-ocr page 1-

De waarde van het bacte-
riologisch onderzoek van
verschillende organen

BBB

cpu.

5=

• 5\'

BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT

bij de

keuring van slachtdieren

DOOR

H. J. KARS

-ocr page 2-

\'\' A

r-:

. . j: \'-, ■ , , . ..

\'■■s:..-.\'-

-ocr page 3-

s\' >; ■

»

\'ïîV

-ocr page 4-

i

, "ï 1 \'\'

-ocr page 5-

DE WAARDE VAN HET BACTERIOLOGISCH ONDER.
ZOEK VAN VERSCHILLENDE ORGANEN BIJ
DE KEURING VAN SLACHTDIEREN.

-ocr page 6-

iiïX

i

■ f" ^
y :

-ocr page 7-

DE WAARDE VAN HET BACTERIOLOGISCH
ONDERZOEK VAN VERSCHILLENDE ORGANEN
BIJ DE KEURING VAN SLACHTDIEREN.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VER-
KRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR
IN DE VEEARTSENIJKUNDE. AAN DE
RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT. OP
GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
D
R. J. PH. SUYLING. HOOGLEERAAR
IN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERD-
HEID, VOLGENS BESLUIT VAN DEN
SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER
VEEARTSENIJKUNDE, TE VERDEDIGEN
OP VRIJDAG 25 JUNI 1926, DES NAMID-
DAGS VIER UUR.

DOOR

HENDRIK JAN KARS,

GEBOREN TE GOUDRIAAN.

1926

N.V. v/h. ALBERTS\' DRUKKERIJEN. SITTARD.

-ocr page 8-

!,?: ■ i

■i^v^t\' JcA"-\'. V-.;;.: .

rr/

Mi

■■\'■ O

-ocr page 9-

AAN MI/N VROUW
EN

MIJN OUDERS.

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Het is mij een voorrecht, bij het aanbieden van dit proef-
schrift, mijn hartelijken dank te betuigen aan U, Hooggeleerde
VAN OYEN, Hooggeachte Promotor, voor de bereidwilligheid,
waarmee U mijn onderwerp voor een proefschrift hebt wilkn
aanvaarden.

De leerzame uren welke ik bij U mocht doorbrengen, de
groote steun welke ik van U mocht ondervinden door Uw vele
raadgevingen, dit zal door mij nooit worden vergeten.

Uit groote erkentelijkheid jegens U, Hooggeachte Promotor,
denk ik dan ook aan Uwe belangstelling voor mijn werk terug,
nu het voleindigd, de vorm van een proefschrift heeft verkregen.

U, Hooggeachte FRENKEL, die mij het onderwerp heeft
aanbevolen, mij zeer vele nuttige wenken en raadgevingen gaf
omtrent het te verrichten onderzoek, breng ik mijn hartelijken dank
^oor Uw belangstelling en Uw steun.

Tenslotte betuig ik aan allen, die mij bij de uitvoering van
het onderzoek van dienst zijn geweest, mijn oprechten dank.

-ocr page 12-

M ; «H^ÈtTvfi; ■ ■ 1

-ocr page 13-

HOOFDSTUK L
INLEIDING.

In de beschikking van den Minister van Arbeid tot uit«
voering van eenige artikelen van het Koninklijk besluit van
den 5en Juni 1920, S. No. 285, kortweg het „keuringsregula*
tief" genoemd, is herhaaldelijk sprake van goedkeuring onder
voorwaarde van verkoop in het klein onder toezicht of wel
op voorwaarde van sterilisatie, wanneer het vleesch bij
hac»
teriologisch onderzoek kiemvrij bevonden is.

Hierbij rijst de vraag of hier bedoeld wordt het vleesch,
zooals gedefinieerd in artikel 2 sub la der vleesehkeuringsf
wet, dan wel of men met het vleesch de musculatuur in en^
geren zin bedoelt. Wanneer men echter bedenkt, dat vleesch
opgevat in den zin der Wet zeer vaak kiemhoudend is en
men, indien men zich streng aan die bepaling hield, slechts
in weinig gevallen tot goedkeuring van een slachtdier zou
kunnen overgaan, volgt hieruit van zelf dat het keuringsre*
gulatief onder „vleesch", de musculatuur in engeren zin be#
doelt. Men behoeft slechts te denken aan locale baeteriëele
ziekteprocessen, die zoo voor en na in de meest uiteenloo«
pende organen worden aangetroffen, zonder dat het vleesch
de ziektesoorzaak bevat welke in het aangetaste orgaan (of
zelfs organen) werd gevonden. Als voorbeelden mogen hier
dienen: pneumoniën, mastitiden, baeteriëele leverontste»
kingen (multipele levernecrose), pyaemische processen, enz.,
alle dus aandoeningen waarbij in de groote meerderheid
der gevallen de musculatuur kiemvrij is.

Aan den anderen kant vraagt men zich af of men bij het
onderzoefk naar kiemhoudend zijn der musculatuur kan vol«
staan \';net het bacteriologisch onderzoek daarvan alleen,
dan wel of men zijn aandacht ook zal hebben te schenken
aan andere organen van het te beoordeelen slachtdier. Wan«
neer men de keuring post mortem, vergelijkt met een lege

-ocr page 14-

artis verrichte sectie, dan valt het antwoord op deze vraag
niet moeilijk. Immers, wanneer men sectie verricht van een
dier dat verdacht is lijdende te zijn geweest aan septichae?
mie, zal men, nadat alle pathologisch^anatomische gegevens
zijn verzameld, overgaan tot een bacteriologisch onderzoek.
Bij de keuze van de organen, die bacteriologisch worden
onderzocht, zal niet in de eerste plaats onze aandacht vallen
op de inusculatuur om tot het stellen van onze bacteriolo^
gische diagnose te geraken; veeleer, zullen we enkele orga^^
nen daarvoor nemen, die ons in dit opzicht zuiverder aan.
Jcnoopingspunten kunnen geven, omdat zich daarin het eau.

? bevindt en men dus bij

SL\'Ägr heir ^^

n^rinTZ^^tl? ^^^ ^^^ de milt, de lever, de

u eventueel het hartblocd. Wanneer dan

ooklHeeirb\'^\'\' ^^^ ^^^ ^e vlecschkcuring

derzoek he^ff Ja bacteriologisch on.

S het bekLr^tcr^\'P\'J- dc%ractijk

g^nen en Sv^^^^ kiemhoudend zijn der or.

S^cifV ^"if^^pvnj zijn van de muscu atuur deze ccnziidiüc

vaf n?elr ^^^^ hêtleb^uScn

van het bactPHnS ^en ander voordeel

oultnm^^^ "^ast dat der mus.

vS bii do ""xS^ belangrijke steun

Voor met nama herhaaldelijk

X bTL^ZrflIT^" onvoldoende erva.

één vLsthmnn^^^^^^^^ beschikt, dat men uit

men die S cnlH^ ^^»^"^en kWcekt. terwijl

komstiß vafhotÄ vlccschmonster af.
hS
le/even hf ^^^^^^ licrhaaldelijk moeilijk.

houden had kunnen bi fven Heef^^^^^ consumptie be.
onderzoek der muscula uu^ook onL^\'^

organen od -S ^^^ bovengenoemde

Sen eenzÄ nagegaan cn vindt men in die

af te keuren miil\'^^ «kerker om

kiemenTe\'aUe^nl\'dan gt\'hYt\'"^^^^^^^^

dat het vleesch oevdligcrwnlo Xlo ï f" ^^
geen verband hf^Qfnof  kiemen bevatte en cr

ëeen verband bestaat tusschen mtravitalc of wel postmor.

-ocr page 15-

tale infectie (van uit het intacte cadaver) en de positieve
bacteriologische bevinding in het vleeschmonster.

Ligt het dus voor de hand bij het bacteriologisch onder«
zoek, zooals bedoeld in het keuringsregulatief, zich niet al«
leen tot de musculatuur te beperken, maar ook en in de
eerste plaats zijn aandacht aan de inwendige organen te wij«
den, dan zal men zich hebben af te vragen hoe het gesteld
is met het eventuëel voorkomen van microörganismen in de
normale versche organen afkomstig van normale slachtdie«
ren en in die van dieren welke uit nood zijn geslacht.

Wanneer het immers zou blijken, dat versche organen af«
komstig van gezonde slachtdieren kiemen kunnen bevatten,
zou dit voor een goede beoordeeling van het bacteriologisch
resultaat een hinderpaal kunnen zijn. Voor en na is n.l. door
onderzoekers beweerd, dat normale organen, afkomstig van
normale slachtdieren regelmatig kiemen kunnen bevatten.
Aangezien echter over deze zaak de meeningen zeer uiteen«
loopen, heb ik mij tot taak gesteld naar het al of niet kiem«
houdend zijn van organen van normale slachtdieren en van
uit nood geslachte dieren (die niet aan bacteriaemie leden)
een onderzoek in tc stellen, hopende daarmede een bijdrage
tot de kennis van het bacteriologisch vleeschonderzoek tc
leveren.

-ocr page 16-

HOOFDSTUK IL
LITERATUUR.

A. Algemeen overzicht.

Von Rosenbach. (I), beschreef het onderzoek van Meis«
ner. Op heel eenvoudige wijze werden organen en weefsel«
stukken onderzocht. Na het dooden werd het dier door
water getrokken en de huid zoo vlug mogelijk verwijderd
ter voorkoming van infectie van af de huid. De instrumen«
ten werden in alcohol bewaard en voor het gebruik geflam«
beerd. Het materiaal werd in een steriel glas gebracht, het«
welk met een wattenprop werd gesloten en gedeeltelijk ge«
vuld — met het oog op uitdroging — met gesteriliseerd wa«
ter. Voor het onderzoek der vloeistof werden er glazen
buisjes ingebracht, waardoor kleine hoeveelheden eruit ge«
nomen konden worden, zonder het geheel te infecteeren.
Geheele nieren, milten, pancreas en leverstukken van katten
en konijnen werden aldus 2—3 jaar bewaard, zonder dat
rotting optrad of lagere organismen zich erin ontwikkelden.
Geen conserveeringsmiddel werd eraan toegevoegd.

Bloed van zoogdieren, urine van gezonde menschen cn
melk van gezonde geiten werd op dergelijke wijze onder«
zocht. Het resultaat was echter negatief. De structuur der
weefsels veranderde niet en geen microörganismen waren
aan te toonen.

Rossbach. (2). In het bloed van dieren, vergiftigd door een
injectie van versch bereide bacteriënvrije (?) papyotine op«
lossing (0,05—0,1%), werd kort na den dood, welke snel
intrad, een buitengewoon groot aantal kogelbacteriën met
krachtige bewegingen gevonden, welke zich intensief kleur«
den. Na 50 minuten waren deze reeds zeer talrijk in eiken
droppel bloed aanwezig. Hauser twijfelt er echter aan of
het wel bacteriën waren, te meer omdat hij bij het nemen
van dezelfde proef hetzelfde resultaat niet kon bereiken.

-ocr page 17-

Zweifel (3). Het resultaat van diens onderzoekingen was
dat ook in het levend weefsel van gezonde dieren steeds
bacteriën voorkomen (anaëroben). Ook bloed bevatte bac«
teriën.

Zahn. (4). In bloed opgevangen in gesteriliseerde glazen
vond Zahn geen bacteriën of verschijnselen van rotting.
Waren de glazen echter verontreinigd door niet gesterili«
seerde lucht, dan werden regelmatig bacteriën gevonden en
traden rottingsverschijnselen op.

Hauser, (5).. Hauser is van meening dat door niet voldoen«
de steriliseering van gereedschappen enz. dikwijls kiemen
worden gevonden. Hij onderzocht volgens de methode van
Meisner en kwam tot de conclusie, dat in het levende weef«
sei en de weefselsappen van gezonde dieren geen rottings«
of andere bacteriën aanwezig zijn. Na 22 dagen trad nog bij
geen enkele proef uit orgaan of vleesch bederf op, zelfs nog
niet bij toetreding der lucht en nog niet na 130 dagen bij
conserveering in H^, O», en 00=^.

Muller. (6). Voor onderzoekingen omtrent het kiemgehal«
te van normale longen, gebruikte Muller voor de eerste
maal groote stukken van het orgaan. Hij bracht longstukken
in bouillonbuisjcs cn bewerkte deze met een pincet, terwijl
het buisje schuin gehouden werd. Na 2 dagen verblijf bij
37°, verwerkte hij de proeven op platen, om de gegroeide
kiemen te diffrentieeren en te isoleeren. Ter vergelijking
verwerkte hij deelen van dezelfde orgaanstukken volgens de
methode aangegeven door :

Dürk. (7) en Klippstein. (8). Dürk kwetste kleine stukjes
weefsel in bouillon en entte met deze emulsie agarplaten.
Klippstein entte nog daarbij op schuin gestolde agar of met
een platinanaald in vloeibare agar. De methoden van Dürk
CQ Klippstein zijn ongeveer gelijk.

Muller kreeg echter de meeste positieve resultaten ; hij
vond in de longen van 25 konijnen bij 7 dieren in alle bouil«
lonbuisjes bacteriën, bij 10 dieren in meerdere culturen,
terwijl hij bij 5 dieren de longen kiemvrij vond.

Volgens de methode Dürk waren bij 2 konijnen in de Ion«
gen bacteriën aan te toonen, bij 17 niet en volgens de me«
thode Klippstein bij 1 konijn en bij 16 niet.

Nenninger. (9) en Paul. (10). zijn van meening dat de Ion«
gen meestal kiemvrij zijn.

-ocr page 18-

Ficker. (11), Hartl en Herrmann. (16) zijn dezelfde meening
toegedaan als Nenninger en Paul.

Béco. (12). De proeven van Béco toonden aan dat na den
dood slechts heel langzaam microben uit den darm in het
bloed worden opgenomen.

Kälble. (13). In het meerendeel der gevallen vond Kälble
de lymphoglandulae bronchiales van slachtdieren (varkens)
niet steriel.

Présuhn. (14). Présuhn komt tot de conclusie dat vleesch
van normale dieren geen bacteriën bevat, terwijl hij beweert,
dat in organen normaliter wel bacteriën voorkomen, (B. Coli
en B. Proteus).

Rogozinsky. (15). In het meerendeel der onderzochte lyms
pho.glandulae mesenteriales (n.1 bij 17 van de 19 dieren),
vond Rogozinsky bacteriën en wel meestal uit de Coligroep,
welke volgens zijn meening van uit den darm in de klieren
zijn gekomen. Hij voederde 500—800 ccM. bouillonculturen
van $aprophyten in 3—5 dagen en vond van de 40 klierproe.
ven in 15 gevallen de saprophyten terug, terwijl echter bloed,
lever en milt er steeds vrij van werden bevonden. Hij conc
cludeert derhalve, dat de lympho.glandulae mesenteriales als
ondoorlaatbaar zijn te beschouwen.

Wrzosek. (17). Komt op grond van zijn onderzoekingen
tot de conclusie, dat in het weefsel van alle mogelijke organen
normaliter microben in uiterst gering aantal aanwezig zijn
en dat deze microben van uit den darm naar de lympho.
glandulae mesenteriales en van daaruit naar de organen gaan.

KUmenko. (18). Ook Klimenko probeert te bewijzen dat de
intacte darmwand van volkomen gezonde dieren voor mis
croörganismen ondoorlaatbaar is en de organen en de mesens
teriale lymphklieren kiemvrij zijn. Hij vond de organen van 6
cavia\'s geheel steriel.

Wel werden bij dieren, deels zonder, deels met bacteriën
gevoed, meermalen bacteriën in de organen en lympho^glan.
dulae mesenteriales gevonden, maar dit wordt toegeschreven
aan verontreinigingen of pathologische aandoeningen van
het dierlijk
Organismus.

Ascariden zegt Klimenko, zijn ook verantwoordelijk voor
de doorlaatbaarheid van den darm ; directe beschadiging van

-ocr page 19-

den darm kon hij echter niet aantoonen. De vertegenwoor*
digers van de Colisgroep zegt hij, kunnen, bij daarvoor gun«
\'stige verhoudingen (misschien had hij op het oog de mate
van virulentie der colibacillen, waardoor irritatie der daraitf
wand kan optreden, en daarnevens steken, ontvellingen,
epitheelverwoesting bij catarrhen enz.), de intacte darmwand
passeeren, in de lympho^glandulae mesenteriales achter blijs
ven en daar eenigen tijd levensvatbaar blijven.

Ficker. (19). Pieker pleit in het algemeen voor het denk«
beeld, dat bij volwassen normale dieren een uittreden van de
darmbacteriën door den darmwand onwaarschijnlijk is;
slechts bij konijnen kan het plaats vinden en wel in het bo?
venste gedeelte der dunne darmen. Bij zoogende dieren (ko*
nijnen, honden of katten) vond Ficker, in overeenstemming
met de mededeelingen van von Behring, dat de darmwand
doorlaatbaar is en de gevoederde kiemen tijdens de digestie
in de organen of in het bloed aantoonbaar zijn.

Uffenheimer. (20). Deze schrijver stelt vast dat het maag«
darmkanaal van pasgeboren cavia\'s geen bacteriën doorlaat,
uitgezonderd tubercelbaeillen. Wel verhoudt zich het maag*
darmkanaal van een cavia anders dan dat van konijnen en
andere dieren.

Hiïgermann. (21). Wat betreft de doorlaatbaarheid van het
slijmvlies van maag en darmen, vond Hilgermann onder«
scheid bij zoogende konijnen en cavia\'s. Na voedering met
zuurvaste bacillen bij konijnen, werden deze aangetoond in
maags en darmslijmvlies, welke zij passeerden en die in de
organen terecht kwamen. In de maag was de passage het
grootst alsook in het bovenst derde gedeelte der dunne dar*
men en in het processus vermiformis, terwijl de passage in
den dikken darm het geringst was. Bij cavia\'s kon Hilgers
mann deze microben in het slijmvlies van de maag niet aan
toonen, ook in het darmslijmvlies waren slechts enkele kie*
men te vinden. Een verklaring hiervoor kon niet worden gef
geven. \'"}

Manfredi. (22). Bij de 78 van de 88 onderzochte dieren
vond Manfredi de huidlymphklieren kiemhoudend.

Perez (23) cn Simoncini (24) vonden reeds na 12 uur de op
de huid gewreven kiemen in de daaronder gelegen lymph«
klieren terug ; de bacteriën drongen door de intacte huid.

-ocr page 20-

Chillés. (25). Bij gezonde dieren, zegt Chillés, komen in de
organen geen bacteriën voor ; wanneer ze echter gevonden
worden zijn zij binnengedrongen door verontreiniging bij het
slachten óf postmortaal door het niet direct verwijderen der
ingewanden óf het gaat om zieke dieren.

Seit er. (26). Gemakkelijk te herkennen microörganismen
bracht Selter in de longen of het maag^darmkanaal en tracht«
te deze kiemen na een bepaalden tijd in de organen aan te
toonen. Het resultaat van zijn onderzoek was dat lever, inilt,
nieren en hartebloed bij al zijn onderzoekingen steriel ble«
ven, terwijl in de lympho«glandulae mesenteriales bacterien
werden aangetroffen, ook anaëroben (boterzuurbacil) en in
de longen (hooibacil).

Selter komt tot de conclusie dat de longen in het algemeen
niet als een kiemvrij orgaan kunnen worden beschouwd. Het
meest zijn sporenvormende bacteriën aan te toonen. Ook
pneumococcen en andere virulente bacteriën werden aange«
troffen. Sterke inspiraties zijn in staat van het mondslijm«
vlies bacteriënhoudende droppels naar de periphere deelen
der longen te brengen. Ook reeds bij kauwen en slikken kun.
nen bacteriën van het mondslijmvlies met den adem mede«
gevoerd en naar de longen getransporteerd worden, van«
waar ze naar de lympho«glandulae bronchiales gaan.

Lever, milt, nieren en bloed zijn onder normale verhoudin«
gen kiemvrij. De macroscopisch intacte darmwand is niet
geheel ondoorlaatbaar voor darmbacteriën. De doorgaande
bacteriën worden in de lympho«glandulae mesenteriales te«
ruggevonden. .....

Ook de intacte huid laat bacterien door, welke komen in
de onderhuidsche lymphklieren. Het kiemvrij zijn der or«
ganen en het bloed berust niet zoozeer op de ondoorlaat«
baarheid der longen, darmwand en huid, als op de ondoor«
laatbaarheid der lympho glandulae mésenteriales en overige
lymphklieren.

Bugge. (27). In hoofdzaak onderzocht Bugge alleen de
musculatuur. Van de hem toegezonden 116 vleeschstukken
werden er 22 kiemhoudend gevonden ; soms werd eerst na
36 uur het onderzoek ingesteld.

jVleerdere spierstukken van hetzelfde dier onderzocht, ga«
ven steeds dezelfde resultaten. Volgens onze onderzoekin«
gen, zegt Bugge, bevatten de ingewanden dikwijls kiemen,
terwijl de musculatuur kiemvrij was.

Flügge. (28). Het gemakkelijk binnendringen der ingeadem«

-ocr page 21-

de kiemen in de longen, beweert Flügge, is een reden om aan
te nemen, dat normale longen niet kiemvrij zijn.

Conradi. (29). Volgens zijn elders aangegeven methode
(oliebad) onderzocht Conradi 150 normale slachtdieren (run»
deren, koeien, kalveren en varkens) en wel hiervan 162 or.
gaandeelen, waarvan er 72 (44,4%) kiemhoudend bleken, n.1.:

van de 63 leverproeven 42 kiemhoudend,
van de 59 spierproeven 18 kiemhoudend,
van de 19 nierproeven 6 kiemhoudend,
van de 5 longproeven 4 kiemhoudend,
van de 4 onderzochte lymphklieren 1 kiemhoudend,
van de 11 miltproeven 1 kiemhoudend,
1 onderzochte testikel bevatte geen kiemen.
Bij 30 kiemhoudende proeven werden anaërobionten ge.
vonden, behoorende tot de groep der boterzuurbacillen.

Bij 42 kiemhoudende proeven werden de volgende aërobe
kiemen gevonden: b. coli, b. lactis.aërogenes,
Streptococcus
acidi lactici, b. mesentericus, b. fluorescescens non liquefa.
ciëns, diplococcus pneumoniäe Frankel en b. suïpestifer.

Conradi trekt de conclusie dat in normale organen van ge.
zonde slachtdieren in lever, spieren, nier, lymphklieren en
milt, bacteriën vegeteeren kunnen. Naar alle waarschijnlijk,
heid zijn de kiemen van den darm uit in het gezonde weefsel
gedrongen. Er zijn weinig latente kiemen in het weefsel der
normale organen, daarom moet men „anreicheren".

Wanneer bacteriën in versch spierweefsel der slachtdieren
worden aangetoond, is dit geen bewijs dat septische proces,
sen zijn voorafgegaan.

Hoe zijn echter de bacteriën in het vleesch gekomen, tij.
dens het leven of na den dood (infectie van buiten af) ?

Komt er over het algemeen bij het onderzoek geen groei,
dan mag men het vleesch van noodslachtingen vrij geven.
Komt er groei, dan moet men eerst uitmaken, dat geen patho.
gene bacteriën voor den mensch in het spel zijn ën daarna
nagaan of het vleesch is vrij tc geven.

Alleen het vinden van pathogene bacteriën geeft het
recht vleesch, van noodslachtingen afkomstig, af te keuren.

Conradi. (30). Door zijn aangegeven methode (oliebad)
toonde Conradi ook spaarzaam aanwezige kiemen in het
vleesch aan. Hij zegt dat de onderzoekingen vóórdien mees.
tal negatief waren, omdat de onderzochte stukjes materiaal
te klein waren. Zijn uitwendige desinfectie controleerde hij

-ocr page 22-

door bacteriën en sporen op het vleesch te brengen en het
dan te laten drogen. Daarna bracht hij het in een oliebad
van 200° C. en constateerde dat het vleesch uitwendig steriel
bleef. Verder spoot hij in het vleesch paratyphusbacillen,
paste daarna de uitwendige sterilisatie toe en kweekte toch
uit het vleesch paratyphusbacillen. Hiermede bewees Con«
radi, dat door uitwendige sterilisatie (oliebad), wel de opper«
vlakkige kiemen worden gedood, doch in het vleesch de aan«
wezige bacteriën intact worden gelaten.

Cao. (31). In aseptisch uit het lichaam verwijderde levers
en milten van runderen, varkens en geiten vond Cao naast
niet pathogene« ook pathogene kiemen en hij is van meening
dat het transport der dieren de opname der kiemen heeft
bevorderd.

Ford. (32). Bij het onderzoek van verschillende organen
van kleine dieren (honden, katten en cavia\'s) vond Ford een
hoog percentage kiemhoudend, hetgeen hij toeschrijft aan
den langen duur van het onderzoek (6—7 dagen), in welken
tijd zich langzaam groeiende kiemen konden ontwikkelen.

Rommeler. (33). Paratyphusbacillen en Bacillen enteritidis
Gärtner komen zeer frequent in de natuur voor, waardoor
postmortaal het vleesch zeer gemakkelijk kan geïnfecteerd
worden. Het is dan ook dikwijls zeer moeilijk endogene en
exogene infectie van het vleesch van elkaar te scheiden.

Intravitaal vermeerderen zich bacteriën van een septichae«
mie in organen en bloed minder sterk dan postmortaal, zoo
!dat vóór den dood patiënten lijdende aan septichaemie,
heel weinig bacteriën in het vleesch hebben.

Amako. (34). Bij een deel zijner proeven paste Amako de
methode van Conradi toe, terwijl het ander deel zijner proe«
ven onder aseptische cautele werd uitgevoerd. Hij wijst erop,
dat bij druk op een orgaan uit de vaten en uitvoergangen
vloeistof wordt uitgeperst, welke van buiten af geïnfecteerd
kan worden, en voegt daaraan toe, dat bij het ophouden van
de druk aldus besmette vloeistof naar binnen kan worden ge«
bracht, waardoor het orgaan wordt geïnfecteerd.

Vooral bij de lever zou het gevaar van besmetting op deze
wijze het grootst zijn, daarna bij de nieren en de milt en het
geringst bij de spieren. .

Bij het onderzoek der spieren, milt, nieren en lever, voor
een "klein gedeelte onder aseptische cautele uit het dier ge«

-ocr page 23-

nomen en voor het grootste gedeelte op de gewone wijze
door den slachter uit het dier verwijderd, terwijl hoogstens
een uur na de slachting de proeven waren genomen, werden
kiemhoudend gevonden :

6 maal de spieren (27,2%),

7 maal de milt (31,8%),

13 maal de nieren (59%),

22 maal de lever (100%).

Gevonden werden : saprophyten, colibacillen, streptococ^
een, staphylococcen. Het onderzoek geschiedde volgens de

methode van Conradi.

Dit ongunstig resultaat gaf Amako aanleidmg de proeven
onder gunstiger omstandigheden te herhalen en wel m het
laboratorium met kleinere dieren en onder steriele cautelen.

De orgaanstukken kwamen in een oliebad. Onderzocht
werden 31 normale dieren en wel hiervan lever, nier en spie«
ren. Het resultaat was dat in geen enkel geval bacteriengroei
kon worden waargenomen, ook geen anaerobengroei. Zelts
na 7 dagen bewaring in de broedstoof bij 37 , werd bij het
onderzoek van 35 normale dieren, noch anaëroob noch
aëroob bacteriëngroei geconstateerd, uitgezonderd bij:

1. één buisje met een stukje nier (konijn),

2. één buisje met een stukje spier (cavia), waarin aards
appelbacillen werden gevonden,

3—4. 2 buisjes met een spierstukje (konijn en cavia),
waarin micrococcus albus werd gevonden en

5. één buisje met een stukje lever (konijn), waarin colU
bacillen werden aangetroffen.

De aanwezigheid van „aardappelbacillen" en micrococcus
albus duidt volgens Amako op een luchtinfectie, terwijl de
colibacillen waarschijnlijk door inzuiging in het orgaan zijn
terecht gekomen.

In elk geval spreekt het resultaat der beide series proeven
hiervoor, dat een latente infectie der organen van gezonde
dieren, wanneer ze wordt gevonden, toch hoogst zelden voor^
komt.

Machida. (35). Heeft met Bierotte de methode van Gons
radi voor de toepassing in de practijk onderzocht. Zij komen
tot de conclusie dat de methode wel bruikbaar is, m^r
te gecompliceerd om ze practisch ingang te doen vinden. De
methode der sterilisatie door olie bij hoogen temperatuur is
zeer doelmatig.

-ocr page 24-

Voor het bacteriologisch onderzoek werden orgaanstuk.
ken van gezonde dieren gebruikt. Tegelijkertijd werden ook
kleine orgaanstukken op schuin gestolde agar uitgestreken,
waardoor te onderscheiden was geen of weinig kiemen en
de mogelijkheid van verontreiniging.

In de hangende droppel en ook in het grampreparaat wa?
ren meermalen geen kiemen te vinden, terwijl op de uit.
strijkplaten weelderige groei te zien was. Onder de posi.
tieve gevallen werd dit 15 maal door Machida waargenomen,
waarom hij groote orgaanstukken voor het onderzoek aan#
beveelt.

Onderzocht werden 54 orgaanstukken van 11 gezonde
dieren:

7 runderen (4 rituëel geslacht), 1 kalf, 2 schapen en 1
varken.

Van de 54 onderzochte orgaanstukken waren er 32 of
59,25% kiemhoudend (26 maal aërobe, 6 maal anaërobe kie.
men).

Kiemhoudend waren :
van de 11 longen 8 of 72,7%,
van de 11 levers 8 of 72,7%,
van de 11 milten 5 of 45,4%,
van de 9 nieren 4 of 44,4%,
van een hart 0%,

van 11 spieren (diepe nekspier) 7 of 63,6%.
De waarde der „anreicherung" is door onze proeven bewe.
zen zeggen Machida en Bierotte.

Of de methode van slachten invloed had is niet te zeggen
tengevolge van het gering aantal rituëele slachtingen.

In de longen der rituëel geslachte dieren werden altijd
kiemen gevonden, welke misschien door krampachtige adem.
tochten bij inspiratie in de longen zijn terecht gekomen.

MüUer. (36). Door mijn onderzoekingen, zegt-Muller, kon
worden vastgesteld, dat bij opname van vleeschvergiftigings.
bacteriën met de voeding, weldra de overgang in het lym.

phatenstelsel volgt. .

De kiemen zijn daarna aan te toonen in : milt, longen cn
lever echter niet in bloedbaan en musculatuur. Eerst wan.
neer \'de natuurlijk beschuttende kracht van het lichaam met
meer in staat is de infectie tot het lymphatenstelsel te beper.
ken gaan de kiemen over in de bloedbaan en volgt de alge.
meene infectie van alle organen, en het spierweefsel,
aldus van het geheele lichaam.

-ocr page 25-

Eerst op het oogenblik van de bloedinfectie wordt het
dier zichtbaar ziek en hiermede is het stadium van het ziek
zijn ingetreden, zoodat het dier uit nood wordt geslacht.

In den darm worden de kiemen weldra door darmbacteriën
overwoekerd en dan moet het aantoonen door anreicherung
op malachietgroenplaten geschieden.

De gewichtigste „anreicherungsorganen" in het dierlijk
lichaam bij een septichamie zijn : de vleeschlymphklieren,
de lymphosglandulae mesenteriales, de lever en de milt. Deze
organen kunnen besmet zijn, terwijl de musculatuur nog
vrij is.

Müller zegt dat de saprophyten, welke gedurende de slacht
ting of bij het afhakken op de oppervlakte van het vleesch
geraken, in den regel niet in staat zijn de enkele kiemen van
Gärtner, welke in het vleesch aanwezig mochten zijn, zoo*
danig te overwoekeren, dat zich deze kiemen niet meer laten
aantoonen.

Horn. (37). Deze schrijver ging de verhouding van vleesch
en milt na, wat betreft het baeteriëngehalte. Hij onderzocht
231 zieke dieren. Van de milt werden culturen op schuin ges
stolde agar aangelegd en van het vleesch 4 agarplaten, welke
ongeveer 15 uur bij 37° werden gehouden. Van de 231 ges
vallen gaven 172 of 74,46% een gelijk en 59 of 25,54% een
verschillend resultaat. Bij 20 of 8,66% was de miltcultuur
steriel gebleven, terwijl het spierweefsel kiemhoudend was.

Hierbij is een intravitale opname van kiemen uitgesloten,
anders was de milt ook aangetast. Meer aannemelijk is een
postmortale infectie, waarvan de milt door haar minder
doorlaatbaar kapsel werd uitgesloten.

In 39 gevallen of 16,88% was de milt kiemhoudend en het
vleesch steriel O^et gansche lichaam nog niet met bacteriën
doorwoekerd, alleen de orgpen). In 117 gevallen waren
milts en vleeschcultuur negatief.

Evenals Müller ziet Horn de milt voor een natuurlijk „an*
reicherungsorgaan" aan. Hom komt tot de volgende cons
clusies:

In de musculatuur van gezond geslachte dieren kunnen
bacteriën voorkomen, echter in den regel in zoo geringe
mate, dat ze slechts door een anreicherungsverfahren aan te
toonen zijn.

Het baeteriëngehalte in het vleesch neemt niet toe, wans
neer het vleesch tot 3 dagen bij gewone kamertemperatuur
bewaard blijft (in het vierendeel natuurlijk en bij het op tijd

-ocr page 26-

verwijderd zijn der ingewanden) ; eerst dan treedt een toe»
name van het gehalte aan bacteriën in het binnenste der
musculatuur op en wel van de oppervlakte uitgaande ; echter
kari het vleesch zelfs na 21 dagen in het koelhuis te zijn be«
waard, nog kiemvrij zijn.

Het gehalte aan bacteriën van vleesch, afkomstig van nood«
slachtingen (septichaemie) is, wel is waar aanmerkelijk groo«
ter, dan dat der gezonde dieren, doch ook hierbij laten zich
in de meeste gevallen, niettegenstaande „anreicherung" geen
kiemen aantoonen.

Het gehalte aan bacteriën der musculatuur staat tot de
beteekenis der ziekte van het slachtdier niet in evenredige
verhouding.

Door de manier en de wijze van slachten, zoowel door
de verpakking en verzending wordt het gehalte aan bacteriën
aanmerkelijk beïnvloed.

Bij noodslachtingen wegens sepsis zal naast de muscula«
tuur, steeds ook de milt onderzocht moeten worden.

In de gevallen, waarbij slechts het vleesch kiemen bevat,
terwijl de milt steriel is, kan men een postmortale infectie

aannemen. , .

Bij positieve milt« en negatieve musculatuur«bevmdmg is
)een langer verblijf dan 12 uur in de broedstoof, of wel een
„anreicherungsverfahren", noodzakelijk.

Bugge en Kieszig. (38). Zijn met Müller van meening, dat
vleesch van uit nood geslachte dieren ook dan als niet ver«
dacht beschouwd moet worden, zoodra op de platen geen
verdachte groei aanwezig is.

Wanneer coliachtige groei matig voorkomt, moeten we
met een zekere voorzichtigheid te werk gaan.

Het in mindere mate voorkomen van verschillende kiemen
in een spierstuk houden zij voor een toevallige postmortale
verontreiniging van het vleesch, welke ook bij het nemen
der vleeschproeven volgens Conradi niet te vermijden is.
Vleesch van normaal geslachte runderen is, wanneer het
volgens de methode van Conradi angereichert wordt, in een
zeker percentage kiemhoudend, of dit echter moet worden
toegeschreven aan een intravitale«, van den darm uitgaande
infectie of als een postmortale infectie is op te vatten, blijft

twijfelachtig. , . , i n • •

Voor toepassing bij de bacteriologische vleeschkeurmg is

het „anreicherungsverfahren" niet geschikt.

-ocr page 27-

Graberf en MergelL (39) vonden de nieren voor 60%, de
lever voor 51% en de milt voor 5,4% kiemhoudend, terwijl
van de 108 spierproeven er 1 kiemhoudend werd bevonden.
De in de organen gevonden kiemen behoorden tot de groep
der boterzuurvormende organismen (anaëroben).

Zwick en Weichel. (40), onderzochten de uitwendige steri*
lisatie volgens 5 verschillende methoden, n.1.:

1. Volgens Conradi, (met olie van 200° C.),

2. de schroeiing geschiedt met gloeiende messen,

3. vóór de schroeiing als in 2 aangegeven 3,5 uur in subli.
maat,

4. na de behandeling als in 3 aangegeven het materiaal 18
uur bij 37° C. gehouden,

5. dompeling in kokend water 2—5 minuten, daarna ge®
durende 5 uur in een 1/2 % sublimaatoplossing.

Van de door hen op deze wijze, direct na de slachting, on»
dcrzochte 77 orgaan« cn spierstukken van runderen en var.
kens, bleek 5 maal de lever en 1 maal de nekspier kiemhou»
dend te zijn.

Zij nemen niet aan dat de gevonden bacteriën (b. coli com.
rnune, staphylococcus aureus) in de organen van het slacht,
dier gedurende het leven zijn binnen gedrongen.

Muller. (41). Het onderzoek der musculatuur van slacht,
dieren is niet voldoende, zegt Müller, om te beweren dat or.
ganen vrij zijn van een septicaemische infectie, al is het
spierweefsel onderzoek ook negatief.

Het bacteriologisch vleeschonderzoek kan met zekerheid
een septicaemische infectie vaststellen, indien
musculatuur,
mesenteriales en vleeschlymphklieren,
alsook de milt en de
levei] onderzocht worden.

Wanneer een infectie met vleeschvergiftigingsbacteriën
tot spierinfectie voert, treedt deze eerst op
nadat de overige
organen en het bloed geïnfecteerd zijn.

Een directe overgang der bacteriën in het bloed, bij met
het voedsel opgenomen bacteriën treedt alleen dan op, in.
dien de bacteriën een zeer hooge virulentie (maximaal) be.
zitten.

Met de haematogene infectie van het dierlijk lichaam loopt
parallel een lymphogene infectie van de mond.keelholte en
van het maagdarmkanaal uitgaande.

Bacteriën, welke hun maximale virulentie verloren hebben,
kunnen in den regel geen directe bloedinfectie meer doen
ontstaan.

-ocr page 28-

Bacteriën met verminderde virulentie, evenzoo als langs
zaam infeeteerende pathogene bacteriën, dringen lymphos
geen in het lichaam en verbreiden zich in het lymphatens
stelsel.

Bij een infectie van het lichaam langs den weg der lymphs
banen kan de infectie van het lymphatenstelsel op het bloed*
vatenstelsel overgaan, nadat de infectie in het lymphatens
stelsel een grootere uitbreiding heeft gekregen en milt en le^
ver sterk kiemhoudend zijn geworden.

Milt en lever kunnen lymphogeen geïnfecteerd worden.
Lymphklieren, milt en lever vormen de natuurlijke anreis
eherungsorganen voor het aantoonen der als „vleeschvers
giftigers" verdachte bacteriën. .. . ,

Het aanwezig zijn van vleeschvergiftigingsbactenen in de
musculatuur van geïnfecteerde dieren, laat zich op grond van
systematische onderzoekingen over het mechanismus van
een septicaemische infectie door anreicherung van z.g. latent
aanwezige kiemen niet aantoonen. Een kunstmatig anreiches
rungsverfahren vóór het onderzoek van vleesch op een sep»
ticaemische infectie, is daarom bij het bacteriologisch onders
zoek van slachtdieren, afgezien nog van het tijdverlies,
overs
bodig en onnoodig.

Muller en Zingle. (42-43), komen op tegen het infecteeren
der organen langs den weg der bloedbaan. Wanneer het
lymphatenstelsel de bacteriën niet kan tegenhouden, dan
vindt men deze eerst in de bloedbaan (Zingle), daarna in de
organen en dan in de musculatuur. , . , , j

Muller zegt, de infectie der musculatuur geschiedt door de

bloedbaan.

Baum en Joest. (44). Van uit het darmkanaal kunnen bacs
teriën betrekkelijk snel in het bloed geraken. Lymphkheren
zün dus geen volkomen filters.

Grunt (45). Aangetoond moet worden zegt Grunt of de
kiemen intravitaal of postmortaal zijn ingedrongen.

Van de 80 onderzochte lymphklieren waren er 31 ot 38,/%

kiemhoudend. ,

Gevonden werden: b. coli commune, streptos p staphys
lococcen, b. vulgare, b. paratyphosis B. (2 maal) en anaes
roben. Meestal waren het menginfecties.
Grunt komt tot de volgende conclusies :
In het vleesch van gezonde slachtdieren komen physiolos
gisch geen bacteriën voor.

-ocr page 29-

Practisch is de infectie van buiten af niet te vermijden
en is dus het in consumptie gebrachte vleesch in zekeren
graad kiemhoudend. Wil men aantoonen dat bacteriën
in het
vleesch voorkomen, dan is het noodzakelijk meerdere groote,
zoo mogelijk met fasciën omgeven spierstukken te nemen en
passen men het „anreicherungsverfahren" toe.

Het postmortale indringen van bacteriën in het inwendige
van het vleesch geschiedt dikwijls zoo snel, dat de opper*
vlakteïsterilisatie te laat komt.

De lymphklieren van gezonde runderen kunnen in tegen*
stelling met het vleesch, bacteriën bevatten.

Schornagel. (46). De^ kunst van het keuren bestaat niet in
het afkeuren doch wel in het goedkeuren van vleesch. De
hygiënische factor moet voorop staan, daarnaast moet men
zorgen, dat niet meer kapitaal vernietigd wordt, dan werke*
lijk noodzakelijk is. Het bacteriologisch onderzoek moet ook
worden toegepast, om meer vleesch van in nood geslachte
dieren goed te kunnen keuren. Postmortaal kan vleesch of
een orgaan geïnfecteerd worden en kunnen de bacteriën zich
vermeerderen, zoodat het laatst overgebleven stukje zooda»
nig kan geïnfecteerd zijn, dat door de vermeerdering der
bacteriën en toxinen dit stukje schadelijk kan werken. Para*
typhusbacillen kunnen tot een enkel orgaan gelocaliseerd
zijn gebleven, b.v. alleen aanwezig zijn in lever en milt en
niet in andere organen (vergiftigingen door lever en lever*
worst) en zelfs een gering aantal bacteriën in het vleesch
aanwezig, kan bij lang bewaren door vermeerdering tot
groote aantallen voeren.

Zouten en rooken zijn niet in staat de bacteriën in korten
tijd te dooden. Men mag wel aannemen dat vleesch en or*
ganen van gezonde dieren geen pathogene kiemen bevatten.

De methode van Conradi is niet in alle opzichten betrouw*
baar en het vinden van enkele bacteriën moet men nu ook
niet al te hoog aanslaan. Over het algemeen is, specifieke
infectieziekten buiten beschouwing gelaten, het voorkomen
van bacteriën in vleesch van in nood geslachte dieren niet
zeer frequent.

Aanbevelingswaardig is het, het slachtdier 12—24 uur te
laten hangen, voordat het vleesch bacteriologisch wordt on*
derzocht.

Vermeerdering van bacteriën, welke tijdens het leven aan*
wezig waren, kan dan plaats vinden.

De methode van Conradi is zeer omslachtig.

De vele malen door Conradi gevonden bacteriën in nor*

-ocr page 30-

male organen en vleesch, verklaart Schornagel evenals Ama.
ko doordat bij het uitsnijden weefselsap uitgedrukt direc
geïnfecteerd en daarna weer teruggezogen wordt Deze in-
fectie is door middel van het oliebad van 200 C. met meer
te achterhalen. De druivensuikerbouillon m hooge laag (bui.
zen van 18 m.M. wijdte gevuld met 25 c.c.M. druivensuiker.
&on) dienende v.n.1 voor de cultuur van anaeroben is
vXenvoudiger en zekerder dan die met Buchnersche bui.
zin inZn men flinke stukjes van het te onderzoeken ma.
tSaal (orgaan) in den voedingsbodem brengt. Het meest
tTdro^ van het technisch gedeelte van het onderzoek
is
een goede uitwendige sterilisatie van het vleesch. of or.
Sanstuk Onderzoek van lymphklieren en een of meerdere
oSanen is noodzakelijk, omdat bij aanwezigheid van sleets
Sg bacteriën deze in het vleesch soms moeilijk zijn te vm.
den terwijl ze gemakkelijk zijn aan te toonen in lymphklie.
ren\'en organen Onderzoekt men het vleesch 24 uur na de
slachting of past men een „anreicherungsmethode toe dan
tomen zich alleen tot het vleesch bepalen.

Het is echter practischer direct een eenvoudig onderzoek
in te stellen en daarbij ook milt. lever of nier te onderzoeken.

Bugge en Kieszig. (47—48). Wanneer gezonde proefdieren
onder steriele cautelen worden gedood en de huid en dc or.
ganen met dezelfde voorzorgen worden verwijderd, is dc in«
■fectie van buiten af voor het grootste deel vermeden. Ge.
lukt het zoo musculatuur en organen kiemvrij te houden,
dan is het bewijs te leveren, dat het lichaamsweefsel van
gezonde dieren tijdens het leven kiemvrij is.

Het dooden geschiedde door een plotseling afsnijden van
de luchttoevoer. Na den dood werd de buikwand geschoren,
grondig gedesinfecteerd, afgebrand en steriel verwijderd, dc
testikels werden weggenomen, de buikholte geopend, milt
cn nieren verwijderd, de luchtpijp afgebonden, het hart na
afbinding der vaten cn^ de longen in hun geheel verwijderd.
De lever werd na dubbele onderbinding der vaten, in zijn
geheel verwijderd. De milt is eerst weggenomen en direct
in een steriele Petrischaal opgevangen (niet in oliebad,
want dan kunstmatig steriel).

De genoemde deelen zijn 4 uur in 2% sublimaatoplossing,
in steriele doozen met overhangend deksel en draadbank
bewaard en daarna 24 uur in de broedstoof van 37° ge.
plaatst.

Onderzocht werden : hart, longen, milt, nieren, lever, her.

-ocr page 31-

senen, rechter en linker voor. en achterschenkel, muacula*
tuur,
l3eenmerg van de rechter en linker humerus en femur.
Een contróleproef werd ingesteld.

Een konijn met paratyphusbacillen ingespoten, werd vol.
gens de lboven beschreven methode gedood en onderzocht.
Uit alle organen en spierdeelen werd een reincultuur van
paratyphusbacillen gekweekt, uitgezonderd uit het hart, het.
geen kiemvrij werd bevonden. Hieruit blijkt dus, dat een
kunstmatige steriliseering der organen en spierdeelen in het
olie. en sublimaatbad niet optreedt.

Het resultaat van het onderzoek was, dat kiemvrij waren
bij alle dieren: hart, milt, nieren, hersenen, testikel of uier,
tong, spieren der voorarm, der tibia, spiergroep dorsaal van
de lendewervels en roode beenmerg.

Geen microörganismen konden worden aangetoond, niet.
tegenstaande de „anreicherung". De longen waren het meest
kiemhoudend (33,4%); verschillende soorten van kiemen
werden gevonden, gram positieve en gram negatieve staaf,
jes cn coccen.

Bij konijnen werd met de hand de luchtpijp plotseling af.
gesloten, terwijl het dier rustig was. De longen waren dan
bij het onderzoek kiemvrij.

De lever in 28,6% kiemhoudend. Gedurende het leven kan
de lever reeds geïnfecteerd worden van uit den darm door
de Ductus Cholcdochus of zij wordt bij het verwijderen ge.
ïnfecteerd.

De soort der gevonden kiemen wijst ook op een postmor.
tale infectie of op ccn infectie van buiten af gedurende het
leven.

De spieren waren in 3,2% der gevallen kiemhoudend ; ver.
schillende soorten kiemen werden gevonden.

ßugge en Kieszig komen tot de volgende conclusies :

de musculatuur van gezonde, steriel gedoode dieren was
tot op eenige proeven na (3,2%) bij de anreicherungsmetho.
de van Conradi, kiemvrij;

de gevonden microörganismen zijn bij het afhakken van
bet dier, dus postmortaal ingedrongen.

Wanneer geheel aseptisch gewerkt wordt, zullen ook deze
enkele positieve gevallen, kunnen worden vermeden.

Bij één proefdier waren 2 stukken slechts kiemhoudend;
«lemen van verschillenden aard werden gevonden, zoodat
^an een intravitale infectie bij de proefdieren geen sprake
kan zijn.

-ocr page 32-

Longen en lever, welke met de buitenlucnt in betrekkelijk
nauwe verbinding staan, waren meer kiemhoudend (in groos
ter aantal %); bij de longen laat zich, door een bepaalde
methode van werken (ver strekkende desinfectie van de huid,
lang verblijf der kleine proefdieren in steriele kooien, plot®
seling dooden zonder verzet der dieren), het percentage ge*
tal der kiemhoudende proeven aanmerkelijk verminderen.

Bij de lever is dit niet mogelijk, aangezien door de Ductus
Choledochus een infectie tijdens het leven elk oogenblik
kan plaats hebben.

In hart, milt, nieren, hersenen, testikels en beenmerg van
alle proefdieren konden in geen enkel geval na de anreiche»
rung microörganismen worden aangetoond.

Een intravitale infectie bij al deze organen is uitgesloten ;
uit de kiemvrijheid dezer talrijke gewichtige organen, wordt
de kiemvrijheid van het geheele organisme bewezen.

De schijnbaar foutieve resultaten bij de musculatuur
eenerzijds en de lever en de longen anderzijds, zijn eensdeels
op de moeilijkheid van het nemen cn verwerken van het
materiaal, anderdeels op de directe verbinding dezer orga«
nen met de buitenlucht, terug te voeren.

Een intravitale infectie van gezonde dieren in den zin van
Conradi kon bij de proeven tot hiertoe niet worden aange»
toond.

Horn. (49). Van de 67 noodslachtingen van paarden, welke
Horn onderzocht, waren 43 lijdende geweest aan koliek. Het
resultaat van het onderzoek was dat 94% der onderzoekin»
gen negatief en 6% positief waren.

Gevonden werden coccen en B. coli commune. Vleesch»
vergiftigers werden niet gevonden.

Buëèe en Kieszig. (50). Op grond van al hun onderzoeking
gen zijn Bugge en Kieszig tot de overtuiging gekomen, dat
een mtravitale infectie van het gezonde weefsel in den zin
van Conradi nauwelijks voorkomt.

Nadat het slachtdier bedwelmd is, wordt dot>r den slach*
ter een wond gemaakt voor de verbloeding. Door mes en
handen van den slachter worden de wondranden en het in*
wendig gedeelte van de wond geïnfecteerd en nog meer, wans
neer de slokdarm is aan® of doorgesneden.

Bij normale dieren heerscht in de Vena jugularis, nabij de
borstingang, een negatieve druk, welke in de voorste holle
ader bij geforceerde inspiratie nog toeneemt, waardoor geïn*

-ocr page 33-

fecteerde vloeistof wordt opgezogen. De kiemen komen ab
zoo
in de rechter voorkamer, in de rechter ventrikel, in de
iongen en worden dan door het linker hart in de overige
deelen van het lichaam verspreid.

Bugge en Kieszig brachten in en om de wond, direct na
het maken der huidwond en afbinden der carotis een para«
typhuscultuur in de gevormde huidzak, zij zagen de met
cuh
tuur gemengde vloeistof inzuigen en met een volgende hart«
slag terugkomen. Na den dood werden de organen steriel
verwijderd (scheren en desinfecteeren der huid), volgens \'de
methode Conradi „angereichert" en bacteriologisch onder«
zocht. Een totale paratyphusinfectie van het geheele lichaam
werd niet geconstateerd, ofschoon men het wel verwacht
zou hebben, in verband met de waargenomen opzuiging.
Bugge en Kieszig concludeeren het volgende:
Door de slachtwond wordt de kringloop van Het bloe\'d
ßeopend, waardoor een opzuiging van bacteriën kan plaats
vmden, tengevolge waarvan een verdeelina in Het lichaam
kan volgen. Hieruit blijkt, dat bij vakkundig slachten, dc
Slachtwond, door de hand van Hen slachter, de instrumcn«
.ijin, de huid van het slachtdier of bij opening van den slok«
darm, op verschillende wijze verontreinigd kan worden cn
aeze verontreinigingen op gelijke wijze in Ket lichaam kun«
Oen worden gebracht. Hiervoor pleit ook", \'dc bij de meeste
proeven gevonden verscheidenheid van bacteriën in een or«
Caan cn in enkele spier\'dcelcn van ccn dier. Een \'deel \'der
kiemen, welke in vroegere proeven over het kicmgehaltc van
het vleesch van gezonde slachtdieren gevonden werden,
"joet langs dezen weg in de onderzochte organen en spier«
K gekomen zijn. Dc proeven bewijzen tevens, \'dat ccn
oeel der positieve resultaten niet op ccn postmortale infectie
(verontreiniging) bii het afhakken enz., is terug te brengen.
,Ecn intravitalc infectie van het gezonde organisme in \'den
van Conradi, is volgens Ket resultaat van deze cn vroe«
ßere proeven over het kicmgehaltc \'der organen en muscula«
^\'ur van steriel gcdoodc dieren niet aan tc toonen.

Opmerkingen naor aanleiding van de genoemde literatuur.

E)e voornaamste literatuur welke werd nagegaan behelst,
^oals het overzicht aangeeft, vele onderzoekingen, echter
JJJct zeer uiteenloopende resultaten, tengevolge waarvan dc
^ningen der onderzoekers ook niet overeenstemden.
Waar toch is hiervan dc oorzaak te zoeken ?

-ocr page 34-

Wanneer men het onderzoek heeft ingesteld of heeft be»
studeerd, zal men moeten bekennen, dat er zeer veel factoren
zijn, welke een invloed op het eindresultaat kunnen uit*
oefenen, als :

1. de omgeving, waarin het onderzoek geschiedt vanaf
het oogenblik, dat het materiaal uit het dier wordt genomen:

2. de steriliteit van de instrumenten en voedingsbodems
welke men gebruikt;

3. de wijze, waarop het materiaal wordt verwerkt;

4. de manied waarop getracht wordt, microörganismen
aan te toonen, (vermeerdering der kiemen in de organen
door bewaring) ;

5. de tijd, welke verloopt tusschen het slachten en het
onderzoek (onderzoek gedurende enkele achtereenvolgendé
dagen) ;

6. de methode van slachten.

Om uniforme resultaten te bereiken, moet het onderzoek
dus zeer nauwkeurig worden verricht, rekening houdende
met alle mogelijke storende invloeden, die kunnen voorko.
men, waardoor het eindresultaat van het onderzoek ten on*
gunste kan worden gewijzigd.

Het zal ons dus nu niet meer verwonderen dat, gezien de
verschillende methoden van onderzoek, de meeningen zeer
uiteenloopend werden uitgesproken, ofschoon men in prin.
cipe mag veronderstellen, dat over het algemeen genomen,
verschillende factoren volkomen in de macht der onder,
zoekers waren.

Meisner, die op heel eenvoudige wijze werkte, verkreeg
door zijn simpele methode, waarbij een eenvoudige sterili.
satie werd toegepast, negatieve resultaten, d.w.z. kon geen
microörganismen aantoonen, zelfs niet bij heel lang bewaren.

Hauser is van meening, dat door niet voldoende sterili.
satie van gereedschap enz., dikwijls kiemen worden gevon.
den en toonde aan, dat in organen van gezonde dieren, on«
derzocht volgens de methode van Meisner, geen rottings* of
andere bacteriën aanwezig waren, zelfs nog niet na 22 da.
gen, ook niet bij toetreding van de lucht en nog niet na 130
dagen bij conserveering in H», 0> en CO».

Afwijkende resultaten hiervan verkreeg Muller, terwijl
de resultaten van Dürk en Klippstein (volgens hun methode
nam ook Muller zijn proeven), zoo goed als negatief waren.

-ocr page 35-

Het kiemvrij zijn der longen wordt bepleit door Nennin.
ger, Paul, Pieker, Hartl en Herrmann, terwijl Béco aantoonde,
dat na den dood slechts heel langzaam microben uit den
darm in het bloed worden opgenomen.

Présuhn beweert, dat de organen normaliter wel bacteriën
bevatten, doch dat het vleesch steriel is.

Daarna komen verschillende onderzoekers, die op de door.
laatbaarheid van den darm wijzen en op het al dan niet pas#
seeren der bacteriën van de mesenteriale lymphklieren.

Rogozinsky vond bloed, lever en milt steeds kiemvrij, \'de
klierproeven echter in 15 van de 40 gevallen bacteriënhou.
dend en komt tot de conclusie dat de mesenteriale lymph:»
klieren bacteriën niet doorlaten.

Wrzoseck daarentegen toonde in alle mogelijke organen
normaliter microben in uiterst gering aantal aan en zegt dat
\'deze uit den darm komen cn van uit de mesenteriale lymph»
klieren naar de organen gaan.

Klimenko vond de organen van 6 gezonde cavia\'s geheel
steriel. De positieve resultaten schrijft hij toe aan veront»
reinigingen of pathologische aandoeningen van het organiss
me. Zelfs ascariden worden door hem verantwoordelijk ge?
steld voor de doorlaatbaarheid van den darmwand. Verder
dan de mesenteriale lymphklieren gaan de ingedrongen mi#
croben echter niet, zij blijven daar eenigen tijd levensvat.
baar.

Pieker \'daarentegen beweert weer dat de \'darmwand door?
laatbaar is, de kiemen ziin tijdens de digestie in de organen
of in het bloed aantoonbaar.

Uffenheimcr zegl, dat het maag.darmkanaal van pas ges
boren cavia\'s geen bacteriën \'door laat, uitgezonderd dc
tubercelbacillen.

Hilgermann toonde gevoederde zuurvaste bacillen bij zoos
gcnde konijnen in de organen aan ; bij cavia\'s waren zc
echter in het maagslijmvlies niet tc vinden. Een verklaring
hiervoor kon \'door hem echter niet worden gegeven.

Bij gezonde \'dieren, zegt Chillés, komen in de organen geen
bacteriën voor.

Selter kwam tot de conclusie dat lever, milt, nieren en
hart, bloed steriel zijn, terwijl de mesenteriale lymphklieren
bacteriën bevatten. De longen zijn in het algemeen niet
kiemvrij, hetgeen ook Flügge beweert.
. Conradi die in 1909 met zijn nieuwe methode voor \'den
dag kwam, trekt de conclusie, dat niet alleen de organen

-ocr page 36-

van normale slachtdieren kiemhoudend zijn, maar ook de
musculatuur. Hij paste de methode van het z.g. „anreiche»
ren" toe .waardoor een gering aantal kiemen konden worden
aangetoond. Naar aanleiding van de verkregen resultaten
door Conradi, vooral wat het vleesch betreft, werd zijii
methode door verschillende onderzoekers gecontroleerd.

Amako komt hierbij tot de conclusie dat geen bacteriën«
groei aanwezig was in lever en nier bij 35 normale dieren,
zelfs nog niet na 7 dagen bewaring in de broedstoof bij
37° C. Alleen in een stukje lever en in een stukje nier wer^
den kiemen aangetroffen. De gevonden colibacillen in het
stukje lever zijn daar waarschijnlijk door inzuiging gekomen.

Een latente infectie van de organen van gezonde dieren
komt dus heel zelden voor.

Machida en Bierotte echter vonden de organen bij het
onderzoek volgens Conradi wel kiemhoudend (72% de Ion«
gen en lever, 45% de milt en 44% de nieren).

Ook Müller vond milt, longen en lever kiemhoudend, ech»
ter niet bloed en musculatuur. De belangrijkste „Anreiche*
rungsorganen" zijn de vleeschlymphklieren, de mesenteriale
lymphklieren, de lever en de milt. Deze organen kunnen
zijn aangetast, terwijl de musculatuur vrij is.

Horn ging de verhouding van vleesch en milt na, wat be»
treft het gehalte aan bacteriën en onderzocht 231 zieke
dieren, waarvan bij 117 gevallen de milts en vleeschcultuui»
steriel bleven. Hoe langer bewaard, hoe meer positieve ges
vallen. De milt is een natuurlijk anreicherungsorgaan en
zal daarom vooral bij noodslachtingen steeds moeten wors
den onderzocht.

Grabert en Mergell vonden de nieren voor 60%, de lever
voor 51% en de milt voor 5,4% kiemhoudend.

Zwick en Weichel onderzochten volgens 5 verschillende
methoden (ook volgens de methode Conradi), direct na de
slachting, 77 orgaan* en spierstukken van runderen en vars
kens. Zij vonden 5 maal de lever en 1 maal de nekspier
kiemhoudend. De kiemhoudendheid berust niet op ccn ins
travitale infectie zeggen zij.

Muller wil ook, naast de musculatuur, de milt, de lever en
de mesenteriale lympklier onderzocht hebben, omdat de
spierinfectie het laatst optreedt, n.1. nadat eerst organen en
bloed zijn geïnfecteerd.

Muller en Zingle echter zeggen dat eerst dan de bloed»
baan en daarna de organen geïnfecteerd worden, wanneer

-ocr page 37-

het lymphatenstelsel de bacteriën niet meer kan tegenhou.
den.

Grunt wil aangetoond hebben of de kiemen intravitaal of
postmortaal zijn ingedrongen. Van de 80 door hem onder,
zochte lymphklieren waren 38.7% kiemhoudend. Meestal
waren het menginfecties.

Schornagel zegt dat organen van gezonde dieren geen
pathogene bacteriën bevatten en is het met Amako eens,
dat het vinden van bacteriën in normale organen berust op
een infectie van het weefselsap, dat bij het uitsnijden wordt
uitgedrukt en weer teruggezogen, welke infectie door het
oliebad van 200° C. niet meer is te achterhalen. Ook Schor,
nagel beveelt het onderzoek van milt, lever of nier aan,
naast het vleeschonderzoek.

Bugge en Kieszig doodden de dieren op een bijzondere
wijze en verwijderden dan aseptisch de organen. Zii onder,
zochten hart, longen, milt, nieren en lever. Kiemvrij bevon.
den werden hart, milt en nieren, niettegenstaande de an.
reicherung. De longen bleken 33,4% kiemhoudend te zijn.
Ook de lever bleek kiemhoudend (postmortaal geïnfecteerd
of tijdens het leven van uit den darm door de Ductus Chole.
dochus). De soort der gevonden kiemen wijst op een post.
mortale infectie.

slachten kan een infectie van de slachtwond
Woor de handen van den slager, de gereedschappen, de huid
ot de geopende slokdarm) een infectie van het verdere
lichaam tengevolge hebben (de bloedbaan is geopend) De
gevonden verschillende bacteriën bij de meeste proeven,
pleitten ervoor, dat ze op bovengenoemde wijze in de oröa.\'
iien zijn terecht gekomen.

De verschillende meenint»en, welke de onderzoekers op-.
geJdrfdt^n " ^eer waarschijnlijk in de vol^

I- De verschillende methoden waarop getracht werd de
infectie van buiten af te weren,

O. het door water trekken van het te onderzoeken dier,

b. het dooden van het te onderzoeken dier door plotse»
ling afsnijden van de luchttoevoer,

c. het dompelen in een oliebad van 200° C., van de te
onderzoeken stukken,

het schroeien daarvan met gloeiende messen,

-ocr page 38-

e. het schroeien met gloeiende messen en daarna dom«
peling in sublimaat,

f. dompeling in kokend water.

2. De tijd welke verloopt tusschen het slachten en het
onderzoek.

Bugge onderzocht eerst na 36 uur de hem toegezonden 116
vleeschstukken en vond er 22 kiemhoudend.

Ford vond een hoog percentage kiemhoudend en schrijft
dit toe aan den langen duus van het onderzoek (6—7 dagen),
in welken tijd zich langzaam groeiende kiemen konden ont«
wikkelen.

Amako vond echter zelfs na 7 dagen bewaring bij 37° C.
geen kiemen.

Horn komt tot de conclusie dat het gehalte aan bacterien
niet toeneemt wanneer het vleesch tot 3 dagen bij gewone
kamertemperatuur bewaard blijft (echter in het vierendeel
en bij het op tijd verwijderd zijn van de ingewanden). Na 21
dagen zoo in het koelhuis te zijn bewaard, kan het vleescK
nog steriel zijn. ,

Schornagel beveelt aan, vleesch 12—24 uur te laten han«
gen alvorens een bacteriologisch onderzoek wordt ingesteld
(vermeerdering der bacteriën kan dan plaats vinden).

Uit genoemde voorbeelden blijkt, dat de rol, die deze fac«
tor speelt, niet gemakkelijk naar waarde is te schatten.

3. De grootte van het materiaal hetwelk voor het onder«
zoek werd gebruikt.

Meisner bewaarde geheele organen (nieren en milten) en
stukken van organen (lever) gedurende 2—3 jaar zonder
dat lagere organismen zich erin ontwikkelden.

Hauser vond na 22 dagen nog geen lagere organismen bij
zijn onderzoek, zelfs niet bij toetreding der lucht en nog niet
na 130 dagen bij conserveering in H*, O» -en CO».

Muller die groote stukken van organen gebruikte voor
zijn onderzoek kreeg enkele positieve resultaten.

Conradi schrijft de negatieve resultaten der verschillende
onderzoekers toe aan de te kleine stukjes materiaal welke
voor het onderzoek werden gebruikt. Hij kreeg veel meer

positieve resultaten.

Van de 63 leverproeven waren er o.a. 42 kiemhoudend.

De resultaten van Amako, die op dezelfde wijze de proe«
ven nam, waren veel minder positief in aantal.

Machida en Bierotte, die groote en kleine orgaanstukken
gebruikten als materiaal voor onderzoek vonden een hoog

-ocr page 39-

percentage positief, n.1. 59,25% van de 54 onderzochte or-
gaanstukken.

Zwick en Weichel vonden echter weer veel minder posi»
tieve gevallen, terwijl door hen toch 5 verschillende metho«
den voor ondrzoek werden gebruikt. Van de 77 orgaan, en
spicrstukken afkomstig van runderen en varkens, bleek 5
maal de lever en éénmaal de nekspier kiemhoudend te zijn.

Schornagel beveelt het gebruikt van flinke stukjes van het
materiaal voor het onderzoek aan, hetgeen vooral gewenscht
is bij het onderzoek in hooge druivensuikerbouillon.

Bugge en Kieszig komen tot het resultaat bij proeven
volgens de methode van Conradi, dat geen positieve geval,
len voorkomen indien voldoende voorzorgen genomen wor.
den.

4. De methode van slachten.

Machida en Bierotte, die ook orgaanstukken onderzoch.
ten van ritueel geslachte dieren, konden tengevolge van het
gering aantal niet zeggen, of de methode van slachten in.
vloed had op het resultaat van het onderzoek. In de longen
der ritueel geslachte dieren werden altijd kiemen gevonden
(misschien door krampachtige ademtochten bij inspiratie
de longen geïnfecteerd).

Horn zegt, dat de methode van slachten invloed uitoefent
op het gehalte aan bacteriën.

Bugge en Kieszig concludeeren, dat bij het slachten de
slachtwond geïnfecteerd wordt en nog des te meer wanneer
de slokdarm is aangesneden. Ook deze factor kan volgens
enkele onderzoekers dus eenigen invloed op het resultaat
uitoefenen.

5. De methode van het bacteriologisch onderzoek en de
wijze waarop getracht wordt de aanwezige kiemen in het te
onderzoeken materiaal te vermeerderen.

Reeds Meisner kwam tot de conclusie, dat zelfs na lang
bewaren van het materiaal, waarbij de aanwezige kiemen
gelegenheid hadden zich ruimschoots te vermeerderen,
nieren, milten, lever en bloed geen lagere organismen bevat,
ten. Zijn methode was, zooals reeds beschreven heel een.
voudig.

Hauser kreeg ook, volgens dezelfde methode, negatieve
resultaten.

Gaat men de resultaten van verschillende andere onder,
zoekers na, dan ziet men echter, dat deze zeer uiteenloopend
zijn. Conradi die in 1909 met een geheel nieuwe methode

-ocr page 40-

van onderzoek voor den dag kwam, vond regelmatig kiemen
en volgens zijn meening is de methode van het z.g. „ans
reicheren" afdoende voor het aantoonen der kiemen, aan»
gezien door de uitwendige sterilisatie de oppervlakkige kies
men worden gedood.

Na de controle welke op de methode van Conradi door
verschillende onderzoekers werd uitgeoefend, blijkt dat de
resultaten ook daarmede nog zeer verschillend zijn en de
onderzoekers van den laatsten tijd hellen meer en meer
over naar de meening, dat organen van gezonde slachtdies
ren in het algemeen kiemvrij zijn (Amako, Zwick en Weis
schel, Bugge en Kieszig enz.), al zal dan ook een der hiers
boven genoemde factoren, welke een rol spelen tenopzichte
van het resultaat van het onderzoek, zoo nu en dan zijn ins
vloed eens doen fielden.

Over de vraag of de infectie als intravitaal of als postmors
taal is te beschouwen, is men het ook nog niet eens (Bugge
en Kieszig, Zwick en Weichel, Schornagel contra Conradi).

Selter constateerde bij zijn proeven, dat de lucht der oms
geving waarin hij zijn proeven nam, nauwelijks aantoonbare
kiemen bevatte. Hij verrichtte zijn proeven in een niet
ges
bruikte ruimte, terwijl de dieren in een andere ruimte voor
het onderzoek werden voorbereid.

Steriele overjassen werden voor Het onderzoek aangetrok\'s
ken. :

Zoover is na te gaan, zijn de gebruikte voedingsbodems
ook zeer varieerend geweest en was alleen overeenstemming
hierin bij verschillende onderzoekers, wanneer volgens een
bepaalde methode werd geënt, om een controle hierop uit
te oefenen. Niettegenstaande echter bij deze controle overs
eenstemming bestond betreffende de verschillende factoren,
waren nog de resultaten verschillend. Of de onderzoekingen
betrouwbaar zijn, blijkt,, uit de gegevens welke ons daaroms
trent ten dienste staan, niet.

Bii het naöaan der literatuur betreffende de al \'dan niet
doorlaatbaarheid van den darm en de mesenteriale lymphV
klieren, ziet men ook uiteenloopende meeningen.

Volöens Béco worden na den dood slechts heel langzaam
microben uit den darm in het bloed opgenomen.

Rogozinsky vond 17 van de 19 mesenteriale lymphklieren
geïnfecteerd, welke kiemen volgens zijn meening van uit den
darm in de klieren zijn gekomen ; de organen werden
klems

-ocr page 41-

vrij bevonden. De mesenteriale lymphklieren zijn ondoor*
laatbaar, zegt hij.

Wrzosek daarentegen komt tot de conclusie, dat in het
weefsel van alle mogelijke organen normaliter microben in
uiterst gering aantal voorkomen en dat deze microben van
uit den darm naar de mesenteriale lymphklieren en van daars
uit naar de organen gaan.

klimenko bepleit ook de ondoorlaatbaarheid der intacte
darmwand van volkomen gezonde dieren en het kiemvrij
zijn der mesenteriale lymphklieren en der organen.

Bij zoogende dieren vond Ficker de darmwand doorlaat,
baar.

Uffenheimer stelt vast, dat het maag.darmkanaal van pas
geboren cavia\'s geen bacteriën doorlaat, uitgezonderd tuber.
celbacillen.

Hilgermann vond bij zoogende konijnen de bacillen terug
in maag. en darmslijmvlies en in de organen. Bij cavia\'s
kon hij ze echter in het maagslijmvlies niet aantoonen.

Selter beweert dat de intacte darmwand niet geheel on.
doorlaatbaar is ; bacteriën werden in de mesenteriale lymph.
klieren gevonden.

Volgens Muller gaan de kiemen van uit den darm naar
de mesenteriale lymphklieren.

Baum en Joest noemen de lymphklieren geen volkomen
filters.

Ook Grunt komt tot de conclusie dat lymphklieren bac
teriën kunnen bevatten.

Uit de uiteenloopende resultaten van het onderzoek blijkt
tenvolle, dat het ook van belang is na te gaan of de mesen.
teriale lymphklieren bij gezonde dieren kiemvrij zijn, in ver.
band met het bacteriologisch onderzoek bij noodslachtin.
gen of bij dieren welke na de slachting ziek bleken te zijn.
Muller concludeert, dat bij een infectie van het lichaam
langs den weg der lymphklieren, de infectie van het lympha.
tenstelsel op het bloedvatenstelsel kan overgaan, nadat de
infectie in het lymphatenstelsel een grootere uitbreiding
heeft gekregen en milt en lever kiemhoudend zijn geworden.

Het blijkt uit de literatuur dus volkomen duidelijk, dat het
van zeer veel belang is na te gaan, hoe het gestelde is met
het kiemgehalte van organen, afkomstig van normale, en uit
nood geslachte dieren, terwijl een onderzoek der lymphklie.
ren en e.v. het hartbloed, dit onderzoek nog meer volmaken.

-ocr page 42-

Wanneer hierbij een sprekend resultaat wordt verkregen,
zal dit een bijdrage zijn tot de kennis van het Dacteriologisch
vleeschonderzoek, waardoor een zuiverder uitspraak zal
kunnen volgen, mogelijk aanleiding gevende tot het goed*
keuren van meerdere slachtdieren, die nu ten onrechte
woi*
den afgekeurd.

-ocr page 43-

HOOFDSTUK III.
EIGEN ONDERZOEKINGEN
A\'.
Methoden van onderzoek.

De methode van onderzoek welke v. Santen volgde bij
vleesch en welke mij eerst bekend werd, nadat het onder
zoek zeer ver was gevorderd, heeft mij aanleiding gegeven
daarna nog enkele onderzoekingen volgens de door hem ge.
volgde methode te verrichten.

Het onderzoek laat zich dus in 2 deelen scheiden.

le deel. In de eerste groep geschiedde het onderzoek als
volgt:

ö. Onderzocht werden:

1. de lever, \'

2. het bloed uit de vena Porta,

3. de nier,

4. de milt,

5. de mesenteriale lymphklier,

6. het bloed uit het rechter hart,

7. de longen.

Verwijdering van het materiaal uit het dier.

Een gedeelte van de vena Porta werd in het dier afge»
bonden en met de lever uit de buikholte verwijderd.

De nier werd in de kapsel uit het dier genomen, de milt
zonder beleediging verwijderd (bij kleine dieren bleef zelfs
de milt aan de pens). De mesenteriale lymphklieren werden
"ïet een gedeelte van het mesenterium of bij kleine dieren
met het geheele mesenterium ter onderzoek medegenomen.

-ocr page 44-

Hart en hartezakje werden intact gelaten, de vaten aïgebon*

den en daai^na afgesneden. , . . , ^«Uo^i f^t.

De longen werden zonder beschadiging in hun geheel ter

onderzoek aangevoerd. -x ^ i

Het materiaal van elk dier werd m een bij uitstek ge«
reinigden zinken bak direct naar het laboratorium vervoerd,
alwaar onmiddellijk met het onderzoek werd aangevangen.

c. Het onderzoek in het laboratorium.

Zonder schroeiïng werden tafel, zinken bak en materiaal
zooals het in de bak lag, flink geflambeerd, waarvoor een
benzine vlam werd gebruikt. Hierdoor werden de kiemden
die bij het transport naar het laboratorium eventueel op het
materiaal mochten zijn terecht gekomen, gedood.

Gedurende het onderzoek werd niemand tot het labora«
torium toegelaten.

Voor de enting werden voor elk orgaan zoowel als voor
de bloedenting 2 buisjes gebruikt, n.1. één buisje schuin ge«
stolde agar en één buisje druivensuikerbouillon (hoog ge*
goten), waarbij dus zoowel groei van anaërobe* als aërobe
bacteriën kon plaats vinden.

Voor het gebruik werden de buisjes 24 uur minimaal in
de broedstoof geplaatst bij een temperatuur van 37® C. om
verzekerd te zijn, dat de te gebruiken bodems steriel wa*
ren. Vrij
eenvoudig kon dit geschieden, door naast de ge«
ënte buisjes de niet geënte in de stoof te zetten.

Het aantal niet geënte buisjes was echter immer grooter
om eventuëel steriele bodems in voorraad te hebben, welke
onverwacht bij noodslachtingen konden worden gebruikt.
Langer dan 2 X 24 uur werden de reserve bodems niet be*
waard ; zij werden dan door nieuwe vervangen.

De instrumenten waarmede het materiaal werd verwerkt,
werden gedurende 20 minuten minimaal uitgekookt en daar«
na in alcohol van 96% gebracht, waarna vóór het gebruik
de alcohol door aansteken in een benzinevlam werd afge*
brand. Ter controle van de steriliteit werd zoo nu en dan ge*
tracht eenige bouillonbuisjes door middel van de aldus ge*
steriliseerde instrumenten te infecteeren, hetgeen geen en*
kele maal resultaten gaf.

Uit de organen werd nu zoo snel mogelijk, na aansnijding
met steriel mes en gebruik makende van steriel pincet, met
sterielen spatel, een flink stuk weefsel uit de diepte gehaald
en met steriele naald in de buisjes gebracht. Na verwijde*
ring van de wattenprop werd de rand van het buisje eenige

-ocr page 45-

malen door de vlam gehaald, het materiaal er in gebracht
en over de geheele schuine agarvlakte afgestreken, de rand
van het buisje nogmaals door de vlam gehaald, het gedeelte
van de wattenprop dat in het buisje kwam, flink afgebrand,
de wattenprop in het buisje gebracht en het buiten het
buisje uitstekend gedeelte eveneens flink afgebrand.

De platinanaald, waarmede het materiaal in de buisjes,
werd gebracht, werd in de vlam gegloeid, eenige seconden
afgekoeld, waarna deze zoo warm bleef, dat het materiaal
er even aan kleefde, doch onmiddellijk losliet, wanneer het
in of op den voedingsbodem werd gebracht.

De bloedenting geschiedde eveneens na schroeiïng van den
vaatwand en aansnijden met steriel mes en eventuëel ge.
bruik van steriel pincet, met steriele (uitgegloeide) platina,
naald met oogje, welke in het bloed werd gebracht en steriel
overgebracht naar den voedingsbodem.

Zoo dienden voor elk onderzoek 6 buisjes gestolde agar
en 6 buisjes hoog gegoten druivensuikerbouillon, welke di.
reet na enting in de broedstoof bij 37° C. werden geplaatst
en na minimaal
24 uur, werden gecontroleerd.

Waar het macroscopisch zichtbaren groei betrof, werd een
uitstrijkpreparaat gemaakt en gekleurd met methyleenblauw.

Bovendien werd van die bodems nog een uitstrijkprepa-
raat gemaakt, wanneer werd getwijfeld of groei al dan niet
aanwezig was, echter eerst na een verblijf van nogmaals 24
uur in de broedstoof bij 37° C.

Ofschoon niet van alle, werden van het grootste aantal
door mij als steriel bestempelde bodems, toch uitstrijkpre.
paraten gemaakt, waarbij echter nooit kiemen werden ge.
vonden.

Van het grootste aantal geënte buisjes enz. werden dus
preparaten gemaakt.

Als steriel werden beschouwd die buisjes met vloeibaren
bodem, waarbij na schudden geen troebeling optrad en die
vergeleken met een gecontroleerd ongeënten bodem, geen
afwijking vertoonden.

De gevonden bacteriën werden alleen onderscheiden naar
hun vorm en ook als zoodanig in de tabellen genoemd, om.
dat het onderzoek niet de soort der gevonden kiemen be.
treft, doch het al dan niet kiemvrij zijn der organen.

2e deel. In de 2e groep geschiedde het onderzoek als volgt:
Respectievelijk werden onderzocht,

1- de lever,

2. de milt,

-ocr page 46-

3. de mer,

4! de mesenteriale lymphklier.

b. Verwijdering van het materiaal uit het dier.

Lever, milt en nieren werden m hun geheel uit het die^
genomen. Beschadiging van het orgaan trad met op en zoo
mogelijk werden de nieren in hun kapsel gelaten.

De lymphklieren werden in hun geheel e.v met vet om.
geven uitgesneden zonder dat de klier werd beleedigd

Onmiddellijk werd het materiaal m de zinken bak als ge»
bruikt en behandeld bij het eerste gedeelte van het onder.
zS naar het laboratorium gebracht, alwaar zoo spoedig
mogelijk met het onderzoek werd aangevangen.

c. Onderzoek in het laboratorium. u ..
Het doel van dit onderzoek was, na te gaan, hoe het was

gesteld met het al dan niet kiemhoudend
direct na de slachting en na bewaring, hetzij 1^2.3. of 4 maal
24 uur, waarbij tevens de kamertemperatuur werd gemeten.
De spaarzaam aanwezige kiemen kregen gelegenheid zich
langs natuurlijken weg te vermeerderen.

Evenals bij het eerste deel van het onderzoek werd me.
mand tot het laboratorium toegelaten zoolang het onderzoek

^"voïr elk orgaan werd voor de enting gebruikt:

1 agarplaat (anaëroob), waarbij het te onderzoeken mate*

riaal met agar werd overgoten,

1 buisje schuine leveragar (anaëroob) volgens v. Riems»
dijk, (enkele onderzoekingen werden op schuine agar vol»
gens Büchner verricht),

1 bouillonbuisje, , „ ^ \\

1 buisje met druivensuikerbouillon (hoog gegoten) en
1 buisje schuine agar (aëroob). ^

Ook hier werden de buisjes met schuine agar, bouillon
en druivensuikerbouillon minimaal 24 uur in de broedstoof
bij 37° C. geplaatst, ter overtuiging der steriliteit van de

voedingsbodems.

Een reserve was steeds aanwezig.

De benoodigde agar werd in water gezet en door kok^
vloeibaar gemaakt; hierna volgde afkoeling tot op 45
en het gieten der platen. De Petrischalen werden nu en dan
op steriliteit onderzocht door steriele agar in de schaal te
gieten. Zooveel mogelijk echter werden de schalen direct na

sterilisatie voor de enting gebruikt. , , , , „

Aangezien geen contrölestam bemachtigd kon worden
voor de methode Büchner, werden in
hoofdzaak de proeven
genomen volgens de methode v. Riemsdijk, waarbij de kwee»

-ocr page 47-

king der anaërobe bacteriën geschiedt op leveragar en de
afsluiting der buisjes niet met wattenproppen, doch met
glaswolproppen. Deze bodem heeft een zeer sterk redu?
ceerend vermogen, terwijl de glaswolproppen de resorptie
van de O» uit het agarbuisje sneller doen geschieden en toch
de uitwendige infectie evengoed tegenhouden.

Bovendien heeft men bij deze methode nog een eenvou.
dige zuurstofindicator, n.1. een stukje hydrophylgaas ge.
drenkt in een oplossing van de volgende samenstelling : 4,2
cc. 10% glucose oplossing, 0,1 cc. N. Na OH en 0.1 cc. me.
thyleenblauw (Höchst) n.1. 50 mgr. methyleenblauw op 30
gram aqua destillata.

In de Buchnersche buis werd aldus eerst gebracht KOH
(20%) 6 gram, daarna 1 gram vaste acid. pyrogall,, hierop
volgde onmiddellijk het inbrengen van het agarbuisje en
het in bovengenoemde oplossing gedrenkte stukje hydro.
phylgaas (buiten het agarbuisje), waarna onmiddellijk de
Buchnersche buis met gummistop cn paraffine luchtdicht
werd gesloten.

Het materiaal werd over de leveragar zoowel als over de
schuine agar behoorlijk afgestreken.

Overigens geschiedde de enting als beschreven bij de eer«
te groep van het onderzoek. Voordat het materiaal voor het
onderzoek werd genomen, werden de organen in hun geheel
zonder schroeiïng met de benzinevlam bewerkt en dc plaats
Waar het materiaal werd uitgenomen, geschroeid. Dit ge.
schiedde aldus zoowel de laatste als dqf eerstof maal van het
onderzoek.

De bewaring van het materiaal gedurende 4 dagen is wel
het grootste bezwaar bij dit onderzoek. Het minst gemakke.
lijk te bewaren, zonder dat bederf optreedt, bleek mij wel
de lever tc zijn, waarbij de infectie tengevolge van druk
en inzuiging (Amako, Schornagcl), een rol speelt.

Het laboratorium, gelegen met de vensters op de middag,
zon, bovendien van hout opgetrokken, was nu wel niet het
meest geschikte lokaal voor bewaring, zeker niet gedurende
de warme dagen, doch een betere gelegenheid tot bewaring
Was niet aanwezig. Het slachthuis is een hulpgebouw, ge.
heel van hout opgetrokken.

Met zeer veel moeilijkheden had ik dus te kampen en er
nioest met buitengewone voorzichtigheid worden gewerkt.

Wanneer het materiaal ten onderzoek in het laboratorium
aamvezig was, werd het in de genoemde zinken bak bewaard
en niet meer aangeraakt, tenzij met steriele instrumenten.

-ocr page 48-

B. EERSTE GROEP.

I. Normale slachtingen.

Rund :

Onderzocht werden volgens de beschreven methode van
onderzoek in de Ie groep : 50 runderen, waarvan 3 volgens
Israëlitische methode werden geslacht. j . •• i

Het vleesch van een der dieren mocht volgens de ritueele
keuring niet worden gegeten. Onder de 50 onderzochte die«
ren waren slechts 2 manlijke.

Tengevolge van de gevonden afwijkingen bij het keuren
werd 2 maal bacteriologisch vleeschonderzoek verricht, welk
onderzoek in beide gevallen negatief uitviel.

In 32 gevallen werd bij het onderzoek en bij de keuring
niets gevonden, terwijl in 11 gevallen bij de keuring afwij?
kingen werden aangetroffen, ja zelfs 2 dieren geheel werden
afgekeurd, zonder dat het bacteriologisch onderzoek eenig
resultaat opleverde.

De enting gaf meestal een negatief resultaat.

De gevallen, waarin de aangelegde bodems gegroeid wa«
ren zijn in de volgende staat No. 1 opgenomen.

Staat No. 1.

Onderzocht
orgaan of bloed
van het rund.

Enting op
schuin gestol-
de agar. On-
derzoek No.

Gevonden

micro-
organismen.

Enting in de

druiven-
sutkerbouillon
Onderzoek No.

Gevonden

micro-
organismen.

Lever

11

staphylococcen

5.
8.
11.

staphylococcen

Streptococcen

staphylococcen

Nier

7.
11.

staphylococcen
staphylococcen

Bloed rechter
hart

»

47.

staphylococcus
albus, citreüs
en sarcina

Bloed Vena
Porta

26.

47.

48.

staphylococcen
staphylococcus
albus, citreüs
en sarcina.
staphylococcen

26.

staphylococcen

-ocr page 49-

Geënt werden voor dit onderzoek 600 buisjes.
Van de 300 geënte buisjes met druivensuikerbouillon, ble.
ven er 7 niet steriel en van de 300 geënte buisjes schuin ge=
stolde agar, bleven er 4 niet steriel.

Tegelijkertijd was het resultaat der enting, zoowel in de
druivensuikerbouillon als op de schuin gestolde agar posi«
tief, bij onderzoek No. 11 en 26 en wel respectievelijk bij
enting met levcr#weefsel en met bloed uit de Vena Porta.

Van de 7 positieve gevallen, werd er bij 6 geen afwijking
bij de keuring gevonden, terwijl in het 7e geval in den uier
een afgekapseld abces werd aangetroffen (onderz. No. 48).
Rituëel geslacht werden de No. 6—25 en 32.
De navolgende onderzoekingen gaven afwijkingen bij de
keuring, zonder dat het bacteriologisch onderzoek eenig re.
sultaat gaf:

Tuberculose van dc bronchiale, en
mesenteriale lymphklieren (verwec.
kingshaarden).

Rituëel niet goedgekeurd. Hepatitis
interstitialis. Leverabces (kinder,
hoofd grootte). Tuberculose van dc
lympho glandulae bronchiales, — he.
paticae, — mcdiastinales, — sub.
maxellares, — retropharyngeales cn
de longen, (verweekingshaarden).
Locale peritonitis.
Lever met distomatosis.
Hart met pericarditis.
Lever met abscessen cn intersti.
ticele ontsteking.

Ontsteking van het diaphragma
en het rumen (corpus alienum ?).
Lever met angiomatosis. Beide nie
ren met interstitiëele ontsteking.
Lever met angiomatosis.
Lever met abcessen.
Acute miliair tuberculose. Tempera,
tuur 40°. Vermagerd. Bacteriolo.
gisch vleeschonderzoek negatief. Af.
gekeurd,

Algemeene tuberculose. Bacteriolo.
gisch vleeschonderzoek negatief. Af.
gekeurd.

No. 49: Tul5ercuIose van de bronchiale lymph,
klieren, (verweekingshaarden).

Onderzoek No. 1.

Onderzoek No. 6.

Onderzoek

No. 10 :
No. 21 :
No. 22

No. 27

No. 31
No. 38
No. 40

No. 41

-ocr page 50-

Varken :

Onderzocht werden volgens de beschreven methode van
onderzoek in de le groep : 50 varkens.

Na het slachten werden afwijkingen gevonden bij 4 dieren.

In 41 gevallen werd bij het bacteriologisch onderzoek en
bij de keuring niets gevonden, terwijl in 3 gevallen bij de
keuring afwijkingen werden geconstateerd, zonder dat het
bacteriologisch onderzoek eenig resultaat opleverde.

De enting gaf een positief resultaat in de, in staat No. 2
opgenomen gevallen.

Staat No. 2.

Onderzocht
orgaan of bloed
van het varken

Enting op
schuin gestol-
de agar. On-
derzoek No.:

Gevonden

micro-
organismen.

Enting in de
druiven-
suikerbouillon
Onderzoek No.;

Gevonden

micro-
organismen.

Lever

1

41.

Streptococcen

Nier

50.

bacillus
mesentericus

Bloed Vena
Porta

49.

Streptococcen

L. gl. mesente-
rialis

15.
32.

staphylococccn
staphylococcen

15..

38.

staphylococcen
bacillus
mesentericus

Geënt werden voor dit onderzoek 600 buisjes. Van de
300 geënte buisjes druivensuikerbouillon, bleven er 5 niet
steriel en van de 300 geënte buisjes schuin gestolde agar,
bleven er 2 niet steriel. Tegelijkertijd was het resul.
taat der enting positief, zoowel in de druivensuikerbouillon
als op de schuin gestolde agar, bij onderzoek; No. 15 en wel
bij enting met weefsel uit één mesenteriale lymphklier.

Van de 50 onderzochte gevallen waren er derhalve 6,^
waarbij niet alle geënte buisjes steriel bleven en van de ge.
noemde 6 gevallen waren er 5 waarbij, geen macroscopische
afwijking bij de keuring werd gevonden, terwijl in het 6e

-ocr page 51-

geval (onderzoek No. 15) een lever met echinococcosis werd
aangetroffen.

Afwijking bij de keuring, zonder dat het bacteriologisch
onderzoek eenig resultaat gaf, leverden de volgende gevallen:

Onderzoek No. 7 : Lever met echinococcosis.

„ No. 40: Pleuritis adhaesiva dextra cn sinis.
tra.

„ No. 46 : Lever met echinococcosis.

Kalf:

Onderzocht werden volgens de beschreven methode van
onderzoek 50 kalveren, waarvan 4 volgens Israëlitische me»
thode werden geslacht en goed.gekeurd.

Afwijkingen bij het slachten werden gevonden bij 2 dieren.

In 41 gevallen werd bij het bacteriologisch onderzoek cn
bij de keuring niets gevonden, terwijl in 2 gevallen bij de
keuring afwijkingen werden aangetroffen, zonder dat het
bacteriologisch onderzoek eenig resultaat opleverde.

De enting gaf een positief resultaat in de volgende gc»
vallen:

Staat No. 3.

Onderzocht
orgaan of bloed
van het kalf.

Enting op
schuin gestol-
de agar. On-
derzoek No.:

Gevonden

micro-
organismen.

Enting In dc

druiven-
suikerbouillon.
Onderzoek No.s

Gevonden

micro-
organismen.

Lever

7.

39.

42.

staphylococcen

Streptococcen

staphylococcen

Nier

44.

Streptococcen

Bloed rcchtcr
hart.

26.
42.

staphylococcen
staphylococcen

Bloed Vcna
Porta.

9.

jtaphylococcen

9.

26.

staphylococcen
staphylococcen

L. gl. mcsentc-
rlalls.

1.

staphylococcen,

-ocr page 52-

Geënt werden eveneens 600 buisjes.

Van de 300 buisjes druivensuikerbouillon, bleven er 9 niet
steriel en van de 300 buisjes schuin gestolde agar, bleef er
één niet steriel.

Tegelijkertijd was het resultaat der enting positief, zoo#
wel in de druivensuikerbouillon als op de schuin gestolde
agar, bij onderzoek No. 9 en wel wat betreft de enting met
bloed uit de Vena Porta.

Bij de 50 onderzoekingen kwamen derhalve 7 gevallen
voor, waarbij niet alle geënte buisjes steriel bleven, terwijl
bij de keuring van deze dieren geen afwijkingen werden ge«
vonden.

Rituëel geslacht werden de Nos.: 4—11—19 en 38.

De navolgende onderzoekingen gaven afwijkingen bij de
keuring, zonder dat het bacteriologisch onderzoek eenig

ontsteking aan de

resultaat gaf :
Onderzoek No. 25

Pneumonische
longtoppen.
No. 45 : Vermineuse pneumonie.

Paard :

Onderzocht werden volgens de beschreven methode van
onderzoek in de Te groep : 25 paarden.

Afwijkingen bij de keuring werden gevonden bij 7 dieren,
terwijl het bacteriologisch onderzoek een negatief resultaat
gaf.

In 16 gevallen werd bij het bacteriologisch onderzoek en
de keuring niets gevonden.

De enting gaf in de volgende gevallen een positief resul«
taat:

Staat No. 4.

Onderzocht
orgaan of bloed
van het paard.

Enting op
schuin gestol-
de agar. On-
derzoek No.:

Gevonden
micro-
organismen.

Enting in de
druiven-
suiker-bouillon.
Ondcrzork No.;

Gevonden

micro-
organismen.

Lever

5.

tetracoccen

5.

tetracoccen

L. gl. mesente-
rialis

12.

tetracoccen

12.

tetracoccen

Geënt werden, 300 buisjes.

Van de 150 geënte buisjes druivensuikerbouillon, bleven

-ocr page 53-

er 2 niet steriel en van de 150 geënte buisjes schuin gestolde
agar bleven er eveneens 2 niet steriel.

Tegelijkertijd was het resultaat der enting, zoowel in de
druivensuikerbouillon als op de schuine agar positief, bij
onderzoek No. 5 en 12 en wel respectievelijk bij de enting
met lever.weefsel en met weefsel van een mesenteriale
lymphklier.

Bij de 25 onderzoekingen kwamen derhalve 2 gevallen
voor, waarbij niet alle geënte buisjes steriel bleven, terwijl
bij de keuring geen afwijkingen werden gevonden.

De navolgende onderzoekingen gaven afwijkingen bij de
keuring, zonder dat het bacteriologisch onderzoek eenig re.
sultaat gaf :

Onderzoek No. 1 : In lever en longen chalicosis nodosa.

„ No. 17 : Rechter achterbeen verdikt tot aan de
knie, verwonding aan de voorvlakte
van de tibia.

No. 18 : Rechter achterbeen verdikt tot boven
het spronggewricht; de beide longtops
pen pneumonisch ontstoken; darm«
ontsteking.

„ No. 19 : Verspreide pneumonische haarden in
de longen.

„ No. 20 : Beide longtoppen pneumonisch ont«
stoken.

„ No. 21 : Beide longtoppen pneumonisch ont«
stoken.

„ No. 25 : In lever cn longen chalicosis nodosa.
Schaap:

Onderzocht werden volgens de beschreven methode van
onderzoek in de
le groep : 25 schapen, waarvan een volgens
Israëlitische methode werd geslacht cn goed.gekcurd.

Afwijkingen bij de keuring werden gevonden bij 2 dieren
terwijl het bacteriologisch onderzoek een negatief resultaat
gaf.

In 21 gevallen werd bij het bacteriologisch onderzoek cn
de keuring niets gevonden.

De enting gaf in de volgende gevallen een positief resul*
taat:

-ocr page 54-

Staat No. 5.

Onderzocht
orgaan of bloed
van het schaap

Enting op
schuin gestol-
de agar. On
derzoek No.:

Gevonden

micro-
organismen.

Enting in dc

druiven-
suikerbouillon
Onderzoek No. ;

Gevonden
micrO\'
organismen.

Milt

2.

tetracoccen.

Lever

12.

tetracoccen

Geënt werden, voor dit onderzoek, 300 buisjes.

Van de 150 geënte buisjes met druivensuikerbouillon bleet
er één niet steriel en van de 150 geënte buisjes met schum
gestolde agar, bleef er eveneens één niet steriel.

Bij de 25 onderzoekingen kwamen derhalve 2 gevallen
voor, waarbij niet alle buisjes steriel bleven, terwijl in die ge.
vallen bij de keuring geen afwijking werd gevonden.

Rituëel geslacht werd No. 14. , .. j ,

De navolgende onderzoekingen gaven afwijking bij de keu.
ring. zonder dat het bacteriologisch onderzoek eenig resul.

taat gaf: ^ j v •

Onderzoek No. 5 : Longen met pseudaliosis.

No. 25: Lever met distomatosis.

II. Noodslachtingen.

Onderzocht werden in deze eerste groep 8 uit nood ge.
slachte dieren, n.1. 2 runderen, 1 varken, 1 kalf en 4 paarden,
welk onderzoek geen positief resultaat opleverde.

Alle geënte bodems bleven steriel. ^

Het aantal onderzochte, uit nood geslachte dieren is daar.
om zoo gering, omdat de meeste dieren, uit nood geslacht,
ter plaatse konden worden afgekeurd. Vooral ook met het
ooö
OP het bloedonderzoek uit de Vena Porta, was het on.
derzoek dikwijls niet mogelijk, omdat verscheurmg der Vena
was opgetreden. Het was dus zeer moeielijk in een betrekke,
lijk korten tijd een voldoende aantal noodslachtingen, zoo.
als ik had gewenscht, te onderzoeken.

De navolgende onderzoekingen gaven afwijkmgen bij keu.
ring bij het leven en na de slachting of na de slachting alleen:

-ocr page 55-

Onderzoek No. 1 : (stier), etterige wonden aan de beide

hielen, met gezwollen omgeving ; de
elleboogstreken oedemateus gezwol»
len ; temperatuur 38,3 ; oedemateus
gezwollen bekkenklieren, nieren met
petechiën ; het bacteriologisch vleesch»
onderzoek was negatief ; het vleesch
werd verkocht in het klein onder toe»
zicht.

„ No. 2 : (rund), het dier kon niet meer opstaan,
temperatuur 37,8; het onderzoek na
slachting leverde geen resultaat; het
bacteriologisch vleeschonderzoek was
negatief ; het vleesch werd verkocht in
het klein onder toezicht.

No. 3 : (varken), liep pijnlijk, vertoonde vep
dikte gewrichten en echinococcosis
van de lever; het bacteriologisch
vleeschsonderzoek was negatief; na
verwijdering der beenderen werd Ket
vleesch verkocht in het klein onder
toezicht.

„ No. 5 : (paard), vertoonde verschünselen van
een herscnlijden, temperatuur 39,8;
zeer bloedrijke hersenen cn een lever
met echinococcosis; het bacteriolo»
gisch vleeschonderzoek was negatief ;
het vleesch werd verkocht in het klein
onder toezicht.

„ No. 6 : (paard), het dier werd tijdens het ver»
voer naar het slachthuis gedood;
het onderzoek na de slachting leverde
geen resultaat; het bacteriologisch
vleeschonderzoek was negatief, terwijl
het vleesch verkocht werd in het klein
onder toezicht.

„ No. 7 : (paard), gecompliceerde open fractuur
van de rechter patella, temperatuur 38 ;
het onderzoek na de slachting leverde
geen ander resultaat; het bacteriolo»
gisch vleeschonderzoek was negatief;
het vleesch werd voor de consumptie
goedgekeurd.

-ocr page 56-

Onderzoek No. 8 : (paard), linker dijbeenfractuur met hae.

matoom, temperatuur 38,2 ; het onders
zoek na de slachting leverde geen an.
der resultaat; het bacteriologisch
vleeschonderzoek w^as negatief; het
vleesch werd voor de consumptie
goedgekeurd.

-ocr page 57-

45
II.

C. TWEEDE GROEP.

I. Het onderzoek der normale slachtingen.

Onderzocht werden van 10 runderen, 10 varkens, 10 kal»
veren enlO paarden de lever, de milt, de mesenteriale lymph»
klier en de nier.

Volgens de rituëele methode werd intusschen niet meer
geslacht.

Door bederf, tengevolge van de hooge temperatuur in het
laboratorium, konden niet alle organen gedurende 4 achter»
eenvolgende dagen worden onderzocht.

De organen van onderzoek No. 2 van het paard waren
afkomstig van een dier met een etterige wond in het koot»
hol van het rechter achterbeen, hetwelk oedemateus was
gezwollen.

Onderzoek No. 10 van het paard betrof een dier lijdende
aan tetanus, doch het onderzoek was negatief, terwijl aan
de organen geen afwijkingen waren te vinden.

De resultaten van het onderzoek der organen van de ver»
schillende dieren zijn in dc navolgende tabel vastgelegd :

(De niet genoemde nummers wyzen op een negatief re»
sultaat).

Verklaring der teekens en afkortingen.

No. = volgnummer.

D. = diersoort.

T.v.O. = tijdstip van onderzoek.

K.t. = kamertemperatuur in graden Celsius.

O.a. = orgaanafwijking.

L.gl. = lympho glandula.

an. = anaërobe agar in plaat.

B. = bouillon.

H.B. = hooge druivensuiker bouillon.

S.a. = schuin gestolde agar.

e. = coccen.

st.c. = staphylococcen.

str.c. == Streptococcen.

— = negatief resultaat.

b. = bacillen.

R. = rund.

V. = varken.

K. = kalf.

P. = paard.

-ocr page 58-

Resultaat van het onderzoek der

Lever

No.

D,

T. V, O,

K.t.

Oa.

An.

B.

H.B,

SA.

o.a.

2.

P,

na 2 X 24 uur

15,5

degeneratio

c.

1

^ i

»

na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

14

15

ï>

st.c.
c.

c.

st.c.

Z j

»
3.

))

na 3 X 24 uur

20

■—

•—\'

^^ 1

j>
4.

na 4 X 24 uur
na 3 X 24 uur

20
20

-

gezwollen

na 4 X 24 uur

20

■—■

■ \'

"

»
5.

)>

na 4 X 24 uur

20

angiomatosis

c.

st.c.

st.c.

7.

d, n. sl.

29

■—

\'—\'

__ Î

8.

d. n, sl.

29

■—

■—•

•—\'

1

9.

10,
4.

na 1 X 24 uur

21

d. n sl.

29

angiomatosis

c.

\'—

\'—

V.

na 3 X 24 uur

14

echinococcosis

b.

■—

st c.

na 4 X 24 uur

14

»

c.

st.c.

I)

5.

6.
7.

R

d. n. sl.

25

\'—\'

■—

II

d. n. s\'.

12,5

■—

II

d. n. sl.

25

\'

d. n, sl.

23

\'—

\'—

lj<

9.

10.
1,
2,
5

"

d. n. sl.

25

c.

d. n, sl.

25

c.

K,

d. n, sl.

16

gezwollen

str.c.

str.c.

str.c.

d, n. sl.

16

it

d. n. sl.

28

—■

6.

d. n. sl.

23

—\'

7.

d. n. sl.

23

■—\'

8

d. n. sl.

25

c.

c.

c.

1,

II

P,

na 3 X 24 uur

16

b.

2.

na 3 X 24 uur

16

■—■

II

na 4 X 24 uur

16

c.

c.

c.

7t

3.

d. n. sl.

29

4.

d n, sl.

25

6.

d. n, sl.

16

c.

8

d. n. sl.

20

9,

d, n, sl.

25

C-

c.

normale slachtingen. (2e groep).

.fes

Milt

1

Nier

L.gl.

mesenterialis

An.

B,

H.B.

Sa.

o.a.

an.

B.

H B.

S.a.

Oa,

an.

B,

H.B.

S.a.

-

_

Interstieele

c.

nephritis

.—

1)

c.

gezwollen

c.

,—

,—

,—

c.

st.c.

c.

.—

c.

.—■

c.

st.c.

gezwollen

—\'

--

»

stc.

st.c.

stc.

•—

c.

_

tuberculosis

___

c.

___

___

c.

Ê

-

-

tuberculosis

c.

Ê

-

É

c.

st.c.

c.

c.

c.

c.

-

st.c.

st.c.

c.

c.

c.

c.

c

c.

Sm*

st.c.

st.c.

st.c.

c.

petechiën

c.

c.

c.
c.

-

c.

c.

c.

c.

-

c.

c.

-

-

-

_

-

-

-

-

E

c.
c.

-

-

-

-

I

\'—

c.

st,c.

st.c.

-ocr page 59-

Resultaat van het onderzoiek der

Lever

No.

D.

T. V. O.

K.t.

Oa.

An.

B.

H.B.

S.A.

O.a.

2.

P.

na 2 X 24 uur

15,5

degeneratio

1

" t

na 3 X 24 uur

14

))

st.c.

\'—\'

»

M

na 4 X 24 uur

15

c.

c.

st.c.

))
3.

))

na 3 X 24 uur

20

■—

»
4.

na 4 X 24 uur
na 3 X 24 uur

20
20

-

gezwollen

na 4 X 24 uur

20

»
5.

na 4 X 24 uur

20

angiomatosis

c.

st.c.

st.c.

7.

8.

»

d. n. sl.
d- n. sl.

29
29

•—\'

-

9.
10.
4.

na 1 X 24 uur

21

d. n sl.

29

angiomatosis

c.

\'—

V.

na 3 X 24 uur

14

echinococcosis

b.

st c.

na 4 X 24 uur

14

c.

st.c,

* \'

»

5.

6.
7.

R

d. n. sl.

25

•—

1)

d. n. s\'.

12,5

\'—

ï>

d. n. sl.

25

•—

■—

"

d. n. sl.

23

(Jt

9.

10.
1.
2.
5
6.

d. n. sl.

25

c.

•—■

\' ■

d. n. sl.

25

c.

—\'

»

K.

d. n, sl.

16

gezwollen

str.c.

str.c.

str.c.

d. n. sl.

16

—\'

»

d. n. sl.

28

—\'

d. n. sl.

23

—\'

7.

d. n. sl.

23

■—

8

d. n. sl.

25

c.

c.

c.

1.

P.

na 3 X 24 uur

16

b.

2.

na 3 X 24 uur

16

\'—\'

»
3.

»

na 4 X 24 uur
d, n. sl.

16
29

c.

c.

c.

-

4.

d n. sl.

25

6.

d. n. sl.

16

c.

8.

9.

d. n. sl.

20

*t

d. n. sl.

25

c.

c.

normale slachtingen. (2e groep).

>=

Milt

Nier

L.gl.

mesenterialis

An.

B.

H.B.

Sa.

O.a.

an.

B.

HB.

S.a.

Oa.

an.

B.

H.B.

S.a.

-

Interstieele

c,

nephritis

—\'

)i

c.

--

gezwollen

c.

.—

c.

st.c.

c.

c.

,—■

■—•

•—

c.

st.c.

gezwollen

»

st c.

st.c.

st c.

\'—

\'—

c.

tuberculosis

___

c.

__

__

__

c.

___

tuberculosis

\'—

c.

-

-

-

-

-

st.c.

_

. -

•—

c.

c.

c.

--

c.

^

c.

c.

st.c.

st.c.

c.

c.

c.

__

c.

c.

c.

__

st.c.

st.c.

st.c.

c.

petechlën

c.

c.

—\'

c.

c.

c.

■—

c.

c.

^

c.

c.

c.

c.

-

--

c.

.

___

_

_

c.

st.c.

st.c.

__

-ocr page 60-

II. Noodslachtingen.

(2e groep).

Onderzocht werden de organen van 12 runderen, 3 var.

■\'Het\'ondmÓfk\'der runderen No. 1 en 2 benevens het
onlrUek va^varken No. 3 ge^dde respectievelyk di<

werd ook het vleeseh bac.

werden Mi het keuren gevonden:

traumatische pericarditis bij rund No. i,
algemeene tuberculose bij rund No. z,
tuberculose bij rund No. 3—4 en
bekkenfractuur bij rund No. /,
kwetsuren bij varken No. ^

rènvül paard No. 4 een koliek patiënt was ;
gezwollen lever en bloedrijke nier bij rund No. 8.
nier en milt bij rund No.
organen bij rund No 10,
mesenteriale lymphklier bij rund No. 11,
mesenteriale lymphklier
milt en nier bij rund No. 12 en
lever en nier bij paard No. 1,

^^De" enting gaf bij de niet genoemde nummers der ver.
schillende dieren een negatief resultaat.

-ocr page 61-

Onderzoek der noodslacbtingen. (2e groep).

No.

^ T. V, O.

K.t.

/

Lever

Milt

Nier

L.gl. mesenterialis

ja
u
<n
t)

(J
>

an.

B.

H.B.

S.a.

an

B.

H.B.

S.a.

an.

B.

H.B,

s.a.

an.

B.

H.B.

s.a.

1

R.

na 2X24 u.

14

st.c.

st.c.

ff

na 4X24 u.

14

2

tt

d. n. O.

12

ft

tt

na 3X24 u.

12

ff

tt

na 4X24 u.

13

8

tt

d. n. O.

10

c.

c.

c.

—\'

10

tt

d. n. O.

12

^—

st.c.

.—

.—

,—•

^—

•—

—\'

12

ft

d. n. O.

13

st.c.

c.

c.

,—

,—

.—

;--

,—

.—

3

V.

»»

ff

na 2X24 u.

13

b.

ff

na 3X24 u.

11

tt

tt

na 4X24 u.

14

1

P.

d. n. O.

20

c.

st.c.

3t.C.

c.

—-

—-

c.

c.

st.c.

c.

■—

■—

Verklaring der teekens en afkortingen.

d n.o. = direct na ontvangst,
d.n.sl. = direct na slachting,
an. = anaërobe agar in plaat.
B. = bouillon.

H.B. = hooge druivensuikerbouillon.
t>.a. = schuin gestolde agar.
— = negatief resultaat,
c. = coccen.
st.s. = staphylococcen.
b. = bacillen.

No. = volgnummer.
D, = diersoort.

T.v.O. = tijdstip van onderzoek.

K.t. = kamertemperatuur in graden Celsius.

L.gl. = lympho glandula.

R. = rund.

V. = varken.

P. = paard.

-ocr page 62-

HOOFDSTUK IV.

RESULTATEN VOLGENS LITERATUUR EN
VOLGENS EIGEN ONDERZOEK.

A. LEVER.

I. Literatuur.

a. Gegevens, die wyzen op het niet steriel zijn bij gezonde

dieren.

Présuhn (14) vond de lever niet steriel. ,

Conradi (29) zegt, dat men, omdat zeer wemig latente
kiemen in het weefsel der normale organen voorkomen, men

z.g. moet „anreicheren". ç

Hij vond van de 63 leverproeven er 42 kiemhoudend ot

\'^"Am?ko\'(34) vond bij zijn eerste onderzoek, hetgeen onder
ongunstige omstandigheden geschiedde, 100% der levers

^\'XSren Bierotte (35) vonden van de 11 levers er 8
of 72% kiemhoudend, terwijl het onderzoek geschiedde vol.
gens de methode aangegeven door Conradi. ,

Grabert en Mergell (39) vonden bij hun onderzoek de le.

ver voor 51% kiemhoudend. • occr ^^r

Bugge en Kieszig (47-^8) vonden dc lever in 28% der

öevallen kiemhoudend. u i. ««

De lever kan echter, zeggen zij, gedurende het leven

reeds worden geïnfecteerd van uit den darni door den Uuc

tus Choledochus of wel gebeurt dit reeds bij het verwijderen.

-ocr page 63-

b. Gegevens die wijzen op het steriel zijn bij gezonde dieren.

Meisner, (von Rosenbaeh (1) ) bewaarde leverstukken van
katten en konijnen 2—3 jaar zonder dat rotting optrad of
kiemen er zich in ontwikkelden, terwijl geen conserveerings.
middel werd gebruikt.

Rogozinsky (15) vond de lever steriel in 100% van de 40
gevallen.

Klimenko (18) onderzocht de levers van 6 cavia\'s en be.
vond ze steriel.

Chillés (25) beweert, dat bij gezonde dieren de lever steriel

is.

Selter (26) vond de lever onder normale verhoudingen
kiemvrij.

Amako (34). Het 2e gedeelte van het onderzoek geschiedde
onder meer gunstige omstandigheden, n.1. in het laborato.
rium, onder steriele cautelen. Slechts in één buisje, met een
stukje lever van het konijn, werden coli.bacillen gevonden,
welke volgens Amako waarschijnlijk door inzuiging in het
orgaan zijn terecht gekomen.

Schornagel (46) zegt: het is aan te nemen, dat de lever
van gezonde dieren geen pathogene kiemen bevat.

Bugge en Kieszig (47—48). Alhoewel positieve resultaten
werden verkregen (28%), komen zij tot de conclusie, dat de
lever kiemvrij is.

De verkregen resultaten schrijven zij eensdeels toe aan de
inoeilijkheid van het nemen en het verwerken van het mate.
riaal, anderdeels aan de directe verbinding der organen
met de buitenlucht, terwijl bovendien de soort der gevon*
den kiemen wijst op een postmortale infectie of op een in#
fectie van buiten af.

c. Gegevens welke een overgang vormen tusschen de beide

bovengenoemde groepen.

Wrzosek (17) zegt, dat normaliter microben in uiterst ge-
ring aantal aanwezig zijn.

Cao (31). De kiemen door hem gevonden zouden geduren.
de het transport in het orgaan zijn gedrongen.

Ford (32). Het hooge percentage van kiemhoudendheid
Wordt door hem toegeschreven aan den langen duur van het
onderzoek (6—7 dagen).

Zwick en Weichel (40) nemen niet aan, dat de kiemen
gedurende het leven zijn binnengedrongen. De lever werd
^ X kiemhoudend bevonden.

-ocr page 64-

Zoover kon worden nagegaan, bleek uit de gegevens de
verschillende onderzoekers, dat 54% der onderzochte levers,
kiemhoudend waren, voor zoover de normale slachtmgen

^^oïï^nd van de literatuur is dus geen uitspraak te doen
of de lever van een gezond geslacht dier bij onderzoek ste.

riel is

Omtrent het resultaat der eigen onderzoekingen geven
de navolgende tabellen een schematisch overzicht en wel
van de normale, en noodslachtingen, onderzocht m 2 groe.
pen.

-ocr page 65-

IL TABELLEN.

Sesultaat van hct onderzoek der levers van alle slachtdieren, (le groep.)

Verklaring der teekens cn afkortingen.

No. = volgnummer.
Nr. s. = normale slachting.
Nd. s. = noodslachting.
H. B. = hooge druivensuiker

bouillon.

S.a. = schuin gestolde agar.
st. c. = sthaphylo-coccen,
str.c. = streptococcen.
t. c. = tetracoccen,
— = negatief resultaat.

No.

Nr.s.

Rund

Varken

Kalf

Paard

Schaap

H. B.

S. a.

H. B.

S. a.

H. B.

S. a.

H. B. S. a.

H. B. S. a,

st c.

t. c.

t. c.

St. C.

str. c.

St. c.

st. c.

str. c.

t.c.

str. c.

it. c.

Nd:

-ocr page 66-

I

--1

Ondeïzoek van levers van normale runderen. (2e groep).

Evcntueele
afwijking
van het
\'orgaan

a 3

J2

M

tf U
u a
S ^

Ui S

_w

Anaër
agar in
plaat.

Onderzoek

Methode
volgens
Büchner (a)

of v.
Riemsdijk (b)

Schuil"

ge-,

stold«
agar

Hooge
dr. suiker
bouillon

Bouil-
lon

Or-
gaan

ö
a

3

Z

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

14,5
14,5

15

16
16

lever

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. -

16
15.5
15.5

14

15

coccen
staph.c.

degeneratio

stoph.c.
coccen

coccen

direct na sl.
na 1 X 24 u.
X 24 u.
X 24 u.
X 24 u.

21
23
21
22
22

na 2
na 3
na 4

angiomatosis

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u,
na 4 X 24 u.

21
23
21
23
22

abcessen

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u
X 24 u.
X 24 u.
X 24 u.

14

19

20
20
20

na 2
na 3
na 4

angiomatosis

staph.c.

staph.c<

coccen

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

16
16
17

abcessen

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

29
28
29

distomatosis

„ tuberculosis ^

^ b. -

direct na sl.

29

29

abcessen

angiomatosis

29

coccen

10

-ocr page 67-

Onderzoek van levers van normale varkens. (2e groep).

L,

u

B

J

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

al
Ui iS

CR

Onderzoek

Anaër.
agar in
plaat

Methode
volgens
Buchner (a)
of

V. Riemsdijk (b)

Bouil-
lon

Hooge
dr. suiker
bouillon

Schuin

flc-
stoldc
agar.

1

lever

echinococ-
cosis

14,5
H,5

15

16
16

direct na si.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

a. —

2

••

"

13
13,5

14
14
14

direct na si.
na 1 X 24 u.
na 2 X24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. —

3

It

tt

13
13,5

14
14
14

direct na si.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. —

4

••

13
13,5

14
14
14

direct na si.
na 1 X24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X24 u.

bacillen
coccen

b. —

staph.c.
staph c.

5

13
13.5

14
14
14

dircct na si.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. —

6

tl

••

12.5

13
13.5

14

direct na si.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.

b. —

7

•1

25

26

direct na si.
na 1 X 24 u.

b. —

8

23

direct na si.

b. —

9

•1

25

It

Coccen

b. —

10

•*

25

coccen

b. -

-ocr page 68-

Onderzoek van levers van normale kalveren.

(2e groep).

u
n

B

s

3

z

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

co

rt

•S 5
.

i; u
a a
s .Si

K^ s
o>

Onderzoek

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
Velgens
Buchner (a)
of

v.Riemsdijkfb)

Bouil-
lon.

Hooge
dr. suiker
bouillon.

Schuin

ge-
stolde
agar.

1

lever

gezwollen

16
17
17
16

direct na sl.
ca 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur

strept.c.

a. —

strept.c

strept.c.

2

»

23

24
26

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

b. -

—•

— ■

3

n

29
28
28

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

b. -

4

n

17

direct na sl.

b. -

5

n

28

»

b. -

-

6

»

23

I)

b. -

-

7

23

»

-

b. -

8

»

25

))

coccen

b. -

coccen

coccen

9

»

20

»

b. -

-

10

V

20

b. -

-ocr page 69-

Onderzoek van levers van normale paarden.

(2e groep).

9

10

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

(/3
« ^

tii !S

cn

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens
Buchner (a)
ot

v.Riemsdijk b)

Bouil-
lon.

Hooge
dr. suiker
bouillon.

Schuin

ge-
stolde
agar.

lever

16
15.5
16
16
16

direct na si.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

bacillen

a. —

16

15,5

15,5

16

16

direct na si.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

coccen

b. -

coccen

cocCen

--

29

direct na si

b. -

-

25

»»

-

b. -

-

-

-

-

19

»

b.

16

)i

coccen

b. -

-

-

25

»

b. -

-

-

20

»

b. -

-

--

-

25

b. ~

coccen

coccen

25

»1

b. -

-

-ocr page 70-

OndeTZOék van ^an uit nood ges\\ac\\vYe TUTvdctcii. feToep^.

Num-
mer

Naam

der
ziekte.

Or-
gaan.

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

c

tJ S .2

a 15

rt DJ U

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v. .
Riemsdijk.

Bouillon

1

Hooge

dr.
suiker-
bouillon.

Schuin
gestolde \'
agar.

Vleesch.

1

trauma-
tische
peri-
carditis.

lever

13,5
12
14
12
14

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

staph.c.
coccen

2

tuber-
culosis
gene-
ralis.

12
13
13
12
13

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na4 X24 u.

3

tuber-
culosis.

tl

14

direct naontv.

4

tt

_

13

» 9

5

ff

__

14

it

6

ff

13

tf

—-

7

bekken-
fractuur.

ff

14

tt

8

ff

gezwollen

10

tt

coccen

coccen

9

ff

_

11

tt

10

gezwollen

12

tt

staph.c.

11

tl

_

13

tt

12

»t

13

staph.c.

coccen

coccen

\'

-ocr page 71-

Onderzoek van levers van uit nood geslachte varkens. (2e groep).

Num-
mer.

Naam
der
ziekte.

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

c

■K J -2

-O J2

a 2 w

« as U
^

Onderzoek

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil-
lon.

Hooge

dr.
suiker
bouillon

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

lever

_ j

1 13

direct na sl.

_ !

! —

2

ff

j

1 12

direct na sl.

--

3

kwet-
suren

-

11.5
12

13
11

14

direct na sl.
na 1X24
u.

2X24
„ 3X24 ..
.. 4 « 24 „

bacillen

-

-

-

Num-
mer.

Naam

der
ziekte.

Or-
gaan.

Eventueele
afwijking van
het orgaan.

c

G n

a iS

rt D3 O
ti::

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil.
Ion.

Hooge

dr.
suiker
bouillon.

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

lever

gezwollen

20

direct na ontv.

coccen

staph.c.

staph.c.

coccen.

2

weinig gezwollen

22

ff

3

.f

bloedrijk

21

ff

4

koliek

weinig gezwollen

21

\'—

\'—■

-ocr page 72-

Schema van het resultaat der eigen cinderzoekingen
betreffende de lever.

Rund.

Ja
•z: "
to o

ti N

« -3
fl \'r*

Vleesch.

s ^
< \'S

O

W Ih

ra V
<1 to

Ö O

ra C

< O

Aantal
steriel.

Aantal
groei.

Normale sl. volgens de Ic groep

50

47

3

50

0

j> >» )i II 2e ,,

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens de le groep

2

2

0

2

0

.. » 2e

12

8

4

12

0

Totaal:

74

64

10

74

0

Varken.

Norm. sl. volgens de le groep

50

49

1

50

0

» " " 11 2e „

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens dc le groep

1

1

0

1

0

» » » 2e „

3

2

1

3

0

Totaal:

64

59

5

64

0

Kalf.

Normale sl. volgens de le groep

50

47

3

50

0

11 IJ " 1» 2e „

10

8

2

10 .

0

Noodsl. volgens de le groep

\' 1

1

0

1

0

Totaal:

61

56

5

61

0

Paard.

Normale sl. volgens de le groep

25

24

1

25

0

» 1» •• » 2e „

10

6

4

10

0

Noodsl. volgens de le groep

4

4

0

4

0

n )) >1 2c

4

3

1

4

0

Totaal:

43

37

6

43

0

Schaap.

Normale sl. volgens de le groep

25

24

1

25

0

25

24

1

25

0

Totaal aantal levers

267

240

27

267

0

-ocr page 73-

III. Bespreking der resultaten.

Ter verkrijging van een duidelijk overzicht der resultaten
van de verrichte onderzoekingen, kwam het mij gewenscht
voor, de bespreking te houden volgens de methode van
v. Santen.

Tevens is, volgens v. Santen, aangenomen, dat het spier,
weefsel van normale dieren steriel is, terwijl het spierweef.
sei der noodslachtingen door mij werd onderzocht.

Achtereenvolgens zullen worden besproken :

1. Het aantal en percentage positieve proeven, direct na
slachting, e.v. na U, 2., 3. en 4 X 24 uur. Onder „proef"
wordt dan verstaan iedere plaat en ieder buisje.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen, di.
reet na slachting en e.v. na 1., 2., 3. en 4 X 24 uur. Onder
„onderzoek" wordt dan verstaan, een serie van 2 buisjes
(le groep) of van 4 buisjes cn één plaat (2e groep).

3. Het aantal en percentage positieve gevallen. Onder „ge
val" wordt dan verstaan de 2 buisjes volgens de le groep
of 4 series van 4 buisjes en één plaat volgens de 2e groep
resp. na 1., 2., 3. en 4 X 24 uur.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere be.
waring, benevens enkele opmerkingen.

Resultaten van het onderzoek van normale levers
v^n het rund.

Er werden onderzocht 60 levers verdeeld over de 2 groe.
pen.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 5, terwijl
50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden In.
gesteld, derhalve was 3% positief.

Na 24 u. waren positief O van de 7 X 5 = 35 proev. of 0%,
na 2 X 24 u. was „ 1 " " ^ X 5 = 35 „ „ 3%,

„3X24u.was „ J " " 5 5 ? ^ ?? "
„ 4 X 24 u. waren „ 6 „ „ 5X5 = 25 „ .,24^.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 13 proe.
ven positief, terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was

5% positief. , , , , ,

Uit bovenstaande blijkt, dat het gedurende een längeren
tijd bewaren van het orgaan, steeds een hooger percentage
positieve proeven geeft, vooral na 4 X 24 uur.

-ocr page 74-

Het positief zijn van 5% der proeven is nog geen bewijs,
dat de levers in het algemeen niet steriel zijn, aangezien ook
nog andere factoren hierbij een rol spelen, waarover later.

2. Hef aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Alvorens verder te gaan, dient eerst te worden nagegaan,
wanneer een bacteriologisch orgaanonderzoek als hier is
verricht, als positief mag worden beschouwd.

Een positieve uitslag van een bacteriologisch onderzoek
kan ontstaan door verschillende hoofdoorzaken :
Ie. door kiemen welke in het orgaan aanwezig zijn,
2e. door het maken van technische fouten,
3e. door het niet steriel zijn van den voedingsbodem
zelf en

4e. door het niet steriel zijn der instrumehten.
De 2 laatste factoren, waarop voldoende controle werd
uitgeoefend, kunnen buiten beschouwing blijven.

Wat het maken van technische fouten aangaat, diene het
volgende : zooveel mogelijk werd gezorgd, dat geen lucht«
kiemen hun invloed konden doen gelden, doch het is zeer
moeilijk om hiervan altijd zeker te zijn.

Het spreekt van zelf, dat, in de Ie groep, alle onderzoe«
kingen met recht als positief kunnen worden beschouwd,
wanneer in beide bodems groei werd veroorzaakt door het
zelfde lagere organisme. Kwam er groei, veroorzaakt door
2 verschillende kiemen in beide buisjes of slechts groei in
één buisje voor, dan bestaat de mogelijkheid, dat de kienien
in het orgaan aanwezig waren, maar ook dat verontreiniging
niet is uitgesloten. , . »

Eveneens is dit laatste het geval bij het onderzoek m de
2e groep, alwaar het nog meer naar voren komt in verband
met het onderzoek na längeren tijd.
Aangenomen werd dan ook : . . . ,

Ie. dat groei in één bodem op een verontremigmg ne«

2e. dat groei in 2 bodems, veroorzaakt door de zelfde

kiem een positief onderzoek was.
Neemt men dus als grens 2 positieve proeven per onder«
zoek, dan was direct na slachting van de 60 onderzoekingen
er 1 positief of 11/2%.

Na 24 uur waren van de 7 onderz. er O positief of 0%,
„ 2 X 4 u. „ „ „ 7 „ „O „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ 5 „ „O „ „ 0%,

„ 4 X 24 u. „ „ .. 5 „ „ O 40%.

Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dan 3 ot
wel van de 84 verrichte onderzoekingen ruim 31/2%.

-ocr page 75-

3. Hef aantal en percentage positieve gevallen.
Blijkt een onderzoek na 24 uur positief en blijft het dit
zonder onderbreking tot den laatsten dag, waarop het or.
gaan onderzoeht wordt, terwijl steeds dezelfde kiemen wori
den aangetroffen, dan is dit complex van positieve onder,
zoekingen als een typisch positief geval te beschouwen
en
is aan te nemen, dat het orgaan met de gevonden kiem is
geïnfecteerd.

Dergelijke gevallen kwamen bij het onderzoek met voor.
Lever No. 2 gaf na 2 X 24 uur groei in één bodem, na
3 X 24 uur groei in één bodem, doch een andere kiem, ter.
wijl
na 4 X 24 uur dezelfde kiem optrad in 2 bodems en de
kiem, welke
na 3 X 24 uur werd waargenomen, in één bodem
na 4 X 24 uur weer te voorschijn kwam.

Heel streng genomen komt dit onderzoek dicht te staan
bij een positief geval, ofschoon van een positief onderzoek
zelfs na 3 X 24 uur nog geen sprake is.

Streng beoordeeld, komen dus geen positieve gevallen

voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Bij het onderzoek is gebleken, dat bij normale kamertem.
peratuur soms wel en bij veel hoogere kamertemperatuur

dikwijls geen groei optrad.

De invloed van de hoogere kamertemperatuur zal dus neei
moeilijk zijn te bewijzen.

Het bewaren van het orgaan op kamertemperatuur ge.
schiedde, om de eventueel spaarzaam aanwezige kiemen ge.
legenheid te geven zich te vermeerderen.

Het aantal positieve proeven vermeerderde daardoor aan.

merkelijk. , , ,, . . <•

Terwijl direct na slachting slechts een positieve proef op.
trad, kwamen er
na bewaring 8 positieve proeven, een be.
wijs dus, dat een langere bewaring zeer zeker invloed heeft.

Het onderzoek van lever No. 2 geeft bij 15,5 gr. C. kamer,
temperatuur één positieve proef, na 2 X 24 uur en na 3 X 24
uur bij 14 gr C. eveneens, doch een andere bodem is in het
spel, terwijl bij 15 gr. C. kamertemperatuur na 4 X 24 uur

3 positieve proeven ontstaan. vt c

Hiertegenover staat dat bij het onderzoek van lever No. 5
niettegenstaande de kamertemperatuur 19 cn 20 gr. be.
draagt, eerst na 4 X 24 uur 3 positieve proeven optreden.

Wordt echter bij een hooge kamertemperatuur een ge.
heel geval positief, dan kan men aantoonen, dat door de

-ocr page 76-

hooge kamertemperatuur de omstandigheden voor de vers
meerdering van de kiemen veel gunstiger worden en iederen
dag een positief onderzoek ontstaat.

Bij deze gevallen kwam dit echter niet voor.

5. Enkele opmerkingen.

Door mij werden enkele stukjes orgaan gecontroleerd, op
het voorkomen van kiemen, uit de anaërobe agar in plaat
waarbij groei was te constateeren aan de oppervlakte der
agar (de agar was hoog gegoten), terwijl het stukje orgaan
buiten de groeivlakte lag. Door het maken van een uitstrijk,
preparaat bleek het stukje orgaan geen kiemen te bevatten,
waarom mag worden aangenomen, dat de plaat door lucht,
kiemen werd verontreinigd.

Resultaten van het onderzoek van normale levers
van het varken.

Er werden 60 levers onderzocht, verdeeld over 2 groepen.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
3, terwijl 50
X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
derhalve was 2% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 7 X 5 = 35 proev. of 0%,
„ 2
X 24 u. „ „ O „ „ 6 X 5 = 30 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ 2 „ „ 6
X 5 = 30 „ „ 6%,
„ 4
X 24u. „ „ 2 „ „ 5 X 5 = 25 „ „ 8%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 7 proeven
positief, terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was
21/2% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 60 onderzoekingen er O
positief of 0%.

Na 24 uur waren positief O van de 7 onderzoek of 0%,
„ 2
X 24 u. „ „ O „ „6 „ „ 0%,
„ 3
X 24 u. „ „ O „ „6 „ „ 0%,
„ 4
X 24 u. „ „ O „ „5 „ „ 0%,
Het totale aantal positieve onderzoekingen was dus O of
van de 84 verrichte onderzoekingen O %.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

-ocr page 77-

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Na langere bewaring zien we ook hier het aantal procen»
ten der positieve proeven stijgen en wel plotseling.

Onderzoek No. 9 en 10, alwaar de kamertemperatuur
hoog was bij het onderzoek, gaven in één bodem groei direct
na slachting, doch hierbij zal wel een verontreiniging in het
spel zijn, aangezien slechts groei in één bodem optrad.

Onderzoek No. 4 gaf positieve proeven in 2 bodems, met
verschillende kiem na 3» en 4 X 24 uur. Ook hier is ver#
ontreiniging niet uitgesloten.

De invloed der beide factoren is dus niet te bewijzen.

Resultaten van het onderzoek van normale levers
van het kalf.

Er werden, verdeeld over de 2 groepen, 60 levers onder»
zocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
9, terwijl 50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
derhalve was
6% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. of 0%,
„2X24u. „ „ O „ „3X5 = 15 „ „ 0%,
„ 3X24u. „ O „ 1X5 = 5 „ „ 0%.

Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 9 proeven
positief, terwijl 185 proeven zijn ingesteld, derhalve was
41/2% positief.

Hier treden alleen de positieve proeven direct na slach»
ting op.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 60 onderzoekingen er
2 positief of 3 %.

Na 24 uur waren positief O van de 3 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%,
„ 3 X 24 uur was het eene onderzoek niet positief of O %.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus 2 of
wel van de 67 verrichte onderzoekingen 3%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 3 gevallen voor.

-ocr page 78-

4. De invloed van de kamer temper atmr en de langere
bewaring.

De invloed van beide kan ook hier niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van normale levers
van het paard.

Er werden, verdeeld over de 2 groepen, 35 levers onder«
zocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
5, terwijl 25 X 2 -1
10 X 5 = 100 proeven werden ingesteld,
derhalve was 5% positief. , ^,, , . ny

Na 24 uur waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of U %,
„ 2X24U. „ O „ „ 2X5 = 10 „ „ 0%.

;; 3 X 24 u. was „ 1 „ „ 2X5= O „ „10%,
„ 4 X 24 u. waren „ 3 „ „2X5 = 10 „ „30%,
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 9 proeven
positief, terwijl 140 proeven zijn ingesteld, derhalve was
61/2% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 35 onderzoekingen er

2 positief of 51/2%. , r nar

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, ot 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „2 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ O „ „2 „ .. 0%,
„ 4 X 24 u, was

Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus 3 ot
wel van de 43 verrichte onderzoekingen 7%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 2 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De langere bewaring gaf wel een hooger percentage posi«
tieve proeven, doch de invloed van beide kan ook hier niet
onomstootelijk worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van normale levers
van het schaap.

Er werden, volgens de Ie groep, 25 levers onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg

-ocr page 79-

1, terwijl 25 X 2 = 50 proeven werden ingesteld, derhalve
was
2% positief.
2.
Hei aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan waren direct na slachting van de 25 onderzoekingen er
O positief of 0%. _

Resultaten van het onderzoek van normale levers
van alle slachtdieren samen.

Verdeeld over de 2 groepen, werden 240 levers onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 23, terwijl 200 X 2 40 X 5 = 600 proeven werden
ingesteld, derhalve was 4% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 19 X 5 = 95 proev. of 0%,
„ 2X24u.was „ 1 „ „18X5 = 90 „ „ 1%,
„ 3X24 u. waren „ 4 „ „14X5 = 70 „ „51/2%,
„4X24U. „ „ 11 „ „12X5 = 60 „ „18%.
Uit het bovenstaande blijkt, dat het een längeren tijd be.
waren van het orgaan een hooger percentage positieve proe«
ven geeft, vooral na 4 X 24 uur.

Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 39 proeven
positief, terwijl er 915 proeven zijn ingesteld, derhalve was
4% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren dircct na slachting van de 240 onderzoekingen er
5 positief of 2%.

Na 24 uur waren van de 19 onderz. er O positief of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ „ 18 „ „ O „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ „ 14 „ „ O „ „ 0%,

„ 4 X 24 ....... 12 „ „ 3 „ „ 25%.

Ook hier blijkt, dat het een längeren tijd bewaren van
het orgaan een hooger percentage positieve onderzoekingen
geeft, echter eerst na 4 X 24 uur.

Het totale aantal positieve onderzoekingen was 8, of
wel van de 303 verrichte onderzoekingen 21/2%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Deze kwamen bij het onderzoek van 19 gevallen niet voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Hiervoor verwijs ik naar de bespreking van het orgaan
van elk slachtdier afzonderlijk.

-ocr page 80-

Resultaten van het onderzoek van levers afkomstig van uit
nood geslachte runderen.

Er werden, verdeeld over de 2 groepen, 14 levers onder,
zocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 6, terwijl 2X2 12X5 = 64 proeven werden mge.
steld, derhalve was 9% positief., ^ ^^ ^ ^^ ^

Na 24 uur. waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of 0%,

2 X 24 u. was „ 1 .. „ 2X5 = 10 „ „ 10%,

3 X 24 u. waren,, 0„ ..2X5=0 „ „0%,

4 X 24 u. was „ 1 „ „2X5 = 10 , „ 10%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 8 proeven

positief terwijl 104 proeven zijn ingesteld, derhalve was
71/2% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 14 onderzoekingen er

2 positief of wel 14%. u t ner

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, ot {)%,

„ 2 X 24 u. „ O „ „2 „ „ 0%,

„ 3 X 24 u. „ O „ „2 „ ., 0%,

„4X24U. „ „ 0 „ „ 2 „ " 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus 2 ot
wel van de 22 verrichte onderzoekingen 9%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere

bewaring.

Dc invloed van beide factoren kan niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van levers afkomstig van uit
nood geslachte varkens.

Er werden, verdeeld over de 2 groepen 4 levers onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal O, terwijl 1X2 3X5 = 17 proeven werden mge.
steld. derhalve was 0% positief.

-ocr page 81-

Na 24 uur waren positief O van de 1X5 = 5 proev. of 0%,
„ 2 X 24 u. was „ 1 „ „ 1X5 = 5 „ „ 20%,
„ 3 X 24 u. waren O „ tt 1X5 = 5 if tt 0%,
,, 4 X 24 u. „ „ O „ „1X5 = 5 tt tt 0%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft één proef
positief terwijl 37 proeven zijn ingesteld, derhalve was
21/2% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 4 onderzoekingen cr
Opositief of 0%.

Na 24 uur waren positief O van één onderzoek of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ " tt »» ••

0%,

„ 3 X 24 u. „ „ O „ ......0%,

M 4 X 24 ...... O...... „ 0%.

Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus O of
wel van dc 8 verrichte onderzoekingen 0%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatimr en de langere
bewaring.

Geen invloed van beide factoren kan ook hier worden be»
Wezen.

Resultaten van het onderzoek van levers afkomstig van uit
nood geslachte paarden.

Er werden, verdeeld over dc 2 groepen, 8 levers onder»

zocht.

1- Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 4, terwijl 4X2 4X5 = 28 proeven werden inge»
stdd, derhalve was 14% positief.

.Een onderzoek na langere bewaring kon wegens bedcrt
^ict worden ingesteld.

2- Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

aan was direct na slachting van dc 8 onderzoekingen cr één
Positief of 121/2%.

De invloed van \'de kamertemperatuur.
pok hier kan deze niet worden bewezen.

de eerste groep werd één lever van een uit nood ge»

-ocr page 82-

slacht kalf onderzocht, welk onderzoek echter geen resul«
taat opleverde.

Resultaten ^^an het onderzoek van levers, afkomstig van alle
uit nood geslachte slachtdieren samen.

Verdeeld over de 2 groepen, werden 27 levers onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na ontvangst was to«
taal 10, terwijl 8 X 2 19 X 5 = 111
Proeven direct na
slachting of na ontvangst waren verricht, derhalve was

Na^2?Lr waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. of 0%,
„ 2X24U. „ 2 „ „ 3X5 = 15 „ „13%,
„ 3X24U. „ O „ „ 3X5 = 15 „ „ 0%,

„ 4 X 24 u. was „ 1 „ .. 3X5 = 15 „ .,61/2%.

Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 13 proe«
ven positief, terwijl 171 proeven zijn ingesteld, waarvan dus
7 1/2% positief was.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

met dezelfde kiem. dan waren direct na ontvangst van de

27 onderzoekingen er 3 positief of 11%. , r no^

Na 24 uur waren positief O van de 3 onderzoek, ot ü^,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%,
3 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%,
„ 4 X 24u. „ „ O .. 3 „ „ 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus ó ot
wel van de 39 verrichte onderzoekingen 7 1/2%.
3
Het aantal en percentage positieve gevallen.
Dergelijke gevallen kwam bij het onderzoek met voor.
4.
De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van de kamertemperatuur kan niet worden

bewezen. ^ , a

Wat de langere bewaring betreft, kwam groei na 2« en 4
X 24 uur, echter slechts in één geval, wat hetzelfde orgaan
betreft, in den zelfden bodem, doch met verschülende kie.

"^Verontreiniging speelt hier waarschijnlijk een rol.

SAMENVATTING LEVER.

Wanneer men de gegevens omtrent het eigen onderzoek
van de levers samenvat blijkt, dat bij alle diersoorten, zelfs

-ocr page 83-

bij normale slachtdieren, enkele levers worden aangetrof.
fen, welke direct na slachting kiemhoudend zijn. Of dit een
intravitale infectie, een postmortale is, dan wel of zij op.
treedt tijdens de agonie of bij het uitnemen van den lever
of wel tijdens het transport en bewerken, is niet uit te maken.
Het feit van het voorkomen van een aantal positieve ge.
vallen blijft bestaan en men zal daarmede bij het beoordee.
len van het onderzoek in concrete gevallen rekening moe.
ten houden.

Ook bij de noodslachtingen werden levers kiemhoudend
bevonden en wel direct na ontvangst, terwijl het vleesch van
deze dieren, zelfs na „anreicherung" niet kiemhoudend bleek
te zijn. Het percentage der gevallen, waarin de lever bij
noodslachtingen kiemhoudend was, bleek iets grooter te zijn
dan bij normale slachtingen.

Uit een en ander volgt, dat het resultaat van het bacteric
logisch onderzoek van de lever geen algemeen geldende
conclusies mogelyk maakt omtrent den toestand van het
vleesch. Er is geen constante paralel tusschen het kiemhou.
dend zijn van dit orgaan en van de musculatuur.

Wanneer men zich dus zou beperken tot een onderzoek
van de lever alleen, zou dit voor de beoordeeling van de
musculatuur waardeloos geacht moeten worden. Of een zoo.
danig onderzoek in verband met het onderzoek van andere
organen beteekenis heeft voor de beoordeeling van het
vleesch, zal later nader onder het oog worden gezien.

-ocr page 84-

B. MILT.
I. Literatuur.

a. Gegevens die wijzen op het niet steriel z^n bü gezonde
dieren.

Présuhn (14) concludeert, dat de milt niet steriel is.
Conradi (29) onderzocht II milten en bevond er 1 kiem»
houdend.

Amako (34) vond bij zijn eerste onderzoek 31 % der mil»
ten kiemhoudend.

Machida en Bierotte (35) vonden de milt II X kiemhou»
dend of wel 45%.

Grabert en Mergell (39) vonden in 5% der gevallen de
milt kiemhoudend.

b. Gegevens die w^zen op het steriel zijn b« gezonde dieren.

Meisner, (von Rosenbach (1)) bewaarde gedurende lan»
gen tijd de milten van katten en vond deze daarna nog
steriel.

Rogozinsky (15) vond in alle gevallen de milt steriel.
Klimenko (18) vond bij 6 proeven alle milten steriel
Chillés (25) concludeert dat de milt bij gezonde dieren
slicrid is

Selter (26) infecteerde de dieren per os met bepaalde kie»
men, doch de milt bleef steriel.

Amako (34). Bij gunstiöe verhoudingen onderzocht, is de
milt steriel.

Zwick en Weichel (40) vonden eveneens de milt steriel.
Schornagel (46). Men mag aannemen, dat de milt van ge»
zonde dieren geen pathogene kiemen bevat.

Bugge en Kieszig (47—48) vonden bij hun onderzoek de
milt kiemvrij.

c. Gegevens die een overgang vormen tusschen de beide
bovengenoemde groepen.

Wrzosek (17) acht normaliter microben in uiterst gering
aantal in de milt aanwezig.

Cao (31)). Ofschoon kiemen werden gevonden, schrijft
Cao dit toe aan het transport, waardoor de opname der kie»
men wordt, bevorderd.
Ford (32X hij schrijft het vinden der kiemen toe aan den

-ocr page 85-

langen duur van het onderzoek (6—7 dagen), in welken tijd
langzaam groeiende kiemen zich kunnen ontwikkelen.

Zoover kon worden nagegaan, bleek het aan de verschil,
lende onderzoekers uit de gegevens der normale slachtin.
gen, dat ongeveer 27% der onderzochte milten kiemhou.
dend zijn.

Op grond van de literatuur is dus geen uitspraak te doen
of de milt van een
gezond dier bij onderzoek steriel is.

Horn (37) onderzocht 231 zieke dieren en constateert,
117 X de milt en het vleesch steriel,
55 X de milt en het vleesch kiemhoudend,
20 X de milt steriel en het vleesch kiemhoudend,
39 X de milt kiemhoudend en het vleesch steriel.

Hieruit volgt, dat er geen sprake van kan zijn, dat de
milt bij noodslachtingen zou kunnen dienen om een uit.
spraak te doen omtrent de kiemhoudendheid van het
vleesch. Bijzondere omstandigheden kunnen echter tot het
ongunstige resultaat van Horn hebben gevoerd, b.v. het te
lang tijdsverloop tusschen het slachten en het onderzoek.

Van het resultaat der eigen onderzoekingen, geven de na.
volgende tabellen een schematisch overzicht en wel van de
normale, en noodslachtingen, onderzocht in 2 groepen.

-ocr page 86-

IL TABELLEN.

Sesttltaat van hct onderzoek der milten van alle slachtdicrcn. (le groep.)

Verklaring der teekens en afkortingen.

No. = volgnummer. S.a. = schuin gestolde agar.

Nr.s. = normale slachting. t. c. = tetracoccen.

Nd.s. = noodslachting. - = negatief resultaat.

H. B- = hooge druivensuiker

bouillon.

No.r

Rund

Varken

Kalf

Paard

Schaap

s. -

H. B.

S. a.

H. B.

S. a-

H. B.

S. a.

H. B.

S. B.

H. B. S. a.

t.c.

___

—■

.—

M

*f

—\'

—■

—\'

—•

__

—\'

—\'

—■

——

—\'

* \'

—\'

__

___

—\'

_

—\'

—\'

\'

-

—\'

■—\'

—■

\'

-

—\'

5!

••

-

-

6.

—\'

—\'

—■

—■

1

Nd.i

i.

»

2

i>

■ \'

3

4

»»
*f

-ocr page 87-

Onderzoek van milten van normale runderen. (2e groep).

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

a .3

a ö
B

tri 2

Onderzoek

Anaër
agar in 1
plaat. 1

Methode
volgens
Büchner (a)

of V.
Rieinsdijk(b)

Bouil-
lon

Hooge \'
dr. suiker
bouillon

Schuin
ge-
stolde
agar.

milt

-

14.5
14,5

15

16
16

dircct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

a. —

-

--

16
15,5
15,5

14

15

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

coccen

b. -

-

••

21
23
21
22
22

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

-

b. -

—-

••

gezwollen

21
23
21
23
22

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. --

coccen

staph-c.

-

14

19

20
20
20

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. -

■ -

-

-

16
16
17

dircct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

—\'

b. -

••

-

29
28
29

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

coccen

b. -

-

-

-

29

direct na sl.

b. -

-

-

••

29

«*

-

b. -

--

-

1

»

-

29

-

b. -

-

-

-

-ocr page 88-

Onderzoek van milten van normale varkens. (2e groep).

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

al

«3

il

S
_
pi

Anaër.
agar in
plaat

Onderzoek

Methode
volgens
Buchner (a)
of

V. Riemsdijk (b)

Schulfl

tl®\'
stolde

agar.

Hooge
dr. suiker
bouillon

Bouil-
lon

a
a

a
2

Or-
gaan

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4X24 u.

H,5
14,5

15

16
16

milt

b. —

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

13
13,5

14
14
14

b. —

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

13
13,5

14
14
14

b. —

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X24 u.

13
13,5

14
14
H

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

13
13.5

14
14
14

staph c.

b. —

direct na sl.
na 1 X 54 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.

12.5

13
13,5

14

b. —

direct na sl.
na 1 X 24 u.

25

26

direct na sl.

b. -

23

coccen

b. —

coccefl

staph.c.

«taph.c.

25

25

10

-ocr page 89-

Onderzoek van milten van normale kalveren.

(2e groep).

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

3

•S "

g u

a \'S
S

DJ

Onderzoek

Anaër.

agar in
plaat.

Methode
volgens
Büchner (a)
of

v.Riemsdijklb)

Bouil-
lon.

Hooge
dr. suiker
bouillon.

Schuin

ge-
stolde
agar.

milt

16
17
17
16

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur

-

a. —

»

gezwollen

23

24
26

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

_

b. -

■—

II

29
28
28

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

b. -

— ■

II

-

17

direct na sl.

-

b. -

II

28

II

coccen

b. —

■ —

II

23

II

coccen

b. —

-

-

1)

•23

II

coccen

b. -

-

H

— ■

25

II

b. ^

-

-

-

II

20

It

— ■

b. -

II

-

20

II

b. -

-

-

-ocr page 90-

Onderzoek van milten van normale paarden.

(2e groep).

u

a
a

s

z

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

CO

■al
tiô

a|
« ^

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens
Büchner (a)
of

v.Riemsdijk b)

Bouil-
lon

Hooge
dr. suiker
bouilloij.

Schuio

ge-
stolde
agar.

1

milt

-

16
15,5
16
16
16

dircct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

-

a

-

-

2

,7

-

16
15,5
15,5
16
16

dircct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

coccen

b. —

-

3

29

direct na sl.

b. -

--

4

25

b. -

-

5

19

»

b. -

-

6

16

»

-

b. -

-

7

»1

-

25

>1

-

b. -

-

-

8

20

II

-

b. -

-

9

-

25

-

b. -

-

-

10

»

25

»

b. —

-

-ocr page 91-

Onderzoek van milten van uit nood geslachte runderen. (2e groep).

Num-
mer

/ Naam
der
riekte.

O.

gaan«

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.,

/ ö 2
tl S .5

tl "O KI

a 2

m djU

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

/ Metbode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouillon

tiooge

dr.
suiker-
bouillon.

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

trauma-
tische
peri-
carditis.

milt

13.5
12
14
12
14

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

2

tuber-
culosis
gene-
ralis.

»*

12
13
13
12
13

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

3

tuber-
culosis.

tf

14

direct na ontv.

—-

4

n

ff

13

ff

5

ff

ff

.—

14

tf

6

ff

13

ff

7

bekken-
fractuur.

ff

14

ft

8

_

ff

10

ff

9

_

ff

gezwollen

11

ff

10

_

ff

12

ff

11

ff

13

ff

12

ff

gezwollen

13

ft

-ocr page 92-

Onderzoek van milten van uit nood geslachte varkens. (2e groep).

Num-
mer.

Naam
der
ziekte.

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

Ö

"1 c B5

■w Ö

a 2

^ OJ U

Onderzoek

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil-
lon.

Hooge

dr.
suiker
bouillon

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

___

milt

___

13

direct na sl.

--

2

___

1 12

1 —

--

3

kwet-
suren

11.5
12

13
11

14

direct na sl.
na 1X24 u.
„ 2X24 „
3X24 „
.. 4X24 ..

coccen

-

1 coccen

Onderzoek van milten van uit nood geslachte paarden. (2e groep).

Num-
mer.

Naam

der
ziekte.

Or-
gaan.

Eventueele
afwijking van
het orgaan.

d

Ö "

" -2
\' "O m

s 5

tS

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil-
Ion.

Hooge

dr.
suiker
bouillon.

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

milt

20

direct na ontv.

2

weinig gezwollen

22

3

___

»f

__

21

♦t

4

koliek

tf

weinig gezwollen

21

rt

-

-

-ocr page 93-

Schema Van het resultaat der eigen cmderzoekingen
betreffende de milt.

Rund.

.S

3 ^

® \'S

ti OJ

Vleesch.

Ö K

10 V

< 1
O

0

ta V
< to

S O

R) bi
< t»

Aantal
steriel.

Aantal
groei.

Normale sl. volgens de le groep

50

50

0

50

0

•I >> » " 2e

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens de le groep

2

2

0

2

0

» 2e ..

12

12

0

12

0

Totaal:

74

71

3

74

0

Varken.

Norm. sl. volgens de le groep

50 1

50

0

50

0

„ .. >1 2e „

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

» » » 2c

3

2

1

3

0

Totaal:

64

60

4

64

0

Kalf,

Normale sl. volgens de le groep

50

50

0

50

0

„ » " >1 2c „

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

Totaal;

61

58

3

61

0

Paard.

Normale sl. volgens de le groep

25

25

0

25

0

„ „ „ „ 2c „

10

9

1

10

0

Noodsl. volgens de le groep

4

4

0

4

0

» » " 2e „

4

4

0

4

0

Totaal:

43

42

1

43

0

Schaap.

Normale sl. volgens dc le groep

25

24

1

25

0

Totaal:

25

24

1

25

0

Totaal aantal milten

267

255

12

267

0

-ocr page 94-

IIL Bespreking der resultaten.

Resultaten van het onderzoek van normale milten
van het rund.

Er v^rerden onderzocht 60 milten verdeeld over de 2 groe#
pen,

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl 50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
dus 0% positief.

Na 24 uur was positief 1 van de 7X5 = 35 proev. of 3%,
„ 2 X 24 u. waren,, O „ „ 7X5 = 35 „ „ 0%,
„ 3X24U. „ „ 2 „ „ 5X5 = 25 „ „ 8%,
„ 4 X 24 u. was „ 1 „ ,, 5X5 = 25 „ „ 4%,
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 4 proeven
positief, terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was
1 1/2% positief.

Volgens de le groep kwam geen positief resultaat, terwijl,
de positieve resultaten bij de 2e groep optraden na langere
bewaring, n.1. 1 X na 1 X 24 uur, 2 X na 3 X 24 uur en
IX na 4X 24 uur.
De langere bewaring speelt dus wel een rol hier.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 60 onderzoekingen er
O positief of 0%. . ^ _

Na 24 uur waren van de 7 onderzoek, er O positief of 0%,

„ 2X24U. „ „ „ 7 „ „O „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ 5 „ „O „ „ 0%.

„4X24U. „ „ „5 „ „O „ n 0%
Het totale aantal positieve onderzoekingen was dus ü ot
wel van de 84 verrichte onderzoekingen 0%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 7 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Zooals reeds onder 1 gezegd is, had de langere bewaring
invloel op ht aantal positieve proeven.

De invloed van de kamertemperatuur is niet gemakkelijk
te bewijzen, alhoewel onderzoek No. 4 bij een kamertem.
peratuur van 23° C. (vrij hoog) 2 positieve proeven te zien
gaf. Verontreiniging kan hierbij echter niet worden uitge.
sloten.

-ocr page 95-

Resultaten van het onderzoek van normale milten
van het varken.

Verdeeld over de 2 groepen, werden 60 milten onder»
zocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
5, terwijl 50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
derhalve was 3% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 7 X 5 = 35 proev. of 0%,
„ 2X24u. „ „ O „ „ 6X5 = 30 „ „ 0%,
„ 3X24u. „ „ O „ „6X5 = 30 „ „ 0%,
„ 4X24u. „ „ O „ „ 5X5 = 25 „ „ 0%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 5 proeven
positief, terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was
positief.

De positieve proeven, direct na slachting geconstateerd,
komen niet voor bij langere bewaring. Een verontreiniging
ligt hier dus voor de hand.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.

Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan was direct na slachting van de 60 onderzoekingen er 1
Positief of lh%.

Na 24 uur waren positief O van de 7 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „ 6 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ O „ „6 „ „
0%,
„ 4 X 24 u. „ „ O „ „5 „ „ 0%.
Het totale aantal positieve onderzoekingen was dus 1 of
wel van de 84 verrichte onderzoekingen 1 %.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen bij de 7 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Ook hier kan de invloed der beide factoren niet worden
bewezen.

-ocr page 96-

Resultaten van het onderzoek van normale milten
van het kalf.

Verdeeld over de 2 groepen, werden 60 milten onder,
zocht.

Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
3, terwijl
50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden mgesteld,

derhalve was 2% positief. ^ ik «f

Na 24 uur waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. of O %,
„ 2X24U. „ „ O „ „ 3X5 = 15 „ „ 0|,

3 X 24 u O „„ 1X5 = 5 „ „

"Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 3 proeven
positief, terwijl 185 proeven zijn ingesteld, derhalve was

^ ^Ook to^\'treden alleen de positieve proeven direct na
slachting op.

Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek

dan waren direct na slachting van de 60 onderzoekmgen er

Nr 24^uur ^waren positief O van de 3 onderzoek, of 0%,

2 X 24 u. „ „ O " V, 3 j " 1 "
V 74 „..... O „ een onderzoek

„ 3 X 24 u. „ .. - —, .---------- j- ^ p

Het totaal aantal positieve onderzoekmgen was dus O ot

wel van de 67 verrichte onderzoekmgen 0%.

3 Het aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 3 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere

bewaring.

De invloed van beide kan ook hier niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van normale milten
van het paard.

Verdeeld over de 2 groepen, werden 35 milten onderzocht.
1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl
25 X 2 10 X 5 = 100 proeven werden mgesteld,
derhalve 0% positief.

-ocr page 97-

Na 24 uur waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of O %,
.. 2X24U. / O „ 2X5 = 10 0%,

, 3X24U. „ „ O .. „ 2X5= O 0%,

„ 4 X 24 u. was „ 1 „ ,, 2X5=0 „ 10%
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geett 1 proet
positief, terwijl 140 proeven zijn ingesteld, derhalve was

1/2% positief. . .

Vrij gevoeglijk kan die eene positieve proef als een veront«
reiniging worden beschouwd, aangezien in één bodem na
4 X 24 uur de groei pas optrad.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 35 onderzoekingen er

O positief of 0%. , ^ j t t ner

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, or üYo,

„ 2 X 24 u..... O „ „2 „ 0%,

„ 3 X 24 u. „ O „ „2 „ „ 0%,

4X24U. .. O „ 2 ,. 0%

Het totaal aantal positieve onderzoekmgen was dus ü ot
wel van de 43 verrichte onderzoekingen 0%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen bij de 2 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van beide kan ook hier niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van normale milten
van het schaap.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg 1,
terwijl 25 X 2 = 50 proeven werden ingesteld, waarvan dus
2% positief was.

2. Hef aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 25 onderzoekingen er
O positief of 0%.

-ocr page 98-

Resultaten van het onderzoek van normale milten
van alle slachtdieren samen.

Verdeeld over de 2 groepen, werden 240 milten onder»
zocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 9, terwijl 600 proeven werden ingesteld, derhalve was
lh% positief.

Na 24 uur was positief 1 van de 19 X 5 = 95 proev. of 1
„ 2 X 24 u. waren „ O „ „ 18X5 = 90 „ „ 0%,
„ 3X24U. „ „ 2 „ 14X5 = 70 „
2h%,
„ 4 X 24 u. „ „ 2 „ 12X5 = 60 „ „ 3%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 14 proeven
positief, terwijl 915 proeven zijn ingesteld, derhalve was
lh% positief.

Ook hier geeft het längeren tijd bewaren van het orgaan
steeds een hooger percentage positieve proeven.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan was direct na slachting van de 240 onderzoekingen er
1 positief of nog niet h %.

Na 24 uur waren van de 19 onderzoek, er O positief of 0%,
2 X 24 u. „ „ „ 18 „ „ O „ „
0%,
„ 3 X 24 u. „ „ 14 „ „ O „ „ 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ „ 12 „ „ O „ „ 0%.
Het totale aantal positieve onderzoekingen was dus 1 of
wel van de 303 verrichte onderzoekingen ongeveer 1/3%.

Het langer bewaren der organen oefende bij de milt geen
duidelijk merkbaren invloed uit.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Bij de 19 gevallen kwam geen enkel positief geval voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Bij een hooge kamertemperatuur kwamen de meeste posi»
tieve proeven te voorschijn en wel meestal direct na slach»
ting en in één bodem. Hier speelt dus de hooge temperatuur
wel een rol en mag worden aangenomen dat verontreiniging
(luchtkiemen) in het spel is.

De langere bewaring gaf 5 positieve proeven, doch geen
positieve gevallen of positieve onderzoekingen. De gevon»
den resultaten zullen dus meer op een verontreiniging wij»
zen, dan op het aanwezig geweest zijn der kiemen in het
orgaan.

-ocr page 99-

Resultaten van het onderzoek van milten afkomstig van
uit nood geslachte runderen.

Verdeeld over de 2 groepen, werden 14 milten onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal O, terwijl 2X2 12X5 = 64 proeven werden inge.
steld, derhalve was 0% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of 0%,
„ 2 X 24 u. ,. „ O „ „ 2X5 = 10 „ „ 0%,
„ 3X24u. „ „ O „ „ 2X5 = 10 „ „
0%,
„ 4X24u. „ O „ „ 2X5 = 10 „ „ 0%,
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft O proeven
positief, terwijl 104 proeven zijn ingesteld, derhalve was
0% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek

dan waren direct na slachting van de 14 onderzoekingen er
O positief of 0%.

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „ 2 „ „
0%,
„ 3 X 24 u. „ „ O „ „ 2 „ „ 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ O „ „2 „ „ 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus O of
wel van de 22 verrichte onderzoekingen O %.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Geen invloed van beide factoren kan worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van milten afkomstig van
uit nood geslachte varkens.

Verdeeld over de 2 groepen werden 4 milten onderzocht.
1.
Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 1, terwijl 1X2 3X5 = 17 proeven werden inge.
steld, derhalve was
5h%. positief.

-ocr page 100-

Na 24 uur was positief O van de 1 X 5 = 5 proev. of 0%,
„ 2 X 24 u. waren „ O „ „1X5 = 5 „ 0%,

;; 3 X 24u. .. „ O „ 1X5 = 5 „ „ 0%,
„4X24u. was 1 „ „1X5 = 5 „ »20%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 2 proeven
positief, terwijl 37 proeven zijn ingesteld, derhalve was
5%
positief

2. Hei aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van

de 4 onderzoekingen er

O positief of 0%. , t r

Na 24 uur waren positief O van 1 onderzoek ot V7o,

„ 2 X 24 u..... O „ 1 „ « 0%,

„ 3 X 24 u. „ „ O „ 1 „ M 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ O 1 .

Het totaal aantal positieve onderzoekmgen was dus U or
wel van de 8 verrichte onderzoekingen 0%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Geen invloed van beide factoren kan ook hier worden
bewezen. _

Resultaten van het onderzoek van milten afkomstig van
uit nood geslachte paarden.

Verdeeld over de 2 groepen werden 8 milten onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal O, terwijl 4X2 4X5 = 28 proeven werden inge^
steld, derhalve was 0% positief.

2. Hei aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 8 onderzoekingen er

O positief of 0%.

In de le groep werd 1 milt van een uit nood geslacht kalf
onderzocht, welk onderzoek echter geen resultaat opleverde.

-ocr page 101-

Resultaten van het onderzoek van milten afkomstig van
alle uit nood geslachte dieren samen.

Verdeeld over de 2 groepen werden 27 milten onder»
zocht.

1. Hef aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting was to»
taal 1. terwijl 8 X 2 19 X 5 = 111 proeven waren verricht,

derhalve was 1% positief. , , ^. ^ r Ci or

Na 24 uur waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. ot u^,
„ 2X24U. „ „ O „ „ 3X5 = 15 „ „ 0%,
3X24U. „ O „ 3X5= 5 ., ,, 0%,
„ 4 X 24 u. was „ 1 » 3X5 = 15 ,, „61/2%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 2 proeven
positief, terwijl 171 proeven zijn ingesteld, derhalve was
ruim 1 % positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 27 onderzoekingen er

O positief of 0%. , ^ j i r ncr

Na 24 uur waren positief O van de 3 onderzoek, of 0%,

„ 2 X 24 u. „ .. O „ „3 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. .. .. O „ „3 „ „ 0%,
4 X 24 u. „ O " 3 „ „ 0%.

Het totale aantal positieve onderzoekingen was dus O ot
wel van de 39 verrichte onderzoekingen 0%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Dergelijke gevallen kwamen bij het onderzoek niet voor^

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van de kamertemperatuur kan niet worden

bewezen. , ^ , , , ^

Wat de langere bewaring betreft, kwam slechts groei m

één bodem direct na slachting en na 4 X 24 uur van het

zelfde orgaan, doch in verschillende bodems.

Verontreiniging speelt hier waarschijnlijk een rol.

SAMENVATTING MILT.

Bij de beschouwing van de tabel der onderzoekingen vol»
fiens de le groep valt direct op, dat bij het onderzoek der
normale slachtdieren, geen enkel positief geval werd ge»
boekt, met uitzondering van 1 schapen milt.

-ocr page 102-

Bij de beschouwing van de tabellen der onderzoekingen
volgens de 2e groep valt op, dat de groei meestal bij hooge
temperatuur ontstond, echter of slechts in één bodem óf in 2
of 3 bodems met verschillende kiemen.

Aangenomen kan dus worden, dat men hier met toeval«
lige verontreinigingen te doen heeft en dat ook deze onder«
zoekingen bewijzen, dat de milt van normale dieren steriel
is.

Het aantal onderzochte milten van uit nood geslachte
dieren is niet groot. Hier werden in slechts 1 geval kiemen
aangetroffen.

Bedoelde kiemen traden op in 2 bodems (verschillende)
en wel direct na slachting en na 4 X 24 uur. Ook hier Is
derhalve verontreiniging in het spel.

Wanneer men zich dus zou beperken tot het onderzoek
van de mUt alleen, zou dit voor de beoordeeling van de muss
culatuur zonder twijfel als richtsnoer kunnen dienen.

In hoeverre dit onderzoek nog ondersteund kan en moet
worden door bacteriologisch onderzoek van andere organen,
dient in een later hoofdstuk onder de oogen te worden ge«
zien.

C. NIER.
I. Literatuur.

a. Gegevens die wyzen op het niet steriel zyn by gezonde
dieren.

Présuhn (14) concludeert dat de nier niet steriel is.
Conradi (29) vond van de 19 nierproeven er 6 kiemhou«
dend.

Amako (34). Onder ongunstige verhoudingen onderzocht
vond Amako 13 X de nieren niet steriel.

Machida en Bierotte (35) vonden van de 9 nieren er 4 of
44 % niet steriel.

Grabert en Mergell (39) vonden de nieren voor 60% kiem«
houdend.\'

b. Gegevens die wyzen op het steriel zijn bij gezonde dieren.

Meisner, (von Rosenbach (1)), vond na lang bewaren (2—3
jaar) de nier nog steriel.

-ocr page 103-

Rogozinsky (15) vond ook de nier steriel.

Klimenko (18) vond de nier bij 6 cavia\'s steriel

Chillés (25) zegt, bij gezonde deiren komen geen bacteriën
in de nieren voor.

Selter (26) vond de nieren onder normale verhoudingen
bij gezonde dieren steriel.

Amako (34). Werden de proeven onder gunstige omstan.
digheden genomen, dan werd de nier steriel bevonden, met
uitzondering van één buisje, welke groei door Amako ech.
ter aan een luchtinfectie wordt toegeschreven.

Zwick en Weichel (40) vonden ook de nieren steriel.

Schor nagel (46). Nieren afkomstig van gezonde dieren,
mag men wel aannemen, bevatten geen pathogene kiemen.

Bugge en Kieszig (47—48). Ook zij vonden de nieren
kiemvrij.

e. Gegevens welke een overgang vormen tusschen de beide
bovengenoemde groepen.

Wrzosek (17). Normaliter zijn microben in uiterst gering
aantal in de nier aanwezig.

Cao (31) vond in aseptisch uit het lichaam verwijderde nie?
ren niet pathogene en pathogene kiemen, doch is van mee.
ning dat het transport de opname der kiemen heeft be.
vorderd.

Ford (32) schrijft het vinden van een hoog percentage
kiemhoudende nieren toe aan den langen duur van het on.
derzoek (6—7 dagen) in welken tijd zich langzaam groeiende
kiemen kunnen ontwikkelen.

Zoover kon worden nagegaan, bleek, uit de gegevens der
normale slachtingen, van de verschillende onderzoekers dat,
ruim 44% der onderzochte nieren kiemhoudend is.

Op grond van de literatuur is dus geen uitspraak te doen
of de nier van een gezond dier bij onderzoek steriel is.

Van het resultaat der eigen onderzoekingen, geven de na.
volgende tabellen een schematisch overzicht en wel van de
normale, en noodslachtingen, onderzocht in 2 groepen.

-ocr page 104-

II. TABELLEN.

Resultaat van het onderzoek der nieren van alle slachtdieren. (Ie groep.)

Verklaring der teekens en afkortingen.

No. = volgnummer.
Nr. s. = normale slachting.
Nd. s. = noodslachting.
H.B. = hooge druivensuiker bouillon

st. c. = sthaphylococcen,
str.c. = Streptococcen,
b.m. = bacillus mesentericus
— = negatief resultaat.

S.a. = schuin gestolde agar.

Nr.s.

Rund

Varken

Kalf

Paard

Schaap

No.

H. B.

S. a.

H. B.

S. a.

H. B.

S. a.

H. B.

S. a.

H.B,

S. a.

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

ö

st c.

O.

9.

10.

^

—\'

—■

11.

st.c.

12.

13.

H.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21.

22.

23.

24.

25.

26.

27.

—■

28.

29.

30.

—\'

31.

32.

»

33.

— ■

- —\'

■—\'

34.

35.

36.

37.

—■

—■

38.

39.

40.

41.

42.

43.

—\'

—■

44.

—■

—■

str.c,

45.

■—

46.

47.

48.

tl

49.

It

b m.

50.

It

—•

—\'

■—■

Nd.s

1

2

»»

3

1*

4

-ocr page 105-

Onderzoek van nieren van normale runderen. (2e groep).

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

a I

SS

OJ

Anaër.
agar in
plaat.

Onderzoek

Methode
volgens
Büchner (a)

of V.
Riemsdijk (b)

Schuin

ge-
stolde
agar.

Hooge
dr. suiker
bouillon

Bouil-
lon

Or-
gaan

direct na sl.
1 X 24 u.
X 24 u.
X 24 u.
X 24 u.

14,5
14,5

15

16
16

na
na 2
na 3
na 4

nier

nephrit.
interst.

b. -

16
15,5
15.5

14

15

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u,
na 4 X 24 u.

coccen

21
23
21
22
22

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u
X 24 u
X 24 u
X 24

gezwollen

na 2
na 3
na 4

coccen
coccen

staph.c.

coccen

u.

21
23
21
23
22

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u,
na 4 X 24 u.

staph.c.

staph.c.

staph.c.

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
X 24 u.
X 24 u.
X 24 u.

14

19

20
20
20

na 2
na 3
na 4

schrompelnier

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

16
16
17

coccen

b. ~

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

29
28
29

tuberculosis

direct na sl.

8

9

b. -

29

coccen

b.

29

-ocr page 106-

Onderzoek van nieren van normale varkens. (2e groep).

Evcntueele
afwijking
van het
orgaan

Anaër.
agar in
plaat

I^U
M ^

^ E

O)

Onderzoek

Methode
volgens
Büchner (a)
of

V. Riemsdijk (b)

Schuif

ge\'

stolde
agar-

Hooge
dr. suiker
bouillon

a

i
2

Bouil-
lon

Or-
gaan

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u-

14,5
14,5

15

16
16

a. —

nier

b. —

direct na sl.
na 1
x 24 u.
na 2
x 24 u.
na 3
x 24 u.
na 4
x 24 u.

13
13,5

14
14
14

hydrone-
phrosis

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

13
13,5

14
14
14

b. --

direct na sl.
na 1
x 24 u.
na 2
x 24 u.
na 3
x 24 u.
na 4
x 24 u.

13
13,5

14
14
14

13
13,5

14
14
14

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.

12.5

13
13,5

14

b. -

direct na sl.
na 1 X 24 u.

25

26

coccen

direct na sl.

b. -

coccen

23
25
25

coccen

b. -

coccen

coccen

coccen

b. -

coccen

10

coccen

-ocr page 107-

Onderzoek van nieren van normale kalveren.

(2e groep).

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

.2

ra ^
2
O)

Anaër.
agar in
plaat.

Onderzoek

Methode
volgens
Büchner (a)
of

v.Riemsdijkfb)

Schuin

ge-
stolde
agar.

Or-
gaan

Bouil-
lon.

Hooge
dr. suiker
bouillon.

16
17
17
16

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur

nier

nephritis
interst

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

23

24
26

h. -

coccen

coccen

petechiën

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

29
28
28

b. -

nephritis
interst.

direct na sl.

17

b. -

28

b. ^

23

23

coccen

b. ^

25

9

10

20

nephritis
interst.

20

b. -

-ocr page 108-

Onderzoek van nieren van normale paarden.

(2e groep).

»

11
w

a
s

3

Z

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

M

3

0 «

tiS

a a
0 «i

2
D)

Onderzoek,

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens
Büchner (a)
of

v.Rlemsdijk b)

Bouil- ^
Ion

H S
rtooge

dr. suiker

<

bouillon.

1

nier

-

16
15,5
16
16
16

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

-

a.

coccen

2

-

16
15,5
15,5
16
16

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

coccen

b. -

-

--

3

)>

29

direct na sl.

b. -

-

4

-

25

n

b. —

-

5

-

19

n

-

b. -

-

6

-

16

n

-

b. -

-

-

7

>1

25

>1

--

b. -

--

8

-

20

»

-

b. -

-

9

25

-

b. -

10

»

25

»

-

b. -

ge-

-ocr page 109-

Onderzoek van nieren van uit nood geslachte runderen. (2e groep).

Num-
mer

Naam
der
ziekte.

Or-
gaan.

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

.0

"t e w

t; S .a

4) B3

as;«

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk,

Bouillon

Hooge

dr.
suiker-
bouillon.

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

trauma-
tische
peri-
carditis.

nier

13.5
12
14
12
14

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

2

tuber-
culosis
gene-
ralis.

tl

12
13
13
12
13

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na3X24 u.
na4X24 u.

3

tuber-
culosis.

tf

14

direct na ontv.

4

n

ft

13

tf

5

tt

ff

14

ff

6

ff

13

ff

7

bekken-
fractuur.

tf

14

tf

8

_

tf

bloedrijk

10

ff

coccen

9

_

tf

gezwollen

11

ft

10

_

tf

_

12

ff

11

_

ff

_

13

ft

12

tf

gezwollen

13

ff

-ocr page 110-

Onderzoek van nieren van uit nood geslachte varkens. (2e groep).

Num-
mer.

Naam

der
ziekte.

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

c

Ö OT

t; S .5

s co

S 5

rt 03 u

Onderzoek

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil-
lon.

Hooge

dr.
suiker
bouillon

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

nier

__

13

direct na sl.

2

___

12

tf

3

kwet-
suren

tf

11.5
12
13
11
H

direct na sl.
na 1X24 u.
„ 2X24 „
» 3X24 ..
„ 4X24

bacillen
coccen

staph.c.

Onderzoek van nieren van uit nood geslachte paarden. (2e groep).

Num-
mer.

Naam

der
ziekte.

Or-
gaan.

Eventueele
afwijking van
het orgaan.

c

c "

t! .5

a 2 w

03 D5 U

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil.
Ion.

Hooge

dr.
suiker
bouillon.

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

___

nier

gezwollen

20

direct na ontv.

coccen

coccen

staph.c.

coccen

2

___

tt

weinig gezwollen

22

tt

3

___

bloedrijk

21

tt

4

koliek

tt

weinig gezwollen

21

tt

--

-ocr page 111-

Schema van het resultaat der eigen onderzoekingen
betreffende de nier.

Rond.

la O

2 i>

« .j

Vleesch.

S "

CQ

g B

^ co

9 O

< CB

Aantal
steriel.

Aantal
groei.

Normale sl. volgens de le groep

50

48

2

50

0

>i » •> 2c

10

5

5

10

0

Noodsl. volgens de le groep

2

2

0

2

0

„ 2e

12

11

1

12

0

Totaal:

74

66

8

74

0

Varken.

Norm. sl. volgens de le groep

50

49

1

50

0

» .. » » 2e „

10

6

4

10

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

)i » 1) 2e „

3

2

1

3

0

Totaal:

64

58

6

64

0

Kalf.

Normale sl. volgens de le groep

50

49

1

50

0

„ w " » 2e „

10

8

2

10

0

Noodsl. volgens dc le groep

1

1

0

1

0

Totaal:

61

58

3

61

0

Paard.

Normale sl. volgens dc le groep

25

25

0

25

0

» » •• » 2e „

10

8

2

10

0

Noodsl, volgens dc le groep

4

4

0

4

0

H » ,» 2e „

4

3

1

4

0

Totaal:

43

40

3

43

0

Schaap.

Normale sl. volgens de le groep

25

25

0

25

0

Totaal:

25

25

0

25

0

Totaal aantal nieren

267

247

20

267

0

-ocr page 112-

III. Bespreking der resultaten.

Resultaten van het onderzoek van normale nieren
van het rund.

Er werden onderzocht 60 nieren verdeeld over de 2 groe.
pen.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
4, terwijl 50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
derhalve was lh% positief. .

Na 24 uur waren positief O van de 7 X 5 = 35 proev. ot 0^,
„ 2X24U. „ „ O „ „ 7X5 = 35 „ „ 0%,
„ 3X24u.was „ 1 „ „5X5 = 25 „ .»4%,
„ 4 X 24 u. waren „ 7 „ „ 5X5 = 25 „ „28%,
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 12 proe.
ven positief, terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was
4% positief.

Hier treedt duidelijk het hooger aantal procenten posi.
tieve proeven bij langere bewaring op den voorgrond.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 60 onderzoekingen er

O positief of 0%. . . r t no\'

Na 24 uur waren van de 7 onderzoek, er O positief ot U/6,

„ 2 X 24 u. „ „ 7 " " 2 " "
„ 3 X 24 u. „ „ „5 „ „ O „ „ 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ „ 5 „ ^ „ 2 „ „ 40%.
Het totale aantal positieve onderzoekmgen was dus 2 ot
wel van de 84 verrichte onderzoekingen 2%.

3. Hef aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 7 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van de kamertemperatuur is hier niet te be.
wijzen.

Onderzoek No. 2, 3 en 4 gaven positieve proeven na res.
pectievelijk 3 en 4 X 24 uur, in één bodem en na 4 X 24 uur
in 3 bodems. De langere bewaring speelt dus hier wel een
rol, ofschoon niet is uitgesloten dat verontreiniging in het
spel is.

-ocr page 113-

Resultaten van het onderzoek van normale nieten
van het varken.

Er werden onderzocht 60 nieren over de 2 groepen ver.
deeld.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct a slachting bedroeg 9,
terwijl 50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,

derhalve was 6% positief. , ^^ r nty

Na 24 uur waren positief O van de 7 X 5 = 35 proev. ot 0^,
„ 2X24U. „ „ O „ „ 6X5 = 30 „ „ 0%,
3X24u. „ „ O „ „6X5 = 30 „ „ 0%,

4X24U. ;; " o ., „5x5=25 „ „ 0%.

"Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 9 proeven
positief terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was 3%
positief\'. Alleen treden de positieve proeven direct na slach.
ting op.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 60 onderzoekmgen er

3 positief of 5%. , ^ , i r ncr

Na 24 uur waren positief O van de 7 onderzoeK. ot u/o,

„ 2 X 24 u. O „ „6 „ „ 0%,

„ 3 X 24 u. „ „ O „ „6 „ „ 0%,

„ 4 X 24 u. „ » O „ „ 5 „ „ v/o.

\'%et totale aantal positieve onderzoekingen was dus 3 of

wel van de 84 verrichte onderzoekingen 3h%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen bij 7 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De positieve proeven traden op bij hooge kamertempera,
tuur, doch de invloed hiervan is niet direct te bewijzena Bij
onderzoek No. 7 verdween de gevonden kiem weer na 1 X
24 uur, dus een verontreiniging is niet uitgesloten.

De invloed van de langere bewaring is hier niet aan te
toonen, omdat geen positieve proeven bij langere bewaring
optraden. i

-ocr page 114-

Resultaten van het onderzoek van normale nieren
van het kalf.

Er werden onderzocht 60 nieren verdeeld over de 2 groes
pen.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
4, terwijl 50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
derhalve was
2i% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. of 0%,
„ 2X24u. „ O „3X5 = 15 „ „ 0%,
„ 3X24U. „ „ O „ „ 1X5 = 5 „ „ 0%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 4 proeven
positief, terwijl 185 proeven zijn ingesteld, derhalve was
2% positief.

Ook hier traden de positieve proeven alleen na slachting
op.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan was direct na slachting van de 60 onderzoekingen er
1 positief of

Na 24 uur waren positief O van de 3 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ O „ „1 onderzoek „ 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus 1 of
wel van de 67 verrichte onderzoekingen lè%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 3 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van beide kan ook hier niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van normale nieren
van het paard.

Er werden onderzocht 35 nieren verdeeld over de 2 groe?
pen.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl 25 X 2 10 X 5 = 100 proeven werden ingesteld,
derhalve was 0% positief.

-ocr page 115-

Na 24 uur waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of O %,
2X24U. „ „ O „ „ 2X5 = 10 „ 0%.
3X24U. „ 2 „ 2X5= O „ „20%.

„ 4X24U. „ O „ 2X5 = 10 „ 0%.

Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 2 proeven
positief, terwijl 140 proeven zijn ingesteld, derhalve was
li% positief.

Aangezien de beide positieve proeven na 3 X 24 uur aUeen
optraden en daarna niet meer en ook in anderen bodems
geen groei kwam, kan gevoeglijk worden aangenomen, dat
een verontreiniging in het spel is.

2. Hef aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek.

dan waren direct na slachting van de 35 onderzoekingen er
O positief of 0%.

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, of 0%,

„ 2 X 24 u. „ „ O „ „2 „ 0%,

„ 3 X 24 u. „ .. O „ „2 „ 0%,

„ 4 X 24 u. „ „ O „ „ 2 0%.

Het totaal aantal positieve onderzoekmgen was dus U ot
wel van de 43 verrichte onderzoekingen 0%.

3. Hef aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 2 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van beide kan ook hier niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van normale nierten
van het schaap.

Er werden onderzocht 25 nieren verdeeld over de 2 groe«
pen.

1. Hef aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl 25 X 2 = 50 proeven werden ingesteld, derhalve
was 0% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 25 onderzoekmgen et
positief of 0%.

-ocr page 116-

Resultaten van het onderzoek van normale nieren
van aUe slachtdieren samen.

Verdeeld over de 2 groepen werden 240 nieren onder»
zocht.

1. Hei aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 17, terwijl 600 proeven werden ingesteld, derhalve
was 3% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 19 X 5 = 95 proev. of 0%,
„ 2X24u. „ O „ „18X5 = 90 „ „ 0%,
,. 3X24u. „ „ 3 „ „14X5 = 70 „ „ 4%,
„4X24u. „ „ 7 „ „12X5 = 60 „ „llè%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 27 proeven
positief, terwijl 915 proeven zijn ingesteld, derhalve was
3% positief.

Ook hier geeft het längeren tijd bewaren van het orgaan
een hooger percentage positieve proeven.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 240 onderzoekingen
er 4 positief of 2%.

Na 24 uur waren van de 19 onderz. er O positief of 0%,
2 X 24 U.
n „ „ 18 »» H " »» »» V//0,
„ 3 X 24 u. „ „ „ 14 „ „ O „ „
0%,
„ 4 X 24 u. „ „ „ 12

>♦ »» 2 ,, ,,
Het totale aantal positieve onderzoekingen was dus 6 of
wel van de 303 verrichte onderzoekingen
2%.

Uit bovenstaande blijkt wederom, dat het een längeren
tijd bewaren van het orgaan een hooger percentage posi»
tieve onderzoekingen geeft, doch eerst na 4 X 24 uur.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Bij de 19 gevallen kwani geen enkel positief geval voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Bij een hooge kamertemperatuur kwamen de meeste posi»
tieve proeven te voorschijn. Hier speelt dus de hoogere ka»
mertemperatuur wel een rol.
Aangenomen mag worden dat verontreiniging in het spel

is.

De langere bewaring gaf 10 positieve proeven, waarvan
2 positieve onderzoekingen, doch geen positieve gevallen.
Invloed op het resultaat heeft de langere bewaring dus zeer

-ocr page 117-

zeker, doch bewezen is geenszins dat de gevonden kiemen
in het orgaan aanwezig waren. Gezien het geringe aantal
positieve onderzoekingen zou een verontreiniging eerder
kunnen worden aangenomen.
Resultaten van het onderzoek van nieren afkomstig van
uit nood geslachte runderen.

1. Hei aantal en percentage positieve proeven.

Verdeeld over de 2 groepen werden 14 nieren onderzocht.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 1, terwijl 2X2 12X5 = 64 proeven werden inge^
steld, derhalve was lh% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of 0%,
„ 2X24U. „ M O „ „ 2X5 = 10 „ „ 0%,
„ 3X24U. „ »» V ,, „ 2X5 = 10 »» 0%,
., 4X24U. „ O „ „ 2X5 = 10 „ „ 0%.

In totaal was 1 proef positief, terwijl 104 proeven zijn in*
gesteld, ^derhalve was 1 % positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 14 onderzoekingen er
O positief of 0%.

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ » O „ „ 2 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ O „ „2 „ „ 0%,

„ 4 X 24 u. „ „ O „ „ 2 „ „ 0%.
Van de 22 verrichte onderzoekemgen was er geen een

positief.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Geen invloed van beide factoren kan worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van nieren afkomstig van

uit nood geslachte varkens.
Verdeeld over de 2 groepen werden 4 nieren onderzocht.
1.
Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 3, terwijl 1X2 3X5 = 17 proeven werden inge.
steld, derhalve was 17i% positief.

-ocr page 118-

Na 24 uur waren positief O van de 1 X 5 = 5 proev. of O %,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „ 1X5 = 5 „ ..
0%,
„ 3 X 24 u. was „ 1 „ „ 1X5 = 5 „ „20%,
„ 4 X 24 u. waren „ 2 „ „1X5 = 5 40%.

Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 6 proeven
positief, terwijl 37 proeven zijn ingesteld, derhalve was 16%
positief.

De bewaring gaf hier positieve resultaten en wel na 3.
en 4 X 24 uur, recpectievelijk in 1 en 2 bodems met verschil,
lende kiemen.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek

dan waren direct na slachting van de 4 onderzoekingen er
O positief of 0%.
Na 24 uur waren positief O van 1 onderzoek of 0%,
„ 2 X 24 u. „ O „ 1 „ „ 0%,

„ 3 X 24 u. „ „ O

0%,

„ 4 X 24 u. „ „ O „ 1 „ „ 0%.
Onder de 8 verrichte onderzoekingen kwamen geen posi.
tieve voor.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en \'de längere
bewaring.

De invloed van beide kan niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van nieren afkomstig van
uit nood geslachte paarden.

Verdeeld over de 2 groepen werden 8 nieren onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 4, terwijl 4X2 4X5 = 28 proeven werden inge.
steld, derhalve was 14% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan was direct na slachting van de 8 onderzoekingen er 1
positief of 12è%.
4.
De invloed van de kamertemperatuur kan niet worden
bewezen.

In de le groep werd 1 nier van een uit nood geslacht kalf

-ocr page 119-

onderzocht, welk onderzoek echter geen resultaat oplever;«
de.

Resultaten van het onderzoek van nieren afkomstig van
alle uit nood geslachte dieren samen.

Verdeeld over de 2 groepen werden 27 nieren onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 8, terwijl 8 X 2 19 X 5 = 111 proeven waren ver«

richt, derhalve was 7% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. ot U/o,
2X24U. „ O „ „ 3X5 = 15 .. „ 0%,

„ 3 X 24 u. was „ 1 „ . l^l^ll " "
„ 4 X 24 u. waren „ 2 „ „ 3X5 = 15 „ „ U/o.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 11 proeven
positief, terwijl 171 proeven zijn ingesteld, derhalve was
6h% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan was direct na slachting van de 27 onderzoekmgen er

1 positief of 4%. , ^ , ^ c nor

Na 24 uur waren positief O van de 3 onderzoek, ot 0^,

„ 2 X 24 u. „ O „ „3 „ 0%,

„ 3 X 24 u. O „ „3 „ 0%,

„ 4 X 24 u. „ „ ® " " li

Het totale aantal positieve onderzoekmgen was dus 1 ot

wel van de 39 verrichte onderzoekingen 2h%.

3. Het aantal percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van beide factoren kan niet worden bewezen.
Bij samenvatting der gegevens omtrent het eigen onder«
zoek der nieren blijkt, dat bij alle diersoodten, zelfs bij nor«
male slachtdieren, er enkele nieren worden aangetroffen,
welke direct na slachting kiemhoudend zijn. Of dit een in«
travitale infectie, een postmortale is, dan wel of zij optreedt
bij het uitnemen van de nier of wel tijdens het transport
en bewerken, is niet uit te maken.

Het feit van het voorkomen van een aantal positieve ge«
vallen blijft bestaan en men zal daarmede bij het beoordee«

-ocr page 120-

len van het onderzoek in concrete gevallen rekening moeten

houden. , . , . i j j

Ook bij de noodslachtingen werden meren kiemhoudend

bevonden en wel direct na ontvangst. Het percentage der

gevallen, waarin de nier bij noodslachtingen kiemhoudend

was, bleek iets kleiner te zijn dan bij normale slachtingen.

Uit een en ander volgt, dat het resultaat van het bacs
teriologisch onderzoek van de nier geen algemeen geldende
conclusies mogelijk maakt omtrent den toestand v,an het
vlccsch*

Er is geen constante parallel tusschen het kiemhoudend
zijn van dit orgaan en van de musculatuur.

Wanneer men zich dus ook hier zou beperken tot een ons
derzqek van de nier alleen, zou dit voor de beoordeeling van
de musculatuur waardeloos geacht moeten worden.

D. MESENTERIALE LYMPHKLIER.

I. Literatuur.

a. Gegevens die wijzen op het niet steriel zyn b« gezonde
dieren.

Kälble (13) vond de mesenteriale lymphklieren in het

meerendeel der gevallen niet steriel. , ^ ...

Rogozinsky (15) vond in 17 van de 19 gevallen bacterien

uit de coligroep. , , . ...

Klimenko (18) zegt, de gevonden kiemen zijn door ver»
ontreinigingen in de klieren gekomen, of wel pathologische
aandoeningen van het dierlijk organisme zijn de oorzaak.
Selter (26) vond bacteriën in de klieren.
Conradi (29) heeft dit eveneens gevonden.
Grunt (45) concludeert dat de lymphklieren van gezonde
runderen in tegenstelling met het vleesch bacterien kunnen
bevatten.

b. Gegevens die wyzen op het steriel zijn bii gezonde dieren.

Klimenko (18) vond de mesenteriale lymphklieren van 6
cavia\'s steriel.

-ocr page 121-

c. Gegevens welke een overgang vormen tusschen de beide
bovengenoemde groepen.

Klimenko (18) zegt verontreinigingen of pathologische
aandoeningen van het dierlijk organisme zijn oorzaak dat
kiemen worden gevonden.

Grunt (45) beweert dat lymphklieren van gezonde dieren
bacteriën kunnen bevatten.

In hoeverre het aantal der onderzochte lymphklieren met
steriel bleef is moeilijk na te gaan. In elk geval is op grond
van de literatuur geen uitspraak te doen of de mesenteriale
lymphklieren van een gezond geslacht dier bij onderzoek
steriel zijn.

Van het resultaat der eigen onderzoekingen, geven de na?
volgende tabellen een schematisch overzicht en wel van de
normale? en noodslachtingen, onderzocht in 2 groepen.

-ocr page 122-

IL TABELLEN.

Resultaat van het onderzoek der mesenteriale lymphklieren van alle
slachtdieren,
(le groep.;
Verklaring der teekens en afkortingen.
No. = volgnummer. st. c. = sthaphylococcen,

Nr.s. = normale slachting. tc. = tetracoccen,

Nd.s. = noodslachting. b.m. = bacillus mesentericus

H.B = hooge druivensuiker bouillon — = negatief resultaat.

S.a. = schuin gestolde agar.

No.

Nr. s.

Rund

Varken

Kalf

Paard

Schaap

H. B.

S. a

H. B,

S. a.

H. B.

S. a.

H. B.

S. a.

H.B.

S. a,

1.

_

st.c.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

0

O.

9.

10.

11.

12.

t.c.

t.c.

-

■—

13.

14.

15,

st.c.

st c.

—•

-

16.

17.

18.

19.

20.

21.

22.

23.

24.

25.

26.

27.

—\'

28.

29.

30.

31.

32.

st.c,

■—

33.

—-

34.

.—

.—

35.

36.

37.

38.

b m.

39.

40.

ft

41.

--

42.

43.

44.

45.

46.

47.

48.

49.

tt

50.

--

Nd.

-ocr page 123-

Onderzoek van de I. gl. mesenteriales van normale runderen.

(2e groep).

V

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

a .2

to

ti5

O ^

u: 2

05

Onderzoek

Anaër
agar in
plaat.

Methode
volgens
Büchner (a)

of V.
Riemsdijk (h)

Bouil-
lon

Hooge
dr. suiker
bouillon

Schuin
ge-
stolde
agar.

mesent.

14,5
14,5

15

16
16

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

a. ^

16
15.5
15.5

14

15

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u,
na 4 X 24 u.

-

b. -

--

21
23
21
22
22

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

coccen

b. -

-

-

••

-

21
23
21
23
22

dircct na sl.
na 1 X 24 u,
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

--

b. —

coccen

-

-

-

14

19

20
20
20

dircct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

b. —

II

16
16
17

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

b. -

-

•1

29
28
29

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.

b. --

-

II

29

direct na sl.

b. ^

-

-

II

-

29

"

b. -

Ii

29

n

b. -

-

-

-ocr page 124-

Onderzoek van de I. gl. mesenteriales van normale varkens.

(2e groep).

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

S -5

Anaër.
agar in
plaat

U

Onderzoek

Methode
volgens
Büchner (a)
of

v. Riemsdijk (b)

Schfi"
st&

aga\'\'

Hooge
dr. suiker
bouillon

Bouil-
lon

Or-
gaan

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u,
na 3 X 24 u.
na 4 X24 u.

a. ^

14,5
14,5

15

16
16

Igl.

mesent.

b. -

direct na sl.
na 1 X24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4X24 u.

13
13,5

14
14
14

b. —

direct na sl,
na 1 X 24 u.
na 2X24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

13
13,5

14
14
14

direct na sl.
na 1 X 24 u,
na 2 X 24 u,
na 3 X 24 u.
na 4 X24 u.

13
13,5

14
14
14

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

cöccen

13
13,5

14
14
14

b, -

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u,
na 3 X 24 u.

12,5

13
13,5

14

b.

direct na sl,
na 1 X 24 u.

25

26

coccen

23 direct na sl.

b. -

w b. -

25

b. -

25

coccen

10

-ocr page 125-

Onderzoek van de 1. gl. mesenteriales van normale kalveren.

(2e groep).

1

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

C/1

•sl

. w

ti O

a S
« \'S
« 2

Onderzoek

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens
Buchner (a)
of

v.Riemsdijk(b)

Bouil-
lon.

Hooge
dr. suiker
bouillon.

Schuin

ge-
stolde
agar.

1

l.gl.
mesent.

16
17
17
16

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur

a. ^

staph.c.

staph.c.

staph.c.

2

»

petechiën

23

24
26

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

b. -

__

-

3

>1

-

29
28
28

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur

b. -

_

i

»

17

direct na sl.

b. -

-

5

n

28

}>

coccen

b. -

-

6

»

-

23

)i

b. -

7

»

-

23

»

coccen

b. -

8

25

n

b. ^

9

))

-

20

n

-

b. -

10

»

20

»

b. -

-

-

-ocr page 126-

Onderzoek van de 1. gl. mesenteriales van normale paarden.

(2e groep).

Eventueele
afwijking
van het
orgaan

Anaër.
agar in
plaat.

ti O

w a

tij 2

Onderzoek.

Methode
volgens
Büchner (a)
of

v.Riemsdijk b)

SchuiO

ge-
stold«
agar.

Bouil-
lon.

Or-
gaan

Hooge
dr. suiker
bouillon.

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

16
15.5
16
16
16

l.gl.

mesent,

16
15,5
15,5
16
16

direct na sl.
na 1 X 24 uur
na 2 X 24 uur
na 3 X 24 uur
na 4 X 24 uur

direct na sl.

b.

29

coccen

coccen

b.

25

19

b.

b. -

16

25

b.

Staph.c.

b..

staph.c.

20

coccen

25

b. -

10

25

-ocr page 127-

Onderzoek van de I. gl. mesenteriales van uit nood geslachte runderen. (2e groep).

Num-
mer

Naam
der
ziekte.

Or-
gaan.

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

a

. rt CO

t; S .2

4j -a 53
§ 2

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouillon

Hooge

dr.
suiker-
bouillon.

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

trauma-
tische
peri-
carditis.

9I.I.

mcscnt.

13,5
12
14
12
14

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

staph.c.

2

tuber-
culosis
gene-
ralis.

f*

12
13
13
12
13

direct na sl.
na 1 X 24 u.
na 2 X 24 u.
na3X24 u.
na 4 X 24 u.

bacillen

coccen
bacillen

3

tuber-
culosis.

ff

14

direct naontv.

4

H

ft

13

tf

5

tt

ft

14

6

ft

13

tt

7

bekken-
fractuur.

ft

14

ft

8

_

tf

10

tf

- —

9

_

ft

11

tt

10

_

ft

_

12

tt

11

_

tt

gezwollen

13

ft

12

ft

ft

13

ft

-ocr page 128-

Onderzoek) van de 1. gl. mesenteriales van uit nood geslachte varkens (2e groep).

Num-
mer.

Naam
der
ziekte.

Or-
gaan

Eventueele
afwijking
van het
orgaan.

Ö

tJ S .2
a 2

M D3 u

Onderzoek

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil-
lon.

Hooge

dr.
suiker
bouillon

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

,—

l.gl.
mesent.

.—

13

direct na sl.

i """

2

,—.

12

ft

.—

3

kwet-
suren

ft

11.5
12
13

direct na sl.
na 1X24 u.
2X24 „

■ \'

11
14

„ 3X24 „
„ 4X24 „

Onderzoekl van de 1. gl. mesenteriales van uit nood geslachte paarden. (2e groep).

Num-
mer.

Naam

der
ziekte.

Or-
gaan.

Eventueele
afwijking van
het orgaan.

Ö

"t ö «
t; <u 3

a 2 \'W

rt wu
w

Onderzoek.

Anaër.
agar in
plaat.

Methode
volgens v.
Riemsdijk.

Bouil-
lon.

Hooge

dr.
suiker
bouillon.

Schuin
gestolde
agar.

Vleesch.

1

,—.

mesent.

20

direct na ontv.

—-

2

ft

22

ff

3

,—

tf

21

ff

4

koliek

tl

21

ff

-ocr page 129-

Schema van het resultaat der eigen onderzoekingen
betreffende de mesenteriale lymphklieren.

Rund.

.S
S ä

t! N

« -5

ö \'r*

CS .j;

Vleesch.

S V-

cd ^

o

K) u
<

S O

cd u
< ®

Aantal
steriel.

Aantal
groei.

Normale sl. volgens de Ie groep

50

50

0

50

0

•1 •> » >• 2e ,,

10

8

2

10

0

Noodsl. volgens de le groep

2

2

0

2

0

2e ..

12

10

2

12

0

Totaal:

74

70

4

74

0

Varken.

Norm. sl. volgens de le groep

50

47

3

50

0

n •> " » 2e „

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

H >1 ,f 2e „

3

3

0

3

0

Totaal:

64

58

6

64

0

Kalf.

Normale sl. volgens de le groep

50

49

1

50

0

,, )) " » 2e „

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

Totaal:

61

57

4

61

0

Paard.

Normale sl. volgens de le groep

25

24

1

25

0

» n " » ^^ \'I

10

7

3

10

0

Noodsl. volgens de le groep

4

4

0

4

0

I) n II 2e ,,

4

4

0

4

0

Totaal:

43

39

4

43

0

Schaap.

Normale sl. volgens de le groep

25

25

0

25

0

Totaal:

25

25

0

25

0

Totaal aantal mesent. 1. klieren

267

249

18

267

0

-ocr page 130-

III. Bespreking der resultaten.

Resultaten van het onderzoek van normale mesenteriale
lymphklieren van het rund.

Verdeeld over, de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 60 dieren onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting was O,
terwijl
50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden mgesteld,

derhalve was O % positief. , „ ^ ^^ r aq.

Na 24 uur waren positief O van de 7 X 5 = 35 proev. ot 0^,
„ 2X24u. „ „ O „ „7X5 = 35 „ „ 0%,
;: 3X24U. „ „ O „ „ 5X5 = 25 „ „
0%,
„ 4X24U. „ „ 2 „ „ 5X5 = 25 „ „ 8%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 2 proeven
positief, terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was

nog niet 1% positief. . , . ^ ^ j

Ook hier zien we bij langere bewarmg het percentage der

positieve proeven aanmerkelijk stijgen.

2. Hei aantal en percentage positieve onderzoekingen.

Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan waren direct na slachting van de 60 onderzoekingen er

O positief of 0%. , ^ ... r r no^

Na 24 uur waren van de 7 onderz. er O positief ot U^,

„ 2 X 24 u. „ l " " n " " nr

„ 3 X 24 u. „ „ 5 . O „ „ 0%,

„ 4 X 24 u. „ „ „ 5 „ " \'A £ "
Het aantal positieve onderzoekingen was dus O ot wel van

de 84 verrichte onderzoekingen 0%.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 7 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van deze 2 factoren kan niet worden bewezen,
aangezien slechts 2 positieve proeven voorkwamen en wel
na 4 X 24 uur en bij een kamertemperatuur van 22 , doch
deze positieve proeven kunnen aan verontreiniging worden
toegeschreven.

-ocr page 131-

Resultaten van het onderzoek van normale mesenteriale
lymphklieren van het varken.

Verdeeld over de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 60 nieren onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
7, terwijl
50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
derhalve was 41/2 proecent positief.

Na 24 uur waren positief O van de 7 X 5 = 35 proev. ot 0^,
„2X24U. „ O „ ,, 6X5 = 30 „ „0%.

3X24U. .. O 6X5 = 30 „ „ 0%.

„ 4X24U. „ „ O „ „ 5X5 = 25 „ 0%.

Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geett 7 proeven
positief, terwijl 270 proeven zijn ingesteld, derhalve was

21/2% positief. , , .

Alleen traden de positieve proeven direct na slachting op.
Niet uitgesloten is het dat het transport hierop invloed
heeft uitgeoefend.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan was direct na slachting van de 60 onderzoekmgen er 1

positief of 11/2%. 1 r nor

Na 24 uur waren positief O van de 7 onderzoek, ot U^,

„ 2 X 24 u. „ .. O „ „6 „ » 0%,
„ 3 X 24 u. „ .. O „ „6 „ 0%,

„ 4 X 24 u. „ O „ „5 „ „ U/o.

Het totale aantal positieve onderzoekingen was dus 1 of
wel van de 84 verrichte onderzoekingen 1 %.
3 Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen bij de 7 gevallen voor.
4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Bij beide kan geen invloed worden aangetoond.

Resultaten van het onderzoek van normale mesenteriale
lymphklieren van het kalf.

Verdeeld over de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 60 dieren onderzocht.

1 Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg

-ocr page 132-

6, terwijl 50 X 2 10 X 5 = 150 proeven werden ingesteld,
derhalve was 4 % positief.

Na 24 uur waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. of 0%,
„ 2X24u. „ „ O „ „ 3X5 = 15 „ „ 0%,

» 3X 24u..... O „ „ 1X5 = 5 „ „ 0%.

Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 6 proeven
positief, terwijl 185 proeven zijn ingesteld, derhalve was
3% positief.

Ook hier traden de positieve proeven alleen direct na
slachting op.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt rnen als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan was direct na slachting van de 60 onderzoekingen er 1
positief of H%.

Na 24 uur waren positief O van de 3 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ O „ 1 onderzoek „ 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus 1 of
wel van de 67 verrichte onderzoekingen lè%.

3. Hef aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bij de 3 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van beide kan ook hier niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van normale mesenteriale
lymphklieren van het paard.

Verdeeld over de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 35 dieren onderzocht.

1. Hef aanfal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg

7, terwijl 25 X 2 10 X 5 = 100 proeven werden ingesteld,
derhalve was 7% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of 0%,
„ 2X24U. „ „ O „ „ 2X5 = 10 „ „ 0%,
„ 3X24u. „ „ O „ „ 2X5 = 10 „ „
0%,
„ 4X24u. „ „ O „ „ 2X5 = 10 „ „ 0%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 7 proeven
positief, terwijl 140 proeven zijn ingesteld, derhalve was
5%
positief.

-ocr page 133-

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 35 onderzoekingen er
2 positief of wel
5h%.

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „2 „ „ 0%,
3 X 24 u. „ „ O „ „ 2 „ „ 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ O „ „ 2 „ „ 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus 2 of
wel van de 43 verrichte onderzoekingen 5 %.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.

Geen positieve gevallen kwamen bii de 2 gevallen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van beide kan ook hier niet direct worden be.
wezen. _

Resultaten van het onderzoek van normale mesenteriale
lymphklieren van het schaap.

Verdeeld over de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 25 dieren onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl 25 X 2 = 50 proeven werden ingesteld, derhalve
was 0% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van 25 onderzoekingen er O
positief of 0%.

Resultaten van het onderzoek van normale mesenteriale
lymphklieren van alle slachtdieren samen.

Verdeeld over de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 240 dieren onderzocht.

1. Hef aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg

-ocr page 134-

totaal 20, terwijl 600 proeven werden ingesteld, derhalve
was
3% positief.

Na 24 uur waren positief O van de 19 X 5 = 95 proev. of 0%,
„ 2X24u. „ „ O „ „ 18X5 = 90 „ „ 0%,
3X24u. O „ „ 14X5 = 70 „ „ 0%,

„ 4X24u. „ „ 2 „ „ 12X5 = 60 „ „ 3%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 22 proe«
ven positief, terwijl 915 proeven zijn ingesteld, derhalve was
21/2% positief.

Ook hier geeft het längeren tijd bewaren van het orgaan
een hooger percentage positieve proeven.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 240 onderzoekingen
er 4 positief of 11/2%.

Na 24 uur waren van de 19 onderz. er O positief of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ „ 18 „ „ O „ „ 0%,
3 X 24 u. »» »» »» 14 „ „ O „ „ 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ „ 12 „ „ O „ „ 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus 4 of
■vel van de 303 onderzoekingen ruim 1 %.

3. Hef aantal en percentage positieve gevallen.

Bij de 19 gevallen kwam geen enkel positief geval voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Bij een hoogere kamertemperatuur kwamen de meeste
positieve proeven te voorschijn, dus zou moeten worden
aangenomen dat deze hier een rol speelt.

De invloed van de langere bewaring kan hier niet worden
óewezen.

Resultaten van het onderzoek van mesenteriale lymphklieren
van uit nood geslachte runderen.

Verdeeld over de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 14 dieren onderzocht.

1. Hef aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 1, terwijl 2X2 12X5 = 64 proeven werden inge«
steld, derhalve was 11/2% positief.

-ocr page 135-

Na 24 uur waren positief O van de 2 X 5 = 10 proev. of 0%,
.. 2X24U. „ 1 » » 2X5 = 10 „ „ 0%.

3X24u. .. „ 1 » M 2X5 = 10 „ 10%.
. 4X24U. „ 1 .. u 2X5 = 10 . ., 10%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld, geeft 4 proeven
positief, terwijl 104 proeven zijn ingesteld, derhalve was
4% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 14 onderzoekingen er
O positief of 0%.

Na 24 uur waren positief O van de 2 onderzoek, of 0%,

„ 2 X 24 u. ,. » O „ „2 „ „ 0%,

„ 3 X 24 u. „ » O „ „2 „ „ 0%,

„ 4 X 24 u. » » O „ „ 2 „ "Zo-

Bij de 22 onderzoekingen kwamen dus geen positieve

voor.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Geen invloed van beide factoren kan worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van mesenteriale lymphklieren
afkomstig van uit nood geslachte varkens.

Verdeeld over de 2 groepen, werden de mesenteriale
lymphklieren van 4 dieren onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl
1x2 3X5 = 17 proeven werden mgesteld,
derhalve was 0% positief. , , , ^ r ^o^

Na 24 uur waren positief O van de IX 5 = 5 proev. of 0%,

O „ 1X 5 = 5 „ M o/Oi

" 3X24U " " O ,; „ 1X5 = 5 ., .. U70

„ J A U. „ » X 1 \\/ C_ K 0%

„ 4X24U..... O " ^ " "

Bij de 37 proeven kwamen geen positieve voor. ^
2
Het aantal en percentage positieve onderzoekmgen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan waren direct na slachting van de 4 onderzoekmgen er
O positief of 0%.

-ocr page 136-

Na 24 uur waren positief O van een onderzoek of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „ „
 0%,

„ 3 X 24 u. „ „ O „ „ „ „ 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ O „ „ „ „ 0%.
Bij de 8 verrichte onderzoekingen kwamen dus geen posi»
tieve voor.

3. Hef aanfal en percentage positieve gevallen.
Geen positieve gevallen kwamen voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

De invloed van beide kan niet worden bewezen.

Resultaten van het onderzoek van mesenteriale lymphklieren
afkomstig van uit nood geslachte paarden.

Verdeeld over de 2 groepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 8 dieren onderzocht.

1. Het aanfal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal O, terwijl 4X2 4X5 = 28 proeven werden inge»
steld, derhalve was 0% positief.

2. Hef aanfal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek\',

dan waren direct na slachting van de 8 onderzoekingen er
O positief of 0%.

In de le groep werd 1 mesenteriale lymphklier van een
uit nood geslacht kalf onderzocht, welk onderzoek echter
geen resultaat opleverde.

Resultaten van het onderzoek van mesenteriale lymphklieren
afkomstig van alle uit nood geslachte dieren samen.

Verdeeld over de 2 proepen werden de mesenteriale
lymphklieren van 27 dieren onderzocht.

1. Hef aanfal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting was to»
taal 1, terwijl 8X2 19X5 = 111 proeven waren ver»
richt, derhalve was nog niet 1 % positief.

-ocr page 137-

Na 24 uur waren positief O van de 3 X 5 = 15 proev. of 0%,
„2X24u. was „ 1 „ „3X5 = 15 „ „ 6è%,
„ 3X24u. „ „ 1 „ „ 3X5 = 15 „ „ 6i%,
„ 4X24u. „ „ 1 „ „ 3X5 = 15 „ „ 6i%.
Alle positieve proeven bij elkaar opgeteld geeft 4 proeven
positief, terwijl 171 proeven zijn ingesteld, derhalve was
2i% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting of ontvangst van de 27 onder,
zoekingen er O positief of 0%.

Na 24 uur waren positief O van de 3 onderzoek, of 0%,
„ 2 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%,
„ 3 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%,
„ 4 X 24 u. „ „ O „ „3 „ „ 0%.
Het totaal aantal positieve onderzoekingen was dus O of
wel van de 39 verrichte onderzoekingen O %.

3. Het aantal en percentage positieve gevallen.
Dergelijke gevallen kwamen bij het onderzoek niet voor.

4. De invloed van de kamertemperatuur en de langere
bewaring.

Invloed van de kamertemperatuur op het resultaat van het
onderzoek kan niet worden bewezen.

Bij langere bewaring kwam groei na 2 X 24 uur in 1 bodem
en in een ander geval in 1 bodem na 3? en 4 X 24 uur.

Aangezien de overige bodems geen groei vertoonden en
verschillende kiemen werden gevonden, is hier waarschijn,
lijk verontreiniging in het spel.

SAMENVATTING MESENTERIALE LYMPHKLIEREN.

In zeer vele, zoo niet in alle gevallen, moet de aanwezig,
heid van deze kiemen, zooals uit de voorgaande gedetail.
leerde beschouwingen blijkt, aan „verontreiniging" tijdens
het uitnemen, bewerken en enten van het materiaal worden
toegeschreven.

Daarnaast is het percentage der positieve uitkomsten bij
het onderzoek van mesenteriale lymphklieren van nood.
slachtingen en van gewone slachtingen ongeveer gelijk.

Opgemerkt moet worden, dat bij de normale slachtingen

-ocr page 138-

1% positieve onderzoekingen werd aangetroffen en bij de
noodslachtingen 0%.

Het aantal onderzochte dieren van deze laatste categorie
is echter te gering om algemeene conclusies toe te laten.

Hoewel niet bewezen kon worden, dat de mesenteriale
lymphklieren steriel zijn, volgt uit de verkregen gegevens,
dat er een zeer
ver gaande parallel is te vinden tusschen
het kiemgehalte van deze organen en van de musculatuur.

Het resultaat van het bacteriologisch onderzoek der
mesenteriale lymphklieren kan dus zeer zeker dienen ter
beoordeeling van het kiemgehalte der musculatuur.

Bij een negatieve bevinding zal ook het spierweefsel geen
kiemen bevatten.

Bij een positieve bevinding zal men goed doen, het onder«
zoek van het spierweefsel zelf ter hand te nemen, alvorens
een uitspraak te doen.

-ocr page 139-

TABELLARISCH OVERZICHT VAN DE
VERRICHTE ONDERZOEKINGEN.
STAIAT No. I aangevende het aantal
en percentage positieve proeven.

ONDERZOCHTE ORGANEN.

Normale organen

Organen afkomstig van noodslachtingen

aantallen cn

Lever

Milt

Nier |

L.gl.mesent.j

Lever

Milt

Nier

L.gl.mesent.

percentages.

"K

c

o/o

rt
\'S

o/o

Ö

%

"rt
C

a

%

«

n
rt

c
«

%

"c

«

\'Vo

«

c

a

<t

<

<

<

<

<

<

<

Direct na sl.

23

4

9

iy2

17

S

20

8

10

9

1

1

8

7

1

1

öa 1X24 uur

0

0

1

1

0

O

0

0

0

O

0

0

0

0

0

0

.. 2X24 „

1

1

0

O

0

0

0

0

2

13

0

0

0

0

1

6

3X24 „

4

2

!sy2

3

4

0

O

0

0

0

0

1

1

«

- 4X24 „

11

18

2

3

7

2

3

1

ey2

1

6H

2

j

1

6

Tot»al aantal en

1
1

^ percentage
,^ieve proeven.

39

*

14

iy2

27

s

22

2^2

13

73/2

2

1

\'11

4

STAAT No. II aangevende het aantal en het percentage
positieve onderzoekingen,
(met 2 positieve proeven).

ONDERZOCHTE ORGANEN.

Organen afkomstig van noodslachtingen
Lever Milt Nier L.gl.mesent

Normale organen.

berekenen
aantallen en
Percentages.

Nier L.el.mesent.

Ittilt

Lever

o/o

o/o

o/o

•direct na sl.

1X24 uur
" 2X24 „
" 3X24 „
" 4X24 ,

fSnï\' «»ntal en
positieve

O
O
O
O
O

O
O
O
O
O

iH

O
O
O
O

II
O
O
O
O

2
O
O
O
16

S

O
O

O

25

2Î/2

O

Va

samenvatting van het geheele onderzoek.

STAAT No. ni aangevende het aantal en percentage van de
^^ organen welke in één of meer bodems groei
vertoonden._

ONDERZOCHTE ORGANEN.

berekenen
^«Italien en

Percentages,

20

P\'rcct na sl.

1X24 uur
" 2X24
3X24
" \'»X24

----organen

Normale organen.

Lever

Nier

Milt

Lever

L.gl.mesent.

o/o

15

6

7

3

12

5

14

-6

0

0

1

5

0

0

0

0

1

6

0

0

0

0

0

0

3

21

1

7

3

21

0

0

4

33

2

3

35

2

IrtK

23

11

»h

18

-6

16

5

Organen afkomstig van noodslachtingen
Nier L.gl.mesent.

Milt

°/c

17
O
66
O

33

\'<3

Cïl

5

c

0
«

0/0

c

«/c

c

<

<

1

4

2

8

1

4

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

33

0

0

1

33

1

33

1

33

1

S3

1

33

2

5K

4

11

4

11

-ocr page 140-

percentage van de positieve proeven.

STAAT I aangevende het aantal en

a = aantal.

Normale organen
van het kalf

Normale organen van
het schaap

Normale organen van
het paard

L.gl.

mesent.

L.gl.
mesent.

L.gl.
mesent

Milt

Lever 3 Milt

Nier

Nier

Milt

Lever

Nier

%

%

%

«/o

%

o/o

%

a. ö/o

a.

a.

a.

a.

a.

a.

a.

61/2

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

2

20

1

10

0

O

1

1/2

2

VI,

5

O
O
10
30

2H

O
O
O

Te berekenen
aantallen
en

percentages

Normale organen van
het rund

Normale organen van
het varken

Lever

Milt

Nier

L.gl.
mesent

Lever

Milt

Nier

Lgl.
raesent.

Levef

a.

%

a.

%

a.

%

a.

ö/ü

a.

%

a

0/0

a.

i

1%

a.

%

a.

Oo

Direct na sl.

5

3

0

O

4

2H

0

O

3

2

5

3

9

6

7

4

9

6

na 1 X 24 u.

0

O

1

3

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

0

na 2 X 24 u.

1

3

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

0

na 3 X 24 u.

1

4

2

8

1

4

0

O

2

6

0

O

0

O

0

O

0

0

na 4 X 24 u.

6

24

1

4

7

28

2

8

2

8

0

O

0

O

0

O

^

Het aantal en

percentage

Al

positieve
proeven

13

5

4

1^2

12

4

2

1

7

2H

5

9

3

7

2H

9

Van de positieve onderzoekingen, (met 2 positieve proeven).

STAAT II aangevende het aantal en percentage

Te berekenen
aantallen
en

percentages

Normale organen van
het rund

Normale organen van
het varken

Lever

Milt

N
a.

iier

L.gl.
mesent.

Lever

Milt

Nier

1 L.gl.
mesent.

Le

a

%

a.

Oo

a.

«\'o

a.

0\',

a.

"/o

a.

O/n

a.

"\'o

a.

Direc tna sl

1

IH

0

O

0

O

0

O

0

O

1

m

3

5

1

m

2

na 1 X 24 u.

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

na 2 X 24 u

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

na 3 X 24 u.

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

na 4 X 24 u

2

40

0

O

2

40

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

Totaal aantal

en percentage

positieve
onderzoekingen

3

O

2

2

0

O

0

O

1

1

3

3}^

1

1

2

N

Normale organen van
het schaap

ormale organen
Van het kalf

Normale organen van
het paard

Milt

\\

L.gl.
mesent

L.gl.

mesent.

Lgl.
mesent.

Nier

Lever

Milt

Nier

Nier

Lever

Milt

%

Vq

o/o

o/o

O/n

o/o

%

o/o

a.

a.

a.

a.

a.

a.

a.

a.

a.

5H

O
O
O
O

5H

O
O
O

50

IH

O
O
O

m

O
O
O

O
O
O
O
O

O

O

O

-ocr page 141-

a = aantal.

Normale organen
van het kalf

Normale organen van
het schaap

Normale organen van
het paard

L.gl.

mesent.

L.gl.
I mesent,

L.gl.
mesent

Lever fl Milt

Nier

Nier

Lever

Milt

Nier

o/o

%

°/o

%

o/o

o/o

a. O/o

%

o/o

a.

a.

a.

a.

a.

a.

a.

5

O
O
10
30

2H

O
O
O

O
O
O
20
O

O
O
O
O
10

1/2

rk

STAAT I aangevende het aantal en

percentage van de positieve proeven.

Te berekenen
aantallen
en

percentages

Normale organen van
het rund

Normale organen van
het varken

Lever

Milt

Nier

L.gl.
mesent

Lever

Milt

Nier

Lgl.

mesent.

Leve\'

a.

%

a.

o/o

a.

%

a.

%

a.

o/o

a.

0/0

a.

1

O/ü

a.

%

a.

Oo

Direct na sl.

5

3

0

O

4

2Î/2

0

O

3

2

5

3

9

6

7

4

9

6

na 1 X 24 u.

0

O

1

3

0

O

0

O

0

o

0

O

0

o

0

O

0

0

na 2 X 24 u.

1

3

0

O

0

O

0

o

0

o

0

O

0

o

0

o

0

0

na 3 X 24 u.

1

4

2

8

1

4

0

O

2

6

0

O

0

O

0

O

0

0

na 4 X 24 u.

6

24

1

4

7

28

2

8

2

8

0

O

0

o

0

o

—-

Het aantal en

percentage

positieve
proeven

13

s

4

m

12

4

2

1

7

2^2

5

9

3

7

sty.

9

Al

Van de positieve onderzoekingen, (met 2 positieve proeven).

STAAT II aangevende het aantal en percentage

Te berekenen
aantallen
en

percentages

Normale organen van
het rund

Normale organen van
het varken

LeN

Lever

Milt

N
a.

iier

L.gl.

mes ent.

Lever

Milt

Nier

L.gl.
mesent.

a

%

a.

"0

0,.

a.

a.

0/,

a.

"/o

a.

a.

"\'o

a-

Direc tna sl

1

m

0

O

0

O

0

o

0

O

1

m

3

5

1

IH

2

na 1 X 24 u.

0

o

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

na 2 X 24 u

0

o

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

O

0

na 3 X 24 u.

0

O

0

o

0

O

0

O

0

o

0

O

0

O

0

O

0

na 4 X 24 u

2

40

0

O

2

40

0

O

0

o

0

O

0

O

0

O

Totaal aantal

en percentage

positieve
onderzoekingen

3

0

O

2

2

0

O

0

O

1

1

3

3H

1

1

2

\'Normale organen
-^van het kalf

Normale organen van
het schaap

Normale organen van
het paard

Milt

L.gl.
mesent

L.gl.

mesent.

Nier

Lever

Milt

Nier

Nier

Lever

Milt

%

%

a. o/o

a. %

o/o

%

o/o

o/o

%

°/o

a.

a.

a.

a.

a.

a.

a.

5H

O
O
O
O

5H

O
O
O

50

m

O
O
O

O
O
O
O
O

Lgl.
mesent.

a. o/o

IH

O
O
O

O

IH

-ocr page 142-

STAAT III aangevende het aantal en percentage positieve ptoeveti.

Te berekenen
aantallen en
percentages.

Organen afkomstig van nood-
slachtingen van het rund.

Lever

Milt

Nier

L.gl.
mesent.

aan-
tal

o/o

aan-
tal

%

aan-
tal

%

aan-
tal

«/o

Direct na sl.

6

9

0

O

1

1

1

m

na 1 X 24 u.

0

0

0

O

0

O

0

O

na 2 X 24 u.

1

10

0

0

0

O

1

lO

na 3 X 24 u.

0

0

0

O

0

O

1

lO

na 4 X 24 u.

1

10

0

0

0

O

1

10

Het aantal en

percentage
positieve proeven

8

0

O

1

1

4

4

Lever

aan-
tal

Organen afkomstig van nood-
slachtingen van het paard.

Organen afkomstig van nood-
slachtingen van het varken.

L.gl.

mesent.

L.gl.

mesent.

Nier

Milt

Lever

Milt

Nier

aan-
tal

aan-
tal

aan-
tal

%

aan
tal

%

aan-
tal

%

aan-
tal

aan- ni
tal %

o/o

o/o

14

O

14

17H

O
O
20
40

16

O
O
30
O
O

O
O
O
30

5

O

14

O

14

STAAT IV aangevende het aantal en percentage van de positieve onderzoekingen.

Organen afkomstig van noodslachtingen
van het rund.

Te berekenen
aantallen en
percentages.

Nier

Milt

Lever

aan-
tal

aan-
tal

aan-
tal

aan-
tal

%

%

o/o

%

L.gl.
mesent.

aan-
tal

Organen afkomstig van nood-
slachtingen van het varken.

Nier

Lever

Milt

L.gl.

mesent.

aan-
tal

aan-
tal

aan-
tal

7o

o/o

o/o

aan-
tal

Organen afkomstig van nood-
slachtingen vaa het paard.

Nier

Milt

Lever

aan-
tal

aan-
tal

%

%

ö/o

L.gl.
mesent.

aan-
tal

Direct na sl.
na 1 X 24 u-
na 2 X 24 u.
na 3 X 24 u.
na 4 X 24 u.

Het aantal en
percentage positieve
onderzoekingen

12H

O
O
O
O
O

O
O
O
O
O

O

O
O
O
O
O

O

O
O
O
O
O

O

O
O
O
O
O

O

O
O
O
O
O

O

O
O
O
O
O

O

14
O
O

O

O

O

I2H

-ocr page 143-

Uit het tabellarisch overzicht van het geheele onderzoek
blz. 127428429, blijkt, dat de lever, wat het aantal en procen»
ten aangaat steeds domineert,, uitgezonderd bij het onder»
zoek van de normale organen van het varken, zoowel wat
betreft de positieve proeven als de positieve onderzoekingen,
doch bij het onderzoek van de organen, afkomstig van nood»
slachtingen van het varken alleen wat de positieve proeven
aangaat, in welk geval de nier de overhand heeft en zelfs
ook de milt boven de lever uit gaat.

Duidelijk leest men uit het tabellarisch overzicht, dat de
mate van betrouwbaarheid, welke het onderzoek van orga»
nen heeft voor de beoordeelinge van de musculatuur, stijgt in
de volgorde : lever, nier, mesenteriale lymphklier en milt.

Steriel bleken te zijn wat de normale slachtingen betreft:

92% van het aantal onderzochte levers,

93% „ „ „ „ nieren,

mesenteriale lymphklie»
ren en

96% „ „ „ milten,

terwijl wat de noodslachtingen aangaat:

78% van het aantal onderzochte levers,
89% „ „ „ » nieren,

97% ^^ „ „ „ mesenteriale lymphklie»

ren en

97% „ „ „ » milten, steriel bleek.

Zijn de gevonden kiemen der niet steriel bevonden levers
en nieren postmortaal ingedrongen» en hiervoor zijn vele
aanwijzingen», dan is dit een bewijs, dat genoemde organen
spoedig worden geïnfecteerd, op welke manier dan ook en
is het niet gewenscht deze organen in verband met het bac»
teriologisch vleeschonderzoek, hieraan toe te voegen of
hiermede in verband te brengen. Wellicht zou het tot een
verkeerde diagnose en het onnoodig vernietigen van vleesch

aanleiding geven. ,

Vooral wanneer verzending van het materiaal moet plaats
hebben, komen genoemde organen het minst in aanmerking.

\'O f, I» >» >»

-ocr page 144-

De mesenteriale lympklier en de milt, vooral de laatste,
komen volgens het resultaat van het onderzoek in aanmer»
king, om het bacteriologisch vleeschonderzoek aan te vullen,
misschien wel geheel te vervangen.

Het verzenden is tevens met het oog op postmortale infec»
tic, veel gemakkelijker; de milt kan in zijn geheel verzon»
den worden en de lymphklier omgeven door kapsel en vet.

-ocr page 145-

F. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK, ZOO.
WEL VOLGENS DE AANGEGEVEN LITERATUUR,
ALS VAN DE EIGEN ONDERZOEKINGEN BETREF.
FENDE KIEMHOUDENDHEID VAN HET BLOED.

1. Literatuur.

a. Gegevens die wijzen op het niet steriel zyn bij gezonde
dieren.

Zweifel (3) komt tot de conclusie, dat bloed bacteriën be.
vat.

b. Gegevens die wijzen op het steriel zijn bij gezonde dieren.

Von Rosenbaeh (1). Volgens Meisner is het bloed steriel.
Hauser (5) kon geen kiemen in het bloed vinden.
Selter (26) vond het bloed steriel.

Bugge en Kieszig (47—48). Na inspuiting met paratyphus
bacillen werden in het hart geen kiemen gevonden.

Omtrent het al dan niet kiemhoudend zijn van het bloed
van gezonde, geslachte dieren, is volgens de aangegeven
literatuur geen uitspraak te doen.

Omtrent het resultaat der eigen, onderzoekingen, geven
de navolgende tabellen een schematisch overzicht en wel
van de normale, en noodslachtingen in de le groep onder.

zocht.

II. TABELLEN.

Diersoort

Bloed
uit:

Enting op
schuin gestol-
de agar. On-
derzoek No.

Gevonden

micro-
örganismen.

Enting in de

druiven-
suikerbouillon
Onderzoek No.

Gevonden

micro-
örganismen.

Rund

r. hart

V. porta
»

II

26

47

48

staphylococcen
staphylococcus
albus-citreüs
en sarcina.
staphylococcen

47
26

staphylococcus
albus-citreüs
en sarcina
staphylococcen

Varken

V. porta

49

Streptococcen

Kalf

r. hart

It

V. porta

It

9

staphylococcen

26
42
9
26

staphylococcen
staphylococcen
staphylococcen
staphylococcen

-ocr page 146-

Schema van het resultaat der eigen onderzoekingen
betreffende het bloed.

10 0

5

Vleesch.

Rund.

1

CQ 4)
0

g \'ö

< t^

Ö 4>

ca S
< O»

Aantal
steriel.

Aantal
groei.

Normale si. volgens de le groep

50

48

2

50

0

Noodsl. volgens de le groep

2

2

0

2

0

Totaal:

52

50

2

52

0

Varken.

Norm. sl. volgens dc le groep

50

49

1

50

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

Totaal:

51

50

1

51

0

Kalf.

Normale sl. volgens dc le groep

50

46

4

50

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

Totaal:

51

47

4

51

0

Paard.

Normale sl. volgens de le groep

25

25

0

25

0

Noodsl. volgens de le groep

4

4

0

4

0

Totaal:

29

29

0

29

0

Schaap.

Normale sl. volgens de le groep

25

25

0

25

0

« Totaal:

25

25

0

25

0

Totaal aantal onderzocht:

208

201

7

208

0

-ocr page 147-

III. Bespreking der resultaten. \'

Resultaten van het onderzoek van het bloed van
normale runderen.

Volgens de le groep werd het bloed van 50 runderen
onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
5, terwijl 50 X 2 = 100 proeven werden ingesteld, derhalve
was
5% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 50 onderzoekingen er
2 positief of 4%. _

Resultaten van het onderzoek van het bloed van
normale varkens.

Volgens de le groep werd het bloed van 50 varkens onder,
zocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
1, terwijl 50 X 2 = 100 proeven werden ingesteld, derhalve
was 1 % positief.
2
Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek
dan waren direct na slachting van de 50 onderzoekmgen er
O positief of 0%>. __

Resultaten van het onderzoek van het bloed van
normale kalveren.

Volgens de le groep werd het bloed van 50 kalveren on.
derzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct
5, terwijl 50 X 2 = 100 proeven werden mgesteld, derhalve

was 5% positief.

-ocr page 148-

2. Hei aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan was direct na slachting van de 50 onderzoekingen er 1
positief of 2%.

Resultaten van het onderzoek van het bloed van
normale paarden.

Volgens de le groep werd het bloed van 25 paarden on»
derzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl 25 X 2 = 50 proeven werden ingesteld, derhalve
was 0% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 25 onderzoekingen er
O positief of 0%.

Resultaten van het onderzoek van het bloed van
normale schapen.

Volgens de le groep werd het bloed van 25 schapen on»
derzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl 25 X 2 = 50 proeven werden ingesteld, derhalve
was 0% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 25 onderzoekingen er
O positief of 0%.

Resultaten van het onderzoek van het bloed van
alle slachtdieren samen.

Volgens de le groep werden 200 onderzoekingen van het
bloed verricht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg

-ocr page 149-

totaal 11, terwijl 200 X 2 = 400 proeven werden ingesteld,
derhalve was ongeveer 3% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.

Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan waren direct na slachting van de 200 onderzoekingen er
2 positief of 1 %.

Uit nood geslacht werden: 2 runderen, 1 varken, 1 kalf
en 4 paarden.

Van genoemde dieren werd eveneens het bloed onder?
zocht, doch het onderzoek leverde geen resultaat.

Het aantal procenten bedroeg dus in alle gevallen 0.

SAMENVATTING BLOED.

Uit het ingestelde onderzoek blijkt, dat het bloed, geno«
men uit de Vena Porta de meeste positieve resultaten gaf,
wat de normale dieren betreft, terwijl het bloed onderzoek
der noodslachtingen geen enkel positief resultaat opleverde.

In slechts 2 gevallen trad groei op in beide bodems en
wel met dezelfde kiem, terwijl in de overige positieve ge«
vallen alleen groei in 1 bodem optrad.

Uit het ingestelde onderzoek is echter wel te concludee«
ren dat het bloed meestal steriel is.

Er is hier dus weer een treffende overeenkomst tusschen
de kiemhoudendheid van het bloed en dat van het vleesch.

Men zou het vleeschonderzoek door bloedonderzoek kun«
nen vervangen, indien practische overwegingen hiertoe aan«
leiding geven.

-ocr page 150-

G. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK, ZOO.
WEL VOLGENS DE AANGEGEVEN LITERA.
TUUR, ALS VAN DE EIGEN ONDERZOEKINGEN,
BETREFFENDE KIEMHOUDENDHEID VAN DE
LONGEN.

I. Literatuur.

a. Gegevens die wijzen op het niet steriel zijn by gezonde
dieren.

Muller (6) vond bij 21 van de 25 dieren de longen kiem.

houdend. , , i •

Dürk (7) vond bij 2 van de 19 onderzochte longen kiemen

^\\lippstein (8) bii 1 van de 17 onderzochte longen.
Présuhn (14) zegt dat normaliter wel kiemen in de longen

voorkomen. . , . , i

Selter (26) concludeert, dat de longen in het algemeen als
een kiemvrij orgaan zijn te beschouwen.

Flügge (28) is van dezelfde meening als Selter.
Conradi (29) vond van de 5 longen er 4 kiemhoudend.
Machida en Bierotte (35) vonden van de 11 longen er 8

kiemhoudend. , .

In de longen der rituëel geslachte dieren werden altijd kie^

men gevonden. , , , x u i

Bugge en Kieszig (47—48) vonden de longen, wat hun le

onderzoek betreft, niet kiemvrij.

b. Gegevens die wijzen op het steriel zijn bij gezonde dieren.

Hauser (5) vond geen kiemen en onderzocht volgens de

"^Het ^vinS^\'van kiemen werd door hem toegeschreven

aan niet voldoende steriliseeren. _ j j i „

Nenninger (9) en Paul (10) zijn van meenmg, dat de Ion.

gen meestal kiemvrij zijn, alsook
Ficker (11), Hartl en Hermann (16). ^ ^
Klimenko (18) vond de longen van 6 cavia s steriel.
Chillés (25) zegt, dat geen kiemen bij gezonde dieren voor.

^TuTge en Kieszig (47-48) vonden bij plotseling afsluiten

-ocr page 151-

van de luchtpijp, terwijl het dier rustig was, de longen bij
onderzoek kiemvrij.

c. Gegevens welke een overgang vormen tusschen de beide
genoemde groepen.

Dürk (7) en Klippstein (8) vonden slechts respectievelijk
10% en 5% der lóngen kiemhoudend. . u •

Wrzosek (17) komt tot de conclusie, dat microben in
uiterst gering aantal in de longen aanwezig zijn.

Omtrent het al dan niet kiemhoudend zijn der longen van
gezonde, geslachte dieren, is volgens de aangegeven litera»

tuur geen uitspraak te doen. ^ u a^

Omtrent het resultaat der eigen onderzoekingen, geett de
navolgende tabel een schematisch overzicht en wel van de
normale» en noodslachtingen in de le groep onderzocht.

\\

II. TABELLEN.

Diersoort

Enting op
schuin gestol-
de agar. On
derzoek No.:

Gevonden

micro-
organismen.

Enting in de

druivtrn-
suikerbouillon.
Onderzoek No.=

Gevonden

micro-
organismen.

Rund

11
13
15

tetracoccen
streptococcen
Streptococcen

Kalf

27

Streptococcen

Schaap

11

15

16
21
24

staphylococcen
staphylococcen
staphylococcen
staphylococcen
tetracoccen

Paard

5

staphylococcen

5
10
13
17

staphylococcen
tetracoccen
tetracoccen
streptococcen

-ocr page 152-

Schema van het resultaat der eigen onderzoekingen
betreffende de longen.

Rund.

Co O

m

Vleesch.

s ^

co t)

w u,
m 4»

< -K

S O

(tJ u

<

Aantal
steriel.

Aantal
groei.

Normale sl. volgens de le groep

24

21

3

24

0

Noodsl. volgens de le groep

1

1

0

1

0

Totaal:

25

22

3

25

0

Varken.

Norm. sl. volgens dc le groep

5

5

0

5

0

Noodsl. volgens dc le groep

1

1

0

1

0

Totaal:

6

6

0

6

0

Kalf.

Normale sl, volgens de le groep

27

26

1

27

0

Totaal:

27

26

1

27

0

Paard.

Normale sl. volgens de le groep

25

21

4

25

0

Totaal:

25

21

4

25

0

Schaap.

Normale sl. volgens de le groep

26

21

5

26

0

Totaal:

26

21

5

26

0

Totaal aantal onderzocht:

109

96

13

109

0

-ocr page 153-

III. Bespreking der resultaten.

Uit elke longhelft werd een stukje longweefsel direct on«
der de pleura weggenomen en op de 2 bodems gebracht als
in de le groep gebruikt.

Aldus werden onderzocht:

25 longen van het rund,
27 „ „ „ kalf,

26 „ „ „ schaap,
25 „ „ „ paard en

6 „ „ „ varken.

Hiertoe behoorde 1 stel longen van het rund en het var«=
ken, welke dieren uit nood waren geslacht.

De enting gaf het volgende resultaat:

Resultaten van het onderzoek van normale longen
van het rund.

Volgens de le groep werden 24 longen onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
3, terwijl 24 X 2 = 48 proeven werden ingesteld, derhalve
Was
6% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan waren direct na slachting van de 24 onderzoekingen
er O positief of 0%.

Resultaten van het onderzoek van normale longen
van het varken.

Volgens de le groep werden 5 longen onderzocht.

1. Het aantal en percentage ^positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
O, terwijl 6
X 2 = 12 proeven werden mgesteld, derhalve
was 0% positief.

-ocr page 154-

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan waren direct na slachting van de 5 onderzoekingen er O
positief of 0%.

Resultaten van het onderzoek van normale longen
van het kalf.

Volgens de le groep werden 27 longen onderzocht.
L Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
1, terwijl 27 X 2 = 54 proeven werden ingesteld, derhalve
was nog geen
2% positief.
2.
Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan waren direct na slachting van de 27 onderzoekmgen er

0 positief of 0%.

Resultaten van het onderzoek van normale longen
van het paard.

Volgens de le groep werden 25 longen onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.
Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
5, terwijl 25 X 2 = 50 proeven werden ingesteld, derhalve

was 10% positief.
2
Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan was direct na slachting van de 25 onderzoekmgen er

1 positief of 4%. __

Resultaten van het onderzoek van normale longen
van het schaap.

Volgens de le groep werden 26 longen onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg

-ocr page 155-

5, terwijl 26 X 2 = 52 proeven werden ingesteld, derhalve
was bijna 10% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,
dan waren direct na slachting van de 26 onderzoekingen er
O positief of 0%.

Resultaten van het onderzoek van normale longen
van alle slachtdieren samen.

Volgens de le groep werden 107 longen onderzocht.

1. Het aantal en percentage positieve proeven.

Het aantal positieve proeven direct na slachting bedroeg
totaal 14, terwijl 107 X 2 = 214 proeven werden ingesteld,
derhalve was
6h% positief.

2. Het aantal en percentage positieve onderzoekingen.
Neemt men als grens 2 positieve proeven per onderzoek,

dan was direct na slachting van de 107 onderzoekingen er
1 positief of nog niet 1%.

Van 1 rund en 1 varken uit nood geslacht, werden de Ion«
len eveneens onderzocht, doch het onderzoek leverde geen
resultaat.

SAMENVATTING LONGEN.

Uit het onderzoek blijkt, dat van de 109 onderzochte Ion«
gen er 96 steriel zijn of ruim 88%. Slechts in 1 geval kwam
er groei in 2 bodems, en wel met dezelfde kiem.
Bij het varken werden in de longen geen kiemen aange«

troffen. , , , , x-

Hierbij dient echter te worden opgemerkt, dat slechts 6

longen werden onderzocht.

Door het binnendringen van broeiwater werden tal van
longen voor dit onderzoek ongeschikt.

De rituëele slachting geschiedde bij het begin van mijn
onderzoek slechts bij uitzondering, terwijl ze later geheel

werd opgeheven.

Tengevolge hiervan konden slechts 8 onderzoekmgen
plaats hebben van dieren volgens Israëlitischen ritus ge«
slacht en wel van 3 runderen (No. 6, 25 en 32), 4 kalveren
(No. 4«11«19 en 38) en van 1 schaap (No. 14).

-ocr page 156-

Het onderzoek van de longen der rituëel geslachte dieren
leverde geen resultaat.

Te ontkennen valt niet, dat een aantal longen bij het on»
derzoek niet steriel bleken, doch dit aantal is buitengewoon
klein (nog niet
1%). Deze waarneming is in tegenstelling
met de opvattingen, die elders omtrent dit punt gehuldigd
worden en zeer zeker vermeldenswaard; waar de oorzaak
hiervan moet worden gezocht, is niet uit te maken.

In verband met het bacteriologisch onderzoek der overige
organen en de musculatuur heeft het steriel zijn der longen
ongeveer dezelfde beteekenis als bij het bloed werd uiteen»
gezet.

-ocr page 157-

HOOFDSTUK V.

samenvatting en conclusies.

Om de beteekenis van het bacteriologisch onderzoek der
organen te kunnen beoordeelen, moet men zich eerst een
helder denkbeeld vormen van het doel en de beteekenis van
het bacteriologisch vleesch. (musculatuur) onderzoek. Dit
laatste hulpmiddel is bij de vleeschkeuring van klimmeiide
beteekenis geworden, toen het inzicht veld won, dat hier.
mede doelmatig een scheiding getrokken kan worden tus»
sehen de dieren, die konden worden goed gekeurd en die
welke, hetzij moesten worden afgekeurd, hetzij eerst onder
bijzondere voorwaarden konden in consumptie gebracht

worden. , ,

Men gaat bij de beoordeeling van de resultaten van dit
onderzoek van vierderlei grondgedachten uit, welke in het
kort als volgt zijn saam te vatten:

1. Een aantal der „vleeschvergiftigingen" wordt veroor.
zaakt door het nuttigen van vleesch van dieren, die tij.
dens het leven op zoodanige wijze met deze kiemen zijn
besmet, dat men kan spreken van een algemeene infec.
tie (septichaemie).

2. Men veronderstelt, dat ook in de agonie nog een zoo.
danige verbreiding van deze en van andere microben
door het lichaam tot stand komt.

3. Bij een aantal ziekten (specifieke septichaemieën) komt
een zelfde verspreiding der microörganismen voor.
Hoewel deze toestand van het vleesch bij den mensch
niet tot „vleeschvergiftigingen" en zelden tot andere

ziekteverschijnselen aanleiding geeft, acht men het noo.
dig aan dergelijke dieren in elk geval goedkeuring te
onthouden.

-ocr page 158-

4. Men meent, dat onder bijzondere omstandigheden het
vleesch met microben doorzaaid wordt, ook al is er
van ziekte geen sprake, of al is er geen aetiologisch vep
band tusschen de ziekte van het slachtdier en deze mu
croörganismen. Men neemt aan, dat er in deze gevallen
een verhoogde kans op „bederf" is, reden, waarom dit
vleesch het goedkeuringsstempel niet waardig wordt ge^
keurd.

Het doel van het bacteriologisch vleeschonderzoek is dan
ook in de eerste plaats, zoodanige gegevens te verzamelen,
dat daaruit de bovenbedoelde „algemeene verspreiding der
microben in de musculatuur, volgt.

Bij het aantreffen van microörganismen in, onder steriele
voorzorgen uit één stuk of uit enkele stukken vleesch aans
gelegde culturen, neemt men aan, dat de geheele musculatuur

besmet is. r , j u-

Als een roode draad loopt echter twijfel aan de geldige
heid van deze stelling, door de geheele literatuur. Sommie
gen betoogen daarbij, dat steriliteit van het eene stuk nog
niet kiemvrijheid van een ander deel waarborgt. Anderen
meenen, dat het aantreffen van ubiquitaire kiemen in een
enkel stuk vleesch nog geen beeld geeft van den toestand
te dien opzichte van het geheele cadaver.

Talloos zijn de hulpmiddelen die men gedacht heeft aan
het
„vleesch\'^oriderzoek te moeten toevoegen, om de ver=
langde zekerheid te verkrijgen.

Van oudsher beveelt men het onderzoek van verschillen^
de organen daartoe aan (lever^milt^nier^mesenteriale lymph*
klieren), terwijl in den laatsten tijd door Fros een krachtig
pleidooi gehouden is voor het nut van het onderzoek der
z.g. „vleeschlymphklieren".

Ten aanzien van de beteekenis van de hier bedoelde or?
gaanonderzoekingen, dient echter te worden vastgesteld, dat
men zich van de beteekenis der resultaten zeer vage voor!=
stellingen had gemaakt. Er was te voren niet eens voldoen^
de vastgelegd (zooals uit het literatuuroverzicht blijkt), of
bij „normale" dieren deze organen ,steriel" waren en zoo
niet, in welke mate zij dan kiemhoudend zouden zijn. Nog
minder was vastgesteld in hoeverre het kiemhoudend zijn
van één of meer dezer organen en het vleesch paralel liep.
Moge zulks voor de sub 1^2 en 3 genoemde „specifieke infec!=
ties" al van minder beteekenis zijn, omdat men bij het aan^
treffen van zulke kiemen al spoedig tot het voorschrijven

-ocr page 159-

van maatregelen omtrent het vleesch zal overgaan, bij de
sub 4 bedoelde ubiquitaire is hiertoe geen aanleiding.

Wilde men dan ook het volledig profijt van het orgaan»
onderzoek hebben, dan zou het determineeren der gevonden
kiemen eenerzijds of wel het onderzoeken van organen
en
vleesch anderzijds moeten worden voorgeschreven. Tegen
het eerste verzetten zich op velerlei plaatsen overwegingen
van technischen aard, door het laatste wordt het doel, be»
vestiging van het eigenlijke „vleeschonderzoek" door het
orgaanonderzoek, ten eenenmale gemist.

Nog minder was bekend of bij „noodslachtingen" het aan»
tal „kiemhoudende" organen belangrijk grooter was en wel»
ke de invloed daarop, door verschillende omstandigheden
wel kan zijn (de tijd welke verloopt tusschen het slachten
en ontwijden enz.).

In het algemeen stelt men zich voor, dat de kiemhoudend»
heid bij noodslachtingen belangrijk hooger is, dan bij „nor»
male" dieren en dat een spoedige invasie van uit het maag»
darmkanaal, bij niet tijdig ontwijde dieren, plaats heeft.

De in dit werkje beschreven onderzoekingen verleenen
geen steun aan deze beide meeningen. Opvallend is het
buitengewoon groot aantal „negatieve" bevindingen. Zeer
zeker blijkt, dat bij een goede monstername en goede teeh»
niek, het overgroote deel der organen van gewone» zoowel
als van noodslachtingen, steriel is.

Er kan hier zeer zeker bij enkele organen gesproken wor»
den van een paralel tusschen kiemhoudendheid van orga»
Hen en vleesch, in dien zin dat beide steriel zijn, (milt»me»
senteriale lymphklieren»bloed).

De organen, die hetzij direct (nieren), hetzij indirect (le»
ver), met de buitenwereld in verbinding staan, vertoonen
een iets grooter percentage kiemhoudende gevallen. Doch
ook hier is dit aantal lang niet zoo groot als de gangbare
nieening veronderstelt, terwijl bij noodslachtingen geen be»
Zangrijk hoogere getallen worden waargenomen.

Vooral het resultaat van het onderzoek van de longen
dient in dit opzicht naar voren te worden gebracht, omdat
nien veelvuldig de meening kan hooren verkondigen, dat in
het longweefsel steeds microörganismen (»al of niet patho»
gene») worden aangetroffen.

Hier zij nu eerst de vraag behandeld, in hoeverre de uit»
komsten bij deze organen (longen»lever) steun kunnen ge»
^cn aan die van het onderzoek van vleesch of miIt»bIoed»

-ocr page 160-

mesenteriale lymphklieren. Waar de kans, dat men hier
ubiquitaire microben aantreft terwijl het vleesch steriel is,
grooter is dan bij andere organen, daar zal dit onderzoek
moeilijk als een verbetering van het „vleeschonderzoek"
kunnen gelden, noch zal het resultaat, dat van het onder«
zoek der milt enz. kunnen ondersteunen. Men kan dan ook
wel zeggen, dat het bacteriologisch onderzoek van de lever
uit een oogpunt van practische vleeschkeuring geen zin

heeft. ■ ^

Geheel anders staat het echter met het bacteriologisch
onderzoek van de milt. Gebleken is, dat zoowel bij gewone«
als bij noodslachtingen dit orgaan practisch steriel is te noe«
men. In een zeer enkel geval werden hierin kiemen gevonden.

Het bacteriologisch onderzoek van de milt kan dat van
het vleesch vervangen.

Deze conclusie is van niet te onderschatten practische
beteekenis.

Voor het bacteriologisch vleeschonderzoek moet uit een
of meer plaatsen een stuk worden uitgesneden. De hier«
door aangerichte schade beperkt zich niet altijd tot het ver«
lies van de uitgesneden stukken. Integendeel. In de abattoirs
onzer groote steden, waar een belangrijk deel der slachtin«
gen ter keuring komt, verplaatst zich het eigenlijke slach«
tersbedrijf van uit de handen van den detaillist, naar die
van den grossier. Voor deze laatste is een geschonden
vleeschvoet onverkoopbaar, althans niet te verkoopen tegen
den prijs, welke hij er anders voor gekregen zou hebben. Bij
kleine dieren treft deze waardevermindering vaak het halve
(varken) of heele dier (kalf«schaap).

Het zou zeer zeker belangrijk zijn, eens na te gaan, hoe
groot het verlies aan waarde wel is, hetwelk tengevolge van
deze methode van onderzoek den belanghebbende wordt
opgelegd. Gegevens zijn hierover echter moeilijk bijeen te
brengen. Deze bedragen zullen over geheel Nederland en
per jaar berekend gemakkelijk in de tienduizenden guldens
loopen.

Toepassing van deze methode op ruime schaal wordt o.a.
door deze schade belemmerd. Men kan nu wel zeggen, dat
men bij het niet toepassen, maar moet afkeuren, doch daar«
door wordt het hier aangewezen nadeel slechts in belang«
rijke mate vergroot.

Een methode van bacteriologisch onderzoek, waarbij de«
ze schade, vóór dat de uitspraak gevallen is, niet wordt

-ocr page 161-

aangericht, is dan ook van groote, oeconomiscHe en hygië?
nische beteekenis.

Van hygienische beteekenis, omdat de laatste aarzeling,
die de keuringsveearts bij de beslissing tot toepassing mocht
voelen, het duchten van toebrengen van onnoodige schade,
radicaal wordt weggenomen.

Hierdoor zal een zoo ruim mogelijke toepassing van dit uit.
stekende hulpmiddel gewaarborgd zijn- Foutieve, doch te.
vens betreurenswaardige beslissingen, voortkomende uit het
niet toepassen der methode, zullen tot het verleden be.
hooren.

Van oeconomische beteekenis zal deze wijze van onder,
zoek zijn, omdat de bij negatieve bevinding goedgekeurde
dieren, hunne volledige handelswaarde behouden. Het essen,
tiëele doel der vleeschkeuring, het scheppen van een waar.
borg van deugdelijkheid, zonder onnoodige vernietiging van
waarde, wordt eerst op deze manier bereikt.

In de praktijk zal men dus op grond van mijne voren,
staande onderzoekingen als volgt te werk kunnen gaan :

1. Van alle daarvoor ook maar eenigszins in aanmerking
komende dieren wordt de milt (en indien men wil ook
een deel der mesenteriale lymphklieren) bacteriologisch
onderzocht. .

Bij negatieve resultaten zal het vleesch\' volledig wprden
goedgekeurd, wanneer geen andere waarnemingen een
beslissing in anderen zin voorschrijven.
Bij positieve bevindingen handelt men volgens 2.

2. Bij een positief resultaat van het miltonderzoek kan men
zich op het standpunt stellen, dat men mogelijk te doen
heeft met een geval, waarin wel de milt, doch niet het
vleesch geïnfecteerd is, zooals bij de normale slachtin.
gen bij 11/2% der gevallen voorkwam. Het is dan aan.
gewezen, het onderzoek van milt en vleesch te herhalen
en zijn beslissing te nemen overeenkomstig de dan ver.
kregen resultaten. Practische overwegingen kunnen zich
intusschen tegen een herhaling van dit onderzoek verzet,
ten. Men dient dan een beslissing te nemen overeen,
komstig het standpunt, dat het vleesch kiemhoudend is
te noemen. De schade die op deze wijze onnoodig wordt
aangericht, zal in elk geval nog veel geringer zijn dan
die, welke voortvloeit uit de directe toepassing van het
„vleesch" onderzoek als boven bedoeld.

-ocr page 162-

Ik meen op grond van het bovenstaande,\' het met dezen ar#
beid bereikte resultaat als volgt te mogen samenvatten:

I. Milt, mesenteriale lymphklieren, bloed, longen, lever en
nieren, van normale slachtdieren en van noodslachting
gen blijken in een zeer groot aantal gevallen steriel te
zijn.

Het aantal positieve resultaten bij bacteriologisch on=«
derzoek van deze organen is veel geringer, dan men op
grond van de gangbare zienswijze zou verwachten.

II. Men kan van de milt en de mesenteriale lymphklieren
op dezelfde wijze zeggen, dat zij steriel zijn, als van
Santen zulks voor „vleesch" omschreef.

Er is hier dus een paralel voor kiemhoudendheid tus#
sehen vleesch en milt en mesenteriale lymphklieren.

III. Het bacteriologisch onderzoek van de milt kan dat van
het vleesch vervangen bij de beoordeeling van slachtdier\'
ren.

IV. Het toepassen van bacteriologisch onderzoek van de
milt in plaats van vleesch, biedt belangrijke
hygiënische
en oeconomische voordeden en dient dus zooveel moge?
lijk te worden ingevoerd.

Het is mij bekend, dat de hier geschetste methode in som!=
mige keuringsdiensten reeds lang wordt toegepast. Iets
nieuws wordt met de hier beschreven werkwijze dus
niet
gebracht. Wel worden voor de eerste maal de grondslagen
scherp vastgelegd, waarop deze methode berust en wordt
haar beteekenis in het Hcht gesteld.

In dit verband zij nog gememoreerd, dat in den arbeid van
Postma, over de beoordeeling van varkens, lijdende aan
vlek?
ziekte, een volkomen overeenstemmend resultaat wordt ge?
vonden.

Waar door deze dus voor een bepaalde ziekte (vlekziekte)
en in dit werk, uit een algemeen oogpunt, de waarde van het
bacteriologisch onderzoek van bepaalde organen (milt), is
vastgesteld, zal niets de invoering meer in den weg behoe?
ven te staan.

Bij een herziening van het keuringsregulatief zal dus een
bepaling opgenomen kunnen worden, waarbij het bacterio?
logisch onderzoek van de milt wordt voorgeschreven.

-ocr page 163-

HOOFDSTUK VI.

GERAADPLEEGDE LITERATUUR.

L Von Rosenbach. Uber einige fundamentale Fragen in
der Lehre von den chirurgischen Infektionskrankheiten.
Deutsche Zeitschrift für Chirurgie. Bd. 13. S. 344, 353
en 357. 1880.

2. Rossbach. Uber die Vermehrung der Bacteriën im
Blute lebender Tiere nach Einverleibung eines chemi?
sehen organismenfreien Ferments.

Centraiblatt für medizin. Wissenschaften No. 5. S. 81.
1882.

3. Zweifel Untersuchungen über die wissenschaftliche
Grundlage der Antisepsis und die Entstehung des sep»
tischen Giftes. r .
Sitzungsberichte der phys. med Societät. Erlangen. Heft
14. 1882, und Zeitschrift für phys. Chemie von Hoppe»
Seyler. Bd. 6. S. 386-421, 1882.

4- Zahn. Untersuchungen über das Vorkommen von Faul»
niszkeimen im Blute gesunder Tiere.
Virchow\'s Archif. Bd 95. S. 401. 1884.
Hauser. Uber das VorKommen von Microörganismen im
lebenden Gewebe gesunder Tiere.
Archiv, für experimentelle Pathologie und Pharmacolo»
. gie. Bd. 20. S. 162. 1886.
Muller. Experimentelle und klinische Studien über
Pneumonie.

Archiv für klin. Medizin. Bd. 71.

Dürk. Studien über die Ätiologie und Histiologie der
Pneumonie im Kindesalter und der Pneumonie im All»
gemeinen.

Archiv, für klin. Medizin. Bd. 71.

-ocr page 164-

8 Klippstein. Experimentelle Beitrage zur Frage der Be«
Ziehungen zwischen Bacteriën und Erkrankungen der
Atmungsorgane.

Zeitschrift für klin. Medizin. Bd. 34. _

9. Nenninger. Uber das Eindringen von Bakterien m die
Lungen durch Einatmung von Tröpfchen und Staub.
Zeitschrift für Hygiene
und Infektionskrankheiten. Bd.
38

10. Paul Uber die Bedingungen des Eindringens der Bäk«
teriën der Inspirationsluft in die Lungen.

Zeitschr. für Hygiene und Infektionskrankheiten. Bd.

40.

11. Ficker. Uber die Aufnahme von Bakteriën durch den
Respirationsapparat. Archiv für Hygiene. Bd. 53.

12. Béco. Etude sur la pénétration des microbes intes«
tinaux dans la circulation, pendant la vie.

Annales de l\'Institut Pasteur 1895.

13. Kälble. Untersuchungen über den Keimgehalt normaler
Bronchiallymphdrüsen.

München, med. Wochenschrift. 1899.

14. Présuhn. Zur Frage der Bacteriologischen Fleischbe«
schau.

Inaug.\' Dis. Straszburg. 1898. Ref. Zeitschr. f. Fl. u.
Milchhyg. 1900. Bd. 9.

15. Rogozinsky. Uber die physiologische Resorption von
Bakteriën aus dem Darme.

Bulletin He TAcademie des Sciences de Cracovie. Fé«
vrier 1902.

16. Hartl en Hermann. Zur Inhalation zerstaübter bacte«
riënhaltiger Flüssigkeit.

Wiener klin. Wochenschrift. 1905. No. 30.

17. Wrzosek. Experimentelle Beitrage zur Lehre von den
latenten Mikrobismus Virchow\'s Archiv. Bd. 178.

18. Klimenko. Beitrage zur Frage über die Durchgängige
keit der Darmwand für Microörganismen bei physiolo«
gischen Verhältnissen.

Zeitschrift für Hygiene und Infektionskrankheiten. Bd.
48.

19. Ficker. Uber die Keimdichte der normalen Schleim«\'
haut des Intestinaltractus.

Archiv für Hygiene. Bd. 52.

20. Uffenheimer. Experimentelle Studien über die Durchs
gängigkeit der Wandungen des Magen«darmkanales

-ocr page 165-

neugeborener Tiere für Bacteriën und genuine Eiweisz.

21. migermann. Die Bakteriendurclilässigkeit der norma,
len Magensdarmschleimhaut im Säuglingsalter.
Archiv
für Hygiene. Bd. 54.

22. Manfredi. Uber die Bedeutung des Lymphgangliensys.
tems für die moderne Lehre von der Infektion und der
Immunität.

Virchow\'s Archiv. Bd. 45. ^ ,. r

23. Perez. Parasitisimo microbico latente nei gangli Imta.

AnnaU^ d\'Igiene sperimentale. 1897. Vol. 7. p. 175. Zit.

nach Manfredi. , „ • j n

24. Simoncini. Contributo allo studio della reazione della
ghiandole linfatiche nelle infezione acute e cromche.
Annali d\'Igiene sperimentale. 1897. Vol. 13. p. 184.

25. Chillés. Zur Frage des Vorkommens von Bakterien in
den Organen von Schlachttiere. , , ^ r
tt

I. D. Straszburg. 1901. Zit. n. Zeitschrift f. Inf. u. Hy.
giene der Haustiere. Bd. 8. S. 425.

26. Selter. Bacteriën im gesunden Körpergewebe und de.

ren Eintrittspforten. . , , . , 11. -x dj

Zeitschrift für Hygiene und Infektionskrankheiten. Bd.

54. S. 363. 190Ó. , t7I • u .

27. Bugge. Die bacteriol. Untersuchung von Fleisch not.

geschlachteter Tiere. io mno c

Zeitschrift f. Fleisch u. Milchhyg. Jahrg. 18. 1908. S. 141.

28. Flügge. Weitere Beitrage zur Verbreitungsweise u. Be.

kämpfung der Phthise. , , , . , ,, .. ua
Zeitschrift f. Hygiene und Infektions.krankheiten. Bd.

38

29. Conradi. Eine neue Methode der bacteriol. Fleisch.

Zeitschrift f. Fleisch u. Milchhyg. Jahrg. 19. 1909. S.
341

30. Conradi. Uber den Keimgehalt normaler Organe.
München, medic.
Wochenschrift. No. 26. 1909.

31. Cao. Uber Gegenwart pathogener Keime m den Or.

ganen der Schlachttiere. „ , ^^ r> r t-» x

Giorn. della R. Soc. It. d. Igiene 1908. S 156. Ref. Deut.
, sehe tierartzl. Wochenschrift 1909. S. 230.

32. Ford. On the bacteriology of normal organs.

-ocr page 166-

Journal of Hyg. T. 1; Ref. Hyg. Rundschau. Jahrg. 12
No. 11.

33. Rommeler. Zur Theorie und Praxis der bacteriol.
Fleischbeschau.

Zeitschr. f. Fleisch und Milchhyg. Jahrg. 20 Bd. 4. 1910.

34. Amako. Untersuchungen über das Conradische Ölbad
und den Bakteriengehalt der Organe gesunder Tiere.
Zeitschr. f. Hyg. u. Infektionskrankheiten. 1910. Bd. 66
S. 166.

35. Machida. Untersuchungen über Keimgehalt normaler
Organe.

München. Med. Woch. 1910. No. 12. S. 636.

36. Müller. (Straszburg). Uber das Wesen des sogen, „sep?
tischen Beschaubefundes bei den Schlachttieren, seine
Beziehung zu der Entstehung der Fleischvergiftung, so?
wie über die Methodik der bacteriologischen Fleischbe?
schau.

Zeitschrift f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 20. 1910. Heft 5.
S. 145.

37. Horn. Ein Beitrag zur Frage des Bakteriengehaltes des
Muskelfleisches gesunder und kranker Schlachttiere.
Zeitschr. f. Infektionskrankheiten etc. der Haustiere.
1910. Bd. 8. S. 424.

38. Bugge en Kieszig. Uber den Keimgehalt der Muskula?
tur gewerbsmäszig geschlachteter normaler Rinder.
Zeitschr. f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 22. 1912. S. 69.

39. Graberf en Mergel. Zur Bewertung des Conradischen
Anreicherungsverfahren

Zeitschr. f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 22. Bd. 3. 1912.

40. Zmck en Weichel. Zur Frage des Vorkommens von
Bakterien im Fleische normaler Schlachttierc und zur
Technik der
bacteriologischen Fleischbeschau bei Not?
Schlachtungen.

Arbeiten aus dem Kaiserlichen Gesundheitsamte. 1912.
Bd. 38. S. 327.

41. Müller. Der Nachweis von Fleischvergiftungbakterien
in Fleisch und Organen von Schlachttieren auf
Grund
systematischer Untersuchungen über den Verlauf und
den Mechanismus der Infektion des Tierkörpers mit
Bakterien der Enterits? und Parathyphusgruppe, sowie
des Typhus; zugleich ein Beitrag zum Infections? und
Virulenzproblem der Bakterien auf experimenteller Ba?
sis.

Jena. Gustaf Fischer. 1912.

-ocr page 167-

42. Müller. Erfolgt die Infektion von Milz und Leber, so»
wie der Fleisch4ymphknoten nur auf dem Wege
der Blutbahn?

Zeitschr. f. Fl. u. MUchhyg. Bd. 22. S. 106. 1912.

43. Müller. Eppur si muove! Bemerkungen zur lympho»
genen Infektionsmöglichkeit.

Zeitschr. f. Fl. u. Milchhyg. 22. S. 133. 1912.

44. Baum en Joest Bemerkungen zu den Arbeiten Dr. M.
Müller in Heft 4 und 5 des 22 Jahrg. Zeitschr. f. Fl. u.
Milchhyg. Jahrg. 22. Heft. 6. S. 166. 1912.

45. Ottokar Gruni. Beitrage zur Frage des physiologischen
Vorkommens von Bakteriën im Fleisch gesunder
Schlachtrinder.

Zeitschr. f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 33. S. 491. 1913.

46. Schornagel Mededeelingen uit het Pathologischslnsti»
tuut der Rijksveeartsenijschool te Utrecht, onder re»
dactie van Dr. H. Markus. 1918.

47. Bugge en Kieszig. Weitere Untersuchungen über den
Keimgehalt der Muskulatur normaler Schlachttiere.
Zeitschr. f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 30. 1919. S. 17»34»53.

48. Bugge en Kieszig. Untersuchungen über den Keimge»
halt steril getöteter Tiere.

Zeitschr. f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 30. 1920. S. 209 und
223.

49. Horn. Uber das Vorkommen von Bacteriën in der Mus»
kulatur und in der Milz not geschlachteter Pferde.
Zeitschr. f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 30. Bd. 16. 1920.

50. Bugge en Kieszig. Beitrage zur Frage des Keimgehaltes
gesunder Tiere.

Zeitchr. f. Fl. u. Milchhyg. Jahrg. 31. 1921. S. 212.
Lietaert Peerholte en Berger. De Vleeschkeuringswet
en haar uitvoering. 1922.

Ostertag. Handbuch der Fleischbeschau. 1923.
^3.
Frenkel Mededeelingen uit de Veterinaire Afdeehng
van het Centraal Laboratorium voor de Volksgezond»
heid. 1924. , . ^

Van Santen. De waarde van het bacteriologisch
vleeschonderzoek bij het keuren van Slachtdieren.
Proefschrift 1924. . , ^ , ,

Postma. De keuring van varkens lijdende aan vlek»
ziekte, „Erysipelas suis".
.. Proefschrift 1925. . , . u j i,

Pros. De beteekenis van het bacteriologisch onderzoek
der vleeschlymphklieren bij de keuring van slacht»
dieren. Proefschrift. 1925.

-ocr page 168-

INHOUD.

HOOFDSTUK b\'z.

I. INLEIDING. 1

II. LITERATUUR. 4

A. Algemeen overzicht.

B. Opmerkingen naar aanleiding van de ge?
noemde literatuur.

IIL EIGEN ONDERZOEKINGEN. 35

A. Methoden van onderzoek.

B. Eerste groep.

I. Normale slachtingen.

II. Noodslachtingen.

C. Tweede groep.

I. Normale slachtingen.

II. Noodslachtingen.

IV. RESULTATEN VOLGENS LITERATUUR EN
VOLGENS EIGEN ONDERZOEK. 50

A. Lever.

B. Milt.

C. Nier.

D. Mesenteriale lymphklier.

E. Tabellarisch overzicht van de resultaten
verkregen bij de vier bovengenoemde or?
ganen.

F. Bloed uit de Vena Porta en het hart.

G. Longen.

V. SAMENVATTING EN CONCLUSIES. 145

VI. GERAADPLEEGDE LITERATUUR. 151

iM

-ocr page 169-

STELLINGEN.

I. Het is twijfelachtig of de Wet van Cohnheim in alle
gevallen opgaat, speciaal met het oog op het darmka.
naai.

II. Het kan gewenscht zijn, in verband met den smokkel?
handel van vee en een gewijzigde landbouw.politiek,
dat een soepeler houding van overheidswege ten aan.
zien van den invoer van slachtvee wordt aangenomen.

III. Bij een goede melkcontrole zijn de diensten van een
Dierenarts onmisbaar.

IV. De eigenaar van de met clinische verschijnselen van
vlekziekte aangevoerde slachtvarkens, dient aan een

abattoir in de gelegenheid te worden gesteld, door se.
ruminjecties zijn varkens te doen herstellen, alvorens
de slachting wordt uitgevoerd.

V. Met het oog op de e.v. verspreiding van smetstof bij
het voorkomen van besmettelijke ziekten is het ge.
wenscht, dat de betrokken eigenaars deskundig worden
voorgelicht omtrent de maatregelen, welke ter voor.
koming hiervan kunnen worden genomen.

VI.\' Voor een goede uitvoering der trekhondenwet is het
noodzakelijk, dat het signalement van het dier oP het

nummerbewijs als bedoeld in artikel 2 van de trekhon.
denwet (1910. S. 203), voorkomt.

VII. Voor een juiste uitvoering van het z.g. melkbesluit is
het gewenscht, dat de melkwinning geschiedt volgens
bepaalde voorgeschreven werkwijzen en de stallen aan
bepaalde voorbeschreven ei,sehen voldoen.

-ocr page 170-

■ ill:;. ,.^

-.. ■ \' ■ ■■ ■■ .ne Z\'jt^îs!:^^

. V . - , . ■ , ■ \'•[ ■..■::■:.

r\'r^/ - ; öiv

M

îijil -inv ^\'ihocvli\'i Ü» looV\'

,

-ocr page 171-
-ocr page 172-

PÖS

-ocr page 173-

M

-ocr page 174-

It\' \'\'

. k .

r \'

if f J \'

\' t J -y
• » - \\

\'■t.-i\'^

ÏV\'

-ocr page 175- -ocr page 176-