RADIOACTIEF HERLEVEN EN RADIOPHY-
SÏOLOGISCH ANTAGONISME BIJ DOOR-
STROOMING VAN HET GEÏSOLEERDE
OVERLEVENDE ZOOGDIERHART —
M. BARKEIJ WOLF VAN GEERSDIJK
BIBLIOTru:.\'. DER
JWJKSUNIVERSiTEiT
MTRECHT.
-.v.;
■ ■ \' -isasi^^l«!^?\' : V.ÄS
....
\'\'ï\'i-
mi
iV.\'
lèw;
J IJl CfW."
■ y- .V
-ocr page 4- -ocr page 5-M
Sf^v^^cv../ -- - ; .. -iiiiiii v ■ ^
: V. ■ ■ • : \\ ■ \\ y.
-[•"Üi\'ÉHT\'-i f - -\' • r::\'•\'üBim-
, li • ■ T r.M
RADIOACTIEF HERLEVEN EN RADIOPHY-
SIOLOGISCH ANTAGONISME BIJ DOOR-
STROOMING VAN HET GEÏSOLEERDE
- OVERLEVENDE ZOOGDIERHART ^
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN
RECTOR MAGNIFICUS
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GODGELEERDHEID
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TE VERDEDIGEN TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER
- GENEESKUNDE ^
OP DINSDAG DEN Hen DECEMBER 1926,
DES NAMIDDAGS TE VIER UUR
DOOR
MARTINUS BARKEIJ WOLF VAN GEERSDIJK
ARTS TE DOORN
GEBOREN TE MAASLAND.
Gedrukt ter Electrische Drukkerij van Gebr. Verhaak. Grave —
BIBLIOTHEEK DER
RJJKSUNIVERSITEIT
JJJRECHT.
T.-. ^ ■ , \'-cid ■
-ocr page 11-AAN DE NAGEDACHTENIS
VAN MIJN VADER.
Bij het voltooien van dit proefschrift is het mij een
voorrecht U, HOOGLEERAREN EN OUD-HOOG-
LEERAREN der Utrechtsche Geneeskundige Faculteit
te kunnen dank zeggen voor hetgeen ik van U heb
mogen leeren.
In de eerste plaats geldt deze dank U, HOOGGE-
LEERDE ZWAARDEMAKER, HOOGGEACH-
TE PROMOTOR, die mij met Uwe zoo zeer ge-
waardeerde hulp bij de bewerking van mijn proefschrift
hebt willen terzijde staan. Uwe vriendschappelijke steeds
opbouwende critiek. Uwe heldere raadgevingen, Uw
groot inzicht en feitenkennis hebben mij steeds met
bewondering vervuld. Het werken in Uw laboratorium
is mij steeds een genoegen geweest.
U. HOOGGELEERDE KOUWER, mijn oud-
leermeester te mogen noemen, acht ik een voor mij
niet genoeg te waardeeren voorrecht. Uwe eminente
lessen zijn en worden bij de uitoefening der practijk
niet vergeten.
Ook U. ZEERGELEERDE STEIJNS, betuig ik
mijn welgemeenden dank voor de hulp mij geboden bij
mijne proefnemingen.
HOOGLEER AREN en OUD-HOOGLEERAREN
der Utrechtsche Medische Faculteit, wilt U ervan
overtuigd houden dat dankbaarheid mij vervult onder
Uw leiding mijn studiën te hebben mogen volbrengen.
• ir\'
1 -\'JK
:
/
• . •■..sfïUsrï ..
" /
-ocr page 15-2. Bespreking van vroeger gevolgde methoden . 18
3. Proefopstelling...........25
§ 1. Proefopstelling..........25
§ 2. Samenstelling en bereiding der doorstroo-
§ 3. Prepareeren van het hart......32
4. Bespreking der genomen proeven.....35
a. Stilstand van het hart op K.looze Locke-
Ringersche vloeistof en herleving op Kalium. 36
b. Stilstand van het hart op K.looze en her-
leving op Uraan houdende L. R. vloeistof. 40
a. Paradoxon van Uraan op Kalium ... 51
b. Paradoxon van Kalium op Uraan ... 60
6. Mag uit deze paradoxa tot radiophysiologisch
antagonisme besloten worden?......71
7. Besluit uit analogie..........73
Litteratuuroverzicht..........81
Stellingen.
-ocr page 16-M
-ocr page 17-Sinds S i d n e y R i n g e r in 1883 de beteekenis der
anorganische bestanddeelen had herkend, en daarbij
een voedingsvloeistof had samengesteld, die uitsluitend
uit anorganische zouten v/as gevormd, heeft men langs
verschillende wegen getracht, de beteekenis der zouten
voor het levenlde organisme te doorgronden.
De ontwikkeling der physische phemic onder den in-
vloed van de theorie der electrolytische dissociatie had
ook in dienzelfden tijd niet nagelaten om verschillende
Physiologen, waarondier Hamburger een eerste
plaats innam, er toe te brengen de physisch chemische
problemen op de physiologie toe te passen.
Te beginnfen met de ionen-theorie is dit pogen zoo
vruchtdragend gebleken, dat de physiologie zich meer
en meer van deze hulp is gaan bedienen. En vooral
toen de colloidchemie zich als afzonderlijke weten-
schap naast de physische chemie ging stellen is dfeze
voor de physiologie gemeen goed geworden.
De anorganische bestanddeelen der vloeistof van
Ringer zijn in de oplossing in ionenvorm aanwezig.
Dit feit is voor de studie der physiologische werkingen
van deze vloeistof van het grootste belang, omdat men
cr steeds bedacht op moet zijn, in de eerste plaats met
ionen te maken te hebben, en niet met moleculen en
atomen.
In den beginne heeft men dan ook steeds gepoogd
de physiologische werking der zouten geheel en al,
maar dan ook alleen als ionenwerking te verklaren.
In het bijzonder heeft L o e b in een groot aantal
onderzoekingen getraicht de physiologische werking
der zouten als ionenwerkingen te beschouwen en
daarvoor in het bijzonder veel waarde gehecht aan de
waardigheid.
Dat echter langs dezen weg de beteekenis der ver-
schillende zouten, die noodzakelijk in de vloeistof aan-
wezig moeten zijn, niet volledig bekend kan worden
blijkt uit een vondst reeds door Sidney Ringer
gedaan.
\'Ringer vond dat het Kalium in de naar hem ge-
noemde vloeistof alleen door Rubidium kon worden
vervangen, echter niet door andere, in het periodiek
systeem van Mendelejeff correspondeerende
metalen.
Zoo bleek hem ook dat het Natrium-chloride, slechts
gedeeltelijk door Lithium-chloride was te vervangen,
zoodat uit deze gegevens reeds blijkt, dat noch de
waardigheid, noch de chemische eigenschappen hier
volledig inzicht kunnen geven,
In 1916 is in het Physiologisch laboratorium te
Utrecht een onderzoek begonnen, waarbij werd aan-
getoond, dat Kalium in dfe voedingsvloeistof kan wor-
den vervangen door andere radioactieve metalen. Uit-
gangspunt hiervoor was het feit, dat Kalium het eenige
radioactieve metaal was, dat normaal in het lichaam
voorkomt. Was htet nu mogelijk om het Kalium door
andere radioactieve metalen te vervangen, dan lag dta
veronderstelling voor de hand, dat het Kalium door
zijn radioactieve eigenschappen van beteekenis zou
zijn.
Inderdaad gelukte het om het KCl in de vloeistof
van Ringer te vervangen door Uranylnitraat
fUOjfNOa)»); Thoriumnitraat (Th(NOs).); Radium-
bromide (RaBrs) en ook emanatie, alles in hoeveel-
heden berekend naar de radioactieve sterkte.
Tenslotte gelukte het ook om door uitwendige be-
straling hetzelfde te bereiken als door toevoeging van
Kaliumchloride aan de vloeistof.
Als proefobject werd in den beginne steeds het kik-
vorschenhart gebruikt, en daarbij het spontaan gaan
kloppen, als maatstaf genomen. Later zijn dezelfde
proeven herhaald voor de bloedvaten (H al bert s-
m a), den Oesophagus (Benjamins, Bakker), de
darmen (J a n n i n k), de uterus (D e R a a d) en voor
het rectiun (Mes).
In 1921 is door Jannink en Feenstra aange-
toond, dat ook voor het hart van warmbloedige dieren
het Kalium door een ander radioajctief metaal kan
worden vervangen.
Deze experimenten hadden slechts het karakter van
oriënteeringsproeven; in verband waarmee Professor
Zwaardemaker mij opdroeg hunne gegevens na-
der uit te werken, temeer daar er over hetzelfde onder-
werp in 1920 ook reeds onderzoekingen gedaan waren
door Mäns Arborelius en Yngve Zotterman te Stock-
holm, en waarvan zij de resultaten, die helaas negatief
waren, publiceerden onder den naam „Über die Wir-
kung voni Kalium und Uran am isolierten Kaninchen-
herzen" in het „Scandinavisches Archiv für Physiolo-
gie", Band 45, blz. 12.
Door de negatieve resultaten teleurgesteld kwamen
zij voor zich tot de overtuiging dat de harten van
warmbloedige dieren zich voor deze proeven niet Ic>cn-
den.
Toen echter Jannink en Feenstra hun onder-
zoekingen publiceerden en deze wel resultaten verkre-
gen hadden, namen zij hun proeven toch weer op en
begonnen zij een nieuwe reeks onderzoekingen op het
geïsoleerde overlevende zoogdierhart.
De door hun gevolgde methodiek was, voor zoover
wij dit hier kunnen nagaan wel ongeveer gelijk aan de
onze. Het konijn werd door nekslag gedood, waarna
zij de carotis doorsneden om het konijn te doen ver-
bloeden. Dan openden zij de borstholte, sneden het
hart er uit, en brachten het in een vloeistof van Ringer
van 38 Daarna brachten zij met de grootste voor-
zichtigheid, om luchtembolie te vermijden, een canule
in de aorta en deze werd weer met het Langendorffschc
toestel in verbinding gebracht. De bewegingen van de
kamers werden nu geregistreerd op een beroette trom-
mel.
lederen dag werd door hen een K-looze Ringersche
oplossing klaar gemaakt van de volgende samenstel-
ling:
NaCl 0.9 gr.
CaCh 0.02 gr.
NaHC03 0.01 gr.
glycose 0,1 gr.
aqua destillata 100.— gr.
Aan deze oplossing voegden zij dan K, of U, in de
gewenschte hoeveelheden toe. Wanneer nu het hart
na eerst eenigen tijd op K-houdende doorstroomings-
vloeistof geklopt te hebben, door een K-looze Ringer-
sche vloeistof doorstroomd werd zagen zij, dat de hart-
slag bijna oogenblikkelijk grooter werd, en dat de
frequentie steeg. Langzamerhand zagen zij dc contrac-
ties echter afnemen, in een onregelmatig rythme over-
gaan, om daarna le bemerken dat het hart in diastole
ging stilstaan. De tijd die het hart gebruikte om te gaan
stilstaan varieerde tusschen dc 6 en 10 minuten.
Zagen zij het hart nu stilstaan dan gingen zij het
-ocr page 21-doorstroomen met Ringersche vloeistof, waarin zich
Uranylnitraat bevond in een hoeveelheid\' varieerendc
tusschen de 10 eri 60 mgr. per Liter doorstroomings-
vloeistof, en nu gelukte het hun weer niet, alhoewel zij
in de meeste gevallen 30 mgr. Uranylnitraat per Liter
doorstroomingsvloeistof gebruikten (de hoeveelheid
die J a n n i ni k en F e e n s t r a als de beste gevonden
hadden) om het hart weer aan het kloppen te krijgen.
Zij komen dan ook aan het eind van hun betoog tot
dc conclusie dat het hun niet is mogen gelukken om
ook maar de minste experimcnteele grond te vinden
voor \'Zwaardemakers theorie, dat het kaliiun in de voe-
dingsvloeistof vervangen kan worden door Uraan.
Dat zij hun meening niet zullen kunnen blijven
handhaven, hoop ik in de volgende bladzijden aan de
hand van door ons genomen proefnemingen, aan te
toonen.
BESPREKING VAN VROEGER GEVOLGDE
METHODEN.
In het jaar 1846 beschreef Wild een door Lud-
wig uitgedachte tóethode tot kunstmatige voeding van
het geïsoleerde zoogdierhart. Hierbij werd de aorta
met de carotis van een levend dier verbonden; het
bloed vajn dit dier stroomde dan in de coronairvaten
van het geïsoleerde hart, zonder dat zich de kamers,
tenminste de rechter kamer, met bloed vulde. Wanneer
er geen stolsels optraden, konden de bewegingen van
het geïsoleerde hart op deze wijze zeer lang onderhou-
den worden.
Eerst meer dan veertig jaar daarna werden er nieu-
we onidJerzoekingen in deze richting gedaan, toen W,
Martin en Applegarth in de aorta van het ge-
heel uit het lichaam geïsoleerde hart een canule in-
brachten, en deze canule door middel van een slang
met het reservoir, dat de doorstroomingsvloeistof be-
vatte, verbonden. Door de hierdoor uitgeoefende druk
werden de aorta-kleppen gesloten, en de vloeistof
stroomde in de coronairvaten binnen, kwam in de rech-
ter voorkamer, dan in de reiohter kamer, om vervolgens
door de longen, d^ linkervoorkamer te bereiken.
Langendorff bedacht een dergelijke methode,
waarbij echter ook "de longcirculatie idtgesloten werd,
en dus het door de coronairvaten stroomcnde bloed,
uit de rechter voorkamer uitstroomeri kon.
Sinds dien zijn verschillende veranderingen in deze
methode aangebracht, vooral toen Rusch en Locke
aantoonden, dat een oplossing van bepaalde anorgani-
sche zouten, waaraan men suiker toegevoegd heeft,
vooral als deze oplossing met zuurstof verzadigd is, het
uit het lichaam genomen hart gedbrende uren in leven
kan houden.
Er bestaan verder nog methoden, waarbij de voeding
van het hart van de veneuze zijde plaats heeft, waarbij
de op deze wijze tot stand gekomen bloedsomloop dan
een verkorte circulatie voorstelt, waarbij een grooter
of kleiner gedeelte van het bloedvaatstelsel van de
circulatie is afgesneden.
Hierop berust de methode van Martin.
De bewegingen van het geïsoleerde hart kunnen dan
door de suspensiemethode door overdracht van lucht
of door een manometer, die met de hartsholte of met
de aorta verbonden is, grafisch worden geregistreerd.
Voor onze proeven maakten wij gebruik van de me-
thode van Langendorff.
Bij het doorstroomen van het overlevende geïsoleer-
de zoogdierhart werden door Langendorff eerst
eenige voorzorgende maatregelen getroffen.
Als proefdieren werden genomen konijnen van ver-
schillende ouderdom en grootte. Na het konijn door
middel van nekslag te hebben gedood werd het hart
blootgelegd; daarna isoleerde hij het begindeel van de
aorta, legde er een sterken draad omheen, waarmee hij
het onderste deel van een hartcanule vastbond. Van
deze hartcanule uit, werd de aorta met een 0.7 %
oplossing NaCl uitgewasschen; dit doorspoelen zette
hij een tijd lang voort, terwijl hij de bloedresten, die in
het linkerhart gebleven waren, door zeer zacht kneden
der kamers in de aorta perste. Hoe beter de doorspoe-
ling geschiedde des te minder waren later stolsels te
vreezen; toch bleek hem dat men zeer voorzichtig
moest zijn, dat niet te veel der zoutoplossing in het
hart ikwam.
Vervolgens sneed hij het hart uit het lichaam, de
canule werd nog eens tot aan den rand toe met NaCl
oplossing gevuld, en onder zorgvuldige vermijding van
de kleinste luchtbellen bracht hij het met het hierna te
beschrijven doorstroomingsapparaat in verbinding.
Gedurende al deze manipulaties zorgde hij er nauw-
keurig voor het hart niet te drukken, en ondervond hij
dat het het beste was met te wachten om het hart aan
het doorstroomingsapparaat te koppelen, totdat het
hart geen contracties meer vertoonde,
VOEDINGSVLOEISTOFFEN VOOR HET HART.
Voor de doorstrooming van het geïsoleerde over-
levende zoogdierhart kan men verschillende vloeistof-
fen gebruiken. De school van Ludwig gebruikte
hoofdzakelijk bloed, dat door een physiologische NaCl-
oplossing verdimd werd. Leerlingen van Ludwig,
b.v. Kronecker, beweerden dat de eiwitlichamen
van het serum noodzakelijk zijn voor een meer lang-
durige voeding van het hart. Door Ringer is echter
bijzonder de aandacht daarop gevestigd, dat de zou-
ten die de oplossing bevat van groote beteekenis zijn
voor het onderhouden van een regelmatige opvolging
der verschillende contracties. Verder heeft hij aange-
toond, dat veel organische stoffen waarvan men eerst
dacht, dat zij van gewicht waren voor de voeding van
het hart, dit gewicht danken aan hun gehalte aan zout.
\'Men kan nu een zoutoplossing maken die voor län-
geren tijd regelmatige contracties onderhoudt bij het
hart van koudbloedige dieren.
\'Zulk een oplossing wordt een Ringersche oplossing
-ocr page 25-genoemd, en heeft de volgende samenstelling, gerekend
op een liter:
6 gram NaCL
100 mgr. NaHCO».
100 mgr. CaCh.
75 mgr. KCl.
Het is te begrijpen dat het hart niet in staat is, uit
deze zouten zijn energie te putten. Dit moet komenj uit
de voedingsstoffen, die in het hart achter gebleven zijn,
voornamelijk uit het glykogeen. Om dit bezwaar te on-
dervangen heeft Locke aan de doorstroomingsvloei-
stof druivensiuker toegevoegd, waardoor het kikvor-
schenhart, bij zijn proeven, versterkt werd in zijn func-
ties. Hij voegde dan ook 0.1 % druivensuiker aan de
Ringersche vloeistof toe.
Locke maakte verder ook nog de gewichtige op-
merking, dat sporen van^ zware metalen het leven van
organismen (Tubifex) kwaad doen. Dit overgebracht
geldt ook voor de hartswerking. Daarom moet men
voor de doorstroomingsvloeistof gedestilleerd water
gebruiken, en dit geldt vooral voor de Locke-RLnger-
sehe vloeistof, die men gebruikt voor de doorstrooming
van zoogdierharten.
Bij de doorstrooming van het geïsoleerde zoogdie-
renhart gebruikte men eerst bloed, en wel van dezelf-
de diersoort als het proefdier, nadat men het met een
NaCI-opIossing verdund had.
Porter (1898) toonde aan dat het hart van warm-
bloedige dieren, dat volkomen geïsoleerd was, ja zelfs
gedeelten van den ventrikel, langen tijd doorkloppen,
wanneer men het met serum doorstroomt, terwijl het
hart zich bevindt in een Oa atmosfeer van eenige
atmosferen druk, In 1898 deelde Locke mede, dat
het hem gelukt was, het geïsoleerde konijnenhart ge-
durende meer dan drie uren krachtig te laten kloppen,
als hij het hart met een naar zijn voorschrift klaarge-
maakte oplossing van Ringer, in een omgeving van O»
van 2 atmosferen druk liet doorstroomen.
In 1901 toonde Locke aan, dat, nadat Rusch in
1898 al gevonden had, dat het overlevende zoogdier-
hart met Ringersche vloeistof doorstroomd een half tot
driekwart uur in leven blijft, deze levensduur nog ver-
lengd wordt als men die vloeistof met Oi onder atmos-
ferischen druk verzadigt, vooral als men aan deze
vloeistof, die voortdurend met Os doorstroomd wordt,
0.1 % glycose toevoegt.
Hij raadt dan ook de volgende voedingsvloeistof aan:
NaCl 0.92 %.
KCl 0.042 %.
CaCL 0.024 %.
NaHCOa 0.015 %.
Druivensuiker 0,1 %.
In 1905 vermeldden Locke en ROckenheim
nog het feit, dat de linker ventrikel van het hart, dat
volgens de methode van Langendorff met Locke-
Ringersche vloeistof doorstroomd werd, gedurende
twee dagen en de rechter ventrikel gedurende vier da-
gen doorklopte. Busch raadt voor de samenstelling
van de Ringersche vloeistof het volgende recept aan:
Op een liter Aqua destillata 0.1 gram NaHCOs
O.I gram CaCIj
0,075 gram KCl
8 gram NaCl.
Tevens moeten deze zouten in deze volgorde wor-
den opgelost, daar zich anders allicht neerslagen vor-
men. \'
A m s 1 e r geeft nog een nieuwe meer eenvoudige
-ocr page 27-methode aan om pharmacologische onderzoekingen aan
de geïsoleerde voorkamer en sinus van het geïsoleer-
de hart van warmbloedige dieren te kunnen verrichten.
Een reepje, gesneden uit de voorkamer van het hart
van het te onderzoeken dier, wordt bevestigd in een
kolfje dat gevuld is met Locke-Ringersche vloeistof en
waar door heen O2 bellen kunnen stroomen. Van boven
wordt het stukje hartspier gesuspendeerd door middel
van een draadje aan een hefboom die op een beroette
trommel schrijft, zoodat hierdoor de contracties die
het stukje hartspier maakt, op de beroette trommel
worden opgeschreven.
Uit het physiologisch laboratorium te Utrecht ver-
schenen,* gelijk reeds werd opgemerkt, de laatste jaren
verschillende mededeelingen over dè vervangbaarheid
van het kaliiun-ion door de kationen van andere radio-
actieve metalen in de vloeistof van Ringer bij de door-
strooming van enkele overlevende organen van koud-
bloedige dieren, in het bijzonder het kikvorschenhart.
Wil men bij de doorstrooming van het kikvorschen-
hart het Kalium uit de vloeistof van Ringer vervangen
door Uraniiun dan is men gedwongen eerst zooveel
mogelijk Kalium uit het hart te verwijderen, waarbij
men dan het ophouden der automatie als maatstaf van
voldoende resultaat beschouwt, Is dit gebeurd dan
kan men inplaats van een kaliumzout een uraanzout
aan de voedingsvloeistof toevoegen en de vervang-
baarheid waarnemen.
Doet men dit niet, en vervangt men dc gewone vloei-
stof van Ringer onmiddellijk door een Uraanhoudende
kaliumlooze vloeistof, dan wordt het verschijnsel der
vervangbaarheid ingewikkelder door de tegengestelde
werking, die het beta-stralen uitzendende kalium en
het alfa-stralen uitzendende uraan op elkander uit-
oefeden.
Men kan bij doorstrooming van het kikvorschenhart
de 100 milligram KCl per liter vloeistof van Ringer ver-
vangen door 25 milligram Uranylnitraat waarbij ech-
ter rekening moet worden gehouden met het feit, dat
bij zomerkikvorschen deze waardien kleiner zijn, zoo-
dat bij deze dieren de doorstroomingsvloeistof in plaats
van 20 a 25 milligram KCl per liter 0.6 a 0.5 milligram
Uranylnitraat moet bevatten.
Omtrent dit verschijnsel tusschen zomer- en winter-
kikvorschen krijgt men\' een juist inzicht, wanneer men
gebruik maakt van evenwichtsvloeistoffen en op die
wijze de hoeveelheid uraan opspoort, die door een be-
paalde hoeveelheid kalium in bedwang wordt gehou-
den.
Het was nu wenschelijk om uitvoeriger dan Jan-
nink en Feenstra deden, na te gaan, of bovenge-
noemde, bij koudbloedige dieren waargenomen ver-
schijnselen ook bij warmbloedige dieren aanwezig wa-
ren.
Teneinde deze kwestie te onderzoeken werd gebruik
gemaakt van het kunstmatig doorstroomde konijnen-
hart. De proeven geschiedden in het voorjaar en zomer
1926. Als proefdieren werden gebruikt konijnen van
verschillende ouderdom en grootte. i
, §1.
Het door mij gebruikte toestel bestond uit een geïso-
It^rden metalen bak 50 c.M. lang, 22 ic.M. breed, en 22
c.M. diep, verwarmd door middel van een reguleer-
baren bunsenschen brander. In dezen met water gevul-
den bak, die als thermostaat dienst doet, bevinden zich
3 flesschen, ieder van 1 Liter inhoud. De flesschen zijn
gesloten door een driemaal doorboorde gummi-kurk.
In een der openingen bevindt zich de toevoerbuis voor
vulling van de flesch met de doorstroomingsvlocistof.
Deze buis heeft een zijstuk, verbonden met een mano-
meter, leidende naar de zuurstof flesch. Door middel
van een driewegkraan kan óf vloeistof uit den vultrech-
ter óf zuurstof in de flesch worden toegelaten. De toe-
voerbuis reikt maar juist tot dóór de kurk om terug-
stroomen van de vloeistof via den manometer in een
der andere flesschen onmogelijk te maken. Deze kleine
bijzonderheid bleek van groot gewicht omdat anders
vermenging der doorstroomingsvloeistoffen en fouten
of mislukkingen ontstaan.
De tweede opening in de kurk laat eveneens een
kort niet tot de vloeistof reikend! buisje door, dat ge-
sloten kan worden door een kraan. De derde opening
eindelijk geeft toegang tot een buis die tot ongeveer
den bodem van de flesch reikt en dient voor het uit-
stroomen van de vloeistof. Deze buis leidt via een
gewonden glazen buis, die ter nauwkeurige constant-
houding van de temperatuur der doorstroomings-
vloeistof door het waterbad verloopt naar een drieweg-
kraan welke kraan het vereenigingspunt is ook van de
uitstroomingsbuizen van de beide andere flesschen.
Door een enkele beweging van <le kraan kan dus, zon-
dier dat de doorstrooming ook maar een moment ver-
traging, of de druk een schommeling ondervindt, vloei-
stof uit willekeurig een der flesschen worden toegela-
ten, Vanaf de driewegkraan verloopt, eveneens onder
den spiegel van de vloeistof in het waterbad een kort
verbindingsbuisje naar de canule die in het hart gebon-
den is. Dit verbindingsbuisje moet vooral kort worden
genomen om snelle overgangen van de eene vloeistof
op de andere mogelijk te maken.
In dit buisje is een T-stukje aangebracht waarvan
een been boven water uitkomt. In dit been steekt een
kurk met thermometer, met het dubbele doel op het
laatst nog de temperatuur te kunnen aflezen en tevens
als val voor een eventueel nog aanwezige luchtbel.
De canule hangt loodrecht, zoodat het hart ongehin-
derd zijn bewegingen kan uitvoeren, in een met glas
afgesloten kamertje, dat, rondom omspoeld door de
vloeistof uit het waterbad, noodzakelijk de tempera-
tuur van dat bad moet aannemen.
De bodem van dit kamertje is doorboord door een
wijdmondschen trechter, die voor afstrooming van de
uit het hart komende vloeistof zorgt en tevens passage
geeft aan den draad, die de aan het hart geklemde
serrefine met den hefboom van het registratietoestel
verbindt.
Volgen wij nu aan de hand van figuur 2 het verloop
van een proef. Dc vaten A/, B/ en C/ worden met de
de kranen op stand 1 (zie fig. 3) stroomt de vloeistof
naar A. B. en C. af. Nog in At, Bt" en C/ heeft een
laatste maal doorparelen van zuurstof plaats, terwijl
de vloeistof naar de vaten stroomt. Tevoren is het
STAND.l. $TAN0.11
nOUUR 3.
Tvaterbad en oök de doorstroomingsvloeistof op 39 °
Celsius gebracht-
Bij het vullen van dé vaten A. B. en C. moeten nood-
zakelijk de kranen alfa, beta en gamma geopend zijn.
Na de vulUng worden deze kranen het eerst gesloten^
en vervolgends de kranen alfa, beta en gamma op
stand 2 (zie fig. 3) gebracht. De kraan S blijft gesloten.
Nu wordt de zuurstof toegelaten en de druk in het
geheele systeem op 60 mM Hg gebracht. Het spreekt
dus vanzelf, dat in de drie doorstroomingsflesschen
volkomen gelijken druk heerscht, aangezien de zuur-
stofbuizen vertakkingen zijn van de hoofdtoevoerbuis.
Door plaatsen van de kraan S op haar verschillende
standen worden de uitstroomingsbuizen tot S met de
vloeistoffen gevuld.
Hierbij moet men zorgvuldig zelfs het kleinste lucht-
belletje doen afstroomen. Voordat dus het konijn wordt
gedood is het geheele doorstroomingstoestel nauwkeu-
rig op 39 " Celsius gebracht, zijn alle buizen volledig
met vloeistof gevuld, en is de druk gebracht op 60
mM Hg.
Terwijl nu de experimentator zich bezig houdt met
het inbinden van de canule in het hart, sluit een helper
voorloopig met den vinger de opening, waarin straks
de tot den rand toe gevulde canule zal worden ge-
bracht, terwijl deze helper langs het gedeeltelijk los-
gemaakte kurkje een weinig vloeistof Iaat ontsnappen.
Zoodra dus het hart, gebonden aan de canule, met
het doorstroomingssysteem in verband wordt gebracht,
stroomt vloeistof van de juiste samenstelling, op goede
temperatuur en dhik, zonder mogelijkheid van toetre-
den van luchtbellen in de aorta.
Door een kleine verandering in den stand van kraan
S kan men nu den inhoud van A. B. of C, afwisse-
lend door het hart persen, zonder dat drukschomme-
ling of onderbreking van den vloeistofstroom kan
plaats vinden.
Vóór de proef werden steeds opnieuw de flesschen
grondig gereinigd terwijl nimmer een fle«;h van be-
stemming, wat inhoud betreft, veranderde.
Op die wijze voorkomt men fouten, die dbor de
sporen zout, welke in den glaswand oplossen, zouden
kunnen veroorzaakt worden,
SAMENSTELLING EN BEREIDING VAN DE
DOORSTROOMINGSVLOEISTOF.
Door mij werd dezelfde samenstelling der door-
stroomingsvlocistof gebruikt als beschreven door J a n-
II i n k cn F c e n s t r a. Bij het bereiden hiervan bleek
het noodzakelijk steeds met in glas gedistilleerd water
te werken omdat anders, waarschijnlijk door de sporen
metaal (koper) die zich in leidingwater of gedistilleerd
"watcr uit den handel bevinden, stilstand en verminde-
ring van de hartswerking optrad,
Dc zouten waren afkomstig van de fabrieken van
Poulin (Parijs) of Kahlbaum (Berlijn), tevoren nog
door het Pharmaceutisch Laboratorium op him zuiver-
heid onderzocht.
De volgorde waarin de zouten in het gedistilleerd
-ocr page 34-water worden opgelost is van belang, omdat bij afwij-
ken? van den door mij hieronder genoemden regel neer-
slag en troebeling en daardoor onbruikbaarheid van de
doorstroomingsvloeistof optrad.
Uit het bovenstaande spreekt dus van zelf dat ook
gedurende de proef de vloeistoffen niet met metaal in
aanraking mochten gebracht wordien.
Het voorverwarmen geschiedde in kolven van Jena-
glas. Ook het geheele doorstroomingstoestcl was, voor
zoover met de vloeistof in aanraking, uitsluitend uit
glas en gummi (verbindingsstukken) vervaardigd.
De samenstelling en de volgorde van oplossen is de
volgende:
bicarbonas natricus (fijn gewreven) 1 gram
dhloretum icalcicum 2 gram
chloretum natricum 90 gram
glucose 10 gram
aqua destillata 10000 gram
De vloeistof moei voor het gebruik tenminste 12 uur
oud zijn. Welke veranderingen in de vloeistof door de-
ze belegenheid optreden is mij niet bekend. Een feit is
echter dat de proeven met versch bereidde, hoewel
nauwkeurig gemengde vloeistoffen, niet gelukten.
Steeds heb ik dus den avond voor den dag der proef-
neming de vloeistof bereid.
Aan den zuurstofrijkdom van de vloeistof moet het
grootste gewicht gehecht worden. Reeds Langen-
d O r f f wees in zijn oorspronkelijke publicatie op het
gerwicht van een algeheele verzadiging met zuurstof
van de doorstroomingsvloeistoffen. \'
In mijn geval bereikte ik dit door in de eerste plaats
gedurende minstens 15 minuten zuurstof door de 10
Liter houdende voorraadflesch te blazen in een fijn
straaltje. Vervolgens werd, nadat de vloeistof, alvo-
reus in de döorstroomingsflesichen te worden ge-
bracht, in een kolf van Jena-glas was voorverwarmd,
zuurstof in die kolf geblazen, en tenslotte werd ook
gedurende het vullen van de flesschen A, B en C zuur-
stof doorgeblazen in de zich in Ai, B; en C/ bevindende
vloeistoffen.
Ook de noodige overdruk werd verkregen door zuur-
stof uit den zuurstofcylinder.
De toevoeging van Kalium, eventueel Uraan, aan de
vloeistof geschiedde pas in Ai en B/, terwijl nooit on-
derlinge verwisseling van de Kalium- of Uraan-flesich
plaats vond.
Uit een thans te beschrijven mislukldng zal het dui-
delijk worden van hoeveel belang het juist opvolgen
der straks gegeven, schijnbaar onbeduidende voor-
schriften, is.
Oorspronkelijk werd voor het voorverwarmen (op
39 van de doorstroomingsvloeistof een klein ge-
emailleerd keteltje gebruikt. Dit keteltje was speciaal
voor dit doel nieuw aangeschaft, en werd nooit met
andere dan de doorstroomingsvloeistof (nog zonder K.
of U.) in aanraking gebracht,
Dc proeven gelukten aanvankelijk goed. Op een ge-
geven dag mislukte een proef, dat wil zeggen, reeds
na weinige contracties kwam het hart tot stilstand.
Voorloopig werd aan een toevalligheid, aan een em-
bolie of iets dergelijks gedacht. Toen echter telkens en
telkens weer de proeven mislukten, terwijl toch alle
denkbare bronnen van fouten volgens mij vermeden
waren, bleek op een gegeven dag, waarschijnlijk door
vallen, een grooten splinter emaille aan den binnen-
kant van den ketel losgelaten.
Ik stel mij voor dat in de zoutoplossing sporen van
-ocr page 36-het metaal dat nu direct in aanraking daarmee kon
komen, zijn opgelost en d^t dieze sporen aanleiding
gaven tot vergiftiging van het hart,
Hoe het zij, vanaf het oogenblik dat deze fout uitge-
schakeld werd, dioor het verwannen van de voedings-
vloeistof in een glazen kolf, gelukteni de proeven als in
het begin.
Het konijn wordt door nekslag gedood. Direct daar-
op wordt de huid van de linker borsthelft weggeknipt,
eveneens de borstspieren, en nu voorzichtig met de
schaar ribben en borstbeen doorgeknipt totdat het hart,
nog bekleed met pericard, zichtbaar wordt. Het peri-
card wordt met een fijn pincet een weinig opgelicht, en
daarna gekliefd, zoodat het hart nu geheel vrij komt.
De operateur vat de groote vaten tusschen duim en
wijsvinger, klemt ze krachtig dicht en snijdt nu snel
perifeer van dc vingers de groote vaten door.
Terwijl de vaten afgeklemd blijven, wordt het hart
snel in een tevoren gereed gemaakt bakje met door-
stroomingsvloeistof, op 39 ° Celsius gebracht, en pas
dan de vaten onder de vloeistof losgelaten. Op deze
wijze kan geen lucht in de coronairvaten binnendrin-
gen, Door zacht kneden van het hart onder de vloeistof
worden eventueele stolsels verwijderd. Dit kneden
wordt zoolang voortgezet totdat de vloeistof bij druk
het hart ongeveer helder verlaat, In dc aorta wordt
(wederom onder de vloeistof) een wijde glazen canule
gebonden. Deze wordt met vloeistof geheel gevuld, en
daarna aan het reeds in werking zijnde doorstroo-
mingstoestel bevestigd. Even wordt nu het hart geheel
aan zich zelf overgelaten om pas bij regelmatig contra-
heeren door middel van een serrefine en draad met den
hefboom te worden verbonden. De hefboom schrijft
direct op beroet papier. Noodig voor den langen duur
van de proef is het echter om niet een gewone trommel,
maar een langen over twee trommels loopenden band
beroet papier te nemen,
In mijn geval was de strook 225 c.M. lang. De ver-
plaatsing van de beroette trommels moet zeer gemak-
kelijk kunnen geschiedbn, evenals het verstellen van
den hefboom om niet gedurende de proef door noode-
loos schokken onnauwkeurigheden in de registratie en
in de natuurlijke werking van het hart te krijgen.
Gaan we nu na op welke wijze de vloeistof het hart
doorstroomt, dan zien wij, dat dit misschien, verbeterd
door de bewegingen van het hart, het geval is door den
overdruk van 60 mM Hg, waarop dé doorstroomings-
vlocistof in het toestel is gebracht. Door dezen druk
sluiten zich de aortakleppen en is dus de eenige
uitweg van de vloeistof dc monding van de coronair-
vaten, die zich juist boven de insertie van deze klep-
pen bevinden. De geheele döorstrooming speelt zich
af in het stukje van de aorta boven de kleppen en
in de coronair arterien. Van een doorstrooming van
atrium of ventrikel is dus feitelijk geen sprake.
Dit soort doorstrooming zou in ons geval ook van
geen nut zijn omdat het endotheel van de hartsholten
niet voor resorptic geschikt is,
§4.
EEN BELANGRIJKE EISCH BIJ DE
PROEFNEMING.
Uit onze beschrijving van de bereiding der door-
3
-ocr page 38-stroomingsvloeistof en het daarbij voortdurend wijzen
op het belang van voldoenden en geregelden toevoer
van O2 ook tijdens de proefneming volgt reeds zonder
meer, dat bij de proeven een groote gevoeligheid van
het zoogdierenihart voor een tekort aan O2 bleek. Het
feit dat alleen verzadiging (door schudden) met O»
vooraf onvoldoende bleek, geeft ons tevens een ver-
klaring, waarom stilstanden van het hart van langer
dan 30 seconden schadelijk kunnen zijn.
Bij die proeven viel ons telkens weer op dat, terwijl
bij het kloppend hart regelmatig een dun straaltje
vloeistof uit het hart stroomde, dit straaltje tijdens den
stilstand van het hart (zelfs in diastole) tot enkele
druppels verminderde, of zelfs geheel ophield te stroo-
men.
Stilstand van het hart beteekent dus in dit geval
tevens asphyxie; kortdurende asphyxie heeft geen blij-
vende gevolgen. Bij asphyxie langer dan 30 seconden
bleek dit in vele gevallen funest.
In het hoofdstuk Beschouwingen komen wij, in ver-
band met de op de proeven van Arborelius en
Zotterman geleverde kritiek, hierop nader terug.
BESPREKING DER GENOMEN PROEVEN.
A. Stilstand van het hart op K-looze Locke-Rin-
gersche vloeistof en herleving op Kalium.
Een krachtig op Kalium kloppend hart (in dit geval
3 minuten) waaraan geen verandering in frequentie of
grootte der pulsaties is waar te nemen, noch eenige
onregelmatigheid of neiging tot stilstand, wordt plot-
seling doorstroomd met Kaliumlooze vloeistof, (Men
zie voor deze proef curve 1),
Kien wij in de gereproduceerde curve vóór het over-
zetten eerst duidelijk het voor Kaliumklbppen vrij
typische zwiepen (d, w. z, doorslaan van de registratie-
hefboom feitelijk beneden het eigenlijke rustpunt in
diastole) dan is de eerst waar te nemen verandering
nadat het hart zonder Kaliiun wordt doorstroomd, een
korter worden van de zwiepende beweging. Misschien
mag hierin al direct een gedeeltelijk uitwasschen van
de groote hoeveelheid in het hart aanwezige Kalium
gezien worden. Dit verminderde zwiepen gaat na eeni-
ge pulsaties, waarvan de frequentie nagenoeg gelijk
blijft aan de voorafgaande tijdens het kloppen op Ka-
lium, gepaard aan eenige onregelmatigheid en soms een
duidelijk verminderen van den tonus van de hartspier
zoo, dat het voetpunt van den diastolischen ruststand
van den hefboom ongeveer een derde van de geheele
hefhoogte lager komt te liggen.
Daarop volgt een plotselinge toename van de fre-
quentie (van gemiddeld 12 per minuut tot 27 per mi-
ro
Curve No. 1,
Stilstand van het hart op K.-looze en herleving na één minuut op K.-houdende
Locke-Ringersche vloeistof.
nuut) gepaard aan een vermindering van de hef hoogte
tot ongeveer een derde van de voorgaande.
Duidelijk zien v/ij hier den slechten invloed, die van
het onttrekken van Kalium aan de doorstroomings-
vloeistof uitgaat.
Deze curve geeft een duidelijk beeld van het bijna
steeds; weer optredende critische stilstaan van een
Kali-loos doorstroomd hart. De harten, die dil vertoo-
nen, zijn de voor ons doel bruikbare. Immers dan is
niet alle vitaliteit uit het hart geweken, maar is de
stilstand te wijten aan een gebrek aan radioactieve
stoffen. Of we ons het verschil met die andere, voor
ons doel totaal onbruikbare, tijdroovende harten zoo
moeten denken, dat door andere colloidale verhoudin-
gen het uitwasschen van het natuurlijk in het hart
aanwezige Kalium moeilijker plaats vindt, is een open
vraag.
Hechten wij aan de door Witanowsky gegeven
meening dienaangaande dezelfde waarde als deze on-
derzoeker zelf, dan moeten wij dit als feit beschouwen.
Zeker is, dat de tweede soort harten (voor den proef-
nemer gelukkig in de minderheid) pas stilstand ver-
toont na een eindelooze reeks steeds kleiner worden-
de pulsaties, die onmerkbaar langzaam in stilstand
overgaan.
Voor den experimentator is het alsof bij iedere pul-
satie niet alleen een uiting van een zeer weinig kleine-
re radioactieve werking tot stand komt, maar ook alsof
de levenskraicht van de hartspier zich met die lang-
zaam verkleinende pulsaties uitput, zoodat hem ten-
slotte een totaal onbruikbaar, (we kunnen wel bijna
zeggen dood) hart overblijft.
Over deze laatste serie harten wordt uit den aard
der zaak niet nader gesproken, hetgeen na deze uiteen-
zetting begrijpelijk is. Voor mij zijn zij de oorzaak van
verschillende mislukte dagen en van veel noodeloos
geofferde proefdieren geweest.
Keieren wij terug tot de bespreking van onze curve
No. 1 dan zien wij, dat na pulsaties op de helft van de
grootte der gewone KaÜimi-pulsaties nog enkele zeer
kleine uitslagen volgen, en dat daarna het hart geheel
tot stilstand komt. Dezen toestand laten wij onge-
stoord ruim een minuut bestaan.
Voor het zoogdierhart is deze stilstand reeds be-
trekkelijk lang genomen. Langen dorff en ande-
ren, eri in ons laboratorium JanninkenFeenstra
hebben er reeds herhaaldelijk op gewezen dat langer
stilstand van het hart funest kan zijn.
Na dezen stilstand wordt plotseling (natuurlijk on-
der dezelfde verhouding van druk, temperatuur en
zuurstof-verzadiging) weer kalium-houdendè vloeistof
tot het hcu-t toegelaten.
Zooals men op de curve ziet, is een verandering vrij-
wel onmiddellijk merkbaar. Om met de voorstelling
van Professor \'Zwaardemaker te spreken: de
explosies van het Kalium-atoom doen hun werk, al is
\'de uiting van hun pogen voorloopig zwak. Meer en meer
versterkt zich hun werking om plotseling tot groote
kracht te komen, zich uitend in een fraaie regelmatige
reeks pulsaties van ongeveer 15 per minuut. Beschou-
wen wij deze pulsaties nader dan zien wij, dat ze vrij-
wel onderling gelijk van hoogte zijn, dat de tonus een
volkomen rechte lijn van diastoHsche ruststanden ver-
schaft en dat het zwiepen, hoewel duidelijk aanwezig,
zeker minder groot is als vóór den stilstand. Dit kan
gevoegelijk worden toegeschreven\' aan de verminderde
hoeveelheid natuurlijk Kalium ini het hart. Immers,
blijkens den stilstand, klopt dit hart nu, hoewel wij de
C-.
co
/ S « J -„»u^
Curve No. 2.
Uraanproef 1. Stilstand van het hart op K.-looze en herleving na 20 seconden
op Uraanhoudende Locke-Ringersche vloeistof.
rest van fixe Kalium volstrekt niet willen veronachtza-
men, op het vanuit de doorstroomingsvloeistof toege-
voerde radioactieve element,
B. Stilstand von het hciTt op K-looze en herleving
op Uraan-houdende Locke-Ringersehe vloeistof.
Uraanproef 1,
Curve\'2 geeft ons een hart te zien dat flink klopt op
Kaliumhoud\'ende Locke-Ringersche vloeistof, zonder
eenige bijzonderheid te vertoonen. De uitslagen zijn
regelmatig, 18 per minuut.
Nadat wij het hart gedurende vijf minuten op K-hou-
dende Locke-Ringersche vloeistof hebben laten klop-
pen, zetten wij de centrale kraan van het Langendorff-
sche toestel over, zoodat het hart thans doorstroomd
wordt met K-looze Locke-Ringersche vloeistof, en kun-
nen nu waarnemen, dat het hart hier onmiddellijk op
reageert. De uitslagen worden oogenblikkelijk grooter
tot het dubbele van de uitslagen die het hart vertoonde
bij zijn doorstrooming op de K-houdende vloeistof.
Het doorslaan van den registratiehefboom beneden het
eigenlijke rustpunt in diastole (het zwiepen), dat bij het
kloppen op K. ongeveer een zesde van de geheele hef-
hoogte bedroeg, wordt nu veel grooter en bedraagt
thans een derde van de hef hoogte. Tevens zien wij, dat
de uitslagen meer in aantal worden, tot 23 per minuut,
tot plotseling, nadat het hart een minuut op kalilooze
Locke-Ringersche vloeistof geklopt heeft, verandering
in dezen toestand optreedt, want na plotseling een paar
kleine contracties vertoond te hebben, gaat het hart
stil staan.
Dezen toestand laten wij gedurende ruim 1 minuut
voortduren en zetten dan het hart op Locke-Ringersche
Curve No. 3.
Uraanproef 2. Stilstand van het hart op K.-looze en herleving na 18 seconden
op Uraanhoudende Locke-Ringersche vloeistof.
vloeistof met 20 mgr, Uranylnitraat per Liter vloeistof.
Het hart blijft nu na deze omzetting nog 20 seconden
stilstaan, om dan daarna 4 kleine contracties te gaan
vertoonen, die ieder zoo groot zijn, als een zesde deel
van de eerste contracties, die het hart vertoonde bij
doorstrooming op K-looze vloeistof. Dan worden de
uitslagen bij iedere contractie grooter om over te gaan
in regelmatig kloppen van het hart met een aantal
contracties van 21 per minuut.
Duidelijk is hier te zien, dat het zwiepten sterk ver-
mindert.
Feitelijk door een toeval is deze curve al een zeer
fraaie demonstratie van dc herleving van een stilstaand
hart op Uraan, Immers in de doorstrooming van zoog-
dierharten is een stilstand van langer dan een halve
minuut als ongeoorloofd te beschouwen. Uit anderer
alsook uit onze proeven is gebleken dat een hart door
een zoo langen stilstand te veel had geleden en meestal
niet meer tot kloppen was te brengen. Waar ons toe-
stel met de registratie meestal bediend werd door den
experimentator en twee assistenten, was een enkele
maal een te lange d\'oorstrooming met een bepaalde
vloeistof door onoplettendheid mogelijk. \'Zulk een ge-
val deed zich voor in de hiernevens gereproduceerde
curve. Het toevallig resultaat, dat zooals ieder zal toe-
geven een zeer krachtig en regelhiatig kloppen te zien
geeft, is een doorslaand argument, voor de verbetering
der doorstroomingsvloeistof na toevoeging van het
Uranylnitraat,
Uraanproef 2.
Een tweede voorbeeld van een herleving op uraan
geeft ons curve 3, al is zij lang niet zoo fraai en over-
tuigend bewijzend als de voorgaande.
Het hart dat wij hier onder handen hebben, is van
een klein konijn, dat door verschillende omsitandig-
heden längeren tijd) op het laboratorium geweest was-
Hier dient tevens medegedeeld te worden, dat de tem-
peratuur op den dag, dat wij deze proef deden zeer
hoog was. Of aan een van deze factoren (verandering
van voedingswijze en warmte) kan toegeschreven
worden, dat de uitkomsten minder fraai waren kan na-
tuurlijk niet met zekerheid gezegd worden.
Laten wij echter overgaan tot het beschrijven van
curve 3.
Het hart van dit konijn klopt maar zeer matig sterk
op K-houdende Locke-Ringersche vloeistof. De fre-
quentie van de contracties is 12 per minuut.
Het hart heeft geen kracht genoeg om flinke uitsla-
gen te doen registreeren. Nadat wij het geruimen tijd
met K-houdende vloeistof doorstroomd hebben om te
zien of het hart soms langzamerhand krachtiger (con-
tracties zal gaan vertoonen, wat echter niet het geval
wals, zetten wij plotseling de centrale kraan om, zoodat
het hart thans doorstroomd wordt door kalilooze vloei-
stof. Verandering is niet dadelijk te zien. Wij hebben
hier blijkbaar te maken met een van de weinig per-
meabele harten, die hun eigen K. lang vasthouden en
dus voor onze proeven minder geschikt zijn.
Pas na drie minuten gaat het hart stilstaan, ofschoon
de dan beschreven lijn nog heel kleine vibraties ver-
toont. Na omzetten op 25 milligram Uranyllnitraat per
liter doorstroomingsvloeistof staat het hart nog gedu-
rende 18 seconden stil, vertoont d!an enkele vrij groote
uitslagen om dan met een frequentie van ± 3 per mi-
nuut zwakke contracties le vertoonen.
De lijnen, die deze contracties verbinden zijn even-
min als de lijn van stilstand geheel recht, maar ver-
Curve No. 4.
Uraanproct 3. Stilstand van het hart op K.-looze en herleving na 24 seconden
op Uraanhoudende Locke-Ringersche vloeistof.
toonen in een rythme van 10 per minuut uiterst kleine
schommelingen. Later worden de contracties wel iets
beter tot tweemaal zoo frequent, maar het hart blijkt
te veel geleden te hebben en eindigt vrij spoedig in
systolischen stilstand,
\'Wij kunnen hier dus zeggen, dat het hart van een
konijn, dat blijkbaar in slechte condities verkeerde, re-
gelmatige contraicties uitvoerde bij doorstrooming van
het hart met Kaliumhoudende Locke-Ringersche vloei"
stof, dat dit hart ging stilstaan toen het doorstroomd
werd met K-looze Locke-Ringersche vloeistof en dat
dit hart weer herleefde toen wij aan deze K-looze
Locke-Ringersche vloeistof 20 milligram Uranylnitraat
per Liter toevoegden.
Zeer bewijzend is deze curve echter niet,
Uraanproef 3.
De curve, die wij van deze proef kunnen reprodu-
ceeren (men zie curve 4), geeft weer zeer fraai her-
leving op Uranylnitraat-houdend\'e Locke-Ringersche
vloeistof weer. Wij hebben hier een zeer krachtig hart,
dat regelmatig klopt in een tempo van 60 contracties
per minuut. De contracties zijn flink, er is een duidelijk
zwiepen, tot op een vijfde der hefhoogte waar te ne-
men. Nadat wij het hart gedurende eenigen tijd door-
stroomd hebben met K-houdende Locke-Ringersche
vloeistof, zetten wij het plotseling over op K-looze
vloeistof. Verandering is oogcnblikkelijk waar te ne-
men, De contracties worden veel sneller tot ± 120
per minuut. Het zwiepen wordt minder, de hef-
hoogte blijft de eerste twintig seconden gelijk aan de
hefhoogte bij de doorstrooming met K-houdende door-
stroomingsvloeislof. Hierna treedt een vrij aanzien-
lijke tonusverhooging op. De uitslagen worden geleide-
lijk kleiner van drie-kwart tot op een-vijfde van de
oorspronkelijke hefhoogte. Deze vermindering van hef-
hoogte speelt zich af in twintig seconden.
Hierna volgt weer een vermeerdering ïn tonus. De
uitslagen, die in hoogte gedaald zijn tot op een tiende
der oorspronkelijke hefhoogte worden geleidelijk aan
weer grooter, totdat zij na 30 seconden weer tot de
normale grootte (de grootte bij doorstrooming met K-
Iioudende Locke-Ringersche vloeistof) gestegen zijn.
Thans worden de uitslagen echter veel minder in aan-
tal, de eerste 18 seconden 12 uitslagen per minuut
om dan plotseling weer tc stijgen tot een frequentie,
gedurende 6 seconden, van 36 contractiesu
Hierna volgt nog een tiende minuut van snelle zeer
snel kleiner wordende contracties, en het hart gaat stil
staan.
Deze stilstand laten wij nu 36 seconden voortduren,
en doen daama het hart doorstroomen met Uranyl-
nitraat (20 milligram per liter doorstroomingsvloeistof)
houdende Locke-Ringersche vloeistof. Het hart blijft
hierna nog 24 seconden in zijn schijndöodén toestand
volharden, begint daarna echter plotseling, na eerst
eenige kleinere contracties te hebben uitgevoerd weer
te kloppen. De eerste 20 seconden besteedt het
hart nu om weer op kracht te komen, de contracties
die in het begin klein zijn, herkrijgen in den loop van
deze 20 seconden weer een grootte tot op de helft van
de oorspronkelijke grootte en een frequentie van drca
110 per minuut. Hierna volgen plotseling weer flinke
contracties tot op de normale grootte, de frequentie
vermindert echter tot op 75 contracties per minuut, dan
volgen eenige minuten dat de frequentie nog meer daalt
tot op 36 uitslagen per minuut, en hierna gaat het hart
Curve No. 5.
Uraanproef 4. Stilstand van het hart op K.-looze en herleving op
Uraanhoudende Locke-Ringersche vlooistof.
rustig kloppen en blijft dit doen met 60 contracties
per minuut.
Curve 4 geeft een zeer fraai voorbeeld van een hart
dat geleden heeft (v^rij kunnen bijna zeggen vergiftigd
is) door onttrekking van K, aan de doorstroomings-
vloeistof, dat hierdoor gaat stilstaan, en dat, uit zijn
schijndooden toestand herleeft door toevoeging van
Uranylnitraat aan de K-looze doorstroomingsvlocistof.
Uraanproef 4.
Wij gebruikten voor deze proef (men zie hiervoor
curvc 5) een langzamer wentelende beroette trom-
mel. Hierdoor komt het, dat de verschillende uit-
slagen zeer dicht op elkaar geregistreerd zijn, zoodat
de afzonderlijke uitslagen niet geteld konden worden.
Toch geeft het geheel een duidelijk overzicht van de
bij dieze proef verkregen resultaten „stilstand van het
hart bij onttrekking aan dc doorstroomingsvlocistof van
het K.; herleving bij toevoeging aan deze K.-looze door-
stroomingsvloeistof van Uraan," Bij beschouwing van
deze curve treedt met een oogopslag het gchcclc feit
van de vervangbaarheid van Kalium dbor Uraan in de
vocdingsvloeistof voor onze oogen.
De eerste in het jaar 1916 door Zwaardemaker
en Feenstra verrichte proeven over de mogelijk-
heid het K. in de Ringersche vloeistof te vervangen
door andiere radioactieve zouten begonnen ®tceds met
partieele onttrekking van Kalium aan bet orgaan door
dloorstrooming met Kaliumvrijc Ringersche vloeistof.
De logische gang van zaken was (uitgaande van het
bekende feit dat een kikvorsohenhart na eenigen tijd
met ^Ringersiche vloeistof doorstroomd te zijn, gaat stil-
staan op een vloeistof van dezelfde samenstelling zon-
der K,) een hart ter beproeving zijner deugdelijkheid
voor proefncmjingen eenigen tijdl met Ringersche vloei-
stof te dioorstroomen, daarna te doen stilstaan dcor
onttrekking van K, aan de Ringersche vloeistof en ver-
volgens nadat deze K-looze vloeistof voorzien was varx
een ander radioactief zout, het kloppen te zien weder-
keeren. Dit werd met alle radioactieve zouten her-
haald, met een zoodanig succes, dat gerust van een
vervangbaarheid van K. door andere zouten, die het
radioactieve met het K, gemeen hadden, kon worden
gesproken.
Deze proeven eischten zeer veel tijd, immers, de
stilstand trad in sommige gevallen pas na uren op, en
herhaaldelijk bleek het hart door te lang verblijf buiten
het lichaam zoodanig beschadigd, dat verdere proef-
nemingen er mee onmogelijk waren.
Om tijd te winnen werd weieens afgezien van den
eisch, dat het hart eerst op K-looze vloeistof moest
4
-ocr page 54-.: .i- I
Ol
O
Curve No. 6.
Paradoxon van Uraan op Kalium. Duur 32 seconden.
«lipÉiliili»
-ocr page 55-hebben stilgestaan, en men dus bij de doorstrooming
direct van het eene radioactieve zout op het andere
over kon gaan,
Oogenschijnlijk leek hier niets tegen, want in beide
gevallen kreeg het Hart een doorstroomingsvloeistof
van zoodanige samenstelling, als waarop het bewezen
had te kunnen kloppen en te blijven kloppen.
Bij de proeven gebeurde echter iets onverwachts.
Nauwelijks had de doorstroomingsvloeistof met het nu
andere radioactieve zout het hart bereikt of met een
schok stond dit stil om in dezen stilstand korten tijd te
volharden en dan plotseling weer met nieuwe kracht
en in regelmatig tempo aan het werk te gaan,
IDit verschijnsel werd oorspronkelijk niet begrepen,
en daarom met den naam „paradoxon" betiteld.
Een paradoxon in zijn eenvoudigsten vorm is dus
een kortdurende stilstand, die optreedt wanneer een
hart, gewend aan beta-radioactivitcit op alfa-radio-
activiteit wordt gebracht of omgekeerd.
Door Zwaardemaker en F eenstra werd dit
verschijnsel oorspronkelijk alleen voor harten van
koudbloedige dieren nagegaan, JanninkenFeen-
s t r a vonden het ook bij het konijn terug.
In het volgende zal het ook voor het hart van het
konijn uitvoerig worden beschreven. Ook daarbij treedt
bij juiste wijze van proefneming dit verschijnsel zoo
regelmatig op, dat men wel mag aannemen, dat de te-
genstelling alfa- en beta-radioactiviteit ook voor het
eoogdierenhart geldt.
A. Paradoxon van Uraan op Kalium.
Proef 1.
Een krachtig kloppend hart {men zie hiervoor
curve 6) wordt, zooals steeds bij onze proeven, direct
na het opbinden gedurende enkele minuten door-
stroomd met Locke-Ringersche vloeistof met 100 milli-
gram K. per Liter, daarna v/ordt het eenige minuten
op K-looze vloeistof gezet en vervolgens op 25 milli-
gram Uranylnitraat per liter,
In het geval van deze curve klopt het hart krachtig,
niet geheel regelmatig met een frequentie van 70 sla-
gen per minuut op deze vloeistof. Nadat wij ons bij
een doorstrooming van langer dan twee minuten er
van overtuigd hajdden dat het hart zich geheel aan den
nieuwen toestand had aangepast en rythme en frequen-
tie zonder onderbreking zich niet meer wijzigden, en
wij dus zeker waren, dat geen toeval ons parten kon
spelen, werd het hart plotseling tot zijn oorspronkelijke
K-houdende Locke-Ringersche vloeistof teruggebracht.
Gedurende 6 secondén gaan de pulsaties geheel onver-
anderd door, daarna is iets van groepvorming waar te
nemen, drie maal een groep van twee contracties met
een rustpauze, en daarna staat het hart plotseling stil,
terwijl in dte dan getrokken lijn nog slechts minimale
vibraties zijn waar te nemen. Deze toestand houdt twee
en dertig seconden aan, dan begint het hart plotseling
weer met volle kracht te kloppen, niet langzaam en
slepend zich herstellend, maar als het ware gedreven
door een acuut inwerkende energiebron. Het kloppen
wordt geheel regelmatig, circa 60 contracties per mi-
nuut, met een iets ander type dan tevoren op Uraan,
Van intercepties die bij de Uraandoorstrooming
frequent voorkwamen is nu geen sprake meer. Iedere
contractie legt zijn geheelen weg ongehinderd af voor-
\') J. B, Zwaardemaker spreekt in zijn dissertatie „Myogene hart-
cigenschappen cn radioactiviteit" van interceptiën, wanneer de nieuwe
systole al invalt, alvorens dc diastole volledig is; dc voetpunten
liggen dan hooger dan anders het geval zou zijn geweest.
Curve No. 7.
Paradoxon van Uraan op Kalium. Duur 28 seconden.
fO
m
dat de nieuwe systole intreedt. In deze curve repro-
duceeren wij aan weerskanten van het paradoxon van
Uraan op Kalium met opzet een vrij groot stuk om dui-
delijk te toonen dat men hier niet te maken heeft, met
een grillig hart, dat zoo maar eens plotseling, zonder
reden, stilstanden gaat vertoonen, maar dat, zonder
verandering in zijn radioactief element, regelmatig,
krachtig klopt.
Proef 2.
E^n krachtig kloppend hart (men zie curve 7),
wordt gedurende eenige minuten doorstroomd met
K-houdende Locke-Ringersche vloeistof, het vertoont
hierbij geen bijzonderheden. De uitslagen zijn regel-
matig, 50 per minuut. Hierna wordt het gedurende 1
minuut op K-looze doorstroomingsvloeistof gezet, en
daarna op 25 mgr. Uranylnitraat per Liter doorstroo-
mingsvloeistof.
Het hart klopt nu rustig door, er is steeds een zeer
flauwe aanduiding van groepvorming te zien, 3 groo-
tere uitslagen, hierna een ietwat kleinere, hetwelk zich
driemaal herhaalt.
De frequentie blijft gedurende de Uraan-doorstroo-
ming voortbestaan in een aantal contracties van 40 per
minuut. Nadat wij het hart gedurende 3 minuten (op
de gereproduceerde curve is slechts een gedeelte zicht-
baar) op Uraan hebben laten kloppen, zetten wij de
centrale kraan van het Langendorffsche toestel om,
zoodat het hart nu weer doorstroomd wordt door zijn
oorspronkelijke doorstroomingsvloeistof met 100 mgr.
K, per Liter vloeistof. Reactie hierop is al spoedig te
zien. Nadat het hart nog 2 iets kleinere contracties dan
oorspronkelijk op Uraan vertoond heeft, volgt een con-
tractie die weer half zoo groot is als de voorgaande,
dan komen nog een paar minimale contracties, de tonus
Curve No. 8.
Paradoxon van Uraan op Kalium. \' Duur 22 seconden.
in
m
zinkt, herstelt zich weer wat, en het hart staat stil,
terwijl in de dan getrokken lijn nog kleine vibraties
zijn waar te nemen. Deze stilstand blijft gedurende 28
seconden bestaan, maar plotseling begint bet hart hier-
na weer met volle kracht te kloppen, regelmatig ge-
durende de eerste 18 seconden met een frequentie van
50 uitslagen per minuut, en hierna met een frequentie
van 60 uitslagen per minuut, welke frequentie blijft be-
staan. De uitslagen zijn alle krachtig en grooter dan die
het hart vertoonde bij zijn doorstrooming met Uranyl-
nitraat houdende voedingsvloeistof.
In deze curve zien wij dus heel duidelijk een voor-
beeld van een paradoxon van Uraan op Kalium.
Proef 3. I
De volgende proef {men zie curve 8), die wij hier
zullen beschrijven werd geregistreerd met een lang-
zaam loopende trommel.
We hebben hier te doen met een krachtig kloppend
hart, hetwelk bij zijn doorstrooming met K-houdende
Locke-Ringersche vloeistof regelmatige uitslagen ver-
toonde in een frequentie van 65 contracties per minuut.
Nadat wij het hart gedurende eenigen tijd met K-hou-
dende vloeistof doorstroomd hadden en hierbij zagen
dat er in den bestaanden toestand geen verandering
kwam, zetten wij het hart plotseling over op 25 mgr.
Uranylnitraat per Liter doorstroomingsvloeistof.
Resultaat hiervan is niet dadelijk te zien. De eerste
18 seconden blijft het rythme gelijk aan dat bij door-
strooming met K-houdende vloeistof, de daarop vol-
gende 18 seconden worden de uitslagen iets krachtiger,
met gelijk rythme, en nu worden gedurende de eerst-
volgende minuut de contracties geleidelijk aan steeds
Curve No. 9-
Paradoxon van Uraan op Kalium. Duur 18 seconden.
m
een weinig sterker terwijl het rythme vrijwel gelijk
blijft.
Dan zetten wij het hart plotseling om op zijn oor-
spronkelijke Locke-Ringersche vloeistof en zien nu
dat, afgezien van één interceptie, het hart nog 18 se-
conden regelmatig als voren blijft doorkloppen, dan
volgt echter de meest denkbare foudroyante stilstand,
welke 22 seconden blijft voortduren, waarna het hart
zich plotseling weer herstelt, want na eerst 3 flinke
contracties te hebben vertoond, waarvan de eerste al
weer bijna de normale hefhoogte bereikt, gaat het hart
weer normaal kloppen in een frequentie van ongeveer
95 per minuut. Dit geschiedt gedurende de eerste 15
seconden, dan neemt de frequentie echter weer wat af
tot op 75 per minuut, en op deze frequentie blijft het
hart rustig doorkloppen. De hefhoogte is steeds gelijk
gebleven aan de hefhoogte bij doorstrooming op Uraan,
Nog dient vermeld te wordien dat gedurende het pa-
radoxon, nadat het hart 5 seconden had stilgestaan, er
een tonusverlaging in het hart plaats vond, 3ie duide-
lijk op de curve is waar te nemen.
Proef 4.
Wij hebben hier een krachtig kloppend hart (meri zie
curve 9), dat wij direct na het opbinden gedurende
eenige minuten laten doorstroomen met Locke-Rin-
gerache vloeistof waarin zich 100 mgr. K, per Liter
bevindt. Hierna laten wij het eenigen tijd doorstroo-
men met K-looze vloeistof om vervolgens de centrale
kraan van het Langendörffsche toestel om te zetten,
zoodat thans het hart doorstroomd wordt met een
vloeistof waarin zich 25 mgr. Uranylnitraat per Liter
bevindt. >
Bij zijn doorstrooming met K-houdende vloeistof
-ocr page 63-Curve No. 10.
Paradoxon van Kalium op Uraan. Duur 26 seconden.
Ov
m
Jtlopt het hart kraohtig, göheel regelmatig, met een
frequentie van 70 slagen per minuut. Bij zijn omzetting
op Uraan blijft het hart regelmatig en krachtig door-
kloppen met een frequentie van 70 per minuut. De hef-
hoogte is gelijk gebleven als bij de doorstrooming op
K-houdende vloeistof.
Nadat wij dezen toestand gedurende 3 minuten (de
reproductie geeft slechts een gedeelte van de curve
weer) hadden laten voortdturen, het rythme en de fre-
quentie zich niet meer wijzigden, brachten wij plotse-
ling door overzetten der centrale kraan, het hart weer
terug tot zijn oorspronkelijke K-houdende Locke-Rin-
gersche vloeistof. De eerste 12 seconden is geen ver-
andering te zien, dan volgen plotseling 2 kleine con-
tracties en het hart gaat onder plotselinge tonusver-
mindering stilstaan. De tonus herstelt zich weer wat; de
door den stilstand getrokken lijn vertoont eenige vibra-
iies. De stilstand blijft 18 seconden bestaan, dan be-
gint het hart plotseling weer met volle kracht te klop-
pen, de eerste 24 seconden zijn de contracties iets
minder sterk dan bij de doorstrooming van het hart met
Uraan, terwijl de frequentie 70 bedraagt, daarna wor-
den de contracties sterker, gelijk aan die bij doorstroo-
ming van het hart met Uraan, de frequentie blijft hier-
bij gelijk, en na 18 seconden worden de contraicties
grooter, terwijl de frequentie ook toeneemt tot 90 uit-
slagen per seconde. Hierop blijft het hart rustig voort-
kloppen, terwijl het type iets verschilt van dat bij
doorstrooming op Uranylnitraat houdlende vloeistof.
B, Paradoxon van Kalium op Uraan.
i Proef 1.
Het hart van een groot konijn (men zie curve 10)
wordt dadelijk na zijn bevestiging aan het Langen-
dörfische toestel doorstroomd met K-houdende Locke-
Ringersche vloeistof. Het vertoont hierbij regelmatige,
flinke contracties, 70 per minuut in aantal. Er is dui-
delijk groepvorming te bemerken, na iedere groote con-
tractie volgt hierop dadelijk een ietwat kleinere. Nadat
wij het hart aldus gedurende 5 minuten (op de gerepro-
duceerde curve is slechts een gedeelte zichtbaar) op
K-houdende Locke-Ringersche vloeistof hadden laten
kloppen om te zien of rythme en frequentie bij voort-
during dezelfde zouden blijven, hetgeen ook het geval
bleek te zijn, zetten wij plotseling de centrale kraan
van het Langendorffsche toestel om, zoodat thans het
hart doorstroomd werd met een Locke-Ringersche
vloeistof waarin zich 25 mgr. Uranylnitraat per Liter
bevindt. Er is hierop oogenblikkelijk reactie te zien.
Eerst volgen 3 groepen van 2 icontractics, waarvan de
eerste grooter zijn dan de overeenkomende bij door-
strooming met K^houdende Locke-Ringersche vloei-
stof, terwijl de frequentie gelijk blijft aan die bij K-
d oor strooming. Daarna volgen 12 seconden met klei-
nere contracties in een frequentie van 50 per minuut,
dan volgen 6 seconden van zeer onregelmatige kleine
contracties en het hart gaat plotseling onder tonusver-
laging stilstaan. De tonus herstelt zich echter weer
wat, Dc stilstand blijft 26 seconden aanhouden, en
het hart gaat hierna weer krachtig kloppen, de eerste
2 contracties zijn iets kleiner dan die bij doorstroo-
ming met K„ daarna volgen regelmatige contracties,
80 per minuut, terwijl hier ook weer duidelijk groep-
vorming te bemerken is, na iedere groote een kleinere,
die ongeveer driekwart van zijn vorige bedraagt. Het
type der contracties is echter geheel veranderd, want
zagen wij eerst het bij K-houdende doorstrooming
typische zwiepen, hetgeen zich ook gedurende de eer-
Curve No. 11.
Paradoxon\'van Kalium op\'. Uraan.\' Duur 20îseconden.
0^
to
ste 12 seconden bij Uraandoorstrooming nog vertoon-
de, na den stilstand is hiervan geen sprake meer.
We hebben hier een zeer fraai voorbeeld van een
paradoxon van K. op U.
Proef 2,
We hebben hier weer een krachtig kloppend hart
(men zie curve 11,) op K-houdende Locke-Ringer-
sche vloeistof. De contracties zijn regelmatig, in een
frequentie van 50 per minuut. Duidelijk zwiepen is
aanwezig, evenzoo groepvorming van 1 groote en 1
kleinere contractie. Na het hart gedurende eenigen tijd
op zijn K-houdende doorstroomingsvlocistof te hebben
laten doorkloppen, zetten wij het hart plotseling op U-
houdende doorstroomingsvlocistof (25 mgr. Uranyl-
nitraat per Liter). Heel spoedig is hiervan effect te
zien, want nadat het hart nog 2 ongeveer gelijke con-
tracties vertoond heeft, volgen er in de volgende 6 se-
conden nog 3, waarvan de 2 eerste ongeveer drie kwart
van de oorspronkelijke hefhoogte bedraagt, dc laatste
nauwelijks de helft hiervan bereikt, gaat het hart plot-
seling onder sterke tonus verlaging stilstaan, terwijl de
dan getrokken lijn van stilstand een geleidelijk aan
verminderende tonus in het hart aangeeft cn nog mini-
male uitslagen blijft registreeren. Deze stilstand blijft
20 seconden duren, dan herstelt het hart zich plotse-
ling, als uit den dood herrezen, tot volledige vitaliteit
en gaat nu flinke contracties vertoonen, regelmatig 50
per minuut. Iets van groepvorming is niet meer te be-
merken.
> Proef 3.
Curve 12 geeft ons weer de contracties te zien
van een konijncnhart, dat krachtig op K-houdende
Curve No. 12.
Paradoxon van Kalium op Uraan. Duur 15 seconden.
Locke-Ringersche vloeistof klopt. Nadat wij het
gedurende 5 minuten op zijn K-houdende vloeistof
hebben laten doorkloppen, en hierbij bemerkten dat
geen verandering in rythme of frequentie of neiging tot
stilstand zich voordeden, (wel het voor K-kloppen typi-
sche zwiepen zich voordeed), zetten wij het hart plot-
seling om op Locke-Ringersche vloeistof met 25 mgr.
Uranylnitraat per Liter. Direct na de omzetting volgt
een zeer korte stilstand van 2 seiconden, waarna het
hart zich herstelt en! nog 15 seconden blijft doorklop-
pen, in hetzelfde rythme en tempo als bij zijn K-door-
stroomingen. Hierna volgt, zonder eenige voorbereiding
de meest denkbare plotselinge stilstand. Deze stilstand
duurt 15 seconden en even plotseling als de stilstand
geschiedde heeft de terugkeer tot normale activiteit
van het hart plaats. De contracties zijn (wat hun grootte
betreft) weer ongeveer gelijk geworden aan die bij K-
doorsitrooming, terwijl nu in een frequentie van 70 per
minuut het hart met dtódelijk U-kloppen blijft door-
gaan alle even groote contracties te vertoonen.
Proef 4.
We hebben bij deze proef (men zie curve 13)
te doen met een zwak kloppend konijnenhart, het-
welk dan ook op de curve slechts kleine uitslagen ver-
mag te registreeren. Nadat wij het hart gedurende een
5-tal minuten op K-houdende vloeistof hebben laten
doorstroomen om te zien of het hart bij langere door-
strooming krachtiger lutslagen zal gaan vertoonen, het-
welk echter niet bleek te geschieden, (de gereprodu-
ceerde curve geeft slechts een gedeelte der proef weer)
zetten wij het hart plotseling over op Uraan-houdende
vloeistof. Resultaat hiervan is niet dadelijk te zien,
want het hart bRjft nog ongestoord met een wel is waar
5
-ocr page 70-______r^r^\'mrmMl\'^hW^j^
O
O
_ J. • -J-
/ e >T» ir ».•f
a-O %c
Curve No. 13.
Paradoxon van Kalium op Uraan. Duur 36 seconden.
. - ... ^
iets veranderd type nog gedurende 18 seconden
doorkloppen. Na deze 18 seconden volgt echter
zonder eenige voorbereiding een plotselinge stil-
stand terwijl de door dezen stilstand getrokken
lijn niet de minste vibratie vertoont. Deze stilstand
blijft 36 seconden aanhouden, dan volgt plotseling een
contractie, hierna weer een stilstand van 3 seconden,
terwijl de tonus in het hart iets verhoogd is, hierna
volgen nog een tiental seconden met onregelmatige
contracties. Waarna het hart weer op zijn normale ma-
nier (dat wil zeggen zooals het dit deed bij K-door-
strooming) gaat doorkloppen.
Proef 5.
Hadden wij bij onze vorige proef te doen met een
slechts zwak, deze maal hadden wij een zeer krachtig
en regelmatig kloppend hart, (Men zie curve 14.)
Nadat wij het gedurende eenige minuten door-
stroomd hebben met K-houdende doorstroomings-
vlocistof, en het flinke uitslagen doet registreeren, met
een frequentie van 30 per minuut, zetten wij het plot-
seling over op Uranylnitraat houdende Locke-Ringer-
sche vloeistof, (25 mgr. per Liter doorstroomingsvloci-
stof). De frequentie blijft nog gedurende 18 seconden
gelijk aan die bij K-doorstrooming (de frequentie was
op het laatst bij K-doorstrooming iets gedaald tot on-
geveer 27 uitslagen per minuut), dan volgt plotseling
stilstand, terwijl de dan getrokken lijn van sülstand
nog zeer minimale vibraties vertoont. Deze stilstand
blijft gedurende 36 seconden voortduren, hierna volgt
weer een zeer sterke contractie die wel het dubbele be-
reikt van die bij doorstrooming op K. en het hart gaat
hierna rustig door met kloppen in een langzaam tempo
van 12 contracties per minuut.
Curve No. H.
Paradoxon van Kalium op Uraan. Duur 36 seconden.
0^
00
Proef 6.
Een krachtig kloppend hart (men zie curve 15)
laten wij gedurende eenige minuten doorstroomen met
K-houdende Locke-Ringersche vloeistof. Het vertoont
hierbij regelmatige contracties in een tempo van 60 uit-
slagen per minuut. Hierna laten wij het plotseling dbor-
stroonien met Uraanhoudende vloeistof, en bemerken
nu dat het hart gedurende 18 seconden door blijft
kloppen, terwijl het in dien tijd groepvorming vertoont
van 1 groote en 1 kleine uitslag, welke groepvorming
ook al te zien is geweest gedurende de laatste 10 se-
conden bij doorstrooming van het hart met K-houden-
de Locke-Ringersche vloeistof. Na bovengemelde 18
seconden staat het hart na. nog eenige minimale vibra-
ties te hebben doen registreeren, stil, terwijl de nu ge-
trokken lijn van stilstand een vermindering van tonus
in het hart aangeeft en tevens nog eenige vibraties re-
gistreert. De stilstand duurt 26 seconden voort, dan
volgt plotseling een flinke contractie van het hart, en
het hart gaat regelmatig doorkloppen in een frequentie
van 40 per minuut, terwijl weer duidelijk dezelfde
groepvorming is opgetreden, als geregistreerd werd in
de laatste oogenblikken van doorstrooming met K-
houdende en die met U-houdende Locke-Ringersche
vloeistof.
Curve No. 15.
Paradoxon van Kalium op Uraan. Duur 26 seconden.
O
MAG UIT DEZE PARADOXA TOT RADIOPHYSIO-
LOGISCH ANTAGONISME BESLOTEN WORDEN?
Uit de vorige hoofdstukken is het den lezer duidelijk
geworden, dat het ons, wanneer wij ons tenminste pre-
cies aan de daar beschreven voorschriften hielden, en
wij etenigszins gelukkig waren in de greep naar ons
proefdier, met vrij groote regelmaat gelukte zeer fraaie
zoogenaamde paradoxa bij overgangen van U, op K,
of van K, op U. te verkrijgen.
Langzamerhand in het verloop van ons experimen-
teeren was ons het paradoxen een zeer gewoon ver-
schijnsel geworden, dat wij zonder moeite verkregen.
Bewijzen deze regelmatig wederkèerende stilstan-
den van korten duur bij overgang van K, op U, of om-
gekeerd nu inderdaad iets voor een radiophysiologisch
antagonisme?
Feitelijk niet! Genoeg zijn immers de als Libbrecht-
sche paradbxa beschreven kortdurende stilstanden
bekend, die ontstaan bij plotselinge overgangen van de
doorstroomingsvloeistof op hoogere of lagere doses
van het radioactief element, zonder dat van alfa- op
beta-radioactiviteit of omgekeerd wordt overgegaan.
Deze paradoxa, die niet worden toegeschreven aan
veranderingen van het radioactief element, maar in
verandering in de ionen-concentratie, zouden ons in dit
geval parten kimnen spelen, zoodat ten onrechte als
bewijs werd aangenomen, hetgeen als zoodanig niet
mocht gelden. . \'
Wil men ons dus tegenwerpen, dat al onze paradoxa
-ocr page 76-in de vorige hoofdstukken beschreven als Libbrecht-
sche moeten worden opgevat, dan kunnen wij daar te-
genover geen zekerheid stellen.
Het volkomen bewijs, het maken van evenwichten,
is bij gebruik maken van het zoogdierhart als proef-
object onmogelijk.
Dengene, die nauwkeurig de vorige hoofdstukken
heeft gelezen, zal dit zonder meer duidelijk zijn. Im-
mers is herhaaldelijk door ons op de gevoeligheid van
het overlevende zoogdierhart gewezen, een gevoelig-
heid die zoover gaat, dat stilstanden, langer dan een
halve minuut in veel gevallen reeds funest bleken,
Hoe kan men met een dergelijk proefobject even-
wichten gaan zoeken! Het woord evenwicht zelf be-
duidt reeds een längeren stilstand\' van het hart (in casu
gedächt door tegenwerking van gelijke krachten alfa-
en beta-radioactiviteit) van zoodanigen duur dat daar-
mede niet alleen een halve minuut, maar vele minuten
gemoeid zijn. Deze stilstanden van minuten lang zou-
den zeker den dood van ons proefobject beteekenen
eri zijn dus uit den aard der zaak onbruikbaar.
Het volkomen bewijs van het bestaan van radiophy-
siologisch antagonisme is dus niet te leveren, niet om-
dat onze theorie onjuist is, maar ómdat het proefobject
om geheel bijkomstige redenen, zich niet voor dit doel
eigent.
HOOFDSTUK 7.
BESLUIT UIT ANALOGIE.
Zooals wij in het vorige hoofdstiik zagen is dus bij
het zoogdierenhart het leveren van het volkomen be-
wijs van radiophysiologisch antagonisme door het zoe-
ken van evenwichten uit den aard van het proefobject
onmogelijk.
Vergelijken wij nu echter onze proeven met de on-
telbaar vele, op het laboratorium van Professor
Zwaardemaker en elders op harten van koud-
bloedige dieren verricht, dan is uit analogie met deze
proeven toch tot bewijs van radiophysiologisch anta-
gonisme te besluiten. Immers ook daar bij stilstaande
harten (door K-onttrekking), een herleving na door-
strooming met K- of U-houdende vloeistof; zoowel het
zoogdierhart als het hart van koudbloedige dieren
reageert dus op den toevoer van bcta- zoowel als alfa-
radioactieve atomen op dezelfde wijze, name-
lijk door hervatting zijner pulsaties.
Ook bij het hart van koudbloedige dieren zien wij
telkens weer, bij juist gekozen hoeveelheid radioactie-
ve atomen in de doorstroomingsvloe\'stof, paradoxa
optreden. Het ontstaan, verloop, verdwijnen daarvan
is zoo volkomen gelijk aan de door ons in vorige hoofd-
stukken beschreven en! door de reproducties der cur-
ven verduidelijkte paradoxa, dat wij zonder meer tot
een analoge oorzaak mogen besluiten.
Waar het nu, dank zij het gunstige proefobject, bij
het hart van koudbloedige dieren telkens weer gelukt
evenwichten te maken, daar mogen wij besluiten dat
dit ook bij het zoogdierhart het geval zou zijn, indien
wij niet voortdurend stuitten op de overgevoeligheid
voor beschadiging door stilstanden langer dan een
halve minuut.
(r^ | |
5 |
1 |
Zooals uit de door ons beschreven proeven en de
daarbij gereproduceerde curven duidelijk blijkt, is ook
voor de doorstrooming van het zoogdierenhart het K,
in de Locke-Ringersche vloeistof met succes te vervan-
gen door U,
Het aantal mislukkingen, waarover wij reeds tevo-
ren spraken, kon altijd ongedwongen aan fouten, hoe
klein overigens dan ook, m opstelling, temperatuur,
toevallige bijmenging van zware metalen aan de door-
stroomingsvloeistof, onjuistheden in de wijze van in-
binden van de canule, worden toegeschreven. Geen der
mislukkingen of na eenig zoeken vonden wij de fout en
bewezen door elimineeren daarvan en opvolgend suc-
ces de juistheid van ons idee. In geen der gevallen
moesten wij erkennen dat het de doorstrooming met U.
was die den stilstand, den dood van het hart veroor-
zaakte.
Uraan is een voor de weefsels in geconicenlreerder
oplossingen dan wij gebruikten, zeer giftige stof, zoo-
als o.a, blijkt uit onderzoekingen, beschreven in „Ar-
beiten aus den physiol. Institut Dorpat".
1 mgr. Uranylnitraat per kilogram lichaamsgewicht
bij een konijn tast reeds zoodanig de nieren aan dat de
dood noodzakelijk volgt, In de d<X)r ons gebruikte
concentratie van pl.m, 25 mgr, Uranylnitraat per Liter
blijkt het U. althans voor het hart niet meer giftig te
werken. In de le plaats moet dit worden toegeschreven
aan de grootere verdunning van het Uranylnitraat
waardoor vooral de zure reactie, die dit zout in oplos-
sing geeft, door het aanwezige bicarbonaat wordt terug-
gedrongen,
In de 2e plaats speelt ook het aanwezige Ca daarbij
een rol, doordat dit als „ontgiftend" zout werkt.
Op welke wijze moeten wij nu de zoo verschillende
uitkomsten, verkregen door Arborelius en Zot-
ter man eenerzijds, en onze uitkomsten anderzijds
verklaren?
Bij het doorlezen van hun overigens weinig uitvoe-
rige beschrijving valt in de eerste plaats op dat zij zich
niet hielden aan wat ons een gebiedende eisch bleek,
n.m, een stilstand van het hart van niet längeren duur
dan 30 seconden, \'Zij beschrijven stilstanden van 5 tot
6 minuten. Dat zij na zoodanig lange stilstanden het
hart weer met K. tot kloppen konden brengen, bewijst
in dezen zin niets. De stilstand vindt zijn oorzaak in
K-onttrekking; zoodra dus het K-gehaltc van de hart-
spier beneden zijn limiet gedaald is staat het hart stil;
slechts zeer geringe additie brengt het weer aan het
kloppen. Geheel anders staat dit, wanneer we Uraan-
oplossing als doorstroomingsvlocistof gebruiken. Dan
gaat het er niet meer om een weinig gelijksoortig radio-
actief vermogen toe te voeren, maar eerst dient de
bcta-radioactiviteit van het K. geëlimineerd te wor-
den en dan vervangen door alfa-straling van het Uraan.
De voor dit langer proces benoodigde tijd is vol-
doende om het hart te dooden.
Andere fouten kon ik in de beschrijving niet vinden.
Een vermoedelijke fout kan nog de volgende zijn. De
toevoerende buis naar het hart is misschien te lang ge-
nomen, zoodat overgangen niet voldoende plotseling
plaats vinden. Op het belang hiervan hebben wij tevo-
ren reeds gewezen.
Uit hun beschrijving van gelijktijdig toevoeren van
K. en U,, waarbij geen stilstand (behalve in 1 geval)
optrad, leiden zij af, dat geen) radiophysiologisch anta-^
gonisme voor het zoogdierenhart bestaat. Gezien in het
licht van Zwaardemaker\'s theorie, gestaafd
door onze eigen proefnemingen, is juist dfeze beschrij-
ving een fraaie illustratie voor de juistheid van die
theorie.
Ons inziens hebben zij in het door hun aan toeval of
anderszins toegeschreven geval van stilstand, een ge-
lukkige greep gedaan, en juist die hoeveelheden alfa-
en beta-radioactive stof vermengd in hun doorstroo-
mingsvloeistof, die tot een ,.evenwicht" voerden.
Dat zij in andere gevallen geen stilstand kregen is
voor allen, die lange uren zoekbrachten met het maken
van evenwichten bij koudbloedige harten geenszins
een wonderlijk iets.
\'Hoelang moet ook de op dit gebied ervaren onder-
zoeker niet zijn vloeistoffen veranderen óf door ver-
meerdering der alfa- óf der beta-radioactieve stof om
tot het gewenschte evenwicht te geraken? Hoeveel
wonderlijker zou het zijn, dat twee onderzoekers met
het zooveel gevoeliger proefobject (zoogdierenhart)
door willekeurige, niet doelbewuste hoeveelheden van
een alfa- en beta-radioactief zout tot dc juiste verhou-
ding zouden komen.
Dit vervangen van kalium moet in onzen gedachten-
gang evengoed mogelijk zijn door Thorium of Ema-
natie.
Met het eerste zijn verschillende opzettelijke proe-
ven genomen. Het bleek toen reeds spoedig onmogelijk
met Thorium te werken, omdat de voor het zoogdieren-
hart benoodigde temperatuur van de doorstroomings-
-vloeistof tevens oorzaak was van het neerslaan der
colloidale thoriumoplossingten. Opzettelijk daartoe
verrichte metingen gaven aan, dat het Thorium vrijwel
volledig neergeslagen was.
Proeven met Emanatie zijn door ons niet genomen.
Te voren kon reeds worden gezegd dat Emanatie on-
geschikt was. De eisch, geregeld zuurstof aan de Locke-
Ringersche vloeistof te blijven toevoeren, maakte het
vasthouden van emanatie in de vloeistof onmogelijk.
hebben toen de mogelijkheid overwogen dc vloei-
stof regelmatig te doorparelen met een mengsel zuur-
stof-emanatie, maar moesten, omdat het berekenen van
de hoeveelheid aan het hart toegevoerde emanatie dan
geheel onmogelijk werd, ook van dit plan afzien.
Gebruik maken van het emanatiefleschje volgens
S t e ij n s is hier ondoenlijk, waar niet alleen vooraf
verzadiging van de vloeistof met Oi noodig is, maar ook
een rijkelijke voorziening tijdens de proefneming.
\'-W
-ocr page 83-HOOFDSTUK 9.
UITKOMSTEN.
1, Ook in het zoogdierhart kan het beta-stralend
Kalium vervangen worden door een alfa-stralend ele-
ment, mits in radioaequivalente hoeveelheid,
2, Om deze vervanging mogelijk te maken moet:
a. de kunstmatige circulatievloeistof (Locke-Rin-
gens\'che vloeistof) rijkelijk en onder druk met zuur-
stof zijn verzadigd;
b. de vloeistof noch le voren, noch tijdens de proef
met metaal in aanraking komen;
c. in het toestel van Langendorff ter doorstroo-
ming gebruikt, slechts een korte baan zijn tusschen
dricwegkraan en hart;
d. het natricum bicarbonaat in dc vloeistof volle-
dig zijn opgelost;
e. het radioactief element in de vloeistof niet zijn
neergeslagen (Tiiorium) noch ontweken (emanatie!),
3, Het tot rust komen door Kalium-onttrekking
en het herleven op Kalium- of Uraan-\'Ringeroplossing
geschiedt volmaakt plotseling.
\'4. Tusschen beide oogenblikken mag niet meer dan
een halve minuut verloopen.
5. Bij overgang van een Kalium- op een Uraan-
vloeistof of omgekeerd, komt het, mits de overgang
plotseling plaats heeft (korte baan tusschen drieweg-
kraan en hart!) in den regel tot een paradoxon.
6. Zulk een paradoxon duurt in het algemeen kor-
ter dan een halve minuut.
7. Uit de regelmaat van voorkomen van een para-
-ocr page 84-doxon, zoowel K—►U als U—►K, mag mlen op zich
zelf nooit besluiten tot physiologisch radio-antagonis-
me, doch in verband met het bestaan van radio-phy-
siologische evenwichten bij harten van koudbloedige
dieren, mag-men er per analogiam toe besluiten.
S. Ringer. Journal of Physiologie. Vol. 3 en verder.
Langendorff. Archiv f. d, ges. Physiologie. 61. S.
291\' 1895,
Schirrmacher. Inaug. Diss. Rostock. 1901. — Vgl.
Hedon und Gilis, Comptes rend, de la Sooété de Bio-
logie 1892, S. 760; — Hedon et Arrons. Arch, intern,
de pharmacod. 6 (121; 1899), ^ ...
Rusch, Archiv f. d. ges, Physiologie. 73. S. 545. 1893,
Wild. Zeitschrift fur rad. Med, 5, S, 76; 1846.
Locke. Zentralblad für Physiologie 12. S. 353, 568, -
1898; - 15 S. 490; 1901. , ^ , m r>. i
N. Martin und Applegarth, Studies from the Biol,
Labórat, of John Hopkins University 4, 8, 275, 1890,
Martin. Physiol, papers. Baltimore 1895. S, 97,
Langendorff. Münchener und Wochenschrifft 1913.
^N.^Martin, Physiol, transact, 1883 (2) blz, 666; —
physiol, papers S, 40, , ,, «n«
Geneeskundige bladen, 20ste reel«, blz. 290.
Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 1920,
2c helft No, 15, Jannink en Feenstra,
S, de Boer, Arch, ncerl, de physiologie T. 2, blz, 352.
1918, en Geneeskundige bladen, 20ste reeks, Wz. 272.
C, Oppenheimcr, Handbuch der Biochemie, Band 2,
^ R^ Tiegcrstedt. Handbuch der Physiologischen Me-
thodik, 1913, Bd, 2, blz. 157,
T P Feenstra. Een nieuwe groep balanceerende
atomen, Onderz. Physiol, Lab. Utrecht, 5de serie, T,
17, blz, 137 en 140, ^ ^^^ ^ .
Zittingsverslag Kon, Akad, voor Wetenschappen,
Dl, 24, blz, 1822; Dl. 25, blz. 37.
H. Zwaardemaker: De vervangbaarheid van het ka-
lium der zoogenaamde Rinß^rsche vloeistoffen djwr
radium in aequiradioactieve hoeveelheid. Ibid, blz. 153,
iZiitingsverslag Kon. Akad, v. Wetenschappen, Am-
sterdam 30 Sept. 1916. 25, blz. 517.
\'H. \'Zwaardemaker, C. E. Benjamins en T. P. Feen-
stra: RadiumbestraHng en hartswerking, Onderz. Phy-
siol. Lab. Utrecht, 5e serie, T. 17, blz, 247.
Nederlandsch Tij\'dsichrift voor Geneeskunde, 1917,
2 Blz. 1923,
W. H. Jolles, Onderzoekingen over den invloed van
sommige physico-chemische en vitale voorwaarden op
het electrocardiogram van het overlevend kikkerhart,
Onderz. Physiol. Lab. Utrecht, 5e serie, T. 18, blz. 1.
H. Zwaardemaker, Kalium en hartautomatie, Ibid,
blz, 426, Ned. Tijdschr. v. Gen, 1., 1918, blz. 1174.
H. Zwaardemaker et J. W, Lely: Les seis et Ie
rayonnement radioactifs modifient la sensibilité du
coeur a 1\' influence du nerf vague. Ibid, blz, 442,,
Archives neerland, de physiol, I, 745, 1917,
L Gunzburg, Werking van urandumzouten op de kik-
vorschspier, Ned. Natuiu-- en Geneeskundig congres,
April 1917, blz. 303.
\'H. Zwaardemaker. Kalium-Uranium antagonisme
naast overeenkomst in werking elk afzonderlijk, Zit-
tingsverslag Kon. Akad. v. Wetensch, 24 Febr. 1917,
Deel 25, blz. 1096. Distance relation in the effect of
radiumradiation in the isolate-d heart. Ibid, blz, 476,
Zittingsverslag Kon. Akad, v, Wetensch. 31 Maart
1917 Deel 25, blz, 1282, De verschuiving der radioactie-
ve evenwichten onder den invloed van fluoresceine.
Zittingsverslag Kon. Akad, v, Wetensch. 29 Sept, 1917
Deel 26, blz. 554.
Über die restaurierende Wirkung der Radium-
strahkng auf das durch Kaliumentziehimg in seiner
Function beeinträchtigte Herz. Arch. f. d. ges. Physio-
logie 169, blz. 122, 1917.
Radioactieve evenwichten. Ned. Tijdsichr. v. Gen.,
1918, Deel 1, blz. 602.
Een hartparadoxon, Ned, Nat, en G«n. Congres,
April 1917, blz, 316,
H. Zwaardemaker en G. Grijns, Arch, néerl. de
Physiologie T. 2, blz, 500. Sur I\' action du polonium
sur le coeur de grenouille immobilisé par la solution
de Ranger privée de potassium.
jH, C. A. Detmar. De invloed der aardalkalimetalen
op den radioactieven evenwichtstoestand onderzocht
aan de KAJ lyn. Diss. Utrecht 1918.
Mlle L. Kaiser. Arch, neerl. de Physiol 1919, 3587-
3593. Les lignes d\' équilibré de K, Rb et Cs. avec U.
H. Zwaardemaker: Radioantagonisme et balance-
ment des ions. Comptes rendus des séances de la So-
ciété de Biologie, T. 82, blz, 625. T. LXXXIÏ, blz. 625.
H. Zwaardem^er: Radioactivité et vie, Arch, néerl.
de Physiol. T. 4, blz, 177,
H. Zwaardemaker: On physiological radio-activity.
Journal of Physiol, Vol, 53, blz. 273,
T. P, Feenstra. Kon. Akad. v, Wetensch., deel 24,
blz. 1822 en deel 25, blz, 37,
H, Zwaardemaker. Kon. Akad. v. Wetensch., deel
25, blz. 1096.
Mäns Arborelius und Yngve Zotterman. Über die
Wirkung von Kalium und Uran am isolierten Kanin-
chenherzen, Skandinaviches Archiv, für Physiologie,
Bd. 45, Heft 1, seite 12.
J. B. Zwaardemaker. Myogene harteigenschappen
en radioactiviteit. Dissert. Utrecht 1922,
H. dé Raad. Uterusbewegingen en radioactiviteit.
Diss. 1922.
B, Bakker, De automatische bewegingen van den
Oesophagus en radioactiviteit. Diss. 1924,
L. Mes. Reictum-automatie en radio-activiteit. Diss.
Utrecht 1926.
E. H, Jannink, De invloed van het kalium op de be-
weging van den darm. Diss. Utrecht.
G. M. Streef, Quantitatieve bepalingen betreffende
Kalium en zijn radioactieve vervangers in het hart.
Diss. Utrecht 1926.
^^f"\' •" ■ V -\'V ■■
.i.V.-- \'"\'v; \'- ■■
.....1
/ i» .
v! - \'
:
- r* ■■ .vt
1. De verscKijnselen van nierbeschadiging tijdens
de sanocrysinebehandeling der tuberculose zijn het ge-
volg eener goudvergiftiging.
2. Bij de fractura capituli radü verdient de conser-
vatieve therapie de voorkeur boven de operatieve.
3. Chirurgisch ingrijpen beteekent bij de ozaena-
therapie geen vooruitgang, eer het tegendeel.
4. Tijdens dc eerste tijdperken der syphilis is con-
trole van hart en bloedvaten gewenscht wegens de
reeds in deze periode optredende beschadiging van
deze organen. \'
5. De behandeling van cervicitis gonorrhoica vindt
in de diathermie een krachtigen steun.
6. Een inrichting voor ademhalingsgymnastiek on-
der geneeskundige controle is noodzakelijk.
7. Een tangverlossing verrichte men onder nar-
cose. . \' \'
8. Bij de behandeling van resten van gynaecologi-
sche ontstekingsprocessen is de tijdroovende maar ge-
vaarlooze resorbeerende therapie te verkiezen bovien
operatief ingrijpen.
9. Het betoog van Professor Van Bemmelen betref-
fende het overgaan van gelaatskenmerken is voors-
hands alleen te bewijzen bij geslachten met uitgebreid
familieportrettenmateriaal. Uit den aard der zaak ko-
men de vorstenhuizen hiervoor het eerst in aanmerking.
Ditzelfde geldt, in verband met de bestaande levens-
beschrijvingen ook voor karaktereigenschappen.
\' \' i
J j l . \'
: , -au-Vv .
C-^tô-, - » ■ ■ ^ . ■ f . ■ V , .1 . /
. \'J
-ocr page 93-■•^••■\'\'■i.\'V»
• ■ . rv .
ii:
mmmMM-v-
-ocr page 94-ilÄ
\'»IM?
■• \'» - \'
. L ■■ ■ • r ■
,\' . . • .. . ■ .
\'..Äv.
■/f cii? Hi*\'-\'\'■■ ■■ ■;
■•ïv^,:-;:
... • x;"\'„s-,A\'»
A ■ r... .
v\'\'
" i \' | |
■-\'\'■.\'ÀJ-\' | |
; . 7 . | |
p |