-ocr page 1-

Bi

RECTUM-AÜTOMATIE
EN RADIO ACTIVITEIT

Is

-ht
[6

Diss.
Utrecht

192S

L. MES

-ocr page 2- -ocr page 3-

: v\'»\'

m

-ocr page 4- -ocr page 5-

RECTUM - AUTOMATIE
EN RADIO-ACTIVITEIT.

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN
GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
Dr. J. PH. SUYLING. HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID. VOL-
GENS HET BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TE VERDEDIGEN TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER GE-
NEESKUNDE. OP DONDERDAG 8 JULI 1926, DES
NAMIDDAGS TE 4 UUR, DOOR
LEONARDUS
MES,
GEBOREN TE NIEUW-LEKKERLAND.

— Gedrukt ter Electrische Drukkerij van Gebr. Verhaak, Grave. —

bibliotheek der

rijksuniversiteit
utrecht.

/

-ocr page 6- -ocr page 7-

AAN MIJN VROUW.
AAN MIJN MOEDER EN AAN DE
NAGEDACHTENIS VAN MIJN VADER.

-ocr page 8-

■ r \' \'

-■luv.-,-.-.

-ocr page 9-

Gaarne grijp ik de gelegenheid aan, U, Hooggeleerde
Zwaardemaker, Hooggeachte Promotor, mijn oprech-
ten dank te betuigen voor de groote gastvrijheid, die
ik in uw laboratorium heb mogen ondervinden, en zeker
niet minder voor de groote welwillendheid, waarmede
Gij mij behulpzaam waart bij het samenstellen van dit
proefschrift- De tijd in het Physiologisch laboratorium
doorgebracht zal mij steeds in aangename herinnering
blijven.

Ook aan U, geachte Feenstra, mag ik een woord van
erkentelijkheid niet onthouden voor den dagelijkschen
belangwekkenden omgang.

Hooggeleerde Quix en Kan, de tijd, die ik op Uwe
klinieken heb mogen doorbrengen, waar Uwe rijke er-
varing mij steeds als vraagbaak waO, zijn niet licht te
vergeten. Collega v, Iterson, mijn dank voor den colle-
gialen omgang en hulpvaardigheid gedurende mijn
assistentschap in Leiden,

Hoogleeraren, Oud-Hoogleeraren en Lectoren der
Utrechtsche Medische Faculteit, mijn dank voor het
genoten onderwijs. Zonder het hoog-wetenschappelijk
peil daarvan zou het bezwaarlijk zijn aan de moeilijk-
heden van verschillenden aard het hoofd te bieden.

-ocr page 10-

-irr

•fV

• > - ^

ii.

.^Säv\'iviiVT-\':\': ;

-ocr page 11-

RECTUM-AUTOMATIE EN
-- RADIO-ACTIVITEIT.

-ocr page 12-

- ; ; ; ^ ■ H ■.

- .Kif,\'.

"kV - f. .v;

-ocr page 13-

INLEIDING.

Het is welhaast een tiental jaren geleden, dat
Zwaardemaker het begrip radioactiviteit voor
het eerst in de verrichtkunde, om eens een Hollandsch
woord voor physiologie te gebruiken, invoerde, zich
daarbij leiden latend docr de ietwat naar het mystieke
zwevende gedachte, dat in de natuur wel geen enkele
kracht, dus ook niet die der radioactiviteit, onbenut
zou blijven,

Ondsr het twaalftal elementen nu hetwelk voor de
instandhouding van de levensverrichtingen als onmis-
baar gelden, vindt men er slechts één enkele en wel
het element K, waarvan volgens de onderzoekingen
door N. R, Campbell en A, Wood in het jaar
1906 verricht, en die door tal van anderen bevestigd
zijn, een radioactieve straling, zij het dan ook een
zwakke, uitgaat. Om eenigszins een denkbeeld te geven
van de geringe radioactieve werking van het K, zij ver-
meld dat het in 56 dagen een photcgrafistche plaat
zwart maakt, terwijl Tango modder en die van
Rockanje hiervoor slechts één enkel etmaal noodig
hebben. Indien nu de kaliumwerking inderdaad aan
deze physische eigenschap gebonden was, moeten an-
dere radioactieve elementen in meerdere of mindere
mate in staat blijken als kaliumvervangers in dit op-
zicht op fe treden, mits men slechts zorg draagt aan
bepaalde voorwaarden te voldoen. Dit vermoeden
bleek dan ook weldra werkelijkheid te worden, zooals
voer uranium, thorium, radium en ionium-verbindingen
en emanatie duidelijk kon worden aangetoond. Voor
het rubidium had Sydney Rihger reeds vroeger,
in het jaar 1880, bij zijn proeven met harten van koud-

-ocr page 14-

bloedigen aangetoond, dat in de naar hem genoemde
vloeistof het kalium door rubidium te vervangen was.
Onder de bovengenoemde elementen zijn er die
de eigenschap bezitten alphastralen uit te zenden en.
andere die dit vermogen hebben voor betastralen.

Verder bleek ook spoedig, dat als twee radioactieve
elementen, waarvan de eene alpha- en de andere beta-
stralen uitzendt, in optimale hoeveelheden in een ka-
liumlooze Ringersche doorstroomingsvloeistof aanwe-
zig zijn, deze alle contracties in het doorstroomde
orgaan onderdrukten, terwijl bij de wijziging in de
concentratie de icontracties weer te voorschijn traden.
Dusdanige mengsels met optimale hoeveelheden
radioactieve stoffen geven, wat men evenwichten
pleegt te noemen.

Een zeer groote stap verder in deze richting werd
gezet, toen de proefnemingen met rechtstreeksche be-
straling vanuit de onmiddellijke nabijheid van het te
onderzoeken orgaan (aanvankelijk het hart) gelukten
zoowel met radium, mesothorium als polonium, waar-
bij een activeerende werking gelijk bij de radioactieve
elementen werd vastgesteld.

Terwijl kikvorschenharten, welke door doorstroo-
ming met kaliumlooze Ringersche vloeistof tot vol-
maakten stilstand gebracht waren, opnieuw contracties
begonnen uit te voeren als aan deze vloeistof radio-
actieve stoffen in juist afgemeten hoeveelheid werden
toegevoegd, kwamen soortgelijke verschijnselen tot
stand, dus het herleven der automatie, als deze volko-
men stilstaande harten aan rechtstreeksche bestraling,
uit de onmiddellijke nabijheid blootgesteld werden.
Deze zeker hoogst merkwaardige, haast ongelooflijk
klinkende verschijnselen ondanks onafgebroken voort-
gezette doorstrcoming met kaliumlooze vloeistof aan

-ocr page 15-

een reeks van 34 harten bijna zonder mislukkingen
door Zwaardemaker, Benjamins en Feen-
stra*) bestudeerd, wekten, hetgeen licht te begrijpen
is, de lust van velen op de radioactiviteit van verschil-
lende organen van koudbloedige dieren, soms \'n enkele
maal van warmbloedige, maar hier namen moeilijkhe-
den van allerlei aard hand over hand toe, aan een uit-
gebreid onderzoek te onderwerpen.

De litteratuur hierover is reeds tot een aanzienlijke
hoeveelheid uitgegroeid en neemt nog steeds in om-
vang toe. Vooral de automatiën van verschillende
organen werden tot onderwerp van veelal uitvoerige
onderzoekingen.

Daar het intusschen in mijn voornemen ligt met een
zeer beknopte inleiding te volstaan, zullen wij slechts
enkele daarvan noemen, en wel die, welke met ons on-
derzoek in min of meer rechtstreeksch verband staan.

Zoo onderzochten Feenstra, Zwaard e maker,
Benjamins, L e 1 y, den Boer, G r ij n s, S, da
Boer, Detmar, Kaiser, Levend, Sloof f,
v, d. Boven kamp, E, Smits, J. B, Zwaarde-
maker, Steijns, Verrijp, Zeehuisen de
harten van kikvorschen, aal en verder ook van den
schildpad,

LITTERATUURLIJST,

T. P. Feenstra : Een nieuwe groep balanccerende atomen. Onder-
zoekingen Physiol. lab, Utrecht, 5e reeks XVII, p. 137 en HO. Zit-
tingsversl. Kon. Akad. v. Wetensch. Deel 24, p. 1882, Deel 25, p.
37. H. Zwaardemaker: De vervangbaarheid van het kalium der z.g.n.
Ringersche vloeistoffen door radium, in acquiradioactieve hoeveel-
heid. Ibid. p. 153. Zittingsverslag Kon. Akad. v. Wetensch. Am-
sterdam 30 Sept. 1916, 25 p. 537. H. Zwaardemaker. C. E. Benja-
mins, F. P. Feenstra: Radiumbestraling en Hartswerking, Onderz
Physiol. lab. Utrecht, 5e Reeks XVll, blz. 247. Ned. Tijdschr. v.
Gen. 1917, II, p. 1923. H. Zwaardemaker en J. W. Lely: Les sels

-ocr page 16-

et le rayonnement radioactifs modifiant la sensibilité du coeur à l\'in-
fluence du nerf vague. Ibid. p. 442. Arch néerl. de Physiol 1, p.
7\'15, 1917. H. Zwaardemaker: Kalium-uranium antagonisme naast
overeenkomst in werking elk afzonderlijk. Zittingsversl. Kon. Akad.
V. Wetensch. 24 Febr. 1917, Deel 25, pag. 1096. Distance relations
in the effect of radium radiation on the isolated heart. Ibid. p. 476,
Zittingsversl. Kon. Akad. v. Wetensch. 31 Maart 1917, Deel 25,
p. 1282. On the Behaeviour of the uranium-heart towards electric
stimulation as investigated by M.
den Boer. Proc. Kon. Akad. v.
Wetensch. A\'dam. vol 20. pag. 169, 1917. Over de Beteekenis der
radioactiviteit in het dierlijk leven. Geneeskundige bladen, 20e Reeks,
No, IX\'X. De verschuiving der radioactive evenwichten onder den
invloed van fluoresceïne. Zittingsversl. Kon. Akad. v. Wetensch.,
29 Sept. 1017, Deel 26. p. 554. Ueber die .restaurierende Wirkung
der Radiumbestrahlung auf das durch Kaliumentziehung in seiner
Funktion beeinträchtigt Herz. Arch. f. d. ges. Physiol 169 p. 122,
1917. Radioactieve evenwichten Ned. T. v. G. 1918, deel I, p. 602.
Caesiumion en hartswerking, Zittingsversl. Kon. Akad. v. Wetensch.,
Deel 26, p. 776. Een hartparadoxon- Ned. Nat. en Gen. Congres,
April 1917,
p. 316, H. Zwaardemaker en G. Grijns: Arch, ncerl.
de Physiol. II, p. 500, Sur l\'action du polonium sur le cœur de
grenouille immobilisé par la solution de Ringer privée de potassium.
H. Zwaardemaker : Aequiradioaetivity Am. journ. of Physiol. vol
XLV,
p. 147, 1918, H. Zwaardemaker : Kalium en Hartautomatie,
Ibid. p. 421, Ned. T. v. G. 1, 1918 p. 1174. Die Bedeutung des
Kaliums im Organismus. Pflügers Arch. Bnd. 173, p. 29, 1918. 5.
■ de Boer, le liquide de perfusion de cœurs de grenouilles d\'été. H.
C. A. Detmar : De invloed der aardalcalimetalen op den radioac-
tieven evenwichtstoestand aan de k/u lijn. Diss, Utrecht 1918.
H.
Zwaardemaker :
Dierlijke electriciteit en dierlijke radioactiviteit.
Voordr. Gen. Nat,, Gen. en Heeik. A\'dam 29 Oct. 1918,
L.Kaiser-.
Les Lignes d\'équilibre de K, Rb et Cs avec U. Arch, nèerl. de
Physiol. t. III, pag. 587, 1919.Zu\'aarcfemafcer .• Radioantagonisme
et balancement des ions. C. R. Soc. de Biol. T. 82, p. 625.
H.
Zwaardemaker-.
Radioactivité et vie. Arch, néerl. de Physiol. T. IV,
p. 177,
H. Zwaardemaker-, Over physiologische radioactiviteit.
Hand. Nat. en Gen. Congres Leiden 1919.
H. Zwaardemaker : On
physiological radioactivity. Journ. of Physiol, Vol. LIll p. 273.
E.
H. Jannink
en T, P. Feenstra: De vervangbaarheid van kaliumio-
nen door uranylionen bij de doorstrooming van het overlevende

-ocr page 17-

geïsoleerde konijnenhart. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1920, II, No.
15.
H. Zwaardemaker : Sensibilisatre voor radioactiviteit door hor-
monen. Zitt. versl. Kon. Akad. v. Wetensch. 25 Sept. 1920. H.
Zwaardemaker et T. P. Feenstra: Substition de Potassium par
l\'émanation de Radium dans le liquide de Sidney Ringer. C. R. Soc.
Biol. T 84 1921, p. 377.
H. ZwaardemakerLa Technique de
letude de la radioactivité physiologique. Arch néerl. de Physiol t.
5 p. 285, 1921.
W. H. Levend: Over colloïdaal loniumhydroxyde
en hartautomatie. Diss. Utrecht 1921.
H. Zwaardemaker: De wet
der aequiradioactiviteit en sensibilisatie, Prov. Utr. Gen. v K en W.
1921
TP Feenstra: Tonus en radioactiviteit Nat en Gen. Con-
gres 192\', Utrecht
H. Zwaardemaker: The replacement of patus-
sium by uranium in perfusion of the heart. Journ. of Pysiol , vo,
53, p. 33, 1921.
H. Zwaardemaker •. Ueber die Bedeutung der Radio-
aktivität für das tierische Leben Ergebn. d Physiologie Bnd. XIX,
p 327, 1921.
H, Zwaardemaker : Uber Fehlermöglichkerten beim
Vornehmen radiaphysiol Untersuchungen Pflügers Archiv 193, Band
Heft 3/4, pag. 317.
H. Zwaardemaker : Klin Wochenschrift 1922.
Kalium und physiol. Radioaktivität.
H. Zwaardemaker. De alpha-
automatie der autonome organen Afd XXXI 5 en 6
] P Slooff:
Het ventrikel electrogram van kikvorsch en aal onder invloed van
radioactive atomen Diss. 1922.
H: Zwaardemaker-. K-la-Aquilibreering
im tierischen Systemen. Biochemische Zeitschrift 132. Bd. Heft. 1/3.
H. Zwaardemaker: The Journal of Pharmacol and Exp. Thera-
pentics Vol. XXI no. 2. 1923. The Biological âction of Potassium
and its radioactwity.
H. Zwaardemaker: Action physiol du potas-
sum et du calcum.\'Société de Biologie 26 Mei 1923
E Smits:
Caesum en Hart Diss 1923 J. B Zwaardemaker: La relation
entre le rayennement radioactif et les propuétés fondamentalis du
coeur Archives Neérlandaisede Physiol de l\'Homme 1923
M J E M.
Steijns.
De invloed van Calcium op de kracht van het hart Diss
Utrecht 1924.
H Zwaardemaker : Quarterly Journal of exp. Physiol.
Bioradioactwity]; and Humoral Environment Vol XlV, no 4, M.
W. Woerdvman : De l\'Influence du Potassium sur le coeur explanté
de la larve de grenouille.
H Zwaardemaker en H. Zeeliiiisen :
Uber lonenkonzentration und Frequenz der Herzwirkung Pflüger\'s
Archiv. 204. Keft Bd. 205, 52Ü.
H. Zwaardemaker: Pflüger\'s Archiv!
Bd. Die Bioradioakrivität, energetisch betrachtet.
H. Zwaardemaker s
Korpuskulo-äquevalenz oder energetische Gleichheit in der Radiumbio-
logie Hygienische und Biol Abh.feestbundel H.Griesbach.
J. B. Zwaar-

-ocr page 18-

demaker: action du Nerf vague etradio activité Arch. Neerl. de Phy-
.^iol. de rHomme. p. 213. 1924. H.
Zwaardemaker: Synapses et
Bioradioactivité Archives Néerl. de Phys. de 1\'Homme p. 54. 1925.
H.
Zwaardemaker: Handbuch der biol. Arbeits methoden: Die
Technik radiophysiologische Herz, versuche. H.
Zwaardemaker:
Strahlentherapie Bd. XX. Die mikroradioaktivität tierscher Organen
und ihre physiol. Bedeuting. H.
Zwaardemaker en T. P. Feenstra-.
Kathodestralen als kalium-vervangers. H. Zwaardemaker: Die Vor-
bedingungen der
radium-physiologischen Paradoxons Ergebnisse der

Physiol. XXIV.

E. H, Jannink en T. P, Feenstra onder-
zochten beiden het hart van het konijn bij doorstroo-
ming met uraniumzouten terwijl J, B, Zwaarde-
maker experimenteerde met het hart van Petro-
myzon fluviatilis, de prik. Niet enkel werd de auto-
matie, doch ook de invloed der radioactiviteit-bestra-
ling op de myogene eigenschappen in het algemeen
onderzocht.

Met de darmen van het konijn, muis en kat nam
E, H, Jannink") proeven in deze richting en ver-
werkt deze in een proefschrift, nadat tal van bezwa-
ren, veelal van technischen aard, ondervangen waren.

Het oderzoek van H. de Raad ") bepaalde zich
tot de uterus van konijn, muis
en cavia. Eindelijk zijn
asch-bepalingen, die onze kennis omtrent de werking
van
radio-aictieve zouten vermeerderden, door Zee-
huisen in bewerking genomen, die op de Physio-
logen-dag in Dcc, 1925 hierover mededeeling deed.
G. M, S t r e e f heeft ze voortgezet en op verschil-
lende wijzen uitgebreid. De desensibilisatie van het
hart voor beta-stralen werd zeer uitvoerig onderzocht
door V, d,
B O V e n k a m p »), die de uitkomsten even-
eens ih een proefschrift heeft neergelegd.

Iets uitvoeriger wensch ik den experimenteelen arbeid
met betrekking tot de automatic van den oesophagus

-ocr page 19-

van den kikvorsch in het jaar 1920 door G, E, Be n-
j a m i n s begonnen te releveeren, waarbij onder
meer door dezen werd vastgesteld, dat de door kalium-
ori\'ttrekking te loor gegane automatie weer ontwaakte,
als deze het praeparaat aan een zoogenaamde vrije
bestraHng van 3.7 mgr, radium uit de onmiddellijke
omgeving blootstelde.

Bovendien konden voorloopig onder meer een twee-
tal evenwichten tusschen 50 mgr. K,C1, en 10 mgr,
Uranylnitraat per L. ©n tusschen 100 mgr, KCl. en 15
mgr, Uranylnitraat per L. vastgesteld worden. Deze
onderzoekingen hebben B, Bakker ") aanleiding
gegeven de met zeer veel moeite verkregen uitkomsten
in een proefschrift verder te bewerken en op de voor-
naamste punten een belangrijke uitbreiding te geven.
Het leek me niet van belang ontbloot de automatie
van het rectum van een koudbloedig dier en wel dat
van den kikvorsch aan èen onderzoek, dat zich op dit
terrein bewoog, te onderwerpen, aangespoord door de
resultaten van anderen met organen, die wij hierboven
reeds vermeldden. Meer in het bijzonder heb ik het
doel voor oogen gehad de geldigheid van de radio-
activiteit aan het rectum te toetsen, zooals die in de
twee wetten is vastgesteld.

Door verschillende omstandigheden waarvan de ver-
melding hier weinig ter zake doet, kon het onderzoek,
zeer tot mijn spijt, niet zoo uitvoerig verricht worden
als dat bijv, van den Oesophagus, waarmede het in en-
kele opzichten eenige overeenkomst vertoont, zooals
in de volgende hoofdstukken zal blijken.

H. Zwaardemaker. Kalium en harts-automatie.

N. T. V, Gen, I 1917. Eerste Helft No. 15.
H. Zwaardemaker en C. E. Benjamins en T. F.
Feenstra.
Radium-bestraling en Hartswerking,

-ocr page 20-

Ned- Tijdschrift v. Geneesk. 1917 Deel II 1923,
E. H. Jannink en T. P. Feenstra. De veiyangbaar-
heid van Kalium-ionen door Uranyl-ionen bij de door-
strooming van het overlevende, geïsoleerde konijnen-
hart,

Ned, Tijdschr ,v. Geneesk. 1920 Deel II No. 15,
J. B. Zwaardemaker. Myoyene hartseigenschap-
pen en radioactiviteit, — Proefschrift Utx-echt 1922,

E. H. Jannink. De invloed van het Kalium op de
bewegig van den darm. — Diss, Utrecht.

H. de Raad. Uterusbeweging en radioactiviteit.

Diss, 1922,

n H. Zeehuisen. Niet in druk verschenen voordracht.
Streef. Nog niet verschenen Proefschrift.
G,
J. van den Bovenkamp. De desensibilisatie van
het hart voer Beta-stralen, — Diss, 1923,

C. E. Benjamins. Ned. Tijdschr. v. Gen, 1911,
Deel II, pag, 776.

") B. Bakker. De automatische Bewegingen van de
oesophagus en radioactiviteit, — Diss, Utrecht 1924.

-ocr page 21-

HOOFDSTUK L
ANATOMISCH OVERZICHT.

Anatomie.

Fig. 1.

Dwarse doorsnede van het rectum van een kikvorsch.

Microfoto. — De bouw is duidelijk zichtbaar.

Alvorens over te gaan tot de beschrijving van de
proeven is het wel wenschelijk ter verduidelijking eerst
eenige ontleedkundige bijzonderheden zeer in het kort
te vermelden. Bij mijn proeven werd gebruik gemaakt
van het rectum van de kikvorsch, meer in het bizonder
de Rana esculenta omdat de Rana temporaria min-
der goed voldeed.

Onder rectum verstaat men het darmgedeelte gele-
gen tusschen den dunnen darm en den anus. Het

2

-ocr page 22-

bestaat grof anatomisch gesproken uit twee zeer dui-
delijk van elkaar te onderscheiden deelen.

Het oraalwaarts gelegen gedeelte, dat als een

Fig. 2.

Dwarse doorsnede van het rectum van een kikvorsch.
Microfoto, — Ganglioncellen zijn sterk vergroot
zichtbaar.

ampoulle verwijd is, en aan een handgranaat doet den-
ken, heeft een blauwachtige grijze kleur, en is steeds
met donker gekleurde faeces gevuld. Bij het bezich-
fgen van het aaalwaarts gelegen gedeelte springt het
verschil tusschen beide stukken duidelijk in het oog,
dit laatste is namelijk spierwit van kleur en heeft de
vorm van een buis, resp, van een streng,

In onze proeven, waarvoor wij van tamelijk groote
dieren gebruik maakten, verkregen wij als gemiddelde
uit een tiental metingen een lengte van het buisvor-
mige deel van 15 m,M, Deze uitkomsten vertoonen zeer

-ocr page 23-

-veel overeenkomst met de maten, die J o s e f Schül-
ler gevonden heeft, v^^elke schommelden tusschen
10-20 ro..M, naar gelang der grootte van het dier en van
den tonus van de darmmuskulatuur.

Slechts een relatieve waarde is dus aan deze lengte,
door het afhankelijk zijn van den tonus als lengte-
factor, toe te kennen.

De doorsnede bedroeg 3-5 m,M, naar schatting en
werd verder door meting bepaald. Deze zelfde waarde
geeft ook JosefSchüller^) op.

Omtrent de verzorging van het rectum met bloed,
kunnen wij voor het artieele zoowel als het veneuse
stelsel naar de gegevens verwijzen, die in de Anatomie
des Frosches van Gaupp te vinden zijn.

Het miskrosk.-anatomisch beeld wijkt slechts in ge-
ringe mate en dan nog op ondergeschikte punten van
deelen van de hooger darm-gedeelten af, zoodat ook
hier een beschrijving achterwege kan blijven, vooral
omdat met den fijneren bouw van het rectum bij onze
proeven geen rekening kon gehouden worden.

Uitvoeriger nochtans is het gewenscht bij de inner-
vatie van het rectum stil te staan, omdat men op biolo-
gisch zeer belangrijke punten verre van tot overeen-
stemming gekomen is, en het blijkt, dat hoe meer het
onderzoek verfijnd werd te meer verwarring is ont-
staan.

Een terrein derhalve vol struikelblokken, waartus-
schen ik hier getracht heb met behulp van de gegevens
in de litteratuur tot een bepaalde voorstelling te ge-
raken.

De verzorging van het rectum geschiedt zooals bij
andere vegetatieve stelsels op dubbele wijze deels uit
■den grensstreng van den sympathicus, die overeenkomst
met den hypogastricus van zoogdieren heeft en rem-

-ocr page 24-

meiid v/erkt en deels uit de onderste spinaal zenuwen,
die met den nervus pelvicus der zoogdieren gelijk te
stellen is en een tegenovergestelde werking bezit,

In den darmwand van den kikvorsch treffen wij
den plexus Auerbachii (of myentericus) en plexus
Meissneri cf submucosus aan. Eerstgenoemde ligt tus-
schen de circulaire en de longitudinale spierlaag,
terwijl de plexus van Meissner in de submucosa
zich bevindt.

Bij een onderzoek van v, E s v e 1 d -) bleek dat er
slechts een enkele cel in den plexus van Auerbach in
de circulaire laag overgaat, maar dat er in de circu-
laire laag zeer kleine ganglioncellen te vinden zijn, die
men te veren er niet vermoed had. Bij zijn onderzoe-
kingen, waarbij men een kleuring van ijzerhaematoxy-
line en ecsine toepaste, bleken grootere of kleinere
groepen, in de buitenste, middelste en binnenste circu-
laire laag voor te komen. Zijn onderzoekingen gelden
voorloopig neg voor de darm-muaculatuur van de kat,
en dienen v»rij de verdere onderzoekingen af te wach-
ten.

Aan een andere groep van cellen door R a m o n
y C a j a 1 in 1889 ontdekt en waarvan door L a u-
r e n t j e w uitloopers naar alle richtingen kon worden
aangetoond, zullen wij straks enkele woorden wijden.

Van groot belang is het ons een klare voorstelling te
kunnen maken hoe een verbinding van spiervezel en
ganglion-uitloopers tot stand komt. Dit doel is nog
verre niet bereikt al\' zien wij ook reeds hier en daar
enkele lichtende plekken verrijzen.

Zonder in bijzonderheden te treden, omdat wij an-
ders tct ver van het doel zouden raken, dienen wij toch
even de hoogst belangrijke onderzoekingen (van J,
B
O e k e te memoreeren.

-ocr page 25-

Deze merkt op, dat de morphologische verschijnse-
len de vaste basis moeten zijn, waarop een physiolo-
gisch onderzoek moet steunen, al valt aan den anderen
kant niet te ontkennen, dat morphologische vondsten
eerst hun waarde en reliëf aan de physiologie ont-
leenen.

Bij de in de histologie gebruikte kleuring volgens
Cajal en Bielschowsky, berustend op het im-
pregneering met zilverzouten, en de wisselvallige me-
thode van A p a t h y komen neurofibrillaire elementen
in de zenuwvezels en osllen duidelijk voor den dag.
Deze neurofibrillen vatten competente onderzoekers
als Apathy en Bethe verder Bielschowsky,
als geleidende elementen op.

Enkele andere onderzoekers, met name M, W o l f f,
Schäffar, Strasser, Verworn schreven
aan de neurofibrillen meer de functie van een steun-
weefsel toe, en evenzoo is dit ook het geval met
H e i d e n h a i n.

Omtrent de fijnere verbinding van zenuwvezels met
spiervezel komt J, B o e k e tot een belangrijke uit-
spraak, die woordelijk weergegeven aldus luidt;

,,so finden wir doch schliesslich gerade bei den
motorischen Nervenendplatten tatsächlich einen Ueber-
gang zu den kontraktilen Elementen der Muskelfaser,
eine netzartige Differenzierung in der Substanz der
Sohlenplatte, welche sich direkt dem Endapparat des
Neurofibrillengerüstes anschliesst, damit in ganz be-
stimmter Weise verbunden ist, und an der anderen
Seite mit der kontraktilen Subtanz in Verbindung tritt,
ein Verbindungsglied also, das in bestimmter Weise
bei der Uebertragung der Erregung von dem Nerven-
endapparat auf die Muskelfibrillen eine Rolle spielen

-ocr page 26-

kann, das vor mir sogenannte ,.periterminale Netz-
werk","

Hieruit blijkt dus wel dat wij wat de fijnere verbin-
ding van de dwars-gestreepte spiervezel met het sym-
pathisch zenuwstelsel, want hierop hebben deze onder-
zoekingen in hoofdzaak betrekking, als een op goede
grondslagen gevestigd geheel voor ons hebben. Met
betrekking tot de gladde spiervezels van den darm-
wand zijn wij nog lang niet tot een oplossing genaderd,
maar in verband met de cnder^oekingen, die wij boven
yermeldden, leken de uitkomsten, die L a u r e n »t-
j e w meegedeeld heeft voor ons doel van het aller-
grootste belang.

Bij de met behulp van methyleenblauw toegepaste
kleuring of zilverpregnatie treffen wij buiten de cellen
van den Auerbachschen en Meissnerschen plexus kleine
spoelvormige ook wel driehoekige cellen aan met
dunne\', lange variqueuse uitloopers gelegen tusschen
de spierlagen in de peripherie van de zenuwganglion
en bloedvaten; verder treft men ze aan in de mucosa
en submucosa,

R a m o n y C a j a 1, die deze cellen in 1888 ont-
dekte, pleit, gesteund door een rijke ervaring, en van
hem zelf en van la Willa voor de meening dat
het ganlioncellen zijn en wel op de volgende gronden,
le, het aanwezig zijn van neurofibrillen
2e, de variqueuse uitloopers
en een kleurbaarheid met methyleenblauw gelijk aan
die van zenuwcellen.

Het zijn zooals hij het noemt ,.neurones sympa-
thiques interstielles".

Noch Ram. onyCajal zelf, noch 1 a W i 11 a kon-
den echter een verbinding dezer interstieele cellen met
het overige sympathisch zenuwstelsel vaststellen.

-ocr page 27-

Paul Schutz ®) deelde in 1895 mede, dat hij de
eindvertakkingen van de uitloopers in de gladde spier-
vezels kon vaststellen.

Volgens ErichMüller\') moet men deze zenuw-
elementen zich denken als zich ontwikkelend uit de
kiemaanleg van het sympathisch zenuwstelsel, terwijl
de Auerbach\'sche en Meissnersiche plexus beide uit
den vagus ontstaan.

Dogiel daarentegen meende, dat men hier een-
voudig met bindweefsel, zonder meer te maken heeft,
bij welke opinie zich Heidenhain aansloot.

Met de kleuring van Bielschowsky waarbij
Gross een modificatie aanbracht, kon Lauren-
t j e w deze cellen aantoonen met uitloopers die zich
naar alle richtingen vertakten. Deze bleken in verschil-
lede organen aanwezig te zijn,

Ramon y Cayal komt tot de overtuiging, dat
het substraat der neurofibrillen van deze cellen zich
tot in de motorische uiteinden van de gladde spier-
vezels laat vervolgen. Zulke onderzoekingen wijzen er
sterk op, dat deze eindvertakkingen het anatomisch
substraat vormen van wat L a n g 1 e y meende als „a
rcceptive substance" en A s h e r ,,neuroplasmatische
Zwischen-substanz" te moeten beschouwen.

De definitie, die L a n g 1 e y ") geeft luidt woorde-
lijk weergegeven aldus: since in the normal state both
nicotine and curari (in muscles) abolish the effect
of nerve stimulation, but do not prevent contraction
from being obtaint by direct stimulation of the muscle
or by one further adequote injection of nicotine, it
may be inferred that neither the poisons nor the
nervous impulse act directly on the contractile sub-
stance of the muscle but cn some accessory substance
since this accessory substance is the recepient of

-ocr page 28-

stimuli which it transfers to the contrachle materal,
we may speak of it as he receptive substance of the
muscle.

Joseî Schüller, lieber physiol, und pharmakol.
Versuche am Rectum, blz, 240, Bd, 90/91.

L. W, V. Esveld. Koninklijke Akademie van We-
tenschappen, Amsterdam, - Voorloopige mededeeling
over het voorkomen van ganglioncellen in de circulaire
spierlaag van den darmwand van de kat, Deel XXXIV,
No. 9.

\') J. Boeke. Ergebnisse der Physiologie, Bd, 19,
Nervengeneration und verwandte Innervations pro-
blème, Blz, 462 en volgende,

B. I. Laurentjew. Ueber die nervöse Natur und
das Vorkommen der sogenannten interstrellen Zellen
(Cajal, Dogiel,) in der glatten Muskulatur, Ramon y
Cajal, Histologie du système nerveux de 1\' homme
et des vertébrés, Tome II, Paris 1911, Zie v, Esvaid,

S, la Willa. Estructura de los ganglicos intertina-
les. Rev, trim microqrof, Tz, 1897, Zie v, Esveld,

«) Paul Schutz. Die glatte Muskulitur der Wirbel-
thiere. Arch, f. Anat. und Phys, Phys, Abt, 1895,

n Erich Müller. Ueber das Darmnervensystem, Up
sala Läkare förenings för handlingar, ny fölgd, Rd, 26
H 5-6. Zie Laurentjew,

Langley. Zie Boeke t, a, pl.

-ocr page 29-

HOOFDSTUK H.
RECTUMAUTOMATIE.

Wij behoeven slechts terug te gaan tot omstreeks
het midden der vorige eeuw om van af dien tijd onze
kennis van de automatiën geleidelijk, soms sprongs-
gewijze te zien toenemen. Als wellicht een der laatste
orgaren, die tot uitvoeren van automatische contrac-
ties in staat blijken, werd het rectum in den kring der
automatiën opgenomen. Trouwens reeds Magen-
die^) schreef over de rectumbeweging en zegt: la
couche musculeuse y est très épaisse uriifcrmément
répandu et joint d\' une contraction plus énergique
que celle du colon", maar dat deze krachtige contrac-
tie toch zeker niet geheel aan het gestelde doel beant-
woordt, blijkt wel duidelijk want op blz. 29 leest men:
les principaux agents de 1\' exicrétion des matièrs
fécales sont le diaphragme et les muscles abd, le colon
et le rectum y coopèrent mais d\' une manière en géné-
ral peu efficace.

Halle vond, dat zich ,,un bourrelet près de 1\'
anus" vormde en stelde dit afhankelijk van de samen-
trekking van de circulaire vezels van het rectum, een
verschijnsel analoog aan dat wat gebeurt bij den oeso-
phagus, als deze buiten functie is.

Deze opmerkingen hebben evenwel slechts betrek-
king op het rectum der zoogdieren. Dat van den kik-
vorsch, een geheel andere beteekenis hebbend, omdat

\') Magendie. Précis élémantaire de physiologie,
5de Ed, 1838,

-) Halle. Zie Magendie,

-ocr page 30-

het colon bij dit dier ontbreekt, werd eerst later in
studie genomen.

Sinds het experiment door M, Nussbaum in
1910 het eerst beschreven, kan men echter in ernst
eerst gaan spreken van het aannemelijk maken van een
automatie.

Bij dit experiment kwam het volgende vast te staan:

Als bij een kikker, waarvan hersenen en ruggemerg
op de gewone wijze vernield werden, na opening van
berst en buikholte, hart, lever, longen, milt, enz, ver-
wijderd waren, maakte men den geheelen tractus in-
testinalis, van den oesophagus te beginnen vrij van
zijn mesenteriale verbindingen tot in het kleine bek-
ken toe.

Een prikkel op een bepaald, hooger gelegen darmge-
deelte, laat ons een oogenblik aannemen op den dun-
nen darm uitgeoefend, gaf, zooals reeds lang bekend
was, peristaltische naar de eene en
anti-peristaltische
bewegingen naar de andere richting te zien; voordat
deze zich echter over den geheelen dunnen darm voort-
geplant hadden, wat slechts in enkele weinige gevallen
plaats greep, voerde het rectum een eigenaardige be-
weging uit-

Voor Josef Schüller een leerling van
Nussbaum, vormden deze onderzoekingen het aan-
knoopingspunt om een ander onderzoek in te stellen.
Hierbij kreeg hij wel den indruk, dat de rectumbewe-
gingen in dienst der defaecatie stonden, maar dat niet-
temin een werkelijke defaecatie geen enkele maal
optrad.

M. Nussbaum. Deutsche Med, Wochenschr,
Jahrg, 1910, S, 295,

Josef Schüller. Pflüger\'s Archiv für die Gesammte
Physiologie, blz, 133,

-ocr page 31-

De mooiste resultaten verkreeg hij bij gevoederde,
zoo mogelijk pas gevangen kikvorschen. De rectumbe-
weging bleek dan behalve nu en dan als defaecatie-
beweging, ook periodisch, dus automatisch te verloo-
pen.

Het leek Schüller a priori niet erg waarschijn-
lijk, dat deze bewegingen ook onder physiologische
omstandigheden evenzoo zouden verloopen als in zijn
proefnemingen. Aan deze opvatting gaf hij experimen-
teel steun op de volgende wijze; Een kikker werd ge-
decapiteerd en vervolgens de buik geopend; het rectum
vertoonde dan geen enkele beweging, ook bij prikke-
ling van andere darmgedeelten niet. Vernietiging der
zenuwen, die uit het ruggemerg treden, en blijkbaar
een remmende werking uitoefenen, is beslist noodza-
kelijk om de automatische bewegingen te verkrijgen.

Later waren deze experimenten het uitgangspunt
voor een nieuw meer uitvoeriger onderzoek, waarbij
van een wijziging in de methode werd gebruik gemaakt.

Hij isoleerde namelijk het rectum op een door ons
later nog uitvoerig te besichrijven wijze, cn kwam tot
enkele uitspraken o.a, dat dit orgaan, meer in het bi-
zonder het streng-vormig gedeelte, door zijn uitgespro-
ken vermogen automatische lengtecontracties uit tc
voeren in velerlei opzichten voorbestemd is een nieuw
toetspraeparaat voor pharmacologische en physiologi-
sche vraagstukken te worden.

Deze spierbewegingen zijn niet als analogon op te
vatten van de kleine automatische bewegingen van
meer oraal gelegen deelen van den tractus intestinalis,
veel meer stellen zij een beweging sui generis voor, op
een wijze die bij zoogdieren als een deel van het de-
faecatie-mechanisme beschreven zijn en met de bena-
ming „groote rectumbeweging" geen verdere toelich-

-ocr page 32-

ting behoeven. Kenmerkend voor de normale beweging
van dit darmgedeelte is verder de mogelijkheid uitge-
sproken langzame verkorting te volbrengen, een werke-
lijk groote rectumbeweging dus. Deze verkorting is
eveneens door electrische prikkeling van den n,n.
pelvini uit 6, 7 en 9 ruggemergswortel in het leven te
^oepen; een verplaatsing anaalwaarts is het gevolg
daarvan,

Nussbaum wees er op dat niet alleen electrische
prikkeling van den n,n, pelvini maar ook mechanische
prikkeling van de maag of dunnen darm langs reflec-
torischen weg contracties in het leven kunnen roepen.
Bij het isoleeren van het rectum kon Schüller
waarnemen, dat het rectum rhytmische, periodische
samentrekkingen volbracht en wel gedurende zeer
langen tijd.

De buik van een pas gevangen kikvorsch werd ge-
opend maar men vond niets dan algeheele rusttoestand,
algeheele stilstand. Na vernietiging van ruggemerg en
hersenen op de gebruikelijke wijze maakte deze rust-
toestand plaats voor algemeene bedrijvigheid; het rec-
tum. trok, den dunnen darm achter zich aansleepend,
zichzelf naar het bekken en verwijlde daar dan enkele
oogenblikken om later te verslappen.

De duur van een contractie liet ziöh met een seconde
horloge gemakkelijk bepalen. Bij eenzelfde dier beliep
dit per contractie 1, Vh-, 2, 5 min, ook 3/^2, dus zeer
wisselende getallen. De verkorting duurde belangrijk
korter dan de verslapping.

De curven door zulke rectum-praeparaten, die tot
het voeren van maximale contracties in staat zijn, ont-
worpen, hebben veel overeenkomst met de curven van
gesuspendeerde harten en die van het klokvormig deel
der Medusen door Bethe onderzocht.

-ocr page 33-

Wat de kracht van de contracties van het rectum
betreft, deze moeten volgens Stiles onderdoen
voor de kracht van de spontane beweging van den
Oeso-
phagus,

Wat betreft onze eigen waarnemingen aan het rec-
tum kunnen wij wel vermelden, dat bij doorstroo-
ming na vernietiging van hersenen en ruggemerg de
automatische spontane contracties zich niet alleen
fraai in roet Helen registreeren, doch zich zelfs als
b\'zonder krachtig voordeden.

Wij konden verder vaststellen dat het opstijgend
gedeelte van de curven steeds steiler uitvalt dan het
afdalend gedeelte. De crescentie tot de decrescentie
Verhoudt zich als 1 tot 4,

In het hoofdstuk, dat gewijd is aan het optredend
herstel der autcmatie bij doorstrooming met kalium-
hcudende Ringersche vloeistof, zullen wij deze con-
tracties uitvoeriger trachten te schetsen.

Stiles. Amer J. of Physiol, Vol, V, p, 338.

-ocr page 34-

HOOFDSTUK HL
PROEFOPSTELLING.

Bij voorkeur hebben wij bij onze proeven, waarbij
wij kikvcrachen van verschillende grootte bezigden
van de doorstrooming van het rectum door middel van
den bloedbaan gebruik gemaakt. Wij gingen hierbij als
volgt te werk. De hersenen en het ruggemerg werden
door bet insteken van een naald door het achterhoofd-
gat in de schedelholte en wervelkolom op de gebruike-
lijke wijze grondig vernield. Vervolgens werd de huid
van het abdomen en thorax verwijderd en evenzoo ge-
schiedde dit met de bedekkende spieren en het borst-
been, zoodat wij den tractus intestinaUs en de horst-
organen voor ons hadden.

Het rectum is dan duidelijk zichtbaar. Vervolgens
werd dit aan de orale zijde dwars doorgeknipt iets bo-
ven de plaats waar het strengvormige gedeelte begint,
Groote darmmassa\'s, lever, milt, longen, kortom alle
organen behalve het hart en de bloedvaten werden na
met garen afgebonden te zijn, doorgeknipt en verwij-
dert, zoodat het rectum slechts met zijn naaste omge-
ving in situ bleef.

Het praeparaat kwam op den rug te liggen, terwijl
dit met eenige spelden aan een kurkplaatje bevestigd
werd. Dit kurkplaatje werd eenige c,M, boven een zin-
ken bak aan een statief vastgemaakt. Aan het qraal-
waartsch gelegen gedeelte van het resteerende rectum
werd een draad vastgemaakt en het andere einde daar-
van aan een hefboom bevestigd, die de bewegingen op
een roteerende beroette 24 uur trommel eenige malen
vergroot overbracht.

-ocr page 35-

Een glazen canule werd in de aorta geschoven en
verbonden met een caoutchouc slang, die de circulatie-
vloeistof bevatte, die met Mariottesche flesschen in
verbinding stond.

Het spreekt van zelf dat eventueele bloedstolsels,
die zich in de glazen canule vormden, verwijderd wer-
den, en men ook zorg droeg lucht-embolie te voorko-
men. De doorstrcoming geschiedde uit 3 naast elkaar
geplaatste flesschen van Marictte, die beurtelings in
gebruik werden genomen. Daar \'elke proef gemiddeld
3 dagen aanhield, diende een bepaalde flesch uren
lang als bron, In het algemeen kunnen wij wei dit con-
stateeren, dat het doorstroomende vloeistof ruim vol-
dc&nde dcorliep. Wij gebruikten globaal genomen ruim
2 L, per 24 uur, soms meer, soms minder.

De druk waaronder de doorstrcoming in onze proe-
ven geschiedde, was ± 10 c,M, waterdruk. Telkens bor-
relde een luchtbel door de Ringersche vloeistof en
zorgde voor .«.ëriseering. Daar het ampcullevormig ge-
deelte van het rectum steads met faeces gevuld was
hebben wij aanvankelijk eerst met een spuit deze uit-
gespoeld, spoedig bleek, dat dit van geenerlei invloed
was en dit toen verder nagelaten.

Daar het om meer dan een reden wel wenschelijk
leek ook proeven met een geisoleerd rectum te verrich-
ten, heb ik ook van deze methode voor enkele mijner
proefreeksen gebruik gemaakt.

De methode om een rectum te isoleeren laat zich
aldus beschrijven. Op de gewone wijze vindt vernieti-
ging van hersenen en ruggemerg plaats. Het dier wordt
op de buik gelegd en de achterpooten uit elkaar ge-
spreid, dan de huid in groote breedte om den anus los
gepraepareerd en dit steeds kopwaarts omgeslagen. Ik
vind het meer voor de hand liggen deze huidlap een-

-ocr page 36-

voudig te verwijderen, waarin ik dan met J o s e f
S ic h ü 11 e r verschil.

De fascie wordt langs het stuitbeen gespleten en
het stuitbeen met een pincet iets naar boven getrokken.
Vervolgens worden met een schaar de spieren, zich
rechts en links van de stuit aanspannend, naar boven
doorgeknipt. Het stuitbeen is nu vrijgemaakt en wordt
verwijderd- Men krijgt dan de anus en een groot ge-
deelte van het rectum zeer overzichtelijk voor zich.
Daarna wordt de buikholte ruim geopend en het
rectum van blaas en enkele andere verbindingen vrij-
gemaakt, zoodat wij dit geheel geïsoleerd voor ons
hebben. De laatst beschreven methode vereischt bij
voldoende oefening slechts enkele minuten, evenals de
reeds eerder beschrevene.

Het aldus geisoleerde rectum wordt in een glazen
buis met een doorsnede van drie centimeter en een
inhoud van 70 c,M^ gebracht, dat op den bodem een
glazen haakje heeft, waaraan een lus bevestigd werd,
die aan het rectum verbonden werd. Aan de bovenzijde
van dit darmstuk werd een draadje vastgemaakt, die
de contracties door middel van een hefboom eenige
malen vergroot op een beroette 24 uur-trommel over-
bracht, De versche doorstroomingsvloeistof werd door
een opening in den bodem toegevoerd, zoodat de per-
manente afvloeiing door een overloop of langs de ran-
den geschiedde. Het bedoelde glazen vat werd het
eerst beschreven door A, Lohmann en een beschrijving
ervan vindt men terug in het proefschrift van. L i d t
d e J e u d e, terwijl
E. H, J a n n i n k en B. B a k k e r
bij hun proefnemingen de eerste met den dunnen darm,

Josef Schüller. Archiv für Experimentelle Patho-
logie. Band 90-91, blz. 196,

-ocr page 37-

de tweede met den Oesophagus er gebruik van maak-
ten.

Daar beide proefopsteUingen, zooals licht te begrij-
pen is, hun voor- en nadeelen hebben, heb ik van beide
methoden aanvankelijk slechts van de eerste gebruik
gemaakt, omdat de doorstrooming vanuit de bloedbaan
toch wel beter toescheen, Intusschen bleek mij toen
ik tot de tweede methode overging dat bezwaar van
theoretischen aard te zijn en vooral niet te hoog te
moeten worden aangeslagen.

Wij lieten het rectum eerst eenige uren aan zijn
lot over, want door den onvermijdelijken prikkel aan \'t
praepareeren verbonden, was er een betrekkelijke
sterke tonus, die echter spoedig verdween; eerst daar-
na lieten wij de contracties registreeren.

Wij behoefden bij onze proeven niet bevreesd te
zijn, dat mchanische prikkels, zooals die "Dij het om-
zetten van de eene vloeistof op de andere ontstaan,
een rol van beteekenis konden vervullen; van deze
prikkels is door ons nimmer eenigerlei uitwerking be-
speurd,

Hoe betrekkelijk ongevoelig het rectum dus voor
zwakke mechanische prikkels moge blijken, onze aan-
vankelijk talrijke mislukte proefnemingen, die ons veel
tijd gekost hebben, hebben ons intusschen wel dit ge-
leerd, dat het daarentegen zeer gevoelig is voor chemi-
sche invloeden.

Wij gingen bij onze proeven uit van de kaliumlooze
Ringersche vloeistof, waaraan dan de verschillende
stoffen werden toegevoegd. Deze kaliumlooze Ringer-
sche vloeistof heeft dezelfde samenstelling en de zou-
ten werden in dezelfde volgorde toegevoegd, zooals
wij dat bij anderen in extenso reeds meermalen be>
schreven vinden.

-ocr page 38-

. In het algemeen was de reactie van onze Ringersche
A^loeistof met neutraalrood als\' indicator bepaald,
uiterst zwak zuur, althans niet duidelijk alkalisch.

Toevoeging van natrium-bicarbonaat tot een neu-
trale reactie optreed, deden wij niet om de eenvoudige
reden dat dit ons overbodig bleek. Glucose, dat steeds
K, zou bevatten, hebben wij nooit toegevoegd en even-
min is het noodig gebleken aan de doorstroomings-
vloeistof lecithine toe te voegen.

De gemiddelde levensduur van een rectum in situ
bedraagt ongeveer drie dagen, bij het geïsoleerd orgaan
was de levensduur wel iets korter.

Hierbij zij evenwel opgemerkt, dat de proeven met
doorstrooming van October dateeren en begin Mei
eindigden, terwijl bij het geïsoleerde rectum de proe-
ven in Mei aanvingen, In hoeverre dus de temperatuur
enz, een rol-speelt, laat ik in het midden.

De proeven werden in een onverwarmd vertrek ver-
richt, daar een eenigszins hooge warmtegraad voor den
goeden gang van zaken min bevorderlijk bleek.

Om over de werking van een bepaalde stof een oor-
deel te kunnen vellen, wachtten wij een uren-durenden
stationnairen toestand, resp. een completen stilstand af
en voegden dan pas de nieuwe vloeistof toe, waarmee
wij wenschten te experimenteeren. Dit gaf zooals van
zelf spreekt wel eenig tijdverlies, maar het was ons op
deze wijze mogelijk met bijna wiskundige zekerheid
bijkomstige overgangsverschijnselen uit te sluiten.

-ocr page 39-

HOOFDSTUK IV.

DE AUTOMATIE VAN HET RECTUM ONDER
INVLOED VAN KALIUM.

le. Stilstand op kaliumlooze Ringersche vloeistof.

2e. Herleven op kaliumhoudende Ringersche vloei-
stof.

Alvorens de verkregen uitkomsten van onze proef-"
nemingen aan een eenigszins uitvoerige beschouwing
te onderwerpen dienen wij toch eerst in het kort even
na te gaan aan welke toestandsvoorwaarden voldaan
moet zijn, wil een orgaan, dat in zichzelve het vermo-
gen tot automatie latent aanwezig heeft, dat verschijn-
sel te aanS(chouwen geven.

Verschillende oorzaken moeten onderling tot een
harmonisch geheel samenwerken en een verstoring\'\'
daarvan heeft óf een ophouden öf een niet optreden
der automatie tengevolge.

Een der physische factoren, die aanwezig moet zijn
is die der temperatuur, deze ligt in ons geval liefst
tusschen 2" en 29" Celsius, Dit ervoeren wij toen, ten
gevolge van felle koude nachten eenige onzer proeven
door de groote afkoeling mislukten. Verder moet het\'
voedingsmilieu een dusdanige samenstelling hebben,
dat de vereischte mate van osmotische spanning aan-
wezig is.

Bovendien geldt als voorwaarde, dat een bepaalde
mate van balanceering en als verdere voorwaarde een
zekere mate van radioactiviteit aanwezig moet zijn.

Van de voor de automatie vereischte voorwaarden
zullen wij in dit hoofdstuk de bioradioactiviteit in
oogenschouw nemen in zooverre als deze aan het ka-

-ocr page 40-

lium-element gebonden is. De kring der automatiën,
waarvoor men kan aantoonen, dat de radioactiviteit
als een der bestaansvorwaarden noodzakelijk is, neemt
steeds in uitgebneidheid toe,

In de allereerste plaats werd dit voor de automatie
van het hart bij koudbloedige dieren (kikker, prik, aal,
pad, schildpad) vastgesteld, vervolgens kan men dit
eveneens voor een warmbloedig dier (konijn) aantoo-
nen.

Daarna bleek dit ook voor den darm van het konijn,
kat, cavia, muis van kracht te zijn. Aan C, E, B e n j a-
rnins en B. Bakker gelukte dit voor den Oeso-
phagus van den kikvorsch.

Wat nu de bewegingen in het bijzonder van het rec-
tum van den kikvorsch betreft, een proefobject, dat
voor het kaliumvraagstuk nog niet gediénd had, deden
wij al spoedig de volgende ervaringen op.

Nadat wij de proef opgesteld hadden, begonnen de
contracties in den regel aanstonds zeer krachtig. Deze
samentrekkingen kwamen bij doorstroomen met ka-
liumlooze Ringersche vloeistof uiterst langzaam tot
rust onder voortdurende vermindering van intensiteit.
Dit duurde in den regel meer dan 12 uur, vaak zelfs
een etmaal. De manier van stilstand is geleidelijk, soms
meer plotseling, zoodat op een oogenblik van nog zeer
krachtige samentrekkingen op eenmaal verslapping en
volslagen bewegingloosheid optreedt.

Hadden wij dezen volkomen stilstand, blijkende uit
de n3ichte lijn, die de hefboom beschreef, eenmaal be-
reikt, dan konden wij dien gedurende uren onderhou-
den zonder aan het rectum merkbare vitale schade te
berokkenen.

Voegden wij Ringersche vloeistof met een voldoen-
de hoeveelheid kalium toe, zoo traden, begeleid door

-ocr page 41- -ocr page 42-

slechts van ondergeschikte beteekenis v^^as de beneden-
en de bovengrens der dosis te Moeten te komen, hebben
wij naar de waarde niet verder gezocht.

Wij namen genoegen met het feit vast te leggen, dat
bij een absoluut stilstaand rectum de automatie weer
kon ontwaken als er slechts ± 100 milligram kalium-
chloride per Liter toegevoegd wordt; zonder kalium in
de doorstroomingsvloeistof is op den duur automatie
nooit bestaanbaar.

Tijdens den stilstand zal wel niet alle kalium ver-
wijderd zijn geweest doch mocht er evenwel nog K,
zijn, dan zal dit beneden de drempel van zijn werk-
zaamheid gebleven zijn.

Een vraag, die zich aanstonds aan ons opdringt is
wel dieze, welke voorstelling moeten wij ons vormen
omtrent het verdwijnen van het kalium uit het weefsel
en wel meer in het bizonder uit het spierweefsel,

iMet behulp van het in de jaren 1903—1904 en het
jaar 1881 door A, B, Macallum in de micro-
chemie als nieuw reagens ingevoerde reactie was het
mogelijk, nauwkeuriger dan dit vroeger het geval was,
kalium in de cel aan te toonen. Dit reagens voldoet in
de eerste plaats aan den eisch, dat het met de te on-
derzoeken stof snel en goed praecipiteert en ve-rder
ook zeer gevoelig is.

Er vormt zich bij aanwezigheid van voldoende Na
een oplosbare Na-K-Cobaltnitriet,

Bekend is het, dat noch in de normale noch in de
ziekelijk veranderde celkern kalium aanwezig is; dit
bevindt zich uitsluitend in het cytoplasma. Men heeft
verder o,m, kunnen constateeren, dat ook de onwille-

A. B. Macallum. Ergebnisse der Physiologie, VII
1908. blz, 600,

-ocr page 43-

keurige spieren van gewervelde dieren een duidelijke
hoeveelheid kalium bevat.

Organische verbindingen van bovengenoemd ele-
ment, afgezien van zijn zouten, hebben de neiging
kalium zelfs menigmaal explosief vrij te geven, wan-
neer zij met water in aanraking komen, met andere
woorden, deze verbindingen zullen gemakkelijk in
meer eenvoudiger overgaan.

Bij het verdwijnen van het kalium uit de gladde
spieren van het rectum stelde ik mij den gang van
zaken, ruwweg geschetst, als volgt voor: weliswaar
zullen de mogelijkerwijs aanwezige organische kalium-
verbindingen niet explosief van hun K, afstaan, maar
kalium zal toch in eenvoudiger verbinding overgaan,
en in een vorm, waar dit element bijv, voor diffusie
geschikt is. Aan den anderen kant zullen de anorgani-
sche kaliumzouten, die in het weefsel aanwezig zijn,
door de diffusie gemakkelijk buiten het celverband ge-
raken en derhalve diffundeeren.

Dat er inderdaad een werkelijk verdwijnen van
kalium uit de spier kan plaats hebben bij doorstroo-
ming met kaliumlooze Ringersche vloeistof, vindt steun
in de uitkomsten, die door Ze e huizen ■) begonnen
en door M, G, Streef ") zijn voortgezet en uitge-
breid bij verrassching van kikkerharten, die met ver-
schillende hoeveelheden K-houdende Ringersche opl,
doorstroomd waren. Werd namelijk een hart met hooge
K-dosis doorstroomd dan werd het aachgehalte, afge-
zien van bijzondere gevallen, toch niet hooger dan nor-
maal gevonden. De spiercel blijkt dus in gewone om-
standigheden niet in staat zijn eigen kalium-hoeveel-

-) H, Zeehuisen. Physiologendag 12 Dec, 1925,
\') M. G. Streef. Nog niet verschenen Proefschrift,

-ocr page 44-

heid te verhoogen. Een hart daarentegen, dat men met
lagere dosis dan de optimale K-hoeveelheid door-
stroomde, gaf bij verrassching een lagere waarde.
Het hart had dus van een zekere hoeveelheid K afstand
gedaan. Verder vond J, Clark, dat een hart hetwelk
6 uur doorstroomd de helft van het kalium verloren
had.

Op een andere wijze toonden in het jaar 1921, M i t-
c h e 11 en W i 1 s
O n aan, dat dwarsgestreepte spie-
ren van den kikvorsch kalium bij doorstroomen verlie-
zen, waarbij deze beide onderzoekers gebruik maakten
van de werkwijze door Claus aangewezen om K,
aan te toonen. Dit geschiedde langs spectroscopischen
weg. Bij hun proeven bleken bepaalde spieren (de m.
vastus femoris) 0,338 % K, te bevatten.

Doorstroomden zij aanvankelijk gedurende 15 min,
dan was het K, gehalte gedaald tot 0,275 %. Door^
strocmen gedurende 90 min, deed de hoeveelheid ka-
lium dalen tot een bedrag van 0,222 %. Een grooter
kalium-verlies kan men ook teweegbrengen door spie-
ren tot het uitersten graad van vermoeienis te brengen
en wel door middel van electrische prikkeling, de ge-
prikkelde spier liet dan tweemaal zooveel kalium los
als een spier, die behoudens de prikkeling, onder ove-
rigens dezelfde omstandigheden verkeerde, te weten

doorstrooming.

Het kaliumgehalte van de onvermoeide spier was

1,70 "/«O en van de vermoeide 0,89 "/o».

Omtrent elke contractie op zichzelf beschouwd, kun-
nen wij enkele mededeelingen laten volgen.

De samentrekkingen van het rectum behooren tot

Mitchell en Wilson. Jowin of Gen. Physiol, V 4
pg.45, 1921,

-ocr page 45-

een langzaam type; hun aantal, dat onder verschillen-
de invloeden aan sterke schommelingen onderhevig is
bedraagt 18-25 per uur.

Wanneer, door welke oorzaak dan ook, de functie
van het rectum gaat verflauwen, wordt de frequentie
belangrijk minder. Bij een proef, medegedeeld door
Jos\'ef Schüller, geeft deze voor een zelfde
rectum in situ voor den duur van een contractie per
minuut de volgende uiteenloopende getallen 1, P/a, 2,

2, IV^ IV». 2, 1, 1% 2, 2, 1, 5, 2, 2, 2\'h, 2, 2%

Wij vonden getallen van ongeveer dezelfde grootte,
waarbij wij ook waarden constateerden, die sterk uit-
een liepen zonder dat de omstandigheden ook maar in
een enkel opzicht veranderden.

Zeer duidelijk treedt deze afname der frequentie op
als wij met zoogenaamde groepvorming te maken heb-
ben, doch ook zonder dat hiervan sprake is kan een
tijdelijke verlengde contractie-duur optreden.

De contracties zijn aan recta, die nog in een goeden
toestand verkeeren, uiterst krachtig, ik heb dan ook
steeds de overtuiging gekregen, zoo dikwijls ik die
contracties waarnam, dat deze toch wel de krachtigste
van den geheelen tractus intestinalis moeten zijn, wat
ook wel eenigszins voor de hand ligt, maar Stiles")
eischt dit op voor de contracties van den oesophagus.
Het verkorten van het rectum gaat, zooals bij het regis-
treeren blijkt, vlugger in zijn werk dan op daarop
volgende verslapping. Om een voorbeeld te noemen
constateerden wij, dat de verkortingsperiode
40 sec,
duurde, terwijl de daarop volgende periode van ver-
slapping
160 sec, in beslag nam. Ongeveer was de ver-
houding steeds
als 1 : 4 terwijl bij den oesophagus de

") S/i/es. t. a, p.

-ocr page 46-

verhouding van crescentie tot decrescentie als 2 ; 3
geldt.

Wij kregen in sommige gevallen den indruk, dat de
sam.entrekking als eenparige versnelde beweging was
op te vatten, naar het midden der contracties overging
in een eenparige vertraagde, zoo ongeveer als een val-
lende kegel, maar veel meer dan een indruk is dit ook
niet.

Dat de kracht van de automatie bij de verschillende
praeparaten niet steeds dezelfde is spreekt natuurlijk
vanzelf. Er zijn recta, die direct hun volle kracht ont-
vouwen, terwijl andere geleidelijk aan beginnen. Waar-
schijnlijk zal dit voor een deel zijn oorzaak vinden in
het meer of minder ruw behandelen van het praepa-
raat, maar voor een ander deel is dit stellig in het
object zelve gelegen.

Het gecompliceerde aanzien, dat de contracties van
gladde spieren maken, en het rectum maakt hierop
geen uitzondering, verklaart W o o d w o r t h als
het gevolg hiervan dat spiervezelgroepen op verschil-
lende tijdstippen zich samentrekken en dan met ande-
re interfeeren. Een verklaring, die goed met het waar-
genomene in overeenstemming te brengen is.

Tonus-fluctuaties zouden in dezen gedachtengang
als het gevolg van afwisselende contracties in verschil-
lende spiergroepen zijn op te vatten.

Woodwcrfh. Amer J, of Physiol, 1900, Vol, III,

-ocr page 47-

HOOFDSTUK V.

DE AUl OMATIE ONDER INVLOED VAN U.

Aan verschillende organen is reeds de mogelijkheid
gebleken de stilstand tengevolge van kalium-onttrek-
king ingetreden te verbreken, dus de automatie weer
aan gang te brengen.

Voor de automatie van het hart geschiedde dit door
Zwaardemaker, Feenstra en Benjamins,
aldus de grondslagen leggend voor de eerste wet der
radiobiologie.

Voer de muizen- en konijnendarm werd dit gedaan
door E, H. Jannink, terwijl d e R a a d overeenkom-
stige waarnemingen aan den uterus van het konijn
vastlegde. Benjamins en evenzoo Bakker kon-
den de cesophagus van den kikvorsch met uranylnitraat
houdende kaliumlooze Ringersche vloeistof na stilstand
weer doen kloppen, maar zulk een herstel duurde
slechts \'een paar uur, Jannink en de Raad mee-
nen dan ook, dat het herleven op uranylnitraat minder
krachtig is dan op K, Eerstgenoemde meent de ver-
klaring in de moeilijkheden eener juiste doseering tc
moeten zoeken, terwijl de andere een verklaring hierin
meent te vinden, dat het U-ion een andere valentie en
grooter atcomgewicht bezit dan het K-ion, Bovendien
trekt men nog een wissel op de giftigheid van het U,
Al deze factoren zouden gezamenlijk in staat zijn de
aan K minderwaardige werking van het U te verklaren.
Daar mijn uitkomsten in enkele opzichten afwijken
van de bovengenoemde onderzoekingen, zal ik in de
volgende regelen mijne ervaringen weergeven. Aan-
vankelijk gingen wij tastenderwijs, zonder eenig an-

-ocr page 48-

•dere richtsnoer dan de vroegere ervaringen, uit van
een doorstroomingsvloeistof waarin het kalium door
8 mgr, uranylnitraat per L. vervangen was.

Deze herhaalde malen verrichtte proeven vielen
steeds negatief uit, met opzet vermeld ik ook deze
negatieve, omdat mij deze zelfde doseering in het
Hoofdstuk VHI voor een andere proef van dienst was.
Daarop gingen wij over tot een hoeveelheid van 20
mgr, uranylnitraat per L„ maar ook deze samenstel-
ling bleek ook weer niet de juiste te zijn en resultaten
bleven uit. Het vermoeden lag dus voor de hand, dat
de doseering misschien binnen deze uitersten moest
liggen. Daarom beproefdn wij een hoeveelheid uranyl-
nitraat van 10 mgr, per L, Deze doseering gaf ons en-
kele langzame niet zeer krachtige contracties, zoodat
deze aanvankelijke uitkomsten konden dienen tot lei-
draad voor ons verder handelen en wel in tweeërlei
opzicht, in de eerste plaats, omdat wij de laagste grens
van werkzaamheid in handen hadden en in de tweede
plaats, dat wij konden hopen, dat bij stijgende dosee-
ring de werking van uranylnitraat op de automatie
beter tot zijn recht zou komen. Inderdaad bleek uit de
uitwerking, die een hoeveelheid uranylnitraat van 12
mgr. per L, had, dat deze hoeveelheid tot krachtige,
zeer langdurige contracties voert, die voor K,-
icontracties niet onder behoefden te doen. Met
andere woorden, hebben wij de juiste doseering van
het U in handen, zoo ontvouwt het U^element even-
goed als het K-element het vermogen om rectum-auto-
matie te wekken. Geen spoor van giftwerking was te
bekennen. De contracties elk voor zich beantwoordden
aan die, welke wij bij doorstrooming met K, kennen.
Hun aantal wisselt bij een zelfde rectum zeer sterk

-ocr page 49-

en bedraagt ongeveer 15-25 per uur. Hier duurt de
verkorting ook aanzienlijk veel korter als de daarbij
behoorende verslapping. Mijn inziens is bij een opti-
male U-oplossing zuiver en alleen radioactiviteit en
niets anders in het spel,
(Fig. 4>)

Gingen wij nu de hoeveelheid uranylnitraat per L.
verhoogen b.v, van 12 mgr. op 15 mgr,, dan namen wij
het verschijnsel van tonus-verhooging waar, echter zeer\'
ten koste van de contracties, die minder krachtig en
langzamer uitvielen. Bij een hoeveelheid van 20 mgr.
Uranylnitraat vonden wij wel sterke tonus-verhooging,,
maar daar was dit blijkbaar een belemmering, want
contracties traden niet op.

Uit deze proeven blijkt wel dat het rectum voor
Uranium een hooge mate van gevoeligheid aan den dag
legt. Vérder is voor het Uranium door proeven op an-
dere organen nog komen vast te staan, dat de gevoelig-
heid voor dit element door bepaalde stoffen kan wor-
den gesensibiliseerd, maar het lijkt meer gewenscht ter
vermijding van herhalingen en voor een beter overzicht
deze werking in een afzonderlijk hoofdstuk te bespre-
ken.

Wanneer men verlangt zich een\' denkbeeld te vor-
men omtrent de werking van het Uranium in de spier
en wel naar analogie van U-bepalingen, die G. M.
S t r e e f f op harten van kikvorschen gedaan heeft,
zal men de doorstroomingen van de aorta uit door
omspoelingen van het geisoleerde orgaan hebben te
vervangen. Dit gelukt ook zeer goed. Ook dan ont-
waakt, wanneer men aan de kaliumlooze vloeistof, die
het rectum tot stilstand heeft gebracht, een geschikte
boeveelheid uranium toevoegt, de verdwenen icontrac-
ties. Wij beelden hier zulk een geval af,
(Fig, 5.)

Bij aschbepalingen, mochten zij eenmaal ook voor

-ocr page 50-

tt».
ON

Fig. 4.

18 XI \'25. — Rana esc. Ruggemerg en hersenen vernield, rectum vrij gepraepareerd. doorstrooming
langs bloedbaan met kaliumlooze Ringer.
Herleven op toevoeging aan deze vloeistof van 10 mgr.
Uranylnitraat per L. Na 4 uur optreden van contracties, die gedurende
5 uur blijven.

-ocr page 51-

Fig. 5.

Begin 7 Mei, eind 8 Mei. — Geisoleerd rectum. Na
omspoeling met kaliumlooze Ringersche vloeistof stil-
stand der ccntracties. Toevoeging aan deze vloeistof
van 12V-. mgr. uranylnitraat per L. doet contracties op-
treden, na 2 uur met verhcoging van tonus gepaard

gaande,

het rectum geschieden, zou dan kunnen worden uitge-
maakt, welke proefopstelling de meest rationeele is,
óf omspoeling van het geïsoleerde rectum óf doorstroo-
ming van het orgaan in situ. Mijn voorloopige indruk
is, dat de tijd van tot rust komen door kalium-onttrek-
king en de latente periode voorafgaande aan het uraan-
ontwaken en ook de kracht der contracties in beide
gevallen niet veel verschillen, maar dat de toestand
van het orgaan in het algemeen toch bij doorstrooming
beter bewaard blijft.

-ocr page 52-

Vatten wij de uitkomsten in het kort samen dan
kunnen wij zeggen dat het radioactieve elenient Ura-
nium in een doorstroomingsvloeistof zonder kalium,
mits in goede hoeveelheid, de werking van het kalium
vervangt. De automatie van het rectum staat dus onder
heerschappij van de eerste wet der bioradioactiviteit,
die aldus luidt; radioactieve stoffen zijn onderling
tot wederkeerige vervanging in een doorstroomings-
vloeistof in staat, mits de juiste doseering (corpusculo-
aequivalentie of wel in het weefsel radioaequivalentie
in acht genomen wordt,

TABEL DER URANIUMPROEVEN.

Latende periode

Duur der

Toestand aan

DATUM

in uren gerekend
vanaf uraan-
toevoeging

contracties
in uren

aan het eind
der proef

7

IX \'25

6

rotting

13

X \'25

rotting

15

X \'25

5V»

rotting

29

X \'25

2

3

rotting

31

X \'25

2

2

rotting

4

XI \'25

8

4

rotting

9

XI \'25

IV\'

10

rotting

16

XI \'25

vh

extreme tonus-
verhooging

18

XI \'25

6

6

rotting

19

XI \'25

8

rotting

26

XI \'25

6

4

sterke tonus

1

XII \'25

4

rotting

7

V \'26

4

geisol, rectum

Gemiddeld

yh

-ocr page 53-

HOOFDSTUK VL

EVENWICHTEN U K.

Het verschijnsel, dat wij in dit hoofdstuk nader zul-
len beschouwen en radio-physiologisch evenwicht zul-
len noemen, is reeds in 1916 door Zwaardemaker
aan harten van koudbloedige dieren vastgesteld. De
regel, die het beheerscht, wordt als tweede wet der
bioradioactiviteit aangeduid. Gevoegelijk kunnen wij
deze wet in de volgende aan den ontwerper ontleende
woorden samenvatten.

Een orgaan, dat tegelijkertijd aan twee radioactieve
elementen in optimale hoeveelheden maar onderling
van antagonistischen aard onderworpen is, verliest zijn
automatic, die elk radioactief element op zichzelf, bij
afwezigheid van het andere in staat zou zijn te onder-
houden.

Aan dit verschijnsel ligt een physiologisch proces
ten grondslag, want zoowel in de ionisatiekamer, als
bij de inwerkingen op de fotografische plaat gaan beide
werkingen door elkaar niet het minst beinvloed, onge-
stoord hun gang.

Spreekt men van evenwicht, dan heeft men dus die
toestand van een orgaan voor oogen, waarbij de auto-
matic verdwenen is, hetzij door doorstrooming hetzij
door omspoeling met een mengsel bijv, van K en U
mits daarop volgende doorstrooming met kaliumlooze
Ringersche vloeistof de automatic doet ontwaken.

Een verdere voorwaarde van een evenwicht is die,
waarbij een wijziging van een der radioactieve, samen-
stellende stoffen van het mengsel een terugkeer der

■i

-ocr page 54-

verloren automatie tot stand brengt. In het algemeen
zal om de tweede wet aannemelijk te maken aan een
verhooging van één der componenten meer waarde ge-
hecht moeten worden dan aan een verlaging, om de
tegenwerping, die zich zou opdringen, dat het mengsel
•eventueel door zijn giftigheid de contracties onder-
drukt, te weerleggen.

Bij het opsporen van een evenwichtsmengsel gingen
wij uit van wat ten naaste bij de optimale uranium-

Fig. 6.

25 I \'26, — Rana esc, Ruggemerg en hersenen vernield,
rectum vrij gepraepareerd. Doorstroomd langs bloed-
baan, Stilstand der contracties op uranylnitraat 12^1-2
mgr, kalium-chloride 70 mgr, per L. aan de K.-looze
Ringersche vloeistof toegevoegd.

-ocr page 55-

oplossing te noemen valt en wel I2V2 mgr, uranyl-
nitraat per L, naast 70 mgr. kaliumchloride. Daar wij
in het vorige hoofdstuk gezien hebben tot welke krach-
tige en tevens langdurige contracties het rectum onder-
invloed zoowel van het eene als van het andere zout
in staat is, mocht redelijkerwijs verwacht worden, dat
samenvoeging een evenwichtsmengsel zou kunnen op-
leveren, Immers verhooging en verlaging der hoeveel-
heid per L, oefenden een nadeeligen invloed op de
contracties uit. Voor het kaliumzout hebben wij eerst
100 mgr, gekozen, doch later, na eenig zoeken, een
hoeveelheid van 70 mgr, per L, genomen.

Wij hebben dit mengsel, dus bestaande uit 127^ mgr,
uranylnitraat en 70 mgr. kalium-chloride per L, in onze
proeven als standaard-mengsel beschouwd. Wij hebben
het in lange reeksen van experimenten steeds gebruikt
en over de verkregen uitkomsten niet te klagen gehad,
In bijna alle gevallen trad op het mengsel een volko-
men stilstand op, wanneer eenige uren doorstrooming
had plaats gevonden,
(Fig. 6.) Nadat eenige uren vol-
maakte stilstand bestaan had, riep doorstrooming met
kaliumlooze Ringersche vloeistof na een bepaalden
tijd wéér contracties in het leven,
(Fig. 7.)

Wij konden een hervatten der contracties na eenigen
tijd waarnemen; deze waren vrijwel van hetzelfde lang-
zame type als na herleven op U. wat hun aantal per
uur betreft en wat de aard van elke contractie op zich-
zelve betreft, zij vermeld, dat wederom de verkorting
veel korter duurde dan de verslapping en wel in een
verhouding 1 : 4.

Voor een verklaring van dit verschijnsel neemt
Zwaardemaker aan dat de herleving plaats grijpt
doordat kalium-ionen, die zooveel lichter zijn, gemak-
Icelijker worden uitgespoeld, dan de Uranium-ionen,

-ocr page 56-

\' Fig. 7.

26 r \'26. — Herleven der ccntracties na T/» uren door-
strocmen met kaliumlcoze Ringersch\'s vloeistof. De
contracties houden uren aan, ten slotte minder krachtig
wordend. De tijd van actie duurde 9 uuf.

die vele malen zwaarder zijn en dié zich bovendien
aan het cytoplasma vaster schijnen te hechten. De
diffusie-snelheid van kalium-icnen is trouwens dubbel
zoo groot als die van uranyl-ionen gebleken. Deze ver-
klaring lijkt wel zeer aannemelijk. Mogelijk zouden
asch-bepalingen, die vo:r het rectum nog niet verricht
zijn, zooal niet bevestiging voor deze opvatting geven
dan toch nog meer aannemelijk kunnen maken, ja mis-
schien zelfs zullen in de toekomst microchemische re-
acties op Uranium ons inzicht nog kunnen verruimen.

-ocr page 57-

Fig. 8.

Rana esc, — Stilstand op mengsel uranylnitraat 70
mgr,
kalium->chloride; bij witte stip herleven door toe-
voeging van 12 mgr. uranylnitraat per L„ hetwelk na
96 minuten plaats vindt. De contracties duren 10 uren.

m

-ocr page 58-

Daar het in het algemeen geen gemakkelijke taak is
evenwiehtsmengsels op te sporen, en dit vooral voor
het rectum zeer tijdroovend is, hebben wij, toen wij het
„standaardmengsel" eenmaal in handen hadden, met
het oog op den geringen tijd, die ons wegens het nade-
ren van den zomer ten dienste stond, niet naar meer-
dere evenwiehtsmengsels gezocht. Dit verklaart een
zekere uniformiteit/ of zooals gij wilt een bepaalde
eentonigheid, die toch ook aan den anderen kant voor
onze proefnemingen zeker van eenig nut is gebleken.
Aan den tweeden eisch om in de samenstellende be-
standdeelen veranderingen aan te brengen konden wij
eveneens voldoen door van het mengsel van K en U
de hoeveelheid U, te verhoogen.
(Fig. 8.)

Wij konden urendurende contracties te voorschijn
roepen met een type gelijk aan kalium-contracties

Gedurende de proef was een lang toenemende Üchte
tonus-vefhooging merkbaar.

Op indirecte wijze hebben wij ook nog aan de/.Q
tweede wet voldaan. Wij voegden namelijk aan het
mengsel, als dit een stilstand teweeg gebracht had, een
stof toe, die voor een der metalen sensibiHseerdie,
Een der metalen kreeg derhalve een verhoogde wer-
^ king met als gevolg, dat het evenwicht verbroken werd
naar die zijde. Deze proeven zullen wij echter in een
volgend hoofdstuk afzonderlijk b\'espreken.

-ocr page 59-

TABEL VAN DE EVENWICHTSPROEVEN,

Toestand
eind van
de proef

Ontwaken door

rotting
stilstand
trommel
rotting
rotting

DATUA^

Tijds-duur
van meng-
sei tot
stilstand

Latende periode

in uren
vanaf vei breken
van evenwicht

Duur van
de contrac-
ties in uren

17 Xll

\'25

34

4

4

7 1

\'26

48

5

5

14 1

\'26

26

4

18 I

\'26

30

5

374

25 1

\'26

25

1^/4

9

1 111

\'26

20

2\'U

6

4 111

\'26

24

l\'U

VI,

16 111

\'26

40

l\'U

6

8 III

\'26

24

3

1^/4

10 III

\'26

27

l\'/2

10

20 LX

\'26

30

VI,

374

22 LX

\'26

17

2

4

26 LX

\'26

18

6

?

29 LV

\'26

30

1=^/4

4=\'/4

3 V

\'26

24

3\'/2

5

7 IV

\'26

30

V2

117;

12 IV

\'26

30

1

8

31 III

\'26

26

4

272

16 IV

\'26

28

2

272

Gemiddeld

27

2\'/2

572

Kaliutnl. Ringer rotting

U herleven
»»

choline
tt

histamine
tt

adrenaline

-ocr page 60-

HOOFDSTUK VH,

DE INVLOED VAN ADRENALINE EN fflSTAMINE
OP DEN EVENWICHTSTOESTAND,
BENEVENS DIE VAN CHOLINE.

Met dit drietal stoffen, die in velerlei opzichten
uiteenloopende eigenschappen bezitten, hebben wij
nagegaan de invloed op een bestaande evenwichts-
toestand, zooals wij dit verkregen door langdurige
doorstrooming met een Ringersche vloeistof, die aan
radioactieve bestandeden 12\'/2 mgr, uranylnitraat en
70 mgr, kalium-chloride bevatte.

Uit onderzoekingen van Zwaardemaker kwam
aan het licht, dat een orgaan onder bepaalde voorwaar-
den gesensibiliseerd voor alphastralen kan worden, en
bij het bestaan van andere voorwaarden voor beta-
stralen. De tegenovergestelde werking, het desensibili-
seeren van een orgaan voor een dezer of voor beide
soorten stralen kon evenzoo bewezen worden.

Op welke wijze men kan uitmaken of wij met sen-
sibilisatie, dan wel desensibilisatie te maken hebben,
behoeft hier zeker niet gememoreerd te worden, In dit
opzicht veroorloof ik mij naar v, d. Bovenkamp\'s
proefschrift te verwijzen.

Nu stellen wij ons in de allereerste plaats de vraag
of adrenaline vermocht te sensibiliseeren, eventueel
desensibiliseeren. Een antwoord hierop kan men zich
verschaffen door iets van de stof in quaestie toe te
voegen- aan het mengsel, dat stilstand teweeg bracht.
Wanneer tengevolge van de sensibilisatie of desensibi-
lisatie een der componenten een overwicht verkrijgt,
zal dit tot een herleven der contracties aanleiding

-ocr page 61-

geven. De stilstand is immers als het ware de verdoo-
ving, waarin het rectum is gebracht door den juist
tegen elkaar opwegenden invloed van de kalium- en
de uraniumstralingen. Wanneer de gevoeligheid van
een dezer is vergroot of verkleind, zal het evenwicht
verbroken worden.

Men zal zich wel herinneren, dat deze stralingen elk
voor zich een automatie kunnen opwekken, doch te
zamen te kort schieten.

De proef richtten wij aldus in: Nadat de contracties
door doorstrooming van een mengsel van uranylnitraat
12^2 mgr, en kaliumchloride 70 mgr, per L, waren on-
derdrukt, hetgeen gemeenlijk meer dan 24 uren vor-
derde en daarna het rectum nog eenige uren onbe-
wegelijk was gebleven, werd adrenaline (*) toegevoegd
zodanig, dat een verdunning van 1 : 2 millioen werd
verkregen. Een roode verkleuring trad in de flesch te
voorschijn, een gevolg van toevoeging van adrenaline,
die echter zonder merkbaren invloed op de werkzaam-
heid dezer stof bleek. Na eenigen tijd, gemiddeld 2
uren, konden wij een herleven der automatie vaststel-
len.

Ter staving volgt de proef, die hierop betrekking
heeft,
(Fig. 9.)

Omtrent den aard der contracties laat zich dit zeg-
gen, dat zoover onze waarnemingen reiken, de con-
tracties langzamer waren dan bijv, bij een rectum dat
pas zijn contracties begint. Gelijk gewoonlijk zijn de
verkortingen veel korter van duur dan de daarop vol-
gende verslappingen, In het algemeen waren de con-
tracties echter krachtig en bleef het rectum nog uren

{*) Het adrenaline, dat wij bezigden, was het ge-
wone
links-draaiende adrenaline van Parker Davis,

-ocr page 62-

Fig. 9.

7 IV 26. — Rana esc. op de gebruikelijke wijze gedood. Stil-
stand der contracties door mengsel uranylnitraat I2V2 nigr
kalium-chloride 70 mgr. per L. aan kaliumlooze Ringersche vloei-
stof; herleven der contracties na doorstroomen met het mengel
waaraan
^j.^.000.000 adrenaline per L. is toegevoegd. Herstel der
contracties na 30 min. Zeer krachtige contracties,die 11 \'/auur duren.

-ocr page 63-

zijn automatie behouden. De bestaande periode gaande-
van het oogenblik van adrenaHne-toavoeging tot dat
van de hervatting der contracties zal gemiddeld 1 uur
hebben bedragen.

Ten einde na te gaan of soms het adrenaline in staat,
was bij een rectum, dat door K,-onttrekking stilstond,
contracties in het leven te roepen, hebben wij van de
K,-looze Ringersche vloeis,tof 1 : 2 millio&nste adre-
naline toegevoegd, maar geen spoor van herleven
waargenomen.

De tweede stof wier invloed op het verbreken van
het evenwicht werd nagegaan was histamine.

De automatie door de inwerking van het bovenge-
noemde mengsel gedoofd, herleefde na eenigen tijd
onder invloed van dit mengsel als er histamine aan
werd toegevoegd. Wij bezigden ergamine van Parker
Davis, dat een phosphaat van histamine is. Daarvan
werd 3 mgr, per L, toegevoegd.

Tot staving kunnen wij een der met deze stof ver-
kregen uitkomst doen volgen,
(Fig. 10.)

Omtrent de frequentie en den aard der contracties
kunnen we wel mededeelen dat d^j^, geen verschil-
punten opleverden met die welke door adrenaline in
het leven geroepen zijn, alleen sneller.

Ook hier viel de controleproef op de werkzaamheid
van histamine op het rectum als dit door K,-onttrek--
king stilstond, negatief uit.

Als laatste van tot dit drietal behoorende stoffen
vermelden wij de werking van het choline op den even-
wichtstoestand, verkregen door het reeds geschetste
mengsel.

Als choline maakten wij gebruik van het als enzytol
in den handel voorkomend praeparaat, dat 10 pet,.

-ocr page 64-

crä"

-ocr page 65-

Ftg. 10.

29 IV \'26, — Rana esc, op de gebruikelijke wijze ge-
dood, Stilstand der contracties op mengsel uranyl-
nitraat I2V2 mgr, kalium-chloridei 70 mgr, per L.
kaliumlooze Ringersche vloeistof. Herleven der con-
tracties als hieraan 3 mgr, histamine wordt toegevoegd,
hetwelk na ± 96 min, plaats grijpt. Krachtige contrac-
ties mst tonus-verhoogingi

choline-boraat bevat. Hiervan werd 0,3 cub, c,M, per
Liter toegevoegd,

In het algemeen bleek deze kleine hoeveelheid hier-
van voldoende om een evenwicht te verbreken,
(Fig. 11)
Voor choline afzonderlijk hebben wij zooals voor de
andere hiervoor genoemde stoffen eveneens een con-
troleproef ingericht met een negatieve uitkomst als ge-
volg, \' ; .
1 ;!i i

-ocr page 66-

Fig. 11.

22 IV \'26, — Rana esc. op de gebruikelijke wijze ge-
dood, Stilstand der contracties op mengsel. Daarna
aan dat mengsel ^jio c.M\', choline toegevoegd, geeft
4\'/\'» uur durende contracties te zien.

-ocr page 67-

TABEL.

Duur van
doorsfrooming
met\'mengsel
tot ^ilstand

30
30
26
28
30

17

18
30
24

1>ATUM

IV
IV
III
LV

7
12
31
16
20
22
26
29
3

\'26
\'26
\'26
\'26

IV \'26
IV \'26
IV \'26

IV \'26

V \'26

Latende
periode in uren
vanaf
verbreken

72
1
4
2
l\'/"
2
6

i\'U
372

Constrac-

liën
in uren

IIV,
8

2 I,
3\'/4

4

?

5

Ontwaken
door

adrenaline

choline
choline
choline
histamine
histamine

B[JZ<)NI>ERHE1)EN
EiND PROEF

ro

rotting

Stilstand trommel
rotting
rotting

Gemiddeld

26

27.

-ocr page 68-

HOOFDSTUK VHI.

SENSIBILISATIE DOOR KLEURSTOFFEN.
Flucrcsceine cn eosinc.

Wij zullen in dit hoofdstuk bij onze proefnemingen
ons tot een gansch andere groep van stoffen bepalen,
n.1,
een tweetal kleurstoffen, te weten fluoresceine en
eosine.

Verschillende onderzoekers en onder deze noem ik
slechts enkele, zooals Dreyer, Tappeiner, heb-
ben de photo-dynamische werking van kleurstoffen en
wel van fluoresceerende stoffen op één-cellige wezens
en ook op weefsels van dierlijken oorsprong voor ons
aannemelijk gemaakt, door er op tc wijzen, dat zij een
bizondere resorptie van het licht teweeg brengen, zoo-
dat dit in een straling van lager trillingsgetal wordt
veranderd, welk verschijnsel de naam draagt van dc
wet van S t o k e s. In ons geval wordt geen licht ge-
resorbeerd, doch radioactieve corpusculaire straling,
een gansch ander geval dus en van een omwerking van
licht tot lager trillingsgetal kan volstrekt geen sprake
zijn. Het is ook niet om bovengenpemde reden, dat
Zwaardemaker indertijd naging of van fluores-
ceine een bevorderende werking bij onze stralingen
zou kunnen uitgaan, doch uitsluitend op grond van
de overweging, dat zuiver empirisch een plaatselijke
fluoresceine-werking bij lupusweefsel was waargeno-
men, wanneer dat aan radioactieve bestraling eventu-
iciel werd blootgesteld.

Benjamins meende namelijk bij patiënten, lij-
dende aan lupus, die bestraald werden, opgemerkt te

-ocr page 69-

hebben, dat die waarbij het pathologisch veranderd
weefsel met fluoresiceine ter wille van de diagnose, be-
streken waren, een spoedigere genezing tot stand
. kwam.

Het gelukte reeds in het jaar 1916 ook bij afsluiting
van licht aan te toonen, dat de natrium-verbinding van
fluoresceine in een hoeveelheid van 100 mgr. per L. en
dezelfde verbinding van eosine in een quantum van 900
mgr, per L, aan een kaliumlooze Ringersche vloeistof
toegevoegd, aan het hart van koudbloedige dieren (de
kikvorsch) een verhooging der werking der radioactieve
stoffen te weeg te brengen, terwijl deze kleurstoffen op
zich zelf niet in staat blijken de automatie van het hart
in stand te houden. Ten einde beinvloeding van de
bovengenoemde lichteffecten uit te schakelen werden
gelijk reeds opgemerkt deze proeven bij buitensluiting
van chemische stralen (rood licht), ja zelfs in volslagen
duisternis genomen.

Uitvoeriger zijn deze proeven nog herhaald door A,
M, Streef en in zijn proefschrift nadere uitge-
werkt, Hierbij deed zich een gansch ander gezichtspunt
voor. Het quantum stralend element bleek in model-
proeven grooter geworden. De bevorderende werking
hing samen vermoedelijk met een verhoogde adsorptie
van de zware radioactieve elementen. Gaan wij uit van
een evenwichtsmengsel in ons geval weer van uranyl-
nitraat I2V2 en K.Cl, 70 mgr, per L, dan blijkt, dat de
kleurstoffen in staat zijn het evenwicht te verbreken.
Een overwicht voor de alphastralen blijkt dan tot stand
gekomen; het zware metaal heeft een overwicht over
het lichte, en dit gelijk in modelproeven waarschijnlijk
gemaakt door versterkte adsorptie.

A. M. Streef. Academisch Proefschrift, 1918,

-ocr page 70-

D, Bakker onderzocht bij het radiophysiologisch
-evenwicht K U, de sensibiliseerende werking van
fluoresceine voor den
Oesophagus van den kikvorsch.
Aanvankelijk benutte hij een dosis van 100 mgr, per
L, maar zonder een resultaat te kunnen boeken, doch
bij een dosis, waar deze hoeveelheid tot 300 mgr, ver-
hoogd was, werden onder tonus-toename zwakke on-
regelmatige contracties verkregen. Dit verschijnsel trad
enkel en alleen op als de stilstand tengevolge van
blootstelling aan dat evenwichtsmengsel was ontstaan
en niet wanneer de stilstand door kaliumlooze Ringer-
sche oplossing geschiedde.

Uit in den beginne talrijke mislukte pogingen een
herstel mat U, in het leven te roepen, was ons be-
kend, dat 8 mgr, Uranylnitraat aan een L, kalium-
looze Ringersche vloeistof toegevoegd, niet in staat is
de door K,-onttrekking te loorgegane automatie te her-
stellen, hoe lang ook de doorstrooming plaats vond.
Daar het fluroesceine naar het zware metaal sensibili-
seert, voegden wij na voldoend langdurigen stilstand
aan de kaliumlooze Ringer 8 mgr, Uranylnitraat per L,
toe, benevens 100 mgr, fluoresceine als sensibilisator.

Inderdaad mocht het ons gelukken een herstel der
■contracties waar te nemen,
(Fig. 12.)

Bij het rectum van een kikvorsch, dat met een meng-
sel van 1272 Uranylnitraat en 70 KCl Ringersche
vloeistof gedurende enkele uren geen spoor van con-
tracties had vertoond, werd aan de doorstrooming 150
mgr, fluoresceine toegevoegd. Na eenigen tijd traden
onder verhooging van den tonus de contracties weer
voor den dag. Deze contracties waren van behoorlijke
krachtj maar betrekkelijk langzaam,
(Fig. 13.)

Bij enkele proeven, die B, Bakker met eosine nam
om een evenwichtstoestand van den Oesophagus te ver-

-ocr page 71-

O

Fig. 12.

12 V. \'26. Rana esc. gedood door vernieling van hersens en ruggemerk. Stilstand
der contr. op K.-looze Ringersche vloeistof, benevens 8 mgr. uranylnitraat per L.

Na langdurigen stilstand toevoeging aan dat mengsel van 150 mgr. fluoresceine per
L., na 60 min. herleven der contracties gedurende ruim 9 uur.

-ocr page 72-

Fig. 13.

10 V \'26. Rana esc. gedood door vernieling van hersenen en ruggemerg. Stilstand der contractie
op mengsel uranylnitraat 12,5 kaliumchloride 70 mgr. per L. Herleven der contracties, na toe-
voeging van 150 mgr. fluoresceine per L. aan dat mengsel; na 130 min; 9 uur duur.

ON
OO

-ocr page 73-

breken, bereikte hij eerst met 500 mgr,, daarna met
700 en ten slotte met 900 mgr, per L. geen resultaat.

Bij de hooge doseering meende hij, dat de toxische
werking te zeer op den voorgrond trad en dus de door
sensibilisatie op te wekken contracties onderdrukt zou-
den worden.

Wij gingen bij het rectum uit van ons reeds meer-
malen genoemd evenwichts-mengsel en na voldoend
langdurigen stilstand, voegden wij 300 mgr. eosine per
L, hier aan toe.

Wij hebben wel resultaten bereikt, want wij konden
enkele contracties registreeren, \'Zooals uit onderstaan-
de figuur kan blijken,
(Fig. 14.)

Wanneer aan een kaliumlooze vloeistof wel eosine,
maar geen kalium werd toegevoegd, deden zich geen
bewegingen voor. Zij treden alleen te voorschijn, wan-
neer behalve eosine ook kalium was bijgevoegd. Men
kan dus zeggen, dat de werking ook van deze laatste
kleurstof op het spierapparaat van het rectum in be-
ginsel dezelfde is als die op het hart, vroeger waarge-
nomen.

Of dit effect en dat van fluoresceine bij het te zwak
gedoseerde uraanhart, gelijk voor het hart waarschijn-
lijk, bij het rectum op verhoogde adsorptie berust, dien-
aangaande heb ik geen oordeel.

-ocr page 74-

Fig, 14.

17 V \'26. Rana esc. gedood door vernie-
ling hersenen en ruggemerg. Stilstand op
mengsel van uranylnitraat 12.5 en kalium-
chloride 70 mgr. per L. Daarna toevoeging,
van 300 mgr. eosine per L. geeft na een
latentie van 96 min. gedurende een gelijk
tijdsverloop sterke contracties te zien.

-ocr page 75-

HOOFDSTUK IX.
TONUS-SCHOMMELINGEN.

Onder zoo talrijke omstandigheden deden zich bij
het rectum wijzigingen in den verkortings-toestand
voor, dat wij wel genoopt zijn, om niet te onvolledig te
zijn, ook omtrent deze schommelingen van meer lang-
durig beloop, zoogenaamde tonusschommelingen, het
een en ander mede te deelen. Weliswaar behoort de
bestudeering van den tonus, waaraan zich aanstonds
velerlei begrippen van allerlei aard associeeren, niet
tot het doel, dat ons voor oogen stond; daarom kunnen
wij volstaan met het volgende hieromtrent mede te
deelen,

B, Bakker vond, dat als.aan den oesophagus, die
door kaliumlooze Ringersche vloeistof tot stilstand ge-
bracht was, kaliumhoudende werd toegevoegd, aller-
eerst een korte periode van verslapping intrad. Op dit
tijdperk van afnemenden tonus volgde een, waarbij
tonusverhooging optrad, waarop ten slotte een tonus-
verlaging volgde, gevolgd door zwakke tonusschomme-
ling, Deze waarnemingen vonden wij ook voor het
rectum terug en evenzoo de uitspraak, dat kalium op
den duur zonder blijvenden invloed op den tonus
blijft. Tonusschommelingen zouden in den uraantoe-
stand ontbreken of slechts met moeite waarneembaar
zijn,

In cnze proeven daarentegen konden wij zeer dui-
delijk het gedrag van uraan ten opzichte van den tonus
tot uiting zien komen. Voegden wij namelijk, als het
rectum op kaliumlooze Ringersche vloeistof volledig
stilstond, aan die vloeistof 12 mgr, uranylnitraat per
L, toe, dan traden na korter of langer tijd contracties
op, verhoogden wij deze hoeveelheid tot 15 mgr, per

-ocr page 76-

L, dan trad bovendien een bizonder duidelijke tonus-
verhooging ten tooneele,

Fig. 15 geeft een beeld van een rectum waarbij door
verhooging van U tonus verhooging optrad.

Wij hebben vooral bij het U opgemerkt, dat een ver-
meerdering van tonus bijna altijd ten koste van de
hefhoogte der samentrekkingen plaats heeft.

Wij konden soms een zoodanige graad van tonus
bereiken, dat zelfs geen spoor van contracties meer
tot uiting kon komen. Veel komt in deze gevallen op de
gelijktijdig voorhanden hoeveelheid calcium-chloride
aan.

Ook bij enkele andere proeven traden, zooals in het
voorafgaande hoofdstuk beschreven, eene wijziging in
den tonus in den zin van vermeerdering op.

Met deze enkele feiten weer te geven meen ik de
tonusschommelingen, die zich in onze proefnemingen
voordeden, zoo als voor dc opzet op dit proefschrift
oirbaar was, in het kort te hebben saamgevat.

Door trouwens meer over den tonus te schrijven, zou
ik slechts het beoogde doel uit het oog verliezen.

-ocr page 77-

n

Fig. 15a.

15 X \'26. Rana esc. gedood door vernieling van hersenen en ruggemerg rug-
genmerk. Stilstand door onttrekking van K. herleven na doorstrooming van
uranylnitraat ^^ 3.5. min. Deze doses opgevoerd tot 15 mgr. per L. geelt tonus-
verhooging ten koste van de grootte der samentrekkingen.

-ocr page 78-

Fig. 15b-

-ocr page 79-

HOOFDSTUK X.
VERKREGEN UITKOMSTEN.

Het schijnt mij toe, dat thans het oogenblik aange-
broken is de uitkomsten, die bij dit onderzoek aan het
licht gekomen zijn, in het geheel een zeventien-tal, tot
het vergemakkelijken van het overzicht punt voor punt
te laten volgen.

I, Het rectum van den rana esculenta geeft bij
doorstrooming met kaliumhoudende Ringersche vloei-
stof zoowel langs de bloedbaan als geïsoleerd opge-
steld, langdurige, langzame contracties,

II,, Onttrekking van kalium, zooals dit bij door-
strooming met kalilooze Ringersche vloeistof geschiedt,
doet de contracties langzamerhand kleiner worden en
veroorzaakt na ongeveer een etmaal een volmaakten
stilstand,

III, De onttrokken kalium kan door nieuw kalium
vervangen worden. Hiervoor is een concentratie van
± 100 mgr, K,C1, per L, noodig. Herstel in ± een uur,

IV, In het algemeen blijft een rectum bij kamer-
temperatuur een drietal dagen in leven.

V, Het onttrokken kalium-chloride blijkt door ura-
nylnitraat vervangen te kunnen worden,

VI, De benedengrens der hiertoe te nemen dosis
van uranylnitraat bevindt zich bij 10 mgr, per L., ter-
wijl de bovengrens iets beneden 20 mgr. ligt,

VII, De optimale werking ontvouwt uranylnitraat
bij een concentratie van 12 mgr. per L.

VIII, De beweging na herstel door uranium zijn

-ocr page 80-

-ongeveer even krachtig als die na herstel door kalium,

IX, De frequentie van dc contracties is in beide
\'gevallen vrijwel gelijk; zij bedraagt 20-30 per minuut,

X, In deze gevallen geschiedt de samentrekking van
de spier viermaal vlugger dan de daarop volgende
werslapping,

XI, Ook voor de automatie van het rectum bestaat
tusschen uranylnitraat en kaliumchloride een radio-
physiologisch antagonisme,

XII, Een mengsel van uranylnitraat mgr,
;kaliumchloride 70 mgr, per L, leidde in alle gevallen
tot het verdwijnen der samentrekkingen,

XIII, Dit evenwicht wordt bij doorstrooming met
kaliumlooze Ringersche vloeistof verbroken, bovendien
wordt dit eveneens verbroken door toevoeging van
(extra uranium.

XIV, Adrenaline in een verdunning 1 : 2 millioen;
histamine in een verdunning van 3 mgr, per L,; choline
in een verdunning van 30 mgr, per L, zijn in staat ge-
bleken bovengenoemd evenwicht te verbreken, tenge-
volge van een gevoeliger maken van het orgaan voor
den invloed van het uranium of voor kalium of voor
beiden, maar dan in ongelijke mate,

XV, Kleurstoffen en wel fluoresceine 150 mgr, per
L, en eosine 300 mgr, per L, zijn elk voor zich in staat
een evenwicht van uranylnitraat 12^2 kalium-
chloride 70 mgr, per L, te verbreken. Dit moet worden
toegeschreven aan een toename van de gevoeligheid
van het orgaan bij fluoresceine voor U, en bij het eosine
voor K, Misschien berust deze meerdere gevoeligheid
op verhoogde adsorptie dezer elementen bij tegenwoor-
(digheid der sensibilisatoren.

-ocr page 81-

XVL K. is in staat tonusschommelingen in het;
leven te roepen,

XVII. Uranylnitraat brengt het verschijnsel van
tonusschommeling te weeg, ,en wel een hoogere U.-dosis-
geeft vermeerdering van tonus te zien, een lagere dosis;
daarentegen doet een verlaging optreden.

-ocr page 82-

HOOFDSTUK XL

BESCHOUWINGEN.

Het reeds meermalen genoemde experiment van E,
Nussbaum kon in zekeren zin als de grondslag be-
schouwd worden, waarop Josef Sichüller zijn
verdere experimenten kon opbouwen, In de proefne-
jning van eerstgenoemde toch bleek, dat in den darm-
wand reflectorische bewegingen buiten het ruggemerg
om konden tot stand komen. Als hersenen en rugge-
merg vernield waren, gaf prikkeling op bepaalde plaat-
sen in den darmwand, b,v, in den dunnen darm, een
peristaltische en retroperistaltische beweging in den
darm te zien, dit feit was reeds lang bekend, maar
voordat zich zulke bewegingen over den geheelen dun-
nen darm hadden (bij de kikvorsch ontbreekt de dikke
darm) voortgeplant, wat in het algemeen slechts in
enkele gevallen gebeurde, voerde het rectum een eigen-
aardige beweging uit. Terloops zij vermeld, dat de
mesenteriale verbindingen losgemaakt waren. Het
rectum verdween dan achter de blaas, om slechts lang-
zaam zijn oude plaats weer in te nemen.

Als het ruggemerg intact is, blijkt er van spontane
samentrekkingen geen spoor aanwezig. Dat het retctum
als zoodanig tot automatie in staat is blijk wel hieruit,
dat een stomp van het strengvormig deel van het rec-
tum zonder meer daartoe in staat is. Nu kon men ook
op goeden grond verwachten, dat op een voorzichtige
wijze geisoleerde rectum spontane rhytmische bewe-
gingen- zou vertoonen. Bracht hij zulk een geïsoleerd
rectum in een Tyrode oplossing, zoo zag hij dat dit
bovenbedoelde contracties uitvoerde.

Voor het volbrengen van samentrekkingen bij het

-ocr page 83-

geïsoleerde rectum waren dus prikkels van buiten niet
noodig.

Hetzelfde konden wij eveneens waarnemen en ook
voer Iwt-TOctum in situ bij vernield ruggemerg en
afbinding der verschillende organen vaststellen.

Wij hebben op verschillende wijze nu nagegaan of
deze automatie aan de eerste hoofdwet der bioradio-
activiteit onderworpen is.

De door K. teloor gegane automatie herstelde zich
bij het docrstroomen met nieuw kalium in voldoende
concentratie en ten tweede bleek, dat als bij een soort-
gelijken stilstand aan de dcorstroomingsvloeistof ura-
nylnitraat van een concentratie van 10-20 mgr. per L
werd toegevoegd, de contracties weer vcor den dag
kwamen. Voer het rectum heerschte dus de eerste wet
der bioradioactiviteit. Wat de tweede wet aangaat,
langs twee directe wegen hebben wij hare geldigheid
voor het rectum getoetst, In de eerste plaats hebben
wij langs empirischen weg een mengsel gezocht en
gevonden (12 mgr, uranylnitraat en 70 mgr, kalium-
chloride), dat de automatie tot stilstand bracht. Na
urenlangen stilstand op zulk een mengsel deed door-
strooming met kaliumlooze Ringer de automatie her-
stellen, Ook hebben/wij een-der componenten een ver-
hooging laten ondergaan, wat eveneens een verbreking
van het evenwicht tengevolge had, met andere woor-
den: een wederkeeren der automatie komt tot stand
zoodra in het evenwacht een der componenten over-
wicht verkrijgt.

Ten derde hebben wij wat ik zou willen noemen op
indircte wijze de doseering van een der samenstellende
cmponenten gewijzigd en wel door sensibiliseering van
een der twee elementen, dus de gevoeligheid van het
orgaan voor een der elementen U, of K, verhoogd. Wij

-ocr page 84-

hebben deze sensibiliseering door adrenaline, hista-
mine in het leven geroepen en ook door het choline en
voorts door een tweetal aniline-kleurstoffen en wel het
fluoresceine en het eosine. Alle blijken in staat een
sensibiliseerende werking te ontvouwen.

Onwillekeurig dringt zich de vraag op of er feiten
aan het licht gekomen zijn in deze experimenten, die
ih het kader passen van de neurogene hetzij myogene
theorie. Ik moet dan volstaan met er op te wijzen dat
dit buiten het doel van dit proefschrift ligt, zooals wij
reeds betoogd hebben. De langen duur der automatie
zouden wij in het strijdperk kunnen voeren ten gunste
van de myogene werking, onder aanname dan dat het
bezwaarlijk is aan te nemen dat zoo langen tijd zenuw-
elementen onder de omstandigheden, waaronder een
proef geschiedt, tot functie in staat zouden zijn. Veel
meer dan een hypothese is dit echter niet.

Ik zou deze beschouwingen willen besluiten met de
opmerking dat: in de eerste plaats het rectum zich
goed leent voor een physiologisch onderzoek en verder
onderzoek nog belangrijke zaken aan het licht zullen
brengen.

Het hier beschrevene ontleent zijn beteekenis;
le, aan het feit, dat aan de reeks organen wier
automatische bewegingen onder de heerschappij der
kalium-radioactiviteit staan (hart,
Oesophagus, darm,
uterus) een nieuw orgaan is toegevoegd;

2e, aan den langen duur der latente perioden waar-
door de kans op een toevallige icoincidentie met een
schijnbare oorzaak en een gevolg daarvan geheel is uit-
gesloten;

3e, aan den langen duur der evenwichtstoestanden,
voor zij in de proeven werden verbroken, waardoor het
blijvend karakter dezer stilstanden in het licht wordt
gesteld.

JlUi^

-ocr page 85-

STELLINGEN.

I.

Ten onrechte wordt asthma bronchiale onder de aller-
gische ziekten gerangschikt.

II.

Het Röntgen-onderzoek van de longtuberculose geeft be-
halve eene uitbreiding van, ook een (contrôle op het physisch
onderzoek,

III.

De conservatieve radicaal-operatie staat bij de klassieke
radicaal-operatie ten achter,

IV.

Noch eene medicamenteuze, noch leene chirurgische the-
rapie is bij otosclerose wenschelijk,

V.

Niet altijd is tuberculose als aetiologie van chronische
Uveitis
te beschouwen,

VI.

In tropische en subtropische streken denke men bij voor-
komende „influenza"-epidemiën ook aan de mogelijkheid
van pest,

VII.

De methodiek der urinezuurbepaling in het bloed is on-
volkomen, in zooverre als daarbij nog geene juiste waarde-
bepaling wordt bereikt,

VUL

Kwikverbindingen zijn in de dermatologische therapie
nog niet te missen,

IX,

Bij acute ostemyelitis bepale men zich alleen tot incisie
van het abces en ga men niet over lot het openbeitelen van
het been-

-ocr page 86-

• I , . ■ \'

\' ■ \'. \' \' \'r.V

if\'.\'\'

- • " - -v fc \' .

-ocr page 87-

. / ; ^

f-v

\'\' H

- * N

. ^■■■i\'.v\'^\' ■. • .

i.

mm"-\'

-ocr page 88-

If\'::

■/j i\'-\' -^vr--v...

- --va

j.

■ . : X-. V.. \' : : ^ ■• •

; • .\'. ■ ■ . , . ■■. ; „ • . k--. ^ . v.... ■•-^•r.

\'<.,

-ocr page 89-

v.V

f.

! ,

st\'

-ocr page 90-

•mmmmm^m^i.

ie^ --le-

er^

ut\'