-ocr page 1-

DIARIUM

VAN

AREND VAN BUCÏÏELL

UITGEGEVEN DOOR

DR. G. BROM

EN

m. L. A. VAN LANGER A AD

AMSTERDAM

JOHANNES MÜLLER
1907

-ocr page 2-

NEOLATIJN

Buchelius

Dl

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

\'Bacfisuos
• 2> /

Ir

a

-ocr page 6-

UITGEGEVEN DOOR HET

(gevestigd TK utrecht)

derde serie

N". 21
DIARIUM

VAN

AREND VAN BUCHELL

AMSTERDAM

JOHANNES MÜLLER
1907

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

1561 4062

-ocr page 7-

V

V

DIARIUM

UTRECHT

VAN

J

UITGEGEVEN DOOE

DR. G. BROM

EN

DR. L. A. VAN LANGERAAD

INST. KlA^EKl . V >

talen ÜT^QHT^

-ocr page 8-

■m

• f

m./

\'TV\'

\'â&i^Js

M^w \'il

-ocr page 9-

I. LEVEN VAN AREND VAN BUCHELL.

Arend van Buchell werd 18 Maart 1565 te Utrecht geboren.

Zp~gröötviaër7T:dmond van "WcEenT^f^tiöTW-tm
streeks 1463, kwam op ongeveer veertigjarigen leeftijd
in ons land, waar hij zich in den dienst van Floris van
Egmont, graaf van Buren, begaf; hij werd stadhouder en
drost van het land van Buren en stierf te Triebt (bij
Buren) 1 Januari 1548. Uit zijn huwelijk met Judith van
Zuylen van Blasenburch en Tuil (overl. 1544) had hij 14
kinderen i): Johan, heer van Blasenburch (1504—1584);
Arend (senior, over wien straks); Hubert, geb. 1513, die
later naar Keulen trok en daar in 1599 stierf, aanzienlijke
legaten nalatende aan de stad Utrecht, aan de stads-biblio-
theek aldaar en aan de armen; en verdere zoons en
dochters, waaronder Sweertgen (de tweede van dien naam,
geb. 1516), die later (o. a. in 1546) aan het hoofd van het
klooster te Gein stond, en Agnes, geb. 1519, eerst gehuwd
met Bernt van Wees tot Pluimenburg, later met Huibert
van Buren.

_ Arend (senior) werd geboren 20 Juli 1505 („susceptoribus
ejus existentibus Frederico comité de Buren, Ernesto de
Meerten, commendatore in Buren, et uxore Philippi de
Munings"). Door toedoen van den graaf van Buren kreeg
hij een prebende aan de St.-Pieterskerk te Utrecht. Hij
had bij „zijne maecht Agnuyes eene natuurlijcke dochter

1) Zie blz. 16.
SucheUius, Commeufarius.

-ocr page 10-

Geertruit", de oudste zijner kinderen. Later verwekte hij
bij Brigitta Jans drie eveneens natuurlijke kinderen: Jo-
hanna (3 Aug. 1561--3 Nov. 1574), Maria (geb. 27 Oct.
1562) \') en onzen Arend van Buchell (junior), geb. 18
Maart 1565.

Nog vóórdat de vader van laatstgenoemde. Arend senior,
den Mei 1573 gestorven Avas, trouwde de moeder

Brigitta Jans met Johan Euysch Adriaansz. (gest. 4 Mei
1589)^). Op driejarigen leeftijd werd de jonge Arend door

1) Deze leefde nog in 4636 (cf. Hs. 983 fol. 51).

2) Vgl. Archief der stad Utrecht, n». 3222*: request van Brigitta
Jansdr., weduwe Johan Ruysch Adriaansz., aan het gerecht, houdende
verzoek om machtiging tot het lichten van eenige haar behoorende
meubelen, door de crediteuren van Jacob Queeckel te zijnen huize in
beslag genomen, 12 Maart 1594. (Dit stuk is door Van Buchell ge-
schreven en door haarzelf onderteekend: Brigitta Jans.) Onder dezen
naam komt ze ook voor in de legitimatie van Arnold van Buchell, uit-
gegeven door Dr. P. J. Vermeulen (zie
Tijdschr. voor oudh., staiisi., zeden
en gewoonten, regt, genealogie en andere deelen der gescli, van het iisdom
en de stad Utrecht.
3de dl. Utr. 1849, blz. 67—95). — Waarom die
legitimatie gegeven werd, blijkt als volgt: „ut ad paternas et alias
quorumcunque bonorum suorum parentum et consanguineorum succes-
siones ex lestamento admitti et succedere ac ad omnia et singula dig-
nitates, status, gradus et officia publica et privata recipi et assumi
illaque gerere et exercere possit in omnibus et per omnia ac si de
legitimo matrimonio natus esset, dispensare eumque legitimare et ad
primaevia et legitima naturae jura et quoslibet actus legitimos resti-
tuere et redintegrare omnemque geniturae maculam ab eo tollere dig-
naremur, juxta tenorem privilegiorum nobis ab illustrissimo Andraea
Angelo, duce et comité Drivastensi Puletaeque minoris principe, gratiose
concessorum"
etc. Toen het stuk gemaakt werd (4 Sept. 1585), was
Buchell te Douai. Heeft hij \'t noodig gehad in den strijd met zijn
voogden? Dit is niet onwaarschijnlijk. Dr. Vermeulen (blz. 78) oppert
de gissing: „Hij deed het misschien om daardoor in het sticht van
Keulen tot het aanvaarden van erfenissen enz, geregtigd te zijn, want
het is mij niet met zekerheid bekend, dat eene dergelijke legitimatie,
in Utrecht, zelfs bij de geestelijkheid onbepaald voor wettig werd
gehouden, zoodat hij hier eenig voordeel van zulk eene wettiging
zoude gehad hebben, al ware het ook, dat hij op den 4en September
1585, den dag waarop de acte verleden is, de hoop mocht hebben ge-
koesterd dat zijn vaderland eenmaal weder onder de gehoorzaamheid
van den koning van Spanje zoude terugkeeren en de vroegere orde

-ocr page 11-

Ill

zijn moeder en stiefvader uit Utrecht, wegens den over-
last, hun door de Spanjaarden aangedaan, meegenomen
naar Gorinchem, waar hij bleef tot October 1571, toen
hij naar zijn geboortestad terugkeerde.

^ Na^ eer^igen tijd huisonderricht ontvangen te hebben,
^ toen hij ongeveer 9 jaar oud was, naar
-.welbekende ITieronymii^-school de lessen

volgd_e_j^t Mei.....1576, toen hem een "gwaarlijke ziekte

overviel. Hersteld, trok hij naar Arnhem, waar zijn
stiefvader tot landmeter was benoemd. Hier bezocht hij
de Latijrische^chool, die onder leiding stond van den
rector Sydracus Scotus. Einde December 1578 te Utrecht
terug, kwam hij in Februari 1579 opnieuw op de Hiero-
nymus-school, waar hij, na afgelegd examen, in de 5<3e
klasse werd geplaatst. Tijdens hij deze school bezocht,
had omstreeks Januari 1575 zijn confirmatie plaats door
Joachim Oprodius. In September 1581, toen hij in de
klasse gekomen was, verliet hij deze school: daarna
nam hij les in de wiskunde en in het Fransch. \'in April
1588 toog hij naar Leiden, alwaar hij 7 Mei als student
in
de letteren werd ingeschreven i).

•CC

Tan zaken hersteld worden". Dat V. B. ooit (gelijk Dr. Vermeulen
vermoedt) de hoop gekoesterd heeft, dat zijn vaderland eenmaal weder
onder de gehoorzaamheid van den koning van Spanje zoude terug-
keeren, is door niets bevsrezen.

Een zeer belangrijken brief schreef Van Buchell 28 December 1586
aan zijn oom Hubert te Keulen. Hij stort hier zijn hart uit over de
weinige zorg, die voor zijn wetenschappelijke opleiding gedragen werd,
en hoe hij, „koud leerling voor koude onderwijzers", er eindelijk toe
kwam om de studie er aan te geven. Maar zijn natuurlijke aanleg, zijn
liefde voor letteren en wetenschap en de krachtige aansporingen van
H. Vechtius dreven hem telkens weer tot de studie en brachten hem
eindelijk naar Leide^ werwaarts hij echter niet trok om in de rechten
te gaan studeeren:V,H
inc cum averem aliquosjTama et eruditione pro-
ea quM radüer mecum^am antea imbiberem
excolerem et ornarem magis, teidam (quae nunc et olim Lugdunum
Batavorum) me contuli, ibique Justum Lipsium, virum doctissimum et
cui in hoe studio literario vix similem nostra aut majorum vidit
^ aetas, docehtem audivi jurisque principia, sed leniter et carptim excerpsi,
\' Videbam nempe eo omnia tendere et omnes hortabanturque amici, ut
studio mihi necessario et utili me darem. Aegre fateor, tum duro

-ocr page 12-

Éen geschil met zijn voogd Johannes Boger, die alles-
behalve eerlijk was en zich wilde verrijken met de goederen
van Arend en diens zuster Maria, riep hem reeds in
October uit Leiden naar Utrecht terug. Toen hij in
Februari 1584 weer naar de verlatene universiteit wilde
gaan, gaf hij dit plan op en be
sh)ot hij naar Douai te
reizen, ten eind^de_daar door MKps^^^I^^ hooge-

schooï te"~ïïizöS:en en er de on^rbroken sti^ie voort te
zetten. Vergezeld van zijn stiefvader Ruysch, die hem tot
Dordrecht uitgeleide deed, vertrok hij van daar den lö\'^«"
Februari (O.
S.) naar Douai.

Den 20®» Maart werd hij in het album ingeschreven; van
toen af volgde hij de lessen o. a. van Jacohus Benignius
en Johannes Cuckius. Ook oefende hij zich tijdens zijn
verblijf te Douai in de schermkunst. Zestien maanden is
Van Buchell te dezer plaatse gebleven: in Maart 1584
te Douai gekomen, vertrok hij 28 Juni van het volgende
jaarjiaar Parijs.

Belangrijk in hooge mate was het voor Van Buchell,
dat hij onderweg, tijdens zijn kort verblijf te Amiens,
kennis maakte met den geleerden Bruggenaar Ludovicus
Carrion (geb. 5 September 1545), met wien hij nauwe
vriendschapsbanden aanknoopte en die hem te Parijs
veel belangrijke diensten bewezen heeft. Behalve met
de gebroeders Vergpulii, zijne reisge
zellen, ^ging~Tiiijtg"
Par2s_jOpijnet Philip van Wingen,\' een groot minnaaFvah
oudheden, met wien hij dikwijls mtstapjes maakte om hier
ëïr~daSï~merkwaardigheden te bezichtigen, en met wien
hij_oak-.aant,eakening;en^ maa^ o^ die aan den Parijschen
uitgever Nicolas Bonfons ter hand te stellen, die een

studio me applicui tam incerto, sed tandem implicui. Duacum inde
Atuaticorum profectus sum, ut cum juris scientia Gallicae linguae usum
(quae maxime apud nos est in usu) conjungerem, ubi simul et
Lutetiae fere per triennium fui. Verum Mars et fames tandem regione
me expulerunt patriamque repetere coegerunt, ubi et jam, cum tarnen
haec non minoribus fluctuetur tempestatibus, unura optarem, ut occasio
mihi ad Germanos vel Italos recipiendi (daretur), ibique aliquem studiorum
fmem imponerem, vel fortunam faventiorem experirer. Nihil mihi
inutilius, si hic inter bella non belle maneam". (Hs. n° 984 fol. Qv®.)

-ocr page 13-

nieuwe uitgave voorbereidde van Corrozet\'s Fkihr des
cmtiquitez de Paris i).

Door toedoen van Dirk Schouten kwam hij in aanraking
met Joh. Auratus (geb. te Limoges), dien hij betitelt als
„poeta et interpres regius"; met Carrion ging hij naar
François de la Croix, seignexir de la Croix du Maine,
wiens groote bibliotheek zijn bewondering wekte.

Onder de destijds te Parijs bekende geleerden en mannen
van naam noemt hij : Jean Passerat (geb. te Troies in
Champagne 18 Oct. 1534 f 14 Sept. 1602); Jean Edouard
du Monin (geb. te Guy in 1557, vermoord te Parijs 5 Nov.
1586), een der voornaamste godgeleerden van zijn tijd;
Henri Estienne den zoon van Robert; vervolgens Pierre
Ronsard, Guillaume de Baïf, Barnabé Brisson, Petrus
Melissus (eigen!. Paul Schede, geb. te Meirichstadt 20 Dec.
1539, t te Heidelberg 8 Febr. 1602) en Jean Galand, prin-
cipal du collège de Boncourt.

Voor zoover we uit de aanteekeningen, door Van Buchell
gemaakt, kunnen nagaan, heeft_J^-_tijdeM zijn verblijf
.te .Parijs weinig aan de studie gedaan- student, "BîTcie
lessen aan de Sorbonne volgde, is hij nooit geweest.
Hij hoorde Petrus Suggerius (Suger) op een privatissimum,
waar deze den titel der Pandecten
De actionibus besprak;
wat echter meer had van een vertaling dan van een ver-
klaring. Niet onwaarschijnlijk heeft hij ook Giordano
Bruno gehoord, die van het einde van 1585 tot Juli 1586,

1) Merkwaardig is, wat liij 20 October 4586 schreef aau zijn vriend
Adam Verduiu te Douai: „En me antiquarium factum, ne ride;
summe has nugas amo, nugas inquam ut vocaut severiores isti, utpote
Scolistae Albertistae cum calvo grege Baculaureorum, qui dicunt id

Sese fatigare assiduo nec proficere hilum
Nugando.

Sed sie nugare me docuit Carrion, qui utinam domino careret, et
Ph. Wingius, qui me tam insanum fecit, ut ne angulus Lutetiae
quem non perscrutaverimus. Collegimus epitaphia, depinximus monu-
raenta marmorea, formas bahieorum antiquorum ac aquaeductuum,
quorum ibi riiinae. Dii boni, quam inutili labore sed quam jucnndo!\'
(Hs. n° 984 fol. 2v et 3.)

2) Vgl. Vidier, Description de JParis, p. 447, noot 2.

-ocr page 14-

voor de tweede maal, te Parijs vertoefde en die bij deze
gelegenheid, evenals toen hij er den eersten keer was,
rechtsgeleerde colleges hield. Niet een studiereis maakte
Van Buchell naar Frankrijk\'s hoofdstad; \'twas hem te
doen om te zien, om de stad te leeren kennen met al
wat er belangrijks en merkwaardigs viel waar te nemen.
Zijne latere belangstelling in opschriften is zeker grooten-
deels hier gewekt.

Minder aangenaam vindt hij de groote drukte op velerlei
punten, waardoor de passage dikwijls gestremd wordt, het
ongelijke en vuile plaveisel, de onaangename lucht op de
„place Maubert", een gevolg van slechte rioleering, de
onzindelijkheid, die heerscht in het college Montaigu enz.

Vidier\'s meening dat hij, „à peine sorti de 1\' Université,
un peu prétentieux" was, zooals blijken m-oet u.it de tal-
rijke aanhalingen van klassieke moderne schrijvers, berust
op een vergissing. Van Buchell haalde, toen hij zijn
aanteekeningen maakte, zoo af en toe, wanneer hem een
citaat te binnen schoot, dit aan; doch meestal schreef hij
ze eerst later in den tekst van zijn
Diarium, toen hij
als rustig burger te Utrecht gevestigd, daar tot een geheel
verwerkte wat hij gedurendë zijn reizen overal had aan-
gestipt. Ook dunkt \'t me wel wat gezocht, wanneer de
uitgever van de
Description zegt (p. 63): „il veut aussi
savoir mieux le français que les Parisiens; il prétend, par
exemple, en dépit de leurs moqueries, employer „honny"
pour „deshonoré," parce que ce mot est dans la devise
de l\'Ordre de la Jarretière et dans Froissard". Dit toch
af te leiden uit deze woorden van Van Buchell, is er
meer in zoeken dan erin ligt. Zeker is het, dat Van
Buchell het Fransch zeer goed machtig was, gelijk brieven
uit een latere periode duidelijk toonen.

Dat hij in godgdienstige^aapgelegenheden destijds reeds
een zeer vrijzinnig- standpunt innam, al dacht hij er nog
\'met over zich vffi^^^

zaT TaX^"° mèer uitvoerig\' worden aangetoond. Van genot
d:ëF~zmn¥n"\'alles hehalve a^^ toch niet

meesleepen door de zedeloosheid, die te Parijs reeds des-
tijds een ongewone hoogte had bereikt.

In zijn eigenaardige beschrijving van Parijs komt Van

-ocr page 15-

Buchell\'s karakter duidelijk uit. En ook voor de kennis
van het oude Parijs is zij van belang, blijkens het ge-
tuigenis van een grondig kenner als A. Vidier, den be-
werker van de
Description: „Tel qu\'il est, Ie journal de
Van Buchell constitue, surtout au point de vue archéolo-
gique, une excellente description de Paris; aucun monu-
ment important n\'y est omis et il complète très utilement
les descriptions de Corrozet et de Belleforest" (p. 65).

Hoe jong nog betrekkelijk, hij was destijds, wat hij bij
voortduring gebleven, ja steeds meer geworden is: een
goed werker en die met zorg arbeidde. De oudheid en
de geschiedenis hadden voor hem meer bultuun^ dtn
de studie van het recht. Toch _ging hij niet zoo geheel

inJieL oudc, dat heO^ieuwe

hem mi^e : zijn teekeningen toon^^ dat hij ook gevoel

had voor tijt7 "Të""Faïljs

begon hij met zijn „libelli epitaphiorum" ; hier"ontbolsterde
hij zich ook als historicus. Schreef hij reeds hier een
„excellente description", dat zal hij later ook van andere
plaatsen doen, met name van zijn geboortestad.

Den 5 Mei 1586 verliet Van Buchell Parijs, om naar
Nederland terug te keeren. Verschillende omstandigheden
riepen hem huiswaarts. De reisroute ging over Rouaan. Den
tijd, dien hij hier doorbracht, besteedde hij aan \'t opnemen
der stad en \'t bezoeken der kathedraal. Den 9 Mei scheepte
hij zich in op een Hollandsch vaartuig, waarmee hij den
lO\'J™ te Havre kwam. Wegens tegenwind kon pas den
288ten (Je reis naar \'t vaderland worden aanvaard; 3 Juni
kwam hij behouden te Utrecht aan.

Doch alras bleek, dat hij aan Utrecht ontwend was. De
man, die veel gezien had, wilde meer, wilde Rome zien;
in April 1587 besloot hy dan ook, eerst Duitschl^^ en
daarna Italië te gaan bezoeken. Als redenen geeft hij voor
-diesis: „Duo mihi proposita hoe itinere: discendi tanta
varietate amor et ae^ntiTdh^m minuendi motu isto spes".

Op Goeden Vrijdig 1587 juit Utrecht vertrokken, ging
hij te Amsterdam scheep-ïfaar Bremen en van hier over
Minden, Kassei, Glessen,\'Frankfort a/M., Darmstadt naar
Heidelberg, vanwaar hij met een ziek geworden reisbroeder
naar Spiers trok, waar hij eenige dagen doorbracht;

-ocr page 16-

uit deze stad begaf hij zich, tegen zijn oorspronkelijk reis-
plan, over Worms en Mainz en verder den Rijn af
naar Keulen.

Nog maar enkele dagen was hij hier, of hij kreeg de
pokken, waarvan hij geheel en al herstelde. Drie en een
halve maand is hij in deze stad geweest. Het grootste
deel van den tijd, hier doorgebracht, besteedde hij op
dezelfde wijze als hij te Parijs had gedaan, nl. met het
bezichtigen, opteekenen en beschrijven van alles wat zijn
aandacht trok. Natuurlijk werden vóór en boven alles
kerken bezocht, ook enkele kloosters en woningen van
particulieren, die iets van zijn gading hadden, \'t Spreekt
vanzelf, dat ook de vele overblijfsels, die aan de Romeinen
herinnerden, hem boeiden.

Aan het bijwonen van lessen deed hij, evenals in
Frankrijk\'s hoofdstad, weinig. Toch hoorde hij een enkele
maal een hoogleeraar, den rechtsgeleerde Antonius Sali-
cetus 1). Met de academie te Keulen had hij echter niet
veel op, omdat ze op te bescheiden schaal was ingericht
en feitelijk niets anders was dan een triviale school. Is
wat hij erover zegt een destijds opgemaakt oordeel, dan
pleit het stellig voor een helder inzicht en een rijp
oordeel.

Met het oog op de beroemde Frankforter mis, die hij
wilde bijwonen, en tevens om de onderbroken reis naar
Italië voort te zetten, verliet hij, in gezelschap van eenige
boekhandelaars, Keulen.

Na een verblijf te Frankfort, ging de reis over Heidel-
berg naar Ulm, waar het gezelschap den October

aankwam en een dag vertoefde. Hier woonde Van Buchell
een Luthersche godsdienst-oefening bij in de kathedraal,
wat hij aldus verhaalt: „Organicum instrumentum summo
in^ templo audivi divinae propemodum artis, vidique ibi
ministrum puerum baptisantem; caeremoniae patria lingua,
sed eodem fere quo Catolici Romani ritu fiebant, eratque
mystes albam vestem lineam indutus". Verder ging men
over Augsburg, Partenkirch, Innsprück, ]
Brixen, Trente,

1) Zie blz. 151—152,

-ocr page 17-

Bassaiio, Padu^a. Hier ontmoette liij zijn landgenoot
Johannes Baptista Scipperius en Meld Van Buchell zich op
van 21 tot 26 October. Dan scheepte hij zich te^dua in, om
te Venetië te komen, waar hij maar éérT dag^ip^^^^
TlïTcTbtër eenjge^iM dag geweest,, hij kreeg vaii"~^e
sta,
d__een totaalindruk. Uit hetgeen hij in zijn Diafium
over hij de

betreJEkelijk^ weinige aante"èEënïngên, die hij er^gêlnaakt
kan hebben, later grootelijks door \'t nalezen vaiTTer-
scHinëndë~T)öëlen\'\'zai hebben \'vermeerderd en uitgébfêid.

OcKte^s~të"\'T^ëgë aangekom\'en ,\'"ging hij denzelfden
^ond scheep op een vaartuig , dat naar Ancona zoü varen

ënj, dat hij ie JBavenna verliet. Nu.....ging--men verder over

^ini en.....Spoleto naar Rome, welke stad Van Buchell

ö^oyember., binnenging, ruim een maand nazyn vertrek,
■^heugd schrijft hij: „O (inquam), oculi beati, qüTlot
C heroum vestigia, tot regum, tot consulum, tot impera-
y torum perpetua monumenta vident, tot ^anctorum mar-
V tyram"lüpplitii theatra,^ e a piis viris collectos

) cineres, qui Phidiae, Praxitelis Glyconisque manus pel-
lustrant. O! felix lingua, quae haec tuis enarrare poteris".
Zeker is \'t geen godsdienstige beweegreden geweest, die
hem naar Rome dreef, noch de begeerte om het hoofd
der R. Katholieke kerk te zien, waartoe hij toen nog
behoorde. Hem trokken derwaarts de vele overblijfselen
uit de oudheid.

logeerde Van Buchell op den Campo dei
Mori, ën wel in de herberg, waar „de Haan" uithing;
maar lang is hij hier niet geweest, want enkele dagen
later reeds vertelt hij, dat hij zijn intrek had genomen
in de onmiddellijke nabijheid van de Sint Maria-brug,
waar op het uithangbord een Aethiopiër prijkte.

Den 9 November te Rome aangekomen, begon hij reeds
den llden zijn onderzoekingstochten door de stad. Zijn
kennis is er grootelijks verrijkt; en aan zijn goed waarnemen7
i^uwkeurigopteekenen, zorgvuldig bestudeeren van de
monumenten der oudheid\'is het dan ook toe te schrijven,

1) Zie Iter ItaUcum p. 18—25,

-ocr page 18-

dat wat hij beschreven heeft, thans nog een uitgave
waard is geacht.

Onder de kennissen, die Van Buchell te Rome had,
behoorde o. a. Philippus Hurnins (uit \'s Hertogenbosch),
die hem, opdat hij zich een weinig zou oefenen in wat
hij noemt „praxi Romana", met den geleerden Antonius
Guidotto Romani in kennis bracht Ook had hij veel
omgang met den uit Montfoort afkomstigen Gerardus
Vinomontanus (Wijnberg), met wien hij o. a. een uitstapje
van drie weken heeft gemaakt naar Napels. Van Rome
uit werd, over yelletri, G;aëta, Capua en AviFna,"T4
Februari 1588 Napels bereikt.
Vier dagen bracht Vaii
Buchell hier door ; verder\'bezocht het reisgezelschap den
Vesuvius, Putepli en om van daar over Cumae en

Terracina naar Rome terug te keeren.

Den Maart zei hij deze stad vaarwel; over Viterbo
en Siena kwam hij te Florence. Tot den 19\'ien {g
Van Buchell hiér stil geweest. O. a. werd het paleis
van de familie de Medicis bezocht. Van .Florence ging
de reis verder over Bologna, waar de ruwheid en dé
overmoed dér studenten hem een klacht ontlokte, en
waar hij een kijkje nam in den marmeren tempel van
den heiligen Petronius. Ook het groote klooster der
Dominicanen bleef niet onbezichtigd, evenmin als de
bibliotheek, die zich daarin bevond; maar dat het hand-
schrift van het boek Ezra, \'twelk hier bewaard werd,
door dezen zelf geschreven was, geloofde hij niet.
Verder
toog hij over Ferrara naar Padua, voorts over_Augsburg
naar
Mainz. 10 Mei kwam hij te Bacharach aan; maar
vóór hij hier was, werd hij door een bende soldaten aan-
gehouden, die hem bij den bevelhebber brachten; deze
liet hem echter, na ingesteld onderzoek, ongehinderd door-
gaan. Na Bacharach kwam Van Buchell te Koblenz, en
na een zeer onaangename ontmoeting te hebben gehad
met Spaansche troepen, die zich niet ver van Keulen
ophielden, kwam hij eindelijk in deze stad, vanwaar hij
21 Juni per schip langs Neuss, Dusseldorp, Kaiserswerth

-ocr page 19-

naar ßuhrort, en verder langs Duisburg, Orsoy, Wesel,
Rees, Emmerik naar Arnhem (waar hij een week toefde bij
zijn vriend Prederik van Diemen) reisde en 12 Juli 1588
in zijn geboorteplaats aankwam.

De reis naar Italië liet bij hem de aangenaamste her-
innering achter. Wanneer hij in latere dagen iets las
of hoorde van hetgeen op Italië betrekking had, of als
hij in aanraking kwam met menschen, die er geweest
waren, was hij steeds een en al aandacht en belangstelling.
De liefde voor Italië is hem altoos bijgebleven, wat o. a.
duidelijk te bespeuren valt uit een brief, die hij op 69-
jarigen leeftijd, in 1634, dus 46 jaar na zijn terugkomst,
schreef aan zijn in Italië vertoevenden neef Johannes
Blanckendaal: „Italia sat scio placebit. Est nam paradisus
Europae, si non orbis totius. Credo te tempus ibi non
otiose terere, verum oculos et animum eo intendere, ne
• frustra tantum itineris suscepisse videris.
Ego olim mag-
.nam ejus partem vidi, sed non eo fructu quod mllem et animus
ïnon semel fuit eo recurrere, nisi matrimonii vincidum illud pro-
Ihibuisset.
Si Romam spectas, invenies ibi quo delecteris.
\'Sunt praeterea aliae urbes, Neapolis, Plorentia, Sena,
Luca, visu digna". Italië had dus op Van Buchell een
onvergetelijken indruk gemaakt.

Voor de studie der rechtsgeleerdheid, die hem naar
Douai had gedreven, zijn de resultaten van zyn verblijf
in^ Italië al zeer gering geweest. Had hij te Keulen ten
minste nog een enkele maal eenige lessen bijgewoond,
te Rome heeft hij dit in \'t geheel niet gedaan. Toch is
ook deze tweede lange reis dienstbaar geweest aan zijn
wetenschappelijke vorming.

Te Utrecht heeft Van Buchell na zijn terugkomst, voor
zoover we kunnen nagaan, een vrij rustig en kalm leven
geleid. Wat we uit dezen tijd in zijn
Diarium vinden
opgeteekend, heeft meestal betrekking öf op hetgeen in
zijn geboortestad voorviel, óf op de toenmalige krijgsver-
richtingen. Den 6\'ien November 1588 betrok hij voor de
eerste maal de wacht; hij was toen onder de schutters
opgenomen. Kenschetsend voor zijn persoon en karakter
zijn zijne afkeuring van het dansen (blz. 188), zijne uitingen
over den invloed der sterren op den loop der dingen

-ocr page 20-

(blz, 189); ook, in verband met de toenmalige toestanden
in de stad Utrecht, zijne uiting naar aanleiding van een
twist met een kleermaker (blz. 191): „Sic ab ultima plebe
et popuil faece vexamur". Een maand na deze laatste ge-
beurtenis (22 Jan. 1589) had de bruiloft plaats van Van
Buchell\'s zuster Maria met Jacob Queeckel. Dit huwelijk
is in den vollen zin des woords treurig geweest en heeft
zoowel hem als zijne moeder verbazend veel verdriet ver-
oorzaakt.

Niet heel lang daarna scheen het, alsof in de maat-
schappelijke positie van Van Buchell een verandering
komen zou. In April trad hij in onderhandehng met
Lambertus Verburch, deken van St. Marie, over het rent-
meesterschap der goederen van de weduwe de Monceau
in Brabant. Hiervan is echter niets gekomen.

Smartvol deed hem aan het sterven van zijn stiefvader
J. A. Ruysch, een man, die zich steeds als een vader
tegenover Van Buchell gedragen heeft. Van Buchell was
destijds zeer zwaarmoedig gestemd, zoodat hij er toe komen
kon uit te roepen: „ad tristitiam penitus me natum
video".

Den 23sten September van dit jaar ging hij over Dordrecht
(waar zijn zuster Maria woonde), Rotterdam en Leiden
naar Gouda, waar hij eenigen tijd vertoefde\'bij Jacobus
Vermaat, wiens vrouw, Aleyda Ruysch, een bloedver-
wante was van zijn stiefvader. Over de glazen in de
St.-Janskerk is hij opgetogen; iets dergelijks, meent hij,
IS in al de Nederlandsche gewesten (de Zuid-Nederlandsche
daaronder begrepen) uiet te vinden. Over Oudewater
keerde hij naar huis terug.

Een trouw en oprecht vriend van Van Buchell, Johan
de Wit, mede een vurig liefhebber van de oudheid,
bevond zich toen te Utrecht; met hem maakte hij een
excursie naar „den Burcht" bij Vechten, een oude leger-
plaats der Romeinen, terwijl hij enkele dagen later opnieuw
te Dordrecht was, om als peter tegenwoordig te zijn bij de
doopplechtigheid van zijn nichtje Cornelia, dochter van
zijn zuster Maria (blz. 219). Stellig rekende Van Buchell
zich destijds nog onder de Roomsch-Katholieken. Immers
vermeldt hij, dat de doopsbediening,\'waarvan hier sprake

-ocr page 21-

is, plaats vond volgens den Katholieken ritus, terwijl
hij iets later vertelt, dat hij toevallig in een kerk kwam,
waar de predikant sprak over de goede werken (blz. 222).

In Februari 1590 deed hij een uitstapje naar Amster-
dam, welke stad hij vol kooplieden vond, die zich daar,
na de inname van Antwerpen door Parma, hadden ge-
vestigd; dan over Plaarlem, Noordwijk en Den Haag naar
Rotterdam. 15 April bezoekt hij, met zijn kennis Antonie
van Amstel, Loenen en 27 Juni trekt hij naar Den Haag,
waar hij een betrekking als secretaris had gekregen bij
Walraven van Brederode, eerste edele van Holland.
„J\'ay moymesmes escrit les lettres aulcunefois de la part
de la mesme dame et son mary, mon seigneur, plaines
de paroles dorées", schrijft hij i). \'t Leven, dat hij daar
leidde, was echter geen kolfje naar zijn hand; want hij
was nog niet lang bij Van Brederode, of hij schreef aan
De Wit (12 Juli
N. Ä): „Vinculum quo jam constrictus
sum durius mihi videtur et parum haec vita ex mea vita
quae invito accidit; nosti quam sim libertatis semperque
fuerim amator. Sed illud amicis dandum et temporibus,
assuetudo omnia mitigabit".

Bij Van Brederode aan huis ontmoette Van Buchell den
S^^^\'^upMur m\'rhix. Weinige dagen nadat hij dezen
had gezien, trok hij met zijn heer naar Gouda, werwaarts
deze met Johan, heer van Schagen gezonden was, om
een geschil te beslechten tusschen Rotterdam en ge-
noemde stad in zake het maken van inbreuk op aan
Gouda toekomende rechten. Afleiding genoeg! Maar

1) In een brief van V. B. aan Henr. Vechtius dd. 42 Juni 4590 (HS.
984 fol. 21) lezen we: „Petieras a me nuper, clarissime vir Henrice
Vechti, ut vobis significarem, si quando alicui rei certae me applicuis-
sem, et ut tune rebar, me Boxtellae baroni eram addicturus; sed cum
ille ad proximum veris tempus (quo se Ubios petiturum ajebat) me
exspectare cuperet, statim hominis inconstantiam senlii et plane ejus
memoriam abjeci, ad aliud animum applicans. Interim alia ultro se
offert conditio apud Bredenrodium, Gloutingae et Nivellae dominum,
cum quo iam conveni eique me addixi, ut essem a secretis". Gelijk uit
het vervolg blijkt, is hij later toch bij den heer Yan Boxtel in dienst
gekomen en heeft hij met dezen de reis naar Duitschland gemaakt
waarvan hier sprake is.

-ocr page 22-

hij lîon zich kwalijk schikken in \'t leven, dat hij nu
leidde : \'t keurslijf van \'t hofleven knelde hem. „Plurimum
me gravat hic status et genus vivendi aulicum, id est
impurum et inquietum, sed mihi insuetum et quod semper
cane pejus et angue fugi nec efFugi. O aurea libertas, quae
parvo contenta nullis se sinit vinciri vinculis! Sed quod
fata ferunt, ferendum est, quibus me ut arundo ventis
agitari sentio ; felix ille, qui animum ad quamvis fortunam
componere novit"

In denzelfden brief geeft hij nog een andere reden op van
verdriet: hij was verliefd 2). Het voorwerp zijner liefde was
Johanna (Janna) Mabuse. Over deze liefdesgeschiedenis
zegt hij in zijn
Diarium zoo goed als niets; alleen vertelt
hij, dat zijn beminde 8 October 1590 het huis verliet,
dat hen eenigen tijd samen geherbergd had. Maar in
brieven uit dezen tijd, aan De Wit, stort hij telkens zijn
hart uit; talrijke verzen heeft hij aan haar gewijd. Ook
bezitten we drie brieven, door hem aan Janna Mabuse
gericht, nadat zij het huis van Brederode verlaten had,
één zonder datum, één van 25 Januari en één van 15
Maart 1591. Hij was zielsbedroefd over haar vertrek , rade-
loos. Maar de tijd bracht ook hier heling, en het voor-
werp zijner liefde werd vergeten.

Over \'t algemeen voelde hij zich in Den Haag niet
op zijn plaats. Altijd weer komt hij op het gemis zijner
gulden vrijheid terug. Hij klaagt niet alleen aan De
Wit, ook aan Hendrik Ruj^sch: „De mon estât et con-
dition ne scay qu\'escrire. Il n\'y a personne quy a son
désir chascun a son enfer ou sil peut dire ainsy purga-
toire icy en ce monde; le torteur et bourreau est en nous
mesme, l\'un se tourmente pour amasser des trésors et
l\'autre poursuit les honneurs mondaines; la se trouvent
ils gehenné; l\'un consume son coeur d\'envie, l\'autre en
pernitieuse haine se nourrit; la convoitise, nonchalance,
paillardise, superbité ont mainte personne conduict a
leur ruine.....Je vivrois icy bien, si le contentement y

1) Brief aan De Wit, 4 Augustus Î590.

2) Zie blz. 246—247 noot 2.

-ocr page 23-

estoit, mon coeur n\'y est point, l\'amour de la liberté
m\'empesche de me contenter; plus haut est mon
esprit que de scavoir endurer la mocquerie de la fortune,
quy m\'a poursuivy des ma naissance. Entre gens mécha-
niques de nulle scavoir je consumeray icy mes jours de ma
vie, non scay ou mon destin me duict, sinon a mon mal-
heur; endurer le faut, ou faut prendre en bonne part ce
que Dieu et la prédestiné nous pourchassent. Il faut, je le
confesse, mais bien heureux celuy qui peut. Je m\'ay
efforcé de me vaincre et surpasser en patience mes affec-
tions, mais quoy patience.
Contemptor olim fortunae animus
succumhit et amore libertatis languet.
Si Dieu m\'eust donné
un coeur plus bas et vil, j\'aurois plus de contentement
en mon estât ou vocation alors. Mais quoy, il me faudra
faire de la nécessité vertu et mettre devant mes ieux
d\'autres incommoditez et malheurs plus grieves, quy
m\'eussent encoire peu assaillir, en priant Dieu de me
donner le coeur mieux accommodé et addonné à mes
affaires, car de luy, en luy, per luy tout bon et heur,
lequel je prieray"

Veel was er dat hem afleiding kon bezorgen; maar
niets was in staat hem op te beuren: noch het bruilofts-
feest van zijn nichtje Aleid van Langen met Dominicus
Boger, noch de reis naar Amersfoort met zijn heer
Walraven van Brederode, die derwaarts toog in het
gevolg van prins Maurits, noch het tochtje, den 7<ien
December ondernomen naar zijns heeren heerlijkheid
Vianen. \'t Was zóó erg met zijn somberheid en zwart-
galligheid gesteld, dat hij af en toe een vrij groote hoe-
veelheid arsenicum of ander vergif innam, om zich van
\'t leven te berooven

Eindelijk besloot hij het hofleven vaarwel te zeggen.
Het zich niet kunnen schikken in zijn positie, gevoegd
bij den afkeer van het opvliegend en driftig karakter van
zijn heer, deed hem dezen verlaten. 17 Maart 1591 was

1) HS. n" 836, fol. 107—108.

2) Zie blz. 250.

3) Zie blz.. 256.

-ocr page 24-

hij te Utrecht terug. Elf dagen later bracht hij nog een
kort bezoek in Den Haag en ging toen over Leiden naar
Amsterdam, alwaar hij zijn intrek nam bij een ouden
vriend, den goudsmid Antonius Boomhof, die tevens de
schilderkunst beoefende. Met Boomhof bezocht hij den
kunstenaar Jacob de Ghein, wiens vernuft hij bewonderde,
en Jacob Roset, Aviens schilderijenverzameling hoogelijk
door hem geprezen wordt. Een maaltijd met genoemde
drie personen, waaraan ook nog een zekere Bonhof (Bon-
hovius) deelnam en waarbij het nogal losbandig toeging,
deed hem goed.

Den 9 April kwam Van Buchell in zijn geboorteplaats
terug. Met zijn boezemvriend De Wit bezocht hij het
kasteel Nieveld; geheel en al leefde hij op, toen hij in
gesprek kwam met de lut Rome teruggekeerde jongelingen,
Hugo Ruysch, Hendrik van Wijngaarden en Gerard Wijn-
berg dien hij al in de Eeuwige stad aangetroffen had.
Voldaan was hij echter niet; het nietsdoen mishaagde
hem, en zoo kon hij ertoe komen, om ais secretaris in
dienst te treden bij Johannes de Hornes, heer van Boxtel
en Baucigny, wat hij nog des te liever deed, dewijl hij
de wetenschap had, dat deze op \'t punt stond om een reis
te gaan maken door Duitschland (blz. 270).

Twee dagen nadat Van Buchell zich aan De Hornes ver-
bonden had, ging hij met dezen naar Den Haag, alwaar
men twaalf dagen (tot 20 Mei) vertoefde in den „Burcht",
en vandaar over Haarlem naar Alkmaar. Hier bleef hij
eenigen tijd en maakte er allerlei oudheidkundige en
geschiedkundige aanteekeningen, ook aangaande den om-
trek der stad. Hij bezocht de overblijfsels der eenmaal
zoo vermaarde abdij te Egmond. Na alles nauwkeurig
te hebben opgenomen en ons ook verteld te hebben,
dat hij met zijn heer aan het Avondmaal deelna
m (hjj[
was toen dus bij d^Hervormden aangesloten), ging Van
Buchell naar Am&terdam. Hier moest hij met zekeren
George Vrinck, dien hij als commissaris over de reis naar
Duitschland betitelt, de noodige toebereidsels maken voor

-ocr page 25-

dezen tocht, die 21 Juni aanving over Petten, de eilanden,
die destijds in Noord Holland\'s noordelijk deel tusschen dit
dorp en Texel lagen, Texel en Vlieland, waar men zich
inscheepte. Langs Terschelling enz. kwam men den mond
van de Wezer binnen, waar bijna schipbreuk geleden
werd 1). Van Buchell verliet het vaartuig en wandelde naar
Bremen, het uitgangspunt voor den tocht door Duitsch.
land. Na een verblijf van vier dagen werd de reis voortgezet
over Verden, Hannover, Münden, Kassel, Fritzlar, Mar-
burg, Dillenburg (alwaar twee dagen getoefd werd),
Siegen, Deutz, Keulen, welke stad 17 Juli bereikt
werd. Ook ditmaal bracht hij enkele weken te Keulen
door, en is wat hij meedeelt over de stad en over per-
sonen van veel belang. Onder de personen van naam,
met wie hij kennis maakte, moeten genoemd worden de
apotheker Regnerus Remgotius, de oudheidkundige Bal-
duinus Junius, de boekhandelaar Justus Lummaeus, Karei
Utenhove, afkomstig uit Gent, de historieschrijver Johannes
Leonclavius uit Saxen en de schilder Maximiliaan de la
Cour.

Nog niet lang was hij te Keulen, of hij schreef 28 Juli
aan zijn vriend De Wit te Utrecht een kort verslag van
zijn reis: „Iter hoc nostrum laboris ac periculorum plenum
fuit, in mari pene natifragium feceramus, in terra mon-
tium asperitate et silvarum horrore detinebamur, a latroni-
bus non tuta via et prope Coloniam propius periculum a
regiis imminebat. Accidit et mihi proprium extra ordinem
malum, Culter gladio deciderat et stramini involutus ex
insidiis pedem vulneraverat non exiguo vulnere, sed illud
jam ex periculo, Lenimenta vero hujus itineris tot urbium,
tot oppidorum facies, tot populorum mores et vestitus,
comitis Witgesteinii familiaris dulcedo, comitum etiam
Nkssoviorum comitas praeter German(or)um morem" .....

Den 23 September uit Keulen naar Duisburg vertrokken,
knoopte Van Buchell aldaar o. a. kennis aan met den

1) Cf, HS. 836 fol. 70; hier vindt men een gedicht: De periculo nau-
fragi in Visurgis ostio.

2) Hs. 886, fol. 139v.

Buchellius Commentarim. n

-ocr page 26-

geleerden geograaf Gerard Mercator. Met lof spreekt liij
ook over zekeren predikant Johannes, dien hij hoorde
preeken en van wien hij getuigt, dat hij een groot
redenaar was. Niet vóór den 8®ten November werd Duis-
burg verlaten, en over Arnhem, Utrecht, Amsterdam en
Zaandam kwam Van Buchell, na een afwezigheid van vijf
maanden, 18 November te Alkmaar aan. Later vergezelde
hij zijn meester naar Wageningen, waar deze den doop
van zijn kleinzoon Philippus Adolf, een zoon van Maxi-
miliaan en Agnes van Milendonk, den December

bijwoonde. Korten tijd later verliet hij, te Utrecht terug-
gekomen den dienst van De Hornes: hij wilde zijn vrij-
heid terughebben.

In enkele brieven uit dezen tijd, gericht aan Gerardus
Wijnberg te Montfoort en aan Johan de Wit, vinden wij
nog een en ander over de wijze, waarop hij leefde: „At
de meis rebus quid agam, hic quid agatur accipe. Ego
quidem vivo et valeo ut possum, scribo, et quid scribam
praeter nugas? Incoepi jam ab aliquot diebus librum
cui titulum feci:
Proteus Venereus, aliud proposueram quam
scripsi et inter scribendum longius a titulo deflexi, pudor
nempe in contrarium fere distorsit stylum; haec hybernis
hisce feriis, ut cochlea domi desidens, nullis licet libris
adjutus, carbone primo notamus" i).

Onder deze bedrijven was Van Buchell 27 jaar oud
geworden. Veel had hij gereisd, veel gezien, deelgenomen
aan de genietingen en vermaken der wereld, maar een
maatschappelijke positie had hij zich nog niet veroverd.
Dit verdroot hem. Van het krachtig verlangen om daar-
aan zoo spoedig mogelijk een einde te maken, vinden
we een duidelijke aanwijzing in een brief aan den te
Leiden wonenden Johannes Sypestein

Aan het verzoek om inlichtingen, in dezen brief vervat,
is door Sypestein welwillend voldaan; zeker mede dien-
tengevolge besloot Van Buchell naar Leiden te gaan,
ten einde daar een wetenschappelijken graad te ver-

1) Hs. 836, fol. 135v.

2) Zie blz. 336 noot.

-ocr page 27-

werven, die hem in staat zou stellen zich een positie in
de maatschappij te veroveren. In Januari 1593 ging Van
Buchell naar Leiden; 1 en 2 Fe"Braan werd KijTeiriiu^
vaiT C. de Groot geëxamineerd, en de bevordering tot
licentiaat in de rechten had vier dagen later, 6 Februari
1593, plaats; naar \'t schijnt, op niet al te schitterende
wijze 1). Maar het doel was bereikt: de wetenschappelijke
graad, door hem verworven, stelde hem in staat een vaste
zelfstandige maatschappelijke positie te verwerven, en 8
Februari verliet hij Leiden om naar Utrecht terug te
keeren, waar hij al spoedig als advocaat werd inge-
schreven. Enkele weken later, den 6<ïèn Mei, trad hij in
het huwelijk met Klaasje van Voorst (weduwe van Valentijn
van der Voort), nadat hij den April met haar het

huwelijkscontract had gesloten. Mogen wij de onderstelling
uitspreken , dat ookmet deze gebeurtenis de promotie tot
licentiatus juris in verband moet worden gebracht?

Wel is 1593 in de levensgeschiedenis van Van Buchell
een hoogst belangrijk jaar geweest. Aan het einde ervan
gekomen, is hij dankbaar voor het vele goede, en met
ingenomenheid kon hij dit aan zijn oom Hubert Van
Buchell te Keulen schrijven In denzelfden brief zegt
hij: „Uxor mihi quam maxime vellem virtute, integritate,
moribus, aetate, forma praedita, genere plebejo, sed per-
quam honesto genita, ducta est"

Groote blijdschap vervulde zijn ziel, toen hem 21 April
1594 een zoon geboren werd, die bij den doop, 28 d. a. v.,
den naam kreeg van Arend. Het rustige, kalme leven
was voorgoed gekomen; aan uitgaan werd niet veel meer
gedaan; de rechtspraktijk vorderde weinig tijd; geheelen
al kon hij zich verdiepen in de studie.

In November ging Van Buchell met eenige kennissen,
Jan van Bilart, Jacob Taets van Amerongen en Cornelis
Ooms, naar Kortenhoef. Het is merkwaardig bij deze
gelegenheid te vernemen, hoe groot nog het bijgeloof was
ook bij onzen Van Buchell, die ten volle instemde met

1) Zie blz. 341 noot

2) Zie blz. 355 noot 1.

3) Hs. 836 fol. 147.

n*

-ocr page 28-

hetgeen Taets van Amerongen beweerde over het onheil-
spellend gelui der klokken, toen ze, van de reis terug-
keerende. Utrecht naderden i). Een ander staaltje van
Van Buchell\'s bijgeloof vinden wij in hetgeen hij (blz.
390 v.v.) vertelt over de verschillende processen, die in
1595 tegen tal van toovenaars en toovenaressen zijn ge-
voerd. De tegen hen gevelde vonnissen waren in zijn
oog nooit streng genoeg: de menschen, die deze ver-
schrikkelijke kunst verstonden, moesten weg uit de maat-
schappij.

Ofschoon zelf een rustig en kalm burger, die zich
weinig bemoeide met hetgeen buiten hem omging, bleef
hij met belangstelling den loop der openbare zaken volgen.
Maar de studie der oudheid stond bovenaan. Veel aan-
trekkelijks hadden immer voor hem de overblijfselen, die
op het verblijf der Romeinen in deze gewesten wezen en
die in zoo ruime mate in de nabijheid van Utrecht ge-
vonden werden.

Omstreeks half Mei 1595 bracht hij een bezoek aan 0 ver-
meer, waar het kasteel De Horst bezichtigd werd. \'tWas
ook omstreeks dezen tijd, dat de Illustre School te Utrecht
geopend werd, alwaar door den rector, Regnerus Sarcerius,
voorlezingen werden gehouden over het recht, terwijl des
Zondags door Joh. Loncius over de evangeliën werd ge-
handeld 2). Bepaaldelijk wijzen we op deze door Van
Buchell vermelde feiten, die hem, zooals ook uit zijn
latere levensgeschiedenis duidelijk aan den dag komt,
doen kennen als een man, die steeds veel met onder-
wijs ophad.

Hoe bedaard loopt nu verder Van Buchell\'s leven! Geen
schokkende gebeurtenissen verontrusten hem. Nu en dan
verlaat hij Utrecht, om in de buurt uitstapjes te maken
of een kennis te bezoeken. Zijn huis was
zijn liefste plek;
bij de vrouw zijner keuze, bij zijn kind, in zijn rijke
bibliotheek vond hij wat hij wenschte: kalmte,_ rust,
tevredenheid niet zijn lot, kortom wat hij tijdens zijn vele
reizen nooit gevonden had. Af en toe slechts werd de

1) Zie blz. 377.

2) Zie blz. 389.

rf i

-ocr page 29-

rust verbroken door wat hij noemt „de springende gichte",
die hem veel pijn veroorzaakte; ook had hij nu en dan
te worstelen met een leverkwaal.

Herhaaldelijk bezocht hij Delft, sedert Januari lö97
de woonplaats van G-eertruida van Voorst (zuster van Van
Buchell\'s vrouw), weduwe van den Utrechtschen genees-
heer Johannes Baptista Schipper, in genoemd jaar her-
trouwd met Aelius Everhardus Vorstius. Deze was toen
geneesheer te Delft en werd later (in 1598) buitengewoon
hoogleeraar in de natuurkunde, daarna (in 1599) hoog-
leeraar in de medicijnen aan de Leidsche universiteit.
Reeds in April 1597 is Van Buchell te Delft; bij deze
gelegenheid verneemt hij van zijn zwager, die lange jaren
in Italië had vertoefd en dit geheele land had doorreisd,
een menigte wetenswaardigheden en levensbijzonderheden,
ons in het
Diarium bewaard.

In Augustus 1597 en in Mei 1598 is Van Buchell op-
nieuw te Delft bij zijn zwager. Hoogstbelangrijk is wat
hij ons dan meedeelt zoowel over de stad als over daar
woonachtige personen, met wie hij in aanraking komt, nl.
Frans Spiering, den schilder Aper Franciscus, Abraham
Gorlaeus, Lieven Keersemaecker enz. Met Vorstius be-
zocht hij toen ook Den Haag en Scheveningen.

Te Leiden bezocht hij, met zijn zwager, in 1599 Scaliger
en knoopte hij vriendschapsbetrekkingen aan met P.
Merula, die er in 1592, na het vertrek van Lipsius, eerst
als buitengewoon en in 1593 als gewoon hoogleeraar in
de geschiedenis was opgetreden.

Hier breekt het Diarium plotseling af. Was dit tot nog
toe de hoofdbron, waaruit we voor de biographie van
Van Buchell konden putten, we moeten ons verder be-
helpen met de vele brieven en aanteekeningen \'), door
hem nagelaten.

4) Deze bevinden zich in de Universiteits-bibliotlieek te Utrecht (zie
P. A. Tiele,
Catal. codd. mss. lill. univ, :RhenQ-Tr., register i.v. Buchelius),
het Rijksarchief te Utrecht en dat te \'s-Gravenhage. Ook kwamen
eenige handschriften van V. B. in het bezit der familie Smissaert te
\'s Hage en van jhr. Van Eysinga te Leeuwarden.

-ocr page 30-

Vooreerst trekt zijn reis naar Duitschland, in zake het
testament van zijn oom Hubert, onze aandacht.

Op 28 Mei 1599 was in de nabijheid van Keulen deze
Hubert Van Buchell gestorven (geb. 31 Mei 1513). Nu
kreeg zijn neef Arend de opdracht van de regeering der
stad Utrecht, waaraan Hubert een groot deel van zijn
vermogen had nagelaten, te Keulen een en ander te gaan
regelen. 3 Augustus vertrok hij uit Leiden, waar hij zijn
moeder en zijn vrouw achterliet >). Wat een moeite heeft
het hem gekost om het zoover te brengen, dat aan de
uiterste wilsbeschikkingen van zijn oom kon worden vol-
daan! Maar deze reis is vooral belangrijk geweest uit een
oogpunt van geschiedenis en kunst. Verbazend veel merk-
waardigs is door Van Buchell in den tijd, dien hij dit-
maal te Keulen heeft doorgebracht, gezien en beschreven;
met hetgeen hij vroeger over het belangrijke en wetens-
waardige dezer stad opteekende, vormt het een mooi\'
geheel. Ook met aanzienlijke personen, als den raadsheer
Arnold Siegen en den geneeskundige Henricus Botterus,
maakte hij kennis en onderhield hij later briefwisseling.

Als gewoonlijk heeft hij ook op deze reis een dagboek
gehouden. Al wat zijn aandacht trok, heeft hij uiterst
nauwkeurig opgeteekend in zijn
Diarium itineris mei Colo-
niensis,
1599—1600 22 Januari 1600 was hij bij zijn vrouw

1) Voldoende aan een jegens Wercklioven afgelegde belofte, schrijft
Van Buchell hem: „Ut profectione mea incipiam, Lugdunum perveni,
ubi me sola literatorum academia retiuet; displicent coetera, civitas,
aer, campus, gens denique, displicent (inquam) comparaHoue relic-
torum". Was er te Leiden dus al heel weinig wat in zijn smaak viel,
over de toen aan de academie werkzame professoren is zijn oordeel
echter in alle opzichten gunstig. „At floret senatus doctorum virorOm;
qui nempe quantique et boni viri, imo heroes? Scaliger, Junius, Douza,
Hornius, Clusius, Vulcanius, Bronchorstius, Merula, Grotius, Bontius,
Pavius. Miror sane in hunc ultimum angulum tot orbis lumina
coiisse. Uli eerie aeternitatis Bataviae vindices, Ordines dico, nullis
sumptibus parcunt, ut ne quid desit publico utilitati aut orna-
mento, quod testantur collegium theologicum, bibliotheca, theatrum
anatoraicum, hortus medicus, campus studiosorum recreation! desti-
natus."

2) Vgl. ïielö, Catal. blz. 197, n°. 762.

-ocr page 31-

te Leiden terug, van waar hij spoedig naar Utrecht ging
om hier zijn huiselijjï leven te hervatten.

Over het algemeen hooren we \'Van Buchell weinig
zeggen over zijn moeder, ofschoon deze, ook na zijn
huwelijk, bij hem bleef inwonen. Maar dat hij zeer aan
haar gehecht was, k^n ons het volgende bericht leeren;
„Mater jam mea, longo morbo propemodum tabescens,
cum morte luctatur ejusque anima mortalium lege com-
muni cum corpore divortium parat; dura illa abitio et
non sine cordolio nobis ejus, cum qua tam diu vivimus,
imo a qua vitae initium habemus; pungit illa mortalium
necessitas et angit ac in diversum trahit cogitationes
nostras. Videmus corpusculum extrema macie languidum
et paene exsuccum; vox una restât; caetera ad vitam hanc
necessaria defecerunt"

Een uiterst pijnlijk feit, dat hem zijn gansche verder
leven smartelijk is bijgebleven, was het overlijden van
zijn zoon in 1611. Den juisten datum, Avaarop deze
treurige gebeurtenis plaats greep, vond ik niet aange-
teekend; zeker was het in de eerste helft van 1611. Aldus
blijkt uit een troostbrief, door De Wit 21 Juni van dit
jaar uit Parijs aan Van Buchell gezonden, tegelijk met
een vers en een grafschrift 2). Natiiurlijk zal Van Buchell
aan De Wit bericht hebben gezonden van dit smartelijk ver-
lies; allicht moeten we dus het sterfgeval plaatsen in
Mei of in het laatst van April 1611. Bij dezen eenen
troostbrief liet De Wit het intusschen niet. In een door
Van Buchell ons meegedeeld uittreksel tiit De Wit\'s aan
hem gerichten brief van 13 Februari 1612 lezen we : „Con-
solatur (d.i. De Wit troost hem, Van Buchell) ob tristitiam,
de immatura filii unici morte conceptam, variis adductis
etiam recentibus esemplis, filii nempe praesidis Jannini
unici haeredis, qui noctu violenta morte in plateis occu-
buerat" Als hij vele jaren later van den heer van
Tienhoven bericht krijgt van het afsterven van diens zoon,

1) Brief aau Vorstius 15 Juli 1601 (Hs. 836 fol. 172).

2) Hs. 983 fol. 9 ouder ii". 22.

3) Hs. 983 fol. 10, onder n". 27.

-ocr page 32-

dan antwoordt hij: „Dolorem timm, illustrissime domine,
quem ob amissum filium, nobilissimum juvenem, com-
peris, haud difficulter considerare potui, qui et quondam
filium unicum florenti aetate extinctum amiserim. Adfectus
etenim parentum in descendentes longe major esse soiet
quam is, quo erga parentes afficiuntur, et per consequens
dolor ille, qui a parentibus ex amissione liberorum sen-
titur, excedit plurimum eum, quem liberi ex obitu geni-
torum suorum percipiunt, quod recto naturae ordine hic,
ille vero turbato et inverso procedat" Nog in 1636
schreef hij in zijn
Compendium vitae, bestemd voor den
Dordtschen medicus Johannes van Beverwijck: „Unicus
nobis fuit filius, qui cum ad XVII prope annum per-
venisset et studiis aliqua cum spe incumberet, maligna
febre ablatu,s me orbum reliquit. Hinc a foro ac litibus
(a quibus natura abhorrebam)\'quantum licuit, me abstraxi
ac Musis paullatim vivere coepi"

Hij trok zich nu zoo goed als geheel uit het maat-
schappelijk leven terug en ging ook de balie, waarvan
hij altoos een afkeer had gehad verlaten om zich geheel
en al aan de muze der historie te geven. Deze kon hem
het heden doen vergeten en hem geheel en al laten leven
in het verledene, dat hem voortaan boven alles trok.

1) Hs. 983 fol. 99v.

2) ld. fol. 51v.

3) Omtrent zijn aangeboren afkeer van rechtsgeleerdheid schreef hij
11 October 1600 aan den Haagschen advocaat Petrus Venius (van de
Venne): „Advocatorum munus variis est implicitum negotiis, difficul-
tatibus, curis, molestiis, sed superanda haec omnia ferèndo sunt aut
laeviora reddenda. Particeps et ego horum malorum sum, fui nuper;
nempe causis agendis me applicaveram, sic suaserant amici. Luctatus
sum aliquamdiu cum forensibus fluctubus; frustra, resilii. Tandem ad
naturam redii, ad amata studia relapsus sum. Invita Minerva nihil
bene fit. Lucrum possum contemnere, paucis natura ieget. Ambitio
a me procul, cum nihil veri honoris addi ad hominem, ratione prae-
ditum et Christianis legibus imbulum, eredam. Quietis nemo me
amanlior vivit. Si quid acciderit contra propositum meum, contem-
platione humanarum rerum illud mitigare contendo, et hoc est quod
quotidie studeo, meipsum externorum contemptu superare\'\' (Hs. 836
fol. 163v—164).

-ocr page 33-

In lateren tijd liet zijn gezondheidstoestand vaak te
wenschen over: „In juventute mea vitio gentis haud adeo
frugaliter vixi et a puero paene morbus
(solium vocant,
nostrates
de vliegende gicht, at Westphali, quibus is mor-
bus frequens,
de wilde varen dicunt) molestus fuit ter,
nempe ante conjugium, quod mihi anno aetatis 28 initum,
eo vexatus fui, et post illud tempus totidem me vicibus
male habuit; ab anno postremum 1607 nullo deinceps in-
commodo affecit, a quo itidem tempore meliore diaeta
uti incoepi, parcius convivia frequentare et ab omni potu,
quantum per mores nostros fieri licuit, tempore inter
prandium ac coenam medio abstinere"

Was hij in de gelegenheid om hier of daar wat te zien,
dat zijn belangstelling gaande maakte, dan toog hij er
immer op uit; kunst en oude monumenten trokken hem
met onweerstaanbare macht. Stellig had hij al lang het
plan gekoesterd, eens een reisje te maken naar de Zuide-
lijke Nederlanden, met het doel er de kunstschatten te
bewonderen; doch de moeilijkheden, tengevolge van den
oorlog aan het reizen in die gewesten verbonden, waren
oorzaak, dat er nog niets van gekomen was. Maar niet
zoodra is het Twaalfjarig Bestand gesloten, of met zijn
vrouw en zoon gaat hij naar België 2).

Het volgende jaar, 1610, vinden we Van Buchell in Den
Haag, te Scheveningen, te Rijswijk en Lisse, waar kerken
en kerkhoven werden bezocht, opschriften van graven
werden opgeteekend, alsmede „wapenen ende quartieren
van geslachten". In 1612 heeft hij weer geruimen tijd te
Leiden vertoefd en de omliggende dorpen en kasteelen
bezocht, o. a. Rijnsburg, waarvan hij schrijft: „hebbe
aldaer in het kercxken, van de ruynen des cloosters op-
gerecht, deese naevolgende sepulturen, epitaphien ende
wapens vuytgeteyckent". Terzelfder tijd (einde Juli) buiten
Leiden wandelende, maakte hij een teekening van de
ruïnen van de huizen „Alcamade", Abspoel, Teilingen
en Warmond. De reis naar Leiden had hij gemaakt over

1) Brief aan Van Beverwijck te Dordrecht a°. 1636 (Hs, 983 fol. 51).

2) Zie blz, 202, noot 6,

-ocr page 34-

Woerden, alwaar Hij „in de kerck aldaer, polytelick toege-
maect ende verciert, de oude glazen, die meest ge-
broocken" waren, „gerepareert" vond „ende de wapenen
confuselicken geset". Ook te Koudekerk is hij geweest;
van \'t korte oponthoud had hij gebruik gemaakt om er
eventjes in de kerk te loopen, waarin verscheidene wapens
zijn aandacht trokken. Hetzelfde was het geval te Am-
sterdam , „alwaar hij wapenen ende epitaphiën, door
hem in de kerken aangetroffen, had geëxtraheerd". Deze
opschriften, wapens enz., door hem nu en later overal
opgeteekend, stelden hem in staat, genealogieën te maken
van groote waarde.

In Mei 1613, bij zijn gewoon jaarlijksch tochtje naar
Leiden, komt hij ook in de kerk te Bodegraven. Hij
getuigt er van, dat ze „voor dese troublen geweest is niet
van de geringste, soo in groote, schoonheyt als geboute
ten platten lande", maar dat ze ten gevolge van den
oonog voor \'t grootste deel „verbrant ende meestendeel
geruineert was". Eenige jaren, vóór hij hier kwam,
hadden de inwoners het koor weer laten optimmeren,
„alwaer in de nieuwe glasen a° 1599 geset staet, voor eerst
den Hollantsen tuyn ende leeuw". Ook Koudekerk hield
hem weer eenigen tijd op; o. a. trok daar een groote
donkerblauwe sarcophaag, hoewel zonder opschrift, zijn
aandacht.

Te Leiderdorp zag hij ,,in ruderibus templi lapidem
caeruleum paene consumptum vetustate"; ook het huis
Ter Does trok zijn aandacht. Te Delft, Schiedam en
Rotterdam vinden we hem in 1616, uitsluitend met het
doel om kerken te zien en er aanteekeningen te maken.
In eerstgenoemde stad trof hem vooral de „sepidture
des princen", waarvan hij ook een beschrijving geeft,

Was tot nu toe vooral de provincie Zuid-Holland door-
zocht, in 1617 gaat hij een geheel anderen kant uit. „Die
Veneris post Magdalenas ferias et forum (de Maria Mag-
dalena-kermis werd gehouden des Maandags vóór of na
Magdalenendag, d. i. 22 Juli) domo cum uxore profectus
Amsterodamum"; van daar ging het per vaartuig over de
Zuiderzee en per rijtuig naar Groningen, waar hij 26 Juli
zijn intrek nam bij een kennis, Dr. Stalpert. De Martini-

-ocr page 35-

kerk en de Aa-kerk werden bezichtigd, en enkele graf-
schriften opgeteekend. Ook eenige gebouwen trokken zijn
aandacht, evenals de opvoering van de Comoedia sacra
Daniel, van den Haarlemschen rector Corn. Schonaeus.
De spelers waren „nobiles et ingenui adolescentes stu-
diosi" \'). Over Appingadani en Delfzijl, waar hij scheep
ging, voer hij naar Emden, en ook hier gaf hij zijn oogen
goed den kost. In zijn aanteekenboek, getiteld: „Monu-
menta quaedam sepulcralia et publica, in templis aliisque
locis inventa et descripta, quae in libris observationum
ac hactenus descriptorum monumentorum meis non haben-
tur", worden fol. 2\'^—8 „Emdana" meegedeeld, daarna
fol. 8"^—13 „Leovardiensia" en fol. 29 „Franekaerana".

In 1619 kreeg Leiden andermaal een beurt: „Leydae non
uno anno diversa monumenta epitaphia et inscriptiones
et insignia notavi"; nu gaf Van Buchell een uitvoerige
beschrijving over veel, wat in de St.-Pieterskerk, in het
weeshuis en particuliere gebouwen zijn aandacht trok. Ook
Noordwijk (waarvan hij een teekening geeft en dat hij een
„pulcher et amoenus locus" noemt) werd in Mei 1619 be-
zichtigd. In 1619, 1620 en 1621 bezocht hij weer Leiden.
Ook kan uit de door den heer G. van Rijn uitgegeven
aanteekeningen 2) van Van Buchell worden afgeleid, dat
hij in 1621 te Haarlem is geweest en daarbij Schrevelius,
Schonaeus e. a. schilderstukken heeft gezien. Kort hierna
bezocht hij met dergelijke doeleinden Monnikendam en
Hoorn, vervolgens wederom Leiden en Noordwijk. Hier
bezichtigde hij de ruïnen van het klooster „ter Lee", „al-
waer stont een lindenboom, seer lustich toegemaect, dat
men daerin conde sitten, alwaer ons een bancquetgen
werde toebereyt. In loco, xibi templum fuerat, specta-
bantur aliqui lapides sarcophagi, in quibus sculpturae
virginum vestalium"

1) Vgl. Oud-Solland IV blz. 111.

2) Vgl. 0%id-Ronand V blz. 150—151.

3) „Tot Noorlwijck hebbe ic deselve tijt mede gesien seeckeren
memorietafel van die Van der Does, die weleer ter Leede heeft gestaen
ende tot verificatie van seecker proces tot Utrecht was gebracht, van
waer Franciscus van der Does met behulp van sijn neve, de heer Van

-ocr page 36-

De uitstapjes naar Leiden hielden ook na den dood
van A, E. Vorstius (gest. 22sten October 1624) niet geheel
en al op, dank zij de uitnemende verstandhouding, die
er bestond tusschen diens zoon Adolf Vorstius (in 1624
tot buitengewoon hoogleeraar in de geneeskunde aangesteld
en \'t volgende jaar tot opvolger van zijn vader benoemd)
en zijn oom. Zoo weten we bijv. uit een brief van Van
Buchell (10 Januari 1628) aan den Leidschen hoogleeraar
G. J. Vossius, dat bij hem het plan bestond, na Paschen
van dat jaar naar Leiden te reizen. Na dit bezoek duurde
het tot 1634, vóór hij Leiden wederzag, blijkens een
schrijven aan Van Baerle van 12 Mei 1634.

Overigens kwam er van \'treizen toen niet zooveel meer:
Van Buchell werd te oud. Slechts hoogst zelden verliet
hij Utrecht, voornamelijk om kunstvoorwerpen of oud-
heden te bezichtigen. Maar ook te Utrecht zelf was veel
merkwaardigs te zien. In October 1635 is hij bij Abraham
Bloemaert, met wien hij al jarenlang in vriendschap
leefde en bij wien hem tal van kostbaarheden en merk-
waardigheden werden getoond. In 1638 gaat hij met Dr.
Blankendaal naar Vreeswijk en vinden we hem op bezoek
bij Anna Maria Schuerman : „Gum Barlaeo dominam
Schurmannam invisimus, cui et se adjunxit Jan Petitus
cum nepte Bogarda; Barlaeus narrabat Tesselscayam
viduam Amstelodami superesse, picturae et poesios peri-
tam" 2). Eenige dagen later is hij in de Wittevrouwen-
straat bij den heer Van Renesse van Wulven, waar
zijn aandacht in hooge mate getrokken wordt door „een

Seveuder, het tot Noortwijck heeft gebracht. Is de binnenste schilderie
na den tijd niet qualicken gedaen, maer de dooren sijn seer slecht ende
na daerbij gevoecht". (HS. Smissaert. dl. I. fol. 61.)

1) Over zijn kennismaking met haar teekent hij aan 5 Maart 1627:
„In den huyse van Conincx (\'t v\\ras bij gelegenheid dat V. B. huis-
bezoek deed met den predikant Bushovius) hebben mi aengesproken
drie joncferen vuyt den lande van Gulick, aldaer comen woonen, lydt-
maten wesende van onse kercke. Ibidemque vidimus et allocuti sumus
Annam |Mariam a Schuermans, virgunculam tenerem adhuc aetatis,
latine probe doctam, cujus literas nuper purissimo et eleganti stylo
scriptas videram geminas, unam ad D. Heynsium, alteram ad Catzium".

2) 6 Augustus 1638 {Notae quotidianae Rist. 212).

-ocr page 37-

schoon stuck schilderie, representerende het laeste Avont-
niael Christi rnet sijne discipulen, schoon van tronien,
ordeninghe ende couleuren, dat men seit van Lucas van
Leiden gemaect. Behoort de weduwe van den raetsheer
Otto Schrasser, daer wel 3000 gl. voor geboden is" \').

Den Juni 1639 reist Van Buchell voor den heer
Van Zuilen, Adam van Lochorst, naar Amersfoort, om een
onderzoek in te stellen naar het geslacht van Grootvelt,
„geallieert aen Lochorst tot Lienden, ende ben t\'Amers-
foort smiddaechs gebleven bij den schout aldaer, Johannes
Walraven van Arckel". Des avonds van denzelfden dag
kwam hij „door een dorre ongenoechlicke heyde" te
Rhenen, „logeerende in den gulden Leu", en des anderen
daags reisde hij naar Lienden, van waar hij des avonds
weer te Utrecht „thuys gecomen is"

Nog geen twee maanden later zien we Van Buchell
met zijn neef Bentheim naar Amsterdam trekken, waar
hij de uitgebreide kunstverzameling van Reynst bezich-
tigde: „\'s morgens besocht den heer Reyns, een treflfelick
coopman, soon van den general
Reyns, wiens broeder een
groot amateur van de Roomse ende Griexe antiquiteyten,
met groote costen boven het faveur van de Republiek veele
antique statuen van Venetien aen sijn broeder heeft ge-
sonden" Deze schatten deden hem verbaasd staan;
evenzoo wat hij zag ten huize van den heer Vickervoort
(Wicquefort), wien hij met zijn vriend Barlaeus een be-
zoek bracht.

Voor zoover onze aanteekeningen strekken, is dit de
laatste reis geweest, die Van Buchell, destijds 74 jaar oud,
buiten Utrecht gemaakt heeft.

Bezocht Van Buchell gaarne de huizen van zijn vrienden
en kennissen, aangenaam was \'t ook voor hem, wanneer
dezen hem in zijn woning een bezoek brachten. Zoo ver-
telt hij o. a,, dat de Harderwijker hoogleeraar Pontanus

1) 17 Augustus 1638 (Ibid.)

2) 7 Juni 1639 (Ibid.)

3) 3 September 1639 (Ibid.)

4) Ibid.

-ocr page 38-

hem met een bezoek vereerde 21 September 1635, en nog-
maals üi April 1636. In 1639 ontving hij aan zijn huis
een Amsterdammer, „quidam imaginum amator Blom",
en den bekenden historicus De Laet uit Leiden, terwijl
Casparus Barlaeus meer dan eenmaal zijn gast was. Als
deze te Utrecht komt, zonder zich aan Van Buchell te
laten zien, dan is dit voor hem een groote teleurstelling:
„Eruditissime Barlaee, adventum vestrum in nostram
urbem ac subitum iterum discessum, nobis insalutatis,
mirabar primum; sed cum a domino Petito ejus caussam
intellexissem, dolui sane tuas vices ac invaletudinem,
quae tam incommodo tempore vos invaserat"

De uren, waarin Van Buchell bezoeken ontving, waren
voor hem genotvolle uren, en met berusting droeg hij de
gebreken des ouderdoms. „Ego ac uxor mea mediocri quidem
sanitate hoc tempore fruimur; at illud non ignoratis, senec-
tutem ipsam morbum esse. Aedificium hoc nostri corporis
vetustate collabescere incipit, oculorum auriumque acumen
hebescit, robur pristinum viresque atque etiam ipsa me-
moria deficiunt, dentes quoque corrumpuntur, ducunt ad
terminum omnibus statutum. LXVIII jam annum fere
superavimus. Instat ilia laborum meta, septuagesimus
juxta psalmistam annus; neque nempe morbi, qui me ab
infantia propemodum debiliorem reddidere, octuogenarium
ilium promittunt. Et amabo, mi domine adsessor, quia
ilia vita nisi miseria est, incommodis et defectubus naturae
plenissima. Cum praeterita vitae examino, nihil est quod
me magnopere vixisse gaudeam, saepe nam graviter Deum
meum me offendisse recordor; nec hoc ipso tempore im-
munis sum, quin in plurimis me labi sentiam; hic vitae
superantis fructus est. Magnum est mori velle, cum tempus
adest, majus bene mori posse, cum necessitas postulat;
haec didicisse summa est felicitas, ut se nempe paratum
ostendat, quando a magno illo Imperatore vocatur, ut
et prompte ad nomen respondeat"

1) Brief aan Van Baerle, 13 April 1632 (Hs. 983 fol. 13lv—132),

2) Brief aan H. Eppius, 31 Augustus 1632 (Hs. 983 fol. 68—68v).

-ocr page 39-

Menigmaal dacht hij aan zijn naderend einde, dat hij
rustig en blijmoedig, als den overgang naar een beter
leven, tegemoet zag. Aan zijn vriend Van Baerle schreef
hij : „Ego sane terminum illum, quem mihi Creator posuit,
libens lubensque exspecto, eritque is, quem ultimum vitae
momentum exceperit, et tantum mihi sufficit. Vita autem
haec quid mihi tribuere ultra poterit praeter delictorum
cumulum et miseriarum? Solatur una spes melioris ven-
turae" Aan den Dordtschen geneesheer Van Beverwijck:
„Septuagenario quippe major, laboris et maxime hyemis
impatiens, ignavo jam otio torpesco. Oculorum insuper
aciem hebescere, memoriam declinare et ceteras denique
animi facultates ad finem suum properare quotidie non
invitus sentio." Het hem door Van Beverwijck ten ge-
schenke gezonden boek werd voor Van Buchell aanleiding,
om een
Compendium van zijn leven te vervaardigen en
dit wederkeerig aan Van Beverwijck aan te bieden; merk-
waardige bijzonderheden omtrent zijn leven deelt Van
Buchell daarin mee.

Het werken bleef hem voortdurend een lust. 13 Juni
1632 schreef hij aan Scriverius: „Aetas mihi gravis est et 68
annum attingo, studia vero mihi serviunt, ut recreent,
ut reficiant, ut exhilarent et interno quodam quasi nutri-
mento foveant. Nullius ego praemia, nullius stipendia
expecto; liber sum et semper fui; ne niinc quidem pistrino
alligari me patiar. Confabulationibus, deambulationibus
aliquantum temporis consumitur; lego, scribo et vix ullo
tempore vaco, quam vis me vulgus omnino otiosum putet,
et aliqui quantivis pretii homines felici me frui otio dicant.
Sed illi nesciunt, quid sit cum libris rem habere et tot
millium annorum acta degustare, tot populorum, tot reg-
norum, tot provinciarum conversiones, mutationes, situs,
magnitudines vel animo percurrere. Nulla major vastities
quam illa, quae animo praeterita, presentia et aliquando
etiam futura lustranti obversatur. In hac contemplatione,
mi Scriveri, suaviter conquiesco. Nunquam mihi desuntj

1) Brief 9 Maart 1636 (Hs. 1053 fol. 158).

-ocr page 40-

quae cogitern, etiam in turba; extra turbam evagor, et
ingenii licet tarditas, memoriae debilitas animique in
corpore senescenti torpor saepius obstent, quominus
cogitata ad efFectum perducere possim, vel ea quae occur-
runt assequar, facile tamen de via decedo et ea, quae non
capio, abjicio. Nolo, aegritudini mihi sint cogitationes
meae, aut male habeant quae delectare debeant. Haec eo
dico, vir clarissime, ut intelligas, qua ego ratione studia
mea instituam et quanto opere eurem, ne ea torqueant
aut turbent, etiamsi vel desultoria levitate cum iis divor-
tium faciendum sit"

Het gezellige leven had hij vaarwel gezegd, zooals ons
zijn schrijven leert aan Dr. Booth, die hem uitgenoodigd
had om bij zijn bruiloft tegenwoordig te zijn2). Gaarne blijft
hij echter zijn vrienden helpen met hun zijn boeken te
leenen. Aan Van Beverwijck zal hij zenden wat hij enkele
jaren te voren over Dordrecht schreef: „Sunt apud me
quaedam de jure stapuli, et ego ante annos 6, 7 Diatri-
bam dedi de Durdrechto, quam Vossius pater, D. Scriverius,
Gouthouvius tune viderunt, quam facile a me, si institute
vestro servire posse judicaveris, impetrabis" Aan Lap
van Waveren, die gaarne kennis wilde maken met
Scriverius en van wien hij getuigt, dat hij is „philo-
logus et antiquarius nostrarum quoque rerum peritissimus",
geeft hij een brief van aanbeveling mee voor den geleerden
Haarlemmer, die te Leiden een ambteloos leven leidde;
tegelijk schrijft hij aan dezen: „mitto quatuor ramos
genealogicos, cognato vestro desideratos, bona fide ex
meis adversariis collectos".

Aan den hoogleeraar Vossius te Leiden meldt hij „Quae
nuper, vir praeclarissime, dedi et confuse, ut inter legen-
dum occurrerant, ad historicos tuos latinos notata misi;
an placuerint, nescio. Ego saltem animo bono et sincero
in eis versatus sum et nunc insuper hos libellulos cum

1) HS. 983 fol. 429vO en 130.

2) ld. fol. 105.

3) HS. 983 fol. 106. Deze brief is ongedateerd.

4) Den llden Jan. 1623. (ld. fol. 149.)

-ocr page 41-

nepote meo doet. J. Vorstio, qui aliquamdiu hic apud
nos fuit, mitto. Tu dispicies, si quid in iis a vobis invisum
aut praetermissuni, quid instituto vestro servire possit."
Hoort hij, dat Gronovius bezig is met het bewerken van
een leven van Casaubonus, den geleerden Graecus, vol-
gaarne zal hij wat hij aan brieven heeft zenden: „Ut praestem
ea quae promisi, doctissime Gronovi, mitto epistolas
aliquot Casaubonianas ineditas, ut puto numero XI"

Van Buchell las verbazend veel. Tot in zijn laatsten
levensstond is hij belang blijven stellen in de ontwikke-
ling en vooruitgang op \'t gebied der wetenschap, in
hoofdzaak van literatuur en geschiedenis. Bemoedigend
schrijft hij aan zijn vrienden over wat hij van hen leert;
critiek spaart hij niet, en bij voortduring spoort hij aan,
om op den ingeslagen weg voort te gaan. „Clarissime
doctissimeque vir, Scriveri amicissime, huic scriptioni
causam dedit nepos meus doctor Vorstius, cum laudaret
nuper apud nos carmen tuum de obsidione Buscoducensi,
cujus videndi desiderio teneor. Si ejus ad me mittendi
molestiam suscipere volueris, gratum id erit admodum

et curabo, ut sartum tectum ad vos redeat..... Si de

studiis tuis me quoque certiorem feceris, et id erit inter
res gratissimas, nec Martis hi turbidines amorem erga
Musas et literas omnino excusserunt aut in timorem dede-
runt, licet res nostrae plus satis turbatae videantur"
Aldus schrijft hij aan Scriverius, aan wien het een ander-
maal heet: „En tertium jam scribo post tuas ultimas, ne
me vestri oblitum putes. Et causam scriptionis sumpsi
a lectione Gap. 6
Theatri Hollandici, a Zuerio vestro in
lucem dati, in quo agit de Hollandiae insigniis Den
Haarlemschen predikant Samuel Ampsing bericht hij:
„Ad manus meas, vir doctissime, tuae ante paucas sep-
timanas pervenere, cum eleganti ac perpolita tua trans-
latione Moralium Distichorum 4)" (16 Juni 1632).

1) Den 20sten Febr. 1639. (Ibid. fol. 99.)

2) Brief van 29 Mei 1630. (HS. 983, fol. 195vO.)

3) Id. fol. 70.

4) Id. fol 125.
JincJielHuSf Commentarius.

-ocr page 42-

20 Februari 1639 schrijft hij aan zijn neef A. Vorstius
te Leiden: „Misit ad me D. Barlaeus suam
Medicoeam
Jiospitem,
eleganter conscriptam et iconibus insuper oma-
tam, ita ut minime otiosum fuisse eum, etsi morbo vexa-
retur satis molesto, constet, Exspecto Pontani Gelrica.
Oratio tua funebris hic ab omnibus laudatur, sed nulla ejus
exemplaria apud bibliopolas extant. Emi pridie libellum,
Patavii editum a Thomasino, quo vita Cassandrae Fidelis,
a Politiano et aliis olim celebratae, et ejus quoque scriptae
epistolae et orationes continentur, et alium Gabr. Naudaei,
oui titulus
Bibliotheca politica, Venetiis Impressum, minima
forma. Sed care venduntur omnes libri, qui ex Italia
ad nos deferuntur, cum ante moderato satis pretio ibi
emerentur, priusquam Angli et nostri bibliopolae certatim
inde magna copia libros aveherent. Vidi ante paucos
dies apud D. Voetium librum cum titulo
Prodromi Copti
sive Aegyptiaci,
a Jesuita quodam Athanasio Kirchero
Fuldensi Romae in lucem datum, ubi multa de lingua
veteri Aegyptiorum, quam Copticam vocat, refert, unde
varia antiquarum relligionum et antiquitatum mysteria
colligi posse putat; ejus generis libros plures in Vaticana
et aliis bibliothecis Romae extare tradit antea ignotos;
characteres item, sententias, inscriptiones ejus linguae ex
India et Chyna allatas exhibet, additque, ea lingua usos
olim Christianos, qui tempore Diocletiani in disertis The-
baidis se ob metum persecutionis continebant, eamque
Graecae in multis similem"

Van Buchell was tevreden met wat hij zijn rijkdom
achtte: „Si de facultatibus meis, ut hodierni sunt mores,
vulgus judicaret, me pauperem diceret et ex infimo
censu; ego vero me supra Croesum divitem credo. Omnia
mea mecum porto, ajebat ille olim; ego totius mundi me
incolam puto, quaecunque animo amplector ea possidere
arbitror, cum non in abusu consistât possessio; in ea
opinione acquiesco. Si propius examines : aedes sunt mihi
ampliores quam indigeam, nec quo vestiam aut ali possim
commode destituer; imo si Biogenis mihi mens esset,

1) HS. 983 fol. 103.

-ocr page 43-

multa mihi oiieri magis quam usui esse revera judicarem.
Bibliotheca est et ad animi oblectamentum et ad satiandam
desiderii vastitatem haud incommoda, in qua abditus
omnes Persarum gazas aut Indiae utriusque divitias ut
fimum habeo; neque ibi desunt ab omni aevo viri divini-
tatis non minimuin participes, qui satisfaciunt in omnibus.
Rideo aliorum curas et cupiditates easque ut mortalium
incerta et vana insuper habeo, nec vivere mihi videor,
cum ita vivere non licet. Nam simul ac inde avellor, vix
audio nisi ea, quae hanc mentis tranquillitatem turbent;
hic iterum pugnae cum adfectu. Publica angunt, privata
dolorem incutiunt, et tune saepius extra sellam constantiae
protrudor; quae tandem unica cogitatio illa tanquam
salutare pharmacum medetur, quod hominem me esse et
cum hominibus vivere considerem et tum demum ad
veram felicitatem nos perventuros, postquam vitae hujus
scenam salutari epilogo clauserimus"

Langzaam spoedde Van Buchell\'s leven aldus ten einde.
Nog tot 1640 loopen zijn aanteekeningen. Deze doen even-
wel zien, dat zijn hand minder vast werd; de pen beefde
veeltijds in zijn handen, als hij schreef Den 18^» Maart
van genoemd jaar teekende hij aan: „Gertrudi olim sacer
natalis meus dies 75 et jam ingressus sum annum 76. Deus
scit, an finiam; sed fiat ejus voluntas". Nog heeft hij het
einde gezien van 1640 en zijn 76®"^ geboortedag kunnen
vieren. Daarna heeft hij maar enkele weken meer geleefd. In
zijn korte autobiografie lezen we aan het einde: „Vivit
a°. 1638 mediocri valetudine, aetatis annum 74 agens,
meliorem vitam, quando Deo Optimo Maximo placuerit,
cum hac fragili haud illubenter commutaturus". Dit
betere leven kwam voor hem 15 Juli 1641. Zijn stoffelijk
pverschot werd bijgezet in de St. Geertruidkerk te Utrecht;
op den grafsteen, die het dekte, waren de woorden gebeiteld:

„Qui jacet hic, cunctos Themidi devoverat annos
Et patriae arcanum vo verat omne suae.

Urna senis Bucheli est, Becam qui scripsit et Hedam.
Hos sibi dum reddit, redditur ipse Deo".

1) Brief aan Van Baerle Juni 1627. (ld. fol. 158.)

m*

-ocr page 44-

XXxVî

in Van Buchell verloor Utrecht een zijner beste en
geleerdste burgers.

Dat Van Buchell goed stond aangeschreven als rnan van
wetenschap, blijkt uit verschillende getuigenissen na zijn
verscheiden, die ten volle bevestigen wat de bestudeering
van zijn leven ons heeft geleerd. Zoo noemt hem Van
Baerle: „vir antiquitatis peritissimus", „vir gravissimus"
en „antiquitatum et secretorum Bataviae scrutator studio-
sissimus". De geleerde Vossius gewaagt van hem als van
een „vir doctissimus". Goudhoeven beschrijft hem als
„vir antiquitatum peritissimus et sublimis judicii", of als
„geleert in de Griekse en Latijnsche tale, en de poësye,
een zeer geleert antiquarius, en ervaren in de Neder-
landsche outheden en historiën", terwijl Van Beverwijck
hem beschrijft als een man, die was „hoog geleert en
zeer ervaren in des vaderlands outheid". Voetius prijst
hem als: „eximius jurisconsultus et in arte heraldica ver-
satissimus", en als: „eximius antiquarius"; elders: „in
historiis atque antiquitatibus, si
quisquam, versatissimus",
of „amore verae religionis necnon prudentia, candore,
morum gravitate et integritate in hac urbe spectatissimus,
cujus familiaritate et favore, cum viveret, quod mihi
aliquot annos frui datum sit, in magna parte felicitatispono".

Van Buchell neemt onder de beoefenaren der ge-
schiedenis van ons vaderland een eervolle plaats in.
Groot was zijn liefde voor de oudheid; hierin ging hij
geheel op, misschien wel dientengevolge het leven te veel
verwaarloozend. Eigenaardig drukt hij zelf, met de
woorden van anderen, dit uit op het schutblad van zijn
Album amicorum, waar we lezen: „Nova quaerant alii,
nil nisi prisca peto". En dit andere:

„A rechercher les nouvautez,

La plupart du monde s\'applique,
Pour moi, touchez d\'autres beautez,
Je n\'ay du gout que pour l\'antique".

Daarbij was hij zeer bescheiden; nooit heeft hij ook
maar eenigszins getracht zich op den voorgrond te stellen.
De eer der wereld zocht hij niet. Alleen om te voldoen

-ocr page 45-

XXX vn

aan het verlangen van zijn vrouw en aan de dringende
beden zijner vele vrienden, liet hij zich het bewindhebber-
schap der O. I. Compagnie en het ouderlingschap in de
gemeente welgevallen. Maar nooit heeft men hem kunnen
bewegen om in eenig regeeringscollege zitting te nemen:
„nec postea senatorio ordini Curiae nostrae provincialis
me adhiberi passus fui".

Zijn uitgebreide bibliotheek werd, in Mei 1642, aan zijn
sterfhuis op de Camp i) verkocht. Gelijk uit den cata-
logus (waarvan een exemplaar bewaard wordt in de
bibliotheek der Rijks-universiteit te Utrecht) blijkt, is
het een zeer groote collectie geweest, waarbij veel zeld-
zame boeken waren. Werken over Latijnsche en Grieksche
taal en letterkunde, godgeleerdheid, met name geschie-
denis in al haar onderdeelen, waren er rijk vertegen-
woordigd.

4) De tegenwoordig zoogenaamde Oude Kamp.

-ocr page 46-

II. AMBTEN EN BEDIENINGEN.

1. Van Buchell als ouderling. Zijn godsdienstrichting.

Over het algemeen spreekt Van Buchell in zijn Diarium
weinig over zijn godsdienstig leven in zijn jonge jaren.
Uit alles is op te maken, dat hij zic
h om den godsdienst
iïi?E\'"~yêêr~Bëkpm \' en dat het Roomsch-ïtatholicisme,
waarin hij is opgevoed, hem niet zeer aantrekt; ja, af
en toe drijft hij den spot met wat anderen heilig is.

Reeds zijn gaan naar Leiden, om daar te studeeren, is
bewijs genoegj^dat het geloof zijner vaderen bij hem niet
zjeer diep zat. En tijdens zijn verblijf in Frankrijk! Let
eens op den toon, waarop hij spreekt over reliquieën, die
hij ziet te Atrecht, te Parijs, te St.-Denis; hoe min-
achtend hij zich uitlaat over de religieuzen van Mont-
martre! Wanneer hij verhaalt van de Karmelieten, die
hun klooster te Parijs hadden op de „place Maubert" en
die beweerden hun ontstaan te danken te hebben aan de
profeten Elia en Elisa, noemt hij dit gewoonweg dwaas-
heid. Vraagt hij aan een geestelijke, of men ter wille
van een feest, dat gevierd werd, vasten moet, en antwoordt
deze: „Sed Christus ait in Evangelio: onus meum leve
est", dan hooren we Van Buchell uitroepen: „0 magna
elegantis hominis subtilitas! Ex tam pravo pastorum
delectu omnis paulatim in Ecclesia error crevit, adeo ut
vix umbra priscae puritatis in tota papistica relligione
appareat" i).

Ook heeft hij weinig op met de vereering van heiligen,

-ocr page 47-

wat bijv. blijkt, wanneer hij de ürsula-kerk te Kevilen
heeft bezocht. Hoe luttel is zijn eerbied voor de priesters!
AVanneer hij zich te Venetië heeft ingescheept om naar
Ancona te varen en zich onder de passagiers een tot het
Christendom overgegane Jood bevindt, onder weg naar
Rome om daar tot priester gevormd te worden, dan heet
het smalend: „Meo quidem juditio non pietatis gratia, sed
liberius et licentiosius vivendi".
En welk motief dreef
hem zeiven naar Rome? Alleen de begeerte oin "de ovéf-
Blijfsels der oudheid té zien. Dit trök hem naar de
kérken, naar de catacomben, doch niet de aandrift van
een godsdienstig hart.

Zeker is er nog geen spoor te ontdekken van een zich
aansluiten j3ii^het ..Protest^ ; _ in naam was hij nog

ItaïESliëE^ Maai hij voelde voor den\'lÈróÓmscl-Kathöliëken"
go^É3ïêhst weinig of niets; hij vervulde zijne godsdienst-
plichten alleen uit gewoonte, zonder er bij na te denken.
Hij ging op in de kunst, in de monumenten der oud-
heid. Zoo was hij op reis gegaan, zoo kwam hij in
Nederland terug. Slechts af en toe vernemen wij, dat hij
over godsdienstige aangelegenheden althans nadacht. Zoo
werd, bij een gesprek met Gerardus Rumpstius, de vraag:
„of de ziel al dan niet onsterfelijk was?" door Van Buchell
in ontkennenden zin beantwoord Diep zat de theolo-
gische kennis toen ter tijde bij hem niet, zooals blijkt uit
dit gesprek met zijn vriend: niet genoeg ervaren in de
Roomsch-Katholieke geloofsleer, kan hij de bezwaren niet
oplossen, die R. te berde brengt in zake het zondigen der
engelen. Maar duidelijker dan uit iets anders is zijn ge-
ringe kennis af te leiden uit de mededeeling (5 Juni 1591),
dat in de preek, die hij dien dag hoorde, het zijn aan-
dacht trok, dat 50 dagen na het Paaschfeest het feit van
de uitstorting des H. Geestes werd herdacht.

Of hij toen reeds tot de Hervormde kerk was overge-
gaan? M.i. niet. Wanneer kan dit dan geschied zijn?
Gewag makende van een gesprek over het menschelijk
lot en over de leer der praedestinatie, in 1589 door hem

-ocr page 48-

gehouden met een vriend, zegt hij, dat deze de opvatting
van Kalvijn ten opzichte van deze onderwerpen beslist
verwierp. Mag hieruit worden afgeleid, dat Van Buchell
veel van Kalvijn afwist en diens werken las? Nog geen
drie maanden, nadat hij over de praedestinatie gehandeld
had, hoorde hij in de Buurkerk een preek over de „ver-
diensten" 1). Bij toeval kwam hij in de kerk; maar \'t geeft
alvast te denken. We zijn hier in een tijdstip van zijn leven,
dat de Hervormde kerk hem begon aan te trekken. Maar
dat hij zich toen reeds formeel bij de Gereformeerde kerk
had aangesloten, betwijfel ik. En wel hierom, dat hij
in Mei 1591 vertelt: „Dicebantur nempe consistoriantes
(qui jam ab ecclesia se separaverant ob mutatum nuper
reipublicae statum) in suburbano Insulari conciones et con-
ventus fecisse". Immers, had hij toen werkelijk tot de partij
der Consistorialen behoord, dan had hij hier met beslist-
heid moeten spreken, maar niet als over iets wat hij niet
stellig wist. Kalvinist was hij destijds zeker nog niet; want
als hij, naar aanleiding van den dood van D. V. Coornhert
(19 Nov. 1590), een en ander over dezen in \'t midden
brengt, dan is zijn oordeel alles behalve minachtend.

Of Van Buchell tot den nieuwen godsdienst overging,
terwijl hij in dienst was bij Walraven van Brederode, is
mij niet gebleken, althans niet uit zijne brieven van dien
tijd. Stellig was hij reeds bij de Hervormde kerk aan-
gesloten, terwijl hij fungeerde als secretaris van Johan de
Hornes. Te Alkmaar ging hij met dezen ter kerk en 16
Juni nam hij deel aan een Avondmaalsviering. Van
Buchell had toen dus met de Katholieke kerk gebroken
en zich voorgoed bij de Hervormde kerk aangesloten.
En op de reis, die hij in 1591 met Van Boxtel door
een gedeelte van Duitschland deed, ging hij geregeld
ter kerk.

Natuurlijk is hij niet aanstonds voor de kerk geweest,
wat hij later voor haar geworden is. Om zich met kerke-
lijke zaken in te laten, was zijn leven nog te druk en te
woelig. Pas later, wanneer hij getrouwd is en een gezeten

-ocr page 49-

burger iu zijn geboortestad, begint hij er deel aan te nemen
en sluit hij zich van lieverlede steeds dichter aan bij de
streng-rechtzinnige partij. Want dat hij naderhand daar-
toe behoord heeft, is buiten kijf. Het blijkt afdoende
uit zijn aanteekeningen, tijdens zijn ouderlingschap en
daarna.
Stillekens

geworden der Geri^meerde partij te Utrecht, een man,
die\'lnéralie kracht yvêrdTvöo^^ kerk. Met

grooten ernst heeft hij van 1622 tot 1624, en nogmaals van
1626 tot 1630, de bediening van ouderling bekleed; maar
in 1634 heeft hij volstandig een nieuwe keuze afgeslagen.
Dat hem niet vóór 1622 een plaats in den kerkeraad is
ingeruimd, meen ik te moeten toeschrijven aan zijn
beslist partij kiezen tegen de Remonstranten. Voorheen,
toen de
niet-Kalvinistische richting te Utrecht in den
kerkeraad nog een krachtigen steun had, was men van
hem, den uit overtuiging Gereformeerde, niet gediend;
maar toen de hekken verhangen waren, kon hij gebruikt
worden.

Vooral aan de kerkelijke tucht, die naar zijn oordeel
veel te wenschen overliet, liet hij zich gelegen liggen. Want
de tucht verslapte. In de kerkeraadsvergadering van
15
December 1626 werd censura morum gehouden „magis ex
more quam ex relligione, collabante paululum omni
ecclesiastica disciplina; magna quoque pars diaconorum
aberat, et aliqua etiam presbiterorum" i)- Deze verslapping
oordeelde hij verkeerd. Duidelijk zegt hij dit bij gelegen-
heid der predikantsvacature, ontstaan door het overlijden
van Ds. Dunganus in Juni
1636: „De diaconie urgeert seer
tot D. Voetsium, die vuyt de ouderlingen secondeert
Harman van Velthusen, ende soude deselve meo judicio
nodich wesen ad restaurandam ecclesiae disciplinam, cum
sit vir pius et conscientiae, non favori, litans". Maar hij
vreesde, dat hetgeen
hij noodzakelijk achtte wel niet ge-
beuren zou, omdat Voet krachtig zou worden tegengewerkt
door de predikanten, „die hem seggen al te precijs te
wesen ende oorsake te geven van dissentie" 2). \'t Is zelfs

1) HS. i053 fol. 8.

2) ld. fol. 413k«

-ocr page 50-

niet onmogelijk, dat Voet zijn beroep tot predikant te
Utrecht voor een deel te danken heeft aan den invloed
van Van Buchell.

Den 3 Januari 1628 werd hij benoemd in een commissie,
die de stadsregeering moest gaan verzoeken, maatregelen te
beramen
tegen de profanatie van den Sabbat; 2° tegen
ongeoorloofde godsdienstige bijeenkomsten; 3° om aan
te dringen op de oprichting van Zondagscholen \'). Doch
na afloop dezer commissie roept hij, tot de overtuiging
gekomen dat het aan de overheid gevraagde tot niets
voeren zal, uit: „O misera et ruinam non obscure mini-
tans reipublica, quae olim florentissima, nunc pedibus
proculcata jacet, nescio quorum hominum, qui beneficiorum
receptorum immemores patriam libertatem quantum in
ipsis opprimere turpi prevaricatione conantur"

In Juni 1628 klagende over het weinige, dat de regeering
deed in het belang van geestelijke zaken, hoe bezwaar-
lijk het was, haar te bewegen een gepaste schoolorde in
het leven te roepen, om de ontheiliging van den Zondag
tegen te gaan, en hoe groot een vrijheid gelaten werd aan
Roomschen en Remonstranten, die maar immer onge-
moeid godsdienstige bijeenkomsten hielden, zegt hij:
„Quantum frigoris in mentibus fere omnibus in iis, quae
ad salutem spectant mortalium"®)! Eenige dagen later,
als hij meedeelt, dat het consistorie besloten had ander-
maal bij den burgemeester aan te kloppen, ontvloeien
deze woorden aan zijn pen: „Sed cum primus consul isti
factioni (d. w. z. de Remonstrantsche factie) videatur
addictior, aliqui etiam ex magistratu cum ipso faciant,
quidam parum de relligione solliciti sint, ac major item
pars magis suis intendat commodis quam ecclesiae, aut
nihil aut parum nos profecturos speramus"

Hoor zijn verzuchting, als hij, op \'t zelfde aambeeld
slaande, zegt, „dat weinich op remedien gedacht" wordt

1) HS. 1053 fol. SSv".

2) ld. fol. 56.

3) ld. fol. 74^», 75 en 75vO.

4) ld. fol. 76v° en 77.

-ocr page 51-

en dat „den ijver alleen tot eygen pronfijt gespeurt wert;
caetera quae ad pietatem et bonos mores spectant, frigent
penitus" i)- En in Augustus 1680, als hij zich er aan ergert,
dat Arminianen en
Roomsch-Katholieken in het openbaar
vergaderden en deden wat ze begeerden, getuigt hij van
dien eersten burgemeester, dat hij „inter Epicuri de
grege", eerder dan onder de Christenen dient gerekend te
worden en dat het hem eigenlijk alleen te doen was om
„goeden sier te maken" 2).

Spreekt hij zijn blijdschap uit, wanneer hij de vermees-
tering van de Zilvervloot heeft gehoord, dan is het te gelijk
een oorzaak van diepe smart voor hem, als hij daaraan
moet toevoegen, dat het te Amsterdam treurig gesteld is,
dewijl de Arminianen in de regeering zijn gekomen en
dat de stand van zaken daar niet veel verschilt van dien,
welken men in 1610 te Utrecht vond s). Treft zijn haat
Remonstranten en Roomsch-Katholieken gelijkelijk, vooral
tegen de Jezuieten is hij van afkeer vervuld.
\' Een monnik La Faille (de laPaille) was tot de Hervormde
Kerk overgegaan en zelfs predikant geworden te Koude-
kerk aan den Rijn, doch later weer tot zijn oude geloofs-
overtuiging teruggekeerd. Van Buchell oordeelt dit een
„rechte Jesuitsche streek"; hij meent zulke lieden „nergens
toe dienen dan het land ende insonder(heyt) de kercke te
troubleren, de dienaren te calumnieren etc., gelijck desen
aireede enen Pabricium is defererende in sijn harte paeps
te sijn. Behoorden daeromme sulcke lieden, anderen ten
leere, exemplaerlicken gestraft te werden, opdat men niet
dagelicx door sulcke en werde bedrogen, bespot ende
andere goetgesinde \'t onrecht gesuspecteert ofte gere-
jecteert". Maar \'t werd alles door de vingers gezien
„met meer andere faulten van slappe justitie, die nergens
en conden toe strecken als tot confusie van onae
saecken"

1) HS.i4053 fol. 80vo.

2) ld. fol. gev".

3) ld. fol. 84v<\'. Jan. 1629.

4) ld. fol. 30vo. 17 Mei 1627.

-ocr page 52-

Met genoegen schreef hij zelfs de smalende woorden
neer uit een preek van Voetius, waarin deze, handelende
over den engel, die in witte kleeding aan het graf van
Jezus verschenen was, aanleiding gevonden had om te
zeggen, dat de goede engelen witte en de kwade engelen
zwarte kleeren droegen, en om aldus te eindigen: „Si boni
angeli apparent in candida veste et mali in atra, verisi-
mile est Loyolitas ex eo magistri sui colore gaudere et
ideo atris vestibus incedere" i).

Als op een vergadering van den kerkeraad gehandeld
wordt over de noodzakelijkheid voor plattelands-predi-
kanten, om zich stichtelijk te gedragen in leer en wandel
en een goed voorbeeld te geven, dan zegt hij: „idque
generaliter fieri debere me urgente, mihi fere turbas
excitasset, clamantibus plerisque ecclesiasticorum, ut
nominatim denotarentur rei".

Aan de bewindhebbers der O. I. Compagnie raadt hij
aan, acht te geven op hen, die als predikanten naar Indië
gezonden worden; \'t moeten zijn vrome, godvreezende
mannen, nederig, oprecht en in staat de menschen aldaar
te brengen tot kennisse van de
„rechte waerheyt". Dit
acht hij den duren plicht en de roeping van hen, die
\'t roer in handen hadden, en „hoe ze hieromtrent gehandeld
hebben, daarvan siülen se te sijnder tijt rekenschap hebben
te geven voor den alderhoochsten Godt". Van Buchell
dringt veel meer aan op het goed leven der predikanten
dan op groote geleerdheid: „het levendich exempel van
een goet leeraer", zegt hij, „can meer te wege brengen,
als de subtijlste eloquentie van den aldergeleertste, alsoo
in desen dele de goede leeringe met de tegenstrydicheyt
van het leven bij de swacken onvruchtbaer gemaect wort".
Niettemin moeten ze goed onderricht zijn in de funda-
menten van het geloof, d. w. z. sterk in de leer, zooals
die in de Gereformeerde Kerk beleden werd

1) 12 Sept. 1638. (Notae quotidianae Mist. 212.)

2) 24 Febr. 1627. (HS. 1053, fol. 14v".)

3) Zie JSavorscher 1897, blz. 645—649. „Discours over het stellen vande
predicanten ende het bekeren vande Indiaensche onder ons gebiet
wonende".

-ocr page 53-

Aan het te Dordrecht door de Nationale Synode in
1618/19 in zake de leer vastgestelde hechtte Van Buchell zijn
zegel. Immers wanneer hij zijn beklag doet, dat men de
Arminianen overal tracht in te dringen en de predikanten
wil bewegen „tot moderatie ende veranderinge", dan zou
dit naar zijn oordeel wel eens aanleiding kunnen geven,
dat allengskens werd afgeweken „van \'t geene in Synodo
Dordracensi eens wel was gestatueert" alleen ten

opzichte van de leer, maar ook met betrekking tot de
kerkenorde. In art. 15 bijv. dezer orde was bepaald,
dat „niemant in een ander kerke eenige predikatie sal
mogen doen of Sacramenten bedienen zonder bewilliginge
des kerkenraads" 2). Nu werd er 4 Januari 1627, in een bij-
eenkomst van den kerkeraad, door een der leden (Cornelis
Dircs) zeer op aangedrongen, dat geen vreemde predi-
kanten meer op den preekstoel zouden toegelaten worden,
zonder dat het consistorie erover gehoord was. Tegen
dit voorstel kwamen de predikanten met kracht in verzet,
bewerende, dat het in strijd was met hun vrijheid. Het
meerendeel des kerkeraads was het met de predikanten
eens; maar Van Buchell beweerde, dat het voorstel van
Dircs volstrekt niet op verkeerde gronden steunde. Z. i.
moest den ouderlingen wel degelijk kond gedaan worden
van het optreden van vreemde predikanten, „cum et
ipsorum (i. e. presbiterorum) muneris esset inquirere in
vitam et doctrinam pastorum, et cavere deberent, ne
temere externi admitterentur"; al pf hij toe „dat sulcx
met distinctie ende sonder precisicheyt mochte ge-
schieden"

Bij een andere gelegenheid was er iets gebeurd met
den predikant Van Dongen (Corn. Dunganus), dat niet
in den haak was. De predikanten, die de ware toedracht
wisten, hielden het gebeurde voor den kerkeraad ver-
borgen; maar desniettemin was \'t wereldkundig geworden.

1) HS. 1053 fol. 85.

2) Vgl. Synode van Den Haag 1586, art. 13 en van Middelburg
1581 art. 7.

3) Hs. 1053 fol. 12.

-ocr page 54-

Dit hinderde Van Buchell, 1°. omdat naar zijn oordeel
het consistorie moest weten, hoe de dienaren zich ge-
droegen; 2°. dewijl door dit verborgen houden der waar-
heid iets gedaan werd, dat buiten de orde omging.
Toen derhalve in de vergadering van den kerkeraad van
16 September 1627 daarover geklaagd werd en de predi-
kanten zeiden, dat de aangelegenheid door de classis bij
de Synode aanhangig gemaakt en door Van Dongen „con-
tentement" gegeven was, vroeg de ouderling Van Buchell:
„ofte het genoch is, dat men sulcx soeckt voor degeene,
die als
metoordelaeren in de kerck sijn, te bedeeken" Hij
wilde niet zijn de ondergeschikte dienaar der predikanten.
Voor hem was het ouderlingschap geen sinecure.

Van Buchell had de Gereformeerde kerk lief. Deze
kerk staat in zijn schatting bovenaan; zij alleen heeft
volgens hem recht van bestaan. Hij wil „alle super-
stitiën ende secten weren ende doen verdwijnen, opdat
het goede cruyt niet en werde verstickt door de veel-
voudicheyt van het oncruyt, dat den duvel dagelicx
soekt te sayen" Vooral Remonstranten en Katholieken
zijn het, tegen wie hij zich ten strijde gordt. Krachtig
komt hij op tegen het houden eener Roomsche school
in een klooster, waaraan men uit Brabant geroepene
onderwijzeressen verbonden had, waar kinderen, vooral
meisjes, werden besteld „uyt alle provintiën", en waar de
jeugd ontving „het venin, dat se meest tot in haer graft
voeren, geen tijt bequamer sijnde totte vaste imprentinge
der opiniën als deselve, ende dat princepalicken in de
meyskens, die van natueren haest aennemen ende hert-
neckich bewaren, dat sy in haer jeucht leeren, insonder-
heyt tot superstitiën ende wangeloven, daer die toe geneicht
sijn, streckende" Hij ijvert tegen de profanatie van den
sabbat en voor de oprichting van Zondagscholen, vooral
voor de kinderen der armen, ten einde ze af te houden

Sist. Gen. X (1?87), blz. 52.

1) HS. 1053. fol. 46.

2) Sijdr. en Meded. v. Ji.

3) T. a. p. blz. 52—53.

-ocr page 55-

van \'t verrichten van allerlei kwaad en ze op te leiden in
de vreeze Gods

Zelden was zijn plaats in de kerk leeg. Als straks, met
het klimmen der jaren, zijn
gehoor zwakker wordt, neemt
hij gaarne het voorstel van Ds. Vlaming aan orn plaats te
nemen in de bank der ouderlingen Hij was ook een
trouw deelnemer aan het Avondmaal. Hij bracht in toe-
passing wat in het Avondmaals-formulier staat: „Opdat
wij nu tot onsen trooste des Heeren Nachtmael mogen
houden, is voor allen dingen ons van nooden, dat wij
ons te voren recht beproeven". 1 Juli 1631 zou het
Avondmaal worden bediend, en als gewoonlijk zou Van
Buchell aan de plechtigheid deelnemen. Vóór \'t evenwel
zoover kwam, werd hij door de familie Schellinger zeer be-
leedigd, wat ten gevolge had, dat hij zóó „getroubleerd"
werd, dat hij besloot stillekens thuis te blijven. Wat
de eerste maal was, „tsedert God hem de gratie had ge-
daen van met zijn gemeente te communiceren"; waarop
hij liet volgen: „et sentio quotidie in moribus et vita
Reformatorum defectum augeri et plerosque ad libertinis-
mum accedere, evanescente in plurimis Dei timore, qui
fundamentum est sapientiae ac pietatis" 3).

Hij wilde een Christendom, dat zich openbaarde in
daden. De in Augustus 1637 door de Staten-Generaal
gegeven last om, tijdens de belegering van Breda, eiken
Woensdagmiddag om
4 uur een bidstond te houden, ten
einde daardoor God Almachtig te bewegen de stad te
geven in handen van de Nederlanden, wordt door hem
niet afgekeurd, maar geeft hem deze aanteekening in de
pen: „Sed quid hae supplicationes in spetiem laudandae
absque tamen emendatione vitae et morum corruptissimo
hoe seculo! TJtinam capita nostrae gentis ex animo pie-
tatem amplecterentur, bonisque non tantum legibus, sed
et factis praeirent corruptelasque omnium Statuum ac

1) 16 September 1627. (HS. 1053 fol. 46v0.)

2) 23 September 1637. (ld. fol. 117v°.)

3) ld. fol 100 v«.

-ocr page 56-

XI vnl

Ordinmn aiuoverent; non duMum quin ex alto nostra
suspiria audiret et inaudiret Jeliova"

Van Buchell behoorde tot de streng-rechtzinnige partij.
Berichtende over een preek, Februari 1628 in de Buur-
kerk door den predikant Suavius gehouden naar aanleiding
van den Zondag uit den Catechismus, vermeldt hij

met blijkbare instemming, dat de predikant zich tot staving
van de rechtvaardiging door het geloof „vuyt genade,
sonder dat wy daertoe yet connen doen ofte medewerken,
dat de verdiensten in de scrifturen vermaent ons comen
door toerekeninge ende gunninge", beroept op „veele argu-
menten ende exemplen, oock dat de wercken der alder-
heylichsten onperfect waren ende niet mochten doen tot
onse salicheyt, selfs vuyt de getugenisse van Job, David,
Esaias, Zacharias, Petro, Paulo
etc., dat het oeck laster-
lick was te seggen, dat dese leere was onstichtelick ende
tot sorgeloosheit leydende, dwijle deselve veeleer ver-
wecten den menschen tot danckbaerheit tegens Godt, die
sooveel weldaden ons dede, dat hij ons leggende in de
verderffenisse daer als metter hant vuyt
leyden, jae synen
eenigen Soon niet gespaert en hadde, om ons te verlossen
van den heischen draeck, die hij met heerlicke victorie
voor ons hadde overwonnen; voorts dat die rechtveerdich-
makinge door Godts genade vercregen hebbende int ge-
love, nootsaeckelicken goede vruchten mosten volgen, die
alsoo weynich als de hette van het vuir van een oprecht
gelove connen werden gescheiden"

Opmerkelijk is het ook, dat Van Buchell zeer inge-
nomen was met het zg. college van catechumenen. Hij
prijst „soo een goet werck" en is van oordeel, dat dit
college door den kerkeraad in zijn arbeid moet worden
gesteund Ook een goede schoolorde strookte geheel
en al met zijn inzichten; om haar in te voeren deed
hij zijn best. Streng wilde hij, dat gelet zou worden op
de boeken, die in de scholen gebruikt werden. Vooral

1) HS. 1053 fol. 115v.

2) 24 Febr. 1628. (Id. fol. 61—62.)

3) Juui 1628. (ld. fol. 34.)

-ocr page 57-

dienden geweerd papistische boeken, en alleen zulke
moesten toegelaten worden, die strekken konden tot be-
vordering der ware religie.

2. Van Buchell als bewindhebber der Oost-Indische
Compagnie.

In 1619 werd Van Buchell door de Staten van Utrecht
benoemd tot bewindhebber der Vereenigde Oost-Indische
Compagnie. Uit een brief van 1636 aan Van Beverwijck
leeren we, dat hij met deze benoeming volstrekt niet inge-
nomen was, en dat hij haar niet dan op krachtig aan-
dringen van zijn vrouw en van zijn vele vrienden heeft
aangenomen.

Den 15 September 1619 kreeg Van Buchell het officiëele
bericht van zijn aanstelling. 7 October meldde hij zich bij
de O. Indische kamer aan. Maar niettegenstaande hij eenige
aanbevelingsbrieven bij zich had en er op wees, dat er
zeer veel geld door Utrechtenaars in de Compagnie gestort
was, wilde men hem niet als bewindhebber aannemen,
omdat hij zelf geen participant was. Vóór hij dit werd,
kon hij geen zitting nemen. En dit zou hem ƒ 3000
kosten, naar aanleiding van het besluit der Staten-Generaal,
inhoudende, „dat de binnen-bewinthebberen moesten
participeren in het capitael van 6000 gl."; maar die van
buiten kwamen, konden volstaan met het storten van de
helft, wat „geschiet was ten versoecke van den gecommit-
teerden vuyt Vrieslant Egbert During, die hem tegens
de bewinthebberen daerinne seer gebruyckt hadde". Naar
Utrecht getogen, om bij de Staten te informeeren, hoe
in deze te handelen, kreeg hij den raad toe te geven,
zoo men althans mag oordeelen naar
Avat hij zegt: „Daer-
over ick mij dan latende gezeggen, goetgevonden hebbe
eenige capitalen over te nemen".

Hij was van plan, de wintermaanden te Amsterdam
door te brengen,
Avaar hij een huis had gehuurd. 12
November begon hij de vergaderingen van de Amster-
damsche kamer bij te wonen. Iedere week, nl. Maandag-
en Donderdagmiddag om 4 uur, hadden de bijeenkomsten
plaats, „overmits eenige, in de magistraet sijnde, niet eer

Buchellius, Commentarius. x v

-ocr page 58-

en connen vaceren". Volgens zijn zeggen was hij altijd
trouw op zijn post.

Pas den 29sten November, toen hi] reeds enkele malen
de zittingen had bijgewoond, legde Van Buchell den ver-
eischten eed af „in de borgemeesterscamer op \'t stadt-
huys", in tegenwoordigheid van twee leden van de kamer.
Aan den advocaat der Compagnie, destijds Willem Boreel,
was opgedragen, de resoluties, in de vergaderingen ge-
nomen, te resumeeren; wanneer hij niet tegenwoordig
was, gebeurde dit door het jongste lid. Van Buchell zal
dus af en toe stellig als secretaris hebben gefungeerd.^ Ook
meldt hij een enkele maal, dat door hem het voorzitters-
gestoelte ingenomen werd.

Den 3 December kwam zijn vrouw met een gedeelte van
het huisraad te Amsterdam aan. Hier richtte zich onze
nieuwe bewindhebber zoo goed mogelijk in, om niet ge-
noodzaakt te wezen in het barre jaargetij telkens heen en
weer te reizen. Den 23sten Januari woonde Van Buchell
een gastmaal bij, dat de kamer gaf aan dat deel der
Amsterdamsche vroedschap, \'t welk in Februari moest
aftreden; 6 Februari ging hij het op stapel staande
nieuwe schip Gouda bezichtigen. Omtrent dezen tijd
ongeveer zal het ook geweest zijn, dat hij aan de Staten
van Utrecht een niet van belang ontbloote missive zond,
met betrekking tot den toestand der Oost-Indische aan-
gelegenheden 1).

Nog een merkwaardig stuk werd omstreeks dezen tijd
door Van Buchell aan sommige zijner medeleden ter hand
gesteld, in verband met het aanstellen van predikanten
in Indië en het bekeeren der bevolking tot het Christen-
dom. Met nadruk dringt hij er op aan, gehoor te geven
aan de vermaning, vervat in een schrijven van den
Gouverneur-Generaal en den Raad van de O. I. Compagnie.
Noodig waren daar in de allereerste plaats mannen van
onbesproken gedrag. Van Buchell acht dit „een saecke
van de princepalste, daer de Compaignie grootelicx aen
gelegen" is. „Want behalve het buyten alle dispute is.

1) Dit stuk is afgedrukt: NavorscJwr (1897), blz. 642—645.

-ocr page 59-

LI

dat de conscientie ende godtvruchticheyt de Compagnie
ten hoochsten verbonden hebben, hierop acht te slaen,
dat de blinde ende verdwaelde menschen van die landen,
die onder de defentie ende toesicht van H. E. behoren,
mogen tot kennisse van de rechte waerheyt met bequame
middelen gebracht werden, die oock te sijnder tijt daer-
van rekenschap hebben te geven voor den alderhoochsten
Godt, soo staet noch politiquelicken te considereren,
hoeveel H. E. de voorz. aenmerckinge is importerende;
het eynde ende but van H. E. Compaignie sonderling
in vier deelen bestaende, als int brengen van de verblinde
menschen totte rechte kennisse Godts; deselve te vrijden
ende te beschermen voor de tyrannie haerder vianden;
te breecken ende benemen de middelen onse erffvianden,
waermede sij ons souden connen beschadigen; ende ten
lesten te mainteneren ende onderhouden de trafycque
in de voorss. landen, tot proufijte van veele ingesetenen
deser landen, grootelicx redonderende tot het gemeene
beste. Waervan het eerste ende voornemelicxste is de
bekeringe der volckeren aldaer tot het rechte Christen-
gelove"

Van Buchell eindigt zijn betoog met een warme aan-
beveling tot oprichting van een Seminarium, tot vorming
van voor Indië geschikte Evangeliedienaars. Wat hij
omtrent deze zaak in \'t midden brengt, heeft zeker mede
een stoot gegeven aan de oprichting van het Seminarium
van Walaeus. Wegens onbekendheid met Van Buchell\'s
betoog heeft men op zijn inzicht nooit de ^ noodige
aandacht gevestigd. Goede leeraars waren noodig, „nee-
derig en wel in de Schrift geverseerd". Om dit doel te
bereiken, „soude men alle jaeren eenige verkiezen mogen
vuyt de jonckheyt van ons vadeiiant, door de regenten
van de collegien ende professoren in de Theologie voor te
brengen, ende tot onderhoudinge van die (na het exempel
der Portugesen in Amboyna gesonden) m
Indien een Semi-

i) Dit stuk afgedrukt Navorsoher 1897, blz. 645—649. Het oorspronke-
lijk stuk berust iu het Rijks-archief te \'s-Gravenhage; zie Nav. (1897)
blz, 609.

-ocr page 60-

narium oprechten waerinne de jonge predicanten onder
subjectie van de oude, de taele ende manieren van den
lande gouden connen leeren ende aennemen, daer sommige
van de bequaemste vuyt de jonckheyt aldaer bijgevoecht
mochten werden omme in de fondamenten des geloofs van
deselve geinstrueert te worden, ende die als in tegen-
wissel haere taele gemeen te maecken. Hiertoe souden
wel eenige costen moeten gedaen sijn, maer vermoede,
jae verseeckere, dat de vruchten veelvoudelicken die
souden overtreffen. Men soude oock connen versoecken,
ofte die provinciën tot soe heyligen ende nutten werck
te onderhouden eenige subsidien vuyt de kerckelicke
goederen souden willen verlenen, dat niet vrempt nochte
buyten hoope schijnen can, aengesien de groote vruchten,
die daervuyt te verwachten staen. Immers souden de
costen evenwel by de gemeente derselver provinciën,
in de compaignie participerende, sonder groote beswaer-
nisse gedragen worden, ende Godt daerenboven soude
sulck een voornemen tot grootmakinge ende verbreydinge
van sijnen heyligen naem ende kercke niet laten te
segenen, ons vaderlant brengende tot meerder reputatie
bij andere princen ende Republiquen, ende de gemeente
door dien middel latende vermeerderen in rijckdommen
ende welvaert".

Toen de winter voorbij was, keerde Van Buchell met
zijn vrouw naar Utrecht terug; voortaan bezocht hij van
hier uit de vergaderingen te Amsterdam. 11 Augustus
vinden we hem bij den kaartenmaker der Compagnie. In
October vertrekt hij weer naar Amsterdam, in gezelschap
van den admiraal Steven van der Hagen, wiens partij hij
immer opneemt. Vooral de vraag, wie eigenlijk het eiland
Amboina veroverd heeft, interesseert Van Buchell. Hij
vertelt van een geschilderde kaart in de vergaderzaal te
Amsterdam, die Houtman had laten maken en waarop
deze zijn levensgroot portret had doen schilderen. Hier-

1) Zie hierover Dr. J. D. de Liud van Wijngaerden, Antonius Walaeus
(Leiden 4891), blz. 189—211; .T. R. Callenbach, Justus Beurnius (Nijkerk
1897) blz. 22 v.v.

-ocr page 61-

over had Van der Haghen zich zeer beklaagd, „seggende
dat hem de eere van de conqueste dier landen toequam
ende geensins Houtman, die veeleer met sijne gemuti-
neerde, sooveel in haer was, hadde gearbeyt, om het
casteel te doen springen ende het lant te verlaten" i).

Nog enkele malen komt hij op deze aangelegenheid
terug. O. a. merkt hij op, dat Van der Haghen voor alles
wat hij gedaan heeft, niet de minste belooning heeft
ontvangen, ja niet eens wat hem wettig toekwam, terwijl
de Compagnie aan Houtman vereerde „een groote ver-
gulde cop, daer het eylant Amboyne op gedreven stont",
en later nog zijn gage op ƒ400 per maand bracht. Verder
geeft hij te kennen, hoe volgens een der bewindhebbers
(Jan Harmansz.) wel Van der Haghen het eiland had ver-
overd , maar dat hij „de papen en de paepsgesinde Portu-
gesen daer hadde laten blijven tot ondienst van ons lant",
en dat dezen zich gelukkig achtten in de handen te zijn
gevallen
„va/n soo een goedertieren overste, die haere religie
toegedaen was\'".
Dit acht Van Buchell de reden, waarom
men eigenlijk tegen Van der Haghen was: „Hinc omnis
in illum odii ac aversionis causa. Ego ante 8 annos
Apologiam ipsi ea de re feci, quam videre qui vult
poterit; est nam pluries descripta"

Met de geheimhouding, die de Compagnie tegenover
de Staten en anderen er op na hield, drijft hij den spot:
„Sijn seer neuswijs ende jalours op haere secreten, niet
verstaende dat tgeene in sooveelder kennisse is qualicken
can verborgen blijven, ende dat eenige van alsoo groote
importantie aireede door den druck sijn gemeen ge-
worden".

Over \'t algemeen ook konden de werkzaamheden, die
het bewindhebberschap meebracht, hem niet bekoren.
Hij, die zich liefst bezig hield met historische onder-
zoekingen, was daar niet op zijn plaats, \'t Volgende
voorval zal er zeker niet weinig toe hebben bijgedragen,

1) Vgl. Navorscher (1897) blz. 628.

2) ld. blz. 21. — De apologie is te vinden in het Rijks-archief in
den bundel, waarop ik de aandacht vestigde in
De Wavorscher (1897)
bl. 609,

-ocr page 62-

LIV

om hem te bewegen geen herbenoeming af te wachten,
maar liever een eervol ontslag te vragen. In Juni 1620
kwam in de Kamer een schrijven, waarin namens de
Staten der provincie aan de Compagnie werd meegedeeld,
dat de vrijheid van tol, zoowel te Utrecht als te Wijk
bij Duurstede eenige jaren geleden aan haar toegestaan,
„om reden" werd opgezegd, en dat de Compagnie zich
derhalve in \'t vervolg van tijd had te regelen „na den
ouden voet, voor deze vergonninghe gebruyct". Dit
schrijven maakte (zegt Van Buchell) bitter weinig indruk
op de Heeren, die beweerden, dat ze over Gouda en
Dordrecht best konden krijgen wat tot nu toe door
Utrecht gekomen was. Maar deze manier van optreden
ontlokte de klacht, dat de Amsterdammers „soo onversa-
dicht sijn, van alle neeringhe ende proufijten na sich te
trecken met alle middelen, dat se haer nagebueren wel-
vaert dagelicx meer ende meer soecken te beletten". Was
dit een belooning, vroeg Van Buchell, voor de groote
diensten, die de Utrechtenaars aan de Compagnie bewezen
hadden? \'t Was niets dan een poging om zich met de
veeren van anderen te tooien, die nochtans „het funda-
ment van derselver ruine, soo men politijcquelicken wil
spreecken, schijnen geleyt te hebben" \').

Zulk een verongelijking van Utrecht griefde Van Buchell
zeer. Dat een vergadering werd belegd, zonder dat hij er
kennis van kreeg, strekte almee niet, om zijn liefde voor
de Compagnie te vergrooten. De maat was vol. Men hoore:
„Cum neque Ordinibus nostris libellum de more obtu-
lissem, nec cuiquam eorum locutus fuissem, ut conti-
nuarer in Collegio Indico (plurima nam ibidem displi-
cebant, atque adeo contra genium meum erat ejusmodi
administratio, aliaeque supererant caussae, quae mihi
ab hisce negotiis avocarent) proximis comitiis, Ultrajecti
me absente, successor mihi datus est Joannes van
der Wel J. C., nuper Jaersveldii praefectus "O-"

Met opgeruimd gemoed verliet hij de drukke koopstad.

1) Samrscher (1&97) blz. 635—636.

2) Hs. Rijks-archief te \'s Gravenhage.

-ocr page 63-

Hij had geen bestendiging gevraagd dezer financieel voor
hem volstrekt niet onvoordeelige betrekking, „omme oor-
saecken, dat het reysen hem te moijelicken viel, insonder-
(heyt) in de winter", en dat hij ook „met de saecken, meest
coophandelinge betreffende, niet opgevoet en was, de
proufijten weynich waren ten respecte van de originele
bewinthebberen, meest coopliiden sijnde, die na der coop-
luden aert hoveerdich ende opgeblasen sijnde alle autho-
riteyt aen haer trocken"; eindelijk omdat hij „humaniori-
bns studiis assuetus, niet voor (d. i. boven) een eerlicke
ruste was beminnende" O-

Aangaande het kapitaal, door Van Buchell uitgegeven
om de noodige aandeelen te koopen, ten einde als be-
windhebber der Compagnie te kunnen optreden, vinden
we: „In fine Octobris 1622 fui Amsterodami ibique trans-
tuli in favorem et commodum Johannis Reich de Leer-
dam, secretarii civitatis Trajectensis, 1300 fi. capit. et
Hermanni Henrici de Santen 300 fi. cap. juxta scedulam
transcriptionis consuetam". Een gedeelte van het uitge-
gevene kapitaal deed hij pas in 1629 van de hand: „Ego
quod habebam in ea societate vendidi Johanni Knijsten,
mercatori Amsterodamensi, origine Silvaeducensi, qui
solvit septingentos viginti unum flor., idque 15 Junii
anno millesimo sexcentesimo vigesimo nono; sed sane in
pecunia non optima satisfecit".

Vatten we in weinig woorden ons oordeel samen over
Van Buchell\'s bewindhebberschap der O. I. Compagnie,
dan zeggen we dat hij, ofschoon tegen zijn zin als zoo-
danig aangesteld, getracht heeft zich zoo goed als maar
eenigszins mogelijk was in den gang van zaken in te
werken. Dit is hem vrij wel gelukt; getrouw woonde hij
de vergaderingen van de Amsterdamsche Kamer bij en
aan de werkzaamheden nam hij ijverig deel. Maar hij
voelde zich er niet op zijn plaats, hij was onder kooplui
niet te huis; en onmogelijk heeft hij zich met zijn
gansche ziel aan de belangen der O. I. Compagnie kunnen
wijden.

1) Navorscher (1897) blz, 636,

-ocr page 64-

LYI

3. Van Buchell en de W.-Indische Compagnie.

De eerepenning voor Piet Hein.

Niet als bewindhebber, maar enkel als aandeelhouder
van bovengenoemde Compagnie komt Van Buchell voor.

In de laatste dagen van de maand Juli 1621 — zoo
vertelt hij — waren te Leiden tot directeuren der W.-
Indische Compagnie aangesteld Dr. Everardus Vorstius, rector
magnificus (zwager van Van Buchell), Cornelis Warmont,
Grelis van Panhusen en Johan de Laet; deze vier personen
zouden iederen Woensdag zitting houden ten stadhuize,
om de namen op te schrijven van hen, die deel wilden
nemen, en tevens op te teekenen het bedrag der som,
die ze wilden contribueeren; dit kapitaal moest in drie
termijnen betaald werden, nl. een derde deel binnen de
eerste vijf maanden en de twee andere binnen het derde
jaar, tenzij men besluiten mocht, de storting van het
laatste derde part uit te stellen tot nader orde. Te Utrecht
Avaren met de annotatie belast „den Heere Steven van
der Haghen ende Jan Anthonisz. Vuytenwael schepen,
die Dynsdaech ende Woensdaech eenige uren daertoe
souden vaceren". De deelname viel hier echter niet mee,
„om oorsaecken dat de papisten, die alhier de meeste
middelen hebben, daertoe niet en contribueren, noch oock
de Arminianen; oock men alhier qualicken gewoon is, de
penningen so wilt te haserderen". Daarenboven „sijn
sommige scrupeleus, dat onder den voorsz. handel feyten
van oorlog en aenhoudinge van goederen, de vianden
toecomende, ende diergelijcke gepleecht werden, waervan
de Mennonisten geheel schijnen te abhorreren". Hij
eindigt zijn verhaal met deze verzuchting: „Andere hebben
andere consideratien, sulcx dat te beduchten is, dat soo
een nodige ende vorderlicke expeditie door jalousie,
slappicheyt ende eygen proufijt mochte ^ achterwegen
blijven"

1) Alles wat in dit hoofdstuk wordt meegedeeld, is ontleend aan
hetzelfde handschrift, waarin Van Buchell spreekt over zijn bewind-
hebberschap in de Vereen. O. I. C.

-ocr page 65-

Tot degenen echter, die uit allerlei consideratiën hun
geld niet wilden steken in de nieuw opgerichte Compagnie,
behoorde Van Buchell niet. Hij nam aandeel en betaalde
21 Juni (o. s.) aan Johan Antonisz. Utenwael het derde
deel van de som, waarvoor hij geteekend had. Einde
Juni 1624 betaalde Van Buchell aan Dirk Swanenburg,
die Utenwael als bewindhebber was opgevolgd, het eerste
derde deel van de twee nog niet gestorte termijnen, en
19 Juli 1625 werd opnieuw een part betaald. Hij stipt
hierbij aan, dat hij bij deze gelegenheid tot Swanen-
burg zeide: „dicebam me hanc pecuniam ut infrugiferam
fere abjicere, cum viderer de successu desperare". Drie
jaar later (Mei of Juni 1628) werden de laatste penningen
door Van Buchell voldaan aan Wyckersloot, bij welke
gelegenheid hem tien ten honderd van \'t volle kapitaal

werd uitgekeerd.

1628, het jaar, waarin de „zilveren vloot" bemachtigd
werd, en 1629 waren voor de aandeelhouders in de
W.-Indische Compagnie zeer voordeelig. Toen het gerucht
der verovering tot de bewindhebbers was doorgedrongen,
besloten ze, 15 procent van de „voorgaande conquesten"
den Sisten December uit te deelen. Het bedrag werd te
Utrecht door Pauw aan de daar wonende geldschieters
betaald, wat ten gevolge had, dat de aandeelen tot 225
gulden liepen; doch heel spoedig daarna daalden ze weer
sterk. Maar vooral 1629 gaf goede revenuën. Door de
bewindhebbers was bekend gemaakt, dat in Mei vijftig
ten honderd zou worden uitgekeerd „ten respecte van de
goede veroveringhe". Dit geschiedde ook; maar in \'t biljet,
dat er kennis van gaf, waren die 50 procent aldus om-
schreven: „35 van den oorloge ende 15 vuyte coman-
schap". Waarop Van Buchell eigenaardig laat volgen:
„quod studiose adjunctum, ne plura hoe anno expectent
participes". Dit buitenkansje bracht hem 225 gulden op,
waaruit blijkt, dat hij voor ƒ 450 aandeel had genomen
in de W.-Ind. Compagnie.

Na de verovering der „zilveren vloot" werd Van Buchell
aangezocht tot het vervaardigen van een ontwerp voor
een eerepenning, welke men Piet Hein wilde aanbieden:
„Wert geseyt, dat Pieter Henrics weinich contentements

-ocr page 66-

LVIII

soude genomen hebben van het tractaxnent ofte vereeringhe,
aen hem gedaen over sijne reyse, doch bij de Staten in
groote estime, tot het admiraelschap van Hollant ver-
hoocht, heeft redenen beneffens den loff van sijne daden
sich te vergenoegen. Den eerpenninck, bij de Staten doen
slaen, verdonckeren gantsch synen naem ende benemen
de eere van de Compagnie, met wiens (penningen?) de vuyt-
zeyndinge is gedaen. Het misnoegen van Petro Heynio is
gecomen, referente Jo. Latio, collegii Australis assessore,
quod cum ipsi electio concessa esset, eligeret quae sibi
deberentur, ex qua merce vel pecunia aut rudi argento
prout liberet; post factam electionem quod videret, dat de
cochenille verre liep boven den gewoonlicken prijs, ende
sijn vercosen waren noch niet al en hadde doen wechhalen,
wilden dselve tegens cochenille op sulcken prise als die
metten eersten gestelt was na hem nemen; doch werden
hem geseyt, dat hij sijne electie gedaen hadde ende nu
niet en vermochte, eenige veranderinge maecken.

„lek, versocht van den meester.....Versteech, die ver-
gunt was ex recommendatione Plosii equitis de vereer-
penninck op de victorie van den general Heyn te maecken,
hebbe een ontwerp gemaect, daerop te stellen aldus in
limbo:

Incidit in casses praeda petita, Jehova dirigente,
Auspiciis illustriss.
et

Praepotent. Gonfoed. Belg. prov.
Ordinum,
Ductu Petri Heinii
Classis Coli. Ind. Austr.
Nauarchi fortissimi,
Praeda inaestimabili
Hispano hosti erepta,
Classe ad Cubae portum
Profligata.
A°. MDGXXVIII.

„Dan alsoo Beaumont, residerende in de Generale Staten,
een concept hadde gemaect, hebben deselve HH. Staten
hetselve goet gevonden te doen stellen, met weinich

-ocr page 67-

contentements van de West-Indische Compaignie, het
voorgestelde concept achterhoudende. Ende is aldus
ludende in limbo:

Non ferro tantum Hispanus quantum valet auro
Aurum aufer, ferro non superabit Iber.

Indica classe intercepta, partisque sine sanguine opulen-
tissimis spoliis ad Cubae portum, Hispanorum nunc
damnis, quam olim caede nobiliorem, Poederatae Belgico-
Germaniae proceres e Gaza captiva monumentum cudi
fecerunt.

CIOIOCXXIX 1).

Met den gang van zaken bij de W.-Indische Compagnie
kon Van Buchell zich op den duur maar slecht ver-
eenigen. Vooral was hij tegen het veroveren en behouden
van plaatsen, wat naar zijn oordeel zeer schadelijk was.
Met het voorbeeld van Bahia de Todos los Santos voor
oogen, kon hij maar niet begrijpen, dat de wijze Heeren
Bewindhebbers, eens gewaarschuwd zijnde, zich voor de
tweede maal aan denzelfden steen zouden stooten. „De
vuytkompste vresende", besloot hij daarom zijn aandeelen
te verkoopen aan zijn neef Cornelis Wyckersloot, die
24 Mei 1630, bij meerderheid van stemmen, door de
vroedschap der stad tot bewindhebber der W.-Indische
Compagnie was aangesteld. Hij ontving er voor, wat hij
zelf gegeven had, nl. ƒ 450.

4. Van Buchell in zijn hetrehking tot het Tuchthids
te Utrecht.

Het archief der stad Utrecht afdeeling n°. 1043)
bevat een handschrift in 4°., waarin Van Buchell een ver-
haal geeft van wat in het Tuchthuis is voorgevallen,
hoofdzakelijk ten tijde dat hij als regent dezer inrichting

1) Ygl. Hs. Rijks-archief te \'s-Gravenhage. (Aanwinsten, 34 nos.
975 en 976.) Zie ook Van Beaumont, Gedichten, nitg. v. Tideraan, blz.
134 noot, waar de geheele geschiedenis verteld wordt.

-ocr page 68-

heeft gefungeerd (eene betrekking, nergens elders door
hem vermeld).

Voorin schreef hij: „Acta ergasterii ab anno 1623 circa
mensem Junium"; aan de binnenzijde van de eerste blad-
zijde dit, waarschijnlijk door hemzelf vervaardigd rijmpje:

Tquade leech gaen wech te jagen,

Daer veel volcs met wort gequelt.
Door des arbeyts heylge slagen
Wert ic hier voor u gestelt.

Over de stichting van het Tuchthuis vertelt Van Buchell
ons dit: „Aen seecker pijlaer in het perck, waer diegeene,
die gecondemneert sijn om te arbeyden, haer onthouwen,
staen de volgende veersen, vuytdruckende den tijt, wanneer
dit tuchthuys is begonnen:

In Oegst den 20®ii end een

An \'t opgereChte TVChthVIs SterCk
Door HenrICk MeerLIng dierste steen
GeLeCht Is aen het eerste perck.

1616.

„Eerst sijn daertoe gecommitteert als toesienders Cornelis
van de Poll, Jacobus Taurinus, Henrick Meerling, onder-
schout, ende G. Wassenaers. Omtrent het jaer 19 is
een collegie geformeert van 24 personen behalve de super-
intendenten vuyt de Staten, die over alle saecken van
gewichte souden delibereren ende ordonneren, daervuyt
bij beurten alle jaeren 6 souden regieren gedurende 2
jaeren achtereen, ende soude men alle jaer in Majo 3
nieuwe regenten aennemen, drie oude afgaende.

„Circa Junium auctum collegium hoe numero VI.
Gearresteert bij de Heeren Staten den 26 April, ende
den 2 Meij vuyt het dubbelt getall genomen tot suppletie
van \'t voorscreven collegie.....Mr. Arent van Buchell".

Tegen Juni 1623 is Van Buchell opgenomen in de
broederschap der vierentwintigen, uit wier midden de
regenten van het tuchthuis werden benoemd. Reeds in
Mei 1624 werd hij met tAvee anderen door het lot aan-

-ocr page 69-

gewezen, om de drie aftredende regenten te vervangen. 15
Mei vergaderde liij voor de eerste maal in zijn nieuwe
kwaliteit met de drie oude regenten. Bij deze gelegen-
heid werd o. a. „geresolveert, dat de president den sleutel
soude bewaren van den kelder, waerin de wijnen ofte
goede bieren tot behoef derselver regenten ende dergeenre,
die met deselve handelende sijn, bewaert sullen worden".

Den 15 Juni 1624 teekent hij aan: „hebbe daer gezien de
groote precisicheit, alsoo ick nauwelicx connende sien, ofte
de clock in den Dom V geslagen was, verclaert worden
de geheele boete verboert te hebben".

Wat in het Tuchthuis gebeurde, wie er in gebracht
werden en waarom, wat er in gewerkt werd en hoe dit werk
verkocht werd, wat er ten opzichte van de gevangenen
werd bepaald, wat ze te doen en te laten hadden, omtrent
dit alles vinden we enkele aanteekeningen. Zoo bijv.: „den
22 Januarii vergadert Nellestein, Renier Henricks ende
ick; hebben vooreerst de tuchtelingen verboden op poene
van datelicke straffe met teerlingen niet te spelen, veel-
min om geit te spelen". Over de talrijke uitbrekingen
van mannen zoowel als van vrouwen, over vechtpartijen,
die er plaats hadden tusschen de opgeslotenen en die
wel eens het gevolg waren van het bier, waarop de ge-
detineerden nu en dan onthaald werden, zijn daar allerlei
bijzonderheden opgeteekend. Ook over het doen der
rekeningen en de daarna gehouden maaltijden, soms echte
Bacchanaliën. Nu en dan geeft Van Buchell ook iets
over de gesprekken, aan tafel gevoerd. Zoo teekent
hij 12 April 1625 aan, dat „inter pocula" tijdens het
feestmaal verscheidene „disputen" vielen „belangende de
broerschappen ende gemortificeerde goederen, die de Staten
te samen wilden aen haer trecken, ende de
Stadt susti-
neerde, dat die binnen de
Stadt gefondeert waren, stonden
tot hare dispositie". Verder wordt een lijst gegeven van
de namen der 42 tuchtelingen, die in 1624 „in den huse"
waren, en van de 21 „vrouwen, int tuchthuys bestelt,
gecocht ende gebannen".

Althans wat het financiëele aangaat, schijnen de Staten
van Utrecht slecht voor het Tuchthuis te hebben gezorgd.
Telkens vernemen we klachten over de schulden van het

-ocr page 70-

huis; 10 Augustus 1624 werd besloten, „de superinten-
denten aen te porren tot ordre van penningen, opdat
de gewoonlicke provisien tegens de winter mochten ge-
schieden ende de schulden betaelt werden, sonder de-
welcke men soude moeten desisteren ende het huys laten
lopen in confusie". 16 November werden Van Buchell,
Nellestein, Vuytenhoven en de boekhouder afgevaardigd
om per rekwest de Staten te verzoeken, de noodige mid-
delen te verschaffen voor den aankoop van hout, om dit
te laten „raspen"; er was geen voorraad meer aanwezig
en de raspers liepen ledig. Maar het rekwest werkte niets
uit: de toestand der geldmiddelen was en bleef aller-
treurigst, tot groote ergernis der regenten. Zoo kon het
onmogelijk blijven. Weldra zien wij dan ook de regenten
hun werk staken.

In April 1625 werd, als naar gewoonte, de algemeene
vergadering gehouden van superintendenten, met regenten
en de leden der broederschap van 24. Maar op den 11^™
„vergadert int tuchthuys", was geen der „superintendenten
daer tegenwoordig, als den borgemeester Van der Lingen,
medebroeder wesende". In deze vergadering werd besloten
„soo scriftelicken als mondelicke te remonstreren de
Staten, die des anderen daechs souden vergaderen, den
noot des huys, ende versoecken ordre gestelt te worden
met penningen ende een seecker incomen van een jaer-
licxe vaste pensie". Een commissie werd benoemd, waarin
Van Buchell zitting had. Den volgenden dag verschenen
de leden dier commissie in de vergadering der Edel
Mögenden, waar ze hun „requeste" overleverden, dat over-
luid door den secretaris werd voorgelezen; hierna werd
de zaak nog eens mondeling nader toegelicht „ende ver-
socht, dat de Heeren geliefden ordre te stellen, dat het
tuchthuys mochte werden gepraeserveert ende de regenten
na de gewoonlicke ordonnantie tselve mochten regieren".
Maar „alsoo de Staten waren opt scheyden ende den tijt
verlopen", werd de bespreking der aangelegenheid uitge-
steld. \'s Anderen daags zou het antwoord der Staten bij
de regenten inkomen. Doch geen antwoord kwam, het-
geen Van Buchell er toe bracht om te schrijven: „ende
wort de saecke gehouden voor desperaet, gelijck ick

-ocr page 71-

daerna oeck van den Heer van Tienhoven hebbe connen
verstaen".

Den 20 Juni werd nogmaals een brief aan de Bdel-
Mogenden geschreven, waarin uitdrukkelijk werd ver-
klaard, dat, zoo men geen verandering ten goede bracht,
de regenten hun ambt zouden neerleggen. Wellicht
meenden de Staten, dat \'t zoo\'n vaart niet loopen zou;
maar 5 Juli bracht Harman Warnarts aan den heer Strick
(lid der Staten) „de sleutelen van den tuchthuse van
wegen de regenten, beneffens de volgende memorie ende
presentatie, daerbij gevoecht" em. De Staten der provincie
waren nu voor een moeilijk geval geplaatst. Den vol-
genden dag werden de sleutels weer bij den boekhouder
terugbezorgd, „met aensegginge dat de Heeren Staten
souden binnen weynich dagen ordre stellen ende den
regenten contentement doen". Maar dit „contentement"
behaagde regenten niet. Het voorstel, dat de Staten 600
ponden zouden geven „tot den prijs van 40 grooten
vlaems \'t pont", mits ook de stad een dergelijk bedrag
wilde leveren, werd onvoldoende geacht bij een schuld
van 6000 gulden.

Zes dagen later, 12 Juli, besloten de regenten de
sleutels tot nader orde bij den boekhouder te laten. Van
nu af houden de geregelde aanteekeningen van Van
Buchell op. Nochtans blijkt er uit, dat van 24 Augustus
af de regenten niet meer bijeen geweest zijn, terwijl hij
1 December aanteekent: „Men seyt, dat het broederschap
van \'t tuchthuys voor gecasseert wort gehouden, ende dat
de Staten vijf ofte ses perpetuos dictatores ex populo suis
suffragiis daertoe sullen stellen". Dit is echter niet ge-
beurd; de regenten bleven in functie, ook al kwamen ze
volstrekt niet bij elkaar.

Den 11 Maart 1628 kwam de broederschap bijeen in het
tuchthuis. Toen werd het accoord gelezen, tusschen de
stad ende de andere twee leden van de Staten aangegaan i).
Nadat nog eenige zaken nader waren geregeld, werden
door de zes regenten: Buchell, Rynevelt, Van Rhenen,

1) Dit accoord deelt Van Buchell 4 bladzijden later mee.

-ocr page 72-

Portengen, Quint en Cousijnsz., „de sleutelen van den
huyse weder aengenomen". Nu zien we, voor de eerste
maal na de herstelde orde van zaken. Van Buchell op-
treden als praeses der regenten van het tuchthuis.

Den 14 April 1629 leverde hij, na vijfjarigen dienst, de
sleutels over, die in zijn bezit waren. Toen het avondmaal,
waartoe hij met zijn vrouw was genoodigd, was afge-
loopen, nam hij afscheid van de oude en nieuwe regenten.
Na vermelding dezer gebeurtenis, laat Van Buchell on-
middellijk volgen; „et sic est finis taedae et molestae
hujus administrationis". De post, die ongesalarieerd was,
had hem niet veel meer dan last en verdriet gebracht.

Met zijn aftreden als regent was evenwel de betrekking
tusschen Van Buchell en het Tuchthuis nog niet geheel
afgebroken; want nog immer behoorde hij tot de broeder-
schap der vierentwintigen. Van daar nog enkele aantee-
keningen. Zoo bijv.: „ego ad repotia non redii, quam via
frequentes advenissent; sed me ab illo ingrato collegio
liberatum gavisus sum" (29 Maart 1632).

-ocr page 73-

III. VRIENDSCHAPPELIJKE OMGANG EN WETEN-
SCHAPPELIJKE ARBEID.

1. Van BuchelVs vrienden. Zijn verkeer met geleerden.

Onder de vele vrienden, die Van Buchell had, neemt
een allereerste plaats in Joannes de Wit (geb. in 1566 te
Utrecht als zoon van SteverTdë Wit), "die kanunnik was
van Sint Marie te Utrecht. Met dezen maakte hij reeds
in 1579 kennis, toen ze beiden als leerlingen zaten in de
klasse van de Hieronymus-school i). De vriendschap
tusschen Van Buchell en De Wit was innig enopricEï,
blijkens de vele gewisseI3ë"T3név"en, dié" ook vöor een
j
uiste EènnisJjyan den tijd. waarin ze geschreven werden,
niet van belang zijn ontbloot. "

Rfegds in 1583, toen Van Buchell als student naar
Leiden trok, begon de correspondentie, die heeft geduurd
tot^t De Wit stierf. Voor De Wit verzwijgt Van Buchell
in zijn brieven nietË. Als hij verteerd wordt door liefde
voor Jeanne Mabuse, wendt hij zich tot zijn vriend; als
gemis aan vrijheid hem geheel en al terneder drukt,
als de banden, waarmee hij aan de familie Brederode
verbonden is, hem ondragelijk zijn geworden, neemt hij
tot De Wit zijn toevlucht Zoo is het steeds gebleven.

Te Utrecht zoeken zij samen naar oudheden, op plaatsen,
waar men begreep of vermoedde, dat eenmaal Romeinsche
legerplaatsen waren; heeft De Wit hier of daar iets ge-
vonden of door aankoop verkregen, oude munten, oud

1) Zie blz. 56.

2) Zie blz. 246, 247, 271.
Buchellius, Commentarius,

-ocr page 74-

vaatwerk of iets van dien aard, dan geeft hij dit met
liefde aan zijn vriend.

Uit 1604 en 1605 bezitten we twee brieven, door De Wit
te Amsterdam geschreven. In den eersten spreekt hij over
een schilderij, Venus voorstellende en van een inscriptie
voorzien. Over deze inscriptie wil De Wit Van Buchell\'s
oordeel hebben: „Consulunt te hae literae, domine advo-
cate, imo ego te per illas, non de jure aut justitia,
cujus tu sacer mystes, sed de pictoria. Divarum omnium
longe lepidissima, cujus sacra mysteriaque non minus
etiam colis et intelligis quam severioris illius Divae".

Van zijn reizen door Zeeland en Friesland hield De
Wit, evenals Van Buchell, goed aanteekening. In 1610
begon hij zijn groote reis door België, Frankrijk en Italië,
waarvan hij niet teruggekeerd is. Op reis werd de cor-
respondentie voortgezet Zijn laatsten brief schreef hij
uit Rome, waar hij in 1620 gekomen was. Kort na dien
laatsten brief uit Rome (1 Juli 1622) stierf hij, zijn groote
collectie oudheden en aanteekeningen nalatende aan Jo-
hannes Honorius ab Axel, den grooten kenner van het
kanonieke recht, zijn landsman, die al sedert tal van
jaren in Italië verblijf hield, maar Domkanunnik van Utrecht
bleef Stellig is De Wit trouw gebleven aan het R. Katholi-
cisme. Doch al wist hij zeer wel, dat Van Buchell zich
van ganscher harte bij de beginselen der Hervorming had
aangesloten, het verschil in godsdienstige aangelegen-
heden is nooit een oorzaak van verwijdering geworden
tusschen deze beide mannen, die ten volle het goede in
elkaar wisten te waardeeren.

Een ander trouw vriend was de Haarlemmer Adam van
der Duin (Adamus Verdunius). Dezen ontmoette Van
Buchell voor de eerste maal te Dordrecht in Februari

1) De excerpten van 40 brieven door De Wit aan Van Buchell ge-
schreven van ongeveer 4586—1622 vindt men in HS. 983, fol. 8—12.
Ook enkele brieven van De Wit zijn bewaard. HS. 985 bevat (zie
Cat. Tiele, p. 236): „Joa. Steph. de Wit ad Arn. Buchelium, 1604—
1615, 6 epist." Deze opgaaf is minder juist: er zijn 5 brieven aan
Van Buchell en 1 aan L. van der Burch, deken van St. Marie.

-ocr page 75-

LXVII

1584, toen hij op het punt stond om naar Douai te ver-
trekken. Een tijdlang was Van der Duin de grootste vriend
van Van Buchell. Lang heeft deze vriendschap evenwel
niet geduurd ; te Keulen ontving Van Buchell het bericht,
dat Van der Duyn 16 October 1587 te Douai aan tering
was overleden

Tot hen, met wie hij te Douai op zeer vertrouwelijken
voet omging, behoorden o. a. Jacobus Taets van Ame-
rongen, Hugo Ruysch, Nicolaus Dodonaeus (Dodoens), een
Amsterdammer, Johannes Kiesius (Kies) van Haarlem, en
een zekere Huenius (Huen), die later te Emmerik een magi-
straatsbetrekking heeft bekleed; ook Clemens en Joannes
Verspulius, die met hem naar Parijs trokken, en de
Duitschers Augustinus Lancerius en Jacobus Kruchius,
die hem in de Fransche hoofdstad kwamen bezoeken. Een
voorname plaats onder zijn kennissen en vrienden zal ook
innemen Ludovicus Carrio, de geleerde Bruggeling, dien
hij op weg naar Parijs te Amiens ontmoette en die door
hem betiteld wordt als „vir in re litteraria doctissimus".
Van hem heeft Van Buchell verbazend veel geleerd

Onder de Parijsche vrienden van Carrio, met wie Van
Buchell door dezen in aanraking kwam, behoorde P.
Melissus (Schede) Deze moet op hem een hoogst aan-
genamen indruk hebben gemaakt. Nog later heeft hij met
hem gecorrespondeerd. 34 jaren na zijn dood schrijft Van
Buchell over Melissus, dat deze eens behoorde tot zijn
voornaamste vrienden. Ditzelfde zegt hij van Jean Dorat
(Johannes Auratus), bij wien hij werd ingeleid door een
zekeren Dirk Schouten, dien Van Buchell te Parijs ont-
moette. Hij noemt Dorat : „Ie père des poetes et Ie maitre
de presque tous les savans de ce pays. Il a fait une
piece que j\'ai avec son portrait dans mon livre d\'amis"

Veel omgang te Parijs had Van Buchell ook met Phi-

1) Zie biz. 158.

2) Zie blz. 122.

3) Description p. 148 en 100.

4) Gestorven ± 1588; vgl. Description p. 141, noot 2.

5) Description p. 141—142.

-ocr page 76-

lippus van Wingen. De liefde voor de oudheid werd
grooter en levendiger door de aanraking met Van Wingen,
die geheel en al in historische onderzoekingen opging O-
Met een bepaald doel werden de Thermen van Julianus
bezocht: „Philippus Vingius et moi nous avons visité ces
ruines, convaincus tous deux de leur antiquité, cherchant
pour l\'imprimeur Nicolas Bonfons des renseignements
qu\'il desire imprimer" Dat een zoo onderzoekende
geest als Van Wingen invloed heeft geoefend op Van
Buchell, is onmiskenbaar. Deze heeft in Frankrijk een
uitnemende oefenschool gehad voor de studie der ge-
schiedenis, vooral door den omgang met
mannen als Van
Wingen en Carrio.

Behalve de genoemden trof Van Buchell tijdens zijn
verblijf in Frankrijk nog aan: Edmond van Buchell,
Justus Ruysch, Henri Mignard, Justus Langerak en Pieter
van der Veen (Petrus Venius), die reeds vooraf geen on-
bekende voor hem was.

Te Frankfort a. M. ontmoette hij, toen hij daar op zijn
tocht naar Rome de groote missen bezocht (1—6 Oct.
1587), Albertus Leoninus en maakte hij ook kennis met
den Bruggeling Franciscus Modius

"^11036 treft hij aan Gérard Wijnberg (Gerardus
Vinomontanus) uit Montfoort, met wien hij den tocht
maakte naar Napels. Als hij Rome verlaat om naar
Nederland terug te keeren, doet deze hem, met Johannes
Vadanus, een eind weegs uitgeleide. En niet zoodra is
Wijnberg van zijn langdurig verblijf te Rome teruggekeerd
(26 April 1591), of Van Buchell brengt hem een bezoek,
vergezelt hem naar zijn familie te Montfoort\'\'); later
schrijft hij hem af en toe brieven.

Met Walraven van Haeften, heer van Haeften en Her-
wijnen , en met Janus (Adrianus) Ruysch hield hij in 1590
briefwisseling; in hetzelfde jaar schreef Abraham Bloe-

1) Description p. 62.

2) Description p. 71.

3) Zie blz. 155.

4) Zie blz. 268.

-ocr page 77-

maert in zijn album. Met laatstgenoemde heeft hij voort-
durend op zeer vriendschappelijken voet gestaan. Nog
in zijn laatste levensjaren was Bloemaert zijn vaak be-
zochte vriend, die wederkeerig menigwerf bij Van Buchell
kwam, met dezen sprak over de schilderkunst en allerlei
kunstvoorwerpen en die hem ook hier en daar binnen-
leidde om zaken van kunst te bezichtigen.

Nog waren met Van Buchell bevriend: Johannes Sype-
stein, wien hij inlichtingen vroeg over den gang van
zaken aan de Leidsche Universiteit, toen hij lust kreeg
een academischen graad te halen i); Johannes Werck-
hoven, advocaat te Utrecht, aan wien hij 13 Juni uit
Leiden een nauwkeurig overzicht geeft van \'t geen de
Leidsche professoren op litterair gebied of onder handen
öf pas voltooid hadden; Bieter van der Veen, rechtsge-
leerde en kunstschilder in Den Haag; dezen raadpleegde
hij als
rechtsgeleerde in zake de goederen, nagelaten door
zijn oom Hubert van Buchell. Uit een brief van 11
October 1600 mag misschien worden afgeleid, dat Van
Buchell en Venius elkaar reeds kenden sinds hunne
schooljaren.

De vriend van jarenlangen omgang, die hem met tal
van geleerden uit ons land in kennis heeft gebracht,
was Aelius Everardus Vorstius, in 1597 gehuwd met de
zuster yan Van Buchell\'s vrouw. In 1598, op aanbeveling
van Scaliger, tot buitengewoon hoogleeraar in de natuur-
kunde te Leiden benoemd, kreeg hij daar van zijn zwager
veelvuldige bezoeken, gelijk wij boven hebben gezien. Bij
zulke gelegenheden bracht hij Van Buchell met allerlei
geleerden, aan de Universiteit verbonden, in aanraking.

Onder de vele kennissen, die onze Van Buchell van
lieverlede kreeg in de Sleutelstad, treffen we aan Josephus
Justus Scaliger (1540—1609) en Merula (Paulus van Merle
1558—1607). Tusschen hen bestond een vrij levendige
briefwisseling over geschiedkundige onderwerpen. Aan-
vankelijk koesterde Van Buchell groote verwachtingen
van Merula; maar wijl deze met het werk, dat hij onder-

1) Zie blz. 336 v.v.

-ocr page 78-

handen had, niet al te best vorderde, zag hij in later
tijd minder hoog op tegen zijne geleerdheid. Daarom
schreef hij in Januari 1604 aan zijn zwager: „Miror
ego D. Merulae conatus quo tendant et dubito quid de
eo judicem, utrum ambitione laboret an querat effugia
non edendae historiae"

Petrus Scriverius (geb. 1576) stond in Van Buchell\'s
schatting als geschiedkenner zeer hoog; beide mannen
hebben een levendige briefwisseling onderhouden over
geschiedkundige onderwerpen. Ook Scriverius achtte Van
Buchell hoog, blijkens hetgeen hij in 1616 schreef in
diens album: „Arnoldo Buchello, jurisconsulto, viro ab
ingenio, modestia, eruditione, peritia historiarum, candore
et integritate morum ac vitae non satis depraedicando".
Getuigenis van warme vriendschap en toegenegenheid is
onder meer het gedichtje, dat Van Buchell schreef in
Scriverius\' album

Bewijzen van vriendschap ontving Van Buchell ook
van den geleerden Thomas van Erpe (Erpenius 1584—1624)
en van Daniel Heinsius, die beiden de geleerdheid van
Van Buchell prijzen, wanneer ze in zijn album schrijven.

Tot hen, die mee Van Buchell\'s studie in een bepaalde
richting hielpen leiden, behoort Janus Gruterus, de wel-
bekende geleerde en bibliothecaris te Heidelberg. Een
schrijven, door dezen aan den bekenden graveur Chr. van
de Passe meegegeven, die van de Prankforter mis naar
Utrecht terugkeerde, schijnt de aanleiding zijn geweest tot
hunne briefwisseling. Gruterus erkende in Van Buchell een
der voornaamste geleerden van Nederland, wien hij dan
ook een plaats gaf in zijn
Ghronkon Chronicorum Politicum
(Francfort a. M. 1614). Deze korte biographie is mogelijk
aanleiding geweest, dat de uitgevers De Aubry onzen Van
Buchell uitnoodigden om mede te werken aan de door hen

1) HS. 836 fol. 1S2.

2) In zijn korte biographie over Scriverius zegt Van Buchell: „In
juventute ipse agnomen addere solitus ab Ywerendeel, quod major
omisit". Vgl. HS. 838 fol. 225.
(Cat. Tiele, p. 216).

3) Farrago poematum juvenilium, fol. 87.

-ocr page 79-

voorgenomen uitgave van Nederlandsche geschiedschrijvers,
bepaaldehjk de bewerking der kronieken van Beka en
Heda. De bezorging dier nieuwe uitgave van Beka en
Heda heeft aan zijn studie een bepaalde richting gegeven:
ze deed hem boven alles zich toeleggen op de beoefening
der geschiedenis van het graafschap Holland en het bisdom
Utrecht, nadat Gruterus hem gewezen had op dit
arbeidsveld.

Onder Van Buchell\'s vrienden moet ook gerekend worden
de Antwerpsche kanunnik en geleerde Aubertus Miraeus.
Ook Lambertus Snoey ontmoette hij, die in 1607 in het
album van Van Buchell zijn geslachtswapen teekende,
met de woorden eronder: „Solius virtutis flos perpetuus".
In dit album komen ook nog de namen voor van de
kunstschilders Paulus Moreelse en Adam Willaerts, en de
graveurs Christiaan van Sichern en Crispijn van de Pas
Vooral met de beide Van de Pas (vader en zoon) was
Van Buchell zeer bevriend.

Op zijn reis naar Oost-Friesland in 1617 logeerde hij te
Groningen bij Dr. Stalpaert, met wien hij later vriend-
schapsbetrekkingen van blijvenden aard onderhield. In
1634 teekent Van Buchell aan, dat hij van den medicus
uit Groningen bericht had ontvangen, dat deze in dienst
getreden was bij de Oost-Indische Compagnie en zich
gereed had gemaakt voor zijn vertrek naar Indië, wer-
waarts zijn zoon hem reeds was vooruitgereisd.

Zeer vriendschappelijke brieven richtte Van Buchell
verder aan Henricus Eppius te Emden, die zich eveneens
gaarne met historische onderzoekingen inliet.

Ook Philippus Cluverius (1580—1628) mag niet ver-

1) Over hem schrijft Van Buchell (HS. 838, fol. 86v°): „Crispin van
der Passé, natus Armudae a° 4564, Zeelandus calcographus, primum
Antverpiae habitavit, ibidem ducta nepote Martini Vossii pictoris
Cele-
bris in uxorem; in cidendis in aere imaginibus se exercuit. Inde, capta
ea urbe ab Alexandre Farnesio, Coloniam Agrippinam se contulit;
sed cum et ibi post aliquot annos, quod Anabaptistorum in relligione
opinionem sequeretur, manere tuto non liceret, demum Ultrajectura
venit, ac domicilium in ea urbe fixit, uno quoque ejus üliorum in
civium nurnerum adscripto".

-ocr page 80-

LXXII

zwegen worden. Gelijk bekend is, vestigde deze zich in
1616 voorgoed te Leiden, waar hij „geographus acade-
miae" werd. Den Juli 1617 schreef hij in het Album
amicorum van Van Buchell: „Una ad tuta vadenti via
est, externa despicere et honesto contentum esse. Cla-
rissimo jurisque consultissimo viro domino Arnoldo
Buchelio sinceri adfectus symbolum lubentissimus adposui
Philippus Cluverius".

Van Buchell\'s vriendschappelijke correspondentie was,
na De Wit, wel het meest gericht aan Gaspar van Baerle,
dien hij almee te Leiden leerde kennen. Van den beginne
af gevoelde Van Buchell zich tot dezen vriend aange-
trokken: „Nec noster erga vos amor in senili hac aetate
defecit, nec imparitas annorum adfectum minuit; amo
etenim pulchritudinem ingenii ac morum suavitatem, et
amavi ab eo tempore, quo primum mihi innotescere coe-
pisti"!). De toegenegenheid was wederkeerig: Van Baerle
placht van de geschriften of gedichten, die hij in \'t licht
gaf, een exemplaar te zenden aan Van Buchell. In Juni
1627 zendt Van Buchell hem eenige geneeskundige boeken
ten geschenke. Door dergelijke boekgeschenken en door
eene voortdurende briefwisseling werd de vriendschap
onderhouden. Van Buchell deelt in Van Baerle\'s lief en
leed, troost hem bij den dood \'zijner vrouw, toont zich
in alles een oprecht vriend.

Aan Gronovius (1611—1671), die vroeg, of hij ook
onuitgegeven brieven van Casaubonus bezat, had Van
Buchell een elftal gezonden: „Ego ineditas meas Gronovio
editori petenti misi, quem virum non indoctum elegantis
literaturae audio 2) et D. Salmasio laudatum"

Onder de wetenschappelijke vrienden van Van Buchell
hebben we }iog te rekenen den geleerden Harderwijkschen
hoogleeraar Johannes Isacius Pontanus (1571—1639), die
zich weliswaar medicinae et philosophiae professor noemt

1) HS. 983 fol. 153.

2) Mag hieruit worden afgeleid, dat Van Buchell Gronovius niet
persoonlijk kende?

3) Van Buchell aan Adolf Vorstius, 20 Febr. 1639 (HS. 983 fol. 102).

-ocr page 81-

(in de voorrede van zijn Historische beschrijving der
koopstad Amsterdam), maar zich meer dunrzamen roem
verworven heeft door vele geschiedkundige werken. Met
dezen onderhield Van Buchell een zeer belangrijke brief-
wisseling, en Pontanus heeft hem meer dan eens te
Utrecht bezocht i).

Van Buchell heeft Pontanus opmerkzaam gemaakt op
het historisch bedrog, gepleegd door den Duitscher Elias
Reusner (Reusnerus). Naar aanleiding hiervan schrijft
hij: „Pontano monstra vi certis argumentis, scriptorem
ludorum equestrium Germanicorum, Ruxnerum, finxisse
illa omnia in gratiam nobilitatis Germanicae, et pleraque
in iis familiis sui temporis in iis celebrasse, fictis eorum
nominibus, quae nunquam in rerum natura fuere, et muitos,
qui eum sequuti sunt, decepisse" 2). Deze aanteekening
stelt ons tevens in staat vast te stellen, wanneer een klein
opstel geschreven moet zijn,
Avaarboven Van Buchell
schreef: „De Reuxneri libro equestrium, ubi agit de
Florentio Hollandiae comité" want dit opstel heeft ver-
moedelijk de „certa documenta" bevat, Avaarmede hij
trachtte Pontanus te • overtuigen, dat
alles, wat Reusner
in genoemd boek schreef, tot het gebied der fictie moet
Avorden teruggebracht. Breedvoerig schreef Van Buchell
ook aan Pontanus over hetgeen hij deed voor een nieuwe
uitgave der kronieken van Beka en Heda, en hoe zijn
geschiedkundige onderzoekingen hem terecht tot de over-
tuiging hadden gebracht, dat zijn vrienden Merula,
Scriverius, Vossius en Ampsing zich af en toe aan on-
juistheden hadden schuldig gemaakt, die ze op zijn aan-
wijzing konden verbeteren.

Johannes de Laet had Van Buchell te Leiden leeren
kennen. Hun kennismaking gaf, zooals boven reeds werd

1) 4 April a" 1636: „Cum dominus Pontanus, professor Hardervice-
nus, me invisisset et monuisset de unicornibus Marianis, cum eodem
decanum Neoportium adii et is nobis aditum fecit ad domum capitu-
larem aedis Divae Virginis, ubi ea vidimus numero tria, ponderosa et
solida".

2) Aanteekening 15 April 1636.

3) HS. 983, fol. lOgv«—llOv».

-ocr page 82-

aangetoond, aanleiding, dat Van Buchell zijn verhande-
ling schreef „de Ultrajecto" waarvan De Laet zich heeft
bediend, toen hij in 1630 zijn boek:
Belgii Confoederati
Eespublica
etc. te Leiden uitgaf.

Ook Gerardus Vossius werd herhaaldelijk door Van
Buchell te Leiden bezocht. Hij ontving uit diens grooten
boekenschat, wat gemeend werd dat bij zijn studie over
de „historici latini" te pas kon komen. Maar ook over
het lievelingsvak van Van Buchell, de geschiedenis van
het vaderland, en wel bepaaldelijk die van Dordrecht,
werd in hunne brieven gehandeld. Voor Vossius schreef
Van Buchell zijn studie: „De Durdrechto, ejus nomine,
origine, antiquitate, fundatore et progressu excerpta ad
doctum virum Gerardum Vossium"

Verder moet hier nog vermeld worden de bekende
Haarlemsche predikant Samuel Ampzing. Van aangezicht
tot aangezicht kenden beide mannen elkander niet
Maar Van Buchell wees den Haarlemschen predikant den
weg, hielp hem aan bronnen en verwees hem naar
handschriften.

Onder de Utrechtsche vrienden, die Van Buchell in de
laatste jaren van zijn leven omringden, behoort vooral te
worden genoemd de hoogleeraar-predikant Gijsbertus Voet,
Naar onze overtuiging heeft deze zijn beroeping tot
opvolger van Dunganus, althans voor een deel, aan den
invloed van Van Buchell te danken Spoedig al nadat
hij zijn benoeming tot hoogleeraar (12 Juni 1634) had
aangenomen®), ontmoette Van Buchell hem: „Vidi et
allocutus sum Voetium theologiae professorem, cui assig-

1) HS. 1053, fol. 125—ISSv".

2) HS. 1053, fol. 120—125.

3) In een brief van Van Buchell aan Ampzing lezen we o. a.: „Aetatera
vestram, liberorum numerum aut caeleram conditionem, omnino
ignoro; inter nos nam amicitiam interioris hominis, non exlerioris
hujus, a quo vulgus hominum incoeptat, inivimus". (Brief van 16 Juni
1632, IIS. 983, fol. Iü5v°.)

4) Zie boven blz. XLII.

5) Duker, Qisiertm Voetius, I 392,

-ocr page 83-

natae ad tempus Breyeri aedes in area Jacobitarum
Uit alles blijkt, dat Van Buchell ten zeerste met Voetius
was ingenomen. Zoo vaak hij kon, liet hij zich in de
kerk vinden, als de hoogleeraar preekte. Dikwijls ook
bezocht hij Voetius aan huis. Natuurlijk liet Voet dan
niet na, hem uit zijn groote boekenverzameling kostbare
en zeldzame exemplaren te toonen Blijkbaar had de
gevierde theoloog Voet ook in wetenschappelijk opzicht
een groote waardeering voor den historicus Van Buchell

Met Anna Maria van Schuurman maakte hij als ouder-
ling, bij gelegenheid dat hij in Maart 1627 met den predi-
kant Bushoven huisbezoek deed, kennis Wanneer
Barlaeus eens bij hem is, neemt hij de gelegenheid waar
om dezen met haar in kennis te brengen. Hij is een en
al bewondering over hare geestesgaven ; af en toe corres-
pondeerde hij met haar. We bezitten o. a. zijn brief aan
haar (Juni 1629), aldus aanvangende: „Virgo nobilis ac
erudita, dudum est quod tecum conferre de studiis teque
simul invisere aveo, sed nescio quae me veluti retinent et
remorantur; in ter plura duo praecipua, aetas et sexus" ®).
Dan prijst hij haar geleerdheid, die zoo zelden bij vrouwen
wordt aangetroffen, niet omdat ze er den aanleg voor
missen, maar dewijl ze zich minder op de studie toe-
leggen ; hoog geeft hij op van haar groote kennis omtrent
wijsgeerige en theologische aangelegenheden. Zijne inge-
nomenheid met hare schilderkunst blijkt u.it deze woorden:
„Ego sane et miratus et delectatus sum, cum tua manu

1) Aanteekening 28 Juni 1634.

2) Vgl. den op blz. XXXV aangehaalden brief aan A. Vorstius,
20 Febr. 1639.

3) Vgl. Burman, Trajectum eruditum p. 40 en boven blz. XXVIII.

4) HS. 1053, fol. 16v°

5) Mei 1635: „Anna Maria Schuermans etiam Arabicam linguam
adfectat; vereor ne quid nimis et tandem se ipsam obruat.

September 1635. Vidi apud Scurmannam epistolam, ab eadem scrip-
tam Hebraice ad Voetium in phrasibus e scriptura more Hebraeorum
acceptis, litera elegantissima, quam ne typographus quidem posset
superare". — Zie voor beide deze aanteekeningen:
Notae quotidianae.
Rist.
242. HS. n" 25—.

6) HS. 983, fül. 135.

-ocr page 84-

LXXVI

elegantissime depicta una cum D. Busshovio viderem
parerga, et sexus tui limites te tum supergressam mea arte
judicabam. Hinc saepius eam mihi felicitatem redire
optavi, ut ea iterum contemplarer quae tum mirabar,
summopere ut in iis adeo spectaculis quodammodo reju-
venescerem. A pueris nempe non tantum liberalioribus
studiis recreatus (sum), sed et me pictura et sculptura mirum
in modum cepit. Multa vidi apud non unum, in non una
provincia; sed nihil gratius videre mihi unquam contigit
tuis istis cimeliis, quae tam facili ac eleganti manu a te
perfecta" Ook zij stelde zijn vriendschap op prijs en
zond hem bijv. haar portret: „Salve plurimum, virginum
nobilissima et eruditissima, cui gratias ago pro missa
effigie tua illa, quam propria manu in aes incidisti"

Aan de lange lijst van personen, met wie Van Buchell
af en toe in relatie stond, behooren nog toegevoegd te
worden: de geschiedschrijver Corn. Boekenberg, wien
hij Fr. Haraeus zond, met een aanbevelingsbrief van zijn
hand, en dien hij bij deze gelegenheid tevens opmerkzaam
maakte op onjuistheden, geschreven in zake Hollands
eersten graaf; Johannes Meursius (1579—1639), met wien
hij, volgens een mededeeling uit het begin van 1631, vroeger
meermalen had gecorrespondeerd, en die, nadat hij zijn
Historia Danica had uitgegeven, uit Sorö (Denemarken)
een exemplaar zond aan Van Buchell, zooals blijkt uit
diens brief (begin 1631); de Dordtsche geneeskundige
Johannes van Beverwijck, dien hij, voor zooverre zich deze
met historische studiën bezighield, menigmaal geholpen
heeft. Gelijk bekend is, schreef Van Beverwijck o.a.
„\'t Begin van Hollant in Dordrecht"
enz. (Dordr. 1640).
Voor de samenstelling van dit boek riep hij Van Buchell\'s
hulp in.

Met zijn reeds meermalen genoemden neef Adolf Vorstius,
een der toenmalige sieraden van Leidens hoogeschool
(1597—1663), onderhield Van Buchell een levendige cor-
respondentie. Deze hield zijn oom vrij wel op de hoogte

1) HS. 983, fol. 136.

2) Brief 16 September 1633 (ld. fol. 126).

-ocr page 85-

van wat er te Leiden door de hoogleeraren op literair-
historisch gebied gewerkt werd.

Ook Johannes Honorius ab Axel mag hier niet worden
gemist. Hem ontmoette Van Buchell op zijn terugreis
uit Italië te Bologna, 26 Maart 1588 »)• Later ging zijn
bloedverwant Blanckendael te Pavia studeeren in de medi-
cijnen; dezen zond Van Buchell, gehoord hebbende, dat
hij naar Rome zou vertrekken, toen een brief, met het
verzoek zijn oude kennis Axelius in de Tiberstad te
groeten. Wanneer Axelius van Blanckendael een bezoek
heeft ontvangen en deze hem de groeten heeft gebracht
van Van Buchell, wordt dit door den geleerden kenner
van het kanonieke recht zoozeer gewaardeerd, dat hij
naar Utrecht schrijft. Van Buchell grijpt deze gelegenheid
aan om te antwoorden op het door hem uit de Eeuwige
stad ontvangen bericht; hij schrijft o.a.: ,,Salve yirorum
clarissime et consultissime. Quam gratae mihi fuerint post
47 annorum intervallum vestrae literae, non puto igno-
rabis, cui illud persuasum:

Seni senilis vox est jucundissima.

Ego certo, qui 70 annum aetatis jam supero et mediocri
adhuc divina benignitate valetudine fruor, non parum
tuis scriptis delectatus sum, cum tenuis alioqui apud me
vestri superesset memoria, eaque post multos annos quasi
resuscitata, ex eo quod apud vos dominum Joh. de Wit,
virum varia eruditione cultum (qui a teneris mihi notus
et amicus atque insuper affinitate junctus fuit), extremum
vitae diem finiisse intellexissem, cujus etiamnum apud
me plures literas servo, eleganti varietate refertas et non-
nulla ab eodem observata apud vos superesse ex ipsius
consanguineo D. Poco didici" 2). Dan verklaart hij verder,
met zeer veel genoegen een boek van Axehus gelezen te
hebben over het „jus pontificium".

Ook onderhield Van Buchell briefwisseling met Ploos

4) Zie blz. 168 en boven p. LXVI.
2) HS. 4053, fol. 156.

-ocr page 86-

LXXVIII

van Amsfcel, heer van Tienhoven en het Geyn; met Dr.
Cornelis Booth i), die met een bloedverwante van Van
Buchell\'s vrouw in het huwelijk was getreden; met den
Utrechtschen rector (1619—1630 en 1634—1639) Antonius
Aemilius, die hem gevraagd had, hoe vroeger genoemd
werd „mare illud mediterraneum seu internum, quod
Suetiam Daniamque ac regna illa septentrionalia ad fines
fere usque Europae intercurrit"; met Franciscus Sweertius
(1567—1629), tot wiens arbeid
gevoeld^, blijkens zijne

menta Brabantica tua nuper industria in lucem edita,
vidi, quae mihi admodum placuerunt; nescio nam quo
naturae genio ad simile studiorum genus ducar, qui
relliquias monumentorum Batavicorum tanquam sparsas e
naufragio tabulas colligere ceperim, elogia insuper scrip-
torum Batavicorum mediter, et de pictoribus etiam non-
nulla in animo habeam"

Nog zijn te vermelden: Antonius Boomhof, Frederik
van Diemen, G. Salsman, Theodoras Canter (1554—1616),
de procureur-generaal Van Weede te Utrecht. Deze liet
hem zien „den indicem van de stucken in de Dom-archieven
berustende, gestelt nae sijn behoren, bijeengevoegt als
van de stadt van Overijssel, van Amersfoort, van Hollant,
van Gelderlant, van Montfoort, van Vianen etc."; van
dezen ontving hij tevens de belofte, dat als genoemde

1) Booth was in 1638 gehuwd en schijnt de door Buchell nagelaten
handschriften voor een groot deel te hebben geërfd. In het Rijks-
archief te Utrecht zijn veie belangrijke genealogische aanteekoningen
door Buchell vervaardigd.

2) Jusii lApsü fiores ex ejus operAus decerpti etc. (Col. 1614).

3) Monumenta sepulcralia et inscriptiones pullicae privataeque ducatus
Srahantiae.
(Antv. 1613).

4) Dat Van Buchell begonnen is aanteekeningen te maken over
schilders, blijkt duidelijk uit Owi-SoZtod 5de Jaarg. (Amsterdam 1887),
blz. 143—154, waar een studie voorkomt van G. van Rijn: „Arent van
Buchell\'s res pictoriae, aanteekeningen betreffende kunst en kunste-
naars"; en wel bepaaldelijk blz. 147—149: „biografische aanteekeningen
over schilders\'\'.

5) Brief 1 Dec. 1615. (HS. 836, fol. 190v0.)

-ocr page 87-

txxix

index was „vuytgeeclireven", hij er een exemplaar van
ontvangen zou. Dan Michael Lotichius en de Duitschers,
die hij tijdens zijn verblijf te Keulen, in lö99 en 1600,
had leeren kennen: Arnold Siegen, Henricus Botterus,
A. Salmius en Everhardus Hardvicenus.

Ten slotte nog de plaat- en houtgraveur Christ, van
Sichem; de uit Brugge afkomstige predikant Thomas
van Scotis of van Schoten (Schotisius), ten wiens eere hij
een gedicht en ook een epitaphivim schreef ; Adrianus
Vranco of Franco, over wien hij reeds in zijn eersten
brief uit Den Haag aan De Wit schreef (12 Juli 1590);
zijn bloedverwant Henricus Vechtius. Behalve alle per-
sonen, die uitdrukkelijk genoemd werden, zijn er stellig
nog velen geweest, met wie Van Buchell in persoon-
lijke betrekking stond, vooral te Utrecht, waar hij een
niet minder talrijken dan invloedrijken vriendenkring
bezat.

Dat hij een meer dan oppervlakkig belang stelde in
onze vaderlandsche letteren, hiervan blijkt niets. Wel
kende hij zijn moedertaal goed en hij schreef er soms
ook brieven in; maar bij voorkeur bediende hij zich van
de taal der Romeinen, vooral in den omgang met geleerden,
die evenzoo hun gedachten uitdrukten, hetzij in proza
of in poëzie. Vloeit de bron niet mild, dan klaagt hij:
„Rarescit (zoo schrijft hij begin 1631 aan Meursius te
Leuven) quotidie doctorum hominum numerus; quot intra
paucos annos reipublicae literariae Parca ademit! Apud
nos illustris Heinsius, honoribus aulicis impeditior, a
pristina diligentia mutavit, nisi quod jam historiam Bus-
coducensem ab eo exspectemus. Grotii ingenium, turbis
patriae suae involutum, non perinde ut solet acceptum
est. Vossius unicus in academia hac nostra viget vigi-
latque et indomito labore suo etiamnum promovere literas
^ergit. Barlaeus quoque nuperis versibus famam adeptus
)est; sed heu nulli Scaligeri, Casauboni, Lipsi^ Thuani\'")-
Aan Barlaeus schrijvende (8 Dec. 1629j^^t hij : „Tn

1) Poem. juvm. (EIS. 836. fol. 73 en 86.)

2) Hs. 983, fol. 122v—123.

-ocr page 88-

uniciis jam exstas in libera hac Belgia, qui poetae nomen
suHtines, silente divino illo Heynsio, cujus dignitas subli-
mior nescio qua perversione a coelestibus Musis divor-
tium feeisse videtur" i). Strijd tusschen geleerden is hem
een oorzaak van verdriet, omdat die op de litteratuur
slechts nadeelig werken moet: „Doleo discidium inter
Heinsium et Salmasium eo usque productum, ut non sit
spes conciliationis. Magna illa ingenia ignea sunt; si
moves, in flammam erumpunt. Scientia inflat, cum
demittere deberet, si cum ignorantia nostra conferre illam
vellemus; quantum nempe est quod nescimus! Vellern
ego, D. Salmasius nobis Arnobium suum aliosque anti-
quarios scriptores dedisset et odiosam illam usurarum
materiam praetermisisset; docte quidem tractat illam,
odiosa nihilominus manet et crabrones excitavit in auc-
torem suum. Audio et Zulecomium, Heinsii encomiastem,
eum attigisse et Boxhornium concitasse: bella video,
horrida bella"

Levendige belangstelling is hier in wat de geleerden in
hunne taal voortbrachten, maar geen enkel woord over
voortbrengselen op letterkundig gebied in de moedertaal.
Daarin was Van Buchell niet tehuis; mogelijk wel,
omdat hij voor het volk, voor het minder ontwikkelde
publiek, zeer weinig gevoelde. Van daar ook dat de taal,
die het gewone volk sprak en schreef, hem niet sierlijk
genoeg was, terwijl het Latijn, de taal der geleerden,
niets dan elegantie bezat voor onzen Van Buchell, die
zich altoos bij voorkeur onder geleerden bewoog.

Vele mannen werden genoemd, die in ons vaderland en
daarbuiten, op het gebied der klassieke talen en der ge-
schiedenis, hoog staan aangeschreven en die Van Buchell\'s
vriendschap zeer op prijs stelden. Is het waar, dat men
geëerd wordt om hen, met wie men verkeert, dan moet
ook Van Buchell geëerd worden wegens zijn omgang met
zooveel voortreffelijke mannen uit zijn tijd.

1) Hs^ 983, fol. 136v—137.

2) ld. fol. H7v~118.

-ocr page 89-

2. Van Buchell als historicus,

Leeren we uit het Diarium Van Buchell\'s groote liefde
voor <de_oudheid ^ènnjn", ""als
^^

nog_jaeer-..xu£„iaj,n_J3j:iiSn. Waarscïïïyïïï^pT\'HêefT^de
werking der kronieken van Beka en Heda een meer be-
paalde richting aan zijn historische studie gegeven. Vooral
had hij een groote begeerte om den oorsprong te kennen
van het graafschap Holland. Hierover schreef hij 2 No-
vember 1605 aan Corn. Boekenberg; gaarne zou hij met
dezen „conferre de origine comitatus Hollandiae, de
bellis\' Adelboldi, aliisque rebus in historia Batavica nimium
quam controversis ac obscuris, quae collatio non dubito
quin utrisque et grata nec infructuosa futura sit" Als
hij eens bij Petrus Scriverius is, verneemt hij uit brieven,
dat Furmerius zich bezig hield met de bewerking der
kroniek van Beka. Dit verheugde Van Buchell, omdat
hij van oordeel was, dat men al lang tot de uitgave van
dit werk had moeten overgaan. Maar „postquam librum
ejus de Frisiae principibus vidissem, omnis concepta de
eo spes protinus evanuit, ita ut in tam infelices manus
cecidisse nostram historiam non sine causa etiamnum
doleam"

Inderdaad bleek de uitgave van Beka\'s kroniek, door
Furmerius bezorgd, verre beneden het middelmatige.
Hieromtrent schrijft Van Buchell aan zijn vriend De Wit,
dat Beka en Heda „nuper admodum negligenter editi
sunt" terwijl hij vele jaren later Is. Pontanus te Harder-
wijk erop wijst: „Furmerii exemplar quam sit corrupturn,
tu, clarissime domine, intelligere, qui eo usus es, potes,
cum nulla in eo pagina integra sit"

Hoe nu kwam Van Buchell op de gedachte, zich te
gaan toeleggen op een nieuwe uitgave van Beka en Heda?
29 Augustus 1614 schreef hij aan den Heidelbergschen

VI

1) HS. 836, fol. 183.

2) ld. fol. 184.

3) ld. fol. 192.

4) HS. 1053, fol. 155v°.

Buchéllim, Commentarius.

-ocr page 90-

LXXXli

bibliothecaris Janus Gruterus: „Ego ternjjoris\') nubila
saepe in historiae viretis serenare soleo, cum majorum
nostrorum res gestas e tenebris eruere avidus sim"
Denkelijk heeft Gruterus, toen hij deze mededeeling onder
de oogen had gekregen, de Aubry\'s (uitgevers te Frankfort
a. M.), die het plan hadden opgevat een serie werken
van Hollandsche geschiedschrijvers uit te geven, hierop
opmerkzaam gemaakt, en hebben laatstgenoemden Van
Buchell daarna van hun voornemen kennis gegeven. 23
Maart 161 ö berichtte Van Buchell aan Gruterus: „Ego cum
de Aubriano proposito edendi Belgii historicos certior
factus essem, protinus nobilissimum simul ac doctissimum
virum Theodoricum de Renesse, veteri amicitia mihi
junctum, conveni, quem a multis jam annis sudare in
patria historia enucleanda cognoveram, et cum eo egi, ut
conferre simbolam in rem tam laudabilem vellet; sed citius
ex pumice aquam, quam ex illo observationum histori-
carum partem aliquam exprimere possem, neque id tamen
vel invidia vel malevolentia, ut plurimi solent, sed ex eo
quod sua aestimare nolit, neque sibi satisfacere unquam
sciat. In Heda et Becano restituendo atque illustrando diu
laboravit, sed quotidie se incertiorem reddi saepenumero
querentem audivi. Quare et ego hos rerum nostrarum
scriptores principes in manus sumpsi et editionem Fur-
merianam, quae unica est, cum MS, codicibus contuli,
invenique admodum negligenter habitos plurimisque vitiis
et mendis scatere, quos ideo proposueram aliquantulum
purgatiores dare notisque brevibus explicare. Verum
tempus defecit, cum plus difïicultatum, contrarietatum ac
differentiarum invenirem quam sperarem; neque tamen
omnino ab illo proposito desisto, tantum differo, donec a
te certior fiam, quousque Aubriani processerint, et an
author es illi jam impressi sint, vel ab aliquo ipsis cor-
rectiores suppeditati; nam edita impressio valde est cor-
rupta et mutila, cui aliquantam, etiamsi non plenam, me
facere posse medelam non difSdo"

■!) Boven: temporis schreef Y. B,: pectoris.

2) HS. 836 fol. 186.

3) ld. fol. 187vo en 188.

-ocr page 91-

Toen Van Buchell dit schreef, was hij met Beka en
Heda bezig; maar \'t werk van Furmerius te verbeteren,
viel niet mee. Doch eenmaal aan den gang met dezen
arbeid, gaf hij er zich geheel en al aan: „Ego in recensendo
Becano ac Heda scriptoribus Batavis (qui nuper admodum
negligenter editi sunt) occupor et videbimus, an aliquam i)
lucem iis dare poterimus" In denzelfden geest als aan
De Wit, berichtte hij aan Fr. Sweertius: „Nunc in Becano
et Heda, optumis rerum Batavicorum scriptoribus, totus
sum" ®).

Van zijn hand zou dan een uitgave van Beka en Heda
verschijnen: „De Becani et Hedae historiis Batavicis
amicorum suasu mutaveram sententiam et jam hasce domi
edere cum plenioribus rerum nostrarum commentariis
decreveram, hisce potissimum de causis, cum quod intel-
ligerem, Aubryos tantum ineditos scriptores Belgicos, ut
sunt Gerbrandus, Snoyus, Vorperius, Dinterus et similes
daturos esse, turn etiam quod presentiam meam plenior
horum scriptorum editio requireret, Verum si tamen
intellexero, Aubrios hos quoque historicos simul edere
veile, exemplar, multis locis emendatum, adjunctis brevi-
bus notis, proxima occasione transmittere non gravabor,
quod et jam fecissem, nisi vestra ad me scriptio tardius
delata fuisset, ita ut id integrum mihi propter temporis
brevitatem non fuerit" Gruterus heeft, tengevolge van
dezen brief, zich tot de firma Aubry gewend en wat
hij van haar te weten kwam naar Utrecht geschreven.
Hierop berichtte Van Buchell 7 Maart 1616 aan den
Heidelbergschen bibliothecaris: „Acceptis igitur nuper tuis
literis, quibus me certiorem facis de instituto Aubryano-
rum, Becanum Cronicon nonnihil emendare et notis
historicis illustrare aggressus sum; quod per Passaeum
nostrum ad vos jam mitto. Sed temporis angustia op-

1) HS. heeft: ahquem.

2) Brief aan J. de Witl, zonder dagteekening, maar ten antwoord
op een schrijven van dezen d.d. 21 Mei 4615. (HS. 836 fol. 492.)

3) ld. fol 190vo.

4) Brief aan Gruterus, zonder dagteekening. (ld. fol. 189.)

-ocr page 92-

lxjcxiv

pressus, cum serius manum ei admovissem operi, Heda-
nam simul adjungere historiam ut credideram nou licuit.
Si nihilominus intellexero, Becanum hunc vohis placere
aut instituto illorum facere, proximis nundinis illam notis
quoque meis planiorem factam missurum spero; sin, haec
saltem quae jam mitto ad me ut redeant rogo" \').

Tot een werkelijke uitgave is \'t evenwel niet gekomen.
Het uitbarsten van den dertigjarigen oorlog heeft dit
verhinderd. Zal Van Buchell zulks betreurd hebben,
stellig nog meer, dat ten gevolge van dien oorlog ook is
verloren gegaan wat hij met zoo\'n groote zorg en nauw-
keurigheid had bewerkt. Bij de inname van Heidelberg
door Tilly (1622) maakte deze zich meester van de biblio-
theca Palatina en ook van de boekenverzameling van
Gruterus. \'t Zou dus mogelijk kunnen zijn, dat onder de
kostbaarste manuscripten, die op bevel van Maximiliaan,
als vergoeding voor de verleende hulp, naar Rome zijn
verhuisd, ook de aanteekeningen van Van Buchell op Heda
en Beka hebben behoord. In een brief van 31 Augustus
1632 aan H. Eppius meldt Van Buchell het treurig lot,
aan zijn werk te beurt gevallen: „Ego in patria historia
versor, Hedam ac Becam recenseo et notis historicis
illustro. Feci illud ante annos plures, sed Germaniae
calamitas et meis illis scriptis fatalis fuit, quae ad doc-
tissimum Gruterum, eo valde petente, Heidelbergam
miseram" 2). Maar desondanks wilde hij voleindigen wat
hij begonnen was. Gaarne zou hij het boek gedrukt zien,
als hij maar tijd van leven had om het te voltooien:
„Si vixero, lucem videbunt; sed terminus mihi brevis
conceditur"

Van Buchell heeft zijn ideaal niet bereikt: hij heeft de
kronieken van. Beka en Heda niet meer gedrukt gezien.
Maar hij is er aan blijven werken zoolang hij eenigszins kon.
Nog 4 October 1640 schreef hij aan Scriverius: „Ad Bekae
Chronicon, si quae vicissim habeas, ea ad nos si miseris.

1) HS. 836, fol. 193.

2) HS. 983, fol. 69.

3) Ibid.

-ocr page 93-

rem hoc tempore smnmo gratam te facturum crede"
Van dit werk, een nieuwe betere uitgave van Beka en
Heda, waaraan Van Buchell zoovele jaren gearbeid heeft, be-
waart, voor zooverre de documenten na 1622 zijn bijeen-
gebracht, de bibliotheek der Utrechtsche Universiteit in
Hs. 793 de zichtbare bewijzen. Maar van de wijze, waarop
hij werkte, vindt men ook tal van aanwijzingen in zijn
brieven.

Aan Pontanus schrijft hij: „Ego ab aliquo jam tempore
in patria versor historia. Annales et Cronica nostra.
Bekam item et Hedam, cum melioribus scriptoribus,
monumentis item in archivis nostris reliquis conferre
coepi; multa in iis
xbvvxra nxi TTxpxSo^ä\'rspx inveni, quorum
quaedam data occasione cum amicis Merula, Scriverio,
Vossio et nuper Ampzingio rcü ^xKxpiTov, cui et sphal-
mata quaedam in Harlemo suo indicavi, mutaturo ea, si
vitam summus rerum arbiter ipsi concessisset, com-
municavi" Hier zien wij dus Van Buchell de archieven
te baat nemen, om achter de waarheid te komen. Hij
kan de fabelen en vertelseltjes, die we zoo vaak bij de
kroniekschrijvers aantreffen en die voortleefden in den
mond des volks, niet zoo maar geloovig aannemen.

Aandacht verdient evenzeer wat hij schrijft in een brief
van 26 Januari 1632, zonder opschrift, maar bestemd voor
Aub. Miraeus, die zijn hulp heeft ingeroepen voor histo-
rischen arbeid: „R. V. intelligere ex hisce et prioribus
meis satis superque poterit, animum meum propensum ad
juvanda studia communia, quatenus ad patriae antiqui-
tates e tenebris ignorantiae eruendas et in lucem protra-
hendas tendant. Mitto itaque sex septem diplomata, \'ex
nostris originalibus desumpta, in quibus saepe non solum
character um picturas, sed et scripturae etiam vitia imitatus
sum, sigilla quoque addidi, quo majorem fidem facerent;
et ut mea quidem fert opinio, aliquid in iis est quod
delectet simul et instruat, si nempe formas, materiem,
si modum, si mutationes ad singula saecula alternantes

1) HS. 983 fol. 106vo.

2) HS. 1053 fol. 152.

-ocr page 94-

inspicias. Atque inde optimam Kplaiv nos sumere licebit
verorum fictitiorumque monumentorum" Hier zien we
Van Buchell als een nauwkeurig werker, \'t Zal voor
Miraeus, toen hij de gemaakte afschriften der diplomata
ontving, bijna geweest zijn, alsof hij de origineelen
zag. Deze bescheiden zoo getrouw mogelijk weer te geven,
was al sedert jaren Van Buchell\'s streven; want hij wilde
een verzameling van diplomata uitgeven, hetgeen hij echter
opgegeven en aan Miraeus overgedragen heeft: „Ego apud
animum meum constitueram jam ante aliquot annos diplo-
matum Batavicorum dare volumen, et erat quodammodo
in promptu jam materia; verum cum parum grata fore
ea viderem nostris hominibus, malui a vobis id fieri,
quibus etiam major facultas talia in lucem protrudendi,
majorque typographorum est copia; pauci etiam hic talium
sunt amatores et nostri impressores certum nisi lucrum
spectant" 2), Het eerste plan derhalve tot het uitgeven
van een Nederlandsch oorkondenboek, waardoor Van
Buchell een juisten blik toonde te hebben op hetgeen
boven alles noodig was om de vaderlandsche historio-
graphie vooruit te brengen.

Een ander bewijs, hoe ijverig hij bestaande bescheiden
doorsnuffelde om tot de waarheid te komen, vinden we
in een brief van Van Buchell aan Ad. Vorstius: „Neque
hoe tantum anno 860 inundationes aut ejusmodi violentae
tempestates acciderunt, verum saepius hoe malo vexatae
hae provinciae; et maximi quoque diluvii meminere scripta
in archivis nostris extantia circa annum 900 sub Rath-
bodo episcopo in haec verba: „Anno ab Incarnatione Domini
DCCCC apparuit in coelo mirabile signum; stellae nam
visae sunt undique tanquam ex alto in orizontis imo
fluere circa poli cardinem, omnes fere inter se invicem
concurrere, quod prodigium secutae tristes rerum calami-
tates: aeris videlicet maxima intemperies crebrique ven-
torum turbines, fluminumque terminos suos transgredien-
tium terribilis quaedam quasi cataclysmi imago". Similes

1) HS. 1053 fol. 143.

2) Id. fol. 144.

-ocr page 95-

et ante et post tempestates contigisse non semel memoriae
proditum est, ita ut nulla necessitas aut firma ratio eam
mutationem ad supradictum annum accidisse convincat"
En even verder heet het: „k°. 1170 mare vehementi ven-
torum vi liminibus suis excussum 4 Non. Novembris terram
Fresonicam ex parte submersit. Meminerunt et hujus
Beka et ex eo Cronicum Magn. Belg., quibus, quamvis
dubii et vacillantes, videntur accedere Heda, Snoius, Hor-
tensius, quin et ipse Douza apertius, neque ab hoe valde
alienus est .Junius. Sed nec illi in sua opinione magis
firmi sunt, cum ego eam sententiam certissimis testimoniis,
ex nostris archivis depromptis, destruere possim, ex quibus
duo adferam omni exceptione majora. Prior e de urbis
incendio agitur, ubi haec verba leguntur: anno 1148 con-
flagravit major pars civitatis Trajectensis sub Heriperto
episcopo, et turn futuris periculis prospectum est, et pro
aquarum undique commoditate acquirenda ordinatae sunt
fossae per urbem et aquae e Rheno inductae, quae in
Vechtam fluvium perpetuo decurrerent" 2).

Eindelijk vinden we nog in een schrijven aan Pontanus
(27 Juni 1687) deze uitdrukking: „quod ex diplomate,
in archivis Summi collegii etiamnum extante, constare
potest" 3). Juist omdat Van Buchell voor zijn uitgave van
de kronieken van Beka en Heda nauwkeurig de archieven
bestudeerde, hebben zijn aanteekeningen zoo groote ge-
schiedkundige waarde.

Dat Van Buchell\'s handschrift nagenoeg persklaar was,
zegt ons een brief aan Pontanus zonder jaartal, waarin
hij nog eens een staaltje geeft van zijn zorg, die hij aan
Beka en Heda wijdde: „Recensio mea Chronicorum Becani
et Hedae prelum exspectat; tantum bibliopola, qui ultro
eam a me expetiit, chartae difficultatem obtendit. Offi-
cinae etenim in Germaniis pleraeque vacant vel corruptae
sunt, adeo ut vix sufficiant quotidiano usui, cum Gallia
suas\'etiam Hispanis et Italis ministret, et quod insolens

4) ld. fol. 149vo.

HS. 1053 fol. 150.
3) ld. fol. 159,

-ocr page 96-

LXXXVIII

Moschovia hoc anno plures suppeditavit. Addideram olim
iisdem scriptoribus notas quasdam historicas, sed tumul-
tuarie tum congestas, instante clarissimo Grutero, quarum
nullum penes me apographum retinueram, nectantirem,
sed meo, ut jam experior, incommodo aestimabam. Nunc
eas utcumque ex memoria revocavi, non destinato opere;
verum tantummodo ut nonnulla, quae mihi a veritate
aberrare visa sunt, indicarem et ex nostris monumentis
corrigerem, quibus et addidi ex opinionum verisimilitudine
alia minus obvia"

Zoo werkte Van Buchell aan een goeden tekst van Beka
en Heda, ijverig en nauwgezet de oude documenten
raadplegend. Zijn ruime blik komt vooral uit in zijn schrijven
d.d. 24 December 1630 aan Samuel Ampzing: „Quae priori-
bus indicavi, amice, feci et animo juvandi ac promovendi
patriae historiam, quam non unius civitatis limitibus cir-
cumscriptam aut paucorum agrorum jugeribus compre-
hensam putavi; sed ea omnem quantacumque olim. fuerit

Bataviam complectendam censui..... Quare sano juditio

hoe genus scriptorum (i. e. monachorum) expendendum
est: mores et ritus cujusque seculi examinandi, in quorum
confusione maxima scribentium pars peccare solet. Sunt
qui vetera ad nostri hujus et proximi seculi mores com-
ponunt, quidquid cum iis non convenit rejiciunt tanquam
rejiculum et obelo notant; imo quae nunc est
multorUm
audacia, hereticum sapit, quidquid adversatur ipsorum
commodis. Memini politicotaton virum, praeceptorem
olim meum J. Lipsium Bembum non injuria carpere,
quod ^ cum Venetam ille sibi describendam sumsisset
historiam, omnia tanquam in Senatu romano et florente
illa republica agerentur, illuc veluti in scoena exhiberet.
Ego vero contra plures posteritati ludibrium debituros
opinor, quod ante aliquot secula apud majores gesta sic
describant, ac si hoe nostro demum aevo gererentur. Sin-
gulae aetates suos mores, ritus, sacra imo et fata habue-
runt, adeoque scripturam, characteres et stilum, in quibus

4) HS. 1053 fol. 155.

-ocr page 97-

discernendis, qui caecutiunt veritati, eos tenebras ofFundere
necesse est" \').

Van Buchell stelt zich hier op een zuiver standpunt
om de geschiedenis goed te behandelen. Lang vóórdat
het woord: „il faut juger les écrits d\'après leur date" ge-
sproken was, legde hij in eenigszins andere woorden dezelfde
gedachte neer en bracht hij haar in praktijk.

Helaas heeft Van Buchell maar weinig geschiedkundige
werken geschreven, waarin hij zijne denkbeelden kon
verwezenlijken. Maar desniettemin komt hem wegens
den rechten blik, dien hij bezat op het wezen der histo-
riographie, onder onze vaderlandsche geschiedschrijvers
een eereplaats toe. Misschien ging hij te veel op in allerlei
kleinigheden, zoodat er niet genoeg tijd overbleef om te
geraken tot een degelijk overzicht van \'t groote geheel.
Hij arbeidde veel en op de rechte manier; maar aange-
zien hij alles nauwkeurig, tot in de kleinste bijzonder-
heden, wilde geven, kwam hij niet gereed met wat hij
onderhanden had. Dit blijkt duidelijk in zake de uitgave
der kronieken van Beka en Heda. Toen hij stierf, was
ze nog altoos niet geheel voltooid; dit onvoltooide
werk (waarin niettemin tal van voortreffelijke en belang-
rijke mededeelingen van Van Buchell voorkomen) werd
door Lap van Waveren uitgegeven onder den titel: J. de
Beka et W. Heda,
De episcopis Ultrajectinis, recogniti et
notis historicis illustrati ah A. Buchelio
.....Ultr. 1643

Verder verscheen van hem, meer dan anderhalve eeuw
na zijn dood:
Deseriptio urbis Rheno-Trajectinae, aliaque
ad res praesertim Trajectinas spectantia, excerpta ex inedito
MS. Arnoldi Buchdüi diario
3); de geschiedenis dezer uit-
gave werd meegedeeld door Dr. P. J. Vermeulen in het

1) ld. fol. 134—135.

2) Vgl. over de verschillende handschriften en drukken dezer kroniek:
Dodt van Flensburg,
Friend des Vaderlands, VIII 5 vlg., 420 vlg.;
De Wind,
Bill, der ISederl. QescUedscTirijvers 1ste dl. Ie sluk (Middelb.
1831) blz. 115—116, noot 13; Moll,
XerTcgesch. van \'Sederl. vóór de
Eervorming
I blz. XVIII—XX; Tiele, Cat. God. manuscript. Bill. Univ.
Bh. Traject,
p. 203, n". 793.

3) Thans herdrukt in Bijdr. en Meded. v. h. Eist. Qen. 1906.

-ocr page 98-

xc

Tijdschrift voor oudheden, statistiek enz. van het bisdom, de
provincie en de stad Utrecht
(Utrecht 1849) III blz. 67—73 \')•
Behalve deze
Descriptio, vervaardigde hij nog: Monimenta
passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri
inventa.
Het handschrift dezer Monumenta, op dit oogenblik in
het bezit der familie van wijlen Jhr. Smissaert te \'s-Graven-
hage, wordt aldus ingeleid: „De origine, antiquitate ac
incremento celeberrimae hujus urbis cum singulari libello
quaedam (ut in ea rerum ac temporum obscuritate inte-
grum mihi fuit) scripserim, hoe in libro tantum ea col-
lecturus sum, quae adhuc in templis ac locis publicis
partim cum temporis injuria luctantia, partim hoc nostro
demum aevo posita supersunt monumenta, adjunctis
etiam quibusdam mea tandem aetate sublatis; neque ea
verbis modo, sed et forma sua, lineamentis ac coloribus,
quantum licebit, exprimere conabor. Aegris nempe oculis
tot nuper sepulcrorum aliorumque tam publicorum quam
privatorum operum monumenta bellorum civilium iniqui-
tate deperdita ac irrecuperabili calamitate extincta per
totum Belgium inspexi; quae si a curiosis et antiquitatis
amantibus hominibus excerpta extarent, magnum procul
dubio ad historiae veritatem e tenebris eruendam operae
pretium factura viderentur". Ofschoon in dit handschrift
bijna uitsluitend gekleurde teekeningen voorkomen, zijn
er toch ook tal van aanteekeningen bijgevoegd, die niet
zelden van groote historische waarde zijn.

Verder is hij bezig geweest:

1° met het in alphabetische orde samenstellen van de
Vitae eruditorum Belgicorum Voor zooverre we hier de
korte levensbeschrijving van eenige geleerden aantreffen,
bleek ons, dat er veel in voorkomt, wat elders tot nu
toe onjuist wordt meegedeeld; we vinden alweer het resul-
taat van degelijke nasporingen en van inlichtingen,
ingewonnen dikwijls bij de personen zelf, die Van Buchell
in zijn lijst wilde opnemen. Zoo lezen we bijv. in een
brief aan den Harderwijkschen hoogleeraar Pontanus:

1) Het Hs. iu de Uaiv.-Bibl. te Utrecht; zie Tiele, t.a.p. 205 u". 799.

2) Cf. Cat. Tiele, p. 216. HS. 838.

-ocr page 99-

„Accessit et alia causa, nempe quod cum de scriptoribus
Batavis jam baberem in manibus indiculum et tu sane
quam optime de hac gente (ut tua in lucem edita satis
superque testantur) meritus sis, de te ipso intelligerem,
an in hac nostra Batavia natus, an educatus (de Dania
nam quid inaudieram), an parentibus Batavis iisque
Haerlemensibus prognatus esses, et quae ad eam rem
compendio facere putares, a te docerer, quod quam mihi

gratum futurum sit, facile divinabis.....Insuper a vobis

intelligere aveo, quid de historia ac rebus Gelricis sperare
debeamus, cum vobis eam provinciam esse datam ab
Ordinibus ducatus istius intelligam. \'O y^xmphyi? Merula
illud onus olim susceperat, cujus etiam inchoata vidi,
sed Parca laborioso illi vel supra opinionem viro manum
injecit nec absolvere permisit. Luntius post eum quaedam
tentavit, sed in colligendis et coacervandis monumentis
quam scribendo vir melior. Tu vero, summe virorum,
tua eruditione et insuper diligentia perficere ea posses,
quae illi ne quicquam tentarunt, quod equidem summopere
velim"

Adversaria de vitis illustrium feminarmn Ook onder
vrouwen had hij er aangetroffen, die hoog in zijn schatting
stonden aangeschreven.

Descriptio urbis JJltrajectinae; de veteri regimine ejus
provinciae diatribe,
„quam Jo. Latius suae Belgici Con-
foederati Reipublicae inseruit a° 1630". Hiervan maakt Bur-
man 3) gewag onder de door Van Buchell nagelaten ge-
schriften. De verhandeling, zooals ze in Hs. n° 1053 t. a. p.
voorkomt, begint aldus : „Clarissime doctissimeque vir, cum
pridem inter nos de republica nostra et ejus statu
quaedam conferremus, memini me pollicitum, quam pri-
mum res meae ferrent, aliquid super ea re, Deo permit-
tente, scripturum et ad vos missurum; quod ne insuper
habuisse aut neglexisse videar, haec pauca chartis tradere

1) HS. 983, fol. 121.

2) Cat. Tiele, p. 216 Ji®, 839.

3) Trajectum eruditum virorum doctrina illustrium (Traject. 1750) p. 41.
Vgl. De Laet,
Belgii confoederati Bes\'puUica enz. {Leiden 1630) p. 155
—176; Tiele,
Catalogus p. 257, n" 1053 fol, 125—133v.

-ocr page 100-

volui, quae compendio regimen et statum hujus nostrae
urbis ac provinciae, item mutationes ab initio ad haec usque
tempora continerent" In deze beschrijving vinden we
uitsluitend Utrechtsche toestanden beschreven, in verband
met wereldsche aangelegenheden; over godsdienstige zaken
bevat zij niets: „De relligione nihil est quod addam, cum
fere eandem cum reliquis Confoederatae Belgiae populis
observenf.

De Durdrechto, ejus nomine, origine, antiquitate, fun-
datore et progressu, excerpta ad doctum virum Gerardum
Vossium
2). Over deze verhandeling spreekt Van Buchell
in een brief aan Van Beverwijck te Dordrecht: „De
Durdrechto quod moliris, rem te dignam facis; plures ten-
tarunt, sed tentarunt tantum: Vossius, Gouthouvius, alii.
Unius modo Boxhornii extat ejus deseriptio satis ampla,
cum caeteris Hollandiae hodiernae urbibus. Ego quod
conferam vix invenio"

5° Een verhandeling voor Adolf Vorstius: De Rheni
obstructione apud Catvicos
Van Buchell heeft, toen hij
dit stuk schreef, vooral gebruik gemaakt van de kronieken
van Beka en Heda.

6° Een stukje over de namen van de Oostzee voor den
Utrechtschen rector Antonius Aemilius De daarbij
gevoegde brief is door Tiele over \'t hoofd gezien.

Deseriptio jlorimi, fructuum, herbarum a Chr. Passaeo
jun. in aere incisorum.

S° Appendix Atlanti Oerhardi Mercatoris a Jodoco Hondio
(1630 Amst.)

"Wellicht is hij ook bezig geweest met een studie over
Willebrord. In Hs. n° 843 (Tiele t. a. p. 217) vinden we

1) HS. 1053 fol. 125.

2) HS. 1053 fol. 120—124.

3) HS. 983 fol. 106. Zie dezen brief aangehaald boven blz. XXXII.

4) Vgl. Tiele t.a. p. 257 n" 1053, fol. 147v—157.

5) Vgl. Tiele t. a. p. 234, n® 983, fol. 77v—78v.

6) HS. 1053 fol. 145vo—147. Met potlood werd hierbij aangeteekend:
„Deze Lat. vertaling van den verkleinden atlas Mercatoi\'—Hondius bij
Cloppenburg verschenen in 1632. Zie mijne (d. i. P. A. Tiele\'s) biblio^
graphie voor land- en volkenk. — N°. 749. Aanteek,"

-ocr page 101-

xciii

vermeld: „fol. 66—71. Vita S. Willibrordi archiepiscopi
Trajectini, auctore Theofrido abbate Epternacensi, (ex-
cerpta) ex Ms. Cod. Epternacensi". Deze vermelding alleen
bewijst niets; maar ze wordt duidelijker uit een brief, dien
G. Sandelin in 1628 uit Delft aan Van Buchell schreef.
Immers heet het hier: „Scripsi vitam S. Willibrordi,
eamque ex fidedignis auctoribus, literis ac diplomatibus,
servato ordine, quantum fieri potuit, temporum concin-
natam, addita chronologia. Mea manu exarata tradidi
D. Heriberto Rosweydo, ut consideraret, emendaret ac
vel meo vel suo nomine, si ita videretur, ederet. Ille
abbati Epternacensi communicavit, deinde ad suos Dua-
censes misit. Quid porro de ea actum sit, ignoro. Non
credo tamen typis extare, nec enim me lateret. Si penes
me esset vel certe exemplum, mitterem lubens et cen-
suram tuam quo vis ambitu sollicitarem" \'). Zou Sandelin
aldus aan Van Buchell over Willebrord hebben ge-
schreven, indien laatstgenoemde hem niet om inlichtingen
over dezen eersten bisschop van Utrecht had gevraagd?

Uit al hetgeen wij van en over Van Buchell lezen, krijgen
wij den eindindruk, dat hij vooral in de geschiedenis der
middeleeuwen volkomen thuis was. Van Buchell moge
een goed rechtsgeleerde zijn geweest, zoodat men prijs
stelde op zijn adviezen zijn ware en blijvende beteekenis
ligt op historisch gebied.

Dr. L. A. VAN LANGERAAD.

4) HS, 983 fol. ISlvo en 152.
2) Buman,
Trajectum eruditum. p. 39.

-ocr page 102-

IP

i.-r

m.

Xi. ÏÎ. J« . ,

-ocr page 103-

WOORD VOORAF.

Ter inleiding een enkel woord mijnerzijds over het
handschrift, dat aan deze publicatie als grondslag diende,
over haar voorbereiding, over de gevolgde wijze van uit-
gave, over haar algemeenen inhoud en haar geschied-
kundige waarde.

Het handschrift, dat ons Arend van Buchell\'s Diarium
bewaart, is tegenwoordig in bezit der Universiteits-biblio-
theek te Utrecht Het bestaat uit twee folio-deelen,
waarvan het eerste 275, en het tweede 237 bladen telt. De
pagineering is met potlood door een moderne hand bijge-
schreven. In het eerste deel fol. 53 begint het eigenlijke
Diarium, met het jaar 1560. Vooraf gaat de Descriptio
urbis Rheno-Trajectinae,
in 1817 door Mr. P. van Musschen-
broek uitgegeven en thans, door de zorgen van Mr. S.
Muller Fz., herdrukt in de laatste
Bijdragen en Mededee-
lingen
van het Historisch Genootschap (blz. 131—268).

De tekst in beide deelen wordt afgewisseld door meestal
gekleurde penteekeningen van bezichtigde gebouwen en
monumenten, oude stadsgezichten, familiewapens, stand-
beelden, gecostumeerde personen, munten, medaille\'s en
andere antiquiteiten. Deze teekeningen passen bij den
nevensgaanden tekst ter illustratie. Dikwijls zijn ook inge-
lascht, zonder samenhang met den context, genealogieën
van adellijke geslachten 2).

Het gansche manuscript is door Van Buchell eigen-

1) P. A. Tiele, Catalogus eodicum manuscr. Bibl. Universitaüs EhenO\'
Trajectinae
(1887) No. 798.

2) Zie hierover Descriptio, uitgave van Mr. S. Muller Fz., blz. 137.

-ocr page 104-

XCVI

handig op papier gebracht, doch vermoedehjk naar
kladboekjes of Rapiaria, waarin hij terloops zijn
haastig gemaakte aanteekeningen te boek stelde. Zulk
een Rapiarium wordt nog in de Utrechtsche Uni-
versiteits-bibliotheek bewaard \'t Is een zakboekje in
12°, groot 202 bladen en loopende van April 1587 tot
Juni 1588. Geleidelijk zijn 6r tal van kantteekeningen
bijgevoegd, die later al of niet in den tekst werden
opgenomen. Bij vergelijking met dit éénig overgebleven
exemplaar bleek, dat de definitieve redactie van het
Diarium
in hoofdzaak, behoudens kleine toevoegsels en onbe-
duidende weglatingen of wijzigingen, dien van het
Rapiarium trouw gevolgd heeft. Alleen zijn de pentee-
keningen hier ongekleurd en niet dan zeer schetsmatig.

Wanneer het afschrijven en in definitieve redactie
brengen van den tekst geschiedde, kan niet met volle
zekerheid worden bepaald. Hoogst waarschijnlijk begon
Van Buchell hiermede eerst nè zijne promotie en na zijn
huwelijk (26 Mei 1593), toen hij zich\\oorgoed als rustig
burger te Utrecht gevestigd had. Jarenlang schijnt hij
met dit in netschrift overbrengen bezig te zijn geweest.
In 1609 of daarna lascht hij nog een aanteekening in over
wat in 1588 gebeurd was 2).

Wij kunnen nog verder gaan en constateeren: evenals
hij de
Deseriptio samenstelde, heeft hij ook zijn Diarium
„voortdurend herzien en omgewerkt. Nooit was hij geheel
voldaan; nagenoeg niets heeft hij gebracht tot de vol-
making, die hij noodig achtte voor een gedrukt boek" s).
Vandaar de veelvuldig voorkomende toevoegsels en ver-
beteringen, zelfs in het netschrift. Een merkwaardig voor-
beeld is de randbemerking, die hij nog in 1626 voegde
bij zijn aanteekeningen op Juli 1595

1) Catalogus-Tit\\e No. 761.

2) Zie boven blz. 187 noot 1.

3) Mr. S. Muller t. a. p. blz. 134.

4) Zie boven biz. 394 noot 2. ~ Ook blz. 15, waar de bij Johannes
Tafflnus pvoegde tusscheuzin: „qui adhuc anno 1600 ecclesiastes Haer-
lemiensis", om Yan Buchell\'s eigenaardige manier van werken, nie!s
afdoende bewijst voor het tijdstip der definitieve redacSie.

-ocr page 105-

Xcviï

Van den anderen kant schreef Van Buchell „niet altijd
over met de noodige zorg, zooals uit sommige schrijf-
fouten blijkt" 1). Trouwens, nauwkeurig afschrijven was
zijn sterke zijde nooit. Zelfs niet, wanneer hij inscriptie\'s
van oude monumenten had te kopieeren. Uitnemende
kenners als Mommsen en Henzen getuigden dan ook van
hem: „Buchellius parum accurate lapides descripsit" 2).
Misschien ook arbeidde onze rustelooze werker s\'avonds
bij gebrekkig licht, of waren zijn oogen niet al te scherp.
Anders zijn de talrijke „lapsus calami" bij zulk een door-
kneed latinist als Van Buchell niet gansch verklaarbaar.

Over de voorbereiding dezer uitgave zijn door het Be-
stuur van het Historisch Genootschap in de laatste Jaar-
verslagen reeds enkele mededeelingen gedaan.

Oorspronkelijk had Dr. L. A. van Ijangeraad alléén de
publicatie van het
Diarium voor zijne rekening genomen.
Maar in 1903 verklaarde het Bestuur, na „reeds gedurende
12 jaar in correspondentie" over deze zaak te zijn geweest,
dat de ingezonden kopie „bij het definitieve onderzoek
nog verre van persklaar bleek". Daarom kwam het Bestuur
tot eene overeenkomst met Dr. van Langeraad, dat het „de
verdere bewerking van het door hem vervaardigde afschrift
van het
Diarium aan een anderen bewerker zoude op-
dragen" 2). De keuze van dien anderen bewerker, geneigd
om deze weinig aanlokkelijke taak te aanvaarden, was
niet ruim en viel derhalve op mij, die destijds nog in
het Bestuur zitting had. Van den nood eene deugd
makende, heb ik er mij gewillig in geschikt, vooral op
vriendelijken aandrang en op het loffelijk voorbeeld van
den l®ïi Secretaris, die zelf ook tot devies schijnt te hebben
gekozen het woord van Sint Maarten, den patroon zijner
geliefde bisschopsstad: „Non recuso laborem".

Wat ik verder aan deze uitgave te doen had, worde
nogmaals zooveel mogelijk gezegd in den objectieven ver-

4) Mr. S. Muller t. a. p.

2) Aangehaald door Rodolfo Lanciani, Her italicum p. 36.

3) Bijdragen en Meded. XXIV (1903) p. VI.
Buchellius, Commentarius.

-ocr page 106-

xcviii

haaltrant van liet Bestuur. Vooreerst heb ik het inge-
diende „afschrift geheel met .Van Buchell\'s tekst verge-
leken". Wijl ik mij echter „met de bij de bewerking
gevolgde methode niet in allen deele vereenigen" kon,
werd mij volle vrijheid gelaten „tot het aanbrengen der
wenschelijk geachte wijzigingen. Die wijzigingen waren
wel is waar niet ingrijpend; maar toch moest nu het ge-
heele handschrift opnieuw doorgewerkt worden"

Voor den uit te geven tekst moest derhalve op de eerste
plaats worden gedaan wat de Franschen zoo teekenachtig
noemen: „en faire la toilette". Of dit een aangename
bezigheid is, vooral waar het een anderman\'s werk betreft,
blijve aan het oordeel van den welwillenden lezer over-
gelaten. Doch er restte nog een andere en gewichtiger
taak. Van Buchell\'s
Diarium volledig en onveranderd uit
te geven, scheen van meet af onraadzaam. Zulk een
„rudis indigestaque moles", met al hare overlading van
nu tamelijk-waardelooze berichten en aanteekeningen, na
drie eeuwen zoo maar rauwelings op tafel zetten der histo-
rische wetenschap, zou aan menigeen stellig een indigestie
hebben bezorgd. Er moest noodzakelijk worden geschift.
Zoo had ook Dr. van Langeraad het begrepen en daarom
tal van overbodige passage\'s, die in het
Diarium voor-
komen, in zijn afschrift eenvoudig weggelaten. Doch vóór
alles kwam het erop aan, de schifting van dit ellenlange
materiaal naar een vasten maatstaf te regelen.

Overbodig scheen vooreerst de opname der verschillende
reisbeschrijvingen over het buitenland. Met alleen omdat
deze voor onze eigen geschiedenis van weinig of geen
belang zijn, maar ook omdat buitenlandsche geleerden
— tot lof van het Bestuur van ons Historisch Genoot-
schap zij hierbij gevoegd, op deszelfs kloek initiatief —
met de uitgave dier gedeelten van het
Diarium zich reeds
hadden belast of althans bezig zijn. A. Vidier liet ver-
schijnen :
Description de Paris par Arnold van Buchell ;
Rodolfo Lanciani het: Iter italicum s); baron de Waren-

1) Bijdr. en Meded. XXV (4904) p. IX.

2) Paris 1900.

3) Roma 1902.

-ocr page 107-

ghien het gedeelte, dat handelt over Van Buchell\'s ver-
blijf aan de Universiteit van Douai i); Dr. H. Keussen te
Keulen nam eindelijk de uitgave op zich van het Duitsche
reisjournaal, te bewerken voor den „Historischen Verein
für den Niederrhein", waarbij zoowel de twee reizen door
Duitschland in 1587 en 1591, ontleend aan het
Diarium,
alsook grootendeels het afzonderlijke journaal der Duitsche
reis van 1599 het licht zullen zien Naar het eenmaal
opgezette beginsel werd, in overleg met het Bestuur, over
deze buitenlandsche reizen bepaald, dat dienaangaande
alleen datgene in onze uitgave zou worden opgenomen
wat op Van Buchell persoonlijk betrekking heeft: zijn
itinerarium dus en hetgeen onderweg door hem persoonlijk
werd beleefd of ondervonden. Grooter moeilijkheid bood
het gedeelte van het
Diarium, dat handelt over Van
Buchell\'s studietijd te Douai (Maart 1584 tot Juni 1585).
Dit gedeelte zou namelijk slechts in Fransche vertaling
worden uitgegeven, nogwel in een ten onzent nauwelijks
beschikbaar locaal tijdschrift, terwijl het veel behelst, wat
niet alleen waarde heeft voor de plaatselijke kennis der
stad Douai en hare omgeving, doch ook voor onze eigen
cultuurgeschiedenis, als beschrijvende de toenmalige wijze
van studeeren en leven aan een 16®eeuwsche Universi-
teit, waar menigeen onzer voorouders zijn hoogere studie\'s
deed. Wanneer ook laatstgenoemde waardebepaling voor-
handen was, scheen opname der over Douai handelende
passage\'s wèl degelijk gewenscht.

Maar ook in het overblijvende, eigenlijke hoofdbestand-
deel van het
Diarium moest het snoeimes zooveel mogelijk
naar een vast systeem gehanteerd worden. Na veel ge wik
en geweeg bleken de volgende regelen het meest aan-
nemelijk:

1®. Begonnen zou worden met het jaar 1560, waar de
auteur heel spoedig (in Juni) gegevens gaat putten uit
het kasboek of rationarium zijns vaders.

1) Un Sollandais à VVniversité de Douai (Société d\'agriculture des
sciences et des arts .... à Douai, 1904, p. 403—472.)

2) Vgl. Bijdr. en Meded. XXV (1904) p. VlH.

-ocr page 108-

2«. Gepubliceerd worde alwat op Van Buchell zelf en
zijn persoonlijk betrekkingen slaat, als behoorende tot
zijne biografie.

3e. Eveneens alwat eenigermate belangrijk kan worden
geacht voor onze vaderlandsche, gewestelijke of locale
geschiedenis en door Van Buchell blijkbaar niet geput is
uit gedrukte bronnen van genoegzame bekendheid.

4e. Het overige kan wegvallen.

Onder 3e is uitteraard aan redenen van convenientie
een groote invloed overgelaten bij de beslissing omtrent
het al of niet opnemen van dezen of genen passus. In
twijfelachtige gevallen werd dan ook doorgaans aan een
niet te engen maatstaf de voorkeur gegeven. Ook liet de
daar aangeduide restrictie, wat Van Buchell\'s geraad-
pleegde bronnen betreft, vanzelf eenige zeer redelijke uit-
zonderingen toe. Zoo voor de reeds gedrukte „Kroniik
van Utrecht, 1576-1591", waarvan het
Diarium in 1578
gebruik begint te maken; welke methode van schifting
daarbij het meest verkieselijk scheen, is ter plaatse ge-
zegd O Zoo ook voor de
Descriptv), wier eerste uitgave
door Van Musschenbroek zeldzaam geworden is en de
toevalhg daar verstrooid geraakte, eigenlijk misplaatste
historische aanteekeningen niet gemakkelijk laat terug-
vinden, terwijl de nieuwe uitgave door Mr. Muller ze
logisch uitschuiven zou. Wat van zuiver-historischen aard
was en belangrijk genoeg scheen, werd derhalve, ofschoon
reeds door Van Musschenbroek gedrukt, nogmaals in het
Diarium opgenomen, met verwijzing steeds naar de gelijk-
luidende of overeenstemmende plaatsen in de oude uit-
pve der
Descriptio- daarentegen zijn talrijke bijzonder-
heden van plaatsbeschrijvenden aard, de stad Utrecht
betreffende, die in den tekst van het
Diarium verscholen
staan en door Van Musschenbroek niet werden opgemerkt
nu aan Mr. Muller\'s publicatie overgelaten 2). \'

In het Diarium komen veel berichten over zaken van
staat en oorlog voor, die ook door onze groote geschied-

4) Boven blz. 50 noot 2,

2) Vgl. Bydr. en Meded. XXV (1904) p. IX.

-ocr page 109-

schrijvers, zooals Bor en Wagenaar, min of meer uit-
voerig zijn geboekt. Naar hunne werken wordt dan ter
plaatse geregeld verwezen. Ook kunnen Van Buchell\'s
mededeelingen vaak worden toegelicht door hetgeen gelijk-
tijdige chroniqueurs over dezelfde gebeurtenissen hebben
opgeteekend; bijv. de
Annales van Franciscus Dussel-
dorpius, het
Diarium van Everard van Bronkhorst, de
„Utrechtsche kroniek over 1566—1576", het
Journaal van
Anthonis Duyck enz. Hunne berichten, vooral wanneer
ze van hetgeen door het
Diarium over dezelfde zaak wordt
verteld eenigermate afwijken, zijn doorgaans geraadpleegd
en aan den voet der bladzijde geciteerd. Soms echter was
gebrek aan de noodige literatuur, die te Rome beschik-
baar stond, oorzaak, dat de noten niet overal met die
gelijkmatigheid en volledigheid zijn bewerkt als mijzelf
wenschelijk voorkwam. Aan de noten, van Dr. v. Lange-
raad afkomstig, zijn telkens zijne initialen toegevoegd.

Hem bleef ook, naardien hij zich reeds jarenlang met
dit onderwerp speciaal had bezig gehouden, volgens zijn
eigen wensch en met goedkeuring van het Bestuur, de
samenstelling der biografie van Arend van Buchell voor-
behouden. Het spreekt vanzelf, da,t deze naar inhoud en
vorm geheel en uitsluitend voor rekening blijft van mijn
geachten medewerker.

De breede uitvoerigheid van Dr. van Langenraad\'s levens-
beschrijving noopt mij tot kortheid, nu ik ten slotte nog
iets zeggen moet over den inhoud en de geschiedkundige
waarde van het
Diarium, moge althans mijne beknoptheid
dienaangaande verklaren en verontschuldigen.

Het Diarium is half autobiografie, half gedenkschrift.
In enkel naar tijdsorde saamgeregen, losse aanteekeningen
verhaalt het zoowel de levensgeschiedenis van Arend van
Buchell persoonlijk als bijzonderheden over zijn dikwijls
afwisselende naaste omgeving; maar tevens volgt het met
belangstelling de groote gebeurtenissen van het openbaar
leven in wijderen kring, „zooals ze zich voordeden aan
het oog van een studiegragen bewoner van Utrecht" Het

1) Mr, S. Muller Fz., Bijdr. en Meded. XXVJ (4905) blz, 131,

-ocr page 110-

begint in 1660, loopt dan onafgebroken voort, en eindigt
plotseling, zonder dat eenige reden blijkt waarom, in
April 1599. De lotgevallen der Utrechtsche burgerij, in
wier midden Van Bucheli geboren en getogen was, waartoe
zijn familie behoorde en waarvan hijzelf sinds 1593, toen
hij zich in de grijze bisschopsstad metterwoon vestigde,
een gezien lid bleef, krijgen natuurlijk het leeuwenaandeel
van de aanteekeningen en beschouwingen des schrijfgragen
auteurs. „Quicquid memoria dignum hactenus vel viderim
vel audiverim, brevi hoe commentariolo complectar" »),
zoo verklaart hij in de Voorrede van zijn, door hem aldus
betitelden:
„Commentarius rerum quotidianarum". Het
Diarium, in ongekunstelden vorm neergeschreven, werd
een caleidoscoop, dat een onmiddellijken kijk veroorlooft
op Van Buchell\'s particulier leven, zijn geestelijke ont-
wikkeling van de prille jeugd af, zijn reizen en studeeren,
zijn omgang met allerlei geleerden in het vaderland en
daarbuiten, zijn huiselijk verkeer met bloedverwanten en
vrienden, zijn innerlijke gemoedsstemmingen en zielestrijd,
waarbij moreele afdwalingen en intieme ontboezemingen
zelfs niet uitgesloten zijn. Ook zonder de talrijke bijzonder-
heden, door Dr. van Langeraad in den breede verhaald
over Van Buchell\'s leven, zou diens persoonlijkheid, alleen
reeds na aandachtige lezing van het
Diarium, ons geen
vreemde zijn gebleven. Wij kunnen hem nagaan, dikwijls
zelfs in de fijnste roerselen zijner eerlijke, maar zwakke
ziel, die behoefte had, nu eens aan bonte afleiding, dan
weder aan rusteloozen arbeid, om met zichzelf vrede te
vinden.

Bovendien vertelt de nauwkeurig opmerkende Van
Buchell tal van merkwaardigheden over het openbaar leven
om zich heen, niet slechts in de stad zijner inwoning
Utrecht, waar hij ooggetuige, niet zelden actief deelgenoot
was van het gebeurde, maar ook in de nog om het be-
staan worstelende Republiek, wier ontwikkelingsgang hij
als vurig patriot met levendige belangstelling gadesloeg
en als minutieus geschiedschrijver dikwijls tot in kleine

i) Zie boven p. 6.

-ocr page 111-

bijzonderheden met zorg te boek stelde. Verschillende,
reeds bekende feiten en populaire figuren onzer lands-
geschiedenis worden alleraardigst door hem geïllustreerd.
Fruin, die gaarne en gretig dit handschrift raadpleegde,
heeft dan ook meermalen, op zijn meesterlijke wijze, van
het
Diarium partij getrokken. Men herinnere zich slechts
het keurig en kleurig tafereeltje, dat hij in een zijner
Gtds-artikels wist te geven over de ontmoeting tusschen
Marnix en Brederode, naar aanleiding van hetgeen Van
Buchell daarover terloops vertelt Nog vier andere malen
heeft Fruin dankbaar van het
Diarium gebruik gemaakt 2).

Verder dient te worden gewezen op de interessante
plaatsbeschrijvingen, die Van Buchell in het
Diarium over
menige stad en streek van ons land achterliet, met allerlei
thans verloren détails, die natuurlijk de waarde ervan niet
weinig verhoogen. Alsook op den schat van gegevens,
waarmee de genealogie veler oud-Hollandsche familie\'s
door het
Diarium wordt verrijkt.

Maar het meest belangrijk schijnt mij deze bron voor de
vaderlandsche cultuur- en zeden geschiedenis. Zij brengt
ons in onmiddellijke aanraking met het dagelijksche leven
in huis en op reis, dat ook tijdens de verschrikkingen van
den 80-jarigen oorlog bij onze rustige en nijvere burgerij
zijn gewonen gang behield. Dit alledaagsche leven wordt
op ongekunstelde manier, in allerlei variatie\'s afgebeeld,
ik zou haast zeggen op heeterdaad betrapt. We krijgen
aldus een uitgebreide serie „kiekjes" naar het leven, è.
l\'instantanée. Naderhand zal evenzoo het geïllustreerde
dagboek van een ontwikkeld toerist, niet minder kunst-
en letterlievend dan Van Buchell te zijnen tijde was, voor
de kennis van önze beschaving noodzakelijk een onwaar-
deerbare bron worden. Ik koester nog altoos de stille
hoop, dat weldra een bevoegde hand —- zij het ook niet
de meesterhand van Fruin, maar toch veelszins haar nabij-
komende — aan de waarde van het
Diarium, als kenbron
onzer Nederlandsche cultuurgeschiedenis in de 16® en 17«
eeuw, volle recht zal doen wedervaren.

1) Zie boven blz. 242. — Verspreide geschriften IX. 83v.v.

2) Vgl. Register op de Verspreide geschriften blz. 45.

-ocr page 112-

ciV

Mijne bescheiden taak als inleider is hiermee ten einde.

Maar ik mag niet besluiten, zonder mij eerst te hebben
gekweten van een aangenamen plicht van dankbaarheid.
Jegens mejuffrouw Lucie Miedema te Utrecht, die behulp-
zaam was bij het vergelijken en vaststellen van den uit
te geven tekst. Jegens Dr. J. Hoogveld te IJsselstein, die
mij den grooten vriendschapsdienst bewees, welwillend
de vervaardiging der Registers op zich te nemen, en deze
onder mijn toezicht ook met bekwamen spoed voltooide.
Jegens prof. Dr. J. W. Muller, die zich bijzonder veel
moeite gaf voor het persklaar-maken der levensbeschrijving.
Maar vooral jegens Mr. 8. Muller Fz., die mij aanspoorde
en overhaalde om de laatste hand aan deze publicatie te
leggen en bij dit omslachtige, dikwijls verdrietige werk
mij voortdurend met raad en daad terzijde stond. Aan
zijn onvermoeide belangstelling, zich ruimschoots be-
tuigend in zaakkundige vingerwijzingen en geleerde op-
merkingen, zal het voor een niet gering deel eerlijk zijn
toe te schrijven, indien mag gezegd worden, dat deze
reeds zoolang dralende uitgave van het
Diarium dan toch
eindelijk en werkelijk rechtmatige verwachtingen bevredigt.

Rome,

21 Maart 1906. ^ROM.

Ifi

-ocr page 113-

[fol. 2.]

COMMENTARIUS RERUM ÛUOTIDIANARUM,

IN QUO PRAETER ITINERA DI VERSARUM REGIONÜM,
ÜRBIUM OPPIDORÜMQUE SITUS, ANTIQÜITATES,
PRINCIPES, INSTITUT A, MORES,

MÜLTA EORUM, QUAE TAM INTER PUßLICOS
QUAM PRIVATOS CONTINGERE SOLENT,
OCCURRUNT EXEMPLA,

LECTORIBÜS rilO CUJUSQUE INGENIO VEL UTILIA VEL
SALTEM NON INJüCUNDA FÜTURA.

Suchellius, üommeniar\'vAs.

-ocr page 114-

>

, t

mm ■

. •T\'/\'r^i ■ -, ■ . Vf

WtïltiiiiiM

"\'tl r

■ • -

-ocr page 115-

[fol. 1].

AD LECTOßEM CURIOSUM.

Esse aliquid nostras nugas fartasse putabis

Lector, at eductum pone supercilium
Mixta vides levibus non maxima seria nugis

Et fateor vohis displicet illud opus.
Me juvat hoc, laetoque lulens haec colligo vultu
Atque hie quo fiam doctior invenio.

-ocr page 116-
-ocr page 117-

[fol. 3.]

PRAEFATIO.

Quum vita haec nostra sit peregrinatio coacta potius
quam voluntaria, in hoc terrarum orbe et procul a patria,
quae est caelestis splendor, anima in hoc corporis carcere
vagetur, non abs re mundum hunc, quem pedibus cal-
camus et oculis coram cernimus, iter vocamus.

Moris autem fuisse etiam apud majores nostros, maxume
memorabilia et relatu digna in peregrinationibus notata
suis concivibus commemorare et nonnunquam posteris
scripta relinquere, constat; quod et tam apud Latinos
quam Graecos diligentissimi illi cosmographi, qui nobis
totum terrarum orbem tanquam ob oculos ponunt, fecere.
Quis nempe plura vidit Strabone, quae omnia xvii libris
conscripta Graece in manibus doctorum versantur ? Ptole-
maeus astrorum cautissimus scrutator, qui plura huic
scientiae addidit quam invenerit, ea scripsit, ea cognovit
quae omnium terrarum incolae vix simul potuissent.
Apud Latinos plures habemus, si numerum, si rem et
veritatem spectemus, pauciores. Mela in parvo non par-
vam gloriam et paucis totam terrarum machinam, tot
regiones, tot oppida complexus est. Plinius nimia dili-
gentia et superstitiosa curiositate caeteros omnes, qui de
hac materia scripserunt, facile superavit, quare multa
fabulosa veris immiscens, parce credendus videtur. Solinus
ex Plinio aliisque sua parum aequo delectu descripsit.
Nec principes id omisere studium; quin multi peregrina-
tionum actionumque suarum monumenta reliquere. Nam

-ocr page 118-

Sulla, Caesar, Octavianus et Antoninus diligenti admodum
cura, nullo fuco et majori veritate conscripsere res a se
bello paceque gestas, populorum mores, regionumque situs
et naturas. Hos neoterici, qui hac nostra et patrum avorum-
que nostrorum memoria, scientia et rerum peritia clari
fuerunt, imitati sunt; ita ut vix angulus ullus toto in
orbe lateat, quo non mortalium pervenerit sagacitas.
Quin quidam hoc nostro orbe non contenti, quum plures
mundos ex veterum fabulosis historiis esse didicissent,
longis et periculosis itineribus ipsum fatigarunt Oceanum;
nec frustra fuere, inventa nobili terrarum parte, quae
nullis ante cognita ad pedes nostros sive inferos [fol. 3^.]
usque latuerat. Hac laude maxume celebres fuere Lusitani,
quos insecuti Hispani illi, qui principem ejus regionis
partem Castiliam inhabitant.

Ego vero non tam externis peregrinationibus quam hac
communi omnium adductus, quicquid memoria dignum
hactenus vel viderim vel audiverim, brevi hoc commen-
tariolo complectar; et veluti pauperculae mulieres post
congregatam messem spicas relictas, ego leviora plaeraque
et a doctoribus fortassean omissa verius quam ornatius
colligam. Vale lector et te peregrinum hic, non civem i)
existima.

Trajecti Batavorum anno Christiano MD XXC HIX 2)
A. D. Xni Kai. Decemb.

1) Hs. : hospitera, veranderd in: civem.

2) — 1587.

-ocr page 119-

DIARIUM

AB ANNO CRISTIANO 1560.

[fol. 53.] Consules hoe anno fuere Cornelius Vermatius,
Eustachius Brakelius. Praetor Godefridus a Rhee i), eques
Auratus.

Pebruarius.

[fol. 53.] Hujus mensis 26 defuncto domino Alberto
ab Egmonda de Merestein, praefectus
(sic) ordinis Teutoni-
corum equitum, quern
lantcommendatorem vulgo vocant,
successit ei coadjutor et cognatus Franciscus a Loo, com-
mendator in Dieren.

Martius.

[fol. 53^.] 4 obiit Walterus Bilartius 2), eique successit
coadjutor sive curator propter adversam valetudinem datus
anno Christiano 1554 Wilhelmus ab Heteren.

Junius.

[fol. 54.] Nactus rationarium parentis, ante 30 annos
conscriptum. Non potui mirari satis auream illorum
temporum felicitatem omniumque rerum emptarum vile
pretium prae hujus temporis. Exempli causa pauca
hic adscribam. Emerat nempe thoracem ex holoserico
10 florenis 12 stuveris; tunicam manicatam ex panno
murinOj m.ulto holoserico fimbriatam et duplicatam 12 fl.;

1) Goerl van Reede, heer vau Amerongen.

2) Wouter vau Byler, de balyer der Johanniter-koramanderij van St.
Gathryne te Utrecht.

-ocr page 120-

thoracem gossypinam 25 st.; togam nigram 5 fl. 2 st.;
camisiam 15 st.; gladium 17 st.; lectos diversos pro 3
fl., pro 5 fl. 8 St., pro 7 fl. 6 st., pro 8 fl. 3 si; pulvi-
naria 23 st. et 28 st.; stragiilum 21 st. et 28 st. et 2 fl.
6 St., item 5 fl.; duo sindones siye lecticaria 21 st. et 26
St.; mappam majorem 17 st., 4 ob., minorem 10 st.; 12
mantelia 28 st.; quatuor etiam lini tela, 1 ulna empta
fuerat 2 st. 13 ob., 2 3 st. 13 ob., 3 4 st. 10 ob., 4 dicrossi
et tenuis 8 st. 4 ob.

[fol. 56.] ANNUS 1561.

Consules Johan Taets van Amerongen, Gerard Poth.

Februarius.

5 hujus mensis obiit Albertus Bollius, canonicus
Marianus, ac in sui collegii templo sepelitur.

Aprilis.

Aestas valde pluviosa, adeo ut pascua pleraque imbri-
bus inundarent.

[fol. 57v.] Augustus.

3 nata hoc die Jana Buchellia, soror mea germana
natu major.

15 obiit ^ post brevem infirmitatem Wilhelmus ab
Heteren balivius Johannitarum, sed exequiae primum sunt
celebratae circa Decembrem, postquam Henricus Berck
placetum (ut vocant barbarice consensum) in Curia \') ob-
tinuisset.

ANNUS 1562.

[fol. 59.] In fine hujus anni ad annum sequen-
tem in senatu fuere, ut ex litteris de 14 Octobri 1563

1) Het Hof van Utrecht.

-ocr page 121-

colligo: Godefridus de Rhede eques, dominus de Saetfelt
et Amerongen praetor, Jo. Tatius Amerongius, Gerard
Poth consules, Jo. Boll, Anthonius Foeyt, Cornel, van
der Maeth, Jo. Renessius de Cuylemburg, Eustachius
Brakel, Augustinus Sompeken, Amol. Theod. Leyden,
Ricardus Verhorstius, magister Jo. Philippus a Mathe,
Arn. Honthorst, Nicol. Ostremius, Sanderus de Bommel >).

Julius.

[fol. 60"*^.] Hoc anno 10 Kalend. Maji concepit archie-
piscopus statuta synodalia in Wyck Durostati, in quibus
multa secundum concilium Tridentinum reformat 3).

Hoc mense dedicationis celebrantur feriae Trajecti, ipso
Magdalenae festo, vocaturque is
(sic) solemnitas carmisse
vulgari vocabulo, a graeco fortean Kxpßoiruvyi. Tum turrim
Martinianum ascendendi omnibus licentia.

[fol. 61.] October.

Anno 1557. Ad subsidium belli contra Gallos immi-
nentis Maxaemilianus a Burgundia, dominus de Beveris
et marchio Veriensis, praefectus Hollandiae, Zelandiae et
provintiae Trajectensis, ingentem pecuniae summam no-
mine mutui tam ab ecclesiasticis quam secularibus Trajecti
corrasit. Habeo et diarium manuscriptum Germanica
lingua, totius hujus inceptum et progressum ad finem
usque continens; aliud item diarium, obsidionem S. Quin-

1) I. m.: 20 Januarii 1562 publicati.

2) 1. m.: Est apud me in scriptis.

3) JBatavia Sacra, II, p. 36 seq. geeft de statuten der provinciale
synode, door aartsbisschop Schenck van Tautenburg uitgevaardigd a°
1565; doch hier is sprake van een diocesane synode, die eveneens
onder 1562 vermeld wordt
Bat. Sacra 1.1. p. 15. In een latere diocesane
synode, die geopend werd 18 Mei 1568, drong Schenck nogmaals aan
op de naleving der Trentsche besluiten; zie „Utrechtsche Kroniek over
1566—1576" iu
TJtTBchtsche T^oïksct\'l\'ïïidfialc voor 1850 blz. 71 v.v, eii
B^dr. en Meded Bist. Gen. Deel XXV, blz. 73—78.

-ocr page 122-

tini exprimens; quibus D, Merula in historia sua Belgica
se plurimum adj uturn meo fa vore fassus est.

27. Hoe die Marlis, festo Simonis et Judae, matu-
tino tempore circa horam quartam ante quintam, nata
soror mea natu posterior Maria Buchellia, cujus patrinus
vel susceptor Theodericus Langius, susceptrices Aleida
van Dorschen uxor Gerardi Richard! et Bertha Martia
Abcoudia uxor Antonii Buserii. Mos in orbe Christiano,
post baptismum lauto convivio excipere susceptores, quod
sit satis Lucina favente editus partus.

ANNUS 1563.

[fol. 62.] In fine hujus anni circa Remigii festum Senatus
more solito est divulgatus. Diodoricus Zulensis de Zevender
eques pretor, Antonius Foetius et Joannes Bollius consules,
duodecemviri vero iitibus dirimendis Joannes Tatius Ame-
rongius, Gerardus Poth, Cornelius van der Maeth, Johannes
Renessius de Culemborch, Arnoldus Theodoricus de
Ley den, Johannes Botter Snellenbergius, Hermannus
Vechtius, Johannes Haeftenus, Paulus Blochovius, Gerar-
dus Willemus Woudenbergius, Theodoras de Leuwe,
Johannes Groesbeeck.

[fol. 62^.] Ita nempe cum hominibus comparatum esse
videmus, ut semper praesentia fastidiant. Recte Theuci-
dides:
Semper subditi praesenti gravantur imperio; opinione,
non veritate. Vera quoque et non tam marmori quam
auri inscribenda sententia haec:
Omnis aetas de suo tem-
pore conquesta,
quae docet humanorum sensuum inquie-

1) De bekende Leidsche hoogleeraar en historiograaf Paullus Merula,
f 20 Juli 1607. — Zie over zijne ,,Historia Belgica", die nooit in het
iicht verscheen en waarvan het handschrift verloren is gegaan, S. P.
Haak
Faullus Merula 1558—1607 (Zutphen 1901) blz. 60—87. Over het
aandeel, dat onze Van Buchell bij de samenstelling van dit belangrijk
werk had, schreef hem Merula d.d, 5 Juli 1600 o.a.: „Paucorum certe,
quod doleo, talem tantamque suas symbolas congeriendi sentio libera-
litatem, qualem et quantam in te experior" (t. a. p. blz 65.)

-ocr page 123-

tudinem et iriiquum mortalium de praesentibus juditium.
Florebat beatis insulis adnumeranda Belgia; ad luxuriem
usque et nauseam omnia abundabant; longa pace torpe-
bant ingénia; pharmaco erat opus acriore. Temperat
illud jam Summus medicus lentaque procedit via. Haec
mea de prima barum turbarum origine opinio \'); nec
tamen eo infitias, pontificiorum tyrannidem etiam dedisse
causam, sed et hoc Deo viam ad paenas praeparante
actum credibile est........

[fol. 62^.] 3 Octobris elephas in Brabantia visa, quod
hic versiculus numeralis annum indicans exprimit:
Brabantlnl VIDerVnt eLephanteM.

ANNUS 1564.

[fol. 65.] Hoc tempore maxumum frigus in Belgia,
adeo ut Scaldis latissimus fluvius prope Antwerpiam terrae
instar fîrmus congelatus ac pedibus equisque aliquandiu
pervius exstiterit. Id indicat versus:

Per gLaCIes sCaLdls pLebs adMIrata CVCVrrlt.

Hoc tempore obiit Otho ab Honzeler canonicus Marianus
ac ibidem templo sepelitur.

Ibidem eodem fere tempore sepelitur Gerardus Morr
ab Amersfoort canonicus Marianus, qui vixit annos 60
dies 10.

De Scaldi congelatione hic alius versiculus factus fuit:

ConCVrrVnt Modo sCaLda geLV ad nataLIa XPI.

November.

[fol. 67^.] Circa hoc tempus senatus Trajectensis pro-
mvilgatus. Consules ..... Priores duo fuere consules;

1) Deze meening van een scherp waarneraenden tijdgenoot als Van
Buchell staat lijnrecht tegenover de opvatting van Dr. H. Brugmans,
wanneer hij in zijn inaugureele rede:
Het helang der economische ge-
schiedenis
(Leiden 1904) blz. 20 v.v., het oswaar noemt: „dat de opstand
een einde heeft gemaakt aan de uitnemende welvaart van land en
volk." ~ Vgl. Van Buchell\'s huishoudelijke opmerkingen boven blz. 7.

2) Hs. laat de namen open.

-ocr page 124-

12viri litibus judicandis fuere: Gerardus Poth, Joannes
Bollius, Johannes Tatius Amerongius, Cornelius van der
Maeth, Henricus Vochdius Riveldius, Eustachius Brakelius,
Arnoldus Theodoricus Leidensis, Johannes Botterus Snel-
lenhergius, Hermannus Vechtius, Sanderus Bommelius,
Gerardus Wilhelmus Woudenbergius, Theodorus Levius,
Johannes Groesbekius, Gerardus Goyerus Veremius.

ANNUS 1565.

[fol. 68.] Praetor Theodoricus Zulenus. Consules Gerar-
dus Poth et Johannes Bollius.

[fol. 68.] Januarius.

Intentissimum hoe tempore frigus omnia flumina et
lacus etiam vastissimos congelavit, adeo ut teste Becano \')
nulla hominum memoria majus fuisse credatur. Scaldis
nempe sic astricta fuit, ut multa hominum millia crusta
ferre, thoreas ducere et tentoriis non Baccho modo, sed
et Veneri etiam indulgere, quo res posteris mirabilior
videretur, spectare posses

[fol. 68^.] Martius.

18. Hoe die, circa primam horam, in urbe Trajectina
lucem primam vidi. Stirps paterna Buchelliana in Ubiis
jam olim clara, quam avus Edmundus Buchellius, vicarius
Florentii Egmondani Burani comitis, ducta in uxorem
Juditha ex nobili Zuleiorum familia, cui ab arce gentilitia
Blasenburgi agnomen, ad Batavos transtulit. Materna vero
ex libera Frisiorum gente. Nomen mihi parentis inditum,
cum sacro fonte abluerer, Arnoldus, quod licet latino

1) I. m.\\ VIII Orig. Antverp. — Bedoeld is: Origines Antverpianae
(Antv. 1569) door Joannes Goropius Becanus.

2) I.m.: idem contigit prope Viennam in Lecca flumine circa festum
D. Mathiae, St. Mathijs. (Nl. te Vianen,)

-ocr page 125-

more corruptum, purum tamen putum Teutonicum, aqui-
lae eremiam vel silvam denotans, vel aquilum tenentem
potius; quae mihi placet expositio; et sic dictoe Germanico
vocabulo olim Romanos signiferos, aquilas Romani imperii
insignia ferentes, putarem.

Tunc, si me facili vidissent lumine Musae,

Nec foret ingenio Pallas iniqua meo,
Natales venerare focos, queis luminis auras

Hausi, ceu vitae limina debueram
Et postes violis coronare et floribus aras,
Thuraque belligero mascula ferre Deo.
Sed mea fata vetant, et vano lubrica vultu

Fortuna, heu, votis semper avara meis.
Quod potero, genioque loci genioque diei

Supplex demisso lumine vota feram,
Urbs, quae grata Deo, quae fons pietatis avitae.

Te nunquam summi numinis ira premat,
Crescat in immensum vera tua gloria laude.

Dum Rhenum Batavus spectet et Oceanum,
Te quoque. Mars, puerum qui me de matre rubentem

Vidisti, placido carmine deveneror.
Armatum abde caput, flammantes deprecor iras,

Urbem hanc et cives ne mala bella premant.
Fallor, et attonitas Martis vox verberat aures:
Caedes, bella, fugas ferrea fata parant.

Junius.

[fol. 69.]

Usque ad hunc diem fui apud primam nutricem Alei-
dam, Wolteri sutoris uxorem ; secunda mihi nutrix Adriana,
uxor Cornelii caementarii.

Hoc tempore annonae summa in Belgio caritas, adeo
ut plurimi famé périrent. Tum etiam plurimum ab Ordi-
nibus Belgiae, nobilibus etiam et proceribus, apud regem,
sed frustra, laboratum de impediendis no vis episcopis.

1) I. m.\', fas fuerit.

-ocr page 126-

ANNUS 1566.

[fol. 71^.] Januarius.

[fol. 71^.] Hoc tempore obiit Johannes de Coninck
canonicus Petreianus, cui hoc positum epitaphium Latinis
literis in pariete templi: „Post exactos cum laude in
canonicatu et praebenda hujus phani 52 annos, vitae 70,
obiit dominus Johannes de Conine, quinque ecclesiarum
Trajectensium senioris; ante praesens altare suas relliquias
deposuit anno 1566 la Februarii; quem piis precibus juvato
viator".

Senatus provintialis canonicorum collegia vi quodam-
modo et minis ad approbandum Concilium Tridendinum
inducere, ut ex actis patet, conatus fuit \').

28 Martii obiit Mr. Jacobus de Leuwen, canonicus
Marianus senior, in templo Mariano sepultus.

Circa finem hujus mensis ad tertiam translatus nutri-
cem et ultimam Nellam, Johannis Arnoldi sartoris con-
jugem, apud quam ad tertium aetatis annum habita vi,
cum summo me prosequeretur affectu.

Hoc anno 1566 posuit episcopus Trajectensis Fredericus
Scenck a Tautenburch vitrum in templo Jacobaeo, ubi
ejus effigies episcopalis adhuc cernitur, cum hoc symbulo
ejus:„in memoria aeterna erit justus" et insigniis ejus.

[fol. 72.] Junius.

Nummus tum temporis editus aureus, in cujus uno
latere haec legebantur:
Numus Viamnsis, in altero vero
simbolum domus Burgundicae, hac inscriptione :
Flamma
ferroque.

1) Vgl. over de afkondiging en tenuitvoerlegging der Trentsche be-
sluiten en over het naar aanleiding hiervan gevolgde verzet der
Utrechtsche kapittelen
Batavia Sacra (Bruxellis 1714) II. p. 16 seq.;
alsmede Dodt van Flensburg
Archief V, 332 v.v.; Ned. archief voor
Kerkel. gesch.
V. (Leiden 1845) blz. 364—371; Studiën en Bijdr. op het
gebied der Mst. theologie
IV. 318 t.v.

2) Ps. CXI : 7.

-ocr page 127-

Antverpiae concionatores reformatae relligionis initio
turbamm fuere Taffinus Joannes i), qui adhuc A° 1600 eccle-
siastes Haerlemiensis, et Hermannus Modettus, quorum
tamen prior multo modestior, item Georgius Silvanus.

8 Julii in agro Amsterodamensi Synodus reformatorum
habita, et 14 ejusdem prima concio publice habita fuit
in suburbio Hornano, et quamvis senatus conaretur impe-
dire, tum non valuit.

[fol. 72^.] Augustus.

25. Trajecti, in patria mea, imagines e quatuor paroe-
ciarum templis ejiciuntur et confringuntur, quemadmodum
et e Franciscanorum ac Dominicanorum ; postridie in
Jacobaeo, ruderibus exportatis, concionantur reformatio).

[fol. 73.] Juditium de tribus magni hoc tempore
nominis proceribus Belgicis tale audivi: Bossuii natura
bellicosa, prudens; Barlamontii cauta, sed adversis meti-
culosa et inconstans; Aurantii tam adversis quam prosperis
eadem simulatrix \'\').

4) Jean Taffin was sinds 3 Mei 1590 predikant bij de Waalsche ge-
meente te Amsterdam en overleed in Augustus 1602.

2) Een eigenlijke synode werd in dit jaar te Amsterdam niet ge-
houden; hier is sprake van de samenkomst, den 8sten Juli 1566 ge-
houden door zes van de voornaamste burgers uit Amsterdam met Jan
Arentssoon buiten de St. Anthonispoort, tusschen de Stad en Houte-
waal, aan den Y-kant, omtrent de Kadijk in \'t riet, waar besloten
werd: „dat men de openbaere preeke ook in Hollandt beginnen sou".
Brandt
Historie der Beformatie. 1ste dl. 2de druk. (Amsterdam 1677)
blz. 317. (w. L.)

3) Vgl. over den beeldenstorm te Utrecht a® 1566 Brandt t. a. p.
blz. 362—364; Bor,
Nederl. Mist. Dl. I. (Amsterdam. 1679). fol. 90 én 91;\'
Kronijh Eist. Oen. XIV. blz. 235 v.v. en XV. 134 v.v.; Van der Monde
Tijdschrift VIII. 124 v.v.; Ned. archief voor Jcerlcel. gesch. V blz. 393
v.v.; „Utrechtsche Kroniek" in Bijdr. en Meded. Rist. Oen. XXV. 29 v.v,

4) Zou deze merkwaardige uiting van den volksmond wellicht kunnen
bijdragen tot verklaring van den bijnaam: „De Zwijger", meer nog
dan de toevallige aanleiding, die Fruin ervoor meende gevonden te
hebben? Zie
Verspreide Geschriften VIII. 404 v.v,

INST. KLASSIEKE
TALEN UTRECHT

-ocr page 128-

[fol. 14:^.\'] Scabini hoe tempore in annum sequentem :
Hendr. Valckenaer, Jo. Taets Amerongius, Gerrit Poth,
Corn. Vermaeth, Hendr. Voicht de Rinevelt, Jo. Botter
Snellenberch, Jo. Reness Moermont, Gerard. Goyerts van
der Eem, Gerard Schroystein, Eelgis van Winsem, Jo.
Abcoudius de Meerthen, Bartholomeus de Rijck.

ANNUS 1567.

[fol. 75.] Januarius.

Praetor: Theodoricus Zulenus dominus de Zevender
eques.

Hermannus van der Vecht et Joannes Bollius consules.

[fol. 75^.] Martius.

Mortuus est hoe tempore Adrianus Zael, vicarius perpe-
tuus ecclesiae Marianae, in eaque ejus sepulcrum spec-
tatur.

[fol. 75v.] Avus meus Emondus Buchellius ex uxore
Juditha de Zulen de Cuijlemborch vel Blasemborch pro-
creavit 6 filios: Joannem, Arnoldum, Augustinum, Frede-
ricum,^ Hubertum, Florentium; filias vero 8: Swederam,
Corneliam, Annam, Gertrudim, Lueiam, Suederam alteram,
Agnetem, Annam alteram.

Post conciliabulum Tridentinum, cum Trajectenses se
ad illud cogerentur reformare, variae ibidem sunt habitae
congregationes, quarum apud me acta.

Aprilis.

Postridie Paschae fioridae (ut vocant), die Lunae, burch-
grayius Trajectinus, dominus Viennensis ex singulis
aedibus prope Forum piscarium diobulum recipit. Habet
sistendi jus ibidem et asyli s).

1) De heer van Brederode en Vianen, burggraaf van Utrecht.

2) Over het gerecht der burggraven van Utrecht op de Vischmarkt

-ocr page 129-

[fol. 78^.] Circa hoc tempus cum Jacobus Wesenbechius
syndicus Antwerpiensis, propterea quod relligionem evan-
gehcam^ profiteretur, veritus ne et ipse caperetur discesset
(sic),^ trina citatione ab Albani procuratore admonitus, bonis
publicatis exulare a patria pronuntiatus fuit, contra quem
processum ut iniquum et nullius momenti, libellum
defensorium i) edidit ipse Wesenbechius, qui apud me
est, impressus in Januario 1569. Credo hunc in exilio
mortuum apud ducem Wirtembergensem.

^ [fol. 79.] Julius. Habeo apud me excerptum ex consi-
liabulo
(sie) Tridentino sumptum a choriepiscopo Petro de
Vos et 17 Julii subsignatum ; quod in diocaesi Trajectina
publicandum miserat, in quo clandestina quoque matri-
monia prohibentur

ANNUS 1568.

[fol. 79V.] Augustus.

Circa hoc tempus memini, publice circumlatain mulierem,
ut lucello aliquo dato spectaretur, viri instar barbatam,
qualem se Lutetiae vidisse tradit Volfius.

10, qui Laurentio sacer, cum nutritio meo via Albanas),

zie A. Matthaeus De jure gladii p. 388 seq.; De Geer van Oudegein,
Het oude TreoM (Utrecht 4875) blz. 160 v.v. en twee bijdragen van G.
A. de Kruyff m het
VtrecUsch Jaarloekje a° 1896 en 1897. De boven-
genoemde belasting van een hollandschen duit werd driemaal s\'jaars
geheven.

1) Onder den titel Défense. Ook dit geschrift is weêr opgenomen in

de Mémoires de Jacques de Wesenhehe----par G. Rahlenbeck (Bruxelles

et la Haye 1859). Zie Robert Fruin\'s Verspreide Geschriften VIT. 111 v.v.
— Van Buchell vergist zich echter, als hij Wesenbeke in ballingschap
laat sterven. Want deze overleed hier te lande, als commissaris in
krijgszaken. Vgl. zijn aanstelling bij J. F. van Someren
Archives ou
corresp. de la maison d\'Orange
p 263.

2) Vgl. Batama Bacra II p. 38. Over het meermalen ingescherpte,
doch in de pracüjk weinig gehandhaafde verbod van geheime huwelijken\',
zie
Hederl. archief voor herhgescUedenis, Nieuwe Serie II. 228 v.v. \'

3) De Wittevrouwenstraat?

Buchelliâis, Commentarius. 2

-ocr page 130-

quae ultra tria millia passuum lapidibus strata ad Biltam
ducit, ad coenobium Laurentianum in Oostbroek relli-
gionis ergo ivi. Hujus autor Godebaldus
24 episcopus
Trajectinus, qui in palustri solitudine coenobium illud
monachorum in honorem divi Laurentii et vicinum virgi-
num in honorem beatae Mariae extrui curavit. Olim id,
propter arctam religionis observantiam,
carcer orclinis
dicebatur. Erant autem instituto Benedictini. Hie nobis
(quod unum adhuc memini ex tam puerili aetate) mysta-
gogus sal olferebat consecratum, cujus eas vires referebat,
ut qui ex eo gustasset toto hoc anni circulo a dentium
dolore liber esset. In hoc coenobio Godebaldum quoque
sepultum annales ferunt. Sunt tamen, qui has abbatias
prius ab Hermanno et Theoderico militibus inchoatas
scribant, a Mechtilde augusta anno 1122 dotatas et deinde
ab episcopo consumatas

[fol. 80.] October.

Circa hoc tempus cum ob Hispanorum tyrannidem
parentes Gorichemum Hollandiae oppidum transmigras-
sent, eo perveni.

[fol. 85.] Viennae Batavorum ad Leccam, Rheni emis-
sarium, virguncula fuit quaedam valetudinaria, 18 annos
nata, quae totum annum absque ullo cibo aut potu vitam
protrahere miraculose credebatur.

;
i

1) Godebald, bisschop 1113—1128.

2) Zie over de abdij Oostbroek, Moll KerJcgeschiedenis van Nederland
vóór de Hervorming.
2de dl. 1ste stuk. blz. 85: „Eeu vriend van het
monachisme bewees Godebald zich, door de abdij van Oostbroek bij
Utrecht te bevestigen en te bevoordeelen". „Hij was niet haar stichter",
noot 4 aldaar. Vooral dl. 2 stuk 2 blz. 5 noot 2. Zie verder
Codex
diplom. Eist. Gen.
2e Serie IV. II blz. 1 v.v. en over den oorsprong
der abdij
Nederl. Archief voor KerTcel. Qesch. VII blz. 408—416 en XX
blz. .81 v.
v.

3) De juiste tijd, waarop hij met zijn moeder en stiefvader naar
Gorkum trok, schijnt Van Buchell niet precies bekend te zijn geweest.

-ocr page 131-

[fol. 85V.] December.

Primis Gorichemii in aedibus habitavi burchgraviorum,
quorum ibi familia popularis.

[fol. 86.] ANNUS 1569.

Cum boe tempore Goricbemium cum parentibus com-
migrassem ob Hispanorum violentiam, fuere ab iisdem
occupatae nostrae aedes Trajecti in vico Vincemio tabulato
multis in locis nudatae, partim in stabulum redactae,
partim hypocausto occupatae, quo ii, qui niorbo gallico
venereo laborabant, curarentur.

[fol. 86^.] Majus.

14 Maji obiit dominus magister Jacobus Uteneng 2),
decanus et canonicus Sancti Petri, ut est in ejus epitapbio,
quod legitur in marmore caeruleo pavimenti.

[fol. 87^.] Julius.

Circa hoc tempus tunicam infantiae mutavi cum bracca
puerili.

Jussu Albani et instinctu quorundam monachorum
presculorum, sua crimina in lucem venientia occultare
conantium, indices librorum prohibitorum vulgati sunt »),
imo ipsa sacrosancta fidei nostri evangelia, vulgari ser-
mone translata, legere vendereque vetita, tanquam ex
ipsorum lectione haereses tumultusque orirentur. Unde
quidam sic canit:

1) De Winsensteeg, thans Heerenstraat.

2) Zie over hem C. P. Hoynck van Papendrecht Analecta Belgica
V. 244.

3) Over de „Indices librorura prohibitorum", die in 1569 het licht
hebben gezien, is na te lezen Dr. Fr. Heinrich Reusch
Der Index der
verlotenen Bücher
(Bonn. 188S) Bd. I. S. 404 ff.; zie vooral een opstel
van P. A. Tiele over de „Visitatie en repurgatie van boeken te Utrecht
(1568—1570)" in
BiUiograpUsche adversaria, (\'s Hage 1887—\'94), blz.
07—85.

-ocr page 132-

Nos grands docteurs au chérubin visaige,

Ont défendu que homme n\'ait plus a voir
La sainte bible en vulgaire language,

Dont un chascun peult cognoissance avoir.
Car (disent ils) désir de tant scavoir

N\'engendre rien qu\'erreur, peine et soucy.
Arguo sic: s\'il est doncques ainsy

Que pour l\'abus il faille oster ce livre,
Il est tout clair qu\'on leur devait aussi
Oster le vin, dont chascun d\'eux s\'enyvre.

[fol. 88.] September.

9. Non procul Gorichemio ad oppidulum Woudricheim
ivimus, visundi causa. Hoc ad adversam Vahali ripam situm
caput regionis Alten ae sub dominio comitum Hornensium.
Nam invenio Gerardum filium Wilhelmi Hornii natu
secundum ex Beatrice filia Herstallae ac Gaesbeke domini,
fratris Brabantiae ducis, Althenae dominum. Vendidit
dominium post hoc tempus Ordinibus Hollandiae Val-
burgis Nuenara 90 millibus florenorum, cum ejus actionem
haberet Johannes Hornius Boxtelliae baro, Gorlaeis inter-
cedentibus.

October.

Migravimus circa Remigii festum ex aedibus burgra-
vianis in domum praefecti monialium divae Agnetae.
Habuerant olim hae virgines praefectum presbyterum
(ut vocant) secularem; nuper vero Franciscani, qui tutius
libidinem suam exercerent, harum praefecturam impe-
traverant \').

ANNUS 1570.

[fol. 89.] Cum in fine praecedentis anni 2) procurator

1) Deze smadelijke uitval tegen paters en nonnen dateert stellig na
Van Buchell\'s overgang tot de Gereformeerde religie.

2) Deze sententie bij Bor I fol. 229 v.

-ocr page 133-

generalis actionem suam instituisset contra Ordines Trajec-
tensium petitionemque suam edidisset, et illi per suos
procuratores frustra exciperent ac pleniorem cognitionem
desiderarent, 14 Julii hujus anni sententia contra hos
lata per ducem Albanum i), parte non audita, de qua
iidem Ordines 29 Julii appellarunt. Totius hujus pro-
cessus apud me acta habeo.

[fol. 90\'*\'.] Anno 1670 cum Ultrajectenses decanum sancti
Petri W. Veusels in Hispanias misissent ad regem, ille
post multas molestias tandem ab eodem diocesi immuni-
tatem impetravit

Augustus.

[fol. 90^.] 26. Anna Austriaca Maxaemiliani II Impe-
ratoris Romani filia Philippo Hispaniarum regi despon-
sata Anverpiam venit, et inde Zelandiam petiit in Hispa-
niam navigatura ad maritum avunculum suum nam
ex Maria Caroli V filia et Philippi sorore genita fuit.
Unde nescio quo non se extendat Romani pontificis dis-
pensatio, quae neutiquam, ut arbitror, a divina dispen-
satione probabitur. Et licet Veteris Testamenti verbis ipsis
expresse non defendantur ejusmodi nuptiae, ex annexis
facile conjecturam de iis capere quivis poterit; et purior
jam Christiana relligio non omnia admittit, quae olim
licita erant permittebanturque At quae, quaeso, neces-
sitas coëgit sororis filiam ducere uxorem tantum principem,

4) Op 15 December, zie „Utrechtsche Kroniek" in Bijdr. en Meded.
Sist. Gen.
Deel XXV. 97 v.v.

2) Vgl. „Utrechtsche Kroniek" in Bijdr. en Meded. Mist. Gen, Deel
XXV. 105 en 108.

3) Vgl. „Utrechtsche Kroniek" in Utrechtsche VollcsalmamJc voor 1854
blz. 158
v. v.

4) Deze opvatting van Van Buchell stemt overeen met het Hervormde
kerkrecht, dat een huwelijk tusschen neef en nicht wel niet uitdrukke-
lijk verbood, maar het „contra honestatem" achtte (vgl.
Archief voor
2fed. Kerkgeschiedenis,
Nieuwe Reeks II. 258); a fortiori een huwelijk
tusschen oom en nicht, gelijk hier \'t geval is.

-ocr page 134-

in quem tot subditorum oculi evigilant, in tanta prae-
sertim mulierum cujus vis conditionis copia? An tanti
regni successio per incoestos tantummodo concubitus
poterit continuari? An per hos praeparatur via ad casum
elatissimae familiae?

[fol. 91v.] Julius 1).

Circa hoc tempus Dordracum profectus cum parentibus
sum ad vitrici mei fratrem uterinum Justum Gerardum,
ad duos menses, unde tandem Antverpiam perveni-

mus..... Urbs est aedificiis sat magnifica et templis

ornata.....In summo templo depicta spectabatur

inundatio illa luctuosa Hollandis, quae urbi maximam
agrorum partem [fol. 92] ademerat circa annum Chris-
tianum 1446 ubi ultra centum milia mortalium periere,
et turris, quemadmodum ante conflagrationem fuerat,
cum hac inscriptione : „Haec turris fuit fundata anno
Domini 1339, conflagravit vero anno 1442."

[fol 92.] September.

Hoc mense Dordraco Antverpiam adverso flumine
Scalda navigavimus, qui hic summae magnitudinis est et
aestu crescit ac decrescit ex mari, quare aquae recessu
cum pedibus ambulare cogeremur. Me vitricus in humeros
sublatum, instar Christophori cujusdam, ultra 1000 passus
tulit. Hinc aliam intrantes navim, cum puerorum more
per ejus tabulata discurrerem, paululum abfuit quin
velorum mutatione in aquam dejicerer, pileo holoserico
(quem nummus deauratus ornabat) e capite dejecto in
flumen, qui multo labore a nantis sequentibus exceptus
mihique Antverpiae restitutus.

1) In het Hs. komt de maand Juli voor op fol. 90v, en hier andermaal.

2) In 1446 heeft een geweldige vloed hier te lande groote ver-
woestingen aangericht. Zie Gerhardus Outhof:
Verhaal van alle hooge
watervloeden enz.
(Emden 1720) blz. 433. (». L.)

-ocr page 135-

November.

Primo magna per Hollandiam, Zeelandiam et Frisiam
inundaüo, ubi multi tam mortales quam pecudes interiere

........ Goricbemiae omnes tum plateae inundatae,

ut navibus tota civitas frequentaretur et multis vigiliis
contra aquae impetum domus essent muniendae. Tanta
tunc erat vis tempestatis, ut qxiidam testentur mediocres
naves prope Roterodamum, ut balecum busas, ultra aggeres
in terram agrosque conjectos, aggeres vero conservatos
oppositis navium velis in malis erectis ad aquam reci-
piendam expositis i).

[fol. 93.]

Martius.

ANNUS 1571.
Februarius

Hoc tempore primas litterulas discere coepi, puer quin-
quennis, eaeque, ut semper ante oculos baberem et melius
memoriae inbererent, tabulis grandiusculae erant inscriptae,
quas continuo cingulo firmatas circumferebam.

[fol. 94.]

Circa hoc tempus Harmannus Ruterus Buscumducensis
arcem Louvenstein ad Mosae Wahalisque confluentiam
munitissimam invadit ac per insidia(s) cum militibus qui-
busdam confoederatorum occupât et contra regias copias
fortissimo defendit. Tandem tamen Hispani alio loco

1) Vgl. „Utrechtsche Kroniek" in Utrechtsche Volksalmanalc voor 4854
blz. 461.

2) Over zijn terugkeer uit Antwerpen naar Gorkum zegt Van Buchell
niets; maar uit de omstandigheid, dat hij met zijn ouders in \'t begin
van 4574 naar Loevenstein ging, blijkt afdoende, dat deze terugkeer
toen reeds had plaats gehad.

3) I. m. : 45 .Tunii occupât et in hiemem tenuit. — Deze data zyn
onjuist; 9 December 4570 werd Loevenstein verrast en nog in dezelfde
maand (19 Dcc.) door de Spanjaarden heroverd; vgl. Bor I. fol. 331;
Wagenaar VI. 325; „Utrechtsche Kroniek" t. a. p. blz. 161; Dr. J. G. R.
Acquoy
Herman de Ev/yter (\'s Bosch 1870), blz. 22 en 32.

[fol. 92^.]

-ocr page 136-

quam ipse putaverat invadunt arcemque ingrediuntur
omnesque praesidiarii ex arboribus in circuitu arcis sus-
pensi fuere, ipseque dux capite plexus Buscumducensi
in urbe "); cadaver ad ingressum areae arcis suspensum
est, ut ego, turn puer, ex Goricomio pedibus per Vahalim,
glacie clausum, transiens cum parentibus, vidi

[fol. 95^.] Nomina dierum, sive a Carolo Magno, ut
quidam credunt, sive ab alio Teutonice reddita, optume
cum Latinis convenire videntur: diem nempe Latinis Soli
adscriptam nos Sonnendach dicimus; Lunae Maenendach;
Marti Dinxdach, a litigando quod olim die Martis lites
exercerentur; Woendach Mercurio a lucro, ut Nannius,
quod Mercurius lucro praesit, Coloniae vero Guoedsdach
pronuntiant, Mercurius nempe praecipuus olim Germa-
norum Deus et ideo per excellentiam Deus appellabant;
Jovi Donderdach a tonitruis, quibus praesit Juppiter;
Veneri Vrydach vel a libertate, ut mystice interpretatur
Goropius, vel ab amatoriis ambitionibus Deae convenienti-
bus, quas nos
vryen appellamus, quemadmodum amatores
procos
vryers, puellas vero amicas vrysters] Saturno
Saturdach. Unde quidam etiam non sine ratione haec
nomina ante Christianismum apud Germanos in usu fuisse
arbitrantur.

[fol. 95\\] October.

Circa Victoris festum Trajectum cum parentibus redii,
quod jussu Francisci Verdugii Hispani aedes nostras
restituissent, quas stabuli instar reperimus equorum, ovilia
quoque in tricliniis facta et quaedam incendio vastata,
praeter multa, quae abstulerant et in pejus mutaverant,
in Junio a^ 1572.

[fol. 95^.] Creati tum consules priores duo, qui sequuntur,
cum sit numerus 14; 12viri vero rerum judicandarum:
Henricus Voochdius de Rynevelt, Johan Tatius Amerongius,

4) Eveneens onjuist; vgl. Bor en Acquoy i a. p.

2) Bescrijptio p. 65.

3) 10 October.

I I

r

TtFP^

-ocr page 137-

Henricus Valckenaer, Cornelius Vermaethius, Dominicus
Honthorstius, Johannes Botterus Snellenbergius, Richardus
Verhorstius, Johannes Renessius Moermontius, Nicolaus
Oisteromius, Hermannus van der Vechtius, Gerardus
Veremius, Gerardus Scroysteinius, Anthonius Cuyckius,
Gerardus Merenburgius.

[fol. 95^.] Vidi annotationem banc in scriptis authen-
ticis: Rex debet 13 miliones auri. Item ex ore Johannis
van der Haer: Dat het stift van Utrecht geeft het Vioo deel
van de gemeene Staten; ergo soo sy ofifereeren 1 ton
gouts, soude maken voor d\'andere tsamen 100 ton.

[fol. 96.] December.

Circa hoe tempus milites Confaederatorum in Belgio
occuparunt insulas in littore Phrisico: Texaliam, Schel-
lingam, Vieringam.

Erat in aedibus nostris miles Hispanus monoculus, qui
alterum oculum sclopetto perdiderat. Hic ligneum fecerat
colore et forma vivum imitantem, hunc exemptilem, quem-
admodum de lamiis Plutarchus narrat; eximebat resume-
batque, quando libitum erat; motu tamen carebat, ita ut
luscus magis quam monoculus videretur. Nomen illi
Johannes Franciscus. Erat is nobis ex favore tribuni mili-
taris, ut volebat, addictior benigniorque; dicere nempe so-
litus erat, ream majestatis laesae omnem judicatam Belgiam
praedamque concessam militibus Hispanis, omniaque quae
erant optuma sibi dari volebat et non secus ac servi do-
minos, ita nos ilium (ex hara forsan aut stabulo eductus
Maranico), observare debere judicabat; eoque procedebat
primum blanditiis, inde minis, quo me sibi puerum
armigerum ascisseret. Obstabat summa vi mater, vim sibi
maxumam fieri clamitans. Nec hoe suffecit, ni vi armata
a vitrico, deinde tribuni jussu desistere coactus fuisset et
alio migrare.

[fol. 96v] ANNUS 1572.

Praetor: Theodoricus Zulenus eques.

-ocr page 138-

26

(1572.)

Consules: Henricus Voochdius Ryneveltius, Johannes
Tatius Amerongius.

[fol. 97.] Aprilis.

3 Aprilis. Hispani circa Paschates, die Albata Jovis,
cum sequenti die flagellationem publicam facturi essent,
conspirarant in direptionem urbis Trajectensis; sed Deus,
sua pietate bonitateque solita, urbem defendit et conspira-
tionis caput, dirupta gula, in foro Palatino i) quatuor boras
jacuit, cujus pectori condemnationis sententia affixa erat

[fol. 97.] Majus.

Circa hoe tempus praemiatores, qui vulgo wilde gues
vocabantur, ex legione Lummaeana, cum suo duce Marino
Brantio Gorichemium occuparunt pessimeque monachos
tractarunt (qui se in arcem receperant) et inde Brilam
abductos in crucem sustulerunt ®).

26, altera Pentecostes, conscriptus Trajecti jussu regio
et erecta nova legio Flandrica, cujus praefectus vel tri-
bunus Maxaemilianus comes Bossuvius, 13 signorum;
quorum primum sibi reservavit, vicarium constituens Jodo-
cum Hartzfelt castri Trajectini praepositum; 2 praefectum
constituit Martinum a Burgundia dominum de Tamberga;
3 Hertricum Breeckvoldium ; 4 Ketellium; 5 Curtium
Hovium Mindensem; [fol. 97^] quo defuncto Andream ab
Arcum dominum de Oisterwijck; 6 Henricum Snaterum;
7..... Losecotium; 8 Petrum Mgrum; 9 Hermannum

1) De Plaats.

2) Deseriptio p. 66. fol. 379. Vgl. over deze mislukte furie „Utrechtsche
Kroniek" in
Bijdr. en Meded. Mist. Oen. Deel XXV. blz. 113 en Bor
I. fol. 366.

3) Vgl. Bor Dl. I. fol. 38; G. Estius, Kistoria Martyrum Gorcomien-
sium
(Narnurci 1655); F. Dusseldorpius Annales in Haarlemsche Bijdragen
XIV. 355 V.V.; M. Gohen Stuart, De Martelaren van Gorcum (Wageningen
1872);
Molert I\'ruin\'s Verspreide Geschriften II blz. 277 v.v. — De
piartelie te Brielie werd 9 Juli voltrokken.

-ocr page 139-

Lindenum; 10 Mathiam Ortium, Weddae praefectum,
post quena Hardenbrouchium ; 11 Albertum Twickelium,
quo defuncto Gerardum Pin senium praefectum Buranum
vel, ut credo, ejus locumtenentem Gerardum Eckium;
12 Vinckenburgium ; 13 Gerardum Zichemum.

Circa hoe tempus Johannes Hornius Boxtelliae satrapa
ab Aurantio multis promissis inductus fuit, ut Dordra-
cum \') occuparet nutantem propter Hispanorum minas,
qui exclusi urbe licet omnibus vitae necessariis juva-
rentur, extrema tamen civibus inferre cogitarent. Is
igitur, quatuor tantum equitibus comitatus, urbem tacite
intravit, quae jam in duas divisa partes suspenses mul-
torum habebat animos; magistratus nempe et praefectus
urbis Quarib Catolicorum Romanorum partium erat; civium
vero animi ab Hispanis alieni mutationis occasionem
exspectabant. Jam cum fama per urbem vagaretur, Box-
tellium advenisse Aurantii nomine, statim cives nonnulli
ad aedes Blienburgiorum, ubi ille morabatur, confluunt
et de rerum summa consultant; inde ad magistratum
ducitur, ubi literas Aurantii proferens de suo vicariatu
docet; negare non audentes quidam contrariae opinionis
paulatim dilabuntur. Quaribbius inde capitur et gardianus
Franciscanorum cum priore Augustiniano, qui acerbiora
contra Aurantium dixissent; at hi paulo post permutatione
aliorum dimissi fuere. Boxtellio quoque commissa erat
praefectura comitatus Bureni, Leederdami et Bredae. Erat
tamen pacificus, nihil nisi necessarium mutans; sed cum
ex natura quieti quam turbidae huic praefecturae esset
addictior, ultro praefecturam deposuit, quam suscepit

.....2) Batemburgae dominus, homo inquietior et illis

temporibus forsan idoneor. Boxtellius timidior difficulter
hanc provinciam susceperat et in via fulmine ictus omnem
ejus cogitationem deposuisset, nisi a Vulpio Rhenessio et
Viero patre fuisset prohibitus.

1) Vgl. over Dordrecht\'s overgang naar den Prins, Bor I. fol. 379;
uitvoeriger bij Schotel
KerTcelijTc Dordrecht (Utrecht 1841) I. blz. 48—57,

2) Hs, laat een woord open.

-ocr page 140-

[fol. 97^.] Augustus.

12^ obiit Gerardus Neoclesianus i), 4 in reformatione
archimandrita Paulinus , cui successit Gerardus de
Mierlo, sacerdotum totius collegii natu minimus.

[fol. 97^.] 8 Junii occupantur a Confoederatia Aquae-
veteres % 23 Gouda, 25 Dordracum, Herlemum, Leida et
post Goricomium, paulo postquam inde fueramus profecti
cum familia Trajectum in patriam In Zelandia vero
Zirczee et Verense oppidum se Aurantio et Confoederatis
adjunxere; et paulo post vel circa hoe tempus his se ad-
junxere Al(c)mariani, Enckhusiani ac caeteri Phrisiabones;
comes quoque Montanus Zvollam, Campos, Harderwicani
et Amer(s)fortiam in partes Aurantii abduxit. Multi vero,
qui Catolicorum Romanorum partes tuebantur, Amersfortii
se [fol. 98] opponere conabantur; inter quos Adrianus
Egmondanus, Petrus Westrenius, Rutgerus Peutius, Gis-
bertus Vermatius, Gerardus Scadickius viri consulares;
sed frustrati Trajectum se recepere s).

[fol. 98.] September.

Hoe tempore scolas privatas ad pontem Brigidianum
frequentare coepi eaque discere, quae post literas elemen-
tares et orationem dominicam, salutationem angelicam,
simbolum fidei, benedicendi et gratiarum actionis in
mensa formulas tunc pueri solebant; nempe formulam
missarum, quam confessionem vocabant inde Septem

1) Gerrit vau der Nijeiikerck.

2) De St. Pauls-abdij te Utrecht. Deze twee abten zijn de laatste in
den „Catalogus abbatum S. Pauli" bij Hoynck van Papendrecht,
Analecta
Belgica
V. 320.

3) Oudewater.

4) In October 1571 was hij met zijn ouders uit Gorkum naar Utrecht
teruggekeerd; vgl. hierboven blz. 23,

5) Over de verwikkelingen te Amersfoort in 1572 zie W. F. N. van
Rootselaar
Amersfoort (1878) II, 384 v.v. en Amersfoort (1898) I.
121 v.v.

6) De „Confiteor" enz.

-ocr page 141-

psalmos Davidicos, poenitentiales appellatos, aliasque pre-
culas, quibus multum plus aequo superstitiosa opinione
inesse putabatur pietatis. Paedagogo (quod memini) Dio-
nisius Dicduijm, a crasse pollice, agnomen erat. Multique
ibi coëtanei mei, ut tres fratres Rhenessii Moormontii,
Joannes, Wilhelmus et Bernhardus.

[fol. 98.] Privilegium est civitatis XJltrajectensis, ne
intra millesimam ab urbe mensuram tabernam quis erigat,
nisi consensu magistratus; unde et ii, qui ibi hospitia
erexerant, imposition es pendere more civium coacti
postea sunt, cum villici ab iis sint ut plurimum immunes.

[fol. 98.] Cum Lumaeus (ut sequenti pagina dicam)
caperetur, una cum ipso carceri mancipati sunt ejus
vicarius Bartholus Lentius
(sic) Friso qui vitam quo-
rundam intercessu impetravit, et Hamalius consiliarius,
qui suspendio vitam paulo post finiit.

[fol. 98"^.] Lumaeus, qui jam Brielam occupaverat,
insolentior factus, nihili jam ducens Ordinum ac Nassovii
imperium, multa in dies tristia cum suis praedonibus
verius quam militibus agebat. Quotidie stuprabantur
mulieres, violabantur virgines, occidebantur nulla lege,
nulla sententia Romanae relligionis homines. Quare in-
visus Hollandis ipsique principi Nassovio, pejora time-
ban tur. At cum jam Cornelium Muissium hominem
eruditum ipsique Aurantio amatum, praefectum Agatiarum
virginum, barbaro ritu pro libidine navi sui exectis virili-
bus, abscissis naso, auribus, crudeliter excruciasset, et
jam plane omnes prae se contemneret, astu capiendum
princeps decrevit nunciosque misit, qui ei dicerent comitiis
Delphensibus adesse vellet. Quod et factum, venitque in
senatum; ibique gravibus verbis reprehensus castigatusque
nihil nisi impacatum respondit, digitumque mordens

1) De beruchte Barthold Entens.

2) Over de martelie van Cornelius Musius zie Bijdragen voor de ge-
schiedenis van het Bisdom van Haarlem
Deel XX. 425 v.v.; F. Dussel-
dorpius
Annales editie-Fruin blz. 116 v.v.

-ocr page 142-

minarum plenus abiit; sed statim senatusconsultum factum
de eo custodiae mancipando, satellitesque missi qui com-
prehenderent; at ille se defensurum reddidit nec vivum
ullius fore captivum. Tandem vero persuasus a Boxtelliae
barone Johanne Hurnio se dedidit, inde asservandus mit-
titur ad castrum Honingen in agro Rotterodamensi; at
custodiae paulo post elapsus Rotterodamum venit fide
publica, frustraque ab Ordinibus repetitur, donec dam
evaderet. Dicitur tandem Jo. Austriaco contra Ordines
militasse, ut se vindicaret, et ex morsu catelli Melitaei
periisse \').

ANNUS 1573.

[fol. 99.] Hoc anno Philippus Alegondius Noircarmius,
ab Albano 2) post captum cum classe regia Bossuvium
relictus gubernator ditionis Trajectinae, ne ci vitas diutius
externo milite gravaretur, permisit ad defensionem civi-
tatis erigi 8 vexilla civium armatorum, quibus juramento
fidelitatis inauguratis ci vitas committeretur Horum primi
praefecti: Jo. Vermerius, Isbrandus Lammius, Jo. Jacobus
Leemputius, Joan. Gerardus Amerongius, Anton. Ridderius,
Cornehus Kesselius, Jo. Joannius Utevalius, Gisbertus
Portmannus. Tribunus militaris Laurentius Nyhovius;
quaesitor Martinus Portius; Jacobus Hervardius scriba
usque ad annum 1588, Jacobus junior Goecopius nuncius
vel satelles et apparitor collegii militaris. Primi vexillifer

1) Over de ongenade van Lumey bij prins Willem zie Bor I fol.
3H v.v.; over zijn tragisch uiteinde zie Estius
Bist. Mart. Gore. Lib.
IV. p. 282 en Franciscus Dusseldorpius
Annates in Haarlemsche Bi),
dragen
Deel XIV. 395.

2) Alva vertrok uit Utrecht 4 November; Noircarmes werd spoedig
ziek en 5 Februari 1574 vervangen door De Lannoy; hij stierf 5 Maart
daaropvolgende; vgl.
Vtrechtsche Kronieh in Bijdr. en Meded. Bist. Gen
Deel XXV. 133 v.v.

3) Dit is de oorsprong der bekende Utrechtsche burgerhoplieden, de
latere Utrechtsche schutterij. \'

4) Hs.; Jacabus.

-ocr page 143-

Jo. Helmontius; praefecti vicarius Adrianus Meerlantius,
at agnomen Flaminii diu obtinuit. Secundi Gerardus
Honthorstius, 3 Nicol. Canifius,
4 Franciscus Gerardus
Bogert, 5 Henricus Hermannus Rodius, 6 Joan. Hubertus
Buth, 7 Jodocus Ursinus, 8 Nie. Mierlous.

1. Flamin. Vermeer anno 1577 ad discessum Maxaemiliani
Bossuvii, cum cortroversii quid inter ipsum et Mathiam
de Hembeeck 8 cobortis praefectum exortum esset et inter
pocula ad arma devenirent, Mathias vulneratur. Quare
de consilio senatus amotus et in ejus locum substitutus
Bernardus Stellio; signifer in fine anni 78 substitutus
Helmontio Jo. Strick junior. Adriano quoque a Meerlant
in senatum ascito, ejus locum obtinuit Cornelius Jacobus
de Westervelt inde Hant. Joanne quoque Strick electo in
Ordinum scribam, successit Cornel. Jacob. Goicopius.

2. Anno Cbristiano 77 successit Jo. Cootwyckius, qui
cum anno 1579 Unioni se opponeret, privatus et Albertus
Fokius substitutus, qui flagitans dimissionem succes-
sorem accepit Regnerum Veremium anno 1580, cujus non
diuturnum fuit imperium. Nam 8 Junii ejusdem anni
propter bomicidium privatus prefectura et ei ad tempus
substitutus Nicolaus Levius, qui anno sequenti confirmatus
locumtenentem assumpsit Adrianum Osterhemum, sed
qui propter pinguedinem inhabilis ofiicio renuntiavit.

3. Defuncto praefecto successit Paulus Scorelius, quo
anno 1581 renuntiante circa Martini festum, quo magi-
stratus initiaretur, successorem habuit Jo. Jacobum Gochium
usque ad 85, quo suorum invidia insidiis partium Consis-
toriantium, ut Abrahami Clevii, Jo. Meterii, Cornelii
Duverdii, Regneri Veremii, amotus et Meteren suffectus

4. Exautorato primo successit Franciscus Gerard. Bo-
gert, qui etiam [fol. 99^.] anno 1586 eidem in officio
questorio successit et in suum locum curavit prefectum
substitui patrem suum Gerardum Franciscum Bogerdum,
ut sic imperium, quod nimis in subditos suos cives exer-

1) J. m.: Signifer Nicol. Canifius. (= Knijf).

-ocr page 144-

cuerat, quodammodo retineret. Anno autem revoluto 87
rursum impetravit prefecturam, quam severius etiam quam
prius exercuendo omnium suorum officiariorum animos
in se concitavit, omnes in suspitionem crudelitatis ad-
ducens; unde odium illud vatinianum inter ipsum et Jo.
Eineveldium. Vexilliferi fuere Wilhelmus Valterus We-
dius, post quem Volcardus Cornelius Schoordyck, hinc
Rinevelt.

5. Ridder circa finem anni 78 ob religionis suspitionem
et quod Unioni non satis addictus haberetur exautoratus,
cui successit Gisbertus Ant. Vorstius agnomine Uvolius,
quo amoto 1585 Wilhelm. Conradus Levius successit;
cujus vicarius erat Gerardus Ernestus, signifer vero
Mooi. Petrus Auceps \'), cum anno 79 Rodii locum obti-
nuisset Ellertus Stephanus Helsdingus, quod difficilem se
ad obsidionem Amerfortiensem praebuisset; scriba Jo.
Wolfs winckel.

6. Foras profecto Kesselio Richardus Antonius Bockho-
vius, cui agnomen Calebaert, successit; 81 amoto Richardo
circa Martini, substitutus Pet. Balthazar Vosch; 85 Anto-
nius Malsenius, quo mortuo 27 Septembris 1586 successit
Henricus Gerardus Brandewijnman et 87 Wilh. Tomas
Wellius, signifer Johannes fil. Huberti Buth.

7. Huic Turciae agnomen diu fuit, quod in signis Tur-
carum emblema et formas ferrent cum elogio condigno.
Jo. Botteycken successit Corn. Gisbertus de Culenburch,
cui vulgo agnomen datum Fistularii, 80 et 87 Joann.
Meecherus procurator. Signifer Joannes Fredericus.

8. Sanguinarium habet agnomen. 24 Februario defuncto
primo anno 76 ei substitutus Matthias de Hensbeeck hospes
Coloniensis Domi 2), quo exautorato circa Martini 81 suc-
cessit Jo. Henricus Gapert, 87 Sconevelt; et signifer
Barthol. Wilhelmus Vedius.

1) Claes Pietersz. van de Vogelaar; hij komt o. a. in de Resolutie
der stad Utrecht 11 Nov. 1.587 voor ais raadslid.

2) Waard iu den Keulschen Dom.

-ocr page 145-

6 Februarii i) obiit Trajecti Philippus dominus de S.
Aldegonde et Noircarmes.

7 Februarii cum clerus Albano supplicasset, ut ab
oneribus militum levaretur, decretum, ut milites singulis
mensibus solverentur.

Majus.

[fol, 100.] Ad excubias agendas turres et aedifîcia alia
partim restaurata, partim de novo constructa tunc fuere.
Arx Martis prope Telonariam, Turris Masia, Turris inutilis
vel perdita, vernacul(e)
Verloren cost, Schupstoel sive
Sterckenburch, Turris Stefanica, Turris Obtusa, Turris
Vinglica, Turris Ranarum ad Scolas Hieronimianas, ad
Sorores Poenitentes, Arx Solis, Turris Servatiana, Arx
Lunae.

Cum circa hoc tempus quidam ex petulanti juventute
ciconiam interfecisset, multi pessumi id ominis esse dice-
bant ac adeo aversabantur eum, qui facinori causam prae-
buisset, ut is e vicinia decedere cogeretur.

23, In prandio, circa meridiem hora nondum 12, obiit
pater meus Arnoldus Buchellius, natus in arce Burana
Bataviae anno 1505, patre Emondo Buchellio, vicario
comitis Barani, et matre Juditha Zulena, ex nobili Zulei-
orum, cui cognomen a Blasenburch, familia^), 20 mensis
Julii, die Dominica, vesperi inter octavam et nonam horas;
susceptoribus ejus existentibus Frederico comité de Buren
Ernesto de Meerten, commendatore in Buren, et uxore
Philippi de Munnigs.

Junius.

Cum pater meus testamenti sui executores et tutores
nobis fecisset Theodoricum Zulenum, Martinum Sneckium
et Antonium Buserum, Johannes Bogerus tamen multa

1) Deze datum van overlijden is onjuist; vgl. boven blz. 30 noot 2.

2) Vgl. boven blz. 12.

Buchellius, Commentarius. 3

-ocr page 146-

de difScultate litium absque i) incoœmodis ipsis proponens
ab officio deterruit, ipseque quod ambiebat adeptus est.
Sed nec hic nec illi mihi videntur observasse auream
authenticam sententiam: „Quoniam videmus curatores,
quicunque Dei memoriam habent, difficulter ad curam
accedere ; nam plurimis volentibus ea quae minorum sunt
impie in se vertere, amabilis est res et appetibilis" 2).

October.

[fol. 101^.] Circa hoc tempus scolam privatam Hectoris
Caeculi frequentavi. Hic cum plagosus admodum haberetur
et levem ob causam durius me babuisset eoque a matre
objurgaretur, non ad illum redii.

Cum habitaremus non procul a ponte Scalcvicano, erant
grilli muro juxta focum delitescentes ; hi vesperi noctuque
canebant.....

Tum scribendi artem didici, et id a praeceptore fuit,
ut pennas eligerem rotundas, tenues, duras, perspicuas,
mediocris ambitus, Ion gas et ex ala dextra.

November.

Fuere tum promulgati circa festum Martini 12viri
rerum judicandarum : Henricus Voochdius Rineveltius,
Johannes Tatius Amerongius, Cornelius Vermatius, Jo-
annes Buterius Snellenbergius, Richardus Verhorstius,
Johannes Renessius a Moormont, Nicolaus Oostremius,
Hermannus Vechtius, Gerardus Vereemius, Gerardus
Scroyensteinius, Antonius Cuyckius, Gerardus Meeren-
burgius.

December.

Principio hujus obiit Agneta Buchelia^), Emondi filia,

1) Hier moet blijkbaar worden gelezen: aique. Een schrijffout der-
halve, door Van Buchell zelf begaan, terwijl hij al te haastig zijn klad-
aanteekeningen in \'t net overschreef.

2) I. m.: Auth. Col. VI Nov. 7. § Quoniam. Vide Coras. Mise. 4 c. 19.

3) Geboren 30 Dec. 1519. (v. L.)

-ocr page 147-

uxor Huberti de Buren, qui quarto post die uxorem
seeutus est. 3 vero hujus obiit Emondus, Gertrudis sororis
meae filius, ex dysenteria, ut in litteris Theodorici Langi
ad Hubertum Buchelium.

ANNUS 1574.

[fol, 102.] Januarius.

Ambulandi causa cum parentibus Carthusianorum mona-
sterium amplissimum ditissimumque juxta Vechtam
flumen petivimus. Fundatum illud a Suedero »), domino
Gaesbeecquio, mille circiter ab urbe passus extra portam
Insulensem , anno 1392.

[fol. 102V.] Aprilis,

Circa hoc tempus, consilio Johannis Bogeri, qui tute-
1am meam occupaverat et bona paterna invaserat, empta
mihi mensis apud Petrum Campanum Brabantum, contu-
torem ejus et canonicum Petreianum, quo tempore scolas
Hieronimianas admodum invitus frequentare coepi et
prima grammatices fundamenta in octava classe jeci.
Hujus tum scolae rector erat Hieronimus Crommius. Hic
didici illud gnomen: „Vinum modice sumptum acuere
ingenium"; nam quoties vinum praeberet, hoc recitare
jussit.

[fol. 104.] September.

Circa hoc tempus creati vel continuati potius consules

1) Bedoeld wordt het voormalige klooster „Nieuw-licht" of „Bloemen-
daal," iu den lateren tijd „Chartreuse"\' genaamd, geslicht door Zweder
van Abcoude en Gaesbeek. (Zie
TltrecMsche Volksalmanak a° 1862 blz.
83 v.v.; Moll t. a. p. Dl. II. 2de stuk, blz. 121).

2) De Weerdpoort te Utrecht.

3) Waarschijnlijk zal moeten gelezen worden: mensa.

4) Op fol. 27v. van het 4ste deel van zijn „Commentarius rerum quo-
tidianarum" zegt Van Buchell het een en ander over de Hieronymus-
school, dat eveneens voorkomt in do
Descri-piio p. 31—32. (v. L.)

-ocr page 148-

• ..........12viri rerum judicandarum : Henricus

Voochtius Ryneveltius, Johannes Tatius Amerongius,
Cornelius van der Maeth, Johannes Botter Snellenbergius,
Ricardus Verhorstius, Johannes Renessius Moermontius,
Nicolaus Ostromius, Hermannus Vechtius, Gerardus Vere-
mius, Gerardus Scroyesteynius, Antonius Cuyckius, Gerar-
dus Merenburgius.

In fine hujus mensis ad septimam classem ascendi ibique
satis tarde grammatices fundamenta, praeceptore Aemilio
Luso, percepi.

[fol. 104^.] October.

Paulo antequam soror mea Johanna moreretur, mater
mea nocte quadam, cum sola cubaret, vitrico excubias
agente, prim um strepitum audivit ingentem, ac aliquid
ponderosum se in lectum conjecit idemque, pavimento
concusso, magno fragore evanuit.

November.

Ipso Huberti festo, 3 hujus mensis, obiit Joanna Buchelia,
soror mea germana major natu, puella lepidissima (cum
praeter omnia suae sexus, suae aetatis exercitia, Gal-
licam quoque linguam apud Belgas Turnhoutii addidi-
cisset), lenta (ut videtur) confecta tabe

Carmen Martinianum a gymnasiarcha factum, cui titulus:
„Paedagogus sive paroenesis ad timorem Dei humanae
vitae pajdagogum," inscriptum Guilhelmo Diemeno juris-
consulto et consiliario regio.

Magistralus idem, qui anno superiore, continuatus fuit.

December.

8. Cum Hispani pro stipendio tumultuarentur, Am-

1) Hs. ]aat de namen open.

2) Gab. 3 Aug. 1561, zie hierboven blz. R. Zij werd bijgezet in het
familiegraf der kapel v. h. begijnhuis „Jerusalem" en kreeg een fraai
grafschrift, dat te lezen staat
Deseripfio fol. 26.

-ocr page 149-

mmmmmm:

(1574—1575.)

sterodamo venientes Trajectum Batavorum urbem vi
occupare conati, a Gillio Berlamontio Hiergio, praefecto
urbis, et Boldeo \') ut seditiosi et rebelles condemnati, por-
tam Hospitälern igne et armis invaserunt, civibus illam
defendentibus; ad 50 Hispani occisi sunt.

17. Duce Joanne Bianco, summo mane Hispani portam
Catharinianam invaserant, ipse dux in urbem irrepserat
et aliquot vigiles cum suis occiderat, cum cives summo
impetu invadentes repullerent
(sic), ipsumque eorum ducem
multis vulneribus occiderunt, ubi utrinque aliquot occisi;
at Hispanorum major caedes facta, civibus jam tota urbe
ad arma excitatis. Cujus anni numerum hoc exprimit
distichon, ab Hieronimo Crommio compositum:

Moenia TraleCtI Regl non fIdVs IberVs
AsCendIt, noCet; en fraVs sibl CoeCa doLo

[fol. 105.] ANNUS 1575.

Praetor Nicolaus Zulenus.

Januarius.

Ipsis Kalen dis supplicatio Hieronimii Crommii rectoris
exhibita praesuli Frederico Scenkio, qua levamen sui
oneris quaerit. Ex hac hi versus, petitionis summam
complectentes :

Vox tribus et summis servit mea classibus una

quartae, secundae et tertiae :
Non oneri sum par, scola culmine ruet ab illo.

1) Lees: Baldes.

2) Waarschijnlijk is de Waardpoort bedoeld, waarop volgens de
„Utr. Kroniek" t. a. p. de eerste aanval der Spaansche muiters plaats
had. Dan zou „portam Hospitalem" poort v. d. Waard (hospes) zijn.
Maar hij noemt ze elders steeds, en terecht: Insulensis.

3) I. mr. Vide litteras Huberti (n.1. van Buchell) ad Sibillam (zuster
van Hubertus) de 2 Febr. 1575. — Vgl. over dien aanslag „Utrechtsche
Kron^iek" in
 en Med^d, Rist. Gen. XXV. 167 v.v.

-ocr page 150-

Ni vestra fulcit hanc manus.

Debita qui solvat superest et nemo labori
Docentium stipendia

Circa hoe quoque tempus confirmationis oleo inunctus
sum a Joachimo Oprodio, episcopo Hebronensi, suflfraganeo
ut vocant Trajectini archipraesulis. Olim confirmatio
statim post baptisma fieri solebat ex Pontificum consti-
tutione. Fit autem hoe modo: post orationem habitam
et^ manuum impositionem episcopus (cui solum id per-
missum, ex hac, sed fragili admodum ratione, quod
quamvis presbiteri sint sacerdotes, pontificatus tamen
apicem non habeant) facit crucem de cbrismate, i. e. oleo
consecrato, cum pollice in fronte, dicendo: „In nomine
Pa,tris et Filii et Spiritus santi, pax tibi"; cui respondetur:
„Et cum spiritu tuo". Haec verba sunt salutationes ad
iiovum hominem, qui renascitur; tune nempe demum bap-
tisma confirmari putant et impositione manuum ab apos-
tolis, ut in Actis legitur 2), usitata. Hoe sacramentum
novum expiscati sunt papistae, plus caeremoniarum quam
verae religionis christianaeque pietatis studiosi.

^ [fol. 105^.] 18 Maji obiit Lovanii Guillielmus Canterus,
vir doctissimus, qui vixit annos 32, menses 10, dies 14,
ut Syfridus Petrus libro
De scriptoribus Frisiae 3) scriptum
reliquit.

[fol. 106^.] Julius.

Hoc tempore, cum mihi esset paedagogus Johannes
Orschotanus, qui me ad scolas deduceret et in studiis
ahquantum juvaret, deduxit ad turres civitatis vel extra
civitatem ad campos Vici veteris vel Abstedanos, ibique
carta ludere docuit et, cum grammatices mecum funda-

1) Deseriptio. p. 71 en 72.

2) Handelingen der Ap. VIII: 14—17.

3) In de uitgave (Franeker 1689) p. 189 seq.

4) Oudwijk.

-ocr page 151-

menta repetere deberet, scurrarum exercitiis doctiorem
fecit, aetate qua minime oportuit, eoque perduxerat, ut
nihil aeque contra animum haberem ac studia, ut pro-
gressus, quos biennio hoe feci, satis indicabant, ita ut
etiam poeniteat et saepius perversissimum illum nebu-
lonem execratus fuerim. Tandem vero post tres quatuorve
menses morbo implicatus , ab hoe studiorum et bonorum
morum peste liberatus sum.

[fol. 107.] October.

Circa hoe tempus creati consules: Hermannus van
der Vecht, Johan Botter van Snellenberch, existente
praetore Nicolas Zuleno de Drakenborch; et scabini: Cor-
nelis van der Maeth, Jacob Deedel, Johan Buth, Johan
van Renesse van Moermont, Johan van Groesbeeck, Frans
Both, Adriaan Ram, Adam Vermolen, Willem van Loon,
Dirk Canther, Mr. Lib recht van der Molen, Pons Vuy ten
Broeck Hos in sequentem annum electos ex literis
invenio authenticis et propterea me errasse in positione
magistratus initio anni sequentis comperio, cum illi in
mense Octobri sint publicati.

[fol. 107"^.] Valdesius, cum periculose admodum stomachi
doloribus laboraret, hinc, id est Trajecto, Antwerpiam
profectus est 3 hujus (Octobris), ut medicos magis expertos
consulat. Egidius quoque Barlamontius Brabantiam cre-
ditur profecturus atque hac hyeme Trajectum militibus
non gravaturum.

[fol. 107*.] November.

Circa hoe tempus rector scolae Hieronimitanae loco
Crommii fuit Theodoricus Cornelii Bergius loripes, Gou-

1) I. m.: 18 Octobris.

2) Achter Vuyten Broeck staat nog i. m: „gesurrogeert in de plaets
\\an Jan van Colenberch, die geen eedt en hadde gedaan."

-ocr page 152-

danus prescolus, qui carmen suum annale Joanni Bru-
hesio decano Summi templl inscripsit.

More solito proclamatur hoc tempore senatus circa ferias
Martimanas, cujus nomenclatura in initio sequentis anni
legitur.

Me puero, circa hoc tempus multa audivi ab aviculis
et quoque meis coetaneis de nimphis albis, quas
witte-
wijven
appellant, quae infantes, in cunis vagientes, au-
ferre solerent; nec fabulae haec inanes, sed strigarum
commenta. Meminit harum Kempius (lib. III. cap 31) in
Frisiis 1), scribitque divum Odulphum cartam fecisse contra
harum elusiones. Vide et Sifridum Petri in ejus Vita 2)

14 Decembris. Oppido Zelandiae Sirczee a regiis obsi-
dione cincto, milites egrediuntur; cives vero, ut ex nar-
ratione Adrianae Schipperii audivi, maximas omnis generis
calamitates ab improbo milite perpessi sunt, bonis nempe
pohati, contumeliis et verberibus affecti, victorum petu-
lantiae contra pactam fidem subjacuere.

23 hujus, cum mulier quaedam Arnhemiae gravida ac-
cepisset virum in lupanari cum meretricibus potare, eo
occurrit ac multis jurgiis eundem excepit, qui cum
uxorem verberare vellet intercederentque hospites, eamque
gravidam parceret dicerent, reddidit: ipsam a diabolo gra-
vidam ; quae inde domum regressa est peperitque turpe
admodum monstrum, quod statim ac natum aufugit sub
lectum ibique a nonnullis suffocatum fuit. Habebat pavo-
nios pedes ac loco digitorum ungues satis acutos, oris
loco rostrum gruinum, oculos rotundos ingentes, caudam
bovmam et cornua in capite; corpore toto erat nigrum,
ventre vero cigni instar candidum ac plumis tectum

1) Het hier bedoelde boek van Cornelius Kempius heet: „De origine
situ, quahtate et quantitate Frisiae et rebus a Frisiis ohm praeclarè

gestis, hbri tres...... Coloniae Agrippinae. Excudebat Gosvinos Cho-

hnos, anno 1588.» Zie W. Nijhoff: mUiograpMe van Noord-Is^eder-
|q94) blz tot het einde der
18e eeuw (Amsterdam

2) Be Scriptorihus Frisiae p. 423—425.

-ocr page 153-

Pormam apud me habeo in aere expressam, estque publi-
cis tum cantionibus divulgatum.

[fol. 109.] ANNUS 1576.

Consules Johannes Tatius Amerongius, Henricus Rine-
veldius; 12viri rerum capitalium: Cornelius Vermatius,
Johannes Groesbecldus, Gerardus Scroystein, Johannes
Abcoudius Martius, Franciscus Both, Wil. Leonius, Theo-
doras Canterus, Libertus Molinaeus, Pontianus Vuyten-
broeck, Gerard Zoudenbalch, Stephanus Helsding, Jacob
Eemius i).

Februarius.

Hoe anno N. Meursius 2) canonicus regularis Ultrajec-
tensis, sacerdos natus Iselstadii, ut notarat Lappius, ex
monasterio aufugit cum quadam puella ex vico Lauren-
tiano^), indeque efifectus ecclesiastes Losdunensis. Genuit
ex eadem Jo. Meursium, virum magnae eruditionis O-

[fol. 109V] Aprilis.

Circa festum Paschatis nobis a praeceptoribus injunctum
erat, ut confiteremur paroeho nostro et ut eo nomine
tesseras vel chartulam ab ipso adferre curaremus, quod et
ohm Georgius Saxo Lipsiae instituerat anno Christiano
1533, ut cives ad magistratum deferrent.

In fine hujus mensis, post Paschatis festum, more
scolastico, locum mutavi et in sextam classem ascitus
sum, cui praeerat magister Cornelius Comius, homo dili-
gentior quam doctior.

1) I. m.\\ publicati 10 Novembris. -- Vgl. fhierboveii blz. 39, waar
Vau Buchell zijn eigen vergissing opmerkt.

2) De man heette: Jacob Cornelisz. van Meurs. Zie van der Aa _

Schotel Biographisch Woordenboek VIL 231.

3) De Lauwersteeg.

4) I. m.: „een linenaister, qua mortua aliam duxil, quae et ipsi
liberos peperit."

-ocr page 154-

Majus.

Hoc mense magno et periculoso morbo ad desperationem
pene medicorum, qui erant Daniel Brouckhusius et Mar-
tinus Schipperius, vexatus sum. Omnia membra adeo
intumuerant, ut vasis instar totum corpus videretur, tanto
dolore, ut moveri vix possem. Mense vero sequenti, cum
divina magis quam humana ope convaluissem, cum
parentibus Arnhemium, ubi vitricus in geometrum Gel-
driae fuit evocatus, profectus sum.

[fol. 110.] Julius.

11 Septembris i) quantopere Trajecti fuerit laboratum
de excludendo vel non admittendo praesidio gubernatoris
Hierges Barlamontii et quanto id ille furore ac minis
urserit atque tandem impetrarit, ample recitatur literis,
quas apud me babeo, Latine scriptis.

Augustus.

Hoc tempore mira ventorum vis in urbe Ultrajectina
grassata, turrium suprema disjecit plumbumque e tectis
vel extra urbem deportavit

[fol. llOv] October.

Circa hoc tempus scolas Arnhemienses visitare coepi,
jam nuper restauratas. Praeerat bis rector Sydracus
Schotus Angianus ex Gallo-Brabantia, vir satis doctus;
sed puerorum aetate abutens, de summo crimine a qui-
busdam accusabatur.

[fol. III.] Novembris.

Arnhemia moenibus vallisque firmissimis ac fossis pro-

1) Volgens de „Utrechtsche Kroniek" in Bijdr. en Meded. Eist. Qen.
Deel XXV blz. 255 was het 12 September,

2) Deseriptio p. 72.

-ocr page 155-

fündig; quatuor item portis munita, Rhenana ad flumen;
divi Joannis versus colles, a proximis Joannitarum
aedibus denominata; Velpia a pago Vellep, et Suburbana,
quam a Judaeo ibi capto suis impensis extructam vulgus
narrat i),

[fol, lllv] December.

Trajecti oden annalem ediderat Theodorus Cornelius
Bergius rector, cui titulus: „Belgiae prosopoeia", ad
quaestorem regium Engelbertum van der Sande.

21. Hispani, quibus jamdiu custodia Arcispacis Ultra-
jectinae commissa, cum se jam hostes Belgiae judicatos
accepissent, circa meridiem ipsius divi Thomae festi irrup-
tionem in urbem fecerunt nil tale metuentibus civibus,
sed statim repressi in arcem se recipere coacti sunt, ac
obsideri hinc ares coepta summa civium cura; et cum
tormentis bellicis, quibus tam validam et munitam oppug-
narent, arcem carerent, a vicinis mutuati sunt. Sequentibus
duobus diebus incendium vicina loca corrupit, sed alacri-
tate civium exstinctum. Ex turribus hinc petere Hispanos
coepere, quare Mariana una ab bis vi tormentorum dis-
jecta, Jacoboea ad ruinam proxima fuit, multorum quoque
civium domus, ut Compostelliana, Cauwenhoviana et
aliorum, crebris ictibus petitae et corruptae 3). Praefectus
arcis erat Franciscus Pernandus d\'Avila. Erat in arce
tum praefectus Franciscanorum fratrum, Godefridus Leo-
dius, qui Hispanos tanquam egregius tubicen continuo
animabat et ut viriliter ferrent obsidionem, hortabatur.
Sperabant etiam hi, aliunde subsidium venturum vel ali-
quem motum a militibus Germanis, quos quotidie sollici-
tabant, oriturum.

1) In het HS. ,volgl nu een teekening van Arnhem in vogelvlucht,
waarbij staat geschreven: „Formam hic habes expressam cum singulis
monumentis, ut ab Auraici principis geometro delineatam vidi."

2) I. m.: Omtrent de Schupstoel schoten eenen burger doot Dirc
van Rutenburg. \'

3) I. m.: Habeo literas diversas.

-ocr page 156-

ANNÜS 1577.

[fol. 112.] Consules: Arnoldus Theodoricus Leidenus,
Franciscus Both; quaestores: Lubbertus Clevus, Johannes
Robertus Druenius; 12viri, quos scabinos vocant: Johannes
Buttius, Johannes Abcoudius Martius, Theodorus Can-
terus, Jacobus Assius, Lubbertus Zudort, Albertus Fokius,
Libertus Molinaeus, Wilhelmus Valius Fronesteinius, Her-
mannus Viltius, Cornelius Mannius, Wilhelmus Bilerus,
Johannes Jacobus Leemputeus. Electi hi in fine anni,
quemadmodum et supra i).

Januarius.

Cum Hispani quotidie tormenta in urbis aedes ex
arce exploderent invasionesque facerent, multi cum fami-
liis ad proxima oppida se receperunt, adeo ut prohibitione
opus fuerit

Juxta fossas civitatis Ultrajeetinae, prope agrum Vici
veteris ad haec usque tempora crux fuit lapidea. Qui-
dam illic occisum principem narrant, alii supplicii locum
olim crediderunt; dubito ego, num Jodocus Laleinius,
Hollandiae, Zelandiae ac Frisiae praefectus, qui in urbis
oppugnatione quarto Augusti glande ictus occubuit anno
1483, hoc loco perierit ®) ac in ejus memoriam sit posita.

Februarius.

Aurantius etHollandi nominarunt Philippum Marnixium,
ut ipsorum nomine interesset senatui Austriaci, quem

1) Nl. hierboven blz. 39 en 4L

2) Utrecht.

3) I. m.-. Ex litteris.

4) Oud wijk.

5) Vgl. A. Matthaeus Analecta I. 583, waar Thomas Basinus echter
verhaalt, dat de Lalaing sneuvelde bij de poort, „per <juam Amgtelda-
mum itur", (Weerdpoort) te Utrecht.

-ocr page 157-

recusasse videntur Ordines et senatores alii, eo quod peri-
tissimus rerum publicarum plerosque astutia et calliditate
atque insuper experientia superare diceretur, tum partes
suas nimium propugnaturus crederetur.

13 1) Arx Freeburga sive Pacis Ultrajecti, ab His-
panis dedita, Gillio Berlamontio Hiergis et Maximiliano
Bossuvio, urbis praefectis, annitentibus ; quibus 27 currus
concessi ad impedimenta vehenda. Cives jam ante ad op-
pugnationem praeparaverant pontes tres, moenibus appli-
caverant, ad ascensum commodos et tota obsidione magna
alacritate usi fuerant, quamvis plurimum damni tormen-
torum vi paterentur. Hinc verum esse potuit, arces firmas
esse compedes ad exiguum motum, at fragiles ad magnum
et communem. Arx primum a civibus aliquandiu custo-
dita, inde abductis in civitatem tormentis, a civibus dirui
coepta.

[fol. 112V] Martius.

24 hujus obiit Trajecti Batavorum Carolus Smyterus,
consiliarius Hollandicus, ob turbas profugus, qui sepultus
in templo Petreiano, hoe a Johanne Lentio epitaphium
promeruit, quod extat ad parietem lateris sinistri, non
procul a senatulo canonicorum: „Nobili doctoque viro
domino Carolo Smytero Gandensi, curiae Holland, sena-
tori regio P. P. Johannes Lentius."

Hic posuit Flander Smyterus Carolus urnam

Consul apud Batavos regis Ibere tui.
CVM BataVos beLLIs VeXat CIVILIS Brinnis
PIXos heV proprlls VVLnera VVLnerlbVs,
Martius hunc rapuit coeloque Astrœa locavit.
Hic celebri tantum nomine fama viget.

Ob. 9 Cal. Apr.

1) Blijkbaar heeft Van Buchell zich hier vergist. Niet 13, maar 11
Februari ging het Vreeburg over. (Zie Bor Dl. I, fol. 781.)
Descriptio
p. 72 heeft deze onjuistheid niet verbeterd. (®. i.)

2) I. m.\\ 11 alii sijn den 19 van de Carthusers aen de Vaert ge-
togen, alwaer si om der tempeest twee dagen wachten.

-ocr page 158-

Aprilis.

Morem ego veterem a quibusdam renovatum vidi,
divorum icunculas in scyphi fundo effictas. Cornelius
Macer (referente Capitolino) Alexandri effigiem et Epicurei
(teste Cicerone) sui patroni referebant; Hieronimus quoque
autor est, multos suo tempore apostolorum imagines in
poculi fundo habuisse sculptas i).

[fol. 113.] Majus.

Non procul Arnhemo in Velua est Castrum Rosendael
inter montes, non procul Obscuro monte, cujus hic
damus formam 2). Est autem munitissimum pro temporis,
quando factum fuit, ratione. Hoc ab Ultrajectensibus
anno Christiano 1422 cum pago incensum, ubi deinde
anno 1424 Mathenesius abbas Egmondanus captus ab
Johanne Egmondano fuit custodiae traditus.

Hoc mense, post exactos ex urbe Trajectina Hispanos
et arce recepta a militibus legionis Bossuvianae, qui in
suburbiis et urbe praesidii causa fuerant, tumultuatum et
in ejus direptionem conspiratum, sed virtute civium urbe
et suburbiis exacti, captis centurionibus Snatero, Suartio,
Tambergio; suburbium tamen Telonarium 3) a militibus
Losecotanis fugientibus incensum.

8 Maji obiit Viglius Zuichemus ab Ay ta, regii consilii
praeses, quod indicat hoc distichum numerale (Vitam vide
apud Sifridum Petri
De scriptoribus Frisiae)

VIgLIVs oCtaVa fLet tristis Frisia Mall
AsCendIt Laetl spLendlda teCta poLI.

Hic quod partibus Hispanicis addictissimus esset, summo

4) I. m.\\ Vide librum Mathenesii, De ritibus christianorum.

2) I. m.: In folio V. — De leekening van het kasteel Rosendaal
komt werkelijk voor op fol. 147v met dit bijschrift: „Castri Rosendalii,
cujus supra quinto abhinc folio memini, vera delineatio".

3) Buiten Tolsteeg.

4) In de uitgave (Franeker 4689) p. 306 seq.

-ocr page 159-

erat in odio omnium, qui libertatem et privilégia Belga-
rum propugnabant.

De destructione Arcis pacis:

Mit CraCht en groote Cost
Is VtreCht Van VrebVrch VerLost.

Junius.

Hujus mensis initio senatus turrim basilicae civilis
praetorii i) fieri curavit cum horologio, campanulis ex Joan-
nitarum aede hue translatis. Cum circa hoc tempus de
Auraneio in praefectum recipiendo ageretur idque et pacis
Gandavensis legibus necessarium crederetur, quidam se
opponentes aliter leges illas interpretabantur. Concepta
apud me sunt

25. N. Vorstius propraetor diem obiit, qui acerbior
Catolicis Romanis visus et ad promovendam religionem
Reformatam diligentior.

[fol. 113^.] Augustus.

Hoc tempore, cum Hussiam (Cliviae id oppidum, 1500
passus supra Arnheimium ad Rhenum) iremus et prope
Malburgum Rhenum trajiceremus, vidimus totam ripam
et omnem fluminis superficiem animalculis volantibus,
vermium forma, occupatam (nautae
aas vocant), piscium
nutrimento destinata, quae tamen ultra diem vivere nega-
bant......

Circa hoc tempus cum vitrico meo, per pagum Baern,
Nykercken amplissimum pagum ac oppidi instar populo-
sum pervenimus. In Velavia est situs ad quadringenta
millia passus ab Amersfordia. Velavia vero multis ericetis
occupatur, ovium pasturis valde idoneis; nam erica greges
ovium optime alit et integra valetudine conservât et
carnem gignit et tenerrimam et saluberrimam ad edendum.

1) Bedoeld is waarschijnlijk het torentje op het Stadhuis.

2) J. m.: Haec non suo loco posita arbitror. Vide annum 1582.

-ocr page 160-

21. Ordines per comitem Hoenloensem, castrorum
praefectum, Silvamducis (a reliquiis comitis Oversteinii
occupatam) obsessam receperunt.

27. Quantus tumultus fuerit Septembris 27 Ultrajecti
exortus pro recipienda Satisfactionis articulos, cum quidam
se opponerent aliosque ab Ordinibus generalibus probates
proferrent, vide litteras Abshovii latinas 17 Octobris 1577
scriptas.

[fol. 114.]

Arnhemia urbs mediocris magnitudinis, in qua olim
duces habitare solebant, quorum ibi aedes. Habet tem-
plum summum, divo Martino Turonensi et Eusebio (cujus
ibi tumulus videbatur) sacrum, cum turri vasta satis sed
infirmo fundamento, quare hoe tempore accersiti archi-
tecti a Trajectensibus, qui remedium adhiberi posse puta-
bant. In medio quoque chori extat candido ex marmore
et alabastrite varii coloris sepulcum Caroli Egmundi,
postremi Geldriae ducis, viri in bello strenui, post cujus
mortem frustra impedire conante Guillielmo Cliviae duce,
ad Burgundos Austriacos transiit ducatus Geldriae. Est
et ibi Jodoci Sasboutii epitaphium, quod in epitaphiorum
libellis 1) extat. Collegium praeterea canonicorum divae
Walpurgae sacrum, nescio an illud, quod ex Tielo anno
Christiano 1328, ubi ab Adelboldo episcopo Trajectensi
fuerat fundatum, translatum legi2). Ordines quoque fratrum
mendicantium Franciscanorum et Dominicanorum, prae-
fectura quoque cum templo Joannitarum virginumque
monasterium Agnetae sacrum. Insigniores aedes Rosse-
miorum, a Martino Rossemio, nominatissimo duce militari,
multis statuis et ornamentis olim condita, Gremagii item
et Hacfortiorum. Ex hac urbe oriundus Henricus Aquilins,
vir doctus. Carolus, cujus sepulcrum in summo templo,

1) Nl. Buchells aanteekenboekje van grafschriften.

2) De overgang van het Tielsche kapittel naar Arnhem had feitelijk
reeds plaats in 1314 of wellicht iets vroeger, maar het naar aanleiding
hiervan gevoerde proces werd eerst geëindigd in 1328; vgl. Moll
Kerl-
aesnhwdenis II. I. blz. 317—318.

-ocr page 161-

feroci et superbo ingenio juvenis a Gallis in odium Bur-
gundiae domus educatus,-cujus avus Arnoldus natus Maria
Arquelia, mortuo Reinaldo ultimo e gente Nassovia Gel-
driae duce, ducatum ad Egmondanos traduxerat.

October.

Circa hoc tempus ex sexta classe ad quintam transivi,
primus in ascendentium ordine, quare rectori duos
nummos, aureum unum, argenteum alterum, de more
obtuli et hinc praemium diligentiae tuli librum. Hic \')
parentes phiditia instituerant cum rectore Joanne Bittero,
Frederico Diemio et aliis, qui singulis dierum optumis
per vices conveniebant et genialiter epulabantur.

[fol. 114\\] November.

23 Novembris tribunus militaris N. Helling, militum
tribus vexillis stipatus, Amsterodamum in potestatem
Auriaci redigere conatus cadit, et sui urbe ejiciuntur.

9. Apparuit Stella crinita, quam cometam vocant; nuncia
haec verissima tot cladium, tot bellorum, quae secuta
sunt........

Edidit tum carmen Martinianum noster rector, cui
titulus: „Querimonia militis Christiani" ad Aemilium Am-
stelium. Trajecti vero Philippus Morus edidit oden anna-
lem: „Pecuniae triumphum" ad G. Veusels.

December.

Hoc anno circa ferias Martinianas divulgati sunt electi
consules: Arnoldus Theodoricus Leidenus, Franciscus Both;
scabini: Johan Buth, Johan van Abcoude van Meerthen,
Dirck Canther, Mr. Librecht van der Moeien, Jacob van
Asch, Lubbert van Paris van Sudoort, Willem de Wael
van Vronestein, Aelbert Foick, Cornelis de Man, Harman

1) Waarschijnlijk te lezen: hinc.
Buchellim, Commentmus.

-ocr page 162-

de Wilt, Johan van Leemputh ende Willem Byler. Hic
magistratus quotannis circa Victoris ferias, praetore exhi-
bente nomina, a principis vicario vel gubernatore appro-
batur et promnlgatur.

ANNUS 1578.
Januarius.

Consules hoc anno fuere: Arnoldus Theodericus Leide-
nus, Franciscus Both.

17 Quum concionem esset habiturus dominus Joannes
Astenus ex familia Jesuitarum presbiter, idque in templo
Civili 1), ubi aliquandiu concionatus fuerat, civitatem
excedere a senatu jussus, Amersfortiam se contulit 2).

Februarius.

[fol. 115^.] 16 proposita Ordinibus nostris de tributis
ordinandis varia, et 13 coram commissariis juramentum
a collegiis sumptum

Martius.

Hoc tempore ambulandi gratia ad Fossae Drusianae
caput, Iselae ortum bodie vocant, 200 passubus supra

1) De Buurkerk.

2) liier liegint Van Buchell gebruik te maken van de „Kronijü van
Utrecht, 1576-1591," afgedrukt in de
Kroniek van het Sist. Oen.
vestigA ie Ulrecht,
21ste jg., 1865, .5de serie, 1ste al. (Utrecht 1866)
blz. 530—576. — Soms heeft hij uit deze bron, met geringe wijziging,
zijn aanteekeningen overgenomen; op andere plaatsen heeft hij haar
slechts uit de verte gevolgd en stukken weggelaten of eraan toegevoegd.
Waar het eerste \'t geval is, daar zal een bloote verwijzing kunnen
volstaan; waar \'t laatste is geschied, zal doorgaans, onder vei\'wijzing
naar de
KronieTc Eist. Gen., een nieuwe opname van den tekst ver-
kieselijk ziju. Het hier voorkomende is te vinden:
Kroniek Eist. Gen.
1866, blz. 538; Deseriptio p. 73.

3) I. m : Habentur apud me,

4) IJseloord.

[fol. 115.]

-ocr page 163-

Arnhemium ivimus, ubi telonium olim ut et nunc. Memi-
nere nempe annales vectigaliorum Isselordianorum ante
200 annos solutorum.

Aprilis.

12. Dominus de la Motte Gravelingam Ordinibus eripit
ac pro Austriaco occupât. Extant apud me literae inter-
ceptae, Hispanica ac Gallica lingua conscriptae ab Alphonse
de Curiel thesaurario bellico ad principem Parmensem,
quibus continetur tota haec Mottensis actio sive mavis
improba proditio. Adjunguntur ibidem diversae literae
ac declarationes Ordinum Artesiae et Flandriae Gallicanae.

[fol. 116.] Majus.

Hoe quoque mense agitatum est apud Ordines Trajec-
tenses de impetrandis praebendis eorum, qui partes Jo-
annis Austriaci sequerentur, ut praeposituram Marianam
Fonckii \'), item praebendas (ut vocant) Huberti Lateur
et Maximiliani Morillonii, canonicorum Servatoris, Bu-
chonis Ayta canonici, et Walteri Berkhornii 2), praepositi
divi Petri.

23. Obiit Laurentius Zurius monachus Carthusiensis,
qui chronicam contra Sleidanum composuit, homo publi-
carum rerum imperitissimus, ex auditu tantum omnia
colligens.

4) Joannes Fonck, uit Amersfoort, proost van Sint Marie sedert 1570,
gest, in 1585; maar reeds in 1579 komt Judocus van Wittenhorst als
zijn opvolger voor. Fonck ging in 1576 naar Spanje, waar hij aanzien-
lijke ambten aan het hof bekleedde. Vgl. Hoynck van Papendrecht,
Analecla, V. 284 seq.

2) Walterus van Kerckhoven, proost van Sint Pieter sinds 1569, maar
in 1580 vervangen door Wilhelmus van Alendorp. Vgl. Hoynck , t. a. p. 234.

3) De bekende hagiograaf, geb. te Lübeck 1522, gest. te Keulen 23
Mei 1578. Hij schreef, behalve zijn kroniek tegen Sleidanus, o.a. een
verhaal of commentaar over de gebeurtenissen van zijn tijd, getiteld
Comm. rerum swo tempore in orle gestarum, waaruit Van Buchell een
en ander heeft geput. Vgl. Jöcher,
QeleTirten-Lexicon. IV Sp. 943.

-ocr page 164-

Jtinius.

Amsterodami quidam paulo ante ejecti, inter quos Mar-
tinus Duncanus pastor \'), templa quoque et monasteria
direpta.

Contra oppidum Arnhemium in insula Rheni hoe tem-
pore lutra fuit ex fibrorum genere, quae omnes in ripa
plantas teneriores dentibus praecideret, nec ullis poterat
capi insidiis.

Julius.

[fol. 116^.]

6 hujus mensis magister Hubertus Scheveningius 2) ^
pastor divi Jacobi, ob certas (ut ajebat) minas Trajecto se
subduxit, Roterodamum profectus, unde magnificis pro
ejus conditione legationibus a senatu revocatus, 17 mensis
sequentis rediit et pristinam functionem in veste linea
subivit, quam etiam de mandato consulum brevi omisit.

10. ^ Edicto publico vetitum, ne concionatores utriusque
relligionis se invicem convitiis proscinderent, sed simpli-
citer docerent absque calumniis aut scommatibus.

Hoe tempore per Betaviam cum matre et vitrico Novio-
magum profectus sum. Distat Arnhemo 2 leucis ad Va-
halim; antiquum sane oppidum et olim, ut ex ruinis
patet, longe majus. Sunt qui banc in ruderibus Batavo-

1) Was er, nadat prof Fruiu schreef over de uitzetting van Martinus
Duncanus uit Amsterdam
JSijdragen, en Meded. Rist. Gen. (\'s Gravenhage
1895) blz. 300—301, nog een bewijs noodig, dat genoemde pastoor
werkelijk uitgezet was, dan hadden we \'t hier bij Van Buchell.
(v. L.)

2) Dat hier sprake is van Hubertus Duifhuis, is nauwelijks aan twijfel
onderhevig; maar wat beteekent dan het epitheton „Scheveningius?"
Alle schrijvers, die \'t leven van Duifhuis tot een onderwerp hunner
studie maaktenj zeggen dat hij te Rotterdam werd geboren. Is dit
werkelijk waar, hoe is dan Van Buchell aan deze vergissing gekomen?
Volgens Glasius,
Godgeleerd Nederland, 1ste dl. (\'s Hertogenbosch 1852)
blz. 398, ging hij 24 of 25 Juni uit Utrecht; de laatste datum komt
overeen met Van Buchell\'s aanteekening, die zich hier weer van den
ouden stijl bedient, (c. i.)

-ocr page 165-

duri extructam civitatem contra communem opinionem
arbitrantur, et ratione non omnino insulsa; nec ego admo-
dum ab iis dissentirer, nisi aliter jam esset receptum, et
oppidum nostrae regionis id nomen tanquam sui juris
sibi vendicasset. Multa nempe ibi vetustatis monumenta
eruta; aras, testas, lampadas, nummos antiqui aevi vidi,
quae omnia non parvi nominis olim fuisse testantur, cum
tamen vetustiorum scriptorum nemo, quod sciam, ejus
meminerit. Contra in Vico Batavorum nihil unquam mo-
numentorum inventum et nulla tam augustae urbis inditia
apparere constat. Sed utcumque res se habet, nihil aflfirmo;
id namque non modo temerarii, sed insani esset judicii
in tanta rerum obscuritate quid afSrmare velle. Suffecit
haec tantum retulisse, cujus opinionis multo minus poeni-
tuit, quum eam a doctissimo Justo Lipsio approbatam
invenissem >). \' -

[fol. 117.] September.

7 Idus. Arnhemiae ex templis ejectae imagines, quod
Sydracus Scotus, suo more pontificius, hoc disticho
numerali nota vit:

Pridie, o ArnheMI, nasCentls VIrgInIs aras
VeLLere neC StatVas IConoClasta rVbet. 1578.

Carmen Martinianum tum edidit noster rector Sydracus,
cujus initium:

At tu parens rerum, optume o Deus, tuam

Hac peste plebem vindica,
Placatus oculis respice piis denique
Verumque pater indue patrem.
Furoris abstine, satis superque nunc
Poenae dederunt horridae.

1) I. m.\\ In not. ad lib. V Histor. — Bedoeld zijn O. Corn. Taciti
et Ristoriarmn libri,
door Justus Lipsius uitgegeven met
commentaren: Lugduni 1576.

-ocr page 166-

October.

Hic 1) nullae vel rarae molendinae, quae vento agitantur
sed omnes fontibus circumaguntur bac forma

[fol. 117^.]

Circa hoc tempus, more solito, senatus urbis electus et
creati consules: Arnoldus Theodoricus Leidenus 2, Lub-
bertus Clevus; quaestores: Franciscus Both, Valentinus
Voorstius; 12viri: Johannes Martius Abcoudius, Lub-
bertus Molinaeus, Cornelius Mannius, Albertus Fokius
Lubbertus Zudortius, Wilhelmus Bilerius, Johannes Jacobus
Leemputeus, Petrus Feitius, Laurentius Nyhovius, Jo-
hannes Robertus Druenius, Bernhardus
Jaersfeltius,\'Cor-
nelius Dueverius.

December.

9 obiit decanus Johannes Hogelande

Pridie natalis Domini Arnhemio migravimus Trajectum
in patriam, glacie mediam viam impediente; vix nempe
ad navalia Vresvicorum pervenire nostra navis potuit, ubi
fossa nova ad urbem a Trajectensibus anno 1373 deducta
(cum Rheni ostium jam diu ad Catvicos obstructum fuisset)
et turri, munitionis causa, Gildenburgica ejus ostium et
emissaria gemina defensa.

[fol. 118.] ANNUS 1579.

Consules: Arnoldus Theodoricus Leidenus 2 et Lub-
bertus Clevus.

Januarius.

Johannes Stadius a Loonhout , vir doctissimus, qui

■1) NI. te Arnhemi.

2; Teekening van een watermolen.

3) Deken van Sint Marie sinds 1562; vgl. Hoynck van Papendrecht
Analecta V. 295. \'

4) J. Stadius geb. te Loonhout 1 Jan. 1527, gest. te Parijs 1579,

November.

-ocr page 167-

commentaria in Florum edidit, hoc anno obiit Lutetiae,
ubi ad docendum faerat evocatus, Lovaniensibus studiis
furente Marte oppressis.

30. Otto Egmontius, Antonius Brantius, Mr. Everardus
Scajus, Johannes Westrenius, consules Amersfortii, Trajecti
ab Ordinibus detenti, quod impensas, in obsidione arcis
Freburgi factas, conferre ex decreto Ordinum nollent i).

Hoe quoque mense imagines e quibusdam templis ejectae
confractaeque, ut distichon hoe indicat:

Vespere dena fVIt lanl (doLor) hora dIesqVe
ConfraCta Vt sanCtls TraleCtl est Condlta IMago 1579.

Et mense Junio hujus anni, in edicto de pace relligionis
ergo observanda, haec templa, nempe Minoritarum,
Jacobitanum, Civile et Nicolai Reformatis concessa.

Februarius.

Sunt et apud me literae Heremalii, in quibus quaedam
de rebus Valentini de la Motte et obsidione Trajectensi
ad Mdsam.

14. Amersfordii rebelles ab Ordinibus judicantur, ob
negatam impensarum in obsidione Freburgensi factarum
collationem.

Hoe ego tempore ad scolas Hieronimianas, cui prae-
erat Regnerus Sarcerius Solmundanus, redii, qui examine
facto ad quintam classem me deduxit, ibique praeceptore
Johanne Avesato syntaxim didici Macropedii, cujus fun-
damenta ob carminum facilitatem pueris hic praelegunt.
Condiscipuli erant et meae octuriae: Godefridus Munterus,
Johannes Stephanus de Wit, cum quo ab illo tempore

volgens Jöcher, Qelelirten-Lexicon 4e Th. (Leipzig. 1751), kolom 763—
764. («.
L.)

1) Descriptio p. 75. — Vgl. Van Rootselaar Amersfoort (1878) II, 433,
waar het heet, dat de burgemeester Gerard Scadich, met de schepenen
Antonius Brant en Jan van Westrenen, 31 Januari te Utrecht werden
gevangen gezet.

-ocr page 168-

summa fuit famJIiaritas, Henricus Cornelius n
Mudenus, Henricus Duystius. ......^

[fol. 118V.] Martius.

7 Obsidere ob causas supradictas Trajectenses Amers-
fortum coepere et majoribus tormentis muralibus sive
murifragis concutere. Verum quum se imbecilliores Amers-
tortii cognoscerént nec satis munitos ad defensionem 10
hujus mensis se dedere ac praesidium Ultrajectensium\'ad-
misere -). Johannes Bruvesius qui se illic aliquamdiu
confanuerat, inde Embricam se subduxit, quo Coloniam
Agrippinam profectus est 3).

Fuimus hoe tempore in Absteden (quasi Abbatis villam
dixeris), suburbanum amoenissimum, fructiferis hortis

rrber\'deSr."^^"^ ^^^^^ -

25. Feriis Annuntiationis O claustra Ultrajecti mona-
chorum momahumque relaxata, vota, utpote multoties
coacta et inutiha, remissa, et libertas habitum rejiciendi
matnmoniumque contrahendi, assignata annua pitione
concessa, ad quae pollicitis praemiisque invitati nulli
vero coacti sunt, quam vis anno 82 a Lanscronio et Mal-
semio monasticarum rerum 2viris ad resumenda alia
vestimenta ex mandato coacti fuerint

[fol- 119.] Majus.

Hoe anno varie in exsequiis Catholicorum Romanorum

1) Hs. laat den voornaam open.

had^Ïais" Matt!"\'"\'"\' " ^^

3) Descriptio p. 75. - Jan Bruhes, deken van den Dom, later aan-
gewezen tot bisschop van Groningen en daarna verkozen aartsbisschop
van Utrecht, verzette zich beslist tegen den invloed van Oranje in ^

Descr^^tio p. 75; vgl. F. Dusseldorpius, Annales editie-Fruin, blz.
5) Kronielc Mist. Qen. blz. 540, gedeeltelijk.

-ocr page 169-

tumultuatum est, ut in domini Henrici Abcoudii Esse-
steinii i) apud Franciscanos et sepultura Francisci pastoris
in Houthem 2) apud Nicolaitas, circa Pentecosten ; quo etiam
tempore Henricus Rodulphus, Mariani collegii scholtus,
ob parenesin vel pasquillum vernacula lingua factum
captus nec sine suo damno dimissus est.

[fol. 1J9V.] Julius.

Prima hujus Buscumducenses inter se tumultuantes et
utriusque religionis cives ad manus veniuut, ubi ex Refor-
matis occiduntur 170, ex Catolicis Romanis 30 et 100
vulnerantur, victoriamque obtinent.

Cum quaedam contra religionis pacem a senatu admit-
terentur et ob id vereretur, ne quid pontificii tentarent,
admiserunt pridie Idus cohortem militum praesidii sui
causa Ordines Trajectenses cum juramento, quod senatui
obedientiam milites praestarent et jussi abirent; sed cum
minus cum civibus convenirent et nonnihil civibus mina-
rentur, urbe octava quam vénérant die excedere coguntur.

Senatus credulus falsis dilationibus circa 4 Nonas Julii
Johannem Axelium canonicum Martinianum in vinculis
conjecit et variis tormentis lassatum ad Nonas Augusti
detinuerunt. ld quamvis tum sine sua culpa passus fuerit,
vetera tamen ejus crimina haec meruisse videntur. Cum
nempe casu incidissem in cartulam neglectam ex actis
Consistorii decerptam, banc contra ipsum Axelium insti-
tutam a fisco vel syndico ecclesiae Trajectensis accusa-
tionem collegi: falsum commisit Axehus in impetratione
praebendae J. de Hamstede; propter falsitateni a se com-
missam Romae captus fuit et carceri mancipatus nec potuit
habere abolitionem, nihilominus se sacris immiscet; ro-
fianus fuit, testes Nievelt, Brevelt, Rosa chorepiscopus;
scripsit se clericum Cameracensem, iterum Romanum,

1) Abcoude van Essesteyn.

2) Houten bij Utrecht,

-ocr page 170-

Herum laicum, manu propria; Romae vixit in adulterio
cum Schotzesa maritata; turbavit Consistorium etc.

[fol. 120.]

8. Vendita aedes Crucis \') in suburbio Albano, quam
Theodoricus Ruyscbius canonicus divi Joannis fundaverat
anno Cbristiano 1408; ubi crux olim multa miraculorum
fama. Vidisses illic scipiones, linteamina, quin et ferrea
arma, voti et religionis causa suspensa, pedes, praeterea
manus, bracbia, boves, equos, oves
etc. ex caera. Frequen-
tabatur ideo locus iste superstitiosa pietate etiam a pere-
grinis. Demoliri deinde coepta, bospitali manente, ab
emptore Christiano Joannio pistore in Piscario ipsis feriis
Laurentianis. Quo etiam tempore Miserorum sepulcra 2)
cum hospitali divi ni fallor Justi in suburbio Cateriniano 3)
fundamento tenus sublata fuere

[fol. 121.]

Hoc mense senatus electus et publicatus. Consules: Fran-
ciscus Both 2 et Lubbertus Zudertius; Lubertus Clevus,
Egidius Blockius quaestores; 12viri: Arnoldus Theodo-
ricus Leidenus, Johannes Buth senior, Johannes Abcou-
dius Martius, Johannes Jacobus Leemputius, Albertus

•1) De kapel van het H. Kruisgaslhiiis, aan de Biltstraat, een bede-
vaartsoord; vgl. Mr. S. Muller Fz,,
GescUeclewis der Fundatiën.....der

vereenigde gods- en gasthuizen te \'Utrecht (1900) blz. 23 v.v. en Ristoria
seu notitia episc. Vltraj.
p. 128.

2) De kapel op \'t Ellendige kerkhof buiten Cathrijne te Utrecht; vgl.
Mist. seu notitia episc. Ultraj. p. 127.

3) Verkeerdelijk veranderd voor: „Telonario". Bedoeld is het St.
Joost-gasthuis, in de Ganssteeg buiten de Tolsteegpoort; vgl.
Archief
voor de gesch. van het aartsh. Utrecht.
XXX. blz. 64 v.v. en Historia
seu not. episc. Olfraj.
p. 128.

4) Kroniek Mist. Qen., blz. 540. — Deseriptio p. 76 heeft deze alinea
letterlijk zoo, behalve dat „canonicus divi Joannis" ontbreekt, evenals
later het woord „Telonario,"

Augustus.

October.

-ocr page 171-

Fokius, Laurentius Nyhovius, Wilhelmus Bilerus, Petrus
Feitius, Henricus Zulenus, Johannes Robertus Drunius,
Adrianus Meerlantius, Johannes Hoernius medicus.

Hoe tempore classem mutavi et ad quartam ascendi
honesto in ordine, ubi praeceptore Arnoldo Eickio rei
versificatoriae operam dedi ac Graecae linguae simul et
rhetorices fundamenta jeci.

Cum extra suburbanum Insulense circa Aquam nigram i)
deambularem, vidi illic villam, quam vocant Quaestoriam,
a Petro Clerico quaestore regio olim exstructam, admodum
pulcram et amoenam omnibusque pro exiguitate loei
delitiis abundantem. Aedes erant non tam amplae quam
commodae, politae et excultae. Pomarium aderat fructu-
bus omnigenis refertum. In eo lacus piscibus conservan-
dis, silva deambulationi destinata, hortus herbis floribusque
rarissimis variegatus, phaeristerium recreandis corporibus
idoneum et exercendis; adeo ut in parva villula omnes
regiorum aedificiorum delitias hic tanquam in tabella
expressas viva similitudine intueri potueris.

December.

[fol. 121"*^.] Hujus praeteriti mensis initio edidit rector
noster R. Sarcerius oden Martinianam de Amicitia, D.
Lamberto van der Burch decano Mariano inscriptam.

Den abt van St. Geertruit te Loven, anno 1637 vuyt
latende gaen een boeck van S. Begge ende St. Geert,
verhaelt veel van de bagijnhoven 2) et
(sic) seyt van het
ons: Sunt Ultrajecti in magno numero, sed non adeo
felices, quod non fiat illis ibi publica potestas sacrorum
nec aperte profiteri audeant, id quod revera sunt, S.
Beggae genus, id est ut interpreter
clappeien, quae
norunt:

tota quidquid geratur in urbe.

1) Het Zwarte Water buiten de Weerdpoort te Utrecht.

2) Over de begijnen in Nederland, vgl. een opstel van F. W. G.
Kemman, in W. Moll\'s
Kalender II. 70 v.v.

-ocr page 172-

[fol. 122.] ANNUS 1580.

Consules: Franciscus Bothius 2, Lubbertus Prisius Zu-
dortius.

Hoe anno plebs quaedam a senatu reformari petiit,
quae cum XH articulis comprebenderentur, haec iis
denegata fuere: 2 ne scilicet collegia canonicorum con-
gregarentur et ne ii in concessu Ordinum admitterentur.
De scolae reformatione in aliud tempus dilatum i). Hoe
actum Trajecti Nonis Martiis.

Leges Trajecti latae hoe tempore videntur de concordia
unitorum 4 Kalendas Februarias; 19 vero Kal. ejusdem de
vectigalibus ab ecclesiasticis tribuendis, (de) non faciendis
supplicationibus more Catholicorum Romanorum, de in
jus vocandis ecclesiasticis coram magistratu, cum illi
contra contractum Unionis id esse dicerent

15. Ejectae sunt imagines ex templo Jacobaeo. 13
Kal. Febr. jussu Auraici per consiliarium Basilium de-
scripta bona canonicorum aliorumque ecclesiasticorum in
Iselstein.

Hoe mense monetae valor publicatus. Thaleri Hollan-
dici valor 35 stuveri, thaleri Trajectini et Geldriae valor
31 stuveri, nobelii rosarum valor 7 floreni belgici.

Februarius.

6. Wilhelmus Nassovius, Aurantiae princeps, circa
vesperum diu expectatus Trajectum venit cum domino
Carolo Philippo Croniaco primo marchione Haureth, ad
cujus adventum crateres coemiteriorum sublati; discessit
Amsterodamum 26 ejusdem

27 mensis praecedentis Melvingae vel in ejus agro Ro-

1) Zie hierover „Resolutiën van de vroedschap van Utrecht betreffende
de Academie", door Dr. J. A. Wijnne en Lucie Miedema in
Werken
Mist. Qen.
IlL (1900) blz. XCVIL

2) Niet bij van de Water, Vtrechtsch FlaccaatboeJc.

3) Kroniek Mist. Qen. blz, 542,

-ocr page 173-

dorpiae mirum quid contigit, puellam nempe filiolam
pauperis cujusdam villici Adami Kruse (quae jam pro
mortua efferebatur) ad vitam rediisse et multa de emen-
datione vitae ac superbia vitanda concionatam fuisse.

[fol. 122v.] Martius.

Vidi tum scarabeum Lucanicum, quem vulgo cervum
volantem dicunt, viventem. Habebat cornua nigra, nitentia
vitri instar, digiti longitudine, ramis quemadmodum cer-
vina ornata, quae dicit Cardanus in medicina non esse
expertia virium.

Imagines e templis quibusdam ») ejiciuntur Trajecti,
quod hoc acrosticho annotavit Arnoldus Eyckius:

Vespere sVb nona TraleCtI CVnCta rVebant
SaCra doLo nonis Martle fraCta tVIs 2).

Tum quoque tempore, insaniente plebe, etiam regis
Hispaniarum insignia passim dejecta, exemplo aliarum
rerumpublicarum, quod tamen sanioris juditii homines
minus probabant Proditoribus nempe et civitate propter
laesae majestatis aut turbatae reipublicae scelus ejectis
haec infamia fieri jure nostro solet.

Aprilis.

14 processum est a Trajectinis ad venditionem abbatiae
Laurentianae in Oostbroeck, abbate voluntarie cedente.

24 obiit Hillegonda filia Lubberti de Alenderp, vidua
Johannis Wijck, in cujus obsequiis per Adrianum Zule-
num decanum S. Johannis eccleciastici ab ordine incedendi

1) Descriptio p. 76.

2) O. a. uit de Sint Jan op 7 Maart 4580; vgl. Dodt vau Flensburg,
Archief III. 160. Ook in de overige kerken van Utrecht werd dicti
dag geplunderd en gebeeldstormd; vgl. Dusseldorpius,
Annales editie-
Fruin, blz. 179.

3) DescHpÜo p. 76.

-ocr page 174-

proxime post funus exclusi sunt, quod lugentes et amici
deberent praecidere \').

[fol. 123.] Junius.

15. Svollis tumultuatum est, ubi capti Bitterus Marsius
et Knopperus.

[fol. 123^.] Julius.

Hoc mense Trajectenses, evocante consule Laurentio
Nyhovio praetore, Rhenis templa invadunt et imagines
confringunt.

15. Facta iconomachia templi Martiniani, postquam
aliquandiu occlusum fuisset.

22. Festo Magdalenae bis ibidem concionati sunt Refor-
matae religionis homines

22. Ipso Magdalenae festo in locum Wilhelmi Vueselii
ex decreto Ordinum cassati, electus decanus divi Petri
ejus calumniator Johannes Bogert, qui scolastici officium
resignavit domino Alphardo de Coninck.

Augustus.

8. Cives in coemiterio Sancti Petri lustrati sunt TJltrajecti.

15. Obiit Fredericus Schenck ex baronibus a Tauten-
burch, antistes Trajectensis, vir doctus, sed nimiae parsi-
moniae notatus , de cujus obitu hoc distichum numerale
fecit praeceptor meus Arnoldus Eyckius:

QVInto a sextlLIs bis deno obllt FrederlCVs

SChenCk pIVs hIC dVX et praesVL hVMatVs VtrlX.

1) Wat verder onder April en Mei door Van Buchell wordt mee-
gedeeld, stemt bijna woordelijk overeen met blz. 542—543 van de
KronieTc Rist. Oen., alleen met dit onderscheid, dat Van Buchell hier
de data in volgorde opgeeft, wat in de
Kroniek het geval niet i?.

2) Deseriptio p. 77.

3) Zie over W. Veusels, hierboven blz. 21.

4) Vgl. Dusseldorpius, Annales editie-Fruin, blz. 182.

-ocr page 175-

[fol. 124.] September.

Hoc mense obiit Jacobus Latomus junior, tbeologus et
poeta insignis, canonicus Sancti Petri apud Lovanienses i).

19. Repentina morte obiit Cornelius Susius , vir
doctus, praeses consilii Hollandici, cui successit Adrianus
Milius.

22. Gerardus Cnoop, canonicus divi Joannis, duxit
uxorem Jobannam Scroiestein, vestalem Servatianam.

October.

Senatus Ultrajectinus electus circa hoc tempus publicatus.
Consules: Reinerus Aswindius, Brakeliae dominus, Lub-
bertus Prisius Zudertius 2; quaestores: Adrianus Meer-
lantius, Johannes Berckius; 12viri juditiales: Franciscus
Both, Johannes Abcoudius Martius, Willemus Bilerus,
Johannes Jacob Leemputeus, Cornelius Mannius, Petrus
Feitius, Henricus Zulenus, Johannes Robertus Druenius,
Roetardus Lanscronius, Theodorus Goyerus, Timannus
Slotius, Joannes Amstelius Mindius o).

Circa Remigium veterum scutatorum (nummi id genus)
duplicatio instituta, cum in Majo blancarum impositio
exordium habuisset, cujus tertia sive triens proprietario
decederet.

Hoc tempore, relicta quarta classe, ad tertiam me con-
tuli, ubi rectore et praeceptore Regnero Sarcerio dialec-
tices fundamenta didici.

20. Johannes Rengerus, canonicus sancti Johannis, duxit
uxorem . . . . Grauwert, vestalem.

1) Jac. Latomus Jr. stierf volgens Foppens, BiUiotheca lelgica I. 521
en Jöclier a. a. O. Th. II. kol. 2291 pas in 1596.

2) Cornelis Suys, geb. 1514, gest. 1580. (». L.)

3) Tusschen deze lijst en die, welke voorkomt in de Kronielc Hist.
Oen.
blz. 544—545, bestaat nog al verschil. (». L)

4) 1 October.

5) Voornaam ontbreekt in \'t Hs.

-ocr page 176-

[fol. 124^.] November.

Prima hujus mensis, quae Omnium Santorum, apud
Albas virgines quidam ex plebea faece Sebastianum quen-
dam inopem sacrificulum missam celebrantem habitu pon-
tificio indutum, non sine pugnis, risu in publicum per-
traxere ad urbis basilicam; sed cum is 120 i) pauperior
esset asseretque
(sic) inopii causa se celebrasse, postridie
dimissus est et pallia tam viris quam mulieribus, qui
adfuerant, restituta.

Circa hoe tempus in sesquiannum quaestor factus fuit
Valentinus van de Voort veterum clypeatorum et con-
sumpti
(sic)

Hoe tempore Sarcerius, rector noster, edidit carmen
Martinianum: „De fragili et promiscua humanae vitae
brevitate", inscriptum domino A. Eschio, divi Joannis
canonico et praefecto Cecilianarum virginum.

December.

11 hujus mensis ex Utenhammo^) castro in urbem captivi
abducti sunt: prior Dominicanorum Coppegavius, vestalis
quoque Ruynea ex coenobio Viae Albanae prope suburbiis,
et paupercula alia, nomine Anna Christiana, quibus crimen
proditionis impositum, quod cum Blibecanis praedatoribus
occulta quaedam egissent, ac eo nomine virgis acriter
caesa Anna, tandem tamen (cum?) reliquis duobus dimissa.

Circa hoc tempus hebben Peeter Foeyt, Reynier van
Aswijn, den deecken van Sint Jan, Jan Spruyt, N. van

4) Het bedrag der boete, die hij te betalen had; bij raadsbesluit van
44 Juni 1580 was de uitoefening van den katholieken godsdienst to
Utrecht verboden; vgl. Matthaeus,
Fundationes et fata. ecclesiirum p. 262
en
Jfed Archief voor Tcerlel. gesch. Dl. VI (Leiden 4846) blz. 231 v.v.
Een straf van 25 gouden realen werd er voor den dienstdoenden priester
op bepaald bij placcaat van 25 Augustus 1581; zie Van de Water,
Plaecaatloel I. 350.

2) Nam. ontvanger van het oudschildgeld en consumtiegeld.

3) Het huis Den Ham bij Vleuten.

4) Het WiUevrouwen-klooster bij de Bilt.

-ocr page 177-

Oostrum, J. van Scade, Lub. van Zudoort, Cornelis van
Malsem, J. van Rengers i) gemaeckt de instructie over de
geestelicke goederen. In den eersten deputeren alle jaere
drie, vuyt elcken staet een, die opsicht sullen nemen op
de geestelicke goederen van de cloosteren in den lande
van Utrecht, omme die by den anderen te houden,
voor dengeenen die nu sijn ofte ter ordonantie van de
Staten daer comen sullen, die yder sullen hebben 100
gulden sjaers, ende een secretaris; item als sy besoigneren
over de rekeninge 15 stuvers daechs. Dat alle cloosteren,
vicarien, benefitien sullen aenbrengen haere goederen ende
die vijfif godshuysen sullen exhiberen staet van was, olye,
wijn ende de weerde van dien opbrengen tot onderhout
van predicanten, noch die goederen van de Chorälen
omme die tot een seminarium geappliceert te werden.

[fol. 125.] ANNUS 1581.

Consules: Reinerus Aswindius, Brakeliae dominus, Lub-
bertus Prisius Zudortius 2.

Januarius.

11 hujus mensis diu multumque disputatum in collegio
Martiniano Trajecti, an Reformata relligio (ut plurimum
sollicitabantur) in eorum templo esset admittenda, quum
superiori anno bis coacti ad id fuerant et pridie Pontiani
in collegio negandum statuerunt; postridie vero quidam
religioni addictiores convenientes contrarium concluserunt
instrumentoque confecto religionem admiserunt, frustra
reclamantibus et priori concilio legittime facto acquies-

4) Deze instructie is gedrukt bij H. Verloren van Themaat, Geschie-
denis der vicarieën en het vioarierecht in de provincie Utrecht,
in Bijdr.
en Meded. Eist. Gen.
Dl. IV (1884), blz. 503 v.v.; vgl. „Resolutiën"
enz. in
WerJcen Rist. Gen. Dl. LII blz. CXVII v.v. en Mr. J. Acquoy
in
Archief voor Nederl. IcerTcgesch. Dl VI blz. 343 v.v.

Buchellius, Commentarius. 5

-ocr page 178-

cendum esse dictitantibus caeteris canonicis. Fuere qui
subscripserant posteriori sententiae: Ausonius Galema
vicedecanus, Tbeodoricus Witenborstius, Johannes Mon-
tanus, Syphridus Grovesteinius, Gerard. Rhede, Johannes
Scadius, Johannes Zulenus, Wilhelmus Clevus i).

Ludovicus et Wilhelmus Montfortii pater et filius,
Hattemii oppiduli praefecti (drossatos vocant), juxta con-
ventionem cum D. Antonio Grisperio et Gerardo Ratingio
initam, conjicientes Haegemannum tribunum militarem
in vincula et praesidium Austriacorum (qui tum novo
nomine Malecontenti dicebantur) recipere conantes, sed
ab Ordinibus impediti et capti, Arnhemiae ut proditores
capite puniti sunt

Senatus Trajectensis scorta publica urbe exegit ob
bomicidium, in domo meretricia circa Albas Virgines (vulgo
het huys mette trappen) a filio Cornelii Gijsberti (cui vul-
gus Fistularii agnomen, quod olim exercuerat id munus
in arce Freburgica, indidit) commissum. Cum autem
Maria Roestia praeter edictum rediret, publice virgis
caesa ac urbe iterum exacta est
[fol. 125^.]

Hoc tempore vidi relliquias monasterii Geinensis olim
celeberrimi virginum vestalium, quarum praefecta ante
annos 35 fuit Zuedera Buchelia , amita mea, Latinis
literis docta, adeo ut ad quasvis Latinas literas scribere

1) Deseriptio p. 77.

2) I. m.: 22 Januarii Neomagi in 4 partes dissecti scribuntur, cum
pater jam 74 ageret annum. Ex duobus qui apud me libellis.

3) Deseriptio p. 78.

4) Te Geyn nabij Vreeswijk bestond sinds 1423 het klooster der
Reguliere Kanonikessen, genaamd Nazareth; vgl.
Historia seu notitii
episeopatus TJltraj.
(Lugduni 1719) p. 193. Het werd in de troebelen
naar Utrecht overgebracht, waar dus te dien tijde Maria Ruysch
priorin was.

5) „Anno 1506, den 14 Octobris op St. Calixtendach is geboren
Sweertgen."— Wanneer deze gestorven is, bleek niet; want Swedera
van Buchell, waarvan hier sprake is, werd den 22sten October 1516
geboren en staat in de geslachtslijst als „de tweede Sweerken". (v. X.)

-ocr page 179-

non vereretur. Nunc harum praefecturam gerit Maria
Ruysch, consiliarii Petri soror.

Circa hoc tempus Schoonhaviam (quasi Pulcrum portum,
sic nempe scriptum in diplomate quodam Willemi Bavari,
Hollandiae comitis) oppidum non adeo magnum, sed
propter situs ad Leccae ripam commoditatem satis pop\\i-
losum, perveni. Mercimonia cespitum ibi vigent, qui ex
paludibus Rhenensibus efîossi, maxima multitudine eo
convehuntur et inde in Zelandiam vicinasque insulas
comportantur. Feminae dulcedine cantus laudantur.

Castellanum Schoonhaviae olim fuisse legi Ludovicum
de Moerkercken ; cum vero ab Hispanis caperetur, prae-
ficitur Augustinus Rovero.

Circa hoc tempus iterum a ventis et undis Hollandiae
damnum illatum, ut sequentes versiculi numérales indi-
care videntur:

Antonll CIrCa ferlas MIserablLIS Vnda

FVLget ab Eols oCCIdVIsqVe pLagIs

etc.

Antonii circa festum intolerabilis unda
Venit ab Eois occiduisque plagis.

Unda ferox iterum Belgas bacchatur in omnes,
Antonii santi quando erat orta dies.

Hoc anno Immanuel Tremellius vir doctissimus, origine
Judaeus, quem Genebrardus in
Chronographia multis
mendaciis traduxerat, quod purioris relligionis professor
quaedam aliter ex Hebraica lingua quam ipse et Jesuiticae
farinae homines vellent convertisset, edidit
Dialogum spe-
cularium,
quo se contra ejus calumnias purgat.

1) Volgens Jöcher, GéleTirten-Lexïkon i. v. overleed Tremellius te Sedan
in 1584; maar volgens Herzog,
Red-BncyU. für prot. Theol. und Kirche
Bd. XVI, S. 1—3, stierf hij 9 October 1580.

2) De Benedictijn Gilbert Genebrand, geb. te Riom in Anvergne,
gest. 16 Febr. 4597 te Semocez. Zijn
Chronographiae libri III, loopende
van Christus\' geboorte tot 4484, werden later door Petrus Victor Palma
tot 4600 voortgezet. («. L.)

-ocr page 180-

[fol. 126.] Februarius.

Hoc tempore a nostris obsidione liberata Steenwyca,
ubi plurimi utrimque periere. Contigit haec liberatio
Steenwicensis 26 Januarii; nam cum Vilaeus nostros, qui
monasterium Campense occuparant, relictis [fol. 126^] pro
tuendis castris 800 tantum militibus, invaderet, Nienortius
cum suis comeatum in oppidum intulit et fugientes hostes
secutus, utramque obsidionem relinquere coegit \').

Martius.

Principio hujus aedes Drolshagii, Schuringii et Gris-
perii, quod citati non adessent, in fiscum redactae et
publica authoritate locatae fuerunt; suppellex etiam
auctione publica vendita

7 hujus Alegondius Trajectum venit ex Francia, ubi
cum Alenzonio egerat.

Circa Paschatis solemnia institutum, ut orphani juxta
Reformatam relligionem instruerentur et conciones paro-
chiae Jacobitanae frequentarent, paedagogo Jo. Gaudano,
qui id recusaverat seque facturum constanter negaverat,
amoto

[fol. 126^.] Hoe tempore restituta organi Petreiani pars,
ac globus ferreus ibi ex catenula suspensus, qui ex arce
Freburga ab Hispanis fuerat emissus anno 1577, cum
a civibus obsiderentur. Utrumque tempus hoe tetrastico
ibi posito indicatur:

ACCIpe posterltas, eX qVo laCVere reMota

Insanlente saCrILeglo
LIVIDVs hostlLI torMento hoC nabVLa fregit
EX paCIs arCe Cantaber 3).

7 hujus Alegondius Trajectum venit e Francia, ubi cum
Alanzonio egerat.

1) I. m.: Ex libello qui apud me est.

2) Bescriptio p. 78.

3) Kroniek Hist. Gen. 1866 blz. 546.

-ocr page 181-

Templa Franciscanorum et Hierosolimitanum initio
hujus mensis vendita Hieroso(li)mitanum emit Nicolaus
Florentius Veymannus vitrarius et diruit

Aprilis.

3. Obiit Hubertus Duyfhuys, cui sufFectus est Her-
mannus Helconius e Frisia evocatus, qui circa Pentecosten
primo in templo Jacobaeo concionatus est

Hoc tempore vidi errones quosdam, qui se gentiles,
vulgo
hey den vocant, Germanis superioribus zunginer, Italis
vero
ciani appellatos, homines nigredine deformes et ves-

titu sordidos, ex nebulonum faece......

[fol. 127.] Ego hoc tempore cum vitrico meo ad Venen-
dael pagum, ante quadraginta annos in paludibus Rhenen-
sibus conditum, profectus sum. Erant olim hae paludes
in viae, nec suis dominis utilitatem adferebant ullam,
donee authoribus Thoma Cramajo et Johanne Calvo
elices factae et fossae, quibus cespites aveherentur, magno
sumptu et labore efFoderentur; tunc nempe cespites bitu-
minosi magna copia effossi ad vicinasque urbes navibus
oblongis (quas
samoreusas vocant a fluvio Sambre, in quo
primum tali forma factae fuere) comportati, maximos
redditu.s quotannis tam fisco regio quam privatis dominis
attulere.

Majus.

14 Maji obiit Petrus Camp, tutor olim meus et apud

1) I. m.: 7 Martii veiidita. —• Vgl. Kroniek t. a. p. en Descriptio p. 78.

2) De KronieTc t. a. p. zegt: „Templum fratrum Minorum et templurn
equitum Hierosolymitanorum illi adjunctum initio Aprilis vendita et
funditus diruta". — Dit ziet op hetzelfde feit als waarop Van Buchell
doelt en dat hij plaatst op 7 Maart; maar het is duidelijk, dat hier
een andere bron is gebruikt. Bedoeld worden de kapel van het
Minderbroederklooster en de daarbij gelegen kapel der Jeruzalems-
broederschap.

3) Vgl. H. vau Rhenen, Lijste van de namen der predikanten onder de
provincie van Utrecht.
(Utrecht 4705) blz. 9 en Hed. archief voor IcerTctl.
gesch.
Dl. VI (Leiden 4846) blz. 271 v.v, (c. L.)

-ocr page 182-

quem novem annorum puer per bienniUm habitaveram
Huic in templo Petreiano, ad sinistrum chori latus, marmor
caeruleum in pavimento positum, hac inscriptione:

„Ecce ego sicut foenum arui, nunc in pulvere dormio,
revicturus in die novissimo.

Anno Domini 1581, die 14 Maii, obiit venerabilis do-
minus ac magister Petrus Camp, hujus ecclesiae canonicus,
cujus anima requiescat in pace."

De cornibus monoeeratis quo ab Abshovio avecta et
quo consilio ea remitiere nolit, vide ejus literas Latinas
de ®) 8 Maji Leodii scriptas.

[fol. 125^.] Den lesten Maji anno 1581 sijn geordon-
neert Scade, Ostrum, Foeyt, omme ordeninge te stellen
op de goederen van Oistbroeck ende de Reguliers; daer-
nae op den 10 Augusti hebben de Staten, nae voorgaende
bescryvinge persisterende bij de instructie, gecommitteert
de voorseide totte generale geestelicke goederen te be-
sogneeren

Junius.

Parochiani divi Nicolai conservandi templi sui causa, ne
demoliretur, et ornamenti gratia, alteram turrim ex parte
altiorem fecerunt horologiumque imposuerunt ®).

[fol. 127^.] Julius.

Cum inspicerem veterum picturas imberbes, non potui

1) Zie hierboven blz. 35.

2) Hier zijn bedoeld de vermaarde eenhoorns der kapittelkerk van
Sint Marie. Vgl. MolJ,
EerJcgesohiedenis. II, I, 77 en II, III, 172 v. ;
verder A. Matthaeus,
De rébus TJltraj. et Sylloge JSpist. p. 230 en v. d.
Monde,
Tijdschrift II, 263.

3) Lees: die.

4) Zie hierboven blz. 65, noot 1. Deze passage is later door v. B.
op fol. 125v bijgeschreven.

5) Deseriptio p. 79; KronieTc Mist. Qen. blz. 546, waar geen tijdsbe-
paling wordt opgegeven.

-ocr page 183-

tamen istum modum probare, cum virum ostendat barba
et addat authoritatem. Nempe:

Turpis sine frondibus arbos,
Turpis equus, nisi colla rubae flaventia velent,
Pluma tegit volucres, ovibus sua lana decori est,
Barba viros hirtaeque decent in corpore setae.

Philosophes veteres, etiam principes Graecos videmus
barbatos, Romanos imberbes, iterum barbatos; hinc radi
tota barba ad majorum nostrorum aetatem solita, tum
rursum alta, nunc vero semirasa monstratur et placet.

Augustus.

8. Johannes Scade, canonicus Martinianus, Antoniam
Deisiam duxit uxorem, faeminam satis pulcram et pro-
cacem. Ipse vero jam fuerat episcopi officialis et hereti-
corum judex, qui aliquando interfuerat, imo ex numero
fuerat eorum, qui innocentem sanguinem fundebant man-
date Romani Baalis.

23. Varii ignes supra Trajectensem civitatem visi;
nuncii civilis discordii et turbarum, qiiae insequutae sunt.

[fol. 128.] September.

8. Sacellum Martinianum \') in suburbio Insulensi fun-
ditus dirutum, et coenobium vestalium nobilium, in amoe-
nissime loco agri Trajectensis situm, Vici Veteris, venum
expositum; at ablatione turrium, multorum nobilium, qui
ibi proles suas haberent, intercessione, hoc tempore redemp-
tum est; verum deinceps anno 84 prorsus destructum et

1) Deze „Sint Meertens-capelle" was ondergeschilit aan den pastoor
van Sint Jacob en behoorde bij het Sint Maartens-gasthuis, gelegen
buiten de Weerdpoort; vgl.
Historia seu notitia episc. Ultraj. p. 133;
Mr. S. Muller Fz.,
QescUedenis der Fundatiën blz. 67 v.v,; vooral Mr.
Th. H. F. vau Riemsdijk,
Geschiedenis van de Tcerspellcerlc van St. Jacol
te Utrecht
(Leiden 1882) blz. 113—119 en Bijdragen tot de geschiedenis
van de Tcerspelkerh van St. Jacol
(Leiden 1888) blz. 40—41.

-ocr page 184-

igne consumptum est. Fundatum hoc olim anno Chris-
tiano 1135 a Mechtilde castellana, ab eademque et Ottone
castellano sive burchgravio Trajectensi dotatum, confir-
matum vero sub Godefredo Rhenensi episcopo

9. Curia provinciae Trajectensis ob grassantem pestem
apud Orphanos, ad aedes Miropii, nunc
Bucheliii 2), hinc
ad domum episcopalem translata, ubi haesit ad Nativi-
tatem Christi
14. Ex templo Petreano imagines ejectae
Mandatum ab Ordinibus circa hoe tempus, ut omnia
regia sigilla ad se deferantur et ne regis insignia aut
nomen monetae insculperetur

19. Vianenses ecclesiasten Reformatae relligionis Calvi-
nianum, eo quod vereretur adire infirmos epidemia labo-
rantes, ejecerunt ac ejus loco Luteranum assumpserunt.

Hoe mense scolis ad Hieronimitas valedixi, cum invita
Minerva hactenus Uteris insudassem; aetate vero cres-
cente, majori animo easdem amplexus fui et fructu, et ex
mutis quam vocalibus doctior evasi praeceptoribus.

[fol. 128V.] October.

Hoe mense duxit uxorem Johannes Bavarus, canonicus
Martinianus, Mariam Lobecam de Ostende, Stephani filiam.

6. Georgius Ratallerus, praeses in senatu, apoplexia
correptus concidit et ad domum fratris viciniorem sub
vespero ductus, animam efïlavit.

28. Senatus de more constitutus Trajectinae urbis. Con-
sules : Johannes Abcoudius Martius, Petrus Feitius ; quae-
stores continuati; scabini vel 121itium derimendarum:

r

1) Descriptio p. 79. — Over de abdij Oudwijk, zie van der Monde
Tijdschrift V blz. 401 v.v. \'

2) Op de Kromme Nieuwe Gracbt, naast de kapel van het klooster
Jeruzalem (Remonstrantsche kerk).

3) Descriptio p. 79; Kroniek Bist. Qen. blz. 547.

4) Descriptio p. 79.

5) Ibidem.

-ocr page 185-

Lubbertus Zudortius, A. Fokius, Jacobus d\'Edel, Corne-
lius Mannius, Willemus Bilerus, Henricus Zulenus, Rote-
rius Lanscronius, Timan. Slotius, Arnoldus Iselsteinius,
Johannes Sprutius, Florentius Vedius, Johannes Uffelius.

November.

Hoc tempore arithmeticam, diu intermissam, repetere
incoepi apud Henricum____via Ferraria minori

Edidit rector noster Regnerus Sarcerius hoc tempore
oden Martinianam, cui titulus:
Spongiae querela, inscriptum
domino Gerardo a Mierlo, abbati ad Sanctum Faulum.

December.

14. Patres vestalium edicto coguntur migrare nec ad
eas redire; quod nonnullis satis grave, cum dulcissima
consuetudine et summa commoditate earum, quas vegeta
aetate multis et saepe nimiis offitiis sibi devinxerant, in
senio carere cogerentur

[fol. 129.] ANNUS 1582.

Consules: Johannes Abcaudius Martius, Petrus Feitius.

Hoc anno Mauritius Nassovius, Aurantii filius ex uxore
Saxonica, Lugdunum Batavorum studiorum causa a patre
missus est; eique studiorum socii dati Philippus Nassovius
et Philippus Merodius; item Wittenhorstius, dominus Sons-
becanus, cui ejus cura tanquam aulae praefecto commissa
est; huic vicarius datus Melvilius, qui familiae praecipuam
curam gereret. Praeterea ipsi pater dedit 4 pueros, paeda-
gogum Vilertium insuper, adolescentem nobilem et stu-
diosum, tum qui essent a cubiculis, a poculis, item

4) Ontbreekt in het Hs.

2) Korte Smeestraat.

3) Descriptio p. 80. — Vgl. hierboven blz. 20, noot L

4) Volgens G. D. J. Schotel, De Academie te Leiden (Haarlem 4875)
blz. 286 kwam prins Maurits eerst 49 April 4583 aan de Leidsche
hoogeschool,

-ocr page 186-

pistorem, coquum, equisonem, stabularium, et Mariam
lavatricem, praeter eam faeminam nullam, equos 5 et duos
pro praefecto.

[fol. 129V.] Martius.

Hoe mense Martinus Schenckius, qui regias sequebatur
partes, a domino de Hogesaxen in oppido Santis i) captus
et inde abductus, mansitque in captivitate usque ad Ju-
nium mensem anni Christiani 84.

Aprilis.

Hoe mense et circiter non desierunt Reformat!, quos
Consistoriantes vocant, omnem movere lapidem, ut con-
cionatores divi Jacobi quoque parocbianos (quos libertinos
vocant, eo quod nullis vinculis astringi, sed libera tantum
religione uti vellent) in suam classem pertraberent, ad
quod cum Hermannus Friso -) satis inclinare collegae
Erasmo videretur, is, quod boe plane improbaret et minus
stipendii quam Hermannus reciperet, Trajectenses valere
jussit, ac in ejus locum subrogatus est Tako 3). Erasmus
autem, deinceps ductus poenitentia, undique conditionem
conquirens, tandem Merkerkam, pagum dominii Vianensis,
pervenit; verum cum et ibi difficulter ei solveretur, locum^
reliquit et simul concionandi munus

1) Xanten.

2) Hermannus Elconius; zie hierboven blz. 69.

3) Nl. Taco Sybrands.

4) Dr. J. Reitsma, Qeschiedenis van de Hervorming en de Herv. Kerk
(2de druk. Groningen 1899) blz. 155 zegt: „Bakker is in 1581 predikant
te Breukelen geworden". Uit hetgeen Van Buchell hier naar waarheid
zegt, blijkt dat dit onjuist is. Uit aanteekeningen, voorkomende in
een mij toebehoorend exemplaar van H. van Rhenen\'s
Lyste vin de
namen der predikanten
enz. (Utrecht 1705) blz. 9 blijkt, dat Erasmus
Backer den 4den April 1582 door den Raad van zijn dienst werd be-
dankt. Nadat dit gebeurd was, is hij predikant geworden te Meerkerk,
welke plaats hij later verliet om tevens zijn ambt neer te leggen. In
1585, en niet in 1589, gelijk van Rhenen t. a. p. zegt, werd hij predi-

-ocr page 187-

[fol. 130.] Hoc tempore quum Johannes Bogerus a
judice cogeretur, nobis bona nostra tradere, et ipse in
solutionem mille ducentorum florenorum nobis assignasset
15 terrae jugera in pago Segfelt essetque ager iste uligi-
nosus et, quod diu impastus incultusque jacuisset, arun-
dineto similior, eo cum curatoribus Arnoldio Santeno et
Jacobo Harwardio, una cum sorore Maria Buchelia et
Aleida Sevrendra profecti sumus in rem presentem, ut
in loco deliberaremus. Segfelt, autem est pagus domino-
rum Marianorum \') in extremis limitibus Ultrajectinorum
Hollandiam versus, olim ditissimis colonis habitatus, sed
bellicis hisce tumultibus plane vastatus. Templum pa-
roechiale hic fundatum anno Christiano 1312, nam ante
illa tempora in hisce partibus juxta Mye non fuit paroe-
chialis ecclesia.

Majus.

[fol. 130.] Angli agrum circa Trajectum non secus ac
hostiles depredantur.

Canonici reguläres circa hoc tempus in arctum
coguntur

Brigidiani fratres cpacti maniacum recipere et illi neces-
saria tribuere.

13. Zegerus Goch et Franciscus Gerardus patres, de

kant te Breukelen. In de genoemde aanteekeningen staat op blz. 79:
„Hij (Bakker) is in 1585 van Gouda naar Breukelen gekomen, gelijk
blijkt uit een eigenhandige opgave van hem van zijn achterstallig
tractement, gedaan iu 1582. Hij was hier in 1593. Hij slaat op een
register van predikanten, die in 1618 hun gevoelen bij zich wilde be-
houden, en op een ander register wordt gezegd, dat men van zijn
gevoelen niets konde zeggen. Op het eerstgenoemde wordt hij ook ge-
zegd omtrent 70 jaar oud te zijn en zijn afscheid te verzoeken. Op de
lijst van 3 Juni 1619 staat hij niet meer". — Zie nog over Backer
Nederl. archief voor Jcerlcel. gesch. Dl. VI, blz. 269—271. {v. L.)

1) Den deken vau Sint Marie te Utrecht kwam het recht toe, den
pastoor van Segvelt te benoemen; vgl.
Risioria seu notitia, JSpiscop.
TJltrajectensis
p 226.

2) Descriptio p. 81.

-ocr page 188-

nocte capti, ad carcéres publicos ducuntur, nescio qua de
causa, unde se post redimere coguntur.

[fol. 130^.]

Hoc tempore ad magistrum Cornelium Gallicam lin-
guam addiscere incoepi, in Galliam propediem iturus,
idque praecedentis mensis 21 die.

Initio hujus senatus Trajectensis ad ornatum basilicae
civilis turrim supra eam erexere, quam quidam, eo quod
ex variis coenobiorum templorumque relliquiis constaret,
Sprockelenhurch dixere, ac eo nomine creditur Jacobus
Assius apothecarius in carcerem ductus

25. Obiit Nicolaus Vorstius, propraetor Trajectensis,
gravi diu morbo conflictatus, quod quia durius cum pa-
pistis egisset, ipsi accidere suo more interpretabantur.
Solent nempe hi, quod argumentis, ex sacra Scriptura
desumptis, firmare suam sectam nequeant, exemplis
mendacibus et confictis id tentare miraculis; inde tanta
miraculorum falsorum congeries, et ex ethnica usque
superstitione desumptorum exemplorum tot libelli cir-
cumferuntur, quum non attendant veteris scriptoris in
Matheum sententiam, inutilia ejusmodi miracula falsitati
attribuentis

Julius.

Circa hoe tempus in agro Trajectensi deambulans,
ingressus villam regii quaestoris, vulgo
het rentmeesters-
huysken;
eo quod paulo post dernolita, hoe modo
delineavi ®).

1) Lescriptio p. 81. — Tgl. boven blz. 47, noot 1.

2) I. m.: Chris. hom. 19 in Mathaeum, torn. uit. fol. 48. — In de
aangehaalde homelie spreekt de h. Joannes Chrysostomus over Matth.
VI: 1, om te waarschuwen tegen ijdele glorie en te vermanen tot een
zuivere meening bij onze goede werken. Van Buchell is hier dus niet
erg gelukkig met zijn polemische verwijzing naar een Kerkvader.

3) Over deze „villa quaestoria" zie boven blz. 59. Van Buchell
geeft er hier een teekening van, met het opschrift: „villa quaestoria".

Junius.

-ocr page 189-

[fol. 131.] Augustus.

Hoc mense Regii ex agro Campensi, prope Issalam,
magnam pecudum praedam egerunt, nonnullis civium
occisis aut captis.

September.

16. Celebratae fuerant nuptiae domini Gerardi Grim-
bergae curn filia domini de Monceau, Hagaecomitis,
Anna Hamala.

[fol. 131^.] October.

2. In Luco Batavorum nuptiarum celebrata solemnia
Huberti Malsenii, domini de Tilborch et Onsenort, cum
sorore Andreae de Argum, domini de Oisterwijck.

November.

Hoc mense regii Malecontenti oppidulum in Transis-
sulana regione, quod ante nequicquam obsidione cinxe-
rant, Lapidis Vicum (Steenwijck) ex insidiis (cum prae-
fectus aliquot militibus comitatus abesset) oppresserunt i).

Nostri vero jam Bronckhorst et Keppel in ditionem
receperant. In obsidione vero Bronckhorstiano (sic) perierat,
in pectore graviter vulneratus, Hegemannus, militari virtute
in illis partibus notissimus.

Rhen. Sarcerius edidit hoc anno elegiam scolasticam
feriis Martinianis: „De cruce sine afllietione perférenda",
quam inscripsit Buchoni a Montisma, praeposito divi
Johannis.

[fol. 132.] December.

2, Arnoldus Frens filiam Rudolphi Schonavii de Barem
et Annae van der Aa, sibi desponsatam, duxit uxorem.

1) Zie Wagenaar VI, blz. 466. De inname van Steenwijk had 16
November plaats; vgl. Bor II. blz. 336 en Strada,
De hello Belgico
(Romae 1648) p. 244—245.

-ocr page 190-

Pridie divi Thomae sequentis anni senatorum haec
nomina publicata sunt: Petrus Feitius 2 et Johannes
Druenius consules; Franciscus Snekius Oudanius, Gis-
bertus Antonius Vorstius quaestores; 12viri: Arnoldus
Theodoricus Leidenus, Nicolaus Osterhemius, Lubbert
Zudort, Hermannus Viltius, Jobannes Jacobus Leemputius,
Albertus Fokius, Willemus Bilerus, Henricus Zulenus,
Adrianus Meerlant, Theodoricus Goyerus, Johannes Spru-
tius, Wilhelmus Centus Drillenburgius.

Reformati Consistoriales circa festum Nativitatis Christi
miserunt Montfortium, ad impediendum Catolicorum Ro-
manorum exercitium relligionis et eorum sacrificum capien-
dum, Wilhelmum Niportium, Sosii vicarium. Verum is
praemonitus se subduxit, ac Neoportius, aliquoties fru-
stratus, re infecta discessit.

Miror quam immemores divinorum praeceptorum et
quo contemptu vivant divinae leges mortales: viduas et
pupillos coguntur ubique defendere judices, et nunc nulli
magis opprimuntur. Johannis Bogeri versutia vexat nos
in pupillari constitutos aetate, temerariis litibus premit
et nostra quae sunt aperta vi detinet, ac multis sceleribus
contaminata distrahit conscientia. Judices imploramus;
ipse, tanquam optumo uteretur jure, se defendit impuni-
tus, permittente senatu bonorum morum incurioso et
nequitiarum in hac causa dissimulatore. Appello ego ad
summum Judicem, qui incorrupto judicat juditio, cujus
haec sententia, ex divino consistorio pronuntiata fertur
nulli obnoxia fraudi: „Vae qui scribunt décréta iniqua, et
qui dictant et jubent scribere miseriam, ut scilicet arceant
pauperes a juditio, viduas dispolient et pupillos deprae-
dentur" i). — „Sicut devorat stipulam lingua ignis et
glummam flamma dissolvit, sie radix eorum quasi putredo
erit et germen eorum quasi pulvis ascendet"

1) Isaias 10 : 1—2.

2) Isaias 5 : 24. Van Buchell volgt blijkbaar niet den latijnschen tekst
der Vulgata, noch den tekst van Junius en Tremellius.

-ocr page 191-

[fol. 132*.] ANNUS 1583.

Consules: Petrus Feitius 2 et Johannes Robertus Druenius.

Januarius.

Hoc tempore Brabanti, Hollandi, Zeelandi correctionem
anni Gregoriani comprobarunt, et suis in urbibus in gra-
tiam Francisci Valesii Alenzonii admiserunt \'), Geldris in-
terim, Frisiis, Trajectinis veterem stilum retinentibus,
quemadmodum Anglia et Germaniae magna pars con-
stanter facit 2).

22. Vendita domus Henrici Cuynretorvii contra privi-
legia canonicorum (quibus offerenda erat veteri more
emptio, eratque nomen concedere ementi), et empta per
Lumannum Gerardum Voss, sine circuitu.

Februarius.

27. Obiit Johannes dominus de Montfoort, ultimus ut
credo ejus stirpis, relicto herede sororis dominae de
Moreaume filio

Martius.

3. Post domini de Montfoort obitum Montfortii con-
cionatus est Vernherus Helmichius, atque idem saepius
tentatum; verum praefectus tandem eam ecclesiam regen-

1) Vgl. Bor II. blz. 336. — Bij plakkaat van den hertog van Anjou
d.d. 10 December 1582, was de nieuwe (Gregoriaansche) stijl in Neder-
land ingevoerd, terwijl de Staten van Utrecht dien eerst bij plakkaat
van 24 Juni 1700 aannamen. Vgl. Van de Water,
Placeaatloek I. 456
v.v. en Mr. S. Muller Fz.,
Bijdragen voor een OorTcondenloek van het
Sticht Utrecht
(\'sHage 1890) blz. 12, noot 2.

2) Descriptio p. 81.

3) Descriptio p. 81—82. — Vgl. Mr. R. Fruin Th. Az., Inventaris van
het archief der heeren van Montfoort
(\'s Hage 1894) blz. 5: „Met Johan
(IV) stierf in 1583 de burggrafelijke familie in de hoofdlijn uit; de
goederen kwamen aan het geslacht van Merode."

-ocr page 192-

dam commisit Henrico BulcMo, qui a Reformatis Neoporto
Hollandiae expulsus. Verum ultra triennium non tulit;
anno nempe 1586 coactus se abdicare, nisi conformem se
aliis Evangelicis reformatis redderet i).

Hoc mense Cornelius de Hooch, qui se Caroli V impe-
ratoris nothum dicebat seditionemque ac novas res tentaret,
Hagae capite truncatur et tanquam proditor in quatuor
partes secatur

[fol. 133.] Hoc quoque mense, post Paschatis festmn,
Leidam profectus sum studiorum causa....... s).

[fol. 133^.] Lugdunum caput Germaniarum, id est

principium..... Vestigia antiquitatis non vanae in ejus

agro saepius reperta. Nunc mediocris est magnitudinis,
aere salubri, agro fertili, hortis amoenis, laudaturque
a fluviorum frequentia platearumque munditia. Quare
optumo juditio electa ad Academiam erigendam, quae
satis ibi viget. Ex monasteriorum templis scolas fecerunt,
et clarissimos in omnibus facultatibus viros summis un-

dique praemiis ad ejus ornatum Ordines evocarunt____

-fe!^[fol. 134.] Hoc tempore professores sunt^): Hugo Donel-

t jurisconsultus, Franco-Gallus, eruditione insignis et

inter sui aevi primos, Cujacio infensissimus, a quo „Nugo"
vocari solitus allusione nominis et invida aemulatione
famae, doctis sane viris indigna. Huic, quum discessurus
(in) Germaniam videretur, ad stipendium mille florenorum
quingenti additi sunt, quum Batavi hoc Academiae or-

1) Ibidem. — D.il Helmichius te Montfoort heeft gepreekt, vond ik
nergens vermeld. Over Bulk (Bulkius, Bulchius) te Montfoort, zie Brutel
de la Rivière,
Het leven van Hermannus Moded (Haarlem 1879) blz.
108 noot 2; Werken der Marnix-vereeniging Serie III. Dl. 4 blz.
40—41. («. i.)

2) Tgl. Bor II. blz. 363; Wagenaar VI. blz. 493 v. De onthoofding
had plaats 29 Maart.

3) In het Album Stud. Acad. Lugd. Bat. (den Haag 1875) komt voor
op kolom 14: „7 Maii Arnoldus Buchelius, Ultrajectinus."
(v. L.)

4) Zie over de eerste Leidsche hoogleeraren Schotel. De Academie te
ZeiifeTTHzTW^iren 228 v.v.] over Justus Lipsius blz. 109 v.v.

-ocr page 193-

namentum amittere nollent. Multa edidit in jure scripta;
ejus
Methodus juris, opus illustre, in spe est. Julius
Beima, Friso, institutionum imperialium professor, vir
bonus et diligens; Honradius Daventrius, quem ego audivi
testamentariam materiam explicantem; Johannes Hol-
mannus, Bremensis, theologus, bonarum literarum histo-
riarumque Romanarum professor; Justus Lipsius, Iscano
pago non procul Lovanio oriundu77~ln]F\'"docliissimus et
vere politicus, qualem vix multa videre saecula, statura
mediocri, vultu placido, qui ipsam exprimere humanitatem
videtur non superstitiosam, sed veram, in docendo dulci
eloquio praeditus, in familiari suavis at simplex, in scri-
bendo acutus, meditatus, facetus, juditio vix humanus;
unde Doixsa, quem summe colit Lipsius, a quo summe
laudatur Lipsius:

Antistans nostris Lipsius ingeniis,

et Janus Posthius in Belgicis suis sie canit:

Lipsius eloquio quantum ingenioque sagaci
Excellât, reliqua ut scripta viri taceam.
Vel solus loquitur Tacitus, gratusque loquetur,
Dum pronas volvent Rhenus et Ister aquas.
Dii, caput hoc orbi longos servate per annos,
Ex illo ut nobis commoda plura fluant.

Graecarum literarum professor est Petrejus Tiara, Friso;
Hebraicarum Johannes Drusius; philosophiae acutissimus

professor.....Truchius \'). Rembertus Dodonaeus, Mach-

linius, olim duorum imperatorum Germanorum medicus,
de quo sie Posthius:

„Semper honos, Remberte, tuus laudesque manebunt",
medicinam docet. Edidit
Herbarium^) non ita pridem,
quo veram nominis et famae immortalitatem sibi com-

1) ànlhonius Trutius; zie M. Siegenbeek, De Leidsche hoogeschool
(Leiden 1832) II. blz. 66 en Schotel, De Academie te Leiden blz. 21.

2) Het „Cruylboeck".

Suchellius, Commentarius. 6

-ocr page 194-

(1583.)

paravit. Ejusdem professionis est Johannes Hurnius, Ultra-
jectinus, inter clarissimos hujus aevi medicos habendus.
Curatores academiae sunt: Janus Douza Nordvix, vir doctus
et poeta insignis, hac urbe oriundus, Paulus Busius Amer-
fortius, Hollandiae syndicus, Abrahamus ab Almunda.
Instituta vero auspitiis Guillielmi Nassovii Auraici et ab
Ordinibus Hollandiae Zeelandiaeque approbata anno ut
videtur christiano 1578, et hoc sigillo, cujus hic do
formam 1), cum inscriptione:
Lugdunensis apud Batavos
signum majus Academiae,
donata caeterarumque academia-
rum privilegiis, honoribus et immunitatibus concessa
gaudere.

[fol. 134^.] Nunc ad urbis descriptionem reverter, quae
circulari fere est forma. Templa habet 2, majus ab Ex-
celso Aggere nominatum, divo olim Pancratio sacrum, in
quo collegium 24 canonicorum, a Johanne Vernenburgio
antistite Trajectensi conditum anno Christiano 1366;
dominus Giselbertus de Walenborch primus ejus prepo-
situs 3); minus Petro olim sacratum, quo etiamnum nomine
vocatur. Est et aliud Virginis, quondam paroechia
nunc Gallicanae ecclesiae concessum. Turres sunt ligneae,
nescio an propter palustrem ac molliorem regionem. Pon-
tium in urbe tam ligneorum quam lapideorum magna
frequentia. Moles quoque in urbis fere umbilico, vulgus
Burgum vocat, rotundo muro ex pumiceo lapide rotundo,

1) Hier een roodgekleurde teekening van het zegel.

2) De Ilooglandsche kerk.

3) I. m.: Constitutum hoc collegium approbante episcopo a magistro
Philippe de Leiden doctore, donationibus auctum a Giselberte de Walen-
borch pastore in Leierdorp, d. Volperto de Wouwe, d. Nicol. van Bles-
wyck, d. Hugone van der Haut, d. Rutgero van Poel, d. Pet. Hoesch,
d. Willemo de Naeltvyc hofmaerscal a).

Iii

ii :
Ii i

4) Deze parochiekerk van Sint Marie was gelegen in Marendorp en
werd in 1365 geconsecreerd; vgl.
Mistoria seu notitia JEpiscop. Dltraj
p. 463—464.

a) Hs.: hol. maerscal.

-ocr page 195-

ceterum arboribus fructiferis consita, de qua populäres
multa fabulantur; nempe a Gygantibus, quibus rude
vulgus omnia paulo antiquiora ascribere solet, e gesta
terra (ut alveum novo Rheno facerent) extructam. Estque
in ejus apicis medio puteus, procul dubio profundissimus,
quo ad castrum Brittanicum subterraneo itinere pervenire
potuisse olim ferunt.

24. [fol. 135.] In festo Palmarum vidua Florentii Boet-
zelarii, domini Langerackii, Dalebroeck et Oedekercke, ex
familia Flodropiana, ob débita mariti Trajecti aliquandiu
in aedibus Gerardi Remundii propraetoris detenta, summo
mane eflfregit carceres et Viennam Batavorum se contulit,
ubi a praetore Zuyleno, qui pro ea fidejusserat, prosequuta,
privilegie Vianensi tuta, usque ad Decembrem detenta,
cum tractaretur cum creditoribus, iterum aufugit.

Aprilis.

Emi Nonis Aprilis mensam apud Christianum canoni-
cum Pancratianum ad Altum Aggerem, quo patrefamilias
viximus coëtanii scolastici magister Theodorus Gemirus,

paedagogus Nicolai Mathenesii a Vibisma et______Bronck-

horstii 1) Trajectensis, Adrianus Vranco, Vermarius Del-
phins, Hector Appeltornius, Persingius Geldro-Batavus,
Johannes Bassius, Cornelius Bassins, Cornelius Quesnoyus,
Gisbertus Cauwenhovius, Lucenses Batavi %

Audivi Justum Lipsium, Octavianum Suetonii expli-
cantem, et Julium Beima, juris caesarii Institutiones
praelegentem dictantemque.

16. Nuptiae celebratae Jacobi Vallisoletii, qui natione
aut saltem origine Hispanus et dominus Sonbecanus, et
Wilhelmae Pratiae Moorkerkiae.

1) Ook in \'t Hs. ontbreekt de voornaam.

2) Van de hier genoemden komt in het AUnm Sfudiosorum acad.
Lugd. Bat,
alleen voor, en wel op kolom 10; „Augustus 2, 1581, Hector
Apeltern. L. Noviomagus". («. L.)

-ocr page 196-

(1583.)
[fol. 135^.]

Kal. A quibusdam maleferiatis (nescio an senatus con-
sensu) invaduntur horti Brigidanorum fratrum, ex quibus,
permittente senatu, locum exercendi bombardarios fece-
runt \').

Nuptias hoc quoque mense contraxit Gerardus Gode-
fredus Rhedius, canonicus Martinianus, cum Mechtilde
Diestia.

Circa vesperum hoc mense jucundissima deambulatione
in hortis Sagittariorum Leidensium (ubi tune florere in-
cipiebant septa ex spinis acutis vel oxyacanthum odoris
suavissimi) fruebamur. Hic tam studiosorum quam puel-
larum pulcherrimarum eoncursus. Sunt nempe puellae
Leidenses, etiam Guicciardini testimonio et vicinarum
gentium fama, pulcherrimae Hollandarum, lacteo candore
et superstitiosa paene munditie spectabiles; sed egregiam
banc formam obscurant mores parum civiles et habitus
inhabilis ornatusque inornatus, unde nos ad Candidum
nostrum lusimus:

Insigni Batavas superavit Laeda puellas
Forma, sed faciès quid sine mente juvat?
Marmoreos oculis miramur. Candide, vultus,
Ast tangunt animum marmora nulla meum.

20. Cum deambulatum iremus, incidimus ad Voorhou-
tum pagum in rusticos pagan alia celebrantes, ubi puellae
rustica lascivia inter saltandum ad suras usque nudaban-
tur; quales cum vidisset Leonora Augusta: „fugiamus hinc,
inquit, nam meretricum est hic lusus" Et ut verum di-
camus, quamvis hic regionis
mos, Dedicationum feriae et
saltationum paganici illi conventus Veneris sunt mysteria.

30. Cum Hectore Apelternio, homine vere scolastico,

1) Descriptio p. 82.

2) De Schuttersdoelen.

3) I. m. : Aeneas Silvius Corn, de f actis et dictis II.

Majus.

-ocr page 197-

quo genere hominum (ut Caecilii Plinii verbis utar) nihil
aut simplitius aut sincerius aut melius, et Cornelio Ques-
noyo sodalibus ad Vicum Cattorum, geminum in collibus
arenariis et ad littus maris, 2 fere millium intervallo dis-
tantem inter se, perveni, ubi pleni cuniculorum tumuli
marisque Oceanici barbaricum occurrebat spectaculum,
fluctubus assiduo ascensu descensu ipsa littora incursan-
tibus; hicque sanitatis causa salso tam magni lavacri flu-
mine abluimus corpora____ Hoc facto, cum summo desi-
derio videndi relliquias castri Britannici \') frustra fui, cum
arena tegerentur hae prisci aevi delitiae....

[fol. 136.] In hospitio nobis mo(n)strabantur lapides
rotundi, legionum nominibus inscripti. A Cajo Caligula
conditum hoc armamentarium volunt, de quo Suetonius:
„Et inditium victoriae altissimam turrim excitavit, ex qua,
ut ex pharo, noctubus ad regendos navium cursus ignes
emicarent". Quod cum ad Rheni in Oceanum se exone-
rantis ostium esset et inde Britanniam navigaretur, Brit-
tanicum vocatum fuit, deinde aliquoties restauratum, ut
a Severo imperatore, quemadmodum testatur marmorea
tabella ad Lugdunum olim inventa, quae talis:

IMP. CAES. L SEPTIMIVS SEVERVS AVGVSTVS ET

M. ANTONINUS
CAES. CON. VOL. ARMAMENTARIVM VETUSTATE

CONLAPSUM
RESTITVERVNT SVB VAL. PVDENTE LEGATO

AVG. PR. PR.

CVRANTE C^CIL. BATOE PRAE.
GENS BATAVORUM AMICI ET FRATRES ROMANI

IMPERII.

Hanc inscriptionem Gerardus Noviomagus sua aetate
apud Legiam erutam scribit; Cornelius vero Aurelius dicit,
inventa anno 1502 prope Leidas ad jactum sagittae ab

1) Brittenburg.

-ocr page 198-

ipso Rheno vetustissima Romana monumenta, grandibus
insculpta saxis
etc., qui tamen paulo aliter exscripsit.

In reditu Reinsburgi vastas vidimus relliquias. Condi-
tum id monasterium a Petronilla, comitissa Hollandiae
anno 1182, ex ordine sancti Benedicti. Nunc nobilium
virgmum receptaculum i). Ruinas ego has non sine admi-
ratione pulcerrimi operis inspexi, non sine infelicium
temporum nostrorum execratione: o Batavi o Iberi o
dira civilia bella! Hic antistita capitalem jurisdictionem
iiabet et dignitatem cum administratione, quod est Privi-
legium in abbatissa, contra conditionem faeminarum.

Junius.

[fol. 136^.] Theodoricus Does inter eruditos Leidenses
numeratur et Cornelius Petrus, Johannes Gerardus.
_ Leidensis urbs doctos quoque viros in lucem produxit
inter quos Petrus Blommevenius theologus^), Johannes Ger-
brandus historicus 3), Engelbertus Leidensis poeta et gram-
maticus, Nicolaus Leontius rhetor, Florentius Leidanus
qui historiam Fratrum Minorum composuit et jam vix
vivit, Janus Douza Nordvici dominus, poeta insignis
Lucas quoque Leidenus sculptor sua aetate facile primus
encausticus, qui labore multo in aere ad imitationem

2 Hijnshurg (s\'Bosch 1851)

i) De Karthuizer-monnik Pieter Bloemevenne, geb. 1466 sest 30
September 1536, Hij leefde te Keulen en is vo\'orfl bekend\'dLJ Mn
krachtig optreden tegen de aanhangers der nieuwe religie. (vL)

3) Johannes Gerbrantsz. van Leiden, prior van het Karmelieten-
klooster te Haarlem, de vermaarde kronijkschrijver f 1504; v^l. W
Mol],
Kerkgeschiedenis volgens Register i. v.

4) Floris van Oyen, geb. te Leidengèst. te Mechelen 1595; ziin
geschiedenis der Nederlandsche martelaren in de 16e eeuw, behoorende
tot de orde der Minderbroeders, verscheen hi 1592; vgl W P G

Biographie der Kerkgeschiedenis (Amsterdam

iböi)) blz. 99.

5) 1. m.-. Hujus pictura Extremi Juditii in basilica senatoria conser-
vatur. Hanc cum maximopere desideraret imperator Rodolphus pro
ea obtuht, spatium quantum ea occuparet aureis ducatis se cooperturum

-ocr page 199-

Dureri multa incidit, ex hac ortus. Et infelix ille ex
sartore rex Monasteriensis, anno 1534 patriae suae pestis
et dedecus i), et Arnoldus Leidensis pictor non ince-
lebris, cujus tabulam satis venustam de mannae pluvio
vidi apud Bon. Vulcanium. Celebrabitur quoque Philippi
de Ley dis 2), viri sua aetate clarissimi ac doctissimi me-
moria, cujus scripta nuper postliminio restituta et publicae
bibliotecae dedicata extant.

Julius.

9. Lubberti Turci, Heesbeni domini, et Corneliae Lock-
horstiae nuptiarum solemnia celebrata sunt, ütriusque
signa ante aedes suspensa videbantur, quas quarterias
vocant; hujus: Lockhorstiana, Schonoviana, Driebergica,
Nassovia, illius : Turcica, Pieckia, Hemertia, Erkelentia.

[fol. 137.] Diebus canicularibus, cum a studiis et
lectionibus publicis ob solis aestum feriaretur, cum
matre et vitrico Hagamcomitis profectus sum, qui locus

amoenissimus, arboribus et silva cinctus.....Audio hunc

locum „Lucum Batavorum" appellari, idque, ut credo,
ex antiquo marmore, ubi haec leguntur:
Trïb. Po. Lucen-

sium et: Lucensium praef. Trqjano...... Bibliotheca hic

quoque regia, per Joannem Harium collecta s). Sunt hoc
loco, nullis muris aut fossis munito ob arenae difficul-
tatem, cum frustra id superioribus annis tentatum esset,

1) De beruchte koning van Sion, Jan van Leiden.

2) Over Philips van Leiden en zijn voornaamste werk zie JRóbert
IPrmris Yerspreide Oeschriften
L blz. 111 v.v.

3) In De Huisvriend, (Schiedam 1897) afl. 10 blz. 294 schreef A. J.
S(ervaas) v(an) R(ooyen) in een artikeltje
Toen en Uw. „Op zich zelf
genomen, had zij (de Koninklijke) als bibliotheek der stadhouders reeds
een heele geschiedenis achter den rug. Mag men Saurel
{Guide de la
Haye
1860) gelooven, dan is Keizer Karei er reeds debet aan, en werd
op zijn stichting voortgebouwd in 1531, door de nalatenschap van den
kanunnik Jan Dirksz. Harius of Van der Haar. Hij was een groot
boekenliefhebber, welke goede eigenschap hem den bijnaam gaf van
„Jan met zijn boeken",
(v. L.)

-ocr page 200-

plures regulorum et principum magnificae aedes ut : Erici
Brunsvicensis, Wassenariorum, Egmondanorum, Assen-
delfiorum
etc.

Viri docti ex hac oriundi plurimi, inter quos Johannes
Hagius de Indagine, de quo multa
diligenter abbas Tri-
temius; Gulielmus Hagiensis, primus apud Beigas comoe-
diarum excitator; Hippolitus Persinus, Gerardus pater et
Nicolaus filius AssendeMi, Cornelius Susius, Splinterus
Hargenius, Arnoldus Coebelius; de quibus vide Guiccar-
dinium i). Praeterea Guill. Gnaphaeus, Guil. Crypius Mech-
liniensis senator, Jo. Secundus, poeta lepidissimus doctis-
simusque, Guill. Verius, qui scripsit praeconium Christi
crucifixi et de contemptu mundi carmine, Justus Velsius
medicus et philosophus, Joannes de Gouda, syndicus
Groeningensis, Petrus Cornelius Brederodius jurisconsultus
Bernardus Holtorpius, Arnoldus Sasboldus. \'

[fol. 137^.] Augustus.

4. Cum Rotterodamum proficiscerer Lugduno, Delphos

primum perveni 2 leuca Leida..... Haec (urbs) tota

paene deflagravit et igne consumpta anno Christiano 1-536,
sed in longe pulcriorem formam restaurata nunc videtur^
adeo ut omnes Hollandiae urbes aequalitate aedificiorum
splendidissimorum et curiosa munditie facile superet.
Aedes hic splendidiores Huteriorum. Templa quoque et
monasteria, in alium usum redacta, magnifica. Cives
coquendo cervisiam et frumenti mercatura student. Nobiles
familiae hic nullae, (quamvis Huterii eo se nomine attol-
lant); praecipui cives et ditissimi coctores cervisiarum,
quam et zythum vocari quidam autumant, potum nempe ^
ut scribit Dioscorides 2), ex hordeo confectum. Delphica

1) Lodovico Guiccardini, BescriUione di iwtü i Faesi Bassi (Anversa
1588)
p. 277, waar de meeste hier genoemde Hagenaars ook worden
vermeid en waaruit Yan Buchell blijkbaar heeft geput.

2) /. m.: cap. 79, lib. 10. — Bedoeld is Dioscorides Be medica
materia
(Coloniae 1529), door Van Buchell\'s oom Hubert aan de Uni-
versiteits-bibliotheek te Utrecht geschonken.

-ocr page 201-

cerevisia hisce in regionibus notissima, quam ad imitati-
onem Anglicanae et aliarum region urn coquunt et per
totam Hollandiam et vicinas regiones divendunt; nec
minus eo bibentes quam vino inebriantur. Vinum autem
hisce in regionibus ob frigidius coelum non crescit, sed
abunde satis importatur ex Hispaniis, insulis Fortunatis,
Gallia, Germania; sed quum id carius, vulgus sytho
plerumque utitur.

Orti ex hac viri eruditione sua notissimi: Adrianus
Sasboutius, Cornelius Musius, Hugo Biotins, Jodocus Sas-
boutius, Egidius Delphius poeta, Joannes Grammaticus,
Pontus Huterus, Ada mus Sasbout, Cor. Verburchius. Ex
hac quoque ortus David Georgius pictor, qui se Messiam
persuadere vulgo studebat, de cujus vita libellum Basileae
editum habeo, ut ejus meminit Lud. Guicardinus
(sic)
Walterus Lithodomus Jo. Godescalcus Iserman, Isbrandus
Godefridus, Christianus Crucius, Jo. Delphius, Christianus
Adrichemius, Hugo Grotius, Janus Grolius.

[fol. 138.] Roterodamum circa prandium perveni, ubi
vitricum cum sorore inveni. Estque oppidum mediocris
magnitudinis, 3 leucis Delphis distans, ad Mosam flumen
et Roteram ; unde nomen ei inditum : quasi Roterae agger.
Iricolae nautae aut piscatores, quamvis et mercatura mul-
tum ibi llorere ex Zelandia ob navigationis commoditatem
incipiat. Urbs non ita dudum major facta et novis munita
aggeribus. Coquitur et sal. Templum majus olim sancto
Laurentio sacrum, a quo non procul aedes exiguae viden-
tur, in quibus natus Erasmus, a quo immortalem haec
famam nacta semper hominum memoria vigebit, ubi as-
cripti hi versus leguntur:

Aedibus his ortus mundum decoravit Erasmus
Artibus ingenuis, relligione, fide.

1) Descriitione p. 263 geeft een vrij uitvoerige levens- en karakter-
schets van den beruchten David Jorisz.

2) Wouter Steenhuis.

-ocr page 202-

(1583.)
Et hi Hispanici:

En esta casa es nascido Erasmo theologo celebrado,
Per doctrina senelado la pura fee nos a revelado.

Belgici:

In dit huys is gebooren Erasmus vermaert
Die ons Gods woort vuytvercoren wel heeft verclaert.

Huic in medio foro statua posita lignea, sed lapideo
caeruleo colore obducta; nam cum prius ex marmore
statuam erexissent, hanc ab Hispanis, Luterianum dicen-
tibus, dissectam et in flumen demersam ferunt. Statuae
hujus haec fere est ruditer delineata forma i).

De turri in templo hae literae leguntur, ejus funda-
tionis tempus exprimentes:

Anno 1418 op Ascensiedach
Worden den eersten steenpael deses toorns gelacht......

[fol. 138*.] Gloriantur eisdem notis, quibus Romani
olim utebantur, iisque frequenter in publicis monumentis
utuntur Roterodamenses, nempe
S. P. Q. R. Ad portam
Delphensem carmen numerale, obitus Erasmi continens
tempus, legi:

CVnCta est VICtVrVs fVLgens per seCVLa ErasMVs.

1536......

In alia porta, quae Gaudam versus iter monstrat, hic
versus item numeralis, aureis literis distinctus legitur:

Non oblIt DIVVS nostras, qVIa VIVIt, ErasMVs.

Fuit quoque hinc oriundus____Brascicanus 2) sive Cool,

qui de peste edidit libellum, et de Hollandiae etymo

1) Hier geeft v. B. een blauwgekleurde teekening van het Standbeeld,

2) Hs. laat den voornaam open.

-ocr page 203-

nescio quae contra Douzam, quem Douza pater in Anna-
libus
multum flagellat

Circa hoc tempus Trajecti obiit Antonius Blocklandius,
pictorum sui temporis coryphaeus.

[fol. 139.] September.

Hoc mense obiit Maria Mauwijck, vidua Henrici
Ruyschii.

13 vel circa, equiria Valckenburgiorum celeberrima

olimque frequentissima visum ivimus---- Tentoria illic

in campis defixa undique videbantur instar castrorum
militarium, ubi omne hominum genus suum exercebat
questum. Nec deerant tabernae instructissimae aderantque
puellae meritoriae, ad suum quoque quaestum attentae.

15. Tum consodales nobis facti et convictores Jacobus
Magnus, Zelandus, et Nicolaus Junius, Hagiensis, adoles-
cens foecundi ingenii et ad poesim promptus, canonicus
Ultrajectinus ad Salvatorem. Dabant illi pro mensa, quem-
admodum ego, ultra 125 fiorenos in annum.

[fol. 139^.] Narrabat Junius, se novisse quendam Petrum
Schotium, qui culum tubae instar moveret sonitumque
quandocunque vellet ederet illaudabilem, sed quibusdam
helluonibus non injucundum et numeris quodammodo
compositum, sie ut de eo baberet locum illud Dantis:

Et egli havea del cul fatta trombetta.

October.

Hoc mense ob litem, quae mihi erat cum Johanne
Bogero, qui se ad tutelam nostram rapiendi verius quam
administrandi animo jamdiu contulerat Trajectum redire
coactus fui et studiorum meorum cursum interrumpere.

1) Cool had de bekende afleiding: Holland van Hollland, verdedigd
en werd om die snoodheid in de
Bafaviae Mollandiaeque Annales van
Janus Dousa (Lugd. Bat. 1601) p. 248 seq. geducht te lijf gegaan. —
Vgl. over deze oude twistvraag
Bolert Fruins Verspreide geschriften
III, blz. 139—143.

2) Zie hierboven blz. 78.

-ocr page 204-

Consules hoc anno continuât!, quemadmodum et 12viri.
Quaestores electi: Theodoricus Pilius rationum publicarum,
Valentinus Voortius operum publicarum sive fabricae,
quorum hie vulgo alter, secundus vel posterior camerarius
appellatur, ille vero prior, qui et pecuniae publicae cu-
ram gerit.

27. Nuptias celebravit Johannes Baptista Rhenessius
cum Adriana de Twickeloe, ex regione Transissulana. Erat
hic frater Johannis, postremi ex Rhenessiorum familia
Vulvae domini, cui in pueritia nomen inditum Theodorici,
homo intemperantissimae olim vitae ac summae libidinis,
qui et immaturas puellas stuprasse dicebatur.

November.

Editum carmen Martinianum a Sarcerio, quod Ataeis
inscriptum ad Libertum van der Moilen.

Hoc quoque mense Alostum a Scotis praesidiariis regiis
Malecontentis traditum. Laborabatur nempe apud nostros
in disciplina militari, cum milites neque hominum neque
deorum verecundiam habeant, non edicta imperatorum
observent, sine comeatu vagi in pacato et in hostico errent,
immemores sacrament!, licentia sola; nec discernitur
interdiu, nocte et quo iniquo loco injussu imperatorum
pugnent; non signa, non Ordines servent.

December,

15. Adrianus Zulenus, decanus sanct! Joannis, uxorem
duxit Marguaretam de Wael de Moersberge, vestalem ad
Albas 1). Hic jamdiu summus fuerat religionis reformatae
propugnator, qui et Aurantium in publica laetitia privato
hospitio exceperat

1) De „Wittevrouwen" te Utrecht, va» de Orde van Premenstreit;
vgl. A. Matthaeus
Fundationes et fata ecclesiarum 275 seq.; Oudheden
van Utrecht
I. 365 v. v.

2) In het jaar 1576; zie Arend Algem. Oeschiedenis des Vaderlands
II 6 blz. 182.

-ocr page 205-

[fol. 140.] ANNUS 1584.

Consules: Petrus Feitius 3, Joannes Robertus Druenius 2.

Januarius.

Hic versiculus, a Regiis ut puto concinnatus, anni
numerum continet:

DoMIne, In VIrtVte tVa LaetabltVr reX i)- 1584.

Hoe mense Regii, Issalam trajicientes, Veluam depopu-
larunt tributumque menstruum pendere coegerunt.

13. Circa Pontianas ferias nundinales, tertio a civibus
juramentum praestitum et quoque peregrinis, ut quamdiu
sub imperio Trajectensium essent, magistratus jussa exe-
querentur eique fideles essent, cum anno 78
(sic) regem
abjurantes Hispaniarum, Ordinibus fidelitatis juramentum
fecissent et 82, Johanne Austriaco abjurato, Alenzonio
jurassent.

Veteri more apud Trajectenses ex patritiis est consilium
eorum, qui curam aggerum Rheni ac Leccae gerunt, qui
vulgo
heemraden dicuntur. Praeses eorum, cui mulctae
hereditario jam quodammodo jure addicuntur negligentium,
dijckgreeff dicitur. Est is Gerardus Soudenbalchius, domi-
nus de Urck
etc. Quaestor hoe tempore ad triennium ex
nominatione civitatis, cujus jam vices erant, factus est
Valentinus van de Voort.

Februarius.

Erat mihi animus, Lugdunum studiorum gratia repetere;
sed cum C. Quesnoy litteris de hospitis mei (qui jam
annum clymactericum magnum evaserat) obitu certior
fierem, eundem mutavi ac 15 hujus, valedictis amicis, cum
vitrico profectus sum Dordracum, ut inde Galliam peterem,
cujus itineris seriem breviter describam. Noctu cum vitrico
Schoonhoviam pervenimus et in oppidum intromissi, actis

1) Letterlijk naar Ps. XX : 1.

-ocr page 206-

agendis, statim ad navem nos recepimus et summo diei
diluculo Dordracum appulimus, 9 leucis Ultrajecto distan-
tem, ibique hanc diem morati, quaedam vidimus lustra-
vimusque, ut hortos Sagittariorum jucundissimos et mone-
tae Hollandiae officinam. Feminas quoque et puellas vidi
satis pulcras, quae pleraeque candida cute, nigris ocellis
ßsXoipQxKßyj spectabantur, statura item decenti proceriore.
Hic Henricum Plagium, vulgari nomine nuncium Dua-
censem, aliquot adolescentibus comitatum inveni, qui et
nos in Galliam transferendos susceperat. Hospitium nobis
erat in „Leone purpureo", ubi hospes ex cyclopum genere,
duasque filias habebat admodum venustas. Hic, cum
audiret me Gallias petiturum, mira narrabat de Franci-
carum faeminarum levitate venerea seque ibidem in [fol.
140*] puellae amorem osculo fuisse adductum, quo ad
furorem usque adeo laboraret, ut, ea absente, vivere posse
propemodum desperaret. Quare ego improvidae juventuti
et incautae tanquam oraculum hoe hexasticon inter cae-
tera apud Johannem Posthium occinerem, qui peregrina-
turum filium sic admonet:

Et tu nate precor dulcissime, te quoque serva
Praecipitem in scopulos, ne malus error agat.

Et fuge faemineos coetus fatuasque choreas,
Quae causam obscoeni semper amoris habent.

Ebria quin etiam moneo consortia vites:
Ebrietas multis damna necemque tulit.

Cum jam aurora produxisset 18 hujus mensis diem,
valedicto vitrico dataque dextra revisendi spe, me Hen-
rico conjunxi, cui aderant adolescentes, qui studiorum
gratia nobiscum proficiscebantur : Adamus Dunius, Joan.
Kiesius, Haerlemenses; Henricus Duistius, Hollandi; Sera-
pion Montisma, Rutgerus Verkerckius, Gerardus Verhu-
lius, Ultrajectini; Thomas Borlous, Sutphanius; Petrus
Ceclinus, Flander; Flaminius Paleo, Italus Dardanarius.
Postquam navem ingressi essemus, nautae vela ventis
dedere, navigavimusque per agros majorum memoria
inundatione obrutos, ubi eminentes ex aqua ruinas castri

-ocr page 207-

Merovaei praeternavigavimus. Hic Lecca Mosaque, mu-
tatis nominibus, Meroveae fossae \') nomen assumunt. Circa
solis discessum, ad pagum, Oeltkensplaet vocant, perve-
nimus, ubi sex circiter boras quievimus, nam eo Oceani
fluxus et refluxus excurrit. Sex nempe boris crescit toti-
demque decrescit mare et vicina, quae mare recipiunt,
flumina.....

Postero die, ex navi Zirckzeam 2) et Veram oppida
prospectavimus. Sequenti die Armuidam ®) venimus, oppi-
dulum non ita pridem auspitiis Guilielmi [fol. 141] Nas-
sovii Aurantii moenibus cinctum, unde munitissimum est
et diligenti praesidio custoditum. Ad portam elogium
legitur principis Auriaci. Ob portus vero commoditatem et
navium frequentiam, quae bine ad omnes Europae partes
navigant, locus notissimus et incolis frequens. Distat Dor-
draco 18 leucis. Hic videbamus duas turres, summis
tantum pyramidibus lapideis aquis eminentes. Hinc circa
vesperum solventes, pernoctavimus in navi juxta Castrum
Rammekens, qui locus totius Walacbriae munitissimus,
natura arteque, auspitiis olim Caroli quinti imperatoris,
ad defentionem ostii fluminis munitus, cujus hic do for-
mam Hic naves bellicae ad omnem eventum instruc-
tissimae quam plurimae in ancboris stabant, ex quibus
facile maris Belgici imperium penes Walachros esse exis-
timatur. Exoriente die, qui fuit mensis hujus 20, Vles-
singam , Walacbriae oppidum, omnium munitissimum
appulimus. Nihil nempe huic a natura aut arte conferri
posse videbatur ad defensionem; ipsum mare moenibus
alluit, bellicis tormentis maximis munitis; nec unquam
externo in iis ambulare licet. Cives et incolae, ut ait Manlius :

4) De Mer wede.

2) Teekening met bijschrift: Zierezee oppidum. — Van Buchell schrijft
erbij
i. m.: haec fere ut ex fluctubus procul apparebat forma.

3) Arnemuide.

4) Teekening met bijschrift: Castrum Rammekens.

5) Teekening met bijschrift: Arx Vlessingae; daarnaast het wapen van
Vlissingen , waarboven: Ylessingorum insignia.

-ocr page 208-

Et curam tenuere maris Neptunia docti,

Officia et bellis omnes navalibus apti.

Nautae nempe plerique omnes aut maris occupati studiis.
Aedificia ibi magnificentiora nulla, escepto illo, quod
comitis Hoenloi i) dicunt, statuis Caesarum, Julii, Augusti,
Vespasiani, Titi humerotenus ornato. Hic Aurantius aedes
sibi fieri curaverat, sed nondum perfectas vidi, bac forma 2),
cum oppidi dominium sibi suisque favore Ordinum emisse
diceretur, quod fuerat marchionis Veriani. Cinctum hoc
oppidum, ante 60 annos, mûris per Adolphum Burgun-
dum, cujus quoque filius Maxaemilianus dominium urbis
possedit. Hinc 2 leucis est Middelburgum, Metellobur-
gum, a Metello quodam Romano, castra in Mattiacis, sed,
ut credo, [fol. 141\'*\'] nemine aut incerto autore. Est
autem amplo pulcroque ambitu pulcrisque aedibus Zee-
landiae prima. Hanc, quum venti nobis ilico aspirarent,
adiré non ausus fui, ne a sociis relinquerer. Iter corruptior

(sic) et gravior ex maris exhalatione..... Cumjamventus

faveret nobis, pelago nautisque (quos a Mattiacis, ut credo,
maetroos appellant) nos commisimus et circa vesperum
Vlissinga abscedentes, ad meridiem sequentis diei (qui fuit
21 stili non reformat!) in conspectum Galet! pervenimns.

[fol. 142.] Martius.

Quia hisce in locis Gregorianam anni correctionem
observant, secundum ejus calculum dierum numerum
ascribam. 4 igitur hujus mensis Galet! portum, circa
vesperum, clauso jam oppido, intravimus. Per totam
diem gravi tempestate jactati, perdita anchora, cum ob
vadosum scopulis cautibusque insidiosum portus ostium
in recessu maris appellere propius non possemus, tum
Prancici nautae in limbis suis nos excepere et ad 4 tantum
passus in terram constituere, extortis barbaro more a s!n-

1) De graaf van Hohenlohe,

2) Teekening is niet hierbij.

-ocr page 209-

gulis tribus solidis, cum aeque commode ex nostra navi
terram petere potuissemus. Distant Caleti Vlissinga 20
leucis. Pernoctavimus in suburbio sub insigni „Trium
regum", ubi hospita, non oblita pretium suarum rerum,
omnia carissime nobis obtrusit. Exoriente deinde sole,
oppidum intravimus munitissimum et contra Anglorum
insultus curiose pro visum. Pirmissimum habet praesidium,
et portae munimentaque a nullo externo lustrari permis-
sum, imo et oculos avertere, ni male multari velis, ab
omni ejus spectaculo cogeris. Hospitium nobis fuit in
„Sacco onerario" ad forum.

[fol. 142^.] Hic nautae pretium navigationis solvimus,

quod erat unius thaleri, ac hac nocte mansimus.....

Postero die per tumulos arenarios, cuniculis plenos, Gra-
velingam pervenimus, 3 leucis Caleto distantem..... Per-
noctavimus in suburbio, hospitio parum commodo; dor-
miendum nempe nobis erat in stabulo, non omnino ab
equorum calcibus tutis. Unae erant hospitae pulcerrimae
blanditiae, quae cetera commodiora redderent; haec suum
de me juditium et ancillae satis amicum, si eo frui licuis-
set, dedit.

[fol. 143.] Deinde navi conducta, lenta navigatione
Fanum Audomari pervenimus, 4 leucis Gravelinga dis-

tans..... Templum cathedrale pulcerrimum, cujus pavi-

mentum marmoreum mira lenitate et munditie. Nec deerant
sepulcra marmorea et epitaphia; sed ut tum earum rerum
incuriosus, nulla descripsi i).....

Puellarum nitida est admodum forma, gplendidique
ocelli micantibus instar sideribus, ornantque se munde et
more a caeteris Gallis diverso, et moribus Brabantas Flan-
drasve comptiores magis assimulant. Hoc quoque non
praetermittendum putavi, narratu audituque jucundum,
foraticas mulieres quasdam Flandrico tantum idiomate,

1) Het is zeker wel een merkwaardige bekentenis, die Van Buchell
hier doet, dat hij zich in 1584 nog geenzins aangetrokken gevoelde tot
opschriften, terwijl hij er spoedig zoo\'n groot minnaar van zou worden.
(«. L.)

Buchellius, Commentarius. 7

-ocr page 210-

quasdam Gallico, nonnullas etiam mixto uti, ut nec Flan-
der, nec Gallus, nisi utriusque linguae peritus, intelligat;
incolae tamen Gallice tantum loquuntur.

[fol. 143*.] Dies, qui Lunae olim sacer, nos Audomari
Fano Arriam venire vidit, 3 leucis distantem, via admo-
dum lutosa. Horum templum, cum pulcherrimo opere
restauraretur, visum ivimus. Inter spectandum nobis aderat
quidam canonicus vel sacerdos, qui Latino suo nos inva-
dens, severo vultu, sed imperterritos aggreditur et unde
veniremus, quo tenderemus, interrogat. Ex Batavia nos
venire et Duacum studiorum gratia petere, respondemus.
Tum ille amare arrideng : „Certe, inquit, tempus erat, nam
jugulo vestro jam imminebat gladius, nec quisquam vestro-
rum popularium impune ad annum in patria manserit."
Deinde nova interroganti ea reddidimus, quae parum
arriderent, addiditque : „Video quales sitis animo, etiamsi
bic vestro commodo veniatis; manet, man et in intymis
praecordiis haeresis labes." Nos bona verba reddidimus,
quibus simulandum erat et tempori locoque serviendum;
ceterum risum vix potuimus continere, cum tam stultos
Gallos intelligeremus et alienarum virium tam ineptos
aestimatores ; sed dandum quid erat hoc hominum generi
rerum imperitissimo.

Altero die per Lillertium, fortissimum munimentum 3
leucis Arriae distans, pedites circa vesperum Bethunam
pervenimus, in cujus suburbio pernoctavimus.

Sequenti die, curru conducto 30 solidis, pervenimus
circa meridiem a Lens, oppidulum parvum, canonicorum
ni fallor collegio celebre, a Franco-Gallis anno 1557 paene
in ruinas redactum \'). Hinc circa vesperum Duacum in-
travimus, 9 leucis Bethuna distantem, 14 itineris nostri
die, mensis vero Martii 11. Hospitium nobis fuit sub
insigni „Navis deauratae."

23. Mensam emi apud Antonium Pinshovium civem,
senem [fol. 144] annorum circiter 60, qui semper gloriari

1) Op den rand: Tide literas a me scriptas 28 Martii 4.584.

-ocr page 211-

solitus, se primos academiae, ante 20 p. m. annos a
Philippe II Hispaniarum instituto , studiosos convictores
habuisse.....

Est autem Duacum hoe tempore civitas satis magna....
Templa habet, canonicorum collegium D. Amato Atuati-
corum apostolo dedicatum, cujus nunc est praepositus
Martinus Boshemius, Amsterodamius, theologus professor
et academiae cancellarius, magister noster, homo vere
phantasticus, avarus, superbus, quae tria in hoc hominum
genere tanquam haereditaria plerunque reperiuntur.....

Nunc ad academiae descriptionem me adcingam. Scolae
extant Via nova. Nec procul duo sunt collegia, Anci-
nense et Marchinense. Anchinense sive Aquincinctii, ab
abbate amplissima structura conditum, quod tamen [fol.
144v] Biorte praeventus absolvere non potuit. Hoc colle-
gium moderantur Jesuitae---- Jesuitarum nomen, quod

Jesus vestigia sequerentur, assumpserunt. Habitu non
différant a secularibus, ut vocant, sacerdotibus. Viros ha-
bent in suo collegio doctos et ingenii magni, nec facile
aliquem admittunt, nisi perspecto prius ingenio aut mag-
nae parentelae favore. Vulgo male audiunt nimiae super-
stitionis et innumerabilium caeremoniarum strictissimi ob-
servatores, acerbissimique pontificiae Romanae dignitatis
assertores et asseclae. Hoc tamen eos meritissimo elogio
non defraudabor, solos paene dignos videri qui juventutem
doceant. Templum inchoarunt perfectissima architecturae
ratione conceptum.

Alteram collegium a Marcbinensi abbate conditum
perfectumque opere plane regio. Area est quadrata circum,
infra porticibus, supra cubiculis et sacello quadrato corpore
clausa, ubi vidimus doctissimi pictoris Antonii Mori
Ultrajectini perfectissimas imagines; uno tantum ordine
modoque juventutem instruendi ab Aquincintensibus supe-
ratu,r. Dominum Morantium, quem magno honore habent
Galli, abbatiae Marchinensis autorem ferunt. Est et colle-

1) Lees: institutae.

-ocr page 212-

loo

gium Regium, cum ipsius academiae incunabilis ortum ; sed
jam plurimum defloruit. Professores sunt theologiae Mar-
tinus Boshem, cancellarius, magister noster, animal phan-
tastieum, hippocritum, habens lyripipium in collo et
birretum in capite, quae est definitio nostri magistri, sed
inverso nomine :

Qui sapientiae sub umbra
Bullati cupiunt sopbi videri
Nostros quos prope dixeram magistros,
Ni me Lovanium hoc genus magistros
Dicendum docuisset esse nostros.
Terrae pondera inepta, qui magistri
Nec nostri mihi nec sui videntur
Pleni ruris et inficetiarum >).

[fol. 145.] Humaniores melioresque excipio, quorum
numerus rarior: Thomas Stapletonius, Anglus ex nobili

familia, ...... vir doctus et fecundus, multisque jam

editis libris Celebris (sic). Jurisconsult! sunt: Boetius Epo
Frisius , primarius juris pontificii professor, qui ab ipso
academiae exordio hie docuit et varia in jure edidit;
Adrianus Putius, Brugensis, primarius jurisconsultus;
Franciscus Goethalsius, Lovaniensis, qui post hoc tempus
abdicata juris professione, relicta uxore, sacerdos initiatus
est, susceptis plurimis ex uxore liberis; edidit olim
quaedam carmine conscripta; Richardus Vitus, Anglus,
qui olim interpretationem aenigmatis Aeliae Leliae (de
quo Adrianus Burchius in suis miscellaneis poematiis)
conscripsit; Franciscus van der Pied, Flander; Johannes
Ridderius, Ultrajectinus. Extraordinarii juris professores

1) I. m.: Janus Douza.

2) I. m.: qui jam meruerat ex lege comitativam, secundum legem
Unicam cap. de professoribus etc. Hujus vitam vide apud Sufifridum
Petri lib.
Be script. Fris. dec. 15. — Boetius Epo, naar zijn geboorte-
plaats bijgenaamd Rordahusanus, een gehuwde leek, was sinds de
oprichting der hoogeschool te Douai, in 1562, daar professor; vgl. Suf-
fridus Petri t. a. p. (Franequerae 1589) 434—438.

-ocr page 213-

erant; Jacobus Benignius, Amerfortius, et Carolus Lalous,
Duacensis. Medicinae professor erat Adrianus Rhodius,

Gandavensis , moralis philosophiae...... Ferrarius 2),

Graecarum. literarum Johannes Cukius, Flander, vir doc-
tissimus humanissimusque.

Singulis facultatibus sui erant viatores, quos bedellos
vocant, qui rectorem argenteis sceptris solemniis feriis de-
ducebant. ßaccalaureorum erat collegium, ubi illi, qui
Justinianei novi olim sive lytae vocabantur, exercendi
ingenii causa juris questiones excuterent, legebantque ex
suis provectioris studii praefectum, decanum vocant, qui
praesideret. Juris medicinaeque doctores, ob sumptus
inutiles alioquin faciendos, raro creabantur, iicentiati sive
prolytae frequentius.....

[fol. 146^.] Duacae medicinam professum accepi Joan-
nen! Silvium, cujus extat de lue venerea oratio.

20. Nomen meum albo academiae inscribendum curavi.
Fuere tum mihi convictores Nicolaus Dodoneus, Amstero-
damius, et Johannes Kiesius, Harlemius; nec ita multa
post Adrianus Goudius advenit.

[fol. 147.] Aprilis.

14. Trajectum venerunt Gebhardus Truchesius®) et Adol-

1) I. m.: ut Sanderus De script. FUndr., Gerardiinonteosis, med. doct.

2) Hs. laat den voornaam open.

3) Gebhard Truchsess von Waldburg, sinds 1577 aartsbisschop van
Keulen, doch wegens zijn openlijke begunstiging der nieuwe religie en
wegens zijn „huwelijk" met Agnes van Mansfeit — de „Helena van
den Rijn" — 1 April 4583 door paus Gregorius XIII afgezet en geëx-
communiceerd. De calvinistische graaf Adolf van Neuenahr—Meurs was
zijn vertrouweling en handlanger. Met behulp der Slaatschen en van
andere Hervormde bondgenooten trachtte hij gewapenderhand zijn ge-
bied terug te winnen op zijn door den h. Stoel bevestigden opvolger
Ernst van Beyeren. Doch te vergeefs. Hij stierf ambteloos te Straats-
burg 21 Mei 1601. Zie over de ernstige crisis en langdurige krijgs-
bedrijven, door hem in het aartsstift veroorzaakt: Johannes Janssen
Geschichte des deutschen Volkes (Freiburg 1886) V, 3—55 en Lossen
Der Kölnische Krieg (München—Leipzig 1897).

-ocr page 214-

phus Nuenarius, comes Mursius, exclusi suis regionibus
ob infeliciter tentatam religionis novationem, inde profecti
Delphos ad Aurantium, a quo Mursius Geldriae guber-
nator creatus; Truchesio vero ab Ordinibus concessa habi-
tatio in Honselardijck.

Majus.

3. In collegio Marcbinensi comoedia de domino Morantio,
fundatore abbatiae, non illepide acta est. Eodemque tem-
pore Henricus ni fallor Valckenarius post multam in-
stantiam in collegium Jesuitarum receptus est, ubi tamen
ultra annum non mansit.

20. In festo Pentecostes Trajecti in Beguinagio (ut
vocant) ob missam celebratam, ut ajebant, grassatum, pepla
beguinis et aliis mulierculis detracta. Verum post id
tempus autoritate senatus cessavit privatorum haec inqui-
sitie, in gratiam ut volunt Jodoci Sueteni Vilertii guber-
natoris, et cuique sua domus libera relicta i).

[fol. 147*.] Idibus Duaci licentiae lauream accepit
Mallinus de Lanshere de Malve, praeside Boetio Epone;
disputatie ejus ex Novel. Const. 118 desumpta; eodem
fere tempore Martinus van der Leur, Antverpius, eodem
preside, cum materiam quandam decretalem defendisset.

Junius.

Templum Marianum Trajecti, 15 Maii anno Christiano
1582, per Johannem Berkium geometrum et Joachimum
Schadebrouckium legates plumbee tecto nudatum"); quum
aqua pluvia plurimum detrimenti acciperet, canenici magna
instantia ab Aurantio et Ordinibus impetrarunt, ut possent
scalis eperire, quod inceptum hoc mense, ante festum
Paschatis anni sequentis absolutum, cum aliquoties ab

1) Descriptio p. 83.

2) Over het langzame, doch zooals hier blijkt, soms ook opzettelijk
gewilde verval van Utrecht\'s Mariekerk, zie Mr. S. Muller Fz. in
Oud-
Rolland,
Jaarg. 1902, blz 204 v.v.

-ocr page 215-

opere fuissent impediti. Conciones tamen Reformatorum
admittere coacti sunt i).

8. Duaci licentiae lauru donati Johannes Gaest, Torna-
censis, et Petrus van der Steckele, Iprensis, cum ante suae
eruditionis specimen disputatione ex Lege
Mille Dig. de
evictionibus edidisset et Lege ult. Codicis de pactis.

21. Gertruda Bronckhorstia obtinuit sententiam, a senatu
Hollandico latam contra Amyliam Nuenariam, viduam
Henrici ßrederodii et deinde Frederico secundo Palatino
nuptam, quae se usufructuariam dicebat. Gertruda vero
omnibus Henrici avunculi, qui heredem scripserat Joan-
nam sororem, Judoco Batenburgo et Bronckhorstio Hune-
pelae domino matrimonio junctam, oppidis castellisque
potitur.

Obiit hoc mense Johannes Buchelius^), patruus, anno
aetatis 80 s).

[fol. 148.] Cum praelegeret Benignus Jacobus nobis
domi suae primum librum Institutionum juris, et quaedam
occurrerent ex antiquitate Romana explicanda, cujus ipse
ne micam quidem unquam gustaverat, confugiebat illico
ad commune barbarorum juristarum axioma, nihil ad rem
lucrandam facere illa. Pudet et certe poenitet me hoc seculo
natum, quo nihil omnino discitur, nisi quod faciat ad
farinam et recta ten dat vel ad ambitionis fastigium vel
ad avaritiae inexplebilis desiderium sedandum.

Julius.

18. Arnoldo, Moguntiae ni fallor antistiti, sacer hic
dies, quem Galli genialibus solent epulis (ut nominis ita
et ominis vitaeque auspitium inde sumentes) quemadmo-

1) Vgl. Kroniek Mist. Qen. 1866 blz. 553.

2) Johan van Buchell was 17 Augustus 1504 geboren. Hij was de
oudste der 14 kinderen, uit het huwelijk van Edmond roet Judith
van Zuylen. (v.
L.)

3) Dit zinnetje staat i. m.

4) I. m.: Metensis.

-ocr page 216-

dum et etiamnum apud nos natales dies celebrare soient.
Et tarn a prisco tempore quam recentiori hoc multoties
observatum, dies natales caeteris faustiores extitisse, unde
lusimus :

Olim natalem celebrabat Graetia lucem,
Nempe erat haec vitae janua prima novae;
Laudibus autorem sed Galli nominis ornant
Atque omen credunt nomina habere suum.
Jam mihi Mogorum moderans Arnoldus habenas
(Hunc sequar autorem) nomina grata dedit.
Sparge rosas, mea Musa, novas et floribus orna
Mensam, da socio carmina blanda Deo.
Sum Germanus ego et Germano nomine laetor,
Nomina magnanimo praesule magna gero.

[fol. 148^.] 25. Haec dies Jacobo apostolo sacra, quo
tempore sodales Jacobitani, qui magno numero Duaci,
conveniunt certisque utuntur caeremoniis, deinde epu-
lantur genialiter.

27. Tum de collegio beanorum moreque deponendi (ut
vocant) beanos quidam, qui Coloniae Agrippinae Uteris
operam dederant, egerunt et ex Germania barbaram con-
suetudinem inferre studuerunt, de qua ridicula multa
na,rrant quidam depositi, qui luculentum habere beanum
mihi videntur, quamvis se deposuisse primae rusticitatis
cornua et pedantariam, ut vocant, ruditatem putent. Hanc
ab antiquitate commendant et ultra 300 in Germaniae
academiis annos valuisse testantur. Imo quidam oratione
quodlibetica, eam ab Aristotelis aetate in scholis fuisse
indeque ad posteros pervenisse, probare vitreis (ut credo)
argumentis voluit. Mysteria ejus non facile revelantur,
sed apud suos magistros stultitiae inditia latent

28. Johannes Cukius, Graecarum bonarumque literarum

1) Naderhand heeft Van Buchell hier bijgeschreven: Orationem de
hoc ritu, origine et causis edidit Johannes Dinchelius, quae Erfordiae
excusa anno Christiano 1578 in 8.

-ocr page 217-

professor, explicandum suscepit priraum Pomponii Melae
librum
De situ orbis terrarum

Eodemque die pro licentiae lauru repetiit quidam Insu-
lensis 2), ex Lege
In hac actione Dig. de condit. triticar.,
praesidente Adriano Putio. Cum viderem doctorum orna-
menta et praecipue illud brachiale cuculli forma, quod
ornatus ut videtur causa gerunt, sumptum credidi ex
sententia Eccles. : „Ornamentum aureum prudenti doctrina
et quasi brachiale in brachio dextro

30. Hoc die pro licentia repetiit Guilielmus de Coulture,
Insulensis, ex Legibus 1, 3, de legibus, praeside Boetio,
sed cum parum exspectationi satisfaceret, dicebatur prae-
cario magis quam jure admitti.

31. Hora 9 ante prandium duo sacrae theologiae lauream
acceperunt, egregiam de vita monastica orationem habente
Stapletonio, qui paulo post in Jesuitarum collegium coop-
tatus est; sed audio propositum mutasse post annum

Hora pomeridiana secunda, qui superioribus diebus repe-
tierant promoti sunt, doctam de jurisprudentiae laudibus
orationem habente Johanne Ridderio, U1 trajectensi, ubi
illud, quod ait Imp. Justinianus esse oraculum, Homeri
Iliados 10 authoritate probavit, ubi Themisteas leges
appellat; ad cujus loci explicationem multa [fol. 149]
Stephanus Pighius in sua
Themide adfert.

Augustus.

15 feriae Assumptae Virginis matris, quibus concionem
cujusdam Jesuitae audivi. Hic mire se torquebat de aetate
Virginis matris et multas repugnantium autorum opiniones
referebat.....

1) CosmograpMa, sive lihri tres de situ orlis.

2) Insulensis, d. i. van Rijssel.

3) Jesus Sirach 21 : 24.

4) Wegens zwakke gezondheid. Daarna trad hij weder op als professor
te Douai. Zie over dezen beroemden controversist, dien Döllinger eens
„den besten strijder der oude Kerk" noemde, hierboven blz. 100 en
Kir-
chenlexïkon
van Wetzer und Welte 2e Aufl. Bd. XI. Sp. 734 f. f.

-ocr page 218-

[fol. 149*.] 6. Gerardo Mierlo abbate Paulino mortuo,
Johannes Drielius in ejus locum assumptus administrator-
que dictusj mortuus ille aqua intercute.

Miror saepe hominum sinistra juditia et ad calumniam
prona, qui nihil probandum, nisi quod ipsis probatur,
putant caecoque animi affectu veritatis amorem penitus
excludunt. Audivi non semel ab iis, qui Pontificis Ro-
mani jussa saepe in ipsam naturam contumeliosa majoris
quam ipsius Christi praecepta faciant \'), quam iniquo juditio
damnent contrarium et forsan veritate propiora sentientes,
cum ne Christiano quidem nomine dignentur relligionis
emendatae homines eosque apostatas abjuratosque Christi-
anae fidei hostes, hereticos, cum in ipsos autores ea ipsa
nomina majori veritate retorqueri possint, vocant, de eorum
vita impia impudenter mendatia proferentes. Sed ne haec
mirabimini, o mortales! Ante multa saecula ethnici, ut
Christianorum recenter exorientium famam perpetuis tene-
bris suis calumniis involverent summisque de iis confictis
sceleribus pietatis opinionem opprimèrent, dicebant..... 2).

[fol. 150.] 21. Pro licentiae lauru repetiit Rockox, Ant-
verpius. Theses ejus ad disputandum propositae ex Legibus
1 et 2, cap. de periculo rei venditae. Sequenti vero die
Nicolaus Bridoulius, Insulensis, praeside Epone Boetio, ex
1. 2 cod. de pignoribus.

23. Repetiit Carolus Breidelius, Brugensis, praeside
Putio, ex Inst. persequendi crimina.

Eodem die regii Malecontenti, fugientibus Confoederatis,
Velaviam occuparunt.

25. Repetiit quidam Tornacensis, praeside Boetio, cujus
disputatio erat desumpta ex Lege unie. Cod. de confessis,
impertinenterque asseruit eum, qui ad sacerdotem plateatim
Eucharistiae panem manibus portantem confugit, debere

1) Wederom geeft Van Buchell hier blijk van zijn onkunde en voor-
oordeel ten opzichte der katholieke geloofs- en zedeleer, die niets der-
gelijks verlangt.

2) Hier volgen de bekende lasteringen der heidenen tegen de eerste
Christenen,

-ocr page 219-

ecclesiae immunitate gaudere, non secus ac si ad ipsam
confugisset.

27. Hoe die quatuor illi, orationem habente Boetio de
quadrijugo eruditionis curru \'), more solemni promoti sunt.

In den jare 1584, 4 hujus mensis, als de stat van
Utrecht noch schuldich was de Staten voor \'tjaer 82 de
somme van 7200 guldens, ter cause van quotisatie over
de steden gestelt, ende de Staten versochten die opgebrocht
te worden om te furneren zeeckere extraordinaire contri-
butie, over de geconfedereerde provinciën omgeslagen, tot
behulp van de nagebuerde provincie, heeft den raet geresol-
veert, dat men over de rijckdom een settinge maken sal,
om opt onderpant van de Staten impetranten vallende
binnen Utrecht te coopen lijffrenten de penning acht, om
daermeede te lossen de lijffrenten de penning ses ver-
cocht; des heeft hare ordinaris gedeputeerde last gegeven
de Staten aen te geven, dat syluyden meede gehouden
sullen sijn, van deese maent op te brengen de contributie
van hare tienden van de jaeren 80, 81 ende 82.

September.

4 Calendis Septembris obiit Marguareta van der Burch,
Adriani filia, et in templo Mariano sepelitur ac epitaphio
a fratre decano Lamberto van der Burch decoratur.

7. Hoe die senatus Duacensis veteri more eligitur et
confirmatur. Sequenti die nostri Vici aegrotantium
(des
gisans
vocant) fuit dedicatio. Moris nempe Duaci, ut
singulae viciniae suum habeant divum vel divam tutelarem,
cui (tanquam olim ethnici diis poenatibus aut geniis) istius
loei incolumitatem commendent, ettum, collatis sportulis,
publicum parant epulum.

24. Pro licentia disputavit Antonius Belvaletus, Atrebas,
praeside Putio, ex Lege unica God. de rei uxor, act., et
baccalaureatum accepit Nicolaus Sosius, Amerfortensis. [fol.
150\'*\'] Sequenti die idem Belvaletus promotus, orationem

1) Het zoogenaamde Quadrivium der naiddeleeuwsche wetenschap.

-ocr page 220-

habente Jobanne Ridderio, an legislator et jurisconsultus
essent diversi.

27. Acta hoc die in collegio regio comoedia Tbeodo-
siana, cujus argumentum legitur in chronicis Martini
Poloni, in vita Gratiani et Theodosii imperatorum.

Mira hic superstitio, non tantum muliercu.larum, verum
doctorum quorundam virorum, ex Jesuitana doctrina in-
structorum. Narrant, Paulum III Farnesium Romanum
Pontificem Mariae Osoriae misisse rosaria consecrata, ejus
virtutis, si diis placet, ut si quis ad ea legeret orationem
dominicam cum salutatione angelica, protinus ei tertia
pars peccatorum remitteretur.

October.

Principio hujus mensis, circa Remigium, Trajectenses
impositiones pecudum cornutorum ad vigesima deducta
(sic), quo tempore Vilertio Trajectensium praefecto 6 ministri
armati
(hellebardarios vocant) praesidii et honoris causa
dati, quibus singulis in anmim, praeter vestitum, 30 flo-
reni ex aerario publico numerabantur i).

Primo hujus Duacenses collegistae collegii Aquincintii
de prima origine abbatiae Ancinensis comoediam egerunt,
compositam ab Aegidio poeta sat facili. Hujus erat argu-
mentum: Valterus, Montonius et Sicherus, ejus ubi nunc
monasterium loci domini, de agri terminis diu conten-
derant, tandem divinis oraculis reconsiliati
(sic), commu-
nibus opibus monasterium Aquincinctium fundarunt, in
eoque finierunt pie vitam, multis ante turbis peractam

12. Pro licentia repetiit Guillielmus Ranstius, Antver-
pius, juvenis sane doctus, qui aliquam diu collegio bacca-
laureorum praefuerat, praeside Boetio, ex Lege
Qui Romae
122 in princ. §. Augerius D. Duo fratres, De verb, oblig.
Sequenti die Cornelius Danelius, Antverpius, ex materia
imiversi juris, quod interest solvend.

1) Deseriptio p. 84.

2) 1. m.-. Id contigit anno 1079, ut Sigebertus Gemblacensis jn
çhronicis,

-ocr page 221-

15. Arnoldus Ervegius, Antverpius, pro licentiae digni-
tate defendit materiam donationum; quo etiam in rectorem
electum (sic) Ferrarius, philosophiae professor.

16. Promoti sunt supradicti tres, egregiam de Summa
Trinitate orationem habente Francisco Goethalsio.

[fol. 151.] 29. Scolastici Ultrajectini, cum nuntius
eorum Henricus ab Alexandre Sueteno Otainio i), Vala-
chriae praefecto, in vinculis detineretur, de collegio ante
aliquot annos instituto renovando, novum nuncium cre-
ando egerunt, persuasore Benignio; sed majori parte Ul-
trajectensium absente, ille cum suis Amerfortiis pro libitu
cuncta (frustra me iniquam, alieno tempore in fraudem
Trajectensium factam electionem improbante) gerebat,
elegitque dementem Verspuelium decanum, Petrum Wes-
trenium fiscum.

Leges hujus instituti et capita memoriae causa hic ad-
scribam

Caput I.

Cum divina voce jubeamur quaerere primum regnum
Dei et justitiam ejus, sperantes fore ut quae necessaria
sunt adjiciantur nobis cumque pietas ad omnia utilis
git, utpote quae promissionem habet vitae praesentis et
futurae putavimus ante omnia religionis et rerum sacrarum
habendam esse rationem, ac inter decreta, quae communi
consensu totius collegii nostri studiosorum Ultrajectensium
facta sunt, primo loco de sacro peragendo et audiendo
constituendum est. Decretum igitur esse volumus, ut pro

1) Alexander de Haultain, gouverneur van Vlissingen. Zie o. a. Bij-
voegsels en aanmerkingen op het 7de deel der
Taderl. Historie van J.
"Wagenaar. blz. 39—40, en dl. 8, blz. 65, aanteekening. (».
L.)

2) I. m.: Sunt eaedera, quae olim Lovanii a Cornelio Valerio pro col-
legio fuerant desoiptae. — Deze statuten zijn reeds gedrukt
Descriptio
p. 96—100. Ze komen echter niet voor bij Valerius Andreas Fasti
academici studii generalis
(Leuven 1635) en ook niet bij Vernulaeus
Academia Lovaniensis, libri III (Leuven 1627). (v. i.)

3) Vgl. Matth. VI: 33.

4) I Thim. IV : 8.

-ocr page 222-

felici in studiis progressu pro decani jussu, feriis beatae
Mariae Magdalenae, quo tempore in patria nostra Summi
tempii annua memoria celebratur \'), sacrum fiat, et huic
omnes bora prestituta intersint ante Evangelii lectionem,
et qui serius venerint duos stuferos multae nomine pen-
dunto; qui vero praesentes non fuerint, 5 stuferis mul-
tantor. Eadem divi Martini, patroni nostri, feriis obser-
vantor.

De electione, cap. IL

Magistratuum collegii nostri dignitates et officia, deca-
natus, fisci, bdelli
(sic), quotannis circiter ferias beatae Mag-
dalenae decernuntor et recentes in decedentium locum
sufficiuntor, in quorum electione nullus negligentiae neque
odii locus esto, sed animo libero maxime idoneis man-
dantor, quorum decanus annos ut minime duos in academia
fuerit, ut eligi possit, bdellus semel offitio per annum
functus, postea ab eo onere liber esto. Electi autem se
omni diligentia collegii nostri famam, honorem ac jus
omne defensuros esse promittunto. Negligentiores ofiitii
a senioribus admoniti, nisi negligentiam suam corrigant,
offitio privantor. Academiam relicturus, nisi priusquam
abeat, decano vel senioribus munus suum renuntiet, decem
stuferis, quos fiscus per tabellarium nostrum exigat,
mulctator.

De offitio decani, cap. III.

Decanus, toti coetui moderando praefectus, perpetuo
pacis autor et propugnator esto; penes eum, consultis 4
senioribus, rogandarum, [fol. 151*] abrogandarum, mutan-
darum, interpraet(and)arumque legum autoritas esto. Ejus
etiam sententiae in quibuscumque litibus sine ulla procu-
ratione universi obtemperanto. Ille in omni electione duo
sufifragia habeto. In omnibus negotiis, id postulantibus.

1) Het feest der kerkwijdiug van den Utrechtschen Dom viel op 22
Juli; vandaar nog de tegenwoordige kermis in die week.

-ocr page 223-

collegium convocato. Quod si ullis unquam in comitiis
nisi legittime excusatus absit, 10 stuferis multator.

De offitio fisci, cap. IV.

Fiscus, aerarii nostri public! fidelis custos, accepta et
expensa omnia in codicem suum referto, ut monitus a
decano rationem quocumque tempore reddat. Idem cir-
citer ferias beatae Magdalenae, siquidem decano et 4
senioribus placebit, prandium curet; cui si aerarium non
sufficiet, tantum a singulis, quantum supradicti necessa-
rium esse ducent, ante exigito; sub finem vero prandii
eisdem ante decessum rationem reddito et, si quid forte
desit, statim a singulis postulate. Eundem volumus, lau-
dando nostri collegii leges et instituta ac commoda pro-
ponendo, novitios quoscumque ofiitii sui monere, ut se
cooptandos atque adscribendos curent; quod si negligat
neque intra 6 bebdommadas facial, 5 stuferis multator.

De ascribendis in collegium novitiis, cap. V,

In coetum nostrum nemo, nisi territorii Ultrajectini et
qui academiam studiorum gratia adierit et rectori nomen
suum dederit, cooptator. Novitius per fiscum ad decanum
ductus, ea qua sequitur forma promittito: Ego quamdiu
in academia commorabor, promitto, me obtemperaturum
legibus et institutis communibus collegii ac praeterea magi-
stratui, nec unquam collegii arcana, quaeque dicta quaeque
facta sunt proditurum. Quod ad communem (ut vocant)
dispositionem attinet, 20 stuferos aerario communi solvito;
qui si nobilis sit aut baberi cupiat, duplum tribuito.
Quod si admonitus a fisco, intra 6 bebdommadas id non
faciat, nonnisi addito ad summam dimidio recipitor. Si
vero quis adeo degener atque barbarus reperiatur, qui
collegium nostrum audeat contemnere, is nullo collegarum
commodo aut amicitia dignus esto, neque ei quisquam,
nec tabellarius, ulla in re commodato, aut literas ei por-
tato pecuniamve; qui fecerit, a decano probibitus, ad versus
eum fiscus in aurei Carolini actionem babeto, quae poena

-ocr page 224-

in omnes contumaces observantor; qui nisi resipiscant,
arbitraria poena multati, [fol. 152J catalogo collegii expun-
guntor. Pauper omnibus expensis immunis esto.

De concessu, ordine et coetu in convivio, cap. VL

In publicis conventubus et conviviis, decanus dignitate
coeteris praefertor i), in aliis autem hic ordo tenetor.
Primi doctores, sacerdotes, licentiati, denique generis nobi-
litate clari, loco honoratiore accumbunto, reliqui adscrip-
tionis ordinem servanto. Omnes convitiis, rixis, conten-
tionibus abstinento; delinquentes hic arbitrariam poenam
subeunto.

De honorario, ob aliquem promotionis gradum
adeptum collegio persolvendo, cap. VII.

Artium magister, medicinae, juris, theologiae bacca-
laureus 10 stuferos, artium doctor 6, licentiatus medicinae,
juris aut theologiae 30, doctor 60, aerario fisco locuple-
tando numerato.

De cura aegrotantium habeiida, cap. VIII.

Si quis aliquem ex nostro collegio in morbum incidisse
cognoverit, id decano significato, ut, antequam morbus
ingravescat, mature ex prima data oportunitate parentes
vel propinqui de morbo aegrotantis per decanum cer-
tiores fiant et medicus adbibeatur, et si pecunia desit
aegroto, decanus huic aliquid a fisco mutuator, aegrotus
vero, simul atque a suis acceperit, fisco reddito pecuniam.
Singuli ex collegio singu:lis hebdommadis minimum semel
(si modo patiatur aegrotus) donee convaluerit, invisunto;
qui non fecerit, 3 stuferis multator. Quod si nocturnis
excubiis sit opus, eas aegroto nemo recusato; qui secus
facit, 5 stuferos perdito. Cuilibet tamen, ex nostro col-
legio aliquem in suum locum substituere aut cum alio
vices suas mutare, liberum esto. Urgente autem periculo

1) Hs.: praeferuntor.

-ocr page 225-

mortis, decanus vel si quis de collegio forte aderit, aegroto
Sacramenta Ecclesiae administranda curato, et omnes e
collegio ad honorem venerabilis Sacramenti ad communes
preces fundendas convocato. Si quis vero, cui haec iudi-
cata fuerint, non venerit, 3 stuferis multator. Quod si
moriatur aegrotus, omnes ad funus et exequias cohone-
standas conveniunto et honeste illum sepeliunto; absens
10 stuferos perdito. Funeris sumptum, si dives sit, sup-
peditato; sin pauper, singuli jussu decani quantum in
morbum et funeris sumptum impensum erit et quantum
satis erit conferunto, idque fiscus exigito.

[fol. 152^.] De tabellario, cap. IX.

Tabellarius, communis collegii minister, maxime idoneus
explorataeque fidei deligitor et decano data fide recipitor
ac a rectore approbandus oifertor. Ac primum quidem
ille se magistratui collegii obtemperaturum, deinde fide-
liter ac diligenter observaturum quicquid in legibus de
ipso latum erit, promittito; pro singulis epistolis deferendis
2 stuferos, mercedis nomine, accipito, pro singulis fiorenis
allatae pecuniae unum stuferum exigito. Singulis mensi-
bus profectionem eundo redeundoque absolvito, et si
diutius moretur, in singulas hebdommadas 10 stuferis
multator; multa aerario fisco cedito atque etiam fiscus
intra idem tempus, quo reliqua débita, ut est in capite
III, exigito..

De recitatione legum ac statutorum, cap. X.

Singulis annis, quo die decanus eligitur vel ei otficium
continuatur, leges et statuta fiscus, omnibus audientibus,
clara voce recitato. Seorsim vero decanus ei, qui recens
in collegium erit adscriptus, ipso die ascriptionis aut certe
intra proximum triduum eadem legito; qui secus fecerit,
6 stuferis multator.

[fol. 152^^.] Fuere autem tum in hoc collegio :

Johannes Ridderus, Ultrajectinus, utriusque juris doctor,
professor ordinarius.

BuchelUus. Commentarius. 8

-ocr page 226-

Jacobus Benignius, Amerfortius, utriusque juris doctor,
professor extraordinarius.

Franciscus Utenham, Ultrajectinus, artium magister,
praelector Marchinensis.

Bernardus Rhenesse van Moermont, Ultrajectinus.
Gerardus Mulert, Ultrajectinus.

Wilhelmus Mulert, „

Ernestus Taets ab Amerongen,
Jacobus Taets ab Amerongen,
Hugo Ruysch,

canonicus Salvatoris.

Jacobus Rumelaer,
Stephanus Rumelaer,
Zerapion Montisma,
Clemens Verspuelius,
Johannes Verspuelius,
Petrus Westrenius,
Arnoldus Buchellius,
Rutgerus Verkerkius,
Richardus Bilert,
Gisbertus Langeveit,
Gerardus Verhuel,
Brouckhusius,

Marianus.
Johannis.

Gelder, duxit

Amersfortius.

Ultrajectinus.

Amersfortius.

Ultrajectinus,
pauper.

[fol. 153.] 18. GuiUielmus Gentius,
uxorem Annam, filiam Henrici Abcoudii Martii, Essen-
stenii domini, et Josinae Abcoudiae de Wijck, admodum
juvenculam, sed divitiis magnis. Tempus hoc disticho
numerale exprimitur:

October pronos ter seX qVando oCCVLo soLes,
EsseMstenIa pLaCet, Genth, tibl neXa fide.

Nuntius juratus cum ante fuisset Stephanus, et Henricus
captivus apud Walachros detineretur, in ejus locum insti-
tuimus Guillielmum Blomium, de quo Ecclesiastes hoc
vere dictum: „Nequiter humiliât se et interiora ejus sunt
plena dolo" i).

1) Jesus Sirach 19 : 23.

-ocr page 227-

November.

1. Monstrabat nobis mystagogus Duaci in templo Jaco-
bitano lapidem magna religione, quem dicebat esse ex
sacello Lauretano, quod est in finibus Ancbonitanis, in
Picenis (ni fallor) Italiae regione, de quo multa Albertus
Leander in Descriptione Italiae et Bap. Mantuanus libel-
lum de ejus origine et translatione scripsit. Ferunt nempe
beatae Virgini in hoc annunciatum de pariendo Christo
ab angelo Gabriele, ex loco primo per angelos in Italiam
translatum
etc., quae anilium fabularum instar i).

Magistratus usque ad Epifaniam anni sequentis Trajecti
continuatus est.

23. Pro licentiae lauru repetiit Antonius Hanon., Audo-
marius, ex tit. interdict!
Uti possidetis. Sequent! Johannes
Brant, Oudomarius, defendit materiam de accessionibus
et actionum imminutionibus, praeside Boetio Epone. Hinc
Apollonius Martinius, Gandavus, L.
in exercendis, 15, Cod.
de fide instrumentorum et amissione eorum 25.

26. Licentiatus honore affecti sunt tres supradicti,
habente orationem VanderPedio : An prestaret nullas
extare ad jus commentationes?

December.

[fol. 153^]

12. Octo diebus sequentibus quodlibeticae quaestiones

habitae..... Ultimus quodlibetariorum (sic barbaro voca-

bulo vocatur orator, qui qua de re libeat disputans, ora-
tionem suam instituât) fuit Franciscus vere Goethalsius,
qui Manlii Torquati (severum alioqui exemplum) in filium
animadversionem multis argumentis defendit et contra

1) De echtheid van het zoogenaamde h. Huisje van Loreto („Casa
Santa") wordt tegenwoordig ook door gezaghebbende kathoheke ge-
leerden, op historische en critische gronden, met beslistheid ontkend.
Vgl.
De Katholiék Deel CXXII blz. 28 v.v.

2) Zie over de „disputationes quodlibeticae": Dr. Ewald Horn Die
Disputationen und Promotionen an den deutschen Universitäten, vornehm-
lich seit dem
16 Jahrhundert (Leipzig 1893).

-ocr page 228-

communem opinionem illud adagium : „Malliana imperia
inexorabilia constantiaque", interpretatus est; quae Erasmo
saeva et crudelia visa, quam ejus quaestionem ante 16
annos Lovanii quodlibetice defensam mihi postea narravit
Ludovicus Carrio.

[fol. 154.] ANNUS 1585.

Consules : Petrus Feitius 4, Johannes Robertus Drue-
nius 3.

Januarius.

Circa Epiphaniam in locum Feitii in ipso magistratu
defuncti successit Lubbertus Sudortius 3 consul; quaes-
tores promulgati: Theodericus Gojerus, Ellerus Helsdin-
gius; 12viri: Arnoldus Theodericus Leidenus, Nicolaus
Osterhemius, Franciscus Both, Hermannus Wiltius\', Jo-
hannes Jacobvis Leemputeus, Wilhelmus Bilerus, Johannes
Sprutius, Florentius Vedius, Wilhelmus Centus Drillen-
burgius, Petrus Ruysch, Bernardus Anshemius, Tlieodo-
rus Pilius.

17. Regii Malecontenti obsederunt monumentum^), quod
nostri ad comprimendas eorum excursiones ante Zutpha-
niam adversa ripa fecerant. Quare sibi metuentes, advo-
carunt Trajectenses praesidium Amsterodamiorum, qui 5
Nonis Mart. [fol. 154"^] ad navalia Vresvicorum illud mise-
runt, receptis in urbem duobus militum cohortibus, qui
milites in templo Petreiano aliquamdiu publice aliti sunt.
Verum interim parum de munimento Sutfaniensi libe-
rando solliciti, praesidiarii annonae penuria pressi, Regiis
29 hujus mensis illud dediderunt; praefectus Vilertius eo
tum aliquot militibus cinctus profectionem parabat, polli-
citus aut obsidione liberaturum se obsessos, aut in ipso
conatu animam efïlaturum ; sed serius de compositione
actum audiens, rediit.

4) Lees: Manliana.
2) Lees : munimentum.

-ocr page 229-

9. Venationem exhibuit Hohenlous in Luco Batavorum
cum molossis Britannicis et villaticis Belgicis.

19. Hohenlous nocte intempesta ad Buscumducem (sic)
cum suis veniens, summo mane oppressis vigilibus invadit,
sed paulo post inconsiderantia suorum expellitur , multis
amissis i).

28. Pro licentiae lauru disputavit Antonius de Febure,
Arriensis, cujus theses erant ex L.
Admonendi de jure-
jurando, impertinenterque ac obiter defendit, nobilitatem
ingressu monasterii non amitti. Sequenti vero die Carolus
de Raustre, Mechliniensis, ex variis temporum praescrip-
tionibus.

Februarius.

Circa 20. Wilhelmus Treslongius, maris Ordinum prae-
fectus, exutus officio et in vincula conjectus, quod ejus
culpa Scaldis a Parmensi clausa, cum facile impedire
potuisset, fuisset, nec a capitis aberat periculo, nisi tan-
dem deprecatione Anglorum reginae fuisset dimissus 2).
Ei substitutus Justinus Nassovius, nothus Aurantii »).

Hoc quoque tempore Arnoldus Duvenvordius [fol. 155]
cum sua cohorte Trajectum venit et in templo sancti Petri
collocatur, in Ceciliano vero excubias egit.

20. Artem gladiatoriam ludicram Duaci discere coepi
apud Mathiam. Erant mihi socii Hugo Ruysch et Adamus
Verdunius.

22. Hoc tempore tres Galli utriusque juris licentiati
pronuntiantur, orationem solemnem habente Johanne Rid-
derio: TJtrum a justitia jus vel a jure justifia diceretur.

1) I. m.: Est libellus apud me. — Vgl. Bor II blz. 558; Wageiiaar
VIII. blz. 67.

2) Admiraal Willem van Treslong; zie over de hier besproken aange-
legenheid Bor II. blz. 570 v.v. en Wagenaar VIII blz. 84—87.

3) Over de aanstelling van Justinus van Nassau zie Wagenaar Dl.
VIII. blz. 87; Dr. P. J. Blok,
Geschiedenis van het Nederlandsche volk
Dl. III. blz. 335. (ü. L.)

-ocr page 230-

Martius.

7. Curia Flandrensis, quae Duacum a rege Hispaniarum
ob Gandavensium partes translata fuerat, Gandavum
repetiit.

15. Ad praefecturam Duacensem Flandriaeque Galli-
canae accipiendam, solemni pompa, intro ductus baro
Liquius.

6 Idus obiit Lugduni Batavorum Rembertus Dodonaeus,
medicus insignis; reliquit filium Rembertum juniorem,
cum Dionisius ante esset mortuus, filias tres Antoniam,
Ursulam, Jobannam.

[fol. 155V.] Aprilis.

Johannes Proeisius, canonicus Petreianus, 26 in lecto
aegrotus discumbens, praesente consule Druenio, Mariam
suam uxorem duxit. Eodem tempore Gisbertus Zulenus,
canonicus Martinianus, Janam Wittam duxit.

Ordines nostri, quum circa hoc tempus valde a Regiis
premerentur et omnia experiri (ut Julii Flori utar verbis)
more anguium, qui obtrito capite postremum cauda
minarentur, tentassent, legationem ad regem Franco-Gal-
lorum Henricum III decreverunt. Trajectenses Aemilium
Amstelium, ohm consiliarium Geldriae, miserunt et Geldri
suum cancellarium Elbertum Leoninum, juris utriusque
doctorem i).

Erat nobis ancilla Catarina, insigni deformitate praedita,
in qua quicquid deforme posset in foemina excogitari
excellebat. Hanc cum saepe cum alia maluissemus comi-
tatam2), hospes id e re sua non fore arbitrabatur, doctus
Erasmi sententia, qui tribus bonam famulam praeditam
esse oportere scribit, nempe ut sit mala, fidelis et deformis.
Mala nempe vel ferox facile tuetur jus heri; fidelis non
deminuit rem; deformem non ambiunt proci.

1) De gezanten kwamen reeds 19 Februari te Parijs; vgl. Bor II
blz. 525 vv.; Wagenaar VIII, blz. 57 vv.

2)^0f: commutatam ?

-ocr page 231-

[fol. 156.] 10. Oiidomari Fan um profectus, comité Ja-
cobo Rumelario, Gerardo Mulartio in patriam pergente .. .
Hinc ad Tervennam Morinorum, penitus dirutam, perve-
nimus ....

Martinus Schenckius ob denegatam Noviomagensium
praefecturam, ante (ut dicebat) sibi promissam, missionem
a Parmensi petiit, eaque impetrata cum Mursiaco Nussiam
multis vicinorum opibus refertam, urbem Coloniensis
diocesios, ex improviso, nil tale metuentibus civibus,
invasit, occupavit, spoliavit, actionem ad Thrucesium i)
referens, et se ad Ordines Confaederatos contulit.

12. Rutgerus Verckerkius, popularis meus, beptica febri
consumptus, periit Duaci.

[fol. 156^.] 13. Oudomari in febrim incidi, quae post
octavum diem, vena incisa ex doctoris Rbodii sententia,
sedata est.

17. Trajecti edictum matrimoniale publicatum per C.
Mindenum, nempe ut qui a Reformatis nollent conjungi,
proclamatione ex basilica civili praecedente, coram lega-
tis ex senatu electis et reipublicae a secretis nuberent.
Primi fuere: Jasparus Montanus cum Johanna Regia, Otto
Rosantius cum filia Gisberti Lanscronii 2).

26. 2 hujus diei hora Hollandi magno impetu muni-
menta Regiorum ad aggerem Caustenianum 3) 24 navibus
bellicis summa vi invaserunt et circa 3 expugnarunt;
quod cum Parmensi nunciaretur, ipse ilico advolat, suos
hortatur, antiquam gloriam ne deserant nee brevi tempore
tot parta praemia urbemque amplissimam deserant, jam
in manibus quodammodo habentes; summoque furore
cum Mansveltio, qui Iberos ductabat, Batavos invadit,

1) Gebhard Truchsess, de afgezette aartsbisschop van Keulen; vgl.
boven blz. 101, noot 3.

2) Deseriptio. p. 84. — Over de invoering van het burgerlijk huwelijk
te Utrecht, zie Mr. S. Muller Fz. in
Ned. Archief voor Tcerlcgeschiedenis
(\'s Hage M. Nijhoff) Nieuwe Serie Ile Deel blz. 190 v.v.

3) Kouwensteinsche dijk. Tgl. over de poging tot inname dier sterkte,
Bor II, blz. 598 V.

-ocr page 232-

pugnaturque ad 8. Receptis munimentis, vincit Batavos,
exceptis paucis, qui Liloam fuga venere, omnibus occisis;
nec incruentum utrimque proelium, Regiorum nempe ad
1200, Batavorum paulo plures caesi.

18 stili veteris. Gum fama ad nostros pervenisset de
occupato Aggere Gausteniano et Andverpia obsidione soluta,
nimis festinanter Trajecti triumphatum.

Junius.

Initio hujus 5 juvenes utriusque juris laurea donati
corona solemniterque promoti sunt.

[fol. 157.] Fuerat nobis non semel dissentio cum Zurio
parocho Petrekno, qui nos constringere ad hoc conabatur,
ut singulis diebus sacris parochiale templum frequentare-
mur. Nos vero studiosos et scolasticos nullo parocho
subjectos dicebamus, nec quoque canonum jure cives
teneri, modo contemptus abesset; ut probatur Gap. 2 de
parochi(i)s, Epist. decret. lib. 3, tit. 29.

Duaci, si quis scolasticorum albo inscriptus puellam
gravidam fecerit extra matrimonium, tenetur multae loco
fisco 60 fiorenos numerare.

[fol. 157^.] Hoe mense nuptiae celebratae Johannis,
Clivensis ducis filii, cum Jacoba, marchionis Badensis
filia, cujus fama jam tum non admodum intégra, quum
familiarius Ernesto Bavaro antistiti Goloniensi usa quam
faeminae principi deceret, diceretur.

[fol. 158.] 6. Mursiacus, Vilertius, Schenldus varia
cum Ordinibus consilia inierunt, ut hosti occurrerent. Is
nempe, duce Taxio, Veluam occupaverat nec procul
Amerongo et paludes Rhenenses castra posuerat, ubi cum
proximi essent nostri, sententiis pugnarunt. Scenckius
illico hostem opprimendum dictabat, ne noctu auxilia ei
advenirent; Mursius et Vilertius, militi ex itinere defesso
parcendum et summo mane hostem invadendum putabat,
quorum sententia obtinuit et sequenti die pugnatum. Sed
hostis equitatu praevalebat et ob id nostri caesi fugatique,
captis Vilertio et Antonio Buthio. Hinc magna Trajec-
tensium consternatio, cum hostis quotidie ad moenia usque

-ocr page 233-

excurreret et aliquamdiu in pago Hauteno, una leuca
distante, castramentaretur. Noctu lucernae et faces suspensae,
excubiae duplicatae. Navalia quoque Vresvicorum naunita
aggere et praesidio, templumque dirutum, ex sedilibus
aliisque impedimentis aggeres tumultuarie erecti. Portae
Trajecti ciausae, claves suburbii Insulensis intra moenia
portatae, prohibitumque, ut non alius quam cujus vices
essent excubias agere in moenibus appareret ; gynaecia
virginum Via Albana \') et Dalensium incendio deleta;
cives inde sorte ducti ex singulis cohortibus ceu 12 cum
bajulorum faece ad operas Vresvicam missi, qui tamen
post 4 dies, aggere paululum surgente, redierunt. Quidam
etiam civium, suis opibus jam tum metuentes, sarcinas
collegerunt et Hollandiae intyma petierunt, inter quos
fuisse narrantur Bartholomeus Valius Moersbergius, Cor-
nelius Schordikius, cognomento ab officio Tinctor, Fran-
ciscus Snekius 3).

28. Valedictis amicis Verdunio, RuyscMo, Amerongio,
comitantibus Johanne Ranstio Gandavensi et duobus fratri-
bus Verspuliis, Duaco discessi, 16 mense quo veneram,
et circa vesperum Atrebatum pervenimus .....

Hanc jam ante videram, comitibus Augustino Lancerio
Trevirensi et Jacobo Kruchio Speirensi: qui posterior,
quum candela osculo salutanda esset, risum continere
non potuit. Quare ne indignationem mystagogi incurrere-
mus, lucello hominem placavimus; incenderat candelam,
sed nondum caera calorem ignis senserat, extinguebatur.

[fol. 159.] Erat nobis hospitium in „Aethiope".....

Postero die cum Balduino, nuncio Parisiensi, relicto
Atrebato Picardiae agrum intravimus, ubi occurrebat
pagus silicum, ubi vini lotum 4 solidis Gallicis emimus.

1) Het Vrouwenklooster van Oostbroek aan de Bilt.

2) Het klooster Mariëndaal, of ten Dael, buiten de Weerdpoort aan
de Vecht gelegen; vgl.
Jlist. seu notitia, episc. Ultraj. p. 136.

3) Kroniek Rist. Gen. blz. 557, niet zoo uitvoerig. — Vgl. Bor. II.
p. 62 i.

4) De vooraf door v. B, beschreven kerk te Arras.

-ocr page 234-

Circa vesperum a sociis aberravimus et obscura nocte
Varenam pagum pervenimus, ubi non sine metu pernoc-
tavimus. Erant nempe ibi bospites, qui nobis videbantur
ex latrunculorum genere.

Ultimo Junii, qui fuit Dominicus, Ambianum intravi-
mus .....

25. Adolpbus Nuenarius, Mursiae comes, Trajectum
venit ibique excipitur apud Teutonicos équités, qui hinc
profectus Viennam turbas movet proscribitque adherentes
Gertrudae Bronckhorstae i).

[fol. 159^.] Ambiani inveni Ludovicum Carrionem ^y,
Brugensem, virum in re hteraria doctissimum, cum eoque
ex hoc tempore amicitiam paene intimam contraxi. Hos-
pitium nobis erat in „Galero cardineo".....

[fol. 160.] Julius.

1. Curru vecti, recedente Phoebo, membra quieti tra-

didimus in pago Berthoult----Sequenti die curri regali

(vocant la coche royale) vecti, pransimus in oppidulo
Picardiae Cleromontem Bellovacorum comitatu nobile.
Vesperi a Lusarche pervenimus, oppidum in colle situm.
Redeunte die, currum ascendimus, relictoque Lusarcio,
vidimus Esquamme *)..... Hic aurigae perfidum vidi-
mus ingenium et malignum; nam cum is Belgas aut
Plandros (ut vocant Inferioris Germaniae populos) se
vehere videret, nihili nos faciens, omnia suo arbitratu
agere, circumducere, morari pro libitu coepit, cumque
Carion et ego necessitatis causa curru dissiliissemus, is
nihilominus pergit nec expectare paululum volebat, aliis
quoque idem volentibus rogantibusque arrogantibus verbis

1) Zie hierboven blz. 103.

2) Paquot zegt in zijn Mémoires pour servir à Vhistoire litteraire etc.
(Louvain 1768) T. II. fol. 574: „On peut mettre sa naissance vers 1547".
Nu deelt Van Buchell fol. 176v. onder 5 Sept. 1585 mede: „Celebra-
vimus natalem Ludovici Carrionis Brugensis quadragesimum", waaruit
dus afgeleid kan worden, dal hij 5 Sept. 1546 geboren is. (o.
L.)

3) Clermont.

4) Ecouen,

-ocr page 235-

insultavit. Nos vero cum cursu defatigaremur, currum
attingimus aurigaeque malitiam accusavimus; ille nihilo-
minus minitare multa nec manus abstinere, quare a me
male multatus, rupta ejus flagella, non desiit nobis dira
minitare, donee discederemus, nec hominem ullis blan-
ditiis lenire potuimus. Hinc per Fanum Dionisii Lute-
tiam, Franciae metropolim regiamque
urbem, intravimus
6. Verspuelii fratres et ego conduximus cubiculum in

platea Bivrea.....

[fol. 163.] 8. Carrione duce ambulatuni ivimus ad pagum

et pontem Sarentonium.....3).

Deinde porta Antonia, quae tum restaurabatur, urbem
intrantes, a qua non procul memorabilis ludus equestris
accidit, cujus exitus tragicus nuptias sanguine regio pol-
luit .....\'\').

[fol. 165.] Inde ad templum parochiale D. Pauli non
procul a Sequana pervenimus, intrantesque vidimus se-
pulcra marmore aereque nitentia, cum statuis marmoreis

pulcerrimis Trium Aulicorum____Hinc circa vesperum

Sequanam trajecimus domumque nos recepimus ®).

9. Cum Carrione porta Victoriana exeuntes surburbium
perlustravimus, ubi quidam coctores cervisiarum babita-
bant.....6)

[fol. 165^.] 12. Cum plateam niagnam D. Dionisii mer-
catoribus plenam ingrederemur, templa et coenobia plura
vidimus.....\'\')

1) Vaii Buchell kwam dus 3 Juli 1585 te Parijs. Hij bleef er tot
5 Mei 1586. Gedurende zijn verblijf in Frankrijk\'s hoofdstad heeft hij
zeer veel merkwaardigs bijeenverzameld. Wat hij daaromtrent aan
zuiver-locale bijzonderheden mededeelt, werd reeds door de Société de
l\'histoire de Paris uitgegeven en wordt hier voorbijgegaan, met ver-
melding alleen der Van Buchell persoonlijk rakende bijzonderheden.

2) description de Paris par Arnold van Buchell (Paris, 1900). p. 73.

3) Ibid. p. 73.

4) Ibid. p. 74.

5) lb. p. 78.

6) lb. p. 79.

7) lb. p. 81.

-ocr page 236-

[fol. 168.] 22. Cum in suburbano D. Germani exercitii
causa deambularem, vidi hoc aggeribus muniri contra

hostium insultus.....i)

30. Per portam Honorianam ad primum ab urbe lapi-
dem visum fuimus regiam domum Madril.... i)

Augustus.

[fol. 169^.] Cohabitabant mihi Clementius et Johannes
fratres Verspeulii, qui cum semper modice viverent, ad-

versa plerumque sanitate utebantur.....

7. Audivi disputationes mathematicas M. Bressi et
Amioti, pro lectione mathesios ex testamento P. Rami
instituta in collegio Cambracensi, stipendio annuo 500
aureorum; sed nimis illa ingénia fer vida ad jurgia quam
moderatas doctasque disceptationes promptiora

10. Divo Laurentio hic dies sacer; nundinae tum mi-
nores Lutetiae extra portam D. Martini, ubi in sacello
Laurentiano ostendebatur nescio quid Laurentii et virginis
Apolloniae ■"■).

12. Cum Carrione ad videndum Castrum Medontiacum

secundo ab urbe lapide ivimus.....

[fol. 170^^.] 11 stylo veteri Trajecti Martinus Scenckius,
Adolphus Mursiacus aliique nonnulli ad Paulinos inter
pocula Chrisma ex summo altari abstulerunt ®).

Circa hoc tempus ego primam barbae lanuginem deposui.

[fol. 171.] 14, Insulam Cité vocant, lustravimus.....®)

[fol. 172\'*\'.] Eodem quoque die (15) cum Carrione P.
Melissum invisi, poetarum Germanicorum verum mel....

1) Ib. p. 87,

2) Ib. p. 91.

3) Ib. p. 92.

4) De abdij van Sint Paul,

5) Descriptio p. 84.

6) Description de Paris p. 95.

7) lb. p. 100,

-ocr page 237-

24. In suburbio Honoriano (quod est maxumum) vidi-
mus coenobium Capussinorum.....

[fol. 173*.] 27. Plateam Antoninam perlustrans vidi
Jesuitarum aedes, nondùm perfectas; in reditu transivi

templum parochiale D. Gervasii.....

28. Viam Honorianam transiens vidi templum Honorii
amplissimum et coenobium lumine capto rum, a D. olim
Ludovico Galliarum rege conditum.....

Septembris.

[fol. 174*.] 3. Hoc die academiae memorabiliora per-
lustravi, ubi collegiorum ad scolasticorum institutionem

magnus numerus.....\'\')

[fol. 176*.] 9. Hospite nostro duce Castrum S. Mauri
ex peculio Catarinae Mediceae, sed imperfectum, 2 ab urbe
lapide, ultra Sarantonium pontem ad Matron ae ripam

visum ivimus.....®)

[fol. 177*.] 11. Lapidifodinas vidi in agro Parisiensi
lapidum minus durorum; dicuntur tamen tempore indu-
rescere

14. Loca urbis haec perlustravi: in via Antonina sacel-
lum Antonii minoris.....®)

[fol. 179.] 17. Cum templum Jacobaeum ingressus es-
sem , hoc ibi legi epitaphium.....\'\')

[fol. 179*.) 27. Augustino Lancerio et Jacobo Cruchio
Germanis comitibus (qui Duaco visendi Parisios ad nos
vénérant) porta Dionisiana exeuntes, Fanum Dionisii pe-
timus.....®)

1) Ib. p. 101.

2) Ib. p. 103—4.

3) Ib. p. 104.

4) Ib. p. 108.

5) Ib. p. 115,

6) Ib. p. 116.

7) Ib. p. 120.

8) Ib. p. 121.

-ocr page 238-

Octobris.

[fol. 184\'*\',) Hoc rûense ex prioribus aedibus migravi in
viam Pavoniam, non procul a via Victoriana, ubi insigne

Pavonis, unde et viae nomen mansit .....

[fol. 185.] 10. Vidi panegyricum, Gard. Burbonio dica-

tum a Suggerio jurisconsulto 2).....

20. Cum extra portam Mercurianam deambulandi animo
cum Carrione ivissem ad montem Mercurium, quem nunc
Martyrum vocant, quingentis passibus urbe distantem per-
venientes, coenobium quod ibi est virginum visimus. Hic
olim praefectum Parisiorum habitasse narrant et Eleutha-
rium ac Rusticum Dionisii socios capite truncatos; quidam
et Dionisium volunt, alii negant. Exstat sacellum ad rei
memoriam; vestales cum licentius viverent, ante aliquot
annos reformatae, ita ut perpetuo quasi carcere detentae
exire iis non liceat; quemadmodum nobis loci pastor
narrabat, cum quo cum multa fuissemus fabulati et ipse
se eleganter admodum et Latine loqui putaret, adeo ut
ne Gallicum quidem ex eo verbum audire, cum Gallice
nos loqueremur, potuerimus. [fol. 185^.] Interim nobis
divinandum erat,
fuscé an oscé loqueretur. Tandem a
nobis interrogatus, an esset indictum jejunium (profestua
nempe erat alicujus Divi dies) sie dicunt, respondit: „Sed
Christus ait in eva(n)gelio : onus meum leve est." O magna
elegantis hominis subtilitas ! Ex tam pravo pastorum
delectu omnis paulatim in Ecclesia error crevit, adeo ut
vix umbra priscae puritatis in tota papistica relligione
appareat

22. Templum in agro Parisiensi 2 ab urbe lapide visum
ivimus.....

Hoc mense mutati octoviri militares et electi: 1 Ver-
nerus Jacobus Velthusius, qui vexilliferum assumpsit

1) Description de Paris p. 135.

2) Ib. p. 136.

3) Ib. p. 137.

4) Ib. p. 137.

-ocr page 239-

Nicolaum Canifium et vicarium Christianum Johannem
Rhenium, pistorem, qui anno 87 Vernero successit, ha-
buitque seribam Ivonem Deckerum.

[fol. 186.] 5. Via Jacobaea vidi templum Benedictinum,

quod est ex antiquissimis.....i).

[fol. 187.] Circa ferias Martinianas ibidem novus magi-
stratus: Prisius Zudortius 4, Petrus Ruysch; quaestores:
Joan Jacobus Leemputeus, Nicolaus Sompechius; duo-
decim viri judiciales: Johannes Sprutius, Florentius
Vedius, Rotardus Lanscronius, Timannus Slotius, Johannes
Amste]ius Mindenus, Jacobus Potterus, Antwerpius, Mail-
lardus Cuperus, Brabantus, Henricus Ritius, Gisbertus
Antonius Vorstius, Theodorus Hattemus, Johannes Sca-
denbrouckius, Cornelius Duverius. Consiliarii minores,
quos
rayen^) vocant, numero 24: Albertus Foockius,
Cornelius Mannius, Jacobus Richius, Lovius Antonius
Everdingius, Arnoldus Iselsteinius, Cornelius Winter,
Alardus Helsdingius, Petrus Vossius, Bernardus Stella,
Hermannus Westrenius, Cornelius Werchovius, Adrianus
Rhenensis, Cornelius Malsenus, Nicolaus Auceps
{Voge-

laer),.....Hemeren, Gerardus Canifius, Vincentius

Vincentus, Theodorus Ricus,.....^^ Segermannus,____

Brouckhusius, Otto Joannes Royus, Joannes Bredius,
Brabantus, Cosinus Jacobus, Wilhelmus Vedius.

Circa idem tempus Altosaxo renunciavit praefecturae
superioris Geldriae, cui suffectus est Martinus Schenckius
a Nidheim.

November.

[fol. 187.] 17. Ter Trajectum pulsatum mane, meridie
et vesperi, ad memoriam inaugurationis reginae Anglorum,
cujus tum partes miro studio senatus fovebat.
29 hujus nomine Mauritii Nassovii et consilio Ordinum

1) lb. p. 137—8.

2) Rayen r= raden.

3) In het Hs. ontbreekt de voornaam.

-ocr page 240-

edictum publicatum, quo omne commertium cum Hispanis
tollitur.

December.

[fol. 187^.] Kal. Jo. Auratum Lemovicensem, paren-
tem poetarum et doctorum, fere quot babet Gallia
virorum magistrum, Theodoricus Schoutenus et ego in-
visimus.....

[fol. 188.] 4. Cum Carrione Franciscum de Cruce
Caenomannum,
le signeur du Croix de Mame (quem Eustra-
pelianarum narrationum autor vocat magnum investi-
gatorem scientiarum et librorum), in collegio Laterano
vicinum Aurato cubiculum habentem, invisimus. Biblio-
tecam ejus vidimus omnigenis libris instructissimam----

[fol. 188^.] Est et hic Lutetiae Jo. Passeratius, bistori-
arum bonarurnque literarum professor, vir doctus, Mem-
miorum alumnus. Hunc arrogantiae hoc disticho notât
Florens Septimius, qui nomine reque (ut scribit Douza)
Christianus ;

Aut nihil aut sese laudat Passeratius unum,
Utrumvis faciat, semper utrumque facit.

Vidi ejus Galium carmen doctissimum, cujus copiam
mihi fecerat Lud. Carrion. Vide Posthium in poem. .....

Vidi et .Janum Eduardum Moninum, juvenem aetate,
ingenio senem, philosophorum acutissimum, inter theologos
summum theologum, inter poetas sui aevi non postre-
mum.....

[fol. 189.] Petrus Ronsardus mense praecedenti gravis-
simo morbo laboravit, quare cum ipse sibi epitaphium
componeret, morbus minutus. In meliori jam est spe,
ut nobis narrabat facetissimus Galandius, regens collegii

1) Description de Paris p. 141.

2) lb. p. 143—4.

3) lb. p. 145.

-ocr page 241-

Boncourtii, qui nos hoc tempore ad prandium instructis-
simum invitarat i).

7. Vidimus D. Germani Pratensis bibliotecam, ubi libri
rari squallentesque situ, quod monachorum inertiam osten-
debat, quum tam in studiis [fol. 189*] evolvendisque libris
desides. Inter caeteros vidimus psalterium notis antiquis
in membranis conscriptum; Evangelium etiam in mem-
branis aureis et purpureis literis exaratum, quod D. Ger-
mani olim fuisse dicebant monachi; quamvis eum rudi hoc
saeculo talium delitiarum fuisse inscium verius crederem.
Rabani praeterea librum de Santo
(sic) Cruce, in membranis
manu exaratum; librum quendam ex libro, id est cortice
interiore ac tenuiore, exesis tamen literis et vetustate
fugientibus, ut praeter Varronis nomen vix aliud legi
posset. Item pugillares caereas, sed scriptura vix ducen-
torum annorum vetustatem indicabat, cum stylus et literae
tempus fere indicarent, quales vidi apud Pranciscum Cru-
cium et Invilii collegii praefectum. Praeterea Aimonium
de Francogallorum historia

[fol. 190.]

18. Gravia, Geldriae oppidum, a Parmensi obsideri
coeptum.

ANNUS 1586.

[fol. 191*.] Consules: Lubbertus Sudortius 4, Petrus
Ruysch.

[fol. 192.] Januarius.

12. Visum fuimus collegium Montis Acuti ex fundatione
Standonica, quod carcerem potius dixeris torquendorum
hominum quam erudiendorum inventum; cibis nempe
adeo macilentis piscibusque faetidis aluntur, ut umbras,
non homines, putares; hos exercent carnifices, non ma-

1) Description de Faris p. 147—8.

2) Ib. p. 149.
SncheUim, Comment iritis.

-ocr page 242-

gistri; semper sonant üagra, minae; habitant hic inedia,

immunditia.....i)

[fol. 192^.] Collegium quoque Sorbonicum intravimus,
ubi theologorum sophisticorum receptaculum. Saepe dis-
putatur, quae tamen disputationes plus acuminis sophistici
quam veritatis aut doctrinae habent.....

[fol. 198.] Februarii.

10. Portam Harpianam egredientes, occurrebat Pratum

scolasticorum et monasterium Cartusiensium.....

[fol. 199.] Hoe anno multi mortales occubuere morbo
nondum medicis satis explorato, vulgo
Engelsche sieckte
vocabant, quippe quem Angli in Belgiam adduxerant. Ii
nempe ob aeris insuetudinem et plurimarum rerum ino-
piam magno numero apud nos mortui sunt et plurimi
civium liberalitate servati sunt, quum apud suos miseri-
cordiam non invenirent ac non tam milites quam men-
dicos facerent; unde Ultrajectensium pronam in Anglos
pietatem etiam posteri memoria erunt celebraturi aeterna
Gest une coustume assez vieille, aussy chez nous, quand

le fuseau tombe, de la rendre avec un baiser .....

Pecunia Lutetiae mihi ex patria afferebatur per Judo-
cum Langeracum conterraneum, politorem gemmarum.....

[fol. 200.] Martius.

Quarto Idus hujus mensis Robertus Dudlaeus, comes
Leicestriae, vicarius reginae Anglorum, ad suscipiendam
nomine reginae defensionem Confoederatarum provincia-
rum Belgicarum, Trajecti Batavorum inauguratus est.
Postquam nempe Ordines nullum a Franco-Gallorum rege
subsidium impetrassent, banc adierunt auxilium contra
Hispanos petituri, omnia in ejus manus se tradituros pol-

1) Description de Paris p. 155.

2) Ib. p. 156.

3) Ib. p. 170.

4) Descriptio p. 84—85.

-ocr page 243-

licentes. Illa tantum, loco hypotecae ob sumptus bello
Belgico faetos et faciendos, petiit Vlessingam, Ostendam,
Bergas ad Limbam, Brielas, oppida Zeelandiae, Flandriae,
Brabantiae et Hollandiae munitissima. Fuere tum Trajecti
plura monumenta in ejus honorem erecta, ut apud episco-
palem basilicam, in area Mariana, in foro Boario, inter
quae duae pyramides hujus formae inscriptionibus et
picturis nempe typis apud Hermannum Borculoum editis

Ipse vero Dudlejus, regio comitatu, in aedibus Teutoni-
corum equitum hospitio acceptus est cum privigno comité
de Essecq et Antonii nothi Portugalliae filio, quem
Angliae reginam
(sic) in spem Portugalliae recipiundae
reserva.re dicitur.

[fol. 200"^.] 15. Transiens coemiterium Severianum, hoc
ibi vidi magnificum sane et quod mirum sartoris cujusdam

sepulcrum, quale apud nos vix principes habent.....

17. Deambulatum ivimus ad Tornellas; area est non
procul a Sequanae ripa exercitiis scolasticorum destinata;
erant hic qui se saltu, luctu, jaculis exercerent

[fol. 202\'»^.] 24. Portam egressus Ripuariam, vel ut alii
vocant Luparae, statim occurrebat aedificium sane ingens
et splendidum, sed imperfectum, quod Catarina Medices
jam nuper inchoavit; sed medio in opere desistens, nec
parietes nec tabulata addita sunt, superstitioso ut credo
metu, quo se morituram perfecto aliquo opere crede-
bat.... 5).

1) Terzijde staat de teekening van zulk eene pyramide, op het voet-
stuk waarvan dit gedicht prijkt :

Immanem ut Sampson divino Marte leonem

Vincit et ex rostro dulcia mella legit,
Sic etiam indomitos bello prosternet Iberos
Dudlaeus, Martis dexteritate potens.

2) Descrijpiio p. 85. — Volgens Bor II. blz. 702 kwam Leycester op
1 April voor het eerst binnen Utrecht.

3) Description de Paris p. 473.

4) Ib. p. 174.

5) Ib. p. 175.

-ocr page 244-

Postero die Portam Templariam exiens, nihil memora-
bile vidi praeter castrum illud furum, magnificum sane
domicilium et variis columnis duplici ordine distinctum.
Sed a tali domo nos libera, Domine----i).

26. Obiit Maxaemilianus Morillonius, episcopus Torna-
censis, morte subitanea. Hunc saccum iDeneficiorum voca-
bant, quod r.ndique ea in suum usum congregaret, et
civitates, in quibus ea haberet, alphabetico ordine nume-
rabantur: A. Arras, B. Betune, C, Cambray, D. Douay,
E. Brre
etc. Erat antiquitatis studiosus eoque nomine
Granvelano intymus, quemadmodum et ejus frater, vir
doctissimus Antonius Morillonius, cujus Stephanus Pigius
et Johannes Becanus aetei\'no elogio meminerüintrSïïccëssit
ei Johannes Vendevilius, vir doctus et professor olim
juris in academia Duacensi.

10. Jo. Harius 2), Reformatae relligionis per 18 annos
minister, professioni et fidei Antwerpiae in aula Jesuita-
rum publice renuntiavit, ut et ipse libello edito testatus
est, in quo sub finem scribit, Paulum Alciatum et Adamum
niinistrum Heidelbergensem Mechumetanos effectos; ac eo
nomine Silvanum, qui ex Reformato Arrianus ac inde
Mehumetanus factus fuerat, per Fredericum Palatinum
capite truncatum pluresque ex scola Genevensi Arrianorum
dogmata assumpsisse; ut Velleum, Gentilem, Blanderatam,
Bernardinum Ochum
etc.

Cum Belgae confoederati Angliae reginam ad defentio-
nem harum provinciarum perduxissent, illam tanquam
rosam, ex gentis insigni provinciae florum nominibus
assumptis, publicis comitiis Hagae celebrarunt: Brabant

4) Description de Paris p. 176.

2) Over Joannes Harennius, die naderhand te Wesel (in 1610) weer
protestant werd, zie Foppens,
Bïbliotheca Belgica Tom. II. p, 653; H.
Q. Janssen,
De TcerTchenorming in Vlaanderen (Arnhem 1868) I, blz.
139—143 en blz. 429; Van der Aa,
Biogr. TToort^eBSoefc (Haarlem 1867)
VIII, Ie stuk, blz. 180—183.

3) Niet opgenomen in de Description de Pa/ris. — Over Bernardino
Ochino zie de studie van Karl Benrath (Leipzig 1875),

-ocr page 245-

Egelentier, Gelderlant Violen, Flandren Pyone, Hollant
Narcisse, Zelant Tyloos, Utrecht Meysoeten, Vrieslant Boi-
terUom,
Overijsel Goutblom \').

[fol. 205*.]

1. Hujns publicata lex de publicanis, quibus conditi-
onibus quove ordine publicas conducent impositiones,
nomine Leicesfcrii

4. Publicatur tplacaet, waer mede bij Leicestrum wert
voorsien op alle ongeregeltheijt des chrichsvolcks.

20. Trajecti templum Alexianorum vetustate col-
lapsum.

Majus.

[fol. 206.]

Parentes mei, qui jam ob civium seditiones et tumultus
ex urbe Culemburgum habitatum ierant, animi causa
vermes sericios sive bombyces habebant, de quorum na-
tura mira narrabant.....

Tertio Nonarum valedictis amicis, quos ibi partim
inveneram, partim mihi comparaveram, nempe Emundum
Buchellium agnatum gentilem, Theodoricum Schoutenum,
Justum ßyswijckium, Henricum Wingardium, Petrum
Venium, Justum Langerakium, comitante Jordano Peutio,
iter in patriam diversas ob causas suscepi. Undecimo
igitur quam veneram mense Lutetia discedens, currum
regalem
(la cache royale vocant) aureo Gallofrancico
conduxi Rotomagum usque, altero pro viatico consumpto.

Occurrebant aliquot oppidula..... ut Argenteville.....

Sequenti die prima nobis statio a Magny, ubi prandium
sumpsimus in fractione panis et ossium; nullus nempe
nostrorum cultrum praeter me attulerat, ac ita Franco-
Gallorum more commessavimus. Hinc Clais pagus, inde
Escouys, et circa vesperum Rhotomagum intravimus ....

1) Descriptio p. 86.

2) Niet bij Vau de Water, VtrecUsch Tlaccaatloék.

3) In de Cellebroederstraat,

Aprilis.

-ocr page 246-

[fol. 206\\] Ego vero monumenta, quae in templis

adhuG restabant sepulchralia, quaedem collegi.....

[fol. 208.] Hospitium nobis fuit in Scuto Francico, ad

forum Boarium.....

[fol. 208^.] 9. Conducta navi Batavica, Sequanam
descendimus vidimusque pagos Croisset et Diepeville, ubi
morati paulisper sumus, donec navis saburrata esset, ubi

vidimus monasterium ex rupe cavatum......

10. Utrimque ad Sequanae ripam occurrunt varia

oppida et castella Normannorum, ut Caudebeec.....

Exploratores Normanni hic nobis aderant vadorum gnari,
quibus pro conducendo 5 leucis dabatur pretium 11 au-
reorum solarium. Non procul est Harifleur, comitatus ni
fallor titulo mediocre oppidum, unde vento septentrionali

portum Gratiae appulimus, vulgo Havre de Grace.....

[fol. 209.] 12. Cum e navi egrederemur animi causa,
hospitium nobis erat, non sine meo damno, sub insigni
Galli lunati, ubi hospita Antverpiana, in arte meretritia
perfectissima, non tantum vinum, panem, carnes vendebat,
sed et verba.

15. Sunt una parte portus montes amoenissimi et pagi,
ubi more Hollandico deambulantes, lac coagulatum coc-
tumque comedimus et bibi primum quod sciam in Gallia
potum Normannicum, quem vocant
cydre; sed parum
is ad meum gustum, ex pomis silvestribus expressum.

[fol. 209^.] 28 tandem die, summo mare, cum ventus
ex Occidente flare coepisset, omnes sociae naves, quae diu
ventum prosperum exspectaverant, plenis velis mare in-
grediebantur. Nos vero, cum in oppido essemus clausi,
tandem navicula conducta contra ventus et fluctuum vim
portum egressi, ad nostram navim, solam juxta littus
morantem, pervenimus, sublatisque protinus velis mare
ingressi, procul insequimur socias.

Sequenti tum die, hoste non reperto, non procul Os-
tenda cymbam piscatoriam conspicimus interrogamusque,
num pacata omnia. Piscatores annuerunt, nihil esse a
regiis navibus periculi dicentes, quod eae jam in portu
Duinckerckana continerentur nec commode exire possent.

-ocr page 247-

Sic pergimus tertia die, Mattiacorum insulam circumvecti
et alias Zelandorum. Vorniam inde conspicimus ac in ea
Brielam, oppidum munitissimum. Tum Mosae ostium
intravimus amplum, multisque fluminibus absorptis super-
bientem
(sic). Circa meridiem Vlardingam, antiquissimum
Hollandiae oppidum, a Gigantibus ut fabulantur condi-
tum, appulimus..... Cum jam sol sese occultaret alter-

umque orbem illustraret, Roterodamum venimus, clausis-
que ibi portis, in navi pernoctavimus.

[fol. 210.] Junius.

3. Ex Gallico Francicoque itinere domum reversus.

23. Senatus Trajectinus a canonicis Marianis cornua
summi pretii unicornis animalis poposcit, qui cum ea jam
abesse nec in manu sua esse dieerent, eo nomine ex iis
custodiae liberae traditi : Lambertus Verburchius, decanus,
Rodulphus Straetmannus, Johannes Bouckhoutius, Guil-
lielmus Pennantius, Gerardus Wyckerslotius, Theodoricus
Thebautius, canonici i).

Ejus quoque jussu campanae templorum Petri, Pauli,
Servatoris divenditae et in nummos redaotae

[fol. 210^.] Julius.

5. Editum \'t placcaet van het affdoen van sauvegeerden
ende het vertreck van de woonderen, te platte lande onder
den vianden geseten

9. Paulus Busius, syndicus Hollandiae, Trajecti cus-
todiae traditus, non unum in lociim traductus ; nec melior
fuisseï conditio Florentii Tinnii, ni morbo laborasset\'\').

1) I. m.: Habeo ego apud me literas Abshovii ad Hubertum Buchelium
scriptas, quibus omne negotium unicoruium exprimit. — Vgl. hier-
boven blz. 70, noot 2.

2) Descriptio p. 86.

3) Niet bij Van de Water, TJtreeMsch FlaccmtloeTc.

4) Vgl. Bor II. blz, 725. Mr. Floris Thin, advocaat der Staten van
Utrecht, werd 31 Juli, tegelijk met vele andere geestelijke en wereld-
lijke personen, door LeycesLer de stad uitgezet; vgl, Bor. t. a. p. 731.

-ocr page 248-

(1Ö86.)

Hujus quoque mensis initio Maxaemilianus, arcHdux
Austriae, magnus Teutonicorum equitum magister factus
ex cessione domini Hermanni de Bobenhausen, qui ad-
versus Albertum marchionem electus fuerat, in Villam
beatae Mariae ad residentiam profectus est

26. Novesium vi in potestatem Parmensis accepit ac
ejus praefectum Fredericum Cloutium, jam vulneratum,
e fenestra suspend! curavit, quod ab imperatore damnatum
diceret.

9. Hoc quoque die custodiae traditus Antonius Buth,
militum praefectus, cum jam summo mane Leicestrius,
Trajectum linquens, Hollandiam velut rerum inscius
fuisset profectus 2).

Ultimo chorus templi Civilis venditus et demolitus ad
viae or natum

Erant inter Anglos, qui ut novitatis quid adferrent,
ridicule altis in baculis incedebant, quales apud veteres,
teste Festo, grallatores dicebantur, et conabantur populo
persuadere, se hoc modo facile fossas profundiores supera-
turos. Sed non dudum fuit, quin pueros hujus artis
habuerint imitatores

[fol. 211.] Augustus.

1. Robertus Leicestriae comes sub horam sextam
deductus a civibus et praesidio Gaudano Trajectum s).

9. Tripudia choreaeque pubhcae prohibitae, libaque et
Dedicationum feriae abolitae.

18. Porticus pensihs ante chorum templi Martiniani
sublata et sediha, ex templo Christi Salvatoris translata,
ibidem constituta; murus vero lapideus ductus ante aram
summam et sedes concionatoris in ore chori posita

1) Deseriptio p.

2) Ib.

3) Ib. p.

4) Ib.

5) Ib.

6) Ib.

86.

87.

-ocr page 249-

Vidi ego Gorocomiae miram fulminis vim ; nam e domo
quadam ex intercapediis fenestrorum ac columellis ligneis
particulae discapelbantur mira celeritate; ipsis videntibus
vix credendum.

21. Vidi Hibernos quos Leicestrius ex Anglia ad-
duxerat, homines seminudos et armis hisoe ferreis bellis
puerilibus instructos. Utuntur nempe sagittis, quibus
dextere admodum jaculantur, et clypeis coreaceis se defen-
dunt, ense lato, una tamen parte acuto. Sunt etiam
pedibus et cursu admodum celeres. Domi quoque plane
nudi incedunt et quandoque oblongo pallio villoso, pro
frigore, vestiuntur.

Summa tum copia Anglicani auri argentique: nobiles
ex auro duplices, nobiles rosarum, nobiles henricani, an-
gelotti, souveraini, schellingi argentei; omnis vero haec
moneta rosa notatur, cujus floris summus Anglis honos____

Angli quotidie ad Agrum perditum -) exibant, ut per
quotidiana exercitia armorum usum discerent a campidixc-
toribus____

Robertus Dudlejus hoc tempore in Velavia castramen-
tatus, collectis Anglis, Germanis, Belgis, Gallis, Hybernis
militibus, ac paulo post Drusioburgum obsidione cinxit
coepitque, tradentibus civibus; inde Zutphaniam, sed
frustra tentavit.

[fol. 211*.] September.

Hoc tempore cum vitrico et Wilhelmo Rusio Culem-
burgum pedes perveni, quod nobili ex Zuleis familiae
nomen dedit. Olim fuit minor, nunc aliquoties ejus pome-
rium auctum.....

21. Magistratus publico edicto prohibuit, ferias ponti-
ficias in publicum celebrare, aut eo nomine aedes clausas
teuere

1) Van Buchell voegt hierbij een teekening van zulk een lerschen
soldenier.

2) Verloren Cost.

3) Descriptio p. 87,

-ocr page 250-

(1586.)
[fol. 212.]

Circa Victoris ferias praeses Curiae provincialis Trajec-
tensis pronunciatus Jacobus Bellecierius ; consiliarii : Caspar
Bruxellensis, Hubertus Pavonius, Petrus Ruysch, Antonius
Loon, Wilhelmus Radelantius, Hermannus Wynhovius.
In locum Lamsverdii suffectus questor Jacobus Potrus;
loco Florentii Heremalii Johannes Montanus, nomine
ecclesiasticorum; Theodoras Canterus, civitatium
(sic);
Henricus Agilaeus procurator summus; in locum Adriani
Verburchii, summae scribae, Philippus Ratallerus, Georgii
filius.

Abrahamus quoque Clevus praefectus navaliorum con-
stitutus , deposito Henrico Gubelio, qui praefecturam illam
jampridem a senatu in arrendam possederat.

12. Renovatum edictum de privatis scolis tollendis.

18. Nicolaus Berck, canonicus divi Joannis, duxit
uxorem.....i) Splitloe.

Summa fuit hoc anno annonae diflEicultas per magnam
partem Europae. Hic apud nos mensura ad 10 florenos
excreverat, Duaci 30 florenos superaverat, Coloniae vero
24 florenos attigerat

Obiit hoc anno Franikerae, ubi a suis evocatus in nova
academia docuerat, Petreius Tiara medicus et Grae-
carum olim literarum Lugduni Batavorum professor.

In annos tres sequentes questor aggerum Rheni et
Leccae (quem vulgo
camelaer van den Hynderdam ende
Lechendijck
vocant) ex ecclesiasticorum ordine factus est
Johannes Scade, canonicus Martinianus; scriba tum fuit
Hugho Enschede.

1) Hs. laat den voornaam open,

2) Descriptio p. 87—88.

3) Petreius Tiara, geb. 15 Juli 1514 te Workum, stierf uiet, gelijk
Van Buchell hier zegt, in 1586, maar 9 Febr. 1587. — Zie E, L.
Vriemoet,
Athen, Fris. (Leov, 1758) p. 45. («. Z.)

October.

-ocr page 251-

[fol. 212V.]

3 hujus, eadem die qua olim soror mea Johanna, obiit
amita Clara, Bernhardi filia \'), matris meae soror uterina.

Circa hoc tempus publico decreto omnes publicae mere-
trices urbe exactae, et ne quis amplius lupanar erigat
cautum 2).

A feriis Martinianis incoepit acriter gelare, adeo ut
Rhenus, Mosa omniaque flumina curribus et equis essent
pervia, quin et mare Mediterraneum (Meridionale et
Acetosum appellatum) ex lacubus Flevii non ita ante
multum tempus in maris speciem inundatione auctum,
facile equos et currus ferret onustos.

Circa Martinum Trajectinus magistratus arbitrio sediti-
osorum quorundam, qui plurimum apud Leicestrium vale-
bant, electus pronuntiatusque. In locum Nicolai Zuleni
proscripti Carolus de Trillo, dominus de Schullenburch,
externus; consules: Petrus Ruyschius 2, Gerardus Pru-
ninckius Deventrius, externus ; quaestores : Franciscus Gerar-
dus Bogert, Conradus Strickius; 12viri: Rotardus Lanscro-
nius, Johannes Jacobus Leemput, Joannes Amstelius,
Gisbert Antonius Vorst, Jacobus Potterus, Maillardus
Cuyperus, Harmannus Westrenius, Cornelius Malsenus,
Gerardus Donselarius, Cornelius Duverius, Henricus Ritius,
Johannes Schadebrouchius.

Circa hoe tempus celebratae nuptiae Thomae Mariae

1) Zoo dit „Beriihardi" een patronymicum is, dan blijkt hieruit, dat
de moeder van Clara en hare „soror uterina" Brigitta eerst gehuwd

was met Jan Seversz., daarna met Beernt.....? De moeder van Van

Buchell schreef zich Brigitta Jansdr., in een request aan het gerecht,
houdende verzoek om machtiging tot het lichten van eenige haar be-
hoorende meubelen, door de crediteuren vau Jacob Queeckel te zijnen
huize in beslag genomen 12 Maart 1594. Dit stuk, door Van B. ge-
schreven en door de moeder onderteekend, bevindt zich in het Archief
der stad Utrecht 3222*. (». L.)

2) Zie Van de Water, Placcaatloelc III blz. 419; Nederlandsch Archief
voor Xerlcgeschiedenis
II. blz. 194.

8) De Zuiderzee,

November.

-ocr page 252-

de Wingfelt, domini de Gravae et equitum praefecti
Angli, et Arluydis de Rhede a Saetsvelt, dominae de
Zulestein i).

20. Dudlejus Leicestrius Dordracum profectus ac inde
Zelandiam, unde post Britanniam petiisse creditur, parum
a nostris desideratus 2).

23. Johannes Bogerus, decanus divi Petri, homo calli-
dissimus et summus veterator, dusit Quirinam, Frederici
filiam, cum qua diu consueverat, uxorem; quae an illi
nescio, certe multis Maegera fuit, ut perfectissimum ab
ea exemplum perversae mulieris peti possit.

25 obiit Lugduni Batavorum Johannes Holmannus,
Bremensis, sacrae theologiae doctor, aetatis suae anno 62 s).

Circa hoc tempus, cum quidam urbe fuissent exacti
et bi, jam probata per octoviros apud Leicestrium eorum
causa, rediissent, iterum a magistratu, ex externis pluribus
collecto, urbe excedere jubentur, repugnantibus Heet
octoviris. Occasionem hujus tumultus dedisse ferebantur
illi, qui exulum munera occupassent, veriti, ne et ipsi
restituerentur.

December.

[fol. 213.]

4. Senatus populusque Trajectinus Scenckio, propter
egregie navatam operam, equum trecentorum tbalerorum
pretio emptum, civitatis insigniis ornatum, dederunt dono

Vidi hoc tempore hic echinum vivum, spinis osseis
acutissimis armatum, ex Africa advectum; vulgo voca-
bant
moresque.

1) I. m.: VI sequentis, nl, van de volgende maand.

2) Deseriptio p. 87.

3) Johannes Holmannus secundus, geb. te Staden in 1523, stierf niet
25 Nov. 1586, maar 26 Dec. — Vgl. M. Siegenbeek,
Qêsch. der Leidsche
hoogesehool.
(Leiden 1832) II blz. 66—67. Van dezen hoogleeraar zijn
geen geschriften bekend. De opgave van zijne werken, in Jöcher\'s
Qe-
leJirtenlexioon
voorkomende, is geheel foutief. Vgl. L. D. Petit, Mhl. lijst
tan de Leidsche hoogleeraren.
(Leiden 1894) afl. I, blz. 84. («. L.)

4) Deseriptio p. 88,

-ocr page 253-

Circa Natalem dominieum pontifex Sixtus V ensem
certis quibusdam ceremoniis consecravit, quem deinde
honoris et benevolentiae ergo Alexandre Farnesio, Par-
mensi principi misit; qui mos a Sixto IV defluxit, ut
ceremoniarum libri indicant.

15. Ordinibus Trajectensibus ac praecipue ecclesiasticis,
22 Novembris jussu magistratus exclusis, restitutis, Mur-
sius Hagam Comitis profectus est.....

Vidi circa hoc tempus Franciscum Draconem, equitem
Jarterii et archipiratum Anglicum ; hic vere ventis secutus
fortunam.

Profesto Nativitatis Christi publico edicto eautum, ne
quis mentionem faciat pacis cum rege Philippe aut
Hispanis faciendae.

Sunt qui dicere et scripte quoque in vulgus edere non
verentur, Elisabetham Henrico VIII régi ex Anna Bolena
natam, quam Annam volunt fuisse filiam ipsius Henrici,
quum cum uxore Beleni adulterium commisisse, dum is
in Galliis ageret legatus, crederetur; verum ego id ut
eredam non possum induci, cum Paulus Jovius Annam
hanc sterilem fuisse scribat. Fertur hic versus:

June Jevis soror et conjux, verum Anna Bolena
Et spuria Henrici filia et uxor erat.

[fol. 213*.]

ANNUS 1587.
Januarius.

Praetor: Carolus Trillous.

Consules: Petrus Ruyschius 2, Gerardus Pruninckius
Daventrius, Buscumducensis.

Quae ego de Anglerum moribus animadverti, haec
sunt: nempe nobiles superbes, contemptores omnium gen-
tium, plebem vilem et servilem, infidelem, inhumanam,
non tantum in extraneos, sed in se, inhonesto plerique
genere acquirendi infames, quod non difïitetur Morus et
excusat, sed digna excusatione genti. Unde illud veris-
simum in omnium ere verbum: „Cruel maistre, traistre
cempaignon, desloyal serviteur."

-ocr page 254-

Vestitüs plerisque Pranco-Gallorum, paucis mutatis;
nobilibus is sumptuosus, auro, argento, bisso et immo-
dicus, quod regionis tamen fertilitas permittere videtur
et gentis admittit ingenium. Mulieres diverso ab aliis
ornantur modo, pulcberrimae, cultissimae, lacteo candore,
jocosae, etiam nec perinde ac Germanae frigidae, nec ut
Italicae callidae, quamvis callidae satis et nimia virorum
abutentes patientia.

29. Daventria, prodentibus Anglis Hibernisque praefecto
Stanleo, regiis tradita, una cum castris Zutpbaniensibus,
quibus praeerat Jorck.

Sequenti die tria insignia Anglorum Trajectenses intra
moenia receperunt, et actum est de externis senatu amo-
vendis, sed frustra.

[fol. 214.]

Februarius.

6. Quidam Anglus, ex familia Dugbiniorum nobili, in
Summo templo sepelitur more militari, aversis pendenti-
bus lanceis sclopettisque caeterisque armis nigro conves-
titis, comitantibus Noresio, senatu militibusque.

8. Spectra signaque visa Franiqueri in Frisia, ac terra
movit.

8. Magistratus Trajectinus cum praefectis sub boram
12 eflfringunt arcbivium Ordinum et inde, quod volunt,
auferunt i).

14. Paulus Busius ad mandatum Ordinum majorum,
connivente Gerardo Remundio propraetore, cui custodia
commissa erat, evadit, unde Remundius 4 feria Pascbae
proscribitur, cujus locus usque ad ferias Laurentianas
vacavit, et tum ei surrogatus Gerardus Canifius

1) Descriptio p. 88. — Kroniek Eist. Qen. blz. 565 geeft onder 8 Jan.
1587: „Magistratus Trajectensis cum praefectis civitatis, sub hora 12
in meridie, effringunt cameram Ordinum et ex archivis illorum sustulit
quod voluit".

2) 10 Augustus.

3) Ygl. Kroniek blz. 565.

-ocr page 255-

Cum civitas aere alieno ob bellicos sumptus premeretur,
mutuandarum pecuniarum non inutilem rationem invenere,
qua etiam difficillimis temporibus usi fuisse videntur
Florentini, ut author est Antoninus. Singulis nempe
civibus pro facultatibus impositum est onus dandi certam
summam, quae cum nimia videretur, redditus annui civi-
bus constituti, cum totalis summae restitutio ob tem-
porum difficultatem impossibilis esset; ita nec cives
fraudabantur pecuniis, et civitas paulatim aere alieno
levabatur

23. Senatus Antonium Buttium, militum praefectum,
qui ducentos fere milites sub signis habebat, navaliis
Vresvicorum excedere jusserunt et ad loca hostibus pro-
piora se conferre; id negabat, solutionem causatus, quare
cum in vincla (sic) esset conjiciendus, ad Hollandos
fuga evasit.

Discensum inter Hollandos et Trajectenses, qui Angli-
canas partes contra libertatem patriae fovere videbantur.

Martius.

Circa Dominicam Oculi Joannes Hallar, presbiter olim
animarum (ut vocant), duxit uxorem suam Johannam,
cum qua hactenus consueverat, tempore nuptiarum pro-
hibitarum.

Bona monasteriorum circa 20 hujus mensis conscripta.

In aedibus patrui mei Huberti Buchellii, cum Wilhel-
mus Pelhamius ex designatione Ordinum hospitaretur,
vidimus Anglos multum saccari, salis parum uti et frigidis
saepius quam calidis uti; panem quoque rariorem adhi-
bebant, multum carnis vorantes.

Hoc mense senatus Ultrajectensibus publice literas ab
Angliae regina missas prelegit, quibus Trajectenses ipsa
ob fidelitatem et erga ipsam benevolentiam laudabat
magnaque pollicebatur.

1) Descriptio p. 88.

-ocr page 256-

In fine hujus mensis Regii Rurordam, oppidulum ducis
Cliviae, a Martino Schenkio per fraudem occupatum,
nuper receperunt.

Equités Bassonii, negligentius apud Dorestatum palantes,
caeduntur.

Aprilis.

[fol. 214V.]

Cum olim adolescentibus, in collegium canonicorum
receptis, certum tempus ad studia prosequenda in academia
aliqua praescriberetur, Ordines nunc electionem liberam
tribuere. studiis incumbere literariis vel armis castra sequi
vellent

Praetor Trillo quendam polygamum, qui plures duxerat
simul uxores iisque fuerat abusus, in foro constituit semi-
nudum in suggestu nuthellatum, tribus circum quasillis,
ita ut plebiculae scurrilitates obaudire per boras cogeretur
(quod genus supplitii veteres catamidiare dicebant) ; deinde
virgis digne ad sanguinem caesum dimisit

Hoc mense, cum minus votis aspiraret Fortuna per-
petuo nostris rebus infesta, ut aegritudinem animi vel
falso quodam pharmaco levarem, post utriusque Galliae
varia peragrata loca, Germaniae Italiaeque videndi cupido
incessit. Duo mihi proposita hoc itinere: discendi tanta
varietate amor et aegritudinem minuendi motu isto spes;
in utroque falsus, in hac natura, quod in me, non in
loco aegritudo ista, et mecum in illo sortis ludibrio, cum
magnum impedimentum adferrent morbi, latrones, socii.
Illud unum me docuit reditus necessarius, ut aviditatem
in posterum peregrinandi moderarem et humanarum rerum
majori contemptu facile tam inutilia non sine dispendio
omnium bonorum itinera negligerem.

1) Deseriptio p. 88. — Zie bijv. het statuut over afwezigen ter studie,
door het Domkapittel uitgevaardigd a° 4303, bij Mr. S. Muller Fz.,
Bet
BecJdsloeJc van den Dom
(\'s Hage 4895) blz. 206 v.v.

2) Deseriptio p. 401.

-ocr page 257-

VOTUM.
Sanctissimae et individuae
Trinitati
salus,

Vero et unico Christianorum
numini.

Adhibe, lector, hic
non oculos, sed animuim.
A Deo incipiendum, in Ipso finiendum,
Cum Ipso lumen, sine Ipso tenebrae aeviternae.
Ipse certissimus itinerum dux et comes.

Quare pro itu et reditu
in Germaniam Italiamque
votum

secretum et inviolabile feci
Arnoldus Buchellius Batavus
anno Christiano 1587
mense Aprili; aetatis vero meae 22 i).

[fol. 215.]

Die Veneris, qua Christiani memoriam mortis Christi
renovant, valedicta matre caeterisque amicis salutatis,
comitantibus vitrico et sorore duobusque comitibus, Am-
sterodamum, insigne Hollandiae emporium, pervenimus,
ibidemque diem unam atque alteram morati, navem con-
duximus, Bremam petituri; ipsisque feriis Pasqualibus
anni non reformati navem conscendimus, aliis quoque
comitantibus Dantwicum, Hamburgum, Lubecam peten-
tibus. Sequenti die per Tiam flumen et mare Acetosum
sive Australe ®) Enckhusiam appulimus, navem bellicam
conductricem exspectaturi. Sequenti die inde solvimus,
sed circa Medeblicum ventus nobis ex Septentrione ad-
versus cursum incoeptum jam impediit, magnisque fluc-
tubus navem ita verberavit, ut anchoram, camelo fracto,

1) Descriptio p. 101.

2) Het Y.

.S) De Zuiderzee.

jBuchellius, Commentarius, 10

-ocr page 258-

in vado relinquere et Enckhusiam repetere nauelerus sit
coactus, ubi propter maris intemperiem octo circiter
dies quievimus. Hoc quoque mare Glaciale vocant, quod
saepius congelatur, et currubus ac equis sit pervium. Non
ita dudum fuit terra et arboribus borrida et paludibus
occupata.

Est autem Enckhusia oppidum mediocre in Frisiabonum
regione, munitissimum natura loci aquarumque abundantia.
Eegio ditissima butyri et casei. Portus ibi multarum
navium capax et maxim arum. Vidi quasdam montium
instar altas, inter quas praetoria, cui nomen Inquisitio, in
qua captus olim Bossuvius, ad memoriam memorabilis
victoriae navalis illius pugnae, qua maris imperium apud
Frisiabones remansit, asservatur. Incolae utplurimi nautae
et piscatores, quamvis a paucis jam annis mercatura ob
loci commoditatem ibi vigere incoeperit, adeo ut successu
temporis aemula Amsterodamae futura credatur.

Jam maris imperium, jam saevi taedia fluctus
Sollicito miserum me tenuere metu;

Quae tamen expertos pelagi compescere motus
Posset ad arbitrium, calda puella venit.

Accesseram fere ad flammam imprudentius et juvenili
impetu impuro hoc ludo me implicueram.

Majus.

[fol. 215V.]

Secundo vento Enckhusiam solvimus, praeternavigantes
a sinistra oppidum Medenblicum, Frisiae olim principum

(ut volunt) domicilium.....A dextra vero parte urbem

vidimus Frisiae maritimam Staveren, a Sturiis antiquis
(ut volunt) populis nomen retinentem, celebri olim em-

porio nobilem, nunc ignobili situ contemptam.....

Non procul hinc insula Vlie, circa quam mira est un-
darum in arenosis vadis collisio, instar hominum albis in
indusiis saltantium, ubi naves, non ita dudum mersas,
vidimus. Periculosus nempe hic nautis locus, propter
arenam latentem et brevia. Est haec insula longitudine

-ocr page 259-

trium fere leucarum, arenosis collibus perpetuis sterilis,
adeo ut vix paucoruui equorum pascua praebeat. Incolae
aut piscatores aut nautae, siccantque vento raias,
rochos
vocant, et longinquas in regiones Germaniae emittunt.
Quidam etiam bospitum adventu victitant, quum saepe
ibi ventum commodum exspectantes ad multas dies com-
morari cogantur. Erat nobis hospitium in Hardervico,
ubi pro coena satis pro loei commoditate larga 3 stuferos
solvimus, quum maximam omnium rerum paenuriam ibi
esse quererentur. Puit haec insula olim Prisiae con-
tinens celebreque ibidem hominum memoria monasterium,

quod maris barbaries delevit.....

[fol. 216.] Postera die, fiante vento Africo, plurimis
comitantibus navibus etiam bellicis conductitiis, plenis
velis solvimus plurimasque insulas ad Prisiae littora

praeternavigavimus.....

Insulas a dextris circa Prisiae littora vidimus: Scel-
lingam, Amelandiam, Schiermonincxoge, Borckum , Ne-
deroge. Just, Balteringhe, Langeroghe, Spijckeroge,
circumvallatas omnes collibus arenosis, totas Oceano cir-
cumdatas, quarum trajectus in Prisiam potest fieri secundis

ventis spatio trium horarum.....

Tandem Visurgim, vulgo de Weser, intravimus .....
Pernoctavimus non procul a Blixemo, pago regionis Olden-
burgensis, ubi non procul a periculo abfuimus, prae-
datoribus nobis insidiantibus ; sed cum citius apparerent,
in conductoriam vel praetoriam inciderunt terramque,
relicta navi, repetere coacti sunt. Altera die, quum
vadosus nimis esset fluvius, ad Vagesacum pervenimus

peditesque Bremam intravimus.....[fol. 216^] Hospitium

nobis erat apud Conradum Cocq, Hollandum.

Ridiculus hic mos hansandi. Peregrinus nempe, si nun-
quam in urbe fuerit, praeviis quibusdam ceremoniis, dato
pocixlo atque altero, jure hanzatico collegio Hanzatorum
ascribitur eaque de re juramentum sale et pane praestare
cogitur.

Hoe tempore Trajecti a Mursiaco et Ordinibus proscri-
bitur Hermannus Modettus ecclesiastes, homo admodum

10*

-ocr page 260-

seditiosus, ut Antwerpia de eo testis esse possit; quare
contulit se Iselsteinium, sed postridie a ministris con-
fratribus reductus est et civitatem retinuit, contradicente
Mursiaco, donec intercedente Leicestrio placatur \').

Hic inventis plurimis sociis, Francofurtum versus iter
arripuimus 2).

Primo ab urbe lapide Brincom pagus.....Hinc Bor-

sim---- Baremburch pagus Brunswicensis____ [fol. 217]

Ocbt pagus Brunswicensis. Noster hic hospes, vir satis
humanus, praefectus illius pagi,
ampman vocant.

Sequenti die vehiculo Mindensem urbem episcopalem
ad Visurgim intravimus; hic portae custos, faber (ut
videbatur) ferrarius, torve nos inspiciens (Vulcanum ali-
quem putasses) intrare vetat, ni ab hospite conduceremur.
Nos hospitem nos cognoscere negamus ullum; tandem post
aliquantam altercationem quidam nos introduxit, interro-
gans cujates essemus, litem esse dicens an(ti)stiti Agrip-
pinensi cum Julio Brunsvicensi, quorum uterque praesu-
latui inhiaret, propterea diligentius urbem custoditam____

Lutteken.... Oldorp.... Hamelia.... Hic caballum emi.

Sequuntur Heila et Holsminnen pagi, ubi propter silvae
perpetuae labyrintha conductorem nobis conduximus ad
pagum Bevenfelde. Sequitur Munda oppidum.....

Casselium castellum Cathorum oppidum pulcrum et mu-
nitum..... Vendidi hic caballum meum hospiti ad in-
signe Purpurei Leonis in foro, sed meo malo, satis iter
Italicum hoe tempore invidentibus ; nam hic vi vel furto

1) Descriptio p. 89; Kronielc blz. 566. — Vgl. Dr. G. J. Brute! de ia
Rivière
Set leven mn Hermanm Moded (Haarlem 1879); B Kruin\'s Ver-
spreide Geschriften
VIII, blz. 314 v.v.; Dr. Chr. Sepp, Polem. en Iren.
theologie. Bijdragen tot hare geschiedenis
(Leiden 1882) blz. 105—111.

2) Hier begint de reis door Duitschland. Wat Van Buchell daarom-
trent aan zuiver-locale bijzonderheden meedeelt, wordt, als zijnde reeds
te Keulen voor een uitgave in bewerking, hier niet overgenomen,
evenals met zijne reis door Frankrijk geschiedde (vgl. boven blz. 123
noot 1). Aan de Duitsche reis sluit zich die door Italië onmiddellijk

-ocr page 261-

12 aurei interiere, cum hospes post emptionem vino
nos obruisset. Hinc ad oppidum Vurselaer [fol. 217^]
ipso Pentecostes festo stili Gregoriani; fastus nempe ibi

et veteres et novos servant.....

Gutelsberch____Dreissen____Kirchaen .... Geissen----

Boetzpach____Vriberch.... Petersvil.

Hinc Francofurtum pervenimus.....

[fol. 218.J Darmstat Hessiae oppidum, landtgravii
Georgii sedes, primum Francofurtum linquentes occur-
rebat, et vesperi in pagum Oberstat venimus pernoctavi-

musque.....

Swingelstein Palatinatus oppidum.
Pensum oppidum Palatinatus.
Winem Palatinatus oppidum.

Sequenti die Heidelbergam ad Nurum, vulgo Neccarum

flumen, in itinere ad dextrum vidimus.....

[fol. 218^.] Laime pagus Palatinatus, ubi socius, quem
unum caeteris dimissis mihi reservaveram, nescio quo
morbo et aegritudine occupatus, de itinere desperare coepit
patriamque cogitare; quare ne solus iter inirem, ubi jam
vix linguam intelligebam inter gentes inhospites, illum
sequi coactus, curru conducto iter versus Nemetes Speiram
arripuimus per silvam ad Rheni ripam excurrentem, ubi

infinitos paene cervos vidimus in sole apricantes.....

[fol. 220.] Ultimo Mai styh Gregoriani, cum comités
non baberem et solis ardor media jam aestate ab itinere
me deterreret, conducto curru (vulgo vocant
rolhmgen)
Speira discedens, Franckendalium perveni.....

[fol. 220^.] Junius.

1. Pedes cum signifero quodam regii exercitus, qui
militem in Germania legerat, Oppenheimum perveni.....

2. Naves hic parvo pretio et facili labore secundo
flumine Moguntiam singuhs diebus summo mane petunt.

1) J. m. : duplices pistoletti Italici.

-ocr page 262-

Hinc navem monopilem, quod ordinaria navis jam de-
scendisset, conduxi.....\').

Moguntia antiqua et Celebris urbs.....

[fol. 221V.] Non procul a suburbano est pagus Was-
eena.....

Non longe a via publica, in vineis, molis est satis magna
.....vulgus Eichelstein a forma vocat.....

3. Navem conduxi Coloniam Agrippinam, cujus itineris
haec est series.....

[fol. 223.] Gisbertus Longolius, Trajectensis, medicus,

cum obiisset Coloniae Agrippinae et Agrippinenses ei
sepulturam denegarent, Bonnae fuit sepultus anno 1543
ultimo Maji.

Est locus non procul Bonna Buchelmont, cujus in anna-
libus Ubiorum aliquoties fit mentio; dubito, an sit villa
nostrae olim gentis, quam Emondus avus paternus, cum
famiham ad Batavos transtulisset, vendidit suis gentihbus
et nunc fiduciario jure possidet Hubertus Buchellius,
meus patruus. Reditus hinc retentos habuit, sed postea
redempti fuere.

[fol. 223^.] 5 Coloniam Agrippinam circa vesperum
intravi.....

6. Trajecti dissentio orta inter Mursiacum, magistratum
et cives; nempe:

Eygen baet maeckt desolaet lant, luyden, steeden;

Den goeden raedt wordt metterdaet overal vertreden.

[fol. 227.] 26 in febrim incidi, quem pustulae (variolos
vocant et vulgari idiomate
hinderpocxJcens) insequutae. Mor-
bus hic puerilis, sed grandioribus et qui jam adolescentiam
attigerunt periculosus et mortiferus, qui me decern dies
lecto afiaxit. Interim Parmensis Sclusam, oppidum Flan-
driae, portu nobile, obsidione cinxit.

[fol. 227V.] Julius.

Audivi hisce diebus sententiam dignam Romano, nescio

1) Deze mededeeling staat

-ocr page 263-

an et Christiano; Quicunque Virginem Matrem sine Filio
pinxerit sculpseritve, anathema esto Hisce se nugis im-
plicant pro dolor, qui columina Christianae pietatis audiunt.

Hoc die 2), cum Trajecti more solito, Dedicationum
feriis, liba ad fores templorum puerorum causa vende-
rentur, noster praetor mensas libarias evertit nonnullam-
que partem domum ad suos detulit

[fol. 229.] Hoc quoque tempore municipium Divitense

in adversa Coloniae ripa situm, perlustravi.....

[fol. 229^.] lisdem fere diebus quidam archipyrata ex
Amsterodamensibus, qui Rhenum Regiis infestum ali-
quandiu fecerat, ad Regios (qui in castris Vesaliensibus
erant) cum myoparone et tormentis bellicis transiit.

[fol. 235.] Patruus meus Hubertus Buchellius, vir pro-
vectae aetatis, qui jam octuagesimum aetatis annum atti-
gerat, ex medicorum (ut ajebat) praescripto, semel tantum
die comedebat in prandio, raro in coena aliud sumebat
praeter ovum, ac ea temperantia se ad tam grandem

vegetemque aetatem pervenisse ajebat.....

7. Lectiones audivi Antonii Saliceti in oratorio juris
publico, cum Tit. C. de caducis tollendis explicaret.

[fol. 236.] 16. Literas ex patria accepi. Summa nempe
hic nunciorum commoditas; sunt nempe qui singulis sep-
timanis Brabantiam, Hollandiam, Zelandiam variasque
alias Belgiae provincias petunt ; redeunt alii continua serie.
Sunt et veredarii, ex quibus Argentoratum, Augustam
Vindelicorum, Basileam Rauracorum , Pragam, Juliobonam
sive Viennam Austriacorum petunt; Gallias alii et Italiam;
ita ut nihil toto orbe geratur, quin ad Agrippinenses per-
veniat ejus fama.

1) Een dergelijke sententie is door het kerkelijk gezag wel nooit uit-
gevaardigd. Maar zij kan in de praktijk soms reden van bestaan hebben
gevonden, wanneer men de vereering van Maria geheel zou scheiden
van de aanbidding van haar goddelijk Kind,

2) Nl. 29 Juni.

3) Descriptio p. 89.

4) Deutz.

-ocr page 264-

[fol. 236^.] Quum frustra hactenus summis viribus
nec exiguis sumptubus canonici Sancti Salvatoris Trajecti
restitissent, ne templum ipsorum demoliretur, circa hoc
tempus de eo demoliendo decretum factum

[fol. 238.] 24. Audivi disputationes publicas in scola
collegii juristarum, quae utilissimae meo quidem juditio,
cum Pandectarum ordinem in elegendis thesibus juste
sequantur, et haec praecipua studiosorum exercitatio cum
nulli jurisconsulti publico stipendio ad docendum alantur.

Audio Hautepennium ex Barlamontiis fratribus, non
instrenuum regii exercitus ducem, pugna Angeliana, cum
leviter tantum videretur vulneratus, licet victorem occu-
buisse; ex equo nempe decidentem graviter casus armatum
laeserat.

[fol. 239^.] Cum Buchelliana familia originem ducat ex
Ubns et Marcoduris, inveni ejus relliquias in Coloniensi
civitate :
den Alden ende den Grommen Buchell 2).

Augustus.

[fol. 241.]

Hoc mense varii in Belgio de pace rumores sparge-
bantur, sed vani \').

[fol. 241^] Audio, Ordines confoederatos Anglis con-
junctos classem ingentem instruere, ut Slusianis obsessis
opem ferant.

4. ^ Hoe die templum Paulinum venui propositum et
omnis suppellex conscripta, quemadmodum et libri, in
urbe Ultrajectina

[fol. 242.] Hoe tempore in Hollandia factio Anglicana
multas movit turbas. Nam cum sex sint ibi civitates
principes (capitales vocant), harum duae antiquissimae,
videlicet Dordracum et Harlemum, consenserunt in ab-
solutum reginae Angliae principatum, salvis omnibus

1) Deseriptio p. 90; vgl. KronieTc Hist.

2) I. m. : Sunt vici urbis.

3) Deseriptio p. 90.

i :

4) Ib.

Gen. (1866) blz. 566.

-ocr page 265-

ipsorum privilegiis; sed quatuor, ut sunt Amsterodamum,
Gouda, Delphi et Lugdunum, in plenam potestatem con-
sentire noluerunt. Trajectenses etiam consentierunt An-
glicis cum nonnullis minoribus oppidis. Tria vero Hol-
landis a Leycestrio proponebantur in comitiis: ut se
defendere posse declarent; 2° vel ut reginam Angliae pro
superiore agnoscant; 3° aut pacem una cum regina cum
Hispano ineant Anglicanis partibus Trajecti adherebat
Hermannus Stuycker
(sie), Swollanus, alias Modet, homo
seditiosus, qui et post, licet parum in proposito consisteret,
ex urbe dimissus

[fol. 242*.] 6. Slusianis turrim quandam ereptam nar-
rant, Hollandos vero Anglosque classe ducentarum navium
instructissima obsidionem solvere tentasse, sed tormen-
torum multitudinem veritos infecta re discessisse ; cumque
altero deinde die circa Ostendam milites aliquot in terram
praedatum exposuissent, ii a Regiis fugati sunt. Slusia
paulo post dedita, chyrurgorum praecipue ut volunt
inopia, cum ii qui vulnerarentur medicum non invenirent.
Alii causam quoque fuisse vel maximam, quod inter se
Angli et Hollandi parum convenirent et invicem invide-
rent, non falso narrant

11 vidi sponsam Brabantam ex ditissimis mercatorum
familiis De Deckere; omnia erant antiquum in morem
instructa, ipsa vero nudis crinibus incedebat modestis-
sime. Aderant fratres comités, caereis ominis causa prae-
cedentibus.

Circa hoc tempus Janum Eduardi de Monin, adoles-
centem summo ingenio praeditum, philosophum acutissi-

1) Descriptio p. 90—91. I. m.-. Vide Remonstrationes éditas, quas
apud me habeo. — Zie over deze Statenvergadering, van 25 Augustus
1587 te Dordrecht, Bor (ed. 1079) dl. III f. 30; Wagenaar VIII blz. 230 v.v.

2) Vgl. Bor II, blz. 953; Wagenaar VIII, blz. 220; Brutel de la Rivière
Bet leven van Eermannus Moded (Haarlem 1879) blz. 121. Na eenige
■weken kwam Moded weer in Utrecht terug.

3) Zie over het beleg en de inname van Sluis, Bor II. blz. 982 v.v.
en III. blz. 18 V.V.; Wagenaar VIII blz. 2?3.

-ocr page 266-

mum et tam in Latina quam patria poesi versatissimum,
cum ante dominae fores excubaret aut nescio quid can-
tillaret, imminentis fati securus, indigne trucidatur (sic) »).

[fol. 243,] Domi abbas in Oostbroeck, confictis causis,
in vincula conjicitur ct torquetur,
21, Domi a magistratu lustrati sunt cives,
[fol, 244.] 23. Hoc die adii Martinum Monbeinum, qui
falso nomine Bucbellianorum se vendicabat ac eo mihi
notus erat, cum nunquam ejus majores hoc fuissent usi
et insignia plane essent diversa, ut consuetudinem con-
tribulorum cernerem.

[fol, 245.] Euere circa hoc tempus Trajecti apud nos
aliquot monumenta antiqua templorum demolita, ut tem-
plum Salvatoris antiquissimum, templi Civici chorus, ut
vocant, quemadmodum et Brigidiani, templi quoque pul-
cherrimi divae Virginis tectum plumbeum sublatum, quod
inde scalis canonicorum impensa restauratum 2), cum jam
ante solotenus demolita extra urbem coenobia Oost-
broechiorum, Carthusiorum monachorum, Vici Veteris,
Dalensium dominarum, Bethlemitarum virginum, sacella
item divi Martini, divi Anthonii, divae Annae, divae
Marthae, in urbe Franciscanorum, Dominicanorum mona-
chorum [fol. 245V] monasteria, sacella ceu oratoria Jeru-
salemitanorum fratrum, quod ad similitudinem templi
Sepulcralis Jerusalemitani conditum dicebatur exacte for-
mam Sepulcri Dominici praeferre, divae Elisabethae orpha-
norum, quod jam bombardorum ictibus ab Hispanis totum
erat perforatum, et Alexaniorum vespillonum

[fol. 247.] September.

4. Audio publico edicto cautum in insula Mattiaco-
rum, ne quis in reginam Angliae ejusve vicarium aut

1) Jo. Eduard. Moniii, geb. le Gy in Bourgondië, is vlg. Jöcher, Allg.
Gelehrten-Lex., Bd. III col. 618 in het 26e of 29e jaar zijns levens ver-
raderlijk vermoord.

2) Zie boven blz. 102, noot 2.

3) Descriptio p. 91.

-ocr page 267-

milites probri quid jactaret, poena omnium bonorum
publicandorum

[fol. 247^.] 24. Ut nundinas Francofurtienses viderem
et simul iter Italicum dudum propositum perficerem,
navem conscendi, comitantibus bibliopolis Agrippinensibus:
Cbolino Materno cum uxore, Arnoldo Mylio, Joanne Gym-
nico, cujus et aderat non illepida uxor, alia quoque mulier
succulenta, Tbeodoro item Wieda, Carolo a Croja, Fer-
nando Perez, Joanne Dortmuntio. Pro vectura singuli
dedimus tbalerum imperialem. In navi com(m)unibus sump-
tribus prandium sumebatur, coena vero in bospitiis. Bon-
nam usque comitabantur Daniel Brendel ab Homburcb,
Winandus Schellart ab Obendorff, Maxaemilianus de la
Court, quibus post geniales epulas valedictis, iter, sed
tardum impediente fluminis vi, prosecutus sum.

[fol. 248.] Ultimo hujus mensis Moguntiam pervenimus
ibique sub insigni Coronae coenati sumus largiter. Hic
Perez cum alio Pomerano homine versuto et impudenti
Gymnici pulchellam uxorculam contrectare secus quam
honor patiebatur constituerant ; sed cum propositum non
succederet, Galliam succulentam quoque foeminam adorti
sunt, quo successu nescio.

Quae apud nos inter Anglicae factiones homines et
libertatis amantes acta, uno libello collegi

October.

[fol. 248^.] 1. Ostium Moeni fluminis intravimus et ante

vesperum Francofurtium adverso flumine pervenimus.....

Franciscum Modium, Brugensem, hic conveni et cum
Alberto Leonino, Ultrajectino, familiaritatem quandam con-
traxi.....

[fol. 249.] 6. Assumptis sociis Jo. Lonio et Nicoiao

1) Zie een dergelijk verbod van 9 April 1587 bij Bor II. blz. 957.

2) Dit boekje, waarin Van Buchell bijeenbracht wat betrekking heeft
op de Leicestersche troebelen te Utrecht, zocht ik tot nu toe te ver-
geefs. Z.)

-ocr page 268-

Merkerkio conterraiieis et Jo. Francisco bibliopola Romano,
iter ingressus sum.

8. Heidelbergam pervenimus.....

Hinc Wisselo occurrit, oppidulum Palatinatus.....Inde

Langbruck, oppidum praesulis Speirensis mediocre, post

quod sequebantur..... Obstat, Heilst, Bretti.....

Tum occurrebat post medium milliare monasterium

quoddam Mulprun in ducatu Wirtenburgensi.....

[fol. 249^.] Cum nuper Leodienses sal conficere ten-
tassent, illud omnino improbum morbos plures genera vit
et ea quae cum boe salita corrupit, unde et vetitum
vendere; similis infectio salis et apud nos aliquoties com-
porta.

[fol. 250.] 10. In itinere vidimus Leitzingen, pagum
Witteburgensis regionis, Flingen et Feiningen, oppidulum

Wittemburgense..... Canstat, civitas imperii libera, hinc

occurrebat.....

Tirichom quoque pagus Wittemburgenses, ubi quietem
sumpsimus.....

11. Eslingia..... imperialis civitas.....Plouchingen,

pagus Wittenbergicus.....

Kippingen sive Geppingen, oppidum Wittenbergensis

ducatus.....

Geislinga civitas imperii Ulmensis.....

12. Urspring pagus Ulmensium..... Post haec Ulmam

pervenimus.....

[fol. 250^.] 12 1). Die Michaeli angelo sacro Trajecti
Batavorum celebratae sunt nuptiae Johannis Philippi,
baronis in Hoocbsaxen, et Franciscae Reinoldi Brederodii,
Astae et Cloutingae domini, ex Helena a Manderscheit,
vestali prius, filiae, in aedibus episcoporum, quas nunc
Mursiacus inhabitat 2). Familia baronum de Altosaxen ad
unum Ulricum Philippum contracta erat, qui ex duabus
uxoribus 5 genuit filios: Albertum, Johannem Theobal-

1) De feestdag van Sint Michael valt op 29 September, doch wordt
hier door Van Buchell abusievelijk gesteld op 12 October.

2) Vgl. Kroniek, blz. 567, waar staat: 13 Oclober.

-ocr page 269-

dum, Johannem Philippum, Johannem Christophorum,
Johannem Ulricum. Prior vero uxor, cum libidinis infamia
laboraret, repudiata, altera fuit superinducta, ex qua hic
natus, priore etiamnum vivente.

[fol. 251.] 13. Ad oppidulum Guntsberch fit auctior

Danubius.....

Sequitur Porringen.....hinc Insmershausen.

23. Hoe die dimissus domi meae e vinculis Petrus
Wijckius, abbas Oostbrouckanus, una cum famulo \').

Circa hoe tempus senatus Ultrajectinus promulgatus
veteri more. Fuere consules: Petrus Ruyschius 3 et
Gerardus Pruninck Deventrius 2; 12viri litium dirimen-
darum: Johannes Jacobus Leemputius, Arnoldus Isel-
steinius, Amelius Amstelius Mindenus, qui factus consi-
liarius Hagiensis anno sequenti, Jacobus Tatius Amerongius,
Cornelius Doeverius, Gerardus Donselarius, Hermannus
Westrenius, Henricus Rietius, Maillardus Cuperus exterus,
Cosinus Jacobus, Gerardus Wilhelmus Plosius, Jacobus
Rijckius; quaestores: Gisbertus Antonius Voorstius, Con-
radus Strickius.

Die Remigio olim sacro 2) Robertus Dudlejus Leicestrius
suscepit e sacro fonte prolem Wingfelt ex Arluyde Rhea
Saetsveldia.

[fol. 251*.] Intravimus deinde Augustam Vindelico-
rum .....

[fol. 252*.] 14. Pervenimus hoe die Lanspergam.....

[fol. 253.] 15. Scongaw, oppidum Bavariae, quasi Pul-
chrum voces hortum, ad radices Alpium et ripam Lycae.
[fol. 253*.] Post haec Amergaw vel Arnberg, pagus Ba-

varicus, et Estai, monasterium virginum nobilium.....

Parthanum, vulgo Parthenkirch.....

[fol. 254.] 16. Post descensum montis acclivis et sum-
mae altitudinis ager est inter montes aerios et, quod
mirum, perpetua nive horridos fertilissimus et planus,

4) Vgl. Eroniék, blz. 566.

2) 4 October.

3) Augsburg.

-ocr page 270-

quem Oenus flumen ex primae Rlietiae Alpibus oriens,
irrigat.....

[fol. 254^.] Oenipontum bine pervenimus.....

[fol. 255.] 16 hujus, die Veneris, obiit Duaci ex ptisi
consumptus et tabe Adamus van der Duyn, ad aras mihi
amicus. Requiescat cum Deo in aeternum, et hoc carmine
salutat extremum:

Jam nisi relligio fatum spatiumque vetarent

Et foret hic vitae certa statuta dies.
Te sequerer, nec tu sine me jam solus abires,

Verduni, aeterno foedere juncte mihi.
Ingenium junxit, separat mors invida junctos.
Corpore sed potuit, non animo potuit.
Pars melior superest, fruar hac ego parte superstes,
Nempe etiam a tumulo vivit honorus amor.

[fol. 255.] Postquam hinc montem ascenderis, comi-
tatus Tyrolensis amplus pagus Materach occurrit.....

Non longe hinc mons Prenni sine Pyrenaeus, vulgo den
Pyenherg.....

[fol. 255^.] 17. Starcingen oppidum comitatus Tyro-
lensis intravimus.....et Brixinam.....

[fol. 256.] Hinc Clausam oppidulum et Bottzingen Ger-
manis, Italis Bolzanum.....

[fol. iv] XV Kaiend. Novembris i)-

Hoc tempore Italiae appropinquare incoepimus Triden-
tinasque videre Alpes, ac ipsum tandem ad Athesim

1) Thans begint deel II van het Diarium. Dit omvat op fol. lv~91
Van Buchell\' reis door Italië, welke geduurd heeft van 18 October 1587
tot begin April 1588. Het daarop betrekking hebbende gedeelte van het
Diarium werd door den vermaarden archeoloog Bodolfo Lanciani als
Iter lialicum uitgegeven in het tijdschrift der „Reale Societa romana
di storia patria" (Roma 1902). Wederom zijn hier alleen de Van
Buchell persoonlijk rakende bijzonderheden dezer reis vermeld. Met
name zijn Itinerarium wordt nauwkeurig gevolgd.

-ocr page 271-

rapidissimum Humen Tridentum ..... oppidum \').....

[fol 2.] Hic primum gustavi mustum Italicum et ominis
veteris causa vetus novum vinum bibi, ut veteri novo

morbo mederer 2).....

[fol. 2^.] 19. Portam Aquileensem egredientes, per viam
saxis asperam et difficilem, valedicto Joanne Francisco

Romano, pervenimus ad pagum Persingen..... Hinc

Lemga pagus occurrit.....Sequitur Primulanum.....

20. Oppidum inde Venetorum Bassianum, ad Brentam

sive Miduacum flumen .....

[fol. 8.] Erant mihi literae commendatitiae ad .....

d\'Avittati cui ducta erat uxor filia Johannis Cal vi; sed
cum e via nostra habitaret Cremonae, eum non adii, nee

Scottos, Placentiae habitantes.....

Urbem ingressus 21 die, duas in via publica pyramidas

erectas vidi .....

Circa vesperum intravimus Patavium .....

[fol. 3\'»\'.] 22. Erat nobis hospitium in Sole, ubi 30
solidis Venetis coenavimus vinumque nobis apponebatur
purpureum, quod nigrum vocant, etcretium, quod vulgus

malvaticum, optimum .....

[fol. 4^.] Lewardiae, Prisiae civitate, celebratae sunt
nuptiae Wilhelmi Nassovii, Joannis filii, et Annae Nas-
soviae, Wilhelmi filiae et Mauritii Nassovii sororis.

[fol, 5.] 24. Invitati hoe die a Joanne Baptista Sup-
perio, populari nostro, apud eum pransimus, ubi puella
quaedam vestitu sumptuoso more gentis ornatissima,
mensae inserviebat, gratia videndi hospites, ut arbitrer.

Erat haec ex iis, quae pudori jam valedixerant .....

[fol. 6.] Hoe die (26) Lugduni Batavorum Jacobus

1) Iter Italicum p. 11.

2) Ib. p. 12.

3) Ib. p. 13.

4) Hs. laat den voornaam open.

5) Iter Italicum p. 14.

6) Ib. p. 15.

7) Ib. p. 10.

-ocr page 272-

Volmarius, Cosmus Pescarengius et Nicolaus Mauldius,
Angiicanae factionis homines, quod ipsam urbem conspi-
ratione facta invadere tentassent, capti et capite puniti
sunt, Ordinum legatis ipsoque Nassovio subscribentibus i).

Circa vesperum hujus diei navim ingressus sum, et
noctis fere medio ad ofïicinam Leucae pervenimus, ubi
gravis machina navis et flumine in stagnum deducta fuit,
et hora circiter octava Venetias intravi. Pretium erat

ordinarium 16 solidorum Venetorum .....

[fol. 14.] Erat nobis hospitium in Campana. Hospes
vero nos ad palatium deducebat, ut nomina scribae dare-
mus; nam iis injunctum, ne quis extraneus ignotus per-
noctet, poena transgressoribus lege constituta.

Circa vesperum Sabbathi navem conduxi, Anconam 4
libris Venetis petituram, plurimisque praetervectus insulas,
media nocte Possam Clodianam appulimus.

28. Visa nobis et pellustrata {sic) Insula, Giozzam

vocant 3).....

[fol. 15^.] 29, festo Simonis et Judae, Rhavenna
non procul appellentes, portum Pirotolon vocatum intra-
vimus .....

Rhavennam pedibus, infausto tamen ornine, falsa nautae
accusatione, intravimus .....

[fol. 19.] November.

1. Eo quod propter falsam delationem scelestissimi
nautae (qui nos tanquam profugos apud urbis praetorem,
peregrinis satis iniquum, ac eo nos nomine multarat s),
accusarat), cum vel ultra dimidium justi pretii nos cir-
cumvenisset et multo plus aequo jam ante accepisset,

1) Vgl. Wagenaar VIII. blz. 258 v.v.; Dusseldorpius, Annales, editie-
Fruin, p. 2!8; Bisschop,
De woelingen der Leieesterselie fwrüj linnen
Leiden
(Leiden 1867).

2) Iter Italicnm p. 18.

3) Ib. p. 25.

4) Ib. p. 27.

5) Waarschijnlijk een schrijffout, door Van Buchell begaan, en te
verbeteren aldus: ut eo nos nomine multaret.

-ocr page 273-

multis molestiis implicaremur, verum illud Catonianum
praeceptum serius intellexi: „quo pedibus perveniri posset,

navi non incipiendum iter".....

2, Rhavenna Cerviam pervenimus ..... Hinc Cese-

nam.....

[fol. 19*.] Inde Ariminam équités petivimus \').....

[fol. 20.] Circa initium liujus mensis templum Salvatoris
Ultrajecti venundatum
(sie) in Summo templo, ac Lunae
die sequenti confringi coepta, quamvis plurimum pro eo
conservando laborassent canonici frustra, dicente Prou-
ningio consule periculum esse, ne tam vicinum Martiniano
gravidaretur.

[fol. 20.] 4. Inde Arimino exeuntes équités, pluvio

nubiloque coelo Catolicon pervenimus.....

[fol. 20*.] Sequitur Fanum Fortunae, oppidulum ad

mare Hadriaticum.....

[fol. 21.] 5 Forum Sempronium intravimus.....

Hinc per dorsum Apennini iter arripuimus et Viam

Flaminiam.....calcavimus.

[fol. 22*.] Hinc Caja et Aquilaria vici occurrunt igno-

biles..... Post quos Cantianum oppidum

6. Ad oppidulum pontificium Sigellum perveni.....

Deinde civitas Nuceria mediocris.....

Fuligno item mediocris civitas.....

Circa vesperum Spoletum pervenimus.....

[fol. 23.] Quietem sumpsimus in suburbio, ubi more
Germanico excepti laute, vinumque Spoletinum, a Martiale

commendatum.....bibimus. Aderat hic nobis monachus

ex eorum numero, qui se Minores vocant, ex Belgia redux.
Hic mira narrabat, et dubito, an credenda. Tandem
aderat et hospes; is Ungariam viderat, monachus noster
et eandem se vidisse et perambulasse asserebat et loca
quaedam enumerare satis barbare incipiebat; contradicit
hospes; monachus reprehensionis impatiens, pugnis certat,

1) Ifer Ualicum p. 31—33.

2) Ib. p. 33—37.
Buchellius, Commentarius.

-ocr page 274-

non verbis respondit; hospes ut acceperat reddit. Turn
monachus exclamare, jurare, dicere, apud pessimos se
hereticos versatum, ubi nihil tale unquam sibi acciderat,
quod hic in media regione Italiae, imo in ipsius Ponti-
ficis Maximi regno. Statim cucullam exuere ibique plane
militem gladio armatum vidisses. Nos, qui socii aderamus,
placare hominem conati sumus, idem famuli hospitis;
frustra Nam cum vendicare ut vellet se non posset,
nocte media abiit irarum plenus, nec unquam deinde

nobis visus i).....

[fol. 23^.] 7. Terni vetus oppidum.....

[fol. 24] Post haec ad Narnos sive Narniam perveni.....

[fol. 24^.] Circa vesperum ad Otriculum perveni.....

9. Hinc post iter planum flumen Tiberis trajecimus.....

Sequitur Castellum sive Civitacastellana oppidulum.....

[fol. 25] Inde ad Primam Portam pervenimus.....

Tandem Pontem Milvium transgressi, olim tempore
Neronis illecebris nocturnis celebrem, suburbium intravi,
variis sumptuosisque aedificiis spectandum, ac ipsam de-
nique urbem Romam V Idus Novembris 2).....

[fol. 26.] Postero die in Campo Florae, cum hospitium
ibi nobis esset sub insigni Galli, profestum divi Martini
more patrio hilariter celebravimus, aderatque nobis vinum
Cerellum nescio an Coecubum, olim veteribus commenda-
tum, Romanum item et Albanum. Nam exultatio animae
et corporis vinum moderate potatum, et illud in jucundi-
tatem creatum est, non in ebrietatem.

[fol. 33^.] 15. Circa vesperum pontem olim Palatinum
et Sanatorium, hodie S. Mariae, transivimus et hospitium,

quod tum erat in Aethiope, repetivimus ®).....

[fol. 36^] Ad dextrum flectentes latus est templum
Divae Mariae Animarum cum hospitali Teutonicorum

1) Her ItaUcum p. 37-—3S.

2) Ib. p, 39—43.

3) Ib. p. 45 en 65.

4) Zie over de kerk en stichting van S. Maria deil\' Anima, Anton

-ocr page 275-

In choro sunt sepulcra Adriani VI Ultrajectensis, Pontificis
Maximi, ex marmore cum simulacro, ut typis exeusum
habeo, quod Encofortius, Derthoniensis episcopus et car-
dinalis unicus ab eo creatus Belga, gratitudinis ergo fieri
cxH\'avit, hoc addito Pliniano elogio: ,,Heu quantum refert
in quae tempora virtus cujusque incidat" \'). Hue ex Divo
Petro translatum corpus. Obiit vix II pontificatus annum
ingressus, Cardinalis vero Guil. Encofortius, qui et epis-
copus Ultrajectensis post Henricum Bavarum 59, sepul-
crum ad dextrum arae summae sibi posuit Adriani oppo-

situm 2)..... Curam hospitalis hujus habent sacerdotes

Belgae, qui et sacra celebrant. Licitumque Germanis,
quorum jam pecunia deficit, triduum manere, vino, pane
et lecto gaudere ®). A quo conditum ignoro quamvis
multa Hadrianum nostrum addidisse constet; Germanum
tamen conditorem facile agnovi ex Teuthonicis rithmis,
supra portam lapidi incisis:

J ^ S Grewalt, gelt und gunst

■ \\ Bricht recht, trew und kunst

Kerschbaumer, QescJiicMe des deutschen Nationalhospizes in Rom. (Wien
1868); Dr. Franz Nagl en Dr. Alois Lang,
Mittheilungen mis dem Archiv
des Deutschen Nationalhospizes S, Marii delV Anima in Rom.
(Rom
1899);
Liher Confraternltatis B. Marie de Anima (Viudoboriae 1875);
Dr. P. J. Blok in
Onze jEemo (1902) blz. 702 v.v.

\\) I m.-. Lib. ^^n cap. XXVIIL

2) Dit is onjuist; het graf van W. van Euckevoirt bevindt zich links
van den hoofdingang, aan den binnenkant der façade.

3) I. m.: Vide quoque eleemosynarum institutiones, quas vocant
Monte del Piela. Conc. Trid. Sess. 22. — Bedoeld zijn de disciplinaire
bepalingen omtrent het toezicht der bisschoppen op de inrichtingen van
liefdadigheid, Conc. Trid. Sessio 22, cap. 8—9.

4) De Anima werd vóór 1399 gesticht door den pauselijken wapen-
knecht Johannes Petri (Jan Pietersz.) van Dordrecht, en diens huis-
vrouw Catharina; in genoemd jaar immers valt de bulle, waarmede
paus Bonifacius IX de reeds aangevangen stichting bevestigt. Zie bijv.
Kerschbaumer t. a. p. blz. 10.

5) Iter Italicum p. 72.

-ocr page 276-

December.

[fol. 45^.] Aliquot vicos ignobiles praetergressus, ad
Hontem Rossum perveni, ubi cum ex spina pedes laesis-

sem ac inde ulcus natum esset, de reditu cogitavi 0.....

[fol. 47^.] IX Ut in praxi Romana me exercerem pau-
lulum, conveni intercedente Pbilippo Hurnio Buscum-
ducensi amanuensi cum Antonio Guidotto Romani arcbivii
notario, de dando ei scribendo operam. Fuerat boc
arcbivium non ita nuper a Celesio Francogallo e variis
scribarum officinis in unum Pontificis authoritate col-
lectum 2).

ANNUS CHRISTIANUS 1588.

Januarius.

[fol. 53^.] Consules Trajectini: Petrus Ruyscb 3, Gerard
Pruning Daventrius
2.

Syphridus Grovesteinius, canonicus Martinianus, duxit
in uxorem Henricam Vuytten Bom gart, cum qua hactenus
consueverat; eodem tempore Theodoricus Tielmannus,
ejusdem collegii canonicus, suam duxit Hildegondain
Petri filiam.

[fol. 56^.] Circa hoc tempus in patria obiit Caroli
Trilloi 3) praetoris filia, cui in templo Ci vico suspendit
insignia, adscripto hoc epitaphio: „Nobihs optumaeque

1) Ib. p. 91.

2) Iter Italicum p. 94. — Hier kau natuurlijk geen sprake zijn van
het Vaticaansch archief, dat eerst in 1611 door paus Paulus V opge-
richt werd; vgl. G. Palmieri
Manuductio ad Vat. arch. Bom. Pont.
regesta
(Romae 1884) Praef. p. IX en XVIII. Men heeft eerder te
denken aan het archief (of bureau?) van eene der Congregaties, welke
door Sixtus V zijn opgericht, nog waarschijnlijker, aangezien Van
Buchell jurist was, aan het archief (bureau?) der Rota, waar hij „zich
kon oefenen in de Romeinsche rechtispractijk". De Rota was vanouds
de pauselijke rechtbank voor civiel-kerkelijke zaken; vgl. J. H. Bangen,
Die römische Curie (Munster 1854) S. 292 f.f.

3) Zie over hem Dusseldorpius, Annales editie-Fruin, blz. 224.

-ocr page 277-

spei domicella Susanna a Trello, vixit annos X, obiit
anno 1588, 6 Januarii". Verum mutato jam magistratu,
aediles, quod contra statuta vetera esset, loco moverunt;
quare et posthaec P. Westren ii uxoris Hardenbroldae
signum, frustra ipso contra nitente, abstulerunt.

Februarius.

[fol. 62*.] 9 obiit bora 6 vespertina Henricus Duistius
a Voorhout, Delphensis, cum jam licentiatus titulo fuisset
honoratus, ex ptysi, ut videbatur, et sequenti terrae
dabatur in templo Divi Jacobi, oratorio vero Divi Nicolai
apud Duacenses

[fol. 66.] 7. Id. Februarii porta Campana, non procul
a Laterano, Urbem egressus sum, comité Vinomontano

Monfortio.....

6. Id. Velitrum intravimus.

[fol. 66*.] 5. Id. Ultra est hospitium maxumum Casa

Nova.....

[fol. 67.] Venimus Terracinam.....

[fol. 68.] Hinc Fundi 2).....

[fol. 68*.] 3. Id. Exeuntes civitatem, aureis nos malis

citriis oneravimus.....

Eodem die Molam oppidum intravimus.....

[fol. 69.] Tandem circa Trajectum oppidum, ex ruina
Minturnensium in colle exortum, ad flumen Gargilianum
olim Lyrim, in antiquis theatri ut videbatur minis, apud
hospitem sobrium, qui ibi unicus, non sine metu pernoc-
tavimus .....

Prid. Id. Lyrim amnem trajecimus.....

[fol. 69*.] Viam palustrem ingressi, vicos aliquot igno-
biles praeterivimus, donec fines Campaniae felicis attin-
geremus.....

1) lier Italicum p. 114. — Duist behoorde tot de studenten, die met
Van Buchell de reis naar Douai maakten; zie boven blz. 94.

2) Iter Italicwn p, 118—l?ll.

-ocr page 278-

iH

Deinde, via multo marmore strata, circa vesperum
Capuam Novam ponte intravimus \') .....

[fol. 71.] Idibus per agrum Stellatem inde camposque
Leborinos Aversam pergimus. Narrabatur nobis, quod
minus hic locus tutus propter exulum (bannitos vocant)
multitudinem. Nos tamen absque adversa fortuna Adver-

sam venimus.....

Tum ad ipsa suburbia Neapolis properavimus.....

[fol. 71^.] Neapolis antiqua sane civitas et illustris.....

[fol. 75.] 12 Kal. Martii exeuntes urbem, vidimus non

procul montem Vesuvium.....

[fol. 75v.] 11 Kal. Martii Puteolos pervenimus ibique

pernoctavimus.....

[fol. 76.] 10 Kal. Hinc Bajas visum ivimus .....

[fol. 76^.] Tum Cumanas relliquias inspeximus.....

[fol. 78^.] 6 Kal. Cum fluctus ob ventorum vim vehe-
mentiores navim, qua trajiceremur Gargilianum, verbe-
rare(n)t, longe ultra solitum pretium exigere a nobis nautae,
licet frustra contenderemus et ad marmor transvectorium
appelleremus. Nec nempe erat, qui nobis ab illorum

iniquitate defenderet.....

Hinc Fundos intravimus.....

27 et sequenti Dordraci apud Batavos mulier enixa est
quatuor Alios, quibus indita nomina Abraham, Isaac,
Jacob, Samuel; maritus huic erat sutor, nomine Jacobus,
Willemi filius.

5. Cum a Terracina essemus digressi, quidam nobis-
cum cucullatus iter ingreditur. Hic, cum nos Belgas ex
habitu cognosceret, aggreditur, dicens se mirari, quod
tuto^ per regnum nobis liceret peregrinari, cum omnes
passim viatores ad remum cogerentur ; tandem tamen illud
privilegii loco Germanis Belgisque a Carolo Austriaco
imperatore concessum addebat, ut liberi per totum regnum
vagare liceret. Posthaec multa de Hispanorum crudelitate

1) Ib. p. 121—123.

2) Iter Italicwm p. 124—128.

-ocr page 279-

Albanique in Belgio tyrannicle narrabat, tacentibus nobis,
cum suspectum nobis redderet sermonem invisa vestis.
Quare ad primum diversorium diutius morati, tam itnpor-
tunum evasimus socium, quem postea ex lorariis unum
cognovimus expioratorem.

[fol. 79.] Prid. Kal. Martii Romam reversus sum, ubi
aliquot dies moratus, quaedam adhuc annotavi .....

Martius.

[fol. 79^.] Non. Romam reliqui, optatam mihi diu
urbem, cujus desiderio non modice flagraveram. Accep-
tilabam primum, sed necessitas omnem jucunditatem illius
urbis aspernebat. Haec nempe me jam natum prosecuta
fatorum adversitas, ut veile illius meum nolle sequeretur,
meum veile invicta fata oppugnarent et perverterent.
Comitabantur ultra pontem Milvium Gerardus Vinomon-
tanus et Johannes Vadanus, quibus valedictis, ignobiles
aliquot vicos pertransiens, ad Montem Rossum, oppidulum

Antonino Rosulum nominatum, perveni .....

8. Id. Roncilionum perveni oppidulum.....

7. Praeteriens Cimini cum monte lacum et Sutrium,

circa vesperum Viterbum ingressus sum.....

[fol. 80^*".] Per vallum pulcherrimum Viterbiensium tran-
siens, vidi balnea calidae aquae.....Hinc ad Montem

Phiasconum perveni.....

Tum ad lacum Vulsinensium maximum et piscosum

accessi, buicque appositum Bolsenum.....

[fol. 81.] 5. Id. Per fanum Divi Laurentii, in colle
juxta Vulsinensium lacum, ad Aquampendentem oppidum

veni .....

4. Id. Fanum Quirici oppidulum perveni.....

[fol. Sl\'^.] 3. Id. Senam, celebrem Hetruriae urbem,
intravi.....

4) Iter Italiaim p. 429, 134—432.

2) Ib. p. 433.

3) Ib. p. 433—434.

-ocr page 280-

[fol. 83.] Noctem egi in oppidulo Cassano, et sequenti

die Florentiam ingressus sum.....

[fol. 86*.] 14. Kal. Aprilis portas Florentiae egressus

versus Boloniam.....

Circa vesperum vicos aliquot ignobiles praetergressus,
Scarprariam oppidum Florentinorum ingressus ibique

noctem egi.....

13. Kal. Aprilis occurrebat primum Florentiola, novum

oppidum.....

12. Boloniam ingressus sum .....

[fol. 89.] 10. Kal. Cum sermo mihi incidisset cum
Italo quodam de Belgis, quos Fiamengos vocabat, multa
de eorum laudibus retulit, quibus adjunxit, damnum esse
maximum, gentem tam candidam et humanam Christum
verum non agnoscere. Iis nempe persuasum, pontificiis
tantum placitis Christianum alligari et horum adminiculis

ad veram cognitionem perveniri posse .....

[fol. 89^.] 7 Kai. April. Inveneram hic 3) populärem
meum Joannem Axelium, juvenem in jure Romano doctis-
simum, apud quem cum pernoctarem, monstravit mihi
scedulam medici, qua ob valetudinem carnibus vesci tem-
pore a Pontificibus Romanis prohibito concedebatur, quo
et ego tum privilegio usus sum Nam pars macelli in
Carnisprivio aperta manet, admittunturque medicorum
autographis appro bati

[fol. 90*.] 6. Kai. Aprilis. Per agrum Ferrariensem,
planum et vini frumentique feracem, Rhodogium in pen-
insula Padi oppidum perveni______

[fol. 91.] Noctu obscuriore, cum iter prosequi non
possem, in villici cujusdam domo divertere coactus sum,
ubi panem ex castaneis confectum (insolitum mihi cibum)

1) mr Italicum p. 134—139.

2) Ib. p. 140.

3) Te Bologna.

4) Van Buchell achtte zich dus toen practisch nog gebonden aan
de voorschriften der katholieke Kerk.

5) Iter Italicum p. 141.

-ocr page 281-

comedi. Erat is dulcior, sed male coadunatus. Sequenti
die Patavium ingressus sum.....

Cum Bolsanae pervenissem, ibi nundinae celebra-
bantur \').....

Aprilis.

[fol. 91^.] Multa narrabantur de magorum potentia et
conjurationibus; sed nihil ego puto verba signaque plerum-
que vana, inania aut obseoena posse. Agrippam legi de
occulta philosopbia librumque huic additum vanissimum,
nihil tamen eo posse perpetrari compertum habeo. Et
veram credo Gilberti Cognati narrationem; nam si absit
ejusmodi fldes et cum cacodaemone foedus, praecipuum
et principium istiusmodi hominum male feriatorum opus,
nihil caetera virium sunt habitura. Huic meae opinioni
astipulantur quotquot de hac materia scripserunt, et nuper
Benedictus Pererius Jesuita, qui 8 libros de vanitate
magorum edidit ; et nullam verborum vim esse astipu-
latur Becanus.

12 Ordinum edictum sive potius lex publicata, quibus
conditionibus Leicestrius praefecturam gesserit Belgicarum
Ijrovinciarum Confaederatarum et quomodo eandem depo-
suerit

17. Paschatis festum celebravi cum socio meo Ancon-
nacensi in monasterio Estallensi. In Alpibus hisce omnia

4) lb. p. 14-1—142.

2) Henricus Cornelius Agrippa gaf a® 1,533 ui het licht: Be occulta
pMlosopMa libri tres,
waarbij nog een aanhangsel over de magie, necro-
mantie enz

3) I. m.\\ In praef. Tragic. Narrationum — Bedoeld is Barrationim
Sylva,
door Gilbertus Cognatus Nozerenus (Basileae 1567).

4) Dit werk verscheen onder den titel: Se magia, olsermtione som-
niorwm et divinatione astrologica
(Lugduni 1603).

5) Eerst in April 1588 is de verklaring, 17 December te voren
door Leycester opgemaakt over de neerlegging zijner landvoogdij, offi-
cieel ter kennis gekomen der Staten-Generaalj vgl. Blok,
Qeschiedenis
III, blz. 383.

-ocr page 282-

rigebant niveque erant convestita, cum ante mensem vix
solis ardorem in Italia tulissem; tanta loei mutatio.

20. In pago quodam extra Scongaviam Bavariae parocbus
loei large nos exceperat, adeo ut ipse se primum vino
praeeipitaret. Habebat is concubinam et ancillam, aetate
ambo formaque intégras. Hae ceu vini calore, ceu natural!
lascivia incensae, nos jam itineris molestia somno magis
quam Veneri addictos obscoenis verbis factisque excita-
bant. Stabant seminudae et membra quaeque libidini
dicata patebant contactui; invitabant stimulabantque som-
nolentos; tandem re vocat invitas ac iratas heri vox. Tum
ego ad socium: „In medio videor hic esse lupanari, non
parochi domo; Italiam libidinosis foeminis abundare
credimus, at quis haec in Germania exspectasset, ni vini
virtus mulierculas deceperit". Certe maxumum pudicitiae
hostem vinum esse, quod claustra pudoris [fol. 92] aperiat
omnemque animi integritatem ac famam prostituât, notum
est, ut optumo exemplo olim Romanis matronis vini potus
strictissime prohibitus videatur. Hic vidimus veritatem
illius versiculi Ovidiani:

Vino saepe suum nescit amica virum.

Cum Moguntiam pervenissem, mihi narratum fuit de
Judeo, Franconefurti proximis nundinis supplitio affecto
crudeli admodum et inhumano ob furta.....

[fol. 92v.] Majus.

2 Bruxellas perveni, Bruremiae olim ducatus caput.....

Civitates Rhenenses jam majori praesidio tenebantur
propter obsidionem Bonnensem et Hispanorum metum.

10. Quae erat prima Maji stilo non correcto, Bacchara-
cum veniens, a militibus, qui extra oppidum triplici ordine
viatores observabant, arreptus, ad praefectum du cor. Is
unde veniam et quo tendam, interrogat literasque a me
petit. Tradidi quas in Hollandiam ferrem, meque Batavum
profiteor. Ille, qui etiam Batavus, acceptis inverso ordine
lite ris, tanquam legeret, reddidit et iter meum ut perse-
querer, jussit. Hinc fuit oriundus Winandus de Stega, U. D.

-ocr page 283-

Tum Boclobrigam perveni, vetusti nominis oppidum.....

Priusquam Bonnam venirem, variis dif&cultatibus im-
plicabar. Confluentini terrebant me tristibus narrationibus
dicebantque, ne me paganis, militum rapinis irritatis, com-
mitterem; varies nempe ab iis jam tanquam milites occisos
fuisse. Quare in monte Bodebrigano fa,gum excavatam
inveniens, in ea quievi et sequenti die iter meum prose-
quebar. Hic iterum me villici multa tristia narrabant
addebantque, nihil magis arduum quam tuto Coloniam
pervenire, se jam quotidie ab equitibus discurrentibus et
vias occupantibus speliari; tandem tarnen navim mercato-
rium [fei. 93] nactus, cum iis castra Regiorum (qui
duce Chymaio Bonnam i) obsed erant) adii et solus, nemine
quicquam dicente, viam, quae extra ambitum castrorum
ducere videbatur, ingressus. Clausam illam munitamque
inveni ; quare non sine dolore reversus paululum ad
dextrum deflexi ibique aedes rusticas desertas inveni, ubi
in Stramine somnio me dedi. Postero die experrectus,
vidi pueros circum me militares feenum equis suis quac-
rentes; surgo protinus et tanquam miles hos alloquor et
iis comitatus, media in castra perveni. Hactenus succes-
serat audacia, denec a statienario milite Italo aggrederer.
Is statim paganum invenit negatque transitum, ni priug
praefectum Barlamentium adirem causamque mei adventus
proferrem; ad cujus tentoria cum diu expectassem, dimittor.
Jam securior pergebam; sed ecce ab alia cohorte invader
et explerator ac e civitate hestili speculator dicor. Nege
licentiamque prioris praefecti allege, nihil ago, statim
corona militum circumdor et praefectum dormientem ex-
pectare jubeor. Hic ego médius variis dicteriis minisque
impetitus, prioris praefecti adventu dimittor. Tum prae-
propere pergens, ne in aliud malum inciderem, ad tabernas

1) Zie over het beleg van Bonn door de Spanjaarden, dat zes
maanden duurde en 24 September 1588 met de overgave der stad aan
prins Karei van Chimay eindigde, Max Lossen,
Geschichte des IcölniscTien
Krieges
(München 1882—1897) II, S. 634.

-ocr page 284-

mercatorum notum quendam inveni, cum quo sequent!
die Coloniam ingressus sum.

[fol. 93*.] Junius.

Cum vexarer scabie, balneum Coloniense sudatorium
ingressus sum, ut humores noxios elicerem; audio tamen,
naturalia saniora et liaec artificialia saepe noxia.

Circa hoc tempus Wilhelmus Schot, praefectus collegio
sagittariorum, Ultrajecti sedilia ex templo Brigidiano in
hortum profert eumque usui sagittariorum aptat.

20. Colonia Agrippina relicta, navi Rhenum descendere
coepi, sed ob multitudinum vectigaliorum et munimen-
torumt a Regiis in Rheni ripa erectorum, juxta quae haeren-
dum nobis esset, tardius processimus. Prima die praeter-
navigavimus Mullemum, pagum Bergen sis ducatus, et
Sunicos oppidulum, nunc Suntz, Coloniensis ditionis, ubi
primum vectigal pendimus.....

Sequenti die ad sinistrum paululum a Rheni ripa vidi-
mus Novesium, Nussiam hodie, urbem olim imperii cele-
brem sub imperio antistitis Agrippinensis, bello ultimo
Coloniensi a Parmensi captam et incensam.....

Hinc pervenimus Dusseldorpium oppidum..... Ali-
quandiu propter Regios morati sumus, nam 14 tormenta
murifragia obvia habuimus, quae magno praesidio equitum
et peditum ad Bonnam, a regio exercitu obsessam, adverso
flumine deferebantur.

23. Caesaris Werdam sive Insulam Caesaream, oppi-
dum Coloniensis ditionis, quod praesidio regio tenebatur,
appulimus.... .

Sequenti die duo munimenta Regiorum praeternavigavi-
mus et circa vesperum Rurordam, quasi ostium Rurae,
oppidulum nautarum, [fol. 94] patriam appulimus. Pertinet
ad ducem Clivensem, sed a Martino Scenckio occupata
arx occasionem dedit Regiis eam recuperandi. Praefectus
Joannes dominus a Milendonck me laute excepit, ubi
varia de Italicis rebus confabulati; ejus literis tandem
munitus discessi. Navi hinc itur Dusburgum, adverso
fluvio Rura...,,

-ocr page 285-

21 stilo veteri. Autore Rhinero ab Aswijn \'), ineepta
quotisatio contra villicos, qui frumentum in urbem non
detulissent. Quare pagum suum Aggerenses Martiniani
contra vim Brakeiii munierunt ipsumque ignominiae causa
saccum farinarium appellarunt 2).

26. Praeternavigavimus Orcoy, oppidum Clivensis prin-
cipis, quod Regii tenebant, incensum prius a civibus. Hinc
appulimus castra regia in insula Rheni ante oppidum
Bercle, quod ditionis Coloniensis, sed nunc a Belgis Con-

foederatis tenetur.....

Sequenti die Burichium parvum oppidulum, quod etiam
Regii tenebant, praeternavigaviraus, a quo non procul a
classiariis regiis, quod vela non possemus in tempore
demittere, invadimur et unus nautarum plumbea glande
in gutture vulneratur. Hinc praefecto satisfacto, Vesaliam
appulimus, nautamque Burichium profectum ad Verdu-
gium î(qui Taxi suffectus ad tempus fuerat, globo tor-
mentario jampridem ad oppidum Bonnae occiso nautisque
gratissimo praefecto) exspectavimus. Vesalia mediocris
civitas..... Populosa est, munita ac mercimoniis fre-
quens .....

[fol. 94^.] 28. Ad Granum, celebre olim monasterium
200 fere passus infra Vesaliam, nunc regium monumentum
validissimum, ex quo saepe urbs petita, appulimus ac
praefecto vectigal pendimus, cui adversa in ripa aliud
item monumentum oppositum Eggerum. Hinc ad Castrum
Becam, Clivense, sed praesidio regio munitum, venimus.
Hinc, relicta navi, pedites Sanctum ex nomine fabulosum,

Clivensis ducis oppidum, ivimus.....

Memini superior! folio Taxis occisi obsidione Bonnensi

1) Reiiiier van Aeswijn, heer van Brakel; zie over hem Dusseldorpius,
Annales editie-Fruin, blz. 165, 210, 313 en 396.

2) I. m.: Dicere solitus: De boeren te vveesen gelijck de meelsack;
ho men die meer clopte, hoe die meer vuijtgaff.

3) De Spaansche overste Johannes Baptista de Taxis, die bij het beleg
van Bonn sneuvelde; zie Lossen t. a. p.

4) Xanten.

-ocr page 286-

et Coloniae apud Franciscanos sepulti. Nesçio is Johannes
Baptista fuerit cum hos omnes magnae authoritatis apud
Regios inveniam, ut credo fratres Johannem Baptistam
de Taxis, aulae magistrum Joannis Austriaci et post in
Franciam legatum, Lamoralium veredariorum praefectum
et Leonardum praefectum militarem cum Petro. Sunt hi
omnes Germano-Hispani, utriusque gentis affinitate con-
juncti.

[fol. 95.] Julius.

Primo hujus Rhessiam oppidum Clivensemque urbem
cum arce vidi

[fol. 95^.] 3. Embricam appulimus. Est civitas me-
diocris ducatus Clivensis. Hic relligio exercetur catolica
Romana, ubi scola jampridem fuit florentissima, cui prae-
erat Henricus Uranius.....

De theloneo Lobedensi, quod olim fuit Arnhemiae, deque
ejus translatione plures apud me sunt literae imperatorum
Frederici 2, Henrici 7 Wilhelmi, Alberti.

4. Ad divortium Rheni, nunc Vossegath vulgo (i. e.
hiatus vulpis), ubi munimentum Scenkianum, paulum
morati, vidimus Vahalim ex Rheno descendere et arcem
telonariam ducis Clivensis. Hinc vidimus ad dextru.m
montem Altinium, virginum monasterio celebrem, insulam
Geldrensem, et Zevender oppidulum; ad laevum oppidum
Hussenium Clivense cum arce et pagum Malburgum, ac
tandem Arnhemum, ubi apud Fredericum Diemaeum 8
dies moratus, non sine periculo, 2hus navibus ante oculos
captis, domum re versus sum. Tum vidi angues magno
numero ex Velavia in Bethaviam Rhenum tranantes, quod
rusci florem ferre non possent.....

[fol, 96,] 14, id est stilo nostro non correcto 4. Mursiacus

1) Deze was het; zie vorige blz. noot 3.

2) Volgt een gekleurde teekening met bovenschrift: „Arcis Glivensis
vera et exacta delineatio".

3) Dit zal moeten zijn: Hendrik IV.

-ocr page 287-

cum Braicelio, armata manu, pagos Westbroeck et Aggerem
Martinianum invasit. Villici, qui superiori mense se muni-
erant, se defendere conantur; incenduntur domus non-
nullae et utrimque pauci caeduntur; tandem non sine
invidia ambo in urbem rediere,

11. De exercitio religionis catolicae Romanae prorsus
tollenda actum \').

11. Edictum de concubinariis, focariis, lenonibus et
suspectis mulieribus promulgatum, quo concubinarii cobi-
bentur et meretrices urbe ejiciuntur, unde non modieus
questus praetoribus

Hoc mense, cum in Brabantia Anglici Belgicique legati
cum Regiis de pace agerent, subito classis Hispanica intra
Angliam et Belgiam apparuit Erat ea 135 navium et 4
ingentium
{galeasses vocant) ex Hispania, Italia, Sicilia
variisque Maris niediterranei insulis congregata, apparatu
militari infinito, ex quibus primo conflictu periere, cum
nimia mole premerentur, 4 triremes apud Ediston, prope
portum Plemouthensem in Anglia, cum alia navi praesi-
diaria; in quibus erant milites et nautae 1522. Capta navis
praetoria una, in qua Petrus Valdesius et milites 422;
incensa oneraria Cantabrica, in qua milites 289; ex gale-
assis una Neapolitana in littore Calesiorum disrupta, in
qua occisus Hugo de Moncata et milites 686 periere.
Vlissingenses duas galeones, unam S. Philippi, alteram
S. Mathei vi ceperunt (in posteriori captus Jacobus Pie-
montelius) et navim his additam onerariam Cantabricam,
in quibus et erant milites 939; Cantabrica alia periit in
littore Ostendae, quemadmodum et alia prope Portum
Gratiae, ad ostium Sequanae. Naves Venetae duae post

1) Zie Dr. W. P. C, Knuttel, De toestand der Hederl. Katholieken ten
tijde der Eepulliek
(\'s Hage 1892) I blz. 32; G. Brandt, Historie der
Keformatie
(Rotterdam 1704) I. blz. 755.

2) Vgl. boven blz. 139, noot 2.

3) Zie over de Spaansche armada en haar jammerlijken ondergang
Wagenaar VIII. blz. 283 v.v.; Blok,
Oeschiedenis III, blz. 404 v.v., waar
verdere literatuur.

-ocr page 288-

prelium submersae sunt, in quibus erant socii nautici et
militares 843. Omnes naves numero 15, viri 4791. Com-
probavit boc factum sententiam Vegotii: „Frequentius
conventionum pacisque Simulationen! credulis quam arma
nocuisse".

[fol. 96^.] Augustus.

Jampridem respublica nostra declinare ineoeperat et ad
magnam quandam mutationem properabat. Causam ex
apta Lipsii similitudine video, cum dicat: „ut in quam
domifm v"espillones veniunt, signum est funeris, sic
reipublicae labentis, ad quam fulciendam adbibentur
peregrini" \').

4. Robertus Dudleus, comes Leicestrius, praefectus Bel-
garum, cujus jam authoritas vilescere ineoeperat, quod
paucorum arbitrio rem administrare videretur, in Anglia
obiit 2), quidam violenta morte putabant. Fuerat occulta
quaedam inter ipsum et Nassovium aemulatio, et indig-
nabantur Batavi libertatem paulatim eripi, pro qua con-
servanda primum arma sumpserant. Spargebantur in
vulgus varii rumores, quibus invisior indies reddebatur.
Vidi quoque libellum gallice editum, ubi atbeus et patriae
Belgiaeque proditor audiebat. Aderant exempla: Daventria
ejus culpa perdita, Zutpbania obsidione liberata, Lug-
dunum Batavorum occultis insidiis petita.

19. Cives Trajecti lustrati in Summo templo.

Legatus, ex Anglia rediens, magistratum in annum
sequentem continuatum dixit et de Leicestriae obitu nun-
cium attulit quibusdam non gratum.

Hoc mense mirum quid accidit: ciconiae nempe, qui
jam more consueto abierant, maximis copiis revertere
visae sunt.

1) I. m.-. Ill not. ad Lib. IIL polit. c. 4. — Bedoeld zijn: Jmü Lipsii
ad Uhros politicorum notae
(Antverpiae 1604), waar de aangehaalde
plaats te lezen staat p. 36.

2) Volgens Wagenaar VIII, blz. 289 stierf Leycester 14 September 1588.

-ocr page 289-

Erat in classe Hispanica Thomas Perenotus, cardinalis
Granvellani cognatus et heres, qui magnam ipsius cardi-
nalis suppellectilem veterum nummorum, librorum aliarum-
que rerum memorabilium, summo studio et sumptu con-
quisitam, attulerat, qui etiam cum navi periit.

21. Florentius Gruneveltius, equitum alae praefectus,
cum praedam ex Monasteriensibus et Clivensibus maximam
egisset, circa eam cum signifero suo Antonio Mauro
Aethiope dissentire coepit. Quare in pago Boeckholt ab
eo proditorie gladio trajectus, ex vulnere paulo post periit,
cum Mariam Zulenam, jampridem sibi desponsatam, uxorem
fuisset ducturus. Maurus vero, a famulo Gruneveldii securi
occisus, ibidem obiit. Cadaver Gruneveldii, Trajectum
translatum initio mensis sequentis, more militari cum
armis in templo Servatiano sepelitur, magna exsequiarum
pompa. Atque ita praeda parum justa suis authoribus
infortunium dedit.

[fol. 97.] September.

Martinus Scenckius turrim Becanam prope Xantenses
ad Rhenum a Regiis occupatam recepit. Idem initio hujus
mensis comitatum Cukiensera \') depolatus
(sie) est, sed
advenientibus Regiis fugatus et in dextro brachio sclopeto
vulneratus est. Parmensis Hontem Limbiensem vel Zomium,
oppidum munitissimum, obsidione cinxit, sed nihil egit.

16. Dissensum in senatu: Nuenarius cum quibusdam
extraneos e senatu pellendos censebat, Consistoriantes
retinendos judicabant

7. Ex classe Hispanica nostris se dedit navis, in qua
80 adhuc milites et nautae; et 10 ejusdem periit alia major,
in qua simul submersi princeps Asculanus, Michael
Oquendus, rei nauticae peritissimus, Villafranca de S.
Sebastiano dux militaris, Matuta peditum dux, Suvarez
capitaneus et homines quingenti; et aliae item duae

1) Het graafschap van Guyck.

2) I. m : 24 conditiones dictae sunt, quae apud me habentur.
SiicAelUus, Comment\'irius. j2

-ocr page 290-

submersae cum 700 militibus praeter 150, qui capti sunt.
Praeterea 18 naves in freto Irlandico, in quibus erant
plus quam quinque millia hominum, quos omnes mare
deglutiit 1).

25. Tumultuatum inter cives Erant nempe jamdudum
duae in urbe factiones, una Anglicana Consistoriantium,
altera Liberorum. Consistoriantes reipublicae praeerant, et
ut factionem suam confirmarent, extraneos in senatum
plurimos allegerant, ejectisque qui contradicerent urbeque,
ut jam dictum est, pulsis, omnia turbabant. Extranei e
Brabantia Flandriaque exules, utilitatem pubhcam minimum
curantes, ex civium dissidiis ipsorum res auctas iri puta-
bant; ob id discordiarum foniites occulte augebant. Cum
vero jam mutato proposito, incoeptis ipsorum se opposuis-
sent Cornelius Gisbertus Culem(burgensi8), Johannes
Griphonius aliique nonnulli, bos capiendos decernunt;
adit praetor ipsorum [fol. 97^] aedes et frustra repug-
nantibus manum injicit. Disposita fuerant jam ante ubique
praesidia, excubiae auctae, stabantque milites in armis;
interim tota urbe vagatur rumor, Consistoriantes exitum
urbi moliri, augeturque metus rerum incertitudine et
noctis obscuritate. Ad arma conclamatur, concurritur ad
basihcam episcopalem, .ubi habitabat Mursiacus. Consi-
storiantes vero, turbato consilio, vel quod se proditos
viderent, vel quod inopinato civium armatorum concursu
consternerentur, deficientibus ab ipsorum parte plerisque,
fuga delabuntur. Clerhagius, militum praefectus, a Rine-
veldio vulneratur; milites ejus, qui
se juxta aedes consulis
Prouningii in coemiterio Mariano tenebant, aliquid triste
ausuros verebatur; sed et ipsi, ducis sui casu consternati,
pacate abiere. Tum capti dimissi, et qui ipsos coeperant
quaesiti atque in carcerem deducti : Carolus Trillous praetor,

1) Zie boven bîz. 175, noot 3.

2) I. m.: „26 smergens". — Vgl. Bor II[, blz. 343 v.v.; Wagenaar
VIII bl. 297—301;
Kron. Bist. Oen. (1866) blz. 569: „25 Septembris
gemist"; F. Dusseldorpius,
Annales edilie-Fruin, blz. 224.

-ocr page 291-

qui se in turri prope horologium praetorii oceultaverat,
Gerardus Prouningius Deventrius consul, Franciscus
Gerardi filius Bogerus, rei militaris 8vir, qui se in foeno
occultaverat, unde extractus a furenti, parum abfuit quin
occideretur, quod durius plebem tractasse diceretur.
Regnerus Veremius et Joannes de Meteren 8viri fuga
elapsi sunt. Sequenti die Brakelius et Joannes Montanus
canonicus Martinianus ob literas quasdam inventas appre-
hensi, sed paulo post dimissi. Hinc omnes suspecti suis
privantur officiis.

27. Exules, qui anno 1586 erant urbe ejecti i), revo-
cantur. Nicolaus Zulenus praeturam recipit, ut et paulo
post Florentius Tbinnius, sindicus Trajectinus, et Adrianus
Burchius, primarius scriba Curiae Trajectinae, qui pristino
statui restituti 2).

26. Robertum Dudleium Leicestrium obiisse fama est s)
variusque^ de eo rumor spargebatur, et meo juditio mendax:
cadaver ejus in quatuor partes dissectum ob conspirationem
detectam, cujus ipse particeps inveniretur. Caeterum nihil
post audivi, quod confirmaret rumorem tam infamem.
Multis tamen de ejus et in Deum et in homines impietate
sermo; plurimae vulgo querelae et maledictae scriptis
etiam libellisque editae extant.

[fol. 98.] October.

Consules creati, abrogato veteri senatu: Theodorus Can-
terus et Theodoricus Goyer; 12viri: Arnoldus Theodoricus
Leidenus, Daniel Leemputius, Petrus Ruyschius, Loevius
Antonius Everdingius, Gerardus Wilhelmus Plosius, Ti-
mannus Slotius, Joannes Sprutius, Cosinus Jacobus,
Joannes Gochius, Matheus Hensbergius, Bartholomeus
Vedius, Roetardus Lanscronius ; questores : Gisbertus

1) Zie boven blz. 139—140 en F. Dusseldorpius, Annales editie-Fruin,
blz. 211.

2) Vgl. Zron. Rist. Gen. t. a. p.

3) Zie boven blz. 176 noot 2.

-ocr page 292-

Antonius Voorstius, Nicolaus Sombeckius; 8viri rerum
militariarum : Cornelius Botbius, Johannes Grifonius, Vin-
centius Vincentii, Wilhelmus Wedius, Gerardus Ernestus
van Mervelt, Wilhelmus Thomasius Wellius, Cornelius
Gysbertus Culemburgensis, Jacobus Calvins. In locum
tamen Vincentii, quod is minus gratus, successit paulo
post Joannes Florentius Veimannus. Bothii signifer fuit
Fredericus Cornelius Verbeeck, vicarius Gerardus Johannes
sartor; Wedii signifer anno 89 fuit Theodorus Werck-
hovius; Merveltii signifer magister Petrus Woerdius chy-
rurgus a° 89, quo anno Wellii fit signifer Cornelius filius
Philippi, drossardi Castri pacis.

Brakelius dimissus, urbe ab Ordinibus prohibetur,
contradicente Mursio.

8. Publico edicto exules revocantur, probata ipsorum
causa.

10 Brakelius dicitur Scenkianos ac Figianos milites in
Trajectenses concitare.

9 Octobris Ordines Trajectenses per provisionem suspen-
derunt collegium directorium bonorum ecclesiasticorum
cum suis quaestore et a secretis.

Sequenti vero die ad petitionem Adriani Verburchii,
scribae primarii Curiae provincialis, eidem archivii resti-
tuerunt scrinea cum cassatione injustae depositionis, ut
ex nulla sive iniqua causa factae, ac jus tribuerunt propria
authoritate illud oflScium administrandi

Circa hoc tempus Ordines duos praefectos vigilum fece-
runt, Cornelium Vitulinum et Joannem Florentium
Weimannum, qui deinde, ut suo loco dicemus, aucti
duorum numero, frustra frendente populo et inutilem
sumptum improbante.

18. Parmensis, qui obsederat oppidum Bergen op Zoom,

1) Nl. het krijgsvolk van den Tielschen bevelhebber Figius; zie
onder blz. 208.

2) Deze twee alinea\'s staan abusievelijk na 23 November, op fol. lOOv,
en zijn daar later door Van Buchell ingelascht.

-ocr page 293-

speraverat proditione praefecti Werdenburgii (ni fallor)
illud capere ; sed ab eo deceptus, multos suorum perdidit,
infecta re \'), caesis fratre du.cis Sabaudiae notho et regis
Hispaniae secrete filio.

Ab boe tempore respirare coepere Catolici Romani et
ii, qui sacris ipsorum initiati; nam sequenti mense remota
Camera ut vocant directoria 2), qua libertas eorum coarcta-
batur, et ab imminenti ruina defensa templa Pauliana et
Petreiana.

Carolus TriJlous, boc tempore e carcere dimissus, paulo
post Angliam petiit.

25. Dicebantur Consistoriantes ad malum reipublicae
congregati, ad quos disturbandos alius pene fuisset exortus
tumultus.

Vidi circa vesperum Mursiacum cum Oversteinio junctis
consulibus ad concessum Ordinum properantes.

Vidi donatum praefecto Teutonicorum equitum Ame-
rongio nummum argenteum, Antwerpiae cusum, post-
quam ea urbs a Parmensi fuisset recepta. Erat in eo
efïictus pons iste mirabilis, quo Alexander Farnesius
Scaldim clauserat; bunc evertere nequicquam conabatur
satyrus; boe epigrammate: „Concepta est [fol. 98^] certa
spes".

26. Omnes milites, qui duce Brakelio castris quibus-
dam praesidio erant, exautorati sunt.

Castrum Batavodurense, aedificium pontificum Trajec-
tensium Davidis et Philippi Burgundiorum fratrum, episco-
porum opera multum auctum, jam vero ruinarn minitans,
restauratur, vallis aggeribusque munitur. Pictura excel-
lentis pictoris Jenne Maubusae, quae hic erat a Georgio
Egmondano antistite collocata, nunc translata, cernitur
ad Franciscanos in Ordinum aula 3).

1) Vgl. Wagenaar VIII, blz. 290-291.

2) Zie over deze „Camera directionis", die spottenderwijze ook „Camera
direptionis" werd genoemd, F. Dusseldorpius,
Annales editie-Fruini
blz. 210.

3) De Statenkamer op de Hoogt,

-ocr page 294-

Ultimo hujus mensis, cum vereretur, ne novus tumultus
ob captivos detentos exoriretur et milites suspectarentur,
Amsterodamenses cohortem suorum militum Trajectinis
praesidio miserunt.

Hoc etiam mense Coloniae Agrippinae facinus audax a
quibusdam perditis nebulonibus, sed malo genio, incoep-
tum. Erant ii ex») militibus Belgicis, qui pkedandi
animo omnia loca circumeunt et nullum periculum exti-
mescunt, modo quod praedentur inveniant. Hi ex suis
miserunt ad quendam praedivitem mercatorem qui nun-
ciaret advenisse mercatores plurimumque frumenti attulisse,
quod si ex aequo vellet mercari, veniret tali hora ad
hospitium Solis, quod non procul a loco, qui dicitur Egel-
stein. Qui credulus venit, ducitur in granarium, ubi ei
statim manus pedesque hgantur et os pila obturatur; sie
corbe impositus domo exportatur in locum solitarium, non
procul a monasterio Corporis dominici, juxta quod vineae
hortique plurimi, vix paucae casae villicorum. Hic sol-
vunt coguntque se redimere 1500 thaleris, scribuntque ad
ejus uxorem literas, nuntio tantum certa de causa nume-
raret, eumque subscribere curant. Mittitur cum his Uteris
ejusdem farinae homo, qu.i maritum extra urbem captum
indicat, tantamque summam pro redemptione promisisse;
illa conturbari, clamare et certi quid de ea re se scire
velle respondit, nec ita pecuniam numerare posse. Unde
die ad suos reversus, proditus socios prodidit, ex quibus
tres in rotam sublati sunt, alii evaserunt. Ecquid ab
hisce insidiis tutum?

Non desinebat Vernherus Helmichius, concionator vehe-
mens, in magistratum, in plebem multa dicere, quam
injuste detinerent captos, et ut plateatim incederent, qui
plura dehquissent; unde citatus, ut causam diceret.

1) 1. m. : „Vide fol. praecedente ad raarginem". Daar i\'fol. 97v] leest
meiK „Hoc 29 Sept. Coloniae quidam Philips Eich pistoi- a quibusdam
nebulonibus mercatorum habitu corbe exsportandus
{sic) erat nisi illi
oportune proditi fuissent. Est apud me descriptio impressa" \'

-ocr page 295-

[fol. 99.] November.

Summe Deus et aeternae puritatis fons, munda cor
meum et cogitationes ab omni turpitudine purga. „Aufer
a me ventris concupiscentias, et concubitus concupiscentiae
ne appréhendant me" \').

6. Primas hac nocte excubias egi, cum die sequenti,
qui divo Wilibrodo
(sic) Batavorum apostolo sacer, in
porta Catariniana. Hoc eodem die quidam Cameram
consistorialem in Summo tem.plo vi aperuerunt omnesque
literas ad senatum detulerunt.

Fama est, Parmensem obsidionem Montis Limbi solvisse.

Dux Esparnaus dicitur ad regis Naurrae partes trans-
isse et rigida Romanae relligionis inquisitio Lutetiam
introducta, qua duo
(sic) jampridem puellae igne con-
sumptae sunt.

Dominus de Turre, ex Hornana familia, jamdiu de comi-
tatu Hornensi vel ejus parte cum comité Hochstratense
jure contenderat, cujus jus jamnuper improbatum est.

Cum Parmensis propter maris impetum et imbrium
magnitudinem, adeo ut nullum munimentum, quo urbis
ingressus nostris prohiberetur, facere posset, castra moveret,
multos ex urbe avidius ipsum insequentes coepit.

10. In profesto divi Martini solebant pueri faculis
ardentibus per urbem discurrere, qui mos vetus et e
Romanorum olim relligione ortus videtur "\'). Hoc annis
praeteritis prohibitum fuerat, quemadmodum et ne cam-
panorum sonitu patronus ille urbis celebraretur ; sed nunc
revocatum.

Veteri instituto singulis diebus bis mane et vesperi
naves vectoriae Amsterodamum 5 florenorum pretio navi-

1) I. m.: Eccl. 13. — Deze verwijzing is onjuist; de aangehaalde
tekst staat Eccl.cus XXIII : 6.

2) Navarre; bedoeld wordt koning Hendrik IV van Frankrijk.

3) I. m.: Bergen op Zoom.

4) Over de kerkelijke en populaire viering van Sint-Maartensdag, zie
Moll,
KerTcgescMedenis, Ile Dl. 3e stuk. blz. 2o0—251, waar ook verdere
literatuur.

-ocr page 296-

gare coguntur; hac vero noctu a Regiis capta et spoliata
fuit.

7. Effracta est Camera Consistorii, et monumenta ibi
consistentia inde ablata et in manus magistratus deposita
sunt \').

13. Hoc die juvenis quidam propter caedem, violenter
inter Amersfortium et Trajectum commissam, in loco
commissi delicti fuit capite truncatus.

14. Milites, qui parti oppressae favere dicebantur, Ordi-
num decreto extra urbem alio missi sunt.

Regina Angliae in favorem captorum literas ad senatum
dedit. Civitas jam nostra est plena advenis ex Flandria,
Brabantia et Geldria profugis, inter quos non exiguus
numerus validorum mendicantium.

_Hoc tempore exautoratus Hermannus Modettus con-
cionator, et contractum etiam reliquis ejus confratribus
stipendium ac minutum 2).

6 hujus mensis stylo Trajectensi obiit in Zelandia
Jacobus de Villadolijt, dominus Sonbekensis, ex febri
marina,
de Zeeusche coorts vocant. Hujus famihae origo
Hispanica ex civitate Vallisoletana, academia nobili.

[fol. 99*.] Nostrates foeminae variis superstitionibus
sunt deditae ex natural! sexus curiositate, ex quibus hic
quaedam addam. Setis porcinis amatoriam hanc faciunt
probationem: in loco admodum fervent! vel medio in
foco duas ponunt; utraque nomen juvenis vel puellae, de
cujus amore queritur, gerit, et cum ex calore se incipiant
movere, observant, utrum se invicem amplectantur an
vero aufugiant, et inde omen matrimonii et conjunctionis
capiunt. In profesto etiam divi Willebrodi
(sic) et hoc
curiosi amoris faciunt spectaculum: puella, quae vult
videre, quem aliquando virum sit habitura, camisiam suam
ponet ante focum ; tum nuda retrorsum quaedam niur-

1) Vgl. Kromelc Bist. Gen. (1866) blz. 570, ook op 7 Nov., en hier-
boven , waar blijkbaar hetzelfde feit vermeld wordt op 6 Nov.

2) Vgl. Kroniek Bist. Gen. t. a. p.: „In Novembri Hermannus Modet-
tus"
etc.

-ocr page 297-

muratis, lectum ixitrabit et nescio quae ad rem a Wilibrodo
(sic) precabitur; hoe interim cavebit, ne crucis faciat sig-
num; quibus peractis phantasma ejus, quem virum habi-
tura sit, venit, camisiamque ahorsum vertit. Habet illud
signa sui muneris vel officii artisve, item ingenii pravi an
boni. Si sal in terram cadat, infortunium portendere

autumant.....

18. Obiit Petrus a Wijck, abbas divi Laurentii in
Oostbroeck.

Vidi instrumentum non absimile testudini, in quo eodem
fere modo ludebatur, nisi quod fidibus aereis sonaret

acutius ; pandoram vocant.....

Disputabamus animi causa Gerardus Rumpstius et ego,
ut melius insomnem noctem traduceremus, de animi im-
mortalitate. Ego animam mortalem videri hoe argumento
dicebam, quod anima sit creatura Dei, omne vero creatum
babeat principium a suo Creatore; quod habuit principium,
et finem habiturum est, unde consequenter animae mor-
talitas constaret. Ipse animam quidem creatam non nega-
bat, sed ad imaginem Dei, id est immortalem, creatam.

Immortalitatem vero veram Dei esse imaginem dicebat.....

[fol. 100.] Idem Rumpstius se maxime dubitare dicebat
una de re, de qua nunquam solutionem potuerat veram
nancisci: quo modo Angeli, spiritus immortales, nullis
corporels molestiis impediti et in coelo ante ipsam majes-
tatem divinam versantes peccare potuerint; inde nempe
posse colligi, in coelo etiam peccare posse angelos, quem-
admodum olim potuerint et tanto magis homines.

Hunc diem, cum mihi fuerit lis et pugna cum decurione,
inter nigros rettuli et ex numero vitae delevi, more
Cretensibus usitato, qui laetos tantum dies, quos in vita

•1) Van Buchell had deze moeilijkheid afdoende kunnen oplossen, door
te antwoorden, dat de engelen, toen zij zondigden, nog in hun proef-
tijd waren en de zalige aanschouwing Gods niet genoten, maar deze
nog moesten verdienen. Zijn theologische kennis zat blijkbaar op dat
oogenblik niet diep.

-ocr page 298-

agebant, numerare solebant albisque calculis notare, ex
quibus vitae tempus metiebantur.

Nescio, quanta sit vulgi temeritas in divulgandis falsis
saepe rum.oribus, adversa bostium aut prospéra suorum
mentientis, cum stulta dissimulation e remedia potius malo-
rum (ut scribit Tacitus »)) quam mala différant. Vulgatas
nempe jam vidi typis epistolas de dolore regis Hispaniarum
et Pontificis Romani ob amissam disparsamque classem
tam pueriles nugacesque, ut vix septennes pueri talia
efïutirent. Taceo stylum et titulum apertissimae falsitatis.
Sparguntur etiam quaedam de motu Danico contra Hispanos,
cum Daniae regem Fredericum II ante festum Pascbae
die Veneris obiisse constet, filiumque ejus Christianum IV
regni^ successorum
(sic), 23 circiter annorum adolescentem,
studiis incumbere. Regnu^m vero modeste per paternos
amicos gubernat, qui patri nuper consilium dederant, ne
Belgicis turbis se implicaret aut Hispanum irritaret.

[fol. lOOv.] 21. Cum de Alexandre Farnesio, Parmae
ac Placentiae duce, mentio incidisset, quidam haec de eo
narravit: eum Hispanos ex natura odisse, causa quod ejus
avus Petrus Aloysius ipsorum insidiis periisse credatur.
In consiiio Belgas Batavosque praecipue adbibet; ipse in
agendo circumspectus et cau.tus, et more gentis simulator,
magnas hoc hello divitias congregavit, quibus verisimile
esse potest, potentissimum adhuc Italiae principem, nisi
fata impediant, futurum. In delitiis habet Francisquinam
pulcram puellam, comitis Rensii ni fallor privignam.

Hoe anno plurima portenta visa, de quibus vide plene
Mer. Bel. hb. 1 circa finem ; ut quinque soles in Dith-
marsia.....

22. Praeterita nocte, divae Elisabethae sacra, cognatus
meus patruelis Martinus Buchellius proximus fuerat magno
periculo, Amsterodamo a Victore Eustachio, qui ejus

1) J. m.: Hist. III.

2) Vermoedelijk de „Mercurius Belgicus", herhaaldelijk door Van
Buchell gebruikt,

-ocr page 299-

sororem duxerat, rediens, ita ut occurrente navi majori
pene cum sua submergeretur. Habet is uxorem Clemen-
tiam Steenhusam, viduam Jan de Rovere, ex qua genuit
filium (qui jam quinquennalis) Emondum Buchellium et
filiam Elisa(be)tbam, deinde filium alterum post haec
tempora Gerardum a" 1609 superstitem et Gisbertam.
Emundus vero obiit Trajecti a° 1597.

Eodem tempore quidam in pago Assendelft pignus depo-
suit, se navim sua manu uno die facturum, qua Trajectum
solus iret rediret per fiuvium Tye et Rheni reliquias
lacusque et intra 5 diem rediret. Quod etiam ni fallor
fecit. Navis erat tantum et tabulis quibusdam colli-
gatis, nullam certam referens formam saltem solidam.
Audio etiam, quendam Danswicum ex Hollandia per mare
Germanicum petiisse coreacea navi, ibique illam ad me-
moriam temeritatis humanae collocatam.

23. Angliae regina ad bellum Lusitanicum et Antonii
Portugalli reductionem a Batavis petiisse dicitur 40 naves
bellicas et sex millia militum classiariorum ; additurque,
Pessae barbarum Aphricae regem Antonio magnum equitum
numerum comparare. Sed nimis haec fama praepropera,
cum belli consilia occulta esse deberent.

[fol. 101.] 26. Mauritius Nassovius cum aliis Angliae
Bataviaeque proceribus contra Schenckium, Rhigimn et
Brakelium arma parat. Hi nempe paulo ante munimentum
ad confiuentiam Mosae et Vahalis propria authoritate in-
coeperant, ut vel invitis Ordinibus vectigal extra ordinem
a navibus tam Mosam quam Vahalim navigantibus extor-
querent; sed post paucos dies, cum ob imbres et hyemis
tempestates perficere non possent, Phigii filius, qui huic

1) Hieruit zou moeten worden afgeleid, dat Vau Buchell dit schreef
in of na 1609. Uit het handschrift blijkt duidelijk, dal het geen toe-
voegsel is aan iets wat vroeger geschreven werd. Moet dit worden
toegestemd, dan blijkt tevens, dat Van Buchell zeer langzaam vorderde
met de volledige afwerking van zijn
Diarium. {v. L,)

2) Lees: ex.

-ocr page 300-

praesidio erat, se tradere militesque albis virgis, quod
ultimae necessitatis signum, exire coacti sunt. Sic inter
se digladiandum est.

Scenkii uxor, virilis animi mulier, irata praefecto mili-
tari Scrickio, nihil cunctata armare
(sie) ei brachium vul-
n era vit.

27. Supplicationes publice indictae, ut Deo gratiae
agerentur ob classem Hispanicam dispersam.

28. Fui ad nuptias Guillielmi Kempii vocatus et inter-
fui, sine repotiis tamen. Assidebam puellae facie quidem
non deformi, sed anima foetidissima ; maximum adeo
malum, ut olim divortio dederit causam. Oscaedo haec
venit vel ex stomacho corrupto vel gingina putrefacta
nec purgata.

Hic ad saltandum invitabant et negantem ridebant;
quare abire malui, quam id quod nec possem nec vellem
facerem Et mehercle, nescio qui juvenes puellaeque
vanis istis gesticulationibus tantum gaudeant, ut nullam
voluptatem sine iis perfectam putent, praesertim cum
Christo nomen dederint pseudo-Christiani.....

[fol. 101^.] Cum ipse mecum reputo humanam condi-
tionem, satis ejus miseriem ac inconstantiam admirari non
possim. At quid sumus humunculi fortunae ludibrium.
Ne momentum nobis est sine varietate; in summa laetitia
extat prae foribus moeror, torquemur a nobismetipsis, nos
male habent proximi tristesque faciunt amici, et quo
tandem nos vultu excipient inimici. Assidue nutamus dubii
inter spei metusque fluctus, speramus saepe impossibilia,
metuimus instantia, diverso, at tortore atfectu. Unde sim-
bulum illud nobis sumptum:
post gaudia luctus, quotidian um
et accommodu.m meae vitae 2).

1) De afkeer van het dansen is Van Buchell steeds bijgebleven; ook
wanneer hij ouderling is geworden, strijdt hij er krachtig tegen. («. X.)

2) Deze droefgeestige beschouwing, die blijkbaar niets met het in
\'t Dagboek verhaalde uit te staan heeft, is later door Van Buchell
bijgevoegd op de nog blanco helft der bladzijde.

-ocr page 301-

[fol. 102.] December.

3. Exautoratus a magistratu Joannes Arcerius Friso,
rector scholae Hieronimianae, et cum eo ludimagistri
omnes i). Ad hunc scribit aliquoties Lipsius Cent. 2.
Epist. 29 et 87, ubi eum vocat virum doctissimum ac
gratulatur, quod Tiarae successerit in professione Graecae
linguae.

Dicunt, inventas literas apud regium quendam militem
a nostris captu.m, quibus Parmensi omnis modus traji-
ciendi Rhenum et Velaviam occupandi, utque ex paludi-
bus Rhenensibus omnia necessaria supj)editari possent
indicaretur. Quare Ordinibus suspecti paludenses; eos
populäre et desertum ipsorum pagum habitatoribus reddere
decrevissent, ne ibi (ut ajunt) sedes latrocinii remaneret,
nisi tanta inde commoda quotannis caperent et cespitibus
ad ignem faciendum carere non potuissent.

Hic annus cum fuisset mire pluviosus, multas primum
limaces produxit frumento admodum noxias; deinde super-
veniens siccitas mures agrorum vastatores procreavit
plurimos.

6. Miror ego et merito astrorum planetarumque vim
tantam esse, ut necessitatem qu.odammodo inducant et
cogant propemodum inclinatos suis parere legibus. Vidi-
mus id (ut infinita omittam exempla) in muliere nuper
juvencula et forma integerrima, quae tanta furandi libidine
incitabatur, ut ipsa profiteretur se aliter vivere non posse,
etiam in summa rerum abundantia; nam saepe virgis
caesa, cauterio notata, Trajecti etiam capta et ad crucem
condemnata, quorundam tamen precibus liberata et ad

1) Vgl. Kroniek Hist. Oen. (1866) blz. 570. — De Hieronymusschool
was, ondanks het in 1580 gedane verbod der uitoefening van den
katholieken godsdienst, nog niet in Hervormden geest „omgezet", totdat
7 Februari 1586 hiertoe uitdrukkelijk door de Vroedschap besloten
werd. Arcerius kwam 12 April 1586 in functie, doch moest twee jaar
later plaats maken voor zijn naasten voorganger R. Sarcerius; zie boven
blz. 60 en L. Miedema in
WerJcen Hist. Oen. LII, blz. XCVI v.v.

-ocr page 302-

carceres damnata. Biennium ibi mansit. Tandem (cum
sub praetore Trillo nemo ob furtim capite puniretur ; nam
millis id legibus olim cautum, magistratus in hoe scrupu-
losior dicebat: et divina jura in quintuplum furem dam-
narent olim, nunc abstinerent et se emendarent, divino
sermone monerentur; quin etiam quidam ob necessitatem
licita esse furta asseruerint, idque jurisconsultorum opinioni-
bus [fol. 102^] et responsis confirmari dicerent) dimissa
ad antiquum rediit et Lugduni Batavorum hoe tempore,
gula per carnificem fracta, periit.....

9. In omnibus dubitare et rationem investigare non
esse inutile, nos admonuit Aristoteles. Quare autem a
principio ad finem numeremus, non vero e contra, dubi-
tabatur; et rationem hanc invenimus, quod a primo ad
ultimum numerum procedamus per intermedia tanquam
scalas, non vero contra.

Nostri dicuntur ex insidiis regios frumentarios prope
Daventriam et castellum Dortium invasisse, proditosque
per suas aurigas fugasse multumque frumenti, casei, butyri
ademisse. Fuerant nostri numero circiter quingenti équités,
ex vicinis oppidis Lochemio, Drusburgo, Arenaco, Vada,
tumultuarie collecti.

Mutato magistratu, Porta pacis cum ponte e via sublata.

Hoe anno Trajecti magistratus prior portam cum ponte
in ipsis arcis moenibus, ubi olim arcis exterior fuerat,
fieri curavit, quod Catariniana minus firma videretur;
fossas quoque variis instrumentis purgare, nequicquam
tentavit

[fol. 103.] 18. Hoe tempore quidam captus, quod in
rotam sublatum sepeliisset; et hi capite hodie puniuntur,
ut justitiae perverseres, ctim Paulus jurisconsultus cor-
pora animadversorum ad sepultura danda esse scripserit.
At optuma ratione ad terrendos scelerum autores publice
haec spect(ac)u]a proponenda majores nostri judicarunt.

Paedagogi Hieronimiani, qui ejectis veteribus a superioris

4) Deze en voorgaamie alinea zijn later onderaan bijgeschreven.

-ocr page 303-

anni niagistratu fuerant instituti, publico apparitore ad
deponenda offitia in festo Paschatis admoniti sunt.

Fama erat, Daventrium i) et Clerhagium liberates iri; sed
nescio qua de causa retenti sunt, qui male gestae reipu-
blicae et seditionis accusabantur, intricata tamen adhuc
manente causa.

23. Dissidium mihi fuit hoc tempore cum vicario prae-
fecti nostri Gerardo Johannis, sartore. Hic, cum arma
mea ad defensionem neci non sufficere dixisset multaque
blatteraret, a me eum his ad singulare vocatus certamen,
renuit et ad praefectum mulctandum detulit; quod adhuc

manet alta mente repostum.

Sic ab ultima plebe et populi faece vexamur, et hi aristo-
cratiae nostrae fructus. Quam ego meram democratiam
omni tyrannide intollerabiliorem duco et domesticis tan-
dem turbis perditam iri vaticinor

Circa urbem ad tria millia militum transitum petebant.
Dicebantur ab Hollandis missi et verebatur, ne ob aliam
quam ipsi ajebant causam; quare exclusi sunt, portaeque
urbis diligenter custoditae.

Franciscus Gerardus, cum res familiares absentia tur-
barentur, datis fidejussoribus domum rediit, ubi se con-
tinere nex exire jubebatur.

[fol. 98\\] Circa hoc tempus Wachtendock, oppidulum
Geldriae, principi Chimayo nomine regis Hispaniarum
tradita. Post Decemb. »).

[fol. 10,ANNÜS 1589.

Januarius

Praetor urbis: Nicolaus Zulenus.

4) Gerard Prouninck, genaamd Deventer, een der raddraaiers van de
democratische partij te Utrecht; zie Blok,
Geschiedenis III, blz. 352.

2) Men denke hier aan Oldenbarnevelt\'s spreekwoord: „Beter verheerd
dan verknecht".

3) Slechts deze zinsnede staat abusievelijk fol. 98v; de woorden:
„post Decemb." heeft Van Buchell er later bijgevoegd.

-ocr page 304-

Consules: Teodoricus Canterus et Theodoricus Goyerus.

Kai. Angli ex Belgia revocantur. Mursiacus Berckam
oppidum comeatu juvit.

Hic versiculus: QVI perse Vera Verlt VsqVe aD fineM
saLVVs erlti)) numerum hujus anni continet, quando
no vus apud nos reipublicae status, fautoribus Anglicarum
partium profligatis et ejectis.

10. Nescio quae narrantur de spectris in regione Goiensi
visis et miraculorum a pueris decennalibus editorum,
quae tamen daemonum illusiones fuisse compertum fuit.

22. Soror mea Maria Buchellia nuptias cum Jacobo
Quequelio Dordracensi Batavo celebravit, cum 3 hujus
mensis contractus conscriberetur; verum infaustis avibus,
causam praebente scelestissima mulierum Elisabetha
Bronckhorstia, vidua Melchioris Culemburgani, quae licet
bonis esset prognata parentibus opibusque praedita medio-
cribus, infamibus tamen artibus non exiguam suae
familiae inussit labem, furtis, fraudibus, dolis, veneficiis,
libidine, luxu, impietate aliorum bona depilando, dam
et nomine honestae matronae liberius fraudibus dolisque
pecuniam conquirendo, lenae ofïitium et procuratricis
agendo, mendatiis et falsa simulatione probitatem fingendo,
blasphéma, perjura, procax, stupris et mendaci lingua
favorem virorum sibi concilians, mulierum fallacibus verbis,
falsis promissis. Vidua libidinem non potuit satiare cum
miütis; nec forma, nec aetate intégra, turpitudinem suam
et obscoenitatem blando linguae veneno obtexit. Filias
ad omne vitium instruxit, scilicet ne meliores matre
existeront. Maxima natu, docilis natura et arte baud matri
dissimilis, nomen libralis scorti emeruit, et iisdem quibus
mater moribus et instrumentis Palatini. Quae post eam
est aetate, matrimonio ligata, matre invita, sed amicis id
curantibus; at praeter famam et formam ad maritum
nihil attulit ob matris ingluviem. Tertia turpissima, ser-
vilibus imbuta vitiis, non sua auferendo non degeneravit.

1) Naar Matth. X : 2*2 en XXIV : 43.

-ocr page 305-

Minima natu nec forma nec indoli (sie) contemnenda, si
a matris abstinuisset consortio.

[fol. 104.] Februarius.

8. Perdiderat casu ex annulo Henricus Ruysch pyro-
pum, quem cum frustra diu quaesivissent, tandem capo
occiditur, in cujus stomacho ex improviso lapis reperitur.
Simile quid antistiti nostro Scenckio i) evenisse narratur.
Solebat is post prandium in cubiculo suo (quod habebat
propter aquam) somnum capere januamque post se clau-
dere; quod cum more solito quodam die fecisset annu-
lumque, quem habebat magni pretii, deposuisset, per
apertam fenestram corvus hunc abstulit. Experrectus
antistes quaerit annulum, non invenit, clausamque januam
videt, quid cogitet nescit; certum nempe erat, neminem
potuisse auferre. Tandem post annum atque alterum,
quum reficerentur domus fumaria, invenitur in quodam
foramine aranearum telis involutus et antistiti redditur.

Circa hoc tempus naves Belgicae, diu in Hispania
retentae, dimittuntur. Hae jam pridem, emendicatis
Bremensium, Lubecensium, Hamburgensium syngraphis,
navigare coeperunt; nam cum nostri Hispanorum com-
mertiis carere vix possent, ementitis sociorum populorum
nominibus tutius se latere posse arbitrabantur.

22. Febris me tertiana premit. Deus adimere dignetur.

Nostri milites, putantes frumentarios Daventrienses inter-
cipere, caeduntur et sine spoliis redeunt, onerati vul-
neribus.

Sequenti die circa vesperum, regii praedones e pago
Jutfaes 23 equos et 3 villicos abduxerunt.

Rheni aquae hoc tempore tarn demissae, ut quibusdam
in locis, praecipue circa Viennam, siccis pedibus trans-
grederetur.

4) De aartsbisschop Frederik Schenck van Tautenburg, die in !580
te Utrecht overleed.
2) Een schrijffout in het Hs.; men leze: prope.
JSuchellius, Commentarius. 43

-ocr page 306-

Oversteinius, qui nescio quod stratagema in animo
habebat, vi invaserat oppidulum nullarum partium Dor-
stium; sed cives quamvis inermes, clausis portis, centum
plus minus ex ejus militibus armis jam rubigine exesis et
lapidibus obruerunt oppidulumque suum defenderunt.

Ordines nostri praefectum viarum fecerant Arnoldum
Honthorstium eique 25 équités, 50 pedites adjunxerant,
ut tuta a praedonibus itinera redderet, qui ciim id offi-
cium vulgo [fol. 104v] vile haberetur, insigniis militaribus
justi instar ducis uti volebat; sed a Mursiaco prohibitus
fuit.

Martius.

Martius e gelido movit mea frigore membra
Et febris, stomachum purgans, me tertia vexat.

1. Audio, Truchesium cum Bavaro ») convenisse, ut
juri suo renuntiaret, 12000 aureorum Gernianicorum, dum
viveret, reciperet seque in Germania pacate victurum nihil-
que moliturum promitteret.

4. Regiorum nomine quidam milites tributum a sub-
urbanis petiere, vêtante id magistratu; ex nostris fuisse
deprehenduntur. Quosdam ex iis captos, quod scopelismi
crimine tenerentur, fuisse nobis narratum fuit.

6. Henricus Eckius post quasdam turbas viduam duxit
domini de Ryhoven Flandram, nec forma nec aetate inte-
gram. Hanc Ryhovius, vivente adhuc priore uxore, coquam
suam cognovisse dicebatur; puellum ex ea susceperat,
qui paulo post patrem sequutus est. Retinuerat quaedam
a marito, ut mundum muliebrem sat pretiosum, vestes,
annulos, gemmas, quibus inhiare novus sponsus videbatur;
et ipsa ut virosa muiier facile suum consensum praebuit.

8. Edictum publicatum, ne coloni cum hostibus ulla
ineant per se redemptionis faedera, et mare captis omnis
veniae spes adimitur.

4) De afgezette aartsbisschop van Keulen Truchsess (vgl. boven blz.
lOi, noot 3) en zijn opvolger Ernst van Beieren,

-ocr page 307-

9. Vetantur publico edicto exercitia religionis papis-
ticae >).

[fol. 105.] 8. Nassovius cum Hollandis et Zelandis
Montem Gertrudis oppidum obsedit, multis adductis navi-
bus. Hujus praefectus et ejus milites praemiatores petie-
rant tanti temporis stipendia; quibus perceptis, cum juberen-
tur alio discedere, id negarunt multaque in Ordines
probrosa jactarunt; quod ut vindicarent et perditorum
militum licentiam comprimèrent, obsidione cinxere

9. Morganus, praefectus Montis ad Limbum, villici

alioquin Anglicani filius, et ..... Cnolles praefectus

Ostendae, ex nobili familia filius junior, Angli, cum multis
jam diu muneribus, ludis conviviisque filias Johannis

Merodae et Petersbemi domini.....Odiliam, quae in

Castro suo ad Isalae oram cum matre habitabant, prose-
cuti fuissent, hoc tempore ambas triremi impositas, inscia
matre, abduxerunt. Tant sont nos filles e femmes addo-
neez aux estrangers; les Hispaignols ont essayez la vir-
ginité d\'un bon nombre, et noz Anglois fiers et superbes
en ont trompez beaucoup ; ut Justam nostram et Eckiam
satis lepidas puellas, quas conjugii celebrati larva misere
circumveniere, cum ipsis alterae jam superessent in Anglia
uxores.

10. Scenckius comeatum Noviomagensibus intercoepit.

12. Vilertius, ex oppido Hu.esdano praedatum profectus,

maximam suorum equitum partem caesam amisit.

15. Volunt Cleerhagio libertatem a senatu concessam,

-!) Namelijk door de Staten van Holland; zie Wütens, KerJcelijJc Fla-
TeaatloeTc
I, blz. 520—524. Het plakaat van 20 December 1581, in 1584
vernieuwd, werd toen nogeens verscherpt; zie Knuttel,
De toestand ent.
blz. 5. — Deze en voorgaande alinea geeft ons Hs. i. m.

2) Zie over de muiterij van het krijgsvolk te Geertruidenberg en het
daarop gevolgde, maar vruchtelooze beleg der stad door prins Maurits,
Bor III, 403 v.v. en Wagenaar VIII, blz. 279 v.v.

3) Voornaam ontbreekt in het Hs,— Bor III, blz. 381 verhaalt deze
ontvoering op 11 Januari,

4) Naam ontbreekt in het Hs,

-ocr page 308-

cives tamen ejus missionem impedire, Daventrio etiam
fieri injuriam, cui jure agere non liceat.

Hoc etiam die prope paedagogium Hieronimianum, in

aedibus Alphardi cujusdem, ubi quidam.....\') CJtenen-

gius babitabat, plena luce plurimis praesentibus spectrum
apparuisse et locutum fuisse narratur. Nam cum per
Deum adjuraretur, se maJum esse genium professus est
et ab Emanuele summo missum, ut superbiam ipsorum
puniret, et alia et miras diversis temporibus turbas egit.

16. Sequutus sum funus cognatae meae Bartbae Martiae
Abcoudiae, uxoris quondam Antonii Buserii advoeati,
quae ad Brandolinas virgines sepulta fuit.

[fol. 105^.] 22 et noctu praecedenti Nassovius Montem
Gertrudis maxumis tormentorum bellicorum ictubus ver-
beravit, quemadmodum et die 25, quando summis viribus
iterum concussit.

24. Antwerpianum praesidium navim Batavicam, variis
mercimoniis et mercatoribus refertam, expugnavit Ant-
werpiamque traduxit.

Indutiae ®) cum Cameracensibus faciunt Belgae in trien-
nium, et Parmenses Daventriam novo praesidio muniunt.
Praefectus Cameracensis notbus Monlucius, Baligny do-
minus, cum res Francogallicae incerto fluerent ordine, in
utramque sibi aurem dormiendum putabat.

26. Cum classis Batavicae praefecti navi egressi essent,
ut situm Montis Gertrudis contemplarentur et quo in loco
oportunius oppugnari posset animadverterent, agniti a
Montanis, plurimi eorum globis ferreis ex urbe vulnerati
discerptique fuere, inter quos Wolfardus Bredenrodius,
qui paulo post mortuus et Viennae Batavorum sepultus,
Jodocus Suavius Vilertius , qui Hagae paulo post obiit
ex vulnere in genu. Duvenvordius bracbii partem amisit.

1) Voornaam ontbreekt in het Hs.

2) Nam. in het aan St. Ursula gewijde begijnhuis van Braem Dole,
gewoonlijk Brantoly genaamd.

3) Lees: Indutias.

4) Joost de Zoete, heer van Villers.

-ocr page 309-

Sequentibus diebus cum Regiis transegisse Monteuses
dicuntur; aureisque expugnatam urbem, ingenti Batavorum
dolore. Mense vero sequente Parmensi nomine regis
tradita, qui et sacramentum accepit. Hinc distichum hoc
numerale factum legi:

GeertrudenbergaM AprILIs reX SVbllCIT aVro
laCtVra HoLLandlS GertaqVe pernICIes.

Aprilis.

Praesidiarii Meersbergiani quosdam e militibus praefecti
viarum (eo quod tuto praedari non lieer et) praetextu
Regiorum occiderunt.

4. Hollandi i) cum augere vectigalia conarentur et eo
multa audacter in senatu protulissent, authoritate et verbis
Canteri consulis repressi sunt.

[fol. 106.] 5. Florentius Tinnius, cum Joannes Strick
secretarii munus ob contrariae factionis studium ex decreto
Ordinum deposuisset, id famulo suo Egidio Laedenbergio,
frondatoris cujusdam filio, tradendum curavit. Strickio
vero tempus rationem reddendi injunctum fuit.

8. Cleerhagius dimdttitur, Daventrius vero ad rationem,
a Strickio proferendam, audiendam retinetur 2).

Oppidum Septemmontium, quod esset Monti divae Ger-
trudis vicinum nec bene munitum, nostri milites deserue-
runt; Regiis vero etiam spes erat Ostendum oppidum
recuperandi, sed eorum insidiae deteguntur.

3 hujus stylo nostro Parmensis Castrum Lobbense coepit,
quod tamen post
tres iterum dies relliquit vacuum.

10. Lambertus Verburchius, decanus Divae Mariae,
mecum egerat nomine dominae de Monceau, ut certo
annuo stipendie res ipsius in Brabantia curarem ; sed
sequenti mense faeminea levitate eadem revocavit. Nempe:

Varium et mutabile semper faemina.

1) N1. fie Hollandsche leden vau den Utrechtschen raad.

2) Vgl. Kfon. Hist. Gen. (1866), blz. 571, waar: 1 April.

-ocr page 310-

Credo hanc Corneliam Laleni viduam de Moncheau [vel
potius Margareta de Culemborch, quae nuper vixit] i).

Audio Geldros Betavos inter se egisse, ut utrimque tuti
agros sine vi aut metu hostili colerent, pecudes pascerent
et armenta ducerent, absque partium impedimento, nec
alter alterum caperet, nisi in locis extra ditionem suam
hostilibus, et tum nobilis 16 fiorenis, plebejus 8 se redi-
meret. Campenses quoque cum vicinis Daventriensibus
indutias quasdam fecisse dicuntur, et pagani Velavienses,
ut agros colere liceret, cum Regiis convenisse.

12. Dicuntur Limbiani praedam ex Brabantia egisse
magnam et Tienen oppidulum diripuisse, caesis praesi-
diariis Hispanis. Dordracenses, Ordinibus ob perditum
Montem Gertrudis irati, impositiones consuetos
(sie) solvere
negarunt, ut et Gorcomienses, Tielenses, Bommelii.

21. Cum circa oppidum Huesdanum Regii castramentari
dicerentur, veriti praesidiarii ne obsiderentur, eorum
partem ex insidiis invaserunt; sed repulsi in oppidum,
multis suorum amissis.

In dies pejus se habet vitricus et, ut videtur, ptisi
consumitur lenta.

24. Impositiones Trajecti äugen tur, vinique poculo (cum
jam ejus pretium minueretur) stuferus impositus, cerevi-
siario vasi 2 stuferi, nisi quod bospites 6 stuferos solvere
cogerentur. Duos hos stuferos coctores cerevisiarii solvere
tenentur, qui inde hospitandis militibus serventur

[fol. 106V.] Majus.

Nusquam tantum stultorum : vilis (sie) de plebe homun-
cionibus arbores eriguntur aestivae et majales, quod olim
principibus a plebe honoris ergo munus.....

1) Het tusschen [ ] geplaatste is er blijkens het schrift en den ge-
bruikten inkt later aan toegevoegd. De gansche opmerking staat
i. m.

2) Zijn stiefvader Johannes Az. Ruysch.

3) I. m.-. Servici-gelt.

-ocr page 311-

Miram nuper juvenum licentiam in caedendis arboribus
Ordines nostri gravibus poenis coercuerunt.....

Nescio quid nugarum de urbe prodenda spargatur, ex
laevissimo famae fumo. Unde omnes, qui a sex jam heb-
dommadibus urbem inbabitandam vénérant, solum vertere
coacti sunt, et vigiliae duplicatae. Eventus tamen falsa
haec omnia fuisse edocuit; nihilominus etiam cohortem
Mudensem praesidio senatus accepit

Geertrudomontanum praesidium aliquot naves mercibus
mercatoribusque Batavicis spoliarunt captivosque ab-
duxerunt.

Creditur Parmensis ab Hispanicis veneno tentatus; quare
ad illud depellendum Aquisgranum profectus est ad aquas
calidas, variis morbis utiles.

4, qui fuit dominicus, hora vespertina septima, obiit
vitricus meus Johannes Adriani filius Ruyschius, ex lenta
tabe, cujus animam in beatis deorum locis quiescere spero.

6. Mursiacus, assumptis aliquot militibus ligonibus
item aliisque instrumentis rusticis bellicisque, clam ab
urbe discessit; verum ejus stratagema citius Sutphaniensi-
bus innotuit.

Fama est Blidebeeckum arcem per marchionem Waren-
bonium 2), Geldriae nomine regio praefectum, obsessam.

7. Intra 10 et 11 horam sepelitur vitricus in templo
Civico, majorum sepulcro, ad sinistrum chori latus.

9. Castrum Hemert in insula Bommeliana a Regiis
captum, et Heila •\') fortissimum quoque munimentum
obsidione cinctum, quod paulo post, incuria ut creditur
Maxaemiliani de Homes, iis traditum fuit.

Ordines tres mittunt in Angliam legatos.

11. Regii Rhenenses aliquot cives, quibusdam occisis,
capiunt.

1) I m.: Est apud me edictum de vigiliis civium, hoe tempore publi-
catum.

■2) De markies vau Varrabon, zie Bor III, blz. 443—444.
3) Onder blz. 207 slaat: Hela.

-ocr page 312-

Ab Ordinibus Ultrajectinis impetraverant Romanae relli-
gionis ecclesiastici, ut a vigiliis agendis, cum vicarium
darent, excusarentur ; id! tamen ab Sviris militaribus im-
p editum.

Huesdani oppidi obsidio incipit.

25. Coguntur hic novi milites ad 10 cohortes signatas.

30. Praefecti viarum milites, qui in arce Meersbergano
erant collocati, insidiis Regiorum caeduntur.

Junius.

[fol. 107\\] 3 hujus stylo Gregoriano Parmensis legatos
misit in Daniam Ferdinandum Lopez, territorii Karpensis
gubernatorem, Merodam domini Peterzomii filium et
Georgium Westerdorp, consiliarium regium in Frisia.

4. Cum Rumelario et Candido visimus bibliotecam i),
quam in templum Johannis contulerant olim ex abbatiis
canonicorumque collegiis, sed a variis distracti meliores;
quae supererant, tineis blattisque magis quam homini-
bus serviebant. Certe si voluisse(n)t Ordines nostri,
sine suo sumptu egregiam congregassent erexissentque
bibliotecam.

5. Mursiacus Henricum nuncium Duacensem, cum
Omnibus suis Amsterodamum petentem, in arcem Abcou-
dianam captivum abduxit ; dimissi tamen Nienburgius cum
filio Cornelio et Gerardus Sperewauda; at retenta cum
ipso uxor, quae, cum literae suspectae (quarum occasione
prodente centurione Abbate capti erant) invesiigarentur,
Omnibus suis vestibus, frustra reluctans, exuebatur.

Ob fluminum accrementum castra regia loco mota, sed
12 vel circa hujus mensis die fortius arctiusque Hues-
danum oppidum obsideri coeptum.

12. Blidenbeeck, arx Geldriae superioris in paludibus
munitissima, a Scenkianis diu defensa, Regiis dedi ta ej us-
que munimenta solo dejecta, quod receptaculum potius

1) Thans behoorende tot de bibliotheek der rijksuniversiteit te
Utrecht.

-ocr page 313-

latronum quam militum propugnaculum fuisset. Dedita
24 Maji stilo novo i).

Ego hoe tempore, fidejubens pro sororis meae marito,
didici cautius in posterum vivere, et verum illud esse
proverbium Salomonis 22: „Noli eorum esse, qui manum
praebent, qui debitorum sponsores sunt, ne si solvendo
non sis, tibi lectus tuus auferatur" ; in quam sententiam
loquitur idem capitibus 6, 11, 17. Certe ego vel pro me
mater solvere coacta fuit. Unde oraculum esse sentii:
„Sponde, noxa presto est".

[fol. 108.] 20. Nescio fortunae an fati incusem vim an
utriusque, tam variis obruor curis tamque difficilibus
molestiis et tristibus premor cogitationibus. Si mentem
meam sedavi, si animum ad tranquillitatem composui,
statim alia tempestas exoritur; meorum me angunt mala
perpetuo mala. Si ea paululum cessaverint, alius mihi
de me ipso ingruit metus; nunquam aut nusquam quies.
Internam in me seditionem et sensuum non leve bellum
sentio, ita ut ad tristia penitus me natum videam. Poe-
cundius in adversis ingenium, et animus a dolore vires
capit, idque ex fatorum primo adspectu, quae omnium
malorum acervum in me et circa me congesserunt.

22. Si unquam mibi patria fastidio, et jam ob sororis
infaustas nuptias®), quarum et pudet et poenitet; altus
nempe animus vix patitur fortunae contumeliam. Haec,
o patria! meo dolori concede, quamvis mibi tu cara et
aeterna debeat esse autoritas; accidentia tamen me extor-
rem voluntario agunt auxilio ut tua dulcedine nec
velim nec liceat frui perfecte.

25. Dordracum, urljem aquis undique cinctam, perveni;
incolae cujus ut seditiosi audiunt vulgari boc dicto:

1) Bor III, blz. 344 zegt, dat het huis Blijeiibeek 24 Juni is over-
gegeven.

2) Spreuken XXII : 26—27.

3) Zie boven blz. 192.

4) "Waarschijnlijk een schrijffout in het Hs., die moet worden ver^
beterd: angunt exilio,

-ocr page 314-

Haerlemum lardo, gaudet Schoonhavia libo,
At Dordracenses seditione mala.

Templum summum, Divae Virgini olim sacratum, con-
ditum per Albertum comitem anno Christiano 1366 et
collegio 12 canonicorum ornatum i). Consulibus singulis
praeferuntur duo halebardi (genus est securis), praetori 6,

cujus curam jam gerit......Muys de Holy, qui ex

uxore.....Van der Lindt liberos habet

Myliorum quoque familia Celebris olim et anno 1570
per regem Philippum Austriacum nobilitata, ut ex in-
strumento ipso collegi, ob merita Arnoldi Mylii con-
sulis Dordraceni, cui ex.....Alblassia 3 filii sunt.

Nempe liberi Adrianus praeses curiae Hollandicae, qui

ex.....5) Neoburgica plures liberos reliquit, Cornelium

nempe Van der Myl, cui uxor Maria Berneveltia, filiam
item nuptam Danieli Hartainio;

Cornelius, arcis olim Gaudanae praefectus, cui nupta
fuit Catarina Joach. Hopperi V. C. filia, sine liberis
mortua, et inde Adriana Van der Does sterili quoque
matrimonio; obiit ille Leydis anno 1605;

Johannes post fratrem dominus Van der Myl habuit
uxorem, quae liberos ipsi peperit. Hunc Antwerpiae et
Bruxellis conveni, cum ad balnea Spadensia proficisceretur,
anno 1609 ®).

1) Over de Groote kerk te Dordrecht, zie Misi. epise. TJUraj. p. 310
V. V.; G. D. J. Schotel, KerlcelijTc DordrecU (Utrecht 1841). Over het
kapittel, zie
Haarlemscle Bijdragen XXVIII, blz. 327 v. v.

2) Voornaam ontbreekt telkens in het Hs.

3) Hs. laat een paar regels open.

4) I. m. \\ F. Cornelii.

5) Hs. laat telkens plaats voor een naam open.

6) Wat we ook van elders weten, wordt hier bevestigd, nl. dat Van
Buchell in 1609 te Antwerpen en Brussel is geweest. In het 1ste deel
van twee handschriften („Libelli epitaphiorum", in \'t bezit van Jhr.
Smissaert te \'s-Gravenhage, keurig gebonden en waarin schatten van
wetenswaardigheden te vinden zijn) staat fol. 135 te lezen: Bra-
bantica.

Anno 1609, post indulias in Belgio confectas, cum uxore el liberis

-ocr page 315-

Maria uxor erat Alberti Loi ex Frisia oriundi, qui erat
régi Hispaniarum a rationibus secretis et dominus in
Hodenpijl.

Ego diverti apud Theodoricum Clovicum, urbis capi-
taneum et sororis raeae mariti patruum, sub insigni
Oppidi Sciedami; qui ex adoptione Hollandica Clovici
nomen ferebat, cum patri ejus cognomen fuisset
Van
den Enden.

[fol. 108*.] Julius.

Kaiend. obiit Antwerpiae Christophorus Plantinus, prin-
ceps typographorum.

3. Noctu praecedente Regii praedam ex pago Hauteno i)
et vicinis egerunt ducentorum boum et equorum 50;
quam recepissent nostri, nisi intempestivis consiliis tempus
ipsum quasi de industria traxissent et elabendi spatium

Brabantiam profectus. Antwerpiam primam Brabantiae urbium vidi,
et ibidem haec vidi et excerpsi monumenta.

De vele opschriften en teekeningen, die Van Buchell in de Lieve
Vrouwekerk te Antwerpen verzameld heeft, zijn zeer belangrijk; o. a.
is er een teekening bij, voorkomende op \'t graf van Ortelius, nl. een
medaillon-portret.

fol. 141. Antwerpiae in templo Beguinagii haec sequentia descripsi.
fol. 145. Tot Mechelen hebbe ick gevonden de naevolgende epi-
taphien ende wapenen,
fol. 148. Lovanii sequentia vidi et descripsi.
fol. 154. Bruxellis.

fol. 158. Te Dixmuyden in de principaeiste kercke, staen de wapenen
van.....

Ook deelt Van Buchell nog iets mede omtrent de abdij van St.
Reynier bij Alveghem,

Van Buchell heeft de reis naar België ondernomen alleen met het
doel, om in de voornaamste plaatsen kerken te bezoeken, graf-
schriften te verzamelen en wapens, die er te vinden waren, uit te
teekenen. Dewijl op fol. 159 een paar opschriften voorkomen uit Den
Bosch, vermoed ik, dat hij over deze stad naar Utrecht zal zijn terug-
gekeerd. (ü.
L.)
1) Houten bij Utrecht,

-ocr page 316-

hostibus concessisserit. Boves erant omnes civium Trajec-
tensium, ex quibus maximum damnum sentiit Gisbertus
Voerstius, qui cum suis Hautenses in jus vocavit, quod
ii in se custodiam recepissent, modo militare praesidium
(quod in templo erat) alio collocaretur; sed nullo bono.

Hinc ex singula cohorte sorte electus ad tutanda navalia
Vreswicorum (quae colonia Trajectensium ad Rhenum)
mittitur, cum Anthonius Buttius praefectus, a Schenckio
evocatus, vacua militibus ea reliquisset; et sequenti die,
redeunte Buttio, Trajectum cives rediere.

8. A. Honthorstius quendam regium militem captum
in urbem adduxit. Erat hic ex Werckhovio paganus, cui
notissimae regionis viae. Adfuerat iis, qui nuper armenta
abegerant, et nescio qua fidutia aut temeritate an explo-
randi animo, tanquam ignotus apud Werckhovianos man-
serat. Hunc plebs, recenti memoria abacti pecoris ex-
acerbata, illico suspendendum clamabat. Senatus maturiori
consilio rem explorandam dicebat et cavendum, ne Regii
quid tristius in nostros jam captos statueront.

11. Gebhardus Prouningius Daventrius, olim consul et
male reipublicae gestae seditionisque accusatus ac diu in
carcere detentus, cum semper fuisset suae vitae ob civium
quorundam minas dubius, dimittitur et urbe in perpe-
tuum prohibetur i).

12. Regii Castrum Pudroyen in insula Bomeliensi obsi-
derunt. Martinus Schenckius, eodem tempore Berchkium
oppidum obsidione liberare frustra tentans ac. omnes
perinde milites undique congregans, duo munimenta in
terra Clivensium prope Rhesiam fecit agrosque vicinos
depopulatus, magnam praedam egit ex tranquillis nulla-
rumque partium hominibus

[fol. 109.] 14. Apud Brabantos vitae necessaria minoris

1) Vgl. Rvon. Bist. Qen. (1866) blz. 572. Van Buchell heeft echter
het daar voorkomende bericht niet als bron voor deze zijn mededeeling
gebruikt.

2) Vgl. Bor Iii, blz. 458.

-ocr page 317-

emuntur quam apud nos, sed commercia cum vicinis
frigent.

Hoe ipso die quidam pagani Hautenses capti, quod
Daventriam ivissent ad immunitatem suis ab hostibus
consequendam.

16. Regii armenta Aemerfortiorum abegerunt.

Poudroyé et Brakel castra a Regiis capta et paulo post
incendio deformata sunt. Sed cum Hispani Wahalim
trajicere nollent execrarenturque Bommelianam tristi ex-
peditione superioribus annis tentatam .Julianum Rome-
rum iracundis verbis protestatum ferunt, vocans ipsos
traditores
del Dio e del re; sed sine fructu.

21. Mursiacus mulierosior uxorique addictior, homo
Gallica levitate quam Germana constantia abundantior,
eo quod caput conjugis doleret, vetuit, ne campanae
pulsarentur. Certe dolendum, mulieris libidini publica
civium festa subjacere.

Sequenti die edicto cautum, ne quis alteri relligionis
ergo malediceret injuriamve faceret.

Honthorstio hoe die insignia militaria data, et in mili-
tiam Ultrajectensium adscriptus est.

Fuit nescio quid turbae in populo, eo quod Daven-
trium, a senatu missum, quidam honoris gratia extra juris-
dictionem sive limites Trajectensium deduxissent; qui
reversi, tanquam ejus asseclae male audierunt.

Hispaniarum rex, cum diu quorundam instinctu male
in Parmensem fuisset animatus, intercedentibus Belgiae
Ordinibus placatus, ei praefecturam Germaniae secundae
in triennium prorogavit; qu^i hinc ad obsidionem Hues-
danam milites recentes submisit tormentaque murifragia
adduxit. Causa regiae indignationis erat res male gesta
in adventu Hispanicae classis in qua major necessitas

1) Hier schijnt een woord te zijn uitgevallen, bijv.: obsidionem.

2) Lees: vocantem.

3) Over den wroii der Spaansche aanvoerders tegen Parma, nadat
de Armada was vergaan, zie Fruin,
Tien jaren, blz. 20.

-ocr page 318-

quam vokmtas, et ante omnia divina dispositio manifeste
dominabatur.

Scenckius hoc tempore Berldum olim Tiberiacum oppi-
dum, a Regiis obsessum, comeatu juvit et in itinere Regios,
qui Verdugio cum pecunia subsidio mittebantur, in ericeto
Lippiensi ex improviso invadit, fugat, caedit, non exiguam
reducens praedam; quae ultima ejus victoriarum fuit,
properantibus ad finem fatis

Augustus.

[fol. 109V.]

Hujus mensis primo Martinus Schenck a Nidech, post-
quam Regiorum aliquot cohortes ex improviso invadens
dissipasset, majora animo volvens, civitatem Noviomagen-
sem, extremum ejus vitae filum rumpentibus fatis, majori
quam debuit silentio aggreditur. Nam cum suos inscios
ante civitatem in Vahalis ripa exponeret, trepidare ipsi
coepere; aliae quoque naves male conductae ad destina-
tum locum non pervenere. Unde -) diutius morati, seip-
sos prodidere civibus. Quare cum navim armatus insiliret
pedesque deciperentur, undis submersus est. De hoc legi
chronicon carmen ; sed dubito an verum, cum 10 Augusti,
nisi novus me ut puto stylus fallat :

Belliger altesimus Schenck heros mergitur undis
Augusti decies alta ubi pulsa quies

5. Hispanum vidi a nostris captum, generosi ac belli-
cosi animi hominem, ut et liberrimi. Fuerat is cum aliis
novem in equis, qui 50 sclopettarios ex nostris invaserant;
unoque amisso ipsiusque equo vulnerato et ideo capto,
caeteri evaserant.

II y avoit en ce temps a Dort un nomme le Grand

1) Vg}. Bor III, blz. 459.

2) Eerst stond er: Quare.

3) I. m.: Vid. M. GB. (Mercurius Gallo-belgicus). — Ook volgens
Bor III, blz. 459 en Wagenaar VIII, blz. 307 sneuvelde Schenk 10
Augustus.

-ocr page 319-

diable, grand nageur, qui vivoit en leau comme pesce et
faisoit merveilles, demeurant aucunefois par trois heures
sous leau, mais transfuge a Geertrudenberch, faisoit beau-
coup de mal a ceulx de nostre coste, et principalement
de Dordrecht; pourquoy enfin pris, fust pendu et estranglé
au bel gibet.

[fol. 110.] 10. Mauritius Nassovius et Ordines nostri
milites suos undique congregarunt, et cives Delphenses
ad defendendam Viennam in quadrigis venerunt. Is mos,
olim priscis temporibus sub comitibus usitatus, laudabilis
quidem, sed hodie nimis obsoletus. Cives nempe pug-
nabant nullo vel exiguo stipendio pro patria, pro prin-
cipe .....

14. Hela, intra Huesdam et Silvamducum media, hoc
die Regiis est dedita \').

Holaccus 2), tyrannidis in suos suspectus ideoque invisus
semper, cum improspere obsidionem Heilensem solvere
tentasset suorumque plurimos amisisset, quosdam etiam
iracundo animo sua manu occiderat. Quare in ejus necem
conspirasse quidam dicebantur.

Sequentibus diebus nostri Huesdam novo firmare prae-
sidio infeliciter tentarunt. Plures nempe occisi sunt, qui-
dam fuga evasere, quidam etiam capti aut submersi,
paucissimi in urbem venere.

18. Audio Valentinum, celebrem circumforaneum medi-
cum, qui multas magnasque in hisce provinciis opes con-
quisicrat, cum omni sua gaza submersum.

23. Duo rusticorum filii, quibus in pecoribus abigundis
usi fuerant Regii, cum milites se probare non possent,
suspendio finierunt vitam, quorum alter constant! in Deum
mente et clara voce Deum precatus est.

Circa hoc quoque tempus 5 regii milites 18 boves ®)
ex Heicopia abegerunt; quod mirum, ut tantum itineris,
nisi dissimilantibus
(sic) villi cis, tuti facere potuerint.

1) Vgl. Bor III, blz. 470.

2) Graaf van Hohenlohe.

3) I m. : Jo. Henrici ni fallor Vyckerslotii.

-ocr page 320-

27. Duo ex iis, qui praedas nuper egerant villicorum,
filii Cruyff, et alter admodum adolescens, cujus aetati
quidam parcendum putabant, cum multa emendandi causa
promisissent, capite truncati sunt, quum frustra aliquoties
aeneatores de redemptione egissent, quod latronum, non
militum more fuissent capti, extra manipules et sine
decurione vagantes et viatoribus insidiantes, locorum
utpote maxime gnari.

[fol. llOv] 28. Regius exercitus ex parte Huesdanam
obsidionem propter imbrium multitudinem et aquarum
abundantiam deserere cogitur, et brevi totam obsidionem
solutam iri speratur \').

Nostri habent sua castra in insula Bommeliana, ubi
congregati Nassovius, Hoenlous, Mursiacus.

Celebratae sunt hoc tempore nuptiae filiae doctoris
Danielis Brouckhusii, ubi sponsus cubitum ire negabat,
veritus, ut credo, ignotam in tenebris viam ambulare.

30. Nassovius et Mursiacus jusserunt omnes naves
onerarias, quibus cespites veherentur, ex paludibus Rhe-
nensibus quam primum tam vacuas quam oneratas reduci,
ne Regiis usui essent, quorum verebatur adventus. Vocantur
hae naves
sambreusa 2).

Senatus Agrippinensis centesimas omnium bonorum ab
incolis mercatoribusque externis exegit; at cum quidam
se subducere tentassent, detenti sunt. Hinc ad Parmensem
legatio missa; sed nullo bono.

[fol. 111.] September.

3. Supplicationes decretae ob felicem, novo rege ex
sententia nostrorum Franco-Gallis constitute, successum.

Hoc quoque tempore Steenviciani milites cerbitam
Swollanam in mare Glaciali •■\') oppresserunt, aliquot occisis
et ultra 25 captis.

1) Vgl. Bor III, fol. 478.

2) Zie boven blz. 69.

3) De Zuiderzee.

-ocr page 321-

5. Hoc tempore Mursiacus forum Grevianum liberum
(ad quod plurimi ex Germania mercatores confluxerant)
spoliavit, cujus rei excusationem ipse jure represaliorum
defendere conabatur. Sed Mercurium Gallo-Belgicum vide.

8. Figius, Tielensis satrapa, Betaviam, rupto aggere,
aquis immersit, ne Regiis transitus per eam pateret.

Berckium oppidum circa boc tempus post longam obsi-
dionem Regiis deditum.

Navis Batava, tormentario pulvere bellicisque instru-
mentis onusta, a quatuor regiis circumdata et expugnata.
Cum vero Batavi vitam a victoribus impetrare non pos-
sent, clam pulverem incenderunt, et momento navis
victoresque cum victis disrupti periere.

16. Parmensis, cum frustra Balignium, Cameracensis
urbis praefectum, de tradenda urbe et castro tentasset,
eam proditione occupare, sed frustra, conatur.

22. Hora pomeridiana tertia Trajecto decedens, Vien-
nam Batavorum oppidum perveni, cujus dominium spectat
ad Elysabetbam Bronckborstiam, Judoci Hunnepelii domini
ex Jobanne Brederodia filiam, ex testamento Heiirici
Brederodii, qui ejus matrem scripserat beredem; quod et
optinuit, frustra se opponentibus Wilbelmo Nassovio
Aurantio principe, qui ex donatione agebat, et Amelia
Nuenaria, olim Henrici Brederodii uxore, jure retentionis
pro dote non restituta. Haec nun dum
(sic) nupta, quam-
vis cum Maxaemiliano Hornio Locriae 2) domino fami-
liarius vixisse dicatur quam pudor virginicus pateretur;
qui cum ab ea repulsam impotenter ferret, se duxisse vel
saltem spospondisse
(sic) sibi uxorem et perfecisse cum ea
conjugium, palam praedicabat. Incertum tamen, an id se
vindicandi animo fecerit. Nam ex calore iracundiae effu-
sum esse credibile est, quamvis testentur pedissequae
nocte saepius accersitum totasque cum ipsa noctes transe-
gisse. Illa nihilominus liberam vitam vel cum dedecore
conjugio praefert.

â

1) Grave.

2) Lokeren.

Bwihellms, Commentarius. 14

-ocr page 322-

D fere passubus extra urbem versus Goricom erat in
rota juvenis, qui incoestuosum cum matre peregisse con-
cubitum deprebensus fuerat; contra pendebat mater, quae
in aquis spiritum perdiderat »).

[fol. 11 Iv.] 23. Goricbemium Arkeliorum oppidum in-
gressus, in diversorio Coloniensi mansi, donec a quodam
mihi noto ad aedes suas deducerer.

Erat hic quidem nullius literaturae et homo mechani-
cus, sed acutissimi ingenii, qui quicquid authorum in
Germanicam linguam translatorum conquirere poterat,
habebat eosque tam attente legerat, ut cum doctissimo
quoquo congredi non vereretur et saepe aequo marte
decederet, adeo ut avi Johannis Campensis genius in
ipsum transfusus videretur.

Disputabamus de fato et praedestinatione, ubi ille Cal-
vini opinionem prorsus damnabat, dicebatque: fatum
quidem esse immutabilem in Deo et a Deo ab aeterno
ordinationem, nempe ut impius condemnetur, pius vero
servetur, nos tamen non huic aut illo
(sie) alligari ex
necessitate, sed libera potius voluntate bonum vel malum
eligere, quo electo ad praedestinatum ferri exitum. Pro-
babat etiam Coornhertii opinionem, praedestinatum esse
quia fieret, non autem fieri quod praedestinatum esset.
Deinde homini ajebat esse utilius labi et contravenire
praecepto divino, quam in statu innocentiae vivere. Nam
suum Creatorem vix agnovisset in hoc statu, nec Dei in
se beneficia tam larga fuisset expertus; nescivisset dis-
crimen boni et mali puerique instar sine adfectu vixisset.
Erat autem in hoc fructu boni et mah cognitio, et non
boni tantum, quoniam nihil sine suo contrario poterat
dignosci, ut nec lux sine tenebris.

Gorichemienses oppidum novis moeniis aggeribusque
cingunt portumque multum ampliarunt; aedes Sagittario-
rum restaurant basilicamque civilem de novo erigere medi-
tantur. Arx vero solo aequatur, turrisque Caerulea ex
vivo durissimo lapide minuitur ad medietatem.

4) Deze zinsnede staat i. m.

-ocr page 323-

Sequenti die navi Dordracum profectus sum. Erat in
eadem navi puella pulcherrima: tenerrimis corporis line-
amentis, oculis splendidissimis ridentibusque, superciliis
admodum aequalibus, pulcherrimo naso, corallinis labris,
capillis politis facieque tota purpureo-candida, quales pris-
cas illas Veneres fuisse arbitror. Erat in primo flore 12
vel 13 annorum, filia hospitis in Gorcomio, ex civibus
honestioribus.

Hinc curru Roterodamum properabam, sed frustra, por-
tis jam clausis. Quare in villa Dardanarii suburbana
hospitavi, ubi aderat nobis comitata puella ex iis, quae
mercatorum loculis insidiare soient; sed nihil [fol. 112]
hic ut puto egit, ludentibus hanc vicissim mercatoribus.

25 vel novo 5 Kal. Octobris, Roterodamo Delphos
profectus sum, ubi nobis aderat quidam miles ex Hues-
dana obsidione, qui Regios jam pene discessisse dicebat.

Hinc Hagam veniens; varius ibi, sed incertus de Franco-
Gallia rumor; hoc certum, legatum Navarraei ab Ordinibus
nostris pecuniarium subsidium petere.

Tum currum conscendens, Lugdunixm intravi ipsis libe-
ratae obsidionis feriis. Hospitium mihi erat in Cam-
pana apud Jo. Marcum, ubi erant duo praeterea adoles-
centes Schotti, probe docti et nobiles, unus Orchadum
episcopi et regii consiliarii filius, qui amice me amplexi,
plurima mecum de literis et studiis egere. Nimis tamen
illi, ut decebat, praeceptori Lipsio tribuebant.

Vidi et hic Colvium \'), juvenem doctissimum Brugensem,
simul et Meroerium, cujus eruditionem ante multos com-
mendavit Lipsius. Cum ipse aegrotaret, quidam inter-
rogaverunt quem sibi successorem, si quid humanitus
accidisset, mallet, et hunc denotasse fertur.

In bis aedibus picturas vidi laudabiles, Extremi juditii,

1) Petrus Colvius, geb. te Brugge 1567, gest. te Parijs 1594. ~ Zie
O. a. Jöcher, Qelehrtenlexioon Th. I. fol. 2027. — Volgens het Alb. stud.
acad.« Lugd.\' Bat. col. 19 werd hij 3 Maart 1586 als student bij de
juridische faculteit te Leiden ingeschreven. («.
L.)

-ocr page 324-

Sampgonis, ubi omnes vires in Dalidis perdidit sin um,
Adonidis ac Veneris, Judae ac Tbamar.

Muros muniebant fossasque instaurabant Lugdunenses.

„Per mare, per terras currit mercator ad Indos", ut est
vulgaris versus; quod et observare vidi puellas, quae
Veneri vitam dicarunt: hae currus conscendunt, naves
ingrediuntur, exponuntque putidas merces ignotis spe
potioris lucri.

26. Gaudanum oppidum ingressus, hospitaliter ab Aleyda
Ruyschia, Jacobi Vermatii uxore, exceptus sum, ubi vidi
simulachrum Marianum cum pueri Jesus summo arti-
ficio et labore pictum. Plicas vestimentorum et singulas
vere crines curiosus quis facile numerasset. Author erat
Janus Mabusa, qui hoc marchioni Veriensi fecerat, a quo
ad Somerdycldos Burgundos pervenerat.

27 vel 7 October templum Gaudanum, non ultimum,
licet imperfectum Bataviae, spectavi in eaque vitra excel-
lentissima, qualia vix in reliqua Belgia.....2).

[fol. 112^^.] Gauda vero, civitas pulcra ad Issalam Bata-
vicam, a torrente Gouve nomen habet. Condita, ut habent
annales, anno Christiano 1272. Est hic turris in qua
antiquissima Batavorum privilégia, Burgundionum quoque
et Austriacorum principum vetustissimae literae servantur,
quae tamen tineis blattisque paulatim consumuntur [fol.
118], Hollandis volentibus, qui aliorum, praecipue Trajec-
tensium, ornamentis et antiquitati, quantum possunt, de-
trahunt. In hac nempe conservari dicuntur vetustissima
imperatorum diplomata, Trajectensibus praesulibus et

1) Lees: puero Jesu.

2) Volgt een korte beschrijving der Goudsche glazen, met vermelding
van eenige zich daarop bevindende inscriptie\'s. Zie hierover Chr. Kramm,
De QouAsche glazen (Gouda, A. Brinkman z, j.).

3) Zie Het leven van onze voorouders, door Mr. N. de Roever, voort-
gezet door Dr. G. J. Dozy, afl. 33 blz. 262: hoe „zij (n.1. de Staten
van Holland) zich meester maakten van de Hollandsche charters, die
tot nog toe buiten hun bereik op het slot van Gouda bewaard werden",
(r. i.)

-ocr page 325-

comitibus concessa, quibus et Hollandiae ac Frisiae domini
appellantur, quae simul cum aliis a Carolo Austrico
imperatore ablata sunt.

Viros eruditione daros genuit Gouda: Henricum et
Joannem, quorum meminit Tritemius in catalogo virorum
ingenio illustrium \'); item Guillielmum Hermanum et Cor-
nelium Aurelium Mstoricos, quorum posterior et magni
Erasmi praeceptor fuit; Hermannum Goudanum theolo-
gum; Jacobum celebrem poëtam; Gerardum hominem
doctum et elegantem; Regnerum Snoyum medicum et
theologum; Theodorum Gerardum medicum; Cornelium

Loos, qui et Finius ac Callidius appellatur.....De

Gaudensibus videndus libellus, quem habeo, de bello
Geldro-Batavico, qui est Wilhelmi Hermanni Goudani.

Circa primam pomeridianam, curru conducto, cum
Velasco et Scottis sororibus Ultrajectum per Aquas Veteres
reversus sum. Aquae vero Veteres oppidum est Hol-
landiae exiguum, ad flumen Issalae Batavicae; in cujus
agro multum cannabi crescit, unde incolae retibus faciendis
fere occupantur. Magnam nuper cladem passum est,
nempe ab Hispanis captum incensumque, nunc vero muni-
tius multo restauratum est.

Ex hac oriundus Johannes Paleonidorus Carmelita, vir
doctus. Guil. Hermannus scribit, a Carolo Egmondano

1) Bedoeld is waarschijnlijk de Catalogus illustrium scriptorum, van de
orde der Karmelieten, door Joannes Trithemius, voor het eerst gedrukt
te Mainz in 1494.

2) Hs.: praeseptor. — Zie over deze twee en volgende Goudsche be-
roemdheden, van Heussen
Rist. episc. Vltraj. p. 307—308.

3) I. m.-. Hermannus Lethmarius, Henricus Junius, Cornelius
Schonaeus.

4) I. m.: In biblioteca hujus oppidi inventa epistola domini Huid.
episcopi Augustani, anno 900 ad Nicolaura papam scripta. Vide Paral.
dä vesp. 119 et Gat. Test. verit. — Hier moet stellig eene vergissing
door Van Buchell zijn begaan. Volgens Gams
Series episcoporum (Ratis-
bonae 1873) p. 258, was er in Augsburg een bisschop Hiltinus a° 909--
923, terwijl paus Nicolaas I 858—867 en paus Nicolaas II 1059—1061
regeerden.

-ocr page 326-

Geldriae duce frustra obsessum et probe tum fornicatis
moenibus munitum, arcisque praefectum Jacobum Quecke-
lium proavum sororis meae mariti; additque civibus
abundare locupletissimis eosque parsimoniaé gratia in
medium diem dormire, ideoque vicinis sumniculosos dici.

Ex hoc oppido oriundus Robertus Snellius; nescio an
is, qui Lugduni philosophiae professor apud Batavos, qui
plura in lucem edidit opuscula i).

Legi in annalibus, oppidum hoc captum ab antistite
Arquelio anno 1849 et incensum, ubi cecidere ex civibus
Trajectensibus Joannes van Rysenburch, duo fratres
Lichtenbergii, Jacobus Joannes et Everardus a Driel, cives
Ultrajectenses.

[fol. 113v.] 26. Adolphus Nuenarius, Mursiae comes,
cum instrumentum novum excogitasset, quod pulvere
tormentario portas effringeret, ejusque vires experturus
cum candela turrim ingrederetur, nescio quo casu scintilla
in pulverem cecidit totamque turrim evertit. Periere ruina
Dionisius centurio et puer aulicus; quidam graviter fuere
laesi. At ipse comes lapidibus fere oppressus, valde laesus
extractus et in cubiculum deductus est. Arnhemii accidit;
unde non longe post misere spiritum exhalavit, octava
nempe mensis sequentis, ut ibi notatur

30. Ad hoc tempus duplicatae nocturnae vigiliae, ut
sine turba magistratus eligeretur; qui jam electus, sequenti
mense prodibit.

^ Quidam puer virum ex improviso ex mera malitia letha-
liter vulneravit; quales an sint puniendi, inter juriscon-
sultos controvertitur, et qua poena.....

1) Rudolphus Snellius, geb. 18 October 1546, gest. 2 Maart 1613,
buitengewoon hoogieeraar in de wiskunde te Leiden 2 Augustus 1581,
gewoon hoogleeraar 1601.
(v. L.)

2) Van Buchell gebruikt hier en blz. 216 den ouden stijl. Immers
het ongeluk, waarvan hier sprake is, overkwam den graaf van
Nieuwenaar op 7 October; vgl. Bor III, blz. 479; hij stierf ten gevolge
van de wonden, hem door de ontploffing bezorgd, 18 d. a. v. (t>.
L.)

-ocr page 327-

October.

Consules continuati sunt; 12viri creati: Arnoldus Theo-
doricus Leidenus, Joannes Sprutius, Rotardus Lanscronius,
Bartolomeus Wedius, Johannes Gochius, Cosinus i) Jacobus,
Nicolaus Osterheimius, Henricus Zulenus, Cornelius Mal-
senus, Bernardus Stellio, Ellerdus Helsdingius, Antonius
Drillenburgus ; quaestores : Theodorus Pilius, Daniel
Leemputius.

3. Comité Johanne Candido iyi ad locum, qui vulgo
Burgus non procul a Veteris Rheni ripa, via inter
Hautenum media ad sinistrum latus, ubi collis supra
vicinum agrum paulo editior. Hic varia lapidum frag-
menta, urnarum etiam et poculorum Romani operis; unde
munimentum Romanorum militum, qui ad tuendam
Rheni ripam contra barbaros collocati erant, quivis facile
crediderit. In Rheni nempe ripa quam varia castella et
munimenta collocata fuisse, praeter alios meminit Mar-
cellinus. Nummum quoque aureum a puero, oves pas-
cente, inventum vidimus ab eoque parvo pretio emimus.
Erat is imagine Antonini insignitus, ab una parte literis
vetustate pene consumptis, ut vix legere possem: ANTO-

NINVS AVG. GERMAN....., ab altera parte imago, ut

videbatur, pacis, cum cornucopia, fugientibus item literis

..... VIII COS. Ill.....S. C. Alii etiam ex argento

auroque plures hoc loco inventi dicuntur, ita ut non
dubitem, quin curioso labore plura antiquitatis monumenta
inveniri possent. Dicuntur cavearum monumenta ibidem
reperta, quibus apertis non lusurum operam se arbitratur
loci dominus

[fol. 114.] Praesidiarii Schenckiani, solutionem stipen-
diorum flagitantes, tumultuantur praefectosque ejiciunt.

Fama est, fructus in Germaniae locis quibusdam a male-

1) I. m.: fortG Christianus.

2) Jan de Wit Stevensz., boezemvriend van Van Bucheil.

3) De zoogenaamde Burg te Vechten.

4) I. m.: Henricus Botterus.

-ocr page 328-

ficis incantatos, et maxime vinum, quod ideo hoe anno
rarius futurum sit; id quomodo fieri posset, scribitur in
Malleo maleficarum i), et morte puniunt leges Romani (sic)
tam nocentium artium peritos.

6. Schoonhoviae hisce diebus quidam ex erronibus istis,
qui totam Hollandiam variis rapinis et caedibus occultis
affligunt et paganos vexant, cum mullere capite punitus
est. Accusabatur hic immane facinus admisisse; filiolam
nempe villicae cujusdam, eo quod aedes aperire noliet
mater, abscissis primum manibus pedibusque ac per
fenestram in domum injectis, necaverat. Ex horum cohorte
quidam ante annum in rotam sublati ignique et cruce
puniti Lugduni fuere. Horum magnus in hisce provintiis
numerus; qui sub teguniento validorum mendicantium
latentes, quotidie infinita patrant scelera, contra quos
non tantum litterae s), sed et libelli conscripti sunt.

8. Vesperi in foro Palatino tumultuatum inter cives ;
nam cum octovir militaris Cornelius Gisbertus Gulembur-
gensis, agnomento Pistularius, cum suis civibus armatis,
qui excubias sequenti nocte essent acturi, prodiisset in
forum ex more consueto, ac praetor et consules medii
cives interrogarent, num suo duce essent eontenti, quidam
ex iis, qui Consistoriantium partium erant, negabant.
Aderant et alii horum partium; hinc gladii exerti et fuga
dilapsi contradicentes ; Regnerus Verhemius levi vulnere
strictus.

9. Publicatum, ne quis deinceps tumultum excitaret,
sed suo duce cives eontenti essent; si vero quis haberet
quo ducem suum gravaret, jure ageret, non vi, ne quieta
et sedata jam respublica tam levi causa turbaretur. Et
citati sunt tumultus author es coram judice, ut comparè-
rent causamque suam agerent.

1) Bedoeld is het gelijknamige werk van den Dominicaan Henricus
Institoris, dat in 1485 uitkwam en zooveel sensatie maakte.

2) I. m.: L. Multi c. de Malef. et Mathemat.

3) In het Hs. staat: 1.1.

4) De Plaats te Utrecht.

-ocr page 329-

10. Mursiacus Adolphus Nova Aquilanus octava hujus
mensis, circa horam 5 vespertinam, Arnhemiae oMerat.
Nunc vero funebri campanorum sonitu lugetur tribus horis
distinctis, duodecima ut solet meridiana, 4 pomeridiana,
6 vespertina. Jam cecidit illud, quod pro mercede sibi
petierat in symbolis robur. Fuerat nempe arbor ei erecta
majalis ante basilicam episcopalem, ubi habitabat, cum
hoc [fol. 114v) gymbolo: ROBVR MERGES; quo tarnen
ad arboris hujus nominis naturam respexisse videtur, quae
facile cariem aut vetustatem non sentiat, teste Plinio, et
sie immortalitatem suorum factorum mercedem futuram
innuisse. Haec paulo ante demolita fuerat, ipseque fami-
liam Arnhemium transferens, magistratui Trajectino omnia
jura traderat
(sic) liberamque regendi potestatem per-
miserat. In area etiam, in qua nuper fuerat demolitum
templum Salvatoris, stabulum equorum destinaverat. Erat
vir inconstantis ingenii, et non tam Germanicae gravitatis
quam Gallicae levitatis affectator et vere
acvs.uou tîs^iqv, venti
campus; quietis erat impatiens et se ex alta pace temere
in has turbas conjecerat, nullo vel exiguo partium fructu.

15. Hoc tempore serenum admodum tempus et siccum,
ita ut fossae multis in locis exsiccatae, imo ipse amnium
pater Rhenus sicco pene pede Viennam poterat transiri.

16. Ductore Oversteinio, Regiorum aliquot cohortes
nostri plurimis occisis fugarunt, vidente et permittente
Carolo Mansveltio, qui aemulatione quadam invidiosa in-
census marchionis Warenbonii i).

Hoc tempore paludenses Rhenani regiorum militum 5
vel 6 insolentiores, cum incolas ad pecuniam numerandam
cogere vellent, occiderunt; quod ipsis licere etiam impune
a Regiis dicimt.

Hoc tempore comedi poma ex hortis patrui omnium
optuma et maxime serotina; vocantur vulgo
puppingi]
et id nomen cum ipso fructu ex Brabantia fortean a duci-
bus Pipinis olim sic dictus
(sic), quamvis -lunius Latinis

1) Vgl. Bor III. blz.

-ocr page 330-

mala petisia credat, quae Gallo-Francis dicuntur pommes
de Carpendu.

25. Fama erat, Mursiaci cadaver hic sepultum iri magna
pompa, eo quod comités Nassovius, Hoenlous, Valcke-
steinius, Solmensis Arenacum se ituros negassentj Trajec-
tenses vero veriti insidias, ne hoc concursu urbs militibus
impleretur, obstitere et minori multo sumptu ibi funerari
posse docuere.

Parmensem quidam Cambraci esse volunt cum exercitu,
alii reversum dicunt; nam regem ei iratum, nullam ex
Hispaniis pecuniam mittere senatumque ei minus favere,
et similia multa vulgo feruntur. Satis constat, lente omnia
agi, cum occasione dissidentium inter se nostrorum Ordi-
num, classe Britannica dispersa, aestate serena et sicca,
omnium rerum abundantia celebri, plurimum potuisse
nocere crederetur.

[fol. 115.] 27 Ultrajecto discedens, secundo die navi
Dordracum perveni. In navigio una erat puella, quae
brachiis meis somnum capiens insomnem me tenuit,
amoris pene ebrium poculo. Nimis nempe liberi lusus
facile mentem meam oppressissent, illius vero illaesam
conservassent.

Nam Venus illa meis nimium vicina favillis

Extinctum valido reddidit igne focum,
Nostraque stringebant conjunctum brachia corpus
Et vicina duos pallia juncta tegunt.

Inter navigandum tum vidi stellam magno ambitu dis-
cedere. Mulierculae ex vulgi opinione aliquem tum e
vita hac discedere arbitrantur, et mortalium denotare
numerum stellas.

Angli et qui juxta Berckiam castra habuerant, in Hol-
landiam ad hibernandum mittuntur.

Circa hoc tempus quod corvi, cornices, picae plurimum
damni frumento inferrent, edictum, ut nidi turbarentur,
muleta 6 florenorum indicta iis, in quorum agro inveni-
rentur; et sie cum corvis et graculis belligeratum.

Regnerus Aswyndius, quum ex aula Navarraei regis

-ocr page 331-

reverteretur, cumam in occipiti oblongam gerebat, ea ut
dicebat de causa, quod omnes, qui essent e familia regis
Navarraei, juramento quodam vovissent, se non prius
illam detonsuros, quam suo foret rex regno restitutus.

Cornices eum viderem passim linteolis candidis (quod
puerperii in aedibus signum) obvolutas, discrimen mas-
culi et faeminae hoe animadverti, ut in masculi nativi-
tatem canthari toti essent contecti, in faeminae vero
dimidiati tantum.

10 hujus mensis nata sorori meae Mariae Bucheliae
ex Jacobo Queckelio filia i), die Victori sacra, nomine
A^eneris, hora pomeridiana inter secundam et tertiam,
coelo sereno, sole existente in libra, dominantibus planetis
Saturno et Marte, quarto aspectu in horoscope, stylo
veteri, in platea
Brigidiana 2), ad moenia domo ultima,
contra aedes cochlearias.

Sequenti die, hora pomeridiana tertia, papistarum more
baptisata, me existente patrino, uxore Adriani Beaumuntii
et sorore Gertruda Buchelia matrinis 3).

Adversa in pagina scribitur, ut Johannes Philippus
Oversteinius fugarit Regios cum duce suo Warenbonio,
inspectante Carolo Mansveltio ; qui cum Oversteinio scrip-
sisset contumeliose, tanquam puero aetatem exprobrans,
virgis caedi meruisse, quod tam temere, etsi prospero
successu, dominorum suorum milites periculo exposuisset,
respondit, majori ipsum poena dignum, quod tam infide-
liter regis sui causam ob privatum odium prodidisset.

[fol. 115*.] November.

2 vel stilo novo 12 fui in hospitio no vi suburbani

1) I. m.: Cornelia nascitur.

2) Brigittenstraat te Utrecht.

3) Hs. heeft: raatrimis. — Toen dit kind katholiek gedoopt werd,
was Van Buchell, die als peter bij de plechtigheid fungeerde, dus nog
denzelfden godsdienst toegedaan, althans uiterlijk.

4) Zie boven blz. 217.

5) Blijkbaar te Dordrecht,

-ocr page 332-

cujus signum Antwerpia, hospes Brabantus. Hic multa
nobis narrabat de Hispania, Italia, Melita, utque contra
Turcas bellaverat, vera mixta non veris.

Sequenti die Roterodamum ingressus in hospitio Prover-
haviano pernoctavi, quum antea in Salmone, ubi et
blande a Brabantis exceptus, quorum hospitalitate semper
delector.

5 qui Lunae dies, mihi saepe infaustus. Perdidi nempe
tum crumenam currum descendens, nec hinc revidi. Schoon-
hoviam veniens, portum vidi extra oppidum nuper fac-
tum, amplum et munitum. Vesperi Trajectum reversus
sum, quando Albertus Preisius nuptias celebravit cum
filia 1) Theodorici Verkerkii jurisconsulti, forma admodum
deformi, nec nobilibus parentibus nec ingenio excellenti;
sed cuncta haec adjecit aurum. Pater hanc legittimaverat,
pridem ducta in uxorem hujus matre.

Hoe die mensam aedesque sororis meae consanguineae
Geertrudis Buchelliae frequentare incoepi. Erat hic canis,
qui non secus ac homo pyra, poma, pruna esitare solitus;
a quibusdam miraculi instar spectabatur. At ego a Basilio
Magno 3) didici, omnes initio tam peeudes quam homines
fructubus vesci solitos.

8. Adfui ego hoe die seni cuidam, multae lectionis
viro, famulo Johannis Hornii Boxtellii baronis, qui dice-
bat, se Lutheru.m et Calvinum saepenumero vidisse;
Calvinum facie oblonga, macra et pallida fuisse ac anima
foetida, ex stomachi ut videbatur cruditate, Lutherum
vero plena ac libera, Teutonica facundia excellentem.
Addebatque, se saepe ex eodem audivisse, cum adolescens
mensae adstaret Mansveltiae comiti inserviens, omnes
caeremonias Romanae ecclesiae quidem voluisse abolere,
sed nequivisse, eo quod hominum animis a pueris insitas

1) I. m.: Gatarina.

2) Hieruit zou rnen opmaken, dat de vader van onzen Van Buchell
nog andere relatie\'s heeft gehad dan met diens moeder, later de vrouw
van Johannes Az. Ruysch.

3) i. m, \\ Hexanier uit,

-ocr page 333-

ita prorsus evellere non posset, sed paulatim id fieri
debere; quaedam minus noxia, quamvis non necessaria
permisisse. Idem, cum colloquium cum Pbilippo Melan-
thone instituisset de Eucharistiae Sacramento, et Melanthon
ea, quae Reformatae religionis homines proponeret, re-
spondisse fertur, sibi ea non displicere, sed contra ea,
quae docuisset, non posse decernere; satis a se jam factum ^
si Romani Pontificis autboritas in tantum collisa jam
esset; caetera se Melantboni [fol. 116] et successoribus
relinquere. Narrabat idem senex, quod cum Lutberus ad
colloquium Wormatiense Caesaris salvo conductu, ut
vocant, munitus ivisset, parum tutus fuisset, quibusdam
Caesari suadentibus, ne hominem abire sineret, multorum
nempe malorum causam praebiturum; melius esse, ut ille
unus tolleretur, quam totus cbristianus orbis turbaretur;
hereticis quippe fidem servandam non esse; nisi Philippi
lantgravii Hessorum authoritate et suasionibus contrariis
Caesar acquiescens juramentum servasset. Hic idem Phi-
lippus aedes, in quibus divertebatur Lutberus, trecentis
equitibus circumsepierat, ne qua ipsi vis inferreretur.
Johannem cognomento Hus, quod Bohemica lingua anse-
rem dénotât, cum jam igni consumendus esset, dixisse
ferunt: „Comburite hunc anserem ut lubet, olorem ex
hisce cineribus exorientem post C annos non comburetis,
sed ejus plumae per totum volabunt Christianum orbem";
idque de Luthero vaticinatum fuisse.

Oden Martinianum tum edidit Regnerus Sarcerius
rector, cui titulum: „De non quaerenda quiete in rebus
externis".

Tum bortum ego Thomae Hurnii, canonici Petreani,
visum ivi, pulcherrimis floribus tanquam tapetis naturali-
bus depictum, quorum ipse varietate mire afficitur. „Atque
colit nitidis gemmatem floribus bortum"
etc. i). Hic vidi
rosarum quatuor colorum diversorum genera: Milesiam
sive purpuream, ex Veneris cruore sic mutatam, ut fabula

1) I. m. : Mauil. lib. T Astr.

-ocr page 334-

est apud Apthonium; hanc quod nimis sit sicca, minus
odoratam esse refert et experientia docet Cardanus ; albam,
quae magis olet quod humidior; purpuream alabandicam,
quam provincianam vocamus, haec, quod temperati
coloris 1), optume olet et diu; croceam, quae quod naturali
colore destituatur, gravi potius quam grato odore abunda-
bat. Erant praeterea rosae odoratae, erant caninae et ala-
bandicae, geminae summae pulchritudinis.

[fol. 116V.] Hispani ilH, qui imperium Mansveltii ad
Helam castrum nuper detractaverant, in finibus Hanno-
niae 2) Belgicae caesi dicuntur, permittente vel dissimu-
lante ut videtur Parmensi.

12. Casu incidi in ecclesiasten, qui in templo Civili
materiam meritorum exponeret. Ajebat is: nulla esse
merita nostra, nec operibus nos ullis vitam coelestem
posse demereri, solam autem fidem per gratiam Dei ser-
vare mortales; opera tamen bona necessario sequi fidem;
etiam bona, quae agimus, non ex nobis esse, sed ex
Spiritu divino, imo et illa in nos transfusa pejora reddi
et inutilia ad merendum.

15. Quaedam mulier viginti vel circiter annorum, ob
multa crudeliter patrata facinora, ut et pueri immanem
caedem, viva combusta et, carnifice male rem gerente
sive divina sic volente justitia, longa et lenta morte con-
sumpta est. Jam pedes, genua, femora assata, combusta-
que quae ad ventrem, cum ipsa signa vitae manifestissima
daret, horrendo mehercle spectaculo.

Hispaniarum rex cum Parmensi successorem decrevisset,
summis precibus obstitere Belgiae proceres, dicentes eum
utilissimum reipublicae hac tempestate turbida esse, cum
periculosissima omnis mutatio videretur ; plus enim timen-
dum in incertis moribus praefecti, maxime in ea republica,
quae recentibus confossa vulneribus, Albani crudelitatem.

1) Hs. heeft: caloris.

2) Hs. heeft: Pannoniae.

3) Dit „casu incidi", schijnt er wederom op te wijzen, dat Van
Buchell destijds nog niet tot den Hervormden godsdienst was overgegaan.

-ocr page 335-

Hispanorum variisque ex gentibus militum rapaeitatem,
civium etiam malesanorum caesa civilium membra sibimet
vindicantium perpessa meminerit ; Parmensis vero omnibus
gratior, quod hactenus magis dementia, quam alii ante
ipsum duces maximis viribus in regis sui negotio profe-
cerat, edoctus verum esse Senecae illud:

Amari qui velit, languida regnet manu.

Dicuntur Lovanienses magnis privilegiis donati ab His-
paniarum rege, ob fidelitatem erga regem et constantiam
erga relligionem servatam; concessit nempe ipsis omnium
exactionum et tributorum immunitatem, quatuorque suo
sumptu collegia fundaturum pollicitus est.

[fol. 117.] December.

8. Familiaritatem contraxi cum Arnoldo Martio, medi-
antibus poculis. Socii aderant Johannes Candidus et
Harmannus Passius.

11. Sepelitur Mursiacus Arenaci i) in Summo templo,
ad laevum Caroli Geldriae ducis in choro.

Hoc tempore etiam Rhenus ultra solitum excrevit, ita
ut subito ad margines aggerum evaderet et periculum
esset, ne perrumperentur.

15. Diversis ego litium ex fidejussione difficultatibus
implicatus, verissimam Plinii sententiam: „Miseriam comi-
tem litis et aeris alieni esse", expertus sum.

22. Ad pagum Jutfaes duo rhedae a regiis militibus
spoliatae, et qui iis vehebantur cives Trajectenses captivi
abducti mira temeritate, cum vix 1000 passus ab urbe id
fieret et ultra 10 leucas redeundum per terram hostilem
ipsis esset; sed nebula adjuti cum praeda evaserunt,
quamvis statim ad ejus rei famam équités peditesque ex
urbe et colonia Vresvica eos fuerint insequuti, qui aliquos,
qui aberraverant, caeperunt 2).

1) Te Arnhem, vgl. Bor III. blz. 480.

2) Zie Bor III blz. 549, doch onder het jaar 1590.

-ocr page 336-

Cum Consistoriantes essent ab officiis publicis depositi,
ut et Catolicorum Romanorum libertas constringeretur,
senatusconsulto cautum, graviore constituta muleta, ne
quis sacrum missale celebraret aut eo nomine in aedibus
suis congregationes faceret, quemadmodum nec concio-
nandi.

[fol. 117^.] 27. Quidam ex casu improviso super gla-
ciem, ex quo cerebrum ut videbatur laeserat, mortuus
est. Hic sororem dicebatur ante aliquot annos oceidisse
ac eo nomine aliquamdiu exulaverat; sed quod non vi
id se fecisse aut malitia docuerat, reditum impetraverat.
Nibilominus et hunc casum tam rarum quidam divinae
vindictae adscribebant. Neque tamen mirum erat, tam
graviter ex ejusmodi casu corpus ac .praecipue caput
laedi, cum glacies ferri instar ac sihcis non caedat, sed
geminato quodammodo ictu contra nitatur.

Circa hoc tempus Walravius Boetzelarius, filius domini
de Asperen, quum impotenti amore prosequeretur Josinam
Dorpiam, non tam nobilibus parentibus quam divitiis
varia fortuna congestis celebrem puellam, et ipsa se
duriorem praeberet scriptoque hoc testaretur familiari tali :

Plustost dans l\'enfer je descende,
Que jamais l\'amour me commande,
Ou regne toute impiété.
Celle ne merite de vivre,
Quy veult d\'elle mesme ensuivre
Aultre object que sa liberte.

tamdem praesente ipsa et amorem illius stultum ridente \')
arrepto pugione seipsum vulneravit; quare a Nassavio
multum reprehensus, cum esset ex nobili Botselariorum
familia, quod tam stultum facinus in seipsum cum dede-
core suorum commisisset, et agnomine a suis coaetaneis
illusus vulgari:
hartaf.

Hoc anno hic, non j)rocul a porta Catariniana prope
Forum equorum, profesto Trium Regum, quaedam mulier

1) Hs. heeft: ridentem.

-ocr page 337-

Cristina, Hermanni Willemi currificis uxor, tres filios
enixa est uno partu, quorum cum tertius mortuus editus
colore esset subfusco, ex imaginatione Trium Regum
evenisse illud credebatur. Nomina quoque, quae Tribus
Magis sacris ascribuntur, ipsis indita sunt.

CHRISTIANÜS ANNUS 1590.

[fol. 118.] Praetor Nicolaus Zulenus ; consules : Theo-
dor us Canterus 2, Theodorus Gojerus 2.

Januarius.

Primo hujus Noviomagenses navim, Arnhemio ad Brillam,
Scenckianum monumentum, stipendium militum ferentem
occupant, conductitiis militibus partem caesis, partim
captis.

5, profesto Trium Magorum, ventus noctu fuit vehemen-
tissimus, adeo ut multum damni arboribus et aedificiis
intulerit.

Nuper Clantius, Friso, in hac nostra urbe legionem
Batavicam ex variis Belgiae et Transrhenanae regionis
populis conscripserat ; qui cum in Frisia superior!, prope
Amasim, in comitatu Emdens!, pagum amplum, eo quod
pagani descensum in suam terram militibus prohibuissent,
diripuisset, ejus milites, praeda multa ditati, ipsum coe-
gerunt ad exauctorandum se ruptisque signis abiere
Ex bis duo 13 hujus mensis die, cruci affix!, periere.

16. Ceulx de Deventer ont abattu le convoy d\'Emers-
fort et ont amenez aulcuns citoiens prisonniers.

Mira hoc tempore glaciei vis in Rheno, adeo ut partem
murorum Batavoduri abripuerit.

20. Varie in Velavia tumultuatur ob Regiorum deprae-
dationes. Pama quoque est, insulam Zelandiae Duve-
landiam a regiis militibus depopulatam.

7. Loco Gerard! Remuntii suppraetoris constituitur
Laurentius NibofiT.

1) Vgl. Bor III, blz. 495.

BucJielUus, Comnentarius. 15

-ocr page 338-

Hoc tandem tempore Berckia, cum diu magno nostro-
rum sumptu defensa fuisset, Regiis traditur 17 vel 18.

7 liujus editae sunt literae, ex Franco-Gallia missae,
quibus continebatur, quos progressus Franco-Naverraeorum
rex contra confoederatos Ligae papisticae fecisset, ad
partes (ut arbitror) nostras animandum.

Februarius.

[fol. 118V.]

Hoc tempore prodiit Francofurti scriptum, ritbmis
Teutonicis compositum, quo queruntur verae relligionis
professores, imperatorem a Jesuitis instigatum contra ipsos
summa injuria procedere.

9. Angli quidam milites in suburbano, cum pulvis
tormentaria divideretur, neggligentia
(sic) cujusdam, qui
scintillam ignarii fomitis in pulverem conjecerat, misere
tractati sunt, ut quidam paulo post morirentur, quidam
magno cruciatu vix tandem fuerint sanati.

14 stilo Gregoriano Philippus Austriacus, Hispaniarum
rex, protector Franco-Galliae proclamatus est, sub quo
praetextu (ut multorum fert opiqio) ipsam sibi subdere
Franciam conari, verisimile est.

14. Praeteriens Castrum Nienrodium ad Vechtum flumen
(a quo nobilis Nienrodiorum familia, quae jam periit,
originem ducit i), cujus jam dominus Florentius Bom-
gerus, ex Geldria nobilitate Trajectensi nobilitati addi-
tus) noctu ad Aa pagum perveni et apud villicum meum
pernoctavi. Hic vidi modum cannabis purgandi, crescit-
que in locis palustribus; hujus naturam sationem medeci-

1) De laatste uit het geslacht der Nyenrode\'s was Josina, in Februari
1504 van het huis (ridderhofstad) geschaakt door Willem Torek, die
met haar huwde. Uit dit huwelijk was eene dochter, Elisabeth, ge-
huwd met Bernard van den Bongard. Onder hunne kinderen Bernard
Anna waren de Nyenrodensche goederen achtereenvolgens in bezit. Zie
J. Craandijk,
Wandelingen door Nederland (Haarlem 1883) blz. 112 en
141.
{v. L )

-ocr page 339-

nam docet Plinius avunculus 0- In hoc pago Castrum
habent Rhenessii, qui et pagi sunt domini.

Sequenti die, per Amstelam amnem vectus, vidi castra
Croneburgum et Loonreslotium 3), ab Amstelia familia
possessa, quae olim ampla et potens totius Amstelandiae
domina, sed conjuratione Velsiana pene deleta.

Deinde praeternavigavimus Bambrugam pagum et arcem
Abcaudianam, a Trajectino ut dicitur olim pontifice
contra Hollandos et Waterlandos conditam; quamvis ad
nobilissimam familiam Abcoudianam, et hinc ad Gaesbekios

pertinuisse constet ..... Hic jam sedem suam habet

praefectus Hardenbrouckius, quem vulgo mareschalcum
Abcoudianum vocant. Castri vero formam et simulachrum
addidi, ut illud ex navi delineaveram

[fol. 119.] Hinc pagum ejusdem nominis satis amplum
praetergressi, navigio lacus Abcaudiani ripam legimus.
Aqua est subnigra, eo quod ager vicinus paludosus;
Amstela hic largior fluit. Tum pervenimus ad pagum
Audekerck, inde ad magnum Amstelae lacum Diemeum;
hi lacus ex maris inundatione reliqui esse videntur. Et
ipsam intravi urbem Amsterodamum, ab aggere Amstelae
denominatam, populosa m admodum et mercibus merca-
toribusque frequentem, plurimum auctam, nempe ultra
dimidium, novo opere post captam a regiis Antwerpiam,
ut vulgo jam dicatur propter aquarum abundantiam et
portuum commoditatem, mercimoniorum quoque copiam,
parva Venetia. Condidit hanc olim anno Christiano 1300....s)
Giselbertus Amstelius, Amstelandiae et Gove dominus, qui
portis, turribus pontibusque subhtiis muniit. Tempore vero

1) I.m.: Libb. 19 c. 9 et 20 c. 23.

2) Over het kasteel Croiienburg, zie o. a. Craandijk t. a. p. blz.
134—136.

3) Over het huis Ie Loenen, t. a. p. blz. 136—138.

4) Tusschen den tekst een gekleurde teekening met dit bijschrift-
„Arcis Abcaudanae vera delineatio".

5) Hs. laat eenige ruimte open.

-ocr page 340-

belli Geldrici 0, a Carolo Egmondano confecti, moeniis
primum fornicatis cincta fuit; quando etiam domus Sagit-
tariorum extra portam Antonianam pulcherrima excisa sub
praetore Jobanne Benin gnio. Nunc est natura loci quam arte
munitior, ob paludem, in qua sita, ita ut nullae aedes
fieri possint firmae, nisi quernis palis prius fundus fuerit
magno labore et sumptu consolidatus. Flumina habet
navigabilia Amstelam et sinum Tye, templa, xenodochia,
basilicas aedesque tam publicas quam privatas magnificas,
mulieres mercaturae deditas, sed viris
imperantes, puellas
non invenustas, sed minus moratas, senatum vigilantem,
cives diligentes. Effigiem veteris urbis dat Guicardinus 2)
et elogium Nicolai Cannii ci vis, poetae docti, de sua
patria. Dedit autem haec nonnullos mediocriter doctos
Bataviae, inter quos Alardum pro juventute docenda uti-
lissimum, Cornelium Crocum, Erasmi familiaritate notum
Giselbertum Horstium, scriptis de turpeto et tapsa Romae
editis celebrem, Joannem Monsenium, Joannem Sartorem,
Nicolaum Everardi, Jacobum Janserium 4), qui scripsit
librum in sacrum canonem missae. Petrus quoque Apher-
dianus et Johannes Nemius, viri non indocti et diligentes,
pueritiam hujus urbis instruxerunt, quorum prior Amstel-
redamum non illepido carmine, quamvis scolastico, de-
scripsit lib. 2
Moral, epigram. Ernestus Amstelredamus
Joannes Timannus, Petrus Arboreus, Petrus Pauwius,
Petrus ab Opmera, Jacobus Jansenius, Petrus Scriverius,

1) In m.: Junius anno 1482.

2) Desorittione di futti i Paesi Bassi (Anversa 1588) p. 268—269.

3) Cornelis Krook, rector der latijnsche school te Amsterdam, dichter
o.a. van een latijusch schooldrama
Joseph, te Rome Jezuiet geworden
en gest. a". 1550; vgl. Dr. J. A. Worp
Qesehiedenis van het drama en
het tooneel in Nederland
(Groningen 1904) I. blz. 208; een levensschets
van Cornelius Crocus door H. J. Allard, in het
Jaarloehje van Jos.
Alberdingk Thym a" 1893 (Amsterdam C. L. van Langenhuysen) blz.
3—90. — Vgl. over hom en andere hier genoemde Anisterdamsche
celebrileiten,
Rist. episcop. Rarlem. p. 125 v.v.

4) Lees: Jansonium.

5) Deze en de volgende zeven namen zijn op den rand bijgeschreven.

-ocr page 341-

Alberti Eufrenius. Tbeodorus quoque Volcardus Coorn-
bertius bic oriuudus, qui Batavica eloquentia disertus,
eoelandi non imperitus, multa in patriam linguam trans-
tulit; ingenio tamen fuit nimis contensioso, religione etiam
minus probata.

Pernoctavimus sub insigni Bcuti Ultrajectini, ad Am-
stelam.

[fol. 119v.] Sequenti die, bora 10, navi per sinum
Tye Haerlemum petii, ubi et per Sparedamum Sparum
flumen intravimus ac inde intra sesquiboram Haerlemum
appuli, antiquissimam Hollandiae urbem.....

Erat in navi nobiscum nauta balistarius, qui tormentis
militaribus praeesset et saepe Indiam Hispaniamque navi-
gaverat. Hic multa indigna in Ordines nostros evome-
bat. Aderat quoque nuncius, qui Gocbio, Cliviae oppido
veniebat. Is narrabat, ut insidias sui cives superassent
Hispanorum, proditi per portitorem, nisi miles conscius
transfugus ad magistratum proditionem detulisset. Est
autem Haerlemia ampla, sumptuosis aedificiis conspicua.
Templum habet summum omnium, quae in Hollandia
vidi, pulcberrimum, ubi famosae obsidionis fortiter ad
extremum tolleratae memoriam vernaculi versus con-
servabant. Cives nunc babet et olim Bataviae dedit
ingeniosos, qui stupendo commento Ptolemaidem, nunc
Damiatam, occuparunt, qui utilissimam artem et rei lite-
rariae necessariam invenit typographiam, quamvis Mogun-
tini furtivo hoe titulo superbiant. Testantur id Guiccar-
dinus
Descrittione p. 260 et Junius, suntque quibus a
majoribus id traditum adhuc testentur. Viros eruditione
celebres orbi dedit Albertum et Johannem Carmelitanos,
Nicolaum Simoneum, Florentium Cartbusianum Lova-
niensem, Guillielmum rectorem Leodiensem 2), Henricum

1) Geb. te Amsterdam 1522; zie vooral F. D. J. Moorrees Dirclc
VolcJcertszoon Coornhert
(Schoonhoven 1887). .(«. L.)

2) I. m. met roode inkt: qui transtulit Flores Granatensis Lud. —
Nl. van den Spaanschen Dominicaan Lodewijk van Granada -f 1588.

-ocr page 342-

Cogmannum medicum, Joannen Oloutium, Quirinum
Talesium, Petrum, Montfort »).

Anno 1561 templum Bavonis praesulatus honore hono-
ratur, primusque constituitur Nicolaus a Nova Terra 2);
secundus Grodefridus fuit a Mierlo, a quo illud templum,
postquam ad Hispanos rediisset urbs, dedicaturn denuo
et consecratum fuit 15 Augusti anno Christiano 1575. Est
et illud templum non incelebre vitreis finestris, artifici
manu depictis. Portae urbis 8unt: Crucis, Johannis,
Schaevicana, Zylia, Stagnea, Silvestris. Moenia restaurata
nunc et multo munitiora reddita sunt. Incolae pannis
conficiendis olim incumbebant; nunc cum plena sit
advenis Brabantis Plandrisque textoribus 3), linum magna
copia fit et inde longinquas in regiones traducitur.

Circa vesperum, curru conducto 12 stuferis, media fere
nocte per colles arenosos Nortvicum pervenimus, pagum
amplissimum, cujus dominium pertinet ad Janum Douzam,
hominem nobilem et doctum ; ac inde Hagam Batavorum.

[fol. 120.] 17 Roterodamum veni, ubi narrabatur, ut
Gertrudenses tumultuassent, ut Nassovius clam milites
cogeret, ut Dordracum appulisset portasque urbis clausas
teneret, vel Fanum Geertrudis vel, ut verisimihus, Bredam
invasurus; ventum tamen ei adversare.

19, qui secundum stilum Gregorianum primus Martii,
Trajectum reversus sum.

24. Ob receptam Bredam^) hic triumphatum campano-

1) I. m.: Petrum Juuium, Georgium Benedictum. — Over de hier
genoemde Haarlemsche celebriteiten, zie
Mid. episcop. Harlem, p. 53—54.

2) Van bisschop Nicolaas van Nieuwland een uitvoerige levensschets
door Dr. A. H. L. Hensen, in Haarlemsche
Bijèragen XXIII, blz. 81 v.v.;
over hem en zijn opvolger zie
Hist, episc. Harlem, p. 15 v.v. en 25 v.v.

3) In de Stadsbibliotheek te Haarlem (XXXIX. 3) bevindt zich over
de nederzetting der Vlamingen een zeer merkwaardig pamflet, zonder
jaartal en plaats:
Memoriael van de overkomst der Vlamingen hier binnen
Maerlem. (v. L.)

4) Over de verrassing van Breda, zie Bor III blz. 522 v.v.; Wagenaar
VlII blz. 341
V.V.; Van der Kemp, Maurits van Nassau (Rotterdam
1843)
I blz. 105. ■

-ocr page 343-

rum sonitu, tormentorum boatu et ignium luce, adeo ut
in summa turri incendium exortum sit, quod licet peri-
culosissimum videretur, tamen facile extinctum fuit. In
aedibus decani Duvenvordii vicinis celebrabantur nuptiae
tum Johannis Uchtenbroeckii et Mariae Zulenae, quae
pene turbabantur, omnibus iucendii vicini vim me-
tuentibus.

Carolus Harauguiere, cujus audatia occuparat Nassovius
Bredam, praefectus ibi constituitur. Hic statua sane dig-
nus cum suis militibus, quibus ante oculos una victoria
aut mors, nullum vero efifugium.

Ultimo hujus mensis filia Christophori Campii et uxor

■____Dasseri, admodum adolescentula, primo partu tres

edidit puellas, quae omnes primo vel sequenti die mor-
tuae sunt. Mirabantur plerique hominis pusilli tantam
generandi vim. Sed mater narrabat, in profesto Natalis
dominici a se observatam vulgi opinionem, credentis omen
partus in numero vel in sexu consistere primo petentis
panem natalitium, et tres puellas visas, adstante et ridente
filia. Ego vanam hanc et inanem observationem existi-
niarem, nonnullam tamen vim imagination! attribuerem.

Lipsius nuper in Italiam lautis stipendiis ^ evocatus a
pontifice, cujus secretarii manu scriptas literas se vidisse
mihi T. Rhenessius narravit Plorentinus quoque ipsi 2000
florenos annuos obtulit. Episcopus quoque Herbipolensis,
in novam suam academiam exornandam, 800 thaleros
imperiales ei promisit. In, hac academia promotum audio
Adamum Leemputium.

[fol. 120*.] Martius.

Narratur de quadam ancilla, quae a domino mercatore

1) I. m.: Maria.

2) Voornaam ontbreekt in tiet Hs.

3) I.m.\\ Vide Lipsii 3 Cent. Epist. ad Italos et Hispanos. — Deze
collectie brieven van Justus Lipsius verscheen te Antwerpen bij Plantijn
1604—1605.

-ocr page 344-

interrogata, num pecuniam, quam non inveniret, e scriniis
abstulisset, non tantum negaret, sed diris horrendis
seipsam devoveret, si vidisset, ipsam in lecto repertam,
collo confracto.

De exitu Johannis Montani violento, utpote a Johanne
Vergeestio Brabanto occisi, mihi nunciatum; et mecum
expendens vitam turbulentam, infidam , perjuram, frau ■
dulentam et omni fere infamii genere notatam, condigna
morte finiisse, tardum sed justum summi Dei juditium
cognovi. Solet nempe saepe divina dementia quae probat,
quae improbat similibus exemplis ostendere, ut discere
mortales poterint, justitia saepe armari clementiam
divinam.

[fol. 121.] Aprilis.

10. Flamma periit Georgius Arkelius, Ameroyde dominus,
cum ejus arx Ameroda nescio an fortuito deflagrasset, et
quaedam sibi charissima auferre percuperet. Nam flamma
citius grassata eum dejecit et consumpsit. Audio, in
Arkeliana nobilissima familia violentam mortem quodam-
modo fatalem fuisse; hujus nempe pater fluctubus obrutus
periit et tres fratres violenta morte obiere.....

15. Cum Antonio Amstelio Mindeno ad Loenensem
pagum sum profectus, cui Vechta fiumen praeterlabitur.
Est ibi arx Croneburga, cujus jam dominus cum una
parte pagi Franciscus Lindenus, qui nupsit Martinam
Amsteliam, filiam Antonii Amstelii,
Ultimi ex Amstelia
familia Croneburgi ac Loeniae domini. Fagus est amplus
templumque habet cum alta turri magnificum, cui olim
suberat omnis Amstellandia et magna pars Waterlandiae,
antequam in dioceses esset distributa. In templo vidi
Amsteliae gentis sepulcrum et insignia ac stemmata tam
Cronenburgiorum quam Amsteliorum. In adversa vero
Vechti ripa Mindenae arcis destructae cernuntur relliquiae,
a qua Amsteliis agnomen Minden. Jurisdictio loci est

1) Eerst stond er : Stephanus,

-ocr page 345-

divisa; Croneburga nempe cum parte pagi, quae partinet
(sic) ad ejus dominium, Hollandiae asscribitur (sic), major
vero pars Trajectensi ditioni subest. Cronenburgiorum
olim erat familia
Celebris et nobilis, quibus arcem pagum-
que fuisse credibile est. Invenio nempe, dominum Wil-
helmum de Croneburch militem vixisse anno Christiano
1350, et Johannem dominum de Loenem
(sic) anno 1426,
eique fuisse filios Henricum, Wilhelmum, Gisbertum
milites; ab bis fortean per matrimonium ad Amstelios.
Vixit nempe Amstelius Ammelii i) filius anno 1440, hinc
Antonius dominus de Cronenburch 1460, post quem filius
Amelius anno 1469, cujus deinde filius Amelius hujus
Antonius, ex quo Antonius ultimus ex hac familia Cronen-
burgi dominus, cujus filia Martina nupsit Francisco Lindeno,
ex quo Antonius Lindenus dominus de Cronenburch hodie
vivit.

[fol. 121^.] 20. Circa hoc tempus obiit ex variolis sive
exantbematis Elizabetha Bronckhorstia, Viennae ac Ameydae
domina, filia Jodoci Bronckhorstii, Batenburgii Hunne-
pelae domini, ex Johanna Brederodia, Reinoldi tertii
filia, heredem rellinquens Walravium Brederodiae baronem
et Cloutingae dominum. Pridie quam ipsa moreretur,
obierat Locriae domino turtur faemina, ac hinc augurium
capiens, nuncium de obitu ipsius acceperat.

28. Robertus Grau wert, quod cum comité Montensi,
qui nomine regio Daventriae praeerat, ex parte nobilium
Trajectensium egisset, ut ipsis tuto suis in arcibus a
Regiis esse liceret, in vinculis conjectus fuit. Haec nempe
res, in vulgus sparsa, in tumultum fere abiisset, fren-
dentibus civibus et patriae proditores nobiles appellantes
(sic). Dicebantur hi fuisse, qui consensum suum dederant:
Jacobus Amerongius, praefectus Teutonicorum equitum,
Florentins Bomgardus, Nienrodae dominus, Gerardus
Renessius, Aa dominus, Willemus Risenburgius, Stephanus
Lindius, Cronenburgi dominus, Joachim us Hardenbrouckius;

1) I. m.: Amelius hic emit ab Henrico dominium,

-ocr page 346-

quorum castella militibus sunt munita, ipsique in urbem,
gravi poena negligentibus constituta, sunt revocati.

[fol. 122.] Majus.

Mauritius Nassovius cum comité Hoenloensi Novio-
magum ad Wahalim insidiis adorti sunt, sed frustra, quem-
admodum et Gravium, ubi detectis insidiis ipse Hoen-
lous in manu vulnus accepit. Circa tertium hujus mensis
diem Noviomagum obsidere coeperunt i).

Regii etiam circa hoc tempus Septemmontanum monu-
mentum frustra adorti sunt.

8. Cum ob vastitatem bellicis hisce temporibus agro-
rum lupi (vix olim in hac regione noti) multum damni
pecoribus inferrent et ii quotidie augerentur, Ordines
praemia capientibus constituerunt 30 üorenos Belgicos.
Hoc vero die quidam nidum attulit septem catulis et,
ut dicitur, retinere maluit quam praemium accipere, per-
mittentibus facile Ordinibus

Hoc tempore pons novus ad Preburgum prope Cateri-
nianam portam, ab authore Daventrius dictus, demoliri
coeptus 3), et Zutphania rediit Trajectum Arnoldus Eickius,
magister olim meus, qui illic fuerat apud affinem suum
Hugonem Porneum Hispanum.

Hoc tempore, cum Cornelius Vitulinus esset militum
centurio creatus, Florentins Weimannus signifer, quatuor
vigilum praefecti locum ipsorum occuparunt, divisis inter
se duorum priorum stipendiis, nempe : Jacobus Vitulinus
vel ut Germanice loquar cognomento Calff, Joannes Rine-
veltius, Theodoricus Boschius, Cornelius Schuttius.

Hoc tempore, cum Walravius Brederodius fuisset scrip-
tus heres Viennae et Ameidae, habebant nidum super

1) Volgens Bor III blz. 632 kwam prins Maurits 9 Mei voor Nij-
megen\'s wallen.

2) Descriptio p. 104.

3) Descriptio p. 104. Het nu volgende stuk van djt bericht ontbreekt
aldaar,

-ocr page 347-

fumarium aedium Assendelphiorum, ubi habitaba(n)t
ciconiae. Periit tandem altera, nullis relictis pullis; evolavit
altera. Hoc tanquam augurium interpretabatur uxor
Bredenrodii, veluti significaret, accepturum quidem Brede-
rodium Viennae dominatum, sed nulla relicta prole deces-
surum. Narrabat simile, cum olim vidua Nicolai Assendelfii
existeret et cum domina Helmontia esset in lite super
bonis mariti, duae ciconiae (ut jam) nidum super has
easdem aedes construxerant, quae ab aliis supervenientibus
superatae et disturbatae sunt; paulo post lite amissa coge-
batur et ipsa decedere dominaeque Helmontiae aedes
relinquere.

Noviomagenses insidiis occultis nostrorum militum frustra
nuper tentati. 15 hujus aperta vi obsideri incoepti.

[fol. 122^.] 27 suspendio vitam finiere 5 ex regiis
praedatoribus paulo ante capti, nempe Burgundus unus,
tres Galli et pagani Cotani filius. Condemnationis sen-
tentia ;eos non tanquam milites regios morti adjudicabat,
sed velut latrones, sine licentia ducis in latrocinio de-
praehensos.

Sequenti die edicto vetitum, ne quis ullius relligionis
praetextu conventus aut congregationes faceret, constituta
singulis ita depraehensis poena 25 florenorum, et ei, in
cujus domo vel praedio fieret laesae majestatis, ut is tan-
quam turbator publicae quietis puniretur. Dicebantur
nempe Consistoriantes (qui jam ab ecclesia se separaverant
ob mutatum nuper reipublicae statum) in suburbano In-
sulari conciones et conventus fecisse.

Proximo die quidam pauper homuncio, eo quod literas
Daventriam et Daventria Sutphaniaque reportasset, publice
catamidandus propositus fuit.

[fol. 123.] Junius.

Kal. Burchardus sive Bertrardus Kinske, equitum alae
praefectus, duxit uxorem Magdalenam Cloutiam, puellam
venustam et pulchram, ac nuptiae in domo Teutonicorum
sunt celebratae. Filia haec praefecti olim Mursensis §t

-ocr page 348-

soror Frederici praefecti Nussensis, qui urbe ea a Regiis
ibidem occisus est.

7. Ad valvas templi Summi mane inventum adfixum
carmen famosum, quo in omnes qui jam magistratum
gerebant, invebebatur 2). Suspitio erat a Consistoriantibus
confectum.

Muliercularum haec est superstitie, ut si quis redeuntes
ex altero orbe primum viderit ciconias volantes, faustum
id ei eventurum, sin stantes firmosque, scaevi ominis id
esse

Circa Pentecosten obiit subitanea morte Arnoldus van
der Myl Dordracus, praeses curiae Hollandicae.

Circa hoc tempus celebratae sunt nuptiae Maxaemiliani
Hornii , Locriae domini, filii baronis de Boxtel, et
Agnetae Milendoncanae, viduae Frederici Cloutii, apud
Walraviam Nuenariam Mursiae comitem in basilica
episcopali.

Crousingios nobiles invenio in Hollandia, inter quos
Cornelius praefectus venationum eques creatur ab impera-
tore Maxaemiliano, Dordraci anno 1486.

Theodoricus de Beaumont ex Hoexiis, captus a Dordra-
cenis cum praetore, qui Hagae Batavorum capite plexi
anno 1481. Sunt hodie Dordraci Beaumontii in plebe,
qui jam ob divitias caput erigere incipiunt, ex quibus
apud nos vi vit Adrianus; insignia tamen plane plebeos
arguunt.

8. Trajecti mulierculae cujusdam extraneae pallium

1) Hier schijnt te zijn uitgevallen: occupata, of iets dergelijks.

2) Aanleiding tot dit feit zal wel moeten gezocht worden in \'t boven-
staande verbod van 28 Mei.

3) Deze zinsnede schijnt later te zijn bijgeschreven.

4) Maximiliaan de Hornes was de zoon van Johan; hij stierfin 1613.
Zijn vrouw Agnes van Milendouk was de dochter van Godard, heer
van Vronenbroek, en vau Maria van Brederode. Vgl. J. W. te Waler,
Historie van het verhond en de smeelcsohriften der Nederl. édelen (Middel-
burg 1789) 2de stuk, blz. 473. («. i.)

5) Lees: comitissam.

-ocr page 349-

adimit suppraetor Nijhoff , quod eo loei, quo olim aedicula
hostiaria (sive ut vulgo vocant, Sacramentum) steterat,
veteris superstitionis ergo oraret.

Brederodiae baro, cum nuptiae celebrarentur Altosaxi
et Franciscae Bredenrodiae, et Anglus quidam multa ipsi
diceret secreta verbis latinis de vita et factis Dudlei, ne
tam difficilibus et periculosis cogeretur respondere quae-
sitis, dixit latinam se linguam ignorare, si quid vellet
gallice loqueretur, ac sic bonore suo salvo se subtraxit
invidiae ac periculo.

[fol. 123^.] 27, id est 4 Kal. Julii stilo Gregoriano, Hagam
Batavorum profectus, in familiam Walravii Brederodae
baronis receptus sum

1) Walraven van Brederode, zoon van Reinout en Maria van Doorn,
gestorven 1607. Hij was gehuwd met Willemine van Haaften, vrouwe
van Nyvelt; vgl. S. van Leeuwen,
Batavia illmtrata (\'s Gravenhage
1685) fol. 891. Aan hem behoorden de heerlijkheden Vianen en Ameide.
Zie hierboven blz. 238: „Circa hoe tempus obiit" enz., waar Van
Buchell verhaalt, dat Walraven van Brederode in 1590 beide genoemde
heerlijkheden verkreeg door erfenis van de in dat jaar kinderloos ge-
storvene Elizabeth van Bronkhorst, dochter van Joost en Johanna van
Brederode. Bij v. Leeuwen t. a. p. fol. 890 heet zij niet Elizabeth, maar
Geertruyt.

Terwijl Van Buchell in dienst was bij Walraven van Brederode,
schreef hij verscheidene brieven, die, zoo niet alle, dan toch voor
een deel bewaard zijn gebleven, en wel in een van zijn hand af-
komstig
Bpistolarim farrago-, vgl. P. A. Tiele, Catalogus tnanuscri\'p-
torum
etc. p. 215, n®. 836. Deze F!pistolarum farrago bevat fol. 104—
196 een aantal brieven van 1590—1621. Bepaald uit den tijd, dat hij
bij Van Brederode was, zijn 13 brieven, waaronder 9 in het Latijn,
te weten 7 aan zijn vriend De Wit, 1 aan Walraven van Haaften en
1 aan Jacob Taets van Amerongen, die in 1584 student was te Douay,
waar Van Buchell hem ontmoette; hij was destijds zeer met hem be-
vriend. Verder 4 brieven in \'t Fransch, nl. 1 aan Ruysch te Utrecht
en 3 aan Jeanne (Johanna) Mabuse, over wie later meer. Over het
algemeen bevatten deze 13 brieven, behalve dat ze ons op voortreffe-
lijke wijze den zielstoestand van Van Buchell in dien tijd doen kennen
en ons leeren, hoe bitter \'t leven, dat hij in Den Haag leidde, hem
tegenstond, weinig of geen belangrijke historische mededeelingen. \'tZijn

-ocr page 350-

Sequenti die quidam ibi multorum scelerum autor capite
plexus, cum tamen omnia, quae fuisset in juditio con-
fessus, coram circumstanti populo revocasset ac se inno-
centem mori dixisset.

Cum comiti Culemburgano nuntiaretur, hostes Betaviam
occupasse, incerto tamen rumore, ipse oppidum arcemque
deserens, in salicto insulae Rheni se occultavit, dicens se
debere in comitatu suo manere; quae res multorum risum
provocavit et hominis ingenium prodidit, qui arbusculum
ipsis moenibus tutius putaret,

_ 29.^ Quidam Priso, homo non adeo malus, nisi insa-
tiabili divitiarum cupidine se in extremum dedecus et
poenam ignominiosam conjecisset, semistrangulatus exus-
tusque est. Causa erat, quod cum alio (qui Haerlemii
ante paucos dies vivus igne fuerat consumptus) falsam
monetam ultra 13000 thalerorum Hollandicorum in collibus
arenariis prope Vicum Catthorum i) cudisset. Quae ex ea
restabat moneta, magno reipublicae bono oppressa et
occultata fuit.

30. Magna est controversia, ut narrabat consul Rottero-
damensis, inter Roterodamos et Delphos propter pontem
Overschieum communem utrisque, cum utrique proprieta-
tem ejus sibi assumeront, nunc hi, nunc illi quadam odiosa
vicissitudine arma et signa affigerent et adversaria tur-
barent. Unde aliquoties ad arma propemodu.m fuisset
perventum, nisi Ordinum autoritas tumultuantes sedasset.
Inhaerebat Delphensium anirnis, quod olim, cum urbs
tota fere deflagrasset, Roterodamenses ipsis territorium
denegassent et Portum Delphicum (quo transferre reliquias
consumptae urbis destin avérant) quamvis se simplici

meest brieven van intiemen aard, terwijl we er ook enkele berichten
in aantreffen, die handelen over vrienden en kennissen, o.a. in zijn
eersten brief aan De Wit, en in dien aan Taets van Amerongen. —
Zie over Walraven v. B. ook nog F. D. J. Moorrees,
Aan de oevers van
Leh en lAnge
(Schoonhoven 1883) blz. 45. {v. Z.)

1) Katwijk.

-ocr page 351-

tantum muro cincturos urbem pollicerentur, munire passi
non fuissent.

Castrum Dodendael nostris per suum dominum, dubiae
fidei hominem, traditum, spondentibusque pro ipso Dortii
et Sonsveltii dominis, ipsi redditum fuit.

[fol. 124.] Julius.

2. In Zeelandia propter solis ardorem (cum terra salso
mari circumdata sit) exsiccatis fossis aquae dulcis, multa
pecora et jumenta periere.

5. Nunciatum est, quosdam ex militibus nostris in
castris ante Noviomagum sclopettis trajectos, inter quos
tubicen Mauritii optumus et domino carus.

9. Luna erat obnubilo coelo sanguinei coloris, et sequen-
tibus diebus sequuta mira aeris intemperies. Hinc quidam
in politicis mutationem designari crediderunt.

11. Noviomagi dicuntur récépissé praesidium Mansveltii
et grandibus ictibus contra nostros se defendere.

19. Knolles Anglus cum Odilia de Petersom, filia
Johannis domini de Merode (quam ipse ignorantibus
parentibus rapuerat apud nos divertit, cum ipsa Breden-
rodiis sanguine attingeret, et iccirco
(sic) domina filiolam
e fonte sacro levaverat. Erat ea juvencula tenella, sump-
tuose vestita, sed facie fucata. Primo die fust habillee
d\'armosie incarnat tout passamentée de larges bordes
d\'argent, au teste force or et bagues, les poverettes
d\'ouvrage d\'or, le devantier de drap d\'argent, et de mesme
le forure des manches; secundo en satin blanck de petites
cordes d\'argent, la teste voilee de soj^; tertio en velour
fieury.

20. Culemburgi, dum canonici Martiniani et Salvatoris
Trajectini décimas in Everdingen et locis vicinis colligunt,
dissidium ortum fuit , comité turbulenter contra papas

1) Vgl, boven blz. 195.

2) Zie Bor III blz. 538. — In een brief (vgl. Hpistolarum farrago),

-ocr page 352-

(ut eos appellabat) concionante. Hinc tumultus ingens
exortus, cum Buttius cum sua cohorte armata manu fru-
mentum conveheret; unde et ad manus per ventum et villa
quaedam comitis incendio deleta, et colonus innocens
trucidatus.

4 hujus turris Stephaneana in monte Novi omagen sium
quatuor millibus ictuum a nostris petita cecidit, et paullo
post munimentum Mauritius Nassovius in adversa Wahalis
ripa oppositum oppido fieri curavit i).

22. Obiit Joannes Jacobus Leemputius coctor cervi-
siarum, in republica ex plebeis multus, cujus uxor
virilis animi mulier, prima manus arci Freburgo demo-
liendo intulit.

[fol. 124^.] 27. Legi consilium inter scripta Breden-
rodica, ubi disputabatur de validitate testamenti Henrici
Bredenrodii, et hae questiones discutiebantur : an Breden-
rodius, exul ac majestatis damnatus, potuerat facere testa-
mentum; item an Johanna ejus soror, Hunepelii domina,
heres esse posset, cum fuerit mortua ante pacem Ganda-
vensem et etiam ante testatorem. Et hic tria heredi
institutae erant contraria : quod testamentum ab initio non
valuerit; quod Bredenrodius testator ante restitutionem
obierit, et quod ipsa ante testatorem; tum quod in illa
pacificatione cautum sit, ut restitutio valeat ab ipsa die
restitutionis, nec retrotrahatur. Aliud quoque dicitur fuisse
testamentum factum ante crimen admissum, ab initio

door Van Buchell 4 Augustus 1590 uit Den Haag aan zijn vriend
De Wit geschreven, vinden we o.a.: „Audio vos bellum cum Gulen-
burgensibus gerere frumentarium. An nimis hostes procul, hostes nobis
ut simus ipsi?" («. X.)

1) Vgl. Bor III blz. 534. — Het hier voorkomende bericht moest
eigenlijk vroeger staan en onmiddellijk volgen op: ,.jumenta periere"
(zie vorige blz.). Uit het schrift blijkt duidelijk, dat het later is bijge-
schreven.

2) Descriptio p. 105.

3) De vermaarde Trijn van Leemput. Haar portret in olieverf be-
vindt zich in hel Stedelijk museum te Utrecht.

-ocr page 353-

validum et pace Gandavensi restitutum, exemple juris post-
liminii aut L. Cornel., quo Aurantius heres sit scriptus.

Ad quadringentos plus minus annos in magna, ut audio.
Curia, nescio an Mechliniae, lis pependit inter Hollandos et
dominos Viennenses de ditione sive potius dominio, quam
Hollandi sibi subjectam dicerent, Viennenses vero se
immunes asseverarent.

Haec column a 1) miliaris, ut videtur, est apud Batavos
extra Hagam, in villa domini Hippohti Apsychei, praesi-
dentis Leovardiae, ex monasterio, quod
Sion 2) olim intra
Delphos et Hagam Batavorum, translata, cujus meminit
Smetius, libro antiquarum inscriptionum. Hujus quoque
meminit -Junius, in sua
Batavia cap. 17, ubi refert, Hipo-
litum Persinum praesidem Trajectensem hanc in villam
suam Hagae propinquam transposuisse.

Ultima Julii Trajecti publico edicto prohibitum adire
Iselsteinium ratione concionum; unde Consistoriantes non
destiterunt in consules scommata dicteriaque contillare,
quasi illis verbum divinum audire prohiberetur, donec
nonnulli eo nomine mulctarentur 3).

1) Naast den tekst teekening der zuil, met de volgende inscriptie:
IMP. CAES.
M. AVREL. AN TO-
NING AVG. PONT.
MAX. TR. POT. XVI.
GO. XIII ET

IMP. CAES.

L. AVREL. VERO AVG.
TR. POT. II COS. II
A M A E C
M. P XIL

\'2) Over iiet klooster Sion bij Delft, zie Dr. R. C. H. Romer, GescJned-
Tcundig overzigt van de Mooders en, ahdijen in de voormalige graafschappen
van Rolland en Zeeland.
(Leiden 1854) blz. 369—372 en verder register
i.v.; W. Moll,
Kerkgeschiedenis register i.v.; J. G. R. Acquoy Tfrf
Icloohter te Windesheim en zi^n invloed (Utrecht 1880) III blz. 405 en
register i. v.

3) Zie Bor II blz. 846, waar het bedoelde plakkaat van 31 Juli 1590
is afgedrukt.

-ocr page 354-

[fol. 125.] Augustus.

2. Prandebat apud Brederodiae baronem, dominum
meum, Philippus Marnixius Alegondiae dominus, vir
exiguae staturae vel potius mediocris, noiret, aiant une
tacbe bien prez la joue gauche, de coeur dispos et al legre.
Hic Aurantiae semper principi Wilhelmo Nassovio propter
ingenium acceptissimus et assiduus comes; dicebatur
Alvearii^) author, in quo ingenium festivum etjucundum
expressif. Multa hic narrabat, ut qui singular! praeditus
facundia, per omnem materiam volubili animo vagaretur;
dicebatque, cunctas hominum opiniones hereticas se appel-
lare solitum, quippe animi aegretudines
(sic) et tormenta,
seque primum fuisse haereticum in colligen dis comparan-
disque libris ac ea beresi aliquamdiu occupatum nihil aliud
agere potuisse, deinde in baeresim picturae incidisse, inde
etiam in florum inquisitione diu laborasse et fructuum, alter-
nante opinione et juditio variante, nunc vero hortor um
culturam vitamque rusticam maxime probare, seque habere
poma cotonea summae magnitudinis et bonitatis, radiculas
vero hoc anno in horto suo Zouburgensi in Zeelandia
aluisse 20 librarum, pepones 50 librarum, et se vidisse
aliam, in vicino horto, natum 60 librarum. Dicebat terram
aridam et arenosam crasso et pingui fimo ut vaccino
stercorandam, argillosam vero levi et stramehtoso, ut
equino

Nostri Vahalim transiere et obsiderunt Castrum Harn,
Dodendael vero incenderunt.

3. Sublatae aediculae ligneae cancellatae, ubi presbiteri
ac diaconi aliique ministri ecclesiae Reformatae sedere
soliti, e Summo templo.

5. Praedones ex Regiis cum triremi noctu Strjen depo-
pulati sunt, abductis incolis locupletioribus.

Heremalios (sic) quamvis nobiles esse negantur, video

1) De Byencorf van Marnix.

2) Deze passage over Marnix is afgedrukt en toegelicht door wijlen
prof. R. Fruin in
De Gids (1898) IV, blz. 388 v.v.

-ocr page 355-

24g

tamen quosdam (sed nescio aliine sint ab his) apud Tra-
jectenses magni nominis ohm vixisse, adeo ut illud nomen
Zuleianae famihae fuerit insertum; legique, Adrianum
Egmondanum, dominum Keneburgensem, duxisse uxorem
Jacobi Heremanni filiam. Apud Prisios Hermanos invenio
mter nobiles et patritios ante 200 annos relates, quorum
meminit in
Historia Frisica übbo Emmius passim, ac in-
primis lib. 28 pagina 298 tom 3 i)-

[fol. 12ov.] 10. Cum Roterodamenses cum Goudanis
dissiderent ob navigationem, quam Rotterodamenses contra
Goudanorum privilégia fecerant, eaque ad maximum ipso-
rum damnum uterentur et eo nomine jam ad arma ventum
fuisset, Ordinum Hollandorum decreto ibi missi sunt
baro Bredenrodius et Johannes, dominus in Schagen (qui
ex notho Bavaricae stirpis originem ducit); quibus ad-
junct! ex senatu Hollandico Hieronimus Borrius et
Leonardus Casembrotius, ut dissentientes aliquo medio
reconsiliarent
(sic\') vel placarent commotos. Gaudenses
querebantur, privilégia vetustissima sibi adimi et ad
miserrumum^
(sie) se statum eo reduci, cum in navigatione
illa (quae jam per Rotterodamenses ipsis auferretur)
omnis consisteret civitatis utilitas, quam ideo vel extreme
periculo se defensuros adfirmabant, nec ullius sententiae,
huic ullo modo adversae, unquam se optemperaturos
(sie)
Roterodamenses vero ajebant, se suo jure uti velle, se
flumen navale per suam terram suis sumptubus fecisse,
ad utilitatem maximam mercatorum, qui hoc commodius
multo Amsterodamum peterent, cum per Goudana emis-
saria tardius eo venirent, imo civium iniquitate et nau-
tarum improbitate ibi saepe aliquot dies detinerentur, non
modico sue damno; quantum vero privilégia ipsorum
concerneret, se cententos fore, si Goudenses suos telonarios
et publicanos Rotterodamum mitterent et vectigal con-
suetum celligerent; ultra banc praesentationem nihil se
concessuros protestantes. Quare, cum nihi] actum esset

1) Deze aliuea is door Van Buchell later bijgevoegd.

-ocr page 356-

nec partes se juditio ordinario vellent submittere, sequenti
discessimus.

[fol. 125.] 22. Diversi ex Germania superiori legati
Lucum 1) pervenerunt, ut de libera Rheni navigatione
cum Ordinibus confoederatis agerent; fuere hi ducis
Clivensis, praesulis et civitatis Coloniensis, lantgravii
Hessiae, et comitis Palatini.

Nostri cum absolvissent munimentum Cnodsenburgum
(cui nomen ab armis Noviomagensium), contra Novio-
magum in adversa Wahalis ripa castra movent, relicto
ibi praesidio 4 cohortium et tormenta aliquot bellica
(sic),
quibus urbem assidue quaterent, quam jam plurimis ruinis
deformarant, et praecipue 2) turris divi Stephani in monte.

28. Rediit subito media nocte Mauritius ab expeditione
non expedita, et sequenti die s) sclopettos quadruplices in
rotas erectos, ut facilius moveri et in levibus expeditioni-
bus circumferri possent.

Audio Scorelii quondam in Hollandia praesidis edictum,
ut eodem anni die dedicationum feriae apud paganos
celebrarentur, ut evitarentur mala, quae quamplurima his
feriis oriebantur, a Parmensi in Brabantia divulgatum.

C\'est merveille comment chascun des parties veut avoir
la victoire en France; ceulx de Bolduc ont fait signe de
victoire et disent Parys estre revictaille, les nôtres ont
sonne les cloches a Alcmaer et Haerlem, pour la victoire
du roy.

Hujus mensis die ultimo obiit Florentius Ewijckius,
qui Tinnii nomen, avi materni, assumpsit, syndicus
ordinum Trajectensium, vir doctus et rerum politicarum
peritissimus.

[fol. 126^.] September.

6. Vidi adolescentem, pene puerum, Coloniensem. Hic

1) I. m.: Batavorum Hagae.

2) Hs. heeft: praeeipua.

3) Hier schijnt te ontbreken: fieri curavit, of iets dergelijks.

4) Florentius Thin. — Vgl. Bor III blz. 530.

-ocr page 357-

spectaculum in fune edidit periculosum ; nam ex fune,
qui erat firmatus in summitate turrie Lucensis, in ipsum
forum (editis prius in ipso variis spectaculis, ut qui ex
uno pedum unaque manuum pependisset seque vestibus
exuisset) descendit tam celeriter, ut volare videretur et
fumum post se ex fune rellinqueret.

Nostri praedatum profecti versus Vesaliam, mu.nimentum
Graviense expugnarunt, alii quoque Tiene oppidulum
spoliarunt in Brabantia, alii Stockhem in regione
Leodiensi.

Paralisis linguam Coornhertii occupavit et fere usum
loquendi ademit

Cum Regnerus Aswindius Brakelius multa contra Tra-
jectenses moliretur dicereturque in urbem venturus, vigilibus
mandatum, ne intromitterent.

27. Castrum Hemert, postquam 1400 ictus tormentorum
muralium excepissent praesidiarii, Mauritio Nassovio dedi-
tur 2), ac ita insula Bomeliana cum ipsa Beta via liberata
ab hostibus.

SO. Fui ad littus, Brittannicum olim, ubi pagus Sceve-
ringen, dimidio miiliario a Luco Batavorum. Hic tem-
pestas maris memorabilis illa et luctuosa anno 1570 ultra
ducentas domos abstulit multumque e collibus arenosis,
Bataviae contra barbaricum et indomitum maris elementum
propugnaculis, ademit. Id indicant versus vernaculi:

Alder hey Ligen daCh
SceVeLIngen WeL beCLagen MaCb.

Vide de hoc loco quaedam non contemnenda apud
Junium in
Batavia fol. 109.

[fol. 127.] October.

Trajecti consulatum iniere Nicolaus Oisterheimius et
Bernardus Stelho oenopola. Creati 12viri litium dirimen-

1) Vgl. F. D. J. Moorrees t. a. p. blz. 137,

2) Vgl. Bor in blz. 539.

-ocr page 358-

darum : Theodorus Canterus, Theodoricus Goierus, Rotardus
Lanscronius, Hermannus Viltius, Henricus Zulenus, Cor-
nelius Malsenius, Jacobus Aschius, Wilhelmus Zomerius,
Jacobus Bemmelius, Otto Johannes Rodius, Godefridus
Gerardus van der Eemius,. Cornelius Gisbertus Culem-
burgensis. Quaestores continuati sunt.

Civium praefecti militares sive capitanei: Timannus
Slotius, Bartholomeus Wedius, Johannes Florentius Wei-
mannus, Jacobus Calvius sive Vitulinus, Henricus Ber-
nardus Crem(er?), Henricus Gerardus Brandewynman,
Cornelius Gisbertus Culemburgensis fistularius, Wilhelmus
Wedius.

2. Castrum Heel nostris redditum, munimenta etiam
\'t Elshout et Craevecoer, quae Regii contra Bredenses
erexerant i).

Hoc tempore beguttae bueguinagii contra leges assump-
sere in ^ollegium suum virgines, unde et multatae sunt.

8. Discessit e familia Brederodiana mea, non parum
propter dulcedinem convictus amata, Jana Maubusa 2).

1) Vgl. Bor III blz. 539.

2) AI spoedig nadat Vau Buchell in dienst gekomen was bij Wal-
raven van Brederode, geraakte hij op Jana Mabuse verliefd. In een
brief van 4 Augustus 1590, door hem aan zijn vriend De Wit ge-
schreven, zegt hij o.a.: „Sed vide, aliud me lorquet malum, dulce
quidem inexpertis, sed multo priori periculosius (credo facile divinabis,
si eo aliquando laboraveris): est morbus animi maxumus, affectus poten-
tissimus; amorem vocant, sed falso nomine, cum dulcis poena, amicus
amarior, necessarium et fatale malum potius. Fateor me semper amoris
opposuisse stratagematis; pugnavi gnaviter, toties victor; ubi atfectus
nrgebat, opponebam rationem; ubi dulcedo alliciebat, proponebam
aegretudines, dolores, iucommod.i. Sed jam sentio etiam invitus verum
illud esse Deo cedendum. Victus succumbo et paene jam vinculis et
carceri mancipatus sum; pugno sed debiliter, tanquam qui viucere
nollem..... Describam ad haec instrumentum mei mali: est puella pulcra,
amabilis et nescio an me minus quam ego illam amo, gratiarum plena,
hnguae Gallicae peritissima, quae me mihi propemodum eripuit et eo
fere perduxit, ut quae semper improbaverim probarem penitus et
exosum mihi antea nuptiarum nomen placaverim. Haec de meo cupi-
dine, quem opto brevi ut pereat",,..,

-ocr page 359-

9. Sepulta magnifice filia Joauiiis Mathenesii, domini
de Rivieres.

3. Leovardiae lata est sententia militaris inter Petrum

Lang en breed weidt V. B. verder uit over zijn liefde, in een brief
aan denzelfden De Wit van 25 Augustus, terwijl hij 14 October aan
hem schrijft, dat zij vertrokken is uit het huis van Brederode. Hij was
wanhopig, wat blijkt uit deze woorden: „Animus meus erga te sin-
cerus et amicus, ut ipsa non diffUebitur
Veritas; tuus nam sum et totus
tuus, modo me meum esse sinat; illa
vel parum vel nimium mea, in
quam totus fere commigravi, abest, jam Bredam profecta. Animus
meus cum illa; corpus hic inane cadaver languet. Excusatum igitur
me habebis, si lauguidior, si parum efficax fluat oratio, si verba im-
polita, si frigidae sententiae et interruptus ordo, utpote a corpore sine
animo, a cadavero derelicta. Ab omni nempe sum lectione alienus et
libros et literas prorsus non attingo, ut doleat tantum temporis Uteris
olim a me impensura sine fructu; aiïectus abstulit mihi mentem, nec
ullis philosophorum an mo nuper conceptis sententiis aut placitis moveor.
Pertinax meo adhereo malo nec illud video.

Verba puellarum foliis leviora caducis.

Vreemd is hel, dat Van Buchell in volgende brieven, door hem aan
De Wit geschreven, met geen enkel woord meer van J. Mabuse gewag
maakt, zelfs niet in een schrijven, 24 October aan zijn vriend gericht,
waarin hij over velerlei handelt, o.a. over Lipsius en Coornhert.

In de Farrago epistolarum komen ook voor 3 Fransche brieven, door
Van Buchell aan J. Mabuse geschreven. De eerste begint op een folio,
die bij de pagineering overgeslagen is, en beslaat 8 bladzijden, fol. Ii8v
zonder datum; de tweede fol. 118v—121r, van 25 Jan. 1591, en waarvan
het begin een dankzegging is, omdat hij twee brieven gezien heeft,
waarin zij over hem spreekt.

Heeft de smachtende het hart der jonkvrouw verteederd? Immers
vangt de derde brief, door Van Buchell aan haar geschreven, aldus aan:
„II y a long temps Madamoiselle, que ne m\'advient chose plus aggreable
que vostre lettre pleine de doulceur, quy m\'a rendu le couraige ja pres-
que perdu". Stellig was dit schrijven van J. Mabuse gevolgd op zijn
brief van 25 Januari 1591; want onmiddellijk na de zoo juist aange-
haalde woorden vervolgt hij : „mais une chose me fâche, ma dernière
lettre vous tant fâcheuse". Naderhand vernemen we niets meer van
deze liefdesbetrekking. De drie brieven, door Van Buchell aan J. Mabuse
geschreven, zijn naar Breda geadresseerd.

Nog heeft Van Buchell verscheidene verzen haar ter eere gemaakt.

-ocr page 360-

Sedlnitzki et Michaelem Hoegelke, qui dixerat, Petrum
non se egisse ut debuerat, nec sacramento Ordinibus
facto satisfecisse; quae sententia typis édita circumfertur i).

Editum hoc tempore scriptum in Gallia, cui titulus
VAntispignol, in quo Hispanorum acta seu potius insidiae
et fraudes deteguntur.

18. Steenbergen oppidum nostris redditum, deserenti-
bus illud ut parum munitum Regiis 2).

22. Mortuus Cornelius Bassenus, olim Lugduni meus
commensalis ®), subita sanguinis eruptione.

[fol. 127^.] Mauritius Nassovius est in Zeelandia, ex-
spectans tempus commodum ad invadendum Flandriae
littora (ut fertur); sed post aliquot dies eventus docuit,
de Duinkercke Flandriae commodissimo portu invadendo
ipsum cogitasse.

Il me souvient des recompenses de grands signeurs de
belles paroles d\'eux, quy sont communément vaines, sans
aulcun effect, ce que me tesmoignera Jaques Sandres,
chastelein de Nievelt de la part d\'Estienne de Rossum
et depuis de madame de Brederode, homme certes honeste
et de grand courage, mais opprimé de la fortune, que luy
fust en ceste maison toutte contraire, aussy chargé des
enfans, qui ayant sollicité souventefois de pouvoir avoir
ses deniers despendus au reparation d\'icelle, at este sempre

die voorkomen in den bundel ; Farrago poematum juvenàlium-, en wel
fol. 70v—71v:
Megia de amore Janae Mahusae, fdl. 8Ö~fol. 82v..
Melanges françaises, bestaande in: lo Sonet du Petrarche; 2o Sisain
acrostiche sur le surnom de ma maistresse; 3«» Acrostiche sur mou
nom à madame; 4» Rondeau; 5« Epigramme; 6o Autre (epigramme)-
70 Chanson adieu de ma dame (zeer aardig); 8" fol. 83 een Epigrammâ
in \'t Italiaansch, later vermoedelijk doorgehaald; en G» fol. 83 nog
weer een Fransch sonnet, (v.
L.~)

1) Vgl. Copye van de gewesen vonnisse tusschen Feter Sedlnitzki overste

Lieut, gen. von \'t VriescTie regiment..... ende Michel Roeglake

Leeuwaerden den 3en October 1590. (®. L.)

2) Vgl. Bor III blz. 539.

3) Zie boven blz. 83.

4) Hei huis Nyevelt lag bij Oudenrijn.

-ocr page 361-

entretenu de belles paroles, promesses amples, par l\'espace
de cinq a six ans. J\'ay moy-mesmes escrit les lettres
aulcunefois de la part de la mesme dame et son mary
mon sigiii\'. plaines de paroles dorées; enfin il ne receut
que voix et vent, et ne peut avoir ce que luy vient juste-
ment; ce quy est conforme ce quadrain vulgaire:

Wie te bove so lange verbart
Zoo dat by crycbt een grysen bart

Ende tbuys niet veel verspaert
Heeft ziel ende lijf niet wel bewaert.

[fol. 128.] November.

2. Hoe die, cum quidam apud Sceveringenses piscator
una vice, spatio duarum horarum, coepisset ultra 1700
asellos minores (vulgus
schelvische vocat), maris Batavici
abundantiam hinc ignorantibus considerandam proposui.

5. Reversus est Mauritius, falsus in expeditione Duin-
kerkiana. Nimis ipse mibi videtur facilis in ejusmodi
expeditionibus ; quamvis hoe Probi imperatoris dictum
observare videntur; milites non debere annonam gratuitam
comedere.

In privilegiis Plollandicis, a Maria Burgundica Maxae-
miliani uxore impetratis est, ne exteri aut peregrini officia
obtinerent, ut praeter principis vicarium senatum haberent
ex duobus nobilibus, octo-) vero jurisperitis, sex 3)
nempe Hollandis et duobus Zelandis constantem, et anno
1477 senatores creati: Joan. jun. dominus de Egmont,
Gerardus d\'Assendelft, Hugo et Tbeodoricus Swieteni,
Philippus Ruyscbrock, Tielmannus Oem.

10. Sententiam audivi pagani juvenis, qui se dicebat
villici in Rijswijck jam nuper demortui filium et dimidiam
bereditatis partem petebat. Filia, quae erat, et amici se
opponebant, dicentes filium quidem fuisse et in Hispaniis

1) I.m.: Vopiscus.

2) Veranderd in: 6.

3) Veranderd in: 4.

-ocr page 362-

habitasse, sed ibidem obiisse, ut ex variis jam mmtiis pro
certo tenebant. Ipse contra omnia arcana domus, quae a
vicinis audierat, narrabat. Testes producti utrimque plu-
rimi; judices et senatum suspensum diu habuere. Tandem
hoc argumento convictus, quod alter legere et scribere
didicisset, et hic neutrum posset; quamvis primum ex
longa negligentia se obhtum diceret, veritatem confessus
est. Nam quae narrabat, simulata aegritudine, a vicinis
intra aedes receptus, omnia audierat. Quare fustigatus et
proscriptus, dimissus est.

[fol. 128*.] 3 veteri stylo vel 13 Gregoriano Trajec-
tum profectus sum ad nuptias neptis meae Aleidae Langiae,
sororis meae Geertrudis Buchelliae filiae, cui sponsus
Dominicus Bogerus, filius Godefridi Bogardi ex Wendel-
muda Honthorstia. Hujus avus Johannes Bogerus uxorem
habuerat Mariam filiam Frederici Conincx non legittime
natam ; ex matris vero parte avus Dominicus Honthorstius,

qui habuerat uxorem.....filiam Georgii Solmii, decan-

collegii Petreani, cujus ipse nomen in confirmatione
sumpsit.

7 vel 17 Mauritius Nassovius, gubernator Trajectinae
regionis jam dictus, Trajectum venit magno civium arma-
torum plausu. A senatu vero et nobilitate ad domum
Teutonicorum equitum deductus est, et cum eo vénérant
officii causa Bredenrodiae baro, meus dominus, Justinus
Nassovius nothus Mauritii frater, Florentius Brederodius,
frater Walravii Bredenrodiae domini, et plures alii ex
nobilitate Batavica ac vicina, cum nonnullis ex Ordinum
electis. Vacaverat haec praefectura a morte Mursiaci,
quam et olim pater Wilhelmus nomine Philippi Austriaci
exiguo emolumento rexerat.

19. Obiit Theodorus Volcardus Coornhertius Amstero-
damus scriba civitatis Harlemensis, vir ingeniosus, sed

1) Naam ontbreekt in bet Hs.

2) Hier is wedeïom de oude stijl gebezigd; volgens Bor III blz. 540
stierf Goornhert te Gouda 29 October 1590. — Vgl. boven blz. 229
noot 1.

-ocr page 363-

turbidi animi ac inquieti, ad contradicendum natus. Unde
ei multa lis cum Reformatae religionis doctoribus, et
praecipue cum Lamberto Daneo et ecclesiastis Delphensi-
bus, ac ultimo cum Justo Lipsio, cujus politica impug-
nabat. Exstant ejus libri quamplurimi de his controversiis
et velitationibus, patrio sermone conscripti, quibus videtur
novam religionis opinionem inducere; nempe visibilem in
orbe ecclesiam non extare, sed invisibilem, cujus caput
Christus corporaliter non visibilis; siiie Sacramentis (quae
externa tantum sunt signa) hominem posse vivere
etc.
Habet quoque barum opinionum discipulos et assertores
Harlemiae et Goudae plurimos, qui vei Libertini vel Per-
fectistae vocantur., Multa olim transtulit in Batavicam
linguam, ut
Odysseam Homeri, Senecam de Beneficiis,
Officia
Cicero nis, Pbilonem cle Nobilitate etc. Picturae
non imperitus ; vidi nempe in aere ab eo incisas imagines.

24. Cum domino meo Bredenrodiae barone, qui prin-
cipem Mauritium comitabatur, Amerfortiam profectus
sum. Oppidum satis amplum, ab Emo fluviolo denomi-
natum, agrum habet fertilem et amoenum, cives laboriosos,
divites et peculiari quadam facundia praeditos, qua vide-
runt Joannem Punckium 2), ad cancellariatus Aurei Velleris
dignitatem et Belgiae apud Hispanos oratorem [fol. 129] per-
venisse, et non ita nuper Albertum Sapientem cognomento

imperatorio nomine ®) ad.....Othomannum legatum

egisse; et \'ante paucos annos Paullum Busium ad syndi-
catum Hollandiae, ut pridem Johannem Oldenbarneveltium,
provectos.

Ante 160 vel circa annos auctius factum est, cujus cum
fossa etiamnum spectantur inditia, cum ultra 800 essent
officinae cervisiariae. Cerevisia nempe tune, quemadmodum
nunc Delphis, per totam regionem vicinasque provincias

1) Over de verschillende werken, door Coornhert geschreven, zie
Billiotheca Belgioa, livraisons 13—16, Avril—Juillet 1881. {v. L.)

2) Zie over Joannes Fonck boven blz. 49 noot 1.

3) J. m. : Maxaemil. 2.

4) Hs. laat een woord open. _

-ocr page 364-

Celebris, unde amplissimi incolis redditus. Verum ob
discordiam inter cives exortam omnes cervisiae coctores
alio se receperunt.....

Praecipuae et insigniores familiae sunt: Brantiorum,
Verspeuliorum, Westreniorum, Bileriorum, Wediorum.
Westrenii et Bilerii Trajectum transplantati, a populari
simplicitate desciscentes, nobilibus inseri volunt. Sunt
etiam Peutii.

Querebantur Amerfortii et indigne ferebant, ademtum
a Trajectinis jus eligendi magistratum, eaque de re sup-
plicabantur Mauritio; quid effecerint nescio.

Patriam banc suam., typis aeneis expressam cum brevi
elogio, sed in dominam suam urbem Trajectinam con-
tumelioso ac mendaci, edidit Michael ab Isselt \'), pres-
tolus Coloniensis, sed nescio quam verus historicus, cui
addidit carmen acerbo dolore exilii ejectum Joannes
Bruhesius

Die 27 Grinesprofecti, exiguum oppidum, sed nomen
Tacito notum. Adjacet monti Heimeo, ubi patrem quatuor
istorum lieroum (quorum res gestae fabulae instar circum-

feruntur) habitasse volunt ..... Habuit hoc oppidum

corpus Cunerae, de qua multa fabulosa et impia vulgus
credidit, cum peregrinationibus et votis multorum
peteretur.

Sequenti die Vicum Batavodurum, et inde Trajectum
reversi sumus.

December.

[fol. 129\'*\'.] Hoc tempore exautorati consiliarii Johannes

■1) I. m.\\ qui quamvis Leovardiae natus patre medico, originem ex
hoc oppido habet. Vid. Sufïp. Petri
De Script. Frisiae. — Nl. in de
uitgave van 1689 p. 431—432; zie verder over Michael van Isselt,
die 17 October 1597 te Altona in ballingschap stierf,
Mistorii seu not.
episoop. VUraj.
p. 167; Jocher t. a. p. II kol. 2003; Archief Aartshisdom
Vtrecht
Dl. XXII blz. 445 v.v.

2) Zie over hem boven blz. 56 noot 3.

3) Rhenen. — I. m.: Godefridus episcopus 28 Trajectensis donavit,
pinxit rnoeuibus Jo. Arcul. episcopus,

-ocr page 365-

Montanus canonicus et Harmannus Wynhovius. Posterior
tamen circa initium anni sequentis iterum in ordinem
senatorium adscriptus est. Hic, Daventria oriundus, homo
erat satis doctus et diligens, in jure bene versatus et
munerum corrupteb\'s minus obnoxius.

5 stylo Gregoriano Viennam profectus cum Brederodae
domino, large exceptus, vinoque novo Pthenano adeo
sanitatem dominorum fovi, ut me dejicerem.

7. Trajecto relicto, sequenti die domum revertimur.

Ex domo Borselaria et Teylingia virilis stirpis neminem
exstare nisi ex nothis ortum, asserebat Bredenrodius.
Sunt tamen in Hollandia ex Teylingiis, qui se legittima
ex
Stirpe dicunt, quamvis iniquitate fortunae ad plebem
sint detrusi, de quibus vide
Tab. Geneal. Ponti Huteri.

Cum plures adolescentes nobiles fuissent apud nos pransi
ex familia Nassovii, fuere inter caeteros Van der Notii,
qui originem trahunt a Romanis, quos Lucianus della
Noce, ducta Magdalena Rinckhorst Brabanta, primus ad
Belgas traduxerit.

27. Est venu^ a la Haye le vicompte de Touraine
ambassadeur du roy de Navarre, e avec luy Horatius
Palavicinus, Italus Genuensis 2).

Adriana d\'Egmont priorinne de Rensburg, cum nuper
obiisset, ejus praebendam vacantem abatissa Stephana
de Rossum donavit Johanni Doezae ad utilitatem Annae

4) De hugenootsche burggraaf de Turenne, een jaar later gehuwd
met Charlotte de la Marek en hertog van Bouillon; vgl. Bor III blz.
566; Fruin,
Tien jaren blz, 127.

2) In een brief van 25 Januari 1591 (JEpisfolarum farrago, fol. 114
en 115) schrijft Van Buchell uitvoerig over deze gezanten,
(y. L.)

3) Adriana van Egmont, dochter van Otto en Agnes Croesink; na
uit het klooster te Rijnsburg vertrokken te zijn, keerde zij in de wereld
terug en huwde met Willem van Treslong, admiraal van Zeeland. —
Zie van Leeuwen ,
Batavia illmtrata fol. 956 en Scholel, De abdij van
Mijnshurg
(\'s Hertogen bosch 1851) blz. 251—253. (v. L.)

4) Stephana van Rossum of Rossem, dochter van Johan, heer van
Broeckhuyzen, Nyevelt, Poederoyen enz. en van Oda van Zuylen van

-ocr page 366-

ejus filiae. Unde constat, ad nobilium commodum hoc
unum collegium virginum conservari, quibus singuKs
trecenti circiter floreni obveniunt. Ejusmodi monasteria
vel collegia non videntur inutiliter olim constituta, ad
sublevandam inopiam liberis gravatorum nobilium.

[fol. 130.] Sunt hic Sturmii, qui ficta nobilitate super-
bientes, ridentur quam honorantur verius. Conjugem ex
his habet Gisbertus Lonius, nostri consiliarii filius; matrem
habent ex Egmondana familia, notham praefecti Teutonici,
cui quaedam testamento erant a patre rehcta; unde et lis
orta inter Sturmium et praefectum Teutoni(c)um, et senatus
sententia declaratum fuit, Teutonicos équités perinde ac
monachos nihil posse vel legare vel donare, nec propria
habere bona.

Narrabat Alegondius i), ut cum captivus apud Trajec-
tenses detineretur, Mottius quaedam ipsi de relligione
objecisset et facile sol visset, ac hominem nullius literaturae
facile ejusmodi conflictiuncuhs superasset, ipsum addu-
xisse monachum Hispanum (hominum genus indoctis-
simum), fore arbitratus, ut facilHme a tam docto et pio
patre converteretur. Proposuit hic argumenta nullius
argutiae, et cum Marnixius diceret, a San(c)to Spiritu pro-
hiberi sacra celebrare et concionari nisi lingua intelligibili
et vernacula cuique genti, respondit primum quidem
Christum ac Apostolos hngua Hispanica et Italica fuisse

Nyevelt, broedersdochter van Maarten van Rossum. Zij was de laatste
abdis van de abdij te Rijnsburg en de opvolgster van Elburg van
Boetselaer. Stephana stierf (zij woonde te Leiden op de Hoogstraat)
27 Dec. 1603 op bijna honderdjarigen leeftijd. Zij bezat o. m. ook het
recht, om met advies der ridderschap prebenden te vergeven. Zie
Schotel, t. a. p blz. 204—208.
{v. L.)

1) Waarschijnlijk heeft Van Buchell dit verhaal vau den spotzieken
en, waar het „Rome" gold, ook van een verdichtsel niet gansch af-
keorigen Marnix gehoord, ten huize van zijn heer Walraven van Brede-
rode (zie boven blz. 241). Marnix werd gevangen in Nov. 1573, toen
de Spanjaarden de schans te Maaslandsluis innamen (vgl. Bor \'l blz.
472 en Wagenaar VI blz. 451), en naar Utrecht overgebracht. Wat
hier wordt medegedeeld, zou dan 17 jaar vroeger geschied zijn.

-ocr page 367-

usos; sed quura non omnes eas intelligerent linguas,
statutum esse, ut in latinum traducerentur sermonem
magis communem Evangelia et sacrarum caeremoniarum
documenta. Responsum monacho dignum crassi cerebri,
cum aliqua post secula nundum (sic) nata esset Hispanica
aut Italica vulgaris, utpote ex Gotorum, Wandalorum,
Langobardorum corruptione cum latina eaque mixtura
contiata. Je croy que pour ceste opinion ils appellent
leur langue crestienne.

[fol. 130v.] Cum Woerdeni castri munimenta jampridem
augerentur, fossores varias ex Romana antiquitate relli-
quias invenere. Vidi ego numismata et babeo ex aere
fibulas, vitri praeterea fragmentum crassum admodum,
ubi guttula quaedam inerat, quae celerrime ad superiores
partes quomodocunque etiam moveretur evolabat. Mauritio
principi donatum fuit, qui boc disrupto aquam puram
esse invenit.

[fol. 131.] ANNUS 1591.

Consules Trajectenses: Nicolaus Oisterbemius, Bernardus
Stellio.

Januarius.

7. Duo in patibulo suspensi periere ex praetoriana
Nassovii cohorte, qui villicos vicinos aliquandiu vexaverant.

Sequenti die vicecomes Tourenensis, postquam variis
ac pene regalibus epulis Ordinum aliorumque principum
fuisset exceptus, discessit, et una cum eo Horatius Pala-
vicinus, qui dicebatur fuisse quaestor pontificius et, cum
ob offensani Pontificis iram timeret, cum parte thesauri
pontificii in Angliam aufugisse.

Aderat quoque Turonensi medicus Bajonnensis, de cujus
sollicita arte et cura erga aegrotos multa dicebantur;
rarum quem non curasse, cujus curam assumpsisset, et
duos tantum vel tres eodem tempore curare voluisse in
iisque omnia accidentia curiose observasse.

-ocr page 368-

Regii Daventrienses aliquot pagos ditionis Trajectensis
depraedarunt.

Invitis mors cita venit cupidosque fugit. Exemplum a
me habeo: cum nempe hoc tempore intestinis motubus
inquietarer et omnes animi mei vires diversis curis oppri-
merentur, nescio quo morbo phantastico laborabam, adeo
ut vitae satur, vivendi veneno corrumpere causas tentarem.
Dicam id, ut ipsa Veritas postulat libéré; Deus mihi adfuit
mei me amantior. Quantillae res vitam etiam viris magnis
ademere, et ecce ego arsenicum sumpsi largiter, nihil
no cuit; fungos venenosos voravi et sanus remansi i)

[fol. ISlT] 10. Hispani rebelles et seditiosi dicuntur
propria authoritate spoliasse Alostum et Diestum oppida,
et legio domini de Helmont exauthorata, et dux Par-
mensis inquirere in eos, qui tam leviter castella nostris
nuper tradiderant.

Valckenii comitis milites spoliarunt oppidulum Geestken,
qui deinde a Regiis fugati dicuntur; multa vero crudelia
et insolita in eo patrasse, scribitur in
Mer(curio) Gal. B.
Idque eo praetextu fecit comes, quod sibi a capitulo Golo-
niensi pecunia deberetur. Sic quicquid délirant reges,
plectuntur Achivi.

17. Vidi hic quendam Thessalum, nomine Demetrium 2),
archiepiscopum Laodicenum, qui stipem apud Ordines
emendicabat pro redemptione, ut dicebat, uxoris et
liberorum. Venit et hic Trajectum, ubi ab Anapabtistis
(sie) bene habitus fuit, ita ut videatur cum ipsis in relli-
gione sentire.

1) Deze poging tot zelfmoord staat misschien wel in verband met Van
Buchell\'s ongelukkige liefde voor .lana Mabuse.

2) Over dezen schismatieken aartsbisschop Demetrius schrijft Van
Buchell eenigszins anders in zijn hierboven (blz. 253 noot 2) aange-
haalden brief van 25 Januari 1,591: „Habemus etiam hic Laodicenum
legatum nomine Denietrium; hic pro suo archiepiscopo captivo (ut ait)
redeinptionem emendicat. An hic insulas beatas putant, omnes huc
convolant, ut accipiant; nemo quicquam adfert praeter mendatia, huc
Galli, huc Germani, huc Lusüani, Graeci, Bulgari, quos vidimus eodem
omnes ore pecuniam ut ex aurea insula pelentes".
{v. L.)

-ocr page 369-

Hoc etiam die discessit Philippus, comes Hoenloensis,
Gi-ermaniam petiturus. Divertebatur is in aedibus Wasse-
nariorum, in qua adhuc nothus Wassenarius Andreas,
Johannis II Wassenariae baronis filius, vir olim strenuus
et equestri dignitate a Carolo V imperatore bonoratus ; qui
ex Digna Brakelensi filios habet Georgium et Cornelitim
geminos et Eustachium; filias Marguaretam, Catarinam et
Mariam habet \'). Sunt hic inscriptiones Romanae ex arce
Brittanica relliquae. Supra portam legebatur annus con-
ditarum ab Henrico 19 Wassenariae domino aediuni 1400...2),
cum hac sententia belgica :
Mit gantscher trou.

[fol. 132.] Abr. Blommert Trajectinus, quotidie arte
sua doctior evadit. Nam assiduitas ejus variat picturam,
et cor suum dabat in similitudinem picturae, et vigilantia
sua perficiet opus Quae pinxerit haec vidi: historiam
Agar, Bacchum Cereremque in orbibus, Nativitatem Domini,
Septem planetas, Martis cum Venere concubitus, Convivium
deorum, rurestres et camporum plures imagines non inve-
nustas. Johannem in deserto concionantem aliquoties
expressif; Niobe etiam historiam et filiorum caedem majori
tabula expressif, Caesari mittendam, ut et maxima forma
Moisen, Israelitis aquam ex rupe producentem.

Cum nuper apud Vicum Batavodurensem essem, castri
ejus olim magnifici ruinas miratus sum ejusque antiqui-
tatem veneratus, Abcoudiorum olim domicilium. Colle-
gium ibi 12 canonicorum sancti Johannis Baptistae fun-

1) Hs. heeft: habitat.

2) Hs. laat eenige mimte open.

3) Over Abraham Blommert (Bloemaert), zie o. a. Christiaan Kramm»
De levens en werlcen der Hollandsohe en Ylaamsche TcunstsehiMers (Am-
sterdam 1857) Dl. I biz. 101—103; Herman Riegel,
Seiträge zur nieder-
ländischen Kunstgeschichte
(Berlin 1882) I biz. 32 en vooral II blz.
166—169, verder register i. v. — Uit hetgeen Riegel op de laatst aan-
gegeven plaats meedeelt, blijkt dat twee schilderstukken, hier door
Van Buchell genoemd, nu te vinden zijn in het hertogelijk museum
te Brunswijk: No. 445
De geboorte van Jezus, en No. 446 Johannes
predilcende in de woestijn, (v. L.)

4) Vgl. Jesus Sirach 38: 28.

Buchellius, Commentarvus. 17

-ocr page 370-

davit anno 1366 Giselbertus ab Abcouda \'). Tandem vero,
cum Rudolphus Diepholtius Trajectum fraude quorundam
civium occupasset et Jacobus Gaesbeecquius in eo cape-
retur, hac is conditione dimissus est, ut a morte ejus
Batavodurum cum Castro Abcoudiano pontifici Trajectensi
cederet.

Vixere celebres in hac familia : dominus Gysbertus
de Abcouda 1300; Zuederus ejus filius 1810, et obiit 1347
dominus de Abcouda; dominus Gisbertus ejus primogeni-
tus, dominus de Gaesbeec primus ejus familiae 1348;
Johannes secundus Alius domini Suederi; Suederus dominus
de Abcaude et Gaesbeec, obiit 1376; Gisbertus dominus
d\'Abcoude et Duerstede; Suederus dominus de Gaesbeec,
Putten, Stryen etc. obiit 1400; dominus Wilhelmus de
Abcoude et Wijck obiit 1407; Johannes et Gysbertus
obierunt sine proie legittima; Jacobus dominus de Gaesbeec
et Abcoude obiit 1459; Antoniixs ejus filius obierat ante
1429. Wilhelmus dominus ut supra fundavit ibidem
monasterium virginum ordinis divi Dominici anno 1398.

Jacobus, qui fuit ultimus Batavoduri dominus, dicitur
filium suum, insciens tamen, occidisse freno ; non tamen is
est ut(?) quidam conditor Carthusianorum, sed Suederus
ut supra dixi. Hujus efligiem vidi apud Johannem Ab-
coudium Martium, hac inscriptione notatam : „Jaques baron
de Gaesbeec, d\'Abcoude, de Duerstede, du pais de Putten
et Stryen, marchai heretier d\'Henaut, gouverneur et capi-
tein general d\'Hollande, Zélande et Prise, obiit 1459".

Boetselaer signeur d\'Asperen estant au logis du maistre
d\'hostel de Son Excellence Van der Aa en la compaignie

4) Over het kapittel te Wijk bij Duurstede, zie Hisioria seu not.
episeop. Ultraj.
p. 48.

2) Zie hierover J. Craandijk t.a.p. blz. 274—275 en eene schets van
Mr. S. Mnller Fz.: „üe Lievendalers", in
Be Gids (4904) blz. 487 v.v.

3) Zweder van Abcoude en Gaesbeek stichtte in 4392 het Karthuizer-
klooster Nieuw-licht of Bloemendael bij Utrecht; zie boven blz. 35
noot 4; het necrologium van dit klooster in
Bijdragen en Meded. Mist.
Gen.
IX blz. 426 v.v.

-ocr page 371-

de Waltero domino de Crajestein, homme de nulle noblesse,
mais riche, luy donna un soufflet; de quoy il y avoit
grand turbe aux Estats, puisque Craestein
(sic) estoit du
conseil.

Parmensis Bredam infeliciter tentât, et Hispani in Twentia
Lochemium frustra invadunt.

[fol. 132^.] 19. Navis quaedam inter Rotterodamum et
Delphos ex negligentia vel potius petulantia nautarum
occurrentium submersa est. In littore quoque Hollandico
malus et quaedam aliae navis partes inventae tempestatis
praeteritae damna indicabant. In littore etiam Breden-
rodio vasa vinaria ultra 200 reperta, cadavera quoque
hominum submersorum.

20. Miror ego quorundam novarum rerum, imo men-
tiendi, libidinem, ut hisce diebus quidam Dordraci non
est dicere veritus, regi Navarraeo traditam Parisiorum
urbem, seque id vidisse, ac eo nomine se velle vel vincla
subirc; quare contra ejus opinionem carceri mancipatus,
propter impudentia mendatia fustigatus et ita dimissus est.

Hispani agrum Leodiensem depopulati sunt, quod dice-
rentur cum Ordinibus Confoederatorum foedus iniisse.

Cum sermo incidisset quorundam superstitiosorum ho-
minum, qui se statim contaminates putarent, si concionem
audiissent alterius opinionis hominis, Bredenrodius meus
dominus illorum ridens dementiam: etiamsi, inquit, eras
monachus, Jesuita, Anabaptista concionaturus suggestum
adscenderet, non eum audire dedignarer, et illud quod
bonum mihi videretur observare, quod mahim rejicere.

De moribus Frisiae quae quidam his versibus complexus
est, et huic nostrae vicinae provinciae admodum convenit;
quare et hic adscribam :

Quae sit vita, rogas? Tenso nunc frigore stringor.

Nunc ego fumosi solvor ab igne foci,
Quem defossa palus et bubala stercora pascunt

Et multo dives pisce culina scatet;
Quin liquido potum me suffocare botyro
OfBciosa volens sic fore turba studet.

-ocr page 372-

[fol. 133.] 23. In senatu Hollanclico causa acta fuit
criminalis indigna: quidam Henricus a Dust Delpliicus
sororem suam Catarinam summi sceleris insimulaverat,
eam cum patre concubuisse dicens, patrique minatus fuerat.
Eo
(sic) coram magistratu vocatus condemnatusque, ut
virgis caesus deportaretur, appellavera,t ad curiam Hol-
landicam, defendebatur strenue; mira de sorore dicebantur,
ut et cum sororis marito rem babuisset
etc.

25. Circa hoc tempus accidit, ut mihi narratum pro
vero, horrendum scelus : quatuor nempe ex vagabundis
Hollandis (quorum magnus numerus), non procul a Lug-
duno rustici de noctu casam intrantes, porcum saginatum
suspendunt mactantque; quo admodum vociferante, ad-
currit paterfamilias, visum quid rei esset ; occiditur ; tar-
dantem redire sequuta uxor similiter trucidatur; sic et
ancilla. Horum duo jam Lugduni capti dicuntur, men-
dicorum spetie.

Erat quaedam puella in nostris aedibus, quae cum
quendam ex familia diceretur amare, ipsi consuluit dominvis
Bredenrodius, ne se simularet amare; nam haec tria
simulando tandem non simulate fieri, nempe amare, dor-
mire et ventrem exonerare.....

[fol. 133\'*\'.] Audivi narrantem dominum meum Brede-
rodium, quantopere studuerint Angli ipsum in Angliam
pertrahere, nunc legationibus, nunc blanditiis. Appellabat
ipsum regina suum cognatum, ex veteri Hollandorum
principum Stirpe. Excusaverat ille se semper, qui in ocio
malebat vivere, et cui suspectae erant externae blanditiae.
Recusaverat quoque Jarterii ordinem oblatum.

5. Norezius Hagam venit, cum ante expeditione Lusi-
tanica periisse diceretur.

Trois filles, soeurs assez âgées de nostre ville, voulants
achepter une faille ou
huycque, demandèrent auprès le
meilleur drap de la bouticque. Le marchant leur monstra
de bon, tant qu\'on scauroit trouver en la ville; mais elles

1) Hs. heeft duidelijk: quantoperit.

-ocr page 373-

ne se contentans, demandèrent, s\'il n\'attendroit du meil-
leur et de plus grand pris. Luy voiant les humeurs de
ces filles tant nettes, respondit qu\'elles auroient a retourner
aprez hviict jour, et cependant va labourer un peu le mesme
drap et le monstre a elles ja revenues, le faisant beaucoup
plus, et marchanda avec elles, donnant partie aux pouvres,
et se mocquant de la trop grande curiousité de ces femmes.

[fol. 134.] 11. Quidam, qui monetam Heilanam pro-
hibitam et falsam cudaverat et eo nomine 5 annis carceri
fuerat mancipatus binisque sententiis mitius condemnatus,
tertia tandem cruci adjudicatus fuit. Hic se omnia jussu
domini sui, comitis a Berga, Frederici Heilae domini,
fecisse dicebat; constans in morte nullum timoris signum
dedit, notos constanter alloquens colore vivido nec mutato ;
sententia pronuntiata, gratias agens senatui, se misericor-
diorem exspectare propediem judicem dixit.

Sequens dies, qui stylo veteri Purificationis Mariae Vir-
ginis Matris, ab agricolis observatur : si pluviosus, bonum
prognosticantur, sin serenus, contristantur. Ursum nar-
rant, si pluat, ex antro suo prodire, quod hyemen jam
abiisse putet, si vero serenus sit aer, se recipere.

Hoc die iterum quidam Franco-Gallus sparsit in vulgus
Parisios captos, et id literae
(sic) regis manu descriptae ad
legatum suum hic agentem indicare; quas postero die
cum se vidisse dixisset, alio se recepit.

Angliae reginae praesidia Anglicana ex Belgio in Fran-

cogalliam mittenda censebat, ideoque suos legatos.....

Norwitzium et Philippum Cidnaeum Brielae praefectum
ad Ordines misit, qui consensum eorum peterent ; Ordines
vero id negarunt, neque reginam ex contractu cum Belgis
inito id facere posse responderunt.

20. Hisce diebus quaedam malefica, Sciedami capta,
sudario se in carcere strangulavit. Narrabat domina mea,
Asciburgi olim duas item se vidisse captas, quae ambo

1) Hs. heeft: curaverat.

2) Hs. laat ruimte voor een naam open.

-ocr page 374-

(sic) se ex limbo camisiae strangulaverant ; advocatus.....i)

Cockius quandam se vidisse in juditio a daemone collo
fractam. Duae hic se purgare ab accusatione volentes,
carceri mancipatae sunt. Verum quod ea, de quibus accu-
sabantur, crimina supernaturalia et incompraehensibilia,
imo vana et incredibilia viderentur, Vieri consilia senatui
tutiora visa sunt, explosis Bodini aliorumque super ea re
scriptis, melius esse dictitantes nocentem absolvere quam
innocentem condemnare.

[fol. 134*.] Legatus ab imperatore, ut creditur, missus
Bruxellas, qui de conditionibus pacis inter Belgas ageret,
nihil egit.

Narratum mihi, quod in hortis nostris viderat Sanderus :
bufonem aculeo suo laeserat irata aranea, cujus telum
ruperat. Inflatur statim curritque ad quendam
(sic) her-
bulam, nescio an salinam; qua gustata, tumor iste abiit.
Redit inde ad araneam, ei insidiatur, inflatur ex punctura
remediumque sumit ab herba, donec ipse clam illam
eflfbderet, quando frustra requirens medicamentum, tandem
crepuit.

Cum nuper quatuor lupi venarentur in comitatu Burano,
tres evaserant; quartus vero cinctus horreum quoddam
ingressus, cum ab investigantibus quaereretur, anus appa-
ruit, eaque magices suspectata, capta fuit.

Hoc tempore meus familiaris Johannes de Wit dono
mihi dedit fragmentum poculi veteris artificii, inventum
in agro Noviomagensi; quod cum ex casu in 5 partes
fractum sit, hic delineare volui, ut ejus maneat apud me
memoria, praesertim cum gladiatores ibi exhibeantur,
veteri armatura. Est vero ex cocto lapide, minio super-
inducto, hac forma

Hoc in loco quotidie dicuntur ejusmodi fragmenta
Romani operis inveniri et terra erui; varia item numis-

1) Hs. laat den voornaam open.

2) Een pad.

3) Volgt de gekleurde teekening van het fragment.

-ocr page 375-

mata habeo, quae ibidem inventa, lampadem non magnam
quidem, sed integram.

[foL 135.] Martius.

3. Domus quaedam conflagravit magno multorum metu,
cum valde periculosum hic sit incendium, quod domus
pleraeque arundine et straminibus tegantur; quare m.agi-
stratus vetuit deinceps fieri culmina, sed tecta imbricata,
ea tamen conditione, ut tertiam tegulam magistratus daret.

12. Lipsius Hamburgam petiturus et inde Aquas calidas,
Leida decessit nec rediit.

15. Quod capitosius meus dominus Brederodius, et
libertate mea assuetus aliorum irrationalem iram ferre
non possem, quamvis ab ejus uxore invitus dimitterer,
omni familia contristante, ab eo discessi et 17, qui stylo
veteri septimus, Trajectum redii. Abhorrueram enim me-
apte natura ab aulica hac vita, quam ego sano olim juditio
Erasmum splendidam miseriam dixisse arbitror.

[fol. 135^.] 16. Obiit Bertruda Ruyschia, virgo 50 circiter
annorum, quae aliquamdiu atra bile laborans et tandem
in hepticam incidens febrim, ab omni cibo aut alimento
aliéna periit.

Edicto nuper senatus caverat, ne quis mendicus stipem
peteret ostiatim, nisi ab bora undecima ad primam; sed
non diu id observatum fuit.

17 sive stylo novo 27 Hagam profectus, in pago Alpheno
pernoctavi.....

Hoc tempore praefectus militaris Veer , Anglus,

■1) Hier vertelt Van Buchell m \'t Italiaansch, welk een lichtzinnig
avontuur hij in de trekschuit had met een jonge boerin. Met name
als hij in \'t Italiaansch begint, wordt hij gaarne schuin.

2) Franciscus Veer (François Vere), geb. 1554, gest. 28 Aug. 1608.
Hij was officier bij de hulptroepen, door Elizabeth naar de Nederlanden
gezonden. Zijn gedenkschriften werden in 1657 te Cambridge in folio
uitgegeven:
Vere F. Cornrzentaries (1584—1608), publ. by W. Dilling-
ham. (». i.)

-ocr page 376-

magnam partem suppellectilis argentei furto amisit Hagae
Batavorum.

Circa hoc tempus obiit subitanea morte ex apoplexia
Jacobus Assius, quaestor Ordinum. Narrabant divinationum
curiosi, paulo ante scropham in foro Palatino i) obviam vi
quodammodo per ejus pedes viam aperuisse, et ex eo
tempore, sive casu, sive ex illa imaginatione, ad finem
properasse.

Aprilis.

[fol. 136.]

4. Valedictis omnibus de familia nostra, Petro item
Venio Lugdunensi et Teelhou,tio advocatis, Luco relicto,
Lugdunum sum profectus, ac inde vento prospero, sed
vehementi, per lacus Lugdunensem et Haerlemium 4 hora-
rum spatio Amsterodamum copiosam et mercimoniorum
frequentia celeberrimam properavi, ubi me amicus vetus
Antonius Boonhoff apud se manere coegit, qui aurifex
picturam valde amabat. Quare et ego cum ipso Jacobum
Geinium invisens, Ingenium vidi floridum in eo florere,
cum tenerrimo stylo aereas laminas venustis imaginibus
occuparet. Vidi quoque thesaurum picturae omnigenis
Jacobi Rosetti, publicanorum secretarii, ubi spectabantur
insignes imagines Antonii Bloclandü, Cornelii Harlemensis,
Theodori Bernardi Ketteiii, Blommartii, Bolliorum, Jacobi
Severini, Caillou excellentium artificum. Hinc comitanti-
bus Bonhovio, Geinio et Rosetto in „Falcone aureo" phi-
ditia sumpsimus et largo proluimus pectora Baccho. Hospita
mulier blanda lacteo candore et colore mulier; hospes vero
homo zelotypus, uxoris hospitahtatem aegre ferens, nobis
et lusui et risui erat. Hinc jucunda incipiebat comoedia:
ancilla, ex Veneris scola lubrica probitate ventri addictior,
liberiores invidebat hospitae lusus; hinc jurgiae paene
tragicae.

Sequenti die ad Angelos ivimus comessatum, ubi erat

1) De Plaats te \'s Hage.

-ocr page 377-

puella Maria Zutphania, quae optime fidibus canebat et
levi manu ludebat levique saltabat podice, juvencula non
deformis; cujus pudicitia, ut mibi videbatur, obscure
ambulabat. At noster dux:

Est bene, non potuit dicere; dixit: erit.

8. Vidi comicos morales, qui singulis diebus non
inutili jucunditate populum et docebant et recreabant.

Tum ivimus ad Bubonum castrum, hospitium, ut in
limine videbam, castitati inimicum. Exspectabant lascivi
mei comités mulierem Elisabetbam, sed frustra. Multa
de ejus forma narrabant et insuper de moribus jucundis.
Addebant, quod color roseus passim et intervalla nunc
quadam albedine distinguebantur; cutis tenerrima venarum
livorem mira jucunditate demonstrabat. Haec irata crede-
batur Geinio, quod minus secreta ei lingua.

Circa vesperum aedes Sagittariorum vidimus magnificas,
quas geminas habet haec urbs, alteram balistariis antiquam,
alteram sclopettariis recentiorem
ï). Hic artifici manu
civium totae cohortes depictae spectabantur.

9 redii Trajectum.

[fol. 136^.] 12. Cum amoris praeteriti recordarer et
contemptus a me jamdiu amor impudentior et improbior
semper rediret, aliquo remedio animi aegritudinem lenirem
studui :

Sed quam difficile est fixum depellere amorem.
Quam durum est dominae non meminisse meae !
Saepe ego tum faciles petii sine fraude puellas.
Et nostro jacuit Jana vel Anna sinu,
Vel vino studui multo depellere curas,
Queis premit immeritum pulcra Mabusa caput.
Ast aliéna meos auxerunt gaudia luctus,
Omnis et in lacrumas baustus abivit bumor.
Et Venus et Baccus nullo solamine pungunt
Nec potuere meum comminuisse malum.

1) De Oude en de Nieuwe Doelen,

-ocr page 378-

14. Cum Johanne de Wit, achate meo, Mvellam
primo ab urbe lapide castellum (cujus dominus Walravius
Brederodius), pedes ivi. Est restauratum illud moenibus
fossisque et habet hortum cultissimum, arborum her-
barumque raritate, quem non sine cura tenet Jacobus
Sanderus castellanus, homo benignus et benigniori dignus
fortuna, Buscumduce exul. Non procul hinc ad villam
Marnam , in colle prope viam militarem (ubi crux
occisi principis memoriam servat), multa lapidum frag-
menta inveniuntur, quae de Romanis testantur tempori-
bus, ac unum nos invenimus hac forma®), qui a Can dido meo
servatur; umbricem esse credo. Habet etiam a me Janus
Ruyschius, nummorum antiquorum studiosissimus, nu-
misma argenteum \'\'), quod quidam villicus ibidem inventum
mihi donaverat. Vocatur is locus, ubi inventus, vulgo
de
Hoge Woert,
quod ager ex lapidum ruinis altior. Ego hic
Romanorum aliquo d ®) ad Rheni ripam aedificium extitisse
non dubito. Hic, ubi lapidea crux cernitur, fuit occisus
Willemus Machlinius ®) episcopus, in prelio contra Hol-
landos.

[fol. 137.] 15. Duo Batavodurenses juvenes 9 hujus
mensis capti gladio caput amisere. Nomen erat uni
Otto de Wit. Hic bis captus ante fuerat; primo parentum

1) Hei kasteel Nyevelt; zie boven blz. 248 noot 4.

2) De Meern bij Utrecht.

3) Voigt een gekleurde teekening van het stuk steen, waarop deze
letters: CER INF. —
In, m. voor deze teekening: „Sunt apud me lapis
et nummus".

4) Teekening van de voor- en achterzijde van het muntstuk ter
grootte van een halve gulden. — Lm.-. „Inscriptie vetustate laborabat,
ex aliis vero sic express!: L. EGNAV. EIL. F. Videtur autem ex iis
nummis, qui victoriati dicebantur. Vid. Lips.
De te pee. Eom. cap. 3."

5) Hs. heeft: aliquot.

6) Willem Berthold van Mechelen werd 4 Febr. 1296 bisschop van
Utrecht en sneuvelde 4 Juli 1301 op de
Hooge-Woerd nabij Montfoort.
Zie W. Moll,
KerhgescUedenis 2de dl. 1ste stuk, blz. 125—127; H. J. A.
Coppens,
Algemeen oeetzicM der herlcgeschiedenis van Isoord-Nederland
(Utrecht 1902) blz. 224—227,

-ocr page 379-

prece et pretio redemptus, secundo carcerem efFregerat
Hispanasque partes sequutu.s, praedas varias egerat. Causam
hujus mali dedisse insimulabatur quidam Gerardus Moler.
Hic, cum haberet juxta suum praedium proceres arbores,
juvenes forte Batavodurenses sive juvenili temeritate, sive
ignorantes Ordinum edictum de non caedendis arboribus,
unam aut alteram arborem Majalem succiderant, quorum
primus fuerat hic Otto cum suo socio; qui deinde accusati
per praedictum Molerum (quamvis ei triplum ejus quod
aestimarentur arbores offerrent) criminaliter (ut qui edictum
Ordinum violassent), irritato animo ad Regios transfuge-
runt et, adsumptis aliis, noctu accusatorem suum, qui in
praedio suo habitaret, caeperunt et Daventriam tradu-
xerunt et magno se redimere coegerunt. Ita obstinata ejus
durities et sibi et adversariis exitialis extitit.

Consistoriantes contra edicta publica coetus et congre-
gationes facientes et clandestinas condones, quidam eorum
capti sunt et interrogati, cur magistratui non obedirent,
responderunt: Deo magis obediendum quam hominibus »).
Rursus interrogati, cur dissentionem in civitate et relli-
gione facerent ac quare se ab ecclesia segregarent, cum
tamen eadem in templis docerentur, dixere: vitio intro-
ductos concionatores, nec legittime creatos.

17. Quidam strangulatus et suspensus ob multiplicia
furta; hic multa de furum collegio narraverat.

Foeni magna est difficultas, quod boves ex Dania et
Frisia adventantes pascua non inveniant, agris murium et
talparum vastitate adhuc aridis et gramine nudis.

Risenburgii domini filius natu minimus, Knollis e
familia, ad signum militare perductus, Cornelii Calvii
vexillifer efficitur.

Ordinum Trajectensium simbolum et leo, unguibus
sagittarum fasciculum demonstrans, ex Aesopicis fabulis
sumptum, explicaturque sententia Salustiana: „Concordia
res parvae crescunt, discordia res magnae dilabuntur".

m

1) Vgl, Hand, der Ap. V : 29.

-ocr page 380-

Hollandi vero leonera gladio armatum in nummis aliisque
publicis ornamentis pro symbolo pingunt, quale signum
olim habuisse Pompejum in summi [fol. 137^] pretii lapillo
incisum, ex Plutarcbo refert Paradinus.

24. Batavoduri quidam Gallus miles veteranus capite
punitus et in partes quatuor dissectus pependit, quod
exitiali avaritia tentatus, de oppido hostibus tradendo cum
commilitone deliberasset.

26. Ex Italia rediere Hugo Ruysch, Henricus a Win-
garden et Gerardus Wijnbergius, cum quo ego Montfor-
tium ivi domumque comitatus sum, ibique ab ejus matre
et sororibus, puellis non invenustis, laete excepti sumus.

Montfortium oppidum est exiguum..... Aedes habet

pulchras et castrum munitum, cives honestos, ut Wyn-
bergios ex Velavia oriundos; Sassios, ab Amsteliis, ut
videtur, originem deducentes; Polliones. Virum quoque
doctum edidit in lucem Lambertum Hortensium \') ac
pictorem celeberrimum Antonium Blocklandium. Decum-
bebat in lecto Juditha Sas, mater Wynbergii, vidua
Swederi. Apres la mort du dernier signeur Jean, qui mou-
rust sans hoirs legittimez, laissant un fils bastard Lancelot

et une fille, haeredem instituerat.....sororis suae

Johanni Merodii domino de Moriaumee nuptae Philipoty
filium, qui a villi cis suis incognitus, quum noctu vellet
vi casas villicorum intrare, occisus.

[fol. 138.] In reditu me fuit comitatus Winbergius....®).
Aderat Wynbergo monachus Veronensis, semi-Germanus,
Augustinus nomine, qui hic scultoriam in ferro artem
discere cupiebat. Hunc ipse dicebat maximae artis notitia
praeditum aurumque prodigiosa alchimiae opera novisse
conficere; an verum, summe dubito.

1) Vgl. G. Mees Azn., Lamlerlus Horte\',isius als geschiedsolirijver
(Utrecht 1836). Een volledige lijst zijner geschriften bij Knuttel, Sed.
Sïbliographie va» TcerTcgesoMedenis
(Amsterdam 1889) blz. 150.

2) Hs. laat eenige ruimte open. — Vgl. boven blz. 79, noot 3.

3) Ook bij zijn vertrek uit Rome had dez- hem uitgeleide gedaan;
vgl. boven blz, 167.

-ocr page 381-

In antiquis literis et monunientis hos inveni burch-
gravios Montfortianos \') : Zuederum anno 1300 burch-
gravium; tum etiam Philippum de Montfort militem, et
paulo post Rodulphum Rover de Montfort.

Johannem burchgravium anno 1345; D. Reinerus et
Wilhelmus hoc tempore coesi.

Zuederum borchgravium anno 1353 usque ad 1375,
quando vixerunt 2) Alfardus de Montfort, Henricus Rover
de Montfort.

D. Hubertus Zuederi burchgravii filius.

Dom. Henricum burchgravium anno 1378 et 1399, cui
fuere filii dominus Zuederus post eum burchgravius, qui
obiit 1413, et Johannes burchgravius, qui obiit 1448, item
Lodovicus dominus de Hazervvoude, et Wilhelmus dominus
de Latbem, quando fuit et Wilhelmus de Montfoort
dominus de Swieten anno 1426. Nescio, an fuerit idem
cum superiore.

Henricum Johannis filium burchgravium, qui obiit
anno 1458.

D. Johannem burchgravium anno 1521. Ludwicus vero
dominus de Veris, ejus frater, obiit 1506. D. Johannes
Ludwici filius, dominus de Ackoye et Hazerwoude, obiit
1484.

Swederus autem de Montfoort, filius Joannis burch-
gravii, dominus de Doren weert, fit miles anno 1467. Puit
et Gisbertus de Montfort, hujus frater.

Anno 1179 invenio Simonem dominum Monfurtensem,
qui interfuit hastiludiis, Coloniae Agrippinae a Plorentio
comité Hannoniae, Hollandiae, Zelandiae etc. celebratis.
Sed cum hoc tempore Roverii nondurn Montfortum hoe

1) Over het geslacht der beeren en over het burggraafschap van Mont-
foort, zie Mr, R. Fruin Th.Az.
Inventaris van het archief der heeren van
Montfoort
blz. 3 v,v,, vooral blz, 7: „dat eene genealogie der heeren
van Montfoort, van de hand van Mr. A. van Buchell, samengesteld is
voornamelijk met gebruikmaking der charters, die later deel uitmaakten
der collectie Booth",

2) I. m.: marescalcus episcopi.

-ocr page 382-

270

(1591.)

nostrum oppidum possederint, oportet, ut sit ex iis, qui
tessellata gerebant insignia, qui nunc Oudemontfortii et
Diemerbroecldi vocantur; ex quibus et ille fuit, cujus tale
in Cypro legebatur olim epitaphium: „Tot NicoUen in
Sypers leyt begraven Heer Jan van Montfoort van by
Vtrecht, ridder, daer leggende in bloc ende in vleech,
van den tijt, dat Godefroyt van Bullion tlant van Beloften
wan, daer by meede was, ende wert versocht van verre
landen mits de meenichfuldige miraculen 1095".

[fol. 138*.] Cum puerorum loqui incipientium linguam
alienam in multis a vulgari animadverterem, qui
nennen
pro : drinchen, teita pro : vader et memma pro : moeder dicerent,
putavi ex veteri aliqua lingua haec esse relliquias. Sed
vestigia non inveni; unde ex parentum Actione provenire
credidi. Multa tamen olim usitata vocabula, nobis nunc
ignota, in antiquis scriptis legi; imo unicuique civitati
peculiaria quaedam praeter zxTizXezTx verba comperio;
Hollandi
tillen pro: opbueren sive heffen] pro eo quod nunc
cremer•. comen] pro werpen\', goijen.

29. Supplicatum pro anni venientis fructubus et univer-
sali bonorum concordia.

Antonius Cuyckius advocatus fratresque ejus Austriacis
imagine non multum abludunt, praesertim si Carolum et
Philippum inspicias; oblonga siquidem facie fere omnes,
acutoque mento nescio quid heroicum spirant.

[fol. 139.] Majus.

5. Cum Johanne de Hornes, Boxtelliae et Baucigny
satrapa i), egi hoc die et conveni, ut ei essem a secretis
honesto stipendio et eadem cum ipso mensa uterer;
quod ideo libentius feci, quod Germaniam esset petiturus.

Hisce diebus quidam (quod rarum) aprum prope Mers-

1) Over Johan de Hornes enz., zie J. W. Ie Water t. a. p. dl. II
blz. 470—473.

2) Hs. heeft: eodem____mense.

-ocr page 383-

bergum, castellum Bartholomei Walii, gladio transfodit ac
in urbem deferens, Ordinibus obtulit.

Vidi ego tria tormenta bellica aenea ex navi advecta,
quae signis et emblemate Francisci primi Franco-Gallorum
regis, nempe salamandra et insigniis Parisiorum notata.

Ultrajectina provintia a longo jam tempore quatuor
praefecturas rerum rusticaxum habuit, quibus tanquam
judices majores praeerant marescalli, qui sunt: territorii

Batavodurensis sive Superioris.....») Ridderius, Emdani

Maxaemilianus Baexen, Monfortiensis Johannes Catzius et
Abcaudani sive Inferioris Gisbertus Hardenbroeckius.

8 styli veteris vel 18 styli Gregoriani, die Sabbathi,
cum Boxtelliae barone, domino meo, Lucum Batavorum
profectus sum. Prandium sumpsimus in Bodegraven pago
Hollandico, nomen a comitis nuncio habens
(sic), sub
insigni Regis Franciae ac Navarrae. Hospes fuerat miles
e nobili ut dicebat familia Dungorum, hospita filia Au
Stapel Ultrajectina, quae ei oculum ademerat casu, quare
et virum adsumpserat. Hinc Lugdunum venimus, ubi et
sumpsimus coenam. Aurigae solvebam pro 5 viris 5
florenos.

Ad vesperas erat, cum Hagam veniremus, ubi in Burgo
divertimus, hospitio minus commodo. Hospes primus
adsidebat, Teutonica vel Alemannica utens gravitate,
multum poscens, parum praestans. Ancillulae tarnen magis
tractabiles erant.

[fol. 139^.] 20. Lunae dies mihi multoties infaustus,
quo nimia festinantis heri celeritate crumenam et nummos
quosdam aureos perdidi Ai quel destino ! Voleva esser
sobrio, voleva esser saggio, di guardar le miei cose, ma
il diavolo adesso importo li miei guardati scudi. Hinc

É

1) Hs. laat den voornaam open.

2) Waarschijnlijk te lezen : horis.

3) Hoe Van Buchell den avond vóór zijn vertrek uit Den Flaag door-
bracht „ad sacraria Bacchi", alsook een en ander over \'t verliezen van
zijn beurs, vertelt hij uitvoerig in een brief aan De Wit d.d. 27 Mei
1591
{JEpisiolarum farrago pag. 127v—128). («. L.)

-ocr page 384-

currum adscendimus et per Lissam, Johannis Mathenesii
dominium, et Hildegom pagos Haerlemum venimus. Ante-
quam vero attingeremus urbem, turrim satis altam Summi
templi a primo adspectu, licet nullae visum impedirent
arbores aut domus, ultra vigesies e conspectu amisimus.
Pransimus hic in Falcone, ubi visum venerunt saluta-
tumque La Faille, Le Moine et Buchentop, mercatores
Brabanti. Le Moine cur abat adferri Organum pneumati-
cum et filiolam suam, quae luderet; aderat etiam domino
meo Petrus Alardus, doctus organista, qui quoque ludebat
non inconcinne et modos concidebat, augebat minuebat-
que docta volubilitate. Dicebatur vero eunuchorum col-
legium augere, ut optumus phisiognomus dominus de
Farnar, homo admodum facetus, eum intuens, statim
comiti Mauritio dixerit.

Monsieur! ma foy ce galant foutroit bien sans mouiller
ses couilles. Et quand on parloit du mariage, disoit que
les fous s\'en marioient, mais que les sages s\'en gardoient:
qu\'il reputoit pourtant le plus saige du tout le cour le
praesident Mcolaius, qui estoit pervenu a grand age sans
oncq soy marier. Estant aussy demandé de son Excp,
comment qu\'on devoit dire un bel où un beau basteau,
luy respondit il: ditte moy monsieur, si cest un masle
ou femelle, et je le vous diray.

Iratus fortunae ob aurum annulumque amissum, posui
alteram, qui supererat, tanquam in luctu, ut olim Roma-
norum mos.....

[fol. 140.] Pervenimus tum ad Bevervicum, oppidum
privilegiatum, sed sine mûris, pulcherrimum atque amoe-

num, ad lacum Haerlemensem.....et tandem Almariam

(sic) intravimus, civitatem tranquillam, nullis civium tur-
bulentiis subditam, sed crassioribus ac frigidioribus ventis
ob maris vicinitatem obnoxiorem \'). Moenia habet firmis-

1) In boveiigenoemden brief vinden we nog over Alkmaar het volgende,
wat veel overeenkomst toont met onzen tekst: „Hinc Alcmariam veni-
mus, urbem mediocrem, sed pago similiorem solitariam; aer frigidus et

-ocr page 385-

sirna, fossas aquosas et profundas, portum amplissimum
et a viginti tantum annis post obsidionem moenibus in-
clusum, cum antea pars laci Schermerii videretur.....
Aucta nunc post obsidionem portas babet: Haerlemiam,
quae et Caninefatum dicitur, Novam, Frisicam, Aquaticam.

Inscriptio portae Novae est:

T Sweert doet vresen,
Met eendracht gepresen.

Portae Prisicae restauratae:

NI DeVs hanC VnVs sibl CVstodIVerlt VrbeM,
FrVstra aget eXCVblas CIVICa tVrba sVas i).

Et altera Teutonica cum anno 1591 :

Wacht noch poorten off wallen en baeten al niet.

Ager ejus est planus et pascuis uberrimis fertilissimus,
quamvis demissior; arbores fert raros, nisi caeduas forte
silvulas passim conspicias ingentes circum lacus. Ad
Orientem vero et Aquilonem colliculos babet arenarios,
Oceani aggeres,
dunen vulgo vocant. Maximas incolae
divitias ex caseo et butyro colligunt. Amniculus, qui
civitatem intersecat, Lee dicitur, qui in lacum Schermer
amplissimum mergitur. Nomen habere videtur is lacus a
fluctubus inter se digladiantibus; piscosus est admodum,
cum quotidie Alcmarianum forum compleat apua cobitide,
cyprino lato, carpione, parca, govio fluviatili, lucio, por-
cello, passere
etc.

rigidus, terra aqnosa et humidis asperisque ventis obnoxia, incolae
subriistici. Nil hic urbanitatis, nil Veneris, nisi forte quid latent ex
caetera Batavia. Sunt Sonneveltiae nymphae non contemnendae, sunt
Mesterianae. De reliquis puellis quid dicam? Sunt quae forrnam habeant,
sed sine chari; vestitus, mores ex suo more, non meo nec politico.
Color etiam plerisque cinericius, non
Candidus; nescio an spissior aer
et marina exhalatio sint
in causa". (». L.)

1) Naar Ps. 126 : 1. — I. m.: 1573.

BucJiellms, Commentarius, 18

-ocr page 386-

[fol. 140*.] Nunc ipsius civitatis formam ruditer deline-
atam dabo 1).

[fol. 141.] Summum templum divo olim Laurentio, ut
credo, sacrum fuit, cujus adhuc in summitate templi
exstat simulachrum. Conditum id ante 120 amplius annos
pulcri forma; cum nempe anno Christiano 1820 pericu-
losissimo incendio civitas paene consumeretur, templum
quoque conflagraverat. Turris vero, quae celsa admodum,
anno 1468 concidit In templo hoe sepulcrum vidi ad
dextrum chori latus intestinorum Florentii V comitis,
Velsiana conspiratione occisi, cum hac inscriptione, cir-
culari forma inscripta: „Hier onder ist ingewant grave
Floris van Hollant, die verslagen wort van heer Gerrit
van Velsen anno 1296, 27 Junii".

Non procul hinc est vitrum, in quo armatus in genua
procumbit; his signis Addita est inscriptio, sed fragili
in materia paene consumpta, talis: „Anno 1492 drie dagen
in Mei sloegen de Casenbroots de poorten van Haerlem
op ende Claes van Ruyven van Haerlem doot. In memorien
dese glasen gemaeck sijn". Annales populärem hunc tumul-
tum satis describunt. Ex coeruleo marmore a sinistro
templi sculptus in pavimento jacet vir militari habitu, hoc
epitaphio: „Hier leit begraven de vromen mannachtigen
Joachim van Liefrijk van Lübeck, in sijn tijt geweldich
provoost ende superintendent van d\'armade van F. G.
prince van Oraingen in Noorthollant, die deerlicken door-
schoten wert, den 21 April anno 1674". Aliud vidi in
pavimento marmor sepulcrale consulis Will emi Rietwyck,

1) De geheele bladzijde wordt verder ingenomen door een gekleurde
teekening („delineatio Alcmariae") van de stad. Op den voorgrond de
„Porta Frisica" en de „Porta Nova", terwijl van de gebouwen afzonderlijk
worden aangewezen: „Alta domus", „templum Laurentianum", „basilica
Civilis" en „macellum".

2) Zie de bouwgeschiedenis der bt. Laurens- of Groote Kerk te Alk-
maar, door G. W. Bruinvis, in Haarlemsche
Bijdragen Dl. XXVIII blz.
192 v.v.

3) Hierbij vier in kleuren geteekende wapens.

-ocr page 387-

cum hisce notis sive rhebus picardicis, nescio cui fini:
„Lude»), fuge"; id est: „trocho lüde, aleam fuge", ex
puerilibus praeceptis, quae Catoni adscribuntur, desumptis.
Et hoc, quod sequitur:

Christus rex est et Pont.

Maximus (psal. 110)
et caput Ecclesiae unicum
(Ephes. 1).

ECCE LEO 3) DE TRIBV IVDAE.
Apocal. cap. V.
Christus solus régnât, imperat,
gubernat ac plene salvat.
Rumpantur ut ilia papae. Beati qui in Domino moriuntur,

[fol. 141^.] D. Gerardus Basgen obiit A°. 1518.

D. Petrus Dodonis obiit A°. 1551.
D. Adrianus Basgen obiit A°. 1586.
D. Joannes Kannemaker obiit A°. 1534.

Gregor.

Christo data omnis potestas Ante Christum praecurrit,
in coelo et in terra (Mat. 18) qui se universalem sacer-

dotem vocat.

Trajectenses Ordines 14 stylo veteri novum vectigal
excogitarunt, ut ex singulis emptionibus, venditionibus,
permutationibus aliisque ahenationibus, item hereditatibus,
donationibus quadragesimas acciperent, exceptis tantum
hereditatibus parentum et liberorum ac reciproco conjugum
usufructu; questore Yolcardo Both.

1) Dit woord staat tusschen afbeeldingen van een draaitol en diie
dobbolsteenen.

2) Hiertusschen in kleuren geteekend de pauselijke tiara op twee ge-
kruiste sleutels, door een banderol verbonden.

3) Hiertusschen een gekleurde teekening, voorstellende een leeuw,
gezeten op een languit liggenden man; deze tusschen: J^^ocaZ. en:
Cap. V.

Christus habet claves
inferni ac mortis.
(Apocal. 1).

-ocr page 388-

Hoc quoque die, qui 24 stylo Gregoriano, dominus
meus invitaverat quendam Brauwerium Alm^arium, hellu-
onem consumptissimum. Hic certaverat posito pignore,
se integrum vas cervisia plenum unico haustu ebibiturum,
quod et fecisset (quum ipse ut hauriebat decederet), nisi
abstractus inde ab amicis, qui malum ei verebantur,
fuisset. Gerebat in pectore (prodigiosae etiam intempe-
rantiae signum), tbalerum exagonum, quem cum poculo
vini, videntibus Aurantio aliisque princip(ib)us, ebiberat, et
mirantibus non parum. Cornua quoque sex, congium con-
tinentia singula, absque temporum intervallo evacuaverat.
Avellanas quoque nuces, cum biberet, una cum potu in
abissum suum demiserat. Narrabat tum Boxtellius, se
olim govium i) fluviatilem vivum liausisse cum vino. Qui-
dam villicus Boxtelliae repagulum ligneum, quod erat in
poculo, ebiberat, cujus cum dura esset digestio, cbyrurgum
accersiit, qui illud extraberet Henricus etiam Brede-
rodae et Viennae dominus, cum jam contra Albanum
populum concitaret essetque Almariae, sumpto manipulo
pulveris tormentarii in vinum conjecit, addens: tali patriae
libertatem berba defendendam.

Caninefates et Frisiabones etiamnum plurimi veterum
superstitionibus adherent. Visitur nempe apud Egmondos
puteus, in quo vulgus fabulosum bufones narrat vivere,
ex divi Johannis pede oriundos, hosque magna relligione
colit Nam quotannis ex vicinis ingens illic multitudo
confluere dicitur, qui vota sua ibi conficiat.

80. Obiit Sibilla, patrui mei Huberti Buchellii ancilla
jam vetula, ex apoplexia; nec in sepulcrum suum inferri
passi sunt monachi, quod non fuisset uncta

1) J. m.: een grundel.

2) I. in.: Holvoetii apud Campanos mira bibacitas victa a quodam
Schonhoviauo.

3) Over de St. Aelberts-put te Egmoud, zie Haarlemsche Bijdragen
I blz. 400—420, waar van „padden" of iets dergelijks geen sprake is.

4) Bijaldien zij hel Laatste Oliesel niet ontvangen had uit eigen
verkiezing, mocht zij niet keikelijk begraven worden.

-ocr page 389-

Ager est fertilis, ut jugerum vendatur unieurti 1500
florenis, quo vendidisse Nicolaus Zulenus nomine uxoris
suae in pago Scageno dicitur.

[fol. 142.] 28. Cum domino Egmondam pagum arcem-
que vidi, non procul ab Almaria, versus Oceanum, in
collibus arenariis; sur Ie
hoeve vidimus ingentes relli-
quias arcis Egmondanae, ex qua tot principes: Geldriae
duces, comités Sutphanienses, Burani, Egmondani, domini

Leederdamiae et Iselsteiniae prodiere..... Murorum tur-

riumque extant bac qua vides forma \') ruinae; nudata
tamen ingentis corporis ossa omni cute et colore. Ante
castrum extabant ruinae templi, divae Catarinae olim sacri
dicatique per Hermannum episcopum Leodiensem a°. 1241,
conditore Wilhelmo 15 dinasta Egmondano et collegio 6
canonicorum
Celebris, a Johanne Egmondano anno 1451
fundati, ubi in marmore semifracto boc legi epitaphium:
„Int jaer ons Heeren 1451 Smanendaechs iiae Meydach
sterft beer Jan heere van Egmont ende Iselstein. Bidt
voor de siel".

Hinc ad pagum properantes, vidimus satis amplum ad
littus Oceani Brittanici, piscatoribus habitatum. In reditu
vero abbatiae relliquias vidimus amplissimae olim et
celeberrimae, a primo Hollandiae comité ac ejus filio con-
ditae, ac divo Adelberto (cujus ibi relliquiae cum divo
Jeronis conservatae creduntur) consacratae.....

[fol. 142^.] Circa hoc tempus Mauritius Nassovius et

1) Gekleurde teekening, met dit opschrift: „Arcis Egmondanae relli-
quiae". —
I. m. : olim Halbem.

2j Gekleurde teekening, met dit opschrift: „Abbatiae divi Adelboldi
apud Egmondam relliquiae". Opzij van deze teekening i. m.: „Diocesim
templumque divae Virgini sacrum posuit Alardus 6 abbas 1120". En
lager: „Hinc oriundus Wilhelmus Heda historicus, Philippi regis scriba
ac canonicus Trajectinus et Arnhemiae praepositus. Imo Alphenus is
fuil". _ Dît laatste zinnetje is naderhand door Yan Buchell bijge-
schreven. Men weet trouwens niet zeker, of Heda te Alfen aan den
Pxiju dan wel, zooals sommigen zeggen, te Egmond geboren is; vgl.
Moll,
Kerkgeschiedenis I blz. XX.

-ocr page 390-

Ordines, Ultrajectensium rogatu, Sutplianiam obsiderunt >) •
munimentum etiam Regiorum sine magno negotio coe-
perunt. Et cum Jobannes Philippus, Valckensteini comes
ac Oversteinu dominus, longius juvenili temeritate hostes
prosequeretur, non procul a portis urbis, glande plumbea
trajectus, periit, cum multa pridem de ejus cum Wal-
burgi Nuenara Mursiae comité, Alpheni ac Beddur
domina 2)
nuptiis dicerentur, negante tamen id ipsa, verita ne male
audiret, quae 60 jam fere annorum tam juvenem maritum
libidinis tantum causa expeteret

30. Reddita Mauritio et Ordinibus Zutphania ultra
nostrorum spem, urbs munita, quae vix 100 tormentorum
ictus pertulisset.

Narrabat Boxtelliae baro, in sua satrapia Bassiniana,
quae 15 paraecias complectatur et supremum agnoscat
Francorum regem, incolas tempore hostili se suaque pecora
ex arboribus contra vim minorem defendere hoc modo •
habent crassis pabulisque arboribus constructa castella
omni genere telorum instructa; ad ejus radicem in circuitu
stabulum faciunt, in quo armenta et pecora claudunt,
arborem inferiorem ferro tegunt, ne igne laedatur, atque
ex superiori loco pugnant.

Sunt aedes novae in Via larga Bickeriorum, ubi obsi-
dionis Alcmarianae pictura publice spectatur, cum hoc
versu numerali:

CLareat OCtobrls LVX OCtaVa ALMarlanls.

[fol. 143.] Junius.

Detinet Alcmarium me nunc, durosque colonos

Agnosco et prisca simphcitate rudes,
Pingue solum, Oceanus circum ventusque lacusque
Et circum ingratae plus dominantur aquae.

1) Vgl. Bor III blz. 562; Wagenaar VIII blz. 355; Journaal van
Anthoms Duyck
(s\'Hage—Arnhem 1862) I blz. 6 v.v.

2) Hs. heeft: dominae.

3) Nu vertelt Van Buchell, weder in \'t Italiaansch, enkele grappen
van bedenkelijk allooi, zijne hospita te Alkmaar betreffende.

-ocr page 391-

Cum nostra familia profecti sumus recreandi causa
Bergam, 2 leucis Alemaria fere distantem, ad Bredenrodios
olim spectantem, pulcherrimum et amoenum pagum. Hic
templum ante hoc bellum totius Waterlandiae primum
cum turri celsa stetit; illud fere bellico furore demolitum
spectatur, haec vero casu nulla tempestate sereno et tran-
quillo coelo cecidit a fundamentis.

Hinc Egmondam curru devecti, vidimus iterum mag-
norum illud virorum domicilium ruinosum, casum suae

gentis praenotans.....ubi olim familiae nobiles et celebres

vixere: anno 1305 Renessiorum, Creveliorum, Sonneveldi-
orum, Raephorstiorum, Rietwicorum, Baeniartiorum, quae
paulatim ad proximas civitates sese receperunt. Euere
hinc oriundi viri clari Nie. de Novaterra, I Haerlemensis
episcopus 1), Wilhelmus Heda 2), Philippi regis scriba,
praepositus Arnhemensis.

3. Lüstrabantur hic sagittarii in aedibus sagittariorum,
divo olim Georgio sacratis. Erant civium circiter 500,
quinque signis distincti, magis ad pompam quam ad proe-
lium instructi. Non tamen erat injucundum videre cives
ea militiae forma, ubi vix ab aliquot annis rumor belli
pervenisset. Haec lustratio in septem vel 8 annos saepe
differtur, loci securitate minus necessaria.

Sequenti die Almariani comici comoediam egerunt ver-
nacula lingua, qua docebant, scientiam, amorem caeteraque
omnia bona exulare, eorumque locum occupasse injusti-
tiam, mondanam potestatem, hypocrisim et virtutum
umbras, quod experientia tandem comprobaret. Mondanam
potestatem exprimebat saccus plumis plenus, quas aufere-
bat ventus; hypocrisim palea, quae spetiem prae se fert
boni, sed interim boni tegumentum jam vacuum; umbrosae
virtutis inditium dabat saccus ceruleus, multis signis et
bullis vestitus, intus totus vacuus. Sic simulatione virtutis

1) Zie over Nicolaas van Nieuwland boven blz. 230, noot 2.

2) Van Heda wordt betwijfeld, of hij wel uit Egmond geboortig is;
zie blz. 2/7 noot

-ocr page 392-

et boni omnia hodie fiunt, cum révéra absint virtutes
bonaque vera, quarum una vacuitas; at simulationis ple-
nitas ubique régnât, qua impliciti homines falsa tandem
opmione se fraudatos sentiunt omnemque culpam sed
senus, mjusto juditio tribuunt. Haec hujus erat comoediae
argumentum. In proscoenio vero depictum hoc legebatur
[fol. 143^] carmen;

En viridem laurum Batavus leo\'cingit et ornât,
Sit simul ut grata et scaena decora magis.

Hoc quoque die ut praecedenti Baccho sagittario fecerunt
rite lustrati cives. Quidam ebrii minxere in viam publicam
per fenestras, inspectantibus cunctis praetereuntibus \' O
porci !

5 Alteram egere comoediam, sed minus salsam, vere
Hollandam et suis concivibus intelligibilem.
^ In concione ^ haec observavi: 50 die" post Pascatis
lestum apparaisse Apostolis San(c)tum Spiritum, idque prae-
figuratum ante in Veteri instrumento in exitu ex Aegypto,
cu^m 2) 50 die, postquam a
Servitute per Mosen fuissent
liberati, Judaei apud montem Sionem praecepta in tabulis
lapideis accepere.

Vidi in quadam tabula depictam, castri instar, portam
nominatam
de Vangepoort, captivis reservandis, ut videtur
destinatam, cujus jam non video relliquias, nisi ex arcium\'
fuisse olim munimentis credamus.

9. Daventria, ab Ordinibus et Nassovio obsidione cincta
tormentis maximis oppugnatur et sequenti die deditur\'
Hermanno Montano, comité praefecto, lapide murali vul-
nerato, qui cum suis in tutum a militibus Nassovianis
conducitur. Deerat ipsis, ut fama est, pulvis tormentaria.
Nostri vero 36 tormenta muralia ante civitatem firma-

1) Zie de aanteekening hieronder bij 16 Juni.

2) Hs. heeft: tum.

3) Vgl. Bor (III blz. 563; Wagenaar VIII blz. 356; Journaal-DuycJc
I blz. 14 v.v. ^

-ocr page 393-

verant et brevissimo tempore aliquot eentenos ictus in
moenia fecerant. Vix tantum apparatum obsidionalem
magnis olim regibus fuisse creditur; obsessis etiam nulla
spes auxilii reliqua erat, et nostri magna alacritate oppug-
nationis signum exspectabant; quae causae tam subitae
deditionis, quamvis sint qui praefectum injuria accusent
proditionis vel rei timide gestae.

11. Almarienses campanorum, tympanorum, tormento-
rumquo sono ob victoriam tam celerem et inexspectatam
triumpbarunt.

Noviomagenses dicuntur suos milites, quos ad defen-
sionem commeatus emiserant, exclusisse.

Rector bujus civitatis narravit mihi, Donellum a Alt-
dorff in nova Nuremburgiorum academia obiisse, prae-
ccdentis mensis 24 >).

Cum deambularemus ad pagum Outdorp, vidimus castro-
rum Hispanicorum situm. Non procul hinc Schermer
lacus, in quo insula est Gracht; in agro vero non procul
sunt ruinae castri Van der Nyenburch, ex quo exstat pars
turris, quae Fopponis nomen babebat, quod in eam fuerat
conjectus Foppo, consul Veronensis, qui Hollandiae comiti
urbem tradiderat, salvis tamen civium bonis; quod cum
comitem non observare videret, sui se facti poenitere
dixerat.

[fol. 144.] 14, Funus vidi aviae sororum Sonneveltiarum,
quod comitabantur mulieres tardigradae, limacis instar
prorepentes, palliis ad terram usque demissis. Flébant,
lamentabantur illae; ridebam ego. Nostri melius meo juditio,
qui turbidam hanc turbam amplius non admittunt.

Sequenti die jacta sunt fundamenta Pontis piscarii

Animadvert! hic tam in puellis quam mulieribus colorem
non niveum aut candidum, sed subcinericum, credo ex

1) Nieuwe stijl. Hugo Donellus, professor in de rechten eerst te
Leiden (zie boven blz. 80), daarna te Neurenberg, stierf 14 Mei, volgens
Bor III blz. 567.

2) Zie dienaangaande een nadere mededeeling van Van Buchell hier-
onder bij 20 Nov, 1591.

-ocr page 394-

aeris vitio aut maris vicinitate. Sunt autem non illepidae
Sonneveldianae (quarum minor natu Hestera, plurimis
petita procis, ultra formam laudatur) sorores, ob magnas
quoque divitias notae. Sunt Meesterianae, sunt Stuverianae.

16. Coenae hic Dominicae memoria celebrabatur ; ad-
eramus et nos Ecclesiastes vero nimis vehemens vide-
batur omnes velle cogere ad participandam Coenam,
dicens: omnes nec panem Dominieum accipientes prae-
sentes vere Evangelii esse illusores et nominis divini blas-
phematores. Multa quoque acerbe dicebat in mimos et
comoedos, quos Rhetores vulgaris error appellat, genus
hominum licentiosum et vindictae cupidum. Hi nuper
Thomam Scholisium Plandrum, eo quod ipsis vestes
lusorias commodare noluisset, epistola famosa prosciderant.

1) Hier en straks onder 5 Juni 1.1. vernemen we voor \'teerst, dat
Van Buchell een protestantsche godsdienstoefening
ex professo bijwoont
en dus tot de Hervormde religie was overgegaan. Uitdrukkelijk zegt
hij van dezen gewichtigen stap niets, wat des te vreemder is, daar hij
anders zelfs de geringste bijzonderheden uit zijn levensloop vermeldt;
bijv. wanneer hij van min verandert (blz. 13), wanneer hij zijn eerste
broek aankrijgt (blz. 49), wanneer hij Fransch begint te leeren (blz. 76),
en meer zulke hoogst belangrijke wetenswaardigheden! Maar omtrent
zijn formeelen overgang lot een anderen godsdienst zwijgt hij zorg-
vuldig, alsook over de motieven, welke hem tot dien gewichtigen levens-
stap hebben geleid, evenals hij over zijn onwettige geboorte (blz. 12) en
het huwelijk zijner moeder met den „vitricus" wist heen te glijden.

Van Buchell was katholiek gedoopt (blz. 12) en opgevoed (blz. 28);
hij ontving het Sacrament des Vormsels (blz. 38) en hield als 14-jarigé
knaap zijn Paaschbiecht (blz. 41). Te Parijs student zijnde, onderhield
hij nog de roomsche vastenwet (blz. 126). Later, 11 October 1.589,
fungeerde hij nog als peter bij den katholieken doop van zijn nichtje
(blz. 219). Zijn bijwonen der protestantsche preek in de Buurkerk te
Utrecht (blz. 222, noot 3) sluit geenszins uil, dat hij toen nog katho-
liek was. Vermoedelijk heeft dus zijn overgang plaats gehad tijdens
zijn verblijf ten huize van en gedurende zijn betrekking bij Van Brede-
rode, en mogelijk is zijn vurige genegenheid vau Jana Mabuse daarop
niet zonder invloed geweest. Een overtuigd en warm Katholiek was hij
wel nooit, maar hij behoorde veeleer tot de soort der libertijnen, waar-
van Fruin spreekt,
Tien jaren blz. 284,

-ocr page 395-

17. Mauritius Nassovius dicitur Groningam, munitam
Frisiae civitatem, Trajectensi olim subjectam ditioni, ob-
sidione tentare

Monsieur devisant de ceulx, qui s\'addonnent trop aux
femmes, en venant au propos, comment le prince Maurice
ne vouloit oncques admettre quelqun a quelque charge
militaire, qui trop hantoit ce camp infame, disoit avoir
luy oui dire (ce qu\'est a considérer en si jeune seigneur);
comment seroit il possible d\'estre constant a la guerre,
quy non peut resister aux jeux d\'une femme, et comment
seroit fidel a son seigneur qui depend d\'un si fragil et
muable animal. Aussy que le signeur Johan de Milen-
donck, pour cest heure gouverneur de Nuss, souloitdire;
qu\'il scaura jamais faire acte vertueuse ny parvenir a
quelque honneur, quy s\'addonne aux femmes, et ad-
joustoit beaucoup faisant a ceste matiere. Ainsy que je
me merveille, que luy, estant homme d\'âge et de qualité,
se laisse ainsy fourvoyer. Cum in omni aetate sit dam-
nandus vagus iste amor, tum in senectute turpissimus
esse debeat.

[fol. 144^.] 18. Temperantiae votum Deo Optimo Maximo
feci tale ;

Votum.

Furo et dementi Deo
Ab intemperato Bacchi Venerisque usu
temperaturum, quantum potero, in posterum me voveo,
poenitentia anteactorum ductus. u/
A me procul omnis vini calor!

Valete, turpes mei amores!

Negiecto animo, corpus bis farcivi;
Baccho insano et Venere pruriente
Oppressi animi et corporis sensus.

Abite, allicientes scyphi!

Abite, Seirenes meretriculae !

1) Vgl. Bor III blz. 566 v.v.; Wagenaar VIII blz. 357; Journaal-
DuyoJc
I blz, 25 v.v. Dlt beleg van Groningen werd 21 Juni begonnen,
maar 26 d. a, v. weder opgebroken.

-ocr page 396-

Ne mihi animam cum corpore,
Ingenium cum animo
perdatis.

Mentem inspira, summe Deus,
constantem.

Faina erat, Nassovium 50 tormentis bellicis et maxime
muralibus Philenim 0 Frisiorum celebrem munitamque
urbem petere, obmisso Steenvico.

19. ^ Profectus sum Amsterodamum per lacum Schermer.
A sinistris vidi Knolledamum et munimentum Vitulinum 2),
a dextris Serdamum, et procul Purmerendam, oppidulum
bellicis bis temporibus vallo portisque munitum et clausum.
Flabet quoque Castrum estque sub dominio comitis Eg-
mundani. Pagum etiam Assendelft, et Castrum Asciburg,
insigni Assendelphiorum familia celebre , ex qua magni
nominis Gerardus praeses Hollandiae ej usque filius Nico-
laus; antiquiores raro meminerunt Assendelphiorum, nisi
quod Hugonem antistitem Egmondanum fuisse anno
Christiano 1353 legamus

Hinc Vormarium vidi, pagum amplissimum, qui hac
fere forma e navi spectabatur ®).

[fol. 145.] A Serdamo per fluvium Tye Amsteroda-
mum veni ibique, de itinere nostro in Germaniam paucis
cum commissario Georgio Vrinck actis, celeriter redii et
Serdami pernoctans, primo diluculo discessi. Nauta noster,
senex quinquaginta annorum, uxorem habebat (filiam
putabam) vix viginti annorum, scitulam et indignam tam

1) J. m.: Cortauwen. Griiningen.

2) Het Kalfje.

3) 1. m.: Ex E\'gmond. ortos voluut anno 1300. Vixit inter hos
Valterus.

4) Hugo II van Assendelft was de 27e abt van Egmond (1354-1367);
zie „Lijst der abten", door dom Willebrord van Heteren, in Haarlem-
sche
Sijdraffen. XXVIII blz 23 v.v.

5) Gekleurde teekening met dit opschrift: „Wormaria Waterlandiae".
— I. m.: Menardus Mannius 36 abbas Egmondanus hinc oriundus. —
Volgens
Batavia Sacra II p. 430 stierf deze abt in 1526.

-ocr page 397-

tristi vita. Mane soluta solita ordinaria vectura 4 stufe-
rorum, Alcmariam veni.

21. Cum hospite Montis arenosi in Amsterodam,
Johanne Rhedio, ab Almaria discessi, et per Noort-bollant
ad pagum Petten circa vesperum perveni. A sinistris vidi
Schoreelium pagum, ex quo Adrianus Scorelius, non
insuavis poeta, et Johannes Scorelius, pictor sua aetate
clarus, de quo jam dixi, cum meam describerem ptitriam i).
Ad radicem jacet collium arenosorum,
dunes vocant.
Dominium ejus babet, ni fallor, Brederode dominus. Vidi-
mus etiam a dextris Scagen 2), pagum amplum cum castello,
distantem Alcmaria 3 leucis, cujus dominium pertinet ad

Johannem ex familia, ni fallor, Bavarica notha.....

Hinc juxta aggerem Zypanum vidimus, maris violentia
inundatum, fertilissimum agrum, de quo aggeribus contra
maris impetum muniendo aliquoties, sed nullo effectu,
laboratum. fuit; quamvis praeses Nicolaus Nicolajus non-
nihil ejus furorem rettuderat
{sic) olim, cujus ingenium
deinde illusit nova vi maris barbaries, anno ni fallor 70;
partim etiam praefecti (quem dyckgravium vocant) negli-
gentia fuit (ut fertur) in causa. Nunc vero immensi
sumptus ab incaepto deterrent dominos. Hinc Petten
venimus pagum ad Oceani littora in extrema Hollandiae
septentrionalis angulo, cujus incolae nautae et piscatores.
Hic cum colles arenarii deficerent, moles quaedam contra
impetum oceani maximo sumptu ducentorum in longitu-
dine passuum erigitur, et trabium lapidumque maximorum
compagine naturae supplet munimentum, adeo ht tam
inclementi elemento frena imponat bumanum ingenium.
Consolidatur ea moles fragili admodum materia, prodigioso
certe naturae spectaculo, ut cui durissima mundi materia
caedat, mollis et puerorum manibus laceranda résistât;
mos vulgo dicitur.

[fol. 145^.] La logeasmes a Lescoutet, et pour la
maree arrestarnes quattre heures, car pour passer 1\'ouvre,

1) Dit gedeelte der beschrijving van Utrecht is niet opgenomen in
de gedrukte
Deseriptio urhis JiJieno-Trajeotinae.

2) I. m.: anno 1168 a Frisiis incensum.

-ocr page 398-

doibt on attendre Vebhe, c\'est a dire le décès du mer
Vismes de loin 6 navires, qui venoient d\'Italie, navigation
depuis peu de temps per les Hollandois fort frequente-
de la passames les rivieres de Zyp et d\'Ocht, au charriot\'
jusques a ce qu\'au dimy nuict a Heusdunen, village apper-
tinente au_ comte d\'Egmont, arrivions, ou que reposâmes
pas trop bien, environ trois heures.

22. Primo diluculo trajecimus Marsorum profundum
vulgo Marsdiep, ubi senex quidam nauta, qui nobis aderat\'
narrabat, se vidisse montem arenosum scopuli instar prae-
cipitem altumque; et hinc non procul etiamnum inveniri
tundamenta et ruinae magnae urbis, sepulcra quoque et
ossa, quae gygantum putabat a magnitudine ... Et
appulimus insulam Tesseliam,
7 leucarum in circuitu hàben-
tem, fertilem et faecundam, ubi casei viridi coloris summae
bomtatis conficiuntur. Pagi hic 5 vel 6 amphssimi et
oppidorum instar, ut Hoorkens, le Cocht, Burgus, vetus

Hollandorum comitum, ut creditur, domicilium.....

Hic curru conductu ad oppositum insulae littus per
Eyerlandiam vecti sumus. Hic ovorum magna copia,
unde et denominata haec insulae Tesseliae pars.

[fol. 146.] Circa meridiem Eleti insulam appuhmus, et
m ea pagum australem Westvlie amplum satis et pro loci
commoditate pulcrum, et circa vesperum pagum Oostvlie
qui minor, eo quod a Regiis ante aliquot annos consumptus
luerit. Vidi hic anates montanos, vulgo
herclienden,
colore nigro candidoque, majores vulgaribus. Hi dicuntur
cauda humum verrere et pedum hac subtihtate vestigia
delere, ne prodantur. Vidimus etiam arenoso in scopulo
phocas seu vitulos marinos, sese soli
exponentes, quorum
magna hic copia.

Hic Ludovicum comitem a Weitgestein ») inveni, eique
baronis Boxtellii adventum nunciavi.....

1) Deze Lodewijk was in ons land geweest om te studeeren - hij ver-
g^ezelde De Hornes bijna tot Dillenburg. ~ Zie J. C. van Slee,
Diarium
Fverardt Bronchorsüi
blz. 25, waar als zijn leermeester („paedac-ogus")
te Leiden genoemd wordt Theodorus Berkel Delphensis
{v L)

-ocr page 399-

23. Dixi supra de monasterio quod hic olim fuerit,
cujus servet memoriam brevium (vulgo) Arena monachorum.
Inveniuntur etiam hic ruinae, lapides, campanulae, urnae,
pocula, etiam tanto numero (quemadmodum nobis narra-
bat hospes), ut monachi nihil aliud fecisse videantur
quam bibisse. Quod me ad altiorem cogitationem erexit,
et fortean hic Pleti arcis relliquiae, quamvis id negent
nonnulli et Amasi viciniorem faciant ex Taciti verbis;
situs nempe locorum adeo in hisce locis mutatus, ut
difficile de eo juditium fuerit. Insulae tamen nomen a
Flevo, tertio Rheni ostio, deductum firmiter credo. Flevum
vero mare hoc australe vel glaciale totum absorbuit, reli-
quiae ejus tantum in hac insula. Et non dubito , si quis
curiosius, cum est maximus defluxus, terram perscrutare-
tur, quin majora Romanae antiquitatis monumenta inve-
nirentur. Nec obstat monachorum et coenobii mentio,
cum in ejus relliquiis coenobium forsan illud sit conditum
eo tempore, quo nondum hoc mare, sed tantum Flevi
lacus, et insula pars fuit continentis agerque fertilior.
Monachi, qui se Staveram post inundationem receperant,
ante 40 annos sui juris hanc insulam dicentes, eam sibi
vindicare conati sunt; nam archimandrita eorum tantae
fuisse potentiae narratur, ut bellum Hamburgensibus pyra-
ticam exercentibus indixerit.

[fol. 146*.] Iniquum mihi videtur ex suo animo alterius
judicare affectu, ut noster ille sine causa zelotypus. Nam
cum hospitis uxor bis terve rogata mensi
(sie) adsedisset,
deinde, ut quae libera esse mallet ccim suis liberis, se
excusaret, ille statim hoc ad viri rettulit zelotypiam, ut
qui nollet ipsam nobis assidere, et in me eulpam ridendo

1) Van een klooster was hier onmiddellijk vooraf geen sprake. Zou
Van Buchell bij het overschrijven van zijn klad wellicht een stuk bij
vergissing hebben weggelaten? — En kunnen de urnen, bekers enz.,
die hij aan een voormalig klooster toeschrijft, niet aan een oud-
Romeinsche begraafplaats hebben behoord? Trouwens, Van Buchell
heeft zelf ook aan deze mogelijkheid gedacht en had dus het onmatig
drinken der monniken wel buiten rekening kunnen laten.

-ocr page 400-

conjecit, quasi mei amore teneretur et ideo a viro mensa i)
prohiberetur. Quasi quid tale in mensa i) perageretur ! At
mihi (verum dicam) delicatior cupido quam in illam viro
conjunctam.

24. Festo die divi Johannis curru conducto 2 florenis
Westvlie petivimus, ubi in Leone purpureo divertimus.
Hospes pagi secretarius, Hieronimus Cout, erat Lovaniensis
et artium magister. Mirabar in remota hac insula, bar-
barico undique septa elemento, etiam literarum studiosos
inveniri. Erat ei uxor crassula Venus, sed non contenta
hoc Vulcano. Narrabat hic, nuper fuisse e monacho
ecclesiasten intemperantissimae vitae hominem, qui dice-
batur ultra centum tam puellas quam mulieres in bis
insulis gravidas fecisse ; tanta nempe excellebat facundia
vel fascino potius, ut cujuscunque vellet vel verbo vel
attactu, statim amore frueretur, dicebatque se divino genio
ad implendam semine terram cogi, nec peccatu.m se facere,
sed Dei praecepta, proximas tam dulci complectens amore,
implere. Memini me legisse, unum ex monachis istis
Dominicanis, qui ob scelera Bernae Helvetiorum igne
puniti sunt, quamlibet faeminam improbo attactu ad
suam libidinem pertraxisse. Idem, adclebat puellas hic
insulenses salsa prurigine agitari, ut facillime ad opus
naturae condescendant, inveterata etiam consuetudine
observare commodum antenuptiale experimentum, ut sine
discrimine puellae juvenesque concumbant, bona fide,
etiam nudae, ut mores amatorum arcta hac familiaritate
melius discant; id
questen vocant. Quae hinc sequantur,
facili conjectura percipitur: cohabitant aliquando, et ex
mutua consuetudine nuptias probant vel improbant. Quae
omnia an vera, ignoro; certe vidi pronas puellas ad hanc
libertatem.

Vidimus hic araneum piscem, vulgo pieterman, oblon-
gum. Habet in capite aculeum venenosum, quare capto

1) Hs. heeft: mense.

-ocr page 401-

statim abscindunt piscatores caput, ne noceat. Caeterum
esu est optumus.

[fol. 147.] 25. Dicuntur Gruningenses omnes, qui nol-
lent jurare, ad extremum se urbem contra Confoederatos
nomine regio defensuros, urbe exegisse.

26. _ Supplicationes ab Ordinibus indictae, ut coeptarum
expeditionum bonus eventus et frumentorum felix foret
pro ventus. Audivi concionem cujusdam satis pro vidi, hoc
hominum genere eruditi; dicebat is in hac insula multos
Adamitas et Mennonistas aliosque ex Anabaptistarum genta,
qui negarent Christum adsumpto corpore bumano coelum
adscendisse, veteri Eutychianorum beresi; eo argumento
quod Scriptura dicat, carnem et sanguinem non possidere
regnum coelorum i). Baptisabatur tum infans trium vel
circiter annorum, quorum parentes ecclesiastes neghgentiae
accusabat.

Templum erat rusticae instar casae, nullo ornamento;
coemiterium admodum arenosum, quare sepulcra lapidibus
aut ligno sepiunt et fimo boum firmant.

Vidi hic hominem 83 annorum, corpore admodum vegeto
et firmo, ut vix quinquagenarium dixisses. Credidi semper
mare corpus bumanum consumere, et aerem inclementi-
orem debilitare naturalem usum, nisi huic nauticae exer-
citationes tam viridem praestiterint senectam.

Non procul hinc est insula exigua, tribus tantum familiis
babitata, ubi ex ovium lacte optumi conficiuntur casei,
ut satis explicavit Kempius in sua
Frisia 2), nomine
gryen. Commendatur et hic caseus grinnius cum Tessahco,
anchora signato, et Gravesandio ac Edammensi, inter
praecipuos, ut qui Parmensi baud cédant, accedente aetate.

28. Environ le sept heures au matin embarcquames et
partîmes de l\'isle Vlie. Nostre basteau estoit un boyer
de 60
last, a la reste bien equippe et en ordre, e4oit
muny de 10 pieces d\'artellerie de bronze; le vent nous

19

1) Vgl. I Cor. XV : 50.

2) J. m. : Lib. II c. 1.

Suchellim, Commentarius.

-ocr page 402-

estoit zidtwest. Ad ostium Flevi est scopulus arenosus,
nomen habet Petri. Hic nantis periculosus et caute
vitandus; nam multis fuit exitio, circa quem (ut memi-
nerat noster gubernator) 18 uno tempore naves periere,
Hic vidimus phocas, nostris
zeehont, Flandris etiam robbe,
tursiones, vulgo bruinvisch et tumulaers, quos Junius \')
delphinos credit, cujus saltus ■
hcmulen dicunt, nautae
tempestatem denotare putant. Ventus erat nec remissus
nec vehemens, sed modieus.

[fol. 147*.] Apres disner le vent s\'est changé et tourné
au nord. Nautae et milites classiarii interim bamis capiebant
cuculos marinos; piscis est pinnis acutis et versicoloribus
alis; vulgus
zeehaenkeois vocat; non adeo magnus, sed
capite magno.

Primum Schellingam insulam praetervecti sumus, ob-
longam, sed sterilem, arenosis plenam collibus. Tres in
ea pagos ex turrium fastigiis cognovi. Hinc ostium Born-
diep, Amelandiam insulam oblongam, ostium Scholbach,
insulam Schiermonich-ooge, ostium Lavicanum, vulgo de
Lauwers, quod tamen Corn. Kempius per tempestuosum
maris aestum mole arenarum praeclusum dicit; quod ego
de fluvii istius interno ostio intelligo, cujus nihilominus
externum hoc nomen servat; Schilbos insulam, Rottum
insulam, Amasi ostium occidentale, Borckon insulam,
ostium Amasi orientale, Juyst parvam insulam inhabi-
tatam, leporum frequentia notam adeo, ut a quibusdam
Leporum dicatur insula.

29. Avions le vent au coste noortivest et fasions bon
chemin et vismes la goulfe de Aa salutaire pour les
mariniers.

Tertia hora pomaeridiana Visurgis ostium amplissimum
intravimus multis brevibus vadosum; quare plurimis
signis,
baecken vocant nautae et tonnen, ejus demonstratur

1) I. m.: Junius Bat. c. 45.

2) 1. m. : Fris. lib. 4, c. 6.

3) I. m. : Nubilo coelo.

-ocr page 403-

introïtus. Sed cum novum jam signum et nauclero nostro
ignotum esset erectum, aberravimus et, in scopulum
arenosum navi impulsa, pene naufragium feceramus »).
Hinc naucleri et praefecti querelae exbortationesque audie-
bantur, illinc sociorum nauticorum et militum classiariorum
celeritas et labor spectabatur, conantium navem in pro-
fundum deducere, sed frustra. Dominus meus cum Luduvico
comité Witgesteinensi animum desponden tes, tandem
vicinam in navem, quae ibi nostra causa morabatur, delati,
ibi pernoctarunt. Ego vero in nostra cum Georgio XJdinc,
commissario militari, remansi. Tempestas fuit hoc vesperi
obscura, ita ut terram videre non possemus; tum ego in
barbarico hoc elemento ventis et undis constitutus peri-
culoso : „heu inquam, quo non humana pervenit securitas,
imo malitia; non suffecit terra ad perditionem; tentanda
erat et maris infida fides, et tantillo ligno mors quaerenda
fuit. Si périmais, nostrum est vitium. Non longa canities
gravat; non premit hostis humanus; corpore sano etintegro,
ante ipsam morimur mortem". Deinde animum recolligens
et spem firmans in vero Liberatore, quievi.

[fol. 148.] 30. Cum altiori maris accessu arenam evadere
tentabant, sed frustra. Ciuare omnis pene suburra in
mare ejicienda erat. Scopulus vero sive brevium in ipso
Visurgo ad dimidium per 1000 miliare extendebatur, adeo
ut, recedente mari, dudum in eo pedites ambulaverimus
et comitatum Oldenburgensem commode videre poterimus.

Circa vesperum, cum tormenta et quaedam alia ponde-
rosiora exonerassent nautae militesque magno labore et
diligentia, accedente maris aestu, in profundum deducta
est navis. Tum praefectus Broelius ad miliare processif
et tormenta et reliqua recepit, ibique pernoctavimus, vento
sedato prosperoque.

1) In Van Buchell\'s Farrago poematmn juvenilium kornl fol. 68—70
■voor een : „Elegia de itinere Germanico", en fol. 70 een 26regelig ge-
dicht:, ,De periculo naufragii in Visurgis ostio, anno Christiano 1591".
L.)

-ocr page 404-

^ Circa hoc tempus Delfzijl, munimentum Groeningen-
sium, captum a nostris i), duce Mauritio Nassovio principe
admodum diligenti, cui jampridem arridere coepit bona
fortuna. Nam quae regius exercitus, hactenus insuperabilis
habitus, vix tribus quatuorve annis potuit subjicere, hic
totidem mensibus minori exercitu recepit. Credo et subesse
causam hanc : proniores ad nostros civium animos quam
externos, quamvis hic fortunae quaedam moderatio suspi-
cienda sit.

Narrabatur, nescio an vere, Pontificem Romanum 12 ex
Jesuitana familia ab se ablegasse, ut reginam Angliae
interficerent, et hos in ejus faeminae necem pertinacissima
devotione conspirasse ac duos ex Iiis Londini extremo
supplitio poenas incoeptae temeritatis dedisse. Ego plures
ex hac familia doctos viros novi, quos non est verisimile
tali et certo veile mori supplitio, nisi fungi sint et omni
sensu carentes. Qui nempe tale facinus incipiunt, aut
faeiunt proprio et immedicabili odio, aut immensis pro-
missis excitati. Odium quid 2) esse potest tale inter
ignotos? Quid promissum tam efficax homini cauto et
literato, ut hoc modo vellet mori? 3)

Audio Jorck Anglum, qui Regiis munimentum Zut-
phaniense, a nostris contra urbem erectum, prodiderat, a
sepulcro erutum, ejusque cadaver jam putridum in pati-
bulum sublatum.

[fol. 148V.] j^^ii^g 5).

Kal. Summo mane bora tertia navem Edi Siboldi, quae

1) De overgave van Delfzijl had eerst 2 Juli plaats; vgl Bor III blz.
.5G9;
Jomnaal-Dtiyclc I blz. 29.

2) Hs. heeft: quod.

3) Deze beschouwing pleit gunstig voor Van Buchell\'s onbevangen-
heid ten opzichte van „Jezuieten-fabels".

4) Roelant Jorck, te Deventer begraven; vgl. Bor III blz. 5G4.

5) Hier (fol. 148v—fol. 163v) begint Van Buchell\'s tweede reis door
Duitschland, en eenzelfde behandeling van den tekst als boven blz. 148,
noot 2 werd aangeduid.

-ocr page 405-

ad oiïinem eventum exspectabat, ascendimus, valedicto
prius praefecto, cui dabantur 25 floreni Belgici, nantis
vero et militibus 20 fioreni, qui deinde tormentorum
boatum i) dimisere. Tum circa horam sextam Blixemum

pagum praeternavigavimus..... Hinc ad Vegesaccum

portum Bremensem pervenimus.....et tandem Bremam

intravimus..... Hospitium nobis fuit apud Henricum

Witzou, Amsterodamensem.

Invisimus hic eodem die Joannem Molinaeum, Braban-
tum, mercatorem ditissimum, hominem valde politicum

nec indoctum.....

Invisimus inde, comité doctore theologiae Esychio (Mau-
ritii nuper apud paedagogo), Christophorum Picelium,
doctorem theologiae, urbis hujus concionatorem, Ger-
manica eloquentia pollentem. Erat et bic alius concionator
Joannes Capito, non quidem indoctus, sed ob seditiosum
ingenium Plandria pulsus.

[fol. 149.] Hic quidam Joannes Westerhovius, versificator
et poeta mediocris, suis carminibus a nobis stipem petebat,
habitu et animo mendico ac inverecundo; nescio, hominem
culpem an regionem, ubi tam viles sunt Musae. Dedecus
certe ille sui ingenii.

3 vel Junii 23 senatus Bremensis comiti Witgesteinio
et baroni Boxtellio miserunt 8 pocula vini honorarii, et
prandium sumpserunt nobiscum Picelius ecclesiastes, con-
cionator Levius et civitatis a secretis, qui boni domini
non adeo erant austeri, quin vinum illud totum et tan-

tundem additum secum abstulerint.....

[fol. 149^.] 5 vel 25 Junii, cysiis Germanicis duobus
tbaleris imperialibus deductis, discessimus et circum ves-
perum Visurgim transvecti, Verdam episcopalem civitatem

pervenimus.....

6 vel 26 Junii prandium sumpsimus in pago Olden-
butke.....

1) Hs. heeft: boahim.

2) Waarschijuiijk. te lezen: apud nos.

-ocr page 406-

Circa vesperum pervenimus ad pagum Ukle.....

Sequenti die jentaculum sumpsimus in pago Langbrouch

ducatus Brunswicensis..... Coenam sumpsimus in oppido

ignobili Brunsvicensis ducatus Pattensen, ubi hospitium
nacti fuimus valde incomm^odum, ut passim hic obvia et
pleraque omnia.

[fol. 150.] 8 vel 28 Junii. Au matin sommes passez
Viselle petit bourg et vilette de la duchée de Brunswyck
et entre les montagnes Allervelt villette Brunsv. Hinc

per loca confragosa venimus in oppidum Amersche____

Tum per viam molestam et difficilem Embeecam intra-
vimus .....

9 vel 29 Junii..... Mundam intravimus.....

10 vel ultimo Junii stylo loci..... Cascellum venimus.

[fol. 150*.] Circa haec tempora imperator literas i) dedit

ad singulas Belgiae confaederatae respublicas, quibus hor-
tatur, ut animum ad pacem adhibeant nec Marti nimis
incerto fidant; verum frustra, cum ipsis jamdiu persuasis-
simum sit, sub pace Hispanica insidias latere.

11 vel primo Julii prandium sumpsimus in oppido Vrid-

selar---- Hinc.... ad oppidum Treissen landtgravianum

pervenimus ibique noctem fefellimus.....

12 vel 2 vidimus in montis jugo oppidulum Amelebourg
episcopi Moguntini; inde Kirchaen intravimus.....

[fol. 151.] Marpurg civitas .....

[fol. 151*.] Hinc decedentes, quod omnia plena advenis,
in pago Gladeborch quietem sumpsimus.

Sequenti die circa horam nonam, valedicto comité
Ludovico Witgesteinio, juvene humanissimo, qui a studiis
jam domum revertebatur, Dilleburgum pervenimus.....

Comes admodum humane excipiebat, tractabat. Pilios
ejus vidimus Johannem, comitissae in Waldeck conjunc-

1) Dit schrijveii van keizer Rudolf II werd eerst uitgevaardigd 22
November 1591; vgl. Bor III blz. 590.

2) Gekleurde teekening met het opschrift: „Arx Marpurgica",

3) Graaf Jan van Nassau,

-ocr page 407-

tum, ingenio bellicoso juvenem, et Georgium benigniorem.
Sequenti die concionem audivimus et concentum psalm-

oruni musicum.....

[fol. 152.] 15 vel 5 in prandio aderat comes Solmensis
senior. Prima vero a prandio hora, impetrata decedendi
venia, cumque nobis comités tradita manu humane vale-
dixissent, comitis vecti cisio decessimus, deducentibus
duobus equitibus. Occurrebat primum in comitatu Nas-

saviensi oppidum Hayer.....

Hinc per montes silvasque a Hochem(?) pervenimus,

oppidum et Castrum comitis Nassavii.....

Sequenti die, assumpto conductore itineris, vidimus

Frouperch.....et Wildeberch..... Hinc ducatum Mon-

tanum intravimus, ubi in pago Dinckelio praefectus villicos
armatos lustrabat; quare nos non procul inde In
den Wel

prandium sumere coacti sumus.....

[fol. 152^.] Circa vesperum ad villam Averaet perveni-
mus in ducatu Montensi, ubi noctem non sine metu
egimus, ob transcursiones hostium Bonnensium, qui paucos
ante dies Divitensi in pago quosdam occiderant, cum falso
fuissent persuasi e nostris fuisse; quare et suum consul-
torem interemerant. Interrogabat Boxtelliae baro, dominus
meus, an tuto manere liceret, num hue usque Bonnenses
pervenirent. Hospes dubie omnia et obscure respondebat;
quare metus augmentabatur, praecipue in homine natura
sua admodum timido, adeo ut insomnem banc noctem

traduceret aedesque aliquoties circuiret.....

17 summo mane iter incoepimus. Hic alius nobis metus:
milites lustrari dicebantur apud Divitenses. Incertum erat,
qui milites, donec nunciaretur, a parte regis Navarraeorum

esse. Et sie circa 10 horam Tuitsium appulimus.....

Tum transvecto Rheno, Coloniam Agrippinam intravimus
et in aedibus domini de Luith et Wel, eo absente, hospi-
tavimus ad Belliportam, vulgo
de Krichporte.

Dicitur Parmensis, collecto exercitu, quo Franco-Galliam
peteret, Wahalim transiisse, ut Knodseburgum munimen-
tum nostrorum contra Noviomagenses in Betavia erectum
expugnaret.

-ocr page 408-

Nostri regiorum Gruningensium munimentum, den Op-
slacJi
dictum, ante paucos dies expugnarunt qui jam
duce Mauritio ad Betaviam properant.

[fol 153] Narratur de quodam vezillifero Junii, prae-
fecti Knodsenburgii, ut de prodendo munimento Regiis
cogitaverit, sed infecta re transfugerit.....

Parmensi advenerat filius, juvenis 22* annorum. Quare
Hispam, invidentes Itaiis, dicere non verebantur: non
sufficere patrem ad Belgiae direptionem, nisi filius comes
paternae avaritiae advenisset.....

[fol 153V0 Vidi indicem ca\'steorum oppidorumque, a
Mauritio, Ordmum nostrorum duce, in Frisia occupato-
rum numero 28, ex quibus 4 vi erant expugnatae, ut
Delfsiel, den Opslacb, Ementiel, Lutkebourg. Ibidem
nomma legi ducum captorum caesorumque victoria Beta-
vica; nam cum Parmensis frustra summis viribus monu-
mentum Knodseburgicum oppugnasset et audiret, Mau-
ntium cum exercitu Rhenum trajecisse et in Bethavia
castramentasse, fiorem sui exercitus speculatum miserat
qui in insidias a nostris praeparatas tracti, omnes
fere vel capti sunt vel occisi 2). Capti hi duces militares-
Don Alphonsus Davalus, nothus frater marchionis de
Guasto, vir bellicosus; capitaneus Padilliug, Hispanus-
Don Pe rus Franciscus de Nizelli, praetorianorum prae-
fectus et equitum magister; Decius Manfredus, legatus
Hieronimi Carafi^ae, vexillifer Padilii; signum Parmensis
supremum cum suo vexillifero Lanceloto; signiferi cum
sigms Davah et Caraffae; Jacobus Antvesfait, peditum prae-
lectus. Alae equitum caesorum fuerant 6 • 1 ducis 2
Davali, 3 Caraffae, 4 Padillii, 5 Deaci Capisuci, 6 Antonii
Aguaij. Capti praeterea gregariorum 200. Paulo post Par-
mensis cum exercitu receptui canere fuit coactus et Betha-

1) Den 7en Juli; ygl. Bor III blz. 569; Journaal-Duyck blz. 32

i) Zie Bor III blz. .547; Journaal-DuycTc I blz. 37 v.y., waar een

nauwkeuriger lezing van de namen der gevangen Spaansche kriies-
oversten, J®

-ocr page 409-

viam rellinquere, ne a tergo Batavorum classe circum-
veniretur; ita ut mihi videatur fortunae hactenus ipsi
semper blanditae inconstantiam sentire: invictus ante a
victis ^multotiens vincitur; sortis hoc quodammodo adul-
terantis ludibrium, nuUi se firmiter sociantis, quamvis et
natura loci bic plurimum obfuerit

[fol. 154.] Ultimo, prid. Kal. Augusti pransimus apud
Balduinum Julium®), antiquae nobihtatis virum, cui nupta
Jacoba Reymerswalia Burgundica, vidua olim Jacobi
Burgundi, Falassi domini, ex quo ei filia. Aderat buic
puella dulcissima, cujus pater Hieronimus Nuenarius
nothus.....3).

Augustus.

[fol. 154^.]

Kal. Pransimus apud Justum Lummeum, oenopolam

locupletissimum.....

Fuerat una invitatus Carolus Utenhovius Gandavus,
homo^ multarum linguarum peritus, in poesi satis felix ^
sed libris totus alhgatus; quare et carmine, cum non
veniret, se excusavit. Habet uxorem ex familia Flodro-
piana, materteram Annae Flodropiae, uxoris baronis Box-
tellii, domini mei.

1) 1. m. : 24 Julü stylo veteri apud pagum Eiden haoc contigit
victoria.

2) I. m.: Balduinus van den Berch, gênant Gulicli, nothus Julia-
censis ducis.

3) Hier begint Van Buchell in \'t Italiaansch de bekoorlijkheden van
dit meisje te beschrijven. Van haar schitterende oogen zucht hij:
„Erano simile dalle mia carissima amata. O falso amore, perche tanto
m\'inganni"!

4) Op dezen Karei Utenhove maakte Van Buchell een gedicht; zie
Ferrago poematvm juvenilium fol. 93v. Dit 20-regelig vers, aan welks
einde staat: „Colon. 1591", heeft iiij dus vervaardigd, korten tijd nadat
hij met Utenhove kennis had gemaakt. Zie over Karei Utenhove nog
Dr. F. Pijper,
Jan Utenhove, zyn leven en werken (Leiden 4883) blz.
LXXXII—LXXXV (Bijlagen) en Hessels,
Feci. Land. Bat. ArcMvum
(Cantabrig. 1889) T. II f. 220 noot 8, Hij was de poëet aan het
Kleefsche hof. (».
L.)

-ocr page 410-

[fol. 155*.] Philippus comes Hohenlous rediit in Bataviam.

Cum subtustis fuissem ob perditum annulum, erano
caeruleo insignem, et omnem annulorum usum rejecissem
ob jam toties perditos, eundem repperi; quare hoc carmine
laetitiam meam testatus sum :

Unde reducta redis, tam charis annule votis,
Cum tantum de (te) tristis et aeger eram!

Clara, meis deinceps ornabo templa corollis l 12
Vestra et repperto munere vota feram;
j Sextil.
Namque inventrici splendentia lilia Clarae
Suspendam et tali marmor erit titulo:
APAGE SIS FORTUNA
Miserorum mortalium
Expilatrix.

D. CLARAE INVENTRICI
Sortis ad opprobrium
Rite munus et titulum
N. T. D. P. AR. BÜCHEL.

[fol. 156.]

September.

5 vidi apud Maxaemilianum de la Tour pictorem quae-
dam insignia, quorum emblemata haec erant.....

[fol. 157.] Mauritius Nassovius Geldriae praefectus
creatur.

Parmensi, cum exercitu in Francogalliam profecto,
vicarius constitutus in Belgio ad triennium Petrus Ernestus
Mansveltius comes.

Exercitus Batavicus initio hujus mensis in hybernis con-
cessit.

[fol. 157*.] Praefectus, qui Sutphaniam nuper nostris
dederat, nobiscum in prandio aderat; is cum Bruxellas
sui defendendi causa proficisceretur, quorundam monitis
acquiescens, hic manserat; exemplo Alcibiadis, qui ut se
defenderet apud populum praesens citatus, stultum esse
dixit talia in juditio velle defendere, quae tutius posset
sua absentia declinare . i...

Ordines nostri legionem Belgicam duce Philippo Nas-

-ocr page 411-

sovio et tormentorum bellicorum certum numerum in
Galliam mittunt.

19. Cum valedicerem Baernio, qui apud Nussbomium
hospitabatur, et parum cum Marguareta Luninga ac Catarina
ejus uxore confabularemur, pro nummis honorariis unum

senatorium adferri curavit.....

[fol. 158.] 23 ab Agrippina discessimus Colonia, curru
vecti, per pagum Mollemum ducis Clivensis Dusseldor-

pium circa vesperum venimus..... Hospitium erat nobis

in Cornu albo.....

Scyerus, alae equitum praefectus, cum citra mandatum
praedas ex Westfalia egisset, parum abfuit, quin capite

puniretur, summe indignante Mauritio.....

Nostri circiter XX équités, qui praedatum exierant,
prope Vesaliam obviam babuerunt 80 milites regios, qui
pecuniam Ressium deferebant; quos videntes perterritos
et subito adventu nostrorum (de quorum numero erant
incerti), turbatos aggrediuntur et plurimis occisis 25 cap-
tivos obduxerunt, quamvis is, qui argentum ferebat, navi-
cula evasisset.

Cum Pallantius Praebendius cum aliis nonnullis domi-
num baronem Boxtellium salutatum venissent et ille militari
quodammodo eloquentia multa tanto viro indigna loque-
retur, valedixerunt ei, minoribus quam salutaverant affec-
tubus aut caeremoniis.

[fol. 158^.] 26. Discessimus vecti cisio ducis, quatuor
conducti equitibus comitis a Brouck, et circa meridiem
per oppidulum Rutinge ducatus Montensis, prandium
sumpsimus in arce Brouckana, quam conies suo tenet
praesidio, et circa vesperum Dusburgum intravimus per
silvam ingentem Dusburgenseixi i), ubi hospitium nobis sub
insigni Coronae in foro.....

[fol. 159^.] October.

Circa festum Remigii consules designati^): Theodorus Can-

1) Fol. 129 een gekleurde teekening van Duisburg in vogelvlucht.

2) Nl. te Utrecht.

-ocr page 412-

terus 3 et Alardus Helsdingius; 12viri rerum judicanda-
rum: Nicolaus Ostromius, Bernardus Stellio, Rotardus
Lanspronius, Harmannus Wiltius, Wilhelmus Drillen-
burgius, Bernardus Anzemius, Cornelius Malsenius, Jacobus
Bemmelius, Otto Joannes Rodius, Cornelius Gisbertus
Culemburgensis, Franciscus Sneeckius, Jacobus Feitius,
Daniel Leemputius; quaestores: Godefridus Gerardus Ver-
hemius, Petrus Voschius.

Circa hoe tempus Ordinum nostrorum milites prope
oppidum Clivense Dinslaken jumentorum ingentem egere
praedam post quorum decessum Regii supervenientes
quod reliquum collegere, paganos insuper ut hostium
receptatores incusantes, adeo ut Clivenses, Juliacenses,
Monteuses, Marquenses et vicini, qui nullarum partium\'
videri student, utrique i) hostium numero habeantur. Quare
mihi probatur Machiavelli consilium: praestare partem
eligere, cui te adjungas, quum defendas, si medius inter
hostiles furores collocatus es, quam ab utraque simulate
errore aut ficta hostilitate discerpi. At ducum fatuitas et
procerum quorundam munerum corruptelis expositi animi
causam praebere calamitati multorum videntur 2), q^i
patriam malunt perditam quam Hispanico carere auro.
Hispaniarum autem rex, cum divitiis altero in vento orbe
abundet, nihil aeque ad rem suam facere putat, quam
annuls stipendiis pensionibus principum consiliarios emere
a^ corrumpere. Tales in Anglia ad 500 dicitur alere, in
Germania, Gallia, Italia infinites, et vereer s) ^it in ipsa
Batavia. Jo. vero Casmirus Palatinus, cum se nullis muneri-
bus aut pollicitationibus corrumpi sineret, multum profuit
Germaniae, qui tanquam immota cautes restitit tempes-
tatibus Ibericis. Ei misit rex per sues puram chartam,
regia signatam manu, addiditque mandatum posceret,
quid aut quantum vellet, atque adscriberet se ratum habi-
turum curaturumque, ut haberet.

4) Hs. heeft: utriqui.

2) Hs. heeft: videtur.

3) Hs. heeft: verier.

-ocr page 413-

SOI

Hospitum nobis fuit apud Gerardum. Doernium, prae-
torem Meyieracensem, in [fol. 160] aedibus Milendon-
canis.....

Mauritius occupavit regionem Wasiam et in ea oppi-
dum Hulst \').

Cum Boxtellius praetiosam haberet supellectilem in
aedibus Gerardi Mercatoris vidi et allocutus sum mag-
num illum et celebrem cosmographum, senem, podagri-
cum, qui uxorem duxerat non ita nuper multo se aetate
minorem, cujus amore dicebatur paene insaniisse, immemor
verissimi proverbii Belgici, quo senes a simili amore
deterrentur. Habuit filium Arnoldum ejusdem cum pâtre
artis, qui jam obiit; sed reliquit qui in aere laborant,
filios Joannem et Gerardum et nescio an lepidam puellam,
quam hic in aedibus avi vidi. Vivit adhuc Rembaldus
Mercator filius natu minor, qui nuper cartam Germanicam,
Wilhelmo lantgravio Hassiae summe cosmographiae stu-
dioso dedicatam edidit.....

Audivi concionantem Johannem ex monacho ecclesi-
astem, hominem superba eloquentia intractabilem, nihil
praeter flamrnas et diabolos spirantem ; damnabat musicen
organaque et omnem convictum eorum, qui diversa cum
ipso sentirent. Erat alius concionator Hollandus, Scagensis,
Wolbrandus, sedatior.

Apud Redickhovium, humanuni admodum virum, pran-
simus, qui quondam Boxtellio servi erat nobili servitio;
vicinus buic erat Sidracus Scotus, Arnhemiae olim meus
praeceptor

Praesidium regium relicto Orcoyio discessit.

Maxaemilianus Hornius cum Crachtio Milendonckano
et doctore Hoet Aenboltiam profecti sunt, ut cum ea
nomine Ordinum nostrorum componerent oppidi statum.

4) Vgl. Bor III blz. 574.

2) Gerard Mercator (le Marchand) of dc Cremer, geb. te Rupelmonde
4512, gest. te Duisburg 2 December 4594. (w. L.)

3) Zie boven blz. 42.

-ocr page 414-

8Ó2

[fol. 160*.] Regio Wasensis nostris tributum pendit
50.000 florenorum in mense.

Essenses vicini, cum duos ex Ordinum castris milites
praedantes gladio punivissent, a nostris satis inique eo
minis terrentur, ni se redimant.

Prope Remuntiam nostri coepere filium Harderatii, vice-
cancellarii Clivensis, papistarum summi propugnatoris,
apud quem literas ad Parmensem sécrétas invenerunt.

Erat hic quidam juvenis medicus ex Daneelsiis Ant-
werpiensibus ortus, qui ex Italia redux nuper multa
narrabat. Nam eum interrogaretur, cur Lombardiam non
excessisset aut Romam adiisset, respondebat : viatoribus
statim in pontificia ditione occurrere monachos, simulera
(sic) crucis osculanda offerrentes et récusantes ad inquisitores
hereticorum deferrentes, ac eo nomine se territum rediisse.
Idem narrabat, consuetudinem sive legem esse apud Venetos,
qua primogenito omnia parentis bona addicerentur, minores
fratri cohabitare et primogeniti mensa, etiam uxore, uti.
O impudens mendacium, nec ut refellatur dignum! Non
credebam tam barbarum me inventurum, nedum medicum,
qui hoc crederet.

[fol. 161.] 26. Mauritius Nassovius post receptam (sic)
Noviomagum "), ut militarem disciplinam. (qua plurimum
hactenus summo publicae rei damno fuerat laboratum)
reduceret, militem, qui pileum certo pretio a muliere
fuisset mercatus nec pretium integrum persolvere vellet,
reclamante muliere, arripi statim et cognita causa in crucem
tolli jussit. Et sic exemplum integri ducis militibus prae-
buit civiumque maximum favorem eo facto demeruit
Monteuses et Clivenses proceres de utriusque relligionis

1) I. m.: 19 hujus mensis. — Volgens Bor III blz. 575, Wagenaar
VIII blz. 360,
Journaal-Duyck I blz. 64, had de overgave van Nijmegen
21 October plaats.

2) Volgens Bor III blz. 574 en Van der Kemp, Maurits van Nassau
I blz. 112 gebeurde dit of wellicht een analoog staaltje van strenge
krijgstucht na de inname van Hulst.

-ocr page 415-

exercitio consentire dicuntur; Juliacenses reformatam reei-
pere negant.

[fol. 161^.] Dahelius 21 apud dominum Boxtellium cum
pranderet, videbatur mibi ex professo hostis Paracelsis-
tarum ; periculosissima nempe dicebat illorum esse remedia
et plerosque temerarii ac incerti judicii.

Legatos suos in Hollandiam misit Caesar, ut aliqua
conditione certa pax fieret; nequicquam, ut quidam arbi-
trantur. Sed mihi in hoc errare videntur nostri Ordines,
ut eam spernerent, quam honestis et tutis conditionibus
possent impetrare. Non nempe inspicienda tantum praesens
fortuna; mutabihs illa, nullo loco fixa; uti qua jam possent
ad suum commodum, ne irritata animoruixi obstinatione,
vultum verteret tandem i). Rebus fiorentibus, de ruina
prospiciendum est, quae tum propior, cum magis abesse
videtur. Legati dicuntur esse antistes Herbipolensis, comes
Salentinus Isenburgius, doctor Faber

[fol. 162.] November.

Kal. Ordinum confoederatorum Belgiae literas hoc tem-
pore ad senatum proceresqiie Juliacenses dedere, ut resti-
tuant Nuenarii comiti Walburgi Bebdur
(sic). Rescrip-
serunt : comitissae ®) Reipherschetii esse rem, non suam,
ipsumque ten ere. Replicatum: auxilio et machinis Julia-
censium Ripherschetio deditam arcem; quare si sibi con-
sultum vellent, restituèrent vel restituendam curarent ; sin
male eis cederet, quum au.xilium viduae ferre ipsiusque
causam defendere cogerentur.

Schenckern, qui praefectus Juliacensis summus semper
Hispanorum fautor extiterat, cum in comitiis Dusselopo-

1) I. m.: Haec vera, nisi hoslium perfidia omnem fidutiam nostris
ademisset.

2) Vgl. Bor III blz. 590 (waar een andere en uitvoeriger opgave der
keizerlijke gezanten) en Blok,
Qesehieclenis III blz. 473.

3) Hs. heeft: comitis.

4) Hs. heeft: Juliacenses.

-ocr page 416-

litanis ab officio deponeretur, castrum Juliacense subito
occupavit nec parere jussis voluit; unde turbarum ingentium
origo timetur.

[fol. 162^.] 8 Partîmes de la ville de Duesborch, avec
le convoy de Wesel, environ 30 barquebusiers, et passans
la Rure fassions chemin par la bruyere de Wesel, usque

ad Luppiam..... Deinde Vesaliam intravimus.....

[fol. 163.] Partîmes de Wesel, mais pourtant qu\'on
nous disoit, que quinze soldats de Berck furent descendus
la nuict par le Rhijn et avoient tuez deux bateliers, l\'un
d\'Embrick, l\'aultre d\'Amsterdam, prismes 12 harquebusiers

pour nous convoyer, et arrivasmes au soir a Rhees.....

[fol. 163^.] Sequenti die, conductoribus comitantibus,
ad oppidum Griet pervenimus, xisque ibi dimissis Embri-
cam accessimus.....

Hinc circa vesperum munimentum Scenkianum, ad
Rheni divergium et caput olim Bataviae, appulimus ibique
pernoctavimus, cum oppidi sit instar munitum et domibus
refertum. Erat nobiscum Gerardus Jongius, duobus
(sic)
obsidionibus fortissime tolleratis, Lochemiensi et Knodsen-
burgensi, nobilitatus, qui 4 milites conductores sequenti
die habere curavit. Vidimus Wahalim, magno impetu
abeuntem ingratum, parentem suum Rhenum omni fere
aqua spoliatum rellinquere. Vidimus praeterea telonium
Lobecanum Clivensis ducatus praesidio arceque munitum
et castra nobilium: Hait, Gronstein, Altinium monas-
terium et pagum, Clivum et Griethusen oppida.

11. Arnhemium venimus et pernoctavimus, quod ventus
nobis adversus. In templo vidi sepulcra comitum Nuenarii
et Valckesteinii, nuper ante paucos annos mortuorum,
juxta sepulcrum Caroli Egmondani ultimi ducis.

Scenckii cadaver, Noviomagi in plumbea urna repertum,
summa pompa sepulturae fuit traditum i).

Narrabat nobis hospes, Hectorem Appelternium, olim
meum apud Lugdunenses Batavos convictorem et fami-

1) Vgl. Bor III blz. ,575; Journaal-Duycl I blz. 66.

-ocr page 417-

liarem \'), hominem mire phantasticum, quamvis non
indoctum et verae relligionis studiosum, nuper miserum
omnibusque fere externis spoliatum apud Vestales Jero-
solmitanas Trajecti occubuisse.

12. Vadam pervenimus, antiqui nominis oppidum exi-
guum, Wageninge, lutosum admodum. Arcem praesidio
nunc tenet Maxaemilianus Hornius, Locriae dominus.
Olim firmissimam fuisse dicunt; nunc minor est.
_ [fol. 164.] 14 Novembris Trajectum redii cum Boxtel-
liae barone, ibique in Corona imperiali divertimus.

Lipsius 2) Leodii esse dicitur cum uxore ibique habuisse
orationem in laudem beatae Virginis Mariae in collegio
Jesuitico.....

16. Amsterodamum venimus secundo vento et sub
insigni Principis Auraici hospitavimus. Multi hic mer-
catores Genuenses, qui ad frumentum coemendum véné-
rant, quod summa annonae apud Italos penuria labora-
retur ®). Hi mirabantur nostrorum hominum humanitatem
et politicam tam publice quam privatim vivendi rationem,
cum apud imperitam Italicam plebem barbaricae provin-
ciae hae crederentur. Monstrabat hospes nobis hominem,
cui ultra 12000 florenorum annui reditus ascenderent,
tamque avarum, ut neque vesci bono cibo neque induere
honestam vestem änderet; iisdem sandaliis 17 annis usus
dicebatur.

Statim post captum oppidum Hulst in Flandria -î), in
vulgus spargebantur praecoces hi versus:

Hulst is gelegen,
Nimwegen heeft den arbeyt gecregen,

1) Zie boven blz. 8.3 v.v. en J. C. van Slee, Diarium JüverarcU BroncTc-
Urstii
(\'sHage 1898) blz. 22: „2 Sept, lr.91. Eodem die mortem obiit
Hector ab Appeltern, dorninus in Persinge, Ultrajecii".

2) Hij was intusschen in de katholieke Kerk teruggekeerd.

3) Over den graanhandel op Genua van dit jaar, zie Dusseldorpius,
Annales editie-Fruin, blz. 227; Tien jaren blz. 201.

4) De inname van Hulst geschiedde 25 September; zie Bor III b!z.
574;
Jonrnaal-DiiycTc I blz. 55; J. G. van Slee, Diarium blz. 24.

JJueJiellius Commenfarim. 20

-ocr page 418-

Groeningen heeft tot Paeschen respijt,
Tshertogenhosch heeft vuyre noch tijt.

17. Circa meridiem hinc solvimus et per flumen Tye,
vento turhulentissimo, non sine periculo ad Sardamum
pervenimus. Sine dubio advigilabat pro nobis divina
dementia, quae auxilio et Providentia nautae externi nos
conservabat; navis nempe, non saburrata, facile turbidini-
bus subversa fuisset. Tam variis subjicimur casibus vitae
incertissimi. Fracta antenna aliisque navis adminiculis,
ad Emissarium Sarae pernoctavimus, augescente semper
venti vehementia, adeo ut domus casurae viderentur,
quae ex ligno et stipula levique materia in his regionibus
propter solum uliginosum ac palustrem conficiuntur.

Sequenti die, hora matutina tertia, navem ingredimur
et ad nonam Alcmariam intramus, perfecto itineris nostri
circulo.

[fol. 164*.] Etiamnum viget amoris impetuosa dementia.
Joannes Overschieus, Delphensis, perfectae humanitatis
juvenis et locupletibus parentibus editus, qui Italicos
Gallicosque mores viderat, imbiberat, amabat et, ut eventus
indicabat, ardentissime Hesteram Sonneveltiam, puellam
satis pulcram et lepidam, sed superbiorem et divitiis
tumentem. Alliciebat primum amatores, deinde ludebat,
tandem contemnebat. Unde is repulsam jam passus, cum
se delusum sentiret, nec amoris nee contumeliae ferens
magnitudinem, insanum in morbum decidit. Primo tune
diluculo surgens, multa ante aedes questus, furere quo-
dammodo videbatur, omnia diffringens vestimenta, ac
dein post unum atque alterum diem obiit. Dicebant
medici, cor ejus disruptum in corpore inventum.

20. Hora circiter 6 vespertina mira tempestas exorta
est; fulgura, torritrua extra anni tempus audita.

Pons piscatorius Almarianus, qui ante decessum nostrum
fuerat inceptus, nunc ad summum pervenit; amplus ad
commoditatem civitatis et ornatum, cui superimpositi
leones, insignia Hollandica et civitatis tenentes, et lepida
haec epigrammata :

-ocr page 419-

1591.

De visclimercks vrouwen
Hebben my bier doen bouwen.

Die mynen naem wil weeten,
De Viscbbrug ben ick gebeeten.

20. Viennae Batavorum fuit triumphatum, quod Wal-
ravius Brederodius se heredem Gertrudis Bronckhorstiae
et dominum Viennae declarasset »).

Portunae lusus vidi variabiles 2): hominem, quem ex
antiquo Prisiorum regum
Stirpe ortum narrabant, exiguo
nummo, ut victum lucraretur, ad duo triave milia literas
ferentem. Alia frequentabat aedes nostras mulier, admodum
paupercula, quae vilissima quaeque faciebat, ut panem
lucraretur; erat haec ex nobili familia, sortis ludibrio ad
miserrimum redacta statum.

28. Pestus institutus dies, et supplicationes indictae ob
prosperos belli hac aestate successus.

Parmensis ab illo tempore, quo dispersa fuit divini
numinis favore classis Hispanica, maie apud suos prae-
cipue Hispanos audire coepit, et nomen ejus variis tra-
ductum calumniis; pictura ejus cum crumaena Judae
proditoris nomine prostitit.

Quidam Hais, hoc tempore amore Hesterae Sonneveltiae
poene insaniens, sibi pollicem praescidit, in numerum
quoque stultorum amantium referendus.

[fol. 165.] December.

Extra portam Haerlemiam Anabaptistae, ad mille fere
passus a moenibus, habent concessum suum, loco arbustis
consito sedilia sunt ex terra theatri instar facta, ac in

1) Vgl. boven blz. 209 en 233.

2) Hs. heeft: variabilis.

3) Van Buchell heeft hier blijkbaar op het oog de plaats, waar de
„Waterlanders" te Alkmaar hun godsdienstige bijeenkomsten hielden.

20*

-ocr page 420-

medio paulo altius suggestum, ex quo concionatur ipsorum
ecclesiastes.

Ad Pontem novum loco, qui dicitur Dronchenoort, quod
ex lacu aut paludibus sit siccatus et civitati adjectus, est
in medio domuncula, ubi tributum cervisiarum solvitur,
et leguntur vernaculi hi versus numerales:

1577.
Haest dan sChler,

ALs ghl het bier
BY dragers sVLt haLen.

TsY lonCk oft gris
TMoet des stats eXCYs
Hier aL betaLen.

Fuit olim templum Crucis, ex cujus \') parte inferiore
fecere macellum et bilancem, ex superiori curiam Rhetorum,
(sic vulgus comicos vocat), ubi haec legitur inscriptio:
„S. P. Q. A. restituit virtus adempta jura bilancis"; addita
insignia turris candidae in purpureo campo. Vici et plateae
praecipuae sunt: Via longa, Luttichdorp, Dronckenoort,
Regia, Flaminia, Equestris, Novus agger.

18 2). Vecti curru Haerlemiam intravimus. In via ob-
viam habueramus legatos Leodienses, qui ut videbatur
regionem perlustrabant. Haerlemienses vero restaurabant
magnam murorum partem.

Aderat nobis in coena quidam ecclesiastes juvenis, cui
agnomen Ensick, homo mediocriter doctus, qui et practi-
cam medicinam exercebat. Habuerat is contentionem

Deze vergaderden, toen bij in deze stad vertoefde, aan den Koningsweg
in een schuur; zie S. Blaupot ten Gate,
OescMeJeiiis der Doopsgezinden
in Holland
(Amsterdam 1847) I. blz. 29 en 346—347. («. i.)

1) Hs. heeft: quujus.

2) Hs. heeft: 28, maar dit moet zonder twijfel zijn: 18. Immers, 23
December kwam Van Buchell met De Hornes te Wageningen, alwaar
op 24 gedoopt werd Philippus Adolf, zoon van Maximiliaan de Hornes
en Agnes van Milendonk. De Hornes vertoefde met Van Buchell een
paar dagen bij zijn zoon en kwam 28 December te Utrecht, op welken
dag hij derhalve onmogelijk le Haarlem kan geweest zijn. (o.
L.)

-ocr page 421-

H*

cum ecclesiastico consistorio, qui ipsum, quod paullulum
ab ipsis dissentire videretur, officio removerant; quare
magnam sibi fieri injuriam ac famae detrimentum quere-
batur et id ipsum scriptis se testaturum narrabat.

[fol. 165^,] Circa Natalem dominicum creantur consules
Alcmariani numero quatuor, iique a senatu provinciali
approbantur.

Equités Baxiani novum genus armaturae invenere, armati
tboracibus ferreis sclopettisque lanceisque simul. Quotidie,
ut video, nova excogitantur ad mortalium ruinam; pulvis
tormentaria tantarum virium inventa est, ut nullum
ferrum résistât, et sunt, qui antidotum ferreum magnis
viribus diu elaboratum repertum dicant, sed magni
sumptus.

A festo Omnium San(c)torum ad Bacchanalia, singulis
horis vespertinis, ludebat in templo, pneumatico instru-
mento, Petrus Odulpbus, excellens in ea arte; sed quic-
quid facit, id sine teste facit.

Miror ego tam frigidum magnorum virorum adfectum
erga liberos: Brederodius Reinoldus ultimus suos abs se
tanquam alienos et ignotos abjecit; unde Walravium ejus
filium saepe dicentem audivi, merito maledictionem
divinam sentiisse suam gentem, quod liberos tam parvi-
penderent parentes, ut paene ad internitionem et stirpis
et bonorum pervenerit. Boxtelliae quoque baro, meus
berus, filios a se tanquam alienos, mortua priore uxore,
ad matris amicos dimisit; filias non solum spatio 15
annorum non vidit, sed ne literis quidem respondit, nec
quicquam vel ad memoriam conservandam donavit. Sic
et sorores omnibus bonis excluserat, sua esse dicens, et
ne alimenta quidem prebuerat; vices ipsi reddit Luith
dominus, cujus sororem secundo matrimonio habuit con-
jugem.

Fama accepi;, Camillum \') obtulisse comiti Mursiae oppi-

1) Waarschijnlijk is bedoeld de Italiaansche krijgsoverste Gamillus
Gapisucchi, die onder Parma streed, o.a. bij de overmeestering van

-ocr page 422-

dum arcemque se restituere, modo ipsi ab Ordinibus locus
in Batavia tutus assignaretur, ubi tuto et quiete vivere
posset.

Vidi Alcmariae rinmolens et moles papiraceas, ubi papy-
rum conficitur spadicei coloris ex retium jam corrup-
torum relliquiis. Salinae hic quoque nonnullae, ubi sal
coquitur rude et ad summum candorem perflcitur.

[fol. 166.] 19. Amsterodamum proficiscentes, via ad-
modum iniqua et alta, ex qua vidimus regionem uliginosam
aquis passim inundatam, adeo ut domibus egredere
{sie)
multis in locis nisi navigio non possent. Hinc vidi obehs-
cum, secus viam erectum, duo circiter passuum millia ab
urbe distantem, cum signis Amsterodami, addito epigram-
mate: „Terminus proscriptionis". In conspectu vero urbis
sunt Waterlandi, qui magnas habent divitias ex pecorum
pastu; salum non modo, sed et solum navigant; aestate
Orientem Occidentemque petunt variaque mercimonia
navibus referunt. Hyeme suis se condunt tuguriis casisque,
ex ligno ac stramento arundineo propter fundum uligino-
sum existentibus, sed mira et prodigiosa fere munditia
nitentibus; mediocres villici 24 habent vaccas plusque
feruntur lactis venui exponere, quam Colonienses vinum (sie)
Rheno demittant. Ager est aequalis, multis fossis distincta,
arborem regio non alit; aequi justique tenaces sunt,
quorum verba plus ponderis quam aHorum habere dicuntur
juramenta. Sunt tamen duri ingenii et periculosa ebrie-
tate damnandi. Habitus tam puellarum quam virorum
plane a nostris diversus, ut in libello imaginum i) ex-
pressi. Caedes hic plures fiunt, sed praesertim inter ebrios;
certae mensurae cultros gerunt et circa Collum occultant
ac tanquam caput scalpturi proférant, proditorieque feriunt
adversaries saepe.

Nescio ego, quam relligio Christiana frigeat et opinionum

Neuss, en thans namens de Spanjaarden bevelhebber zal geweest zijn
vau het stadje Meurs. Zie over hem Strada,
De leïlo Belgico, Index i.v.
1) Dit schetsboek schijnt verloren te zijn geraakt.

-ocr page 423-

varietate evaneseat, ita ut propemodum ludibrio sit vulgo.
Examine nempe nostra familia excussa, comperi, dominum
nostrum curiosa quadam fide et ficta ratione niti, quam-
vis verbotenus pietatem colere videatur. Ejus pater, sep-
tuagenarius, rudi et militari quodammodo relligione multa
ridet non ridenda, et nescio quam frigide sentiat de
resurrectione carnis. Faliga Christianam pietatem plane
fastidit, Judaicis superstitionibus imbuta. Bar(onissa) nun-
quam templum ingreditur, nec audit quod ad salutem,
nisi quod nuper legere ipsa didicerit. Caetera juventus
aut parum aut nihil de relligione Christiana intelligit.

[fol. 166^.] Amstelodami parum morati pergimus. Glacies
omnis Amsteli fluvii ad tria fere passuum millia tarn
faeminis puellisque quam viris repleta spectabatur; vola-
bant alii ferreis suis calceis; judicabant alii, quis doctior
hoc lusu mira oculorum voluptate in concertante hac
turba. Pernoctavimus in pago Auderkerckiano et sequenti
die Trajectum intravimus.

Circa hoc tempus Antonius Amstelius Mindenus, nescio
qua ex causa, graviter mania laborabat. Credebant quidam,
patrem esse in causa, quod magis faveret novercae liberis.
Exierat e domo paterna, Rotterodamum ut dicebat pro-
fecturus; cum tardius eo venisset et portae essent clausae,
sub dio in prato quodam decumbens surgensque, vestibus
se exviit mireque lamentabatur, donec a quibusdam frigore
pene torpescens ita inveniretur; a quibus interrogatus
quis esset, ubive habitaret, nihil reddiderat praeter ge-
mitus. Quare quod ex vestibus viderent alicujus esse
familiae bonae juvenem, in hospitium deduxere et Leidam
misere, sciscitatum, num quis juvenem hoc vestitu novisset.
Ex inditio cognoscitur, a patre domum referri curatur,
diu ita mansit, vinculis in lecto constrictus, quod indomita
rabie quandoque saeviret. Nunc tandem Loenium per-
ductus, ad mentem incipit sedatiorem reverti.

23. Vadam profecti sumus per pagum Amerongen, ubi
vidi quercum antiquam admodum, sub cujus umbra
steterat sacellum non admodum magnum, quae jam ceci-
derat. Vidi et Castrum Zulestein ac locum, ubi nuper

-ocr page 424-

infeliciter cum Regiis nostri pugnassent, ducibus Mursiaco,
Scenckio, Vilertio i).

24. Sacro fonte fuit ablutus filiolus Maxaemiliani Hornii
et Agnetae Milendoncanae, susceptoribus Philippo Nas-
sovio, Johanne Hoernio et Walburgi Nuenara; nomen
inditum Germanico more geminum Philippus Adolphus,
proavi et Adolphi Nuenarii. Hinc magnis sumptubus
aliquamdiu commessatum; omnia erant abundanter in-
structa, vinum affluebat, [fol. 167] instrumenta omnis
generis docta manu agitata resonabant. Aderant praeter
jam dictos dominus de Oyen, Smetius Germanus, magister
nuper aulae comitis Valkensteini et, quod mirum ex
vinosa illa gente, invinius, corporis optuma tamen dispo-
sitione et carnosis pinguibusque membris. Faeminae erant
praeter Walburgam Nuenariam, Wilia, Ridderia, Broeckia,
Boeckelia, Vadana, bella picoletta intre tante sordeste e
rusticitate; Wilia d\'alto corsagio, di visagio cortegiana por
brusar la neve e romper dal caldi ochi il freddo gelu.
Oime dolci sguardi, che mi fatte ricordar il mio amore!

Falsa quaedam spargebantur de reditu Philippi Nassovii
comitis Burani, et non deerant, qui visum affirmarent.

Ante paucos dies obiit Maria Nassovia ex casu de ponte
ülvana, cum duabus filiabus, quas ex Guilielmo comité
Montense genuerat, ex quo filios habet: Hermannum,
Fredericum, Osvaldum, Henricum.

Noviomagenses dicuntur veteribus privilegiis etiamnum
gaudere; verum qua semper gloriebantur libertate, quam
hoc versu vulgari exprimebant:

Nimwegen, sij voorsichtich altijt

Dat ghy niemant inneempt dan die ghy machtich sijt.

carent; veterem tamen pertinatiam servant homines, duri
et contumeliosi sui natura

1) Ygl, boven bk. 120—421.

2) Zie hieronder blz. 317.

3) Hoe de stedelijke overheid van Nijmegen door de Staten werd om-
gezet en door prins Maurits bevestigd, zie Dusseldorpius,
Annales, editie-
Fruin blz. 249.

-ocr page 425-

Johannes de Gent, signeur d\'Oyen, magnus Geldriae
praefectus venationis creatus fuit.

Cum essem Coloniae Agrippinae, vidi hominem Petrum
Aquisgranensem, qui, cum fuisset dives, omnia distri-
buerat pauperibus, adeo ut ipse jam indigeret. Non pos-
sum ego probare tam inofîiciosas donationes, cum quisque
sibi sit proximior.

Navis quaedam Hollandica, mercibus praetiosis onusta,
non procul a limitibus Bataviae in mari periit, servatis
tantum 5 viris.

[fol. 167^.] Cum 28 Trajectum fuissemus reversi, paulo
post ultimo hujus mensis decessimus et per oppidum Woer-
denum vecti apud Alphianos pernoctavimus, ubi nobis
aderat Martinius, olim secretarius Antwerpius, homo ad-
modum loquax, aliquae tamen scientiae et doctrinae. Sed
ut verum dicam, festina ilia loquacitas faeminis magis
mihi convenire videtur quam viris. Humanitatem non
damno, sed gravitatem viri aestimationem augere puto;
quare mixturam utriusque, certa mensura temperatam,
approbarem.

Dicebatur Parmensis Capellam obsedisse oppidum, sed

adveniente Navarraeo decessisse.....

Guillielmus Rollaeus, ex familia nuper comitis Mauritii,
omnis lecae humanitatis princeps, nunc dux militaris
effectus, cum aere alieno praemeretur vel vitae taedio
atficeretur seu spiritu aliquo melancolico duceretur, post
gentaculum cum familiaribus sumptum, valete inquiens
aeternum, abierat et equo insidens circum moenia tum
hostilia Noviomagensium equitabat, vigilesque provocans
contumeliosis dictis afficiebat, donee sclopetto trajiceretur.
Hic ut levis vitae cursus ac temerarius, sic et exitus fuit

Cum confabularemur, Timmermans, questor Boxtelii
baronis et designator nuper Locriae domini, de Boxtelii
pago ac arce dicebat, omnia feuda adhuc teneri a castro
le Stapel, cujus adhuc exstarent relliquiae, addebatque,

1) Variatie op het bekende spreekwoord: „Qualis vita, finis ita",

-ocr page 426-

mare eo usque et ad Tuugros pervenisse; idque eo argu-
mento, quod omnis iste tractus arenosis collibus sit muni-
tus, baud aliter ac hodie Hollandia, contra maris impetum;
Silvam vero Ducis in oppidi formam redactum a Godefrido
(ut quidem ille) Gibboso (sed temporis mihi in hoe versi-
culo ratio videtur dissentire: GodefrIdVs dVX eX sILVa
feCIt oppIdVM) volebat.

ANNUS CHRISTIANUS 1592.

[fol. 168.] Consules: Theodorus Canterus 3, Alardus
Helsdingius.

Januarius.

I. Lugdunum ingressus, hanc notavi inscriptionem,
supra valvas basilicae praetoriae in nigro marmore aureis
literis exaratam i) :

Naadat des sWarte hVngers noot
Hadde gebraCht ter doot
BInaest ses dVisent MensChen,
ALst Godt den heer Verdroot
Gaff hl Ons Weder broot
SoVeeL Wy CVnsten WensChen.

Zect ende vindt tjaer van Lyden zwaer,
Dat niet en was te herden;

De Heere maer vrijd ons daernaer
Der thiender Maend den derden.

1) Vgl. Orlers, Beschrijmnge der stadt Leijden (1641) I blz. 160; Van
Mieris,
Beschrijmng der siad Leyden II blz. 364. De verzen zijn grooten-
deels nog op genoemde plaatsen aanwezig en hebben tot auteur den
bekenden letterkundige Jan van Hout, secretaris der stad tijdens het
beleg. Yan de coupletten No. 3 („O welcom admiral") en No. 4 („Boisot
met de bergers") maken Orlers en Yan Mieris geen melding; ze worden
trouwens niet meer ter plaatse gelezen.

Yan Buchell\'s hier afgedrukte tekst is nogal onnauwkeurig, met name
in het eerste couplet, waardoor het tijdvers in de war geraakt is. Ook
Hollandsche afschriften schijnt hij niet zeer nauwkeurig te hebben ge-
nomen, zooals van de Latijnsche Mommsen en Hensen zich uitlieten:
„Buchellius parum accurate lapides descripsit". — Ygl. Lanciani,
Iter
p. 36.

-ocr page 427-

O welcom admiral, o welcom sprincen knechten,
Door wien Godt Almachtich ons tsaem heeft bevrijt!
Was des borgers geroep; om tbroot sach men se vechten
Ende int water springen, int incomen met vlijt.
Honger is een scherp sweert, als wel vuytwyst den tijt.

Boisot met de .borgers ginck stracxs in de kerck,
Danckten ende loofden Godt van sijn grote weldaden.
Sprack: ten is niet dan alleen (o Godt) u werck
Datter is gebracht door u grote genaede;
God wil se helpen, die belast syn ende beladen.

Boven den inganck van het stadthuys:

\'t Rijck van Spangien hem verblyden

Int beleggen, als sy sagen
Met gedult my dragen lyden,
Zooveel letters, soveel dagen.

Supra Portam macelli hi versus;

Indien Gods goetheyt u brengt voort
Geluc en spoet, niet trots \'t gemoet,

Maer neer wilt dragen;
En sent hy (siet) weerom aen boort
Angstich verdriet, weest daarom niet

Te seer verslagen;
ü heyl sulcx bil, en toebehoort.
Danct God, swijcht stil, so was sijn wil,
Begeer, behagen i).

2. Per Castr(i)chem, Velsen, Heilo pagos Alcmariam
veni, ex itinere Vadano redux.

7. Nuptias spectavi plebeias filiarum Stuverii, ultra
modum sumptuosas, ita ut ad extremas bas orbis partes
extremam pervenisse luxuriem videam. Constiterant
4000 fl.

1) De twee laatste coupletten zijn op den rand bijgeschreven,

-ocr page 428-

Sequentis diei nocte quaedam mulier, prostratae alioquin
pudieitiae, submersa et collum a diabolo fracta inventa.

Philippus Nassovius cum legione Belgica auxilio regi
Navarraeo a nostris Ordinibus mittitur; tria quoque millia
Anglorum Diepam appulisse narratur

20. Nostri et Navarraei dicuntur montem Catarinianum
propugnaculum [fol. 168^] cuniculis tentasse, quibusdam
ruina oppressis.

Audivi quendam cantantem cantilenam, qua Sonne-
veltia traducebatur, quod occasionem dedisset mortis
Overschie, ut crudelis, superba et Seirenum more venenose
blandiens

Februarius.

Hagam venit Bilantius liber dominus in Reid, legatus
Caesarius, ut de pace ageret. Dederat ipsi literas Latinas
eleganter conscriptas, ad praetores, consules, scabinos
harum provinciarum, quibus adhortatur, ut pacem obla-
tam amplectantur animumque ad eam applicent, idque
suos cives persuadeant nec dubiae Martis aleae fidant,
aut ferlante jam prae foribus Marte eam temerarii con-
temnant neque eam, quam jam cum dignitate et salute
sua possent obtinere, frustra tandem necessitate coacti
optent. Ad quam, si propensos ipsorum animos cogno-
verit, pollicetur, se per viros nullarum partium integer-
rumos omnem operam insumpturum, ut ea fiat summo
ipsorum commodo et honore. Interponit suam fidem, quae
apud plurim^as nationes etiam barbaras multum valeret.
Es arce Pragensi
a°. 1591

10, id est 2 Bacchanaliorum, rustici in pago Heilo
anserem distrahunt ex equis.

1) Vgl. Bor in blz. 604; Jom-naal-DuyoTc I blz. 67.

2) Vgl. boven blz. 306.

3) Otto Henric de Beyland (Biland), een van de gezanten, door
Rudolf II naar ons land gezonden; zie Bor III blz. 590; Van Meteren,
QescMedenissen (1614) fol. 322v.

4) Zie boven blz, 293 noot 1.

-ocr page 429-

Boxtellius cum novi nihil audiret, admodum se tor-
quere erat solitus, adeo ut se rumoribus licet incertis et
mendacibus foveri plurimum putaret; unde recte in illum
convenire, quod olim de Atheniensibus quidam : „ad nihil
aliud vacabat, nisi aut dicere aut audire aliquid novi" i).

11. Galium trahebant in equis aurigae, qui deinde con-
junctis uxoribus, Bacchico furore urbem discurrebant

Sequenti die felem lanceis qu,ibusdam robustioribus pete-
bant, ex dolio et ex navibus, validis remis agitatis; in
aquas obtusis ligneis scipionibus deturbabant invicem.
Victum statim sequebatur victor, natans tam gelidis undis,

Anus ex navibus decurrebant, et aquis altera rugosam
commaculabat anum ; hinc junior mulier eandem experie-
batur vicissitudinem.

Familias habet Alcmaria celebriores, ab Egmondanis
translatas partim, ut Teilingiorum, ex quibus unus consul,
alter medicinae doctor; ex illustri olim familia Egmon-
dorum Vander Nienburch, Sonneveltiorum, ex qua Hen-
ricus et Joannes fratres supersunt.

[fol. 169.] 23. Parmensis expugnavit oppidulum Novum
castrum intra Rhotomagum et Diepas, ubi praesidium
erat Templi et Rebursii.

Philippus Nassovius, cum suis mare ingressus 28 hujus
mensis stylo ut credo Gregoriano, paulo post appulit
Diepam.

Gerardus Hurnius Bassigny baro, filius Boxteliii baronis
senior, suffectus dicitur in locum Andreae Sigonii in prae-
fectura superior! Buscumducensi. Sigonius vero, cum aliis
nonnullis repetundarum damnatus, Bruxellae ad rationem
reddendam servatur.

Le quartiermaitre nous racompta, comment la contesse
de Berck, soeur au prince d\'Orainge, en sortant son

1) Hand, der Apostelen XVII: 21.

2) Deze en de volgende alinea slaan op de kermis te Heilo en moeten
in onmiddellijk verband met hetgeen onder iO Februari staat worden
gelezen.

-ocr page 430-

chasteau Ulven au charot ou coche, avec ses filles tombast
du pont, et noyerent les filles i).

Fama nuper erat, Gislenium Boesbekium, cum in Flan-
driam se recipere pararet, in via a latronibus jugulatum;
quod falsum audio.

Martius.

[fol. 169*.]

Régi 2) sunt 9000 equitum, peditum 3000; reliquos in obsi-
dione Rotomagensi reliquit. Exspectat Belgas et Schotos;
quos cum habuerit, exercitus ei erit 15000 militum. Habet
et exercitum in obsidione Pictaviensi. Nobiles ejus arma
sequuntur voluntarii 3000, qui ne famulum inter se militare
permittunt et tandem praemium exspectant condignum
sua fidelitate.

Durante obsidione Rotomagensi ex praesidiariis diver-
sis excursionibus periere 40 duces militares et 800 milites.

Frentius cum suis in pago quodam Lotareno, cum securior
esset, ab hostibus fugatur, perditis omnibus impedimentis.

Literae 19 Februarii scriptae indicant, Parmensem ex-
spectare ex Brittania Gallica 1300 Hispanos, aliosque ex
Belgia.

Non procul hinc regio est Veronensis \'\'), quae suum habet
quaestorem. Hic olim urbs fuit Celebris, cujus meminit
Junius in sua
Batavia, quam Johannes comes Hollandiae
obsessam et proditione sui consulis Phobbi captam delevit,
eo quod Veronenses multum augerentur seque in liber-
tatem asserere vellent.

12. Currunt per vicos et urbem ®) puellae puerique, hi

1) Over het verdrinken van Wiihelmina en Juhana, dochters van
Maria van Nassau, in November 1591, zie boven blz. 312 en Bor III
blz. 586.

2) Nl. den koning van Spanje.

3) Rouaan. — I.m.: Typum obsidionis Rotomagensis apud me habeo.

4) Het voormalige dorp Vroonen, waar het tegenwoordige dorpje Sint
Paneras, werd in 1297 door graaf Jan I verwoest.

5) Alkmaar.

-ocr page 431-

scipionibus, illae coronis floralibus ornati, caput hedera
ornati, cantantque puerile canticum :

Vrau, vrau, set u dochter te nay en,
Breeckt den draet, soe gaet sy drayen,
Geeft se naelt, schaer, draet, vingerhoet
En ellen, die se quellen naoet.

20. Vidi apud Martinum Meesterum sturnum, cantare
et loqui doctum, quem magni ipse (ut merebatur) faciebat.
Vidi autem in ipso perfectum assentatoris aulici exemplar.

[fol. 170.] Audio, Nassovium expeditionem fecisse contra
urbem Trajectensem ad Mosam, sed repulsum

Audio Hispanos Batavis, Italiam navigantibus merca-
turae exercendae gratia, 30 naves eripuisse.

Extra portam Harlemensem deambulans, vidi relliquias
monasterii olim amplissimi Canonicorum regularium

Venerat hic Biliae comitis uxor, ex familia Sonnevelti-
orum, cujus bona jam diu fiscus occupaverat, quod conjux
ipsius regias sequeretur partes, ut eadem sibi restitui ab
Ordinibus impetraret, quandoquidem maritus ejus jam
tertius, semi-Italus, suam in patriam reversus nihil hostile
tentaret ®) contra hanc provinciam Invitaverat hanc ad
prandium Boxtelliae baro; tant galiarda, tant courtisana,
que vis aultre ; au
(sic) paria docte et nette, d\'une gravite
plus que feminine, ainsy qu\'on peult bien dire, que con-
suetude et nourriture fait laultre nature; on la diroit nee
d\'une grande princesse.

Circa hoc tempus cum nundinae essent, spectatum
veniebant plurimae ex Frisiabonum regione vicina puellae,

1) Deze expeditie deed prins Maurits li Maart uit Breda; de mislukte
aanslag op Maastricht geschiedde in den nacht van 17—18 April; vgl.
Jmrmal-Duyck I blz. 69—70; Bor III blz 615.

2) Het klooster der Regulieren op den Woerd of Hogerwoerd (op den
weg naar Schoten, ten noorden van Haarlem) werd omstreeks 1400
gesticht en bleef na 1581 verlaten.

3) Vermoedelijk te lezen: tentarat.

4) I. m.: Primus maritus praefectus Antverpianus Sterck, vulgo
amptman.

-ocr page 432-

habitu moribusque plane ab incolis Almarianis coeterisque
Hollandis diversae, quarum formam expressi in albo meo
diversarum gentium picturis ornato. Vidi tum inter caeteras
quisquilias nundinarias quendam circulatorem, qui avoit
trois peinctures des couleurs meslees, dont la perfection
apparoit per un tuyau, et fust la primiere une nonnette,
que déchaussé un moine et donna avec le pantofîie aux
fesses; l\'aultres furent de la matiere culetaire, au mesme
mode.

Mira vulgi opinio de eertmenneJcens, sive nostri cabauter-
mannekens,
quos volunt felicitatem suis aedibus adferre
ac omnia noctu agere, quemadmodum olim Lares et Poe-
nates dii.....

Vidi hic agnos uno partu editos 5, et vulgariter plerum-
que tres pariunt.

In agro Alcmariensi altiori multae sunt in pascuis
violae fiammeae,
penseen nos vocamus, diversi coloris;
officinis quoque herbam clavellatam vel herbam Trinitatis
esse scribit Junius; ego Jovis Hörem credebam esse.....

[fol. 170V ] Aprilis.

20. Ordines Trajectenses legem tulerunt de colonis con-
tumacibus et in veteres dominos contumeliosis et injuriis;
aucta est post annum.

19. Boxtelliae meus baro a senatu Almariano prandio
satis sumptuose exceptus fuit, antequam discederet.

Praeter Petrum Nannium, virum doctum ac professorem
Lovaniae bonarum literarum, Alcmaria protulit Petrum
Forestum *), medicum Delphensium et nuper professorem

1) Petrus Foreest (geb. 1522, gest. 1597), de lijfarts van prius Willem.
Professor te Leiden is hij eigenlijk niet geweest; wel was hij bij do
inwijding der Leidsche universiteit tegenwoordig en heeft hij aan de
nieuwe academie voorlezingen gehouden over de geneeskunst. Het
boek, waarvan Van Buchell hier spreekt, heeft tot titel: „Observationes
et curationes medicinae et chirurgicae, sive medicinae theoreticae et
practicae, libri 32" (1.589); zie
Mohert Fruin\'s verspreide Gesclriften
III blz. 41 v.v.

-ocr page 433-

Lugdunensem, qui anno 84 scribit se fuisse 60 annorum.
Edidit observationes de febribus epbimeridibus et conti-
nuis, et alia quaedam.

22. Valedictis omnibus, cum tota familia et suppellec-
tile decedimus summo mane, et navi per locum Scber-
merium vecti, intravimus fluvium, vulgo vocata Fossa
sordida,
de Vuyle sloot, ubi vidimus, non qua hic ante ex
navi delineavi forma i), pagum amplum Vormarium. Domus
pleraeque ex ligno et arundine constant ob fundum palu-
strem, qui non fert graviora vel ponderosiora aedificia.
Regio est fertilis, sed plurimum aquosa, lacubus fossisque
distincta.

[fol. 171.] Mirum est, quam mutetur monetae valor.
Non principum, sed mercatorum libidine crescit, decres-
cit. Nec suffecit tot tantisque oneribus obrui miseram
plebem, nisi et falsata quodammodo moneta expilaretur.
Renatum saeculum, cujus meminit Erasmus 2) bis verbis:
„Caroli Burgundi temporibus quatuor fere modis expilari
populum aliquamdiu vidimus, ac praecipue a morte Caroli,
cum diuturna anarcbia, quavis tyrannide pernitiosior,
ditionem tuam afïligeret: primum ubi numismatis materia
mixtura quadam vitiatur; deinde cum ponderi detrabitur;
praeterea cum circumcisione minuitur; postremo cum
aestimatio nunc intenditur, nunc remittitur; utcunque
visum est principis fisco conducere". Quae omnia haec
nostris temporibus optume quadrant.

13 stylo veteri, cum ditionem Trajectinam essemus
ingressi, vidimus cogi undique villicos ad venationem
luporum, quorum auctus numerus multum damni infert.
Circa vesperum patriam urbem ingressus fui.

16. Tradita domus, mihi cum sorore hactenus com-
munis in vico Vincemio Gerardo Cnopio ex emptione
octingentorum florenorum. Hic ut animum meum vin-

1) Zie boven blz. 284 noot .5.

2) I. m.: De instit. princ.

3) Zie boven blz. 19, noot 1.

BuclieUhts, Commentarms, 21

-ocr page 434-

(1592.)

cerem et fortunae contemptum ostenderem, a meo jure
contra jurisconsultorum sententias discessi et malui \'qui-
busdam carere bonis quam discidii inter amicos et fratres
exemplar existere. ld licet grave primum et intimam
mentem verberaret, tandem pervici divino auxilio. Habeas
tibi indebita, soror Geertrudis \'), ac utere; lubens utatur
tua posteritas, concedo. Decipi nempe semper quam decipere
malui, injuriam ferre quam inferre.

Tabellam inveni, a monachis ut videtur quibusdam
profectam, in qua depicta erat magnitude (ut creditur ab
iis) vulneris Christi, hac forma 2), ingentis admodum;
aderatque inscriptio: „Dit is de lengte ende breete ende
groote der wonden in der ayde Christi, die van Gode
verthoont wort eenen geestelicken persoon; ende wie se
met inniger herten dagelicks aensiet, die sal binnen die
dage seecker bly ven van dootsonden, ende hy sal verwerven
afflaet van dagelycxe sonden". Addita erat forma clavis,
clavim ligneam textorum crederes, hac inscriptione: „De
paus Innocentius sende derde nagel ons Heeren den coninck
van Sicilien, ende soo wye se dagelycx [fol. 171*] aensiet
met inniger herten ende met berouwe sijnder sonden
ende 5 Pater noster leest, hem werde affgenomen de 7
dootsonden, ende sal groote gratie daermeede verdienen
aen lijff ende siel". En quibus nugis circumduxerunt
plebem falsi olim mystagogi.

^ IntelHgo ex Cantero, meditare Lipsium facem histo-
riarum, ad hoe tamen ei deesse copiam librorum.

25. Brakeliana factio inquiéta, cum amissorum munerum
restitutionem nullam videret, nisi turbata republica;
sollicitât vicinos et membra regionis, Amersfortios, Bata-
voduros, Rhenenses; dubia spe dimittuntur. Rhenenses
vero, quod Regnerus Aswyndius Brakelius de moeniis
ipsorum demoliendis et in pagi formam redigendo oppido

1) Geertruid van Buchell was de oudste der nog levende kinderen
van Arent, maar uit een andere moeder (Agnes) geboren,
(v. L.)

2) Een roodgekleurde, ruitvormige figuur.

-ocr page 435-

apud Ordines egisset, omnem■ statim opem denegarunt.
Quamobrem citati quidam ut novarum rerum studiosi
ut causam dicerent, voluntario exulant decessu; ut As-
vindius, Ruelius, Bomgerus, Nienrodius, Johannes Martius
Abcaudius, Lubbertus Prisius Zudortius, protestantes de
gravi injuria, quod, indicta causa, ab Ordine fuissent
remoti et ab adversariis, in propria causa judices existen-
tibus, condemnarentur.

Persequendo una assai bella fanciulla, servante della
nostra casa, Jenetta Mcolea, Amsterodamense, di molta
bontade, non volendo consentir al mio dimando, li denari
eusseno (al mio parer) la far cascare, honestamento se
scusava dicendo : „io so povera fighola, non ho altro ben
che il mio honore e pudicitia; quella persa, seroqe (sic)
d\'estime de chascun, et peut estre que vostre amour se
changeroit en haine et mescontentement; ainsy que ce
peu de plaisir me changeroit en douloir perpetuel, con-
sumant et gehennant ma conscience; vostre bien ou plaisir
que pouviez avoir de moy, seroit petit, et mon mal infini
et irrecuperable. Si cherchez telle lubricité, il vous sera
tacile a trouver celles qui s\'abandonneront a vous, comme
elles ont
îait a des aultres, avec plus de contentement et
moins du mal". Pour quoy admirant la saige responce
dune simple fille et aiant pytie de la dolce tenerezza,
cangiando proposito, l\'admonestoy au contraire que je
navoye fait, de vouloir conserver a jamais ceste tant
honeste voulonte, [foL 172], que faisant elle seroit réputée
et estre fille d\'honneur et receveroit quelque jour la bene-
diction divine, en honeste et bienheureux mariage, ce
qu\'elle disoit en respondant esperer avec l\'ayde de Dieu •
et moy la laissant, conforta depuis plus en vertu, que
n\'avois devant sollicite au contraire.

_ Cum me torqueret libertatis desiderium et aulica haec
vincula minus mihi convenire sentirem, dimitti a domino
meo postulavi; talis nempe mibi animus, ut cum Diogene
mallem lactucas comedere vita libera quam, serva ea
omnibus aulicis frui dehtiis. Et vereor, ut nimis vera sit
Orevarnfsententia: „enfin deviennent en lieu des chrestiens

21*

-ocr page 436-

courtisans; car la cour est le lieu, ou l\'on peult venir a
grands biens; aussy est ce le lieu, où on est accoustunae
se perdre".

Majus.

12. Ingressus est Walravius Brederodius Viennam Bata-
vorum cum jampridem se beredem Geertrudae Bronc-
horstiae et dominum Viennae se declarasset.

16. Quaedam mulier, incertum atra bile an demonis
insidiis victa, seipsam ingenti vulnere laesit et jam [fol.
172^] animum agere creditur, gutture patente.

30. Amsterodamum profectus sum, ubi cum Jacobum
Geinium inviserem, monstrabat is mihi duodecim Apos-
tolos a se sculptos in aere, et Goltzii \'\') duas Sybillas,
jampridem ex Romanis statuis in aere incisas.

Hinc submoenianum nosocomion lustravi, pauperum
mente captorum, eximia structura conditum. Supra portam
hi versus legebantur:

Tot behoeff dergener, die God met crancksinnicheiden

[visiteert,
Zijn deese huyskens hier gefondeert.
1562.

Insignia quoque fundatorum adsunt; et porta alia, pul-
cbra ornata perspectiva et his versibus :

Die met dollicheiden sijn begaeft
Werden hier gespijst ende gelaeft

1) Een schilderij, voorstellende zijn feestelijlte inhuldiging als sou-
verein van Vianen, hangt aldaar op de bovenzaal van het raadhuis;
zie Moorrees t. a. p. blz. 45. L.)

2) Hs. heeft tweemaal: se.

3) Jacob de Gheyn; vgl. Kramm, Levens en werTcen der Eollandsche
en Vlaamsche TcunstscMlders.
(Amst. 1858) Afd. II. biz. 569—571. Op
blz. 570 vermeldt Kramm van hem een teekening: Christus met de
12 Apostelen. Uit het bericht, dat Van Buchell hier geeft, blijkt, dat
deze kunstenaar reeds vroeger dan Kramm bevroedde (blz. 571) in
Holland is gekomen. («.
L.)

4) Goltzius, vermoedelijk Hendrik; vgl. Kramm blz. 584—587.

5) Zie over dit krankzinni-gengesticht o.a. J. Wagenaar, Amsterdam

-ocr page 437-

Praefecti hujus nosocomii erexere ludum, quo sorte for-
tuna experiebatur ducta, non exigua pauperum utilitate.

Ad basilicam yero civilem hos versus legi de tumultu
Anabaptistarum, quem Hortensium descripsisse arbitrer :

De bontgenoten der opruriger Anabaptisten i).

Hic edictum fuerat promulgatum, quo bissiarii merca-
tores jubebantur singulis diebus quid venderent ad quaes-
torem deferre, institutum tributum pendere.

[fol. 173.] Lapideum vicum, oppidum in Transisulana
regione, a nostris obsessum, est rumor, multosque nostro-
rum primo accessu vulneratos et interemptos 2).

Circa hoc tempus quaestor dominii Trajectensis consti-
tuitur in locum Willemi Lamsweerdii Cornelius Both,
mercator bissiarius, retro basilicam civilem sub insigni
Divi Martini, homo nullius literaturae, plebei generis,

in zijn opJcomst enz. (Amsterdam 1765) VIII blz. 434—444). De wapens
der stichters (Henric Pauiuszoon Boelens en Christina Boelens) geeft
Van Buchell hier gekleurd weer. Wagenaar zegt blz. 435, dat het
versje, staande boven een poort aan de zuidzijde van het gebouw: „Die
met krankzinnigheydt zijn begaeft" enz., naar \'t volk wilde, van Vondel
afkomstig was. Maar het feit, dal Van Buchell het al in 1592 las,
weerlegt deze volksmeening. Ook schijnt het eerste versje: „Tot be-
hoeff dergener" enz., later door een ander te zijn vervangen; want
tijdens Wagenaar las men er (blz. 434) :

Dit Godtshuys is gesticht uyt liefde, milt van aert.
En toont de dolheyd, die zich zelfs noch niemant spaert.

4562. (u. i.)

1) I.m.: Vide Hanard Gsimer\'m Uccl. qaerimon.— Bedoeld is: Hannard
van Hameren, geb. te Heppenert bij Maaseyck, in \'t midden der 16de
eeuw. Hij schreef o.a.
JSoclesiae catholicae quaerimonia. Over het oproer
der Wederdoopers te Amsterdam in 1534, zie o.a. G. Brandt,
Historie
der Reformatie
(Amsterdam 1677) I blz. 116 vlg.; Is. Meulman, Cata-
logus Tractaten, Pamfletten,
enz. (Amst. 1866) I fol. 4 en 5. nos. 21—24;
Wagenaar,
Amsterdam XII. blz. 24—49, die (blz. 49) ook het versje,
geeft, doch met dezen variant:

„Die bondtgenoten der opinieuser Anabaptisten" enz. (®. L)

2) Het beleg van Steenwijk begon 28 Mei; vgl. Bor III blz. 626;
Jomnaal-Buyck I blz. 73,

-ocr page 438-

cum olim magnae authoritatis hominibus nobile et sena-
torium illud ofïitium otferri soleat.

Cum Duesburgi essem. cum Boxtelliae barone, mon-
strabat mihi hospes tabellam, uxori ipsius a quodam
milite, qui Nussiam oppresserat, donatam, picturae veteris;
non sine illorum temporum artificio conti nebat sacram
historiam.

Junius.

Kal. Cum venereo, nescio an diabolico, instinctu bis
portas fuissem egressus lubidinis gratia, bisque pluviis
fuissem impeditus, jam tertio vehementi tonitru ac subito
deterritus, a lubrico itinere revocatus sum ; et ut fortunae
benignitatem in me semper sensierim dandier
(sic) -et
meis contrariam votis, sie divini propemodum Numinis
monitu a variis animi, corporis fortunaeque periculis
avocatus fuerim.

Parmensis ex Franco-Gallia reversus dicitur, exiguo
causae suae commodo.

[fol. 173*.] Legiones nostrae in Franco-Gallia, cum
primas ubique partes in proeliis occupassent honoris avidi
milites, valde imminutae redire dicuntur; vix nempe
quarta pars superest.

Steenvyca cum frustra tormentis pulsaretur, eadem
transplantantur loco commodiore. Altorff i) centurio, cum
negligentius vino somnoque sepultus, munimentum suum
defenderet, a Regiis ex oppido occiditur, ac monumentum
occupatur, et signum in oppidum traducitur

20. Bavarus, Coloniensis antistes, suos denuo legatos de
libera Rheni navigatione Lucum misit, ut apud Ordines
Batavicos et confoederatos de eadem agerent.

24. Feriis Johannis Baptistae reddita nostris Steenvyca.
Mihtes praesidiarii sine armis exiverunt, reddente eadem

1) Bij Bor III. blz. 626 heet hij Olthoff.

2) Hs. heeft: tradicitnr.

3) De eerste maal kwamen zij in April 1592; zie Bor III blz. 622—623.

-ocr page 439-

Mauritio, ac deinde omni cum suppellectile Couvardiam
conducti sunt, juramento dato, ne octo mensium spatio
arma contra nostros ferrent »).

Wilhelmus Adrianus Hornius, Boxtelliae baronis filius
ex Anna Flodropida, hoc mense annorum est 15.

Magnus iterum thesaurus argenti ex Hispania Luxen-
burgum venit: 200 nempe muli argento onerati, valoris
1500000 coronatorum.

Circa hoc tempus obiit dominus Arnoldus de Falude,
vicarius Marianus, ac sepelitur in sepulcro Wilhelmi de
Palude consanguinei sui, qui obierat, ut ibi legitur, anno
1474, canonicus Marianus.

Hoc anno venditae aedes Rhenessiorum a Vulven, mag-
nificae sane, in urbe existentes non procul a coemiterio
S. Johannis, 7700 fiorenis 2).

Julius.

14. Circa hoc tempus vulneratus fuit Dorpius tribunus
militum in oppugnatione cujusdam oppiduli^), unde et
paullo post mortuus est, quemadmodum et dominus de
Fama, praefectus Huesdenus et armamentarii tribunus.

Hinc obsidione cinxerunt nostri Coevardiam, Castrum
munitissimum, cujus infra do formam

25. Feriis Jacobaeis incoepere hic ludi sortitii, quibus

1) Over de inname van Steen wijk, zie Bor III blz. 628—629; Journaal-
DuycTc
I. blz. 100; R. Fruin, Tien jaren blz. 110. De overgave van de
stad aan Maurits had plaats 4 Juli, zoodat Van Buchell zich hier blijkt
te bedienen van den ouden stijl.

2) Dit huis was van Johan van Renesse, oudsten zoon van Johan en
van Alida van Bronkhorst van Batenburg, heer van Wulven. Hij
woonde bij het St. Janskerkhof, stierf in 1584 en werd in de St.
Servaas-kerk begraven. Zie van Leeuwen,
Batavia illustrata fol. 1062—
1063; Mr. S. Muller Fz.,
Oude huiaen van Utrecht blz. 31.

3) Jhr. Willem van Dorp, kolonel in het leger van prins Maurits,
gewond voor Steenwijk 3 Juli, tengevolge waarvan hij stierf, en 7 Juli
binnen de stad begraven; zie Bor III blz. 628.

4) Gekleurde teekening volgt fol. 175, met het bovenschrift: „Deli-
ngatio castri Goevardiensis",

-ocr page 440-

multarum pudicitia labefactata nocturno hoc et licentioso
concursu.

Nobilissimae olim familiae domicilium Vulven, tem-
porum et bellorum injuria collapsum cum ipsa gente et
posteris Rhenesseis, in manus pervenit ex emptione
ignobilis [fol. 174] viri Walteri Craesteinii, qui illud jam
restaurat minorem in formam, sed non sine sumptu. Anno
domini 1374 ab Alberto Bavaro Hollandiae comité captum
habent annales, anno vero 1528, grassante Bavaro et urbe
factione Geldrica occupata, postremum eversum fuisse et
ad hoc usque tempus ruinis infectum, adeo ut vix forma
agnosceretur, jacuisse traditur. Est feudum Hollandicum,
habens subfeuda non multa, quorum domini se baronis
aliquando titulo venditarunt; cum vero internis ac civili-
bus factionibus nobiles cum episcopis saepe digladiarentur,
factum est, ut illi, quo se contra eosdem praesules muni-
rent, castra sua Hollandiae comiti ofierrent ac ejus
juris facerent.

Augustus.

4. Paganalia celebravimus apud Hautenos, in villa
Johannes Wittii, amici mei. Aderat mihi puella pulchella
et sine felle juvencula, Annetta Verhuelia, cujus mihi
placebat blanda simplicitas et sine fuco mores mirum
in modum arridebant:

Ardo d\'apresso, di longo cangio il core
Amo, e vuol Fortuna, che a me fugge amore.

Gistellius praefectus militaris a Regiis capitur.

8. Sepelitur Albertus Jani Rusii junioris filiolus, duorum
circiter annorum, ex tabido morbo mortuus, in templo
Civih.

I\'

15. Johannes Rhenessius, domini de Aa frater natu
minimus, inter pocula cum Regnero Aswyndio, Brakeiii
domini filio natu maxumo, rixatus, improvido eum pugi-
onis ictu occidit apud Loenios.

•I) Z. m.: 36000 flor.

-ocr page 441-

Profectus sum hoc die cum Johanne Ruyscliio juniore
AVoudenberg pagum, ubi vidi monumentum, nuper a
nostris contra regios excursores erectum, villamque Lam-
balganam, 124 jugerum, ad Russium spectantem, et vidi
colonorum ex nimia licentia intollerabiles mores.

Audio Egmondum Jacobum nisi fallor Keneburgi
dominum, in obsidione Coevardiensi globeo plumbeo
vulneratum.

Puit nuper Lugduni Batavorum quidam Plorentinus
pestilentissimae doctrinae author, qui Origenis errorem
de nimia Dei misericordia in lucem edere conabatur.
Obtulerat is regi Navarraeo nuper libellum sui dogmatis;
sed is bellicis se occupatum iis vacare posse negaverat.
Gaudae typis mandasse creditur librum, quo probare
conatur, quibuscunque ceremoniis adhibitis, si fides in
Christum firma, servatos iri omnes, nil referre externa
illa, [fol. 174*] misericordem Deum omnes ad salutem
creasse aeternam, perpetuam nulli infligere poenam, sed
temporariam etc. Suppressus iste creditur nec vulgatus,
quamvis sint qui viderint; vide M. C. B. lib. V.

Quidam falsarius, ficta Canteri manu, magnam quandam
summam in Prisia ejus nomine abstulisset, ni proditus
aufugisset.

Hoc tempore quidam multorum latrociniorum par-
ticeps capite poenas luit, cum frustra ob criminum
multitudinem magnitudinemque novi domini clementiam
exspectasset.

Comitis Culemburgani uxor, ex familia Manderscheitia,

1) Jacob van Egmond, heer vau Kennenburg, werd gewond bij de
belegering van Koevorden, 24 Aug. 1592; zie Bor III. blz. 635.

2) I. m.: Franciscus Puccius. — Zie over hem Dusseldorpius Annales,
editie-Fruin blz. 230—231.

3) Bedoeld is : Mercurïus Qallo- Belgicus sive \'rerum in Gallia et Belgio
1555—1625 gestarum historia, auct. M. Got. Artus Dantiscano. Van
Buchell heeft zich vooral bij de vermelding van zaken, buiten ons land
gebeurd, dikwerf vaa deze bron bediend. L.)

4) I. m.: Batavorum Yiennae,

-ocr page 442-

quae diu a viro (cujus animum suspitio adulterii quorun-
dam iniquis suggillationibus insederat) fuerat separata,
intercedente Loysio et Mathenesio Rinierio, Culernburgum
rediit, certis conditionibus, ut in oppido maneret certamque
pecuniae summam singulis trimestribus acciperet.

Regii, ut Coeverdianos obsidione liberarent, ducibus Ver-
dugio, Barlamontio, Dragonio, 8 millibus circiter militum
frustra castra nostrorum tentarunt et re infecta disces-
serunt i).

Narratur de quodam nobili Steenwijck nomine, qui dice-
batur castra nostrorum voluisse prodere hosti; quare et
carceri traditus fuit.

26. Amsterodamum profecti, Candidus meus et ego
apud Amstelium, cum Loenii paganalia celebrarent, diem
atque alteram morati, vidimus rurestris vitae jocunditates
et villaticas puellas periculosumque colonorum ebriosorum
consortium.

29. In reditu apud Abcoudianos me ponderavi libras
131, cum 30 me superaret Candidus.

Amsterodami hospitati sumus in diversorio Trium
Frisiorum, Hospita vidua erat habebatque filiam lepidam
sane et amabilem,

Vidimus ofiicinam Johannis Mulleri , qui monstrabat
varias Sprangeri s) picturas, a se in aere incisas, Inde ad
Sagittariorum pervenientes hortum, picturas ad vivam
similitudinem artificiose factas per Theodorum Bernar-
dum^), ingeniosum pictorem Amsterodamium, specta-
vimus.

1) Zie over deze nederlaag der Spanjaarden en de daarop gevolgde
overgave van Coevorden (6 en 12 September), Bor III blz. 640; Fruiu,
Tien jaren blz. 116.

2) De plaatsnijder Johannes Muller; zie Kramm t. a. p. (Amsterdam
1860) Stuk IV, blz. 1174—1175. (
d. L.)

3) Spranger van der Schilden, gehuvifd met Christina Muller; zie
Kramm (Amsterdam 1861) Stuk V, blz. 1151—1152. {v. L.)

4) Dirck Barentsz.; zie Kramm (Amsterdam 1857) Stuk I, blz. 83-^
84; Wagenaar,
Amsterdam XI. blz. 231—232. («. i.)

-ocr page 443-

. 30. In navi erat nobiscum quidam, qui ex eastris Coe-
vardianis venerat, diceb-atque de tradendo agere praesi-
diarios cum comité Mauritio, . monstrabatque castri situm
formamque, ut sequitur, a se deiineatam.\'

[fol. 175.] Deditum ») die sequenti vel, ut alii,.2 Sep-
tembris, bora. 9, vel 12 stilo novo.

31. Domum reversus sum, ubi cum multa dicerentur
de emendanda navigatione et quantum utilitatis ea.civitati
adferret, damno tamen\' nobilitatis magno, ut quondam
Theodorus- Ruysch,\' consul Trajectinus apud Campeuses
exul dixisse fertur; qui cum Campeuses de portu ampli-
ando urbemque ipsorum mercatoribus frequentem reddere
cogitarent ipsumque consulerent super ea re, respondit:
„si nobiles vellent prâecellere, inconsultum fore ipsorum
propositum; sin.mercatores fieri vellent, utilissimum esse".

Circa hoc tempus Antonius Cauchius, advocatus Trajec-
tinus, syndicus Ordinum etfectus est, loco Florentii Tinnii.

Hoc tempore in Hispaniis capti Carolus Stuerius -et

...... Ultrajectinus, .quod falsam sua authoritate

fecissent monetam, et igne periere. " ■ ;

[fol. 175V.] September.

Summam argenti non signati copiam ex Hispaniis ■ in
Belgiam transmissam narrant, om.nesque monetas fervere,
accersitis et evocatis undique monetariis

October.

6. Senatus civitatis constitutus, et coiitinuati sunt consules
et quaestores; .12 litium dirimendarum designati sunt:
Nicolaus Oisterheimius, Roetardus Lanscronius, Bernardus

1) N1. Coevorden, waarvan de teekening onmiddellijk voorafgaat.

2) De naam ontbreekt ook in het Hs.

3) Thans volgt een genealogisch overzicht der familie Van Boxtel,
met gekleurde wapens, waarbij
i. m.: „Genealogia baronum de Boxtel,
ex familia de Hornes". . .

-ocr page 444-

332

(1592.)

Amssemius, Cornelius Malsenius, Jacobus Bemmelius,
Otto Johannis filius Rodius, Theodoricus Goyerus, Johannes
Sprutius, Hugo Ruyscbius, Walterus Zulenus, Jacobus
Vermatius, Folcardus Schoordyckius; consiliarii rerum
politicarum proclamati: Hermannus Wiltius, Willemus
Someren, Bernardus Stellio, Willemus Drillemburgus,
Franciscus Sneeckius, Daniel Leemputius, Folcardus
Bothius, Thomas Breedius, Tbeodoricus Botteycken, Jo-
hannes Gerardus Lithius, Henricus Johannis Gapardius,
Willemus Acrinius Reineveldius, Cornelius Gysbertus
Culemburgensis, Henricus Buttius, Justus Rysemburgius,
Gerardus Nicolajus Rbenius, Johannes Gysbertus Nievel-
dius, Lucas Pollio, Cornelius Verbarius, Hermannus
Leuwius, Petrus Foeytius, Tbeodorus Johannis a Mathe,
Tbeodorus Werckhovius, [fol. 176] Johannes Antonius
Rhodius.

3. Tumultuatum fuit inter nostros et Embricenses,
cum praefectus quidam navi bellicae Embricenses cona-
retur eo adducere, ut Jesuitas et monachos expellerent;
sed supersedit paullo post iste tumultus.

14. Dimissus in hyberna exercitus nostrorum.

16. Cum Mauritius Nassovius Trajectum venisset, lupus
ei fuit oblatus, qui et occisus.

17. Obiit ex mania.....i) Vermatia, uxor Frederici

Schenck, quamvis sint, qui ipsam sibi properasse fata
arbitre ntur.

Justus Rineveltius, praefectus Tiberiaci, cum diu stipendia
militibus non dedisset, ab iis in arce obsessus detinetur.

Rumor est, Parmensi continuatum imperiuLUi ad trien-
nium et ab ipso deportatum Champaignium, et officiis
privatos Assomvillium, Pamelium, Drenckweerdium.

Puerorum hoc in urbe nimia licentia grassatur, pugnas
lapidibus committentium vitraque frangentium, ut vix
tutum sit, per vallum incedere. Nec lorarii cohibere ex
offitio audent aut volunt, ampliora petentes stipendia.

H\'

Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 445-

Senatus externis, qui animi gratia tantum hic habita-
rent, vigilias noeturnas remiserunt i).

27. Sepultus Matheus Hensberch, hospes Domi Colonici,
olim civium praefectus.

Vereycke, rector olim Trajectinae scholae, nunc con-
siliarius Geldriae, a parte regia duxerat mulierem, ut
putabat viduam. Post aliquot tempus revertitur prior
maritus et suam vindicat uxorem. Vereyck, ut filiae prae-
sentia matris desiderium leniret, ipsam superinduxit ;
Pontifex Romanus dispensatione induisit.

30. Obiit Elisabetha Vestrenia ex partu, quod gibbosa
et parum idonea ad pariendum existeret, relicto viduo
Daniele Vedio advocato. Procax haec fuerat admodum
puella, unde hoc eam epigrammate lusi :

Ornas te gemmis variis, auroque reluces
Multo, et te totam splendida vestis habet.

Quis te sie pulcram cultamque quis esse negabit,
Si modo tunc faciem, si quoque terga tegas.

Sed cum deponis gemmas aurumque coruscum
Cumque omnis penitus splendida vestis abest.

Tum credo de te Iis exorietur, an ipsa
Sis monstrum vel homo, simia vel mulier.

Obiit hoc mense Florentiae Philippus Wingius Grudius
ex arida febri, cum ibi paulo ante antiquitatis colligendae
gratia fuisset profectus; juvenis certe in hoe genere
studiorum doctissimus.

[fol. 176*.] November.

Kal. Intra tei-tiam horam et quartarn noctis obiit subito
Andreas Waelkes 2), Flander Audenardius, curiosus et

-1) I. m.: quod lamen usu civium abrogatum.

2) Kan deze wellicht de schrijver geweest zijn van de „Kronijk van
Utrecht 1576—1591", afgedrukt in de
Kroniek van het Historisch Ge-
nootschap,
21ste Jaarg., 5de Serie, 1ste dl. (Utrecht. 1866) blz. 531—

-ocr page 446-

hominum et rerum nostrae hujus patriae investigator,
vicarius Martinianus, mente quodammodo et corde sanus.
Adfueram pridie, nullum in eo tam maturi fati signum
videram; quin et hoc ipso die, ut aetas ferebat, satis integer
per urbem deambulaverat.

Circa hoe tempus cives, dinaidiatis cohortibus, vigilias
agere coepere.

9. Obiit Marguareta Laleinia, domina de Pallant et
mater comitis Culemburgani, in arce Marsenia, ubi multos
annos mente capta asservabatur. Filius vero vetuerat ne
Trajecti campanorum sonitu ejus mors indicaretur.

14.^ Nuptiae sunt celebratae Joachimi Hardenbroeckii
et filiae domini Aggeris Joannitani,_mercatoris ohm vinarii,
cujus uxor ex nobili familia totam videbatur viri familiam
veile nobilitare. ...

Profesto Martiniano celebratae nuptiae Petri Westrenii,
Amersfortii,\' doctoris Ferrariensis et advocati Ultrajectini,
cum sorore Abcaudiani praefecti Hardenbrouckii, virgine
longe majori statura; consumatae 4 Decembris.

Cum Brakelius ad Ordines confoederatos nuper de
Trajectensium injuriis (ut dicebat). multa detulisset, illi,
responso ad Ordines Trajectenses, hominem amandarunt.

Cum quidam ex familia Culemburgani comitis petiisset
a magistratu, ut liceret per urbem Culemburgum deferri
cadaver matris Culemburgani, et ab eo posceretur, qua
autoritate id peteret, scedula, idque comiti renuntiaretur,
aegre id ferens alio transferendum curavit, improbante
factum Cantero, qui absens fuisset.

15. ^ Noctu Culemburgenses, qui diu ob dissidium sui
comitis cum Trajectensibus hic fuissent detenti, ex car-
cere, incertum permissu senatus, evaserunt.

576, waarvan Van Buchell zich bij de mededeeling van \'t geen in
deze jaren in zijn geboortestad geschiedde, veelvuldig heefl bediend?
"Van Buchell was met Waelkes bevriend. Ook heeft
\'t Hs., dat de
„Kronijk" bevat, eenmaal aan hem toebehoord, blijkens de aanteeke-
ningen, afkomstig van zijne hand en voorkomende in het laatste ge-
deelte. (o.
L.) ®

-ocr page 447-

16. Invidia Hollandorum, quod plurimum commodi
accederet monetae Trajectinae, quum periculosum esset
Dordracum adnavigare ob praedones Gertrudomontanos,
et minori pretio monetam conflaret bic monetarius,
tbaleri Trajectini tanquam vitiosi vetiti sunt distrabi per
Hollandiam.

17. Mane obiit Anna Lockborstia, filia Vincentii natu
maxima, et vidua Georgii Arkeliani, domini d\'Ameroye,
Wel
etc.

[fol. 177]. 18. Stolpert centurio, in militiam Ordinum
allectus pro tribus mensibus, nunc exautoratur, militesque
ejus sub aliis signis distributi fuerunt.

20. Ijata sententia in curia Trajectensi de arboribus,
injuria caesis in Lambrouca \') ad villam Rysenburgicam,
idque invidia et mandato Brakeiii, anno 88 restituendis,
interesse et aestimatione praestanda.

26. Primam causam egit patronus Cornelius Merenbur-
gius, de
ouieygen et interpretatione librarum.

22 vel 2 Decembris stylo Gregoriano Alexandrum
Farnesium, Parmae ac Placentiae ducem, Atrebati obiisse
diem extremum ferunt

29. Profesto Andreae supplicationes ab Ordinibus extra
ordinem decretae sunt et babitae.

Cum superior! folio genealogiam dominorum de Boxtel
non satis expresserim et tantum ad Pbilippum pervenerim,
quod deest hic addam s).

[fol. 177^.] December.

2. Obiit Petrus Alostus, canonicus Salvatoris, cui do-
nata fuerat a Nienburgio patrono olim suo. Collator est

1) Langbroek.

2) Vgl. Bor IIL blz. G60; Dusseldorpius, Annales editie-Fruin, blz.
231;
Tien jaren, blz. 118.

3) Thans volgt de voortzetting der genealogie van de familie Van
Boxtel, reeds van elders bekend en daarom hier weggelaten.

-ocr page 448-

Johannes Marsmannus, qui coactus dedit filio Jacobi
Assii.

Vidi apud Erasmnm, gemmarum mangonem Brabantum,
nummum aureum, quem rarissimum esse ajebat et 30
olim florenis se potuisse vendere asserebat, bac inscrip-
tione: DN NR LIB. SEVERVS P P AVG. et: VICTORIA
IMP. AVG.

Fragmentum, quod sequitur, veteris inscriptionis in
Vaticano cum sequenti inventum, exscribente Wingio \').....

Copiam mibi fecit hujus 2) Tbeodorus Rhenessius Vul-
pius, juvenis literariae omnis antiquitatis doctissimus.

Ultima Decembris styli Romani, Trajecto relicto
per Woerden ad Bodegravios perveni.

Annus babet finem, nullo sed fine cupido
Me premit, aeternos et fovet ille focos.

Circa hoc tempus, in hospitio Campanae apud Lucenses,
ancilla Cornelia nomine amoris impatientis et irrisi pudoris
vindictam in se crudelem exercuit et veneno sumpto
seipsam necavit, Pluelii levissimi juvenis indigna expro-
batione incitata.

1) Philippus Wingius Grudius : zie boven blz. 333.

2) Nl. van het fragment dezer Grieksche inscriptie, gevonden in
hel Vaticaan en door Van Buchell hier gefacsimileerd.

3) Van Buchell ging van Ulrecht naar Leiden, ten einde aldaar zijn
studie voort te zetten. Het plan hiertoe schijnt eenige weken te voren
bij hem opgekomen te zijn. Immers vinden we in een brief aan zijn
vriend J. van Sypestein te Leiden, d.d. 31 Oct. 1592: „Animus mihi
jamnuper, mi Sypesteini, academiam Batavorum accedere, ut studiorum
meorum aliquem fructum in posterum perciperem, fuit. Idem etiam-
nunc perstat; ea nam jam aetas, quae vagum hunc animum et incertis
hactenus sedibus peregrinantem colligere suadeat et vitae tranquillius
otium (quantum per humanarum rerum turbas, mortalitatis conditionem

ct fatorum ordinem liceat) sperare..... Si placeret inquirere paululum

in jura et impensas promotionis causa faciendas, simul ubi minori
damno rei famiiiaris possem ad tempus commorari". (v.
L)

-ocr page 449-

[fol. 178.] ANNUS CHRISTIANUS 1593.

Consules: Theodorus Canterus 4, Alardus Helsdingius 2.

Januarius.

Mensis Januarii initio ac anni ultra 1500 nonagesiini
tertii Lugdunum Batavorum ingressus sum, hospitiumque
mihi fuit commodum, sed carum, in Campana, Via lata.

Nostri milites, 5 alis equitum ad praedam exeuntes,
magnam partem legionum Arenbergicae et Daniel Augus-
tani dissiparunt. Nobiscum erat in curru quidam eques
ex comitatu Valckenburgico, qui sua manu caeperat pri-
mum signum idque Mauritio Nassovio ofîerre venerat.

2. Rensburgum ivi, ut Cornelium Milium convenirem.
Vidi ingentes relliquias magni virginum monasterii, ac
inde apud Catvicos pernoctavi Hospes narrabat ante
quatuor annos inventum in ruderibus arcis Brittanicae
annulum aureum lunulisque circum ornatum; in gemma
sculptus erat puer Amor, arcum tendens. Vidi nummum
aureum , sed adeo obscurum, ut legere epigramma non
possem, et cum nimio licitaret, non emi. Vidi ibidem in
nosocomio quatuor ferreas ingentes machinas, forma fere
tali 2) J pauperibus donatas, ut peregrinis ostenderent.

Ordines Hollandi Gerardum Toningium ®) professorem

I

É

1) I. m.: Hic olim arcis Gaudae relliquiae, vulgo tSant.

2) Hierbij een kleine teekening van het balkvormige werktuig.

3) Zie Van Slee, Diarkm blz. 24, onder 8 Oct. 1591: „Profectus D.
Tuning in Zeiand et deinde in Galliam, ad vocandum Scaligerum ad
professionem in locum Lipsii"; en later (blz. 34) onder 1 Maart 17,
1592: „Rediit Tuningius ex profectione Gallica et respondit Scaligerum
promisisse se venturum ad munus docendi, si modo posset commode
cum suppellectile librorum ex Gallia ad nos pervenire". Vgl. Schotel,
De academie ie Leiden blz. 115—117. Dit is de eerste reis, die Tuning
naar Frankrijk heeft gemaakt om Scaliger te bewegen naar Leiden te
komen; van de tweede reis derwaarts spreekt Bronckhorst in zijn
Diarium niet, wel Schotel, t.a.p. blz. 116. Laatstgenoemde plaatst
evenwel die tweede reis op het einde van 1592. Waarschijnlijk heeft
Van Buchell gelijk, als hij zegt, dat Tuning in Januari 1593 ging. («.
L.)

Buchellius, Commentarius. 22

-ocr page 450-

juris in academia Lugdunensi, cum mandato ad Josephum
Scaligerum, Julii Caesaris filium, miserunt, ut ampla con-
ditione allicerent et invitarent ad se.

Lugdunum augetur mirum in modum. Magistratus
nullum locum vacuum ad viam publicam esse sinit; si
aedificandi facultas dominis deesset, ipse emebat fundum
et domos ponebat, imo plateas novas ex hortis fecerat.

9. Celebratae in patria nuptiae Jodoci a Scroyestein et
Rintsiae Brekers, Pauli filiae ex Bauckia a Montisma
uxore.

[foL 178^.] In templo Petrejano hoc legi, praeter Dodo-
naei et Holmani professorum monumenta, epitaphium in
marmore Belgico sculptum:

„Ad posteritatem.

„Hadriane de Xantenoys dicto la Deuse, domino de
Manage, Hannoniensi veteri et illustri familia nato, viro
singular! pietate, eruditione atque eximia virtute et specta-
tissima fide praedito, qui cum praefectura Vinedalensi
sponte se abdicasset, pacis ac quietis amantissimus, patria
intestinis motibus laborante deserta, Lugdunum Batavorum
cum familia commigravit, ubi posteaquam exiguo tem-
poris spatio transacto in morbum incidisset, acutissima
continuaque febri contracta, vicesima tandem die, 4 Kai.
Octobris, spe ac fidutia erga Deum indubitatissima con-
fisus, amantissimae conjugis suae suorumque ac bonorum
virorum desiderio subtractus, pie placideque in Christo
requiescit, cura parentum filius postremum moestus posuit
5 Augusti 1579. Vixit an. 50".

In templo Pancratiano, praeter monumenta Lockhorstiana,
haec legi in pavimento epitaphia :

1544. 1 Calend. Decembris magnificus vir magister Wil-
lelmus ab Oy, consultiss. I. U. D., vita defunctus est.

1519 Obiit Isabella de Pafenroy.

Anno 1476 den 11 Octobris starf jongfrou Cristina, de
Coenraets van Boloys van Treslong wijfF was.

Anno 1559 den 15 April starf jongfrou Marguarita van
Boloys van Treslong, wedue van Jacob van Norda.

-ocr page 451-

8. Wilhelmus Blosius Treslongius »), olim architalassus,
nunc silvarum praefectus ah Ordinibus est constitutus, et
certa annua pensio viridio
(sie) relicta fuit.

Lucum profectus, vidi Ludovicam Cohgniam, Aurantii
principis viduam. Rumor ibidem erat, Palatinum Ludu-
vicam Nassoviam, Wilhelmi Aurantii et Carolottae Bur-
boniae filiam, uxorem ducturum 2).

[fol. 179.] 19. Disputavit pro doctoratu Laurentius
Veno, Friso qui die 21 promotus est majori sumptu et
ceraemoniis quam") ante, Vulcanio habente orationem in
ejus laudem et de reformatione academiae nuper facta ,
de exspectatione Julii Sideris Scaligeri, de peritaneo uti-
lissimo instituto.

^ Audio statuisse Hollandos, ne quis in academiis pon-
tificiis aut regi Hispanorum subjectis promotus, admitte-
retur ad aliquod ofiicium vel publicum munus ®).

Ultimo hujus mensis sepulta Maria Vuytenbrouckia,
uxor doctoris Galh theologi, quae parum secundae antea
famae fuerat.

Trajecti interim obierat Theodoricus Zulenus, canonicus
Petrejanus, qui plures pauperibus condidit domunculas.

Hollandi caverunt, ne quis ad dignitatem aliquam pro-

1) W. Blois van Treslong kreeg van de Staten van Holland en West-
Fnesland een jaarwedde van ƒ 1700; in 1592 werd hij door prins
Maurits aangesteld tot zijn luitenant-houtvester in Z.-Holland. (».
Z.)

2) Vgl. Jules Delaborde, Zouise de Colïgny (Paris 1890) I p. 286 v.v.

3) Over het examen en de promotie van Laurentius Veen, zie Van
Slee,
Diarium blz. 50, onder 19 en 21 Januari 1593.

4) Hs. heeft: quem.

.5) Dit ziet bepaald op de „ordre, beraemt en besloten den 7den Sept.
1592", en die van „doen aen in de voorschreven Universiteit oft Hoge
schole tot Leiden soude worden onderhouden, om te geraken tot den
staet en waerdigheit van licentie oft doctoraet". Deze „ordre" is afge-
drukt bij Bor dl. III blz. 658—659; ze heldert het raadselachtige in hel
licentiaatschap aan onze universiteit te Leiden geheel op. (o.
Z.)

6) Een plakkaat, waarbij het bezoek van buitenlandsche hoogescholen
werd verboden, was reeds 12 Maart 1591 door de Staten van Holland
uitgevaardigd en werd vier jaar later vernieuwd; zie Knuttel t. a. p.
blz. 5—6;
Qroot-PlacaethoeTe Dl. I (\'s Gravenh. 1658) fol. 223.

22*

k

-ocr page 452-

moveretur, qui in academiis régi Hispaniarum subjectis
gradum sumpsisset.

In templo Petrejano \') vidi vexillum, trophaei instar
suspensum, quod nuper nostri ex navi praetoria classis
Hispanicae capta eo deduxerant, in quo pictura Virginis,
ut ajunt, Matris et insignia regis, hoc versiculo Davidico:

Exurge Cbriste ac judica causam 2).

Februarius.

Kal. Fui in jure examinatus in aedibus Jani®) Cornelii
Grotii, secundum praescriptum Ordinum novo statuto,
secundus.

Sequenti die bora 4 vespertina occupavi me discutiendis
explicandisque legibus satis difficilibus et intricatis : Minor
^ De procuratoribus et Qui negotia D. De mandatis, prae-
sentibus inquirentibusque doctoribus professoribus dominis
Juho Beima, Thoma Sosio, Everardo Bronckhorstio, Corn.
Grotio, Gerardo Toningio, et cum admitterer, pro exami-
natione singulis libram Flandricam VI florenorum dinu-
meravi

[fol. 179^.] 6. Praesentibus rectore Jobanne Hurnio
medico, Francisco Junio, Luca Trelcatio, tbeologis, Julio
Beima, Thoma Sosio, Everardo Bronckhorstio, Johanne®)
Grotio, Gerardo Toningio, jurisconsultis,.....®) Bontio,

1) Nl. te Leiden. Deze vlag (wimpel) wordt thans bewaard in het
Stadsmuseum te Leiden (Lakenhal).

2) Vgl. Ps. 73 : 22.

3) I. m.: Cornelii.

4) Bij Van Slee, markim blz. 51: „Eodem die 1 et 2 Februarii fuit
examinatus candidatus quidam UUrajectinus, qui petebat gradus licen-
tiae. Examine primo habito, assignatae illi sunt duo leges, quas D.
Beyma mane hora 7 illi communicavit. Ego L. Minor 51, De procura-
toribus, illi assignavi, D. Grotius L. Qui negotiationes, ^ Mandati".—
Deze „candidatus quidam" was stellig onze Van Buchell. Over zijn
examen heet het t. a. p.: „Respondit timide et tarde ad leges, sed tamen
in examine primo satis solide", (v. L.)

5) Deze voornaam schijnt later doorgeschrapt te zijn.

6) Voornaam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 453-

Petro Pauwio, medicis, F. Rhaphelingio, Hebraicarum
literarum professore, Bonaventura Vulcanio, Graecarum
literarum professore et academiae a secretis, disputavi
materiam commodati, et promotus sum i). Pro juribus
academiae numeravi Vulcanio 46 florenos; distributi sunt
chyrotecae. Bedelli singuli tbalerum habuere, et pro
literis ac sigillo dedi 3 florenos.

Diebus hisce praeteritis multi vagabundi a praefecto
Rhenolandiae sunt capti et in carcere Lugdunensi asser-
vantur.

Ad portam Ultrajectinam restauratam nuper legi versi-
culum hunc Davidis:

Vergeefs sijn poorten, wallen, vesten,
Zoo niet en waeckt den Allerbesten

Carolus Mansveltius hoc tempore vetuit, ne pagani, qui
regi Hispania,rum parebant, tributum nostris Ordinibus
solverent, sed se contra militum excursiones munirent,
nec captivos nostros milites ullo lytro dimitterent, sed
statim occiderent vel in crucem toller ent. Ordines vero
nostri contrarium edidere scriptum admonitorium 27
hujus

8 styli novi Lugduno decedens, sequenti Trajectum
reversus sum.

Circa hoc tempus milites nostri ab expeditione Luxem-
burgica reversi Noviomagum sunt, non inani praeda

6. Stylo veteri obiit Joannes Drielius, administrator
abbatiae Paulianae.

1) „6 Februari. Eodem die Arnoldus Buchelius privatim promotus in
licentiatum juris a doctore Beyma et dedit honorarii loco promotori VI
florenos, idque in posterum servabitur tam in doctoribus quam licen-
tiatis. Respondit de actione commodati, timide et frigide". — Van
Slee t. a. p.

2) Vgl. Ps. 126 :1.

3) Vgl. Bor III blz. 676 v.v., waar de beide stukken zijn afgedrukt.

4) Vgl. Bor III blz. 678.

-ocr page 454-

Circa idem tempus cum hic esset Johannes Bogardus \')
ecclesiastes, valde laboratum est de ecclesia Reformata
conjungenda et reconsilianda
(sic); dicebantur consules et
praetor obstare.

17. Antonius Buthius, canonicus Marianus, centurio
legionis Trajectinae et praefectus silvarum, duxit mulierem,
cum qua diu consueverat.

10. Quidam 18 circiter annorum juvenis Lochemiensis,
Segveldiae ob caedem captus, capite fuit punitus, quamvis
multi condonandum ipsius aetati dicerent, factique quali-
tatem non meruisse tale supplicium putarent. Statim cum
a corpore caput esset avulsum, quidam (quem morbo
caduco laborare volebant) vola sanguinem ebullientem ter
hausit. Remedium id morbo ferebant, licet horridum et
nullis medicorum sententiis probatum.

[fol. 180.] 15. Consolationum a me feriae.

18. Coena cum adamata, et desiderium in spem lirmi-
oris amoris translatum.

Arnoldus Dorpius 2) apud Lucenses Batavos, homo ut
volunt per fas atque nephas locupletissimus, condemnatus
Cruningiae domino restituere ex hereditate Beveriana, cujus
fuerat curator, 75000 florenorum; idque sine juris remedio
pronunciatum in summo senatu.

21. Circa vesperum parturire incoepit Aleida Langia
neptis mea, et die sequenti, qui Jovi olim sacer, circa
horam 4 pomoeridianam enixa est filium robustum et
grandem.

1) Over het aandeel, dat Wtenbogaert gehad heeft aan de werk-
zaamheden tot bevrediging der kerkelijke geschillen te Utrecht, zie Bor
III blz. 729 v.v.

2) Zie over de wijze, waarop Arend van Dorp zijn groote rijkdommen
verkregen heeft, Mr. J. B. J. N. Ridder de van de Schueren,
Brieven en
onuitgegeven stukken van Jlir. Arend van Dorp.
(Utrecht 1887) I blz.
XLII—XLIII, en over zijn zaak met Maximiliaan, heer van Kruiningen,
aldaar blz. XXX—XXXII.

3) Aleida Langia (de Lange), dochter van Van Buchell\'s halve zuster
Geertruid, 13 Nov. 1590 gehuwd met Dominicus Boger, zoon van
Godfried en Wendelmoet Honthorst; zie boven blz. 250.

-ocr page 455-

22. Obiit Gerardus Wyckerslootius, canonicus Marianus •
et in senatu apud Ordines de nova impositione ex qua-
dragesimis omnium bonorum, iniquissima et liberis prorsus
civitatibus indigna, actum fuit; sed nihil actum.

25. E vita decessit Johannes ßaptista Scipperius ad
veram vitam, primo Bacchanaliorum; confidenti in Deum
animo et nullo mortis horrore constant!, ad verum liberum
Patrem ex fragili hoc carcere liber evolavit, non sine
conjugis dilectissimae lacrumis ac parentum gemitu.

Circa hoc tempus Johannes Sprutius, cum ante saepe
sollicitasset ex Ordinum concessu dimitti, indicta causa,
extra ordinem subito removetur, instinctu ut creditur
Canteri.

27. Ultimae feriae Bacchanaliorum larvatorum veteri
more discursus, et nullae feriae tam sollemniter celebratae.

[fol. 180v.] Martius.

Kai. Nix summa copia e coelo nocte diesque cecidit,
quanta non a multis annis.

11 Sepultus Jobannes Baptista Scipperius hora post
decimam in templo Magdaleniano.

8. Obiit Harmannus Zulenus de Batestein; item Anna
Pompeji Occonis filia, vidua Caesaris Reguli, aetatis pro-
vectae mulier,.....») Cornelius Remigomius.

18. Obiit Georgius Reckerus, praefectus rerum capita-
lium exercitus Confoederatorum Belgiae.

18. Baptisma purgatus. filiolus Aleydae neptis, cui indi-
tum nomen Wilhelmi, susceptore Huberto Büchel, qui 10
dedit florenos

19 vel circa Fanum Geertrudis obsessum a nostris

Capti Georgius Linden et Aernt Honthorst a militibus

1) Naam ontbreekt in het Hs.

2) Deze zinsnede is later door Van Buchell op den rand bijgeschreven.

3) Op 28 Maart kwam Maurits voor Geertruidenberg, nadat de stad
den 27sten berend was; zie Bor III blz. 690 v.v.;
Joiirnaal-DujjcJc I
blz. 165 v.v.

-ocr page 456-

praedatoribus Montis Geertrudis et Voudam perducti, non
sine damno rei pecuniariae.

Primo accessu nostrorum ad oppidum multi fuere vul-
nerati, qui se intra munimentum Regiorum et opjjidum
exposuerant, occupando aggerem, inter quos Recoma Friso,
centurio legionis Trajectinae.

28. Deditum munimentum i), dimissi praesidiarii Ant-
werpiam. Dicebant pulvere tormentario laborare.

29. Ducati Transissulanae regionis ad valorem 70 stu-
ferorum edicto publico redacti sunt.

Obiit eadem die Guillielmus Eckius, longo morbo con-
sumptus, homo rei mathematices doctissimus et in poesi
faelici ingenio praeditus.

Albertus Fokius nomine Trajectensium consiliarius Ordi-
num confoederatorum electus fuit, et Hugo Ruj\'sch con-
siliarius thalasticus effectus est.

30. Ex puerperio obiit Vendelmoetia, uxor Frederici
Bogeri et filia Antonii Lonii.

Obiit nuper Juditha van Schulemburch, vidua Jacobi
Assii Junioris.

Circa boc tempus Thomas Sosius, relicta professione
Lugdunensi, in Germaniam abiit

Tum quoque bibliotheca Leidae ex templo facta, ibique
theatrum anatomicum extructum

Lipsius dicitur ob haereditatem ab avunculo lautam
acceptam apud suos mansisse.

[fol. 181.] Aprilis.

Aemilius Sulenus Nieveldius, viduus, uxorem ducit
Philomondam Masiam, viduam Brabantam, quae puellis
nuper linguam Gallicam docuerat.

1) Het fort van Steelhoven, buiten Geertruidenberg; zie Bor III.
blz. 693.

2) Zie van Slee, Diarium blz. 53, onder 3 Maart: „Eodem D. Sosius
in curia renuntiavit professioni suae".

3) Vgl. M. Siegenbeek, QescTtiedenis der Leidsche Hoogesehool, Dl. II
(Leiden 1832) blz. 6—7.
{v. L.)

-ocr page 457-

Eadem die obiit Jasparus Montanus, advocatus Trajec-
tinus.

8. Obiit Johannes Verhaer, canonicus S. Petri.

11. SuppHcationes decretae pro prospero in re bellica
successu.

Interceptae literae Groeningensium, quibus quaeruntur
de extremitate suae fortunae, protestantes coram mundo
apud Pontificem Romanum, imperatorem, regem, se omnia
pro principe suo exposuisse bona, privilégia, vitam, nunc
eo redactos, ut nisi brevi liberentur, extrema necessitate
succubituros.

Aquarum impetu nostri paululum a Monte Geertrudis
repelluntur,

Nescio an erraverim nuper i), cum jam sit fama, Aemiliam
Belgicam ad Fredericum Palatinum desponsatam deduci.

Regii in Transissulania dicuntur obsedisse Otmarsen
oppidulum.

Cum jam abbatia Pauliana fere esset vacua, mortuis
monachis, ne bona illa dispergerentur, actum est nomine
civitatum apud Ordines, ut bona alendis juvenibus ad
studia destinarentur. Quid futurum ignoro; frigida certe
quorundum erga pietatem affectio

13. Cum ecclesiastes Gorbulius incidisset in materiam
de confessione auriculari, dicebat institutam ab Innocentio
III anno 1230.

20. Obiit Justus Arteveltius, olim praefectus Arcis
pacis et inde praetor Amersfortius, vir senex. Abierat
ex hoc mundo ante paucos dies Aemylius Amstelius Min-

1) Zie boven blz. 339.

2) De Raad van Utrecht keurde 17 April 1593 het concept-advies
der Staten goed, dat uit de goederen der Sint-Paulusabdij een Seminarie
zou worden gesticht. Dit Seminarium Paulinum kwam in 1594 tot
stand. Vgl. L. Miedema in
WerJcen Bist. Oen. (1900). Dl. LII blz.
CXX v.v.

3) Vermoedelijk een schrijffout, te lezen: Gerobulus; later (Mei 1594)
noemt Van Buchell hem: Gerbulius. — Men weet trouwens, dat paus
Innocentius III (gest. 1216) op het 4e Lateraansche Concilie (a° 1215)
alleen de
verplicMe Paaschbiecht heeft ingevoerd.

-ocr page 458-

demis, magni consiliarius senatus apud Lucences. Globulo
quoque tormentario per caput trajectus Arnoldus Hesselius,
Trajectinae legionis centurio, et paulo post mortuus.

26. Contractus nuptialis inter me et Nicoleam Voor-
stiam \') conceptus fuit. Hanc ego faeminarum sapien-
tissimam et domestica prudentia instructissimam inveni,
qualem mariti sui ornamentum dicit Solomon, domumque
suam instruere ac laudabilem Jehovae esse 2).

[fol. 181V.] Majus.

6 Id. Veneri honestae primitias offero.

Hunc ego santa diem genetrix tibi consecro, castis
Votis et puri pectoris eloquio.

Nulla meum subeat cogitatio lubrica pectus,
Una mihi conjux, conjugis unus ero.

Nam ut a vaga juvenum nostrorum vita me abducerem,
illud restabat remedium, ex proverbio Solomonis petitum
quum dicat: „Pruere tuae juventutis uxore, amabili cerva,
lepidaque duma, cujus te omni tempore irrigent ubera,
cujus amore potiare semper. Cur autem potiare, mi fili,
aliéna? Cur in gremio non tuae haereas"?

Ad finem hujus mensis ecclesia Reformata reconciliata
quodammodo, et concionatus fuit aliquoties Johannes
Ambrosius, simplici eloquentia non indoctus, ecclesiastes
Amsterodamensis

1) Nicolea Voorstia — Claesken van Voorst, dochter van Cornelis
Joostensz. van Voorst. Zij is eerst gehuwd geweest met Valentijn van
der Voort. Het huwelijkscontract tusschen deze twee is van 25 Sept.
4587. Vgl. P. A. Tiele,
Catalogus enz. blz. 314 No. 1324. (». L.)

2) I. m.: Prov. 12, 14, 31. — Bedoeld zijn Spreuken XII: 4, XIV:
1 en XXI: 30.

3) I. m.: Prov. 5. — Bedoeld zijn Spreuken V : 19—20, die Van
Buchell hier uit zijn geheugen, niet zeer nauwkeurig, citeert.

4) Johannes Ambrosius, predikant te Amsterdam, is ook eenigen tijd
werkzaam geweest te Utrecht; zie H. van Rhenen,
Lijste van de namen
der FrediTcanten enz. onder de Frovintie van Utrecht.
(Utrecht 1705)
blz. 27; Dr, G. J. Vos,
Voor den Spiegel der Ristorie (Amst. 4903) blz.
85.
{v. L,)

-ocr page 459-

P. Ernestus Mansveltius tentât omnem viam obsessos
Gertrudomontanos liberandi; ut videtur, frustra \').

Phrigii filius sclopetto trajicitur et moritur.

Legati, Mc a rege Franco-Navarro missi, excusant regis
factum in relligionis mutatione, foedus iterum confirmari
petunt. Dicitur is, celebratis Missae solemnibus, unctus
ad Fanum Dionisii in regem Franco-Gallorum, indutias
cum Confoederatis sanctis trium mensium fecisse

Junius.

Electi circa hoc tempus et novati presbiteri et diaconi
Reformatae relligionis

15 bora octava Gertrudo-Berga Mauritio dedita ®).

19. Celebratae nuptiae Cornelii Merenburgii et Corneliae
Vettiae, quae et Pijlsweertia a loco nativitatis.

24. Quaedam mulier non procul a plataea Mariana,
noctu surgens e lecto, apud Pontem pistorium se demersit;
fuerat ei diu contentio cum marito, bancque causam
credebant, cum sola dormiret.

26. Quirinus van der Voordius nuptias celebravit cum
Catarina Rammia, Arnoldi procuratoris filia.

Ultima hujus, villici in Jutphaes filius, quod contra
Ordinum edictum boves corrupisset, capite poenas dedit,
ut alii hoc exemplo deterrerentur. Cum [fol. 182] innu-
merae quotidie querelae de colonorum injuriis Ordinibus
ofierrerentur
(sic), culpabant quidam Theodoricum Ver-
huelium, cujus boves fuerant corrupti, ut accusatorem et
inhumanum; cum potius human um illud factum et utile

1) Over de pogingen, door van Mansvelt aangewend, om Geertruiden-
berg te ontzetten, zie Bor III, blz. 695 v.v.; Fruin,
Tien Jaren blz. 131.

2) Hs. heeft: ietum.

3) Zie Bor III, blz. 705 v. v.

4) Het hernieuwen van den kerkeraad omstreeks Juni komt ook
elders voor. (v, L.)

5) I. m.: Habeo apud me conditiones. — Overgave van Geertruiden-
berg 25 Juni 1593, vgl. Bor III, blz. 698;
Journaal-DuycJc I blz. 238;
Meulman,
Catalogus, I blz, 115 n». 770; Petit, Catalogus, blz, 68 n». 587.

-ocr page 460-

reipuVjlicae sit judicandum, quo multi paucorum animad-
versione salvantur.

4. Dillenburgae Constantina (ut eam nominat Mer-
curius G. B.),
Wilhelmi Nassovii Aurantiae principis ex
Carola Burbonia filia, Frederico comiti Palatino desponsa-
tur. Nuptiae vero octava post celebratae, quibus interfuere
dux Joannes Bipontinus, comes a Witgestein, comes a
Winnenberg, comités a Nassauw.

Julius.

Nuptiae celebratae Johannis Bilerii et Idae Oomiae a
Wyngarden, consiliarii olim filiae; item Jacobii
(sic) Stel-
lionis ac Johannae Niendaliae puellae.

5. Mortuus est tinctor, cui Divitis cognomen fortuna
dedit, procerum more sepultus, Cornelius Schoordyckius.

Mathias Myrlous, quaestor Paulinus, officio, Cantero et
Dallenburgo deponentibus, exutus est.

10. Nuptiae celebratae Brunonis Vossii et Catrinae
Assiae, Jacobi apothecarii filiae, puellae juvenculae, cujus
famam in certa tamen fama laeserat.

Hugo Ruyscbius, utriusque juris doctor, 12vir litium
dirimendarum, rejecto Daniele Leemputio ambiente, cui
poterat objici L. 6. C. De dignit. lib. 1, ad consilium
thalassicum Rboterodaixium profectus est.

13. Domina de Moreaume et Montfort cum obiisset,
campanorum Summorum sonitu celebrata est.

Florentius Heremalius ab Ordinum confoederatorum con-
cessu propter aetatem postulat dimitti.

20 hujus Novesienses praesidiarios, quorum jam maxima
pars praedatum aberat, urbe ejecerunt.

31. Feriae magnae autumnales in curia Trajectensi
incipiunt, quae continuantur ad diem Lunae post Egidii.

1) Dusseldorpius Annales, editie-Fruin bh. 233 noemt haar: Joanna
Constantina. Zij heette Louise Juliana en huwde 21 Juni 1593; vgl.
Delaborde 1. c. I p. 291.

2) I. m.; Vide titt. De feriis D. et C., libb. 2 et 3.

-ocr page 461-

Tum nempe, messis causa occupati, coloni litibus vacare
non possunt.

[fol. 182*.] Augustus.

Saga capta et senatui provinciali examinanda tradita.

Adriana Francisca, Reinoldi Brederodii ex Helena Man-
derscheitia filia, nupta Johanni Philippo baroni Altosaxiae,
male a viro tractata, ad matrem discesserat. Maritus vero
hic veniens illam reposcit, paxque facta, intercedente
comité Nuenaria et Viennae ac Brederodae domino Wal-
ravio fratre.

19. In suburbano Insulari frater occidit fratrem ebrius,
et sine lite praevia.

Mortua Henrica Zulena Nyeveldia, uxor Wilhelmi Scade.

Josephus Scaliger, Julii filius, Lugdunum Batavorum
venit, sidus in Batavia novum, magnis promissis ab
Ordinibus evocatus ").

Circa idem tempus Carolus Clusius 2), Atrabas, ex Aus-
tria evocatus ab Hollandis, venit ad academiam Batavicam.

September.

3. Post ferias autumnales jus redditur, et juramentum
renovamus. Senatores sunt: Gasparus Bruxellius, dominus
de Grandreng, vicepraeses, Petrus Ruyschius, Antonius
Loonius, Wilhelmus
Radelantius, Hermannus Wijnhovius,
Henricus Sylius, Petrus Levius, procurator generalis sive
fiscalis, Adrianus Burchius, a secretis, ejus vicarius Lam-
bertus Wynen ; advocati : Thomas Vuijttenbroecldus ^
Gerardus Heyns Sevender, Hermannus Junius, Paulus
Sosius, Fredericus Bogerus, Martinus Vermarius, Daniel
Vedius, Everardus Pollio, Henricus Wiltius, Bernardinus

1) J. Scaliger kwam 25 Augustus te Leiden; zie v. Slee, Diaritm
blz. 62.

2) Carolus Clusius, de opvolger van Dodonaeus, was een groot plant-
kundige. Hij overleed 4 April 1609 (twee maanden na den dood van
Scaliger) op 83-jarigen ouderdom; zie Schotel t. a. p. blz. 144; Siegen-
beek t. a. p. Dl. 11, Toevoegsels en Bijlagen blz. 77—78. (». L.)

-ocr page 462-

di Monte Valdona, Petrus Westrenius, Petrus Vedius,
Joannes Opstratius, Jacobus Wijss, Joannes Haeftenus,
Joannes van der Eemius, Volcardus Oomius, Henricus

Dettenus, Joannes.....i) Meerhoutius, Cornelius Meeren-

burgius, Adrianus Nessius, Cornelius Valentinius Vianius;
procuratores: Wilhelmus Neoportius, vicarius fisci, Her-
bertus Haeftenus, Petrus Santenus, Laurentius Merei-
nius, Hugo Enschedius, Theodoricus Burenus, Gerardus
Rijswyckius, Nicolaus Mierloous, Rochus Hardeveltius,
Everardus Vedius, Henricus Nyenrodius, Petrus Clousius,
vicarius Arnoldi Santeni, [fol. 183] Joannes Cockius,
Johannes Rammius, cui Ordinum benefitio patris concessa
suceessio, habetque vicarium Rodulphum de Leuw.

Othmarsum oppidulum a Regiis occupatur 2).

4. Quidam Back ex pago Hauteno ob duplex homici-
dium volontarium aliaque scelera capite punitur.

Saga nuper capta, cum nihil fateri vellet, praesente
procuratore generali et Zylio commissario aquis commis-
sa, primo, secundo, mersit; tertio in aquis tanquam natans
remansit; sequentibus diebus, cum plura certissimaque ea
juditia emergerent, torta iterum, crinibus abscissis, vir-
gisque coesa, fatetur.

Audio quendam Verhuelium, apud Buranos ludima-
gistrum, quod discipulis puellis libidinose fuisset usus,
captum apud Culemburgios. Quidam in eum animadver-
tendum poena tutoris, qui pupillam suam violaverit, nempe
deportatione, putabant, alii gladio puniendum, ex L.
G%(,m
vir nuhit,
cap. De aduld., credunt, cum non simplex
stuprum perpetrasse velint, sed immatura Venere naturam
corrupisse reluctantem.

Quidam Petrus Spinola, Genuensis, captus ab ala
Uchtenbrouckii, Trajecti aliquamdiu detentus, jam dimis-
sus est.

Hospita retro Macellum sub insigni Viri nudi, male-

4) Naam ontbreekt in \'t Hs.

2) Ootmarsum werd 12 September 1593 ingenomen door Frederik
van den Berg; zie Bor, III blz. 715;
Journaal-Duyck I blz. 282.

-ocr page 463-

ficii diu famosa, nunc accusata et ad senatum delata, sed
frustra.

9. Noctu malefica jam convicta ex sua confessione, sese
auxilio demonis proci suspendit, quae sequenti nihilo-
minus die equis ad locum supplitii tracta et igne in Foro
equorum consumpta.

11. Ciuaedam mulier in Gortstegio \') peperit uno partu
tres pueros.....

Fama est, JVIauritium insidiis quorundam Italorum,
Anglos mentientium habitu, in Zeelandia petitum ; incerta
tamen.

13. Obiit Henricus a Baxen, dominus in Coninxfelt,
senex, pater Maxaemiliani mareschalci Eemdani.

Woordenses, explosa Martini confessione, Reformatorum
dogmata assumpserunt, procurante Jacobo En dio, castri
praefecto.

15. Johannis Vinckii filius ob caedem, cum fratre ad
Biltam nuper perpetratam, capite plexus est. Baltazar
vero, qui vulneris author non fuerat, qui excusahatur ex
L.
Omne delictum § Per vivum de re militari, exilio mulc-
tatur.

16. Viennae Batavorum celebratae sunt nuptiae Florentii
Brederodii et Theodorae Haeftenae, quorum ille Breden-
rodii domini erat frater, haec vera uxoris neptis, quae
matrimonium hoc conciliasse videtur, ut utriusque cum
bonis familia apud posteros permaneret.

[fol. 183^.] 22. Obiit ex variolis ceu anthemiis Anna
de Soudenbalch, filiola Everardi domini de Urck, 10 cir-
citer annorum, venusta admodum et matri adsimilis.

Sequenti die obiit Mechteldis ab Hardenbrouck, uxor
Petri Westrenii, ex partu.

29. Duo fures suspendio vitam finiere. Senatus sen-
tentia duo illorum socii perpetuo exilio puniti, non tristes
abiere. Nostri cum aliquem exilio puniunt, et ex Hol-
landia et Zelandia is excluditur, idque confederato jure.

Pestis in urbe, sed modice, grassatur.

i) Thans Haverstraat te Utrecht.

-ocr page 464-

OfFenderat olim non mediocriter Scaligeri animum Mure-
tus, qui tentandi ipsum gratia marmor suis versibus
inscripserat ac post effossionem Scaligero ut antiquum
vendiderat. Quare infenso admodum in ipsum semper
animo fuit, et acuto, sed acerbo dicto se vindicavit: „qui
flammas evasit, fumum mibi vendidit" ; boe vero quod
objicere: vestrum scelus nondum mibi audire contigit.
Lipsius tamen sic de eo ; „A literatura nemo eum improbat,
nonnemo, ut audio, a vita" \').

October.

Magistratus promulgatus. Consules; Gerardus Rhenes-
sius, Aae dominus, et Tbeodorus Goyerus; quaestores:
Jacobus Bemmel, nummorum, Bernardus Stellio, fabricae
ut vocant; 12viri rerum judicandarum: Hendrick Buth,
Henricus Bon, Justus van Rysenborg 2) ^ Otto Joannes
Rodius, Jacobus Vermatius, Thomas Bredius, Cornelius
Malsenius, Lubbertus Clevus, Godefridus Veremius, Nico-
laus Oistromius, M. Henricus Wiltius, Roetardus Lanscro-
nius, Wilhelmus Drielenburgius

Olim nemo admittebatur mercaturae deditus, neque

mecbanicis artibus occupatus, quales sordidos putat Cicero.....

Cum in fine anni praecedentis obiissent Moerendalius
et Aelstius, ambo in templo Martiniano sepulti in sacrario
Clivensium principum, et tali epigrammate condecorati
sunt : „Eximiis viris dominis magistro Timanno a Moeren-
dael et Petro ab Aelst, canonicis ecclesiae Sancti Salvatoris,
utriusque testatores boc monumentum fieri curarunt. Obiit
iste prid. Calend. Decembris anno Domini 1592, ille vero
8 Calend. Decembris".

[fol. 184.] Audivi juditium de senatoribus nostris :
Bruxellum, Ruyschium, Loonium, Zylium in jure non

4) I. m.\\ De recta, fronunt., in Praefat.

2) Doorgeschrapt: Theodorus Canterus, Alardus Helsdingius, Jo.
Sprutius. —
I. m.\\ Hi anno sequenti creati videntur.

3) I. m.: Et Walterus Zulenus, nam obiit in ipso Xllviratu, Otto
Rhodius, Aert van der Sande, ultimus scabinus.

-ocr page 465-

multum versatos; Loonium in praxi meliorem; Wijnhovium
et Radelantium juris canonici doctiores, posteriorem tamen
carere praesenti memoria; Lonium mediocriter in utroque
versatum.

4. Noctu Marguareta Loa, uxor Ruyschii, peperit
filium, qui vocatus inde Johannes.

Novesienses dicuntur Johannem Milendoncanum cum
suis expulisse, Bonnenses vero milites vice reddita, ut
securiores essent, suos expulere cives.

Tiberiaci praesidiarii praefectum adhuc suum Justum
Rineveltium captum detinent.

Mursiani Camillum Cechinum, peculatus accusatum, in
vinculis detinent, aliusque ipsis constitutus praefectus.
Aluerat diu Camillum, hominem omnibus sceleribus inqui-
natissimum, Parmensis, quod matre ipsius olim nutrice
fuerat usus, collactaneum.

Octoviri rerum militarium creati: Cornelius Vereem,
Joannes Gryphus, Johannes Ottonis Rodius, Fredericus
Beecanus, Fredericus Johannis fihus, Theodoricus Johannis
filius a Mathe, Hermannus Pollio, Paulus Nicolaus
Verrietius.

Cum magistratus promisisset alium concionatorem dare
et hisce adjungere, nec praestaret, quod dicerent hos ille-
gittime vocatos alii, ecclesia iterum est discissa.

Vidi scedulam portis urbis affixam, quo Justus Vuitten-
horstius, filius Henrici, drossardi Cliviae, qui commendante
Mauritio Nassovio et Ordinibus permittentibus fuerat factus
praepositus Marianus, anno 1592 5 Septembris omnes
praepositurae vasallos ad recognitionem feudorum convocat,
ad vicarium feudorum Rodolphum Straelsm annum.

Franciscus Sneeckius duxit Aleidam Trufelariam, vir-
ginem 50 annorum, Amersfortiam, cui dixerat Bogerus :
„Ave luna". Cornelius Ridderus duxit Catarinam Scai-
karn, Dami cervisii coctoris ex pago Hauteno filiam non
illepidam.

4. Uxor Johannis Ruyschii peperit filium Johannem.

[fol. 184*.] Circa 27 quidam juvenis villicus, olim
famulus Johannis domini de Isselt, qui sibi jamdiu filiam

JiucltdUus Commenlarius. 23

-ocr page 466-

ejus puellam desponsatam dicebat, vesperi praeparata
cymba, e sociis eam rapuit. Insequitur mater, Mnc pater,
qui sequenti die repperit apud Bodegravios filiam ac
reduxit. Comperit hoe facto, quod alteri olim fecerat,
sibi jam fieri. Unde naturae illud praeceptum multiplici
experientia firmatum didici: „Quod tibi non vis fieri,
alteri ne feceris". Rapuerat ipse suam conjugem armata
manu miles; reddit quod injuste fecerat, justa malorum
Nemesis.

Cromstryen apud Ziriczee filiam habebat nuptam, quae
ex aspectu mendici altero brachio mutilati commota fuerat
adeo, ut non ita diu post pareret puellam uno tantum
brachio. Est in vicinia nostra puella absque brachiis nata,
quod mater gravida a viro saepius vapularet. Jacob van

Coevarden ex uxore sua.....") Böet habet filiolam

mutam surdam adeoque innocentem, ut neque cibum pos-
cere neque ex igne se eripere valeat.

Sunt apud me literae plures de rebus novis hujus anni,
quibus Italica, Francica, Turcica continentur.

November.

, 1. Celebravi natale uxoris 29, ad quam hoc lusi versu

Te natam LVCINA videns, VICTRICIS alumna

PALLADIS et cultae dixit eris Paphiae,
Omnineque ex isto nomen sumpsere parentes

Victricique vocant nomine NICOLEAN.
Victrix tu populi, et vestrae victoria gentis

Ingenio socias vincis et arte tuas
Et vincis blandis laesum mihi pectus ocellis;
Subjicior genio hinc vir tuus ipse tuo.

5. Elegimus 2) decanum collegii advocatorum Frederi-

1) Voornaam ontbreekt in het Hs.

2) Hier blijkt opnieuw duidelijk, dat Van Buchell zich, na zijn be-
vordering tot licentiaat in de rechten, in de orde der advocaten heeft
laten opnemen, zooals boven blz. 349 reeds schijnt te worden aange-

-ocr page 467-

cum Bogerum, et conceptae fuere leges, ut teneretur
unusquisque singulis diebus Lunae in curia praesens com-
parere; ne quis pro judicato fidejuberet; ut togati funera
sequerentur; ut singulis annis bis, laeto instructo convivio,
convenirent.

9. Sepelitur Henrica Deilia, uxor Johannis Scade,
canonici Martiniani.

Theodorus Canterus in locum Heremalii ad Ordines
generales legatus mittitur, unde paulo post propter moro-
sitatem rediit.

[fol. 185.] Mirum quod mihi narratum de filia consulis
Zirckzeensis Cromstrien \'), quae pepererat filium uno
tantum brachio, idque ex consternatione, quod videret
mendicum hoc habitu se ostentantem. Unde miror, per-
mitti mendicorum turpes in publico ostentationes, saepe
fictas, ut libello teutonico, vulgo
De Betlers handel, non
ficte exprimitur.

22 vel circiter Mauritius Nassovius, ne tempus negli-
geret consumeretve turpi otio, cujusdam proditoris verbis
fidem habens, expeditionem in Brugas fecit, sed vanam,
evanescente conductore et crescente aestu maris, ut parum
cum exercitu a periculo abfuisse credatur

Cum Johannes Scipperius ptysi nuper laboraret neque
invitus, quamvis juvenis, mortem expectaret 3), quam pater
tamen ejus jam senex ai)borrere videbatur, cupidam vitae
senectutem expertus sum, cujus rationem reddit Nicolaus
Leonicus \'\'), quod aetatem, quae jam fere decursa et cujus
jam maxime indigeat, summopere desideret.

dnid. Dat hij zich werkelijk als advocaat vestigde, vinden we ten over-
vloede bevestigd in een brief (d.d. 21 Dec. 1593) aan zijn oom Hubertus
van Buchell te Keulen, waar o.a. te lezen staat: „Quietior sum paullo
adeptus quod fere desesperabam, nempe hoe anno licentiae juris,
advo-
cati
et mariti titulum". («. L.)

1) Zie vorige blz., waar het mismaakte kind een meisje heet.

2) Vgl. over dezen tocht naar Brugge, JBor III blz. 758; Journaal-
Duyck I blz. 302 v.v.

3) Vgl. boven blz. 343.

4) I. m.\\ In Dialogo Phoebo inscripto.

-ocr page 468-

Hispanorum militum turmae recentes Belgiam appulere ;
sed hi, nullo duce jamdudum cum caeteris Regiis nulla
fere occasione tumultuantes latrocinii modo, aut caecam
aut fortuitam pro solemni et sacrata habent militiam.

December.

11. Vidi bistriones Hollandicos saltatores insignes, per
acieni quatuor acutorum gladiorum nudo corpore volantes
et ex scala 15 pedum alta, ligatis pedibus manibusque,
desilientes.

Vidi in albo mortuario Summi templi nomen filiae
demortuae, hoc titulo: domicella Magdalena Langia, filia
Johannis de Lange, domini in Molenaersgraff. Risi titulum,
quod e plebe titulum sumant, juste olim ab Augusto
imperatore Romano recusatum.

17. Aufhöre ut volunt Westrenio, multa ad Ordines
de conceptis collegii juristarum legibus falso delata sunt;
quare accersitus Enschedius, ut copiam earum exhiberet.
Inde ille inchoatae congregationis fervor coepit frigescere.

[fol. 185^.] Vehemens bisce diebus ventus plurimum
damni dedit, navibus virisque multis submersis. Neptuno
liberum olim hoc tempus relinquebatur, cessabatque navi-
gatio. Nunc auri insatiata cupiditas nullas ipsi reliquit
ferias, unde se quandoque justa ira ulciscitur.

Trajectenses more veteri post Natalem Dominicum inci-
piunt numerare annum i).

19. Edictum Ordines publicarunt, quo jubent litigantes
actores statim mulctam inferre aerario, quam luet is, qui
temere litigavit; vel si justa fuerit utrimque litigandi
causa, di videtur.

1) De Nieuwjaarsstijl werd door de Staten van Utrecht eerst inge-
voerd bij plakkaat van 24 Juli 1700; ook gedurende de 17e eeuw bleef
het gebruik in Utrecht nog afwisselend. Vgl. Mr. S. Muller Fz.,
Bij-
dragen voor een OorTcondenloék van M SticM Utrecht
(\'s Gravenhage
1890) blz. 12 v.v.

-ocr page 469-

Obertus Gifanitis O3 Burensis Batavus, vir, ut audio,
sane doctus, sed turbidi et militaris quodammodo ingenii,
cum nuper Altorfii in academia Nurenbergium publice
praelegeret, nescio qua studiorum aemulatione dissidium
cum Hugone Donello fovebat; quo paullatim accrescente,
cum alteri discedendum esse judicaret, ne ignominia aliqua
discedere forte cogeretur, ipse sponte Ingostadium pro-
fectus est ibique, mutata relligione, profitetur.

Cum in festo Natalis Dominici quidam apud Francisca-
nos, more Romano, vigilarent sacrumque mysticum cele-
brare dicerentur, a vigilibus turbati et ad praetorem delati
sunt, autoribus Johanne Herwardio et filio pellificis in
Foro Linario. Ego quietos turbandos esse non puto, cum
nihil palam contra leges et rempublicam moliantur

Deposito Willemo Aschio, qui incoeptam a fratre Jacobo
subitanea morte erepto quaesturam Veterum Clypeatorum
(genus est tributi) agris impositum, vulgo
Oudtschiltgelt
exercuisset, Johannes Rengerus, canonicus Divi Joannis,
in ejus locum successit. Recipiunt et hi aliud genus
tributi, quod
consumptum vocant, a consumendo, quod
imponitur pro magnitudine familiarum ac facultatum, non
praediorum, ex aestimatione rustici magistratus.

[fol. 186.] ANNUS A CHRISTO NATO 1594.

Consules: Gerardus Rhenessius et Theodorus Gojerus 3.

Januarius.

Kal. Fuimus apud decanum collegii nostri congregati,
ut de edicto Ordinum iniquissimo, nuper edito super

1) Zie over Gifanius, geb. te Buren ongeveer 1533, gest. te Praag 26
Juni 1604, Paquot,
Mémokes. T. III blz. 353—359. Over zijn twist
met Donellus spreekt Paquot niet.
(v. L.)

2) Hs. heeft: Altorsii.

3) De zoogenaamde Nachtmis op eersten Kerstdag.

4) Van Buchell was derhalve lang niet zoo onverdraagzaam als velen
zijner tijdgenooten.

-ocr page 470-

mulctis litigantium \'), ageremus. Sed nihil actum est, cum
pecuniarum ad bellum sustinendum necessitas omnia
excuset. Inventum ajebant impurissimi neb ulonis Cali-
gulae; id probat Tranquillus in ejus vita 2). Sed Ordines
nostri, nullam habentes authoris rationem nec aequi aut
iniqui respectum, ingeniosa inquisitione id quod spectat
ad utilitatem tam suam quam publicam avide conquirunt.

Coevarden obsidione arcta pressam a Verdugio, quatuor
circum munimentis erectis, audio.

Ernestus Austriacus adventare dicitur, ejus familia albis
in equis,
p purpureo notatis. Interpretabantur alii Phi-
lippum, alii pacem, alii poenam.

Circa hoe tempus Walburgis Nuenaria, Mursae comes,
ad Ernestum Austriacum profecta dicitur, ut impetraret
restitutionem suorum bonorum.

14. Vidi elephantem foeminam, juvenem 3 annorum,
ex Guinea Africae provincia in Angliam adductam ac
reginae donatam, deinde propter pestem hic traductam,
magnitudine bovis, sed crassiorem. Capiebat omnia edulia,
poma, pyra, nuces, ficus, saccarum, proboscide, ac in os
quod erat infra proboscidem facili curvatura inferebat;
bibebat vinum ex vitro, optumus gustator, si forte fraudem
fecisset oenopola. Coreum ejus erat plumbei coloris, ut
corium detritum calceamentorum.

17. Quidam publice virgis coesus, quod cum uxoris
filia concubuisse diceretur ; ipsa quoque mulier eodem
modo tractata in carcere.

Vidi divi Laurentii divina Scorelii pictura martyrium,
apud canonicum Marianum, Gerardum Borraeum Ame-
r on gium.

Quidam Petrus Vermuelen, sartor, ex adulterio genuerat
puellam, quam, ut dam esset, in angulo aedis aluerat
misere adeo, ut macie confecta omnem eundi ambulan-

1) Zie blz. 356.

2) I. m.: Cap. 40.

3) I. m.: Pertinet ad Wilhelmura Renessium a Vulpen,

-ocr page 471-

dique [fol. 186^] usam fere perdiderit; sed proditus jam
a vicina, puellam ut decet educare compellitur, quamvis
nec id impune debuisset ferri \'), quod tam inhumane erga
suum sanguinem fecerat.

Henrica Mannia, Johannis sodalis monetarii fiKa, quae
nuper pepererat infantemque cuidam adjuraverat, qui
illam cum aliis consuevisse ostendens probansque, se vero
nunquam ipsam cognovisse dicens, perdita lite, postridie
puerum perdidit.

Ultimo hujus mensis, quidam Wilhelmus WalHs, Schotus,
ob falsam monetam (nempe
halve matten ende schellingen)
cum duobus sociis Scotis, Stuarto altero, qui evaserat fuga,
cusam, sententia senatus Trajectensis condemnatus, palo
strangulatus et igne combustus periit.

Nuptiae celebratae hoc mense: M. Frederici Bogeri,
advocati, vidui, cum Anna Lystria, virgine 43 annorum,
Amerfortia; Henrici Rudolph! Wyckerslotii, vidui 64 an-
norum, cum Maria Jans, vidua annorum 57; Henrici ab
Ommeren, Arenacensis, juvenis, cum Eleonora Artus,
vidua Mox, pensionari! Middelburgensis, annorum 40, cujus
fama nescio an satis intégra; Vieri Gerard! Overmeerii,
afl&nis mei, juvenis 23 annorum, cum Clara Alberti biblio-
polae Lucensis filia, Delphis oriunda, annorum 17 puella;
Henrici Donzelarii, monetarii, juvenis 25 annorum, cum
Avia Meesters, filia Martini Meesters, magistri olim
rationarii Hollandiae, 30 circiter annorum puella.

Vitam vero cum morte commutarunt: Henricus Loordus,
Embdae; Lumannus Cornelius van der Horst; Johannes
Achteveltius ; Cornelia Vermeer uxor Justi Nypoortii
et filia Johannis Vermeer; Gertruda Hermann! filia, uxor
Wilhelmi Nypoortii, vicarii fiscae.

Februarii.

Narrantur haec nova : Vesaiii turrim cum templo fulmine

1) Hs. heeft: ferre.

2) I. m. : post partum.

-ocr page 472-

conüagrasse nuper; Duaci inter cives et scolasticos tumul-
tuari de privilegiis, diu nullas lectiones factas, Wilhel-
mum Amerongium Tatium in carcere detineri; praefectum
Cameracensem Balignium se pro rege déclarasse, eoque
missum Vitrium cum 15 alis equitum, qui totam Artesiam
[fol. 187] et Hannoniam excursionibus vexarent; Austria-
cum undique cogere milites ad obsidendum Cameracum
et 18 millia Helvetiorum exspectare.

4. Die Lunae Stefana, Martini Voorstii uxor, duos
peperit pueros.

8. Rediit Nuenara (ut creditur) voti sui compos.

10. Angli histriones hic agunt.

20. Redeunt nostri, re infecta, ab expeditione Buscum-
ducensi.

14. Obiit Stephanae affinis geminorum alter, 14 dierum
infans; sepultus in templo Gertrudis.

Nuptiae hoe mense sunt celebratae Johannis Wanrodii,
domini de Vuytenham, cum patrui sui filia Gerarda Wan-
rodia, permittentibus Ordinibus, ut origo litium sopiretur,
nec civilibus aut Caesariis legibus probibeantur.

Francisca quoque, Borrio Amerongio seni nuper in con-
cubinatum adscita, deinde nupta, a quo tamen se virginem
relictam profitetur, nupsit cuidam Viennensi, cum quo
tamen paulo post divortium fecit.

Eodem tempore mortui sunt : Catarina, Theodorici filia,
uxor Arnoldi Honthorstii, drossati d\'Ameyde; Gerardus
Bosch.

6. Apoplexia ut videtur oppressus, subitanea morte obiit
Bucho a Monsma, archidiaconus divi Johannis et cano-
nicus templi Summi ac Salvatoris.

Petrus Veedius, coctor acetarius, ex aqua intercute;
Jacobus Poelenburgius, canonicus Martinianus; Martini
Vorstii filiolus ut supra; nuper constitutus quaestor septi-
marum ex decimis Jacobus Vermatius.

Martius.

Circa initium hujus mensis confrater noster Harmannus

-ocr page 473-

Junius, eo quod quaedam in Ratelantium dixisset. Curia
proMbetur.

3 et 4 funera vidi Famae, Jacobi Queeckelii Petri filiae.

Circa ostium Slusae captum audio piscem ingentis mag-
nitudinis, longitudinis 80 pedes, altitudinis duas lanceas,
habentem dentes 200 \').

Platea Minoritana restauratur, fitque multo auctior
altiorque.

Mauritius, ad stratagema militare profectus, publicas
supplicationes fieri ab Ordinibus petiit.

8. Vidi, quam essent consules nostri ornatus civitatis
[fol. 187*] studiosi, qui pumiceum lapidem prope templum
Gertrudis e moenibus
tollerent^)^ nescio ad cujus utili-
tatem, certe ad dedecus civitatis et dehonestamentum.

12. Rediit re infecta Mauritius; habuerat vero in animo
Vicum ad Mosam, Trajecti Superioris suburbium, occu-
pare, quod facile fuisset, nihil suspicantibus civibus et
militibus absentibus hostium. Nostri nempe, navi conducti,
ad portam pervenerant occultati; praefecto vero vigiliarum
nautam interroganti: quid mercimonii veheret, ac illo
respondente:
stockvisch, reddidisse is fertur: die moet dan
geclopt sijn,
nihil tamen sinistri suspicans. Unde prae-
fectus nostrorum, qui in navi delitescebat, se proditum
ratus, statim discedere studebat ac navem solvere, quam-
vis in vicinis jam esset cum exercitu Mauritius, et oppi-
dum sine praesidio 3). Unde varius rumor spargebatur.
Quidam nempe laudabant animosum principis juvenis
factum nec ex eventu judicanda consilia tantum putabant.
Alii vero temerarium esse dicebant : parvo reipublicae bono
futurum, si succederet; sin fortuna adversaretur, magno
rempublicam vulnere afflictam iri, quod facile in lon-
ginquo suppetiae ferri non possent et flos nostri exercitus
tantis periculis exponeretur.

1) Vgl. Bor III blz. 784.

2) Hs. heeft: tolleret.

3) Zie over dezen mislukten aanslag, Bor III blz. 783; Journaal-
Buyck
I blz. 354 v. v.

-ocr page 474-

Quidam e militibus, qui trium ducum stipendia uno
tempore meruerat, vitam suspendio finiit.

Corrupta est villicorum agri Trajectensis consuetudo, ut
si quae extra provinciam nuptura proficiscatur mulier,
detineatur in via a pagi procis, donec honorarium extor-
queant. Unde agebatur jam causa talis: Cockengii prae-
toris filia, sponsa in Hollandiam terra profecta, juvenum
villicorum exspectationem eluserat; unde illi nacti navim,
in qua aliqua sponsae suppellex, hanc detinuerunt et
juvenili petulantia viatores laeserunt. Agebat mareschalcus
ad poenam, tanquam turbatores publicae viae et rap tores
essent; cui adjungebat se fiscus. Defendebant excusabant-
que Vedius et Pollio. Interim ipsi liberae custodiae man-
cipantur.

18. Lunae peperit Maria Buchelia, soror mea, puerum
Dordraci, eique nomen Arnoldi imposuit.

[fol. 188.] 19. Quaedam juvencula Culemburgensis,
ancilla olim Lonii senatoris, non ita pridem nupta, in partu
cum frenesi aliqua teneretur, seipsam tandem suspendio
necavit, daemonis ut credibile est suasu, ex re tam levi.

23. Pronuntiatae sententiae de praeferentia et concur-
rentia creditorum Rhenessii Wellopii, et praelati liberi in
legatis, quae loco legittimi, quamvis non solvendo esset
hereditas, tanquam aes alienum, secundum Baldum,
Alexandrum et Jasonem, quamvis communier sententia
contraria videretur; hinc sequebantur alimenta illegitti-
morum.

Hoc mense cautum, ne quis oenopola hospesve cer-
visiarius diebus sacris ante prandium tabernam aperiat.

Magdalena, uxor Ryswyckii, pro divortio agit cum viro,
de adulterio suspecto et insimulato.

21. Ediderunt Ordines nostri leges de modo procedendi
in agro Trajectino; et 19 de 20 calcis lapidisque in fis-
cum inferendo lex lata, ubi et cavetur de modo efFodiendi
cespites, ne ager multiplici efFossione laedatur.

22. Lex lata de successione fratrum ac sororum libe-
rorum in bonis patruorum avunculorum, amitarum, qua
praesentationis jus introducitur.

-ocr page 475-

21. Ampliata lex de abusibus colonorum villicorumque.

Antonius Vetten mira facilitate despondit sibi Magda-
lenam, satis nummosam puellam 30 annorum, cujus mater
ante duos menses obierat.

Mortem obiere tum Jana, Godefridi Compostellii filia et
uxor Mathei Block.

2 geminus alter Martini affinis i) sequitur suum geminum.

Loenius Beinom, ex bonis divitibusque parentibus ortus,
quod iniquam rei suae habuisset rationem, in xenodochio
Catariniano obiit.

16. Swana, Florentii Breeckeri filia, Barpt. Holle uxor,
avia monetarii praesentis, obiit.

Otto, Everardi Voirstii filius, eandem mortis viam in-
greditur.

M. Gerardus Cnoop, canonicus Johannitanus, ex longa
ptysi et morbo frenetico obiit, parum suis relicto.

[fol. 188^.] Cristina van Berck, uxor Thomae de Goppel.

Elisabeta Langia, ex Aqua veteri, virgo 26 annorum ex
matricis adsensu, subito periit.

Henricus Jacobi Guebel, praefectus Vreesvicani telonii.

Willelmus Beyer senior.

Loco Guebelii successit ejus gener Nicolaus Merkarckius,
quum praefectura ipsi crederetur pro certa pecunia
obligata.

Aprilis.

13. Eo nomine, quod rex Franco-Navarraeus dedisset
litteras ad Ordines nostros, se praeter Parisios 14 civitates
récépissé in potestatem, triumphatum est.

15. Octava hora vespertina, post coenam, ad lanternas
luditur comoedia triumphalis in coemiterio Johannitano
ante aedes Ordinum Franciscanas, sed minus conveniens 2)
tantae a tanto rege victoriae, cum puerili more a pueris
incomposito ordine ageretur.

1) Nl. van Martinus Voorst; ïie boven blz. 360.

2) Hs. heeft: convenientem.

-ocr page 476-

scutum Gallicum coronatum majus consueta forma, leo
Burgundicus aureus et thalerus quadrilateris Zelandicus.

28. Trajecti triumphatum, quod hostes, venientibus
nostris, obsidionem Coevardianam solvissent, nomine, non
armis fugati i).

Mirus et insolitus hoc tempore calor ahquid novi videtur
protendere.

Edictum ab Ordinibus promulgatum de cohibendis pon-
tificiorum superstitionibus et scohs.

[fol. 189.] Nuptiae celebratae Johannis Hectorii, sat
divitis homuncionis, cum filia capitainii vulgo Duvel dicti,
qui suas habet aedes non procul Svammerdam, pago sub
dominio Brederodiorum.

Obiere mortem; Gertruda, Petri Rhenensis filia, juven-
cula et virgo; Anna de Oistrum, abbatissa Vici Veteris;
Jacobus de Brucom, cursor Consistoriae olim episcopalis;
Henricus Rudulphus Horstius, olim schultetus collegii
Mariani; Hillegontia a Schonenburch, vidua Jacobi Ro-
sau tii; Willemus van der Burch.

Anna, Laurentii Bree filia, uxor Cornelii Tbeodorici
Ewici, obiit media die, ex nimia oscedinis infiammatione,
vulgo
de sprew , sepulta in Jacobaeo.

23. Arnoldus Queckel, infans 29 dierum, ex sorore
Maria Buchelia nepos, obiit; eadem die Maria, filiola 15
mensium. Ambo sequenti die, hora pomoeridiana 5, in
Jerosolimitano sepulti.

Wilhelmus van der Noot ex Romanis de la Noce,
Brabantus; Stephanus ab Eck, canonicus Marianus; Otto,
Johannis Rodii filius, 12vir rerum judicandarum, olim
quaestor domicellae de Wijcke, ex Transissulana regione,
vir alioqui probus; Marguareta, filia Cornelii Antonii
Voorstii, uxor Cornelii Pollionis, mercatoris miscellanei,
in Vico praetoriano, puerpera; Wilhelmus Loonius, Bra-
bantus, uxoris J. Merenbergii pater.

4) Op 6 Mei werd Coevorden door prins Maurits ontzet; vgl. Bor III
blz. 799;
Journaal-Duyck I blz. 383.
2) Vermoedelijk wat tegenwoordig heet : de spruw.

-ocr page 477-

(1594.)

17. Ordines nostri milites ex hibernis evocant exerci-
tumque instruunt ad liberandam obsidione Coevardiam,
ac eo nomine novae impositiones collectae a paganis.

21. Die dominica, hora fere septima matutina, sole
existente in Tauro, Luna in Virgine, vere medio, natus
est mihi filius, optume nutritus, membris praegrandibus.

28. Sacro fonte ablutus in Summo templo, nomen
accepit patris, avi paterni ac majoris avunculi sive patrui:
Arnoldi Zuleni a Blasenburch, patrimis Theodorico Wil-
helmi Langhii filio, Johanne Henrici Wyckerslotii filio,
matre vero mea matrima, cujus vices vi carias dedit Ger-
truda Voorstia. Munera lustralia fuere a Theodorico
Langio: 3 aurei regales cum argenteo numo; a Joanne
Henrico Wijckerslotio : regalius aureus duplex cum thalero
Hollandico; a matre vero mea: duplex scutum Willemicum,

Audio Lipsium jam meditare libellum de militia Romana
et notas in omnes historicos veteres latinos, ejus vero de
Cruce libellum partem esse Facis historiarum, multaque
in eo translata ex Antonii Morillon de Cruce libro nun-
quam edito.

Majus.

Post calorem insolitum frigus insequutum maxumum
et imbres continui.

8. In suburbio Insulari quidam Mod. seipsum suspendio
necavit.

Quidam, qui superiori anno fratrem occiderat, casu
nunc reversus, ab alio opprimitur et occiditur.

Gruninga Philenis, olim Frisiorum magna et munita
civitas, a nostro exercitu premitur obsidione

Hic in castris cum inter se lascivorum adolescentum
more luderent Johannes Egmondanus et Gerardus Flodra-
cus et ad arma venirent, tandem hic misere occidit.

9. Cum quidam concionator Gallicus in aede Divi

-1) Op 22 Mei kwam prins Maurits te Haren en nam het beleg een
aanvang; zie Bor III. blz. 807;
Journaal-Duyck 1 blz. 396 v.v.

-ocr page 478-

Johannis praedicasset, quorundam ihvidia injunctum, ne
quis concionaretur deinceps, nisi a Gerbulio \') approbaretur.

[fol. 198v.] 23. Quidam Michael de Renichon, pastor
de Bosiers ex comitatu Namurcensi, nuper captus, Hagae
Batavorum capite plexus et quatuor in partes dissectus
est. Is, ut ex ejus confessione circumfertur, a Florentio
comité Barlaimontio missus erat ad caedem Mauritii Nas-
sovii, idque authoritate (ut credebatur) Ernesti Austriaci,
confirmatum erat 2).

In Germania, nescio an Ravenspurgi s), comitiae in-
dictae, ubi et haec confessio cum legatis ad eam rem
missa, ut Ernesto invidia ex proditorio hoc facto confletur.

Mathiam Austriacum bello Turcico captum volunt, sed
fama admodum incerta.

14. Equiria veris incipiunt.

Amersfortiae quaedam mulier ebrium maritum furca
occidit improvida ira, feriis dedicatoriis.

Pons Bavaricus in urbe restauratur.

Ernestus dicitur Antwerpiae exspectari magna pompa.

Duxit Adolphus Martinius Modde.....Cronenburgam,

virginem ex nobili, sed paupere familia, apud dominum
de Urck habitantem.

Obiere vero : M. Paulus Busius, doctor juris et syndicus
Hollandorum nuper, quem papisticis ceremoniis obiisse
volunt revocatis; Maria Beyers vel Marguareta, Johannis
Leonini uxor.

Bernardus Recoma, Gruningensis, centurio legionis
Ultrajeetinae, ex ictu sclopetti ante Gertrudenbergam
accepte male sanatus, in Catariniano sepelitur. Cujus

1) VgL boven blz. 345 noot 3.

2) Zie Bor III blz. 784; Dusseldorpius, Annales editie-Fruin, blz. 235;
Meulman,
Catalogus van Pamfletten enz. I. nos. 783—84; Fruin, Tien
jaren
blz. 147.

3) Hierboven staat: Regenspurgi. — Een juiste verbetering, want 1
Mei 1594 kwam te Regensburg de Rijksdag bijeen; zie Joh. Janssen,
QesehicMe des dewtscTien Voïkes V (1886) S. 113.

4) Voornaam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 479-

praefectura Ordinum favore, non aetatis, non meritorum,
tradita Risenburgio natu minimo, juveni imberbi.

Theodoricus Walius, procurator praetoris; Stefana Aschia,
vidua Antonii van Vreeswycli; Anna van Roye, Otthonis
de With uxor; Mr. Egidius van den Dael >), chyrurgus,
caeculus; Anna van Leerdam, uxor Johannis Boll, qui
cum uxoris funus non sequeretur nec ipsam ut decet
lugeret, ab omnibus ut insanus exsibilatur; Theodoricus
Verhuel, scriba Marianus; Maria filia Theodorici van
Scayck, vidua Joannis Vuytewael, notarii; Johannes Ver-
maet. Mathei filius; Adriana, filia magistri Johannis van
den Bosch, uxor Joannis Cronenburg.

Hoc anno edictum Ordinum promulgatum de non
divulgandis famosis libellis.

Junius.

[fol. 190.]

Impositiones lapidum calcisque ab Ordinibus locantur.

Ernestus nuper Antwerpiam variis regio more ludis
introductus est 2) ^ et sunt (incerto tamen authore) qui
dicant, tum Mauritii nomen invocatum ibi a quodam
incomperto homine.

Grunengenses, superior! mense a nostris obsessi, nunc
de deditione agere incipiunt, maximeque de privilegiis
conservandis disceptatur, nec convenitur.

9. Quidam juvenis sese hic suspendio interemit.

Rumor est, incertus tamen, de nuptiis Mauritii Nassovii
cum regis Daniae filia.

Obiere hoc mense: Aleyda, Bgidii Honthorstii filia et
uxor.....de Wilt; Gerrit Gerritz, van Vianen.

Prima Junii, qui 40 uxori a partu, olim lustratio
fiebat, et tum primo egreditur ad templum, qui mos
vetus non tam Judeorum et inde Christianorum, sed et
ethnicorum fuit.

1) Hierboven staat geschreven: Gall.

2) Zie over dien intocht Fruin, Tien jaren blz. 446.

3) Voornaam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 480-

Julius.

I. Expositae venum areae prope portam Caterinam in
Foro nunc equorum, ubi olim Arx pacis, numero 10, latae
21 pedes, longae 60.

II. Gruninga, Celebris potens ac munitissima Frisiae
urbs, nostris dedita Conditiones apud me habeo.

15. Apud nos eo nomine divino Numini gratias actum,
ac inde triumphatum.

Restauratur cloaca et canalis Viae novae, et plataea
Dominicana sive Praedicatorum renovatur.

24. Supplicatio décréta ob fréquentes et continues fere
imbres, messem impedientes et pascua inundantes. Hisce
dedicationum feriis quidam hic adduxerat instrumentum
pneumaticum, quod ita mensura et pondéré occultis erat
confectum, ut absque manuum attactu caneret certas can-
tilenas -).

Alius eodem tempore adduxerat pupam, simili fere
quo instrumentum jam dictum artificio saltantem seque
moventem.

Nostri milites ad sua praesidia reverti dicuntur, tum ob
coelum nimis pluviosum et subitas militum mortes ex
morbo medicis incognito, tum eo quod superiores pro-
vintiae parum [fol. 190^] ad belli onera sustinenda tri-
buere credantur.

Delphis peste laborare cives audio.

Vilescit Ernesti Austriaci apud Belgas autboritas.

Ampliatum edictum Hollandorum de libellis scanda-
losis non imprimendis et Romana papistica relligione non
exercenda

4) Over het beleg en de overgave van Groningen zie Bor III blz.
807 v.v.; Wagenaar VIII. blz. 386—389; Petit,
BihUotJieeTc van Nederig
pamfietien-,
(\'s Gravenhage 4882) I blz. 70, nos. 606—609; Fruin, Tien
jaren
blz. 142 v.v. De overgave had plaats 22 Juli; Van Buchell be-
dient zich wederom van den ouden stijl.

2) Een voorlooper van den grammophoon!

3) Bij plakkaat van 1 Juli 1594; zie Wittens KerTcelijlc Plalaatloek 1.
blz. 526 v.v.; Dusseldorpius,
Annales editie-Fruin p. 237,

-ocr page 481-

Turbae multae magnaeque in Artesia et Hannonia.
Dicuntur etiam incolae se contra Hispanos milites, omnia
depraedantes sine discrimine, armare.

21. Celebratae sunt nuptiae Frederici a Rhenesse de

Vulven, canonici et thesaurarii Martiniani, cum.....i)

Lauwick, filia non ultra 15 annos, nata domini de
Geldermalsen.

Obiere subita morte: Jacoba Pots, filia Gerardi olim
consulis, virgo, et Cornelius Drinckwaerdius, canonicus
Marianus, cujus cadaver sepeliendum Dordraco Trajectum
translatum fuit; Stephana, Valentini de Vianen filia, ex
partu, cum tamen antea virum dixisset uxoriae rei inido-
neum, cujus vitii et a priore conjuge accusabatur.

Cum tres tantum in urbe concionatores : Johannes Gero-
bulius, Henricus Caesarius, Gerardus Blockhovius, et hi
obeundis concionibus non sufficerent, duo ex Germania
accersiti

Circa hoc tempus in collegium advocatorum adscitus

.....Steensel, Hagocomitanus, et paulo ante Antonius

Vermey, Johannis Vermey, canonici Petrejani, ex fratre

nepos, paedagogus nuper.....filii domini van der

Stadt.

Augustus.

Kai. Cum Ordines constituissent praefectum silvarum
ac venationum Trajectinae ditionis Johannem Vuchten-
broeckium, legem quoque venatoriam ediderunt.

Fuit hoc tempore Petro Westrenio advocato Iis cum
aedilibus templi Civihs, quod ipsius insignia, ad sepul-
crum uxoris propria authoritate suspensa, sustulissent,
veteri consuetudine muniti.

Defuncto nuper praeposito Johannitani collegii Mon-

1) Voornaam ontbreekt in het Hs.

2) Nl. Johannes Ursinus en Henricus Conchardus; vgl. Bor III blz.
734—746; H. van Rhenen t. a. p. blz. 27—28. i.)

3) Voornaam ontbreekt in het Hs.

Buchellius, Commentarins. 24

-ocr page 482-

tisma 1), Ordines Trajectini supremam ejus authoritatem
in Mierdt et Wilness sibi vendicarunt.

Luycba de Huyckersloot, vidua Carbets Angli, fraudatis
creditoribus iniquis rationibus, abiit.

Gum Renessius et ego de curribus Cby nar um ager emus,
ac fietitium id esse aut nulli usui dicerem, ipse narrabat,
se vidisse currus mathematica arte factos, qui certo pon-
déré, nullo trahente, ad 2 plura millia progrediuntur.

Obiere hoe mense: Everardus Zylius, zindicus {sic) Am-
pterodamensium; Marguareta, Gisberti ex pago Vereem
filia, vestalis loquacissima ac omnium apud Bethelemias
malidicentissima, ex aqua inte reute.

[fol. 191.] 17. Jacobus, filiolus Quirini van de Vooirt,
unius mensis.

19. Submersa in cupa aquaria Nella, filiola Gisberti
Overmerii, quatuor circiter annorum.

Bartolomeus Zulenus, Gisberti filius; Juditha, Frederici
Verhaer filia, uxor Theodorici Vliegers.

.....Calvus vel potius Vitulus, miserabili casu et

externo in hospitio Bombergano cum aliis potitans ebrius,
exanimis inventus fuit.

September.

Erat hoc tempore quidam Culemburgi, nomine Adrianus
Crayevanger; is cum variam monetam, primum authori-
tate et privilegio Gruningensium exulum, cuderet, tandem
avaritia et spe impunitatis inductus, utpote in libero
oppido, connivente ejus dinasta, aliorum principum effigies
signaque expressit et pro veris populo vicino obtrusit.
Quae res cum paulatim innotuisset et ad Ordinum aures
pervenisset, graviter prout merebatur tulere et legibus
puniendum tam atrox facinus putarunt. Quare duos eo
tacite legatos miserunt, qui absente dinasta Culemburgano,

1) Bucho a Montisma, 6 (16) Februari 1594 gestorven; zie boven
blz. 360.

2) Mijdrecht. — Eerst stond er: Wierdt.

3) Voornaam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 483-

ipsum monetarium compreliendi, omnemque ejus sup-
plectilem auream, argenteam (octodecim aut circiter erant
aureorum millia), cartaceam auferendam curarunt, inscio
adhuc oppidi magistratu, quem convocari jusserant, ac
interim centurioni Scoto haec quam tacite fieri posset
perficeret, mandaverant. Magistratui vero quid ab Ordini-
bus in mandatis baberent, aperiunt. Pervenerat jam fama
ad cives, monetarium captum abduci; qui convolant ac
militibus eripiunt, cum privilegiis ipsorum id dicentes
pugnare: si deliquisset, ibi puniendum, non alibi, nec
nempe se Hollandis subditos esse. Legati, ne res in
tumultum abiret, praetori ipsum custodiendum tradiderunt,
additis minis, si dimitteret; at nihilominus, re verso jam
Culemburgano, liberatur. Cum haec fierent Ordinum jussu,
praesidium oppidi augetur et ex vicinis locis praesidiarii
evocantur; quo facto, praefectus militaris civibus, m-agis-
tratui et praetori denuntiavit, nisi tradant monetarium,
se in mandatis habere oppidum ipsorum spoliare ac in-
cendere. Quibus auditis, territi cives monetarium que-
runt, qui ancillae habitu ad portas oppidi delitebat ac
agnitus ad notae mulieris aedes hoc habitu fugit. Fama
statim [fol. 191^] tota urbe vagatur, monetarium ancillae
habitu conspectum fugam tentasse et proditum in aedes
vicinas se occultasse; concurrunt milites, et suo periculo
jam excitati cives, ad domum mulieris ad volant, mone-
tarium postulant. Illa non esse in domo respondet, sed
hortum lustrarent, admonet; eo nempe se récépissé. Ubi
diu quaesitus, tandem sub fimo latitans, extractus et paulo
post Lucum Batavorum missus est. Adfuerat ipsi non
ita pridem Elbertus Leoninus, Geldriae cancellarius, qui
fertur interrogasse : quid rerum ageret monetamve cuderet ?
Ad quae annuerat, more solito jocare hominem arbitratus,
ac tum dixisse cancellarium : Crayevangere, vide quid agas,
nam malleolorum tuorum sonitus ad extremum usque
litus Batavorum pervenit. Quae dicta si considerasset et
mens non laeva fuisset (ut ait poeta), facile potuisset
haec praecavere. Fecerat nobiles Anglicanes Henrici regis
nomine et litera signatos, quos tamen ab aliis veris inter-

24*

-ocr page 484-

wiÊmmÊmtm

372

(1694.)

noscere ne aurifabri quidem possent; quare et probibere
eorum cursum Ordines non valuere. Triplicis eo facto
falsitatis accusabatur: primum, quod propria authoritate,
cum neque dinasta Culemburganus haberet cudendi moneti
potestatem aut regaha privilégia, nummos conflasset,
deinde quod ahorum principum nomina et signa fuisset
imitatus, ac ultimo quod ex ducatis Hispanis minoris
valoris fecisset i). Plurimi in Hollandia, Zelandia, pro-
vintia Trajectensi ejus socii ac participes custodiae traditi
sunt 2).

5. Promulgatum edictum Ordinum confoederatorum de
valore monetae, fraude et usuris mercatorum plurimum
aucto, nunc ad edictum anni 1586 restituto.

[fol. 192.] 25. Nova expeditio in Drentanos ac Tran(s)is-
selanos-superiores, regias adhuc partes sequentes, paratur;
nam équités, superiorem Velaviam profecti, et peditum
vexilla plurima adverso flumine Rhenum ascendunt. Tum
ipse Mauritius Nassovius, exercitus itnperator, hic ex-
spectatur.

Hisce diebus David Gorleus, questor nuper et consi-
liarius Adolphi Nuenarii comitis, quod assignationeni
quandam ab Ordinibus comiti in solutum traditam bis
accepisset, ut mille tbaleros Ordinum Trajectensium
quaestori numeraret admonitus, cum se excusaret et in rem
domini sui converses esse nummos diceret, iterum petun-
tur, et simul eo nomine in ejus bona lictores mittuntur.

Everardus Schonenburgius, frenetico morbo laborans,
multa indigna perpetrat, mendicos verberans, vitra lapidi-
bus confringens, ita ut tandem custodiae privatae trade-
retur ab amicis.

Gerardus Ryswyckius, procurator, cum ab uxore adulterii
accusaretur ac propriis literis convinceretur, divortium
fecit, bonaque dividuntur; nec multo post iterum coeunt.

1) Tot hiertoe is deze passage ook te vinden Deseriptio p. 106—107.
Slechts zijn enkele kleine verschillen in de lezing van den tekst.

2) I. m.: Hisce mensibus in Marchionatu mira spectra visa feruntur,
quibus se demon immiscuit, ut aere expressum apud me habeo.

-ocr page 485-

Hoc mense nuptiae celebratae Gerardi Rhenessii, Aa
domini, et Annae, filiae domini ab Assendelft.

Vianenses nuper sententia supremae curiae liberi et ab
Hollandorum jurisdictione exempti judicati sunt.

Obiere Mathias van Voirt , 8 die, Johan van Cronen-
burch et filiolus Abrahami Gorlei.

October.

Consules et quaestores continuati; 12viri vero litium
dirimendarum: Nicolaus Oisteromius, Roetardus Lanscro-
nius, Jacobus Vermatius, Cornelius Malsenius, Godefridus
Gerardus Veremius, Walterus Zulenus, Willemus Drielen-
burgius, Justus Rysenburgius, Mr. Henricus Wiltius,
Arnoldus Sandenus, Henricus Buth, Henricus Helsdingius.

[fol. 192*.] Consiliarii politici creati: Theodoricus Can-
terus, Johannes Sprutius, Hermannus Wiltius, Evert de
Coninck, Volcardus Both, Willem van Someren, Dirck
van Botteycken, Thomas van Bree, Cornelius Gisbertus
van Culenburch, Johan Gerrits van der Lith, Bartolomeus
van Weede, Mr. Peeter van Woerd, Cornelis Dirck van
Werckhoven, Jan Splintesz., Antonius Rodius, Johannes
Bosch, Cornelis van Leemput, Theodoricus Rhenessius a
Vulp, Johannes Stephanus de Witt, Jacobus Clevius,
Johannes Mathei Hensbergius, Floris van Weede, Hendrick
Jansoen, Hendrick Beernts van Boekhoven, Lucas van
de Pol »).

Paullo antequam arrestum contra Jesuitas pronuntia-
retur prodiit rithmis gallicis
La Trompette portant
Vexil et passeport des Jesuites.

Mauritius Nassovius cum suis revertitur, quod milites
a
Franco-Gallorum rege in supplementum (ut nuper foe-
dere renovato cautum erat) peterentur, quamvis tempore
satis alieno et incommodo.

1) I. UI.: Ocloviri rerum bellicarum continuati.

2) Op 29 December 1594 werd den Jezuieten het verblijf in Frankrijk
ontzegd. Over geschriften, tegen hen uitgegaan, zie Dusseldorpius
Annales, editie-Fruin p. 242.

3) Vgl. Meulman, Catalogm enz. I. blz. 118, No. 798. (®. i.)

-ocr page 486-

Lugduni Batavorum hoc tempore collegium vel semi-
narium theologorum, quorundam scelere et praefecti \')
improvida severitate, turbatum est. Nam cum quidam
petulantius quaedam egissent ac eo nomine castigandi
essent, ipse tumultum veritus, quod quidam conspirasse
dicerentur, lorarios publicos accersiit ac iis curam virgis
caedendi reos demandavit; qui aliorum opem implorantes
ac indignam rem esse dicentes, et sine exemplo scolasti-
corum libera corpora a lictoribus publicis denudari ac
criminosorum instar puniri, eos arreptis obviis armis in
virgatores incitarunt, qui uno caeso fuga sibi consuluere.
Quo facto scolastici, peracti facinoris conscientia turbati,
illico se in pedes extra urbem conjecere; pauci a fuga
retracti ac in vinculis aliquamdiu habiti. Veniam tandem
supplices obtinuere, durioribus poenis tale quid iterum
commissuris impositis 2).

..... Revelasco, quod secretiora quaedam hujus pro-
vintiae Hispanis revelasse diceretur, captus; at paulo post,
quod haec ab inimicis suis in vulgus sparsa diceret, fide-
jussoria cautione dimissus est.

18. Pridie quam de reditu Mauritii nuntiaretur, sup.
plicationes pro eo habebantur.

Regii Austriaci, Cameracum obsidione premere conati
aliquot munimenta in circuitu civitatis excitarunt.

Advenere nuper, accersiti ab Ordinibus, Johannes Ursinus
et Henricus Conchardus, ecclesiastes, concionatorum mu-
nere functuri *).

1) Subregeatis Petri Bertii.

2) Zie Dr. G. D. J. Schotel, Hen studentenoproer in 1594. Bijdrage
tot de geschiedenis van het Staten-college te Leiden (Leiden 1867);
alsook
De academie te Leiden in de 16e, 17e en 18e eeuw (Haarlem
1875) blz. 26—29.
{v. L.)

3) Voornaam ontbreekt in het Hs.

4) Vgl. H. van Rhenen. Lyste van de namen der predicanten enz
(Utrecht 1705) blz. 27—28, en hierboven blz. 369 noot 2. Een belangrijke
mededeeling over Ursinus gaf Dr. H. G. Kleijn: „Bijzonderheden uit de
Nederl. Kerkgeschiedenis". Overdruk uit de
Kerlel. Courant (\'s Graven-
hage 1896) blz. 12—13.
(y. L.)

-ocr page 487-

Nuptiae celebratae hoc mense, sed nullis ceremoniis,
Petri a Rutenberch et Gertrudis Cuyckiae, filiae Antonii,
syndici Ordinum, contra voluntatem parentum, qui illud
totis viribus impedire conabantur; verum illa certissima
stipulatione illas jam confirmaverat.

[fol. 193.] Funera ducta hoc mense Johannis Godefridi
a Meecqueren, procuratoris hujus civitatis, qui venerea
lue laborasse vulgo credebatur.

Johannes Hendrici filius Cuyckius; Catarina Baexia^
vidua Jacobi van der Borch.

In Paulinis aedibus pueri ad studia monasterii sumptu-
bus alendi constituti, numero 30.

November.

4. Vidi avem diversicolorem »), plumis pulcherrimis
purpureis, miniis viridibus, psittaco simillimam, sed
majorem, Americano orbe advectam. Franco-Gallus is,
qui monstrator aderat,
mahu appellabat. Habuerat caudam
longissimam, sed igne perierat.

7. Profectus sum cum Johanne 2) Bilartio, Jacobo
Amerongio Tatio, canonicis Marianis, ac Cornelio Oomio,
consiliario olim Batavico, ad pagum Cortehoeff, sub
dominio canonicorum Marianorum. Vidimus in via Bole-
steinium, ubi Henricus Botterus a Snellenberch domi-
cilium habet, ad Vechtam flumen, non procul a Marseniis,
quod nomen a Marsis populis remanere quidam credidere.
Non procul hinc Nienroid castrum ®); hoc plurimum auctum
et restauratum. Ex Ruellio castro, antiquissimo feudo
Trajectensi, ortos Nienrodios quidam nobis narrabat; frater
nempe ex familia Ruellia castrum hoc fecerat et nomine
Nieurueel, id est Noviruellii, dixerat, quod inde corruptum

1) I. m.: Credo esse illam, quam barbaris Aiourous dici scribit
Levius,
Ristor. Brasil, cap. XI.

2) I. m.: Richardo.

3) Nyenrode; zie Van der Aa, AwdrijksTc. Woordenloelc i.v.

4) Hs. heeft: fratrem.

-ocr page 488-

in Nienrodt degeneravit. Eodem quoque tempore Gunte-
stein non procul hinc a notho Nienruellio conditum, quod
castrum Bruxellio, vicepraesidi Trajectensi, uxoris ex dote
ob venit, quamvis litigiosum jamdudum factum sit. Veni-
mus inde Vrelandiam ad Vechtam, castrum olim munitis-
simum, ibi ab Henrico Vianio praesule Trajectensi contra
Amstelios conditum \'), cujus aream et fossas vidimus, ex
cujus relliquiis Arcem pacis a Carolo V Trajecti conditam
novimus. Incolae adhuc civium nomine utuntur, nar-
rantque olim ipsos civitatis jure donatos. Pignori fuit
aliquamdiu obligatum Gysberto Amstelio a Nassovio epis-
copo, at cum redimere vellet Zyrikius, ac Amstelius diffi-
cilem se praeberet, ortum fuit bellum inter ipsos, et
tandem vi Hollandiae comitis restituere fuit coactus.
Jobannes Diestius inde episcopus anno 1335 illud iterum
oppignoravit comiti Hollandiae ; anno vero 1354 liberatum
a Jo. Arkelio

Vesperi pagum intravimus amplum satis 27 camporum
sive boeviorum. Est tamen ejus ager bituminosus et cespi-
tibus fodiendis accommodus, unde quidam Arnoldus
Jacobus consularis Gaudanis
(sic) aliique Hollandi navale
novum ibi, adjuvante Jacobo Vermatio, fecere, et nescio
quae privilégia eo nomine ab Ordinibus, rem ipsam ut
videtur parum considerantibus, impetrarunt sive potius ex-
torserunt. Jam vero magno sumptu, sed communi, duas
[fol. 193v] molendinas eo loei, quo ante 21 annos steterant,
erigendas esse proponebant magnamque inde utilitatem pa-
ganis accessuram asserebant. Quibus se paganorum maxima
pars, etiam urbanorum, opponebant, dicentes experientia
compertissimum esse, nihil olim utilitatis molendinas
attulisse nec nunc afferre posse, imo propterea dirutas,
cum tantummodo sumptubus faciendis essent, nec loei
palustris naturam jam mutatam; terram nempe spongiae

1) I. m. : Ex praeda a Geldriis capta.

2) I. m. : Deinde Amol. Hornius episcopus anno 1371 constituit prae-
fectum Swederum de Gaesbeecke.

-ocr page 489-

instar esse, ut quantumvis maxima aquarum vis ejicere-
tur, momenti spatio illa ad priora reverteretur, nec aggeres
sustinendis excludendisque aquis idoneos in uliginoso
lundo fieri posse. Haec res utrimque magnis argumentis
disceptabatur ; testes quoque producebantur, et ad oculum
regionis situs lustrabatur. Canonici quoque Mariani, qui
judices hujus controversiae futuri essent, hoe incoeptum
in rem suam minime facere arbitrabantur, cum Hollandi
illud agere viderentur, ut regionem terra et cespitibus
exhaustam tandem in lacum redigerent. Sic tandem dis-
cessimus; oblatumque a Gaudano commissariis Marianis
par conjugatum cygnorum. In reditu, cum non procul
u.rbe abessemus et campanorum funebrem sonitum audi-
remus, Amerongius caput erigens occulto instinctu : Vereor
(inquit), ne aliquis nostrorum tristem brevi accipiat nun-
tium, utpote qui aliquem e suis perdiderit. Nec ita diu,
cum urbis appelleremus portam, portitor ipsi nunciat,
avunculum subita morte obiisse.

Nostrorum militum conductii équités cum ultra prae-
scriptum terminum progrederentur, ne in insidias regiorum
Austriacorum caderent, multorum ac etiam ipsius Auriaci
animos consternarunt. Verebantur nempe rerum non
ignari, ne si quid secus ipsis accidisset, ut dubia omnis
fortunae alea flos nostrae militiae amitteretur, et prae-
sidio quasi denudata nostra provintia hostibus inermis
objiceretur.

14. Animulae deliquium passus filiolus meus, adeo ut
pene a mortuis revocatus videretur. Sic in ipso vitae
prooemio adversae sortis occurrunt ludibria.

Reversi hoe tempore e bello Turcico Mulardus et Slotius,
qui tamen magis in reditu properarunt.

Monetarius Culemburganus, Amsterodamum traductus,
ut et alii convincerentur, custodientium manibus elapsus,
aliquandiu latuit. Et erant, qui conniventibus Ordinibus
id factum arbitrarentur, cum non ita pridem alius ejus-
dem criminis particeps, Egbertus Clantius, prodigiose
evasisset; ferreos nempe is cancellos carceris fidibus
cytharae et pulvere adamantino [fol. 194] perfregisse

-ocr page 490-

(multis incredibile) dicebatur. Verum post duos dies
quam latuisset, in cavea repertus et custodiae priori
traditus, banc omnem suspitionem delevit. Tandem hic
precibus Mariae Aurantiae, cum nuptiae ejus cum comité
Hoenloensi celebrarentur, vita donatus est \')•

Ad finem hujus mensis conductores nostri multorum
laetitia e finibus Franco-Galliae rediere.

Hollandi magnis sumptubus novam translationem Bel-
gicam Bibliae moliuntur. Ad hanc rem perficiendam, con-
stituto singulis mille thalerorum annuo stipendio, invitati
Franciscus Junius, Franciscus Raphelengius, Philippus
Marnixius Alegondus aliique nonnulli 2).

Nuptiae hoc mense celebratae: Henrici Marci, mercatoris
miscellanei Detteni filii, advocati, et Marguaretae, Her-
berti Haefteni procuratoris filiae; Justi Roij, bon rustantii,

et Johannae Verhariae, bonne robbe; Henrici-----

aurifabri, et Elisabethae, Jacobi Timanni a Leuwen filiae ;
Johannis Zaelii et Elsae van Noort, bonnae robae.

Funera ducta: Cornelii Valladoletii, canonici Mariani,
qui dudum animi morbo laboraverat et jampridem melius
habere coeperat; Marguaretae Liesveltiae, viduae Willemi
Verbeeck, ubi cum quidam e rustica plebe Verbeecki
consanguinei praeire vellent, Merenburgii funus non seque-
bantur, dicentes suo se ordine turbatos.

1) Desoriptio. p. 107. — Vgl. Bor IV bh. 13.

2) Wat Van Buchell hier meedeelt over Bgbelvertaling, schijnt onjuist
te wezen, \'t Ziet bepaald op de aanstelling van Marnix tot bijbelver-
taler, 21 Oct. 1594; vgl. R. Fruin,
Verspreide Geschriften Deel VIII
blz. 73 V.V.: „De aanstelling van Marnix tot bijbelvertaler"; Dr. J. J.
van Toorenenbergen, in
Philips van Marnix Geschriften II (\'s Graven-
hage 1873), Voorrede blz. XXXI—LXIV; H. Q.
Unssen, Aanteeleningen
betreffende de hijlelvertaling van St. Aldegonde,
in Kist en Moll, Kerk-
hist. Archief
II (Amsterdam 1859) blz. 65—77. In geen enkele der
resoluties van de Hoogmogenden, op deze zaak betrekking hebbende,
komen de namen van Junius of Raphelingius voor. (r.
L.)

3) Naam ontbreekt ook in het Hs.

-ocr page 491-

December.

Initio hujus mensis Fredericus in de Wijnstock, civilis
militiae praefectus, Paulo Schuttio, praefecto vigiliarum,
faciem plurimis inhonestis vulneribus sedentaria pugna
deturpavit. Causam dedisse dicebant ») exprobrata lucrosa
Carthusianorum quaestura, indigna ipsi concredita.

9. Libellus supplex, Ordinibus nomine curialium obla-
tus, pro minuendo vel tollendo edicto, quo litigare inci-
pientibus muleta imponitur. Erat is ab omnibus advocatis
et procurâtoribus subsignatus, quod tamen facere renuerant
Zosius et Opstratus, obstinatae opinionis homines.

Cum flumina atque adeo ipse Ehenus ejusque pars
Vahalis longo frigore terrae instar essent congelata. Gra-
veuses milites paganos multis minis terruerunt, sed vanis.

Vigiliae iterum duplicatae Trajecti, et cum pridem de
deponendis vigiliarum praefectis fuisset actum, causa quae-
sita, ut manerent.

[fol. 194^.] Hoe tempore apud regios Austriacos legio
veteranorum Italica, quae nuper duce Farnesio quadam
praerogativa stipendiorum usa fuerat, ab Ernesto Austriaco
reformata et cohibita, cum solutionem flagitaret, duriore
accepto responso tumultuatur, ideoque proscripta Siche-
mum occupât et ad Ordines confoederatos literas mittit,
operam bellicam et amicitiam ofïerens

Legio Italica ab Ernesto, promissis stipendiis, in gratiam
recipitur.

Amersfortii lectiones publicas instituere, juris, philo-
sophiae et historiarum; professorem vero juris habent
Laevinum Botterum, urbis secretarium

In collegium advocatorum allectus Cornelius Otterspoor,
filius Willemi, praeceptoris olim Martiniani, cui et Scopa-
toris nomen ab ofiitio purgandi templi olim inditum.

1) Lees: dicebatur.

2) VgL Bor III blz. 877 v.v.

3) I. m.: Hoe tempore tempestas ingens damnum intulit navibus
apud Tessaliam, ut ex literis.

4) Descriptio p. 408.

-ocr page 492-

(1594—1595.)

Filius vero Duacense matrimonium nuper invitis parenti-
bus contraxerat; sed uxore pauco tempore mortua, redierat.

Nuptiae celebratae Johannis Brunonis, pannitinctoris,
parum probatae vitae adolescentis, et Jobannae, Frederici
consulis Lucensis filiae. At infaustus cecinit feralia car-
mina bubo.

Apud Lucenses vero celebratae nuptiae.....Miropii,

questoris Hollandici filii pecuniosissimi, et Hesterae Son-
neveltiae, puellae ditissimae ac multis procis petitae.

Funera ducta: Annae, Huberti Butbii filiae, virginis;
Henrici Bernardi Bockboven, mercatoris miscellanei, olim
octoviri militiae civilis; Hillegontiae Hindersteiniae, viduae
Jacobi Ascbii; Henrici, Hermanii Borculoi filii, typo-
grapbi; Hugonis Gijssii et domicellae Gertrudis, Willemi
Wittii filiae, conjugum, eodem tempore.

Hispani dicuntur Hiberniae partem occupasse, et Stanle
cum quibusdam suorum e portu Dunckerckiana solvit, eo
ut creditur navigaturus.

Circa hoc tempus praefectus Bredanus, conniventibus
Ordinibus, oppidum Leodiensium Hoyum occupavit-).

Hoc tempore quidam Polydorus, Deldensis, ingenio
non inerudito, verum vago et irrequieto, ad desperationem
vel furorem fortunae iniquitate ductus, prope Lucum
Batavorum sibi ipsi jugulum cultro incidit.

[fol. 195.] ANNUS 1595.

Consules: Gerardus a Reness van der Aa 2, Theodoricus
Goyerus 4.

Januarius.

11. Duo, ob furtum acriter virgis coesi, unus publice
ad cancellos curiae, alter coram judicibus, adeo ut virgator
ipse lassaretur.

17. Obierat quaedam ex apoplexia mulier in platea

van Hoey plaats j vgl. Bor IV

1) Voornaam ontbreekt in het Hs.

2) Eerst 6 Februari had de verrassins
blz. 10.

380

-ocr page 493-

Ambachtiana \'), cujus in aedibus fuerat catus niger, qui
suo more lallaverat. Quidam hinc superstitiosae (ut credo)
aniculae fabulam in vulgus sparserant, mortuam mulierem
magam fuisse et cacodaemona nigri felis forma ante lec-
tum apparaisse ac dixisse:
H is all te laet, id est: sero
est. Propraetor, ut hanc rem expiscaretur, intrat aedes;
catus monstratur, ac res ut erat narratur; unde abiens,
talium mendatium authores esse puniendos dixit. Et ego
credo, multas narrationes ex hujusmodi initiis extare 2).

Circa hoc tempus tres mercatorum naves, ex Zelandia
in Bataviam redeuntes, a pyratis, quod vigilias neglexis-
sent, captae et spoliatae fuere.

Visa dicitur ante solitum tempus ciconia; quidam puta-
bant ab Hollandis emissam, ad probandam Gregorianam
anni correctionem.

De nuptiis actum hoc tempore apud Delphos N., Al-
mondae Abrahami filii, et N. Sonneveltiae natu majoris.
Non pervenere ad efFectum.

Burae quoque magno sumptu celebratae nuptiae Philippi
comitis de Hohenloo et Mariae Nassoviae, filiae Wilhelmi
principis Aurantii

Eodem tempore celebratae nuptiae Johannis Rosantii,
60 circiter annorum, et Catarinae Cauwenhoviae.

Stella circa hoc tempus ad Occidentem apparuit, caeteris
lucidior.

Obiere: Gerarda Wanrodia, uxor Johannis Wanrodii,
domini de Ham, ex puerperio; Marguareta, filia unica
Johannis Rengeri, canonici Johannis.

17. Edictum regis Gallorum publicatum de bello cum
Hispano terra marique gerendo.

Februarius.

Theodoricus Canterus, in collegium senatorum provin-
cialium adscitus extra ordinem et numerum, ibi praesidet.

1) De Ambachtstraat te Utrecht.

2) I. m. : Mar. Jo. ex beguttarum genere mirabilia narrabat.

3) Vgl. Bor IV blz. 13.

-ocr page 494-

Furtum subtile et, ut videtur, a notis in aedibus
Abrahami Blommartii factum.

[fol. 195^.] Cum Vermatius ac duo Drenckwardii generi,
nonnulli etiam Gaudani Hollandi jamdiu de molendina
in paludibus Corteboeviis apud collegium Marianum, cui
dominium ejus loci competebat, érigenda egissent i), hoc
tempore denegata est ipsorum petitio, et cautum, si
vellent molas erigere, suo id sumptu facerent, ut de earum
utilitate et usu experimentum caperetur.

Et quoniam hypodidasculorum quidam ab Amsteroda-
mensibus evocatus dimitti postulaverat, de successore con-
sultatum, et amplius actum de publico lectore. Quidam
Isaacum Causabonum, generum Henrici Stefani, virum
in omni litteratura doctissimum, evocandum Geneva pro-
ponebant. Verum nostri homines, parum quae ad eruditae
urbis ornatum pertinent, curantes, haec neglecturos puto,
quamvis sint, qui hypodidasculo eam legem praescriptum
iri credant, lectiones publicas ubi habeat; locumque huic
lectioni decretum templum Hyeronimianum, quod jam
purgatur instauraturque

Maxaemiliano Baxio, mareschallo Eemdano, longo ac
difficili morbo laborante, Ordines patris favore praefec-
turam Henrico ejus filio, si quid humanitus ei accideret,
contulerunt.

Obiit hoc tempore Ernestus Austriacus ®), imperatoris
frater ac Belgiae summus a rege Philippo tribunus constitu-
tus. Eodemque tempore, rumore tamen incerto, Christo-
phorum Mondragonium, Antwerpianae arcis praefectum,
vixisse narratur; sed id postea falsum compertum est.

Funera praeterea ducta: Johannis Monachi, hominis
subintricati in genii, ex nobili vero familia; obstetricis
Johannae Bogerae, Gaudanae; Theodorici Witenhorstii,

1) Zie boven blz. 376.

2) Descriptio p. 108. — Ygl. Dodt van Flensburg, Qeschiedlc. arch.
IV blz. 85; L. Miedema in Werken Mist. Oen. Deel LH (1900) blz.
CY
V.

3) Gestorven 20 Februari 1595; zie Bor IV blz. 12.

-ocr page 495-

praepositi Elstensis et canonici Martiniani; Gerardi Coninx,
sartoris domicellarum, cujus sepultura sonitu Martiniano
prosecuta; Corneliae, uxoris Joannis Cornelii Blocklandii,
Anthonii pictoris fratris.

Nuptiae celebratae, sed nullo strepitu aut solemnitate:
Gerardi Hey, Sevenderii, advocati, ac Sophiae Pallantiae,
viduae domini Johannis a Boetselaer, 60 circiter anno-
rum ; Bunschotiae etiam Joannis van der Eem, advocati,

cum vicina sua e villa;.....») Timanni Cuyckii filii ac

.....>) Willemi Lamswerdii, olim quaestoris regii filiae ;

Johannis, Gerardi de Moler filii, Batavodurani, et.....\')

viduae Michaelis Dionisii, olim quaestoris Frederici, comitis
Montani, pecuniosae, sed provectioris aetatis et 11 libero-
rum, mortuorum tamen, matris.

[fol. 196.] Martius.

Rhenus initio hujus mensis insolitum adeo in modum,
propter perpetuos imbres maximamque nivis copiam,
auctus fuit, ut magnam Agrippinensis urbis partem inun-
daverit plurimaque ubique damna oppidis aggeribusque
intulerit, Culemburgum aquis ad summam altitudinem
impleverit, ut et Viennam Batavorum aggeresque circa
paludes Rhenenses ad locum, qui vulgo Grebbe dicitur,
supergressus, cespitum partem majorem loco moverit et,
Amersfortum versus perrumpens, ipsum oppidum magno
detrimente atfecerit, portas pontesque convulserit, et
fere sua vi dejecerit vicinaque inundaverit, deinde e
regione Belliportus non procul Langeraco ad pagum
Lopecum aggerem lato biatu loco moverit et vicina quae-
que aquis oppleverit; quemadmodum et omnem fere
Betuam insulasque Tielensem, Bommelensem, Dordra-
censem, perpetui instar diluvii, aquis demerserit. Accede-
bat ventorum impetuositas tanta, ut ex omnibus Aeoli
carceribus emissi contra terram conspirasse crederentur.

É

1) In het Hs. ontbreken de namen.

2) Schoonhoven.

-ocr page 496-

Itaque non nisi summo labore navalia Vresvicorum con-
servata sunt, ubi Theodori Canteri nuper consulis intem-
pestiva parcimonia male audiit, quod pecuniae parcendae
causa necessariam prope restauration em distulisset

Prope Hoyum, oppidum nuper a praefecto Bredano
occupatum, Bolignonius dux aliquot Hispanorum cohortes
profligasse dicitur, Hispani tamen illud paulo post rece-
perunt

Ob tempestatem ab Ordinibus universalis supplicatio
décréta.

Ad finem hujus mensis vidi vitulum bicipitem, sed
mortuum.

Ex literis, a patruo meo Huberto Buchellio Colonia
missis, didici, liberum relligionis exercitium Lutetiae ac
in reliqua Francogallia concessum ac promulgatum, Jesui-
tarum sectam regno ejectam, regemque Hispaniarum hostem
judicatum ipsique bellum indictum. De cujus morte quae-
dam, sed incerto rumore, spargebantur.

[fol. 196^.] Cum jam aquae vis ubique damnum daret,
pagani Brueckelienses, Thienhoviensium ac Paludensium
Marsatiorum nominibus abutentes, hac occasione Ordinum
commissariis libellum supplicem obtulerunt, quo detrimen-
tum, quod ex inundatione Aggeris angusti\') paterentur, falsis
quibusdam exaggerationibus significarunt, petentes ilium
a colonis praediorum vicinorum eum in modum restaurari,
ne damnum ulterius paterentur. Ordinum illi legati, vix
lecto libello, nulla habita veritatis inquisitione, parte
altera inaudita, statim mandant vicario praefecti Abcou-
dani, Georgio Niveltio, protinus aggerem ipsum restauraret
sumptibus negligentium; qui modus procedendi ex abrupto
cum nullo jure defendi posset, nec in ullam contumaciam
incidissent coloni, aquarum tantum mole et ventorum

4) Vgl. over dezen watervloed Bor IV blz. 14, en vooral G. Outhof,
Verhaal van alle hooge Watervloeden (\'t Embden 1720) blz. 545—549.

2) Vgl. Bor IV blz. 12-13.

3) I. m.: Den Smalendijck.

-ocr page 497-

vîolentia superati, supplices impedire conati sunt hanc
exequutionem, in convictorum poenam tantummodo in-
ventam, sed frustra. Hinc aequitas multorum, quorum
voluntate regimur, perspici poterit.

Pravorum civium quanta sit in hac urbe multitude, ex
iis, quae quotidie perpetrantur, patet. Causam dat
neglectus magistratuum in legibus ac statutis observandis.
Quidam Franciscus Angelicus, cum a magistratu sui cor-
poris 1) nescio quamobrem mulctaretur, ipse vindictae
cupidus nunc hunc, nunc illum, prout obvium habuit,
invasit cultroque petiit; tandem ab urbis praetore in jus
vocatus, fugam iniit; 25 vero hujus publica citatione cum
sonitu campanae ad sui defentionem deposcitur, nisi in
se absentem judicium ferri malit.

Nuptiae celebratae hoc mense Georgii Eberhardi, comitis
a Solm, cum Sabina Egmondana, cui Ordines confoede-
ratorum omnia bona paterna Lamoralii, Gavriae principis
ac comitis Egmondani, in hac provincia concessere, ut
comitatum Egmondanum, dominium Purmerendae, insulae
Bavaricae, Zuleni
etc.

Editus hoc tempore libellus, continens narrationem con-
spirationum et proditionum, contra vitam reginae Angliae
detectarum, cum ipsis confessionibus reorum, quorum
quidam subditi fuere ipsius reginae, nonnulli Hispaniae
regis.

[fol. 197.] Punera vero ducta: magistri Thomae Vuyten-
broeckii, advocati Trajectensis curiae; Catarinae Assiae,
uxoris Brunonis Vossii; Petronellae, uxoris Jeronimi
Bruinselis, consiliarii ac praefecti monetae Batavicae; Idae,
viduae Johannis Botteycken ; Idae Rossemiae ; Gerardi
Verstegii, vicarii Martiniani; Marguaritae, filiae Hugonis
Pots et uxoris Johannis Lubberti Moerselaers; Annae,
filiae Adriani Oisterhemii.

Circa hoc tempus obiit Duaci Johannes Ridderius, Ultra-
jectinus, utriusque juris doctor et professor ordinarius.

1) 1. m.: vel collegii.

2) Vgl. Bor IV blz. 13 v.

Buchellius Commentarius, 25

-ocr page 498-

Aprilis.

Ex Luxemburgo plures familiae bic venere, cum ob
rerum difficultatem e patria discedere cogerentur, et Alc-
mariae sedem positurae dicuntur.

Quidam in Via stramentaria i) Belgo-Gallus, nescio quo
maleficio fascinatus, ranas, bufones, aciculos, pannum et
similia evomere visus fuit et daemone vexari; sed inter-
cedente ecclesia, fusis ad Deum precibus, ipso die Veneris,
quando memoria salutaris in Cruce oblationis celebratur
apud Cbristianos, liberatur. Iterum postbaec reversus,
malus spiritus excedere cogitur.

Cloaca Arcis pacis siccata et terra repleta hoc mense
fuit, aedesque ex praescripto magistratus ab emptoribus
eodem loco ponuntur.

In fine hujus mensis incoepta est purgari cloaca Pe-
trejana.

Captus a senatu provinciali hoc mense quidam ex satrapia
sive praefectura Emdana maleficii infamis, maritus istius
sagae, quae superiori anno seipsam in vinculis interemit

Monstravit mihi nuper Johannis de Witt lapidem, quem
in loco, qui vulgo Wiltenburg dicitur, in venerat, ubi haec
legebantur: LEG. XXM. P. R.

[fol. 197^.] Narrantur mira, sed vix credenda, a pluri-
mis comprobata, etiam Uteris scriptis; et se vidisse dicebat
Gabrielius Coman frumentum omnis generis, quod in
Campania Brabantiae magna quantitate e coelo ceeiderat.

Funera hujus mensis: Emerentianae de Heeremaele,
uxoris Jacobi Junii, questoris Wassenariorum ; Lovii
Antonii Everdingii; Annae Sasboutiae, viduae Cornelii
Junii, domini in Baerdwijck, consiliarii et a ratione prin-
cipis; Henrici Agilaei, Buscumducensis, qui hic nuper
advocatus fisci et procurator, ut vulgo dicitur, generalis;
Joannis de Moler, coctoris cervisiarii.

16. Petrus Ruyschius, consiliarius curiae Trajectensis,
obiit.

1) De Stroosteeg te Utrecht.
\'2) Zie boven blz. 35L

-ocr page 499-

Marguaretae, filiae Johannis Scroyesteinii, uxoris Egidii
Ledenbergii, Ordinum nostrorum a secretis, puerperae;
Jasparis de Egmont, equitis Teutonici, praefecti in Maes-
lant, et ultimo hujus obiit Johannes Abcoudius Martius,
ultimus ut credo ejus familiae.

Accepi Polydorum Deldensem, hominem non ita indoc-
tum , sed varium fortunae iniquitate irritatum, sibi manus
apud Lucenses intulisse i).

Majus.

6. Ambulatum ivimus Gisbertus Potrius et ego ad
locum agri Trajectini versus Hautenos, quem Burgum
vocant, et vulgo arx Wiltoburga eodem in loco fuisse
creditur. Est ager restibilis, caetero altior, non procul a
veteris Rheni ripa, ubi moneta antiqua varia ex omni
métallo quotidie invenitur; lapidum quoque, tegularum,
imbricum, urnarum, poculorum Romani operis magna
congeries. Ego hoc tempore testae culum inveni ex
terra miniata, in cujus fundo hac literae legebantur: C.
VIAR. P.; et a puero bubulco emi hoc loco inventa
numismata: unum aereum hac qua vides forma et mag-
nitudine "), cui simile est illud, quod dat Antonius
Augustinus, Dialogo de numismatis antiquis secundo,
numero 32, de Annona. Alterum vero baud integrum
est, ex plumbagine, hac item forma, sculptura et magni-
tudine ®). Apud mulierem quoque vicinam villicam vidi
lapidem oblongum, quadratum, digiti longitudine, literis
latinis inscriptum, sed adeo implicitis sibi invicem, ut
vix legere praeter : DIVI vocabulum potuerim. Haec
eadem numismata habebat, argenteum Faustinae, Galbae
et aliorum ex plumbagine et aere, reliquias hujus loci.

[fol. 198.] Cum.....de Boetzeler, dominus in Lange-

1) Vgl. boven blz. 380.

2) Teekening der munt, voor en achterzijde, met de opschriften.

3) Evenzoo.

4) Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 500-

raco, contra Ordinum voluntatem et décréta ex mera
pertinatia aliquoties se Ultrajectinis opposuisset suumque
dominium tanquam immune ab illorum jurisdictione ex-
imere vellet supremique juris justitiae signa poneret, ea
Ordinum nostrorum jussu ablata fuere ; unde cum iterum
patibulum erigi curasset, procurator fisci, assumptis lorariis
publicis et cohorte militum, illud 17 hujus mensis disjecit
et in urbem detulit.

19. Per Vredelandiam ad paganos Overmerios profecti
sumus, ubi vidimus castrum Horst et veteris castri in
colle arenario relliquias. Conditum illud, ut arbitrer, a
Godefrido Rbenensi 28 episcopo Trajectensi, quo tutior
ager Ultrajectinus esset a Geldrorum excursionibus, anno
1160. Diu possedit vetus Horstiorum familia.

Nuptiae majales celebratae: Joachimi Utenwalii, pictoris,

ac Christinae..........Gerardi Voss cum Agneta

int Duyfken, divite vidua, cui ex infima sorte admodum
fortuna favit; Timanni Roye cum Huga Poth, ex nomine
avi materni, patris vero Moerselaers.

Desponsatae, sed in mensem sequentem differuntur nup-
tiae: Anna Verbulia Gerardo Ruempst, Elza van Ittevorth
.....Sombergen.

[fol. 198^.] Punera vidi in hac urbe: Hugonis, Cornelii
filii ab Honthorst, cui a multo tempore cognomen Furiosi;
Bertae, Willemi Bloemii filiae et uxoris Johannis Bogeri
Junioris, in paludibus Rhenensibus ad extremam fere for-
tunam redacti; Annae Blosii Treslongii, uxoris Michaelis
van Rosch, praefecti Purmerendae et sororis Ottonis,
canonici Martiniani ; Marguaritae van Meerthen, filiae
domini de Essenstein et uxoris Johannis de Flodraquen,
domini de Geffen; Lubberti Clevii, olim consulis.

Hoc mense in templo Hieronimiano, olim constructo

1) 1. m.-. Fallor; fuit hoe aliud castrum prope Rhenum oppidum.
Deze verbetering is juist.

2) Naam ontbreekt in het Hs.

3) Evenzoo.

4) Evenzoo.

-ocr page 501-

anno ni fallor 1505, nunc vero scola publica effecto i), prae-
legere coepit juris Caesarei institutiones Regnerus Sarce-
rius, trivialis nuper scolae rector. Magistratus nempe hoe
templum, quod jam in armamentarium erat conversum,
purgarunt, restaurarunt et Musis accommodarxint, ut dis-
tichum hoe in frontispitie positum, indicat:

Aedes de se.

Sum Musis liberta, fui quae serva gradivo.

Miraris: belli pax solet esse comes

Vitrum praeterea posuerunt publice, civitatis, prae-
toris, consulum, 12virorum stilitibus judicandis, quaesto-
rum, 24 conciliarierum et secretariorum signis spectandum.
In medio, a lateribus, insigni urbis:
Utrecht, eendracht;
infra vere legitur hic rithmus vernaculus:

Als men XV^XCV las,
Gaff de magistraet van Utrecht dit glas.

Et diebus sacris hic praelegit Evangelii textum Johannes
Loncius, tertiae classis lector

In vitro capitali, ubi insignia Martiniani collegii, haec
leguntur:

Anno MXVc doe men see las,
Gaf tcapittel ten Dom dit glas ®)

Junius.

Nostri milites initio hujus mensis e Franco-Gallia rediere 3

1) Vgl. boven blz. 382 nool 2.

2) 1. m.: Bellum pax solet alma sequi.

3) Descripiio p. 108—109. — Vgl. Dr. A. Ekker, De Hieronymus-
school te Vtrecht
(Utrecht 1863) blz. 60 v.v. — Een gedeelte van dit
bericht is overgenomen door Dodt van Flensburg,
\'Utrecht voorheen en
thans,
2de Serie (1845) blz. 34 v.v. Hieruit nam Dr. Ekker het over
blz. 75 v.v.

4) Men leze: MVcVC.

5) Descriptio p. 109.

-ocr page 502-

at parum laute habiti videntur, nec praedis admodum
ditati.

Forum linearum hoc tempore restauratur ac silicibus
sternitur.

14. Qu.idam nuper captus maleficus, post multorum
turpium criminum confessionem, sententia senatus provin-
cialis condemnatus ac firma (ut videbatur) in Deum
fidutia deductus ad locum supplitii, ubi olim templum
Elisabetanum, semistrangulatus ad palum igne periit.

18. In Foro boario novo duae sagae, ex suburbio Telo-
nario, Lisbeta Bernardi et Henrica, quinquagenariae vel
ultra majores, 12virorum sententia damnatae, semistran-
gulatae ignibusque consumptae periere; [fol. 199] et
quod mirum erat, flamma adeo viscera alterius mulieris
interna invaserat, ut nulla vi carnifex extinguere potuerit.
Elysabetha videbatur satis se Deo commendare ac sceleris
poenitere; altera vero propemodum exanimata, nullum
fere de se poenitentiae signum dedit. Eodem tempore
quatuor aliae, ejusdem criminum ab Elysabetha accusatae,
dimissae sunt, quod jam moritura fateretur, se ex invidia
accusationem instituisse in innocentes. Una quatuor ilia-
rum, jam torta virgisque coesa, quod nimis obfirmate
plagis resisteret, nonnullam in animis judicum suspitionem
reliquit. Post mortem Elysabethae David, cujus ante
memini, tandem a daemone relictus et liberatus est, a
quo postrema nocte gravia multa fuisset passus.

27. Trajectum venit Mauritius Nassovius, qui postero
die cum exercitu ad Drentos profectus est

29. Proclamatum est liberum castrorum emporium.
Eodem quoque die inventus puer triennis, expositus;
habebat scedulam, in qua scriptum erat pueri nomen, et
quod parentes non haberet superstites. Sequenti die alius
inventus est trimestris infans cum scedula, indicante
patrem, militiam sequutum, puerum noluisse agnoscere.

1) I. m.-. Volcardus Theodoricus, villicus ex praefectura Emdana.

2) Maurits kwam 7 Juli te Utrecht (zie Jomnaal-Duydk I blz. 609).
Dus hier oude stijl.

-ocr page 503-

Funera in hac nostra urbe vidimus: Stephani Lobeci
de Ostende, praetoris sive potius caduceatoris olim Mar-
tiniani; item Gertrudis, magistri Willemi Loben ci filiae
ac viduae Johannis Pauli Soest, cultrificis in Trifolio, mater-
terae magistri Pauli Sosii advocati, et quod rarum, sororis

Stephani, .....i) Cornelii Pauli Nani sutoris ac nuper

octoviri militiae civilis,
Feriis Joannitarum nuptiae sunt celebratae Johannis de

Opstraten, advocati, et.....

Circa hoc tempus in agro Schoonhaviano peperit, nescio
ex quo 3), Amelina, Catarinae Schetterae filia, vitae parum
probatae mulier, monstrum humanum ; oculum habebat
unicum in fronte, loco oris erat rimula, incertum cujus
sexus,

Julius,

Principio hujus mensis oppidum Groll in ditione Tran-
sissulana a nostris obsessa (sie), cui praesidio erant cir-
citer 800 milites; frumenti vero ac rerum ad obsidionem
tollerandam necessariarum inopia brevi laboraturos ex
transfugarum ac captivorum relatione credebantur,

[fol. 199^.] In locum Petri Ruyschii, consiliarii nuper
demortui, extra ordinem electi fuere Hugo filius, consi-
liarius rei maritimae, et Daniel Vedius, advocatus.

8. Amersfortiae nuper capta saga, vulgo dicta de rode
Cater,
cum in aquam conjecta fuisset pridie et in sequen-
tem diem tormenta praeparerentur (sie), noctu fracto et
eliso gutture, mortua inventa est.

Eegiis, duce Christophoro Mondragonio, exercitu 8000
Rhenum trajicientibus et ad obsidionem Grollensem levan-
dam advenientibus, 18 die hujus mensis nostri, cum nec
pugnam inire consultum videretur nec fugere honestum,
obsidionem solverunt, panico quodam terrore exercitum

1) Naam ontbreekt ook in het Ils.

2) Evenzoo.

3) I. m. : Nicoiao Streng ludimagistro, viro conjugato.

-ocr page 504-

quodammodo invadente; et Doesburgum versus se rece-
perunt, ingenti damno lisarum ac propolarum, cum ii
quicquid attulerant relinquere cogerentur, quia equi
vebendis tormentis occuparentur militaribus \'). Ac ita
victor exercitus noster, qui jam maximas easque muni-
tissimas civitates, oppida et castra prope inexpugnabilia
occupaverat, ne suis viribus nimium confideret, spreta
divina quae sola est potentia, virium suarum fragilitatem
agnovit.

Hisce dedicationum feriis hic spectandus adductus stru-
tiocamelus, exoticum et nostris oculis alienum animal.

Arnoldo Loo adfui, ex Italia reverso, qui nobis nar-
rabat de sua captivitate Romana, et qui ex Inquisitionis
carcere, satis benigne contra morem habitus, evaserat.
Addebat Anconae se habuisse quendam itineris comitem
nobilem Montanum, nomine Theodoricum, [fol. 200] et
ahum seniorem Moor, qui se missos dicebant a Jacoba,
Chvensis uxore, ad Divam Lauretanam, ut huic cathenam
auream mille florenorum ejus nomine offerrent, quasi deam
stupris et adulteriis suis hoc munere propitiam et faventem
redditura fuisset libidinosa faemina, quae ut licentia sua
abuteretur liberius, Johannem Clivensem maritum suum
tanquam mentis plane impotentem custodiae mandari
curaverat. At ille, cum ad cubile suum carbone scrip-
sisset:
Mala mulier, pessumi consiliarii, ab his libera me
Domine,
idque a quibusdam lectum et in vulgus sparsum,
concursu popuh liberatur, et uxor custodiae mancipatur,
ac de adulteriis, quae fama vulgi jam innotescere coepe-
rant, inquisitio facta; quidam rei in venti, absentes con-
demnati ac proscripti, inter quos et Tbeodoricus ille, de
quo supra.

Fertur ipse carnifex, cum nuper duas maleficii accusatas
bustuarias sagas virgis cederet, et quidam acerrime, nihil

1) Over de belegering van Grol, zie Bor IV blz. 41—42; Journaal-
Bwyck I blz. 612 v.v. Maurits kwam 14 Juli voor de stad, en 25 Juli
des morgens heeft men het le^er opgebroken.

-ocr page 505-

tamen ipsis nocere potuisse, ac ne cutis oolorem variasse,
donec licentia a senatorum legatis impetrata, ipsis e collo
sigillum coereum a Pontifice Romano consecratum suspen-
deret, quando statim lamentari, vociferari omnesque deos
deas obtestari coepisse, ipsumque tum corpus, ubicunque
a virgis vinceretur, purpureo colore, vibicibus ac sanguine
notatum fuisse. Adferunt id exemplum papistae ad
suarum coeremoniarum invincibile, ut ipsi putant, argu-
mentum; at ignorant coeci homines daemonis astuti fraudes,
quam ipse simulet, dissimulet, ut credulos caeremoniarum
vinculis magis astrictos reddat. Nam si prius diabolica
arte contra vim virgarum fuerunt munitae sagae, quid
impediet dicere, eundem diabolum, simulate timore, easdem
diseruisse, ut mortales a divini auxilii fidutia ad exter-
narum rerum confidentiam, olim magno plausu approba-
tam et nuper a rectius sentientibus explosam, iterum
traduceret?

26. Antonius Buyckeni), villicus aspectu satis sedato et
probo, quadraginta circiter annorum, igne post semistran-
gulationem consumptus est, sententia [fol. 200*] senatus
provincialis condemnatus, quod Deum abnegasset et dae-
moni ante sesqui annum votum fidelitatis ac obedientiae
fecisset, tum fantastica ceu potius diabolica lupi ac cati
forma damnum pecoribus ac jumentis fecisset. Materia
haec, quae plurimum vexat senatores ac judices, est valde
intncata, periculosa et invidiae plena, cum ejus plena
inquisitie theelogis, medicis et philosophis magis, quam
jurecensultis cenveniat; dimissae quaedam non omnino a
crimine hoc malefitii vacuae vulgo creduntur, et maxime
Jutfasiana perversis admodum moribus mulier, quibus non
tantum marite, sed et vicinis omnibus ediosa et gravis.

Antonii hujus pater, venefitii ac malefitii absens con-
victus et proscriptus, demum suam deseruisse dicitur
propterea cum proemium ejus occisori constitutum sit;

1) Zijn eigenlijke naam was: Antonis Bulk; hij werd 26 Juli 1595
„geëxecuteert met den viere". Vgl. S. van Leeuwen,
Batavia illmtrata
(\'s Gravenh. 1685) blz. 306, (ü, L.)

-ocr page 506-

nusquam tamen indipisei potest, etiam cum saepe con-
spiciatur, lupi alteriusve animalis forma effugiente, aut
ciconiae avisve spetie evolante; quae res admodum mira
ac diabolici praestigii plena videtur.

Senatusconsulto cautum, ut deinceps executores publici
cum maleficis puniendis assisterent, bipennibus lanceisque
non tantum gladiis, armati essent,

[fol, 201.] Circa hoe tempus in locum Hugonis Ruyscbi
consiliarius rei maritimae factus est Godefridus de Coninck

Obiit circa boe tempus.....») Ridder, praefectus ter

ritorii Batavodurensis, quem marescallum vocant, cui sue
cessit Fredericus Zulenus Niveldius.

Nuptias celebrarunt boc mense: Johannes Lappius, Gis
berti medici filius, cum Barbara Baex, filia Johannis Baex
Mechlinensis 2), Sponsalia quoque celebratae inter Bern
herndum Bomgardt, filium Florentii, domini de Nienroe
et Mariam, filiam Vincentii de Lockhorst natu minimam
sed sine solemnitate, ob mortem patris sponsae,

Funera vero vidimus: Vincentii de Lockhorst, domini
de Lockhorst, Eemstede et Slewyck, hominis pecuniosis-
simi; Mariae van der Burch, virginis; Johannis Baptistae
de Monte Valdona; Jacobi Theodorici Schut; Elysabethae
Feytiae, viduae Adriani Zuleni de Nyevelt; Franciscae
Quinet, Mathei Quineti Antwerpiani filiae; Annae Nien-
rodiae, viduae Gerardi Spierinck, praefecti olim Huesdeni,
Willema, Hermanni Grommii filia, hoc eodem mense
obiit, et Jacobus Gerardus Cock, vicarius Martinianus,

Apud Paulinos nuper Ordines nostri seminarium 30
adolescentium e civibus ad studia alendorum constitue-
rant quorum nunc 23 tantum sunt, ob proven tuum diffi-

1) Naam ontbreekt ook in het Hs.

2) Oorspronkelijk schreef Van Buchell in zijn Diarium alleen: „Nup-
tias celebravit hoe mense Johannes Lap cum".....; het overige voegde

hij er bij in 1625, bij welke gelegenheid hij tevens i.m. zette: „Anno
vertente, die nempe Translationis sancti Martini in aestate, nascitur
primogenitus Gisbertus et exinde Johannes et Maria; omnes anno 1625
superstites".

3) Zie boven blz. 375.

-ocr page 507-

ciiltatem et anni praecedentis ingentem calamitatem, tum
quod bonorum non exigua portio in insulis Bommeliorum
ac Tielorum sita esset, quae iidem pro libitu exactionibus
indebitis attererent, adeo ut parum utilitatis adferrent;
unde ne tandem eadem vel supprimerentur, vel magnis
ac inconditis ejus regionis litibus diminuerentur, petenti-
bus Bommelianis ac Tielensibus Ordines jus duos ex suis
ibidem praesentandi ac offerendi concesserunt, ea tamen
lege, ut curam bonis in suo territorio sitis eam adhiberent,
quam iis soleant, quae civium ac pupillorum suorum essent,
eorumque tandem absque ulla diminutione questori trade-
rent fructus vel pecuniam ex eorum venditione collectam.

Augustus.

[fol. 201V ]

1. Incipientibus feriis autumnalibus igne post levem
strangulationem consumptae, super tbeatrum ligneum,
nuper senatorum mandato in ruinis templi Elizabetani
fabricatum opere dissolubili, duae sagae: major 70 cir-
citer annorum, Maria Bartina dicta, quod Deum abne-
gasset 1), diabulo votum fecisset, lupi ac cati forma sal-
tando varia maleficia, veneficia, incantationes fecisset;
minor vix octodecim annos nata, Henrica, Volcardi, nuper
igne consumpti, filia, quae inducta a matre vel avia, unde-
cim tum annorum puella diabulo servitii votum fecisset,
acceptis ab eodem arrbae loco 4 stuferos
(sic), capillare ac
taeniae vilis admodum pretii munusculis, quatuordecim
tandem annos nata cum tam execrando proco turpes
concubitus peregisset, multoties in lupi, felis aliarumque
animalium (ut videbatur) conversa spetiem, cum choreas
in Summi Numinis ab ipso mortalium hoste excogitatas
contumeliam egisset, boves aliaque animalia vel venenis
vel infectis daemonica arte dentibus lupae instar rabidae

4) Dit loochenen van God was een dikwijls voorkomend verschijnsel;
vgl. Dr. Paul Fredericq,
Corpus docwmentorum inquisitionis, (Gent 1896.)
Register i, v. „Godslasteraars", (v. L.)
2) Hs. heeft: natos.

-ocr page 508-

impetiisset, grandinem horrendis in Deum blasphemiis
prolatis provocasset. Quatuor vero ejus fratres, Voleardi
fihi, Hesselius 14 annorum, quod item votum servitii
diabolo fecisset ac lupi forma variis juvencis damnum
dedisset, propter aetatem vita donatus, post supplitium
sororis inspectum, eodem in loco virgis acriter coesus fuit;
Henricus, item N. et Theodorus, tres fratres minores, qui
similia fecissent, nebulas insuper excitare aliaque noxia
sub praeceptore diabulo didicissent, virgis ibidem coesi,
ad carceres reducti sunt. Hic omnes executores, bipenni-
bus et lanceis armati, astitere

[fol. 202.] Hoe quoque tempore apud Ordines actum
fuit de moderando vel mutando edicto (ut quibusdam
videtur) iniquissimo, de mulctis litigantium superiori
anno edito Ad hoe nomine Ordinum delegati Antonius
Cuyckius syndicus, Johannes Scade, Henricus Viltius, sed
adhuc nullo efïectu.

Vidi tritici spicas, cujus maternum semen ex India
allatum dicebatur, quinque utrinque brachiis eodem fru-
mento onustis gravidas; nec dissimile ipsum erat a nostrate,
stramen vero rotundum magis et durius ac nodosum.
Severat id in agro Ultrajectino, non procul a ruderibus
monasterii Geinensis, quidam Amsterodamensis Nicolaus,

ni fahor.....3) agnomento Focker. Quid ipse commodi

prae aliis facturus sit, tempus optumus omnium rerum
magister docebit.

Cuidam hoe tempore Amsterodami, cujus opificium erat
bilances et similia ponderum instrumenta facere, accidit
res prodigiosa, an praestigiosa, quid dicam ignoro: quic-
quid nempe manibus suis contingeret, non ut Mydae olim,
in aurum, sed protinus in fimum aut excrementum con-
vertebatur, caeteris ejusdem familiae nil tale patientibus.

1) Zie over deze en andere heksenprocessen S. van Leeuwen, Batavia
illmtrata,
blz. 295—306; B. Bekker, Der letoverde weereU (Amst. 1715)
blz. 224—226.
{p. L.)

2) Vgl. boven blz. 356, 358 en 379.

3) Naarft ontbreekt in het Hs.

-ocr page 509-

■Hi

Ab initio sane inoredibile videbatur; deinde cum negari
non posset, quod omnibus jam perspicuum esset. Alius
aliud ut solet de hoc facto loquebatur; erat nempe qui
diabolicae artis ludibrium diceret, idque malefitio quodam
eum pati credebat ; nonnullus hominem fraude non carere
arbitrabatur ; quasi is malis artibus uteretur, ne creditori-
bus suis, tam incognito casu ad paupertatem redactus,
satisfacere cogeretur. Verum quicquid tandem fuerit, ipse
veritus, ne ut fama erat ad inquisitionem rei caperetur,
aufugit, nec quid ejusmodi in aedibus a quoquam visum
postea.

Cum Philippus Nassovius cum fratre suo Ernesto et
Ernesto comité Solmio, assumptis sexcentis equitibus,
Regiorum castra clam invadere aut aliquod facinus in hostes
perpetrare constituisset, in insidias hostium deductus,
cum Solmio et quinquaginta circiter equitibus cecidit,
fratre capto, et Regiis cessit non incruenta victoria \').
Luduvicus Nassovius, Ruram transequitans, vix evasit.

Batavorum et Mattiacorum, id est Hollandorum et
Zelandorum, naves, in Hispaniis detentae, nuper dimissae
sunt. [fol. 202*.] Vetita tamen ipsis in posterum Hispa-
nica navigatio, et cautum, ut civitates Hanseatecae ac
Danicae singulae singulos legatos perpetuo ibi in regno
haberent, si negotiari vellent, qui suos recognoscerent,
ne fraudi ultra locus pateret.

Fama quaedam spargit de adventu Cardinalis Alberti
Austrici, ad gubernacula Belgii ab Hispanarum rege
destinati.

Cum mulier in aedibus Johannis Overmarii poma co-
quenda in olla ad ignem posuisset, nec ullo studio ad
ebullitionem perdu ci potuissent, tandem, aperta olla,
miram metamorphosim vidit, plenam nempe ollam crinilis
globulis pilarum instar ..... 2). Stratagema creditum ex
sagarum scola.

1) Vgl. Bor IV blz. 44—4.5.

2) Woord ontbreekt in het Hs.

-ocr page 510-

Hispani Cameracum obsidione cinxisse dicuntur J). Ipsius
quoque praefecti uxor, ex urbe fugiens, capta creditur;
quae virilis animi mulier non aliter semper se habuit, ac
si ex Amazonum gente fuisset. Hinc rex Franco-Gallus
scripsit ad Ordines nostras confoederatos, ne ultra 50 mil-
liura florenorum menstruum stipendium, aliquot legionum
auxilia mittere graverentur, ad communem hostem ab
obsidione munitissimae urbis avertendum.

Legio Mattiaca jam vela ventis dedit, reliquae velitionem
differunt vel plane abnuunt.

Circa idem tempus Hispani, qui Brittaniae partem litto-
ralem occuparunt, factis navibus planis admodum, aliquot
pagos Angliae iis depraedati sunt.

Cum in principem Septimontanum quidam consiliarii
conspirassent, ii omnes, u.t tabula, quae apud me, indicat,
diversis supplitiis afiecti.

Funera in hac nostra urbe celebriora hoc mense specta-
vimus: Cornelii Johannis filii de Moler, olim consulis

Batavodurensis; ..... filii .....a Montisma 2); Johannis

Cornelii a Blocklant, Montfortii; Aleydae van der Horst,
uxoris Adami de Viana, ex puerperio, filiae Arnoldi Ver-
horstii, Amersfortii, cervisiarum coctoris.

Philippus vero Ratallerus, Georgii praesidis filius et
hic, exulante van der Burch, primarius scriba, in Frisia
subitanea morte occubuit.

Mortuo Camillo Mursiae nomine Hispani praeficitur
quidam Hispanus.

[fol. 203.] Nuptias celebrarunt: Nicolaus Cordenortius,

Walter! filius, cum Ida Gaudia ;.....Cant, olim scriba

Recumae, cum ejusdem vidua.

Circa hoc tempus Harmannus, comes Montanus, Tibe-
riaci oppidi praefectus constitutus est, liberato qui a suis
in custodia tenebatur Rineveltio.

-1) Vgl. Bor IV blz. 53 v.v. — I. m.-. 12 Aug.

2) Op deze wijze in het Hs.

3) Vgl. boven blz. 353.

4) Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 511-

September.

8. Curia provincialis ex aedibus orphanorum ad Paulinos
translata, loco celebriori nunc jus dicitur; auditorium est
quod olim monacborum refectorium. At cum Gaspar
Bruxellius senior, consiliarius et vicem praesidis obtinens,
aetate gravis ac viribus debilis, tantum itineris pedibus facere
nequiret, ei concessum, ut eques in senatum veniret i).

9. Hoc die prima sententia capitalis hoc in loco lata,
qua Joannes Litle, Anglus, miles perfuga, et alius Johannes
ex Eemdana regione, item perfuga, latrociniis insuper ac
furtis famosi, suspendio vitam finierunt.

Prima causa per advocates apud Paulinos coram Lonio
commissario acta, inter procuratorem generalem et Boge-
rum, haec fuit: accusabantur Joannes, Volcardus, Nicolaus
fratres, quod Theodoricum Volcardum consanguineum
sustulissent; idque praesumptionibus ejusmodi, quod inter
pocula litigantes ad manus venissent, sed interventu hospi-\'
tis pacati, tandem urbe exeuntes, iterum rixari inter
eundum coeperint; quod in eadem via vestigia hominis
submersi spectarentur; quod clamor ejulantis circa hunc
locum a quibusdam circa idem tempus exauditus fuisset;
quod post illud tempus a nemine visus fuerit, quum
mulieri locum in posterum diem designasset pecuniae
numerandae ex venditione quorundum redituum. Quas
conjecturatas praesumptiones contrariis praesumptionibus
diluere ejusmodi conabatur Bogerus: quod consanguinei
essent; quod Theodoricum olim ob malefitium captum
summis precibus et labore maximo vinculis exemissent;
quod laudabilis semper vitae extitissent; imo quod Theo-
doricus vagus admodum semper fuisset et inquietus; quod
olim, etiam nemine valedicto, regione excesserat seque
in Hispaniam contulerat; quod paulo [fol. 203^] ante
hoc tempus, mixto suo et uxoris sanguine epoto, aeter-
num ipsi valedixerat
etc. Et illud impetratum, ne e vin-
culis, verum per advocates, causam deinceps agerent.

1) Descriptio p. 109.

-ocr page 512-

Quatuor illi puelli, Voleardi malefici filii, nuper capti
veste ab Ultrajectino senatu donati, dimissi sunt; at
parum meo juditio provide, quod tutelae bonorum viro-
rum tradendi viderentur, ne diabolicis institutis despe-
ratione vaga adbaerentes, ad artes veteres relabantur.

Cum plurimi de inbumanitate conductorum teloniae
Gerardi Vossii et Jacobi Jovire
(sic) quererentur, et ideo ipsa
urbs a nantis minus frequentaretur, visum fuit senatui,
telonarium publicanum constituere, qui nomine civitatis
vectigal colligeret, certa pensione constituta; ad quod
munus adsumptus Cornelius van de Voort, favore soceri
consulis et patrui Gosvini van de Voort.

7. Philippus Merodius, qui nuper dotalis dominus
et burchgravius Montfortii fuerat effectus , ducta in
uxorem Philippina, filia domini de Moreauma ex Pbi-
lippa Monfortia sorore Johannis ultimi ex ea familia
domini, Trajectum veniens, suis in aedibus Ordinibus
epulum dedit.

Hoc tempore Ernestus Nassovius, nuper a Regiis captus,
10 millibus florenorum datis, dimissus est

Hestera Sonneveltia apud Lucenses filium peperit,
quamvis quaedam de ejus mariti impotentia spargerentur.

Mulier in suburbano Insulari tres puellos uno partu
peperit.

Adsciti hoc mense in collegium advocatorum: Adamus
Leemputius et Nicolaus ac Jacobus Buyckii, fratres.

Valor pecuniae aureae iterum auctus, eo quod rari ad-
modum aurei nummi essent.

Quidam Hollandi prope munimentum Martis instrumento
quodam (molam vocant aquaticam) exsiccare et inde pro-
fundiorem facere fossam urbis receperunt.

Cameracum, fortissimis militibus munitissimisque operi-
bus auctum, dubiae semper fidei et nuper regias Pranco-
Gallorum partes sequutum oppidum, ab Hispanis obsi-

1) Zie boven blz. 395.

2) Zie boven blz. 79 noot 3 en blz. 2G8.

3) Vgl. Bor IV blz. 45.

-ocr page 513-

dione cinctum. Veneri magis quam Marti operam dante
apud Parisios rege, duci Sonteio nomine regis Hispaniarum
deditur i); unde Gallorum societas nobis ut minus tuta
sit, vereor, qui in finibus suis [fol. 204] tanti momenti
oppidum ludentes propemodum amiserint, Ordines vero
nostri 3000 Guasconum suis sumptibus ibi frustra aluisse
et legiones aliquot Belgicas eo misisse videantur. Quin
et dux Bouillonius dixisse fertur nostris militibus, de
inhospitalitate incolarum querentibus: „An nescitis magis
e re regis nostri futurum, ut pacem cum Hispano faciat,
quam bellum gerat, vestri autem plurimum referre?"
Idem et regius apud nos legatus Lavallius hic occinit: quasi
non pro sua, sed nostra tantum securitate bellum geratur!

Nuptiae celebratae sunt hoc tempore: Willemi Muyl-
vici, Gorocomii, et Marguaretae, Cristophori Campii Am-
sterodami filiae.

Amsterodami obiit 21 Cornelia Christiana, Joannis Pauw
uxor, ex partu.

9. Obiit hic Matheus Vilers, centurio legionis Ultra-
jectinae, ex morbo, in Gallica expeditione (ut videtur)
nuper contracto.

12. Odilia de Loon, uxor Gerardi Merenburgii, diem
obiit; item Timannus de Leuwe.

4 hujus, hora circiter quarta matutina, luna crescente,
sole existente in^\'Virgine, die Jovis, peperit Aleida Schip-
perius, uxor Antonii Voorstii, puellam, cui nomen indi-
tum aviae maternae Catelina.

27 vero (qui dies olim Saturno sacer), hora quarta
pomoeridiana, peperit Susanna Paters, uxor Abraimi
Gorle, puerum, qui complicatis supra caput pedibus peri-
culose prodiit; huic nomen in sacro fonte inditum Daniel.

October.

Publicatio magistratus facta, et consules proclamati :
Maxaemilianus Baxen ac Theodorus Goerus 2) 5; 12viri

1) Vgl. Bor IV blz. 55 v.v.

2) Lees; Goyerus.
Buchellius, Commentarius.

-ocr page 514-

stilitibus judicandis: Johannes Sprutius, Rotardus Lans-
cronius, Godefridus Veremius, Johannes Uchtenbroeckius,
Justus Risenburgius, Ellardus Helsdingius, M. Henricus
Wiltius, Jacobus Bemmelius, Arnoldus Santenus, Wille-
mus Somerius, Bernardus Utenengius, Jacobus Vermatius»),
Nicolaus Ostremius; questores: Petrus Voschius et Cor-
nelius Malsenius.

[fol. 204^.] Octoviri armatorum civium: 1. signi Flaminici
praefectus Fredericus Cornelius Doliarius, signifer Bruno
Vosch, hospes in Anversa; 2. Johan Grifonis, vexillifer
Henricus de Veer; 3. Henricus Gisbertus, vexillifer
Adrianus Helsding; 4. Johan van Noort, vexillifer Frederic
Baexen; 5. Johan van Wyck, vexillifer Joost de Roy;
6. Cornelis Geleyns, vexillifer Corn, de Goyer; 7. Floris

Uteneng, vexillifer.....

Bredanus praefectus Lyram Brabantiae oppidum strata-
gemate quodam occupaverat; sed milites protinus, disso-
luta disciplina militari, ad praedam conversi, ab Hispanis,
qui munumentum quoddam occupaverant, oppressi sunt,
adeo ut pauci, iique relictis equis, evaserint ®).

Vidi apud Abrahamum Gorlaeum gemmam antiquam
(sardium vocant) cum sculptura Marsiae, a Phoebo pro-
vocate excoriati, in annulo aureo versatilem. Sigillum
Neronis putabat, vel saltem. alicujus ex ejus familiaribus;
nec est valde dissimilis ei, quod dat Cauleus,
De relligione
Romano,;
interior quoque pars in auro effigies viri et
mulieris monstrabat, quae Agrippinam et ipsum Neronem
exprimere verisimile erat et mimmorum veterum simili-
tudo probare videtur.

1) Deze naam is waarschijnlijk later doorgeschrapt, om voor den
volgenden plaats te maken.

2) Naam ontbreekt in het Hs. — I.m.: 8. Cornelis Jacobs. Herwech.

3) Lm : Tide tractatum Barnartii, singularem hanc historiam expri-
mentem. — Uitvoerig handelt over deze „Liersche Furie" Anton
Bergmann,
Geschiedenis der stad Lier (Antwerpen 4873) blz. 280—
288. («. L.)

4) Lm,: Annuli factura mihi suspecta.

-ocr page 515-

6. Johannes Werckhovius ordini advocatorum adscriptus.

Regii malecontenti circa hoc tempus praedam circa
Daventriam, Campos Navaliorum et insulam Tielensem
egere, caput diu depressum extollentes.

Templum Jacobaeum mundatur et rudi opere depingitur.

Werd castrum 1), non procul Anholtio situm, quod erat
comitis Culemburgani, verum a sororis marito dotis
jure occupatum ac praesidio Hispanico firmatum, a nostris
obsessum et vi captum, defensoribus omnibus (quod tor-
menta muralia expectassent) occisis.

Inde castra nostra ad hyemandum dissoluta, milites in
hiberna missi sunt.

21. Arnhemiae celebratae exsequiae comitis Philippi
Nassovii

23. Urbem ingressus e castris Mauritius Nassovius.

Sequenti die edicto cautum, ne frumentum extra pro-
vinciam eveheretur. Cum nempe nullum externum fru-
mentum e Dania adveniret, et inundatio Rheni multum
damni vicinis intulisset, magna in Belgio annonae [fol. 205]
difiicultas futura sperabatur s) ; et quamvis ager Ultrajec-
tinus ubere messe abundaverit, cum a vicinis aveheretur,
in tantum pretium excrevit, ut triticum ad valorem 9
florenorum, ferrago vero 8 florenorum excresceret «).

25. Ordines par varum causarum juditium 7), hactenus
a senatorum^ seniore agitari sohtum, ad Paulinos trans-
tulerunt, ubi olim rationariorum Hollandicorum praefecti
conclavis; et ne quis alium sibi praelatum quereretur,
per vices ordinarias inter ipsos senatores laborem ejus ac

1) Het Huis te Weert; vgl. Bor IV blz. 47; Journaal-Duyck I blz
686 v.v.

2) I. m.: Comité ab Hoenzollern.

3) Vgl. Bor IV blz. 45.

4) Utrecht, waar de prins 2 November (nieuwe stijl) aankwam; vgl.
Journaal-Duyck I blz. 694. \'

5) I.m.\\ pro timebatur, ut adductis exemplis alibi notavi

6) Vgl. Bor IV blz. 152.

7) I.m.: De cleyne roll.

-ocr page 516-

compendium diviserunt, veteribus procuratoribus manen-

tibuS 1). ri •

Funera comitati sumus: Joannis Brunmxz; Gasparis
Bruxellii, domini de Grandreng, primi senatoris, qui
et commissarius judex parvarum causarum fuit; Gertrudis,
filiae Antbonii Cuycldi, syndici Ordinum Ultrajectensium,
et uxoris Petri Rutenbergii; M. Voleardi Ayta a Suicbem,
canonici Martiniani.

25. Absente marito Marcello Nortio, in munimento
Lunae inventa est mortua Belia van de Voort, superiore
corporis parte liventi et capite parum laeso.

Magistri Egberti Kersbergii a Scboonbavia, pastoris
templi Civilis.

Obiere item Jacobus van den Hove, mercator Amstero-
damius, maritus.....filiae Jacobi Deedel; et Gerardus a

Sperewoude, juvenis adbuc, ex intemperanti Baccbi amore.

Lucina opem tulit 10 bujus mensis Catarinae Rammiae,
uxori Quirini van de Voort, quae in divortio ipsi peperit
puellam, cui nomen inditum.....-).

14. Peperit uxor Justi a Scroyesteyn puerum, apud
Omium, cum jam esset in procinctu, Viennam versus,
cui nomen inditum Bucho

22. Mane peperit Ida, uxor Johannis Bilartii, puellam

Gertrudim.

Nuptiae vero boe mense celebratae sunt Johannis,
Willemi filii a Someren, et Lysebethae, filiae Theodori
Goyeri, consulis.

Circa hoc tempus obiit Cristoforus Mondragonius <), vete-
ranus militiae dux, praefectus arci Andoverpiensi.

November.

6. Promulgata lex, qua cavebatur, ne quis frumentum
praeterquam in foro publice sub dio venderet; ne quis

1) Deseriptio p. 109.

2) Naam ontbreekt in het Hs.

3) Dit laatste is naderhand bijgeschreven.

4) Hij stierf 4 Januari 1596; vgl. Bor IV blz. 1G7.

-ocr page 517-

extra urbem nisi licentia magistratus portaret; ne quis
amplius quam pro familia emeret; ut validi mendicantes
et peregrini, qui a biennio urbem frequentare coeperant,
una cum pueris [fol. 205*] e Brabantia, Mc studiis et
mendicitati operam dantibus, sub poena fiagellationis
urbe excederent; ne quis hospes cum armis ingrediatur;
ut nomina ad magistratum deferantur.

Non procul Abcauda ab exploratoribus frumentum in
vasis, exportandi causa comparatis, inventum et fisco de-
latum est.

10. Lata sententia, quae satis arguebat, iniquam verbi
proprietatem plus quam testatoris mentem aut naturae
aequitatem valuisse apud quosdam senatorum, qui sua
pervicaci opinione reliquos in sententiam vi quadam
trahunt.

Eodem die acta tragoedia Guisiana, in aede Trium
Magorum, a Franco-Gallis histrionibus.

Eodem item Joannes Lontius habuit orationem de cata-
chesios antiquitate et progressu, catachisticam deinceps
lectionem prosequuturus

Rumor hic crebro vagatur, Albertum Austriacum Car-
inalem, ad gubernacula Belgiae a rege Hispaniarum
destinatum, jamjam sese itineri parare, ac cum eo
Ven-
turas Philippum Nassovium Aurantiae principem, Aureo
donatum Vellere, ut patris praefecturam sibi comparet, et
Rainutium Farnesium, Parmae ducem, ut patris gloriam
bellicam sua virtute revocet

Circa hoc tempus Rotterodami quidam jurisconsultus, ex
oppidi ditioribus, uxorem, zelotypia an amore pellicis
incertum »), graviter vulneravit.

Amsterodami descripta inhabitantium capita ultra cen-
tum quinquaginta millia, quibus in singulas hebdomma-
das distributa 80
last (nomen est mensurae, continens 25

1) Descriptio p. 109.

•2) Vgl. Bor IV blz. 151 v.v.

3) Eerst stond er: interemit.

-ocr page 518-

modiüS, emifcurque 150 fiorenis aiireis) ferraginis. Rationem
hujus annonae difïicultatis et hanc reddunt, quod fru-
mentum publicum annis praeteritis consumptum fuit, nunc
vero rebus paulo turbatioribus, de eo supplendo ubique
laboretur.

11. Orationem habuit Henricus Wiltius sane elegantem
in defentionem Salustii, contra Asinium Pollionem et
alios [fol. 206] ejus obtrectatores, deinde diebus Martis,
Mercurii, Jo vis historiam conjurationis Catilinianae ex-
plicaturus; incertum utrum id voluntate sua et amore
patriae juventutis an concertatione aulica fecerit; certe eo
facto se Lipsii discipulum non vane indicat »).

Gallo-Francici histriones tragoediam cardinaHs Guisiani
acturi sunt, et sequenti die regiam Valesianam, non in-
doctam (ut ajunt).

Spectatur hic canis exuvium, bicipitis ac octipedis.

12. Magna funebri pompa, praelatis majorum signis,
sepelitur ad Marianos in aedicula Zaudenbalchiorum Jo-
hannes, filius unicus domini Gerardi de Zoudenbalch,
domini de Urck et Emeloort; non sine parentum suorum
ingenti luctu, morte non admodum praecauta, quamvis
viribus a natura non multum valeret nec animi consti-
tutio admodum prospéra ipsi contigisset, ereptus. Vultus
non valde dissimilis imago Hemertiae domino ; id an ex
matris gravidae, jam hac imaginis forma blandientis sibi,
impressione (quod rerum naturalium scriptores facile fieri
posse contendunt), an autem (ut fama non tam validis
quam suspitiosis argumentis arguere videbatur) ex viri
compressione evenerit, in dubium reUinquo, nec admodum
rumori tam incerto tribuo.

Circa hoc tempus vigiharum cura aucta, et lege cautum,
ne quis civium incolarumque supra annum 18 et infra 60
a vigiliis immunis, nec ullum conditionis discrimen habe-
retur, omnes armati convenirent, nobiles, canonici, ad-
vocati, medici tantum veteribus privilegiis gauderent, et

1) Descriptio p. 109—110.

-ocr page 519-

senatores Summi consilii vicariis substituendis exirnerentur
ab boc onere personaliter subeundo. Plurimi supplicibus
libellis, senatui oblatis, ut vel pecunia redimere vel vicario
se more bactenus usitato liceret, nequicquam petiere.
Peregrini, qui a pauco jam tempore animi tantum gratia
nulla necessitate urbem incolere coeperant, allecti ea lege
non ita nuper lata, qua tales liberi ab ejusmodi oneribus
habebantur, se deceptos, sed nullo fructu, querebantur
Incendium hoe videbantur excitasse vigilum praefecti
quotidie de neglectu vigiliarum aures magistratui obtun
dentes, ne offitiis suis, [fol. 206^] prout vulgo ferebatur
privati, de suo vivere cogerentur. Quare passim traduce
bantur et male audire coeperunt, quod cum cives essent
largo stipendio fruerentur, minus tamen oneris quam
caeteri cives gratis majori dispendio quam compendio
subirent. Inde sclopettarii majores (quos musquettarios
vocant), cohors praeterea praefecti, quibus circumeundi
munus injunctum, unanimi consensu conspirarunt, ne
ipsum vel ipsos vigilum praefectos ullo modo more solito
comitarentur, nec vel captis pignoribus aliisque minis eo
adigi potuere, conniventibus quodammodo ipsis militaribus
praefectis, quorum licentia hac lege multum coercita, quod
valetudinarii et seniores ab ipso jam magistratu se redi-
mere novo more cogerentur.

13. Apud Brandolinas virgines i) sepultus Henricus Vor-
stius, uxoris meae patruus, cum 10, hora vero noctis
1», occubuisset.

Quam parum veteris benefitii memoria apud populäres
nostros valeat, hisce diebus vidimus, quum Bernhardum
Anssemium, jam pene septuagenarium, aliquandiu 12-
viratu in republica functum (qui et olim Hispanis urbem
invadentibus ad Catarinianam portam cum alio fabro
lignario vicino primus se magno civitatis bono opposuerat)
a vigiliis immunitatem impetrare jam tandem nequivisse
(ut ex ipsius justa sane querela audivi) constet.

1) Vgl. boveu blz. 196 noot 2.

2) Vgl. boven blz. 37

-ocr page 520-

19. Supplicationes habitae, ut ab instanti omnium
rerum caritate et belli metu nos liberare dignetur Deus
Optimus Maximus.

Hoc tempore .....senatoris Ratelantii filius natu

major, canonicus Petrejanus, contra Caroli V imperatoris
edictum advocatorum albo se inscribi curavit.

Eodem fere tempore Rotterodami quidam ex civitatis
ditioribus civibus Johannes Clementius, incertum zelo-
typia an amore pellicis, uxorem suam interemit et in
fugam se conjecit.

28. Cum pridie, sub vesperam, in templo Civili infans
fuisset expositus, publicatum, si quis infantis parentes
vel eum qui exposuisset indicare posset, eum 25 fiorenos
pro inditio accepturum.

Descriptum in agro Trajectensi frumentum, Ordinum
jussu.

Cum nonnihil controversiae inter Delphenses et Lei-
denses ob cerevisiae coctionem exortum fuisset, Delphenses
[fol. 207] quo peregrinos ad se allicerent, lege caverunt,
ne ii, qui babitandi causa in urbem ipsorum venirent,
vigiliis gravarentur et praeterea tributi ac impositionis
dimidio minus quam reliqui cives penderent. Quod cum
Lugdunenses accepissent, veriti, ne hoc pacto laederentur,
similem legem et ipsi promulgarunt, quo abeuntes retine-
rent. Hoc cum ad Delphenses perlatum esset, ne frustra
priorem legem tulisse viderentur, eandem et ad mercatores
ac mechanicos homines extenderunt

Circa idem tempus circa Dusseldorpiam, Cliviae oppi-
dum, capitur Johannes, Nicolai Zuleni praetoris nostri
filius, e Germanico itinere redux, ac magna pecuniae
summa lytri nomine petitur.

1) Naarn ontbreekt in het Hs.

2) Dit woord is doorgeschrapt, terwijl i. m. werd toegevoegd: graviter
vulneravit; eadem tamen convalescente, rediit iterum in gratiam. —
Reeds komt boven blz. 405 vrijwel hetzelfde berichtje voor.

3) Vgl. Frans van Mieris, Randvesten, privilegiën, octroyen, rechten
enz. der stadt Legden
(Leyden 1759) blz. 373—374. («j. L.)

-ocr page 521-

Julius Beyma Friso, juris professor Lugduni Batavorum
primarius, a suis ad Frisiorum academiam evocatus, dis-
cessit

Hoc tempore vitam cum commutarunt praeter jam
dictos: Ida Ayta a Suichem, neptis Viglii, apud Agrip-
pinenses fratris manes brevi sequuta; Antonius Schonen-
burgius, et 23 subitanea morte Nicolaus Buyck Am-
sterodamensis, patria ob factiones sacras exul, qui Lugduno
nuper cum familia in urbem hanc habitatum venerat. Is
novo more, campanorum sonitu et comitantibus tanquam
ad exequias plurimis ad currum, conductus in patriam,
quod vivo negatum erat mortuus, transfertur.

Margareta, Go verdi Leenmans filia, vidua Petri Behoort,
Gorocomei; Mechtilda, filia Cornelii Leuwii, virgo; Heri-
mannus Wijnhoff, senator Curiae provincialis, ex ditione
Transissulana oriundus.

Petrus Montanus, ex Melitana sacra familia, accusatus
nuper apud legatum magni praefecti, qui hic certis de
causis aderat, cum non compareret, ut contumax con-
demnatus et triennium fructubus ac coenobio abstinere
jussus est.

Cum vigilias agere praesentes plerique omnes cogere-
mus, hi mihi commanipulones dati sunt: Hans van Meppel,

1) Wat hier over de benoeming en het weggaan van Beima wordt
gezegd, is door Van Buchell te vroeg geplaatst. Vgl. J. C. van Slee,
t.a.p. blz. 98: „Aprilis 3 (1596) vocatus fuit D. Beyma ab Ordinibus
Frisiae et Academia Franekerensi ad primariarn professionem juris". —
Verder p. 99: „Majus 11 abiit ex hac Academia D. Beyma Franekeram,
deductus a me (Bronckorstio) et D. Hornio ad pontem Zylanum". — Zie
ook Vriemoet,
Aihenarum Frisiacarum libri duo (Leovardiae 1758) p. 88.
Vriemoet heeft zijn mededeelingen omtrent Beima ontleend aan het
door van Slee uitgegeven
Diarium, (v, L.)

2) Hier is: „morte" weggelaten.

3) Waarschijnlijk is hier bedoeld de Amsterdamsche oud-burgemeester
Joost of Judocus Buyck; vgl. Dusseldorpius
Annales, editie-Fruin, blz.
47—48 en 157. Naar Van Buchell\'s bericht te oordeelen, is Buyck,
na uit zijn vaderstad te zijn gebannen, uit Leiden naar Utrecht gegaan,
■waar hij 23 November stierf.

-ocr page 522-

sartor, decurio; Jacobns Cornelius, coementarius, ejus
vicarius \'); Cornelius Scayck, scriniarius; Felix Scorelius,
impositionum publicarum conductor; Willemus Arnoldi
filius, sartor; Egidius Egi dii filius, coementarius; Theodo-
ricus Jacobus Cannius, Eedamensis olim oppidi a secretis;
Johannes Bilartius; Arnoldus Hey a Zevender, Goudanus;
Walterus a Brucom ; Cornelius Cristoforus, faber ferrarius ;
Lambertus Gerardus, scalarius. Cornelius Cotenus vero
et Cholinus Ridderius sequenti anno accesserunt, supple-
menti vice.

[fol. 207v.] December.

Regnerus Sarcerius rector edidit carmen Martianum,
Numi se laudantis, ad Johannem Werchhovium.

Pagani et villici cum propter flumina jam congelata
hostium excursiones timerent, Ordines lustrati sunt, qui-
bus et injunctum, ut vigilias agerent.
Annonae pretium vilescere incipit.
Nostri circa hoe tempus conductores quosdam hostium
tam équités quam pedites cum suo duce in fugam con-
jecerunt, captisque plurimis equis, nonnullos occiderunt.
Contigit haec victoria inter Buscumducis et Bruxellas 2).

29. Publicatum, ut rotae nostrorum curruum ad for-
mam Hollandicarum orbitarum commodarentur.

Mortem obiere : Adamus Zulenus van Nievelt van Aerts-
bergen; Mechtildis Belle, vidua Henrici de Sevenbergen;
Cornelia de Hees, vidua Ottonis de Hemert; Gerbrechtis,
filia Jacobi Munters et vidua Johannis Wynens, magistri
comendatoris Aquae Veteris, quae triennium centenario
minor credebatur; Maria Boele, vidua Stefani Helsdingii.

28. Circa horam vespertinam sextam obiit .Johannes
Ruysch, dominus in Pylsweert junior, ab ipsis fere cunis

1) I.m.: Quales ohm secundaui vel substites; Leo Imp. ca. 3 num.
18. Nostri peregrino vocabulo
lanspezaet vocant.

2) Op 27 December, nabij Sint-Oedenroye: vgl. Journaal-Dmck I
blz, 707. ^

-ocr page 523-

mihi amicissimus, 27 circiter annorum, lenta ptysi, ex
nimio calentis vini aestu pulmone ac jecore corruptis, con-
sumptus; ad Brandolinas virgines sepultus.

Melchior Verhuel, faber olim ferrarius dominorum;
Carolus Johannes Tack, interpola. Horum funera more
olim inusitato Summi templi sonitu celebrata.

Nuptiae vero celebratae Johannis Bruninxii, hominis
levissimi, cum.....>) Lystria, Amersfortia.

Hoe mense frumentum Carthusianorum pauperibus pu-
blice dividitur.

Petrus Adrianus Wyckersletius usurarum illicitarum
accusatus est a Willeme Lamswerdio et ad praetorem
delatus, non sine famae ac nominis detrimente.

[fol. 208.] ANNUS 1596

Maxaemiliano a Baexen et Theodore Gojero 5 con-
sulibus,. incipit.

Januarius.

Bommeliensibus hoe tempore insidiae, incertis tamen
autoribus, factae; quae noctu a quodam incognito proditae,
passim ignis fomenta disposita inventa fuere.

Obiit Simon Sciedamius, canonicus Martinianus, ex casu
tam subito, ut nullum deinceps verbum protulerit, cerebre
ictus vehementia omnino contuse et violate; cujus^ prae-
bendam senatus populusque Trajectinus Antonie Amstelie,
ob patris in Pranco-Galliam legationem, done dedit.

Arnoldus Verhorstius, cector cerevisiarius, quod publi-
canos fraudasset, perjurii insuper, prodente publico servo,
convictus esset, male mulctatus, infamiam et ignominiam
aeternam incurrit.

Filius praetoris nostri, ex pyratarum manibus ereptus,
exiguo pro sumptubus factis lytro redemptus exspectatur.

Vendita biblioteca Johannis Ruyschii, 700 fere florenis.

1) Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 524-

Amersfortiae celebratae sunt nuptiae:.....i) Dassert

et Agnetae Bilartiae.

Henricus Wiltius in collegium Consilii provincialis ad-
scitus.

Obiere Maria, Herbiti Haefteni procuratqris filia et uxor
Henrici Eckii in Jutfaes, mente jamdiu capta, quae
quondam ancilla domini de Ryboven ac inde conjux
nomine.

In effigiem pacis Hispanicae Lugduni carmine lusit
Nicolaus Ruyscbius.

Fama est Albertum Austriacum Cardinalem, arcbiepis-
copum Toletanum, Bruxellas appulisse ac una cum ipso
Pbilippum Nassovium, Wilbelmi Aurantiae principis
filium, hactenus in Hispaniis detentum 2).

Nuptiae item celebratae Lubberti Turck, domini de
Heesbeen, cum Nicolaa de Gent, privigna domini de
Cralingen.

Circa hoc tempus apud Grudios vitam cum morte com-
mutasse audio Ludovicum Carrionem, jurisconsultum, virum
doctissimum, qui ibidem sacris fuerat initiatus et canoni-
corum (ut vocant) collegio adscriptus

[fol. 208^.] Februarius.

7. Quidam circulator in area aulae episcopalis edidit
venationem lupi, at deinde ursae, sed parum acrem.

Baccbanalibus Johannes Ottonis Rodius tres boves,
pretio 462 florenis aestimatos, alearum fortunae exposi-
turus est, ita ut is, qui plurimas notas ternis trium alea-
rum jactibus exhibuerit, maximum, et sie deinceps,
auferat.

1) Naam ontbreekt in het Hs.

2) Over de komst van aartshertog Albertus rnet Philips Willem, vgl.
Bor IV blz. 167 en 173; Dusseldorpius,
Annales p. 247.

3) Paquot II blz. 573 zegt, dat L. Carion gestorven is 23 Juni 1595,
een opgave, die volgens een aanteekening berust op een bericht van
Valerius Andreae. — Vgl. boven blz. 122 v.v. (u. i.)

-ocr page 525-

Nuptiae celebratae: Hugonis Ruyschii, consiliarii, cum

Lucia Egmondana;.....0 Amsterodamensis cum Antonia

Jacobi Scendels, filia 16 annorum; Cornelii van de Pol,
Lucae filii, cum.....0 Cornelii Both, questoris TJltrajec-
tensis
Primarii filia, 16 item annorum; Egidii Ledenbergii,
Joannis filii Ordinum scribae, cum Sara de Ryswyck;

Joannis Medenblici, executoris, cum .....i) vidua N.

Beringii.

13. Carceres effregit.....0 Lennip, nobilis Geldrus,

qui a creditoribus suis hic ultra annum detinebatur.

Praetor Zulenus, cum quidam e numero Catolicorum
Romanorum contra leges missas quotidie suis in aedibus
magno populi concursu celebrarent, eos citavit ad causani
dicendam, et poenae nomine a Moerendalio, decano divi
Petri, sacram praebendam, quemadmodum et a Sypenessio
ac Victore Scorellio petiit, a Ruyschio vero indictam
legibus mulctam postulavit.

Post adventum Alberti Austriaci in Belgium, nomine
regio edictum publicatum, quo relligionis ergo exulanti-
bus liber in patriam reditus concedebatur et fidei in sep-
tennium libertas permittebatur; quae res non Hollandiae
tantum, sed et reliquis Confoederatis provinciis incom-
moda fuit et aedium valorem non parum minuit.

Hisce Bacchanaliis vidimus lusum jactus globulorum
ligneorum per tripodem, novo more, a mulieribus contra
sexus honestatem in via publica exercitum.

Martius.

2). Aleydis van Loon, Antonii filia, uxor Adriani de
Moler; Adrianus Ram; Hermannus Westrenius.

15. Peculiari meo morbo arthritide, sive ut alii vocant
saltu, vulgo
de springende gichte, laborare coepi, nec sine
periculo, nec brevis mihi fuit is morbus.

4) Ook in het Hs. ontbreken de namen.
2) I. m. : Obiere in Martio.

-ocr page 526-

[fol. 209.] Aprilis.

Nostra classis, juncta Anglicana, expeditionem videtur
praeparare in Hispanos »).

2. Peperit uxor Opstratii filium, et Vianii advocati
filiam.

Albertus Austriacus auspitiis Philippi Hispaniarum regis
obsedit et non multo post levi negotio occupavit Cale-
tum oppidum in littore Gessoriaco cum arce et portu
munitissimum, munimentum hmitaneum totius Franco-
Galliae maximi momenti, quod Angli ultra 100 annos,
deducta ibidem colonia, possederant et, Philippo nuper
existente dotali Angliae rege, amiserant, duce Guisio,
auspitiis vero Henrici II, Franciae regis. Causam fuisse
nonnulli arbitrantur, quod Franco-Galli et incolae, vete-
rum discidiorum memores, Anghcum praesidium admit-
tere noluerint

Johannem van Dam circa hoc tempus ad limites Ultra-
jectinos versus Aquas veteres in agro, propter compressam
vi virginem, captum et gladio punitum accepimus.

22. Cum morbo hepatico laborarem, etsi nundum (sic)
plene ab arthritide liber, venam incidi curavit medicus ac
adusto me plurimo sanguine vacuavit; inde decocto, ex
herbis quamplurimis hepaticis confecto, utendum suasit.

Eodem die publice edicto cautum, ut quicunque ex
advocatorum collegio studiorum suorum laurum in aca-
demia Duacensi, Philippo Catolico ac Summo Pontifici
deditissima, sumpsisset, juramentum fidelitatis ipsis Ordini-
bus faceret, et ne quis ibi suos aleret studiorum gratia

Aliud item publicatum edictum de mendicis continen-
dis et abusibus eorum obviandis

1) Vgl. Bor IV blz. 191.

2) Ibidem blz. 186—187.

3) I. m.: 4 hujus publicatum edictum de pontificiis ac Jesuitarum
scolis non frequentandis. — Vgl. Dusseldorpius,
Annales p. 249 v.v.

4) Zie Dusseldorpius, Annales p. 250.

5) Vgl. Petit, milMeelc enz. blz. 73 No. 663.

-ocr page 527-

Circa hoc tempus Ordines in Area pacis theatrum sup-
plitii magni senatus mansurum ex lapide fieri curarunt,
cum ante temporarium ex ligno esset i).

Obiit hoe mense Stephanus Laurimannus.

Nuptiae vero celebratae sunt Theodorici Werckhovii et

.....2) Hattemiae, Vitrici cognomine dictae, puellae ex

Betavia Geldrica.

Stabulum episcoporum restauratur, et prope Turrim ob-
tusam aggeres ampliantur, tum fossa ad Marsburgam
efi-oditur »).

[fol. 209^.] Filia Gerardi Scade, ancilla patrui sui
Johannis, canonici Martiniani, cum cuidam calceario
nupsisset et propterea probrosis saepe a patruo ac ejus
uxore verbis compelleretur, animi impotentia ac despe-
ratione noctu quadam in puteum se demisit, ac nisi a
patruo, tumultu illo forte excitato, fuisset inde reducta,
miserabiliter periisset.

Theatrum supplitii dictum Heyenburch , ab Egiptio quo-
dam errone, ibidem virgis coeso,

Majus.

Apud Lugdunum conventus histrionum totius Hollan-
diae; hos vulgus nunc Rhetores vocat, qui hic certamen
elegantiae magna pompa ediderunt

Circa hoe idem tempus praefecti orphanis et mente
captis, approbante senatu, sortis certamen in proximum
annum edixerunt.

Obiit in principio hujus Belia ab Asch, uxor Arnoldi
Mathei van der Horst, coctoris cervisiae. In fine ex puer-
perio periit Odilia, Reyneri Aswindii Brakeiii domini
filia, uxor Hadriani a Matenes, domini de Opmeer, et N.
filia Jacobi de Potres.

1) I.m.-. Leones, qui ad ornatum adhibiti, e propylaeo Pauliano sunt
translati.

2) Naam ontbreekt in het Hs.

3) Descriptio p. 110.

4) Vgl. Bor IV blz. 202—206.

-ocr page 528-

Ardres, Franco-Gallorum oppidum non procul Caleto,
ab Alberto Austriaco hisce diebus occupatum audio 23
Maji 1).

La Fere, oppidum munitissimum non procul a fano
Quintini, 20 bujus mensis Henrico IV Franco-Gallorum
regi traditum, cum a confoederatis ante Hispanorum tene-
retur 2).

Johannes Rhenes van der Aa praeposituram divi Jo-
hannis consecutus est, conferentibus illam Ordinibus

Junius.

Classis Anglica et Batavica, duce Antonio Perezio,
Lusitaneam versus creduntur vela fecisse.

Platea pannicidarum angustiori forma restauratur.

Lecta publice epistola comitis Hollacci et Burani ad
urbis magistratum, qua admonitos cives cuperet, ne ad
equiria Culemburgana, in fraudem Beusichemiorum tem-
pore bellico nuper instituta, sine principis authoritate
proficiscerentur.

24. Praetor advocatos, qui multam edicti revocatorii
incurrisse credebantur, citari fecit, qui tamen fori excep-
tionem objecere, quod non a suo judice in jus vocaren-
tur, atque ita res illa tandem Ordinum interpositione
evanuit.

[fol. 210.] Profectus sum Roterodamum, magni Erasmi
patriam, ubi vidi ad flumen Leccam, Rheni notissimi
Germaniae fluminis sobolem, veterem Jaersveldiae arcem,
in territorio Trajectensi sitam; quam hac forma\'\') qua
delineata est, navi spectabam.

Fuit mihi hospitium in Molendina deaurata, ubi pro
coena 12 solvi stuferos.

4) Vgl. Bor IV blz. 193—194.

2) Ibidem blz. 194.

3) I. m.: Lex de halecum captura publicata 14 Maji. — Vgl. Petit,
SihliotheeTc blz. 73 No. 635.

4) Gekleurde teekening met het opschrift: Jaersvelt,

-ocr page 529-

Rotterodamenses portum cum suburbio faciunt amplis-
simum, non levi sumptu; unde cives non parum quere-
bantur, tantos fieri sumptus et mercimonia in dies imminui,
quod navigatio Hispanica ac Lusitanica cesset, et rara
navis Occidentem versus ob periculorum magnitudinem
et Anglorum pyraticam vela faceret.

Statua Erasmi, quae olim lapidea ab Hispanis militibus
fuerat confracta i), inde ex ligno reposita, nunc iterum
in foro lapidea conspicitur.

Antonius Bonhorstius, Amsterodamensis, cum quandam
virginem praeter legittimam uxorem gravidam fecisset, et
pater illam, cultro ad pectus apposito, praesentibus testi-
bus cogere vellet, ut vim sibi illatam ab illo fateretur,
noluit, se malle mori dicens, quam quicquam confiteri,
unde malum Bonbortio accideret.

Austriacus omne commertium suorum cum nostris homi-
nibus interdixit 2), et nescio quos belli apparatus facit; quem
sedulo Nassovius nomine Ordinum nostrorum observât.

Dysentiria plurimum laboratur, qui tamen non omnibus
lethalis, sed facili in principio medetur pharmaco.

Mortem vero obiere in hac nostra urbe praeter vulgus:
Geertrudis van Moeren dael, vestali voto \'astricta, virgo
senior; Josina, filia Everardi Zylii, advocati Trajectensis
et consiliarii; Jodoca van den Bongaert, vidua domini
Philippi de Poincton, uxor domini de Creton; Aleydis,
filia Arnoldi Feyten, virgo; Johan Lamberti van Masch
van Millinghe; Martinus Rossemius; Hillegondis, filia
Gisberti Baernii, advocati Trajectensis.

Victor Scorellius quod contra edictum sacra Romano
ritu celebrasset et pro se apologiam relligionis vetitae ergo
scripsisset, carceri jampridem mancipatus, hoc tempore
dimittitur.

1) Zie boven blz. 90.

2) Deze ordonnantie is van 27 Mei. Vgl. L. D. Petit, Bibl. van Ne-
derl. pamfletten
Dl. I blz. 78 n° 636.

3) Deze priester stond later nog meermalen te Utrecht aan vervolging
bloot; zie Disseldorpius,
Annales editie-Fruin p. 377 v. en 466 v.

Buchellius, Commentarius. 27

-ocr page 530-

Obiit Amersfortiae Jordanus Peut, relicto posthumo
Jordano, ex filia Gerardi Verspuelii.

[fol. 210v.] Indutiae in Galliis factae, ac nostri milites
duo circiter millia domum rediere »), et tres cum iis a rege
ad Ordines nostros legati, cum muneribus ad Mauritium
Nassovium, trium insignium equorum, instratis, antilenis,
postilenis coeterisque ornamentis pretiosissimis illustrium.

Advocatorum collegium frequentare coepit Nicolaus
Ruys, apud Batavos nuper advocatus fiscalis.

Julius.

Initio hujus mensis obiit Adrianus Bavarus, cognomento
Dives, homo quam maxime avarus, de quo illud Pubiii
dici posset: „Avarus, nisi cum moritur, nil recte facit".

7. Vidi camelum, a circumforaneis quibusdam lucelli
causa advectum.

Albertus Austriacus omni vi regionem Flandriae Vasen-
sem (in qua oppidum Hulstium) invadere non sine
suorum jactura tentât; quare et nostri illic omnes suas
vires ad defensionem ejus evocant. Unde Metelburgenses
et Dordracenses e suis civibus voluntariis supplementa
oppidis, ex quibus praesidia militaria erant deducta,
miserunt, quin et Noviomagenses Ultrajectinorum praesi-
dium postularunt sibi adduci ; quod tamen a senatu nega-
tum est.

Advocatorum collegio adscriptus Johannes Sarcerius,
rectoris urbis hujus filius.

10. Quidam villicus e pago Rosendael prope Woer-
denum oppidum, novendecim annorum, quod equos
numero 10 ex pascuis abegisset, quod multos, se merca-
torem mentiens, variis fraudibus dolisque circum
venisset 3),

1) Vgl. Journaal-Duyek II blz. 69.

2) Ygl. Bor lY blz. 195 en Journaal t. a. p.

3) I. m.: Miserabilis hoe tempore, ^ nempe Julii, perpetrata est
(weggelaten: incursio, of een gelijkluidend woord) a Bavaricis militibus,
qm commertii causa proficiscentes Coloniam occiderunt et spoliarunt
ultra 3(X).

-ocr page 531-

quo(d) Gaudae incendium in aedes immisisset civium,
postremo quod accepta a Buscumducensibus pecunia\'
Bommelianum oppidum incendere >) conatus fuisset, publi-
catis bonis, ad palum strangulatus, igne periit.

Circa hoe tempus miserabili fato periit quidam, puerum
suum infanten! ex aquis eripere conatus, qui flumine
oppressus cum eodem inventus fuit.

11. Primo diluculo natando periit juvenis quidam [fol.
211] in Fossa veteri, non procul a ponte
Pistorio 2),
quem parentes non ita pridem e Galliis ad foeneratorem\'
publicum miserant.

Albertus summa vi Hulstanum oppidum invadit»), magna
suorum caede, frustra dehortantibus Ordinibus et regio
senatu; a nostris vero alacriter pugnantibus duodecies
repulsus est, quibus iccirco
(sic) honorarium stipendium
promissum menstruum pro unoquoque assultu defenso.
Dicuntur ibi esse praesidio quatuor millia electorum mili-
tum, sub tribuno Georgio Eberhardo Solmio comité.

Principio hujus mensis, stylo novo, nostra classis, j uncta
Anglicanae, Gades oppidum et insulam in Hispaniis ad
fretum Herculeum occupavit, capta Hispanica classe ibi
disposita; vulgo vocatur hoe oppidum Calis malis

Insulam Vasanam, excepto oppido, occupavit Austriacus
1 hujus mensis, vel secundum stylum Gregorianum 10,
amisso in primo congressu duce Borlotto 5) Burgundo.

Apparuit hoe mense Aquilonem versus cometa, index,
ut multorum opinio, instantis pestis et belli.

20. Lustratio civium armatorum facta, et censi fere 4000.

25. Nundinae messorum et congregatio eorundem in
ponte Telonario extra urbem.

1) Over den brand le Bommel, vgl. Bor IV blz. 167.

2) De Bakkerbrug te Utrecht.

3) Vgl. Bor lY blz. 213.

4) Over de inname van Cadix Bor IV blz. 233, en het Dagboek van
Jan van Doornik,
JTron. Mist. Qen. Jaarg. 21 blz. 143 v.v.

5) I.m.: Is revixit.

6) De Tolsteegbrug te Utrecht.

-ocr page 532-

24. Quidam homicida capite plexus; idem desertor
militiae ac transfuga.

Advoeati nostri Duacenses, qui in jus, quod contra
edictum Ordinum revocatorium juramentum distulissent,
erant vocati apud Lonium senatorem delegatum, ea de
causa congregati, inter pocula Hispaniae regi fausta pre-
cantes ac Nassovium confoederatarum provinciarum sum-
mum praefestum
(sic) insuper habentes, pessimam suam
causam reddidere. Jacobus quoque de Wijs , quod quae-
dam petulantius, ut est suo more dicaculus, in Johannem
Lonium cavillaretur, pugnis ab eo maie est acceptus.

Ultimo gener carnificis virgis coesus et cauterio notatus
est, quod furta et compilationes nocturnas fecisset, vitra
confregisset, adulterium perpetrasset, senatui multis con-
fictis suorum criminum mendatiis illusisset.

Nuptiae celebratae boc tempore: Johannis Boot cum

Cristina Loonia;.....\') Verburgii, advoeati Lucensis, cum

.....\') Gouda; Johannis de Hornes, baronis de Boxtel

Bansigny, domini [fol. 211^] de Loeres, Angest, Kessel etc.,
65 circiter annos nati, cum Anna de Brederode, filia
domini Regneri de Brederode, Asten, Cloutingen
etc., 45
vel circiter annorum; Cornelii Ottersporii, Willemi prae-
ceptoris olim Martiniani filii, advoeati, qui invitis parenti-
bus nuptias, infaustis acclamationibus praecedentibus, con-
traxit cum Jodoca, Rodulpbi Rodii filia, cujus fama parum

per urbem intégra volabat; .....Pieckii, domini de

Wolfswaert, Bethuani, cum.....>) Gentia, sorore domini

de Gent.

Funera vero majora haec ducta: Elizabetbae filiae Willemi
Osteromii; Willemi Risenburgii, cui vulgo nomen domini
de Rysenburch; Catarinae, filiae Frederici Vuyten Hamii,
olim abatissae in Coninxvelt; Antboniae, filiae Alphardi
Ruyschii; Annae Schoenjanae, uxoris Johannis Ursini,
concionatoris.

Nuptiae celebratae sunt, non sine laeto principio, Wal-
teri Pots et Judithae Helmontiae.

1) Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 533-

Hoc ni fallor mense, nescio morbo aliqno an vera pietate
indncta, (quod tamen ex subita mutatione animi non cre-
ditur) Maria Ruysch, filia Johannis Ruysch natu maxima \'),
noctu, insciis parentibus, ad monasterium Agnetarum vir-
ginum excucurrit, petens et obsecrans, ut vestalis fieri
liceret, quod tamen, nisi parentes ultro consentirent, ipsae
negarunt.

Clemens Verspuelde Hardervici duxit uxorem ex familia
de Weccom.

Circa hoc tempus editus libellus de rebus Antonii Perez
in Hispania gestis 2).

Augustus.

Nostri Gadibus post diutinam disceptationem, quod op-
pidum illud longius a nostro orbe distaret nec defendi nisi
magno sumptu posset, redemptis incolis, spoliatis et in-
censis aedibus ac nauticis instrumentis corruptis, ne classi
ultra forent usui restaurandae, discesserunt, post 10 quam
vénérant diem. Praedam abstulere ingentem, et quod rei-
publicae utilissimum, classem Hispanicam corrupuerunt
ac inutilem magna ex parte reddiderunt.

Tres naves in Angliam pervenere cum cognato comitis
Exsectiae, morbo laborante, in quibus et Fredericus Scenck,
cujus capitaneus, filius Adolphi Metkerckii, in itinere obiit.
Ex praeda vero Gadensi hic attulit libros, quos ex in-
cendio liberasse [fol. 212] dicebatur, opera Panormitani,
Bartoli, Baldi et Jasonis, at non integra; ubi ipse sua
manu scripserat: „deese boecken heeft Frederick Scenck
meedegebracht vuyt Andalusien in die eroveringe van
Gadez ofte Calis malis."

Fama est, quendam ex Hardenbroeckiis nostris juvenem
in Guinea, cum longius cujusdam interpretis dolo cum

1) Maria.....maxima, staat i. m.

2) De Nederlandsclie bewerking der oorspronkelijk in het Spaansch
verschenen
Réladones van Perez (Londen 1594) zag in 1596 te \'s Gra-
venhage het licht. Vgl. Meulman t. a. p. Dl. 1 blz. 121 u° 813—814;
Tiele,
Bihl. mn Nederl. pamfletten, Dl. I blz, 49 a" 382. (v. L.)

-ocr page 534-

aliis sexdecim a navi processissent, a Lusitanis captum et
barbaris venditum.

Johannes^ Lonius iterum ad praefecturam militarem ad-
missus , cui datus ab Ordinibus quidam signifer.....»)
Hekeren. Hi non prius pleno gaudebunt stipendie, quam
cum extra urbem deducendi erunt.

8 aut circa Hulstanum oppidum Austriaco deditum
cum amisisset in ejus oppugnatione 52 capitaneos, tribu-
nos autem militares 6; inter quos et princeps Avellanus,
e regno Neapolitano, ex familia Caraccioli, qui paullo
ante praefecturam vicariam summi ducis, post obitum
Roani, acceperat et suo sumptu tres annos militiam fuerat
secutus; tribunus item de Bye; Borlottus vero graviter
dicebatur vulneratus. Ex vulgo quinque millia militum
cecidere, si vera ipsius Austriaci confessie, nostri nempe
ad tria millia addunt. E nostris duo fere millia periere.

Solmius ob traditum oppidum male admodum apud
Hollandos audit, qui ipsum proditionis insimulare non
verentur.

Tradita simul monumenta Nassovianum et quod Rapam
majorem vocant.

Nuper quidam ex literatis apparitoribus cum portitore
Insulari, quod immemores juramenti contra edictum fru-
mentarium ex urbe educi frumentum permiserant, ademptis
muneribus, carcere insuper mulctati sunt.

Oratorium olim Trium regium, via Brigidana, nunc
vero gladiatorum scola, ademptis scalis cectis, retegitur
tegulis.

[fol. 212^.] 19. Rejecta advocatorum, in jus per prae-
torem vocatorum, ex causa edicti revocatorii exceptio fori,
quam opposuerant, a qua rejectione appellarunt.

1) Naam ontbreekt in het Hs.

2) I. m.\\ hujus obsidionis habeo apud me cartam. — Zie over het
beleg en de inname van Hulst, die 18 Augustus (nieuwe stijl) plaats
had, Bor IV blz. 213—225;
Journaal-Duyck II blz. 69-122,

3) J. TO : Petrus Boom.

4) Hs. heeft: rectione,

-ocr page 535-

De frumenti conservatione, ne extra provinciam porte-
tur, iterum actum; ex Dania enim et vicinis regionibus
parum adfertur.

26 Lonius suos milites lustravit.

Fama est, indutias inter reges Hispaniarum et Franco-
rum in quadriennium pactas.

Nuptias celebrarunt boc mense: Petrus Westrenius cum
affini sua Agneta Hardenbroeckia, cujus tamen conatibus

summe obstabat avia paterna;.....\') Dolder cum.....

puella Betbuana 15 tantum annorum, qui secundo nup-
tiarum die, malo spiritu tentatus, poenas nimiae superbiae

dedit; Lambertus Canterus cum .....i), filia Rotardi

Lanscron.

Funerati vero: Walterus, Jacobi Jureti filius, qui Lutetiae
obiit, ubi studiorum gratia agebat, ex peste, ut volunt;
Petronella, Jacobi Snoeckii uxor, ex tabe; Fredericus
Vuytenengius, praefectus civium armatorum, ex pestilenti
febre, quae quinto die abstulit; cadaver vero adeo sanie
et putredine infectum erat, ut contra morem quarto die
sepelire illud cogerentur heredes.

16. Summo mane obiit Justus Voerstius, scriniarius,
uxoris meae patruus, ex longissima tabe.

Cornelius, Arnoldi Veremii filius, in Foro lineario olim
praefectus civium armatorum, mortuus est.

Gasparus, Eustacbii Braekelii olim consulis filius, vir
robusta admodum dispositione, paucis diebus ex nimio
esu mori fructus exstinctus.

Audio 2) quendam Batavum et Hieronimum Columnam
scripsisse ad fragmenta Ennii, de cujus tamen fama hac-
tenus mihi nihil auditum ; Batavus ille est Paulus Merula

Lipsius sub proelo habet librum de machinis bellicis
Romanis, cujus editionem remoratur, sculptorum ejus
mentem exprimere nequeuntium imperitia.

1) Naam ontbreekt in het Hs.

2) I. m.: Ex literis ad Rhenessium scriptis.

3) Dit laatste werd naderhand door v. B. bijgeschreven.

-ocr page 536-

Mihi narratum, Andream Schottum, Andverpianum,
ingenio [fol. 213] non tam magno quam laborioso, in urbe
Caesaraugustano apud Hispanos nuper professorem, Jesui-
tarum sectam sequutum, reditum in patriam distulisse.

Franciscus Junius Tertullianum se emendatissimum
editurum ex bibliotheca Palatina pollicetur

Hoc tempore fossa apud Turrim fabritiam purgari coepta.

22. Charisticum convivium fecit uxoris meae soror
Sophia.

28. Isaaci.....petulantia Joannes Puttenus coactus

media nocte cum ejus socio Dordraceno pugnare, gravi
vulnere caput laesit.

Valde ingravescit annonae pretium, ob ventum, ut
volunt, minus prosperum, cum vix hac aestate ex Oriente
sufflaverit.

Legati cum muneribus ad Danum ab Ordinibus missi
September.

Henricus ab Eck a quodam nebulone in navi Vresci-
cana graviter vulneratur, idque post maledicta ex impro-
viso.

Sophia, uxoris meae soror, dysenteria laborat et febri
insuper infestatur; Gertrudis vero Voorstia, altera soror,
caput babet admodum inflatum magnoque tenetur ardore.
Volunt morbum illum esse, quem rosam vulgo ob colorem
vocant.

Everardus Schonenburgius mania in tantum laborat, ut
vinculis fuerit coercendus. Quidam ex nimia illi superbia
hunc morbum tribuunt, cum in omnibus primus et sum-
mus inani fastu audire studeat.

1) Zie over de uitgave van de Opera Tertulliani door Junius, L. D.
Petit,
Bibliografhische lijst der werken va» de Leidsche Eoogleeraren,
afl. I (Leiden 1894) bl. 60. (v. L.)

2) Naam ontbreekt in het Hs.

3) Vgl. Bor II blz. 236—237.

-ocr page 537-

Cum pridem venatio interdicta erat, 7 hujus iterum
permissa omnibus diebus, exceptis Dominicis.

Mala fama hic quaedam sparserat de insidiis, Franco-
Gallorum regi a Guisiis factis. Verum id vanum esse
narravit Jacobus Amerongius, qui e Francia ante paucos
dies redux, se omnes incolumes in aula regia vidisse dixit,
bellum autem in Hispanum finitis indutiis parari, reno-
vato cum Anglo 1) et Belgis confoederatis foedere etjureju-
rando confirmato.

10. Iterum cautum, ne quis frumentum extra provin-
ciam exportare aut mittere praesumat.

13. Advocatis Duacensibus inhibita postulandi in Curia
provinciali potestas, donec juramentum revocatorium juxta
Ordinum edictum prestiterint.

[fol. 213*.] Obiit eodem die Johannes Ruysch, filiolus
Jani Ruyschii, trium fere annorum puellus, patrem post
novem menses sequutus et apud eundem sepultus 16 hujus
mensis; post cujus obitum, interrupta masculorum serie,
Pilsverdianum dominium ad filiam pervenit.

Obiere quoque diem extremum: dominus Johannes ab
Avesaet, vicarius Martinianus, meus olim praeceptor 2), qui
duas in domo Vilibrordiana bursas, ut vocant, fundavit;
magister Henricus Cuyckius, medicus, ex dysenteria;
Anna, Cornelii Eckii filia et uxor Joannis Gerardi van
der Lith, subitanea morte; Stefana, Baltazaris fiha, uxor
Joannis Sepperen oenopolae, ex dysenteria; Belia Rhodia,
uxor Justi Neoportii, in puerperio.

Henricus Stephanus, quum jam fere sit septuagenarius,
semel tantum in vita capitis dolore fuit affectus. Homo
vero eat admodum vago et inconstanti praeter profes-
sionem et eruditionem ingenio. Musas suas per universam
fere Europam ae praecipue Germaniam mendicantes
emittit, idque suo magno dispendio, cum interim res
domestica pereat, quam ex 60 millibus coronatorum, quae
ipsi pater reliquerat, ad 20 minus millia deduxit.

1) Hs. heeft: Angla.

2) Zie boven hh. 55.

-ocr page 538-

15. Advocati Duacenses juramentum prestiterunt, ex-
ceptis Buyckiis, Veremio et ») Steenselio.

Hoc mense apud Hollandos novum vectigal excogitatum,
quo ii, qui auro aut bisso vestirentur, singulis semestribus
florenum pendere coguntur, exceptis duntaxat Ordinibus
et militibus. Male autem ejusdem executores aliquoties
accepti, difficultatem ejus edicti senserunt.

Ordines, etiam ut fraudibus ac furtis ducum et centu-
rionum obviam irent certumque semper militum numerum
baberent, in stipendiis militaribus persolvendis veterem
morem immutarunt et non per centuriones, ut antea, sed
per certos quaestores stipendium militibus singulis nume-
rari curarunt.

Hisce diebus in domo angulari, quae est Johannis
Borraei apotecarii ad coemiterium divi Johannis, mira
spectra visa sunt, et demonum maleficio plurima damna
in culinis puellae ancillae scelere, ut suspicantur, illata:
suppellex nempe quamplurima in latrinam conjecta, eluso
omni conatu illam extrahere conantibus; vinum [fol. 214]
et cerevisia, extractis e doliis siphunculis, per caveam
effu.sa; butyrum sapone commixtum corruptumque ; vesti-
menta conscissa; vitra confracta.

Vitam cum morte commutarunt: dominus Henricus
Ruysch, Johannitarum ordinis praefectus (quem comman-
datorem vocant) Ingensis; domina Catarina de Werden-
borch, vidua Jacobi Zuleni, Niveltii domini, in Hoefiaken,
ex dysentiria; Juditha, filia Francisci Both, uxor Bernardi -)
Stellionis, Sy-\'f/j/; Anthonius Harmanni filius de Royen,
ex dysenteria.

Habebam ego hoc tempore scutum sive coronatum fran-
cicum (aureae monetae genus est), cujus inscriptio erat:
Carolus 10 Francorum rex. 1595. Mirabar cujus esset .

4) Doorgeschrapt is: Otterspoor, in wiens plaats de volgende naam
later werd bijgevoegd.

2) Hs. heeft: Betnardi.

3) I. m. : Est Cardinalis Borbonii, qui se proxiraum haeredem Fran-
ciae diceret,

-ocr page 539-

cum nullum Carolum hic annus regem habuerit, sed Hen-
ricus Navarraeus Burbonius hoc nomine
IV Franco-Galliae
sceptra teneat, nisi Lotaringus dux aut Manius aemula-
tionis causa falsam hanc monetam efficto titulo extrusserint.

Ostendenses magnam praedam a vicinis abduxere, et
praesidium, quod est Monti Gertrudensi, Bruxellas usque
praedatum excurrens, praefectum venationis Brabantiae
captivum adduxere.

^ Franco-Galli Artesiam, Hannoniam vicinasque provin-
cias sub imperio regis Hispaniarum ferro igneque crude-
liter depopulantur.

Nuper Henrica quaedam saga, apud Rhenos capta, cum
examinaretur, inter alia scelera fassa est, quendam Reg-
nerium Joannis, habitantem hic Mursiaca via, rei venereae
impotentem fecisse, ut uxorem a longo tempore cognos-
cere non potuerit, quod et ipse interrogatus confirma vit;
hinc paullo post illa flammis periit. \'

Mira murium copia i) in agro Trajectensi frumento ac
gramini admodum infestorum reperta; item in agro Bata-
vodurensi antra frumento ac tritico plena, muribus illud
convehentibus.

October.

Consules creati: Maxaemilianus Baxen 2, Alardus
Helsdingius 3; 12viri stilitibus judicandis: Theodoricus
Goyerus, consul defunctus, Johannes Sprutius, Johannes
Uchtenbroeckius, Justus Rysenburgius, Godefridus Vere-
mius. Jacobus Vermatius, -Jacobus Bemmelius, Willemus
Drellenburgius, Cornelius Malsenius, A. van de Sande,
Henricus Buth, Petrus Vosch.

[fol. 214^.] Questores: Willemus a Someren et Gual-
terus Zulenus.

3. Philippus Nassovius, Aurantiae princeps, Embricam
venisse dicitur, ubi ad eum profecta soror, Hoenloensi
comiti nupta. Rumor est illum nuptias ambire Zybillae,

1) 1596 was een groot muizenjaar; vgJ. Bor IV blz. 267.

-ocr page 540-

quae est filia natu minima ducis Willemi Clivensis, Julia-
censis et Montensis.

7. Quaedam Diderica, m clitoris uxor, in suburbano
Insulensi, cum male audiret et pro saga a vicinis babe-
retur, quo nomine et precedenti anno ad senatum fuerat
delata, sed dimissa, sese ut purgaret, cogente (ut volunt)
filio, carceres subiit. Eodemque die alia maleficii nomine
infamis ex territorio Abcaudano adducta est, Anna nomine.

Vesperi nobis vigilias ad portam Catarinianam agenti-
bus porta reserata, adveniente filia domini de Boxtel,
quae nupta erat domino Dorton, Marnixii cognato, apud
Artesios, cujus castellum a Franco-Gallis nuper dicebatur
occupatum. Genuerat ex viro decem liberos, avo nondum
visos. Habebat vero in comitatu Italarn puellam, ex
Taddeorum familia, quam Pontificis Romani neptem
dicebant.

Circa hoc tempus creati octoviri civium armatorum:
Lucas Pollio, qui signiferum retinuit Brunonem Voschium;

2. Gerardus Johannis, coctor cervisiarum, nuper sartor in
Coemiterio veteri; mansit signifer Henricus de Veere;

3. Jacobus Prost, sartor, cujus vexillifer.....i); 4. Johan

van Noort, habet vexilliferum .....i) ; 5. Johan van

Wyck, qui signiferum retinuit Justum Rodium; 6. Cor-
nells Geleynsz., qui signiferum habet Cornelium Goyerum;
7. Willemus Lambertus; 8. Cornelius van Heerwyck.

13. Cum praecedenti die coram senatu demon collum
fregisset sagae mulieri 50 circiter annorum, quae nuper
purgandi (ut dicebat) se gratia carceres intraverat, hoc
die populo cadaver exhibitum et in Foro palatino exustu-
latum, tum crate viminea fractum ad supplitii locum,
extra Telonariam portam.

15. Lonius cum suis Rbenos praesidii causa profectus
est, cum Grevienses milites in Velua currus quosdam
spoliasse dicerentur.

[fol. 215.] Ordines nostri antiquissimo Salvatoris collegio

1) Naam ontbreekt in het Hs,

-ocr page 541-

concessere templum Paulinum, ea lege, ut justis sump-
tubus sartum tectum conservarent; nam ante aliquos
annos 1), consule Daventrio Prouningio, Salvatoris templum
erat solo aequatum.

Contra Hulstanos hoc tempore Nassovius expeditionem
fecit, sed parum profecit; munimentum tamen quoddam
dicitur occupasse

Praedones Waudanos, Zelandiae insulas depraedantes,
circiter 40 captos a nostris audio; qui quo vitam aliquo
facinore demererentur, ut facilius expugnari posset, se
demonstraturos receperunt.

Comes Solmius, Hulstanus nuper praefectus, ab Ordinibus
militia solutus, malam de se opinionem plurimis reliquit

Vidi edictum Ordinum Hollandiae, quo indicabant, se
velle agrum Zypensem in Waterlandia, non procul a pago
Petteno, aggere munire et mare, cui a multis jam annis
patuit, excludere; proinde quisque de suo jure doceret
et sumptus pro rata con ferret, ni excludi protinus et pro-
prietate privari mallet et sua pro derelicto sumptuum
metu habere.

Vitam cum morte hoc tempore commutarunt: Frederi-
cus van Breen; Antonia, filia Bernardi Stellionis,
uxor Johannes Niendalii; Willemus Antonius Middelco-
pius; Maria, filia Johannes Achtevordii, uxor Vranconis
van der Hoeve; Johannes Christophorus Rhenessius a
Wlven, Bredae obiit ex dysentiria.

Ex eodem morbo obiit uxor Regneri Sarcerii, rectoris
Hieroniminiani ; magister Franciscus Eschius Embricae
obiit.

Ultimus hujus ex dysenteria periit Johanna Mechtildis
Zaelen, uxor Johannis Freys de Dolre.

1) Begin November 1587; zie boven blz. 161.

2) Vgl. Bor IV blz. 247.

3) Vgl. Bor IV blz. 227 v.v. en 247; Journaal-Duyck II blz. 163—164.

4) Vgl. Meulman, Catalogus enz. I blz. 122 n". 825.

5) Godefridus doorgeschrapt.

-ocr page 542-

November,

Porta retro praetorium clausa, eo quod quidam secre-
tiora auscbultasse(sic) dicerentur alii causam esse dicunt,
quod vicini, excrementa ibidem ejicientes, malum odorem
ac pestilentem inducerent.

Horologium Martinianum, quod jampridem a vero ac
debito cursu deficere incoepit, jam tandem locatum, ut
reficiatur; pretium, ut volunt, 990 florenos excedit 2).

Maleficii accusatae mulieres, mater et filia, dimissae,
quamvis fama admodum constans ante multos jam annos
reas constitueret,

Nescio quae de classe Hispanica in Belgium praeparata,
VI ventorum dissipata, de morte regis Hispaniarum, de
caeso_ ac profligato Cbristianorum ad Agram a Turcis
exercitu, Transillvano fuga evadente, ferantur.

[fol, 215V.] Frumenti magna est difiicultas, et murium
agros mfestantium frumentumque in horreis mandentium
ingens copia,

Dissentio circa hoc tempus orta inter senatum et cives
ob vigüias, quod ditiores pecunia se redimerent, tenuiores
autem vigilare cogerentur, cum ante sine discrimine (ex-
ceptis tantum valetudinariis) vigilarent, aut commodo
vigilantium civium ea redemptio cederet, Unde 25 hui us
mensis quidam sellarius ex vico Pecuario, circa vesperum
in foro Palatino, congregatis de more vigilibus, seditionem
movit, nec ferendam esse diutius hanc civium tenuiorum
oppressionem clamabat (ex hujus nempe cohorte quen-
dam locupletiorem, a quo redemptionis loco certa pecunia
contribulis pendebatur, senatus sibi redimendum assump-
serat); quem cum vesperi consul cum lorariis captum iret
ac capite poenas luiturum ipsum jurasset, parum abfuit,
quod non ipse Helsdingius glande ab eodem stationem
agente trajiceretur. Hinc sequenti die portae clausae ad

1) Hs. heeft: diceutur.

2) I. m. : Haec refectio iterum revocata ad finem non pervenit.

-ocr page 543-

meridiem stetere, sed frustra. Inde ad terrorera caeteris
incutiendum solemni campanarum sonitu trinis diebus
citatum; cum non compareret, perpetuo exilio mulcta-
runt 1). Senatus, ut querelis tenuiorum satisfaceret et sedi-
tionem crescentem extingueret, tenuioribus plerisque liber-
tatem concessit ac e vigilum ordinibus exemit, ac locu-
pletioribus ex aequo custodiam civitatis permisit, probibita
substitutione vicariorum 3).

Hoc mense vitam cum morte mutarunt ex primis se-
quentes: Jacobus Egmondius Meeresteinius, praefectus
(commendurum barbare vocant) Middelburgensis, ex or-
dine Teutonico eques; Maria ex familia Jutfaciorum, jam
ad nibilum fere redacta; Gerardus Franciscus Bogerus, pu-
nito legibus Romanis tboro natus, id est adulterio
Stephanus Zulenus Nieveltius de Leerdam, ex patris mei
sorore natus; domina Johanna Cuyckia, vidua Johannis
Hardenbroeckii Vulveni; Antonius de Woerden et Vliet
dominus de Colster; Christina de Hensbeeck, vidua Ar-
noldi Foetii.

Johannes Veremius tandem et juramentum fecit, om-
nium postremus.

December.

Cum circiter 600 e vulgo et ex ima plebe e signis vigilum
propter seditiosos clamores exempti essent, regiones mu-
tatae sunt, ac pars vici Vincemii
cum Campo, Via Brigi-
dana ac parte Fossae Novae ad pontem Paulinum Johanni
Vicano adscripta fuit; platea vero Rhoomburgana Jacobo
Prostio attributa, qui ordo vicesima die iterum mutatus,
atque iterum [fol. 216] in mensis fine, quando plebei ac
minores exempti denuo adscripti signis fuere.

1) Naderhand schreef v. B. hier tusschen de regels bij: Ordines
generales edicto publico scholas hispanicas et Jesuitarum damnarunt.

2) Hs. heeft: substiüone.

3) I. m.\\ 20 hujus Hispanus cursum omnium fmatiarum, ut vocant,
inhibuit et se ita aere alieno liberavit quantum ad interesse.

4) Dit is later bijgevoegd.

-ocr page 544-

Circa haec tempora apud Lucenses obiit Janus Douza
filius, summae spei adolescens, poeta non incomptus, ex
Austriaca pridem peregrinatione reversus.

18 Mane se in flumine peremit Janna, Frederici filia,
uxor Johannis Brunonis Raephorstii, tinctoris. Erat faemina
aetate et forma intégra, quae jampridem secundum pepe-
rerat, sed melancholico humore (quo saepe laborare solita
dicebatur), absente marito eoque creditoribus obstricto
ultra quam sperarat, in desperationem versa, tale facinus
perfecerat. Nihilominus consuetis justis sepulturae tradita,
morbi vi excusata fuit, cum olim tam infausta cadavera
sacris locis inferre ad terrorem inspicientium vetarentur
ac abominationis causa maleficorum sepulcris traderentur,
reddita execratione.....

Obiere: Rodulphus Willemius Culemburgensis, pictor
egregius, in exprimendis ad vivam similitudinem imagini-
bus excellens; magister Everardus Schonenburgius, cano-
nicus Salvatoris, ex mania aliquamdiu laborans, cujus
praebenda ex ordine obvenit collegae Roberto Honthorstio,
qui eam dedit sive contulit fratri ; domina Elisabetha
Ketels, vidua Oliverii Vuj\'ttenbovii, Gaudani.

20 obiit Apolonia, Francisci statuarii filia, post longis-
simam aegritudinem ex inviso hoc carcere liberata, et
eodem tempore Emerentiana Cordenortia, vidua Egberti
Scbonenburgii.

Les anchoves genuinum et verum balec, veteribus hac-
tenus ignotum, se observasse tradit Everardus Vorstius,
medicus.

Godefridus van de Voort duxit uxorem in Sicilia Pa-
normi juvenculam 18 annorum.

[fol. 216V.] ANNUS 1597.

Consulibus Maxaemiliano a Baexen 2 et Alardo Hels-
dingsio 3.

Januarius.

Cum Mauritio Nassovio et Ordinibus Confoederatarum
provinciarum nunciatum esset ab exploratoribus regiorum

-ocr page 545-

militum supinam negligentiam et securum ab hostibus
anijnum >), qui in agro Tournhautano, absque vigiliis,
nullo metu castrametabantur, ne occasioni deessent, media
licet hyeme tumultuarium exercitum colligentes, subito
securos et nihil mali timentes invadunt, dissipant, caedunt
et, paucis amissis, maxima victoria potiuntur; 40 circiter
signa coepere ac alam unam dissipavere,
Castrum Tour-
houtanum, ubi praedae plurimum erat, occupavere

17. Eo nomine apud nos triumphatum, et gratias Deo
pro victoria publice egimus, supplicatione décréta.

9. Sponsalia contracta inter Everardum Vorstium, medi-
cum, et Gertrudim Voorstiam, viduam Johannis Baptistae
Scipperii, medici, ubi a parte sponsi contractui interfuerunt
Henricus Vorstius, pater, et Andreas Vorstius, frater, et
a parte sponsae Arnoldus Buchellius ac Johannes Vicker-
slotius, sororii affines.

25. Nuptiae nostris in aedibus consumatae sunt, quod
felix et faustum sit precor.

Nuptiae praeterea celebratae fuere hisce Bachanaliis:

Henrici a Baxen cum.....») Zulena Nieveltia; Johannis

Niendalii cum .....Vedia Barptolomei filia;.....

Essii, Geldri, cum Amelia Culemburgana.

Vitam vero cum morte commutarunt sequentes: Petro-
nella, Theodori Couckii uxor, Joannis Loonii filia; Emundus
Buchellius, Martini fihus, qui hic studiorum gratia apud
Johannem Loncium habitabat, ex dysenteria, ut vide-
batur, cum tredecim fere esset annorum; hic ego a longo
tempore insuetum offitium subii, ut palliatus funus sequerer;
Aleyda Aschia, vidua Henrici Rodii, ex aqua intercute;
Henrica, Justi cancellarii Campensis filia, uxor Henrici
Rineveltii; Catarina filia Johannis Petri a Mathe, uxor
Frederici Cornelii a Beecke ; domina Lucia a. Scoonberch,
uxor Amelii Vuytenengii.

1) De gansche zinswending is foutief.

2) Vgl. Bor IV blz. 301—304; Meulman, Catalogus enz. I blz. 123
Nos. 832—835.

3) Naam ontbreekt in het Hs.

SucheUius Commentarius. 28

-ocr page 546-

[fol. 217.] Februarius.

Hoc mense de summa belli apud Lucenses Batavos
Ordines Confoederatarum provintiarum consultant.

Nostrae autem provintiae proceres, cum exercitum sup-
plemento auxerint, de novis impositionibus délibérant;
Batavi Hollandi veteres auctiores fecerunt.

15. Renovatum edictum contra villicos contumaces et
rusticorum violentos mores.

Circa hoc tempus vitam cum morte commutavit Petrus
Forestus »), jam senex, in patriam Alcmariam Delphis
reversus, insignis medicus, cujus monumenta quamplu-
rima extant.

Obiere quoque mortem in nostra hac urbe: Jobannes
Helmontius, Johannis filius, juvenis 30 circiter annorum,
ex variolis; Carolus Limeus, homo admodum senex; Davida
Haerlemia, vidua Willemi Pilii, rationarii.

21. Quidam, qui foro Amsterodami fraudulenter ut
volunt cesserat et a Viennae regulo subreptitie diploma
impune ibidem manendi impetraverat, per suos creditores
conductis militibus inde rapitur; sed reductus inde et,
aliis carceri mancipatis, Trajecti paulo post liberatur

Martius.

Hoc mense Hispani Steen vicum claro die invaserant;
at civium et praesidiariorum virtute expulsi, fugam
coepere.

Ambianum, Picardiae caput, ab Hispanis captum, qui-
busdam incolarum, ob libertatem in relligione exercenda
permissam irritatorum, ut fama est, conspirantibus tra-
dentibusque

Atrebatum etiam a Franco-Gallis tentatum, sed non
perinde feliciter.

1) Zie boven blz. 320 noot 4.

2) Hs. heeft: liberantur.

3) Vgl. over de inname van Amiens en over den vergeefschen aanslag
op Atrecht, Bor IV blz. 314—315.

-ocr page 547-

Vidimus hic caereum nudae faeminae simulacrum,
egregii artificis manu ad vivam similitudinem expressum.

Mortem obiere hoe tempore: Gerardus, Rodulfi filius,
Rysvycus, procurator; Willemus, Johannis filius, Born-
bergius, caecus.

8. Filiola Dominici Bogeri et Aleydis Langiae, neptis
meae, in partu ipso extincta; domina Anna van der Aa,
vidua Rodolfi Baernii, domini de Schoonouwen; Joannes
ab Amstell, executor Ordinum Trajectensium.

5. Mauritius, Arnhemium ad provinciae Consilium evo-
catus , hic venit »).

9. Ida Omia peperit filiolum.

Aprilis.

Triticum ad 12 fiorenos, siligo ad 10 excrevit; unde
senatus ad inopiam pauperum solandam panes minori pretio
pro ima plebe, qui nomen dederant, fieri curavit ac ven-
didit.

Vidi epistolam, ex Moscovia Gualtero Verdoesio scriptam
a fratre, et alteram eidem missam a Balduine Hamaeo,
Brugensi, archiatro magni ducis Moscovitarum, ad quem
jam ex Belgio, nunquam visa, sed e pictura cognita uxor
proficiscitur, cum:

Nunquam visae flagraret amore puellae.....

[fol. 217^.] Narrabat affinis meus doctor Vorstius, se
adfuisse Ferrariae Mosi Alatino Hebreo, medico doctis-
simo, et apud eundem vidisse Avicennam, Arabice con-
scriptum litera pulcherrima in membranis, qui videbatur
magni alicujus fuisse principis et temporibus ipsius fere
Avicennae conscriptus, cujus translationem, modo prin-
cipis alicujus ad hoc opera uti posset et favore frui, se
molire ajebat; a vulgari nempe editione toto coelo distare

4) De prins vertrok 44 Maart uit Den Haag; de Landdag te Arnhem
had plaats 48 Maart; vgl.
Jowtnaal-Buyck II blz. 247. Dus hier wederom
oude stijl.

-ocr page 548-

asserebat. Scaliger tamen noster, ab Huernio interrogatus,
quid de translatione Avicennae de Averroes sentiret, bene
se habere translationem utrorumque respondit.

Idem Vorstius, cui Calabria, Apulia ac totus iste Italiae
tractus, cui olim Magna Graetia nomen fuit, notissimus
erat, cum aliquamdiu medicus fuisset episcopi Anguillo-
nariensis Nicolai de Grana, Ferrariensis, ex eadem
Stirpe
cum Falavicinis, ut similitudo insigniorum (sie) et alia quae-
dam vetera monumenta indicabant, oriundi, et post ejus
obitum apud marchionem de Certbara aliquantum temporis
consumpsisset, nobis haec, cum cartam ejus provinciae [fol.
218] a Castaldo confectam lustraremus, commentatus est.

Idem referebat, se Patavii vidisse in anatomia privata
muherem 20 annorum pulcberrimam, eamque ex partu
mortuam, cui renium altera aberat. Narrabat dominam
Catarinam viduam Nienrodia, hoc anno mortuam, magna
sibi famiharitate 1) conjunctam, faeminam 62 aut circiter
annorum, quae 5 annis ante obitum tempore aliis mulieri-
bus consueto menstrua receperat; perierat vero ex aqua
intercute, cum alioqui pinguis et obesula videretur.

9. Cum affini ac uxore comitati sumus sororem Ger-
trudim ejusque maritum Everardum Vorstium, medicum,
Dordracum usque, et ibidem liberaliter ab
ejus parentibus
excepti, septimo tandem die reversi sumus.

[fol. 218^.] Obiere mortem circa hoc tempus :.....

filia Willemi Pilii, uxor vero Henrici Helsdingii; filiola
domini de Rebours, semestris, ex dusentyria, quae novo
more nigro in pheretro, campanarum sonitu, non absque
ingenti matris dolore elata. Reboursius ante paucos dies
cum uxore et familia, nescio quam ob causam, hic habi-
tatum venerat. Quidam eum hic legationis munere apud
Ordines a rege fungi dicebat; negabant alii.

Item Maria, Johannis Ravensway filia, vidua Willemi
Liesveltü; domina Adriana, Justi Ratingii, praefecti Heen-

1) Hs. heeft: familiaritati.

2) Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 549-

vlietani, filia; dominus Petrus Vechtius, decanus Sutpha-
niensis ecclesiae; dominus Johannes Axelius, canonicus
Martinianus; Marguareta Pauwia, domini Huberti, con-
siliarii Trajectensis, filia.

Circa hoe tempus Arnoldus Frensius, nescio quam ob
rem Joanni TJchtenbroeckio infensus, obviam factus,
eundem stricto gladio invadit; quo se defendente, uterque
vulneratur.

Majus.

Fama est, regem Franco-Gallorum Ambianum obsidione
premere ac munimentis circumdare; Austriacum vero suos
ad Boloniam obsidendam misisse, animo divertendi ab
Ambiano regem.

De nuptiis Alberti Austriaci cum filia regis Hispaniarum
multa feruntur; qui et apud Hallenses Brabantos, relicto
ac consecrato in aede Virginis purpureo galero, militarem
chlamidem assumpsit et omnino se magistratu, ut vocant,
papali abdicavit »).

Angli cum nostris firmissimam iterum classem parant,
opinione aliquorum ad Caletos obsidendos.

Nuptiae celebratae hoc mense: Frederici de Baexen -),
Maximiliani filii junioris, cum filia Nicolai Zuleni praetoris
Cornelia, qui mox in locum tum subita morte sublati
Frederici Zuleni Niveltii, praefecti (mareschallum vocant)
vicarii, suffectus est, licet aetate adhuc parum idoneus
videretur. Nescio an id verum, cum David Zulenus Nate-
wissius hoc munere fungatur

Praeterea celebratae nuptiae Johannis Vossii cum Cata-
rina.....indecoro potius et insano quam lauto sumptu.

Vitam vero cum morte commutarunt: Ida Bogarts, uxor
Arnoldi Langii, ex puerperio; et apud Lucenses Batavos,

4) Vgl. Bor IV blz. 4Ö5 en 411.

2) I. in.: Epithalamum lusit H. Gonchardus.

3) Deze zin is later door Van Buchell bijgeschreven.

4) Naam ontbreekt in het Hs,

-ocr page 550-

campanorum tamen hic sonitu indicati : Andreas Wasse-
narius nothus, eques, ac Amelius Amstelius Mindenus,
12 circiter annorum juvenis, Amelii, senatóris Provinciarum
confoederatarum filius.

[fol. 219.] Junius.

Summa frumenti inopia et caritas, adeo ut modius
tritici venierit 13 florenis. Causa fuit quorundam merca-
torum conspiratio, qui magnam vim ad vicinas provin-
tias, ubi etiam annonae difficultate jam laboratur, lu cri
causa avehebant. Accedit aliud incommodum ex murium
copia, frumentum magno numero consumentium.

Amsterodami in platea Olitoria i), quae ibi prima et
mercibus omnigenis frequens, nescio quo incendio quam-
plures aedes conflagrarunt.

Capti hic nuper et Hagesteniae, sub dominio Martinia-
norum ac Divi Salvatoris canonicorum, quidam incendiarii
latrones, multorum criminum et damnorum authores, qui
inde suspendio vitam finierunt.

Nuper dominus de Roburs, Franco-Gallus, cum uxore
ac omni familia hic sedem collocavit, nullo publico mu-
nere fungens ^i).

Andreas Schottus impetrato fratris studio ab Ordini-
bus libero comeatu, Colonia Agrippina hic exspectatur.
Transtulit hic nuper Romae Bibliothecam Photii patriar-
chae ex^ Graeco in Latinum sermonem, cujus exemplar
extabat in Vaticana bibhoteca et fortean brevi edetur.

Vitam cum morte commutarunt: Sophia, Arnoldi filia,
"^or.....Honthorstii, nuper puerpera; Gertrudis Bollia^

1) De Warmoesstraat.

2) Zie boven blz. 436.

3) Andr. Schottus, geb. te Antwerpen 43 Sept. 1552, gest. aldaar 23
Januari 4629. Hij is een krachtig medewerker geweest aan de „Biblio-
theca magna Patrum" en vertaalde zeer veel werken uil het Gricksch
in het Latijn; o. a. de
JSihliotJieca Fhotii. (v. L.)

4) Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 551-

uxor Martini Gojeri ; domina Clara de Culemborcli, vidua
Johannis Mulartii de Cranenhorch; Suederus de Culem-
burch, praefectus interamnii Mosae et Vahalis, qui (ut
volunt) postremus ex ea familia legittima.

Cum affini meo, doctore Everardo Vorstio, numismata
visum ivi quaedam, quibus multum delectatur filia Jacobi
de Potres; ubi duo Posthumi tyranni numismata vidi, in
Italia quam hic rariora, quod praefectus Galliarum fuerit,
et exiguum nummum argenteum, ubi ab una parte Justi-
niani imperatoris effigies, ab altera vero hae literae legun-
tur: DN. NOSTER ATHALARICVS REX.

Nicolaus Berck, canonicus Johannitanus, post Rengerum
fit quaestor veterum scutatorum ac consumptorum.

Obiit hac aestate apud Lugdunenses Batavos Franciscus
Raphelingius pater, gener Christophori Plan tini, Hebrai-
carum ibidem linguarum professor

[fol. 219V.] Julius.

18. Fulmine quidam puer periit, idque in horto aedium
nuper Canifii canonici, contra templum Hieronimianum.

Die Lunae, post festum dedicatorium Magdalenianum,
Indus sortiarius initium habuit, omni senatu adsistente,
non sine verborum ridicula praefatione, tubarum clangore,
tibiarum sonitu et ejusmodi aliis nugamentis.

Ipso profesto Magdalejano 2) Mauritius urbem intravit et
post duos dies Arnhemium versus iter arripuit, exercitu
ibi convenire jusso.

Vidua principis Auriaci, ultimo hujus mensis urbem
ingressa, ad Catarinianos divertit.

Periere hoc mense, diversis extincti morbis : .....®)

Bruninx, praefectus monetalis, cui non diu licuit aedibus

1) Franciscus Raphelengius, geb. 27 Februari 1539, gest. te Leiden
20 Juli 1597, sinds 1586 aldaar hoogleeraar. (».
L.)

2) Oude stijl. Prins Maurits vertoefde 2 Augustus te Utrecht; vgl.
Journaal-Duyck II blz, 308.

3) Naam ontbreekt in het Hs.

-ocr page 552-

Rhenessianis non ita dudum emptis frui, mortua prius
ante annum conjuge; Gerardi Henrici Rhodii filia, Lor
isaaci Carolu, Dordraceni, puerpera; Marguareta Bevelantia
nonna sive virgo vestalis; Godefridus Bogerus, longa
^v^rsvr^pix consumptus; Arnoldus Hezius, Melitanus, prae-
fectus Werdenus, senex admodum, oculorum et pedum
usu pridem privatus.

Rediere hoc tempore tres naves ex Moluccis insulis et
Jaya_, post navigationem triennalem; maxima horum pars
qui m navibus fuerant, partim morbo perierant,
partim
a barbaris (petulantia juvenili lacessitis) interempta fuerat
non tamen inulta. Quare quartam navem regentium
penuria derehnquere coacti sunt. Merces,
quas adducunt,
sunt piper longum, cinamonum sive canellum potius fistu-
lare; animal quoque ex strutonum ut videtur genere-
plumas tamen non habet, sed filos quodammodo hircinos-
barbari quoque aliquot adducti suo habitu.

Augustus.

Initio hujus mensis Tiberiacum ad Rhenum 0 ab Ordi
nibus nostris duce Mauritio Nassovio obsidione cinctum-
quod oppidum, licet situ ac moenibus validum et satis
firmo praesidio munitum esset, nono tamen hujus mensis
tTer^f/1 veteri nostris traditum est^); quare praesidiarii
merito non militum, sed praedatorum ac latronum animos
habmsse judicati sunt et sine honore ullo dimissi. Crede-
batur Austriacus subsidium obsessis brevi laturus; quare
audita deditione indignatus, non bene animatus in dégé-
nérés istos videtur, qui sibi metuentes in oppidulo Geldro
se continent.

8. Delphos profectus sum cum uxore, ut affinem Vor-
stium, medicum comitis Nuenarae ac Mursiae, inviserem;

1) Rijnberk; vgl. over het beleg en de inname dezer stad, Bor IV

7b JN . 665; Menlman, Catalogus blz. 126 N°. 844—846.

2) I. m.i Conditiones apud me sunt.

-ocr page 553-

apud quem vidi anatem exoticam, ex Nova Sembla advectam,
palmipedem nec caeteris nostratibus dissimilem, praeter-
quam rostro, quod non est planum, sed altum strigosum,
hac qua delineavi forma colore nigro rubroque spiris
distincto.

[fol. 220.] 18 hujus obsidione cincta Mursa a nostris
et 24 tradita, cum arx admodum munita esset 2).

Austriacus cum exercitu Ambianum obsidione liberan-
dum proficiscitur; quidam tamen a rege cum comeatu in-
tercepti et coesi dicuntur

In templo Summo apud Delphenses est sepulcrum Wil-
helmi Nassovii, Aurantii principis, ex calce colore marmor
Lydium mentiente, cum tabernaculo item ligneo nigro.

Non procul hinc sepulcrum Thomae Tilii, ecclesiastis,
olim abbatis Sancti Bernhardi, cum hoc epitaphio:

Bernardum colui monachus malesanus et abbas,
Sed Christus servum me vocat inde suum.

Thomas Tilius, minister Delphensis

Edita circo hoc tempus demonstratio quaedam, a Refor-
mata ecclesia Gallica regi suo facta, quam ex Gallica
translatam apud me habeo.

Delphos vocant a delven, id est fodere, quod fossis sit
ubique ornata, ut nullus fere viens aut plataea sit sine aqua.

Vidi hic apud Afrum Francum , coctorem cervisiarum
et olim pictorem, cubiculum instar musaei, plurimis sta-

1) Teekening van den snavel.

2) Vgl. Bor IV blz. 347; Journaal-Duyck II blz. 336 v.v. — Wederom
is hier de oude stijl gevolgd.

3) Vgl. Bor IV blz. 381.

4) Het geheele grafschrift is te vinden bij W. te Water, Historie der
Hervormde Kerk te Gent
(Utrecht 1756) blz. 265—266. — Vgl. Dussel-
dorpius,
Annales editie-Fruin, p. 85; en tegenovet diens mededeelingen
omtrent Tilius, Hiei-on. Zanchii
Opera theologica P. II. lipist. lib. II
p. 370.

5) Apert Francen; vgl. Kranim, De levens en werken enz. Dl. II
(Amsterdam 1858), blz. 507,

-ocr page 554-

tuis, picturis ac marmoribus insigne, ubi nempe signa ex
aere aliquot manu Tetrodii facta; imago caerea, simu-
lachrum mulieris Venetae pulcberrimae, quam maritus
pictor Catharinae nomine inter sanctas efïinxerat ; lucerna
antiqua fictilis, inventa apud Woerdenos; juditium Paridis,
in chartula, palmae magnitudine, penna factum ab Anglo-
Franco quodam, illustri minutiarum istarum artifici.

Audio Meningium apud Lucenses et Merulam apud
Lugdunenses Batavos historiam hujus temporis conscribere.
Gorlaeus dicebat, sine sua opera neminem historicam Ul-
trajectinam, praecipue seditionem Anglicanam, recte con-
scripturum, se nempe babere omnia istius temporis secreta
et pluribus rebus tum Mursiaci comitis consiliarius inter-
fuisse. Vidi apud hunc annulum, ubi Hadriani effigies
introrsum et extrorsum ex auro, argento, aere, signis circum
zodiacis ac 7 planetis; mysticam bujus apud veteres vim
narrabat plurimumque hoe gloriebatur, se item habere
gemmarum antiquarum magnam vim, et quod mirum et
apud neminem visum, annulorum. Numos ex auro vidi
ultra 400, omnium fere imperatorum seriem complectentes;
hic Pescennii, Partinacis aliorumque rarissimorum alioquin
Caesarium spectabantur imagines. Sed quid dicam ! Fumum
mihi vendere conabatur falsarius; ex [fol. 220^] annulis
nempe tam ferreis quam aureis unus tantum est antiquus,
argenteus magnus, et nescio an alius ferreus; reliqui a
magistro Arnoldo aurifabro confecti ex aureis quoque
numis. Minima pars vera est, fictitia major; nam ipse
elegantiores argenteos aut aereos sive rariores aureos pro-
tinus facit cum suo Arnoldo antiquario, adeo ut plus an-
tiquitatis, at falsae, nascatur in ejus officina, quam in tota
Italia, imo Europa, verae.

Vidi hic bullam consecrationis (sic) nummorum posteri-
orum quorundam imperatorum, Tiberii, Mauritii, Phocae
etc., in Laterano inventorum, cum porticus restauraretur
non ita nuper.

1) Willem Danielsz. van Tetrode; vgl. Kramm t. a. p. Dl. VI (Amster-
dam 1863) blz. 1619—1622,

-ocr page 555-

Fuit Hc apud Lucenses nuper legatus Polonus^), item
imperatoris, pro pace aliqua concipienda, at frustra. Polonus
cum in Anglia superbus reginam fuisset aliocutus, respon-
sum tulit extemporaneum, at viragine dignum; quod ut
protulit latinis verbis, apud me est.

Hisce diebus visum ivimus Bruntium, in praedio suo
amoenissimo prope Lucenses rusticantem, ubi vidimus
anates quatuor ails, ex Calecbuto ab In dis avectas, et
perdicem Indicum.

Sinum Tarentinum (ut affinis meus Vorstius oculatus
testis hunc delineaverat), quum cosmographorum error hic
sit crassus, adpono 2).

[fol. 221.] Ostia item Padi idem Vorstius hoc fere
modo delineavit

[fol. 221^.] September.

Secunda hujus mensis die Groll oppidum Tran(s)issu-
lanum, ab exercitu nostro obsidione cinctum.

Vidi hoc tempore puellam Geldricam, ut ex habitu
conjecturabam, forma adeo eleganti et venusta, ut cum
quavis vel pictoris excellentissimi industria non modo
certare, verum etiam superare omnem artem longe posset,
[fol. 222^.] Erat ea (quod miror) alienissima ab omni
fuco; quin et fucatos quoscunque Italicarum matronarum
vultus nativo suo colore obscurasset. Quae si moribus
elegantioribus et gratiarum donis fuisset imbuta, omnes
femineae pulcritudinis numéros una puella facile imple-
visset.

Jacoba Badensis, uxor ducis Clivensis Johannis, hisce

1) Over dezen Poolschen gezant Paulus Dzialyn, vgl. Bor IV blz. 332
en 350;
Journaal-Duyck II blz. 297 v.v.; het relaas zijner bevindingen
hier te lande gesignaleerd bij Blok,
Verslag van onderzoekingen naar
archivalia in Italië
(1901) blz. 68—69.

2) Keurige gekleurde teekening van den Tarentijnschen golf. —
I. m.: De Taronto vide epist. 89 Calentii.

3) Gekleurde teekening. — Lm.: De ostiis Padi vide Sabelium, De
rebus Venetis, Lib. 31.

4) Op 11 September kwam de prius voor de stad; vgl. Bor IV blz. 347,

-ocr page 556-

diebus subita morte in custodia obiit, veneno ut creditur
sumpto, multorum nempe scelerum, ut adulterii ac vene-
ficii, dudum accusata et convicta \').

Principio hujus mensis Theodorus Sypesteynius olim
praefectus Woerdenus, inde praetor Lucensis, maleficio
tamen suo praetura se abdicare coactus, tandem nescio
quibus iterum muneribus donatus, in castris Grollanis,
quod proditionis insimularetur, vincuHs oneratus, Hagam
Batavorum missus, ubi torturae traditus, aliorum con-
reorum et propria confessione convictus, de prodendo
Montis Gertrudis oppido turbandorumque item castrorum
cum hoste consilia iniisse, traditur.

15. Edicto Ordinum confoederatorum cautum, ne extra
provincias Belgicas confoederatas frumentum quocumque
modo aut titulo efferretur.

Circa hoc tempus recepti in consilium vectigaHorum ac
portoriorum communium hactenus exclusi Ultrajectini, et
Roterodamensi quatuor additi: Ellerdus Helsdingius, cui
ob consulatum jam actum electio permissa, Amsteroda-
mum concessit; Johannes Rengerus, canonicus Johanni-
tanus, ex Transissulana provincia, quae superior Trajec-
tensis olim, Groeningam; Willemus Somerius Hornam
apud Prisiabones;.....Pauh Busii frater in Zelandiam.

Auditorium litium constituendarum in aulam basilicae
Palatinae loco decentiore translatum.

18. Hic triumphatum, Grollis pridie receptis Tum
et^ nos Baernam profecti sumus per Velavii partem,
ericetis et paludibus bituminosis desertam, ubi in celso
colle vidi Amersfortiam oppidum, pagos item Soest, Emme-
nesse et regionem Eembdanam, quae ex inundatione
Maris mediterranei plurimum damni senserat. Emmenes

1) Zie boven blz. 392.

2) I. m.: Et Petrus Harinxman. Sententia typis expressa apud me
est. — Vgl. Bor IV blz. 378;
Journaal-DuycTc II blz. 383; Muller, Bihl.
van JSederl. pamfletten,
I (Amsterd. 1858) blz. 51 n". 400.

3) Naam ontbreekt in het Hs.

4) Vgl. Bor |V blz. 347—349; Jomnaal-Duyck II blz. 345 v.v.

-ocr page 557-

et Baern cum Soestio solum habent aridum ac arenosum,
multo tamen incolarum et colonorum labore non contem-
nendam utilitatem afferens; pascendis nempe ovibus est
idoneum et fagopyro, vulgo
boeckweyt, serendo. In palu-
dibus [fol. 222v] vero cespites conficiuntur, quibus ignem
fovere plerisque Belgiae populis usitatum.

Circa idem tempus Ordines nostri quadragesimas rerum
alienatarum dominosve mutantium, certa conductoribus
praescripta forma, locarunt.

26. De receptis Ambianis i) feriae indictae ac Deo
gratias actae; inde vesperi more nostro triumphatum,
taedis accensis, tormentis bellicis explo.sis, campanorumque
sonitu.

Hac aestate pestis Germaniam ad utramque Rheni
ripam, inde per mediterranea ad Oceanum usque per-
vagata, plurimum vastavit, Agrippinensium multa millia
consumpsit et Palatinatum multis in locis hominibus
nudatum reliquit.

Ipso Michaelis profesto obiit Regnerus Sarcerius, prae-
ceptor meus, scolae nostrae Hieronimianae gymnasiarcha2),
vir bonus et diligens, in quo plurimum Juventus amisit;
tabes corpus exsuccum propemodum semper et aridum
brevi consumpsit.

Quo ipso (ni fallor) die Luci Batavorum Sypesteinius,
ut supra rettuli proditionis convictus, cum alio quodam
scriba capite poenas dedit, et precibus cognatorum corpus
sepulturae traditum, monstratis nihilominus signis publico
in supplitii tbeatro, quibus proditoris poenam promeritam
indulgentia remissam constaret. Habetur sententia, typis
publicata.

Eadem die capta Brevortia \'\'), vi expugnata, arx vero

1) I. m.: Literae regis et conditiones apud rae sunt.

2) Vgl boven blz. 55.

3) Zie boven blz. 444.

4) Het beleg van Breevoort begon 2 en eindigde 9 October, vgl. Bor
IV blz. 358—361;
Journaal-DnyeJc II blz. 370 v.v.; Meulman, Catalogus
enz. I blz 136 Nos. 847—848.

-ocr page 558-

necessario dedita. Hic grave vulnus accepit Maxaemilianus
Petrus, Mauritii vicarius, et occisus Balfortius\'), Scotus.

Nuptiae hoc mense celebratae: Willemi Borrii, Ame-

rongii, cum .....Darida, nepte (ni fallor) ex\'sorore

Johannis Duvenvordii, decani Martiniani; Cornehi Goyeri
cum Anna Rammia, Arnoldi fiha; Brunonis Voschii cum

.....Moleri filia; Hugonis Ruyschii, Henrici commen-

datoris Ingii filii, cum Elysabetha Culemburgana.

Vitam vero cum morte mutarunt: Suana, Christiani
Lubbertii Pallatii fiha, uxor Antonii Senckii, questoris
Egmondani, quae animi recreandi gratia Alemaria ad
suos hic venerat visendos; Mechtildis, fiha Jacobi Bloeme-
steynii, uxor Gosvini van der Voort, civitatis a secretis.

October.

[fol. 223.]

3. Senatus hoc tempore hic publicatus. Consules: Jo-
hannes Uchtenbroeckius, Franciscus Sneeckius: 12viri
stilitibus judicandis: Rotardus Lanscronius, Tlieodorus
Goyerus, Johannes Sprutius, Willemus Drielenburgius,
Cornehus Malsemius, Jacobus Bemmelius, Volcardus
Schoordyckius, Jacobus Vermaeth, Arnoldus van de Sande,
Johannes Westrenius, Anthon. Rodius et Fredericus
Baxius.

Quaestores: Bernhardus Vuytenengius et Bernhardus
Stellio.

14. Publice campanorum sonitu celebrata deditio oppi-
dorum Oldenzeel et Othmarsum s).

Circa hoc tempus Sviri armatorum civium creati: 1.
Bruno Voschius, qui signum dedit Antonio Middelcopio;
2. Gisbertus Overmeerius, qui signiferum fecit Johannem
Wyckerslotium; 3. Cornelius Gislenius, cui signifer Joannes
Medenblicus, Leidensis; 4, Jan Fransz. van Lewarden; 5.

1) Vgl. Bor IV blz. 361.

2) Naam ontbreekt in het Hs.

3) Vgl. Bor IV blz. 362—364; Jowrnaal-DuycTc II blz. 395 v v • Meul-
fian,
Catalogus enz. I blz 127 No. 857. \'

-ocr page 559-

ui

Cornelis van Weede; 6. Wilhelmus Gerardus; 7. Albertus
Egbertus Rosweydius; 8. Johannes Antonius Rodius.

Hugoni Ruyschio ab Ordinibus concessa cognitio mini-
marum causarum personalium, quae infra summam 32
florenorum, seniori semper consiliario tribui solitam, incor-
rupto ejus animo plurimum tribuentibus.

Publicatae nundinae lineariae in annum binae, circa
Bachanalia et in Julio; locus iis tributus Via larga prope
puteum Dominicanorum.

10 hujus Enschede oppidulum nostris traditum \'), eoque
nomine triumphatum.

Restauratur cloaca et pons in Campo Divi Johannis.

Obierat hoe tempore Regnerus Sarcerius, Solmundanus,
gymnasiarcha et Institutionum publicus professor, in
cujus locum sufFectus Johannes
Lonzius^); publicam vero
professionem senatus tribuit Johanni Sarcerio, ejusdem
filio, advocato Trajectino. Item obiit Willemus Waellius
de Fronesteyn, nobilis.

23. Obiit Hermannus Pollio, a secretis hujus urbis,
morte subitanea, in cujus locum suffectus Lambertus
Pauwius, ejus vicarius, homo prorsus amousos et nullius
literaturae, rejectis ejus competitoribus clarissimis Everardo
Pollione, jurisconsulto, Bernhardo Vuytenengio, quaestore
etc., ne scilicet magistratus noster, ex hominibus ut pluri-
mum rudibus constans, actorum suorum censorem ferre
cogeretur.

Item Johannes Lanscronius N. ; M. Gerardus Wouden-

4) Bor IV blz. 362.

2) Volgens Dr. Ekker t. a.p. is Lontius aangesteld tot rector in plaats
van Sarcerius, 24 October 1597. Van Buchell maakt eveneens terecht
onderscheid tusschen het rectoraat, door Sarcerius bekleed, en zijn ambt
als „Institutionum pubUcus professor". Het eerste kreeg Lontius, het
tweede Johannes Sarcerius, de zoon van Regnerus. Waarschijnlijk
heeft de regeernig der stad Utrecht hem als rechtsgeleerde hiervoor
meer geschikt geacht dan Lontius. Voor het onderricht in de Insti-
tuten kreeg hij ƒ 100 (Dr. Ekker t. a. p. blz. 62). Wat later, onder
26 November 1597, wordt gemeld, vond ik bij Ekker niet.
(v.L.)

-ocr page 560-

bergius, jurisconsultus et canonicus Divi Johannis, qui
ptysi periit.

[fol. 223*.] Nundinae boum, quae solebant post Galli
ferias die Lunae incipere, ad 10 Octobris diem revocatae
sunt, quod frustra olim, ne Amerfortiis noceret eorumque,
ut ajebant, privilégia infringeret, tentatum.

Interiora oppida Trentiae et Duentiae, nuper recepta,
moenibus pleraque nudata, ne facile iterum rebellandi
materiam praeberent, tum ne hostium incursionibus occu-
pari aut a nostris magno praesidio muniendi
(sic) essent.

Risi ego, cum audirem öttonem Blosium Treslongium,
nobilem virum et canonicum Martinianum, laudari tan-
quam optumum aestimatorem lini texturae aliarumque
muliebrium operarum exactissimum judicem haberi.

Ultima hujus mensis edictum publicatum de augendis
vasis cerevisiariis.

November.

Lingen, oppidum natura et opera munitissimum in limite
Belgiarum, nostris deditum \'), et cum hoc hostes ex omni
regione Cisrhenana exacti.

Narratur nescio quid, obscura tamen fama, de classe
Hispanica, quam Hyberniam infestare volunt. Sunt autem
et qui reginae figmentum credant, quo facilius vectigal
excogitatum suis volentibus imponat.

4 naves e nostris, ab obsidione Lingensi revertentes,
pulvere male custodita, misere cum omnibus periere.

Danus pridem hic apud Lucenses suum habuit legatum,
admodum in omnibus rebus magnificum.

Circa hoe tempus ego asscriptus cohorti primariae vexil-
lariorum, ac tum constitutum, ut nos singuhs 32 diebus
circitorum munus obiremus, cum reliqui cives 16 die,
non ut ante 8, vigilias agerent. Erant autem in nostra
cohorte dimidiata: vexillifer Antonius Middelcopius, Her-
mannus Gisbertus, Petrus Ravesteinius, Nicolaus Petrus

1) "Vgl. Bor IV blz. 365 v.v.; Jomnaal-Duyck II blz. 401 v.v.; Petit,
Smiotheeh I blz. 77 N». 671.

-ocr page 561-

Vogelarius decanus, Matheus Arnoldi quaestor, Robertus
Hontborstius i), Cornelius van de Pol, Wilhelmus Copirius,
Rodulphus Gerbulius, Gisbertus Brunius, Jobannes Splin-
teri filius Spiegelius, N. de Wilde, Adolphus Sprenck-
husius, Adrianus Verneri filius, Augustinus Marcius de la
Place; scutarii: Arnoldus Langius.....").

Soror Mauritii germana Aemylia, quam unicam habebat,
consanguineis exceptis, dam omnibus, ritu Romano nupsit
Antonii Portugalli filio notho Emanueh [fol. 224] Lusi-
tano S), quem tam ardenti prosequuta fertur amore, ut
omnia rellinquere omniumque indignationem incurrere
maluerit seque cunctis destitutis vel ad mediocritatem
plebeae muheris demittere, quam hunc, cui jam provincia
interdicta, deserere.

24. A senatu singulis civibus pro familia et facultatibus
indictum, ut frumentum emerent illudque intactum ad
Paschatis festum conservarent. Ordines item, magistratus
et collegia canonicorum tritici certam quantitatem coemp-
tam seposuerunt.

Publicatum, ne quis privatim latinam linguam doceat,
idque ut arbitrer in gratiam novi rectoris scolastici, quo
omnes Hieronimianum gymnasium frequentent

Vitam hoe mense cum morte commutarunt: Sophia de
Wad, vidua Hermanni Vechtii, olim consulis; dominus
Alphardus de Coninck, canonicus scholasticus Petrejanus ;
Marguarita, filia Joannis Gochii, vidua Willemi Doyenburgii.

14. Intra primam et secundam horam noctis, sole exis-
tente in Sagittario, luna vero in Geminis, peperit Gertrudis
Voorstia puellum in urbe Batavorum Delphis, quem

1) Deze naam schijnt later doorgeschrapt te zijn.

2) Hier schijnen eenige namen te ontbreken.

3) Dit huwelijk had plaats 7 November 1597; vgl. Bor IV blz. 323_

324; Journaal-DuycTc II blz. 422—423; Van der Kemp, MauriU van
Nassau
II blz. 36 v.v.

4) De eigenhandige brief, waarin Everard van Voorst d.d. 23 November
1597 kennis geeft van de geboorte van zijn zoon, is bewaard; het
opschrift luidt: „Eerbare ende deuchsame joffrou Claesken van Buchell
mijne beminde suster. Utrecht". («. L.) \'

Bucheïlius Commentarius. 29

-ocr page 562-

deinde e sacro ibidem fonte levarunt, ob morbum matu-
rius, Henricus Vorstius et Jobannes Wyckerslotius, cum
illustri comité Walburgi Nuenaria Mursiaca. Inditum ei
nomen Adolpbus in memoriam mariti Adolpbi, comitis
Nuenarii et Muers.

Edita ab Angliae regina declaratio, quare classem contra
Hispanos armaverit.

December.

5. Orationem babuit publice Ansbemius, Bernbardi af-
finis nostri filius, 15 annorum natus, ingenii non infelicis,
in commendationem humanarum artium.

14. In glacie clava certatum inter praefectum nostrum
armatorum cohortium ejusque vicarium, qui et consilio
et arte longe superior erat.

Affinis meus Joannes de Wit mihi copiam fecit qua-
rundam inscriptionum, Mursiae nuper a nostris militibus
receptae inventarum, a Camillo praefecto \') ibidem posita-
rum.....

[fol. 224^.] Pridie Natalis Domini Tollius, medicus,
homo admodum dicax et Hispanicae factioni addictus,
propter maledicentiam carceri mancipatus, postero die
dimittitur.

27. Nocte sequenti tonitrua et fulmina audita visaque
ultra solitum anni tempus, quod rarum in hisce provinciis.

Engelbertus, Henrici Botteri Snellenbergii filius, ingenii
non admodum aeris, nuptias contraxit cum Didone Ver-
haria, Loenii filia; Johannes item Zulenus Drakenburgius
cum Anna Rhenessia.

[fol. 225.]

ANNUS A CHRISTO NATO 1598.

Consules : Johannes Uchtenbroeckius et Franciscus
Sneeckius Oudanus.

1) Gamilto Cechino, kommandant van het stadje Meurs; vgi. boven
blz. 353 en blz. 309 noot 1, waar abusievelijk Carnillus Capisuechi staat
opgegeven.

2) I.m.: Agneta.

-ocr page 563-

Januarius.

Fuit hic nuper quidam opthalmicus, qui mira faciebat
in visu restituendo; verum cum plura, imo omnia paene
genera morborum more circumforaneorum medicorum
attentaret, paulatim ejus ars et aestimatio eviluit.

Nuper omnium principum fere legati, ut tandem semel
pax conveniret inter Belgas Confoederatosque ac Hispa-
nos, laborasse visi, eo rem deduxere, ut apud Diepas
(Normanniae inferioris oppidum est) singulorum [fol.
225V] legati convenirent. Ex nostris primum nominati:
Valravius Bredenrodae et Viennae dominus, Joannes
Barneveltius, Ordinum Hollandicorum sindicus, Elbertus
Leoninus, Geldriae cancellarius, magnae ac praecipuae
omnes autoritatis ; verum Bredenrodius et Leoninus sese
excusarunt, in quorum loca suffecti Justinus Nassovius,
maris praefectus.....i).

Hi cum duobus legatis, Angliam petituris. Van de
Warven et Hotinga, in portu Brielano ventum exspectant
secundum

^ Instituti hoc tempore circuitores more Hollandico, qui
singulis horis noctis suas singuli regiones perlustrarent,
crepitacula seu sistra sonantes et horam indicantes, atque
ita caverent, ne furta fierent. Verum vix ad mensem hic
mos duravit.

Circa hoc tempus in littore, olim Britannico dicto,
intra Catvicum et Scheveringen, exposita piscis, longa 52
pedum, alta 14, quem
(sic) piscatores a forma capitis po(s-
hooft
vocabant 3).

19. Die Dominica, hora circiter 9 ante prandium, luna

1) De naara van den anderen gecommitteerde: Johan van Olden-
barneveld, is opengelaten. — Tgl. Bor IV blz. 413.

2) Bor t. a. p. schrijft: Jhr. Johan van Gottinga en Mr. Johan van
der Werke; Wagenaar VIII blz. 494: van Hottinga. — Van de Warven
= Van der Werke.

3) I. m.\\ Hujus formam ligneis expressam typis apud me habeo. _

Vgl. Bor IV blz. 433, bij wien een plaat met een afbeelding van den
walvisch-

-ocr page 564-

crescente, sole vero existente in Aquario, luna in Piscibus,
natus Sophiae uxoris meae sorori filius, latis carnosisque
scapulis, humeris caeterisque membris.

Nuptiae hoc tempore celebratae : Adriani Schyffii cum
Angelica, Alpheri Colonii, Hermanni filii, filia; Johannis

Huyteri cum.....Willemi Rhyneveltii filia; Joannis

Scepteri, hospitis vinarii. cum tenera virguncula.....\')

Jacobi Splinteri filia, conjugio imparl;.....Malburgi,

vidui, cum.....i) Lentia.

Abiere autem ex hac vita sequentes : Jacobus Theodorus
Proos, nuper capitaneus civium; Maria Burcgravincks, vi-
dua magistri Francisci ßhodii, secretarii Johannis; Maria
Nobelia, Melchioris Weymanni uxor; dominus Casparus
ab Hamstede, canonicus Divi Johannis senior, homo vagae
et dissolutae vitae, meretricum patronus; Gerardus Baer-
nius, qui nuper Coloniae uxorem perdiderat, ibidem obiit;
Swana van de Voort, vidua Jacobi Proosii.

Nuptiae insuper celebratae Joannis Sarcerii, Regneri
filii, et.....!)•

Februarius.

Ciconiae citius solito advenere ante consuetum tempus.

Appulere circa hoc tempus vento prospero usae 36 ex
Hispania naves, cum supplemento militum et pecuniarum,
Calesium et nostram fefellere classem.

[fol. 226.] Legati nostrorum, adversa din tempestate in
oppido Brielano detenti, tan dam Gallias petiere, impedi-
turi (ut fertur), ne Gallus cum Hispano pacem faciat

Martius.

Agnum vidi natum bicipitem, octonis pedibus, ceu po-
tius geminum, circa caput coalitum.

Actum est apud Ordines de novo tributo conferendo, id

1) In het Hs. ontbreekt overal de naam.

2) De gezanten kwamen 19 Maart te Dieppe aan; vgl. Bor IV blz.
414; Wagenaar VIII blz. 494; Van Meteren,
Geschiedenissen (ed. 1614)
blz. 399v,

-ocr page 565-

est de vigesiinis conductionis domuum annuatim persol-
vendis, multum plebe reclamante.

Quidam petulantes ex mendicorum adolescentia quendam
simplicioris ingenii, coaequalem suum , prope pontem Divi
Johannis ») demerserunt.

Magnus fit in Hollandia navium apparatus : Roterodami
instruitur classis, quae duce Olivirio Ultrajectino per fretum
Magellanicum Indiam occidentalem navigatura creditur;
Amsterodami vero alia, 20 ni fallor navium, in altum
deducitur, ad insulas Moluccas aromatarias profectura.
Sunt autem omnium rerum instructissimae, ad tam lon-
gin quam et periculosam navigationem praeparatissimae.
Plures ex bac urbe hoc iter inibunt, ut Antonius Nivel-
dius, Daniel Omius, Jacobus Vuytenengius

Edicto publicato cautum de incendio praecavendo.

Dordraci in fine hujus mensis ingens fuit incendium,
ex pulvere tormentario.

In Pebruario hi vitam cum morte commutarunt: domi-
nus Johannes Wesselinck, vicarius; domina Stephana de
Wael, nonna Dalensis; Joannes Renessius de Baern;
Tomas Knijflf; Joanna de Weert, uxor Errici Sypesteinii,
ex puerperio; Gerardus Raetsveldius, pictor.

Epistola Meletii, patriarchae Alexandrini, ubi Jesuitarum
tyrannis taxatur, a Douza editur

Aprillis.

Hoc mense admodum inquietae res nostrae fuere. Cum
nempe octo circiter milia florenorum ad bellicos usus
destinatorum essent numerandi, nec in promptu haberetur
pecunia, senatusconsultum factum est de vigesimis conduc-
tionum domibus imponendis, reclamante plebe *), ad quam

1) De Sint-Jansbrug te Utrecht.

2) In diens plaats stond eerst, maar werd doorgeschrapt: Emondus
Buchelius.

3) Vgl. Bor IV blz. 442—43,

4) Zie vorige blz.

-ocr page 566-

cum durius quaedam alter consulum, Uchtenbroeckius,
quam liberae aures ferrent, dixisset, res jam palam ad
seditionem spectare videbatur. Clamabant nempe e vulgo
plerique, se a nobilibus contra privilégia, contra jura civi-
tatis opprimi; hos jam contra leges (quae omnino nobiles
a reipublicae administratione excluderent) praeturam, [fol.
226v] consulatum ac publicae defensionis magistratum et
contra phas occupasse; praetorem Zulenum omnia pro
libidine administrare, generös, affines omnesque sui stu-
diosos in senatum allegisse, quo tandem haereditarium
senatum sibi obnoxium efficeret ; bonis praeterea, ad pios
usus relictis et ad civium inopiam levandam olim a piis
principibus donatis, tam turpiter a nobilioribus et patri-
tiorum liberis abuti querebantur, nulla inde vel minima
portione ad publicam utilitatem vel civium commodum
perveniente, sed contra maxima et morum et corporum
corruptela ea pernitiose consumi; se vero addebant a
tanto jam tempore novis quotidie vectigalibus onerari,
quorum collectionis commodo nobiliorum factio cresceret,
ipsi vero penitus deprimerentur ; insuper tribunorum plebis
sive Svirorum armatorum civium potestate in ordinem
redacta, substitui nobiliorum asseclas, qui omnia tum
dicta, tum facta ad suorum voluntatem accommodarent.

Hoc existente rerum statu, subito rumor adfertur, hostes
in agro Ruremundano nescio quas militum copias conti-
nere, Ordinesque vereri, ne quid in nos mohantur; perinde
suadent civibus, militum ahquot signa intra moenia reci-
piant, donec de hostium voluntate certiores fiant. Quo
magis irritata plebs, omnia haec ad suam servitutem con-
ficta asserebat; limitaneas nempe urbes et oppida (si ita
se res haberet) muniendas, non hanc, quae jam fere in
meditullio Confoederatarum provinciarum collocata sit.
Quare alter consulum Franciscus Sneeckius, qui popularior
ac eo plebi acceptior, quo seditio cessaret, Lucum Bata-
vorum ad imperatorem militiae confoederatae profectus,
necessitatem causatus, ob exortam suspitionem alio milites
ducendos impetravit. Quo reverso, Gisbertus Overmerius,
8vir armatorum civium^ et Bernardus Stellius ex senatus-

-ocr page 567-

consulto ad Nassovium imperatorem et harum provincia-
rum summum praefectum missi, tentaturi, num aliquam
remissionem impetrare possent ejus partis, quam ex foe-
dere deberent ac conferre tenerentur, cum iniqua nimis
ad comparationem aliarum provinciarum aestimatione
suae portionis gravarentur ; olim nempe 15 partem utrius-
que Hollandiae, nunc vero 10 pensionis contribuere. At
cum Nassovius re infecta legatos remisisset, quod non
exigui momenti rem diceret, semel publico consensu
statuta convellere eamque querelam [fol. 227] in medium
proferre, quae omnium foret communis, hi legationis acta
ex scriptis 8viris publicarunt, qui ea deinde principibus
armatorum (cohortes appellant nobiliorum) ad aedes suas
convocatis communicarunt, addita senatus petitione, ut
si quid haberent, quod reipublicae conduceret et quo
commodius collectatio fieret, id in medium proferrent.
Respondere nostri: abusus prius et inutiles sumptus tol-
lerent, et nominatim praefectos vigilum, ut minus neces-
sarios; tum si necessitas postularet, se viritim pro facul-
tatibus collaturos; alii tamen se nihil habere quod conférant,
aperte dixere; si quid magistratui opus esset, ex ignavis
istis hominibus, quos
zxvoppxi ab antiphrasi vocant, fruges
et aurum tantum consumere natis, saltem mutuo sumerent.
Desiderabant sane prudentiori et sedatiori ingenio homines
cautiorem senatum. Res nempe erat exigui momenti, ob
quam tota plebs non erat molestanda, multo minus aspe-
rioribus verbis irritanda; liberis nempe hominibus nihil
gravius contumelia servili alfici, praesertim ab iis, qui se
defensores multitudinis profitentur. Nec nempe quicquam
sic noster profecit magistratus, quam quod plebem et
pauperiores ad détériora forsitan audenda concitaverit
magnamque publicae autoritatis (quae jam ante nonnihil
laborabat) jacturam fecerit, adeo ut verear, ne si posthaec,
majori necessitate cogente, subsidium a populo senatus
postulare voluerit, magis etiam quam nunc reluctantem
experiatur difficilemque multo plus se praebeat.

23. Circa decimam horam vespertinam ingens exortum
incendium in suburbio Insulano, quod tarnen brevi, alacri-

-ocr page 568-

täte onerariorum publicorum, ad hoc civitate emissorum,
extinctum, et duae tantum domus cum horreis consumptae.
Quidam illud incendiariorum quorundam maleficio exci-
tatum videri volebant, quod is, qui primum ad extin-
guendum venisset, a quodam incerto ictu vulneraretur.

Hoc mense multi mortales ob ventorum turbines et
procellas variis in locis harum provinciarum periere.

De Franco-Gallorum fide multum nostri dubitant.

[fol. 227*.] Hoc item mense gravi morbo laboravit
Gertrudis Vorstia, soror mea affinis, quae tandem auxilio
divino et medicorum diligentia, ex Orci propemodum
faucibus erepta, meliuscule se habere coepit. Erat huic
in familia quaedam puella, Agnes nomine, Ruremondana
vestalis olim ; haec narrabat se agnovisse faeminam, odore
tantum herbarum viventem atque in lecto decumbentem,
colore vero nullo i).

Vitam hic apud nos hoc tempore commutarunt: Beatrix
van Lanscronia, Johannis Rosantii junioris uxor; Ger-
trudis, Ottonis Brunonis de Leyenberch filia, vidua Jacobi
Nessii; Henricus Hectorius a Ruervelt; Johannes Rosantius
senior; magister Theodoricus Verkerckius, utriusque juris
doctor, dominus in Tull et Wael, majorum meorum ac
familiae Zulenae a Blasenburch olim peculium ; Johannes a
Pynssen, dominus ob Otfem ; Henricus Wernherus, ex peste.

Nuptiae quoque celebratae fuere magna pompa Johan.
Gentii, Beta vi, et Annae Colembergiae.

Ultimo hujus Delphos Batavorum cum uxore profectus
sum, ad affinem doctorem Vorstium, cujus uxor diu
gravi morbo laboraverat.

Majus.

Delphorum urbs, in meditullio Hollandiae locis sita
palustribus, a fossis ibidem manu deductis, Batavice
delven,

1) Deze zia is naderhand door v. B. bijgeschreven. — I. m. : Vide
exemplum in addit. Chron. Palmerii A® 1511. (Bedoeld is het Chro-
nicon van Eusebius Pamphilus, met „additiones" opnieuw uitgegeven
door Prosperus Palnierius.)

-ocr page 569-

dicta, conditorem habet Lotaringiae ducem Gotefridum
Gibbosumi); fuit nuper populosa, divitiis plena, mun-
ditiis culta et post ingens incendium quod maximam
ejus partem absumpsit, multo ornatior. Pars orientalior
a flammis, ut videtur, intacta remansit; ubi adhuc
superest vicus, quem vocant
Coq a Vasne, ut sonat, quam-
vis ego
Coquilanen dictam putem, ab hominibus minimi
pretii ac pudoris famaeque haud satis integris, cujusmodi
ibi habitare soient. Habet quatuor portas, quarum duae
Roterodamensis et Hagana, geminae; reliquae sunt orien-
talis et occidentalis, quarum posterior quoque, Divo Georgio
ohm sacrata, alio nomine Brielensis et Waterslotia dicitur.
Est haec non ita nuper a fundamentis restaurata non
exiguo sumptu, sed forma baud sane eleganti; privati
nempe cujusquam aedes, non publicum opus spectantibus
offert. Habet et banc inscriptionem;

Motu bellico dejecta 1573,
Necdum composite restaurata A°. 1593.

In templo, quod Vetus appellatur, magnus fiebat appa-
ratus pontium aliorumque navalium et bellicorum instru-
mentorum. Disposita vero ad columnas spectabantur
insignia Steelantii et Pypenboy cum aliis agnatorum cog-
natorumque signis, a parte patris Moll, a matris vero
Oyenbrugge et Ursele. Epitaphium [fol. 228] quoque legi
Johannis Overschie, cui amor ceu furor vitae finem, ut
alibi annotavi^), dedit. Distichon, quod primum erat,
legi plene non poterat ;

Germanos............

üt vidi, ut sistor, pergo videre Deum.

JANVS OVERSCHIE
VIXERÂM ANNO 1591 DIE OGTOBUIS 23
ANNOS 25, MENSES 6, DIES 8.

1) Stichting van Delft in 1074.

2) De groote brand te Delft had plaats 13 Mei 1536; zie Wagenaar
V blz, 113; Van der Aa,
AardryJcsk. Woordenloelc, III blz. 241.

3) Zie boven blz. 306.

-ocr page 570-

A quo non procul in pavimento templi superioris,
chorum olim dici soliti, in lamina area haec legebantur:

Memento, miseri triste hoc decurrimus aevum
Et aura inani et umbra inaniores.

Externa excipiunt hoc aevum secula; nonne
Ter desipit qui totus huic inhaeret?

Hyer leyt begraven Jacob Schot sal., starft
A° 92 , 28 Octob.

Geen loofï\' so snel en ryst, noch roos en can verdwynen.
Als deertsche mensch vervalt, by sy doch schoon

en groen \').

Hoc tempore pax demum confecta inter Galium et
Hispanum, ut ex literis Alberti apud me patet 2).

Vitra quoque sunt in boc templo regis Philippi II Au-
striaci, artis non extremae. Dicuntur et in hac urbe
spectari vitra, manu Davidis Georgii^) heresiarchae picta.

Facultates summae Delphensium constabant ex coctura
cerevisiae, ante aliquot annos summe ubique expetitae, et
mercatura frumentaria. Jamvero nuper, sive ita rerum
exigente periodo, sive quod divina Bonitas quorundam
punire voluerit petulantiam, qui nimiis divitiis elati,
omnem adversam fortunam insuper habere ac superasse
videbantur, omnia versa; zythum namque, ex aquae abun-
dantia foetentis insalubre judicatum a multis, improbari
coeptum causam dedit, ut mercatura cessaret, plurimique
versuram facere cogerentur, cujus loco jam avide Anglorum
mercaturam lanariam exspectant.

Pictores hic sunt Michael Jobannius et Hubertus, ama-
tores Melchior Vineus et Aper Franciscus. Apud poste-
riorem vidi in musaeo, multis elegantiis ornato, plurima

1) I. m.: Mludit ad insiguia rosae et folii.

2) Over deii vrede van Tervins d.d. 2 Mei 1598, vgl. Bor IV btz.
445 eu 461.

3) David Jorisz. of .loris de Coman , 1501—1551.

4) Michiel Jansz. Mierevelt,

-ocr page 571-

sigilla et statuas minores Tetrodii i), Delphensis, statuarii
egregii ; Herculem item depictum vivae magnitudinis Jani
Mabuti 2) ; pocula varia ex opbita ; lapidem nigrum samo-
tbracium sivi anthracinum dissectum, ubi cyprii piscis
simulacbrum omni arte superius, utrimque squammis, capite,
caudaque expressum spectabatur. Inveniuntur ejusmodi
lapides plurimi in imis terrae visceribus Islebii 3), Martini
Luteri patria.

[fol. 228^.] Vidi praeterea apud eundem Aprum annulum
aereum antiquissimum, apud Batavos inventum, cum gem-
mula onychina, annuli crassitudinem non excedente, et
duodecim Caesares, sculptos \'\') in nucibus persici Armeniaci
undecim; prima nempe Julium et Augustum continebat,
reliquae decern singulos imperatores cum emblematibus
in parte adversa et inscriptionibus ex numismatis faber-
rime imitatis exprimebant. Fuerant hi olim in musaeo
Granvelani magno in pretio, nec sine ratione, si artem
inspicias in tam fragili materia et tam exigua forma.
Quidam mercator trecentos ipsi Apro scutatos aureos
francicos obtulerat, et uxori ejus quinquaginta ultra pro-
miserat, quo virum persuaderet, ut venderet; quod tamen
omnino negabat. Vidi et concham margareticam pulcher-
rimam, deaurato opere ornatissimam, et satyrum deaura-
tum, ferentem in dorso poculum chrystallinum, porcella-
nica item pocula florentina, Indica imitantia.

18 stylo novo varia vidi annulorum genera apud
Abrahamum Gorlaeum S) ex aere, ex ferro, argento, auro
mixtisque metallis, gemmis, sardis, onychis, agatis, cya-

1) Zie boven blz. 441 noot 5 en 6.

2) Jan Mabuse, 1470—1532; vgl. Kramm, Levens en werben der Roll,
en VI. schilders
IT blz. 1037.

3) Eisleben.

4) Hs. heeft: sculpti.

5) Abraham Gorlaeus, geb. te Antwerpen 1549, groot verzamelaar
van munten, medailles en zegels (zie boven blz. 442); hij schreef o.a.
een: „Dactyliothecam"\', verschenen in 1601, en een: „Thesaurus numis-
matura familiarum romanarum usque ad obitum Augusti-" hii st?erf
15 April 1609, - ■■ \'

-ocr page 572-

neis, jaspidibus, variis emblematibus insculptis ornatissima.
Gemmae pleraeque omnes erant antiquae ; de annulis vero
maxima ex parte dubito, quamvis ipse pro antiquis edendos
curet. Habet nempe sub praelo librum, cui Dactylotbecae
indidit nomen, annulorum antiquorum Romani operis
ducentorum totidemque gemmarum, quem proximis nun-
dinis videbimus. Vidi et ibidem nummos innumerabiles :
au r eos, argenteos, aereos, Graeco rum Asiaticorumque
imperatorum, Romanorum item consulum et Caesarum.
Plurimi tamen mihi aurei suspecti, nonnulli item argentei.
Summus nempe est antiquitatis sacrosantae falsarius, habet-
que suum antiquarium, aurifabrum Arnoldum Mursensem,
egregium ejusmodi annulorum et nummorum imitatorem.
Vidi quoque 12 imperatorum numismata optumi artificis
Paduani, quae tamen ille pro antiquis obtrudere nobis
conabatur, cum ipse aereos ab Othone numos factos rep-
periri aut fuisse unquam negaret, quod is pauco tempore
regnasset et favorem militum non aereis, sed aureis argen-
teisque numis sibi conciliasse verisimilius esset, et artis
aequalitas unius, non diversi temporis numos artificisque
ejusdem satis indicaret\'). [fol. 229.] Occonis^) et ipse sup-
plementum suo opere plurimum auctum iri dicebat.

17. Vidi in Foro apud quendam aurifabrum varia con-
charum genera, fungum item marinum, satis amplum, petri-
ficatum Inde ad Eliam pictorem ivimus, cujus uxor
nobis monstrabat omnium fere florum vivas ab eo depictas
imagines. Hic idem concharum animaliumque eodem arti-
ficio solet exprimere formas, colore admodum vivido.
Eadem die visitavimus Franciscum Spieringium , tabifico

1) Hs. heeft: indicarent.

2) Adolphus Occo, wiens geschrift: Imperatorum Bomanorum mmü-
mata
o.a. verscheen te Augsburg 1601.

3) J. m.: At inde compertum est nihil aliud esse quam os interno-
dium .Spinae dorsualis balenae.

4) Vgl. Mr. J. van der Graft, De tapytfalriehen der 16e en 17e eemu.
(Middelburg 1869) blz. 68—78. Zie ook Stadsarchief-Delft: Tiocede
memori lalboeh mn de heeren Burgemeesteren ende Regeerders der stad

-ocr page 573-

morbo laborantem, quod damno vereor artis accidit. Varia
bic nobis ostendit tapetia, egregia arte elaborata, principi
digna, in quibus novo artifitio procul existentia terrarum
excellentissime expressa videre licet; animalium item figu-
rarumque diversarum formae et simulacra adeo accurate
elaboratae spectabantur, ut non multum ab illustri pictura
abesset, colore vero vivido longe omne penicilli artificium
superaret. ülnam quadratam 26 florenis et pluris secun-
dum operis excellentiam vendere solet »). Hunc vidi cum
priori conjuge expressum ad vivam similitudinem manu
illustris artificis Pourbus^), qui amicitiae ad artis supple-
mentum non parum tribuerat. Utebatur bic Spieringius
plurimum notatis et exemplis Karoli Vermandre, Haer-
lemiae babitantis, egregii pictoris; cujus tam versatile
dicebat ingenium, ut cujuscunque artificii magistris, quod
mutarentur, praescriberet, pictoribus, sculptoribus, vitra-
riis, tapetiariis sive pbrygonibus, arcbitectis, aurifabris,
textoribus.

Uxorem duxerat bic Spieringius prioris conjugis demor-
tuae sororem, contra leges tam divinas quam bumanas,
ex Duystiorum familia. Habebat et baec amitam Catarinam
Duystiam, mulierem callidam et infinitis litibus implici-
tani, quibus tamen tantum aberat, ut gravaretur, quin
exercitium inde sibi et ingressus denegati (sunt nempe
omnia membra exbausta (insidiis, ut arbitratur, fraternis)
veneni paralysi quadam adeo adfecta, ut ofißtium suum
fere nullum faciat) solatium inveniret; quae cum sororis
quoque marito stupri commertium babuisse dicebatur,
quo nomine a germano fratre accusata plurimisque hor-
rendis criminibus incusata fuerat. Is tanquam Tymon
aliquis mysantropos solitarius prope Hagam domunculam
possidet ibique solus degit, assidue litibus implicitus,

Beiß, loopende v.in 16 Januari 1574 tot 10 Januari 1596, fol, 242v—
244, en
Berde memoriaalboek fol. 43—45v, («, L.)

1) De twee laatste woorden zijn later door v. B. boven den regel bij-

2) Frans Pourbus, 1570—1622.

-ocr page 574-

advocatos, procuratores notariosque exercens, estque homo
ut ingenio ita et corpore monstroso. Addam hic uxorem
Benievehii, quam Delphis ex sorore sua genuisse creditur
quidam magister Jacobus de Ultrajecto; cujus rei tegendi
causa pater ei emptus ex nautica faece, cum quo stuprum
[fol.^ 229v] iniisse mater fingebatur, quod tamen ipse in
navi saepissime vectoribus suis narrare solitus est, quam-
vis jam metu promissorum et Berneveltii silentium ejus
rei sibi imposuerit.

15. Fui cum affini Vorstio Hagam profectus. Ibidem
vidi
Signa militaria 37, hostibus pugna Tiletana ereptai),
quam ipsam pugnam sive potius hostium fugam
in aere
expressif verissime Jacobus Geynius, ubi et hoc inter
caetera distichon legitur numerale Hugo Jani Grotii, Del-
phensis :

CLare bInC haVt VInCI potVIsse VIdebls IberVM,
NobiLIore die aVt nobiLIore dVCe.

Hinc Scevelingam pedites ivimus, ubi in littore Brit-
tanico collegi Oceani quisquilias ceu, ut appellat Phnius,
purgamenta maris, conchas spongiosas cum suis cancris
vi vis adhuc, quercum marinam, stellam marinam. Vidi
et orticam marinam admodum copiosam et vulgarem,
item mustelam marinam, piscem murena crassiorem, oblon-
gam, forma asellae minoris non dissimilem muhum, sed
crassae instar anguillae longiorem; vulgus marinum
adpuyt
vocat.

Variae literae, tam ad Ordines publice quam privatim
ad ipsuna Nassovium scriptae, de pace inter Franco-Gallum
et Austriacum inita meminerunt, solamque Hispaniarum
regis ratificationem expectari ferunt.

Rettulit mihi Vorstius affinis meus, se Dordraci apud

1) Nl. op de Tielsche heide bij Turnhout, 24 Januari 1597; vgl. boven
blz. 433 noot 1;
Journaal-Duyck II blz. 211 v.v.; Van der Kemp,
Maurits van Hassaw II blz. 15 v.v. en 167 v.v.

-ocr page 575-

Erasmum, Buscunducensem, vidisse numum argenteum
Carli Magni imperatoris, ubi ex adverso legebatur:

BATAVODVRVM CIVITAS.

Apud Lueanos taratantulae sunt (ut multotiens obser-
vatum), sed innocuae.

[fol. 230.] Ex literis Busenvallii, privatim ad Ordines
scriptis, colligitur de pace inter Hispanum et Galium con-
venisse, ea conditione, ut Calesium, Ardres aliaque oppida
capta restituantur; addunt Berneveltium Angliam petiisse,
et nescio quod auxilium ab Angla promissum ultra
consuetum.

23 Maji ex Anglia reverses legatos nostros vidimus :
dominos Waramondt, Hotinga Frisonem et Van der Werve.

Post idem tempus visum ivimus M. Levinum Keers-
maeckerum\'), Zierczeensem, jurisconsultum, virum 72
annorum, visu oculisque vegetis, utpote qui minutissimas
literas et legere et scribere absque conspicilli auxilio
possit rectissime, colore vivido et pene juvenili, coma
barbaque canis, crinibusque fluctantibus oblongis inton-
sisque, argentei instar fili micantibus, aperto semper
capite, subucula tantum indutus, continuo in lecto residens,
semel in die circa vesperum comedens tumque e lecto
surgens, byeme aestateque eodem modo se habens, nun-
quam refrigeratoriis, nunquam igne utens, contemtor
bonorum, contemptor divitiarum, multorum patronus,
absque tamen lucro. Ex libris multa didicit, plura tem-
pore et longo usu observavit. In Gallia et Italia per 13
annos non otiose vixit. Biturigis cum ex pedibus labo-
raret, sine magistro sculpendi artem et in duro silice
vivas exprimere imagines arripuit, quod ei feliciter ad-
modum cessit. Monstravit nempe mihi monachi cujusdam
simulacrum in candido lapide artificiosissimum et aliud

4) Vgl. LevenslericMen van Zeeuwen, door F. Nagtglas. (Middelburg
4889) blz. 520—523. Wat Nagtlas meedeelt over de minder bekende
levensbijzonderheden van K., is hier te vinden. —
Descriptio p. 112—143.
(«.
i.)

-ocr page 576-

ex eodem lapide, licet confractum, venustissimam exhibens
effigiem dominae Mariae Davalos, filiae marcbionis del
Guasto, pro qua ipsa ei 70 aureos donaverat. Vidi et ex
nigricante ac subviridi lapide simulacra Francisci Aqua-
viyi, ducis Hadriae, et Veneti Marcelli, aliorumque, quorum
mihi nomina jam non occurrunt. Fuerat is gubernator
et praefectus Duvelandiae ac Ziericzeensis oppidi, ejus-
demque consul, demum principis Aurasini consiliarius,
solus ex collegis superstes. Mathematicus erat praeterea
et geometer, omniaque harum provinciarum vada pro-
funda, aquarum cursus, aggerum firmitudines, ventorum
impetus inprimis callebat, dulcique prestabat eloquentia.
Is Mattiacos collocabat in opposite Roterodamo agro,
eorumque nomen superesse in castro Mathenesiorum.\'
[fol. 230*.] Dicebat Duvelandiam, a Zirczeensibus emptam,
eadem habere insignia, quae Schipperii, esse vero demonum\'
dentes inter se albo nigroque colore distinctes, ut ex
veteribus sigillis cum capite Plutonis animadvertisset ; ad-
debatque, se reperisse dictam hanc insulam Duvellandiam
quasi Plutonis provinciam, Circzeam autem a Cerere deno-
minatam, Cereris genere vicinam. Multa narrabat insuper
facete de Pasquine Romane, in Tyberim conjecto et iterum
expiscato ac loco suo restitute. Abdicaverat se plane a
publicis rebus ab eo tempore, que Leicestrius harum
provinciarum praefecturam acciperet, seque aliquamdiu
occuluerat, frustra deinceps requisitus. Nuper cum sorer
ipsi adferret ex patria octingentes florenos, ab eaquesivit,
quid cum stercore iste ageret: „non egee, inquiens, istis
vitae inquinamentis; aufer tecum, mi soror, et egentibus
distribue". Summae semper fuit libertatis in dicendo,
adeo ut non vereretur ipsi Aurantio (cum quidam de eo
comitem Hollandiae faciendo laborarent) dicere : „Mi
princeps, nescio quos quidam somniande vobis titules
pariant, que adulatores perfectissimi évadant; quin ego
quantum in me erit vel solus his resistere conabor, ne
te unquam Hollandiae comitem videam".

Est et quidam hic mihi netus nomine Jacobus, Johannis
filius Beet, ex patritiis Delphensibus, id est cectoribus

-ocr page 577-

eerevisiarum. Hic solitarius vivit in aedibus, nec quen-
quam vel ex intimis amicis, ne vel sororem aut fratrem, a
multis jam annis intra limen admisit, nec carne vescitur
nec pisce, nec pomis ullis, pane tamen et butyro, bibit
vero seruiïi. Herbarum est cultor, et quaecunque potest
ad medicinam confert eaque impertit pauperibus, quorum
vere medicum dici potest, quicquid habet iisdexm larga
manu distribuens, et nisi ab amicis frenum ipsi impone-
retur, cito mendicis dando mendicitatem sibi adferret.
Plurimum novis regionibus delectatur libenterque historias
Indicas legit. Cum olim, quando adhuc parentum in
aedibus habitaret, obvios forte haberet duos ex nautica
faece mendicos male vestitos, qui ab eo elemosinam peterent,
ipse eos aspiciens ita nudos et verbis fidem adhibens
pallium uni tradidit, alteri vero itidem precanti tunicam\'
manicatam dedit et sic, sola subucula tectus, domum rediit.

Statutum Delphis, ne quis mendicare ostiatim audeat,
nisi simbulum civitatis, plumbeam nempe bullam cum
civitatis [fol. 231] insigniis in collo gerat; nec id per totam
diem, sed certis tantum horis circa meridiem et vesperum,
concessum est. Vetus adhuc hic mos viget, ut funera
comitentur faeminae ; virginum vero pheretra corollis flori-
dis ornare, sine consensu praetoris non licet, nec cada-
vera ultra 24 horas conservare; quod tempore pestis, ut
videtur, introductum, etiamnum observatur.

27. Reversus ex Franco-Gallia Hugo Janus Grotius,
adolescens non indoctus, qui Berneveltium fuerat comita-
tus; bic nescio quod carmen regi exhibens, aurea ab
eodem cathena donatus est.

Rumor est Anglam praesidium Vlixinganum duplicasse,
qua de causa ignoratur; omnium vero juditia suspensa
sunt de bello, de pace, de utraque legatione.

29. Fama est 13 conspirasse in necem Mauritii, et quen-
dam ex iis captum Gallofiandrum \') Lugduni Batavorum

1) I.m.: Petrus Panne, cujus est apud me confessie.— Vgl. Bor IV
blz. 453—455; Meulman, Catalogus enz. I blz. 130, Nos. 873—74;
Petit,
Billiotheèk I blz. 78 No. 686.
BucTtellius, Commentarius. 30

-ocr page 578-

omnia confessum. Credebatur nempe Mauritius venturus
ad nuptias filiae Philippi Marnixii Sant Aldegondii Lug-
dunum, ibique occasionem necis inferendi auspicaturi
dicebantur; alius quidam, Hagbae captus, inde dimissus
est. Dicunt et in hoc numero 3 esse Jesuitas. Mihi vix
credibile id videtur i), nisi sacrificulos mente captos eo
nomine appellandos putent, quibus nempe mica salis facile
sentit et periculum et iniquitatem in hoc facinore summam.

30. Relictis Delphis ac valedicto affine, cum uxore et
ejus sorore jam convalescente discessimus; at apud navalia
Delphensium (ampins satis locus est) remorati, emissario-
rum ingentes vidimus structuras, ad quas Delphensium
insignia collocata, cum aurea hac inscriptione, occurrebant :

Jussu impensisque S. P. R. Delp. Prancone.

22 stilo veteri post molestum iter, per Issalam prae-
tervecti Goudam, Aquas veteres, Montfortium, Isselstei-
num, summo mane Trajectum appulimus, ubi in suburbio
Telonario pestis admodum grassebatur
(sic), et in occidentah
ejus parte 14 jam domus ea erant infectae; in civitate
vero tres tantum.

23. Fama est, reversos ex Anglia maris praefectum
Justinum Nassovium et Oldebarneveltium, syndicum Hol-
landiae, legatos ad Franco-Gallorum regem missos, ut
impedirent pacem cum Hispano conficiendam.

29. Noctu audivimus tonitrua tormentorum, a Buscum-
ducentibus ob pacem cum Gallo confectam triumphantibus
emissa, ita ut nulla amplius de ea dubitatio esse poterit 2).

Obiit hisce diebus quidam Anglus, veneno ut creditur
consumptus, qui machinas fecerat, quae duorum humeris
commode ferri possent et cum una pulveris hbra ad
maximum spatium globos ferreos 9 [fol. 231^] vel 10
librorum pondéré emitterent % Dicebatur is, ob nobilis viri
caedem patria profugus, hic delitescere voluisse; magnam

1) Zie boven blz. 292 noot 3 en blz. 357 noot 4.

2) I.m.: Extant pacis conditiones.

3) Hs. heeft: emitteret.

-ocr page 579-

vero^ de ejus viri ingenio spem conceperat Nassovius, quod
maxime in machinis bellicis excogitandis enitescebat.

Hanc praeterea vitam mutarunt: Henrica Esselia, uxor
Johannis Sprutii, morte subita; N. Aemstelia Mindena,
vestalis Campiregalis, vulgo Coninxvelt; Mechtildis Boe-
copia, Gisberti Boecopii Campensis filia; Jacobus Rammius,
canonicus 0 Marianus, delirus senex.

Audio ex relatione Scaligeri, Henricum Stephanum
obnsse in xenodochio Lugdunensi, omnibus sua incuria
perditis bonis.

Hoc anno editi rithmi contra subditos Hispanico jugo
Belgas, quibus eorum conditio satis exprimitur.

Junius.

Cum Johannes Bouckhoutius, praetor rusticanus Oost-
veenensium, pridem obiisset, Godefridus Munterus cum
socero Neoportio eodem profectus est, ut ejus locum ob-
tineret, qua in re tamen nonnihil difiicultatis intervenit.

Calesium ex contractu pacis Gallofrancis redditum, sed
adeo omnibus nudatum, ut praeter oppidi moenia et
aedium parietes vix quod rellinqueretur.

Angla ab Ordinibus confoederatarum provintiarum petiit
licentiarum abolitionem 2), et 40 naves ab Hollandis, quibus
mare omne Hispanis infestum reddatur, quae suae classi
adjungerentur.

28. Quidam ex Insulari suburbio homo robustus ac
optuma corporis constitutione juvenis, quod malo consortio
adsuetus plurima morte digna perpetraverat, suspendio
erat adjudicandus. Verum propter instantiam incolarum
ejusdem suburbii veniam impetravit hoc modo: ductus ad
supplitii theatrum, quod est in Area pacis, a lorariis et
carnifice, omnia vidit in extremis solita fieri: scala pati-

1) Hs. heeft: canoninus.

2) Zie over het heffen van konvooi- en licent-gelden, Fruin Tien
jaren
blz. 56 v.v. \'

-ocr page 580-

bulo stabat admota, laqueus confectus erat, ipse manibus
ligatus aderat, ultimum carmen canebatur. Tum demum
juvencula pulchella 18 vel circa annorum, quae veniam
ipsi impetraret, adstabat, florea serta sponsarum more
coronata; haec eidem post cantatum psalmum, certis con-
ditionibus et admonitionibus praeviis, publice a ministro
ecclesiae, populi intercedentibus precibus, coram vicario
ducis militaris, sub quo meruerat ille, matrimonio juncta
fuit. Comoediam. hanc plausu inde finierunt lorarii.

Nostri Ordines, ut exercitum augerent, decreverunt, ut
Hollandi 20 peditum signa conscriberent, Ultrajectenses
vero 2, ducibus N. Rineveltio, vigilum praefecto, et vicario
Vilartii, homine Gallo ac milite veterano. Hollandi tamen
hanc conscriptionem distulerunt.

Circa Junii medium Lugduni Batavorum capite punitus
proditorum more quidam Plander Iprensis i), qui Mauri-
tium spe lucri, a Jesuitis ut ferebatur inductus, interficere
conatus fuerat.

[fol. 232*.] Obiit hoc mense Jacobus Rumelarius, cano-
nicus Marianus; item Bertrudis Ruyschia, Johannis filia,
ex morbo frenetico partim, partim phantastico. Ferebatur
vulgo sacrificulorum instigationibus ac continuis susurra-
tionibus, ut virginitatem Deo voveret impellentibus eo
pervenisse. \'

Rineveltio sutïectus est in praefectura vigiliarum Johannes
Brouckhusius.

Julio.

îU

r f i

fi !

8 Julii accusata quaedam publico in \'auditorio male-
ficii ; erat ea Anna Barensis, praedives pro villicarum con-
ditionibus mulier. Summa accusationis haec erat: quod
coctoris Amersfordii cujusdam omnem operam per 5 annos
corrupisset eundemque ad ultimum paene discrimen bo-
norum^ fallacibus suis artibus conjecerat; quod puellam
malefitio horren do misere vexaret ac alteram vicinam

4) Pieter Panue; zie boven blz. 465 noot 1.

-ocr page 581-

miro veneficio constrictam jamdiu teneret; quod vicinorum
item vaccas corrupisset; quod alia etiam humanum exce-
dentia captum perpetrasset. Unde (frustra obnitente ejus
defensore Petro Vedio) decretum, ut ex vinculis causam
diceret.

Milites nostri 6 hujus mensis lustrati sunt

Ordines Mursiam, levato inde praesidio, libertate resti-
tuerunt, obnixe petente Valravia, ejus oppidi domina,
quae jam pridem, ut neutrarum partium haberetur, impe-
traverat.

4. Culemburgum et inde Burenum profectus, patris
mei natale oppidum i) ad Lin gam flumen, exiguum quidem,
sed comitatu illustre inter reliqua Bataviae, arce item
pulcherrima ornatum, ex quo oriundus Obertus Gifanius,
vir clarissimus, jurisconsultis, Jodocus Lummius, me-
dicus.

Inde Malsemum et Trichtam, pagos ad Lingam, ut bo-
norum paternorum relliquias scrutarer 2), perlustravi.

Passim hic in urbe pestis grassari incipit, improvidos
desultoria quadam levitate opprimens; in agro vicino eadem
infecti Goji, Westbroeckii, Brueckelii; ad ripam Rheni
vero haec oppida: Dusburgum, Embrica, Noviomagum.

Accusata malefitii in aquis probata hoc tempore, incerto
tamen, meo juditio, et fallaci argumento ac inditio. Vide
Hermanni Neuwaldii librum

Haec iterum 11 nuda in aquam conjecta, inde appensa
et virgis caesa, paulo tamen post cum damnation e expen-
sarum dimissa.

Nescio quid de Blockhovio narratur : eum attentasse
pudicitiam ancillae suae ac ejus rei causa delatum et ab
ecclesiae ministerio suspensum. Sunt tamen, qui falsae
mendacis puellae delationi standum non esse assererent;
at avidis papisticolarum auribus hoe argumentum accep-

1) Vgl. boven blz. 33.

2) Hs. heeft: scutarer.

3) Dit zinnetje is later bijgevoegd door v. B.

-ocr page 582-

tum ut suorum sacrificulorum improbitatibus habeant
quod opponant, crimina putantes criminibus esse pensanda
Mihtes tyrones bis terve in septimana coeunt, ut discant
ordines servare, gressus convertere, mutare et militari
modo incedere;
drillen id vocant voce (ni fallor) Anglo-
baxonica; quales exercitationes olim apud Romanos fré-
quentes fmsse, etiam in pace observari solitas, quas
aecursiones dicebant, author est Seneca

[fol. 232V] Audio Berneveltium, cuni" nescio quibus
aliis, Verium comitantibus, Angliam profectum, ut de
foederibus ageret. , ^ ^^

Austriaci prope Goezium, Zelandiae oppidum, in ripa
Brabantica munimentum praepropere, nostris nihil eius-
modi praecogitantibus, erexerunt.

20. Hic praetervecta Mursiaca, ut domum reverteretur-
urbem non introiit, pestem causata, sed Marsenii apud
Maxaemilianum Hornium Locrium pernoctavit.

2 Cum nuper loco Mhovii voluntaria cessione esset
suffectus Georgius Mveltius, ut propraeturam gereret, cum
ante fuisset vicarius praefecti Abcoudani, is hoc die in
nostra vicinia dominum Johannem Beuckelaer, quod Mis-
sam celebrasset, apprehendit omnemque supellectilem
missaticam abstulit; qui tamen sequenti die dimissus est
Bubhcatum 13 Julii, ne canes per plateas discurrerent i)
aedesque vicinorum inficerent.

_ Hisce dedicationum feriis, antiquo more servato, actae
in
bovo Palatino per scolasticos comedia Josephi et tra-
goedia Judithae.

10. Obiit Johannes Mathias Heynsbergius ex lue ut
dicitur, venerea. \'

Fertur, incerta tamen fama, Romanum Pontificem in
consiho purpuratorum movisse questionem de Christianis
quamvis ceremoniis inter se dissentientibus, minime pu-
niendis; quare Jesuitarum et tyrannicae superstitioni ac
impiae inquisitioni addictorum sacrificulorum tumultibus

ü) Hs. heeft: discurrent.

-ocr page 583-

territum, Ferrariam cum suis familiaribus se récépissé

Ultimo hujus indictae feriae autumnales. quando vidi
in solemni auditorio praesidem Guillielmum Radelantium,
et loco Th. Canteri extraordinarios consiliarios ex Ordinum
decreto Mcolaum Berckium et Jacobum Vermatium,
quorum tamen neuter jurisconsultus. Hi recte dicerentur
consiliarii palliati, quemadmodum illi, qui apud Franco-
Gallos olim
conseillers de robe courte] quales olim, antequam
sedes judiciariae (parlamenta vocant) essent constitutae,
principes sequebantur.

Augustus.

In suburbio Telonario jam pestis violentia intermittitur,
ubi pauco tempore ultra 70 homines perierunt; nunc in
dies per urbem magis grassatur.

5. Baernum profectus sum ad meum villicum, ubi mira
mihi narrabant de Anna Laurentia saga, nuper Ultrajecti
dimissa Querebantur nempe singuli de damnis, quibus
quotidie afîicerentur. Vidi puellam, plane ejus veneficio
(ut ajebant) delumbatam, nec erat quisquam in vicinia,
qui non contra hanc et familiam accusationem adornaret.
Dicebant aperte Baernenses, judices auro corruptos eam
dimisisse; addebant, omnes suos labores diabolicis ejus
artibus sibi auferri, quae omnium [fol. 233] fortunis et
tormentis foveretur; maritum praeterea et filias, mulieres
satis corpore prestantes, ejusdem criminis participes
faciebant.

Contigit sub eodem tempore Dordraci hujus materiae
facinus ejusmodi: quaedam muliercula filiam habebat
misere divexatam, adeo ut in singulos dies mille mortes

4) Louter om staatkundige redenen; toen nl. de mannelijke linie van
het huis Este was uitgestorven, kwam het leen Ferrara aan den h.
Stoel terug en nam paus Clemens YIII de stad 8 Mei 1598 persoonlijk
in bezit, waar hij eenige maanden bleef; vgl. Ranke,
Die römischen
Fapste
(Leipzig 1878) IL blz. 183; Bor IV blz. 433,
2j Zie boven blz. 468.

-ocr page 584-

pateretur, nec poterat huic malo inveniri remedium, donec
quidam ex Delphis et alia item Noviomago mulier eodem
paene momento hospitandi causa has aedes intrarent. Hic,
hospitem adiens, sciscitur ex ea, quid mali sit fiholae suae;
quae malificio infectam hanc se putare dixit. Ad quae
ille : „si mihi velis ohtemperare et ad omnia silere, curabo
huic sanitatem restitui". Sed cum primo parum ejusmodi
verbis fideret, tandem persuasit. Tum aedes clauduntur;
mulier, in quam suspitio cadebat, accersitur; negat se
venturam ») ad hominem improbum et scelestum; minis
terretur; venit; ut benedicat puellae morbosae, impellitur;
se facturam negat pertinaciter et multis convitiis caeditur
virgis pugnisque, donec sanguinis copia fieret, quo linteum
infectum mulieri hospitae cautissime custodiendum tra-
ditur. Illico convalescit puella; discedunt vir et mulier
suas quisque domos, tempusque reditus constituitur. Quid
inde, mihi ignotum.

Moriebatur hoe tempore in pago illo 2) puerpera quae-
dam ex difficultate pariendi, quae dicebatur innupta cum
quodam juvene diu commertium venereum habuisse et
ne proderetur, conceptum foetumque, quod erat, violentis
abegisse remediis.

Papistarum ora nihil hoe tempore aliud sonant quam
pacem Hispanicam; nihil aliud somniant, et quibus ea
parum videtur credibihs maledicere non cessant; quasi
omnia effigiata persuasione potius quam re \'), quam facto
perficerentur!

Dicitur in Anglia obiisse magnus quaestor, quem vocant
Ie grand thesaurier, qui moriens reginae pacem Hispani-
cam summopere commendaverat.

Vidi Delphis apud affinem meum D. Vorstium terram
lemniam sive sigillatam, Graeci ^.sppxvi^x vocant, colore
rubro, sed deficiente, hisce notatam characteribus :.....

1) Hs. heeft: venturum.

2) I.m.: In Baernio.

3) Hs. heeft; quare.

4) Twee Arabische woorcjen,

-ocr page 585-

quam ipsi donaverat Georgius Douza et Constantinopoli
secum attulerat cum literis a patriarcha Meletio graecis et
latinis ad patrem, libris quoque manuscriptis et nondum
editis.

^ Hoc tempore Hagam cum affine profectus, cum Fran-
cisco van der Wielio, juveni nobili et docto, familiarem
contraxi notitiam et vidi turrim astrologicam, in aula
erectam jussu Mauritii, qui summe se ejusmodi studiis
delectare fertur.

Extabat adhuc in suburbio Albano gerontaeum \'), templo
tamen sublato, in quo erecta crux variis quotidie super-
stitionibus dehonerabatur ; unde propraetori mandatum
est, ut illam tolleret, quod et non sine ingenti par-
tium invidia factum est. [fol. 233^.] Restât adbuc ara,
et haec quoque, multis muüercularum deliramentis infecta,
demoliri jussaj quod cum Arnoldus Zevenderius aedilis
superstitione veteri imbutus, recusaret facere, nihil ten-
tatum est.

Nuper Roterodamo solvit, fretum ni fallor petiturus
Magellanicum, Ohvarus Ultrajectinus, homo diu perditis
moribus et fortuna, ex pyratarum faece; tandem hospi-
tium Clavis Roterodami conduxit et, quibusdam mercato-
ribus faventibus, qui inter pocula quotidie suas res distra-
herent, nonnihil cum tempore pecuniarum collegit; inde
ante^ paucos annos Indicam profectionem tentavit non
infehciter, quamvis non desint, qui pyratarum potius
quam mercatorum more illum hanc confecisse naviga-
tionem existument. Navem babet omnibus ad vitam neces-
sariis instructissimam et bellicis instrumentis admodum
munitam, sumptibus partim propriis, partim aliorum mer-
catorum; milites insuper habet et nautas ad quidlibet
audendum promptes, turbam vita prodigam, qui omnes
vestibus ornatissimi, ac ipse toga indutus ex holoserico

1) I. m.: Heylich Cruys gasthuys. — Nl. het St. Sebastiaans-, St.
Adriaans en St. Juliaans-gasthuis, gelegen builen de Witte-Vrouwen-
poort; zie boven blz, 58 noot 1,

-ocr page 586-

purpurea, multo auro fimbriata, magni alicujus principis
effigiem mentiebatur.

Milites in Brabantia seditiones movere dicuntur, et
praecipui Antwerpienses et Lyrenses, causam non soluti
dudum stipendii praeferentes, quo nomine miseros cives
quotidie cogere ad solvendum non cessant »).

Feruntur quaedam, sed incerto rumore, de nuptiis Al-
berti Austriaci cum filia Hispani, et dote Belgiarum.

Angli jampridem nihil ad nos pannorum transmittunt.

Roterodamum video mercibus admodum florere, urbem-
que masimis operibus augeri, ac praecipue porta, portu et
porticu (Bursam vocant mercatorum) non exiguis sump-
tibus confectis.

Oblata est pridem affini meo Vorstio in academia Lug-
dunensi professio naturalis philosophiae, quam tamen ipse,
stipendii exiguitatem causatus, honeste rejecit; ipsis vero
curatoribus exiguitatem vel potius difficultatem aerarii
causantibus, discessum. Instat tamen Douza Norvix, ut
oblatam occasionem accipiat, stipendii augmentum brevi
futurum promittens, querebaturque quorundam professo-
rum invidam naturam et avaram ; qui verentes inter plures
divisa emolumenta ipsis accrescere non posse, et ne quis
ipsorum obstrueret luminibus, combinare professiones et
aliis vias obstruere ad easdem incoeperant. Ordines tamen
ad sumptus academicos constituerant 25 mille florenos
annuos, certis temporibus persolvendos.

[fol. 234.] In Batavia superiori, quae Vahali ac Rheno
cingitur, pestis plurimum grassatur, adeo ut frumentum
et poma in agro ac arboribus corrumpantur.

Fama est bisce diebus a Brabantinis, Flandris caeterisque
Belgis, sub imperio Philippi Hispaniarum regis existentibus,
juramentum fidelitatis Alberto Austriaco duci dotali, cui
jam desponsata Isabella Eugenia Clara, filiarum major
natu Hispani, prestitum receptumque more solemni, et inde

1) Vgl. Bor IV blz. 468 j van Meteren (editie 1614) fol. 408v,

-ocr page 587-

Albertum ad sponsam properare, in Majo anni sequentis
rediturum.

Exercitus Austriacus jam fertur Mosam trajecisse summo
apparatu bellico et Rhenum versus tendere; noster proinde
miles in procinctu est, ut caveatur, ne respublica detri-
mentum ab hac parte capiat.

Occupavere Austriaci Orcojum i), nullarum partium
Clivensis provinciae oppidum, ibique Rhenum trajicere
ponte facto constituunt.

28. Sepulta fuit ex peste filia Thomae Wyckerslotii Elisa-
betha; sequenti die vero ejus sponsus, cum jam antenup-
tialia essent satis ample pro eorum facultatibus celebrata.

Obiit praeterea domina Marguareta Hermale, uxor An-
tonii Duvervordii, domini de Doss.

Loco Roetardi Lanscronii successit ad quaesturam ag-
geris Leccani Robertus Honthorstius, canonicus.

September.

8. Montfortium profectus fui, ut Gerardum Winber-
gium, cum quo mihi nonnihil rei erat ex mutuo, conve-
nirem; quo invento, is castri vastissimi, omni tamen ornatu
jam spoliati, relliquias mihi monstravit, quod praefectus
Zassius paullatim instaurabat jussu domini Philippi Merodii.
Prima fundamenta et quarundum adhuc aedium integri
parietes erant ex topho lapide spongioso facti, a primo,
ut credibile est, fundatore relliquiae. Hic in aula prae-
fecti vidi insignia cognationis ac afiinitatis Montfortiorum
et picturas, vivacissimis coloribus a domino olim Mont-
fortio in aede sacra suspensas, ab eodem praefecto con-
servatas. Habebat idem Veneris nudae cum Cupidine
tabulam, Hemskercki manu artificiose, sed inverecunde,
expressis pudendis, depictam. Ingressus inde templum pro
loci ratione satis magnificum, vidi ibidem organicum in-
strumentum egregium, sepulcra dominorum Montfortioruçn,

in

I\' I i

1) Orsoy; vgl. Bor IV bl?. 483,

-ocr page 588-

et aliarum familiarum ibi non incelebrium, ut sunt Pol-
lionum vetusto in sarcophago, Duvaeorum, Sassiorum,
Stellionum.

14. Bunschoten profectus sum. Oppidum illud olina
non incelebre, ex cujus moenibus Amersfortioruna muri
facti creduntur. Spectantur etiamnum fossarum relliquiae,
et utuntur quibusdam adhuc privilegiis ac jure [fol. 234^]
civitatum. Spectat vero mare nostrum Mediterraneum,
quod Australe vocant vel Acetosum, ex Flevi aliisque
lacubus, inundationibus paullatim auctis, natum. Incolae
plurima ex parte piscaturis vitam agunt; capiuntur nempe
minimi illi pisciculi ex apuarum genere summo numero,
quos vulgus vocat
spierinck, tum etiam auratae et pas-
seres, qui inde Trajectum ac Amersfortum venum expor-
ta.ntur. Hinc Castrum Emense satis
munitum praeteriens,
ad Emum fiumen, unde nomen Emersfortii, quod nunc
corrupte Amersfortium appellant, emanavit, Soestium per-
veni ac inde Trajectum redii. Emense vero castrum, satis
nunc contra tumultuarium hostium incursum munitum,
inhabitat Henricus Baexen, praefectus, ex quatuor iis, qui
marescalci vocantur. Olim, ut in munimentis antiquis
repperi, templum fuit; inde, cum Hollandi occupassent
Bunschotium, in castrum conversum est, ut inde hostium
populationes prohiberentur. Apud Baernenses ac Soestios
accepi consuetudinem jam dudum vigere, qua primogenito
omnia bona cédant, instar feudorum, posse tamen haec
libéré alienari et exiguo pretio inter liberos vel alios
quosvis pro libitu distribui.

Circa hoc tempus Austriaci, occupato castro Broekio \')
(quod est in saltu Teutoburgensi non admodum munitum),
illud spoliarunt ipsumque comitem, quamvis nullarum
partium haberetur, quod religioni Reformatae addictus et
papisticae hostis esset, ac sui quosdam olim praedatorum
more in ditione sua grassantes occidissent, suo ut volunt

1) Over de inname van het kasteel Broek cn het vermoorden van
graaf Ulrich van Falkenstein, vgl. Bor IV blz. 483—484,

-ocr page 589-

ipsius gladio perememnt. Vesaliam plurimis modis vexa-
runt, quod cives imperatori ac duci Clivensi defensori
minus audientes essent et summo opere religionem colerent
purgatam ejusque cultores ex Belgio profugos recepissent.
Tandem ipsis mille malderos frumenti ac lOOOOü thale-
rorum imperarunt. At frumento persoluto et pecuniae
dimidio, comes Mirandus \'), exercitus legatus summus,
voluit, ut aliquot militum cohortes reciperent; quem cum,
oblata reliqua pecunia et insignioribus aliquot equis dono
missis, placere studerent, id frustra tentarunt, dicente
legato, opus esse suis hospitio; ac ita discessum est. Hinc
Tiberiacum aggressi non sane feliciter, nisi, proditione an
casu incertum est, pulvis tormentarius incensus murorum
partem ac ipsum etiam praefectum Samuelem Heddinum
dejecisset; unde superstites coacti deditionem fecere, [fol.
235] aegre Hispanis conditiones pactas servantibus iisque
nonnihil mutatis suasu cujusdam Itali, qui nuper apud
nostros captivus ac inde dimissus, plurimum nostris
militibus proderat.

Hoc mense nuptiae celebratae sunt Everdi Rammii,
nuper canonici Servatoris, et Berttiae, Walravii Pieckii
Bethavi filiae.

Obierunt vero Philippus H Austriacus Hispaniarum et
Indiarum
rex 2), princeps autem infelix Belgarum; Anna,
Johannis Waynoy filia, uxor Adami Leemputii, juriscon-
sulti; dominus Jodocus Voochdius Ryneveltius, eques,
dominus de S. Aechtenroy, Ottenburch
etc., qui Lovanii
mortem sentiit; hic vero, etiamsi patriae perduellis, cam-
panarum sonitu celebratus; Ida Woudenbergia, uxor
Thomae Breei; Wesselius vicarius, ebriosus sacrificulus,
vino somnoque sepultus; Cornelius Diestius, qui cum
efferretur, disrupto pheretro, in terram cecidit. In fine

4) l.m.: Franciscus Mendoza, admiralius Arragoniae. Yide tractalum,
qui apud me est, vernacula lingua conscriptum.

2) I.m.: fol. 234: 13 hujus obiit Philippus Hispaniarum rex. — Zie
over zijn dood, Bor IV blz. 470 v.v.; Dusseldorpius,
Annale» p. 257 v.v.

-ocr page 590-

hujus mensis dominus Florentius Pallantius, comes Culem-
burganus.

Vidi apud Johannem Werclchovium, jurisconsultum,
gladiolum flammeum mirae artis, ex Chyna advectum.

October.

lidem consules. Quaestores dicti: Henricus Buthius et
Johannes Gerardus van der Lith; 12viri: Cornelius Mal-
senus, Rotardus Lanscronius, Jacobus Bemmelius, Antonius
Rodius, Henricus Helsdingius, A. Sandenus, Bernhardus
Utenengius, Bernhardus SteUio, Laurentius Nyhovius,
Mr. Joannes Werckhovius, Martinus Goyerus, Jacob Foeyt.

Captum hoc tempore ab hostibus Bronckhorst, castellum
ad Isalam, et deinde Deuticum ab iisdem occupatum i).

Promulgata lex de non exportando frumento extra civi-
tatem aut provinciam.

Ultima hujus, cum Ordinum jussu propraetor Nieveltius
adiret vestalem maximam Vici veteris et peteret ab ea
exhibitionem monumentorum, iliaque negaret se exbibi-
turam, illi jure cum illa agere coeperunt; sententia inde
lata, poena pecuniaria adjecta, ut jussis pareret. Cum
nec sie quid quicquam impetrassent, via juris executore
praeeunte, mobilia ceperunt eaque auctione publica dis-
traxerunt, ut poena injuncta inde solveretur. Vili pretio
pleraque distracta sunt, rarum nempe emptorem inve-
nientia. Accidit tum temporis, cum executie fieret, ut
filia Walravii Pieckii, adolescentula admodum, forte adesset
vestali maximae ac hoc tumultu valde turbata, altos ederet
ejulatus; quibus auditis mater (erat nempe vicina) ac-
currit, at omnia ibi turbari videns remque ipsam ignorans,
animi protinus deliquium passa est. Quod ubi [fol. 235^]
nunciatum esset marito ac patri et ille statim accurrisset,
vidit quae agebantur parum libenter; unde etiam uxoris
ac filiae casibus commotus iracundior, quaedam in Ordines

1) Vgl. Bor IV blz. 491; Wagenaar IX blz. 51.
. 2) De abdij Oudwijk bij Utrecht; zie boven blz. 72 noot 1,

-ocr page 591-

ac magistratus efFutiit non dicenda; quae cum ad ipsos
deiata fuissent, citatus ille ad causam dicendam, aufugit.

Nuptiae hoe mense celebratae Antonii Vermey cum
Gerarda, filia Sebastian! Wisii.

Vitam vero cum morte mutarunt : Fredericus Scenckius i),
filius Frederici Schenck a Tautenburch, archiepiscopi, in
summa paupertate, jam nuper miles gregarius, ex summis
divitiis inutili prodigalitate dejectus, Viennae Batavorum;
Agneta van der Borch, vidua Theodori Ostremi! Engelarii.

Nuper nonnihil controversiae fuit.....2).

November.

Primo hujus excubiae civium integris iterum \'cohorti-
bus actae.

8. Culemburgani 3) exsequiae celebratae solemni more.

Fama est, Austriacos Monasterium et Coetsveldium, West-
phalorum civitates, tentasse, erutis nescio quibus actioni-
bus, sed frustra; Rhesiam vero et Embricam, Clivensis
provinciae oppida, militibus replevisse; Wilichdum quoque,
quendam illius provinciae nobilem, nulla causa spoliasse,
castro erepto et violatis ante oculos propemodum uxore
ac filiabus.

22. Publicata lex de 20 redituum et agrorum scutato
(monetae genus est) pro hoe anno ad subsidium publi-
corum sumptuum contribuendis

24. Impositum novum vectigal 2 stuferorum super sin-
gula cerevisiae vasa, et a veteri 6 stuferorum solutione
liberati coctores, quae deinceps ab emptoribus praesenti
pecunia fieret.

25. Dimissa exulatum Anna, quae haeres filii ob furta
suspens! multa bona possidebat furtiva et nihilominus
stipem cantando plateatim rogabat; unde acriter virgis
caesa, iis multata est.

1) I.m.: 25.

2) Deze zin schijnt onvoltooid te zijn.

3) NI. van Floris van Pallant, heer van Kuilenburg; zie blz. 477,

4) Vgl. Petit, Sibliotheek enz. DL I. blz. 79 No. 695.

-ocr page 592-

Hoc mense Nicolaus Segerman cum uxore et filia simul
elati ex peste et apud Nicolaitos \') sepulti.

Obiere praeterea: Marguareta, filia Johannis Gronsveltii;
Marguareta, filia Cornelii Listrii, uxor Hermanni Junii^
advocati; Gisbertus Mathenesius apud Lugdunenses • Sophia\'
Gerardi Potthii filia; Elisabetha Wisia, uxor Johannis
Segermanni.

Nuptiae celebratae: Petri Quaribbii cum.....2) Hemertia.

_ Segerus Bogerus ex theologiae candidate, divenditis
libris, nuper militiae nomen dedit.

December.

[fol. 236.]

3. Tres equitum alae, urbem ingressae, per civium domos
distributae sunt, tertio tamen in publicis bospitiis collo-
cati fuere.

Nostri Austriacos Embricam rellinquere coegere ac oppi-
dum libertati restituerunt 3).

Flandrenses et Brabanti, sub Austriaci imperio consti-
tuti, commertia, quae cum nostris hactenus sub tribute
vigebant, ultro abstulere et in totum penitus interdixere.

5. Guillielmus Canterus orationem habuit de sapientiae
laudibus in publico auditorio.

Supplicationes publice habitae; eodem die alia cohors
peditum Gallicorum intra moenia recepta.

23. Mane, in fossis urbis ^ ad Arcem, captus ab aurigis
lupus vetulus, atque is Ordinibus nostris oblatus, ut
premium constitutum caperent; est id 30 florenorum,
quantum etiam a loci ubi captus incolis accipere deberent.

8. Hoc anno creati armatorum civium : 1 Everardus
Doernius, cui vexillifer Nicolaus Henricus van der Elborch ;
2. Joannes Gryphonius, cui signifer Johannes Henricus
Wyckerslotius; 3. Rutgerus Bemmelius; 4. Cornelius Petrus
Swanenburgius; 5. Johan van Wijck, cui signifer Joost

1) Het begijzihuis van St. Nicolaas te Utrecht.

2) Naam ontbreekt in het Hs.

3) Vgl. Bor IV blz. 509.

4) I. m.-. Portae Catarinianae.

mm

-ocr page 593-

de Roy; 6. Henricus Bylerus; 7. Theodoricus Werck-
hovius; 8. Henricus Rodulphus. His vêtus
jus restitutum
ut pro arbitratu cives constituèrent, vigilias agerent, im-
munitatem concederent, tributum instituèrent omniaque
quae armatis civibus ad urbis commodiorem custodiam\'
conducere putarent, libéré administrarent Tune pro sup-
plemento nostrae cohortis accessere Nicolaus Elborgius
signifer, Fredericus Burenus, Cornelius Beeckius.

Oppidum Goch in Clivia nuper ab hostibus occupatum.

E Francia et Anglia navi dicuntur milites Zelandiam
appuhsse Franco-Galli, Helvetii, Angli.

Anno praecedenti aurifabri, tanquam nobilioris artificii
a caeteris fabris (erant nempe pars collegii fabrorum) se
consensu senatus pohtici separarunt et Nicolaum Vogela-
rium constituerunt, qui locum conveniendi in Curia epis-
copah etiam tum impetrarunt; Vogelario vero pro sequenti
anno magistratus prorogatus est.

Edictum propositum apud Austriacos contra occisores
Mauritii Hunnii, comitis de Valckenborch et Broeck i).

Broeckhusius, praefectus vigilum, cum nuper non suo
tempore circuisset et symbolum sibi tradi a vigilibus
vellet, illi vero, quod priores alii fuissent, id recusarent
ab iisdem maie multatus est. \'

Octo naves, quae nuper Indiam Orientalem navigabant,
nomma acceperant a provinciis Gelriae, Hollandiae,
Zelandiae, Ultrajectinae, Frisiae, Amsterodamae; prae-
torus vero indita nomina Nassovii ac Mauritii; provinti-
arumque insigniis ornatae fuere

[fol. 236*.]

ANNUS 1599.

Consules: Joan Uchtenbroeckius iterum ac Franciscus
Sneeckius Oudanus 2.

Januarius.

Operosum mihi sane videtur ipsius naturae scrutari

1) Zie boven blz. 476 noot i.

2) I. m.-. Vide ejus itineris apud me diaria.

-ocr page 594-

miracula et quae quotidie occurrunt usitata referre pro-
digia. At nos occultioris sapientiae sacerdotibus ea rellin.
quimus et facta narramus, non rationes inquirimus. Hisce
diebus vidimus infantem bimulum, cretam, lapidem, alcem
miro appetitu ut saccarum commedentem
(sic). Est gravidis
mulieribus malaciae morbus, ex corrupto appetitu nascens;
verum puellis unde tam insulsus gustus aut absurdus
appetitus, ignoro. Narrabat mibi uxor, matrem suam, vir-
gunculam adhuc 15 aut circiter annorum, in cubiculo
habuisse statuam ex lapide Bentbemico satis magnam,
quam ipsa paullatim totam absumpserit, delicatissimi cibi
vice. Eadem referebat patrui sui filiam extinctos carbones
pro summis deliciis vorasse. Quidam quoque miles Marcus
mihi pro vero asserebat, se puerum ventrem saepe gypso
aut arena replesse.....

Est hic apud Marcum vicinum, cytharedum, quidam
senex Anglus 60 annorum, quem ille divino admodum
testudine cytbara ac clavicymbalo ludere autumat ac
pandurae inventorem esse.

Nuper, scholarchis existentibus Henrico Helsdingio et
Johanne Werckhovio, actum de mutatione fundamentalium
librorum, ut loco Macropedii, qui Murmellianum olet
stylum, legerentur in scola publica Hieronimiana gram-
maticalia Vallerii, ut commodiora ac minus difficilia.

Februarius.

Hoc tempore Daventriae quidam ecclesiasten, e suggesto
descendentem, quod quaedam in papisticam sectam libe-
rius dixisset, sica in capite graviter vulneravit, unde
paullo post obiit. Quare et ipse ut publions latro ac
sacrilegus capite punitus est i).

1) I. m. : Habeo libellum de hoc latrocinio editum. — Vgl. Petit,
Bibliotheek Dl. I. blz. 84 No. 706. — De hier bedoelde predikant is
Franciscus Schorinkman; vgl. Bor IV. blz. 528. Hij werd 22 Januari
4599 vermoord door Hendrik van Achterveld.

-ocr page 595-

In Lusitania nuper quidam ex Batavis (quod dicerentur
tuisse participes praedae Gaditanae) capite plexi fuere.

8 vel circa hostes Bredam insidiis et proditione ten-
tarunt; [fol. 237] sed nullo suo bono, quum proditi
poenae fuerint propiores quam praedae i). \'

Öcalvicani cum vi armata resisterent Ordinum nostro-
rum executoribus ac ipsi etiam praefecto vicario Davidi
/uleno Natewisch, qui nuper Nieveltio successerat, dicentes
se esse sub dominio Culemburgani, eoque se excusante
tanquam se inscio facta essent, rustici pro meritis male
multati sunt.

Hostes iterum dicuntur occupasse Emericum.
_ Apud filiam Jacobi Potri vidi rariora numismata (quibus
ipsa multum delectatur) Augusti: argenteum cum duobus
capitibus, ahud etiam ejusdem cum arcu triumphah
Magabuh cum solis efiigie, corona radiata, Cassii cum
tauro, et forma minori Justiniani cum inscriptione in parte
adversa: DN ATHALARICVS REX.

Martius.

Gallo-Pranciam petiit Johannes PoUio, Lucae filius, ex
Blomartii discipulis pictor, de quo omnium pictoium
juditio magna expectantur.

Hoc mense apud Brabantos et subditos domui Austriacae
pubhcatum edictum de tollendo commertio cum Hol-
landis ac Foederatis provinciis

Hoc quoque tempore Mauritius Nassovius, cum videret
vicina ab hostibus magno harum provintiarum damno
occupari, et ipse
Castrum Huesdenum ac Zevenderum
occupare statuit; at ne ab Embricensi praesidio impedi-
retur, quod ipse futurum divinabat, nostrorum aliquot
milites in insidias posuit via Embricensi. Praefectus vero
Embricensis, comes Bucojus, exArtesia, primus ejus familiae

1) Vgl. Bor IV blz. 527.

2) Hs. heeft: ipso.

No^^Sgf" ^^ Meulman, CataUgm enz. I blz. 133

-ocr page 596-

ad hanc dignitatem promotus oh virtutem paternam, qui
in obsidione Tornacensi perierat titulo domini de Vaux,
vel ut impediret nostros vel saltem nostrorum conatus
exploraret, nonnullis centurionibus et militibus comitanti-
bus in insidias cecidit, ubi ipse cum duobus centurioni-
bus captus 1) ; milites item cum eo nonnulli, qui statim,
spondente pro iis comité, dimissi; caesi vero et submersi
circiter 200; ex nostris Edmondus quidam, alarum prae-
fectus, vulneratus; ipse autem comes vulnus accepit, sed
non lethale.

17 .....privignus Arnoldi Zilii, locupletis villici

apud Hautenos, qui, quod a vitrico, quem vellet, impe-
trare non posset, ejus villam incendere inventus fuerat,
et ad haec se fuisse ex captoribus, qui Isselii nuper filiam
abduxerant, capite plexus est.

Apud Hollandos nuper capitatio collecta (capitis id
tributum, cujus meminit Imp. M. L.
Unica De capita-
tionibus civit. lib. 11 Cod. L.
Unica De colon. Thracens.),
a quo nemo immunis, at ipsi quoque legum professores
gravati sunt. Nostri vero Ordines nobis has proposuere
tributorum speties : vigesimam aedium locatarum, in
jugeros singulos seu sextertios, ut creditores clypeatorum
reditus in annum hunc remitterent; quibus responsum
[fol. 237"^] edito libello, quem apud me habeo, in quo
varii demonstrantur modi colligendae pecuniae, absque
tamen civium fraude.

Ante mensem nunciatum a nostris, qui exigua classe
mare Atlanticum navigarant, insulam unam e principibus
occupatam, quas primum Columbus Ligur auspitiis Far-
dinandi Castellae regis invenit priori sua navigatione, ut
refert Mafaeus , lib. I.
De rebus Indicis.

1) Vgl. Bor IV blz. 493 en 563.

2) Naam ontbreekt in het Hs.

3) I. m.: 40; hae ti-es simnl jam in usum perductae.

4) Bedoeld zijn de Jeiuiet Giampietro Maffei (1535—4603) en diens:
Jlisioriarum Indicarum lihri XVI, o.a. verschenen te Rome 1585,

-ocr page 597-

Batavi 100 navium classem ad expeditionem Hispani-
cam dicuntur armare, unde et ad nostram misere civi-
tatem praefectum classis Verdoesium, ut tormentis bellicis
augeretur.

Emanuel i) de Meteren (ut mihi rettulit Albertus Foeckius,
consiliarius rei bellicae nomine Ultrajectensium) nuper
edidit historiam Belgicam vernacula lingua, a Carolo
usque V ad haec tempora, exigua tamen laude aut com-
modo; a plurimis nempe reprehensus, qui rebus ipsis
adfuerant oculati testes, ab ipsis quoque Ordinibus quae-
dam mutare aut lituris inducere coactus, regionum et
familiarum hujus provintiae prorsus ignarus.

Aprilis.

5 Aprilis. Ordines, nulla publicatione facta, constituto
quaestore Jacobo Bemmelio, 6 stuferos imposuerunt cly-
peato vel super singulos clypeatos (numismatis genus est)
scellingum constituerunt, solvendum per agrorum dominos,
quibus per executorem id denuntiari fecit quaestor; qui
jam ante quod parum aequus plebejis crederetur, tanquam
adulator nobilium male audire coeperat. Nunc vero quae-
vis in eum convitia jaciuntur, tanquam in hypocritam
adulatorem, ganeonem, lenonem, falsarium.

28 Junii, die Lunae, Scaligerum conveni Lugduni
Batavorum, comitatus affine meo doctore Vorstio, hominem
mediocri statura, pallida facie et macilenta, capite non
crasso, oculis caprinis, barba brevi, cappillamento raro,
crinibus ad canitiem vergentibus. Dicebat patrem vultu
non valde dissimilem, sed carnosiore et capite paullo
crassiore.

3 Julii. Ibidem inii amicitiam cum P. Merula. Vidi
et exemplar autographum inscriptionum Smetii, egregia

1) Eerst stond er foutief: Petrus geschreven. — De eerste uitgave
van Emanuel van Meteren\'s
Historie, waarvan o. a. in 1614 een ver-
meerderde editie verscheen, is van 1599; zie Fruin\'s
Verspreide Ge-
schriften
VII blz. 382 v.v.

-ocr page 598-

forma descriptum, misero vero fato viri adeptum; qui in
cruce dicitur finiisse vitam, a barbarie militum in eam
(wilde geusen dicebantur) sublatus. Vidi ibidem in secre-
tiore musaeo bibliotbecae publicae manuscripta ; Valerium
Martialem, M. Capellam, Palladium, Isiodorum, Eusebii
Chronicon et Apulejum, in membranis Impressum, Romae
A°. 1469.

Impositio de quadragesimis rerum alienandarum apud
Hollandos boc quoque tempore introducta, edito 4 Martii
hujus libello i).

1) Hier eindigt het Säe deel van A. van Buchell\'s Commentarius rerum
quotidianarum,
terwijl het verhaal plotseling afbreekt. De gewone op-
schriften:
Junius en Julius ontbreken, zoodat de uit deze twee maanden
meegedeelde gebeurtenissen zijn gebracht onder:
Aprilis, Nergens
blijkt, of de „Commentarius" nog is voortgezet, en waarom de auteur
zoo plotseling hier afbreekt.

Aan het <2ie deel van dit Dagboek sluit onmiddellijk aan Van Buchell\'s
reis naar Keulen, begonnen 3 Augustus 1599, in excerpt uit te geven
door Dr. H. Keussen in de
Annalen van den „Historischer Verein
für den Niederrhein". Hij ondernam deze reis uit Leiden en moest te
Keulen de nalatenschap in bezit gaan nemen van zijn oom H. van
Buchell, 18 Mei 1599 aldaar gestorven.

-ocr page 599-

REGISTERS.

PRAENOTANDUM.

De namen van het personenregister zijn opgenomen
— zooals de wensch was — in het Latijn. Gebruikt Van B.
den Hollandschen naam afwisselend, dan is deze tusschen
haakjes aangegeven; wordt de Hollandsche uitsluitend
gebruikt, dan is deze natuurlijk opgenomen. Indien de
Hollandsche naam een andere letter eiscbte (b.v. Biancus,
Candidus d. i. De Wit), dan is deze ter plaatse geboekt
en verder verwezen naar den Latijnscben. Waren er
meerdere overzettingen in het Latijn, zooals in het boven-
gekozen voorbeeld „Biancus, Candidus, Wittius, De Wit",
dan is die overzetting genomen, welke het meest nabij-
kwam aan den Hollandschen naam, in casu Wittius. —
Was mij op een of andere wijze de Hollandsche naam
bekend, dien v. B. steeds in het Latijn noemt, dan is deze
ter plaatse aangegeven, weer met verwijzing naar den
Latijnschen, b.v. Buys. Zie Busius. Dit is alleen dan niet
geschied, wanneer de Hollandsche en de Latijnscbe naam
zoo weinig van elkaar verschillen, dat zij zeer dicht of
onmiddellijk op elkaar zouden komen te volgen.

Keuze van spelling was dikwijls lastig. De naam
Oistromius b.v. komt 13 maal voor en is 10 maal ver-
schillend gespeld. Zooveel mogelijk is die gekozen, welke
zich het meest voordoet. Afwijkende spellingen zijn dan
tusschen haakjes aangegeven.

Spelling van voornamen is gevolgd naar Van Buchell.

-ocr page 600-

^Uit de inleiding zijn eenige namen weggelaten, daar
zij met meer bijzonderheden terugkeeren in de bron zelf.

Vorstennamen staan op eigennamen, ofschoon v. B,
b.v. Henricus IV steeds aangeeft als Navarraeus etc.
Namen van edelen staan op den familienaam, als deze
bekend is of vermeld wordt; anders staan zij op den
naam hunner heerlijkheid.

-ocr page 601-

I. PERSONENREGISTER.

A.

Aa, Van der. 258.
„ Anna van der. 77, 435.
Aaken, van. Zie Aquisgranensis.

Abcoude, Abcoude van Meertben. Zie Abcoudius, Abcou-
dius Martius.
Abcoudius, Giselbertus.
Abcoudius(-ia) Martius(-ia), familie. 257, 258.
» Anna. 114.

Bertha. 10, 196.
» » Henricus, beer van Essen-

stein. 57, 114.
» » Jobannes. 16, 41, 44, 49,54,

58, 63, 72, 73, 258, 323, 387.
„ de Wijck, Josina. 114.

Absbovius. 48, 70. Jo. 135.
Achterveld, Hendrik van. 482.
Achteveltius, Johannes. 359.
Achtevordia, Maria. 429.
Achtevordius, Johannes. 429.
Adelbertus, St. 277.

Adelboldus, bisschop van Utrecht, LXXXI, 48.

Adrianus VI, paus. 163.

Adrianus Bavarus. 418.

Adrichemius, Christianus. 89.

Aelst, Petrus ab. 335, 352.

-ocr page 602-

Aemilius, Antonius. LXXVHI, XCII.
Aeswijn. Zie Aswindius.
Agilius, Henricus. 138, 386.
Agrippa, Henricus Cornelius. 169.
Aguaij, Antonius. 296.
Aimonius. 129.
Alardus. 228.

Petrus. 272.
Alatinus, Moses. 435.

Albanus (hertog van Alva.) 17, 19, 21, 32, 33, 222, 276.
Albertus, Carmelitanus. 229.
„ keizer. 174.
„ markgraaf. 136.

„ Austriacus (van Oostenrijk), cardinalis 397,405,
412-414, 416, 418, 419, 422, 437, 441, 458,
474, 480.

„ Bavarus, graaf van Holland. 202, 328.
Alciatus, Paulus. 132.

Aldegonde, Philips van Marnix, heer van St. Zie Marnix.
Alenderp, Hillegonde van. 61.

„ Lubbertus van. 61.
Alendorp, Wilhelmus van. 51.
Alenzonius (Anjou). 68, 79, 93.
Alenzonius, Franciscus Valesius. 79.
Alexandrus, 362.
Almunda, Abrahamus ab. 82.
Alostus, Petrus. Zie Aelst.
Alphardus. 196.
Altorff. 326.
Altorfius. 357.
Altosaxen. Zie Hoocbsaxen.
Alva, hertog van. Zie Albanus.
Amatus, divus. 99.
Ambrosius, Johannes. 346.
Amerongius. Zie Taets.
Amioti. 124.

Ampsing, Samuel. XXXHI, LXXIV, LXXXV, LXXXVIII.
Amstehus(4a), Aemilius. 49, 118. Zie ook Amstehus
Mindenus.
„ Ammelii filius. 233.

-ocr page 603-

Amstelius(-ia), Giselbertus. 227.
„ Gysbertus. 376.

„ Martina. 232.

„ Mindenus, Ainelius (Aeinylius.) 157, 345.

„ „ Amelius Jr. 438.

Antonius. 232, 311, 411.
„ „ (Mindius), Jobannes. 63,127,139.

Amstelredamus, Ernestus. 228.
Andreae, Valerius. 412.
Angelicus, Franciscus. 385.
Anjou, hertog van. Zie Alenzonius.
Anna Austriaca. 21.

Anshemius, Bernardus. 116, 300, 332, 417.

„ Bernardi filius. 450.

Antvesfait, Jacobus. 296.
Apherdianus, Petrus. 228.

Appeltornius, (Apelternius, Appelternius), Hector. 83,

84, 304.
Apsycheus, Hippolitus. 488.
Apthonius. 222.
Apulejus. 486.
Aquilins, Henricus. 48.
Aquisgranensis, Petrus. 313.
Arboreus (Boom), Petrus. 228, 422.
Arcerius, Johannes. 189.

Arcum, Andreas ab, heer van Oisterwijck. 26.

Arkel, Johannes Walr. van. XXIX.

Arentszoon, Johannes. 15.

Arkelianus, Georgius, heer van Ameroye. 335.

Arkelius (Arquelius, Arcul, v. Arkel) Jo. bisschop van

Utrecht. 214, 252, 376.
Arnoldus, bisschop. 103.
„ aurifaber. 442.
„ hertog van Gelder. 49.
Arnolduszoon, Matheus. 449.

„ Willemus. 410.

Arquelia (v. Arkel), Maria. 49.
Arteveltius, Justus. 345,
Artus Dantiscano, M, Grot. 329.
Artus Eleonora, 359.

-ocr page 604-

Aschius (Assius, resp. Aschia, Assia, Asch van.) Aleyda. 433.

............Bella. 415.

„ Catrina Jacobsdr.

348, 385.
„ Jacobus. 44,49,
76, 246, 264,
336, 380.
„ Jacobus Jr. 344.
„ Stefana. 867.
„ Willemus 357.

Assendelfii. 88, 235, 284.
Assendelft, Anna van. 373.

Gerardus d\'. 249.
„ Hugo n van, abt van Egmond. 284.
Assomevilius (Assonville.) 332.
Astenus, Johannes. 50.
Aswindia, Odilia Regnerusdr. 415.

Aswindius (Aswyndius, Asvindius, van Aeswijn), Reinerus
(Regnerus) heer van Brakel. 63—65, 173, 175,
179—181, 187, 218, 245, 322, 323.
„ Regnerus Jr. 328.
Aubry, de. LXX, LXXXH.

Auceps (de Vogelaar), Mcolaus, Petrus. 32, 127. Zie

Vogelarius.
Augustanus, Daniel. 337.

Aurantius (prins Willem van Oranje.) 15, 27, 29, 44, 47,
49, 60, 82, 92, 96, 102, 209, 242, 339, 439, 441, 464.
Auratus, Lemovicensis, Johannes (Jean Dorat van Limoges.)

V, LXVn, 128.
Austriacus, Albertus. Zie Albertus.

(a), Anna. Zie Anna.
Carolus. Zie Carolus.
Ernestus. Zie Ernestus.
Johannes. Zie Johannes.
Mathias. Zie Mathias.
Maxaemilianus. Zie Maxaem.
Philippus. Zie Philippus.
Avellanus. 422.

Avesatus (Avesaet), Johannes. 55, 425.
Avicenna. 435.

-ocr page 605-

Avila, Franciscus Fernardus d\'. 43.
Avittati, d\'. 159.

Axelius (Axel), Joannes. LXVI, LXXVII, 57, 168, 437.
Ayta a Suichem, Ida. 409.
), „ „ Volcardus. 404.

„ „ „ (Zuichemus ab Ayta) Viglius. 46, 409.

Back. 350.

Backer, Erasmus. 74.

Badensis (van Baden), Jacoba. 120, 443.

Baerle, Caspar van. XXX, XXXI, XXXIV, XXXV,

XXXVI, LXXII, LXXV.
Baernius (van Baern.) 299.
„ Gerardus. 452.
„ Gisbertus. 417.
„ Hillegondis. 417.

„ (de Barem) Rodolfus, Schonavius, heer van
Schoonouwen. 77, 435.
Baexen (Baex, a Baexen, Baxen, Baxius, resp. Baexia.)
„ Barbara. 394.
„ Catarina. 375.
„ Fredericus. 402, 437, 446.
„ Henricus. 433, 471.
„ Johannes. 394.

„ Maxaemilianus. 271, 382, 401, 411, 427, 432, 437.
Baldes (Baldeus.) 37.
Balduinus. 121.
Baldus. 362, 421.
Balfortius. 446.
Balignius. 360.
Barensis, Anna. 468.
Barentsz., Dirck. 330.
Barlamontius. 15.

„ Egidius. 39.

„ (Barlaimontius), Florentius, comes. 366.

„ (Berlamontius), Hierges (Hiergius), Gillius.
37, 42, 45.
Barneveltius. Zie Oldenbarneveltius.

-ocr page 606-

Bartina, Maria. 395.
Bartolus. 421.
Basgen, Adrianus. 275.

„ Gerardus. 275.
Basilius, consiliarius. 60.
Bassenus, Cornelius. 248.
Bassins, Johannes. 83.
Bavarus, Adrianus. Zie Adrianus.

„ Albertus, graaf van Holland. Zie Albertus.
„ Ernestus, bisschop van Keulen. Zie Ernestus.
„ Johannes, canonicus. Zie Johannes,
„ Willemus, graaf van Holland. Zie Willemus.
Baxen. Zie Baexen.
Beaumont. LVIII.

„ , Tbeodoricus de. 236.
Beaumuntius, Adrianus. 219.
Becanus. XXXV, LXXXI v.v.
„ Fredericus. 353, 433.
Johannes. 132, 169.
Tbeodorus. 236.
Beecke, Fredericus Cornelius a. 433.
Beeckius, Cornelius. 481.
Behoort, Petrus. 409.
Beieren (Beyeren) van. Zie Bavarus.
Beima, Julius. 81, 83, 340, 409.
Beinom, Loenius. 363.
Beka. Zie Becanus.
Belle, Mechtildis. 410.
Bellecierus, Jacobus. 138.
Belvaletus, Antonius. 107.

Bemmelius (Bemmel), Jacobus. 246, 300, 332, 352, 402,
427, 446, 478, 485.
„ Rutgerus. 480.
Benedictus, Georgius. 230.

Benignius (Benignus), Jacobus. IV, 101, 103, 109, 114.

Beningnius, Johannes, praetor. 228.

Berch, Balduinus van den, genant Gulich, nothus ducis

Juliacencis. 297.
Berck, Cristina van. 363.

„ contesse de (Maria van Nassau.) 312, 317.

-ocr page 607-

Berck, Henricus. 8.
„ (Berckius, Berkius), Johannes. 63, 102.
„ ( „ .) 138, 439, 471.
Berg, Frederik van den. 350.

Bergh, graven van den. Zie Montanus en Montensis.

Sergius, Theodorus Cornelius. 43.

Beringius N. 413.

Berkel, Theodorus. 286.

Berckhornius. Zie Kerckhoven.

Bernardi, Lisbeta filia. 390.

„ , Henrica filia. 390.
Berneveltia, Maria. 202.

Berneveltius (Barneveltius.) Zie Oldenbarneveltius.
Berlins, Petrus. 374.
Beuckelaer, Johannes. 470.
Bevelantia, Marguareta. 440.

Beverwijck, Johannes van. XXIV, XXXI, XXXII,

XXXXI, XLIX, LXXVI, XCIL
Beyer, Willelmus. 363.
Beyeren van. Zie Bavarus.
Beyers, Maria vel Marguareta. 366.
Beyland, Otto Henric de. Zie Bilantius.
Bilantius (Biland.) 316.
Bilartius(-a), Agneta. 412.
„ Gertrudis. 404,
„ Johannes. 375, 404, 410.
„ (Bilert) Richardus. 114, 375.
„ (van Byler.) 7.
Bilerius, Johannes. 348.
Bilerus (Bylerus), Henricus. 481.

„ (Bilerius, Byler) Wilhelmus (Willemus.) 44, 50, 54,
59, 63, 73, 78, 116.
Bipontinus, Joannes, beer van Witgestein. 348.
Bitterns, Johannes. 49.

„ Marnix. 62.
Blanckendaal, Job. XI, XXVIII, LXXVIL
Blanderata. 132.
Bleswyck, Mc. van. 82.
Block, Mattheus. 363.
Blockius, Egidius. 58.

-ocr page 608-

Blochovius Paulus. 10.

Blockhovius. Gerardus. 369, 469.

Blocklandus (Bloclandius) Antonius. 91, 264, 268.

„ (Blocklant) Joh. Cornelius. 383, 398.
Bloemaert. Zie Blommartius.
Bloemesteynia, Mechtildis Jacobi f. 446.
Bloemevenne. Zie Blommevenius.
Bloemia, Berta Willemi filia. 388.
Blois. Zie Blosius en Boloys.
Blom. XXX.

Blommartius (Blomartius, Bloemaert, \'Blommert) Abraha-

mus. XXVIII, 257, 264, 382, 483. PU^
Blommevenius (Bloemevenne) Petrus. 86.
Blosius, Treslongius (Blois van Treslong.) Zie ook Boloys.
„ Anna. 388.
Otto. 448.

Wilhelmus. 227, 253, 339.
Biotins, Hugo. 491.
Bobenhausen, Hermannus de. 136.
Boekenberg, Corn. LXXVI.

Boekhoven, Henricus (Hendrick Beernts van.) 373, 380.
Bockhovius, Richardus Antonius. 32.
Bodinus. 262.

Boecopia, Mechtildis Gisberti filia. 467.
Boele, Maria. 410.
Boelens, Christina. 325.

„ Henricus. 325.
Boesbekius, Gislenus. 318.
Boet, Jacobus Johannis filius. 464.
Boetius. Zie Epo.

Boetzelarius (Boetselaer, Boetzeler), heer van Asperen. 258.
» „ „ Elburg. 254.

„ „ Florentius. 83.

» „ „ heer van Langerak.

387.

» » „ Johannes. 383.

)! „ „ Walravius. 224.

Bogardus (Bogerus), Godefridus. 250.

„ Johannes. 342.
Bogarts, Ida. 437.

-ocr page 609-

Bogerus (Boger, Bogert.) 399.

» „ „ Dominicus. 250.

„ „ Fredericus. 344, 349, 355.
), „ „ Gerardus Franciscus. 431.

„ „ Johannes. IV, 33, 35, 62, 75,
78, 91, 140, 250.
5j „ „ Segerus. 480.

Bolignonius. 384.
Bollius (Boll), Albertus. 8.
5, „ Gertrudis. 439.
„ „ Johannes. 9, 10, 12, 16, 26, 367.
Boloys van Treslong. (Zie ook Blosius.) Cristina. 338.

), „ „ Marguarita van. 338.
Bombergen. 388.

Bomgardus (Bomgerus, Bomgardt, Bongard.) 323.

j> 55 35 55 Anna.. 226.

)J 55 55 55 Bernherndus(=

Bernardus) Flo-
rentii filius. 226,
393.

J5 55 55 5j Florentius,

Nienrodae do-
minus. 226, 233.

Bonfons, Nicolaas. IV, LXVIII.

Bongaert, Jodoca van den. 417. Zie ook Bomgardus.

Bonhorstius, Antonius. 417.

Bonifacius IX, paus. 163.

Bontius. 340.

Boom. Zie Arboreus.

Boonhofif (Boomhof), Antonius. LXXVIII, 264.

Boot, Johannes. 420.

Booth. Zie Bothius.

Borch, Agneta van der. 479.

„ Jacobus van der. 375.
Boreel, Willem. L.
Borlottus. 420.
Borlous, Thomas. 94.

Bornbergius, Willemus Johannis filius. 435.
Borraeus, Gerardus, Amerongius. 358. Zie Borrius.
Borraeus Johannes. 426.

Commeniarius. 32

-ocr page 610-

Borrius, Amerongius. 360.
„ Hieronimus. 243.
„ Willemus, Amerongius. 446.
Borselaria, domus. 253.
Bosch, Adriana van den, filia Johannis. 367.
„ Gerardus. 360.
„ Johannes. 373.
Bosch, Theodoricus. 234.
Boshemius, Martinus. 99, 100.

Bossuvius (Bossu.) MaxaemiManus, graaf. 15, 26, 30,146.
Both, Juditha Francisci filia. 426.

Bothius (Booth, Both) Cornelius. XXXII, LXXVIII, 180,
325, 413.

„ „ ,, Franciscus. 39, 41, 44, 49, 50,

54, 58, 60, 63, 116, 426.
Botterus, Snellenbergius (Buterius, Botter Snellenberch),

Engelbertus Henrici filius. 450.
„ „ Henricus. XXII, 375.

„ „ Johannes. 10, 12, 16, 25, 34,

36, 39.

„ Laevinus. 379.
Botteycken, Ida, vidua Johannis. 385.
„ Jo. 32.

„ Theodoricus (Dirck van.) 332, 373.
Bouckhoutius, Johannes. 135, 467.
Bouillon, Godfried van. 270.
Bourbon. Zie Burbonia en Burbonius.
Bourgondië van. Zie Burgundus.
Boxhornius. LXXX.

Boxtel, familie van. 331. Zie De Homes.

Brakelius. Zie Aswindius.

Brandwijnman, Henricus Gerardus. 32, 246.

Brant, Antonius. 35.

Brants, Marinus. 26.

Brascicanus (Cool.) 90.

Brauwerius, Almarius. 276.

Brederodius(a) (van Brederode), Adriana Francisca. 349, 420.

Familia. 279.

V 5)

V J)

Florentius. 250, 351.
Francisca. 156.

-ocr page 611-

Brederodius(a) (van Brederode), Henricus. 103, 240, 276.

Johannes (Jodocus.) 209,233.
Johanna. 233.
Maria. 236.
Petrus Cornelius. 88.
Reinoldus (Regnerus.) 156,
233, 237, 309, 349, 420.
„ „ „ Walravius. 233, 234, 242,

243, 250, 251,253,260,266,
307, 324, 451.
Wolfardus. 196.

Bredius, Joannes. 127.

Thomas. 332, 352.
Bree, Anna Laurentii. 364.
Breeus (Bree), Thomas. 373, 477.
Breeckera, Swana Florentii. 365.
Breeckvoldius, Hertricus. 26.
Breen, Fredericus van. 429.
Breidelius, Carolus. 106.
Brekers, Rintia. 338.
Brendel, DanieL 155.
Bressi, M. 124.
Brevelt. 57.

Bridoulius, Nicolaus. 106.
Brisson, Barnabé. V.

Broeckhuyzen enz., Johan, beer van. 253.
Bronckhorstius(-a). 83.

Alida. 327.

Elisabetha, vrouwe van Vianen en
Ameyden. 192, 209, 233, 237.
Everardus. CI, 83.
„ Gertruda. 103,122,324, 237 noot.

„ Johannes. 327.

Brouckhusius. 114, 127, 481.
„ Daniel. 42, 208.

„ Johannes. 468.

Brucom, Jacobus de. 364.

„ Walterus. 410.
Bruhesius (Bruhes), Johannes. 40, 56, 252.
Bruinselis, Petronella Jeronimi unor. 385.

-ocr page 612-

Bruninxius (Bruninxz), Johannes. 404, 411.

Bruninx, praefectus naonetahs. 439.

Brunius, Gisbertus. 449.

Bruno, Giordano. V.

„ Johannes. 380.

Brunsvicensis, Julius. 148.

Brussel, van. Zie Bruxellus.

Bruxellus (Bruxellensis, Bruxellius), Gasparus (Caspar).

138, 349, 352, 376, 399, 404.

Buchellius, Arnoldus, geboorte II, 12, jeugd 13, 14, 18
—20, 22, 23, 28, 34—38, 40, 42, 49, 55, 59,
63, 69, 72, 73, 76, studie te Leiden 80—91,
reis naar Douai 93—99, studie te Douai XCIX,
99—121, reis naar Frankrijk 121 v.v., verblijf
te Parijs 123—133, terugreis 133—135, reis
door Duitschland 148—158, reis door Italië
158—169, terugreis 170 v.v., bij Walraven van
Brederode 237—263, bij de Hornes van Boxtel
270, overgang 282, reis door Duitschland
284
V.V.—305, vertrek van De Hornes 323,
examen te Leiden 336—341, huwelijk 346,
advocaat te Utrecht 354, reis door Duitsch-
land XXII, overlijden van zijn zoon XXIII,
kleinere reizen XXV—XXIX, dood XXXV—
XXXVII, godsdienstrichting XXXVIII v.v.,
bewindhebber der O. I. Compagnie XLIX v.v.,
betrekking tot de W. I. Compagnie LVI v.v.,
betrekking tot het tuchthuis te Utrecht
LIX v.v., verkeer met geleerden LXV, als
letterkundige LXXIX, als geschiedkundige
LXXXI, XCVI, Cl v.v.
familie. I, II, 8, 10, 12, 16, 18, 19, 22, 24,
33—87, 54, 66, 69, 75, 87, 91, 103, 133, 135,
136, 139, 143, 150—152, 186, 187, 192, 219,
220, 250, 821, 322, 343, 355, 362, 364, 384,
433, 436, 449, 486. \'

Buchentop. 272.

Bucojus, comes. 483.

Buillon. Zie Bouillon.

Bulchius (Bulk), Henricus. 80.

-ocr page 613-

Bulk, Antonius. 393.

Burbonia, Carolotta (Carola) (Charlotte van Bourbon.)

339, 448.
Burbonius, cardinalis. 128.

Burebius (Van de Burch, Verburch.) Zie Verburchius.
Buren, Hubertus de. I, 35.
Burenus, Theodoricus. 350.

„ Fredericus, comes. 33, 481.
Burman. XCI.
Busenvallius. 463.

Buserius (Buserus), Antonius. 10, 33, 196.
Bushoven. LXXV.

Busius, Paulus. 82, 135, 142, 251, 366, 444.
Buterius. Zie Botterus.
Buthia, Anna Huberti filia. 380.

Buthius (Buttius, Buth), Antonius. 120, 136, 143, 204,

240, 342.

„ „ „ Henricus. 332, 852, 373, 427,

478.

„ „ „ Johannes Hubertus. 81, 32, 39,

44, 49, 58.
Buycken, Antonius. Zie Bulk.
Buyckius (Buyck), Jacobus. 400.

„ „ Joost of Jodocus. 409 noot.

„ „ Nicolaus. 400, 409.

Buys, Paulus. Zie Busius.
Buy de, tribunus. 422.
Bylerus (Byler.) Zie Bilartius en Bilerus.

C.

Caesarius, Henricus. 369.
Caillou. 264.
Calebaert. 32.

Calff, Calvus, Calvius. Zie Vitulinus en Vitulus.

Calvinus. XL, 210, 220.

Campanus, Petrus. 35, 69.

Campensis, Johannes. 210.

Campia, Maria Christophori filia. 231.

-ocr page 614-

Canifius (Knijf.) 439.

Gerardus. 127, 142.
„ „ Mcolaus. 31, 127.

Cannius, Nicolaus. 228.

„ Theodoricus Jacobus. 410.
Cantherus (Canther), Guilielmus. 38, 480.
„ „ Lambertus. 423.

„ „ Theodorus (Theodoricus, Dirck.) 39,

41, 44, 138, 179, 192, 197, 225,
246, 299, 314, 322, 334, 337, 343,
348, 355, 381, 384, 471.

Capella, M. 485.
Capisucchi, Camillus. 296.
Capisuci, Deacus (Cappisucchi.) 296.
Capito, Joannes. 293.
Caraff\'a, Hieronimus. 296
Carbets, Anglus. 370.
Cardanus. 61, 222.
Carmelitanus, Albertus. 229.

„ Johannes. 229.
Carolus, Austriacus. 213.

„ Zie Egmondanus.
Carrion, Ludovicus. IV, 116, 122 v.v., 128, 412.
Carthusianus, Florentius. 229.
Casembrotius, Leonardus. 243.
Catzius, Johannes. 271.
Cauchius, Antonius. 331.
Cauleus. 402.

Causabonus, Isaac. XXXIII, LXXII, 382.
Cauwenhovius, Gisbertus. 83.

„ (a) Catbarina. 381.
Cecbinus, Camillus. 353, 450.

„ Petrus. 94.
Ceclinus, Petrus. 94.
Celesius. 164.
Champaignius. 332.
Christiana, Anna. 64.

Chymaius (van Chymay), Carolus. 171, 191.
Cidnaeus (Sidney), Philippus. 261.
Cleerhagius. Zie Clerhagius.

-ocr page 615-

Clemens VIII, paus. 471.

Clementius, Johannes. 408.

Clerhagius (Cleerhagius). 178, 191, 195, 197.

Clericus, Petrus. 56.

Cleve. Zie Clevius.

„ hertogen van. Zie Clivensis.
Clevius, Abrahamus. 31, 138.
„ Jacobus. 373.

(Clevus), Lubbertus. 44, 54, 388.
„ Wilhelmus. 66.
Clivensis, Guillielmus dux (sive Cliviae dux.) 48, 428.
Jacoba. 392.

Johannes. 120, 392, 443.
Clousius, Petrus. 350.
Cloutia, Magdalena. 234.
Cloutius, Fredericus. 136, 236.
Clovicus, Theodorus. 203.
Cluverius, Philippus. LXXI.
Cnolles. 195.

Cnopius (Cnoop), Gerardus. 63, 321, 363.
Cock, Jacobus Gerardus. 394.
Cockius. 262.

„ Joannes. 350.
Cocq, Conradus. 147.
Coebelius, Arnoldus. 88.
Coevarden, Jacob van. 354.
Cogmannus, Henricus. 230.
Cognatus, Gilbertus. 169.
Colembergia, Anna. 456.
Colenberch, Jan van. 39.
Coligny, Louise de. 339.
Colonia, Angelica, filia Alpheri. 452.
Columna, Hieronimus. 423.
Colvius, Petrus. 211.
Coman, Gabriel. 386.

„ David Jorisz of Joris de. 458.
Comius, Cornelius. 41.
Compostellia, Jana Godefridi filia. 363.
Conchardus, Henricus. 369, 374, 437.
Coninck, Alphardus de. 62, 449.

-ocr page 616-

Coninck, Evert de. 373.
„ Godefridus de. 394.
„ Johannes de. 14.
Conincx, Maria, Frederici filia. 250.
Coninx, Gerardus. 383.
Cool (Brascicanus.) 90.

Coornhertius, Theodorus Volcardus (Dirck Volckertszoon

Coornhert.) XL, 210, 229, 245, 247, 250.
Cootwijk, Johannes. 31.
Copirius, Wilhelmus. 449.
Coppel, Thomas de. 363.

Coppegavius, prior der Dominicanen te Utrecht. 64.
Cornelius, Henricus. 56, 76.

„ Jacobus. 410.
Cordenortius, Mcolaus, Walteri filius. 398.
Cousijnsz. LXIV.

Crajestein (Craestenius), Walterus, heer van. 259, 328.

Cotenus, Cornelius. 410.

Couckius, Theodorus. 433.

Coulture , Guilielmus de. 105.

Cout, Hieronimus. 288.

Cramajus, Thomas. 69.

Crayevanger, Adrianus. 370.

Cremer, Henricus Bernardus. 246.

„ de. Zie Mercator.
Cristoforus, Cornelius. 410.
Crocus, Cornelius. 228.
Croesink, Agnes. 253.

„ Otto. 253.
Croix. Zie Crucius.
Croja, Carolus a. 155.
Crommia, Willema Hermanni filia. 394.
Crommius, Hieronimus. 35, 37.
Cromstryen. 354.
Cronenburch, Amelius de. 233.

„ Antonius, dominus de. 233.

„ Johan van. 373.

„ Martina de. 233.

„ Wilhelmus de. 233.
Cronenburga. 366.

-ocr page 617-

Cronenburg, Jobannes. 367.
Croniacus, Carolus Philippus. 60.
Crucbius (Kruchius), Jacobus. 121, 125.
Crucius, Christianus. 89.

„ (de Cruce, de la Croix), Franciscus. V, 128, 129.
Cruningiae, Maxaemilianus, dominus (heer van Krui-

ningen.) 342.
Cruyff. 208.

Crypius, Guilielmus. 88.
Cujacius. 80.

Cuchius, Johannes. IV, 101, 104.

Culemburgensis, Cornells Gisbertus. 82, 178, 180, 216,
246, 300, 332, 373.
„ Rodolphus Willemius, pictor. 432.

Culemburganus(-a — de Culemborch.) Ameha. 433.
,1 „ „ Clara. 439.

j) » „ Elysabetha. 446.

5» „ Margareta. 198.

» 5, .„ Melchior. 192.

J) » » Suederus. 439.

Cunera, St. 252.

Cuperus, Mailardus (Maillardus.) 127, 139, 157.
Curiel, Alphonsus de. 51.
Cuyckius(a), Antonius. 25, 34, 36, 270, 396.
„ Gertrudis, Antonii filia. 404.

„ Henricus. 425.

„ Johanna. 431.

„ Johannes Hendrici filius. 375.
„ Timannus. 383.

Cuynretorvius, Henricus. 79.
Cuyperus. Zie Cuperus.

Dael, Mr., Egidius van den. 367.
DaheHus (van den Dael ?) 303.
Dallenburgus. 348,
Danelius, Cornelius. 108.
Daneug, Lambertus. 251.
Dassera, Maria (uxor Dasseri.) 231.

-ocr page 618-

Dassert. 412,

Davalus, Alphonsus, 296.
Daventrius, Gerardus. Zie Pruninckius.

„ Honradius. 81,
David, Elysabetha. 390.
Deckere, De, familie. 153.
Deckerus, Ivo. 127.

Deedel, Jacobus. 39, 404. (Edel, Jacobus d\'. 73.)
Deilia, Henrica. 355.
Deisia, Antonia. 71.
Delphins, Egidius. 89.

„ Johannes. 89.
Demetrius, Thessalus. 256.
Dettenus, Henricus. 350.

„ „ Marcus. 378.

Dicduijm, Dionisius. 29.
Diemenus, Wilhelmus. 36.
Diemius (Diemaeus), Fredericus. 49, 174.
Diepholtius, Rudolphus, bisschop van Utrecht. 258.
Diestius(-a), Cornelius. 477.

„ Johannes, bisschop van Utrecht. 376.
Mechtilde. 84.
Dinchelius, Johannes. 104.
Dionisius, centurio. 214.
„ Michael. 383.
St. 126.
Dircs, Cornelius. XLV.
Dodonaeus(a). 338.

„ Antonia. 118.

„ Dionisius. 118.

„ Johanna. 118.

„ (Dodoneus) Nicolaus. 101.

„ Rembertus. 81, 118.

Jr. 118.

Dodonis, Petrus. 275.
Does, Adriana van der. 202.
„ Francois van der. XXVII.
„ Theodoricus. 86.
Doeverius. Zie Duverius.
Doeza. Zie Douza.

-ocr page 619-

Dolder. 423.

Doliarius, Fredericus Cornelius. 402.

Dolre, Johannes Freys de. 429.

Donellus, Hugo. 80, 281, 357.

Dongen, Cornelis van. XLI, XLV. Zie Dungii.

Donselarius, Gerardus. 139, 157.

Donzelarius. 359.

Doorn, Maria van, 237.

„ Reinout van. 237.
Doornius, Everardus. 480.
Dorat, Jean. Zie Auratus.
Dorp, Jhr. Willem van. 327.
Dorpia, Josina. 224.

Dorpius, Arnoldus (Arend van Dorp.) 342.
Dorschen, Aleida van. 10.
Dortmuntius, Johannes. 155.

Douza, Nordvis, Janus. 80, 81, 86, 91, 100, 230, 253,
432, 453, 474.
„ Georgius. 473.
Doyenburgius, Willemus. 449.
Draco, Franciscus. 141.
Dragonius (Draco?) 330.
Drenckweerdius. 332.
Driel, Everardus a. 214.

„ Jacobus Joannes a. 214.
Drielius (Driellus), Johannes. 106, 341.
Drillenburgus, Antonius. 215.

„ (ius — Drielenburgius, Drellenburgius),
Wilhelmus (Willemus) Centus. 78, 116, 300,
332, 352, 373, 427.
Drinckwaerdius, Cornelius. 369. Zie Drenckweerdius.
Druenia, Maria. 118.

Druenius (Drunius), Johannes Robertus. 44, 54, 59, 63,

78, 79, 93, 116, 118.
Drusius, Johannes. 81.

Dudlaeus (Dudleus, Dudleius, Dudlejus), Robertus, graaf

van Leycester. Zie Leicestrius.
Duifhuis, Hubertus. 52, 69.
Duin (Duyn van der.) Zie Verdunius.
Duistius, Henricus. 94, 165.

-ocr page 620-

Duncanus, Martinus. 52.
Dungii, familie. 271.

Dunius (Duin — Duyn van der.) Zie Verdunius.
During, Egbertus. XLIX.
Dusseldorpius, Franciscus. CL
Dust, Catarina a. 260.

„ Henricus a. 260.
Duvenvordius, Arnoldus. 117, 196.

„ Johannes, domdeken van Utrecht. 231, 446.

Duvervordius, Antonius, heer van Doss. 475.
Duverius (Dueverius, Duverdius, Doeverius), Cornelius

31, 54, 127, 139, 157.
Duyck, Anthonis. CL
Duyfken, Agneta int. 388.
Duystius. Zie Duistius.

Dzialyn, Paulus. 443.

E.

Eberhard, Georgius. 385.
Eek, Stephanus ab. 364.
Eckia, Anna Cornelii filia. 425.
Eckius, Gerardus. 27.
„ Guillielmus. 344.
„ Henricus. 194, 412, 424.
Edel, Jacobus d\'. 73. Zie ook DeedeL
Eemius, Godefridus, Jacobus. 246.
„ Jacobus. 41.
„ Johannes. 350, 383.
Egidii, Egidius filius. 410.

Egmondanus(a) (Egmondius, Egmont de, Egmonda ab,
Egmont van). 277.
„ Adriana. 253.

„ Adrianus, heer van Kennenburg. 243.

„ Carolus, hertog van Gelder. 48, 213, 228.

„ Florentius, graaf van Buren. I, 12.

„ Georgius, bisschop van Utrecht. 181.

„ Jacobus (Jacob van Egmond, heer van

Kennenburg.) 329.
jj Jaspar. 387.

„ Johannes (Jan, beere van Egmont ende

-ocr page 621-

Egmondaniis(a) Iselstein.) 277.

„ Joannes jun. 249.

„ Lucia. 413.

„ Sabina. 385.

Wilhelmus. 277.
Eich, Philips. 182.

Eickius (Eyckius) Arnoldus. 59, 61, 62, 234 vgl. Vereycke.
Elborgius (van der Elborch), Henricus. 480, 481.
Elconius (Friso), Hermannus. 74.
Eleutharius, St. 126.

Elisabetba, koningin van Engeland. 263, 292, 385, 450

(vgl. Register II, Engelschen.)
Emmius, Ubo. 243.

Enckevoirt, Willem van. Kardinaal 163.

Enden, van den. 203.

Endius, Jacobus. 351.

Ennius. 423.

Ensick. 308.

Enscbedius (Enschede), Hugo (Hugho.) 138, 350, 356.
Entens, Barthold. 29.

Epo (Boetius Epo.) 100, 102, 105, 106, 108, 115.
Eppius, Henricus. LXXXI, LXXXIV.
Erasmus. 89, 116, 118, 213, 263, 321, 336, 417.
Ernestus Austriacus. 258, 366—368, 379, 382.

„ Bavarus, bisschop van Keulen. 101, 120, 194, 326.
„ Gerardus. 30.
Erpe, Thomas van. LXX.
Ervegius, Arnoldus. 109.
Eschius, A. 64.

„ Franciscus. 42.
Esparnaus, dux. 183.
Essecq, comes de. 131.
Esselia, Henrica. 467.

Essenstenius (heer van Essenstein.) Zie Abcoudius Martius.
Esychius. 293.

Eufrenius, Alberti filius. 229.
Eustachius, Victor. 186.
Everardi, Mcolaus filius. 228.
Everdingius, Lovius Antonius. 127, 179, 386.
Ewicus, Cornelius Theodoricus. 364

-ocr page 622-

F.

Faber. 303.

Faille, La. XLIII, 272.

Falkenstein, Ulrich van. 476.

Farnesius. Zie Parmensis.

Febure, Antonius de (Lefèvre, Lefebure?) 117.

Feitius, Petrus. 54, 59, 63, 72, 73, 78, 79, 93, 116, 300.

Ferrarius. 101, 109.

Feyten, Aleydis Arnoldi filia. 417.

Feytia, Elysabetha. 394.

Figius. 180, 209.

Flodracus, Gerardus. 365.

Flodraquen, Johannes de. 388.

Flodropia (Flodropidaj. Anna. 297, 327.

Flodropiana, familia. 83, 297.

Florentius, Carthusianus. 229.

„ V, graaf van Holland. LXXHI, 274.
Florus. 55.

Focker, Nicolaus. 396.
Foetius, Antonius. 10.

„ Arnoldus. 431.
Foick. Zie Fokius.

Fokius (Foecldus, Foick), Albertus (Aelbert). 44, 49 54
59, 72, 78, 127, 344, 485. \' \'

Fonck. Zie Funckius.
Foppo. 281.
Foreest. Zie Forestus.
Forestus (Foreest), Petrus. 320, 434.
Forneus, Hugo. 234.
Foeyt. 70.
„ Anthonius. 9.
„ Jacob. 478.
Foeytius (Foeyt) Petrus. 64, 332.
Francen. Zie Francus.
Franciscus, Johannes. 156.

Francus (Franciscus, Francen), Afrus (Aper en Apert)

XXI, 441, 458. ~

Fredericus II, keizer. 174.
Frederici, Qnirina filia. 140.

-ocr page 623-

Frensius (Frentius, Frens), Arnoldus. 77, 318, 437.
Friso, Hermannus (Elconius.) 74.
Funckius, Joannes. 251.
Furmerius. LXXXI.

G.

Gaesbeec, familie (Gaesbekii.) 227.
„ Gisbertus, dominus de. 258.
„ (Gaesbeecquius), Jacobus. 258.
„ Suederus, dominus de G. et Abcoude 35, 256, 376.
Gaest, Jobannes. 103.
Galandius (Galand Jean.) V, 128.
Galema, Ausonius. 66.
Gallus. 339.
Gamer. Zie Hameren.

Gapardius (Gapert), Jobannes Henricus. 37, 332.
Gapert. Zie Gapardius.

Geldriae, dux. Zie Arnoldus, Carolus, Reinoldus.

Geleyns, Cornelis. 402, 428.

Gemblacensis, Sigebertus. 108.

Gemirus, Tbeodorus. 83.

Genebrandus (Gilbert Genebrand.) 67.

Gent, Nicolaa de. 412.

Gentia. 420.

Gentilis. 132.

Gentius, Guillielmus. 114.

„ Jobannes (dominus d\'Oyen.) 313, 456.
Georgius. Saxo. 41.
Georgii, David. 458. Zie Coman.)
Gerardus, Franciscus. 75.
„ Lambertus. 410.
,, Theodorus. 213.
Wilhelmus. 447.
Gerbrantsz. Johannes. 86.
Gerbulius, Rodulphus. 449.
Germagius. 48.

Gerobulus (Gorbulius, Gerbulius, Gerobulius), Johannes.

345, 366, 369.
Gerritz., Gerrit. 367. Zie ook Van Vianen.

-ocr page 624-

Gheyn. Zie Geinius.
Gifanius, Obertus. 357, 469.
Gisbertus, Henricus. 402.

„ Hermannus. 448.
Gislenus, Cornelius. 446.
Gistellius. 328.
Gijsbertus, Cornelius. 66.
Gnaphaeus, Guillielmus. 88.
Goch, Zegerus. 75.
Gochia (Goch), Margareta. 75.

Gochius (Goch), Johannes Jacobus. 31, 179, 215, 449.
Godebaldus, bisschop van Utrecht. 18.
Godefridus (Gotefridus), Gibbosus (Godfried de Bultenaar.)
314, 457,
„ Isbrandus. 89.
Goecopius, Jacobus. 30. Zie Goicopius.
Goethalsius, Franciscus. 100, 109, 115.
Goicopius, Cornelius Jacobus. 31. Zie Goecopius.
Goltzius, Henricus. 324.
Gorlaeus. 20, 442.

(Gorle), Abrahamus. 373, 401, 402, 459.
„ „ David. 372.

Gottinga. Zie Hotinga.
Gouda, Henricus de. 213.
„ Joannes de. 88.
„ Johannes de. 213.
Goudanus, Wilhelmus Hermannus. 213.
Goudhoeven. XXXVI.
Goudia, Ida. 398.
Goudius, Adrianus. 101.
Goyerts, van der Eem, Gerard. 16.
Goyerus (de Goyer), Cornelius. 402, 428, 446.
„ „ (a), Lysbetha. 404.

„ „ Martinus. 439, 478.

„ „ Theodorus. 63, 78, 116, 179, 192,

225, 245, 332, 352, 357, 380, 401,
404, 411, 427, 446.
Grammaticus, Johannes. 89.
Grana, Nicolaus de. 436.

Granvellanus (Gravelanus, Granvelle), kardinaal. 132, 177.

-ocr page 625-

Grauwert. 63.

„ Robertus. 233.
Griphonius (Grifonis, Grypbus, Grypbonius), Jobannes.

178, 180, 353, 402, 480.
Grimberge, Gerardus. 77.
Grisperius, Antonius. 66, 68.
Groesbekius (Groesbeeck), Johannes. 10, 12, 39.
Grolius, Janus. 89.
Gronovius. XXVIII, LXXII.
Gronsveltius, Johannes. 410.
Grotius, Hugo. 89, 462, 465.

„ Janus Cornelii. 340.
Grovesteinius, Syphridus. 66, 164.
Gruneveldius, Florentius, 177.
Gruterus, Janus. LXX, LXXXII,
Grypbus (Gryphanus.) Zie Griphonius.
Gubelius (Guebel), Henricus. 363.

Guiccardinus (Guicardinus—Guicciardini.) Lud. 84, 89,

228, 229.
Guidottus, Antonius. 164.
Guisii (de Guise.) 425.
Guisius, dux (hertog de Guise.) 414.
Guilielmus, Leodiensis. 229.
Gymnicus, Johannes. 155.
Gyssius, Hugo. 380.

55 \'J »
»

)> » "

» » ;;

5J 5> II

Haar (Haer.) Zie Harius.

Haarlem, van. Zie Haerlemia en Harlemensis.

Hacfortii. 48.

Haeftenus(a) (Van Haeften), Johannes. 10, 350.

„ Herbertus. 378, 412.

Marguareta Herberti filia. 378.
Maria Herbiti (= Herberti)
filia. 412.
Theodora. 351.
Walravius. 237.
Willemine van, vrouwe van
Nyvelt. 237.

Bucliellms, Commeniarim. 3ä

-ocr page 626-

Haegemannus. 66, 77.

Hagen, Steven van der. LH, LHI, LVI.

Haegiensis, Gulielmus. 88.

Haerlemia, Davida. 434.

Hagius de Indagine, Johannes. 88.

Hallar, Joannes. 143.

Hals. 307.

Hamaeus, Balduinus. 435.

Hamala, Anna, filia domini de Monceau. 77.

Hamalius. 29.

Hameren, Hannard van (Hanard Gamer.) 325.
Hamstede, Casparus ah. 452.

„ J. de. 57.
Hanon, Antonius. 115.
Haraeus, Fr. LXXVI.
Harauguiere (Heraugiêre), Carolus. 231.
Hardenbrouckius (Hardenbroecckius.) 421.
„ Agneta. 423.

„ Gisbertus. 227, 271.

„ Joachimus. 233, 334.

„ Johannes Vulvenus. 431.

„ Mechtildis. 351

Harderatius, vicecancellarius Clivensis. 302.
Hardeveldius, Rochus. 350.
Harennius (Harius), Joannes. 132.
Harius (Jan Dircksz. de Haar.) 25, 87. vgl. Harennius.
Harinxman, Petrus, 444.
Harlemensis, Corn. 264.
Harmansz., Jan. LIII.
Hartainius, Daniël. 202.
Hartzfeit, Jodocus. 26.
Harwardius, Jacobus. 75.
Hattemus, Theodorus. 127.
Haultain, de. 109. Zie Otainius.
Haut, Hugo van der. 82.
Hectorius, Johannes. 364.
Hectorius a Ruervelt. Zie Ruervelt.
Heda, Wilhelmus. XXXV, LXXXI v.v., 277, 279.
Heddinus, Samuel. 477.
Heeremaele, Emerentiana de. 386.

-ocr page 627-

Heerwyck, Cornelius van. 428.
Hees, Cornelia de. 410.
Hein, Piet. LVI v.v.
Heinsius, Daniel. LXX, LXXX.
Hekeren. 422.
Helconius, Hermannus. 69.
Helling. N. 49.

Helmichius, Vernherus. 79, 182.
Helmont, Juditha. 420.
Helmontius , Johannes. 31.

„ Johannes Johannis filius. 434.
Helsdingius, Adrianus. 402.

„ Ellertus Stephanus. 32, 41, 116, 127, 215,

300, 314, 337, 402, 410, 427, 432, 444.
„ Henricus. 373, 436, 478, 482.
Hemert, Otto de. 410.
Hembeeck, Mathias de. 31.
Hemeren. 127.
Hemskerckus. 475.
Henricus H, Pranciae rex. 414.

„ ni, rex Pranco-Gallorum. 118.
„ IV, (passim: Navarraeus, rex Prancus-Navar-
rus, Pranco-Navarraeus, rex Naurrae, rex
Pranco-Gallorum, Navarraeus Burbonius.)
183, 211, 218, 226, 259, 313, 316, 347,
363, 416, 427.
Henricks, Renier. LXI.
Hensbeeck, Christina de. 431.

„ Mathias de. 32.
Hensbergius, Johannes Mathei. 373.

„ Matheus. 179, 333.

Heraugière. Zie Haranguiere.
Heremalius. 55, 138, 348, 355.
Heribertus, bisschop van Utrecht. LXXXVII.
Hermale, Marguareta. 475.
Hermannus. 18.

„ bisschop van Luik. 277.

„ Guilielmus. 213. Zie Lethmarius.
„ Jacobus. 243.
Herstallae, ac Gaesbeke, Beatrice filia domini. 20.

33*

-ocr page 628-

Hervardius, Jacobus. 30.
Herwardius, Johannes. 357.
Herwech, Cornelis Jacobs. 402.
Hesselius, Arnoldus. 346.

Hessiae, Philippus lantgravius (Philippus landgraaf van

Hessen.) 221, 301.
Hey, Gerardus. 383.
Hey a, Zevender, Arnoldus. 410.
Heynsbergius, Johannes Mathias. 470.
Hezius, Arnoldus. 440.
Hiltinus, bisschop van Augsburg. 213.
Hindersteinia, Hillegontia. 380.
Hochstratensis (Hoogstraten), comes. 183.
Hoegelke (= Hoeglake), Michaelis. 248.
Hoernius. Zie Hornius en Hurnius.
Hoesch, Petrus. 82.
Hoet. 310.

Hoeve, Maria, uxor Vranconis van der. 429.
Hogelandius, Johannes. 54.

Hohenlous (Hoenlous, Hoenloensis, Holaccus, graaf van
Hohenlohe), comes. 48, 96, 117, 207, 208,
218, 234.

Philippus. 256, 298.
Hohenzollern (Hoenzollern), comes ab. 403.
Holle, Barpt. 363.

Holmannus (Holmanus), Johannes. 81, 140, 338.
Holtorpius, Bernardus. 88.
Hondius. Jodocus. XCH.
Honthorstius(a), Aleyda. Egidii filia. 367.

Arnoldus (Aert.) 9, 194, 204, 205,
343, 360.
„ Dominicus. 250.

„ Gerardus. 31.

Godefridus. 342.
„ Hugo, Cornelii filius. 388.

Robertus. 449 , 475.
„ Sophia, Arnoldi filia. 438.

Wendelmuda. 250, 342.
Honzeler, Otho ab. 11.
Hooch, Cornelis de. 80.

-ocr page 629-

Hoochsasen (Alto-sasus, Alto-saxiae barones), praefectus
Geldriae. 127.
,, Albertus. 156.
„ Johannes Christophorus. 157.
,, „ Theobaldus. 156.

„ „ Philippus. 156, 157, 349.

„ „ Ulricus. 157.

„ Ulricus Philippus. 156.
Hoogstraten. Zie Hochstratensis.
Hornenses, comités (graven van Hoorn.) 20.
Hornius (de Hornes, Hurnius, Hoernius), Gerardus,
dominus Althenae. 20.
„ Gerardus, baro Bassigny. 317.
„ Johannes. 30, 312.

Johannes, Boxtelliae baro. 20, 27, 30, 220, 236,
270, 271, 278, 301, 312, 317, 319, 320, 326,
409, 420.

Maxaemilianus. 199, 209, 236, 801, 305, 808,
309, 811, 812, 817, 470.
Philippus Adolphus. 308, 312.
„ Wilhelmus. 20.
Horst, Aleyda Arnoldi fiUa. 398. Zie ook Verhorstius.
„ Arnoldus Mattheus van der. 415. Zie Verhorstius.
„ Lumannus Cornelius van der. 359.
Horstius, Giselbertus. 228.

„ Henricus Rudulphus. 364.
Hortensius, Lambertus. 268.
Hotinga (Jhr. Johan van Gottinga.) 451, 463.
Hout, Jan van. 314.
Houtman. LH, LUI.
Hove, Jacobus van der. 404.
Hovius-Mindensis, Curtius. 26.
Huernius. 436.

Hunnepelii, Jodocus dominus. 209.

Hunnius, Mauritius, comes de Valckenborch et Broeck.
481.

Hurnius. Zie ook Hornius.

„ (Hoernius), Johannes, medicus. 59, 82, 340.
„ Philippus, amanuensis. 164.
„ Thomas, kanunnik van St. Pieter te Utrecht. 221.

-ocr page 630-

Hus, Johannes. 221.
Huterus, Pontus. 89, 253.
Huyckersloot, Luycke de. 370.
Huygens, Constantijn. LXXX.
Huyterus, Johannes. 452.

I.

Ingii, Henricus filius commendatoris. 446.
Institoris, Henricus. 216.
Iselsteinius, Arnoldus. 73, 127, 157.
Iserman, Jo. Godescalcus. 89.
Isiodorus. 485.
Isselius. 484.

Isselt, Johannes, heer van. 353.

„ Michaelis ab. 252.
Ittevort, Elza van. 388.

J.

Jacobus, Cosinus. 127, 157, 179, 215.
Jaersfeltius. Bernardus. 54.
Jan. Zie Johannes.
Jans, Brigitta. II.

„ Maria. 359.
Jansoen, Henricus. 373.
Jansenius, Jacobus. 288.
Jansonius, Jacobus. 228.
Jaso. 372, 421.
Jero, divus (St. Jeroen.) 277.
Joannius, Christianus. 58.
Joannis, Regnerius. 427.
Johannes, Austriacus. 30, 51, 93, 174.
„ Bavarus, canonicus. 72.
„ graaf van Holland (graaf Jan I.) 318.
Johannis, Gerardus. 191, 428.
Jongius, Gerardus. 304.
Jorck, (Roelant.) 142, 292.
Jovire, Jacobus. 400.
Junius. 229, 241, 245, 318, 320.

BT

-ocr page 631-

Junius, Cornelius. 386.

Franciscus. 340, 378, 424.
Hermannus. 349 , 360 , 480.
„ Henricus. 213.
„ Jacobus. 386.
„ Nicolaus. 91.
„ Petrus. 230.
Jureti, Walterus Jacobi. 423.

K.

Kannemaker, Joannes. 275.
Keersmaecker, Levinus. 463.
Kempius, Cornelius. 40, 289, 290.

„ Guillielmus. 188.
Kerckhovius, Walterus. 51.
Kesseling, Cornelius. 30, 32.
Kettelius, Theodorus Bernardus. 26, 264.
Kinske, Burchardus (Bertrardus). 235.
Kircher, Athanasius, XXXIV.
Knijf. Zie Cannifius,
Knijff, Tomas, 453,
Knolles. 239, 267.
Knopperug. 62,
Knysten, Johannes. LV.
Krook. Zie Crocus.
Kruchius. Zie Cruchius.
Kruiningen, heer van. Zie Cruningia,
Kruse, Adamus. 61.

L.

Laedenbergius, Egidius. 197.

Laet, Johannes de. XXX, LVI, LVIII, LXXIV, XCL
Laleni de Moncheau, Cornelia vidua, 198,
Laleinius(-ia) (Lalaing?), Marguareta, vrouwe van Pal-
lant, 334,
„ „ Jodocus. 44.

Lalous, Carolus. 101,
Lambertus, Wilhelmus. 428.

-ocr page 632-

Lammius, Isbrandus. 30.
Lamoralius. 174.

Lamsweerdius (Lamsverdius, Lamswerdius.) 138.

Willemus. 325, 383, 410.
Lancelotus. 296.

Lancerius, Augustinus, 121, 125.
Langeracus (Langerakius), Jodocus (Justus.) 130, 133.
Langeveit, Gisbertus. 114.
Langius(-ia, de Lange), Aleida. 250, 342.
„ „ „ Arnoldus. 437, 449.

„ „ „ Elisabeta. 363.

JJ n „ Johannes, beer van Molenaers-

graff. 356.

), „ „ Theodoricus. 10, 35.

Lannoy, de. 30.
Lanscronius(-a), Beatrix. 456.
„ Johannes. 447,

Roetardus. 56, 63, 73, 119, 127, 139, 179,
215, 245, 300, 331, 373, 402, 423, 446,
475 , 478.

Lanshere de Malve, Mallinus de. 102.
Lappius, Johannes Gisberti. 393.
Lateur, Hubertus. 51.
Latius, Jo. XCI.
Laurentia, Anna. 471.
Laurimannius, Stephanus. 415.
Lauwick. 369.
Leander, Albertus. 115.
Ledenbergius, Egidius. 387, 413.
Leemputius (van Leemput), Adamus. 231, 477, 490.
„ „ „ Cornelis. 373.

Daniel. 179, 215, 300, 332, 348.
5, „ „ Johannes Jacobus. 30,44,50,

54, 58, 63, 78, 116, 127, 139,
157, 240.
Trijn. 240.
Leenmans, Margareta Goverdi filia. 409.
Leerdam, Anna van. 367.

Leicestrius, Dudlaeus comes. 130, 131, 135, 136, 140,
148, 157, 169, 176, 179.

-ocr page 633-

Leidenus (Leidensis, Leidanus, de Ley dis, van Leiden,
van Leyden.)

„ Arnoldus Theodericus. 9, 10, 12, 44, 49, 50,

54, 58, 63, 78, 116, 127, 139, 157.
„ Engelbertus. 86.
„ Florentius (Floris van Oyen.) 86.
„ Johannes (Jan van Leiden.) 87.

Lucas, XXIX, 86.
,, Philippus. 82, 87.
Lennip. 413.
Lentius, Johannes. 45.
Lentia. 452.

Leodius, Godefridus. 43.

Leoninus, Albertus (Elbertus.) 118,155,371,451.

„ Johannes. 366.
Leontius (Leonius), Meolaus. 86, 355.
Leur, Martinus van der. 102.
Leuw, Rodolphus de. 350.
Leuwe, Jacobus Timannus. 14, 378, 409.
Leuvius (Levius, de Leuwe), Cornelius. 409.

„ Hermannus. 332.
Levius. 293, 375. Zie ook de Leuw, Leuwe en Leuvius.
„ (de Leuwe), Theodorus. 10, 12.
„ Nicolaus. 31.
„ Petrus. 349.
„ Wilhelmus Gonradus. 32.
Leycester, graaf van. Zie Leicestrius.
Leyenberg, Gertrudis. 456.
Lewarden, Jan Fransz. van. 446.
Lichtenbergius. 214.
Liefrijk van Lübeck, Joachim van. 274.
Liesveltia, Marguareta. 378.
Liesveltius, Willemus. 436.
Limeus, Carolus. 434.
Linden, Georgius. 343.
Lindenus, Hetmannus. 26.

„ Franciscus. 232.
Lindius, Stephanus. 233.
Lindt, van der. 202.
Lingen, van der. LXII.

-ocr page 634-

522

y Lipsius, Justus, III, 53, 81, 83, 176, 189, 211, 231, 247,
251, 263, 305, 322, 344, 352, 365, 406, 423.
Liquius. 118.

Listria, Marguareta Cornelii filia. 480.
Lithius, Johannes Gerardus. 332, 425, 478.
Litle, Joannes. 399.

Lithodomus (Steenhuis?), Walterus. 89.
Loa, Marguareta. 353.
Lohecus(-a) Gertrudis Willemi filia. 391.
„ de Ostende, Maria. 72.
„ de Ostende, Stephanus. 72, 391.
„ (Lobencus), Willemus. 391.
Lochorst, Adam van, heer van Zuilen. XXIX.
Lockhorstius(-ia), Anna. 335.

„ Cornelia. 87.

„ Maria. 394.

Vincentius. 335, 394.
Loenen, Johannes heer van. 233.
Lol, Albertus, heer van Ho denpijl. 203.
Longolius, Gisbertus. 150.

Lontius (Loncius, Lonzius), Johannes, XX, 389, 405,

433, 447.
Loo, Arnoldus. 392.

„ Franciscus a. 7.
Loonius(ia, Lonius, Van Loon), Aleydis, Antonii filia. 413.

„ Antonius. 138, 344, 349,
353, 362, 399.
Cristina. 420.
„ Gisbertus. 254.
„ Henricus. 359.
„ Johannes. 39, 422, 423, 428.

Odilia. 401.
„ Petronella, Joannis filia.
433.

Wilhelmus. 364.

Loos, Cornelius. 213.
Lopez, Ferdinandus. 200.
Losecotius. 26.
Loysius. 329.
Lumaeus (Lumey.; 29.

-ocr page 635-

Lummeus, Justus (Jodocus.) 297, 469.
Luntius. XCI.
Lusus, Aemilius. 36.
Lutherus. 220.

Lystria, Anna. 359. Zie ook Listria.

M.

Mabuse (Maubusa), Jana (Jeanne, Jobanna.) 237, 246—248.
„ (Mabutius, Maubusa), Johannes (Janus, Jenne),
181,212,459. ^

Macropedius, 55, 482.
Maeth, Cornelis van der. 9, 10, 12, 36, 39.
Maffeus (Giampietro Maflf»i.) 484.
Magnus, Jacobus. 93.
Malburgus. 452.
Malsenius, Anthonius. 32, 56.

Cornelius. 65, 127, 1.39, 215, 246, 300, 332,
352, 373, 402, 427, 446, 478.
„ Hubertus, 77,
Manderscheitia, familie, 329,

„ Helena, 156, 349.

Manfredus, Decius. 296.
Manlius. 95,
Mannia, Henrica, 359,
Mannius (de Man,) 44 , 49 , 54 , 63 , 73, 127,

„ Menardus, abt van Egmond. 284.
Mansfelt, Agnes van, 101,
Mansveltius, Carolus, 119, 217, 219, 221, 34L
„ Petrus Ernestus, graaf. 298, 347.
Mantuanus, Bap, 115.
Marchand, le. Zie Mercator.
Marek, Charlotte de la. 253.
Marcus, Johannes, 211,

Marnixius, Alegondius (Aldegondius, Alegondiae dominus,
Marnix, beer van St, Aldegonde en Noircarmes), Phi-
lippus. 30 , 33 , 44 , 68 , 242 , 254 , 378 , 466.
Marsmannus, Johannes. 336.
Martialis, Valerius. 486,

-ocr page 636-

Martinius, Apollonius. 115.
Martius, Arnoldus. 223.

,, Zie Abcoudius Martius (Abcoude van Meerthen.)
Masch van Millinghe, Johan Lamberti filius van. 417.
Masia, Philomonda. 344.

Matenes, Hadrianus a, heer van Opmeer. 415. Zie ook

Mathenesius.
Maternus, Cholinus. 155.
Mathe, Catarina filia Johannis Petri a. 433.
„ Philippus a. 9.

„ Theodorus (Theodoricus) Johannis filius a. 332, 353.
Mathenesius (Matenes) abt van Egmond. 46.
„ (Matenes), Gisbertus. 480.
„ „ Johannes, heer van Rivières (Rivie-

rius.) 247, 272, 330.
„ „ Nicolaus. 33.

Mathias. 117.

„ Austriacus. 366.
Matuta. 177.
Mauldius, Nicolaus. 160.

Mauritius Nassovius (prins Maurits van Nassau.) 73, 127,
159, 160, 176, 187, 195, 196, 207, 208, 218, 224, 230,
234, 240, 245, 248, 250—252, 277, 280, 283, 292, 293,
296, 298, 299, 301, 302, 319, 327, 331, 333, 337, 339,
343, 347, 351, 353, 355, 361, 364—367, 371, 373, 379,
390, 403, 417, 418, 420, 429, 432, 435, 439, 440, 446,
455, 462, 465, 467, 468, 473, 483.
Maurus, Antonius. 177.
Mauwijck, Maria. 91.
Maxaemilianus Austriacus. 21, 136, 236.
Mechelen, Willem Berthold van, bisschop van Utrecht. 266.
Mechtilde, burchtvrouwe van Utrecht. 72.
Medenblicus, Johanna. 413, 446.

Meecherus (a Meecqueren), Johannes Godefridus. 32, 375.
Meerenburgius, Cornelius. 350.
Meerhoutius, Johannes. 350.

Meerlantius (a Meerlant, Meerlant), Adrianus. 31, 59

63, 78.
Meerling, Henricus. LX.
Meerten, Ernestus de. 33.

-ocr page 637-

Meerthen, Marguarita van. 888.

Meesters, Avia Martini filia. 359.

Meesterus (Meesters), Martinus. 319, 359.

Mela, Pomponius. 105.

Melanchtonus, Philippus. 221.

Meletius, patriarch van Alexandrië. 453, 473.

Melissus. Zie Schede.

Melvihus. 73.

Mendoza, Franciscus. 477.

Meningius. 442.

Meppel, Hans van. 409.

Mercator (le Marchand, de Cremer), Arnoldus.

Gerardus sr. XCII, 301.

Gerardus jr. 301.
Rembaldus. 301.

5) )) V !! 7!

Mereinius, Laurentius. 350.
Merenbergius, J. 364.
Merenburgius, Cornelius. 335.

„ Gerardus. 25, 34, 36, 401.

MerkerMus (Merkarckius), Nicolaus. 156, 363.
Merlinius, Laurentius. 350.

Merodius(-e, de Merode), Johannes dominus de Meriau-

mae. 239.

„ „ „ Johannes Peterhemii (Peterzo-

mii) fihus. 200.
„ „ „ Odilia Johannis filia. 195.

„ „ „ Philippina. 400.

Philippus. 73, 79, 268, 400, 475.

Meroerius. 211.

Merula (van Merle), Paulus. LXXXV, LXIX, XCI, 10,

423, 442, 485.
Mervelt, Gerardus Ernestus van. 180.
Meteren, Emanuel de. 385.
Meterius (Meteren de), Johannes. 31, 179.
Metkerckius, Adolphus. 421.

Meursius (Mursius, Mursiacus, Nuenarius, Mursiacus Nova
Aquilanus etc., graaf Adolf van Neuenahr-Meurs.)
101, 122, 124, 141, 147, 150, 156, 174, 177, 178,
180, 181, 192, 194, 199, 200, 205, 208, 209, 214,
217, 218, 223, 312, 372, 442, 450 vlg. Nuenarius.

-ocr page 638-

Meursius (van Meurs, Jacob Cornelisz.) 41.

Jo, LXXVI, 41.
Middelcopius, Antonius. 446, 448.

„ Willemus Antonius. 429.

Mierlous (van Mierlo), Gerardus. 28, 73, 106.
„ „ „ Godefridus. 230.
„ (Myrlous), Mathias. 343.
„ „ Mcolaus. 31, 350.

Mierevelt, Michael Jansz. (Michael Johannius.) 458.
Milius, Adrianus. 63.

„ Cornelius. 337. Zie ook Mylius.
Milendoncanus(a), Agneta (Agnes van Milendonk). 236,
308, 312.
Crachtius. 301.
Milendonck, Johannes beer van. 172, 182, 253.
Mindenus, C. 119.
Mindenus. Zie Amstelius Mindenus.
Mindius. Zie Mindenus.
Miraeus, Aubertus, LXXI, LXXXV.
Miropius. 380.

Modde, Adolphus Martinius. 366.
Modettus, Hermannus. 15, 147, 153, 184.
Modius, Franciscus. 155.
Moeien, Van der. Zie Molinaeus.
Moerendael, Geertrudis van. 417.
Moerendalius. 352, 413.
Moerkercken, Ludovicus de. 67.
Moerselaers. 388.

„ Johannes Lubbertus. 385.
Moine, Le. 272.
Moler, Adrianus de. 413,

„ Cornelius Johannis filius de. 398.
„ Gerardus. 267.
„ Johannes. 383, 386.
Molen,
V. d. Zie Molinaeus.
Moleri, filia. 446.
Moll. 457.

Molinaeus, Lubbertus (Mr. Librecht van der Molen, v. d.

Moeien.) 39, 41, 44, 49, 54, 92.
Monachus, Johannes. 382.

-ocr page 639-

Moncata, Hugo de. 175.

Monceau, Anna Hamalia filia domini de. 77.

Mondragonius, Christianus. 382, 391, 404.

Monheinius, Martinus. 154.

Monin, Jean Eduard du, V, 128, 153.

Monlucius, heer van Baligny, 196.

Monsenius, Johannes. 228.

Montanus (V. d, Berg), graaf, 28, Vgl, Montensis.
„ Fredericus, graaf. 383.
„ Hermannus, graaf. 398,
„ Jasparus. 119, 345.
„ Johannes. 66, 136, 179, 232, 253.

Petrus. 409,
„ Theodoricus nobilis, 392,
Monte Valdona, Bernardus di, 350,

„ „ Johannes Baptista de, 394,

Montensis (V. d. Berg), Fredericus. 312,
„ Guilielmus, 312,
„ Henricus. 312.
„ Hermannus, 312,
„ Osvaldus. 312,
Montfortia (vrouwe van Moreaume en Montfort.) 348.
Montfortiani, burchgravii. 475, — hun genealogie, 269, 270.
Montfortius, Johannes (beer van Montfort.) 79.
„ Ludovicus. 66.
„ Petrus (Montfort.) 230.
„ Philippus Merodius (beer en burggraaf van
Montfort.) 400.
Montisma (Monsma), filius, 398,

„ „ Bucho a. 77, 360, 369.

5, „ Serapion. 94, 114.

Moor. 392. Zie ook Morus.
Moorkerkia, Wilhelma Pratia. 83.
Morantius. 99, 102.
Moreelse, Paulus, LXXI,

Morillonius (Morillon de Cruce), Antonius, 132, 365,

„ Maximiiianus, kanunnik van St. Salvator, 51.
„ Maxaemilianus, 135,
Morr, Gerardus. 11.
Morus, Antonius, 99,

-ocr page 640-

Morus, Philippus. 49.

Motte, Valentinus de la. 55. Zie Mottius.

Mottius. 51, 254.

Mox. 359.

Mudenus. 56.

Mulardus. 377.

Mulartius (Mulert), Gerardus. 114, 119.

„ „ de Craneuhorch, Johannes. 439.

Wilhelmus. 114.
Muller, Christina. 330.
Müllems (Muller), Johannes. 330.
Munnings, Philippus de. 33.
Munters, Gerbrecht filia Jacobi. 410.
Munterus, Godefridus. 55, 467.
Muretus. 352.
Mursensis, Arnoldus. 460.
Mursiacus. Zie Meursius.
Musius, Cornelius. 29, 89.
Muylvicus, Willemus. 401.
Muys de Holy. 202.

Mylius, familie (v. d. Myl.) 202. Vgl. Milius.
„ Adrianus. 202.
„ Arnoldus. 105, 202, 236.
„ Cornelius. 202.
„ Johannes (heer v. d. Myl.) 202.
„ Maria. 203.
Myrlous. Zie Mierlous.

N.

Naeltvyc, Willemus de. 82.
Nannius, Petrus. 320.
Nanus, Cornelius Petrus. 391.
Nassovius(-ia) (Van Nassau), Aemylia. 449.

Anna, Wilhglmi filia. 159.
Georgius. 294.
Johannes. 294.
(Johannes) bisschop. 376.
Justinus. 117, 250, 451,
466, 467.

-ocr page 641-

Nassovius(-ia) (van Nassau), Ludovica Juliana (Constan-
tina, Joanna Constantina.)
339, 348.

„ „ „ Ludovicus. 397.

„ „ Maria. 318, 381.
» „ Mauritius. Zie Mauritius.

Philippus. 73, 298,312,316,
317, 397, 406 , 412 , 427.
» „ 5, Wilhelmus. Zie Aurantius.

55 55 5) WilhelmusJoannisfiKus.159.

Naudaeus, Gabriel XXXIV.
Naurrae, rex. Zie Henricus IV.
Navarraeus. Zie Henricus IV.
Nellestein. LXL
Nemius Johannes. 228.
Neoclesianus (Nijenkerck), Gerardus. 28.
Neoportius. 467. Zie ook Niportius en Nyportius.
Nessius, Adrianus. 350.

„ Jacobus. 356.
Neuenahr. Zie Nuenarius.
Neuwaldius, Hermannus. 469.
Nicolajus, Nicolaus. 285.
Nienburch, Van der. 317.
Nienburgius. 200.

„ Cornelius. 200.
Niendalius(-a), Antonia, Johannis uxor. 429.
„ Johanna, 348.

„ Johannes. 433.

Nienortius. 68.

Nienrodius (Nyenrode), familie. 226.
323.

(-a), Anna. 394.
(-a), Catarina. 436.
Florentius (heer van Nienroe.) 394.
Henricus. 350.
Nieveldius, Johannes Gysbertus. 332.
Nievelt. 57. Zie ook Niveltius.
Nieuwland. Zie Nova Terra.
Nihovius. Zie Nyhovius.
Nijenkerck, Gerardus. Zie Neoclesianus.

BucheVms, Commentarius. 34

-ocr page 642-

Niportius (Neoporfcius), Willemus. 78, 350. Zie ook Neo-

portius en Nyportius.
Niveldius, Antonius. 453.

Niveltius, Georgius. 384, 470. Zie ook Nieveldius.
Nizelli, Petrus Franciscus de. 296.

Noce, Lucianus della. 253. Zie ook V. d. Noot en Notii.
Nobela, Maria. 452.
Noort, Elsa van. 378.

„ Johan van. 402, 428.
Noot (de la Noce), Wilhelmus van der. 364. Vgl. Noce

en Notii.
Norda, Jacob van. 338.
Noresius (Norezius.) 142, 260.
Nortius, Marcellus. 404.
Norwitzius. 261.

Notii, familie der (vgl. Noce en Noot.) 253.
Nova Aquilanus. Zie Meursius.

Nova-ïerra (Nieuwland), Nicolaus de (a), bisschop van

Haarlem. 230, 279.
Noviomagus, Gerardus. 85.
Nuenarius (Neuenahr), Adolphus. Zie Meursius.

„ „ (ia), Amelia (Amylia.) 103 , 209.

„ „ „ Walburgis. 278, 312, 358, 450.

„ „ „ Walravia. 236.

Nussbornius. 299.
Nyenrode. Zie Nienrodius.

Nyhovius (Nihovius, Nijhoff, Niholf) Laurentius. 30, 54,

59, 62, 225, 237, 470, 478.
Nyportius (Neopoortius), Justus. 350, 359. Zie ook
Neoportius en Niportius.

0.

Occo, Adolphus. 400.

„ Anna Pompeji filia. 343.
Ochus, Bernardinus (Bernardinus Ochius.) 132.
Odulphus. 40.

„ Petrus. 309.
Oem, Tilmannus. 249.

Oisteromius(~a) (Oisterhemia), Anna Adriani filia. 385.

-ocr page 643-

OisterorDius(-a) (Oistrum de), Anna. 864.

„ (Oistromius, Oisterhemius, Oisterlieimius,

Osterhemius, Osterheimius, Ostremius,
Ostromius, Ostrum, van Oostrum), Nico-
laus. 25, 65, 70, 78, 116, 215, 245, 255,
800, 831, 352, 373, 402.
„ (Osteromius) Engelarius, Theodorus. 479.

„ (Osteromius), Willemus. 420.

Oldenbarneveltius, Johannes. 251, 451, 462, 465, 466, 470.
Olivarus. 473.
Olthofif. 326.

Ommeren, Henricus ab. 359.
Oomius (Omius.) 464.

„ „ Cornelius. 375.

„ „ Daniel. 453.

„ „ (-ia), Ida. 348, 435.

„ „ Volcardus. 350.

Oostenrijk, van. Zie Austriacus.
Opmera, Petrus ab. 228.
Oprodius, Joachimus. 38.
Opstratius (Opstratus), Johannes. 350, 379.

„ filius. 414.
Oquendus, Michael. 179.

Oranje, prins Willem van. Zie Aurantius en Nassovius.

Orschotanus, Johannes. 38.

Ortelius. 203.

Ortius, Mathias. 27.

Osaria, Maria. 108.

Otainius (de Haultain), Alexandras Suetonius. 109.
Ottersporius (Otterspoor), Cornelius Willemi. 379, 420.
Otto, burggraaf van Utrecht. 72.
Overmarius, Johannes. 397.
Overmerius (Overmeerius), Gisbertus. 446, 454.

5! » (-a), Nella Gisberti filia. 370.

Vierius Gerardus. 359.
Overschieus (Overschie), Johannes. 306, 316, 457.
Oversteinius, Johannes Philippus comes. 48, 194, 217, 219.
Oy, Willelmus ab. 338.
Oyen, Floris van. Zie Florentius Leidenus.

-ocr page 644-

mmÊÊsmmmÊmstm^

Padillius (Padilius.) 296.
Pafenroy, Isabella de. 338.

Palatinus, Fredericus comes (v. d. Paltz.) 132, 339, 448.

„ Jo. Casimirus. 132.
Palavicinus, Horatius. 253, 254.
Paltz, graaf v. d. Zie Palatinus.
Paleonidorus, Johannes. 213.
Paleo, Flaminius. 94.
Palladius. 486.

Pallantius (v. Pallant), Florentius, graaf van Culem-

borg. 478.
„ ,, „ Praebendius. 299.
„ „ „ (-ia), Sophia. 383.
Pallatia, Suana Christiani Lubberti filia. 446.
Palma, Petrus Victor. 67.
Palmerius, PrOsperus. 456.
Palude, Arnoldus de. 327.

„ Wilhelmus de. 327.
Pamelius. 333.
Pamphilius, Eusebius. 456.
Panhusen, G-relis van. LVI.
Panne, Petrus. 465 , 468.
Panormitanug. 421.
Paradinus. 268.

Parmensis (Parmanus), Alexandras Parnesius, dux. 117,
119, 129, 136, 141, 150, 172, 177, 180, 181,
183, 186, 189, 197, 199, 200, 205, 208, 209,
218, 222, 223, 244, 256, 259, 295, 296, 298,
301, 307, 313, 317, 318, 326, 333, 335, 353, 379.
„ Eainutius Farnesius (Parmae dux.) 405.
Passaeus. LXXXIII.
Passeratus. Jo. (Jean Passerat.) V, 128.
Passius, Henricus. 223.
Paters, Susanna. 401.
Pavonius. Zie Pauwius
Pauwius (Pauw.) LVII.

„ „ (-ia), Cornelia Cristiana, Joannis uxor 401.
,, „ (Pavonius), Hubertus. 138.

-ocr page 645-

Pauwius (Pauw.) Lambertus. 447.

„ „ (-ia), Marguareta, Huberti filia. 447.
Petrus. 228, 341.
Pedius, Van der. 115.
Pelhamius, Wilhelmus. 143.
Pennantius. 135.
Perenotus, Thomas. 177.
Pererius, Benedictus. 160.
Perez (Perezius), Antonius. 416, 420.

„ Fernandus. 155.
Persingius. 83.

Persinus, Hippolitus. 88, 241.
Pesearengius, Cosmus. 160.
Peterson, Odilia de. 239.
Petitus. XXX.
Petri, Hildegonda filia. 164.

„ Johannes (Jan Pietersz.) 163.
„ Syfridus, Zie Petrus.
Petronilla, gravin van Holland. 86.
Petrus (Petri), Syfridus. 38, 40.
Peutius Jordanus. 133, 418.

„ Rutgerus. 28.
Philippus H, koning van Spanje. 21, 99, 458, 477.

„ Austriacus. 202, 226, 250.
Philippi, Cornelius filius. 180.
Phobbus. 318.
Phrigius. 347.
Picelius, Christianus. 293.
Pieckius, heer van Wolfswaert. 420.

,, (-ia), Berttia, Walravii filia. 477.
„ ^ia), Walravii filia. 478.
Pied, Franciscus van der. 100.
Piemontelius, Jacobus. 175.
^Pighius, Stephanus. 105, 132, 187.
Pilius, Theodorus. 92, 116, 215.

„ Wilhelmus. 434, 436.
Pinsenius, Gerardus. 27.
Pinshovius, Antonius. 98.
Place, Augustinus Marcius de la. 449.
Plagius, Henricus. 94.

-ocr page 646-

Plantinus (Plantijn), Christophorus. 203, 439.
Plinius. 227.

Plosius (Ploos), Gerardus Wilhelmus. LVIII, LXVIII

157, 179.
Poel, Eutgerus van. 82.
Poelenburgius, Jacobus. 360.
Poincton, Philippus de. 417.
Pollio (van de Pol), famihe. 362 , 470 , 268.
„ Asinius. 406.

„ (van de Pol en van de Poll), Cornelius. LX, 413, 449.
„ Everardus. 349.
„ Hermannus. 353, 447.
„ Johannes, Lucae filius. 483.
„ Lucas. 332, 428, 373.
„ Marguareta, uxor Cornelii. 464.
Polonus, Martinus. 108.
Polydorus. 380, 387.

Pontanus. XXX, XXXIV, LXXII, LXXXV, XC.

Portengen. LXIV.

Portius, Martinus. 30.

Portmannus, Gisbertus. 30,

Postbius, Johannes (Janus.) 81, 94.

Poth, Gerard. 8—10, 12, 16.

Potrus (Potres, Potterus, Poth), Hugo. 388.

» „ „ „ Jacobus. 127, 138, 139.

Sophia Gerardi Potthii
filia. 480.

Pots (vermoedelijke Potrus et Poth), Jacoba, Gerardi
consulis filia. 369.
„ Marguarita fiha Hugonis. 385,
„ Walterus, 420,
Pourbus, Frans. 461.
Preisius, Albertus. 220.
Proeisius, Johannes. 118.
Prouninck. Zie Pruninckius.
Proosius, Jacobus. 452.
Prost (Prostius) J. 428, 431.

Pruninckius (Prouningius, Prunink, Pruning, Prouninck
Daventrius), Gerardus. 139, 141, 157, 161, 164, 178
179, 191, 196, 197, 204, 205, 429.

-ocr page 647-

Puccius, Franciscus. 829.
Putius, Adrianus. 100, 105—107.
Puttenus, Johannes. 424.
Pynssen, Johannes a, heer van OfFem. 456.
Pypenboy. 457.

a.

Quarib. 27.

Quaribbius, Petrus. 480.
Queckel, Arnold. 364.

„ Maria. 364.
Queckelius (Queeckelius, Quequelius, Queeckel, Queckel.)

Jacobus. II, XII, 189, 192, 214, 219, 361.
Quesnoyus, Cornelius. 83, 85, 93.
Quinet. 394.
Quint. LXIV.

R,

Radelantius (Ratelantius), Wilhelmus. 138, 349, 353,361,
408, 471.

Raephorstius, Johannes Bruno. 432.
Raetsveldius, Gerardus. 453.
Rammius (-ia. Ram), Adrianus. 39, 413.

Anna Arnoldi filia. 446.
Catarina. 347, 404.
Everdus. 477.
Jacobus. 467.
Johannes. 350.
Petrus. 124.
Ranstius, Guillelmus. 108, 121.
Raphelengius Franciscus. 341, 378, 439.
Ratallerus, Georgius. 72, 188, 398.

„ Philippus, Georgii filius. 138, 398.
Ratingius (-ia), Adriana, Justi filia. 486.

„ „ Gerardus. 66.
Raustre, Carolus de. 117.
Ravensway, Maria, Johannis filia. 436.
Ravesteinius, Petrus, 448.

-ocr page 648-

Reboursius. (de Roburs.) 436. 438.
Reckerus, Georgius. 343.
Recoma, Bernardus. 344, 366.
Redickhovius. 301.
Regia, Jobanna. 119.
Reich, Johannes. LV.
Reipherschetius (Ripherschetius.) 303,
Remgotius, Regnerus. XVII.
Remigomius, Cornelius. 343.
Remundius, Gerardus. 83, 142, 225.
Renessius (Rhenessius, Rhenesse, Renesse), familie. 227.
„ (-ia), Agneta sive Anna. 450.
„ Johannes. 328.
„ Johannes Baptista. 92.

Theodoricus. LXXXII.
„ Aae dominus (heer van der Aa), Gerardus. 233,

352, 357, 373,
380.

„ „ „ „ Johannes. 416.
„ de Baern, Joannes. 453.
„ Moermontius (v. Moermont). 34, 89.
„ „ „ Bernhardus. 29,114.

„ „ Johannes. 16, 25,

29, 36.

„ „ „ Wilhelmus. 29.

„ Vulpius (Vulvae dominus, a Vulpen, de Vulven,
a Wlven, heer van Vulpen). 27.
(beer van Vulpen), Fredericus. 369.
„ „ „ Job. (in pueritia

Theodoricus). 92.
„ „ „ Johannes Christo-
phorus. 429.
Theodorus. 281, 336.
Wilhelmus. 358.

)) )) \')

5) 5) 3> i» V

„ Wellopius, familie. 862.
Rengerus, Johannes. 65, 357, 439, 444.

„ (-a) Marguareta, Johannis filia. 381.
Renichon, Michael de. 866.
Reusner, Elias. LXXIIL
Revelasco. 374,

» j)
)) !)

-ocr page 649-

Reymerswalia, Jacoba. 297.
Reynst. XXIX.

Rhede a Saetsvelt, Arluydis de, vrouwe van Zulenstein 140
Rhedius
(V. Rheede, Rhede), Gerardus, Godefridus. 66, 84.
" „ Godefridus. 7, 8.

» » „ Johannes. 285.

Rhenensis, Godefredus. (Godfried v. Rhenen, bisschop
van Utrecht.) 72, 252, 388.
„ Gertruda, Petri filia. 364.
Rhenius, Gerardus Nicolajus. 332.

„ Johannes. 127.
Rhodius (Rodius), Adrianus. 101.

» „ Antonius. 373, 446, 478.

j) „ Franciscus. 452.

" » (-ia), Gerardi Henrici filia. 440.

V „ Henricus. 433.

" 5! (-ia), Jodoca, Rodolphi filia. 420.

» „ Johannes. 6.

" » Johannes Antonius. 332, 447.

Johannes, Ottonis filius. 364.
„ „ Justus. 9.

" )) Otto, Johannis filius, 364.

Richardus, Gerardus. 16.
Richius, Jacobus. 127.
Ricus, Theodorus. 127.
Ridderius (Ridder). 271, 394.

» 5, Antonius. 30, 32.

» „ Cholinus. 410.

„ Cornelius. 353.

„ Johannes. 100,105,108,113,117,385.
Rietius (Ritius), Henricus. 127, 139, 157.
Rietwyck, Willemus. 274.
Rijck, Bartholomeus de. 16.
Rijckius, Jacobus. 157.

Rijswyckius (Riswyckius, Ryswyckius, de Ryswyk)
Gerardus. 350, 372, 435.
Justus. 133, 427.
,, (ia), Magdalena. 362.
„ „ Sara. 413.

Rinckhorst, Magdalena. 253.

-ocr page 650-

Rineveltius (Rynevelt, Rinevelt.) LXIII, 178, 398, 468.
Rineveltius Henricus Voochdius (Voicht.) 12, 16, 24, 26,
34, 36, 41, 433.
„ Jodocus Voochdius. 477.
„ Johannes. 32.
Rineveltius Justus (vgl. Jodocus.) 331, 353.
„ Wilhelmus. 332.

(ia), Willemi filia. 452.
Risenburgius, Justus. 332, 352, 373,402. Zie ook Rysenborch.

„ Wilhelmus. 233, 420.

Roanus. 422.

Roburs, de. Zie Reboursius.
Rockox. 106.
Rodius. Zie Rhodius.
Rodolfus, Henricus. 481.
Roestia, Maria. 66.
Romanus, Johannes Franciscus. 159.
Romerus, Julianus. 205.
Ronsard, Pierre V.
Rordahusanus. Zie Epo.
Rosa, chorepiscopus. 57.
Rosantius, Jacobus. 364.

„ Johannes. 381, 456.
„ Johannes Jr. 456.
„ Otto. 119.
Rosch, Michael van. 388.

„ Otto van. 388.
Rosettus, Jacobus. 264.
Rossemius (-ia, Rossem, Rossum), Ida. 385.

„ „ „ „ Martinus. 417.

Rossum, Estienne de. 248.
„ (em), Stefana de. 253.
„ Maarten, van. 48 , 254.
Rosweyde, Heribert. XCHI.
Rosweydius (Rosweyde), Albertus. 447.
Rovere, Jan de. 187.
Roverus, Augustinus. 67.

Roy (Roij, de Roy), Justus (Joost). 378, 402, 480.
Roye, Anna van. 367.
„ Timannus. 308.

-ocr page 651-

Roy en, Anthonius Harmanni de. 426.
Royus, Otto Johannes. 127.
Rudolf II, keizer. 294,316.
Ruelius. 328.
Ruellia, familie. 376.
Ruempstius, Gerardus. 185, 388.
Ruervelt, Henricus Hectorius a. 456.
Ruiter, Herman de. 23.
Rumelaer. 200.

Rumelarius (Rumelaer), Jacobus. 114, 119, 468.

„ „ Stephanus. 114.

Rusius, Albertus Jani filius. 328,

„ Wilhelmus, 136,
Russius. 329.
Rusticus, St. 126,
Rutenbergh, Petrus a, 375 , 404,
Rutenburg, Dire van. 43,
Ruynea. 64,

Ruyschius (-ia, Ruysch), 237, 352, 353, 413.
Adrianus. 199, 266,
Aleyda. 212.

Antonia, Alphardi filia. 420.
Bertruda. 263 , 468.
Henricus. 91, 193, 268, 426, 446.
Hugo. 114, 117, 332, 344, 348, 391, 394, 413,
446, 447.

Johannes. 198, 199, 220, 329, 353, 410, 411,
Johannes, Jani filius, 425.
Maria. 66, 67.
Maria, Johannis filia, 421,
Nicolaus. 412, 418,

Petrus, 127, 129, 138, 139, 141, 159, 164,
179, 349, 386.

Theodorus. 58, 116, 121, 331.
Ruyschrock, Philippus. 249.
Ruyven, Claes van. 274.
Ryhovius. 194.

Rysenburch, Joannes van. 214. Zie Risenburgius,

-ocr page 652-

S.

Saetsveldia, Arluydis Rhea. 157.

Salentinus Isenburgius (Salentin van Isenburg.) 303.

Salicetus, Antonius. VIII, 151.

Salmasius. LXXX.

Sande, Engelbertus van der. 43.

Sandenus (Santenus, van de Sande), Arnoldus (Aert). 75,

350 , 352 , 402 , 427, 446 , 478.
Sandelin, G. XCIII.
Sanderus. 262.

„ (Sandres), kastelein van Nyevelt, Jacobus.
248, 266.

Santen, Hermannus Henricus de. LV.
Santenus. Zie Sandenus.

Sarcerius, Regnerus Solmundanus. XX, 55, 59, 63, 64,
73, 77, 92, 389, 410, 429, 445, 447.
„ Jobannes Regneri. 418, 447, 452.
Sartor, Johannes. 228.
Sassius, famihe. 268, 476. Vgl. Zassius.
Sasboutius (-ia. Sasbout), Adamus. 89.
„ „ „ Adrianus. 89.

„ Anna. 386.

(Sasboldus), Arnoldus. 88.
„ Jodocus. 89.
Scadius (Scade), Johannes. 65, 66, 70, 71, 138, 355, 396.
„ „ (-ia) fiUa Gerardi. 415.

Wilhelmus. 349.
Scahger. LXIX, 337, 436, 485.
„ Josephus, Julii fihus. 349.
Julius Sidus. 339.
Scendels, Antonia, Jacobi filia. 413.
Scepturus, Johannes. 452.
Schadebrouckius, Joachimus. 102.
Schadebrouckius, Johannes. 127, 139.
Scadickius, Gerardus. 28.
Scaika, Catarina. 353.
Scajus, Everardus. 55.
Scayck, Cornelius. 353.

„ Maria, Theodorici filia, 367,

-ocr page 653-

Schagen, Johannes, heer van. 243.
Schede, Paul (= Melissus Paulus). V, LXVII.
Schellart, Winandus. 155.
Schellinger, familie. XLVII.

Schenckius (Scenckius), Fredericus, archiepiscopi filius.

421, 479.

„ Martinus. 74, 119, 120, 124, 127,
140, 144, 172, 177, 187, 195, 204,
206, 304.

„ „ a Tautenburch (van Tautenburg),

Fredericus, aartsbisschop van
Utrecht. 9, 14, 37, 62, 193, 479.

Schenckern. 303..

Schettera, Amelina, Catarinae filia.
Schipperius (Scipperius, -ia), Adriana. 40.
„ „ „ Aleida. 401.

„ „ Johannes Baptista. 343, 355, 433.

Schoenjana, Anna. 420.
Scholisius, Thomas.
Schonavius de Barem, Rudolphi. 77.
Schonenburg, Hilegontia a. 364.
Schonenburgius, Antonius. 409.
„ Egbertus. 432.

„ Everardus. 372, 424, 432.

Schoninckman, Franciscus. 482.
Schonius, Cornelius. XXVIII. 213.

Schoordyckius (Scordickius, Schoordyck), Volcardus Cor-
nelius. 32, 121, 332, 348, 446.
Schot, Jacob. 458.

„ Wilhelmus. 172.
Schoten, Thomas van. LXXIX.
Schottius, Andreas. 424, 428.
Schotus. Zie Scotus.

Schoutenus (Schouten), Theodoricus (Dirk). V, 128, 133.

Schuerman, Anna Maria. XXVIII, LXXV.

Scbulemburch, Juditha van. 844.

Schuringius. 68.

Schut, Theodoricus. 394.

Schuttius, Cornelius. 234.

Paulus. 379.

-ocr page 654-

Schyfïius, Adrianus. 452.
Sciedammius, Simon. 411.
Scipperius. Zie Scliipperius.
Sconevelt. 32.
Scoonberch, Lucia a. 433.
Scotus, Sydracus. III, 42, 53, 301.
Scorelius (Scorel), Adrianus. 285.
„ „ Felix. 410.

„ „ Johannes. 285.

„ ,, Paulus. 31, 244.

„ „ Victor. 413, 417.

Scroyensteinius(-ia), Bucho. 404.

Gerardus. 16, 25, 34, 36, 41.
„ Jodocus (Justus). 338, 404.

„ Johanna. 63.

„ Marguareta, Johannis filia. 387.

Scriverius, Petrus. XXXIII, LXXXV, LXX, 228.
Scyerus. 299.
Secundus, Johannes. 88.
Sednitzki, Petrus. 248.
Segermannus. 127.

„ Johannes. 480.

„ Nicolaus. 480.

Senckius, Antonius. 446.
Sepperen, Johannes. 425.
Septimius, Florens. 128.
Sevenbergen, Henricus. 410.

Sevender, Gerardus Heyns. 349. Zie ook Zevendrius.
Sevrendra, Aleida. 75.
Severinus, Jacobus. 264.
Sibaldi, Edi. 292.

Sichern, Christiaan van. LXXI, LXXIX. Zie ook Zichemus.

Sidney. Zie Cidnaeus.

Siegen, Arnold. XXIL

Sigonius, Andreas. 317.

Silvanus, Georgius. 15, 132.

Silvius, Johannes. 101.

Simoneus, Nicolaus. 229.

Sixtus IV et V, pausen. 141.

Sleidanus. 51.

-ocr page 655-

Slotius. 377.

Timannus. 63, 73, 127, 179, 246.
Smetius. 241, 485.
Smyterus, Carolus. 45.
Snaterus, Henricus. 26, 46.
Sneckius, Martinus. 33.

Sneeckius (Snekius) Oudanius, Franciscus. 78, 121, 300,

332, 353, 446, 450, 454, 481.
Snellius, Rodolfus. 214.
Snoeckia, Petronella, Jacobi filia. 423.
Snoey, Lambertus. LXXI.
Snoyus, Regnerus. 213.
Soest, Jobannes Paulus. 391.
Solmius, Ernestius. 397.
„ Georgius. 215.

„ Georgius Eberbardus, graaf. 319, 422, 429.
Solmensis, comes (= Solmius?) 218, 295.
Sombecbius, Nicolaus. 127, 180.
Someren, Jobannes Willemi filius a. 404.
Somerius (Someren), Willemus. 332 , 373 , 402, 427 , 444.
Sompeken, Augustinus. 9.
Sonneveltius, familie.

„ Henricus. 317.

(ia), Hestera. 306, 307, 316, 380, 400.
„ Johannes. 317.
Sonteius, dux. 401.
Sosius. 78, 379. Zie ook Zosius.
„ Nicolaus. 107, 344.
„ Paulus. 349, 391.
„ Thomas. 340.
Soudenbalch, Anna de. 351. Zie ook Zoudenbalch.
Soudenbalchius, Gerardus. 93. Zie ook Zoudenbalch.
Sperewouda, Gerardus. 200.
Spiegehus, Johannes SpUnteri filius. 449.
Spierinck, Gerardus. 394.
Spieringius, Franciscus. 460.
Spinola, Petrus. 350.
Spitloe. 138.
Sphntesz., Jan. 373.
Splinterus Hargenius. 88.

-ocr page 656-

Splintera, Jacobi filia. 452.

Sprangerus (Spranger van der Schilden.) 330.

Sprenckhnsius, Adolphus. 449.

Sprutius (Spruyt), Johannes. 64, 73, 78, 116, 127, 179,

215, 332, 343, 373, 402, 427, 446, 467.
Stadius, Johannes. 54.
Stadt, van der. 369.
Stalpert. XXVI, LXXI.
Stanleus. 142.
Stapel, Au. 271.
Stapleton, Thomas. 100, 105.
Steckele, Petrus van der. 103.
Steelantius. 457.
Steenhuis. Zie Lithodomus.
Steenhusa, dementia. 187.
Steenselius (Steensel). 369, 426.
Stega, Winandus de. 170.
Stellius (Stello, Stellio), familie. 476.

„ „ „ (-ia), Antonia, Bernardi filia. 429.

„ „ „ Bernardus. 31, 127, 215, 245,

255, 300, 332, 352, 426, 446,
454, 478.
„ „ „ Jacobus. 348.

Stephanus, Henricus. 425, 467.
Sterck. 319.

Straelsmannus, Rodolphus. 353.
Straetmannius, Rodolphus. 135.
Strick. LXIII.

Strickius (Strick), Conradus. 139, 157, 188.

„ „ Johannes. 31, 197.

Sturmius. 254.
Stuerius, Carolus. 331.
Stuverius, familie. 315.
Suartius. 46.
Suavius. XLVIII.
Sudortius. Zie Zudortius.
Suichem. Zie Ayta.
Suger (Suggerius), Petrus. V, 126.
Superius, Johannes Baptista. 159.
Susius (Suys), Cornelius. 63, 88.

-ocr page 657-

Suvarez. 177.
Suys. Zie Susius.
Swanenburg, Dirk. LVIIL
Swanenburgius, Cornelius Petrus. 480.
Sweertius, Franc. LXXVIII, LXXIIL
Swietenus, Hugo. 249.

„ Theodoricus. 249.
Sy brands. Taco. 74.
Sylius, Henricus. 349.
Sypenessius. 413.

Sypesteinius (-eynius, van Sypestein), Erricus. 453.
5} „ J, „ J. 336.

„ „ „ „ Theodorus. 444,445.

T.

Tack, Carolus Johannes. 411.

Taets van Amerongen (Amerongius, Amerongius Tatius),
Ernestus. 114, 121.
„ „ Jacobus. 114, 121, 157, 233, 237,

375 , 377, 425.
„ „ Johannes. 8—10, 12, 24, 26, 30,
34, 36, 41.
„ „ „ Wilhelmus. 360.
TafEnus, Johannes (Jean Taffin.) 15.
Talesius, Quirinus. 230.
Tambergius. 46.
Taurinus, Jac. LX.

Taxius (Taxis), Johannes Baptista. 120, 173.
Teelhoutius. 264.

Tetrodius (Willem Danielsz. van Tetrode.) 442, 459.
Teylingius, familie.
Thebautius, Theodorus. 135.
Theodoricus. 18.

Thinnius, Florentius (Mr. Floris Thin.) 135, 179, 197,

244, 351.
Tiara, Petrejus. 81, 138, 189.
Tielmannus. 164.
Tienhoven, heer van. XXHI.
BmTielKus, Gomtneniarim. 35

-ocr page 658-

Tilius, Thomas. 441.
Timmermans. 313.
Tinnius. Zie Thinnius.
Torek, Elisabeth. 226.

Willem. 226.
Tollius. 450.

Toningius (Tuning), Gerardus. 337, 340.
Tour, Maxaemilianus de la. 298.

Tourenensis vicecomes (vicompte de Touraine, burggraaf

de Turenne.) 253, 255.
Trelcatius, Lucas. 340.
Trello, Susanna. 165.
Tremellius, Immanuel. 67.
Treslong. Zie Blosius.

Trillous (Trillo), Carolus. 139, 141, 144, 164, 179, 181.
Tritemius. 88, 213.

Truehesius (Tbrucesius, Truchsess von Waldburg), Geb-
hardus, aartsbisschop van Keulen. 101, 119, 194.
Trufelaria, Aleida. 353.
Trutius, Anthonius. 81.
Tuning. Zie Toningius.

Turck, Lubbertus, heer van Heesbeen. 87, 412.

Turenne. Zie Tourenensis.

Turre, heer van de. 183.

Twickelius, Albertus. 27.

Twickeloe, Adriana de. 92.

Tymon. 461.

U.

Uchtenbroeckius (Uchtenbroeck), Johannes. 231, 350, 402,

427, 437, 446, 450, 454.
Udine, Georgius, 291.
Uffelius, Johannes. 73.
Ultrajecto, Jacobus de (van Utrecht). 462.
Uranius, Henricus. 174.
Urck, Everardus, beer van. 351.
Ursinus, Jodocus. 31.

„ Johannes. 369, 374, 420.

f

-ocr page 659-

Utenengitis. 196,

„ Bernardus. 402 , 478.
„ (üteneng), Floris. 402.
„ (üteneng). Jacobus. 19.
Utenham, Franciscus. 114.
Utenhovius, Carolus. 297.

Uterwalius, Joachimus. 388. Zie ook Vuytewael en Ute-
valius.

Utevalius, Jo. Johannius. 30.
Uyt. Zie Vuyt.

V.

Vadanus. 167.

Valckenarius (Valckenaer), Henricus. 16, 25, 102.
Valckenius, comes. 255.
Valckesteinius, familie. 304.
„ comes. 218.

„ Johannes Philippus (graaf van Valcken-

stein). 278.

Valdez. 39.

„ Petrus. 175.
Valentinus. 207.
Valerius, Cornelius. 109, 482.
Valius. Zie Walius.
Valladoletius, Cornelius. 378.
Vallisoletus, Jacobus. 83, 184.
VanderPedius. 115.
Varrabon, markies van. 199.

Vechtius (van der Vecht), Hermannus. XHI, 10, 12, 16,

25, 34, 36, 39, 449.
„ „ „ „ Petrus. 437.
Vedius, Zie ook "Weede.

„ Bartholomaeus Wilhelmus. 32, 73, 179.
„ (-ia), Barptolomei filia. 433.

„ Daniel. 334, 349, 391.
„ „ Everardus. 350.
„ „ Florentius. 116, 127.
„ „ Petrus. 350, 360, 469.
„ Wilhelmus. 127.

-ocr page 660-

Veer, Franciscus (François Vere). 263.
Veere (de Veer), Henricus. 402, 408.
Velascus. 213.
Vellens. 132.

Venius (v. d. Veen, v. d. Venne), Petrus. XXIV, LXIX,

133, 264.
Venus (Veen), Laurentius. 339.
Velsen, Gerrit van. 274.
Velsius, Justus. 88.
Velthusen, Herman van. XLI.
Velthusius, Vernerus Jacobus. 126.
Vendevilius, Johannes. 132.
Verbeeck, Fredericus Cornelius. 180.

Willemus. 378.
Verburchius (Burchius, -ia, van der Burch.) Adrianus. 100,138,

179, 180, 349.
„ Cornelis. 89.
„ Lambertus. LXVI,

59, 135, 197.
„ Maria. 394.
„ Willemus. 394.

Verdoesius, Walterus. 435, 485.

Verdugius, Franciscus. 24, 206, 330, 358.

Verdunius (Verduin, V. d. Duin, Duyn), Adamus. V,

LXVI, 94, 117, 121, 158.
Veremius (Vereem), Cornelius. 253 , 423.

„ „ Gerardus Goyerus. 12, 25, 34,

36 300

„ Godefridus. 352, 373, 402, 427.
„ „ Johannes. 426, 431.

„ „ Reynerus. 31, 179, 216.

Vereycke. 333. Zie ook Eickius.
Vergeestius, Johannes. 232.
Verharius(-ia, Verhaer.) Cornelius. 332.
„ „ Dido. 450.

„ „ Johanna. 372.

„ „ Johannes. 345.

„ „ Juditha Frederici. 370.

Verhorstius, Arnoldus. 411. Zie Horst.

„ Ricardus. 9, 25, 34, 86. Zie Horst.

J) )J !7 » »

)) Î) )J 5J J>

-ocr page 661-

Verhuelius (Verhulius, -ia Verhuel). 350.

Anna. 388.

Anetta. 328.
Gerardus. 94,114,119.
Melchior. 411.
Theodoricus. 347,367.

)i » 1) i>

» V "

» » »

5! :> V »

5? 5J V »

Verius, Guillielmus. 88.
Verkerckius(-ia), Catarina. 220.

Rutgerus. 94, 114, 119.
„ Theodoricus. 220, 456.

Vermandere, Carolus, 461.
Vermarius. 83.

„ Mart. 349.
Vermatius (-ia, Vermaeth). 382.
332.

Cornelius. 7, 16, 25, 34, 41.
Gisbertus. 28.

Jacobus. 212, 332, 352, 360, 373, 376, 402,
427, 446, 471.
„ Johannes Mathei filius. 367.
Vermey, Antonius. 369, 479.

„ Johannes. 369.
Vermolen, Adam. 39.
Vermuelen, Petrus. 358.

Vernenburgius, Johannes, bisschop van Utrecht. 82.
Verrietius, Paulus Nicolaus. 353.
Verspuelde, Clemens. 421. Zie ook Verspuelius.
Verspuelius(-ia), Clemens. 109, 114, 121, 123.
„ Gerardi filia. 418.

„ Johannes. 114, 121, 123.

„ Jordanius. 418.

Versteech. LVIII.
Verstegius, Gerardus. 335.
Vetten, Antonius. 363.

„ Magdalena. 363.
Veusels, Gerardus. 49.

„ (Vuesehus), Wilhelmus. 21, 62.
Vianen, Gerrit Gerritsz. van. 367.
Vianius (de Vianen), Adamus. 398.
,, Cornelius Valentinius. 350 , 414.

-ocr page 662-

Vianius Henricus. (Hendrik van Vianden, bisschop van
Utrecht). 376.
„ (-ia) (de Vianen), Stephana Vallutini filia. 369.
Vicanus, Johannes. 431.
Vickervoort. XXIX.

Viennesses, domini. (beeren van Vianen). 241.
Vierus. 27, 262.
Viglius. Zie Ayta.
Vilaeus. 68.

Vilertius (Vilartius.) 73, 108, 117, 120, 195, 468.

„ Jodocus Suavius (Suetenus) = Joost de Zoete,

heer van Villers. 102, 196.
„ (Vilers), Matheus. 401.
Villafranca de S. Sebastiano. 177.
Viltius, Henricus. 396.

„ Hermannus. 44, 78, 245.
Vincentus (Vincentii), Vincentius. 127, 180.
Vineus, Melchior. 458.
Vinchius, Johannis filius. 351.
Vinkenburg. 27.
Vinomontanus. Zie Wijnbergius.
Vitulinus (Calff), Cornelius. 180, 234, 267.

„ „ Jacobus. 234.

Vitulus seu Calvus. 370.
Vitus, Richardus. 100.
Vlaming, Ds. XLVII.
Vliegers, Theodorus. 370.
Voet. XXXIV, XXXVI, XLI, XLIV, LXXIV.
Vogelarius, Nicolaus. 32, 127, 449, 481. Zie ook Auceps.
Volcardi, Henrica. 395.

„ Henricus. 396, 400.
„ Hesselius. „ „
N

„ Theodorus. „ „
Volmarrius. Jacobus. 160.
Voorstius (van Voorst), Antonius. 401.

„ „ „ Cornelis Joostensz. 346.

„ „ (-ia), Gertruda. 365, 424, (Ger-
trudis), 433, 449, 456.
„ „ „ (-ia), Marguareta, Cornelii filia 364.

-ocr page 663-

Voorstius (-ia, van Voorst), Martinus. 363.

„ „ Nicolea (Claesken). 346.
„ „ Otto, Everardi Voirstii filia
(Vorstius?) 363.
„ „ „ Sophia. 424.

„ „ Stephana, Martini Voorstii
uxor. 36Ü.

,, „ „ „ Valentinus. 54. (Voort, v. d. ?)
Voort (Voordius -ia, van Voirt, van de (der) Voort),
Belia. 404.
Cornelius. 400.
Godefridus. 432.
Gosvinus. 400, 446.
Jacobus, Quirini filius. 370.
Mathias. 373.
Quirinus. 347.
Swana. 352.

Valentinus. 64, 92, 93, 346 (54?).
Vorstius, Adolf. XXVIII, LXXVI, LXXXVI, XCIL

Aelius Everardus. XXI, XXVIII, LVI, LXIX,
432 , 433 , 436 , 439 , 440 , 443 , 449 , 462 , 472,
474, 485.
„ Andreas. 433.
„ Everardus. Zie Aelius Everardus.

Gisbertus Antonius. 32, 47, 78, 127, 139, 167,
180, 204.
„ Henricus. 407, 433 , 460.
„ Justus (Voerstius). 423.
Vos, G. J. XXVIII, XXXII, XXXVI, LXXIV, XCII.

„ Petrus de, choriepiscopus. 17.
Voss, Lumannus, Gerardus. 79.
Vossius. LXXXV.

Bruno. 385, 402, 428, 446.
„ Gerardus. 388, 400.
„ Johannes. 437.

(Voschius) Petrus. 32, 127, 300, 402, 427.
Vranco, Adrianus. LXXIX. 83.
Vreeswyck, Antonius van. 367.
Vrinck, Georgius. 284.
Vronenbroeck, Godard beer van. 236.

-ocr page 664-

Vuchtenbroeck, Johannes. 369.
Vulcanius, Bonaventura. 87, 339, 341.
Vutenbogaert. Zie Bogardus.
Vnittenhorstius, Justus. 353.
Vuyttenbomgart, Henrica. 164.
Vuytenbroeckius (-ia), Maria. 339.
„ Pontianus. 39, 41.

„ (Vuijttenbroeckius) Thomas. 349, 385.

Vuytenengius, Amelius. 433.

„ Bernardus. 446 , 447.

„ Fredericus. 423.

„ Jacobus. 453.

Vuyten Hamia, Catarina, Frederici filia. 420.
Vuytenhoven. LXII.

Vuytewael, Joh. LVI, 367. Zie ook ütenwalius, Utevalius.

W.

Waelius (-ia, de Wael), Stephana. 453.
„ „ „ „ Sophia. 449.
,, „ „ „ Theodoricus. 367.
„ de Fronesteyn (van Vronenstein), Marguareta.

92.

» » 13 » „ "Willemus.

44,49,271,
447.

„ Moersbergius (van Moersbergen), Bartholomaeus.
49, 121, 271.
Waelkens, Adreas. 333.
Walacus. LI.

Walenborch, Giselbertus de. 82.
Wanrodius (-ia), Gerarda. 381.

j, „ Johannes. 360,
Waramondt. 463.

Warenbonius, marchio (markies de Varrabon). 199,

217, 219.
Warmont, Cornelis. LVI.
Warnarts, Harman. LXIV.
Warven, van de. 451, 463. Zie ook Werven.

-ocr page 665-

Wassenaers, G. LX.
Wassenarius, Andreas. 257, 438.

„ Johannes IL 257.

Waveren, Lap van. XXXII, LXXXIX.
Waynoy, Anna Johannis filia. 477.
Wedius. Zie Vedius.
Weede (Wedius). Zie Vedius.

„ Floris van. 373.
Weert, Joanna de. 453.
Wees tot Pluimenburg, Bernt van. 1.
Weimannus (Veymannus), Johannes Florentius. 180, 234,

246.

„ „ Melchior. 452.

„ Nicolaus Florentius. 69.

Weitgesteinensis (Witgesteinius, a Weitgestein), Ludovicus

comes. 286, 291, 294.
Wei, Johan van. LIV.
Wellius, Wilhelmus Thomasius. 32, 180.
Werckhovius (van Werckhoven), Cornelius. 127, 373.

» » „ Johannes. 403, 410,478,

482, LXIX.

„ „ „ Theodorus. 180, 332,

415, 481.
» » )) XXII.

Werdenborch, Catarina de. 426.
Werdenburgius. 181.
Werke, Mr. Johan van der. 451.
Werve, van der. 451, 463. Zie ook Warven.
Wernherus, Henricus. 456.
Wesenbeek, Jacobus. 17.
Wesselinck, Johannes. 453.
Wesselius. 477.
Westerdorp, Georgius. 200.
Westerhovius, Johannes. 293.
Westervelt, Cornelius, Jacobus de. 31.
Westrenius (-ia), Elisabetha. 333.

„ Hermannus. 127, 139, 157, 413.
„ Johannes. 56, 446.

,, Petrus. 28, 109, 114, 165, 334, 350, 351, 355,
369, 423,

-ocr page 666-

Wieda, Theodorus. 155.
Wielius, Franciscus van der. 473.
Wijck, Hillegonda, Joannis vidua. 61.
Wijckius, Petrus. 157, 185. Zie ook Wyck, van.
Wijckerslotius (Wyckersloot), Cornelius. LIX.

„ (-ia), Elisabetha, Thomae filia. 475.

Gerardus. 135, 343.
„ Henricus. 359.

Johannes, Henrici filius. 207,365,433,446,
450, 480.
„ Petrus, Adrianus. 411.

(Wyckersloot), LVL
Wijnbergius (Winbergius, Vinomontanus), Gerardus. XVIII,
165, 167, 268, 475.
„ familie. 268.
Wijnhovius (Wynhovius), Hermannus. 138, 253, 349,
353, 490.

Wijss (de Wijs), Jacobus. 350, 420. Zie ook Wisia.

Wijs. Zie Wisia.

Wilde, N. de. 449.

Wilhelmus, roomsch-koning 174.

Willaerts. LXXI.

Willemi, Christiana uxor Hermanni. 225.
Willemus Bavarus (Willem van Beieren, graaf van Hol-
land.) 67.
Willichdus. 479.
Willibrordus, St. XCII.
Wilt, de. 367.

Wiltius (de Wilt), Hermannus. 49, 116, 300, 332, 349,

352, 373, 402, 406, 412.
Wingardius (a Wingarden), Henricus. 133, 268.
Wingius Grudius, Philippus (van Wingen). IV, LXVIII,

334, 336.
Wingfelt, 157.
Winsem, Eelgis van. 16.
Winter, Cornelius. 127.
Wisia, Elisabetha. 450. Zie ook de Wijss.

„ Gerarda, Sebastiani filia. 479,
Witta, Jana. 118,

-ocr page 667-

Wittenhorstius, Judocus. 51.

Theodoricus. 66, 382.
„ heer van Sonsbeek. 73.

Wittia, Gertrudis, Willemi filia. 380.
Wittius (Biancus, Candidus, de Wit), Johannes Stephanus.
XII, XVII, XVIII, XXIII, LXV, LXVI, 37, 55,
200, 215, 223, 237, 246, 247, 262, 266, 328, 330,
373, 386, 450.
(de Wit), Otto. 266.
„ „ „ Steven de. LXV.
Woerd, Peeter van. 180, 373.
Woerden en Vliet, Antonius de. 431.
Wolhrandus. 301.
Wolfswinckel, Jo. 32.
Woudenhergius (-ia), Ida. 477.

„ Gerardus Wilhelmus. 10, 12, 447.

Wouwe, Wolpert de. 82.
Wtenbogaert. Zie Bogardus.

Wyck, Johannes van. 402, 428, 480. Zie ook Wijck.

Wyckersloot. Zie Wij ckerslotius.

Wynen, Lambertus. 349.

Wynens, Johannes. 410.

Wynhovius. Zie Wijnhovius.

Wy—. Zie Wij—.

X.

Xantenoys et de la Deuse, Hadrianus de. 338.

Zael, Adrianus. 16.

Zaelen, Johanna. 429.

Zaelius, Johannes. 378.

Zassius. 465. Zie ook Sassius.

Zevendrius, Arnoldus. 473. Zie ook Sevender.

Zichemus, Gerardus. 27. Zie ook Sichemus.

Zilius, Arnoldus. 484. Zie ook Zylius.

Zoete, Joost de. Zie Vilertius,

-ocr page 668-

Zozius. 379. Zie ook Sosius.
Zoudenbalch, Gerardus, beer van. 41, 406.

„ Johannes, Gerardi filius. 406.

Zudortius (Sudortius, Zuderort, Zudoort etc.) Lubbertus
Priscus. 49, 54, 58, 63, 65, 73, 78, 116, 127,
129, 323.
Zuichemus (Suicbem). Zie Ayta.
Zulensis de Zevender, Diodoricus. 10.
Zulenus (a). 83. (Zuylenus). 413.

Adrianus. 61, 92.
„ Bartolomeus, Gisberti filius. 370.

„ Cornelia, Nicolai filia. 437.

„ Gisbertus. 118.

„ Henricus. 59, 63, 73, 78, 215, 246.

„ Johannes. 66.

„ Jobannes, Nicolai filius. 408.

,, Maria. 177, 231.

Nicolaus. 37, 139, 179, 191, 225, 277, 413.
Theodoricus. 12, 16, 25, 33, 339.
„ Walterus (Gualterus). 327, 332, 352,373,427.

„ de Batestein, Harmannus. 343.

„ a Blasenburch, 456.

„ „ Arnoldus. 365.

„ „ „ Juditha. 1, 12, 16. [pag. 1.

Juditha van Zuylen van Blasen-
burch en Tuil — pag. 12 Ju-
ditha ex Zuleiorum familia —
pag. 16 Juditha de Zulen
de Cuijlemborch vel Blasem-
borch].

„ Drakenburgius, Johannes. 450.

„ „ (de Drakenborch), Nico-

laus. 39.

„ Natewissius (Natewisch), David. 437, 483.

„ Nieveldius (-ia), (Zulena Nieveltia). 433.

„ „ (van Nievelt van Aertsbergen).

Adamus. 410.
„ „ Aemilius. 344.

„ „ (de Nyevelt), Adrianus. 394.

„ „ (Niveldius, Niveltius). 394, 437,

-ocr page 669-

Zulenus (a), Meveldius (Nyeveldia), Henrica. 349.

" V (Niveltii dominus). Jacobus. 426.

» (van Nyevelt), Oda. 254.
» „ (Nieveltius de Leerdam), Stepha-

nus. 431.

Zutphania, Maria. 265.
Zwart, Petrus. 26.
Zylius. 352.

„ Everardi filius. 417.
„ Everardus. 370.
Zyrikius (vanZyrik), Johannes, bisschop van Utrecht. 376.

-ocr page 670-

II, PLAATSENREGISTER.

A.

Aa. 226.
Aalst. 92, 256.
Abcoude. 227, 258, 405.
Aire. 98.
Aken. 199.
Alfen. 277.

Alkmaar. 244, 272, 306, 319, 320, 386, 434.
Ameide. 237.

Amerode (Ammerzoden?), kasteel. 232.
Amerongen. 7, 9, 120, 311.

Amersfoort. 28, 50, 55, 225, 251, 252, 322, 345, 383, 391.
Amiëns. 434, 437, 441, 445.
Amstelland. 232.

Amsterdam. 15, 37, 49, 32, 60, 153, 217, 264, 284, 324,

346, 396, 405, 434, 438 en XXVI, XLIX, LXXTII.
Anholt. 301.

Antwerpen. 11, 15, 17, 22, 120, 132, 148, 196, 202, 227.
Arkel. 200.
Arnemuiden. 95.

Arnhem. II, 42, 43, 48, 53, 54, 56, 66, 214, 217, 218,

277, 403, 435, 439.
Arras. Zie Atrecht.
Artois. 427.
Assumburg. 261, 284.
Assendelft. 284.
Atrecht. 121, 434.

-ocr page 671-

659
B.

Baarn. 47, 445.
Batenburg. 27.
Berch. Zie Rijnberk.
Bergen. 131, 279.

Bergen-op-Zoom. 117, 180, 195, 198.
Betbun e. 98.

Betuwe. 62, 198, 209, 238, 246. 296, 383, 474.
Beverwijk. 272.
Bildt, de. 361.

Blijenbeek, kasteel. 64, 199, 200.

Bloemendaal, klooster. 35 , 258.

Bodegraven. XXVI, 271.

Bommelerwaard. 245, 383.

Bonn. 150, 171.

Brabant. 79, 132, 483.

Brakel, kasteel. 205.

Breda. 27, 230, 231, 259, 483, XLVII.

Bredevoort. 445.

Breukelen. 75, 469.

Brielle. 131, 261.

Brittenburg. 85^

Broek, kasteel. 476.

Bronkhorst, kasteel. 177, 478.

Brugge. 366,

Brussel. 202.

Bunschoten. 476.

Buren. I, 27, 33, 367, 469.

C. Zie ook K.

Cadix. 419—421,

Calais. 96, 97, 414, 437, 452,

Capelle. 313.

Cleve. 300, 304, 352.

Coetsveld. 479.

Coevorden. 327, 329, 331, 358, 365.
Crevecoeur. 246,

Cronenburg, kasteel, 227, 232, 233.
Culenburg. 137, 239, 334, 383.

-ocr page 672-

D.

Dalebroek. 83.

Delft. 88, 153, 207, 211, 238, 368, 408, 434, 441, 457,

465, 472, XXVI.
Delfzijl. 292, 296.

Deventer. 142, 176, 196, 198, 233, 253, 280, 403, 482.
Dieppe. 316, 317, 450, 452.
Dierem. 7.
Diest. 256.

Dodendael, kasteel. 239, 242.
Doetincbem. 478.
Doesburg. 137, 392.

Dordrecbt. 27, 28, 93, 94, 140, 152, 166, 198, 201, 202,
207, 211, 218, 230, 335, 383, 418, 453, 471, LXXIV.
Douai. 98 sqq., 132, 158, 165, 360 en XCIL
Drente. 390.
Duinkerken. 248, 380.
Duisburg. 299, 326, 469.
Duiveland. 225, 464.

E.

Eemland. 444.
Eemnes. 444.
Egmond. 276, 385.

abdij. 277, 284.
Eiden. 297.
Elsbout. 246.
Embden. XXVII.
Ementiel (Enumatil). 296.
Emmerik. 56, 174, 469, 479, 480, 483.
Enkhuizen. 28, 146.
Enschede. 447.
Everdingen. 239.

F.

Franeker. 138, 409. XXVII.

Friesland. 44, 79, 133, 259, 296, LXXXI, LXXXVL

-ocr page 673-

Gaesbeek. 20.

Geertruidenberg. 195—197, 207, 230, 348—345, 347, 427,444.

Geestken. 256.

Gelder, hertogdom. 48.

Gelderland. 79, 118, 127, 133, 313, 333.

Gent. 118.

Geyn, kasteel De —■. 66.

„ klooster te —. I, 66.
Gildenburg. 54.
Goch. 229, 481.
Gooi. 469.

Gorinchem. 18—20, 23, 26, 28, 198, 210, II.
Gouda. 28, 75, 136, 153, 212, 243, 419.
Grave. 129, 209, 234, 245.

\'s Gravenhage. 77, 80, 87, 117, 141, 196, 211, 236, 241,

244, 261, 271, 342, 366, 443, 444.
Grevelingen. 51, 97.
Groenlo. 392, 443, 444.
Groningen. 284, 289, 296, 345, 365, 368, 444.
Gulik. 300, 303.
Gunterstein, kasteel. 376.

H.

Haarlem. 28, 152, 202, 229, 230, 238, 244, 250, 308.

Hagestein. 438.

Harn, kasteel, 242.

Hamburg. 263.

Harderwijk. 28, 147.

Haren. 365.

Hattem. 66.

Hedel. 199, 207, 222, 246.
Heidelberg. LXX, LXXXIV.
Heikoop. 207.
Heiloo. 316.
Hemert. 199, 245.
Henegouwen. 222, 369, 427.
Herstal. 20.

\'s Hertogenbosch. 48, 57, 117, 244, 314, 419, 466.

Buchellius, Commentarius, 36

-ocr page 674-

Heusden. 195, 198, 200, 207, 208, 327, 483.
Hoey. 380.

Holland, graafschap, LXXI.
79.

Honingen, kasteel. 30.

Honselersdijk. 102.

Horst, kasteel. 388.

Houten. 57, 121, 203, 205, 328, 484.

Huissen. 47.

Hulst 305, 419, 422, 429.

IJsel, Hollandsche. 213.
IJseloord, 50,

IJselstein, 41, 60, 148, 241,

I.

Jaarsveld. 416, LIV,
Jutfaas, 193, 233, 347,

K.

Kamerijk. 209, 218, 360, 374, 398, 400.
Kampen. 28, 68, 77, 198, 331.
Katwijk. 54, 85, 238.
Keppel. 77.

Keulen, 56, 150, 208, 244, 438, VIII, XXIL

Knodsenburg, 295, 296.

Kockengen. 362,

Kortenhoef, 375, 382,

Koudekerk. XXVI, XLIII.

La Fere. 416.
Langbroek. 335.
Langerak, 83, 383, 387,
Leerdam, 27, LV,
Leeuwarden. 159, 247, XXVH.

-ocr page 675-

Leiden. 28, 72, 77, 80, 82, 83, 118, 188, 140, 153, 160,
176, 211, 212, 214, 263, 271, 281, 311, 314, 320, 336-340,
349, 374, 408, 409, 415, 438, XXII, XXVII, LXXIL
Lens. 98.

Leuven. 59 , 63, 109, 116 , 223.

Lier. 402.

Lillers. 98.

Lingen. 448.

Lobith. 174.

Loenen.r311, 328.

Loenersloot, kasteel. 227.

Loevestein. 23.

Lokeren. 209.

Loosduinen. 40.

Lopik. 383.

Loreto. 115.

Luik. 305.

Lutkebourg (Lutkeburen ?) 296.

•\'rCje

M.

Maarsbergen. 200,
Maarsen. 375.
Maaslandsluis. 254,
Maastriebt. 55, 319, 361.
Malburgen. 47.
Malsem, 469,
Mariëndaal, klooster. 121.
Marsdiep. 286.
Meerkerken. 74.
Mei vingen. 61.
Merwede. 95.

Meurs, 810 , 441, 450 , 469,
Middelburg. 96, 418.
Mijdrecht. 370,
Mye 75.
Minden. 148.

Montfoort. 78, 79, 269, 400.
Munster. 479.
Mynden. 232.

-ocr page 676-

564
N.

Neurenberg. 281.
Neuss. 119, 236.
Nieuw-licht, klooster. 35.
Nijenburcb. 281.
Nijenrode, kasteel. 226, 375.
Nijevelt, huis. 248, 266.
Nijkerk. 47.

Nijmegen. 52, 66, 206, 234, 235, 239, 240, 281, 302,

312, 341, 418, 469, 472.
Noordwijk. 230.
Normandië. 134.

0.

Oedenrode, St. 410.
Ooltgensplaat. 95.
Oldenzaal. 446.
Omer, St. 97, 98.

Oostbroek, abdij. 18, 61, 70, 121, 157.
Oost-Indië. 449, 453, 473, 481.
Ootmarsum. 345 , 446.
Opslach, Den. 296.
Orsoy. 475.

Ostende. 131, 153, 195, 197, 427.
Oudenaarde (?). 97, 98, 119.
Oudewater. 213.
Oudwijk, abdij. 72, 478.
Overijssel. 133.

P.

Paneras, St. 318.

Parijs. 55, 118, 123 vlg., 244, VI, VII.
Poederoyen. 204, 207.
Putten. 258.

Q.

Quintin, St. 9.

R.

Rammekens. 95.
Regensburg. 366.

-ocr page 677-

Reinsburg. Zie Rijnsburg.
Rhees (?). 479.

Rhenen. 62, 120, 199, 323, 427, 428.
Rijn. 217, 223, 244, XCII.
Rijnberk. 204 , 206 , 209 , 226 , 440.
Rijnsburg, abdij. 86, 253, 254, 337.
Rijswijk. 249.
Rodorp. 61.
Roermond. 454.
Rome. 162 vlg.; IX.
Rosendaal. 46.

Rotterdam. 23, 30, 52, 88, 89, 211, 238, 243, 311, 405,

408, 416, 473, 474.
Rouaan. 318.
Ruhrort. 144.

S.

Saragossa. 424.
Schelde. 11, 12, 117.
Schenkenschans. 172, 304.
Scheveningen. 245—249.
Schiedam. 203, 261.

Schoonhoven. 67, 93, 202, 216, 220, 383.

Segfelt. 95.

Sichem. 379.

Sion, klooster. 241.

Sluis. 150, 152, 153.

Soest. 445.

Spa. 202.

Staden. 140.

Stavoren. 146, 287.

Stapel, kasteel. 313.

Steenbergen. 248.

Steen wijk. 68, 77, 208, 284, 325, 326.
Stokkum. 245.
Strijen. 243, 258.

T.

Terschelling. 25.
Texel. 25, 286.

-ocr page 678-

Tiel. 48, 198, 209, 383.
Tielerwaard. 383, 403.
Tienen. 198, 245.
Tricht. I, 469.
Turnhout. 433, 462.

U.

ülm. VIII.

Utrecht, varia. 8, 9, 15, 29, 37, 42, 44, 46—48, 56—59,
64, 76, 79,117, 118, 131, 135,140, 142, 143,147,
150, 151, 172, 177, 183, 184, 190, 195,204,217,
241, 250, 258, 281, 327, 332, 345, 346, 350, 368,
375 , 382 , 386, 390, 395, 400, 403, 405, 411, 415—
418 , 422 , 424 , 430 , 439 , 444, 447—449, 453, 455,
466, 467, 470, 478, 480, LIV, LV, LXni, LXXIV,
LXXXVII, LXXXIX, XC, XCL
archief, n, LIX, LXXVIII.
Buurkerk. 50, 55, 75, 119, 136, 154, 164, 199,
222, 328, 369, 404.

Dom en Domtoren. LXVI, LXXVIII, C, Cl, 9,
40 , 56 , 57, 62 , 65 , 71, 72, 110, 136, 138, 142,
161, 176, 236, 239, 242, 334, 352, 857,360, 365,
369, 383, 385, 388, 391, 404, 411, 415, 425,
430, 438, 446, 448.
„ gasthuizen. 58, 363, 473.

geestelijliheid (zie ook de verschillende kerken).
9, 41, 55, 60, 63, 200.
Geertekerk. XXXV, 361.
„ Dolhuis. 415.
„ Gerechtshof. 399, 444.
„ Hieronymuskerk. 382, 388.

St. Jacobuskerk. 14, 15, 52, 55, 60, 69, 74, 403, 452.
St. Janskerk. 58, 61, 63, 64, 77, 92, 138, 200,
357, 360, 363, 366, 369, 445, 448.
kloosters. 28, 35, 36, 38, 71, 73, 102, 106, 135,
152, 181, 341, 480.

St. Mariekerk. LXV, LXVI, 8, 11, 14, 16, 51,
54, 59, 70, 75, 102, 107, 118, 135, 154, 164,
178, 197, 327, 342, 343, 353, 355, 358, 360, 375,
377, 378, 382, 389, 408, 437, 467, 468,

-ocr page 679-

Utrecht, St. Nicolaaskerk. 55, 70.

„ onlusten. 178, 182, 184, 191, 196.
„ St. Paulusabdij en Seminarie. 429 , 345 ^ 348,
375, 394.

„ St. Pieterskerk. I, 14, 19, 21, 35, 51, 62, 68,
70, 72, 116-118, 120, 135, 140, 181, 221, 250,
339 , 345 , 369 , 408 , 413 , 449.
St. Salvatorskerk. 90, 135, 138, 152—154, 161,
177, 217, 239, 335, 360, 429, 438, 477.
„ scholen. 28, 34—39, 41, 55, 189, 190, 333, 389,

425 , 429 , 445 , 450 , 482.
„ Spanjaarden in —. 26 , 44.
„ Stadsbibliotheek. I.

Stadsweerbaarheid. 26, 30, 33, 126, 127, 180,
246, 353, 379, 402, 416, 428, 430, 446, 449, 480.
„ stedelijk bestuur. 8, 10, 11, 16, 24, 25, 34, 37,
39—41, 44, 49, 50, 54, 58, 60, 63, 66, 72, 73,
75, 78, 79, 92, 93, 115, 116, 139, 141, 157,164,
176, 179, 192, 214, 215, 225, 245, 253, 255, 299,
331, 349, 352, 357, 373, 391, 401, 411, 427, 432,
446, 450, 481 en XLII.
„ tuchthuis. LIX vlg.

Universiteitsbibliotheek. XXI, XXXVII, LXXXV,
XCV, XCVL

Vreeburg. 45 , 47, 55 , 66 , 68 , 240 , 345 , 376,
386, 415.

V.

Vechten, burcht te —. 215.
Veere. 28.
Velp. 43.

Veluwe. 47, 93, 120, 137, 198, 225, 372, 428.
Venendaal. 69.
Vervins, 458.

Vianen. 14, 18, 72, 83, 122, 193, 196, 207, 209, 237,

324, 329, 434.
Vlaardingen. 135.
Vleuten. 64.
Vlie. 146,

-ocr page 680-

Vlissingen. 95, 109, 131, 465.
Voorhout. 84.

Vreeswijk. 54, 66, 121, XXVIII.
Vroonen. 318.

W.

Waas, Land van —. 302, 418, 419.
Wageningen. 305.
Walcheren. 95—109.
Waterland. 232, 310.
Weert, huis te. 403.
Werkhoven. 204.
Wesel. 299, 360, 477.
Westbroek. 175, 469.
Wieringen. 25.

Wijk bij Duurstede. LIV, 9, 53, 144, 225, 257, 258,

268, 322, 427.
Woerd, klooster op den —. 819.
Woerden. 255, 351, 444, XXVL
Wormer. 284, 321.
Woudrichem. 20.
Wouw. 344.

X.

Xanten. 74.

z.

Zaltbommeh 198, 411, 419.
Zeeland. 44, 79, 133, 239, 248, 429.
Zevenbergen. 197, 234.
Zevender. 16, 483.
Zierikzee. 28, 40, 95, 464.
Zijpe. 429.

Zuiderzee. 139, 208, 287.
Zuilenstein, kasteel. 311.
Zutphen. 137, 142, 176, 278, 292, 298.
Zwolle. 28, 62, 208.

-ocr page 681-

III. ZAAKREGISTER.

A.

Aardrijkskunde. XCII.

Antiquiteiten. XX, 215, 255, 262, 266, 383, 337, 887, 459,

460, 483.
Archieven te Rome. 164.

„ „ Utrecht. Zie Utrecht.
Arianen. 132.

Arminianen. Zie Remonstranten.
Armada, Spaansche —. 175.

Beeldenstorm. 15, 53, 55, 60—62, 72.
Beggijnen. 59, 246.

Belastingen. 50, 60, 107, 108, 138, 142, 172, 173, 187, 194,
197, 198, 208, 275, 302, 308, 325, 343, 356, 357, 426, 434,
445, 452, 467, 479, 484—486.
Bezetenheid, 394 , 395.
Bidstond. Zie Gebeden,
Bijbelvertaling 378.

Bijgeloof. 108, 184, 189, 216, 218, 231, 236, 320, 350, 381,

396, 397, 419. Zie ook Spoken en Tooverij.
Bisschoppen, Nederlandsche —. 13, 18, 62, 82, 163, 181,

212, 227, 230, 252, 258, 266, 279, 377, 388.
Boekdrukkunst. 203, 229.
Boeken verboden. 19, 367.
Brigittenbroeders. 175,

-ocr page 682-

C.

Concilie van Lateranen. 345.

„ Trente. 9, 14, 16, 17, 163.
Consistorialen. XL, 285, 286, 241, 267.
Curiosa. Zie Zeden.

D.

Dagen, Namen der —. 24.
Dominicanen, 15, 48, 64, 288, 447.

E.

Engelschen in ons. land. 127, 130, 132, 135, 136, 141—148
152, 153, 155, 192, 195, 260, 261, 264, 316, 465.

F.

Franciscanen. 15, 43, 48. 57, 69, 86, 174, 357.
Frankrijk. 347, 434, 437, 452, 458, 463.

Gebeden, Openbare XLVII, 208, 270, 289, 807, 335,

345, 361, 368, 374, 384, 408, 433, 445, 480.
Gebruiken. Zie Zeden.

Geestelijke goederen, Beheer van —. 65, 70, 143, 180.
Geldmiddelen. 25, 60, 63, 64, 107, 137, 143, 327, 881, 344,
872, 400.

Geneeskunde. 199, 256, 320, 321, 342, 414, 485, 436.
Geschiedkunde. XXXII, LXXXI sqq.. CHI, 442, 485.
Geuzen. 26. 29.

Godsdiensttwisten. 52, 57, 311, 342, 846, 351, 358, 366, 482.
Grafschriften. VII, XXXVI, 45, 70, 158, 274, 277, 838, 457.

H.

Handel en nijverheid. XIII, XLIX sqq., 67, 69, 88, 89,
91, 95, 123, 128, 146, 156, 178, 189, 193, 204, 208, 212,
218, 226, 227, 230, 243, 249, 251, 264, 267, 273, 286, 289,
305, 810, 362, 396, 408, 440, 445, 458, 474, 476.

-ocr page 683-

Hervormde godsdienst. XXXIX, XL, XLIV, XLVII, L,
17, 55, 60, 62, 65, 68, 72, 74, 78-80, 92, 103, 124, 132,
222, 226, 242, 288, 347, 369, 374, 405, 417, 440.
Heksenprocessen. Zie Bijgeloof en Tooverij.
Huwelijken. 17, 21, 119.

I.

Inscripties. LVIII, LIX, LX, 22, 46, 68, 82, 85, 89, 90,
131, 163, 215, 241, 257, 315, 324, 341, 389, 450, 462,
406. Zie ook Grafschriften.
Inquisitie. 183.

Jesuieten. XLIII, XLIV, 50, 99, 105, 132, 226, 292, 373,
384, 414, 431, 453, 470.

Karmelieten, 86.

Katholieken. XXXVIII, XLII, XLIII, XLVI, LVI, 27,
88, 47,
56, 60, 64, 75, 76, 78, 106, 151, 181, 224, 226,
240, 343, 413, 417, 470. Zie ook Strafwetten.
Kleederdrachten. 142.
Kloosters. 56, 254.

Kunst. XXIX, 46, 86, 87, 91, 131, 181, 211, 212, 230, 251,
257, 264, 272, 285, 309, 325, 326, 380, 358, 442, 460,
481—483.

L.

Libertijnen. 251.
Liefdadigheid. 163.

Magie. Zie Tooverij.

Malcontenten. 66, 77, 92, 106, 116, 403.

Militaria. 137, 172, 190, 278, 299, 302, 309, 341, 362,

420, 423.
Mennonieten. Zie Wederdoopers.
Muizenplaag. 427, 430, 438.

Muntwezen. 72, 94, 331, 335, 359, 365, 370, 377, 427.

-ocr page 684-

N.

Natuurlijke historie. 47, 52, 133, 140, 175, 177, 189, 234,
235, 262, 286, 288, 290, 320, 321, 361, 375, 381, 384, 392,
406, 418, 432, 440, 441, 443, 451, 452.

Natuurverschijnselen. 49, 71, 95, 137, 193, 218, 225, 239,
343, 356, 364, 381, 419, 450.

0.

Oost-Indische Compagnie. XLIV, XLIX sqq.

Onderwijs. 483. Zie ook Universiteit en Utrecht, scholen.

Opstand tegen Spanje. 11, 21, 25, 28, 33, 40, 43, 45, 46,
61, 68, 69, 119, 126, 153, 177, 190, 193, 198, 206, 217,
225, 245, 248, 278, 292, 296, 319, 325—327, 337, 341, 403,
410, 418, 427, 446, 447.

P.

Penningkunde. LVI, 255, 336, 387, 439,442,459,460,479.

Pest. 72, 351, 466, 469, 471, 474.

Plakkaten. 194, 216, 218, 244, 263, 356, 362, 367, 403, 413,
425, 434, 444, 448, 465, 470, 478, 480, 483.

Plantenkunde. XCII, 217, 221, 320, 396, 462.

Prijzen van grond. 227.

Prijzen van levensmiddelen. 7, 13, 91, 121, 138, 198, 403,
406, 410, 424, 435, 438.
„ vee. 412.

„ verblijf. 134, 144, 159.
„ vervoer. 93, 133, 134, 149, 160, 183, 271, 285,
288, 293.

R.

Recht. VI, XXIV, 214, 223, 240, 241, 362, 484.

Rechtsgeleerden, College van —. 354, 356—3583 369, 379,
396, 400, 408, 416, 418, 420, 422.

Rechtsspraak. II, 60, 68, 75, 80, 184, 190, 222, 235, 238,
260, 261, 266, 267, 329, 331, 335, 342, 347, 348, 350, 351,
366, 372, 381, 390, 393, 394, 399, 411, 419, 420, 422, 438,
445, 447, 469.

Ridderorden. 122, 131, 136, 254, 260, 426.

Remonstranten. XLI, XLII, XLIH, XLV, LVI.

-ocr page 685-

S.

Scheepvaart. 243, 244, 290, 831, 397, 417, 440, 453, 478.

Scholen. XLII, XLVI, XLVIJI. Zie Utrecht, scholen.

Seminaria. LI, LIL Zie ook Utrecht, St. Paulusabdij.

Spanjaarden in de Nederlanden. 19, 25, 26, 36, 37, 44, 77,
92, 116, 118, 136, 142, 144, 151, 172, 184, 193, 195-200,
203—205, 207—209, 225-227, 242, :246, 254, 256, 259,
286, 295, 298, 318, 330, 845, 850, 356, 369, 377, 379, 397,
402, 422, 434, 440, 475, 476, 478, 479, 481, 483.

Spoken. 36, 40, 142, 186, 192, 196, 372, 426.

Staten van Friesland. 409.

-generaaL XLVII, LVIII, 119, 128, 180, 132,-169,
173, 244, 259, 289, 294, 826, 334, 343, 344, 347,"355,
379, 398, 432, 434, 467.
„ van Holland. 82, 95, 103, 243, 248, 249, 260, : 326,

337, 389, 340, 349, 429.
„ „ Utrecht. XLIX, LIV, LX, LXI, LXIII, 21,
45, 48, 50, 51, 54, 62, 66, 72, 80, 93, 102, 117,
120, 135, 138, 142-144, 152, 160, 180, 181, 184,
189, 194, 197—200, 206, 211, 218, 229, 238, 244,
255, 259, 267, 271, 275, 278, 286, 289, 298, 300,
301, 316, 320, 828, 331, 334, 341, 343, 845, 347,
348, 353, 356—358, 862, 864, 365, 869, 370, 372,
375, 376, 379, 384, 388, 395, 396, 400, 401, 403,
404, 411, 415—417, 424—426, 428, 429, 436,
438, 445, 449, 452, 462, 463, 469, 474, 478,
483—485.

Synode van Dordrecht. XLV.

T.

Tijdrekening. 69.

Tollen. LIV, 248, 304, 400.

TooneeL XXVII, 108, 265, 279, 280, 356, 360, 363,
406, 470.

Tooverij. XX, 216, 261, 850, 351, 386, 390, 392, 405, 427,
428, 430, 468, 469, 471, 472. Zie ook Bijgeloof.

Troebelen. 178, 182, 184, 191, 196, 474. Zie ook Engelschen.

Tucht, Kerkelijke —. XLI, XLII, XLVL

-ocr page 686-

Universiteit te Douai, 98 vlg.
„ „ Leiden. 80 vlg.

Visscherij. 273.

Vloot. 175, 218, 414, 416, 419, 430, 437, 448, 450, 452, 485.
„ Onoverwinnelijke —. Zie Armada.
„ Zilveren —, LVII vlg.
Vredesonderhandelingen, 175, 262, 316, 451, 452, 472.

Wapenkunde, 268, 364.

Watervloeden. LXXXVI, LXXXVII, 22, 23, 67, 383, 384.

Waterlanders. 367.

Wederdoopers. LXXI, 256, 289, 307, 325.

West-Indische Compagnie, LVI vlg.

Z.

Zeden, gebruiken en curiosa. LXI, 17, 18, 29, 33, 34,
38, 40, 46, 49, 53, 59, 61, 66, 68—70, 75, 84, 87, 89, 91,
94, 98, 103, 104, 107, 118, 120, 122, 124, 126, 133, 134,
136, 142, 144, 147, 151, 160, 161, 166, 168, 170, 172, 183,
185, 188, 198, 206, 211, 217, 224, 225, 239, 245, 258, 276,
280, 288, 304, 310—312, 316, 317, 319, 330, 336, 343, 352,
354, 358, 362, 365—367, 377, 413, 419, 424, 436, 443, 445,
451, 456.

Ziekten. XXV, 130, 156, 368, 413, 417, 424, 445. Zie ook
Pest.

-ocr page 687-

UITGAYEN

YATS HET

HISTORISCH GENOOTSCHAP TE UTRECHT.

KROHIJK. 1846—1875.

2® jaargang.(1)/(5.—)

jaargang .

- (2.70)

jaargang .

- (3.70)

jaargang .

- (6.-)

jaargang .

- (6.-)

jaargang .

- (6.40)

8e

jaargang .

- (5.80)

jaargang .

- (6.80)

10®

jaargang .

- (6.80)

11®

jaargang .

- (3.20)

12®

jaargang .
jaargang .

- (3.60)

13®

- (4.80)

14®

jaargang .

- (5.10)

15®

jaargang .

- (4.60)

16®

jaargang .

- (5.40)

17® jaargang
I8e jaargang
19® jaargang
20® jaargang
21® jaargang
22® jaargang
23« jaargang
24e jaargang
25® jaargang
26e jaargang
27" jaargang
28® jaargang
29® jaargang
30® jaargang
31® jaargang
ƒ (S.80)
- (6.60)

- (7.40)

- (7.20)

- (7.60)

- (7.20)

- (9.20)

- (9.40)
-(10.70)

- (8.00)
- (8.20)
- (6.20)

- (8.30)
-(10.30)

- (8.40)

1.50.
1.50.
2.50.
2.50.
2.—.
3.—.
3.—.
3.—.
3.—.
1.—.
1.—.
1.50.
1.50.
1.50.
1.50.

1.50.
1.50.
2.—.
2.—.
2.—.
2.—.
2.50.
2.50.
3.—.
2.50.
2.50.
2.50.
2.50.
3.—.
2.50.

BKRIGTEIT. 1846—1863.

1® deel. 1® stuk. ƒ (3.40) 1.50.

1® deel. 2® stuk. -(2.20) 1.50.

2® deel. 1® stuk. -(2.20) 1.50.

2® deel. 2® stuk. - (3.80) 3.80.

3® deel. 1® stuk. -(.\'3.—) 1.50.

3® deel. 2® stuk. -(3.—) 1.50.

4« deel. 1® stuk. - (3.—) 2.—.

50

7® deel.2® stuk. - (6.50) 2.50

4® deel. 2® stuk. ƒ (2.50)
5® deel. 1® stuk. - (.3.20)
5® deel. 2® stuk. - (2.50)
6® deel. 1® stuk. - (2.50)
6\'deel. 2® stuk. - (2.10)
7® deel. l®stuk. - (5.50)

CODEX DIPLOMATICUS.

eeestb sbeib. (in 4°.) 1848. 1 deel. m. 9.60/5.20.
tweede sebib. (in 8°.) 1852—1863.

Pdeel. 1® afd. ƒ (3.75) 2.50.

l®deel.2e afd. - (3.10) 2.50.

2edeel. leafd. - (6.20) 3.50.

2®deel.2® afd. - (3.20) 2.—.

Sedeel. 1® afd. - (6.50) 2.—.

1.50
1.50.
1.50.
4.—.
1.—.

3® deel. 2® afd. ƒ (3.40)
4® deel. 1® afd. - (3.10)
4® deel. 2® afd. - (5.20)
5® deel . . . -(12.00)
6® deel .... (1.20)

1  De eerste jaargang is niet in druk yerschenen.

-ocr page 688-

BIJDRAGEÎT EH MEDEDEEliîKGEÎÎ. 1878—190Ö,

je deel .

ƒ (5.20)

2.50.

15® deel . .

. . ƒ 4.90.

2® deel .

- (5.20)

2.50.

16® deel . .

. . - 4.75.

3® deel . .

. - (5.20)

2.50.

17® deel . .

. . - 4.—.

4® deel .

. - (8.80)

4.—.

18® deel . .

. . - 5.75.

5® deel . ,

. - (5.40)

3.—.

19« deel . .

. . - 5.25,

deel .

• . • /

6.—.

20® deel . .

. . - 3.25.

7« deel . ,

5.—

21® deel . .

. . - 4.50.

se deel . .

3.60.

22® deel ; .

. . - 4.90.

9« deel . .

6,10.

23" deel . .

. . - 4.90.

10® deel . ,

.

5.80.

24® deel . .

. . - 5.25,

IP deel .

.

6.60.

25® deel . .

, , - 5.90.

12® deel . ,

.

4.10.

26® deel . .

, . - 4.50.

13® deel .

. . .

5.—.

27® deel . .

. . - 6.50.

14® deel . ,

, . . -

3.80.

Register op de Kronijk van 1846—1854. 185/,
R
egi-ster op de onderwerpen, behandeld in de
Kronijk, de Berigten en den Codex diplo-
maticus (1877)...........

WEBKEIT.

niefwb sbeie.

1. Annales Egmundani........

2. Verbaal van de ambassade naar Engeland,
1685 .............

3. Memoriën van Roger "Williams , , . .

4. Kronijken van Emo en Menko ....

5. Hortensius, Opkomst en ondergang van
Naarden............

6. Kronijk van Holland van den Clerc uten
laghen landen hi der see......

7. Kronijkv.EggerikEggesPhebens. 1565-1594

8. Verwijs, De oorlogen van Albrecht van
Beieren met de Friezen...... .

9. Verbaal van de ambassade naar Dene-
marken, enz. 1625 ........

10. Verbaal v. d. ambassade n. Engeland. 1625 .

11. Brieven van J. Wtenbogaert. I. (1584-1618)

12. Brieven v. J. Wtenbogaert III. (1618-1621)

13. Memorials of P. P. J. Quint Ondaatje. .

14. Verhooren van Hugo de Groot ....

15. Brieven v.J. Wtenbogaert. II 2, (1621-1626)

16. Memoriën van Cornelis Pieterszoon Hooft,

ƒ (5.80)
- (1,80)

1.50,
1.50.

ƒ (1.20)

1,—

- (1.80)

1.—

- (2.10)

1,—

- (3.70)

1.50

- (4.50)

4.50

- (2.30)

1.—

- (2.40)

i.—

- (9.80)

2.50

- (2.30)

1.—

- (1,90)

1.—

- (4,00)

1,50

- (2,80)

1.—

- (4.00)

4.50

- (4.80)

2.—

- (5,50)

2.—

- (4.90)

2.—

-ocr page 689-

1/. Brievenv.J.WtenbogaertUl L (1626-1627) ƒ (6.50)

18. Onderzoek omtrent de Middelburgsche be-
roerten van 1566 en 156/......- (3.40) 1.50.

19. Brieven y.J.Wtenbogaert. Ill 2. (1628-1629) - (8.20) 2.50.

20. Brieven v. Joh. Wtenbogaert. III 3. (16.30). - (6.10) 2.—.

21. De rekeningen der grafelijkheid van Hol-
land, I.............

22. Brievenv.J. Wtenbogaert. III 4. (1631-1644)

23. Journaal van Constantijn Huygens den
zoon. 1688—1696 I......

24. De rekeningen der grafelijkheid van Hol
land. II............

25. Journaal van Constantijn Huygens den
zoon. 1688—1696. II.....

26. De rekeningen der grafelijkheid van Hol
land.
III...........

27. Brieven van en aan J. D. van der Capellen
van de Poll.........

27b. Brieven van en aan J. D. van der Capellen
van de Poll. (Aanhangsel.).....

28. Bomeltus, Bellum Trajectinum . . .

29. De rekeningen der grafelijkheid van Zee
land. I............

30. De rekeningen der grafelijkheid van Zee
land.
II...........

31. Muller, Lijst van Noord-Nederlandsch
kronijken..........

32. Journalen van Constantijn Huygens den
zoon. 1673—1678 .......

33. Négociations de D\'Avaux à la cour d
Suède. 1633—1698. I......

34. Négociations de D\'Avaux, II, , . .

35. Négociations de D\'Avaux. III 1. . ,

36. Négociations de D\'Avaux. III 2. . .

37. Brieven van Lionello en Suriano en ver
slag van Trevisano aan den Senaat van
Venetië. 1616—1620 ......

Brieven aan R. M. van Goens. !.. .

38,

39.

- (7.80)

- (5,00)

- (5.40)

37

Dagverhaal van Jan van Riebeek. I. (1652
1655)............

40. Rijmkroniek van Melis Stoke, I, . .

41. De geschillen over de afdanking van het
krijgsvolk. 1649—1650. .....

Bucheïlius, Commentarius.

- (5,80)

- (4.50)

- (6.70)

- (7.20)

- (7.90)

- (6,20)
-(10,80)

- (1.40)

- (1.40)

- (6.80)

- (5.30)

- (1.40)

- (3,50)

- (8.00)

- (5,40)

- (5.60)

- (3.90)

- (6.10)
- (6,60)

2,50.
1.50.

6.70.

2.50.

7,90.

2.50.

3.~.

1,—.
1.—.

3.—.

3.—.

1.—.

3.50.

2.50.
2.—.
2.—.
1.50.

3.50.
3.50.

7.80.
2.50.

2.50.

-ocr page 690-

42. Ëijmkvoniek van Melis Stoke. IL . . . f (4.80) 2.50.

4.3. Brieven aan R. M. van Goens. IL . , - (4.60) 1,50,

44. Brieven van Jhr. Arend van Dorp. I. . . - (6.60) 3._.

15. Metnorienv.Mr.D.v.BIeyswijk. 1734—1755 -(4.50) 3,_.

46. Journalen van Constantijn Huygens den

zoon. 1680—1682......; . . - (2.20) 2.20,

47. Correspondentie van Lodevrijk van Nassau - (2.90) 2.90.

48. Kroniek van Sicke Benninge.....- (2.40) 2.40.

49. Narraeio de Groninghe, de ïhrente et de

Covordia..............(2.10) 2.10.

50. Brieven van Jhr. Arend van Dorp. II. . . (7.80) 2.50,

51. Documents concernant les relations entre le

duc d\'Anjou et les Pays-Bas. I, ( 1576-1578). - 6.80.

52. Resolutiën van de vroedschap van Utrecht

betreffende de akademie, 1632— 1812 . . - 7._.

53. De registers en rekeningen van het bisdom

Utrecht. 1325—1336. I.........7.30,

54. De registers en rekeningen van het bisdom

Utrecht. 1325—1336. II.......- 8.—.

55. Documents concernant les relations entre le
dued\'AnjouetlesPays-Bas. II. (1578-1579) - 6.25.

56. Brieven aan R. M. van Goens, III , , . - 3.—.

57. Documents concernant les relations entre le
ducd\'AnjouetlesPays-Bas.III. (1579-1581) - 8.90.

58. Dagverhaal V. Janv.Riebeek.il. (1656-1658) - 8.—.

59. Dagverhaaly.Janv.Riebeek,lII.(1659-16fi2) - 8.—.

60. Documents concernant les relations entre le

duc d\'Anjou et les Pays-Bas. IV. (1581-1583), - 4.50.

61. Documents concernant les relations entre le

duc d\'Anjou et les Pays-Bas. V. (1583-1584). - 8.50.

DEEDE SERIE,

1. Fr. Dussbldohp, Annales. 1566—1616 . - 7.50.

2. De oudste stadsrekeningen van Dordrecht.
1284—1424.............2.40.

3. Het oudste cartulariuœ van het sticht Utrecht ■ 4.60,

4. Brieven van Willem V aan Van Lijnden van

Blitterswijk...........- 3.50.

5. Lettres de Pierre de Groot à Abraham de

Wicquefort. 1668—1674 ......- 5.25.

6. Rekeningen van de gilden van Dordrecht.
1438
—1600 ..........- 2.80.

-ocr page 691-

H. Bontemantei, , De regeeringe van

Amsterdam. 1653—1672. I............ƒ 5.50.

8- H. Bontemantel , De regeeringe van

Amsterdam. 1653—16/2. IL . . . . . . 6.—.

9. Sekeningen d. stad Groningen u.d. 16e eeuw. - 4.—.

10. Briefwisseling tusschen de gebroeders Van

der Goes. 1659—1673. I............... 6. -.

12. DiariumEverardiBronchorstii, 1591—1627. - 2.40.

14. Gedenkschriften van Gijshert Jan van Har-

denbroek. 1747—1780. I..............- 6.50.

15. Brieven van Nicolaes van Reigersbercb aan

Hugo de Groot................... 7,50.

16. Collectanea van Gerardus Geldenhauer
Noviomagus......................- 3.75.

17. Gedenkschriften vati Gijsbert Jan van Har-

denbroek, 1780—1781. II............- 7.50.

18. Brieven van Johati de Witt. 1650—1657. L - 6.50.

19. Notulen der Staten van Holland, gehouden

door Hop en Vivien. 1671—1675 ... - 5.50,

20. Willelmi, capellani in Brederode, postea mo-

nachi etprocuratorisEgmondensisChronicon. - 3.90,

22. Register op de Journalen van Constantijn

Huygens Jr...................... 3.90.

Abraham de Wicquefort, Histoire des Provin ces-

Unies des Païs-Bas. 4 vo!.........- 26.—.

Bullarium Trajectensk. 2 tom.......- 24.—,

Verslag van de algemeene vergadering der leden

op 16 April 1895 ...........- 0.60.

Verslag van de algemeene vergadering- der leden
op 20 April 1897 ...........- 0.90.

Verslag van de algemeene vergadering der leden

op 14 April 1903 .....\'....... 0.90.

Bepalingen over de uitgave van handschriften. . - 0.25.

Bepalingen over het uitgeven van handschriften,

betrekking hebbende op de nieuwe geschiedenis . - 0.20.

Catalogus der boekerij van het Historisch Genoot-
schap.
uitgave. (1872)......... 1.60.

Ie Supplement op den Catalogus der boekerij van
het Historisch Genootschap (1882).....- 1.10.

2e Supplement op den Catalogus der boekerij van

het Historisch Genootschap (1895) ..."..- 2.10.

-ocr page 692-

UITGAVEN

VAN HET

HISTORISCH GENOOTSCHAP TE UTRECHT i).

Lijst van Noord-Nederlandsche kronijken, met opgave
van bestaande bandschriften en litteratuur. Door S.
Muller Fz. 1880 ........
f (1.40) 1.-.

Volledige lijst van alle Noord-Nederlandscbe kronijken en weg-
wijzer door de bestaande handschriften van uitgegevene en onuit-
gegevene kronijken.

Annales Egmundaai, 1863......f (1.20) 1.—.

Oudste bron voor de geschiedenis van het graafschap Holland.

Rijmkroniek van Melis Stoke. Uitgegeven door W. G.
Brill. 2 deelen. 1885.......
f (9.80) 5.-~.

Belangryk verhaal van een grafelijken klerk omtrent de geschiedenis
van de laatste tijden vau het Hollandsche en het optreden van
het Henegouwsehe huis.

Willelmi, eapellani in Brederode, postea monacW et pro-
curatoris Egmondensis Chronicon. Uitgegeven door
C. Pijnacker Hordijk. 1904.......
f 3.90.

Meuwe uitgaaf van deze belangrijke kroniek (vervolg der Egmon-
dische kronieken) volgens het eeüig bekende handschrift.

Kronijk van Holland van een ongenoemden geestelijke
(gewoonlijk genaamd Kronijk van den Clerc uten laghen
landen bi der see). 1867 .....
f (2.80) 1.—.

Kronijk, waarvan de tekst nauw verwant is aan de Hollandsche
vertaling der belangrijke kronijk van Beka.

Heheicus BombiiIüs, Bellum Trajectinum. 1878.

f (1.40) 1.-.

Verhaal van de gebeurtenissen, die aan de annexatie van het
sticht Utrecht door Karei V voorafgingen.

Kronijken van Emo en Menko, Uitgegeven door Feith

eu Acker Stratingh. 1866 .....f (3.70) 1.50.

Belangrijkste bron voor de oudste geschiedenis van Friesland,
vooral voor de sociale historie.

1) Deze inhoudsopgave der uitgaven van bet genootschap bedoelt
alleen den hoofdinhoud, niet den volledigen inhoud der werken te
vermelden.

-ocr page 693-

Quedam narracio de Groninghe, de Thrente, de Covordia
et de diversis aliis sub diversis episcopis Trajecten-
sibus. Uitgegeven door C. Piinacker Hordijk
1888.

ƒ (2.10) 2.10.

Belangrijk voor de geschiedenis vaa Groningen en Drente iu de
12e en I3e eeuw. Uitgaaf volgens een handschrift, dat aan de
uitgevers der Monumenta Germaniae onbekend is gebleven.

De kroniek van Sicke Benninge. 1® en deel (kroniek
van Van Lemego). Uitgegeven en met kritische aan-
teekeningen voorzien door J. A. Feith; met eene inlei-
ding van P. J. Blok. 1887. .... ƒ (2.40) 2.40.

Terhaal van een hooggeplaatst getuige vaa de gebeurtenissen, te
Groningen in de 16e en het begin der 16e eeuw, hier voor het
eerst op betrouwbare wijze uitgegeven. Ook de hier overgeno-
mene kroniek van Lemego over de 15e eeuw is het werk van
een tijdgenoot.

Het oudste cartularium Tan het sticht Utrecht. Uitge-
geven door S. Muller Fz. 1892......
f 4.60.

Bevat alle keizeroorkoadea van het sticht Utrecht en alle andere
giftbrieven uit de oudste tijden van het bisdom.

Bullarium Trajectense. Eomanorum Pontificum diplomata
usque ad Urbanum Papam VI in veterem episcopatum
Trajectensem destinata. Edidit Gisb. Brom. 2 tomi.
1891, 92 .............ƒ24.—.

Volledige verzameling van de in het pauselijk archief aanwezige
oorkonden, betrekking hebbende op het bisdom Utrecht.

De rekeningen der grafelijkheid van Holland onder het
Henegouwsche huis. Uitgegeven door H. G. Hamaker.
3 deelen. 1875—78 .......
f (19.20) 7.50.

De rekeningen der grafelijkheid van Zeeland onder het
Henegouwsche Huis. Uitgegeven door H. Gf. Hamaker.
2 deelen. 1879,80. ...... ƒ (12.10) 6.—.

Oudst bewaarde rekeningen van de Hollandsche graven, overrijk
aan bizonderbeden betrefiende de geographische, administratieve
en sociale toestanden van Holland in de veertiende eeuw.

De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325—
1336. Uitgegeven door S. Muller Fz. 2 deelen. 1889, 91.

f 15.30.

Eenige bron voor de kennis van de administratie van het bisdom
Utrecht in het begin van de veertiende eeuw.

De oudste stadsrekeningen van Dordrecht. 1284—1424.
Uitgegeven door C. M. Dozy. 1891 . . . .
f 2.40.
Bevat O. a. de eenige stadsrekeningen uit de dertiende eeuw, die
in Nederland bewaard zijn.

-ocr page 694-

Eekeningen van de gilden vaa Dordrecht. 1438—1600
Fitgegeven door J. C. Overvoorde. 1894 . .
f 2.8o!
Eenige bewaarde mi-ddeleeuwsche relïeningen ran Nederlandsclie
gilden, van belang voor de kennis van de inrichting dezer cor-
poraties.

Rekeningen der stad Groningen uit de 16^ eeuw: Uitge-
geven door P. J. Blok. 1896 ......
f

Geven een volledig overzicht van de administratie der stad Gro-
ningen la de eerste helft der zestiende eeuw.

E. Verwijs, De oorlogen van hertog Albrecht van Beieren
met de Friezen in de laatste jaren der XIV^ eeuw

.............ƒ (9.80) 2.50.

Bewerking van de^e belangrijke episode der Nederlandsche ge-
schiedenis, voornamelijk getrokken uit de grafelijkheidsrekeaingen
van Holland.

G. öeldeifhauee ^foviomagus, Collectanea. Uitgegeven

door J. Prinsen J.Lz. 1901.......ƒ 3.75.

Aanteekeningen en opstellen van den bekenden humanist, " be-
langrijk voor de kennis van zijn tijd, vooral voor de geschiede-
nis der hervorming en voor de gebeurtenissen in het bisdom
Utrecht.

\'sKonings wege ingesteld omtrent de
Middelburgsche beroerten van 1566 en 1567. Uitgeo-even
door J. Van Vloten. 1873.....ƒ (3.40) 1.50.

Zeer belangrijke bron voor de geschiedenis van de hagepreeken
den beeldenstorm en het eerste gewapende verzet tegen de Span-
jaarden in Zeeland.

Correspondentie van en betreffende Lodewijk van Ifassau
en andere onuitgegeven documenten. Verzameld door

P. J. Blok. 1887 ........ƒ (2.90) 2.90.

Bevat o. a. de onuitgegeven apologie van Lodewijk, de rechter-
hand van zijn broeder prins Willem van Oranje, en eene corres-
pondentie betreffende zijne onderhandelingen met het Fransche hof.

HoiiTENSiüs, Oyer de opkomst en den ondergang yan
xYaarden. Uitgegeven door Peerlkamp en A. Perk

........ . . . / (4.50) 1.50!

Dit geschrift van Lambertus Hortensius, rector der Latijnsche
school te ïfaarden, is vooral merkwaardig om de mededeelingen
over het begin van den 80-jarigen oorlog en het uitvoerig ver-
haal van het uitmoorden van Naarden door de Spanjaarden (1572).

Memoriën van Roger Williams. Uitgegeven door J. T.

Bodel Nyenhuis. 1864 ...... /■ (2.10) 1.—.

Merkwaardig voor de oorlogsgeschiedenis der jaren 1572—1574,"
de sebrijver was ooggetuige der gebeurtenissen in de
eerste jaren
van den opstand tegen Spanje.

-ocr page 695-

Brieven en onuitgegeven stukken van Jonkheer Arend
van Dorp, heer van Maasdam. Uitgegeven door J. B. J. N.
ridder De van der Schueren. 2 deelen. 1887, 88.

ƒ (14.40) 5.50.

Papieren van een handlanger van prins Willem I, belangrijk
voor de intieme geschiedenis van den opstand tegen Spanje.

Documents concernant les relations entre le due d\'Anjou et
les Pays-Bas. (1576—1584.) PuWiés par P. L. Muller
et Alph, Diegerick. 5 vol. 1889—99. ... ƒ 34.95,

Volledige bronnenuitgaye betreffende de tussohenkomst van deu
hertog van Anjou, broeder van Hendrik III, in de zaken van
den Nederlandscheii opstand en de aanneming van de souvereini-
teit over de Ifederlandsohe gevs^esten.

Kronijk van Eggerik Egges Phebens. 1565—1594. Uit-
gegeven door H, O. Feith 1867. . ,
f (2.40) 1,-—,
öroningsche kronijk van een onpartydigen liervormingsgezinde,
bron van Emmius.

Uittreksel uit Francisci Dusseldorpii Annales. 1566—1616.

Uitgegeven door R. Fruin. 1894 .....f 7.50.

De geschiedenis van den opstand, door een katholiek tijdgenoot
geschreven.

Diarium Everardi Bronchorstii sive Adversaria omnium
quae gesta sunt in academia Leidensi, 1591—1627.
Uitgegeven door J. C. Van Slee. 1898. . ,
f 2.40.
Curieuse aanteekeningen over het onderwijs en het leven aan
de Leidsche academie.

Brieven van Lionello en Suriano uit Den Haag aan Doge
en Senaat van Venetië in 1616—1618, benevens Verslag
van Trevisano betreifende zijne zending naar Holland

in 1620. 1883 .........f (6.10) 3.50.

Merkwaardige brieven van de bekende Venetiaansche diplomaten
over de geschillen tijdens het bestand.

Memoriën en adviezen van Cornelis Pieterszoon Hooft.
1871.......
............f (4.90) 2.—.

Belangrijk voor de geschiedenis van Amsterdam in de jaren
1578—1820 en voor de houding van deze stad in de godsdien-
stige geschillen.

Verhooren en andere bescheiden betreffende het rechts-
geding van Hugo de Gfroot. Uitgegeven door R. Fruin.
1871.............ƒ (4.80) 2.—,

Belangrijk voor de kennis van den strijd tusschen de twee groote
staatspartijen in het begin van de republiek, waarbij Grotius
eeae belangrijke rol vervulde.

-ocr page 696-

Brieven en onuitgegeven stukken van Johannes Wten-
bogaert. 1584—1644. Uitgegeven door H. 0. Rogge. 7
deelen. 1868/74 ........
f (37.60) 12.50.

Deze eorrespondeutie van den beienden Eemonstrantschen hof-
prediker van prins Maurits is in de eerste plaats belangrijk voor
de geschiedenis ran de kerkelijke woelingen tijdeus het bestand.

Verbaal yan de ambassade van Aersaen, Joachimi en Bur-
mania naar Engeland. 1625. 1867 . .
f (1.90) 1.—,

Bevat de onderhandeling over een verbond van onderlinge be-
scherming na het afspringen van het huwelijk tusschen den zoon
van den Engelsehen koning en eene Spaansche prinses.

Verbaal van de ambassade van (ïaspar van Vosbergen bij den
koning van Denemarken, den Neder-Saxisehen kreits en
den koning van Zweden. 1625. 1867 .
f (2.30) 1.—.

Behelst de onderhandelingen over een verbond tegen den keizer
en den koning van Spanje in het begin van den Dertigjarigen oorlog.

Brieven van Nicolaes van Reigersbercb aan Hugo de
Groot. 1902.............ƒ 7.50,

Beïangrijk voor de geschiedenis van De Groot; bevat voorts eene
reeks van gewichtige berichten over de toestanden in Nederland
in de jaren 1622—1643.

Resolutiën van de vroedschap van Utrecht betreffende
de Academie. Uitgegeven door J. A. Wijnne en Lucie
Miedema. 1888, 1900 .........
f 7,—,

Met een uitvoerige inleiding over de inrichtingen van hooger
onderwijs te Utrecht vóór 1636.

Abbaham de Wicqüeforï, Histoire des Provinces-Unies des
Païs-Bas, depuis le parfait establissement de eet estât
par la paix de Munster, 4 volumes. L 1861. IL 1864.

ÏIL 1866. IV. 1874 .............ƒ 26.—.

De beste gelijktijdige geschiedenis van de Nederlanden in de
tweede helft der zeventiende eeuw door eea diplomatiek agent.

De geschillen over de afdanking van het krijgsvolk in de
Vereenigde Nederlanden in de jaren 1649 en 1650.
Toegelicht door J. A. Wxjnne. 1885. .
f (5.40) 2.50.

De bekende geschillen van het jaar 1650 worden hier toegelicht
uit onbekende stukken uit het Huis-archief van H, M. de Koningin,

Brieven van Johan de Witt. 1650—1657(1658). I. Bewerkt
door Robert Fruin, uitgegeven door G. W. Kernkamp.
1906 .................../-e.öo.

Zeer belangrijke bron voor de binnen- en buitenlandsche geschie-
denis van de Eepubliek gedurende de eerste stadhouderlooze
periode en voor de kennis van het particulier leven van den
Saadpensionaris.

-ocr page 697-

Dagverhaal van Jan van Riebeek, commandeur aan de Kaap
de Goede Hoop. 1652—1662. 3 deelen. 1884—93.
f 23.80.

Merkwaardig verhaal van dm stichter der Kaapkolonie omtrent
de geschiedenis van deze kolonie.

H. Bontbmantel, De regeeringe van Amsterdam, soo in
\'t civiel als crimineel en militaire. 1653—1672. Uit-
gegeven door G. W. Kernkamp. 2 deelen. 1897.
f 11.50.
Gedenkschriften van een Amsterdamsch regent uit den tijd van
Jan de Witt, belangrijk voor de kennis van de regeering en de
regeeringsintriges van Amsterdam.

Lettres de Pierre de Groot à Abraham de Wicquefort.
1668—1674. Publiées par F. J. L. Krämer. 1894. ƒ5,25!

Brieven van P. De Groot, den zoon van Hugo De Groot, voor-
namelijk loopende over de Keulsche vredeshandeling in 1673.

Notulen, gehouden ter Statenvergadering van Holland
door Hop en Vivien. 1671—1675. Uitgegeven door
N. Japikse. 1904 ..........
f 5.50.

Uitvoerige mededeelingen over het voorgevallene bij het nemen
der resolution in de Staten-vergadering van Holland gedurende
deze belangrijke jaren.

Journalen van Constantijn Huygens den zoon. 1673—1678.

1881 ... .........ƒ (3.50) 3.50.

Journalen van Constantijn Huygens den zoon. 1680—1682
en 1649—1650. 1888. ...... ƒ (2.20) 2.20.

Journaal van Constantijn Huygens den zoon. 1688—1696.

2 deelen. 1876 ........ƒ (14.60). 14.60.

Journalen van den secretaris van Willem III, hoogst belangrijk
voor de kennis van personen en de zedengeschiedenis van de
laatste helft der zeventiende eeuw.

Register op de Journalen van Constantijn Huygens Jr.

ƒ 3.90.

Verbaal van de buitengewone ambassade naar Engeland
in 1685. 1863 .........ƒ
(1.8O) 1.~.

Gewichtig voor de kennis van de verhouding der republiek tot
koning Jakob II na diens troonsbestijging en den opstand van
Monmouth en zijne aanhangers.

Négociations du comte D\'Avaux, ambassadeur à la cour
de Suède, pendant les années 1693, 1697, 1698. Publiées
par J. A. Wijnne. 4 volumes. 1882,83. ƒ (22.90) 8.—.

Belangrijk voor de geschiedenis van de diplomatieke betrekkingen
der mogendheden ten tijde van den Negenjarigen oorlog.

Memorien van Mr. Diderik van Bleyswijk, burgemeester
van Gorinchem. 1734—1755. Uitgegeven door Theod.
Jorissen. 1887 .........ƒ (4.50) 3.—.

Belangrijk voor de geschiedenis van de familieregeering en de
regentenintriges in de steden van Holland.

-ocr page 698-

Gedenkschriften yan öijsbert Jan van Hardenbroek,
1747—1780.
I, II. Uitgegeven door F. J. L. Krämer.
1901,2..............ƒ14.—.

Dagboek van een hooggeplaatst edelman, aan het hof der stad-
houders verkeerende en dagelijks met alle invloedrijke personen
omgaande.

Brieven van en aan Joan Derck van der Capellen van
de Poll. Uitgegeven door W. H. De Beaufort. Met aan-
hangsel door J. A. Sillera. 2 deelen. 1879. ƒ (12.20) 4.—.
Brieven van den bekenden adellijken patriotschen leider, hoogst
belangrijk voor de geschiedenis van de jaren 1763—1784.
Brieven aan R. M. van Goens en onuitgegeven stukken
hem betreffende. 3 deelen. 1884—90. ƒ (14.20) 8.—.

Belangrijk voor de autobiografie van B. M. Van Goens en voor
de kennis van zijne verhouding tot de stadhouderlijke partij.
Bevat bovendien eene uitgebreide correspondentie met buiten-
landsche geleerden.
Brieven van prins Willem V aan baron Yan Lijnden van
Blitterswijk. Uitgegeven onder toezicht van F. De Bas.

1893 ...............f 3.50.

Vertrouwelijke brieven van den prins aan zijn vertegenwoordiger
als eerste edele in Zeeland.

Memorials and times of Peter Philip Juriaan Quint On-
daatje. By Mrs. Davies......
f (4.—) 1.50.

Biographie van den bekenden Utrechtschen patriot van 1784 en
volgende jaren.

KRONIJK.

eerste sesie.

Je jaargang. (Is niet in druk verschenen.)

He jaargang. 1846 ........f (5.—) 1.50.

Behelst tal van bijzonderheden over historische personen, kerke-
lijke zaken, universiteitswezen enz. — Inventaris van brieven uit
het archief der voormalige vijf kapittelen te Utrecht (1380—
1513). — Kleine historische mededeelingen enz. enz.
Ille jaargang. 1847 ........ f (2.70) 1.50.

Vervolg van den inventaris der brieven uit het archief der voor-
malige vijf kapittelen te Utrecht (1514, I5l5). — Vele wetens-
waardigheden over archaeologie, genealogie, archiefwezen. —
Verklaring van spreekwijzen (dialecten) en spreekwoorden enz. enz.

IVe jaargang. 1848........f (3.70) 2.50.

Verschillende brieven van prins Willem I, Paulus Merula (min-
nebrief), Wtenbogaert e. a. — Vervolg van den inventaris der 5
kapittelen (1516, 1517). — Mededeelingen over Czaar Peter en
zijne vrouw e.a. — Toestand der archieven van Nijmegen, Utrecht,
Groningen, Dordrecht ea andere steden enz. enz.

-ocr page 699-

Ve jaargang. 1849........f (6.—) 2.50.

Inventarissen van verschillende stads-arehieven. — Brieven van
David van Bourgondië, Philips II, prins Willem I, Fugo De
Groot, e. a. — Bijdragen tot de geschiedenis van het Eeder-
landsche zeewezen en krijgswezen (1618) enz. enz.

TWEEDE SEEIE.

VI® jaargang. 1850 .......f (6.—) 2.~.

Inventarissen van verschillende archieven van steden, gerechten
en gasthuizen. — Brieven o. a. van Adolf en Karei van Gelder
(1456—1477), Christiaan II van Denemarken (1525), Karei V
(1537), Philips II (1561, 67), E. Leoninus (1581), prins Wil-
lem
i (1582), Maurits van Nassau (1600) e. a. — B\'ijzonderheden
over Utrechtsohe bisschoppen, hertogen van Gelre e. a.; over den
vredehandel te Utrecht (1713); over aflaatgelden, papiermerken
enz. enz.

Vlle jaargang. 1851.......f (6.40) 3.—.

Inventarissen van archieven. — Academie te Franeker._Middel-

eeuwsche kerkgebouwen in Friesland en Groningen. — Graftombes
in Germaanschen smaak en in dien der Eenaissance. — Tien
brieven betreffende de Geldersche aangelegenheden in 1535—
1537. — Brieven van bekende personen; genealogiën enz. enz.

VlIIe jaargang. 1852 .......f (6.80) 3.—.

Eeproductie van den „Almanach nae den nieuwen ende ouden
stijl. Opt Jaer ons Heeren M.D.XCVIII", in 12» te Delft bij
Bruyn Harmanaz. — 19 brieven van Anna van Egmond aan haren
broeder Maximiliaan. — Keuken-rekening van de grafelijkheid van
Holland en Zeeland. 1-401. — Stukken over de Oost-Indische
Compagnie. — Emigreerende families uit Antwerpen naar Mid-
delburg. 1586 eng. enz.

IXe jaargang. 1853 .......f (6.80) 3,—.

Belangrijke onderschepte Portugeesche briefwisseling. 1634. —
Stukken van Jan Pietersz. Coen over den handel ia Indië. 1622,
1623. — Fragmenten van oude kronieken. — Journaal, gehouden
te Batavia door den directeur-generaal Ph. Zwart. 1636. — Chro-
nologische opgave der oorkonden over de 13e en I4e eeuw in
het stads-archief te Harderwijk. — Bijdragen tot de geschiedenis
van het geschutwezen (1491—1528). — Brieven; genealogische
mededeelingen enz. enz.

Xe jaargang. 1854 .......ƒ (6.80) 3.—.

Uiterste wil van prins Maurits. — Eeriige merkwaardige von-
nissen. 1524—1645. — Handel op Perzië en de golf van Ben-
galen. 1633. — Stukken over de Oost-Indische Compagnie. —
109 Brieven van Maria vaa Nassau. 1605—1615. — Charters
in het stads-archief van Harderwijk. 1402—92 enz. enz.

-ocr page 700-

DERDE 8KRIE.

Xle jaargang. 1855.......f (3.20) 1.—.

Betrekking tusschen de IJederlanden en Geneve in 1589,1590. —
Stukken over de West-Indische Compagnie. — Geslachtswapenen
en rouwborden in kerken. — Stukken betreffende de krijgsgeschie-
denis. — Brieven
enz. van en aan Anna Maria van Schurman. —
Onuitgegeven gedichten van Const. Huygens enz. enz.

Xlle jaargang. 1856.......f (3.60) 1.—.

Beehtstoestand in het begin der 15e eeuw. — Kechtsgebruiken in
de middeneeuwen. — Eenige merkwaardige vonnissen uit den tijd
der geloofsvervolging te Amsterdam in de 16e eeuw. — Bijdrage
tot de geschiedenis van den bouw van den Dom te Utreclit. —
Autobiographie van den gouverneur-generaal P. A. van der
Parra. — Grafsteden der oudste bewoners van Denemarken enz. enz.

XlIIe jaargang. 1857.......f (4.80) 1.50.

Oorkonden betrekkelijk den twist tusschen den bisschop van
Utrecht en den heer van Wisch in 1490. — Inventaris van het
stadsarchief te Oudewater. — Begiftigingen en bezittingen van
het
Carthuizer-coavent bij Utrecht. — Charter van 1368, be-
vattende een overzicht van het bisdom Utrecht in 12?8.

XlVe jaargang. 1858.......f (5.10) 1.50.

Stukken betrekkelijk den oorlog met Frankrijk in 1672. — Oude
doopvonten (met afbeeldingen). — Stukken betrekkelijk de her-
vormingsberoerten te Utrecht in 1566 en 1567. — Expeditie naar
Portugal in Sept. 1657 enz. enz.

XVe jaargang. 1859.......f (4.60) 1.50.

Brieven van prins Willem van Oranje aan zijne vrouw Anna
van Egmond. — Liefdadige stichtingen te Utrecht. — Charters
uit het stads-archief te Harderwijk, I4e en 15e eeuw. — Ge-
vangenneming van Paulus Buys, 1586 enz. enz.

YISBDE SEBIË.

XVIe jaargang. 1860.......f 5.40) 1.50.

Aanteekeningen betrekkelijk het beleg van Haarlem. — Overland-
reis van Indië naar Europa in 1757. -- Stukken voor de ge-
schiedenis van de jaren 1588 en 1589 enz. enz.

XVIIe jaargang. 1861.......f (5.80) 1.50.

Stukkeu voor de geschiedenis der jaren 1588 en 1589. — Ver-
dedigingswerken van de IJssel. 1672. — Brieven van Willem
Tan Liere. — Onkosten der judicature vau Oldenbarnevelt, —
Onkosten der Dordsche synode enz. enz.

XVIIle jaargang. 1861.......f (6.60) 1.50.

Stukken voor de geschiedenis der jaren 1590 en 1591 enz. enz.
XIXo jaargang. 1863.......ƒ (7-40) 2.—.

Stukken voor de geschiedenis van het jaar 1592. — Wicquefort\'s
Mémoires. — Heinrici ab Hovel Speculum Westphaliae enz. enz.

-ocr page 701-

XXe jaargang. 1864. ......f (7.20) 2.—.

Stukken voor de geschiedenis der jaren 1593 en 1594. — De
benoeming van graaf .Tohaa van Nassau tot stadhouder van Gel-
derland. — Beschrijving van een tocht naar de bovenlanden van
Banjerraassing in het jaar 4790. — De bekostiging der voor-
malige fortificatiewerken der stad ütrecht enz. enz.

VIJFDE SESIE.

XXIe jaargang. 1865 ......f (7.60) 2.—.

Stukken voor de geschiedenis van het jaar 1595. — Thysiua
Leere ea Order der Ned. Geref. Kerken. — Eapport faict par
Monsieur de St. Aldegonde au Conseil d\'Bstat de sa négociation
en France. 1581. — Bijdrage tot de geschiedenis der gevrevene
en andere behangseltapijten, vooral in Denemarken enz. enz,

XXIIe jaargang. 1866 .......f (7.20) 2.—.

Stukken betrefiende de onlusten binnen Utrecht in 1610. —
Terbaai van de legatie van. Leoninus, van Loozen, Talcke en
Franckena naar Engeland in 1596. — Stukken betrekkelijk de
Kemonstranten enz. enz.

XXIIIe Jaargang. 1867.......f (9.20) 2.50,

Concept van eene Compagnie van assm-antie en van haar octrooi.
1628, 29. — Brieven van Joh. Heinsius over den in 1632 aan-
geknoopten vredehandel. — Eene bijdrage tot het leven van
Onno Zwier Van Haren. — Over den geest en de strekking
van het Amsterdamsche patriciaat enz. enz.

XXIVe jaargang. 1868 .......f (9.40) 2.50.

Brieven van Maarten Harpertaz. Tromp en van Witte Cornelisz.
De With. — Brieven van Bilderbeck, Nederlandsch agent te
Keulen, betreffende het laatste gedeelte van den Dertigjarigen
oorlog. — Aegidius Daalmana, Indiaanse aanteekeningen enz. enz.

XXVe jaargang. 1869 ...... f (10,70) 3,—.

Stukken betreffende den vrijen handel op Brazilië. 1637. — Origi.
neele brieven van H. Doedens aan Ant. Vaa Hilten betreffende
de West-Indische Compagnie. 1641—1648. — Journaal van Job.
Van Kerkhoven, heer van Heenvliet, hofmeester van de princes-
royaal, over de ziekte en den dood van prins Willem II en
de kwestiën omtrent de voogdij van den jonggeboren prins. —
Geheime correspondentie uit Engeland, 1659, 1660 enz, enz

ZESDE SEBIE.

XXVIe jaargang. 1870.......ƒ (8.-) 2.50.

Geschillen te Nijmegen. 1617. — Het Geusen Liedboek. — Ver-
volging van de Kemonstranten in Land en Stad van Utrecht,
1619 enz. — Eenige aanteekeningen wegens het gebeurde te
Utrecht in 1786 en 1787, — Eeisjournaal uit de 17e eeuw naar
het Heilige Laad enz. enz,

-ocr page 702-

XXVIIe jaargang. 1871 ...... f (8.20) 2.50.

Aanteekeningen betrekkelgi het gebeurde te Utrecht in 1(86 en
1787. — Stukken rakende de Qnadruple Alliantie. — Grondig
verhaal van Amboyna. 1621. — Verhaal van eenige oorlogen in
Indië. 1622 enz. enz.
XXVIIIe jaargang. 1872 ....../ (6.20) 2.50.

Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost-Indische Com-
pagnie. — Brieven van B.. Hoogerbeets. — Doleantiën over mis-
bruiken in de regeering van Friesland. 1627 enz. enz.

XXIXe jaargang. 1873 ......ƒ (8.30) 2.50.

Stukken betreifende de geschiedenis van den oorlog in 1630 en
eenige volgende jaren. — Eeformatie van \'s Hertogenbosch.
1630, — Classicale acta van Brazilië. 1636—1644. — Brieven
van Willem Van. Oldenbarnevelt aan Hugo De Groot. — Uit de
papieren van eenen bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. —
Aanbevelingen voor scheepskapitein ena:., ingekomen bij Johan
De Witt. 1653—1672 enz. enz.

XXXe jaargang. 1874......f (10.30) 3.—.

Staat van ontvangsten en uitgaven der geestelijke goederen tot
onderhoud van predikanten. 1590. — Politieke brieven uit de
jaren 1784, 1785 en 1786, meerendeels van den heer Maxim.
D\'Yvoy — Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost-
Indische Compagnie. — Yerhaal der gevangenschap van Olden-
barnevelt, beschreven door zijn knecht Jan Franoken enz. enz.

XXXIe jaargang. 1875 ......f (0.40) 2.50.

Bapport der geheime staatscommissie nopens de toekomstige in-
richting en huishouding van den staat. 1818. — Journaal van
Splinter Helmieh, soldaat en later hopman in dienst van den
lande. 1572—1598. — De magistraatsbestelling te Utrecht ouder
de republiek. — De vorming van het Oversticht. — Brieven
van prins Willem V. 1786—1793 enz. enz.

BEEIGTEN.

Ie deel Ie stuk. 1846.......f (3.40) 1.50.

Dodt van Pleasburg over Yalerius Andreas. — Visscher over Jan
van Sode, vertaler der Somme Ie Boy. — Dodt van Flensburg
over Adam en Paul van Vianen. — Dtrechtsch handschrift der
Snorra-Edda. — Eyck van Znilichem, Bouw- en beeldhouw-
kundige voortbrengselen in ons land.

Ie deel 2e stuk. 1848.......f (2.20) 1.50.

Nederlandsche handschriften in de Keizerlijke bibliotheek te
Petersburg. — Asch van Wijck, Schuttengilden in Ifederland.

Ilt\' deel Ie stuk. 1849 ......f (2.20) 1.50.

Verblijf van Christioan II van Denemarken in Nederland. 1521. —
Beroerten te Gent onder Karei Y.

-ocr page 703-

Ile deel 2e stuk. 1849 ...... f (3.80) 3.80.

Verhooren vaa Oldenbarnevelt.

Ille deel le stuk. 1850 ......f (3.—) 1.50.

Geschiedenis van het geslacht Van Mathenesse. ~ Catalogue de
documents manuscrits relatifs à l\'histoire de la Hollande dans
les bibliothèques de Paris.

Ille deel 2e stuk. 1851 ...... f (3.--) 1.50.

«Fonrnaal omtrent de vredehandeling te Utrecht.

IVe deel le stuk. 1851......f (3.-) 2,~.

Geschiedeais van het geslacht Nyenrode.

IVe deel 2e stuk. 1851 ...... f (2.50) 1.50.

De Upstalboom bij Anrieh. — Bescheiden over het eerste tijdvak
van de geschiedenis der hervorming in Utrecht. 1524—1566.

Ve deel le stuk. 1853 ......f (3.20) 1.50.

Eapport van den gouverneur generaal Loten over Makaeser. —
Eapport van den heer van Sommelsdijk over zijne legatie naar
Venetie in 1620.

Ve deel 2e stuk. 1856 ......f (2.50) 1.--.

Eapport van eene reis naar het hof van Candië. 1671._Auto-
biografie van den gouverneur generaal Eijklof van Goens.
1678—1681. — Memorie betreffende het eiland Ceylon door E.
vaa Goens Jr. 1679.

Vie deel le stuk. 1857 ......f (2.50) 1,—.

De Wicquefort, Mémoires sur la guerre de 1672.

Vie deel 2ô stuk. 1857 ......f (2.10) 1.—.

Dagelijksche aanteekeningen over het verblijf der Pranschen te
Utrecht in 1672 en 1673.

vile deel le stuk, 1861......f (5.50) 1.50.

Stukken betrekkelijk de verovering van Malakka. 1641.

Vlle deel 2e stuk. 1863 ...... ƒ (6.50) 2.50.

Verbaal vaa de Nederlandsche gezanten in Engeland. 16Î8_1619._

Eapport van het gebesoigneerde te Tunis en Algiers. 1622—1623.

CODEX DIPLOMATICUS.
eerste serie (isr 4°).
Ie deel le stuk. 1848 ...... f (2.60) 2.60.

Oorkonden betreffende het voormalig handelsverkeer van Utrecht._

Oudste kameraarsrekeniagen van Deventer. 1337—1847.

Ie deel 2e stuk.........f (2.60) 2.60.

Brieven van Leibnitz en Cuperus o. a. over den Utrechtschen vrede.

-ocr page 704-

tweede seeifî (in 8°).

Ie deel lo Stuk. 1852 ......f (3.75) 2.50.

Eekening van de testameatoren van Jacoba van Beieren.

Ie deel 2e stuk. 1852 ......f (3.10) 2.50.

Lettres de Paul Clioart seigneur de Buzanval. 16C0.

Ile deel Ie stuk. 1853 ......f (6.20) 3.50.

Oudste burgemeestérsrekening\' van Middelburg. 1364. — Oudste
kameraarsrekening van ütrecht. 13S0. — Eekening van de brui-
loft van Jan van Touraine. 1406. — Bisschoppelijke rekening
van 1377.

He deel 2e stuk. 1853 ......f (3.20) 2.—.

Verbalen van Van Grijspere en Van Lent, commissarissen in de
troubles van 1567 en 1568.

Ille deel Ie stuk. 1855 ......f (6.50) 2.—.

Oude kroniek van Brabant.

Ille deel 2e stuk. 1856 ......f (3.40) 1.50.

Verbaal van de gedeputeerden in Engeland tot vereeniging van de
Bngelscbe eu Nederlandsche Oost-Indische Compagniëu. 1618.

IVe deel Ie stuk. 1859 ......f (3.10) 1.50.

Lettres inédites du comte de Boussu. — Oudste rekening van
Antwerpen. 1324. — Eekening van Lier. 1377.

IVe deel 2e stuk. 1860 ......f (5.20) 1.50.

Lettres de Marnix de St. Aldegonde et de Jean Casimir, comte
Palatin. — Briefwisseling met Don Jan van Oostenrijk. 1576—
1577.

Ve deel. 1860 .........f (12.—) 4.—.

Toe Boeoop, Kronijk der bisschoppen van Utrecht.

Vie deel. 1863 .........f (1.20) 1.—.

Kronijken van Brabant, Holland en Vlaanderen.

BIJDRAGEE EK MEDEDEELINGEN.

Iste deel. 1878 .........f (5-60) 2.50.

Sautijn Kluit, Utrechtsche courant. — Boele van Hensbroek,
Guicciardini.

Ilde deel. 1879 ........f (5.20) 2.50.

Eapport van Aubéry du Maurier. 1624.

IlIde deel. 1880 ........f (5-20 2.50.

Eekeningeu der Buurkerk te Utrecht, 15de eeuw. — Brieven
aan den hertog van Brunswijk-WolfeabutteJ.

-ocr page 705-

ivae deel. 1881........■ ƒ (8.80) 4.-.

Verloren van Themaat, Geschiedenis van de vicariën in de pro-
vincie Utrecht.

Vde deel. 1882. ....... ƒ (5.40) 3.—.

Staatkundige berichten uit Frankrijk. 1650—16.53. — Stukken
over de lichting der waardgelders te Utrecht. — Relaas van \'t
gepasseerde op Alsen. 1658.

Vide deel. 1883 .............f 6.—.

Documenten voor de geschiedenis der Nederlanders in het oosten. —
Steven Van der Haeghen, Avonturen. 1575—1597. — Trois arrêts
du Grand conseil de Malines.

Vllde deel. 1884 ..........f 5.—.

De Bas, Overgaaf der Bataafsche vloot 1795. — Verslag
van Fr. Micheli. 1638. — Visitatie der kerken in het Sticht
Utrecht. 1593.

VlIIste deel. 1885 ..........f 3.60.

Dagboek over 1672. — Apologie van Lodewijk van Nassau.

IXde deel. 1886 ..........f 6.10.

stukken betrefEende den strijd der bisschoppen van Utrecht met
de stad Utrecht. — Stukken over den tegenstand der Utrecht-
sche katholieken tegen de Unie van Utrecht.

Xde deel. 1887 ..........ƒ 5.80.

Buchelius, Observationes ecclesiasticae sub presbyteratu meo. —
Zending van Dirk Van Hille naar Spanje. — Onbekende kroniek
van het klooster Windesheim.

Xlde deel. 1889 ..........f 6.60.

De Wicquefort, Mémoires sur la guerre de 1672. — Drie Briefe
der Stadt Londen an die Stadt Dordrecht. 1359. — De Bye,
Gedenkschrift betrefEende net bewind van Oldenbarnevelt. —
Drie Utrechtsche kroniekjes vódr Beka\'s tijd.

Xllde deel. 1890 ..........f 4.10.

Politiek journaal van 1795. — Bijdragen tot de geschiedenis der
Hervormde kerk te Gent. 1578—1584.

XlIIde deel. 1891.......... f 5.—.

Gedenkschrift van Don Sancho de Londono. — Vervolg op het
Eecueü de Hopperus.

XIYde deel. 1892 ..........f 3.80.

Resolutien der Staten van Holland. 1577 en 1578. — Stadsreke-
ningen van Dordrecht. 1323—1399. — Eeisjournaal van Jhr.
boenders van Helpen.

-ocr page 706-

XVde deel. 1893 ..........ƒ 4.90.

Journaal van Const. Huygens\' reis naar Venetië. 1620. _

Sommaire de la forme du régime des Provinces Unies. 1647. _

Memorie van. den gouverneur Van der GraafE over de gebeur-
tenissen aan de Kaap de Goede Hoop. 1780—1806.

XVIde deel. 1894 ........../ 4.75.

O. Block, Kroniek van het Regulierenklooster te Utrecht. —
Buyck, Aanteekeningen over het geus worden van Amsterdam.

XVIIde deel. 1895 .. ........f 4._.

L. Reael, Amsterdamsche gedenkschriften. 1542—1567. — Ma-
gistraatsverandering te Utrecht in 1618.

XVIIIde deel. 1896. .........f 5.75.

Fragment van de autobiografie van Const. Huygens. — Notulen
en munimenten van het College van commercie te Amsterdam.
1663—166.5. — Simon Van Leeuwen\'s Bedenckingen over de
stadhouderlycke macht.

XIXde deel. 1897...............ƒ 5.25.

Mémoires de M. De B. sur la cour de Guillaume III. —
Memorie van Byam over de overgave van Suriname. — Stukken
over de Noordsche Compagnie.

XXste deel. 1898...............ƒ 3.25.

Kroniek van het Goudsche fraterhuis. — Notulen van de Patriot-
tische partijdagen. 1783—1787. — Eeisebericht des Mgr. Garampi
in Holland. 1764.

XXIste deel. 1899 ..........f 4.50.

Koopmansadviezen aangaande het plan tot oprichting eener Com-
pagnie van assurantie. 1629—163.5. — Opgaven omtrent inkom-
sten, goederen, hoorigen, dienstmannen en rechten dei* abdij
Egmond. 1130—1161. — Eeisverhaal van Jacob van Neck.
1598—15S9.

XXIIste deel. 1900 ..........f 4.90.

Brieven van Sorbière over den toestand van Holland in 1660.—
Het oude register van Graaf Elorens. — Correspondentie tus-
schen Prins Maurits en Eeynier Pauw, 1617—1619.

XXIIIste deel. 1901...... .... f 4.90.

De kroniek van Aduard. — Memoriën van Th. Eodeaburg over
verplaatsing van industrieën naar Denemarken, — Correspon-
deutiën in steden van Zeeland.

XXIVste deel. 1902..............ƒ 5.25.

Mémoire d\'Abraham de Wicquefort. — Mémoire touchant le
négoce des Hollandois. — Contract tot oprichting van een
Zweedsch factorie-comptoir te Amsterdam.

-ocr page 707-

XXVste deeL 1903..........f 5.90.

CJtreelitsohe kroniek oyer 1568—1576. — De oudst-bewaarde
stadsrekening van Gouda (1437). — De confiscatie der goederen
van Gillis vaa Ledenberch. —- Das Güterverzeichaiss Graf Hein-
richs von Dale (1188). — Eekening van de kosten van het
rederijkersfeest te Leiden in 1596. — Beschrijving vaa eenige
Westindische-plantageleeningen.

XXVlste aeel. 1904..............ƒ 4.50.

De gebeurtenissen op den Amsterdamschen Doelen in 1748. —
Armenzerg te Leiden in 1577. — CorrespondentiSn te Middel-
burg en te Goes. — De inventaris van het archief van Pilips
van Marnix. — Memoriën van den Zweedachen resident Harald
Appelboom.

XXYHate deel. 1905..........f 6.50.

Journal de G. K. van Hogendorp pendant les troubles de 1787. —
Arnoldus Buchelius, Trajecti Batavorum descriptio. ■— Uittrek-
sels uit de brieven van D\'Affry aan de Fransche regeering (December
i755—Mei 1763). — Journalen van den stadhouder Willem II
nit de jaren 164.1—1680. — Brieven van Sylvius en Buat.

Register op de Kronijk van 1846—1854. 1857. f 1.50.

Miuder goed bewerkt dan het latere register, doch veel uitvoe-
riger, daar alle voorkomende namen vermeld worden.

Rjïïgtstee op do onderwerpen, behandeld in de Kronijk,
de Berigten en den Codex diplomaticus. 1877.
f 1.50.
Voortreffelijk register, bewerkt door Dr. P. A. Tiele; bevat alleen
de onderwerpen, waarover de artikelen handelen.

Bepalingen over de uitgave van bandschriften. 1894.

f 0.25,

Bepalisgbn over het uitgeven van handschriften, betrek-
king hebbende op de nieuwe geschiedenis, 1896.
f 0,20.

Deze regels, gedeeltelijk gesteld naar Duitsche voorschriften, wor-
dea gewoonlijk gevolgd bij de uitgaven van het Historisch
Genootschap.

Yeeslag van de algemeene vergadering der leden van het
Historisch Genootschap. ter gelegenheid van het 50-
jarig bestaan van het genootschap op 16 April 1895,
1895 ...............
f 0.60,

Bevat O. a. een uitvoerig verslag van de rede van prof. Fruin
over den veldtocht vaa het jaar 1572.

Veeslag van de algemeene vergadering der leden van het
Historisch Genootschap, op 20 April 1897, 1897,
f 0.90.
Bevat de op deze vergaderiag gehoudene voordrachten der heeren
De Beaufort, Hofstede de Groot en Muller.

-ocr page 708-

Verslag van de algemeene vergadering der leden van liet
Historisch Genootschap, op 14 April 1903. 1903.
f 0.90.

Eevat de TOordrachten van prof. Busaema\'ker over de opleiding
van historici, van mr. Fruin over schot eii bede in Zeeland en
van dr. Brom over het onderzoek der archieven tß Kome,

Catalogus der boekerij van het Historisch Genootschap.
(3e uitgave.) 1872. Met 2 supplementen dd. 1882 en
1895. 8 deelen........
......f 4.80.

Bovenstaande werken zyn, voor zoover zij voorhanden
zijn, voor de leden
tegen de helft van den prijs
te bekomen. Men wende zich daarvoor direct tot den
uitgever JOHANNES MÜLLER te AMSTERDAM.

-ocr page 709-

m

-ocr page 710-
-ocr page 711- -ocr page 712-

Äil?

"^-i-r-ïSêsgHH

-■st

jf i\'^ii