-ocr page 1-

DE EERSTE KAMER

IN HET LICHT DEB GESCHIEDENIS.

EERSTE DEEL,

ENGELAND EN FRANKRIJK.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

op gezag van den rector magnificus

D«. H. C. MILLIES,

Doctor

HOOGLEEKAAB IN DE LETTEREK ,

-^eï toesxemmwg v

HG VAN BEN ACADEMISCHEN SENAAT EN VOLGENS BESLUIT
DEK EEOHXSGELBERDE FACULTEIT,

ter verkrijging van den graad

van

IN HET ROMEINSCÏÏ EN HEDENDAAGSCH RECHT,
aan de hoogeschool te utrecht,

in het openbaak te vekdedigen

OP DONDEKDAG 28 JUNI 1866, TE 1 UEB,

JJUUlt

Ï\'^EDERIK HENDRIK YAN NOTTEN,

gbborblf ïe amstebdam.

-iSSi-

AMSTERDAM,
<ÏEBROEDERS BINGER.
1866.

-ocr page 2-

GEDRUKT BIJ GBBBOBDEBS BIKG^BE, TE AMSTiïIlDAil.

À

-ocr page 3-

AAN MIJNE MOEDER.

-ocr page 4-

\'il

.-r-S*

fiT

-ocr page 5-

INHOUD.

.................................................Bl.

EERSTE AFDEELING.
ENGELAND.

^ EERSTE HOOFDSTUK.

\'Piong van Hooger- en Lagerhuis. De rechten van het Parlement

........ ........ ................................... .5

^ TWEEDE HOOFDSTUK.

House of Lords in onzen tijd................................. 88

\'l\' W E E D E A E D E E L I N G.

F R A N K R IJ K.

^ EERSTE HOOFDSTUK,

oude -p« 1 ...

^ -»rankrijk. De Pairs. De ,,Etats-Généraux" en de „Paria-
^le France"................. .....................!..... io7

jj^ TWEEDE HOOFDSTUK.

°">wemeling en het keizerrijk. Staatsregelingen, 1791—1804...... 141

^ DERDE HOOFDSTUK.

na 1814................................................

-ocr page 6-

/.. ^ \' 1,1 i: k w A m ^ \' "I

\' \' \' V4P . Sti-Ö-^J^^ Af\'iitiA "\'Vi

r, 1

JWlvl \' "

-

-ocr page 7-

TEE INLEIDING

-ocr page 8-
-ocr page 9-

"Les gouvernements libres ne peuvent pas être
simples."

Fohfkêde.

/\'C\'est donc malgré la longue et heureuse expérience
de l\'Angleterre, malgré l\'expérience moins longue,
mais brillante des Etats-Unis, enfin malgré l\'ex-
périence en sens inverse, mais terrible, d\'une
grande nation qui, après tant de vicisitudes, à fini
par chercher le repos et la prospérité dans le sys-
tème anglais, qu\'on s\'élève aujourdhui en théo-
rie et en pratique contre ce système ....

Certes il est permis de se méfier d\'une théorie que
les faits n\'ont point encore justifiée."

EOâsi.

^^ roldcelde muren. Tussclien de reten baant zich de
^ een\' weg. De stilte in de natuur wordt alleen gebro-
door het gekras van een\' enkelen nachtvogel daar boven
den ouden torenrand. Een heldere starrenhemel, een
®choone maneschijn. — Mets anders, en toch zooveel! Want
® Zal ontkennen, dat het hem bij dat alles vreemd te moede
^ordt^ dat het is, als groeide daar het gras niet meer, als
Roesten de ridders weder zamenkomen in den feesthal, en
^ edelvrouwen weder plaats nemen voor het borduurraam!
die niet den wonderlijken wensch in zich voelt opko-
O konden die steenen spreken, om ons te verhalen van
^at daar binnen is geschied!

^ Vreemd, dat, waar wij leven in de 19® eeuw, wij zoo gaarne
® fantasie laten werken, om ons die beelden van vroeger
den geest te tooveren! Maar neen, het is niet vreemd.

-ocr page 10-

Be studie der historie heeft voor verreweg de meesten iets
bijzonder aantrekkelijks. Zoude de reden niet
voornamelijk
daarin moeten gezocht worden, dat, wat ook veranderd moge
zijn, omgeving, vormen, denkbeelden, het toch altijd de
doorloopende geschiedenis blijft van het groote gezin der men-
schen, en het aan de kinderen, waar die een hart in den
boezem voelen kloppen, wel nooit onverschillig zal worden,
wat de vaderen deden, uit wie zij zijn voortgesproten? Wie
voor dat alles geen oog zoude hebben en geen oor,
zoude
men dien niet vragen, of hij zich verbeeldt een autochtoon
te zijn, of hij denkt, dat het veld, waarop hij zaait, niet
eerst was omgeploegd?

Maar niet alleen om het\' aanlokkelijke moet de geschiedenis
worden beoefend. Zij moet meer voor ons zijn
dan eene
schilderij.\' Als onze leermeesteres moeten wij haar hoog-
schatten, want zij is het, die op klare wijze ons het
goede
en het kwade aanwijst, opdat wij zullen kiezen. Zij is het,
die aan de vorsten zegt: handel niet, als of alles slechts u
toekwam, want het is niet waar, dat het volk is voor den
vorst, en uwe verblinding heeft bloed gekost. Zij is het, die
de volken toeroept: Sta op uw recht, dat uw belang het
richtsnoer zij der regenten, maar geloof niet dat het een
heilstaat is waar elk den schepter in de hand neemt; denkt
er aan, de vruchten, die zoo uitlokkend zagen, smaakten zoo
wrang. Zij is het die tot allen het waarschuwend woord doet
hooren: vliedt de onbeperkte souvereiniteit, in welke gedaante
zij zich vertoone, want zij is een monster. —• Ja het
woord
van den dichter blijft waar:

Die Weltgeschichte ist das Weltgericht.

Het was dan ook steeds mijn wensch om met de historische
behandeling van een onderwerp uit het Staatsrecht
mijne
Academische studiën te eindigen. Met lang behoefde ik rond
te zoeken naar een onderwerp, want er was een punt dat
mijne opmerkzaamheid bijzonder had getrokken, en mij lust
gaf tot onderzoek.

-ocr page 11-

leven in de eeuw der critiek. Veel wat tot heden

v on>»

^ Waar en goed was gehouden wordt op nieuw aan een
^ ® ebjk en scherp onderzoek onderworpen. Wie dit wra-
moge^ het kind der 19" eeuw betreurt het niet, want
ö oovende aan de zegepraal der waarheid, is zij hem onmo-
zoek gedachte, dat die waarheid door vernieuwd onder-
dat kunnen lijden. Men bedenke echter wel,
en afkeuring twee geheel verschillende woorden
die maar al te dikwijls worden verward. Wanneer dus
^ geest der critiek mij verbiedt het oude goed te keuren,
^ het oud is, verbiedt die mij evenzeer het oude af te
J^^^en,
omdat het niet nieuw is. Wie geblinddoekt zich
P in de armen van hen, die al het oude willen doen
te ^®driegt zich, wanneer hij meent de critiek lief

Het ^ • geloofd op gezag,

lieid uiterst moeielijk de gevaarlijke klip der partijdig-

jnet goed gevolg voorbij te zeilen.

die niet geheel onverschillig zijn, waar het beginselen
Hcht ^^^ regeeringsvormen geldt, zullen al-

die stilgestaan om te luisteren naar eene meening,

vo.0 later is geuit, en thans door velen op den

.^•orgrond wordt gesteld. Het zal reeds duidelijk zijn, waarop
^^ Ier het oog heb. ^/Het Tweekamerstelsel, zoo wordt dan
de
^^ ^^ hors-d\'oeuvre, het past in waarheid niet in

Kamer, een Hoogerhuis, of welken
toir ^^^ lichaam, is voor het minst eene over-

last ^ \' zeggen een kwaadj men verwijdere dien

gen remschoen, en de wagen van den staat zal gemakke-
daarheen rollen."

^en d oP^i^n. Zij beoogde verandering, moest

Van ^^^^^ ^^^^ toejuichen? Neen, zij moest den toets

het ^^^ ^^derzoek kunnen doorstaan. Ik zag naar Engeland,
rijlj der vrijheid, en vond 2 kamers, naar Erank-

reg\' de jaren 1814—48 den representatieven

^^geringsvoxm had gekend, weder 3 Kamers, — in nagenoeg
staten van het vaste land dat stelsel. Maar Europa hechtte

-ocr page 12-

misschien aan oude .traditiën. In de Nieuwe Wereld, in het
groote gemeenebest van Amerika, dat in zooveel opzichten met
ons werelddeel een scherp contrast vormt, zoude het anders
zijn! Maar ik vond ook daar dat stelsel, dat bestreden
werd.

Het .verlangen werd bij mij opgewekt om dat gedeelte der
wetgevende macht iets nader te beschouwen, de geschiedenis
daarvan na te gaan. En het onderwerp voor een Proefschrift
was bepaald. Een\' blik te werpen op alle staten waar het
tweekamerstelsel wordt gehuldigd, was, zoo ik ten minste niet
al te vluchtig wilde rondzien, bijna ondoenlijk; ik vond het
wenschelijker een\'\' anderen weg in te slaan. Daarom besloot
ik in eene
Eerste Afdeeling Engeland te behandelen, het land
der vrijheid bij uitnemendheid, het land dat tot model heeft
gediend voor de staten van het Continent, die zooveel langer
onder dwingelandij waren gebukt gegaan. Daar zoude ik het
systeem der erfelijkheid voor de Peers vinden toegepast. Eene
Tweede Afdeeling moest gewijd worden aan Erankrijk, het land,
dat op verschillende tijden zulk een\' overwegenden invloed op
den gang der zaken in Europa heeft uitgeoefend, en ik kwarn
dan ook tot het besluit, al had ik misschien kunnen
volstaan
met het jaar 1814 te beginnen, veel hooger op te klimmen^
om den invloed der natie in vroegere eeuwen na te gaan. Eeo
tweede systeem zoude ik daar tegen komen, het stelsel der
benoeming der Pairs voor het leven door de kroon, het gevolg
der wet van 1831. — Nog eene derde wijze: de verkiezingen
der leden van zulk eene Eerste Kamer door de natie, en
ik zoude mijn onderzoek kunnen besluiten. Want een van
die drie groote stelsels, hier en daar, ja, met wijzigingen, maar
toch een van die drie is terug te vinden in alle staten, waar
het wetgevend lichaam uit 2 Kamers bestaat.

Hiermede is tevens gezegd, dat ik, met de twee deelen,
die ik thans lever, mijne taak niet als afgedaan mag be-
schouwen. In eene
Derde Afdeeling, die ik, naar ik wensch,
spoedig, aan de vorige hoop toe te voegen, wensch ik de
Eerste Kamer in ons vaderland eenigzins van nabij te be-

-ocr page 13-

schouwen, waar wij tegenwoordig het derde genoemde stelsel,
de verkiezing door de natie, gehuldigd zien.

Zal het nog noodig zijn te zeggen, dat het mijn doel niet
kou zijn met dit mijn schrijven de wetenschap te verrijken,
^eel minder nog het geschilpunt tot oplossing te brengen?
I^ie aanmatiging kon wel onmogelijk opkomen bij hem, die
"^it de studie dat nut heeft getrokken, dat, waar hij vorderde
in het yvM&i. asavTov, het gezegde van Socrates hem telkens
ttieer eene waarheid werd. Waarom ik dan dit Proefschrift
schreef? Om voor mij zeiven eene eerlijke, zoo mogelijk eene
"^\'aste overtuiging te verkrijgen. Liefde voor ware vrijheid,
afkeer van het recht van den sterkste, eerbied voor het gezag,
dat niet berust op geweld, dat was mijn richtsnoer. Dat de
hooggeschatte mannen, wier lessen ik volgde, die liefde voor
Wezenlijke vrijheid steeds zochten aan te kweeken, ik zal hun
daarvoor altijd dankbaar blijven. De vorige woorden mogen
tevens mijne verontschuldiging zijn, wanneer ik somtijds wat
^^ te warm was in mijn schrijven, zoo dat de uitdrukkingen
kier en daar wat al te sterk zijn gekozen, en het zacht in-
^euloopen der kleuren misschien wat veel gemist wordt. Men
Vergeve het iemand, die eenmaal den Hoogleeraar Buys hoorde
heggen: „Wij hebben verbazende vorderingen gemaakt in
de kunst van de onverschilligheid, en met eene zeer voor-
name kalmte, welke wij wel willen toeschrijven aan onzen
afkeer voor het exclusieve, aan onzen onbevooroordeelden zin,
aan onze ruimere ontwikkeling, kunnen wij thans rustige toe-
schouwers zijn van veel wat vroeger het hart deed kloppen en
de aandoeningen opwekte
ï).

Maar hoor ik mij ten laatste toeroepen: //Gij hebt geen
^echt die overtuiging te hebben. Gij beweert wel, dat met
eene Eerste Kamer de natiën vrijheid hebben gekend, en gij
^oekt daarvoor uwe bewijzen in de geschiedenis. Maar is dat ge-
noeg? Neen. Want het woord kon hier wel toepasselijk zijn,
dat eenmaal aan Louis-Philippe van Orléans werd toegevoegd,

Mr. J. T. Buys. Het wezen van den Constitutionelen E-egeringsvorm.

-ocr page 14-

toen hem de kroon werd aangeboden: „non paree que Bour-
bon, mais quoique Bourbon."
Wij toch beweren niet, dat de
vrijheid altijd vlood, waar zulk eene Eerste Kamer zich vertoonde,
maar onze stelling is, dat er voor haar geene plaats is in de
constitutie," Het verwijt is niet onverdiend. Waar is het,
dat de toepasselijkheid van het
quoique hier geene onmogelijk-
heid is, al mag men het gerust eene groote onwaarschijnlijk-
heid noemen. Het is dan mijn allereerste plicht met
eenige
voorname argumenten der tegenstanders mij bezig te houden.
Ik toch geloof dat
het tioeekamersteUeL onontbeerlijk is in den
Constitutioneelen staat.

De gronden, die door de vijanden van het stelsel worden
aangevoerd, bestaan hoofdzakelijk uit de 3 volgende: het
systeem maakt de staatsinrichting omslachtig, — het belet
eene
spoedige afdoening van zaken, — het neemt de gelijkheid weg.
De argumenten schijnen krachtig. Maar gaat de spreuk:
//Simplex sigillum veri et boni," hier wel door, — is spoed hier
wel het meest wenschelijke, — is de gelijkheid waarheid of fictie?
Ziedaar vragen die eerst moeten beantwoord worden.

Behandelen wij eene vraag, die met ons onderwerp in ver-
band staat: is het individu om den staat, of de staat om
het individu? De volgelingen van Eousseau, zij zullen
allicht
geneigd zijn de eerste stelling te onderschrijven. Door een
dus genoemd sociaal contract heeft het individu, als het
ware,
afstand gedaan van zijne kracht, van zijn\' wil, van zijn recht
om daarmede het organisme te begiftigen, dat men staat noemt.
Welke heerlijke toestand wordt er door deze schijnbare zelf-
vernietiging geboren! Want daar de staat niets anders is dan
de vereeniging van allen, die hun zwaard en hun schild op
het gemeenschappelijk altaar hebben neergelegd, zoo komt die
macht aan den staat toegekend, aan allen ten goede. Het
individu staat daar wel, als het ware, naakt, want alles
wat
hem toekwam, Het is zonder voorbehoud overgegeven aan den
souverein. Maar wat nood? Wie is die souverein, zoo
niet

-ocr page 15-

d® gemeenschap? Waar ieder zich dus overgeeft aan allen,
S®eft men zich in waarheid aan niemand j de toestand is ge-
J^ Voor allen, en geene vrees kan er bestaan, dat iemand zoude
onderdrukt worden; wat men met de eene hand geeft, neemt
nien met de andere; het offer gebracht aan de samenleving is
offer, want elk wordt voor een klein deel souverein. —

fy li

ben wij op deze wijze voortgaan, of zullen wij zeggen, dat
//perinde ac cadaver" aan de eene zijde, en de gruwelijkste
spotie aan den anderen kant de consequente uitvloeisels zijn
g^w^eest dezer leer? i) „Le plus cruel châtiment de Rousseau
d\'avoir enfanté Robespierre, et la pierre de touche des
^dées politiques de Fauteur d\'Emile est dans l\'application qu\'en
^ tentée le sanglant triumvir." 2).

^een, de staat is daar om het individu. Het is waar, de
niensch, levende in de maatschappij, moet ter wille van die
niaatschappij offers brengen, die toch eindelijk op zijne eigene
helvaart uitloopen, maar even waar is het, dat de mensch als
Individu rechten heeft, zoo onvervreemdbaar, zoo heilig, dat
^iJ die nooit, ter wille van niemand, mag prijs geven.
^ aar om is juist de staat, om aan elk zijner burgers de rechten
"Verzekeren, die hem zouden toebehooren, ook al sprak er
Steile -^^et ^an. De vraag hoe een staat moet ingericht wor-
komt dus hierop neêr, op welke wijze de vrijheid en de
^echten der burgers het best beschermd zullen worden.

^ ïjM. le ministre a invoqué Rousseau, mais toutes les fois qu\'on a voulu
^ lois contre la liberté, on s\'est appuyé de l\'autorité de Rousseau,

^^ec beaucoup d\'amour pour la liberté, Rousseau a toujours été cité par ceux
voulu établir le despotisme." Benjamin Constant, Cours de Politique,
l\'g- 10, noot.

^^ ■l-\'e Carné. Histoire du Gouvernement Représentatif I. pg. 247.

«Sans doute l\'homme est né pour l\'état social; mais cette destination

^^^ -J subsister la distinction des deux titres auxquels il s\'y présente. Dans

des hypothèses, il s\'aliène complètement au corps social ; l\'individu s\'y perd
Ses goutte d\'eau dans le fleuve. Dans l\'autre il se dépouille si peu de

jjç \'lî\'oits, que le voulut-il, il ne le pourrait pas; ils sont inaliénables, et il
ttteut\'^\'\'\'\'\'^^ l\'ouvrage de Dieu. L\'inaliénabilité\' n\'est pas seule-

jg-\'! l\'individu à l\'individu, mais de l\'individu à la société." Hello: Du
®êime constitutionnel, édition pg. 13,

-ocr page 16-

Wanneer men dan ziet hoe in vroegeren tijd de rechten
der indi-viduën niet waren erkend, of niet werden geëerbiedigd
door het gezag, dan komt men tot de slotsom, dat de staats-
inrichting van den onderen tijd gebreken had, en het streven
is te zoeken, waarin de font schuilde. Men heeft wel soms
gemeend, dat de zonde der oude Pransché staatsinrichting
b.v. gelegen was daarin, dat het onbeperkt gezag bij
één\'
mensch, bij een\' vorst berustte; men heeft toen wel dien
mensch ter neer geworpen, en het hem ontnomen gezag aan
anderen opgedragen, maar toen men tot zijne schade bemerkte
dat de vrijheid daardoor niet triomfeerde, maar het slechts
andere handen waren, die nu den druk uitoefenden, toen is
men begonnen in te zien, dat men zich had misgrepen, dat
het gebrek in geheel iets anders moest schuilen. En waarin
ten slotte? Zeer juist is dit aangewezen door Benjamin Con-
stant: Confiez la souveraineté illimitée à un seul, à plusieurs,
à tous, vous le trouverez également un mal. C\'est le
degré
de force, et non les dépositaires de cette force qu\'il faut
accuser. C\'est contre l\'arme et non contre le bras qu\'il faut
sévir." 1). Dat begreep men ten laatste, en de leer van de
verdeeling van het gezag begon gehuldigd te worden. Is het
niet, alsof Hello de woorden van een\' Nederlander zich in het
geheugen had geprent, toen hij die fijne opmerking
maakte,
dat eene constitutie het kind is van het wantrouwen? De
rechten der individuën, vroeger vaak met voeten getreden,
worden gewaarborgd; daartoe moet strekken de geheele voria
aan de staatsinrichting gegeven. Aan elke macht in den
staat
moet het onmogelijk worden gemaakt onbeperkte heerschappij
te verwerven, die op despotie zoude uitloopen, die macht voor
recht zoude kunnen doen gelden. //Personne ne peut tout"

1) Benjamin Constant I. ch. I. „de la Souveraineté du peuple."

Hello pg. 21. Hooft: Nederlandsohe Historiën; „Het mistrouwen is het
hechtste holwerk der vrijheid."

3) Hello wijst hier op het civiele recht. „Je ne sache rien en droit civil
de plus beau que l\'assimilation des choses illégales aux choses impossibles; c\'est
une fiction touchante de regarder ce que la loi défend, comme étant hors de
nos facultés. L\'honneur en remonte à la loi romaine." Hello pg. 229.

-ocr page 17-

ziedaar de nieuwe staatsleer, dié men door eene juiste afbake-
\'iing van grenzen tracht te verwezenlijken.

Vanhier dan, dat eene moderne constitutie niet uitblinkt
door eenvoudigheid, maar integendeel eene vrij samengestelde
inrichting doet geboren worden i). Aan dezen wordt macht
gegeven om regels vast te stellen, aan anderen om aan die
degels uitvoering te doen geven, aan anderen weder om die
kegelen in elk bijzonder geval te doen eerbiedigen. De wet-
gevende macht is door een\' sterken slagboom van de uitvoerende
en de rechterlijke gescheiden Nu verkiezen wij de Constitu-
tioûeele Monarchie boven alle andere regeeringsvormen, omdat
liierdoor eene hoogere macht in het leven wordt geroepen,
bestemd om alle andere machten in het rechte spoor te hon-
den. De vorst, hoofd der wetgevende, zoowel als der uitvoerende
der rechterlijke macht, de vorst, die de eenheid van den
®taat vertegenwoordigt, kan geen belang hebben, dat eene der
^achten zich buiten hare baan begeve, en is, geen partij
Zijnde, het best in staat eene hoogere censuur uit te oefenen

is dan ook een echt constitutioneel begrip om aan de
kroon prerogatieven te schenken, als daar zijn : o. a. het recht
ministers te ontslaan, of om het wetgevend lichaam te
ontbinden Het ligt echter niet in de bestemming van de
kroon, om telkenmale in te grijpen in het raderwerk van den
®taat. Hoe goed het wezen moge, dat daar eene macht zij
^et elke macht in den staat verbonden, en daarom het best
staat om toe te zien, wie het hem aangewezen terrein

«Les gouvernements libres ne peuvent pas être simples; il faut néces-
sairement qu\'ils soient complexes, précisément parce qu\'ils doivent protection
^ tous les intérêts. La vraie liberté n\'est qu\'à ce prix." Fonfrède: Oeuvres
■ Pg. 354.

) Hello (pg. 25, 232,) noemt de rechterlijke geene afzonderlijke macht,
»,un mode particulier du pouvoir exécutif."
^ ) Hello heeft, dunkt ons, niet genoeg gelet op de hoogste beteekenis van
^ ^Constitutioneele Monarchie, wanneer hij alleen daarom aan den vorst een
van de VVetgevende macht geeft, „paree qu\'il eût été à craindre, que le
Pouvoir exécutif n\'apportât point de zèle dans l\'exécution d\'une loi, faite sans
et peut-être malgré lui." Hello pg. 342.

^ Vgl. Benjamin Constant I; „des pouvoirs constitutionnels." pg. 175 vigg.

-ocr page 18-

overschrijdt, niet minder noodig is het, dat de kroon slechts
bij uitzondering toone welke kracht in haar besloten ligt.
Want, als eenmaal bij de rechtbank van Paris, zoude ook hier
de tweedracht den appel kunnen werpen, en zoo hier de na-
ijver het staatsrechtelijk onmogelijke verwijt van partijdigheid
deed hooren, zoude de kroon van hare schoonste parel worden
beroofd, en aan de staatseenheid scliade werden toegebracht.

Men is dan bedacht geweest om nog andere slagboomen
te stellen, en de staatsinrichting nog samengestelder te maken.
Welke is van de 3 machten de voornaamste? Zonder twijfel
de wetgevende, zij die de regels voorschrijft waarnaar gehandeld
zal worden ; zij is het hoofd, de anderen zijn de armen. Maar
bestaat er dan niet juist gevaar, dat zij vooral misbruik
make van hare kracht, en de macht, waarmede zij anderen in
bedwang houdt, gebruike, om haar\' eigen\' grenspaal te vernieti-
gen, dat de zoo forsche stroom buiten de oevers trede, de
dijken verbreke, en alles meeslepe in zijne vaart. Hoe dit te
beletten? Door in het midden van de wetgevende
macht
zelve een\' dam op te werpen. Waar die macht bij onderschei-
dene bestanddeelen gaat berusten, waar aan meerdere krachten,
in wezen van elkander verschillend, een oordeel wordt toege-
kend, daar zal eene natuurlijke controle worden geboren, daar
zal ieder naauwlettend hebben toe te zien, dat eene
volgende
rechtbank geene reden vinde het vonnis te vernietigen. Wec-
ker, die, zoo als wij weten, zoo hartelijk, maar met slechten
uitslag 1), ijverde voor het Tweekamerstelsel, schreef reeds:
//II n\'est pas possible de soumettre les opinions d\'un corps
législatif à aucune espèce de censure régulière 2).... C\'était
donc une belle idée, et une idée vraiment ingénieuse, qne
d\'avoir établi cette censure au sein même du corps
législatif
en le composant ^e deux chambres s)." Het Tweekamerstelsel

Vgl. de Fransche constitutie van 1791.

Wij hechten hier aan het woord „regulière;" want censuur, wij hebben
daar juist van gesproken.

3) Necker. Du pouvoir exécutif. I. pg. 64,

-ocr page 19-

middel tegen grondwetscliennisj zoude het daarom niet
aanbeveling verdienen?
Maar er is meer. Het is, dunkt ons, eene door de eeuwen
b staatde waarheid, dat de wetgeving het werk moet zijn van
^elen, de uitvoering van die wetten aan zoo weinigen moge-
moet opgedragen worden; in het eene geval is grondige
scussie, hooren en wederhooren, in het andere kracht en
eenheid een vereischte. \'Wat is eigenlijk de taak\' der wetge-
macht. Laten wij, waar wij eenvoudig het //wetten
ûiaken" op de lippen zouden "nemen, luisteren naar het
^choone antwoord, dat Rossi op onze vraag geeft: //II ne
pas qne Ie pouvoir législatif songe à
inventer des lois,
Diais qn^ji s\'occupe à les
révéler. Car elles préexistent; elles
toutes renfermées dans la condition politique et morale de
ï^tat. Avoir le moyen de les reconnaître, la volonté de les
ûiettre en action, et Fart de persuader au public, que c\'est-
réellement de cette source, et uniquement de cette source
on les a tirées, voilà tout le secret du pouvoir législatif :
Secret qni^ bien employé, rend les gouvernements forts et les
dations heureuses i)."

lu niets meer, in niets minder ligt het geheim van goede
betten; datgene wat reeds leeft in het gemoed der natie onder
^oorden te brengen. Nu is het ons ook duidelijk, waarom
de natie zelve vereenigd met den Vorst de wetgeving
^^ordt opgedragen. Men zoekt dit somwijlen af te leiden uit
zoogenaamd natu.urlijk recht tot regeeren of mederegeeren ;
^aar -«rij gelooven niet, dat onze natuurlijke rechten zoover

^«i^en. Wii

meenen dat onze eisch niet verder mag gaan,
. ^^ alleen dat er goed geregeerd worde; dit, ja, mag en moet
®der vorderen, en men zal, meenen wij, verstandiger doen
dien eisch alles streng te toetsen, dan zich te baden in het
genot van een\' grooteren of kleineren schepter te hanteeren 2). ■

Rossi. Du gouvernement parlementaire. Zie zijne Mélanges d\'Economie
^ \'l^e, d\' Histoire et de Philosophie. II. (Histoire et philosophie) pg. 146.
bad \'\'ist de constitutie van 1793, waarhij men zich door Rousseau

laten inspireren, eene goede les zijn ? Hoe lang heeft zij bestaan ?

-ocr page 20-

ISTeen het antwoord zal wel dit zijn, dat, wanneer waarlijk de
taak der wetgevende macht meer bestaat in ontdekken, dan in
uitvinden, wanneer zij slechts heeft te luisteren naar de klan-
ken, die gehoord worden, de natie zelve als tot die taak ge-
roepen wordt, omdat zij wel het best die tonen moet hooren
en die taal zal verstaan. En uit het eene goede zal het
andere voortkomen, want zal het schip van den staat niet
het best aan den storm kunnen weerstand bieden, als het
anker is geworpen te midden van de natie?

Het staatsbelang eischt dus dat voor de wetgeving de kroon
te rade ga met de natie. Maar zonder ons nu te verdiepen
in de kwestie, of het goed zij hier grootere of kleinere gren-
zen te stellen, kunnen wij gerustelijk zeggen, dat het nu een-
maal onmogelijk is, dat de beraadslagingen in deze door de
gansche natie worden gevoerd, en dat altijd een grooter of
kleiner aantal mannen in haren naam zal beslissen, welke de
regelen zullen zijn waarnaar te handelen. Is nu eene enkele
vergadering het beste middel om die regelen te vinden, om
tot eene goede wetgeving te geraken? Niet waar, de taak is
niet gemakkelijk, de wetten te zoeken, /^qui préexistent, ren-
fermées dans la condition politique et morale de Fétat," wetten
die krachtig en goed zullen zijn, die door gansch eene natie
erkend zullen worden aan hare behoeften te voldoen ? Spoedig®
afdoening zal hier wel minder wenschelijk zijn, dan grondige;
ernstige discussie. En die kalme beraadslagingen
verwachten
wij niet, waar het wetgevend lichaam niet in deelen is gesplitst-
Bestaat er niet gevaar dat de afgevaardigden zich te veel
zullen laten leiden door een\' invloed van buiten? Wie, die
zich de Assemblée Nationale van het Erankrijk der
omwente-
ling in het geheugen roept, zal het loochenen, dat de consti-
tuants, in schijn oppermachtig, inderdaad bogen voor de me-
nigte daar buiten, voor de volksredenaars, voor de clubs, J^

Wij gebruiken bier met opzet de uitdrukking „te veel", daar wij e®"®
controle van de natie op de vertegenwoordiging, zonder daarom van een i®\'
peratief mandaat te willen booren, wenschelijk en constitutioneel achten, ^^
op dien grond ook de veeljarige parlementen afkeuren.

-ocr page 21-

dat de grondleggers der constitutie daardoor hun\' eigen\' val
bewerkten? En wie zal hier niet met Necker uitroepen : ,/La
•^barabre des communes d\'Angleterre aimerait mieux avoir à se
concilier avec deux chambres hautes, que d\'exister sous Is joug
assemblée de France se trouve placée. Il est terrible le

joug

qui ne vous laisse pas seulement l\'indépendance de vos
opinions, et la franchise de vos pensées?" i) Zullen de afge-
vaardigden zich niet vrijer en onafhankelijker bewegen, wan-
"^eer zij (j^g kreten daar buiten kunnen smoren met het wijzen
een tweede stadium, waaraan hunne beslissingen onderwor-
pen moeten worden? 3)

Maar niet alleen de aandrang van eene menigte buiten de
^aal, ook eigene hartstochten zijn te vreezen. De meest ver-
^ehillende belangen moeten uit den aard der zaak hunne ver-
tegenwoordigers vinden. Waar men dan niet op een\' verderen
ds\'tti stuit, bestaat het grootste gevaar dat elke partij met
hartstocht eigene meeningen zal zoeken door te drijven, en met
Voorbijzien van het algemeen belang hare vijanden zal zoeken
Verslaan, dat eigen voordeel steeds de meerderheid zal lei-
"len, hetzij zij vooruitgang of behoud in haar vaandel voere.

hier wenschen wij te wijzen op het advies in de nationale
^ergadering van 1797 door den hoogleeraar de Ehoer uitge-
dacht. Sprekende in de taal van zijn\' tijd zegt hij : //De ver-
§iftigde adem van een\' despoot verpest de natuur, hij verstikt
"Ie eerste zaden van geluk en verlichting; maar eene verga-
dering van menschen, welke de uitoefening van den nationalen
en magt in haren boezem vereenigt, hoe dikwerf heeft die
^let als een alvernielende lavastroom gewoed? Overheerschers
derzelver ministers belagen de vrijheid der volken langs

Neoker, du pouvoir exécutif. I. pg. 63.
ï d^ Werpe ons niet tegen de noodzakelijkheid der koninklijke sanctie.

^ Weet, dat het koninklijk veto, zal het geëerbiedigd worden, slechts in
^ zaae gevallen moet worden toegepast.

^ vla rejection de l\'idée des deux chambres, pour la composition du corps
=i®latifj et la formation de ce corps en une seule assemblée délibérante, est
lie une préférence donnée à 1\' empire des passions sur l\'autorité de la
Necker I. pg. 65.

-ocr page 22-

sluippaden en aanslagen der duisternis; doch eene wetgevende
vergadering tot tirannie overslaande, zal zelfs met verachting
op deze bijwegen neerzien, zij zal openlijk en regtstreeks het
voorgestelde doel najagen, en dan nog hare medeburgers de
knellendste kluisters der slavernij, onder den heiligen naa®
van vrijheid, durven aanbieden." Op deze en nog andere
grondsn voelde hij zich gedrongen zijne medeburgers toe te
roepen: ,/Laat ons die altoos gevaarlijke wetgevende magt in
twee takken scheiden en daardoor aan overijling der driften en
derzelver verschrikkelijke gevolgen den weg zoeken af te snij-
den. Laat ons datzelfde
divide et impera, die spreuk, welke
tot nu toe de staatsregel voor geweldenaren en derzelver mi\'
nisters was, nu eens het vrije Bataafsche volk in den
mond
leggen; en laat dat volk, door de uitoefening van deszelfe
magt af te scheiden en te splitsen, de oppermagt waarlijk aan
zich behouden." i) Zal het gevaar voor die driften, voor die
tirannie niet veel minder zijn, waar men weet dat de voorstel-
len nog in eene volgende kamer zullen onderzocht worden-
Zal nu niet omgekeerd het algemeen belang het kompas zijn,
dat ieder in handen neemt? Het is waar, niet allen zullen
daar dezelfde definitie van geven; maar toch, men zal niet in
de eerste plaats aan zich zeiven, maar vooral om de natie den-
ken, van beide kanten zal men een deel van het terrein ge-
wonnen geven, eene toenadering zal mogelijk worden
gemaakt,
waar allen zich afvragen, wat het beste zij voor het land
Zoo bestaat er kans van slagen, zoo wordt de
waarschijnlijk-
heid geboren, dat het andere deel der wetgevende macht de
kroon zette op het werk. Zullen daardoor de factiën geheel
verdwijnen ? aan deze utopie gelooven wij niet, maar wij
onderschrijven de woorden van Eoyer-Collard: ,/le
remède

C. L. Vitringa, Staatkundige geschiedenis der Bataafsche Republiek,
ged. pg. 224, vlg. Zie ook: Dagverhaal der handelingen van de Nat. vergade-
ring IV. pg. 718—720.

^ Dahlmann; Die Politik, pag. 132: „Zwei gleiciiberechtigte Kammern
gewähren eine eindringendere und reifere Berathung, insofern die eine Kammer
die Kritik der andern zu scheuen hat."

-ocr page 23-

^ trouve dans la multiplicité et l\'opposition des pouvoirs,
leur force défensive, aussi bien qu\'offensive, dans la
"^^binaison judicieuse de leur énergie réciproque" i).

die het Tweekamerstelsel bestrijden, bedienen zich vaak
het volgende argument. Zal eene tweede instantie. van
geving beantwoorden aan het doel, zal eene tweede wet-
^^"^ende vergadering iets meer zijn dan de echo van de an-
dan moet zij op andere wijze zijn zamengesteld, uit
_ bestanddeelen bestaan, zij zal als van zelve een meer
^^istocratisch karakter dragen, en daardoor zal het stelsel zon-
lichT ^^^^^ groote waarheid, die de omwenteling aan het
heeft gebracht en in de moderne staatswet is neergelegd,
zal weder eene ongelijkheid in het leven roepen. Wij zou-
■^at zelfde omwenteling willen wijzen om te vragen :

lat Sy ^^ de eerste plaats? Zoo het de vrijheid is,

ej. ^^^ sikaar de hand reiken, maar ons dan tevens

ig afvragen, ten eerste, of men in alle perioden der
^^^w-enteling^ of men in \'89 en in \'93 aan het woord gelijk-
denzelfden zin heeft gehecht, ten andere, of men aan

zoo als b. v. Marat die opvatte, niet zeer veel,

V ^^ ^\'^ijheid heeft opgeofferd? Bij eene Oostersche (ook

^stersche ?) despotie, waar allen evenzeer het hoofd buigen,
^eersnlif j o ^

ut ue mp.fist vnltnmpnp Cfpliilrlimfl ^/Ton r> !i irnnTr/i\'/ili T^T.

.. Tweekamerstelsel is in strijd met dc gelijkheid,____ en

slaan het oog op de Nieuwe Wereld. Daar is men op-
wls^^^^^ het oude Engeland, en de onafhankelijkheid

het loon van den strijd. Adel, ridderkruizen, zijn onbe-
® Woorden in de Vereenigde Staten; privilegiën, men wil
siss""^^^^- ^^^ "^\'^ten in een land, waar de bootsman op de Mis-
^ ^PPI eenmaal het Witte Huis te Washington kan gaan
^euen, waar verdienste en deugd de hoogste en eenige

\') r •

\'a R \'f politique de Royer-Collard par de Barante, 11, p. 28 (Discours sur

Electorale). Vgl. ook nog Rossi, Mélanges, II, p. 134—200.
^^go\'en aan hetgeen den Girondijnen werd verweten. Marat durfde

\' hommes d\'État nous vantent leurs talents, mais ces talents

ci\'inie de plus, car ils blessent l\'égalité." Zie de Carné, I, p. 240.

2

-ocr page 24-

adelbrief zijn. Daar zal wel niets zijn ingevoerd, wat aan navol-
ging van Engeland, aan ongelijkheid zoude doen denken, daar
geen tweekamerstelsel! Het omgekeerde is waar. Niet alleen
in de constitutie van het groote lichaam, van den statenbond
is het congres uit 2 huizen, dat der afgevaardigden, en dat
der senatoren zamengesteld, maar ook in alle staten tot den
bond behoorende (één staat: Vermont, maakt hierop uit-
zondering 1), is het systeem door ons voorgestaan in zwang;
in alle staten zijn er, wat wijze van verkiezing, ouderdom;
rijkdom betreft, andere vereischten gesteld voor den senator,
dan Toor het lid der kamer van afgevaardigden Zoude het
misschien pleiten voor ons gevoelen?

Nog een woord over de gelijkheid, waarvan de leerlingen
van Eousseau. zich zoo dikwijls als wapen bedienen. "VVas hij
het niet, die leerde, dat de natuur overal op die
gelijkheid
wees, heeft hij niet daarop zijne sociale theorie gebouwd?
het niet
een raadsel, hoe de zoon van het schoone bergen-
land, die altijd de natuur te hulp riep, waar hij de maat-
schappij wilde hervormen, die zelfde natuur zoo weinig heeft
begrepen? Hij toone ons eerst 3 volkomen gelijke bladen?
voordat wij hem gelooven. De kleur der bloemen, de hoogte
der bergen, de grootte der starren, de tinten in het groen,
wijst het ons niet alles daarop, dat de natuur niet wilde
weten van gelijkheid, van eentonigheid, dat juist door de
verscheidenheid eene schoone harmonie moest gevormd wor-
den? En in de menschenwereld zal het wel hetzelfde zijn;
of worden daar allen even oud, even schrander, even gelukkig^
Waartoe verder wapenen tegen Jean Jacques opgenomen? ï*®

\') Vgl. Jahrbiicher für Gesellscbafts- und Staatswisaenschaften von D\'. Gl»\'
ser, III, Heft, 15 Febr. 1865, p. 128.

M^ G. W. Vreede haalt in zijne brochure: De noodzakelijkheid der i»\'
directe verkiezing enz., 1848, bl. 33, de woorden aan van Michel
Chevali«\'\'
Lettres su.r l\'Amérique du Nord, I, p. 93 : „Au sénat les trois hommes d\'Etat;
guipassent pour les sommités des pays" enz. Vgl. ook: Rossi: Mélanges, p.
volgg; Story, Commentaries on the constitution of the United States,
Boston
1858. I, § 704.

-ocr page 25-

^^gelijkheid is een feit. i). Waarom anders daarneêr ge-
schreven: de burgers zijn gelijk voor de wet, zoo het ons
omringende reeds die gelijkheid predikte, zoo niet, als in een
handschrift, onder het //gelijkheid voor de wet" andere
^öorden leesbaar waren: //allerwege ongelijkheid."

Deze gelijkheid nu voor de wet, waarop doelt zij ? Op
Vroegere misbruiken, op ongelijkheden, die niet in de natuur
^\'^gen, op bevoorrechte standen, op
tailles, alleen door een\'
\'\'lers-état op te brengen,, op
corvees en andere lasten, waarvan
de grooten voordeel trokken, op verschil van straffen, waar
zelfde misdrijf door een\' edelman en een\' burger was ge-
pleegd. De privilegiën werden gedood, toen allen gelijke be- ■
®eherming van de wet gingen genieten, toen eene zelfde straf-
wet op allen toepasselijk werd verklaard Gelijkelijk beschermd
te Worden, dat is, dunkt ons, de beteekenis der genoemde
^epaling^ en daaraan trachten wij alles te toetsen. Onze vrij-
^eid, onze persoonlijkheid, ons eigendom, dat is het hoogste,
daaraan moeten wij vasthouden; daarom moeten wij eischen,
d^\'t alle wetten daarheen strekken. Maar of het evenzeer tot
ieders natuurlijk en onvervreemdbaar recht behoort, dat hij
het maken van zulke wetten, of tot hare uitvoering mede-
^\'erke, dat, wij zeiden het reeds vroeger, gelooven wij niet,
Ook zien wij niet in dat daarin ons geluk zoude gelegen zijn
^e civiele rechten zijn andere dan de politieke, het civiele
^echt is^ om zoo te zeggen, meer lijdelijk, het politieke hande-

\' „On a beaucoup écrit pour et contre l\'inégalité. Cependant tout se ré-
^ \' H peu de mots. L\'inégalité est un fait inévitable; et par cela même elle
dans l\'intérêt de la société, plus encore que des individus, produire un
reconnu et réglé." Rossi, Mélanges, II, p. 161.
^ La promesse de la charte n\'est pas de corriger l\'inégalité naturelle, tâche
et surhumaine, qu\'il ne faudrait même pas entreprendre, si elle était
mais de ne pas l\'admettre dans le domaine du droit; ce qui se réduit
^ \'^^î\'e, que la loi ne doit pas créer de privilèges." Hello, p. 38.

^ J,L\'erreur perpétuelle de ceux qui cherchent la liberté dans la souverai-
c\'est de confondre la liberté avec le droit de gouverner.... La liberté est
droit natif, le pouvoir ne devient un droit que sous condition. La liberté
pas le droit de gouverner: elle est le droit d\'être bien gouverné." ïon-
I, p. 39.

-ocr page 26-

lend, het eerste het doel, het laatste het middel. Zullen wij
dan klagen, dat wanneer niet allen dezelfde politieke rechten
genieten, eene onrechtvaardigheid wordt gepleegd, eene onge-
lijkheid wordt geboren? Yragen wij daartoe eerst of hierdooi\'
nieuwe privilegiën worden geschapen, en zoo het antwoord
luidt: in geenen deele, de gemaakte onderscheidingen hebben
alleen ten doel, dat zij, die hiertoe het best geschikt zijn, wa-
ken voor de belangen van allen, die onderscheidingen zijn van
dien aard, dat niemand in beginsel wordt uitgesloten, dat voor
ieder de mogelijkheid bestaat vroeger of later die actieve rech-
ten uit te oefenen — laten wij dan zoo oprecht en eerlijk zij»
te verklaren, dat ook zonder een bestuur door allen, de woor-
den //gelijkheid voor de wet" eene waarheid kunnen zijn i).

Alles wijst ons op ongelijkheid, op verscheidenheid. En ook
daarom is een tweede stadium van wetgeving eene noodzake-
lijkheid. Want wij achten het wenschelijk, dat in een wet-
gevend lichaam de verschillende belangen naar
evenredigheid
hunne vertegenwoordigers vinden, opdat het geheele lichaaifl
worde eene natie in het klein. Daar men nu als reeel kao

D

stellen, dat sommige van die belangen niet, of niet genoeg iii
eene enkele vergadering gezien worden, zoo is het goed, dat
daar eene tweede raadzaal zij, waarin aan datgene wat gemist,
werd in de eerste, eene plaats worde aangewezen. Wij twijfelen
of er velen zijn, die niet zullen instemmen met woorden als
de volgende van B,ojer-Collard : //II j a dans la théorie de
la Charte (en niet daar alleen) pluralité d\'intérêts,
c\'est-à-dire,
qu\'avec les intérêts communs
à tous, il j a des intérêts,
ne sont pas communs
à tous. En d\'autres termes, il J ^
différence ou inégalité dans les situations sociales. L\'inégalit®
résulte des supériorités de tout genre : la gloire, la
naissance
qui n\'est que la perpétuité de la gloire, la propriété ou l^^
richesse
à ce degré où elle est comme la gloire, une dignité^
une force, un empire exercé sur les. hommes.
Maintenant
qu\'est ce que la Chambre des Pairs, si ce n\'est l\'inégalité re-

>) Vgl: Hello, p. 36-68.

-ocr page 27-

•Connue, consolidée, érigée en pouvoir social et par là rendue in-
violable et immortelle? Artifice admirable, par lequel le pri-
vilege vaincu a été transféré de la société qu\'\'il opprimait au
du gouvernement qu\'il affermit! Magnifique prérogative
liie l\'inégalité n\'a pas reçue pour elle-même, ni pour sa seule
défense, mais pour la protection de la société entière; parce
^He les supériorités n\'ayant rien à souhaiter que de se main-
le pouvoir où elles se concentrent devient le principe
la stabilité, et le gage de la durée commune." i)
Wij komen nu aan het eind tot de slotsom, dat eene
^^eede wetgevende vergadering niet mag gemist worden, omdat
^iJ de zoo heilzame verdeeling van macht in toepassing brengt,
een van de middelen is om schennis der constitutie te
\'Oorkomen, omdat zij de noodlottige factiën niet vermeerdert,
l^aar vermindert, de pressie der meerderheid belet, en, door
®ïïistige en grondige discussie in het leven te roepen, de be-
iigen van het vaderland aan het licht brengt, omdat zij ten
®lotte, verre van het beginsel ,/gelijkheid voor de wet" te
^^henden, veeleer die gelijkheid in harmonie brengt met de
^^itelijke ongelijkheid.

B-oyer-Collard, II, p. 18.

-ocr page 28- -ocr page 29-

EERSTE AFDEELING

ENGELAND.

-ocr page 30- -ocr page 31-

ENGELAND.

EEESTE HOOFDSTUK.

OORSPRONG VAN HOOGER- BN LAGEEHUIS. DE RECHTEN VAN
HET PARLEMENT ERKEND.

wCe sont les nobles qui ont donné la liberté à
l\'Angleterre, la grande Charte vient d\'eux, Ils
ont grandi avec la constitution, et font un avec
elle."

NAPOLÉOK.

De slag bij Hastings maakte een einde aan de heerschappij
der Saksische vorsten en vermeerderde met nog eenen de volks-
®tainraen, die over het Britten-eiland verspreid waren.

De verschillende koninkrijken der Heptarchie waren in de

9de

eeuw onder éénen schepter vereenigd geworden, en Alfred
de eerste vorst, die den titel aannam van koning van
ingeland i) ; de oude bewoners, de Britten, waren toen lang
^ot lijfeigenen gemaakt, en hadden zoowel Anglen als Jutten,
^ Voornamelijk de Saksen als hunne beeren moeten erkennen.

^ar ook dezen werden overwonnen, nadat de Denen onder
aanvoering van Canut een\' inval in het land hadden gedaan

) Lord Brougtam, The British constitution, third edition, London 1863,
135. Volgens hem is de gewone opvatting, alsof reeds onder Egbert

dg ry ..

ï\'ijken zouden vereenigd zijn geweest, eene dwaling, en zonde hij slechts
over K

ö eene gedeeltelijke en onzekere heerschappij hebben gevoerd.

-ocr page 32-

en namen slechts voor korten tijd hunne plaats weder in toen
Eduard ,/the Confessor", de laatste vorst der Saksen, op den
troon van Engeland zetelde. Bij den dood van deze nam
Harold met miskenning der rechten van een kind, Edgar
Athelingi), bezit van de kroon, doch vond al spoedig een\'
geduchte n tegenstander in Willem, hertog van Normandië, die
met 60,000 Noormannen naar Engeland overstak, en hem in
een\' bloedigen veldslag kroon en leven benam. Daarop maakte
de Noorman zich meester van den troon, zich beroepende op
zijne afstamming en op den wil van den Confessor en ont-
kende de waarheid van het feit, dat het geluk der wapenen
het eenige recht was, dat hij kon aanvoeren s), dat hij meer
dan
Conquestor, dat hij Conqueror was. Met hem kwam er
eene geheele omkeering in den toestand van den
Engelschen
Staat; en in de Britsche Constitutie zal steeds het jaar 1066
als merkwaardig staan aangeteekend, niet slechts omdat de
vroegere meesters, de Saksen, nu het juk der
Noormannen
moesten gaan dragen, maar vooral omdat de gansche inrich-
ting veranderde, de macht van den Veroveraar eene
onbeperkte
werd =), en Engeland in navolging van het vasteland in een
feudalen staat werd herschapen.

De groote band, die steeds in Engeland bestaan heeft tus-

ï) Rowland, A manual of the English constitution, London 1859, p. 21.

2) Zie over zijne betrekking tot het Saksische koningsgeslacht: Brougham,
p. 143 noot.

3) G. W. Vreede, Specimen inaugurale: de origine atque incrementis ü\'
bertatis Anglorum, p. 30.

*) Brougham, ibid.

5) Deze stelling wordt, zoo als later nog blijken zal, meermalen betwist, eo
van beide kanten worden argumenten aangevoerd. Wij kregen o. a. in handen
het werk van sir James Mackintosh, History of England. In vol. I, p. ^^^
wordt verhaald, hoe Willem zijn\' zoon Robert Curthose had beloofd, dat hij t®"
behoeve van deze afstand zoude doen van Normandye, zoodra hij in het
rustig
bezit van de Engelsche kroon zoude zijn. Toen Robert hem later aan zijn^
belofte herinnerde, antwoordde Willem:
„that he should not undress, until li®
was going to bed," en een lange strijd tusschen vader en zoon was er het ge-
volg van. Als Willem zoo handelde ten opzichte van zijn\' zoon, is het dan
waarschijnlijk, dat hij zich door anderen banden zoude hebben
doen aanlegge\'^ ^

-ocr page 33-

adel en burgerij, dikwijls tot verwondering van het
Overige Europa, de populariteit die daar steeds het deel is
"^ei* nobility, aarzelen wij niet voor een goed deel toe te
®eïirijven aan de politiek van Willem den Veroveraar. Verre
^^n het voorbeeld te volgen van Eransche en Duitsche vors-
en zijne grooten in alles vrij spel te laten, was het juist
^yn streven om waar het mogelijk was eene gelijkheid tot
®tand te brengen. Hij was een tiran, maar hij was het voor aUen. —
Nadat alle goederen van de groote of hofthanes, die voor
Harold de wapenen hadden opgevat, waren verbeurd ver-
klaard i), en koning Willem zich tot heer en eigenaar van den
Seheelen Engelschen bodem had gemaakt waardoor al het
allodiaal bezit werd vernietigd verdeelde hij het land onder
^^jne baronnen, wier naam ons reeds den vassal herinnert. Bij
symbolische overgave toch van het land, de //livery of
sprak de leenman geknield o. a. deze woorden: //Je
«ïeveigne votre homme" 4). Maar ook de vroegere groote
Si^ondbezitters, de Saksische //thanes" werden niet zoodanig
onderdrukt, dat zij geene bezittingen konden verkrijgen; hun
^^erden de landen in achterleen gegeven, en „Ie grande rôle,
rôle de Winchester", meestal met den Saksischen naam
"I\'oomesday book" genoemd ß), (waarin de kadastrale indee-

) D\'. Eduard Eischel, Die Verfassung England\'s, 2®. auflage, p. 4 eu 5.
De koning van Engeland is door eene fictio juris nog steeds eigenaar van
Scheel den Engelsclien bodem. Daarom spreekt men van „the king\'s revenue"
\'»an „the national debt." Zie: Fischel, p. 126 en 457, noot 2.
) Het is waarschijnlijk dat het den Conqueror pas in later jaren gelukte,
ë^iieel Engeland in een\' leenstaat te herscheppen. Brougham, p. 145. Row-
p. 24.

) Rowland, p. 24 volg. Homme in barbaarsch Latijn baro.

De thanes werden in tegenstelling der ceorls (men denkt onwillekeurig
»au ons „kerel") of vrije landlieden, ook earls genoemd. De titel van earl is
van alouden oorsprong. Theowes waren de slaven onder de Saksen, waar-
overwonnen Britten. Rowland, p. 13.
) Eischel, p. 5. Volgens Rowland, p. 31, wordt het Doomesdaybook nog
al zijne frischheid van manuscript (in de cathedraal van V\\^inchester ?) be-
^^ard. Doomesdaybook = boek der veroordeeling. Zie: Bücher, Der Parla-
"^entarismus,

wie er ist, p. 73.

-ocr page 34-

ling des lands werd opgeteekend) wijst ons aan hoe een groot
deel van het land als achterleen aan de Saksen bleef. Wat
de geestelijken betreft, die onder de" Saksische vorsten een\'
vrij grooten invloed uitoefenden, ook dezen maakte hij baron-
nen van zijn rijk, d. i. hij gaf hun grondbezit, onder
dezelfde
verplichtingen als aan zijne wereldlijke grooten werd opge-
legd
i), b. V. even als dezen moesten ook zij hem in den
oorlog ridders verschaffen met wapenknechten en paarden.

Geheel in afwijking met de bepalingen, die in de overige
feudale staten werden opgevolgd, handelde Willem ten opzichte
van den eed. Niet alleen dat hij dien zijne vassallen, zijne
,/tenants in chief" afnam, ook zijne achtervassallen moesten
hem op den rijksdag te Salisbury trouw zweren, en de
eed,
dien zij voor hunne baronnen moesten afleggen, was aan dezen
ondergeschikt. (Salva fide debita domino regi et heredibus ejus.)

Wanneer wij hierbij nog in aanmerking nemen, dat de ver-
schillende gedeelten der groote leenen hier en daar
verspreid
lagen, waardoor de baronnen te meer afhankelijk bleven, ge-
looven wij eenigzins het bewijs te hebben geleverd van onze
stelling, dat de oorzaak van de innige verstandhouding
tusschen
adel en burgerij in Engeland voor een deel moet gezocht wor-
den
in de staatkunde van Willem den Veroveraar. Bij opstand
toch tegen den Vorst, konden de groote heeren zich tegeno-
ver hunne leenmannen niet beroepen op hun\' eed, zooals in
Frankrijk het geval was, want zij werden teruggeslagen met
het: Salva fide debita regi/\' hun belang bragt het
veeleer mede
dat zij optraden als handhavers van het recht der
minderen
tegen de tirannie van den opperheer.

Was de macht van den eersten Noormannen-koning jnre
eene absolute? Een bepaald antwoord op deze vraag zal men
niet van ons verwachten, waanneer toch verscheidene
schrijvers,
die waarschijnlijk bij dezelfde oude documenten te rade zij"
gegaan, op nieuw, zoo noodig, het bewijs hebben geleverd, dat

\') Kowland, p. 25.
Piscliel, p. 5 en 46.

-ocr page 35-

\'^et eenigeu goeden wil het ja en het neen uit denzelfden zin
^ordt gelezen. Lord Brougham schrijft: //Nothing certainly
•^an. justify those who have contended, that there were no li-
ttuts whatever affixed to the power of the Sovereign after the
•Conquest. The Monarch was very powerful; he was not ab-
solute". 1) In weerwil van deze stellige bewoordingen hellen wij
toch meer over tot het gevoelen van Gneist, die aan deze
"limits" niet veel geloof slaat. En toch reeds in de eerste jaren
iia de verovering vinden wij in Engeland een //generale conci-
lium," common council," //curia regis," //colloquium," of welke
^Udere naam misschien aan die vergadering gegeven zij! Zien
wat hiervan is.

In den vrijen staat der Saksen berustte de wetgevende
^^aeht niet bij den vorst maar bij eene nationale vergade-
^^ug, de //"Wittena-Gemote" (ook wel //Michel-Gemote" genoemd),
bestaande uit de hooge geestelijkheid en voorname grondbe-
zitters (thanes). De macht van deze Wittena-Gemote, die door
de Saksische Vorsten in hunnen val werd medegesleept, terwijl
\'"eeds spoedig daarna van een //concilium" der Noormannen wordt
gewag gemaakt, heeft er wellicht toe bijgedragen om de mee-
\'^^l^g ingang te doen vinden, dat ook de macht van den Yer-
^\'^eraar verre van onbeperkt was. Dit //concilium" werd driemaal
^^ het jaar bijeengeroepen, op de dagen als de koning zijne
kroon droeg en wel op de groote feesten der christenheid.
^P die dagen dan, als er mede groote feesten aan het hof wer-
den gegeven, zag de koning de grooten van zijn rijk daar bij-

en hij zag ze met een trotsch welgevallen, omdat de ver-
eeniging van al die groote vassallen ieder met zijn\' stoet van
■^^dervassallen en dienstbaren, allen met de kleuren van hunnen

Brougham, p. 146. Zie ook; Rowland, p. 34.

Gneist, Öesciiichte und heutige Gestalt der englischen Communal-vérfas-
^^\'»g oder des Selfgovernment, 2«. Auflage, I, p. 131 volgg. Pischel, p. 358-
Halla n, View of the state of Europe during the Middle-Ages, New-York,

p. 339_

Brougham, p. 137. Hallam, p. 323. Wittena-gemote, vergaderiug der

mannen.

Gneist, 1. c. Hij haalt hier de Saksische kroinjk van 1086 aan.

-ocr page 36-

baron getooid, het hof van Engeland tot het prachtigste maakte
van allen. Niet alleen de groote baronnen werden daar ge-
vonden, maar ook de hoogere geestelijken, bisschoppen en an-
dere groote prelaten, echter niet als geestelijken, maar mede
als baronnen, want ook hun, zoo als wij zeiden, waren feudale
baroniën gegeven. ~ Zoo was de adel geheel afhankelijk van
grondbezit. — Natuurlijk dat op die hofdagen de groote belan-
gen van het rijk ter sprake kwamen en de koning daaromtrent
de gevoelens zijner grooten inwon. Het voeren van oorlos:,
de
rechtspleging, de geestelijke zaken en de verdere belangen der
onderdanen waren, als van zelf spreekt, de onderwerpen van
een dergelijk colloquium, van zulk een council.

Om hieruit echter te besluiten tot eene wetgevende verga-
dering, dit wagen wij niet, en wij vinden het veel meer over-
eenkomstig met het persoonlijk karakter van Willem I, dat
hij de eenige bestuurder en ook de eenige wetgever was in
zijn rijk, dat de zoogenaamde wetten van dien tijd zich bepa-
len tot eenige proclamatiën en charters, alle persoonlijke han-
delingen van den souvereinen vorst, i) Onder deze moeten
wij die opmerken, waarbij de koning de wetten van Eduard
den Bekenner bevestigde j 2) ^jj hebben er onder te verstaan
het gewoonterecht der ^Saksen, de tegenwoordige

common la^

van Engeland.

Wat wij eindelijk nog aanvoeren tot staving van onze mee-
ning is, dat eene der voornaamste oorzaken van
afhankelijkheid
van vorsten bij dezen koning niet bestond. Zijne ontzettende
inkomsten maakten hem almachtig; 143£ kasteelen, 68 ,,forests"
maakte hij tot koninklijk domein (demesne land of the crown)
Behalve de leenen,
die tot persoonlijke diensten verpligtten (ba-
ronies bj military tenure), werden ook landen „in
soccage\'\'

1) Fischel, p. 6, 358. Gneist, 1. c.

„Ces sont les leis et les coustumes que li reis Williaume grantat a tout
le peuple de l\'Bngleterre, ice les meismes que li reis Eduard, son cosin tint
devant lui." Zie: G. W. Vreede, De origine libertatis Anglorum. p. 79.
L. Bücher, Der Parlamentarismus, wie er ist,
p. 47,
\'\') Brougham, p. 145. Hallam M. A., p. 335.

-ocr page 37-

ê^geven, waarbij den koning opbrengsten in geld of vruchten
toekwamen. Bij verschillende gelegenheden moesten de tenants
chief" hem gelden opbrengen, als wanneer zijn zoon tot ridder
^erd geslagen, bij overgaan van het leen op den erfgenaam enz. \').
\'ï^indelijk in buitengewone tijden, in den oorlog, had de vorst
de bevoegdheid tot ^/tallage" — a taxation undefined in amount,

bounded by a, custom, that it should be reasonable"
^at zoude Willem den Yeroveraar, die daar als een over-
^rachtige figuur voor ons .staat, die met alles en allen han-
delde, als ware Engeland eene tabula rasa, bewogen hebben
een deel zijner macht afstand te doen? —
^Vij meenden gerechtigd te zijn den toestand van Engeland en
"^^Jöe bewoners, na den val der Saksen eenigzins naauwkeurig te
beschouwen, om later vasten grond te hebben, waarop wij
\'\'Ouden kunnen voortbouwen, daar wij het eens zijn met den
schrijver, die de tirannie van den Veroveraar aanmerkt als
d® moeder van de vrijheid van Engeland

ïieeds zeer spoedig na den dood van den Veroveraar zien
de rijksbaronnen met meerder kracht op het staatstooneel
Werkzaam. Verschillende omstandigheden werkten hiertoe mede.

de eerste noemen wij de troonsbeklimming der volgende
koningen. Met voorbijzien van den wettigen erfgenaam zetten
^^eh, zoowel Willem Eufus als Hendrik I en Steven de kroon
"^P- De staat was gevestigd, en het was hun belang de ba-
ronnen voor zich te winnen, en de kroon als uit hunne hand
ontvangen; waardoor zij als van zei ven den invloed en
®^acht van den common council verhoogden. Een charter van
Hendrik I spreekt dan ook van zijne troonsbeklimming:
\'/Coramuni concilio Baronum Eegni Angliae coronatum"

Het spreekt van zelf, dat zij meestal die welwillendheid en
^^dersteuning moesten koopen; van verschillende charters uit

Zie over de verschillende benamingen van aid, relief, escheat, fines upon
^^\'enatoin, caet, Rowland, p. 28 volgg.
^ Rowland, p. 32.

Pischel, p. 6.
\'\') Rowland, p. 37-

-ocr page 38-

die dagen wordt dan ook gewag gemaakt, de ,/leges Edwardi
Confessoris" werden bij voortduring bevestigd, van verschillende
feudale verplichtingen werden de baronnen ontheven, en het
schijnt dat in die dagen reeds moet gezocht worden de kiem
van het beginsel: zonder toestemming van het
Parlement geen.
belastingen, i).

Maar diezelfde vorsten, die met charters schermden, voor-
dat zij zich vast voelden in den zadel, onderscheidden ziet
later door trouweloosheid, tirannie en wreedheid. De eerst®
Plantagenet-vorst, Hendrik II, mag misschien eene
gunstig®
uitzondering worden genoemd; hij maakte verbeteringen in de
rechtspleging, door de ordalia
af te schaffen, en onder zijn®
regeering begonnen cities en boroughs in belangrijkheid toe
te nemen. Maar wat de overige vorsten betreft,
Eichard I
niet uitgezonderd, (al kost het ons ook moeite den held van
Walter Scott ons voor te stellen zonder dien aureool van rid-
derlijkheid), wreed en vooral hebzuchtig als zij waren van
natuur, zagen zij tegen geen middel op om zich te
verrijken,
en onderdrukten grooten en kleinen in hun rijk. 2).

Daar lichtte de 13" eeuw aan de kimmen, de eeuw waar-
op Engeland, trotsch op zijne geschiedenis, trotsch op oude
vormen, steeds wijzen zal, omdat toen de grondslagen van het
gebouw zijner vrijheid werden gelegd. Wat zoude men daar
doen met eene Grondwet van lateren tijd? Blijft die aloude Magna
Charta niet altijd jeugdig en frisch? Daarom zal men steeds,
waar men den modernen staat wil leeren kennen, nog voor
Frankrijk op Engeland moeten zien, omdat in zoo veel opzich-
ten 1789 de leerling is en het kind van 1215.

Het was onder de regeering van Jan zonder land, dat de
maat van onderdrukking werd volgemeten, en de dag
eener
betere toekomst zich vertoonde. Vele waren de grieven. P®
kruistochten mochten eene bekoorlijke en romantische zijde
hebben, zij drukten zwaar op kroon-, en andere vassallen,

\') Rowland, 1. c.

Zie: Brougham, p. 152—161.

1

-ocr page 39-

veel moest er den vorsten vrorden opgebraciit. Zijne on-
^ettige troonsbeklimming i) bad koning Jan in een\' oorlog
gewikkeld met frankrijk, die ten laatste op het verlies van
^ormandië was uitgeloopen. Eindelijk toen de vorst de ver-
gaarde Constituties van
ClaTendon van Hendrik II, waarbij
de twisten met de geestelijkheid werden beslecht, had ge-
schonden, en zelfs den staat tot leengoed van de kerk, zich
delven tot vassal van den Paus maakte, toen sloegen de baron-
nen de handen ineen om zich zeiven en het overige volk
^oor verdere willekeur te vrijwaren. Zij wapenden zich, en
aanvoering van Eobert Eitzwalter, Earl of Dunmore,
\'brachten zij een talrijk leger op de been. Wij mogen voor-
enderstellen, dat, waar hier recht voor allen werd gevorderd,
geen achterleenman hun het ,/salva fide debita regi" zal tegen-
geworpen hebben. Oorlogstuig en wapengekletter waren hier
de middelen, die tot overreding dienden, en op de samenkomst
^e Runymede werd door de geharnaste ridders het staats-
stuk verworven, dat de vrijheid van Engeland zoude grond-
vesten.

Het ligt natuurlijk buiten ons bestek alle bepalingen van
die Magna Charta te beschouwen wij zouden er anders
^ijna toe verleid worden, waar die artikelen zeiven ons zulk
^etf helderen blik doen slaan in dien tijd. Waar wij toch
lezen: (art. 44) //Nulli vendemus, nulli negabimus aut dif-
^eremus rectum vel justitiam," daar wordt het ons duidelijk
dat het recht al vreemd werd toegepast. Ook het volgens
^neist monum-entale artikel 39 vinde hier eene plaats: Nullus

\') Koning Philippe-Auguste sprong voor de rechten van den wettigen op-
den jongen Arthur in de bres. Rowland, p. 45.
„Constabat autem Charta 67 articulis." G. W, Vreede, De origine libertatis
107; beschouwing der hoofdbepalingen van de M. C., p. 107—119.

O. van Rees, De Magna Charta, Petition of Right en Bill of Rights. Zie over
toeeste artt. der Magna Charta, Gneist, I, p. 134—140 en Rowland, p. 60—61.
\'Gelijkelijk met de Magna Charta werd de Charta de foresta verkregen, voor
tijden niet minder belangrijk. Men zie slechts over het verwoesten van ge-
landschappen door Willem I en zijne opvolgers: Brougham, p. 157
en 165.

-ocr page 40-

liber homo capiatur vel imprisonetur aut dissaisiatur aut
ntlaghetur ant exnletnr aut aliquo modo destruatur, nec super
eum ibimus, nec super eum mittemus, nisi per legale judi-
cium parium suorum vel per legem terre (sic).-" De koning
kon dus niet meer willekeurig in boeien doen slaan,
wreed-
aardig doen folteren en dooden, de persoonlijke vrijheid was
gewaarborgd.

Uit deze twee bepalingen wordt ons de geest, die in ge-
heel het staatsstuk doorstraalt, voor een goed deel
duidelijk:
de willekeur zal eindigen, vrijheid en recht er voor in de
plaats treden; —■ de rechten der kerk worden geëerbiedigd;—\'
de vassallen worden van vele bezwarende feudale
verplichtin-
gen ontheven, en (een bewijs, dat de baronnen de rechte»
van allen in bescherming namen) in de vrijheden die zij zei-
ven zullen genieten, zullen zij ook hunne eigene leenmannen
doen deelen; — het welzijn der steden, de bloei van den
handel worden bevorderd; — de rechtsbedeeling
wordt op
vaste grondslagen gevestigd. Betreffende dit laatste pnn^
wijzen wij op den oorsprong van het latere pairsgericht (art-
24): „comités et barones non amercientur nisi per pares suos;
et non nisi secundum modum delicti."

Wij zwegen met opzet nog van die bepalingen die ons voor
ons onderwerp het belangrijkst toeschijnen, de macht die aan
den common council wordt toegekend. Was de legale
invloed
van die vergadering der edelen tot hiertoe nog met een waas
van duisterheid overtrokken, waardoor men in
het onzekere
rondtastte i), hier krijgt de voet vasten bodem, die ons tot
nader onderzoek uitlokt. Het zijn de artt. 14 en 17 die ouz®
opmerkzaamheid wekken:

1) „Although it seems to have been understood that all general laws m"®\'\'
have the consent of the Parliament (wij kennen reeds in deze de opvatting ^^^
den schrijver, en merken nog op dat „parliament" in die dagen een nog
od
kend woord was), it seems equally clear that the limits of the royal authority
in regard to taxation were very imperfectly defined, especially in the earÜ®\'"
period of the Anglo-Norman monarchy; yet it is not very easy to deterroif®
whether the prince in his exactions was committing an usurpation or only acting
according to his prerogative." Brough:, p. IBl.

-ocr page 41-

. \'i\'^nllum scutagium i) vel auxilium ponatur in regno nostro,
^isi
commune consilium regni nostri, nisi ad corpus nos-
trum redimendum et primogenitum filium nostrum militem fa-
^^endum et ad filiam nostram primogenitam semel maritandam,
ad hoe non fiat nisi rationabile auxilium."
Van nu af aan waren dus de prerogatieven van den vorst
^^^ opzichte der geldheffingen beperkt tot 3 gevallen; voor
^Ue overigen was medewerking en toestemming van het com-
^■^rie consilium noodig, en waar de koning eigenmachtig las-
t^n zoude willen opleggen, zoude men hem van eene illegale
andeling mogen beschuldigen en recht eischen. Groote stap
^oorwaarts, want hier werd reeds het oordeel geveld over de
^ ^delingen van latere despoten. Doch zien wij ook het an-
artikel, voor ons doel niet minder belangrijk:
//Et ad habendum commune consilium regni de auxilio as-
\'\'-dendo, aliter quam in tribus casibus predictis, vel de scu-
§10 assidendo, summoneri faciemus archiepiscopos, episcopos,
^^l^ates, comités, et majores barones sigillatim per litteras
Mostras. Et preterea faciemus summoneri in generali per vice-
^Oüiites et ballivos nostros omnes iUos, qui de nobis tenent
^^ capite, caet."

, Hier wordt dus een verschil gemaakt tusschen de majores
\'barones en de andere (geringere) tenentes in capits. Welke
r^gel hierbij werd gevolgd weten wij niet met zekerheid aan
wijzen, 3) maar het schijnt dat toen in verloop van tijd
wij hebben hier vooral te denken aan den tijd der kruis-
tochten) vele leenen werden verbrokkeld, de bezitters van uit-
gestrekte goederen een overwicht behielden, dat aan anderen

) Scutagium, gelden waarvoor de persoonlijke dienstverpliehtingen des leen-
in den oorlog werden afgekocht. Gneist, I, p. 63.
i, ^ De 3 genoemde uitzonderingen behooren tot de oudste feudale verplich-
Rowland, p. 28.

Cox, The institutions of the English government. London,
law"\' ^^ Ei\'skine iMay, Parliamentary practice (A Practical treatise on the
> privileges, proceedings and usage of parliament), éf». edition, London 1859,
^I2eui9

-ocr page 42-

niet werd toegekend. De liooge geestelijkheid en de grootste
wereldlijke baronnen, zij kregen eene persoonlijke nitnoodiging
van den vorst, de anderen werden generaliter door den konink-
lijke beambte (sheriff) opgeroepen. Waarom wij hierop wijzen?
Omdat hier als van zelf eene scheiding uit voortkwam. Pi®
kleinere vasallen, hoezeer waarde hechtende
aan die oproeping,
verschenen niet in talrijken getale op dat consüium, maar
zonden van lieverlede
de rijksten en machtigsten onder hen,
om hunne belangen waar
te nemen. i).

Wij zien ook hier nevens den oorsprong van nobility en
gentry ook de eerste kiemen van een belangrijk beginsel, dat
der vertegenwoordiging, dat 50 jaren later een\' krachtigen
stoot kreeg. Letten wij dan op dat tweede belangrijke tijd-
stip in de
13" eeuw.

De baronnen der Magna Charta, die zich met uitgetrokken
zwaard het staatsstuk hadden verworven, schenen van \'s konings
trouw nog niet zeker te zijn; althans zij lieten er uitdruk-
kelijk in opnemen, dat de stad en de Tower van
London
gedurende 2 maanden in hunne handen zouden worden gesteld,

O

om die slechts over te geven, wanneer de belofte tot waar-
heid zoude geworden zijn; 25 Baronnen, met Eobert Titzwalter
aan hun hoofd, zouden ,/Custodes" zijn der wet s) Het
recht
van verzet en opstand werd dus hier met zooveel woorden
erkend, en //the king can do no wrong" was nog niet tot
beginsel verheven. De trouweloosheid van den koning
toonde
zich al spoedig door het schenden zijner beloften, en het
kwam tot een\' burgeroorlog, waaraan de spoedige
dood van
den vorst een einde maakte

Onder zijn\' opvolger Hendrik III vinden wij het eerst van
het woord Parlement gewag gemaakt: //Parliamentum Bune-
mede, quod fuit inter Dominum Johannem Eegem patrem
nostrum et Barones suos Angliae" »). Verscheidene male»

\') May, Pari. pr., p. 19.

Brougham, p. 167.
ä) Fischel, p. 371.

-ocr page 43-

gedurende zijne regeering werd liet charter door dezen vorst
evestigd 1), hetgeen ons een bewijs is, dat hij veelal in geld-
verlegenheid was, en dat hij bij voortduring zijne eeden
schond. Weder zien wij die baronnen hem die eeden telkens
erinneren, en eindelijk tot krachtiger maatregelen overgaan,
door hem eerst de ^/Provisions of Oxford" s) af te dwingen, en
eoi later in den slag bij Lewes gevangen te nemen. Simon
de Monfort, Barl of Leicester, die zich aan het hoofd der
®delen had gesteld, zocht nu alle macht in handen te krijgen,

riep al spoedig in naam des konings eene groote ver-
gadering te Londen bijeen. In dit Parlement vinden wij
Jieuwe elementen gebracht, en al gelooven wij dat Engeland
it minder aan Leicester\'s zuivere vaderlandsliefde dan aan
^ijüe heerschzucht en streven naar populariteit had te danken,
och erkennen wij, dat hij den staat een\' stap verder heeft
gebracht op de baan der Constitutie.

Laat ons ze wat nader beschouwen die parlementszitting
Van
1265, waar het gouden feest der Magna Charta werd ge-
vierd, en waar wij voor het eerst
naast den adel een derde
^taiid zien optreden, wiens belangen tot hiertoe alleen
door
e edelen konden behartigd worden. Wie toch vinden wij
daar vereenigd in dien nationalen raad? Het zijn vooreerst
e baronnen,
123 geestelijken en slechts 23 wereldlijke heeren,
jöaar naast hen ridders, gekozen door de graafschappen, en
lirgers als afgevaardigden van sommige groote steden. 3)

Hebben wij hier te denken aan eene algemeene onverschil-
igheid bij de groote kroonvassallen, waar het de rijksbelangen
gold, dat wij hier van slechts
23 baronnen vinden gewag ge-
ï^aakt? De geschiedenis van vroegere jaren maakt dit al bij-

Wij lezen van 85 bevestigingen van het Charter tot den tijd van Hendrik
^ . Brougham, p. 168. Het herinnert ons aan de privilegiën door de graven
an Holland gegeven, die telkens te zamen gingen met eene bede.
^ Bij de provisions van Oxford werd de koninklijke macht voor een goed

in handen van 24 baronnen gesteld. Eowland, p. 74.
^J) De schrijvers zijn het oneens over het aantal knights en citizens door
er graafschap en stad gekozen. Pischel 1. c. spreekt van 2 en 4. Brougham
■ van 4 en 2. Rowland, p. 75, van 2 en 2. Qaot homines tot sententiae !

IL.

-ocr page 44-

zonder onwaarschijnlijk, waar zij nog ter naauwernood het
zwaard hadden opgehangen, dat bij Eunemede en bij
Lewes
hun recht had verschaft. En toch waar wij de geschiedenis
van het Hoogerhuis tot een onderwerp van studie hebben ge-
kozen, mogen wij dit punt niet als onbelangrijk ter zijde laten,
maar veel meer naar een antwoord zoeken dat ons meer kan
bevredigen; wij meenen het te vinden in de oplossing dezer
andere vraag: wanneer had men de bevoegdheid in het //com-
mune consilium" zitting te nemen?

De Engelsche natie, trotsch op hare vrije instellingen en den
invloed van het Parlement, heeft er veelal met
ingenomenheid
op zoeken te wijzen, hoe hare geheele staatsinrichting van aloude
dagteekening was; de adel inzonderheid wiens handelingen
vooral tijdens de oude dynastie der Plantagenets zooveel goeds
hebben uitgewerkt, bracht hier steeds veel van het zijne toe
bij. Zoo kwam men er licht toe, om, waar de oude
bronnen
duister waren of geheel en al zwegen, zich aan overdrijving
en onwaarheid schuldig te maken, zoo is dat oude //magnum\'\'
of //Commune consilium" het voorwerp geweest eener
partijdig®
beschouwing. Men heeft gemeend dat die raad van oudsher
af een\' machtigen invloed heeft gehad, dat de vorst, Willem
de Veroveraar i) niet uitgezonderd, aan de besluiten dier
vergaderingen, ook op wetgevend gebied, rechtens
gebonden
was, en dat allen die baronnen waren //par tenure" uit kracht
van hun kroonleen recht hadden in het //consilium" te ver-
schijnen
2). Later onderzoek, vooral van hen die aanspraak
maakten op erfelijke pairie, hebben de onjuistheid van die
beschouwing aangetoond s). Met het kroonleen, maar de per-
soonlijke oproeping door den vorst, de //writ of summons," g^^
het recht tot zitting in den raad. Hoe uitgestrekt dus ook
de baronie was, men had zonder oproeping geen\' toegang,
hoewel wij gaarne toegeven, dat het //summoneri faciemus"

1) Zie O. a. de meeuing van lord Brougham, aangehaald in onze beschouwing
van de macht van den Conqueror.

2) Ook Brougham, p. 184, zegt van dit recht: „We are imperfectly informed\'\'\'
=) Zie: Gneist, I, p. 222 volg. Hallam M. A,, p. 358.

-ocr page 45-

door ons aangehaalde art. 17 der M. C. geschreven werd
het doel, dat
allen zonden geroepen worden, zoo is het
den anderen kant waar, dat de vorst in ditzelfde art.
^teun had, waar hij de vassallen, die hem. niet gezind waren
opriep ter beraadslaging. Wij kunnen gerustelijk de mate
eenswillendheid met den vorst hiernaar afmeten, wanneer
zien, hoe onder de Eduards dan eens 98, en op een\'
anderen tijd slechts 40 edelen den oproepingsbrief kregen.

nti nog worden bij ieder nieuw Parlement „fresh writ of
^^mnaons" den lords toegezonden i), hetgeen tegenwoordig
niet veel meer dan eene bloote formaliteit is, doch
om de
^^aditie vermelding verdient.

I)at nu Simon de Montfort, die zich boven zijne Pares
^ilde verheffen, slechts zoo weinige baronnen in zijn Parle-
bracht, verwondert ons niet; de volksgunst was hem
nieer waard. Zoo weinige baronnen, zeggen wij, ten minste
^^reldlijke, want de geestelijkheid, die sinds den Yeroveraar
feudale baroniën had verkregen, was, zoo als wij zagen.

Veel talrijker getale daar bijeen. En op die wijze waren de
^eeste van die oude Parlementen zamengesteld; steeds was
getal der Spiritual Lords verreweg
het grootste hetgeen
nij -^ij ^veten wat de macht des konings in deze was,
natuurlijk voorkomt; bij de geestelijkheid toch vond de
Vorst ait den aard der zaak meestal steun, door de voorrech-
ten die der kerk werden toegekend, en wij denken hier van
2elf
Weder aan King John en zijne onderworpenheid aan den
bisschop te Rome.

^if nog andere elementen was de vergadering van 1265
samengesteld; ieder graafschap zond ridders, „Knights," naar
grooten raad te Londen. Was dit iets geheel nieuws?
gelooven het niet.

Giaan wij nogmaals bij het meergenoemde art. der M. C, te
fade. 2ien daar dat de geringere vassallen
generaliter

\') Homersliam Cox, p. 69.

) Homersham Cox, p. 63 en 63.

-ocr page 46-

door de .baHivi" (sheriffs) werden opgeroepen. Wanneer wij-
de schrijvers deze leenmannen als ,/lesser barons" hooren be-
titelen, hebben zij recht ze aldus te noemen: het woord ,/baro\'^
toch, oorspronkelijk hetzelfde als ,homme", zoo als wij ver-
meldden, werd in zeer uitgestrekte beteekenis gebruikt, en
dikwijls tot allen, die een stuk lands, hoe klein ook in on-
middelijk leen hadden, uitgebreid, zoodat er somtijds de een-
voudige vrije landlieden of .freeholders" onder verstaan
moeten
worden 2). Wij merkten op, dat de geringeren in den lande,
wel verre van altijd in persoon het consilium bij te wonen,
al spoedig een\' gemakkelijker weg insloegen, en de invloed-
rijksten onder hen naar den grooten raad van den vorst zon-
den. Wat is natuurlijker, dan dat al spoedig een\'
kleine
stap voorwaarts werd gemaakt, en de gewoonte werd geregeld
door te bepalen, dat ieder Graafschap door twee of meer
vermogenden zoude vertegenwoordigd worden in het consilium
of Parlement.

Die invloedrijksten nu in het graafschap vormden een\' zoo-
genaamden middenstand tusschen de groote baronnen en de
gewone freeholders; het waren de ,/knights of the shire", een
titel dien wij reeds vroeg ontmoeten; in den krijgsstaat van
Wiüem den Veroveraar was ieder //tenant" van een //knight\'s
fee" (een stuk land ter waarde van £
20 jaarlijks) verplicht
op eigen kosten den koning 40 dagen in het veld te vol-
gen 5). De genoemde middenstand begon zich
langzamerhand
als van zelf te vormen; zij die een groot aantal ridderleenen
bezaten, verkregen, als wij reeds zeiden, een overwicht, waar-

1) Brougham, 2>. 166.

Brougham, p, 169.
3) Hallam M. A.,
p. 358.

De verdeeling van het rijk in graafschappen (shires of counties) is van
Saksischen oorsprong en wordt aan koning Alfred toegeschreven. Vdór heffl
waren sommige van die shires, als Kent, Sussex en anderen afzonderlijke ko-
ninkrijkjes geweest. Gneist, I, p. 410.

. Hallam M.ê A., p. 77. Eene baronie bestond uit een zeker aantal „knighfs
fees ; hoe groot dat aantal echter zijn moest, scheen volstrekt niet bepaald te
wezen. Hallam, p. 357.

-ocr page 47-

Voor de kleinere tenants-in-cliief moesten onderdoen. Dezen
^agen wijsselijk in wat hnn te doen stond. Met de majores
\'barones zich langer te meten was hnn onmogelijk geworden;

beproefden het ook niet, maar trachtten veelmeer in klei-
neren kring, in de graafschappen invloed te behouden, en die
ten voordeele des volks aan te wenden. Hiertoe sloten zij
2ich meer en meer aaneen, begonnen ook van lieverlede steun
te zoeken bij de voornamen onder de achtervassallen en vorm-
"ien aldus een tegenwicht tegen de overmacht der grooten,
^\'^aar de naam bleef veranderde de beteekenis daarvan, en in
de lS<ie egij^y hebben wij onder //knights of the shire" te ver-
staan de aristocratie in de graafschappen, bestaande uit de
kleinere leenmannen en de voorname achtervassallen, die wij
Voortdurend als de voornamen en zwaar gewapenden in het
leger, als ,/custodes pacis" (vrederechters), en als rechters en
gezworenen in de graafschapsgerichten -ontmoeten i). Deze
^üibten en bedieningen werden door hen hooger gesteld dan
■ie feudale plechtigheid van den ridderslag, dien velen alleen
Verzochten om zich tegen strafbepalingen te vrijwaren 2), en
wij de //knights of the shire" steeds genoemd vinden als
afgevaardigden naar het Parlement, wij moeten er ons niet
^oor laten verblinden, daar de wezenlijke ridders meer en meer
\'^oor //scutarii" of //esquires" (gewone grondeigenaars) in het
Parlement werden vervangen Opmerkelijk is het echter, hoe
"^og heden ten dage de afgevaardigden der
counties bij hunne
Verkiezingen met een zwaard worden omgord, als zinnebeeld
^er //knighthood"

Wij zeiden reeds dat het zenden van afgevaardigden uit de
graafschappen waarschijnlijk niet als iets geheel nieuws aan
Leicester moet toegeschreven worden, en werkelijk reeds veel
Vroeger, zelfs onder Willem den Yeroveraar vinden wij mede

\') Zie over dit alles ea de hervormingen die reeds tot stand waren geko-
zaken die echter huiten ons onderwerp liggen, Gneist, I, p. 149—188.
Gneist, I, p. 325.
Gneist, 1, p. 129, 218.

\'\') Rowland, p. 73,

-ocr page 48-

van iets dergelijks gewag gemaakt; doch wij zouden verkeerd
doen door aan die vroegere oproepingen een al te groot ge-
wicht te hechten. Waar is het, dat de koning soms eenig®
„ discreti milites" en ,/liberi homines" nit de shires tot zich eü
zijn\' raad liet komen i), doch het was om zich met hunne oude
wetten en gebruiken bekend te maken, om inlichtingen te ver-
krijgen betreffende misbruiken en grieven. Men mag
aanne-
men dat in 1265 of misschien reeds eenige jaren vroeger door
Hendrik III onder den bestaanden vorm een nieuw
recht
in het leven werd geroepen, dat der representatie.

Het beginsel der vertegenwoordiging werd in het Parlement
van Leicester niet beperkt tot de graafschappen; in uitgebrei-
der zin werd het toegepast en een geheel nieuw element, een
derde stand, trad naast den adel en de ridderschap op; ook
voor de steden werd eene plaats ingeruimd
Oorspronkelijk
,/demesne land" van de Kjoon of van groote vassallen, waren
zij als de andere leenmannen aan de ,,tallage"
onderworpen;
naarmate echter de willekeur beperkt werd, verbeterde ook hun
toestand, de onzekere //tallage" maakte van lieverlede plaats
voor eene vaste som, ,/fee farm," die eene zekere mate van
onafhankelijkheid te weeg bracht; door sommige vorsten wer-
den ook aan steden Charters verleend, die vrijheid en
handel;
vooral der zeehavens bevorderden; eindelijk, en niet het minst
bij de M. C., had men het welzijn vooral der voorname han-
delsplaatsen op het oog gehad, de onafhankelijkheid der bur-
gers werd bevorderd door het recht hun toegekend, om
zeiven
hunne magistraten te kiezen.

Zoo werden steden langzamerhand eene macht in den staat;
met wie men begon te rekenen. Toen nu Leicester de volks-
gunst zocht te winnen ten einde zijn hoog standpunt te be-
houden, koos hij een middel, dat zijn\' naam in gedachtenis
doet blijven; naast de aristocratie in uitgebreiden zin
bracht

i) Hallam, p. 359.

Brougham, p. 44. May, Pari: practice, p. 23.
•■») Hallam, p. 363—370.

-ocr page 49-

ook het volk in zijn Parlement, i) en het is voornamelijk
^ j dat de vergadering te Londen zoo zeer belangrijk heeft
S^ttiaakt in de geschiedenis. Want de vertegenwoordiging der
ê^aafschappen was oorspronkelijk een maatregel, om de kleinere
^oonvassallen op gemakkelijke wijze aan hun recht te helpen.

toelaten der steden daarentegen was iets anders, iets
^leuws, en verkondigde het nieuwe beginsel, dat nog anderen
s-Q barones het recht konden erlangen de zaken des lands te
-handelen in den grooten raad.
^ Het waren echter slechts enkele groote plaatsen aan wie
oproeping werd toegezonden, en wij hebben hier zeker het
e^-ïst aan Londen en de „Cinque-ports", te denken. Dit recht
^^ al of niet steden in het Parlement te brengen, is tot op
® Stuarts aan de kroon verbleven, toen in 1673 het Lager-
^is voor goed gesloten werd; de valsche vertegenwoordi-
S^^gj die daarvan het gevolg werd, maakte de Eeform-Bill
I83ä eene hooge noodzakelijkheid,
l^e maatregelen door Leicester genomen zouden voor het
Vervolg voordeden mogen afwerpen, hij zelf moest boeten voor
hetgeen hij zijnen vorst had aangedaan; de burgeroorlog ont-
vlamde op nieuw, en in den slag bij Evesham vond Hen-
drik I£i 2ijne kroon weder. Zijn doel was het verder de
•^aden van den vijandigen edelman, als onwettige handelingen
een\' overweldiger, te niet te doen, en het groote Parle-
^ent van 1265 bleef daar alleen staan, tot in de laatste ja-
ren der regeering van zijnen opvolger Eduard I.

Met de regeering der Eduards treedt de geschiedenis der
^^Hgelsche Constitutie eene nieuwe phase in. De tijd van ruw
S^Weld hebben wij voor een goed deel achter den rug; de
adelen plaatsen zich niet langer tegenover hun\' vorst, en het
niet meer aan de punt van hun zwaard dat zij den koning
S^oote charters en andere staatsstukken ter onderteekening
^s-übieden; veelmeer is het gezamenlijk met den vorst dat zij

\') Sommige schrijvers noemen een\' vroegeren datum, doch waarschijnlijk ten

Hallam, p. 367. Vgl.: Kschel, p. 359. Brougham, p. 44 volg.
") Vischel, p. 387.

-ocr page 50-

beraadslagen over bet lot van den staat om met den //king in
council" als wetgevers en bestuurders op te treden.

De twee eeuwen die er liggen tusschen den eersten Eduard
en den eersten Tudor zijn vooral voor cns onderwerp van
gewicht, omdat toen het absolutisme der vorsten in de schaduw
trad, en daarentegen het Parlement steeds hooger steeg. De
adel plukte de vruchten van zijn langdurig strijden en kreeg
al spoedig een\' onmiskenbaar grooten invloed bij de behan-
deling der landszaken. Met de burgerij, de //gents de la-
Cóe" 1), ging het niet zoo spoedig, maar ook zij wonnen
telkens grond, en voet voor voet naderden zij hun doel.

Werden de twee eerste eeuwen sints de verovering geken-
merkt door den voortdurenden strijd tusschen
den adel en den
vorst, in de twee volgende zien wij vooral
het volk, dat voor
zijne eigene rechten in de bres springt, totdat wij uit dat
gewoel zien voortkomen dat gebouw, dat ieder vaderlander met
een trotsch welgevallen beschouwt, waarin zijne //gracious queen"
zetelt, omringd van hare Lords, en vooral van hare Commons.

Het begin der regeering van Koning Eduard, hoewel deze
vorst veel hooger moet gesteld worden dan de onbekwame
Hendrik III, kenmerkte zich toch nog dikwijls door willekeur
en geringschatting der charters. Zijn krijg voeren in Wales
en Schotland, en later in \'Vlaanderen, bracht hem veelal in
geldverlegenheid, en, zonder zich te storen aan toestemming
of weigering van een Parlement, wist hij zich gelden te ver-
schaffen, door eigenmachtig belastingen te heffen en zelfs den
uitvoer van sommige artikelen ie beletten, of minstens groote-
lijks te bezwaren Algemeene ontevredenheid en onwil was
er het gevolg van, en 2 mannen, wier namen met die van
Dunmore en Leicester zullen blijven leven als de populairste
in de oude geschiedenis van Engeland, werden weder de
organen van den tegenstand tegen vorstelijken dwang. De
graven Bohun van Hereford en Bigod van Norfolk noodzaakten

\') Zie deze uitdrukking o. a. bij Rowland, p. 91.
Brougham, p. 170 volg.

-ocr page 51-

regent, bij afwezigheid des ionings, die zich met zijn
"-ger in Ylaanderen bevond, tot het houden van een Parle-
^^ ; waar bij vernieuwing de charters werden bevestigd,
^^ard vond het geraden vrede te maken met zijn volk, en te
^^ent werd in November 1297 dat uitvoerige stuk geteekend,
^^ de sanctie inhield der ,/Confirmatio Chartarum" en voor
^latie, die zich krachtiger begon te gevoelen, een\' hoeksteen
^e\'^d der constitutioneele vrijheid.

^^ y vinden het staatsstuk als de meeste in dien tijd in het
ansch gesteld; het Latijn onder de vorige koningen in ge-
% geraakte reeds minder in zwang, en de Engelsche taal
eerst onder Hendrik YII de taal der statuten Na
^eor zich zelven en zijne opvolgers verklaard te hebben, dat
groot charter van zijne voorgangers steeds van kracht is
sch ^^^^ ^^ijven, geeft hij den last, dat het in alle graaf-
^ppen en steden zal worden gezonden en gepubliceerd, als
//loy

commune", die hij verklaart //en toutz leur pointz" te
^^^dlen onderhouden, dat het in alle kerken des lands tweemalen
jaars worde voorgelezen, en de straf der groote excom-
^^nicatie worde uitgesproken tegen hen, die middelijk of
•^^lüiiddelijk daartegen handelen. Op vroegere belastingen en
Seldheffingen zal hij, noch zijne opvolgers zich ooit als antece-
^^ kunnen beroepen, want: //avums grante pur nos et pur
l^os freyres, que nos tels aides, mises en prises ne trerrons
^rerons) a coutume por nulle chose ke soiet faicte ou ke par
^^ille OU en austre manere pust estre trovée." — De aan de
C. ontleende belangrijke bepaling luidt: //E ausint avums
grante pnr nos et pur nos heyrs, as arcevesques, évesques,
priours, et as autres gentz de sinte Eglise, e as counts
barouns e a toute la communauté de la terre, que mes

T 11 vindt men melding gemaakt van een statuut van Eduard I, „De

^gio non eoncedendo" met den considerans „Ut quod omnes tangit, ab
l^iiibus approbetnr." Waarschijnlijk is het eene vertaling der Confirmatio
^•"irn, hoewel aan de echtheid van het geheele stuk door sommigen wordt
Homersham Cox, p. 14. Fischel, p. 359.
) Rowland, p. 81.

-ocr page 52-

pur nule busoignie tieu manere [telle sorte] des aydes, mises
ne prises de nostre roïaume ue prend roumes fors ke par com-
mun assent de tout le roïaume, et a commun profit de
meisme le roïaume sauf les anciennes aydes et prises dures e
accoutumes"

Wij wagen het niet te beweren, dat de koning van toen af
voor goed met het onrecht had gebroken, of dat zijne opvol-
gers, sidderende voor eene straf als die der //graunt escumeny\'\';
de strengste gerechtigheid ten aanzien van hun volk gingen
betrachten; de feiten zouden ons maar al te dikwijls tegen-
spreken. Maar
toch dit groote verschil ligt er tusschen 1315
en 1397, dat, terwijl bij het charter van Eunymede van het
volk gansch geene sprake was, en het staatsstuk, het
product
eener volkomen revolutionaire handeling, den koning zoo
weinig ernst was, dat hij dadelijk weer krijg ging voeren tegen
zijne baronnen, en een groot deel
van het land verwoestte,
thans op het einde der 13^ eeuw de communes volkomen als
stand werden erkend, wier rechten zouden moeten
geëerbiedigd
worden even als die van den adel.

Wij zeiden dus niet te veel, toen wij daar vroeger neêr-
schreVen, dat de 13" eeuw belangrijk zal blijven in de geschied-
roUen van Engeland, als de eeuw die de grondslagen heeft
gelegd voor de constitutie en de vrijheid; de
grondslagen,
maar daarom stond het gebouw nog niet; krachtig moesten
de handen aan \'t werk worden geslagen, wilde men komen tot
het doel, en voort, altijd voort, moest het wachtwoord zij"-
En zij heeft voortgebouwd, de Engelsche natie, de 3 volgende
eeuwen hebben haar aan den arbeid gezien; eerst nog zovl het
volk op den achtergrond staan en den adel het werk afzien,
maar later zouden de Commons er lang niet minder het
hunne
toe
bijdragen, om de muren hoog op te trekken van het huis,
waarin de verschillende //estates of the realm" zich
zouden
vestigen.

\') Guizot, Histoire des origines du gouvernement reiwésentatif en Europe.
Il, p. 76. Vgl. art. 14, M. C.

-ocr page 53-

Slaan wij een\' blik op dien arbeid.

-^Ue latere invloed en groote macht der gemeenten in het
Êöient, het vond alles zijn\' oorsprong in het recht haar
geschonken: het toestaan der subsidies, die nn -— en dit is
^ede een belangrijk beginsel — slechts gegeven zouden worden
commun profit de meisme le roïaume." Of het den
omng duidelijk was, welke gevolgen hieruit zouden worden
getrokken, dat de gelden, die vroeger den koning persoonlijk
^®rden gegeven, nu rijksbelastingen zouden zijn, weten wij
ll^et, naaar wel weten wij, hoe de gemeenten gewoekerd heb-
met liet toen erkende beginsel, en door velerhande mid-
® en hoe langer zoo meer eene strenge controle begonnen
^it te oefenen op het gouvernement,

^ het goedkeuren der belastingen, tot nog toe de eenige
ueling, die de samenwerking van allen in den lande vor-
was de afscheiding der standen nog groot, daar ieder
zich zeiven stemde, en op de handeling der overigen geen\'
^^vloed uitoefende, i) Het was dan ook lang geen ongewoon
^^rschijnsel, dat de baronnen en ridders eene gansch andere som
bestonden dan de gemeenten of de geestelijkheid. 2) Waarom
^iJ de ridders die, zoo als reeds bekend is, toch ook afge-
vaardigden waren even als de representanten der steden, in
2e naast de baronnen rangschikken? Hetgeen wij vroeger
Schreven maakt hier een antwoord gemakkelijk. De „knights
^ the shire" waren immers oorspronkelijk volkomen gelijk aan,
^9\'i\'en zeiven barones, en vasthoudende aan hunne historie,
^dden zij zich niet gelijk stellen met die handelaars uit de
steden, wier recht van jonger datum was, en schaarden zich
coram consilio" geroepen aan het hooger einde der zaal, het
gere gedeelte aan de communes overlatende. Doch als van
bracht eenheid van belangen eene toenadering te weeg, en
^eeds onder Eduard II vinden wij ridders uit de graafschap-
P®^ en afgevaardigden der steden met den gemeenschappelij-

^^ May, Pai-l. practice, p. 3S.
^ Hallam M. A., p. 371.

m

-ocr page 54-

ken naam ,/Commoners" genoemd, terwijl onder Eduard III de
aaneensluiting volkomen schijnt te zijn, waar hij
ze bestempelt
als: //les gents qui sonnt cy a Parlament pur la Commune."

Wat de geestelijkheid betreft, deze begon zich meer en
meer van de wereldlijke grooten af te scheiden. De
groote
privilegiën, die door vorige vorsten uit eerbied voor Eome der
Kerk werden toegekend, de ontzettende rijkdommen, die het
deel waren der kloosters, deden de eischen der
geestelijkheid
al hooger en hooger stijgeg. Daarom had reeds Hendrik lH;
voor dat hij er aan dacht de communes in het Parlement te
brengen, in het jaar 1255 het noodig geoordeeld, behalve bis-
schoppen en abten, ook de lagere geestelijken op te roepen,
dat zij hem buitengewone //aids" en //prises" zouden toestaan.
De bul van Paus Bonifacms (1296), waarbij oplegging van
lasten aan de geestelijkheid zonder goedkeuring van Rome
werd verboden op straffe van excommunicatie s), gaf haar
grooter wapen dan ooit in handen, en
van dien tijd af gaven de
mindere geestelijken gansch geen gehoor aan de //writ of sum-
mons" van den vorst, dan na oproeping door den aartsbisschop
van Cantorbery en dien van York. Zoo kwam er van lieverlede een
geestelijk Parlement, de //Convocatio" tot stand, dat mede uit twee
afdeelingen bestond, de hooge prinsen der kerk, die met den
adel zitting hadden in het groote consilium, en de minderen
in rang, die wij, wat hunne rechten betreft, met de
communes
kunnen vergelijken ®). Hunne verdere eischen: eigene wetge-
ving, eigene jurisdictie, wat niet al, vermeerderden de moeie-
lijkheden met Kroon en Natie en hebben ongetwijfeld
veel
bijgedragen tot de afscheiding van Rome, meer dan de gods-
dienstige beginselen van Hendrik YIII, die zich door zij»
geschrift tegen Luther, dat hem van den Paus den titel van

\') Gneist, I, p. 283.

-) Eowland, p. 85. Gneist, I, p. 246.

3) Hallam, p. 416 volgg. Zie ook: Giiizot, II, p. 120. De „convocation"
bestaat nog, doch slechts in naam. Gelijktijdig met het parlement opgeroepen,
wordt die vergadering terstond na het adres van antwoord geprorogeer^.
Brougham, p. 272.

I

A

-ocr page 55-

"I>efender of the Faith" verschafte i), langen tijd een getrouw
^«oa der kerk betoonde.

^ij moeten ons niet al te zeer verwonderen over de weinige
®justeminig]aeid der schrijvers, als zij ons mededeelen, op welk
stip het Parlement, dat oorspronkelijk in dezelfde vergader-
^ bijeen kwam, zich in twee groote afdeelingen heeft ge-
®iden, en den tegenwoordigen vorm van Hooger- en La-
^rhuis heeft aangenomen 2). Welke was toch de toestand?

verre, dat de gemeenten het altijd als een voorrecht
^^Umerkten in het Parlement zitting te hebben, baden zij niet
en den vorst, dat zij van den last der representatie zouden

^ —„ .v^io.., uai, zyjj yau. iaoi, uci icpiuseuiatie zouQen

^evrijd worden s). En wat wonder? Het eenige recht, dat
vooralsnog toekwam, was te bepalen, wat zij zeiven aan
Casting zouden hebben op te brengen; het was niets dan

overeenkomst tusschen den vorst en die steden, welke
representanten zonden, zoodat geene anderen hieraan
^^ erworpen waren. In den regel werden nu de //gentz de
«i\'^h Magnum Consilium geroepen, en verwijderden

^ meestal, als aan het verzoek des konings was voldaan,
ook^*^^^ ^et echter niet, dat deze vergadering te Londen,
^ iwet dat zij in het bijzijn der rijksgrooten te zamen
^^am, en eenmaal werd het Parlement te gelijkertijd op vijf
^■^Jschillende plaatsen bijeengeroepen 4). Toen echter in de
^ gende jaren de toestand der communes veranderde, de afge-
^^ar igden der graafschappen zich meer en meer bij dezen
her ^^ tiunne invloed verder begon te reiken, zoodat
bijwonen eener Parlements-zitting niet langer als een
eieliji^e plicht, maar veel meer als een voornaam recht
aangezien, kwam het er als van zelf toe, dat Lords
ste geheel afzonderlijk gingen vergaderen, de eer-

^^ de vChambre-Blanche," de laatsten in de „Cham-

ttowland, p m. Nog steeds eên titel der koningen van Engeland.
Hallam,
p. 371. Guizot, II, p. 166. Fiscliel, p. 360.
; fischel, p. 385.
^ Brougham, p. 185.

-ocr page 56-

bre de Peijnte" i) (peinte) van Eet paleis van Westminster.

Terwijl wij ons nu de scheiding van het Parlement in twee
huizen waarschijnlijk onder
de regeering van Eduard III heb-
ben te denken,
is ons de juiste kennis van het jaar, waarin
dit plaats vond, minder waard dan de redenen, die hiertoe aan-
leiding
gaven; want het is ons niet genoeg den uitwendige»
vorm van het gebouw te kennen, wij wenschen veel meer te
weten wat daar binnen werd verricht, wat daar het
aandeel
was der verschillende staatsmachten in de besturing van
\'s lands zaken. Wij moeten daartoe met onze
gedachte»

terug.

De vorsten, bij wien in den eersten tijd na de verovering,
naar onze meening, alle macht in den staat berustte,
oefenden
hunne onbeperkte heerschappij uit met en door een groot
aantal staatsdienaren, die den koninklijken raad vormden. I»
deze „Curia Eegis" of „Consilium Privatum" s) werden de lands-
zaken besproken, de charters vastgesteld, en ook de
rechtszaken
behandeld s). Afgescheiden daarvan was de groote vergade-
ring der rijksbaronnen, die op vaste tijden des jaars door den
vorst werden geroepen om aan zijn hof te verschijnen en hem
van raad te zijn in de voorname aangelegenheden des lands-
Of de vorst in die tijden aan eenige beslissing van de
baronnen gebonden was, of aan dien raad eenige
bepaalde
rechten toekwamen, b. v. op wetgevend gebied, is bij
onvolledige der berichten\'\') zeer moeielijk te beslissen;

\') Homersham Cox, p. 15 noot.

2) Ook nog onder andere namen is de curia regis bekend, b. v. „consilium"
assiduum."

„Curia regis" en „consilium," komen dikwijls in verschillende beteekeniss®"

voor; nu eens is het de ministerraad, dan weder de vergadering van den a^®\'"
Zoo ook komt in de bronnen dikwijls het woord „parliament" voor,
waar blijk!\'®®\'\'
slechts van de lords wordt gesproken. Dat dit dikwijls verwarring geeft, is ^^^^
te verwonderen.

„The constitutions and functions of these various councils are not bowev®\'\'
precisely defined in ancient records, "it is obvious that in the
disturbed aö^
arbitrary reigns of many of the successors of the Conqueror, there must ba*\'"
been much irregularity in the exercise of the powers of these assemblies." H"®\'
ersham Cox, p. 223. De berichten der schrijvers zijn ons hiervan een bewijä-

-ocr page 57-

hlijven echter, op vroeger aangegevene gronden, gelooven dat
deze rechten luttel waren, en dat de edelen, naarmate zij zich
\'ïiachtiger voelden en zich meer aaneensloten, ook meer be-
sonnen te eischen. Van vroegere willekeur en betere rege-
mag het groote charter van Eunymede voorzeker wel tot
bewijs strekken, en wij weten, dat de baronnen de volgende
J^ren wel hebben besteed, want het was geene halve eeuw
\'^ter, dat in het Parlement van Oxford aan de macht van den
^^ïst een\' gevoeligen slag werd toegebracht. Onder dien ko-
ning Hendrik III begon de adel eene strenge controle uit te
Oefenen op de regeeringshandelingen, ja daden te plegen, die
\'^en in onzen tijd als inconstitutioneel en met koninklijke
Prerogatieven in strijd zoude kenschetsen; zoo werd de koning
\'^et afzetting bedreigd, als hij den bisschop van Winchester,
^^Jnen lord chancellor, niet van zich verwijderde; niet lang
^^arna wisten de edelen het zoover ts brengen dat eenigen
hun midden werden benoemd, aan wie o. a. de keuze
^et voornaamste ministers was opgedragen; eindelijk nood-
zaakten zij niet alleen den koning om zijn consilium naar
h^inne keuze in te richten, maar verklaarden zelfs de leden,
t\'^nzij met hunne toestemming, onafzetbaar

Het was voor Eduard I, die zich zeer gunstig van zijn\' voor-
ganger onderscheidde, en ons als een krachtig en bekwaam
^orst wordt geteekend, weggelegd, om partij te trekken van
bestaanden toestand, en uit de verwarring eenige orde te
doorschijn te brengen.

Gaarne vereenigen wij ons met de opmerking van Guizot,
het een opmerkelijk feit is in de historie van Engeland,
tusschen de jaren 1216 en 1399 talentvolle en zwakke
d\'^rsten elkander steeds opgevolgd hebben, hetgeen voor de ves-
tiging der vrije instellingen een gelukkig verschijnsel was, de-
daardoor én despotic én anarchie beiden op den duur
onmogelijk werden. 2)

^ Homersham Cos, p. 225 volgg.
Guizot,
II, p. 241.

-ocr page 58-

Eduard zag zeer juist in, dat het zijn belang was den adel
aan zich te verbinden i) door dezen een groot aandeel te ge-
ven in het staatsbestuur, en wat ook de toestand tot
hiertoe
mocht geweest zijn, onder hem, en niet minder onder zijne
opvolgers, zien wij het Magnum Consilium, als eene
gevestigde
macht in den staat, met de meeste der attributen van de vroeger®
Curia Eegis bekleed. De wetten werden niet meer uitsluitend
door den vorst en zijn Consilium Privatum vastgesteld; neen,
in den
regel in den Privy Council voorbereid, werden zij dan
veelal naar de Lords gezonden, om. aan hunne goedkeuring ^e
worden onderworpen, en, om
van geen ander te gewagen, bet
statuut van Westminster (3 Eduard I, 1275) zegt ons dat
het gemaakt is //par Ie Eoi par son conseil et par
Fassente-
ment des et Ercesvesques, Evesques, Abbes, Priours, Countes,
Barons, et la communalte de la terre." 2)

Wordt hier het conseil mede genoemd, als een lichaam, dat
de wet heeft bekrachtigd, het is niet zonder reden
gezegd; de
leden van den Privy Council hadden uit kracht van hun ambt?
waarschijnlijk reeds sinds de vroegste tijden zitting in de»
raad der baronnen, en vormden als zoodanig een ,, concilium
concilio" ®), medestemmende in den grooten raad, al
behoorden
zij niet altijd tot den adel, die //per baroniam" daar gezeten was-
Aan den anderen kant was het natuurlijk, dat de edelen, die
onder Hendrik III, zoo menigmaal een gestreng oordeel over
regeeringshandelingen en regeeringsmannen hadden
uitgespr"\'
ken, meer en meer invloed op de keuze dezer laatsten kregeo?
zoodat langzamerhand de leden van den Privy Councü vool
een goed deel uit en door de Lords werden benoemd. En
als de leden van het regeeringscoUege tot de //Court of

\') Dat er in weerwil daarvan nog tweedracht heerschte, bewijzen het verï«^
der graven Bohun en Bigod, en het gesprek tusschen een\' van dezen, den
of Hereford en den vorst, toen deze hem aan het hoofd eener legerafdeeÜ"®
naar Gascogne wilde zenden: „By the eternal God, sir earl, yon either g"
hang." —. By the eternal God, sir king, I neither go nor hang." Brougham, P-
Homersham Cox, p. 224 noot
c.
Gneist, I, p. 231.

-ocr page 59-

^^öient\' toegang hadden, zoo werden ook somtijds de deuren
als^^^^ wijder opengezet, opdat met de leden ook de Lords
counsellors" van de kroon zouden kunnen bin-
OQien. 1) Het Magnum Consilium toch werd meestal op
. ® tijden, en in den regel niet meer dan 3 of 4 malen
jaars bijeengeroepen; was er dus eene moeielijke en gewich-
\'s® beslissing te nemen, zoo riep de koning zijne Lords op,
hem van raad te zijn en leidde ze binnen in zijn\' gehei-
de bestaande uit de ministers, de hoofden der kerk en
justices" der gerechtshoven.
^ar Great en Privy Council zoo dikwijls te zamen kwa-
\' dan aan beiden volkomen gelijke rechten werden
ö end, daar is het onderzoek nog wel eens vruchteloos
^-ar de vraag, waar de bevoegdheid eindigde van den eenen,
onder de exclusieve attributen van den anderen raad moet
ent worden. Maar wat daarvan ook zij, wij gelooven te

"^^gen vasthouden aan ons beginsel, dat de macht der vroe-
gere Cl ■
T) • ■ O \'

^e d ^^^ I^egis in de eeuw der Eduatds voor een goed deel

overgebracht op het Magnum Consilium, zoodat de adel

de wetgevende macht in handen had, die hij in

g van tijd met de Commons zoude gaan deelen, terwijl

. ^ leden van den geheimen raad werd overgelaten uitvoe-

te geven aan de statuten door konin^c en Parlement vast-
gesteld.

Het "

^^ ® is hier de plaats waar wij spreken over de afscheiding
om eene wijle onze aandacht te vestigen op den
^en tak, die groeit aan den boom van den staat: de justitie,
eu rr ^^ ^^ genoemd de ,/fons justitiae s),"

^Qid t ^^^ ^^^^ benaming, waaraan wij waarde hechten,
^eir uitlegging geeft van zaken, die ons anders

zouden voorkomen, al was ons deze benaming
eud, toch zouden wij, na de beschouwing van den ouden

300.

, Hallam M. A., p. 423.
3 ^i^^^tel, p. 145.

Volgens Blaclcstone. Zie: Cox, p.

-ocr page 60-

staat der Noormannen, er niet aan twijfelen, dat de vorst ook
in dit opzicht aan niets gebonden was, maar naar „son bon
plaisir" recht sprak, bijgestaan door zijne staatsdienaren, e»
soms ook op de groote hofdagen omringd van zijne rijks-
grooten In deze ,/Curia" of „Anla Eegis," waaraan de
naaffi
van ,/Curia civinm" werd gegeven, wanneer buiten den cancel-
larius (chancellor) en andere kroonbeambten ook baronnen de
zittingen bijwoonden, werden alle groote en voorname
rechts-
gedingen behandeld, terwijl de zaken van minder belang a^io
de rechtbanken in de graafschappen werden overgelaten
Daar in die vroege tijden de meeste moeielijkheden
tusschen
kroon en onderdanen hun\' grond vonden in de auxilia en tal-
lagia, door dezen op te brengen, zoo vormde zich al spoedig
eene afdeeling van den grooten hofraad, die als //Curi»
Regis ad Scaccarium" (Echiquier, court of Echeque), di"
processen behandelde, waarin de schatkist betrokken was, ^^
Curia Regis nu, het gerechtshof^ waarin de koning voor-
zat, volgde den vorst overal, waar deze zich bevond, cn
de moeielijkheden, die daaruit moesten voortspruiten, waren
de aanleiding, dat aan sommigen
uit dit hofgericht de bevoegd-
heid werd gegeven, om onder voorzitterschap van den //summn®
Justiciarius totius Angliae" die rechtsgedingen
te beslechten,
die de leenmannen onderling verdeeld hielden.

Het schijnt echter, dat bij deze bepalingen meer het gemak des
konings, dan de belangen des volks op den voorgrond waren
gesteld, het goed recht werd lang niet altijd in het oog g®\'
houden, en waar woorden, als de volgende: „Nulli
vendemns
nulli differemus rectum vel justitiam" een der artt. van de
M. C. uitmaken, daar is het maar al te duidelijk, dat bij ^^
gerichten de rechtvaardigheid al weinig werd behartigd.

1) Cox, p. 302 volgg. rischel, p. 214.

2) Gneist, p. 69—73. Het zonde ons te ver voeren, over de „justicia"\'
itinerantes" (jnstices in Ejre), of koninklijke kommissarissen te spreken.

Het „scaccarium" of de „exchequer" heeft zijn\' naam te danken aan het kle®\'^
dat over de tafel der raadzaal was gespreid, en de ruiten van een

schaakbov\'l

voorstelde. Fischel, p. 157.

*) Art. 44, M. C.

-ocr page 61-

Reeds onder Hendrik Hl kwam er eene betere regeling tot
en werd het behandelen van civiele zaken voor goed
opgedragen aan het gerechtshof, dat te "Westminster zitting
[curia apud Monasterium, court of common ple»s]
et was vooral ook Eduard I, die veel verbetering aan-
^acht, en de onzekerheid wegnam, die er nog altijd bleef be-
®taan ie den werkkring der gerechtshoven. De eigenlijke
"CUria coram ipso rege" werd nu de court of king^s Bench, die
daar het de koningsbank (bancus regis) was, die zaken be-
landelde waarbij de kroon betrokken w^as, en verder crimineele
Jurisdictie uitoefende, daar, wie een misdrijf beging, gezegd
^erd des Konings vrede te breken 2). Naast deze bleef de
oude court of exchequer bestaan, de rechtbank voornamelijk
"^oor belastingzaken, waarin de rechters van ouds den titel van

h . D >

arones hadden De koningsbank, de voornaamste dezer
gerechten, was tevens hof van appèl voor de beide anderen,
tot dat in vervolg van tijd het hooger beroep voor deze drie
eoTirts of common law werd overgebracht bij de Exchequer
•chamber, de vereeniging van king\'s Bench, Common Pleas en

Exchequer.

Ondertusschen welke nieuwe regelingen ook tot stand kwa-
de koning was en bleef de bron waaruit alle recht zijn\'
Oorsprong nam, alle jurisdictie der rechtbanken was, als het
^are, eene door hem gedelegeerde en niets belette dus den
^orst, waar hem dit goed dacht, persoonlijk uitspraak te doen.
^ie consilia dus, waar de koning steeds tegenwoordig werd
gedacht, moesten wel een\' overwegenden invloed behouden;
^^ai het politieke processen gold, waren het de Geheimraden
^^ de Pairs, die als rechters optraden, niet zelden kwam men
op het terrein der bestaande gerechtshoven, terwijl eindelijk

j \' »Communia placita non sequantur curiam nostram, sed tenantur in aliquo
certo" (9 Hen. III, C. 11). Homersham Cox, p. 303. Tischel, p. 216.
Rowland, p. 112.

^Y ^ ^\'■■i® gerechtshoven houden nog heden ten dage hunne zittingen in

^^«■ttiinster-Abhey. Homersham Cos en Pische], 11. cc.

^ Zie over de court of exchequer chamber; Homersham Cox, p. 528, volgg.

-ocr page 62-

alle vonnissen in laatste instantie aan eene revisie van Priva-
tum en Magnum Consilium waren onderworpen.

Doch ook deze toestand was niet duurzaam, want even als
de Lords den Privy Council begonnen te overvleugelen in za-
ken van wetgeving, zoo geraakten ook de Councillors op den
achtergrond, waar het de judicatuur gold, en het is in het
begin der regeering van Eduard III,
dat men het Hoogerhuis
ziet optreden als hoogste gerechtshof, om „upon writs of
error" de vonnissen der Engeische Courts of law aan een
laatste onderzoek te onderwerpen. Het was
waarschijnlijk
korten tijd daarna, dat de afscheiding tusschen Lords en Privj
Councillors haar volkomen beslag kreeg, toen nl. dezen, die
tot hiertoe in
het Great Council een „concilium in concüio\'
hadden gevormd, het recht verloren om mede te stemmen met
den adel, en sinds als „assistants" toegang hadden tot het
Hoogerhuis om den Koning in zijn Parlement, waar het
noodig was, tot raad te zijn. De oorsprong is ons dan
bekend
van het feit, dat steeds de „chief justices" der gerechtshoven,
de „barons of the exchequer" en anderen, door den koning
worden geroepen tot het Hoogerhuis, „ad tractandum
nobiscum
et cum caeteris de consilio nostro," doch slechts plaats moge\'\'
nemen „upon the woolsacks," daar waar de niet-pairs zitten.\')
Het is mede in deze 14" eeuw, dat zich een
gerechtshof
begon te vestigen, van anderen aard dan de gewone courts
of law. Dikwijls kwamen er bij de gerechten gevallen voor
van dien aard, dat de oude common law of de latere sta\'

\') Homersham Cox, p. 227. „This selected council, when assembled in P®""
liament, administered justice by way of both original and appellate
jurisdiction.
A
part of this jurisdiction is now vested in the lords," enz. Hoewel ons de^"
woorden zouden doen denken,
dat de jurisdictie alleen toekwam aan de Pn^^
Councillors gelooven wij, dat
zij die gezamenlijk met de Lords uitoefenden-
Zie Hallam, p. 422, en zelfs Cox, p. 307.

Homersham Cox, p. 474. Pischel, p! 252.

3) Homersham Cox, p. 228 en 308.

*) Homersham Cox, p. 91.

5) Hallam, p. 431. Pischel, p. 252 en 384.

De bronnen van de common law zijn even moeielijk te vinden als "J®

-ocr page 63-

tüteu^ en diensvolgens ook de gewone rechtbanken het ant-

■^oord schuldig bleven. Dan ging men tot den koning, en

deze gaf (Je zaak in handen van zijnen biechtvader, die dan

Romeinsch, Cannoniek en Natuurrecht te rade ging en eene

Uitspraak gaf aan de Equity ontleend. Deze werkzaamheid van

//Keeper of the king\'s conscience", waaronder wij later den

\'^9\'ücellarius hebben te verstaan, werd, als van zelf, een allerbe-

\'^\'^ngrijkst ambt, want, waar het gewone recht zweeg, daar wist

zoude de Lord Chancellor en de Equity helpen. Eigene

\'■^gelen werden vastgesteld, eene jurisprudentie werd gevormd

de grond was gelegd van de Court of chancery, die onder

®duard III Ixaar bestaan kreeg Ook van dit gerechtshof

men in hooger beroep komen (door eene petitie te rich-

^en tot den koning) bij het Huis der Lords, in wie zich dus

laatste de opperste rechtsmacht vereenigde

I^igenaardig gevolg van het aloude beginsel: de vorst is de

^ous justitiae; waar zoude de hoogste judicatuur berusten, zoo

niet was bij den koning, en bij zijnen koninklijken rijks-

^^ad: ^^the highest court, in which the king can possibly sit,

that is gnpreme court of Lords in Parliament

^ele waren dan wel de wijzigingen die er plaats grepen

den toestand der verschillende staatsmachten, en wanneer

ons de oude hofvergaderingen van den Veroveraar voor

geest roepen, hoe was bij eenen geleidelijken voortgang

® "Verhouding van het Magnum Consilium tot de kroon eene

g^üsch andere geworden. Vroeger slechts op sommige feesten

^ Jeengeroepen van heinde en verre, om den koning hulde te

^^vijzen, en waar het hem goeddacht, van dienst te zijn, was

® Uu geworden een vast verbonden lichaam, dat de wetge-
ving

en de hoogste judicatuur in handen had.

\'\'\'"oniien van den Nijl, zegt lord Hale, doch men moet zekerlijk terug tot het
""^de recht der Saksen. Fischel, p. 26.
^ Fischel,
p. 30 en 238.

l^n sommige zaken, b. v. in geestelijke aangelegenheden, is de Privy
"Council

^ opperste rechter. Fischel, p. 155.
) Woorden van Buckingham. Zie; Fischel, p. 252.

-ocr page 64-

En toch door aL dat nieuwe heen, zien wij niet steeds de
oude vormen doorschemeren, is het niet het kleed dat steeds
vermaakt wordt en veranderd, maar van zoo vast eene stof,
dat het nooit als geheel onbruikbaar moet worden weggewor-
pen? Het continent een raadsel en daardoor somtijds
eene
ergernis, wacht Engeland nog steeds op de natie die haar
nazegge: „Nothing in the history of our Constitution is more
remarkable than the permanence of every institution forming
part of the Government of the country, while undergoing
continual, and often extraordinary changes in its powers, pri-
vileges and influence

Van die „continual changes," die wij in den invloed en de
macht van het Magnum Consilium opmerkten, zoude ook de
samenstelling zelve van dat lichaam een toonbeeld
opleveren;
ook in dat opzicht zoude er meerdere vastheid komen, en
voor de
majores barones zoude de stand der pairs zich in den
staat en het Hoogerhuis vestigen.

Waar de naam „pair" zijn\' oorsprong aan te danken heeft
Heeds de
M. C. heeft ons eens op die vraag het antwoord
gegeven: „Barones non amercientur nisi per pares suos"
Toen nu onder den zwakken Eduard II en zijne
gunstelingen,
de Despencers, de koninklijke macht schade leed, en de vorst
zich gedwongen zag aan eenige graven, baronnen en prelaten
op te dragen „to ordain and establish the estate of the king\'s
household, and of his kingdom" % was het een der eerste
maatregelen van deze Lords Ordainers om de Despencers uit
het land te bannen; en het was in dat decreet, dat aan de
oude uitdrukking nieuwe kracht werd gegeven en aan de
Lords den titel werd toegekend van „Piers de la terre" (Pares
regni. Pares terrae Dat de „Piers" wisten, wat die
naam van
oudsher inhield, daarvan waren hunne verdere
eischen een
bewijs, eischen waarin zij zegevierden, toen Eduard III zic^

1) Erskine May, Constitut: history of England, I, p. 228.

Art. 24, M. C.
3) Rowland, p. 87.

Rowland, p. 89, Gneist, I, p. 215,

-ocr page 65-

\'ereenigde met de verklaring van een comité uit het Parle-
^ ffthat the peers of the land ought not to be arraigned
jj ^ P^t on trial, except in Parliament and by their peers
lat ^^erd gerechtshof over pairs, en bleef dit in

tijden in zake van „treason" en „felony."

Met ]i

net oog nu op de vereischten om in het Magnum
niim te komen, is het wel waarschijnlijk dat de vraag soms
gedaan werd: wie eigenlijk tot de Pares moesten gerekend
borden, of men den titel voor altijd behield als een verkre-
gen recht, of slechts zoolang men zitting had in den grooten
\'a-ad. Want eene baronie alleen was niet voldoende, om in den
te komen, de „writ of summons" werd mede vereischt
omgekeerd waren het in den regel alleen de „barons par
fe die de vorst tot zich riep; kwam de grond dus in
andere handen b. v. door koop, (want in tegenstelling met het
^^steland mochten de ridderleenen in Engeland worden ver-
^ïeemd), zijnen zetel verloren. Het zoude dus niet

Verwonderen zijn, zoo, vooral toen de invloed van het Magnum
isümm zoozeer toenam, beiden, vorsten en edelen de na-
^ ® en ^ dezer regeling hadden ingezien. Merkwaardig is het
Minste, dat nadat het Hoogerhuis zoozeer in macht en
^i^nzien was geklommen, men ook in dit opzicht een" anderen
is gaan inslaan, dat, terwijl b. v. onder Eduard IH vele

^Hallam, p. 355 eu 8S6 noot. Op welken groud en wanneer is de recht-
over pairs tot die twee gevallen beperkt geworden? Na vruchteloos

ZOglfpYi V.

Van antwoord op deze vraag, werden wij verrast door de woorden

1 Hallam: j^The Joj-^g assert their privilege (\'t was een rechtsgeding onder
-\'«uard III)

in all criminal cases, not distinguishing misdemeanors from
cle felony. But in this they were undoubtedly warranted by the,

Prlrf Magna Charta, which malces no distinction of the kind. The

t ^ \'\'\'■ying a peer for misdemeanors by a jury of commoners, concern-
^ii hof which
I can say nothinrj, is one of those anomalies,
too often render our laws, capricious and unreasonable in the eyes of
\'öipartial men"

^^ ) Men houdt het er voor, dat ook somtijds personen werden benoemd zon-
1 S^ondbezit: „barons bv writ :" doch zoo al, gebeurde het zeldzaam. Hal-
P. 412.

- Gneist, I, p. 128, 2ie en 217. Fischel, p. 360,

-ocr page 66-

der rechten van den Privy council op het Great council zijn
overgebracht, korten tijd later de creatie van Pairs door
statuut en patent is ingevoerd.

"Wat de eerste wijze van benoemen (door statuut) aangaat,
de goedkeuring van het Parlement werd er toe vereischt, het
zij volgens sommigen, van Lords en Commoners, of wat ons
waarschijnlijker toeschijnt van de Lords alleen, i) daar de
zaak voor de gemeenten van weinig belang kan
gerekend
worden, en de gewoonte werd gevolgd, dat de kwestiën, die
slechts een deel van het Parlement betroffen, ook slechts door
dat deel werden beslist. 2) Deze wijze om tot Pair
verheven
te worden, schijnt echter spoedig in verval te zijn geraakt, en
is de verheffing door koninklijk patent regel geworden. De
eenige titel tot hiertoe verleend, was die van ,/Earl," van alouden
Saksischen oorsprong, een naam, die aan vele feudale baron-
nen werd gegeven. Onder Eduard III en de vorsten, die op
hem volgden, zijn de „Dukes," s) ,,Marquesses," „Viscounts" ont-
staan, terwijl ook de oude naam „Baron" met het nieuwe begrip
vereenigd is geworden, toen Richard II aan John de
Beauchamp
of Holt en diens mannelijke nakomelingen den erfelijken titel
verleende van Baron of Kidderminster.

Zoo verdween de territoriale pairie, en kwam de erfelijkheid
er voor in de plaats, want het was niet meer het grondbezit,
maar de titel, dien den toegang gaf tot het huis der lords-
Wie er schade onder zouden lijden? Zij, die vroeger
steeds
als kroonvasallen in het Magnum Consilium hadden gezeten,
en nu, tenzij hun een\' titel werd verleend, hunne plaatsen
zouden moeten ruimen voor een\' adel van gisteren.
Daarom
werd er bepaald, dat al degenen, die zeiven of wier voorouders
eenmaal in den koningsraad hadden gezeten, als erfelijke
Pairs in het Hoogerhuis hunne plaats zouden hebben, en

\') Hallam M. A., p. 415.

2) Zie hiervan verschillende voorheelden bij Brongham, p. 185 en 186.

De titel was bij de Saksen bekend, maar werd na de verovering niet
verleend. Pischel, p. 54.

*) Gneist, T, p. 916. Homersham Cox, p. 66.

-ocr page 67-

zelden zit een Engelschman nog tegenwoordig over
^de documenten heengebogen, in de hoop, op grond dezer
epaling de „Peerage" te kunnen eischen.

roeg het Hoogerhuis in de eerste eeuwen van zijn bestaan
eigenaardig den naam van Concilium Regis of Magnum
_ siuum, een\' naam, die met juistheid het karakter van dat
^^ aam terug gaf, daar, waar men het in waarheid als een\'
^nmkhjken rijksraad leerde kennen, heeft het dat karakter
"looxt geheel verloochend, en moeten daaruit de begrippen
«raen verklaard, dat de vorst er steeds tegenwoordig gedacht,
^^ de zittingen nog altijd worden gefingeerd in het konink-
^ paleis plaats te hebben, i) belangrijk is het toch op te
^^ken, hoe het in zelfstandigheid ging toenemen, naar mate
de Gentz de la Cóe meer en meer zich krachtig begonnen
ontwikkelen. Voortaan ziet men Lords en Commons naast
ncler, én om de kroon te schragen, én ook dikwijls om
tegenover den troon te plaatsen en de volksrechten in
®cherming te nemen, opdat zoodoende het aanzijn worde
§®geven aan eene staatsinrichting, die in Montesquieu haar
grooten bewonderaar vond, en waarvan thans in de meeste
®taten van Europa als van een meesterstuk kopijen zijn ge-
^Oïüen, die somtijds niet voldoen, juist omdat het kopijen zijn.
^ die een" blik werpen op de historie van het Engelsche
Hogerhuis, het is ons, waar wij wenschen ons een juist be-
S^rp daarvan te vormen, op sommige tijdstippen niet mogelijk
v^n de gemeenten te zwijgen, en worden wij thans als ge-
ongen, na de rondwandeling in de Chambre Blanche, de
anibre Peinte eenigzins in oogenschouw te nemen,
^adat Eduard H eenige jaren als onder de voogdij der Lords
*^rdainers had gestaan, gelukte het hem, ze te Burton upon
rent ») te verslaan, en partij trekkende van de omstandigheid,
•^at de ordinances aUeen door den adel waren vastgesteld, riep

Pisckel, p. 371. Gneist, I, p. 2S1.
^ Montesquieu, Esprit des lois, XI, chap. 6.
^ Rowland, p. 88.

-ocr page 68-

liij een parlement bijeen, waarin hij de gemeenten op zijne
hand kreeg, door plechtig daar aan te kondigen: „que les
choses, qui serount à establir ~ soient tretées, accordées et
esta-
blies en Perlaments par notre Sr. Ie Eoi et par lassent des
Prélats, Countes et Barouns et
la communalté du roialme."
Mag men niet met reden aan deze proclamatie eenen vrij groo-
ten invloed toeschrijven, als men in aanmerking
neemt, dat
toen korten tijd later koning Eduard door toedoen zijner ge-
malin werd ontroond, zijn zoon Eduard III en dien\'s
opvolger
Eichard II de vorsten zijn geweest, onder wie de Commons
zijn begonnen een werkdadig aandeel te krijgen in \'slands
aangelegenheden. Yan nu aan zonde men ze zien handelen,
waar het gold de rijksinkomsten, de controle op het gouver-
nement, de wetgeving; zien ook wij eene wijle toe!

ad Onder de besluiten, die koning Eduard II door de
Lords Ordainers werden afgeperst, vindt men de gewichtige be-
paling, dat eenmaal \'sjaars, ja zoo noodig, tweemalen, door den
koning een parlement zal worden bij een geroepen. Of hier-
aan door den vorst steeds gevolg werd gegeven ? men mag het
tegendeel onderstellen, als men leest, hoe onder Eduard III io
onderscheidene statuten hetzelfde werd beloofd, hoe noo; in het

\' C

50®\'® jaar der regeering van dezen vorst de communes in eene
petitie
er op aandringen dat de parlementszittingen \'geregeld
\'sjaarlijks zullen worden gehouden hoe nog in lateren tijd
de koningen uit het huis Stuart het voegzaam oordeelden de
woorden aldus te intrepeteren : dat, ingeval het noodig waS;
het parlement ééns of meermalen \'sjaars zoude
bijeenkomen.
En
wat wonder? Eduard III (om van anderen niet te spreken)
begreep maar al te goed, dat waar telken jare die „gentz de
Commune" voor hem konden komen, ook telken jare zijne han-
den meer gebonden zouden worden, want telkens zouden

\') Gneist, I, p. 244.

3) Hallam M. A., p. 372. Guizot, ü, p. 225.

ä) Pischel, p. 372. „It is accorded that parliament shall be holden
year once or more often if need be." De strijd tusschen koning en paxle»®\'^^
liep dus over het plaatsen eener komma.

A

-ocr page 69-

vragen kunnen doen, en inlichtingen kunnen eischen, en
antwoorden, hoe zou hij het weigeren, waar ook van zijne
^yde steeds gevraagd moest wordenem geld; de 13® eeuw was
achter den rug, waarin de steden het een\' last vonden naar
Parlement te komen, het Great Council had de Commu-
den weg gewezen, en dezen begonnen in te zien, dat hun
"^^Sste plicht ook hun grootste recht was.

Evenzeer als het volk dit artikel der Ordinances nog dik-
^yls in bescherming zoude moeten nemen, zoude men den
nog dikwijls moeten herinneren aan dat aloude beginsel
daarvoor zoo dikwijls strijd was gevoerd, aan het ,/nullum
^-ixilinm ponatur nisi per commune consilium regni nostri,"
^an het //aydes ne prend roumes, fors ke par commun assent
® tout le roïaume Want geldverlegenheid bracht Eduard
er dikwijls toe om eigenmachtig belastingen te heffen,
daarvan hij vervolgens de onwettigheid op verschillende wijzen
^ocht te verbloemen; nu eens was hij in zijn recht, want de
®rds,
of ook wel de Prelaten, de edelen, ja ook eenige Com-
^loners hadden hem de gevraagde som toegestaan ®); — dan eens
diende de aard der belasting zelve hem tot exceptie: de
_ oufirm: Chart: hadden geene melding gemaakt van den
^^Voer van waren door vreemde kooplieden, en dus was het
^^et noodig het Parlement hierover te kennen, op den uitvoer
^an ^qJ belasting gesteld, wat belette hem dus dit op

uitvoer van kleederen toe te passen; — waar geen enkel
Voorwendsel hem te hulp kwam verschool hij zich daarachter,
hij of zijne opvolgers zich nooit op dit precedent zouden
•bunnen beroepen 3).

^^iettemin was het er verre van af, dat deze vorst gehaat
zijn geweest door zijn volk; integendeel, de populariteit,
^e nooit het deel was geweest van zijn\' nietsbeteekenenden
wist hij zich gedurende zijne lange regeering van

Woorden der M. C. en der Conf. Chart, van Eduard I.
^^ rischel,
p. 360.

^ Hallam, p. 374 volgg. Rowland, p. 92 volgg.

-ocr page 70-

50 jaren te verwerven, de standaard van Engeland vermocht
hij hoog te verheffen, en zijne voortdurende oorlogen, in \'t bij-
zonder met Frankrijk, waarin zijn gesternte hem steeds
gunstig
was, prikkelden den nationalen trots, waardoor over vele on-
wettige handelingen den sluier der toegevendheid
werd ge-
spreid. Wendde hij zich tot zijn parlement, de middelen oi»
den oorlog op krachtige wijze voort te zetten werden hem niet
geweigerd, en niet zelden gebeurde het, dat wanneer hij wille-
keurig de natie had belast. Lords en Commoners,
somtijds
met eene waarschuwing voor het vervolg, aan den onwettige»
maatregel eenen legalen vorm gaven, door hunne sanctie te
geven aan het door hem verrichte i).

Deze handelingen, waarin wij den oorsprong zien der latere
,/bills
of indemnity", zijn daarom van gewicht, omdat er het
voortdurende streven in doorstraalt om paal en perk te stellen
aan willekeur, en om de constitutioneele rechten van het par-
lement te doen erkennen. Meer dan dat, de boven
aangevoerde
voorbeelden bewijzen, dat Eduard III, hoe krachtig hij ook den
schepter voerde, toch, en hierin was zijne politiek niet ongelijl^
aan die der Tudors, het noodig oordeelde om aan
onwettige
daden eene schijnbaar wettige kleur te geven, door reden te
geven waarom hij de goedkeuring „de la communalté du roi-
alme" niet noodig had. Waar de koning zelf implicite het
onrecht, onrecht begon te noemen, daar moest wel de
volks-
invloed op den gang der regeering telkens hooger stijgen, e»
het lag in den aard der zaak, dat toen bij den dood vm Edu-
ard de kroon overging aan een kind, Richard II, die
zich ^^
alles een zwakke en onwaardige opvolger betoonde, de nood-
zakelijkheid der büls of indemnity verviel, omdat de koning;
het is waar uit gebrek aan kracht, zich in dit
opzicht aaP
geene onwettige handelingen schuldig maakte i).

Had reeds Eduard I verklaard, dat de toegestane gelde»
slechts gebruikt zouden worden „a commun profit du
roïaume/\'
het was onder Richard II, dat de Commons ook daardoor huoo®

\') Brougham, p. 180.

-ocr page 71-

aan^^^^^^ bracht zouden toonen, door uitbreiding te geven
een ^^^^ ^epaüng, en de subsidiën alleen te gaan toestaan tot
epaald doel. Hoe allernaauwst ook aan het oudste en
rnaamste der constitutioneele rechten verbonden, begon dit
Hoo. ^^ beperking der koninklijke macht onder Eduard IH

Zeld ^^ vertoonen, en waar het

^\'erd toegepast, daar was het slechts het eigendom
oin ^^^^^ ^^^ ^^^ comité uit de Lords, benoemd,

fl^ ^^ ^skeningen na te zien der personen, die met ontvangst
^^^^^^tste subsidiën waren belast geweest, en men gelooft, dat
ommons zich in deze zaak niet mengden, i) Maar onder
aa*^ tegenover wien de Commons eene houding begonnen
te nemen, niet ongelijk aan die der edelen onder vorige
^^aardige vorsten, veranderde ook hierin de toestand. Zij
^^ enken b. v. den vorst eene subsidie om den oorlog vol
tin wanneer koning Richard, wiens vele uitspat-

S^n en ongehoorde weelde buitengewone uitgaven noodig
takten, spoedig weder met dezelfde vraag tot zijn Parle-
^ kwam, dan moest veelal den Commoners worden
^^ ^gerekend, hoe de uitgaven in verhouding stonden tot
® toegestane gelden, dan werd niet zelden den koning de
""^Mogelijkheid eener ledige schatkist voor oogen gehouden,
^^ nieuwe subsidiën niet, of alleen tegen groote concessiën,
^gestaan Eigenaardig is het, hoe tegenwoordig, nu het
^"^aartepunt der macht bij het Lagerhuis berust, en ook dit
®§insel een\' bepaalden vorm heeft gekregen, hoe tegenwoordig
v^l!^ ^^^ verzoek der Koningin om „supplies" spoedig wordt
dej zoogenaamde „appropriation-act" tot het einde

dat ^^^^^^^ wordt uitgesteld, waardoor aan een gouvernement,
ƒ het vertrouwen mist van het Parlement, de handen gebon-
worden b).

oude gewoonte, dat bij de beraadslagingen, welke subsi-

} Hallam, p. 379.

Hallam, p. 881, volg.
^ ^ay. Pari. practice, p. 504.

-ocr page 72-

diën den vorst zouden worden geschonken, de verschillende
standen ieder voor zich het quantum bepaalden, zoodat steeds
sprake was van eene gift der Lords, en van eene som door
de Commoners toegestaan, bleef gedurende
de gansche dynastie
der Plantagenets in zwang. Ondertusschen de houding, die
de gemeenten begonnen aan te nemen, zoude hierin
verande-
ring brengen. Eeeds sinds de ridders uit de Shires van de
baronnen zich afscheidden, en bij de steden plaats namen, waar-
door de sommen, van de „gentz de
la Commune" ontvangeri?
verreweg de grootste inkomsten werden van den staat, inoest
eene andere regeling wel een waarschijnlijk feit worden, dat,
toen de Commons hun gewicht begonnen te voelen
als ,/procu-
ratores and attornies for the whole people" i), zoo als zij
noemden, niet lang meer kon uitblijven.

In het jaar 1402 vindt men, dat het Huis der gemeenten
tot koning Hendrik IV van Lancaster, bij monde van den
„speaker", in dezer voege sprak: „To
the honour of God, and
for the great love and affection which the poor Commons of
your realm of Engeland have for you, their illustrious
lord the
king, the said poor Commons, with the assent of the lords

spiritual

and temporal grant to you, their sovereign the subs sdy, caet

Wat in het belang des lands den vorst zoude worden opg^\'

bragt door de communitas, daarover zouden ook allen ste»^

hebben, maar eerst de „poor Commons", omdat zij zooveel gaven-

Het was 5 jaren later, dat de koning in de ordinance, waaraa^

de naam wordt gegeven van „the Indempnity of the Lords

and Commons", de volgende verklaring aflegt: 1®. dat de Lords

Ap

zullen mogen - vergaderen in hun Parlement, ook wanneer
koxiing daar niet aanwezig is, een bewijs dus, dat het Great
Council tot dan een eigenlijke koningsraad was, dat
de Coin
mons bij de subsidiën het initiatief hebben, en den
Lords h®^

1) Pischel, p. 3ß4.

lie

Rowland, p. 108. Voorzeker was het oorspronkelijke stuk, zoo als a
uit dien- tijd, in het Pransch gesteld.

3) May, Pari. pr., p. 403. Blijkbaar is daar bedoeld Hendrik IV ea
Hendrik VI.

öie

-ocr page 73-

vr I ^^^ gelaten i). Nog jaarlijks bij de prorogatie

^aû het Parlement reikt de speaker van het Lagerhuis de /;Money-
^ ^aan de koningin over ter goedkeuring, en spreekt de
Ila^ \' ^^^^ Parlement de volgende sacramenteele woorden :
a rejne remercie ses loyals sujects, accepte leur benevolence
^insi le veult" 3).

^^aof 2um_ ^^^^ ^^ ^^^^ ^^^^ geëerbiedigd,

\' de vraag gold, wat door de natie zoude worden
Par]^ ^acht, het aan den koning was om te verzoeken, aan het

far]^^^"^ weigeren, daar moest dat

iftidl^"^\'^^^\' en krachtig, wel gaan inzien, dat het de

be; ^^^^ gouvernement te dwingen den weg te

VooTtd\'^\'\'^\'\'\'\'\' begeerd, daar moest eene

del\'^t «Oîitrôle op de administratie wel een onvermij-

., worden. Ondertusschen zouden de Gommons nog
.^^^ijls toonen den steun van den adel te behoeven, en, terwijl
ïiich! ^^^^^ regeering van Eduard III, onder diens opvolgera
^tein\'^^^ ^^ ^^ ^^ Lancasters, de gemeenten telkens hunne
^^o^dt ^^^ verzoeken, en dat te verbieden,

gaan sommige oogenblikken, waar de Lords niet mede-

iàr!^ ^^ duidelijk, wie de krachtigste en geoefendste

ngers zijn.

en j ^^^^^^ ^^^ grieven, inwilliging van wenschen werden, meer
^.^Weer voorwaarden, zonder welke de koorden van de beurs
Ij^ ^^erden losgemaakt. Kort na de troonsbestijging van Eduard
ment^T gewone vraag kwam tot zijn Parle-

ten \' antwoord een elftal bezwaren, die eerst moes-

geruimd s). Zoo ging het voort en
\' en wij staan aan het einde der regeering van Eduard III.

Zie

hierover: Hallam, p. 402 volg. Vgl. ook: Homersham
2) May, Pari. pr., p. 503.

heT^^^\' parlements-rollen van 1377 (1 Richard II) vindt

d\'T Commons gesproken, als „mons^.

^^eterre chevalcr, qi avoit les paroles pur les communes d\'En-

\' en eest Parliament." Rowland, p. 97.
Rowland, p. 86. Hallam, p. 372.

-ocr page 74-

De koning begon oud te worden, zijne kraclit, zoo dikwijl®
betoond, nam af,
en hij liet zich leiden door twee gunstelin\'
gen, den hertog van Lancaster en eene vrouw Alice Perrers-
Deze verrijkten zich ten koste van de schatkist, en verzet vao
de zijde van het Parlement was er het gevolg van. Gesteun^
door den adel, onder aanvoering van den Prins van Wal®®
(the Black Prince), toonden de Commons ondubbelzinnig huO\'
nen onwil, om de natie en het rijk te verarmen, ten gunste
van eenige weinige personen in de omgeving van den
vorst;
en eischten straf voor de schuldigen. Zeer korten tijd daarn^
geschiedde wat menigeen lang te voren had voorzien, ^^
Lancaster niet het minst, die eigen voordeel, hoop op e®®®
kroon daarmede verbond; de troonopvolger overleed aan een®
slepende ziekte, en zijne rechten gingen over op een kind;
dat E-ichard II werd. De oppositie, die haar
hoofd li^^
verloren, werd onmachtig en verstrooid, de gunsteling kreeg
zijn\' invloed terug, en het eerstvolgende Parlement
herstelde
allen, die hij in zijn\' val had medegesleept, in hunne eer

De zwakke Richard moest langen tijd voor de macht v®®
het Parlement het hoofd buigen. Als kind op den troon g®\'
komen, werden
op aanvrage der Commons door de Lords
personen aangewezen, van verschillenden rang, om een\' perm®
nenten raad te vormen, zonder wien\'s goedkeuring geene da»
van gewicht zoude mogen verricht worden, terwijl
verder
durende zijne minderjarigheid de voornaamsten van \'s koning®
staatsdienaren zouden moeten worden benoemd door het
lement, bij wien dus de uitvoerende macht
grootendeels gi®^
berusten. Ouder geworden, wist hij zich te ontdoen
van ^
banden, die hem knelden,, en toonde zich een man, meer waar
veracht te worden dan eerbied in
te boezemen; den vol-k®
tegenover hoogmoedig en wreed, omringde hij zich van niets
waardige gunstelingen, met wie hij eene ontzettende
weelde te»
toon spreidde; den Lord Chancellor Scrope, door het Parleme ^
benoemd, zette hij af, en beschonk met dit hooge
ambt een
zijner vrienden, Michael de la Pole, graaf van
Suffolk.

\') Hallam, p. 379 en 380.

-ocr page 75-

^^rvoriQXQg in het bestuur werd ten laatste onvermijdeliji, en
uit Hooger- en Lagerhuis werden tot hem ge-
^Qden, om op de verwijdering van Suffolk aan te dringen,
vernederend ook het antwoord was, dat zij kregen, zij
vol, en overwonnen ten laatste; de Chancellor werd
^®rwijderd, en waarschijnlijk voor hem werden de „impeachments"
het leven geroepen.

^elke misdrijven op deze wijze worden berecht? Wij geloo-
v^Q hier in het algemeen te mogen denken aan die, waaraan
ministers, ten gevolge hunner verantwoordelijkheid, zich kun-
schuldig maken, i) Wie zouden geschikte rechters zijn
^nlke zaken zoo het niet waren de „Lords in the high
of Parliament", het Hoogerhuis, dat wij reeds in menig
Pzicht als opperste gerechtshof leerden kennen. De Commons
j^j issen wie in deze zullen worden vervolgd, zij zijn de aan-
gers, en komen voor de „bar" van de Lords „to impeach

accused."

Zoo werd dan Suffolk veroordeeld, en naar de gevangenis
^rwezen. Maar na de meerderjarigheid van Eichard II had
gansche omkeer plaats in de verhouding der staats-
^a.chten; men ziet het Parlement niet, als tot Mertoe, krachtig

ƒ vasthoudend,

maar deemoedig en zwak tegenover den koning,
daarvan oorzaak was? Voorzeker niet het minst, dat de
^ rds verdeeld raakten, dat sommigen onder hen de zaak van
Vorst omhelsden, en de edelen, die de hoofden waren ge-
van het verzet, vijandig tegenover elkander gingen staan,
bracht van het Lagerhuis was gebroken, en de Commons
^toonden van toen af groote onderworpenheid, zoo zelfs, dat,
eenmaal een den koning onaangenaam wetsvoorstel was

\'^gebracht,

aan den eisch van Eichard werd voldaan, en de
^Oïsteller, Thomas Haxey, werd veroordeeld, terwijl in alle on-
^dauigheid werd verklaard, dat het nooit de bedoeling der

jjj^^j "twipeachment I\'oi high crimes and misdemeanors beyond the reach of
j^. or which no other authority in the state will prosecute." Zie verder

May, Pari, pr., p. 599—606.

-ocr page 76-

Commons was geweest om den vorst te beleedigen, en zij zeer
wel wisten dat zulke dingen hen niet aangingen, i)

Verre dus daarvan, dat de Commons hunne kracht zouden
betoond hebben in een voortdurend verzet tegen den adel, was
het m tegendeel juist, wanneer zij een aaneengesloten lichaam
vormden met de Lords, dat de vrijheid van Engeland de
groot-
ste stappen voorwaarts deed, en de boom der constitutie zijne
krachtigste wortelen schoot.

ad Wat de wetgeving betreft der en IS-^® eeuw, die
wij voor de vestiging van het Parlement, en de ontwikkeling
der constitutie als zulk een\' vruchtbaren tijd leerden
kennen;
ook zij heeft toen belangrijke phases doorloopen, ook voor haar
is toen het kleed gesponnen, dat gebleken is voor alle tijden
en volken aanbevelenswaardig te zijn.

De oude vorm was, dat de wetten alleen door den koning
werden gemaakt, dat hij de eenige wetgever was, en
zelfs kon
er onder Eduard III nog verklaard worden: „Que Ie roy &it
les lois par assent des pères et de la commune et non pas le^^
pères et la commune." Ondertusschen, toen het Magnum
Consilium eene invloedrijke vergadering werd, moest dit wel
zijn gezag doen gelden, en den koning voorlichten, waar het
op het maken van nieuAve statuten aankwam, en het zal wel
onder de voornaanjste werkzaamheden behoord hebben van de
leden van het Great Council, dat zij met den vorst en ziji^
Consilium Privatum zamenwerkten, om de algemeene
begrippen
der Magna Charta in meer coucreten vorm te brengen. Hoor-
den wij niet reeds dat het dusgenoemde statuut van Westmin-
ster (3 Eduard
I) gemaakt was „par Ie Eoi, par son conseü
et par Tassentement des et Ercevesques, Evesques, Abbes, Pri-
ours, Countes, Barons et la communalté de la terre?"®) //P®
la communalté.?" Maar worden dan niet met dezen
naam de
gemeenten aangeduid, en mag men aannemen, dat op dat tijd-
stip, in zulk eene zaak, aan hunne goedkeuring
waarde werd

1) Hallam, p. 381—890. Guizot, 11, p. 241—251. Fischel, p, 362 en 3ö3-
Fischel, p. 361.

Homersham Cox, p. 224 noot c. Hallam, p. 368.

A

-ocr page 77-

gehecht? Het tegendeel mag men vooronderstellen, de Com-
werden alleen nog gekend, waar de koning hunne gelde-
^yl^e hulp noodig had, en zeiven waardeerden zij het recht nog
^^etj dat hun het eerst door Leicester, den oproerigen onder-
daan van Hendrik III, was geschonken; men zoude dus ver-
keerd doen, die onbestemde uitdrukking als bewijs te willen
aanvoeren, dat toen reeds behalve koning en Lords, ook de
"gentz de la commune" een deel vormden der wetgevende
^acht. Maar toch zou het eenmaal zoo ver komen en de
^yd was niet verre meer.

loen toch de Commons inzagen, dat het belang van den
Verst medebracht, om hun, met het oog op de geldmiddelen,
te wille te zijn, en zij begonnen partij te trekken van het
\'^Oordeel aan hunne zijde, door zich meer en meer in te laten
ûiet de zaken des lands, moest ook hun invloed\', waar het gold
de wetgeving, als in andere punten, grooter worden. Onder
^dnard UI hadden zij het pleit gewonnen, en van toen af
^erd het waarheid, dat tot een wetsvoorstel van -den koning
Noodig was de goedkeuring „de la communalté"; ja een grooter
ïecht nog zouden zij zich verwerven, het initiatief zoude mede
y het Parlement gaan berusten.

_ Eerst waren het petities, die zij rigtten tot den koning en
^ynen raad, om in verschillende zaken regeling te brengen,
petities met den submissiven aanhef : „Nos pauvres communes
prient et supplient par Dieu et en oeuvre de charité." i). Terwijl
^t recht der Commons, om op deze wijze den koning voor te
tenten, in het minst niet werd ontkend, en zelfs de meeste
statuten uit die tijden het aanzijn verschuldigd zijn aan
petitiën van het Lagerhuis, waaraan de Lords dan hunne adhesie
^ehonken was het echter er verre van af^ dat de peti-
^\'lejiarissen altijd tevreden werden gesteld.

Het in het leven roepen van eene wet was in Engeland

I\'ischel, 1. c.

^ » A la requeste de la commune de son roïalme par lor pétitions mises de-
et son conseil, par assent des prélats, comtes, barons et autres grantï
^it parlement assemblés etc." Guizot, II, p. 228.

-ocr page 78-

gansch geene zaak, waar licht over werd gedacht; reeds daarom
vonden petities, die dit beoogden, dikwijls geen goed onthaal;
van daar ook wellicht de onderscheiding tusschen statuten en
,/ordinances", die
als van minder gewicht werden beschouwd.
Maar ook zelfs, wanneer de petitiën goed werden ontvangeD;
en de koning ze bekrachtigd had met de gewone formule, die
nog steeds op het einde der Parlementszitting voor het
sanc-
tioneren der wetten door de kroon wordt gebruikt: „le roj
(lareyne) le veult"^)^ dan nog scheelde het veel, dat de Com-
mons altijd verkregen, wat zij wenschten. Zoo de koning zij^
woord niet weer verbrak, hetgeen somtijds gebeurde,
wanneer
eenmaal de subsidiën waren toegestaan, zoo men eerlijk zijne
belofte hield, dan M\'erd, na de ontbinding, of prorogatie van
het Parlement, aan de „clerks in chancery" en aan de rechters
opgedragen, de petitiën tot statuten te vervormen. En zoo
gebeurde het niet zelden, dat onwetendheid, kwade trouw, of
hoog bevel eene wet in het leven riep, waarin de
CommonS
te vergeefs den inhoud van hun verzoek zochten terug t®
vinden. Nog een ander middel werd door de vorsten in prak-
tijk gebracht, om de kracht te breken van het meer en meer
op den voorgrond tredende beginsel, dat de wetgeving
berustte
bij den koning - en de 2 Parlementshuizen; waren niet all®
zaken bij de sluiting van een Parlement afgedaan, dan
werd
een comité van Lords benoemd, om het overblijvende te
regelen, en onder den schijn daarvan werden dan aan dit
//vacation comittee" de rechten gegeven, die slechts aan een wet-
gevend lichaam toekomen.

Van daar telkens weer protestaties en nieuwe petitionne-
menten, die de communes onder eiken volgenden vorst wat
meer terrein deden winnen, en den weg bereidden tot het be-

I) Hallam, p. 377.

Fischel, p. 361 en 439.

\') Reeds onder Eduard I werden niet altijd voor iedere parlements-zitting
nieuwe verkiezingen uitgeschreven, maar werd hetzelfde parlement
geprorogeerd-
Zoo werd h. v. het pari: van 1305 gesloten: „Issint qu\'ils reviegnent prests"
ment et sanz délai, quele honre qu\'ils soient autrefois remandez." Guizot,II, p. 226-
Brougham,
p. 187 en 189.

-ocr page 79-

^^ngrijke stuk van 1414 (2 Henry Y), dat door den koning

bekrachtigd, en waarin de Commons (voor het eerst in

® Engelsche taal) verzoeken, dat: „the kyng of his grace

Especial graunteth that fro hensforth nothyng be enacted to

peticions of his comune, that be contrarie of hir askyng,

^^by they shuld be bounde without their assent" en dat
Wel

grond, dat „the comune of youre land ben as wel
assenters as peticioners", echter altijd „savyng to our liege
his real prerogatif, to graunte and denye what him lust
their peticions and askynges aforesaide." i). De koning
^^cht dus geene andere punten in het statuut doen opnemen,
de onderwerpen waren geweest van de petitie. Men had
® Veel gewonnen, maar toch waren het altijd nog slechts
"petitions," die tot den Koning werden gebracht, en de vol-
°ttiene overwinning werd eerst behaald, toen onder den vol-
genden vorst, Hendrik YI, beide huizen het recht kregen om
" Is voor te stellen, waaraan reeds vooraf de vorm van
statuut was gegeven, en die, na samenspreking en eindelijke
goedkeuring door Lords en door Commons, tot den vorst wer-

^ opgezonden, om aan zijne bloote sanctie te worden onder-
worpen 2).

^it het recht van petitie was dus het recht van initiatief

voortgevloeid.

^00 Waren dan de Commons van schrede tot schrede voort-
gegaan, zoo waren zij opgeklommen, totdat zij hunne plaats
Vonden naast de Lords, al moet het erkend worden, dat dezen
om hunnen persoonlijken invloed, als de grootsten in den
^ e, en als erfgenamen der groote baronnen in den rijks-
^^ad, nog altijd in waarheid aan de spits stonden, en den ring-
vormden, die de volksvrijheid moest beschermen,
genaardig kan men de verhouding van Lords en Commons
enreven vinden in een staatsstuk van dien tijd. De on-
^aardige Eichard II was van den troon gestooten en Hen-
van Lancaster was als Hendrik lY tot de koninklijke

P Hallam, p. 396. May, Pari. pr., p. 417 volg. Gneist, 1, p. 248.
\' May, Pari. pr., 1. c. Pischel, p. 437. Homersham Cox, p 17 en 18.

-ocr page 80-

waardigheid verheven geworden. Toen nu in een eerstvol-
gend Parlement over Eichard het vonnis van levenslang"
gevangenschap werd geveld, stemden de gemeenten niet
mede,
en verlangden, dat in de Parlementsrollen over deze zaak van
hen geen gewag zoude worden gemaakt, omdat het
recht van
vonnissen hun niet toekwam, maar slechts den koning en den
Lords; de aartsbisschop van Cantorberij antwoordde hun i»
naam des konings, en ook hij sprak in denzelfden
geest:

de

Commons waren, eigenlijk alleen petitionarissen, en hnn kwam
geen eindoordeel toe, dan in zake van statuten, subsidiën en
anderen van dien aard i).

Dat de rechten, die langzamerhand het deel waren gewerd^
van de vertegenwoordiging, meer en meer wortel
schoten, en
weinig of niet aan aanrandingen door de kroon waren bloot-
gesteld, ligt in den aard der zaak, waar de vorst alleen aa»
het Parlement zijne kroon te danken had. De jaren van Hen-
drik lY en Hendrik V waren dan ook tijden van bloei
voor
de constitutie, en het is onder deze vorsten, dat opkomen die
zoogenaamde „privileges of Parliament" "), die
tegenwoordig?
vooral in het Lagerhuis, eene zoo groote rol spelen, en jaarlijk.s
door den speaker „hj humble petition" aan de koningin
worden herinnerd, opdat zij ze door haren Lord
Chancellor
bevestige

Maar die dagen van voorspoed en welvaart zouden een
einde nemen, en plaats maken voor woeling en
tweespalt.
ongelukkige Hendrik YI, de derde der Lancasters, onbekwaam
als hij werd tot regeeren, liet bij gebrek aan een\' dadel ijken
opvolger den troon aan naijver ten prooi; elk was op eigen
voordeel bedacht, en een burgeroorlog was er het gevolg van^
waarin nu
de roode roos en straks de witte werd vertrapt;
daar de staatspartijen, onder aanvoering der huizen Lancaster
en York, elkander\'s vernietiging schenen gezworen te hebben.

\') Rowland, p. 102.

Hallam M. A., p, 400 volg.
ä) May, Pari. pr., p. 61.

-ocr page 81-

Welken tijd, zoo niet in dezen i), zoude men den oorsprong
van de „bills of attainder," die wij niet aarzelen te brand-
als ellendige wapenen, door een despotisch vorst of
^ ement in handen genomen, om, met miskenning van alle
^giQselen van recht, de tegenstanders van het oogenblik ten
blonde te richten! In het minst niet te verwarren met de
genoemde „impeachments" waren de „bills of attainder, or
^ pains and penalties" eenvoudige wetten, die in elk der beide
^zen hun" oorsprong konden nemen, en waarbij het Parle-
tegelijkertijd als aanklager en rechter optredende, er
^Oöitijds niet tegen opzag (men denke aan Catharina Howard
^^sdaden te scheppen, en door aan de bill terugwerkende
racht te geven, het vonnis over den aangeklaagde uit te
opreken. Wij noemen het oordeel van den schrijver zacht,
er van zegt: „this summary power of Parliament to
Piinish criminals by statute has been perverted and abused,

in tile best times it should be regarded with jealousy
. zeker niet voor deze wijze van rechtspleging pleit, is dat
•l^ist de „evil times" de tijden van bloei voor deze wetten zijn
ö^weest, en zij in de laatste tijden geheel als antiquiteit zijn

oekend i).

^tet afwisselend voordeel werd door de vijandige partijen
gastreden, het Parlement was telken reize de opgaande zon
^^nbiddende, en w^as het heden tegen een" Lancaster, morgen
het tegen een" York en zijn" aanhang dat de bliksem der
\'/attinctura"" (attainder) werd geslingerd, tot dat ten laatste de

pa t P\' Homersham Cox zegt, dat hoewel zelden toege-

® \' de bills reeds vroeger bekend waren, en wijst op het proces van Suffolk;

^och iiif

zijne eigene woorden zoude men hier eerder aan een impeachment den-
Cox, p. 234^ 391 en 465.

war dieses der erste Fall, in welchem das todeswürdige Verbrechen

^ durch die Bill selbst geschaffen wurde, gegen welche der angebliche Ver-
^lecher gesündigt haben sollte." Fischel, p. 459. „It was made treason for
person to marrv the king after leading an unchaste life in any respect."
p.
201.
May, Pari. pr„ p. 611.
Ij \' I^e laatste „bill of attainder" is tegen koningin Carolina, gemalin van
\'\'®orge IV ingebracht. Fischel, p. 460.

-ocr page 82-

sluipmoordenaar Richard III, die op een tal van lijken zijn\'
troon had gegrondvest, zelf werd verslagen in den slag hiJ
Bosworth, en de hertog van Riehmond, Hendrik Tudor i), op
het slagveld tot koning uitgeroepen, door zijn huwelijk met
de jonge Elisabeth van York de twee rozen zaamverbond.

Zoo het ons gevraagd werd, de 4 eeuwen, waaraan wij in
de vorige bladzijden eene uitvoerige beschouwing wijdden, io
zeer breede trekken te schilderen, wij zouden meenen er op
te moeten wijzen, zooals wij reeds eenmaal deden, dat dxe
eeuwen als in 2 groote tijdvakken zijn te verdeden.

De verovering van den Engelschen staat door Willem van
Normandië en het optreden der Eduards, zouden wij dan de
grenzen van
het eerste tijdvak noemen, waarin eerst de alver-
mogende vorst, het land als zijne bezitting beschouwende, zijn
looden handschoen zwaar op
alle kroon- en achtervassallen
doet rusten, tot dat de „tenentes ex capite," de groote baronnen,
van onder den druk zich opheffende, en het zwaard aangor-
dende, in het strijdperk treden, en zich tegenover hun\'
gebieder
stellen, om hem in velden als Runymede en Lewes slag te
leveren, opdat
zij eene Magna Charta, een Parlement van
Leicester,
aan tijdgenoot en nageslacht mogen toonen, als de
teekenen hunner zegepraal. De oppermachtige vorst overwon-
nen door den adel, sluit dan het eerste tijdvak.

Aan de beide hoeken der schilderij voorstellende het tweede
tijdperk, zien wij den eersten Eduard en den eersten Tudor-
De adel plukt de vruchten van zijn roemvol strijden, en zit
met den vorst in de raadzaal, om de wetten te maken en te
handhaven; de hoogste wetgeving en de hoogste
rechtsmacht
is in zijne handen. Maar daar achter dien adel staat eene
natie te wachten, en al zijn het in het begin slechts enkelen,
die vragen binnengelaten te worden, omdat de overigen nog
niet inzien, wat het inheeft, daarbinnen zijne plaats te hebben^
hun getal zou aangroeien van jaar tot jaar. En men ziet de
Lords, waardige zonen van een Bohun en een Bigod, den
vorst geleiden naa.r de groote deuren om die te openen. Daar

\') Rowland, p. 158. Zijne moeder was Margaretha van Lancaster.

J

-ocr page 83-

^omt het binnen, het volk van Engeland, en groet de edelen
den lande, die, zoolang zij zeiven nog kinderen waren, de
l^leinen niet hadden onderdrukt, neen, de rechten der natie in
bescherming hadden genomen; van nu aan zullen zij samen-
gaan en als Hoogerhuis en Lagerhuis samenwerken tot welzijn
des vaderlands, en zij zien op de vrijheid en de gerechtigheid,
^ie van nu aan den troonhemel zullen steunen. De rechten
Van het Parlement erkend, ziedaar het einde van het tweede
tijdvak.

In deze laatste woorden ligt de reden opgesloten van onB
Voornemen, wat betreft onze verdere beschouwing. Yoor hem,
•^ie eene geschiedenis schrijft van Engeland, zal er na den
strijd der rozen slechts een klein deel zijn afgedaan, de dy-
nastie der Tudors, der Stuarts, de geschiedenis onder de vors-
ten uit het huis Brunswijk, zal hem nog veel meer te doen
^verlaten; maar voor ons, die het Parlement, en daarvan voor-
namelijk het Hoogerhuis, tot doel onzer beschouwing hebben
gesteld, is de zaak eene gansch andere. Wij zagen het, op
^et einde der lö«^" eeuw was het Parlement, na lang strijden
zwoegen in zijne volle waarde erkend, en genoot in begin-
alle rechten, waarop het nog heden ten dage kan bogen;
naoet men bij andere volken, om vrijheden en constitutioneele
beginselen te vinden, bij den nieuwen tijd te rade gaan, in
ingeland zal juist omgekeerd de oude tijd den weg ons wij-
Dit zij onze rechtvaardiging, wanneer wij hier den draad
daaraan wij hebben gearbeid, voortaan veel losser gaan spinnen.

Vreemd mag het schijnen, dat, nadat adel en volk eeuwen
^^ng gekampt hadden om vrijheid, nadat het Parlement eene
volkomene zegepraal zich had verworven, de natie eensklaps
nek is gaan krommen onder de tirannie en wreedheid der
Tudors. Want al zijn de indrukken van vroeger verflaauwd,
toen wij niet, dan met afgrijzen, konden denken aan een\' Hen-
drik YIII, den vrouwenmoorder, of met verbazing staarden
eene Elisabeth toen zij Essex den slag in het aangezicht
g< al is het niet te loochenen dat de Stuarts veel verachte-
mijter despoten waren dan hunne voorgangers, toch is het

-ocr page 84-

waar, dat met het optreden der Tudors het zoo zuur gekochte
goed weer geheel verloren scheen te zijn. Yanwaar dit ver-
schijnsel? Yeel werkte er toe mede, om Hendrik YII en hen
die op hem volgden, in staat te stellen eene bijkans onbe-
perkte macht uit te oefenen.

En wel in de eerste plaats mag men wijzen op den nood-
lottigen burgeroorlog en zijne gevolgen. De oude geslach-
ten, de huizen, waaxuit zoovele krachtige zonen, werkzaam
voor de vrijheid des lands, waren voortgekomen, zij waren
zoo goed als geheel uitgeroeid \'); want de edelen, die in den
slag niet waren gevallen, zij waren na de nederlaag door de
bills of attainder getroffen; en zij, die later van den koning
de Peerage verkregen, het waren nieuwelingen, wien het om
de gunst van den vorst en eigen voordeel te doen was. ^^
voorvechters waren niet meer, en ook zij, die reeds begonnen
waren op eigene krachten te steunen, zij waren den krijg en
de partijschappen moede, en blijde genoeg, dat een krachtige
arm den lande rust had gegeven.

Maar er is meer, want ook de reformatie, de rijkdom van
den vorst, de instelling der „starchamber," dat alles draagt er
veel toe bij, om den toestand van die dagen duidelijk te maken-

De reformatie. De vele eischen van Eome en de geestelijk-
heid, het streven van deze naar onafhankelijkheid, het zich
losmaken van den wereldlijken staat had reeds in vroegere
tijden koning en natie verbitterd, en eene vonk was slechts
noodig, om den smeulenden haat tegen Eome in volle vlai»
te zetten. Toen nu, na een\' echt van 20 jaren. Paus Clemeo®
VII niet dadelijk het huwelijk van den koning met de
weduwe van zijn\' ouderen broeder onwettig wilde verklaren, en
Hendrik YIII in zijn\' lust werd gedwarsboomd, om Anna

1) Gueist, I, p. 354. Piscliel, p. 43, 365 en 379. Erskine May, Pari- pi\'"
p. 229. In het eerste parlement van Hendrik VII zaten slechts 25 pair®
daaromtrent, waarvan nog 5 geslachten over zijn. De tegenwoordige pairie da-
teert nit den tijd der Tudors en der Stuarts, en de oudste
stamhoomen zij»
grootendeel» onwaar; de wezenlijk oude familiën vindt men onder de fyrraers-
Zoo schrijft Disraeli, Coningshy IV, c. 4. Zie: Pischel, p. 48.

-ocr page 85-

^oleyn tot gemalin te verheffen, toen moest Wolsey vallen, om
^oor
Cranmer plaats te maken, maar, wat meer was, toen was
oogenblik gekomen om een\' stouten stap te wagen, en de
behoorzaamheid aan Rome op te zeggen. De kerk van Enge-
rd werd gesticht, en het Parlement van November 1534 i)
l^^akte den koning tot hoofd van die kerk; en voortaan zoude
^J op wereldlijk gebied een Parlement naast zich hebben,
^aar geestelijke zaken volkomen alleenheers eher wezen. De
opheffing der kloosters braucht in het Hoogerhuis een\' grooten
OQikeer te weeg, daar de bisschoppen en andere hooge gees-
ijken, die uit kracht hunner bezittingen als „spiritual Lords"
^ zaten, hunne plaats verloren; nieuwe Anglicaansche bis-
Oiüiuen werden gesticht, en beschonken met een deel der
bloote klooster-rijkdommen, die nu aan het rijk waren ver-
^allen. Yele onbezette plaatsen in het House of Lords werden
\'"Oo Weder ingenomen, maar sinds de reformatie hebben, in
genstelling van vroeger, de geestelijke Lords steeds de minder-
eid gevormd in dat lichaam s).

rijkdom van den vorst. Ja, de Tudors waren rijk, en
^Oorwaar, dit bracht niet het minste tot hunne onafhankelijk-
bij. Hendrik YII, de eerste vorst, die sinds Hendrik III
zijn inkomen genoeg had was gierig, en liet zijn\' zoon
groot vermogen na. Rekent men daarbij, dat aan hem en
^ zijne opvolgers, tot Karei I toe, ■ levenslang de opbrengst
belasting, tonnen- en pondengeld genoemd, werd toe-
gestaan, dat, zooals vroeger aan den Paus, na de afscheiding
Rome, aan den koning de eerste vruchten en tienden
hoesten opgebracht worden en dat ook de opheffing der
kloosters den vorst juist geen nadeel aanbracht, kan men
^aruit eenigzins nagaan, hoe welgevuld de beurs der Tudors
^oest zijn. En wat moest daaruit volgen? Waar het zelden

P Rowland, p, 185.

Rowland, p. 192.
"> Gneist, p. 358. Msehel, p. .S8Ü.
) Brougham, p. 199.
Rowland, p. 187.

-ocr page 86-

noodig was de natie om geld te vragen, werd ook zeer zelden
een Parlement gehouden, maakte de vorst zich meer en meer
los van de banden, die hem knelden, en werd het zwaarte-
punt
der regeermacht weder teruggebracht op den Geheimen
Eaad 1).

//"De Star-Chambre." Het is ons bekend, hoe het Consilinm
Privatum, ook na de vestiging der gerechtshoven nog somtijds
eene jurisdictie extra-ordinaria uitoefende; hierop steunende;
bepaalde een statuut van Hendrik VII, met het oog op nog
met uitgebluschte partijschappen, dat eene kommissie uit den
//Privj Council", met den Chancellor aan het hoofd,
gemachtigd
werd zekere misdrijven tegen orde en rust te straffen. Deze
raad begaf zich in de zaal, die aan de zoldering haren naam
van Star-Chambre ontleende, en in den beginne
rechtvaardig
in zijne uitspraken, werd deze rechtbank later een gevreesd
werktuig van den vorst, om zijne bijzondere vijanden en
tegenstanders ten verderve te slepen

De gevolgen van al het bovengenoemde bleven niet uit;
de koning was oppermachtig, en het Parlement was
gekomen
tot eene trap van verachtelijke serviliteit. Wij houden deze
bewoordingen niet te sterk gekozen, waar Parlementsakten als
de volgende het licht zagen; 1" den koning worden alle
schulden, in de laatste 6 jaren aangegaan, kwijtgescholden, en
zoo iemand betaald is, moet hij het betaalde teruggeven;
de koning wordt gemachtigd alle Parlementsakten te niet te
doen, die voor zijn W jaar waren vastgesteld; 3» de pr^\'
clamatiën van den //king in council" zullen kracht van wet heb-
ben; 40. de koning mag iedere meening als kettersch ver-
klaren, en op zulke meeningen de doodstraf zetten.

Het Parlement, dat nog onder //bloody Mary" dezelfde
deemoedige rol speelde, en der Catholieke Vorstin zich aange-
naam maakte, door berouw te toonen over al wat het tegen

Gneist, p. 338 en 341. Zie eene optelling der parlementen onder d®
Tudors, bij Brougbam,
p. 300.

Gneist, 1. e. Homersbam Cox, p. 235 én 236.

Brougham, p. 203.

-ocr page 87-

^oine had ondernomen, begon onder Elisabeth zich eenigszins
^P te richten van zijnen val, en het waren vooral de opko-
kende Puriteinen, die tegen de prerogatieven der vorstin de
rechten en privilegiën van het Parlement overstelden; maar
\'^an moesten zij dikwijls ondervinden, dat „queen Bess" ze niet
Vreesde, waar zij hun toevoegde: „privilege of speech ye have,
b^t you must know what privilege ye have; not to speak
^very one what he listeth — your privilege is Ay or No." i).

De Tudors waren despoten, en waren niet van tirannie, van
breedheid zelfs, vrij te pleiten, en toch zal Engeland gaarne
op dien tijd, en met trots steeds wijzen op zijne „vir-
gin queen." Waarom? Omdat het nationale vorsten waren, die
banier van Engeland hoog deden wapperen, en hoe groot
\'^iinne macht, toch met de natie te rade gingen. Yan eene on-
^\'ettige belasting slechts is in al die tijden sprake geweest

toen de opbrengst der monopolies, door Elisabeth „the fairest
flower of her garden" genoemd, de\' ontevredenheid opwekte
Van het volk, gaf zij aan het algemeen verlangen toe, en sprak
•^ie merkwaardige woorden: „I have ever set so to rule, as I
^ball be judged to answer before a higher judge: to whose
]ndginent-seat I do appeal, that never thought was cherished
my heart, that tended not to my people\'s good."
In den mond der Stuarts zouden deze woorden al zeer mis-
plaatst zijn geweest, want zelfzucht en trouweloosheid waren
Van (Jie vorsten de kenmerkende eigenschappen, en niet Enge-
land\'s grootheid, maar eigen voordeel slechts, was het doel,
daarnaar zij streefden. Het zoude, dunkt ons, eene niet
^eer gewaagde stelling zijn te beweren, dat ook, wanneer
®®n geslacht, als dat der Tudors, niet met Elisabeth was onderge-

\') Fischel, p. S65. Rowland, p. 220.

) Brougham, p 209. Ranke, Englische Geschichte, vornehmlich im XVl\'en
XVIIt™ Jahrhundert, I, p. 443. „Dass Elisabeth sich immer bei Gelde
UQij wohl einmal im Stande war, eine angebotene Bewilliging abzulehnen,
S^b ii]].ej, Verwaltung eine Unabhängigkeit von den momentanen Stimmungen
Parlamentes.
Gneist, p. 350. Rowland, p, 221.

-ocr page 88-

gaan, de toestand tocli een andere zonde geworden zijn. Wa^r
een Parlement, onder Hendrik VIII en zijne oudste docliter
onderworpen en zwak, reeds tegen de fiere protestantsche vor-
stin zich begon te verzetten, zoude ook onder volgende koniö\'
gen, al hadden zij met kracht en beleid den schepter geroerd?
de oude geest, die onder Plantagenets en Lancasters zooveel
tot stand had gebracht, weer de zalen van Westminster hebheu
gaan bezielen. Hoe veel te meer dus, toen daar een geslacht va^i
vorsten optrad, met niet minder trotsche eischen dan hunne
voorgangers, maar met veel minder kracht en bekwaamheid oif
daaraan gehoor te doen geven, vorsten die steeds spraken vai^
een goddelijk recht, en onder dien dekmantel alle onrecht
pleegden, vorsten die hun\' tijd niet begrepen, want daar, waar
de begrippen der Reformatie doordrongen, moest ook wel de
vrijheidsgeest meer en meer op den voorgrond treden.

En toch was de vreugde algemeen, toen het Parlement
Jacobus VI van Schotland tot koning had uitgeroepen,
gejubel werd hij door de natie ontvangen, \' omdat men e®^
tijd van vrijheid voorspelde. Men zag zich bedrogen, deO
lande zoude geene vrijheid worden geschonken, zelf zoude l\'i®^
die moeten vermeesteren. Want het koningschap van God S
genade was gekomen met al zijne gevolgen, en

het staatsrecht

der Stuarts kwam overeen met de leer van D\'. Cowell, in
//Interpreter" neergelegd volgens wien de
vorst • niet gebo^^
den was door zijn\' eed, de //voluntas regis" ook de //lex popr^l\'
was, en de koning dus niet noodig had een Parlement bij®®^^
te roepen om wetten te maken, ja,, het eene gunst was ^^^
den vorst, zoo hij zijn volk vroeg om geld. ^

Al spoedig werden rechten en privilegiën van het Parlem®^
geschonden, en waar dan de subsidiën door de natie weid®\'
teruggehouden, daar wist men toch wel aan geld te kome^

M Onder de korte regeering van Eduard VI, een kind van 10 jaren,
het een regentschap dat het bestuur in handen had. ^^^^

ä) Margaretha, zuster van Hendrik VIH, was gehuwd geweest niet Ja®"
IV van Schotland. Goldsmith, History of England, p\'. 192.
3) Rowland, i«. 241.

-ocr page 89-

stelde Jacobus I eene nieuwe orde in, die der „baronets/\'
daarvoor men 1000 liad op te brengen, ook werd voor
eerst eene staatsloterij in dien tijd gebonden; zijn zoon
S^ng tot gedwongene leeningen over, en mannen als Wentwortb
Hampden, die weigerden op te brengen, werden gevangen
genomen; Karei II ging nog een\' stap verder, en verkocht,
zoo te zeggen, zijn land aan Frankrijk. De Parlementen,
^Is onhandelbare lichamen, werden telkens ontbonden, en de
doofden der oppositie, de Pym\'s, de Elliot\'s en anderen, in
gevangenis geworpen, zoo ten minste de pogingen schip-
ïeuk leden om ze om te koopen, want een Wentworth ver-
^®eht zijne onafhankelijkheid en werd als Earl Strafford de
^\'^luister van Karei I en de vijand van het Parlement.

Tn het belangrijke staatsstuk van 1628 de „Petition of Eight 2)"
Verden de algemeene grieven opgesomd, en de oude beginselen
Magna Charta neergelegd, maar nadat Karei I zijne sanc-
tie had gegeven toonde hij zijn\' onwil tot samenwerking,
^ntbond op nieuw zijn Parlement, en regeerde 11 jaren zonder
natie te raadplegen. In 1640 kwam het of lange Par-
®öient bijeen; de Koning was door de omstandigheden wijs
geworden, en, door bijkans alle eischen in te willigen, toonde
de hand der verzoening te reiken. Maar nu wilden de
eoimons op hunne beurt die niet aannemen, en de Puriteinen
Olsten door hun\'invloed in het Lagerhuis de „Grand Eemon-
^ïance\'- door te drijven, die de overige leden van het huis
onparlementair en doelloos afkeurden, „as a detail of grie-
^^Qces already redressed Op hen inzonderheid drukt de

van den burgeroorlog.
^HhY van beide kanten de wagen van den staat in een

M^ Vgl.

over de eerste iaren van Karei I het werk van John Forster: Sir

1 Elliot.
2\\

^ Vgl. de Petition of Right met de Magna Charta eu de Bill of Rights,
gegeven door m"". O. van Rees.
, Handgeklap in het parlement, vreugdevuren in Louden, volgden op de
^^\'®lflijke goedkeuring; men geloofde dat de minister Buckingham zoude val-
\'Jn welcher Täuschung war man da l>efangen," zegt Ranke, II, p. 138.

■Rowland, p. 338.

len.

-ocr page 90-

verkeerd spoor werd geleid, daar was liet Hoogerhuis er steefï®
op uit, om ieder den rechten weg te doen houden. Ook de
Lords waren niet meer deemoedig, als de
gunstelingen ^^^
Hendrik YIII, maar staken fier het hoofd op. Toen de k^\'
ning de „impeachments" der Commons zocht te stuiten dooi\'
ontbinding van het Parlement, legden de Lords de verklaring
af, dat de ontbinding „did not stop an impeachment"; — ijverig
namen zij deel aan de samenstelling der Petition of Eight;
het was vooral na hun onderzoek, dat de rechtbank der St»r-
Chamber werd afgeschaft;—toen de Koning eindelijk in de»
uitersten nood zijne toevlucht nam tot het aloude Magn»^\'^
Consilium, en de Pairs daartoe
te York bijeenriep, brachte»
zij hem onder het oog, dat zoo iets niet meer was van deze»
tijd, dat hij een Parlement moest bijeenroepen i).

Zoo streden zij als van ouds tegen het onrecht, waar zich dit

vertoonde, bij vorst of bij Commons; zij weigerden den do^r

het Lagerhuis aangeklaagde te veroordeelen waar geene

paalde daad als aanklacht werd ingebracht. Wij zouden

kunnen noemen, maar zullen alleen wijzen op de handelwijs®

van het Hoogerhuis bij den despotischen en on grondwettige»

maatregel van de Commons: dat het Parlement van

zonder Parlementsakte niet kon worden ontbonden. Het o»

weder ziende aankomen, vonden de Lords een volkomen ver^e^

* \\ß

ongeraden, en stelden als amendement voor, de woorden m ^^
lasschen: „within two years except by consent of both Houses?
maar ook dit mocht geene genade vinden in het Huis, waar
Puriteinen
de meesters werden De Commons moeste\'^
alleenheerschers worden; daartoe moest eerst aan de bissei^\'^ï\'
pen hunne plaats worden ontzegd, moest vóór het proces van de»
koning,
het recht van veto aan de Lords worden ontnomen;
werd eindelijk (6 Pebr. 1649) het Hoogerhuis geheel afgesciiait \')■

Eenige jaren van verwarring volgden, het lange Parleme»^\'
dat onder de pressie van het leger lag, werd o

ntbondeP\'

1) Brougham, p. 230. Gneist, p. 347.

Homersham Cox, p. 80—83.

Brougham, p. 232. Cox, p. 83. Rowland, p. 361.

-ocr page 91-

Cr

®Qiwell trad op als Protector, regeerde met „Barebone\'s" en
^-iidere Parlementen, stelde weder een Hoogerliuis in, en na
dood gaf de ongeschiktheid van zijn-" zoon Richard, om
op te volgen, aan Monk het middel in handen, om
^\'^el II Qp (jgj^ troon van zijn" vader te plaatsen.

Had tegenspoed de Stuarts wijzer gemaakt, wilden zij als
edel vorst van lateren tijd vrede maken met hun volk? \')
^ hierop te antwoorden, als men ziet, hoe onder Karei II
®tnjd tusschen koninklijke prerogatieven en Parlementsakten
jveder een" aanvang nam, ■— hoe, terwijl uiterlijk gestrenge bepa-
^gen tegen de „non-conformists"" werden gemaakt, de Catholieke
S^dsdienst in hem een" stillen beschermer vond, — hoe, om
Parlement niet noodig te hebben, een geheim traktaat met
Zaakrijk werd aangegaan, en tegen een jaargeld van £ 200,000
verbond met Lodewijk XIV tegen het Protestantsche
,^ropa werd gesloten 3)? En Jacobus II? Eerlijker van aard
l\'^^g
de „Test-Act"" hem geen" schrik aan, en ging hij openlijk
de ambten werden aan „Papists"" weggegeven, absolute
^acht was het doel, waarnaar hij streefde, en het beginsel „a
^ 60 rex—a rege lex, werd in bescherming genomen. De tijd had
geleerd, dat de Stuarts niet pasten in den Engelschen troon,
en natie konden niet samenwerken, waar beiden op
^^^ Zoo verschillend standpunt stonden

. ^®trouw aan de traditie, was het nog eenmaal de adel, die
aan de spits stelde, en nu door een" Oranje de vrijheid
^^^e brengen aan Engeland. De Whigs onder de Lords,
^^arbij zich vele Tories 4), en de leiders uit de Commons

^ Woorden van Masimiliaan II van Beijeren.

J Zie over het geheim tractaat met Frankrijk: Ranke, IV, p. 365 volgg.
^ Zie over de Stuarts; Rowland, p. 325—424. Brougham, p. 318—250.

Engeland onder Tudors en Stuarts handelt Hallam\'s Constitutional
^^ "^y. Zje ook het uitvoerige werk van Ranke, waarvan 5 deelen verschenen zijn.
^^t\'ll onder Jacobus II andere hadden verdrongen; de ver-

^ ende phasen, die Whigs en Tories hebben doorloopen, maakt het bijna on-
pre^^^^\'^\' juiste definitie van te geven, daar Tories b. v.,
die de groote

jv van de kroon verdedigen, soms de grootste vrijheidsmannen zijn.

p. 503—515. Brougham, p. 373,

-ocr page 92-

voegden, knoopten onderhandelingen aan met den schoonzoon
van Jacobus, en de Pairs namen, in den tijd tnsscliQn de
vlucht van den koning en de overkomst van Willem III,
losgelatene teugels van het bewind in handen, tot dat in de
//convention" van Januari 1688, uit de beide huizen samen-
gesteld, en bijeengeroepen door 90 Peers, de troon /,
vacant"
werd verklaard, en eenige dagen later Willem en Maria in
het paleis te Whitehall, bij monde van den President van het
Hoogerhuis, tot koning en koningin van Engeland werden
uitgeroepen i).

De morgen eener betere toekomst brak aan. De //Declaration
of Rights" die in hetzelfde uur den koning op zijn\' troon
werd aangeboden, werd als eene herziening der oude M.
de nieuwe en groote staatswet van Engeland; WiUem lH
koning bij keuze, moest zijne kracht zoeken bij de meerder-
heid van het Parlement, en de Kabinetsregeering kwam in
zwang de zevenjarige Parlementen (1 George leap. •38)\'\')
droegen niet weinig tot de onafhankelijkheid der
Commons bij;
de eerste vorsten uit het huis Brunswijk-Hanover, vreemde-
lingen, die de Engelsche maatschappij, zelfs de taal niet ken-
den waren onmachtig om invloed te kunnen uitoefenen, en
zoo het George III soms gelukte met een\' minister als Wü\'
liam Pitt ®) zijnen bijzonderen wil door te drijven, de fo^t
die voor een groot deel in de verkeerde samenstelling van het
Lagerhuis lag, werd door de Reform-Bill van 1832 hersteld^)-
Het devies van Oranje, dat op den voorsteven van \'s prinsen

\') Homersham Cox, p. 80. Rowland, p. 420—423.

2) Men vindt de „Bill of Rights" o. a. bij Biioher, Der Parlamentarism"®\'
p. 356 volg.

3) Zie inzonderheid over de regeering van Willem III het schoone werk va"
Maoaulay, The history of England, from the accession of James the
second.

4) Erskine May, Pari. Pr., p. 49.

Erskine May, Const. Hist., p. 6.

") Zie inzonderheid de biographic door Earl Stanhope: The life of William

0 Het werk van Hallam, Constitutional history (vervolg op Hallam, Midi^\'®
ages), eindigt met de regeering van George II, vervolgd door Erskine M»?
zijn Constitutional history, 1760—1860,

-ocr page 93-

^•^liip met gulden letteren te lezen was, het „Je Maintiendrai,"
® Engelsche natie zag daarop met welgevallen, want die aloude
vrijheid zij had haar gekocht, zij zoude haar handhaven, en
^re kinderen hebben die gehandhaafd, want Engeland is het
der vrijheid geworden.

-ocr page 94-

TWEEDE HOOFDSTUK.

het house oe lords onzen tijd.

«Nothing in the history of our consititution
more remarkable, than the permanence of every
institution forming part of the
government
the
country while undergoing continual
often extraordinary changes
in its powers, pri*\'\'
leges and influence."

ERSKIKB

Treden wij nog eenmaal de zaal binnen van bet Hooger-
huis. De vergaderingen der baronnen van het Magnum Con-
silium, de beraadslagingen der Lords in de Chambre Blanche
woonden wij zoo dikwijls bij, dat onze schreden zich als van
zeiven richten naar Westminster-Abbey, dat nu door de zon
der 19" eeuw helder wordt beschenen. Een ^jlechtig oogenblik
hebben wij gekozen om daarheen te gaan, want het is de dag
waarop de jaarlijksche zitting van het Parlement door de ko-
ningin wordt geopend. Wij staan daar niet alleen achter
bar", want met ons staat daar het geheele
Lagerhuis met zij"
Speaker, ingevolge de oproeping door den „ usher of the black
rod", die, op koninklijk bevel, zich naar hunne zaal begaf,
de gewone formule sprak: „Mr. Speaker, the Queen commands
this honourable House to attend her Majesty immediately i",
the House of Peers" i). De koningin is gezeten „on the throne

1) May, Pari, pr., p. 200.

-ocr page 95-

^ orned with her Crown and regal ornaments, and attended
y her officers of state," i) en de Lords, die daar in hunne
pi ^^^^^^den staan blijven, worden uitgenoodigd hunne zit-
^ in te nemen, waarna de troonrede wordt voorgelezen.

de „spiritual Lords" wordt nog altijd eenigen voorrang
^^gekend, want de bisschoppen met de aartsbisschoppen van
pairt\'^^^^^^ en York, zij hebben hunne plaatsen in „the upper
^ _ Van de zaal, rechts van den troon; naast hen zitten de
^irs, leden van het Kabinet, en al degenen, die de regeering
ersteunen. Aan de overzijde zit „her Majesty\'s opposition"
de „leaders" op de voorste rij, terwijl zij, die zich niet
eimatig aan eene van beide ziiden wenschen te scharen,

ITl 1-v j

net midden der zaal, „between the table and the bar"
Piaats genomen hebben. 2)

hef^^*^^ l^ee grootsch ook de aanblik van die zaal, hetgeen ons
led ^^^^ ontzettend het aantal

eïi Van dat Hoogerhuis moet zijn aangegroeid in de laatste
om zulk eene menigte te kunnen vormen. Wij her-
®ren ons toch, hoe die bloedige Rozenkrijg een\' bres had
oten in dat lichaam, hoe voor het eerste Parlement van
rilc YIX nog geen 30 Lords te vinden waren, en thans
IJ^ïi zon tot 460 kunnen tellen, s) De vorsten schijnen mild
tro geweest met het onderteekenen der adelspatenten;
^ iiwens de feiten zijn daar, om het bewijs te leveren. Bij
ond Elisabeth zaten er 59 Peers in het Hoogerhuis,

^ er de Stuarts klom het getal tot 150, en in de eerste jaren
^ regeering van George I waren er 178 erfelijke „Peerages."
^^ erwijl van de zijde van vele Commoners de Peerage, met
privilegiën daaraan verbonden, als de meest benijdenswaar-
land aangemerkt voor trouwe diensten den

jui t^ ^^^ ^ bewezen, was het niet onnatuurlijk, dat

daarom zij, die vroeger of later tot den rang van „here-

^ 18 en ig vict, c. 33. May, Pari. pr., 1. c.
3J ^lay, Pari. p^.., p. gQé.

-ocr page 96-

ditary counsellers of tlie Crown" i) waren verlieven, met afgunst
zagen, dat dit aantal telkens toenam; want niet alleen, dat het
voorrecht kleiner werd, waar men het met zoovelen moest dee-
len, maar ook aan de onafhankelijkheid tegenover de krooo
werd daardoor schade toegebracht. Eene poging werd dan
ook aangewend om hierin verandering te brengen, en geen
wonder dat deze uitging van de Lords. In het jaar 1719
werd door den hertog van Somerset, en in de volgende zitting
door den hertog van Buckingham, in het Hoogerhuis eene bill
ingebracht met het doel, dat de kroon slechts bij het uitster-
ven van een Pairsgeslacht een\' nieuwen Pair zoude mogen
scheppen. De vrij onverschillige Duitscher George I had reeds
zijne toestemming gegeven, dat, in deze, zijne prerogatieven zou-
den worden aangetast, maar beide voordrachten stuitten af op
den onwil der Commons, die, zooals wij nog gelegenheid zul-
len hebben op te merken, door hun afkeurend votum
evenwicht der staatsmachten bewaarden.

Aan de kroon bleef dus het recht, een onbepaald aantal per-
sonen tot Pair te verheffen, en in niet geringe mate is daar-
van verder gebruik gemaakt. George
HI toch bracht gedurende
zijne regeering niet minder dan 888 Pairs in het Hoogerhuis;
alleen onder het zeventienjarige bestuur van \'WiUiam Pitt, waren
140 Pairs hunne verheffing aan zijne voordrachten verschn^^\'
digd Eekent men nu, dat sinds vele geslachten zijn uitg®\'
storven, zoodat o.a. in het tegenwoordige Hoogerhuis niet meer
dan 128 Lords aan het patent van George III, en slechts
aan een van ouderen datum, hunne plaats te danken hebben?
dan moet men erkennen, dat ook de vorsten van den laatsten tijd
in ruime mate van hun prerogatief gebruik maakten, -wanneer

Zie over de \' verscMllende qualiteiteu van een\' pair o. a. Erskine MaJ\'
Pari.
pr., p. 50.

2) May, Oonst. hist., I, p. 232. Fischel, p. 380, is onduidelijk in zijn bericW-

3) Men neme echter in aanmerking, dat een pair, die door patent een\' ho"^
geren rang verkrijgt, onder de nienwe pairs wordt gerekend. De oudste e®^
b.
V. kan de jongste pair worden, als hij door benoeming (want bij erfenis kol»
hij in do plaats van den overledene) duke of marquess wordt. Zie \'
Const, hist., 1, p. 236.

-ocr page 97-

in^ het jaar I860 385 onderdanen der koningin (buiten de
prinsen van den bloede) zich erfelijke Pairs van Groot Brit-
^^nnië konden noemen.

ï^uiten de erfelijke zijn er nog //representative Peers." Bij
j® vereeniging met Schotland, in 1707, werd bepaald, dat
^ ^ Schotsche Pairs voor den duur van een Parlement in
® Hoogerhuis zouden komen; en toen in 1801 ook ler-
bij Groot-Brittannië werd gevoegd, moest ook dat land
Vertegenwoordigd zijn, en 38 lersche Pairs zitten voor hun
even in J^et House of Lords, allen door den adel van
land gekozen De aanmerking, zoo dikwijls gemaakt,
> waar Engeland alleen zulk
een groot aantal //temporal
rcts bezit, de beide andere landen al weinig invloed hebben
het Hoo gerhuis, zij moge niet ongegrond zijn, veel van de
nbülijkheid zal toch vervallen, als men bedenkt, dat Schotsche
^ lersche Pairs al meer en meer tot de ,/Peerage" van Groot-
rittannië worden verheven, dat in Ierland, sinds de ünie,
niet meer dan honderd Pairiën mogen zijn, dat eindelijk in
otland gansch geene nieuwe mogen gemaakt worden, zoodat
tijd

misschien niet meer verre is, dat de Schotsche en
®ehe adel geheel met den Engelschen zal zijn samenge-
^niolten. — De geestelijkheid eindelijk is nog vertegenwoor-
ig door 24 bisschoppen, en 2 aartsbisschoppen voor Engeland,
^ 4 bisschoppen voor Ierland, die als //spiritual Lords" in het
hoogerhuis zitten 2).

^ Terwijl de gewoonte van vroegere eeuwen, toen, behalve de
^i\'onie, ook de //writ of summons" werd vereischt om in het
agüum Consilium te kunnen komen, nog niet geheel is
ö scnaft, maar als vorm behouden blijft, terwijl ook somtijds
r een ,/writ of summons" de erfelijke Peerage wordt ver-
^ \' meestal slechts, om oudste zonen van Pairs in

® Hoogerhuis te brengen, is het moeielijk een antwoord

üaa! pairs, die niet in het Hoogerhuis zitten, mogen als Commoners

het Britsehe Lagerhuis worden afgevaardigd. Rsehel, p. 382. Wij kenden
zoodanig lord Palmerston.

Erskinc May, Const, hist., I, p. 228—242. Fischel, p. 378—382.

-ocr page 98-

te geven op de vraag, of de meest gebruikelijke wijze, name-
lijk door patent van zelve de erfelijkheid medebrengt i).

Weinige jaren geleden deed zich het bezwaar voor, toen de
regeering, op grond, dat in het Hoogerhuis, als hoogste ge-
rechtshof in den lande, steeds rechtsgeleerden moesten zitting
hebben, en dat het geval zich maar al te dikwijls had voor-
gedaan, dat die stand door slechts een enkel man was ver-
tegenwoordigd geweest, het wenschelijk achtte, dat steeds de
uitstekendste beoefenaars van het recht hunne plaats
zouden
hebben onder de Lords. Om hiermede een begin te maken, en
tevens te voorzien in het bezwaar, dat telkens nieuwe
„Peerages\'\'
zouden worden gevormd, werd Sir James Parke door de
Koningin tot Pair voor het leven benoemd, onder den titel
van baron Wensleydale. Het Hoogerhuis kwam hiertegen op.
Of de regeering zich al beriep op vroegere tijden, toen dit
recht zeker bestond, — op de „Peeresses for life", onder de
Stuarts en de Georges, — op het recht van de kroon, om de
Pairie, met voorbijgaan der rechte, in de zijdlinie te brengen, —
op uitspraken van mannen van gezag, als lord Coke, lord
Brougham en anderen, de Pairs waren niet te overtuigen: had
de kroon in vroegere eeuwen dit recht gehad, in 400
jaren
was het niet toegepast, en derhalve verjaard, — was het recht
niet te loochenen, dan nog was het louter een eeretitel, maar
gaf daarom nog geen recht om in het Hoogerhuis te zitten, --
en bovenal zeiden zij, en zeer te recht, het zoude tot aller-
gevaarlijkste gevolgen kunnen leiden, daar aldus de kroon de
macht kreeg, om aan het Hoogerhuis langzamerhand het
karakter der erfelijkheid te ontnemen en het tot een\'
Franschen
senaat te vervormen. Daar de „Committee of Privileges" uit de
Lords, met groote meerderheid, het besluit nam,
„that neither
the letters-patent, nor the letters-patent with the usual writ of
summons issued in pursuance thereof, can entitle the
grantee

Fischel, p. 56 en 379. Op de eerste plaats spreekt hij er vau, als of
het geene kwestie is: „Bei einer Ernennung durch Patent, muss der Erb-
lichkeit ausdrücklich Erwähnung geschehen, damit die Pairie
vererbt wer-
den kann."

-ocr page 99-

sit and vote in Parliament", i) moest de regeering zwichten,
aan lord Wensleydale werd de erfelijke Peerage verleend.

Het is uiet moeielijk na te gaan, wat de voorname reden zij
Van die voortdurende uitbreiding der Peerages in de laatste
eeuw; zekerlijk getrouwe diensten, den lande bewezen, hebben
Menigeen eene zitplaats in het hooge staatslichaam bezorgd,
^aar toch de oorzaak van die tallooze nieuwe loten aan den
stam moet in iets anders schuilen. En waarin anders,
dan in de noodzakelijkheid, om het onontbindbare lichaam, op
Jit en op dat tijdstip, in overeenstemming te brengen met de
Jroon en met de natie? Toch moet men niet voorbijzien, dat
et middel, hoe noodzakelijk soms, met veel omzichtigheid
öioet aangewend worden, want men vergete niet, waar gisteren
door de voordracht van een\' Palmerston aan een groot aantal
de Peerage, en hierdoor aan het Hoogerhuis eene Whiggistische
kleur werd gegeven, daar kan morgen het kabinet voor de
"Tovj-partij moeten plaats maken, en wat dan?

Het feit, dat zich in de jaren 1831 en 1832 heeft voorge-
daan, mogen wij hier niet met stilzwijgen voorbijgaan. Wij
^^eten, dat onder de Stuarts de kroon het recht verloor nieuwe
plaatsen in het Parlement te brengen Het Lagerhuis was
daardoor eene valsche vertegenwoordiging geworden; steden,
Sinds dien tijd groot geworden, hadden niet, of te weinig plaat-
sen in het Huis, en moesten soms onderdoen voor vervallen
gehuchtjes, Old-Sarum, en andere, die aan den meestbiedende
Verkocht werden. Ook de stemmen waren te koop en „bribery"
aan de orde van den dag^). Lord Chatham zag het juist in,
toen hij zeide: „it is the rotten part of our constitution, and
eannot continue a century-i)." Onwil tot hervormen was in
1830 de val van het ministerie Wellington, dat voor het
kabinet Grey-Brougham plaats maakte. He reform-bül van
1830-31 stuitte af op den tegenzin der Pairs, en eigenbelang

\') Erskine May, Const, hist., I, p. 248. Zie ook: Brougham, p. 268.

Fischel, p. 387.

Zie hierover uitvoerig: Erskine May, Const, hist., I, p. 272—349.

Erskine May, Const, hist., I, p. 327.

-ocr page 100-

was hier in het spel, want de invloed der Pairs op de ver-
kiezingen der Commons was tot hiertoe ^root a-eweest. — E»

O O

toch de kroon, de Commons, en niet het minst de natie, haakten
naar een\' beteren toestand. Eene nieuwe wetsvoordracht, de
groote Eeform-Bill van 1832 werd ingediend, en naar de hou-
ding der Lords te oordeelen, zoude aan deze het lot van hare
oudere zuster te beurt vallen. Zoo ooit, dan was nu het
oogenblik gekomen, om van het koninklijk prerogatief
gebruik
te maken. Brougham verhaalt ons, hoe Lord Grey en hij zich
naar Windsor begaven, om den koning eene lijst van 80 be-
noemingen voor te leggen, en hoe zij, hoezeer van de noodzake-
lijkheid overtuigd, toch, verre van den kreet van eene
onstui-
mige massa, „that the House of Lords must be „swamped";
te ondersteunen, integendeel schrikten voor den gewaagden
stap: „I have often since asked myself the question, whether
or not, if no secession had taken place, and the
Peers had
persisted in really opposing the most important
provisions of
the Bill, we should have had recourse to the perilous
creation?
Welnigh thirty years have now rolled over my head since the
crisis of 1832: I speak very calmly on this, and I
cannot
with any confidence answer it in the affirmative P®
moeielijke maatregel werd voorkomen, daar Willem IV op de
vaderlandsliefde van Lord Wellington, en door hem, op het
Hoogerhuis had weten te werken, dat zich ten
laatste dan
ook met de wetsvoordracht vereenigde
3). Opmerkelijke woorden
van lord Grey, toen hij door de Lords, bij monde van Well-
ington over den aanstaanden stap werd aangevallen: — //The
Commons have a control over the power of the
Crown bj
the privilege of refusing the supplies; and the Crown
has, by
means of its power to dissolve the House of
Commons, »
control upon any violent and rash proceedings on the part
of the Commons; but if a majority of this House is to have
the power, whenever they please, of opposing the
declared

\') Brougham, p. 269, volg.

2) Zie over dc crisis in 1831 en 1832 en de hervorming vau het Lagerhuis ^
Erskine May, Const, hist., I, p. 257—262 en 350—355. p\'ischel, p. 385-412-

-ocr page 101-

decided wishes both of the Crown and the people, without
pla^c modifying that power, — then this country is

arTh ^b® influence of an uncontrollable olig-

anLh ^ ^^^ ^^^^ ^^^^ constitution is completely altered,
e government of this country is not a limited monarchy;
mons mylords, the Crown, the Lords and the Com-

but a House of Lords, — a separate oligarchv —
absolutely the others

lijke^o- Peerages is dus meer dan eene vorste-

zonde^^^^^^\' bet is een constitutioneel beginsel, het zoude niet
^vant^h kunnen gemist worden in den Engelschen staat,

n het vervangt het recht tot ontbinding, dat ook een recht
het ^roon. Maar ook nog in een ander opzicht werkt

afeeT^^^^^\' ^^^^ Hoogerhuis en de Lords eene

yoC?^^^ worden; open als het staat voor een ieder,

een zoon van den alouden Schotschen Pair, en voor hem,

voor^? vermogen heeft verworven,

daa^l talentvollen man op ieder gebied, gaat het met be-
vvalV-met den geest des tijds mede en blijft in
eerstr^*^ eereplaats. De adel, die, door het recht van

^Js geboorte, steeds naauw verbonden is met de commoners,
aanV^ ^^ Engeland, die het „noblesse oblige" begrijpt, en zich

po ^^^ ^^ ^^^ steeds in de

Pnlariteit van het Hoogerhuis hebben te verheugen.

üoo. verlaten, zonder het

weto-^^^ *^ogenblik te beschouwen in zijn dubbel karakter van
^^^ gevende en rechterlijke macht, en het zal ons treffen dat

^\'aar!^- ^^^^ opzichten, Engeland ook hierin een merk-

^ ig land is, terwijl ons somwijlen ook de vraag op de
tin^^ ^^^ komen, of van Engeland, hoe schoon ook de inrich-
sta^t "^tmuntend ook eene leerschool voor staatsrecht en
sbestuur, toch niet hier en daar gezegd moet worden, dat
^cht voor recht doorgaat.

^oon. Lords en Commons vormen te zamen de wetgevende

Ei-skine May, Const, hist., I, p. 261 volg.

-ocr page 102-

macht, en hüls moeten die 3 perioden doorloopen, voordat zîj
tot „statutes" verheven zijn; — een hoofdbeginsel der Con-
stitutioneele Monarchie, en het is der natie verkeerde voor-
stellingen geven, wanneer men reeds aan de beide kamers der
Staten-Generaal den titel toekent van: de wetgevende
macht;
als zoude de kroon daar niet een derde deel van uitmaken.

Aan wien zal het eerste oordeel over eene bill toekomen?
Deze korte vraag zoude een lang antwoord vereischen;
schrijven echter niet over het recht van initiatief, en zulle»
alleen opmerken, dat wij, die ons eene Eerste Kamer
voorna-
melijk als een lichaam van revisie voorstellen, het met dit be-
grip overeenkomstig houden, dat de wetsvoordrachten daar hun
tweede stadium vinden. In Engeland wordt een ander begi«\'
sel gehuldigd, daar mogen de bills in ieder Huis, en
ook wel
bij de kroon „originate," behalve eenige van
bijzonderen
aard, die als uitzonderingen gelden op den regel. Zoo zijn h^t
de amnestie- en gratie-bills, die bij de kroon beginnen, en dan
naar ieder Huis worden verzonden, waarvoor dan ook bij
prorogatie eener Parlementszitting door den „clerk"
bepaalde-
lijk wordt dank betuigd. „Les prélats, seigneurs et communes;
//en ce présent Parliament assemblees, au nom de touts vos
^/autres sujects remercient très humblement votre
Majesté, et
„prient à Dieu de vous donner en santé bonne et vie
longue.\'\'
//Bills of attainder", en sommige andere wetten, b. v. den staat,
den naam, de naturalisatie van personen betreffende, kome»
het eerst bij de Lords; wetsvoordrachten betreffende privilege^
van een of ander Huis, worden het eerst in dat Huis
behandeld.

En zoo zijn het alle wetten van finantieelen aard, die àe
Commons voornamelijk als hun eigendom beschouwen en niet;
dan te naauwernood, een condominium er op toe laten. B^eds
vroeg wisten de gemeenten zich het initiatief in
belasting-
zaken te verschaffen, en wij wezen reeds eenmaal op de des-

Fischel, p. 440. Toen in 1706 het Hoogerhuis voorstelde, de Franscb\'^
taal in parlements-formules af
te schalfen, werd de hill in het Lagerhuis ver-
worpen, Sedert 1731 is de Engelsche taal bij de rechtbanken
ingevoerd.

Fischel, 1. c. May, Pari, pr , p. 420.

-ocr page 103-

^etreffende „ordinance" van Hendrik IV, die als de „Indemnity
the Lords en Commons" bekend staat i). In bet jaar 1678
^l^gen zij eej^^ g^^p verder, en maakten de volgende resolutie:
act all aids and supplies, and aids to his Majesty in Par-
^öient, are the sole gift of the Commons; and all bills for
granting of any such aids and supplies ought to begin
the Commons: and that it is the undoubted and sole
Jght of the Commons to direct, limit and appoint in such
s the ends, purposes, considerations, conditions, limitations
^lUalifications of such grants :
which ought not he changed
<^ltered hy the House of Lords"
2). "Wij zouden hier wel
Hillen vragen, welke verbindende kracht tegenover de Lords
^oet toegeschreven worden aan een stuk, dat alleen door de
oiümons is opgemaakt, en wij zouden met Brougham ant-
^ Oorden, dat het eene schending is der hoofdbeginselen van
l^ï\'stitntie, zoo een der 8 takken van de wetgevende macht
^^eh het recht aanmatigt, om te handelen zonder samenwer-
^^^g der beide andere 3). Genoeg, dat de Lords, zonder
_ recht formeel op te geven, sinds dien tijd weinig of
^\'^^et hebben gebruik gemaakt van het recht van amendement
JJ finantie-bills, en in deze zich tot het recht van veto heb-
bepaald.

Maar dit recht hielden zij dan ook vast, en pasten het niet
^etden toe. Want het Lagerhuis ging telkens verder en ver-
en zoo men beducht was voor het lot van eene of andere
> Werd daaraan, al was het er geheel vreemd aan, eene
" ^ of supply" gehecht, opdat in het geheel door de Lords
geene verandering zoude kunnen gebracht worden. Maar deze
^ïlwettige wijze van handelen werd belet, toen in 1702 door
® Lords werd verklaard, dat al zulke wetten door heu zouden
orpen worden, op grond, dat „the annexing any clause
elauses to a bill of aid or supply, the matter of which is

the

^gl. hierover de op p. 66 en 67 aangehaalde -werkeu.
Erskine
May, Pari, pr., p. 506. Zie ook: Erskine May, Const., hist
\' P\' 47.3 volg.

Brougham, p. 264.

-ocr page 104-

foreign to, and different from, the matter of the said bill of
aid or supply,
is unparliamentary, and tends to the destruc-
tion of the constitution of the government." i).

Sprekende over belastingwetten, komt ons als van zelf
belangrijke votum in de gedachte, door de Lords in het jaai"
1860 uitgebracht, waarbij de naijver der Commons
in hooge
mate werd opgewekt. Het Lagerhuis had twee
afzond erlijk®
wetten aangenomen; bij de eene bill werd de belasting op
sommige zaken verhoogd, bij de andere werden de //Paper
Duties" afgeschaft. De laatste bill had echter zeer veel tegen-
stand ontmoet, en in het Hoogerhuis ingebracht, vond zij daar,
terwijl de eerste wet werd aangenomen, een slecht
onthaal,
werd met groote meerderheid verworpen. Deze stap van de
Lords werd als zeer stout beschouwd, want middellijk, zoo
werd gezegd, hadden zij het recht van amendement toegepast;
daar werkelijk door hunne daad het budget verhoogd
Waren zij echter hunne bevoegdheid, ook door de Commons
hun toegekend, te buiten gegaan? Neen, want het recht, //t"
negative
the Avhole of a money-bill", was hun nooit ontnomen?
en eigenlijk was de Paper-Duties-Eepeal-Bill zelfs geene money-
bill, daar zij, geheel afzonderlijk van de eerste wet was
voor-
gedragen. En toch wij kunnen den schrijver niet wraken?
waar hij zegt: //if the letter of the law was with the Lords?
its spirit was with the Commons" 2). Dezen riepen dan ook?
dat hunne privileges waren aangetast, en een conflict
tusschen
de beide Huizen was aanstaande, toen Palmerston de gemoe-
deren tot bedaren wist te brengen, door de Lords in deze te
rechtvaardigen, maar tevens 3 resolutiën voor te stellen, di®
de bevoegdheid en macht der Commons op den voorgronil
plaatsten 3).

Het tweede punt, dat hier zijne plaats mag vinden, betreft
de privilegiën van het Parlement, ook reeds eene overwinning\'

Fischel\'

\') May, Pari. pr.; p. 512. Homersliam Cox, p. 84.

Erskiue May, Const, hist., p. 478. Zie ook over de wet:
p. 453 volg.

Zie ook: Homersham Cox, p. 180 — 188.

-ocr page 105-

iaarr^r Lancasters afkomstig, en waaraan de koningin

heele ^ ^^ Commons Avordt herinnerd. Zooals het ge-

privi^l ook ieder Hnis zijne bepaalde

oiri ^^ ^^^^^ nuttig en goed, waar zij dienen

gei\'egelden gang der werkzaamheden te bevorderen,
looch*^^ voor de vergadering te verhoogen. Maar te

c enen is het niet, dat ook hier, en wij hebben vooral het
\'^ruik^^ Commons, het gebrnik maar al te veel in mis-
veel r ^^ van het Lagerhuis maar al te

ana , van de onafhankelijkheid der

datT ^^ ^^^^^ I^®®»^® in 1704 zochten de Lords

privileges voor de toekomst te stuiten, door
po^V^ //That neither house of Parliament have

HevF^^\'-^^ or declaration, to create to themselves

of not warranted by the known laws and customs

de^ ^riiament", en door beiden. Lords en Commons, werd
^ verklaring aangenomen

best^^ ^^^^^ daarmede echter niet weggenomen, want de
a^lj ^^nde privileges worden nu zeer rekbaar uitgelegd, zoodat
vil^\'^r^ \'\'\'\'\'\' Parlement mishaagt, als: „Breach of pri-
^vaa? ^ gebrandmerkt, en als zoodanig gestraft. Despotie,
teek ondragelijk, worden veroordeeld, en daarom

ons ^^^ hebben den vrijzinnigen Brougham met

tegen "^i® handelingen van het Parlement,

^^^ machtsuitoefeningen der Commons, die zich, waar

verxett^^^ machten in den staat

vernietigen. — Met alleen, dat de Commons,
i^elv ^^^^ handelingen als „breach of privilege" verklaren, en
eeni^ ^^^^^ toepassen, in zooverre alle macht in zich ver-
Part^^\'^\'..*^^^ tegelijk aanklager, jury, rechter, wetgever en
V\'^aar\' niet alleen dat het recht dikwijls wordt miskend,

van^\' ^^\'oeger bij de „bills of attainder," de verklaring

Pnvilegiënbreuk wordt gemaakt, en tevens daaraan terug-

2 p. 66.
brougham, p. 256-260.

-ocr page 106-

werkende kracht wordt gegeven, maar niet zelden hebben er
conflicten met de rechterlijke macht plaats, waar deze hare
onafhankelijkheid zoekt te bewaren tegenover die almacht vao
het Parlement. Verscheidene uitspraken zijn te vinden, die
m deze de handelingen van Lords en Commons
verdedi-
gen, en zeker niet minder, waarin de gerechtshoven in b®\'
scherming
Avorden genomen. Wij scharen ons aan de zijde
van Lord Mansfield, waar deze verklaart: „that a
resolution
of the Commons, ordering a judgment to be given in a par-
ticular manner, would not be binding in the courts of West-
minster-Hall." Onder vele andere schijnt ons ook de uit-
spraak van Justice Littledale juist: „It is said that the House
of Commons is the
Sole judge of its own privileges, (een ^rij
partijdige rechter) and so I admit; but I do_not think it follo^^\'®\'
that they have
a power to declare what their privilege®
are, so as to preclude inquiry, whether what they
declare are
part of their privileges. — How are we to know that this is
part of their privileges without inquiring into it, when
such privilege was ever declared before? We must
therefore be
enabled to determine whether it be part of their
privileges or
not."
Wij zouden meer kunnen noemen, maar zullen alleen nog
wijzen op een gezegde van Justice Coleridge: „It is enough
to say that the law is supreme over the House of Commons;
and over the crown itself;" kortere en juistere
uitspraak is er;
meenen wij, niet te vinden, want aan eene declaratie va»
Lords of van Commons kan en mag toch niet meer kracht
worden toegekend dan aan de wet, die, op wettige wijze vast-
gesteld, eerlijke naleving van allen vordert i).

Het is blijkbaar, dat vele moeielijkheden daaruit moete»
voortvloeien, vooral met het oog op het dubbel karakter va»
het Hoogerhuis. Het conflict is daar tusschen de Commo»®
en een der hoven van Westminster; men komt in laatste

Zie uitvoerig over de „privileges and breaches of privilege ofParliaiB^nV
May, Pari. pr., p. 61-107 en 157-179. Homersham Cox, p. 303-22 •
Fischel, p. 412-425.

-ocr page 107-

Zou^hg^ de Lords. Wie znllen nu het onderspit delven?
court ^ ^^ ^^ gewaagd zijn te vooronderstellen, dat de „supreme
öions ^^ aan de zijde der alvermogende Com-

^lijvL^^^ ^\'^^\'^ren, het Lagerhuis ten laatste overwinnaar zal
B« \' ^^ macht voor recht gaat gelden ?

gereT ^^ "^oeieJijkheid tusschen het Hoogerhuis zelf en de
yqJ^ \' ^ dan is het een volkomen onoplosbaar, en tegelijk

eigent ^ ^^^^ raadsel; de Lords zijn dan rechters in hunne
geve^ genoeg gronden te hebben aange-

dat onze meening, wenschelijk zoude zijn,

in de zaak der Parlementsprivilegiën verandering en ver-
^\'^^^lüg kwame.

het ^^^ laatste woord, en dat wel over de judicatuur van
aan ^^ ^«ten niet, wij twijfelen er zelfs sterk

scha ^^ Engeland velen zich in deze aan onze zijde zullen
dat ^^^^ overtuiging is in deze te gevestigd, dan

arnht^^"\' ^^^^ zouden uitspreken; — de cumulatie van
En ^^ ^^^ Hoogerhuis is een gebrek in de constitutie van
overbr^\'^\' ^^^ \'H-Ouse of Lords opperste gerechtshof; is een
\'/foL Magnum Consilium, toen de vorst, de

maar omringd van zijne rijksgrooten,

ons \' ^^ ^^^^ ^^^^^ Engeland, dat daar voor

ontw"^^^\'^^ de bouwmeester, die het gebouw der constitutie
^^ lerp, Engeland, dat in deze het vasteland zi^jne leerlingen
gro^ (flaoest zelf niet langer mistasten, waar het de
^nda^^^^^^ go^dt van dat gebouw, want het zondigt tegen een
als beginsel: scheiding van machten. Optredende

jud\'*^^^ wetgevende macht, moest het Hoogerhuis de

^ea nnr overgeven in andere, in vrije handen,
at ^ cle nadeelen van het bestaande stelsel niet uitblijven,
Wen^^ ^yrie bevreemding over te kennen zal geven!
Wij
Zak ^^ met de rechterlijke macht, in

niet P^^^ileges, komen dikwijls genoeg voor, en wij zouden
onp^ r beweren, dat, in die zaken, de hoogste, tevens de

besch ^^^^ is, aan alle zijden

Oüwd, mismaakt. De Lords spreken in hoogste instantie

-ocr page 108-

recht, in zaken, die bij de „courts of law" in Westminste
zijn aanhangig gemaakt i). Maar zijn daarom alle Lords ook
Law-lords, zijn het rechtsgeleerden? Wij weten, dat het
tegendeel maar al te vaak plaats heeft, en de kroon soms
maatregelen moet nemen, om hierin te voorzien. Wij
gelooven
dak het „quorum" (aantal leden, voldoende om te vergaderen),
daarom bij de Lords gesteld is op 3, terwijl in het Lagerhuis
ten minste de tegenwoordigheid van 40 leden wordt ver-
eischt, opdat, waar het Hoogerhuis optreedt als „supreme
court
of appeal," zij, die niet Law-lords zijn, zich zouden kunnen
verwijderen. En zoo wordt daar dan recht gesproken door
den Lord Chancellor, s) die „speaker" is van het
Hoogerhuis,
bijgestaan door Z andere Lords, die daar soms nog zitten al®
stomme getuigen,
als het recht voor hen een vreemd terrein
is 1). — En nog vreemder is de toestand, wanneer de zaken
van uit de „Chancery" of „Equity-court", in hoogste
beroep
worden behandeld. Den president van de „court of chancer/\'
vinden wij terug als „speaker" van het Hoogerhuis, altijd is
het de Lord Chancellor, die dus zijn eigen vonnis aan een
nader onderzoek moet onderwerpen

Het zijn deze gebreken, die hun een wapen geven, welke
eene blaam op het Hoogerhuis willen werpen, en het als een
onnut en schadelijk lid zouden willen verwijderen.
Wij niet
alzoo. Aan het einde gekomen onzer beschouwing over het
House of Lords, betuigen wij, dat wij eerbied hebben
voor een
Huis, dat mannen, als Dunmore, als Leichester, als Bohun en
Bigod, onder zijne oprichters mag tellen, dat altijd de
vrijheid

1) Zie hierover: Homersham Cox, p. 474—483.

2) May, Pari. pr. p. 213.

3) Het is dikwijls gebeurd dat de Lord Chancellor, geen Pair zijnde, op dei^
„woolsack" moest plaats nemen. Fischel,
p. 383.

„Daring the greater part of the reigns of George II and George lH
peals had been heard by Lord Hardwicke, Lord Mansfield, Lord
Thurlow aU^J
Lord Bldon sitting in judicial solitude, while two mute unlearned Lords vvere
to be seen in the background, representing the collective wisdom of the court-\'
Erskine May, Const, hist., I,
p. 242.

Vgl. Fischel, p. 251—256.

-ocr page 109-

tegen vorstelijken dwang in besclierining heeft genomen, dat
rechten der Commons, toen deze nog zwak waren, krach-
% heeft voorgestaan en verdedigd, — eerbied voor die edelen,
^ie vaderlandsliefde genoeg hadden, om hunne krachtige leer-
lingen, de Commons, in hunne waarde, als representanten van
geheel eene natie te erkennen, dezen op den voorgrond te
•ioeii komen en zeiven zich meer terug te trekken. Het Hooger-
iinis legge het kleed der judicatuur af, en in voller glans zal
^et schitteren, want het is met Engeland opgegroeid, en niet
donder groote schade zoude het gemist worden in het land, waar
^^QDiaal bij Eunjmede de Magna Charta, als de prijs der
^\'orsteling, door de baronnen werd verkregen.

-ocr page 110-

m :

3=

-ocr page 111-

TWEEDE AFDEELING

F R A N K R IJ K.

-ocr page 112-
-ocr page 113-

FRANRRÏJ K.

EEESTE HOOFDSTUK.

^^ï OUDE rilANKEIJK. DE PAIRS. DE „ÉTATS-GÉnÉKAIIx"
EN DE „PAELEMENTS DE FRANCE."

^ ^laiA uiiuci ucu uiuii

Dââr de ärmsten, — hier de rijksten vrijgesteld van

^ »Considi

vertu de la plénitude de notre puissance.\'"
Opschrift der Imninklijke ordmnantiën.

In de vorige bladzijden was het de politieke geschiedenis
Engeland, die ons bezig hield. Ons plan leidt er ons
om ook Frankrijk\'s dagboek in de hand te nemen. Nu
Srittannische eiland achter ons ligt, en wij den voet op
^\'ansehen bodem zetten, wat is het, dat ons het eerst, en het
^ 6est treft ? Het contrast. ~ Daar vonden wij aUerwege woor-
als de volgende: volksrechten, vorst en Parlement, oude,
^•^oit te oude Magna Charta, — hier geheel andere: rijks-
^enheid, koninklijke oppermacht, revolutie. Däär eene natie,
^^ots wijst op haren adel, omdat deze een cijfer 1215
^ijn wapen voert, — hier een volk, dat zijnen adel doodt.

het zoo lang gebukt had gegaan onder den druk der
Scooter
lasten.

Z.ouden wij niet alles kunnen samenvatten in deze

®ondu\' -érez, je vous prie, où des principes politiques différents peuvent

peuples si proches! Au 18™« siècle, c\'est le pauvre, qui jouit en
L\'a ■ privilège d\'impôt, en France c\'est le riche." A. de Tocqueville,

»«en régime et la révolution, p. 152.

-ocr page 114-

laatste tegenstelling: daar, waar het kon, het oude behondeü;
omdat het goed was, — hier alles nieuw (of schijnbaar nieu^v)
gemaakt, omdat het oude gehaat was?

Het verschil dan, dat bestaat tusschen de staatkundige g^\'
schiedenis van Engeland en die van Frankrijk, maakt ook een^
andere wijze van behandeling noodzakelijk. Tot hiertoe wareB
oude documenten ons goede gidsen, nu zal vooral de jongst®
tijd ons moeten voorlichten. Toch willen wij niet handelen
als geloofden wij, dat met een jaar 1814 de geschiedenis be-
gon van Frankrijk; geloovig aan de wet der causaliteit, wen-
schen wij den toestand der natie in vroegere eeuwen ons voor
den geest te roepen, om daaruit te zien, hoe al het
volgende
in waarheid gevolg was.

Wij hebben daar het woord „rijkseenheid" neergeschreven, en
wij denken aan die krachtige figuur uit de 13\' eeuw, aan deu
vorst, die de deelen van het staatslichaam, dooreengeward als
zij lagen, met wijsheid en beleid weder heeft verbonden,
opdat
zij zouden luisteren naar de roepstem van het hoofd, den
koninklijken troon. Het is de zoon van de schoone
Blanche
van Castille, die voor ons staat.

Het was geene lichte taak, die Lodewijk de Vrome zich
zeiven had opgelegd.

Ineengestort lag daar het trotsche gebouw, eenmaal opgericht
door den grooten vorst, die zijne plaats heeft ontvangen onder
de reuzen der historie, om wie zich gansch een tijd groe-
peert. Gaarne zien wij Charlemagne afgebeeld met den
rijksappel, want de „orbis terrarum" kwam hem toe, den
erfgenaam der Eomeinsche Imperatoren. Op groote
schaal
zette hij het werk voort, door Karei Martel en Pepijn aan-
gevangen, en leverde een scherp contrast met die laatste Me-
roveërs, zoo vele schimmen, die men op den troonzetel had
gezien.

Maar het goede, door hem gewrocht, werd maar al te spoe-
dig vernietigd, toen volgende vorsten niet wilden
gelooven,
wat hij zoo juist had ingezien, dat de vorst zich vaster zetelt
in den troon, naarmate hij meer de openbaarheid lief heeft.

-ocr page 115-

Hlodwig zijne Frankische strijders telken jare om zich
vereenigd op het „üysveld" s) of „Champ de Mars", had Ka-
de Groote de bisschoppen, hertogen, graven, ja, ook de
\'/ïQeliores homines" uit de graafschappen, in de „Champs de
bijeengeroepen, om met hem de Capitularia 3) vast te stel-
^^ïij zijne opvolgers meenden, dat het beter was de natie wei-
^^^g of niet te raadplegen, en de landsvergaderingen geraakten
verval.

Spoedig genoeg zoude aan de macht der vorsten schade
borden toegebracht. Invallen van vreemde volksstammen, nood-
lottige oorlogen, strijd met broeders over het vaderlijk erfdeel,
alles deed de stralenkrans der kroon verbleeken, en men
in, dat het noodig werd alles aan te wenden, om de groo-
^^n des lands niet van zich te vervreemden. Om hunne vriend-
te koopen, werden de „beneficia," — grondstukken, die
\'^"i\'oeger, ter belooning van verdiensten, hoogstens voor het le-
in bezit waren gegeven — erfelijk verklaard, en in „flefs\'

Veranderd, s)

^oor den naam van staat, als eene eenheid uitdrukkende,
geene plaats meer, toen het leenstelsel op den voorgrond
ïrad. jjet groote rijk der Franken was eene verzameling ge-
^vorden van leenen en achterleenen, wier beeren slechts door
\'^^n Weinig hechten band van „hommage" met den vorst wa-
\'^^n verbonden. Ieder leenheer hield zelf de assizen, en aan

) In de oproepingen voor de volksvergaderingen van dien ouden tijd wor-
®n de Woorden : Franken, natie, leger, promiscue gebruikt. Bij een oorlog-
^iicbtig volk, als
de Franken, was het leger inderdaad de natie: Zie : Thibau-
Histoire des États-Genéraux, T, p. 8.
^ >>13ys" of „Dis" was de oorlogsgod der Germanen. Van daar ,,Dysendag"
»Dinsdag," ,,dies Martis." Zie o. a. Conscience in zijn historisch tafereel :
Slodwig en Clothildis, I, p. 33.

) jjCapitularia quae Franci pro lege tenenda judicavenint." ,,Lex consensu
l^opuli flt et constitutione regis." Failliet, Droit public Français ou histoire
institutions politiques, p. 47. Zie over de Karolingers: "Warnkoenig &
eiard. Histoire des Carolingiens.
^ 2ie over de „beneficia" en de „leudes" o. a.: Warnkoenig & Gerard,
"^l volg.

^ Vgl. Béchard, Essai sur la ceutvalization administrative, I, p. 27.

-ocr page 116-

de vassallen werd een laatste beroep op den koning niet toe-
gestaan. Zoo was ook ieder wetgever in zijn eigen
gebied;
van nationale vergaderingen was dan ook bijna geen sprake
meer, en, zoo er soms oproepingen gedaan werden, zij werden
gericht tot de „cuncti proceres", tot de „principes," i) tot de
groote leenmannen en tot dezen alleen. Waar nu zij
alleen,
en niet hunne onderdanen den koning trouw zwoeren, waar
zij dikwijls zich machtig genoeg voelden, de „hommage" en
„fidélité" te weigeren, daar was de vorst niet meer dan de
eerste
onder zijne Pares, wien men niet zelden naderde met de wa-
pens in de hand. Het was op eenen van die tochten, dat het
geluk den leenman diende, en Hugo Capet den
vorst de
kroon afnam, om die, met behulp van zijne vassallen, zelf
zich op het hoofd te drukken.

Het ■ heeft den roem uitgemaakt van Lodewijk den Dikke,
op wien zijn .naneef Lodewijk XVIII de natie nog wees,
dat door hem de eerste schok aan het stelsel is
toegebracht,
toen hij aan verschillende steden het recht gaf „communes\'\'
te vormen, d. i. een eigen, onafhankelijk bestuur te hebben,
en vele vrijheden te genieten, die hun tot hiertoe vreemd wa-
ren. Philippe-Auguste verhief zich boven de groote leen-
mannen, waar het hem gelukte het kroondomein te
vergrooten-
Hij toch zag de kans schoon, toen konins- Jan van Enseland

O O

vijandig tegenover zijn volk stond, om de bezittingen van de-

O

zen vorst in Frankrijk (de koningen van Engeland waren al®
hertogen van Normandië vassalen van Frankrijk)
verbeurd te
verklaren ten behoeve van de kroon. De gelijkheid van
macW
tusschen den vorst en de „grands-vassaux" werd hierdoor voor
een groot deel weggenomen, s)

\') Thibaudeaii, I, p. 23.

-) Diifey, Histoire des pariemens de Pi-anoe, I, p. .371. De staatkunde vaf
Willem den Veroveraar deed hem een gansóh anderen weg inslaan.
Zie de proloog der Charte van 1814.
") Vgl. over de communes: F. Laurent, La féodalité et l\'e\'glise, 1861.
p. 509—573.

Thibaudeau, I, p. 34.

-ocr page 117-

Maar het Avas inzonderheid Lodewijk IX, op wien wij reeds
^ezen, die ontdekte, waar de schakels van de schijnbaar zoo
l^echte keten minder stevig waren, en die keten uit elkander
^eed vallen.

Het was vooral door verbetering te brengen in het rechts-
wezen, dat het gebouw van het leenstelsel schade leed. Aan
^et recht hunne krachten te wijden, was eene taak, den klein-
zonen waardig van Hugo Capet, die in plaats van den rijks-
appel van Charlemagne, de hand der gerechtigheid als symbool
bad gekozen«i). Dat hij een ander zinnebeeld zich nam, ge-
®chiedde niet zonder reden; verre verwijderd van hem, die den
^keizerlijken titel voerde, was Capet de Pair van hen, die als
een groot, een onmiddelijk leen hadden.

Over den oorsprong van het Pairschap verschillen de schrij-
vers van meening 2); de \'gewone overlevering, waarop men
Zieh later is gaan beroepen s), zegt ons, dat in Frankrijk na
^e troonsbeklimming van den leenman Hugo Capet, 6 wereld-
lijke Pairs overbleven, terwijl aan 6 geestelijken van hoogen
r^ng dezelfde titel werd toegekend 4). Het schijnt echter, dat
bniten de eigenlijke Pairs, ook andere edelen ,/fiefs" bezaten, die
•direct van de kroon afkomstig waren; dezen werden met den
naam van baronnen betiteld, en de namen „grands-vassaixx" en
"pands-barons" werden allengs synoniem. Te zamen vormden
zy tie ,/Cour plénière" of „cour royale", en in dit gerechtshof
Van Pairs werden de zaken behandeld, die allen gezamenlijk

etroffen, of de geschillen, die tusschen de leden onderling
Waren gerezen. Buiten de „cour royale" zat de koning voor in
zyne „cour domaniale," samengesteld uit de onmiddelijke vasallen
Van het kroondomein, waaronder wij hoofdzakelijk (want het

\') Laurent, p. 631.

^ Thibaudeau, I, p. 50 volg.
^ Zie: Remonstrance van het parlement aan koning Lodewijk XV. Dufey

P- 370 volg.

) De 6 wereldlijke Pairs waren: de hertogen van Bourgondië, van Nor-
^jindie, en Guyenne, de graven van Vlaanderen, Toulouse, en Champagne;
^ geestelijke Pairs: de aartsbisschop van Rheims, de bisschoppen van Langres,
Soissons, Beauvais en Noyon. Pailliet, p. 67.

-ocr page 118-

domein onder de laatste Karolingers bepaalde zich tot 3 steden:
Laon, Soissons en Compiègne) het leengoed van Hugo Gapet
verstaan i).

Alles begon samen te werken om den troon weder hooger
te plaatsen, en het lag in de politiek der vorsten, om den
invloed der Pares, waar zij konden, te verkleinen. Zoo
werden
edelen van lageren rang tot baronnen verheven en kregen
zitting in de „cour du roi," langzamerhand smolt deze
samen
met de „cour domaniale," eindelijk zag men gansch andere
mannen in de konings-rechtbank zitten. Hoe dit gebeurde?
De edelen hadden het zich zeiven te wijten. Dezen wis-
ten beter om te gaan met het zwaard dan met de pen;
rechtsstudie was hunne hoofdbezigheid juist niet. Toen nu de
tijden vorderden, dat de uitspraken meer aan de
rechtsbegrip-
pen werden getoetst, moesten de Pairs door anderen worden
mgelicht, en mannen tot de burgerij, tot de lagere geestelijk-
heid behoorende, werden geroepen om als „conseillers-rappor-
teurs" den edelen advies te geven. Spoedig
overvleugelden
dezen de ridders in den raad, die onder Saint-Louis den
naam kreeg van „Parlement" de edelen van hunne zijde,
meenende, dat rechtspreken met hunne waardigheid streed,
trok-
ken zich meer en meer terug, en, naast de geestelijkheid en
den adel, begonnen de mannen van de toga op het
tooneel te
treden, als leden van het Parlement, daartoe benoemd door
den koning.

Men zoude verder gaan; aan het recht zelf zoude gearbeid
worden, en het is vooral hierdoor, dat Lodevvijk de Vrome zich
grooten roem heeft verworven. Waar de taak moeielijk
was,
verandering te brengen in de rechtspleging, terwijl ieder leen-
heer wetgever en rechter was in zijn gebied, daar
Avas het een

-■) Hugo Capet had den titel van duc de Prance (He de Prauee), cointe äe
Paris et d\'Orle\'ans.

Afgaande op den naam „Parlement," die somtijds aan dc aloude volksver-
gadering gegeven werd, hebben de parlementen in Frankrijk in later tijd be-
weerd, dat zij met het koningschap geboren waren, de opvolgers waren van de
„Champs de Mars" en „Champs de Mai," en de wetgeving hun dus toekwam-
Vgl. op verschillende plaatsen: Dufey, Pariemens de France.

-ocr page 119-

113 I

Voorzichtige en verstandige maatregel van dezen vorst, om te ii^

beginnen in de „pays d\'obéissance le roi", in zijne eigene

domeinen, i) li\'

De staf werd daar gebroken over de Godsgerichten, en het
begrip^ dat de kracht van den arm de beste pleiter was, moest
^\'oor een meer rechtvaardig proces plaats maken; achtte men |

uitspraak onbillijk, men kon beter recht bij hoogere rechters |

dragen. De beroemde „Etablissements" "), waarin de uitspra-
ken der Eomeinsche juristen tot model waren genomen, hadder
rechtspleging in de kroondomeinen ten onderwerp. Het
^Oorbeeld van den koning vond navolging. De groote leen-
beeren gingen of vrijwillig, bf half gedwongen, mede tot ver- ^

beteringen over, en ontwaarden, door ook het appèl van vassal
^P suzerein toe te laten, te laat, en met schrik, dat zij zelven
^an hunne onderdanen vrijheid hadden gegeven, hunne zaak
Voor den opperheer, voor den koning te brengen. — De, in
\'/baillis/\' en „sénéchaux" herschapene, „missi regii" van vroege-
^\'en tijd, wisten met handigheid tusschen de landsheerlijke rechts- ;

pleging in te werpen de zoogenaamde „cas royaux", zaken, die
buiten de competentie der edelen, slechts door den koning konden
^orden berecht; zoo ook, in zake van appèl, schaarde de bailli
^^ich niet aan de zijde van den edelman. Men was op den goe-
den weg, om eenheid te brengen in den verbrokkelden staat.

b)e nationale vergaderingen waren onder het leensysteem in
^•^rval geraakt; hoogstens werden van tijd tot tijd „conciones,"
"Concilia" gehouden, waar dan de grooten des lands werden bij-
geroepen. Het was een uitmuntende kunstgreep van Phi-
bppe-Auguste, en Saint-Louis, om de grooten van het rijk
telkens om zich te roepen; want de eigenliefde der edelen werd

T^auveiit, p. 38.

^ Wat men gewoonlijk onder „Etablisaements de Saint-Louis" verstaat, is
^^ai\'schijnlijk een werk, door een\' bailli of ander rechtsgeleerde gemaakt, waarin
^^ezeti wordt naar den arbeid, die op \'s konings bevel was verricht. Failliet, p. 71.
) Het woord ,,bailli" werd meer in het noordelijk, „sénéchal" meer in het
gedeelte van Frankrijk gebruikt; in de betrekking was geen verschil,
daarover: Failliet, ]). 52, 69, 80.

-ocr page 120-

hierdoor gestreeld, en zij begrepen niet, dat dit alles moest uit-
loopen op de oppermacht des konings, en den val van zijnen vij-
and, de feodaliteit. Om de baronnen te meer te fnuiken,
schonk
Lodewijk groote bescherming aan de steden, ja, werd dit een
hoofddoel van zijne regeering. Op zijn sterfbed sprak hij hiei"\'
over tot zijn\' zoon : „Regarde avec diligence, comment les gens
vivent en paix au dessous toi, par espécial ès bonnes villes
et cités. Maintiens les franchises et libertés esquelles les an-
ciens les ont gardées. Plus elles seront riches et
puissantes;
plus tes ennemis et adversaires douteront de t\'assaillir et de
mesprendre envers toi, espécialement tes pareils et tes barons."
Lodewijk IX was een vorst van groote bekwaamheid en
groote
deugd, een vorst, dien Frankrijk niet vergeten mag, waar Vol-
taire van hem schreef: „Louis IX paraissait un prince
destine
à réformer 1\' Europe, à rendre la Erance triomphante et po-
licée, et à être en tout le modèle des hommes. Il sut
accorde!
une politique profonde avec une justice exacte. Il n\'est pas
donné à 1\' homme de porter plus loin la vertu."

Wij naderen de 14\'\' eeuw, en zien daar aan den ingang
een\' vorst, die ons aan Saint-Lonis herinnert, dien\'s kleinzoon
Philips den Schooue. Hetzelfde doel, de eenheid van den staat?
had hij voor oogen; alleen de wijze, waarop het te bereiken?
verschilde veel, en bewees, dat de theorie meer op den voor-
grond trad, dat de vorst 2 personen in zich vereenigt, de
suzerein, slechts in zijn eigen domein gebiedende, en de koning?
wien\'s macht zich uitstrekt over geheel het grondgebied, en
alle inwoners van het rijk. Terwijl hij de groote steden bijna
allen met de kroon wist te vereenigen, brak hij met de traditie?
door 3 gewesten, Bretagne, Artois en Anjou tot Pairiën te
verheffen, en verminderde hierdoor het aanzien der oude Pairs?
waar vorstelijke gunst hun telkens evenknien kon geven; j^\'
alle grooten wist hij te vernederen, waar het hem
goeddaeW
aan roturiers brieven van adeldom te schenken.

\') Thibandeau, I, p. 42.

Essai sur les moeurs, ch. 58. Vgl. Laureut, p. 320—327.

Failliet, p. 77.

-ocr page 121-

Tot hiertoe hadden de vorsten hunne uitgaven bestreden
^it de opbrengst hunner domeinen; maar Philips wilde zoo
^veinig mogelijk zien op hetgeen achter hem lag, en voerde
^et stelsel van belastingen in, zoodat men sinds dien tijd van
®ene rijksschatkist kan gaan spreken. "Want men kende wel
V. de oude „auxilia" maar van nu af aan zoude men gaan
l^ooren van //taille," eene belasting op den grond, van //aides,"
//gabelle," waardoor levensmiddelen bezwaard zouden worden,
^ok met betrekking tot recht en wetgeving ging hij op den,
\'^oor Lodewijk IX ingeslagen\', weg voort; de, in Parlementen
hervormde, //Cours du roi," werden door hem in bepaalde steden
gevestigd, en men ging spreken van: //Ie parlement de Paris,"
\'/l\'échiquier de Eouen," //les grands-jours de Troyes" Dat de
honing zich zijner kracht bewust was, men ziet het uit de formule,
\'^oven zijne wetten en ordonnantiën geschreven: //En vertu
la plénitude de notre puissance et autorité royale."
fiij een\' vorst als Philips de Schoone, die den druk van
^\'jöe hand aan allen zwaar doet voelen, mag het bij den
bersten oogopslag verwonderen, dat juist onder zijne regeering
oorsprong der //États-Généraux" moet gezocht worden. Maar
die verwondering zal wijken, als men in aanmerking neemt,
^oe juist de reden van de bijeenroeping der Staten gelegen
in ii^gt streven van Philips, om zich te verzetten tegen
stelling van Paus Bonifacius, dat de troon van Frankrijk
Voor het wereldlijk gezag onderworpen was aan den
^oomschen Stoel De Paus moest weten, dat die leer geen\'
^^^gang vond bij den koning. Vooraf echter walde Philips zich

\') Wij weten dat deze „auxilia" ook in Engeland bestonden: 1°. de losprijs,
® de koning gevangen werd genomen;
2°. de gift als Hj zijne dochter uit-
^Welijkte ; of 3°. als zijn zoon tot ridder werd geslagen.
\') De naam ,;Parlement" werd later aan allen gegeven. Zie over de vestiging
^ verschillende parlementen in Frankrijk: Dufey, I, p. 6—30.
^ Thibaudeau, I, p. 54,
^ ^ Reeds Lodewijk IX had door het uitvaardigen van de Pragmatieke Sanc-
® "ien Paus getoond, dat niet deze, maar de koning, heer was in Frankrijk,
\' lioor deze akte, de grondslagen gelegd van de vrijheden der Gallicaansche
Zie: Pailliet, p. 78 volg.

-ocr page 122-

verzekeren van de ondersteuning van Frankrijk. Daartoe
wilde hij niet slechts, de geestelijkheid raadplegen, die moeielijk
den kerkvorst kou afvallen, niet slechts den adel, wien\'s dienaar
hij zich nooit betoond had, neen, ook anderen moesten hunne
stem doen hooren; hij herinnerde zich het testament
Lodewijk IX, en zond zijne oproeping aan de baronnen,
de aartsbisschoppen, en andere prelaten, en eindelijk ook, door
de baillis, aan de steden, opdat dezen bekwame
afgevaar-
digden zouden zenden naar de koninklijke vergadering, d^®
den April 1302 zoude gehouden worden. Wij
hebben

dan hier de eerste Staten-vergadering in Frankrijk, waariu,
behalve geestelijkheid en adel, ook de natie als zoodanig hare
plaats had; een nieuw element, „le peuple", was in de
lands-
vergadering opgenomen.

Hoe krachtig Philips de Schoone ook optrad, hoe zijn
ook gold voor wet, hoe weinig het hem ook te doen was, de
dagen terug te roepen van de „Champs de Mars" en
„Chainp»
de Mai", toch had hij, door de vergadering van 1302, zelf
het beginsel weer in het leven geroepen, dat de
goedkeuring
der natie wordt vereischt, waar de groote landsbelangen
het spel zijn. Begrijpelijk is het dan ook, dat aan de eene
zijde verlangd werd, dat de États-Généraux dikwijls
zouden
worden bijeen geroepen, en aan den anderen kant weinig lust
werd betoond, om daaraan te voldoen i). Het op den voor-
grond tredende beginsel opende meer en meer het oog der
landskinderen, waar willekeur betere regeling, een vaster stelsel
vorderde, en niet lang na de instelling der
États-GénérauX
was het, dat het allesbeheerschende artikel van het Groot
Charter van Engeland in Frankrijk
eene beteekenis kreeg: de
gelden, door het land op te brengen, moeten door dat land,
bij monde zijner afgevaardigden worden goedgekeurd 2).

\') Philips de Schoone en zijne zonen belegden vooral provinciale verga*!®\'
ringen in die gewesten, welke den koning het trouwst waren. Pailliet,

2) Volgens Thibaudeau, 1, p. 75, was het Lodewijk X die het recht der na*\'®
bij decreet erkende. Pailliet, p. 97, noemt als den oorsprong
eene Staten-
vergadering onder Philips van Valois.

-ocr page 123-

Wa,ar dan het beginsel van samenwerken op den voorgrond
trad^ en de koning er telkens ontrouw aan werd, daar leidden
de omstandigheden er toe, dat, slechts eene halve eeuw na
\'^hilips den vSchoone, de États-Généraux een\' toon gingen aan-
dien jj^gj; vernieuwde kracht zoude hooren in de

\'\'etgevende Vergadering vau 1789. — Het geslacht van Hugo
\'^\'Pet was voor de rechte lijn uitgestorven, en met Philips VI
een zijtak, het huis Valois, den troon bestegen; maar
terstond was daar een ander pretendent opgestaan, in den
persoon van Eduard III, den koning van Engeland, die
(ioQj gijne moeder, vermaagschapt wist met de Capetin-
^ers 1). j^-gj, ggj^ krijg, langer dan eene eeuw met afwis-
®etend geluk tusschen de beide landen gevoerd. Om den
Oorlog vol te houden, had men dikwijls de hulp zijner onder-
aiien noodig, en zoo moest ook koning Jan van Erankrijk
toe komen, de natie om zich te roepen; hij deed het met
l^egenzin, want hij voelde, dat eigenbelang, meer dan het be-
van Erankrijk, van zijne handelingen de drijfveer was
geweest. Ben November 1355 kwamen de „trois États-

^eiieraux" te Parijs bijeen; en het was daar, dat men zich
^^erbond, den koning bij te staan met zijn\' persoon en met
goed, maar ook tevens den vorst ging wijzen op mis-
rrken en slechte praktijken, die op het nadeel van het land
^tiiepen. Wat wij in Engeland zagen, zien wij ook hier;
\'^auw was het beginsel gehuldigd, dat de subsidiën eene gift
van de natie, of men drong aan op herstel van grieven,
^aroin is dan de uitkomst zoo verschillend geweest ? Waarom
el^^ de bijna evenwijdige lijnen zich meer en meer van
• ander verwijderen? Vraag het aan de koningen, vraag het
den adel, die in Engeland eene aristocratie was, in Erank-
®ene caste w^erd De vergadering van 1355 is daarom
l^^.^^^g^ijtj omdat de „cahiers de doléances", die een\' helderen
doen slaan in den toestand en de stemming van het

^ ^e moeder vau Eduard 111 was eene dochter van Philips den Schoone.
lutio:

L.

^gl- het schoone werk van de Tocqueville; I/aucieu régime et la révo-
ia het bijzonder chap. VIII en IX.

-ocr page 124-

oude Frankrijk, daar hun" oorsprong namen, belangrijk ook,
omdat men, niet meer wachtende, wat de vorst te zegge»
had, verder ging, en eene soort van constitutie ontwierp, die
door den koning werd bekrachtigd i).

Hadden Lodewijk IX en Philips lY den verbrokkelden leen-
staat voor een goed deel tot eenheid gebracht, had het
volk
aan hen vooral zijne verheffing te danken, al het goede, door
hen gewrocht, zoude vernietigd worden, toen zwakke
vorste»
den troon bestegen, en een ijverzuchtige adel het land tot
eigen voordeel ging uitmergelen. De edelen konden he^
zeker niet verkroppen, dat, na de nederlaag bij Poitiers, de
derde stand, onder aanvoering van den //prévôt des mar-
chands van Parijs, den vermaarden Etienne Marcel, eene
eerste rol op het staatstooneel was gaan spelen, want me»
ziet ze, zoo spoedig mogelijk, de beginselen van 1355 met
voeten treden, om alle recht zich aan te matigen, en de leer
der feodaliteit weer geheel in het leven te roepen. De ziekte
van Karei VI, de verfoeielijke handelingen zijner gemalin, I®\'\'\'\'
bella (Isabeau) van Beijeren, de groote burgeroorlog, naar de ade-
lijke aanvoerders, die der Bourguignons en der
Armagnacs g®\'
noemd, dit alles bracht Erankrijk aan den rand van den afgrond®)-
Wil men een denkbeeld krijgen van den algemeenen toe-
stand, men luistere naar de w^oorden, die gesproken ^ver-
den in de vergadering van Nevers (1442), waar alleen de
grooten van het land bijeen kwamen. Voortdurend was er
tweedracht tusschen de kroon en den adel, en de
onder-
liggende partij had altijd den mond vol van de verdrukkm»
der kleinen in den lande, en zoo werd ook daar gewaagd va»
veel dat veranderd moest worden. Dat de //tailles
geheel op

\') Zie: Ohaasin, Le génie de ia révolution, I, p. 43. Thibandeau,
p. 94, volg.

„Le chef de l\'hôtel de ville, ayant une espèce d\'autorité sur là bourgeoisi®- .
Dictionnaire de l\'Académie Française, voce Prévôt.

Verschillende opstanden in die tijden, als de Jacquerie, die der Ma^\'"
tins, der Cabochiens, toonen de wanhoop van het volk.

\'\') „Quand le roi entreprit pour la première fois de lever des taxes de s®
propre autorité, il comprit qu\'il fallait d\'abord en choisir une qui ne pa"

-ocr page 125-

volk drukten, dat de adel en de geestelijkheid daarvan
^ïij gesteld waren, dat zij geheel bevoorrechte standen waren, dat
scheen natuurlijk, maar wel werd er geklaagd, dat, tot de
goedkeuring der belastingen, de grooten niet altijd werden
bijeengeroepen. En wat antwoordde Karei VII? Dat de
\'/aides" (eene algemeene belasting) met goedvinden der edelen
^varen vastgesteld, de „tailles", ja, die had de koning op eigen,
gezag geheven „vu les grandes affaires du royaume et l\'ur-
gence"; ook was het niet noodig, daartoe de staten bijeen te
want: „ce n\'est qu\'une charge et dépense pour le
Pfiuvre peuple, qui paye les frais de ceux qui y viennent i)."
JQ toch was het dat arme volk, dat den koning redding aan-
\'^i\'acht, toen, waar niemand meer kon helpen, de jonge vrouw
Vaucouleurs bij allen den moed deed herleven, den En-
gelschman verdreef, en den koning te Rheims de kroon
teruggaf,

Lodewijk XI staat daar, aan de grenzen van middeleeuwen
uieuweren tijd, als de personificatie van de politiek, die
öieer en meer door de koningen van Frankrijk zoude worden
acht genomen : uitbreiding nl. van den staat naar buiten, —
daar binnen, centralizatie, alle draden van het weefsel uit-
^oopende in het vorstelijk kabinet, 2) de politiek, die in het :
"|Etat c\'est moi" van Lodewijk XIV hare hoogste uitdruk-
^^i\'^g zoude vinden. Den adel gaf hij een\' hevigen slag in
aangezicht, de koning, die, toen edelen eene ongehoorde

\'^leederpracht

ten toon spreidden, steeds in het korte en grove
gewaad zich vertoonde, met het looden Mariabeeldje op den
einen hoed. Maar, al had hij de kleeding van het geringe
aangenomen, de vriend van het volk was hij daarom niet
\'^\'^ozeer, dan wel de vijand van den adel, dien hij in alles

\' Tapper directement

sur les nobles; car ceux-ci, qui formaient alors pour la
Jiuté la classe rivale et dangereuse, n\'eussent jamais souffert une nouveauté
^ leur eut été si préjudiciable; il fit choix d\'un impôt dont ils étaient exempts ;

la taille." A. de Tocqueville, p. 155.
} Thibaudeau, I, p. 177.
\' Vgl.

î\'ruin, D rie tijdvakken in de Nederl. geschiedenis. Gids, Nov. 1865.

-ocr page 126-

krenkte; want ook door hem werden zware belastingen ge-
heven, de ,/tailles" met een ontzaggelijk bedrag vermeerderd, en
ook Lodewijk XI wilde aan het volk de moeite sparen, otn
zijne meening daarover te kennen te geven.

Er was dan ook nog slechts ée\'n lichaam, dat somtijds zijne stein
verhief. Het Parlement (onder allen was dat van Parijs het voor-
naamste), dat door den adel geminacht werd, sinds zijne plaats
daar
was ingenomen door mannen van lage afkomst, werd door de
koningen zelven in eere gebracht. Was nog aan Philips den
Schoone, door een lid van den hoogen adel geantwoord: //J®
dois être jugé par mes Pairs, et non par vos avocats," onder
Karei 711 waren eenige „conseillers du Parlement" toegelaten
bij een proces tegen den Hertog van Alençon, en Lodewijk XI
liet de Pairs, wanneer een van hen de beklaagde was,
naast
de raadsleden zitting nemen, en verhief daardoor het Parle-
ment tot „Cour des Pairs." ») Maar ook buiten de rechtsple-
ging begon dit hof zijn\' invloed te doen gelden. De „olim"
van het Parlement waren eenmaal bijeenverzameld door Jean
de Montluc, en de koningen hadden de gewoonte
ingevoerd,
»m hunne edicten en ordonnantiën in de registers te doen in-
schrijven. Waar dan de vorst scheen te meenen, dat deze vorm
voor de wetskracht noodig was, was daar de
gevolgtrekking

\') „On considère connimnément Louis XI comme l\'ennemi de la noblesse,
mais en même temps comme l\'ami sincère, bien qu\'un peu brutal, dn peuple-
Là il fait voir une même haine et pour les droits politiques du peuple,
pour ceux de la noblesse. Il se sert également de la bourgeoisie pour diminue\'\'
ce qui est a>i dessus d\'elle, et pour comprimer ce qui est au dessous; il c®\'
tout à la fois antiaristocratique et antidémocratique." De Tocqueville, p. 366.

2) Pailliet, p. 120. Dat Lodewijk XI de Pairs zoo wist te vernederen,
sproot ook daaruit voort, dat nagenoeg alle groote leenen aan de kroon waren
vervallen, zoodat zij, die men Pairs noemde, hunne verheffing aan Philips den
Schoone en zijne opvolgers hadden te danken, en den hoogen toon der vroege-
ren niet konden aanslaan.

Dufey, I, p, 54. De officiëele benaming, als het Parlement rechter w»®
over Pairs, luidde : „la cour de Parlement, suffisamment garnie de Pairs."

\'\') „Les premiers recueils d\'arrêts, par Jean de Montluc (onder Philips deu
Schoone), se nommèrent Eegistrnm, quasi itei\'um ge.stum, parce que c\'étaie"*\'
des copies, c\'e\'taient les „olim" du parlement." Pailliet, p. 78.

-ocr page 127-

niet juist, dat men zijne meening over het ingeschrevene kon
\'üten, dat een goed- of afkeurend oordeel daarover den raads-
leden toekwam? Het gerechtshof ging zonder twijfel den kring
^\'ijner bevoegdheid te bidten, maar baande zich den weg tot
grooter aanzien, want dikwijls zoude er strijd ontstaan tusschen
Vorst en rechtscollege, waar het de wetgeving betrof, i)

Waren de vorsten op den goeden weg om, met het wapen
^an het „droit divin" in handen, het stelsel in toepassing te
i\'rengen : het volk is voor den vorst, het doet goed woorden
ie hooren, als die daar gesproken werden in de Staten-ver-
gadering van 1484, bijeengeroepen, in naam van den veertien-
jarigen Karei VIII, door een\' raad, die door de prinsen den
koning was toegevoegd. In meer dan één opzicht was die
Vergadering merkwaardig. Waren tot hiertoe adel en gees-
ielijkheid hoofdelijk opgeroepen, zoodat zij van niemand represen-
tanten waren, nu werd hun aangezegd, om, als „le commun
peuple", afgevaardigden te zenden, en geestelijken, edelen en
Volk, vereenigdeu zich, om gezamenlijk hunne keuzen te doen.
Ook bij de beraadslagingen was men tot meerdere vereeniging
gekomen; stemde men vroeger bij standen, nu werd de ver-
gadering in 6 afdeelingen gesplitst, en in elke van die zaten
geestelijkheid, adel en „tiers-état" nevens elkander, en stemden
hoofd vdór hoofd; daar werden dan de cahiers opgemaakt,
Waaruit een algemeen cahier werd samengesteld; eindelijk wer-
^ien uiet 3, maar één algemeene „orateur" benoemd

De redevoering, waarop wij doelden, het was geen man uit
den verdrukten derden stand, het was Phüippe Pot „seigneur
\'^e la Roche, grand sénéchal de Bourgogne," die ze uitsprak;
hooren wij naar den ridder, versierd met de ordeteekenen van
iiet Gulden-Ylies en St.-Michael! „La royauté est une dignité

\') De eerste „remonstrances" van het Parlement werden onder Lodewijk XI
\'»gebracht. Vgl. Dufey, 1, p. 115—147-

Dc reden van de verandering in den vorm ligt in het duister. Ook
zoover wij konden nagaan, de staten-vergadering van 1484 in dit op-
\'\'«lit alleen.

Zie uitvoerig over de vergadering van 1484 volgens het Journal van
Masselin: Thibaudeau, 1, p. 204—244; 11, p. 1—29.

L

-ocr page 128-

et non une hérédité. Dans l\'origine le peuple souverain créa
des rois par son suffrage, et il préféra particulièrement le«
hommes, qui surpassaient les autres en vertu et en habileté. E»
effet chaque peuple a élu un roi pour son utilité. Oui les
princes sont tels, non afin de tirer un profit du peuple et àe
s\'enrichir à ses dépens, mais pour oubliant leurs
intérêts,

l\'enrichir et le conduire du bien au mieux____ N\'avez-vous

pas lu souvent que l\'État est la chose du peuple ? Or puisque
c\'est sa chose comment la négligera-t-il, ou ne la soignera-
t-il pas ? Comment les flatteurs attribuent-t-ils la souveraineté
au prince, qui n\'existe que par le peuple ?____ J\'appelle peu-
ple non seulement la populace, mais tous les hommes de
chaque état, tellement que sous la dénomination d\'États-

Généraux je comprends aussi les princes____ Le passé (men

sprak over den benoemden „Conseil du roi") n\'acquiert
de force, que quand les États l\'ont sanctionné; aucune
institution ne subsiste saintement et solidement, si elle
s\'élève contre leur gré, sans qu\'on les ait consultés, et
qu\'on
ait eu leur consentement." i) Werkte die mannelijke taal iets
goeds uit? Men legde zijne klachten, zijne M^euschen in de ca-
hiers neder, het hof, dat ze aannam, deed beloften, in alge-
meene bewoordingen vervat, en de „États-Généraux gingeii
iiiteen, om in de 14 jaren der regeering van Karei VIII niet
meer bijeen te komen.

Een dag van verademing brak aan voor Erankrijk, toen de
hertog van Orléans als Lodewijk XII den troon besteeg, ") e®
waar een latere Lodewijk, zich der natie zoekende aan te
bevelen?
op hem gewezen heeft, als op een navolgenswaardig voorbeeld,

\') ChassÏD, I, p. 42. Thibaudeau, I, p. 217 volg. Te recht zegt bij :
y avait eu beaucoup de geutilhommes doués de cette hauteur de vues et d®
ce patriotisme, nul doute qu\'ils auraient pu fonder le gouvernement
parlemen-
taire, et probablement une pairie aussi sérieuse que celle d\'Angleterre."

2) Met Karel VIII stierf de rechte lijn der Valois uit. lodewijk XH,
broederskind Frans I, en diens opvolgers waren uit het huis
Valois-Orle\'aiis-

„Leur application constante (de louis XII et de Henri IV) au bonheui\'
de la Prance marquera aussi notre règne." Proclamatie van 9 Mei
Zie: Failliet, p.
707.

-ocr page 129-

blijkt het, dat de titel van „Vader des vaderlands" hem
niet te vergeefs op de vergadering te Tours werd toege-
kend, Aan die bijeenkomst geven de schrijvers den naam van
États-Ge\'néraux; maar men late er zich niet door op een
dwaalspoor brengen, want groot verschil was er tusschen de
Statenvergadering van 1484 b.v. en die van 1506, en blijkt
bet ook hieruit, hoe weinig dienaangaande geregeld was, hoe
alles afhing van het goedvinden der kroon. Waren dââr alle
standen geroepen, om afgevaardigden te zenden, hier kwamen
alleen de representanten der steden voor den koning, en voerden
het woord tot den vorst, die daar zat, omgeven van een\' stoet
van geestelijken en edelen, aan wie hij daartoe eene uitnoodi-
ging had toegezonden; dezen benoemden niet een\' geestelijke,
een\' edelman om ook hunne wenschen voor den troon te bren-
gen, zij luisterden slechts toe, daar de koning op een\' lateren
dag hun gevoelen zoude inwinnen. De geheele inrichting doet
ous denken aan Engeland, en er is uitdrukkelijk op gewezen, i)
hoe de afschaduwing van een Hoogerhuis, van eene Chambre
des Pairs, afgescheiden van de kamer van Députés, zich ver-
toonde in die zaal daar te Tours. Lodewijk XII mag men
onder de beste der Pransche vorsten rangschikken. De tailles
Werden met een derde verminderd, en men wist onder een\'
Karei IX en zijnen broeder den wensch naar een\' dragelijker
toestand, naar meer billijke belastingen, in geen\' beteren vorm
te gieten, dan door de dagen van dezen vorst in herinnering te
hrengen; voor de uitspraken der Parlementen werd eerbied
hetoond, ®) en aan vele onrechtmatigheden dienaangaande, de
afzetbaarheid der leden b.v., werd door den koning paal en
perk gesteld. De woorden, door den kanselier te Tours ge-
sproken, behelsden waarheid: „Le roi vous fait dire, que s\'il

\') Vgl. Roederer, Mémoire pour servir à une nouvelle histoire du Père du
Peiple. Zie over de vergadering van 1506: Thibaudeau, II, p. 38—43.

") Zie 0. a.: Thibaudeau, II, p. 118 volg.

In eene ordonnantie van 1499 beveelt de koning: „que l\'on suive ton-
la loi, malgré les ordres contraires, que rimportmiité pourrait arracher
monarque." Dufey, I, p. 56.

L

-ocr page 130-

vous a été bon roi, il se parforcera de vous faire bien en mieux,
et vous le donnera à connaître par effet, tant en général qu\'en
particulier" i).

Zijn neef en opvolger, Frans I, was een man van groote be-
kwaamheid
en eene ridderlijke figuur. Kunsten en letteren
vonden in hem een\' beschermer, en zijne eeuw is die der Re-
naissance genoemd ; zoo hij niet zelden de lier in handen nam,
het hanteeren van het zwaard was hem daarom geene
vreemde
zaak; wie hem zag in het open veld, omringd van zijne dap-
peren, met Bayard aan zijne zijde, den ridder zonder vrees,
negreep en zeide hem na wat de nederlaag bij Pavia hem i»
den mond gaf: „Tout est perdu hors l\'honneur."—- En toch
had Lodewijk
de toekomst juist ingezien, toen hij zeide:
„Nous travaillons en vain, ce gros garçon gâtera tout,"
want hoe schitterend
eene bladzijde Frans I ook in de ge-
schiedenis inneemt, noch hij, noch zijn zoon Hendrik
II heb-
ben den weg bewandeld, hun door den Vader des volks aan-
gewezen. De koning, die zich pretendent had gesteld
voor de
Duitsche keizerskroon, werd de groote tegenstander van Karei V,
cji de langdurige oorlog, waarbij meer persoonlijke eer dan
landsbelang
in het spel was, werd, als in vroeger\' tijd de
krijg met Engeland, de oorzaak van veel rampen. De
gevan-
genschap te Madrid, de slag bij St. Quentin, waarbij Hendrik H
het voornamelijk aan den degen van François de Guise te
danken had, dat Frankrijk geene dagen ging beleven, als
onder
koning Jan, bewijzen, dat de fortuin hun niet gunstig vfas.
Wat wonder, dat de schatkist uitgeput raakte, en het aan de
natie was om zware belastingen op te brengen! Maar men
ging, als van ouds, zondigen tegen het staatsrechterlijke begin-
sel, nog onder Lodewijk
XII, als op nieuw, vastgesteld, dat
belastingen goedgekeurd moeten worden door hen die ze be-
talen; de Etats-Généraux werden geen\' enkelen keer bijeenge-
roepen. Want men kon dien naam niet geven aan de
enkele

\') Pailliet, p, 117.

\') Béchard, I, [). S9.

-ocr page 131-

\'^\'^l\'gaderîngexi, waarvan gesproken wordt, als die te Cognac, en
Parijs gebonden; dezen werden slechts bijgewoond door
eeiugg bisschoppen, edelen, koninklijke baillis, presidenten en
l\'^den van Parlementen, eindelijk door eenige weinige mannen
den tiers-état, van vöer ondersteuning en bijval de koning
Verzekerd was, en die hij daartoe persoonlijk opriep. — De
"gens de robe" stelden er eene eer in, dat zij, daar aangespro-
Werden als „Messieurs de la justice" en dus als afzon-
^ ^^Jke stand, verheven boven den tiers-état, schenen te wor-
j ^^ erkend. Zij schenen niet te begrijpen, die mannen van
^ recht, dat zij zich hierdoor volkomen isoleerden, nu zij zich
haat op den hals haalden van degenen, die tot hiertoe
nch niet hen vereenigd hadden gerekend. Ook zagen zij zich
rogen, wanneer zij meenden, dat de vorsten veel ontzag
^^Uden betoonen voor de Parlementen. Waar toch nog altijd
^ schatkist schraal gevuld bleef, daar werd de raad van den
fuselier Duprat gevolgd, en betrekkingen, plaatsen in het
j " ement werden voortaan te koop geboden ; durfde men we-
®istand bieden, traag zijn in het registreeren, b. v. waar het
ö^^ld het concordaat met Leo X gesloten, dan moest men
^i^i-rde woorden hooren, dan werd somtijds een groot aantal
gzame dienaren den raadslieden toegevoegd.
Volgde Hendrik II getrouw de politiek van zijn\' vader, ook,
het de Reformatie gold, bewandelde hij denzelfdeii weg.
^^ïel ^ ijg^ij ^^^ hoofd gesteld van het Catholieke

zijn vijand, Frans I, wierp zich op als de kampioen
^ Luther\'s aaiihangers. Maar hij werd daarom nog niet,
hy misschien had kunnen worden, de Hendrik YIII van
^\'ikrijk •■5). Politiek had hem er toe gebracht, de Reformatie

? Thibaudeau. II, p. 58-62 en 73.

3) P- 152-172.

«"éfoi. "l® Réniusat, Politique libérale, p. 19; „Quand à la

tiv., \' pays peut-être semblaient au début mieux préparés qtie la

^ance à 1\' -iv / / .

trai of \' ^^eueillir, comme révolution ecclésiastique du moins, sinon comme

"vait veligieuse---- Si le frère avait valu la soeur, si Ti>ançois I

le coeur et la tête de Marguerite de Valois, son exemple eût risqué

-ocr page 132-

in Europa in bescherming te nemen, maar in Erankrijk zel^
wees zijne verhouding tot den Paus, en eigene
overtuiging
hem een\' gansch tegenovergestelden weg aan. Wat hij be-
gonnen was, zocht de echtgenoot van Catharina de Medicis
te voleindigen; in Europa mocht hij, ook waar het de gods-
dienst gold, de tegenstander zijn van Philips van Spanje, n\'
zijn rijk ging hij ijverig aan het werk, om de jonge plant,
die daar geen\' onvruchtbaren bodem vond, bij den
wortel af
te snijden, en te doen sterveu i). Erans I en
Hendrik H
hebben de dagen der godsdienstoorlogen voorbereid, de dagen?
di(3 men onder de drie zonen der beruchte Italiaansche heeft
beleefd.

Het is meermalen gezegd, dat vorstinnen-regentessen i®
Frankrijk (en zij zijn talrijk geweest), steeds de bron van
veel ellende zijn geworden, en de woorden, gesproken in de
Statenvergadering van 1593 door Lemaïtre, President vau het
Parlem.ent van Parijs zullen niet gewraakt worden, waaï
men op velen onder haar, waar men vooral op Catharina de
Medicis
het oog slaat, op haar, die tegen aller verwachting
koningin geworden het hof van Frankrijk maakte tot een
tooneel van losbandigheid, bijgeloof en moordzucht *). ^^^
dan te verwachten van zonen van zulk eene moeder?
zag men in het Erankrijk van die dagen? Staatkundige ont-
wikkeling? Deze was wel onmogelijk, waar het land was
overgegeven aan burgerkrijg, aan godsdienstoorlog, waar het
zwaartepunt van macht noch bij den koning, noch bij de»

d\'être irrésistible. Je ne vois jias pourquoi il n\'aurait pas eu l\'ascendant
d\'Henri VHI. Après qu\'il eut au contraire ouvert la carrière à l\'intolérance» f
était trop tard."

\') Vgl. over de eerste vervolgingen en de hulp hierin ondervonden door bet
Parlement: Dufey, I: p. 58—66 en 173—176.

„Leur gouvernement, lorsqu\'elles ont eu celui de l\'État, à cause de leurs m
ris ou enfants, a toujours été funeste, et excité des séditions et des
guerres d\'
viles," caet." Thibaudeau, 111, p. 64.

De dood der 2 oudste zonen van Frans I wordt aan de Médicis toeg«\'
\'schreven. Zie: Thibaudeau, 11,
p. 68.

Zie o. a. : Béchard, I, p. 43.

-ocr page 133-

ji^l noch bij het Parlement te vinden was, maar bij eene
^ coterie, bij de partij, die de Gnises aan haar hoofd had.
"-ooitijcls echter werden dezen gedwarsboomd door de konin-
binne-naoeder, die Machiavel in zijne politiek van het „divide
lüipera" volgende, van tijd, tot tijd de hand gaf aan de
den der Hugenoten, aan den koning van Navarre en den
Pillis Van Condé. Zoo ver ging het, dat men aan het twij-
raakte, welke overtuiging de hare was, waar Catharina,
oonnioeder van Philips van Spanje, den toekomstigen Hen-
^riJc jjj wilde uithuwen aan de protestantsche Elisabeth van
n&eland, ja, ook den ketterschen prins van Béarn (later den
grooten Hendrik IV) tot haren schoonzoon maakte. De Bar-
oioineusnacht deed de schellen van de oogen vallen, en men
Vertoonde zich zonder masker. Maar die nacht had niet alle
ers gedood, en de burgeroorlog begon met vernieuwde he-
vigheid, en gaf het aanzijn aan de „Sainte-Union" of „Ligue"
Waarin de koning in plaats van zich boven de partijen te
\'^tellen, liet opnemen, en daardoor haar dienaar en slachtoffer
Werd 1). jjgg fjg Calvinisten het voorwerp werden van den

^oenemenden

haat, een blik op de Statenvergaderingen van
le dagen is genoeg, om er zich van te overtuigen. Driemalen
Wamen de États-Généraux bijeen, eens onder Karei IX
^Weemalen onder Hendrik III; in de bijeenkomst van 1560
stemde de verdraagzame en edele kanselier Michel
lopital s) tot zachtheid jegens de nieuwe leer; strijd tegen
e ketters werd gepredikt in 1576; algeheele vernietiging was
et wachtwoord in 1588. — Het gezegde: „Enfin je suis
; van Hendrik III, na den moord op Henri de Guise
»epleegd, getuigt, dat de macht niet berustte bij den vorst,

^ ^ Men mag aannemen, dat Hendrik III zelf Ligueur werd, om het geheime
® ■ de Guises op den troon te brengen, te verijdelen.
^ Deze eerste vergadering was eigenlijk al bijeengeroepen onder Frans II en

door dien\'s dood geen plaats gehad. Thibaudeau, II, p. 91—94.
) Michel

l\'Hôpital is de groote wetgever voor Frankrijk geworden; zijne
\'"\'^^inantiën zijn tot de omwenteling van kracht gebleven. Bij den toenemenden
"■\'^loed der Guises, verliet de eerlijke 1\'Hopital voor altijd het hof. Dufey, p. 69.

-ocr page 134-

Wien slechts met zijne „mignons" vrij spel werd gelaten. Zwarte
wolken moeten wel boven Frankrijk hebben gehangen, in die"
tijd, toen Catharina de Médicis in haar donker
gewaad, niet
dolk en vergif in de hand, daar stond achter den troon, en
een kreet van verlichting ging op, toen het moordstaal van
Jacques Clément den laatsten zoon van Hendrik II daar neêr
wierp, en in hem den doodsteek gaf aan de dynastie Valois

Wie had nu recht op den troonMen mag vragen of niet;
als in vroegere eeuwen, zoo ook nu, de kroon ter
beschikking
was gekomen van de natie. Niet, dat wij het zouden betreu-
ren dat Hendrik van Bourbon koning is geworden! Dat ?\'ij
verre. Alleen daarom deden wij de vraag, omdat wij er op
wijzen wilden, hoe het goddelijk recht in de laatste
eeuwen de
leer der volkskeuze ganschelijk had verdrongen. Want hoe
zouden anders, in de reeds genoemde vergadering van
Mayenne, broeder van het vermoorde hoofd der Ligue, de man
die zoo gaarne op den troon wilde komen, of ook Philips van
Spanje, die, tegen de Salische wet in, zijne dochter
aanbeval,
hoe zouden zij de gelegenheid hebben laten voorbijgaan, oin
zich te beroepen op het oude recht der natie. En toch niet,
omdat hij in het geheel geen recht had, bestreden zij daai\'
Hendrik van Navarre, alleen, omdat hij de kettersche leer aan-
hangende, zijn recht had verloren
En wat deed de Pro-
testantsche vorst .P Strijden aan het hoofd der Hugenoten voor
vrijheid van geweten, dat had hi] gedaan,,... maar
martelaar te
worden voor de zaak, te zien, hoe velen slechts
wachtten op
zijn „credo," om hem te gemoet te snellen en langer nog
te zwijgen, dat was te zwaar; Parijs was hem eene mis waard

1) Vgl. over de 3 laatste Valois, en vooral over de vergaderingen van
1576 en 1588- Thibandeau, II, p. 82—273,

Hendrik IV was door zijne moeder, Jeanne d\'Albret, de aehterneef v®"
Frans I; door zijn\' vader, Antoine de Bourbon, stamde hij af vau Robert de
Clermont (6<\'« zoon van Saint-Louis) en dieu\'s gemalin Beatrix de BoarboB"
Bouillet, voce: Clermont en Marguerite de Valois. Zijne aanspraken op Je"
troon waren dus niet groot

Zie over de vergadering van 1593: Thibaudeau, III, p. 16—82.

*) Be catholieke partij was verdeeld in ,,Ligueurs" en ,,politiques"

-ocr page 135-

^^ door de plechtigheid te Saint-Denis werd aan Mayenne een
^^Pen uit de hand geslagen. Door het verraad van den maar-
®chalk Brissac werden hem de poorten van Parijs geopend, en
^ "Verraad is het land tot zegen geworden, want Frankrijk
gi"oote behoefte aan een krachtig vorst, een\' vorst, die de
P^^tijen beteugelde, zoo hij ze niet altijd kon vernietigen, een\'
die welvaart zoude verspreiden. En zulk een vorst is Hen-
j^f de Groote geweest. Moeielijk was voorwaar zijne taak, waar
•1 op zoo weinigen kon rekenen; hier vijanden, wel soms tot
^^ijgen gebracht, maar aan wie groote sommen moesten ge-
Worden, om hunne trouw, en daarmede vijandige steden
^ koopen, —■ daar oude bondgenooten, die hem van ondank-
^^arheid beschuldigden. Let men op alle bezwaren, M^aartegen
J te kampen had, men moet hem bewonderen, die zulk een
^tandpnnt in Erankrijk heeft ingenomen.

politiek bij hem de drijfveer geweest, om van geloof te
Veranderen, de macht, die hem gegeven was, wilde hij aan-
^euden, om het doel, waarvoor hij lang gestreden had, te
^i""w^ezenlijken, en het beroemde staatsstuk, de „Charte" van
^ Udrik IV, zoo als een schrijver het noemt i), zag het licht;
"^or het Edict van Nantes werd de vrijheid van godsdienst
allen verzekerd. Het Parlement weigerde eerst het in de
^^gisters op te nemen, en beweerde op hoogen toon, dat het
® macht vormde met den vorst; de koning liet toen de leden
^ zich komen, en sprak tot hen op zijne eigenaardige wijze,
.. g®^eenzame maar tevens waardige en krachtige taal en
wil werd uitgevoerd. — Het was een gelukkige dag, toen
^^^^^drik den hertog van Sully aan het hoofd der flnantiën
bel die, toen de notabelen, te ßouen vergaderd, het

ge ^^de helft der inkomsten den koning wilden ontwrin-
\' "^ijs genoeg was, het verzoek in te willigen, wetende, dat

\'^"oi-e \' eersten wilden alleen van een\' eatholiek-geboren koning

laatsten verlangden den bekeerden Hendrik van Navarre tot vorst.

\') Be

^\'\'üliet. p. 150 volg.

2) Politiqne libe\'rale, p. 23,

-ocr page 136-

zij zeiven den last te zwaar zouden vinden, i) Sully, dia,
vroegere tijden niet hadden gezien, het stelsel volgde, oin de
uitgaven steeds beneden de inkomsten te laten, Sulljr, die ©et
zijn\' vorst het oog gericht had op de minderen in den
lande?
en zich op den bloei van handel en landbouw toelegde.
goeds heeft Hendrik IV gewrocht; grootsche plannen AverdeH
nog door hem beoogd, hij wilde Frankrijk verheffen ten koste
van Oostenrijk en Spanje, en hij maakte zich gereed tot den
strijd. Maar het werd hem niet gegeven zijn plan te
volbrengen-
Frankrijk had gejuicht, toen -Jacques Clément den laatsten Valoir
doodde, Frankrijk weende, toen het door het staal van Ravaillac
van zoo groot een\' vorst werd beroofd.

Men zoude de regeering van Lodewijk XIII in twee groote
tijdvakken kunnen verdeelen, en daar dan boven de namen
schrijven van Maria de Médicis en van Richelieu. De eerste
daad der weduwe van Hendrik IV was eene onwettige, 21,1
richtte zich tot het Parlement, opdat aan haar het regentschap\'
tijdens de minderjarigheid van den koning, zoude worden opg®\'
dragen, en het rechtcollege was in deze zeer stellig onbevoeg^l-
Maar men vergat gaarne wat daar vroeger eenmaal was vei\'
klaard: „Le Parlement est pour rendre justice aux peuples?
les finances, la guerre, le gouvernement du roi, ne sont poin^
de son ressort," en de raadsheeren traden ook hier op b®^
terrein der États-Généraux, Koning Hendrik had eenmaal
gezegd; „quand je n\'y serai plus, on verra ce que je vaux,\'\' \')

\') Vgl. over dien ,,conseil de raison" door de vergadering voorgesteld:
baudean, ITT, p. 96.

Failliet, p. 158—174, bewijst m, i. overtuigend uit de processtukke^\'
dat Kavaillac de handlanger was vau koningin Maria. (Hendrik IA\' had ko\'\'
na zijne troonsbestijging zijne eerste gemalin, Margaretha
van Valois, verstooteo)
Woorden, gesproken door den president de la Vaq\\ierie, tijdens de ö""
derjarigheid van Karei VIII, Dufey, T, p. 5.5.

„Catherine de Médicis et les Guises eux-mêmes avaient reconnu eed\'"\'*\'
et les États alors assemblés à Orléans, lui avaient refusé le titre de régeo\'®
Elle n\'en exerça l\'autorité, que par l\'abandon que lui eu fit Antoine de
bon, roi de Navarre." Dufey, I, p. 88.

S) Pailliet, p. 157.

-ocr page 137-

^^ ï\'-ijne woorden werden maar al te zeer bewaarheid. Had
den lande welvaart gegeven, de hofpartij, die de koningin
wist wel zich zelve te verrijken, maar ten koste van
had eenheid van belangen bij hem steeds op den voor-
grond gestaan, dadelijk na zijnen dood hadden de onde par-
"1,1 en weêp ^g^ hoofd opgestoken, en was ieder weer slechts op
voordeel bedacht. Yoor de geestelijkheid was Hendrik
steeds ketter gebleven, de adel zocht weer de onde feodale
^grippen in het leven te roepen, de magistratuur, krachtig,
Waar het haar recht gold, zweeg, waar misbruiken haar aanzien
verhoogden, het volk alleen, dat bij allen het hoofd stootte,
Was het meest koningsgezind.

Dat eigenbelang, dat „patriotisme de clocher" beheerschte
^^ liooge mate de beraadslagingen in de vergadering van 1614.
^^ant nog eenmaal werden de États-Qénéraux bijeengeroepen,
l^tti dan in vergetelheid te raken tot het jaar 1789. Zagen wij
^^ de staten van 1484 eenheid: hoofdelijke stemming, één
\'/Cahier", één „orateur," hoe Avaren nu weer de standen volko-
öien gescheiden! De woordvoerder van den tiers-état had de 3
\'Standen „trois frères, enfants de leur mère commune la France"
genoemd, en zich zelven „le frère cadet", de adel leverde
hierover zijn beklag in bij den koning: „J\'ai honte Sire, de
vons dire les termes, qui de nouveau nous ont offensés. Ils
^niparent votre État à une famille composée de trois frères."

oeh, hoe ook tegenover elkander staande, de 3 standen kwamen
toch hierin overeen, dat het bestuur van Maria de Médicis
Veel te wenschen overliet: de schatkist was uitgeput, de uit-
g^ven namen jaarlijks toe, en men drong aan op afschaffing van
droit de paullette" (de erfelijkheid der ambten tegen een
J^^rlijks te betalen recht), op inkorting der gratificatiën en pen-
oenen , op vermindering van de zoo drukkende „taille."
^oor het laatst had de natie hare stem doen hooren, want

^^ De Réniusat, p. 22—30.

Thibaudeau, III, p. 121—128.
^ Thibaudeau, 111, p. 114 eu 165-170.

-ocr page 138-

de bisschop van Luçon, „orateur du clergé" in 1614, trad op
in den „conseil du roi" en werd de alvermogende minister-
Eichelieu heeft alles om zich heen vernederd en
vernietigd;
en al die puinhoopen doen dienen, om den troon op eene ont-
zagwekkende hoogte te plaatsen. Hem is het gelukt, wat
Hendrik IV had gewild. Oostenrijk voor Frankrijk te doen
buigen. In het rijk zelf ging hij ten strijde, en toonde, door de
inname van la Rochelle, dat de protestanten niets goeds van
hem hadden te wachten. Maar, wat in Frankrijk later van on-
berekenbaren invloed is geworden, het was de hevige slag;
dien hij den adel toebracht ; tegenover dezen werd hij een an-
dere Lodewijk XI. De vernietiging der grooten, „la guerre
aux châteaux," dat was zijn hoofddoel. Wie hem durfde we-
derstand bieden, ook somtijds met volle recht, werd er voor
gestraft; wij zien het in eene eerste plaats bij de
Parlementen;
waar dezen weigerden onschuldigen te vonnissen, daar werden
die Parlementen behandeld, als bestonden zij niet, en de //ex-
traordinaire commission," door Eichelieu in het leven
geroepen,
volvoerden zijn\' wil. i) „Le centre seul fortifié au milie»
d\'une plaine immense," 2) ziedaar, wat Frankrijk werd onder het
bestuur van den kardinaal-hertog, de incarnatie des despotic.

Na den dood van Lodewijk XIII, die zijnen minister slechts
korten tijd overleefde scheen het een oogenblik, alsof de po-
litiek, door Eichelieu in het leven geroepen, met hem in het
graf was gedaald. Als hare schoonmoeder, begon ook Ann»
van Oostenrijk het Parlement te vleien, dat haar dan ook het
regentschap opdroeg s). ^et gerechtshof begon weder een
hoogeren toon aan te slaan, en stoorde zich niet altijd aaö
„de lits de justice" ja, begon weer over misbruiken te spre-
ken en van rechten der natie te gewagen. Onder de
vaan der

>) PaiUiet, p. 176 volg. Dufey, I, p. 82.

De Rémusat, p. 49.

3) Thibaudeau, III, p. 211.

*) De „lits de justice" waren vergaderingen van het parlement, door il®"
koning bijgewoond, waarin hij beval de „enregistrements" zonder
„remonstva"\'
ces" te doen plaats hebben. Vgl. Dufey, I, p, 108.

-ocr page 139-

I\'arleme

enten schaarden zich zoowel edelen als burgers, die den
^an den vreemdeling Mazarin beoogden, en de „frondeurs"

ho/^*^^^ eeii oogenblik meester van het terrein te blijven; het

Vond het noodig het uitzicht te openesi op het bijeenko-

1 der États-Généraux. Maar de sluwe kardinaal wist ver-

leicl en onderling wantrouwen te za,aien, en de „fronde"

eei ^^^^^^ bare belachelijkheid vermaard gebleven, zoodat

^"^an hare aanvoerders, de prins van Condé, er van getuigde :

en ne devait la chanter qu\'en vers burlesques" i). Wat

verwachten had van den jongen koning, bleek, toen

l7jarige Lodewijk XIV, van de jacht komende, met de rij-

be f ^^ hand, voor het Parlement verscheen, om zijne

en te geven aangaande het registreeren eener ordonnan-
e : l\\,r

"Messieurs, chacun sait les malheurs qu\'ont produits les
^ lees du parlement; je veux les prévenir désormais,
ensienr le premier président, je vous défends de souffrir ces
^ olees et à pas un de vous de les demander"
la "Vermaarde regeering van Lodewijk XIV, en ook het

Derk^\'^^^^^ van zijn\' achterkleinzoon, is een tijd-

gen \' ^^^ ^^^^^ geneigd zouden wezen, geheel met stilzwij-
^^ Voorbij te gaan. Het was toch ons voorname doel in de
Zoo bladzijden, naar de stem der natie te luisteren,

die ^^^ ^^^^^ ^^ opvolgende eeuwen deed hooren, en
Vol ^^^ zwijgen gebracht. Zoo wij dus in de

^^ &ende 150 jaren, nog een\' vluchtigen blik slaan, het is, om
Zoo
 ^^oe die stem zoo zweeg, en tvaarom die daarna

schrikkelijk woest is gaan klinken.

Het

in ^ in dat Frankrijk van de Mars- en de Meivelden,

Sch ^ ^^^^^rijk van Lodewijk den Vrome, en Philips den

^^^ Etienne Marcel en den ridder de la Eoche,
e Ver O- V ■

geJiomen, dat men de vraag zich stellen mag : bestond

} Pailliet, p. 180.

p. 84.

\'■ic Etienne Marcel en de vergadering van 1355—56: Pre\'dé-

P\' 381 ^^ démocratie: La France au rnoyen-âge. Paris 1865,

Val

sch

-ocr page 140-

er onder den grooten koning nog wel een Fransche staat-
En het antwoord zal moeten AA\'ezen: Frankrijk ging op
zijn\' koning, Lodewijk XIY was de staat. Was Richelieu de
wegbereider geweest, die het oude had V\'ernietigd en verplet\'
terd, Lodewijk XIV is op den kalen grond een nieuw g®\'
bouw gaan oprichten, zoo hoog verheven en zoo geplaatst, d»t
zijn horizon ontzaggelijk ver reikte, en het oog des koning®
overal doordrojig. Geheel Frankrijk werd bestuurd van uit
het vorstelijk kabinet, en alle draden van het weefsel kwamen
daar te zamen. Waar vroeger provinciale raden, adelijke goU\'
verneurs van provinciën enz. eene grootere of kleinere mate
van onafhankelijkheid hadden gehad, tiaar werd dezen nu m
het beste geval slechts een schijn van bestaan gelaten, want de
macht was bij anderen overgegaan. Het
,/Conseil du roi"
het lichaam geworden bij hetwelk èn de hoogste
rechterlijke
macht berustte, Avant het kon alle vonnissen vernietigen, èn de
hoogste wetgeving, want daar werden de Avetten
gemaakt, en
de belastingen geregeld; natuurlijk dat in dien „conseil"
koning de hoogste beslissing, den eenigsten wil had. Naar de
besluiten, daar genomen, werd alJes bestuurd door den „coiiti\'O\'
leur-général," den voornaamsten, zoo niet den eenigen miniS"
ter; onder hem was in elke provincie //l\'intendant," of //com\'
missaire départi," zoo in iedere onderafdeeling „Ie
subdélegne
de eenige agent van het gouvernement. Niet plotseling wei"
den alle vroegere onafhankelijke ambten opgeheven;

in schijn

werd er veel vrijheid gelaten, vandaar, dat zonder geweld het
net over Frankrijk werd uitgespreid.

Had Richelieu zich een vijand getoond van den adel, Lodc\'
wijk XIV ging op eenigszins andere wijze te
Averk; hij maakte
dien tot eene zwijgende figuur. \'Geen vorst, die zich zoo bijkans
uitsluitend van edelen omgeven zag; zeer hooge geboorte was
een vereischte, om zekere diensten te verrichten, die tot de
hoogste voorrechten
Averden gerekend, en van uit alle oorden
des lands kwam men bijeen, om in Versailles woonverblijf

Zie hierover het werk van de TocqxTeville, p. 49—80.

-ocr page 141-

Maar die grooten schenen niet te begrijpen, dat hier
de hoogste eer ook de grootste slavernij was, en dat de koning
hen vernederde, door hen van hunne landgoederen af te roepen»
hen daarvoor te herbergen in dat reusachtig paleis, waaraan
\'^ii zoodanig een\' vorm gaf, dat het is, als wil het met zijne
^■ïoien gausch Frankrijk omvatten. De koning, die het decreet
^uitvaardigde, dat de Pairs niet meer in \'s konings raad zonden
zitting hebben, uit kracht van hunne waardigheid, maar slechts,
Wanneer zij daartoe geroepen werden, i) bracht den adel, als
iftacht in den staat, een\' doodelijken slag toe, waar hij aan
lagereii van afkomst, aan roturiers, de staatsambten schonk,
«\'aar hij aan Colbert de leiding der zaken toevertrouwde,
Waar hij den handel en de zeevaart beschermde, die burgers
Verrijkte, 3) waar hij de edelen slechts vergunde, zich te ver-
arnien aan zijn hof. Vanwaar dan die doodelijke haat aan
\'^en. adel, die de omwenteling gekenmerkt heeft? Tocqueville,
die over geheel dien tijd zulk een nieuw licht verspreidde,
geeft ons het antwoord. Terwijl aan den adel alle politieke
invloed was ontnomen, was hem alles gelaten, wat de afgunst
\'Opwekte, ja, was daardoor de kloof tusschen adel en roture on-
eindig grooter geworden, en wij wijzen hier op de steeds stijgende
\'/taille\'^^ op de ,/franc-fiefs", de „corvees", de „lods et ventes",
//droits de chasse", „de pêche", ja wat niet al Geheel
\'^\'iders dan in Engeland, waar de adel de zwaarste lasten
droeg,

en aan wien, al was het alleen daarom, het recht niet be-
t^vist Werd, aan het bestuur des lands deel te nemen, bestond
adel in Frankrijk niet meer als politiek lichaam, maar
®iechts als bevoorrechte stand. En nu men niet meer hoorde
Van de États-Générau.x, waar „les frères de la mère commune"
^^•^g in menig opzicht elkaar ontmoetten, was de scheidsmuur

P Pailliet, p. 182.

^gl. Louis de Carné. Etudes sur l\'liistoire dn gouvernement représentatif
france de 1789 a 1848, 1, p. 38 volg.
j ^^ De Toequeville, p. 43, 135, 1S5 en 486—450. Juist het recht, dat de
\'■"öftan in Frankrijk, in tegenoverstelling h. v. met Diiitschland, had, om grond-
®\'gendom te verwerven, maakte voor hem de feodale lasten des te hatelijker.

k.

-ocr page 142-

des te hooger gemaakt door de zware lasten aan den //frèï®
cadet" opgelegd.

De glorierijke despotie werd door eene verachtelijke despotie
opgevolgd, en meer en meer werden de teekenen zichtbaar
van eene crisis, die op handen was. Schrijvers stonden op;
en legden den vinger op de wonde; hoe die te heelen, dat
was de groote vraag, die op verschillende wijze
beantwoord
werd, 1), maar de wond werd, op hunne aanwijzing, door
allen gezien, en Frankrijk hing aan de lippen van de
schrijvers
der 18" eeuw. In de voorhoede zag men daar Eousseau ea
Montesquieu, maar terwijl de een de woorden van
algeheele
gelijkheid en democratische republiek in zijn vaan geschreven
had, waren orde en vrijheid, constitutioneele beginselen, de
wachtwoorden van den ander. Wijs geworden, door de
lessen,
die Albion hem gaf; zocht Montesquieu redding in vaste
wetten en vaste politieke lichamen; het was zijn streven, den
adel niet langer eene afgeslotene caste te doen zijn, maar het,
als in Engeland, tot eene ware aristocratie te vormen //J®
sais ce qu\'on va dire," zegt de Eémusat, waar hij het
ongunstig
oordeel van Montesquieu over Eichelieu aanhaalt : „Montesquien
était aristocrate. Non; il était libéral;" en wij zeggen het
hem na. Maar het is niet Montesquieu geweest, dien men
tot stjmrman koos, toen de storm naderde ; Eousseau, Voltaire,
en de Encyclopedisten wisten beter de aandacht bezig te
houden, waar zij van „natuurlijke rechten", en andere klin-
kende termen gewaagden.
Zij wisten beter de smeulende
hartstochten aan te blazen, hartstochten die zich lucht gaven
in
2 schoone woorden: gelijkheid, en daarom weg met alleS;
wat van feodaliteit in Erankrijk was overgebleven, vrijli^\'^\'^\'

\') De Tocqueville, i,. 213—242. Zeer schoon toont hij aan, dat, omdat i"
Engeland staatkunde en regeeringshandelingen voor allen een geopend, in Frank-
rijk voor aUen een gesloten boek waren, men daar steeds wilde
hervormen, ter-
wijl men hier, uit onkunde, zich in uitersten wierp, en van alles, staatkundig®
instellingen en christelijke godsdienst, table rase maakte.

Zie : Montesquieu, Esprit des lois, II, ch. 4 ; V, ch. 9 ; vooral XI, "h-
De Eemusat, p. 58. Zie ook: de Carné,
p. 50 volg.

-ocr page 143-

daarom weg met alles, wat door Richelieu en Lodewijk XIV
^^^ Frankrijk was gegeven. En zijn die twee woorden eene
gaarheid geworden? Zoude de stelling valsch zijn, die zeide,
de zucht tot gelijkheid (waar die in verkeerden zin werd
opgevat 1) de vrijheid heeft gedood? Laat het hedendaagsche
^ ankrijk opstaan, en getuigenis afleggen

Een vorst, in alles het tegenbeeld van Lodewijk XV, wiens
oü niet gejuich begroet was een vorst van de edelste
eaanigheden, die in rustiger tijden de grootste zegen voor
^\'Jû land had kunnen zijn, Lodewijk XVI beklom den troon
Frankrijk. Tragische gedachte ! Zoovele vorsten hadden
kwade gewrocht, en hun was geen haar gekrenkt, een
•loûge man, voor wien de witte lelie een waar symbool was
geworden, komt daar, overtuigd, dat er veel is goed te maken,
^ op hem wreekt zich Frankrijk, dat zooveel had geleden.
^ aarom onder hem de omwenteling is uitgebarsten? Behalve
a de wolken zich lang aan den hemel hadden samengepakt,
het uitschieten van den bliksem, en het rollen van den
ûder bijna niet konden uitblijven, was juist de ver-
\'iiiög, die I\\\'ankrijk, na de heerschappij der Dubarry, genoot,
^^ onheilspellend verschijnsel, het was als de bladstilte in
natuur, die het onweer voorafgaat. „Ce n\'est pas toujours
^^^ allant de mal en pis, que l\'on tombe en révolution. Le
®giïne qu\'une révolution détruit vaut presque toujours mieux
celui qui l\'avait immédiatement précédé, et l\'expérience
Pprend, que le moment le plus dangereux pour un n
gouvernement est d\'ordinaire celui où il commence

un mauvais
à se

^^^ lüeenen natuurlijk niet de zoo heilrijke gelijkheid van allen voor de
de zoogenaamde gelijkheid, die h. v. het recht van eigendom betwist.
..la ^ ^"oi\'Wurende strekking van de Tocqueville is om te bewijzen, dat
administrative" niet, zoo als velen zeggen, de heilrijke vrucht
^aard\' ^^ maar het product van het ancien régime. Zie ook de merk-

^ ige „avant-propos," waar hij o. a. spreekt over de vrijheid.

^ati durera bien autant que moi;" „Après moi le déluge." Woorden

bodewijk XV. Zie= Chassin, I, p. ].3.

-ocr page 144-

reformer." i) Die woorden gelden voor het Frankrijk van het
laatst der 18\' eeuw, want de koning wilde het land
welvaart
doen genieten, en onder mannen, als Wecker en Turgot, be-
gonnen handel, zeevaart, akkerbouw in bloei toe te nemen,
ja, ging er allerwege voorspoed heerschen.

Maar daarmede was het kwaad nog niet bezworen; want Frank-
rijk wilde nu eenmaal, dat de verhouding van koning en natie eene
andere zoude worden. En ministeriën met den ouden Maurepas,
met Calonne, met den kardinaal Brienne tot hoofd, waren niet
geschikt, om den koning tot vrijzinnige beginselen aan te moe-
digen. Wel waren de Parlementen, die onder Lodewijk XV in
1771 waren uiteengedreven, om voor de belachelijke en
servile „Parlements Maupeou" plaats te maken,
terstond
teruggeroepen, en in eere hersteld, i) maar spoedig heerschte
er weder tweedracht tusschen die lichamen en de kroon-
Hier Edicten geweigerd, voor „lits de justice," die i®
„séances royales" w^erden herdoopt, geen eerbied betoond, —\'
daar het besluit genomen, om de „enregistrements" aan eene „cour
plénière"
op te dragen, en de Parlementen der provinciën
door „grands bailliages" te doen vervangen. Hierop ging
allerwege, en ook van uit de Parlementen, de kreet op : de
États-Généraux! Men was niet gediend met liet
bijeenkomen
der notabelen in 1787, men wilde de natie vergaderd zie^\'
Toen werd Calonne verwijderd, en Necker teruggeroepen.

Necker was zeker eene gewenschte verschijning, en met
hem gaf de koning de hand aan zijn volk, maar toch ook hy
M\'as de reus niet, die het naderend gevaarte zoude kunnen ver-
pletteren; eerlijk, rechtschapen, vrijheidslievend, ziedaar de
minister van \'89, maar, zoo als hij zelf zeide, een

Richelien

\') I)e Tocqueville, p. 269.

2) De Tocqueville, p. 259—274.

3) Dufey, I, p. 96; II, p. 232—295.

■») Dufey, II, p. 344 volg.

Dufey, II, p. 430 volg.

Zie: Discours de l\'abbé Teudeau, conseiller-clerc au parlement de PaO^\'\'
Dufey, II, p. 438 volg.

0 Thibaudeau, III, p. 222 volg.

-ocr page 145-

of Mazarin was hij niet i). Zoo hij meer kracht had getoond,
stenaende op hem, Lodewijk XVI, met eene constitutie in
de hand, de zaal der staten was binnengekomen, en zich aan het
hoofd der Revolutie had gesteld, zoude Frankrijk dan andere
•^agen hebben beleefd? Wie zal het zeggen? Bijna was het
twee eeuwen geleden, dat de États-Généraux voor het laatst
^\'aren vergaderd geweest, en zoovele vergaderingen in vorige
eeuwen hadden het bewijs geleverd, dat, zoo als Frankrijk
^ooit had gehad, wat men eene constitutie kon noemen, ook
dienaangaande niets geregeld was. Zoude het voor Lodewijk XVI
^^ecker eene onmogelijkheid zijn geweest, hierin meer een-
\'leid tot stand te brengen, en den derden stand, die zooveel
Zoude gaan eischen, uit eigene beweging te verheffen? Dat
hunne bedoelingen daarheen strekten, blijkt daaruit, dat, toen
de notabelen nog eenmaal moesten komen, om raad te geven,
^oe de wijze van bijeenroeping der Staten te regelen, naar de
voorstellen van zes onderafdeelingen niet werd geluisterd, en
slechts de meening der afdeeling, waarin de vrijzinnige graaf
Van Provence voorzat, werd gevolgd, zoodat de afgevaardigden
Van den derden stand werden opgeroepen, in even groot aantal,
^Is de beide andere standen te zamen 3). W^aarom toen niet
stap verder gegaan, de gedane concessie tot eene waarheid
gemaakt, en bepaald, dat het onderzoek der volmachten in
Vereenigde zitting zoude plaats hebben, dat men, van nu aan,
^let meer bij standen, maar bij hoofden zoude stemmen? A\'^eel
Waad zoude wellicht vermeden zijn geworden, de brochure
Van Siéyès 3) zoude hare kracht verloren hebben, de „séances
Jeu de paume," en hoeveel meer misschien, zouden onnoodig
^^ijn geworden. Maar toen, den Mei 1789, de Staten door
koning werden geopend, en die hoofdpunten niet geregeld
^^i^en, toen was het te laat. De vorst had zeer waarschijn-

) Sur l\'administration dc Necker, par lui-même, p. 156.
Pailliet, p. 277.

""iu\'est-ce que le Tiers-État?" Zie hierover o. a.: Chassiii, I, p. 71.
Wofjj meening van Necker en de voorstellen die hij deed, zijn

= Sur l\'administration, p, 33—81.

-ocr page 146-

lijk den adel (de clergé voegde zich grootendeels bij den tiers-
état) kunnen bewegen, om het offer te brengen, want
ook de
adel^ was vrijzinnig gestemd; men zie slechts zijne cahiers,
die in zooveel opzichten met die van den derden
stand over-
eenkomen \'), zoodat Tocqueville getuigt : „on peut juger
en
lisant ses cahiers, qu\'il n\'a manqué à ces nobles pour faire la
Révolution que d"être roturiers" 2). Maar zich door den tiers-
état de wet te laten stellen, dat wilde de adel niet, hij
stond
nu op zijn oud recht, en bleef in zijne zaal de volmachten on-
derzoeken. Toen meende men die edelen te kunnen missen
de „cahiers de doléances" werden weggeworpen en de. États-
Généraux maakten plaats voor de Assemblée Nationale.

1) De Tocqueville, p. 17O volg., 219 volg. en 399-413. Chassin, i\'
p. 303—348.

De Tocqueville, j). 413."

Nadat de groote „séance royale" van 23 Juni, waarbij bevolen werd, dat
de standen afgezonderd zouden blijven, zulk een\' ongunstigen indruk had ge-
maakt, liet de koning, op- aandringen van Necker, de 2 eerste standen verzoe-
ken tot de „assemblee nationale" toe te treden; de meerderheid van de clergé
en eene groote minderheid van den adel gehoorzaamde. Pailliet, p. 383-
Necker, Sur l\'administration,
p. 77-81.

I

-ocr page 147-

"O liberté, que de crimes on commet en ton
nom

JEANBE KOLAND.

Sch" ^^ dat nu een\' aanvang neemt, staat in het ge-

^^ leclboek opgeteekend als de tijd der Revolutie. Voor hem,
ïöet^^^^ ^®derzet, met de zucht, om zonder hartstocht, maar
^ ernst en onpartijdigheid te onderzoeken, wat goeds, wat
die allerlaatste jaren der 18" eeuw hebben gewrocht,
^an^ i® bet wenschelijk, vooraf de woorden te overdenken
\'^Qidc^^^ benjamin Constant, woorden voor alle tijden passend,
jusf^ daarin zijn gelegd: „les principes immuables de la

ee et de la liberté" Men spreekt van souvereiniteit
*an eeri^ I

2 vorst, van eene natie, van eene vergadering; let wei,

®ouv ^^^ Sy daaronder verstaat „Confiez la

Ig illimitée à un seul, à plusieurs, à tous, vous

TWEEDE HOOEDSTUK.

be omwenteling en het keizberijk.
staatsregelingen,
1791—1804.

ouverez également un mal. Vous accuserez tour à tour

arain Constant.

-1 ^ ^^honlaye. Introduction op de werlcen van Benjarai

Constant, Cours de politique coustitutionnelle, I, ch. I, de la
"•^^\'neté du peuple.

-ocr page 148-

la monarcliie, l\'aristocratie, la démocratie, les gouvernement»
mixtes, le système représentatif. Vous aurez tort; c\'est 1®
degré de force, et non les dépositaires de cette force, quil
faut accuser. C\'est contre l\'arme et non contre le bras, qn ü
faut sévir
(pg. 8). Ceux qui ont accordé à la souveraineté
du peuple un pouvoir sans bornes, ont vu dans l\'histoire nn
petit nombre d\'hommes, ou même un seul, en possession d\'nn
pouvoir immense, qui faisait beaucoup de mal; mais leu^
courroux s\'est dirigé contre les possesseurs du pouvoir et noD
contre le pouvoir même. Au lieu de le détruire ils n\'ont
songé qu\'à le déplacer (pg. 9). Aucune autorité n\'est

illimitée,

ni celle du peuple, ni celle de ses représentants, ni celle des
rois, ni celle de la loi, qui n\'étant que l\'expression de
volonté du peuple ou du prince, doit être circonscrite dans
les mêmes bornes que l\'autorité dont elle émane. Les
citoyen®
possèdent des droits individuels, indépendants de toute

autorite

sociale ou politique, et toute autorité qui viole ces droits
devient illégitime. Les droits des citoyens sont la libei\'té m
dividuelle, la liberté religieuse, la liberté d\'opinion, la jouis-
sance de la propriété, la garantie contre tout arbitraire. Aucune
autorité ne peut porter atteinte à ces droits, sans déclnrei
son propre titre" (pg. 13).

Wie deze woorden onderschrijft, heeft daarmede het vonnis
geveld over de Fransche Revolutie; zij toch heeft het wapem
dat zij had leeren verfoeien, niet gebroken, maar
slechts
andere handen gebracht. Vau daar, dat het
Frankrijk der
omwenteling aan de wereld het onbegrijpelijk schouwspel heeft
vertoond van een volk, dat de Bastille heeft doen vallen, om
de guillotine op te richten, — dat zich gewroken heeft op
Dubarry, om te sidderen voor de tricoteuses, — dat zijn\' koninc
beeft gedood, om zelf te vallen onder een\' Robespierre! Zullen
wij dan alles veroordeelen, wat tot dien tijd \' behoort, zoovel®
nieuwe en mildere begrippen, die men de beginselen van
is gaan noemen? Dat zij verre, maar het is juist de groot®
zonde geweest van de omwenteling, dat zij, als een
Saturnus, hare eigene kinderen heeft gedood. Waar gewaag

-ocr page 149-

143

van de recliten en vrijheden der burgers, i) daar zijn die
^\'^chten met voeten getreden; waar Mirabeau het een natuurlijk
^echt der individuen had genoemd, om zich vrijelijk te ver-
plaatsen, (J^gj werden de émigrés gestraft met het verbeurd
^"erklären hunner goederen; waar het recht van eigendom op
^aste grondslagen was gevestigd, daar heeft de bende vau
^laillarjj straffeloos duizenden van have en goed beroofd, hen
^^Iven naar de gevangenis gesleept, en vermoord; waar ge-
^Jverd Was voor vrijheid
van geweten, daar is eene „Constitution
\'^ivile du clergé" in het leven geroepen, daar is eene Godin
Rede ontsluierd, en de God van Eobespierre bij decreet
®^kend; waar in de Constitutie van "91 met zooveel woorden ge-
^\'^breven stond: „la personne du roi (niet: le roi) est inviolable
sacrée, daar werd in Januari "93 dat staatsstuk geschonden,

bevlekt.

dan de Revolutie hare eigene theorieën heeft vermoord,
■vv\'ep^ J
q^. ^^^ vaders der kinderen, van de wetge-
^rs zelven? Ook zij zijn gedood, ja, w^at meer is, zij hebben zich
vermoord; want is er iets, dat opmerking verdient, het
dat iedere partij in de omwenteling haar eigen graf heeft gedol-
Niemand zal het ontkennen, de „Assemblee Nationale"" of
"^Constituante"" vond in Lodewijk XVI geen\' vijand maar een\'
die, zoo niet voorgaan, dan toch wilde volgen. Bij het de-
"^^^et van Aug. 1789, waarbij het régime feodal werd vernie-
jjgj^ eeretitel gegeven van: „Restaurateur de la

Ub

de

Française." s) En hoe was zijne houding, toen in Juni 1790
^\'del werd afgeschaft, toen de Parlementen werden opgehe-
\'\') toen de koninklijke macht allengs werd gekortwiekt, en
^orst in de constitutie van "91 niet veelmeer dan een suspensief

^ ^^ I\'e ooustitntie vau 1791 begon met eene afdeeling: „Déclaration des droits
W citoyen." Men heeft nog eene „déclaration des droits" door

ia andere door Siéyès, in de Ass. Nat. voorgesteld. Men vindt ze

\'®"juinais: Constitutions de la nation Française, II, appendice p. 153 volg.

de Carné, I, p. 154.
Art. 18. Lanjuiuais, II, p. 160 volg. Reeds in 1779 had de koning

®^gene domeinen alle lijfeigenschap afgeschaft. Pailliet, p. 239 volg.

Decreet van de constitutie van 7 Sept. 1790.

-ocr page 150-

veto werd gelaten? De koning weigerde zijne constitutioneels
sanctie nooit. Hoe gedroeg hij zich tegenover de émigreS;
die eene contra-revolutie beoogden ? Hij drong te
vergeefs
aan bij zijn\' broeder Artois, het hoofd der gecoalizeerden,
in Frankrijk terug te keeren. i) Waarom dan die
rampzalig®
constitutie voor de geestelijkheid uitgevaardigd, die den Catho-
lieken vorst tot in het hart moest grieven, en hem, öf der
natie, df den kerkvorst afvallig moest maken? Met meer de
koning, de zoon der kerk, de mensch was nu gekrenkt en ver-
nederd, de Constituante had den vorst van zich
vervreemd.

In alles overmoedig en wantrouwend tegenover den vorst?
dien zij niet te vreezen hadden, bogen de //feuillants" voor de
kleine, maar heftige minderheid in hun midden, voor den
invloed
der clubs, en het was onvergeeflijk dom van de „constituants,
dat zij, door het aannemen van Eobespierre\'s voorstel, zich zei-
ven den weg afsneden om in de „Assemblee legislative" zitting
te nemen. Hun eigen werk, de Constitutioneele
Monarchie?
stond nu vernietigd te worden; want de Girondijnen traden nu
op het tooneel, en hun doel was: de Republiek. Den koning
werden nu allerlei onmogelijke plannen toegedacht, de d^bs
der Jacobijnen zaten niet stil, en in Sept. 1792 was de
eerste
daad der Conventie: de afschafling van het koningschap. Maa^?
dat de Girondijnen niet verder wilden gaan, dat zij den dood des
konings niet wenschten, bewezen
zij, door na de veroordeeling
het beroep op het volk voor te stellen; doch Vergniaud en de
anderen, zij moesten wel zwichten, hadden zij zeiven niet de
fout begaan, om de Jacobijnen en Philippe-Bgalité, ten einde
zich van hen te ontslaan, van royalistische gevoelens te be-
schuldigen? De Girondijnen willen het leven des konings red-
den, zij zijn de oorzaak van zijn\' dood en van hun\' eigen

\') Nog in 1791 wendde hij pogingen van dien aard aan. Zie hierover o. a-■
Pran9oi8 de Bonrgoing. Histoire diplomatique de l\'Europe, I, p. 375

Zie de „const. eivile du clergé" bij Pailliet, p. 386 volg. De koniug»
wien men de sanctie afdwong, wendde herhaalde malen pogingen aan bij
VI, opdat de Paus in deze concessiën zoude doen. Vgl, over voorstellen die"
aangaande: P. de Bonrgoing, I, pt 276—279.

-ocr page 151-

ant cloor allen gewantrouwd, door dezen „koningsmoorders,"
Ol\' anderen „appelants eu „contrarevolutionairen" genoemd,
Roesten zij wijken voor de partij, die geene orde, die het
^ocialisme wilden. De dolzinnigste taal werd gehoord. Waren
députés der Gironde bekwame mannen, talentvolle spre-
Collot-d\'Herbois schreeuwde het uit : „Laissons les talents

aux

aristocrates, -à nous la vertu suffit," en Marat bulderde :

" hommes d\'État nous vantent leurs talents, mais ces talents

un crime de plus, car ils blessent l\'égalité i) de Giron-

^Jnen werden vernietigd. De macht der Conventie werd gebro-

Want het „Comité du salut public" trad op, en de socia-

^ ische anarchie had hare figaur gevonden in Robespierre,

^an, die allen deed vallen, om alleen staande te blijven.

het wonder, dat hij mede viel in den kuü, dien hij voor

\'"lend en vijand had gegraven ? Weinige maanden na zijn\' dood

^ ■\'"t de Conventie gesloten, en maakte plaats voor het Direc-

^ dat zijn leven, alleen door opeenvolgende coups-d\'état,

.laren kon rekken 2). De leden van dit bewind waren niet

^®®chikt om de republiek te redden, want die middelmatige

annen, als b. v. Barras of Carnot, werden alom gewantrouwd,

eede „sans-culottes" als zij waren, met zijden en purperen

f\'o t behangen, of „chouans" en „clichiens," die met de

^ _ i\'a-revolutie heulden. Er moest een mensch opstaan, die

^^iten de partijen, buiten de Revolutie stond, om een\' beteren

\'^stand te scheppen, en die mensch, het was de jonge gene-

man van den 18« Brumaire s).

■^Vat het reeds vroeger, Frankrijk had nooit gehad

lïien eene Constitutie noemt: hoe zoude ook iets van dien
ai\'d Tl 4. .

^ef licht hebben kunnen zien in een land, waar de ko-

l. ße Carné, 1, p. 240.
Oct Thermidor (28 .Tuli 1794), dood van Robespierre. 4 Brumaire (26
^^aai-t-- \' der Conventie. 18 Fructidor (4 Sept. 1797), coup-d\'état,

Vej.gj,^\'\' van het Directoire hunne ambtgenooten en vele leden der wetg.

doen vallen. Becker, Alg. gesch., VIII, p. 265, 287 en 826.
^^gnet ^\'^^•Ipleegdcn hier voornamelijk de Carné, I, p. 89—293. Ook
\' Histoire de la révolution Française.

-ocr page 152-

ninklijke ordormantiën sinds Philips den Schoone tot opschrift
droegen „En vertu de la plénitude de notre puissance/\'
Erans I er nog had bijgevoegd : „Tel est notre bon plaisir
Maar het was gedaan met „Ie règne du bon plaisir/\' en men
ziet reeds uit den naam „Constituante/\' die aan de Assemblé®
Nationale werd gegeven, wat het hoofdwerk was van die ver-
gadering. De staatsregeling van 1791 2) werd beëedigd door
den vorst s)^ Lodewijk XVI was constitutioneel koning. Maar
wat werd aan den constitutioneelen vorst gelaten buiten deo
naam ? Necker mocht onder de bestaande toestanden, voor eeü
slechts suspensief veto gestemd zijn wij gelooven, dat Mir^^\'
beau juist zag, toen hij het „veto absolu" voorstelde, e»
sprak: „Un des opinans ne croit pas que la sanction royale
soit néeessaire, et moi Messieurs, je crois le veto du roi tel-
lement nécessaire, que j\'aimerais mieux vivre à Constantinopl®
qu\'en Erance s\'il ne l\'avait pas •\'\')." Werd den koning
recht gegeven het Wetgevend lichaam te ontbinden? Neenj
(titre III chap 1 art. 5). — De Assemblée Nationale was dns
zoo goed als alvermogend, hare besluiten toch werden niet
aan eene revisie onderworpen: „1\'assemblée nationale

formaift

Ie corps-législatif est permanent et n\'est composée que d\'un®
chambre" (III. I. art. 1). Waarom hiertoe besloten werd-
Vooreerst, en dit was al genoeg: de Assemblée
National®
wilde alvermogend zijn. Maar Necker, de man, die de nood\'
zakelijkheid van het tweekamerstelsel zoo duidelijk heeft be-
toogd, die wees, en nogmaals wees op Engeland,
geeft nOo
eene andere beweegreden op : „On a montré le plus gr^^
éloignement pour toutes les dispositions dont le
premier niot
était donné par d\'autres nations; la crainte de l\'imitation,

\') Thibaudeau, I, p. 54: II, p. 55.

ï) Lanjuinais, II, p. 165—310. Pailliet, p. 299—330. ^

3) 14 Sept. 1791. Laiijuinais, II, p. 211. Brief van den koning aan de A- - \'
en aanspraak van deu president aan den koning. Pailliet, p. 380—333.

Necker, Sur l\'administration, p. 128—137.

Pailliet, p, 317. Over de koninklijke sanctie, titre III, ch. HI, sect.

Necker, Du pouvoir exe\'cutif dans les grands états, I, ch. IV.

-ocr page 153-

P^nr des exemples, la passion des nouveautés ont régné con-
stamment dans F Assemblée Nationale." i) Wij zouden meer
Unnen noemen, bepaalde fouten in die staatsregeling; wij
"opalen ons slecbts bij titre III, ch. Y, art.
S. „La justice
rendue gratuitement par des juges élus à temps par le
peuple/\' en zouden willen vragen, of hiermede eene goede en
billijke rechtspraak verzekerd was. —■ Maar genoeg. De wet-
«^evers waren tevreden over hun werk, eene revisie der Con-
stitutie werd zoo omslachtig en moeielijk gemaakt, (Zie titr®
de staatswet werd zoodanig aanbevolen „à la fidélité du
erps-législatif, du Eoi et des juges, à la vigilance des
pères de famille, aux épouses et aux mères, à Fafîection des
•leunes citoyens, au courage de tons les Français," dat het
®eheen, alsof de eerste grondwet van Frankrijk de zwaarste
stormen zoude trotseeren. Zij beeft 2 jaren geleefd.

Ijene nieuwe Constitutie, die een uitvoerig plan van Condor-
\'^^t ten grondslag had, s) werd in Juni 1793 aan het oordeel
^ r natie onderworpen. In twee opzichten had de Staatswet van
gezondigd tegen het begrip, dat men zich van gelijkheid
^ gaan vormen : een koningschap, en een kiesrecht, dat aan
^ armen werd onthouden 4). Frankrijk mocht tevreden zijn over
® Staatsregeling van \'93; de Republiek en het algemeen
stemrecht waren als hoofdbeginselen daarin gelegd. Wel was
natie nu volkomen souverein. Aan allen, ook aan hen, die
konden schrijven (art. 18), de keuze van het Wetgevend
^ehaam (art. 8), aan de leden der „assemblees électorales,"
\'"\'a^rtoe allen verkiesbaar waren, de keuze der rechters in alle
^^ssorten (art. 95, 97, 100), en het opmaken der candidaten-
■Jst voor leden van het uitvoerend bewind (art. 63). Wat was er
te wenschen? Nog iets, dat niet mocht ontbreken. Het
etgevend lichaam mocht decreten uitvaardigen, mocht wetten
herstellen, maar het eindoordeel over de wetten, aan wien

-Necker, Sur l\'administration, p. 171.
^anjuiuais II, p. 209.

tet plan van Condoreet bij Lanjuinais, II, p. 240—297.
Const. 1791^ titre III, ch. I, sect. 2, art. 7.

-ocr page 154-

kwam het toe? Aan de soiivereine natie, ook aan de natie
die niet schrijven kon (Art. 10) i). Wel mocht men het
laatste artikel doen luiden: „La déclaration des droits et
FActe Constitutionnel sont gravés sur des tables au sein du
Corps-législatif et dans les places publiques/" want de
gouden
eeuw ging men nu te gemoet. Na 4 maanden werd de
grondwet buiten werking gesteld, om plaats te maken
voor
het „Décret de la Convention nationale sur le mode de gou-
vernement provisoire et révolutionnaire."

Men verhaalt van Siéyès, dat hij, op de vraag, wat hij ge-
durende het schrikbewind gedaan had, ten antwoord gaf:
vécu," 3) en dat was
al veel; maar toen voor de laatste m»al
het hakmes was neergevallen, toen eindelijk de beul
mocht
rusten, toen vertoonde zich ook Siéyès weder, en arbeidde. De
Constitutie van het jaar III (1795) 4) is van zijne hand.
Welken
geest zij ademt, blijkt eenigszins uit de woorden tot de natie
gericht, toen haar de nieuwe staatswet werd aangeboden :
Français, après de longs orages, vous allez fixer vos destinées
en prononçant sur votre Constitution.... Des siècles se sont écou-
lés depuis six ans; et si le peuple français est las de
révolu-
tions,
il ne Fest pas de liberté. Vous soutirez, il est vrai;
mais ce n"est pas
en faisant des révolutions c\'est en finissant
celle qui est commencée, que vous trouverez le terme de vos
maux...." 5) Het terugkeeren der orde, dat was nu het doel, en
met het regeeren van de massa was het gedaan. Men sprak
niet meer alleen van de rechten, maar ook van de plichten van
den mensch. Geen algemeen stemrecht; om toegang te
hebben
tot de „assemblées électorales," die het „Corps-législatif" kozen,
(art. 41), moest men aan de zelfde eischen als bij de eerste

\') Zie de Constitutie van 1793, bij Lanjuinais, II. p. 298—314. Paü\'i®*\'
p. 348—356.

Lanjuinais, II, p. 316—331.
De Carné, I,
p. 361.

In October 1793 was de nieuwe tijdrekening vastgesteld, beginnende niet
31 Sept. 1792 het jaar I van
de republiek.
\') Lanjuinais, II, p. 393.

-ocr page 155-

grondwet voldoen (art. 85). — Het Wetgevend lichaam, dat
® Wetten niet meer aan het oordeel van millioenen zoude
Onderwerpen, moest uit twee deelen bestaan, „le conseil des
"^iiiq-cents", bij wien het iniatief, (art. 76) „le conseil des An-
eiens,-\'-\' bjj ^jgn het eindoordeel over de voorstellen (art 86)
eiustte. Ook voor deze beide lichamen was de verkiesbaar-
111 bepaalde grenzen bevat (art. 74, 83). — Aan een Direc-
l^ii\'e, uit 5 leden bestaande, en door het „Corps-législatif" uit
^^Paalde personen (art. 134,135) gekozen, was het uitvoerend
, ®Wiud opgedragen (art. 132, 133), terwijl ministers onder
Werkzaam waren. — Men ziet, de democratische Constitutie
Van gggjj^ enkel opzicht gevolgd, en deugdelijk

^ ei\'uietigd. 1) Of aan deze staatswet een beter lot zoude te beurt
Vallen dan aan hare zusters ? Men had het éénhoofdig bestuur
J\'^i-afschuwd, een vijfhoofdig lichaam was nu geschapen, en,
goed anders de deelen mochten zijn, het bleef daardoor een
^iioiister. I.Jverzucht, tweespalt tusschen mannen, die de Ee-
Volütie in hare verschillende phasen hadden gediend, zouden
^^eder de ellende hebben ten top gevoerd, zoo niet de degen
bonaparte alle partijen tot zwijgen had gebracht,
^^apoleon Bonaparte! Hoevele aandoeningen strijden om
Voorrang, waar men het oog slaat op dien man van het
^■Waard! Wat al tegenstrijdigheden in dat leven! Hier de
godsdienst op vaste grondslagen hersteld, daar het geheiligde
, \'^ol\'d der kerk met ruwe hand aangevat; — hier aRe vorsten
^ het aangezicht geslagen, daar de dochter uit het oude huis
^^absburg als zijne bruid begroet; — hier de orde gesticht, daar,
de Wandelaar in Sue\'s verhaal, allerwege vernieling met
Voerende! Een\' naam te geven aan de kracht, die hem

^^ Zie deze Constitutie bij Lanjuinais, II, p. 336—387. Pailliet, p. 399—445.
th werkje: „Representative men," noemt ?Japoleon „the man

Ijg ^^"orld," en zegt; „If Napoleon is Trance, it is because the people, whom

sch little Napoleons." Men meene niet dat Emerson eene lofrede

Pol Napoleon! — Mede niet onbelangrijk is eene beschouwing van Na-

j 1 door Channiug (gezamenlijk uitgegeven door den tegenwoordigen hoog-

-ocr page 156-

dreef, aan het beginsel dat hem leidde, ziedaar het raadsel
dat de moderne Sphinx aan de wereld ter oplossing heeft
gegeven.

Zoude zij eene paradox zijn, de bewering, dat Napoleon de
tegenhanger is geworden van Bonaparte, dat de keizer heeft
vernietigd, wat de consul had gebouwd ? Vanwaar de bijval,
die den man van 18 Brumaire ten deel viel? Men zag in
hem den eenige, die de Revolutie kon breidelen, die rust kon
aanbrengen ; en rust, daar had het geschokte, vermoeide
Frank-
rijk behoefte aan. Be regeering van uit het boudoir had men
verfoeid, maar de regeering van de straat had daarom geene
heilrijke vruchten gedragen; een krachtig centraal bestuur in
handen van een\' man, die van geene partij de dienaar was,
die krachtig genoeg was, om eene gezonde toepassing te ge-
ven aan de theoriën, die de mannen van \'89 hadden
voorge-
staan, dat was het, waarnaar alle welgezinden uitzagen, toen
het Consulaat werd opgericht.

Was dan ook aan de Constitutie van het jaar VIII te ver-
wijten, dat de weegschaal
te veel naar eene zijde overhing,
men begreep dat een kwaad dikwijls door een ander kwaad
moet worden verdreven, en veel had men over, zoo slechts de
wanorde ophield. Bonaparte sprak, toen hij het nieuwe
staats-
stuk
aanbood : „La Révolution française est fixée aux principes,
qui l\'ont commencée, elle est finie." i) De omwenteling was
gesloten, en geene richting werd veroordeeld, want
Lebrun en
Cambacérès werden Consuls, Talleyrand en Fouché
ministers.

Bonaparte deed allerwege het vertrouwen herleven : de Ven-
dée kwam langzamerhand tot rust, het crediet herstelde zichj
het kwaad, door de Constitutie der geestelijkheid
gewrocht,
werd weggenomen door het Concordaat met den Paus geslf\'
ten. 2) Behoeven wij te wijzen op Bonaparte, waar hij in den
Staatsraad voorzat bij het ontwerpen der Codes, die voor Europö\'
tot modellen hebben gediend, om te betoogen, dat hij orde

Proclamatie der voorloopige consuls : „Français, une constitution vous est
présente\'e," caet. Lanjuinais, II, p. 413,

23 Fructidor an IX (10 Sept. 1801). Zie Pailliet, p. 481 volg.

-ocr page 157-

^^ bescherming nam? En welke was de verhou-

wo^^/*^* buitenland? De Consul schreef aan Georges III

^oorden als de volgende : „Comment les deux nations les plus

genT^\'^^ de TEurope, puissantes et fortes, plus que ne Fexi-

ieur sûreté et leur indépendance, peuvent-elles sacrifier

\' ^^ es idées de vaine grandeur le bien du commerce, la pros-

pas^^ bonheur des familles? Comment ne sentent-elles

^^ que la paix est le premier des besoins, comme la pre-

des gloires? i)" Maar Europa wilde tegen het land der

^iQwenteling den strijd voortzetten, en Erankrijk vreesde den

y niet. Bonaparte deed de machtigen bukken voor de

rausche Republiek, en de vrede van Lunéville, die van Amiens,

gaven hoop, dat de wapenen voor goed zouden worden weg-
geborgen,

het ^ ^ aanvang nemen. Was

spijt, dat Erankrijk, waaraan hij de welvaart had terugge-
geven, hem in 1802 geene grootere belooning dan het levens-
Consulschap wilde toekennen, — was het de zalving door
Paus, toen hij in 1804, met het hermelijn omhangen, de
^^otre-Dame was binnen getreden, — was het de tooverkracht
^le in zijn\' degen lag, — was het de ijzeren kroon, die hij

ell^ ^^ dat hem

J^i Karei den Groote voor den geest tooverde, en van eene
^ereldheerschappij deed droomen? Wie, die het zeggen zal!

de man van de orde werd de man van het zwaard.
1?! vrijheid stierven weg, de roem, de eer van

ankrijk, ziedaar de nieuwe vaan waaronder allen zich schaar-
Erankrijk wilde leven, wilde sterven voor zijn\' keizer,
wien Europa de knie boog, wien zulk een stralenkrans
^^^ grootheid omgaf. Austerlitz, Jena, Eylau, Eriedland, Wa-

\') De Carné, I, p. 336.
î

^^ ^ ne crois pas que le peuple Français aime la liberté. les Français

révolution; ils n\'ont qu\'un sentiment,

hij Woorden door den Consul gesproken in den Conseil-d\'État, toen\'

la ^^ i^egioen van Eer instelde. Mignet, Histoire de

•^evolution Française, p. 404.

-ocr page 158-

gram,... iedere naam een triomf, op ieder slagveld een land aan
zijne voeten! Schepters gebroken, en kroojien
uitgedeeld, met
zijn" degen eene nieuwe kaart van Europa geteekend, en aan
zijn kind het Kapitool tot speelgoed gegeven!

Waar de zon zoo helder scheen, daar ging men bijna de
nevelvlekken vergeten. Nevelvlekken ? Europa werd gekluisterd,
maar ook in Frankrijk lag de vrijheid geketend; waar
eenmaal
de adel was afgeschaft, daar zag men Majoraten gesticht voor
gelukkige krijgslieden; waar men het „a bas Capet" had uit-
gegild, daar weêrgalmde de lucht van het: „Vive FEmpereur!\'\'
\'De schim van Lodewijk XYI zweefde over het Eevolutieplein;
de doode was gewroken.

Wie een" blik wil werpen in den politieken toestand van
eene natie, ontrolle hare staatsregeling. De omwenteling
vruchtbaar geweest in staatswetten, maar geene van die \'vvas
duurzaam. Eene vierde Constitutie werd door de
voorloopige
Consuls der natie aangeboden, i) Siéyès, de theoreticus,
er weder de grondslagen van gelegd, 2) ^aar hij had zij"\'
meester gevonden in Bonaparte, en in voorname punten wer-
den veranderingen gemaakt, die den invloed der natie ver-
zwakten. In die nieuwe staatswet werd het uitvoerend
bewind
in zijn" geheelen omvang (ïitre IV) in handen van een" eersten
Consul geplaatst; de twee overigen hadden in het beste geval
slechts eene raadgevende stem (artt.
40, 43). — Bij wien berustte
de wetgevende macht ? Het initiatief alleen bij den Consul
(art. 25), die het redigeeren en verdedigen der voorstellen aan
een" door hem benoemden Conseil-d"État opdroeg (art. 41, 52,
daarop werden zij onderworpen aan het oordeel van 2
geheel
verschillende lichamen. In het Tribunaat hadden de discussiën
plaats, waarna de slotsom door 3 leden, in den vorm van advies
tot aanneming of verAverping, aan het Corps-législatif

II,

Zie de Coustitutie van het jaar VlII (December 1799) bij Lanjuinais,
p. 397—411; bij Pailliet, p. 461—476.

De Constitutie door Siéyès gemaakt, te vinden bij Miguet, p. 390 volg-
•\'\') Siéyès had voorgesteld, het initiatief te geven aan het
Tribunaat.

-ocr page 159-

(art. 28). Dit laatste was eene zwijgende figuur.
^ a het hooren van het Tribunaat en de orateurs uit den Con-
trad het op als jurj^, en stemde over het wets-
voorstel (artt. 25, 34). — Een lichaam van gansch anderen
^^rd was de „Sénat Conservateur", uit onafzetbare leden be-
staande, die geen ander ambt mochten bekleeden (artt. 15, 18).

dien Senaat o. a. de keuze zijner eigene leden, uit 3 can-
idaten door het Corps-législatif, het Tribunaat, en den eersten
Consul voorgedragen (art. 16) ook de keuze der Consuls,
leden van het Wetgevend lichaam, en van het Tribunaat; 2)
uit zoogenaamde „listes nationales d\'éügibles" (artt 6—14
j 20). Wat w^as verder de werkkring van dien Senaat? Deze
moeielijk te omschrijven, waar art.. 21 zegt: „Le Sénat
Maintient ou annulle tous les actes, qui lui sont déférés comme

Inconstitutionnels

par le tribunat ou par le gouvernement;
listes d\'éligibles sont comprises parmi ces actes." ®)
^en ziet^ de invloed der natie, de bevoegdheid der wetge-
was klein geworden; zoo soins het Tribunaat zijne stem
zoude verhefien, meenende dat het onafhankelijk was, het
^oude daarvoor gestraft worden; het aantal leden zoude eerst
l^an 100 op 50 worden gebracht, terwijl in 1807 het geheele
cnaam zoude vernietigd worden. Daarentegen zoude aan
en Senaat nog grootere macht worden gegeven, eu men zoude
® doen voorkomen, als of men daardoor de natie verhief,
^^ant men zoude nog spreken van de souvereiniteit des volks :
"Sénateurs", zoo luidde het in 1802, „le voeu des citoyens
les lois politiques, auxquelles ils obéissent, s\'exprime par
prospérité générale ; la garantie des droits de la société place
solument le dogme de la pratique de la souveraineté du

\') v

^^ Voor de eerste maal werd dc Senaat gekoiien door Sie\'jès en Eoger-
consuls provisoires, Cambacérès en Lebrnu, 2«. en consul. (Art. 24).
.} wilde de keuze dadelijk aan de kiezers opdragen,

te ^ ®1 die verschillende Constituties onmogelijk in weinige woorden zijn

^ behandelen, meenden wij alleen op die bepalingen te moeten wijzen, die met
^^^etgeving in verband staan.
Mignet, p. 421.

-ocr page 160-

peuple dans le Sénat, qui est le lien de la nation. Voilà 1»
seule doctrine sociale." i)

Dadelijk, nadat Bonaparte tot Consul voor het leven was g^\'
kozen, verscheen een „sénatus-consulte organique,"
waarbij

de

wetgeving zoo goed als omvergeworpen, het lidmaatschap van
het Corps-législatif niet veel meer dan eene sinécure werd.
Door een sénatus-consulte organique kon namelijk
geregeld
worden : „tont ce qui n\'a pas été prévu par la Constitution, et
qui est nécessaire à sa marche; il explique les articles de la
Constitution, qui donnent lieu à différentes
interprétations\'
(art. 54). Door een gewoon sénatus-consulte had de Senaat de
bevoegdheid: „de déclarer quand
les circonstances l\'exigent,
des départements hors de la Constitution, d\'annuller les juge-
ments des tribunaux, lorsqu\'ils sont attentoires à la sûreté, de
dissoudre le corps-législatif et le tribunat" (art. 55); allés
op initiatief van het gouvernement (art. 56). Opdat de directe
invloed van den Consul zoude vermeerderen, werd bepaald, dat
de leden niet meer alleen bij coöptatie zouden benoemd wor-
den, maar dat ook
de Consul in dat lichaam zoude kunnen
brengen- „des citoyens distingués par leurs services et leurs
talents," terwijl de leden van den grooten raad van het
Legioen
van
Eer, daar rechtens zouden zitting hebben (artt. 62—64)-
Toen dan een Senaats-besluit, door eene kunstige maar duis-
tere uitlegging, als de uitdrukking van den wil des volks
kon aangezien worden, ging men op den eenmaal
ingeslagen
weg voort, en de keizerlijke Constitutie werd weder in den
vorm van een sénatus-consulte organique gegoten,
Voortaan
zoude de Senaat uit 4 groepen bestaan : 1°. de Eransche prin-
sen; 2". de grootwaardigheidsbekleeders van het rijk; 3°. de

\') Mignet, p. 406.

Sénatus-consulte organique van 16 Thermidor an X (4 Aug. 1802).
juinais II, p. 419—431; Pailliet, p. S04—515.

3) Voor een „sénatus-consulte organique" werd de goedkeuring van ^/s
presente leden vereischt, voor een gewoon „sénatus-consulte" de volstrekte njeei-
derheid. (Art. 56).

") Constitution impériale de 1804 (sénatus-consulte organique de l\'^n ^
Lanjuinais, II, p. 434—465; Pailliet, p. 566—588.

-ocr page 161-

leden door den Senaat zelven benoemd, uit candidaten, nu
alleen door den Keizer voorgesteld 4°. de burgers die de
^ßizer tot Senator wilde verheffen (art. 57). Aan dien Senaat,
^^aarin slechts één wil wet was, werd weder nieuwe macht ge-
geven. Had toch het Corps-législatif eene wet aangenomen.
Senaat kon op verschillende gronden, die uiterst rekbaar
Ovaren, den Keizer als zijne meening doen kennen: „qu\'il n\'y
pas lieu ä promulguer la loi" (artt. 70 en 71).
A-an dit wonderlijke lichaam, dat toch geen deel uitmaakte,
i^och van de wetgevende, noch van de uitvoerende macht,
dus nagenoeg alles in den lande ondergeschikt gemaakt,
kon het nergens plaatsen, daarom plaatste men het
o\'^eral. Maar het was immer de drager „de la souveraineté
peuple," „le lien de la nation;" moest Frankrijk dus niet
tevreden zijn? Er waren, die het den arm des keizers noem-
die zeiden, dat het beeld, dat eenmaal de vrijheid had
Voorgesteld, aan stukken was geslagen.

Europa zoude zich oprichten van onder den druk. Had
■Napoleon steeds gezegevierd, waar het den strijd gold tegen
Vorstenhuizen en legers, ééne kracht had hij te licht geteld.

had de volken verbitterd. Veel hadden die volken ver-
^üürd, maar toen de keizer den machtigen nabuur, dien de
onverwinnelijk maakte, wilde vernietigen, toen hij leven
^^ilde geven aan het denkbeeld: „de vaincre la mer par la
terre," s) en het continentaal stelsel invoerde, dat aan den han-
den genadeslag toebracht, en zoo heftig in de innigste
belangen van millioenen ingreep, toen vereenigden zich allen,

grooten en kleinen, in de bede, dat de hand, die zoo zwaar
op

nationale welvaart en huiselijk geluk drukte, mocht wor-
verlamd. En in het ijs van Eusland werd die hand ver-
^^nid. Napoleon wilde geheel Europa aan zijne voeten heb-
daarom moest zijn Pair, de Czar, vernederd worden;

) Volgens het art. 61 van het sénatns-consnlte organique van 16 Thermi-

an X.

\'> De Carné, 1, p. 394,

-ocr page 162-

maar het vuur van het Kremlin verzengde zijn eigen gewaad;
en de keizer, die nooit voor een\' mensch was geweken, werd
nu door de natuur verjaagd. Europa ontwaakte als uit een\'
doodslaap, en vond zijne kracht terug; het veld van Leipzig
besliste het lot der volken.

Maar, meer dan de kogels van Duitschland en Rusland, was
het Engelands diplomatie, die den keizerlijken troon in stukken
Jueiiw. Naar de voorstellen, zoo als de geallieerden te
Erank-
fort op het oog hadden: aan Frankrijk de grenzen te laten,
bij den vrede van Lunéville verzekerd i), had de keizer nog
kunnen luisteren, maar toen de meening van Lord
Castel-
reagh werd gevolgd, en het congres van Châtillon voor
Frankrijk de oude historische grenzen was gaan
trekken, toen
moest een Napoleon het uiterste wagen, of vallen. 3).
Engeland
had juist ingezien, dat het keizerrijk zich zelf niet ver-
loochenen, tegen zijn verleden niet protesteeren kon, dat, van
toen at; Napoleon eene onmogelijkheid werd. Met het
inroepen
der historie werd de abdicatie-akte den keizer voorgelegd, en
scheen de schim van het verleden aan Frankrijk, als aan een\'
anderen Clovis, toe te fluisteren : „Brûles ce que tu as
adoré,
adores ce que tu as brûlé." De geknakte leliën kregen nieuwe
levenskrachten, en gingen bloeien op het graf van den adelaar.

1) Prankrijk tot aan den Rijn en de Alpen. Pailliet, p. 698 noot.
=) Zie hierover: de Carné, I, p. 438. Pailliet 1. c.; projet de traité, art.^^
.^l\'Empereur des Français renonce à la totalité des acquisitions faites par h
France depuis le commencement de 1792, et à toute influence constitutionnelle
hors de ses anciennes limites."

-ocr page 163-

DERDE HOOFDSTUK.

toestand na 1814.

«11 n\'est pas possible de soumettre les opinions
d\'un corps législatif â aucune espace de censure
régulière. C\'était donc une belle idée, que
d\'avoir établi cette censure au sein même du
corps législatif, en le composant de deux cham-
bres."

NECKEK.

1814

Hoe zullen wij de Restauratie opvatten? Heeft werkelijk in

een Bourbon zich op den gerestaureerden zetel zijner

Voorvaderen geplaatst, of was het een nieuwe troon, die voor den
^i\'^egeren graaf van Provence werd opgericht? Deze vraag,
e wij nergens opzettelijk behandeld vinden is, meenen wij,
^let Van belang ontbloot. Bezien wij de zaken in 1814 van nabij.

^ie ooit zich in een\' moeielijken toestand heeft geplaatst
^.ezien, het was wel de man, die tot dien tijd te Hartwell had
geleefrl onder den naam van „Comte de Lille." Welke rich-
l^^iig zoude hij volgen? Hier een broeder (Artois), die steeds
het hoofd der contra-revolutie was geweest, daar eene jonge
Vorstin i), dochter van Lodewijk X VI, die de grootste over-
op zich zelve moest behalen, wilde zij vergiffenis
^ehenken aan het Frankrijk der omwenteling, al die getrouwe

Madame Royale. Zij was geliuwd met den hertog van Angoiilême, ondsten

van Artois.

-ocr page 164-

dienaren, die hunne meesters waren gevolgd, en, mede uitge-
weken, wachtende waren op betere dagen. Zij allen
omringdeü
hem, die na den dood van Lodewijk XYII hun koning was, O
en zij vertrouwden,
dat geene anderen dan zij, beproefde vrien-
den, om den troon zouden geduld worden, dat geene
andere
denkbeelden dan de hunne in Lodewijk een\' beschermer zouden
vinden. Maar werd door hen de koning in zijne rechten her-
steld, rechten, die naar hun zeggen, hem sinds
1795 toekwa-
men? Neen. Het was het nieuwe Frankrijk, dat den broe-
der van Lodewijk X tot koning verlangde. Het was

de

keizerlijke Senaat, die de vervallenverklaring van Napoleon
uitsprak, 3) die de Constitutie decreteerde, door het voorloo-
pig bewind opgemaakt, waarbij het koningschap werd her-
steld. 3) Maar op welke wijze hersteld? Eeeds het ar-
tikel der Constitutie gaf het antwoord: ,/Le peuple
français
appelle librement au trône de France Louis-Stanislas-Xavieï
de France, frère du dernier Eoi, et après lui les autres mem-
bres de la maison de Bourbon, dans Tordre ancien." Het
was voor goed gedaan met het droit divin," want niet de
oom van Lodewijk XVII, maar de broeder van Lodewijk X^^I\'
den laatsten regeerenden koning werd tot den troon
geroe-
pen. — Het was eene vrijwillige handeling, waaraan men voor-
waarden verbond, want het laatste artikel (art. 29) luidde:
,/Louis-Stanislas-Xavier sera proclamé Roi des Français,
aussitôt qu\'il aura juré et signé par un acte portant : J\'accepte
la constitution, je jure de l\'observer et de la faire observer."
En wat daar verder in die Constitutie, waarop de troon
zoude
rusten, geschreven stond, het streed zeker lijnrecht tegen de
leer der émigrés.

1) „Déclaration de Louis, par la grâce de Dieu, roi de France et de
varre à tous ses sujets," caet.. — Juillet 170B. Pailliet, p. 379—389.

2) Pailliet, p. 671. Lanjuinais, 1, p. 4.*

3) Constitution Française du 6 Avril 1814. Pailliet, p, 674. Lanjuinais, I, P-
Duvergier de Hauranne. Histoire du gouvernement
parlementaire, lî\'

p. 98: „Ainsi la souveraineté nationale se trouvait implicitement reconnue,
il était établi, que si le frère de Louis XVI remontait sur le trône, c\'était P»\'\'
un titre nouveau et non comme successeur de Louis XVII."

-ocr page 165-

^ Geplaatst tusschen Artois en Talleyrand moest de nieuwe
^Oüing aan beiden den rug toekeeren, tenzij het hem geluk-
^^ mocht zich zód) te plaatsen, dat hij geen van beiden af-
®tootte. Zeiden wij te veel, toen wij den toestand van den
ouing moeielijk noemden? Wij gelooven, dat hij in dat eerste
nog te veel den blik heeft gericht, naar hetgeen achter
lag^ jjQg ^g heeft gedacht aan de proclamaties door

^ als koning zonder kroon, uitgevaardigd, i) dat..... maar

® i\'edeneering a posteriori is eene gemakkelijke. Laat de
j^^rlijkheid ons dringen te getuigen, dat het voor Lodewijk
Itter moest zijn zijne vrienden van ouds te verloochenen, om
te werpen in de armen van hen, die de omwenteling en
keizerrijk hadden gediend.

politiek van Lodewijk XYIII in het eerste jaar zijner
b^ering was eene voortdurende transactie, een voortdurend
bewegen tusschen oud en nieuw. De Charte 2) is er het
sprekend voorbeeld van. Het oude bewoog hem om in
Schijn het beginsel der absolute macht te huldigen; van hier,
^ hij de Constitutie van den Senaat niet bezwoer, maar als
l^t zijji plaisir" eene Charte octroyeerde, s) die wel bij

® etgeving werd ingebracht, maar eigenlijk niet aan haar

li ^ de zich noemende Lodewijk XVIII in 1804 Iiad geprotesteerd tegen

tj, bestreed Napoleon hem met zijne eigene wapenen: „Nous n\'en-

pag ^jjjjg jj^ discussion des droits, que le comte de Lille s\'arroge.....

mteret des peuples qui fait les rois, et la force nationale qui les sou-
se !" Capet, chef de la dernière dynastie, reçut la couronne de
J P^irs, qui représentaient la nation; et si l\'on admettait les j^rincipes sur
repose la réclamation du comte de Lille, ce prince lui-même n\'aurait
autre titre à faire valoir, que celui qui lui aurait été transmis par l\'usur-
zer\'^^\'^ (Iroits des enfants de Charlemagne." Pailliet, p. 649. Had de kei-

«e de Charte o. a. bij Lanjuinais, I, p. 307 volgg. De Charte met vele
besluiten, reglementen enz. bij Pailliet, p. 736—1219.
^ ^ de „déclaration de Saint-Ouen" (2 Mei 1814) verklaarde de koning, dat
^^J zich vereenigde met de beginselen van de Constitutie, maar dat zij de blijken
^^ van overhaasting; hij riep den Senaat en het Corps législatif op, in Juni
libérale te bezien, die hij hun zoude voorleggen. Lanjuinais,!,
Pailliet, p. 703.

-ocr page 166-

oordeel onderworpen; het nieuwe bracht hem er toe, de heiti
voorgelegde Constitutie geheel tot leiddraad te nemen, en de
koninklijke macht tot eene beperkte te maken. Het oude
deed
hem onder de Charte schrijven : „Donné à Paris, Fan de grâce
1814, et de notre règne le dix-neuvième," — het nieuwe ga^\'
hem
0. a. de afdeeling over „le droit public des Français,\'\'
in de pen.

Wij komen terug tot de vraag, die wij ons stelden en ant-
woorden : een Bourbon, niet door de contra-revolutie, maar door
den keizerlijken Senaat in Frankrijk teruggebracht, een
Bour-
bon, leunende op de Charte (al was die ook eene geoctroyeerde);
zoude door de meesten zijner voorvaderen niet zijn toegejuicht;
maar veeleer verloochend. Met hen had hij slechts den naam
gemeen. De oude troon was in stukken gehouwen, en het
was een geheel nieuwe zetel, waarop de zoon uit het
oude
geslacht plaats nam.

Slaan wij een\' blik in de Charte die door Lodewijk XVlH
aan Frankrijk werd gegeven.

Reeds op de eerste bladzijde bemerkt men, dat de verloo-
pene jaren niet zonder vrucht waren voorbijgegaan. Eene eerste
afdeeling toch handelt over „le droit pubHc des Français/
waarin met vrije hand wordt gegeven, wat eeuwen hadden ge\'
weigerd. Daarna volgt de eigenlijke staatsinrichting. De koning
is het hoofd van den staat; zijn persoon is onschendbaar, de
ministers zijn daarentegen verantwoordelijk. De koning maakt
deel uit van de wetgevende macht; bij hem berust de
uitvoe-
rende macht; ook wordt het recht, als van hem uitgaande, in
zijn\' naam door onafzetbare rechters uitgesproken (artt. 13,
15, 57, 58).

De afdeeling, voor ons het belangrijkst, is natuurlijk die,-
welke handelt over de Wetgevende macht. Wij
wenschen er
hier op te wijzen, dat
in de eerste constitutie, waarmede het

\') „Adresses de la chambre des Pairs, et de la chambre des Députe»\'
valant acceptation de la Charte, considérées comme sanctionnant le voen ^^^
Français." Bij
het laatste adres werd den koning de eeretitel gegeven
„Louis le Désiré." lanjuinais, I, p. 30*. Pailliet, p., 733 volg.

ill

-ocr page 167-

v^\'hfJ was, in de eerste Constitutie „qui était née

st ^ spreken, liet tweekamer-

Werd aangenomen. Men huldigde het beginsel van het
ne peut tout," s) dat, volgens onze meening, een
Werd ^^ waarlijk constitutioneelen staat. Er

^ dan geschreven in art. 15: „La puissance législative
la^^n \'^^llectivement par le Eoi, la Chambre des Pairs, et
Waar des Députés des départements," en iets verder,

bepaaldelijk over de Pairs werd gesproken, werd nog
Une woorden gezegd: „La Chambre des Pairs est

lü essentielle de la puissance législative" (art. 24).

//Le ^ ^^^^^i^iitie van den Senaat was dienaangaande bepaald :
^ ® le Sénat et le Corps-législatif concourent à la for-
^^^ ïon des lois." (art. 5). Het verschil betreft hier slechts
jj ^aam; de ontwerpers van beide staatsregelingen bedoelden
aan ^^^ ^^^ ^^^ waarschijnlijk, om de herinnering

^ ^ de Napoleontische heerschappij uit te wisschen, dat de
^ ^iiig het Corps-législatif, dat niet langer eene zwijgende
^giinr zoude zijn, herdoopte in Chambre des Députés, en aan
^ Senaat, die niet meer eene wonderlijke creatie zoude
den naam gaf van Chambre des Pairs
hebb\'^^ ^^^^i^tief voor de wetgeving berust bij den vorst; echter
daart^^ kamers het recht, wanneer de eene het

oin ^^ strekkende voorstel van de andere heeft aangenomen,
^^ den koning te verzoeken een of ander wetsvoorstel te
Elk wetsvoorstel wordt, naar het goedvinden van den

^^^ finantiewetten, die het eerst bij de kamer van
&evaardigden moeten inkomen. Wanneer de voorstellen.

^^ . \' öij de eene of andere kamer ingebracht, met uitzon-
af

doOr d " " \' """" """ \'

\'^e meerderheid in die beide kamers (die, even als de vorst,

sto^j \'Waar, in de Directoriale Constitutie van het jaar III (1795), be-

des n

-législatif uit 3 deelen: „le conseil des Anciens" en „le conseil
2) zoo als wij gezien hebben; maar is zij ooit ernstig opgevat?

^^ liierover: Hello, Du régime constitutionnel, 3«. édition, p. 229.
«\'ete^ «Pair" in het oude Frankrijk was, hebben wij vroeger onderzocht. Wij
ook, dat de oude naam eene geheel nieuwe beteekenis kreeg.

-ocr page 168-

het recht hebben om amendementen voor te stellen) ^ij"
aangenomen, worden zij onderworpen aan
\'s konings sanctie-
(artt. 16—22 46, 47).

De Wetgevende kamers zijn van aard verschillend. De Pair®
worden benoemd door den koning, die hun de waardigheid
kan geven voor hun leven, of deze erfelijk kan verklaren lû
hun geslacht; hun aantal is onbeperkt; — de Députés worden
gekozen door kiescollegiën voor 5 jaren, zoo, dat ieder jaar de
kamer voor
1/5 vernieuwd wordt (artt. 27, 35—37). In de
Chambre des Pairs kan men zitting nemen op zijn 25\'\' >
maar krijgt slechts stem op zijn 30®\'® jaar 2) — om Dépnte
te zijn, moet men 40 jaar oud zijn. en 1000 frcs.
directe
belasting betalen (artt. 28, 38). Terwijl de zittingen der
Députés openbaar zijn, ten zij 5 leden geheim comité vragen?
zijn (en
dit noemen wij een noodlottig verschil) de zittingen
der Pairs steeds geheim, (artt. 32—44).

Eindelijk treedt de Chambre des Pairs ook op als hoogste
gerechtshof: in zaken van hoog verraad en aanslagen tegen
de veiligheid van den staat; 2" over ministers (dezen
kunnen
leden zijn van de eene of andere kamer, art. 54), wanneer
dezen, in bepaalde, door wetten te omschrijven, gevallen, doof
de Chambre des Députés in staat van beschuldiging ^iju
gesteld; 3^ over Pairs (alleen ter zake van misdrijf), die
slechts
op gezag van de Chambre des Pairs kunnen gevat worden-
(artt. 33, 34, 55, 56).

Wij hebben dan hier een overzicht van de voornaamste be-

Zoo toch gelooveu wij dat de zin is van het niet zeer duidelijke art.
„Aucun amendement ne peut être fait à une loi, s\'il n\'a
été proposé ou cou se
par le Eoi, et s\'il n\'a été renvoyé et disenté dans les bureaux."
Lanjuinais ^e^

de kamers hebben indirect het recht van initiatief (artt. 19—21), direct

oti
.t:
het

recht van amendement. Dit recht is echter niet zelden in twijfel getrokk®^\'
Lanjuinais, I, p. 250.

Hierop maken de prinsen van den bloede, Pairs door geboorterecht,
zondering. (Artt. 30 en 31). ^^

Uit eene ,,Ilésolution"\'van de Chambre des Pairs blijkt, dat dit artikel
aldus werd uitgelegd, dat de Chambre des Pairs alleen hooggeplaatste person«\'
(prinsen, pairs, ministers enz.) kon vonnissen. Lanjuinais, I, p. 287—

-ocr page 169-

palingen van de Charte, waarin een liberale geest doorstraalt.
Hoe was het dan mogelijk, dat reeds in het voorjaar van 1815
ï\'rankrijk den terugkeerenden keizer in de armen viel, en de
klaauw van den adelaar de lelie weder uit den grond

rukte?

Hoe het mogelijk was? Omdat men dat wonderlijke woord
Wkimiteit steeds cp de lippen nam, omdat men niet scheen
^^ te zien, dat de troon niet aan de Bourbons was teruggegeven,
eene zaak, die hun toekwam, maar omdat staatsbelang
frankrijk er toe gebracht had dezen weg in te slaan, i) Yan
bier verwarring en wantrouwen. Waarom die Charte niet on-
derworpen aan het oordeel der natie? Waarom die woorden:
"fait concession et octroi a nos sujets," die de vrees konden
"^oeu ontstaan, dat, wat heden w^as gegeven, morgen kon wor-
•^en ontnomen ? Waarom in den Proloog van de Charte steeds
gewezen op het
oude Erankrijk, als of er geen tijdperk 1789—
was geweest? Waarom den schijn aangenomen, als of
^lles voortsproot uit koninklijke genade, als of men de vrijheid,
men gaf, inderdaad betreurde en minachtte? Wij geloo-
dat de koning een goed doel voor oogen had, ^het doel
het oude en het nieuwe Erankrijk te winnen, maar hij
^^isgreep zich. En dan de tricolore vlag had voor de witte
kloeten plaats maken! Was er iets, dat de oude garde, dat
^ie legioenen krijgers moest grieven, het w^as dat de vaan, die
^^ alle hoofdsteden van Europa had gewapperd, werd opgerold
^li ^weggeborgen. Wat was de eerste daad van Napoleon, toen
Elba had verlaten, en bij Cannes aan wal was gestapt?
^ij beloofde eene Constitutie door de natie bezworen, hij ver-

Vgl- Ch. de Rémusat, Politique libérale, p. 204 volg.
Er waren 2 bepalingen in de Charte, die mede wantrouwen zaaiden. De
\'\'■\'jlieid van godsdienst werd verzekerd, niettemin werd de Catholieke godsdienst
godsdienst van deu Staat verklaard (artt. 6 en 7). Verder waren de
^^atste Woorden van art. 14 zeer rekbaar: „le Roi fait les règlements et or-
nécessaires pour l\'exécution des lois,
et la sûreté de VEtat" Men
onwillekeurig aan Karei X en zijne Juli-ordonnantiën !

-ocr page 170-

toonde de oude driekleur, i) Frankrijk lag weer aan de voeten
van zijn\' keizer.

Zoo Napoleon hierin toonde, dat zijn arendsbük nog altijd
de zwakke zijde zijner tegenstanders wist te ontdekken, voor
het overige was het, als of een sluier over hem heen was g®\'
hangen, die hem belette het hem omringende juist te onder-
scheiden, en hem fantastische beelden voortooverde. Napoleon
van Elba scheep gaande, en voor geene schipbreuk
vreezende,
moet aan een wonder hebben geloofd. Hoe moet het Benjamii^
Constant te moede zijn geweest, toen de keizer tot hem sprak:
,/Apportez-moi vos idées. Des élections libres? des
discussions
politiques? des ministres responsables? la liberté? Je veux

tont cela..... La situation est neuve. Je ne demande pas

mieux que d\'être éclairé. Je vieillis; l\'on n\'est plus à qn»\'
rante-cinq ans ce qu on était à trente. Le repos d\'un roi
constitutionnel peut me convenir."
3) i^el moest de wereld-
veroveraar oud zijn geworden, als hij zonder glimlach die
woorden kon uitspreken! Napoleon en eene liberale staats-
regeling — eerder zoude men den Rijn zich als een
stilstaand
water kunnen voorstellen! De keizer mocht eene Constitutie
neerschrijven, een „Acte additionnel aux Constitutions de FË^i\'
pire," 3) meer in naam, dan wat den inhoud betreft, met de
Charte verschillend, een staatsstuk waarin hij zich door 2
Wetgevende kamers de handen liet binden, wij
kunnen onS
niet voorstellen, dat het hem daarmede ernst was. De pl®®\'^\'
tigheid van het „Champ de Mai" was of eene zware zelfb®\'
schuldiging, of eene kluchtige tooneelvertooning. Niet daar^
maar te midden van kanongebulder, was Napoleon op ziJ^®
plaats.

En zoo zoude men hem weder zien, want Europa geloofde niet

aan zijn vredewoord. Schokken als van eene aardbeving

») Zie de Proclamatie, uit den Golf Juan gedateerd, in haar geheel te vin-
den bij Laurent de
l\'Ardèche: Histoire de Napoleon, p. 711—714.

\') Laurent de l\'Ardèche, p. 728. Duvergier de Hauranne, II, p. 495.

Zie: Lanjuinais, II, p. 481—490.

*) De naam brengt ons terug in de tijden der Karolingische vorsten.

-ocr page 171-

allerwege waargenomen, toen Napoleon de Tnileriën, door
Bourbons verlaten, weder binnen stapte. Zoude de rust
Wereld op nieuw verstoord worden? Ja, maar nu zoude
^ijïi, om den Kolos, die alle troonen deed waggelen, in de
te werpen. Het zwaard van Leipzig werd uit de sckeede
f ûaald, alle volken stroomden samen, opdat in een\' uitersten
^^lûp hun zijn of niet zijn zoude beslist worden. Bij Waterloo werd
e strijd gestreden, die vraag beantwoord. De adelaar zoude niet
naar de zon vliegen, zoude gevangen worden en sterven.
^^ Welk een oordeel men veile over dien schrik van Europa,
men hem verfoeie (en de Nederlander zoude het niet zonder
eQ doen) of bewondere, niemand zal hem zijne plaats be-
^^ ® en onder de reuzen der historie. Dien gigant ons voor
^^ stellen, stervende op het benauwde Procrustes-bed van Elba
. ^iis moeielijk; Europa diende hem beter, door hem in het
vast te ketenen aan de rots in den oceaan. Daar bleef
J ûog ae kolossale figuur, die steeds de wereld scheen te
®n bij wiens dood die wereld ruimer ademde.
®or Prankrijk was het rijk der 100 dagen eene ramp ge-
da^^^\' gansch anderen toon gaan aanslaan

^^^ het jaar te voren. Toen had men vrijelijk zijn\' wil kun-
volk ni^ der natie het lot van een overwonnen

. • De koning werd, als het ware, door de zegevierende

gfirs Tl

\' " naar zipe staten teruggevoerd. Waar de keizer van
^^iisland en Wellington tot zachtheid gestemd waren, daar wer-
di^ plannen gedwarsboomd door den ouden Blücher,

^ ^ijn haat tegen den vijand van Europa koelde op het thans
het ^ ^^^^ Ï\'i\'ankrijk, en zijne soldaten niet tegenhield, waar zij
fuwste geweld pleegden i). Yooral daarom betreuren wij.

à Bl - \'^\'fficilté actuelle, est de faire garder quelque mesure aux Prussiens et
loo Lord Castlereagh aan lord Liverpool. — „La bataille de Water-

été la plus rude, qui ait été livrée depuis beaucoup d\'an-
tant! ^^ ^^ bataille a mis dans la main des alliés de très impor-

\'îotidu\'t^^\'^^^^^^ \' résultats, nous les détruisons nous-mêmes par l\'infâme

® quelques-uns d\'entre nous." Wellington aan maarschalk Beresford.
■ divergier de Hauranne, III, p. 192.

-ocr page 172-

het, omdat het een wapen in handen gaf aan de vijanden ^a®
het koningschap, waar zij zonden gaan verkondigen, dat het een
hloedroode weg was, die naar den gerestaureerden troon had
gevoerd. Behalve brandschatting hier, en zware opbrengsten
daar, werd aan Frankrijk eene zware oorlogsbelasting opg

elegd,

en bleven vreemde legers tot bescherming der dynastie, voor
onbepaalden tijd,
in het land achter.

Ook voor het inwendige was de toestand wel veranderd;
maar daarom niet verbeterd. De keizerlijke partij was verne-
derd en durfde het hoofd niet opsteken; de contra-revoluti®
daarentegen meende, veel meer nog dan een jaar te voren, dat
nu de toekomst haar behoorde, en dat het op haar pad
als wrekende gerechtigheid op te treden i).

Welken weg sloeg nu Lodewijk XVIII in? Hij sloot het
oor voor al die stemmen, die in zijne omgeving zich niet het
minst luide deden hooren, hij wilde verzoening en
gematigd
heid hehartigen. De 100 dagen waren hem eene goede les
geweest, hij had ingezien, waardoor hij Napoleon het
spel hac
laten winnen, en hij wilde, dat die schade hem wijs zou
maken. Wij noemen het mannenm^oed, dat hij niet
schroom
voor zijne Proclamatie aan Frankrijk woorden neêr te schrij\'^^\'^\'
die Talleyrand hem
in de pen gaf: //mon gouvernement deV ^
faire des fautes; peut-être en a-t-il fait. Il est des temps
les intentions les plus .pures ne suffisent pas pour dirige^;
quelquefois elles égarent. L\'expérience seule pouvait
elle ne sera pas perdue. Je veux
tout ce qui sauvera
France"

Zien wij dan, hoe het met Frankrijk ging in de volgende ja^®\'^
Een der eerste punten, waarmede de koning zich, na ziji^^
terugkomst, bezig hield, betrof de Chambre des Pairs.
//Acte additionnel," waarin Napoleon aan den geest des tiJ
had geofferd, was het tweekamerstelsel aangenomen; ^^^
Chambre des Pairs en eene Chambre des Représentants zondek

\') De Carué, 11, p. 28 volg. ^

Proclamation (}e Cambrai, le 28 Juin 1815. Lanjuinais, I, P- 73 ■
Qpk; Duvergier de Haiya nne, III, p. 101 volg.

-ocr page 173-

den keizer de Wetgevende macht uitmaken; aan de eerste,
daarvan de leden benoemd werden door het hoofd van den
®taat. Werd de erfelijkheid toegekend. Het ^al wel hieraan ge-
^eest zijn, dat Lodewijk XVIII dacht, toen hij, die in de Charte
bad geschreven: „le roi peut varier les dignités des Pairs, les
dommer ä vie ou les rendre héréditaires, selon sa volonte
(^rt. 27)", den 19 Aug. 1815, toegevende aan den drang der
^^ijzinnigen onder zijne raadslieden, die ordonnantie uitvaar-
"^^de, waarbij de w^aardigheid van Pair erfelijk werd verklaard i).

zullen nog gelegenheid hebben, hierop terug te komen,
öiaar reeds hier willen wij er op wijzen, dat, naar ons inzien,
mate van onafhankelijkheid van dit gedeelte der Wetge-
l\'^nde macht, door deze handeling veel grooter werd, en de
Oüing ook hierin hulde bracht aan het zoo echt constitutio-
neele beginsel van verdeeling van macht.

^an gansch anderen aard waren twee ordonnantiën, die mede
Pairs betreffen, maar die zonder twijfel afkeuring verdienen,
als onwettige besluiten moeten gebrandmerkt worden. Het
^•^bijnt ons volkomen natuurlijk, dat zij, die niet geschroomd
^dden,
al hadden zij pas de waardigheid van Pair uit "s ko-
l^ings iiand ontvangen, aan Napoleon hunne hulde te brengen.
Schijnt ons natuurlijk, dat diegenen den koning
een\' doorn
^ bet oog moesten zijn. Maar gaf hem dit vrijheid, zijne
airg (
Iqqj. ggj^g ordonnantie van hun ambt te ontzetten?
^dden zij landverraad gepleegd, men had hen slechts te bren-
S®^ Voor het gerechtshof hunner evenkniën, dat een gestreng
^\'^^nis zoude vellen. Was hunne daad niet als zoodanig te
^ïandmerken. waarom vergat de koning dan, dat
hij zelf in
Charte zich .de
macht had benomen, een\' Pair te ontslaan ?
ten wij tot zijne verontschuldiging aanbrengen, dat de natie
door hare vertegenwoordiging, in 1830 op gelijke wijze
^^delde ten aanzien van de Pairs van Karei X ? ®) Niet al-

^ Zie de ordonnance bij Lanjuinais, I, p. 80.* Pailliet, p. 1030.

Divergier de Hauranne, III, p. ISé volg.
^ Zie hierover de Déclaration du 7 Août 1830, waarvan het verslag te

«

^iod.

eu

is bij Dupin, Mémoires, 11, p. 499—503.

-ocr page 174-

zoo; het eene onrecht neemt het andere niet weg; Lodewijk
XVIII verliet hier het pad der rechtvaardigheid. — De andere
ordonnantie, waarop wij het oog hebben, werd door den
ko-
ning
den 25 Ang. 1817 uitgevaardigd, i) Waarom wij die in
éénen adem noemen ? Omdat ook hier werd gehandeld in
strijd
met de leer, die in de Charte was neergelegd. Verwijzende
naar art. 896 van het Code Civil s), en zijn daaruit voort-
vloeiend recht, om aan hoofden van een geslacht het stichten
van een Majoraat toe te staan, verklaarde Lodewijk XVIII, dat
hij alleen diegenen tot de Pairie zoude verheffen, die op zij\'^^
gezag een zoodanig Majoraat hadden ingesteld. Behalve de na-
deelen en misbruiken, die hieruit moesten voortvloeien, is h®*
genoeg de Charte slechts te doorbladeren, om te zien, dat i»
deze voor Majoraten geene plaats was, dat integendeel het Code
Civil voor deze bepaling moest geacht worden te zijn
opgehe-
ven. s) Om nog eene reden moeten wij het besluit van
betreuren. Het had nooit een onderwerp mogen zijn, om ^P
deze wijze te regelen, het behoorde tot het gebied der
wetge-
ving, en door het te onttrekken aan de beslissing van het Wet-
gevend lichaam, gaf men voedsel aan de
beschuldiging vaö
ontevredenen, dat er geregeerd werd buiten de Charte om,
dat men, met verdraaiing van art. 14. dier Charte, het gehate
bestuur door ordonnantiën weder in het leven ging
roepen,
eene beschuldiging, die anders, waar het Lodewijk XVIII gol^^
volkomen ongegrond was.

Wie denkt niet, waar hij zich bezig houdt met de Chambre
des Pairs in
die dagen, aan het proces, dat daar in het paleis
van
het Luxemburg is gevoerd, en dat met de veroordeeling

\') Ordonnance sur Ia formation des Majorats à instituer par les Pai«- I\'*"\'
juinais, I, p. 119.* Pailliet, p. 1032. Capefigue, Histoire de la
Restauration
V, p. 209.

-) Al. 3 van art. 896 C. C., dat de verbodene substitutiën weer in iet le*®"
roept,
was door Napoleon ten behoeve van zijnen nieuwen adel neêrgeschreve»\'

„Le Côde Civil et les lois actuellement existantes, ne sont pas
traires à la Charte
restent en vigueur." Art. 68 de la charte.

) Zie uitvoerig over die Majoraten: Lanjuinais. I, p. 208 volgg. Paill^®^\'
p. 748—753.

-ocr page 175-

niet 7 ^^^^ ^^^ ^^^ maarschalk Nej is geëindigd ! Zou het hier
^^ ® plaats zijn om het: „summum jus, summa injuria" toe
als^r^^^^ "^ant wie zal het ontkennen, dat Ney gevallen is
iaën ^an de wraak der contra-revolutie, ook al kan

bü ^ betuigen, dat het vonnis niet in strijd was met krijgs- of
^Jgerlijke wetten? En ook dit laatste zal misschien doorniet
iS^ÏÏ^ ^^ getrokken; want Ney had, ja, den

Qoo. ^^^^ ^^^^ schandelijke rol gespeeld, maar het stond
^ te bezien of de Capitulatie van Parijs hem niet de vrij-
had verzekerd, waar art. 12 luidde: „ Seront respectées
personnes et les propriétés particulières; les habitants et en
^^^eral tous les individus qui se trouvent dans la capitale,

être ^ ^^ libertés sans pouvoir

qu\'il ^^ recherchés, même relativement aux fonctions

^ ƒ s occupent ou auraient occupées, à leur conduite et à leurs
vred^\'^^^ politiques." ■") Voordat men dus op rechtsgronden
^ ® e hebbe met de uitspraak der Pairs, zal men eerst moeten
^^^ezen zien, dat het art. 12 niet op allen toepasselijk was,
tie koning niet gebonden was door de conven-,

jJ\' ï\'rankrijk vóór zijne terugkomst met de verbondene
^_®geüdheden had aangegaan. Hoe het zij, de partij van hen,
gen ^Itï^a-royalisten begonnen te noemen, had nu een\' hoo-
^ ^ toon aan te slaan, en wilde van niets minder dan van
^ ^^oening weten. Zij was het, die de regeering dwong de or-
der van 24 Juli uit te vaardigen, waarbij de schuldigen

lOO dagen onder 2 categoriën werden gerangschikt^ om
^ terstond aan het gerecht te worden overgeleverd, óf af te
en, wat de Wetgevende kamers over hen zouden beslissen.
le stond op de eerste lijst? Ney. Hij werd gevangen
^ omen en voor een\' krijgsraad gedaagd. Zoude deze hem
^ ^dig verklaard hebben? Wie zal het zeggen? Maar Ney
zich op zijn Pairschap, en het w^as door dit hof, dat
ter dood werd veroordeeld. Zoo groot was de spanning in
^^ïikrijk, de vrees, dat men den maarschalk niet zoude doen

Capefigue. III, p. 263.
I^uvergier de Hauranne, III, p. 215.

-ocr page 176-

sterven, dat de minister Richelieu zich genoodzaakt zag tot
de Pairs in dezer voege het woord te richten: „Ce n\'est pas
seulement, au nom du roi que nous remplissons cet office, c\'est
au nom de la Prance, depuis longtemps indignée
et mainte-
nant stupéfaite; c\'est même au nom de l\'Europe que nous ve-
nons vous conjurer et vous requérir à la fois de juger le ma-
réchal Wey... Nous osons dire que la chambre des pairs doit
au monde une éclatante réparation : elle doit être
prompte, car
il importe de retenir l\'indignation qui, de toutes parts, se
soulève." Prankrijk werd tevreden gesteld ; slechts 1 Pair sprak
het „niet schuldig" uit. Deze was de jonge hertog de Brogh®
wiens vader in 1794 op het schavot was gestorven, en die zeH
gedurende de 100 dagen in eerlijke afzondering had
geleefd;
hij motiveerde zijne stem aldus: „après une révolution à la-
quelle une partie considérable du pays a pris part, il n\'es
ni juste ni politique de choisir quelques hommes pour 1®®
sacrifier. Ces hommes appartiennent à la justice de
l\'histoire;
non à celle des tribunaux."

Sommigen hadden gehoopt, dat het Pairsgericht aan b\'^\'\'
gemelde artikel 12 waarde zoude hechten, en hoopten ook na
de veroordeeling op redding, door toedoen van
Wellington;
op gratie, of commutatie van straf. Die hoop zoude ijdel
zijn. Op een\' December-morgen van het jaar 1815 hield een
rijtuig stil achter het Luxemburg; een van de personen, die
er uitstapten, ontblootte het hoofd, en riep: „Mes
camarades
tirez sur moi!" De maarschalk Nej, de dappere onder de
dapperen, wien geen kogel ooit had willen treffen, was gefu-
silleerd! Men had geofferd aan den geest van
wraakneming\'
die er in Prankrijk was gevaren i).

Zullen M\'ij nog kunnen volhouden, dat de koning den
der verzoening, der gematigdheid wilde bewandelen?
want hij zoude de contra-revolutionairen maar al te zeer den
rug gaan toekeeren. Van het Prankrijk van 1815 gold het

\') Zie over het proces van Ney: Duvergier de Hauranne, III, p. 296—
Capefigue, III, p. 292—344.

-ocr page 177-

volle: ,/plus royaliste que le roi." Ministers als Talley-
rand en Eouché moesten dan ook spoedig vallen, toen na
ontbinding van de keizerlijke kamer, de zoogenaamde „ebambre
introuvable" was opgetreden. Aan het ministerie Richelieu

toen de taak gegeven, aan die vergadering van konings-
pzinde ijveraars het hoofd te bieden. Maar dit was een
IJ del
Werk. Waar de raadslieden der kroon, hierin volkomen
eenstemmig met den vorst, vrede, zachtheid jegens de onder-
liggende partij predikten, was het de Wetgevende kamer, die
^itijd op gestrengheid aandrong. Waar het de mannen betrof,
die Napoleon, na de terugkomst van Elba hadden gediend,
■^ilde de koning\' op ruime schaal de amnestie toepassen, i)
niaar men verzette zich tegen die vergevensgezindheid. Hoort
^^elke taal men voert in een adres den koning aangeboden!
"Ce n\'est pas sans une vive émotion, que nous venons de
^\'eir le commencement de vos justices. Yous avez saisi ce
glaive, que le souverain du ciel a confié aux princes de la
terre pour assurer le repos des peuples;" ■— en verder:
v^\'ous supplions le Roi d\'écouter la Erance qui lui demande
justice à genoux, cette justice malheureusement nécessaire, le
^ei la doit à son peuple, et sa sévérité paternelle sera mise au
premier rang de ses bienfaits." Maar het bleef niet bij
smeekgebeden. Men dreigde de regeering met verwerping^ van
^et budget, zoo zij zich bleef verzetten tegen den eisch van
gestrenge wraak, zoo zij de hand niet reiken wilde aan het
«^de Erankrijk.

^el was het een wonderlijke toestand! Lodewijk XYIII,
^an wien de omwenteling en het keizerrijk geene rozen hadden
gebaard, geeft de Charte, om de vrijheid te verzekeren en
^leh zeiven te binden, en die Charte wordt gegrepen door
de mannen van het oude régime, die haar in al te ruimen
^"in uitleggen, die de hand slaan aan de prerogatieven van de

Het amnestie-voorstel werd den dag na de executie van Ney door de re-
S^ering ingebracht, in de hoop dat men door het oiïer zoude verzoend zijn.
\'le: Duvergier de
Hauranne, Hl, p. 307.

Royer-Coilard, I, p. 183.

-ocr page 178-

kroon, en dat alles, omdat zij zich royalisten noemen;
derlijke toestand, waar de liberale denkbeelden veel meer lO
bescherming worden genomen door de Pairs, dan in de kamer
van afgevaardigden! !) De Chambre des Pairs trad in
met kracht op, om de Charte in bescherming te nemen, di®
door de afgevaardigden maar
al te zeer werd geminacht-
Waar toch in die Charte geschreven stond, dat de rechters pnaf-
zetbaar waren (art. 58), werd het volgende voorstel
aangenomen :
„Les jnges qui seront nommés dans Pannée, à dater de ^^
promulgation de la présente loi, ne seront inamovibles, q^^\'""
an après leur installation." De bedoeling was
duidelijk =
binnen een jaar hoopte men het ministerie ten val gebracht
te hebben. Waar art. 37 van de Charte luidde: „les députes
seront élus pour cinq ans, de manière que
la chambre soit
renouvelée chaque année par cinquième," daar werd het be-
ginsel van het „renouvellement intégral" aangenomen,
opdat m
de eerste 5 jaren niemand zoude behoeven af te treden,
de ultra-royalistische kamer zoodoende alvermogend zond®
zijn.
Beide beginselen werden door de Pairs als ongrond-
wettig gebrandmerkt, en met groote meerderheid verworpen.
Men zag, dat met de „chambre introuvable" niet was te
handelen.

Brengen wij onze hulde aan Lodewijk XVIII voor zij^^®
daad van den 5\'^™ Sept. 1816. Wij stellen ons voor, dat het
den koning moeielijk moet geweest zijn de handeling te
brengen, waarvan vooral de minister Decazes hem de noodz®\'
kelijkheid onder het oog bracht, de ordonnantie te onder-
teekenen, waarbij de „chambre introuvable" werd on

tbonden

Want van dien dag kwam er scheiding tusschen den koningj
en de meeste leden van zijn gezin ; zijn broeder Artois voorab
het onwrikbaar hoofd der contra-revolutie, zoude hij van

\') „De tels projets rencontraient des résistances énergiques dans les luiniè^®
des principaux membres du conseil et au sein de la chambre des pairs,
dominée par l\'esprit de castel et dc clocher." De Carné, II, p. 51.

Duvergier de Hauranne, III, p. 390—293.

Duvergier de Hauranne, III, 355—375 en 403 "volg.

Capefigue, IV, p. 264—801. Duvergier de Hauranne, III, 463-493.

-ocr page 179-

over zich zien staan. De vrienden van ouds, zij, die hem
^^ het ongeluk trouw waren geweest, zij zouden hem van
^ï^âankbaarheid gaan beschuldigen. Wat hij verloor, dat wist
^ koning, maar zoude hij aan den anderen kant winnen?" Hij
S^ûg zich werpen in de armen van het nieuwe Frankrijk,
l^^ar zoude dat nieuwe Frankrijk hem aannemen, zoude het
de hand reiken en hem steunen, waar Frankrijks heil
doel was van zijn streven?" Welk antwoord hierop
^ geven, als men op de houding der verschillende partijen in

volgende jaren het oog slaat?
^ I^e regeering wilde den weg der gematigde vrijzinnigheid
^^wandelen, en gaf, na de ordonnantie van 5 September, door
^re handelingen niet onduidelijk te kennen, dat zij, om de
hoofdbeginselen der //chambre introuvable" te bestrijden, bij
\'Verkiezingen geen onverschillig toeschouwer wilde zijn. En
een" aanblik gaf die nieuw verkozene kamer? De regee-
^^g zag voortaan de ultra-royalisten, de zoogenaamde rechter-
^yde tegenover zich staan, en zocht vooral hare kracht bij het
Ck^^^^ ^\'^oit,"" ja, aarzelde niet, bij verschillende gelegenheden
aan het „centre gauche" de hand te reiken. Het waren
^ooral de groote administratieve talenten, mannen van de prak-
had\' ^^^ ^^^ rechter centrum vormden. In het linker midden
bekwame theoristen plaats genomen, die met warmte
^nje beginselen voorstonden; onder dezen waren het de
//doctrinaires," die den boventoon voerden. Waar
rechter centrum de regeering ondersteunde, omdat deze
^ contra-revolutie den rug had toegekeerd, stelden de

^^ s en hoogere eischen, en maakten het den raadslieden der
^^"^on
dikwijls moeielijk, omdat zij geene tegenspraak tegen
^^ysgeerige stellingen duldden. Eene laatste fractie,
" ^^^^ême gauche," was nog slechts\' door zeer enkelen vertegen-

1) 26

•^aract\'.-^\'^^" schrijver na: „Louis XVIII restera dans l\'histoire

ftelle mémorable mesure qui lui appropria la Charte constitution-

qui a préambules et que tous les discours. L\'homme d\'État

teiun volonté (Decazes) a fait une des grandes choses de notre

De Rémusat, Pol. lib., p. 248.

-ocr page 180-

woordigd; liet waren de „indépendants/\' die misscliieii daarom

onafhankelijken werden genoemd, omdat zij voortdurend oppO\'

lp

sitie zouden voeren. Dezen waren in 3 hoofdgroepen
verdeelen : de imperialisten, die steeds van krijgsroem en ver-
overing droomden, en den naam van Napoleon II op de lipp®^
namen, — diegenen onder
de Orleanisten, die eene verandering
van dynastie wenschten, om zeiven het dichtst te staan om
den troon, — de republikeinen eindelijk, die mede niet
ongene-
gen waren Orleans aan het hoofd te zien, doch alleen, als een
zachte overgang tot den volheerlijken tijd, dat men in
Frank
rijk te vergeefs naar een\' troon zoude zoeken i).

Het was in deze kamer, dat de nieuwe kieswet door b®^
ministerie werd voorgesteld.
Het spreekt van zelf, dat, waar
zoovele nuances
te onderscheiden waren, de meest uiteenloo
pende meeningen over het voorstel verkondigd werden, en \'vv\'J
twijfelen er
aan, of er bij het ontwerpen van de Charte aan
gedacht
is, dat de woorden van art. 40 2) voor zoo verschil-
lende uitlegging vatbaar waren Ten laatste werd, na l^n
gen strijd in de beide kamers, het voorstel, waarvan de directe
verkiezingen het hoofdbeginsel uitmaakten,
tot wet verheven-
Een amendement van een\' der députés werd daarbij aange
nomen, volgens hetwelk het mandaat van afgevaardigde onbe^
zoldigd zoude zijn, een beginsel, dat, naar ons inzien, voo ^
onder
de Juli-monarchie, toen de census van verkiesbaarhei
werd verlaagd, afbreuk moest doen aan het onafhanke ij
standpunt der leden

\') Vgl. over de verkiezingen en de kamer van 1816—17 vooral Cape^r
V, p. 1—47 en 191 volg.

2) „Les électeurs qui concourent à la nomination des députés ne p®\'^^ ^^
avoir droit au suffrage, s\'ils ne paient une contribution directe de 300 fr"®
s\'ils ont moins de trente ans."

„Dans la commission même l\'élection indirecte fut proposée, naai®
à qui ce mode d\'élection paraissait préférable se partagèrent
eux-mêmes en

opinions fort distinctes..... Les deux degrés des uns n\'étaient pas le®

degrés des autres, et il devenait fort difficile de s\'entendre." Duverg\'®*
Hauranne, IV, p. 25.

*) Men vindt de kieswet van 5 Febr. 1817 o. a. bij Pailliet, p.

cbuX
deuï
aeviJ\'
de

-ocr page 181-

l\'rankrijk voor goed een verbond sluiten met het koning-

^P der Restauratie? Was men tevreden, na zooveel woelin-
gen

^ ■> Qa zoo zware overheersching, zich te kunnen scharen om
^ Vorst, die de lessen der ervaring niet had geminacht?
ij gelooven, dat het Frankrijk van die dagen aan Lodewijk
geen recht heeft doen wedervaren. Zal men de woelin-
b^n der verschillende partijen toeschrijven aan eene schroom-
^ge politiek van den koning, of zal men niet met meer
deze laatste hun voor de voeten werpen, die in de eene
l^j ^-ndere richting het onmogelijke van hem verlangden ? De
^^oeitijd der factiën, die zich in Frankrijk zoo te huis schijnen
\'boelen, brak weer aan, en somtijds onbegrijpelijk was de
ing van hen, op wie de vorst meende te kunnen rekenen.
Was of men de nationale vergaderingen der omwenteling
Wa ^ de mannen van het centrum, wier belang het

te^I koning niet te verlaten, begonnen allengs de knie
uigen voor eene kleine, maar heftige minderheid, voor hen,
hn ^ ®oniberen blik turende op dat geregeld bestuur, dat
^ invloed had vernietigd, de zaden van ontevredenheid en
^at met volle hand uitstrooiden.

koning bleef vertrouwen voeden, al werden hem van
erschillende zijden schrikbeelden voorgespiegeld. Hij had
moeielijken weg te bewandelen, want ook te midden van
•i® gezin stond hij in waarheid alleen, daar vooral zijn
j ^^ ^^rtois, hierin getrouw gesteund door de dochter van
to hem de toekomst als stikdonker voorspelde, de

zi zei ven zoude hebben te wijten, waar hij

Van de royalisten had afgekeerd. Hij wilde vertrouwen
Hcht het groote feit van 1818 stelt dit in het helderste

het " is het, waarop wij doelen: de bevrijding van

^\'^elke vruchten heeft die wet van Februari 1817 eedragen

lil- ^ O

Sc

Vi

vaderland, het vertrek der vreemde troepen, die tot be-
•rming van het koningschap in Frankrijk waren achter-

sche:

geble.,

zwaar te verantwoorden tegenover Alexander van Eus-

even. De minister Richelieu had het op het congres te
■\'^ken

Waar deze den stap onraadzaam, ja, gevaarlijk achtte: de

-ocr page 182-

revolutie was nog niet gefnuikt, men had slechts op de op-
volgende verkiezingen het oog te slaan. Maar de
vaderlands-
liefde van Eichelieu beslistte hier het pleit : men had niets te
vreezen, de volgende verkiezingen zouden zonder twijfel in
den geest der regeering uitvallen. De verbondene
mogend-
heden legden zich neder bij deze verklaring, i) De koning
was gelukkig, en schreef aan den naneef van den
ouden
kardinaal die koninklijke woorden: „J\'ai assez vécu M. de
Eichelieu, puisque j\'ai vu la France libre, et le
drapeau
français flotter sur toutes les villes françaises." 2).

Of Eichelieu inderdaad zoo gerust was? Verre van dien-
De jaarlijksche verkiezingen (telken jare trad i/g der députés
af) begonnen een meer vijandig karakter te dragen. Had in
het najaar van 1816 de strijd zich grootelijks
bepaald tus-
schen de royalisten en de mannen van het rechter centrum;
in 1817 hadden velen van de laatsten hunne plaats
moeten
inruimen voor de doctrinaires, op wier hulp de koning veel
minder kon rekenen.
En nu de verkiezingen, waarop te Aken
was gezinspeeld? Eichelieu had tegen zijn gemoed
gesproken?
want hij wist dat een blad „la Minerve" de „indépendants" als
de eenigen had voorgesteld, waardig om de natie te
vertegen-
woordigen, dat de ultra-royalisten met hun orgaan, //le Con-
servateur," tot leus hadden: „Plutót les Jacobins, que
ministériels, parce que les Jacobins amèneront une crise.\'\'
En in 1818 werd de partij der „indépendants" in
grooten ge-
tale naar de vertegenwoordiging gezonden, en de plaats va»
„l\'extrême gauche" door velen ingenomen. *).

Welke was de houding van de Chambre des Pairs ? ^^
ontbinding der „chambre introuvable" was er harmonie gaan
ont-
staan tusschen beide lichamen, getuige b. v. de kieswet, di®
de goedkeuring ook der Pairs had verworven. Toen
echter m
de volgende jaren het karakter van de kamer van vertegen\'

-339-

») Duvergier de Hauranne, IV, p. 414—440. Capefigue, V, p. 386-
Capefigue, V, p. 309.

3) Eoyer Collard, I, p. 507.

Capefigue, V. Duy. de Haur., IV, passim. Royer Collard, I, p. 333,429 eQ

-ocr page 183-

^ischt^^*^^^ telkens was veranderd, telken jare meer werd ge-
nn t \' allengs aan die harmonie schade toegebracht. En
Van T Hichelieu, ziende dat hij niet meer was de man

^ tijd, als minister-president was afgetreden, om voor den

tÏQ ^essolles plaats te maken, die met Decazes de rich-
van linker centrum, nu hadden de mannen

^^ ^ let rechter midden, en met hen de geheele Pairskamer der
^anT^^ h^iine stem ontzegd. Zelfs was daar het voorstel
kl-V^^ ™^rkies Barthélémy aangenomen, waarbij de noodza-

y heid werd betoogd de kieswet van \'17 te wijzigen.
^ P welke wijze de eendracht tusschen de deelen der Wet-
onth^^^^- ^^^^^^ herstellen? Twee wegen stonden open: de
ontsl ^^^ ^^^^ chambre des Deputes, en dan tevens het
Het ^^ ^^ ojjpositie in de Pairskamer breken.

^^^ eerste wilde de koning niet, Decazes vooral genoot zijn
ove sloeg dus den anderen weg in, en ging

^ tot het benoemen van 60 nieuwe Pairs i). Daarmede
die^V*^^®^® een onrecht hersteld. Waren in 1815 29 Pairs,
titel de 100 dagen hadden gediend, van hunnen

^^ eroofd, hun werd, met uitzondering van 8 op nieuw
j.-^ ^aardigheid geschonken. Dat de maatregel, door de regee-
Heft" indruk maakte, ligt in den aard der zaak.

gen ^ ^^^^ contra-revolutionairen aangesla-

; Ja, men sprak er van Decazes in staat van beschuldiging
stellen^ den ontwerper eener ordonnantie, „qui avilissait
^ Pairie."

^erd^^- ^^ handeling der regeering in strijd met de Charte,
deele ^^^^^ constitutioneel beginsel geschonden? In geenen
lin Engeland en de tegenwoordige samenstel-

]JUnt ^^^^ ^^^ House of Lords ons bezighielden, hebben wij dit
^onsf^^^ uitvoerigheid behandeld. Het is een echt

IS itutioneel beginsel, dat bij dat deel, waar de erfelijkheid

\') T ■ •

Duv, de Haur.,V,p. 32—50. Capefigue, VI, p. 93-114.
f^\'ftsicte laatsten werd eenige maanden later, toen Decazes minister-

\' Was geworden, hnn zetel terug gegeven. Capefigue, VI, p. 204..

12

-ocr page 184-

en onoutbindbaaxheid als beginsel is aangenomen, bet getal deï
leden onbeperkt zij. Samenwerken zoude anders
vaak eenf
onmogelijkheid woorden. Wanneer toch verdeeldheid
tussche»
de verschillende factoren der Wetgeving ontstaat, dan is het ont-
slaan van ministers, of ook het ontbinden der kamer van afge-
vaardigden, een middel, om aan die verdeeldheid een
einde te
maken. Maar ook de factor moet daar niet als
onkwets-
baar staan. Anders toch zoude het gevolg zijn, óf dat de
eendracht in die gevallen onmogelijk werd, óf dat ten
laatste
de andere wetgevers zich zouden moeten buigen voor dat
lichaam, dat, trotsch achter zijn schild, zich veilig wist tegen
de slagen.
En het zoude weder gedaan zijn met de vrijheid-
Maar wij herinneran ons tevens het gevaar, dat in dit jni^te
beginsel ligt opgesloten, want het is een geneesmiddel, dat, te
dikwijls aangewend, een doodelijk vergif zoude kunnen worden,
door dat het erfelijke Huis zoo licht zoude ontaarden in een werk-
tuig van de regeering, aan zijne waardigheid zoodoende schade
zoude worden toegebracht, en het staatsgebouw op zijne
grond-
slagen zoude gaan wankelen. Het belang van allen, het heü
van het vaderland moet hier, zoo als altijd, de eenige gi\'^\'^
zijn, die voor dwalen behoedt.

Zoo had dan de regeering voldoende bewijzen gegeven, da-t
zij den liberalen weg wilde bewandelen, dat zij zelfs niet
schroomde zich de ultra-royalisten tot onverzoenlijke vijanden
te maken. Zij had nu ook mogen verwachten, dat, met b®^
goede, dat zij gat^ ook de hand der vriendschap zoude
den aangenomen, dat de liberalen in den lande zich als een
man om den koning zouden scharen, opdat orde en vred®
zouden heerschen. Men zag zich bedrogen. Steeds werden
de mannen bewierookt, in wie men toch, zonder volslag®^^
blind te zijn, onmogelijk bondgenooten kon zien. Hoe moe-
het den koning te moede zijn, toen bij de verkiezing®\'\'
van 1819 de jacobijn Grégoire, de bisschop, die de

Constituti®

der geestelijkheid had bezworen, toen Grégoire tot depnt®

Zie: Benjamin Constant, I, p. 35 volg.

-ocr page 185-

"herkozen i). Zoo dat de vrucliten van liet nieuwe stelsel

Warei):

^ öioest men dan niet aarzelen voort te gaan op dien
We»p AT // • ^ r

. een jaar de verkiezingen in denzelfden geest, en

jjl^^j^^^dépendants/\' de vijanden der Bourbons zouden de meer-
de^ iiebben! Wonderlijk, dat Decazes, een der ontwerpers
deeld^^^^\'^^ ^^an \'17, die in 1818 de vrees van Richelieu niet
het ^^^ hoofd van het ministerie moest optreden, met

We doel, om wijzigingen te brengen in zijn eigen

litiek" die hier van schroomvallige po-

^ spreken, wie daarvan de schuld moeten dragen,
vind^ °^der deze omstandigheden Decazes geene genade zoude
^^ en bij de uiterste linkerzijde, hij had het zich voorgesteld,
welke was de houding der royalisten? Na de benoe-
en^^- ^^ ^^d hun haat geene perken meer gekend

kon^^"\' ^^^^^^^^ rusten, voor dat zij den vertrouweling des
dio-^^^^ val hadden gebracht. Hoe anders en meer waar-
ord ^^^ ^^ houding der Pairs! Daar had de vermaarde
ennantie geene vijandschap veroorzaakt, daar hadden de
lijk ^ ^^ nieuwe Pairs, al waren velen van de oud-keizer-
^^ partij, zich bij de anderen aaugesloten, en met 144 stemmen
gen 12 ^ygy^ antwoord op de troonrede aangenomen,
_ meii toonde de regeering te willen ondersteunen: „Des
lons qui ont bouleversé des empires, se réveillent, et me-

uacenf i • •

la V institutions, qui servent de rempart au trône et à

1 ^ ^^^ objets les plus sacrés, les\'plus augustes, ne
^^ ^ point à Fabri de ces attaques téméraires. Il est temps
Réprimer les excès de quelques factieux" s).

zoude den ultra-royalisten maar al te spoedig gelukken
def"^^^^^ "^^n het tooneel te doen verdwijnen. Alle vrienden
bj.^ Restauratie werden in rouw gedompeld, toen op een\' Pe-
(jj^^^\'^\'^^nd van het jaar 1820 het gerucht zich verbreidde,
^an "^an Berry doodelijk getroffen was door den dolk

®en sluipmoordenaar. Wel moesten die onverstandige

1)

te Ijjt " ^ discussiën besloot de „Chambre des Députés" Grégoire niet toe

5) P- 284—306.

\'\'\'Pefigue, VI, p. 217. Duv. de Ilaur., V, p. 309.

-ocr page 186-

ijverâars den minister haten, om zelfs in die dagen van droef-
heid dien moord als wapen aan te grijpen, en het te wagen
hem aan te klagen, als zoude hij den arm van Louvel hebben
geleid i). Of zoude dé bedoeling verder gestrekt hebben, en
de geheime hoop zijn gevoed, dat de koning, ten
einde raad?
de kroon zoude nederleggen, opdat die door Artois 20ude
worden opgenomen? Men zoude het bijna gelooven,
men Lodewijk tegen Decazes hoort zeggen : „Mon enfant?
les ultra\'s vont exploiter ma douleur; ce n\'est pas votre
système, c\'est le mien qu\'ils attaqueront; ce n\'est pas à vouö
qu\'ils en veulent seulement, mais
à moi" 2). De gelegenheid
was schoon voor het Pavillon Marsan, om hier met een cnup
de théâtre winst te doen; de troonopvolger en de hertogm
van Angoulême vielen den koning te voet, om hem te
sniee-
ken den gehaten man te verwijderen, tegen wien zulk eene
klacht was ingebracht. Bij zooveel verbittering
der koningsg®\'
zinden werd de toestand van Decazes onhoudbaar, het offer
werd gebracht. Wel mocht de koning zeggen : „Les royaliste®
me portent le dernier coup. Ils savent que le système de Mr-
Decazes était
le mien, et ils l\'accusent d\'avoir assassine m»"
neveu." Maar, voegde hij er bij : „Je veux sauver notre
sans les ultrà\'s s\'il est possible" s).

S\'il est possible! Hët was met tegenzin, dat Richelie«\'
toegevende aan den drang der omstandigheden, zich liet vinden^
om nogmaals
als hoofd van het Ministerie op te treden.
wist met welk programma hij kwam: voortzetting van h®*
werk van Decazes, wijziging van de kieswet, die
mannen al-S
Grégoire in de vertegenwoordiging had gebr^icht. Wij begï^\'

Mr. Clausel de Cöussergues : „Messieurs il n\'y a point de loi
le mode d\'accusation des ministres. Il est de la nature d\'une telle

délibéra»«^

qu\'elle ait lieu en se\'ance publique et à la face de la France. Je propose "
Chambre de porter un acte d\'accusation contre Mr. Decazes, ministre de
comme complice de l\'assassinat de Mr. le duc de Berrj^, et je
demande a
velopper ma proposition." Duv. de Haur., V, p. 368. — De taal der ul^a
royalistische bladen was hieraan evenredig. Id., p. 384 volg.

-) Capefigue, VI, p. 239.

Capefigue, VI, p. 249.

-ocr page 187-

pen zijn\' weerzin, om nogmaals aan het bestuur te komen; want

Was maar al te zeer te vreezen, dat de royalisten, wier

\'^^Ip hij nu behoefde, en die hem plechtig door Artois was

toegezegd, hem zouden steunen, zoolang zij hem noodig had-

Zelden is eene meer heftige taal gevoerd, dan in die

kaïner van 1830 toen het debat over het groote wetsvoorstel

de orde was. Het was in waarheid een steekspel waar

de kwetsbare zijde van den tegenstander zocht te treffen.

van deze zijde het verwijt gericht, dat het slechts te

"ioen Was de „chambre intronvable" terug te krijgen, van den

ónderen kant werd de beschuldiging gehoord, dat de vijanden

het koningschap zich achter het schild van vrijzinnigheid

herborgen. Ten laatste kwam dan, na aanneming van amen-

\'^\'^öienten, de wet van 29 Juni 1820 tot stand, „la loi du doublé

^\'ote" genoemd, omdat, ja, de directe verkiezingen zouden blij-

maar naast de „colléges d\'arrondissement", ook kleinere

^lescollegiën, „colléges de département", zouden bestaan, uit de

"^Ogst aangeslagenen samengesteld. De députés, wier aantal

^oortaan niet 258 maar 430 zoude bedragen, moesten voor

/s door de „colléges d\'arrondissement", voor door de meer

\'^^istocratische „colléges de département", worden verkozen

Had het Richelieu bij zijne tweede optreding moeite gekost.

Waar het hem om eene transactie te doen was, zich bij

députés eene meerderheid te verschaffen, (de chambre des

^■irs, die voor het meerendeel de richting van het centre

^roit was toegedaan, bleef ook nu de regeering steunen), daar

zonder de linkerzijde te volgen, toch geenszins de man der

l^ltra-royalisten was, de verkiezingen van 1820, de eerste na

^ Uitvaardigen der wet, die zulk een aristocratisch karakter

namen den sluier der onzekerheid weg. De partij van

ois overgroote meerderheid, en het oogenblik

gekomen, om den steen te werpen op den man, wien men

had willen verdragen, zoolang de slag werd geleverd, die

^ triomf der koningsgezinden moest uitloopen.

1) j,.

^ jle over de discussiën betreffende de wet van 1820. Dnv. de Haur,,

\' P- S] 1—569. Capefigue, Vil, p. 23—50.

-ocr page 188-

Men zag er niet tegen op bij het adres van antwoord op
de troonrede van 1821 eene smet te werpen op hem, die te A^eö
een\' strijd had gestreden tegen de vorsten, en zijn
vaderland
van de vreemden had bevrijd. \') Er werd toen een oogenblik aan
gedacht de kamer te ontbinden, maar de overgroote waarschijnlijk\'
heid, dat eene nieuwe kamer hetzelfde vijandige karakter
zoude
dragen, 3) de ziekelijke toestand van den ouden koning, wiens
dood men aanstaande hield, de invloed van den
troonopvol-
ger, die hierdoor toenam, alles bewoog Lodewijk XYIII den
strijd op te geven, en den palm der victorie zijn\'
onverzette-
lijken broeder niet langer te betwisten. H»ort hem spreken
waar hij het ontslag van Eichelieu en de benoeming van
lèle teekent! „Enfin M. de Yillèle triomphe; je connais pe^^
les hommes, qui entrent dans mou conseil avec lui; je l»-^^
crois assez de raison, un sens assez droit pour ne pas suivre
aveuglément toutes les folies de la droite. Au reste je
mde des ce moment-, je subis la conséquence d\'un gouverne-
ment constitutionnel, jusqu\'à ce point cependant, que je défen-
drais ma couronne, si mon frère la jetait aux hasards."

Bleef in schijn A.rtois uog naast den troon staan, het was
sinds dien dag in waarheid, als of Lodewijk XYIII de abdicatie-
akte had geteekend, en zijn broeder de teugels van het bewin^
had aanvaard. De ultra\'s hadden gezegepraald, en Yillèle had
de belooning ontvangen voor veeljarige oppositie, nu hij al^
hoofd van het ministerie was opgetreden. Maar ook hij zoude
met moeielijkheden hebben te worstelen. In de
eerste plaats

1) Duv. de Ham-., VI, p. 439-452. De paragraaf van het adres, tege»
Richelieu gericht, luidde: „Nous nous félicitons, Sire, de vos relations con-
stamment amicales avec les puissances e\'trangères, dans la juste confiance qu\'u"®
paix si précieuse n\'est point achetée par des sacrifices incompatibles avec l\'I\'O"\'
neur de la nation et la dignité de la couronne."

2) Toen Richeliea aan Artois herinnerde de belofte vaa ondersteuning, ant-
woordde deze: „En vérité mon cher duc, permettez-moi de vous dire, que vo"®

avez un peu trop pris mes paroles à la lettre; et pais les circonstances étaie"\'

alors si difiiciles!" —„II manque à sa parole d\'honneur, à sa parole de geD*\'\'\'
homme!" riep Richelieu, bij zijn\' ambtgenoot Pasquier komende. Duv. de Ha»\'\'"
VI, p. 466.

Capefigue, VII, p. 209.

-ocr page 189-

^Oö hij moeielijk rekenen op krachtige ondersteuning van de
zijde der
Pairs, i) En ook bij de députés zoude hij niet wei-
"^igen tegenover zich zien staan.
Want al had de nieuwe
kieswet de partij der royalisten oppermachtig gemaakt, toch
^^aren er gekozen, die weigerden de regeering te volgen op
den
Weg, dien zij was ingeslagen. Ja, ook onder de konings-
gezinden zeiven had de minister zich vele vijanden gemaakt;
Waren degenen, die hem vroeger hadden bijgestaan in het
strijden, en te vergeefs hadden gehoopt, dat, na de overwin-
Yillèle hen in zijne verheffing zoude doen deelen.
Zij
^telden zich voortaan aan het hoofd van de partij, die men
^^et den naam van „contra-oppositie" ging bestempelen. •-)

^ie een denkbeeld wil krijgen van den geest, die de Mi-
ïiisterieelen bezielde, en de heftigheid, waarmede de meeningen
^an gjj hunne tegenstanders werden ontwikkeld, sla een
"^og in de discussiën van de kamer van 1822 over de druk-
perswet. Was bij de wet van 1819 bepaald, dat de „délits de
presse", als andere misdrijven, aan de gewone proceduur der
Jiiry zouden worden onderworpen, dat voor de dagbladen
censuur opgeheven en daarvoor borgstelling in de plaats
^oude komen, thans maakte men weder de oprichting van
blad afhankelijk van de koninklijke goedkeuring, en gaf
de „cours royales" het recht om die geschriften te schorsen,
op te heffen „qui portaient atteinte... à l\'autorité du roi."
woord „constitutionelle", in de vorige wet voorkomende,
^^\'as hier weggelaten, en het was eene uitnemende gelegenheid
in verschillenden zin over het koninklijk gezag te spreken,
de Chambre des Pairs werd minder heftig gesproken, maar
amendement het woord „constitutionnelle" eenvoudig weder
^^gelascht, waaraan de députés, uit vrees van de eenmaal
^^ngenomene wet weder te doen vallen, zich ten slotte wel
hoesten onderwerpen.

Capefigue, VII, p. 231—252.
Capefigue, 1. e., en VIII, p. 157—168.
Duv. (le Haur., V, p. 69—112.
Buv. de Haur., VI, p. 494 -610.

-ocr page 190-

Het was in het jaar 1824, dat er weder eene wijziging
werd gebracht in de inrichting van het Wetgevend lichaam,
en het beginsel der zevenjarige kamers werd
aangenomen-
Het was vooral de minister de Chateaubriand, vroeger gezant
te Londen, die het denkbeeld aangaf, om de Engelsche plant
op Eranschen bodem over te brengen. En Villèle was niet
moeielijk tot deze zienswijze over te halen. Aan eene wet
van zulk gewicht moest eene kamer-ontbinding
voorafgaan, en,
zoo de nieuwe kamer regeeringspartij was, waaraan
niet te
twijfelen viel bij de tegenwoordige kieswet, dan was het voor-
uitzicht schoon, om 7 jaren lang, met zekerheid van
goeden
uitslag, zijne beginselen te verkondigen. Men ging over tot
de ontbinding, en in de nieuwe kamer, die als eene „chambre
introuvable" de zegepraal was
van de contra-revolutionairen,
werd het beginsel der zevenjarige zittingen gehuldigd. Ook
in de „chambre haute", waarin men voorzichtigheidshalve 2 ^
nieuwe Pairs had gebracht,
vi^erd de wet, hoewel met eene be-
trekkelijk kleine meerderheid, aangenomen, i).

Korten tijd daarna (September 1824) overleed Lodewijk
XVIII, en beklom Artois den troon, onder den naam van
Karei X. Vreemd, dat de man, die zoo weinig begreep, ^^^
de tijd eischte, een" naam moest dragen, die in ongeveer 300
jaren niet was gehoord onder de koningen van
Frankrijk.
hij in zijne jeugd, toen niemand minder dan hij er aan dacht,
dat de kroon van Karei den Grroote eenmaal op zijn hoofd
zoude rusten geene studie had gemaakt van wat
Frankrijk
wilde, dat was misschien te begrijpen, maar dat hij in

1824

nog gelooven kon aan de zegepraal van het ancien régime^
aan het „règne du bon plaisir", dat zal aan velen (en ^^^
scharen ons onder hen) een raadsel blijven. Het was alsof
nu het koningrijk van Gods genade was gekomen, want men

n Capefigue, VIII, p. 190-237. Duv. de Haur., VII, p. 489-571- ^et
Vllle. deel van dit werk is nog niet verschenen.

Tji O

En juist Karei X heeft zich te Rheims doen zalven en kroone»-
hierover: Capefigue, IX,
p. 100-113,

-ocr page 191-

e eene taal gaan spreken, die wel wonderlijk moest klin-
de ooren van het Prankrijk der omwenteling.
^ \'"\'ee wetten zijn volkomen geschikt de staatkunde van den
^^ing te kenschetsen. De geheele maatschappij moest, vol-
den vromen vorst, hervormd worden, de staat moest een
karakter dragen. De geestelijkheid werd weder
® eerste macht, en een der eerste wetsvoorstellen, die de
^ Eenjarige kamer had te beoordeelen was „la loi sur le
eriege", waarbij misdrijven tegen de godsdienst als staats-
steld^^*^ verklaard, heiligschennis met vadermoord gelijk ge-
^^ _ werd 1). In het volgende jaar werd „la loi sur le droit
^lüesse" ingebracht, want ook het familieleven moest her-
^\'oi^den, en waar het Code Civil gelijkheid had ge-
daar wilde men een privilegie in het leven roepen, om
^\'^iie vaste aristocratie te scheppen. Beide w^etten werden door
aangenomen. Bij de Pairs had de regeering zich
eene meerderheid weten te verschaffen, die het aannemen
ae eerste wet (echter met amendementen) ten gevolge
, ^ ; maar reeds in 1825 had die vergadering hare onafhan-
ykheid teruggevonden, en de wet op het recht van eerst-
oorte werd door haar verworpen

I^e zevenjarige kamer, waarvan Villèle zich zoo schoone
^gen had voorgesteld, werd de oorzaak van zijn\' val. De
^°|itra-oppositie rustte niet, en kreeg nieuwe krachten, waar
^ en verontwaardigd waren over het ontslag aan de Chateau-
^riand gegeven. De meerderheid, die zich zoo sterk voelde,
. ^®igde den minister, waar hij niet in alles hare eischen wilde
^^^\'illigen. En dat alles, terwijl men zoo duidelijk zag, dat
^ natie dien weg niet op wilde; enkele verkiezingen hadden
zoo duidelijk getoond, — met vreugdekreten was men de
■^irs te gemoet gegaan, toen zij over „la loi d\'ainesse" het
hadden uitgesproken, — en de kreet:
„A bas les Jésuites"
zelfs door de nationale garde den koning toegeroepen.

Capefigue, IX, p. 71 volg. Royer-Collard, II, p. 240 volg.
Capefigue, IX, p. 152—174. Royer-Collard, II, p. 265 v\'olg.
Capefigue, IX, p. 277.

-ocr page 192-

In 1827 werd de kamer ontbonden, in de hoop, dat men
eene meer volgzame zoude terugkrijgen, en in de.kamer der
Pairs, waar weder eene groote oppositie zich hooren
deed,
werden 76 nieuwe leden gebracht \'). Maar toen men in de
nieuw verkozene kamer slechts op de stemmen van ^/g der
leden kon rekenen, zag Yillèle zich genoodzaakt af te
treden-
Het ministerie de Martiguac, dat in Januari\'1828 optrad,
was, het moet erkend worden, eene concessie, door den koning
gedaan aan het land, dat hem bij de laatste verkiezingen duide-
lijk had getoond, dat het hem op den weg, tot hiertoe inge-
slagen, niet wilde volgen. Men kon dan nu betere dagen
verwachten. Maar al te spoedig zoude men zien, dat zii»
broeder een beter inzicht had gehad in de Charte en hare
eischen. Op den eersten avond, toen de koning zijne minis-
ters om zich vergaderd zag, voegde hij hun toe: ,,
Je dois vons
déclarer, messieurs, que je me sépare à regret de M.
de ViUèle;
Fopinion à été trompée sur son compte; son système était le
mien." Men denkt hier onwillekeurig aan de
gelijkluidende
woorden, door Lodewijk XVIII gesproken, toen de royaliste»
eene vijandige taal hadden doen hooren; maar terwijl deze i»
oprechtheid zich onderwierp aan den dwang, die op hem
werd uitgeoefend, was de concessie van Karei X slechts
schijn;
hij verbood in de op te makene troonrede iets te jjlaatseu ten
iiadeele van Villèle of zijn bestuur, en hij zoude de gelegen-
heid niet laten voorbijgaan, die hem
in staat zoude stellen
Martignac te doen vallen. Hij stelde zich tegenover zijn®
nieuwe raadslieden.

Niet ondersteund door de kroon, was ook de toestand der
ministers tegenover de vertegenwoordiging niet

benijdens-
waardig.
De partij van Villèle was hun maar al te vijandig
gezind, zoo ook de contra-oppositie; de linkerzijde, die nn
sterk was vertegenwoordigd, zoude meer eischen dan men haar
zoude kunnen geven; de hoop was gevestigd op het
rechter,

\') Woorden van den koning : „Je crois que M. de Villèle a raison ; la
lution est dans la chambre des Pairs, il faut l\'en chasser," Capefigue, IX, P- ^
Capefigue, X, p. 5.

-ocr page 193-

t^ïi deele ook op het linker centrum. Bij de Pairs zoude
vooral van Richelieu hulp verwachten, want de laatste
//fournée" der 76 in den geest van Villèle had de partij der
\'^Itra-royalisten maar al te zeer versterkt. Toch zouden de
^irs het ministerie niet vijandig zijn. i).

Men moge aan het Ministerie de Martignac te laste leggen,
\'^^t het geene genoegzame kracht ontwikkelde, toch zal moe-
ten erkend worden, dat vooral het hoofd van het bewind moed
den dag legde, waar hij, heimelijk bestreden door den
^orst, en tegenover een Wetgevend lichaam, van welks onder-
^teuning hij niets minder dan zeker was, pogingen waagde,
om meer liberale beginselen te doen zegevieren. Het gelukte
bem figjj koning eene ordonnantie te doen teekenen, waarbij
het onderwijs vau de Jesuiten werd verboden, hij maakte
>acn de royalisten tot volslagen vijanden, waar hij den vorst
benoeming van Royer-Collard tot voorzitter der Députés
afdwong. Wetten betreffende de verkiezingen, en de drukpers,
door hem voorgesteld, ademden een\' meer vrijzinnigen geest,
en Werden door beide Kameis aangenomen.

Maar Karei X zoude niet rusten voordat zijn vriend Jules,
pi\'ins van Polignac een\' ministerzetel had ingenomen, en waar
in deze tegenkanting ondervond van zijne tegenwoordige
^\'^^adslieden, daar moesten dezen vallen. Het was hem eene
®choone gelegenheid, dat de linkerzijde der Kamer, de voor-
Sestelde „loi municipale," als niet vrijzinnig genoeg, afkeurde, en
amendement deed aannemen. De koning had dit voorzien,
^^ilde van geen amendement weten, en trok het wetsvoorstel

")• Aan deze mannen, wier partij door eenige verkiezingen
nog

versterkt was, moest niet meer worden toegegeven. „Plus
concessions" was het wachtwoord. Het oogenblik was dus
§®komen om Martignac van zich te verwijderen, en den ouden
^^lend tot zich te roepen.

Over het ministerie Polignac kunnen wij kort zijn; de laatste

^^ Capefigue, X, p. 1—34.
) Capefigue, X, p. 156—182.

-ocr page 194-

dagen van- liet koningschap der Restauratie waren aangebroken-
Karei X, die, onnoozel genoeg, had gemeend dat zijn onge-
lukkige broeder de omwenteling had kunnen tegenhouden, z^o
hij met kracht zich tegen de nieuwe richting had
gekeerd,
bleef aan zijn denkbeeld getrouw, en hield zonder ophouden
den strijd vol tegen het nieuwe Frankrijk i). Den Maarf
1830 sprak de koning die troonrede uit, waarin de
woorden
voorkwamen: „Si de coupables manoeuvres suscitaient a nion
gouvernement des obstacles, que je ne peux pas, que je
veux pas prévoir, je trouverais la force de les
surmonter etc.
Bekend is het, in welken zin het adres van
antwoord, bet
adres der 221 genoemd, gesteld was 2). De Kamer van afg®\'
vaardigden werd ontbonden, maar het beroep van den koning
op de natie vond geen\' weerklank; haar antwoord was eene
nieuwe Kamer die een volkomen vijandig karakter
droeg-
Eindelijk werd in noodlottigen zin met art. 14 van de Charte
gewoekerd, en de drie bekende ordonnantiën van Juli 1830
waren als de vonk in het kruid, die de geweldige
uitbarsting
veroorzaakten.

De revolutie was daar, op nieuw stroomde er burgerbloed, het
oude koningsgeslacht werd van zijn\' geboortegrond
verdreven-

Wanneer wij hier een\' terugblik slaan op de Chambre des
Pairs in de laatste
15 jaren, dan noemen wij het opmerkelijk?
hoe, in weerwil van benoemingen in een\' of anderen zin, voort
durend eene zelfde richting zich in die vergadering
vertoonde,
hoe de gematigde vrijzinnigheid daar steeds werd gehnldig\'^"
In 1815
hadden de Pairs den koning gesteund tegenover de
eischen der contra-revolutie. In
1818 en \'19 hadden zij stnj
gevoerd tegen de revolutionaire woelingen der députés. Decades
en Richelieu hadden zij verdedigd, waar tegen deze
rechtscha
pene mannen onzinnige beschuldigingen werden ingebraclit-

361-
de

mieux

\') Royer-Collarcl, II, p. 379. Woorden van Karei X: „J\'aimerais
scier du bois que d\'être roi aux conditions du roi d\'Angleterre."

-) Zie het adres bij Royer-Collard, II, p. 419—422. Capefigue, X, p. 350—
Door de 3 ordonnantiën werd de kamer van députés

ontbonden

drukpersvrijheid opgeheven, en de kieswet omvergeworpen.

-ocr page 195-

toen sinds 1821 de ricliting der „chambre introuvable" we-
triomfeerde, toen werden herhaalde „fournées de Pairs"
^««clzakelijk geacht, om de oppositie te breken van het Luxem-
dat zich maar niet wilde iiederleggen bij de beginselen,
eclen door Karei X en zijne volgelingen. Door het goede dat
hielp tot stand brengen, maar niet minder door het kwaad

dat r ■•

\'^IJ tegenhield, heeft de Pairie tijdens de Restauratie eene
\'\'•^^oone taak vervuld.

^^ Lodewijk-Philips hertog van Orléans wérd tot den troon
beroepen, niet
omdat, maar in iveerivil dat hij een Bourbon
as. 1) Hiermede is nagenoeg het antwoord gegeven op eene
^^^ag, die de Juli-revolutie velen op de lippen heeft gelegd,
^oude Frankrijk niet wijzer hebben gehandeld, zoo het de hoop
Karei X niet had beschaamd, en het kind, aan wien hij
zijn zoon de kroon toereikten, als zijn koning had begroet?

men niet evenzeer een liberaal bestuur kunnen bedingen,
had men niet het groote voordeel gehad, dat de toestand
«oral tegenover de vreemde kabinetten, door de Restauratie
ö®^\'estigd, dezelfde ware gebleven, terwijl het daarentegen
de .luli-regeering een moeielijk raadsel moest worden
rankrijk voor zich te winnen, zonder Europa tegen zich in
® harnas te jagen? Wat hierop te antwoorden? Dat nu een-
"^^al die vraag niet aan de orde werd gesteld, dat de keuze niet
^^erd gegeven tusschen Hendrik V en Lodewijk-Philips, maar
® ®chts het dilemma werd gelaten : het huis Orléans of de Re-
Piibliek. Het was de bourgeoisie gew^eest, die zich met kracht
^gen de ordonnantiën-regeering had gekant, en, op het gezicht
al de scheuren in de Charte, aan Karei X den schepter

\') T

j.Jje 8 Août OU s\'occupa au Palais-Royai de régler la conduite et de pré-
frt ^^^ lendemain. Dans la discussion qui s\'établit à ce sujet, il

très nettement (et cela fut dit par moi), que la maison d\'Orléans était
j\'Ppelee à former une dynastie nouvelle et non à devenir la continuation de
^®^icienne. Qu\'en effet le duc d\'Orléans était appelé non parce qu\'il était
°"rbon, mais quoique Bourbon, et à la charge ne pas ressembler à ses aines
au contraire d\'en différer essentiellement. 11 dut prendre en conséquence
de Louis-Philippe I, et non celui de Philippe VII, comme l\'auraient
^Oülu quelques-uns." Dupin, Mémoires, II, p. 16 .

-ocr page 196-

uit de hand had geslagen, maar ras was daar naast haar eett
schijnbare bondgenoot opgetreden, wiens hand zij niet
mocht vat-
ten, omdat het geene vriendenhand was. Toen daar de
barricaden
werden opgericht, en Lafayette als uit den grond oprees, be
merkten de vrienden
der constitutie, dat een andere vijan
naderde, die niet minder te duchten was dan de
verslagen®>
dat er gevaar bestond, dat de witte vlag voor de vuurroode
zoude plaats maken, dat de republikeinen dreigden de meesters
te worden. Men moest toen, wilde men niet alles verliez®^?
de Bourbons wel loslaten, en liij was een ware „Deus ex
china," de man, dien men naar het stadhuis geleidde, wien men
de kroon aanbood, niet omdat hij van Hendrik lY afstamde?
maar omdat hij de zoon was van Egalité, niet
com,me Bnnr
bon, maar
quoique Bourbon

„La Charte sera désormais une vérité;" met deze woorden
kAvam
Orleans in zijne eerste Proclamatie de natie te gemoet- )
Wilde hij er mede zeggen, dat de Charte van 1814 als een
onbruikbaar stuk weggeworpen moest worden? Dat zij verre-
Maar de kroon had in de laatste jaren goedgevonden daaraa»
eene uitlegging te geven, waarmede zich de natie
onmoge ,i
kon vereenigen; men had gehandeld, als werd daarin gesproken
van absolute macht. Zoo had men, door zich doof te houdei

voor waarschuwende stemmen, door het staatsstuk onder den

de

hoop van ongrondwe\'ttige ordonnantiën te bedekken, de na
vijandig tegen zich overgesteld. Dat zoude van nu af ander
worden; eerbied zoude er betoond worden voor die Charte,
eene krachtige waarheid zouden zijn.

En ook de natie zoude zorgen, dat er van geene verwarrii^
van talen meer sprake kon zijn; daarom moest uit de
wet al het dubbelzinnige worden verwijderd. En men ^
niet wachten, tot dat de nieuwe vorst misschien te eenige^ .
op die dubbelzinnigheden zoude wijzen; zelf ging men ^
het werk, en wijzigde wat noodig was. Eerst nadat dit

\') Vgl. Guizot, Mémoires pour servir a l\'histoire de mon temps, Hj P-
Dupiii. II, p. 158. De Carné, II, p. 117--128.

3) „Proclamation du 31 .luillet 1830." Dupin, II, p. 151.

-ocr page 197-

^\'"acKt Was, en Orleans op die herziene staatswet, de Charte
1830 genoemd, den plechtigen eed had afgelegd, i) deed
hem den koningsmantel om, en schaarde men zich om

Lodewijk-Philips I.

j ^ie wijzigingen in „la Déclaration du 7 Août" neêrge-
^Sd, betroffen velerlei punten. Reeds de eerste verandering
l^aakt het standpunt duidelijk, dat men ging innemen. De
roloog der Charte van 1814 werd weggelaten, „non comme
redaction qui ne serait qu\'inutile, mais parce qu\'il blesse
^ dignité nationale en paraissant
octroyer aux Français des droits
•^l^i leur
appartiennent essentiellement." Yoor ons zijn die ver-
^nderingen het meest belangrijk, die de Chambre des Pairs
^ botten. Om de herinnering aan Karei X, en het kwaad,
^oor hem ook in deze bedreven, uit te wisschen, werden alle
®Boemingen van Pairs, door dezen koning gedaan, verklaard
\'^nulles et comme non avenues." Is deze maatregel te verde-
^\'igen? In

gewone tijden zoude hij zeker als de meest on-
ö^ondM\'ettige worden gebrandmerkt, maar in tijden van om-
^^enteling^ als de constitutie in haar hoofdbeginsel wordt
geschonden, gaat het niet recht aan van wettigheid te spre-
eu Karei X had voorzeker door zijne „fournées de Pairs"

Yg "n

^ ^ijn prerogatief misbruik gemaakt — Eene verandering.
Pairskamer betreffende, moeten wij grootelijks toejuichen :
^-ittingen, vroeger geheim, zouden voortaan openbaar zijn. —
^indelijk werd bepaald, dat de geheele inrichting der Pairs-
^ttier zoude onderworpen worden „à un nouvel examen dans
^ session de 1831." En men hield woord, want in 1831

^ »ïjii présence de Dieu je jure d\'observer fidèlement la Charte constituti-
\' avec les modifications, exprimées dans la Déclaration ; de ne gouverner
® par les lois et selon les lois" caet. Dupin, II, p. 168.
^ Vgl. over de veranderingen in de Charte te brengen, het verslag van
rapporteur. Dnpin, II, p. 499—503.
) Toen Lodewijk XVIII, na de 100 dagen, 29 keizerlijke Pairs, waarvan
^ijd^^\'^ meesten in 1819 hnu\' zetel teruggaf, verwijderde, werd hij van vele
j beschuldigd, als had hij landverraad gepleegd. Zie hierover: Lanjuinais,
\' P- 90 en 79* : II, n. 138.

-ocr page 198-

Werd, tot schade van dat deel der Wetgevende macht, de erfe-
lijkheid dei- Pairie afgeschaft.

Waarom is de erfelijkheid afgeschaft? Was men algeme®\'^
overtuigd dat het bestaande stelsel geene goede
vruchteJi
droeg? Was gansch Frankrijk van het nuttige van den t®
nemen maatregel doordrongen? Wij hebben reden
hieraan ^
twijfelen, waar Casimir Périer, de minister, die de nieuwe wet
voorstelde, zich niet ontzag woorden te spreken als de vol-
gende : „11 faut laisser à la nation mieux inspirée la
possibi-
lité de réformer plus tard Foeuvre d\'une époque, où des p^®\'
ventions de personnes, une agitation révolutionnaire et des
passions tout actuelles ont érigé une erreur en
veritable opi-
nion publique waar Guizot b. v., die tegen de meerderheid
strijd voerde, zijne tegenstanders in het aangezicht durfd®
zeggen: „Nos adversaires ne contestent guère les
avantages
de Fhérédité; la plupart d\'entre eux du moins n\'abordent pa^
la question directement 3)."

Neen, de oorzaak zal wel in iets anders liggen, en wel ni
den politieken toestand van het Frankrijk van die dagen.
weten het, de radicalen dreigden de meesters te worden, n^en
had ze slechts getemd, door hen te streelen met het
vooruit-
zicht, dat Orleans, die zich had vertoond met de tricolore vlag
in de hand wien men had gedwongen het
staatszegel te
veranderen, en daarin de leliën te doen plaats maken voor een
geopend boek, de Charte van 1830 dat Orleans in alle»
het tegenbeeld zoude zijn van de gevallene dynastie, dat de
Juli-monarchie niets anders zoude zijn dan de beste der repu
blieken Waar zulke denkbeelden bij de natie
doordrongen

1) Royer-Collard, II, p. 457.

Guizot, Histoii-e parlementaire de IVance (Recueil complet de ses disco^^\'"
prononcés dans les chambres de 1819 à 1848), 1, p. 306.

„L\'enthousiasme fut porté au comble, lorsqu\'on vit le duc d\'Or e®
ayant à sa droite le général Lafayette, se présenter a l\'une des fenêtres et
Iner le peuple, le drapeau tricolore à la main" (le duc d\'Orléans à l\'hôtel
viüe, le 31 Juillet 1830). Dupin, II, p. 154.

Dupin, II, p. 201.

5) De Carné, II, p. 124.

-ocr page 199-

zeker wel een lichaam als de erfelijke Pairie een slecht
i^thaal vinden, en wij zouden bijna geneigd zijn de stelling
^ "^iiderschrijven, dat de val van het tweekamerstelsel (wij
perken echter op, dat niemand in 1831 het voorstel hiertoe
en het optreden van eene vergadering als de Constitu-
^ de geheime drijfveeren waren van hen, die aan de Pairie
eigendommelijkheid, haar eigenlijk karakter wilden ont-
Hog de meerderheid der kiezers, wellicht zel-

door invloed van buiten gedwongen, zonden de vertegen-
oordigerg met een bepaald mandaat dienaangaande naar de
§eii ^ ^^^ Ministerie zag zich ten laatste gedwon-

Wet nationale beweging het hoofd te buigen, en de

^oor te stellen, volgens welke de koning Pairs zoude be-
ien voor het leven uit bepaalde categoriën van personen,
j. oor talentvolle mannen werd de, in 1831 onhoudbare, stel-
Q^^^ der erfelijkheid in bescherming genomen; Guizot, Royer-
derh ■ Berryer, waagden het, met eene kleine min-

nat\' ^^^ bunne zijde, het voorstel te bestrijden, en de
^erd ^^ "\'^\'^^i\'sch.uwen, die niet gewaarsehuwd wilde zijn. Wat
^eid de erfelijkheid aangevoerd door die meerder-

\' die niet gaarne wilde spreken van de gevolgen van het
^ omdat misschien ware gebleken, dat het een goede
^^ ^ ûioest zijn, waar goede vruchten zich vertoonden? Welke
Q de argumenten ? Guizot zegt het ons, waar hij ze gaat
• ^^ ^^^^ P^® admettre l\'hérédité de la pairie,
adiu^*^^^ n\'i privilège, qui choque l\'égalité; on ne peut pas
®ttre l\'hérédité, c\'est une aristocratie, l\'aristocratie est dé-
ïédit\'*^^ n® peut pas la recréer; le pays ne veut pas de l\'hé-
et quand l\'institution serait bonne, elle est repoussée par
jj^ ^"^eu national. Ainsi on ne doit pas, on ne peut pas, ou
Pas^p^^ P^®; ee sont toutes raisons préjudicielles, qui ne jugent
® 1 Institution en elle-même."

®ieoto ministre ne pouvait pas ignorer, que dans prèsque tous les collèges
ter e ^^^ candidats pour être élus, avaient dû prendre l\'engagement de vo-
l\'hérédité." Dupin, H, p. 345.

-ocr page 200-

De erfelijkheid der Pairie strijdt tegen de gelijkheid. —■
zal ons niet tegenspreken, dat er, in naam van die

gelijkheid;

vrij wel gezondigd is tegen de logica der feiten, daai
onder die feiten de ongelijkheid juist eene eerste
plaaats in-
neemt. Gelijke bescherming, daarheen moet steeds het streven
zijn; maar wat de staatszaak aangaat, zal die gelijkheid steeds
een droombeeld zijn, omdat daar de geschiktheid altijd de
maatstaf zal moeten wezen. Of zijn de
minderjarigen, de
vrouwen, de groote meerderheid, niet van de actieve politiële®
rechten uitgesloten? —
En komt men op tegen het recht, dat
door het enkele feit der geboorte wordt overgedragen, noenit
men dit een monster, dan bestaat dit monster ook
zonder de
erfelijke Pairie, tenzij men het erfelijk Koningschap voor goe
afschaffe. Gij wilt niet, dat men rechten erve, en gij
doet
u niet van de goederen, die alleen door den dood van
uw\'
vader uw eigendom zijn geworden! Het argument der
gelijkheid is een van die, welke, als eene
tooneeldecoratie,
het etfect zijn gemaakt; men kome er niet te dicht hij, dan
gaat de illusie verloren.

De erfelijke Pairie vormt eene aristocratie, en voor deze i®
geene plaats meer. — Maar wat was er te dezen opzichte ver
anderd sinds de Restauratie? Niets. Men had dus ook waar
schijnlijk tegen Lodewijk XYIII strijd gevoerd, toen deze, na
100 dagen, de erfelijkheid invoerde? Wij meenden,
dat van a
kanten, en door de drukpers niet het minst, deze
handeling ^^^^^
toegejuicht als eene daad van ware liberaliteit, i) In Engela \'
zegt men, het aristocratische land bij uitnemendheid, daar alleen
is een erfelijk Hoogerhuis mogelijk. Maar zagen wij niet in onz
beschouwing over het House of Lords, dat verreweg

de mees^-

,/Peers" van betrekkelijk jongen datum zijn, en mannen uit
meest verschillende kringen voortdurend nieuwe
sappen bren
gen aau den ouden boom ? Hoe dikwijls wordt
eene pon ^
aristocratie verward met een adellijk castenstelsel 1

De erfelijke Pairie is misschien eene goede instelling, ^^^

\') Zie hierover: Fonfrède, II, p. 116.

-ocr page 201-

natie is haar nu eenmaal vijandig gezind. — Dit argument

^^^^ dus in geenen deele tegen liet stelsel, maar veel meer

hen, die van geen ernstig onderzoek willen weten. Wil

^^ natie niet hooren van erfelijkheid, vergeten wij niet, zegt

dat, even als de individuën, ook de natiën zich kunnen

\'^ gssen: „j\'ai dans mon pays cette confiance, qu\'il saura se

^®troinper quand il s\'est trompé." Heeft de Chambre des Pairs,

^^ het proces der ministers van Karei X, wier dood men ge-

_ had, zich niet lijnrecht verzet tegen den wil der me-

f en is de natie dien Pairs niet dankbaar, dat deze een\'

^ eren blik hebben gehad, dan zij zelven in hare opgewon-

re^l^*^^*^^ I^ichtenwij dan Frankrijk voor, en handelen wij volgens

do ^^^ geweten, door, verre van ons te laten verschrikken

or wilde kreten, onversaagd ons met het onderzoek der

^aag zelve bezig te houden ! i)

^^ denzelfden geest sprak ook Eoyer-Collard 2). est

^^Qiis (J^gjj appeler du parterre en tumulte au parterre attentif."

a het toch aan te zeggen: de erfelijke Pairie is met de

ontstaan, de eene moet dus ook de andere in haren

^ öiedesleepen? Is dat logisch? Moet men alleen op den

^^ sprong van eene instelling zien, om deze toe te juichen, of

^^ \'Verwerpen ? Neen, de erfelijke Pairie is in zich zelve slecht

. goed. Ig 2ij slecht, men schaffe haar af, al w^are zii van

^^ ren; maar is zij goed, men verdedige haar als een dier-

^^ar kleinood, zonder té vragen: van waar zijt gij gekomen?

a® dan de Juli-omwenteling gericht tegen de Charte, dat

deze roekeloos wil schenden?

erf p ^^ zeggen eindelijk van den aanval gericht tegen de

oiiz\'^"\'^-^ Pairie, in naam der volkssouvereiniteit ? Is het niet

te ^^^ constitutioneelen staat dat woord op de lippen

nemen? Yerstaat men er onder, dat de vermolmde leer:
t VolV ■

tiej^ . vorst, voor goed is begraven, dat de na-

l^eh ^^elven toebehooren, en in zich zelven het middel tot
hebben, wie is er, die dit niet als onomstootelijke

3) Histoire parlementaire de Praiice, I, p, 802—822.

^o.Ver-Collard, II, p, 457—470.

Ver;
d,

-ocr page 202-

waarheid zal aannemen? Maar wat is dit anders, dan het ge-
volg van de heerschappij der rede en van het recht? Onder
volkssonvereiniteit wordt gewoonlijk iets minder edels
verstaan-
Volkssonvereiniteit, is dat niet de stem van het forum^ ^^
volkswil die heden bindt, om morgen te ontbinden, de heer-
schappij der numerieke massa? En dit alles, wat is het anders?
dan de macht van het geweld, de macht, die van geen recht
weet, tenzij van
het recht van den sterkste? Aan die macht
nu,
is door de leer van het : „personne ne peut tout," van de
verdeeling van het gezag, de kop ingedrukt. Door de
consti-
tutioneele beginselen is het woord volkssonvereiniteit nitge*
wischt, en men zij met wantrouwen vervuld tegen elk, die er
voortaan van gewage.

De argumenten ingebracht tegen de erfelijkheid laten de
kwestie zelve nog steeds onaangeroerd, en pleiten, naar ons
inzien, niet voor het standpunt der tegenstanders.
Nog altij\'^
kan
de vraag aan de orde worden gesteld : is de insteUmg
der erfelijke Pairie nuttig of verwerpelijk?

Het is onze meening, dat het minder de personen, de indi\'
viduën zijn, wier vertegenwoordigers in \'s lands
raadzalen zit
ten, dat het veel meer de rechten en belangen zijn, die daar
hunne uiting vinden i). Zal nu het Wetgevend lichaam een
waar beeld vertoonen van de samenleving, zoo
moeten daa^
alle bestaande belangen kunnen gehoord worden; sommig
nu zijn voor allen dezelfde, maar daar naast bevinden 21c
andere, die niet het deel zijn van allen, die slechts aan som
migen uit de gemeenschap toekomen. Zal men aan de laatste
categorie het zwijgen opleggen? Dan zoude het beeld niet g®
trouw zijn. Welnu het tweekamerstelsel is uitnemend
gescW
om hier tot eene oplossing te komen. Men roepe hier ^

-p Jjes

\') „En effet messieurs, je vous le demande que représentez vous id- ^
personnes et les volontés?
Mais ceux qid vous ont envoyés ne forment p®
être pas avec vous la cinquantième partie de la population capable de voulo""-
Votre
légitimité ne vient donc pas de la souveraineté du peuple; elle
ce que représentant des intérêts, ces intérêts parfaitement exprimés
vôtres vivent, pensent, agissent dans chacun de vous." Royer-Collard, H\' P\'

-ocr page 203-

genieeuschappelijke, dââr de niet gemeenschappelijke belangen;
gelijkheid zij het symbool van de eene, ongelijkheid van de
ndere Kamer. Wij wijzen nogmaals op woorden, vroeger door
aangehaald : „II y a pluralité d\'intérêts, il y a différence
inégalité dans les situations sociales. L\'inégalité résulte
supériorités de tout genre Zoo worde de Chambre
Pairs de plaats, die de feitelijke ongelijkheid huldigt, die de
Uitstekenden op ieder gebied opneemt. Yereenigd met den
die het beeld is van de eenheid van den staat, zullen
® beide Wetgevende Kamers de ware landsvertegenwoordiging

\'Uitmaken.

mogen hier eene diepe opmerking van Guizot niet
onvermeld laten. In de gansche wereld moeten steeds
j beginselen samengaan: de erfelijkheid en de persoonlijk-
• De natiën, en de individuen, allen vinden een\' toestand
® Voor hen gereed gemaakt is, waaraan zij niets gedaan
^ en, maar die voor hen geregeld is door vroegere geslach-
^ tot zooverre de erfelijkheid. Aan dien toestand verder
^ arbeiden, veranderingen te maken, waar die vereischt wor-
Is hunne taak; de persoonlijkheid treedt op den voor-
gi^ond. Waar beide beginselen niet samengaan vervalt men
^ ^Uitersten. Waar slechts het eene heerscht, komt men terug
de Casten, het andere voert tot het nomadische leven,
^de het niet goed zijn ook aan het staatsbestuur dien dub-
^orni te geven? Het beginsel der erfelijkheid, van het
^ IJlende, van de orde, zij het leidende in de Chambre des
het karakter der persoonlijkheid, der vernieuwing, der
^^jheid, vertoone zich in de Kamer door de natie gekozen
^ Zouden de voorgaande woorden niet voldoende zijn, om aan
® toonen, dat juist de erfelijkheid een goed, zoo niet het beste
^^ddel is, om de Pairie aan de verschillende gestelde eischen

«ent II, p, 18. Zie ook II, p. 467 : „Cc que Ia Paivié repré-

Ut\' ^ ^^ gouvernement au contraire de la chambre élective, c\'est l\'inéga-
de ! ^ t\'ire les supériorités, non pour leur intérêt, mais pour la protection
^^ société entière."

Guizot, I, p. 310 volg.

-ocr page 204-

te doen beantwoorden ? Wij zouden hier meenen onze beschouwing
over dit punt te kunnen besluiten, ware het niet, dat wij nog op
voordeelen wenschten te wijzen, die met de erfelijkheid samengaan-
Zoo ooit, dan zal wel bij de hoogste staatsmacht
onafhan-
kelijkheid eene wenschelijke zaak, een vereischte zijn. ^P
welke wijze nu zal men beter de onafhankelijkheid der Pairs
verzekeren, dan juist door de erfelijkeid?
Onafhankelijk tegen-
over de kroon, wier bedreigingen zij niet vreest, daar de leden
onafzetbaar zijn, —■ onafhankelijk tegenover eene heftig® ^^
vleiende menigte, daar zij niet aan volkskeuze haar
bestaan
te danken heeft, staat de erfelijke Pairie daar pal, als de rots
in zee, en beschermt de Constitutie tegen eiken aanval.
Nog een ander groot voordeel wordt door de

erfelijkheid

geboren; zij doet eene school voor staatslieden ontstaan. ^^
zoude vorming in deze eene onnoodige zaak zijn?
wordt men opgeleid voor handelaar,
däär voor industrieel, g®\'
neeskundige, rechtsgeleerde; studiën zullen de practijk
moeten
voorafgaan. Pju slechts staatsman zoude men geboren worden •
Wie, die het gelooft? Is het dan niet goed, dat daar zij^\'
die ■ van jongs af weten, welke hunne toekomst zal zijn, di®
weten, dat
het lot van den staat voor een deel in hunne
handen zal berusten, opdat zij zich voorbereiden voor hetgeen
het vaderland van hen eischen zal ?

Zoo eene erfelijke Kamer haar hoog standpunt zoude kun
nen verliezen, het zoude zijn, zoo de deur gesloten
werd, en
de Pairie eene afgesloten caste ging vormen. Aan de kroon
^ moet daarom een onbeperkt recht worden gegeven, nieu^^e
leden daaraan toe te voegen. Het dubbele voordeel is hieraan
verbonden, dat het, zoo als wij vroeger reeds
aantoonden?
eene compensatie is voor de onontbindbaarheid, en dat tel
kens, waar nieuwe ongelijkheden zich verheffen, deze gelegen
heid krijgen in hare waarde erkend te worden,
zoodat voort
durend de band met de natie een innige blijft, en aan den
ouden krachtigen boom steeds nieuwe loten zich
vertoonen

1 qO •

\') Vgl, nog, ten voordeele van de erfelijke Pairie: Fonfrède, 11, p. 109"
Benjamin Constant^ I, p. 35—38; Hello, p. 397 volg.

-ocr page 205-

^ Slaan wij nog even een\' blik in de Chambre des Pairs tij-
de Uestauratie. Yerwierp zij niet de vi\'et op het recht
eerstgeboorte door de contra-revolutionaire Chambre des
^^Putés aangenomen? Schaarde zij zich later niet aan de zijde
^er afgevaardigden (en dat in weerwil van de „fournées de Pairs"),
Karei X de Constitutie schond? Is er meer noodig, om
"^P We onafhankelijkheid te wijzen? Wij aarzelen niet de
^Oorden te onderschrijven, door Manuel gesproken, toen de
\'/Acte A^dditionnel" der 100 dagen werd gemaakt: »Votre com-
a la pairie hér«iW était, dlns 1\'intérft

^ peuple et du monarque, 1\'i

peuple et du monarque, l\'institution qui présentait le plus
\'obstacle à l\'abus du pouvoir

mannen van 1831 waren éf willens blind, om niet te
\'ögeu te kwader trouw, óf bedrogen zich ten eenemale. In
^\'^am der vrijheid voerden zij strijd tegen het erfelijke Pairschap,
^ zagen niet, dat de wet, die zij tot stand brachten, de
maakte tot dienaars van de kroon. Wat kon er toch
Verblijven van die onafhankelijkheid, waar men niet aan
o^te, maar slechts aan den vorst, zijne benoeming ver-
^ digd was, waar men niet, als vroeger, van de toekomst
een\' zoon verzekerd was? En zoo ook soms de leden,
Weerwil van den hun toegebrachten slag, zich krachtig voel-
\' om hunne onafhankelijkheid te beAvaren, bestond daar
gevaar, dat men zich van eene onafhankelijkheid onder
^\'^Ike omstandigheden geen denkbeeld zoude kunnen maken,
de natie die dus in twijfel zoude trekken? Wie zoude

Zich

Voortaan aan zulk eene ondankbare taak willen wijden,
^ nit den aard der zaak, de zedelijke invloed van die
Pairskamer verre zoude gaan achterstaan bij die der
®imtés. Krachtige persoonlijkheden moesten wel gaan verkiezen
"g te hebben in het Palais-Bourbon, en het aan anderen
®rlaten, eene plaats te ontvangen in het gebouw, dat van
ynen luister was beroofd. Zonder onafhankelijkheid tegenover

Wrède, II, p. 151,

-ocr page 206-

de kroon, zonder gezag bij de natie, ging de Chambre des
Pairs voortleven! Was het tweekamerstelsel niet in

waarheid

gevallen ?

In de volgende jaren zijn er meer dan eens stemmen opge-
gaan, die Frankrijk onder het oog brachten, hoe gebrekkig
het stelsel was, dat in 1831 w^as ingevoerd, waarschuwende
stemmen, die er op wezen, hoe aan het staatsgebouw de vast-
heid was ontnomen. Meer dan één voorstel werd ingediend,
dat tot doel had de wond te heelen, die aan de

Constitutie

was toegebracht. Yelen, die het in zooverre met de mannen
van "31 eens waren, dat het invoeren van eene erfelijke Pairie
eene moeielijke, zoo niet onmogelijke zaak was in eene
maat-
schappij zoo weinig aristocratisch als de Fransche, i) meenden
toch, dat het een armzalig geneesmiddel was, dat door
Casimir
Périer, medegesleept door den stroom, w^as toegediend, en zoch-
ten redding in iets anders. Er werd gewezen op de Consu-
laire Constitutie van het jaar YIII, waarbij de senatoren door
coöptatie werden benoemd, uit candidaten door de
grootste
staatsmachten voorgesteld, — op Spanje, waar de kiezers eene

lijst

van candidaten aan de kroon aanbieden, — op het Congres der
Yereenigde Staten, waar de senatoren door de Wetgevende
lichamen der afzonderlijke staten worden verkozen, — op Belgi®
eindelijk, waar de Senaat wordt verkozen door
dezelfde kiezers
als de Députés, met engere grenzen van
verkiesbaarheid; alle
welke systemen verre te verkiezen waren boven het
bestaande,
dat de Chambre des Pairs tot een" koninklijken staatsraad
maakte. Maar hoe men ook trachtte aan het politieke lichaam
zijne onafhankelijkheid terug te geven, alle pogingen stuitten
op den onwil van de meerderheid der kamer van afgevaardig\'

>) Wij erkennen, dat dit feitelijke bezwaar het grootste is, dat tegen e»"®
erfelijke Pairie is aan te voeren, en dat het steeds de invoering
van het schoon®
systeem zal moeielijk maken in landen, die niet op de leest van den

Britschen

staat zijn geschoeid. Men zoude echter met Ponfrède kunnen vragen, of
hooge adel, of Majoraten,
wel noodzakelijke vereischten zijn voor een ei\'^®
Pairschap. Vgl. Fonfrède, II, p. 123—128.

-ocr page 207-

den, die met welgevallen zag op haar alvermogen, nu de kroon
inderdaad slechts met haar had af te rekenen, i)

T^e Wet van 1831 was een van de verschijnselen, die aan-
toonden, met welke groote rnoeielijkheden de Juli-monarchie bij
haar optreden te kampen had. 2) Al dadelijk moest de vorst,
^lens troon was gebouwd uit het hout der barricaden, zich de
■^raag stellen, welke richting aan het bestuur te geven. Voelde
^lij zich heengetrokken tot de bourgeoisie, die zich van Karei X
had afgewend, waar deze de Grondwet had geschonden, die
eerbied voor de wetten, vrijheid, en orde in haar programma
boerde, hij wist maar al te goed, dat hij zijne kroon veel min-
der aan de Constitutioneelen dan aan de republikeinen had te
danken, en dat deze de krijgstrompet wilden opsteken, en
droomden van ee}!" Europeschen strijd, waarin Erankrijk het
^^aard zoude trekken voor de nationaliteiten en tegen de ka-
binetten. Dat Lodewijk-Philips niet heeft willen luisteren
iiaar dien sirenenzang, dat hij het, vertrouwen van Europa
heeft weten te winnen, en in Erankrijk de mannen der wan-
den rug heeft durven toekeeren, om de republiek te be-
strijden met het zwaard der Constitutie, dat is hem tot eere
geworden. Uit dien kampstrijd trad hij als overwinnaar te
Weerschijn, met den onverzettelijken, den moedigen minister
zijne zijde, den te vroeg gestorvenen Casimir Périer, wien
^i\'leans voor een goed deel verschuldigd was, dat de omwen-
teling vertrapt en weerloos lag.

I^rde ging heerschen in Erankrijk, de Charte was eene waar-
^eid geworden. Op welke wijze dan het raadsel van 1848 op
® lossen? Moeielijk zoude het zijn, den val van de jonge d)\'^-
^^stie met een bepaald beginsel te verbinden. Alleen dit: de
i-Qiouarchie was sterk in den storm; eenmaal de orde daar,

^ "^gl. de Cariie\', 11, p. 182 voJg. en vooral p. 307—331. , (Lettre n«. 3
memlre de la Chambre des Communes. Kevue des deux Mondes, 15 Nov.

Zie ook: Ed. Laboulaye: Introduction an Cours de politiqne de Benja-

Constant, p. XXX.

^ \' ^ij herinneren nogmaals, dat Casimir Périer, de minister, die de wet
in deze, tegen zijne overtuiging, toegaf aan de publieke opinie.

-ocr page 208-

meende men alle gevaar geweken, omdat men daarvan in de
nabijheid niets bespeurde. Beschouwen wij de zaken eenigszi"®
van nabij.

Waar een tweekamerstelsel noodzakelijk is in, gezondheid
en leven geeft aan een Constitutioneelen staat, daar moest de
nieuwe inrichting van de Chambre des Pairs al
dadelijk aan
die gezondheid schade toebrengen. Het votum der Pairs legde
geen gewicht meer in de schaal; al behoorden de leden nog
tot de verdienstelijke mannen uit Frankrijk, men ging het
paleis Luxemburg zonder belangstelling voorbij.

En de Chambre des Députés ? Ook daar hadden groote wij\'
zigingen plaats gegrepen na de „loi Electorale" van 1831
Er werd
o. a. in bepaald, dat de census van verkiesbaarheid
tot op de helft verlaagd werd, en overal werd deze maatregel
als liberaal toegejuicht. Te recht? Welke waren de gevolgen
daarvan? Dat deze censusverlaging, gevoegd bij het „mandat
gratuit", het gedwongen verblijf in de hoofdstad voor zeer
velen der députés bezwaarlijk moest maken, en dat, uit den
aard der zaak, de kamer voor een groot deel moest
worden
samengesteld uit mannen, die een bezoldigd ambt bekleedden,
of zochtén te verkrijgen. Was reeds onder de Restauratie
geklaagd over de kamer van ambtenaren, de wet van
zoude in deze nog veel meer reden tot ontevredenheid geven.
Wat vloeide hieruit voort? Dat eene
slaafsche regeeringspartij?
en eene kleingeestige oppositie, tegenover elkander moesten
gaan staan. Groote beginselen werden dan ook weinig be-
sproken in de kamer. — Nog iets droeg hiertoe bij. ï^*^®
groote elementen werden al minder en minder
vertegenwoordigd
in de Chambre des Députés, ja bijna geheel gemist; het waren
de vijanden der Juli-monarchie: de legitimisten en de republi-
keinen. Wij zeggen met opzet, dat zij gemist werden, ^vaut
behalve dat wij gelooven, dat niet alleen de
meerderheid, maar
elke partij, in de vertegenwoordiging recht van bestaan heeft,
was er aan dien toestand een groot nadeel verbonden. Had men

1) Vgl. hierover uitvoerig de Carné, II, p. 117—240.

Dupin, Memoires, II, p. 324 volg.

-ocr page 209-

toch J\'

aie 2 riclitingen in staat gesteld zich te doen hooren,
(Jej. ^ P^i\'tijen hadden zich hierdoor gevormd; de vrienden
j.^^^\'^^^^\'dynastie hadden zich nauwer aaneengesloten, en wei-
een verbond gemaakt met de mannen der Restauratie,
gezamenlijk strijd te voeren tegen den gemeenschappelijken
Nu daarentegen, nu men het over de groote dingen
zich ^^^ gouvernement en oppositie aan de zelfde bron

^ laafden, vertoonde zich het kwaad, dat men, waar voor
zak^ \'^^Sinsel was te kampen, de kleine grieven opzocht, oor-
en noemde, die slechts voorwendsel waren, en dat alles
\'itbep op portefeuille-jacht.

^eo meende men, dat men een\' tijd van ongekenden voor-
®Poed beleefde, en werd men niet gewaar, dat men zich be-
dat*^ vulkaan. Men scheen niets te hooren van

^^ vreemde, onderaardsche, geluid, dat eene naderende uit-
^\'■rsting aankondigt. Ja, men was zoo gerust, dat de regee-
^^ngsbladen eene plaats in hunne kolommen schenen aan te
Vrt^^ schrijvers, die, onder den schijn van een\' traan te
kiild"^ ^^^ maatschappelijke ellende, het ergerlijkste socialisme
in gebeurd, dat, terwijl de Constitutie

^ ^i\'yzinnigen zin werd uitgelegd, en van den wettelijken
ter^ afgeweken, terwijl bekwame mannen den koning

niet stonden, die zelf het vaandel van vrijheid en orde
verliet, terwijl de groote meerderheid der kiezers telkens
in de vertegenwoordiging versterkte, zoo is
^^ gebeurd, dat op een\' Februari-dag, tot schrik van allen,
uitbarsting is gekomen, de vulkaan vuur, en steenen, en

sooiété"^^\'^^ 1\'époque où la critique de la socie\'te\' re\'elle et le rève d\'une
Ig atteignirent dans la jn-esse le plus haut degré de liberté. C\'était

n\'av ■ pensait..... Les journaux de l\'opposition

satis^^\'\'^ Malheureusement pas assez de lecteurs pour donner une publicité
Une ® l\'idée qu\'on tenait à émettre. Les plus modérés nourrissaient

\'\'aient^\'^\'^^\'"^ pour le socialisme. Les journaux conservateurs deve-

sei-v", l\'asile de tous les romans socialistes. — L\'Epoque (Journal con-

^"«ialilt " ^^ liberté absolue de publier un roman

Car Snnd, Notice Préliminaire. Oeuvres complètes. Zie : de

II, p. 230.

-ocr page 210-

gloeiende lava, is gaan spuwen, Avaaronder liet koningschap
van
1830 is bedolven geraakt.

De revolutie van 1848 was door eenige helderzienden^
voorspeld; daaronder behoorde een man, bij wien Avij in
vorige
bladzijden ter school gingen: Alexis de Tocqueville. Zien vfi.]
wat
een geacht schrijver van hem zegt: „Les événements de
1848 attristèrent M. de Tocqueville sans le surprendre; pl^®
que personne il avait senti le frémissement de
Forage; dans
un discours prophétique, prononcé le 27 Janvier \'48, il
signalé l\'approche dc la révolution; sa voix avait
été étouffee
par le bruit des passions. Ce n\'est pas au milieu d\'un com-
bat, qu\'on écoute les prières d\'un honnête homme, qui
s\'efifraje
de l\'avenir; de tout temps les partis ont mieux aimé s^
perdre que de céder au cri de la raison. Envoyé à Y

Assemblée

Constituante par le suffrage universel, M. de Tocquevdl®
accepta sincèrement
le nouveau régime. Il ne s\'abusait pf\'®
sur les instincts de la Erance, mais ce n\'était pas lui; q^i
devait craindre un essai de république;
le pays s\'en lassa le
premier.
M. de Tocqueville fut un des membres de la com-
mission de constitution. Ce ne furent pas ses idées q^^^
triomphèrent. Loin de choisir l\'Amérique pour
modèle, ^^
majorité de la commission se plut à reproduire toutes i®®
erreurs,
qui ont perdu nos constitutions révolutionnaires, et
dégoûté la Erance de la liberté. Pour ne citer que l\'imitation
la plus fatale, confier
le gouvernement du pays et la ga^\'\'-^®
de la liberté à une chambre unique, s\'imaginer que d\'une
assemblée sans contrepoids il peut sortir autre chose qu
despotisme tour-à-tour incertain et violent, c\'était une illusm»
qui n\'était plus permise." i).

De republiek ging ten onder, en een troon, maar nu een
keizerlijke, werd weder opgericht. Zij zijn weder
gehoord de
woorden: „sonAï-eraineté du peuple," „suffrage universel,"
lité !" Frankrijk kan dus tevreden zijn ! Het
zAvijgt vooralsnog-

1) Ed. Laboulaye: Essai politique sur Alexis de Tocqueville, 1859 (t\'
et ses limites, 1865, ji. 181).

-ocr page 211-

En

Waar is de vrijheid? Men zal haar zien als de geheele
^^ amide is opgericht, want zij zal zijn: „le couronnement de
Zal \' ^^ Frankrijk zoo lang kunnen wachten? Of
den blik gaan wenden naar dat land over de zee,
Zaï*^ ^^^ jongeling het graf van Lodewijk-Philips bewaakt?

^ die jongeling nog eenmaal kunnen knielen op zijns
baders graf? 2).

ï*rofeteeren wij niet, waar het Frankrijk geldt!

de troonrede van Napoleon III, 1866.
fecht ^^ gesproken van eene akte, waarbij de graaf van Cbambord zijne

1 op den Pranschen troon heeft overgedragen aan den graaf van Parijs.

-ocr page 212-

f\'^-Hmr^ «s

\'fhJ-^v.rM,

...ft

ï--"\' t

. /

\' lit/\'

SLg^- -wi» i

-ocr page 213-

STELLINGEN.

^^ Recte Dehnbudg {Die Compensation, pg. 312) »So wird durch den
\' jure com pen sari nichts anderes ausgespi-oclien werden,

p^ ^der Gedanke, dasz Compensation nur ein allgemein feststehendes
(lev Parteien geworden sei, caet."

ii.

^ Facio cum Viro Clar. Asser, negante, ülpiakum in lege 32 § 14
XXIV, veram interpretationem dedisse Orationis imperatoris
^racallae. {Themis 1860.)

iii.

voorschrift van art. 272 B. W. is onverstaanbaar.

IV.

hew^oordingen van art. 880 R. W. alinea 1, drukken het beginsel

den wetgever niet juist uit.

V.

^it. 1102 B. W. is moeielijk met het begrip der saisine overeen te

vi.

Het

Voorschrift van art. 4471 B. W. is niet te rijmen met dat van

1462.

Vil.

onrechte is art. 41 C. de C. in ons W. v. K. niet overge-

-ocr page 214-

vni.

Het orderbriefje en de assignatie verschillen geheel van elkander,
en hadden daarom niet in éénen titel moeten vereenigd worden.

IX.

De Nederlandsche wetgever heeft bij de bepalingen over de gerecb-
telijke instructie de rechten van den beklaagde miskend.

X.

Ab bankbrenkige kan alleen die koopman vervolgd worden, die hi]
vonnis in staat van faillissement is verklaard.

XI.

Te recht zegt Jhr. Mr. J. „e Boscr, Kempeh {Handleiding tot de
kennis van het Nederlandsche Staatsregt enz.,
vermeerderde uitgave lH\'
p. 158): "Onder deze Grondwet zal iemand, ofschoon niet Doopsge-
zind, mogen belijden, dat Idj den eed ongeoorloofd houdt, en
op di«\'
grond, bij het geven van getuigenis, met het doen eener belofte kun-
nen volstaan."

XIL

De rechter mag niet weigeren eene wet toe te passen, op grond,
dat zij in strijd zoude zijn met de Grondwet.

xni.

De samenstelling van de Eerste Kamer der Staten Generaal, volgen«
art. 78 G. W., is af te keuren.

Het zoude wenschelijk zijn, dat, bij eene lierzieiung van de G.
een stelsel werd aangenomen, waarvan de lioofdbepalingen waren : <\'*\'
recte verkiezingen (de keuze 0]jgedragen aan dezelfde kiezers, als voor
de Tweede Kamer), en verder: engere grenzen van
verkiesbaarlici^\'
waarbij niet alleen het geld tot maatstaf werd genomen.

XIV.

Ik onderschrijf de m^oorden van J. S. Mill {On representative go-
vernment,
people\'s edition pg. 97) »A majority in a single assembly-
when it has assumed a permanent character — when
composed of die
same persons habitually actmg together, and always
assured of victory

-ocr page 215-

\'"eleas^^" House — easily becomes despotic and overweening, if

Con necessity of considering whether its acts will be

"^rred m by another constituted authority."

XV.

deb\'^ over den te lagen stand van het dagloon kan het vrije

Het - patroons en werkHeden tot goede uitkomsten leiden,

dus mede op dien grond, dat de artt. en 415 G. P. af-

\'\'\'■lOg verdienen.

XVI.

eer^^" belasting mag niet het bijoogmerk worden verbonden om

® Volksondeugd te bestrijden.

-ocr page 216-

»

i % \' - , A \'