-ocr page 1-

STELLINGEN

tee vekkeijging vas den graab van

Doctor in het Romeinseh en Hedendaagsch

AAN DE

HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

op gezag van den rector magnificus

D". ïï. C. MILLIES,

gewoon Hoogleeraar ia de Wijsbegeerte en Letteren,

met toestemming van den academischen senaat en volgens
besluit der regtsgeleerde faculteit ,

te verdedigen

op dingsdag den 11 december 1866, des namiddags ten 3 ure,

DOOR

THEODORUS JACOBUS VAN EVERDINGEN,

geboben te tiel.

t i e l ,
A, VAN LOON.
1866.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

STELLINGEN.

I.

Etiam, quum non statim ab obligationis exordio
debitoris praestatio exspectatur, actionis praescriptio
incipit ab inito contractu.

II.

Debitor, etiam in Jure Justinianeo, lite ab uno
reo stipalandi contestata, alteri solvere non potest.

-ocr page 4-

III.

Qui sciens rem alienam esse, eam hypotliecam
accepit a bonae fidei possessore, habet actionem
quasi Servianam.

IV.

Wanneer is overeengekomen, dat de werkman,
behalve zijne nijverheid, ook de stof zal leveren, is
deze overeenkomst een voorwaardelijk koopcontract.

V.

Bij het aanbod van gereede betaling gevolgd van
consignatie, is de schuldenaar de interessen ver-
schuldigd tot den dag der consignatie.

VI.

Art. 824, B. W. is overbodig.

-ocr page 5-

VII.

Hij, die tengevolge van de voorloopige verdee-
ling der goederen van eenen afwezigen, vaste goe-
deren in zijn aandeel heeft verkregen, wordt geacht
dezelve in goeden staat te hebben aanvaard, indien
hij geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegd-
heid hem bij art. 536 B. W. verleend.

VIIL

Een endossement na den vervaldag op den wissel
geplaatst, moet gelden als cessie.

IX.

Wissels waarvan de betrokkene is gefailleerd,
blijven vatbaar voor endossement.

X.

Het faiUissement eener vennootschap onder firma,
heeft niet noodzakelijk dat van elk der vennooten
ten gevolge.

-ocr page 6-

XI.

De afschaffing van het ambt der Procureurs is
niet aan te raden.

XII.

In eene zaak van gewone of summiere behande-
ling, kan de verweerder op den dag zelve der
verschijning in regten, niet meer procureur stellen,
doch behoort tegen hem verstek te worden verleend.

XIII.

Art. 139 Gemeentewet laat niet toe, dat de
Raad kwijtschelding of vermindering verleene der
bij publieke verpachting bedongen pachtsom, op
grond dat er te hoog is gepacht.

XIV.

Ten onregte leert de la Bassecour Gaan (Hand-
leiding tot de kennis van het Administratief Regt
in Nederland, druk, deel II, pag. 37) dat het
lid der Gedeputeerde Staten, hetwelk in strijd han-
delt met art. 1506 B. W., in zijne betrekking ge-
schorst wordt.

-ocr page 7-

XV.

In art. 153 Grondwet moet het woord ingezeten
niet in den engeren zin van art. 3 der wet van
28 Julij 1850, Staatsblad No. 44, verstaan worden,
maar kan ook de vreemdehng hieronder begrepen
worden.

XVI.

Wanneer de schrijver bekend is of aangewezen
wordt, is de drukker of uitgever van een lasterlijk
geschrift wel niet als hoofddader, maar toch als
medepligtige aansprakelijk.

XVII.

Het inwerpen van glasruiten is niet strafbaar
volgens art. 456 C. P.

XVIII.

Art. 463 O. P. is toepasselijk ook in die geval-
len, waarin de regter niet verpligt maar alleen
bevoegd is gevangenisstraf en geldboete gezament-
lijk op te leggen.

-ocr page 8-

XIX.

Tot het bestaan van het misdrijf van bedreiging,
wordt niet gevorderd, dat de dader het voornemen
heeft gehad, om aan de bedreiging gevolg te geven.

XX.

Het tweegevecht is een delictum sui generis en
vordert bijzondere strafbepalingen.

XXI.

Vergoeding van verliezen door de veeziekte ver-
oorzaakt, aan de eigenaars van gestorven vee, uit
de staatskas, strijdt met de beginselen eener ge-
zonde staathuishoudkunde.

XXII.

De loterijleeningen verdienen in alle opzigten
afkeuring.

-ocr page 9-

XXllI.

Eene te lage bezoldiging der ambtenaren, werkt
zeer nadeelig voor den staat zelven.

-ocr page 10-

"jfïm

- ... , ,
r-\' • .v . .y p --ct -, ■ <t ji^ - -.!

ijéf ^t^ \' ^^ - . -

d /