-ocr page 1-
-ocr page 2-

» i

■ ^^

u

X

-ocr page 3-

mm

-ocr page 4-

M
L\'

r .-a

<

V-

-ocr page 5-

Miomaii - 1835_...-:_Schaa£3tej^t

" Eig. Veterinaire Fac. Utrecht

BîMîotîicel: det

T.-:»!;:;". diversiteit - te Ütwdhi

uJ. Lilii

rgcneeskunde

-ocr page 6-

/

UNIVERSiTEITSBlBLlOTHEEK UTRECHT

3542 9178

-ocr page 7-

H A N D L E ï 1) ï N G

TOT »E

lïïlAXÏDSCHE

SCHAAPSTEELT.

Bibliotlieek étt \'
- -Pi- te üttefM

\' . ■ ,, nccskuüde

-ocr page 8-

. aiji .B :.;: i r

-ocr page 9-

HANDLEIDING

T O T B B

INLANDSCHE

SCHAAP S-T EELT,

inzonderheid met OPZIGT TOT
VERBETERING DER

WOL;

Met afbeeldingen der hoofd-rassen ^ in ons land
bestaande
, en van twee vreemde rassen,
benevens van eenen Stal voor de lïuis-
voedertng, van Schapen :

DOOR

ïlr. A. A N,

RID1>ER DER ORDE VAW^ïTHEnERt-^N^^EK I-FEt^ DIREC-
TEUR VAN \'S RIJK^ARTSENÏÏÏCHÖO^ HOOOLEERAAR
IN DE ÏRACTI^^\'frAKKEK AAN DE^^lvk, SECRETA-
RIS DER C0|kj^®IE VAN LANDBOUW , I^^ECHT ,

I<ID VAl| »ET KONINKLIJK-NEDERÏ-AïïpSCHB

INSTlJbtrt VAN WETENSCHAPPER»-,
TEKièirNDE, E?^ SCHOONE KUNSTEJ^,
VA!Ï ANDERE ÖEtEEaDE/

£ ES.STS St V K

Uitgegeven van wege de
NEDERLANDSCHE HUISHOUDELIJKE MAATSCHAPPIJ;

en overgedrukt uit het
TIJDSCHRIFT
ter BEVORDERING VAM NIJVERHEID.

li A ARLEM,

Eij V. L O O S J E S,
1835.

-ocr page 10-

( J*.

\' ( \' :

J L

t. t:-

J-

I . i - . 1

-.r 1-1.-; .. - .m

, . r-r
t

. ^ - i > :

-ocr page 11-

IIOOFD-INHOÜÜ.

llMLEiDIlXG.

De Schaaps^leelt heeft, tol dus ver, in ons land, ge-
ringere belangstelling ondervonden, dan dé fokkerij van
het Paard en Rund. Wij bezitten geen werk over de
inlandsche Schaaps - teelt, dat ons met deze belangrijke
aangelegenheid, op eene eenigzins voldoende wijze,
bekend maakt. Geschriften, waarin over dezelve gehan-
deld wordt. Belang eener meer volledige kennis no-
pens dit gedeelte onzer Vee-teelt. Aanleiding tot het
schrijven dezer Verhandeling. Medewerking van anderen
liicrbij ondervonden. Strekking eu hoofd - oognierk des
Werks. Bladz. I—XX*

-ocr page 12-

( Vï )

eerste AïPBEELING.

pver hef Schaap, deszelfs oorsprong , ras - ver-
deeling , en nuttigheid^ als voorwerp der
landhuishouding , en voor den mensch in
hei (tigemeen.
Bladz. 1—28.

Het Schaap het nuttigste aller Huis-dieren. Was reeds
in de vroegste tijden aan den mensch verbonden. Be-
hoort oorspronkelijk tot de oude wereld. Bestaat, vol-
gens sommigen, niet meer in den wilden staat. Het is
onzeker, ia welke streken der aarde het Schaap het
eerst is getemd geworden. Deszelfs afstamming van het
Ammons - Schaap of den Argali^ oot Moußon (Muf-
feldier) genoemd.

Overweging hieromtrent. Andere gevoelens over de
afstamming van het Schaap.
Veranderingen, welke het
Schaap
moet ondergaan hebben, bij den overgang van
een wild tot een lam of huisdier. Verschillende rassen.
"VVat men door rassen te verstaan hehbe. Natuurlijke
rassen. Kunst - rassen. Bastaard - dieren. Tessieh brengt
de Schapen tot zeven hoofd-rassen, welke als zoo vele
groote familien kunnen worden beschouwd. 1". Het
Africaansche ras; 2°. Het Arabische ras; 3\'. Het ras vart
(Candia; 4". Het Indische ras, waarvan het Vlaam-
sehe of ïexelsche Schaap zou afstammen; 5^. Het ras
yan het eiland Eeroë; 6". Het oorspronkelijke
of inlandr
sehe Fransche ras ; 7®. Het Spaausche ras. Andere volr
gen, omtrent de hoofd - rassen der Schapen, rangschik-
Itingen, van de bovenstaande verschillende. Door ve-
lerhande invloeden werden de on^er - rassen , speelsoor-

-ocr page 13-

( vn)

ten, ook wel verscbeidenbeden of varieteiteii genoemdi
Toortgebragt. Onbepaaldheid dezer beteekenissen. Hier-
voor wordt ook dikwijls hët woord soort gebezigd. Nut-
tigheid dezer benaming voor landhuishoudelijke onderschei-
ding. Moeijelijkheid der bepaling , hoe vele onder - rassen
of soorten van Schapen er bestaan.
De leefregelkundigé
omstandigheden hebben op het Schaap een meer aan-
merkelijken invloed, dan op vele andere dieren, waar.^
door hetzelve veranderd wordt.

Het Schaap verkrijgt somwijlen ^ ter öndersöheiding
van de rassen öf soorten ^ de benaming van streken of
Provinciën, alwaar het bestaat, of vvordt genoemd naar
de eigenaren, die zich inet dészelfs veredeling of eigene
wijze van opvoeding onledig houden. Oogmerk en al-
gemeen begrip der dier - veredeling < en van het Schaap,
door het kruisen. Deze handelwijze heeft, in sömmige-
landen, eene geheel andere en voordeelige wending aan
de-
Schaaps-teelt gegeven. Algemeene beschouwing van
het
gebruik det wol voor fijnere Cn grovere stoßen <
tot dekking des ligchaams van den mensch. De vere-
delde
Schaaps-teelt staat in onmiddellijk verband met
de toenemende
beschaving.- ^

De wol is het hoofd - voortbrengsel van het Schaap.
Andere voordeden; de melk; het vleesch, bij oM
töinder dan in andere landen geacht; het vet; de hm-
den; de beenderen; de darmen en verdere afval; dé
mest, vooral in schrale streken onontbeerlijk. Enkele
dezer vöordeelen slaan somwijlen aan het verkrijgen van
andere in den wég. De Schaapt-teelt moeti volgens het
yoorüitzigt der meeste voordeden f in overeenstemming
met de bijzondere gesteldheid der gronden en des
land-
bedrijfs, tvörden ingerigt. Dit is toepasselijk pp hét hou-
den van zware of ligte bétere en edelen of gewone en
slechtere,
Schapen. Bezit onze Schaaps - teeltvooral
inét opzigl tot de wol eene Wenschelijke volkomenheid ^

-ocr page 14-

om er de voordeeïen van te trekken, welke zij kan
opleveren? Of dienen wij ons, ter verbetering onzer
wollen, de voorlichting der Duitschers, Franschen, en
Engelschen te nutte te maken, en hoe? Moeijelijkheid,
gelegen in de beantwoording der vraag, welken weg
men zal behooren in te slaan, om aan de Schaaps-
teelt de voordeeligste rigting te geven. Zaken , welke
in aanmerking moeten worden genomen, om hierover
met eenigen grond te kunnen oordeelen.

TWEEDE AFDEELING.

Over de verschillende rassen van Schapen, welke
tn ons land bestaan ^ mei hetrekking tot de
Gewesten, in welke de%elve gevonden
worden^ en over de geldswaarde^
welke de Schapen in den Volks-
rijkdom heslaan.
Bladz. 28—62.

Onder inlandsche Schapen worden alleen die gene ver-
staan , welke van ouds,
of sedert langen tijd, in ons
land Ie huis hooren. Dezelve kunnen onder drie hoofdr
stammen of familien worden gerangschikt; zijnde; l\'. Het
groote langsfaat tige Schaap j 2®. Het korisiaartige
Schaap,\'
3\'. Het kleine langstaariige of heide-Schaap.

EERSTE RAS. Bestaat voornamelijk in Gelderland,
Ovet^ssel Utrecht ^ Noord - Brahand,
deels ook in
Noorden Zuid - Holland. Algemeene eigenschappen
van dil Schaap, gewoonlijk het
Veluw-Schaap genoemd.
Moet waarschijnlijk voor het oude Duitsche of Germaan-
sche Schaap worden gehouden. Het
Kempensche Schaap

-ocr page 15-

( ÏX )

h kleiner, doch moet denkelijk tot hetzelfde tas wor-
den sebragt. Beszelfs meerdere overeenkomst ftiet het
Fransche Schaap. TWEEDE RAS. Het kortstaartigé of
kust-Schaap bestaat voornamelijk in Zeelandy Noord-
Holland,
in het grootste gedeelte van Zuid - Kalland i
friesland, ^^ Groningen. Hoofdkenmerken. Onderschei-
ding in kleine en groote kortstaarten j of
Texelsche en Fne-
sche
Schapen. Waarin de kortstaarten tan het Veluw -
Schaap, zoowelinlevenswijze als voortbrengselen^ verschil-
len. Onderzoek omtrent de ovèrbrenging van de Texelsche
en Ylaarnsche Schapen, tiit de
Oost-Indien, in de 17de
eeuw. door de Hollanders, vcflgens de Fransche eu
Düitsche Schrijvers. Er bestaan bij öns geenè geschrif-
ten of oorkonden, waaruit zulks blijkt. Waarin het
verschil tusschen het FriesChe en Texelsche Schaap be.
staat Of dezelve bij ons van eene en dezelfde afkomsl
xijn, schijnt niet volkomen zeker. DERDE RAS. Het
kletne langstaartige Sahaap, bestaat schier biJ uitslui-
ting in de Provincie J)r0nthe, èn in de
aan^nzende
gedeelten van
Friesland, Ctromngerii Ovetyssel,
Gelderland, Algemeene kèmnerken.

De Schaaps-fokkerij bezit in de Vaderiandsche Land^
huishouding eene ondergeschikte betrekking. Afne^^^^
lateren tijd. Oorzaken. Vergelijkend
overzigt van net
getal der Schapen, in dé bijzondere
Pro^mcien. van
Lt jaar 1814-1826, bestaan hebbendé.
Geldswaarde,
welke de Schapen in de volks ^ bezitting beslaan, ^
volwassene Schapen, door elkander, berekend naar ƒ7 - W
het
sluk. Afmetingen van de ligchaams - gro©«^ der be-
schrevene rassen*

-ocr page 16-

DERDE ÄFDEEIING.

" Over de verscheidenkeden of soorten van Scha"

pen, welke in de verschillende Provinciën
- = worden aangetroffen, en^ de voornaamste
^ by zonderheden y tot der%elver levenswy%e, ,

\' bestemming, en wol hehoorende.

GELDERLAND. Hét groote Veluw - Schaap. Waar
hetzelve voornamehjk bestaat. Afzetting en gebruik der
wol. Eene
tweede soort, in het kwartier van Zutphen
veel gevonden wordende. Eene derde soort, in den Tie-
\'lerwaard
en de we bestaande, zijnde de

ieöogenaamde Burensche Schapen. Eene vierde soort, tot
het kleine Heide-Schaap behoorende, in een gedeelts
van het kwartier van
Zutphen^ en in het Arrondisse-
ment
van Nymegen.

• OVERIJSSEL. Bezit drie hoofdsoorten- De eerste soort
komt grootendeels met het Veluw - Schaap overeen, in
het Arrondissement
Deventer en Almelo. De tweede
soort, in de streken van
Vollenhoven, Blok&yl, de
behooren tot de kleinere soorten van Friesche
Schapen. Derde soort, overeenkomende met het kleine
Heide -Sehaap , hier
Brikken genoemd, naar de Brent-
sche, Munstersche
, en Hanoversche grenzen. Hoofdbe-
doeling der Schaaps - teelt in deze Provincie. Gebruik
der wol, en waar dezelve wordt verwerkt. De Schaaps -
teelt wordt in Overijssel niet als voordeelig besehouwd.
Vermindering der Schapen. Oorzaken.

NOORD - BRABAND. Pet Kempensche Sehaap maakt

-ocr page 17-

de hooTd-«oort uit, in deze Provincie gehouden wor^
dende. Beschrijving van het Kempensche Schaap. Het
verschilt eenigzins naar de zand- en klei-streken. WoL
Hoedanigheid. Hoeveelheid. Het Schaap laat de wol
\'svoorjaars veel uitvallen. De hamel-wol is beter dan
de wol der Ooi-Schapen. Verschil in prijs. Lammer-
■VTol. In landen van
Altena en Heusden wordt
het Veluw- of Burensche Schaap gehouden. Het Kem-
pensche Schaap brengt gewoonlijk slechts een lam ter
wereld. Tweelingen worden als onvoordeelig beschouwd.
Wijze van hoeding en verzorging der Schapen. Scha-
delijkheid van sommige planten, als de
Schaaps - sm-
ring ^ de Egelkoolen, het Vlotgras. Vermindering der
Schaaps - teelt in de laatste twintig jaren. Schaaps-
sterfte in 1816, en in 1829 en 1830. Het inkomend
regt van bijna 6 franken, door Frankrijk, op ieder
inkomend Schaap gesteld, hoogst nadeelig voor de
Noord - Brabandsche Schaaps - teelt. Waar de wol voor-
namelijk verwerkt wordt, en tot welke stoffen dezelve
dient. Ziekten. De schurft heers cht, sedert onheuge-
lijke tijden, onder de kudden in het land van
Kuik*
Deze huid-ziekte niet nadeelig voor de gezondheid der
Schapen, doch wel voor de woL

^ NOORD-HOLLAND. Onderscheiding in Teaje/scAe en
Wieringer Schapen, en die van het vaste land. De
Schaaps-teelt werd, sedert onheugelijke tijden, als een
voorname tak van beslaan, op het Eiland Texel gedre-
ven. Was vroeger aanmerkelijker dan thans. Maatre-
gelen , welke hebben kunnen strekken, om de Schapen
alhier gezond en onvermengd te houden. De %ivoeg
of
%woeg - viekie vrij gemeenzaam op Texel. Wij-
ze van opvoeding, behandeling, en bestemming der
Schapen. Uitvoer van lammeren en oudere Schapen.
Het melken der Schapen. Schaaps-boter en kaas, be-
kend onder den naam van
Texelsche kaas. De boerin-
nen of dienstmeiden verkrijgen een gedeelte van den

-ocr page 18-

opbrengst der kaas, als een buitengewoon loongeld. Wol.
Wordt veel uitgevoerd naar Frankrijk. Is niet
meer zoo\'
fijn als te voren. Werd vroeger gebezigd ter vervaar-
diging der stoffen voor de kleeding van \'s Lands Armée.
Komt hiervoor thans niet meer in aanmerking, en
is
voor het maken van eenigzins fijne lakens ongeschikt.

Men legt zich op Texel meer toe op de vermeerde-
ring der hoeveelheid, dan op de verbetering der hoe-
danigheid. De reden hier van is gelegen in het gering
verschil der prijzen, welke voor de fijnere en grovere
wol worden besteed. Verzuim der zuivering, hieruit
voortvloeijende. Voor welke stoffen deze wol nu nog
zeer geschikt is, en gebruikt wordt. Het belang voor
Texel, dat hierin verandering moge komen. Proeve
ter veredeling der Schapen, met Spaansche Rammen
op Texel slechts eenmaal genomen.^ Reden, waarom
dezelve niet is voortgezet.
Wieringer Schapen. Waar*
in dezelve verschillen van de Texelsche. Wol. De Scha-
pen worden veel verkocht aan de Noord - Hollandsche
Boeren. Men legt zich op Wieringen niet toe op dé
verbetering der wol, door uitgezochte Rammen van het
eigen of eenig vreemd ras tot de voortteling te bezi*
gen. Eigene wijze, waarop de Schapen hier worden
gehouden. Nadeelen hieraan verbonden. De Scha-
pen worden schraal gevoed, door te weinig gronds en hooi.
Noord - Moïlandscke Schapen van het vaste Land.
Verschillen eigenlijk niet van de Tetelsche en Wie-
ringer Schapen. Dezelve staan, sedert de invoering van
Ooi-Schapen van elders < ter oorzake der sterfte in 1829
en 1830, aan verbastering bloot. De Schapen van Texel
worden grooter van gestalte in Noord - Holland, wegens
de betere weiden* De wol wordt mede vermeérderd,
wat de hoeveelheid, niet wat de fijnheid, betreft. Onder-
scheiding in
Klei-, Veen-, en Zand - Sc/iapen, Waar
deze voornamelijk gevonden worden. Levenswijze en be-
handeling. Regelen, omtrent het weiden der lammêïen en
Sehapeii, Verschillend landhuialioudelijk doel der Schaops-

-ocr page 19-

teelt in Noord - Holland. Hier worden ^ etenmin als op
Texel en Wieringen, pogingen ter verbetering der wol
aangewend.

zuid - holland. Bezit een gering getal van Scha-
pen. Yerkrijgt meest de Schapen uit andere Provinci-
ën. De Schapen in Zuid-Holland behooren grooten^.
deels tol de kortslaartige. Er worden nogtans ook lang-
staarten gevonden. Schaaps- en Lammer-markt teLeyden,

FRIESLAND. Men kan de Friesche Schapen, behal*
\\e de Drentsehe, die alleen in de Woudstreken worden
gehouden, in vijf soorten onderscheiden. I"". Het oude
groote Friesche Schaap met tepelvormige aanhangsels aan
den hals. Is thans zeer zeldzaam geworden. Waar hetzel-
ve nog gevonden wordt. 2®. De tweede soort, hiermede
veel overeenkomende. Van deze Schapen werden, in
18^, 582 stuks, zoo Ooijen als Rammen, naar
Rus-
land
vervoerd. Verschil. Waar deze soort bestaal.
De derde soort. Verschil. Waar dezelve wordt aange-
troffen. 4". De vierde soort. Is kleiner en ligter. Bleef
in 1828, 1829, en 1830 van de leverbot-ziekte bevrijd.
5°. Kleine Schapen,
bekend onder den naam van Bok-
ke - Schapen.
Waar deze gevonden worden. Ziekten ,
waaraan de Schapen in Friesland onderhevig zijn. De
Friesche Schapen zijn in het algemeen vruchtbaar.

De hoofdbedoeling der Schaaps - fokkerij in deze Provin-
cie iswolgewin. Het vleesch wordt ook algemeen genut-
tigd. Eigenschappen der Friesche woï. Stoffen, welke
van dezelve vervaardigd worden. Zij hadden reeds in de
vroegste tijden eene hooge waarde. De wol wordt
naar Duitschland, en ook naar Frankrijk, uitgevoerd.
Thans is deze uitvoer minder dan in vorige tijden^
Oorzaken, waaraan zulks moet worden toegeschreven.

GRONiNGENi, Hier bestaan slechts weinige verschei-
denheden van die Schapen, welke tot het kust-ras of
de kort - staarten behooren. Zij komen het meest met

-ocr page 20-

de Texelsche Schapen OYereen Verschil. In hel Wes~
t ei-kwartier vindt men ook Friesche Schapen,- of die
met deze
door de voortteling vermengd zijn. Höe de^
zelve geweid worden. Vruchtbaarheid. Uitvoer van
Lammeren
naar Holland. Verzorging in den winter.
Het Schaap wordt in de Groninger landhuishoüding meer
dan in vele andere Provinciën gewaardeerd.

Binnen- en buitendijksche Schapen. Ondersöheid
ook ten opzigte der wol. Wijze van hoeding en ver-
zorging der laatste. Deze zijn minder aan de bot-ziek-
te onderhevig dan de binnendijksche Schapen. De schürft-
ziekte is evenwel onder dezelve meer algemeen dan
bij deze. Versehillende wijze van verkoop der wol.
Waartoe zij verwerkt wordt. Dezelve wordt, even
als de Friesche, naar Duitschland en Frankrijk uit-
gevoerd. Het kleine Heide-Schaap bestaat langs dé
Drentsche streken, en in Westerwolde. Wol. Twee^
malige schering. Verbruik. Hoeding en grootte der kud*
den. Deze teelt is hier noodzakelijk voor
mest-gewin.
Groot verlies van Schapen in de laatste jären. Aan*
koop van Munstersche Schapen.

UTRECHT. In deze Provincie worden groote lang^
staartige
of Veluw - Schapen en kortstdartigé gehou-
den. Grootte van de kudden der eerstgenoemde. Wijzè
van hoeding en verzorging. De kudden bestaan gedeel-
telijk uit Ooijen, waarbij twee of meerdere Rammeü
worden gehouden, en uit Hamels. £r worden ook kud^
den gehouden, alleen uit de laatste bestaande. Voordee-
ïen ,
Wélke hieraan verbonden zijn. Wol. Dezelve dient
hoofdzakelijk voor dé spinnerijen, welke te
Veenendaal,
en Scherpenlf
bestaan, en vroeger ook te Möordrecht
gevonden werden. Wol-markt te VeenetidaaL De wd
der langstaarten wordt op het Schaap gewasschén, Voor
dat dezelve wordt afgeschoren. De kortstaarten wordeii
ongewasschea geschorener Het vetmesten der Schapen

-ocr page 21-

was vroeger meer dan thans in gebruik^ Het voordeel
der
Schaaps - teelt staat hier grootendeels in verband
met den tabaks - bouw, wegens den verkoop van den
Schaaps - mest. Dezelve wordt berekend, volgens het
maat-voeder, wegende 2600 halve Ned. ponden. Ge-
middelde prijs- Wordt ook op de zand-gronden ge-
bruikt voor de verbouwing van granen Onderscheiding
in
vetten en schralen mest. Het Veluw-Schaap brengt
hier gewoonlijk sléchts jaarlijks een lam ter wereld.
Tweelingen worden hier mede niet als voordeelig be-
schouwd. Het melken der Ooi-Schapen is weinig in
gebruik, en wordt niet als winstgevende gehouden.
Handelwijze, welke bij het melken wordt gevolgd. De
lammeren worden met drie of vier maanden gespeend,,
of gewennen zich van zelve af. Zuig - lammeren zijn
thans minder dan vroeger in trek. Voornaamste onge-
steldheden, waaardoor de Schapen hier worden aangedaan,
ZEELAND. De Schapen op dé verschillende eilanden,
en in Zeeuwsch - Vlaanderen , bestaande , behooren alle
tot het kortstaartige of kust - Schaap. Hoewel alle on-
derling grootendeels overeenkomen, zoo bestaat er toch
eenig verschil tusschen dezelve. Twee hoofd - soorten,
welke -uitwendig voornamelijk onderscheiden zijn, door
den korten en kalen, en den längeren bewolden
staat. De laatste zijn bekend onder den naam van het
Zeeuwseh - Vlaamsche Schaap. Dit verschil schijnt door
èene kruising met Rammen van een vreemd, uit Frank-
rijk afkomstig, en reeds vroeger in België, en van daar
in Oost- en West - Vlaanderen, ingevoerd ras, te zijn,
voortgebragt. Betere wol dezer Schapen. Verschil van
vruchtbaarheid der Schapen, naar de kudden, en ook
ten aanzien van het eene jaar, in betrekking tot het.
andere. In natte jaren is de vruchtbaarheid van het
Schaap minder dan in drooge- Algemeene gewoonte,
om , als een moeder - Schaap t weehngen werpt, een der
lammeren, dadelijk na de verlossing, te dooden. Een

-ocr page 22-

lam wordt voordeeliger gehouden dan twee. De Scha-
pen worden algemeen in kudden gehoed, bestaande uit
150 tot 200 stuks.

Dezelye worden voornamelijk op de buitendijksche
landen, hier schorren genoemd, gehouden. Ook wei-
den de binnen-kudden langs dijken, wegen, en op de
stoppel-landen. De hoofdbedoeling der Schaaps-teelt be-
staat hier in het voordeel der wol, en van den mest.
Hoedanigheid der wol. Tijd der schering. Prijzen. Plaat-
sen, waar dezelve wordt verwerkt. Behalve aan het
ongans, het klaauw - zeer, en het miltvuur, is .het wol-
vee , in Zeeland, niet zeer aan heerschende of bijzon-
dere ziekten onderhevig. Zulks is gedeeltelijk af te lei-
den uit de afgezonderde ligging der eilanden.

DRENTHE. Het kleine langstaariige f gehot ende
Heide - Schaap
, dat hier gevonden wordt, verschilt hoofd-
zakelijk in kleur. Hiernaar worden de Drentsche Scha-
pen onderscheiden. I. In
witten^ waartoe ook de
vlekien oï bonten hthooTQn, II. In Vos se - koppen. De-
zelve volgen üi algemeenheid op de witten. Verdere
onderscheiding in
donkere, bleeke, en gemengde Vos-
se-koppen.
III. In %warten. Dezelve zijn somwijleu
van bijzondere witte teekens
voorzien, en hebben een
kol of hles, een, twee, drie, of vier, witte heenen,
enz. Voorts komen in aanmerking de Smodde - koppen.
De Rammen der Drentsche Schapen zijn alle van om-
gekrulde horens voorzien. Ouderdom, aan de horens
kenbaar. Bij de Hamels ontwikkelen zich geene horens,
of deze blijven onvolkomen, naarmate dat zij vroeger
of later zijn gesneden. De Ooijen bezitten ook horens,
hoewel niet algemeen, en dezelve staan meer achter-
waarts gebogen, gelijk die der Geiten. Het bestaan van
horens bij de moeder - Schapen verschilt in onderschei-
\'deae streken. Verschillende gevoelens omtrent de oor-
zaken , waaraan zulks moet worden toegeschreven. De
kokers van dc harens der Ooijen, doorgaans
stikken

-ocr page 23-

genoemd, worden algemeen afgedraaid, om het stoolr-n
der lammeren, door de andere moeders, te
beletten.
De horen-koleer groeit wel wederom aan, doch dezel-
ze blijft altijd onvolkomen. Het Drentsehe Ooi-Schaap
werpt algemeen een lam. Tweelingen behooren tot de
uitzonderingen. Hoe
lang de Ooijen, Hamels, en Ram-
men
worden aangehouden. Bestemming voor de slagt-
bank. Gewigt der vette Schapen. Het kleine Heide-
Schaap is bijna door de geheele Provincie verspreid,
met uitzondering van sommige streken, alwaar mede
Friesche en Groninger Schapen gevonden worden. Muw
nikken, eene bijzondere soort van Schapen, naar de
kanten van
het Munstersche en Bentheimsohe bestaan-
de. Derzelver levenswijze verschilt van die der Heide -
Schapen, Zij zijn ongehorend. Het is niet uitgemaakt,
van waar dezelve afkomstig zijn. Uitgebreidheid der
kudden van de Heide - Schapen. Dezelve zijit, door de
sterfte van 1829 tot 1830, ter oorzake van het ongans,
en ook later, door de pok - ziekte, veel verminderd.
Verschil van Hgchaams-grootte, ook met betrekking tot de
onderscheidene soorten.
Verzorging der Schapen in den
Winter. De schering geschiedt algemeen slechts eenmaal
\'sjaars. Heveelheid der wol. Onderscheid
der wol, naar
de deelen des ligchaams, en de verschillende kleur der
Schapen. De wol wordt hoofdzakelijk naar
Leyden en Kam-
pen
gevoerd. Stoffen, welke van dezelve, zoo in deze ste-
den , als in de Provincie Drenthe zelve, worden vervaar-
digd. Er bestaan Volmolens te
Norg, Rolde, Emmen,

Oosterhesselen, Zweelo, Beilen, e,n Meppel. Ziekten
waaraan de Schapen iu Drenthe voornamelijk onderhe-
vig zijn. Tabellarisch overzigt der pj-ijzen van de ver-
schillende inlandsche wollen, van het jaar 1807 af tot
en met
1832. Lengte-metingen dezer wollen. Fijnheids-
metingen. Berekening van den geheelen opbrengst der wol
in ons land. Overweging, in hoe ver de inlandsche wol.
»aarde hoeveelheid, aan de eigene behoeften, voor be-

-ocr page 24-

( XVill )

paalde kleedings - stoffen, kan voldoen, en als handels-
artikel in aanmerking komt. Belemmeringen, waaraan
de Schaaps - teelt, in vroegere\'en latere tijden, is onder-
worpen geweest. Eertijds was het verbruik der wol bij
ons veel aanmerkelijker dan thans. Vermindering der
Fabrijken. De opbrengst der wol kan slechts bij wijze
van raming worden bepaald. Gelds-waarde der geheele
hoeveelheid wol, welke bij ons \'sjaarlijks wordt ver-
kregen. Vergelijking van de, in verschillende tijden,
uit- en ingevoerde wollen, naar de gelds-waarde. De
inlandsche wol heeft den uitvoer noodig naar buiten
\'slands, om de Schaaps - teelt te ondersteunen. Bewij-
zen, hiervoor bestaande. Nadeehge werking van den
maatregel, door Frankrijk genomen, ten aanzien van
het bezwarend inkomend regt op de vreemde wollen.
Wets - bepaling, in ons land, opzigtelijk de belasting van
den uit -. en doorvoer der wol, met vrijstelling van
den invoer. Hoeveelheid wol, welke vroeger jaarlijks
werd uitgevoerd« naar ponden berekend.

-ocr page 25-

VOORREDE.

Bij de overweging der belangrijkheid, welke de Schaaps <
teelt voor de Vaderlandsche Landhuishouding en Nijver-
heid bezit, valt het inderdaad te verwonderen, dat er
geen Hollandsch geschrift bestaat, waarin deze aange-
legenheid opzettelijk en eenigzins naar waarde wordt
behandeld. De landbouw toch vindt bij ons meer
en meer verhchte en wetenschappelijke beoefenaren. Het
getal van landbouwkundige werken, sedert de laatste
vijf en twmtig jaren, in ons land uitgekomen, is aan-
merkelijk grooter dan dat van vorige tijden (1). Dan,

-ocr page 26-

ofschoon in deze over vele onderwerpen der Vee - teelt
wordt gehandeld, zoo heeft het Schaap geenszins die
belangstelling verworven, welke het Paard en Rund
ondervonden. Wijlen onze geleerde Landgenoot j.
ie
tkawcq van eerkhev
heeft veel wetenswaardigs omtrent
het Paard medegedeeld, en van het inlandsche Rund-
vee , in vijf boekdeelen, eene naauwkeurige beschrijving
nagelaten, waarbij voorzeker aan de uitvoerigheid niet
is te kort gedaan In de werken der
Maatschappij
ter bevordering van den Landbouw
te Amsterdam, en
in het
Maga%?jn van Vaderlandschen Landbouw, van
1804 tot I8I4, door den Heer
j. kops , thans Hoog-
leeraar aan de Hoogeschool te
Utrecht, uitgegeven, vindt
men onderscheidene belangrijke verhandelingen tot de
Paarden - fokkerij, alsmede tot de kennis en teelt van
het Rundvee, betrekking hebbende. Zij bevatten tevens
de maatregelen, welke, van tijd tot tijd, van wege
de Regering des Lands, zijn genomen, ten einde de
Paarden en Runderen bij hunne oorspronkelijke deugd-
zaamheid te bewaren, of, voor zoo ver deze mogt ver-
minderd zijn, dezelve hiertoe terug te brengen. In de
meeste Provinciën worden daartoe de Dek - Hengsten,
en in sommige ook de Spring - Stieren,
aan keuringen
onderworpen, en premien geschonken voor de zoodani-
ge, die boven andere geschikt worden geoordeeld, om
aan deze bedoeling te beantwoorden. In enkele gewes-
ten Worden ook voor de beste Merrien, tot de voort-
telmg dienende, premien verleend. Hierbij zal men
nog mogen voegen de pogingen, welke, sedert eenige

-ocr page 27-

jaren, worden aangewend ter veredeling «5nzer Paar-
den - rassen, door het oprigten van \'s Rijks Stoeterij-
en. Uit dezelve worden jaarlijks naar de Provinciën
Dek-Hengsten, afgezonden., en deze fokkerij gaat ge-
paard met het genot van premien voor zoodanige Mer-
rien , die voor deze veredeling het meest gesehikt wor-
den
geoordeeld.

Worden dus het Paard en Rund, welke voorzeker
het aanzienlijkst deel van den nationalen\' Vee - rijkdom
uitmaken, eene groote belangstelling, en derzelver aan-
kweeking opzettelijke ondersteuning waardig geacht:
wij mogen niet ontveinzen, dat, naar ons oordeel, de
belangen, aan het Schaap verbonden, ten alleu tij-
de , te veel zijn verwaarloosd, en ook nog te weinig
op prijs worden gesteld.

De Schaaps - teelt immers bleef steeds, zonder teregt-
wijzing of aanmoediging, schier geheel aan zich zelve
overgelaten. Hoewel de Schaaps"-houder tot de op-
brengsten in het Vee-fonds, naar evenredigheid, heeft
bygedragen, zoo heeft deze geenszins in de voorregten,
ten aanzien der verbetering of yeredeling van het woj-
vee, mogen deelen

-ocr page 28-

Met opzigt tot de wetenschappelijke Handleidingen om-
trent de kennis der inlandsche Schapen, derzelver voort-

-ocr page 29-

teling, veredeling, verzorging, en voortbrengselen, in-
zonderheid der wol, is het schaars gesteld. In de Ge-

-ocr page 30-

schied - en Natuur - kundige Beschrijvingen onzes lands ,
vindt men wel van de Schapen , welke in onder-
scheidene Provinciën bestaan, gewag gemaakt, doch
slechts voor zoo ver zij , onder de voortbrengselen van
den landbouw, in het algemeen, verdienen te worden
genoemd (*). In de
Jaarlijksche Staten van den Land^
houw in het Koninkrijk der Nederlanden,
vroeger op-
gemaakt door den Heer
j. kops , en thans wordende
voortgezet door de Nederlandsche Huishoudelijke Maat-
schappij , te
Haarlem, neemt men, even als zulks ten
aanzien der overige winstgevende Huisdieren geschiedt ,
de berigten op, betreffende de algemeene of meer bij-
zondere uitkomsten van het getal, de opbrengst, den
staat van ziekte of gezondheid der Schapen, nu en dan
vergezeld van aanmerkingen omtrent de soorten der wol-
len van verschillende rassen, en derzelver betrekke-
lijke waarde. Ook kan men in de schriften der
laatstgenoedade Maatschappij, in het, reeds aangehaal-
de, belangrijke, landbouwkundige Magazijn, en in de
gemelde Staten, den uitslag vinden van de proeven
door sommigen, in onderscheidene Provinciën, onder-

-ocr page 31-

nomen ter verbetering der wol, door het kruisen der
inlandsche Schapen , vroeger met
lerscAe en vervolgens
met. Spaansche
Rammen, als ook van de onvermengde
jteelt der
Merinos,

Eene algemeene beschrijving onzer Schapen bezitten
wij evenwel niet, ofschoon in onderscheidene geschrif-
ten bouwstoffen te vinden zijn, fwelke hiertoe met nut
kunnen worden gebezigd. De Commissie van Land-
ijouw
m Gelderland \\\\eei\\. ons met de Schaaps - soorten,
zoowel als met het overige vee van dit gewest, vrij
naauwkeurig bekend gemaakt, in de belangrijke
Statis-
tieke Beschrijving dezer Provincie.
Arnhem 1826. De
Commissie van Landbouw in
Groningen heeft in den,
door haar, in 1821, uitgegeven
Staaf van den Land-
bouw en der Landhuis houding ,
eene korte opga-
ve medegedeeld nopens de verschillende Schapen, die
aldaar gehouden worden. Hetgeen in het
Landbouw-
kun^g Schoolboek voor de Jeugd,
uitgegeven door
de Maatschappij ter bevordering van den Landbouw, te
Amsterdam, Amst. 1802, en in het
LeerBoek over den
Landbouw, m
zamensprake«, van h. ponse , Leyden
aangaande de Schaaps - teelt, wordt voorge-
steld , kan op doelmatigheid voor het beoogde onderwijs
aanspraak maken. Hetzelfde mag gezegd worden om-
trent het
Handboek van faderlandscke landkuishoud-
kunde
van wijlen den Hoogleeraar j. a, uixkeks, voor
Academisch Onderwijs ingerigt, Gron. 1819. Het werk
Jan
G, p. lastetrie, Over de Spaansche Schapen, uit
iet Fransch vertaald ,
Haarlem 1801 , is ongemcea belang-
j\'yk, doch alleen in een bepaakl opzigt voor ons land
van
«epassing. Het werkje van daubestos, getiteld: Onder^
voor
Schaapherders, verïaald uilgégeven, door de
_eeds genoemde Amsterdamsche ffiaatschappij , Amst. 1791,
J® en blijft een hoogst nuttig boek, bijzonder geschikt
Ve^r oogmerk, waartoe het in der fiiid geschre-

« werd. Het bevat evenwel geenszins al hetgeen

-ocr page 32-

de ondervinding van latere jaren, zoo in Frankryk als
elders, aangaahde de Schaaps - teelt en wolverbetering
heeft geleerd , en kan dus niet gerekend worden in al-
len deele aan de vorderingen van den legenwoordigen
tijd te voldoen (1). In het
Onderrigt ter onderhouding
der gezondheid van de Huis - en Winstgevende dieren
van den Leipziger Hoogleeraar j. c. ribbe , met eene
voorrede en aanteekeningen
van j. a. uilkess, Gro-
ningen 1823, worden de algemeene regels der Schaaps-
teelt duidelijk voorgedragen, doch
in een beknopt be-
stek. Men vindt in hetzelve slechts de hoofdzaken ,aan-
gewezen, welke opzigtelijk de opvoeding , leefwijze, be-

1  Deze overzetting werd vervaardig 1 naar de eerste uit-
gave van het werkje, reeds in 1784 uitgekomen onder den
titel:
Instruction pour les bergiers et les propriétaires de
troupeaux.
In 1794 verscheen eene tweede, door den Heer
jjAübenton verkorte, uitgave van hetzelve in het licht. In
1802 werd het geheele werkje, na den dood des Schrijvers,
op last van het Fransche Gouvernement, wederom uitgege-
ven door den Heer hüzard , die hetzelve met vele aanmer-
kingen vermeerderde. Thans is dit werk opgevolgd door dat
van den Heer tessieu , getiteld :
Instruction sur les béies à
laine, et particulièrement sur la race des mérinos,
Paris,
1811, inede pp order des Ministers van Bitanenlandsche Zaken
. ontworpen en uitgegeven. Dit handboek is bewerkt naar da
voortgangen, weike ten aanzien der veredelde schaaps - teelt
en wolverbetering in Frankrijk zijn gemaakt, daueenton
^\'•gde daartoe, volgens het ontwerp, vroeger door colbert
en laiei-
door de tkudaine voorgesteld, voor meer dan vijf-
tig jaren, den eersten grond. Men leze hierover de belang-
rijke, Verbandeling, in 1777, gelezen in eene Yergadering
van de Koninklijke Academie der Wetenschappen, te Parijs:
Oçer de Fransche Wol in vergelijking met andere, te vin-
den achter de eerste uitgave \\an het aangehaalde werk van
DAUHJNTON.

-ocr page 33-

( xin )

handeHng, en voortteling der Schapen dienen te worden
opgevolgd.

Dan, welke waarde en bruikbare strekking deze
schriften voor derzelver bi,)zondere bedoelingen hebben
mogen, en welke wij daaraan gaarne en geheel toeken-
nen, zij zijn als onvoldoende te achten, om ons met
de inlandsche Schaaps - teelt en hare aangelegenheden be-
kend te maken.

Het zal wel niet noodig zijn in een breedvoerig be-
toog te treden van het belang, dat in eene meer vol-
ledige kennis nopens dit gedeelte onzer Vee-teelt gele-
gen is. Behalve dat de Schapen een voornaam bestand-
deel van den Landbouw, en geen onbeduidend gedeelte
van den volks-rijkdom uitmaken, bestaat er een groo-
ter verschil tusschen de rassen, verscheidenheden, en
landhuishoudelijke bestemming van het wolvee, dan vaa
de overige Huisdieren, met name het Paard, Rund, en
Varken. Ook zal het niet kunnen worden ontkend , dat,
indien er te denken valt aan de verbetering of verede-
ling van sommige rassen , hetzij door het paren van de
verschillende inlandsche, of het kruisen van deze met
vreemde, zulks dient te worden gegrond op de naauw-
keurige kennis van onze Schapen en derzelver wol, ten
einde reeds, als van voren, eenigermate te kunnen be-
oordeelen , welke voor eene bedoelde verbetering of
veredeling de meeste vatbaarheid bezitten, of omtrent
Welke het, wegens deze of gene redenen, minder
raadzaam zij dit te beproeven.

Ik heb derhalve geoordeeld geen geheel nutteloozen
arbeid te ondernemen met de beschrijving der hoofd -
rassen en verscheidenheden van Schapen, welke ons Va-
derland , dat is, Noord - Nederland, oplevert, en deze als
onder één overzigt te brengen, alsmede met het opgeven
der wijzen, hoe dezelve, in de onderscheidene streken,
onderhouden worden. Ik wensch hierdoor eenigzins!

-ocr page 34-

een gemis aan te vullen, hetwelk nopens dit gewig-
tig voorwerp onzer landhuishouding bestaat.

De aanleiding tot het opvatten dezer taak werd mij
gegeven door de prijsvraag, welke, sedert 1821, van
wege het
Provinciaal Utrechtsck Genootschap van Kun-
sten en Wetenschappen,
betrekkelijk de inlandsche
Schaaps - rassen , eu de verbetering der wollen, ter be-
antwoording, telken jare, is uilgeschreven. Zij is van
dezen inhoud:

»Welke zijn de onderscheidene rassen van Schapen,
i>die in ons Vaderland gevonden worden? Waarin ver-
Ä schillen dezelve van elkander, inzonderheid ten aanzien
ivan de hoeveelheid en hoedanigheid van derzelver wol?
» Welke van deze rassen verdienen onvermengd te wor-
»den gehouden ? Welke kunnen, hetzij door kruising
»met andere inlandsche rassen, hetzij op eene andere
Ä wijze, in hunne wol verbeterd worden, en op welke
A wijze behooren dan zoodanige Schapen behandeld te
/.worden, en welk een leefregel zal men dezelve doen
houden?"

«Daar de pogingen tot verbetering onzer inlandsche
» wol, door de vermenging met Spaansche Schapen, veel-
»al in ons Vaderland niet gelukkig geslaagd zijn; zoo
f> bedoelt men, bij het laatste gedeelte dezer vraag, meer
5) bepaaldelijk, om de rassen, wier wol van eene ge-
»ringe waarde is, door vermenging met andere inland-
»sche rassen, te doen verbeteren, waarmede in som-
j> mige Provinciën eenige voordeelige proeven genomen
»zijn, welke verdienen meer algemeen voortgezet te
»worden. — Verder worden de schrijvers uitgenoodigd,
flom de verschillende inlandsche rassen, zoo veel mo-
.lijk, door afteekeningen te doen kennen."

Men had mogen verwachten, dat aan de loffelijke
pogingen des Genootschaps ter bevordering van dezen
gewigtigen tak onzer; landbouwkundige nijverheid , reeds
lang , op eené voldoende wijze, zou zijn beantwoord

-ocr page 35-

geworden. Daar dit niet geschied is, wekte zulks in
mij den lust en het voornemen op, om mijne krachten
aan dit onderwerp te beproeven, en mijnen arbeid aan
het oordeel mijner geachte Medeleden te onderwerpen, of
dezelve welligt hunne goedkeuring mögt wegdragen, ten
einde met hel zegel daarvan te worden bekroond. Zulks
KOU mij voorzeker tot de beste en aangenaamste vol-
doening hebben verstrekt. De bewerking dezer Ver-
handeling is dan ook gedeeltelijk ingerigt naar de pun-
ten, in de voorgestelde vraag vervat.

Weldra echter ondervond ik, dat het onderwerp geens-
zins voor zoodanige beknopte uitvoering vatbaar was,
als zulks oppervlakkig scheen. Om toch over het
verbeteren der wol, door de kruising der verschillen-
de inlandsche Schapen, met eenigen grond,
te kunnen
oordeelen, en de behandeling aan te toonen, welke de-
ze daarbij dienen te ondergaan, komt niet alleen in
aanmerking de volkomene kennis der rassen op zich
zelve, en van de algemeene regels der kruising, zoo
wel als van de leefregelkunde der Schapen, maar ook
van de wolsoorten, derzelver
bestemming, en aanwen-
ding tot zeer onderscheidene oogmerken. Het kwam mij
te moeijelijker voor in dezen eene wenschelijke kort-
heid te betrachten, daar ik op geene geschikte hand-
leidingen , in onze taal geschreven, kon terug wijzen.

Ik besloot, om deze redenen, zoodanige algemee-
ne beginselen, betreffende de opvoeding en levens-
wijze der Schapen, het kruisen derzelve, de ken-
nis der wol, en sommige bijzonderheden, tot der-
zelver handel en fabrijkmatige verwerking behoorende,
in dit geschrift op te nemen,
als ik voor de hoofd-
bedoehng des onderwerps noodzakelijk oordeelde, ten
einde hetzelve beter zoude mogen beantwoorden aan de
behoefte van de meeste der genen, die de Schaaps-teelt
^ij ons uitoefenen.

Hierdoor heeft de Verhandeling eene grootere uitge-

-ocr page 36-

breidheid verkregen, dan ik mij zeiven, in den beginne,
had
voorgesteld , en tevens eene andere strekking, dan
mij toescheen regtstreeks bij de uitgeschrevene prijsvraag
bedoeld te zijn. Vele der behandelde zaken toch kun-
nen worden beschouwd, als buiten den inhoud van de-
zelve , en dus ook buiten het oogmerk der verlangde
beantwoording, te zijn gelegen.

Deze bedenkingen hebben mij genoopt liever van de
onzekere kans eener eervolle bekrooning af te zien, dan
mij aan gegronde aanmerkingen bloot te stellen, die
op het werk, naar den aard des voorstels, zouden kun-
nen worden gemaakt. Ik vond dus raadzaam hetzelve
op eene andere wijze in het licht te geven. Indien
echter mijne pogingen kunnen geacht worden iets nuttigs
te bevatten, ik zal steeds erkennen daartoe door het
Pro-
vinciaal Utrechtsch Genootschap
aangespoord te zijn
geworden.

Deze arbeid moet echter niet anders worden beschouwd,
dan als eene proeve, waaraan niet weinig te verbete-
ren valt, en veel behoort te worden toegevoegd, voor
dat dezelve op eenige volledigheid aanspraak kun-
ne maken. Ik wilde slechts den grondslag leggen tot
eene meer naauwkeurige kennis der Schaaps - teelt in ons
land, en tot eene meerdere belangstelling in dezelve
niijne landgenooten opwekken. Mogten verlichte en be-
kwame mannen tot dit oogmerk willen medewerken,
opdat deze tak van nijverheid tot meerdere volko-
menheid worde gebragt, en dezelve aan de Maatschap-
pij ruimere voordeelen oplevere, dan zij tot hiertoe ge-
daan heeft!

Gaarne betuig ik, zonder de hulp van anderen , niet
in staat te zijn geweest eene opgave te doen van de
onderscheidene Schapen, die in de verschillende gewes-
ten onzes lands worden aangetroffen, noch van derzel-
ver bijzondere behandeling, en de voorname bestemming

-ocr page 37-

der wollen, welke zij voortbrengen. Ik moet daarom
mijnen openlijken dank betuigen aan zoo velen, als
mij
hiertoe wel met hunne bijdragen hebben willen onder-
steunen, door, op eene allezins heusche wijze, mijne,
aan hen gerigte vragen, te beantwoorden. Zij kunnen
gerekend worden , door hunne mededeelingen, een wezen-
lijk deel aan dit werk te hebben verkregen. Hunne namen
mogen hier niet worden verzwegen. Het zijn de Heeren
j, j. g. van everdingen, Ontvanger te Deil, en t. a. j. w.
sloet,
Advocaat te Zutphen, in Gelderland-, d. j. r. jordess,
Secretaris der Commissie van Landbouw, te Deventer
g. Reimagh, Burgemeester op Texel; jagobus eoumait,
Landbouwer in de Beemster; a. schuld, Vee-arts der
Eerste Klasse, te
Dordrecht; s. j. galama, Med. Dr., te
Sneek ; p. c. sgheltema, te Franeker; w. van peyma.
Landbouwer, te Ternaard, in Friesland; j. heres, Lid
der Commissie van Landbouw, te
Oude Schans , g. rein-
ders
, Landbouwer op de Noord - P older, 6. dusset.
borp
, Conducteur bij den Waterstaat, en d. van settes.
Vee-arts der eerste klasse, te Onderdendam, in de
Provincie
Groningen; c. p, wesselman , Secretaris der
Commissie van Landbouw, te
Helmond, w. f. rtkses
Vee-arts der eerste klasse, te Vegchel, in Noord Bra-
hand;
j. van hertum , Vee-arts der eerste klasse, te

Z\'.erikzee; en p. mouwen. Vee-arts der eerste klasse, te
Assen.

Ik heb gelijke verpligting aan de Heeren Fabrijkanten
K.
p.elin moddermai., te Utrecht; p. maas Cz. , ene. maas
en Zoon, te Delft; p. en h. vreede , te Tilburg;

de wit en van ber heïden en C°. , te Hilversum;
p g. en h. van der feer , te Sneek , die mij , opzigte-
iyk de hoedanigheden der inlandsche wol-soorten , en
aerzelver meerdere of mindere geschiktheid voor fabrijk-
matige verwerkingen, wel met hunne inlichtingen heb-
ben willen bijstaan. Mijn hooggeachte Vriend, \'de Heer
KOPS, heeft mij wel het gebruik van onderscheidene

-ocr page 38-

belangrijke stukken willen toestaan, betreffende de in-
landsche Schapen en wollen, die hij, in zijne voor-
malige betrekking, als Commissaris tot de zaken van
den Landbouw , heeft kunnen verzamelen. Alle hebben
dus voor de betoonde hulp aanspraak op mijne erken-
tenis en wederkeerige dienstvaardigheid.

Daar ik geoordeeld heb de Schapen, de wijze van
dezelve te onderhouden, en de plaats, welke zij in het
landbedrijf beslaan , volgens de Gewesten te moeten be-
schrijven , heeft dit, nu en dan, tot eenige wijdloopig-
heid, en somwijlen ook tot herhaling van dezelfde za-
ken, aanleiding gegeven. Dan, dewijl vele bijzonderhe-
den voor eene eenigzins naauwkeurige kennis der Schaaps-
teelt, zoo als deze in de verschillende streken onzes
lands gedreven wordt, onmisbaar zijn, heb ik geoor-
deeld aan derzelver vermelding niet te kort te moeten
doen.

Vermits het moeijelijk valt , door enkele beschrijvin-
gen, een volkomen duidelijk denkbeeld te doen verkrij-
gen van de verschillende rassen en verscheidenheden van
Schapen, heb ik getracht hieraan te gemoet te komen,
door van de voornaamste, die bij ons bestaan, eene
aanschouwelijke voorstelling te geven. Hierdoor is, ge-
lijk ik vertrouw, mede voldaan aan de uitnoodiging,
bij de straks vermelde prijsvraag uitgedrukt. De afbeeld
dingen zijn naar de levende voorwerpen, onder mijn
oog, geteekend, en ik vlei mij, dat dezelve getrouw
zullen worden bevonden. De tusschen - soorten of ver-
scheidenheden, wier verschil veelal onmerkbaar ineen-
vloeit, zullen gemakkelijk tot de hoofdsoorten of ras-
sen kunnen worden teruggebragt.

Overeenkomstig het opgevatte ontwerp, wordt hier
alleen gehandeld over de inlandsche Schapen, derzelver
wollen, en de verbetering van deze , voor zoo ver dezelve
kan worden verkregen, zonder vérmenging met vreemde
rassen, Mijn voornemen is, om deze Verhandeling, bij

-ocr page 39-

wijze van toevoegsel, te doen achtervolgen door eene
korte beschrijving van het
Spaansche ras der Merinos,
en vau het Engelsche Zuiderduin - Schaap.

Ik heb geoordeeld, ter vergelijking en opheldering van
verschillende zaken , gebruik te moeten maken van het-
geen vele buitenlandsche geschriften omtrent de Schaaps-
teelt, de kennis, en behandeling der wol, in ruime ma-
te aanbieden. Daar deze teelt in andere landen met
meerdere belangstelhng gedreven wordt, en aldaar groo-
tere vorderingen in dezelve, dan bij ons gemaakt zijn, heb
ik gemeend deze bronnen niet ongekend te moeten laten ^
ter aanwijzing der grondregels en middelen, welke men
aldaar gevolgd en aangewend heeft.

Over de ziekten der Schapen heb ik niet opzettelijk
gehandeld, daar zulks tot de Vee - artsenijkunde behoort.
Men zal dé Handboeken over dit vak daaromtrent kunnen
raadplegen. Hier en daar is, met opzigt tot som-
mige ziekten der Schapen, verwezen naar het, door
mij zamengestelde.
Handboek over de Genees- en Ver-
loskunde van het Vee,
uitgegeven bij ß. j. sghierbeek,
Gromngen 1819 en 1826. {-). Alleen in zoo ver heb

-ocr page 40-

ik hier van de gebreken of ongesteldheden der Scha-
pen gewag gemaakt, als dezelve, in eenige streken, meer
of min gemeenzaam voorkomen, of ook als de onmid-
deJijke uitwerking van deze of gene invloeden, namelijk
Tan de weérsgesteldheid, voedsels, of wijze van ver-
ïorging, moeten worden beschouwd. Hierbij vindt men
dan ook meermalen de middelen ter voorbehoeding of
genezing aangewezen.

Dit zij genoeg, om de aanleiding, het oogmerk, en de
strekking dezer Verhandeling te doen kennen. Ik hoop,
dat mijne pogingen mogen dienen tot bevordering der
Gelangen van den Landbouw, als de meest bestendige en
duurzame bron van levens. bestaan en maatschappdijke
welvaart.

gaarne daaraan dat geen veranderd of toegevoegd, waartoe
eene nadere beschouwing mij aanleiding
heeft gegeven
of hetwelk oplettende cn kundige Vee - artsen en Landbou-
wers mij wel hebben willen mededeelen. Dit moge mij tot
verschooning verstrekken bij hen, aan wie ik gemeld had
bij eene meuwe uitgave van het bedoelde Handboek, va^i d®\'
piedeged^elde opmerkingen gebruik te zullen make«.

-ocr page 41-

EERSTE AnrïTEELING.

Over het Schaap, deszelfs oorsprong, ras - ver^
deeling, en nuttigheid^ als voorwerp der
landhuishouding, en voor den mensch,
in het algemeen.

\'I

H

et Schaap {Capra Ovis) wordt met regt gèhbuderi
Voor het nuttigste aller dieren, welke de mensch aart
ïijne behoeften heeft weten dienstbaar te maken. Het-
zelve is vöor hein ten eenemale onontbeerlijk gewor-
den. Reeds in de vroegste kindschheid dér wereld,
vinden wij het Schaap aan den rnensch verbonden ^
en het voorwerp zijner zorgen en belangstelling
Geen wonder inderdaad, dewijl gèen ander dier

-ocr page 42-

hem, behalve de melk tot voedsel , zulk eene ge-
schikte
Stoffe, als de wol, tot dekking des ligchaams
aanbood. Hoewel vele andere voortbrengselen uit het
planten- en dieren-rijk hiertoe dienen, zoo kunnen
dezelve, met opzigt tot de bewaring der gezondheid,
geenszins, in alle opzigten, de wol vervangen. Indien
de huiden van ter neder gevelde dieren den mensch, in
eenen nog weinig beschaafden slaat verkeerende , tegen
den invloed des guren weders konden beschermen, zoowa-
ren deze daartoe, bij de vermenigvuldiging zijns geslachts,
als van zelfs, niet meer toereikende, en moest hij naar
eene andere bedekking des ligchaams omzien. Thans
mag men, misschien met uitzondering van enkele lucht-
streken, ten minste in ons werelddeel, de wollen klee-
deren onder de eerste levensbehoeften rangschikken, ter-
wijl dezelve in de warmste gewesten des aardbodems
naauwelijks geheel kunnen worden ontbeerd.

Het valt niet met zekerheid te bepalen, in welke
streken der aarde de mensch het Schaap het eerst tem-
de, tot zijne oogmerken aanwendde, en tot verede-
hng, en het geven van meerdere voordeden, voorbe-
reidde. Waarschijnlijk evenwel geschiedde zulks daar,
waar hij zelf het eerst te voorschijn trad, en zich
tol het gezellige leven vormde. De bergachtige, droo-
ge en koele , landstreken, in het midden van Azië zul-
len dus zoowel voor
het oorspronkelijke Vaderland
van het Schaap, als van vele andere onzer grootere
huisdieren moeten worden gehouden. Kon de onder-
werping van het dier den mensch gemakkelijker val-
len dan de lemming van sommige anderen, hetzel-
ve vond, als huisdier, in de bedoelde vruchtbare en ge-
zegende oorden, onder de gunstigste luchtsgesteldheid, bij
een overvloed van geschikte voedselen, de beste gele-
genheid voor de meest volkomene ontwikkehng, en eene
spoedige vermenigvuldiging, ten einde den redelijken

-ocr page 43-

bewoner der aarde, bij zijne verspreiding over dezelve,
te kunnen volgen. Werwaarts deze, nog aan geen vast
verblijf verbonden, maar steeds rondzwervende, zich
begaf, voerde hij voorzeker het dier, welks uitsteken-
de
voordeelen hij had leeren kennen, met zich, zoo
ver als de gesteldheid des khmaats en van den bodem
voor
deszelfs onderhoud en voortduring geschikt wer-
den
bevonden. Thans leeft het Schaap over het groot-
ste gedeelte van den bekenden aardbol, hoewel in uit-
wendige gedaante , naar de onderscheidene streken , groo-
telijks verschillende. Ja, wordt het tamme Schaap
schier overal, ten behoeve van den mensch, gevonden,
velen zijn van gevoelen, dat het nergens meer in den
wilden staat wordt aangetroifen, en voor eene volko-
mene verwildering zelfs onvatbaar zoude zijn gewor-
den (1). Anderen intusschen zijn van meening, dat,
in sommige deelen van Azië, nog wilde Schapen be-
staan
(f).

Er zijn verschillende gevoelens , of het tamme
Schaap voor een oorspronkelijk schepsel, dan wel voor
de afstammeling van een ander dier te houden zij. Ve-
le Natuuronderzoekers stellen, dat het tamme Schaap
afkomstig is van het
Ammons - Schaap {Capra Amman),
of den Musmon van plinius » ^^Ik dier door pal.

1 * BltjmenbacH , Handhoek dei\' Natuurlijke Historie of
Natuurgeschiedenis, door J. a. bennet en g. van olivier,
uit het Hoogdultsch vertaald, Leyden 1802, bladz. 138.

-ocr page 44-

tas (1), gmelin (t), de BtTFFON , sghreber
TILEESIÜS (tt), en anderen, onder den naam van Ar-
gali
of Moyßon (Müffellhier, Muffeldier) , is beschreven
en afgebeeld. Het draagt den laatsten naam, voor zoo
ver het in de zuideHjke deelen van Azië en Europa,
vooral op de Eilanden
Corswa, Sardinië, Griekenland,
als ook in Barbarijë, gevonden wordt, terwijl het
daarentegen , waar het in de noordelijkste deelen van
Eu-
ropa
en A%ië, namelijk in Siberië, Tartarijë, tot aan
Kamschatka voorkomt, Argali genoemd wordt. Men
houdt beiden voor een en hetzelfde dier, hoewel zij zich in
uitwendige gedaante aanmerkelijk onderscheiden, het<^een
men als het gevolg van den verschillenden invloed van het
klimaat, den bodem, en het voedsel beschouwt. De
ArgaU
in Siberië is grooter cn zwaarder van gestalte dan de
Europeaansche en Africaansche
Moußon. De wijfjes
van de laatsten hebben in
Sardinië en Corsica geene,
of slechts zeer kleine, horens, welke bij den Aziati-
schen
Argali hoogst zelden ontbreken. Deze zou de
noordelijke, de
Moußon de zuidelijke, gewesten der
aarde het eerst met wolvee hebben bevolkt. Beide die-
ren houden zich, in de bergachtige en boschrijke stre-
ken der gemelde landen, in kudden op, die zelden
meer dan tien stuks bevatten

1  Specilegiurn Zoölogicum, Fase. IX. Tab. 1 2
(f)
Reize door Siberiëa naar Kamschatka\', ylr. het iaar
1733 tot 1743, Haarlem 1752. D. 1. bJadz. 296. -

{§) Histoire Natureltd générale et particuliere, Tom. XI
p. 352.

-ocr page 45-

Be veronderstelde afkomst grondt zich op de over-
eenkomst, welke het tamme Schaap,
bij al de veran-

-ocr page 46-

deringen, die hetzelve heeft ondergaan, met het wilde
of Ammons - Schaap heeft behouden, zooals de stem
of het blaten, de wijze van voortteling en verdediging,
het nuttigen van dezelfde plant - voedsels, en de neiging
om zout te lekken, het gezellig oponthoud in kudden,
de gemakkelijke toenadering tot elkander, het bestaan
van uitwendige traankuilen onder de oogen, de gelijke
gedaante en wisseling der tanden, sommige ongesteld-
heden , zoo als de draai - ziekte {*) : alle vv^elke eigen-
schappen aan beide gemeen zijn. Inzonderheid koml
hierbij ook de vvaarneming in aanmerking, dat, door
de paring van het gewone of tamme met het wilde
Schaap, jongen worden vodrtgebragt, die het vermo-
gen bezitten, om zich verder voort te planten.

Intusschen wordt het gevoelen, dat het tamme Schaap
van den
Argali of Moujlon afkomstig zou zijn, door
anderen, niet als boven allen twijfel beschouwd.
Gme-

-ocr page 47-

tm houdt den Argali voor hetzelfde dier , als den ßlu-
simon
der ouden, doch schijnt het geenszins voor het
oorspronkelijke Schaap te erkennen.
Bojawus meent in
de afmetingen der verschillende beenderen van den kop,
en den minder buitenvvaarts gekeerden stand der ho-
rens van den Argali, in deszelfs korten staart, en wilde
geaardheid, te veel verschil tusschen denzelven en het
tamme Schaap, als ook de Geit, te vinden, om de-
zelve voor dieren van eénen en denzelfden stam te hou-
den. Hij is veeleer geneigd den
Argali als een dier van
zijne eigene soort te beschouwen, hetwelk eenigermate het
midden houdt tusschen het Schaap en de Geit, doch
met geen van beiden overeenkomt (1).
Ribbe zegt mede,
dat de gronden, welke worden aangevoerd, om te
bewijzen, dat het tamme Schaap van den
Argali of
Mouflon zou afstammen, hem niet overtuigend voorko-
men.
Hij houdt het Schaap veeleer voor een zelfstan-
dig dier, en een geschenk der Natuur, tot welks

1  (Jraniorum Argalidis ovis et caprae domesticae compa-
ratio , additis tabulis duabus lithogj-aphicis,
in hetzelfde
deel der aangehaalde Acta Academiae Caesareae Leopoldino-
Carolinae
, pag. 291.

Volgens BOJANus is het achterhoofd {occiput) van den Ar-
gali
breeder en langer, het voorhoofd {frons) inzonderheid
veel breeder; doch de overige beenderen van het aangezigt
zgn niet zoo breed, en die van het gehemelte smaller dan
bg het Schaap. De
Argali onderscheidt zich verder door
ruimere oogholten, grootere openingen van de achterste neus-
holten en het achterhoofds-gat.

Dezelve verschilt, volgens den gemelden Natuurkundigen,
van de Geit, door het gemis van uitwendige traan-groe-
ven bij deze, en door de minder spitse en dunne ge-
daante der horens, welke aan de laatste eigen, en bq de
wqfjes steil gerigt zijn. Het aangezigt vaü den
Argali is over
het geheel minder verheven en meer te zamen gedrukt, dan
bg de Geit.

-ocr page 48-

verschillende gedaante en eigenschappen de koude, zoo
wel als de warme, luchtstreken van Azië en Europa,
even zoo veel hebben toegebragt, als zulks waarschijn-
lijk ten aanzien van het Paard, Rund, den Ezel, en
Hond, heeft plaats gehad (1).
Sturm is insgelijks het
gevoelen geenszins toegedaan, dat het Schaap van den
Moußon afstamt, op grond, dat dit dier meer met het
wijfje van een Hert overeenkomt dan met een Schaap (f).

Nog anderen zijn van meening, dat de Geit {Capra
Uircus)
invloed gehad hebbe op het voortbrengen der
rassen van het tamme Schaap , daar men heeft waar-
genomen, dat, door de paring van Geiten - bokken en
Ooi - Schapen , en omgekeerd, bastaarden worden voort-
gebragt,,die vruchtbaar zijn. Guvier stelt, dat de
Schapen na aan de Geiten verwant zijn, en vruchtbare
bastaarden voortbrengen, terwijl
de büffow (2) mede

1 {*) Ueher die in Europa und. anderen Erdtheilen tehann-^

2 ** Hisioire Naturelle, T. c. p. 365. Zulks wordt ook
aangenomen door c. F. germershattsen, in het werkje: Dai
.Ganze der Schafzucht; neu bearbeitet von Friedrich fohl,
Dritter Auflage erster Theil, Leipzig 1818, S. 23. Men vindt
hier over het wilde, oorspronkelqke, of
stam-schaap, den
overgang van hetzelve in den huiselgken ataat, en de thans
bestaande hoofdrassen, zeer veel belangrijks yoorgedia"en.

-ocr page 49-

reeds heeft opgemerkt, dat hét Schaap en de Geit iets
gemeenschappelijks in hunnen oorsprong hebben. Volgens
zijne ondervinding bespringt de geile Bok het Ooi-Schaap,
en bevrucht hij hetzelve gemakkelijk, doch de Ram be-
zwangert geenszins de Geit. Dr.
sghmalz (1) evenwel
beweert, dat in
Prmssisch - Lithauwen kudden van
Schapen bestaan, afstammende van Poolsche Geiten, die
met Rammen van het gewone land-Schaap hebben ge-
paard. Hij meerit, dat er veel Geiten-bloed niet alleen
in de gewone Schaaps - rassen vloeit, maar dat zelfs,
door de vermenging van de Geit en het Schaap, fijn-
wollige rassen, zoo als de Merinos, zijn voortge-
bragt.

Het is voorzeker moeijelijk, bij deze uiteenloopende
gevoelens der Natuurkenners, en de onvolledigheid der
geschiedenis van de trapswijze verandering, welke het
Schaap ondergaan hebbe, deszelfs zelfstandig bestaan
of afstamming van eenig ander dier met zeker-
heid te bepalen, waartoe ook eene meer naauwkeu-
rige kennis van de verschillende soorten der i/oM-
Jlons, en de betrekking, in welke dezelve tot elkan-
der staan, schijnt gevorderd te worden (f). Dan wij
oordeelen ons in dezen van een verder onderzoek te
mogen onthouden, daar deze zaak thans voor de prac-
tische Schaaps - teelt op zich zelve min belangrijk is
geworden.

1  Thierveredlungskunde t Königsberg 1832. S. 221. Men
vergelqke voorts over de groote overeenkomst der Geiten
en Schapen, zoowel wat derzelver hebbelijkheden als lig-
chamelgke bewerktuiging betreft, hetgeen breedvoerig wordt
voorgesteld in den
Dictionnaire Classique d\'Histoire Natu-
relle
, op het woord : mouton.

(i) Zie hierover verder den Dictionnaire Classique di, p.
S, 3G7, en de overige aaDgehaalde werken.

-ocr page 50-

Zoo als het Schaap, in al zijne verscheidenheden, thans
voorkomt, is hetzelve een zachtaardig, doch zwak, en
onbehulpzaam dier. Het zou, gelijk
de euffow (1) zegt,
naauwelijks in zijn bestaan kunnen voortduren, indien
de mensch niet aan hetzelve zijne aanhoudende zorgen
en bescherming bleef verleenen. De mensch en het Schaap
zijn dus voor elkander even noodzakelijk geworden.

In de veranderingen, welke het Schaap, voorzeker
grootendeels ten gevolge der natuurlijke invloeden van
luchtsgesteldheid, bodem en voedsel, doch deels ook
door het bestier der paring, in één woord, door de
verschillende behandeling en levenswijze, waaraan het-
zelve werd blootgesteld, zoo wel ten aanzien der lig-
chaams - gestalte, sterkte, en wol, als ook van deszelfs
ziels-, en eigene levens - geaardheid of temperament,
heeft ondergaan, moet de grond gezocht worden van
het ontstaan der menigvuldige rassen en verscheidenhe-
den, welke
van dit hoogt belangrijk dier worden aan-
getroffen.

Het zal luet ondienstig zijn kortelijk aan te wijzen
wat men
doov rassen te verstaan hebbe. Men bevat\',
onder de bepaling van ras, dieren, die tot hetzelfde
geslacht
{genus), en dezelfde soort {species) behoo-
ren, aan welke alle hoofdkenmerken der laatste ei-
gen zijn; doch die zich, in bijzonderheden, door zoo"
damge veranderingen en kenteekenen onderscheiden, al"s
demtwerkmg kunnen zijn van de plaats des voortdurenden
verbhjfs, van den invloed der luchtgesteldheid, van het
voedsel, en de geheele levenswijze, of van oorzaken, welke
hiermede m het naauwste verband staan (f). Dieren, welke

-ocr page 51-

ten gevolge van zoodanige invloeden, eene algèmeene over-
eenkomst van bijzondere eigenschappen hebben verkregen,
vormen de
natuurlijke rassen, terwijl, door de opzet-
telijke
vermenging van verschillende rassen, door mid-
del der
voortteling, kunst-rassen worden voort-
gebragt, Door de vereeniging der dieren van verschil-
lende
soorten , die tot hetzelfde geslacht behooren, ont-
staan
bastaard-dieren, welke geenszins alsrassen worden
beschouwd. Zij zijn, althans in het algemeen, onvruchtbaar.

De Fransche Landhuishoudkundige tessieb. (*) onder-
scheidt de Schapen in zeven hoofd - rassen, welke als zoo vele
groote familien kunnen worden aangemerkt. — Deze zijn:
Het
Afrikaansche Ras. Hetzelve bezit geene ho-
rens , heeft eene groote gestalte, een gebogen voorhoofd,
bovenwaarts uitspringenden kop, en elfen glad haar.
Onder de keel bezit hetzelve eene kwabbe of kossem,
en manen aan den hals, waaraan zich wol-vlokken
vormen, welke uitvallen, om plaats te maken voor an-^
dere {j-).

-ocr page 52-

, 2 \\ Het Arabische Mas. Men vindt hetzelve aan de
Kaap de Goede Hoop, in het land der Hottentotten,
en in Egypte, van waar het door de Fransche Ar-
mee is medegebragt. Dit Schaap heeft eenen zwaren, dik-
ken, breeden,
staart, waaruit een verlengsel voortkomt,
hetwelk de dikte heeft van eenen gewonen staart. Hier-
door onderscheidt zich dit ras van de volgende (1).

3". Het Has van Candia of het Cretische Ras. Het-
zelve heeft golvende wol, regie horens, omringd van
eene spiraals - wijze groeve. Het is van ouds bekend
onder den naam van
Strepsiceros (t).

4". Het Indische Ras, hetwelk de Hollanders naar
Europa hebben gevoerd. Hetzelve is merkwaardig we-
gens zijne groote gestajte. De Ooijen brengen alle ja-
ren verscheidene lammeren ter wereld. De Hollanders
plaatsten dit Ras op het Eiland
Texel en in Vlaande-
ren.
Men noemt deze Schapen ook Texelsche en Vlaam-
schs
Schapen.

5". Het Ras van het Eiland Féroé , van IJsland en
Noorwegen. Hetzelve is zeer klein, wild, en bijna
altijd in het midden van de sneeuw verkeerende. De
vacht heeft zijdeachtige draden, en andere, gelijkende
naar haar, terwijl nog andere de hoedanigheid van ge-
wone wol bezitten (p.

6°. Het oorspronkelijke of inlandsche fransche Schaap,
hetwelk men in meerdere verscheidenheden kan ver-
deden. Deszelfs gestalte is kleiner dan die van het
Vlaamsche, doch grooter dan die van het Noord-
sche Schaap. Gewoonlijk worden de Schapen, tot dit
ras behoorende, onderscheiden in
Roussillonsche, Be-
rtchonsche, Ardensche, Beauceronsche, Normandische,
en andere, welke alle bijzondere kenmerken bezitten,

7 \'. Het Spaansche Ras of dat der Merinos. Het-

1  HoüTrtrsTN, a. p.

(f) Houttuïk, a. p.

Hou\'xïuyN, a. p.

-ocr page 53-

zelve is het meest geacht, wegens de voortreffelijke
hoedanigheden, die het boven al de overige rassen
bezit.

De grootte van dit ras is middenmatig, vergeleken
met de overige rassen. De gestalte is meer rond dan
lang en plat. De rammen hebben zware, breede, ho-
rens, die spiraalswijze gebogen en zeer uitgebreid zijn.
De wol is kort, fijn, overvloedig, en vetachtig. De-
zelve bezit van alle wolsoorten de sterkste eigenschap
van te krimpen (1).

Anderen volgen, omtrent de hoofd-rassen der Schapen,
rangschikkingen, welke van de bovenstaande verschil-
len, en brengen dezelve tot de volgende voorname ras-
sen terug (f).

1Het Guinesche Schaap ( Ovis guineensis linn. ,
Le Mouton Morvan
büffon) , hetwelk ook bekend is
onder den naam van het
Indische of langheenige Schaap.
Het Africaansche en Aethiopische Schaap ( Ovis Afri-
cana et Aethiopica)
hebben met hetzelve veel overeen-
komst. Het zou dit ras zijn, hetwelk door de Hollan-
ders naar Europa werd overgebragt, en bij ons is gena-
turahseerd geworden.

Het breedstaartige Schaap {Le Moufon ä large

1  Door sommige latere Schrijvers wordt de klassificatie
van TESsiiR als onvoldoende beschouwd, daar er twgfel be-
staat , of niet sommige rassen of soorten voor enlcele ver-
scheidenheden
te houden zijn. (Zie ; Rapport fait à la So-
ciété royale et centrale d\'Agriculture, au nom d\'une com^
mission, composés de M. M. le Baron
ternaux, coqueeert
de montbret, huzar.d
père, htjzaed Jils, et le Baron de
MORTEMART- BoissE, rapporteur, sur VArgali et l\'espèce de
mouton à large queue, nommé vulgairement
moutoN pe tUîîis ,
in de
Annales de l\'Agriculture Française, 2rae Serie Tom.
XLI.
p. 129 et suiv.)

(f) Dictionnaire Classique d\'Histoire Naturelle, a, p.
268—270.

-ocr page 54-

gueue { Ovis Laticaudä tmir.) Dit Schaap onderscheidt
zich door de lange gedaante van den staart, welke aan
de zijden van zware plooijen of vetklompen voorzien
is, die somwijlen tot zulk eene grootte aangroeijen, dat
zij het dier in het gaan hinderlijk zijn, en dè staart
ondersteuning noodig heeft, om te worden voortge-
sleept (1). Tot dit ras worden, als onder-rassen, ge-

1  Worden vrelligt deze Schapen reeds door mozes be-
doeld, wanneer hij gebiedt om de staarten der Rammen on-
der andere -vette deelen te ofFeren,
Exod. XXIX. -vs. 22.
Zevit. VIL vs. 3. VIII. vs. 25. IX. vs. 19 ? Heeft misschien
het heiligbeen, in de ontleedkunde, daarvan deszelfs naata
ontleend, dat het, ala het bovendeel van den staart uitma-
kende, mede tot een offerstuk gediend hebbe? De verhalen
zoo van oudere als nieuwere schrijvers en reizigers omtrent
de ongewone zwaarte van 20, ja zelfs van 40 ponden, wel-
ke deze staarten somwijlen verkrijgen, zoodat dezelve, op
-wagentjes rustende, door de Schapen worden Voortgetrokken,
zijn algemeen als dit gewigt vergroot voorstellende beschouwd
geworden, Berkenmeiier, ludolp,
{Histor. AetMop. Libr.
I. Cap, 10). Bocitard, förster, rtneveld
{Reis door de
Middellandsche Zee, enz.
1803. bladz. 206); earrow, [Reis
in de hinnenlanden van jifrica,
D. II. bladz. 22) en anderen
verklaren evenwel Schapen met zoodanige zware staarten,
en op de gemelde wijze ondersteund en voortgetrokken worden-
de , gezien te hebben. Door velen wordt de gewone zwaar-
te op 8, 12 tot 16 ponden geschat, Vergelijk
üilkens^ Rede-^
voeringen
, a. p., door wien deze werken worden aangehaald.
Zie ook blttmeifcach
{ßttt. Geschiedenis bladz. 138). heho-
BOTirs (Libr, III. Cap. 113.) spreekt van Schapen met staar-
ten van drie ellen,lang, rustende op eenen kleinen wagen. De
gewone grieksche el
 cuhitus) wordt door ntr roy, bg

j. g. schnjiider, in zqn Kritisches Griechisch-Deutsches
1Pörterbach,
op 20 fransche duimen en 6i strepen geschat.
Kaar deze vergelijking zouden de bedoelde staarten op onge-
veer 62 Ned. duimen of ruim deelen van eene Ned. el kunnen
^\'prden berekend, welke lengte »iet als ongeloof baar voor-

-ocr page 55-

rekend te behooren. 1®, Het vetstaartige Schaap {Ovis
Steatopyga
pallas), waarvan de staart slechts uit een
gering getal wervelbeenderen bestaat, bezittende eene,
in tweeën verdeelde, meer
of min ronde, vetklomp,
welke
bovenwaarts te zamen vloeit. 2°. Het dikstaar-
tige Schaap (Mouton a grosse queue),
waarbij het
staartverlengsel zeer lang is, en. tevens in breedte meer
dan twee derde gedeelte des ligchaams beslaat, terwijl
nog eene derde variëteit voorkomt, onder den
naam van
staarteloos Schaap (Ovis ecaudata) , hetwelk zich ken-
merkt door een ongemeen dma en klein staart - verleng-
sel. Het kan slechts als het beginsel van eenen staart
worden beschouwd , hebbende naauwelijks twee duimen
lengte, en hangende aan eene breede vet - uitbreiding i,
welke
de dijen bedekt, doch niet sterk vooruit springt.
Het
Wallachijsche - oï Hongaarsche - Schaap {Ovis
Strepsiceros
mhk. ) zich vooral onderscheidende door
eene zeer overvloedige en lange wol, en lange spiraals-
wijze, regt opstaande, horens (*),

-ocr page 56-

4®, Het Yslandsche of veelgeharmde Schaap {Ovis Po-
lycerata
liwn,; Ovis Gothlandica pattas). Dit Schaap
is merkwaardig door het verschil, hetwelk ten aanzien
der horens plaats heeft. Bij sommige beslaan slechts
twee, bij andere drie, vier, en zelfs worden dezel-
ve tot acht aangetroffen.

5®. Het gewone Schaap. Hetzelve is het meest al-
gemeen in ons werelddeel verspreid. Het is het lang,
staartige Schaap, dat in de verschillende landen van
Europa bestaat. De menigvuldige verscheidenheden ver-
krijgen naar de rijken of streken, als land - Schapen,
derzelver onderscheiding. Men zal dit Schaap meer bij-
zonder het Europesche, en, voor zoo ver het in de
meer noordelijke deelen bestaat, het oude Germaan-
8che Schaap mogen noemen,

6\\ Het Merinos - Schaap {Ovis Eispanica i.iis5.).
Hetzelve onderscheidt zich door zeer zware, sterke, ho-
rens, welke, zich in
regelmatige wendingen, en spiraals-
wijze, ter zijde van den kop ombuigen, en door on-
gemeen fijne, zijdeachtig - zachte , wol, welke als eea
kurken - trekker geslingerd is,

7". Het Engelsche Schaap {Ovis Anglica). Hetzelve
heeft groote overeenkomst m«t de Merinos, waaraan het,
volgens sommigen, zijne afkomst verschuldigd is. Het
wordt gekenmerkt door het gemis vau horens, door de
fijnheid der wol, en den langen staart. Men vindt meer-
dere verscheidenheden van hetzelve dan van het gewone
Schaap, Die van
Sussex hebben korte, doch zeer fijne,
wol, terwijl andere wol van t*?genovergestelde hoeda-
nigheden bezitteit.

Bij de veelvuldige vermenging, welke ten aanzien der
Schapen plaats heeft gehad, en de groote veranderingen,
welke zij, door de verspreiding in de meest verschillende
luchtstreken, hebben ondergaan, is het voorzeker hoogst
jjiCjeijelijk , om de hoofd. pf stam ^^ rassen volstrekt

-ocr page 57-

bïBpalea , eil deze van de onder-rassen te Oliderscheiderii
Hieruit moet dan ook worden verklaard , dat deze be-
palingen zoo zeer uiteenloopen, en men
, bij de Schrijd
vers over de Schaaps - teelt , zoo veel verschil in hel
opnoemen der rassen aantreft (1).

Ofschoon nü zoodanige algemeene Onderscheiding dien-
stig zij , om de Schapen onder zekere groote afdeelin-
gen, als zoo Vele familie - stammen, te rangschikken *
zoo is dezelve nog niet voldoende, Otn het uiteenloo-^
pende geringer verschil te dóen kennen, hetwelk tus-»
sehen de speel ^ soorten of verscheidenheden wordt Waar-
genomen. Dezelfde invloeden, welke de hoofd -rasseri
voortbragten, deden wederom, naar de honderdvoudig
gewijzigde omstandigheden, Waaraan de Schapen, ia
onderscheidene landen en streken, werdén onderworpen,

-ocr page 58-

bijzondere veranderingen in het bewerktuigde iigchaam
ontstaan , waaraan de eigensoortige gestalten en hoeda-
njgheden moeten worden toegeschreven, die de
onder-
rassen, speel - soorten
— ook variëteiten of verschei-
denheden
genoemd — uitmaken. Het zijn deze , welke ,
in den landhuishoudelijken zin, doorgaans bedoeld wor-
den, wanneer men van rassen spreekt. Hiervoor wordt
ook wel het woord soort gebezigd, niet om daarmede,
in de bepaalde beteekenis, het soortelijke verschil, in
tegenstelling van dat des geslachis, aan te duiden, maar
om, in eene algemeene opvatting, het onderscheid uit
te drukken, dat er tusschen de Schapen van deze en
gene, meer of minder overeenkomende of verschillende
hoedanigheden wordt opgemerkt. — Wij zullen, in het
vervolg, deze benamingen, voor de bedoelde beteeke-
nissen, door elkander, ten aanzien onzer inlandsche
Schapen , moeten bezigen.

Het is niet wel mogelijk vast te stellen, hoe vele
soorten, onder-rassen of verscheidenheden van Scha-
pen er bestaan {*). Dezelve worden door sommigen (f)
tot meer dan tachtig gebragt. Schijnbaar geringe leef-
regelkundige invloeden hebben op het Schaap, meer
dan op vele andere dieren, eene uitwerking, waardoor
deszelfs vorm of gestalte , gevoedheid, vruchtbaarheid,
melkrijkheid, zoo wel als de hoeveelheid en hoedanig-
heid der wol enz. ongemeen veranderd worden. DeL
eigenschappen worden, bij eene aanhoudende onderlin-
ge voortteling, aan de afstammelingen medegedeeld, en
aldus over streken van meerdere of mindere uitgebreid-
heid, op den duur, bij dezelve bevestigd, en einde-
lij_k standvastig gemaakt. Van hier, dat men, in de-

-ocr page 59-

aelfde gewesten, niet zelden, op korte afstanden^ van
dezelfde soort van Schapen nog -wederom meerdere scha-»
keringen aantreft, hoedanige dan Wederom , volgens het
gewone spraakgebruik der
Vee - teelt ^ voor rassen door-
gaan.

Hoewel, bij de toepassing dezer benaming op Scha-
pen, die slechts door enkele, somwijlen slechts gerin^®
ge , bijzonderheden van andere verschillen, de beteeke-
nis van de ware ras - eigenschappen veelal niet meer in
aanmerking wordt genomen, zoo is elke bepaalde on-
derscheiding , in een landhuishoudelijk opzigt, van waar-
de, en onontbeerlijk, om aan te duiden, welke soortj
slag, of verscheidenheid men bedoelt. Óp deze wijze
noemt men zeer gewoonlijk de Schapen naar de Pro-
vinciën, streken, of dorpen , in welke zij, bij uit-
sluiting of voorkeur, gehouden en aangekweekt wor^
den. Zelfs verkrijgen zij somwijlen den naam van de-^
zen of genen eigenaar, die 2,ich opzettelijk met eene
bijzondere wijze van opvoeding, veredeling, of vervor-\'
ming heeft onledig gehouden.

Gelijk de voortbrengselen uit het plantenrijk door den
mensch kunnen veranderd, en verbeterd worden, waar-
door 4,ij aan zijne verkiezing en behoeften beter voï-»
doen, zoo heeft zulks ook ten aanzien der dieren plaats.
Door de wetten gade te slaan, waaraan de Natuur
zich, ten aanzien van hunne vorming en voortplanting»
vast verbindt, of daarin speling toelaat, blijft de mensch
niet genoodzaakt, zich de dieren ten nutte te maken,
zoo als hij deze uit hare hand ontving, maar het slaat
in zijne magt, om , de aangewezene leiding der Na-
tuur volgende, dezelve, in wekere mate, als ruwe grond-
stoffen, tot bijzondere oogmerken te veranderen, volko-
mener te maken, of te veredelen.
Op deze wijze iä
hij in staat de hgchamelijke gedaante van sommige die-
ren aanmerkelijk te vervormen, de eigenschappen van het
eene ras aan het andere mede te deelen j en aldus be-«

-ocr page 60-

stendig nieuwe rassen en Terscheidenheden voort te bren-
gen, welke niet alleen beter dan de oorspronkelijke of
natuur - dieren aan de volstrekte noodwendigheden des le-
vens, maar ook aan het gevoel voor schoonheid, en aan
den smaak, naar stand en beschaving gewijzigd, kun-
nen beantwoorden.

Hierop is in het algemeen de veredeling der huisdie-
ren , en dus ook van het Schaap, door het kruisen, ge-
grond. Hierdoor zijn reeds vele kunst - rassen en ver-
scheidenheden voortgehragt, hetwelk in sommige lan-
den aan de Schaaps - teelt eene ongemeene belangrijk-
heid heeft bijgezet, en eene geheel veranderde rigting
gegeven.

De wol dekt het ligchaam van den rijken en armen,
van den Koning af tot den bedelaar toe, doch niet op
dezelfde wijze. Terwijl deze zich te vrede stelt, wan-
neer eene onaanzienlijk stoöaadje hem tegen de guur-
heid des weders mag beschermen, en voor verkleuming
bewaren, eischen overvloed en weelde, in derzelver
veelvuldige trappen, keuriger maaksels, waartoe niet
slechts fijnere wolle , als grondstoffe, gevorderd, maar
waaraan ook meerdere zorg en kunst van bearbeiding-
moeten besleed worden. Hierin heeft eene bestendige
afwisseling en voortgang plaats, naarmate het mensche-
lijk vernuft onophoudelijk werkzaam is, om, ten behoe-
ve van de mode, aan de stoffen nieuwe gedaan-
ten te verleenen , en meer volmaakte werktuigen uit te
vinden , door welke dezelve met meer gemak, en veel-
al ook spoediger, worden vervaardigd, en een be-
valliger aanzien verkrijgen. Wij kunnen zeer wel onze
toestemming geven aan de opmerking van den Duitsche»
Landhoudkundigen
elsner (1) , dat de verbetering der
wol, ten gevolge der veredelde Schaaps - teelt, met
de

1  UeBersrcht der Europäischen veredelten Schafzucht.
I. ß S. I. Prag, 1828.

-ocr page 61-

toenemende beschaving in onmiddellijk verband staat.
Het is toch met de kleeding als met de kunstwer-
ken in het algemeen gelegen. De beschaving eu zin
voor het schoone vorderen steeds betere voortbrenc^se-
len.

Menigvuldig en hoogst verscheiden zijn de stofFen,
welke van de wol worden vervaardigd , hetzij deze
daarvan geheel of gedeeltelijk den grondslag uitmaakt.
Deze stoffen of bereidingen, hoewel niet alle tot kleeding
of dekking des ligchaams dienende, strekken\'nogtans,
op deze of gene wijze, den mensch tot geraak, nuttig
gerief, of veraangenaming des levens.

Tot al deze stoffen worden wollen van zeer verschiï-
lende deugd, hoedanigheden, en waarde aangewend.
Sommige derzelve worden vervaardigd uit lange, effene,
weinig rekbare of veerkrachtige, andere uit korte, rek-
bare, kroese, andere uit fijne of middelbare, andere uit
grovere, wollen, zoodat zelfs de slechtste en
grofste niet
ongebruikt behoeven te blijven.

Dan, heeft het bovenstaande alleen betrekking op de
onmisbare
Stoffe, welke als hel hoofd-voortbrengsel van het
Schaap moet worden beschouwd, het is niet alleen de
wol, waarom hetzelve, als een hoogst nuttig en belang^-
rijk dier, den mensch werd geschonken. De
melk wordt
door velen met smaak genuttigd. Dezelve is, hoewel
minder bruikbaar dan die van
de koe, nogtans ook voor
zmvel-gewm, namelijk om er boter en kaas van te
maken, geschikt. In sommige streken levert de laatste
geen onaanzienlijk voortbrengsel op. De mest van het
Schaap IS schier onontbeerlijk in zoodanige oorden,
alwaar
de Runderen geen voldoend bestaan vinden,
tot
de vruchtbaarmaking van den schralen bodem,
voor
de verbouwing van granen en andere gewas-
sen. Zal wel behoeven te worden herinnerd aan de
vervulhng, welke het Schaap voor
de slagtbank ople-
vert? Het Schaapsvleesch moge niet overal even
geacht

-ocr page 62-

zijn als het Rund - en Kalfs - vleesch, hetwelk in ons land,
altijd en schier overal, van de uitstekendste hoedanig-
heid verkrijgbaar is; de Schaafsbout of het Zuiglam
mogen slechts nu en dan, en als tot afwisseling voor
den smaak, op de tafels der aanzienelijken verschijnen:
in andere landen maakt het Schaapsvleesch, naar des-
zelfs verschillende hoedanigheid, zoowel de dagelijksche
vleesch - spijze der voorname en gegoede lieden, als een
hoofd - voedsel van den werkman uit. In meerdere ge-
westen onzes Vaderlands, met name
Friesland en Gro-
ningen,
ja ook elders, wordt mede het Schaapsvleesch
door den laatsten veel genuttigd. Het vleesch van het
Drentsche Schaap, hoe gering van waarde, ten aanzien
der wol - opbrengst, is, wel doorvoed zijnde, bij velen
zeer geacht.

Ik ga de voordeden, die, voor het overige, van hel
vet, en den afval van het Schaap worden getrokken,
als het gebruik der huiden tot leer- en pergament - be-
reiding, dat der beenderen, en van de darmen tot sna-
ren, enz. stilzwijgend voorbij. Deze zelfstandigheden
dienen alle tot nuttige en voordeehge einden, doch zij
kunnen slechts als bijkomende winsten in rekening wor-
den gebragt, welke minder voor het oogmerk onzer
tegenwoordige beschouwing in aanmerking komen.

De bedoelde hoofdvoordeelen van het Schaap, name-
lijk wol-, mest-, en zuivel - gewin, benevens het vleesch,
kunnen voorzeker gelijktijdig van hetzelve worden ge-
troJcken, doch niet op zoodanige wijze, dat niet het
eene voortbrengsel veeltijds de opbrengst of hoedanig-
heid van het andere benadeelt. Zoo laat zich het ver-
krijgen eener zeer keurige wol niet wel vereenigen met
de bereiding der grootste hoeveelheid mest, daar de le-
venswijze en behandeling, welke de Schapen voor deze
twee zeer verschillende bedoelingen moeten ondergaan,
in meer dan één opzigt, met elkander strijden. Het mel-
ken der Schapen benadeelt den wol-groei , en heeft te-

-ocr page 63-

vens invloed op de aanzetting en hoedanigheid van het
vleesch.

De groote zaak van den Landbouw, waartoe, als
een hoofdtak, de Yee-teelt behoort, bestaat voorzeker
daarin, dat aan eiken bodem dat geen worde toever-
trouwd, waarvoor deze het meest geschikt en bere-
kend is, waarvan, met de minste moeite en kosten
evenredig de grootste voordeelen kunnen worden getrokl
ken.
Dit doei wordt het best, ja alleen, bereikt, in-
dien men, naar den aard der gronden, der luchtge-
steldheid, de inrigting des bedrijfs, en
vele bijzondere
omstandigheden, zich toelegt op zoodanige voortbreng,
seien, die een gemakkelijken en geregelden aftrek vin-
den, en, in derzelver soort, van zoodanige deugdzaam-
heid zijn, dat zij door geene andere overtrolFen wor-
den, en dus geenszins, in waarde of prijs, bij gelijke
voortbrengselen behoeven achter te staan.

Naar deze beginselen verkrijgt de Schaaps - fokkerii
eene verschillende betrekking in de landhuishouding. Niet
overal kunnen dezelfde Schapen worden aangehouden,
of zijn dezelve even noodzakelijk en voordeelig. In schra-
le streken beslaat de Schaaps - teelt eene meer aanzienlijke
en uitgebreide plaats in het landbedrijf, dan in de
meer vruchtbare; daar de mest in de eerste eene be-
hoefte is, welke door geene andere dieren, op eene
voldoende wijze , kan worden vervuld. Hier kan even-
wel slechts het Schaap van eene kleine of middelbare
gestalte, dat zich van een spaarzaam voedsel onderhoudt
behoorlijk gedijen, en voordeel aanbrengen. Het Schaap
van een grooteren ligchaamsbouw, voor zwaarderen
vleesch-groei bestemd, en dat om de vacht van vele
ponden gehouden wordt, zou op de
heide - velden en
dorre zand-gronden slecht gevoed worden, verkomme-
ren , en deszelfs voordeeligen opbrengst, voor een goed
gedeelte, doen derven. Sommige Schapen zijn aan een
wandelend leven gewoon, en deze worden in kudden,

-ocr page 64-

onder het opzigt van een\' Herder, het bestier en de be-
scherming van een\' Hond, langs wegen gedreven, of
op uitgestrekte velden gehoed. Andere houden hun ver-
blijf onder het Rundvee en de Paarden, in beperkte
■weiden, en schijnen minder voor aanhoudende beweging
berekend te zijn. Op lage, zoete, moerassige gronden,
die weelderige, laffe, waterachtige grassoorten en an-
dere planten opleveren, tiert het Schaap onvoordeehg.
Het staat op dezelve aan kwijnende ziekten bloot, die
hetzelve dikwijls doen sterven. Het Schaap behoeft een
tamelijk hoogen, droogen, bodem, waarop fijne, kor-
te , specerijachtige, eenigzins harde , grassen en kruiden
groeijen, voor zijnen welstand. Het bemint de bladen,
jonge takjes en basten van sommige heesters
en boo-
men , en wordt hierdoor meermalen zeer schadelijk voor
de houtgewassen. Ziltige planten zijn voor het Schaap
ongemeen voordeelig. Men kan , bij het gemis van de-
ze, aan de bevordering der gezondheid te gemoet ko-
men door het toedienen van zout.

De laatstbedoelde gronden, benevens eene drooge
luchtgesteldheid, worden bovenal gevorderd voor zoo-
danige rassen, die oorspronkelijk in landen te huis hoo-
ren, alwaar deze gunstige omstandigheden bestaan. Dus-
danige Schapen worden nog Hgter door ziekten en on-
gemakken aangedaan, wanneer zij in lage en vochtige
streken worden overgebragt, dan de gewone land - Scha-
pen , die reeds, sedert vele geslachten, in dezelve heb-
ben geleefd, en aan de genoemde schadelijke invloeden
meer zijn gewend: hoewel ook de laatste aan de voort-
durende werking dezer oorzaken geen weerstand kunnen
bieden.

De betere en edele rassen vorderen meerdere opletten-
heid dan de gewone of slechtere Schapen. Dit komt
dus almede in aanmerking, om daarnaar de keus der
fokkerij te bepalen, dewijl de meerdere moeite en kos-
ten, door grootere deugdzaamheid of hoeveelheid der

-ocr page 65-

voortbrengselen, moet worden vergoed, ten einde gelij-
ke voordeelen te verkrijgen. Voor zoo ver dit op de
wol toepasselijk is, kan, met opzigt tot de soort, wel-
ke men moet trachten voort te brengen, geen andere
maatstaf, door den Schaaps - fokker, worden gevolgd, dan
die door het meest gewild en voordeeligst vertier wordt
aan de hand gegeven, iets hetwelk, naar de
behoeften
voor verschillende stolfen, door het fabriekwezen en den
koophandel wordt aangewezen en gewijzigd.

Op al deze omstandigheden zal dus de verstandige
Landbouwer behooren te letten, om van de Schaaps-
teelt een gewenscht voordeel te trekken Hij overwe-
ge, welk ras of soort voor zijn bedrijf, naar den aard
van deszelfs grond, ligging, uitgestrektheid en inrigting
geschikt zij, om zijnen arbeid het best te zien beloo-
nen. Hij berekene, naar welke voortbrengselen van mest-
zuivel- of wol-gewin zijne bemoeijingen zich voornamelijk
behooren uit te strekken, en in hoe ver hij meerdere
dezer voordeelen, met het minste nadeel voor elkander,
kunne vereenigen. Daar de wol steeds, als het voor-
naamste en onmisbaarste voortbrengsel van het Schaap
moet worden beschouwd, blijft hare soortelijke deugd-
zaamheid eene hoofdzaak, welke bovenal in het oog
moet worden gehouden, en waarbij een bestendig stre-
ven naar verbetering van het onvolkomene niet mag ver-
waarloosd worden.

Indien wij de laatste aangelegenheid in overweging
nemen, zoo
meenen wij te mogen vragen: wordt deze
zaak bij ons naar eisch in acht genomen ? Bezit onze
Schaaps-teelt, met opzigt tot de voortbrenging der wol,
die volkomenheid , dat zij
al de voordeelen oplevert,
welke
van dezelve, naar het Verschil der rassen en soor-
ten,
kunnen worden getrokken? Is men algemeen bij
ons genoeg bekend
met de grondregels, welke, tot het
verkrijgen van deugdzame wollen, bij de Schaaps-teelt,
moeten
worden Opgevolgd ? Kunnen wij geacht worden

-ocr page 66-

in dezen met andere landen op dezelfde hoogte van ken-
nis en
toepassing te staan? Of is de inlandsche Schaaps-
teelt voor verbetering vatbaar? Kunnen wij
ons, voor
de verfijning en vermeerdering onzer wollen, tot ver-
schillende stoffen noodzakelijk, de voorlichting en on-
dervinding van sommige naburen, met name
de Duit-
schers, Franschen en Engelschen, ten nutte maken? En
weiken weg zal men behooren in te slaan, om aan de
inlandsche wol-teelt die rigting te geven, welke zoo wel
onmiddellijk aan den Schaaps-houder, als eersten voort-
brenger , als aan den wol - verwerker of fabrijkant,
en
aan de volks - nijverheid in het algemeen, meerdere voor-
deden zal kunnen aanbrengen, dan zij tot hiertoe ge-
daan heeft?

Wi,i hebben omtrent de eerste punten reeds ons ge-
voelen te kennen gegeven; het valt moeijelijker, op
eene voldoende wijze, het laatste vraagstuk te beant-
woorden. Het moge gemakkdi.jk zijn deze of gene on-
volkomenheden in onze Schaaps - teelt, met bijzondere
betrekking lot het voortbrengsel der wol, aan te wij-
zen, en algemeene regels voor te dragen, die tot ver-
andering en verbetering dezer voortreffelijke grondstoffe
kunnen\'strekken; doch men dient, om over de voorgestdde
zaak eenigermate met grond te oordeden, bekend Ie
zijn met alles, wat tot de verschillende wol-soorten,
derzelver aanwending tot velerlei vervt^erkingen, en ei-
genschappen , welke voor elke sloffe gevorderd worden,
behoort, als ook met de betrekkelijke hoeveelheden,
benoodigd, om in de veelvuldige behoeften te voorzien.
Hiertoe zou het noodig zijn te weten, van welke wol-
len wij voor onze fabrijken eene voldoende hoeveelheid
bezitten, of zelfs eenen overvloed, om daarvan aan den
buitenlander te kunnen afzetten, indien hij deze wollen
behoeft, of aan dezelve een voorkeur geeft; voorts,
welke soorten voor de inlandsche fabrijken gevorderd
worden, die wij niet, of slechts
in eene ongenoegzame

-ocr page 67-

hoeveelheid bezitten, en welke wi^ dus van vreemden
moeten koopen, doch die ook bij ons zouden kunnen
worden voortgebragt. In
één woord, indien men dit
gewigtig
onderwerp naar waarde wenscht te beoordee-
len , dan kan de wolteelt, onzes oordeels niet beschouwd
worden als
eene, op zich zelve staande, zaak, maar
moet dezelve worden overwogen in betrekking tot onze
landhuishoudelijke gesteldheid, tot het geheele fabrijk-
wezen, waarvoor de wol de grondstoffe uitmaakt, en
zelfs ook tot den handel. Wij zullen hierover in eene
volgende afdeeling eenigzins nader dienen te handelen.

-ocr page 68-

TWEEDE AFDEELING.

Over de verschillende rassen van Schapen, in ons
land bestaande, met betrekking tot de gewes-
ten, waarin dezelve worden gevonden, en de
geldswaarde, welke de Schapen in den
Hollandschen Volks - rijkdom beslaan.

Wij bedoelen hier onder de inlandsche rassen al-
leen die Schapen, welke in ons land van oudsher, of
althans sedert langen tijd, te huis behooren, en als na-
tuurlijke of volkomen genaturaliseerde inwoners van het-
zelve kunnen worden beschouwd. Hieronder worden
dus niet begrepen de Spaansche Schapen, welke hier
en daar gevonden worden, noch de gemengde rassen,
welke in sommige gewesten, door de kruising der eer-
ste met de laalstgemelde, mogen
zi}n voortgehragt. De-
ze zijn naauwlijks talrijk of gevestigd genoeg, om on-
der de inlandsche Schapen te worden begrepen.

Indien wij de, aanmerkelijk uiteenloopende, soorten of
verscheidenheden onzer Schapen onder een algemeen
gezigtspunt brengen, dezelve onderling vergelijken, en
nagaan, in welke opzigten zij, zoowel in ligchamelij-
ke gedaante en eigenschappen
als levenswijze, overeen-
komen of verschillen, dan meenen wij , dat dezelve tot
drie voorname rassen behooren, en dus onder zoo vele

-ocr page 69-

hoofd stammen of familien dienen te worden gerang-
schikt. Als zoodanig komen in aanmerking:

I \\ Hef groote langstaartige Schaap (1);

2\'. Het kortstaartige Schaap^

3°. Het kleine langstaartige of Heide - Schaap,

-ocr page 70-

EERSTE RAS, Het groote langstaartige
Schaap, %onder horens.

Tot het eerste ras brengen wij de Schapen, die al-
gemeen, in de meest binnenwaarts gelegene deelen des
lands, met name in
Gelderland, Overijssel, Utrecht,
Noord - Brahand,
doch ook gedeeltelijk in Noord- en
Zuid - Holland, worden gehouden. In sommige dezer
Provinciën worden van dezelve meerdere verscheidenhe-
den aangetroffen, dat is, de Schapen van dit ras ver-
schillen eenigermate naar de streken, alwaar zij be-
staan : doch zij komen in hoofd - eigenschappen zoo
zeer overeen, dat er geene voldoende redenen zijn,
om dezelve niet tot een en hetzelfde ras terug te bren-
gen.

Dit ras onderscheidt zich door de volgende algemee-
ne kenmerken. Het heeft een\' kalen kop, tot achter
de ooren, een hoog voorhoofd, en een\' meer of min
verheven of gebogen, smallen, neus. Het is lang en
gestrekt van lijf, meer plat dan rond van ribben, vrij
hoog van been en, en heeft een\' ruig - behaarden staart.

-ocr page 71-

De wol, hoewel in fijnheid en zachtheid, naar de stre-
ken, en ook naar de bijzondere Schapen, verschillen-
de , behoort tot de grovere, lange soorten, of kam -
wollen, die
algemeen geringe eigenschappen van krimp
bezitten. Zij is wit, hoewel ten aanzien der helderheid
tusschen dezelve veel verschil bestaat. De kop en poo-
ten zijn
meest geheel wit, doch somwijlen eenigermate
bruin, gevlekt, of van eene gemengde kleur. De Ram-
men van dit ras zijn -doorgaans zonder horens. De
Ooijen hebben dezelve nimmer, en bij de eerste treft
men slechts hoogst zeldzame voorbeelden aan, dat zij
van volkomene horens zijn voorzien. Volgens de verze-
kering der Herders, komen, onder een getal van hon-
derd Rammen, naauwelijks twee of drie voor, die
eenigzins volmaakte horens verkrijgen. Men neemt even-
wel algemeen kleine, stompe, beginsels van horens aan
den kop der Rammen waar, ter lengte van een tot
drie duimen.

Dit ras wordt algemeen, onder opzigt van een\' Her-
der en het bestier van een\' Hond, gehoed; het kan
op de heide - en zandgronden bestaan vinden. Op
vruchtbaarder gronden gedijt het evenwel ook zeer
goed, en het wordt hier zelfs kloeker, en van eene
betere hoedanigheid. Het wordt, om voedsel te erlan-
gen , en de landen te bemesten, heen en weer gedre-
ven. Tot de laatste bedoeling worden de kudden meer-
malen
eenige uren verplaatst. De Ooijen brengen ia
den regel jaarlijks slechts een lam ter wereld. Men
vindt dit Schaap afgebeeld op PI. I. en II.

Wij meenen, dat dit Schaap behoort tot het ras,
hetwelk het meest algemeen in het noordelijk Europa
verspreid is, en als het oude Germaansche Schaap kan
worden beschouwd. Het schijnt althans grootendeels over-
een te komen met het Fransche ras, door
tbssier {*), en

(*) a. p. pag. 3.

-ocr page 72-

het Duitsche Land-Schaap, door THAEE (*) beschreven. De
afbeeldingen, welke men, bij
daubenton (f), de buffon

(») Het Duitsche land-Schaap, zegt hq, heeft wel vele ver-
scheidenheden, die evenwel tot een\' oorspronkelijken stam
schijnen te behooren. Slechts de ongelgkheid der zorg, wel-
ke men, hij de opkweeking en de onderhouding, aanwendt,
hebben de verscheidenheden te weeg gebragt, welke men bij
hetzelve waarneemt, die nu wel voorterven, doch, bij eene
veranderde behandehng, wederom tot den oorspronkelijkea
staat terug keeren. (
Grundsatse der rationellen Landwirt-
schaft
, B. IV. S. 396. Berlin 1812).

(f) Onderwijs voor Schaapherders, bladz. 292.

(5) Histoire Naturelle générale et particuliere, Tom. V.
PL I. Men vindt hier wel het Fransche Land-Schaap met
horens afgebeeld, gelijk de ze ook aan sommige Duilsche ras-
sen eigen zijn. Het is nogtans zeker, dat in de horens, zoo
wel der Schapen als Runderen, een groot verschil bestaat
welke meer dan andere deelen door luchtsgesteldheid, bodem
en voedsel, eene verandering, ten aanzien der grootte, ge-
daante, en rigting aannemen. (Zie k. cn. stürm,
\'Ueher
Racen, Kreuzungen, u. s. w. S.
24). Het is dus twijfelach-
tig, of de horens niet meer als een toevallig dan wezenlijk
ras-téeken te beschouwen zijn, daar dezelve bij sommige
Terscheidenheden van een en hetzelfde ras aangetroffen^
en
bij andere gemist worden. De PLammen der meeste Schaaps-
stammen hebben horens, en deze zijn ook bij sommige aan
de wijfjes eigen, waarvan zelfs voorbeelden bij de Merinos
voorkomen. Men wil, dat zulks zou ontstaan zijn door de
vermenging der afstammelingen van den
Argali en Mouflon,
als hebbende de wijfjes van den eersten horens, die van den
laatsten niet. Het bestaan van horens bij de Ooijen duidt,
in bet algemeen, een geringen trap van veredeling aan. De
Schapen met vier of meerdere horens zullen wei nog het naast
met bet wilde Schaap overeenkomen. Men treft evenwel de-
Z:e natuur - speling ook bq de veredelde
Söhapen, b. v. bij de
Merinos, in enkele gevallen, aan. (j. o.
elsner, Handbuch
u. s. w, S. 16),
Meii zie het verschil der horens bq de En-

-ocr page 73-

en EouTTtiYN (*) aantreft van het Fransche en Duitsche
Schaap, wijzen deszelfs groote gelijkheid aan met dit
inlaadsche langstaartige ras.

Hetzelve is bij ons algemeen bekend onder den naam
van het
Gelderscke of Veluw - Schaap. Men zal het
ook het
Zand- oï groote Heide-Schaap kunnen noe-
men. , Het is buiten twijfel, dat dit ras van de vroeg-
ste
tijden ons land heeft bewoond, hebbende het zich
in de hooge streken, als de Teluwe, kunnen onderhou-
den, toen vele lagere oorden nog minder geschikt wa-
ren , om Schapen of ander Vee te bevatten, waarvan
het waarschijnlijk den naam zal hebben behouden (f).:

gelsche Bunderen bij THAER {Englische Landwirtschaft, Tora.

Iii. PI. I_lY). Het Rund komt, in onderscheidene landen,

en ook in ons land, ongehorend of slechts met kleine ho-
rens voor.
{Statistieke Beschrijving van Gelderland, bladz.
287). Vergelijk voorts de
Abbildungen der Rindvieh- und
anderen Mausthier - Racen auf den Privat- Gütern Seiner
Majestät des Königs von Wurtemherg, SUittgard 1827—1831.

Natuurljhe Historie der dieren en planten, Iste D.

Iste Stuk, blz. 264—66.

(f) Dat de streken tusschen de Yeluwsche en Utrechtsche
berg-heuvelen, en de, aldaar gelegene, uitgestrekte heide-
velden, voor de Schaaps-hoederij vroegtqdig geschikt zqn
geweest, en dat de wol reeds oudtgds een aanzienlijk voort-
bxengsel dezer landen
Was, vinden wij aangewezen in het
hoogst belangrijk werkje, getiteld:
Proeve over den ouden,,
loop van de Rivier de Eem, en den vroegen toestand der
landstreek, aan hare boorden gelegen,
te Utrecht, bq joh..
altheer, 1832. bladz. 78. ^

De bewerking der wol had bereids hier te lande, in de
achtste eeuw, die volkomenheid bereikt, dat, door Keizer.
karee den Grooten, meermalen
witte, grijze, bonte, pur-
peren, en
hemels-blaauwe Friesche mantels, als kostbare ge-
schenken, aan den Arabischen Kalif, en andere vreemde
Vorsten,
werden aangeboden, (a. p.). Bij r. c. r. fischer,
Geschichte des Deutschen Handels, Hannover 1792. Th. 1.

-ocr page 74-

De verscheidenheid, weite in Noord - Brahand, onder
den naam van het
Kempensche ras (PI. VI en VII), bestaat
verschilt voorzeker, in sommige opzigten, het meest van
de Overige soorten van het beschreven langstaartige Schaap,
bezittende namelijk het Noord - Brabandsche Schaap eene
kleinere gestalte, kortere en fijnere wol, die tevens
meer krimpkracht heeft; doch het komt daarmede, voor
het overige, in eigenschappen en levenswijze, bijna ge-
heel overeen. Het schijnt veel naar de
Ardensche,
Roussillonsche,
en Normandische Schapen te zwee-
men, welke door
tessier , als verscheidenheden van het
Fransche ras, beschreven worden.

S. 96. wordt gewag gemaatt van Fnesclie rokken, waarme..
de eerstgemelde Vo:st jaarlijks zijne Hofbedienden beschonk.
Zie ook i. wagekaar,
Vaderlandsche Geschied, D. II. bl,
8- Mr. f. e. berg,
De Nederlanden ea hot Hanseverbond, bl.
119, te Utrecht bg i, altheer,
1833. Destijds werden, on-
der den naam van
Friesen, ook de bewoners van Holland,
Zeeland, en Gelderland begrepen.

Men zal uit dit berigt kunnen afleiden , dat de Schaaps-
hoederg in deze streken reeds vroegtijdig een aanmerkelijke
tik van bedrijf was, daar de wol in de bestaande fabrijken
goeden aftrek vond. De uitgestrekte heide - velden ver-
schaften voor de teelt der Schapen geschikte gelegenheid.
De fabrieken, waarin de keizerlqke hof-kleeding vervaar-
digd werd, verkregen hierdoor eene aanzienlijke onder,
«teuning. Het voorbeeld van het Hof zal waarschijnlijk
door de Rgks-Grooten gevolgd zgn geworden. De verschil-
lende kleuren der mantels, waarvan hier gew3g wordt ge-
maakt, toonen aan, dat de verwerg hier, evenzeer als de
weverij, destgds reeds
gropte vorderingen moeten hebben ge-
nia^ktf

-ocr page 75-

tweede ras. Het kortstaartige Schaap.

Het tweede ras, dat in ons land wordt aangetrofiFen,
maken de Schapen uit, die de meer buitenwaarts of
aan zee gelegene Provinciën, als
Zeeland, Noord-Hol"
land,
ook, voor een groot gedeelte, Zuid - Holland. ^
Friesland, en Groningen, beslaan. Deze verschillen
mede onderling eenigermate naar de gewesten, en zelfs
ia de streken derzelfde Provincie. Men treft evenwel
van de kortstaartige Schapen twee voorname verschei-
denheden aan, welke bij den naam van het bf
Texelsüke (PI. V. en VL), groote of Friesche
(PI. VIL en VUL) Schaap kunnen onderscheiden worden.
De kortheid van den, slechts met haar bedekten,
staart (welk deel nogtans bij de laatste langer valt
dan bij de eerstgenoemde), en andere eigenschappen,
100 als de aard der wol, de vruchtbaarheid, de
melkrijkheid, de levenswijze, en meerdere bijzon-
derheden, welke zij met elkander gemeen hebben,
nopen ons deze Schapen onder een en hetzelfde ras
te plaatsen, hoewel het twijfelachtig blijft, of dezel-
ve, met opzigt tot ons land, van eene en dezelfde
afkomst zijn.

De kortstaartige Schapen hebben, over het geheel,
eene meer heldere, glanzige, fijnere, en betere wol,
dan de Schapen van het, reeds beschreven, langstaar-
tige ras. Z,ij dragen ook eene zwaardere vacht, en
zijn, ia het algemeen, van eene grootere en zwaar-
dere gestalte. De koppen en poolen zijn nu en dan
zwart
gevlekt, eenigermate als getijgerd. Somwijlen heb-
ben ook deze deelen eene gemengde, namelijk eene
vaalaehlige, graauwe, ook wel eene ligtbruine, of gele

-ocr page 76-

grond.kleur. De Rammen van het kortstaartige Schaan
bezitten algemeen geene horens. -- De voorbedden wei
ke daarvan, slechts in enkele streken, en dan noZ
hoogst zeldzaam, voorkomen, behooren tot de merk
waardige uitzonderingen. Bij de Ooijen bestaan dezelve\'
nimmer. De staarten zijn, ofschoon met eenig verschil
noglans bij het grootste gedeelte , ongemeen kort eil
kegelachtig-spits van gedaante, bedekt met eene k\'orte
harige, wol. Deze Schapen zijn, naar evenredigheid
mmder lang of uitgestrekt dan breed en rond of t
vuld van hgchaam. Zulks evenwel is ook wederom vel
schülende, ten aanzien van de Texelaars en

He ras der kortstaarten is meer berekend voor een
overvloedig melk- en zuivel-gewin dan het vorige en
evens yuchtbaarder. De kortstaartige Schapen eisch n
een beleren bodem, en krachtiger voedsel, dan die
van het langstaartige ras, en
tieren op zware, voor^
vruchtbare, klei-gronden het voordeeligst. Zij worden
m beperkte graslanden, meestal in
gering gel I, ?et"
a leen of onder ander vee, geweid\' oLhoon d ^
ve pok m koppels of kudden van grootere uilgebreil
heid op mlgeslrekte vlakten, aan de
zee-slLiden,
namelijk op de mterwaarden of
kwelders, worden .e\'
hoed leiden zij evenwel geenszins zulk een besten^.

als de langstaartige Scha-
pen. Dit ras schijnt minder gesch.kl, om aanhoudend
te worden voortge^.even, en, langs de wegen. al loopel\'
de, zich te verzadigen. Mogelijk zou het ook daaraan
kunnen worden gewend, gelijk de Schapen van het
langstaartige ras de wandelende levensw^ze, zonder
groote moeite, met het onderhoud in eene meer be-
paalde ruimte verwisselen.

Men zal het kortstaartige Schaap het -
gen noemen, ais zijnde het datgene, hetwelk, in de aan
-e geegene streken onzes lands, bij uitsluiting bt
staat, Hetzelve i, evenwel pok meer landwaarts dooi-

-ocr page 77-

gedrongen; zoodat thans, bijna in alle Provinciën, een
grooter of geringer aantal van deze kortstaartige Scha-
pen gevonden wordt, alwaar namelijk de bestaande
klei - gronden, of de Vruchtbaar gemaakte heide ^velden
en zandbodems in staat zijn dezelve te onderhouden.

Men wil, dat het Texelsche Schaap niet van ouds
in ons land te huis behoort. Het moge niet onbelang-
rijk geacht worden de geschiedenis van deszelfs invoe-
ring, zoo als wij die in buitenlandsche geschriften al-
gemeen vermeld vinden, te overwegen.

De Fransche, vroegere Belgische, en Duitsche Schrij-
vers over den landbouw verzekeren, als uit eenen mond,
dat dit ras uit Oost-Indië afkomstig is, eh eeret in de
zeventiende eeuw van daar, door onze zeevarende land-
geuooten, herwaarts zou zijn overgebragt. Dezelve,
ten getale van ongeveer 200 stuks, ingevoerd, werden
tusschen Texel en Vlaanderen verdeeld. De Hollanders
namelijk veroorloofden aan de inwoonders der laatste
Provincie, om eenige dezer Schapen te plaatsen in de
omstreken van
Lille, Warneion of Waasten, Commi-
nes
enz. Zi.i slaagden hier zoo wel, dat het geheele
ras den naam heeft verkregen van het
Vlaamsche Schaap.
Ongeacht het groot versclul van levenswijze en luchts-
gesteldheid , hetwelk tusschen de landstreek, van waar
dit Schaap afkomstig was, en deze noordelijke landen,
bestaat, kwam hetzelve, tegen alle verwachting, hier
ongemeen voorspoedig voort. Het werd weidra aan ons
klimaat geheel gewend.

Deze Schapen worden ons verder beschreven als de
grootste van geheel Europa, bezittende vijf en een halve
voeten lengte, en dragende zulk eene schoone wol, dat
dezelve ge egd wordt in lengte, fijnheid, witheid, en
sterkte, de beste Engelsche te evenaren. De vacht weegt
vau 10-16 ponden {-). len dreef er handel mede,

(•} Encyclópêdie o« DictioRjiaire Uniuersël raisonnd des

-ocr page 78-

onder den naam van Engelsclie wol. Dezelve werd,
gesponnen zijnde, met honderd fransche stuivers be-
taald. De bedoelde Schapen waren zoo vruchtbaar in
het begin, dat de Ooijen vier, en zelfs tot zeven, lam-
meren op eens ter wereld bragten, welke vruchtbaarheid
naderhand is afgenomen. Van hier, dat dit ras zich wel-
dra zoo zeer vermenigvuldigde, dat het oude land-schaap
door hetzelve geheel is verdrongen geworden, en de
talrijke afstammelingen niet alleen onze kusten hebben
ingenomen, maar zich ook tot in
Oost - Iriesland (*) ,
en langs de Vlaamsehe kusten, tot aan Frankryk, heb-
ben uitgebreid. De Engelschen beproefden dit ras in hun
land te vestigen, doch het gevolg was geenszins geluk-
kig, en beantwoordde niet aan de verwachting, daar
hetzelve in ligchaams - gestalte verloor, hetgeen het in
de wol gewonnen had: zoodat men dit ras hier we-
derom heeft laten varen.

Dit is hoofdzakelijk hetgeen men bij carlier (f ) du ros-

connaissances humaines, Tom. V. Yverd. 1771, par de fe-

lici.

(*) Dat er ook nu in Oost-Friesland Texelsche Schapen
•worden aangehouden, vindt men medegedeeld in de
Land~
wirtschaftliche Zeitung von
kitder , ]N°. 36. S. 294. Het
Eiderstädlsche Schaap, dat in Holstein en andere streken ^an
Duitschland bestaat, heeft eene kennelijke Overeenkomst met
onze kortstaarten. Men vindt van hetzelve eene besclirijvini\'\'
en afbeelding in de
Beyträge zur Teutscken Landwirtschaft
von k. ch. g. sïüe.m, Bonn, 1821. Th. I. S. 117. Zie ook
de aangehaalde
Zeitung^ oi Land- und Hauswirth, 1823, S,
285; voorts II. viBORG, Bemerkungen über die Schafzucht
in den Merzochthümern scnij\'E.s\'wnG-
««c/Holstein , inde Samm-
lung von Abhandlungen für Thierärzte und Oeconomen, B^
II, S. 13.

Bier vvordt ook uilvoerig gehandeld over Friesche Scha-
pen , welke in de gemelde streken gezegd worden te bestaan.

(f ) Considérations sur les tmyens de rétablir en France
les bonnes csjjèces de bêtas à laine.
Paris 1762 j;ag. 42 en

-ocr page 79-

BEAÜ (1) , ROSIER (t)» DAUBENTOH OLIVIER DE SERRES (2) ,

1 * Mémoire sur la laine, lu dans la séance, le 29.

2 ** Le Théâtre de V Agriculture et 3Tesnage des Champs
Tom. I. Paris 1804., in de voorrede der uitgave van dit werk,
van c. GRÉGOIRE, p. 116. Hier wordt gezegd, dat dit Schaap
naar Frankrijk is overgebragt, verzekerende
querbrat coi,-
lOET, in 1666, dat hetzelve goed voortkwam in de moe-
rassen van
Charente, Aunis, en Poitou, Ook volgens hout-
\'lUYN (a p. D, III. bl. 262.) worden in Poitou, Provence,
omstreeks Baijonne, Parijs, en andere deelen van Frankrijk,
zoogenaamde Vlaamsche Schapen gevonden, die hij zegt groo-

-ocr page 80-

TEssiER {1) , en andepen , die uit de schriften van
deze geput hebben , meestal met gelijke woorden,
vindt opgeteekend. Daar de laatste schrijvers den
eerslgenoeraden grootendeels schijnen te zijn gevolgd,
wordende
carlier , door dezelve, meestal aange-
haald, had ik gehoopt bij dezen de aanwijzing te vin-
den van de oorspronkelijke bron, waaruit het om-
standige verhaal is voortgevloeid; dan bij hem treft
men niets meer aan dan hetwelk de lateren getrouw
hebben overgenomen. Hij beroept zich op hetgeen hier-
omtrent in den
Bictiönncdre van thomas corweille
gemeld staat , welk werk ik niet heb kunnen raadple-
gen : doch deze schrijver grondt zich, volgens
garlier ,
wederofn op vroegere geschriften, die niet genoemd wor-
den. De beoordeeling dezer zaak wordt te moeijelijker,
dewijl, bij geen der opgenoemde of volgende schrij-
vers, eene afbeelding van het bedoelde Schaap be-
slaat, waaruit anders veel opheldering zou kunnen wor-
den ontvangen.

Ik heb gelegenheid gehad eene, in de fransche taal
geschreven , dOch onuitgegevene , Verhandeling te lezen,
welke opgesteld was ter beantwoording van de, hier voor
reeds vermelde , prijsvraag, uitgeschreven door
Provin-
ciaal Utrechtsch Genootschap
, doch welke onvoldoende

1  Hier komen de Moutans clu Te,vel en de Moutons Flan-\'
drins
als dezelfde Schapen voor. Hij zegt (in het jaar 1811),
dat deze Schapen met voordeel in sommige cantons der nieu-
we Fransche, aap Zee gelegene, beziltingeu zouden kunnen,
worderi ingevoerdi

-ocr page 81-

werd geoordeeld j oni békroond te wordeii. In dit geschrift
werd dezelfde geschiedenis herhaald, met bijvoeging te-
vens van den naam des Scheeps - Kapiteins , KTsmGEÈ ,
die de gemelde 200 stuks Schapen, om den ^ hierbü-^
ven gezegden, tijd ^ zou overgevoerd
, en wel te Mid-
delburg
in Zeeland, aangebragt hebben.

In vele Duitsche - vverken (1) wordt de gesèliiédenis
van dit Schaap, almede op eene bijna gelijke, doch
onvolledige, wijze herhaald. Ribbe (f) is evenwel hier-
omtrent uitvoeriger dan de meeste Fransche Schrijvers.
Wij meenen, dat, hetgeen hij zegt opmerkelijk genoeg
is, om te worden medegedeeld. Zie hiér het:ielve.

^De bestendige ijverzucht,. Welke dè handelsgeest der
»Engelschen onophoudelijk tégen de Hollanders vervvek-
ite, was mede de oorzaak, dat zij, reeds in dé vroeg-
»ste tijden, zich alle moeite gaven, om de laatste te
. beletten in het bezit van Spaansche Schapen te ko-
mmen. Daar nu de Hollanders reeds ten tijde, dat
»de Engelschen Spaansche Schapen in menigte hadden,
,fijne lakens vervaardigden, en hiertoe Spaansche wol,
,in eene groote hoeveelheid, noodig haddén, en koo-
/,pen moesten^ en dus ook naar het bezit van fijnwol-
lige Schapen haa:kten: zoo iohdén zij , in het begin

1  Onder anderen in h.et werk van Dr. f. b. weeer ,
Theoretisch-prac/isches Handbuch des grössern Viehzucht,
Leipzig 1811. B. 2. s. 258. Deze houdt het Hollandscha
Schaap, voor eene vermenging van dat, hetwelk uit de Oost-
Indië gekomen is, met het Vlaamsehe Schaap. De Scliapea
van het Eiland ïexel zijn de beste. Het Vlaamsehe Schaap
is, zegt hij, een der allergrootste.

(f) Ueber die in Europa und anderen Erdtheilen bekannt
ten Schafarten,
in het Archief für Pferdeleuntniss, Reit-
kunst, u.
s. von Dr. j. j. ^veidenkelf.er , B. I. Heft.
2; voorts in het werk:
Das Schaf und die Wolle, - S. 146—
147.

-ocr page 82-

der zeventiende eeuw, zaakgelastigden uit naar alle
deelen dei- aarde, buiten Europa gelegen, om zooda-
nige wollen, of liever Schapen, die dezelve droegen,
op te zoeken. Vermits de uitgezondenen zich waar-
schijnlijk alleen tot het zoeken langs de kusten be-
paalden, zoo bleven hun de kostbaarste rassen van
Africa onbetend: doch zij vonden, in eenige streken
van Azië, en vooral te
mysore {1) , eene soort van
Schapen, die eene lange, fijne, en zeer zachte wol
droegen , en tevens veel grooter waren van gestalte dan
het Europesche Schaap. Van deze nu kwamen onge-
veer 200 stuks naar Holland over, zoo van het man-
nelijke als vrouwelijke geslacht, en deze werden hier
tot het aanleggen van Schaaps-hoederijen gebezigd.
Dezelve hebben zich, zoo als de geschiedenis zegt,
zeer goed gehouden, en vermeerderd. Men heeft der-
zelver wol ook in de laken-fabrijken verwerkt, doch
wat er vervolgens van geworden zij, is niet betend.
Het is evenwel waarschijnlijk, dat zij geenszins de
hoedanigheid der Spaansche Schapen zullen hebben
bezeten; anders toch ware derzelver teelt wel voort-
gezet geworden. Tegenwoordig kan men van deze
Schapen verder niets zeggen, dan dat, zoo als men
meent, het IVederlandsche Schaap van dezelve afstamt.
Elders voegt hij er bij, dat sommige Rammen van
dit ras vijf voeten lang zijn, en hoog naar evenre-
digheid, terwijl zij een gewigt van 170 ponden be-
zitten. De Ooijen brengen gewoonlijk twee lammeren
voort, en vele zijn zoo vruchtbaar, dat zij, in som-
mige jaren, twee malen werpen, en dan ook telkens
tweelingen."

1  Een der Oost-Indisclie Staten, die thans ran de En-
gelschen afhankelqk zijn, op het Schier-Eiland
dekan ,
tusschen 94, 44 en 96. 8 Lengte, en 11. 36 en 15. 1 N.
Breedte.

-ocr page 83-

Men ziet dus, uit het medegedeelde, dat de buiten-
landsche Schrijvers, met veel bepaaldheid, de vreemde
herkomst van het Texelsche Schaap aanwijzen, welke
bij ons bijna of liever geheel onbekend schijnt te zijn.
Welke moeite ik heb aangewend, om hieromtrent eenig
licht te
verkrijgen door het naslaan van werken * waar-
in ik meende hetzelve le moeten vinden,
of door de
raadpleging van onderscheidene onzer beroemdste Ge-
schiedkundigen,
zoo zijn hunne, zoowel als mijne, na-
sporingen
ten dezen aanzien vruchteloos gebleven.

De Heer Mr. s, de wind , Substituut - Officier bij de
Jlegtbank van Eersten Aanleg
, te Middelburg, heeft
zich, onder anderen, wel , ten mijnen dienste, willen
onledig houden met een opzettelijk onderzoek naar de
vermeende herkomst van het Vlaamsche of Texelsche
Schaap\', en deszelfs eerste aankomst in die Stad. Ik
meen de betuiging van mijnen dank aan dezen Geleer-
de voor zijne aangewende moeite, en de oordeelkun-
dige opmerkingen, die hij mij , op eene allezins ver-
pligtende wijze, heeft medegedeeld, hier niet te mogen
terug houden.

Na vele nasporingen, zoowel in de registers der Stad
Middelburg, tot de Oost - en West - Indische Compa-
gnie behoorende, als in de gedrukte werken, bij bij-
zondere personen voorhanden, is hem van de over-
komst der bedoelde Schapen geen het minste spoor
voorgekomen. Hij heeft niet kunnen ontdekken, dat er
een Scheeps - Kapitein
rysingek van Middelburg heeft
gevaren. In het
kort gevat Jaarboek van de Oost-
Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland; begin-
nende met de erectie derzelver Compagnie, en bevat-
tende onder anderen vier notulen, inhoudende het op
stabel %etten, afloopen, uitvaren, en te huis komen
der Schepen van en voor gemelde kamer, met de na-
men der Schepen en derzelver Schippers
, enz., door
chr. siG. maxïh.®us, Middelburg 1759, gr. 8\'\',, welk

-ocr page 84-

boeîc Tan 1602 tot 1759 loopt, en met groote naauw-
keungheid schijnt opgemaakt te zijn, werd vergeefs
door den Heer
de wikb , de naam van eysingek (-)
gezocht. Slechts eenmaal, en wel op het jaar 1755,
wordt de naam van jacobus rtsik gevonden, doch dit
<ongeveer eene eeuw later dan het aangewezen tijdsSip.

Ook bij de Vlaamsche Geschiedschrijvers, zoo als in
de
Beschrijvingen en Geschiedenissen van Brugge,
vindt, men geen spoor van de bedoelde invoering dezer
Schapen. De
Jaarboeken van Cusfis, waarin\'anders
vele bijzonderheden staan opgeteekend, geven geene en-
kele aanleiding tot gissing.

Maar te regt merkt, onzes oordeels, de Heer de wind
op, dat de beroemde Historie - kenner en Landbouw-
kundige DE KEtis ook deze zaak nimmer moet geweten
hebben, daar hij er anders voorzeker met een woord
melding van zou hebben gemaakt, in zijn
Mémoire
sur la possibilité et les avantages de naturaliser dans
nos Provinces, différentes espèces d\'animaux étran-
gers; Mémoire premier: sur la Vigogne ou Paco,
in
de^ Memotres de l\'Académie de Bruxelles, Vol. 1. pag.
4a. k\\ 1755. Daar toch kon hij niet verzwijgen, dat het
Vlaamsche Schaap uit Indië afkomstig was, indien hij
het namelijk wist ; en kon hij er onkundig van zijn,

zoo een zijner Landgenooten zulks wereldkundig had
gemaakt ? °

-ocr page 85-

Moet het ook niet bevreemden, dat, in een werk,
als dat van
e. lüzag (1) , ia hetwelk over onze fabrij-

1  Hollands Rißdom, Lejden 17C0. D. I. bl. 182—22?.
D. IV. bl. 103.

Koch A. M. CERISIER, in zijii Tafereel der algemeene Geschie-
denissen van de F^ereenigde Nederlanden ,
noch wagenaar ,
noch cïDicctARniNi, Amst. 1612. maken van de invoering de-
zer Schapen gewag. De laatste zegt van de Schapen,
op
bladz. 9 ; cc Deze beesten zijn hier zeer vruchtbaar ; want ia
«Hollandt, Vrieslant, ende sommige plaetsen van Vlaendereu
«worpen ende lammeren de sciiapen drie ofte vier lammerkens
at\'eener dracht. De woile des landts is grofaclitig, noch en
«gelijkt bij de Spaensche niet van goedtheidt, ende min bq
« d\'En^elsche : oorzake is de Locht: ende oock overmits de
cs(2er vocluige ende wel voedende weiden, hebben de bees-
Gien hier veel grover, langher ende rouwer hayr ende wolle."

Dirk buROER van schorel, {Ckromjh van Medenil/k ,
Hoorn 1767, 3de uitgave, bladz. 352 ) in welk werk eene
CbrOHijk van Texel gevonden wordt, waarin vele plaatseliike en
zeifs min beduidende gebeurtenissen zijn aangeteekend, spreekt
niet geen enkel woord van bet Oost—Indische Scliaap, wel van
de Land-Schapen, die zeer talrijk zijn, en de groene, ver-
maarde ïesselaarscbe kaasjes opleveren. Voorts vindt men
daar nog op het jaar 1598 aangeteekend, dat dewollen-eu
linnen-wevers op Texel een gild verkregen, zijnde later ge-
heel vervallen. De wol-wevers hadden 7 of 8 getouwen,
en een vol-molen (bladz. 357). Leegwater in zijn
Haar-
lemmer-meer ~ boeh en Kronyh van de Rijp
heelt niets over
Schapen of wol.

Onder de werken, welke nog door mij over dit onderwerp
zijn nagezien, zonder uit dezelve cenig nader licht te heb-
ben ontvangen, Lehooren de navolgende:

J. DE VRCKS, Curieuss aanmerckingen der bij sondere Oost-
en
IV est-Indische verwon-derenswaardige dingen; Utrecht 1682.
François vaeentyn. Oud- en Nieuw Oost-Indien,
Voyages du, Chavalier Chardin en Perse et autres lieux
de l\'Orient,
Amst. 1735.

-ocr page 86-

ken, wol, en den woï-handel met uitvoerigheid ge-
sproken wordt, of in den
Tegenwoordigen Staat
(der Nederlanden
(*) , waarin meermalen het onderwerp
der Schaaps-teelt op
Texel, Wïeringen, Ameland, enz.
wordt aangeraakt, met betrekking tot de wol en het
fabrijk-wezen, geen woord wordt aangetroffen, dat
aan de vermeende vreemde herkomst kan doen denken?

Eeze redeneringen zijn nu wel alle als ontkennende
te beschouwen, en bewijzen nog geenszins, dat de zaak
in geschil voor ongegrond of onwaar moet worden ge-
houden, Hoewel het zeker is, blijkens de gelijklui-
denheid der zinsneden, dat het verhaal dikwijls door
den eenen schrijver van den anderen is overgeboekt,
en, door de meesten, zonder opzettelijk onderzoek,

-ocr page 87-

zal zijn ter nedergesteld: zoo ftioet toch voorzeker

de eerste, die er melding van heeft gemaakt, de ge-
schiedenis uit de eene of andere bron hebben geput.
Wij zouden wenschen deze te zien aangewezen. Is
de zaak op waarheid gegrond, dan strekt het ons
geenszins tot eer, dat wij de geschiedenis van het
Vee, dat in ons eigen land bestaat, van vreemden
moeten leeren. Doch is dezelve onwaar, dan wordt
bet meer dan tijd, dat er gedacht worde aan de te-
■ reglwijzing van eene dwaling, die reeds te lang be-
staan heeft.

Het is zóó: in de zeventiende eeuw, werd bij ons
weinig over de aangelegenheden van den landbouw
en de vee-teelt geschreven. Dan zal men niet billijk
mogen veronderstellen, dat zulk eene aanmerkelijke ver-
andering en verbetering in de Schaaps-teelt, als aan
de invoering van dit, toen nieuwe, ras wordt toege-
schreven, ten minste zoo veel belangstelling moet hebben
verwekt, dat de geheugenis daarvan op de eene of
andere wijze moest zijn bewaard gebleven: te meer, daar
de gestelde invoering slechts weinig meer dan anderhalve
eeuwe van onzen tijdkring rugwaarts verwijderd is ?

Intusschen schijnt noch in Zeeland, noch op Texel,
noch in het overige Noord - Holland, naauwelijks eenige
oirkonde of overlevering te bestaan, ten aanzien dor
herkomst dezer Schapen van buiten \'s lands. Ik heb
hieromtrent vele navragen in het werk gesSeld; doch
slechts van Texel de mededeeling ontvangen: ® dat er
D omtrent de vreemde afkomst der Schapen op dat ei-
»land niets stelligs bekend is; doch dat een oude Heer,
ï Qiet name
s. ras , die nu overleden is, wel eens
a pleegde te zeggen;
Het Texelsche Schaap is van
S, Cherihon afkomstig."

Hoe dit nu zijn moge, wij vinden, reeds voor de
zeventiende eeuw > van de ongewone vruchtbaarheid der

-ocr page 88-

Schapen, m Zeeland en Holland, gewag gemaakt f-)
nmxmsif) zegt er van, dat zij drie en vier malen
-elk jaar, en wel drie of vier lammeren, werpen, ter-
wijl dezelve, in de zuidelijke streken, slechts eenmaal,
of op het meest twee malen, en dan niet meer dan een
lam, voortbrengen. Ofschoon het ongeloofbaar is, daar
de Ooi ruim vijf maanden draagt, dat zij drie malen
en veel min vier malen, in hetzelfde jaar, voldragenè
Jammeren ter wereld kunne brengen, zoo zal men toch
uit het verhaal mogen afleiden, dat de Schapen, in de
gemelde streken, reeds voor lang, als zeer vruchtbaar
zijn bekend geweest; en indien hier de nog bestaan-
de kortstaarten mogten kunnen bedoeld worden, dan
moeten deze reeds vroeger in ons land hebben bestaan,
dan door de aangehaalde schrijvers wordt opgegeven/
Het
Friesche Schaap bezit, onder de kortstaartige soor-
ten , ver weg de kloekste gestalte. Het is minder rond of
breed, maar platter, vollediger, en gestrekter van lig-
chaams-bouw, dan het Texelsche Schaap. Het is hoogor
op de beenen, en deszelfs staart is langer, ook dikker, en
minder kegelachtig of spits van gedaante dan bij\'het
laatstgemelde, zijnde mede de ooren van het eerste groo-
ter , terwijl de neus iets Verheven en gebogen, en het
aangezigt minder plat is. Wij zullen, bij de bijzondere
beschrijving dezer Schapen, derzelver eigenschappen na-
der aanwijzen.

-ocr page 89-

Ofsclioön nu de Friesche en Texelsche Schapen^ aïs
kortstaarten, tot een en denzelfden hoofdstam kunnen
gerekend worden te behooren, zoo waag ik het niet
te beslissen, of zij bij ons van eene en dezelfde afkomst
zijn; hetzij men dan moge aannemen , dat dezelve reeds,
sedert onheugelijke tijden, in dit land hebben bestaan,
of later zijn ingevoerd, Zij komen, gelijk wij reeds
hebben opgemerkt, in vele opzigten, onderhng overeen,
doch verschillen in andere. Indien de grootheid van
gestalte, en de vruchtbaarheid van het Friesche Schaap^
in aanmerking wordt genomen, dan valt het niet te
ontkennen, dat het nog het lüeest schijnt te deelen in
de eigenschappen , welke aan het
Vlaamsehe en Tencel"
Sehe Schaap , toen hetzelve in ons land zoü zijn over-
gpbragt, worden toegekend.

Het kan\'zelfs eenigermate aannemelijk voorkomen,
dat het Friesche Schaap voor het bedoelde, uit den,
vreemden tot ons overgebragte, ras zal moeten worden
gebouden, wanneer wij het vergelijken met de bescbrij-
vuig, door de Schrijvers van den
Dictïonnaire ClaS"
sique d\'ÏÏütoire NatureUë
(1) (verg. bladz. ),, vaa

1  Tom. IX. Paris 182\'?. p. 268. Zie ook die Oeuvres
Complètes dc euffon, Nouvelle édition. Mammifères, Tom,
Xil, p. 49. Paris 1828. Dit Schaap wordt hier beschreven^
als zijnde hoog op de beenen, en hebbende een\' gebogea
neus. Deszelfs staart, die lang en
dun is, reikt gewoonlqk-
tot
aan de spronggewriehten enz. Men neemt bg hetzelve ook
dikwijls onder den hals aanhangsels of klierachtige hgchameïï
■Waar, die somwijlen vrij, lang en met haar zijn Ledekt. De
horens, die gewoonlijk klein zijn , en, eene geheele of haI->
■ve bogt makende, tegen het oog terug keeren, ontbrekeH
dikwijls. Dit dier, bg hetwelk de zijdeachtige haren geheel
de wollige bedekken en verbergen, en H welk hierdooi\' veel
naar den
Mouflon gelijkt, onderscheidt zich voorfiatoêlijk doof
de lengte der ledematen. Yeeltijds is de kleuf vaa den moöd,

-ocr page 90-

hel Indische Schaap {Monton Morvan büffon , Ovis
Gumensts
lins. ) gegeven, w^aartoe het Africaansche

-ocr page 91-

Schaap, als eene terscheideaheid ^ gebragt wordt. Hier-*
mede zal men in overeenstemming kunnen brengen het-»
geen
h. knoop omtrent de herkomst van het Friesche
Schaap
aanmerkt, dat hetzelve namelijk uit Noord-
Africa of Barbaryen zou zijn gekomen. Het werd, zoo
als men bij dezen Schrijver vindt opgeteekend, eerst
naar Spanje, en van hier vervolgens in de Nederlan-
den gebragt. Hij voert evenwel geene gronden aan,
waarop deze geschiedenis rust. Dan, bijaldien het Frie-
sche Schaap van uitheemschen, en wel van Oosterschen,
oorsprong zij, waarvan wij de mogelijkheid, ja zelfs
de waarschijnlijkheid, niet willen ontkennen, zoo moet
deszelfs overbrenging toch voorzeker evenzeer tot eenen
vroegeren tijd worden teruggebragt, dan welke voor de
aankomst van het Texelsche en Vlaamsche Schaap wordt
vastgesteld.

Wij kunnen hier niet onopgemerkt laten, dat er, bij
de vreemde Schrijvers, die over de Hollandsche Scha-
pen algemeen handelen, veel onbepaaldheid Cn verwar-
ring bestaat, terwijl hun de voldoende kennis omtrent
dezelve ontbreekt.
Ribbe beschrijft het Friesche Schaap,
als eene afzonderlijke soort, tusschen hel groote
Neder-
landsche
of Vlaamsche, en het gewone Duitsche, wat
de
ligchaams-grootte betreft, het midden houdende. Hij

-ocr page 92-

noemt hetzelve het moeras - of lage lands - Schaap,
welks wol tot vijf en meerdere duimen lengte verkrijgt,
die zeer grof is. De moeders brengen evenwel, zegt
hij, even als de Vlaamsche Schapen, algemeen tweelingen
voort. Door
germershausen en pohl (1) wordt mede
het Friesche Schaap, waarvan zij verscheidene soorten
aannemen, als van het Vlaamsche verschillende, op^
gegeven, wordende het eerste, volgens hen, niet alleen
in
Friesland, maar ook in Holland, op het Eiland
Texel, te Bithmarsen, en in de omstreken van Bre-
men,
zelfs in Engeland, gehouden. De algemeene
zwaarte van het Vlaamsche Schaap wordt hier gesteld
tegen 200 ponden te beloopen. Hetgeen men omtrent
dit onderwerp in de meeste Duitsche Schriften aantreft,
is, over het geheel, nog meer toepasselijk op het Frie-
sche dan op het Texelsche Schaap; doch indien men
zou willen veronderstellen, dat het eerste somwijlen kan
bedoeld zijn voor het Vlaamsche Schaap, zoo heeft
er, ten aanzien der onderscheiding, onnaauwkeurigheid
plaats. Dat de wol van het Friesche Schaap, het groot-
ste onzer rassen, grof zou verdienen te worden ge-
noemd, namelijk in betrekking tot de hoedanigheid der
gewone land-wollen, zal evenmin kunnen worden toe-
gestemd. De beschrijving, welke
thaer (j) geeft vaa
bet laatstgemelde
Schaap, dat door hem ook het moe-
ras
- of niederungs - Schaf genoemd wordt, komt in vele
opzigten, met de waarheid beter overeen.

1  a. p. Th. I. S. 74.

(f) Grundsätze der rationellen Zandwirtschaft, Tb. IV.
S, 395.

-ocr page 93-

DERDE RAS. Het kleine langstaartige Schaap,
met horens,
of het Heide - Schaap.

Het derde ras van Schapen, in ons land bestaande,
hetwelk minder algemeen verspreid is, onderscheidt zich
niet alleen door eene kleinere en minder kloeke gestal-
te, maar ook door de lange, grove, harde, en hari-
ge wol. Vele dezer Schapen bezitten eene tweesoortige
wol, namelijk bovenwol, welke grof en langharig is,
en kortere, fijnere of pluim - wol, welke door de eer-
ste bedekt wordt. De Rammen van dit ras zijn altijd,
en de wijfjes veelal van horens voorzien. Bij de eerste
zijn dezelve zwaar, lang, en twee of drie malen om-
gebogen. Bij de laatste zijn de horens regt, of een-
voudig achterwaarts gerigt, en korter, wordende bo-
vendien doorgaans opzettelijk verkleind. Hoewel de ho-
rens niet standvastig aan de Ooijen dezer Schapen eigen
zijn, zoo geeft evenwel derzelver bestendige aanwezig-
heid bij de Rammen, en de groote algemeenheid bij
wijfjes, eene voldoende reden, om dit ras gehorend
te noemen. Het heeft een langen, ruigen, staart. Daar
dit Schaap, ten grootsten getale, in de Provincie
Dren-
the
bestaat, wordende hier in vrij aanzienlijke kudden
gehouden, is hetzelve, in ons land, algemeen bekend
onder den naam van het
Brentsche ras. In de bui-
tenste streken der aangrenzende gewesten, zoo als in
de
Friesche Wouden, in Groningen, namelijk in het
Westerwoldsche, in Oveiijssel, alsmede in enkele ge-
deelten van
Gelderland, wordt dit Schaap gevonden.
Het maakt hetzelfde ras uit met dat, hetwelk in Duitsch-
land bekend is onder den naam van het
Heide-Schaap

-ocr page 94-

{ÏÏatdsnucké), levende hetzelve voornamelijk op de dor-
re heide-gronden (1). Er worden van dit Schaap meer-
dere speelsoorten aangetroffen , hoofdzakelijk
verschillende
door de kleur der wol. Wij hebben slechts van de twee
voornaamste verscheidenheden afbeeldingen gegeven, na-
melijk van dé
Witten {PI. XII. XIII.), en de zooge-
naamde
Vosse-koppen (PI. XIY. XV), °

Hoewel de Schaaps - fokkerij in ons land, reeds van
ouds en algemeen, vooral echter in de min vruchtbare
streken, is gedreven geworden, zoo beslaat evenwel de-
ze teelt in onze landhuishouding eene ondergeschikte
plaats, en dezelve mag, over het geheel, beschouwd
worden meer eene voorname bij-zaak dan eene hoofd-
aangelegenheid van het land-bedrijf uit te maken. Ons
land was dan ook steeds minder rijk aan wol-vee dan
vele andere (f), en, sedert dat, in de laatste helft der
vorige eeuw, nog meerdere landen dan te voren aan
de verbouwing van granen en andere veld - gewassen

1  Thaer geeft van dit. Schaap, deszelfs wol, en hare
aanwending, eene korte, doch duidelijke, beschrijving, in het
aangehaalde werk:
Grundsäise, u. s. w. a. p. S. 394, Het
bestaat in Duitschland, voornamelijk in het
Zünenhurgscke,
en de omstreken van Bremen. (Vergelijk k. eii. stüeJSi, Ue~
her
Racen und Kreuzungen, u. s. w. S. 97).

(f) Hadkiantts junitjs, Batavia, p. 209. Lugduni Batavor.
1488. merkt reeds op, dat Holland, in den vroegsten tijd,,
geenszins zulk een overvloed van wol had als Engeland, de-
wql de landen veel tot bouw-akkers gebezigd werden, en
deels ook dç hoeveelheid Schapen gering was. (Verg.
pissgheb-
Geschichte des Teutscken Handels^ Th. IV. S, 488). *

-ocr page 95-

sijn besleed geworden, is de Schaaps - hoederij , in even-
redigheid met de overige Vee - teelt, afgenomen. De uit-
gestrekte , dorre en woeste, heide - en zand - gronden in-
tusschen, welke ongeveer 900,000 bunders, en dus nagc-
genoeg | gedeelte van de geheele oppervlakte der
Noordelijke
Nederlanden {\'\'), uitmaken, geven bijna geen
ander voordeel aan den landbouw, dan dat zij het
Schaap een schraal voedsel verschaffen.

De zee - uiterwaarden zijn, bij dezelver uitgebreidheid,
en terwijl zij niet voor den graanbouw kunnen dienen,
uitnemend geschikt voor de beweiding met Schapen, de-
wijl de ziltige, meer drooge dan sappige, planten, welke
op dezelve groeijen, aan de gezondheid dezer dieren
zeer bevorderlijk zijn. Niet zelden toch blijven de Scha-
pen aan de zee - stranden volkomen gezond, wanneer
dezelve, in natte jaren, op de zoete binnenlanden,
kwijnen en sterven. Die aanvankelijk op de laatstge-
melde gronden ziek zijn geworden , herstellen wederom
meermalen, wanneer men dezelve nog tijdig genoeg op
de ziltige uiterwaarden overbrengt.

De meer vruchtbare gronden, vooral de klei, geven
door graan - en vrucht - bouw, en het beweiden toet
Rundvee, meerdere voordeelen dan van de Schaaps-fok-
kerij kan worden getrokken. Men is, ten aanzien de-
zer gronden, te minder op bet houden van een grool
aantal Schapen gesteld, dewijl de aanhoudende bewei-
ding met dit Vee, hoewel de opbrengst der Schapen

-ocr page 96-

niet onbeduidend of onvoordeeb\'g wordt beschouwd«
de graslanden bederft, en voor ander Yee, ja voor de
Schapen zelve, ongeschikt maakt. De weiden worden
hierdoor, zoo als men het noemt,
schapig. Zulks zal
hoofdzalcelijk moeten worden toegeschreven aan de scherp-
heid der uitwerpselen, of aan derzelver ongeschiktheid
voor de voeding van sommige grassoorten, welke aan goede
weiden eigen zijn. Men wil ook, dat de Schapen aan de
weiden een\' onaangenamenreuk mededeelen, waarvan an-
dere dieren afkeerig zijn (*). Sommigen stellen zelfs, dat,
behalve het nadeel, hetwelk de kudden, die gehoed
worden, aan de vruchtboomen en andere houtgewassen,
langs welke zij worden gedreven, door het afeten,
toebrengen, ook de uitwaseming der Schapen voor de-
zelve zeer schadelijk zoude zijn (f). Er bestaan, om
deze en andere redenen, in sommige Provinciën, stren-
ge bepalingen
opzigtelijk het drijven en hoeden der
Schapen (§).

De geringe belangstelling in de Schapen, in evenre-

(*) Fokke stoerds , a. p. D. I. bladz. 179.

Statistieke Beschrijving van Gelderland, bladz. 291.
Men wil namelijk hebben opgemerkt, dat het akkermaals-hout
zich moeijelijk kat schellen, wanneer, bij aanhoudenheid, Scha-
pen kort aan hetzelve worden voorbijgedreven. Dit wordt datr-
aan toegeschreven, dat derzelver uitwaseming het sap in het
hout een tijd lang doet stilstaan. Hiermede komt overeen het-
geen men elders beeft waargenomen, dat het opklimmen der
sappen in de boomen, in de nabijheid van weidende Scha-
pen, zoo zigtbaar zou verminderd worden, dat het enten der
boomen, op die plaatsen, veelal mislukt. (Zie de
Alge-
meine Landwirtschaftliche Zeitung von
6. Februari] 1834.
Ko. 6. onder bet Artikel:
Vertrocknet der Saft der Bäu-
me in der Nähe der Schafe?)

(§) In eenige Zutfensche Marken pleegde het houden \\an
Schapen geheel verboden te zijn ; a. p.
{^Statist. Beschr.),

-ocr page 97-

Vergelijkende Staat van het getal Schapen, over den Jaren 1814 tot en met 1825
ingesloten, in de JNoordelijke Provinciën onzes Rijks.

N. Braband.

Jaren.

N. Holland.

Gelderland.

Groningen.

Totaal.

Zeeland.

Drenthe.

Z. Holland.

Overyssel.

Utrecht.

Friesland.

1814

1815.

1816.

1817.

1818.

1819.

1820.
1821.
1822.

1823.

1824.

1825.

58,135.
75,727.
71,103.
58,971.
59,060.
56,803.
62,089.
66,281.
65,798.
66,273.
63,998.
61,154.

147,902.
142,756.
142,686.
98,295.
106,497.
122,813.
145,347.
145,781.
149,837.
157,414.
141,250.
135,386.

79,404.
75,933.
76,202.
56,757.
62,080.
72,334.
75,286.
73,243.
73,324.
75,936.
72,150.
e9,071.

26,138.
26,380.
25,874.
18,518.
19,669.
20,088.
27,040.
28,539.
25.797,
30,448.
\' 25,683.
23,545.

677,108.
670,668.
676,542.
552,418.
580,028.
631,310.
693,379.
703,352.
706,818,
734,408.
666,984.
638,079.

54,939.
56,089.
58,494.
58,774.
67,331.
70,203.
70,845.
68,372.
68,554.
74,292.
63,280.
62,844.

18,404.
20,971.
23,118.
19,848.
18,715.
18,881.
20,410.
21,246.
21,739.
21,805.
21,841.
23,200.

54.618.
53,927.
59,205.
40,199.
45,843.
51,243.
53,444.
56,927.
54,493.
53,090.
46,297.
43,343.

103,825.
88,665.
89,738.
86,594.
86,805.
95,068.
103,983.
97,451.
101,766.
110,734.
92,647.
88,312.

112,178.
106.124.
105,546.
94,825.
95,022.
101,941.
112,402.
122,405.
122,968.
122,393.
117,885.
110,657.

21,567.
24,096.
24,576.
19,637.
19,006.
21,936.
22,533.
22,929.
22,544.
22,023.
21,953.
20,567.

Het ge-
middelde
bedrag,
Over 12
••aren.le.
vert dus
denavol.
geadege-
tallen op.

765,390.

891,720.

297,717.

7,93l,0C4.

1,324,346.

612,629.

1,635,964.

250,178.

1,145,588.

774,017.

263,367.

63,7821.

74,310.

24,809^

136,330^.

110,262^,

51,052

95,465f.

64,501,-;.

21,947|.

20,848^.

g middelde Totalen bedragen 663,309/2- Schaap gerekend zijnde op f 7,00 zoo beloopt zulks eene geldswaarde van 4,643,167,

Deze Staat bevat de \'it

vereinen Vorst der V ""\'^omst der aangifte van de Schapen tot de bijdragen van het Vee-fonds, overeenkomstig het besluit van den Sou-

hragt twee Stuiver Nederlanden van den 7 Maart 1814. Bij hetzelve was vastgesteld, dat van elk achttal Schapen moest worden opge-

die • . J^^ï\'bjks, dus twee duiten van ieder Schaap. Lammeren, tot twee maanden oud, waren van deze belasting uitgezonderd,

^ M.cinsiive met in de Kr»

i^ovenstaande getallen zijn begrepen. (J. kops, Magmijn, D. VI. bladz. 539.)

^e plaatsen voor J7.

-ocr page 98-

digheid tot ander Vee en den graanbouw, moet voor-
zeker als de hoofdreden worden beschouwd, dat men
zich bij ons minder met kracht en volharding heeft toe- i
gelegd op de veredeling der rassen en de verbetering
der wol dan in andere landen.

De Schapen staan bovendien, vooral in natte jaren,
van alle Vee het meest aan ziekten, kwijning, en
sterfte bloot. Het hoogst ongunstige jaar van 1816, om
van vroegere tijden niet te spreken, heeft zoo verder-
felijk op dezeWe gewerkt, dat vele duizende, ten ge-
volge der leverziekte, en daarmede gepaard gaande wa-
terzucht,
zijn gestorven; welke vermindering zich even-
wel, naar de uitwijzing der nevenstaande opgaven, iri
de volgende jaren, vrij spoedig tot het vorige geial
heeft hersteld.

Het bijgevoegd overzigt doet het bedrag der Schapen,
welke, van het jaar 1814 tot en met 1825, in ons land
hebben bestaan, en de verhouding tot elke Provincie, ken-
nen. Daar de jaarlijksche opneming en mededeelingea
van den Vee-staat, sedert dezen tijd, niet zijn voort-
gezet , kunnen wij later denzelven niet dan bij eene
onbepaalde vergelijking nagaan.

De sterfte van het wol-vee was in de drie achter een-
volgende, regenachtige, jaren van 1828, 1829, en 1830
algemeen, en werkte op nieuw ten hoogste nadeelig op de
Schaaps-teelt. Men vindt de berigtea dienaangaande
in de
Staten van den Landbomu , over de gemelde
jaren loopende, opgenomen. Uit dezelve blijkt, dat,
jn 1828, het zoogenaamde ongans of de leverbot - ziek-
te , de schaaps - pokken, het rot-kreupel of voetzeer,
en de schurft, in vele Provinciën, groote verwoestingen
onder de kudden hebben te weeg gebragl. In
Overys-
sel
stierven vele aan de eerstgemelde ziekte geheel uit.
Ia
Friesland en Drenthe heerschte de pokziekte, gelijk
meermalen, vooral in de laatstgemelde Provincie, plaats
heeft, waardoor een groot aantal Scliapen werd wegge-

-ocr page 99-

nomen. De berigfen leveren, over 1829, bijna uit alfe
Provinciën, dezelfde klagten op, omtrent het sterven
der Schapen, ten gevolge der rot - ziekte of het ongans.
Inzonderheid werden nu in
Noord - Braband, Gelder-
land, Overyssel, Groningen
en Drenthe, duizende
weggerukt. Daar deielfde regenachtige weersgesteldheid,
gedurende het geheele jaar 1830, voortduurde,
moest
hare nadeelige invloed op de Schapen, even als op
de overige landhuishoudelijke dieren, te sterker en al-
gemeener worden (1). In
Noord-Brahand rekende men
thans, dat de Schaaps - teeit op de helft weid ver-
minderd. In
Zeeland was de toestand bijna even on-
gunstig. In
Zuid - Holland ondervond men eene gerin-
gere sterfte, doch des te heviger werd zij in
Noord-
Holland,
alwaar van 16000 Schapen, die, in het vo-
rige jaar, in de
Beemsfer, nog bestonden, niet meer
dan
500 overbleven. In Utrecht stierven , in vier Ge-
meenten,
1100 Schapen, terwijl dezeize hier overal
kwijnden , zoodat voor en na een veel grooter getal
is overleden. In enkele streken van
Groningen werden
de duizendtallen van vorige jaren tot vijftigtalién, ja, hier
en daar, misschien tot twintigtallen, verminderd. Men kan
dit alles breeder vermeld vinden in de aangehaalde
Sta-
ten
37; doch dit korte uittreksel zal ons senoes--

"O

zaam moeten overtuigen, dat de Schaaps - fokkerij hij

1  Men rekent, dat in Friesland, behalve 28000 Scha-
pen, 9000 Eunderen zijn gestorven, beide meest van de
hooge klei-gronden, en dus van de beste soorten (Zie de
mededeeling van den Heer
cats aan de Staten Generaal, in
de Staats-Courant van 2. Januarij 1834). Jn Utrecht stier-
ven alleen tusschen de rivieren de
Eem en de Lek, in 1829
en 1830, 4150 Runderen, behalve vele Paarden en Varkens.
Elders was het verlies van
dit Vee niet minder aanmerkelijk
ten gevolge der opgemelde oorzaak,

-ocr page 100-

ons, sedert den laatsten tijd, groote tegenspoeden heeft
ondervonden. Zoodanige omstandigheden hebben natuur-
hjk eene hoogst ontmoedigende uitwerking op de teelt
van het wol-vee, en doen menig een meer en meer van
derzelver voortzetting en uitbreiding afzien.

De waarde, welke de Schapen in den volks-rijkdom
bezitten, kan, even als die van vele andere voorwer-
pen, niet wel naauwkeurig worden bepaald, dewijl
buitengewone oorzaken, zoo als b. v. ziekten en sterf-
te , en vele andere omstandigheden hierop een\' grooten
invloed hebben , en daarin eene aanzienlijke afwisseling
kunnen te weeg brengen. De Schapen bezitten, naar
bet ras of de soorten, den ouderdom, de vetheid of
magerheid, den aard der wol, en of zij eerst korte-
lings zijn geschoren, of de volle vacht dragen, een\' zeer
verschillenden prijs. Terwijl het volwassen Drentsche Ooi-
of Lam - Schaap, in gewone tijden met ƒ 2,50 tot ƒ 4,00
betaald wordt, kost het groote Friesche, en somwijlen
ook het Texelsche of Noord-Hollandsche ƒ9,00 tot ƒ12,00
en ƒ 14,00 en daarboven (1). De Veluw - of groote lang-

1  In 1814, waren de Schapen in Friesland en Groningen
zoo goedkoop, dat dezelve bijna geene waarde hadden, en
een best, geschoren, melkschaap voor ƒ1,50. kon worden
gekocht. Elders waren dezelve ook buitengewoon laag in prijs.

Tnl8I8, kostte integendeel een echt Friesch Schaap tot ƒ25,00.
De Woord - Hollandsche Schapen konden tot /20,00. gelden j
de Lammeren van beide werden tot /8,00. verkocht.

In 1819, golden de Groninger Melk-

Schapen......................................................ƒ 10,00. — / 12,00.

In 1822, bedroeg een goed vet Noord-
Hollandsch Schaap.................... - 8,00.__9,00.

In 1823, Een goed Woord-Hollandsch
Ooi-Schaap......................... - 10,00___14,00.

Een vet Schaap........................................- 6,00.

In 1824, Een Friesch Melk-Schaap. - 9,00.-- 10,00.

-ocr page 101-

staartige Schapen Van ƒ 6,00. tot ƒ 10,00. en de ove:ige
soorten naar evenredigheid. In de laatstgenoemde ramji-
spoedige jaren steeg de prijs der Schapen, ter oorzake
der buitengewone sterfte, algemeen , een derde en som-
wijlen de helft boven dien van gewone tijden.

Indien wij de verschillende Schapen, door elkan-
der , aanslaan op ƒ 7
,00. het stuk, zoo zal zulks, naar
ons oordeel, een\' gematigden, althans niet te hoogen,
grondslag opleveren , waarnaar de waarde onzer Scha-
pen mag worden berekend. Deze bedraagt dan de soni
van ƒ
4 643,167,081, volgens het gemiddelde jaarlijk-
sche getal Schapen, boven de twee maanden oud, dat,

in ons land, over het opgegeven tijdvak , van 1814_

1825 ingesloten, heeft bestaan.

Uit de vergelijkende tafel kan worden opgemaakt, in
welke Provincie de Schaaps-teelt den betrekkelijk be-
langrijksten tak van Vee-bedrijf uitmaakt, en, als zoo-
danig, moeten dezelve in de volgende orde worden ge-
rangschikt:
Nooi\'d - Holland, Drenthe, Friesland, Gei-
derla7id, GroningenNoord - Brahand, Overijssel, Zuid-
Holland, Utrecht, Zeeland.

-ocr page 102-

Lengte van den kop,
van tusschen de oo-
ren tot aan de punt
van den bovenlip.

s S E N.

Lengte van het lig-
chaam.met denhals,
tol tusschen de ooren.

Hoogte op de schoft,
van den bodem ge-
meten.

Hoogte op het kruis,
van den bodem ge-
meten..

a

(U

S

a
tl

.o,

«

O
s-

a

<h

S
3
fi

ö

<D
s.

g
s

\'3
fi

M

C
ly
ft
tl
<u

CO

£
s

I

c

S

Ph

J

Cl,

O

<u

CS

3
fi

fi

STa ^^OOTE lANG-
Sfl, SCHAAP,

lIOfiESS.

^^Uw -Schaap,

Ram,
Ooi.

\'\'^\'\'^^SCH SCHAAP.

Ram.
Ooi.

st;^ \'^ohtstaastige

Schaap.

Ram.
Ooi.

Schaap.
Ram.

K . Ooi.

; - ï^lSlIfE LAKG-

P^ti\'ce schaap ,

«0REI5S.

fie verscheidenheid.

Ram.
Ooi.

Vosse . koppen.

2

9 .

5 9

Te plaatsen voor 6J.

Ram.
Ooi.

-ocr page 103-

m

(61 )

De iigchameliike grootte der hoofdverscheidenhedeu,

lot de beschrevene rassen hehoorende, worden door
de nevensstaande afmetingen aangewezen. Dezelve zijn
genomen naar de kloekslc Schapen. Men zal, door ver-
gelijking, het betrekkelijke verschil der uiteenloopende
speel-soorten bxj de verdere beschrijvingen, gemakke-
lijk kunnen beoordeelen. "

Nog verdient te worden herinnerd, dat sommige der af^e
beeide Schapen worden voorgesteld slechts weinige maL
den na de schering, bezittende dus de wol nagLoe- de
helft van derzelver gewone lengte; en andere, tegen
den tijd der schermg, dragende dus de volle vacht

Wij zouden nu, voor de beschouwing der Schapen
met opzigt tot elke Provmcie in het bijzonder, de hier-
boven aangewezene orde kunnen volgen, doch achten
het voegzamer dit te doen naar de rassen, welke in
dezelve hoofdzakelijk gevonden worden, waartoe wij
thans zullen overgaan.

.;■ 1 ■

-ocr page 104-

DERDE AFDEELING.

Over de verscheidenheden of soorten van Scha-
pen , welke in de verschillende Provinciën,
woi\'den aangetroffen, en de bijzonderhe-
den , tot derzelver levenswijze
, 6e-
stemming ^ en wol behoorende.

GELDERLAND.

I e Schapen, welke in Gelderland beslaan, behoo-
ren tot de twee langstaartige rassen, namelijk tot het
Veluw - y en het kleine Heide-Schaap. Van hel eersie
komen drie verscheidenheden voor. Wij meenen dezelve
niet beter te kunnen doen kennen, dan door grooten-
deels de opgave te volgen , welke in de
Statistieke Be-
schrijving
van dit Gewest (1) geboekt staat.

D l*\'. In de eersie plaats komt het groote Veluw-Schaap
in aanmerking, hetwelk de eigenschappen bezit, welke
wij daarvan, bij de algemeene beschrijving der inland-
sche hoofd - rassen, hebben opgegeven. Hetzelve bestaat

1  Bladz. 282-^291,

-ocr page 105-

in de Gemeente Reeden, bij Wageningen, isa. Ii oren-
weer d,
ook onder Eden , te Bameveld, Putten^ Er-
melo
, en Epe. De Mamels, goed vet zijnde, wegen
van 30 tot 50 Wed. ponden. De wol valt over het
geheel grof, doch lang, en is geschikt voor de spinne-
rijen , wegende de vacht van 3 tot 4 Ned. ponden

Dit Schaap, hetwelk hel best op hooge gronden tiert,
kan des noods, bij overvloed van jonge heide, en «-e-
noegzame afweiding van Driestïanden, den zomer door
zonder gras bestaan. Op lage weilanden wordt hetzelve
zelden vet, doch hoogere klei-landen zijn voor hetzel-
ve zeer geschikt. Wanneer deze Schapen, eerst daar
geweid zijnde, vervolgens des winters op het hok met
boonen gevoed worden, betalen zij het voeder, bij de
Hollandsche prijzen , op eene voldoende wijze. Zij wor-
den veelal, op de herfstmarkten, te
Barneveld, in Ai!-
gustus en September, opgekocht. Ook worden de drie-
jarige vette hamels door Brabanders gekocht, en door
deze aan de Vleeschhouwers te Parys gesleten. ~ Toorts
wordt ook deze soort van Schapen, door de Landbou^
wers, aan den \\\'eiuw-zoom, en verder benedenwaarts
iangs den Yssel, gekocht. Dezelve worden door den
winter gebragt, en dan gedeeltelijk des voorjaars op de
markten, te
Zutplien en , wederom verhan-

deld, of vet zijnde gemaakt, aan de Slagers afgezet."

He^ Veluw-Schaap werpt, in de meeste streken de-

Schaap ,n de vruchtbare streken der Betuwe, even-

-ocr page 106-

»De fijnere soort van wol van dit groote Veluw-
Schaap gaat grootendeels naar Leyden en elders, om
gebruikt te worden tot het weven van dekens, baaijen,
karsaaijen, enz. De grovere is mede van waarde, daar
dezelve dient tot het maken van olie-zakken. In bet
algemeen wordt de wol, zoo van de
Veluwe als uit
de
Betuwe, te Veenendaal en Sckerpenzeel afgeleverd."

»Eene tweede soort of verscheidenheid van dit
Schaaps-ras is merkelijk lager op de beenen en veel
korter van ligchaam, maar doorgaans ruim zoo lijvig.
Een vette Hamel weegt van 20 tot ruim 30 Ned. pon-
den. De
wol is lang en fijn, maar niet zoo sterk, en
dus ook minder gewild dan die van het groote Ve-
luw-Schaap; dezelve is meer met baar bezet. Een vlies
weegt van 2 tot bijna 3 Ned. ponden. Deze soort
wordt veel gevonden in het kwartier van
Zutphen, be-
paaldelijk onder
Keppel, Steenderen, en \' s Ileerenberg,
en in het district Lochern, Hetzelve verdraagt beter de
lage gronden, en betaalt de weide goed, wanneer het
slechts met eenig gras in den zomer kan voorzien wor-
den. Des winters zijn deze Schapen met minder voe-
der te voeden, dan die van de eerste soort, welke zij
in smakelijkheid van het vleesch verre te boven gaan."

»3°. Eene derde soort van Schapen, welke mede als
eene
verscheidenheid van het Veluw-Schaap zal mogen
worden beschouwd, M\'ordt gevonden in
Buren en €u\'
lenborg,
in A^xv TMelerwaard, en het benedenste ge^
deelte der
Neder - Betuwe. Z\'j zijn bekend onder den

-ocr page 107-

naam van Burensche Schapen. Dezelve hebben kalê
en bijzonder hooge beenen, en lange, met
wol bezette
staarten, die evenwel gewoonlijk, ter lengte van eeae
hand-breedte, van het ligchaam wordt afgeslagen, om
de zindelijkheid, en ook teneinde niet te hinderen bij
het melken, hetwelk met, gelijk bij de Runderen, op
zijde, maar van achteren geschiedt. Deze «cb
hebben een fijnen, fraaijen, en ronden kop
ne fijnere wol dan de twee beschrevene soorten
wel de wol, door het meiken, zoo wel in hoeveer
beid als hoedanigheid, vermindering ondergaat. Eij eene
goede verzorging is het Burensche Schaap zeer wel tegen
de lage en waterachtige gronden bestand. Ook verge-
noegt het zich, des winters, bij gebrek aan groen voe-
der, met hooi. De wolvacht weegt ^ tot 4 Ned. pon-
den. Deze Schapen worden aan de Slagers op de naburige
plaatsen verkocht, of naar Braband afgeleverd. De mest
gaat, voor een goed deel, naar de Veluwe, biizonder
naar den omtrek van Nykerk. De wol wordt mede al-
gemeen te
Veenendaal verkocht en verwerkt"

De hier bedoelde Schapen worden meer da^ de vorige
voor zuivel - gewin gehouden, daar men in de streken al-
Waar dezelve gevonden worden, zich toelegt, hoewel thans
minder dan voorheen, op het maken van Schaaps-kaas.
^es goede Schapen, die behoorlijk gevoed worden, na-

Tll llrr^"\'\' gerekend zoo

te lr ST\' ka^^. ter zwaar-

^^^ -ortbrengse,

wordt te Utrecht ter markt gebra-t "

Nog onderscheidt zich dit Burensci; Schaap daardoor
van de overige Geldersche verscheidenheden, L de Ooi-
jen doorgaans twee, soms drie, doch zeer zeldzaam vier,
lammeren te gehjk ter wereld brengen. De moeder-
Schapen kunnen zeer goed twee, doch
niet veel meer
opbrengen. Zij werpen algemeen in het laatst van Fe-

-ocr page 108-

bruarij of Maart. De lammeren zuigen de moeders tot
den Isten Mei, en worden dan afgezet. Van dezen tijd
worden de laatste gemolken tot in September, of tot
dat zij op nieuw gewonnen hebben, als wanneer de
melk niet meer voor het gebruik geschikt wordt be-
vonden.

Ook deze Schapen worden des zomers in kudden ge-
hoed, doch degene, alsmede de lammeren, welke men
wil verkoopen, of voornemens is te slagten, worden
onder het ander vee geweid. Bes winters worden zij
in hokken met best fijn hooi ea boonen gevoederd.
Haver wordt als bijvoeder gegeven aan de Schapen, die
lammeren hebben, daar deze de melk-geving bevor-
dert; doch de boonen geven zwaardere en meerdere
wol, die tevens vetter is. De landlieden hebben hier
de ondervinding, dal, indien zij een tijdlang boonen
hebben gevoederd, men daarmede moet voortgaan, de-
wijl er anders vrees bestaat, dat de wol toeslaat, of,
zoo als men het noemt, pelsig wordt. De mest dezer
Schapen gaat voor een gedeelte almede naar de Veluwe,
om te dienen voor de tabaks - teelt.

Over het geheel worden in de Betuwe minder Scha-
pen gehouden dan op de Veluwe. De landman in de
eerstgenoemde streken, die behoefte heeft aan Scbaaps-
mest. Iaat meermalen een\' Herder met deszelfs kudde
tot zich overkomen, aan wieii hij, gedurende eenige
maanden, voedsel en weide verschaft, om daarvoor den,
in dien tijd gemaakten, mest te behouden.

» Eene vierde soort van Schapen, dat, in meerdere
of geringere verbastering, in Geldex\'land wordt aangetrof-
fen, behoort niet tot het ras van het groote Heide- of
Veluw - Schaap, maar veeleer tol liet kleine Heide-
Schaap, hetwelk hier eenigzins verbeterd voorkomt. Men
vindt het in een gedeelte van het kwartier
Zutfen, on-
der
Hengelo, Riierlo, in de schrale gedeelten van Bor-

-ocr page 109-

««/o, by Groenenio, z.» gelijk mede in het Arrondis-

sement van Nymegen,

Deze Schapen zijn zeer klein, wegende slechts 12 tot

20 Ned. ponden, en leveren 1| tot 2 zoodanige ponden

zeer slechte wol op; doch iu het kwartier van Nymegen
doorgaans de helft meer.

Dezelve worden alleen daar gehouden, waar hel be-
hoorhjk voedsel voor betere soorten ontbreekt Me
bij deze kleme Schapen hoofdzakelijk op het winnen vL
Zn
mest, die kostbaar is, als kunnende zonder stroo en
kei met plaggen of schollen vermengd, den
akker\'voor
een jaar die vruchtbaarheid mededeelen, welke denzel-
ven geschikt maakt, om granen voort te brengen. De-
zelve doet ook op drassige weiden eene bijzonder\' goe-
de uitwerking. ^

De wol van deze Schapen blijft doorgaans in de streek,
daar zij valt, ea wordt gebruikt tot het maken van
woldoek, zijnde een weefsel uit linnen en wollen «-a-
ren, ook tot het breiden van grove kousen, wanten,
en soortgelijke goederen." \'

Tot de ziekten waaraan de Schapen iu Gelderland
meermalen onderhevig zijn, behooren inzonderheid de
gellïgkeid of het ongans, de pokAen (*), en ook de
zoogenaamde
mei. %ieUe. Deze ontstaat meest in de
Betuwe, of op de zware kleigronden, ten gevolge
van eene
te sterke volbloedigheid en daaruit voortvloeijende
ont-
steking, door het eten van het welig opschietende, sap-
njke, jonge gras. Zij wordt veeltijds spoedig. doL

blad.. 289. De uitslag van
de mentjng der Schanen mot q i ^

^ ^ , . weijije. Jfroeven en waarncmm-

gen omtrent de .nenttng der pokhen uan Schapen, van
b. h. VAN n^h MELH, e. medrkbach n:. KOOT, s. =

bebk, en a. n. ramaer, ^et ecfle Voorrede van Dr. a.
man, \'sGravenhage 1825.-

-ocr page 110-

den overgang der inwendige onislekmg tot versterf, doo-
delijk, Eene aderlating, in tijds aangewend, de toedic-
•ning van eenige salpeter of een ander verkoelend zout,
en de voorzorg, om de Schapen op schralere weiden
te brengen, zijn hiertegen voorzeker de beste behoed-
middelen. De verwisseling van het groen met droog voe-
der, zoodra de ziekte bespeurd wordt, is algemeen zeer
nuttig bevonden.

Blijkens de tafels van den Vee-stand, te vinden ui
de, reeds meermalen genoemde,
Statistieke Beschrijving,
is de Schaaps - teelt in Gelderland, vergeleken met de
vorige tijden, verminderd (1). Men heeft hier pogingen
aangewend ter verbetering der wol, door het kruisen
der land-Schapen met Spaansche rammen, welke even-
wel geene belangrijke voordeelen hebben opgeleverd ("f).

1  De uitvoer van Schapen werd hier in vroegere tijden
somwijlen, ter oorzake der Vee - sterfte, verboden.
{Placaathoek
van Gelderland D. III, bladz. 243.) De invoer van Schaaps-
huiden werd dan eens opengesteld, dan weder ingetrokken,
(a. p. bladz. 227, 231.).

(f) De hoofd - redenen hiervan worden nader opgegeven in
het berigt der Commissie van Landbouw dezer Provincie, aan
den Heer Administrateur voor de Nationale Kijverheid uitge-
bragt, naar aanleiding der aanvrage nopens de middelen ter
wolverbetering en veredeling der Schapen, op \'sKonings last,
in 1825 gedaan; (Zie bladz. 247.). Dezelve komen liierop
neder:

Dat de genomene proeven hebben bewezen, dat het echte
Spaansche ras allengs verbasterde, hoewel de wol der inland-
sehe Sdiapen, door het kruisen van deze met de Spaansche,
aanmerkelijk werd verbeterd; doch dat men geene be-
stemming voor deze wol kon vinden, terwgl de kosten der
trapswijze veredeling zeer aanzienlijk waren. Men oordeelde
dus, dat de herhaling der vorige proefnemingen niet aan de
bijzondere Schaapshouders behooren te worden aangeraden. Dc
ondervinding trouwens in Gelderl--"] iigeft geleerd, dat tot

-ocr page 111-

OVERYSSEL

De Schapen, welke in deze Provincie i

den, kunnen tot de drie hoofdrassen dr^s" It

-ocr page 112-

den terug gebragt. De verschillende soorten worden bier
voornamelijli naar de meerdere of mindere vruchtbaar-
heid en gesteldlieid der gronden, welke voor derzelver
voeding berekend
zijn, aangetroffen. Dit regelt zich dus
vooral naar de aangrenzende streken, namelijk van
Gel-
derland, Drenthe
en Friesland, alsmede van Munsters-
land,
alwaar deze of gene rassen te huis behooren.

1De soort van Schapen, welke in een gedeelte van
het Arrondissement
Deventer en Almelo gevonden wordt,
komt grootendeels met het Veluw-Schaap overeen, en
moet als eene verscheidenheid van hetzelve worden be-
schouwd. Deze Schapen onderscheiden zich daarvan eeni-
germate, door den kleineren kop, en grootere ooren.
Derzelver wol is nog minder fijn dan die van het Veluw -
Schaap, gevende zij tevens eene geringere hoeveelheid,
namelijk 2 of 3, of 3| Nederl. ponden. Voor bet overige
bezitten deze Schapen, zoo wat den langen ruigen staart,
als gemis van horens, betreft, de gedaante van het Ve-
luw-Schaap. Zij brengen, even gelijk dit, algemeen
jaarlijks maar een jong ter wereld, doch ook somtijds
twee; een meerder getal moet als eene uitzondering
worden beschouwd.

Deze soort van Schapen wordt alleen in hel midden
der Provincie, tusschen
Deventer en Almelo, namelijk
in de dorpen
Batkmer, Holten, Raaltc ^ TFyhe , Olst,

-ocr page 113-

Markel, in de omstreken van Ryssen, Goor, enz. on-
vermengd gehouden, terwijl men overigens ook het Ve-
iuw-Schaap hings de grenzen van Gelderland aantreft,
doch meesta! eenigzins, door de vermenging met de
Overysselsche verscheidenheid, verbasterd. Deze Schapen
worden hier, deels om den mest, deels om de wol, aan-
gehouden. Naarmate de prifzen van dit laalstgenL>mde
voortbrengsel, in de laatste jaren, veeliijds onvoordee-
lig zijn geweest, maakt het gewin van mest meeren-
deels de hoofdbedoeh\'ng uit, waarom deze Schapen be-
slaan. Zij worden in kudden gehoed, en vinden der-
zelver onderhoud langs de wegen en op de beiden. Na
de inzameling van het koorn, worden zij op de stop-
pellanden geweid, en somwijlen, in het voorjaar, ge
durende eenige uren daags, op de al te welige rogge-
Janden, gebragt. Men houdt dit evenwel, over het "al-
gemeen , voor het verbouwen der rogge nadeelig. Hier
en daar legt men ook wel opzetteïijk een akker ro--
ge, op ongemesten grond, aan voor de Ooi - sd,apen,
die met de lammeren op dezelve, in het voorjaar, een
gedeelte van den dag, grazen, ter vermeerdering van
de melk voor dc laatste. Dezelve worden, den winter
door, indien hel niet te aanhoudend regent, of de
grond te dik met sneeuw bedekt is, op de veklen en
heiden gedreven, en met hooi, iyn- of raap - koeken
toegevoederd: hetwelk ook hun gewoon winter-voed-
sel ïs, wanneer zij, bij de ie ruwe weersgesLeldheid,
jn de hokken moeten worden gehouden. Behalve de noo-
dige hoeveelheid goed hooi, wordt een
zestal Schapen
gerekend op eene raap-koek daags.

Langs de Friesche grenzen, zoo als in dc stre-
ken van
VoUenhoven, Blokzyl, de Kuinre, en om-
liggende vlekken en gehuchten, worden Friesche Scha-
pen gehouden, die evenwel niet tot de grootste soor-
ten behooren, of verbasterd , en kleiner geworden zijn.
l>e Vee-houders weiden gewoonlijk twee, drie, of

meer-

-ocr page 114-

tiere dezer Schapen tusschen de Runderen. Men wil,
dat zulks een middel zou zijn, om de oorzaak uit de
landen weg te nemen, waaruit het bloedpissen hier meer-
malen bij de Plunderen ontstaat, zoodat het bewei-
den dezer landen met eenige Schapen als een voorbe-
hoedmiddel wordt beschouwd tegen deze verderfelijke
ziekte (1). Het Friesche Schaap levert, in de gemelde
sïreken, van 3 tot 4 Ned. ponden wol op. Zij worden
somwijlen om de melk gehouden, doch deze wordt
niet gebezigd tot het maken van boter of kaas.

Het voorname oogmerk bestaat in het voordeel der
lammeren en wol, die een redelijken opbrengst geven.
Het Friesche Schaap verliest ook hier deszelfs vrucht-
baarheid niet, daar het gewoonlijk twee, dikwijls drie,
en enkele keeren vier, lammeren op eens ter wereld
brengt.

Wat de verzorging dezer Schapen in den winter be-
treft, deze verschilt niet aanmerkelijk van de wijze
welke elders plaats vindt. Daar dezelve slechts in klei^
ne getallen worden aangehouden, voedt men hen, be-
halve met hooi, met den afval van groenten, kleine
aardappelen , en aardappel - schellen.

3". In de streken, welke aan de Provincie Drenthe
gelegen zijn, vindt men vele Schapen, die tot het klei-
ne Heide - Schaap behooren , en, naar de Munstersche of
Hanoversche grenzen, de Munstersche of Westphaalsche
Schapen, die men hier
Brikken gewoon is te noemen.
Deze komen overeen met het Drentsche ras, doch
schijnen, door de vermenging met de inlandsche Schapen,
eenigzins grooter en beter te worden. De Drentsche
Schapen treft men aan in de Gemeenten
Nieuwleu%en,

1  J. KOPS, Magazijn D. YL St. II. bladz. 418. F.
DKiEssEN, Over de Wee of het Bloedpissen bij het Rund-
vee, in het Vee-artsenijkundig Magazijn van
a. kuman.

D, I. bladz. 128. Gron. 1827.

-ocr page 115-

Staphorst, Rovecn, Ommen, Hardenberg, cn Grams-
bergen.
De Munstersche of Hanoversche Schapen wor-
den algeraeener in het
Twentsche gevonden.

De Rammen, zoowel als de Óoijen, dezer Schapen
hebben, overeenkomstig den aard van bet ras, gewoon-
lijk horens. Men is hier evenwel niet op zoodanige
R.ammen gesteld, en houdt dezelve dus ook niet tot
Spring-rammen aan; maar bezigt tot de voortteling lie-
ver Rammen van het Overysselsehe Schaap. Zoowel
de Drentsche, als Munstersche of Hanoversche, Schapen
ondergaan hierdoor eene kruising, en het is opmerke-
kehjk, dat de nakomelingen der tweede gemengde voort-
teling reeds de horens verloren hebben.

Het oogmerk dezer Schapen bestaat, voor het groot-
ste gedeelte, in het verkrijgen van mest, daar derzel-
ver vachten ook hier, gelijk elders, eene geringe hoeveel-
heid van 1 tot 2 Ned. ponden wol opleveren. Dezelve bren-
gen jaarlijks maar een lam, zeldzaam twee, ter wereld.
De levenswijze verschilt niet van die, welke omtrent
deze Schapen in de overige streken des lands wordt op-
gevolgd. Enkele derzelve worden tusschen het vee vet
geweid, en leveren een smakelijk vleesch op.

De slechtste wol van de Drentsche en Biunstersche
Schapen wordt veelal, door de landlieden, tot eigen
gebruik van pij-laken en grove boezelaars verwerkt;
doch dezelve wordt ook voor een gedeelte naar buiten
de Provincie gezonden. Be betere wol der Overyssel-
sehe Schapen wordt ook gedeeltelijk in dezelve gebruikt,
voor het vervaardigen van duffels en dekens, waarvan
te
Kampen eene fabrijk bestaat. Ook worden dezelve
in de tapijt-fabrijk te aangewend; en, voor

het overige, worden deze wollen naar Leyden verzon-
den, en aldaar mede hoofdzakelijk tot dekens, en an-
dere grove wollen- stoffen , gebezigd.

De Schaaps-teelt wordt in Overijssel, over het ge-
lieel, niet als voordeelig beschouwd. Daar men van
oor-

-ocr page 116-

deel is, dat de Schaaps-mest eene der beste mest-soor-
ten is op de schrale zand - gronden, wordt deze teelt
uit dien hoofde, als noodzakelijk beschouwd voor den
landbouw, in de heide - streken, fflen acbt het houden
van Schapen niet bevorderlijk voor de Vee-teelt, maar
de mest-winning schijnt voor den bouw-boer daardoor
gemakkelijker te worden. In al die streken, alwaar
redelijke weilanden gevonden worden, of die voor ver-
betering vatbaar zijn, wil men, dat de Schaaps-teelt
voor den landbouw als nadeelig moet worden gehou-
den , daar de Ptunderen meer gewin geven, minder op-
passing noodig hebben, en niet zoo veel aan ziek-
ten onderhevig zijn, als de Schapen Beze zija

-ocr page 117-

dan ook in Overyssel, sedert eenige jaren, zeer ver-
minderd, deels ten gevolge der sterfte, in de natte ja-
ren, zoo als
vroeger is vermeld, maar vooral door de
aangravingen, verdeelingen, en ontginningen der veld-
gronden. Daar de Schapen eene groote uitgestrektheid
veld - grond ter Beweiding noodig hebben, waarvan elk
eigenaar, na de verdeeliilg, slechts een geringer gedeel-
te
behoudt, wordt het houden van Schapen hierdoor
beperkt, en moeijelijker gemaakt. Vele dezer verdeelde
veld-gronden worden levens tot oniginning gebragt,
door bezaaijing en bebouwing met dennen-, of beplan-
ting met ander bosch - hout. Hierdoor verminderen, van
tijd tot tijd, de heide - gronden , terwijl de groenlanden
vermeerderen, hetwelk de voordeehge uitwerking ten
gevolge heeft, dat een grooter getal Runderen kan wor-
den gehouden. Daar de boter meerder voordeel aan-
brengt , waarvan de verzending saar builen de Provin-
cie meer en meer toeneemt, beginnen de landlieden
zich langs hoe meer op de Rundvee - teelt toe te leg-
gen, terwijl de Schaaps -
fokkerij naar evenredigheid af-
neemt (1).

1  Ook hier zijn, sedert vele jaren, proeven genonien met
het kruisen der inlandsche, door vreemde, rassen. De Com-
missie van Landbouw in Overyssel geeft daaromtrent, ten
gevolge der, reeds meermalen aangeha,^lde, uitnoodigiuf» des
Gouvernements (Zie bladz. IX.), het berigt: dat men door
deze kruismg, bg de eerste teelt, xvel eene fijnere wol heeft
Verkregen; doch dat de gemengde rassen, ofechoon van andera
afgezonderd gehouden, tot den oorspronkelijkeninlandsclien aard
terug keerden. Dezelve waren ook njeer dan de inlandsche Schapen
aati ziekten, vooral aan het rotkreupel, onderhevig. Qm het doel
der wol-verbetering te bereiken, zou men, om de f.vee of
«tterlijk drie jaren, nieuwe Spaansche Eamnicn nioeïcu aan-
l\'oopen. De Schaapshouders, zegt de Commissie, zijn, over
algemeen, moegelijk tot de kruising te bewegen, eens-
deels wegens dc mindere hoeveelheden wol, wcike men daai^

-ocr page 118-

NOORD-BRABAND.

In deze Provmcie bestaat geenszins zulk een aanmer-
kelijk verscbil tusschen de Schapen, als in sommige andere
gewesten. Het
Kempensch Schaap maakt hier bijna de
eenige, althans de hoofd - soort uit, hetwelk , naar mate
dat het in de zand - streken, of op klei - gronden, wordt
gehouden, eenigermate onderscheiden is. Het
Kempensch
Schaap is klein en ligt van stuk, lang van ligchaam , en
tamelijk hoog op de beenen. Het heeft een langen, smal-
len, onbewolden kop, met een weinig verheven neus,
en platachtig voorhoofd; deszelfs hals is lang en regt-
uit gestrekt. Het is bijna geheel kaal onder den
buik. De staart is lang en geheel met wol bezet, doch
deze is korter en minder grof, dan bij het Veluw-
Schaap. De Rammen van het Kempensche Schaap zijn,

-ocr page 119-

evenmin als de Ooijen, van horens voorzien. Indien wij
het uitwendig voorkomen van dit Schaap en bijzonder
deszelfs langen staart in aanmerking nemen, dan vm-
den wij eene aanmerkelijke overeenkomst tusschen hei-
zelve en sommige verscheidenheden van het Veluw-
Schaap, en meenen het dus ook met dit het naast tot
een en\'hetzelfde hoofdras te mogen terug brengen

(vergel. blz. 34).

In de zand-streken dezer Provmeie, met name m
de
Meijerij van \'s Ilertogenbosah, in de landen van
Ravestein, van Kuilt, en het Zuidelijk gedeelte van
het Arrondissement
Breda, heeft men, bij uitsluilmg,
dit zoogenaamde K.empensch Heide - Schaap. Het heeft
eene korte, tamelijk fijne, witte wol, die ook eene
zekere mate
van elasticiteit of krimp bezil, doch het
brengt, hoewel de vacht vrij digt en gesloten is, gee-
ne groote hoeveelheid op. Be hamels, die voor de twee.
de keer geschoren worden, geven in den regel 3 a
Ned. ponden, namelijk te voren op het Schaap ge-
wasschen zijnde. Yan de
moeder - Schapen of de lam~
Ooijen worden zelden meer dan 2 of zoodanige halve
ponden geschoren. Deze hoeveelheid wordt nog vermin-
derd, wanneer zi^i vroeg lammeren krijgen, slecht gevoe-
derd, ofwel op weiden gcbragt worden, alwaar veel door-,
nen staan, als waardoor zij de wol gedeeltelijk verhezen.
Over het geheel, valt de wol bij het r^oord-Draband-

-ocr page 120-

sehe Schaap, des voorjaars, veel uit, zoo dat somwij-
len een groot gedeeUe der vacht verloren gaat (1).

De hamel-wol wordt hier, gelijk in het algemeen,
voor de beste gehouden ; daarop volgt de wol der lam-
meren, die gewoonlijk geschoren worden, als zij den
ouderdom van zestien of zeventien maanden bereikt heb-
ben,
en eindelijk die van de lam-Ooijen of moeder-
Schapen.

In de klei-streken van Noord-Braband, wordt eene
soort van Schapen gehouden, hetwelk hoofdzakelijk met
het Kempensche overeenkomt, doch zich door meerdere
grootte, en eenigzins langere en grovere wol, onderscheidt.
Deze Schapen wijken overigens niet genoeg van elkan-
der af, om hen niet voor dezelfde verscheidenheden te
houden, hebbende waarschijnlijk de betere weiden
en het sterkere voedsel van lieverlee het aangewezen
onderscheid voortgebragt. Het Schaap in de landen van
Altena en Heusden komt overeen met dat, hetwelk
men in de
Betuwe, en in de omstreken van Gorcum,
aantreft, en reeds onder den naam van het Burensche
Schaap beschreven is.

Het Kempensch Schaap brengt gewoonlijk slechts een
lam. Tweelingen zijn echter niet zeldzaam. Schapen,
die twee lammeren ter wereld brengen, worden voor
onvoordeelig gehouden, dewijl de moeders sterker ge-
voederd moeten worden, en de lammeren gewoonlijk
achterlijk blijven. Men ziet evenwel niet ongaarne,
dat eenige Schapen tweelingen krijgen, omdat som-
mige het lam ontijdig afzetten, en dit ook wel, of-
schoon voldragen zijnde, verongelukt: in welk laatste
geval aan de moeder een der tweeling-lammeren kan

1  ï. g. g. van der erugghen van croy, Berigt wegtftS
de Schaapfhocderij in hd Magazijn vau J. kops, D. I,
hladz. 119.

-ocr page 121-

gegeven worden, hetwelk, nog jong zijnde, gewoon-
hjk zeer goed door haar wordt aangenomen.

De Schapen in de heide - streken worden alle in kud-
den gehoed. Deze waren vroeger talrijker dan thans,
bestaande nu gewoonlijk uit 20 tot 70 of 80 stuks
moeder - Schapen, of even zoo vele Hamels. Hier-
omtrent hebben evenwel eenige uitzonderingen plaats,
daar men enkele groote boerderijen heeft, alwaar men
kudden van 120 tot 150 Schapen houdt.

De wijze van hoeding heeft op deze wijze plaats. De
landman brengt de Schapen, des morgens, naar de hei-
de, alwaar zij gewoonlijk tot in den namiddag ver-
blijven; dan worden zij, gedurende een paar uren,
langs de wegen gehoed, of op hooge weilanden (zoo-
genaamde
driesen) gedreven. Bij sterke hilte in den
zomer, worden dezelve, van des morgens elf tot des
namiddags vijf uren, op stal gehouden. Na den oogst,
worden de Schapen op de stoppel-landen gebragt. Dit
eischt intusschen omzigtigheid, wanneer de akkers met
de
schaaps --zuring (Rumex acetosella, öxahs ovi\'
na),
hier gewoonlijk surpel genaamd, bezet zijn,
welke plant voor de Schapen dikwijls hoogst nadeelig
is. Men heeft opgemerkt, dat het eten vau deze zuring
vooral gevaarlijk is op de hooge
rogge-landen, alwaar
zij overvloedig groeit, doch miiider schaadt op de lage
rogge-velden, terwijl de Schapen, op de boekweit-
akkers, waarop dezelfde plant mede veel groeit, er
volstrekt geen ongemak van ondervinden. Het grootste
gevaar onstaat, door het eten der
Schaaps-zuring, op
den middag van heete dagen, wanneer zij als veri-lapt
op den grond nederiigt. De Schapen sterven er dan
dikwijls onmiddelijk van, door opgeblazenheid.

De zoogenaamde kleine egelkoolen {Ranuncuhis flam-
mula)
, eene plant, welke zeer scherpe eigenschappen bezit,
zijn mede hoogst schadelijk voorde Sch3X)en. Zij worden,

-ocr page 122-

gelijk men wil, er gallig van (1). De boeren noemen
deze ranonkel - soort daarom het
kruidje ongans. Door-
gaans openbaart zich de ziekte niet onmiddelijk; maar
nadat de Schapen twee of drie weken op stal zijn ge-
weest. Zij beginnen alsdan te kwijnen, en vertoonen
vervolgens al de teekenen van de leverziekte of het on-
gans.

Op lage plaatsen, groeit, bij de egelkoolen, het,
hier aldus genoemde, fijne vlotgras, hetwelk voor de
Schapen niet minder nadeelig wordt gehouden dan de
eerstgenoemde plant. Indien de Schapen, in den nazo-
mer, op het derde gras, hetwelk men hier
lekeimet
noemt, geweid worden, zoo kan men vrij stellig voor-
uit zeggen, dat zij tegen kersmis aan het ongans zul-
len sterven. Deze en andere ziekten, uit krachteloos en
schadelijk voedsel voortvloeijende, worden dikwi.jls voor-
gekomen , door de Schapen, \'s morgens en \'s avonds,
eene of meerdere garven rogge - stroo, of jonge takken
van elzenhout voor te werpen. Vooral is het gemelde
Btroo voordeelig, wamieer het nog eenig koorn bevat.
De landlieden laten de rogge dus, tot dat oogmerk,
ten halve uitdorschen, en geven de schoven des nachts in
de ruif, onder welke bakken geplaatst zijn, waarin het
koorn nedervalt. Indien dit voeder aan de Schapen niet te
karig wordt toegedeeld, dan doet het eten van een gering
gedeelte egelkoolen of vlotgras dezelve geen nadeel
(f).

De meeste Schaaps - houders verkoopen hunne lamme-
ren omstreeks half Augustus. Andere, die voeder ge-
noeg hebben voor den winter, behouden dezelve tot in
het volgende voorjaar. Het verschil van den prijs be-

1  In Gelderland schrijft men dezelfde ziekte aan het eten
vau deze plant toe.
(p. eeiessek, in het Vee-artsenijkun-
dig Magazijn, 1ste D. bladz. 122),

(f) Men zie hieromtrent mede van brugghen van croy,
in het Magazijn van i, koi-s. D. I bladz. 49.

-ocr page 123-

drangt gewoonlijk ƒ2,00., of iels meer. De halfjarige
lammeren kosten gewoonlijk, naar het onderscheid
der
kwaliteit, tusschen ƒ3,00. en ƒ4,00.

In de klei-landen, worden de Schapen, in kudden,
langs de wegen en dijken gedreven, of zij loopen,
om" vet te worden geweid, bij kleine hoeveelheden,
onder het Rundvee in de gras-landen.

De Schaaps-teelt is, in de heide-streken, sedert de laat-
ste twintig jaren, meer dan twee derde gedeelten ver-
minderd, en mag als onbeduidend geacht worden,
in
vergelijking van vroegere tijden. Be oorzaken, die de-
\'ze ongunstige uitwerking te weeg gebragt, en zich daar-
toe, als het ware, vereenigd hebben, zijn hoofdzake-
lijk de volgende:

In den natten nazomer van het jaar 1816, en m
het begin van het volgende jaar, stierven, in sommige
streken, meer dan de helft der aanwezige Schapen aan
het ongans, zoodat, naar uitwijzing van den vergelij-
kenden Staat, het getal Schapen in Noord - Brahand
meer dan 12,000 verminderd werd. In 1829 en 1830
had dezelfde ongunstige toestand in nog grootere mate
plaats , zoo als reeds hier voor is opgegeven.

De prijzen der wol, sedert verscheidene jaren, en
wel tot aan het jaar 1830, laag zijnde geweest,^ waar-
na dezelve, deels door de algemeene vermindering van
het wolvee, zoo in ons land, als in de meeste nabu-
rige landen, deels door de grootere behoefte voor de
fabrijken tot het maken van militaire kleedingen , is ge-
stegen, is ook de waarde, zoo van deze en ande-
re inlandsche, als van vreemde wollen, aanmerkelijk
hooger geweest. — Hetgeen echter de Noord - Braband-
sche Schaaps - teelt het meest in den weg staat, is het
bezwarene inkomende regt van bijna 6 franken op ie-

-ocr page 124-

der Schaap, in Frankryk. Vroeger werden, even als
uit Gelderland, duizende vette hamels naar Parys ver-
voerd, om aldaar te worden geslagt. Deze belasting
kan van dit kleine Schaap, hetwelk vet zijnde, niet
meer dan 23 tot 27 of 28 Ned. ponden weegt, ge-
voegd bij de zware kosten van vervoer, niet worden
betaald, zoodat dit bezwaar, met opzigt tol deze Noord-
Brabandsche Schapen, aan een verbod van invoer gelijk
slaat. Dit heeft dan ook veroorzaakt, dat de meeste
Schaaps - houders, vvier kudden aan het ongans gestor-
ven waren, geene Schapen op nieuw hebben aangekocht,
terwijl andere, die dezelve gedeeltelijk verloren hadden,
dit verlies, door aanfokking, niet hebben aangevuld.

De wol wordt meerendeels gebruikt in de laken-fa-
brij ken, welke in de Provincie
Noord - Braband, te
Geldrop, Tilburg , Stratum, en Eindhoven gevestigd
zijn. Dezelve kan dienen tot het vervaardigen van gro-
ve lakens (1),\'ivoor de kleeding van den boeren-stand.
Zij wordt verder sterk gezocht door de kouse - wevers,
die zich bijna uitsluitend van dezelve bedienen. De kou-
se-fabrijken zijn hier van veel belang. Voor de ont-
stane onlusten in 1830, werden jaarlijks ook duizende

1  In 1780 werd reeds, door den Heer c. maas Pieters-
zoon
, te Delft, de krachtdadige aanfokking der Schapen,
welke
m Peel- en Eempenlaytd vaXlm, aan den Oeconomi-
sehen Tak
aanbevolen, om daardoor de fabrgk van lake-
nen, uit eigen wol gewonnen, te bevorderen. (Zie de
Re~
solutien dezer Maatsehappij
van 1780 blz. 64). Hg vertoon-
de een, van deze wol vervaardigd stuk laken, op de eerste
Algemeene Vergadering der Maatschappij, hetwelk in deugd
het Engelsche laken van deze soort evenaarde, (
a. van eem-
mklen,
I>c Oeconomische Tak, thans de Nederlandsche
JIuishoudelijke Maatschappij, beschouwd, gedurende haar
vijf en twintig jarig bestaan;
in de stukken, bg gelegen-
heid der viering van dit bestaan, op den 14, Jung I8C\'3,
tc
Haarlem, hij mosjes, bladz. 27 en 77).

-ocr page 125-

ponden wol, voot dezelfde fabrijken, naar Arendonk
bij Turnhout, e» mede, in eenige hoeveelheid, naar
Reeth, en Moll, als ook naar Biest, va. Antwerpen^
en Zuid - Braband, verzonden, welke vervoering thans
is opgehouden. Eindelijk wordt deze wol ook nog veel
gebezigd tot gestreepte stoffen, als het zoogenaamde
rok-st^reep voor de boerinnen, baaijen, boezels, en
soortgelijke stoffaadjen, welke alle in de Provincie wor-
den gewerkt.

Men houdt hier de Schapen algemeen als zeer na-
deelig, niet zoo zeer voor den eigenaar, voor wien zij
winstgevende zijn, als wel voor hen, langs wier lan-
den, die in deze Provincie veel met hout beplant zijn,
dezelve gedreven worden. Het is om deze reden, als
ook om het drijven op de Gemeente-weiden voor te
komen, dat in sommige streken strenge bepalingen op
de Schaaps-hoeding bestaan (1).

De Schapen zijn, in Noord-Braband, aan de gewone
ziekten onderworpen, waarvoor dezelve elders bloot-
staan , met uitzondering van het
rot - kreufel, hetwelk
hier niet bekend is. Het ongans is de meest gevreesde
ziekte, waardoor, vooral in natte jaren, geheele kudden
worden weggesleept. De duizeligheid ofdraai-ziekteis mede
niet zeldzaam, bijzonder bij sterk groeijende, volbloe-
dige, jarige, lammeren. Anderen schrijven dit ongemak
toe aan den schrik, welken \\ie jonge lammeren dikwijls .
door de onbedachtzaamheid der Herders, van de Hon-
den krijgen. De pokziekte komt ook, ofschoon met
dikwijls , onder de kudden voor. In het Land van
Kuik intusschen zijn alle Schapen, sedert onheugelij-
ke tijden, ruijig of schurftig, weshalve deze in andere

1  Zoodanige bepalingen zijn, onder anderen, bevat to

het Reglement op het gebruik en tegen het misbruik van
Gemeente-gronden en wateren; mitsgaders op ^^ schutten
van Vee, voor de Gemeente Fegchcl,
ran 4 JuH) 1827.

-ocr page 126-

streken der Provincie niet worden toegelaten. Deze uit-
slag-ziekte doet voor het overige aan de gezondheid
geen nadeel. De Schapen worden er oud mede, en
schijnen zelfs minder aan andere ziekten onderhevig te
zijn dan de overige. De wol evenwel, die aldaar
valt, is, gelijk van zelf spreekt, vuil en smotsig, en
wordt gewoonlijk tot 20 of 25 pc. lager dan de an-
dere vvol uit de heide-streken verkocht (1).

1  Door de Commissle van Landbouw in Woord - Brabaöd,
wordt, in haar uitgebragt advijs nopens de wolverbeterin- (Zié
bladz. IX), de mogelqkheid erkend, om hier te lande fijne
wol te verkrggen, doch zij meent, dat het voordeel tvvijfeJ
achtig moet gehouden worden. De proeven, vroeger tot
verbetering der rassen in het klein genomen, zgn mislukt.
De bengten hieromtrent zijn reeds vroeger door deze Com-
missie uitgebragt. ( Zie de
Handelingen der Wederlandsckc
Huishoudelijke Maatschappij ^„n
1818). Men oordeelt, dat
door het Gouvernement dient te worden gezorgd, dat er\' een
depót van een uitgezocht Schaaps-ras voorhanden zij, het-
welk met de meeste zorg bg deszelfs oorspronkelijke zuiver^
heid moet worden behouden, om hieruit de stam-vaders te
nemen, ten einde de geschikte inlandsche rassen met deze te
kruisen. De Texelsche, Friesche, en Velu%v-Schapen worden
biertoe minder geschikt geoordeeld dan de Merinos, hoewel
aan de eeistgenoemde soorten, in
sommige opzigten, derzel-
ver goede hoedanigheden niet kunnen worden onUegd, en zB
mmder oppassing behoeven dan de laatste.

-ocr page 127-

NOORD -HOLLAHD.

Wij meeiien de nadere beschrijving van het kortstaar-
tige of
kust-schaap te moeten beginnen met deze Pro-
vincie , dewijl hetzelve niet alleen in Noord - Holland,
ten grootsten getale, maar ook in de meeste zuiver-
heid , op het Eiland
Texel bestaat (1). — Het is van

1  Vroeger werden er vele Schapen, ïn de Provincie Hol-
land en West - Vriesland, langs de duinen geweid. Men vindt
bij MERXTLA
{Placaten en Ordonnantiën op \'t stuk van de
Wildernissen,
\'s Gravenhage 1695) een brief van de Pieken-
l amer aan Prins Maurits, daarbg klagende over de groote
menigte Schapen uit de Gemeenten
Nooriv/yckerhout, Lan-
geveld, Sillich,
die in het duin werden ter weide gezon-
den, en zulks tot merkelgk nadeel van het Domein, aange-
zien de konijnen-holen door de Schapen vertreden, en de
hazen door de Herders verjaagd werden. Waarop genomen is
eene Resolutie van den Prins, verbiedende het weiden der
Schapen in de Grafelijke Domeinen, op verbeurte van het
Vee, en nog 3 Stuivers boete voor ieder Schaap, bladz.
231—232.

Later heeft men, juist uit het tegenovergestelde beginsel,
namelijk, om het konijn, als een hoogst schadelijk dier voor
de duinen, uit te roeijen, voorgeslagen , dezelve met Scha-
pen te doen beweiden,
(Consideratien en Middelen, om de
duinen te herstellen, en door het depopuleren der konij-
nen bekwaam te maken tot het bev/eiden met Schapen, om
daardoor een product van wol te hekomen tot maintenue
der Manufacturen,
Haarlem 1739; in de Brieven over het
voortzetten van Schapen en het verfijjien van derzelver ^vol
in de Vereenigde Üederlanden^
door p, t. couperus, Gouda
1793.

Wij meenen, te dezer plaats, niet onvermeld te mogen Ia-

-ocr page 128-

hier, dat de Ideinere &ust-schapen ook wel onder den

algemeenen naam van Texelaars, of van het kleine
Texelsche
ras, begrepen worden, in tegenstelling der
grootere gestalten, vvelke dit Schaap meermalen\'\'aan-
neemt, wanneer het builen dit Eiland, naar andere
Provinciën wordt uitgevoerd, of zelfs op het vaste land
van Noord-Holland overgebragt. In
Utrecht en elders
worden dezelve ook somwijlen
fijne Schapen genoemd,
ter onderscheiding van het meer grofwollige, langstaarti-
ge, Veluw-Schaap. In de zandige en heuvelachtige
streek van het
Gooi - land wordt het laatstgemelde ge-
houden, hetwelk hier, in hoedanigheden en levenswij-
ze, met hetzelfde ras, in
Utrecht en Gelderland be-
staande, genoegzaam overeenkomt.

De hoofd-kenmerken van het kortstaartige Schaap
zijn reeds te voren (bladz. 35.) opgegeven. Wij voe-
gen hier nu nog bij , dat hetzelve een zeer korten, zwaar
bewoïdca hals heeft, terwijl de kop kort, het voor-

-ocr page 129-

hoofd zeer breed, en de neus plat en dik is, staande
de
oogen dus verder van elkander verwijderd, dan
bij
de Veluw - Schapen. Veelal dragen zij een korten
woltop
op het voorhoofd. Het ligchaam is tonachtig
rond, de rug bijna regt; het kruis hoog, en niet af-
han^-ende, maar het ligchaam loopt van achteren bijna
loodlijnig nederwaarts.

Wanneer men eene onderscheiding wil maken omtrent
de
Schapen, die in de verschillende streken van Noord -
Holland bestaan, zoo komt het verschil in aanmci\'king,
dat er tusschen het
Texelsche, het Wieringer Schaap,
en dat van het vaste land, of het inwendige gedeel-
te der Provincie, wordt opgemerkt. Hiernaar is ook de
wijze,
waarop de Schapen gehouden worden, groote-
lijks verschillende, — Wij zullen de voornaamste bij-
zonderheden, tot elk derzelve betrekkelijk, mededee-
len.

De landerijen op Texel, uit zandige duinen, en stran-
den of uiterwaarden , bestaande, minder geschikt zijn-
de voor de fokkerij van Kundvee ,x^dan tot het houden
van Schapen, zoo is de teelt van het wol-vee hier,
sedert onheugelijke lijden, als een voorname tak van
bestaan, en met voorspoed gedreven. Dit eiland kan
gehouden worden, in evenredigheid der oppervlakte van
den bodem, van alle streken onzes lands, het grootste
aantal Schapen te bevatten, hoewel hetzelve, in de
laatste jaren, is afgenomen. In 1826 en 1827 bedroeg
het getal nog ongeveer 32000; in 1832 kon hetzelve
op 28,000 worden geschat, welke vermindering aan
de sterfte der Schapen, door de leverbot - ziekte, moet
worden toegeschreven.

De Regering van het eiland Texel is vroeger steeds
bedacht gebleven, om deze tak van welvaart, zooveel
mogelijk, aan te moedigen, en, door gepaste maatre-
gelen en jaarlijks vernieuwde keuren, te zorgen, dat
de ziekten, waaraan de Schapen van het vaste land

-ocr page 130-

niet zelden onderhevig zijn, zooals de schurft, de polc-
ziekte, en andere, werden afgeweerd. Deze zijn dan
hier ook min bekend; maar het ongans of de leverboi:-
ziekte is op
Texel niet ongewoon, terwijl eene eigene
longziekte, bij de landlieden algemeen de zwoeg of
zwoeg~%iekte genaamd, vrij gemeenzaam voorkomt (1).
Be invoer van vreemde Schapen, bijzonder ook van Ram-
men, (t) was dus, sedert vele jaren, verboden. Hier
door bleef het wol - vee op het eiland doorgaans meer
gezond, terwijl de Schaapshouders tevens het voordeel
genoten van altijd een genoegzamen voorraad onvermeng-
de , deugdzame, Schapen aan te fokken, waaruit de
bo 3ren van de vaste kust, door aankoop, hun verlies
konden aanvullen. De uitvoer van Lammeren bedroeg
dan ook, naar de opgaven, wel eens meer dan 20
,000,
terwijl die van oude Schapen wel op 6,000 kon wor-
den geschat. Deze zijn zeer gewild, uit hoofde, dat
dezelve, op voedzamer weiden aan het vaste land over-
gebragt wordende, spoedig vet en slagtbaar waren.
Doordien de Schapen op
Texel zoo lang onvermengd
zijn gebleven, is het geen wonder, dat
bij dezelve
het eigenaardig karakter der verscheidenheid het duide-
lijkst werd bewaard, hetwelk elders, door vermenging
met andere of reeds
verbasterde soorten, meer en meer
is
verloren gegaan.

De Schaaps • teelt op Texel steeds het voornaamste
middel van bestaan der landheden hebbende uitgemaakt,
bezit ieder boer een grooter of geringer getal van dit

1  J. kops, Magazijn, D. I. bladz. 60.
(t) Later, namelijk sedert 1780 tot 1790, zijn deze keu-
ren, zoo het schijnt, minder naauwkeutig gehandhaafd, zoodat
men toen ook, van tijd tot tijd, Eammen uit Noord - Holland,
die grooter vallen, op Texel heeft ingevoerd. In 1801 zijn
er wederom nieuwe maatregelen ter bevordering der Schaaps-
teelt op Texel genomen. J.
kops, a. p. D. 1. bladz. 57.

-ocr page 131-

Vee, wordende de Schapen, in kleine kudden verdeeld,
op afzonderlijke landen geweid , met uitzondering alleen
der Dominiale bouw-hoeven op het Buitenveld, waar-
van elk der drie Pachters eene kudde van 600 tot 1000
Schapen bezit, die, onder het opzigt van eenen herder,
op de uiterwaarden of kwelders, worden gehoed (").
De gewoonte, om de Schapen onder het Rundvee te
doen grazen, heeft zelden plaats. Naarmate de Scha-
pen ruimer voedsel vinden, gedijen dezelve natuurlijk
beter; doch, indien zij op schrale gronden slechts eene
groote oppervlakte kunnen begrazen, en dus ruim wor-
den gehouden, groeijen dezelve ook op een\' dorren bo-
dem.

De oude of lam - Schapen blijten des winters altijd
buiten, en worden uit losse kribben, die elke week
verplaatst worden, met hooi gevoederd. De eenjarige
lammeren worden dan in hokken of stallen ver-
zorgd. Het bijvoeder bestaat, indien hetzelve gevor-
derd wordt, in eene kleine hoeveelheid paarden - of dui -
ven-boonen bij het hooi. Voorheen pleegde men voor
de enterlingen, zijnde lammeren, in hetzelfde voorjaar
gevallen, van dit bijvoeder, en ook om andere Scha-
pen er mede te mesten, gebruik te maken; doch thana
heeft dit mmder plaats, wegens den doorgaans hoogen
prijs der boonen, als staande deze voedering, hoe nut-
tig anders, niet in verhouding tot de dikwijls lagere
prijzen der wol. De jonge Schapen evenwel krijgen
doorgaans toevoer van boonen tegen den lamtijd, en
voorts alle Ooijen, die twee lammeren krijgen, en deze
moeten opbrengen. Men berekent evenwel, dat een boer,

-ocr page 132-

die vroeger wél / 600, aan haver en hoonen vervoe-
derde, thans daaraan niet meer den / 103 besteedt.—
De mest der gehokte en vetgemeste Schapen ging te
voren naar
Amersfoort voor de tabaks - planting; welke
verzending nu ook heeft opgehouden. — De mest uit de
lammer-hokken wordt onder den
koe - mest gemengd en
gebruikt, terwijl voorts de landlieden een goed gebruik
van den Schaaps-mest weten te maken, door de voe-
dering op bepaalde plaatsen te doen verrigten, en de
kribben wekelijks te verzetten, ten einde de mest op

deze wijze verdeeld worde.

Ofschoon de Texelsche, even als de overige kort-
staartige , Schapen bij ons in het algemeen geene ho-
rens dragen, zoo komen er op dit Eiland enkele ma-
len Rammen voor, die korte en wanstaltige horens be-
zitten ; doch deze slaan, door de voortteling, niet tot

de\'moeder-Schapen over.

Men Iaat de Ooijen op Texel doorgaans niet besprin-
<.en, voor dat zij den ouderdom van achttien maanden
hebben verkregen, hoewel het algemeen bekend is, dat
de lammeren, die in het voorjaar gevallen zijn , reeds
in den eerstvolgenden herfst tot de voortteling geschikt
■— liet wordt evenwel voor nadeelig gehouden de-
zelve zoo jong te doen paren, hebbende de moeders dan
ook
meermalen geen melk genoeg voor het lam. De
Ooi - lammeren, in April geboren, worden eerst in No-
vember van het volgende jaar Hi den Ram gelaten. ,

De vruchtbaarheid van het Schaap op Texel is ver-
schillende, en staat eenigermate in verband met de meer
of minder doelmatige voeding en verzorging, die men
hetzelve doet ondervinden. Gelijk eene al te overvloe-
dige voedering, waardoor de Schapen te vleezig wor-
den, of die tot vetwording aanleiding geeft, de vrucht-
baarheid vermindert, terwijl zij alsdan kleine lammeren
werpen, zoo is eene ruime en gelijkmatige verzorgmg
bevorderlijk , om meer dan een lam te verwerven. Ia

-ocr page 133-

den regel brengt het Schaap hier jaarlijks slechts één,
somwijlen evenwel twee, enkel drie, lammeren ter we-
reld. Het geval, dat eene Ooi vier lammeren op eens
werpt, is als eene groote zeldzaamheid te beschouwen.
De berekening der boeren is , dat van 100 Ooijen thans
niet meer dan 15 of 20 stuks, dus ongeveer i gedeel-
te , twee lammeren voortbrengen. Daar men nu minder
haver en boonen voert dan voorheen, is men er niet
zeer op gesteld ?meer dan één lam te verkrijgen, -heb-
bende men hever één goed jong, dan twee slechtere
lammeren, waardoor ook het Schaap meer lijdt.

Het blijkt dus, dat het Texelsche Schaap, indien men
het er. voor mag houden, dat het inderdaad met het
vroeger beschreven Vlaamsche Schaap overeenkomt, juist
hier, waar hetzelve nogtans met de meeste zorgvuldigheid
is behandeld , en reeds vroeg bestaan heeft, grootendeels
die oorspronkelijke vruchtbaarheid heeft verloren, welke
aan hetzelve wordt toegeschreven.

De Lammeren zuigen de moeders doorgaans geduren-
de acht weken. Geschiedt zulks veertien dagen of drie
weken langer, dan gedijen dezelve zoo veel te beter;
weshalve dit algemeen wordt opgevolgd omtrent de
aanhouders.

De overtollige Lammeren gaan , gespeend zijnde, naar
de markten te
Schagen, Edam, en Purmerend, doch
verre de meeste naar die, welke te
Leyden worden
gehouden.

Nu wordt het Schaap gemolken, en wel van den
tijd, dat de lammeren gespeend zijn, tot aan den 2den
September, twee malen daags, doch, gedurende de laat-
ste veertien dagen, slechts eens.

Van de melk wordt boter en kaas gemaakt. De
melk zelve wordt weinig tol huiselijk gebruik genut-
tigd. De boter dient evenwel alleen tot eigen verbruik,
in plaats van vet of smeer, en is eenigzins bitter. Vol-
gens de bestaande keuren, mag hier eigeölijk geen bo-

-ocr page 134-

ter van de Schaaps - melk worden gekarnd, daar geen
boer het Texelsche wapen, zijnde een anker (1), op
de
kaas mag zetten, als de melk afgeroomd is geworden.
Voorheen verkreeg men dan ook nooit boter van de
melk der Schapen, maar alleen vette (ongelubde)
kaas. Sedert dé bekende groene Texelsche kaas een
minder doorloopend handels - artikel is geworden, heb-
ben de boeren de gewoonte aangenomen de melk voor-
af te roomen, waarvan boter gekarnd wordt.

Velen willen, dat het melken der Schapen geen voor-
deel geeft, te minder, daar hel een nadeeligen invloed
op den
wol-groei heeft. Het oud gebruik blijft evenwel
voortduren, en mede om de reden beslaan, dat het loon
der boerin of meid, en de voorwaarden der verbmd-
tenis, met het kaasmaken in verband staan. Deze na-
melijk verkrijgt, als builenwoon loongeld, een zeker
gedeelte, b. v. | van de opbrengst der kaas. Eene
hoeve, die op deze wijze, door een\' knecht of eene
meid, wordt bewoond en bestuurd, is men gewoon een
derda kaas-j)laats te noemen.

Het kan niet ongepast geacht worden hier korlelijk
de wijze mede te deelen, waarop deze bijzondere soort
van kaas bereid wordt.
Men neemt, voor een emmer,
zoo aanstonds gemolken, Schaaps-melk, een handvol
verschen Schaaps - mest (t), welke denzelfden nacht is

1  Dit gebruik moet overoud zijn, blijkens het aangetee-
kende bq jraixrs,
Batavia bladz. 198, Lugduni Batavor urn
1488. « At nostra Tessalia metas lactis dat anckorae for-
ma \'signatas:^ Meta lactis
beteekent eigenlijk een hooge,
eenigermate spits toeloopende, kaas. Thans bezitten de Texel-
sche kazen evenwel çene platte gedaante.

(-i-) De groene Zwitsersche kaas wordt geverwd met dç
Blaauwe Honig-klaver {Melilotus caerulea), {Landwirth-

schäftliche Zeitung, Oclober 1832. 40, 322.) Deze
plant bezit den reuk, weike aan deze kaas eigen is. Waar-
om ZQU men dezelve ook niet bij ons tot hetzelfde oogmerk

-ocr page 135-

liilgeworpen, uit het land. Beze wordt , in een lianen
zakje gedaan, en voorts
in water gehouden, om het
groene sap er uit te persen, hetwelk dan door de melk
wordt geroerd. Vervolgens neemt men, op een emmer,
met het groene nat vermengde, melk, een tinnen eet-
lepel vol stremsel, hetwelk door dezelve wordt geroerd.
Nu laat men dit mengsel zoo lang staan, totdat de
melk
begint te stremmen. Voorts wordt het, met een
houten bakje, sterk doorgehaald, totdat de melk ge-
noegzaam gestremd is. Bezonken aijnde, giet men de
wei af, doet de wrongel in een zakje, perst deze sterk
uit, waarop dezelve in den kaas-vorm wordt gedaan.

Tot het maken van stremsel neemt men, voor ééne
kalver-lebbe, een pond gewoon zout en drie maatjes
water. Men laat dit, gedurende drie dagen, trekken.
Nu beproeft men hel vocht, door er ^en versch ei in te
doen. \' Zinkt dit in hetzelve zoo diep, dat het nog,
met de oppervlakte van een stuiver, boven drijft, dan
wordt het stremsel voor goed gehouden.

Van deze kaas worden nog jaarlijks ongeveer 80,000
a 90,000 oude ponden op
Texel gemaakt, die tegen
den prijs van ƒ9
,00 a ƒ10,00, de 100 zoodanige ponden,
opgekocht, en
naar Amsterdam en Zuid - Holland worden
vervoerd.

Het Texelsche Schaap, dat op het eiland zelf vet groeit,
is bij de Slagers zeer gewild, zijnde het vleesch malsch en
fijn, doch het Schaap klein zi^jnde, verkrijgt het hier geen
aanzienlijk gewigt. Men rekent een vet Schaap doorgaans,
haakschoon, op 50 tot 65 halve Ned. ponden, waarvan
dan het vleesch 40 tot 50, en het vet of smeer 10 tot
15 zulke halve ponden bedraagt. Be oudere^vijf- en

-ocr page 136-

aiesja?ige Scliapen, die mager, door de Zuid- en Noord-
Hollandsche boeren, opgekocht, en in overvloedig gras,
pnder de Runderen geweid worden, groeijen spoedig vet,
en verkrijgen alsdan ook een meerder gewigt.

De tijd der schering valt in ongeveer om St. Jan,
zoodat deze tusschen 20 Junij en 1 .Julij algemeen ver-
rigt wordt, als wordende deze tijd voor de beste ge-
houden, met opzigt tot de wol, die alsdan wordt ge-
houden volgroeid te zijn. Men kiest hiertoe, zoo veel
mogelijk, goed weder uit. Vooral doet men de sche-
ring geen voortgang hebben, wanneer er regenbuijen
plaats hebben, vergezeld van koude noordelijke winden.
De gemiddelde hoeveelheid wol, welke het Texelsche
Schaap opbrengt, op het ligchaam gewasschen zijnde,
bedraagt 2], en ongewasschen, tot 4 Ned. ponden.
Sedert eenige jaren, is alhier de handelwijze ingevoerd,
om, even als in Noord - Holland, Friesland en Gronin-
gen, de Schapen ongewasschen te scheren, ten einde
vette wol te verkrijgen. Hoewel dit elders, alwaar de
Schapen op goed bezette graslanden worden geweid,
moge kunnen geschieden, zoo wordt zulks, door de wol-
bandelaren, ten opzigte van
Texel, afgekeurd, dewijl
de vacht hier met te veel zand en vuiligheden veront-
reinigd wordt. Zulke wol pndergaat, in de wassching,
van 33 tot 36 ten honderd, verlies, terwijl dezelve in
Noord - Holland en elders slechts 26 tot 28 ten hon-
derd afslaat. De lam-Schapen worden, des voorjaars,
aan de billen geknipt, ten einde het melken gemakke-
lijk te maken, en de vuile brokken worden bij iedere
vacht verkocht, tot gelijken prijs als de scheerwol.

Er bestaat op Texel, gelijk overal, verschil in de
wol van het eene Schaap, vergeleken met die van an-
dere, hetwelk deels afhangt van de eigene gesteldheid
der dieren, naar mate zij jonger of ouder zijn, schraal
of ruim verzorgd worden, en van andere omstandig-
heden, die op de hoedanigheid der wol invloed heb-

-ocr page 137-

ben kunnen. De Texelsche, zoowel als de overige
Nooi^
- Hollandsche, wol, wordt. even als die der Pro-
vinciën
Friesland en Gromngen, inzonderheid naar Frank-
rijk, en
wel bepaaldelijk naar Tourcoing en derzelver
omstreken uitgevoerd, alwaar men ze voor de fabrij-
ken in
Picardyen en Artois verzendt, of kamt, en
tot
zoogenaamde kinette - garens bereidt C\'^). Als zoo-
dani- kwam te voren de wol, voor een gedeelte, tot
garens gesponnen, bij ons uit Frankryk terug. Sedert
dat men begonnen is ook deze garens (f), zoowel als de

-ocr page 138-

saijetten, in ons land machinaal te spinnen , is zulks,
zoo niet geheel, althans grootendeels, opgehouden.

Be Texelsche wol is, over het geheel, niet meer zoo
fijn als voorheen, en minder of wel grootendeels on-
geschikt geworden, om tot die laken - stoffen te wor-
den gebezigd , welke daarvan vroeger algemeen werden
vervaardigd. In de jaren van 1780 tot 1795, was de
wol van het eiland Texel, dat ongeveer 150,000 halve
Ned. ponden opleverde , de eenige goede inlandsche
wol, waaruit \'s Lands Armee , naar de toenmalige wijze
en behoefte, werd gekleed, üit dezelve werden vervaar-
digd rokken van laken voor de Gavallerie, en van kar-
saai , benevens zoodanige vesten en broeken, voor de
Infanterie. De wol, hiertoe benoodigd, stond nagenoeg
in verhouding tot de opbrengst van het eiland. Thans
is het gebruik van karsaaijen voor militaire kleeding -
stukken geheel afgeschaft, en kan deze wol dus daar-
voor niet meer in aanmerking komen. Maar dezelve
zou ook daartoe thans naauweJijks, en voor lakens,
op zich zelve, geheel ongeschikt zijn. De Schaaps-hou-
ders hebben namelijk, door het uitzigt op meerders
winst verleid, het ligchaam der Schapen, en daardoor
tevens de vachten vergroot, zonder hierbij de regels in
aclit te nemen, die moeten worden opgevolgd, om de
fijnheid en
deugdzaamheid der wol te bevN-aren, veelmin
om dezelve te vermeerderen. De vachten zijn hierdoor wel
zwaarder geworden, maar de wol heeft daarbij eene
zoodanige kloekheid of grofheid verkregen, dat dezelve
voor de vervaardiging van lakens of lakenachtige stof-
fen niet meer geschikt is Hoewel vele Schaaps -

-ocr page 139-

houders op Texel zeer wei de middelen schijnen te ken-
nen , om de wol, vooral door het uitkiezen van de
beste en
fijnwolligstc Rammen, te verbeteren, zoo legt
men er zich geenszins op toe die aan te wenden, maar
veeleer worden dezelve opzettelijk vemalatigd. Men ver-
langt thans zware wol en eene groote hoeveelheid te
hebben, op grond, dat de koopman, naar het algemeen
oordeel, te weiaig onderscheid maakt tusschen fijne en
deugdzame, en slechtere of grove wol. Be eenige vol-
doening , welke zij ondervonden , die zich op de betere
hoedanigheid toelegden, bestond meestal daarin, dat men,
bij de betaling, de heusche woorden voegde:
ü Uwe wol
s> heeft de partij eer aangedaan^ De voortbrengers zich
met deze pügtpleging niet geheel kunnende vergenoegen ,
«■,00 is zulks eene hoofdreden geweest, dat men zich
genoegzaam alleen op dé hoeveelheid heeft toegelegd,
en de hoedanigheid uit het oog verloren. En dit heeft
te weeg gebragt, dat men zich thans zelfs om de zui-
verheid der wol weinig bekreunt, daar ook de was-
sching verzuimd wordt, en de wol met al hare onzui-
verheden ten verkoop wordt aangeboden. Van hier dat
de Texelsche wol, in de laatste jaren, dikwijls voor
gelijke prijzen, a!s de
Wieringer, is verkocht gewor-
den, welke te voren 5 tot 1\\ cents, het halve Ned. pond,
minder opbragt, zijnde dit verschil meermalen grooter
geweest. Indien deze handelwijze wierd verbeterd, en
de fabrijkanten en wol-koopers alsdan ook onderscheid
zullen beginnen te maken in de soorten der wol, en
voor de fijnere, betere, en zuivere, evenredig meer
mogten willen besteden dan voor de mindere en onzui -
vere, zoo zou het niet twi,ifelachtig zijn, of de wol
zou op
Texel, binnen weinige jaren, veel verbeterd, en
wederom tot de vorige hoedanigheid kunnen worden
terug gebragt. Het eiland zou hierdoor voorzeker in
welvaart
aanmerkelijk toenemen, daar hetzelve stellig
jaarlijks
75,000 tot 80,000 Ned. ponden fijne cn dcugtC

-ocr page 140-

zarae wol kan opleveren, als zijnde het voor het hou»
den van Schapen uitmuntend geschikt. Hieruit zou een
nieuw en voldingend bewijs zijn af te leiden, van hoe
veel belang, ja hoe noodzakelijk het zij, dat voortbren-
ger, handelaar, en verwerker elkander de hand bieden
ter bevordering van dezen tak van nijverheid. Inmiddels
is het zeker, dat thans nog de Texelsche wol, voor de
katnming en spinning van sajetten, ongemeen geschikt is ,
en in de fabrijken voor de kale stoffen, of voor zul-
ke, die slechts eene geringe volling behoeven, zoo als
Kalmukken, Bevers, Duffels, Dekens, enz. gereede af-
zettino-
vindt, wordende dezelve daartoe le Leyden,
Belft^ Kampen,
alsmede in Noord-Braband, verwerkt.

De buitenveldsche wol heeft eenige mindere waarde ,
doordien de Schapen op de uiterwaarden veelal in het
zeewater komen, hetwelk de wol aan den buik taaijer,
cn voor de kamming minder geschikt maakt.

Proeven of pogingen, om, door de vermenging met
andere rassen, de Schapen op
Texel te veredelen, zijn
niet ondernomen, indien men ten minste daarvan uit-
zondert, dat, voor eenige jaren, weinige Ooijen, door
enkele Spaansche Rammen, die naar de
Kaap de Goe-
de Hoop
bestemd waren, doch toevalligerwijze op Tex-
el
hebben moeten overwinteren, zijn gedekt gewor-
den. Eenige kundige en onbevooroordeelde liefheb-
bers, die van deze Rammen voor hunne Ooijen ge-
bruik hadden gemaakt, verkregen hierdoor lammeren,
welke van de inlandsche verschilden. Dan dezelve sche-
nen niet algemeen te voldoen, daar de boeren geen
behagen schepten in de lange staarten en groote ho-
rens der Spanjaarden. Vermits ook de kruising, door
het
vertrek dezer Rammen, in het eerstvolgende voor-
jaar, niet kon worden voortgezet, is thans van de na-
komelingen geen spoor meer te vmden.

-ocr page 141-

De Schapen, welke op het eiland Wteringen be-
staan, komen zoo zeer met de
Texelsche, wat de
hoofd-eigenschappen des ligchaams en der wol betreft,
overeen, dat men deze voor dezelfde soorten mag hou-
den , moetende de geringere waarde, waardoor de eer-
ste zich van de laatste onderscheiden, voorzeker alleen
aan de levenswijze worden toegeschreven, alsmede daar-
aan, dat men, op
Wieringen, minder oplettend is ge-
weest in het zuiver bewaren van het ras.

Deze Schapen zijn kleiner van gestalte dan de Texel-
sche, kort en digt ineen gedrongen van ligchaam, en
hebben ruige wol; de kop is voorts ook van sterk be-
wolde wangen, en eene meer of mindere zware kuif of
wol-top op het voorhoofd voorzien, waardoor de die-
ren somwijlen een woest of leeuwachtig aanzien verkrij-
gen. De ooren en staart zijn mede kort.

De wol der Wteringer Schapen komt voor onder twee
hoofdsoorten, waarvan de eene lang, grof, en harig,
de tweede korter, fijner, en dus beter is. De vacht
weegt, ongewasschen zijnde, gewoonlijk 3 Ned. pon-
den. — Deze wol vindt dezelfde bestemming als de
Texelsche, inzonderheid voor inlandsche fabrijken.

Ook hier laat men de Ooijen niet voor het tweede
jaar bespringen. Dezelve worden tot het vijfde, of
uiterlijk tot het zesde, jaar tot de voortteling aange-
houden. Men rekent algemeen slechts op één lam van
ieder Schaap, en de eigenaren zijn te vrede, indien
zij jaarlijks zoo vele lammeren aanwinnen, als zij moe-
der-Schapen bezitten.

De oude Schapen worden ook van dit eiland ver-
kocht aan de Noord - Hollandsche boeren i hetzij om

-ocr page 142-

uit dezelve nog eens lammeren te trekken , en hen dan
vet te weiden, hetzij om het laatste terstond te doen.
Deze verkoopingen geschieden doorgaans in de maand
September. — De prijs van zoodanige Schapen is dan
door elkander ƒ 6, (*).

Het schijnt, dat men zich op het eiland Wieringen
niet toelegt op de verbetering der wol, door uitgezoch-
te Hammen van van het eigen ras te gebruiken, noch
door het kruisen der Ooijen met ïlammen van een
vreemd lias. De inwoners, ongaarn van de gewoonte
hunner voorouders afgaande, bedienen zich steeds van
de Rammen, zoo als dezelve vallen, zonder op fijn-
wolligheid of andere eigenschappen bijzonder acht te ge-
ven ; waardoor natuurlijk de Schapen blijven, zoo als
dezelve, sedert onheugelijke tijden, waren.

De. wijze, waarop de Schapen alhier worden gehou-
den en verzorgd, is niet zeer prijzenswaardig: waaraan
dan ook grootendeels zal moeten worden toegeschre-
ven , dat deze teelt op
Wieiingeti zich in een minder voor-
deeligen staat bevindt dan op
Texel. In de laatste helft
van April, worden de Schapen, twee aan twee, aan
een touw of zoogenaamd zeel gekoppeld, en alzoo in
de weiden, langs de wegen, en op de dijken, vast-
gezet. Men verplaatst dezelve twee raaien daags. Al-
hoewel deze wijze van hoeden een voordeel kunne
hebben voor eén klein getal Schapen, op eene vette
weide , voor zoo ver de Schapen genoodzaakt worden
alles te eten, en minder kiesch op het voedsel worden,
zoo veroorzaakt zulks evenwel moeite op een schralen
bodem, zoo als die, waarop zij op
Wieringen worden
geweid. Vooral worden de dieren op deze wijze schaars

{*) Op ff^leringen wordt mede veel groene Schaaps-kaas
gemaakt, volgens dezelfde wijze, als op Texel. De Schaaps-
mest wordt veel tot brandstoffe gebruikt. (J.
ackeêsüycKj
a. p. bladz.. 110).

-ocr page 143-

gevoed, in drooge zomers, wanneer bet land weinig
gras oplevert. Ook lijden dezelve bier veel van den dors},
daar zij bij geen water kunnen komen, en men alge-
meen tegen bet drenken der Schapen is. De droogte
moet ai zeer langdurig zijn, als men water aan de
Schapen geeft, waaruit dan het gevaar ontstaat, dat
zij niet zelden te veel op eens drinken, hetwelk hen
te sterk verkoelt, de maag verslapt, en daardoor na-
deelig wordt.

Aldus, gedurende den geheelen zomer, gehoed zijn-
de , worden zij tegen October in eene algemeene wei-
de gedreven, waarin dezelve blijven, tot dat zij, in
April, weder gekoppeld worden. Hieraan nu is we-
derom nadeel verbonden, doordien het getal der Scha-
pen zoo grOot is, dat elk derzelve, voor den geheelen
tijd, gedurende welken zij op de algemeene weide loo-
pen, op het hoogst, slechts 20 roeden gronds heeft.
Valt er, in den winter, veel sneeuw, dan moeien de
Schapen buiten worden toegevoerd doch dit voeder is
ook doorgaans zeer schraal, beslaande uit een weinig
hooi of stroo, hetwelk de boeren aan het Rundvee
moeten onthouden, ten einde de Schapen niet van hon-
ger te doen sterven, uit hoofde dat het hooi op het
eiland mede zeer schaars is. Intusschen levert de Schaaps-
teelt aan dit eiland, dat 1870 inwoners telt, geene on-
beduidende voordeelen op. In 1813 bestonden aldaar
7,891 Schapen, zoodat de wol, die toen algemeen op
12 stuivers het halve Ned. pond gerekend werd, / 26,040
heeft opgebragt. Men rekent, dat elk Schaap aan wol
een voordeel van ƒ3,60 aan de eigenaren oplevert

{*) De bijzonderheden, tot de Wieringer Schaaps-folike-
rij betrekkelijk, hebben grootendeels door mij kminen wor-
den ontleend , uit een naauwkeurig berigt omtrent de Schaaps-
teelt in het Arrondissement j^Jkniaar, ingezonden, in het jaar
1SI3, aan de iuky tastokai. van het Departement de ^ui-

-ocr page 144-

Wij komen thans tol de beschouwing der Schapen,
welke op het vaste land der Provincie
Noord - Bolland
gevonden worden, en meer bijzonder als Noord-Hol-
landsche Schapen bekend staan. Er bestaat eigen-
lijk slechts ééne hoofdsoort van Schapen, welke kun-
nen beschouwd worden tot deze Provincie te behooren*
Deze
zijn de algemeenste, en verschillen inderdaad niet
van de
Texelsche en Wteringer Schapen, dan voor zoo
ver het verschil van bodem, eene ruimere verzorging,
en ook de vermenging met andere inlandsche Schapen
dat vee, in onderscheidene streken, eenjgermate veran-
derd hebben. Alles wat dus omtrent de kenmerken van
het Texelsche Schaap, en deszelfs veronderstelde af-
komst,
vroeger is medegedeeld, vindt deszelfs toepassing
geheel op de Noord - Hollandsche Schapen in het alge-
meen. Zoo als reeds gezegd is, worden de Schapen

der-Zee, door den Hoog Wel Geboren Heere Jonkhr. w.
EAKNAEUT, op den Vogelzang, bg Haarlem,

Het Eiland JTlieland bezit bqna geene Schapen, dewijl op
hetzelve hiertoe de gelegenheid ontbreekt. Wat
Terschelling
betreft, hieromtrent zijn geene omstandige berigten tot mg
gekomen. Alleenlqk heb ik vernomen, dat de Schapen, wel-
ke hier bestaan, wat de wol betreft, niet kunnen worden
vergeleken met de Texelsche of Wieringer soorten, maar dat
zij in dezen veel zouden overeenkomen met die van Dren-
the, hoewel zij niet, gelijk deze, lange, maar korte, staar^
ten bezitten. Deze schijnen dus eene verbasterd soort der Tex-
elsche Schapen te zijn. De Heer
ackersdyck vond hier in
1826 geene Schapen, en op het Eiland
Vlieland slechts
weinige, benevens ongeveer 80 Geiten
en Bokken, (a. p.
bladz. 124 en 128).

-ocr page 145-

van het vaste land, voor een groot gedeelte, van Texel
en Wiermgen verkregen, om terstond te worden vet
geweid, of nadat men er nog vooraf lammeren uit heeft
getrokken. Doch ook uit Zuid-Holland en van elders
worden, tot hetzelfde oogmerk, vele Schapen voor de-
ze Provincie aangekocht, zoodat hierdoor eene meerde-
re verbastering moet worden voortgebragt. Inzonderheid
is zulks toegenomen, sedert de ongemeene sterfte der
Schapen in 1829 en 1830, als wanneer men genood-
zaakt is geweest, ter oorzake der ontstane schaarsch-
heid, veelal, zonder acht te geven op soort of hoeda-
nigheid, zoodanige moeder - dieren aan te koopen, wel-
ke ter voortteling konden dienen, ten einde het verlies
te herstellen. Wegens de betere weiden en het overvloe-
diger voedsel, welke het Schaap in de binnenste gedeel-
ten der Provincie geniet, groeit hetzelve bier beter,
wordt grooter van gestalte, en vetter, groeijende na-
melijk op de klei, van 35 tot 50 Ned. ponden schoon
vleesch, met 10 tol 15 ponden vet. De prijs van een
vet Schaap is gewoonlijk van /8,00 tol / 9.00. De vetge-
weide Schapen worden meest op den ouderdom van 18
maanden verkocht. Dezelve zijn dan nog niet volwassen,
en wegen doorgaans van 30 tot 40 Ned. ponden. De
vruchtbaarheid van het Schaap is ook hier iets voor-
deeliger, zoodat de Ooijen door elkander kunnen wor-
den gerekend anderhalf lam ter wereld te brengen^
Men laat de eersten algemeen niet dan op een ander-
halfjarigen ouderdom tot de voortteling toe, en houdt
dezelve daartoe tot zes jaren aan. De Schapen dra-
gen hier ook eene grootere hoeveelheid wol, die even-
wel algemeen eene geringere waarde bezit, als zijnde
grover dan de Texelsche. De vachten der Hamels we-
gen van 4 tot 8, doch die der Ooi - Schapen slechts van
3 tot 4 Ned, ponden.

Men kan de Schapen naar de gronden, waarop «ij
bestaan, verdeden in
klei-, veen-, en zand-Schapen.

-ocr page 146-

De invloed deser bodems op hel Schaap is duideliik
kenbaar. Met uilzondering van slechts weinige stukken
lands, treft men, op de veen - of zoogenaamde oude
landen, nimmer zulke zware en vette Schapen aan als
op de klei - gronden. Op de magere zandbodems \' ia
dit verschil nog grooter. De zwaarste Schapen worden
gevonden in de
Beemster en Purmer; doch onder
Schagen, ook tusschen Eoorn en Enkhui%en, en in
andere vruchtbare streken , valt het Schaap mede zwaar
en deugdzaam. De wol der klei-Schapen is blanker
en beter dan die der veen-gronden. De wol van die o-g-
ne, weike op het
Koe gr as, tusschen Alkmaar en "de
Helder, worden gehouden, is korter en fijner dan uit
de overige streken; doch dezelve is sterk met zand be-
zet, waarom zij ook onder den naam van
zand-wol
bekend is. Dezelve zou vooral, onder eene goede be-
handeling der Schapen, veel verbeterd kunnen worden.

De levenswijze en behandeling der Woord-Hollandsche
Schapen komt in zoo ver overeen met die, welke op
Texel worden opgevolgd, dat dezelve, den geheelen
winter door, buiten \'s huis blijven. Zij moeten, zoo lan«-
mogeliik, zelve den kost zoeken. Kan dit, wegens ge-
vallen sneeuw, niet meer geschieden, dan worden de-
zelve , in daartoe gemaakte afsluitingen, m de opcne
lucht verzorgd, bestaande het voeder doorgaans slechts
in hooi, waarbij somwijlen ook haver wo°rdt gevoegd.
Aan dragtige Schapen geeft men veelal een stukje hm-
nep-koek. De afsluiting der Schapen bepaalt zich al-
leen tot den nacht, ten ware dat eene hevige sneeuw-
jagt het uitdrijven over dag mögt beletten. Door deze-
opsluiting wordt algemeen geen mest verkregen. Men
maakt de afperkingen vrij groot, opdat de grond, door
het vriezen, droog blijve. Op plaatsen editer, daar
het stroo rijkelijker voorhanden is, en dien ten gevol-
ge goedkooper, is men meer op mestmaking bedacht;

-ocr page 147-

hetwelk evénwel voor de wol niet voordeelig wordt be-
vonden.

Wanneer de Schapen met boenen ,gemest worden, dan
geschiedt zulks binnens huis ; doch dit heeft thans min-
der plaats dan Ie voren. De mest, hiervan voorkomen-
de , vond eertijds een voordeeligen aitrck naar jifitefs-
foort; doch deze mestverkooping is met het mesten
der Schapen afgenomen, en thans vaa weinig betee-
kenis meer.

Ais een regel, omtrent het weiden vaa Schapen,
sielt men in Noord- Iloliand, dat de gespeende Lam-
meren niet in groote getallen of koppels in een land
moeten grasen, daar zulks derzelver groei benadeelt,
waardoor zij achterJi.ik en klein blijven. Te veei Scha-
lten onder het Rundvee te doen is mede nadeehg, zoo-
wel voor bet vet worden, als voor het melkgeven der
koeijen.

De Lammeren, die tot overhouders bestemd zijn, en
onder de Runderen zullen geweid worden, mogen , in-
dien de landman zijn belang wil behartigen, het getal
van twee op den bunder niet te boven gaan. Deze\'\'be-
paling geldt voor alle soorten van landerijen, en is ook
toepasselijk op de veiweiding der Schapen op klei - lan-
den.

Dezulken echter, die de Schaaps - weiderij in het groot
drijven, onttrekken met voordeel een of meerdere stuk-
ken lands aan het Rundvee, oiu geheel en alleen met
Schapen te worden beslagen. Op best land, en onder
een gunstig gewas van het gras, kan naen van Mei,
of vroeger, naar de gesteklheid des weders, tot F\' A^^
gustus, 23 Schapen op een bunder onderhouden. Men
rekent evenwel doorgaans op 29 stuks. Met den Isten
Augustus, worden dc, aldus geweide, Schapen op de
naweiden of het etgrocn gebragt, of anders, bij klei-
ne getallen, onder het Rundvee verdeeld, om des\'tc be-
ier cn schzclijker vet tc worden..

-ocr page 148-

Zoodanige , door de Schapen kaal geweide, landen,
leveren, nadat men dezelve, drie of vier weken lang,
ongemoeid beeft laten hggen, voor de melk-koeijen,
, de allervoortreffelijkste weiden op, die de etgroenen
verre overtreffen. Op deze wijze kan iemand, die veel
land gebruikt, b. v. veertig, vijftig, of meerdere bunders,
gevoegelijk en met voordeel, een stuk van vier of vijf
bunders, ten behoeve der Schapen, aan het melkvee
onttrekken. Men moet echter jaarlijks van stuk verwis-
selen : want, indien men alle jaren hetzelfde land met
Schapen beweidde, zou zulks niet wel bevallen.

Het landhuishoudelijk doel, aan de Schaaps-teelt
verbonden, is hier verschillende. — Velen houden al-
leen Ooi - Schapen , waarvan de Lammeren, des voor-
jaars, in de maand van Mei, als dezelve zes weken
oud zijn, verkocht worden. De moeder - Schapen wor-
den dan verder, den geheelen zomer door, gemolken.
Anderen houden een minder getal Ooi - Schapen, en
weiden hunne Lammeren onder de melk-koeijen, om
dezelve, in den herfst of winter, te verkoopen. Nog an-
deren, en dit heeft meest op de klei-landen plaats,
koopen, bij de eigene geteelde nog eenige, hetzij jon-
ge Lammeren, of jarige, zoogenaamde overhouders,
om tot vetweiders te dienen.

Voor het overige, worden, door de Noord-Holland-
sche landlieden, evenmin pogingen aangewend, als el-
ders , hetzij, om de wol der Schapen te verfijnen of
te verbeteren, door eenige naauwgezetheid in acht te
nemen, omtrent de keuze der eigene Rammen en Ooi-
jen , die tot de voortteling dienen moeten ; veelmin, om
de Schapen, door het kruisen met vreemde rassen, le
veredelen. 5ien beklaagt zich ook hier, dat de hande-
laar geen onderscheid van belang maakt in de fijnere
en grovere, of betere en slechtere, wol-soorten, wes-
halve men zich toelegt op zware vachten en kloeke wol,
daar het meeste gewigt het grootste voordeel geeft.

-ocr page 149-

Behalve door de schurft - ziekte C^), worden de kud-
den niet zelden door het rotkreupel of de kwaadaardi-
ge
voetzwering (f) aangedaan, welke somwijlen groote

verwoestingen onder dezelve aanrigt (S).

-ocr page 150-

ZülD-HOLLa\\ND.

HeLbcn wij ia de behandeling der Schaaps - teelt
ten aanzien
de^ Vroyincm Noord - Holland, eenigermate
intvoerig moeten zijn, omdat dezelve aldaar meer dan
in andere gewesten, als een voorname tak van den
Landbouw, gedreven wordt, wij zullen omtrent
Zuid-
Holland de kortheid kunnen betrachten, daar hier een
veel geringer getal van Schapen bestaat, terwijl heto-een
opz.gtollik de levenswijze, verzorging, wolgewinen
andere bijzonderheden, reeds gezegd is, ook op \'deze
Provincie kan worden toegepast.

Be Schapen worden hier, met uitzondering van en-
kele streken, over het geheel
ruim zoo veel tot vermaak
ais tol opzettelijk voordeel gehouden, daar de landlie-
den veelal slechts eenige weinige bezitten , die onder het
overige vee wofden geweid. De meeste zijn kortstaar-
tig, en behooren tot de Noord-Hollandsche of Texel-
sche soorten, doch ook vindt men
hier Friesche en
Groninger Schapen. In de streken van
Zuid-Holland
die ten Noorden van de Lek, aan Utrecht, en, ten

-ocr page 151-

Zuiden dezer rivier, aan Gelderland grenzen, worden
langstaartige, namelijk Veluw - of Burensche, Schapen
aangetroffen, waarover reeds gehandeld is. De Schaap-
en Lammer - markten , welke , in het voorjaar, te
Ley-
den
worden gehouden, waarop uit de meeste Provin-
ciën Lammeren of Schapen worden aangebragt, bren-
gen te weeg , dat in
Zuid - Bolland eene aanmerkelijke
verscheidenheid bestaat, welke tot vele vermengingen aan-
leiding geeft (1). Worden de verschillende Schapen zui-
ver gehouden, zoo blijft hier elke soort, naar deszelfs
geaardheid, hare meerdere of mindere vruchtbaarheid
en andere hoedanigheden behouden, zoodat het Frie-

1  De markten, waarop zoowel Schapen als Lammeren
worden verhandeld, hebben, het geheele jaar door, te Ley-
den plaats, des Vrqdags, zgndé de dag der Wekelgksche
Vee-markt. Dé eigenlijke Lammer-markten worden gehóuden op
de vier eerste vrqdagen, volgende na den 20sten Mei. Vóór
dezen tqd worden geene Lammeren ten verkoop aangebo-
den, dan enkele, in de omstreek der Stad gevallen.

Het grootste getal Lammeren wordt aangevoerd uit Moord-
Holland,
bepaaldelijk van Texel, De uitvoer van tier mas
niet plaats hebben vóór 15. Mei. Voorts komen er vele Lam-
meren uit
Groningm en Friesland, welke met schepen uit
die Provinciën Worden overgevoerd. Volgens aanteekeningen
van den marktmeester, welke mij, door de vriendelijke tus-
schenkomst van den Heer
a. h. van der boon mesch , Hoog-
leeraar te
Leyden, zijn ter hand gesteld, komen er thans
jaarlijks gewoonlqk omstreeks 18,0C0 Lammeren, en 8 a 90CO
Schapen ter markt. In vroegere tijden was het getal nog
aanzienlijker. Van dit getal Lammeren, zullen oögeveer 9 ä
10,000 uit
Woord-Holland en Texel, 6 a 7,000 uit Gro-
ningen,
en 2 a 3,000 uit Friesland worden aangevoerd.
Het eene jaar geeft echter, te dezen opzigt, veel
verschil
bq het andere. In de jaren 1831 en 1832, was het getal
Lammeren aanmerkelijk minder, en zelfs eens tot 11,000 te-
rug gegaan: doch in het afgeloopen jaar 1833, is hetzelve
wederom tot de gewone hoogte geklommen.

-ocr page 152-

sehe en Groninger Schaap meerdere Lammeren werpen
dan het Noord - Hollandsche of Texelsche, De wollen
vinden denzelfden uitweg als die der overige inlandsche
Schapen (1).

FRIESLAND.

Met uitzondering van enkele streken der Friesche Wou-
den, welke aan de Provincie Drenthe gelegen zijn, al-
waar het kleine Heide-Schaap
(f) bestaat, behooren de
Friesche Schapen alle tot de kortstaarten. Dit deel is
evenwel bij deze langer dan hij de Texelsche of Noord -
Hollandsche Schapen, en dun, doch niet zoo kegelvor-
mig toeloopende als bij de laatste. Men kan de Frie-
sche Schapen, wegens onderling verschil, in vijf soorten
onderscheiden , waartoe men brengt;

1  Het uitgebragt berigt der Commissie van Landbonw in
Zuid-Holland (Zie bladz. IX.) komt hierop neder: dat
men van de proeven ter verbetering der wollen beeft afge-
zien, dewgl de Landbouwers daarbg minder voordeel vonden
dan bq de gewone
Schaaps-teelt. Zij is evenwel van oor-
deel, dat de Schaaps - houders behooren te worden aangemoe-
digd , om, door het kruisen met vreemde , vooral door Spaan-
sche , Rammen, de wollen te verbeteren; en om zulks
tevens te beproeven, door de beste Friesche en Texelsche
Rammen. De verbeterde Schapen dienen afgezonderd te wor-
den gehouden, om de wollen meer zuiver te bewaren, en be-
ter te kufmen zorgen, dat slechts de beste Schapen tot de
voortteling worden gebezigd,

(f) Over de Drentsehe Schapen, in de Friesche Woudstre-
len, langs de grenzen van Drenthe en Overyssel, wordt
tamelqk omstandig gehandeld door
fokke sjoesds ^ a. p. bladz,
193—195;
ook door n. knoop, bladz, 67.

-ocr page 153-

lo. Het oude, oorspronkelijke, Friesche Schaap. Dit
vindt men nog in deszelfs onvérbasterden staat, aan het
Btldfj tusschen Harlingen en Franeher^ in de Grie-
tenij
Oostdongeradeel, te Ternaard, in de Grietenij
Westdongeradeel, en eenige andere streken, langs de
zeekust. Dit Schaap bezit de grootste gestalte van alle
inlandsche Schapen. \'Het is hoog op de beenen, en
evenredig zwaar van ligchaam, zijnde dit evenwel plat-
ter en gestrekter dan dat van het Texelsche Schaap.
Het heeft een1 kalen kop, dat is, de wangen zijn on
bewold, dragende ook de kruin geen woltop, doch
de hals, die vrij lang valt, is zwaar met wol bezet.
De neus is eenigermate gebogen. De ooren zijn lang
en groot.

Het voorname en onveranderlijke kenmerk van dit
echte, oude, of groote, Friesche Schaap bestaat daar^
in, dat hetzelve, ter weerszijden van den hals, eigene
aanhangsels of uitgroeisels bezit, zijnde» zoo het schijnt,
eigene klierachtige ligchamen (*) van eene tepelvor-

1  Voor zoo veel ik weet, ïs dit het eenige Schaap van
ons land, dat deze uitgroeisels bezit. Dezelve
zgu nogtans
eigen aan sommige Kirgisische ^ Kalmuksche, &x Guinesche
Schapen. Deze deelen worden beschreven als tepelvormige aan-
hangsels, welke kleiner of zwaarder, doch gewooniqk ander-
halven duim lang, week op het gevoel, grootendeels kaal,
of slechts weinig met haar bezet
zijn. Zg zign aan beidei
geslachten eigen. Men treft dezelve, volgens germekShausen
en ïOHi. (a. p. S 50), ook bg sommige Duitsche Schapen
aan, en dezelve planten zich erfelijk voort.

Indien deze aanhangsels als standvastig kunnen worden be-
schouwd, zoo schqnt er een wezenlijk verschil te bestaan
tusschen dit oude Friesche Schaap én de overige kortstaarten.
Dit kenteeken, gevoegd bij het geen omtrent de bepaalde
lengte van den staart en de hoogte der beenen, ten aanzien
van het Africaansche en Aethiopische Schaap,
gezegd is (zie
bladz. 49), levert eenen niet onwaarschijniijken grond op

-ocr page 154-

mige gedaante, welke met grof haar bezet, en daar
geplaatst zijn, alwaar zich de fijnste wol bevindt. Voor
twintig en meerdere jaren, vond men nog vele dezer
Schapen in de gemelde streken,
doch thans is derzel-
ver getal aanmerkelijk verminderd, zoodat zij bijna niet
meer verkrijgbaar zijn. Ik heb, drie jaren lang, vruch-
teloos getracht er een voorwierp \'van te erlangen , om
van hetzelve eene afbeelding te geven. Hoevsrel thans
twee zoodanige Ooi - lammeren ontvangen hebbende, is
het verschil met de volgende soort mij niet zoo aan-
merkelijk voorgekomen, dat zulks door eene afbeelding
duidelijk kan worden voorgesteld: zittende ook de be-
doelde tepels te zeer in de wol verborgen, om kenne-
lijk te worden aangeduid (1).

De wol dezer Schapen is fijn en tamelijk lang. De-
zelve is van Schapen, die op vruchtbare graslanden
worden geweid, blank, en zacht, hoev^rel de plaat-
selijke
omstandigheden van den bodem, en verontrei-
niging der wol door stof, hieraan verandering toe-
brengen.

2\'\'. Eene tweede soort van Schapen wordt gevonden in

1  De Heeren c. en H. VAN DER FEF.R, te Sneek, door
wier verpHgtende bemoeqing
mg deze Schapen zijn geworden,
ontvingen onlangs honderd stuks Deenschc lammer - vellen,
waaronder zich eenige bevonden, die van dezelfde tepelvor-
mige aanhangsels voorzien waren. Dit gaf mij aanleiding, om
te denken, of niet het onderhavige Schaap van vroegen noorcT-
schen oorsprong bij ons kon zijn. Dan hieromtrent aan ge-
melde Heeren mijne gedachten hebbende medegedeeld, vonden
zij te weinig punten van overeenkomst, om zulks aan te ne-
men, vooral uit
hoofde van de geringere ligchaams-grootte,
voor zoo ver zulks uit de
lammer-vellen kon worden opge-
maakt, terwijl ook de staarten niet kaal, maar geheel ru.\'g
hewold ware««

-ocr page 155-

de Grietenijen Idaarderadeel, Leeuwarderadeel, en
Rauwerderhem.
Dezelve komen in grootte (1) met het
eerstgemelde Schaap genoegzaam overeen, hoewel in ge-
strektheid van hjf iets voor hetzelve moetende onderdoen.
Zij missen ook de tepelvormige aanhangsels. De kop en
beenen zijn» i)ij de jonge lammeren, dikwijls donker
bruin. Somwijlen bezit de wol dezelfde kleur over het
geheele hgchaam, welke evenwel, van tijd tot tijd, lig-
ter wordt, zoodat zij zelfs, veelal op het eind van het
eerste jaar, deze kleur verloren heeft, en van die der andere
wol niet meer te onderscheiden is. De kop en poten blij-
ven evenwel meermalen eenigermate bruin, zooals aan
1 et Ooi . Schaap op PI. Vlll te zien
ir. Blijft de wol
aldus gekleurd, zoo bezit dezelve daardoor eene min-
dere waarde, ter oorzake van de grijze of bruine ha-
ren, welke zich met de overige wol vermengen.

De vacht van deze twee soorten van het groote Frie-
sche Schaap weegt van 5 tot 6 Ned, ponden {*). De

1  Hoewel het moegelijk valt geloof te hechten aan het
verhaal van CTESIAS , omtrent de Ezels - groote gestalte, welke
door hem aan de Indische Schapen wordt toegekend, tc meer,
dewijl hij zegt, dat de wilde Ezels in Indië nog grooter zijn,
dan de Paarden, zoo verschilt de grootte van de, hier bö-
schrevene , Friesche Schapen niet zoo veel van onzen tammea
Ezel, als zulks in den eersten opslag welligt moge schijnen.
Eene vierjarige Ezelin, door mg gemeten zijnde , bleek te
hebben eene hoogte, van den grond tot op het schoft, van 9
palmen en 6 dm., en, op het kruis van 9 palmen 7i dm.
Dc lengte van den uitersten hoek des zitbeens tot aan het
schoft bedroeg 8 palmen 7 duimen. Men vergelijke deze af-
metingen met die der Schapen tegen over bladz. 60.

t*) Niet zelden bezitten de vachten dezer Schapen een aan-
merkelijk zwaarder gewigt. Van den Ram en de Ooi, waar-
naar de afbeeldingen, PI. VII. en VIII. zijn genomen, wegers
dezeive te zamen, ongewasschen, meer dan 16 Ked. poiidcn.
Le woi der laaisic had eene lengte van 17 Ned, duimen,

-ocr page 156-

wol der tweede soort valt zeer lang, doch over het
geheel niet zoo fijn , als die van het eerst be&chreven
Schaap.

Het is twijfelachtig, of deze tweede verscheidenheid
uit de eerste, door verbastering, zij voortgehragt, het-
welk vrij algemeen wordt aangenomen. Hoewel de klier-
achtige uitgroeisels aan den hals missende, deelt het,
wat de grootte, gedaante, den gebogen neus, de brui-
ne kleur van den kop en der beenen, en de lengte
van den staart betreft, in de eigenschappen van het
vreemde ras, waarvan de eerste soort afkomstig schijnt
te
zijn (1). (Verg. blz, 49—51 in de noot).

1  In 1832, werden, voor Russische rekening, door de
Heeren
c. en h. van der feer, te Sneek, op last van den
Heer Majoor
a. c. paatny, van Odessa, gekocht en gele^
Verd, om naar Rusland te worden vervoerd:

560 Moeder - Schapen,

22 Rammen, van dit groote ras, van een

tot twee jaren oud , kostende te zamen... / 9638,40.

36 Moeder-lammeren, en

5 Rammen, in het voorjaar van 1832 ge-
vallen , kostende..................................- 405,00.

14 Stuks tweejarige Runderen, die gedekt wa-
ren, en

Stieren, kostende,,,.,................- 1265,60.

JFitte Geit,

Vijfjarige zwarte Merrie- Paarden.

Dit transport van 646 stuks vee is, op den 21 Junig 1832,
van
Berdaard en Bokkum naar Groningen in schepen ver-
trokken, Men vitdt den verderen reisweg, bediagende van
Friesland naar Odessa, ongeveer 580 uren, welke dit vee.

-ocr page 157-

Deze groote Schapen zijn teder uit hunnen aard, en
moeten, bij kleine kudden, op goede weiden worden
geplaatst. In groote getalen op eene weide gebragt,
blijven zij niet alleen mager, maar er ontstaat alsdan,
gelijk de ondervinding leert, van tijd tot tijd, sterfte

-ocr page 158-

onder de Sehapen, hoewel zij anders niet veel meer
aan ziekten dan de overige kleinere soorten onderhe-
vig worden bevonden. De tweede soort wordt nogtans
gehouden iets meer gehard te zijn tegen sommige scha-
delijke oorzaken dan de eerste.

S\'\'. Eene derde soort van Schapen treft men aan in
de Grietenij
Raarderadeel, Deze Schapen zijn kleiner
en dragen eene geringe hoeveelheid wol, leverende na-
melijk 4 tot 4ä Ned, ponden op; doch dezelve is fijner
en witter dan die der twee vorige soorten.

4". Eene vierde soort bestaat in de Grietenij Wymbiit-
seradeel,
buitendijks , alsmede in Dontawarstal, en
Lemsterland, zijnde mede kleinere en ligtere Schapen.
Dezelve geven S tot 3i Ned. ponden eener fijne, doch
smotsige, wol. Deze Schapen zijn, in de natte jaren
1828, 1829, en 1830, op de brakke, aan zee gele-
gene, gronden, van de lever-bot-ziekte geheel bevrijd
gebleven.

50, Nog eene vijfde soort leveren de Grietenij Wbnseja-
deel
en de omstreken van Bolsward op, zijnde insgelijks
kleine Schapen, veelal bekend onderden naam van
Bok-
ke - Schapen ^
die, in grooten getale, op eene weide
geplaatst, en, in den herfst, vet geslacht wordeiï. Van
deze is de wol
aanmerkelijk grover, doch lang, we^
g^nde de vacht gewoonlijk 3^ tot 4 Ned. ponden.

De laatste drie soorten komen nu alle eenigermate met
de twee eerstgemelde overeen, doch verschillen, daarvan
aanmerkelijk in grootte. Het is mij, tot dus ver, niet
duidelijk gebleken , of men dezelve moet houden voor
eigene kleinere verscheidenheden, die, ten allen tijde,
naast de twee groote, hebben bestaan, dan wel of de-
zelve moeten worden beschouwd verbasteringen te zijn van
deze, hetzij fpr oorzake van leefregelkundige invloeden,
vooral door de verplaatsing van de uifnemende kfei -
gronden op de meestal ligtere bodems, of door de ver-

-ocr page 159-

mcngiag met hel Texelsche (1), of andere Schaaps- soor-
ten.
Waarschijnlijk zullen althans, door de onderlin-
ge paringen dezer verschillende Schapen, sommige bas-
terd - soorten zijn voortgehragt. Be Rammen der Friesche
Schapen hebben algemeen korte, stompe, onvolkomene,
horens; doch de Ooijen van alle verscheidenheden zijn

ongehorend.

De Friesché Schapen zijn, in het algemeen, zeer
vruchtbaar. Dezelve werpen gewoonlijk, telken jare,
twee of drie lammeren; doch ook, bij de eerste dragt,
meermalen slechts een jong. Het werpen van vier lam-
meren behoort voorts geenszins tot de uitzonderingen.
De Ooijen worden , wanneer dezelve goede melkgeef-^
slers zijn, tot 5 of 6 jaren aangehouden, en gebezigd,
om er lammeren van aan te fokken. Men houdt hier
van een of meerdere voor de verdere teelt aan, die
somwijlen nog, in denzelfden herfst, nadat zij \'svoor-
jaars geboren zijn, en den ouderdom van negen of tien
maanden hebben verkregen, bij den Ram worden gc-
bragt. Een anderhalfjarige ouderdom is evenwel tot de
voortteling veel verkieslijker , dewijl de lammeren als-
dan grooter en sterker vallen, en de jarige Ooi-schapen
de jongen niet zelden te vroegtijdig afzetten. Het groot-

1  Het Texelsche Schaap komt in Piiesland, hoewel niet al-
gemeen, nogtans op sommige plaatsen voor. Volgens de me-
dedeeüng van den Heer worp vak peyma , bestonden dezel-
ve, althans voor weinige jaren, in de Bierumer - streek, na-
melijk te
Pieters - Bierum en Six - Bierum. Op het Eiland
Ameland bestaan slechts weinige Schitpen. In het dorp IIol-
fum
mogen dezelve niet worden gehouden, omdat zij de dij-
ken te veel benadeelen. ■( J. ackersdyciC,
in Aen Vriend des
Vaderlands,
1830 blz. 104). Die, welke er aanwezig zgn,
schijnen het meest overeen te komen met de Texelsche,
ofechoon eene grovere vol bezittende dan deze. Op het ge-
heele Eiland
Schiermonnikoog bevinden zich slechts 60 of 70
Schapen (a. p. bladz. 115).

-ocr page 160-

ste gedeelte der lammeren, zoowel de Hamels als Ooi-
jen , weidt men reeds in het tweede jaar vet, om te
worden geslagt (1). Zoodanige jonge, en ook de ou-
dere , reeds gedeeltelijk vet geweide, Schapen worden
dan ook wel in den voorwinter gehokt, en verder met
boonen gemest, waardoor dezelve tot eene aanzienlijke
zwaarte en vetheid worden gebragt, wegende namelijk,
riaar onderscheid der soorten, van 30 tot 50 Ned. pon-
den. Dezelve kunnen een zwaarder gewigt verkrijgen,
doch zulks is niet algemeen.

Door het voederen met boonen wordt de wol vet ,
zwaar, en sterk. Behalve de Schapen , die gemest wor-
den, ontvangen dezelve weinig bijvoeder, en dan al-
leen , wanneer het voedsel, door veel gevallen sneeuw,
voor een\' korten tijd, op het open veld ontoereikend
wordt bevonden. Zij houden, zoo veel mogelijk, den
geheelen winter door, hun verblijf buiten \'shuis. Men
houdt, in
Friesland, de uitwerking der nachtlucht voor-
deelig voor de wol, die daardoor zacht wordt. Om
deze reden brengt men de Schapen ook \'s nachts, zoo
weinig mogelijk, onder dak, vermits men wü, dat de
wol hierdoor hard of wreed wordt.

De hoofdbedoeling der Schaaps - teelt bepaalt zich
tot wolgewin. Het
zuivel strekt voornamelijk tot huis-
selijk gebruik, en ter bereiding van kaas, welke even-
we! geen voorwerp van geregelden handel uitmaakt.
De Schaaps - boter is hier, gelijk elder-s, altijd bleek,
week, cn niet aangenaam van smaak. Zeer zelden
wordt dezelve ook tot dat oogmerk gekarnd, ofschoon
anders de hoeveelheid boter, welke de Schaaps-melk
uitlevert, daartoe aanleiding kan geven, inzonderheid

1  Naraelqk voor zoo ver zij niet worden uitgevoerd.
Een zeer aanaienlgk getal lammeren wordt, des voorjaars, na-
dat dezelve gespeend zijn, opgekocht, ten einde naar Hol-
land te worden overgebragt. (
Fokke sjoerus, a. p. D. I.
blz. m cu nWi Vergelijk ook bladz. 1Ü9;.

-ocr page 161-

als mea deze melk overvloedig heeft, en de kaas goed-
koop is: welke omstandigheden echter het karnen zel-
den dringend gebieden. Het Schaaps - vleesch , dat zeer
vet is, wordt, vooral door de werkende volks - klasse,
algemeen genuttigd, en levert dus een niet onbeduidend
voorwerp van verbruik binnen deze Provincie op.

Geene Schapen worden, in deze Provincie, bij uitne-
menheid om den mest gehouden, dan alleen de kudden
van het Drentsche ras, in de Woud - streken. Dezelve
on-
dervinden hier eene gelijksoortige behandeling, als el-
ders , alwaar het laatste bestaat. De wol van deze Schapen
wordt hier weinig op prijs gesteld, zoodat zij wel
eens
naauwelijks het afscheren waardig wordt geacht.

De wol der Friesche Schapen overtreft de meeste in-
landsche wollen in fijnheid, zachtheid, en witheid. Die
der klei-landen is, in het algemeen, de beste, zijnde
ook blanker dan die der Schapen, welke in de zand-\'
streken bestaan, welke veelal smotsig is. Zelfs gewas-
schen
zi^jnde verkrijgt zij geenszins de helderheid der
eerste. Wanneer het evenwel deze Schapen niet aan
goede weiden ontbreekt, is hel verschil der deugdzaam-
heid minder aanmerkelijk. De wol wordt hoofdzakelijk
voor de kammerijen en spinnerijen gebezigd. Daar de-
zelve genoegzaam alle eigenschappen van te krimpen
mistj is zij bovenal geschikt voor de stoffen van fijne
saayet, bijzonder die gebreid worden, als kousen, borst-
rokken, en soortgelijke kleedingslukken (1). Tot dit

1  De uitvoer van ongesponnen wol werd, bij openbare
Placate van 16 Maart 1743, in Friesland verboden, gelgk
mede de Invoer van zoogenaamde poepe-hozen, handschoe-.
nen, en mutsen, en dezelfde soorten van Yslandsche hozen en
wanten, zoo geweven als gebreid, alsmede van alle woJIen ga-
rens of saaijetten; strekkende het een en ander tot bevorde-
ringe van den welslaud veler ingezetenen, zoowel tot meer-
der gebruik van de mlandsche wol, als tot handhaving van

-ocr page 162-

oogmerk is de Friesche wol steeds zeer gezocht in Duitsch-
land, alwaar dezelve, vooral in de Fabrijken te
Cre-
feld, voor de genoemde bewerkingen wordt aangewejid,
en op hoogen prijs geschat. Dezelve v^rordt ook, even
als de Noord - Hollandsche, naar Frankrijk (1) uitge-

1  In het Bulletin de la Société d\'amélioration des
laines,
Paris 1827. 4Tne partie p. 56, wordt omtrent de Hol-
landsche wol het volgende medegedeeld, Wg oordeelen het
niet onbelangrijk hetzelve vertaald over te nemen.

De lange wollen, welke Frankrqk volkomen mist, wor-
den getrokken uit Holland, bg zonder uit
Friesland Woord-
Holland.
Men onderscheidt dezelve in verschillende soorten.
De meest gezochte is de ongemeen heldere
{ l\'extra^ b!an^
che),
de zeer fijne [la supra-fine), en de fijne {la fine).
In de schiftingen ( les assortimens ) laat men, voor een vier-
de gedeelte, de wol toe van ges\'agte vette Schapen. Deze
wol, welke voor de slechtste in Frankrijk wordt gehouden,
vermits men dezelve van de huiden, door middel van kalk
afscheidt, waardoor de hoedanigheid der wol veranderd wordt,
is in Holland bekend voor wol van de beste kwaliteit.
Men maakt hier de vellen warm in een water-kuip, om de
wol log te maken, of uit te rukken, zonder dezelve te ver-
anderen. Deze wol, genoemd slagers-wol
{laine de bou-
chers^
is voller, sterker, eu zachter, als komende van he.-^
ter gevoede en vettere Schapcu, dau de ovcrigç.

-ocr page 163-

Toerd. Deze wollen worden aldaar, behalve lot het reeds
aangewezen gebruik, ook gebezigd tot de vervaardiging
van zoogenaamde
kale of gladde stoffen {étoffes ra-
ses),
voorak van omslag-doeken. Ten gevolge van den
maatregel, door het Fransche Gouvernement, bij besluit
van 14 Mei 1823, vastgesteld, volgens hetwelk de in-
voer van vreemde wollen aan het bezwarend inkomend
regt van ƒ33 per cent, op de 100 Ned. ponden, werd
onderworpen, is deze uitvoer aanmerkelijk verminderd, en
daardoor de prijs der Friesche wol zeer gedrukt gewor-
den. Er komen evenwel ook nu nog jaarlijks Fran-
sche Handelaren over, om dezelve op te koopen.

Dewijl voorts, in de laatste jaren, bijzonder sedert
1828 en 1829, de invoering van Engelsche wollen meer
en meer is toegenomen, worden de inlandsche minder
gevraagd, wegens de lage prijzen der eerste. Dit, ge-
voegd bij de groote sterfte der Schapen, heeft natuur-
lijk de uitwerking moeten hebben, dat, wegens den
onvoordeeligen opbrengst der Schapen, door den Land-
bouwer in
Friesland, zoowel als in andere Provinci-
ën , in deze fokkerij niet meer dat belang wor dt ge-
steld , als voorheen.

Daar evenwel, gedurende de twee of drie laatste ja-
ren, de wol algemeen meer gew^ild is geweest, en
zelfs op dit oogenblik (1834) hoog in prijs staat, zal
zulks op nieuw tot deze teelt kunnen aanmoedigen (1).

1  Volgens het gevoelen der Commissie van Landbouw in
Friesland, vervat in haar berigt, op het voorstel van Gou-
vernements - wege, ten aanzien van de middelen ter veredeling
der Schapen, en verbetering der wollen, gedaan (Zie bladz.
IX), moet het onnoodig worden geacht, dat in deze Pro-

-ocr page 164-

Bij natte jaren< zijn de Schapen, in Friesland, al-
gemeen zeer vatbaar voor de gal- of lever - ziekte. In
zeer drooge zomers, ontstaat dikwijls de schurft onder
dezelve. In de drie regenachtige jaren van 1828, 1829,
en 1830 vond men, hetgeen opmerkelijk is, hier bij-
na geen schurftig Schaap. Meermalen sterven ook, on-
der langdurige sterke zomer - warmte, de Schapen aan
verhitting of de zoogenaamde bloedziekte. Voorts heer-
schen de pokken enkele malen onder de Drentsehe Scha-
pen, in de Friesche wouden (»),

GRONINGEN,

!

in deze Iprovincie komen meerdere verscheidenheden
van Schapen voor, die tot het
kortstaartige, en tot

-ocr page 165-

het kleine Heids - Schaap behooren. Er bestaal even-
wel eenig onderling verschil opzigtelijk de Schapen van
elk dezer rassen (*).

1°. Over een groot gedeelte van dit gewest, vindt
men het kortstaartige Schaap verspreid, hetwelk de
meeste overeenkomst :heeft met de verscheidenheid, die
op Texel bestaat, hebbende genoegzaam dezelfde ge-
daante, zijnde kort van kop, breed van mond, plat
van neus, en voorzien van eenen korten, eenigermate
plat-breeden, kegelvormigen staart. Ofschoon digtledig
zijnde, hebben zij evenwel niet volkomen de tonachtig
ronde en breede gedaante van het Noord - Hollandsche
Schaap, maar dezelve zijn eenigzins platter van ribben, ge-
strekter van lijf, en, over het geheel, iets kloek er van
gestalte dan deze. De hoeveelheid wol, welke elk Schaap
jaarlijks opbrengt, kan op 4 of 5 Ned. ponden wor-
den gerekend. Deze wol heeft de hoofd - eigenschap-
pen van het ras, waartoe het Schaap behoort, bezittende
namelijk weinig krimp. Zij is, over het geheel, minder
fijn dan die der Schapen, welke op
Texel bestaan (f),
en ook van het groote
Friesche ras. De Groninger Scha-
pen hebben nogtans meer wol onder het lijf, en zijn

H. C. MEDENBACH DE ROOY, S. ELLEKBEEK, en G-. A. RAMAER,

met eene voorrede van a. nttman, \'sGravenhage 1825. G-.
kyestra lz., in liet
KCC-artsenijkundig Magazijn, D. II.
St. 2. bladz. 364.

(*) Men vergelijke hieromtrent den Staat van den Land-
bouw en der Landhuishouding,
enz. uitgegeven door de
Commissie van Landbouw in de Provincie Groningen, 1821.
§. 28.

(f) In enkele streken, laat men nog wel, nu en dan, Scha-
pen van
Texel komen, daar men wil, dat dezelve in Gro-
ningen
, na verloop van tgd, verbasteren. Men stelt hier
ook vrij algemeen, dat de voortteling in bloedverwantschap
tot de ontaarding medewerkt, waarom eene verwisseling der
Rammen, van lijd tot tijd, nuttig wordt geoordeeld.

-ocr page 166-

ruiger van beenen cïftn de laatstgenoemde (1). Als zoo-
danig bestaan de Schapen hier, van eene grootere of
kleinere gestalte, en een meer of minder voordeelig aan-
zien, naar het verschil van den bodem« in de streken
van het
Hunzingo - en Ftvelingo - kwartier, als ook in
het
Wester - kwartier. In het laatste, aan de Provin-
cie
Friesland grenzende, vindt men ook reeds Friesche
Schapen, en mede de zoodanige, die door vermenging
van deze en het Groninger Schaap zijn voortgehragt,
hebbende men getracht, op deze wijze, de wol van
het laatste te verbeteren, hetwelk geen ongunstigen uit-
slag schijnt te hebben opgeleverd. Ook in het
Goreckt
en Oldamht s bestaat het kortstaartige Schaap, hetwelk
hier nogtans eenigermate in gedaante van dat der twee
eerstgemelde streken verschilt. Hetzelve is namelijk lan-
ger van hals, iets hooger op de beenen, en heeft een
minder breeden of platten neus, welke veeleer eenigzins
verheven is, zijnde de kop smaller. Het ligchaam is
ook gestrekter en de staart langer, terwijl dit Schaap
geen wol-top op het voorhoofd bezit. Het nadert hier-
door tot de kleinere soorten van het Friesche Schaap ,
en schijnt bijna het midden te houden tusschen dit en
de Texelsche verscheidenheid.

Deze Schapen worden algemeen, bij kleine getalen,
onder het Rundvee, of ook in afzonderlijke weiden,
gehouden. De Ooi-Schapen worden doorgaans, nadat
de lammeren gespeend zijn, gemolken, dienende de melk
tot huisselijk gebïuik, terwijl daarvan ook boter en kaas
wordt gemaakt, welke evenwel hier, evenmin als elders,
geene doorgaande voorwerpen van handel uitmaken,
maar door het werkvolk en de landbouwers zelve wor-
den verbruikt. Hoewel de Schaaps-kaas door velen
bemind wordt, zoo is zulks evenwel minder het geval
met de boter, die minder smakelijk is dan die van

1  X A. uilkens, Handhoek, blz. 326—334.

-ocr page 167-

dekoe-melt. De Schaaps - melk is evenwel rijk aau bo-
ter en kaas, daar eene gelijke hoeveelheid van dezelve
meer uitlevert dan de koe-melk (1),

De Schapen zijn, almede in deze Provincie, over het
geheel, zeer vruchtbaar. Op den ouderdom van 7 tot
8 maanden reeds tot de voortteling geschikt zijnde,
brengen de Ooijen doorgaans, voor de eerste maal, één
lam, vervolgens twee, en ook niet zelden drie, lam-
meren ter wereld, welke de moeders, goed verzorgd
wordende, zeer goed in staat zijn op te brengen. Het
is niet zeldzaam, dat zij de eerste maal twee, en ver-
volgens drie of vier, jongen werpen, terwijl het niet tot
de geheel ongewone voorbeelden behoort, dat er vijf-
of zeslingen geboren worden. Zoodanige vruchtbaarheid
is inzonderheid eigen aan de Schapen in het
Gorecht

1  Volgens het scheikundig onderzoek van wijlen onze be-
roemde Landgenooten van stipriaan lüi3cius en bondt,
bevat de koemelk ;

4,6 procent van deszelfs gewigt aan ^oow, waaruit
2,68 cc
Boter worden verkregen;
8,95 «
Kaas; en
3,60 «
Melksuiker,

De Schaaps-melk bevat:

11,5 procent Room;

5,8 « Boter:
15,3 « Kaas;

li,2 « Melksuiker,

Dewijl de boterdeelen zich van de Schaaps - melk, door
het stilstaan, slechts gedeeltelijk afscheiden, zoo blgft de
Schaaps-kaas, van de afgeroomde melk bereid, eene meerde-
re vetheid behouden, dan de kaas van
zoodanige koe-melk.

(.Vergelijk j. lacob ïebzelius^ Lehrbueh der Thitrchemie ^
Dresden 1831. Ersle Abtheilung 3. IV; S. 590.)

10

-ocr page 168-

en Oldamht (1), waarover hier boven gesproken is.
Deze zijn ook melkrijker, doch minder Vt^ol gevende,
dan de overige. De hoeveelheid melk, welke van een
goed moeder- Schaap wordt getrokken, kan op eene
tot anderhalve kan dagelijks worden gerekend. De Ooi-
jen werpen, voor het grootste gedeelte, in Maart, en
in het begin van April, en de lammeren worden in
Mei afgezonderd. — Deze worden gedeeltelijk tot aan-
houders gebezigd, en de Rammen worden, gehameld
zijnde, vetgeweid, hetwelk ook geschiedt ten aanzien
der guste Schapen. Dezelve worden reeds met Augus-
tus voor de slagtbank gedood, of blijven tot in den
lateren herfst leven , en voor en na tot hetzelfde oog-
merk afgezet. De late guste Schapen worden gemeen-
. lijk door de slagers, op de gewone wijze, nagemest,
en in den winter geslagt. Daar het Schaaps - vleesch
hier, door den werkman, en ook door de meer ge-
goede lieden, algemeen genuttigd wordt, levert dit geen
onaanzienlijken aftrek binnen deze Provincie op. De
zwaarte der vette slagt- Schapen, schoon aan de haak,
bedraagt, naar de verschillende gevoedheid en grootte

1  Zoo bragt nog dit voorjaar, in de JEexta, een Oidambt-
ster-Schaap vijf
lammeren ter wereld, welke door hetzelve
werden opgevoed. De Heer Mr. W. c, star lichtenvoort.
Houtvester en Vrederegter, wonende te
Kleinmee?-, verhaalde
mij een moeder-schaap te bezitten, dat bij de tweede dragt
vier lammeren had geworpen , waarvan drie werden aangehou-
den , en gezoogd.
De moeder dezer Ooi was even vrucht-
baar geweest. De laatste wierp, op den 30=«« Maart dezes
jaars, op nieuw, vier voldragene lammeren. De uijer van
dit Schaap had den omvang van den matigen uijer eener
koe, en uit denzelven werden, op eens, na het lammen,
twee Groninger kroesen melk getrokken.^ Daar deze maat
misschien niet algemeen bekend is, dient tot inlichting, dat
1.| geheele of 3 halve Groninger krocscn nagenoeg gelgk .staan
ajiji Neder}, kannen.

-ocr page 169-

derzelvc, van 30 tot 50 Ned. ponden. Ook van speen-
of zuig-lammeren, van zes of acht weken oud, wordt
in de Stad
Groningen, en op de voornaamste dorpen,
eenig werk gemaakt, In het voorjaar, onmiddellijk na
de spening, wordt een zeer groot getal van lammeren
naar Holland verkocht, en met schepen uitgevoerd (1).

Des winters worden de Schapen alleen dan binnen
huis gebragt, wanneer dikke sneeuw den grond bedekt
zoodat het den dieren onmogelijk wordt eenig voedsel
te verkrijgen, of het gedeeltelijk bevriezen der slooten
hen aan verongelukking , of ook, bi,j genoegzame sterk-
te van het ijs, aan verwijdering uit de landen en ver-
dwaling blootstelt. Bestaan deze gevaren niet, dan wor-
den zij in de weiden gelaten, waarin loop-stallen zijn
opgerigt. Of men zet ruiven op het open veld , waarin
zij van hooi en stroo worden voorzien, zoodat de
Schapen aldus, meermalen den geheelen winter door,
buiten blijven. Zij krijgen dan evenwel veelal haver
of boonen, als bijvoeder, hetwelk de Ooijen mede te-
gen den lamtijd behoeven. Het Schaap is, in de Gro-
ninger landhuishouding, meer dan in vele andere Pro-
vinciën gewaardeerd. Ofschoon men ook hier zeer goed
met de nadeelen bekend is, welke een groot getal Scha-
pen aan de weiden te weeg brengt, zoo komt het
verstandig bestier der landbouwers, die vrij algemeen,
in dit gewest, met verlicht oordeel hun bedrijf uit-
oefenen , daaraan te gemoet. Zoo als de Schapen
hier gehouden worden, acht men dezelve als een tame-

1  Er worden alleen te Onderdendam en Middchtum, uit
het
Ilunzingo- en Fivelingo - kwartier, jaarlijks vier of vijf
Scheeps-ladingen afgezonden, ieder bevattende 300 tot 350
lammeren. Deze , alsdan gewoonlqk om de twee maanden oud
zijnde, worden gerekend op ƒ2, CO / 2,50 liet stuk. De-
zelve worden te
Leijerdorp en aan de irwa>C\' ontscheept.
(Yergelijk bladz. 1C9, in de noot).

-ocr page 170-

lijk wiasfgeveiul voe. Bijna elke daglooner of ambaclits-
man is ook in het bezit van een of twee Schapen,
waarvan hij de melk voor zijn gezin gebruikt, en de
wol bezigt, om daarvan voor hetzelve, jaarlijks, eenige
kleedings - stolFe van vijfschaft , grein , baai, of boezel,
te reedeii , terwijl hij de lammeren verkoopt. Deze
Schapen worden, of, bij vergunning, langs wallen en
wegen {voor zoo ver zulks niet door de Besturen ver-
boden is), of in boomgaarden, aan een touw vastgezet
of getuurd. Dezelve worden ook wel, door de boeren,
tegen de helft der voordeeïen van de wol en lammeren,
of, zoo als men het noemt:
om de helft geweid. De
boeren - knecht en meid maken niet zelden met den
meesier
eene overeenkomst voor het weiden van een of
meerdere Schapen. Hiernaar wordt dan het loon be-
paald. — De weide voor een volwassen Schaap, op goe-
de landen, wordt gerekend op /" 6, 00; voor een lam op
ƒ2, 00; in
schralere streken evenredig minder. In Wester-
-wolde wordt de weide eeher kudde, op de woeste
zand- en heide - velden, algemeen niet hooger betaald,
dan met vier of vijf stuivers, voor ieder Schaap. In den
winter worden de Schapen der daglooners veelal met
den afval van groenlen, de schellen van knollen, en
aardappelen, benevens met
wal-hooi, dat door hen,
langs de kaaien
van de sloolen der bouw-landen en
wegen , met zorgvuldigheid wordt verzameld, doorge-
bragt.

Hoewel de Schaaps - teelt, op de beschrevene wijze,
in
Groningen wordt gedreven, wat het grootste ge-
deelte der binnenlanden dezer Provincie betreft, zoo
verschilt hiervan de wijze, waarop de Schapen buiten
dijks, of op de uiterwaarden, hier
kwelders genoemd
worden gehouden. — Men noemt deze algemeen
kwel
der-Schapen.
Deze bestaan langs den geheelen buiten
zoom
van dit Gewest, welke aan de zee gelegen is, en
zich
van Delfzijl tot aan de Zoutkamp uitstrekt.

-ocr page 171-

Deze Schapen zijn eigenh\'jk niet onderscheiden van
die, welke in de, binnen den zeedijk gelegene, lan-
den gevonden worden, met welke zij bestendig wor-
den vermengd, doordien de meeste boeren binnen - en
biiitendijksche landen bezitten, en dus de
kwelder - en
binnen - Schapen onderling voorttelen. Het Schaap nog-
tans, dat, bij voortduring, op de uiterwaarden wordt
gehouden, valt iets fijner en kleiner van gestalte, ten
gevolge van het ligtere voedsel, dat hetzelve hier vindt.
De wol is algemeen fijner dan die der binnen-Scha-
pen, doch de opbrengst is ook geringer, kunnende de
vacht van het kwelder-Schaap slechts op drie of vier
Ned. ponden worden geschat. Zij is doorgaans iejs
duurder, ofschoon dit verschil niet aanmerkelijk is. Het
kwelder - Schaap is ook zeer geschikt voor da slagt-
bank, wordende op goede weiden spoedig en zeer vet,
wegende van 40—45 Ned. ponden. Het vleesch is zeer
smakelijk.

Op de bedoelde uiterwaarden worden deze Schapen
in kudden gehoed, welke uit 50 tol 150, en zelfs
lot 200 stuks, bestaan, naar de uitgebreidheid van bet
landgebruik des eigenaars. Het gelal, dat langs de
kust dezer Provincie bestaat, bedraagt vele duiaende,
daar alleen op den
Noordpoider en de daar achter ge-
legene kwelder - landen ongeveer 4,000 Schapen worden
gevonden,\' De, in, het jaar 1827 tot stand gebragte,
indijking van dezen Polder heeft hier aan de Schaaps-
teelt geene vermindering toegebragt, aangezien door de
vermeerderde vruchtbaarheid der kwelders, ten gevolge
der gedane inpoldering, thans, op eene gelijke oppervlakte
gronds, meerdere Schapen kuauen worden gehouden,
dan vroeger.

Hoewel het kwelder - Schaap ook , even als dat der
bimienlanden, meerdere lammeren, namelijk twee of
drie, gelijktijdig werpt, zoo is deze vruchtbaarheid bij
hetzelve niet zoo algemeen, en he,t grootste gedeelte der

-ocr page 172-

Ooijen brengt jaarlijks slechts één lam ter wereld. De
moeder - Schapen worden mede somwijlen gemolken, ten
einde van de melk boter en kaas, voor eigen gebruik, te-
maken. De verzorging dezer Schapen in den winter
geschiedt hier gewoonlijk met hooi, en bij gebrek of
tot aanvulling van hetzelve, met stroo. Hiertoe wordt
mede het stroo van Paarde - boonen, of ook van de groo-
te tuin- of waalsche boonen, die hier in het groot op
het veld worden verbouwd, gebezigd, hetwelk, door
sommigen, even goed als het hooi gehouden, en door
de Schapen met graagte gegeten wordt. Bij het lang
staan op stal, wordt het noodzakelijk, om hen bij het
hooi of stroo eenige haver, garst, of boonen te geven, het-
welk voor de Ooijen altijd gevorderd wordt, wanneer zij
lammeren werpen. De Paarde - boonen verdienen , volgens
de ondervinding, als toevoeder, den voorrang, vooral als
de Schapen reeds lang op natte weiden hebben geloopen,
en daardoor slap en zwak zijn geworden. Zij blijven
algemeen, bij vriezend weder, zonder dat er veel sneeuw
ligt, buiten, doch, indien het veld hiermede bedekt is,
of bij aanhoudend regenachtig weder, worden dezelve
des nachts in gedekte hokken verzameld.

Het kwelder - Schaap is ook hier, gelijk op de bui-
tendijksche landen der overige Provinciën, veel minder
aan het ongans en sommige andere ziekten onderhevig,
dan op de binnen - landen. In de, meermalen vermei-
de, jaren van 1828, 1829, en 1830, zag men de le-
ver-botziekte naauweli-jks bij het kwelder-Schaap, in-
dien het buitendijks gelaten werd ; doch op de binnen - lan-
den of andere weiden gebragt wordende, ontwikkelde
zich deze kwaal. Er zijn voorbeelden, dat zoodanige
Schapen alsdan, binnen veertien dagen, door het on-
gans aangedaan , en na korteren of längeren tijd weg-
gesleept werden. De voordeelige uitwerking van het
ziltig voedsel wordt dus ook hierdoor wederom duidc-

-ocr page 173-

lijk bevestigd. De schurft - ziekte is evenwel eene kwaal,
waaraan de Schapen hier veel meer dan binnendijks on-
derhevig zijn» hoofde van de voortdurende besmet-
ting , welke onderhouden wordt , doordien de Scha-
pen van onderscheidene kudden niet zeiden in aanra-
king komen, en de gemelde huid-ziekte altijd in deze
of gene kudde bestaat. Deze is derhalve eene plaag,
welke de meeste schade aan de wol toebrengt, en waar-
tegen men bestendig te worstelen heeft {1).

1  Er bestaan, in de onderscheidene Gemeenten der Gro-
ninger - Ommelanden, Politie - verordeningen , ter voorkoming
en wering van de schurft onder de Schapen. De Eeglemen-
ten voor de Gemeenten
Uithuister Meden, van den 6 Janua-
rij 1816, en voor die van
Bedum, van 17 Maart 1827, zgn
ons alleen bekend geworden. Bij Besluit van den Prefect in
het Departement van den Wester - Eems van 16 Maart 1812
Nf. 55, werd een Reglement vastgesteld, ter wering van de
schurft onder de Schapen, waarbij het volgende middel ter
genezing wordt aanbevolen :

Neem, Gemeenen Tabak, pond,

Wit Koperrood (Sulphas Zinci) li lood;
(beide oud gewigt).

Kook den tabak in een kroes (zqnde ruim anderhalve Ned.
kan) menschen - pis, gedurende een half uur, en doe er dan
het koperrood bij. Alsdan wordt het nog wederom een kwar-
tier uurs lang gekookt. Met dit vocht, wat meer dan melk
warm, maakt men de schurftige plaatsen nat, krabt daar
dc schurft met de vingers af, en wascht en papt dezelve met
den tabak goed in. Met het overige vocht wascht men,
zog
veel mogelijk, het geheele Schaap. Na zes of zeven dagen,
wordt hetzelve naauwkeurig nagezien, en nog eenige ovei--
blijfsels van schurft ontdekkende, wordt de behandeling op
dezelfde wijze herhaald. Deze hoeveelheid wordt berekend
voor één Schaap. (Men zie de verdere bepalingen in den
Staat
van den Landbouw
over 1815. blz. 41—44.) Andere midde-
len vindt men tegen deze uits\'ag - ziekte aangeprezen in he^

-ocr page 174-

De wol wordt hier op tweederlei wijze verkocht. Voor-
eerst wordt dezelve door de Schaaps - houders bij de
kooplieden gebragt, van welke zij gewoon zijn hunne da-
gelijksche winkel - waren te ontvangen. Deze nemen de
wol in betaling voor dezelve aan, en zetten de wol
dan verder aan wolhandelaren of Fabrijkanten in Gro-
ningen of elders af, om aldaar tot de straks genoemde
stoffen, en vooral tot saaijet - goederen te worden ver-
werkt , zijnde dezelve inzonderheid geschikt en gezocht
voor fijne wollen kousen , en dergelijke gebreide kleedings -
stukken, wier sterkte en deugdzaamheid algemeen bekend
zijn (1). De lassdlieden laten de wol ook gedeeltelijk tot

1  Vroeger pleegden veel Groninger Saaijette- en Buratte-
kousen (aan welke laatste nog, om de fijnheid, de voorkeur
wordt gegeven
), te C\'uracao , en welligt ook op andere plaat-
sen onzer "West-Indische bezittingen, te worden gedragen.
De opbrengst der wol in deze Provincie wordt, door elkander
gerekend, op 500,000 oude ponden jaarlijks geschat. Men
heeft een ontwerp gevormd tot de oprigting eener wolmarkt

-ocr page 175-

eigen gereede sloffen, bij de kammers en wevers, die
bijna op elke plaats bestaan, verwerken. Of de wol
wordt, door opkoopers, bij de Schaaps^houders ge-
kocht, en naar
Friesland en Holland verzonden. Zij
gaat mede naar Oveiyseel, om te
Kampen te worden
verwerkt. — Even als de Friesche en Hollandsche, wordt
ook de Groninger wol naar
Crefeld en andere streken
van Duitschland, alsmede naar Frankrijk uitgevoerd,
hoewel thans, om de reeds vermelde redenen, minder
dan voorheen.

De tweede soort van Schapen, die in de Gro-
ninger landhuishouding voorkomen, zijn geene andere ,
dan verscheidenheden van het
kleine Heide - Schaap.
Deze bestaan alleen langs de Drentsehe streken, en in
een gedeelte van
Westerwolde, aan Munsterland gren-
zende. Zij hebben dus ook de eigenschappen, welke
vervolgens van dit ras zullen worden opgegeven. Alleen
kan men zeggen, dat dezelve, in het Westerwold-
sche, nog iets kleiner van stuk vallen, en een korteren
staart, ook kortere beenen, doch langere horens, heb-
ben dan in.
Drenthe. De wol komt met de Drentsehe in
krimp overeen , zijnde voorts van dezelfde hardheid en grof-\'
held, en even harig als deze ; doch in Westerwolde levert
het kleine Heide-Schaap eene nog geringere hoeveelheid,
namelijk jaarlijks, gemiddeld, slechts één Wed. pond
op, welke tegen 59 ccals kan worden berekend. Het
gebruik, dat van deze wol gemaakt wordt, is eenig-
zins verschillend. Men scheert namelijk de Schapen twee
malen m het jaar. De wol der eersie of voorjaars-
schering, die langer is, heeft gewoonlijk geen vertier
naar buiten, maar wordt, binnen hel Westerwoldsche,
tot kousen, grof boezel - goed, en dergelijke stofFen be-

-ocr page 176-

arbeid. De kortere wo! van de laatste schering wordt
verkocht, en vindt met de Drentsche haren uitweg bui-
ten de Provincie, als kunnende tot dezelfde einden wor-
den gebezigd.

Deze Schapen worden, in de gemelde streken van
Groningen, even als in de overige Provinciën, daar
zij bestaan , in kudden, op de heide - velden , gehoed.
Dezelve bevatten, in
Westerwolde, gemeenlijk 50Ö
stuks. Deze teelt wordt hier, even als elders, voor
noodzakelijk gehouden, om den mest, die vSn dezelve
verkregen , en onoatbeerKjk geoordeeld wordt voor den
landbouw, in dit gewest. Het Westerwoldsche Schaap
bezit mede een smakelijk en maisch vleesch, wegende,
haakschoon, gewoonhjk om de zeventien Ned. ponden,
doch de slagtbank trekt er weinig voordeel van, dewijl
de Schapen nog vooraf vet moeten worden gemaakt,
door mesting, en oolc om de ligtheid van gewigt, ter-
wijl voorts de huiden en de bloot-wol weinig aan-
brengen.

Sedert de rampspoedige sterfte der laatst-verloopene ja-
ren, waardoor, zoo als hier boven is vermeld , vele Wes-
terwoldsche kudden deerlijk gedund, eenige zelfs ge-
heel uitgestorven zijn, heeft men, in enkele dorpen
en gehuchten, vreemde, en wel Munstersche Schapen
aangekocht, Deze zijn nog kleiner en hgter van stuk.
doch komen, voor het overige, genoegzaam met elkan-
der overeen. Te
Zellingen heeft men 70, in Ter-ïïaar
150, te Terborg 160, te Lande 60 stuks, uit Mun-
sterland
overgebragt C^). Door deze zal aan de Schaaps-
teelt in Westerwolde voorzeker weinige of liever gccne
verbetering worden toegebragt (t).

-ocr page 177-

ü T II E G H T.

De Schapen, welke in Utrecht worden gehouden,
behooren tot het groote
langstaartige, en het kort-
staartige
ras. Het eerste is geen ander dan het Ve-
/mv-Schaap;
het tweede komt overeen met het Texel-
sche Noord - Hollandsche Schaap.
De laatstgenoem-
de Schapen bestaan het meest in die streken, alwaar
men zich voornamelijk toelegt op de vee - weiderij, en
dus vele Runderen worden gehouden , onder welke zij
in de weiden grazen. Het zijn vooral de noordelijke, en
westelijke deelen der Provincie, gelegen langs de Vecht,
tusschen deze rivier en de Leydsche Vaart, die het
grootste getal dezer Schapen bevatten, hoewel zij ook,
in andere streken, door enkele landlieden, in klei-
ne getalen worden aangehouden. De langstaarten of
Veluw - Schapen vindt men in de klei - en zand - stre-
ken , daar de graanteelt meer eene hoofdzaak van den
landbouw uitmaakt, dus langs de rivier de
Lek tot aan

-ocr page 178-

de ooslelijke grenzen der Provincie , namelijk onder
Doom, Amerongan , Rhenen, en verder noord - oost-
waarts , in de omstreken van
Amersfoort, Soestdyk,
en naar het Gooiland (*). Wat de hoedanigheden dezer
twee soorten van Schapen betreft, hieromtrent vallen
geene bijzonderheden aan te merken, daar dezelve ge-

-ocr page 179-

noegzaam overeenkomen met die, welke in de alge-
meene beschryving van het Veiuw - ras, en van de Tex-
elsche of Noord - Hollandsche Schapen , zijn vermeld.

De kudden der langstaarten , zoowel als de kortstaar-
ten, verschillen in deugdzaamheid en waarde, naarmate
men zorgvuldiger te werk gaat in de uitkiezing der
Rammen en Ooijen tot de voortteling, en ten aanzien
der voeding en verzorging. De kudden der Veluw-
Schapen zijn van 100 tot 150 stuks, doch vele van
deze sterkte zijn, in de natte jaren van 1828, 1829,
en 1830, door sterfte aan de lever - ziekte, tot op twee
derde gedeelten of de helft, verminderd, terwijl andere
geheel zijn uitgestorven. Be kudden , die
op klei-gron-
den te huis hooren, vertrekken met November naar de
zand - streken; wordende de Herder en de Hond bij den
landbouwer, die de kudde verlangt, met dezelve ge-
huisvest. De Schapen zoeken dan, over dag, bij goed
weder, den kost op de heide, en krijgen \'s avonds ee-
nig toevoer van knollen of spurrie, zoo lang deze groen-
voeders strekken, en voorts hooi, ook koorn, zoo als
haver, boekweit , rogge of boonen, en raapkoeken,
naarmate de belangstelling van den eigenaar in den wel-
stand der kudde en zijn vermogen het toelaten. Zij kee-
ren in Maart van deze streken naar de klei terug, ea

In 1824 bedroeg

dit getal

1551.

« 1825

K

ft

3021.

« 1826

(C

a

«

2336.

« 1827

«

«

«

2038,

c< 1828

«

«

«

1954.\'

c< 1829

«

«

cc

1409.

« 1830

«

«

«

1383.

« 1831

K

«

cc

678.

« 1832

«

«

«

631.

« 1833

K

«

«

637.

Te zamen 15638. Schapen.

-ocr page 180-

worden dan langs wegen, dijken, en wallen, ook op
de zomervaag- en stoppel - landen, gehoed,

Be kudden bestaan uit Hamels en Ooijen, waarbij men
dan twee of meerdere Rammen houdt, naar het getal
der laatste. Men heeft ook kudden, alleen uit Hamels,
of zoogenaamde guste kudden, enkel uil Ooi - Schapen
bestaande, waarmede men geheel niet fokt. Deze wor-
den , door sommige Herders, voor ruim zoo voordee-
lig gehouden, als de fok-kudden. Men zet dan de
Schapen, bij gedeelten, geheel of ten halve vel zijn-
de , af, en koopt er meer schrale of magere voor in
plaats, om de kudde voltallig te houden, waarbij dan
doorgaans eene redelijke winst op de eerste overblijft.
Men houdt deze kudden ook nog voordeelig:

1°. Omdat de dragtige Schapen, voor en na het wer-
pen der lammeren, eene ruimere voeding en meerdere
oplettenheid vorderen, terwijl men ook aan het verwer^
pen der lammeren, moeijelijke verlossingen enz. bloot-
staat, waarbij tevens de moeders meermalen verloren
gaan»

2®. Dewijl het opkweeken der lammeren aan wissel-
valligheden onderworpen is, en zij, in het eerste jaar,
zorg zonder voordeel opleveren.

3", Omdat het zogen der moeder - Schapen de op-
brengst der wol veél vermindert. De hoeveelheid wol
van het Veluw - Schaap is, in de Provincie Utrecht,
van 21 tot of uiterhjk 4 Ned. ponden, namelijk van
de Hamels of guste Ooijen. De zogende moeder-Scha-
pen geven algemeen aanmerkelijk minder. Veel hangt
de opbrengst af van de soort of het individuele Schaap,
doch vooral ook van het voedsel. Indien de Schapen
des winters goed worden behandeld, en dezelve, \'svoor-
jaars, gunstig weder hebben, en op voordeelige drif-
ten kunnen grazen, zal men de opbrengst door elkan-
der op ^ed. ponden mogen rekenen.

Deze woi dient hoofdzakelijk voor de kammerijen en

-ocr page 181-

spinnerijen, die te Veenendaal, (\'\') cn omstreken be-
staan, en vroeger ook te
Moordreokt aanwezig waren;
gedeeltelijk
wordt zij bewerkt door de wolkammers,
welke in de Stad
Uh\'eclit, en de overige steden en
dorpen dezer Provincie, w^onen.

Bij de langstaarten wordt de vrol, vóór de schering,

De wol-Iiammerijen en spinnerijen te Veenendaal
belangrijli, doch bloeiden vroeger meer dan thans. Zg ver-
schaften zeker aan ruim 4,000 menschen bestaan, wanneer
namelijk de omliggende plaatsen, als
Wageningen, Benne-
cum, Amerongen, Eist,
en eenige andere er bij worden
gerekend. De steeds toenemende invoer van vreemde, voor-
ai Engelsche, saaijetten en wollen garens, brengt aan deze fa-
brijken groote nadeelen toe. Dezelve bestaan reeds sedert lan-
gen tijd, hetwelk welligt met de vroege en uitgebreide
Schaaps - teelt op de Veluwe in verband kan worden gebragt.
De Veenendaalsche wolmarkt is, zoo niet de eenige, althans
de aanmerkelijkste, in ons land. De juiste tijd, wanneer de-
zelve werd ingesteld, is ons onbekend gebleven. Zij heeft
plaats, in de maanden Junij en Julg , wekelijks eenmaal,
terwijl uit de
Betuwe reeds in Mei wol wordt aangebragt.
De hoeveelheid wol, welke hier jaarlijks ter markt wordt
aangevoerd, bedraagt ruim 300,000 Ned ponden. Dezelve
komt voornamelijk uit
Gelderland, Holland, Utrecht, Over-
jssel,
en Friesland, en wordt voor gereed geld verkocht.
Deze markt wordt alleen door binnenlandsche handelaren, zoo
als uit
Kampen, Leyden, Delft, en Boord-Brahand, na-
melijk
\'vs.n Eindhoven, Tilburg, en andere plaatsen, die de
wol voor deze fabrgk-steden aankoopen, bezocht.

Het is de Heer g. g-. sandbeii& planten", Medicinae Doc-
tor,
te F eenendaal, die wel de goedheid heeft willen heb-
ben aan mg deze bijzonderheden mede te deelen.

Te Moordrecht, en in de omstreek, zijn de kammerijen
grootendeels te met gegaan. Voor ongeveer dertig jaren en
vroeger, werd in de Stad
Utrecht mede eene aanzienlijke
hoeveelheid wol ter markt gebragt, welke des Yrijfiags ge-
houden werd. Zuiks is allengs afgenomen, en thans geheel
opgelioudcu.

-ocr page 182-

op het Schaap gewasschen; doch de kortslaarlen of
Texelaars worden ongewasschen geschoren. De tijd,
welke tusschen het wasschen en scheren\' verloopt, be-
draagt ten minste acht dagen; somtijds twee of drie
weken, naar mate van het weder. Op de klei scheert
men in daggeld, of bij het stuk. Op het zand helpen
de buren doorgaans elkander, waarvoor zij dan een
vriendschappelijken maaltijd genieten. Een goede scheer-
der wordt gerekend 28 of 30 Schapen, op eenen dag,
te kunnen ontblooten.

Het vet - mesten der Schapen was vroeger hier meer
dan thans in gebruik. Het geschiedt evenwel nog,
door enkele tabaks - planters, om zeer
krachtigen en
vetten mest te bekomen. Tot deze mesting bezigt men
hooi en veel boonen.

Een vette Hamel weegt gewoonlijk van 25 tot 35
Ned. ponden in den herfst; in enkele gevallen 45 , en
zeer zeldzaam 50 Ned. ponden, in het voorjaar. De
Schaaps - mest is in deze Provincie van groot belang.
Niet alleen wordt dezelve, gelijk elders, gebezigd ter
vruchtbaarmaking der zand - gronden, maar bovendien
is deze mest noodzakelijk voor de teelt van den tabak,
die te
Amersfoort, (1) Rheenen, alsmede in Gelder-
land
gedreven wordt. Voor deze verbouwing wordt dan
ook de mest het duurst betaald, en, in zoo ver staat

1  De prijs van den Schaaps - mest is dus, naar den gun-
stigen of min voordeeligen toestand van den tabaks - bouw,
zeer onstandvastig, verschillende namelijk van/5,00 tot /"IS,00
het maat-voeder. Deze mest wordt, zoo als wig gezien heb-
ben , uit onderscheidene streken, met grootere en kleinere
schepen, aangevoerd, houdende van, 20 tot 60 maat-voeders
Het wegen van den mest, bij de ontlading, geschiedt in ee-
ne, in het water liggende, schuit, die men
maat-schouw
noemt, liet getal schepen, waarmede de mest wordt aange-
bragt, is, almede naar den meerderen of mindei-en bloei der
tabaks-teelt, zeer vcrsclüiiende, aoo als uit de volgende op-
gave blijken kau:

-ocr page 183-

de Sehaaps-teelt alhier met den tabaks-bouw in zeker
verband; zoodat de eerste met den ongunstigen toestand
der planting van dit handel - gewas, wat derzelver op-
brengst betreft, aanmerkelijk is afgenomen. — Dezelve
wordt berekend naar het maat-voeder, wegende 2600
oude of 1300 Ned. ponden. De mest is, in de voor-
deeligste tijden van den tabaks-bouw, wel eens voor
f 16 00 tot ƒ 17,00 verkocht, terwijl er ook tijden zijn
geweest, dat dezelve genoegzaam geene waarde had,
en voor ƒ 3,00 kon gekocht worden.
In het jaar 1832,

In 1790 bedroeg

hetzelve

172.

s 1791

«

«t

161.

« 1792

«

149.

« 1793

«c

132.

« 1794

«

123.

« 1795

«

«

91.

« 2796

«

«

il6.

« 1797

«

«

141.

<r 1798

K

143.

« 1799

«

«

356.

tt 1800

«

«

104.

« 1801

«

«

85.

fi 1803

«

«

115.

ff 1803

te

«

87.

« 1804

«

t

84.

1805

«

94.

« 1806

«

C<

82.

« 1807

«

«

83.

« 1808

«

«

81 Schepen.

Behalve deze hoeveelheid wordt er nog veel Schaaps- mest
in de omstreek van
Amersfoort, Nykerk, enz. gewon-
nen, welke mede aldaar, tot hetzelfde oogmerk, wordt ge-
brmkt (R. 7. BHouwEa,
Berigt wegens de Tabaks-teelt
omtrent Wykerk, bijzonder in
1808, medegedeeld aan de
Hollandsche Huishoudelijke Maatschappq, in het
ßfagazijn van
raderlandscken Landhow
van j. Kors, D. VI. bladz. 212
en verv.)

-ocr page 184-

is dezelve verkocht voor ƒ 11,00 en ƒ 12,00, doch ook
voor ƒ 14,00, en ƒ 15,00. In 1833, gold dezelve
ƒ8,00 tot ƒ10,00. In 1834, van ƒ5,50 tot ƒ 6,75.
De gemiddelde prijs van den Schaaps-mest, als het met
den tabak goed gesteld is, mag gerekend worden op
ƒ 10,00. Een getal van 50 Schapen wordt gerekend jaar-
lijks 30 tot 50 maatvoeders mest te kunnen maken,
welk verschil van hoeveelheid afhangt, of de Schapen
in den zomer, over dag, veel of weinig, en, in den
winter, langer of korter in de hokken worden gehou-
den. De deugdzaamheid van den mest verschilt naar
mate van de oplettenheid der strooijing, en gelijkheid
van den hoop, en der broeijing; ook bijzonder naar
de ruimere of schralere voedering der Schapen, en den
aard ,der voedsels. De mest, waarbij de uitwerpselen
in plaggen worden opgenomen, en daarmede vereenigd,
heeft mindere waarde, dan die, welke met stroo is
gemengd. De eerste wijze wordt daarom ook niet ai-
gemeen gevolgd, hoewel sommige landbouwers, voor de
bemesting der rogge - landen, de uitwerpselen alleen in
zand en plaggen opvangen. Men noemt dezen
schra-
len,
den anderen vetten mest. — De mest-kelder wordt
meestal slechts eens in het jaar opgeruimd, en zulks
met bet eind des winters,
wanneer de bouwing van
den tabak en der zomer - gewassen begint. Daar, waar
de
Schaaps - mest voor de verbouwing van winter - granen
wordt gebezigd, voert men denzelveu ook in het najaar uit.

Het Veluw ■^Schaap, dat in Utrecht gehouden wordt,
brengt ook hier gewoonlijk slechts één lam ter wereld;
nu en dan echter twee. De Herdérs willen, dat deze
meerdere vruchtbaarheid vooral afhangt, of de Ram
een
eenling of tweeling is. Is deze een tweeling,
zoo zou zulks invloed hebben op het verwekken van
tweelingen. Men houdt het algemeen alhier mede niet
voordeelig, dat de moeders twee lammeren op eens
voortbrengen, dewijl zij dikwijls kleiner zijn en achterlij-

-ocr page 185-

ker blijven, indien de moeder dezelve niet zeer goed
verzorgen kan; en omdat zij, door het opbrengen van
twee jongen, ook te veel lijdt. Om deze reden wor-
den ook bij voorkeur Rammen gekozen, welke eeidin-
gen zijn.

De Ooijen worden zelden gemolken, dewijl het ma-
ken van Schaaps - kaas algemeen niet voordeelig wordt
geacht, en zulks niet kan geschieden, dan door dit
voedsel aan de lammeren te onttrekken, en den woI-
groei te benadeelen. De lammeren worden met den
ouderdom van drie of vier maanden gespeend. Vele
gewennen zich, grooter wordende, van zelve af, en
de moeders houden dan ook op melk te geven,\' en
worden van zelve droog. De zuig - lammeren waren
voor twintig jaren zeer gezocht; thans zijn dezelve wei-
nig in trek.

Indien men de moeder - Schapen melkt, zoo worden
zij
\'savonds van de lammeren afgezonderd, en den vol-
genden morgen gemolken, voor dat zij uitgaan; doch
het melken geschiedt slechts
eens daags, zoo W als
de lammeren zuigen. Vervolgens melkt men de Ooi-Scha-
pen twee malen daags, en houdt daarmede gewoonlijk
drie maanden aan, nadat de lammeren zijn weggeno-

men.

.Men snijdt het Schaap hier geenszins de staarten af,
gehjk m sommige streken van
Gelderland. Een lange
staart wordt, door de Herders, algemeen voor een sie-
raad van het Schaap gehouden {-). Is dit deel nogtans
ongemeen lang, zoodat het ondereind in den modder
sleept, dan kort men den staart wel eenigermate in.

Men is hier evenwel zorgvuldig, om de moeder ~Scha-
pen, tegen den lamtijd, de wol rondom den uijer en

gen
meld.

-ocr page 186-

de staarten weg te scheren, ten einde het zuigen der
lammeren
gemakkelijk te maken; iets, hetwelk vooral
bii de gene, die voor het eerst lammen, noodzake-
lijk is, bij welke veelal de uijers sterk met wol zijn
begroeid. Geschiedt zulks niet, zoo kunnen de lammeren
de tepels niet alleen moeijelijk vatten, maar zij slikken
ook veelal wol binnen, welke zich in de maag tot bal-
len vormt. De lammeren komen daarbij in kwijning en
sterven.

Het ongans, het rotkreupel, de opzwelling of opge-
blazenheid, de verhitting of bloedziekte, de duizeligheid
of draaiziekte, de hoest, het schurft, en de schuring,
zijn de meest gewone ongesteldheden, waaraan de Scha-
pen alhier onderworpen zijn, gelijk mede de pokken
enkele keeren onder de kudden heerschen (1).

1  De Commissie van Landbouw in Utrecht deed, inbaar
uitgebragt advrip, aangaande de, verbetering der wol (zie bladz.
IX. ) , het gevoelen kennen, dat sommige Provinciën van
Noord-Nederland, wegens
den lagen bodem, ongeschikt moe-
ten geacht worden voor de teelt van het Spaansche Schaap,
hetwelk beter tiert
ia streken, welke zich door eene drooge
luchtsgesteldiicid en hooge ligging onderscheiden. Hier zal men
de teelt van Spaansche, en, welligt met
meerder voordeel,
van Sasische Schapen kunnen
aanmoedigen; waartoe zich ook
het Engelsche
Zuiderduin-Schaap aanbeveelt. Zonder tot de
allerfijnste rassen Ie behooren, bezit dit Schaap, eene vacht
van middelbare fiiubeid, en de wol heeft eene matige lengte,
het midden houdende tusschen de wol der Merinos en van
sommige gewone Schapen, De vacht is zeer digt, en van ee-
ne goede hoedanigheid voor gewone lakens. Het Schaap zelf
bezit eene uitstekende geschiktheid, om vet te worden, is
sterk, en verdraagt de koude zeer goed. Yoorts oordeelt de
Commissie, dat tot het kruisen onzer langwollige rassen met
vrucht zal kunnen worden gebezigd het
Visley- of New-
Schaap, hetwelk ook op lage en vochtige gronden
schijnt te kunnen leven, en fraaije lange öf kam-wollen op-
levert.

-ocr page 187-

ZEELAND.

De Schapen, welke op de verschillende Eilanden, die
de Provincie
Zeeland uitmaken, alsmede in Zeeuwsck
Vlaanderen
, worden aangetrolFen, behooren voor het
grootste gedeelte tot het ras, hetwelk wij onder den
naam van het
kortstaartige of kust - Schaap beschreven
hebben. Hoewel de Schapen in de onderscheidene Di-
stricten van
Zeeland in algemeene eigenschappen groo-
telijks overeenkomen, zoo bestaat er toch tusschen de-
zelve hier, gelijk elders, eenig verschil. Dit is even-
wel, ten aanzien van alle, naauwelijks aanmerkelijk ge-
noeg, om onder bijzondere beschrijvingen te worden opge-
nomen. Er bevinden zich onder dezelve voorzeker bas-
terd - soorten, door de vermenging der Texelsche en
Friesche verscheidenheden. De meeste komen, wat den
krommen neus, de hoogere beenen, en ligchamelijke
gestalte betreft, veel met de laatste overeen, hoewel
kleiner vallende, dan het groote Friesche Schaap. Ook
is derzelver wol, over het geheel, korter dan die der
Texelsche of Noord-Hollandsche Schapen. De staart
valt mede korter , en, in dit opzigt, zweemen zij naar
de laatste.

Hoewel wij ons voorgenomen hebben alleen over de
inlandsche Schapen te handelen, voor zoo ver zij als
oorspronkelijke, tot ons land behoorende, rassen kunnen
worden aangemerkt, zoo meenen wij in dezen, om-
trent
Zeeland, eenige uitzondering te moeten maken, met
opzigt tot de Schapen, welk voornamelijk in
Zeeuwsck
of Staats - f laanderen bestaan, en ook in andere stre-
ken, zoo als op het Eiland
Schouwen, reeds zijn over-

-ocr page 188-

gebragt. Deze soort van Schapen schijnt hier eeniger-
mate als gevestigd te kunnen worden beschouwd, wes-
halve wij over dezelve met een enkel woord zullen
spreken. Zij onderscheiden zich door een längeren, met
meer wol bezetten, staart, welke eene lengte van ruim
vier palmen bezit, en tot even over het spronggewricht
of de hielen reikt. Dezelve zijn, over het geheel, iets
fijner en kleiner dan het gewone Schaap met korten
staart, ofschoon fraaijer en edeler van gestalte. Zij
zijn thans doorgaans bekend onder den naam van
Vlaam-
sche
Schapen.

Het opgegeven kennelijk verschil zou aanleiding kun-
nen geven tot de veronderstelling, dat het langstaartige
Zeeuwsche Schaap als eene verscheidenheid van het Ve-
luw - Schaap zou moeten worden aangemerkt. Dit is
evenwel geenszins het geval. Volgens gedane nasporin-
gen , is deze verlenging en begroeijing van den staart
met langere wol - haren, de uitwerking eener kruising,
weike het Zeeuwsch - Vlaamsche Schaap heeft ondergaan
met een vreemd, uit Frankrijk afkomstig, ras (1) , dat
reeds vroeger in België is ingevoerd geworden, met het

1  Het heeft mij niet mogen gebeuren met volkomene ze-
kerheid te
vernemen, tot welk ras dit ingevoerde Schaap heb-
be behooi-d. "Waarschijnlgk komt het mg evenwel voor, dat
hetzelve van Spaanschen oorsprong zal zijn geweest. In Oost-
Vlaanderen namelijk, is men, reeds in 1808, begonnen de
wol te verbeteren, door een Spaanschen Ram met fijne Bra-
bandsche Schapen te doen koppelen, waardoor een gemengd
ras werd voortgebragt, niet te klein voor de Slagters, en
eene wol bezittende, fijner en langer dan de inlandsche Scha-
pen (
Staat van den Landbouw van 1825 bladz. 118). Eene
afbeelding van dit gekruiste Schaap, door den Heer Vee =
arts
j. vak hertujIj voor mij vervaardigd, doet, door deu
längeren en bewolden staart, de vermenging met een lang-
siaartig
ras kennen.

-ocr page 189-

oogmerk, om de wol-soorten aldaar te verbeteren.
Men heeft daarvan ook met voordeel in
Oost- en West-
Vlaanderen gebruik gemaakt, alwaar dus ook deze
Schapen
reeds in menigte worden aangetrolFen. Dezel-
ve zijn, uit de gemelde streken, naar
Schouwen over-
gebragt, doch bestaan hier niet in die volkomenheid,
als in de opgenoemde gewesten. Zulks is vooral daar-
aan toe te schrijven, dat de kruising niet regelmatig
genoeg wordt voortgezet. In de overige eilanden is
deze soort nog min talrijk, alwaar men nog meer het
gewone Zeeuwsche Schaap aanhoudt. Daar de wol-
vacht der langstaartige Schapen eene betere hoedanig-
heid bezit, meent men, dat van eene meer algemeene
kruising der Zeeuwsche Schapen met de verbeterde Vlaam-
sche Rammen, vooral, indien dezelve met nog meerdere
naauwgezetheid wordt in het werk gesteld, ongetwij-
feld , in het vervolg, voordeelige uitkomsten kunnen
worden verwacht.

De gemiddelde zwaarte der vette Schapen, welke ge-

-ocr page 190-

woonlijk op het tweede of derde jaar geslagt worden,
kan óp 30 Ned. ponden worden gerekend.

Ten aanzien der vruchtbaarheid heeft een aanmerke-
lijk verschil, met betrekking tot onderscheidene kudden,
plaats. In vele werpen de Ooijen jaarlijks slechts één
lam; in andere doorgaans twee, doch zeldzaam meer.
Dit verschilt evenwel nog wederom, in het eene jaar,
vergeleken met het andere, daar men in sommige jaren,
over het algemeen, rekenen kan, dat ruim een derde
gedeelte der kudden twee jongen werpt. Men stelt hier
ook als zeker, dat zoowel de saizoenen, als de meer
of min naauwkeurige en ruime verzorging van het Schaap,
op het werpen van een of meerdere jongen groo len in-
vloed beeft. Zoo heeft men opgemerkt, dat in de nat-
te jaren, de moeder - Schapen algemeen slechts één lam
werpen; terwijl tweelingen menigvuldiger voorkomen,
naarmate de saizoenen voor deze dieren gunstiger zijn.

Wanneer evenwel een Ooi - Schaap twee lammeren ter
wereld brengt, is het eene algemeene gewoonte slechts
één lam bij de moeder aan te houden, terwijl een der-
zelve dadelijk na de verlossing wordt gedood. Als de
reden dezer, schijnbaar met het belang der landhuis-
houding strijdige , handelwijze , wordt aangevoerd , dal,
volgens de ondervinding, de moeder - Schapen slechts
in staat zijn, een
jong op te brengen, en dat, in-
dien
zij twee moeten voeden, niet zelden de moeder
en de lammeren ziek en kwijnende worden, zoodat,
vooral bij eene ongunstige gesteldheid van het voorjaar,
de laatste verloren gaan.

Be Schapen worden hier algemeen in kudden gehoed,
en grazen zeldzaam bij hel overige vee in de weiden.
De kudden bestaan gewoonlijk uit 150 tot 200 stuks;
zelden uit een grooter getal. Men
houdt dezelve
voornamelijk op de uitgestrekte, zoogenaamde schorren,
of buitendijksche landen, en deze noemt men, in den
wandel
sckor- Schapen.. Zij zijn de talrijkste, en vppÏ-

-ocr page 191-

al de beste. De binnen - kudden worden langs dijken
en wegen, en , in den herfst, op de stoppel - landen ge«
voed.

De kudden behooren, voor het grootste gedeelte, aan
voorname landbouwers. Het hoofddoel, waartoe het
Schaap hier wordt gehouden,
is het voordeel der wol
en van den mest. Van zuivel - gewin wordt, in deze
Provincie, weinig of liever geen werk gemaakt.

De vacht, welke eenmaal in het jaar, en wel op het
laatst der maand Junij, of om St. Jan, wordt afge-
schoren , levert, door elkander gerekend, van 5 tot
7
halve Hed. ponden wolle op; de vachten der jarige lam-
meren worden op 2- tot Sg halve Ned. ponden ge-
schat. De prijzen, welke men, in het algemeen, voor
de wol bedingen kan, beloopt van 30 tot 46 stuivers,
iets meer of minder, naar het Verschil der kwaliteit,
voor den zoogenaamden
sfeen, of zes halve Ned. pon-
den. In
Staats - Vlaanderen hQzïi de wol altijd eenige
meerdere waarde , zoodat men hier gewoonlijk ƒ 2,60,
tot ƒ3, voor de 6 halve Ned. ponden bedingen kan.
Wat de hoedanigheid en verwerking der Zeeuwsche
wol betreft, zoo is dezelve tamelijk lang en fijn, niet
harig, en zij bezit weinig krimp. De kleur is niet volko-
men helder wit, maar, door den aanhangenden mest,
meestal onzuiver en smotsig. Bij de schor - Schapen is
de wol inzonderheid door het zand verohti-einigd. In
het algemeen wordt er geen werk van gemaakt, oni
de wol, hetzij vóór of na de schering, te zuiveren,
zoodat men bij de wassching nagenoeg een derde ver-
lies van de opgegevene hoeveelheden zal mogen aftrek-
ken. Alleen in
Zeeuwsch - Vlaandeven gaat men , ook
in dit opzigt, met meerdere naauwkeurigheid te werk,
waarom de wol dan ook hier zuiverder, en witter van
kleur, voorkomt, terwijl zij, gelijk gezegd is, fijner
en van eene betere hoedanigheid is. — 13e Zeeuwsche
wol heeft de eigenschap met de meeste inlandsche wol-

-ocr page 192-

len gemeen, dat zij zeer geschikt is, om geverwd te
worden. Zij kan, voor het overige, dienen tot de
vervaardiging van grove lakens, dekens, en voor ef-
fene en gestreepte baaijen - stoffen , zoogenaamde kraan-
oog , alsmede voor boezels, enz.

Dezelve wordt gewoonlijk opgekocht bij de eigena*
ren der Schapen, en naar
Tilburg, Eindhoven, en
andere fabrijk-plaatsen
\'va. Noord-Brahand, verzonden, —
ook naar
Leyden, doch minder algemeen. Dezelve pleeg-
de ook wel naar
België te gaan, hetgeen voornamelijk
het geval was ten aanzien der wol uit
Staats - Vlaande-
ren,
uit welke aldaar duffels, en vooral kousen, ge-
breiden en geweven borst - rokken, en dergelijke klee-
ding-stukken worden vervaardigd. De Zeeuwsche wol
schijnt overigens zeldzaam naar buiten \'s lands te wor-
den verzonden, tenzij misschien somwijlen met de Noord-
Hollandsche, Friesche, en Groningsche, onder dezelfde
benaming, naar Frankrijk.

Ten aanzien der gezondheid kan men zeggen, dat de
Schapen hier, in het algemeen, niet zeer aan heerschen-
de of bijzondere ziekten onderhevig zijn. De leverbot-
ziekte of het ongans is de voornaamste ongesteldheid ,
waaraan de Schapen, ook in deze Provincie, in natte
saizoenen, te lijden hebben, en waarvan de bekende
ongunstige jaren, bovenal treurige voorbeelden hebben
opgeleverd. Het is evenwel zeker, dat zij hier niet zoo
spoedig en algemeen door deze ziekte worden aange-
tast , dan wel in sommige andere gewesten van ons
land. Het minst zijn aan deze kwaal de Schapen bloot-
gesteld , die op de schorren of uiterwaarden worden ge-
hoed : hetwelk ongetwijfeld aan het ziltige en specerij-
achtige voedsel, dat zij , op deze landen, bij voortdu-
ring, kunnen genieten, mag worden toegeschreven. Het
klaauw- of voetzeer, ook de bloedziekte of het milt-
vuur, komen, iu sommige jaren, voor; doch andere
ziekten, aan het Schaap eigen, zoo als bij v. de pokken

-ocr page 193-

en schurft heerschen slechts zeldzaam onder de kudden,
of zijn hier ten minste minder gewoon, dan in de
meeste
andere Provinciën. Deze gunstige gesteldheid laat
zich,
onzes oordeels , grootendeels afleiden uit de eigen-
aardige en afgezonderde ligging der eilanden, en de
daaruit voortvloeijende mindere aanraking der kudden,
onderling, en met vreemde Schapen

-ocr page 194-

DRENTHE.

Wij hebben reeds vroeger de algemeene ras - kenmer-
ken opgegeven, waardoor het
kleine langstaariige en
gehorende Heide - Schaap
zich van de overige inlandsche
rassen onderscheidt, en zullen nu over hetzelve hande-
len, zoo als het, in deze Provincie, naar deszelfs ver-
scheidenheden , en de wijze van onderhoud en bestem-
ming, voorkomt. De aanzienlijke kudden , welke in Dren-
the gehouden worden, bestaan nagenoeg bij uitsluiting,
uit dit ras.

Er bestaat opzigtelijk de grondsgesteldheid, het voed-
sel, dat voor de kleine Heide - Schapen dient, en de
verdere omstandigheden, waaronder zij verkeeren, inéén
woord, ten aanzien der algemeene levenswijze, in het
geheele Gewest, eene groote overeenkomst; weshalve men
dan ook geen aanmerkelijk verschil, met betrekking
tot de gestalte, deugdzaamheid, en landhuishoudelijke
bestemming van dit ras,
waarneemt. Er kan nogtans
eene onderscheiding gemaakt worden met opzigt tot de
kleur der wol , welke voor het geheele gewest van toe-
passing is, dewijl de Drentsche Schapen, \'onder de be-
namingen , die zij hierdoor verkrijgen, algemeen bekend
staan, terwijl derzelver eigenschappen, voor zoo ver deze
nog eenigermate verschillen, daarnaar bepaald worden.
Ik bedoel de verdeeling in
Witten, Vosse - koppen, en
Zwarten.

-ocr page 195-

I. WITTEN. Deze zijn het meest algem»een verspreid,
en maken het grootste getal der Schaaps-kudden uit.
Zij worden, om derzelver wol, het meest geacht; doch
dezelve zijn minder sterk van gestel dan de overige
soorten, wordende meer dan deze door kwijnende ziek-
ten aangedaan. Deze Schapen zijn algemeen geheel wit.
Somwijlen ziet men enkele onder de kudden, die hier
en daar over het ligchaam zwarte wol-plekken heb-
ben , welke Schapen dan
honten genoemd worden.

De wol is, ofschoon grof harig, echter veerkrachtig.
De\'witte Schapen brengen, over het geheel, eene meer-
dere hoeveelheid wol dan de overige soorten op. Zij
wordt voor de beste gehouden, en voor den betrek-
kelijk hoogsten prijs verkocht.

n. YOSSE - KOPPEN. Deze volgen in algemeenheid op
de
witten. Dezelve zijn, wegens de sterkere hgchaams"
gesteldheid, meer tegen vermoeijenissen en den invloed
des weders bestand , en dus minder aan ziekten, bij-
zonder het ongans, onderhevig dan de reeds genoemde.
Zij bezitten ook boven deze, bij dezelfde voedering,
eene meerdere geschiktheid tot vetwording. Uit dien
hoofde zijn de Vosse - koppen beter voor de slagtbank
geschikt. Derzelver wol «venwel wordt beneden die der
witten geacht, daar dezelve smotsiger en grofhariger
valt. \' ,

Er bestaat bi_i de Vosse - koppen nog verschil opzig-
telijk de kleur van den kop en de beenen, en zij wor-
den
hiernaar wederom onderscheiden in donke7\'e, blee-
ke ,
en gemengde Vosse - koppen.

a. Donkere Vosse - koppen. Deze hebben een\' don-
ker bruinen kop , en even zoodanig gekleurde beenen.
De wol is algemeen nog grover dan die der bleeke en
gea^iengde vossen. Het onderscheid is evenwel zoo ge-
ring\', dat de landlieden er geen verschil in maken. Zij
ïijn echter ruim zoo duurzaam en sterk als de laatste.
h. Bleeke Fbssé - koppen- Deze verschilleit van de

-ocr page 196-

donkere vossen alleen daarin, dat derzelver kop en bee-
nen licht bruin zijn, meer naar het gele overhellende.
Dit verschil van kleur zal voornamelijk aan de ver-
menging van de onderscheidene gekleurde soorten moe-
ten worden toegeschreven. Over het geheel zijn de jon-
ge Vosse koppen, zoowel de Rammen als Ooijen, don-
kerder dan de oudere Schapen, en dezelve worden,
met den toenemenden ouderdom, lichter van kleur.

c. Gemengde Vosse - koppen. Bij deze bestaan aan
den kop en de beenen hier en daar witte stippen of
plekken. Bevindt zich zoodanige kleur - menging aan den
kop, dan heeft dezelve ook standvastig aan de beenen
plaats, en omgekeerd (1).

De wol der gemengde is ruim zoo goed als die der
donkere Vosse - koppen ; doch, ten aanzien der minde-
re h\'gchaams - sterkte, naderen zij meer tot de
witten.
Deze gemengde Vosse - koppen kunnen gerekend worden
aoowel tot de donkere als bleeke vossen te behooren,
en moeten als eene variëteit of voor cenc vermen^\'ini?

O ó

dezer beide soorten worden beschouwd.

III. ZWARTEN, (f) Deze onderscheiden zich van de

1  De ondervinding omtrent het kruisen der inlandsche
Schapen met het Engelsche Zuiderduin - ras, hetwelk een don-
ker bruinen kop en even zoodanig gekleurde beenen bezit, be-
vestigt de waarneming, dat de kleur van deze deelen bg al
de nakomelingen, in meerdere of mindere mate, overeen-
komt, en dat dezelve sterk naar den vader overerft.

(f) Onder de overige Rassen wordt een veel geringer ge-
tal van zwarte Schapen aangehouden dan bg bet kleine of
Drentsehe Heide - Schaap, hetwelk eene reden is, dat, bij
de bijzondere beschrgvingen der eerste, daarvan geene mel-
ding door ons is gemaakt. Wij willen hier doen volgen het^
geen ons later, ten aanzien der zwarte Schapen, in verschil-
lende Provinciën bestaande, is medegedeeld.

In Gelderland, op äeVeluive, namelijk in de omstreken van
JpddQQrfi,V(lassen^ Epe, Meerde, en Oen, bedraagt het ge-

-ocr page 197-

willen en de Voissen, gelijk hunnen naam aanduidt,

door eene zwarte vacht. De kop is git zwart van kleur,

-ocr page 198-

eren als de beenen , en deze deelen zijn glad en glim-
mend. De wol is meer vaalachtig zwart, en deze is,

-ocr page 199-

vööïnamélijlc langs den buik en de biiien mei bruine
grijze haren doormengd. Hierdoor wordl aan de stof-

-ocr page 200-

fen, die van deze wol worden vervaardigd, eene soort-
gelijke kleur medegedeeld.

Deze zwarte Schapen vindt men, door de geheele Pro-
vincie, onder de kudden verspreid? doch derzelver ge-
lal is op ver na niet zoo groot als dat der overige; en
uit vrees, dat men te veel van deze kleur zal ver-
[ krijgen, worden de zwarte Rammen meest gesneden,
waardoor meermalen, in deze of gene kudden, gemis
van zoodanige zwarte Schapen ontstaat.

Derzelver wol is van mindere waarde dan die der
witte Schapen; en ware het niet, dat dezelve voor
het eigen gebruik der landlieden gewild was, dan zou-
den misschien de zwartwollige Schapen nog in een min-
der getal of geheel niet worden voortgeplant. Zij ge-
ven meer haar en minder wol, in evenredigheid der
overige soorten.

Somwijlen zijn de zwarte Schapen van bijzondere witte
leekens voorzien. Onder deze komen, als de voornaam-
ste, in aanmerking: de ^0/en
bles, welke zich, even
als bij de Paarden, op het voorhoofd en den neus be-
vinden; voorts ook éére,
twee^ dtie, ol ook wel vier
witte beenen.

Tot de min gewone teekens kan men brengen: de
wittQ kringen rondom een of beide oogen, en den
hals
, van eene verschilljende breedte, benevens een hal-
ven of gedeeltelijk witten staart.

Behalve de drie, hier boven beschrevene, verscheiden-
heden van kleuren, die aan deze Schapen eigen zijn,
treft men, onder de kudden, nog enkele Schapen aan,
welke algemeen bij den naam van
Smodde - koppen be-
kend zijn. Deze ontslaan mede door de paring van een
wit Ooi-Schaap met een\' Ram der donkere Vosse-
koppen. Zij hebben een vaal-zwarten kop, welke me-
de
van grijze en witte haren voorzien is, en derge-
lijke beenen. De wol is, ofschoon smotsig, nogtans grijs-
achtig wit van kleur, en wordt nuet de geheel wille

-ocr page 201-

wolle in fijnheid en deugdzaamheid gelijk gesteld, ter-
wijl deze Schapen overigens in ligchaams - sterkte en ge-
schiktheid voor de vetwording de Vosse-koppen eve-
naren. De
Smodde-koppen worden geenszins het minst
geacht, doch
zijn zeer schaars, en worden het meest in
de hooge streken aangetroffen.

De Rammen der Drentsche Schaaps - soorten zijn alle
van omgebogene of gekrulde en gekringde horens voor-
zien, die eene verschillende en somwijlen aanmerkefij-
ke lengte
verkrijgen. Men heeft er aangetroffen, die 65
Ned. duimen lang waren. Bij de witten staan de ho-
rens\' meer uitgebreid, zich sterk zijdwaarts uitstrekken-
de. Bij de Vosse-koppen buigen dezelve zich nader
aan
den kop om.

Op deze horens vindt men, behalve de gewone krin-
gen 4 van afstand tot afstand, nog andere, welke dig-
ter in een zijn geslingerd, en eene eenigzins golvende
rigting hebben. Deze zijn van de overige kringen, wel-
ke over de
oppervlakte van den geheelen horen-koker
loopen, duidelijk onderscheiden, en kunnen dienen, pm
het toenemend getal jaren der Schapen te bepalen. De-
zelfde ouderdoms-kringen zijn ook
aan de horens dec
wijfjes kenbaar.

Van nabij beschouwd, bestaan deze kringen uit vijf
tot acht fijnere kringetjes, die rondom den geheelen
horen-koker heen loopen, doch vooral aan de buiten-
ste en binnenste vlakte veel digter ineengedrongen staan,
en meer of min op elkander liggen. Zij zijn even
verheven, doch niet zoo dik of breed, als de algemee-
ne horen - kringen. De afstanden der ouderdoms - krin-
gen worden korter, naarmate de omtrek van den ho-
ren-koker dikker, en dit deel tevens langer wordt: zoo-
dat deze kringen , bij vermeerdering van jaren, besten-
dig nader tot elkander komen te staan. De aftlaöden
der buitenste kringen naar de punt des horens toe zij.a
dus altijd grooter dan nader aan den kop.

-ocr page 202-

De bedoelde kringen schijnen niets anders te zijn dan
eene soort van likteeken op den horen
-koker, en ge-
vormd te worden door de hoorn - stoffe, welke elk
jaar, als bij vernieuwing, wordt uitgestoten. Het komt
ons voor, dat de kortere afstanden der kringen, bij
den toenemenden ouderdom, iu een onmiddellijk ver-
band staan met de afnemende groeikracht der wol (1),
vit welke de uitwendige plaat of laag van den horen - koke^
wordt gevormd, gelijk zulks, met opzigt tot de horens
en hoeven van\'Paarden, Runderen, en anderedieren, uit
de haren, welke deze deelen omringen, geschiedt (f).
De geelbruine kleur der horens bij de Vosse-koppen
komt overeen met die
der wol-haren van den kop en
derzelver kortere ombuigingen schijnen eene\' sterkere
Jmmpkracht der wol aan te duiden boven die der wit-
koppen. Daar de bedoelde kringen der horens, hoeda-
nige men bij de Runderen zeer wel kent, ofschoon bij
deze niet geheel op dezelfde wijze wordende gevormd ten
aanzien der Schapen niet algemeen opgemerkt of be-

1  Ik durf nïet bepalen, of het getal dezer kringen zich,
gedurende den geheelen natunrlgken leeftgd van het Schaap,
Wgft vermeerderen. Dewijl de wol, voor zoo ver zg
niet
wordt afgeschoren, na verloop van eenige jaren, gelgk wg
vervolgens zien zullen, nJel meer aangroeit, zoo is het waar-
schijnlijk, dat de bedoelde kring - vorming zich hiernaar regelt,
zoodat dezelve op zekeren leeftijd ophoudt. Men zou dit° bi[
oude Rammen dienen waar te nemen, waartoe mij tot dus
ver de gelegenheid heeft Ontbroken.

(t) , G. SANWFO^, Over de vorming en ontwikkeling der
horens van zogende dieren in het algemeen, en die der
Ilertebeesten tn het bijzonder: in de Nieuwe Ferhandeïin.
gm der Eerfie Klasfe van het Koninklijk-Nederlandsche
Instituut,
Tweede Deels Eerste Stuk, bladz. 78.

A. NUMAW, Beschrijving van een misvormd Schaap, met
overtolligheid vt.ti deeten, in dezelfde Verhandelingen, Vier*
«fe DaeU Eerste \\Siuk, bladz. 3 en veiv.

-ocr page 203-

schreven zijn (»), heb ik hel niet ondienstig geacht
hierover eenigzins breedvoerig te handelen.

Ten einde den ouderdom der Schapen uit deze krin-
gen te beoordeelen,
dient te worden aangemerkt, dat de
verst van den kop
verwijderde kring de lengte des horens
te kennen geeft, van het voorhoofd af tot aan het einde of
de punt des laatsten
deels, bij de intrede van het Schaap
in het tweede jaar.
De kring bevindt zich dan on-
middellijk aan den grond des
horen - kokers, en kan
worden
waargenomen, indien het haar rondom denzel-
ven
eenigzins wordt terug gestreken, dewijl de kring,
zich alsdan nog kort aan den kop bevindende, door de
wollige haren overdekt wordt. Het ontstaan van dezen

(*) OiiviEK DE SERRES, (iThéaire é? Agriculture, etc,
Tom. I. p. 560) vermeldt, in de uitgave van dit werk,
Bouen 1635, p. 285, reeds deze kringen, als kenmerken
van deu ouderdom der Scliapen. In de Parqsche Uitgave vaa
1804, wordt derzelver bestaan, door hen, die dezelve met
hunne
aanmerkingen en bqvoegselen hebben vermeerderd, als twijfelach-
tig opgegeven. De waarneming van
de serkis komt met de waar-
heid overeen. Bij de
gehorende Geiten bestaan dezelfde kenteeke-

nen..PtlNlus doelt waarschijnlijk op dezelve, wanneer hij van de-
ze dieren sprekende, zegt:
ïïon omnibus cornua, sed qui-
hns sunt, in his et indicia annorum per inerementa nodo^
rum {Jlist Watur.
Lib. YIH, Cap. L. ) En wanneer hij er
bijvoegt, dat de Geiten, aan welke de horens zijn afgekort, meer
melk geven
[Mutilis major lactis ubertas), blijkt daaruit,
dat de betrekking, welke tusschen de
melk - afscheiding, als
geslachts-verrigting, en den hoorn-groei bestaat, ook toen niet
onbekend was. Onze landlieden zien steeds op de fijne ho-
rens hij de melk-koeqen, en het ongehorende Rxmd word£
geacht bet gehorende in melkrijkheld te oveitreffen. Bg de
Schapen zien wij hetzelfde plaats hebben. Ik vlei mg, te»
aanzien van het Rund, door de kunstmatige wegneming der
horens aan de jonge Kalveren, meer bepaalde ofl^

dervindingen te zullen erlangen.

I"

-ocr page 204-

kring valt in met de wisseling der eerste of binnenste
lammer\'tanden {dentes intimi), ,
Bij den toenemenden
groei des horens wordt deze kring meer en meer van
den kop verwijderd. Bij het intreden van het Schaap
in het derde jaar, wanneer de binnenste
middel
den {denfes medii interni)
voor bhjvende tanden
worden verwisseld, ontstaat, op gelijke wijze, een twee-
de ouderdoms-kring aan het grondstuk van den boren.
Met het begin van het vierde jaar, neemt men de vor-
ming van een derden kring, kort aan het voorhoofd,
waar, als wanneer tevens de
buitenste middel - tanden
(dentes medii externi)
uitvallen, en, in het vijfde
jaar, ontstaat een vierde kring, invallende met de wis-
seling der laatste lammer-tanden- of hoektanden {den^
tes angulares)» Deze kringen kunnen dus op zich zel-
ve, en vooral door vergelijking met de tandwisseling,
tol een onfeilbaar kenmerk dienen, ter bepaling van
den ouderdom der gehorende Schapen, althans tot ze-
kere jaren toe, en voor zoo ver dezelve volkomen zijn
gebleven.

Aan zoodanige Rammen, die niet meer tot de voort-
teling zullen dienen, maar, gesneden zijnde, als Ha-
mels of Weren, onder de kudden blijven loopen, wor-
den de horens, tot op eene handbreedte van den kop
afgezaagd, ten einde het gevaar, uit het stooten, voor
andere Schapen voortvloeijende, te voorkomen.

Worden de Rammen zeer vroeg, namelijk weinige da-
gen na de geboorte, gesneden, dan ontwikkelen zich
bij de Hamels geene horens. Geschiedt zulks eenigen
tijd later, zoo verkrijgen deze wel horens, maar de-
zelve blijven klein en onvolkomen (1).

1  Vergelqk GEKMERSHAirsEïT en POHL, a. p. s. 50.

lo dit opzigt heeft dus de ontmanning bij het Schaap eene
tiltwerking
op den hoorn-groei, welke overeenkomt met het-
geea men bg het Hert aiei plaatg hebben. He Rpnd inte-

-ocr page 205-

De Ooijen, zoowel der als Vosse - koppen,

en Zwarten xeAv^^n. even als de Rammen, m het
eerste halfjaar na de geboorte, veelal horens welke
^^ kleiner zijn dan die der laatste, en met gehjk
deL omgekruld of spiraalswijze gebogen, maar meer
achterwaarts gerigt staan, nagenoeg gelijk die der Gei-
ten ^ gerimpeld, gehjk by de Rammen. De
horens der Oöi-Schapen verkrijgen doorgaans eene leng-
te van niet
meer dan twee Ncderlandscbe palmen

Intusschen verkrijgen niet alle Drentsche moeder - Scha-

v^n horens, maar zulks bepaalt zich slechts tot een
^ker getal onder de kudden. Men kan rekenen, dat
ongeveer iets meer dan een derde gedeelte der OoMen
van horens voorzien is. De streken maken hieromtrent
ook no- verschil. Sommige willen, dat de meerdere of
mindere vruchtbaarheid der gronden hierop een aanmerke-
liiken invloed hebbe,
zoodat het bestaan van horens
bii de
moeder-Schapen minder algemeen zoö zijn, en
afnemen, naar mate van de meer voordeelige gesteld-
heid van den grond, waarop de Schapen gevoed wor-
den Andere
Schaaps - fokkers integendeel verzekeren ,
dat\'deze omstandigheid hierop geene uitwerkmg beeft,
bewerende, dat gehorende moeder - Schapen, ook onder
eene betere verzorging, lammeren blijven werpen, die ho-
rens verkrijgen, en dat mede de Rammen, van geho-
rende
moeder-Schapen gevallen, en met ongehoi;ende
Ooijen
parende, gehorende lammeren voortbrengen. Wor-
den evenwel
gehorende Ooijen door Rammen! van een
ongehorend ras besprongen, zoo zal de
horen-vormmg

gendeel,zoo wel het vrouwelijke als mannelijke, verkrggt zwaar-
dere
en uitgebreidere horens, ten gevolge der castratie.
beide gevallen wordt de levensbetrekking, welke er tusschen
de geslachts-werktuigeQ m de horens bestaat, ten duidelijk-
ste aanseweseü»

-ocr page 206-

vroeger of later verdwijnen. (Zie bladz. ) gj,,
varene Herders verzekeren voorts, dat de horens, zoo-
wel bij de Rammen als Ooijen , sterker groeijen [
naarmate dat de Schapen eene betere voeding en be-
handeling genieten. De mindere algemeenheid der ho-
rens bij de Ooijen, in de meer vruchtbare streken, b v
op het
Hoogeveen, bij en om Meppelt, in de nabijl
heid van
Ommen, en ook in andere, langs de gren-
zen van
Overyssel gelegene, Gemeenten, zou dus, vol^
gens deze, meer daaraan moeten worden toegeschrel
ven, dat hier, uit de laatstgenoemde Provincie, vele
zoogenaamde
Ommer - Schapen worden ingevoerd waar
door
eene vermenging van gehorende en ongehorende
Schapen ontstaat. Hiervoor schijnt mede te pleiten
dat, in de omstreken van Omme»,. gehorende Ooi\'
Schapen gevonden worden, hetwelk\' aan den invoer
van Drentsche Schapen zal moeten worden toegeschre-
ven. De Schaaps-markten, welke in het laatstgenoemde

-ocr page 207-

Stadje gehouden, en vrij sterk, door de Drenthenaren,
tot aankoop en verkoop van Schapen, bezocht worden,
geven tot de
bedoelde kruising gereede aanleiding.

De horens der Ooijen dragen, bij de boeren, alge-
meen den naam van
stikken. Dezelve worden, wan-
neer zij eene lengte van ongeveer eene Ned. palm heb-
ben
verkregen, afgedraaid of afgewrongen. Men bezigt
hiertoe, in geen geval, eenig scherp werktuig, hetzij
mes of beitel. Men neemt het Schaap tusschen de bee-
nen, en
wringt of draait den horen-koker los, en
neemt denzelven geheel weg. Er volgt eene ligte bloe-
ding, die spoedig bedaart, terwijl het dier er verder
geen ongemak van ondervindt. De horen-wortel wordt,
na eenigen tijd, met eene harde hoornachtige stoffe
overdekt, en, tegen het volgende jaar ziet men, dat
de horen-koker zich wederom vrij geregeld
Vormt,
en krings-wijze om den wortel aanzet: doch de ho-^
rens zelve verkrijgen dan nimmer die lengte, welke
zij erlangen, wanneer men dezelve ongehinderd laat
voortgroeijen. Ook blijft het altijd aan de meer stom-
pe of knobbelachtige punt kennelijk, dat de horen is
afgewrongen geworden.

De reden, waarom men de horens, op de gezegde
wijze, in derzelver groei tracht te beletten, bestaat
iu het gevaar, hetwelk de puntige horens aan zich
verbinden, bij het stooten, hetwelk bijzonder het ee-
ne moeder - Schaap het lam des anderen doet. Het
minder oogelijke dezer verminkte gehorende Schapen
stelt, op de Drentsehe Vee-markten, hunne waarde
eenigzins beneden die der ongehorende; hoewel, voor
het overige, opzigtelijk de deugdzaamheid, geen ver^
schil tusschen dezelve wordt gemaakt.

De Ooijen van het Drentsehe Heide-Schaap wer-
pen algemeen jaarlijks slechts een lam. De twee-
ling - geboorten behooren tot de uitzonderingen, en
hebben hoogst zeldzaam plaats. De Ooijen worden al-

-ocr page 208-

gemeen lot het zesde, zevende, en achtste jaar aaagehóudett.
Meermalen evenwel worden dezelve, wanneer zij, iu
het najaar, geschikt zijn voor de slagtbank, ook vroei
ger afgezet. De Rammen worden algemeen tot hun
vierde jaar ter voortteling behouden; de hamels laat men
tot het derde, vierde, somwijlen tot het vijfde, jaar onder de
kudden loopen, naar dat zij geschikter zijn, om ge-
slagt te worden, of de boer gelegenheid vindt dezelve,
op de najaara-markten, naar zijn genoegen, te ver-
koopen.

De oude afgezette Schapen, zoowel de Rammen en
Hamels als Ooijen, worden voor de slagting bestemd,
,en alle in de Provincie verbruikt, behalve een zeker
getal, hetwelk, door slagers uit naburige Provinciën,
wordt opgekocht, en tot hetzelfde oogmerk uitgevoerd!

De meerdere vetheid, welke het Drentsche Schaap ge-
schikt maakt, om, in het najaar, te worden geslagt,
wordt het best bevorderd door het weiden op de af-
gemaaide koorn-akkers, welke op nieuw groen zijn ge-
worden. Voor het overige, worden tot de mesting
geene opzettelijke voedsels aangewend, dan alleen, wan!
neer deze of gene boer, voor zijne huishouding, een
Schaap verkiest te dooden. Alsdan bezigt men hiertoe
gekookte aardappelen, die men steeds voor de Varkens
moet gereed maken.

De zwaarte van een slagt-Schaap verschilt natuur-
lijk eenigermate naar de soorten, den ouderdom, en bij-
komende omstandigheden. Die, welke tot de kleinste soort
behooren, en niets buiten het gewone voeder erlang-
den, wegen zelden meer dan 30 of 40 halve Ned. pon-
den. Grootere verkrijgen een gewigt van 45 tot 50,
en, opzettelijk met aardappelen gemeste, in
den regel,
eene zwaarte yan niet meer dan 55 tot 60 zoodanige
halve ponden.

Het Drentsche Schaap wordt, in deszelfs beschreve-
ne
soorten of verscheidenheden, in al die streken aan-

-ocr page 209-

■getroffen; waar hel hoofdvoedsel voor hetzelve, name-
lijk de heide, bestaat, en het is dus genoegzaam door
de geheele Provincie algemeen verspreid. Langs een ze-
ker gedeelte van
Groningen, ah te Roden, RoderwoU
de,
Peïise, nabij de Leek, enz., wordt dit Schaap niet,
of in minderen getale gevonden , wegens gemis der heide;
ook niet in sommige lage veenstreken, langs een be-
paald gedeelte der Overijsselsche grenzen. Daar, waar
men eene betere gesteldheid der gronden aantreft, zoo
als naar de kanten van Friesland en Groningen, wor-
den ook
Schapen gehouden, tot de soorten dezer ge-
westen behoorende. Deze worden dan hier ook niet in
kudden, gelijk de Drentsche Schapen, maar afzonder-
lijk, of ook onder ander Vee, in groenland geweid.
Het getal van dezelve regelt
zich naar de behoeften der
landlieden, en gaat zelden 12 of 13 stuks te boven.
Zij dienen hoofzakelijk, om er melk van te trekken,
voor dagelijksch gebruik, meestal bij gemis van koe-
melk.

In eenige plaatsen, aan het scAe en Bent-

hevmsche gelegen, bij v. achter en ter zijde van Koe-
vorden,
te Ro%ewinkel, cn Sohooneheek, bestaat
nog eene eigene soort van Schapen, bekend onderden
naam van
Munnikken, Deze worden, even als de Frie-
sche en Groningsche Schapen, op afzonderlijke groen-
landen, of, op de, aldaar gelegene, hooge veengron-
den geweid.

De Rammen dezer Schapen bezitten evenmin horens
als de Ooijen. Men treft bij hen evenwel dezelfde kleu-
ren aan als bij het gewone kleine Heide-Schaap, en
wel zijn de zoogenaamde
Smodde - koppen onder dezel-
ve zeer algemeen. Men wil, dat zij afstammen van de
grootste soort der Drentsche , ongehorende. Ooi-Schapen,
en
van Munstersche Rammen, die hier zijn ingevoerd.
Het is
opmerkelijk, dat de horen-groei bij deze Scha-
pen geheel schijnt verloren te zijn gegaan, hetwelk

-ocr page 210-

of aan de levenswijze en betere Voeding,\' waar-
over straks gesproken is, zal moeten worden toege-
schreven, of, hetgeen waarschijnlijker is, aan de krui-
sing met de laatstgemelde Rammen, die ook ongeho-
rend zijn, en in Munsterland
Munnikken genoemd wor-
den. {1). Deze Schapen zijn, over het geheel, aanmer-
kelijk hooger dan hel gewone middelmatige Drentsche
Schaap, en leveren, bij iedere schering, IJ Ned. pond
wol meer op dan het laatste.

Met uitzondering dezer streken, wordt het Drentsche
Schaap, van dorp tot dorp, en van gehucht tot ge-
hucht , op dezelfde wijze onderhouden. Het wordt des
daags, in kudden, onder geleide van eenen Herder,
op de heide-velden rondgedreven en gehoed. De grool^
heid der kudden verschilt aanmerkelijk, naar de uitge-
breidheid der dorpen, en het getal der inwoners, aan
welke de kudden toebehooren, daar deze bestaan uit
de Schapen, welke ieder, in grooter of geringer getal,
bezit, en aan de kudde toevoegt.

Naarmate men meer het oostelijk gedeelte der Pro-
vincie nadert, zijn de Schaaps - kudden uitgebreider.
In de omstreken van het
Eldersveld, treft men de
talrijkste aan, bevattende van 1000 tol 1400 Schapen.
Voor de jaren 1828 en 1829, waren de Schaaps-kud-
den in Drenthe aanzienlijker dan thans. Men rekent
dat dezelve toen | grooter waren. Ter oorzake van
het, algemeen heerschende, ongans,
en de, ook in deze

1  Nog anderen willen, dat deze Schapen zouden afstam-
men van het
Stichtsehe of oude Veluw-Schaap, hetwelk hier ,
in de vroege Bisschoppelijke tqden, zou zgn ingevoerd, waarvan,
evenwel de bescheiden zijn verloren gegaan. De overeenkomst,
■welke er opzlgtelgk de kleurs-verscheidenheid der Munnik-
ken, met die van het kleine Heide-Schaap bestaat, wijst,
onzes oordeels, genoegzaam aan, dat zij gedeeltelik tot het
Drentsche ras behooren.

-ocr page 211-

|arén en nog later, plaats gehad hebbende, pokzielde,
zijn meer dan | gedeelten der Schapen verloren gegaan.
In de vólgende jaren 1832 en 1833 is de Schaaps-
fokkerij evenwel met een meer gewenschten uitslag ge-
dreven, zoodat het geleden verlies, bij een gelukkigen
voortgang, weldra hersteld 2al worden.

Wat het verschil der Drèntsche Schapen, ten opzigt
der ligchaams - gfootte, betreft, hieromtrent hebben on-
derscheidene metingen, ih verschillende gedeelten der
Provincie , door dén Heer Vee-arts p. aiouWENj te
As-
sen
, gedaan, uitgewezen, dat onder dezelve, even al3
bij andere dieren, zoowel groote als kléine,
en middel-
matige gestalten bestaan. Het verschil in lengte, hoog-
te, en dikte is evenwel niet zeer aanmerkelijk. Eenè
meting, aan 25 onderscheidene Schapen in het werk
gesteld, heeft geleerd, dal het verschil der geheele lengte
Aussehen de grootste, middelmatige, en kleinste Scha-
pen , van 6 tot 9 Ned. duimen bedraagt, en van 4 tot
9 duimen, wat de hoogte betreft, namelijk van den grond
tot op de schoft.

De Rammen behooren algemeen tot de groote ge-
slallen. Söniwi.ilen evenwel vallen äe Rammen iets klei-
ner dan de Ooijen, gelijk door den Ram, afgebeeld
op PI. IX, wOrdt aangewezen. De Ooijen der
VosÉe-
koppen
hebben meest de maat der groote Schapen;
doch vele moeten ook. tot de kleine en middelmatige
gerekend worden. De
witten en zwarten zijn door-
gaans van de middelmatige grootte ; doch onder dezel-
ve worden levens de meeste kleinen aangetrolfen.

Er bestaat geen noemenswaardig verschil in de le-
venswijze en verzorging der Drentsehe Schapen. Zij
worden, gelijk gezegd is, hoofdzakelijk op de heide
gevoed, voorts op de stoppels der rogge - landen, en
nuttigen het gras, dat zij langs de wegen en driften
vinden. Des nachts blijven dezelve onder dak in hok-

-ocr page 212-

ken, kooijon of stallen, keerende de Schapen \'savoüds
naar de woningen hunner eigenaren terug.

De verzorging van het Drentsche Schaap in den win-
ter
verschilt slechts eenigermate van die, welke het iu
den
zomer geniet, en alleen dan, wanneer het, door
de guurheid des weders, en de bedekking der velden
met sneeuw, buiten staat wordt gesteld, om buiten te
kunnen verkeeren, en het voedsel van onder de sneeuw
op te zoeken. In den winter volstrekt niet uit kun-
nende gaan, houden de Schapen hun verblijf in stal-
len , zijnde gewone, van rieten daken en houten zij -
wanden voorziene, ruime, boeren schuren, en zij ont-
vangen dan afgemaaide heide, hooi, rogge, - erwten - , of

boekweit - stroo, naar genoegen. Ook, wanneer zij uit-
gaan, dient men hun, boven hel veld-voeder, des
morgens en \'s avonds, zoodanig droog stal-voeder toe.

Als bij voeder geeft men de Schapen algemeen raap-
koek , doch geenszins aan de Rammen en Hamels, maar
alleen aan de Ooijen. De schralere of ruimere toedie-
ning regelt zich naar de meerdere of mindere onbe-
krompenheid der boeren. Volgens de gemiddelde bere-
kening, stelt men, dat, onder 10 of 12 Schapen, da-
gelijks eene raapkoek wordt verdeeld. Van andere soor-
ten van bijvoeder wordt weinig of in het geheel geen

gebruik gemaakt.

Deze wijze van winter - verzorging wordt mede, ge-
noegzaam over de geheele Provincie,, opgevolgd. Nog
dient te worden opgemerkt, dat, indien de gesteldheid
van het weder het slechts eenigzins toelaat, en het
maar niet al te sterk gesneeuwd heeft of regent, zoo
als des voor- en najaars plaats kan hebben, de Scha-
pen bestendig worden uitgedreven. De Herder trekt met
de kudde, een of twee uren na
zonne - opgang, veld-
waarts, en keert niet voor den ondergang der zon met
dezelve terug.

Slechts eenmaal \'sjaars, en wel in het midden van

-ocr page 213-

Junij , of iets vroeger, doch meestal nog later in deze
maand, naarmate van de gesteldheid des weders, wordt
het Drentsche Schaap geschoren, wordende de wolle
vooraf op het ligchaam gewasschen en gezuiverd (1).
Vroeger had de schering ook somwijlen twee malen
\'sjaars
plaats (f)- Misschien geschiedt zulks ook nog
hier en daar. Door elkander, brengt ieder Schaap van
1 tot 1| ïïed. pond wol op, waartoe dan ook de ha-
ren behooren. De beste en fijnstQ wol vindt men hier,
gelijk bij de Schapen in het algemeen, langs den hals,
de schouders, en den rug; die, welke langs en onder
den buik zit, is minder deugdzaam, en wordt onder
den naam van
plokken begrepen. Deze bestaan uit
eene verzameling van minder goede wol en kortere ha-
ren. Aan de billen en boven om de beenen bevinden
zich alleen haren, die eene lengte van 10 tot 16 Hed. en
meerdere duimen bezitten. De wol der Drentsche Schapen,
kan, naar de kleur worden onderscheiden in
witte en
%warte, welke voorts tot verschillende verwerkingen
worden gebezigd.

De zuivere witte wol van de witte Schapen, is, om
hare meerdere deugdzaamheid, bij de Drentsche en an-

1  Het water in het Es-meertje, onder de Gemeente Iforg
gelegen, wordt hq zonder voorde Schaaps-wassching geschikt
gehouden. Men betaalt een of twee stuivers meer voor ieder
Schaap, dat in hetzelve gewasschen wordt, dan in andere
waters. Dit meertje behoort tot de kolonie
Frederiks-Oord,.

In 1830, werd, door de Maatschappij van Weldadig-
heid,
eene zeer aanzienlgke kudde Schapen, uit de nabijheid
van
Meppe, jn het Koninkrgk ffanover, aangekocht, tegen
den prgs van / 3, 50. Deze soort valt kleiner dan de Drent-
sche, doch tiert hier goed voort. {Zie
Uittreksels en Be-
rigten der
NEDErlaNDSCHE nxriSHOtrDELUKE MAATSCHAPrU,

1830, hladz. 105.)

(f) Tegenwoordige Staat van Brentke, Amst. 1795, bladz.
164. J. KOPS, Magazijn D. V. bladz, 133.

-ocr page 214-

clere wol-koopcrs. zëër gewild, en woi\'dt meest naar el-^
ders, namelijk naar
Leyden en Kampen vervoerd, alwaar
dezelve hoofdzakelijk tot het weven van witte wollen de-
kens en grove baaijen stoffen wordt gebezigd. In Drenthe
worden van deze wol ook borstrokken en onderkousen
vervaardigd. Vroeger schijnt dezelve mede wel naar
Frankryk en elders te zijn verzonden (1).

De wol der ÄVreoäSf/e- en Vosse-koppen is niet zoo hel-
der wit van kleur, maar meer grijsachtig en smot-
sig , en wordt ook, even als de zuivere witte, uitge-
voerd; maar van dezelve worden $ dewijl zij dient ge-
verwd te worden, en daartoe zeer geschikt is^ veelal
gekleurde , inzonderheid blaauwe
en grijze, baaijen ge-
maakte

In Drenthe worden deze laatste wollen rhede gespon-
nen, én veelvuldig gebezigd tot kousen j die blaauw^
grijs, öf zwart geverwd, en, als van eene goede en
sterke hoedanigheid zijnde, algemeen gedragen wor-
den.

Behalve lot kousen, slaapmutsen, handschoenen, en
ändere gebreide stukken, wördt het garen, van deze
wol gesponnen, gebezigd tot het weven van vijfschachl#
eene kale stoffe, die donker blaauw of zwart geverwd,
voor vrouwen-boven-kleedeien, als jakken en rokken,
dient, en de algemeene kleeding der Drentsche Boerin-
nen uitmaakt.

De min deugdzame witte wol, namelijk de plokken
en haren, Wordt gebezigd ter vervaiardiging eener gro-
vere stofFaadje, welke algemeen bekend is onder den
I naam van
voef laken, dal zwart, bruin, of grijs geverwd,
I zoowel tot vrouwen - als inzonderheid tot mannen -
kleederen, wordt gebezigd. Dit voerlaken, een onaa:n-
; zienlijk kleed opleverende, wordt meest dóór de ge-
ringere volks-klasse gedragen.

1  Tegenwoordige Staat van Drenthe, Wadz. 33,

-ocr page 215-

De zwarte wol is, wegens hare veelal mindere fijnheid,
zuiverheid, en kleur, van eene geringere waarde , en niet
zoo gewild als de witte. Daar de hoeveelheid der zwar-
te wol veel geringer is dan der witte, wordt dezelvé\'
weinig uitgevoerd, maar, voor ver het grootste gedeel-
te, tot eigen gebruik, in de Provincie verwerkt. Dé

beste zwarte wol evenwel dient algemeen tot het ver-
vaardigen van kousen, welke, om derzelver sterkte,
en, als niet behoevende te worden geverwd, zeer ge-
wild , en door de Boeren in de klompen worden ge-
dfagen. > •

Niet altijd echter schift of sorteert men de wol, daar
niet zelden alles, zoo als het van het Schaap komt, ge-
sponnen wordt. , ; : \'
Voorts is het winter - kleed, en zelfs bij sómmige
Boeren, ook het zomer - kleed, ^geheel uit\' deze wol
vervaardigd. — De stofiFe, welke hiertoe dient, is bekend
onder den naam van
pij, waarvan nog twee soorten
bestaan, namelijk het zoogenaamde t^/awo? (*), en heÉ

pij-laken. De eersie wordt gemaakt van de niet ge-
sorteerde wolle. Van dezelve laten de Drentsehe land-
bouwers buizen, broeken i en jassen, onder den vornt
van gewone pijakkers, vervaardigen, welke zoowel on-;
der het verrigten van den arbeid, als op op zon-
en
feestdagen, door hen gedragen worden. Men geeft aart
het
wand eene donker bruine of grijze kleur. Het
pij-laken of de eigenlijke pij is eene stoffe, die van\'
eene eenigzins betere hoedanigheid is dan het
wand.
Deze lakenachtige stoffe wordt van de goede Witte Drent-\'
sehe, eu ook van de grovere Friesche en Groningsche,

-ocr page 216-

wol gemaakt, e«i dient, donker, of Hgt grijsachtig,
blaauw, of zwart, geverwd zijnde , tot dezelfde kiee-
dings - stukken. Vreeger werd deze stolFe zeer algemeea,
door de mm gegoede burgers, en bijzonder op het
platte land, gedragen, doch,,bij den gematigden prijs
der lakens, is dezelve later meer in onbruik geraakt,
zoodat de pij nu slechts voor de kleedij van min ge-
goede lieden, en het meest nog van Schippers - gezel-
len , dient. Het wand en de pij worden, in de mees-
te dorpen, op gewone getouwen, geweven.

Dc voornaamste molens, waarin deze stoffen de vol-
ling ondergaan, bevinden zich te Norg, te Rolde, Ent"
men, Oosierhesselen, Zweeloy
en Beilen, welke te-
vens tot koorn - molens dienen , wordende door den
wind gedreven. In
Meppel beslaat een vol-molen,
welke door een Paard in beweging wordt gebragt.

Met opzigt tot de ziekten, waardoor de Schapen in
Drenthe worden aangedaanj bestaat er, met betrekking
tot de beschrevene verscheidenheden, geen zeer groot
verschil. Alleen zal men mogen aanmerken., dat de
witten en zwarten, zwakker van gestel, en meer on-
derhevig zijn aan kwijning en slepende ziekten.,, zoo
als ten aanzien van het ongans meermalen, vooral
ook
in de laatste jaren, ondervonden is. De zwarten
worden voorts, zoo als men wil, menigvuldiger door
schurft en andere uitslag - ziekten aangedaan, dan de
overige^

Behalve door de twee genoemde kwalen, sterven niet
aelden Schapen aan
verstopping, opgebla%enheid, hoest,
en het hilvuur. De laatste ziekte, bij de boeren al-
gemeen bekend onder den naam van het
konde vuur,
komt den Schapen zeer dikwijls over, en wel het meest
des najaars, wanneer zij, op de afgemaaide koornak-
kers geloopen hebbende , wegens onstuimigheid des we-
ders, niet uit kunnen gaan, en dan schraal op de
1^all€n gevoederd worden. Het schijiit ook, dat deze hevige

-ocr page 217-

kwaal, welke spoedig doodelijk wordt, zich vooral nog
tot sommige streken
en stallen bepaalt, daar eenige
boereu bijna ieder jaar, Schapen door het koude vuur
verliezen, terwijl andere daarvan verschoond blijven.
Niet zelden heerschen ook de
pokken onder de Scha-
pen (1)é Het zoogenaamde
rugge ^ bloed ^ en het bloed-
pissen,
alsmede de draai - ziekte\' komen ook meerma-
lën voor, hoewel dezelve hier niet tot de zeer gewone
Mickten der Sclfâpen behooren (f).

Wij zullen hiér eeü óverzigt laten volgen dér prij-
zen van de verschillende inlandsche wollen, voor zoo
ver dezelve in de
Jaarlijksche herigten omtrent den
Staat der voortbrengselen van den Landbouw
ge-
vonden worden. Deze opgaven zijn echter niet alleen
zeer onvolledig,
maar kunnen ook niet altijd tot een
zekeren maatstaf dienen, ter beoordeeling van de vol-
strekte meerdere waarde der eené wol boven de an-
dere. Somwijlen strijden de opgaven, zoodat de wol
üit dezelfde gewesten als hoog en laag in prijs wordt

1  J. KOTS, Magazgü D. V. bladz. 131. E. JANSEN, ia
het Vee-artsenqkündig Magazign. D. II. St. 2. bladz. 381.

(f) Ten aanzien der middelen tot de verbetering der wol,
oordeelde de Commissie van Landbouw in Drenthe (Zie bladz.
IX. ), dat men het, in deze Provincie bestaande, ras, door
zicli zelf, dat is, door eene njieer geschikte verzorging eö
oppassing, en, des noods, doof kruising met de Overgssel-
sclie en Geldersche Schapen, behoort te t-erbeteren. Aan
vreemde rassen kan in het geheel niet worden gedacht, ais
behbende de oaderviading aaiks bevestigd, ^ Öok hier
ver-
langt men premien»

-ocr page 218-

vermeld. Zulks levert een bewijs op, dat dit belang-
rijk
voortbrengsel bij ons niet als een voorwerp van
vasten handel mag worden beschouwd. Meermalen toch
staan de betere wollen lager of niet hooger dan de
mindere soorten uitgetrokken. Plaatselijke en tijdelijke
omstandigheden hebben natuurlijk op de prijzen der wol
den grootsten invloed, doch, indien dezelve, even als
vele andere voortbrengselen, ter algemeene markt wer-
den gebragt, zoo
zou daardoor niet alleen de regel-
matige afzetting, maar ook de meer evenredige waar-
dering der wollen, naar derzelver verschil in aard en
deugdzaamheid, bevorderd worden. Intusschen kan de-
ze vergelijking van prijzen, over eene reeks van jaren,
eenigermate de waardij onzer wollen, in het algemeen,
en in verhouding tol elkander, doen kennen.

-ocr page 219-

TAFEL, bevallende de prijzen der Wol, in de onderscheidene Depaï tementen van bel Koiingrijk lioHand, in de jaren 1807, 1808, 1809, en ^^ ^^^,
de Maanden April, Augustus, ea November; (ontleend uil het
Magazijn van Vaderlandschen Landbouw, door j. kops. 1). V.).

PROVINCIËN.

In 180 9.

In 1810.

la 1 8

In 1807.

April: laag in prijs; 8 stuivers het pond.
Augustus : als boven.

Aug. , 10 è. 11 St. het pond.

Aug, De waag van 12 pond fA, » k ffi, »
Nov. De waag van 12pond /5, » a f51 »

Aug. De waag van 12 pond ƒ4-10 a/6»i»
Nov. 10 ä 13
St. het pond.

April: Arrond. 9:9a 9^ st. het pond.
B N\'\\ 8: 7 st. het pond.
» » N°. 3en4:4a5st. hetpond.
s « N . 3 Spaansche: 26 a 28 st.
het pond.

Aug. Texelsche, gewasschen: 15 st. het pond.

Meeren: 9 st. het pond.
Ongewass. Duin wol: 6 st.
Spaansche : 24 a 28 st.
Nov. Texelsche gewass. op het Schaap: 14 a
15 st.

Verdere ongewass.: 7 ^-8 st. hel pond.
Aug. 7 st. a / 1 — — »

GRONINGEN.

FRIESLAND.

OVERIJSSEL.

UTRECHT.

GELDERLAND,

HOLLAND,
Noordelijk ge-
deelte.

HOLLAND,

Zuidelijk ge-
deelte.

April: 9 a 11 st. het pond.
Aug. 11 a 12 St. het pond.

April: / 5, d a ƒ 7, » de vacht„
Aug. 12 a 14 St. het pond.

Aug. ƒ 5i , a /"e, » de waag.
Nov. 10 a 11 St. het pond.

April: 13 a 15. st, het pond.
Aug, Ordm. W. 10 a 16 st. het pond.
Slechte:
7 a 9 het pond.
Texelsche: 14 st. het pond.
Spaansche: 25 i 30 st. het pond.

Alles gewasschen.

Nov. 7 a 14 st. het pmid.

April: 15 i lö ^^^ gewasschen

op Texel: 5 a 7 st. het pond, Noord -

Holland-

Aug. Basterd wol: 16 a 17 st. het pond.
Inlandsche: 10 è 12 st. het pond ,
vuil.

Aug. Beste Texelsche, eersie snede: 15 a 16
St. het pond, Oude Lamwol: 11 a 12 st.
Nov. 1ste snede: 12 st. het pond. 2de, 3de,
en latere snede: 9 a 10 st. het pond.

April* ^ ^^ pond.

Augustus: 8 a 12 St. het pond.

April: 15 a 16 st. het pond besle.

Aug. jewaagvan 12 pond/8, » kf9, »
Nov. pe waag van 12 pond f6, » — j»

April: 10 r è /5, — 5 — ^
Aug. ƒ3 — » — ■»de vacht.

April • l5 poïifi- Z,ulphen en de Lymers.
Au«-. \' "vaa Texelsche Schapen, ge-
wasschen : 15 st. het pond.
Gewone Iniandsche: 8 tot 12. sl./hel pond.

Au», jjïiddelbare prijs: 9 st, hel pond.

April: 15 st. het pond, besle.
Aug. ^ sl. het pond, in Rijnland.

April; 12 st. het pond ruwe f olie.
Augustus: 14 a 15 st. idem.

/" 2, » ƒ 4, ^ a / 5, ï de 2. ponden.

Aug. 15 st. het pond beste wol van In^
landsch ras, in het kwartier van
Zutphen.

Aug. /\'S B — » de Steen. Texelsche 11
St. hetpond, ongewasschen. 15 ä 12
St. het pond. Beemster diio.

Aug. 9 st. Herderswol, 10 ä 11 st. van oude
Schapen; 12 ä 14 st. eerste snede,
Texelsche,

Aug. de Steen, 36 stuiv.

April: 6 i 8 st. het pond , Noo rdenveld-
sche.

April: 11 a 17 st. het pond.
Aug. 10 a 17 st. het pond.
Nov. 11 a 18 st. het pond.

ZEELAND.
DRENTHE.

braband.

Aug. 9 St. het pond, beste.

April: iKa 12 st. het pond, te Kuik;

18 a 20 st. bet pond, in de Meijerij.
Aug. Lamvoedende wol: 18 al9 st, hel pond-
Hamel-wol: 20 a 22 st. het pond.
Schurftige: 12 a 13 st, hetpond.
Nov. Van gezonde Schapen: 21 a 22 st,
hel pond.

Aug. ƒ 25 — « ä/ 35 — » de lOOJponden.
de beste / 35 — »de 100 ponden,

April; 18—22 st, hei pond.

Aug. van 5—8 st. het pond, bij de waag»

Te plaatsen tegen o^Qy fag-

-ocr page 220-

B^ jaarliiksche Staten Tan den Landbouw, oyer 1811 en 1812, gedurende het Fransche Bestuur, niet zgnde opgemaakt, kunnen in deze vervolg - tafel alleen de prijzen worden opgegeven der wollen, voor zoo ver deze in de
Stalen van 1813 tot nu toe zijn voortgezet geworden. Van het jaar 1818 af zijn de wollen „aar het Nederlandsche gewigt en geld opgegeven.

tROVIÏTGlEK.

1813.

1814.

1815.

1816.

1817.

1818.

I8I9.

1820.

t

1821.

1822.

1823.

GRONINGEN.

16 tot 18 stuivers het
pond; ongewasschen.

Geene bepaalde prij-
zen van eenige inland-
sche wol opgegeven.

15 tot 18 stuivers.

50 centen het oude of
halve Ned. pond.

150 centen het Ned.
pond.

125 tot 150 centen
het Ned, pond.

60 centen het Ned.
pond.

FRIESLAND.

15 tot 18 stuivers.

18 tot 20 stuivers,
het pond.

ƒ 1 , j» hel pond.

50 centen het oude of
halve Ned. pond.

Zeer geringe prijs.

150 tot 180 centen
het Ned. pond, in voor-
baat opgekocht tot 140
en 190 centen.

180 tot 190 centen;
\'s najaars 150 tot 125
centen het Ned. pond.

Klagten wegens lagen
prijs, door den sterk
bezwaarden invoer in
Frankrijk, en den toe-
nemenden aanvoer van
Deensche wol.

U J RECHT.

DeSpaansche wol was
bijna onverkoopbaar,
daar deFabrikeurs wei-
geren dezelve anders
dan tegen spotprijzen te
koopen.

Niet goedkoop ver-
kocht» maar zonder
aftrek gebleven.

75 lol 80 centen het
oude of halve Ned.
pond, ge wasschen.

y minder dan in het
vorige jaar.

50 centen het halve
Ned. pond.

90 centen hel Ned.
pond, dalende tot 70
centen.

OVERIJSSEL.

>

GELDERLAND.

Gelijke klagten als bo-
ven omtrent de wol der
Spaansche Schapen, en ;
het verval van derzelver
teelt.

Hoedanigheid en prijs
gering.

NOORD-HOLLAND.

Texelsche, de steen

Tan 6 ® y 5 , » lot

ƒ 5—10 stuivers, zijn-
de
lil stuiv. door el-
kander.

Wordt geklaagd , dat
groote onzuiverheid der

Wil —- CT - - -----

gewigt veroorzaakt ,
waardoor de prijzen laag
zijn, die niet aan de fijn-
heid beantwoorden.

12 tot 14 stuivers.

60 tot 80 centen. , de
gewone; de Spaansche
wol ƒ 1 , 50 centen.

Spoedig verkocht.

80 tot 100 centen het
Ned. pond.

Texelsche , op het
Schaap gewasschen,
180centen: de V^ierin-
ger, ongewasschen, 90
centen het Ned. pond.

ZUID - HOLLAND.

Men klaagt, dat de
teelt der Spaansche wol
terug gaat, wordende
het verschil van prijs
met dien der inlandsche
wol hoe langer hoe
minder.

60 tot 70 centen het
Ned. pond, op het
Schaap gewasschen.

Niet hoog in prijs.

120, tot 160 en 170
centen, het Ned. pond.

ZEELAND.

De steen van 6 pond
tot 50 stuivers.

DRENTHE.

-

50 centen het Ned.
pond.

NOORD - BRIBAND.

16 tot 19| stuivers het
pond; van Spaansche
Schapen tol 25 stuivers
het pond.

ƒ1, 5 st. het pond.

80 tot 100 centen.

95 centen het halve
Ned. pond, op het

Schaap gewasschen. i

I^ageprijzen, wegens
invoer yan Deensche
en anderegemeene wol.

80 tot 120 centen het
Ned. pond.

110 tot 125 centen
het Ned pond.

Kempensche Hamel-
wol/ 1, 10 tot fl,
15 centen, het Ned.
pond, gewasschen.

-ocr page 221-

Vervolg - tafel der Wol» prijzen van 1824 tot en met 1832.

1\' R O V I N C I E N.

1824.

1825.

1826.

1827.

im.

1829.

1830.

1831.

1832.

GRONINGEN.

In hel najaar hooger
dan in Friesland; de
slagtvellen waren voor-
al zeer duur.

FRIESLAND.

De beste ƒ1, 20 cen-
ten, het Ned. pond.
Gemeene
ƒ»90 centen.

De beste ƒ 1, 60;
de gemeene tot ƒ 1,30,
het Ned. pond.

ƒ1,00, het Ned. pond.

ƒ 1, 00, het Ned.
pond.

f l, 00, het Ned. pond.

80 centen, het Ned.
pond.

UTRECHT.

90 centen, het^Ned.
pond.

80 lot ƒ1 20 cen-
ten het Ned. pond, op
het Schaap gewas-
schen.

70, 75, tot 80 centen,
het Ned. pond, op het
Schaap gewasschen.

60 tot 89 ïcnten,
het Ned. pom.

75 centen, het Ned.
pond.

Beter dan Ie voren.

1

ƒ1, 10 tot / 1 , 25

centen, het Ned. pond.

OVERIJSSEL.

GELDERLAND.

Laag in prijs.

90 tot ƒ 1, 30 en
/ 1, 40 centen, het
Ned. pond.

De prijzen waren in
het begin zeer willig,
vervolgens zeer dalende.

NOORD - HOLLAND,

OO mi jxt A^ijiiiviu ,

het Ned. pond.

go tot va centen ,

het Ned. pond,

50 tol 70 centen, hel
Ned. pond.

De 100 Ned. ponden
fU, » / 40, »

40 tot 90 centen , het
Ned. pond.

30 tot 80 cente», het
Ned. pond. Be Spaan-
sche 80
tot 90 centen.

70 tot 80 centen, het
Ned. pond.

90 tot 120 centen,
het Ned. pond.

Texelsche (schoone)
ƒ 1, 20 tot / 1, 40,
het Ned. pond; op Wie- i

ringen grootendeels
onverkocht.

ZUID - HOLLAND.

^ centen, het Ned.

poiid.

Zeer laag.

ZEELAND.

Zeer laag.

DRENTHE.

40 centen, het Ned.
pond.

30 lot 45 centen, het
Ned. pond.

De wol werd voor den
gewonen prijs verkocht.

NOORD - BRABAND.

Kempensche Hamel-
wol ƒ 1, 05 centen ;
Kuiksche ƒ« 60 cen-
ten, het Ned, pond.

/ 1, 20 tot ƒ 1, 55,
het Ned. pond.

Van Hamels ƒ 1, 20;
Van Ooi - Schapen
ƒ1, 00, het Ned.
pond.

LigteKempensche Ha-
tiiel-wol ƒ 1, 00; van
Lam-Ooiien 80 tot 90
centen, hel Ned. pond.

Beste Hamel-wol 95
lol 100 centen; van
moeder-Schapen 80 tot

85 centen, hel Ned.
pond.

Dezelfde Hamel-wol
fl, 00 tot ƒ 1,05;
Van Ooi - Schapen 90
tot95centen, hetPfed.
pond.

39 centen hoogerdan
in het Torige jaar.

Van Hamels ƒ 1, 60 tot
ƒ1, 80; van Ooijen
f l, 30 tot ƒ 1, 50,
het Ned. pond.

-ocr page 222-

flp^.

De Vollen der inlandsche rassen bezitten eene on-
derscheidene lengte. Deze verschilt bij de verscheiden-
heden in de bijzondere gewesten en streken. Ook groeit
de wol, in het eene jaar sterker dan ih het andere, ter-
wijl de gezondheid en voeding der Schapen, alsmede
de weersgesteldheid, op de lengte der wol invloed heb-
ben. Volgens de metingen, door ons verrigt, hadden
de wollen in 1833, bij de schering, welke op den 10
Mei verrigt werd, de navolgende lengten;

Die van het groote
langstaartige
of
VeUw - Schaap. 22

17

• van het Kem-
pensch Schaap. I2j;

12

t van hel kleine
kortstaartige
of
het
Texelsche
Schaap.
 23—25

22-^23

» van het groote
kortstaartige
of
het
Friesche
Schaap
 16—18

13—17

t van het kleine
kortstaartige
of
Meide - Schaap. \'7—26
19—23

lïed. duimen, genomen
van de dije;
» u van de zijde.

• j van de dije ;
> » van de zijde.

» van de dije;
» van de zijde.

» van de dije;

> van de zijde.

» van de dije;

, van de zijde.

Deze wollen waren van de eerste en tweede schering.
Het verdient le worden opgemerkt, dal de groei der

-ocr page 223-

wol, met de jaren der Schapen meer of minder af-
neemt, waardoor dezelve, bij de volgende scheringen,
doorgaans korter wordt bevonden.

De fijnheid der wollen, in 1834 gemeten, bleelc te
te zijn, naar de uitwijzing van den Dollonschen wol -
meter (1), als volgt:

30

De wol van het Veluw - Schaap.
V » » een ander dito

» » het Kempensch Schaap
» » • een ander dito
9 » « het Friesche Schaap

» B > een ander dito —--

10,000;

wegens de ongelijke dikte des wol-haars;

10 000;

19

10,000;

20

10,000;
25

10,000.

20

a • » het Texelsche Schaap

» » • een ander dito

» « > het Drentsche Schaap.

10,000;
24

10,000;
17

10.000;
19 \'

10,000;
20i

10,0005
21-28

3, , j een ander dito

1  Het beginsel, waarop de werking ran dezen Wol-
meter berust, zal vervolgens worden aangewezen.

-ocr page 224-

Deze wollen waren van Ooi - Schapen, en van de
tweede en derde schering, alle genomen aan dezelfde
plaatsen des ligchaams, namelijk van het middel ge-
deelte des schouders.

Wij zullen deze afdeeling besluiten met eene bereke-
ning van de geheele opbrengst der wol in ons land,
en in overweging nemen, in hoe ver de inlandsche wol
kan geacht worden te voldoen, naar derzelver hoeveel-
heid, aan de behoefte voor de vervaardiging der meest
gewone kleedings - en andere stoffen, en als handels-
artikel in aanmerking komt. Wij kunnen ons in dezen,
wegens gemis eener volledige kennis, aangaande vele bij-
zondere zaken, hiertoe betrekkelijk, slechts tot alge-
meene opgaven bepalen; doch willen dezelve doen ver-
gezeld gaan van eenige bijvoegselen, welke kunnen doen
zien, hoe de Schaaps - teelt, te voren, in ons land ,
veeltijds aan bepalingen van een\' staatshoiidelijken aard
is onderworpen geweest, welke al te dikwijls een be-
lemmerenden invloed op dezelve hebben uitgeoefend.

In vroegere lijden, voornamelijk in de zeventiende
eeuw (1), toen onze fabrijken in den hoogsten bloei
waren, zoodat, in één jaar, om de 50,00ü stukken

1  E, LUZAc, a. p. D. I. bladzijde 222. Dat de laken
fabrijk en laken-nering in vele steden onzes lands, met name
te
Dordrecht, en Leijden, reeds vroegtijdig hebben gebloeid,
blgkt uit hetgeen dienaangaande hier vermeld wordt. Volgens
een\' brief van den jare 1200, Tfrerd door
dieberik den Vil,
en zqne Echtgenoote
aleid , aan die van het wantsnijders -
Gild vergund, dat niemand lakenen verkoopen mogt, daa
die van het Gild waren. Voorts bloeiden ook de laken-fa-
brijken te
Haarlem, Amsterdam, en Hoorn, in de vijftien-
de eeuw. (Verg. Jonkhr.
BER&, Verhandeling over het Hanse-
verbond,
bladz. 119 Van\' ds wall, Handvesten van Dord-
rccht,
D. II, bladz. 295). Jumti-s zegt, U c. p. 209,

-ocr page 225-

lakens, in Holland, voornamelijk ie Leyden {1), werden
vervaardigd en afgeleverd, werd meermalen, behalve
het bezwaar en verbod van uitvoer, op de inland-
sche wol gesteld, het invoeren van vreemde wollen,
ten behoeve der fabrijken, krachtdadig aangemoedigd
(f):

1  Droogscheerders zilvren Schild rinkinkte op alle
ifiegen ;

Waar elk zich ■wendde, kviarn hem blijde welvaard
tegen :

\'Be raamen pronkten met fijn laken ^ en met Baaij^
Stads stempels smolten schier bij H stemplen van deSaai;^^
Le francq van berkhey, Eet F er heer lijkt Leyden,
bladz. 71, 72; 1774.
(f ) Zoo werd in 1623—1630 ( Zie
Resolutien van Hoh
land,
van 7 Junij l^ZQ-, G toot Placaat-Boek, D. 1 blads?.
J172,) de uitvoer van ruwe en gekamde, hetzij spheer- of
blootwol, als ook van Sqhaaps - vachten, naar
Artois, Hene-
gouwen,
en andere, aan Spanje onderhoorige, landen, geheel
verboden, pp eene boete van
honderd gouden rijders, zelfs
ook naar neutrale landen, tot nader order; insgelijks vaa
gekamde wol, tenzij men borg stelde, dat het garen, daarvan
gemaakt, weder ingebragt, en, hier te lande, aan de ma-
snufacturen verwerkt zoude worden. Eenige jaren te voren was
het in Holland verboden eenige Ooi - of moederr Schapen te
slagten, van 25 Nov. tot 30 April, en, in
Zeeland, het
Steeken of dooden van beet - Schapen, zoo gelde als ongel-
de , en van Lampieren, tusschen
St. Maarten en Fascken.
De invoer van wol werd, bij eene Publicatie in 1750, aan-
gemoedigd. Het diagen van-binnen \'slands gewerkte sloffen,

-ocr page 226-

waaruit blijkt, dat het inlandsche voortbrengsel toen
op ver na niet toereikende was, om deze te voeden.

-ocr page 227-

Ofschoon naar dezen maatstaf van wo! - verbruik , bij
de vermindering van het getal dezer fabrijken, in ons

-ocr page 228-

Vaderland, met meer valt te rekenen , zoo bezitten
wij nogtans ook nu geenszins al de geschikte wollen,-
welke voor dezelve benoodigd zijn, en tot vele stoffen
gevorderd worden, terwijl evenwel de inlandsche wol-
len, voor een goed gedeelte, naar buiten \'slands worden
uitgevoerd.

De hoeveelheid inlandsche wol, welke jaarlijks wordt
voortgebragt, kan niet met zekerheid worden bepaald.
De groei der wol verschilt het eene jaar bij het an-
dere, en hangt af van vele omstandigheden, die op
de voeding en gezondheid der Schapen invloed hebben
Het is niet naauwkeurig bekend, hoe vele Schapen van
de bijzondere rassen of soorten bestaan,
wier vachten
als van een bepaald, doch verschillend, gewigt ziin
opgegeven. Evenmin weet men, met voldoende zeker-
heid , hoe vele lammeren, en Schapen, kort nadat de-
ze geschoren zijn, geslagt worden, wanneer de vach-

-ocr page 229-

ten den vollen groei niet hebben verkregen. Men zal
daarom ook in dezen niet, dan bij wijze van raming,
eenige berekening kunnen maken. Volgens onze waar-
nemingen , omtrent een bijna evenredig getal van
Tex-
elsche , Groningsche, Friesche, Noord - Brabandsche,
Drentsche,
en Veluw-Schapen gedaan, hadden de vach-
ten, in 1832, door elkander gerekend, eene zwaarte
van 3, in 1833, van Ned. ponden. Indien men
nu het eerste gewigt als een algemeenen maatstaf kun-
ne aannemen, en deze op het gemiddelde getal van
Schapen, in ons land bestaande, overbrengt (Zie
bladz. 57), zoo levert zulks eene hoeveelheid van
1,939,927 l\'ïed. ponden wol op (1). Schat men het Ned.
pond op 16 stuivers of 80 centen, waarop de wollen,
naar de opgegevene prijzen, door elkander, wel zullen
mogen worden aangeslagen, dan geeft zulks eene waar«
de °van ƒ 1,551,941: 60 (f).

De volgende opgaven kunnen dienen ora de opbreng-
sten der wol in enkele streken, alsmede de evenredig-
heid tusschen den uitvoer van inlandsche en den mvoer
van vreemde wollen eenigermate van nabij te doen ken-
nen.

Van 1767 tot IS03 ingesloten, bestond de hoeveel-
heid wol, in Noord-Holland, ter waag aangebragt, in
36,111.468 oude of halve Ned. ponden, hetwelk eene

1  Peze raming komt dus nagenoeg overeen met de op-
gave hg
N. G. VAN KAMJ?EN, {Staat- en Aardrijkskun-
dige Beschrijving van het Koninkrijk der Nederlanden,
Haarlem 1827, bladz, 420), alwaar de jaarlijkscho opbrengst
der wol in de Noordelgke Gewesten op 1,776,000 ponden
wordt berekend.

(.|.) Van het jaar 1763 tot en met 1790 bedroeg de prijs
der Texelsche wol, door elkander gerekend, 11 stuivers en 15
penningen.
[Resolutie der Staten van Holland, 16 Decent-\'
ber
1791; Lijste, hoedanig de producten van dt Schapen-
teelt
op den Eilande Texel, sedert een aantal van jaren,
door een alUrvoornamist Sckapenhouder iijn verkocht)^

-ocr page 230-

gemiddelde opbrengst van 975j985| zoodanige ponden
jaarlijks uitlevert. In 1804 bedroeg deze hoeveelheid
862,(^8 halve Ned. ponden. In Groningen wordt de
gewone hoeveelheid op 500,000 halve Ned ponden, ie-
der jaar, geschat. De hoeveelheid wol, welke, in
1812, in Gelderland, namelijk in de kwartieren van
Arnhem, Zutphen, en Thiel werd ingezameld, kon
op 176,037 halve Ned. ponden worden geraamd (1).
Van de overige Provinciën zijn de hoeveelheden van
dit voortbrengsel onbekend gebleven (f).

Een vergelijkend overzigt van den uit - en invoer van
31 Hollandsche voortbrengselen in en builen het voor-
malig Koningrijk Holland , van den jare 1803 tot 1809
ingesloten, doel zien, dat, in dit lijdvat, voor eene
waarde van ƒ 235,627,00 aan wol is ingevoerd, en van
/ 1,061,296,00 uitgevoerd, zoodat de waarde van den
uitvoer die van den invoer
f 825,642,00 in hel geheel,
of van / 117,949,00 jaarlijks heeft overtroffen {%).

Sedert de vereeniging van Holland met Belgie, is dé
invoer van wol vee! grooter geweest dan de uitvoer.
Wij vinden opgegeven, dal over den jare 1824, 1825,
1826, en 1827, de eerste aan gelds-waarde heeft be-
dragen eene som van
f 12,826,808,00, en de laatste
van ƒ6,371,118,00, gaande dus de invoer den uitvoer
met eene gemiddelde jaarlijksche som van ƒ 1,613,922,00
te boven (2). Zulks moet voorzeker aan de benoo-

1  Statistieke Beschrijving, bladz. 288.

(f) J. KOPS, Magazijn D. III, bladz. 133.

(g) J. K0P3 Betoog v/egens de kracht van Hollands Land-
bouw,
in het Magazgn, D. YL bladz. 217. Dit hoogst be-
langrijk overzigt is opgemaakt uit de Lqsten der Convoogen
en Licenten, of van uitgaande en inkomende regten, van het
jaar 1803 tot 1809 ingesloten.

2  Mr. I. A. DRIEMNG, Bijdragen tot een vergelijkend
«verzigt van Neerlands Zeevaart en Handeli
\'sGravenha-
je ca Amsterdam, 1829, bladaj, 306.

-ocr page 231-

dezer grondstoffen voor de fabrijken, in de
Begische Provmeien gevestigd, worden
toeges hr^n

Hol \'\'Tc\' hoeveelheid d"

Hollandsche Gewesten tot de waarde der uitgevoerde
: Wol als voortbrengsel bodemhebbe«

bygedragen, en het valt, uit de opgegevene geldsom!
men evenmm naauwkeurig te berekenen, in welke
berekbng de ponden der uit- en ingevoerde Jollen
tot elkander staan, daar de laatste, althans voor ee«
groot gedeelte,
tot de fijnere of veredelde soorten be-
hoorende, eenen hoogeren prijs moeten geacht worden
te bezitten , dan de inlandsche.

Dan, ofschoon, zoo als wij in de volgende afdee-
ling nader zien zullen, onze wollen „iet
kunnen die-
nen voor de fabncering
van fijne lakens en Zmll
andere stoffen, en wij de wdlen daartoe groote^s
van elders moeten ontvangen,
zoo zijn de eerste voor
andere gebruiken zeer geschikt en gewild. Daar wij den
geheelen voorraad, die, in gewone tyden, wordt voort-
gebragt, met noodig hebben voor eigene behoefte
zoo vmdt dezelve, sedert langen tijd, een voordeelil
gen mtweg, naar buiten \'slands, vooral naar Frank-
rijk , zoo als op verschillende plaatsen reeds is aange-
wezen. Dat deze uitvoer zelfs dienen moet, om de in-
landsche Schaaps-teelt te ondersteunen, blijkt daar uit
dat dezelve steeds is afgenomen,
zoo dikwijls de be-
doelde uitvoer, hetzij door verhoogde regten op den-
zelven, of ter oorzake van den oorlog,
belemmerd
werd, gehjk de eerste reden, onder anderen, in 1791
en 1792, de laatste in 1793 en 1794 plaats had.

Zoo toch werd de opbrengst der wol in Noord-
Holland , van het jaar 1767 tot en met 1803, ter waa-
doorgaans tot een millioen ponden (oude) en daar-
boven jaarlijks gewogen, in de twee laatst bedoel-
de jaren, toen wij met Frankrijk in oorlog waren,
wegens den beletten uitvoer derwaarts, lot op even

-ocr page 232-

500,000 ponden terug gebragt. In 1795, de uitvoer,
door den gesloten vreede, wederom geopend zijnde, her-
leefde de Schaaps - teelt terstond, zoodat zij in 1796
reeds op de gewone hoogte was terug gekomen (*),
Hieruit kan dan worden afgeleid, dat de inlandsche
fabrijken, die voorzeker sedert dien lijd nog zijn af-
genomen, niet in staat zijn aan dezelve een genoegzaam
vertier te verschaffen, maar dat onze wol daartoe aftrek
naar buiten \'s lands behoeft. Ofschoon de wol - teelt ook, in
vergelijking van vroegere tijden , is verminderd, zoo vindt
dit voortbrengsel nog een voortdurenden uitweg derwaarts,
indien geene hooge regten van uitvoer, of van inkomende
regten in andere landen daaraan beletselen in den weg stellen.

Dit nu is het geval, ten aanzien van Frankrijk, welks
Gouvernement, bij Wetsbepalingen van 14 Mei 1823, en
van 17 Mei 1826, een inkomend regt op den invoer van vreem-
de wollen heeft gesteld, ten bedrage van 33 pc. der waar-
de. Blijkens een rapport, uitgebragt door
den Raad
van Landbouw
aan den Minister van Koophandel en der
openbare Werken
van 7 Maart 1833, zijn, in het jaar
1831, in dat rijk ingevoerd 7,672,414 halve Ned. pon-
den. Ten einde de Fabrijkanten aldaar de mededinging
op de vreemde markten te beter zouden kunnen uit-
houden , worden er premien op den uitvoer van wol-
len - manufacturen verleend, welke over gemeld tijdvak
2,496,728 franken hebben bedragen, terwijl het inko-
mend regfr op de vreemde wol niet meer dan 1,733,002
heeft opgebragt. Ofschoon dus de betaalde premien ver-
re weg het bedrag der ontvangene inkomende regten te
boven gingen, waren dezelve geenszins eene toereikende
schadeloosstelling voor den Fabrijkant; daar het groot-
ste gedeelte zijner grondstolfe uit Fransche wol be-
stond, welke ten gevolge van het hooge inkomende
regt op de buitenlandsche wol, tot hoogere prijzen
moest betaald worden, dan zonder de kunstmatige, doch

(-•) J. ^Oïs Fi XI W mm

-ocr page 233-

gedwongené, aanmoediging der inlandsche wöï-teelt ^
hei geval zoude geweest zijn. Dien ten gevolge zijn reeds
veie bedenkingen gerezen tot het voorstel, om het bedoel-
de inkomende regt te verminderen, en op den vorigen voet
té rüg te brengen (1).

Bij de wet van 26 Aug. 1822, is de invoér van wollen,
zonder onderscheid van oorsprong, ten voordeele
del
Fabrijken, bij ons, van inkomend regt geheel vrijge-
steld; doch de door- en uitvoer zijn met
1 pc. be-
zwaard gebleven, zijnde het aan den Koning voor-
behouden, om de uitvoei- aan de landzijde, langs be-,
paalde kantoren , te verbieden. Sedert is de invoering
van buiienlandsche, inzonderheid van Engelsche, kam-
Wollen aanmerkelijk toegenomen.

De hoeveelheid inlandsche wol, welke vroeger jaar-
lijks werd uitgevoerd, is meermalen berekend op drie
en een half milhoenen oude of halve Ned. ponden
(f).
Behalve naar Frankrijk, gaat dezelve ook, gelijk voor-
been , naar enkele streken van Duitschland (p, alwaar
dezelve hoofdzakelijk dient tot het vervaardigen van

1  Annales de VAgriduUure Tom. XL. 1833. p. 29Ö.—30.
Rapport sur hs droits d\'entrée des laines, par m. ne sylI
vestre, au nom du conseil superieur d\'Agriculture, fait
au Ministre du Commerce et des Travaux publics; Dis-
cussion sur la prohibition légale des laines fines \'etran-^
gères de la Chambre des Députés.
Tom XLII. p. 217.)
In het Nummer van Febraarij 1834 der genoemde
Annalen,
vindt men een nader vertoog over het groote nadeel, hetwelk
de bedoelde vefbods - wetten, zoowel op den handel, als het
fabriekwezen, en den Landbouw zelven, in Frankrqk uitoe-
fenen , wordende hierbg tevens ten ernstigste op verandering
aangedrongen.

(f) Resolutien der Staten van Holland van 4 Maart 1791^
{§) Door STÜRM wordt de Hollandsehe lange wol onder de
beste soorten der gewone kam-wollen gerangschikt j
Beiträge
B .111, S .

-ocr page 234-

saaijelten,\' en voor gebreide stoffen. Ook wordt uit
ons land, bet eene jaar meer het andere minder, wol
naar Engeland getrokken (1).

In lSOO-141,394.
« 1801— 660,70.
« 1802—195,843.
« 1803—155,270.
« 1804— 63,089.
« 1805— 30,224.
« 1806— 1,127.
« 1807— 35,536.
« 1808- 00,000.

!n 1809—237,052.
« 1810— 2,873.

« 1811— « «

« 1812— « «

« 1813— « «

« 1814—663,641.

« 1815-373,736.

« 1816-143,390.

In 1817-
« 1818-
« 1819-
« 1820-
« 1821-
« 1822-
« 1823-
« 1824-
-589,402.
-768.875.
-103,025.
_ 80,189.
-151,226.
-240,785.
-137628.
-156,094.

688,553. 1,420,692.

Dus te zamen uitmakende : 4,336,469 ponden.

Te vinden in het Bulletin de la Sócieié d\'Amelioration des
Laines,
No. 2, Paris 1826. p. 5. Uit deze opgaven zal men
intusschen bezwaarlijk kunnen begrooten, hoeveel vreemde,
en hoeveel inlandsche, wol tot de gemelde hoeveelheden mag
gerekend worden te hebben behoord., Yoor een gedeelts
zullen dezelve althans moeten gehouden worden voor wol, wel-
ke uit Duitschland alhier was aangebragt, om verder te wor^
den overgevoerd,

In 1833 , bedroeg de hoeveeUieid, uit Holland, te Londen aan-
gebragte wol, 149,700 ponden.
{Zie Nienwe Amst. Courant
en Algemeen Handelsblad vm
7 Aug. 1834). Er bestond nu
in Engeland, door de sterke verzending naar Frankrqk, voor
een korten tijd, gebrek aan wol. De Engelschen lieten zelfs on-
ze Commissien op de saaijetten onvervuld, en zonden het, reeds
daarvoor wlvangen, geld, met \\ pc.
interest voor de maa«d

14

2,227,224.

1  Op eene uitvoerige Iqst der Van buiten \'skads, ili En-
geland jaarlqks iögevoerde, wollen, sedert 5 Januarg 1800
tot 5 Januarij 1825, gedrukt op last van de
Kamer der
G^enten, onder dagteekening van 25 April 1825, worden
de hoeveelheden, uit Holland aangebragt, opgegeven; als
volgt :

-ocr page 235-

{€mg. Zulks had, in dat jaar, mede een günstigen invloed
op de prqzen der inlandsche wollen, saagetten, cn garens.
Men zie voorts over den invoer van wol in Engeland in 1832:
de
Landwirtschaftliche Zeitung van 1833. S. 53.

De wol. Welke Engeland over het gemelde tgdvak van
25 jaren, van buiten heeft ontvangen, bedraagt de hoeveel-
heid van 274,47&,275 ponden, hetwelk derhalve op 10,979,131
ponden jaarlqks nederkomt. Volgens j. c. ribbe ,
Das Schaf
und die wol,
S. 254, mag men de wol, welke in Engeland,
Schotland,
en Ierland, benevens op de, aan dit Koninkrijk
toekomende, Eilanden, gewonnen en verwerkt wordt, bere-
kenen op veel meer dan 100 millioenen ponden; waarbij dan
de ingevoerde hoeveelheid voorzeker weinig in aanmerking
komt. Naar deze opgave zal men zich eenigermate een denk-
beeld kunnen vormen van het verbazend verbruik der wol
in dit land, doch zich tevens moeten verwonderen over de
mogelijkheid, om de, daarvan vervaardigde, stoffen op eene
voordeelige wijze te slgten.

Oud - Engeland, benevens het Graafschap TVales, alleen wor-r
den gerekend 36 millioenen Schapen te bevatten. Men schat
de opbrengst van ieder Schaap op nagenoeg 2 ponden wol,
jaarlijks, bedragende dus 72,000,000 ponden; welke hoeveelheid
tegen 60 centen het pond, eene waarde geeft van 43,200,000,00
guldens.

-ocr page 236-

DRUKFOUTEN.

Op Bladz. XVI van den Hoofd - ialioud, regel i5 van bo-
ven,
staat; Het Ueine langstaartige gcliorende
Heide - Schaap ; lees: langstaartige en geho-
rende,

» » XVIII, regel |i4 van onderen» staat: Hcveelheid ;

lees: Hoeveellieid.
» » XVIII der Inleiding, regel 4 van onderen,
staat:

alleen; hoofdzakelijk.

» ^ 2, regel 7 van ondqren, sfaaf; het; lees: dit.

„ » 10, regel i3 van onderen, staat: hoogt; lees:
hoogst.

j, » 34, regel 2 van boven, staat: PI. VI. ea VII;

lees: PI. JII. en IV.
, » 49, regel i van onderen , «faaf •• ( Verg. bladz. );

lees: (Verg. bladz. 5).
» » 54, regel 6 van boven,
staat: (PI. XII. XIII.;

lees: (PI. IX. X.).
a » 54, regel 7 van boven,
staat: (PI. XIV, XV.);

lee,: I PI. XI. XII.)

» » 67, regel ï van boven, staat: Groenenlo eni.; lees:
Groenlo
enz.

» » 68, regel 11 van onderen, ia de noot, staat:

(Zie blada. 347); lees: (Zie bladz. IX,).
» » 79, regel j6 vau onderen,
staat: { Oxalis ouina).
Dit behoort te worden weggelaten.

-ocr page 237-

d 1 J O ■i-.yirj <f Q

ta.-r Zi iasii. . loodui .Ùoolt « \'[/r .

• -Vb:.\';?, ,n;i;uLao tir.y j, Ij---; Ajf

--i . r , \' ; J ^

ner ^ ^ . , "

, j.l.^ \',j, . j v . j; _

•« .fir. \' ■ V --i ~ " • ■

.. s! : \'..s

;.i:i/ .ijx .ri; .. . - • u.-, ^ i , i-..

\' f < . o a

• j
■-.in. .!<! » ■

3.

t

-ocr page 238-

mm

\'L.I.

-ocr page 239-

PL. IL

:0 .f/mfer.

-ocr page 240-

■FL.ÏÏÏ.

-ocr page 241-

Pli.ïT.

-ocr page 242- -ocr page 243-

T

-ocr page 244-

^ y l^i /?? ^

-ocr page 245-

L.Y

-ocr page 246- -ocr page 247- -ocr page 248-

Pl.. XI.

C yumi

Je c ^ ii

-ocr page 249-

l\'L.XIi.