliteit voor de reiniging beschikken. In verband hier-
mee wijst hij op \'t nut van coöperatie in het melkbedrijf,
waardoor de boeren en melkhandelaren meer gemeen-
schappelijke belangen krijgen.

Het bleek overal, waar zoo gewerkt werd, dat men in
de melkindustrie het goed reinigen en steriliseeren niet
verstond, en het verspreiden van kennis hieromtrent
bleek noodzakelijk voor verscheidene inrichtingen, welke
bijna alle over stoom beschikten, doch er geen behoorlijk
effect mee wisten te bereiken.

In een artikel in The lancet van September 1921 had
Dr.
R. Stenhouse Williams reeds betoogd, dat „unclean
methods of milk production and distrubition were a
source of grave loss to the industry", en verder: ,,In the
light of the results already gained, it is clear that the
problem of its milk supply must be worked out by each
country according to its own needs, since the conditions
at the farms, the times of storage, and consequently of
the age of the milk when distributed and the temperature
conditions to be encountered, vary greatly in different
climates."

Uit de aangehaalde onderzoekingen volgt, dat men
het er wel over eens is, dat de melk reeds in den uier
bacteriën bevat. Omtrent den herkomst der bacteriën,

-ocr page 36-

welke de melk na het verlaten van den uier infecteeren,
heerscht echter wel oneenigheid. Terwijl vroeger algemeen
groote waarde werd toegekend aan invallend vuil en
stof, wordt aan deze factoren tegenwoordig minder in-
vloed toegeschreven, doch een zeer groote invloed toe-
gekend aan het niet-steriel zijn van vaatwerk en fles-
schen. In verband met den groei, beter gezegd, met de
veranderingen, welke in het aantal der aanwezige bacte-
riën optreden, hecht men meer en meer beteekenis aan
de z.g. bactericide phase. Wel vermelden verschillende
schrijvers, die hierover onderzoekingen deden, verschil-
lende uitkomsten en is men het dus nog niet eens over
de juiste beteekenis hiervan.

Vrij algemeen heeft men het nut van de toepassing van
lage temperaturen voor een laag bacteriegehalte ingezien.

Uit de hier in \'t kort weergegeven onderzoekingen
volgt dus wel, dat de voornaamste factoren, welke men
in acht moet nemen voor het verkrijgen van melk met
een
laag bacteriegehalte, zijn: steriliteit van het vaatwerk,
de bactericide phase en lage temperaturen.

Hoe men deze het best in combinatie laat samenwer-
ken, heeft men nog niet aangegeven. Het is daarom, dat
dit werk bedoelt te zijn een studie van de verandering
in het aantal kiemen gedurende den tijd tusschen melken
en afleveren bij in steriel vaatwerk gemolken melk, in de
hoop eenig licht te verspreiden over de bactericide phase,
en tevens de meest gewenschte combinatie op te sporen
van de factoren: koelen en afleveren.

Met de boven-aangehaalde uitspraken van Dr. R. Sten-
house Williams
zal een ieder zich ongetwijfeld kunnen

-ocr page 37-

vereenigen en het kwam mij daarom dan ook van belang
voor deze kwestie eens voor ons land te onderzoeken.
De nieuwe beginselen waren bij het begin van dit onder-
zoek reeds sedert eenigen tijd in ons land toegepast en
wel bij de winning van de z.g. Puritas melk, welke te
Botterdam verkocht wordt. Het heeft mij dan ook niet
ontbroken aan een gelegenheid, om de in het laboratorium
gedane onderzoekingen, waarbij vanzelfsprekend met
kleine hoeveelheden en met kunstmatig nagebootste toe-
standen werd gewerkt, aan de praktijk te toetsen.

Het belang van deze onderzoekingen betreft echter
niet alleen ons land, doch vooral ook onze Overzeesche
bezittingen. Het tropische klimaat met zijn hooge tem-
peratuur, de enorme afstanden, waarover het vervoer
op vaak primitieve wijze plaats heeft, maken, dat de
factoren voor groote verliezen aanmerkelijk versterkt
worden. Ten einde eenigszins een oordeel te kunnen vor-
men over het belang van de
Stenhouse WiLLiAMS-me-
thode voor de tropen, zijn in verscheiden gevallen proe-
ven gedaan met vrij hooge temperaturen. Over do resul-
taten later.

Wat het onderzoek ten slotte een zeer aantrekkelijke
zijde gaf, was de mogelijkheid om het te verrichten vol-
gens een voor ons land geheel nieuwe methode, wat be-
treft de bacteriebepalingen en wel de door
Frost uit-
gedachte z.g. Kleine-plaatmethode, voor ons land onder-
zocht en verbeterd door Dr. A.
Clarenburo (49).

-ocr page 38-

HOOFDSTUK HL

EIGEN ONDERZOEK.

§ 1. Methode van mderzoeJc.

а. Monsterneming.

Voor het onderzoek werd steriel gemolken melk ge-
bruikt, d.w.z. zoo steriel en zindelijk mogelijk gewonnen,
echter met dien verstande, dat de daarbij genomen maat-
regelen in de praktijk met geringe middelen in ieder be-
drijf gemakkelijk toegepast kunnen worden. De rechter
lende en flank, benevens de uier werden vóór het melken
met een schoonen handdoek afgewreven, de handen van
den melker gereinigd, de eerste stralen weggemolken en
daarna de volgende opgevangen in een gesteriliseerd
kolfje, dat na afloop gesloten werd met een watteprop.
Daarna werden de monsters naar het laboratorium ge-
bracht, als zoodanig verwerkt of wel hieruit met behulp
van gesteriliseerde pipetten verschillende mengmonsters
samengesteld. Deze werden door schudden zooveel mo-
gelijk gemengd.

б. Behandeling.

De verdere behandeling bestond in het bewaren bij
verschillende temperaturen als onder beschreven. Hierbij
werd begonnen met het gebruik van lage temperaturen
om daarna geregeld over te gaan tot hoogere.

-ocr page 39-

c. Tellen der kiemen.

Voor het bepalen van het kiemgehalte werd gebruik
gemaakt van de z.g. kleine-plaat methode van
Feost,
zooals die nader is uitgewerkt door Clarenbürg. Bij
hooge kiemgehalten, bij welke men voor een juiste bepa-
ling met verdunningen behoort te werken, werd dit nage-
laten en volstaan met dit aantal als oneindig (c«) aan te
geven, wat dus feitelijk beteekent, dat deze niet af te lezen
waren. Het zijn gehalten van 800.000 per c.c. en hooger.
De telling geschiedde met behulp van het telraam.

In den beginne werden meest 4 plaatjes tegelijk ge-
maakt en hiernaar \'t aantal kiemen berekend.

De melk, welke verwerkt is, was afkomstig van de
koeien van het Hygiënisch Instituut der Veeartsenij-
kundige Hoogeschool, van den rasveestal der V. H. en
van een hygiënische boerderij in de naaste omgeving van
Utrecht. Zij is steeds onder mijn persoonlijk toezicht ge-
molken.

Algemeen wordt als gunstig voor het bewaren van
melk aangegeven een temperatuur beneden 15° Celcius.
De temperatuur in een koelkamer, waar melk bewaard
wordt, zal in de pralctijk niet absoluut constant zijn. Bij
het opengaan der deur zal warme lucht binnenstroomen
en de temperatuur vcrhoogen. Een op te geven tempera-
tuur zal dus altijd een zeker gemiddelde aangeven.

Als laagste temperatuur is 7° C. genomen, welke
men dus op moet vatten als een temperatuur van 5 tot
9° C. Dc hiermee verkregen resultaten waren in verhou-
ding tot de hoogere temperaturen zeer gunstig, hetgeen
vanzelf leidde tot het nemen van meerdere proeven bij

-ocr page 40-

deze temperatuur. Deze temperatuur werd verkregen
door van de onder te beschrijven broedstoof voor lage
temperaturen de regulateur buiten werking te stellen en
alleen met ijs af te koelen. Werd hierbij de kamertempe-
ratuur, waar de stoof stond, op ongeveer 10 a 15° C. ge-
houden, dan bleef de temperatuur in de stoof vrij con-
stant op 7° C. Dit werd gecontroleerd met een maximum
en minimum thermometer.

Voor de temperaturen boven 10° C., n.1. 12° en 15° C.,
werd de genoemde broedstoof voor lage temperaturen
gebruikt. Deze bestaat uit een kamer, waaromheen een
watercirculatie is, die weer omsloten wordt door een wand
van slecht warmte geleidend materiaal. Boven de kamer
is een ruimte, die met ijs gevuld moet worden. Rechts op
zij is een waterreservoir, dat door gas verwarmd kan
worden. De aanvoer van water is een constant fijn straal-
tje, dat door een horizontale, beweeglijke buis stroomt en
al naar den stand van deze buis het water leidt door een
. van 3 openingen, welke het voeren als volgt: een leidt
over het ijs en daarna in de circulatie (dit veroorzaakt
daling der temperatuur in de stoof); een tweede leidt naar
het warmwaterreservoir en als hierin het water op zekere
hoogte staat door overstorting in de circulatie (dit ver-
oorzaakt stijging der temperatuur in de stoof); een derde
leidt \'t water ongebruikt weg (als de gewenschte tempe-
ratuur bereikt is). De beweging van de horizontale aan-
voerbuis wordt door een veerbeweging overgenomen van
de beweging van een verticale stang, die rust op een cap-
sule, welke in den bovenwand van de kamer is aangebracht.
De capsule bevat een vloeistof, die bij een bepaalde tem-

-ocr page 41-

peratuur kookt en bij lagere vrij sterk inkrimpt. Met de
uitzetting en inkrimping van deze capsule gaat de stang
dus op en neer. Bij te hooge temperatuur veroorzaakt deze
beweging een toevloeiing van water over het ijs, bij te
lage temperatuur een vloeien over \'t warmwaterreservoir.
Door middel van een horizontalen hefboom met een loop-
gewicht regelt men den juisten stand. De capsule kan men
gemakkelijk uitnemen en verwisselen. Voor verschillende
temperaturen heeft men verschillende capsules. Daar
geen capsule voor temperaturen beneden 12° C. te krijgen
waren, werd voor die onder 10° de regulatie buiten wer-
king gesteld, als boven vermeld.

Het bewaren van melk gedurende een of meer etmalen
bij lage temperatuur is voor de prak-tijk van den melk-
handelaar niet voldoende. De melk moet verkocht en
meestentijds hiertoe bij den con^ment bezorgd worden,
is dus aan transport onderhevig. Het is dus van belang
na te gaan, of de bewaarde melk nog gedurende eenigen
tijd de temperatuursverhooging, welke hiermede gepaard
gaat, kan doorstaan.

In ons land vindt dit transport gedurende de morgen-
uren plaats en is dan ook een temperatuur van 18 ä 20° C.
als maximum wel voldoende te achten. In de tropen
vindt het transport ook in de middaguren en soms over
een vrij langen tijdsduur plaats, waarom de invloed van

27° C. ook is nagegaan.

Ten slotte moet ook rekening gehouden worden met
het melken in de weide, wanneer niet direct gekoelä kan
worden, doch eerst eenige uren na het melken bij thuis-
komst op de boerderij. De gevolgen hiervan zijn dezelfde

-ocr page 42-

als bij transport van versche melk bij verschillende tem-
peraturen, terwijl bovendien nog het gedrag bij 30° C.
is nagegaan.

§ 2. Sterilisatie van vaatwerk.

Bij alle door mij genomen proeven werd uitgegaan
van in steriel vaatwerk gemolken melk, m. a. w. van
melk gewonnen volgens de
Stenhouse Williams-metho-
de. In totaal werden 72 verschillende monsters onder-
zocht. De aantallen bacteriën in verschen toestand wis-
selden tusschen 40 en 32800 per c.c. Dit laatste getal is
het cijfer van monster II, tabel 1. Het is buitensporig
hoog, wat toegeschreven moet worden aan de onge-
oefendheid in den beginne (waardoor de proef echter
niet leed). Uit de overige, in dit werk genoemde cijfers
blijkt echter wel, dat men met eenige oefening gemakke-
lijk onder 15.000 kan blijven. De grondslag van deze
methode van melkwinning is gelegen in de sterilisatie
der melkutensiliën. Hoewel men algemeene zindelijk-
heidsmaatregelen in den stal niet geheel mag verwaar-
loozen, blijken deze toch van veel minder invloed dan
een behoorlijke sterilisatie van emmers en ander vaat-
werk. Een drietal eenvoudige proeven werden hiervoor
volledigheidshalve verricht in verschillende stallen.

Stal A. Het betreft een paardenstal, waar twee koeien
staan, welke redelijk schoon geliouden worden. Er is geen
groep. De dieren staan op turfmolm. Het plafond is van
hout. Vóór het melken worden de flanken en de uier met
een droge schoone doek afgewreven, en wascht de mei-

-ocr page 43-

ker zijn handen. De melk wordt na het melken door een
wattefilter in een geëmailleerden emmer gegoten. Dit ge-
schiedt in een lokaal naast het stalletje, feitelijk een soort
bergplaats. De reiniging der emmers geschiedt dagelijks
met warm water. Op zekeren dag werd de melk onder-
zocht direkt na het melken. Bacteriëncijfer 391.000 per
c.c. Den volgenden dag werden de emmers en de zeef
in een autoclaaf bij één atmosfeerdruk gesteriliseerd en
daarna werd op de gewone wijze gemolken. Direkt na
afloop hiervan werd onderzoek ingesteld. Het bacterie-
cijfer bedroeg nu 1400 per c.c.

Stal B. Deze is een laag gebouwde groepstal, waar
een twaalftal koeien staan. Er is een houten plafond,
waaraan vele druppels gecondenseerd water hangen. De
koeien staan op stroo. Boven het plafond is de hooi-
bewaarplaats. De koeien zijn vrij zindelijk, hoewel dit
beter kon. De melk wordt in een zinken emmer gemolken
en over een flanellen lap door een kopergaasfilter in een
geëmailleerden emmer overgegoten. Dadelijk na het mel-
ken van drie dieren is de melk onderzocht: bacterie-
cijfer 71.000.

Den volgenden dag werd gesteriliseerd. Dit kon echter
niet zoo volledig plaats vinden, daar de emmers te groot
waren om in de autoclaaf te kunnen. Er werd dus zoo
goed mogelijk gedurende eenige uren gestoomd. Dien dag
werd na het melken derzelfde koeien dc melk onderzocht
en een bacteriecijfer gevonden van 8940.

Stal C. Dit geval betreft feitelijk een combinatie van
een groepstal met een tiental koeien en een paar paarden-
stallen, waar koeien in gezet zijn en waarin dus geen

-ocr page 44-

\' groep is. De reinheid der dieren laat veel te wenschen
over; aan achterhand en uiers kleven veel faecesresten;
de huiden zijn bedekt met stof. Het melken geschiedt
zonder eenige voorzorg in geëmailleerde emmers. Er
wordt niet gezeefd. Den eersten dag wordt direkt na het
melken de mengmelk onderzocht en het bacteriecijfer
bepaald op 1.250.000.

Den volgenden dag werden de emmers behoorlijk ge-
reinigd en goed gesteriliseerd en na het melken het bac-
teriecijfer opnieuw bepaald, ditmaal op 4880.

Meerdere proeven in deze richting werden niet noodig
geoordeeld, daar zij slechts een herhaling en bevestiging
vormen van meermalen in de literatuur te vinden voor-
beelden.

Het spreekt vanzelf, dat deze sterilisatie een hoofd-
vereischte is voor het verkrijgen van kiemarme melk.

Weinig moeite kost het dan om de bacteriën uit vuil,
die volgens
Luxwolda zich bij lage temperatuur blijven
vermeerderen,.uit de melk verwijderd te houden. Het is
m. i. vermoedelijk hieraan toe te schrijven, dat van bac-
tericidie bij niet-steriel opgevangen melk zoo weinig te
merken is, gelijk uit de in hoofdstuk III, § 1, beschreven
proeven blijkt.

-ocr page 45-

HOOFDSTUK IV.

MELK BEWAARD BIJ 7 EN 13° C.

§ 1. Yersclie mdk hij C.

Alvorens de proeven met steriel opgevangen melk te
beschrijven, geef ik hier een tweetal proeven weer met
melk, op de gewone wijze gewonnen, waaruit men het
groote aantal kiemen in deze ziet en tevens de onmoge-
lijkheid deze melk bij lage temperatuur te conserveeren.

Melk in niet steriel vaatwerk gemolken, door een niet-sterieh
zeef gefiltreerd in niet-steriden emmer.

Monster I. Dit monster bevatte direkt na het melken
een ontelbare hoeveelheid kiemen ; na 24 uur bewaard
te zijn bij 7° C., was het aantal kiemen sterk vermeer-
derd, hetgeen bleek uit dc veel kleinere koloniën, waar-
mee het veld veel dichter bezaaid was. Om nauwkeuriger
uitkomsten te krijgen, werd daarna melk verdund.
Dit geschiedde met peptonkeukenzout in verdunning
1 : 10 voor versche melk en 1 : 100 voor melk, die
24 uur bij 7° C. bewaard was. Dit gaf als uitkomsten:

Monster A^ersch 24 uur bij T C.

II 224.000 820.000

-ocr page 46-

Behalve het veel grooter aantal bacteriën in versche
melk vond ik dus bij 7° C. een veel sterker groei plaats, dan -
bij in steriel vaatwerk gemolken melk. De hier verwerkte
monsters bevonden zich in gesteriliseerde kolfjes, zoodat
van uit de kolfjes geen infectie van de melk meer plaats
had. Deze uitkomsten stemmen overeen met die van
Koning, die ook met niet-steriel opgevangen melk expe-
rimenteerde, hetgeen afgeleid moet worden uit de groote
getallen, die hij als bacteriecijfers aangeeft, als 68.000,
425.000,107.000enz., Hij nam dan ook geen afname waar,
behalve slechts eens gedurende 16 uur, zelfs bij tempe-
raturen onder 10° C.

Steriel gemolken melk wordt onmiddellijk bewaard bij
7 ° C. In onderstaande tabel is \'t verloop van \'t aantal
kiemen aangegeven. Voor elk monster vindt men eerst
de aantallen kiemen in elk der 4plaatjes aangegeven, daar-
achter de som hiervan, dus het aantal in 4/20 c.c. en
daarachter het aantal per c.c.
De tellingen zijn verricht
direct na \'t melken en na 24, 48, 72 uur en later
zelfs na 96 en 7 maal 24 uur.

Tabel I. Versche melk hewaari hij C.

Monster I.

plaatje
direkt

1

1160

2
1180

3

1310

4
1300

4950

p. c.c.
24750

na 24 uur

1090

1450

1420

1410

5370

26850

na 48 uur

1281

1060

990

1100

4360

21800

na 72 uur

1390

1190

1320

1410

5310

26550

-ocr page 47-

Monster II.

plaatje

1

2

3

4

p. c.c.

direkt

1340

1510

1830

1880

6560

32800

na 24 unr

1640

1720

1770

1750

6880

34400

na 48 nur

1470

1420

1520

1640

6050

32500

na 72 uur

1180

1330

1250

1420

5180

25900

Monster III.

direct

890

710

730

910

3240

16200

na 24 uur

750

760

700

690

2900

14500

na 48 uur

600

600

730

685

2615

13075

na 72 uur

660

620

500

490

2270

11350

Monster. IV.

direkt

100

95

105

110

410

2050

na 24 uur

60

80

60

50

250

1250

na 48 uur

35

80

60

30

205

1025

na 72 uur

100

50

60

70

280

1400

Monster V.

direkt

470

610

630

570

2280

11400

na 24 uur

450

400

400

390

1640

8200

na 48 uur

450

550

385

300

1685

8425

na 72 uur

360

350

350

330

1390

6950

Monster VI.

direkt

440

520

320

290

1570

7850

na 24 uur

400\'

370

340

420

1530

7650

na 48 uur

330

300

370

400

1400

7000

na 72 uur

328

292

290

260

1570

7850

Monster VII.

1

direkt

550

660

800

760

2770

13850

na 24 uur

576

580

630

580

2365

11825

na 48 uur

530

580

750

740

2600

13000

na 72 uur

730

720

(1450)

14500

-ocr page 48-

Monster VIII.
plaatje
direkt
na 24 nur
na 48 nur
na 7e nur

Monster IX.
direkt
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur

De volgende r
7 maal 24 uur.

Monster X.
plaatje
direkt
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur
na 96 uur

Monster XI.
direkt
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur
na 96 uur

Monster XII.
direkt
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur
na 96 uur

36

1

2

3

4

p. c.c.

700

950

(1650)

16500

690

680

750

720

2840

14200

740

630

800

660

2830

14150

600

440

500

330

1870

9350

60

65

65

100

310

1550

42

20

60

20

142

710

90

65

75

60

290

1450

91

67

84

114

356

1780

»nsters

werden langer bewaard, 4 ervan

1

2

3

4

p. c.c.

30

44

55

35

169

845

90

60

130

40

320

1600

90

60

70

80

300

1500

10

10

9

15

44

220

25

20

20

10

75

375

15

60

85

35

195

975

60

90

60

60

270

1350

20

20

10

20

70

350

10

6

10

7

33

165

3

10

20

10

43

215

885

670

1010

\' 730

3295

16475

120

160

610

520

1410

7050

970

1020

750

830

3570

17850

820

770

680

960

3230

16150

610

490

690

750

2540

12700

lt. bovattcndo 2 plaatje«, mlBluiU

-ocr page 49-

Monster XIII.

plaatje

1

2

3

4

p. c.c.

direkt

50

280

150

160

640

3200

na 24 uur

200

230

210

150

790

3950

na 48 uur

60

70

150

100

380

1900

na 72 uur

20

10

10

10

50

250

na 96 uur

10

10

10

10

40

200

na 168 uur

3

4

3

4

14

70

Monster XIV.

direld;

50

60

70

50

230

1150

na 24 uur

110

90

40

100

340

1700

na 48 uur

48

50

40

60

198

990

na 72 uur

50

30

60

40

180

900

na 90 uur

50

50

30

20

150

750

na 168 uur

590

850

250

450

2140

11200

Älonster XV.

direkt

2

0

0

0

2

10

na 24 uur

10

3

5

6

24

120

na 48 uur

20

10

30

20

80

400

na 72 uur

1

0

1

0

2

10

na 96 uur

5

5

2

0

12

00

na 168 uur

2

4

3

2

11

55

Monster XVI.

direkt

3

2

2

1

8

40

na 24 uur

0

2

2

2

0

30

na 48 uur

5

4

3

7

19

95

na 72 uur

5

2

2

2

11

55

na 96 \\uir

1

2

5

7

15

75

na 168 uur

4

7

2

5

18

90

-ocr page 50-

Monster XVII.

plaatje

1

2

3

4

p. c.c.

direkt

900

570

720

690

2880

14400

na 24 uur

670

730

800

630

2830

14150

na 48 uur

1070

1030

1120

955

4175

20875

na 72 uur

600

730

790

920

3040

15200

na 96 uur

920

810

950

650

3330

16650

na 168 uur

2190

1880

1680

800

6650

33250

Uit deze tabellen volgt, dat men geen vaste lijn kan
aangeven voor vermeerdering of vermindering van het
aantal kiemen in melk, bewaard bij 7° C. gedurende de
eerste 72 uur.
Er vólgt echter ook uit, dat een belangrijke
vermeerdering niet \'plaats heeft.
Bij geen der monsters werd
de door den Codex Alimentarius aangegeven grens van
50.000 kiemen per c.c. overschreden. Het onregelmatig
verloop volgt het duidelijkst uit de grafische voorstelling
ervan in fig. 1.

De verschillen in aantallen kiemen zijn voor elk mon-
ster betrekkelijk gering, zóó gering, dat men ze gerust
mag wegcijferen en van een vrij wel constant blijven
kan spreken.

Wanneer men de verschillen nagaat, die vier gelijk-
tijdig gemaakte plaatjes uit hetzelfde monster onder
totaal gelijke omstandigheden geven, dan is het duide-
lijk, dat men aan de verschillen der einduitkomsten
weinig waarde kan hechten voor de beoordeeling der
gedragingen van bacteriën in melk, indien deze verschil-
len niet ernorm groot zijn.

Hoewel dit punt nog niet nader onderzocht is en er.
dus geen bewijzen zijn aan te voeren, in hoeverre de ver-

-ocr page 51-

Sffipcif^ bi^vvcvcto^ ^ ^O. dOcLcXca^iccv^^cA^ -i.rt
O O CC CcvlCc4v.

-ocr page 52-

schillen werkelijke verschillen zijn of het gevolg van
fouten in de methode, kan ik mij voorloopig wel ver-
eenigen met de meening van Dr.
Claeenbueg, dat een
verschil van 25 % naar boven of naar beneden als van
geener waarde beschouwd moet worden. ^

Zelfs de 96 uur bewaarde monsters vertoonen nog geen
belangrijken groei. Bij 7 etmalen bewaren zijn er 3 merk-
waardig laag, terwijl twee monsters eenigen groei ver-
toonen.

In de praktijk zal een langer bewaren dan 3 etmalen
niet voorkomen.

§ 2. Houdbaarheid van bij C. bewaarde versche melk.

Ten einde na te gaan, hoe melk, als boven beschreven
bewaard, zich gedraagt bij het transport naar den con-
sument, werd een proef genomen met 5 monsters. Van
deze monsters werd direkt na het melken het aantal kie-
men geteld en dit herhaald na 24, 48 en 72 uur bewaard
te zijn bij T C. Tevens werden direkt en na iedere 24 uur
met een steriele pipet 5 ä 10 c.c. in elke van 2 steriele
reageerbuizen overgedaan, en hiervan één bij 18 a 20° C.
en één bij 27° C. weggezet. Van deze reageerbuisjes wer-
den 3 maal, om de 3 uur, twee plaatjes gemaakt. Tech-
nische bezwaren maakten, dat ik mij met twee plaatjes
bij deze kleine monsters moest tevredenstellen. In totaal
werden hier 4 x 10 = 40 plaatjes per dag gemaakt.
Het zoute veel hulpmiddelen gevergd hebben, om er meer
te maken. De cijfers, verkregen, waar vier plaatjes ge-
maakt zijn, bewijzen echter m. i., dat met 2 zeer goed
volstaan kan worden.

-ocr page 53-

Gelijk uit onderstaande tabel volgt, werden de uitkom-
sten van de eerste 17 monsters weder volkomen bevestigd.

Tabel 2. Versche melk, bewaard bij C.
Monster XVIII.

plaatje

1

2

3

4

p. c.c.

direkt

340

500

370

360

1570

7850

na 24 uur

500

260

390

330

1480

7400

na 48 uur

480

320

400

470

1650

8250

na 72 uur

410

440

410

580

1840

9200

Monster XIX.

direkt

310

340

300

370

1020

5100

na 24 uur

320

280

330

230

1160

5800

na 48 uur

370

260

350

290

1270

6350

na 72 uur

420

340

390

360

1510

7550

Monster XX.

direkt

670

770

560

560

2560

12800

na 24 uur

520

380

450

480

1830

9150

na 48 uur

410

580

600

450

2040

10200

na 72 uur

770

550

630

680

2630

13150

Monster XXI.

direkt

500

590

630

480

2200

11000

na 24 uur

500

470

690

430

2150

10750

na 48 uur

090

560

520

660

2430

12150

na 72 uur

<

680

730

580

580

2570

12850

-ocr page 54-

Monster XXII.

plaatje

1

2

3

4

p. c.c.

direkt

480

540

500

480

2000

10000

na 24 uur

590

710

690

820

2810

14150

na 48 uur

740

610

670

700

2720

13600

na 72 uur

690

800

820

600

2910

14550

Elk der getallen, in de kolom „per c.c." van tabel 2,
stelt voor het aantal bateriën in melkmonsters direct na
\'t melken en respect. 24, 48, 72 uur er na, bewaard bij
7° C. Zij vormen elk het uitgangspunt voor 2 proeven,
Ie bewaren bij 18 a 20° C., 2e bij 27° C.

Onderstaande tabellen 3, 4, 5 en 6, A en B geven de
hierbij gevonden aantallen kiemen. Voor de rangschik-
king zijn de gelijksoortige monsters samengenomen.

Tabel 3 A. Versche melk, bewaard bij 18 d 20° C.

Monster XVIII.

Temperatuur 18 a
plaatje
Versche melk

20°

C.

1

2

per c.c.
7850

na 3 uur

420

500

920

9200

na 6 uur

na 9 uur

450

530

980

9800

Monster XIX.

Temperatuur 18 a
Versche melk

20°

C.

5100

na 3 uur

360

250

610

6100

na 6 uur

190

280

470

4700

na 9 uur

220

250

420

4200

>) Dit pracp4rwt l< veronselakt.

-ocr page 55-

Monster XX.
Temperatuur 18 a
Versche melk
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Monster XXI.
Temperatuur 18 ä
Versche melk
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Monster XXII.
Temperatuur 18 ä
Versche melk
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

42

C.

12000

L060

740

1800

18000

390

450

840

4800

580

670

1250

12500

C.

12000

600

490

1090

10900

580

520

1090

10900

460

640

1100

11000

C.

10000

240

320

560

5600

520

630

1150

11500

710

760

1470

14700

Tahd 3 B. Versche mdk, bewaard bij 27° C.

Monster XVIII.
Temperatuur 27° C.
Versche melk
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Monster XIX.
Temperatuur 27° C.
Versche melk
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

204
210
1820

450
3630

240
1810

7850

360

330

630

6300

90

100

190

1900

910

670

1580

15800

5100
4080
4500
36300

>) DU pracparMt U rcronsclukt.

-ocr page 56-

Monster XX.

Temperatuur 27° C.
Versche melk

12800

na 3 uur

480

480

960

9600

na 6 uur

360

400

760

7600

na 9 uur

270

480

750

75000

Monster XXII.

Temperatuur 27° C.
Versche melk

12000

na 3 uur

510

590

700

7000

na 6 uur

350

410

760

7600

na 9 uur

770

740

1510

15100

Monster XXII.

Temperatuur 27° C.
Versche melk

10000

na 3 uur

540

430

870

9700

na 6 uur

530

540

1070

10700

na 9 uur

2790

2740

5530

55300

Bij een temperatuur van 18 a 20° C. vindt dus in
versche melk gedurende de eerste 9 uur geen belangrijke
vermeerdering plaats. Bij 27° C. valt gedurende de eerste
zes uur een daling waar te nemen, na 9 uur is \'t aantal
echter belangrijk gestegen.

Gaan wij thans eerst de 24 uur bij 7° C. gekoelde en
bewaarde melk na.

Tahcl 4 A. Melky 24 uur bewaard bij C.
daarna bij
18 a 20° C.

Monster XVIII. Temperatuur 18 a 20° C.
24 uur bij 7° C. bcw.
daarna na 3 uur 580
bij na O uur 650
18 a 20°C. na 9 uur 600

7400

410

990

9900

530

1180

11000

450

1050

10500

-ocr page 57-

44

Monster XIX.

Temperatuur 18 a 20° C.
24 uur bij 7° C bewaard

5800

daarna

na 3 uur \' 370

350

720

7200

bij

na 6 uur 410

370

780

7800

18 a 20° C.

na 9 uur 410

480

890

8900

Monster XX.

Temperatuur 18 a 20° C. ,
24 uur bij 7° C. bewaard

9150

daarna

na 3 uur 640

480

1120

11200

bij

na 6 uur 350

660

1010

10100

18 a 20° C.

na 9 uur 710

740

1450

14500

Monster XX.

Temperatuur 18 a 20° C.
24 uur bij 7° C. bewaard

10750

daarna

na 3 uur 460

540

1000

10000

bij

na 6 uur 720

950

1670

16700

18 a 20° C.

na 9 uur 600

800

1400

14000

Monster XXII.

Temperatuur 18 a 20° C.
24 uur bij 7° C. bewaard

14150

daarna

na 3 uur 560

570

1130

11300

bij

na 6 uur 760

580

1340

13400

18 a 20° C.

na 9 uur 730

780

1510

15100

Tabel 4 B. Melk, 24 uur

bewaard bij

C.

daarna hij 27° C.

Monster XVIII.

Temperatuur 27° C.
24 uur bij 7° C. bewaard

7400

daarna

na 3 uur 370

420

790

7900

bij

na 6 uur 1910

1910

3820

38200

27° C..

na 9 uur 9880

7160

17040

170400

-ocr page 58-

Monster XIX.
Temperatuur 27° C.
24 uur bij 7° C. bewaard

5800
5600
13100

daarna
bij

27° C.

320
130
32400

560
1310

63200 632000

na 3 uur 240
na 6 uur 1180
na 9 uur 32800

Monster XX.
Temperatuur
27° C.
24 uur bij C. bewaard
daarbij
bij

27° C.

na 3 uur 640
na 6 uur 2090
na 9 uur 28000

480
1790
27600

9150
11200

1120

3880 38800
55600 556000

Monster XXI.
Temperatuur
27° C.
24 uur bewaard bij C.
daarna
l na 3 uur 700
bij { na G uur 1960
27°
C. 1 na 9 uur 36800

Monster XXII.
Temperatuur
27° C.
24 uur bij C. bewaard
daarna na
3 uur 580
bij na ü uur 1100
27° C. na 9 uur 3770

780
1410
30400

760
970
2510

10750
14800
33700

1480
3370

1340

67200 672000

14150
13400

2070 20700
7280 72800

Ook hier heeft bij 18 a 20° C. gedurende 9 uur geen
vermeerdering phiats ineen mate, die tot afkeuring zou
kunnen leiden, bij 27° C. wordt de groei echter na 6 uur
reeds bedenkelijk, na 9 uur zeer aanzienlijk. Wel is na
6 uur de in den Codex alimentarius gestelde grens van
50.000 kiemen per c.c. nog niet bereikt, doch zou deze
gemakkelijk overschreden zijn, indiende begincijfers maar

-ocr page 59-

weinig hooger waren geweest b.v. 20.000 (monster 21 toont
verdrievoudiging, monster 18 toont vervijfvoudiging).

Na 48 uur bij 7° C. bewaard te zijn, krijgen wij de
volgende cijfers:

Tahd 5 A. Melk ,48 uur bewaard bij C. daarna bij

18—20° C.

Monster XVIII.
Temperatuur 18 a 20° C.
Plaatje

48 uur bewaard bij 7° C.
daarna
bij

18 a 20° C.

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Monster XIX.
Temperatuur 18 a 20° C.
48 uur bewaard bij 7°C.

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

daarna
bij

18 a 20° C.

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Monster XX.
Temperatuur 18 a 20° C.
48 uur bewaard bij 7° C.

daarna
bij

18 a 20° C.

Monster XXI.
Temperatuur 18 a 20° C.
48 uur bewaard bij 7° C.
daarna na 3 uur
bij na 6 uur
18 a 20° C.
I na 9 uur

1

2

per c.c.

8250

490

430

920

9200

250

300

550

5500

400

360

760

7600

6350

300

430

740

7400

260

380

640

6400

1050

1370

2420

24200

10200

650

650

1300

13000

530

500

1030

10300

700

590

1290

12900

12150

570

460

1030

10300

590

640

1230

12300

790

600

1390

13900

-ocr page 60-

Monster XXII.
Temperatuur 18 a 20° C.
48 uur bewaard bij 7° C.
daarbij
bij

18a20°C.

13600
1540 15400
1290 12900
2280 22800

na 3 uur 840 700
na 6 uur 770 520
na 9 uur 800 1480

Tahel 5 B, Melk, 48 uur bewaard bij C., daarna hij

27° C.

Monster XVIII.
Temperatuur 27° C.

48 uur bewaard bij 7° C.

8250

daarna

na 3 uur- 400

350

760

7600

bij

na 6 uur 590

580

1170

11700

27° C.

na 9 uur 940

890

1830

18300

Monster XIX.

Temperatuur 27° C.
48 uur bewaard bij 7° C.

6350

daarna

na 3 uur 230

190

420

4200

bij

na 6 uur 770

1070

1840

18400

27° C.

na 9 uur 8460

8980

17440

174400

Monster XIX.

Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7° C.

7550

daarna

na 3 uur 420

450

870

8700

bij

na 6 uur 3300

1430

4730

47300

18 a 20° C.

na 9 uur 7300

8500

16800

15800

Monster XX.

Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7° C.

13150

daarna

na 3 uur 460

480

940

9400

bij

na 6 uur 1580

1180

2760

27600

18 a 20° C.

na 9 uur 2660 2490 5150 51500

-ocr page 61-

Monster XXI.
Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7° C.
daarna
bij

18 a 20° C.

Monster XXII.
Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7° C.
daarna
bij

18 a 20° C.

Monster XX.
Temperatuur 27° C.
48 uur bewaard bij 7° C.
daarna
bij

27° C.

Monster XXI.
Temperatuur 27° C.
48 uur bewaard bij 7° C.
daarna I na 3 uur 700
bij na 6 uur 1110
27° C. \' na 9 uur 8500

Monster XXII.
Temperatuur 27° C.
48 uur bewaard bij 7° C.

13600
15400
20800
89000

1540
2080
8900

690
960
3700

3 uur 850
6 uur 1120
9 uur 5200

na
na
na

Ook hier kunnen alle bij 18 a 20° C. gedurende 9 uur
voldoende laag blijven, terwijl dit bij 27° C. slechts 6 uur
gelukt. De laatste serie is 72 uur koel bewaard.

daarna
bij

27° C.

12850
11800
61600
83200

1180
6160
8320

580
3910
3580

na 3 uur 600
na 6 uur 2250
na 9 uur 4740

14550
14300
36600

1430
3660

730
1620
3740

na 3 uur 700
na 6 uur 2040
na 9 uur 7940

11680 116800

10200
11700
18500
86000

1170
1850
8600

600
720
4240

na 3 uur 570
na 6 uur 1130
na 9 uur 4360

10200
13700
21400

1370
2140

670
1030
7300

15800 158000

-ocr page 62-

Monster XVIII.

Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7° C.
daarna na 3 uur 440
bij na 6 uur 1600
18 a 20° C. na 9 uur 2440

9200
8000
31600
67000

360
1560
2260

800
3160
6700

Tahel 6 A. Melk, bewaard 72 uur bij C., daarna bij

18 a 20° C.

Monster XIX.

Temperatuur 18 a 20°C.
72 uur bewaard bij 7°C.
daarna
bij

18 a 20° C.

7550
8700
47300
15800

na 3 uur 420 450 870
na 6 uur 3300 1430 4730
na 9 uur 7300 8500 16800

Monster XX.

Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7° C.
daarna
bij

18 a 20° C.

13150
9400
27600
51500

na 3 uur 460 480 940
na 6 uur 1580 1180 2780
na 9 uur 2660 2490 5150

Monster XXI.

Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7°C.
daarna
bij

18 a 20° C.

12850
11800
61600

na 3 uur 600 580
na 6 uur 2250 3910
na 9 uur 4740 3580

1180
6160

8320 832 00

-ocr page 63-

Temperatuur 18 a 20° C.
72 uur bewaard bij 7°C.
daarna
bij

18a 20° C.

na 3 uur 700 730
na 6 uur 2040 1520
na 9 uur 7940 3740

14550
1430 14300
3660 36600
11680 116800

Tabel 6 B. Melk, bewaard 12 uur bij C., daarna bij 27° C.

Monster XVIII.

Temperatuur 27° C.
72 uur bewaard bij 7° C.

daarna
bij

27° C.

na 3 uur 450 650
na 6 uur 16100 15000
na 9 uur

9200
1100 11000
31100 361000

Monster XIX.

Temperatuur 27° C. ^

72 uur bewaard bij 7° C.
daarna ( na 3 uur 660
bij na 6 uur 16900
27° C. ( na 9 uur

7550

550 1210 12100
24000 40900 409000

Monster XX.

Temporatuur 27° C.
72 uur bewaard bij 7° C.

daarna
bij

27° C.-

na 3 uur 800 840
na 6 uur 17600 15900
na 9 uur

13150
1640 16400
33500 335000

-ocr page 64-

veo^c^ cyn net ßnj \'^^Q o^ Cxo/yv^voiJl^ /iHJ 38

toXt^v.

iO Zï II

\'V^yU^C^.àK/\'cecXy tij I8-20^

30
ZC
30

>0
10 _

48 MMt -Gij. S. 9aatna -Gij 18-20

10
?0

Sntttval tu33cfim dc twaatHeiniit<j\'»^ (infid van Aet f«ft«M 24 tint

Kcftts» „ „ ». 3

mil

-ocr page 65-

^^^: Z cv. Q^cl^ VCyvyc^ l\'ij dcux^i^ncv

op \'Cx^XAiyy^oxt,-

90
80

-z

O

lo
so

30
ZO
oo

i

-me-f^ -Gij. (5. ^nfctua^ tusac^ien 2 tuaam«iniii<jm 3 Mwt.

6,:.

632.

r

070

J

24 wut ^i} 7° 9aatvia 27° (5. c^ntetva-C lndacPicn loaatneiningcn -fin-fiâ vaii -fiet tccA^n ^ 24 imt

recfvta „ „

V

3 iitit

300

50

óo
50

>0
10
3 O

05Ô.

tuit Ui f e. daama Gij 2^0 ^ SluUtoaC aU tovc^u

305
i

;

r

so

60
50
2^0

30
20
30

i.t.t Gij 7° e. aaatita ^i} tf ^„(„var

-ocr page 66-

Temperatuur 27° C.
72 uur bewaard bij 7° C.

12850
12100

1210

650
15900

daarna
bij

27° C.

33500 335000

na 3 uur 560
na 6 uur 11000
na 9 uur

Monster XXII.

Temperatuur 27° C.
72 uur bewaard bij 7° C.

14550
20600

2060

1140
17200

daarna
bij

27° C.

30500 305000

na 3 uur 920
na 6 uur 13300
na 9 uur

Reeds bij 18—20° C. treedt hier, in enkele gevallen, na
6 uur een vermeerdering op, die boven de 50000 reikt.
Deze melk kan dus bij deze temperatuur hoogstens 3 uur
gegarandeerd worden. Hetzelfde kan men zeggen bij 27°.

In figuur 2 ziet men dit verloop grafisch voorgesteld.
Het dwarsstreepje duidt aan het tijdstip van overbrengen
van 7° C. op de transporttemperaturen.

Hieruit blijkt, dat, hoe langer men melk koel bewaard,
hoe sneller do bacterievermeerdering plaats heeft bij het
overbrengen in een hoogere temperatuur, terwijl vroeger
reeds gebleken is, dat, als men de melk lang genoeg
(96—108 uur) op 7° C. bewaart, men wel eenigen groei
ziet, m. a. w. de groei bij deze lage temperatuur toch
mogelijk is. Er schijnt dus eerst een tegenstand over-
wonnen te moeten worden. Deze tegenstand kan gevormd
worden door verschillende factoren :

-ocr page 67-

Ie. bactericide eigenschappen, zetelende in bepaalde
bestanddeelen der melk;

2e. onderlinge inwerking der verschillende bacterie-
soorten op elkaar;

3e. de werking der lage temperatuur.

Dat deze den groei belemmerende factoren den groei
niet volgens vaste regels beïnvloeden, zoodat b.v. na
een sterke daling weder een regelmatige, min of meer
snelle groei optreedt, blijkt wel uit het vrij wel constant
blijven van het aantal kiemen bij dezelfde temperatuur.

Nog zou het mogelijk zijn, dat deze groeibelemmerende
werking na 24 uur reeds geheel afgeloopen was en de
bacteriën daarna een soort rusttijd doormaken, om dan
plotseling te gaan vermeerderen. Er is geen reden om
aan te nemen, dat de vermindering eerst na eenigen tijd
beginnen zou, daar dan gedurende het eerste etmaal
vermeerdering mogelijk zou zijn. Waar uit de gegeven
cijfers een aanvankelijke groei schijnbaar aanwezig
blijkt te zijn, moet dit worden toegeschreven aan de
reeds door
Ernst als „problematisch" geschetste waarde
der cijfers. Gelijk reeds medegedeeld, mag men volgens
Clarenburg aan 25 % verschil in getallen geen waarde
hechten. Dat ook gedurende de eerste 12 uur geen noe-
menswaarde schommelingen plaats hebben, blijkt uit
een proef met zes monsters, bewaard bij 7° C. en om dc
2 uur onderzocht (na flink schudden), waarvan de cijfers
hieronder volgen :

-ocr page 68-

Tabel 7. Melk bewaard bij 1° C.
Monster XXIII (melk uit tepel).

plaatje

1

2

3

4

p. c.c.

versch

1

2

4

1

8

40

na 2 uur

4

5

1

6

16

80

na 4 uur

3

1

(4)

80

na 6 uur

0

1

1

1

3

15

na 8 uur

11

1

0

2

4

20

na 10 uur

1

0

0

1

2

10

na 12 uur

0

1

0

0

1

5

na 24 uur

1

4

0

0

5

25

Monster XXIV.

versch

54

58

57

62

231

1115

na 2 uur

44

52

(96)

960

na 4 uur

63

57

61

47

178

890

na G uur

48

40

48

36

172

860

na 8 uur

55

34

(89)

890

na 10 uur

41

35

54

37

167

835

na 12 uur

54

60

50

46

210

1050

na 24 uur

49

40

38

52

179

895

Monster XXV.

plaatje

1

2

3

4

p. c.c.

versch

248

205

195

154

802

4010

na 2 uur

201

131

199

162

693

3465

na 4 uur

215

173

189

192

769

4545

na ß uur

144

142

125

109

519

2595

na 8 uur

141

132

149

148

570

2850

na lü uur

207

262

(479)

4790

na 12 uur

137

123

107

110

477

2385

na 24 uur

195

206

172

202

775

3875

-ocr page 69-

58

45

46

49

198

990

36

30

31

33

129

645

41

52

38

52

183

915

31

32

32

22

117

585

47

48

45

44

164

820

42

40

40

45

167

688

33

_

52

30

(115)

760

46

41

42

43

172

880

464

410

445

428

1747

8735

905

920

880

850

3555

17775

1060

972

1115

1170

4317

21585

275

225

245

270

1015

5075

970

820

1030

730

2650

13250

910

1010

1270

1100

4290

21450

880

750

920

(2550)

17000

1035

1055

1040

965

4095

20475

versch
na 2 uur
na 4 uur
na 6 uur
na 8 uur
na 10 uur
na 12 uur
na 24 uur

Monster XXYll.

versch
na 2 uur
na 4 uur
na 6 uur
na 8 uur
na 10 uur
na 12 uur
na 24 uur

Monster XXVIII.

versch
na 2 uur
na 4 uur
na 6 uur
na 8 uur
na 10 uur
na 12 uur
na 24 uur
31425
17500
24875
25635
26700
22850
18750
17975

6285
3500
4975
5127
5340
4570
3750
3595

1505
965
1035
1335
1360
1170
840
800

1370
855
1545
1252
1610
1080
1020
900

1490
850
1255
1265
1130
1320
910
835

1920
830
1140
1275
1240
1000
930
1060

Alleen het laatste monster doet een gestage vermin-
dering zien. Hier is \'t bacteriegehalte wel wat hoog in

-ocr page 70-

3. dïhc^

■AA\'

2.0
56
ïé

22.
30
6
É

ootcdic^. ïoco ccc talies. oooo CoZW jocoo toUc^.

-ocr page 71-

\'t begin, zoodat vermoedelijk op onverklaarbare wijze
deze melk geïnfecteerd is. Overigens vindt men in de
getallen bevestiging van bovenvermelde meening. Ter
verduidelijking diene figiuir 3.

§ 3. Beschouwingen.

Het verdient opmerking, dat bij de versche melk, be-
waard bij kamertemperatuur (18 a 20° C., tabel 3), geen
vaste regel valt waar te nemen. Na 3 uur zijn de ee^e
drie monsters toe-, dc laatste 2 afgenomen. Het lijkt
naar het zoeken van een evenwicht, waarbij verschillende
invloeden, in ieder monster verschillend in kracht, op

elkaar inwerken.

Bij 27° C. heeft wel een regelmatige vermindering

plaats, durende van 3 tot O uur. Daarna is dc vermeerde-
ring
Vlij sterk. Eai hacleriddc werking scJiijnt dus alleen
bij hoogere tcmj>eraturcn duidelijk tot uüing te komen.

Vatten wij in het kort de verkregen reflultaten samen,
dan zien wij dus:

Ie. dat bij bewaren bij 7^ C. zelfs na 7 dagen het
kiemgehalte niet boven 50.000 per c.c. is gestegen,

2o. dat versche melk bij 18 a 20^ C. in dc eerste O uur
geen vermeerdering van liet aantal kiemen ver-
toont;

3o. dat in versche melk bij 27° C. gedurende dc eerstc
0 uur een daling, na » uur een stijging valt waar
te nemen;

-ocr page 72-

4e. dat bij melk, die 24 uur bij 7° C. is bewaard,
bij 18—20° C. in de eerste 9 uur geen vermeerde-
ring ; bij 27°C. na 6 uur een bedenkelijke groei
en na 9 uur zeer aanzienlijke gfoei plaats heeft;

5e. dat in melk, die 48 uur bij 7° C. is bewaard
bij 18—20° C. in de eerste 9 uur geen vermeerde-
ring, bij 27° C. na 6 uur geringe vermeerdermg
en na 9 uur sterke vermeerdering plaats heeft;

6e. dat in melk, die 72 uur bij 7° C. is bewaard;
bij 18—20° C. na 6 uur vermeerdering tot boven
50.000 kiemen per c.c. plaats heeft.

§ IV. Versche melk bij 12° C.

De tweede proef bestond in het onderzoek van den
groei bij 12° C. Tegelijk werd hieraan het onderzoek als
boven beschreven bij 18 a 20° en 27° C. verricht. Twee
reeksen, elk van 5 monsters, werden onderzocht. Dc
eerste reeks werd direkt na afloop van het melken ver-
werkt, de tweede werd eerst U uur in de ijskast gezet
en bereikte dus nagenoeg 0° C.

Tabel 8. Melk bewaard bij 12° C.

Monster I.

plaatje 1 2 3 4 p. c.c.

versch 1310 1550 1430 960 5250 26250

na 24 uur 1240 1180 1040 1200 4660 23300

na 48 uur 1640 1940 2380 2380 8340 83400
na 72 uur

-ocr page 73-

Monster II.
versch
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur

670
940
5030

610
1000
10460

660
1140
5820

640
1110
1860

2580
4190
14170

12900
20950
141700

rzrs

Monster III.
versch
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur

320
350
7260

370
240
10300

350
340
60800

380
230
1980

1420
1160
17340

7100
5800
173400

Monster IV.
versch
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur

730
970

550
960

510
890

560
840

2350
3660

11750
18300

c=/=>
Cjr»

Monster V.
versch
na 24 uur
na 48 uur
na 72 uur

840
830

770
740

980
830

820
820

3410
3220

17050
16100
oo

Volgens deze uitkomsten kan men melk bij 12° C.,
dus niet langer dan 24 uur bewaren, zonder boven
50.000 kiemen per c.c. te komen. Zelfs is er dan in mon-
ster II reeds vermeerdering. Avondmelk kan men echter
veilig tot den volgenden morgen bewaren.

Gelijk bovengezegd, werd dezelfde proef herhaald met
5 monsters melk, die echter eerst, direkt na het melken
gedurende U uur in de ijskast gezet werden, dus op
3—5° C. gekoeld. Daarna werd zij bij 12° C. bewaard. De
groei bleek dan gelijkmatig in langzamer tempo plaats
te hebben, gelijk in onderstaande staatjes te zien is:

-ocr page 74-

Tahd 9. MdJc uur hij 3—5°C., daarna hij 12°C. hewaard.
Monster VT.

plaatje 1 2 3 4 per c.c.
H uur bij 3—5° C. 1190 1120 860 920 4090 20450

daarna 1 na 24 uur 1440 1920 1750 1890 7000 35000

bij na 48 uur 2090 1850 1920 1580 7460 37300

12° C. na 72 uur 4000 3580 3750 3010 14340 71700

470 500 (970 ) 9700

na 24 uur 640 720 650 760 2770 27700
na 48 uur 2020 1120 1140 900 5180 25900
na 72 uur 4000 2650 3270 4860 14580 72900

Monster VIL
H uur bij 3-5° C.
daarna
bij

12° C.

880 750 650 490 2770 13850

na 24 uur 670 960 730 820 3180 15900

na 48 uur 1240 1410 1300 1110 5060 25300

na 72 uur 6040 1100 7200 6020 20360 101800

Monster VIII.
1| uur bij 3-5° C.
daarna
bij

12° C.

Monster IX.
U uur bij 3-5° C.
daarna ( na 24 uur
bij na 48 uur
12° C. na 72 uur 2820 1430 1190 2080

680 3400

890 4400

710 3550

7520 37600

230
270
180

150
170
160

160
260
210

140
190
160

Monster X.

li uur bij 3—5° C. 80 110 120 80 390 1950

daarna na 24 uur 60 90 90 170 410 2050

bij na 48 uur 400 200 130 170 900 4500

12° C. na 72 uur 890 990 840 550 3270 16350

Voor langdurig bewaren bij 12° C. is een voorkoeling
op 0° dus van groot belang. Men kan de melk nu 24 uur
langer bewaren. Het bactericide stadium is a. h. w. met
24 uur verlengd. Dit is duidelijk te zien in fig. 4. De ver-

-ocr page 75-

4

Sfllpe^ l^cAAPowtô kj ^oe lon^c^ vocx^ocßuvj

-ocr page 76-

onderstelling ligt voor de hand, dat de bactericide stoffen
later verbruikt zijn. Dit komt mij de beste verklaring
voor. In tabellen 3 en 9 zagen wij bij 27° C. na 6 uur een
snelle stijging van het bacteriecijfer. Er is geen reden om
aan te nemen, dat deze stijging niet direct zou hebben
plaats gehad, als er geen bactericide stoffen bestonden.
De bactericide stoffen worden dus verbruikt bij het doo-
den van nieuwe generaties van bacteriën. Bij lage tem-
peratuur ontstaan deze generaties langzamer of in mindere
mate en worden dus minder bactericide stoffen verbruikt
Afkoeling op 3—5° C. gedurende U uur verzwakt \'t
voortplantingsvermogen der bacteriën zoodanig, dat de
bactericide stoffen 24 uur langer aanwezig blijven. Wordt
deze melk gedurende transport aan hoogere temperatuur
blootgesteld, dan vindt de vermeerdering ook in mindere
mate plaats dan zonder voorkoeling, gelijk uit onder-
staanden staat volgt.

§ V. Houdbaarheid, van bij 12° C. bewaarde melk.

Omtrent het overzetten bij 18 a 20° C. en bij 27° C.
geven onderstaande tabellen uitslag.

TaM 10 A. Versehe mdk, bewaard bij 18 a 20°.
Monster I.

Temperatuur 18-20° C.

plaatje 1 2 per c.c.

versch 20250

na 3 uur 800 870 1070 10700

na 6 uur 800 780 1580 15800

na 9 uur 510 030 1140 11400

-ocr page 77-

Monster II.

Temperatuur

18

-20° C.

versch

12900

na 3 uur

730

820

1550

15500

na 6 uur

800

980

1780

17800

na 9 uur

840

780

1620

16200

Monster III.

Temperatuur

18

20° C.

versch

7100

na 3 uur

430

400

830

8300

na 6 uur

320

310

630

6300

na 9 uur

370

550

920

9200

Monster IV.

Temperatuur

18-

20° C.

versch

11750

na 3 uur

820

710

1530

15300

na 6 uur

560

630

1190

11900

na 9 uur

750

680

1430

14300

Monster V.

Temperatuur

18-

20° C.

versch

17050

na 3 uur

950

990

1940

19400

na 6 uur

800

620

1420

14200

na 9 uur

950

960

1910

19100

Tabel 10 5.

Versehe melk, bewaard bij 21° C.

Monster I.

Temperatuur 27° C.

plaatje

1

2

per c.c.

versch

26250

na 3 uur

630

530

1160

11600

na 6 uur

340

220

560

5600

na 9 uur

240

220

460

4600

-ocr page 78-

Monster II.

Temperatuur 27° C.

versch

12900

na 3 uur

640

460

1100

11000

na 6 uur

420

500

920

9200

na 9 uur

6480

1620

11100

111000

Monster III.

Temperatuur 27° C.

versch

7100

na 3 uur

370

440

830

8300

na 6 uur

430

380

810

8100

na 9 uur

1470

1310

2780

27800

Monster IV.

Temperatuur 27° C.

versch

11750

na 3 uur

610

620

1230

12300

na 6 uur

580

510

1090

10900

na 9 uur

3540

3850

7390

73900

Monster V.

Temperatuur 27° C.

versch

17050

na 3 uur

470

500

970

9700

na 6 uur

890

790

1680

16800

na 9 uur

4010

3760

7770

77700

Dit is feitelijk een herhaling van cle in tabel 3 weerge-
geven proef. Het is ook tevens een bevestiging van dc
daar verkregen resultaten. Ook hier weer een sneller en
duidelijker verloop der bactericide phase bij 27° C., dus
bij hoogerc temperatuur, geheel in overeenstemming met
de resultaten der meeste onderzoekers.

-ocr page 79-

VOORGEKOELDE MELK

na 6 uur
na 9 uur

Monster VII.

20° C.

Temperatuur 18
H uur bij 3—5° C.

na 3 uur

na 6 uur
na 9 uur

daarna bij
18—20° C.

Monster VIII.

Temperatuur 18—20° C.

H uur bij .3—5° C.

, , .. ( na 3 uur
daarna bii )

18-20» C. ®

( na 9 uur

Tabel l\\A. Melk, bewaard IJ uur bij 3—5° C., daarna
bij
18—20° C.

Monster VI.

Temperatuur 18—20° C.
plaatje

\\\\ uur bij 3—5° C.

, , .. na 3 uur
daarna bij

18—20° C.

1

2

per c.c.

20450

130

70

200

2000

L250

1600

2850

28500

900

980

1880

18800

9700

230

220

450

4500

520

560

1080

10800

620

460

1080

10800

13850

740

640

1380

13800

940

950

1890

18900

610

620

1230

12300

Monster IX.

Temperatuur 18—20° C.

IJ uur bij 3—5° C.

1 , .. na 3 uur
daarna bii

18 20° C ®

na 9 uur

3400
21200
7900
5800

1000 1120 2120
420 350 790
390 290 580

-ocr page 80-

Monster X.

Temperatuur 18—20° C.
uur bij 3—5 °a

na 3 uur

na 6 uur
na 9 uur

daarna bij
27° C.

daarna bij
18—20° C.

Monster VI.
plaatje

Temperatuur 27° C.
H uur bij 3—5° C.

daarna bij ^^ I ^^^
2f>Q 6 uur

na 9 uur

Monster VII.
Temperatuur 27° C.
H uur bij 3—5° C.

daarna bij ^
^rjo Q na 6 uur

na 9 uur

Monster VIII.

Temperatuur 27° C.

IJ uur bij 3—5° C.

na 3 uur

na 6 uur

na 9 uur

Monster IX.
Temperatuur 27° C.
li uur bij 3—5° C.

daarna bij ^

27° C.

na 6 uur
na 9 uur

710

740

1450

14500

130

190

320

3200

400

180

580

4800

! li uur bij 3—5°,

daarna

C.

1

2

per c.c.

20450

760

640

1400

14000

760

610

1370

13700

5400

7200

12600

126000

430

9700

430

320

750

14000

370

320

690

13700

730

780

1510

126000

13850

510

530

1040

10400

350

450

800

8000

1530

1090

2620

26200

3400

230

200

430

4300

350

450

800

8000

\') PirpM-aUn TeroDfelukt,

-ocr page 81-

Temperatuur 27° C.
H uur bij 3—5° C.

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

1950
2100
3800
62400

daarna bij
27° C.

90 120 210
100 280 380
3270 2970 6240

Bij 18—20° C. is dus na 9 uur het aantal bacteriën
nog zeer gering; bij 27° C. begint tusschen 6 en 9 uur
een groei, die echter na 6 uur nog niet gevaarlijk is,
later zeer sterk kan zijn.

Na 24 uur bewaren bij 12° C. werden de volgende cij-
fers verkregen:

Tahel 12A. Versche Melk, hewaard 24 uur hij 12° C.,
daarna hij 18—20° C.

Monster I.

Temperatuur 18—20° C.
plaatje 1

24 uur bij 12° C.

daarna bij l J^ö

18—20° C ^

na 9 uur

2

per c.c.

23300

1520

3080

30800

1370

2890

28900

or=>

Monster II.

Temperatuur 18—20° C.
24 uur bij 12° C.

daarna bij \'j

18-20° C. ^

na 9 uur

20950
15900
12400

700 820 1580
1570 1670 3240

-ocr page 82-

Temperatuur 18—20° C.
plaatje

24 uur bij 12° C.

1 , .. na 3 uur
daarna bii

18-20\'\'C.

na 9 uur

530
1600

2

per c.c.

5800

510

1040

10400

790

2390

23900

Monster IV.

Temperatuur 18—20° C.
24 uur bij 12° C.

18300
16300
27600

na 3 uur

na 6 uur
na 9 uur

daarna bij
18—20° C.

990 640 1630
1320 1440 2760

Monster V.

Temperatuur 18—20° C.
24 uur bij 12° C.

16100
22100
35200

na 3 uur

na 6 uur
na 9 uur

daarna bij
18—20° C.

1100 1110
2700 2820

Tabel \\2B. Melk, bewaard uur bij 12° C., daarna bij

27° C,

i\\Ionster I.

Temperatuur 27° C.
plaatje

24 uur bij 12° C.

1

1510
7240

por c.c.
23300
30300
143200

na 3 uur

daarna bij
27° C.

na 6 uur
na 9 uur

1520 3030
7080 14320

-ocr page 83-

Monster II.
Temperatuur 27° C.
24 uur bij 12° C.

, .. na 3 uur
daarna bij

20950
48300

2580 2250 4830

27° C.

na 6 uur
na 9 uur

Monster III.
Temperatuur 27° C.
24 uur bij 12° C.

5800
15700

930 640 1570

na 3 uur

na 6 uur
na 9 uur

daarna bij
27° C.

Monster IV.
Températuur 27° C.

24 uur bij 12° C.

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

18300
38800

1930 1950 3880

daarna bij
27° C.

Monster V.
Temperatuur 27° C.
24 uur bij 12° C.

... na 3 uur
daarna bij

27° C.

16100
94500

4450 5000 9450

na O uur
na 9 uur

Hieruit volgt dus, dat melk na 24 uur bij 12° C. be-
waard te zijn nog een transport van 6 uur kan doorstaan,
mits de temperatuur niet hooger dan 20° C. zij. Bij
hooger temperatuur is het wenschelijk het transport
in 3 uur afgeloopen te doen zijn.

-ocr page 84-

Na 2 maal 24 uur bij 12° C. bewaard te zijn, bleek de
vermeerdering reeds bij 18—20° C. in 3 uur tijds zoo
sterk te zijn, dat alle getallen tot oo opliepen. Dit is
dus in de praktijk in het geheel niet mogelijk.

Omtrent melk, die uur bij 3—5° C. en daarna 24 uur
bij 12° C. bewaard is, werden de volgende uitkomsten
verkregen:

Tahel 13^. Melk, hewaard uur hij 3—5°C., daarna
24 uur bij 12° C. en daarna bij 18—20° C.

Monster VI.

Temperatuur 18-

20° C.

Plaatje

1

2

per c.c.

bij begin

35000

na 3 uur

1260

1480

2780

27400

na 6 uur

1600

1460

3060

30600

na 9 uur

2490

2800

5290

52900

Monster VII.

Temperatuur 18-

-20° C.

bij begin

13850

na 3 uur

800

650

1450

14500

na 6 uur

960

1010

1970

19700

na 9 uur

1170

1040

2210

22100

Monster VIII.

Temperatuur 18-

-20° C.

bij begin

15900

na 3 uur

850

750

1600

16000

na 0 uur

860

880

1740

17400

na 9 uur

1250

1040

2290

22900

-ocr page 85-

68

Monster IX.

Temperatuur

18—20° C.

bij begin

4450

na 3 uur

320

210

530

5300

na 6 uur

210

300

510

5100

na 9 uur

280

310

590

5900

Monster X.

Temperatuur

18—20° C.

bij begin

2050

na 3 uur

240

210

450

4500

na 6 uur

210

300

510

5100

na 9 uur

290

240

590

5900

Tabel 13 B. Melk, hewaard uur hij 3—5° C., daarna
24 uur hij 12° C. en daarna hij 27° C.

Monster VI.

Temperatuur 27° C.
plaatje 1

bij begin

na 3 uur 1820

na 6 uur 12000

na 9 uur

2
1C60

per c.c.
35000
34800
240000

3480

Monster VII.

Temperatuur 27° C.
bij begin
na 3 uur
na O uur
na 9 uur

1590
12800

700
0300

830
G500

13850
15900
128300

-ocr page 86-

Monster VIII.

Temperatuur
bij begin
na 3 uur

27° C.

1220

1240

2460

15900
24600

na 6 uur

2490

2050

4540

45400

na 9 uur

6320

4020

10340

103400

Monster IX.

Temperatuur
bij begin
na 3 uur

27° C.

280

240

520

4450
5200

na 6 uur

1180

1100

2280

22800

na 9 uur

2580

1340

3920

39200

IMonster X.

Temperatuur
bij begin
na 3 uur

27° C.

220

180

400

2050
4000

na 6 uur

1180

1100

2280

22800

na 9 uur

1270

840

2110

21100

Behalve het monster VI vertoonen alle een ononder-
broken groei bij beide temperaturen. De vermindering
bij VI wordt echter gevolgd door een naar verhouding
snelleren groei daarna. Met 9 uur is bij 18—20° C. wel
de uiterste grens bereikt, bij 27° C. echter reeds met
drie uur.

De uitkomsten na dezelfde behandeling, doch bewaard
bij 12° C. gedurende 2 maal 24 uur vindt men in de
volgende tabellen:

-ocr page 87-

Tabel 14 A. Mdh, bewaard uur bij 35° C., daarna
48 uur bij 12° C. en daarna bij 18—20° C.

Monster VI.

Temperatuur 18—20° C.
plaatje 1

bij begin

na 3 uur 2250

na 6 uur —

na 9 uur 2870

Monster VII.

Temperatuur 18—20° C.
bij begin

na 3 uur 1580

na 6 uur 2560

na 9 uur 2370

Monster VIII.

Temperatuur 18—20° C.
bij begin

na 3 uur 1580

na 6 uur 2560

na 9 uur 4540

Monster IX.

2

1590
2360

3840
5230

1050
2480
3310

2630
5040
5680

1250
2480
4260

2830
5040
8810

420
700
2300

Temperatuur 18—20° C.
bij begin

260
330
1180

160
370
1020

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

per c.c.
37300
38400

52300

25900
26300
50400
56800

25300
28300
50400
88100

3550
4200
7000
23000

>) PfMpATftftt TeroDselakt.

-ocr page 88-

Monster X.

Temperatuur 18—20° C.

plaatje

1

2

per c.c.

bij begin

4500

na 3 uur

120

120

240

2400

na 6 uur

180

300

480

4800

na 9 uur

940

400

1340

13400

Tahel 14 B. Mdk, hewmrd 1| uur bij 3—5° C., daarna
48 uur bij 12° C. en daarna bij 27° C.

Monster VI.

Temperatuur 27° C.

plaatje

bij begin

na 3 uur

na 6 uur

na 9 uur

Monster VII.

Temperatuur 27° C.
bij begin
na 3 uur .
na O uur
na 9 uur

]\\Ionster Vlll.

Temperatuur 27° C.
bij begin
na 3 uur
na O uur
na 9 uur

2
2980

1

2920

Ö900

2920 2240

5040

2920 2240 5100

per c.c.
37300
59000

25900
50400

25300
51000

-ocr page 89-

Monster IX.
Temperatuur 27° C.

bij begin 3550

na 3 uur 580 330 910 9100

na 6 uur
na 9 uur

Monster X.
Temperatuur 27° C.

bij begin 4500

na 3 uur 220 320 540 5400

na 6 uur 2560 2130 4690 46900

na 9 uur 4820 2400 6920 69200

Na 6 uur bij 18—20° C. blijkt dus de groei dermate
in snelheid toe te nemen, dat hij, behalve bij een zeer
laag uitgangscijfer, gevaarlijk wordt; bij 27° C. is met
drie uur de grens bereikt.

Na 3 maal 24 uur bewaren, zouden wij deze proef niet
behoeven te herhalen. Wel zijn de monsters IX en X
beneden de grens van 50.000 gebleven, doch dit is geen
reden om dergelijke proeven te doen, daar deze monsters
bij het begin reeds zeer laag waren (3400 en 1950) en deze
lage getallen tot de zeldzaamheden behooren.

Volledigheidshalve is het wèl gedaan. Uit de in onder-
staande cijfers vervatte uitkomsten blijkt, dat ook dan
de groei nog niet steeds direkt snel inzet. Men zou dit
kunnen toepassen op melk, die een zeer laag bacterie-
gehalte reeds direkt na het melken bezit.

-ocr page 90-

Tahel 15 A. Melk, uur hewaard hij 3—5° C., daarna
72 uur hij 12° C. en daarna hij 18—20° C.

Monster VL

Temperatuur 18-

plaatje

begin

na 3 uur

na 6 uur

na 9 uur

-20° C.

per c.c.
71700
108600

6440 4420 10860

Monster VII.

Temperatuur 18—20°C.
bij begin

72900
99800

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

10800

5180 4800 9980

Monster VIII.

Temperatuur 18—20°C.
bij begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Monster IX.

Temperatuur 18—20° V.
bij begin

37600
20700
44400

930
2120

1140
2320

2070
4440

na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

-ocr page 91-

Temperatuur 18—20° C.
plaatje 1

bij begin

na 3 uur —

na 6 uur 3540

na 9 uur —

per c.c.
16350

20200

970 2020

Tabel 15 B. MelJc, uur bewaard bij 3—5° C., daarna
72 uur bij 12° C., daarna bij 27° C.

Monster VI.

per c.c.
71700

Temperatuur 27° C.

plaatje

bij begin

na 3 uur

na 6 uur

na 9 uur

Monster VII.

Temperatuur 27° C.
bij begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

72900

Monster VIII.

Temperatuur 27° C.
bij begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

_ _ _ 10800

>) Praeparaat mlllokt.

-ocr page 92-

Temperatuur 27° C.
bij begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

37600
50000
66600

2700
3540

1300
3120

5000
6660

Monster X.

Temperatuur 27° C.
bij begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

16350
18000
66600

1200
3540

600
3120

1800
6660

-ocr page 93-

HOOFDSTUK V.

MELK, BEWAARD BIJ TEMPERATUREN
VAN 15—30°C.

§ 1. Melk, bewaard bij 15 ew 18° C.

Uit de tabellen 8 en 9 (fig. 4) volgt, dat melk slechts
24 uur bij 12° C. bewaard kan worden.

De gevolgen van bewaren bij 18° C. zijn nog slechts
gedurende 9 uur waargenomen.

Uit de tabellen 16 en 17 volgt, dat men bij 15° C.
na het bewaren gedurende 24 uur aan dc grens is en
deze zelfs overschreden kan worden (monster 5).

Met het zestal monsters van tabel 18 is aangetoond
dat bij 18—20° C. melk niet ongestraft gedurende 24 uur
bewaard kan worden.

Bij 30° C. (tabel 19) is reeds na 9 uur de grens over-
schreden.

Tabel 16. Melk, direkt na H melken bewaard bij 15° C.

Monster I.
plaatje
Versch
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur
na 12 uur
na 24 uur

1

2

per c.c.

1370

770"

2140

21400

90

150

240

2400

50

20

70

700

10

10

20

200

3

1

4

40

250

250

500

\' 5000

-ocr page 94-

plaatje

1

2

per c.c.

Versch

0

0

0

0

na 3 uur

0

0

0

0

na 6 uur

0

0

0

0

na 9 uur

0

0

0

0

na 12 uur

1

4

5

50

na 24 uur

4

3

7

70

Monster III.

Versch

180

200

380

3800

na 3 uur

330

210

540

5400

na 6 uur

IGO

170

330

3300

na 9 uur

100

300

400

4000

na 12 uur

270

310

580

5800

na 24 uur

360

230

590

5900

Mmister IV.

Versch

610

830

1440

14400

na 3 uur

410

390

800

8000

na G uur

570

350

920

9200

na 9 uur

610

770

1380

13800

na 12 uur

160

100

260

2G00

na 24 uur

1190

1220

2410

24100

Monster V.

Versch

80

110

190

1900

na 3 uur

100

100

200

2000

na G uur

140

140

280

2800

na 9 uur

110

310

420

4200

na 12 uur

180

180

360

3600

na 24 uur

3050

3140

6190

61900

-ocr page 95-

label 17. Melk, na H mdken U uur op gekoeld, dan
bewaard hij
15° C.

Monster VI.
plaatje
Begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur
na 12 uur
na 24 uur

Mmster VII.

Begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur
na 12 uur
na 24 uur

Monster VIII.

Begin
na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur
na 12 uur
na 24 uur

Monster IX.
Begin
na 3 uur
na C uur
na 9 uur
na 12 uur
na 24 uur

1

2

per c.c.

230

160

390

3900

260

160

420

4200

290

280

570

5700

280

320

600

6000

290

350

640

6400

950

1290

2240

22400

610

420

1030

10300

540

510

1050

10500

520

660

1180

11800

310

470

780

7800

370

430

800

8000

420

440

860

8600

240

170

410

4100

220

160

380

3800

220

190

410

4100

110

210

320

3200

130

170

300

3000

1160

23200

580

560\'

1140

11400

440

490

930

9300

390

390

780

7800

420

390

810

8100

450

440

890

8900

510

540

1050

. 10500

-ocr page 96-

Versch

1

2

per c.c.

360

230

590

5900

na 3 uur

190

140

330

3300

na 6 uur

270

320

590

5900

na 9 uur

210

230

440

4400

na 12 uur

340

280

620

6200

na 24 uur

Versch

160

170

330

3300

na 3 uur

240

170

410

4100

na G uur

240

480

4800

na 9 uur

200

190

390

3900

na 12 uur

200

240

440

4400

na 24 uur

Versch

40

39

79

790

na 3 uur

270

540

5400

na 0 uur

100

280

380

3800

na 9 uur

160

240

400

4000

na 12 uur

280

250

530

5300

na 24 uur

Versch

320

350

670

6700

na 3 uur

80

30

540

1100

na 0 uur

170

90

380

2600

na 9 uur

290

200

400

4900

na 12 uur

310

340

530

6500

na 24 uur

Tabel 18. Versche melk, bewaard bij 18—20° C.
Monster I.
plaatje

Monster II.

Monster III.

Monster IV.

-ocr page 97-

Monster VI.

Versch

410

500

910

9100

na 3 uur

180

80

260

2600

na 6 uur

110

140

250

2500

na 9 uur

420

350

770

7700

na 12 uur

360

420

780

7800

na 24 uur

3740

3640

7380

73800

Versch

70

80

150

1500

na 3 uur

10

30

40

400

na 6 uur

20

30

50

500

na 9 uur

30

50

80

800

na 12 uur

90

80

170

1700

na 24 uur

4020

2960

6960

69600

Men ziet hieruit, dat de voorkoeling bij 15° C. niet veel
invloed meer uitoefent. Zonder voorkoeling overschreed
een der monsters de grens van 25.000 kiemen per c.c.,
met voorkoeling kwam een er zeer dicht bij. De bacteri-
cide stoffen blijken na de voorkoeling bij 15° C. weer
spoedig op volle kracht hersteld te zijn, en bij 15° C. ten
hoogste 24 uur werkzaam te blijven. Bij 12° C. gat de
voorkoeling een verlenging van 24 uur houdbaarheid,
bij 18° C. is een bewaren gedurende 24 uur zonder be-
langrijke stijging van het aantal kiemen reeds niet meer
mogelijk. 15° C. is dus wel een grenstemperatuur, waar
beneden en boven de bactericide werking in tegen-
gestelde richting (respectievelijk verlangzaming en ver-
snelling) beïnvloed worden.

-ocr page 98-

§ 3. Melk, hewaard hij 30° C.
Tabel
19. Versche melk, hewaard hij 30° C.

Monster I.
plaatje

bij 30° C.

Monster 11.
bij 30° C.

Monster 111.
bij 30 °C.

Moixstcr IV.
bij 30° C.

1

2

per c.c.

Versch

110

110

220.

2200

na 3 uur

110

110

220

2200

na 6 uur

410

770

1180

11800

na 9 uur

3890

3250

7140

71400

na 12 uur

C=/0

na 24 uur

Versch

240

250

490

4900

na 3 uur

240

320

660

6600

na C uur

810

750

1560

15600

na 9 uur

34G0

6200

9660

96600

na 12 uur

na 24 uur

oo

Versch

Ö90

420

1010

10100

na 3 uur

140

70

210

2100

na 0 uur

390

440

830

8300

na 9 uur

910

790

1700

17000

na 12 uur

na 24 uur

Versch

100

100

260

2600

na 3 uur

140

170

310

3100

na 0 uur

na 9 uur

2290

1920

4120

42100

na 12 uur

na 24 uur

CO

G

-ocr page 99-

Versch

60

60

120

1200

na 3 uur

10

10

20

200

na 6 uur

60

60

120

1200

na 9 uur

120

90

210

2100

na 12 uur

3420

5260

8680

86800

Monster YI.

Versch 350 360 710 7100

bii 30° C. na 3 uur 230 260 490 4900
na 6 uur 410 410 820 8200
na 9 uur 6620 4920 11540 115400
na 12 uur

In Fig. 5 zijn vergelijkend de getallen van den gevon-
den groei bij de verschillende temperaturen aangegeven,
gelijk dit reeds in fig. 3 is gedaan voor 7° C.

Het blijkt, dat bij lage temperatuur het aantal kiemen
sterk aan schommeling onderhevig is, waarvan een deel
op rekening van \'t approximatief karak-ter der bepalings-
methode dient geschreven te worden. Bij hoogere tem-
peratuur (27° en 30° C.) komt er meer richting in de
figuur en na 6 uur heeft in de meeste gevallen een regel-
matige groei plaats. Dit schijnbaar zeer grillip verloop
gedurende de bactericide phase kan men m. i. als volgt
verklaren : De bactericide stoffen tasten bij lage tempera-
turen alleen dc physiologisch jonge bacteriën aan, bij
hoogere temperaturen ook de oudere, dus reeds in dc
melk aanwezige bacteriën. De bactericide stoffen wor-
den dus zelf door lagere temperaturen ook verzwak-t.
Vandaar dat bij hoogere temperaturen duidelijk een ver-

Monster F.
bij 30° C.

-ocr page 100-

.L ƒ \' ^ . , î?"«. .

VS\'S

vnit

-sî-lo\'ô

\'Z Tonton, -vootJyoati/ntj^,

-7

_6
-J-

.1

mfrC voo^oiivTi^

-ocr page 101-

mindering, bij lagere meer een gelijkblijven van het
aantal bacteriën valt waar te nemen. Bij de tusschen-
liggende temperaturen ^elen de onderlinge inwerkingen
der bacteriënsoorten ook een rol.

§ 3. Houdbaarheid van melk, die eerst bij 30° C. werd

bewaard en daamu op verschillende manieren gekoeld.

Bij de tot nu toe genomen proeven werd de melk direct
na \'t melken in bewerking genomen. In den zomer, wan-
neer het vee in de weide is, zal er echter eenige tijd ver-
loopen, eer de melk op de plaats is gekomen, waar zij
behandeld kan worden. De melk zal dus gedurende eenige
uren blootgesteld zijn aan een temperatuur, welke slechts
weinig beneden de lichaamstemperatuur ligt, daar een
groote hoeveelheid melk in een kan slechts langzaam
afkoelt. Uit tabel 19 (fig. 5) volgt, dat een oponthoud
van 3 uur bij een afkoeling tot 30° C. geen bezwaar op-
levert, een eventueele toename is zeer gering, een afname
kan het zeer gewenschte gevolg zijn. Er moet nu nog na-
gegaan worden, hoe deze melk zich gedraagt bij een ver-
dere behandeling. De gunstigste temperatuur lag bij de
vorige proeven onder 10° C. Wij zullen dus deze proef zoo
instellen, dat melk, gedurende 3 uur bewaard bij 30° C.,
wordt gekoeld, gedeeltelijk in de ijskast en gedeeltelijk
op 7° C. Ten einde geen te hooge temperatuur in *t koel-
vertrek te krijgen, laten wij de melk eerst op 14° C. af-
koelen en zetten ze dan direct in de ijskast bij 7° C.
Hierbij blijft ze 20 uur bewaard, om daarna op transport
gesteld te worden bij 18—20° C. en 27° C.

-ocr page 102-

Tabel 20. Mdh, 3 uur bij 30° C. bewaard, dan op 14° C.
gekoeld en getransporteerd.

Monster I.

plaatje
versch

na 3 uur bij 30° C.

a. gekoeld op 14° C., 3 uur

bij 18—20°C.

b. idem bij 27° C.

Monster II.
versch

na 3 uur bij 30° C.

a. gekoeld op 14° C., 3 uur

bij 18—20°C.

b. idem bij 27° C.

Mmster III.
versch

na 3 uur bij 30° C.

a. gekoeld bij 14° C., 3 uur

bij 18—20°C.

b. idem bij 27° C.

Monster IV.
versch

na 3 uur bij 30° C.

a. afgekoeld bij 14° C., 3

uur bij 18—20° C.

b. idem bij 27° C.

1

53
240

2
120
210

per c.c.
173 1730
450 4500

310
130

200

620
330

6200
3300

120
50

110
60

230
110

2300
1100

140
950

170
950

310
1900

3100
19000

50
140

30
150

80
290

860
2900

230
840

200
810

490
1650

4900
16500

140
130

130
160

270
290

2700
2900

130
890

200
570

330
1460

3300
14600

-ocr page 103-

Memster V.
versch.

na 3 uur bij 30° C.
a. afgekoeld bij 14° C., 3

uur bij 18—20° C.
h. idem bij 27° C.

Monster VI.
versch

na 3 uur bij 30° C.

a. afgekoeld bij 14° C., 3

uur bij 18—20° C.

b. idem bij 27° C. 130 200 2000

Tabel 21. Melk, 3 uur op 30° C. bewaard, dan 20 uur bij
0° C. daarna op transport.

Monster I.
plaatje
versch

3 uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur
bij 0°C.

3 uur bij 18—20° C.
3 uur bij 27° C.

onster II.
versch

^ uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 0°C.
a. 3 uur bij 18—20°a
^ 3 uur bij 27° C.

») Voor do korlhflJ U In i>1«aU t»n „Jn do IjfkMl" grwhrcwn bIJ O* a Do ttmpcrUuur
U dua w»| ieu hooecr.

140

90

230

2300

110

90

200

2000

50

50

100

1000

170

100

270

2700

270

240

510

5100

230

190

420

4200

320

280

000

000

1

2

per c.c.

20

00

80

800

130

110

240

2400

190

220

410

4100

190

100

350

3500

200

170

370

3700

150

130

280

2800

140

180

320

3200

120

170

290

2900

140

130

270

2700

110

130

240

2400

-ocr page 104-

Monster III.
versch

3 uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij o°a

а. 3 uur bij 18—20° C.

б. 3 uur bij 27° C.

Monster IV.
versch

3 uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur
bij 0°C.

a. 3 uur bij 18—20° C.

b. 3 uur bij 27° C.

Monster V.
versch

3 uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 0°C.
a. 3 uur bij 18—20° C.
h. 3 uur bij 27° C.

MoTisier VI.
versch

3 uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 0°C.
a. 3 uur bij 18—20° C.
h. 3 uur bij 27° C.

350

410

760

7600

310

220

510

5100

280

230

510

5100

150

120

270

2700

370

330

700

7000

130

100

310

3100

180

160

340

3400

180

190

370

3700

200

200

400

4000

300

260

560

5600

280

210

490

4900

150

160

310

3100

200

840

340

3400

230

240

470

4700

380

270

650

6500

200

230

430

4300

200

180

380

3800

170

130

300

3000

190

170

360

3600

330

410

740

4700

-ocr page 105-

Monster I.
plaatje
versch

3 uur op 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 7°a
a. 3 uur bij 18—20° C.
h. 3 uur bij 27° C.

Monster II.
versch

3 uur op 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 7°C.
a. 3 uur bij 18—20° C.
h. 3 uur bij 27° C.

Monster III.
Versch

3 uur op 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 7°C.
a. 3 uur bij 18—20°C.
3 uur bij 27® C.

Monster IV.
versch

3 uur op 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 7°C.
O- 3 uur bij 18—20° C.
3 uur bij 20° C.

per c.c.
173 1730

Tahel 22. Melh, 3 uur hij 30° C., 20 uur hij C. daarna

op transport.

1

53

2
120

210

240

450

4500

160

180

340

3400

120

100

260

2600

190

160

350

3500

120

110

230

2300

50

80

110

1100

100

140

240

2400

150

110

260

2600

290

280

570

6700

60

30

86

860

140

150

290

2900

250

250

500

6000

210

180

390

3900

870

780

1650

16500

140

130

270

2700

130

160

290

2900

110

180

290

2900

170

130

300

3000

270

310

580

6800

-ocr page 106-

Monster V.
versch

3 uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 7°C.
a. 3 uur bij 18-20° C.
h. 3 uur bij 27° C.

Monster VI.
versch

3 uur bij 30° C.
gekoeld op 14° C., 20 uur

bij 7°a
a. 3 uur bij 18—20° C.
h. 3 uur bij 27°
C.

Uit voorgaande tabellen volgt in de eerste plaats, dat
er nagenoeg geen verschil valt waar te nemen bij plaat-
sing in de ijskast of bij 7° C.

Uit tabellen 3, 9 en 19 volgt, dat bij 27° a 30° C. na

3 uur de bactericidc stoffen nog lang niet opgcbruiU
zijn.

Tabellen 21 en 22 stellen morgcnmelk voor, gemolken
in de weide en den volgenden dag gedistribueerd. Hoewel
deze melk eerst 3 uur m het melken gekoeld werd, door-
stond zij 24 uur later nog het transport.

Vergelijken wij tabel 10 na O uur bij 30° C. en tabel
20, dan zien wij, dat de afkoeling, na 3 uur, op 14° C.
voor een transport van ton hoogste 3 uur weinig nut
heeft. Natuurlijk groeien de bacteriën bij 18—20°C. lang-
zamer dan bij 27° C. De direkt volgens tabel 19 getrans-
porteerde melk bereikt den consument binnen den ftlloop

140

90

230

2300

110

90

200

2000

151

90

240

2400

120

90

210

2100

310

390

700

7000

270

240

510

5100

230

190

420

4200

150

300

3000

290

250

540

5400

400

470

87

87

-ocr page 107-

der bactericide phase, waarmede het overbodige van een
koeling op 14°
C. in dit geval is verklaard.

Men kan de verkregen resultaten aldus samenvatten:
Bij het zoeken naar een goede behandelingswijze van
melk, dient men rekening te houden met den duur der
bactericide phase, welke weer afhankelijk is van de tem-
peratuur. Moet de melk langer houdbaar zijn, dan bij
een bepaalde temperatuur de bactericide phase duurt,
dan moet koeling onder 10° C. worden toegepast. Deze
koeling moet worden aangevangen, vóór de bactericide
phase is afgeloopen. Een nader onderzoek dient uit te
maken hoe lang voor iedere temperatuur de bactericide
phase duurt en of er een verhouding bestaat tusschen de
hoeveelheid verbruilcte bactericide stoffen en den tijds-
duur, gedurende welken de melk aan een bepaalde tem-
peratuur is blootgesteld. Weet men dan, hoelang men
de melk aan een bepaalde temperatuur ten behoeve van
transport moet blootstellen, dan kan men berekenen,
boevcel bactericide stof men voor \'t transport mag laten
verbruiken en hoo lang in verband met den tijdsduur
tot aan het transport men moet afkoelen.

-ocr page 108-

HOOFDSTUK VI.

§ 1. Toepassing in de praktijk.

De verschillende manieren, waarop bij al mijn proeven
de melk behandeld is, stemmen, hetgeen uit het voor-
gaande volgt, geheel overeen met de
Stenhoüse Willi-
ams
-methode. Het lag dus voor de hand, waar deze
methode, gelijk ik reeds aangaf, in ons land wordt toe-
gepast, na te gaan, of de bij mijn proeven bereikte resul-
taten ook in de praktijk steekhoudend bleken. Op zeer
welwillende wijze werd ik hiertoe in de gelegenheid ge-
steld op het laboratorium van een der grootste melk-
inrichtingen te Rotterdam, waar do verkoop plaats vindt
van zulke melk, hier genaamd Puritas melk.

De voordooien van deze wijze van cxpcrimentcoron

zijn:

Ie. men werkt mot grootere hocvcolhoden molk dan
in hot laboratorium tc Utrecht, wiuir mot kolf-
jes van 50 c.c. en met rcagccrbuiBjos, bevattende

ö à 10 c.c. melk gewerkt word.

2c. do melk is afkomstig, van produconten die wel
onder controle stimn, doch die van de proeven
onkundig waren gehouden, dus niet konden m-
fluenccercn op de melk, waarmede gewerkt
word. Willekeurige flesschen werden uit den
dagelijkschcn aanvoer genomen.

-ocr page 109-

3e. de werlrwijze kon op nog nauwkeuriger wijze dan
te Utrecht in overeenstemming met de praktijk
worden gebracht.

Er werden vier proeven genomen, waarbij begonnen
werd bij het tijdstip van aankomst in de inrichting. De
voorbehandeling bestond na het melken in koelen op
C. op de boerderij, tappen in flesschen en transport
naar de inrichting.

De melk werd in de inrichting in de koelkamer be-
waard. De temperatuur in de koelkamer, nagegaan met
maximum en minimum thermometer, schommelde
Aussehen ö° en 8° C. Er werden 12 flesschen onderzocht.
Zes hiervan werden direkt na aankomst en zes 12 uur
^ater onderzocht. Alle werden 24 uur later weer onder-
zocht, zoodat het tweede zestal 30 uur in de inrichting
Was.

Daarna werden evenals op dc vroeger aangegeven wijze
transporten bij kamertemperatuur (15-18° C.) en bij
27° C. geïmmiteerd. De laatste temperatuur werd ver-
^^regen door plaatsing in een waterbad van 27° C. Deze
^mperatuur mng zelfs voor de tropen overdreven schij-
nen. Het komt mij altijd goed voor dergelijke kunstmatig
verkregen omstandigheden wat ongunstiger te nemen,
^an zij inderdaad zijn.

De verkregen resultaten vindt men in onderstaande
tabellen 23 tot 20.

-ocr page 110-

Tabel 23. In steriel vaatwerk gemolken mdk. Na het melken
gekoeld op
14° C., daarna getransporteerd naar de melk-
centrale, gedurende
24 uur beivaard bij 5 C., daarna
op transport bij
16° C.

aantal kiemen in:
Monster I. Ie plaatje 2e plaatje per c.c.

bij aankomst in de centrale
na 24 uur bij 5—8° C.
bij 16° C. na 3 uur
na 6 uur
na Si uur

161

112

2730

233

127

3600

0

40

400

710

830

15400

220

60

2800

Monster IL

bij aankomst in de centrale
na 24 uur bij 5—8°
C.
bij 16° C. na 3 uur
na 6 uur
na 8J uur

Monster III.

bij aankomst in de centrale
na 24 uur bij 5—8°
C.
bij 16° C. na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

61

75

1300

123

89

2120

100

74

1740

66

80

1460

73

84

1540

83

107

1900

148

81

2290

190

180

3700

260

150

4100

640

250

8900

J

-ocr page 111-

Tahel 24. Melk, in steriel vaatwerk gemolken, gekoeld oy
14° C., daarna getransporteerd naar de mdkcentrale, 24 uur
hewaard hij
5—9° C., daarna op transport hij 27° C.

Monster I.

aantal kiemen:
Ie plaatje 2e plaatje per c.c.

bij aankomst in de centrale 115

na 24 uur bij 5—9° C. 79

bij 27° C. na 3 uur 140

na 6 uur 120

na 9 uur 6340

99
84
100
100

2140
1630
2400
2200

6180 125200

Monster IL

bij aankomst in de centrale
na 24 uur bij 5—9° C.
bij 27° C. na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Monster III.

bij aankomst in de centrale
na 24 uur bij 5-9° C.
bij 27° C. na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

76

72

1480

91

115

2060

105

178

2830

1260

830

20900

8320

2800

111200

51

54

940

83

56

1390

93

120

2130

770

520

12900

1730

1170

29000

-ocr page 112-

Tobel 25. Mdk, in steriel vaatwerk gemolken, daarna ge-
koeld op
14° C., getransponeerd naur de centrale, gedurende
36 uur, hewaard hij 5—9° C., daarna op transport hij 16° C.

aantal kiemen in:

Monster I.

na 12 uur in de centrale bij 5—9° C.
na 36 uur in de centrale bij 5—9° C.
bij 16° C. na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Mmster II.

na 12 uur in de centrale bij 5—9° C.
na 36 uur in de centrale bij 5—9° C.
bij 16° C. na 3 uur
na 6 uur
na 9 uur

Mmster III.

na 12 uur in de centrale bij 5—9° C.
na 36 uur in de centrale bij 5—9° C.
bij 16° C. na 4 uur
na 6 uur
na 9 uur

e pl.

2e pl.

per c.c.

197

139

3360

171

127

2980

170

130

3000

103

97

2000

140

150

2900

64

59

1230

140

160

4000

120

220

3400

180

140

3200

310

220

5300

87

77

1640

120

90

2000

70

100

1700

150

120

2700

140

100

2400

-ocr page 113-

Monster I.

na 36 uur bij 5—8° C.
bij 27° C. na 3 uur
na 6 uur
na 8J uur

Monster II.

na 12 uur bij 5—8° C. in de centrale
na 36 uur bij 5—8°
C.
bij 27° C. na 3 uur
na 6 uur
na 8i uur

Monster III.

na 12 uur bij 5—8° C. in de centrale
na 36 uur bij 6—8°
C.
bij 27° C. na 3 uur
na 6 uur
na 85 uur

Tahel 26. In steriel vaatwerk gemolken melk. Na het melken
gekoeld op
14° C., daarna getransporteerd naar de mdk-
centrale, gedurende
36 uur bewaard bij 5—9° C., daarna
op transport bij
27° C.

aantal kiemen in:

le pl.

2e pl. per c.c.

145

128

2730

126

124

2500

250

160

4100

170

190

3600

970

870

18400

79

64

1430

200

70

2700

160

90

2500

2580

2230

58100

88

48

1360

160

90

2500

190

90

2800

4250

2650

69000

-

__

-ocr page 114-

De resultaten, hier verkregen, stemmen dus geheel over-
een met de vroeger verkregene. Het is dus zeer goed
mogelijk melk van \'s morgens tot den volgenden morgen
te bewaren en daarna te distribueeren.

§ 2. Slotbeschouwing.

In verband met de uitkomsten, verkregen met het be-
waren van melk bij 30° C. (tabel 20—22) is het zeer
goed mogelijk de koeling op 14° C., welke op de boer-
derij plaats vindt, achterwege te laten, indien 2 maal
daags afgeleverd wordt aan de melkinrichting. Bij de ge-
wone handelwijze, welke in den melkhandel gevolgd
wordt en waarbij de melk 12—24 uur aan de inrichting
verblijft in een koelkamer, is dit zeker mogelijk.

Dit heeft m.i. een groot voordeel voor den opbouw van
een systeem van melkbehandeling. Ik meen, dat het wen-
schelijk is, dat er naar gestreefd wordt, dat de sterilisatie
van melkutensiliën zoo veel mogelijk overal wordt toe-
gepast voor melk voor menschelijk voedsel. Tevens vrees
ik, dat men niet aan alle melkproducenten deze sterili-
satie mag overlaten.
Stenhouse Williams heeft zelf
reeds op het gevaar van onvoldoende sterilisatie gewezen.
Er moet hier dus een andere uitweg gezocht worden en
deze is m. i. te vinden in een centrale sterilisatie- inrichting.

De boer heeft reeds genoeg te doen, als hij melkt en
zijn dieren verzorgt en men kan hem slechts als nood-
maatregel de taak der distributie opleggen, heeft
Sten-
house Williams
op de National Milk Conferentie in
Londen (50) gezegd. Zijn aansporing tot coöperatie in

-ocr page 115-

dezen, welke ik reeds memoreerde, deed hij geheel terecht.

Indien een bepaald aantal melkproducenten zich ver-
eenigt en een inrichting sticht, waarheen de melk in bus-
sen wordt vervoerd direct na het melken, waar de bussen
en emmers na het ledigen worden gesteriliseerd, de melk
gekoeld en in flesschen getapt, van waaruit de melk ge-
distribueerd en de gesteriliseerde kannen en emmers
naar de boerderij terug worden gezonden, bereikt men 2
voordeden en zullen de boeren gevrijwaard blijven voor
den door
Stenhouse Williams genoemden noodmaat-
regel. Men zal hiertegen opwerpen, dat de emmers en
bussen dan mogelijk met stof besmet worden, bij de terug-
zending, doch wij hebben gezien, dat hierin niet de bron
ligt voor een hoog kiemgehalte, terwijl het opzettelijk
verontreinigen, door andere voorwerpen erin te bergen,
door verzegelen voorkomen kan worden. Natuurlijk wil
dit niet zeggen, dat algemeene maatregelen van netheid
en zindelijkheid op de boerderij niet behoorlijk verzorgd
dienen te worden.

CONCLUSIES.

1. Ter verkrijging van goed houdbare kiemarme melk
is sterilisatie van het vaatwerk en de flesschen de
aangewezen weg.

2. De op deze wijze gewonnen melk zal direct na mel-
ken niet meer dan 10.000 kiemen per c.c. mogen
bevatten en niet meer dan 25.000 bij aankomst bij

den consument.

3. Melk bevat direct na het melken bactericide stoffen,

7

L

-ocr page 116-

waardoor zij een z.g. bactericide stadium door-
maakt.

4. De bactericide werking is bij 27—35° C. het sterkst,
bij lagere temperaturen minder sterk en langer van
duur.

5. De vermeerdering der bacteriën in melk wordt, be-
halve door de bactericide stoffen, tegengegaan door
de melk te koelen.

6. Wil men melk gedurende längeren tijd conserveeren
door toepassing van lage temperaturen, dan be-
hoeft de afkoeling niet onmiddellijk na het melken
plaats te vinden, doch kan zelfs bij zomertempera-
turen tot 3 uur na het melken uitgesteld worden.

7. Koelt men versche melk onder 10° C. af, dan blijft
het kiemgehalte 4, soms zelfs gedurende 7 etmalen
beneden 25.000 per c.c.

8. Brengt men op deze wijze gedurende 24 uur behan-
delde melk over in een temperatuur van 18—20° C.,
dan zal zij nog minstens 9 uur een laag kiemgehalte
behouden. Brengt men ze over op 27° C., dan zal
24 uur bewaarde melk 3 a 6 uur goed\') blijven.

9. Koelt men versche melk op 12° C., dan blijft ze
slechts 24 uur goed.

10. Koelt men versche melk eerst op 0° C. en bewaart
men ze dan bij 12° C., dan blijft ze 2 etmalen goed. ^

11. De sub 10 bedoelde melk blijft bij hoogere temjie-
ratuur langer houdbaar dan de sub 9.

12. Bij de melkbehandeling in de melkcentrale kan men
onderscheiden de volgende temperaturen :

1) Ond«r ..goed\'\' wordt v«ralum, dat bet klemgchallo bctuden fiOOOO |>rr C.C. bl(Jfl.

-ocr page 117-

voorkoeling, een afkoeling direct na \'t melken op
lager temperatuur dan die, waarbij bewaard wordt;
bewaartemperatuur, de temperatuur van de koel-
kamer, waar de melk bewaard wordt;
transporttemperatuur, de temperatuur, waaraan
de melk is blootgesteld tijdens het bezorgen bij den
consument.

De verrichte onderzoekingen leiden tot de in onder-
staanden staat vermelde gegevens omtrent deze tempe-
raturen in verband met den tijdsduur :

a.

b.

c.

Voorkoeling

Bewaar-
temperatuur

Tüd

Transport-
temporatuur

1

Tüd

rc.

7-12uur

(Versche melk) geen

18—20° C.

9 uur

" >> >>

27° C.

0 uur

geen

rc.

24 uur

18—20° C.

9 uur

geen

r c.

24 uur

27° C.

0 uur

geen

rc.

48 uur

18—20° C.

9 uur

geen

r c.

48 uur

27° C.

0 uur

geen

rc.

72 uur

18—20° C.

3 uur

geen

rc.

72 uur

27° C.

3 uur

geen

12° c.

24 uur

18—20° C.

6 uur

geen

12° c.

24 uur

27° C.

3 uur

0°C.

12° c.

24 uur

18-20° C.

9 uur

0°C.

12° C.

24 uur

27° C.

3 uur

0°C.

12° C.

48 uur

18—20° C.

C uur

12° C.

48 uur

27° C.

3 uur

geen

16°C.

24 uur

0°C.

15° C.

24 uur

geen

18 20° C.

12 uur

geen

30° C.

G uur

-ocr page 118-

Voorkoeling

geen
geen

bleef 3 u. op 30° C.
jj jj " "

14° C.
14° C.
14° C.
14° C.

13. Voor langdurige transporten in klimaten met hoo-
gere temperatuur (Tropen) zal het aanbevelmg ver-
dienen in koelwagens te transporteeren, gelijk dit
voor andere voedingsmiddelen ook geschiedt.

Bewaar-
temperatuur

Tijd

Transport-
temperatuur

Tijd

30° C.

3 uur

18—20° C.

3 uur

30° C.

3 uur

27°C.

3 uur

0 7°C.

20 uur

18 20° C.

3 uur

0-7° C.

20 uur

27° C.

3 uur

5-9° C.

24 uur

18—20° C.

3 uur

5-9° C.

24 uur

27° C.

3 uur

5 9°C.

36 uur

18 20° C.

3 uur

5-9° C.

36 uur

27° C.

3 uur

-ocr page 119-

LITTERATUUR.

1. Codex alimentarius No. I Melk, 3e druk 1920.

2. I^AKL JiTNGGEBüBTH, Inaug. diss, 1915.

3. L. A. Klein, Principles and practice of Milk Hyg. 1917.

4. ileineman, Milk. 1919.

5. Arthur Ltjx, Ueber den Gehalt der frisch gemolkenen Milch an

Bakterien. Inaug. diss. Bern 1903.

6. Auqüst Schröder, Ueber den Einflusz der Kühlumg auf die Halt-

barkeit und den Keinigehalt der Milch, Inaug. diss. Leipzig 1908.

7. E. Seibold, Ueber den Keimgehalt unter aseptischen Kautelen ge-

wonnener Milch. Inaug. diss. Gieszen 1910.

8. W. B. Lüxwolda, Wachstum und Wirkung einiger Milchbakterien

bei verschiedenen Temperaturen, Inaug. diss. Bern 1911,

9. Huzman, Molkerei bacteriologisches Prakticum 1918,

10. CoNN, Bacteria in Milk and its products 1904.

11. Rievel, Handbuch der Milchkunde 1910,

12. Orla Jensen, Die Bactériologie in der Milchwirtschaft 1913.

13. Jane E, Lane Claypon, Milk and its Hygienic relations 1916,

14. Dr, W. Grimmer, Leitfaden der Miichhygienc 1922,

15. G, L. J, Gooren, Hygienische Untersuchungen der Handelsmilch,

Inaug, diss, Bern 1912,

16. Dr, Hafeman, Die in den Anhaltischen gröszeren Bedarfsgemeinden

getroffenen Vorbereitungen zur Förderung der Milchhygiene.
Zeitschr, für Fleisch- und Milchhygiene, 28, jahrg, no, 13 S, 119.

17. Dr, W, Priewe, Die Versorgung der Groszstiidto mit Milch und die

Zwangsbewirtschaftung, Zeitschr. für Fl.- und Milchhyg. 31o jahrg,
S, 117,

18. Kraus en Barbara, Jlelk kiemvrij gemaakt door schudden met

dierlijko kool, Zeitschr, für Fl, und Milchhyg, 26e jähr, S, 26.

19. Evans, Journal of Infect, disease, 18, 1910.

20. W, H, Chambers, Journal bact, 5. 1920.

21. Mixsell, Arch. Pediatries 37, 1920,

22. Dr. R. Burri, Landwirtsch, Jahrbuch der Schweiz, 19o jahrg, 1921,

23. H, Kufferath, Le contrôle bactériologique et hygiénique des laits.

Annales do l\'Institut Pasteur, Juli 1919.

24. J. Renault et P. P. Lkvy, Note sur la richesse bactérienne d\'un lait

recueilli aseptiquenient et conservé i\\ temperature basse dans des
boîtes thermos. Le lait 3o Anné 1923. nr. 7—8.

-ocr page 120-

25. Heineman, The Germicidal effect of lactic acid in Milk. Joum. of inf.

diseases 1915. vol. 16.

26. C.4mpbeix, Comparisons of bacterial count of milk with the sediment

of dirt test. U. S. department of agric. bull. Vol. 361.

27 Ruehle a. Kulp, Germ, content of stable air and its effect upon the

germ content of milk. New York State, bull. 1916. Vol. 409.

28 Reed and Reynolds, Some effects of temperature upon the growth

and activity of bacteria in milk. Virginia Station techn. bull.
Vol. 10 p. 3.

29. Van Nederveen, Over de bact. contrôle van melk eener modelboer-

derij. Tijdschr. v. verg. geneesk. dl I biz. 1.

30. Genootschap ter bevordering van Melkkunde. Adres aan den Raad

der Gemeente Amsterdam, in zake Gemeentelijk Melkbedrijf. 1923.

31. A. P. Fokkek, Ueber bacterienvernichtcnde Eigenschaften der Milch.

Zeitschrift für Hygiene. 9e Band 1890 S. 41.

32. H. Rievel, Handbuch der Milchkunde. 1910.

33. M. Kluimeb, Untersuchungen über den Keimgehalt der Eselinmilch,

über die bactericide Eigenschaft der unerhitzten Eselin- und Kuh-
milch
u.s.w. Zeitschrift für Tiermedizin 1902. 6. Band.

34. Chr. Bartel, Ueber die in der Luft des Kuhstalls,in der frisch gemol-

ken Milch und im Euter der Kühe vorkommenden Bacterien.
Zeitschrift für Fleisch- und Milchhygiene. 1903. S. 94.
35 ür.
0\'heil Dören, Beitrag zur Frage des Bacteriengehalts der Milch
und der Euters. Zeitschrift für Fleisch- und Milchhyg. 1906. S. 94.
37 G
Rühm, Die chemischen und bacterioiogischcn Untersuchungs-
methoden der Milch. Zeitschrift für Fleisch- und Milchhygiene.
1912. S. 89.

38. E. Q. St. John a. M. E. Pennington, The relative rate of growth oI
milkbacteria in raw and pasteurised clean milk. (Journal of infec-
tious disea-ses 15 Nov. 1907) ref. Bull, de I\'lnst. Pasteur 1908 p. 95.

39 Rosenan Milton a. Mc Coy, The germicidal property of milk (Journal

of medic, research. Vol. 18 p. 165) ref. Ccntralblat für Bacteriologie
und Infect. Krankheiten 1909. S. 734.

40 Heineman a. Glenn, Experiments on the germicidal action of cow\'s

milk. (Journal of infect disaeses. Vol. G 1908. nr. 5 S. 534) Rot.
Centralblatt für Bacteriologie und Infect. Krankheiten 1910 S. 66.

41. Ori^ Jen.skn, Grundrifw der Mllchkundo und Milchhygicnc. Stutt-

gart 1903,

42. C. J. Konino, BiologiRcho en biochcmischo studics over melk. Pharm.

weekblad 1904 en 1905.

43. R. Stenhoüse Wiluams, Studies in Milk. The Uncct 81 Dcc. 1921.

Vol. öl No. 5181 en 24 Sept. 1921, nr. 6117,

-ocr page 121-

44. H. A. IUbdinq and M. J. Peücha, University of Illinois. Agricultural
Experiment Station. Bulletin 236.1921. Germ content of Milk III
as influenced by visible dirt.
46.
P. SoJiMERFELD, Handbuch der Milchkunde. Wiesbaden 1909. S. 9S.

46. W. Ebnst, Grundriss der Milchhygiene für Tierärzte.

47. Basenau, Archiv für Hygiene 1923. Heft. I S. 44. Ueber die Aus-

scheidung von Bacterien durch die thätige Milchdrüse und über
die sogen, bacterizide Eigenschaften der Milch.

48. C. F. van Oykn, Rapport van een Studiereis, uitgebracht aan het

Hoofdbestuur der Maatschappij voor Diergeneeskunde. Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, deel öl, afl. 8 en 9.

49. A. Clarenburo, Een sy.steniatisch onderzoek naar de waarde der

kleinc-plaatculturen volgens Fbost voor de bepaling van het
aantal bacteriën in melk.

50. National Milk Conference London 16—18 Oct. 1922, door C. F. van

Oven.

/I

é>é>ér:

-ocr page 122-

f- # "WÎ „

l-JLrr

r^i

-ocr page 123-

STELLINGEN.

1.

Voor een goeden vleeschkeuringsdienst, zoowel als voor
een doelmatige bestrijding van besmettelijke veeziekten
m de tropen is het noodzakelijk te beschikken over goed
onderlegd hulppersoneel. De opheffing van den cursus
voor mantries en hulpkeurraeesters aan de Indische vee-
artsenschool te Buitenzorg is een fout, die zoo spoedig
mogelijk hersteld dient te worden.

n.

Distomatose veroorzaakt onder het vee op Java aan-
zienlijke verliezen, welke grootendeels voorkomen kunnen
worden met behulp van distol.

IIL

De tegenwoordige malleusbeairijding op Java heeft
Blechts weinig succes. Middelen ter verbetering zijn:
le verplicht systematisch onderzoek van den paarden-
stapel, gepaard met merken en registratie; 2e verplicht-e
onteigening en afmaken van dieren, welke geen of te
germge klinische verschijnBclen vertoonen, uni daanuin
do diagnose te kunnen stellen, doch welke dieren, volgens
Verklaring van den deskundige, gevaar voor besmetting
Van de omgeving oi)leveron; .Ie ruimere vergoeding voor
onteigende dieren.

-ocr page 124-

\'cm

Al

\'jmi

-ocr page 125-

Bij het vaststellen van regels voor de behandeling
van gebeten personen aan het Instituut Pasteur dient
men er rekening mede te houden, dat de beet van een
met rabies geïnfecteerden hond reeds gedurende de laat-
ste 3 dagen van de incubatie infectieus is.

V.

Het is wenschelijk aan de ambachtsscholen in Neder-
landsch-Indië gelegenheid te geven tot het ontvangen
van onderwijs in praktisch hoefbeslag.

VI.

Het verdient aanbeveling voor het bepalen van het
vetgehalte der melk in don Codex alimentarius nader
aan te geven, met welke snelheid en hoelang moet worden
gecentrifugeerd.

VII.

Bij gebruikmaken van de groote-plaatmethode voor
het quantitatief bacteriologisch melkonderzoek oefent de
temperatuur van de gelatine, wanneer deze varieert van
20-45° C. geen merkbaren invloed uit op het aantal
zich ontwikkelende koloniën.

VIII.

Tumoren in de achterste uierklieren (schaamklieren)
van den hond gaan vaak gepaard met meer of minder
groote liesbreuken, waarmede men bij operaties rekening
dient te houden.

-ocr page 126-

v.. . -, : J

■i* i.

-

■ ■

>, .....m.

. v

.Ht

-v \'

i

»

- ■ \'

" v; ■ .

Vf"-\' -S .

à

jtv

\' M

"

- -.h

li ■

.•frjw-.\'-v ■ i r■ ■ ■ .

■ ^ t

-ocr page 127-
-ocr page 128-
-ocr page 129-

\'"•V JL » ..

. . . . > • ■ . \' - •

.1 ;

I*"\'" .

;

\' -V

1 ■

■ •• ■<

a

r .<

-ocr page 130-