ONDJäR HET GARNIZOEN TE UTRECHT,
OF GEZAG VAN DEN KECTOR MAGNli\'lCUS
Dr. H. C. MILLIES,
GEWOON HOÜGJ-EEKAAR \'IN DK FACUMElï DER W1JSBEGEEKTE EN
LETÏEEKUNDE,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMLSCIIEN SENAAT
EN
VOJiGENS BESLUIT VAN DE GENEESKUNDIGE EACULTEIT,
ÏEU VEKKEIJGING VAiV DEN GRAAD VAN
AAN DE HOOGESCHOOL ÏE UTEECHT,
IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN
door
JA.1S PIETER KLOOS,
oiticter van gezondheid 3c klasse, oost-indisgii leger,
geboren le Amsterdam,
op Maandag, 3 December 1866, des middags ten 1 ure.
«\'Po^
AMSTERDAM,
DE EIWEN H. VAN MüNSTEli & ZOON.
1866.
I
-ocr page 2-.TiióHHTü MT m)xmHAa nmmd
H03tlVI3aA0A
. . " HOTKltf Hï\'f^l\'Mi. / Ö/JCfD MO
• ^ .aaiJJiM .O .H ■ ^ -
STaiÏiMftBU\'f -SS« TirfilIJ-)« :<<1 KOUW I.)
, ■ \' . Y \'\'.aftKunaxTT-fj
rkmM:AAH TAK/ oviiM.M:«^oT\'.i=ai«.;
,TiHT.r.it»A\'\'< âniuatfi^-ia/Ma-^a- MAY -TwafeM ^aaiin \'i
ïv - ^ ■ «öw^öWf à umm T3H fi
,-, . miè^trf
t&iv I n^ «jtßbfcika , 988£ Tr©cfa?900Q[
. \' " .iïoüS" Ä aarrevi\'jM fiAy \'.u rnnm atr
AAN MIJNEN DIERBAREN VADER.
-ocr page 4- -ocr page 5-Door onverwachte omstandigheden genoodzaakt om veel
vroeger dan ik gewenscht had naar Jndië te vertrekken,
heb ik mijne pronrotie moeten verhaasten en kon ik diis
noch aan de keuze, noch aan de behandeling van een
onderwerp lot. dissertatie zooveel tijd besteden als ik wel
gehoopt had.
lil nadere bijzonderheden zal ik niet treden: dengenen,
die er Ijelang in stellen, zijn ze reeds bekend. Ik meendfi
echter dit enkel woord mijnen eersteling op wetenscliappelijk
gebied te moeten medegeven, ter besclierming tegen eene
al te strenge kritiek.
K.
-ocr page 6- -ocr page 7-Onder de verschillende rampen, die Europa in den
laatsten tijd geteisterd hebben, bekleedt de cholera eene
eerste plaats. Op treurige wijze vormt zij met oorlog
en veepest een vreeselijk klaverblad. En niet minder
dan deze beiden grijpt zij met woeste hand in de wel-
vaart der streken, die zij bezoekt. Meedoogenloos woedt
zij rond, en wee dengene, dien zij treft. Terwijl zij
met onafwendbare kracht hare slachtoffers neervelt,
verbergt zij haren waren aard, sluipt onzichtbaar voort
en spot met de tegen haar gebezigde wapens.
Toch staat de mensch tegenover haar met al de
hulpbronnen zijner wetenschap, met alle wapens, die
deze hem in de hand geeft. Maar evenmin als zijne
kennis hem in staat stelt aan de bezoeken van den ge-
vreesden gast paal en per\'k te stellen, even weinig
gevolg ziet hij van zyne wetenschap, waar het geldt
de eenmaal besprongen prooi aan de mooixldadige band
te onti\'ukken.
Tei\'wijl andere streken ,van Europa gebukt gingen
onder de zware rampen, die de oorlog met en na zich
sleept, was het vooral ons land, dat al de kracht der
vreeselijke ziekte moest verduren. Burger na burger werd
neergeveld, straat na straat geteisterd, stad na stad
bezocht. De genomen voorzorgen verachtend, overschreed
zij vooiidurend de grenzen, die men poogde haar te
stellen; — door welke geneeswijze ook bestreden, voerde
zij haar slachtoffer meestal tot den dood.
Waarlijk, waar de toestand nog zoo vreeselijk is,
waar de tmlp, door wetenschap aangebracht, nog zoo
weinig resultaten geeft, daar vooral is iedere poging
om nuttig te zijn op hare plaats.
Eene eerste voorwaarde mi, die vereischt wordt om
met uitzicht op eenig goed gevolg tegen eene ziekte te
handelen, is dat men haren aard nauwkeurig kenne.
En om daartoe te geraken, zijn goede observaties on-
misbaar.
In dit opzicht heb ik getracht iets te leveren.
Gedurende de maanden dat Utreclit het bezoek der
cholera moest verduren, was ik, als kweekeling aan
\'sllijks Hospitaal aldaar, in de gelegenheid ooggetuige
le zyn vau de verwoestiug, door haar ook iti hel gar-
nizoen aangericht, en meen ik eenige oljscrvaties te
iieijben kunnen doen, v^^ier niededecHng niet van be-
lang ontbloot is. Door deze dan ook te maken tot
het onderwerp van mijn proefschrift, fioop ilc niet
slechts te voldoen aan eene mij dooi\' de wet opgelegde
verplichting, maar ook mijn arbeid iets te doen bijdragen
tot de bijeenzameling van feiten, waarin aanleiding moge
te vinden zijn tot eene minder vergeefsche bestrijding
der zoo vreeselijke ziekte.
Ondei" de door de cholei\'a bezochte stedefi bekleedt
Utrecht eene treurige plaats. Van den SQsten April
(den dag, waarop het eerste cholera-geval zich hier voor-
deed (1), tot aan den Sisten Augustus 1. 1., kwamen
1556 doodelijke gevallen voor. Lang bleef het garni-
zoen verschoond: eerst den S"!® Juni kwam de eerste
cholera-patient het hospitaal binnen. Ten 2 ure op-
genomen , was de diagnose reeds niet twijfelachtig
meer. De rijstwaterachtige diarrliee, de vomitus, de
koude, klamme huid, de kleine pols, de kuitkrampen,
1 Het tweede geval volgde eerst 14 dagen na dit eerste.
-ocr page 10-gaven zekei\'lieid genoeg, ofschoon de huidplooi nog
niet vei\'kregeii kon worden en liet gelaat de eigenaar-
dige verandering nog niet veiioonde. De behandeling
had vooral ten doel het opwekken der iinidwerkzaarn-
heid door wrijvingen met wollen doeken, bevochtigd
met ol. hyoscyami, en door potaschbaden (1). Niettegen-
staande het energiek doorzetten dezer handelwijze, ver-
ergerde P\'s toestand meer en meer, facies en vox ver-
toonden zich, ook de phca werd meer blijvend en P.
bezweek des avonds ten 11 uur.
Den volgenden dag (6 Juni) werd de tweede cholera-
patient (de soldaat Bams) het hospitaal binnengebracht.
Even als de vorige ten 2 uur des middags in een he-
vigen cholera-aanval ingekomen, overleed hij even als
deze ten 11 ure des avonds.
Reeds deze beide eerste gevallen gaven ons aanlei-
ding tot het observeeren van een belangrijk punt, dat
ons gedurende den loop der geheele epidemie getroffen
heeft, en waarop reeds in vorige epidemieën gewezen
is; ik bedoel een verschil in verloop en niet minder
1 Terloops zij hier opgemerkt, dat de potaschbaden over
het algemeen meer kwaad dan goed deden: de benauwdheden
werden er in den regel heviger op. Zij zijn dan ook niet veel
aangewend.
in wijze van sterven. Terwijl beide patienten tijdens
hun inkomen ongeveer dezelfde verschynsels vertoon-
den en deze bij beiden aan de diagnose niet konden
doen twijfelen, was het karakter van beide ziektebeel-
den geheel verschillend. Terwijl Elbertsen rustig te
bed lag, onverschillig voor hetgeen hem omringde, op
de vraag hoe het hem ging, telkens voldoende ant-
woordende, en alleen klagende over krampen in de
kuiten , waarbij hij in het wrijven veel verlichting
vond —• was Bams zeer onrustig, wentelde zich on-
ophoudelijk in bed heen \'en weer, klaagde over de
pynlijkste krampen niet alleen in de kuiten, maar door
het geheele lichaam en vooral ook in praecordio, en
was ten hoogste benauwd. Hetzelfde verschil in hun
sterven : E. overleed kalm, zonder morren , bij na on-
gemerkt — B. aan den hevigsten angst en de grootste
onrust ten prooi.
Zooals ik reeds vermeldde, hebben wij gedurende de
geheerscht hebbende epidemie dit verschil in karakter
verscheidene malen kunnen observeeren, zonder dat
wij echter konden opmerken, dat hetzij constitutie,
hetzij hoeveelheid der evacuaties, hetzij behandeling,
eenigen constanten invloed hierop uitoefende. Ik geef
daarom dezen indruk weer, zooals ik (en velen rnet
mij) dien ontvangen heb, zonder eenig verhand te
durven aangeven tusschen dit vei-schil in verloop en
andere aan P. waar te nemen bijzonderheden. Aüeen
wil ik nog vermelden, dat er bijzonder op gelet is, of
dit meer of minder benauwd sterven ook te gelijk
voorkwam met het meer of minder hyperaemisch zijn
der inwendige organen (vooral lever en longen), maar
dat wij bij de secties hierin niets constants hebben aan-
getroffen: zoowel bij de eene als bij de andere wijze
van sterven vonden wy nu eens hyperaemie, dan eens
normaal voorkomen der genoemde organen, terwijl wij
zelfs enkele malen anaemie der grootere luchtwegen
constateerden.
De verdere cholera-gevallen, in het Rijks Hospitaal
behandeld, zal ik in een statistisch overzicht meedeelen,
omdat het niet in mijn plan ligt omtrent alle gevallen
in bijzonderheden te treden wat verloop, geneeswijze
enz. aangaat. Bij het uiteenzetten van de grondslagen,
waarop mijne statistiek rust en later bij het nagaan
van de re.sultaten, waartoe zy voert, zal ik echter ter
ge.schikter plaatse enkele algemeene opmerkingen in-
lasschen.
De tegenwoordig mee.st verbreide meening dat de
tijdens de cholera-epidernieën zoo veelvuldig voorkomende
diarrheeën voor het meerendeel ook onder den invloed
van het cholera-gif ontstaan, is ook de mijne. Juist
dit bijzonder veelvuldig voorkomen, verder hare hard-
nekkigheid tegen opiaten (1), haar sluipend verloop (d. i.
gewoonlijk zonder pijn of andere stoornissen) en haar
veelvuldige overgang in cholera pleiten hiervoor. Het
laatste feit, dat van algemeene bekendheid is, wordt
toch veel beter verklaard door aan te nemen dat de
diarrhee reeds een cholera-verschijnsel, als men wil
voorlooper, was, dan door de onderstelling dat aan
diarrhee lijdende personen eenen bijzonder grooten aanleg
hebben om door cholera-gif te worden besmet.
Dat diarrheeën, tijdens het heerschen van cholera
veelvuldiger voorkomen dan gewoonlijk, bleek ook
ten duidelijkste in het Rijks Hospitaal uit de massa
opgenomen lijders, die in die vreeselijke dagen de
zalen vulden. Men zou hiertegen kunnen aanvoe-
ren, dat er in cholera-tijd streng op gelet wordt
of de manschappen aan diarrhee lijden, en dat zij
zoodra dit blijkt, naau het hospitaal worden gezonden.
1 Hierbij verdient echter herinnering, dat ook enkele malen
in z. g. n. boord-epidemieën de behandeling met opiata in den
steek laat en men genoodzaakt is zijne toevlucht te nemen tot
tonica: tinct. rhei, cuz.
terwijl in gewone tijden hierop geen acht geslagen
wordt en- de zorg hiervoor aan de manschappen zelve
wordt overgelaten, dat dus het menigvuldig voorkomen
van diarrhee in het hospitaal-diarium niet bewijst
dat zij werkelijk veelviüdiger heerschte dan in gewone
tijden — maar tegen de gegrondheid dezer tegenwerping
pleit:
1°. dat bij epidemieën van zoogenaamde cholera
nostras, waarbij dat nauwkeurige toezicht niet bestaat,
toch evenzeer belangrijke stijging van het aantal in
behandeling komende diarrheeën wordt waargenomen;
2°. dat in gewone tijden het aantal diarrheeën in het
voor- en najaar het grootst is, terwijl dit jaar in de
zomermaanden de meeste gevallen voorkwamen;
3". dat het minderen der voorkomende diarrheeën
met het afnemen der epidemie gelijken tred hield; en
het karakter dier diarrheeën, en wel het reeds
vermelde sluipend verloop. Een in gewone tijden aan
diarrhee lijdend individu toch zal gewoonlijk nog aan
andere, vooral digestie-stoornissen lijden, terwijl de
meeste diarrheeën in cholera-tijd zoo geheel zonder andere
symptomen verloopen, dat de naar het hospitaal gezondene
nianschappen gewoonlijk verontwaardigd zijn, dat zij om
zulk een gering lijden in behandeling worden genomen.
Ik stem echter volkomen toe dat de grens dikwijls
zeer moeilijk te bepalen is, en dat er onder de aan
cholera-invloed toegeschrevene diarrheeën dikwijls gere-
kend kunnen worden, die er volstrekt niet mede in
verband staan. Dit maakt natuurlijk het opmaken eener
juiste cholera-statistiek uiterst lastig.
Wanneer men haar opmaakt volgens een geheel
ander principe, namelijk slechts uitgedrukte cholera
opneemt of ook nog de gevallen van cholerine, dan
moet natuurlijk het gevolg zijn, dat het sterfte-cijfer
veel hooger wordt opgegeven. Hieruit vooral is te
verklaren hoe sommige ai\'tsen een zoo gunstig, andere
een zoo ongunstig resultaat van geneesmethoden kunnen
meedeelen (1), terwijl nog andere de cholera bijna
voor absoluut doodelijk houden, en aan hunne weten-
schap tegenover deze ziekte volkomen gaan twijfelen.
Dat velen er nog niet van overtuigd zijn dat diarrhee
aan verreweg het meerendeel der cholera-gevallen is
1 Bovendien draagt hiertoe bij dat cholera-epidemieën op
het einde minder kwaadaardig schijnen te worden en observa-
ties aangaande het resultaat van een of ander geneesmiddel
dus ook varieeren naar den tijd, waarin men het bezigde. Echter
is dit minder van toepassing op deze epidemie daar, ofschoon
op het einde de cholerine wel minder in cholera overging,
deze laatste ongeveer even doodelijk bleef.
voorafgegaan, en dat de meening, als zouden vele cholera-
gevallen plotseling zonder voorafgaande diarrhee begin-
nen , nog door zoo velen wordt voorgestaan, durven wij
uit eigene ondervinding voor het grootste gedeeUe toe-
schrijven aan gebrekkig onderzoek naar de antecedenten
van den lijder. Het is ons toch verscheidene malen ge-
beurd, dat op onze vraag aan patiënt, of hij de dagen
te voren ook aan diarrhee lijdende was geweest (diarrhee
nu is eene geijkte en overbekende uitdrakking in de
militaire praktijk, zoodat men niet aannemen kan dat
de vraag niet begrepen wordt), een bepaald ontkennend
antwoord werd gegeven, terwijl op verdere navrage,
of hij ook meer dan gewoonlijk genoodzaakt was ge
weest van het privaat gebruik te maken en daarbij
zeer vloeibare stoffen had ontlast, dan dikwijls een
toestemmend antwoord gegeven werd, gewoonlijk met
onmiddelijke bijvoeging dat alles zonder pijn gegaan
was. Aan diarrhee schijnen de minder ontwikkelde
klassen de beteekenis te hechten van bet complex der
verschijnsels, dat in gewone tijden de ontlasting van
meer vloeibare faeces vergezelt en die vooral bestaan
in buikpijn en digestie-stoornissen, terwijl zij dus aan
de in cholera-tyden voorkomende zoo eenvoudige diar-
rheeën dien naam volstrekt niet toekennen.
Wl) vooi\' ons hebben in deze epidemie geen enicel
geval ontmoet, waarin op de vermelde herhaalde wijze
van ondervragen niet bleek, dat patiënt reeds minstens
een of twee dagen aan diarrlice geleden had (1).
Hiermede wil ik echter volstrekt niet gezegd hebben,
dat een cholera-aanval nooit anders dan door de een-
voudige diarrhee voorafgegaan wordt. Dat de ontlasting
van. vloeibare faeces dikwijls door andere verschijnsels,
als: hevigen dorst, hoofdpijn, kuitkrampen, gevoel van
onwelzijn, gei\'ing gastricismus, wordt vergezeld, daar-
van heb ik voorbeelden genoeg gezien. En juist deze
gevallen zijn het, die het mijns inziens dikwijls moei-
lijk kunnen maken te beslissen, of eene diarrhee tot de
zoogenoemde praemonitorische van cholera behoort of
niet, en die ik op het oog had toen ik zoo even toe-
stemde, dat het bepalen hiervan niet altijd mogelijk is.
Van diarrhee met buikpijn vergezeld, heb ik echter
geen enkel voorbeeld van overgang in cholera waarge-
nomen (gevallen van recidief laat ik hierbij buiten
rekening).
1 Prof. van Goudoever gaf mij de verzekering dat liem
ook in deze epidemie vrij wat gevallen waren voorgekolne n,
waarin de praemonitorische diarrhee ontbrak of slechts zeer
kort aanwezig was, en dan waarschijnlijk nietpraemonitorisch
maar reeds als begin van cholera.
Na al het gezegde zal het misschien bij den eersten
oogopslag inconsequent schgne», dat ik in mijn opgave
van de cholera-lijders, die in het Rijks Hospitaal be-
handeld zijn, niet getracht heb de eenvoudige diarrheeën
op te nemen, maar slechts vermeld heb de uitgedrukte
cholera-gevallen en verder die, waarbij de overgang in
cholera reeds duidelijk was, waarbij namelijk de faeces
reeds rijstwateracbtig waren, met langere of kortere
pauzen kuitkrampen ontstonden, de urine-secretie ver-
minderde en braking intrad (zoogenaamde cholerine).
Voor mijn doel is dit echter voldoende; ik zal toch de
resultaten niet vergelijken met die van andere statis-
tieken, die misschien een ander principe tot grondslag
hadden — maar ik zal ze alleen met elkaar vergelijken,
en om dit naar behooren te doen is bet slechts nood-
zakelijk dat het principe, bij de verschillende opgaven
gebezigd, bij allen hetzelfde is.
Ik heb het verder van belang geacht zoo nauwkeurig-
mogelijk in mijne statistiek de dienstverrichtingen op te
geven, die de aangetasten te vervullen hadden, toen zij
naar het hospitaal werden opgezonden. In de kazernen
zelve is daarnaar door mij zoo zorgvuldig mogelijk geïnfor-
meerd. De aanleiding hiertoe was gelegen in het volgende :
1". waren de Iwee eerst aangetaste militairen, bij wie
de ziekte in zoo korten tijd doodelijk afliep , beiden op-
passers van officiers (een dienst, die den soldaat veel
buiten de kazerne doet wei\'kzaam zijn), en
2". merkten wij op, dat ook bij de aangetaste onder-
oflicieren het sterfte-cijfer bijzonder hoog was. Of deze
voorloopige observatie gegrond is, en zoo ja, waarin
zg haren grond vindt, zal ik nader overwegen.
Wij hebben dus onze patienten in drie inbrieken
verdeeld:
1". onderofficieren (sergeants en fouriers);
2°. soldaten, die met die bijzondere diensten belast
zijn, waaraan meer vrijheid verbonden is dan voor de
overigen (1);
en 3°. gewone soldaten.
Aan het einde mijner statistiek heb ik nog een
overzicht gegeven van het aantal overledenen:
1°. bij de verschillende korpsen;
2". op verschillenden leeftijd.
Hiermede meen ik genoeg gezegd te hebben ter
verklaring, en ga ik over tot de statistiek zelve.
1 Die diensten zijn vermeld onder de rubriek „aanmer-
kingen."
VAI\',
oudkr
dom.
KORPS.
IN
* Elebktsen.
* Bams.
Goudswaaud.
de JOSG.
van lent.
Appel.
* AßLAR.
* ottb.
W oltjes.
* Lakke.
* Nküling.
van Loenen.
* van zwäaij.
* Roeloes.
JONKER.
* Vkeedisndaal.
COUVREUR.
van der lingen.
33
27
27
31,
19
19
22
33
20
29
34
19
28
41
25
19
22
19
Artillerist.
Soldaat, 7e Reg. Infant.
iVrtillerist.
Artillerist.
Soldaat, 7e Reg. Infant.
Artillerist.
Artillerist.
Onderoff. 4e Reg. Infant.
Mineur.
Onderoff. 7e Reg. Infant.
Artillerist.
Soldaat, 7e Reg. Infant.
Artillerist.
Onderoff. Mineurs.
Artillerist.
Soldaat, 7e Reg. Infant.
Tamboer, 6e Reg. Infaot.
Soldaat, 7e Reg. Infant.
5 J""\'\'
6 J\'""\'
8
10 J""\'\'
11
11 J""\'\' ^
13
Ié
14 i
u
léJ"\'"
jiiiii-
Jii"\'\'
Ju»\'\'
Jii"\'-
jiiP
-ocr page 21-AAN ME RK ING E l\\\\
diagnose.
Over.
okn.
Officiers-oppasser.
Officiers-oppasser.
"VVerd aangetast, terwyl hij zicli in het hospitaal ouder be-
handeling bevond met febris gastrica. Was reeds 31 Juli
hersteld ontslagen, maar kwam 5 Aug. niet recidief terug.
lo
\'"Hi.
^Uni.
•^uli.
l5
20
Was als schoenmaker in de kazerne werkzaam.
Was in het hospitaal onder behairdeling met fe-
bris gastrica, toen hij 16 Juni door cholera
werd aangetast.
Was als oogzieke onder behandeling.
J
UQi.
Was sedert 11 Juni onder behandeling; had zich toen doen
opnemen wegens algemeen gevoel van malaise. Hy stond
op het punt vau ontslagen te worden, toen hij plotseUng,
tegelijk met Fourier Otte op de Sergeants-zaal een\' hevigen
aanval van cholera kreeg.
Trompetter. Tweemaal gerecidiveerd: na 26 Juni ontslagen
te zijn, 17 Aug. weer ingekomen. Toen weer 11 Sept. ont-
slagen en W Oct. teruggekomen, om 15 Oct. te sterven.
^ Juli.
ää 7
ept.
Officiers-oppasser.
Was reeds 10 Juli hersteld ontslagen en kwam
17 Juli iu een\' hevigen cholera-aanval teruK.
5 j
iiQi.
"Hi.
Cholera.
Cholera.
Cholerine.
Cholera.
Cholera.
Cholera.
Cholera.
Cholera.
Cholerine.
Cholera.
Cholera.
Cholerine.
Cholera.
Cholera.
Cholerine.
Cholera.
Cholera.
Cholera.
6j
Aui
g-
NAMEN. |
ouder- |
KORPS. |
* van den Brand. |
28 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
* van Wijk. |
19 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
* Hooy. |
OnderofT., 6e Reg. Infant. | |
Ekhakt. |
19 |
Tamboer, 7e Reg. Infant- |
Kuijer. |
29 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
van GINNEKün. |
25 |
Onderoff., 6e Reg. Infant |
Ax ek. |
31 |
Artillerist. |
Maas. |
35 |
Artillerist |
Standaart. |
19 |
Mineur. |
* van Dolderen. |
33 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
Kerssen. |
26 |
Mineur. |
van der Neut. |
19 |
Soldaat, 7e Reg Infant. |
* Besler. |
21 |
Onderoff. Mineurs. |
* Klapper. |
37 |
Onderoff. Mineurs. |
izing. |
57 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
ZülJDENDORP. |
20 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
Baptist. |
22 |
Tamboer, 6e Reg. Infant. |
van der Born. |
21 |
Artillerist. |
SOEEERS. |
48 |
Mineur. |
* Robijns. |
24 |
Onderoff., 7e Reg. Infant. |
vonk. |
35 |
Soldaat, 6e Reg. Infant. |
* SCHAPlNG. |
35 |
Miueur, |
A
-ocr page 23-
Ï>IAGN0SE. |
AANMERKINGEN. |
Cholera. |
Met cholerine ingekomen. |
Cholera. | |
Cholera. | |
Cholerine. | |
Cholera. |
Werkzaam bij deu geweermaker. |
Cholerine. | |
Cholerine. |
Tweemaal gerecidiveerd: 15 Juli ontslagen, 18 Juli terug; 1 Aug. ontslagen, 7 Aug. terug. |
Cholerine. | |
Cholera. | |
Cholera. | |
Cliolerine. | |
Cholera. | |
Cholera. | |
Cholerine. |
Werkzaam op het plaats-bureau. |
Cholera. | |
Cholerine. | |
Cholerine. | |
• Cholerine. | |
Cholera. |
Met cholerine ingekomen. |
Cholerine. | |
Cholera. |
NAMEN. |
oüder- |
KORPS. |
dom. | ||
sroklsïka. |
31 |
Mineur. |
Kooymau. |
38 |
Onderoff. Mineurs. |
van den Boscu. |
19 |
Artillerist. |
Reiding. |
3i |
Artillerist. |
* van Ree. |
39 |
Mineur. |
Bakkenes. |
20 |
Soldaat. 6e Reg. Infant. |
scherek. |
21 |
Korpor., 6e Reg. Infant- |
Buneig. |
20 |
Artillerist. |
Herder. |
38 |
Artillerist. |
* Linden. |
21 |
Artillerist. |
van Kuueren. |
20 |
Soldaat, 6e Reg- Infant. |
Temmen. |
22 |
Artillerist. |
lidder. |
31 |
Mineur. |
schreijer. |
\'22 |
Mineur. |
Leen. |
22 |
Soldaat, 7e Reg. Infant- |
pleters. |
18 |
Korpor., 6e Reg. Infant- |
Bade. |
30 |
Soldaat, 6e Reg. Infant- |
Rietveld. |
2Ü |
Mineur. |
van Meurs. |
24 |
Artillerist. |
Grentziüs. |
31 |
Artillerist. |
van den Poel. |
21 j |
Artillerist. |
AANMERKINGEN.
Mei cholerine ingekomen.
Werd door cholera aangetast, lervvijl Jiij reeds
in het hospitaal onder behandeling was inel
febris catarrhalis.
Trompetter,
Trompetter.
Al,
g-
Juli.
lug.
\'ept.
Officiers-oppasser.
Werd aangetast door cholerine, terwijl hij op
de zaal der gekwetsten behandeld werd.
Trompetter,
Was reeds 11 Aug. ontslagen, maar kwaiu
28 Aug. met recidief terug.
Uii
Juli
Cholera.
Cholerine.
Cholerine.
Cholera,
Cholera,
Cholerine.
Cholera.
Cholerine.
Cholerine.
Cholera.
Cholerine,
Cholerine,
Cholerine,
Cholerine,
Cholerine.
Cholerine.
Cholerine.
Cholera.
Cholerine.
Cholerine.
Cholerine.
Juli
■\'^Juli
Uli
uii
^^ Jul.
^^ Jul,
•"uli.
Hug
Juli.
NAMEN. |
OUDER- |
■| K 0 R P S. 1 1 1 ^^ |
VAN KAMFJSN. |
25 |
Artillerist. |
Kwist. |
19 |
Soldaat, 7e Keg. Infant. |
Vekmeulën. |
41 |
Artillerist. |
LOÏEELD. |
32 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. 1 |
WlKENKAMl\'. |
27 |
Mineur. |
Hofman. |
36 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
Kronenbükg. |
19 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
Bakkek. |
20 |
Soldaat, 6e Reg. Infant, j |
VAN ÜAKBEREN. |
J9 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. |
* ZUIDAM. |
19 |
Soldaat, 7e Reg. Infant. 1 |
* VAN RÓssUM. |
33 1 |
Artillerist. 1 |
4i | |
\'A, | |
A, | |
\'A,: | |
^r^-= r^lAGNOSE. |
A AN MB RKT N 0 E N. |
Cholerine. | |
Cholerine. | |
Cholerine. | |
• Cholerine. |
Werkzaam als schoenmaker in dc kazerne. — Werkzaam bij het magazijn van kleeding. |
Cholerine. |
Knecht in de garnizoens-apotheek. |
Cholera. | |
Cholera. ] | |
Cholera. | |
Cholera, | |
Cholera. ! |
OVEHZICET der aangetasten en overledenen bij ieder korps.
Manschappen, die gewonen aang. overl. |
Manschappen met aang. overl. 6 1 2 0 7 3 |
Onderofficieren. aang. overl. |
Totaai- .23- 6 |
Totaal. 48 10 |
15 4 |
9 7 |
OVERZICHT der aangetasten en overledenen Op verschillenden leeftijd\'
aang.
22^
29
16
4
1
overl.
3 dns 13^ 7o
8 27^
50
50
72
21
A
OVERZICHT van liet sterfte-eijfer van geheel onttvmiielde chO\'
tera (*) op verschillenden leeftijd.
cholera. |
overl. | ||||||
Van |
10 |
tot |
20 |
jaar. |
11 |
3 dus |
27 7c |
// |
20 |
// |
30 |
ft |
13 |
8 ^ ,/ |
611// |
u |
30 |
tt |
40 |
tt |
10 |
8 \' ; |
80 // |
u |
40 |
// |
50 |
tt |
2 |
2 |
100 |
36 |
21 |
(*) Waarvan in mgne statistiek 36 gevallen.
-ocr page 29-In het geheel zyn dus van het garnizoen in deze
cholera-epidemie 21 man overleden. Volgens officieele
opgaven zijn in de geheele stad Utrecht tot nog toe
1556 personen aan de geheerscht hebbende ziekte bezwe-
ken. De stad nu heeft ongeveer 60000 inwoners; het gar-
nizoen bestond
in de maand Juni uit 1180 man.
» )) » Juli » 830 »
» » » Augustus » 733 »
2743 man.
914 O
Het is dus in de maanden dat de cholera in Utrecht
heerschte p. m. 900 man sterk geweest. Daarvan zijn
overleden 21, dus 2^ "/„, van de inwoners p. m.
1600, dus V„.
Dit resultaat durf ik zeer onverwacht noemen; a priori
toch zou men meenen, dat de burgerij veel meer moest
geleden hebben dan het garnizoen. Verreweg het grootste
gedeelte der sterfgevallen toch heeft plaats gehad onder
de mindere klassen, vooral in buurten die in hygiënisch
opzicht veel, soms zeer veel te wenschen overlaten. Dezelfde
omstandigheden, die de menschen noodzaken daar te wo-
nen, beletten hen zich behoorhjk te voeden en te klee-
den, en al deze momenten, die vooral in cholera-tijd
voor zoo ongunstig gehouden worden, komen bij soldalen
uiet of minstens lang niet in die mate voor. Zou men
hieruit mogen opmaken, dat die omstandigheden dan
toch wezenlijk de besmetting niet zoo bevorderen? Maar
hoe kon:]t liet dan, dat juist in die buurten en onder die
menschen de cholera zoo hevig gewoed heeft? Of bestaan
er bij de militairen andere ongunstige momenten, die
tegen hunne betere hygiënische verhoudingen opwegen?
Ik zou niet weten waarin die ongunstige momenten,
waaraan burgers niet onderhevig zouden zijn, bestaan,
en als ik bij het reeds gezegde nog in aanmerking neern
de surveillance, waaronder tgdens het heerschen der
cholera de soldaten in de kazernen gehouden worden,
dan beken ik volmondig dat het verkregen resultaat mij
ten hoogste bevreemdt en dat ik er geene andere eenigs-
zins houdbare uitlegging aan weet te geven, dan dat het
afhankelijk is van mij niet bekende omstandigheden
(drinkwater?), waaromtrent echter door nadere onder-
zoekingen ook in andere steden waar garnizoen ligt,
eenige opheldering zou kunnen ontstaan.
Uit lietgeen ik aan de statistiek lieb doen voorafgaan ,
vloeit voort dat eene vergelijking van liet aantal
aangetasten bij de bvu^gerij en bij tiet garnizoen niet te
maken is. —
Eene tweede opmerking, die ik aan mijne statistiek
ontleen, is deze: Van de drie klassen, waarin ik de
militairen beneden den rang van officier verdeeld bel),
en die haren grond vinden in de verschillende diensten,
die zij te vervullen hebben, is de verhouding tussclien
overledenen en aangetasten het gunstigst bij die soldaten
die gewonen dienst deden, en het ongunstigst bij de
onderofficieren, terwijl zij bij de soldaten, die bijzondere
diensten vervulden, er het midden tusschen houdt.
Ten naasten bij kan men dit ook opmerken bij ieder
korps afzonderlijk; daar de getallen echter dan zoo klein
worden en dus een sterfgeval meer of minder zulk een
grooten invloed op de verhouding hebben zou, mag men
ze niet afzonderlijk beoordeelen. Wij zien dus dat
deze observatie, die wij, zoo ais ik boven zeide, reeds
in het begin der epidemie maakten, zeer gegrond is.
Naar eene rationeele verklaring is natuurlijk gezocht,
maar tot overeenstemming van meening is men
niet kunnen geraken. Bij den eersten oogopslag is
liet feit wel bevreemdend : de onderofficieren toch ver-
keeren in omstandigheden, die onder de gunstige
gerekend worden , wat liesmetting door cholera-gif aan-
gaat: zij behooren in het algemeen tot de meer be-
schaafden onder de soldaten, en zijn door den aard
hunner dienstverrichtingen minder blootgesteld aan scha-
delijke invloeden (1). In het laatste geval verheeren, of-
schoon in mindere mate, ook die soldaten, die met de
in de aanmerkingen opgegeven diensten belast zijn.
Bij verder nadenken wordt de zaak echter minder
vreemd en zijn er Avel momenten te vinden, die eraan
ten gronde kunnen liggen. Velen hechten in dit opzicht
groot gewicht aan de hoogere gage der onderofficieren
en het fmantieele voordeel voor den soldaat aan de bij-
zondere diensten verbonden, waardoor de gelegenheid
tot misbruik van spiritualia zoo groot is. Al zou ik echter
toestemmen, dat dit misbruik bij militairen meer alge-
meen is dan bij burgers uit de lagere klas.sen, dan nog
zou ik meer overhellen tot de meening, dat het hoogere
sterfte-cijfer door het minder onder surveillance staan der
beide genoemde klassen van militairen veroorzaakt is.
Bij mijne boven uiteengezette meening over diarrhee in
tijd van cholera, zal het toch niemand verwonderen dat
ik aan die surveillance (bij de privaten was een schild-
wacht geplaatst, die moest opgeven welke manschap-
A
1 Zij staan b. v. niet op wacht.
-ocr page 33-pen hem te dikwijls onder de oogen kwamen) eene
hooge waarde toeken, en dus dat ik het voor een zeei^
ongunstig moment houd, er aau onttrokken te zijn. Dit
nu is juist het geval met die militairen, wier .sterfte-
cijfer wij belhouwen. Terwijl de gewone soldaten zich
niet aan dat toezicht konden onttrekken, was dit wel
het geval met de onderofficieren en met die soldaten, die
door bijzondere diensten een groot gedeelte van den dag
buiten de kazerne moeten doorbrengen. Hierbij komt
vooral nog in aanmerking dat de gelegenheid om eene
opzending naar het hospitaal te ontduiken zelden door
een soldaat wordt ver/.uimd, als hij zelf nog geen lust
heeft opgenomen te worden, dat het meerendeel, zelfs
bij het groote aantal waarschuwende voorbeelden, die
hen bijna dagelijks omringden, diarrhee toch gering
bleef achten (hierin deden de burgers juist niet voor hen
onder) en dat slechts zeer weinigen zich uit eigen be-
weging ziek meldden „ voordat reeds bedenkeUjke ver-
schijnsels zich bij hen voordeden.
Ik ben echter nog te weinig in het leven onzer mi-
litairen ingewijd, om in deze quaestie een be.slis.send
oordeel te willen uitspreken. Alleen breng ik in her-
innering , dat het nog niet bewezen is, dat bij men-
.schen, die verslaafd zijn aan het gebruik van .spiri-
tiialia, cholera doodelijker is dan bij de overige. Mijn
i-esultaat is zelfs omgekeerd: van de 72 aangetasten
stonden er 15 bekend als potatoren Q. Van die 15
zijn er 3 bezweken, d. i. dus 20Vo; van de ovei-ige
57 zijn er 18 overleden, d. i. 31 %. In aanmerking\'
g\'-nomen de kleinte der getallen, wil ik echter aan
deze observatie uiet te groote waarde hechten.
Uit het beschouwde resultaat mijner statistiek en de er
naar mijn inzien waarschijnlijk aan ten gronde liggende oor-
zaak, volgt, dat ik het van groot belang reken, orn in vol-
gende epidemieën zooveel mogelijk maatregelen te nemen,
waardoor van het over de soldaten gehoudene toezicht nie-
mand worde uitgesloten. De vraag- naar de wijze hoe
dit te doen, acht ik van zeer groot gewicht. Tot mijn
leedwezen ben ik zelf niet in staat er een voldoend
antwoord op te geven, en na er met officieren van het
garnizoen over gesproken te hebben, ben ik in tw\'ij fel
geraakt of er wel een op te vinden is. Het radicale
raiddel zou zijn, in cholera-tijd den onderofficieren
hunne meerdere vrijheid te ontnemen en de IVyzondere
diensten, waai\'aaii voor de soldaten noodzakelijk een
langei\' verblijf builen de kazerne verbonden is, op te
bellen. Maar men scliijut hierbij oj) zoovele moeilijk-
heden te stuiten, vooral wat het laatste punt aangaat,
dat die maatregel als zoodanig onuitvoex\'baar is. Zou
eene toepassing voor zoo ver zij mogelijk is, echter reeds
niet veel nut kunnen doen\'? Ik kan dus niet nalaten
dit punt ten hoogste aan te bevelen in de belang-
stelling van H.H. officieren; de zaak is van te groot
gewicht om niet nog door hen, die veel meer dan ik
op de lioogte van het militaire leven zijn, rijpelijk te
worden overwogen. —
Wanneer wij van ieder wapen in het bijzonder het
aantal aangetasten beschouwen in betrekking tot het
aantal manschappen, dan vinden wij die verhouding
ongeveer- tweemaal gunstiger bij de artilleiie dan l)y de
infanterie. Van de 914 man toch, waaruit het garni-
zoen tijdens het heerschen der cholera bestond, waren
(op dezelfde wijze berekend als de gemiddelde garni-
zoenssterkte) 332 infanteristen, 162 mineurs en 420
aililleristen. Van de eersten werden er 34 aangetast, dus
107„, van de tweeden 15, dus 97c, van de laatsten
23, dus Daar nu de verhouding tusschen aange-
tasten en overledenen bij ieder korps ongeveer even
-ocr page 36-groot is (zie de vierde kolom van het eerste over-
zicht der statistiek) zoo heeft de infanterie dus betrek-
kelijk in deze epidemie ook de meeste manschappen
verloren.
Bij den voor de wetenschap ondoordringbaren sluier,
waarin de cholera nog steeds gehuld is, is het weder
zeer moeilijk voor dit resultaat l)epaalde er aan ten
gronde hggende omstandigheden aan te wijzen. Daar
in de inrichting der beide kazernen nog niets gevonden is,
dat het zoo in het oog loopend verschil kan veroorzaakt
hebben, zoo breng ik in herinnering, dat in ons leger
de slechte gewoonte heerscht, voor de infanterie de
lichamelijk het minst ontwikkelde manschappen te bezigen
en komt het mij zeer rationeel voor, het verkregen
ongunstige resultaat hiermede in verband te brengen. —
Het tweede en derde overzicht, aan het einde mijner
statistiek geplaatst, zijn eene bevestiging van het reeds
bij vroegere epidemieën verkregene resultaat, dat cholera
des te doodelgker is, naarmate patient\'s ouderdom hoo-
ger is. In het tweede overzicht heb ik het sterfte-cijfei\'
opgemaakt van alle aangetasten, in mijne statistiek
vermeld, in het derde alleen dat van de goed ontwik-
kelde cholera-gevallen.
Ten slotte nog eene kleine opmerking: in de bij
-ocr page 37-mijne statistiek gevoegde aanmerkingen staat bij sommigen
vermeld, dat zij aangetast werden tijdens zij in het
hospitaal onder behandeling waren. Oogenschijnlijk pleit
dit tegen mijne mededeeling dat ik geene gevallen heb
waargenomen, waarbij cholera niet met dian-hee begon.
Maar als men nagaat dat juist in een hospitaal diari-hee door
manschappen, die niet zoo ziek zijn dat zij het bed
moeten houden (en tot deze behoorden al die gevallen),
zeer gemakkelijk kan worden vex\'boi\'gen gehouden, en
dus het niet voorafgaan van diari\'hee niet zeker geweest
is, kan men deze gevallen niet beschouwen, als in strijd
te zijn met mijne observaties.
VAN DE IN HET EIJKS HOSPITAAL VEBEICHTE SECTIES
VAN CHOLERA-LIJKEN.
Zooals van de meeste lijken van patieuieii, die iii hel
hospitaal overlijden, werd ook vati de cholera-cadavers
de sectie vei\'Hcht., en was ik in de gelegenheid bij bet.
meerendeel daarvan te assisteeren. Daar ik overtuigd
jjen dat die sectie-resultaten ons niet meer dan ande-
ren in staat stellen uit de waarneembare anatoniische
veranderingen tot de verklaring van de ziekte-ver-
schijnselen bij te dragen, oin de eenvoudige reden dat
wij iu de hoofdzaak hetzelfde vonden als anderen reeds
zoo dikwerf gevonden hebben, zal ik den lezer uiet
vermoeien met eene eentoonige casuïstiek, maar slechts
een overzicht geven van de belangrijkste makroskopi-
sche veranderingen (1), die wij bij onze secties ge-
vonden hebben en daarin bij het bekende en reeds dik-
wijls geconstateerde niet lang stilstaan, maar meer be-
1 Voor de omstandigheden, die mij belet hebben ook mi-
kroskopische onderzoekingen in het werk te stellen, zie
mijn voorwoord.
paald op die punten de aandacht vestigen, die mij toe-
schijnen van de gewone af te wijken, of waarop eerst
in den laatsten tyd gewezen is.
Mijne statistiek telt 21 overledenen; van allen kou de
sectie niet geschieden; nu eens was het een speciaal
verzoek van de familie des overledenen, dan eens over-
maat van andere bezigheden, en in den laatsten tijd
(van af half Juli) onze afwezigheid uit Utrecht, die ons
de completeering onzer sectie-verslagen onmogelijk maakte.
Aan den anderen kant konden wij de lijkopening ver-
richten bij enkele personen, iu de statistiek niet ver-
nield , 0. a. bij twee hospitaal-geêmploijeerdeu (een zie-
kenoppasser en den kok). Het totaal der hier te be-
schouwen secties is 16.
Zy zijn allen ongeveer 12 uren na den dood verricht;
hadden wij er binnen 24 uren geene gelegenheid toe,
daii deden wij ze voorzichtigheidshalve niet.
De buitengewoon langzame daling, in enkele gevallen
zelfs stijging der lichaamswarmte, na den dood; het
•bijzonder snel intreden van den rigor, dikwijls reeds
binnen het uur en vooral snel, wanneer de dood was
ingetreden onder hevige benauwdheden; de bewegin-
3
-ocr page 40-gen, vooral der vingers, die soms nog a 5 uur na
den dood voortduurden, zijn algemeen bekende verschijn-
sels en werden door ons ook herhaaldelijk waargenomen.
Een punt, waaromtrent men het minder eens is,
is het zich al of niet dilateeren van de pupil bij het
sterven. Juist omdat de waarnemingen hierover uiteen-
loopen, hebben wij er bijzonder op gelet, zoo dikwijls wij
in de gelegenheid waren bij het sterven van een cholera-
patient tegenwoordig te zijn, en altijd namen wij waar,
dat op het oogenblik van of even voor het sterven de
pupil zich belangrijk verwijdt.
Bij het uitwendig voorkomen van cholei\'a-lijken zal ik
verder niet stilstaan: het is dikwijls genoeg beschreven.
Zoodra men tot de lijkopening zelve overgaat, vallen
de gevolgen van het aanmerkelijke vochtverlies terstond
in het oog: huid, onderhuidsch bindweefsel, spieren,
alles is even droog en stijf. Een der organen, waarin
wij O. a. die teekenen van vochtverlies gewoonlijk bij-
zonder sterk vonden uitgedrukt, was het oog: de witte
kleur der sclerotica had plaats gemaakt voor eene vuil-
grijze, hetgeen onzes inziens toe te schrijven is aan den
drogen toestand van dat vlies, waardoor het pigment
der ciiorioidea kan heenschemeren. Verder werd in de
holte der weivliezen en vooral in die van het hartezakje
buitengewoon weinig serum aangetrolTen. De zeer dik-
wijls waargenomen eccliyrnosen op pericardium en pleura
werden ook hier, vooral in snel verloopende gevallen ,
niet gemist.
Wil men met vele anatoinen de arachnoidea ook tot
de weivliezen rekenen, dan maakte dit eetie uitzonde-
ring op alle andere: verscheidene malen toch vonden
wij de liersenoppervlakte bijzonder vochtig, in eeu der
gevallen zelfs werd na wegname der hersenen eene
gi\'oote hoeveelheid bloedig serum in de schedeUiolte
aangetrolfen (N". 2 der statistiek).
Het bloed vonden wij, zooals het bij cholera altyd
wordt opgegeven: dik, moerbei-kleurig, slechts zelden
met stolsels (1). Het was zeer spaarzaam in de slag-
aderen en het Hnker hart, terwijl het de aderen en het
rechter hart geheel vulde (f). Het laatste was vooral dui-
delijk in de hersenen : de sinus en de aderen der vliezen
waren tot berstens toe vol. Een enkele maal vonden
wij de hersenoppervlakte onder de arachnoidea met
troebel exsudaat bedekt.
Wat de consistentie der hersenen aangaat, zij was
1 O. a. in een geval dat zeer spoedig doodelijk afliep, in
de arteria pulmonalis.
(t) In het endocardinni kwamen gewoonlijk ecchymosen voor.
3*
-ocr page 42-gewoonlijk normaal; bijzonder droog of bard konden wij
ze niet vinden. Integendeel schenen zij ons dikwyls
weeker dau gewoorüijk toe. In één geval zelfs (hetzelfde,
waarbij ik zoo even eene groote hoeveelheid bloedig
serum in de hersenholte vermeldde) waren de kleine
hei\'serien geheel in verweeking ovei\'gegaan, terwijl de
groote normaal gebleven waren. Toch was patiënt
vroeger goed gezond geweest.
Een toestand van verweeking der groote hersetieti
werd door ons aangetroffen in één geval, maar was
hoogötwaarsclrijnlijk afhankelijk van eene bij cholera
weinig voorkomende complicatie.
Om de belangrijkheid deel ik het geheele geval in
het kort mede:
Keijser, ziekenoppasser (1), 55 jaar oud, laat \'s mor-
gens vroeg den dienstdoenden officier van gezondheid
roepen, die hem in een hevigen aanval van cholera
vindt. Alle verschijnselen zijn goed ontwikkeld. Ten 3
uui\' \'s middags krijgt hy een aanval van apoplexie: rechtei\'
aaugezichts- en linker lichaamshelft verlamd en ge-
voelloos, moeilijk .spreken en slikken; tegen den avond
1 Had veel dienst gedaan op de cholera-zaal en zich zeer
vermoeid, daar in het begin weinig oppassers voor die zaal te
vinden waren.
de verlamming\' iets minder. Den volgenden dag niet
veel verandering, den daarop volgenden comateuse toe-
stand en tweede, heviger aanval van apoplexie, waaruit
hij niet ontwaakt. Den dag daarop \'s avonds verschijnsels
van oedema pulmonvim: koppen van Jnnod en vesicans
op de borst geappliceerd. \'s Morgens vroeg overleden.
Bijzonderheden by de sectie: longen— oedeem; her-
senen — sterke hyperaemie, in het midden der rechter
hemispheer een haemorrhagische haard, cilindervormig,
ongeveer 3 Ned. duim in diameter (zich uitstrekkende
van de bovenoppervlakte der hersenen tot aan het corpus
striatum en den thalamus opticus) en een tweede ter
grootte van een okkernoot in het achterste gedeelte der
linker hemispheer. Verder vele capillaire apoplexieën
zichtbaar (1). Hart en grootere arteries normaal. Dicht
bij de haarden de arteries weinig atheromatous. —
Op den toestand van het ruggemerg hebben wij bij
iedei\'e sectie bijzonder acht gegeven. Aanleiding daartoe
vinden wij in een »Vortrag" van Moleschott, 2 Dec.
1865 te Turijn gehouden, waarin hij over cholera spre-
kende 0. a. zegt:
1 Ik acht het belangrijk hier te vermelden dat wij die capil-
laire apoplexieën niet aantroffen in de pons Varolii. Lebert tocli
geeft aan dat zij daarin gewoonlijk gevonden worden.
»Hier stehen wir vor jener stürmischen Absonderung
des Darms, die im Verein mit der Abstoszung des Epi-
theliums die hervorragendsten Symptome und die gefahr-
drohendsten Folgen der asiatischen Seuche hervorruft.
Diese Absonderung könnte von der mehr oder minder aus-
gedehnten Erweichung des Rückenmarks abhängen, welche
der ausgezeichnete Anatom cortese beschrieben und
schon im Jahre 1835 um desto ausgebildeter vorfand,
je rascher der Tod in dem sogenannten Kältestadium
der blitzschnell verlaufenden Cholera eintrat, und zwar
bei kräftigen Individuen, bei welchen nicht der geringste
Verdacht einer schon vorher bestandenen Rückenmarks-
krankheit obwaltete (1). Wenn diese Rückenmarkserwei-
chung die Gefäsznerven der Magendarmschleimhaut
lähmt, dann müszte sie eine Hyperaemie erzeugen, bei
welcher ein unter andern Umständen ganz unschuldiger
Diätfehler ausreichen würde, um die Erscheinungen des
furchtbaren Magendarmkatarrhs zu veranlassen. Dieser
bedingt auf unmittelbare Weise die Verarmung des Bluts
an Wasser und einen Grad von Austrocknung der
Gewebe," enz.
1 Cortese, Sulla natura del colera, frammento patologico,
giornale di medicina militare, anno XIII, N^ 30, p. 933-936.
Ofschoon Moleschott in eene noot verder vermeldt
dat cortese in die waarneming vrij alleen staat, dat
»in dem geschätzten Werke" van Timermans (1) te lezen
is: »in dem gröszten Theil der Fälle wurde nichts
Erhebliches in diesem Theil des Nervencentrums ange-
troffen" — dat Prof. Meli slechts »ein wenig Serum in der
Arachnoidea und Röthung der Meningen" vond, maar
»keine Spur einer Erkrankung hat auffinden können, die
zu den im Leben beobachteten Krämpfen in entspre-
chendem Verhältnisz gewesen wäre" — dat eindelijk
Griesinger in zijn werk over de intectie-ziekten bepaal-
delijk zegt »der Rückenmarkskanal bietet nicht.s Abnor-
mes" — schijnt hij zfilf aan de resultaten der 70 lijk-
openingen, die conTESE »mit der gröszten Sorgfaff"
verricht heeft, nog al waarde te hechten.
Om eene zelfstandige meening hieromtrent te verkry-
gen, hebben wij, zooals ik reeds zeide, den toestand
van het ruggemerg bij onze secties zorgvuldig nagegaan
en ons resultaat is dat wij dikwijls »nichts Erhebliches",
meestal »ein wenig Serum", enkele malen »Röthung
der Meningen" en ook wel »nichts Abnormes" vonden,
maar dat waar w\'y vcrmeei\'derd spinaalvoclit aantroffen,
1 Sulle epidemie colorose degli Stati Sardi, Torino 1857,p 333.
-ocr page 46-ons het onderste deel van het ruggemerg wel eenigszins
minder vast toescheen dan de bovenste twee-derden (1).
De graad dier verweeking was echter wel te gering om
met zekerheid alle gedachte aan hjkverschijnsel te kiin-
nen uitshiiten, te meer als men de bestaande abnorm
groote hoeveelheid spinaalvocht in aanmerking neemt (f).
Verder was de wijze van sterven niet van invloed op
de gevondene geringe ruggemergsverandering: dezelfde
werden nu eens aangetroffen als de dood onder hevige
benauwdheden was ingetreden, dan eens wanneer hy in
apathie volgde.
Ons doel om tot een zelfstandig oordeel te geraken
is dus in zooverre bereikt, dat wij het er voor houden
dat men geen recht heeft aan de goede waarneming
des genoemden onderzoekers te twijfelen, maar dat van
eene constant aangetroffene verandering van het rugge-
merg bij cholera-cadavers geen sprake kan zijn. —
De ganglia van den nerv. sympathicus zagen er
1 Ik oordeel het hier noodig te vermelden (et pour cause!)
dat de secties plaats hadden onder leiding van Dr. Kooijker.
(t) Alleen in het reeds vermelde geval, waarbij wij de kleine
hersenen verweekt en in de schedelholte eene groote hoeveel-
heid bloedig serum vonden, was de medulla, vooral aan haar
onderste deel, vrij sterk verweekt.
meestal wat gecongestionneerd uit; overigens was er
makroskopisch niets abnormaals aan waar te nemen.
Bijna in alle overige .organen, longen, milt, nieren,
lever, vonden wij ophooping van een zeer donker, dik-
vloeibaar bloed, dat bovendien bij snel verloopende ge-
vallen zich zeer kleverig deed aanvoelen. De milt von-
den wij in vele gevallen zeer verkleind.
De galblaas was gewoonlijk gevuld met een zeer ver-
dikte gal (1). De ductus choledochus was nu eens wel,
dan eens niet voor het stilet toegankelijk.
De vesica was m de acute gevallen steeds ledig, in
meer geprotraheerde soms gevuld met eene albumen
houdende urine (*).
De eerste luchtwegen deden zich in het algemeen
ansemisch voor; slechts in de geprotraheerde gevallen
waren zij geïnjecteerd, waarbij dan in de bronchi een
vuil, bloedig slijm werd aangetroffen en de longen zelve
meestal cedemateus waren. *
Het darmkanaal was ook bij onze secties weer het
orgaan, waarin eene constante en goed gekarakteriseerde
verandering werd aangetroffen. Na het openen der buik-
holte deden de darmen zich bijzonder glad voor en
1 Het plan bestaat om later nitvoerige analysen flezer
vloeistoffen te leveren.
opende men ze, dan vloeide een enorme hoeveellieid
van de bekende rijstwaterachtige feces ons van alle
kanten toe. Die vloeistof was nu eens zeer zwak ge-
kleurd, dan eens geheel kleurloos; gewoonlijk bevatte
zij veel witte vlokken, die bij mikroskopisch onderzoek
uit epithelium bleken te bestaan. Ik moet echter ver-
melden dat die vlokken dikwijls ontbraken en dat wij
dan enkele malen zelfs met het rnikroskoop geen spoor
van epithehum in de vloeistof konden vinden, terwijl
toch het darmslijmvlies duidelijke teekenen van verlies
van epithelium vertoonde. Ook bij de faeces van nog
levende cholera-patienten constateerden wij niet altijd
een gehalte aan epithelium en vonden dikwijls dat
de in de fseces drijvende vlokjes slechts bestonden uit
eene amorphe massa, wier afkomst ons niet duidelijk
was. Wij stemmen echter gaarne toe dat deze nega-
tieve waarneming niet bijzonder gewichtig is, daar zi.j
bewijst óf dat de epithelium-afstooting reeds had op-
gehouden, óf dat zij slechts bij kleine fragmenten
heeft plaats gehad, die in de vloeistof zijn te niet
gegaan.
Naar bacteridiën, waarop in den laatsten tyd gewe-
zen is, hebben wij ook dikwijls gezocht, maar er niets
van kunnen vinden, waarvan de oorzaak wel liggen kan
hierin dat wij de excrementen zoo versch mogehjk on-
derzochten en dus voordat nog met eenig gistingsproces
iufusoriën zich hadden kunnen ontwikkelen.
Het voorkomen der darmmucosa vereischt hier geene
nieuwe beschrijving: nog niet meegedeelde bijzonderheden
namen wij er niet aan waar.
Vrij groote veranderingen vonden wg echter in de
maagmucosa. In het algemeen was zij sterk geïnjec-
teerd en gezwollen, en troffen wy dikwijls uitgebreide
erosies aan.
Bij verscheidene cadavers vonden wij (meestal ter
hoogte van cardia en saccus ccecus) omschrevene, in
uitgebreidheid zeer afwisselende plekken , di-e geen mu-
cosa meer bezaten en waar de spierlaag geheel bloot lag.
Iu den omtrek daarvan was meestal buitengewoon
sterke injectie waar te nemen, terwijl de rest der mu-
cosa zeer verweekt en gemakkelijk met den vinger te
verwijderen was. De dunne darm vertoonde van die
gevallen slechts eenmaal die pleksgewijze afstooting van
het geheele slijmvlies.
Dat men die verweeking voor een lljkverschijnsel mag
houden, wordt zeer onwaarschijnlijk als men bedenkt
dat al onze secties binnen 24 uur na den dood plaats
haddeti.
Vatten wij onze sectie-resultaten zamen, dan vinden
wij bewaarheid wat ik reeds bij den aanvang van dit
verslag opmerkte, dat wij nl. niets gevonden bebben,
dat zoozeer van het reeds bekende afweek, om ons
in de gelegenheid te stellen er door bi^j te dragen tot
betere verklaring van het cholera-proces.
Echter meen ik toch de volgende punten als belangrijk
te mogen recapituleeren:
het zich verwijden der pupil tijdens het sterven ;
het niet voorkomen van con.stante ruggemergs-
veranderingen;
3\\ de verweeking van het maag.slijmvlies.
-ocr page 51-I.
Hel opmaken eeiiei\' juiste ctiolera-statistiek is on-
mogelijk.
II.
Dat in deze cholera-epidemie het sterlte-cijfer bij de
aangetaste onderofficieren hooger is geweest dan bij de
aangetaste soldaten, moet geweten worden hieraan, dat
zij onttrokken waren aan het in de kazernen gehou-
dene toezicht.
III.
De in cholera-tijd zoo veelvuhlig voorkomende \'djar-
rheeën moeten voor verreweg het meerendeel tot de
cholei\'a-gevallen gerekend worden.
IV.
De nei\'vus laryngeus superior is geene eigenlijke
Hemmungszenuw.
V.
De kleine pols bij de ineeste buikziekten is een
reflex-verschijnsel.
VI.
Ter juiste opvatting der auscultatie en percussie is
het noodzakelijk dat men eene scheiding make tusschen
het begrip van resonnance er van consonnance.
VIL
De dorst bij koortsachtige ziekten ontstaat door het
verhoogd zijn der perspiratie insensibilis
VIII.
De diagnostische beteekenis van het typhus-exantheeni
wordt gewoonlijk veel te hoog gesteld.
IX.
In de meeste gevallen is het doelmatig de hazelip-
operatie terstond na de geboorte te verrichten.
X.
Het aanleggen der haken van Malgaigne in de knie-
schijf zelve is af te keuren.
XL
De eenige goede propliylaxis tegen hel nidringeit van
lucht in onverhoopt te kwetsen aderen bij operaties aan
den hals, is eene groote oplettendheid ter vermijding
dier kwetsing.
XIL
Voor den plotselingen dood, volgende op intrede van
lucht in aderen, is nog geene voldoende vei\'klai\'ing
gegeven.
XIIL
Men heeft niet het recht voor iedere conjunctivitis
gonorrhoica overbrenging van smetstof als ooi\'zaak aan
te nemen.
XIV.
Superfoetatie bij normaal vei\'loopende zwangerscliap
kan om goede redenen tot de physiologische onmogelijk-
heden gerekend worden.
XV.
Met recht bestrijdt Taylor het gevoelen dat i-egel-
matige wonden voor zelfmoord zouden pleiten.
«
.^»ihgiifftä
^ " i — "NiM\'^fßv çfv^ny\'u\'r^iKf^telq util) 104,V
...a*.\' . ■ ■ ■■ ■ vy/-\' ..X,
r
> 4 ^
r^y , ^ ^^^T Î ^ to W ft \'
A
1 .
.«Sine
^ inàai-KMi , «»rfa^M^ltno^
W-\'.^^-f^aeo Ißh feö squit/T Jbpij-^ttf iàâaz i^U -
^ __ .»/\'Sli\'jhi tï^\'Ui^ }-ioQiaiP-^ 4fiÔ# \'.«\'»«.i ^
E Vi-^ • __ I