bibliotheek der
rijksuniversiteit
UTRECHT.
diss.
Utrecht
1927
msm
■ .....
V. »r •
r-v".
f .\'^r-
\' ••■\'l-l.\'
■ v"
■\'•,(•■
■ K.
■K
H./
\'fk
: - • ■ | |
il\' |
^^ i y. ■ ■
■mmm^
\' s\'1\'
, - - ... ■ ., .\'Hi-vt *
M
te"-
• ^\'\'i. V -v--
-ocr page 4-■ ........ ., ..-v,\'^- \' . vv ■ .. .,, ■ ■ y . ; • . • ;
■ ■ (I a- \'
■ i\'x!.
\' \'v r ■\'
-ocr page 5-HARTAUTOMATINEN
-ocr page 6-; i;.\'
.-T-.
F
\'pMÊi
a
r - ;
> -v ^
: Iii
■ ^
-ocr page 7-TER VERKRIIGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
Dr. A. NOORDTZY. HOOGLEERAAR IN
DE FACULTEIT DER GODGELEERDHEID
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TE VERDEDIGEN TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER
GENEESKUNDE OP DINSDAG 5 JULI 1927, DES
NAMIDDAGS TE 4 UUR DOOR
PHILIP ARONS
GEBOREN TE \'s-HERTOGENBOSCH.
Drukkürij M. Bouwman - Utrecht.
-ocr page 8-Ù /^i
r^.j
■
^
■
J
• Mi.
, >4
C. ■
AAN MIJNE OUDERS.
AAN MIJNE AANSTAANDE VROUW.
-ocr page 10-INHOUD.
Bladz.
1
Hoofdstuk 1: Inleiding, ^
2\' De techniek der proeven,
3: Radiumbestraliné en Radiumbestralmgs- ^
vloeistof.
4- Onderzoek naar eenige eigenschappen
der Radiumbestralingsvloeistof en zxjne
werkzame bestanddeclen,
5: Poloniumbestraling en poloniumbestra-
lingsvloeistof,
6: Controles en Controlevloeistoffen,
7: Tweehartige circulatieproeven,
8: Mengvloeistof.
9: Beschouwingen, • ^^
10; Samenvatting.
34
42
46
50
Het voltooien van dit proefschrift biedt mij een welkome gele-
genheid U, Hoogleeraren, Oud-Hoogleeren en Lectoren der
medische en philosophische faculteiten mijne erkentelijkheid te
betuigen voor het van U genoten onderwijs.
Het is mij een bijzonder genoegen U, Hooggeleerde Zwaarde-
maker, Hooggeachte Promotor, te kunnen dank zeggen voor de
welwillende en daadwerkelijke steun, waarmee gij mij bij ditf
onderzoek ter zijde hebt gestaan.
Door Uwe vriendelijkheid en aangename omgang zal de tijdi
die ik in Uw laboratorium heb doorgebracht, bij mij steeds in
dankbare en onuitwischbare herinnering blijven.
Ten slotte een woord van dank aan allen, die mij bij den arbeid
van dit proefschrift behulpzaam zijn geweest en aan het technisch
personeel van het laboratorium.
V it.
• t}Vi \'..\'Cl\'
. W-.V.-. tn ......
^ • . , • *r—> \'
Wl\' «
..-dX:
HOOFDSTUK I
Inleiding.
\'Het begrip der hartautomatie d.w.z, het kloppen zonder eenig
toedoen van builen, heeft in de physiologie steeds in het middel-
punt der belangstelling gestaan. Het spreekt, dat men steeds weer
theoriën heeft opgesteld ter verklaring hiervan.
In de loop der tijden veranderden de inzichten hierover. Gaan
wij eens na, hoe men in de laatste veertig jaar de automatie
trachtte te verklaren. ,
O. Langendorffhad nog in 1884 een zeer vage voorstcllmg; hi)
nam n,l. aan, dat „het levensproduct van de cel" de oorzaak was
van het regelmatig kloppen,
Th. W. Engelmann ■) ging in 1896 reeds een stap verder cn
sprak van „specifieke stofwisselingsproducten, die in bepaalde
gedeelten van het hart ontstonden cn als z.g. inwendige hartprik-
kcls de automatie behecrschten."
Engelmann begint dus reeds aan een chemische prikkel te
denken,
In 1906 brengt E, G. Martin het koolzuur naar voren, evenals
Mansfeld en v. Szent-György *) in de latere jaren.
Daarna begint Zwaardemaker in 1916 zijn uitgebreide onder-
zoekingen over het kalium cn zijn vervangers in de Ringersche
doorstroomingsvlocistof,
Sidney Ringer ") had reeds in 1882 aangetoond dat kalium in
de naar hem genoemde doorstroomingsvlocistof vervangen kon
worden door rubidium in aequi-moleculaire hoeveelheden.
Zwaardemaker toonde nu aan, dat kajium werkzaam is door zijn
radioactieve straling. Het kon dan ook vervangen worden door de
volgende radioactieve elementen:
rubidium, thorium, uranium, ionium, radium, radon (emanatie).
\'J
) Th. W. ENGELMANN: Pflüfjcrs Arch. 65. 142 (18%).
\' E, G. MARTIN: American Journal of Physiologic 16. p. 191 (1906).
G. MANSFELD und A. v. SZENT-GYöRGY: Pflüßcrs Arch. 184 S. 236
*) 0. L\'ANGENDORFF: Arch. f. (Anal., u.) Physiologic 1884 Suppl. Bd. S. 47.
(1920).
*) H. ZWA\'ARDEMAKER: Uber die Bedeutung der Radioactivitäl für das
ticrische Leben. Ergebnisse der Physiol, Band 19. S. 326,
«) S. RINGER: Journal of Physiologie, vol, 4, 883.
Verder bleek er tusscben kalium en rub.dmm een^ds en de
anLre elementen anderzijds een antagonisme te bestaan.
Vatlen r nu even samen aan welke voorwaarden een door-
stroSsXeistof moet voldoen om een hart buiten het lichaam
aan het kloppen te houden:
Ie. een bepaalde temperatuur; , , , ,
2e. een zekere inwendige hydrostatische druk
3e de aanwezigheid van een voedingsvloeistof, die in osmo
tische druk met het bloed overeenstemt,
4e. een neutrale of zwak alcalische reactie,
de aanwezigheid van een hoeveelheid zuurstof.
6e. de aanwezigheid in de circulatievloeistof, van een vri)
difiundeerend radioactief bestanddee .
Dit rad oLtief bestanddeel in de vloeistof kon vervangen wor-
den door uitwendige bestraling met radium, mesothonum en
^"wTÏ^\'nu de werking van deze radioactieve straling?
fot nu ?oe werd gedJcht. dat de radioactiviteit de oorsprongs-
prikkel was, zonder dat men precies wist. waarop en hoe dis
\'\'t\'mst\'^^^) een stap verder gekomen; hij toonde
n 1 aan dat extracten met Locke\'sche vloeistof uit de rechter
voorka^r van het hondehart positief ino- en chronotroop werk-
en opdc rechtervoorkamer van het konijnehart Vervolgens
bkek hem dat extracten van de knoop van Keith-Flack instaa
wLen. d^ normaliter stilstaande linker voorkamer van het
koniinehart tot contracties te brengen. - n
Oimoor noemde zijn werkzame stof: „substance active . Deze
bleek oplosbaar in water en alcohol, onoplosbaar in aether te zijn.
en bij verhitten op 70 ° onwerkzaam te worden.
Adrenaline zou een sterk sensibiliseerende invloed op de werk-
zaamheid van de ..substance active\' uitoefenen. Adrenaline en de
cubstancc active zouden echter met identiek zijn.
In 1923 lukte het nu Habcrlandt % zonder iets van de onder-
zoekingen van Demoor af te weten, uit de sinus venosus hol-
\') H. ZWAARDEMAKER: Leerboek der Physiol. dl. 1. bl. 154.
4 ï DEMOOR resp. J. D^OOR ct P- RYLANT.
Arch. internat, dc physiol. vol. 20 im p.
ibid. p. 446.
vol. 21 1923, p, 113.
ibid. p, 441.
vol, 23 1924. p. 121,
vol, 27 1926, p. 1.
ibid, p. 22.
ibid. p, 397,
3) L. HAEERLANDT: Das Hormon der Herzbewegung, Wien 1927.
-ocr page 15-aderen een stof te verkrijgen, die hij „Herzhormon" noemde en
waarmee hij de frequentie en de grootte der contracties van een
ander hart kon verbeteren,
Loewi te Graz had al aangetoond, dat er in het hart door
prikkeling van vagus en sympathicus stoffen ontstaan, die rem-
ming van de beweging van een tweede hart (vagusstof) of
versnelling er van (sympathicusstof) geven,
Haberlandt toonde aan, dat zijn „Herzhormon" niet identiek
was met de „Accelerans-stof" van Loewi,
Ergotamin, een sympathicusgift, heft de werking van het Herz-
hormon niet op, terwijl het hormon eveneens werkzaam blijft,
wanneer de hartpunt gedurende lange tijd afgeklemd is gewor-
den en daardoor de zenuwen gedegenereerd zijn.
Het bestaan van het „Herzhormon" toonde Haberlandt op de
volgende wijze aan:
Hij bracht de sinus venosus -1- holaderen met aangrenzend stuk
voorkamer van een kikkerhart in Icc Ringersche vloeistof. Dit
bleef nu kloppen.
Werd nu de Ringersche vloeistof uit een Straubcanulc, waarop
een kikkerhart gebonden was, dat met een zekere frequentie
klopte, vervangen door een z.g, Sinus-Ringer, dan trad in een
aantal gevallen een duidelijke frequentie-vermeerdering op.
Werd de Sinus-Ringcr v/eer vervangen door een normale Rin-
gersche vloeistof, dan werd de frequentie weer minder,
Pehalve lot frequcnticvcrmecrdering was de vloeistof ook
instaat de kracht van het hart te vergrooten of een stilstaande
kamer aan het kloppen te brengen.
Ook de kamerbasis bleek op dezelfde wijze behandeld, een
werkzame vloeistof te leveren, die hij „Basis-Ringer" noemde.
Werden de sinus en de kamerbasis met alcohol geëxtraheerd,
dan bleken deze extracten in een aantal gevallen eveneens werk-
zaam te zijn.
Het hartpuntextract was meestal onwerkzaam, wat volgens hem
op de aanwezigheid van choline en vagusstoffen zou berusten.
Ook het alcoholische spicrcxtract bleek hem onwerkzaam te
zijn.
De extracten zijn echter minder werkzaam dan de sinus, resp.
Basis-Ringer,
Ook Haberlandt meent, dat zijn stof niet identiek is met
adrenaline.
Als plaats waar het Herzhormon gevormd wordt, neemt hij de
sinusknoop aan. Echter in pathologische gevallen zouden de
\') O. LOEWI: Pfiügcrs Arch. 189 S. 239. (1921).
-ocr page 16-atrioventriculairknoop en de bundel van His-Tawara deze functie
over kunnen nemen. _ , onderzoekingen van Zwaarde-
een kwartier tot een hal "^jj^\'n^r stralen niet zou
^\'tn" a.ins doopte de.e iusschenschaUe, al «i —
naam „automat nen\' , haar onder-
gedachtewisseling met Noyons, b. de boven j
Lekinsen van Demoor e„ Haberl»dt ko^^ de\'resultaten
wa^a^toXt STzaf 11 STdr^oten-^de bladzijden trachten uiteen
te zetten, , , ,.
HOOFDSTUK H
De techniek der proeven.
Als proefdier -rden «ebjuikt de Mkker ^ -^enta^of
Rana lemporar.a) en de (An^u^.a P
w^^sfet^^^ proeven van groot
■^\'Ce"Ser werd gedood door vernietiging van hersenen en
"\'Vervolöens werd de borstholte bloolijelegd en het pericard
LrTnr/oqUS^
roveilelrrtrryu^
. ^ ofc1iiilin(ï der canule openinjjcn door het septum
des Kreislaufes 1893, S, 154.
-ocr page 17-gebracht, die nauwer toeloopt en aan het einde een kleine verdik-
king vertoont. De opening van de canule mag niet te klein zijn. Het
buisje wordt door een ligatuur bevestigd en de lever op een klein
stukje na weggeknipt.
Het hartezakje wordt geopend en de aorta doorgeknipt,
In de aorta wordt ean kleiner glazen buisje gebracht en op de
boven beschreven wijze bevestigd.
Het inbrengen van deze buisjes moet zeer voorzichtig geschieden
daar de voorkamer zeer dunwandig is en dus gemakkelijk stuk-
gaat, Lekken geeft in het verloop der proef aanleiding tot groote
moeilijkheden. Daarom leggen we nog aan de achterzijde van het
hart om het mediastinum posterius een ligatuur, waarbij we op
moeten passan, dat we geen stukjes van het atrium er bij pakken.
Daarna wordt het hart langs de wervelkolom losgeknipt,
Bii al onze proeven maken we gebruik van de or het schema in
figuur 1 aangegeven proefopstelling.
Deze bestaat uit drie deelen;
1, een inrichting om het hart te doorstroomen, waarbij de vloei-
stof uit het hart wegloopen kan,
2, een toestel om steeds eenzelfde kleine hoeveelheid vloeistof
door het hart te laten circuleeren,
3, een inrichting om de voor het rondslroomen vereischte lucht
toe te voeren,
We zullen deze deelen nu afzonderlijk beschrijven.
Het doorstroomingstoestel bestaat uit twee glazen flesschan
van Mariotte, die op een houten bankje geplaatst zijn, In de wand
van elke flesch is een opening, waarin een gummi stop zit, door-
boord door een tweemaal rechthoekig omgebogen glazen buis, die
naar een gemeenschappelijke kraan voert. Het laatste stuk van de
eene glazen buis loopt onder dat van de andere.
De kraanstop wordt doorboord door twee schuin boven elkaar
verloopende kanalen, die zoo geplaatst zijn, dat al naar de stand,
de eene of de andere flesch leeg kan loopen.
Door een slangetje met een T stukje er in wordt de aanvoerende
tak van de Kroneckercanule verbonden, terwijl bij hel aalhart de
levervene-canule aangesloten wordt. De afvoer geschiedt bij het
aalhart door het vrij omlaag hangende aortabuisje.
Het rondstroomingstoestel, dat geheel uil glas bestaat, is be-
houdens eenige kleine veranderingen gelijk aan dal, door Noyons
in 1921, op de Physiologendag te Amsterdam gedemonstreerd \'),
De vloeistof wordt gebracht in een bekervormig reservoir, dat
\') Arch, néerland, dc physiol, dc l\'homme cl des animaux. lome IX
1924, p, 456.
Proefopstelling.
-ocr page 19-door een tweemaal rechthoekig omgebogen verbindingsstuk voert
naar een stijgbuis, waarin een capillair uitmondt.
Deze capillair staat weer in verbinding met een eveneens twee-
maal gebogen buis. Hierdoor heeft de lucht toegang tot de vloei-
stof, Deze lucht zoekt nu een uitweg, neemt wat vloeistof mee en
gaat omhoog door de stijgbuis; omdat daar de minste weerstand
is. De meegevoerde vloeistof valt in een glazen ballon, waaraan
zich aan de onderzijde een afvoer bevindt. Door een slangetje
leidt deze afvoer naar de ander tak van het bovengenoemde
T-stukje en zoo komt de vloeistof in het hart.
De afvoer van het hart is boven het reservoir geplaatst.
Met behulp van schroefklemmetjes regelen we de vloeistofaan-
voer van het hart en de luchttoevoer zoo, dat zich in de glazen
ballon steeds wat vloeistof bevindt, waardoor voorkomen wordt,
dat er lucht in het hart komt,
We kunnen dus nu al naar mate de klemmetjes, die wc dicht-
draaien, het doorstroomings- of het circulatietoestel gebruiken,
zonder dat we de proef moeten onderbreken.
Om dc bij de circulatie vereischte lucht te verkrijgen gebruikte
ik een luchtpompje, een z,g, luchtcomprcssor. Deze bestaat uit
een ijzeren mantel, waarin excentrisch een as geplaatst is. De as
draagt een cylindervormig lichaam met drie gleuven er in, waarin
zich plaatjes heen en weer kunnen bewegen.
Door de middelpuntvliedende kracht en de excentrische plaat-
sing der as worden de zich vormende luchtkamers afwisselend
leeggedrukt cn de lucht ontwijkt door een opening. Het pompje
wordt gedreven door een 50 volt motor. Wc kunnen door een
electrische weerstand de werking regelen. Door een slangetje staat
het circuIatictocstel met het pompje in verbinding, er tusschen is
een groote, met water gevulde flesch geschakeld waardoor de
lucht gewasschen wordt.
Een tweede serie eveneens van drie toestellen werd van lucht
voorzien door een waterstraalpompje.
Wc kunnen dus in totaal zes proeven tegelijk nemen.
De registratie van dc hartbewegingen geschiedt door middel van
een hefboom, die op een beroet kymographion schrijft. Zoowel bij
het kikker- als het aalhart werd de serre-fine aan de hartpunt
bevestigd.
De gebruikte doorstroomings- cn rondstroomingsvloeistof was
op de volgende wijze samengesteld:
1 Liter kalilooze viocistol bevat:
bicarbonas natricus 0.2 gram
chloretum natricum 6,5 gram
chloretum calcicum 0.2 gram (zonder kristalwater)
üe zouten werden in dc aangegeven volgorde opgelost. De
bicarbonas natricus werd bovendien eerst nog fijngewreven in
een mortiertie on, het in het voorjaar
Als oplosmiddel werd ! reeds 60 m.g.
Mra, van de boven,e-
noemde hoeveelheid afgetrokken ^^^^^^
In een van de be.de "«-„rêf esch voor) werd nu nogboven-
J. Chloretum kalieum
^^Deleactie van de vloeistof moet alcalisch zijn, zoodat neutraal-
"Ite^intn\'JtSltrrt te doorstroomen met Ualiumhou-
dende vloeistof. „.^i^aHt? te kloppen, is dat niet het geval,
da^tSe\'n\'- of^Lders verhoogen we de
kaliumdosis met 50 j^Ö- P^r Liter ^^^^^ ^^
Het mag ^^l^^ende beW ve^onder^t^^^^^^ ^^^ ^^^^^^^
zoekingen Zwaardemaker en ^^^ ^^^ l^.ülooze
e een op kalmm W^PPf-f ^t^ ta^n omdat bij het onderhouden
t\'atiattl kdium o\'f een van zijn radioactieve vervangers
\'^wfs^chteLT/oorTe\'kraan 180° om te draaien over op de
kalm ooL vloeistof. Het kikkerhart gaat dan na verloop van een
K tTenkele uren meestal critisch stilstaan,
liet aaThart maakt gewoonlijk eenige tijd groepen en.houdt dan
°\'sTaa\\\'hefC\'t nu minstens een half uur stil, dan begint het
Taïtt de bedoeling . uit het hart
stoffL te krijgen. Deze stoffen komen natuurlijk in dit kleine har
sS in zeer geringe hoeveelheid voor, zoodat het dus met
siecnis in ^»i ,„\\.,„rtctrnnmende vloeistof te onderzoeken,
duTet rS hebben waarbij steeds dezelfde
kleine hoeveelheid vloeistof door het hart stroomt, d>e dus voort-
durend «"»."«f"oven beschreven circulatietoestel.
W^\'sïïerde "dübbelkr°aan, nadat wc eerst 30 c.c. kalilooze
vloeistof in het reservoir gebracht hebben. ■
De motor of het waterstraalpompje wordt aangezet en de
circulatie begint.
-ocr page 21-We zien dus dat de vervanging van doorstrooming door rond-
strooming zeer gemakkelijk tot stand komt, en uitwendige mecha-
nische prikkels worden voorkomen.
Desniettegenstaande begint het hart weer, zij het ook korte tijd
te kloppen. We kunnen dit alleen begrijpen door te veronderstel-
len, dat nog niet al het uitwaschbare kalium en de extracticf-
stoffen uitgewasschen zijn, deze sloffen nu in de vloeistof
komen en van daar uit weer op het hart werken.
We ververschen daarom elke tien minuten de kalilooze vloeistof
lot het hart voor de tweede maal stilstaat, In deze 10 minuten is
namelijk de 30 cc, vloeistof ongeveer één keer door het hart gecir-
culeerd, dit is afhankelijk van de snelheid van af- en aanvoer van
de vloeistof.
Het hart gaat nu meestal snel stilstaan. Er komen nu cn dan
harten met een geringe permeabiliteit voor, waarbij het kloppen
uren kan duren; dit zijn echter uitzonderingen, We gebruiken
30 cc, kalilooze vloeistof omdat voor het kikkerhart gebleken is,
dat dit juist de hoeveelheid is waarbij het hart blijft stilstaan.
Voor het aalhart is het beter 40 cc, te gebruiken, (zie controle-
proeven).
Deze zelfde vloeistof blijft vanaf dc tweede stilstand voortdu-
rend door het hart circuleeren, ook gedurende de nacht, in totaal
ongeveer twintig uur.
De volgende morgen wordt nu de proef geslaakt, dc vloeistof
uit het toestel gehaald cn bewaard, om bij een volgende proef
gebruikt te worden.
De toestellen worden dagelijks gereinigd cn met slroomend
water doorgespoeld.
In dc toestellen ontwikkelen zich zeer snel wieren, die kalium
en andere stoffen vasthouden, waardoor het stilstaan der harten
op kalilooze vloeistof vertraagd wordt,Wannccr de verontreinigin-
gen zaten op plaatsen, die moeilijk te bereiken waren, b,v. rondom
hel capillair van het circulatictoestel, dan werden zij met rockend
zoutzuur weggebrand en de toestellen lange tijd met stroomend
water nagespoeld.
Radiumbesiraling en Radlumbestralingsvloeistof.
Het radium \') zendt zooals bekend is alpha-, bcta- cn gamma-
stralen uit,
») II ZWAARDEMAKER. Geneeskundige bladen uit kliniek cn laborato-
rium. Twintitfslc reeks. No. IX/X. bl, 259.
De alphastralen bestaan uit positief geladen heliumatomen
ontsnappend uit de kern der radioactieve atomen met eeri snelheid
van 1/20 van de lichtsnelheid. Elk deeltje draagt 2 electrische
^^^efêtastralen bestaan uit negatief geladen deeltjes van elec-
tronen-grootte, dus ISDD maal kleiner dan de alphadeeltjes. Zij
ontsnappen uit de kern van het radioactieve atoom met ongeveer
de helft van de lichtsnelheid. Elk electron draagt de eenheid van
electriciteit, , , , ^ i
De èammastralen zijn electromagnetische trillingen met e.n
korte golflengte. Zij ontstaan in het restatoom op het oogenblik
dat een electron uitgeslingerd wordt en verbreiden zich in de
""b^ df-traling, die uitgaat van een open radiumzout maken
volgens de werkzaamheid\'de alphastralen 90 %, de bêtastralen
9 % en de gammastralen 1 % uit,
De gammastralen maken dus slechts een klein gedeelte van de
totale hoeveelheid uit, bovendien is hun doordringingsvermogen
zeer groot, zoodat zij door het kikkerhart heengaan en daar
stralen alleen werken als zij gercsorbecrd worden, mogen we hun
werking verwaarlcozen. Wanneer we nu nog het preparaat met
een caoutchouc condoom bedekken worden ook de alpha-stralen
tegen gehouden, daar zij slechts een gering doordringingsver-
mogen hebben en reeds door een dun vliesje caoutchouc worden
Ui^t frocvenliier in het laboratorium genomen is gebleken, dat
wanneer een aluminium plaatje van 0.3 mm. dikte voor het hart
geplaatst wordt, de later te bespreken werking op het hart ver-
dwenen is, zoodat we moeten aannemen, dal de werking berust
op de weeke bêtastralen,
We beschikten over de volgende radium-preparaten.
Ie, 3 radiumemailplaaljes.
Hel radiumbromide is in email gesmolten, zoodat deze prepa-
raten tegen vocht bestand zijn, , , , i
Het emailschijfjc is in een houder gevat, die door een dubbel
gewricht in alle richtingen gesteld kan worden.
Deze 3 preparaten bevatten resp, 1.6 mg.; 1.8 mg.; 1.9 mg.
radiumelement; zij werden ook altijd gezamenlijk gebruikt.
2e Een ebonieten staaf waaraan zich aan het einde een klem
glazen bolletje bevindt, dat 3.3 mg. radium bevat. Rondom het
einde van het\'staafje en het glazen bolletje is ter beveiliging een
») LECHER. Lehrbuch der Physik, S, 421,
\') H. ZWAARDEMAKER, R.Ac, Amsterdam proc, vol. 19. no, 9 cn 10 p. 1161.
-ocr page 23-koperhuisje gemaakt met een centrale opening tegenover het bol-
letje.
3e. Een radiumpreparaat bestaande uit een ebonietschijfje,
waarop zich achter een dun micaplaatje 3,4 mg. radium bevindt.
Deze twee laatste preparaten werden eveneens samen gebruikt,
4e, 3 zwakke mesothoriumpreparaten, die precies gelijk het
laatstgenoemde samengesteld zijn met een stralingswaarde van
resp.: 0,1 mg. Ra,, 0,3 mg. Ra,, 0.4 mg. Radium,
Ook deze 3 preparaten werden gezamelijk gebruikt,
In 1916 is het Zwaardemaker, Benjamins en Feenstra gelukt
kikkerharten, die stil stonden op kalilooze doorstroomingsvloeistof
door uitwendige radium- en mesothoriumbestraling weer aan het
kloppen te brengen.
Doordat echter een van de in glas gehulde radiumpreparaten
brak en men zich concentreerde op het quantitatieve onderzoek
van het kalium en zijn radioactieve vervangers bleef dit groote
vraagstuk rusten.
Wel werd een onderzoek gedaan naar het verkrijgen van even-
wichten bij uitwendige radiumbcstraling en doorstrooming met
uraanhoudende vloeistof en naar het herstel van dc op kalilooze
stilstaande oesophagusbewegingen •"\') door uitwendige radiumbc-
straling,
In 1926 werd het onderzoek op grootcre schaal hervat en werd
gevonden dat in 90 % der proeven het op kalilooze stilstaande
kikkerhart docr uitwendige radiumbestraling weer ging kloppen
Dit kloppen varieerde van enkele groepen tot een continu
kloppen gedurende SVu uur.
Wij hebben deze proeven herhaald met de hier boven beschre-
ven emailplaatjcs. Deze emailplaatjes (5 mg. radium) werden zoo
geplaatst dat het kikkerhart van drie zijden bestraald werd,
bovendien werden zij zoo dicht mogelijk bij het hart gezet zonder
het hart te raken, waarbij opgepast werd, dal er geen waterbrugje
tusschen preparaat en hart ontstond. De afstand was ongeveer
3 m.m. De stand van de emailplaatjes was zoo, dat zij kamer cn
atrioventriculairgrens bestraalden. De gemiddelde duur der
bestraling was 20 uur.
\') H. ZWAARDEMAKER, C. E. BENJAMINS, T, P. FEENSTRA. Ncd Tijd-
schrift v. Genccsk., 1916 (10 XI 1916).
=) H. ZWAARDEMAKER. Kon. Akad. v, Wclcnsch, Amsterdam 31. III 1917.
PflüjJcrs Achr. f. d. jjcs. Physiol. 169, 1222,
») C, E, BENJAMINS. Ncd, Tiidschr. v, Genccsk, 11, 776, 1921,
O H. ZWAARDEMAKER. Pflügcrs Arch. f. d. ges. Physiol, 215 Band 4/5
Hcfl S. 460,
Uit 14 proeven bleek de gemiddelde afwachttijd 41 mm (± 14
min] \'O te zijn, terwijl de gemiddelde latente periode (uit IJ
proeven] 80 min. (± 44 min.] bedroeg.
Onder afwachttijd verstaan we steeds de tijd, die verbop
tusschen de laatst opgetreden contractie en het oogenblik dat me
bestralen begonnen wordt, resp. de te onderzoeken vloeistof in het
toestel gebracht wordt. _ ,
Onder de latente periode verstaan we m al onze proeven, de ^
tijd, die verloopt tusschen het begin der bestraling, resp-het oogen-
blik van toevoegen der te onderzoeken vloeistof en het tijdstip dat
meerdere contracties van het hart optreden.
Zouden we reeds één contractie als begin beschouwen dan
zouden we een contractie op een mechanische prikkel met kunnen
uitsluiten, ^ ^ ^ x- x
Van deze 14 proeven was slechts een negatiet.
De dertien overige vertoonden alle een herleving, die echter met
m alle gevallen even sterk was. Het kloppen schommelde tusschen
enkele kleine groepen en een regelmatige groepvormmg gedurende
20 uur. Vatten wij de resultaten even in het kort samen,dan traden
in 50 % der proeven kleine groepen op, dic wisselend van een
tot achttien uur aanhielden, terwijl in 35 % een regelmatig klop-
oen door de bestraling plaats vond, dat van drie kwartier tot acht
uur toe duurde, in 7M> % trad regelmatige groepvorming op gedu-
rende 20 uur en 7% % vertoonde geen herstel.
Nadat dus gebleken was, dat bij bestraling met 5 mg. radium
ondanks voortgezette doorstrooming met kalilooze een herleving
optrad, begonnen we onze circulatieprocven. ,
Wanneer het kikker- of aalhart weer tijdens circulatie met kali-
looze vloeistof tot stilstand is gekomen dan worden deze harten
Beschouwen wc eerst de kikkerprocven. Voor de bestraling
werden gebruikt: o j -> i i
Ie. 3 radiumemailplaatjes tesamen 5,3 mg.; 2e. de 3 zwakke
mesothoriumpreparaten (te samen 0.8 mg. Ra.) en 3e. 2 zwakke
mesothoriumpreparaten. (te samen 0.7 mg. Ra.). Gerekend naar de
frequentie waarmee ze gebruikt werden en de sterkte der prepa-
raten, mogen wc ons dus denken, dat al onze kikkerprocven
genomen zijn met een gemidd. preparaat bevattend 4 mg. radium.
■f) Dc waarschijnliike fout \') werd op dc volgende wijze berekend:
f - l. \\ß2L
^ - 3 * n - 1
Waarbij 5*2 voorstelt de som van dc kwadraten van dc individueelc afwijkinßcn van liet
gemiddelde cn n het aantal waarnemingen.
>) H, ZWAARDEMAKER, Leerboek der Physiologie, bl. 9. dl. 1.
-ocr page 25-De preparaten werden zoo dicht mogelijk bij het hart geplaatst,
(afstand 3 mm,). Bestraald werden kamer en voorkamer. De ge-
middelde afwachttijd bedroeg 64 min. (± 42 min.).
Daarna werd bestraald tot de volgende ochtend gem, ongev,
20 uur.
Was de bestraling eenmaal begonnen, dan werd niets meer aan
de proefopstelling veranderd.
Het spreekt vanzelf, dat een regelmatig doorstroomen van het
hart van zeer groot belang is, dus dat aan- en afvoer precies even
groot zijn, daar anders of het toestel leeg spat of het hart droog
loopt en door de meegenomen lucht voortdurend mechanische
prikkels krijgt,
In het geheel werden op deze wijze 13 proeven genomen, In één
geval lukte het niet het hart door bestraling aan het kloppen te
brengen, bij de 12 overige harten trad na zekere tijd herstel der
hartbewegingen op.
Deze tijd bedroeg gemiddeld 58 min, ( 28 min,).
Ook nu weer was het herstel niet in alle gevallen gelijk, maar
wisselde eveneens van enkele groepen tot een continu kloppen
gedurende 5 uur,
In 50 % traden kleine groepen en geïsoleerde contracties
gedurende vele uren op, in 30 % waren de groepen grooter, in
14 % trad gedurende -3 uur en 5 uur een regelmatig kloppen op.
Fig, 2 geeft hiervan een voorbeeld.
Fig, 2.
Kikkerhart in krinjjloop bestraald met 3 radiumemailplnaljes (5.3 mjJ.
Ra.). Ter plaatse van da witte slip is met bestralen begonnen,
(1 schaaldeel van dc tijdschaal vertegenwoordigt 16 min,),
\'Deze proeven werden herhaald met aalharten. Ter bestraling
werden alleen gebruikt de radiumemailplaatjes (tc samen 5.3 mg.)
en dc twee sterke radiumprcparalen te samen 6,7 mg,).
Wederom werden 13 proeven genomen en wel 8 met de email-
plaatjes en 5 bestralingen met de twee andere preparaten. Naar
hun frequentie en sterkte kunnen we ons d^-oorstelle^^^^^
te hebben met een gemidd. preparaat van 6.1 mg, radium,
We beskaalden met de 3 emailplaatjes van frie
dufLt hfele hart te weten voorkamer, atrioventncula.rgrens en
Terwijl bij de andere twee preparaten, het ^tifjvormige op de
grens gericht was en het kapselpreparaat de achterkant van het
\'^NadSïemtddeld 32 min. (± 5 min,) na de stilstand gewacht
was werd weer tot de volgende ochtend (ongeveer 20 uur) be-
Ttrakir De preparaten werden zoo dicht mogelijk bi, het hart
«ardt^pioTv^rw^^"::^
peHode van 96 mim (± 62 min.) trad een herstel der bewegingen
\'\'^Maar evenals bij de kikker was het herstel niet bij alle harten
gelijken vLieerdl weer van kleine groepen tot een dne uur
^°DrveKlng was zoo, dat in 30 % gedurende uren kleine
i Ait> in 97 wat lirooter waren en in 41) /«
Tdrend?—^^^^^
^ Ver^eliikrr^ we nu de curven verkregen door bestrahng bi)
afsTrofmlng en bij circulatie dan valt de vergelijkmg ten voor-
Hef om te veronderstellen, dat de
be^ ;UnTzelv^ een aantal cellen beschadigt en bovendien stoffen
vrfmaakt, die in de vloeistof overgaan en een remmende werking
"\'Nadaf de\'Sraling gedurende de heele nacht heeft plaats
geÏÏ breken we de volgende morgen de proef a en zmgen met
een glazen spuit de inhoud uit het circulatietoestel.
Een hart wordt geheel op de beschreven wi,ze lot stilstand
.etacht Dus wanneer we nog even herhalen, eers zoolang me
faliumhoudende Ringersche vloeisto doorstroomd lol rege matig
Xppen optreedt, daarna met kalilooze vlocis of lol stilstand
ïeEl dan gecirculeerd met kalilooze vloeistof lol de bewegin-
fen wee ophouden (om de 10 min. ververschen). na een half uur
ïoorrich ig de rondslroomende vloeistof verwijderd, waarbi, een
bee jè V oeistof in de afvoer van de glazen bal on gela en wordt,
zoodat het hart geen oogenblik zonder vloeistof geraak en nu de
vloeistof uit hel bestraalde hart m he reservoir gebracht.
Nadat de rondstrooming zoowel bi) kikker- als bi aalhar .
gemiddeld een zekere lijd geduurd had, trad een herstel der hart-
bewegingen op.
De afwachttijd bedroeg voor het kikkerhart in 19 proeven
gemiddeld 32 min. (± 12 min.), terwijl de latente periode gemid-
deld 27 min. (± 15 min.) bedroeg. , , , , , .
Geen enkele proef was negatief, zij het ook, dat het herstel m
alle gevallen niet gelijk was, maar weer schommelde tusschen
urenlange kleine groepen en 8 uur regelmatig kloppen.
Drukken we alles voor het overzicht weer in procenten uit, dan
traden in 20 % gedurende eenige uren kleine groepen op, in 25 %
waren deze groepen wat grooter en hielden langer aan, in 35 %
trad een flink herstel op en vertoonden zich groepen van een
kwartier tot een half imr, terwijl in de overblijvende 20 % een
continu kloppen optrad, dat resp. 2 uur, 3 uur, 3 uur en 8 uur
aanhield, -i j
Fig. 3 geeft een voorbeeld van de herlevmg van een stilstaand
Fig. 3.
Kil<kcrl%nrl in kringloop doorstroomd mcl radiumbestra-
linfisvloèistof. Ter plaatse van de wille slip is dc vloeistof
in nel locslcl gcbraciU. (1 schaaldecl van dc tijdschaal
vcricgenwoordi}«! 21 min.).
kikkerhart door een radiumbestralingsvloeistof.
Bij herhaling van deze proeven met aalharten zagen wc even-
eens een herleving optreden.
gemiddelde latente periode zoowel bij
kikker- als bij aalharten nagenoeg . „^g^tief uit. alle
Ook bij de aalharten viel JJ^^fote groepen,
vertoonden gedurende vele f^rwijl 50 % urenlang
Slechts 20 % vertoonden kleine ^^^ ^^ ^^^^
groepen van een kwartier tot een "\'J\'^^^^i^^tig kloppen op.
ledurende resp 6 uur 8 J^^^^^Jf dus een^f meer stoffen
be^rstilstaand hart weer aan
zelve niet in staat was door te brengen.
Te^r, Ke^\'Ä^eTsÄ
tweede stilstaand hart te doen erlev»^ ^^^
We moeten dus IracMen na te öaan ^^^^^^
van\'^: e1,ensc„ap van de caldun.-
werking op het hart, ^ ^^t kalilooze oplossing.
bTvaï.X^eo\'^dat ha.t U.acMe.oos •) en t.eUt
bicarbonas -Iricus en 6,5 «r, nalnu^ ^^^
Circuleeren we een op kahlooze sin- ^^^^ stilstaande
kalilooze dan Saat het hart stilstaan, nu R ^^^
•■\'Ä\'bnSu daV: iSat NadaYl"bL7r:\'lin, eei; hal. uur
"LÏerl. wfJen, dfi LrtNn toLs komt en zün bewe.inßen
\'■^Srhal\'en te dc.e proef nu ponder bestralinS dan bliikt, dat bij
JÄSÄHn. ^^^^^^^^ vril
komen dSe het hirt zelf ieer lot beweßinS kunnen brengen.
7, wë moeun .qua dest. «cbruik.n omdat Icidinfiwaler ÉO ml ealcium-
?\'w\'\'c\'\'ARBE\'TCRi\'A\';ch. nécland. de Phys. 1921. p. 185,
O Sï; STEYNS, dlsserl, UtrecW. Juni 1924
Fig. 4.
Calciumproef. (kikkerhart).
Ter plaatse van de eerste witte stip is met bestralen begonnen. (6.7 mg. Ra,). Ter plaatse van de tweede
witte stip is hel radium weggenomen en calcium in de vereischte hoeveelheid toegevoegd,
(1 schaaldeel van de tijdschaal vertegenwoordigt 16 min.).
r Se tra/d^Hi »ropkwa», was „atuurfiik: „U dU
\'^ërZwrd allereerst in de vloeistof het kalium^ehalte be-
Köninck. , , , vollende stoffen:
Dit reagens is samengesteld uit üe u
5 ór. cobaltnitraat,
i5 cc HNO3 32 % (S.G. 1.2)
30 gr, NaNOo
200 cc, aq, dest. 1 • ♦ t
Wij nemen nu 5 cc, te onderzoeken vloeistof
1. cc. reagens van de \'JS^onincK
5 cc, alcohol 96 %,
deze vo„or!e moeten t^LIÄrvarlr^fer^f:!;;
Deze toevoeging van alcohol is atkomsii}, vci
\'^Dr^tn\'va^ d\'Äie is 1 . l.OOO.OOO. Het lukt dus om Imö-
\'irreTnWnimirdeWo^rhet glaswerk gebruikte ik een menSsel
bestaande uit: ^^ ^^ „„Hu„,bichromaat.
30 gr, zwavelzuur.
«„ versch" bereide kalium-chloride oplossm^en van bekende
"oaan" wü nu de kalium^el,alten van de circulatie-vloeistoHen
s\'li-\'radiun, bestraald l.rt: kaliu.n-
3) E. JANNINK, dissert. Utrecht 1921. bl, U.
-ocr page 31-gehalte: 2 mg, p, L,
na passage door een tweede onbestraald hart: kaliumgehalte:
2 ä 3 mg, kalium p, L,
na passage door één onbestraald hart: kaliumgehalte: 1 ä 2 mg.
kalium p, L,
na passage door een tweede onbestraald hart: kaliumgehalte:
2 mg, kalium p, L,
Voor het aalhart waren de waarden:
na passage door 2 harten (Ie hart bestraald met 5 mg. radium)
3 mg, kalium p. L.
na passage door 2 harten (Ie hart onbestraald) 2 ä 3 mg. kalium
p, L,
Dat er kalium uit het hart in de doorstroomingsvloeistof over-
gaat is al nauwkeurig nagegaan door Zeehuisen en Streef. Zij
vonden, dat op het oogenblik, dat het hart bij doorstrooming stil-
stond op kalilooze vloeistof, het hart een derde van zijn kalium
verloren had en ook na zeer lange doorstrooming niet meer dan de
helft van zijn oorspronkelijk aanwezig kalium verloor.
Gaan wij nu eens b.v. voor het aalhart na, of deze gevonden
getallen overeenstemmen met de te berekenen waarden.
Het aalhart bevat per gram hartspier 1,45 mg. kalium. Het
kikkerhart beval meer kalium n,l, per gram hartspier 2 mg. kalium.
Het aalhart weegt 200 mg, cn bevat oorspronkelijk 0.3 mg.
kalium. Hiervan is aanvankelijk op het doorlooptoestel % = 0,1
mg. kalium weggcwasschen, blijft 0.2 mg.; ook na 6 uur is nog de
helft = 0.15 mg. kalium aanwezig, dus kan in kringloop overgaan
0.05 mg. kalium. Uit 2 harten komen 0,1 mg, kalium. Stel nu
de kringloop omvatte 30 cc, zoo wordt het per L, berekend
33 X 0,1 = 3,3 mg. kalium, daarbij komt nog 1 mg. kalium van
het leidingwater dus totaal 4.3 mg. kalium per L.
Gemiddeld vinden wij echter lagere waarden waarschijnlijk
doordat wij wanneer het hart op doorstvoon.lng sülstaat, deze nog
minstens een half uur laten doorgaan cn bovendien in het circu-
iatictoestcl zoolang de vloeistof ververschen tot het hart weer
stopt.
Dat het herleven niet afkomstig is van het kalium alleen, maar
eveneens van de aanwezigheid van andere sloffen blijkt uit de
volgende proef. Ik moet hier even vooruitloopen op een later te
bespreken feit.
Het is n.l. gebleken, dat de werkzame stoffen door talk gead-
sorbeerd worden. Schudden wij b.v. een radiumbestralings-
vloeistof met talk en doorstroomen een op kalilooze vloeistof
r.tilstaand hart met hel filtraat, dan blijft het hart stilstaan niet-
\') H ZEEHUISEN und G. M. STREEF. Pllügcrs Arch. f. d, }{cs. Physiol.
215 Band 1/2. Hcfl S. 170,
tegenstaande het Ualiu^eha.^ ™n de vtótoMelijk
want talk adsorbeert ^almmzout (ij^n^ ^^^
"iot^avTbS fSschtSll en werkzame stoffen za. ik
later terugkomen. „qOFDSTUK IV.
^ ^ 4 deden collodium
2 deelen aether
5 deelen alcohol absolut.
\'Dit laten wii ongeveer 15 minuten drogen en daarna wordt hc
ge?èd (g^iat 1 filter) in water gelegd. Na ongeveer een half
\'^filte op elUaar en filtreerde
onSl eerde vloeistof. Verdunnen wij de vlocisto eenmaal, dan
mt de vloeistof werkzaam, alleen wordt de latente periode ver-
lengd, terw^l 4 X verdunnen de vloeistof onwerkzaam doel wor-
\'^^Wij hebben nu ook getracht dc werkzame bestanddeclen uit dc
vloeistof t9 isolecren.
Tl On, nJeMn herhaling Ic moeten vervallen zal ik. waar dat noodig is, hier
.) Om niet m nernanng poloniumbeslralingsvloeistof bespreken,
tevens cen.ge e.genschappc^ wordt als de radiumbcstralings-
viLiïorLt^lt vtthil.\'dat het hart in plaats van met radium met
polonium bestraald wordt.
Wij onderzochten daarvoor eerst of de actieve stoffen misschien
geadsorbeerd werden door cocoskool. Maar hierbij bleek spoedig,
dat onze gebruikte cocoskool verontreinigd was en dat water
geschud met cocoskool na filtratie veel kalium- en ammonium-
zouten bevatte, zoodat wij cocoskool als adsorbens moesten ver-
laten.
Wij probeerden nu talcum venetum en dit bleek inderdaad in
staat te zijn de actieve stoffen te adsorbeeren.
Per 30 cc, vloeistof gebruikte ik 9,5 gram talcum venetum. \')
Dit schudden gebeurt in een scliudtoestelletje, dat door een heete-
luchtmotor gedreven wordt, Daarna werd gefiltreerd.
Het filtraat blijkt nu niet meer in staat te zijn een stilstaand
hart aan het kloppen te brengen.
Schudden we echter de talk met alcohol % % gedurende
een half uur, laten de alcohol verdampen cn lossen het residu in
10 cc, kalilooze vloeistof op, brengen wij daarna deze oplossing
bij het filtraat, dan zien wij dat het stilstaande hart weer begint te
pulseeren, (Zie fig. 5.).
Fig. 5.
Gebruiken wij in plaats van alcohol versch gedestilleerde actlier,
dan blijken de werkzame stoffen daarin niet over te gaan.
Uit dc oplosbaarheid in alcohol blijkt, dal onze werkzame stof
geen eiwitstof cn uil dc onoplosbaarheid in acther, dal zij geen
vet of Hpoide slof is. Wc zien dus, dat de actieve beslandcicclcn
thcrmostabiel, ultrafillrccrbaar, dialyseerbaar, adsorbeerbaar aan
talk, oplosbaar in alcohol, onoplosbaar in aelher, in een bepaalde
*) In de schudmachine was dc afsliiilcnde slop nicl slanniol bedekt.
\') A. M. STREEF. Onderzoek, fjedaan in het physiol. lab. Ie Utrecht, vijfde
reeks XIX. bl. 58.
volgende stoffen en eigenschappen nagaan:
3„ actie, bestanddeel,
t fp\'dï Sen in Het ultraviolette spec-
So, ttollen, die diamagnetisch .iin.
Beginnen wij nu met het onderzoek der vloeistof op de aanwe-
zigheid van oxydatiefermenten,^
De oxydatiefermenten ■) worden o-dersche den m
lo, de phenolasen, dat zijn die oxydasen, d.c m staat zijn phe
nolen te ontleden.
O. der lucht gekleurde verbinding.
phenolen --; ^ ^
cel oxydase , ,1.11__
in zuurstof en waterstof kunnen ontleden.
De katalasen komen bijna in alle weefsels en weefselvlocstof-
^^ 7il°wcrden oo dc volgende wijze aangetoond: , , , ,
In een g stingsbuisje volgens Eykman van 25 cc. -houd w d
een mengsel van gelijke deelen te onderzoeken vloeistof en 1
rteTctofperoxydeoplossing gebracht. Het geheel werd nu 24 uur
weggge^ Er ontwikkelde zich dan gas. De hoogte van de gasbe
werd gemeten en wel tusschen het hoogste punt van het
ï^uii ?n de onderrand van de meniscus Dit bedrag werd ter
vergelijking beschouwd als een maat voor het katalasegehalte der
Ha Spreekt vanzelf, dat ons glaswerk zeer schoon _moct zijn.
daar^treinigingen eveneens waterstofperoxyde ontleden. Wij
AE/ÜCRHALDEN. Handbuch der biolog. Arbeitsmethoden, Ferment-
\'\'\'"SsTCdÏ, Handbulh de\'r\' ph\'ysiolog, Methodik, Band II Erster HäHte:
Fermente S, 91.
plaatsten daarom het gebruikte glaswerk na voorafgaande rei-
niging direct in een chroomzuuroplossing, zooals die boven is
beschreven.
Het bleek nu, dat zoowel bij kikker- als bij aalharten steeds
katalase in de vloeistof aantoonbaar was, hetzij het hart bestraald
werd met radium, met polonium of onbestraald doorstroomd
werd, ")
Voor het aantoonen der oxydasen hebben wij verschillende
reacties geprobeerd, zonder echter een eenvoudige reactie te kun-
nen vinden, die gevoelig genoeg was om de blijkbaar kleine hoe-
veelheden oxydasen in onze rondstroomingsvloeistoffen te kunnen
aantoonen.
Alleen met 1 % alcoholische guajac-hars, zag ik eenmaal bij een
onbestraalde vloeistof, die door twee harten was gestroomd, een
blauwkleuring optreden.
Daarentegen lukte het wel peroxydasen in de vloeistof aan te
toonen.
Ook hiervoor bleken niet alle reacties gevoelig genoeg te zijn,
b,v, de reactie met 0,1 % guajacol zooals die door Bach cn Zub-
kowa beschreven is, gaf bij onze vloeistoffen slechts een zoo
■>) De gemiddelde hoogte van de luchtbel in hel gislingsbuisjc bedroeg
voor hel kii<kcrhart:
Na passage door twee harten, waarvan hel eerste bestraald werd mcl
radium 16 mm, (10 bepalingen).
Na passage door twee onbestraalde harten 21 mm, (6 bepalingen).
Voor hel aalhart bedroegen deze waarden;
Na passage door twee harten, waarvan hel eerste met polonium bestraald
werd 24 mm, (5 bepalingen) en wanneer het eerste hart mei radium bestraald
werd 8 mm. (3 bepalingen).
Wanneer wij de waarden, verkregen bij aal- cn kikkerhart, tezamen nemen,
vinden wij dus de hoogte van de luchtbel:
Na radiumbcstraling 15 mm,
Onbestraald 21 mm,
\'Na poloniumbeslraling 24 mm.
Alles na passage door twee harten gemeten.
Wij zouden hierin misschien een aanduiding kunnen zien, dal radium-
bcstraling katalase vernieligl en poloniumbeslraling kalalasc activeert.
Dit zou in bet gcbeel nicl vreemd zijn, want Maubcrt, Jalouslrc, Lcmay,
Guilbcrl >) hebben aangetoond, dat leverkatalasc geaclivccrd wordt door
alphastralcn cn geparalyseerd door bctastralcn.
Ook Xstralcn zouden paralyscercnd op Icverkalalasc werken.
Voor hel kalalascgchallc van onze circulaticvlocisloffcn zal dan ook ccn
nader onderzoek moeten uitmaken, of dit ook geldt voor dc bestraling van
hel hart met bctastralcn (radium) cn alphastralcn (polonium).
\') MAUBERT, JALOUSTRE, LEMAY ET GUILBERT C.r! ac, de sc t
178 p, 889. ibid, l, 180 1925 p, 1205,
-) A. BACH und S. ZUBKOWA, Biochemische Zeitschrift 125er Band, S, 2S8.
-ocr page 36-Bolin beschreven reactie met guajaconzuur )
Wij brachten bij elkaar:
5 cc. te onderzoeken vloeistot
5 cc. waterstofperoxyde 0,1 %
je?^cc. gujaconzuuroplossing.
De sterkte van de guajaconzuuroplossing was ICO mg. guajacon-
^"SljTare^ghdÄl pertydase treedt blauwkleuring op^
Dezfreactie is ook voor quantitaticve peroxydasebepalmgen te
ge^kerHet bleek nu. dat al onze vloeistoffen, zi, het ook met
als onbestraalde hartvloeistoffen trad blauwkleurmg op; gemid-
\'^{ferk^m\'^chte^r een enkele maal bij alle drie soorten vloei-
stoffen voo,, dat na drie uur nog geen spoor van blauwkleurmg
cler vloeistof schijnt dus niet steeds even
^\'Een\'nfj"; onderzoek over de aanwezigheid van katalase
oxvdLe en peroxydase in de rondstroommgsvloejstof en de
TnvloeTvan alpha- en bêtastralen op genoemde oxydatiefermenten
is dan ook reeds begonnen,
2c, onderzoek op de aanwezigheid van stoffen, die de opper-
vlaktespanning veranderen, , .. i j.
Wc bepalen de oppcrvlaktespannmg op de wijze. zooals die
door Brinkman en van \'Dam =) is aangegeven.^
De uitkomsten van dc oppervlaktespanmngbepalmg blijken
cterk afhankelijk te zijn van dc gebruikte methoden,_ zoodal bij de
verschillende onderzoekers dc oppervlaktespanning van water
O) De rcacUe wordt op de volgende wijze uitgevoerd:
Wij voegen bij eli<aar: 1 cc, te onderzoeken vloeistof,
7 cc, water.
1 cc, 0.1 % guajacoloplossintf
1 cc. 1 % waterslofperoxyde-oplossing,
Wii laten hel mengsel een half uur bij kamerlcmperatuur slaan.
Eii aanwezigheid van peroxydase treedt roodkleuring op, , „ ,
Het gebruikte preparaat werd ons bereidwillig afgestaan door Prof.
un^ bolin. Hoppe-Seylers\' Zeilschrift für
Physiologische Chemie, 61 ster Band S. 74, i • i j r,
*J R BRINKMAN cn Mej. E. v. DAM. Arch. Ncerl. dc physiol. dc 1 hommc
cl des animaux. lome VIII. Ie Uyraison p. 29. (1923)
O HERBERT FREUNDLICH, Kapillarchemje S, 33, Oberflächenspannung
des Wassers bei 18°.
bij 18° wisselde van 72,4 dyne/cm, tot 76.8 dyne/cm,"
Als uitgangspunt nam ik aan, dat de oppervlaktespanning van
water bij 18° bedroeg ti» = 76.8 dyne/cm., zooals die door Tim-
berg wordt aangegeven, omdat zijn methode in principe gelijk is
aan de door mij gebruikte.
Voor het bepalen der oppervlaktespanning gebruikten wij een
torsiebalans van Hartmann en Braun die als maximum gewicht
500 mg. kan aangeven.
Aan de arm der balans bevestigen wij een dun 10 cm. lang
platina draadje, aan de balanskant eindigend in een oogje en aan
de andere kant bevestigd aan een soort stijgbeugel.
De voetplaat van de beugel wordt gevormd door een platinarin-
getje.
iDe dikte van de ring is 0.3 mm., terwijl de buitenomtrek 4.8
mm. bedraagt.
We dompelen de ring in de te onderzoeken vloeistof cn
bevestigen dan de ring (met adhaesiewater) aan de balans. Wc
dcsarrêteeren, bewegen de hefboom tot een aan de arm der balans
bevestigd stukje ijzer op de nulstrcep staat en lezen dan direct het
gewicht van dc ring (-[- vloeistof) in milligrammen op dc schaal
af. Op een horlogeglas wordt nu 2 cc. van de te onderzoeken
vloeistof gebracht en geplaatst op een verstelbaar tafcllic. Wc
draaien nu het staticfjc zoover omhoog, lot dc in evenwicht vcr-
kccrende ring dc vloeistof raakt.
We verplaatsen dc hefboom juist zoover tol de vlocistofkolom
tusschen ring cn de te onderzoeken vloeistof breekt. Deze stand
lezen wij af.
Wc kunnen dc oppervlaktespanning uil dc volgende formule
berekenen.
K - P
Opp. spanning t =-j--X 0,981
Waarbij K voorstelt de kracht noodig om de vlocistofkolom te
verbreken, P het gewicht van de ring 4" adhaesiewater en L dc
constante van hel toestel,
Dc constante van hel toestel (L.) is afhankelijk van de grootte
van dc ring cn wordt bepaald door te ijken met een vloeistof van
bekende oppervlaktespanning.
Wij gebruikten daarvoor zeer zuiver leidingwater, dat wij niet
door ccn koperen kraan, die natuurlijk door poetsen met vclach-
ligc sloffen is verontreinigd, maar tusschen twee in elkaar geplaat-
ste glazen Ircchtcrs lieten doorstroomen.
Het platinaringctjc cn hel horlogeglas mogen niet mcl dc vin-
gers aangeraakt worden. Zij moeten bewaard worden in een
versehe chroomzuuroplossing (dc oppervlaktespanning hiervan
\') EMIL ABDERHALDEN. Handbuch der blol. Arbeilsniclhodcn Abi. I.
teil 3. S. 252.
moet .elijk aan die van water zijn) en voor het gebruik afgespoeld
worden met stroomend leidmgwater. {iltreer-
Het ringetje werd daarna even tegen een schoon stukje tiltreer
faiTn nu aan. dat de oppervl.spanning van ons water bij
rnrdyn\' /cm. Het gewicht van ring adhaesiewater
iedrrg 42 mg.^erwijl de vloeistofkolom brak b, een belastmg
^^^ ( 196 42)
_ ( 196 - Q gg^
ll8 — 1
X 0,981
152
76,8 =
L= 1.95 cm.
Nemen we nu onze kalilooze vloeistof, die we bereid hebben
Seveer 20 uur door een kikkerhart gestroomd heeft 74.7 dyne/
cm na passage door een 2e onbestraald hart 73 6 dyne/cm
Bii passage door een derde onbestraald hart wordt t- 72.5
tweede hart t = 73.8 dyne/cm, , , ,. -l
Vergelijken we deze getallen dan blijkt f t d.e voor be-
straalde en onbestraalde vloeistof bijna geheel gehjk zijn.
Controle vloeistof
Radiumbestralingsvloeistof
opp.
spanning
dyndc.M.
1 Iiart |2 harten
74.7 I 73.G
3 harten 4 harten
72.5 1 71.2
. Opp.
spanning
dyne|c.M. j 74.5
2 harten
73.8
I hart
Opp. spanning kalilooze vloeistol 76.2 dyndc.M.
We 7ien dus. dat bestraling zelve geen invloed heeft op dc
oppervlaktespanning, of m.a.w. onze werkzame bestanddeelen
veranderen de oppervlaktespanning met. i . i- .
Deze bepalingen heb ik ook herhaald met poloniumbestrahngs-
vloeistof en kreeg daarbij bijna geheel dczel de waarden, n 1. 74.5
na passage door één aalhart en 73.7 dyne/cm. na passage door
een tweede hart.
-ocr page 39-Ook deze stoffen blijken dus geen invloed op de opp, spanning
te hebben. , . . , ,
Waar komt echter deze opp. spannmgverlagmg m het algemeen
vandaan? ,, ,. , ,
We hebben de proeven verricht met toestellen, die van lucht
voorzien werden door een motor.
IDaarom lieten we in een met chroomzuur gereinigd toestel
kalilooze vloeistof rondstroomen, zonder daarbij een hart te pas-
secren en nu bleek de opp. spanning, die bij het begin der proef
76,2dyne\'cm. was, de volgende ochtend gedaald te zijn tot 75.2
dyne/cm. Er moeten dus met de circuleerende lucht opp. spanning-
verlagende stoffen meegevoerd worden, niettegenstaande de lucht
nog e\'erst door een groote flesch water gereinigd werd. Deze stof
was vermoedelijk vet, daar hiermee het luchtpompje gesmeerd
werd. We hebben dc proef herhaald het kringloopen, die door een
waterstraalpompje gedreven werden en daarbij bleek de opp.
spanning van dc kalilooze vloeistof na 20 uur rondstroomen 76
dyne/cm. te zijn.
Ultrafiltrcerden we de vloeistof, die door een hart was ge-
stroomd, dan vonden we, dat de opp.spanning, die voor de filtratie
74.4 was, daarna bedroeg 74.8 dyne/cm.
Er blijft slechts ccn verschil van 0.4 dyne/cm. over, die wc
moeten verklaren door de aanwezigheid van vetzuren en lipoide
stoffen, die uit het hart in de vloeistof overgaan.
We zien dus, dat dc opp.spanning verlaging van 1.8 dyne/cm.
voor 1 dyne/cm. afhankelijk is van de verontreiniging, die de lucht
meevoert, voor 0.4 dyne/cm. van dc colloidale stoffen en voor
0,4 dyne/cm. van lipoide stoffen en vetzuren.
Dat wc slechts zoo\'n geringe opp,vlaktespanningvcrlaging
vinden, zal vermoedelijk veroorzaakt worden door het feit, dat
een groot deel van dc colloidale en lipoide stoffen bij de vooraf-
gaande doorstrooming reeds weggespoeld zullen zijn,
3o. Onderzoek naar de aanwezigheid van een optisch actief
bestanddeel,
We gebruiken hiervoor de gewone circumpolarimcter, zooals die
voor het onderzoek van suikers wordt aangewend.
Als lichtbron nemen wc een natriumvlam, dus ongcpolari-
scerd, monochromatisch licht. Beginnen wc met gewone kalilooze
vloeistof, dan zijn beide helften van het gezichtsveld van inten-
siteit cn kleur gelijk als dc wijzer op nul staat.
Dit blijkt eveneens het geval te zijn bij onderzoek der radium-
bestralingsvloeistof, ook dan zijn beide helften gelijk als dc wijzer
op nul staat.
Bij dc poloniumvloeistof cn bij de onbestraalde hartvloeistof
-ocr page 40-vinden we geheel hetzelfde n.l. gelijkheid van het gezichtsveld
bij nulstand van de wijzer, i ■ .
Er blijken dus geen stoffen aanwezig te zijn, die het polarisatie-
vlak draaien,
4o, Onderzoek naar de aanwezigheid van fluoresceerende
stoffen.
Onder fluorescentie verstaan we het vermogen van stoffen om
wanneer zij aan violette of ultraviolette stralen worden blootge-
steld, licht te gaan uitzenden van een andere golflengte,
We onderzochten onze vloeistoffen alleen bij bestraling met
ultraviolet licht. Een booglamp met ijzerkoolspitsen, die zeer veel
ultraviolette stralen uitzendt, wordt voorzien van een kwartslens
(een gewone glazen lens absorbeert te veel ultraviolet licht]. Door
een tweetal lenzen wordt het Hcht gecentreerd resp, parallel
gemaakt, passeert een Wood\'s filter om ten slotte door een kwarts-
lens in een kegel te worden vereenigd. Het filter houdt alle zicht-
bare stralen tegen en laat het ultraviolet licht door. De te onder-
zoeken vloeistof wordt gebracht in een kleine glazen cuvette met
kwartsvensters en geplaatst in het brandpunt van het lenzen-
stelsel.
Door diaphragmeeren namen we uit de kegel een siralle bundel.
Een kikkeroog fluoresceerde schitterend in het brandpunt
We onderzochten achtereenvolgens leidingwater, aqua dest,,
kalilooze vloeistof, een radiumbestralingsvloeistof, een polonium-
bestralingsvloeistof en een onbestraalde (contrólc]vloeistof.
Het bleek ons nu, dat geen van al de genoemde vloeistoffen
fluoresceerde.
Ook dit onderzoek om de werkzame stoffen door fluorescentie
te trachten aan te toonen viel negatief uit,
5o, Onderzoek van het ultraviolette spectrum der circulatie-
vloeistoffen. • I
\'De spectograaph, die wc hiervoor gebruikten, bestond uit een
lichtdicht gesloten kastje, waarvan de twee deelen een stompe
hoek met elkaar maakten.
In het hoekpunt daarvan was een kwartsprisma geplaatst,
waarvoor zich een diaphragma cn een instelbare kwartslens be-
vonden, Het licht trad door een objectiefspleet, werd gebroken cn
ontleed door het prisma en verliet het kastje door een 2 cm.
brcede horizontale spleet.
\') De cuvette bestaat uit een stuk glas van 7 mm. dikte, waarin een gl£;i{
geslepen is. Voor en achter het glas wordt een kwartsdekglaasje met een
elastiekje bevestigd.
Onmiddellijk achter deze laatste spleet komt het chassis, waarin
een zeer gevoelige photographische plaat (500 H, en D] gescho-
ven is,
iDoor een schroefinrichting kon deze plaat bewogen worden,
zoodat op één plaat meerdere spectra konden worden opgenomen.
De belichtingstijd bedroeg 21/2 minuut.
Als lichtbron werd een booglampje met gewone kolen gebruikt,
waarvoor een kwartslens geschoven was.
De vloeistof werd gebracht in de bovengenoemde cuvette,
We fotografeerden achtereenvolgens de radiumbestralings-,
poioniumbestralings-, de onbestraalde en de kalilooze vloeistof en
nu bleek, dat alle evenveel banden in het ultraviolet vertoonden,
die zich ook geheel op dezelfde plaats bevonden, (fig. 6.)
Zoodat wc dus zien, dat onze werkzame stoffen nicl gekenmerkt
zijn door eigen banden in het ultraviolette gedeelte van het
spectrum,
6e. Onderzoek van de bcstralingsvlocistoffen met het ultra-
microscoop.
Het ultramicroscoop \') van Sicdentopf cn Zsigmondy bestaat
uit ccn electrische booglamp, waarvan het licht door middel van
ccn lens door ccn verstelbare splectvormige opening wordt gc-
\') HERBERT FREUNDLICH, Kapillarchcmie. S. 531.
-ocr page 42-worpen. Door een tweede lens en een belichtingsobjectief wordt
een sterk verkleind beeld van de spleet in een klein glazen bakje
deprojecteerd. Dit Biltzschc bakje bevat de te onderzoeken
vloeistof; het is voorzien van kwartsvenstertjes en staat aari de
eene kant door een rechthoekig omgebogen buisje met een klok-
vormig reservoir in verbinding, aan de andere kant gaat het over
in een eveneens rechthoekig gebogen buisje, waaraan zich een
slangetje met een klemmetje bevindt, waardoor de vloeistof weg
kan loopen, zonder dat de opstelling veranderd behoeft te worden.
\'Het beeld wordt nu met een microscoop bekeken, dat zoo inge-
steld is, dat het beeld van de spleet zich juist in het midderi van
het gezichtsveld bevindt. Beschouwen wij een met optisch leege
vloeistof, dan zien wij een zwarte ondergrond, waarop zich ich-
tende punten afteekenen. Deze deeltjes zijn niet alle van gelijke
grootte. ...
Ieder deeltje verstrooit het licht en vormt de top van een hcht-
kegel, waarvan men het grondvlak als buigingsschijf je ziet. Dc
vorm van het deeltje kan men dus in het ultramicroscoop met
beoordeelen, men kan alleen zeggen, dat er deeltjes aanwezig
^^\'ïn het reservoir wordt gedestilleerd water gebracht en zoo
lang doorgespoeld tot er zeer weinig deeltjes per gezichtsveld
zichtbaar zijn. • ...
Wij onderzochten nu achtereenvolgens: Ie. aqua destillata,
2e. kalilooze vloeistof, 3c. radiumbestralingsvloeistof, 4e, polo-
niumbestralingsvloeistof, 5e, kalilooze vloeistof, die onbestraald
door een hart had gestroomd gccTurende 20 uur, 6e, een vloeistot
als genoemd onder 5, maar die de volgende dag nogmaals 20 uur
door een stilstaand hart had gecirculeerd, dus een „twechartigc
vloeistof. ....., 1 , ,
Ie Het gebruikte aqua destillata bleek met optisch Iccg tc zijn.
Ik\'telde het aantal deeltjes per gezichtsveld, zoowel groote als
kleine, liet eenige druppels vloeistof wegloopen en telde weer
het aantal deeltjes per gezichtsveld. Dit werd 5 maal herhaald cn
daarvan het gemiddelde genomen.
Het bleek nu, dat het aqua destillata 10 deeltjes per gezichts-
veld bevatte.
De deeltjes verschilden in het algemeen weinig van grootte,
2e, Kalilooze vloeistof bevatte bij beschouwing in het ultra-
microscoop eveneens een aantal dccltics per gezichtsveld,
üit aantal bedroeg gemiddeld 16, Zeer groote deeltjes waren
niet aanwezig, de deeltjes waren zelfs vrij klein,
3c. De radiumbestralingsvloeistof bleek veel submicrones tc
bevatten. Ook hier waren deze klein.
Gemiddeld bedroeg het aantal deeltjes per gezichtsveld 56.
-ocr page 43-4e, De poloniumbestralingsvloeistof bevatte gemiddeld per
gezichtsveld iets meer submicrones, n.l. 67,
Ook hier was de grootte der deeltjes vrij gelijk,
5e, De cenhartige controlevloeistof bleek eveneens niet optisch
leeg te zijn, per gezichtsveld werden gemiddeld geteld 57 deeltjes,
die onderling weinig in grootte verschilden,
6e, Bij de tweehartige controlevloeistof was het aantal sub-
micrones het grootst n.1, gemiddeld 99 per gezichtsveld,
Tusschen twee verschillende vloeistofbepalingen in werd het
bakje met aq. dest. eenige malen flink doorgespoeld.
Wanneer wij dus resumeeren:
vloeistof aantal deeltjes gemiddeld per veld.
poloniumbcstralingsvloeistof 67
éénhartigc controlevloeistof 57
tweehartige controlevloeistof 99
Wij zien dus, dat de kalilooze vloeistof na passage door een
hart, bestraald of onbcstraald, meer deeltjes bevat, dan er te voren
aanwezig waren.
Dit aantal neemt loc na passage door een tweede hart. Dc be-
straling zelve schijnt geen stoffen tc doen ontstaan, die ultrami-
croscopisch gekenmerkt zijn door een groot aantal submicrones.
De meerdere deeltjes schijnen dus afkomstig te zijn van colloi-
dale cn lipoidc stoffen, die uil het harl gespoeld worden en in dc
vloeistof overgaan.
7c. Onderzoek der circulaticvloeistoffen op hun clcclrisch
gclcidingsvcrmogcn.
Wij bepaalden het electrisch gclcidingsvcrmogcn met behulp
van ccn toestel, dal berust op het principe van dc brug van Wlical-
stone. \')
Hel toestel bestaat uit ccn inductorium met stroomvcrbreker,
een slopwccrsland, ccn wccrslandsval en ccn meeldraad.
Dc wisselstroom, opgewekt in het inductorium, gaat via een
verschuifbaar plaatje door dc in twee stukken verdeelde meel-
draad. üe 2 stroomtakken bewegen zich weer naar elkaar loc en
passecren daarbij hel wccrslandsval en dc slopwccrsland.
In deze brug is ccn tclefoonkclen geschakeld. Deze telefoon zal
zwijgen als er in het vierkant een bepaalde verhouding hcerschl.
\'Dii !s hel geval, als de verhouding der weerstanden van wccr-
slandsval en stopweerstand gelijk is aan dc verhouding der beide
1) H. ZWAARDEMAKER, Leerboek der Physiologie, bl. 46. dl. I.
-ocr page 44-stukken van de mcetdraad. üe lengte van de meeldraad is 50 cm.
In het weerstandsvat wordt de te onderzoeken vloeistof ge-
bracht In dit vat zitten twee dunne met kwik gevulde glazen
buisjes, waarin zich draden bevinden, die eindigen in kleine
ronde met platinazwart bedekte plaatjes. Dit zijn de twee elec-
^\'^"oniopweerstand is een toestel, waarbij, door het uitnemen van
één of meer van de aanwezige koperen stoppen, een bekende
weerstand wordt ingeschakeld.
Wij nemen één van de koperen stoppen uit de weerstand en
schuiven het plaatje zoo lang langs de meeldraad, tot de teleloon
stroomloos is. , , i -j- ^ »
Wij onderzochten achtereenvolgens aq, dest., leidingwater,
kalilooze Ringersche vloeistof, radiumbestralingsvloeistof, polo-
niumbestralingsvloeistof, éénhartige controlevloeistof, _
Vloeistof stopweerst, stand van het vloeistof-
verschuifbare weerstand,
plaatje,
aq, destillata 5000 Ohm 47 78333 Ohm
kalilooze vloeistof 5000 „ 1\' 102
radiumbestr. vloeistof 5000 „ 0,8 82
poloniumbestr, vloeistof 5000 „ 0,9 92
éénhartige contr, vloeistof 5000 „ 0,7 75
Het geleidingsvermogen der kalilooze Ringersche vlpeistof voor
en na passage door een hart verschilt slechts zeer weinig.
Ook dc werkzame bestanddeelen der bestralingsvloeistoffen
verraden hun aanwezigheid niet door verandering van het elec-
trisch geleidingsvcrmogen der vloeistof,
I
8c. Zijn de bestralingsvloeistoffen diamagnctisch?
Een voorwerp is diamagnctisch, als het zich verplaatst uit dc
richting van de krachtlijnen van een magnetisch veld.
Om dit na te gaan moeten wij dus de te onderzoeken vloeistof
in een magnetisch veld brengen.
Dit veld kunnen wij krijgen door een clcctrische stroom door
twee sterke electromagneten tc laten gaan. De ruimte er tusschen
vormt dan een magnetisch veld. De twee electromagneten bestaan
uit een weekijzeren kern, waarom koperdraad is gewonden van
een dikte van 1,13 mm,, dat op een bijzondere manier geïsoleerd is.
Om tc voorkomen, dat er in ruststand spanning op de spoelen
staat, wat gevaarlijk zou zijn bij het plaatsen van de vloeistof
tusschen de weekijzeren kernen, is dc eene pool van het net, in dit
geval de aarde, naar de spoelen gevoerd.
De schakeling v.an de spoelen is zoodanig, dat zoowel bij serie-
als parallelstand \'de stroomrichting hierin dezelfde blijft.
Het sluiten en verbreken van de stroom geschiedt met een
gewone dubbelpolige hefboomschakelaar, waarvan de contact-
blokken in stukken gezaagd zijn, om daarmee de ingewikkelde
schakeling uit te voeren.
De stroom, die door de spoeldraden wordt gevoerd, is een gelijk-
stroom, De spoelen zijn met een voorschakelweerstand van 18
Ohm direct op de 220 Volt-stadsleiding aangesloten.
Elke spoel heeft een weerstand van 17 Ohm. Bij seriestand is
dus de stroom, die door de spoelen gaat
E 220 . „ .
I =ir =—18 (2 X 17) =
E 220
In parallelstand bedraagt deze stroom 1=-^=-—= 8,5 Amp.
18
De te onderzoeken vloeistof wordt in een dun glazen U-vormig
buisje *) gebracht.
Om fouten door verschil in dikte der buisjes te voorkomen,
gebruikte ik steeds na voorafgaande reiniging hetzelfde buisje.
\'Door middel van een drietal schroeven kan het buisje met de
vloeistof zoo gesteld worden, dat dc meniscus zich juist ter hoogte
van de magncctpolen bevindt.
Vormt zich een magnetisch veld, dan wordt dit merkbaar
door dc verplaatsing van dc meniscus. Daar dit echter slechts
over een afstand van millimeters geschiedt, wordt dc meniscus
bekeken door ccn microscoop, dal horizontaal opgesteld is. Wij
gebruiken daarvoor een Zeissobjccticf B. en ccn oculair no. 2.
Sluiten wij nu dc stroom, dan zien wij in dc kijker dc meniscus
stijgen; in werkelijkheid treedt daling op. In het oculair bevindt
zich ccn verticaal gestelde schaalvcrdceling, zoodat wij direct dc
verplaatsing in schaaldeelcn kunnen aangeven.
Wij onderzochten achtereenvolgens gedcstilcerd water, leiding-
water, kalilooze Ringcrschc vloeistof, radiumbeslralings-, polo-
niumbestralings- en cenhartige controlevloeistof.
Vloeistof Verplaatsing van de meniscus in
sc/iaaldeelen.
Gedcst. water 60
poloniumbcstralingsvloeistof 70
éénhartigc controlevloeistof 70
O H. ZWAARDEMAKER ct C. BAKKER, Arch. nécri. dc physiol. t. 3. p. 530.
Lc diamagnétismc des liquides animaux.
Wij zien, dat leidingwater sterker diamagneüsch i^ dan gedes
tilleerd water, doordat de aanwezige K-, Na-, Ca-, CU3-, Li ionen
veranderen het diamagnetisme van een
vloeistof niet,
HOOFDSTUK V.
Poloniumbestraling en Poloniumbestralingsvloeisiof.
Het polonium, door mad. Curie ontdekt en naar haar geboorte-
land gLoemd, dat identiek blijkt te zi,n me radium F. zendt
voornaLlijk ^Iphastralen uit; daarnaast een kleine hoeveelheid
gammastralen en deltastralen. „ , , u „„„„
Deze deltastralen zijn stralen, die in hun_ eigenschappen
overeenkomen met bêtastralen, maar geen lonisatie en geen
fluorescentie veroorzaken, ...ui j i.
Over hun werking op het hart is evenmin iets bekend als van
de gammastralen, 1 . m^
Terwijl het radium slechts zeer langzaam verzwakt en in 17JJ
jaar voor de helft getransformeerd is, bedraagt de z,g. halvccrings-
tijd voor polonium slechts 136,5 dag, ^
Practisch is cchtcr het polonium reeds na drie maanden zoo
verzwakt, dat het voor onze proeven onwerkzaam is geworden.
Daarbij komt nog, dat ons poloniumlaagje tegen bezoedeling
met water niet bestand is cn wij dus extra maatregelen tegen het
spatten moesten nemen; het preparaat mocht het hart met
cX £L n fcll^O
De alphadceltjcs zijn in hun baan zeer begrensd- P. Curie vond,
dat op een bepaalde afstand van dc stralende stof in de lucht, dc
radioactieve werking plotseling verdwijnt. Deze afstand is bi) dc
poloniumalphastralen 3.8 cm. , , 1 •
Ook het doordringensvcrmogcn der alphastralen is zeer gering,
zoodat een dun vHesjc caoutchouc hen reeds tegenhoudt.
Verder is bij de aalharten van belang, dat het hart met lekt cn
zich geen waterlaagjc op het hart vormt.
Als poloniumprcparaten gcbiuikten wij drie koperen plaatjes
4 cm, lang cn 1 tm, breed, waarop aan één zijde op een opper-
>) STEPHAN MEYER und EGON R. v. SCHWEIDLER, Radioactivitäl, S. 61.
-ocr page 47-vlakte van 1 cm; galvanisch neergeslagen polonium zich bevindt.
Deze plaatjes werden met kleine koperen verstelbare klemmetjes
in drie openingen van een hoefijï-ervormig statief geplaatst. In het
midden bevindt zich het hart. Dit wordt van drie zijden
met polonium bestraald. De stralende oppervlakte moet zich juist
tegenover het hart bevinden, wat we regelen door plaatsveran-
dering van het klemmetje.
Uit proeven, die reeds in 1917 begonnen werden door Zwaar-
demaker en voortgezet door Grijns en Voorstad is gebleken,
dat een bij doorstrooming met kalilooze vloeistof stilstaand kikker-
hart, door uitwendige poloniumbeslraling zijn bewegingen hervat.
De afwachttijd mocht bij hun proeven niet langer zijn dan
uur; de latente periode nam toe bij het spontaan verzwakken van
het preparaat; het herstel varieerde van minuten tot uren en trad
op in 90 % der proeven. Wij hebben nu deze proeven herhaald en
gingen daarbij op dezelfde wijze als bij de radiumbestraling te
werk. Als proefdier werd uitsluitend de aal gebruikt. Wij door-
stroomen eerst met Ringersche vloeistof, die 100 mg, KCl per
Liter bevat. Klopt het hart regelmatig, dan doorstroomen wij het
met kalilooze Ringersche vloeistof, Is het hart tot stilstand geko-
men, dan circuleeren wc met kalilooze Ringen Heeft het hart
weer een half uur opgehouden te kloppen, dan wordt het polonium
bij het hart geplaatst. De koperen plaatjes worden zoo geplaatst,
dat zij op een afstand van ruim een halve centimeter van drie
zijden het hart bestralen.
Ook hier werden voorkamer, atrioventriculairgrens cn kamer
gelijktijdig bestraald.
De proef werd weer tot dc volgende ochtend voortgezet, zoodat
dus gemiddeld 20 uur bestraald werd.
Juist zooals wij\' bij dc radiumbestraling gezien hebben kwam
na een bepaalde tijd ccn herstel der beweging.
Uit M bestralingen van het aalhart in kringloop blijkt nu, dat
na ccn gemiddelde afwachttijd van 33 minuten .( 16 min.) de
latente periode 92 minuten (± 80 min.) bedroeg.
\') H. ZWAAiRDEMAICER cl G. GRIJNS. Arch. nécrl. dc physiolog. dc
r hommc et des animaiix, 2. 500.
J, N, VOORSTA\'D, Onderzoek, physiol lab. Utrecht (6) 5. 152.
H. ZWAARDEMAKER. Das Erwachcn eines Froscbherzens nach kaliiim-
cntziehung durch Poloniumslrahlung. Pflügers Archiv, f, d. ges, Physiol. 213.
Band 5/6. Heft. S. 757,
Aalhart bestraald mat 3 poloniumplaatjcs. jj^ti-^m
Ter plaatse van de witte stip is met bestralen begonnen. (1 schaaldeel van de tijdschaal vertegenwoordigt 12 m.
■cn
Geen enkele proef viel negatief uit, in alle gevallen trad een
herstel op, dat sterk wisselde van enkele groepen tot acht uur
continu kloppen,
In 20 % der proeven traden gedurende enkele uren eenige
kleine groepen op; in 35 % waren deze groepen wat grooter ei:
hielden eenigszins langer aan, terwijl in de overige 45 % urenlang
regelmatige groepen optraden, ja zelfs eenmaal 8 uur continu
kloppen.
Vergelijken wij nu de poloniumbestraling met de radiumbe-
straling, beide in kringloop, dan zien wij dat het herstel bij beide
soorten ongeveer gelijk is; een duidelijk verschil is niet aanwezig.
Alleen het groeptype verschilt. Er komen bij de poloniumbe-
straling meer groepen voor, die beginnen met een krachtige con-
tractie zonder dat een verslapping volgt. Het hart blijft in tonus,
de volgende contracties bereiken dc rustlijn niet. Langzamerhand
verliest het hart zijn tonus weer, zoodat de voetpunten der pulsa-
ties een dalende lijn te zien geven.
Figuur 7 geeft een voorbeeld van een poloniumbestralingscurvc,
Dc volgende morgen werd de proef afgebroken en de vloei-
stof met een glazen spuit uit het toestel gezogen.
Wij nemen ccn aalhart, dat wij geheel op de gewone wijze op
het circuIatictocstel tot stilstand laten komen, vervangen na een
half uur de kalilooze Ringersche vloeistof door dc poloniumbe-
stralingsvloeistof cn nu zien wij zeer snel een herstel der bewegin-
gen optreden.
Terwijl de gemiddelde afwachttijd 29 minuten (i 22 min,)
was, bedroeg dc gemiddelde latente periode slechts 7V{> minuut
(± 3.8 min.).
Uit 10 proeven blijkt nu, dat hel herstel weer wisselde van
enkele groepen tot continu kloppen gedurende vele uren. Geen
enkele proef viel negatief uit, steeds trad ccn korter of langer
herstel der bewegingen op.
In 10 /ó zagen wij slechts enkele groepen, in 20 % waren deze
groepen wat beter, maar in 70 % trad een zeer krachtig herstel
op, dal zeer regelmatig was cn in dc 7 gevallen resp. 4, 6, 8, 12,
12, 12 en 14 uur duurde.
Wij zien dus, dat de werkzame stoffen, die bij poloniumbestra-
ling in de vloeistof overgaan, een stilstaand hart zeer regelmatig
«lan het kloppen kunnen brengen.
Wij kunnen de eigenschappen van de poloniumbcstralingsvloei-
stof in het kort samenvatten en voor de bijzonderheden verwijzen
naar het onderzoek der radiumbestralingsvloeistof.
De werkzame stoffen blijken te zijn: •
Ie. dialysabel
■2e. thermostabiel
3e. ultrafiltreerbaar
4e. oplosbaar in alcohol en onoplosbaar m acther
5e. adsorbeerbaar aan talk.
6e. verlagen de oppervlaktespanning niet
7e. fluoresceeren niet
8c. vertoonen geen banden in het ultraviolette spectrum.
9e. draaien het polarisatievlak niet
10c. zijn niet ultramicroscopisch aantoonbaar
lle, veranderen het electrisch gclcidingsvermogen niet
12e. wijzigen het diamagnetisme niet.
Ook bij uitwendige poloniumbestraling zijn in de vloeistof
katalase en peroxydase aantoonbaar.
HOOFDSTUK VI
Controles en Controlevloeistoffen.
Met dit opschrift wil ik aangeven, dat de controleproeven geheel
op dezelfde wijze genomen zijn als de bcstralipgs- en bestralings-
vloeistofproeven, alleen is de bestraling weggelaten en alle tijden
zijn zooveel mogelijk gelijk genomen.
De controles komen dus overeen met dc bestralingsprocven en
de controlevlocistoffen met de bestralingsvloeistoffen.
Wanneer een kikker- of aalhart door kaliumverarming stil is
gaan staan, wordt de circulatie in gang gezet en dc vloeistof zoo
vaak ververscht tot het hart weer tot rust is gekomen. Vanaf een
half uur daarna wordt in het verdere verloop van dc proef niets
meer veranderd en blijft de kalilooze vloeistof weer gedurende
20 uur circuleeren.
Het ververschen achtten wij noodig, daar uit onze allereerste
proeven gebleken was, dat wanneer niet minstens tweemaal werd
ververscht cr harten voorkwamen, dic spontaan bewegingen ver-
toonden. Dit gebeurde cchtcr nooit als tweemaal ververscht werd.
Nemen we 30 cc, vloeistof,dan blijkt,dat bij het kikvorschhart deze
hoeveelheid juist de vcrcischte is, want in 7 proeven bleven dc
harten als ze eenmaal tot rust waren gekomen stilstaan cn maak-
ten ook geen enkele groep; sporadisch kwam een gcisolccrde
contractie voor, _
Bij het aalhart was cchtcr 30 cc. juist dc grens cn hebben wc
ook voor meerdere zekerheid 40 cc. kalilooze vloeistof gebruikt,
want hoewel in geen der tien proeven met 30 cc, een herstel der
bewegingen optrad, stonden alle harten toch niet roerloos stil.
Van tien proeven vertoonden immers twee sporadisch een ge-
ïsoleerde contractie en vier vertoonden bovendien een enkele zeer
kleine groep. Zelfs in een geval zagen wij in een tijdsverloop van
16 uur twee iets grootere groepen optreden.
Bij gebruik van 60 cc. kalilooze vloeistof bleven alle harten
geheel stilstaan.
Naar analogie der bestralingsprocven werd dc volgende ochtend
de vloeistof uil het toestel gczpgcn cn na een half uur gewacht te
hebben, werd deze gebracht bij een nieuw hart, dal op de gewone
wijze tot rust was gekomen.
Ook nu weer bleven bij het kikkerhart (30 cc.) bij 6 proeven, 5
■») Hiermede werd echter in jjccn enkele proef rekening gehouden, omdat
nooit na te gaan was, of dit misschien een reactie op ccn mechanische
prikkel was, b.v, door ccn meegevoerde luchtbel.
harten roerloos stilstaan, terwijl bij 1 proef hier en daar een ge-
isoleerde contractie optrad. , . ,
Bij het aalhart daarentegen bleek uit 10 proeven met 30 cc , dat
slechts 30 % deheel stil bleef staan, 20 % vertoonden sporadisch
een geïsoleerde contractie, 30 % maakten enkele contracties met
een heel langzaam tonusverlies tot de ruststand, 10 % vertoonden
ongeveer 20 uur na It begin der proef geisoleerde contracties en
kleine groepen, terwijl de resteerende 10 % kleine groepjes met
kleine uitslagen gedurende de latere uren der proef maakte,
\'Het is daarom ook beter bij het aalhart inplaats van 30 cc, 40 cc,
te gebruiken. Met 60 cc, bleef alles stilstaan, maar dan werden,
wanneer we onze bestralingsvloeistoffen ook met 60 cc, kalilooze
begonnen, deze laatste te veel verdund, wat merkbaar was aan de
langere latente periode,
We zouden dan ook, wanneer we dergelijke curven als boven-
staand beschreven met onze bestralingsvloeistoffen verkregen
hadden, deze curven als negatief moeten beschouwen.
Maar zelfs de slechtste bestralingsvloeistofcurve was veel beter
dan de meest bewogen controlevloeistofcurve,
We moeten dus besluiten, dat de bestraling van het hart de
rondstroomingsvloeistof activeert,
We hebben nu geprobeerd, wat er gebeurde, als we de controle-
vloeistof vooraf in een bekerglas buiten het hart bestraalden.
Nadat een kalilooze vloeistof onbestraald gedurende 6 uur
door een hart gestroomd had, werd de vloeistof uit het toestel
gehaald en in een bekerglas gebracht.
Bit glas werd afgesloten met een kurk, waarin drie openingen
zaten, waarin de statiefjes van de 3 radiumemailplaatjes pasten.
De plaatjes werden nu loodrecht boven de vloeistof geplaatst op
ongeveer 2 mm, afstand van de oppervlakte, Dc dikte van de
vloeistoflaag bedroeg 1,5 cm,
We lieten deze bestraling rustig 12 uiir doorgaan, dan werd
de volgende dag de vloeistof bij een op kalilooze stilstaand hart
gebracht en nu zagen we, dat deze kalilooze controlevloeistof in
werking gelijk was geworden aan een radiumbestralingsvloeistof,
want na een korte latente periode van 6 min, herstelde het hart
zich geleidelijk en bleef 12 uur regelmatig kloppen.
Figuur 9 geeft hiervan een voorbeeld.
Uit 3 proeven bleek de gemidd, afwachttijd 63 min, (± 27 min.],
te zijn, terwijl de gemidd, latente periode 24 min, ( 18 min,),
bedroeg,
In alle gevallen was een herstel aanwezig, In één proef waren
gedurende vele uren kleine groepen te zien, in de beide andere
Fig. 9.
Bestraalde controle vloeistof. Ter plaatse van de witte stip is de vloeistof
in het toestel bij het aalhart gebracht (1 schaaldecl van de tijdscbaal
vertegenwoordigt 16 min.1.
was het herstel regelmatiger cn trad resp, 9 en 12 uur continu
kloppen op,
We zien, dat ook uit het onbestraalde hart stoffen vrijkomen,
die oorspronkelijk onwerkzaam, door bestraling in een werkzame
stof worden omgezet,
Radiumbestraling is dus in staat ccn voor het hart onwerkzame
stof (een moederstof) in een werkzame stof (geactiveerde stof)
om te zetten.
Wc trachtten ook iets naders omtrent deze moederstof te vinden
en daarbij bleek, dat na 24 uur bewaren der controlcvloeistof
bestraling slechts een gering resultaat had, zoodat we moeten
aannemen, dat de moederstof sneller ontleed dan dc geactiveerde
stof.
Toen we nagingen of talk ook de moederstof adsorbeerde, bleek
dit het geval te zijn, want bestraling van dc met talk geschudde
gefiltreerde vloeistof bleek onwerkzaam; terwijl alcohol 96 %
weer in staat was uit dc talk dc moederstof te cxtrahceren.
Samenvattend hebben wc dus te doen met een dialysabclc,
thermostabielc stof, oplosbaar in water en alcohol, onoplosbaar in
acthcr en adsorbccrbaar aan talk.
Hieruit volgt, dat deze moederstof geen eiwit, geen vet of
lipoide stof is,
V/e zouden nu natuurlijk ook graag willen weten of polonium-
bestraling evencen,«: instaat is dc moederstof te activccren.
Doordat de alphastralcn slechts zeer weinig doordringings-
vermogen bezitten sluiten we hier op technische moeilijkheden,
zoodat we dit onderzoek tot later hebben moeten uitstellen.
HOOFDSTUK VII
Tweehartige circulatieproeven.
Wanneer bij bestraling stoffen vrij komen, die in de vloeistof
overgaan, dan moet het ook mogelijk zijn als we deze vloeistot
direct door een tweede stilstaand hart laten stroomen dit stilstaan-
de hart aan het kloppen te kunnen brengen. r x ii- ^
Om dit na te kunnen gaan werd de volgende proefopstelling
gebruikt, zooals in fig. 10 aangegeven is.
We gebruikten hiervoor 2 aalharten, die in één toestel gelijk-
tijdig doorstroomd werden.
Om dit te bereiken werd aan het afvoerend aortabuisjc van het
eene hart een dun elastisch slangetje, met in het midden een
klein glazen verbindingsstukje, bevestigd, dat verbonden werd
met het aanvoerende levervenebuisje van het andere hart. De
harten werden nu zoo geplaatst, dat beide zich boven het reser-
voir bevonden en dat de vloeistof uit het tweede hart weer in hel
reservoir stroomde.
Deze schijnbaar zoo eenvoudige proef geeft cchtcr aanleiding
tot vele technische moeilijkheden, In de eerste plaats mag het
eerste hart in het geheel niet lekken daar anders dc vloeistof niet
door het tweede hart stroomt en soms buiten het reservoir terecht
komt, \'Het verbindingsslangetje en het aanvoerend buisje van het
tweede hart moeten eerst met kalilooze vloeistof gevuld worden,
opdat er geen lucht in zit; om dit te kunnen zien is in het slangetje
het glazen verbindingsstukje aangebracht. Want anders zou de
weerstand voor het eerste hart te groot worden en de dunwandige
voorkamer stukgaan.
Aan elk hart wordt nu een haakje bevestigd, dat door een
draadje de beweging op een hefboom overbrengt. Deze hefboomen
en draadjes worden zoo geregeld, dat beide harten boven elkaar
op één beroeten trommel kunnen schrijven,
We beginnen nu beide harten met kaliumhoudende vloeistof te
doorstroomen en daarna gaan we over tot kalilooze vloeistof.
Beide harten komen tot rust maar daarbij blijkt, dat in alle
proeven steeds het tweede hart het laatst tot stilstand komt,
doordat dit gevoed wordt door het uitstroomende kalium en de
extractiefstoffen van het eerste hart.
Zijn beide harten een half uur tot stilstand gekomen, dan
beginnen we met kalilooze vloeistof te cSrculccren, Meestal
treden eenige bewegingen op, die echter spoedig ophouden; wc
wachten weer een half uur en zullen nu nagaan wat er gebeurt:
Ie, als ccn hart bestraald wordt met 3 radiumemailplaatjcs
cn het andere onbcstraald blijft,
2c. als één hart bestraald wordt met 3 poloniumplaatjes en het
andere onbcstraald blijft.
3c. als één hart bestraald wordt met 3 radiumemailplaatjcs cn
het andere hart met 3 poloniumplaatjes.
Ie. Wc bestralen nu het eerst geschakelde hart met radium op
geheel dezelfde wijze als dit bij de éénhartigc bestralingsproef is
aangegeven, dus bestraling van kamer, voorkamer cn atrioventri-
culairgrens gedurende ongeveer 20 uur, waarbij dc plaatjes zoo
dicht mogelijk bij het hart gcplaats worden.
Na een half uur begint het met radium bestraalde hart regclma-
tatig tc kloppen, tien minuten later vertoont het onbestraaldc
hart een contractie, blijft een half uur stilstaan cn begint dan eerst
langzaam, daarna sneller tc kloppen tot de frequenties van beide
harten na 13 uur gelijk geworden zijn. Dit gaat nu zoo gedurende
18 uur door; wanneer wc de volgende ochtend ^Ic ßroef afbreken
kloppen beide harten nog regelmatig.
Fig, 11.
2 aalharten in ecnzelfdcn kringloop,
waarvan één der harten bestraald is
met 5 mg. Radium. Beneden het recht-
streeks bestraalde orgaan. Ter plaatse
van de witte slip is met bestralen
begonnen, (1 schaaldeel van de
tijdschaal vertegenwoordigt 24 jnin.).
In het verloop der zes proeven bleek, dat hel onverschillig was
of het eerste of het tweede geschakelde hart bestraald werd.
Met deze proef hebben wc rechtstreeks het bewijs geleverd
dat radiumbestraling in het hart een stof vrij maakt, die een
kaliumarm stilstaand hart aan het kloppen kan brengen, •
Ik heb deze proef nog 2 maal herhaald en ook in deze beide
keeren ging weer het bestraalde hart het eerst aan het kloppen,
na 12 minuten ging het onbestraalde hart in de eene proef en
na 170 min, in de andere proef aan het pulsecren, In het begin
klopte het bestraalde hart het best, maar op de duur won het
onbestraalde hart \'t. Ook dit pleit voor het feit, dat de bestraling
zelve het hart in meer of mindere mate laedeert.
Fig. 11 geeft een gedeelte van deze curve weer.
De afwachttijd was in al deze proeven voor het bestraalde
en onbestraald hart zeer verschillend, omdat het tweede gescha-
kelde hart eerst veel later stilstaat dan het eerste.
De gemiddelde latente periode voor het bestraalde hart bedroeg
32 min, (± 5 min,), terwijl die voor het onbestraalde hart 93 min,
( 44 min,) bedroeg,
We zien dus, dat pas gemiddeld na één uur bestralen er vol-
doende stoffen in het bestraalde hart zijn vrijgemaakt en in de
vloeistof zijn overgegaan, om van daar uit op het onbestraalde hart
te kunnen werken,
2c, Wc vervangen nu dc radiumbestraling door poloniumbe-
straling, maar richten overigens dc 3 proeven geheel gelijk in, Dc
poloniumplaatjcs worden weer zoo geplaatst, dat zij van 3 zijden
kamer, voorkamer cn grens bestralen op een afstand van ruim een
halve centimeter,
Dc latente periode van beide harten verschilt slechts enkele
min,, maar hei bestraalde hart begint het eerst. Deze latente
periode schommelde zeer sterk cn was in één proef 16 min, cn in
een andere zelfs 6 uur.
Ook hier begonnen beide harten weer te kloppen, maar ccn
duidelijk overwicht ten gunste van het eene of het andere, was
niet merkbaar.
Het tijdsverschil tusschen het begin der pulsaties van bestraald-
en onbestraald hart is geringer dan bij radiumbestraling, evenals
bij de bestralingsvlocistoffen de latente perioden der radium- cn
poloniumbcstralingsvlocistoffen resp. 30 en IV^ min. waren.
Het herstel is echter niet zoo regelmatig als bij dc radiumbe-
straling maar groepen van enkele minuten, van uren cn gcisolccr-
de contracties wisselen elkaar af bij beide harten.
Wc zien dus ook hier weer, dat poloniumbestraling een stof in
het hart doet ontstaan, die een rol speelt bij het kloppen.
3c. Gaan we nu vervolgens na, wat er gebeurt, als het éénc hart
met polonium en het ander met radium bestraald wordt.
Als beide harten op de gewone wijze tot stilstand zijn gebracht,
wordt het eene hart van 3 zijden met 3 radiumemailplaatjes cn
het andere met 3 poloniumplaatjcs bestraald.
In alle 3 proeven herleven beide harten, maar het herstel is
veel slechter, dan bij de enkelvoudige bestralingen. Continu klop-
pen treedt nergens op; de ccnigc lange groep duurt slechts
24 min.
Het met radium bestraalde hart begon in drie proeven resp, na
24 min,, 36 min. cn 20 min. tc kloppen.
Voor hét met polonium bestraalde hart bedroegen deze tijden
in dezelfde volgorde: 430 min,, 40 min,, 312 min.
De latente periode van de poloniumbestraling is dus sterk
verlengd.
Het met radium bestraalde hart herstelt zich dan ook veel beter
dan het met polonium bestraalde, maar zelfs dit herstel is toch
weer veel minder dan bij enkelvoudige bestraling,
We zien dus, dat in geen geval beide bestralingen via de vloei-
stof eikaars werking verhoogen, integendeel wij moeten aannemen,
dat zij eikaars werking verzwakken,
We hebben deze proef vele malen geprobeerd met kikkerharten,
maar daar het meestal zeer lang duurde voor beide harten tot
stilstand kwamen, waren deze meestal door uitdrogen in zoo\'n
slechte conditie gekomen, dat het resultaat slecht was; slechts
in enkele gevallen begonnen beide harten te kloppen, hoewel
nooit fraai.
Dat beide kikvorschharten zich herstelden kwam slechts in 2
gevallen voor en dan nog slechts in geringe mate,
HOOFDSTUK VIII.
Mengvloeistof.
Uit de proeven met radium- en polonium bestralingsvloeistof is
gebleken, dat deze vloeistoffen geen gelijke latente periode heb-
ben, hetgeen wel het geval zou moeten zijn, als beide vloeistoffen
dezelfde werkzame stof in dezelfde hoeveelheid zou bevatten.
Voor de radiumbestralinösvloeistof Cbij het aalhart) was deze
latente periode gemiddeld 30 minuten, terwijl die voor de polo-
niumbestralingsvloeistof gemiddeld 7J^ minuut bedroeg. Deze
kortere latente periode was ook bij de dubbclprocven aanwezig:
gelijktijdige polonium- cn radiumbcstraling verzwakten bij dc
tweehartige proef eikaars werking.
Het lag\'nu voor de hand, gezien dc doorstroomingsprocvcn
met alpha- en bêtastralende radioactieve kaliumvervangers, om
na te gaan, of tusschen deze bestralingsvloeistoffen ook ccn anta-
gonistische werking bestond.
Zwaardemakcr en zijn medewerkers hebben n.l. aangetoond, dat
er tusschen de\'alpha- en bêtastralende stoffen een antagonistische
werking op het hart en andere organen bestaat. Reeds in 1916
toonde Zwaardemaker aan, dat het kalium en uranium beide in
staat waren, de automatie van het uitgesneden kikkerhart in
stand te houden.
Wanneer zij evenwel tegelijkertijd in één doorstroomingsvloei-
-ocr page 59-stof aanwezig waren in een bepaalde hoeveelheid, die elk voor
zich voldoende zou zijn, om het hart te laten kloppen, doen zij
eikaars werking te niet en het hart ging dus stil staan.
Dit antagonisme is later aangetoond te bestaan tusschen kalium
en rubidium eenerzijds en uranium, thorium, radium *"), radon
(emanatie) anderzijds.
Het antagonisme openbaart zich dus tusschen alpha- en bêta-
stralers.
Het is nu gebleken, dat uitwendige bêta-straling (radium, resp,
mesothorium achter glas of mica) aan de bèta-zijde van het anta-
gonisme kan worden geplaatst, terwijl de alphastralen van het
polonium aan de alpha-zijde konden worden toegevoegd.
Wij kunnen dus dc wet van het radiophysiologisch antagonisme
op de volgende wijze schematisch voorstellen.
uranium
Kalium t v__V thorium
rubidium { radium
L........
bêtastraling (--^ j radon (emanatie)
[ alphastraling
De toestand van rust bij doorstrooming met een cvenwichts-
vloeistof kan nu op verschillende wijzen verbroken worden, wat
merkbaar wordt aan het weer beginnen tc kloppen van het hart.
Ie. Door het vcrhoogen of verlagen van dc doses van een der
componenten van het mengsel.
2c. \'Door toevoeging van sensibilisccrende stoffen, waarvan
sommige het evenwicht naar dc alpha- andere naar dc bcta-zijdc
verschuiven.
Behalve voor het kikkerhart is dit radiophysiologisch evenwicht
eveneens vastgesteld voor verschillende andere organen en or-
gaansystemcn n.1.:
Skeletspicrcn \') cn vaatcndothccl =") (Gunzburg), Glomcrus
cpithcel (Hamburger en Brinkman), Vagussynaps (Lely),
"•) Radium in ccn doorstroomingsvlocislof werkt als alphastralen
1) I. GUNZBURG, Werking van uraniumzoulcn op de kikvorschspicrcn.
Ncd. Nat. cn Gcnecsk. congres April 1917 te "s Hage. p. 303.
\') I, GUNZBURG, Contribution à l\'étude de la pathogénie de l\'oedènie.
Arch, néerland. de physiol. t. H, 3e livraison, p. 364. (19181.
M J. HAMBURGER en R. BRINKMAN. Kon. Academic van Wctcnsch,,
Ams\'crdam, Deel 25 pag. 948. Deel 26 pag. 477. Deel 26 pag. 952.
J. W. LELY, Dc invloed van radioactieve stoffen en vrije bestraling op
den vagus van het hart. Dissert. Utrecht, Maart 1918.
Vaatmusculatuur(Halbertsma], Darmmusculatuur ") (Jannihk),
Uteiusmusculatuur (de Raad), Oesophagusmusculatuur (Ben-
jamins en later Bakker) Rectum (Mes) •=), Zoogdierenhart
(Jannink en Fcenstra) later Barkey Wolf v. Geersdijk) \').
Ik heb nu nagegaan wat er gebeurde als 15 cc, radiumbestra-
lingsvloeistof met 15 cc, poloniumbestralingsvloeistof bij elkaar
werden gevoegd en met dit mengsel een op kalilooze stilstaand
aalhart in een kringloop werd doorstroomd.
Daar ik slechts over d,ne proeven beschik, zal ik deze afzonder-
lijk beschrijven.
Proef. 1.
\'Nadat een hart op de gewone wijze tot stilstand is gebracht,
wordt 24 minuten afgewacht; daarna voorzichtig de circuleerende
kalilooze vloeistof verwijderd en vervangen door het mengsel.
Na een latente periode van 6 minuten begint het hart te kloppen
gedurende een kwartier, vervolgens komen zeer kleine groepen,
die met grooter wordende tusschenruimten optreden, orn tot stil-
stand over te gaan. Langzamerhand herstelt het hart zich weer,
beginnend met kleine-, doch steeds grooter wordende groepen, om
tenslotte gedurende 12 uur regelmatig te gaan pulsceren, (fig, 12),
Proef II.
Nadat geheel t^clijk in bovenstaande proef, het hart tot stilstand
is gekomen, wordt na een afwachttijd van 30 minuten het mengsel
van gelijke deelen radium en poloniumvloeistof in het circulatic-
toestel gebracht.
Na 35 minuten treedt gedurende een uur regelmatig kloppen
op. Geleidelijk worden dc contracties slechter; er komen groepen,
die met steeds s?rooter wordende tusschenruimten optreden,
5 uur na het begin der proef verandert de toestand cn worden
de groepen langzamerhand grooter, om in regelmatig kloppen,
1) K. T. A. HALBERTSMA, Dc vasomotorische prikkelliaarhcid onder
invloed van radioactieve elen-erten en hormonen. Disseri. Utrecht, April
1922. Pflütfers Arch. f. d. (Jes. Physiol. 197. Band. Heft 5\'6. S. 611.
\') E. H. JANNINK, De invlccd van het kalium op de beweging van den darm.
Dissert. Utrecht. Dec. 1921.
H CE RAAD, Uterusbewcdingen cn radioactiviteit. Dissert. Utrecht 1922.
C. E, benjamins; Ned. Tijdschrift v. Geneeskunde, afl. 11 blz. 776, 1921.
B. BAKKER. De automatische bewegingen van den oesophagus cn radio-
activiteit. Dissert- Utrecht, Juni 1924.
") I.. MES, Reclumautomatie cn radioactiviteit, Utrecht, Juli 1926, Dissert.
\') E. H. JANNINK cn T. P. PEENSTRA. De vervangbaarheid van kialiumio-
nen door uranylioncn bij de doorslrcoming van het overlevende geisolecr-
de konijnenhart. Ned. Tijdscbrift v. Geneesk. 1920 2c helft No. 15 bl. 1406.
") .M. BARKEY WCLF v. GEERSDIJK. Radioactief herleven en radiophysio-
logisch antagonisme bij doorstrooming van het geisoleerde overlevende
zoogdicrenhart. Dissert, Utrecht, Dec. 1925.
CO
Aalhart doorstroomd in kringloop met mengvloeistof. Ter plaatse van de witte stip is de vloeistof in het
toestel gebracht, (1 schaaldeel van de tijdschaal vertegenwoordigt 12 min,).
dat 12 uur aanhoudt, over te gaan.
Proef III.
Nadat het hart 24 minuten stilstaat, wordt eerst met 15 cc.
poloniumbestralingsvloeistof in het kringlooptoestel gecirculeerd.
Na 5 minuten begint het hart groote groepen te vertoonen.
Na een uur wordt 15 cc, radiumbestralingsvloeistof toege-
voegd en \'gaat het hart gedurende één uur stilstaap; dan komen
11 uur lang kleine groepen, vervolgens 80 minuten regelmatig
kloppen, afgewisseld met 6 groepen, die elk gemiddeld een kwar-
tier duren, om tenslotte 41/0 uur regelmatig te gaan pulseeren,
In alle drie proeven zien wij hetzelfde hersteltype optreden.
Eerst komt na een korte latente periode een kleine tijd kloppen.
Dit houdt evenwel op, de contracties worden steeds slechter;
tenslotte stilstand. Daarna volgt langzaam het herstel om te
eindigen met urenlang regelmatig kloppen.
Gezien dit eenvormig verloop, is het, zij het aantal proeven ook
gering, niet te gewaagd hieruit af te leiden, dat er een antagonis-
me tusschen radium- en poloniumbestralingsvloeistof bestaat.
Het schijnt dus, dat eerst het hart klopt op een van de twee
werkzame stoffen, dat daarna de beide stoffen eikaars werken
opheffen tot tenslotte een van beide overhecrscht.
Het lijkt mij vanwege de korte latente periode en het groeptype
het waarschijnlijkst, dat eerst de door polonium geactiveerde
stof voor het kloppen aansprakelijk is en dat tenslotte de door
radium geactiveerde stof overhecrscht.
Dit late regelmatig kloppen, voorafgegaan door grooter worden-
de groepen, heb ik verschillende malen bij radiumbestralingsvloei-
stof gezien, terwijl de poloniumbestralingsvloeistof in het alge-
meen snel en met volle sterkte begint.
Een nader onderzoek zal deze feiten echter moeten bevestigen.
HOOFDSTUK IX.
Beschouwingen.
Wij hebben in de voorafgaande hoofdstukken aangetoond, dat
bestraling met alpha- en bêtastralen, in het door kalium- en
extractiefstoffenverarming tot stilstand gekomen hart, in staat is
een stof te vormen, die de automatie van dit hart, of door middel
van de vloeistof,, van een tweede dergelijk hart kan herstellen.
Verder blijken de onder invloed van alpha- en bêtastralen ge-
vormde stoffen niet identiek te zijn, want:
Ie. de latente periode verschilt.
2e, in de concentraties, waarin zij in onze vloeistoffen aanwe-
zig zijn, werken zij bij het aalhart in het algemeen ver-
schillend.
De poloniumbestralingsvloeistof ontvouwt direct zijne ma-
ximale werking, terwijl het hart bij de radiumbestralings-
vloeistof zich langzamer herstelt en eerst na uren regel-
matig pulseert.
3e. Bij gelijktijdige radium- en poloniumbestraling van twee
harten, die in één kringloop zijn opgenomen, versterken zij
eikaars werking via de vloeistof niet, integendeel verzwak-
ken zij elkaar.
4c. Bij menging van beide bestralingsvloeistoffen bestaat er
zeer waarschijnlijk een antagonistische werking tusschen
beide stoffen.
Wij zouden deze stoffen doelmatig met de door Benjamins
voorgestelde naam automatinen willen blijven betitelen en wel:
De stof, die onder invloed der alphastralen gevormd wordt:
alpha-automatine.
De stof, die onder invloed der bêtastralen gevormd wordt:
bêta-automatinc.
Deze automatinen ontstaan uit een moederslof, waarvoor de
naam aulomatinogcen ons de meest geschikte lijkt.
Worden nu beide automatinen uit één mocderstof gevormd?
Zeer waarschijnlijk lijkt ons dit tot het tegendeel mocht worden
aangetoond, wel het geval. Immers er komt in het hart en in ons
lichaam geen enkel clement voor, dat alphastralen uitzendt, zoo-
dat wij moeten aannemen hier met ccn toevallige eigenschap van
onze mocderstof tc maken tc hebben.
Wat er nu eigenlijk door bestraling met het automatinogcen
gebeurt, hoe dus dc werking van dit „radiochemisch" proces is,
daarover is ons niets bekend.
Schematisch kunnen wij dit proces als volgt voorstellen:
alpha-stralen
__—-alpha-automatine.
autoniatinogeen
---> bCta-automatine.
bOta-stralen
Men mag aannemen, dat in natuurlijke toestand hetzelfde ge-
schiedt, daar bij bedenkend, dat alphastraling in het lichaam
ontbreekt, zoodat alpha-automatine normaliter niet voorkomt.
Dc lictastraling van het radium wordt in ons organisme vervan-
gen door de bêtastraling van het kalium; bcta-automatine is dus
het natuurlijke automatinc.
De radioactiviteit van het kalium is in 1906 ontdekt door N. R.
Campbellcn A. Wood. M
1) N. CAMPBELL and A, WOOD, Proc. of the Cambridge Philosoph, Society.
1906\'vol. XIV, p. 15,
Het kalium zendt alleen bêtastralen uit van een sterk door-
dringsvermogen (beginselsnelheid % van de lichtsnelheid).
Naar alphastralen is herhaaldelijk door scintillatieproeven op
uitnemende zinksulfideschermen gezocht, maar zijn nooit ge-
vonden, ,
Theoretisch mag men een zwakke bijmenging van gammastralen
aannemen, , . i
Het ioniseerend vermogen van deze bêtastralen is volgens
Campbell 1000 X geringer dan dat van urianiumoxyde, (met
Stanniol bedekt om de alphastralen tegen te houden,).
Fotografische effecten zijn na 56 dagen waargenomen.
Het kalium is in het lichaam niet gelijkmatig verspreid. Het
rijkst aan deze stof zijn de roode bloedlichaampjes en de spieren,
In de dubbelbrekende gedeelten van de dwarsgestreepte spieren
is het kalium bijzonder sterk opgehoopt.
Per gram spier en per secunde worden 2 tot 4 deeltjes uitge-
zonden.
Wij hebben getracht door geisoleerde bestralingen na te
gaan in welke gedeelten van het hart de moederstof zich bevindt.
Voor dit onderzoek maakten wij gebruik van looden schermpjes
waarin zich een opening bevindt. De grootte van deze openingen
bedroeg resp, 1 cm== (voor het emailplaatje), 0.8 cm= (voor het
radiumpreparaat van 3.4 mg.) 0,2 cm^\' (voor het stiftvormig pre-
paraat).
De groote uitgezette voorkamer werd bestraald met een radium-
emailplaatjes van 1,6 mg, radium, de kamer met 3,4 mg, radium
bestraald en de atrioventriculairgrens met het stiftvormigc ra-
diumpreparaat (3,3 mg, radium).
Welke plaats we ook bestraalden, steeds trad kloppen op.
Het beste resultaat leverde echter dc bestraling van de atrioven-
triculairgrens.
Wij moeten dus aannemen, dat in het geheele hart automatino-
geen voorkomt,
Haberlandt en Demoor ") hebben een extract gemaakt van
het nodale weefsel van het hart en een extract van de hartspier
zelve.
Uit de werkzaamheid van het nodale weefsclextract en de
onwerkzaamheid van het hartspierextract kwamen zij tot de con-
clusie, dat het „Herzhormon" resp, „substance active" zich alleen
in het nodale weefsel vormde.
Om de juistheid van hunne gevolgtrekking te toetsen, namen
wij de volgende proef.
H.ZWAARDEMAKER, Geneeskundige bladen uil kliniek en laboraloriuin.
Twintigste reeks No, 9/10,
L. HABERLANDT. Das Hormon der Herzbewegung. Wien 1927, S, 39,
J. DEMOOR et P, RYLANT, Arch. internat, de physiol. vol. 27, p, 397.
Een kikkerhart werd op een Kronecker-canule bevestigd eii de
ligatuur boven het midden van de kamer gelegd. Boven de liga-
tuur werd alles zorgvuldig weggeknipt, zoodat wij alleen het
onderste ongeveer % deel van de kamer overhielden. De atrioven-
triculairgrens bevond zich dus niet meer aan het preparaat.
Nadat deze hartpunt gedurende een half uur met kalilooze
Ringersche vloeistof was doorstroomd, werd de circulatie in gang
gezet, waarbij voor de rondstrooming kalilooze vloeistof werd
gebruikt.
Gedurende 4 uur werd de hartpunt bestraald met drie radium-
emailplaatjes. Er vertoonde zich in deze 4 uur geen enkele con-
tractie van de hartpunt. Daarna werd deze vloeistof bij een stil-
staand aalhart gebracht, dat hierdoor zijn bewegingen gedurende
vele uren hervat, {fig. 13),
In 5 proeven was de gemiddelde afwachttijd 25 minuten (± 5
minuten); de latente periode 34 minuten (d: 15 minuten).
3 Aalharten herstelden zich zeer goed en klopten regelmatig
gedurende resp. 10, 12 en 14 uur, terwijl 2 aalharten urenlang
Fig. 13
Aalhart in Jtrinfiloop doorstroomd met radiumbestralings-
vloeistof van dc hartpunt van een kikker. Ter plaatse
van dc witte stip is de vloeistof in het toestel gebracht,
(1 schaaldecl van de tijdschaal vertegenwoordigt 24 min.).
^\'^Hc\'rhalen^wij deze proef zonder bestraling, dan blijft het aal-
hart stilstaan, (2 proeven), ,-n . j
Doorstioomcn wc de geïsoleerde hartpunt van een kikker gedu-
rende 20 uur met een radiumbestralingsvloeistof, dan treedt
gedurende deze tijd geen enkele contractie van de hartpunt op,
\'Het is van belang, dat de hartpunt gedurende het eerste half
uur goed doorstroomt, opdat het automatine- en kaliumgehalte
van de hartpunt onder de drempelwaarde komt.
Uit deze proeven kunnen wij de volgende conclusies trekken:
Ie, de automatine is niet soortspecifiek.
2e, bij verwijdering van het nodale weefsel kan automatine de
hartpunt niet tot contractie brengen.
De automatine werkt dus op of via het nodale weefsel,
3e, in de hartspier bevindt zich veel moederstof.
Dat Haberlandt\'s- en Demoor\'s extracten onwerkzaam waren,
bevreemde ons dus niet, immers automatinogeen zelf is onwerk-
zaam, Bovendien duurt het extractieproces bij Demoor te lang,
zoodat hij zelf reeds een remmende werking van allerlei stoffen,
die bij de autolyse vrijkomen, aanneemt. Het automatine vormt
zich dus niet alleen in het nodale weefsel, maar in het geheele
hart vooral in de hartspier,
We moeten echter aannemen, dat het nodale weefsel gretig het
automatine opneemt en daardoor de normale automatie van het
hart onderhoudt.
Het automatine bereikt het nodale weefsel:
Ie, door diffusie,
2e, via de kringloop (in het lichaam dus via het bloed).
Daar ik mij tot het geisoleerde hart moet beperken, kan ik hier
dus niet ingaan op de vraag of ook op andere plaatsen in het
lichaam (b,v, de skelctspieren ) automatinogeen aanwezig is, resp.
automatine gevormd wordt.
Deze vraag, die bevestigd beantwoord moet worden, zal door
ons ter andere plaatse besproken worden.
Wat is nu de automatine voor een stof?
Om dit te weten te komen moeten wij het eerst in grootere
hoeveelheid in handen zien te krijgen.
Het eenige, wat wij kunnij zeggen is, dat het geen eiwit, geen
vet of lipoide stof is.
De lupus erythemathodes is geen ziekte sui generis,
doch slechts een syndroom.
Het toedienen van strychnine bij gezichtsveldbeperking
van centrale oorsprong is geen nut.
3
De bij amotio retinae myopica waargenomen secun-
daire iritis is niet een gevolg van de loslating, maar is in
de meeste gevallen reeds te voren aanwezig.
4
De meening van Strausz (Zeitschr. f. d. ges. Neurol, u.
Psych. Bd. 98. Heft 1/2 S. 93), dat het opgeheven zijn
van de opto-kinetische nystagmus naar één kant een laesie
in veld 17 of 18 van Brodman van de contralaterale hemis-
pheer waarschijnlijk zou maken, is onjuist.
5
Bij nephritis komt nu en dan gehoorstoornis voor;
een daarbij optredende daling van de bovengrens is
prognostisch een ongunstig teeken.
Bij baringen met geïnfecteerd vruchtwater, onvolkomen
ontsluiting en geen of slappe weeën, verdient de manueele
dilatatie van de cervix de voorkeur boven de pitruitine-
behandeling.
7
De^ stand van het ozaena-vraagstuk laat op dit
oogenblik nog geen rationeele vaccin-therapie toe.
HOOFDSTUK X.
Samenvaiting.
1
Uitwendige bestraling, zoowel met alpha- als bêtastralen kan
een door kalium- en extractiefstoffenverarming tot stilstand ge-
komen hart, tot herleven brengen,
2
iDe alpha- en bêtastralen werken, doordat zij in het hart resp.
een alpha- en een beta-automatine doen ontstaan,
3
De automatinen ontstaan uit één moederstof: automatinogeen.
4
De alpha- en bêta-automatine zijn niet identiek,
5
In natuurlijke toestand komt alleen het bêta-automatine voor.
6
Het bêta-automatine ontstaat in het hart door bcta-straling van
hel kahum.
7
De automatinen zijn: dialysabel, thermostabiel, ultrafillrcerbaar.
oplosbaar m alcohol en onoplosbaar in aether, adsorbccrbaar aan
talk, verlagen dc opp,spannmg niet merkbaar, zijn niet ultra-
microscopisch aantoonbaar, zijn niet optisch actief, fluorescccren
niet, vcrtooncn geen banden i„ hel ultraviolette spectrum, veran-
deren het clectnsch geleidingsvermogen niet.
8
Het automatinogeen is dialysabel, thermostabiel, oplosbaar in
alcohol cn onoplosbaar m aether, adsorbccrbaar aan talk,
9
In dc circulaticvloeistof komen katalase en peroxydase voor.
10
Het automatinogeen komt in het geheele hart voor.
11
Het automatinogeen kan dc verbroken automatie niet herstellen.
-ocr page 69-12
Voor het onderhouden der automatie is automatine noodig,
beneden een zekere concentratie is het onwerkzaam.
13
Het automatine werkt op of via het nodale weefsel.
14
Ook in het stilstaande hart wordt door uitwendige bêta-straling"
automatinogeen in automatine omgezet.
15
Het automatinogeen in oplossing kan door uitwendige radium-
bestraling tot automatine worden.
u
w,.
tl •
■ M
... o\'■ V .t-^\'.v-i, -,. ,■, \'U..,;,\'\'
."rl\'t
. : \' -if-Jl
\'mim^^..
-ocr page 71-w
M\'-■ ■ ■ ■
............
-a;\' ,
-.taï vi/\'" \' \'
■ \'K
ii.;»
■dr\'
, ; vVVif - ^
, • .-v -ri»\' i.j.,-;, . ■ . \'t.-, •.
■V , ..
\' • - ri
v"^ < -w • ■
: i Ktfil!*.
■ ■-"VrNvr^S^V < ■ -
•v"V
■
V ■\' -
t>,v
-
-.-i.ïs ABS- •\'■.i\'ïi . - rv "-.- ■■ .
li\'.^îttÂ-t: