-ocr page 1-

DE KEURING VAN VARKENS,
LIJDENDE AAN VLEKZIEKTE,
„ERYSIPELAS SUIS"

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3627 5315

-ocr page 2-

^ s

hfpilii ii^i\' " -^ïat\'is

:■: "c

•y.■«\'> y -,

mwj

: ft;.

■ r \' ,

-ocr page 3-

> \' ? t.

l ■ \' \' •

.T>-

-ocr page 4-

.......... ........

•-■f .. i

"•"t .r >»

\'-^iä-Ä-v

. -, »

■ ■■ - ■ j»

" \'. 1

s j ;. •

I \' \' \'
À

.\' f.

ij,

•A

\' A

-ocr page 5-

DE KEURING VAN VARKENS,
LIJDENDE AAN VLEKZIEKTE,
= „ERYSIPELAS SUIS" ==:

Ia^

-ocr page 6-

: v-j^"

-O

. ■r-r. r»\'

1 ,

• ;

ïr" -
i-

■t
i \'

•ÄiJ

■fi t..

f

f-

S-
\' f

ÓA..

rr

-ocr page 7-

DE KEURING VAN VARKENS,
LIJDENDE AAN VLEKZIEKTE,
„ERYSIPELAS SUIS"

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN
DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE VEE-
ARTSENIJKUNDE AAN DE VEEARTSENIJ-
KUNDIGE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNH-M-
CUS Dr. J. H. HARTOG. VOLGENS BESLUIT
VAN DEN SENAAT DER VEEARTSENIJ-
KUNDIGE HOOGESCHOOL. TE VERDEDI-
GEN TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DEN SENAAT OP DONIMCRDAG 9 JULI
1925. DES NAMIDDAGS VIER UUR.

DOOR CORNKLIS POSTAIA,
GF.I30RKN TK GRONINGI-N, VKKARTS TIC
AMSTUKDAM.

BIBUOTHEEI
DIERGENEESKUNDE
UTRECHT

ruksuniversiti^^
1467 3531

-ocr page 8-

- - flï^ l*!-
AA«

V u

m

-ocr page 9-

Çlan mijn ^roum
en mijn ^ind.
S^an mijn busier.

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Het is mij ccn voorrecht U, Hooglceraren, bij het aanbieden van
dit proefschrift, mijn hartclijken dank te betuigen voor het ontvangen
onderwijs.

Vooral U, Hooggeleerde VAM OU EN, Hooggeachte Promotor,
breng ik op deze plaats mijn welgemeeiiden dank voor de groote
bereidwilligheid, waarmee U mijn onderwerp voor ccn proefschrift\'
hebt willen aanvaarden, maar inzonderheid voor Uw vele raadgevingen
welke mij het onderzoek zoozeer verlichtten. Uw scherp en helder
oordeel. Uw groot vermogen om onmiddellijk tot de kern van ccn
vraagstuk door te dringen, zijn mij bij de oplossing van moeilijke
kxvcstics tot grootcn steun gctvccst.

Zeer veel dank ben ik ook U verschuldigd. Hooggeleerde MEN DES
DA COSTA, voor de buitcngnvoon vrietuiclijkc xvijzc, wanrop U mij
bij de studie der zeer uitgebreide vt^dische litteratuur den weg hebt
gnoezen.

U, Hooggeachte REESER en VEENSTRA, breng ik mijn hartc-
lijken dank voor Uw belangstclling en voor dc welwillende wijze,
waarop Gij mij steeds met Uw groote ervaring hebt bijgestaan.

U, waarde Collegae van het Abattoir te Amsterdam, dank ik ten
zeerste voor Uw hulp en voor de bereidwilligheid, waarmee Gij het
bacteriologisch onderzoek der varkens aan mij hebt willen overlaten.

Tenslotte dank ik allen, die mij bij dc uitvoering fdn het onder-
zoek
7\'an dien.ff zijn geweest.

-ocr page 12-

f, ^^^ ^wJtsilf. H»\'

Wm

ISIi

•»iiH

i^iîià^â^i

t-tf^i

-ocr page 13-

Hoofdstuk I.

INLEIDING.

Iii het Keuringsregulatief (Ministerieele Beschikking van 15 Juli
1920 tot uitvoering der Vleeschkeuringswet) wordt omtrent de vlek-
ziekte der varkens het navolgende bepaald;

„Afgekeurd wordt, indien uitgebreide veranderingen in huid, spier-
en vet weefsel en in de ingewanden worden aangetroffen.

Goedgekeurd wordt onder voorwaarde van sterilisatie, indien de
veranderingen minder ernstig zijn en ook in geval van in nood gedood,
geen andere dan vlekziektebacillen worden aangetroffen.

Opmerking. Onder vlekziekte worden hier niet begrepen de gevallen
welke zich uitsluitend bepalen tot de z.g.n. netelroos (urticaria) en
de cndocarditis verrucosa."

Hieruit volgt, dat indien om andere redenen geen afkeuring moet
volgen, vlecsch bij vlekziekte wegens kietnhoudendheid gesteriliseerd
kan worden, zelfs dat, hetwelk afkomstig is van in nood gedoode
dieren.

Hlijkcns de toelichting op de Vleeschkeuringswet van Peerbolte en
Berger (2c druk, blz. 200) is liet de bedoeling van den wetgever
geweest om vlecsch, dat onmiddellijk tia tic slachting kicmhoudend
is bevonden, niet in de consumptie toe tc laten. Zij zeggen woordelijk:
„Met betrekking lot dc bcoordecling, na het bacteriologisch onderzoek,
wordt het standpunt ingenomen, dat in dc gevallen vermeld in artikel 2
van dc Min. Beschikking, het vlecsch, dat niet kicmvrij is bevonden,
afgekeurd zal worden.

Het gaat hier om noodslachtingcn, bedoeld in art. 3, letter h der
vleeschkeuringswet (slachtdieren, welke door ziekte in onmiddellijk
dreigend levensgevaar vcrkcercn) en om nndere zieke dieren." Dit
geldt dus ook v
(x)r gevallen, gewoon in dc slachthal waargenomen,
waarbij geen sprake is van noodslachting. De 2e alinea van dc boven

-ocr page 14-

weergegeven bepaling (bij vlekziekte), zal dus zóó gelezen moeten
worden, dat alle vlecsch, hetwelk afkomstig is van varkens, die aan
vlekziekte hebben geleden, gesteriliseerd moet worden, zoodra het vlek-
ziektebacillen bevat. Hoewel bacteriologisch onderzoek niet imperatief
IS voorgeschreven, sluit deze bepaling mijns inziens in, dat een onder-
zoek naar het voorkomen der bacillen wordt ingesteld, zoodra er ver-
denking op vlekziekte bestaat, tenzij men uit het patholoog-anatomisch
beeld tot de aanwezigheid van vlekziektebacillen in het vleesch mag
besluiten en op grond daarvan reeds dadelijk sterilisatie voorschrijft.
Het Keuringsregulatief geeft niet aan of er, en zoo ja, welk verband
bestaat tusschen patholoog-anatomisch beeld en verspreiding der bacil-
len door het lichaam, noch wordt nader omschreven, wat met „vlek-
ziekte" (in den zin van het Keuringsregulatief) en met verdenking op
vlekziekte wordt bedoeld. Het antwoord op beide vragen wordt aan
den deskundige overgelaten, die een en ander aan de eischen van een
goede vleeschkeuring moet toetsen.

De handboeken over vleeschkeuring verschaffen in dezen slechts
weinig gegevens; vooral wordt dit gemis gevoeld bij de beoordeeling
der lichtere gevallen. In de litteratuur kan men wel enkele mededeelin-
gen vinden, doch over het algemeen betreffen deze een gering aantal
gevallen, en behandelen het vraagstuk weinig dieiigaand, uitgezonderd
Poels in het rapport „de Varkensziekten in Nederland", waarin echter
uit den aard der zaak de gegevens niet voor de vleeschkeuring ver-
werkt zijn.

Xu IS mij uit ervaring gebleken, dat bij de bcoordecling van wat
men onder „vlekziekte" in den zin van het KeuriiigsreRulatief heeft
tc verstaan, de mceningen der Keuringsambtenaren vrijwat uiteen
loopen. Zeer duidelijk valt dit op bij dc bcoordecling van de „uit-
sluitende urticaria en cndocarditis", welke het Keuringsregulaticf niet
als „vlekziekte" l)Cschouwd wenscht te zien. Het meest gangbaar is de
opvatting, dat hieronder verstaan worden de gevallen, waarbij naast
de betreffende processen (urticaria of endocarditis) geen ncvcnver-
anderingen aan de parenchymatcuzc organen voorkomen. Op grond van
dit patholoog-anatomisch beeld sluit men een bactcriaemie uit en spreekt
eerst van „vlekziekte", als deze orgaanafwijkingen wèl aanwezig zijn.
Dc andere meening neemt aan. dat van „vlekziekte" gesproken moet
worden, zoodra bij de urticaria -of cndocarditis een bactcriacmic be-
staat, ongeacht het feit of er patholoog-anatomisch al dan niet orgaan-

-ocr page 15-

afwijkingen voorkomen. Volgens deze opvatting moet dus steeds bac-
teriologisch onderzoek verricht worden bij elk geval van urticaria of
endocarditis, waarbij vlekziektebacillen niet als oorzaak zijn uit te
sluiten. Tenslotte wordt door enkele keuringsambtenaren aangenomen,
dat bij urticaria en endocarditis weliswaar soms lichte orgaanafwijkin-
gen worden gezien, zooals b.v. eenige miltzwelling, maar dat men ook
dan nog, mits zij slechts in geringe mate aanwezig zijn, van „uitslui-
tend urticaria en endocarditis" mag spreken. M.i. opent deze opvat-
ting de mogelijkheid, dat men tenslotte in geen enkel geval van urticaria
of endocarditis meer bacteriologisch onderzoek verricht, waardoor tal
van dieren zullen worden goedgekeurd, die vlekziektebacillen in het
vleesch (respectievelijk bloed) bevatten.

Wordt reeds door het bestaan van de verschillende meeningen de
uniformiteit in de keuring illusoir, bij de eerste opvatting dreigt boven-
dien nog het in de praktijk gebleken gevaar dat, wisselend met de
ervaring en de inzichten der onderzoekers, deze meer of minder spoe-
dig het bestaan van afwijkingen aannemen, die hen lot de aanwezigheid
van „vlekziekte" in den zin van het Keuringsregulaticf doen besluiten,
waardoor dus patholoog-anatomisch dc scheidingslijn tusschen vlek-
ziekte cenerzijds en ,.uitsluitend urticaria of endocarditis" anderzijds
zeer verschillend getrokken wordt.

Waar cr bij de keuring van N-arkcns met vlekziekte dus nog ver-
schillende mccningcn hccrschcn, is cr reden voor ccn samenvallend
onderzoek oj) uitgebreide schaal, waarin aandacht wordt geschonken
aan dc volgende 3 punten:

1. Hij wclkc patholoog-anatomische afwijkingen kumien vlckzicktc-
bacillen in hel vlee.sch voorkomen, en moet dus bacteriologisch vlecsch-
onderzock verricht worden ?

2. Hoe kan dit bacteriologisch onderzoek het beste worden uitge-
voerd ?

3. Wclkc conclusies kan men voor de vleeschkeuring uit de ge-
vonden feiten trekken?

Aanleiding tot dit onderzoek was ccn door mij waargenomen geval
van urticaria bij een varken met
Jiormalc lichaamstempcraluur, dat
na dc slachting 2, in het aculc stadium vcrkecrcndc, „Hackstcinblatlcrn"
vertoonde, niet gcjKiard gaande mcl ook maar de gering.ste ncvcn-
afwijkingen aan de organen. Toch viel het bacteriologisch onderzoek
op vlckzicklc-bacillen i)ositief uil.

-ocr page 16-

Hoofdstuk H.

LITTERATUUR-OVERZÏCHT.

^ Voor de vleeschkeuring heeft de vlekziek-te van het varken belang.
Evenwel zal in de toekomst ook met het voorkomen van den vlek-
ziekte-bacil bij schapen rekening dienen te worden gehouden, sedert
Christiansen (24) en Krage (30) hem vonden bij septichaemie van lam-
meren, en von Ostertag, Spiegl (29) en Poels (21) (de laatste in ver-
schillende deelen van ons land) den Bacillus rhusiopathiae suis isoleer-
den bij polyarthritis van lammeren, al of niet gepaard gaande met
omphalophlebitis,

In dit hoofdstuk zullen uit de zeer uitgebreide litteratuur over var-
kensvlekziekte alleen die gegevens vermeld worden, welke voor de
vleeschkeuring beteekenis hcbl)en, inzonderheid omtrent:

I. De diagnostiek der vlekziekte bij de vleeschkeuritig.

II. Het voorkomen van bacillen in vleesch en organen.

III. De beoordeeling van kicmhoudend vleesch.

IV. De behandeling van vleesch, dat bacteriën bevat.

I. DIAGNOSTIEK.

A. De levende keuring.

Al naar vorm en stadium der ziekte nvnken aan vlekziekte lijdende
■arkens een min of meer zieken indruk. Aanvankelijk wat lusteloos
(minder knorren, weinig neiging tot looi)en, krul uit den .staart), soms
een weinig kreui)el, zijn de dieren in een vergevorderd stadium para-
lytisch en vertoonen roode huidverkleuring. De van den aanvang af
verhoogde temperatuur stijgt soms tot ruim 43" C. Bij de urticaria ziet
men de typische vlekken, althans op de ongepigmentccrdc huidgcdccl-
ten. Zij zijn reeds vóór het zichtbaar worden als huidzwellingen te
voelen (Jensen) (13). Ook bij urticaria kunnen de dieren hevig ziek zijn
(Markus) (15); meestal is dit niet het geval en verminderen de klinische

V

-ocr page 17-

symptomen bij het optreden der huideruptie; de lichaamstemperatuur,
oorspronkelijk tot 41 a 43" C. gestegen, daalt dan eveneens.

Bij de chronische vlekziekte zijn de dieren vermagerd; stijf, met vaak
verdikte onderbeenen (polyarthritis et tendovaginitis), kreupel (mon-
arthritis), dikwijls onwillig om te loopen; zij hebben s>\'mptomen van
een gebrekkige hartswerking, o.a. kortademigheid, blauwe ooren (endo-
carditis). De borstels zitten soms los door bloedingen in de
haarzakjes;
af en toe kan nren een crusteus eczeem waarnemen.

B. De keuring na het slachten.

1. Sccticbccld.

De belangrijkste verschijnselen bij de uitgesproken gevallen zijn:
haemorrhagische gastro-enteritis en nephritis; zwelling, bloedrijkheid,
eventueel degeneratie der jmrenchymateuze organen; petechiën in de
nieren en de sereuze vliezen; zwelling en livide verkleuring der
lymphklieren; roodkleuring der huid. Dc miltzwclling is dikwijls niet
ojjvallend sterk. De spieren zijn normaal of gedegenereerd, met intcr-
mu.sculair oedeem. Bij cadavers bestaat onvoldoende, spoedig ver-
dwijnende lijkstijfheid en uciging tot snelle rotting. Volgens Schor-
nagel zijn de meest op den voorgrond tredende afwijkingen de milt-
zwelling en de parenchymatcuzc degeneratie van dc nieren, met i)unt-
bloedingcn.

Bij de vlec.schkeuring krijgt men gewoonlijk niet zulke uitgesproken
gevallen tc zien, omdat dc dieren meestal in den aanvang der ziekte
geslacht worden.

Bij de urticaria is het vinden der vierhoekige, soms ronde, ge-
nu\'ddcld rijk.sdaaldergrootc, roode huidzwellingcn beslissend. Zij
komen vóór in verschillend aantal, van 1 tot zeer talrijke, zoodat
soms d
(k)r conflucntie ontstane crythcemvickkcn op een overgang naar
dc eigenlijke vlekziekte wijzen. Bij dc genezing worden dc zwellingen
vlakker en verbiceken, gewoonlijk het eerst centraal. Korsten kunnen
oi)trcdcn na uittreding van screus vocht. Von Ostertag (11) vermeldt
in zijn handboek geen orgaanafwijkingen; volgens Kdclmann (7)
bestaat alleen bij dc zwaardere vormen milt- en leverzwclling. Glas-
scr (10) is van nwcning, dat dc orgnanafwijkingcn bij urticaria (die
in wezen ccn bactcriacmic is in lichten graad) alleen quantitaticf ver-
schillen van die bij de vlekziektc-bacteriaemic, terwijl ze soms ont-

-ocr page 18-

breken. Hutyra en Marek beschrijven alleen orgaanafwijkingen bij de
chronische en bij de acute vlekziekte, tot welke laatste zij dus waar-
schijnlijk ook de urticaria rekenen. Men dient rekening te houden met
het voorkomen van urticaria door uitwendige en toxische invloeden
(muggebeten) en door digestiestoornissen (Alexander) (25); en ver-
warre de Backsteinblattern niet met overeenkomstige, veel kleinere,
door de varkensluis veroorzaakte vlekken.

De endocarditis verrucosa zetelt bij het varken meestal in het
linkerhart (Bang (12), Eisenmann (17), Lazitsch (76) e.a.), bijna
steeds aan den mitralis, vaak aan de aortakleppen of aan beide.
Endocarditis kan ook door andere bacteriën, vooral
Streptococcen
(Bang) zijn veroorzaakt. Bij niet te oude klepwoekeringen zijn deze
gevallen door microscopisch onderzoek te herkennen. Meermalen is
de endocarditis vergezeld van afwijkingen aan andere organen, n.1.
orgaanzwelling; nierpetechiën; embolische infarcten in verschillende
stadia, vooral in de nieren; en van verschijnselen eener onvoldoende
hartswerking.

Al of niet tezamen met endocarditis wordt een (poly-)arthritis
waargenomen, met toename en troebeling van het soms haemorrhagisch
geworden gewrichtsvocht; met vergrooting en hyperaemie der syno-
viaalvlokken, verdikking der kap.sel en usuur van het kraakbeen in
oudere gevallen; en tenslotte ankylosis. Door een jxiriarthritis ossi-
ficans en (|)oly-)tendovaginitis treedt verdikking van de onderste helft
der ledematen oji. De regionaire en de lumbale lymphklieren zijn
steeds gezwollen. Reeds vroeg is deze polyarthritis (die door von
Ostertag in zijn handboek niet wordt genoemd) beschreven door Bang
en Cornevin (1). Poels (21), Ward (27) e.a., toonden den vlekziekte-
bacil in de gewrichten aan. Het niet vinden van bacillen in andere,
vooral oudere, gevallen, sluit hen als primaire oorzaak niet uit, daar,
volgens Poels, bij bacteriëele arthritiden een ]K)stbactcrieel stadium
voorkomt, waarin de bacillen slechts aantoonbaar zijn in de kraakl>eeti-
usuren, soms pas na eenigen tijd verblijf van het ongeopende ge-
wricht bij 37° C, (intra-artiailaire cultuur). De arthritiden bij het
varken, die\'in de vleeschkeuring dikwijls aan trauma of .\'rhachitis
toegeschreven worden, zijn gedeeltelijk een naziekte der vlekziekte.
Misschien zijn de gewrichten af en toe wel door een voorafgegane
abacterieele arthritis voor een secundaire infectie gepraedisponeerd.
Bij 28 varkens, lijdende aan chronische vlekziekte na de Pasteursche

-ocr page 19-

enting, zag Eisenmann 13 maal endocarditis en 11 maal arthritis, vooral
van het heupgewricht.

Haase (40) nam 2—4 weken na een algemeene infectie multipele
puntvormige tot gierstekorrelgroote, donkerroode, circumscripte, pro-
mineerende haardjes in de nierschors waar, welke in een ouderdom
van 8 weken reeds geretraheerd waren.

Vermelding verdient de waarneming van Poels, dat bij licht zieke
varkens zonder huidverschijnselen vlekziektebacillen in de organen
voorkomen. Deze atypische vlekziekteKcvallen kunnen, volgens Poels.
ook ontstaan door intrede van saprophytische vlekziektehacillen in de
bloedsbaan, vanuit de tonsillen en den darm, waar zij volgens Olt (34),
Bauermeister (35). Jensen en Pitt (37) constant, volgens Overbeek (4).
van der Veen (41). van Velzen (38) en Heinick (3Ö) sporadisch in
zweertjes bij de ileocoecaal-klep kunnen voorkomen. (Hier zij tevens
vermeld, hoe deze i)evindingen, aangehaald door Glässer (10), medische
schrijvers in den waan hebben gebracht, dat bij ongeveer 50 % van de
gezonde varkens vlekziektebacillen voorkomen, welke door de vleesch-
keuring niet o])gcspoor(l worden, zoodat de kans op infectie van den
mensch blijft bestaan)

De rouget blanc als i>eracutc vorm van vlekziekte, en de chronische
diffuse luiidnecrose, beide door vlekzicktebacillcn veroorzaakt (Jensen)
hebben wegens hun zeldzaamheid voor ons geen practische beleekenis.

2. fiaclcriologic.

In de vleeschkeuring dient bij vlekziekte-verdenking bacteriologisch
onderzoek v«rrioht te worden. Volgens von Ostertag cn Stadie is dit
alleen noodzakelijk, wanneer een onvolledig scctiebeeld bestaat, cn
kar. men dan volstaan met het maken van een volgcjis Gram gekleurd
uilstrijkpraeparaat uit de organen; cultuur cn muisenting zijn volgens
hen overbodig. In hoeverre deze meening gerechtvaardigd is, moge
uit mijn onderzoek blijken.

Voor de vleeschkeuring is de muisenting te tijdroovend en komen
alleen uitstrijkpraeparaten en cultuur in aamnerking.

(1. Cultuur: VocdInKsbodcm.s. Meestal vinden bij de vleeschkeuring
vaste bodems toepassing, wegens de mindere katis op verontreiniging
en het gemakkelijk l)c()ordecleii <lcr resultaten. Toch zijn er onder-
zoekers, die tevens vloeibare bodems aanwenden. Door van der Kamp
(49) is er de aandacht op gevestigd, dat agarbodems voor de vlek-

-ocr page 20-

ziektediagnostiek minder geschikt zijn, omdat meestal pas na Ij^—2
X 24 uur beoordeeling der resultaten mogelijk is, en bij gering kiem-
houdende gevallen, speciaal bij endocarditis, ook na dien tijd dikwijls
nog microscopisch onderzoek der voedingsbodems noodzakelijk is.

In de humane bacteriologie kent men voor eerste cultuur aan vloei-
bare bodems weer meer waarde toe dan voorheen, vooral bij het op-
sporen van door antistoffen in hun groei geremde bacteriën, en bij
spaarzaam aanwezige kiemen. In vloeibare voedingsbodems komt het
materiaal, vooral bij fijne verdeeling, met een zeer groote oppervlakte
met het medium in aanraking, worden eventueele toxische stoffen ster-
ker verdund, en kan men beter groei-begunstigende stoffen toevoegen.
Schmidt, Düttmann en Diemer konden bij erysipeloid van den mensch,
in 100 % der gevallen, die niet tevoren intensief antiseptisch waren
behandeld, door meerdere dagen ojihooping in bouillon vlekziekte-
bacillen aantoonen, hetgeen eerder, op vaste bodems, niet was gelukt.

Huntemüller (33) zag bij operatiemateriaal bij een eerste uitslrij-
king op agar 36 maal groei; na 24 uur ophooping in bouillon 197
maal, na 48 uur nog 65 maal. Freund en Berger (90) kweekten uit
bloed na 4—6—x dagen ophooping in bouillon bij 37\' C., bij meer-
malen herhaald onderzoek in 100 % der gevallen van endocarditis en
in 66 % bij polyarthritis rheumatica van den mensch strejUococceii
op bloedagar; Salus (90) in 19 van 39 endocarditisgevallen, terwijl
de i)laatcultuur negatief was. Jungmann (90) had eerder, met vaste
bodems, slechts 6% i)Ositievc resultaten. Kayser (33) zag in den
laatsten oorlog bij tyi)hus en cholera soms bij overenting op vaste
bodems nog groei ojjtreden na A—7 dagen ophoojjing in glucose-
bouillon.

Het schijnt van practisch l)elang, ook voor den vlekziektebacil dc
waarde van vloeibare bodems te onderzoeken. I\'oels (3) geeft aan, dat
bij vlekziekte dikwijls reeds groei optreedt binnen 12 uur in bouillon,
en met dezen bodem zelfs zeer lichte infecties opgcsi)(K)rd kunnen
worden. Gordan (16) trachtte door toevoeging van 1—2% serum of
glucose aan den bouillon den groei der bacillen nog te versnellen. De
groei in glucoscbouillon was stormachtig, de troebeling gelijkmatig;
in serumbouillon trad eveneens spoedig groei op, de bodem bleef even-
wel helder doordat zeer snel ccn bodcmbezinksel ontstond. In glucose-
bouillon trad, in tegenstelling met den serumbouillon, zeer snel virulen-
tievermindcring in van den bacil. Meerdere onderzoekers vermelden.

-ocr page 21-

dat geringe veranderingen in de reactie van den bouillon (zuur worden)
den groei van den vlekziektebacil in sterke mate remt, waarmee men
in de vleeschkeuring dus rekening dient te houden.

Materiaal voor onderzoek. Bij het bacteriologfisch onderzoek kan
men zich, strikt genomen, beperken tot het onderzoek van het
vleesch, omdat slechts daarvoor de kiemhoudendheid practische be-
teekenis heeft. Von Ostertag (11) beveelt aan. te enten uit vleesch
van voor- en achterhand, en 2 lymphklieren uit elk der andere voeten;
tevens kan dan uit de milt en uit de regionaire lymphklier van een
ziekelijk veranderd lichaamsdeel geënt worden. Deze wijze van enten
wordt ook in ons land toegepast. In zeer veel gevallen zouden de
bacillen talrijker in de organen en de lymphklieren dan in het vleesch
voorkomen. Haffner (11, 32) vond bij miliaire orgaannecrose bij kal-
veren meermalen in beenmerg en vleeschlymphklieren bacteriën, ter-
wijl het vleesch steriel zou zijn geweest. Volgens M. Müller en Horn
(11) komen ook in de milt meer bacillen voor, dan in het vleesch;
door onderzoek der nieren (die overigens si)ocdig verontreinigd zou-
den zijn) zijn afloopende infecties aan te toonen (Junack) (11). Ook
Sven Wall cn Hülphers (32) constateerden dat het vleesch minder
bacteriën bevat dan organen cn vlee.sclilymphklieren. Krenkel (31) zag
meermalen dat culturen uit het vleesch steriel bleven, terwijl de
organen wel bacteriën bevatten. In zulke gevallen is het vleesch toch
er van verdacht, bacteriën te bevatten in gering aantal of onregelmatig
verspreid. Voor het vaststellen van een b.ncteriaemie zijn de organen en
vleeschlymi)hklieren dus onontbeerlijk. M. Muller (11) wiens onder-
zoekingen experimenteel door Reinhardt, Seibold, Grabert en Mergell
zijn bevestigd), noemt de organen en lymphkliercir de natuurlijke
.,anrcicherungs"-j)laatsen voor het vleesch. Bij orgaanenting kan men
„anreicherungs"-methoden als die van Conradi ontl)cren; dit voor-
komt bovendien tijdverlies, hetgeen vooral op het platteland in den
zomer van groot l>elang is.

b. Uitstrijkpraepnrant. Hoewel hij zeer groote kiemrijkheid de
bacteriën microscopisch in de spieren aantoonbaar zijn. komen voor
microscoijisch onderzoek vooral de organen in aanmerking, met name
milt en nier, die volgens alle schrijvers meer bacillen bevatten dan
de lever, het bloed en het vleesch.

c. ScroloRischc reacties. Als zoodanig komt alleen de praecipitatie-
reactie volgens Ascoli in aanmerking; volgens onderzoekingen van

-ocr page 22-

Drescher, Schölte en Pfeiler en Roepke (23) is deze bij vlekziekte
onbetrouwbaar, en heeft zij dus voor de vleeschkeuring geen waarde.

II. KIEMHOUDENDHEID VAN VLEESCH EN ORGANEN.

Dat bij de ^hte vlekziekte-septichaemie het vleesch bacteriën bevat,
is nimmer in twijfel getrokken; of dit ook bij de lichtere vormen het
geval is, en zoo ja, in hoeverre, heeft langen tijd een punt van ver-
schil uitgemaakt. Von Ostertag vermeldt in zijn handboek nog steeds,
dat bij urticaria als regel de bacteriën alleen in de zieke huidgedeelten,
doch niet in het bloed voorkomen. In een noot voegt hij hieraan toe,
dat door Schuh en Junack (waarbij men nog zou mogen noemen
Poels, Overbeek. Marschner, Creech, Wehner e.a.) wel eens bij urti-
caria bacillen in de organen zijn aangetroffen, doch dan zóó gering
in aantal, dat zij voor de vleeschkeuring. volgens von Ostertag, geen
beteekenis hebben. Bij de endocarditis verrucosa, welker bestaan alleen
op een lang geleden afgeloopen bacteriaemie wijst, zouden geen bacillen
in het bloed voorkomen, tenzij er verschijnselen van een bacteriaemie
zouden bestaan.

Systematisch onderzoek naar kiemhoudendheid van vleesch is bij
vlekziekte slechts weinig gedaan, terwijl daarbij aan het i)atholong-
anatomisch gedeelte, voorzoover dit voor de vleeschkeuring van be-
lang is, niet steeds voldoende aandacht is besteed.

Schuh (39) onderzocht van 23 varkens met urticaria de milt, nier.
lever, psoas- en halsmu.sculatuur en de huid doormiddel van uitstrijk-
praeparaat, cultuur op glycerine-agar of in gelatine, en door muis-
enting. Tevens maakte hij coupes van huid. milt. nier en lever. Hij
vond, evenals Jensen, de bacillen in de lymphspleten van het corium,
niet in de coupes van de organen, en evenmin in uilstrijki)rae])aratcn
van de huid; microscopisch zag hij alleen bacillen in de organen, als
er een overgang van de urticaria in eigenlijke vlekziekte bestond. Hij
opkomende huidzwelling met orgaanzwelling waren alle culturen
negatief, terwijl bij de muisenting hel vleesch steriel en de organen
kiemhoudend bleken te zijn. Bij acute Backsteinblattern waren cul-
tuur en muisenting positief; bij een genezend huidproces was soms
de dierproef nog jjositief, terwijl tenslotte <lic gevallen, waarbij de
urticaria pas na het broeien zichtbaar werden, negatief uitvielen. Vol-
gens Schuh zou men dus uit het huidproces een oordeel kunnen veilen

-ocr page 23-

over de kiemhoudendheid van het vleesch. Schuh vermeldt nergens het
bestaan van nevenafwijkingen.

Bij 17 gevallen van urticaria (waarbij enkele met orgaanafwijkin-
gen, als hyperaemie van den darm of van één of meer lymphklieren,
nierpetechiën of roodheid van het spek) onderzocht Wehner (42) de
huidvlekken, het vleesch, meestal het bloed en een boegklier, en soms
de milt of de nieren, door muisenting. Alleen bij overgang naar de
echte vlekziekte werden bacillen in het uitstrijkpraeparaat gezien. In
tegenstelling met Schub vond hij ook bij urticaria. die reeds ver op
weg waren van genezing, dikwijls bacillen in het vleesch. Afwijkende
resultaten, onafhankelijk van het stadium en van het ziekteproces en
van het bestaan van orgaanafwijkingen, waren vermoedelijk deels aan
af loopende infecties, deels aan onvolkomenheden der nuiizenproef toe
te schrijven. Deze afwijkingen waren het alleen kiemhoudend vinden
van de huidvlekken, van de vlekken en het bloed, van het vleesch en
een boegklier, van huidzwelling en boegklier.

Reeds Poels toonde aan dat de urticariagevallen in wezen gelijk
zijn aan de eigenlijke vlekziekte, en in de meeste gevallen slechts een
lichtere infectie betcekcnen. Deze bevindingen konden door het onder-
zoek van Wehner Ixivestigd worden.

Van der Kamp (49) onderzocht het vleesch van alle varkens, die
lijdende werden bevonden aan cndocarditis, zelfs al werden bij de
levende keuring geen afwijkingen waargenomen. Meermalen waren de
bevindingen positief. Bij ccn negatief geval was geen verband met het
patho!(M)g-anatomisch beeld der organen waar tc nemen, in zooverre
ook daar!)ij orgaanafwijkingen k-stonden. „Nadere onderzoekingen
zullen moeten uitmaken of in de gevallen waarbij cndocarditis vcr-
ruco.sa voorkomt met weinig bijkomstige pathologische veranderingen
in dc organen cn dc huid, of misschien zonder ccnige nevenvcrandcrin-
gcn — komen deze laatste gevallen wel voor ? —- iii het vleesch ook
vickzicktcbacillcn aangetfM)n(l wonlen. 1 let is in ieder geval gcwcnscht
bij dergelijke varkeiis het vleesch bacteriologisch te onderzoeken om
de kans te ontgaan, dat men vlee.sch goed zou keuren, dat vlekziekte-
bacillen bevat.\'" (V. d. Kamp). ()p grond van zijn ervaringen bij vlek-
ziekte aan het Groningschc slachthuis is van der Kamp (49) overtuigd
van (Ie wcnschclijkheid „om bij ge.slachtc varkens, wclkc ccji of
anderen vorm van vlekziekte vertoonen, heizij van acuten, hetzij van
chronischen aard, hel vlecsch bacteriologisch ic onderzoeken." Onder-

-ocr page 24-

zoekingen op uitgebreide schaal dienen hierover, volgens hem, ver-
richt te worden. Hij vindt de „opmerking" in het Keuringsregulatief
bij vlekziekte gemaakt, onvoorzichtig, omdat men daardoor misschien
bacteriologisch onderzoek bij urticaria en endocarditis geheel zal na-
laten. (50).

Ten Thije (50) zag meermalen endocarditis zonder nevenverschijn-
selen. In zulke gevallen bestond geen neiging tot bacteriaemie. Moch-
ten er met een embolus bacteriën in het vleesch komen, dan zouden deze
met het relatief toch reeds onbetrouwbare bacteriologisch-vleeschonder-
zoek als regel niet opgespoord worden. Schornagel (50) vond soms
alleen vlekziektebacteriën in embolische nierhaarden.

Bij endocarditis van den mensch worden dikwijls, behalve in de
hartsthrombi, ook in het bloed bacteriën aangetroffen
(Streptococcen
door Freund en Berger (90) in 100 % der gevallen van endocarditis
lenta; door Libman (90) in 90% . in het acute stadium dezer aan-
doening). Loewenhardt (90) vond
Streptococcen, l)chalve bij de en-
docarditis lenta, ook bij andere chronische aandoeningen, en spreekt
van een chronioseptichaemie. Of men dezen naam ook bij de endo-
carditis van het varken mag toepassen, dan wel of de bacteriën daar
door afslijping van de klepwoekeringen of door embolie in het vleesch
zijn gekomen, heeft voor de vleeschkeuring geen beteekenis. In het
algemeen mag men wel aannemen, dat het aantal bacteriën in het
vleesch gering is.

Bij de-urticaria is het aantal bacillen in vleesch en organen ge-
woonlijk geringer dan bij de eigenlijke vlekziekte (Poels, Schub,
Weimer); toch vond Overbeek soms bacillen in vrij grool aantal in
de organen. Door Preisz (5) en Overbeek (4) werd waargenomen
dat het aantal bacillen ook bij de acute vlekziekte, zelfs bij gestorven
dieren, zeer gering kan zijn. In die gevallen moet wel een hooge
virulentie der bacteriën aangenomen worden. (In dit verband is een
bevinding van Voges en Schütz van belang, die eenmaal uil een vlek-
ziektecadaver volkomen avirulente bacillen isoleerden). Op grond van
de beschreven bevindingen is betreffende de kiemrijkheid der ver-
schillende vormen van vlekziekte geen algemeene regel vast te stellen.

Jensen (13) heeft de opvatting verdedigd, dat bij urticaria de
bacillen een geringere virulentie bezitten dan bij de vlekziekte. IX\'
ondervinding van Poels is, dat de beide bacillenstammen
meestal even
virulent zijn voor muis en duif. Wehner schrijft het lichter verloop

-ocr page 25-

der Urticaria toe aan het geringer aantal bacillen dat in de bloedsbaan
is getreden. Dat andere factoren dan de virulentie alleen invloed
hebben (resistentie van het dier) moet men aannemen, als men
tegelijkertijd in één koppel
Urticaria en vlekziekte ziet optreden.

III. BEÓORDEELING VAN KIEMHOUDEND VLEESCH.

In den vóór-bacteriologischen tijd, toen de vlekziekte nog tot het
miltvuur werd gerekend, werd door de overheid herhaaldelijk gewaar-
schuwd tegen het eten van het vleesch van zieke dieren. Op grond
van de ervaring, dat jaarlijks duizenden zieke varkens geconsumeerd
werden — schijnbaar zonder schade voor de gezondheid van den
mensch — verzetten de varkenshouders zich tegen de identificatie
met miltvuur, welke meening na de ontdekking van den miltvuurbacil
wetenschappelijk bevestigd kon worden. Op de genoemde ervaring
grondde eveneens von Ostertag in 1895 zijn uitspraak, dat de vlek-
ziektebacil voor den mensch slechts een „harmlose saprophyt" is
(FJ)inger) (70), en een uitlating in 1897. dat hij in geenerlei vorm
op den mensch over te dragen is. Toen. voor.nl na het in zwang komen
van de preventieve enting tegen vlekziekte, de vlekziektebacil toch
ton zekere mate van i)athogcnitcit bleek te bezitten voor den mensch
(zie hoofdstuk III), kon hij deze woorden in hun scherpen vorm niet
meer handhaven; toch bleef hij overtuigd, dat sterilisatie van vleesch.
dat vlekziektebacillen bevat, uit een sanitair oogpunt eigenlijk nooit
noodzakelijk is; wel echter uit veterinair-politioneele overwegingen.
Waar bij de lichtere gevallen slechts weinig bacteriën in het vleesch
voorkomen, zijn deze voor de versjjreiding der vlekziekte van geen
beteekenis en behoeft daaraan dus minder aandacht te worden ge-
schonken. Is het een wonder dat. bij zulke opvattingen van den grond-
vester der Duitsche vleeschkeuring. (K)k „das ineischbe-sclmugesetz"
ten opzichte van vlekziekte een milden geest ademt? In de uitvoerings-
bepalingen ingevolge de wet v.m 1901 (45) werd vernietiging voor-
geschreven, al.s vlee.sch en vet .sterk veranderd zijn; veranderde deelen
bij
Urticaria en endocarditis worden eveneens vernietigd, evenals bloed
en afval. Voorwaardelijke goedkeuring, met sterilisatie (door koken
of st(M)mcn) en zouten als voorwaarden vindt i)laats bij alle andere
gevallen van „Rotlauf". In Ministerieele Heschikkingen van 1910 en
191 f wordt bevolen, dat bij voorwaardelijke goedkeuring wegens vlek-

-ocr page 26-

ziekte longen, lever, net en scheilvet niet vernietigd moeten worden,
omdat zij meestal niet zoo sterk veranderd zijn. dat vernietiging nood-
zakelijk is. Bij de herziening der bepalingen in 1922 zijn deze ten
aanzien van vlekziekte nog meer verzacht. Vernietiging is dan ge-
boden, wanneer niet alleen het vet doch ook het vleesch sterk ver-
anderd is. Deze bepaling is volgens von Ostertag (48) gemaakt, omdat
het vleesch bij vlekziekte onschadelijk is voor de gezondheid. Bij de
nieuwe redactie kunnen veel meer dieren goedgekeurd worden. Hij
beveelt een voorstel van Cämmerer aan, die noodslachtingcn niet wil
doen broeien, waardoor het vleesch slechter zou worden, maar ze
wil laten villen. Het vleesch en vet zouden er dan veel beter uitzien.
Cämmerer zou, nadat hij deze werkwijze had ingevoerd, geen varken
meer wegens vlekziekte hebben hoeven te vernietigen, terwijl de huid
nog een groote waarde had bovendien. De andere gevallen van vlek-
ziekte moeten voorwaardelijk goedgekeurd worden; het bloed kan
men na koken vrij geven, terwijl het afval (daaronder geen voedings-
middelen te verstaan) moet worden vernietigd. Bij de wet van 1901
moest ook het bloed vernietigd worden. Bij urticaria en cndocarditis
behoeven slechts de aangetaste deelen vernietigd (gelijk reeds eerder
was bepaald) en kan het vleesch goedgekeurd worden.

Schuh (1908) (39) was het met de oi)vattingen van von Ostertag
niet geheel eens, en zou ook bij urticaria sterilisatie wen.schen toegepast
te zien, wanneer cr bacillen in het uitstrijkpraeparaat gevonden wor-
den. Wehner (42), die van oordeel is, dat de genese van urticaria
en vlekziekte gelijk is, en er dus van hygienisch standpunt geen ver-
schil tusschen beide ziekten l)estaat, acht daarom een gelijke bcoordec-
ling nog niet noodzakelijk, en zou de dieren met urticaria naar de
Vrijbank willen sturen; stcrili.secren acht hij te ingrijpend, terwijl
I)ekelen van het vleesch geen waarborgen biedt, dat de bacteriën ge-
dood worden. Het gevaar bij het slachten, transix)rteeren en bewerken
van het vlee.sch is, volgens Wehner, door gccnerlei maatregel te voor-
komen, terwijl het vleeschgebruik geen gevaar oplevert.

Wel worden, zoolang dc Backsteinblattern nog niet hun volledige
ontwikkeling bereikt hebben, en ook dikwijls bij cndocarditis, bacillen
in vleesch en bloed aangetroffen, zonder dat altijd zichtbare septich-
aemische verschijnselen aan de organen voorkomen, maar het aantal
is gering, zoodat cr met het oog op de onschadelijkheid ])er os geen
reden is de voorschriften te wijzigen. (Glässer) (10).

-ocr page 27-

Waar steeds zoo de nadruk wordt gelegd op het geringe aantal
bacillen bij de lichte vormen van vlekziekte, dient niet vergeten te
worden, dat na den dood van een aan vlekziekte lijdend dier (ook na
de slachting) in de bloedvaten nog een zeer sterke vermeerdering der
bacillen plaats vindt, als het dier niet onmiddellijk sterk wordt afge-
koeld (Overbeek (4), Lydtin en Schottelius (2), zelfs von Ostertag(ll)),
hetgeen op plaatsen zonder koelhuis, en vooral in den zomer, den eigen-
lijken vlekziektetijd, niet steeds het geval zal zijn. Bij de beoordeeling
van het vleesch kan deze factor niet verwaarloosd worden. Het spreekt
overigens vanzelf, dat bij de lx;oordeeling steeds rekening moet worden
gehouden met den toestand van het vleesch. Volgens de litteratuur is
dit echter alleen veranderd bij ernstige ziektegevallen (en daarbij nog
niet constant).

IV. BEHANDELING VAN KIEA\\H0UDEND VLEESCH.

In de Ausführungsbestimmungen A zum l-leischbeschaugesetze
(§ 38) (45) wordt ten aanzien van vlekziekte bepaald, dat kiemhoudend
vleesch door koken, stootncn of iiekelen bruikbaar gemaakt kan worden
voor de consumptie. Hierbij hebben vooral overwegingen van veteri-
naire politie gegolden. De Nederlandsche bci)alingcn (47) beoogen. uit
hygiënische overwegingen, een volkomen sterilisatie van het vleesch,
hetgeen volgens art. 55 van het K.B. van 5 Juni 1920 slechts mag ge-
schieden door stoomen. Het is van belang te onderzoeken of ook door
koken of pekelen van kiemhoudend vleesch hetzelfde resultaat ver-
kregen wordt, en of opneming dezer methoden in de Nederlandsche
voorschriften, voorzoover deze de vlekziekte bctreffeti. aan te bevelen
is. Herder gedane onderzoekingen kunnen hierbij een leiddraad zijn.

l-:en overzicht van de resistentie van den vlekziektebacil ,.in vitro"
tegen hooge temperaturen en tegen zouten gaat aan de betreffende
paragrafen vooraf.

A. Invloed vnn hooKcre tempcrnturcn op vlekziektehacillen.

1. In rc\'mcuUurcn.

De eerste proeven van Cornevin (1). die bouillonculturen in pii)etten
in een waterbad verwarmde, hebben voor ons weinig waarde, omdat
daarbij de temperatuur te langzaam inwerkte. Petri (51) gebruikte toe-
gesmolten Ivmphbuisjes. die hij verbond aan de kwikzuil van een ther-

-ocr page 28-

mometer. Verwarming tot verschillende temperaturen, gedurende vari-
eerende tijden, leerde, dat bij 50" C. na meer dan 30 minuten, bij 51° C.
binnen 30 minuten, bij 52" C. in ruim 10 en bij 55" C. in 5 minuten de
bacillen gedood waren, uitgezonderd slechts enkele stammen, die een
5 minuten durende verhitting op 70" C. weerstonden. (Voges had
zelfs waargenomen, dat soms een urenlange inwerking van 70\' C.
onvoldoende is).. Stadie (52) onderzocht de culturen in capillaire buis-
jes en vond de volgende temperaturen, waarbinnen de bacteriën afster-
ven: bij 50" C. 40 ä 45 min.; 51\' C. 25 min.; 52" C. 12—15 min.;
53" C. 10 min.; 60" C. 6—10 min.; 65" C. tot en met 69" C. 1 min.;
70° C. ^—2 minuten. Slechts eenmaal overleefde een 10 dagen oude
bouilloncultuur een verwarming gedurende 1 minuut op 65" C.

Conclusie: In vitro bezit de vlekziektebacil weinig weerstand tegen
hoogere temperaturen. Bij 55" C. vindt reeds na 5—10 minuten afster-
ving plaats.

2. In vlccsch.

De resultaten in vitro mogen niet zonder meer toegepast worden op
den slechten warmtegeleider, die het vleesch is. Bij gewoon koken
wordt nimmer in het vleesch een centrale temperatuur van 100* C. l)c-
reikt. In dunne stukken vleesch. uur gekookt als in de hui.shouding
gebruikelijk, is de inwendige temixiratuur volgens Perroncito (11)
hoogstens 75" C. Bij een gerookte ham van 4.5 K.G. was na 4 uur
koken op 102" C. de centrale temperatuur 75—78\' C. (Wolfhügel-
Huepix;) (11); bij een schouder van 44.W Gr. na uur gewoon koken
84" C. (Petri). Frenkel (31) nam in een varkensrollade van 1500 Gr.
gewicht en 12 c.M. dikte, met koud water opgezet, na uur koken
een temperatuur van 91" C. waar. In stukken vleesch, wegende 6475
en 7200 Gr. waren na 4 uur braden temperaturen van 97.5° C. en
91.5° C. resp. 62.5° C. en 86° C. bereikt (Petri). Bij het koken moet
het vleesch geheel onder water blijven, daar anders, evenals bij stoven
en braden, een korst zou ontstaan, die het indringen van de warmte
tegengaat. Bij gewoon koken van het varkensvleesch gaan veel water
en extractiefstoffen in de jus over; het gewichtsverlies l>edraagt ge-
middeld 35 %, bij sterilisatie iets minder. Uit proeven aan de lllinois-
Universiteit te Chicago (11) is gebleken, dat het gewichtsverlies recht
evenredig is met de temperatuur en den duur van het koken, en om-
gekeerd evenredig met de grootte van het stuk vleesch. Volgens

-ocr page 29-

Ferrati (11) bedraagt het 21.5 % bij 60° C, 32 % bij 70" C. en 41 %
bij 90° C. .

Waar in vitro de bacteriën in korten tijd gedood worden bij 55° C.,
zou men verwachten, dat de gewone bereidingswijzen in de huishou-
ding reeds voldoende zouden zijn om de vlekziektebacillen onschadelijk
te maken. Dit blijkt niet het geval te zijn. Volgens Petri waren na 2^
uur koken of stoven in stukken van beneden 2000 Gr. en ter dikte van
8 c.M. de bacillen gedood; eveneens was dit het geval bij een stuk van
4000 Gr. na 3}4 koken, waarbij alleen in het beenmerg nog
levende bacillen voorkwamen. Een ham van 2000 Gr. was echter na
uur stoven nog kiemhoudend (dikte 7 c.M.); eveneens was het
braden van een 6120 Gr. wegend stuk onvoldoende.

Abel, Olt en Glage (11) vonden 2 uur koken van stukken van 10 c.M.
dikte en ter zwaarte van 2000—3000 Gr. voldoende, terwijl Stadie
stukken van ruim 2000 Gr., ter dikte van 13—14 c.M., met de i)latte
beenderen er nog in, en afkomstig van gestorven varkens, na 2^ uur
koken steriel vond, onverschillig of ze in heet dan wel met koud water
oj)gezet waren.

Conclusie: De in de Duitsche wet toegestane wijze van onscha-
delijk maken door koken gedurende uur van stukken vleesch ter
dikte van 15 c.M. cn met een ma.ximumgewicht van 2/j K.G., is bij
vlekziekte afdoende tc achten, liraden cn stoven van het vlce.sch geven
inconstantc resultaten, en zijn daarom niet geschikt om als methodes
tot bruikbaarmaking van kicmhoudend vlecsch te dienen.

B. Invloed van zout op vlekzicktcbacillen.

1. In rcincullurcu.

Keukenzout gaat rotting cn gisting tegen en werkt daarom conscr-
veerend; desinfecteercnde werking bezit het niet (Marlens, Koch). Op
va.sie voedingsbodems, bereid met water, dal mcl keukenzout verzadigd
is. blijven vlekziektcbacillcn maandenlang in leven (Forster) (in of
vertoonen hoogstens verminderde groei (I\'reytag) (11). Met zout be-
<lcktc culturen bleven 3—5 dagen, die met geconcentreerdc zoutoplos-
sing 23 (lagen virulent. Bouillonculturen, vermengd met een gelijke
hoeveelheid pekel. iKïhicldcn hun virulentie 24 dagen; met vcrschc Na Cl
oplossing 43 (lagen (Stadie). Met cultuur gedrenkte draden vertoonden
in 24 %-igc pekel na 11 dagen; in 14 %-ige pekel na 26 dagen slechts

-ocr page 30-

eenige vermindering in virulentie; in gebruikte pekel waren de bacillen
na 7 dagen afgestorven (Petri).

Conclusie: In vitro bezit de vlekziektebacil een zeer groote re-
sistentie tegenover keukenzout, in welken vorm ook aangewend.

2. In vleesch.

De Duitsche wet staat toe kiemhoudend vleesch te zouten in stukken
van hoogstens 2y2 K.G. zwaar, gedurende minstens 3 weken in
25 %-ige pekel, en gedurende 2 weken wanneer tevoren de pekel in het
vleesch is geïnjiciëerd. Terwijl in een kunstmatig geïnfecteerd stuk
vleesch van 3000 Gr. bij inwrijven met zout of bij \'t leggen in een
sterke zoutoplossing de bacteriën na 28 dagen gedood waren, waren zij
in natuurlijk geïnfecteerd vleesch na 30 en zelfs na 170 dagen pekelen
nog virulent (Petri); evenzoo in stukken van 6000 en 9750 Gr.; ook
in organen na 3—i maand (Stadie) of 24 week (Forster). Stukken
vleesch van 1450 en 2190 Gr., opgestapeld in de pekel (ter voorkoming
van gewichtsverlies) waren door zouten niet onschadelijk te maken.
Bij ins])uiten van zoutoplossing kon na 10 weken nog geen virulentie-
afname geconstateerd worden. In stukken van maximaal lyi K.G.
waren na 7 maanden zouten de bacillen nog even virulent (Stadie).
Svenneby (19) tenslotte zag ik in een milt, die 5 weken in zout verpakt
was geweest, microscopisch nog vlekziektebacillen, die tot in de 4e week
hun virulentie hadden Ixïhouden.

Conclusie: Deze tijden waren alle veel langer, dan de wettelijke
of de in de praktijk gebruikelijke. Waar de meeste fabrikanten hun
vleeschwaren licht gezouten moeten afleveren, is dus de bereiding in
de vleeschwaren fabrieken niet in staat de bacillen te dooden.

C. Invloed van het rocken op vlekziektehacillen.

Petri vond, dat na opvolgend 30 dagen zouten en 14 dagen rooken
het vleesch van varkens, die aan vlekziekte hadden geleden, een beter
uitzicht had gekregen. Nadat het vleesch nog 75—123 dagen had ge-
hangen, waren de bacillen nog niet gedood; dit was pas na 161 dagen
het geval. In de praktijk wordt gerookt vleesch wel veel langer bewaard.

Als spek van 2^ c.M. dikte achtereenvolgens 1 week gepekeld, 1
week gerookt, SYz week bewaard, daarna weer 5 dagen gerookt cn
tenslotte nog eenige weken bewaard was, kon Stadie geen virulente

-ocr page 31-

bacillen meer aantoonen. In een ham van 2450 Gr. waren na pekelen
met opvolgend rooken gedurende 2 weken de bacillen afgestorven, ter-
wijl in een ham van 9000 Gr. na 3 weken nog levende bacillen gevon-
den werden. De qualiteit der stukken was verbeterd en het gewichts-
verlies geringer dan bij koken en steriliseeren. Zoowel Petri, die minder
gunstige resultaten bereikte, als Stadie achten een uitgebreid onder-
zoek over den invloed van het rooken op kiemhoudend vleesch zeer
gewenscht. Deze wenschelijkheid bestaat heden ten dage nog.

il

-ocr page 32-

Hoofdstuk III.

DE PATHOGENITEIT VAN DEN VLEKZIEKTE-
BACIL VOOR DEN MENSCH.

Op grond van de ervaring, dat jaarlijks duizenden aan vlekziekte
lijdende varkens in de consumptie kwamen, zonder dat schijnbaar na-
deelige gevolgen voor de menschelijke gezondheid werden gezien, werd
door Lydtin en Schottelius (2) en door von Ostertag (11) aangenomen,
dat de vlekziektebacil noch per os noch bij bewerking van kieinhoudend
vleesch schadelijk is voor de gezondheid van den mensch. Zijn uit-
spraak. dat deze bacil voor den mensch slechts \'n „harmlose saprophyt"
is (Ebinger), moest von Ostertag herzien, toen in 1899 Mayer, Hille-
brand en Casper (55) een dermatitis bij den mensch beschreven, ont-
staan door verwonding (met de cultuurspuit) bij de varkensenting of
tijdens het slachten van varkens, die aan vlekziekte hadden geleden;
de vlekziektebacil werd enkele malen in het huidproces gevonden.
Talrijke overeenkomstige mededeelingen zijn sindsdien in veterinaire
en medische tijdschriften verschenen; de humane dermatologische
handboeken l)evatten echter nog weinig gegevens over deze aandoening.

I. HUIDINFECTIE.

A. Vlekziekte-dcrmatitis.

Op grond van den anamnestisch blijkenden infectiemodus, het ziekte-
l)ecld met meestal subchronisch tot chronisch karakter, het vaak
weinig luisteren naar een chirurgische of uitwendige en. het bijna
onmiddellijk reageeren op een specifieke serumbehandeling, is, de
diagnose zonder bacteriologisch onderzoek meestal reeds te stellen en
te bevestigen. Meermalen zijn de vlekziektebacillen aangetoond (Die-
mer (87), Düttmann (78), Schmidt (77), e.a.) vooral aan den rand
der aandoening en afhangend van het stadium der ziekte en van \'èen

-ocr page 33-

eventueel voorafgegane behandeling. De meeste positieve resultaten
worden verkregen door de eerste cultuur uit huidstukjes met subcutis
aan te leggen in bouillon, en deze gedurende meerdere dagen bij 37" C.
te laten staan.

1. Vcrschijnsclcn.

Na een incubatietijd van meestal 1—4 dagen treedt rondom de wonde
(meestal aan de handen voorkomend), dikwijls zelfs na grondige des-
infectie, jeuk, later prikken en branden, op. Spoedig wordt een l)lauw-
roode, livide, door een vlakke, donkerder zoom van de omgeving
afgescheiden zwelling zichtbaar; volgens sommige onderzoekers zou
het eerste optreden in den vorm van een Backsteinblatt, dat dan later
overgaat in een diffuse dermatitis, pathognomonisch zijn voor een
„vlekziekte"-infectie, en niet voorkomen bij het verwante erysijicloïd.
De gewrichten in het ontstoken gebied zijn gezwollen, niet actief te
buigen, en pijnlijk bij passieve beweging. Nooit wordt ettering waar-
genomen, wel dikwijls blaasjesvorming, met bloederig-sereuzen inhoud.
De verbreiding geschiedt sprongsgewijs en vlekvormig, met centrale
verbleeking. onder overspringing van schijnbaar gezonde huidgcdeelten
(aantasten van andere vingers). Recidieve op genezen plaatsen is zeer
frequent. Inconstant komt een lymphangitis. af en toe gei)aard met
lymphklierzwelling, voor (volgens Rosenbach in 25 % der gevallen).
Zelden bestaan algemeene verschijnselen als matheid, of temperatuurs-
verhooging tot 38\' C. (Jan.sma) (81) of 39* C. (Düttmann). Het op-
treden van analoge jircKressen aan andere ledematen eenigen tijd na
het ontstaan der eerste aandoening, hetgeen dus op ccn verbreiding
van
vlekzicktcbacillen met het bloed kan wijzen, werd dcxjr Düttmann
gezien, terwijl Sabrazcs en Muratet (75) bacillen in het bloed meencn

tc hebben gevonden.

liet nu\'croscopisch beeld der aandoening is wcim\'g karakteristiek

(vacuolcnvorming, infiltratie).

Dc duur van het proces is 3-6 weken, afhangend van den ernst

der aandoening.
2.
Patho<jcncsc.

Dc meeste goed be.schreven gevallen ontstonden bij dc cultuur-
enting, andere bij het slachten, keuren en bewerken van aan vlekziekte
lijdende dieren (uitbecnen, worstmaken), zelfs indien de ziekte zeer

-ocr page 34-

licht was verloopen. Düttmann zag n.1. bij het maken van worsten een
infectie optreden door een goedgekeurd varken, terwijl Wehner (42)
en Gleich de dermatitis waarnamen tengevolge van urticaria bij het
varken. Wehner en Ilgner (85) constateerden, dat ook het dragen van
vlekziektevarkens gevaar kan opleveren.

3. Therapie.

Operatief ingrijpen door het maken van inscisies vertraagt meestal
de genezing. Soms wordt het proces chronisch; Römer (ref. Cbl. f. Bakt.
Bd. 42. S. 476) beschrijft een geval, dat
Ya jaar duurde, waarna nog ge-
wrichtszwelling overbleef. In lichte gevallen is een antiseptische behan-
deling (iodiumtinctuur, boorzalf, ichthyolzalf) voldoende; vaak treedt
daarna recidieve op. Een eenmalige injectie van vlekziekteseruni (2 cc.
per 10 K.G. lichaamsgewicht volgens Günther) (63) brengt meestal in
12 uur verlichting, en binnen 48 uur genezing, waarna nog huid-
desquamatie overblijft. Zelden zijn meerdere injecties noodig of blijft
het serum zonder uitwerking. Edel wil serum alleen toepassen bij het
bestaan van lymphangitis, daar een eventueel optredend serum-
exantheem even lastig is als de aandoening zelf. en men het gevaar
schept van anajjhylaxie bij misschien noodzakelijker injecties in de
toekomst.

B. Erysipeloid.

In de medische litteratuur wordt herhaaldelijk gewezen o]) de ge-
lijkenis tusschen de vlekziekte-dermatitis en het z.g.n. erysipeloid, een
door Rosenbach (53) in 1884 beschreven lichte huidaan<Ioening met
locaal karakter, vroeger tot het erysipelas migrans gebracht. Zij ont-
staat meestal door aanraking van wonden met rottende stoffen en
vleesch (in Weenen wordt zij, volgens Günther. Eleischererythem ge-
noemd), krabben, kreeften, visSchen, mossels, enz., doch vooral door
wild en gevogelte; men vindt haar \'t meest bij keukenper.soneel, poe-
liers, slagers, boeren. Aanvankelijk van meening, dat coccen de oorzaak
waren, zag Rosenbach (54) later deze coccen uitgroeien tot draad-
vormige bacillen van onbekende soort (1887), waarmee hij bij zichzelf
erysii)eloïd kon opwekken, en waarvan hij de identiteit pas kon vast-
stellen, toen Libbertz hem mededeelde, dat aan de liöchster Farbwerke
bij arbeiders, die werkten met vlekziekteculturen, een op het erysipeloid
gelijkende huidaandoening veel voorkwam. Na vergelijkende onderzoe-

-ocr page 35-

kingen kwam Rosenbach in 1908 tot de conclusie, dat de erysipeloïd-
en vlekziektebacil wel nauw verwant, doch niet identiek zijn, en beide
behooren tot één groep, die hij erysipelotricheeën noemde. De door hem
opgegeven cultuurverschillen zijn echter, volgens latere onderzoekingen,
niet constant. Naar Rosenbach zou het erysipeloïd wel gelijken op de
vlekziekte-dermatitis; alleen zou nimmer een lymphangitis noch klier-
zwelling voorkomen, en actieve beweging der vingers mogelijk zijn.
Waar Lexer echter wel lymphangitis in 10 % der gevallen waarnam,
en het klinisch "heftiger beeld der vlekziekte is te verklaren door een
eventueele grootere virulentie der bacteriën, of door een grootere inten-
siteit der infectie, mag men wel aannemen, dat de bacteriën identiek
zijn, en <le afwijkingen op stamverschillen berusten. De nieuwere onder-
zoekers Diemer (87), Düttmann (78), Schmidt (77) zijn deze meening
eveneens toegedaan; zij vonden bij erysipeloïd constant vlekziekte-
bacillen; vaak zagen zij klinisch tyi)isch erysipeloïd, terwijl uit de
anamnese bleek, dat een vlekziekte-infectie bestond. Cultuur, agglu-
tinatie, be.schutting van i)roefdieren door serum, en snelle genezing bij
specifieke behandeling pleiten voor de identiteit der bacillen.

Uit de vele beschreven gevallen van erysipeloïd blijkt, dat ook een
infectie bij behandeling van vleesch dat vlekzicktebacillcn bevat, niet
zeldzaam is.

Hij de behandeling van erysipeloïd zal een antiseptische behandeling,
zonder operatief ingrijpen, vaker succes hebl)cn dan bij de vlekziekte-
dermatitis.

C.ünther (63) vermeldt 3 gevallen, waarbij een cultuurinfectie doode-

lijk zou zijn verlooi)cn.

I. liet eerste betrof een Duitsch dierenarts (1905). Na een geringe
entverwonding trad een hevige, blauwroode zwelling aan <len onderarm
O]), waarin o]) 2 plaatsen een sero-haemorrhagisch exsudaat zich oi)-
hoopte. Vrees voor anaphylaxie belette serumbehandeling; chenu)the-
rapeutica faalden. Kort vóór den dood werd heftige lymph.mgitis. hooge
koorts en blauwnKxIe verkleuring der lichaamseinden tengevolge van
hartzwakte waargenomen. Mloedonderzoek en sectie konden niet ver-
richt worden.

II. Ken l)eginnende lymphangitis met abscesvorming. ontstaan na een
ent verwonding, bij een Oostenrijksch dierenarts (1903). genas na
splijting. Na eenigen tijd ontwikkelde zich een hartlijden tuet oedemen.

-ocr page 36-

in 3. maanden tot den dood voerende. Bij de sectie v^erd een jonge
endocarditis van den mitralis en degeneratie der parenchymateuze
organen gevonden. Bacteriologisch onderzoek werd niet verricht.

III. Ook dit geval betrof een Oostenrijksch dierenarts, bij wien een
stormachtig verloopende endocarditis tot den dood voerde. Een bacte-
riologisch onderzoek werd niet ingesteld.

ii. de mogelijkheid van infectie door
vleeschgebruik.

In de sedert 1904 verschenen herdrukken van zijn handboek vermeldt
von Ostertag de mogelijkheid van een cutane infectie bij den mensch,
maar blijft de vlekziektebacil per os volkomen onschadelijk achten,
niettegenstaande Lubowski in 1901 bij een 5-jarig kind met darm-
catarrh, icterus en aanvankelijk braken, doch zonder duidelijke koorts
of andere verschijnselen, uit de ontlasting vlekziektebacillen, bijna in
reincultuur, kweekte. Na de spoedig ingetreden genezing werdt deze
bacterie niet meer gevonden. Groei op agar en in gelatine, enting en
voedering bij muizen, I)escherming dezer dieren door vlekziekteserum
was als bij vlekziektebacteriën. De bacillen bezaten een hooge virulentie
voor muizen, daar 0.001 c.c. 1-daagsche bouilloncultuur subcutaan
muizen in 2—3 dagen deed succombeeren. Lubowski (56) is van mee-
ning, dat, hoewel moeilijk is te zeggen, in hoeverre de bacillen verband
hielden met het ziekteproces, het overwegen in de faeces en het ver-
dwijnen na de genezing wel pleiten voor de aetiologische rol der bacillen.
In elk geval is de vlekziektebacil per os niet geheel ongevaarlijk. Met
is hem niet gelukt de wijze waarop de besmetting had plaats gevonden,
volledig op te helderen.

Door Poels (Folia microbiologica 1917) werden tijdens een cholera-
ej)idemie te Rotterdam enkele malen in menschelijke ontlasting op vlek-
ziektebacillen gelijkende staafjes waargenomen, welke hij niet nader
heeft gedetermineerd.

Zeer l>elangrijk schijnt een geval van recenten datum, dat van
Prausnitz (79), die uit het bloed van een acuut ziek 10-jarig meisje
intra vitam herhaaldelijk bacillen kweekte met alle eigenschapiKMi van
vlekziektebacillen, l)ehalve een kleine afwijking bij de agglutinatieproef,
te verklaren door een maandenlang verblijf in het menschelijk orga-
nisme. Het betrof een kind met een congenitaal hartsgebrek (open-

-ocr page 37-

gebleven ductus Botalli?), dus met verminderden weerstand. Eenige
dagen na het optreden der koorts ontstond een algemeene eruptie van
een eigenaardig, verheven erytheem, gepaard gaande met gewrichts-
pijnen. De koorts bleef hoog; er ontstond een beeld van chronische
septichaemie, klaarblijkelijk gecombineerd met endocarditis (waardoor
de geringe werking van 150 c.c. vlekziekteserum te verklaren was).
Chemotherapeutica faalden. Na 6 maanden trad de dood in; sectie
werd niet toegestaan. Een huidinfectie was niet aan te nemen, daar
het kind voor het laatst IJ^ jaar geleden op een boerderij geweest
was, waar vlekziekte heerschte. Wel was één der erytheemvlekken
wat rooder dan de andere, doch deze zat op den rug. De infectie is
hier met zeer veel waarschijnlijkheid een orale geweest; had echter een
cutane infectie bestaan (die hier in geen geval een ent-infectie had
kunnen zijn), dan zou dit geval even interessant zijn geweest, omdat
daarmee aangetoond zou zijn. dat een lichte huidinfectie met vlekziekte-
bacillen onder gunstige omstandigheden doodelijk kan verloopen.

Door Poels wordt vermeld, dat hij heeft vernomen van een geval
van endocarditis bij den mensch, waarbij vlekziekte-achtige bacillen
zouden zijn gevonden.

Interessant is het geval, door Dumont en Cotoni (80) beschreven,
omdat de daarbij gevonden bacil in vele opzichten met <len vlekziekte-
bacil overeenstemde. Zij kweekten uit het lumlmalvocht van een menin-
gitisHjder bij herhaling een bacil, die zich van den vlekziektebacil
slechts onderscheidde door een geringe groei op aardappel, het ver-
gisten van glucose en laevulose. en geringe bescherming van proef-
dieren door
vlekziekte.serum. terwijl agglutinatie ook plaats had met
gewoon paardensernm.

Het schijnt, dat Generali in 1893 na het eten van vleesch, afkomstig
van eeti aan vlekziekte lijdend varken bij meerdere personen gastro-
enteritis waarnam; of hierbij de vlekziektebacil in \'t spel was, dan wel
of het een geval van vleesch vergiftiging betrof, is niet bacteriologisch
vastgesteld (Nocard en Leclainche).

Rcsumeerende komen wc tot de conclusie, dat de vlekziektebacil
pathogeen is v
(K)r den mensch. Het meest werden wondinfecties gezien
in verschillenden graad. Enkele malen was een intreding van bacillen
in (Ie bloedsbaan niet uit te sluiten. 3 doodelijk verlcwpen wondinfecties
zijn niet met zekerheid als vlekziekte te diagnostiseeren. omdat geen

3

-ocr page 38-

bacteriologisch onderzoek werd ingesteld. Een klinisch of bij verrichte
sectie gevonden endocarditis, eenmaal gepaard gaande met orgaan-
degeneratie, kan ook voorkomen bij een streptococcen- of staphylococ-
censeptichaemie; waar deze laatste bacteriën niet aangetoond zijn, en
endocarditis en septichaemie ook vormen van vlekziekte zijn bij het
varken, kan men in deze 3 gevallen vlekziekte niet uitsluiten.

Van een vrij zeker orale infectie zijn 2 gevallen bekend, beide bij
zwakke individuen, en waarvan het eene doodelijk verliep. Evenwel
sluit het geringe aantal „ontdekte" gevallen van orale infectie niet uit,
dat misschien veel vaker de vlekziektebacillen bij den mensch voor-
komen. Hoevele aandoeningen zijn er niet, die zich aan bacteriologisch
onderzoek tijdens het leven onttrekken, en hoe weinig secties worden
tenslotte in de humane geneeskunde relatief toch verricht! Het vinden
van den vlekziektebacil bij ziekten van verschillende diersoorten (kip-
pen, eenden, duiven en andere vogels, muizen, hamsters) cn vooral bij
polyarthritis van lammeren en bij septichaemie van schapen dient ons
tot voorzichtigheid bij het doen van een uitspraak aan te sporen. Bij
een vleeschkeuring, waarbij nog een aantal spaarzaam kiemhoudcndc
varkens in de consumptie worden toegelaten, blijft de mogelijkheid
l)estaan. dat talrijke vlekziektebacillen het darmkanaal der consumen-
ten passeeren. Het .schijnt niet onmogelijk, dat ook bij slijmvliesvcr-
wondingen, analoog met wat aan de huid wordt waargenomen, dc vlek-
ziektebacil in het menschclijk organisme een rol kan gaan spelen.
Poels (21) heeft zich afgevraagd, of op die manier geen cndocarditis
of arthritis van kinderen kan ontstaan. Bij arthritis zou een systema-
tisch bacteriologisch onderzoek der gewrichten belang hebben; een niet
te ondervangen bezwaar is hierbij, dat men alleen in staat is. gewrichts-
vocht te onderzoeken, hetwelk bij een cenigszins chronische aandoening
meestal steriel zal zijn. Bij dc vlckziekte-arthritis van varken en schaaj)
kan men in zulke gevallen, evenals bij andere arthritiden van onze
huisdieren, de bacillen soms nog vinden in de kraakbeemisurcn (Poels)
(21), welke voor een onderzoek bij den mensch oiUocgankclijk zijn,
tenzij de aandoening bij een toevallig verrichte sectie wordt aange-
troffen.

Van medische zijde (Ivdel) (88) wordt aanbevolen tijdens een vlek-
ziekte-epizoötie onder de varkens alle gevallen van enteritis bij den
mensch bacteriologisch te onderzoeken.

Oj) grond van het feit, dat er gevallen van orale infectie bekend

-ocr page 39-

zijn, en door cutane infectie bij uitbeenen en bewerken van vleesch,
dat vlekziektebacillen bevat, na verwonding de vlekziektedermatitis
(welke een zeer onaangenaam lijden is) of het erysipeloïd kunnen
optreden, is het gewenscht, alle vleesch van aan vlekziekte lijdende
varkens kiemvrij te maken. Volgens art. 36 der Vleeschkeuringswet
mag geen vleesch in de consumptie worden gebracht, dat schadelijk
moet worden geacht voor de volksgezondheid; vleesch van aan vlek-
ziekte lijdende varkens mag als zoodanig aangemerkt worden.

-ocr page 40-

Hoofdstuk IV.

TECHNIEK VAN HET ONDERZOEK.

i. materiaal.

Voor het onderzoek dienden varkens, geslacht aan het Abattoir te
Amsterdam, waarbij op grond van de bij de keuring waargenomen
afwijkingen bacteriologisch onderzoek moest worden verricht. Zij zijn
te verdeden in 2 groepen:

1. Dieren bij de levende keuring aangehouden en geslacht in een
daarvoor aangewezen gedeelte der slachthal. Hiertoe behooren vele
varkens, die wegens moeilijken gang of onwil tot loopen per handkar
werden aangevoerd en bij oppervlakkige inspectie vaak geen of weinig
afwijkingen vertoonden^ terwijl de lichaamstemperatuur al of niet ver-
hoogd was. Verder moet men tot deze rubriek de noodslachtingen en
de gestorven dieren rekenen.

2. Varkens, welke bij het leven geen zichtbare afwijkingen vertoon-
den; dit waren dus oogenschijnlijk normale dieren (normale slach-
tingen).

Het onderzoek werd uitgevoerd van einde Augustus 1923 tot 1 Sep-
tember 1924.

ii. techniek.

Bij het practische gedeelte van het onderzoek werd zooveel mogelijk
onderstaand schema gevolgd:

A. Sectieverslag van alle onderzochte dieren.

B. Uitstrijkpraeparaten, gekleurd volgens Gram, uit milt cn nier,
van een deel der gevallen.

C. Cultuur uit organen, vleesch en vlccschlymphklieren.

D. Muisenting bij enkele gevallen.

-ocr page 41-

A. Sectieverslag van alle onderzochte dieren.

Om te kunnen vaststellen, wanneer bij de keuring verdenking op
vlekziekte moet bestaan, en welk het verband is tusschen patholoog-
anatomisch beeld en kiemhoudendheid, werd scherp gelet op afwijkin-
gen aan de organen, die voor de beoordeeling bij de keuring de meeste
beteekenis hebben, in de eerste plaats aan milt, lever en nieren. Daar-
naast werd de toestand van het vleesch en van de vleeschlymphklieren
beoordeeld (in de tabellen slechts vermeld als deze belangrijk van het
normale afweek). De meestal in een acuut stadium verkeerende neven-
afwijkingen aan de organen, door mij „orgaanverschijnselen" genoemd,
onderscheidde ik bij de
Urticaria in ..practisch" en „wetenschappelijk"
zichtbare. Het bleek mij n.1., dat bij een rustige beschouwing op het
laboratorium soms nog zeer geringe orgaanverschijnselen werden waar-
genomen, die zelfs bij een uiterst nauwgezette keuring in de slachthal
niet gezien konden worden. In zulke gevallen sprak ik van „practisch
geen, weletischapiielijk geringe" orgaanverschijnselen. Werden ook bij
zeer aandachtige beschouwing op het laboratorium geen afwijkingen
aan de organen geconstateerd, dan waren er dus geen orgaanverschijn-
selen aanwezig. Hoewel een goede vlceschkeuring aan streng-wetcn-
schappelijke eischen moet voldovn. is vooral op drukke slachtdagen,
zelfs aan een modern abattoir, deze toestand hoogstens te benaderen.
Het doel van mijn
onderzoek was om naast het verzamelen van weten-
.schai)i)clijke gegevens, ccn basis te vinden voor de practische vlecsch-
keuring; uit dien hoofde heb ik bovengenoemde indeeling, die ook in
de
talHillen zichtbaar is. behouden. Temeer was dit wenschehjk, omdat
ik bij de bc
(H)rdeeling of er al dan niet orgaanverschijnselen bestonden,
een /eer strengen maatstaf heb aangelegd, tenein.le later bet verwijt
te ontgaan, dat
d(K)r mij onder de rubriek „geen orgaanver.sch.jnselen"
waren gebracht gevallen, waarbij toch nog zeer geringe afw.jkmgen
bestonden. Z.k) sjirak ik nog vati miltzwelHng. als de Malp.gh.\'sche
lichaatni.jes iets gezwollen schenen of als alleen de inilpa iets weeker
was da.1 normaal, terwijl overigens geen zwellingssymptomen beston-
den. Nierhyperacmie rekende ik nog tot de orgaanverschijtiselen. Het
is niet onmogelijk, dat zoodoende soms gesproken werd van neven-
verschijnselen, terwijl de veratuleringen misschien door physiologische
oorzaken waren ontstaan. Het lijkt mij toe, dat daardoor de gevallen,
waarbij ik geenerlei orgaanverschijnselen waarnam, nog van meer
beteekenis zijn ten opzichte van kiemhoudendheid van het vleesch.

-ocr page 42-

In de tabellen is met de orgaan verschijnselen in zooverre rekening
gehouden, dat er, aanvangende bij de lichtste gevallen, een opklimming
in ernst dezer afwijkingen zooveel mogelijk in acht is genomen.

Verder heb ik de onderzochte gevallen in eenige groepen verdeeld,
waar dit mogelijk was aansluitende aan die, welke in de handboeken
worden aangegeven.

B. Uitstrijkpraeparaten uit milt en nier.

Bij een aantal willekeurig gekozen gevallen werden uitstrijkprae-
paraten gemaakt uit milt en nier; enkele malen ook uit het vleesch en de
vleeschlymphklieren. Zij werden gekleurd volgens Gram; bij de bij cul-
tuur kiemhoudend bevonden gevallen werden van elk praeparaat 30—50
microscopische gezichtsvelden doorgezien. Uit deze praeparaten, ge-
combineerd met de cultuurl)evindingen, is een globale conclusie te
trekken omtrent de kiemrijkheid van het onderzochte geval. Bij ver-
schillende keuringsdiensten schijnt de meening te heerschen, althans
geheerscht te hebben, dat alle gevallen van vlekziekte kunnen worden
opgespoord door het bestudeeren van een uitstrijkpraeparaat uit milt
of nier. Het is mede doel van mijn onderzoek, na te gaan, of deze
methode, die waarschijnlijk in de vleeschkeuring in gebruik kwam door
een uitspraak van von Ostertag, doch die door Schub en Wehner voor
urticaria-gevallen niet geschikt wordt geacht, al of niet voldoende is
om alle gevallen van vlekziekte op te sporen.

C. Cultuur uit organen, vleesch en vleeschlymphklieren.

Hoewel enkele schrijvers (o.a. Petri) meenen, door muisenting met
weefselstukjes of weefselsap meer gevallen van vlekziekte te kunnen
aantoonen dan door cultuur, acht het meerendeel der onderzoekers de
cultuurproef de meest betrouwbare, al zal het misschien ook daarmee
niet mogelijk zijn de zeer kiemarme gevallen op te sporen. Theoretisch
laat zich de sujxïrioriteit van de cultuurproef aldus l)credenecren, dat
de vitaliteit der bacteriën langer behouden blijft dan de virulentie.
Om deze reden, en omdat in de vleeschkeuring de cultuurmethode
waar.schijnlijk de eenigste is, die practische bruikbaarheid aan vrij
groote zekerheid paart, terwijl zij liet\' nemen van een vrij sjwedige
beslissing toelaat, heb ik het kweeken van bacteriën uit het materiaal
op den voorgrond geplaatst.

-ocr page 43-

1. Voedingsbodems.

Aanvankelijk gebruik-te ik alleen agarlx)dems ; eerst platen, doch toen
die, vermoedelijk wegens de geringe vochtigheid, niet bevielen, werden
verder uitsluitend buisjes met schuingestolde agar benut. Sterk werd
echter het bezwaar gevoeld van den langzamen groei van den vlek-
ziektebacil op agar; vooral bij de lichtere gevallen moesten de buisjes
36-48 uur. soms langer, bij 37 C. be%vaard worden, vóór den eigenaars
uitslag gegeven kon worden en dan was de groei vaak nog zóó twijfel-
achtig, dat microscopisch onderzoek van de buizen, door het maken
van afstrijkpraeparaten, noodig was. Meer en meer kreeg ik de over-
tuiging, dat bij het uitsluitend gebruik van agarbodems, vooral wan-
neer werd geënt uit vleesch alleen, stelselmatig microscopisch onder-
zoek der schijnbaar niet gegroeide buizen vereischte was om alle
gevallen van vlekziekte op te sieren, vooral mnneer men met een
groote ervaring op dit gebied bezit. Daarom werd gezocht naar een
bodem, die sneller, eventueel duidelijker resultaten zou geven. Vloei-
bare bodems bleken zich veel lieter dan vaste voor dit doel te leenen,
en vooral de 1 %-igc druivensuikerbouillon gaf. meer nog dan de
gewone \'l)ouillon. een snellen en weelderigen groei te zien. en was dus
uitermate geschikt, om naast de agar gebruikt te worden. Steeils bleef
ik naast den
glucosebouillon (die in het algemeen nog dit voor heeft,
dat verschillende soorten bacteriën daarin veel beter groeien, dan op
agar. waaronder vooral de
stre,)lococcen zijn te noemen; en dat er-
.Lle in hooge laag anaerobe bacteriën aangetoond kunnen worden)
tevens op agar enten om de volgende redenen:

a. Controle op steriel werken. Het bezu-aar van velen tegen vloei-
bare bodems, dat het zoo moeilijk is steriel te werken is bij eenige
oefening niet zoo groot. Hnd ik enkele malen nog last v.-m veront-
reiniging van den glucoselKniillon. dan vormde de agar daarop een

goede contrôle. .

b. De mate van kiemrijkhdd van het geval is eenigermate te be-

oordeelen. . , , ,•

f Uc nard va.. <Ic kolonie,, op agar vcrco.,vo..d.Bt vaak ,1c .hapiosc.

Alleen wa.,neer i.. korten lijd .."teriaal va,, zeer veel dieren „»est
wonlen verwerkt, werd uitsluitend in «Incosehou. lon gee.,t.

ü„ ver.schille.,de tij.lstippen werd gecontroleerd of reed. groe be-
stond; de tijd die „a de en.i,.g verliep, vóór er .lu,del„ke «roe, optrad,

-ocr page 44-

werd voor de agar en glucoscbouillon genoteerd en vergeleken (zie de
betreffende kolommen in de tabellen). Af en toe liet de dienst aan
het abattoir niet toe, de buizen na voor alle gevallen overeenkomstig
vastgestelde uren te controleeren.

In de gevallen, waarin groei was opgetreden, werd met de ge-
kweekte cultuur een steek in gelatine gemaakt ter verificatie van de
diagnose. Als in den glucoscbouillon groei werd geconstateerd, werd
de aard daarvan in den hangenden druppel onderzocht, of ik liet uit
elk der buisjes een druppel cultuur op één gemeenschappelijk voor-
werpglas opdrogen en kleurde alle gezamenlijk volgens Gram. Van de
agarculturen werd in de positieve gevallen, en in een groot gedeelte
der negatieve gevallen microscopisch onderzoek verricht, meestal nadat
de buizen meerdere dagen in de broedstoof bij 37" C. waren gelaten.

De bereiding van de voedingsbodems geschiedde als in de bacterio-
logische leerlx)eken is aangegeven. Bij het maken van den glucosc-
bouillon gebruike men liefst verschen bouillon en titreere tot zwak
alkalisch, daar bij eenigen tijd bewaren dc reactie van den bodem
terugloopt naar den zuren kant, en niets den groei der vlekzicktc-
bacillen zoozeer schijnt te remmen als een, zij het nog zoo geringe,
zure reactie van den bodem. Men dient deze. zooals ik enkele malen
zelf kon waarnemen, voor een betrouwbare diagnose te vermijden.

2. üang van het Onderzoek.

Zoo spoedig mogelijk nadat een dier in onderzoek was genomen,
werd geënt uit milt cn nier. eventueel, indien de tijd dit toeliet (het-
geen slechts zelden het geval was), uit 1 of meer vlceschlymphkliercn
en uit de lever. Er werd meestal voorloopig alleen uit de organen,
soms tevens uit dc vlceschlymi)hklieren, geënt. I.atcr werd, doch alleen
wanneer in dc in eerste instantie aangelegde buizen groei was opge-
treden, ook uit het vlecsch geënt, meestal van 2 of 4 stukken. Tevens
werden dan alle nog in het dier aanwezige vlccschlymj)hklicren onder-
zocht. Werden echter de organen en de lymphklieren steriel bevonden,
dan werd geen vlceschondcrzoek verricht. Deze, op theoretische rede-
neering berustende methode, werd om haar technische, practische cn
economische voordeden zeer van belang geacht cn kon zonder l)cz\\N\'aar
door mij gebruikt worden, omdat het hoofddoel van mijn onderzoek
was na te gaan of meer dan tot nu toe werd verondersteld, vlekziekte-
bacillen in het vlecsch voorkomen.

-ocr page 45-

Het is bekend, dat de vlekziek-tebacil een zeer sterke neiging heeft
om in het bloed over te gaan en een bacteriaemie te verwekken. Ik heb
mij aan het begin van het onderzoek de vraag gesteld of, gezien
de genoemde eigenschappen van den vlekziektebacil, niet steeds
wanneer de organen kiemhoudend zijn, ook het vleesch de bacillen
bevat. Zou dit zoo zijn, in alle of zoo goed als alle gevallen,
dan zou het bij kiemhoudendheid practisch mogelijk zijn. althans
bij de vlekziekte, na bacteriologisch onderzoek alleen van de
organen of van de vleeschlymphklieren, een beslissing te nemen om-
trent de behandeling van het vleesch, zoodat zelfs het eindonderzoek
van het vleesch zelf zou kunnen vervallen. Aan de vraag, of kiem-
houdendheid van de organen altijd samengaat met die van het vleesch,
heb ik bij mijn onderzoek alle aandacht gewijd.

liij het eerste, het voor-onderzoek, entte ik steeds uit milt en nier;
de milt is van l)elang voor beginnende infecties (M. Müller), terwijl
de nieren evenals het vleesch slechts via de bloedsbaan geïnfejteerd
kunnen worden, zoodat nieren en vleesch vermoedelijk bij het bac-
teriologisch
onderzoek overeenkomstige verhoudingen te zien zullen
geven. (M. Muller). Het bleek mij (hetgeen ook van der Kamp ten
opzichte van het vleesch is opgevallen), dat soms niet alle twee, maar
slechts één vati de organen kiemhoudend werd bevonden, terwijl toch
een bacteri.nemie bestond. Dit was gewoonlijk slechts het gev.-xl, wan-
neer ook het vleesch zóó weinig bacteriën bevatte, dat deze daarin
slechts met groote moeite aangetoond konden worden, en is te ver-
klaren. doord.nt in het overgebrachte materiaal toevallig geen b.ictenen
voorkwamen. Werden in zulke gevallen meerdere buizen
uU het orgaan
aangelegd, dan was soms ook daarvan slechts een gedeelte gegroeid.

l\'XMiige malen entte ik bovendien uit me.sentcriaalkHeren en uit Hack-
steinblattern.

D. AliiisentlnK.

Aanvankelijk was het mijn voornemen, om steeds van eiken ge-
is..leerden
vlekziekte-stam .UK>r muisenting de virulentie te controlee-
ren. en daarnaast eenigermate de kiemrijkheid van het vleesch te be-
palen, door stukjes vleesch en vleeschsap bij muizen onder de huid
te brengen. Toen mij evenwel bleek, dat de virulentie b.j muizen met
parallel ging met den ernst van het ziekteproces bij het varken, en
iH,vendien de virulentie der bacillen bij de vleeschkeuring practisch geen
rol kan si)clen, heb ik dit onderzoek geheel laten varen.

-ocr page 46-

-,t- • :
*

» ■■\' \'

rtit»-\'

T

Mm

= K\'
&

. . ni-a »ßii, ..V h, 1 . , j

•fr» \'■"")(>. .\'fî^toA"\'^

i-, 7

• >5-

m;.:

h

; \'

• \'-y,

. >

\'it

m

.tT

l î

1

n

>><

Ix

-ocr page 47-

Hoofdstuk V.

TABELLEN.

Definities v. gebruil<te termen:

Vlecsch = spierweefsel.

T irinatnsklicr = vlccschlympliklicr.

Or^nZ = parenchymateuze organen; nier. milt. lever.

Frvrheem = oppervIakkiRe. lichtroode hindverklcunng.

Exanthecm = diepergaande intensief roode „

Acu!e BaScsteinblattern = promineerende, scherp begrensde, intensief

roode B. , , ,,

r.rnrzende .. centraal of diffuus verbleekte, vlakke B.

In = •«

GcüccUcliik •= \'ïï.^r\'in\'\'";

lichaamsklieren, hetzij in beide.

Piulnrartlitis = endocarditis verrucosa. , , . ,

S pSi = lynipliklicr in \'t spek, boven dc hicl.

AfkortinRcn:

Norm. SI. —
Voorw.(aard.) SI. =

T. =

zw. =

Kcd(cclt.) =

duid. =

niacr(osc.) =

niicr(osc.) =

u. =

St. =

niccrd. =

B. =

miltfoll. =

lich.kl. =

sch. =

vl. .icht. =

pctcch. ==

kl. =

bgkl. =

vgkl. =

kol. =

?, ? of — ? -
valv. scinilun. aortac =

normale slachting.

voorwaardelijke slachting.

lichaanistcniperatuur.

zwelling.

gedeeltelijk.

duidelijk.

macroscopisch.

microscopisch.

uur.

stuk.

meerdere.

Hacksteinblatl. . . ,. ,

miltfollikels = Malpighisclie lichaampjes.

iichaamskliercn.

vlcescii van schouder.

vlecsch van achtcriiand.

petcchicn.

klier.

boegklier.

vangklicr.

koloniën.

twijfelachtige groei,
valvulac scmilunares aortae.

-ocr page 48-

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

KT, ^

^ ^

f5 O Oä

X 3

2 ^

^ >

HUID-
PROCES

ORGAANAFWIJKINGEN

OPMERKINGEN

Agar

Glucose-bouillon

GLUCOS E-BOU ILLON

Agar

Roode, kleine B.
op onderarm.
Enkele bleeke
aspecifieke
vlekjes.

Macrosc. na 48 u. —
Microsc. „ 48 „ —

Voorw. SI.;
fractuur.

Geen.

Macrosc. na 48 u. —
Microsc. „ 48 „ —

Eenige acute B.
in bilstreek.

Norm. SI.

Geen.

Macrosc. na 48 u.
Microsc. „ 48 „

Norm. SI.

Meerdere vrij
acute B.
bilstreek.

Geen.

Na 42 U.

Macrosc. na 42 u.
Microsc. „ 42 „

Norm. 81.

IblcekcB. bilstr.
JJ „ „nekstr.
8 „ „ elders.

Geen.

u
<

O

f-

a

O

c

<u
u

O

Na 61 u.

Voorw. SI.;

per as.
T. 40,20 C.
Warme
dag.

B. in genezing,
deels bijna uit-
gewisclu, deels
korstvorming.

Zwellinj? miltfollikcls.

Na 39 H.

Macro.sc. na 39 u.
Microsc. „ 39 „

Matig proces;
genezende B,
korstvorming,
I verheven B.

Norm. SI.

Geen.

Na 48 u.

Macrosc. na 48 u. —

7 IVoorw. SI.;
! per as.
I T.40,IOC.

Talrijke B.; : Geen.
acute,
geconllueerde,
genezene.

Na 42 u.

Macrosc. na 42 u.
^iicrosc. ., 42 „

Norm. SI.

Weinig B.,
, acuut.

Geen.

*) No. 5 twijfelachtige orgaanverschijnscicn.

-ocr page 49-

negatieve

gevallen.

CULTUUR VLEESCH

CULTUUR ORGANEN

«

w

s
s

t/5

co

HUID-
PROCES

j a >

ri

ORGAANAFWIJKINGEN

OPMERKINGEN

Agar

Glucose-bouillon

Glucose-bouillon

Agar

Macrosc. na 60 u. —

Na 60 u.

Geen.

Voorw.Sl.;
T. 38,90 C.
Klinisch
niet ziek.

2 acute B.

qevallen.

negatieve

Na 40 u.

Macrosc. na 40 u. —

Nierhyperaemie.

Macrosc. na 64 u. —

Na 45 u.

Na 64 u.

Cultuur mesent.-lympli\'
klier negatief in gluco\'
se-bouillon.

Geen.

Digestietractus bijna ledig.
Petechien in bocgklicr. Plcu-
ropcricarditis adhacsiva.

Na 40 u.

Macrosc. na 40 ii. —

Twijfelachtige miltzwelling.

-ocr page 50-

N EGATIEVÊ

Gevallen.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

ORGAANAFWIJKINGEN

Agar

Glucose-bouillon

«5 O oä

« O

2 O

^ >

G LUCOS E-BOUILLON

Agar

D

— i Macrosc. na 39 u. —
i Microsc. ., 39 „ — \'

Na 39 u.

Milt iets week.

1 zeer acuut,
groot ß. Enkele
vlekjes.

Norm. SI.

16

Milt week? Petechiën in ge-
zwollen boegklier. Oude bloe-
dingshaarden in milt.

Ka 42 u.

Macrosc. na 42 u.
Microsc. .. 42 ..

Enkele
genezende B.,
korsivorming.

Norm SI.

17

(U

w

c

£

u
w
u

u
>

Na 40 u.

Macrosc. na 40 u. —

18

2 groote B.,
acuut.

Norm. SI.

Milt iets week, beginnende
follikelzwelling. Nierhyperae-

mie.

Cultuur Backsteinblatt
negatief in glucose
bouillon.

Milt week.

a

u

u

O

ti
te
c

Ka 40 ».

Macrosc. na 40 u.
Microsc. „ -lO „

1 maand tevoren serut«\'
injectie gehad.

Norm. SI.

19

1 acuut B.;
4-5 B. in
opkomst.

< ,u

S

<

O

Ka 36 u.

M.icrosc. na 36 u.
Microsc. „ 36 „

Norm. SI.

3 acute B.;

enkele
huidvlekjes.

20

Iets follikelzwelling bij inilt.
Nierhyperaeniie.

u
w
: C

I a>

M.icrosc. na 48 u.
Microsc. „ -18

? 21

Milt iets week.
Nierpetechiën.

Weinig atypi-
sche B. Gene-
zende bleeke
vlekjes.

Norm. SI.

Veel oude cn zeer enkele jon-
ge nierpetechiën; enkele groo-
tere roode vlekjes in nieren,
iets promineerend.

JZ

u

M
■w

U

a
u
0.

K,

a 48

Bijna genezen
B. aan zijvlak-
ten bil.

22

Voorw.Sl.;

per as.
T. 39,80 C.

i Macro!»c. na 48 «.
Microsc. „ 48 .,

Macrosc. na 48 u.
Microsc. „ 48 „

Voorw.Sl.;

per as.
T. 41,50 C.

Lichte miltzwclling.

Kleine tot
middelmatig
groote B., acuut.

23

-ocr page 51-

CULTUUR VLEESCH

CULTUUR ORGANEN

?t i ^
si - O S

Z I I P

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

ORGAANAFWIJKINGEN

Agar

cl-ucose-bouillon

Glucose-bouillon

Agar

24 : Norm. SI. Matig talrijke

Na 42 u.

Macrosc. na 42 u. —
Microsc. .. 42 —

Matigr talrijke, onduidelijke

B., genezend, j nierpetechiën.
! bijna niet meer -
\' te zien.

Milt iets week; enkele nier-
petechiën. Lichtgele lever.

Na 25 u.

Norm. SI.

B. genezen;
korstvorming.

c

I

\' «

Macrosc. na 25 u. —
Microsc. .. 25 .. —

B. genezend. | Gezwollen, weeke milt. 1 vlak,
Centrale ver-

bleekmg. Net- y^rharde lever. Bocgklicr ge-
"tekening: ^ ^^^

I

Na 45 u.

Macrosc. na 64 u.

Voorw. SI.;
\'s nachts
ingevoerd.

Matig talrijke
B., vrij acuut.

Digcstie-apparaat gevuld. Hy- , Backstcinbla«\'

pcraemie nieren; onduidelijke „ ti^f i„ giucosf
nicrpctechien. Lichaamskheren
iets gezwollen. Vlccsch iets
vochtiger dan normaal.

Na 45 u.

1 of 2 nierpetechiën. Twijfel-
achtige Icvcrzwclling.

28

I

Voorw.Sl.;! 1 B.,vrij acuut.
T. 38,70 Cl Enkele

\' J=

! ^
u
! U
: >

i g
«S

be
u

1 «
\'
u

— 1)
ûi u

iil

M
C
u

w

u
^

n

u
u
M

J=

u
M

\'W

C3

Na 42 u.

Macrosc. na 42 u.
Microsc. 42 ..

Norm. SI.

26

huidvlekjcs.

Na 39 „.

Cultuur Backsleinbla\'
op agar en in
cose-bouillon.

Macrosc. na .39 ii. —

Weinig kleine
B., acuut.
Meerdere
genezende B.

29

Norm. SI.

I

I

\\iO ! Norm. SI.

Na 39 ,,

M.ncrosc. na 39 u. —

Bonte nieren, enkele nier-
petechiën.

Weinig B. in | Nierhyperacmic. 1 nierpetc-
opkomst. \' chic.

31 Voorw.Sl.; Zeer talrijke B., Knkelc nicrpctechien.
T.40,10C.J genezend. ;

Na 39 u.

— ! Macrosc. na 39 u. —

-ocr page 52-

negatieve

GEVALLEN.

CULTUUR VLEESCH

CULTUUR ORGANEN

«

! ^
z

C/3 Cfi
t. 5ï

S O S
O 2

HUID-
PROCES

ORGAANAFWIJKINGEN

OPMERKINGEN

Agar

Glucose-uouillon

glucose-houii-lon

Agar

Milt iets haemolytische tint.
Enkele onduidelijke nierpete-
chiën. Twijfelachtige zwelling
en degeneratie der nieren.

Negatief.

Macrosc.
Microsc.

B.in genezing:

vlekken,
korst vorming.

Norm SI.

J=

u

M

u <

\' 4> i

: > \' .

Na meerdere dgn. —

Macr. na meerd. dgn. —
Mier. na meerd. dgn. —

Sf 33
O

B in genezing:
korstvorminx-

3-4 onduidelijke nierpetechiën.

Norm. SI.

Talrijke donkere nierpete-
chiën.

u

O)
bC

üi
<

O
H

D

I

u

ë I 34

I

Na 42 11.

Enkele bleeke
B. en andere
huidvlekken.

Norm. 81.

? !

.. i
c

4>
V
U

Na 48 u.

Voorw.Sl.,
T.
390 c.
Klinisch
niet ziek.

1 groot B,
acuut.

35

Ü i
2 !

cosc-bouillon.

Mik iets week, follikelzwel- i Cultuur mesent.-lynipl\'\'
ling. Roodheid dunne darm,
I klier negatief in glU\'

catarrh dikke darm.

Macrosc. na 42 u. —
Microsc. ., 42 —

Macrosc. na 48 u. —

n e (j a t i e v e

GEVALLEN.

Milt cn nieren hyperaemisch.
Enkele nierpetechiën.

Macrosc. na 48 u.
Microsc. 48 ..

Voorw.Sl.;
T. 40,10 C.

36

Acute B.

£

u

M

u

u
>

c
n
es
bc

Na 42

Macrosc. na 42 u.
Microsc. .. 42 „

37

Voorw.Sl.;
T. 41,10 C.

a:
<

O
H

D

u.

Na 39 u.

Macrosc. na 39 u.
Microsc. .. ,.

38

Norm. SI.

1 acuut B. Maag gevuld. Enkele nicr-
I Petechien.

B. genezen: 12—14 jonge nierpetechiën.
^ korstvorming. 1
Geringe i
uitbreiding.

-ocr page 53-

ORGAANAFWIJKINGEN

s
: 2

39 \'Voorw.Sl.;! Acute B. ^ Milt week. Enkele nierpete-
:T.41,60C. . ; chiën.

i 40

Voorw.Sl.; B.,verschillende
T. 40,70 C. stadia, meest
acuut.

Milt week, iets ronde rand.
Zeer bleeke nieren, heel enkele
nierpetechiën. Darmcatarrh.

Voorw.Sl.;! Weinig B.,
T. 40.70
c. i sub-acuut.

Weinig B. ; Milt hacmolytische tint, week,
I beginnende follikelzwelling.
I Gezwollen nieren.

Milt sterk gezwollen. Geringe
leverzwclling. Enkele nicrpe-
techiën.

Norm. SI. 1 zeer groot B., i Lever bloedrijk. Enkele nier- \'
iacuut,randsterk| petechiën.
 j

gezwollen. i I

Enkele B, acuut i
: of in genezing.
: Erythecmbilstr.j

•j:

HUID-
PROCES

- i- à
S = 2

O £

Matige miltzwelling.

c

M
C

£

u

M

U

V
>

C

es
«

to

u

O

i)
u
(S
.C

£

O

41 Voorw. SI.; I 1B. in opkomst.
T. 40.30 C.

ai
<

O

H
û!
3

42

Talrijke nierpetechiën.

43

Voorw. .SI.
T.400C.

44 Voorw.Sl.;
T. TO,20 C.

Enkele B.,
acuut.

NEG ATIEVß

OPMERKINGEN

1 —-----

1 CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon

Agar

Glucose- bouillon

Agar

1

Macrosc. na 48 u. —
Microsc. „ 48 „ — ,

Negatief.

Ka 65 u. —

Macrosc. na 65 u. —
Microsc. „ 65 „ —

1 . ....
i Na 40 u. —

Macrosc. na 40 u. —

Na 65 u. —

i Na 48 u. —

Macrosc. na 48 u. —

bevallen.

Na 39 u.

j Macrosc. na 39 u. —

1

i

i

-ocr page 54-

a!

J:

oc

^

.

s

o «

d

as

o

1 z

c

o

1

z.

>

Vrij uitgebreid
Urticaria-proces.
B. zeer rood, con-
fluentie. Geringe
korstvorming.

HUID-
PROCES

46 IVoorw.Sl.;
I T. 39,50 c.

UI
< E

5
^ lÜ
H Q

D □
E

Z
UJ

47

Norm. SI.

48

Norm. 51.

49

Norm. SI.

<

UJ

u
r

H
>

lU
O

5

r

50

Vrij talrijke B.;
korstvorming.
Zeerroode,hand-
palmgroote vlek
(erythccm).

Omschreven
roode huidvlek-
ken, onregelm.
van vorm.

Gering
crytheem.

Norm. SI. . Gering

erythccm, enkele
. kleine huid-
bloedingen.

o\'

S ^

.O r

2 ^

z <
^

I

51 jVoorw.Sl.;
i per a«.
T.
420 c.

Nood-
slachting.

B., genezend,
geconflucerd,
groot, centraal j
verbleekt;daar- i
door bonte huid-;
tcckening. j

ORGAANAFWIJKINGEN

r;
i\'

L

B

i

I

negatieve

OPMERKINGEN

Knkclc

N E G A T I E V lï

Mrlt week?

Geen.

Sterk gezwollen milt. Nierpe-
tcchiën.

Lichte miltzwcllinK.
nicrpctcchicn.

Milt week, Kccn follikclzwcl-
iing. Flauw Kchomi)ccrdc rand.
MatiR talrijke acute nicrpctc-
chicn.

GEVALLEN.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon Agar

!

Glucose-bouillon ! Agar

Na 39 u. —

Macrosc. na 39 u. —

Na 41 u. —

Macrosc. na 41 u.

Macrosc. na 48 u. —
Microsc. .. 48 .. —

. . - -----

.. —--------------—

E V A L L E N.

42 u. -

•Macrosc. na 48 u.
Macrosc. na 42
u.

------—--

------ ----------

E V A L L E N.

j
1

^ 1

Macrosc. na 48 u.
Microsc. 48 „
I.ichaamsklicrcn —

i

!

Macrosc. na 48 u.

j

-ocr page 55-

1 Bi

\' s

d

z

• i ^
s
c s

5 o

z >

HUID-
PROCES

ORGAANAFWIJKINGEN OPMERKINGEN

1

it
o e

a ^

52

Norm. SI.

i

1

1 Geen.

i ■

1

Polyarthritis. Zwelling van de
miltfollikels. Matig aantal nier-
petechiën.

CULTUUR ORGANEN.

CULTUUR VLEESCH

i Glucose-bouillon

1

Agar

Glucose-bouillon

Agar

Na 36 u. —

Macrosc. na 36 u. —
Microsc. „ 36 „ —

ji

-ocr page 56-

HUID-
PROCES

Urticaria.

1 acuut B.

10 acute B.

Gering tot matig
Urticaria-proces.
Genezend : bleek,
korstvorming,
Centr. verbl.

7 B., gering
promineerend.

Talrijke | Milt vol aanvoelend. Geringe

genezende B., ; enteritis.

voorste i

OPMERKINGEN

ORGAANAFWIJKINGEN

Z i 5 c
^ I
Z >

il

, 4>

\' M

\' C

û/ 2

< 4)

2 Ë

Geen.

53

Norm. SI.

Geen.

Norm. SI.

54

es
bC
i.

O

I

c

u
u
O

ûi
3

Geen.

Voorw.Sl.;
T. 41,20 C.

ijij

gedeeltelij k

Norm. SI.

56

u

WS

u

u
>

ti
u

O

Norm. SI.

57

u

U

< . .
O i j i
r « I

^ r-

Muisenting:
0.5 cc. cultuur t 6 dgn.
geen bac.

0.5 cc. cultuur t 4 »Ign.
0.001 cc. cultuur niet t
1 cc. vl<
Vlecscli

Norm. SI.

Si
j

CS I

lichaamshelft. |

gedeeltelijk

r .

O -J

C/3 <

~ >

> ^

C O
<

Norm. SI.

59

pericarditis adhaesiva.

Kleine
hüidbloedingen.

Milt 1 ?

Nier —

1 week tevoren preven-
tief geënt.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon

Agar

Glucose-bouillon Agar

i

lich.klieren —

Macrosc. na 40 u.
Lichaamsklieren —

Negatief.

Negatief.

Na 24 u. nier - -
24 „ milt —
lich.klieren ■ —

Macrosc. milt —
nier —
iich.kl. —
Microsc. —

Negatief.

1

Negatief.

lich.klieren —

Macrosc.

Na 41 u. milt -f ?
„ 41 ., nier -f ?
Microsc. -f-
Lich.kl. —

Negatief.

Negatief.

\'^ositieve gevallen.

Na 19 u. nier
19 .. 1 vangkl.
.. 21 .. Igl. popl. -1-
29 „ 2 boegkl. -f

Na 25 u. milt ?
.. 25 .. nier ?
25 .. iich.kl. ?

1

Negatief. | Negatief.

]

1
i

Na 13 u. milt
» 13 „ nier -f
m 23 „ boegkl. -j-

Na 23 u. nier -f- ?

Negatief.
Negatief.

Negatief.
Negatief.

^lacrosc.

Na 24 u. milt -1-
.. 24 „ 1 boegkl.
40 „ 2 „
-.40.. 2 Igl. popl. -i-
^licr. na 66 u. nier -f

Na 24 u. milt
„ 24 ,. 1 boegkl. -f
24 .. 2 vangkl.
,. 40 .. nier
.. 40 .. 2 Igl. popl.
48 ,. .ille Iich.kl. -f

1

0 s i t i f v f g e v a l l e n.

l\'ich.klieren —

Na 40 u. milt
., 40 .. nier
40 .. Iich.kl. )i —

Negatief.

Negatief.

-ocr page 57-

ORGAAXAFWIJKINGEN

J "

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

S ° -
z >

I ê

60 Norm. SI.

Geen.

Geen.

Voorw.
SI.; per as.
T. 40,70 C.

61

Norm. SI.

Geen.

62

Voor vriesprocf.

Geen.

Norm. .SI.

63

1

64

Norm. SI.

Geen.

Matige milt- en leverzwclling.
Nierzwelling twijfelachtig.
Enkele nierpetechiën.

Voor kookproef.

Microsc. 50 gcz. vld.
Milt —
Nier —
3 lich.kl. —
vl. acht. —

65

Norm. SI.

Geen.

Pneumonie.

Talrijke nierpetechiën. Vrij
belangrijke miltzwclling.

Norm. SI.

Geen.
*

Milt iets week. follikelzwel-
ling. Nierpetechiën.

Microsc. 35 gcz. vld.
Milt —
Nier —•

Alleen zeer kleine roode vlek-
jes in nieren.

Milt deegachtig, beginnende
follikelzwelling, 1 petechie in
1 boegklier.

Milt week, follikelzwelling.
Zeer talrijke, onduidelijke nier-
petechiën.

Flinke miltzwelling. Weinig
nierpetechiën. Lever hacmoly-
tische tint.

Microsc. 30 gcz. vld.
Milt —

Nier —

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon

Agar

Cilucose-BOUILLON

Agar

Na 72 u. milt ?
„ 72 „ nier ?

26 „ lich.kl. ?
„ 33 „ „

1

i

Na26u.

Na 49 u. vl. acht. randje.
., 49 ,. sch. „ ?
„ 73 .. „ randje.

Na 16 u. milt
.> 16 „ nier
„ 16 „ lich.kl.

Na 16 u. nier
„ 72 „ milt —
Microsc. ., -f-

1

Nal6u. —
„ 24 „ -1-

Na 16 u. vl. acht 4- ?
„ 24 „ „ meerd. kolon.
„ 24 „ sch. 4- ?
„ 36 „ „ nicerd. kolon.

Na25u. milt ?
,. 25 „ nier ?
„ 25 „ lich.kl. ?
„ 42 ,. gering

1

Na 25 u. 4-

!

j

Na 25 u. ?
,. 42 „ randje ?
„ 66 „ sch. 2 kolon.
„ 90 .. vl. acht. randje

Na 42 u. 1 kolon.

Na 24 u. milt -f ?
„ 24 „ nier ?
„ 24 „ lich.kl. ?
.. 36 ,.

Uiiinen24u.

Na 18 u. milt
\'< 18 „ nier
.. 18., lich.kl. -t-

1

Na 18 u. milt —
.. 18 ., nier —
.. 18 ,. lich.kl. —
.. 44 ..

Na 18 u. -1-

1

i
1

Na 18 u. 4- ?
24 ,.

Na42u.milt

» 42 ,. nier -f

Na\'24 u. ?
„ 43 „ 4 stukken
„ 48 „ 1 lich.kl. 4-
„ 48., andere kl. —

Na 48 u. 2 stukken ?
„ 48 „ 2 lich.kl.
„ 66 ,. 2 stukken ?
Microsc. sch.
,, rest. —

Na25u. milt
» 25 ., nier 4-
.. 25 „ lever

Na 25 u. milt -f-
,. 25 ., nier r
„ 25 „ lever
matig

Na22u. 4- ! Na22u. 4- ?

! .. 24 ., onduid. -{- -i-
i „ 40 „ duid. 4-

!

!

1 i

-ocr page 58-

ORGAANAFWIJKINGEX

in

HUID-
PROCES

ii &

OP.MERKINGEN

z

Voorw.Sl.;
T.beneden

400 C.
Klinisch
niet ziek.

67

1 B., acuut.

Huid-
bloedinkjes.

Microsc. 30 gez.vld.

Milt

Nier

c

(O

£

u
w
u

4>
>

C

es
O

u

O

68

2 B., acuut.

Norm. SI.

Geen.

Geen.

Darmen hyperaemisch; veel
inhoud.

69

Voorw.Sl.;

per as.
T. 38,70 C.

2 B., acuut.

O

Geen.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

GLUCOSE-BOUI LLON

-----1

Agar Glucose-bouillon

i

Agar

Na21u. 4-

„ 59.. Igl. popi.

Na 48 u.

Na 37 u.

Na 69 u. randje ?
Microsc.

Na 44 u. nier

Na 68 u. vl. acht. —
„ 68 „ sch. randje.
Microsc. 

Na 23 u. 

Gewone bouillon.

Ma 23 u. milt 

„ 30 „ nier 

„ 30 „ boegkl. —

Na 36 u.

Na 36 u.

gevallen.

POSITIEVE

1 bocgklicr cn 1 vangklier
rose verkleurd, Petechien.

70

Norm. SI.

Genezende B.,
centrale verb).,
daardoor bonte
huidteekening.

J=

u

S2

u
>

Ù
u

O

u

u
U

ji
O
M

c

■w

4>
^

C

«i
Ml

ó
S
Û.

71

Norm. SI.

Zeer talrijke
bleeke resten
van B.

Norm. SI.

72

Genezende B.;
centrale verbl.,
daardoor bonte
huidteekening.

73

Norm. SI.

B. bijna
genezen.

Geringe miltfollikelzwelling.

In 2 bocgklicren enkele Pete-
chien, n
I vangklier id.. Igl.
popi. gezwollen.

Twijfelachtige miltzwelling.

Na 22 u. milt

22 „ bocgkl.

.. 22 .. Igl. popi.

M 22 „ nier —

Na 25 u. Igl. popi.

Na 24 u. Igl.popl. 

1. 36 „ milt 4-

.. 36 „ nier 4-

» 36 „ bocgkl. 

Na 22 u. nier
.. 30 .,

Na 42 u. nier 

„ 42 .. milt ?

Na 37 u. vl. .icht.

?

Na 25 u. sch. 

.. 42., vl.acht.
Lactose-bouillon.

„ 42 „ Igl. popi.

Na 36 «.

— I Na 24 u. vl. acht 4-
„ 64 „ sch. —

Na 40 u. lich.klieren -f-
„ 67 .. milt 4- •
Microsc. 

Na 68 u.
Microsc.

Na 42 u. vl. acht. randje
.. 66 sch. enkele kol

; Na 64 u. vl. acht. —
\' .. 64 .. sch.
; Microsc. vl. acht.
I Microsc. sch.

Na 66 11. ch. 

„ 66 „ vl. acht. —
Microsc. 

sch. —

-ocr page 59-

Microsc.

Nier 5e vld. 1 bac. ?
„ 6e ,, 1 bac. ?

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon | Agar

Glucose-bouillon

1

Agar

Na 25 u.

Na 42 u.
.. 42 ,. lich.kl. —
îilicrosc.

Na 25 u. -i-

Lactose-bouillon.

Na 42 u. vl. acht.

verontr.
.. 42 „ sch. randje ?
Microsc.

Na 25 u.
„ 42 „ lich.kl. —

Na 48 u. milt
.. 48 .. nier
66 .. Igl. popl.

Na 25 u. —
42,. -f

Na 66 u. vl. acht.

randje ?
,. 66 .. sch. ?
Microsc.

Nal4u.2boegkl. -f

.. 17 „ nier -H
22 „ milt
22 „ lever
„ 24lich.kl. -1-

1

Na 14 u. 2 lich.kl. ? j
.. 22 .. milt
„ 28 ., nier 4-
1
.. 28 .. lover -J-

Na 14u.gedeelt.
„ 24., aile vleesch -f-

Na 24 u. gedcclt.
86 ., vl. acht. ?
„ 86 1 „ randje ?

t

Na 22 u. nier
M 60.. Igi. popl.

Na 36 u. nier ?
Microsc. -f-

Na 22 u.

Na 70 u. ?
Microsc. -f

Na 45 u.
.. 65 .. lich.kl. -H

Na 65 u. ? .
Microsc. -h

Ma 25 u. nier

Na 42 u. milt

Binnen 24 u.

Na 36 u.

Ma 21 u. -f

Na 21 u.
\'< 22 „ bocgkl.
" 37Igl. popl. —

Na 48 u.
(zccr gering).

Negatief.
Ook microsc.

Na 22 u. —
.. 37 „

Na 37 ii. vl. acht

„ 37 „ sch. —

Na 69 u. sch. randje.
„ 69 „ vl. acht. —
Microsc. -j-

Na 69 u. vl. acht. .

randje ?
.. 69 .. sch. .. ?
Microsc, 4-

I
;

S 1

<< 1

O i

1
i

c
Z

1

c
>•

HUID-
PROCES

ORGAANAFWIJKINGEN

OPMERKINGEN

Ver in genezing
verkeerende B.;
centr. verbleekt
daardoor bonte
huidteekening.

Iets weeke milt, twijfelachtige
follikelzwelling.

Norm. SI.

74

Miltfollikelzwelling; één rand
van de milt iets rond. Kleine,
vlakke roode vlekjes in de nie-
ren.

Enkele B.,
genezend.

Norm. SI.

c

V
M

•S.

£

U
M
U

4)
>

C

«3

a

u

O

u
00
c
\'û
4>

bc
ùi

76

1

Norm. SI.

Veel geconflu-
eerde R., ge-
nezend, centraal
verbleekt.

Geringe miltzwelling. Milt
week. Hyperaemische nieren.

Muisenting :

0.5 c.c. vl.sap t 3.5 dg.

Vleesch niet f

0.001 c.c. cult. 13.5 dg.

0.001 ,. „ t4.5 „

Microsc.

Milt: talrijke bac.

77

Norm. SI.

Bleeke, vierkante

huidvlekken,
bijna onkenbaar
als B.

5 zeer onduidelijke nicrpctc-
chicn per nier.

78

Norm. SI.

Talrijke B.,
vlak, helderrood.

Twijfelachtige miltzwclling

79

j

Voorw. SI.;
T. 41,10 C.
Klinisch
niet ziek.

1 B., acuut.
Vierkante

huid-
bloedinkjcs.

Geringe miltzwelling. 1 infarct
in ccn nier. Maag gevuld.
Vleesch iets vochtiger dan
normaal. Miliairtubcrculose.

Voor kookprocf.

80

i

Voorw. SI.;
T. beneden
400 C.
Klinisch
niet ziek.

IB.,zeer acuut.
Huid-
bloedinkjes.

1«B., acuut.
2 B.,in opkomst.

1

Geringe miltfoilikelzwelling.

Microsc. 30 gcz.vld.
Milt —
Nier —

81

i Voorw. SI.;
T. beneden
40 \' C.
Klinisch
niet ziek.

Geringe pneumonie. Enkele
kleine roode vlekjes in de nie-
1 ren.

Microsc. 30 gcz.vld.
Milt -
Nier —

4>
Q.

O.

«

J=

o

(A

C

«

^

C

4>
V

M

J=

u
.!£

u
n
t.
û-

-ocr page 60-

ORGAANAFWIJKINGEN

10
^ ^ ^

S = S

O 2

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

3

z

2 B., acuut.

82

Voorw.Sl.;
T. 39,30 C.
Klinisch
licht ziek.

83

Voorw.Sl.;
T. 40,70 C.
Klinisch
licht ziek.

2 B., acuut, klein.

; S

I JJ
"Z

U)

c

tj

£

o;
>

c

R3
C3

, he

u

: O

4)

u
c

< u

(U

D^ tc

< V
2 ^
ï-
 ë.
ai: è

i V)

! g

I

<u

c

u

lU

u

84

Matig aantal H.,
genezend.

Norm. SI.

Zeer talrijke
korsten en ver-
bleekte vlekken.

1 korst
promineerend.

85

Norm. SI.

80

Norm. SI.

I B., vrij vlak.

Norm. SI.

1 B., genezend.

u

u
c
u

CL.

8S

Uitgebreid
Urticaria-proces,

Voorw.Sl.
T. 41,70 c.

89 I Norm. SI.

Matig tot vrij
groot aantal
kleine B.,
vrij acuut.

Milt iets week. Hyperaemische
nieren van weeke consistentie.
Boegklieren rossig, met pete-
chiën.

1 klein rood vlekje in een
nier. Boegklieren livide, peri-
ferie rood. Milt iets week?

Iets weeke milt. Enkele roode
vlekjes in de nieren.

Geringe miltfollikelzwelling. 3
zeer onduidelijke nierpete-
chiën.

Milt weck, follikelzwelling;
enkele onduidelijke nierpete-
chiën.

Zeer geringe miltzwelling. En-
kele nierpetechiën.

Geringe miltzwelling.

1 klein rood vlekje in 1 nier.
1 boegklier cn 1 vangklicr pe-
rifeer Iiypcraemisch. Boegklier
petechiën.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon

Agar

Glucose-houillon

Agar

Na 14 u.

Na 22 u. 4-

Na 45 u. vl. acht. —
Microsc. -H
Na 45 u. sch. verontr.

Na 16u. Igl.popl. -f- 1
>. 20 „ nier -f-
.. 21 „ milt -f
» 37 ., boegkl. -H

Na 24 u.

Na 37 u. ?
,. 47 „ sch. 2—3 kol.
,. 47 .. vl. acht. —
Microsc. 4-

Na 19 u. -1-

Na 25 u. -f-

Na 25 u. -f

Na 32 u. sch. 20 kol.
., 32 .. vl. acht. 2 kol.

Na22u.nier

Na 41 u.milt
,. 41 ,. \') nier

Na 17 u. —
.. 47 „ -t^ \'

Na 47 u. —
Microsc. sch. 4-
,. vl. acht. —

-Na 22 u.

Na 22 u. ?

Na 16 u. 1 sch. -f-
„ 24,, alle vleesch -f-

Na 48 u. sch. -f
,. 70 ., vl. acht. —
Microsc.

Positief.

Na 48 u. vangkl. —
Microsc. -f

Na 25 u. ?
,. 48 „ sch. 4-
„ 48 .. vl. acht. —
Microsc. 4-

Na 23 u.

Na 24 u. -f ?
Microsc.
Na 28 u. lich.kl.

1

Na 28 u. sch. 4-
,. 93 .. vl. .icht. ?
Microsc. ^ -f

Na 39 u. (gering)

Na 23 u.

1
1

Na 38 u. .sch. 1 kol.
.. 68 ,. vl. .icht.

verontr.
„ 68 , sch. randje.

Door omstandigheden Ie controle te laat.

-ocr page 61-

HUID-
PROCES

; J
- ^

D

z

ê s

90

u
w
u

V

>■

ti
u

O

lU
bC
G

<u
bO

JZ

O
tn
C

V
-«-)

^
n

u
<u

91

<

U
H

D

Voorw. SI.;
T. 39.60 C.
Klinisch
niet ziek.

92

Norm. SI.

93

u
.Ü2
u

5
ù.

O
>

Norm. SI.

3 acute en tal-
rijke genezende
B.

Voorw.Sl.; 1 B., acuut.
T. 41.10 c. j Vierkante huid-
Klinisch bloedinkjes.
niet ziek. !

2 zeer groote
en enkele kleine
B., acuut. 1 B.
in opkomst.

Zeer talrijke B.,
genezend, cen-
trale verblce-
king, daardoor
bonte huidtec-
kening.

ORGAANAFWIJKINGEN

Matig talrijke onduidelijke
nierpetechiën van verschillen-
den leeftijd. 2 boegklieren
week. haemorrhagisch.

Geringe miltzwelling. I in-
farctachtige haard in een nier.
Maag gevuld. Vleesch iets
vochtiger dan normaal.

Catarrh dunne darm. Milt
week? Boegklier perifeer hy-
peraemisch.

Milt iets week, twijfelachtige
folükelzwelling. Matig aantal
oudere nierpetech. 1 boegkl.
week, perifeer haemorrhagisch.
Inw. darmb.kl. en lumbaalkl.
id.

OPMERKINGEN

Muisenting:
1 c.c. vl.sap tS.Sd
Vleesch f 6.5 ,

0.5 c.c. cultuur t 5
0.001 c.c. cultuur niet

Microscopisch :

30 gezichtsvelde

Milt
Nier

iGlucose- bouillon

al7u.
48 „ vangkl.

a 22 u. 

, eenige dagen


boegkl. —

a 28 u. milt -j-

. 37 „ boegkl. -I-
, 37,. Igl. popl. —

a 20 u. lich.kl.
, 21,. nier
, 21 „ milt

Agar

CULTUUR ORGANEN

Na 24 u.  ?

„ 40 „ lich.kl. -f

Na 24 u.
„ 27 „ nier
„ 27 .. milt

Glucose-bouillon i

-1-

nal7u. vl. acht.
„24„sch. -f

Na 24 u.

Na 24 u.

Na20u.vl. acht.
„ 25., sch.

Agar

Na 24 u. vl. acht. ?
40 randje ?
„ 62 vl. acht.

randje ?
.. 62 sch. 1 kol.

Na 47 u. ?

.. 64 ,. sch. randje en
3 kol.

„ 64 ,. vl. acht. ?
Microsc. 

Na 64 u. sch. randje ?
.. 64 vl. acht. —
Microsc. 

Na 25 u.  ?

„ 49 „ (matig)

CULTUUR VLEESCH

E V A L L E N.

P O S I T I E V

JC

u
10
u

u
>

Ù
u

O
ji
JZ

\'S3

Ûi
<

tJ

H
ûT
D

u
«8
u
0.

94

Voorw.Sl.;
T. 39.50 C.
Klinisch
niet ziek.

1 B., acuut.

Lever gezwollen, bloedrijk.

;a 20 u. milt -H
. 21 .. nier -f
. 21 Igl. popi. -f

Na 36 u. boegkl.

Na36u sch. verontr.
.. 36.. vl.acht.

Na 29 u. ?
., 85 , vl. acht. ?
Microsc.

Na 68 u. vl. acht. —
68 „ sch. —
Microsc. -}-

95

Norm. SI.

Zeer talrijke B.;
genezend, centr.
verbl., daardoor
bonte huidtec-
kening.

Milt week? 1-5 nierpetechiën.
Subacute hepatitis. Lich.kl. ge-
zwollen. In boegklieren pete-
chiën.

Microscopisch: K\'al3u.nier

30 gezichtsveldeii.. 23.. milt
Milt -\'„ 23 „ lich.kl.
Nier

Na 39 u. nier -H

Na 23 u. sch.
37 u. vl. .icht.

96

Norm. SI.
(

1

Vrij uitgebreid
Urticaria-proces,
genezend, kor-
sten.

Gering tot matig aantal nier-
petechiën.

14 u. —
„ 39„\') milt

„ 39„\') nier - -
^---

>1

Na 17 u. —
47,,\')

Na 47 u. sch. 3 kol.

( Door omstandigheden Ie controle te laat.

-ocr page 62-

ORGAANAFWIJKINGEN

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

«5 o ai

D

97 Norm. SI.

1 B., acuut.
Enkele B., ge-
nezend.

2 B., ncuut. Vrij
talrijke B. in
beginnende
genezing.

98 Norm. SI.

99

Norm. SI.

1 B., vrij acuut.

Muisenting:

1 c.c. vl.sap t2dgn.

0.001 c.c. cult. t7

0.5 .....liet t

Vleesch „ t

Microscop. 30 gcz.vld.

Milt —

100

Voonv\'.SI.

Matig Urticaria-
proces in be-
ginnende
genezing.

u
tn
u

<u
>

c

ca

R

bc

u

O

ai
<

O

H
û^
D

Vrij talrijke
korsten en vlek-
ken aan bil en
flanken,als resten
van genezen B.

101

Noim. SI.

C3
J3

\'n
£

.2

u
e3
u
Û,

Uitgebr. Urtic.-
proces; genez.
Centr. en diffuse
verbl. Enkele
roodere vlekken.

102

Voorw. SI.;
T.4l,ryic.

103 i Voorw. SI.;
I per as.
I T.39,2<JC.

Gering tot matig
aantal B.,
genezend.

104

Norm. SI.

Gering tot matig
aantal B.,
genezend.

Geringe miitzwelling. Nierhy-
peraemie.

Talrijke nierpetechiën.

Milt zccr week, duidelijke fol-
likelzwelling; haemoiytisch
verkleurd. Matig aantal op-
komende en onduidelijke nier-
petechiën.

Milt iets week? Miltfoilikel-
zwelling. Talrijke jonge nier-
petechiën. Lgl. popl. iets ver-
groot. te vochtig.

Matig talrijke nierpetechiën.
Lich.kl. iets gezwollen, peri-
feer bloedingen.

Milt iets week. 25 groote cn
kleine iiicrpetcchiën.

Twijfelachtige org.ianafwijkin-
gcn. V^angkl. iets gezwollen;
2 hoegkl., 1 Igl. popl. enkele
nicrpctcchicn.

Matig talrijke nierpetechiën.
In bocgklicr pctcch. cn groo-
tere bloedingen.

Muisenting:

1 c.c. vl.sap t S dgn.

Vleesch 14

0.5 c.c. cult. 115 uur.

0.001,. „ 114 dgn.

Microscopisch :

35 gezichtsvelden.
Nier —

Microscopisch :

35 gezichtsvelden.
Milt —

Nier —

i CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucosf.-üouillon

Agar

1

Glucose-bouillox j Agar

^\'a23u. -f

Na 30 u. nier -[-

Na27u. 4-

Na 27 u. vl. acht. —
„ 27 „ sch. 4- ?

57 ,. vl. acht. 12 kol.
,. 57 „ sch. 6 kol.

\' ^\'a 32 u. boegkl.

Organen negatief;
i Slucose-bouillon (ge-
■"•iig) zuur.

Na 25 u. lich.kl. -f
42 ., milt 7 kol.
,. 42 ., nier ?
Microsc.

Na 25 u.

Na 32 u. ?
„ 69 „ sch. randje ?

en 2 kol.
.. 69 .. vl. acht. idem.
Microsc. 4-

^\'a 22 u.

Na 28 u. -f- -f

Na 18 u. 4-

Na 32 u. ?
„ 56 ,. sch. enkele kol.
.. 56 ,. vl. acht. 3 kol.

Na 39 u. sch. rand.

114 .. vl. acht. —
Microsc, -f

Ma 20 u. nier
« 24,, milt -i-
.. 39, boegkl. -1-

Na 24 u. ?
.. 45 -f

Na 18 u. sch. 4-
18.. vl. acht.

verontr.

1

Ma 4 u. nier

Na 20 u. milt ?
.. 47 .. lich.kl. f

Na24u.vl.acht. 4-
„ 47 „ sch. 4-

Na 24 u. ?
., 47 „ vl. acht. rand.

47 sch. rand ?
Microsc. -f

; Ma 10 u. nier -f-

1

i

Na 24 u. 4- ?
,. 36 .. lich.kl. -1-
1 .. 37 „ organen 4-

1

Na 19 u. 4-

Na 19 u. ?
., 36 ,. vl. acht.

enkele kol.
., 57 „ sch. rand.

Gedeeltelijk veront-
■■einigd, gedeeltelijk
\'»egatief.

Na 18 u. nier 4- ?
Microsc. 4-

Na 21 u. 4-
Bouillon.

Na 24 u. sch. ?
.. 40 sch. talrijke
kol.

72 vl. acht. —
Microsc. -f

Ma 21 u.

Na 26 u. 4- i?

Na 25 u. 4-

1

Na 36 u. —
Microsc. 4-

-ocr page 63-

ORGAANAFWIJKINGEN

positi eve

J

C/5 C/2
- ^ ^

«5 O a:

I §

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

D

105

Norm. SI.

1 B., acuut.

Enkele B., vrij
acuut. Meerdere

B., genezend,
bleek; op voorste
lichaamshelft.

106

Norm. SI.

107

Voorw. SI.;
T.39,90C.
Klinisch
niet ziek.

1 B., acuut.
1 B., in opkomst.

c

Ji

"v

M

c

a

u

M
U

u
>

c

«

UI
u

O

u
u
vt
M

■M

u

Garing aantal B.

108

Voorw. SI.;

T. 360 c.

<
O

mm

H

Muisenting :
1 c.c. vl.sap 17 dgn.
Vleesch fll „

O.S c.c. cult, t 1.5 „
0.01 „ „ t3.5
0.001 .. „ 14.5
Microscop. 50 gez. vUl.
20e 1, 27e 2 bac. ?

109

Norm. SI.

OverdektmetB.,

deels acuut,
deels genezend
(grootere). Geen
confluentie.

JZ
<J
.2
u
2
Û.

110

Voorw. SI.;
T. 40,(io C.

Enkele B.,
vrij vlak.

Voorw.Sl.;
T. 40,6" C.
Klinisch
ziek.

111

I B., acuut.

Voorw.Sl.;
T. 38,40 C.

1, B.; klein,
roode vlek.

Lichte miitzwelling. Nierhy-
peraemie.

Twijfelachtige miitzwelling.
Talrijke nierpetechiën.

Milt week, gezwollen, met
1 scherpe rand. 1 klein, rood
vlekje in nier. In 1 bocgkl.
petech. Pars pylorica maag
hyperaemisch.

Onvoldoende uitgebloed. Ge-
ringe miltzwelling, weinig
nierpctcch.

Haemorrhagische longinfarc-
ten. Orgaanafwijkingen ge-
ring.

Geringe miitzwelling. Gering
aantal nierpetechiën. "

Miltzwelling? Wceke milt.
Nieren iets hyperaemisch; I
bocgklier licht rood. 1 boeg-
klier donkerrood, heide petech.

Pneumonie. Geringe miltzwel-
ling. Nierpetechiën. Dier een
weinig minder uitgebloed.

Gevallen.

Microscopisch.
Milt : polynucléaire

leucocyteii
1 vangkl. : in 1 veltl
4 bacillen.

Muisenting :
0.5 c.c. cultuur f 2.5 dg.
0.5 „ t3.5 ,.

CULTUUR ORGANEN.

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon

Agar

Glucose-bouillon

Agar

Positief.

Na 48 u. lich.kl. —
Microsc. 4-

Na 25 u. ?
„ 48 „ 4-

Na 20 u. 4-
» 66 „ Igl. popi. -!- 1

Na 24 u. nier 4-
„ 48 „ milt 4-
„ 48 lich.kl. 4-

Na 18u.gcdeelt. 4-
„ 24 „ alle vleesch 4-

Na 47 u. no. 1: randje ?
„ 47 „ no. 2: idem
„ 47 „ no. 3: enkele
kol.

47 „ no. 4: 20 kol.

Na 14 u.
» meerd. dagen

Igl. popi. —

Na 36 u. bocgkl. 4-

Na24u. 4-

Na 58 u. sch. rand ?
„ 68 „ vl. acht. idem.

85 „ sch. rand.
Microsc. 4-

Positicf.

Na 28 u. lich.kl. 4-

Na 24 u. (zeer ger.) 4-

Na 18 u. 4-
II 24 „ 2 vangkl. 4"

Na 18 u. nier 4-
,. 18 „ lever 4-
„ 24 ., 1 vangkl. 4-
.. 24 ,. 1 Igl. popi. 4-
„ 92 „ milt, lich.kl. —
Microsc. —

Na 24 u. vl.acht. 4-
,. 48 „ sch. 4-

1

Na 24 u. 4- ?
„ 68 ,. sch. rand ?
., 68 „ vl. acht. ?
Microsc. 4-

Na 24 u. ?
Microsc. 4-
Na 28 «. lich.kl. 4-

Na 36 u. sch. rand.
.. 70 vl. acht. 4- ?
Microsc. 4-

Na 20 u. 4-

Na 36 n. bocgkl. 4"

Na 24 u. 4-

Na 24 u. 4- ?
64 .. vl. acht. ?
64 „ sch. ?
Microsc.

Na 24 u. 4-
„ 70 ., Igl. popi. 4-
Microsc. 4-

Nn 70 u. ?
Microsc. vl. acht. 4-
sch. —

-ocr page 64-

qe vallen.

positieve

C/î

CO

CULTUUR VLEESCH

CULTUUR ORGANEN

HUID-
PROCES

^ A ^

^ o 3i

ORGAANAFWIJKINGEN

OPMERKINGEN

Glucose-bouillon

Agar

Z >

Glucose-bouillon

Agar

Pericarditis adhaesiva. Gerin-
ge enteritis. Sterke miltzwel-
ling. 1 nierpetechie. Lich.kl.
normaal.

Na 20 u.

Na 18 u.

?
4-

Na 24 u.
,. 45 ..

Na 39 u. vl. acht.

(duid.)
,. 48 ,. sch. „

113

Voorw. SI.

Acute B.,
enkele gene-
zende (korst-
vorming).

Miltfollikelzwelling. Zeer ge-
ringe nierzwelling.

Microscopisch:

30 gezichtsvelden.
Milt —

114

Voorw. SI.

Meerdere acute
en talrijke
genezende B.

Na 18 u.
" 39 „ boegkl.

Nal8u.

Na 45 u.


Na 39 u. vl. acht.

(duid.) -f
.. 48 .. vl. acht. rand
cn 7 kolon.
., 68 ., sch. randje.
Microsc. 4-

Milt iets week? Lever bloed-
rijk. Nieren gezwollen, bloed-
rijk. begin van petechiën. Ca-
tarrh dunne darm. 2 boegkl.,
1 vangkl. ademitis. petech.

115

Voorw.Sl.;
T. 41.20 C.
Klinisch
ziek.

3 acute en 4
genezende B.

Na 20 u. nier
>\' 21 „ niilt

c

Ü
u

M

C
\'ï?
le

u

M
U

(U
>

c

C3

es
U)
u

O

V
i.

es
■«->

\'î3

Na 21 u.

Na 22 u. boegkl. -f

4-


116

Voorw.Sl.;
T.4Ü.9"C.
Klinisch
ziek.

1 B., acuut. Zeer
talrijke gene-
zende B.; korst-
vorming. centr.

verbleeking,
daardoor bonte
huidteekening.

Nal4u.

» 16 „ boegkl.

Na 24 u. sch. 

,. 36., vl. acht.

Na 16 u. Igl. popi. 4-


ûf
<

O
?

ai
3

117

Voorw.Sl.;
T. 41.50 C.

1 B., acuut.
Enkele huid-
bloodinkjes.

Na 22 u.

Na 24 u.

4-

u
2
0.

Sterke miltzwelling. Bloed-
rijke lever. Nierzwelling. Vrij
talrijke nierpetechiën. Boegkl.
livide kleur.

Geringe miltzwclling. Enkele
nierpetechiën. Lever en lich.kl.
gezwollen. Boegkl. petechiën.
Maag gevuld. Vleesch iets te
vochtig.

Na 45 u. vl. acht.

verontr.
.. 45 ,. sch. ?

.. 85 u. sch. ?

Microsc. 

Na 24 u. ?

,. 36 .. sch. 5 kol.
.. 47 ,. vl. acht. 4 kol.

Na 36 u. vl. acht. — ?
.. 36 ,. sch. -i-

.. 47 ., sch. 10 kol.
.. 64 .. vl. acht. —
.\\llcen macrosc.

Sterke miltzwelling, hacmoly-
tisch verkleurd. 1 scherpe
rand. Enkele onduidelijke nier-
pctech. Leverdegeneratie.

Na 45 u. boegkl. 4-
beslag.

Na 22 u.

4-

Na 85 u. vl. acht. ?
,. 85 .. sch. ?

Microsc. 4-

118

Voorw.Sl.;
T. 40.90 C.
Klinisch
ziek.

1 B. acuut,
2 genezende B.

Na 20 ».

4-

Organen hacmolytische tint.
Sterke miltzwelling Enkele
zeer onduidelijke nierpetech. .
Sterk gezwollen lich.kl. Ente-
ritis. Vleesch nat.

Na 21 u.
•> 39,, vangkl.

4-

Na 18 u.

Na 24 u.

4-
4-

Na 24 u. -f

vl. .icht. 10—25 kol.
sch 40—50 kol.

Zeer talrijke B.
acuut. Enkele
genezende B.
aan voorste
lichaamshelft.

119

Norm. SI.

-ocr page 65-

QEVALLEN.

positieve

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

HUID-
PROCES

ORGAANAFWIJKINGEN

OPMERKINGEN

«a O es

X g

z >

p

Glucose-kouillon

Agar

Agar

Glucose-bouillon

Milt dik op aanvoelen, iets
week, geringe follikelzwelling.
1 of 2 nierpetechiën.

Microscopisch :

30 gezichtsvelden.

Milt

Nier —

Ma 18 u.

Na 26 u.

120 Voorw. SI.;
per as.
T. 410 c.

MatigtalrijkeB.,
genezend. Huid-
erytheem door
geconflueerdeB.

Na 26 u. vl. acht. —

„ 26 sch. verontr.

., 80 „ vl. acht. —

Microsc. „ -}-

Sterke miltzwelling, toch
scherpe randen. In boegklie-
ren petechiën. Miliair-tubercu-
lose.

u

LU
E

H
>

ûf
U
Û

5

E

Z
LU

121

Voorw. SI.;
per as.
T. 40" C.

1 acuut B.
Kleine huid-
bloedinkjes.
Roode nek en bil

122

Norm. SI.

Genezende B.,
geconflueerd tot
huiderytheem.

ÛT
C
O

H

123

Voorw. SI.;
T. 41,20 C.

Urticaria en
onregelmatige
roode vlekken
(huiderytheem).

5—10 kleine, roode vlekjes in
de nieren. Lich.kl. rood, ge-
zwollen. Vleesch zeer vochtig.

Geringe miltzwelling. Nier-
petechiën.

Microscopisch :

30 gezichtsvelden.
Milt —

Ma 18-24 u.
" 21 u. lich.kl.

Na 26 u.

Nier —

Ma 20 u.

24 „ boegkl.

Na 20 u. nier -f
., 20 ,. milt -f

Na 18 u.


?

Na 24 u.

Muisenting:
1 c.c. vl.sap t 3.5 dg.
Vleesch f 5.5 ,.
0.5 c.c. cult. t 3
0.001 ,. .. niet t
Microscopisch.
Milt j zeer veel fijne
Nier j bac., ook hoopjes.

Na 31 u. ?

47 „ ?

,. 80 „ vl. acht. -t- ?

„ 80 ,. sch. -f ?

Na 24 u. gedeelt. -f
., 41 „ alle vleesch
4-
(randje).

Na 24—48 u. -f

Vlekvormig, 1 Milt weck. Matig talrijke nier- Voor vriesproef.
reeds verbl.
I petechiën. Wervels op door-
huiderytheem. snede bleek.

Binnen 24 u.

Na 42 u. (matig) -f-

Na 24—36 u.

124

Norm. SI.

positieve ^ bevallen.

lÜ UJ

ÜJLU

125

Norm. SI.

Enkele niet spe-
cifieke rose huid-
vlekjes, reeds
zeer verbleekt.

Milt iets week. Nierpetechiën.

Muisenting:

0.5 c.c, cultuur niet t

0.5......t

0.5 ,. ,. t 3.5 dg.
Voedingsproef niet f :

Ma 45 u.\') 3 lich.kl. —

Na 36—48 u. milt ?
Microsc,
,, 36—48 11. nier ?
Microsc. —
Na 45 u. lich.kl. — ?

Na 45 u. vl. acht.
„ 45 „ sch, 4-

126

Norm. SI.

- Gering huid-

Lichte miltzwelling. Eenige

i
1

Positief. "

Na 48 u. —

UJ UJ

erytheem.

nierpetechiën.

8 dgn. bij 15° C.

5 ■

rand.

-ocr page 66-

positieve

GEVALLEN.

Idem.

p-)

CA5

CO

HUID-
PROCES

- w ^

^ O
11

ORGAANAFWIJKINGEN

z

Gering huid- Lichte mihzwelling.
erytheem. Eenige nierpetechiën.

Norm. SI.

127

Idem.

Norm. SI.

128

Norm. SI.
Voedsel
geweigerd

Idem.

129

Zeer gering
huiderytheem.

Norm. SI.

130

Vlekvormig
erytheem.

Voorw. SI.;
T. 42,50 C.
klinisch
ziek.

131

(lering
erytheem.

Norm. SI.

132

Gering
erytheem
(roode bil).

Norm. SI.

133

Exantheem.
Gcheele dier
zwart-rood;
niet ver in
spek.

Voorw.Sl.;

per as.
T. 40,80 C.

134

Flinke miltzwelling. Andere
orgaanafwijkingen twijfelach-
tig.

Vrij belangrijke miltzwelling.

Geringe miltzwelling. Punt-
bloedingen in dunne darm.

Geringe miltzwelling. Enkele
nierpetechieën.

Geringe miltzwelling. Nierpe-
techiën.

Matig talrijke ondin\'delijke
nierpetechiën. Boegklier zeer
haemorrhagisch. Vang- en bil-
klier helrood, met petechiën.
Vleesch iets bont, enkele inter-
musc. bloedingen.

OPiMERKINGEN

Muisenting.

0.5 c.c. cult, t 4 dg.

0.5 ., „ t 4.5 dg.

Muisenting.
Spatel t 2.5 dfï

t 3.5 d{?

Microscopisch :

30 gezichtsveldci\'\'

Milt
Nier

CULTUUR ORGANEN | CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon

Agar Glucose-bouillon

Agar

Positief.

!

Na 48 u. —
„ 8 dgn. bij 15" C. rand.

Idem.

Idem.

Na 36 u. milt
„ 36 ., nier —

Na 40 u. 1 sch. -f-
., 66 .. 3 st. vleesch -j-
.. 114 .. 4e
St. ., ?
Microsc. -f

Na 41 u.\') -1-
47 u. \') Igl. popi. -f

Na 24—26 u. -}- -h

Na 24 u. (gering)
„ 28 „ lich.kl.

Xa 28 u. sch. (matig)-J-
.. 46 .. vl. acht. ?
.. 65 .. ., -f
(germg).

Positief.

Na 48 u. boegkl. -Î-
.. 48 .. vangkl. —
.. 48 .. Igl. popl. —
Microsc. -b

Na 25 u. ?
.. 48 ..

Na 40 u.\') 6 lich.kl. -f

Na 24 u. -f

„ 40 .. boegkl.
40 ., lich.kl. ?
Microsc.

Na 40 u.\')

Na 40 u.\')

Na 16 H. nier
•• 16 „ vangkl. -f
.. 19., milt —
» 24 „ lich.kl. -t-

Na 16 u. nier -f-
.. 19 milt —
Microsc. ■

i Nal6u.

1
1

i

Na 24 u. vl. acht. ?
„ 24 .. sch. —
.. 36 .. vl. acht. -f
,. 36 .. sch.

-ocr page 67-

HUID-
PROCES

Vrij sterk
exantheem,buik
donkerrood.

Matig talrijke,

acute B.
Erytheem buik
en bil.

Voorw.Sl.;
T. 42« C.

138

Voorw.Sl.;
T.41,10C.
in agonie.

139

140 Voorw.Sl.;
per as.
T. 39,1)0 C.

Exantheem.

Erytheem,
vooral dorsaal.

Voorw.Sl.; Exantheem.
\'s nachts Zijkanten zwart-
ingevocrd. rood van bil tot
i snuit.

Lichtexantheem.
Zeer roode rug,
spek slechts
oppervlakkig
verkleurd.

4

c/2 5/2

— ^ ä
«= O S
CÈ S

p
z

135 1 Norm. SI.

Voorw.Sl.;
\'s nachts
ingevoerd.
Klinisch
ziek.

136

137

ORGAANAFWIJKINGEN

positieve

OPiMERKINGEN

Microscopisch:
30 gezichtsve

Milt

Nier 10e 1 bac.
,. 21ste 4 bac.

Muisenting.
1 c.c. vl.sap t 4
Vlccsch 14

0.5 c.c. cultuur t 2
0.001 c.c. ..14
Microscopisch.
Bilkl. in 4 velden

10

bgkl. 8. v.
S bac.

Lever- en miltzwelling. Enkele
nierpetechiën. Lich.kl. iets ge-
zwollen, enkele bloedingen.
Boegkl. week. Vleesch voch-
tig.

Muisenting.

1 c.c. vl.sap

X
t

2.5 dg.

Vleesch

J.

1

2.5 ..

0.5 c.c. cult.

J.
1

1

0.001 .. ..

J.

t

5 ..

p o s i t i e v

Miltfollikelzwelling. Milt en
lever iets haeniolytische tint.
Vrij talrijke nierpetechiën in
opkomst. Lich.kl. sterk gczw.
Gastritis. Vleesch iets te
vochtig.

Geringe miltzwelling.

I

Lichte miitzwelling. Matig tal-
rijke jonge nierpetechiën. Le-
ver bloedrijk.

Geringe miltfollikelzwelling.
Lcverzwclling. Hypcraemische |
nieren. Alle organen eenigs-
zins haemolyti.scli getint.

Miltfollikelzwelling. Hyperae-
mische nieren. Pars pylorica
maag hyperaemisch. Injectie
dunne dann. Vangkl. gezwol-
len. Longoedeem. Vleesch
vochtig.

Gevallen.

CULTUUR ORGANEN

. -

CULTUUR VLEESCH

Glucose-bouillon

Agar

Glucose-bouillon Agar

!

Na 46 u. Igl. popi. -1- i Na 23 u. -j-
48 ..\') milt (ger.)4- 1
„ 48 .. nier
i
,. 48 lever j
48 ,. boeg- en j
vangkl. -f 1

Na 23 u. ?
46 „ vl. acht.

rand ?
46 „ sch. id.
,. 70 ,. vl. acht.

matig 4-
„ 70 ,. sch. rand.

GEVALLEN..

Na 18 u. Igl. popi. -1-

Na 24 u. (duid.) 4"

1 ------

Na 41 u.\') -f-

Na 25 u. (gering) 4-

Na 25 u. ?
.. 42 .. milt (ger.)
.. 42 ., vangkl. ,.
, 42 .. nier
.. 42 „ Igl. popi ?
,. 66 .. ..

Na 25 u.

Na 25 u. 4- ?
., 42 „ vl. acht. rand
,. 42 „ sch. rand cn
10 kol.

\'—--—

Na 18 u.

Na 32 u. ?
.. 46 .. ?
Microsc. 4-

Na 18 u. sch.
.. 18., vl. acht.

verontr.

Alle verontreinigd.

!

; \' Na 41 u. -1-
: ..67,. Igl. popi.

1 1

Na 41 u. milt
,. 41 .. nier -f-
.. 41 .. lever

Na 24 u. 3 st. vleesch
42 „ alle vleesch 4-

Na 24 u. 3 st. vlccsch -f-
., 42., alle vleesch -J-

-ocr page 68-

qevallen.

positi eve

ORGAAXAFWIJKINGEN

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

p

Muisenting.
1 c.c. vl.sap
Vleesch
0.7 c.c. cult.
0.5 ..
0.001 ,.
Microscopisch.
Milt, Nier hoopjes bac.
en polynucl. leucoc-
Bgkl. 7 v. 10 vld.
1—3
Vleesch 5 v. 10 vld.
elk 1—.-? bac.

141

Voorw.Sl.;
T. 40,8\'JC.
blauw.

Licht exan-
theem (buik,
ledematen).
Spek locaal iets
verkleurd.

z

UI
\'O

z

f-
e

O
<

C/3

Û
O
O

z

142

Voorw.Sl.;

per as.
T. 42,50 C.

Uitgebreid
exantheem.

positieve

Microscopisch.
Milt 5e vld. 1 bac.

.. 38c., 1 „
Nier 11e „ 1 „
.. 12e „ 1 „

143

Gestorven

tijdens
lev. keur.

2 groote B.,

acuut.
Erytheem aan
buik cn kop. |

z

UJ

144

Exantheem.
Spek rossig, met
bloedinkjes.

5 !

I

z

u
>

Cli
O
h-

u

O

145

Exantheem.

A

14(5

Exantheem.

147

Uitgebreid, zeer
heVig erytheem
tot exantheem.
Spek blank.

Sterke miltzwelling, bloedin-
gen. Haemolyt. tint. Infarct-
achtige haarden in nieren.
Aantal nierpetechiën. Geringe
leverzw. Darmen iets hyper-
aem. Lich.kl. gezw.? Roode
lumb.kl.

Organen sterk gezw. en hyper-
aem. Twijfelachtige nierpete-
chiën. Hyperaem. darmen.
Lich.kl. sterk gezw., haemorrh.
Spierdegen.

Miltzwelling. Bloedrijke lever.
Boegkl. rose, petechiën. Vang-
kiier livide kleur.

Milt week, licht gezw. Hyper-
aem., gezw. nieren. Enkele
nierpetech. Lever gezw. Orga-
nen bloedrijk. Haemorrh. gas-
tritis, pleksgewijs enteritis.

Organen in ontbinding. Eenige
miltzwelling. Gezw., hyper-
aem. nieren; haemolyt. tint.
Degeneratie bilspieren.

Organen in ontbinding.
Vleesch sterk gedegenereerd.

Milt- en leverzwelling. Orga-
nen haemolytische tint. Milt
week. Gastritis. Enteritis dun-
ne darm.

t 2.5 dg.
t4.5 ..
t3 ,.
t4.5 ..
14 ..

Muisenting.

0.5 c.c. cultuur t^dg.

0.5 .. ,. t3

Voediiigsinfectie.

1 v/d. 4 10 dg.

Muisenting.

]/i c.c. cult. tödgn.

0.001 c.c. cull, niet t

Microscopisch :

30 gezichtsvelden.
VI. acht. —

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

1

Glucose-iïouillon ! Agar

i

^ j

Glucose-i\'.ouillon

Agar

^\'a 24 u.
„ 24 „ lich.kl.

Na 24 u. nier -f
24 .. milt -f ?
44 .... ?
44 ., vangkl. —
44 ., lever —
Microsc. —

Na 24 u.

Na 24 u. gedeelt.
24 vl. acht. -f ?
.. 44 .. vl. acht. -1-

i

Positief.

Na 48 u. Igl. popl. -f-
„ 48 ,. vangkl. —
„ 48 boegkl. —
Microsc.

Na 25 u. ?
.. 48 „ vl. acht. -f
,. 48 .. sch. -K

Gevallen.

^\'a U u. -f
.. 21 „ lich.kl. -f

Na 20 u. nier
.. 21 .. milt
.. 22 .. boegkl. -f
(beslag).

Na 21 u.

-Na 22 u. 4- 4-

Na 19 u. (onduid.)
.. 43.. \') lich.kl. -1-

Na 19 u. —
43,.\')

Na 19 u. 4- 4- ?
., 43 „ 4- tot 4- 4-

Na 23 u.

Na 23 u. 12—15 kol.

1

Na 15 u. -f

1

Na 15 u. ?
.. 20 .. 4-4-4-

Na 24 u.

Na 24 n. —
.. 36 ., 4-

-ocr page 69-

87

POSITl EVÉ

GEVALLEN.

ORGAANAFWIJKINGEN

HUID-
PROCES

O

O
>

148

Voonv.Sl.;

per as.
T. 40,80 c.
moribund,
blauwe
huid.

149

Voorw.Sl.
per as.

150

Norm. SI.

C/3

Û
<

O
O
Û
z

u

Norm. SI.

151

Endocarditis bicusp. Hae-
morrhag. bronchiaalklieren.
Milt week, gezwollen. Talrijke
nierpetechiën. eenige oudere
nierinfarcten.

Endocarditis bicusp., zeer oud.
Lever plaatselijk cirrhotisch.
Chronische longstuwing. Go-
nitis bilateralis.

Endocarditis. Lichte miltstu-
wing.

Endocarditis. Pleuro-pneumo-
nie. Lever en milt vergroot.
Nieren vergroot, hypcraem.

OPMERKINGEN

Muisenting.

0.5 c.c. cultuur f 2 dg-

0.5 ., ., t3 „

Per os tl2..

Microscopisch.

Hart 

Na 41 u. sch.
,. 67 „ vl. acht. -i-

Muisenting.
0.5 c.c. cultuur -f 5 dg-
Ü.001 c.c. cult. niet t
0.5 c.c. vl.sap ,. t
Vleesch „ t

Mier. hart 

Korte bac.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose-kouili.on

Agar

Glucose- bouillon

Agar

Na 43 u. 2 lich.kl. -f
„ 43„
andere

lich.kl. —

Na 48 u. milt ?
„ 48 ,. nier ?
.. 48 .. lever ?
Microsc. —

1

Na 19 u. —
., 43,.
4-

i

Na 48 u. —
Microsc. —

Na 24 u. milt -f-
1, 24 „ nier -h
,. 58 ,. Igl. popi.
„ 58,, andere

lich.kl. —

Na 42 u. milt ?

42 .. nier -f ?
„ 60 ., milt 10 kol.
.. 60 .. nier 2 ..
.. 74 .. Igl. popi. ?
Microsc. -f
Na 74 u. andere
i lich.kl. —

Na 24 u. —
„ 48 „
4-

Na 48 u. —
.. 74 ,. sch. ?
Microsc. -h
enkcle bac.

1

Na 42 u. 4-

Na 42 u. (gering)
.. 90 ,.
.. 4-

Na 41 u. lich.kl. -f
44 ,. organen ?
Microsc. 

Endocard. bicusp., geheel ge-
organiseerd. Weeke milt. ster-
ke follikelzw., iets vergroot.
Subacute hepatitis. 1 jongere
cn 1 oudere nierpetechie. Go-
nitis bilateralis. Vlecsch mis-
kleurig. Lich.kl. cn lumbaalkl.
gczw.

Na 24 u. milt
>, 42 „ lever
.1 42 „ nier
•I 45boegkl.


Microscopisch.
Hart

Korte bac.

Na 24 u. hart
.. 42 .. milt
., 42 ., nier
42 lever
Microsc. 

Na 5 dagen vangkl. —
, 5 dgn. bgkl. verontr.

Na 45 u.

,. 5 dgn. vl. acht.
Microsc.

Na 19u.
., 45 „■) 2

152 Norm. SI.

X vl.
acht.

Uitgebreide endocard. bicusp.
et semilun. aortea. niet geheel
georganiseerd. Miltzwelling.
Matig talrijke, zeer oude nier-
petechiën. 1 infarctlittceken.
Gonitis bilater. Zwcll. lumb.kl.
Petech. boegkl.

Microscopisch.
Hart .

Korte bac.

Na 24 u. milt 

« 24 „ nier 4-

>. 5 dgn. boegkl.

verontr.
.. 5 „ vangkl. —

15!ï

Norm. SI.

Na 24 u.
.. 42 . milt
.. 42 .. nier
.Microsc. 

Na 5 dgn. boegkl. —
Microsc. —

2 kol.

5

I

Na 19 u. -

.. 45 . vl. acht. ?
.. 5 dg. vl. acht. -h
.. 5 „ sch. —

-ocr page 70-

87

ORGAANAFWIJKINGEN

I-]

HUID-
PROCES

, >
\' as
O

O
>

X
O

D

148

Voonv.Sl.;
• per as.
T. 40,80 C.
moribund,
blauwe
huid.

149

Voorw. SI.;
per as.

150

Norm. SI.

c/3

Û
<

!J
O
Û
z

u

151

Norm. SI.

152 Norm. .SI.

m

Norm. SI.

Endocarditis bicusp. Hae-
morrhag. bronchiaalklieren.
Milt week, gezwollen. Talrijke
nierpetechiën, eenige oudere
nierinfarcten.

Endocarditis bicusp., zeer oud.
Lever plaatselijk cirrhotisch.
Chronische longstuwing. Go-
nitis bilateralis.

Endocarditis. Lichte miltstu-
wing.

Endocarditis. Pleuro-pneumo-
nie. Lever cn milt vergroot.
Nieren vergroot, hypcraem.

Endocard. bicusp., geheel ge
organiseerd. Wecke milt, ster
ke follikclzw., iets vergroot
Subacute hepatitis. 1 jongere
en 1 oudere nierpetecliic. Go
nitis bilateralis. Vleesch mis
kleurig. Lich.kl. en lumbaalkl
gezw.

Uitgebreide endocard. bicusp.
et semilun. aortea, niet geheel
georganiseerd. Miltzwelling.
Matig talrijke, zeer oude nier-
petechiën. I infarctlittccken.
Gonitis bilater. Zwcll. lumb.kl.
Petech. hoegkl.

positi evß

OPMERKINGEN

Muisenting.

0.5 c.c. cultuur t 2 dg-

0.5 .. „13 ..

Per os tl2..

Microscopisch.

Hart 

Muisenting.
0.5 c.c. cultuur -t- 5 dg-
0.001 c.c. cult. niet t
0.5 c.c. vl.sap „ t
Vleesch t

Mier. hart 

Korte bac.

Microscopisch.
Hart

Korte bac.

Microscopisch.
Hart ,

Korte bac.

gevallen.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Glucose- bouillon

Agar

Glucose- bouillon

Agar

Na 43 u. 2 lich.kl. -f
>, 43 „
andere

lich.kl. —

Na 48 u. milt ?
,. 48 .. nier ?
„ 48 .. lever ?
Microsc. —

i

Na 19 u. —
43 „ 4-

Na 48 u. —
Microsc. —

Na 24 u. milt -f-
„ 24 „ nier 4*
58 ,. lgl. popl.
1. 58 „ andere

lich.kl. —

i

Na 42 u. milt ?
„ 42 ,. nier -f ?
„ 60 milt 10 kol.
,. 60 .. nier 2 .,
,. 74 .. lgl. popl. ?
Microsc. -f
Na 74 u. andere

lich.kl. —

Na 24 u. —
„ 48 „ 4-

1

Na 48 u. —
.. 74 sch. ?
Microsc. 4"
cnkcle bac.

Na 42 u.

Na 42 u. (gering) -f-
90 .. .. 4-

Na 41 n. lich.kl.
,. -14 ,. organen ?
Microsc.

Na 41 u. sch. 4-
„ 67 „ vl. acht. 4-

Na 24 u. milt
.. 42 „ lever
>1 42 „ nier —
.. -15 ,. boegkl.

Na 24 u. hart Na 19 u. —
.. 42 .. milt -f
1 .. 45 „\') 2 X vl,
.. 42 .. nier — ?
1 acht.
,. 42 .. lever — ? !
Microsc.
1
Na 5 dagen vangkl. — |
, 5 dgn. bgkl. verontr.
i

Na 45 u. —
,. 5 dgn» vl. acht. ?
Microsc. 4-

N.124 u. milt -f-
.. 24,, nier -f-
» 5 dgn. hoegkl.

verontr.
M 5 „ vangkl. —

Na 24 u. — ?
.. 42 . milt 2 kol.
,. 42 .. nier ?
Microsc. 4-
Na 5 dgn. bocgkl. —
Microsc. —

Na 19 u. -
.. 45 . vl. acht. ?
., 5 dg. vl. achl. -f-
„ 5 „ sch. —

-ocr page 71-

P O S I T I E V E QEVALLEN.

ORGAANAFWIJKINGEN

s

s

O ^

d

X

z

z

>

HUID-
PROCES

OPMERKINGEN

154

Norm. SI.

155

Voonv.SI.;

per as.
T. 40J C.

Microscopisch.
Hart

Korte bac.
35 gezichtsvelden.
Milt
Nier

156

Voorw.Sl.;

per as.
T. ;}80 C.

c/)

P

5

u
<

u
O
O

z

UJ

Muisenting.

0.5 c.c. cult.

0.5 .. ..

0.1 ., ,.
0.01 ..
0.01 ..

0.25.. ..

157

Voorw.Sl.;!

per as. \'
T. ;

t2
t2
t 1.5-2 ..
t 1 ..
I 4.5 ..
t 1.5-2,,

I

158

Norm. SI.

Microscopisch.
Hart

Korte bac.
35 gezichtsvelden.
Milt
Nier

I

Muisenting.

1 c.c cult. 12.5 dg.

1 .. .. 13 ,.

0.5 .. .. t 1.5 ..

l\'er os t6 ..
Microscopisch.

Hart 

Draden ook in muis.

1.50

Norm. SI.

Ronde en vier-
kante, roode,
wat verbleekte,
erwtgroote
huidvlekjes.

Endocard. tricusp.. oud. Lichte
vergrooting van milt en lever.
Enkele tot meerdere nierpete-
chiën.

Endocard. hicusp., zeer groot,
weinig georganis. Pleuro-pcri-
carditis adhaes. Geringe myo-
carditis dextra chronica. Milt-
follikclzw. Matig talrijke, vrij
jonge nierpetechiën. Zeer tal-
rijke miliaire bindweefsel-
haardjes in nieren. Gonitis bi-
later.

Endocarditis. Belangrijke ver-
grooting van de milt. Nierpe-
techiën.

Endocarditis i)icu.«pidalis.
Nicrinfarctcn. Twijfelachtige
miitzwelling.

Endocard. bicusp., vrij oud,
grootte walnoot. Miltfoll.zw.,
milt gering vergroot. Matig tot
talrijk aantal nierpetecjh. van
vcrschill. ouderdom. Zeer tal-
rijke bindweefsclhaardjes in de
nieren; 1 ver gcorgan. infarct.
Gonitis bilat. Bilvleesch bloe-
dingen. iets vochtig.

Endocarditis seniilun. aortae
zeer grootc woekering.
Twijfelachtige levcrzwclling.
Sterk vcrgroote milt. Talrijke
oudere nierpetechiën.

dfï.

CULTUUR ORGANEN

CULTUUR VLEESCH

Gluco.se-iïouillon

Aoar

gluco-se-bouillon

Agar

Na 45 u. milt -f
.. 45 .. nier
„ 42 .. lich.kl. -f- ?
Microsc. -f-
(draden).

Na 42 u. vl. acht. ?
,. 42 .. sch. ?
Microsc. -f

Na 18 u. hart
.. 39 „ milt
.. 39 „ nier

Na 23 u. milt -f

(draden).
,. 39 ,. nier ?
Microsc.
(zeer fijn).

Na 65 u. sch. -f
,. 7 dgn. vl. .icht. -}-

Na 7 dagen —
Microsc. vl. acht. ?

sch.

Positief.

Na 40 u. lich.kl. —
Microsc. —

Na40u.\') vl. acht. -f
., 40., .sch.

1

Na 40 u. vl. acht. (ge-
ring)
„ 40 „ sch. verontr.

Na 36—48 u. milt -f
,. 36—48 ,. nier
(gering).
.. 36—48 .. vangkl. —
Microsc. —
Na 36—18 u. bocgkl.

Na 36—48 u. sch. -f

Na23u hart
39,, milt ?
^iicrosc. „ ?
N.1
39 u. nier ?
^Jicrosc. „ —
Na
45 u. Igl. popi.

j .Milt —
: Microsc. -f
Nier ?
•Microsc. —

1

i Na 7 dgn. —
1 Microsc. vl. acht. ?

sch.
(enkele bac.)

1

j Na 7 dgn. —
Microsc. vl. acht. -f
sch. -1-
1 (enkele bac.).

Na 40 u. milt
-. 40., nier -f
40,. lever \'
45,. Iboegkl.
96 , 1 Igl. popi.
" 96,, vangkl. —

Na 40 u. milt ?
„ 40 ,. nier ?
., 40 ., lever ?
Microsc. alle -f
N\'a 45
u. 3 lich.kl. —
.Microsc. —

Na 45 u. vl. acht. -f
,. 45., sch. -t-

1

Na 45 u. vl. acht. —
; ., 45 ,. sch. —
Microsc. —

i

-ocr page 72-

positieve] üevallen.

»

CO

f\'.

• ^

s O -t:

D

1 1

Norm. SI.

HUID-
PROCES

160

t/3

Q

af
<

O

O
^

z

ÜJ

00
H

E

H
<

>•

J
O

161

Gestorven
bij levende
keuring.

162

Voorw.Sl.;
per as.
Klinisch
niet ziek.

163

Voorw.Sl.;
atactische
gang Sterk
vermagerd.

164 Norm. SI.

ORGAANAFWIJKIXGEN

OPMERKINGEN

Microscopisch.
Hart

Korte bac.
30 gezichtsvelden.
Milt
Nier

POSITIEVE

Endocarcf. b\'cusp., omvang-
rijk. Dier iets rossig. Milt vrij
sterk vergroot; pappig. Zeer
talrijke jonge nierpetechiën.
Enkele kleine nierinfarcten.
Plaatsel. chron. hepatitis. Bil-
klier gezw. Longtoppen oede-
mateus.

Endocarditis bicusp. Talrijke
jonge nierpetech. cn anaemi-
sche infarcten in verschillende
stadia, vooral jonge, in de nie-
ren. Milt en lumb.kl. gezw.
Geen gonitis.

Endocard. bicusp. et aortae.
Meerdere nierpetech. Enkele
oude infarcten en infarctlittee-
kens in de nieren. Miltfollikel-
zwelling.

Sterk gezwollen milt, veel
nierpetech. Acute polyarthri-
tis, vooral ontsteking van
heup-, en weinig van clle-
boogsgewricht.

^filtfoIlikelzw. Matig aantal
nierpetech. Acute polyarthri-
tis; vooral ontsteking van
heup-, cn weinig van elle-
boogsgewricht.

CULTUUR ORGANEN.

CULTUUR VLEESCH

1

Glucose-bouillon Agar

Glucose-bouillon

Agar

Ka23u. —
„ 39 „ milt
„ 39., nier

Na 39 u. —

Na 23 u. sch. ?
.. 67.. vl. acht. -f.
„ 67 „ sch.

Na 23 u. —
., 67 .. —
Microsc.

Na 24 u. milt
„ 24 „ nier -f-

Na 24 u. -f ?
.. 67 ., -f ?
Microsc, 4-
Na 96 u. bgkl,, vangkl. —
Microsc. —

Na 24 u. ?
36 „ 4-

Na 48 u. -f ?
.. 96 .. — ?
Microsc. -f

Na 40 u. milt -f

Na 90 u. milt —
.. 90 nier —
Microsc. -f

1ste enting:

Na 72 u. —

2e enting:

Na 21 u. —
., 5 dgn. —
Microsc. vl. acht, —
sch, -f
(enkele bac.)

1ste enting:
Na 72 u. —
Microsc. —
2e enting:

Na 5 dagen —
Microsc. —

GEVALLEN.

Na 36 u. milt -f-

(zeer gering.)
.. 42 tl. boegkl. -f

1

Na 36 u. milt —
„ 36 „ nier —
Microsc. -f

i

Na2Iu. -
,. 42 .. vl. acht.
42., sch.

Na 21 u. —
.. 5 dagen —
Microsc. vl. acht.

sch. -f

1

Xa 36 u.
48 „\') boegkl.

_ 1

Na 36 u. —
Microsc. milt

nier —

Na48u.\') vl. acht.
„ 48 .. sch.

1

Na 48 u.\') vl. aciit. ?
M icrosc. -f
(lange, gekorrelde

draden).

i

t

-ocr page 73-

Hoofdstuk VI. .

RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK.

Doel van het onderzoek was in de eerste plaats een antwoord te
vinden op de volgende vragen betreffende vlekziekte.

I. Wanneer moet, in den zin van het keuringsregiilatief, van ..vlek-
ziekte" gesproken worden, en wanneer bestaat er verdenking op
„vlekziekte"?

H. Is er verband tusschen het patholoog-anatomisch beeld en kiem-
houdendheid van het vleesch, en zoo ja, welk?
Hl. Mag uit kiemhoudendheid der organen afgeleid worden, dat ook

het vleesch bacteriën bevat ?
IV. Kan men voor ecu juiste beoordeeling van liet vleesch volstaan
met het maken van een uitstrijkpraeparaat uit milt en nier?

V. Is het mogelijk bij de vleeschkeuring het nemen van een beslis-
sing te besp.oedigen door het gebruik van andere voeding.sbodems
dan agar?

Het aantal onderzochte en in vorensta.inde tabellen beschreven ge-
vallen bedroeg
164; de meeste hiervan vertoonden patholoog-anato-
mi.sche afwijkingen als in de handboeken voor vormen van vlekziekte
worden beschreven, terwijl enkele, met orgaanafwijkingen, die bij elke
willekeurige bactcriaemie kunnen v(x)rkomen. dmir het vinden van
<lep specifieken bacil tot de vlekziekte gerekend dienden te worden
(atypische gevallen). Hij deze 164 gevallen werd steeds, bij wijze van
vooronderzoek, geënt uit de organen, eventueel uit de vlceschlymph-
kliercn; .slechts bij gebleken kiemhoudendheid daarvan ook tiit het
vlee.sch.

Vlekzicktcbacillen werden gevonden:

105 maal in organen, vlec.schlymphklicren cn vlecsch;

3 .. in organen en vlecschlymphklicren. niet in het vleesch;

4 .. alleen in de organen.

52 ,. was het bactcrioU)gi.sch onderzoek negatief.

-ocr page 74-

Verdeeld naar de vormen van vlekziekte waren de resultaten als
in onderstaande tabel:

Aard van het
Ziekteproces

Urticaria

Urticaria, overgaand
in Huiderytheem
Huiderytheem
Xoodsl\'achtingen
Gestorven

Endocarditis verrucosa
Polyarthritis
Atypiï5chc (ievallcn

Aantal:
onder-
zocht

53

5
11
7
5

15

7

103

9
13
8
5

15
j

8

Aantal:

alles
positief

— "1
sa

lil
tJ rt O.

£fS

O ^

Aantal:
alleen
organen
positief

Aantal:

alles
negatief

3

3

44

4

2

i

^ 1

Totaal aantal

! 52

105 I

164

I. PATHOLOaiSCHH ANATOAHE EN KIE/MHOUDENDHEH).

A. Urticaria.

Het materiaal bestond dus vtKir het grwlslc gedeelte uit gevalleti
van urticaria: noodslachlingen wegens acmit verloopende vlekziekte
kwamen zelden v(«.r. Over het algemeen
werden de ernstig zieke (heren
niet
dan n.HKlgedwougen ter slachting aangevoerd. In de gnn.te groep
der urticaria maakten de gevallen met slechts enkele huidvlekken,
of waarbij de Hacksteinblattern reeds iu genezing verkeerden, dus de
lichtste gevallen, de meerderheid uit. hetgeen kan blijken uit onder-
sta.ind staatje,
tevens vermeldende de re.sultatcn van het bacteriologisch
onderziK.\'k. en omvatteiule de «It.idcHjk beschreven gevallen (ged. pos.
= alleen organen, of organen
en lymphklieren iKisitief)._

H u i d p r c> c c s

\'•encicnd......| -JÜ -

\'«cmcngd beeld . . . • i ^^ i "7
Acuut, cn in opkomst . j 17 ! IJ

S

It

141

Ken ...•■••
Knkele tot meerdere .
T.nliijkc tot iccr talrijke 1< l

-ocr page 75-

Uit de kleine hoeveelheid materiaal zijn geen conclusies te trekken
over het verband tusschen het stadium der ziekte en kiemhoudendheid
van het vleesch; belangrijk is echter de bevinding, dat ook bij genezende
en bijna genezen
Urticaria, bacillen in het vleesch kunnen voorkomen
(bij mijn onderzoek zelfs in 56 % van de onderzochte genezende ge-
vallen). De kjemhoudende, in genezing verkeerende gevallen kenmerk-
ten zich niet door belangrijke nevenafwijkingen aan de organen; het
grootste gedeelte vertoonde geen of weinig orgaanafwijkingen (b.v.
nos. 72 en 77). Omgekeerd bleek het vinden van acute huidprocessen
geen waarborg te geven voor kiemhoudendheid van het vleesch. \\\'er-
anderingen aan de organen konden ook hierbij geen aanwijzing geven, al
werden de belangrijkste afwijkingen daaraan als regel het meest bij de
kiemhoudende gevallen gezien (men vergelijke echter het negatieve geval
no. 44). Xaar het aantal „IJacksteinblattern" is geen oordeel te vellen
over kiemhoudendheid van het vleesch. Meermalen werden bij 1 acuut
e.xemplaar, zelfs bij het ontbreken van orgaanafwijkingen, vlekziekte-
bacillen gevonden. Terwijl bij het voorkomen van een groot aantal
Backsteinblattern (dikwijls gejjaard gaande met belangrijker afwijkin-
gen aan de organen) het vleesch vaak kiemhoudend was, maakte no. 16
daarop een uitzondering (de orgaanafwijkingen waren hierbij evenwel
zeer gering).

Herhaaldelijk werden bij de Urticaria orgaanafwijkingen waarge-
nomen, als: weeke milt; geringe tot matige, soms hevige miitzwelling;
geringe leverzwelling; orgaanhyjjeraemie; zeer weinig tot zeer talrijke
nieri)etechiën in verschillende stadia; één enkele maal kleine, vlakke,
roode haardjes in de nieren, bij uitwendige bezichtiging gelijkend op
ecchymo.sen (ik was tot mijn spijt niet in de gelegenheid histologisch
onderzoek te verrichten). Meestal waren deze afwijkingen slechts \'m
lichten gr.iad aanwezig (behalve in het negatieve geval 44. en bij de
positieve gevallen 118, 119 e.a.). Hij de negatieve gevallen waren de
orgaanafwijkingen bijna zonder uitzondering zeer gering; onder de
kiemhoudende waren echter eveneens een groot aantal met zeer weitiig
nevenvenschijnselen. Hij de
iK)sitieve gevallen bereikten de org.ianaf-
wijkingen soms wel een luMigeren graad.

X(K-h de aard van het huidprwes, noch het v(M)rkomen van afwij-
kingen aan de organen leveren een voldoende maat.staf oj) vcwir het
va.ststellen van kiemhoudendheid zonder bacteriologisch onderzoek van
vleesch en organen. Om redenen, uiteengezet in h(K)f(l.stuk I\\\'. maakte

-ocr page 76-

ik bij de gevallen van urticaria onderscheid in „practisch" en „weten-
schappelijk" zichtbare orgaanverschijnselen. Bij onderstaande staat is
deze indeeling gevolgd.

Orgaanverschijnselen

Aantal:
positief

Aantal:
ged. pos.

Aantal:
negatief

..................li\'"

Practisch geen, wetenschappelijk zichtbare
Practisch zichtbare.........

2(5

4

8
27
n

(^ok uit deze staat blijkt de betrekkelijke waarde, die men aan het
voorkomen van orgaanafwijkingen bij lichte vlekziektegevallen voor de
kiemhoudendheid kan hechten. Ook in gevallen, waarbij naast dc
urticaria — zelfs bij het aanleggen vaii een zeer strengen maatstaf —
geen organnverschijnselen worden geconstateerd (patholoog-anato-
mi.sch (lus ..uitsluitend" urticaria). kunnen vlekzicktcbacillen in het
vleesch v(k)rkomen. Herhaaldelijk zijn de orgaanafwijkingen van dien
aard. dat zij in de iiraktijk der vleeschkeuring gemakkelijk over het

hoofd kunnen worden gezien.

Conclusie: Hij urticaria, acuut of (jcnczcmi, omjcachl tic mlucbrcui-
hcid van het troccs cn ongeacht hel feil. of cr at dan niet orgaan-
ofwijkinqen in verschillenden graad beslaan, komen w ccn deel der
gevallen bacteriën in hel vleesch voor.
BacterioloKisch onderzoek is
noodzakelijk bij alle gevallen van Urticaria, ook als die in Rcnezmg

verkecrcii. ,. ,

Wel zal men z(M,(h.e.i.lc (h.k bacteriologisch onderzoeken (hc geval-
len. welke d.H.r uitwendige i.ivlocden (nu.ggehcten). langs tox.sch(^n
weg of d<K>r (ligestiesKH,missen kunnen zijn ont.staan. d(K-h het .s .n de
vleeschkeuring niet mogelijk, deze gevallen op andere w.jze van d,c.
welke op vlekziekte berusten, le .scheiden.

n. Muidcrythccm.

Micr(.n.ler worden ver.staan die gevallen, waarbij licht- tot donker-
rcHKle vlekken van (,nregelmatigen vorm o,) de luud worden gez,en.
Deze kunnen d(K,r confh.otie van ..Backstcinblattern of zdfstan.hg
ont.staan. In de tabellen zijn alleen die gcvallni opgenomen, waarb,,
(l(H.r -t tevens v(K,rk(mu.n van ..Backsteinblat.crn of on, andere redenen
(orgaanafwijkingen) aan verband met vlekziekte gedacht kon worden;

-ocr page 77-

meermalen wordt hij slachtvarkens plaatselijke roodheid der huid gerien,
die op andere, vooral niet-bacterieele, oorzaken berust. Wanneer men
vlekziekte niet met zekerheid kan uitsluiten, moet men elk geval van
roodheid der huid, zelfs bij geringen graad, als daarvan verdacht Ije-
schouwen (nos. 126—130).

Hoewel als regel aangenomen wordt, dat optredende roodheid bij
vlekziekte op een ernstiger ziekteproces wijst dan urticaria, vond ik
toch eenige malen het vleesch kiemvrij, ook in die gevallen, waarin zeker
vlekziek-te bestond (nos. 45 tot en met 49; klinisch niet zieke dieren
met weinig orgaanafwijkingen). Onder de positieve gevallen (nos. 120
tot en met 135) waren 5 klinisch zieke dieren (lichaanistemp. boven
40\' C.); de uitgebreidheid van het proces noch de orgaanafwijkingen
waren hierbij con.stant grooter dan bij de normaal geslachte dieren. De
orgaanafwijkingen waren als bij de urticaria en bereikten in de ernstig-
ste gevallen een niet belangrijk hoogeren graad.

C. Noodslachtingcn.

liij de 8 noodslachtingen wegens acute vlekziekte, welke ik kon
onderzoeken, was patholoog-anatomi.sch de diagnose ..vlekziekte" wel
te stellen, of.schoon niet steeds het typi.sche sectiebeeld volledig aan-
wezig wa.s. Con.stant kwamen voor: roodheid der huid met of zonder
verkleuring van het spek (ik sprak dan van exantheem re.sj). erytheem);
slechtere uitbloeding; zwelling en haemolyti.sche verkleuring der i)aren-
chymateuze organen, beide in zeer ver.schilllenden graa<l. soms weinig
sterker dan bij urticaria (nf). 1.\'^8). Haemorrhagische gastro-enteritis cJi
nephritis waren geen constant verschijnsel. Darmveranderingen wer-
den o.a. niet gezien bij de nos, 137 en I.W. Nierpetechiën kwamen bij
de meeste gevallen voor; steeds waren de lymphklieren .sterk gezwollen,
soms livide verkleurd. ()ok hij de lichtere vormen van vlekziekte onder-
gaan de lymphklieren spoedig veranderingen: zwelling, vochtrijkhcid.
Petechien; .soms krijgt men wel eens den indruk, dat de toestand der
z.g.n. vleeschlymphklieren nauw samenhangt met den omvang van het
huidproces. Aan het vlee.sch l)eston(len geringe afwijkingen bij de nos.
1.36 en 140; bij no. 142 alleen was sterke
spier<legeneratie aanwezig.

Alle n(K)d.slachtingen waren kiemhoudend. k-halve no. 51. een var-
ken. <lat hevig ziek werd ingevoerd (licliaamstem|;eratuur 42\' C.) en
na de slachting een uitgebreide netvormige huidteekening vertoonde
door randen van genezende Hacksteinblatterji, gep.nard met hevige

-ocr page 78-

zwelling van alle organen. Herhaald onderzoek (alleen met agarhodems
verricht), had steeds negatief resultaat, evenals bij 2 andere dieren uit
denzelfden koppel (nos.
23. 40). waarbij de lichaamstemperatuur even-
eens verhoogd was. en naast acute ..Backsteinblattern" hoogstens eenige
miltzwelling bestond.

D. Gestorven dieren.

4 aan vlekziekte gestorven varkens werden dood ingevoerd, terwijl
1 dier (no 143) tijdens de levende keuring ontijdig stierf, doordat de
wagen, waarin het was vervoerd, overladen was geweest met zware
varkens. Voorzoover geen verregaande rotting
bij de 4 eerste c.y avers
nader onderzoek belette, kon
bij alle het z.g.n. typische sectiebeeld voor
vlekziekte
waar^^enomen wordeti. terwijl sterke sp.erdegenerat.e be-
stond
bij no. 146. Evenals bij de noodslachtmgen trad mc^r de lever-
dan de miltzwelHng op den
voorgrond. 143 vertoonde naast 2
groote acute ..Hacksteinblattern" licht erytheem aan Innk en kop. ge-
ringere
uitblcK..ding.\'miitzwelling en lymphklierNrrandenngen.

In alle gevallen werden vlekziektebacillen n, het vlee.sch gevonden.

*

Iv. Hndocarditis verrucosa.

,a.,ir .K,r.n.-,k vvns vm, .Ic „.««Isl.clu.nK cn hc,

„.,„a..; .n <lc ovcr.gc. ; s.ccls künden

„,, hartkloppen waren nnn ™ ^ " „„^ „„„,„,

er noK „acillen. ven,.roo.in.. van

De orKaanafw.jk.nKen "-l^\' „i„in(arc.en in vcrsehillen.lc

sr-rr»;-^ .....—

-ocr page 79-

in de nieren). Bij meerdere dieren bestond tevens een arthritis. Slechts
eenmaal (bij no. 149) waren in \'t geheel geen acute afwijkingen aan-
wezig, doch slechts chronische stuwingsverschijnselen aan de organen.
De aanvoer per as was voldoende te verklaren door het hartsgebrek
en de bestaande arthritis. Het is te betreuren, dat van dit dier de
lichaamstemperatuur niet bekend was. Bij de nos. 150 en 157 waren
..practisch" geen nevenafwijkingen zichtbaar.

In alle onderzochte gevallen werden bacteriën in het vleesch aan-
getroffen. Na het beëindigen van het onderzoek, geruimen tijd na het
einde der epizoötie van 1924. werd bij eenige gevallen van endocarditis
het vleesch steriel bevonden; het is mogelijk, dat hierbij ook onderzoek
der klepwoekeringen negatief zou zijn geweest. Men dient ook rekening
te houden met een zeer laat aanslaan der voedingsbodems.

Het negatief bevinden van enkele gevallen kan echter aan de conclusie
uit het gedane onderzoek niets veranderen:

Hij Endocarditis verrucosa kunnen, ook bij hel ontbreken van acute
afwijkingen (dus bij patholoog-anatomisch ,,uitsluitend endocarditis")
vlekciektebacillen in het vlecsch voorkomen.
Bij endocarditis moet
steeds bacteriologisch onderzoek verricht worden.

Tevens is bacteriologisch onderzoek noodzakelijk, om bij cndocarditis,
door andere bacteriën verwekt (3 maal zag ik een streptococcen-endo-
carditis. waarbij steeds het vlee.sch kicmhoudend was), de bacteriën in
het vleesch tc kunnen ops
|K)ren. Dc bcoordecling moet bij dc keuring
dan een geheel andere zijn; meestal zal vernietiging moeten volgen.

r. [Polyarthritis.

Bij 12 varkens met beiderzijd.schc gonitis — eenige malen gepaard
gaande met orgaanafwijkingen — onderzocht ik behalve dc organen
(K)k dc gewrichten. .1 gevallen zijn in dc tabellen verantwiKJrd (nos. 52.
16.^. 164); zij vertoonden nieri)etechiën cn milifollikcl- tot miltzwclling.
Alleen bij dc nos. 16.S en 164 bevatte het vleesch bacteriën. Bij alle 12
dieren bleek na het uitl)eencn. dat ge.schie<ldc met intact laten der ge-
wrichten. een acute jiolyartbritis te bestaan, zich kenmerkende d
(K)r een
vermeerderde hoeveelheid lichtnKxl. ict!j troebel gewrichtsvocht. ei^
sterke hyi)cracmie der synoviaalvlokken; kraakl)cenusuren ontbraken,
h\'cnmaal kwam tevens endocarditis v(K)r. Dc afwijkingen waren het
sterkst aan de heup- cn femero-patelliargcwrichten. gering aan het clle-

-ocr page 80-

boogsgewricht. Bij 4 der 12 onderzochte gevallen, ook die met kiem-
houdend vleesch. konden door uitstrijkpraeparaten en cultuur vlek-
ziektèbacillen aangetoond worden, het grootst in aantal in de heup-
gewrichten. Bij de 8 overige varkens werden de bacillen, ook in de
heupgewrichten, slechts bij enkele in het gewrichtsvocht gevonden.
Toch moet wel aangenomen worden, dat bij alle 8 dieren de vlekziekte-
bacil de
Polyarthritis had verwekt, daar de dieren tot één koppel be-
hoorden. en de aandoening bij alle ih hetzelfde stadium verkeerde. Zeer
kort na het ontstaan van
Polyarthritis (het onderzoek geschiedde nog
vóór het einde der vlekzickte-epizoötie) kunnen de bacillen dus reeds
uit het gewrichtsvocht zijn verdwenen. Op steriel gewrichtsvocht alleen
mag men den vlekziektebacil als oorzaak niet uitsluiten.

Hoewel bij Polyarthritis, ook al zijn orgaanafwijkingen aanwezig,
het vlee.sch meestal kiemvrij is. kan — waarschijnlijk tijdens den over-
gang van acute vlekziekte in haar chronischen vorm — het vleesch af
en toe bacteriën l)evatten.

II G. Atypische Gevallen.

Onder de onderzochte gevallen bevonden\'zich 7. welke niet <lirect
tot één (Ier voor vlekziekte aangegeven vormen gebracht konden wor-
den ; 6 waren normaal ge.slacht. liet voorwaardelijk geslachte dier had
een \'lichaamstemi)eratuur van 40.7" C. Na het beëindigen van het
onderzoek nam ik nog enkele dergelijke gevallen waar. waaronder zon-
der temperatuur.sverhooging. Huidverschijnselen van specifiek karakter
ontbraken. ICenmaal bestonden slechts zeer kleine, roode. als ecchymosen
uitziende nierhaardjes. die ook hij andere vormen van vlekziekte enkele
malen v.h)rkwamcn. e.i welke ik later nog af en toe in verschillend
nantal waarnam.
Zij vert(H,nden al of niet den wigvorm en i)rommeer-
«len niet. Soms werd bij atvpi.sche gevallen eenige verweeking der milt-
pulpa waargenomen. In alle overige gevallen he.stond een weekere con-
sistentie van de milt of miitzwelling. terwijl in een deel der gevallen
"og nierpetcchiën. leverzwelling. lichte degeneratie van lever of meren,
pneumonie gezien werden. Hij no. r,l waren de orgaanafwijkingen
twijfelichtig: alleen <le verinnigde temjKTatuur bij de levende keuring
was aanleiding tot het bacteriologisch onderzoek (lichaamstemperatuur

In alle gevallen kwamen vlekziektebacillen in het vlee.sch voor.
Nvnaróm zij tol vlekziekte gerekend moeten worden. Hij de nos. 60 en

-ocr page 81-

65 was het aantal bacillen gering, bij de nos. 61 en 64 kwamen zij in
meerdere mate voor.

Onder de na het einde van het onderzoek nog kiemhoudend ge-
vonden varkens waren een beer met een groot castratie-absces en
hevige miltzwelling en een varken met peritonitis, icterus. gezwollen
milt en nierpetechiën. Ook was het onderzoek positief bij een voor-
waardelijk geslacht dier, waarbij de verhoogde temperatuur (40.9" C.)
aanleiding gaf een bacteriologisch Onderzoek in te stellen, waartoe de
patholoog-anatomische afwijkingen (alleen een zeer geringe miltzwel-
ling) waarschijnlijk niet geleid zouden hebben.

Men is geneigd, de beschreven gevallen als beginnende infecties te
beschouwen, ontstaan door verzwakking van het dier of door ver-
moeidheid (b.v. tengevolge van het transport), waardoor de zich in
den darm bevindende bacteriën in de bloedsbaan konden dringen.

Bij het voorkomen van afwijkingen aan de organen, die op een
bacteriaemie in algemeenen ein „kunnen" \'^vijzen, en die niet specifiek
zijn voor vlekziekte, kunnen dus vlekzicktebacillcn in het vleesch voor-
komen. Alle zulke gevallen zijn dus verdacht van vlekziekte.
Bacte*
riologisch onderzoek ter opsporing van vlekziektebacillen moet
daarom geschieden bij alle orgaanafwijkingen, zelfs van geringen
graad, die op een bacteriaemie „kunnen" wijzen.

II. HET AANTAL BACILLEN IN HET VLEESCH.

De noodslachtingen en gestorven dieren werden als regel het sterkst
kiemhoudend Ixivonden. Uitzonderingen op dezen regel vormden no.
139, waarbij de organen zóó weinig bacteriën bevatten, dat deze op de
agar alleen microscopisch aantoonbaar waren, en no. 142 (met hooge
temperatuur en belangrijke orgaanafwijkingen), waarbij bij iiitshiitend
gebruik van agarbodems binnen 24 uur geen uitslag gegeven had kun-
nen worden; ook bij het aan acute vlekziekte gestorven dier no. 147
trad pas later groei op,

In het algemeen is bij Urticaria het aantal bacillen veel geringer;
bij het bestaan van huiderytheem. dat een .sterkere infectie zou repre-
senteeren, worden als regel weder meer bacillen aangetroffen. Ook
hier bestaan uitzonderingen, onafhankelijk van de orgaanafwijkingen.
In de groej) der
Urticaria neemt het aantal bacillen in het algemeen
wel toe, naarmate er meer afwijkingen bestaan; in bijzondere gevallen

-ocr page 82-

vormen deze echter geen maatstaf voor de kiemrijkheid. Evenmin als
bij huiderytheem dus steeds meer bacillen aanwezig moeten zijn dan
bij urticaria. kan men de kiemrijkheid bij de urticaria indeelen naar de
orgaanafwijkingen. Ten opzichte van de kiemrijkheid grijpen de ver-
schillende vlekziekte-vormen over elkaar.

Bij endocarditis is het aantal bacillen in het vleesch gering; bijna
steeds was
microscopisch onderzoek der agarbodems noodzakelijk. Het-
zelfde was het geval bij de kiemhoudende gevallen van polyarthritis.

Het wisselend aantal bacillen bij de atypische gevallen is reeds

vermeld.

III. DE VIRULENTIE DER BACILLEN.

De virulentie der vlekziektebacillen is voor de vleeschkeuring van
weinig beteekenis. Zij is binnen den tijd. die voor de keuringsbeslissing
beschikbaar is. bij proefdieren meestal niet vast te stellen. Voorts zijn
niet zonder meer de resultaten op mensch of varken over te dragen,
omdat \'t niet vaststaat, dat de virulentie voor mensch cn varken parallel
looi)t. Uit de litteratuur blijkt, dat urticaria-bacillen voor nuiizcn vaak
even virulent zijn als die der acute vlekziekte, terwijl toch het verloop
der urticaria bij het varken veel goedaardiger is. waarbij echter ook
andere factoren een rol spelen. In dc 20 gevallen, die ik door de dier-
proef onderzocht, werden deze mcdedcelingcn volkomen bevestigd.

Somtijds konden door muisenting geen bacillen meer aangetoond
worden, terwijl door cultuur nog bacillen geïsoleerd werden, die patho-
geniteit\'voor muizen bezaten (no. 149). Voor dc diagnostiek van kicm-
arme gevallen is dus de culttmr boven muisenting te prefcrceren. Ook
voert zij sneller tot een resultaat.

IV. DE BETEEKENIS DER „LEVENDE KEURING"
VOOR DE VLEKZIEKTE.

Door de „levende keuring" wordt een scheiding gemaakt tu.sschen
klinisch zieke cn gezonde dieren. Men is geneigd aan te nemen, dat
voor een bcoordecling der kiemhoudendheid deze keuring beteekenis
zal .hebben, cn dat de kiemrijkheid eenigcrmate samenhangt met dc
geconstateerde lichaamstemix;ratuur.

-ocr page 83-

Het eerst onderzochte dier, dat bij de keuring na het slachten slechts
2 Backsteinblattern, zonder orgaanafwijkipgen. vertoonde, was een
voorwaardelijke slachting. Het vleesch was kiemhoudend. terwijl de
lichaamstemperatuur niet verhoogd was (38.7\' C.). De aanvoer per as
en het ontbreken van andere oorzaken voor onvermogen tot loopen.
waren reden om bij dit geval van uitsluitend
Urticaria zonder tempera-
tuursverhooging een bacteriologisch onderzoek in te stellen (no. 69).
Bij 2 als atypisch beschreven gevallen (waarvan één onder no. 61 in de
tabellen is beschreven) werden twijfelachtige tot zeer geringe orgaan-
afwijkingen waargenomen, die niet tot een bacteriologisch onderzoek
geleid zouden hebben, als niet de temperatuur verhoogd was geweest
(resp. 40.9" C. en 40.7" C.). In beide gevallen werd het vleesch kiem-
houdend bevonden. In deze 2 gevallen had de levende keuring dus zeer
veel belang voor het opsporen van vlekziekte, üj) grond van deze
bevindingen lijkt het wenschehjk om bij elk varken met temperatuurs-
verhooging boven 40" C. en lichte ziekteverschijnselen een bacteriolo-
gisch onderzoek in te stellen, ook al worden na de slachting geen
afwijkingen gevonden. In de meeste gevallen zal men. zooals de
ervaring aan het Amsterdamsche slachthuis heeft geleerd, de organen
steriel vinden; vlekziektegevallen als boven beschreven, worden daarbij
echter ontdekt.

Moge de „levende keuring" voor het opsporen van vlekziektegevallen
soms beteekenis hebben, men vindt de door haar verkregen gegevens
niet steeds in overeenstemming met de kiemhoudendheid en kiemrijk-
heid der betreffende gevallen. Vooral het onderzoek van alle dieren uit
een vlekziekte-koppel toonde aan, dat de temperatuursverhooging geen
criterium kan zijn voor kiemhoudendheid van het vlee.sch. Ook bij
normale temj)erauur en bij klinisch gezonde dieren kan het vleesch
bacteriën bevatten. Dieren met Urticaria en een lichaamstemperatuur
boven 41\' C. waren soms steriel (nos. 23. 37. 39 en de noodslachting
no. 51). Wel was meestal bij de negatieve gevallen de lichaamstem-
peratuur der voorwaardelijk ter slachting toegelaten dieren normaal of
slechts weinig verhoogd. Van 151 dieren met vlekziekte-ver.schijnselen
(gestorven dieren en noodslachtingen uitgezonderd) waren 89 normaal
en 62 voorwaardelijk ge.slacht; van de 93 kiemhoudende waren 55
normale slacht^\'ngen en 38 aangehouden dieren; voor de 51 negatieve
gevallen waren deze cijfers resp, 29 en 22.

-ocr page 84-

V. HET VOORKOMEN VAN BACILLEN IN
UITSTRIJKPRAEPARATEN.

31 maal werden bij kiemhoudende gevallen uitstrijkpraeparaten ge-
maakt uit milt en nier (soms uit vleesch of vleeschlymphklieren) en
gekleurd volgens Gram. Deze gevallen waren als volgt verdeeld: endo-
carditis 3 (gevallen), atypische gevallen 3.
Urticaria 13. Urticaria -f-
huiderytheem 3. noodslachtingen 4. gestorven dieren 2. en 2 gevallen,
waarbij alleen de organen en lymphklieren kiemhoudend waren. Van elk
praeparaat werden 30—50 microscopische gezichtsvelden doorgezien.
Slechts 7 maal werden met zekerheid bacillen in het uitstrijkpraeparaat
gezien, n.1. bij 1 geval van
Urticaria (no. 106). 1 nvial bij Urticaria
overgaand in erytheem (no. 122), de andere keeren bij 4 noodslachtingen
cn 1 gestorven dier. Alle zoo onderzochte noodslachtingen wegens acute
vlekziekte vertoonden dus bacillen in het uitstrijkpraeparaat; bij no. 141
gemakkelijk aantoonbaar, bij nt). 138 slechts in enkele gezichtsvelden,
niet in de milt. Hij no. 140 werden enkele bacillen in de lichaamskheren,
bij no. 141 in lichaamsklieren en vleesch gezien. Hij 1 aan acute vlek-
ziekte gestorven dier (no. 147) werden geen bacillen waargenomen; bij
no. 143 kwamen ze in gering aantal voor.

Talrijk waren de bacillen bij no. 122; dit dier vertoonde een uitge-
breid. genezend urticaria-proces. waarbij echter het vleesch in minder
goeden toestand verkeerde. Hij no. 106. een varken men enkele ..Hack-
.steinblattern" en zeer geringe orgaanafwijkingen, werden de Imcillen
alleen sporadisch in 1 lichaamsklier gevonden.

Conclusie: Slcclits hij dc cnistigslc f^roccsscn zijn dc vlchcicktcbacil-
Icn luccstol in mtstrijkpnic[>imücn aan tc toom-n. Deze methode is dus
oni/esehikt om alle gevallen van kiemhoudendheid op te sporen,

VL IS BIJ KIEAIHOUDENDHEII) VAN DE ORGANEN
OOK HET VLEESCH KIEMHOUDEND?

Hij het onderhavige onderzoek werd kiemhoudendheid gecon.stateerd :
A. 105 maal van organen vleesch en vlee.schlymphklieren.

Ji 3...... cn vleeschlymphklieren (nos. 57. 58. .59).

4...... alleen (no.s. 53. 54. 55. 56).

In bijna alle gevallen gaan dus kiemhoudendheid van vlee.sch en
organen samen. Dit is vcMir de practische uitvoering van het bacterio-
logisch onderzoek bij vlekziekte van groot belang. Wegens het uitge-

-ocr page 85-

sproken septichaemisch karakter van den vlekziektebacil bestaat de kans.
dat, ook in deze gedeeltelijk positief gevonden gevallen, het vleesch spo-
radisch bacillen bevat, die wij evenwel niet hebben kunnen aantoonen.
Daarom mag men de onder B genoemde gevallen zeker wel op gelijke
wijze beoordeelen als die, welke onder A zijn vermeld. Het blijkt, dat
dan alleen in 4 gevallen kiemhoudendheid van organen en vleesch niet
schijnen samen te gaan, d.i. in 3.5 % van alle kiemhoudend bevonden
gevallen. Dit zeer lage cijfer geeft het recht, om bij vlekziekte alleen
uit de organen te enten, en bij positieve bevinding het vleesch te doen
steriliseeren. Zou men evenwel genoemde 3.5 % willen opsporen en
goedkeuren, dan zouden op \'t eerste gezicht 112 vleeschentingen noodig
zijn voor het. vaststellen van 4 gevallen, waarbij het vleesch kiemvrij is.
Dit zou alleen dan aan te bevelen zijn. wanneer zeer veel tijd be-
schikbaar is. Bij het bestudeeren der gevallen, waarbij het vleesch
steriel en de organen kiemhoudend werden gevonden, blijkt, dat daarbij
geen of weinig orgaanafwijkingen werden gezien. Zij betroffen gevallen
van urticaria in matigen graad, en een atypisch geval met nierpetechiën.
Eén der dieren (no. 55) was een voorwaardelijke slachting met een
lichaamstemperatiuir van 41.2" C., evenwel zonder duidelijke ziekte-
verschijnselen.

Conclusie: Bij het opsporen van „vlekziekte"gevallen kan men vol-
staan met orgaanenting, en hij positieve bevinding het vleesch doen
steriliseeren. li^il men bij voldoenden tijd ook de enkele gevallen op-
sporen waarbij het vleesch steriel ivordt „bevonden", tencijl de organen
kiemhoudend zijn, dan kan men volstaan met bij de allerlichtste gevallen
vlceschenting te doen.

Vil. DE WAARDE VAN DEN (iLUCOSEBOUlLLON EN
DE AÜAR ALS VOEDINOSBODEAIS BIJ HET
BACTERIOLOGISCH VLEESCHONDERZOEK.

Aan het gebruik van agarlMMlems voor het aantoonen van vlekziekte-
bacillen bij de vlee.schkeuring zijn 2 groote bezwaren verbonden, die
vooral bij lichte ziektegevallen ondervonden worden:

A. In de meeste gevallen kan geen be.slissing genomen worden omtrent
de behandeling\'van het vlee.sch binnen 24 uur, de in de vleeschkeuring
meest gebruikelijke termijn.

B. Is ook na geruimen tijd verblijf der buizen bij 37" C. zeer dikwijls

-ocr page 86-

microscopisch onderzoek der schijnbaar niet gegroeide buizen nood-
zakeHjk.

Er bestond dus l)ehoefte aan een voedingsbodem, waarbij deze be-
zwaren niet. of althans niet in die mate ondervonden worden. Als zoo-
danig is toen naast de agar de 1 %-ige druivensuikerbouillon ingevoerd.

Bij een vergelijking van de waarde der voedingsbodems is uitgegaan
van de wenschelijkheid om in 24 uur een beslissing te geven omtrent
de behandeling van het vleesch. afgaande op een macroscopische be-
zichtiging der cultuurbuizen. „Voldoende" noemde ik de bodems, wan-
neer in 24 uur
macroscopisch groei waarneembaar was ; zoo niet. dan
waren zij
„onvoldoende". Alleen de positieve gevallen zijn natuurlijk
vergeleken. Waar het van belang was te onderzoeken, binnen welken tijd
nog macroscopisch zichtbare groei optrad, maakte ik eenzelfde indeeling
voor termijnen van 36 en 48 uur. Bij het onderzoek was gebleken, dat
bij gevallen van chronische vlekziekte zelden, bij noodslachtingcn en
gestorven dieren daarentegen bijna steeds na 24 uur duidelijke groei
bestond. Behalve voor alle onderzochte gevallen tezamen werd de
waarde van de 2 bodems vergeleken voor de groep chronische vlek-
ziekte. d.w.z. cndocarditis- cn polyarthritis-gevallen, en voor de onder-
zochte gevallen verminderd met dc noodslachtingcn. dc ge.storvcn die-
ren cn de gevallen van chronische vlekziekte, practi.sch gesproken dus
voor dc urticaria en enkele andere lichte gevallen.

Tijdens het onderzoek werd de indruk verkregen, tlat orgaanenting
siïoediger cn duidelijker resultaten gaf dan vleeschcnting. In de staten
zijn ook deze beide wijzen van enting vergeleken.

Alleen die gevallen zijn vergeleken, waarbij dc gegevens niet door
toevallige omstandigheden (onmogelijkheid van tijdige contrôle, enz.)
aan waarde hebben ingeboet.

\\\'lec.sch 01) agar geënt 105 maal ; 87 maal = 82.9 % onvold. na 24 u.

Organen............•• = •• •• 24..

Vlee.sch in gl.bouillon .. 73 .. ; 17 .. = 23.3 7o .. .. 24..
Organen...... ^,3 „ ; 8 ., =12.7% ., ,. 24.,

In de rubriek lichte gevallen, uitgezonderd chronische vlekziekte:

Vleesch op agar geënt 78 maal ; 67 maal = 85.9 7o onvold. na 24 u.

Organen............51 .. 133 .. =64.8 % .. .. 24.,

Vlce.sch in gl.lHUÛlIon ., 56 ; 8 .. =14.0% .. „ -4..

Organen............50 .. ; 1 .. = 2 % „ „ 24..

-ocr page 87-

Teneinde de bodems onder volkomen gelijke omstandigheden
te vergelijken, zijn bij 42 gevallen, waarbij zoowel uit de organen als
uit het vleesch is geënt op agar en glucosebouillon. de percentages ..on-
voldoende" aangegeven na 24, 36 en 48 uur voor alle onderzochte vlek-
ziektegevallen, voor de lichte gevallen uitgezonderd de chronische vlek-
ziekte, en voor de chronische vlekziekte.

Percentages „onvoldoende" bij 42 gevallen.

Voedingsbodems

Alle gevallen

Lichte gev.,
beb. chron. vlz.

Chron. vlekziekte

na 1 na
•2i u. 1 m II.

na
48 u.

na
•24 u.

na
3(3 u.

na
48 u.

na
\'24 u.

na
3ü u.

na
48 u.

Agar

1 Vleeschenting

81,4

84

58

3^2,3

m

i

KKi j 1(K»

Orgaan »

45 \'

1<)

öi),4

35,5 (5,5

i

8^)

8!)

(■)6,7

Gl.bouillon

Vleeschenting

1

•21 ■ 1-2

15,(5

1

(1.

100

1

55,(5

Orgaan »

1(5,

i

. 4,7.-i 1 \'2,4

V

•1.

II.

(Ki,7 \' . -22

11

W anneer de agar na 48 uur nog geen groei .scheen te vertoonen.
werd bij een deel der gevallen microscopisch onderzoek verricht, dik-
wijls werden de buizen langer bij 37° C. gelaten.

Slechts in een gedeelte der gevallen is het bij vlekziekte mogelijk
binnen 24 uur een keuringsbeslissing te nemen, welke wijze van enten
en welken voedingslxKlem men ook toejjast. De resultaten met den agnr-
bodem zijn al zeer onvoldoende; bij vleeschenting was zelfs nog na 48
uur macro.sco|)isch geen groei waarneemb.iar in 45 % der gevallen. De
glucose-bouillon geeft in veel meer gevallen binnen 24 uur resultaat;
toch is bij vlee.schenting na 48 uur nc)g in 12 ^/c <Ier gevallen geen be-
slissing te nemen. Orgaanenting is te verkiezen boven vlee.schenting; er
wordt daarmee sneller en duidelijker re.sultaat verkregen. l)o(»r org.nan-
enting met gebruikmaking van glucose-bouillon is het mogelijk binnen
24 uur 97 % en in .^6 uur 100 % der licht-kiemhoudende gevallen op te
sporen, wanneer we de chronische vlekziekte m\'tzonderen. De na 24 uur
nog heldere gluco.se-bouillon was in de uK-este gevallen reeds binnen
30 uur na het begin van het onderzoek troebel geworden.

De rubriek „chroni.sche vlekziekte" leert, dat bij <lezen vorm der ziekte

-ocr page 88-

zeer weinig en niet zeer levenskrachtige bacillen in vleesch en organen
voorkomen. Bij vleeschenting op agar is steeds, zelfs na 48 luir, micros-
copisch onderzoek van den bodem noodzakelijk; bij orgaanenting is de
verhouding wel iets gunstiger, doch zelfs na 48 uur is nog bij meer
dan de helft de groei op de agar alleen maar microscopisch aantoonbaar.
Vleeschenting in glucose-bouillon geeft weinig betere resultaten dan
orgaanenting op agar; daarentegen behoeft bij orgaanenting in glucose-
bouillon na 48 uur slechts in ruim 10 % der gevallen nog microscoi)isch
onderzoek verricht te worden, omdat de glucose-bouillon dan nog geen
troe])eling vertoont. Men kan dan uit het in den bouillon of op de agar
gebrachte stuk vleesch een uitstrijkpraeparaat maken, of den agarbodem
onder het vlee.sch onderzoeken. Het overenten oj) een nieuwen bodem
zou den tijd voor de keuringsbesHssing teveel verlengen. Na 24 uur
waren ook bij orgaanenting in glucose-bouillon de re.sultaten nog zeer
ongunstig. Men lette bij endocarditis .steeds ook op kiemhoudendheid
der hartklepwoekeringen.

Voor de praktijk is het van belang, dat binnen 30—36 uur door mid-
del van orgaanenting in glucose-bouillon alle kiemhoudende gevallen
bij vlekziekte zijn op te sporen (meestal zelfs reeds binnen 24 uur),
behalve hij 22 % der gevallen van chronische vlekziekte, waarbij na
.36 of 48 uur micro.scopi.sch onderzoek van de schijnbaar niet gegroeide
huizen niMulzakelijk is. Het
z(K) tijdroovende micro.scopi.sch onderzoek,
dat bij uitsluitende vlee.sch-agarenting feitelijk hij alle niet-gegroeide
buizen zou moeten plaats hebben, is nu lot zeer enkele bei)erkt. n.1.
behoeft systemntlsch microscopisch onderzoek slechts tc geschieden
bij de nn 36 uur nog niet Kcgroeide buizen bij dc chronische vlek-
ziekte, mits
orK\'nancnting in glucosc-bouillon wordt tocKcpnst. Wel
is bij groei in gluco.se-bouillon hel maken van een hangenden druppel,
althans v(M)r een ongeoefend onderzoeker, ntuulzakelijk. doch behoeft
men zich bij positieve vlekziektebevinding .slechts lol het onderzoek
van één troebelen bodem te bepalen.

In de kiemrijke gevallen is viMir een geiiefend (H>g vaak ree<ls na
18 uur groei op de agar waarneembaar, .soms reeds eerder; tnee.sial i.s
de glucose-bouillon dan ree<ls tnK\'hel. Bclrekkelijk zelden ziet men op
de agar eerder een begin van groei dan in den gluco.se-bouillon. (k«-
mitldeld zag ik hij de „voldoende" gevallen groei optreden in den glu-
cose-bouillon na 4-24. gevv.Kinlijk 18-24 uur; cn hij de agar na
16—24. gew(x)nlijk 22—24 tmr.

-ocr page 89-

Microscopisch onderzoek van de agar is voor het nemen van een
Ijeslissing herhaaldehjk noodzakelijk; hij mijn onderzoek 35 maal op
een totaal van 105 gevallen van vleeschenting, dus in ^ van alle
vleeschentingen. Hiervan behoorden 14 tot de groep chronische vlek-
ziekte. Driemaal (nos. 148, 159, 162) was het onderzoek van het
vleesch
op agar negatief; de glucose-bouillon was bij de vleeschenting
na resp. 43 en 45 uur en na 5 dagen (bij het laatste geval alleen bij
microscopisch onderzoek) gegroeid. Bij vleeschenting zouden deze ge-
vallen alleen doormiddel van de glucose-bouillon zijn ontdekt. I)ij
no. 62 zou dit in de j^raktijk wel niet zijn geschied (termijn van 5
<lagen). CJrgaanenting in glucose-bouillon had in dat geval reeds na 40
luir resultaat.

30 maal was bij deze 35 op agar slechts microscopisch aantoonbare
gevallen, tevens vleeschenting in glucose-bouillon verricht. Bij 13 daar-
van was de glucose-bouillon „voldoende", d.w.z. in 24 uur troebel; bij
<le 17 „onvoldoende" gevallen waren 2. waarbij alleen microscopisch
groei (na re.sp. 5 en 7 dagen) was aan te toonen (nos. 158, 162).

Bij enting uit de organen was slechts 15 maal microscopisch onder-
zoek van de agar noodzakelijk, d.i. in \'/» der gevallen; 10 hiervan be-
hoorden tot de groep chronische vlekziekte. 5 maal was het micros-
copisch onderzoek
negatief, dus vaker dan bij vlee.schenting. Het waren
<le volgende gevallen:

Xo. 54: de glucose-bouillon was gering troebel; het vleesch was zoo-
wel op agar als in gluco.se-bouillon steriel (gedeeltelijk positief
geval).

Xo. 72: een geval van urticaria, waarbij de glucose-bouillon, en
een gedeelte der agarbuizen uit bet vleesch groei vertoonden.
Xo. 81: met urticaria. De gluco.se-bouillon met orgaanmateriaal was
troebel in 24 uur. die met vleesch in 36 uur. De vleeschenting
op agar slechts microscopisch aantoonbare groei.
Xo. 148: dit geval van endocarditis was op de agar steriel, zoowel in
vleesch als organen. In gluco.se-bouillon was alleen geënt uit
het vleesch; i)as na 43 imr trad troebeling op.
Xo. 1()0: (luidocarditis). Hierbij was de glucose-bouillon zeer onvol-
doenjle.

Bij 12 v.in deze 15 gevallen vond glucose-bouillon toepassing; deze
was 2 maal
negatief, dus bij de orgaanenting (nos. 158 en 1(>4; het laat-

-ocr page 90-

ste een geval van polyarthritis). Deze gevallen zouden hij uitsluitende
orgaanenting alleen door microscopisch onderzoek van de agarbodems
(of van het vleesch in den bouillon?) zijn opgespoord. Het geval 158 (en-
docarditis) is alleen door microscopisch onderzoek ontdekt. In 7 andere
gevallen was de
glucose-lwuillon onvoldoende; hierbij waren 6 gevallen
van chronische vlekziekte. Steeds trad binnen 40 uur troel)eHng in.

In de gegeven beschouwingen komt duidelijk aan \'t licht, dat de
bezwaren, bij het gebruik van agarbodems ondervonden, zoo niet geheel
dan toch
grootendeels werden ondervangen door orRaanenting in glu-
cose-bouillon. Alleen bij de chronische vlekziekte is door het geringe
aantal verzwakte bacillen pas na geruimen tijd een beslissing te gevetu
Aan de beteekenis van den gluco.se-bouillon bij de vlekziekte-enting
doen de enkele gevallen, waarin de agar betere resultaten gaf. geeiï
afbreuk. Misschien was hier de reactie van den bouillon iets afwijkend;
\'in welk geval tleze negatieve bevindingen slechts een waarschuwing
vormen om steetls nauwkeurig l)ereiden bouillon te gebruiken.

Het is gebleken, dat enting uit de organen betere resultaten geeft
dan die uit het vleesch. Zeer groot is dit verschil bij gebruik vatt
glucose-bouillon als voedingsbodem; men vergelijke het percentage
..onvoldoende" bij
vlccschcntimj op agar na 24 uur met dat bij orgaan-
\'niting in
qlucosc-bomllon na den/.clfden tijd (resp. <V-/ en bij de
lichte gevallen van vlekziekte (zonder cnd(Karditis. enz.) die bij de
vleeschkeuring het meest aangetroffen worden. Reeds eerder werd
aangetoond, dat men bij ix)sitieve l>cvinding de resultaten van de
orgaanenting practisch gesi)roken ook op \'t vleesch mag toepassen.
Theoretisch gesproken is bij negatieve bevinding aan de organen het
vleesch (H>k .steriel en zou men dan het vleesch kunnen goedkeuren;
men richt dan geen .schade aan (l(K)r het uitsnijden van vleesch. Uit
een nader onderzoek o), uitgebreide schaal zal moeten blijken of. wan-
neer de organen steriel worden lievonden. (K,k het vleesch kiemvnj is.
Zoolang <lil onderzoek nog niet is ge.schied. verdient het mi.sschiea
aanbeveling om naast orgaan- cn lymphkliercnting .nik nog het vleesch
tc blijven
onderzoeken. Uit.sluitcnde vlce.schcnting worde evenwel met
verricht; daar hieraan bij vlekziekte nadeden verbonden zijn. Zoo
mogelijk verrichte men naast de orgaanenting steeds lymphklieronder-
zoek. Na afloop van mijn onderzoek werden n.1. door mij bij een nor-
maal geslacht varken met urticaria in beginnende genezing op rug en

-ocr page 91-

nek, en met gezwollen lever en milt. organen en vleesch en een knieholte-
klier steriel bevonden, terwijl de sterk gezwollen boeg- en vangklieren,
dus de regionaire lymphklieren, licht kiemhoudend waren. Infectie, uit-
sluitend van de lymphklieren, is dus mogelijk (huidinfectie?). Behalve
dat orgaanenting technisch gemakkelijker is te verrichten dan vleesch-
enting. is de mogelijkheid geopend om een groot aantal buizen te enten,
indien men ook eenige vleeschlymphklieren in het onderzoek betrekt.
Men krijgt hierdoor een juister oordeel over de verspreiding van den
bacil in het lichaam, en heeft tevens een afdoende controle op ver-
ontreiniging. vooral indien men. l)ehalve in glucose-bouillon, ook op
agar ent. Het aanleggen van meerdere buizen heeft nog dit voordeel,
dat men bij geringe kiemrijkheid. waarbij het soms gebeurt, dat in
enkele buizen, met vleesch of organen geënt, geen groei optreedt, wel
enkele gegroeid zal vinden.

Orgaanenting voorkomt tijdverlies; vooral op het platteland moet dit
in den zomer nagestreefd worden. Zeer velen laten dieren, welke zij in
bacteriologisch onderzoek houden. 24 uur hangen alvorens dit onder-
zoek te verrichten, teneinde het vleesch te laten besterven en bij even-
tueel spaarzaam aanwezige kiemen een ophooping oj) natmirlijke wijze
te verkrijgen. Orgaanenting kan steeds onmiddellijk na het in onderzoek
nemen verricht worden. Geeft men bij dc vleeschenting gewoonlijk na
24 uur een beslissing, dan kan men bij de orgaanenting de huizen 4S
uur in de broedstoof laten, om nog op hetzelfde oogenhlik uitslag te
geven, hetgeen jui.st bij vlekziekte een groot voordeel is. In de meeste
gevallen zal men echter reeds veel eerder uitslag kunnen geven bij vlek-
ziekte. watmeer n.1. dc bevinding jxisitief is.

Conclusie: ffct Imctcriologisch ondersoek kun (behoudens de resul-
taten die een eventueel onderzoek naar de kicmvrijheid van het vleeseh
bij steriel bevonden organen zal opleveren) bij vlekziekte aldus verricht
zcorden: Men ente onmiddellijk na de keuring uit de milt en een nier
cn 1 of meer vleeschlymphklieren. in glucose-bouillon. nrntucel daar-
naast op agar; bij kiemhoudendheid is, uitgezonderd bij een aantal qe-
vallen van chronische vlekziekte, dik-d\'ijls binnen 24 uur. en steeds bin-
jien SO—36 uur een beslissing tc geven. Indien ook dàn noq geen
macroscopisch zichtbare groei is opgetreden, kan men volstaan met
microscopisch onderzoek uitsluitend bij de gevallen van chron. vlek-
ziekte. Hij gebleken kiemhoudendheid der organen kan men het vleesch
doen steriliseeren.

-ocr page 92-

Op de in den aanhef van dit hoofdstuk gestelde vragen kunnen op
grond van het beschreven onderzoek de volgende antwoorden gegeven
worden: j

ad I. Deze vraag zal in het volgende hoofdstuk uitvoerig bespro-
ken worden.

ad II. Er bestaat geen direct verband tusschen het patholoog-anato-
misch beeld en kiemhoudendheid van het vleesch.

ad III. Bij kiemhoudendheid der organeii bevat, practisch gesproken,
het vleesch bij vlekziekte bijna steeds bacillen.

ad IV. Uitstrijkpraeparaten uit milt en nier zijn onvoldoende om ook
andere dan rijkelijk kiemhoudende gevallen op te sporen.

ad Door het gebruik van glucose-bouillon (vooral bij orgaan-
enting) kan sneller een beslissing omtrent de behandeling
van het vleesch genomen worden dan met agarbodems.

.11\' \'
II*; I\'

-ocr page 93-

Hoofdstuk VH.

BETEEKENIS VAN DE VERKREGEN
RESULTATEN VOOR DE VLEESCHKEURING.

i. wanneer moet worden gesteriliseerd.

Uit het door mij ingestelde onderzoek is gebleken, dat bij geringe
patholoog-anatomische afwijkingen vlekziektebacillen in het vleesch
van varkens kimnen voorkomen. Voor de vleeschkeuring is dit feit
van groote beteekenis.

In de inleiding tot dit proefschrift werd uiteengezet, dat het de
bedoeling van den wetgever geweest moet zijn. om in alle gevallen van
vlekziekte, waarbij het vleesch kiemhoudend wordt bevonden, dit te
doen steriliseeren. Het woord vlekziekte geeft aan. dat men te maken
heeft met een ziekte, veroorzaakt door vlekziektebacillen. Hecht men
hieraan de beteekenis, dat pas van vlekziekte gesproken mag worden,
als er klinisch waarneembare afwijkingen aan het varken worden gezien.
<lan zal in een deel der gevallen waarbij vlekzicktcbacillen in het
vlce.sch aanwezig zijn. geen sterili.satic j)laats hebben, omdat de be-
treffende dieren niet ziek schenen te zijn. Het is duidelijk, dat men het
begrij) ziekte ruimer moet nemen. Met bet oog op een bc.slissing bij
de keuring is het noodzakelijk, reeds dan van vlekziekte te spreken,
wanneer bacillen in de bloedsbaan zijn binnengedrongen cn hier cn
daar in het lichaam afwijkingen hebben verwekt. Volgens deze opvat-
ting zal dus moeten worden gesteriliseerd wamicer vlekzicktcbacillen
in het vlee.sch voorkomen, tenzij mocht blijken, dat dit practisch met
verantwoord zou zijn, omdat cx)k bij normale varkens zeer frequent
vlekziektebacillen in vlee.sch cn organen zoiulen worden gevonden.
Tweemaal werd hiernaar een onderzoek ingesteld: in .Septeml>er 192.^
werclen van 20 varkens zonder klinische en patholoog-anatomische
afwijkingen de nieren en in September 1924 van 10 dergelijke varkens

-ocr page 94-

milt en nieren onderzocht. Deze waren alle steriel. Beter dan door deze
proeven wordt het feit, dat het voorkomen van vlekziektebacillen bij
gezonde varkens geen constant verschijnsel is, gedemonstreerd door het
negatieve resultaat van 295 entingen van September 1923 tot September
1924 verricht wegens het voorkomen van allerlei afwijkingen, zooals
roode huidvlekken, huidpetechiën, hyperthermie, arthritis, polyarthritis,
pneumonie,
pleuro-pneumonie. longabscessen. pericarditis, leverabsces-
sen hepatitis, icterus. peritonitis, buikabscessen. enteritis. vaginitis
necrotica. ichoreuze mastitis, pyaemische verschijnselen, nierinfarcten,
haemorrhagische nephritis, nierpetechiën. miltzwelling, alle met of
zonder op bacteriaemie wijzende nevenverschijnselen. Verder werd een
bacteriologisch onderzoek ingesteld bij spierdegeneratie, verdenking op \'
varkenspest, slechte uitbloeding en bij noodslachtingen of dood mge-
voerde dieren. Waar bij al deze dieren (waarvan de afwijkingen geen
direct verband hielden met vlekziekte) geen vlekziektehacillen m het
vlcesch werden aangetroffen, is men wel gerechtigd aan te nemen, dat
zij bij normale varkens althans niet constant in het vleesch vcwrkomen.

Het antwoord op de eerste vraag in dc Inleiding en in het vonge
floofdsttik gesteld, nu.et dus luiden: Onder „vlekziekte" h, den zu,
van
het keuringsregulatief heeft men te verstaan alle afwijkingen,
waarbij
vlekziektebacillen in het vleesch of de organen voorkomen.
Venlenking op „viokziekte" in den zin als b..venbedoeld, beslaat:
1 Hij alle in de haiulboeken over vleeschkeuring beschreven acute
en chronische vormen v.nn vlekziekte, .onafhankelijk van het bestaan
^an afwijkingen aan de organen en van het stadium, waarin het proces

verkeert.

2. Mij afwiikin«.,, ,1e nrRann.. -He- kMnucn op m- vor-

sprd,Hn„ van s„,«s...(f™ ..( hun ,,r,«lnc,on n,d hot Woed (nnUnvc -
on.) ™ welke nie. s,,eei(iek .„n vn„r vlek.ek.c

(atvi)ische gevallen).

Hr is geen verban.1 tusschen pathol(H)g-analomisch l>eeld en kiem-

houdendheid van het vleesch. .....

Teneinde .e knnnen l«.».r,lee.en ,.( men al -lan
in .len .in van he. kenrin«.sre„nla.ie( n>aK sprck n .al .lee,l «an-
nee vonlonkine np vlek.iek.e l«,aa.. een haelennlocseh onJerzo k
i:;s,dd Ir,len. Is hc, vlee.seh kiemhon.len.l, .00 wonl, d,.

gesteriliseerd.

s

-ocr page 95-

II. SCHADE DOOR STERILISATIE.

Nu dcx)r de in dit proefschrift aangegeven wijze van onderzoek zoo
niet alle, dan toch een zeer hoog percentage der gevallen van kiem-
houdendheid bij vlekziekte worden opgespoord, is het mogelijk, eeniger-
mate aan te geven, welke schade door sterilisatie van al deze gevallen
aan het volkskapitaal wordt toegebracht. Ik zal haar voor Amsterdam
trachten te bepalen aan de hand van cijfers aan het abattoir aldaar
verkregen ;.eenig belang kan aan deze cijfers niet ontzegd worden, waar
in Amsterdam jaarlijks zoo\'n belangrijk deel der slachtingen voor bin-
nenlandsche consumptie plaats vindt. Men zij echter voorzichtig met
het trekken van conclusies voor het geheele land. waar de frequentie
der vlekziekte in de verschillende ])rovinciën zoo varieert. Bovendien
oefenden de varkenshandelaren een soort selectie der slachtvarkens in\'t,
en werden dieren, waaraan zij ook maar de geringste ziekte-verschijn-
selen waarnamen, niet te Amsterdam ter slachting en keuring aan-
gel)oden.

In onderstaande tabel zijn achtereenvolgens vermeld het aantal ge-
slachte varkens in de opeenvolgende maanden, het aantal wegens vlek-
ziekte gesteriliseerde dieren, het i)ercentage daarvan tenopzichte van
het aantal slachtingen, en dezelfde ojjgaven voor de tubercnlo.se hij
varkens.

(iesiacht \'

Percen-
tage

M a a n cl

t.lRC

Iwrculosc

Sci)tcmber 1923

October

November

December

Januari 1924

l\'ebruari

Maart

April

Mei

Juni

Juli

Augustus

4560

5239
5284
5819
5668
5021

5240
5593
6962
6456
7146
5414

23

0.5
»).2l

0.02
0.02

0.02
0.05
0,14
0,26
1.34
0.35

162

0,77

88

0,55

1

3
10
17
95
19

122

68
34

0,65

0.95
0.63

Jaar 1923/1924 ; 68405

181

0,28

474

0,69

-ocr page 96-

In het jaar, ^vaarover het onderzoek loopt, is dus 0.28 % van alle
geslachte varkens te Amsterdam gesteriliseerd wegens vlekziekte. Ter
vergelijking moge dienen, dat in Duitschland, waar alleen bij „Rotlauf"
wordt gesteriliseerd, in de jaren 1904 tot en met 1911 (de cijfers uit
de oorlogsjaren zijn buiten bespreking gelaten, omdat daarop de onge-
regelde toestanden zoozeer hebben ingewerkt) gemiddeld jaarlijks
0.08 % en hoogstens 0.115 % der geslachte varkens wegens die ziekte
„bedingt tauglich" zijn verklaard, en met medetelling der vernietigde
varkens 0.09 % en hoogstens 0.13 % aan de directe consumptie zijn
onttrokken. In Amsterdam was in het onderzoekjaar (toen zeer veel
vlekziekte voorkwam) het aantal gesteriliseerde varkens ongeveer 2.5
maal zoo groot als het hoogste Duitsche cijfer.

A. Directe schade.

De grootte der directe schade heb ik ongeveer gelijkgesteld aan het
bedrag, dat de varkens en de onderdeden in den grossiershandel kumien
opbrengen, verminderd met de opbrengst der producten, die na sterili-
.satie overblijven. Behalve het gesteriliseerde vleesch is dit de gesmol-
ten reuzel, verkregen door uitsmelting van spek. los vet en bladreuzcls.
Dikwijls kan men hiervoor een vrij luKigen prijs maken, terwijl het
r.iuwe spek vaak geen aftrek vindt en dan langen tijd in gezouten

toestand bewaard moet worden.

Xeemt men als maatstaf voor de berekening der schade niet de
prijs in den
grossier.shandel. maar den marktprijs van het levende dier.
die de productiewaarde nabij komt. <lan is de schade door m.j te
h.K>g gcta.xcenl; wenscht men daarentegen den prijs van het bewerkte
vlee.sch in <len winkel als basis tc beschouwen, dus wat het vleesch
had kunnen opbrengen als het was goedgekeurd, dan beknipt <le schade
een grootcr bedrag dan het hieronder berekende.

Per varken laat de .schade zich aldus berekenen:

Het gemiddelde ge.sl.ichte gewidu der wegens vlekz.elae gesterili-
seerde varkens bednKJg 88 K.C... be.st;..mdc voor ^8.4% - 51.4 K.(,.
uit vleesch; v.M
,r ± y^ ^ ^ K.C.. uit spek en vet. terwijl voor de
l>ccnderen ± 7/.
K.C.. aangc.mmen tnag worden. Deze verhoudmgen
/.ij.1 berekend uit l>ekcn.le gegevens bij eenige honderden varkens. Het
gewichtsverlies bij <le sterili.satie nlag men op 35 % .schatten. z,>odat
0.r,5 X het vleeschKewicht in «len vorm van ge.sterihseerd vleesch ver-
kregen wordt. Het gewicht van de gesmolten reuzel ,s 75 van dat

-ocr page 97-

in rauwen toestand. Voor de bepaling der waarde van het gesteriliseerde
vleesch worden de prijzen als maatstaf genomen, welke dat vleesch
per K.G. aan de Vrijbank opbrengt; niet die, welke de hierbij niet
noodzakelijke tusschenhandel (opkoopers) daarvoor wenscht te be-
steden. Ik heb de opbrengst van het gesteriliseerde vleesch verminderd
met de kosten, welke hierop vallen, n.1. ƒ4 sterilisatiekosten. ± ƒ0.50
rijloon naar het Vrijbanklokaal aan de Nieuwmarkt, en ƒ 1.50 voor
eiken dag huur van een verkoopcel daar ter plaatse. Het is echter zeer
de vraag, of men deze kosten wel als kapitaalsvernietiging mag be-
schouwen; zoo niet, dan zal de schade geringer zijn dan onderstaand
vermeld. Voor de berekeningen zijn de gemiddelden genomen van de
prijzen, in het jaar van 1 September 1923 tot 1 Septeml)er 1924.
Gerekend wordt, dat het gesteriliseerde vleesch in 1 dag uitverkocht is.

De opbrengst van een goedgekeurd varken in den grossiershandel
was:

uitgeslachte varken 88 K.G. a ƒ0.97 = ƒ85.36
organen = „ 1.50

Totaal ƒ86.86

Na sterilisatie was de opbrengst:

vleesch 0.65 X 5i.4 Xƒ0.60 = ƒ20.05

ge.smolten reuzel 0.75 X 29/, X /0.73/j = ƒ 16.17
l)eenderen X ƒ 0.07 = ƒ 0.52

Totaal ƒ36.74

Onkosten ƒ 6.00

Zuivere opbrengst ƒ30.74

Per varken werd dus een directe schade geleden van: ƒ 86.86^—
ƒ 30.74 = ruim ƒ 56.00.

De totale schade, door sterilisatie van alle kiemlunulende varkens
verwekt (hieronder ook de n(x)dslachtingen bcgrei>en, die bij elk
systeem van keuring ge.steriliseerd zullen worden), bedraagt dus 181 X
ƒ56.12 = ruim / 10.000. Hoeveel dit meer is dan bij de vroeger
gevolgde wijze van onderzoek hefgeval zou zijn geweest, is moeilijk
te zeggen. NeiiK\'n we de hoog.ste Duitsche cijfers als maatstaf, dan
zou het verschil ƒ6000 hebben bedragen. We kunnen echter wel

-ocr page 98-

vaststellen, dat het verschil met de voorwaardelijke goedkeuringen
aan vele andere Nederlandsche keuringsdiensten zoo groot niet is.

De vlekziekte heeft nog een zekere waardevermindering van ge-
slachte varkens tengevolge, n.1. door het freqtiente voorkomen van
polyarthritis en enkelvoudige arthritiden. als chronische naziekten der
vlekziekte. Een gedeelte der hij de keuring gevonden gevallen van
arthritis zal misschien door andere factoren, b.v. rhachitis, zijn ont-
staan, maar het optreden in het najaar, en vooral de omstandigheid,
dat zij na de hevige vlekziekte-ei)izoötie van den zomer van 1924 vanaf
September veel meer werden geconstateerd dan andere jaren, pleiten
ervoor dat de meeste dezer gevallen primair door vlekziektebacillen
zijn veroorzaakt. Het verdient daarom aanbeveling bij de keuring
meer dan tot dusverre geschiedt, bij het vinden van gewrichts-, even-
tueel regionaire klierzwelHng bij varkens, op ixilyarthritis te onder-
zoeken. In onderstaande tabel zijn vermeld het aantal gevallen van
polyarthritis (ook die welke gecombineerd waren met endocarditis of
met ..vlekziekte"), van enkelvoudige arthritis (gonitis uni- of bilateralis
het meest opvallend), het aantal geslachte varkens aan het abattoir te
Amsterdam in het winterhalfjaar van 1924/1925, het i>ercentage der
lK)lyarthriti.sgevallen en dat van alle arthritiden tezamen.

o/o.-^llc
1 arthritiden

Enkclv.
arthritis

ü/„ poly-
arthritis

Poly-
.irthrilis

Gc.slacht

M a a n d

September 1924
October »
November »
Deccmbcr »
Jnnu.iri 1925
I\'chruari
Maart »

1,37
1 67
1,49
1 36
1,83
1,37
1,96

48
62
48
60
78
54
83

0,49
0.53
0.55
0.47
0,48
ü,37
0,50

433

1,58

0,48

Winterhalfjaar
1924/1925

5466 i

27

5456 1

29

5113 i

28

6776

32

5788

28

5410

20

5659

28

39668

1

192

De aangetaste gewrichten dienen verwijderd te worden, hetgeen bij
<le enkelvoudige arthritiden kan geschieden d(H)r ze ruim uit te snijden,
terwijl bij de |)olvarthritis de ledematen uitgebeend moeten worden met

-ocr page 99-

medeneming van de heupgewrichten en van de schouderbladen, en
zonder dat de gewrichten aangesneden worden (teneinde bezoedeling
van het vleesch te voorkomen).

De schade, door deze bewerkingen teweeggebracht, is niet zoozeer
het gewichtsverlies als wel het feit. dat deze gedeeltelijk uitgebeende
dieren minder gewild zijn, hetgeen vooral daardoor is te verklaren,
dat zij waardeloos zijn voor het maken van hammen; doch ook voor
andere doeleinden worden lagere prijzen besteed. Het is onmogelijk,
deze factoren in cijfers uit te drukken.

B. Indirecte Schade.

In bovenstaande regelen is de directe schade berekend, welke bij
een consequente doorvoering der bepalingen van het Keuringsregulatief
moet worden veroorzaakt. In 1924 was ook de indirecte schade be-
langrijk. daar in Amsterdam de toest.ind werd gecompliceerd, doordat:

1. Ten aanzien van vlekziekte in ons land geen uniforme keuring
bestond.

2. De locale varkensverzekeringsfondsen bij niet-goedkeuring ten-
gevolge van één der bekende besmettelijke varkensziekten, dus ook
vlekziekte, weigerden de geledeii .schade te vergoeden.

3. Het grootste gedeelte dezer voorwaardelijke g«)cdkeuringen viel
in een zeer kort tijd.sbestek.

Teneinde een goed overzicht te krijgen over de beteekenis der vlek-
ziekte voor vleeschkeuring en volk.skapitaal, is het noodzakelijk hierop
eenigszins uitvoeriger in te gajin.

Reeds is gezegd, dat door de te Amsterdam gevolgde wijze van
onderzoek lheoreti.sch veel meer gevallen van kiemhoudendheid bij
vlekziekte moesten worden gevonden dan aan vele andere keurings-
diensten. Dit is door de jjraktijk bevestigd. Door de eigen.iars werd
openlijk verklaard, dat zij bij de min.ste verdenking op vlekziekte
hun varkens van de Amsterdam.sche markt n.iar andere abattoirs
tran.sjx)rteerden. waar deze dieren vaak zonder b.icteriologisch onder-
zoek goedgekeurd zouden worden, ook al bestonden er Urticaria of
andere verschijn.selen van vlekziekte. Ook bij het k
(K)pen der varkens
namen zij de grootste voorzichtigheid in acht. Het schijnt, dat de
verzekeringsfond.scni den regel: „bij afkeuring wegens vlekziekte geen
vergoeding", conse(iuent hcbl)en doorgevoerd. Deze bepaling is
CM»r-

-ocr page 100-

spronkelijk gemaakt om te beletten, dat opkoopers van zieke dieren
zouden profiteeren van de door anderen gestorte gelden. Een gedeelte
der gesteriliseerde dieren vertoonde bij het leven echter geen voor de
handelaren waarneembare afwijkingen, en waren misschien door de
varkenshouders opgeruimd, omdat enkele dieren in den koppel het
voedsel weigerden. De reëele kooplieden werden het slachtoffer van
deze fondsbepaling. Het gevolg was, dat. wanneer de boer (die meestal
ook de verzekeringspremie betaalt) zijn geld nog niet had ontvangen,
hij dit soms ook niet uitbetaald kreeg. Dc varkenshouders werden
daarom huiverig hun dieren aan Amsterdamsche koo|)lieden te leveren,
temeer char cr, wanneer vlekziekte in den kopjicl was opgetreden,
meestal talrijke dieren de bacillen herbergden. Voor den handel was
deze indirecte schade zeer belangrijk. Een billijker regeling ware het
gewce.st, indien de fondsen slechts die dieren hadden geweigerd, welke
bij het leven waarneembare ziekteverschijnselen vertinden, en voor
dc andere het risico op zich hadden genomen, desnoods met een ver-
jilichtc bijstorting van een i)rcmicvcrhooging bij niet-goedkcuring na
de .slachting.

Het is bekend cn in den .staat der afkeuringen zichtbaar, dat dc
mcc.ste gevallen van vlekziekte, en bijgevolg ook de voorwaardelijke
goedkeuringen tengevolge van <lie ziekte, vallen in ccn zeer kort tijds-
bestek. In de maand |uli. meestal ook de maand van het gering.ste
vlee.schverbruik. steeg het aantal gesteriliseerde dieren (ook het aantal
wegens tuberculose voorwaardelijk goedgekeurde varkens was toen
abnormaal hoog) tot z(K)\'n hoogte, dat het otunogclijk was ze alle in
het Vrijbanklokaal te verkoopen. waar t
(k-h soms in 3 dagen 10 tot 15
varkens en 3 runderen gemakkelijk geplaatst kunnen worden. Op ver-
zoek van den opkooper der gesterili.seerde varkens werd den 5en Juli
1924 van 3. cn op den l4on en den 17en Juli van tezamen 31 varkens hel
ingezouten vleesch aan het abattoir vernietigd. Zulk een gevolg van
dc
kcuring.sbei^aHngcn ligt allermin.st in de bcd(K\'ling; in de toekomst
zou het aanbeveling verdienen (geheel afgezien van dc wcnschclijkheid
om op meerdere plaatsen in een groote stad ccn Vrijbanklokaal in
tc richten; in Amsterdam kon, behalve in <le genoemde maand, steeds
ruim.scluK)is met écu gelegenheid worden volstaa.i) om, bij vcKiraf
verkregen toe.stemming van het gemeentebestuur, tijdelijk meerdere
plaatsen van verkcxip aan tc wijzen, wanneer weder zulke abnormale
omstandigheden zich voordoen.

-ocr page 101-

iii. is verzachting der bepalingen
noodzakelijk?

De vlekziekte is van zoo groote beteekenis gebleken voor de vleesch-
keuring, voor haar verhouding ten opzichte van het economisch leven,
dat de vraag wel eens is gesteld of het niet wenschelijk zou zijn. de
bepalingen van het Keuringsregulatief te wijzigen of ze minder con-
sequent uit te voeren, en of men niet beter zou doen met een zekere
grens van kiemrijkheid vast te stellen, waarboven pas gesteriliseerd
zou moeten worden. Ook zou dan een uniforme wijze van bacteriolo-
gisch onderzoek aangegeven dienen te worden; b.v. zou men kunnen
bepalen, dat. wanneer in een uitstrijkpraeparaat uit milt en nieren bij
grondig onderzoek (aantal gezichtsvelden, welke doorgezien moeten
worden, uniform vast te stellen) geen bacillen worden gevonden, de
varkens vrijgegeven zullen worden; een wijze van beoordeeling. als
voorheen hier en daar in ons laJid toegepast.

Tegen zulk een handelwijze bestaan talrijke l)ezwaren:

1. Van hygiënisch standpunt is niet in te zien. welk principieel
onderscheid be.staat tu.sschen kiemrijke cn kiemarme gevallen, onge.acht
den toestand van het vlee.sch. tenzij men oj) \'t standpunt staat, dat
op zichzelf het voorkomen van vlekziektebacillen in vleesch dit nog
niet minder geschikt maakt vfM)r de consumptie, doch dat een groote
kiemrijkheid van het vleesch hieraan het kenmerk verleent van minder
deugdelijk te zijn. Een dergelijke conse<|uentie. die een geheele omme-
keer zou l)eteekenen in de oj)vattingen van het Keuringsregulatief in
het algemeen, zou dan ook voor andere ziekten aanvaard dienen te
worden.

2. Is de sterilisatie van kiemhoudend vleesch bij vlekziekte reeds een
goedgunstige be.slissing ten ()i)zichte van die gevallen, waarin het
vleesch andere kiemen bevat cn waarhij het als regel vernietigd nu)et
worden.

3. Men dient er rekening mede te houden, dat postmortaal in het
vleesch een aanwas van bacteriën plaats vindt (Poels. Overlieek, v. Os-
tertag), die alleen belemmerd wordt door onmiddellijke afkoeling. Ik-
trekkelijk kiemarm vlee.sch kan zoo, vcxirdat het afgeleverd of ge-
consumeerd is, een bacterie-gehalte verkrijgen, dat de grens van kiem-
houdendheid, als boven aangegeven, overschrijdt. Deze aanwas van
bacteriën is mede aanleiding geweest, dat in het Keuringsregulatief in

-ocr page 102-

*

het algemeen is bepaald, dat geen kiemhoudend vleesch mag worden
goedgekeurd. Peerlwlte en Berger vermelden daaromtrent (De Vleesch-
keuringswet en haar uitvoering. 2e druk, bladzijde 2(X)):
..Is dus
het vleesch intravitaal geïnfecteerd, dan is het zeker waarschijnlijk,
dat deze zich
vermeerderd hebben tegen den tijd. dat de resultaten
van het
bacteriologisch vleeschonderzoek bekend zijn. en wel dermate,
dat men analogie zou kunnen vinden met het stadium, dat het Duitsche
Reichsgesundheitsamt noemt: ..Vorgeschrittene Käulnis" en dienover-
eenkomstig tot afkeuring aanleiding geeft."

4. Het is onmogelijk aan te geven, bij welke patholoog-anatomische
of klinische afwijkingen het vleesch veel. en bij welke het minder
bacillen l)cvat. l^en eenigszins betrouwbare grens zou alleen te trekken
zijn tusschen de gevallen, die afkomstig zijn van in nood gedoode
dieren en de andere vormen van vlekziekte, waarbij echter naar beide
zijden afwijkingen voorkomen. I-en onderzoek naar het aantal bac-
teriën in vleesch en naar den aanwas daarvan na de slachting zou

<lan eerst verricht moeten worden.

5. Door een geregelde i)reventieve enting tegen vlekziekte op de
boerderij, in streken waar vlekziekte voorkomt, is een gr
(X)t gedeelte
der schade te voc.rkomen. Blijkens
mede<leeling van talrijke practi-
seerende dierenartsen hebben talrijke varkenshouders in 1924 deze
bewerking niet op hun dieren laten toci)as.sen.

r,. De vlekziekte komt lang niet alle jaren o)) groote .schaal voor.
en dan nog alleen gedurende bepaalde imanden. Wegens tul)erculo.se
worden in ons land gedurende het geheele jaar dieren gesteriliseerd.
Tot sterilisatie w..r(lt besloten bij \'t voorkomen van bepaalde afwijkin-
gen .lan organen en Ivmphklieren. waarbij op grond van gedane
on.lerzoekiiiKcn ..aangenomen" moet worden, .lat er baallen in het
vl.e.sch kunnen (d
(K-h niet in alle gevallen behoeven) vcwr te komen.
De interjiretatie .lezer gevallen heeft zich in den looi> der jaren her-
haaldelijk gewijzigd. Bij .Ie vlekziekte daarentegen is het m.cn)-orga-
nisme (waarvan niet bewezen is, dat het onschadelijk is v(K,r de men-
schelijke gez..n.lhei.l) steeds in het vleesch aant.H.nbaar, en is een
scherpe grens te trekken tu.s.schen .Ie kiemlu.uden.le en kiemvnje ge-
vallen. In <le eerste, in dit lux.fdstuk vermelde, tabel is een vergelijking
gemaakt tusschen de vcn.rwaar.lelijke «.»edkeuringen wegens vlekziekte
cn die wegens tuberculose, te Am.sterdam. Daaruit blijkt, .lat m 1924
2.62 maal zooveel .lieren wegens tubercul.)se werden gesteriliseerd

-ocr page 103-

als wegens vlekziekte, waarbij men wel in \'t oog dient te houden,
dat in 1924 abnormaal veel vlekziekte voorkwam, waardoor het aantal
sterilisaties tengevolge van die ziekte ongewoon hoog was, zoodat in
normale jaren de genoemde factor nog grooter zal zijn. in het nadeel
der tuberculose.

7. De vlekziektebacil is voor den mensch niet ongevaarlijk. Deze
kwestie is in hoofdstuk IIJ nader besproken.

Op grond van bovengenoemde overwegingen meen ik wel te mogen
vaststellen, dat het geen aanbeveling verdient om de bepalingen in het
Keuringsregulatief ten opzichte der vlekziekte gegeven, te verzachten.
Integendeel dient bevorderd te worden, dat bij verdenking op vlek-
ziekte seeds een uitgebreid bacteriologisch onderzoek als aangegeven
in dit proefschrift, wordt ingesteld, opdat door een uniforme keuring
over het geheele land alle gevallen van „vlekziekte" in den zin van
het Keuringsregulatief worden opgespoord.

-ocr page 104-

Hoofdstuk V\'HI.
KOOK- EN VRIESPROEVEN.

Teneiiule de schade te verminderen, welke door sterilisatie wordt
veroorzaakt, dient een methode gevonden te worden waardoor het
vleesch bij kiemhoudendheid bruikbaar gemaakt kan worden voor de
mensclielijke consimiptie. terwijl het gewichtsverlies zoo mogelijk lager
moet zijn dan hij stoomen van het vleesch, en de bewerking minder

kostbaar dient te zijn.

In de „Ausführungshe.stimmungen A zum Keichsfleischbeschauge-
.setze" wordt toegestaan "vlec.sch, dat vlekziektebacillen bevat, door
koken, stoomen of pekelen ge.schikt te mnken v(K)r de consumptie.
Pekelen en zouten zijn. blijkens tic in het litteratuur-overzicht be-
schreven proeven, onvoldoende om de bacillen te dooden. waarom zij
in Nederlandsche Vleeschkeuringswet niet opgenomen konden worden.

De Nederlandsche Wet .schrijft hij het voorkomen o.a. van vlek-
ziekte-bacillen in vlee.sch .sterilisatie d(H)r stoomen voor. In hoeverre
het mogelijk is om naast sterilisatie tmder
overdruk éiok koken als
wijze van onschadelijk maken in te voeren, dient nader onder
(k)gen
tc worden gezien. Voor
platieland.sgemecnten brengt het aan.schaffen
van een sterilisator bezwaren mee. en de opzending naar abattoirs is
niet steeds mogelijk of gewenscht. Koken va.i het vleesch is viKir deze
gemeenten gemakkelijker uit te v.)eren. Ik heb gemeen<l enkele oru-n-
teerende proeven te nemen, teneinde een inzicht te verkrijgen over dc
wenschelijkheid van onderzoekingen op uitgebreide schaal. Deze proe-
ven hebben alleen l)etrckking op vlee.sch. dat vlekziektebacillen bevat.

-ocr page 105-

i. kookproeven.

A. Wijze van onderzoek.

Van 4 varkens met verschillende mate van kiemhoudendheid van
het vleesch werden in totaal 26 stukken uitgebeend vleesch, wegende
van 780 tot 1792 Gr. (dus ongeveer als in de huishouding gebruikelijk)
zonder overdruk gekookt. Aan enkele stukken was nog een laag spek
aanwezig. Xa bacteriologisch onderzoek van elk der stukken, en een
kort verblijf in pekel van ± 20 graden, werden de daarvoor geschikte
stukken rolladevormig opgerold, en daarna van alle stukken de grootste
lengte-, breedte- en dikte-afmetingen (in de volgorde van de tabellen)
en het gewicht is bepaald. Enkele der stukken werden met koud water
opgezet; zoodra dit kcwkte, werden de andere stukken toegevoegd, en
alle tezamen flink gekookt. Door de letter H met het daarbij vermelde
cijfer wordt aangeduid de tijd in uren, die alle vlee.sch vanaf den
aanvang van het koken in het water doorbracht (om \'t half uur werden
eenige stukken uitgenomen), (ken rekening werd gehouden met de
afkoeling van het kokende water na het inbrengen der stukken. Indien
vóór de H nog een letter K is geplaatst, l)eteekent dit, dat de betref-
fende stukken in koud water werden opgezet; ontbreekt deze letter,
dan zijn de corresjKjndeerende stukken |)as toegevoegtl toen liet
water kookte. De bedoeling was na te gaan, of het ontstaan van een
eiwitstollingsmantel bij het indompelen in het heele water nadeelig
werkt op de snelheid, waarmee de warmte indringt, en dus op bet
afsterven der bacteriën. Tevens zou deze mantel gewichtsverlies tegen
kunnen gaan en de smakelijkheid van het vleesch Inivorderen.

Dadelijk na het uitnemen der stukken werd met een glazen thermo-
meter de temiHjratuur in het centrum bepaald, en zoo spoedig mogelijk
het gewichtsv<4rlies nagegaan, Xa afkoeling werd uit de minst gare
l)laat.sen geënt op .igar en in
glucosclK)uilI()n. De buizen werden ge-
durende meerdere dagen gecontroleerd; zoo noodig, bij macroscopi.sch
negatief resultaat, werd niicro.scopisch onderzoek der voedingsbodems
verricht. De eerste kolom geeft het aantal op de agar zichtbare kolo-
niën aan bij de eerste enting (vóór het koken).

-ocr page 106-

1ste Proef.

B. Tabellen.

Varken per as aangevoerd. Geringe miltzwelling. 10 nierpetechiën.

d
2

Aantal
koloniën op
agar !

1

c i

5 c ,

u

ü

N O

1

Afmetingen

■S G ,

U O

ü

co
S.S

c

Ci <"

fcr.w

c y
« >

ly;

e-^i

Q, >- i

E B i

•■J (J

H " 1

Hoedanig-
heid
vleesch

Resultaat
2e enting

1

zeer talrijk
om vleesch

1

30-17-5,5

1472

1185

1

19,5\'

1

1

76,5\'

grootendeels
rauw

1

negatief

2

matig talrijk
om vleesch

KHi/o I

i

20-15 6,5

1062

900

1

15 1

70,5

rand gedeel-
telijk rauw

»

weinig

KH 1 ,

25,5-16,5-7

1723

1315

K

24

os

gaai-

»

4

talrijk

KH 1

20-10-10 (o)

1353

1070

21

1

78

centraal om
bloedv. rauw

«

T)

O

KH 11/2

18-13-12(0)

1

1792 i

i

1310

27

75

gaar

»

0

zeer talrijk

KH 2

20,5-10,5-5

1257

8:10

34

1

95 i n

1

»

7

matig talrijk

KH2V.>

22,5-20-8

1407

975

31

92,5

i

M «

n

Opmerking: (o) =

oiigcrold.

Duur

zoulen 30 uur.

2c Proef.

Varken per as aangevoerd.

Practisch geen orgaanverschijnselcn.

d
ÏC

Aantal
I koloniCn op
agar

.iL O

1
1
1

\' Afmetingen

\'ié
w c
i-g c

U O

rt

CO

.S.S

:d c

oi

u in
M.Ü

5-Z

U

■li\'

E c

^ Ö

Hoedanig-
heid
vleesch

Resultaat
2c enting

H

talrijk legen
vlecsch

: M \'/a

i 21-12.8 (o)

i

2i)-ir.-4

1078

975

1

9,5

09,5

grootendeels
rauw

glucose*
bouillon -f-

U

iccr talrijk
tegen vl.

1 H Va

ui:i

770

10

1

1 00

! kleine, rauwe
1 plekken
1 om bloetlvaten

i negatief

U)

H 1

1120

1

\' i:i

1 Hl,5

1

j id. en tegen
pccsplaicn

n

11

i

1 enkele

■ H I>/2

; 22,5.10 0,5

i

13:J0

1(120

1

23

j Hi>

«

»

12

! matig talrijk j 112

1 !

; 2:1,5-lÜ-5,5

mi

m

1 2^»

87,5

1

gaar

i:{

1

1 \'

1

18.12.11(0)

1

t I2r>ri\' 24
1

78

»

ï>

14

1

"1

i zeer talrijk

i

1 H

22-10,5.7

j 1404

i

, i tK«
I

t Lni,5 1 95,5

1 t>

Opmerking: (o) = opgerold. Duur zouten 30 m.r. No. 8 zeer dikke speklaag.
Glucosc-bouillon positief in 24 uur.

-ocr page 107-

3e Proef. Varken per as aangevoerd. T. 39.4° C. Uitgebreid exantheem. Orgaan- en
lichaamsklierzwelling. Vleesch vrij goed.

d

Aantal
koloniën op
agar

G
> ë

Afmetingen

1

)-< .
Ic

V 0

rt u
= Ü

.a c

ol

c 0

<u >

bo

y

2.S

SJ .

£ c

V V

H "

Hoedanig-
heid
vleesch

Resultaat
2e enting

15

zeer talrijk

1

KH 1/2

17-13-6

8.57

691

i

19,5

65

onvoldoende
gaar

negatief

16

»

KH 1

!

22-10-10 (0)

1

988

738

83

»

D

17

»

KH 2

18-12-8

1110

726

34,5

94,5

gaar

»

»

KH 2

26-10-10 (0)

1

1597 j

1

1053

34

87,5

1

n

))

talrijk

KH21/2

15-15-15 (0)

1176

746

m/j

.5

n

»

j)

•KH21/2

1

20-17-6 i

14:K)

916

95

»

J)

Opmerking: (o)

•1

= opgerold.

Niet hevig gekookt. Duur zouten 20

uur.

4e Proef. Normale slachting. Exantheem ongeveer helft der huid. I.ichtc miltzwelling.
Nierzwelling. Enkele nierpetechiën. Twijfelachtige Icverzwelling.

d
Z

Aantal
koloniön op
agar

\'is

N 0

1

i

1 Afmetingen

■■Is

i c

|-Sc

El

1 rt u

co

.a c
■tji
n 0

b« u

2=5

C V
8

n

E.E
E c

u u

H «

Hoedanig-
1 heid
, vleesch

Resultaat
2c enting

21

1

zeer talrijk

H \'/.,

18-8-8 (0)

780

001

15,5

1

54

bijna geheel
rauw

negatief

2-2

1 beslag

14-12-12 (0)

1413

727

48,5

87,5

gaar

r

»

2:$

j zeer talrijk

1 H 1

!

21-O-O (0)

1002

791

21

79

onvoldoende
g.iar

!......

! ■ "

24

j

j Ijcslag

! n 1V2

15-12-6

9(5:1

(5<.K5

28

83

ga.ir

t

1 .-j.

25

)

vrij talrijk

1

1

! H IV2
«

25-10-10 (0)

MO.)

5)8<5

29,7

L .

87,5

<4

1

20

i talrijk

H 2

1

20-12-12 (0)

1205

792

:t4,5

r

95,-

!

» n

r

II

Opmerking: (o) = opgerold. Niet hevig gekookt. Duur zouten 20 uur.

-ocr page 108-

C. Resultaten.

1. Resistentie der bacteriën.

De 26 beschreven proeven hebben tot het onverwachte resultaat
geleid, dat in stukken uitgebeend vleesch, varieerend in gewicht van
780 tot 1792 Gr., met een dikte van 5—10, maximaal 12—15 c.M.,
de vlekziektebacillen, op één uitzondering na, reeds na Y^ uur koken
zonder overdruk hun vitaliteit verloren hadden.

In vitro worden vlekziektebacillen volgens Petri bij 55—60" C.
in 5 minuten, volgens Stadie in 6—10 minuten gedood; bij 65 a 70" C.
in 1 a 2 minuten. Bij mijn proeven was de laagste temperatuur, die
bij uitgenomen stukken vleesch geconstateerd werd, 54\' C.; niet-
tegenstaande het vleesch in dat geval oorspronkelijk sterk kiem-
hotulend was, trad na de verhitting geen groei meer op. Hoe lang
die temperatuur in het centrum had bestaan, kon bij een inrichting
zooals van mijn proeven, niet bepaald worden. Toch schijnt het,
dat in uitgebeend vleesch de resistentie van den vlekziektebacil niet
belangrijk verschilt van die in culturen.

Slechts één enkele maal trad in den glucose-bouillon na enting
uit het gekookte vleesch nog groei op; het betrof een opgerold stuk
van 1078 (>., dik 8 c.M., waarbij een zeer dikke speklaag aanwezig
was. Toch was een temperatuur van 69.5\' C. in Y^ Ix-\'reikt. Dit
geval is eenigszins raadselachtig.

Op grond van bovenstaaiule proeven mag men aannemen, dat
meestal in stukken vlee.sch tot ± 1800
C.r. onder gunstige om-
standigheden de bacteriën na uur koken zonder overdruk gedood
zijn, terwijl men pas na 1 uur zekerheid heeft dat het vlee.sch geen
kiemen bevat. Deze resultaten wijken zotizeer af van die der tot
nu toe gedane .mderzoekingen (waarbij echter niet steeds na ver-
schillende tijden werd gecontroleerd), dat een herhaling op uit-
gebreide schaal, niet inachtneming van alle inwerkende f.ictoren.
dringend noodzakelijk is. Zouden zij bevestigd worden, dan zou
het mogelijk zijn de behandeling van vleesch. dat vlekziektebacillen
bevat, belangrijk te vereenvoudigen. iCventueel zou hij zoodanige
onderzoekingen ook aandacht gewijd kunnen worden aan het rooken
van kiemhoudend vleesch.

2. Gewichtsverlies.

Dit was het geringste hij de .stukken vleesch. welke pas nadat

-ocr page 109-

het water kookte, daarin gebracht waren; het verschil met dat bij
koud opgezet vleesch was niet groot, zoodat het om deze reden
(evenmin als om de bacteriën te dooden) niet noodzakelijk is het
vleesch koud op te zetten. Het gewichtsverlies is in het algemeen
recht evenredig met de temperatuur en den duur van het koken.
Het varieert van 9.5 ä 15.5 % I^Ü
Vt. uur koken tot 29.5 k 35.5 %
bij 2^2 uur koken. Eenmaal werd een verlies van 48.5 % "a 1 uur
koken waargenomen. Xa 1 uur koken bedroeg het gewichtsverlies
gemiddeld 25 % tegen 33 % bij uur koken. Bij eventueel ver-
vangen van het voorgeschreven stoomen door koken gedurende
1 uur zal dus het gewichtsverlies bij de laatste methode niet zeer
veel minder zijn.

3. Temperatuur.

Wordt vleesch met koud water ojigezet, dan kan bij \'t stijgen der
temi)eratuur de warmte in \'t vleesch dringen, en waar geen eigenlijke
stolling.smantel wordt gevormd, zal dit vleesch eerder in het
centrum een hoogere temperatuur bezitten dan dat, hetwelk pas
wordt toegevoegd als het water kookt. Dit bleek bij mijn proeven
ook werkelijk het geval te zijn, doch na 1 uur koken was dit verschil
reeds niet meer merkbaar. De centrale temperatuur hangt niet af
van de grootte der stukken.

Met koud water opgezet, was de centrale temjoeratuur van het
vlcesch na ^ uur koken 65—76.5" C., en vervolgens om \'t half uur
68—83\'; 75\'; 87.5—95\'; 92.5—96" C.; bij het inbrengen in kokend
water 54—69.5\'; 79—«7.5\'; 80—87.5\'; 78—95.5\'; 95.5° C.. alles bij
stukken van gemiddeld 1300 (»r. gewicht,

4. Smakelijkheid.

Xa 1 dag verblijf in de ijskast was varkensvleesch. dat Zj/j uur
was gekookt, sterk ingedroogd. Bij toebereiding als in de huis-
houding was het even smakelijk als gestoomd vleesch. De stukken,
die slechts 20 uur waren gez(»uten, vert
(X)ndcn een flauwen smaak.

11. VRIESPROEVEN.

In de litteratuur komt een mededeeling voor van Cornevin, volgens
welke vlekziektebacillen bij een temperatuur van 2 tot 8\' C. beneden
het vriespunt in culturen in 14 dagen zouden afster^jn. Waar over

-ocr page 110-

het algemeen lage temperaturen in vitro weinig invloed op bacteriën
hebben, mag men de meening van Cornevin wel als onjuist be-
schouwen, daar het niet aan te nemen is, dat de vlekziektebacil een
uitzondering op den regel zou maken.

Voorzoover mij bekend is, is nimmer onderzocht, hoe het gedrag
van vlekziektebacillen tegenover koude is, als zij zich in natuurlijk
geïnfecteerd vleesch bevinden. Voor hoogere temperaturen zijn zij
vrij gevoelig; mocht ook tegenover lage temperaturen een geringe
resistentie bestaan, dan zou invriezen van de voorwaardelijk goed-
gekeurde dieren de beste methode zijn om het vleesch bruikbaar te

maken voor de consumptie.

Van 7 varkens, waaronder 4. die bij de kookproeven reeds zijn be-
schreven, (met verschillende graad van kiemhoudendheid), werd na
bacteriologisch onderzoek een achtervoet (nog omgeven door het spek)
opgehangen in een vriescel 1) met een vrij constante temperatuur van
8 tot 9" C. beneden het vrie.spunt. Na resp. 3, 6, 9. 11. 22 en 34 weken
werd telkens 1 voet uit de cel gehaald en bij kamertemperatiuu" ont-
dooid. waarna van 6-10 plaatsen werd geënt op agar en in glucose-
bouillon. Hij alle bodems trad groei op; zeker niet in min<lcre mate
dan vóór den aanvang van de jiroef.

III. CONCLUSIE.

Door koken zonder overdruk worden in stukken uitgebeend
vleesch, lot 1800 Gr. wegend, en maximaal 15 c.M. dik, de vlek-
ziektebacillen reeds binnen 1 uur gedood.

Door invriezen van het vleesch gedurende 8 nuianden worden

vlekziektebacilicji niet gedood.

1  Dc Dircctie v.m het Vricssevccm stelde welwillend ccnigc ruitntc ia
één der ccllcn van haar vrieshuis tc mijner bc
.schikkinR.

O

-ocr page 111-

Hoofdstuk IX.

SAMENVATTING .DER RESULTATEN.

De belangrijkste conclusies uit vorengaand onderzoek laten zich in
de volgende punten samenvatten:

I. Onder „vlekziekte" in den zin van het Keuringsregulatief heeft
men te verstaan alle afwijkingen, waarbij vlekziektebacillen in het
vleesch worden aangetroffen.

Verdenking op ..vlekziekte" in bovenbedoelden zin bestaat bij alle in
de handboeken beschreven vormen van vlekziekte en bij orgaanafwij-
kingen, die op een willekeurige Imcteriaemie kunnen wijzen.

II. Bacteriologisch onderzoek moet worden verricht bij verdenking
op vlekziekte, ongeacht het patholoog-anatomisch beeld. Behalve op
agar, dient steeds ook in vioeiliare l)odems (I %-igc gluco.se-bouillon) ge-
ent te worden. Men kan bij jKJsitieve bevinding volstaan met orgaan-
onderzoek, daar, i)ractisch gesi)roken. kiemhoudendheid van vleesch cn
organen bij vlekziekte samengaat.

Hl. In verband met de patliogenitcit van den vlekziektcbaoil vcnir
den men.sch dienen alle gevallen van kiemhoudendheid opgcsp
(h)r(l te
worden. Het Keuringsregulatief worde daarom ten aanzien van vlek-
ziekte aldus gewijzigd:

„Afgekeurd wordt, indien uitgebreide veranderingen in huid.
spier- en vetweefsel en in de ingewanden worden nangctroffen.

(ioedgekeurd wordt onder voorwaarde van sterilisatie, indien de
veranderingen minder ernstig zijn, en vlekziektcbncilicn in het
vleesch worden aangetroffen.

Opmerking, Onder vlekziekte worden ook verstaan alle gevallen
van urticaria en endocarditis verrucosa."

Als methode tot bruikbaannaking van kiemhoudend vjee.sch viK»r
menschelijk voed.sel dient, althans v(K)rz(K)Vcr het de vlekziekte l»elreft.
in het Keuringsregulatief (x)k het koken zonder overdruk oj)genonièn te
worden.

-ocr page 112-

Hoofdstuk X.

GERAADPLEEGDE LITTERATUUR.

Handboeken ; alffcineene werken.

1, 1883, Cornevin, PriMiiièro Etiulo sur lo Itonjfct du Porc.

2. ISS."). L.v<Hin u. Schotlvliiis, Dor Rotlauf diT Hclnvciuo.

3, 1S103. I\'oels, Dl\' Varkensziekten in Xwlorland.

4. 1907. Ovcrbvek, Dio Aetiolojtlo dw Sclnvelnorotlauf«. 1. 1). IJorn.

.\'». 1913. h\'ollr u. ir«»»(T»irMi»i, Handb. d. pnthoK. Mikro-orjrnn. IUI. 6.

fi. 1913. Honrc, A Systoni of Vvtorinary MiHlloiiU\'. Vol. 1.

7. 1919. Ilonffprt, Hakt^\'Hologischo l)iu(fno«tlk.

8. 1920. Kdebnmni, Iy<\'hrlmch dor Fli\'lKohlMWclinu.

9. 1922. Ihilura u. Marek, Sih>7.. l»ath«)l. n. Thcrai), d. Haiisl,

10. 1922. aiiisiier, Dli\' Krankliolten d^t« Sehwolm««.

11. 192.1. r. Ostvriuu. Iliindhuch d(>r KIclHohlMm-hnn.

I\'aniolotriNriie Anntoinie en DiatrnoNnck.

12. isyj. Ihintj, UImt K«»(lnnfcn«io«\\ I». .Schwi\'lncn. 1). Zi-lluclir. f. TJcr-

m.Hl. na. 18.

13. 1KU2. Jvmen, IHc Ai-IIoIokIi» d««« N\'cKm\'lfii\'ln\'r«. u, «, w. 1). ZoltMohr.

r. Ticrnu\'*!. Hd. IK
U. im ,/r Jonu. I><\' t\'uUnur drr Hac, v. t.K.w. Urticaria. T. v. V. vn
V.
«II. \'27 blz.

l-V 1904. Marku». KxiM.rlin. .\'MiIoc, h. li. varkrn. T. v. VroarlH. i>n Voot.
dl. 31 hl*. 518.

16. 1904. Cnntmi, Uhor dli\' Vlrulcn* der SehwchuTolhuifknlturon hoi

ZuKatz von Scrnn» «Mlor Tratihcnrnckcr «ur Niihrhnulllon.
n. T. \\V. 1\'.M)4 S. 891.

17. 190.\'). A\'/jtriijminii. UImt rhronlHchi-n Hollauf hfiin .Sdiwolnc. I. D. (Jio«-

Hi\'n.

IN. 1909. j„oi,. Kinni ninn Im-I di>r liaktorlol. Dlairn. d«\'« KolIaufH die

KlnHonduiur d«\'r Orirancn ««nnH\'hn\'n t 1. 1>. db\'iwon.
\'\'J- I»ll. Srcnnfhü. HcitrHif.« xur Uloloirlo dw IliJtlouflwzilInH. I. I». Han-
I, novi\'r.

1912. M. Miillrr. Nachw.-!« v(.n KI.«liicl>vorjrirt. bukt. in» Klolurh n. h. w.
21- 1912. l\'iuln, 1).« Arlhrlll» hü di\' liulwlioren. T. v. Vocarts. on Voel.
1912
hlx. W.\'..

-ocr page 113-

22. 1913. Berger. Vlekziekte-arthritis bü varkens. T. v. Veearts, en Vcet

1913 blz. 321.

23. 1916. Pfeiler u. Roepke, Uber das Auftreten von Rotlauf-bzw. Murisep-

ticus-bacillen in--eingesandten Schweine-orgauen

sowie bei gesunden Schlachtsehweinen. Cbl. f. Bakt. Orig. Bd.
77 S. 469.

24. 1920. Christiansen, Sopticacmlc Infection in lanibs, causcd by the

Bacillus of Swine Erysipelas. Bef. Jouru. of Comp. Path. etc.
1920. P. 212.

25. 1921. Alexander. Infektiöse oder nicht- infektiöse Urticaria ? B. T. W.

1921 S. 159. .;„„{

2G. 19-22. Oberländer. Ein einfacher und sichorcr Weg zur bnkteriol.

Fesl«t4?ll. von Rotlauf durch Untorsuchung des Knochen-
marks. 1. D. Berlin.

27. 1922. HVirrf, The Etiology of Polyarthritis in «wiuc. .lourn. Am. Vet.

Med. As». 1922 P. 155.

28. 1923. Reinhardt, SoptikneniiKcho Erkrankungen Ix\'i Schafen, vonirsacht

durch Schweinorotlnnfbozillen, (Moniitsh. f. prnkt. Tierhcilk.

1923. .S. lÄ.*).

29. 1923. Spiefjl. Omphalophlebitis u. Polyarthritis hol Schafiiimmcrn,

verurs. durch Kotlniifbaktcriën. Kef. Cbl. f. Bakt. Btl. 75. H. 255.
.\'{0. 1923.
Krai/e, Seuehenurtigo« Lännnersterbon infolge llotlnuflnfoktlon.

Hof. Cbl. f. Bakt. Bd. 70. S. lf.0.
31. 1924.
Frenkel, Mcdedec^l. uit do V(\'t<\'rinnlro Afdocling v. h. Contrnnl
Lab. v. d. Volksgezondheid. Verslngcn en M<»<1«m1. Ix\'treff. de
Volksgezondheid 19\'24. no, 8.
.12. 1924.
Hiilphers, UnU-rs. über die Ausbreil. der pnthog. Biu-t. In Blut
u. Organen bei der Kcptich-ZeltHehr. f. Fleisch- und Mllehhyg.

1924. R. 143.

a.3. -. Huntemiiller, Anreicherung In flüHsigen Mwlien xur Nnehwels

von wenigen «mIcp in ihrer Wnclmtiunsenenrlo gohommten
Keimen. Cbl. f. innere Med. Bd. 42. S. 993.

Bafilloii In vleewh cn oritnncn.

.14. 1901. Ott. Uber das regelmiiszig«» Vorkommen der ItcitlaufbazUlen im

Darme der Sehweine«. I). T. W. 1901. S. 41.
.15. 1901.
liauvrtnnutvr. Uber das Ktiindigo Vorkommen puthog. Mlkro-or-

---In den Tonsillen de« Schwein««. I. 1). Bern.

36. 1904. Hvinick, Beitrag zur Kenntnis der Bakterliinflora «le« Sehweln«»-
dannw. Hef. Korlse.hritt«« «Ier Vetw. Hyg. 190.1-1904. K. 177.
.17. 1908.
Pitt. Diw Vorkonnnen der Hotlanfl)i«lllen in der iinllenbliiw« von
Sehweinen, die die Infektion ülMTstanden Imln-n. Cbl. f. Bakt.
Orig. Bd. 46. S. 400.
3«. 1907.
van Vrlzeu. Diu» Vorkommen pathog. Mlkro-org. b. gefunden
Schweinen. I. I). Bern.

-ocr page 114-

39. 1908. Schuh, Untersuchungen des Fleischos an Bncksteiiiblattern er-

krankter Schweine auf das Vorhandonsoin virulenter Ilotlauf-
batillen. I). T. \\V. 1908, S. 229.

40. 1908. Haase, Beitrag zur Sanitätspolizeiiiehen Bogiitaehting der Nach-

krankhcit<\'U des Schweinerotlnuts. B. T. W. 1908. S. 427.

41. 1909. K. V. </. Veen. Beitrüge zur Frage der Virusträger. I. 1). Bern.

42. 1920. MV/iikt, Beitrag zur floischhygiönltichcn BiMirtoilung der Urti-

karia de» ScliwelneH. I. L). München. 1920.

Beoordeclinjr van kiomhoudend vleesch.

43. 1897. Vo» OntertdO, Zur HnnltütspoUzcilichcn Bourtoihnig dor FleiHches

rotliiufkrnuker Sohwinnon. Z. f. Fl. u. M. Hyg. 1897. S. 211.

44. 1901. 1902. ZoilMchr. f. Floisch- und Milohhyg. 15H)1. S. 2S9 u. S. .T2fi :

1902 S. 155 u. 2,14.

45. 1903. Schroclcr. Diw FlplKehbc8chn\\iKe«etz.

46. 1907. Junack, Zur HnniUitHpollaeiUch«n Hourtollung der niit Bnek-

»lolul)Ifttl«\'ni Wmftclon Schwolno. Z. f. H. u. M. Hyg.
1907. S. 121.

47. 1922. Ui\'ttwrt l\'rirboUt\' cn licriicr. Do VleoHchkouringHWot ou hnnr

Ultvo«>rin*, 2o drtik.

48. 1922. I\'OH (htcriap, Dlo AuHriihrung«bo«lininuingon A 7.un> Holehs-

riolHchlK«w.hnugo«otz. (Vorordnuiuf 1922).

49. 1922. V. tl. Kavip, Hot vt>«rk«iuuMi vnn vlokKloktobacillon in varkoim-

vl.Hwh. T. V. Dloriton. 1922. blï. 212.

50. 19-22. V. d. Knmp. Knkolo vriigiMi op vhHv«chkourlng»«K»\'l»iod. T. v.

niorg. 1922. 1)17.. 483.

HohnndelinK van klcinhoiulond vltH\'soh.

51. 1890. rclri. UI)or dlo \\Vidon.|JindHfiUilgkolt dor lluktorliMi dw Hchwolni^
rotliiufs n. H.
w. Arh. u.d. Kal». (Sosundh. Anito. Bd. fi. S. 206.
.V». 1904.
Simifc. IJolIrllKo 7.nr Biologin doH llotlanrbnzlllurt nilt lUlekslehl
nuf dlo Vorworlung «loH Flol»chw. 1. D. (Jio««on.

PaJhoKPnUolt van don Vlokzlektphacll vi>or den .Mensrh.

M Mlkro-organlnnion l>ol don WundinfokHonKkrnnkholton <Ioh Mon-

whon. S. 117.

54, 1887. UImt da- KryHl|H.|old. Vorhnndl. d. I>. UoHolUch. f. Thir. IKH.. lï.

S. 75. Hof. Cbl. f. Hakt. Ud. 63. S. 551.

55. 1.S9\',». Camper. UlHTtruictmir doH SehwolnorotlnufH auf d. Monncheju D.

T. \\V. 1S99. H. 44.5.

-ocr page 115-

56. 1901. Lubou\'ski, Befund vou Schweiuerotlaufbazillen im Stuhle eines

iktorischen Kindes. D. Med. Wochensehr. 1901. S. 116.

57. 1908. Reich, Uber das Erysipeloid. Wien. kl. Woch.schr. 1908. S. 352.

58. 1909. Rosenbach, Experiment., morfol. u. klin. Stud, über die krankh.

erreg. Mikro-org. des Schweinerotlaufs, des Erysipeloids u.
der Mäusesepsis. Z. f. Hyg. u. Inf. krkli. Bd. 63. S. 343.

59. 1909. Rickiuann. Zur Frage der Identität der Erreger des Schweinerot-

laufs, dos Erysipeloids und der Mäimc«ci)6i8. Z. f. Hyg. u. Inf.
krkh. Bd. 64. S. 362.

60. 61. 1909. Tydshr. v. Veearts, en Veeteelt, dl. 36, blz. 98 en 828.

62. 1910. Natusch, Beiträge z. Kenntnis des Schweinorotlaufs. 1.1). Glossen.

63. 1912. Günther, Schweinerotlauf beim Menschen. Gleichzeitig ein Bei-

trag zur Erysipeloidfrage. Wien. klin. W. sehr. 1912. S. 1318.
64— en 66. 1905, 1910, 1911. Veröffentl. a. d. .lahrc8l)or. d. boamtcteu

Tierärzte Preuszens 1905, 1910, 1911.,
67- en 71. 1912, 1913, 1914, 1916, 1917. Bcrl. Tiorärztl. Woch. sehr. 1912 S.

805 ; 1913 S. 289 ; 1914 S. 216 ; Schweizer Archiv, f. Tierh.k.
1916 S. 126 ; Münch. Tlerürztl. W. sehr. 1917 H. 688.
72- en 7.5. 1917, 1920, 1919, 1920. Borl. TlerÜRrtl. Woeh. sehr. 1917 S. 306 :
Deutsche T. W. 1920 S. 609 ; Ann. de 1\' Instit. Pnstour 1919 ;
ConipL rend, do la Soc. do Biol. 1920 P. 1101.

76. 1921. LuzHch, Ul)or vergleichende Pathologie der Endoc^ird valv. I. I).

Born.

77. 1921. Schmidt, Der Schwelnorotlauf iH\'ini Menschen. Bruns Boltr. z.

klin. Chirurgie. 1921. S. 471.
7«. 1921. IhlUtimu». Schwolnerotlauf und Erysipeloid. Br. Boltr. z. kiln.
Chir. 1921. H. 461.

79. 1921. I\'rmiKuilz, UakterlologlHchc* Untersuehungen über Heihwclncrot-

lauf iH\'in» Menwhen. Chi. f. Bakt. Orlg. Bd. H5. S. 362.
SO. 1921.
Dumout rt Colotii, Bacille m>ml)labl<> nu baclllo du rougct <lti
lm>rc, rcnt5ontr6 dans 1p li(|uid<> e^phal«>-rhachi(lien d\' un uip-
ningitlqu»\'. Ann. d«* 1/ InHtUut Pjistour.
p. 62.\').
«1— en S."), 19-21, 1923, 1924. N.mI. TUdwhr. v. (huHMtik. 1921, blz. 1676, 1707,
2011. Bcrl. T. W. 1923 K. 423 ; Z. f. Fleisch- und Milchhyg. 1924
S. 108.

86. 1922. A\'ähm. Kfliwolnorotlauf durch Kadavorverwcrtung. D. me«!. W.

1922 H. 489.

87. 1923. Diviitcr, Zur Frage dos ErysliM-lolds. Kiln. Wm-h. «ehr. Bd. 2.

1923 S. 1022.

88. 1924. K<lvl. Over varkensvlekzlekti- blj den Mensch. Tüdsehr. voor

G<>n.><tik. 1924, blz. 452. ^

89. 1924. Hocfnagvl. I-krn »M\'langrükf nicdiHh^-llng, Dc Vc«>. cii VlwBch-

handcl 29-2—1924.

90. 1924. Freund u. tlerger. Ul)or Befunde von Streptokokken im Blut.

1). in. W. 1924. S. 625.

-ocr page 116-

91. 1924. Krieaer u. FriedUinder, Zur Klinik und Bakteriologie chron. sep-

tischer Erkrankungen, iKHJondcrs der Endocarditis. I). inetl.
W. 1924, S. 627.

92. 1923. Costa et Uoyer, Sur un niicrocoque isolé du sang--

au cours d\' un endocardite infectieuse maligne etc. Compt.
rend, de la soc. de biologie 1923 p. 188 ; deuxième cas 1923 P. 493.
\'93. 1925.
Cduchemez. La Transmission à 1\' homme du rouget du iwrc. Bec.
de Med. vet. 1925. P. 172.

-ocr page 117-

INHOUD.

hoofdstuk bladz.

I. Inleiding................. 9

II. Litteratuur-Overzicht............. 12

1. Diagnostiek der vlekziekte hij de vleeschkeuring,

2. Voorkomen van bacillen in vleesch en organen.

3. Beoordeeling van kiemhoudend vleesch.

4. Behandeling van kiemhoudend vleesch.

III. De pathogeniteit van den Vlekziektebacil voor den Mensch 28

IV. Techniek van het onderzoek...........36

V. Tal)ellen betreffende het onderzoek........43

VL Ke.sultaten van het onderzoek..........92

VII. Beteekenis van de verkregen resultaten voor de Vleesch-
keuring .................112

VIII. K(K)k- en Vriesproeven............123

IX. Samenvatting der Resultaten..........130

X. Litteratuurlijst...............131

\'t !

-ocr page 118-

STELLINGEN.

i.

De bestaande methoden tot het pijnloos dooden van
kleine huisdieren zijn voor verbetering vatbaar.

11.

Het succes van medicamenteuze therapie bij tetanus
van paarden is denkbeeldig^. _ .

III.

De ervarin^i bij de vleeschkeuring heeft beleerd, dat
de boegklier bij het varken niet uitsluitend vleeschlymph-
klier is.

IV.

Bij de vleeschkeuring dient meer dan tot dusverre
aandacht te worden besteed aan de tuberculose der
dieper liggende lymphklieren.

V.

Invoering van veterinaire preventieve keuring van
geslacht gevogelte is voor de groote steden een eisch
des tijds.

-ocr page 119-

VL

In het Keuringsregulatief dient duidelijk omschreven
te worden of varkensvleesch, indien het den Bacillus
suipestifer bevat, gesteriliseerd dan wel vernietigd moet
worden

VII.

De wijziging in de beoordeeling van dieren met levende
cysticerci (Ministerieele Beschikking 28 April 1925) is
van hygiënisch standpunt beschouwd, niet te verdedigen.

-ocr page 120-
-ocr page 121-
-ocr page 122-

wSjiit\'U

-it.*"

ÉaPÜ

il

-ocr page 123-

• r» - -. « • V» .\' \'\'\'

* /

tl-.\'

i*É»*

T . .- ^ . \' . - . ■ 1

\'r 1 V. BIBLIOTHEEK
i i diergeneeskunde

^^ I , . • i^TTTRECHT -

Jt

-ocr page 124-

\' .Äii\'"

4- ■ \'

■ >j

/ ,

-ocr page 125-

R*.-n-î-î- -----

\'fes-