U
?
DE BETEEKENIS VAN DEN FRANSCH-
DUITSCHEN OORLOG 1870-1871
M". L J. G. VAN 60RK0M
ifÇîJK^tJî^iyEfeiTE;
î j T R E n
\'M\'"»
-ocr page 3-■iCg
. \'!,\' ï\'". p ■ ^ "Jsi*; • i\'-v, -w
ir*"-
•- " \'v.,\'•k;!\'
-\'..^\'•"V-\'a
K\'i
■ ^r-.
. -V;-• •. ;
-ocr page 4-Vv;
^ffi
-ocr page 5-\'Si.: ,
-f\'-w\'- .
i^V
\'t r\'
• \'v;
^JÊy
5
» \'
t
vy
i
" ■ V <
, l
\'M
-ocr page 6- -ocr page 7-DE BETEEKENIS VAN DEN FRANSCH-
DUITSCHEN OORLOG 1870—1871
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
3969 3449
-ocr page 9-DE BETEEKENIS VAN DEN FRAN8CH-
DUITSCHEN OORLOG 1870-1871
ter verkrijging van den graad
van
Doctor in de Letteren en Wijsbegeerte
aan de Rijks-Universiteit te Utrecht
op gezag van den rector magnificus
Hoogleeraar in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
tegen de bedenkingen van
DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
TE VERDEDIGEN
op Vrijdag 28 October 1927, des namiddags te 4 uur
door
MS. LODEWIJK JOHANNES CORNELIS VAN GORKOM
geboren tc Utrecht
N.V. DEKKER EN VAN DE VEGT EN J. W. VAN LEEUWEN
Nijmegen — Utrecht
BIBLIOTHEEK DER
HUKSUNIVERSITEIT
UTRECHT*
rr- .--•»S.
■v
■••\'Äil
f--
m
\\ïs
■ i\'-^ J
: \'--\'MÊM
-ocr page 11-Wie unheimlich erscheint doch die schwerflüssige
Langsamkeit der nationalen Entwicklung neben den
raschen Gedanken der kurzlebigen Einzelmenschen,
Heinrich von Treitschke. Deutsche
Geschichte im neunzehnten Jahr-
hundert. Deel I, bladzijde 682.
i;
-ocr page 13-HOOFDSTUK 1.
Bladz.
Inleiding. De kracht van Frankrijks positie ten aanzien van
het verbrokkelde Duitschland op het Congres te Weenen. 1-16
De gebeurtenissen aan het einde vanden Napoleontischen
tijd. Pruisens leiding in de Vrijheids-oorlogen. De strijd
om Saksen als uitgangspunt van nieuwe mogelijkheden voor
den Franschen invloed in het particularistische Duitschland.
De mislukking der pogingen bij de beide vredes van Parijs
om het Fransche grondgebied te verkleinen volgens histo-
rische herinneringen en nieuwe nationale aanspraken,
opkomend uit het nieuwe nationale bewustzijn.
HOOFDSTUK IL
De herleving der Fransche Rijnpoiitiek sedert 1820 . . , 17-25
De Fransche overtuiging omtrent de redelijkheid der
Rijngrens als de natuurlijke grens. De herleving der
begeerte naar herovering met de herleving van Frankrijks
inwendige kracht onder de laatste Bourbons. De beteekenis
der Juli-revolutie, der Belgische revolutie en der Februari-
revolutie in dit opzicht. De gebeurtenissen van 1840 en de
invloed van België\'s nieuwen toestand op de stemmingen
aan den Duitschen linker-Rijnoever omstreeks 1837. De
Duitsche overtuiging der bevolking aldaar bevestigd onder
den invloed der Romantische strooming en in het ver-
trouwen op Pruisens militaire kracht.
HOOFDSTUK IH.
Frankrijks streven naar eene herwinning van België . . . 36-39
Rustelooze pogingen tot politieke of oekonomische
eenwording met het zelfstandig geworden België, als voor-
geschiedenis van den diplomatieken aanslag van 1866. Het
krachtige streven naar zelfstandigheid tegenover Frankrijk
van koning Leopold I (1831—1865). België als compensatie-
object in de Fransche onderhandelingen met Pruisen in
verband met de nationaliteitsidee. De circulaire-LA Valette
Bladz.
(i6 September 1866). De onderhandehngen over spoor-
wegoverneming in 1868 en 1869 in verbad met de kansen
op een Engelsch-Pruisisch verbond. De nawerkmg der
begeerte naar de vereeniging met Belgie.
Het zoeken van de „compensation" in verband met de ont-
wikkeling der „Deutsche Frage" . • ♦ • • • ♦ ♦ 40-07
Napoleon\'s begrip omtrent de toepassmg der natio-
ns iteitsidee op de Duitsche staten. Bismarcks begrip
SaarLtrent, beoordeeld door bisschop Von Ketteler.
De kritiek van Jean Jaurès op Frank",ks houding
^genover de eenwording van Duitschland. Napoleon s
krichtiger streven naar de compensatie in verband met
deopkomendePruisisch-Oostenrijkschevijandschapseder
i860. Overzicht van Napoleon\'s onderhandelingen met
Oostenrijk en met Pruisen, met uitbreiding van Frankrijk
de r chting van den Rijn/Is doel. De geheime
Oostenrijksch-Fransche overeenkomst van 12 Jum 1866.
Het plan van De Persigny. De donderslag van Sadowa
en de mislukking der Fransche compensatie"-onder-
handelingen met Bismarck sedert dien.
De Luxemburgsche kwestie. - Frankrijljs pogingen om te
komen tot een anti-Pruisisch verbond met Oostenrijk en Italië 68-105
De overgang van Frankrijk vertrouwen op Pruisen
in verband met de „compensatie\' tot de neiging naar het
verslagen Oostenrijk. Overzicht der gebeurtenissen om-
trent Luxemburg en der oorlogskrisis van 1867. Over-
Wrht der Fransche onderhandelingen met Oostenrijk en
m^r Italië sedert het optreden van Von Beust volgens
Hermann Oncken\'s nieuwe gegevens. De waarschuwing
van Lord Clarendon. De formeele verbondsonderhande-
line van het voorjaar 1869 en Bismarck\'s wetenschap
hieromtrent. Het stokken der onderhandeling in den
zomer van 1869 en de wisseling der vorstenbrieven. Het
bezoek van Aartshertog Albrecht te Parijs en de zending
van generaal Lebrun naar Weenen in 1870. De benoe-
ming van Gramont tot minister van buitenlandsche zaken
in Frankrijk (15 Mei 1870). De onderhandeling van
Oostenrijk en Italië over een Franschgezmd verbond
tijdens de oorlogskrisis van Juli 1870. De beoordeeling
ix
Bladz.
van de waarde en de beteekenis van Napoleon\'s alliantie-
bestrevingen bij verschillende geschiedschrijvers, in ver-
band met Bismarck\'s gevolgtrekkingen.
HOOFDSTUK VI.
De Hohenzollern-candidatuur......• ♦ • .106-137
Het belang van Richard Fester\'s „Neue Beiträge"
voor het onderwerp. De Iberische idee als moeder der
hohenzollern-Candidatuur met Ferdinand van Saksen—
Coburg—Braganza, Leopold\'s schoonvader, als Spaan-
schen favoriet. Het ontstaan en het steeds meer op den
voorgrond komen van Leopold\'s candidatuur in verband
en in afwisseling met Ferdinand\'s herhaalde weigering.
Overzicht van Salazar\'s stappen. Bismarck\'s houding
tegenover de zuiver Spaansche motieven; zijn krachtige
bevordering sedert het vaststaan der objectiviteit dezer
motieven. Het „Immediatbericht" (27 Februari 1870) en
de besprekingen der HoHENZOLLERN-families in Maart
1870 te Berlijn. Leopold\'s weigering; Leopold\'s aan-
vaarding. De verhouding van Prim tot de candidatuur;
zijn hoop op Napoleon\'s toestemming. De plotsehnge
openbaarwording der candidatuur als begin der Fransch-
Pruisische oorlogskrisis en als aanleiding tot Leopold\'s
bedanken. Het herleven der candidatuur na het begin
van den oorlog in verband met koning Ferdinand\'s
laatste bedanken en ter verklaring van Gramont\'s garantie-
eisch. Het oordeel over Frankrijks algemeene houding
tegenover de candidatuur.
HOOFDSTUK VIL
Engelands bemiddeling. Het uitbreken van den strijd . . 138-180
Overzicht der voornaamste krisis-gebeurtenissen. Enge-
land als de eenig aangewezen bemiddelaar. Lord Claren-
don\'s pacifisme en zijn groote poging om den dreigenden
strijd af te wenden in het voorstel tot ontwapening van
het voorjaar van 1870, tot Pruisen gericht, ter aanmoedi-
ging van het hberale bewind in Franlaijk. Overzicht der ge-
beurtenissen te Parijs en te Berlijn, Ems en Sigmaringen
van 6 tot 12 Juli. De beoordeehng van Bismarck\'s overtui-
ging omtrent de noodzakelijkheid van den oorlog. De nadere
eischen van Gramont en Ollivier en het ontstaan der
Emser Depesche volgens Lord\'s nieuwe gegevens: de
Emser depesche als ondergeschikt in de reeks van Bismarck\'s
Bladz.
daden, die ten doel hadden, den strijd uit te lokken. De
gebeurtenissen te Parijs van 13 tot 15 JuH. Het optreden
van Adolphe Thiers tegen de overijling der Fransche
regeering in de Kamerzitting van 15 Juh en zijn diepere
oorlogsgezindheid, door Oncken\'s nieuwe gegevens be-
licht. De oorlogsverklaring.
De beteekenis................181-193
Niet alleen het Keizerschap, maar ook de verschil-
lende partijen en het geheele Fransche volk verantwoorde-
lijk voor den oorlog. De Rijngrens als het noodzakelijk
oorlogsdoel voor Frankrijk. Daartegenover het terugnemen
van Elzas en Duitsch-Lotharingen als noodzakelijk en
onvermijdelijk gevolg der Duitsche overwinningen. Eene
andere gevolgtrekking niet denkbaar. De Elgas „in lite"
gebleven. Evenwijdigheid van het Vlaamsche en het
Elzassische vraagstuk, tegenover Frankrijks drang naar
de „natuurlijke grenzen". De beteekenis van den oorlog
voor de actueele gevolgtrekkingen.
HOOFDSTUK L
Inleiding. De kracht van Frankrijks positie ten aanzien van het
verbrokkelde Duitschland op het Congres te Weenen.
Blücher had den slag van 18 Juni 1815 willen noemen naar „La
belle Alliance", de herberg, waar hij en Wellington elkaar aan het
eind van den dag en van het werk hebben ontmoet, getroffen door
dit zinnebeeld der verwijzing naar het machtige Engelsch-Duitsche
bondgenootschap, dat de overwinning had behaald. De faam van
Wellington\'s rapporten heeft echter uitgewerkt, dat de roem van
den slag vereeuwigd werd onder den naam van Waterloo, het laatste
nachtkwartier van den Engelschen aanvoerder, alvorens hij den
strijd ging aanvaarden.
In het vergezicht over Napoleon\'s thans onherroepelijke nederlaag
riepen de Pruisen in stormachtige geestdrift, dat de vredesvoor-
waarden voor Frankrijk nu heel anders moesten zijn dan een jaar
tevoren. Reeds toen na i Maart 1815 de nieuwe worsteling tegen
den Franschen keizer plotseling in het zicht kwam, had dat in
Duitschland van alle kanten geklonken, in de pers, met de „Rheini-
sche Merkur" voorop. „In tausend Tönen, weit lauter und be-
stimmter als ein Jahr zuvor, erklang die Forderung : heraus mit dem
alten Raube, heraus mit Elsass und Lothringen 1" Ook Blücher
schreef al in Mei 1815 : „ich hoffe, dieser Krieg wird sich so
endigen, dass Frankreich in Zukunft Deutschland nicht mehr so
gefahrlich sein wird. Elsass und Lothringen müssen sie hergeben." -)
De komst der Pruisen door de grondeloos doorweekte Brabantsche
wegen had de overwinning van Waterloo tot een beslissend feit
gemaakt, terwijl Metternich later aan Von Stein zeide : „ein
oesterreichisches Heer hätte nach der Schlacht von Ligny min-
destens sechs Wochen gebraucht, um sich zu erholen," En de
\') Heinrich von Treitschke, Deutsche Geschichte im neunzehnten Jahrhundert,
dl. I, blz. 719.
\') a. w. dl. I, blz. 728.
\') a. w. dl. I, blz. 772.
Pruisen hadden ook immers in den geheelen loop der vrijheids-
oorlogen overal de leiding genomen, in geestelijk initiatief van
strategische gedachten en in het roekelooze offer van hun bloed.
De beroemde Pruisische koningsproclamatie „An mein Volk" van
12 Februari 1813 had onmiddellijk geklonken als gericht tot alle
Duitschers. Bij de Katzbach, bij Dennewitz, bij Kulm waren het
de Pruisen, die het élan van leiden en wagen bezaten. Het was het
Silezische leger van Blücher, dat na den slag bij de Katzbach
stoutmoedig over de Elbe ging om de stelling van Dresden van
rechts te omvatten; dat Napoleon\'s strategie schitterend mat zette
en aldus den beslissenden strijd in de vlakte van Leipzig voor-
bereidde. En voortaan is het dan dat „Silezische leger", dat de
leiding behoudt; dat uitzwermt over Noord-West-Duitschland in
onuitputtelijke kracht en de Nederlandsche grenzen nadert, waar-
door de daad van Van Hogendorp mogelijk wordt. Het is de
Pruisische voortvarendheid, die de bevrijding van Noord-Nederland
zoo spoedig beslist; zij rukken op zonder aarzelen en werpen
onmiddellijk stormenderhand de Franschen uit Doesburg en
Arnhem (30 November), welke laatste bestorming alleen hun
700 dooden en gewonden gekost heeft Vooral met Pruisisch bloed
werd de vrijmaking van Nederland betaald. En dan is het ook weer
het Silezische leger, dat door Zuid-Nederland in Frankrijk neervalt,
in „la campagne de 1814" wederom geestdriftig de aanvallende
partij neemt, in zijn voortvarendheid de gevoelige klappen oploopt,
die Napoleon nog geven kan als gevolg der politieke en diplomatieke
aarzelingen van het groote hoofdkwartier der verbondenen, maar
dat tenslotte voorop gaat in den eensgezinden marsch naar Parijs,
wanneer de Pruisische vurigheid het eindelijk in den hoogsten
krijgsraad der verbonden mogendheden heeft kunnen winnen.
„Der wunderbare Siegeszug vom Memel bis zur Seine hatte die
kühnsten Hoffnungen übertroffen." -) Een al te zware vrede kon
echter in 1814 aan den nieuwen BouRBON-koning niet worden
opgelegd. De Pruisische generaals spraken reeds eenstemmig bij
hun Staatskanselier voor de noodzakelijkheid van een terugnemen
van den Elzas en persoonlijk voelde Von Hardenberg daar veel
voor ; Von Stein herinnerde er aan, dat tot 1793 toe een vierde deel
van den Elzas onder Duitsche heerschappij, hoezeer ook onder
>) Historisch Gedenkboek 1813, dl. IV, blz. 134.
Von Treitschke, a. w. dl. I, blz. 560.
Fransche opperhoogheid, was gebleven, maar de Engelsch-Oosten-
rijksch-Russische stemming was zóó zachtzinnig jegens het Bour-
bonsche Frankrijk, dat de Pruisische diplomaten zelfs een formu-
leering van hun wensch omtrent den territorialen toestand aan den
Boven-Rijn niet durfden uiten. Zij spraken alleen van een terugnemen
der vestingen Landau en Straatsburg terwille van militaire nood-
Zakelijkheid, maar ook dit werd door de drie andere verbondenen
onmiddellijk en eenstemmig verworpen. Zij waren het geheel eens
met Talleyrand, die zalvend betoogde, dat het eenige middel
om toekomstige oorlogen te verhinderen was : „ne pas déshonorer
une nation grande et forte"
Nadat op 8 Mei 1814 de formeele vredesonderhandelingen in het
huis van Talleyrand waren begonnen, werd het spoedig beslist,
dat Frankrijk na alwat er in vijf-en-twintig jaren gebeurd was,
nog vergroot uit den strijd te voorschijn zou komen : zijn gebied
vermeerderd met 100 vierkante mijlen en meer dan een millioen
inwoners. En door de onuitputtelijke edelmoedigheid van Czaar
Alexander werd ook van elke oorlogsschatting of vergoeding van
oorlogskosten afgezien. Het doodarme Pruisen moest staande de
onderhandelingen van Lord Castlereagh een onmiddellijk voor-
schot van 100.000 pond sterling vragen, om zijn noodzakelijke
uitgaven te kunnen voortzetten, maar het kreeg bij zijn eisch om
van Frankrijk terug te ontvangen de ontzaglijke bedragen, die het
sedert Jena en Tilsitt en ook nog bij wijze van voorschot en troepen-
verpleging tijdens den veldtocht van 1812 aan Frankrijk had moeten
verliezen, van zijn bondgenooten niet de minste ondersteuning. Het
werd bij het stellen van zijn geldelijke eischen geheel aan zichzelve
overgelaten, machteloos aan zichzelve, midden in Parijs, tegenover
den haat, den wrok en den spot der Franschen, die zich toen reeds
geheel op de Pruisen ontlaadden. Bij de artikelen 18 cn 19 van dezen
eersten Parijschen vrede deden dc verdragsluitende mogendheden
uitdrukkelijk afstand van al hare onderlinge schuldvorderingen,
hetgeen voor Oostenrijk en vooral voor Pruisen zware schade
beteekende. En het kostte zelfs de grootste moeite om van dc elegante
Fransche chicanes enkele van de geroofde kunstschatten, boeken cn
trophaeën, de quadriga van den Brandenburger Thor cn den degen
van Frederik den Groote terug te bekomen.
Dc Pruisische kanselier Von Hardenberg bood aan den Oostcn-
Von Treitschke, a. w. dl. I, blz. ^61.
-ocr page 20-njkschen keizerstaat in oprechte edelmoedigheid de eer, naast
Pruisen aan den Boven-Rijn een sterke wacht te betrekken, ter
glansrijke hernieuwing van de over-oude Bovenrijnsch-Habsburgsche
traditie, in nieuw te scheppen Habsburgsche territoriën aldaar,
wellicht onder de heerschappij van den aartshertog Karel i). De
Pruisische Staatskanselier was in gemoede overtuigd van de mogelijk-
heid van een eerlijk Pruisisch-Oostenrijksch dualisme in de nieuw
te scheppen Duitsche politieke organisatie, maar de Oostenrijksche
machthebbers dachten over al deze zaken heel anders. Zij wilden
geen wrijvingsvlakken met het „gemeingefährhche" Frankrijk;
sloten zich liever daarvan af achter de nieuw gebouwde en versterkte
kleine staten. „Das alte Ehrenvorrecht des Hauses Oesterreich,
Deutschland am Rhein zu verteidigen, war die eigentliche Grundlage
seines Primats über die deutschen Stämme" 2). Maar Oostenrijk
bedankte ook voor dit eere-voorrecht. En wat de verhouding tot
Pruisen betreft, de overwinningen van Blücher en Gneisenau waren
in Hannoversch-Engelsche en Oostenrijksche gedachte een reden
te meer om dezen opstrevenden staat binnen zekere perken te willen
houden. De tegenstelling tusschen Pruisen en Rusland aan de eene,
Engeland, Oostenrijk en Frankrijk aan de andere zijde, die op het
Congres van Weenen zoo scherp aan den dag zou komen, begon zich
te Parijs reeds te vormen. Bij den vrede, die op 30 Mei 1814 werd
gesloten, werden de neteligste kwesties van gebiedsverdeeling en
gebiedstoewijzing weggeschoven naar dat groote Congres, dat
weldra gehouden zou worden en Frankrijk bleef onbeschadigd,
gereed om aldaar zijn groote rol te gaan spelen.
Toen na dien vrede de overwinnende vorsten, Czaar Alexander
en Koning Friedrich Wilhelm, met hun diplomaten en generaals
vanuit Parijs Engeland gingen bezoeken, waren daar Blücher en
Gneisenau de helden van den dag voor de groote volksmenigte, die
>) A, SoFEL, L\'Europe et la Révolution, dJ. VIII, blz. 471.
Heinrich Friedjung, Der Kampf um die Vorherrschaft in Deutschland,
(1897), dl. I, blz. 32.
De Weensche hooglecraar Heinrich Ritter von Srbik, de jongste breed-
voerige biograaf van den grooten Metternich, betoogt dat het niet de Staats-
kanselier was, die in deze jaren de Boven-Rijnsche positie wilde verlaten, doch veeleer
het hooge „Militär", dat zich achter de Inn wilde terugtrekken en dat keizer Frans
voor zijn meening had gewonnen. Metternich voelde er wel degelijk voor, juist
ook aan den Rijn, Pruisen in evenwicht te houden. „Nach heftigem Widerstand
hat Metternich dem Kaiser und den Militärs nachgegeben" („Metternich",
(1936), dl. I, blz. 203).\'
hen in wilde uitbundigheid toejuichte, maar Metternich\'s figuur
charmeerde de Engelsche aristokratie en de persoonlijke kennis-
making verinnigde nog slechts zijn goede verstandhouding met het
Tory-kabinet. Ook de Prins-Regent van Engeland en Hannover kon
zich met Metternich\'s richtlijnen volkomen evenwijdig gevoelen,
in aangeboren wantrouwen tegen Pruisen\'s machtsuitbreiding en
gebiedsvergrooting. Talleyrand maakte in September 1814 voor
zichzelf een ontwerp-instructie met het oog op het komende
Congres, door zijn koning goedgekeurd, waarin ook hij zich ge-
makkelijk op deze zelfde richtlijnen instelde, vast besloten als hij
was, aan de definitieve vaststeUing der nieuwe politieke kaart van
Europa krachtig mee te werken, ook al werd hem dat door een geheim
artikel van den pas gesloten vrede van Parijs uitdrukkelijk verboden.
Vorming en begunstiging van kleine staten was immers geheel
volgens de oude lijn der Fransche politiek te benutten, was in
Duitschland slechts een voortzetting der Rijnbond-gedachte en van
de aloude bescherming der „liberté allemande".
„C\'est par l\'utilité dont elle pouvait être en appuyant les faibles,
que la France cherche à se placer dans une situation digne et
honorable", schrijft Talleyrand aan Metternich vóór zijn vertrek
naar het Congres Het behoud van het koninkrijk Saksen moest
natuurlijk met alle krachten van levensbelang, traditie en spontane
dankbaarheid voor bewezen diensten worden bevorderd. In de
instructie staat woordelijk : „le plus grand danger menace la liberté
allemande de par la prédominance de la Prusse."" Er staat ook in
dat de koning van Nederland moet geholpen worden om zijn gebied
zooveel mogelijk te vergrooten, wanneer dit kan strekken om het
gebied van den koning van Pruisen zooveel mogelijk klein te houden.
De Oranje-vorst immers, dankbaar voor de hulp der Pruisische
wapenen, maar vooral door den Engelschen wil zoo schitterend in
gebied vergroot, zoude zich nog gaarne langs den linker-Rijnoever
Zooveel mogelijk uitbreiden, in wedijver met Pruisen, en tegelijk de
pogingen van Hannover om zich in wedijver met Pruisen zooveel
mogelijk uit te breiden langs de Nederlandsche Noord-Oostgrens
welwillend steunen.
Het is in dezen zelfden tijd dat de Napoleontische veteranen, tot
bezinning komende na de lange warreling van den strijd of terug-
keerende uit de gevangenschap in de Duitsche vestingen, de begeerte
A. SOREL, L\'Europe et Ia Révolution, dl. VIII, blz. 371.
-ocr page 22-uiten, de natuurlijke grenzen onmiddellijk te heroveren, voor het
groote Vredescongres beslissende besluiten zal nemen
De bekende Pruisische legerwet van 3 September 1814, door
generaal Von Boyen als minister van oorlog ontworpen, hebbende
den algemeenen dienstplicht en de demokratische landweerinrichting
als grondgedachten, maakte de bezorgdheid van Oostenrijk en van
Frankrijk gelijkelijk gaande. Reeds voor het Congres begon, had
Talleyrand zijne geheime instructie aan de Oostenrijksche regeering
kenbaar gemaakt en hare hooge tevredenheid daarop verworven.
Lord Castlereagh onderbrak zijn tocht naar Weenen te Parijs en
voerde aldaar besprekingen met het hof der Tuilerieën, alvorens
verder te reizen. Aldus voelde Talleyrand zich sterk genoeg om
bij zijn eerste optreden ten Congresse onmiddellijk den vrede van
Parijs te breken, door met goed geformuleerde vrijmoedigheid te
eischen, dat Frankrijk wel degelijk in het vraagstuk der nadere
gebiedsverdeeling zoude mogen meespreken; door te eischen dat
de acht mogendheden, die den Vrede van Parijs hadden geteekend,
ook in deze besprekingen zouden worden gekend ; hij wist, dat de
raad der „groote vier" (Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Engeland)
verdeeld stond door de groote nog half latente geschillen. Er ontstond
dan ook slechts verwarring bij het vernemen van dezen eisch;
niemand gaf het behoorlijke antwoord op deze vrijmoedigheid, ook
Von Hardenberg niet, die door zijn doofheid niet precies hoorde,
wat er gezegd werd. Met dezen éénen aanval was het eenheidsfront
der overwinnaars hopeloos doormidden gebroken en Talleyrand
in enkele dagen het middelpunt van het Congres, nadat hij eerst
alleen had gestaan. Frankrijk hernam zegevierend zijn rol: be-
schermer der kleine Duitsche staten te willen zijn. „Talleyrand
fait ici Ie ministre de Louis XIV," zeide Czaar Alexander. Als
onaantastbare juridische grondslag diende hem daarbij de thesis der
volkenrechtelijke gelijkheid van alle souvereinen, waarvan hij dc
uitdrukkelijke erkenning door het Congres wist te verkrijgen. En
evenals in 1803 en in 1807 kwamen de kleine Duitsche vorsten
onmiddellijk, alsof er niets was gebeurd, in het geheim en in het
openbaar naar de Fransche vertegenwoordiging, om steun te ver-
werven voor hunne rechten en aanspraken. Eigenhandig had reeds
de Saksische koning in een schrijven van 19 September 1814 dc
hulp van koning Louis XVIII ingeroepen en hij ging door met
") a. SOREL, a. w. dh viii, blz. 435.
-ocr page 23-groote geldsommen uit te geven, om zijn helpers aan te moedigen.
Tegelijkertijd wisten de Parijsche dagbladen te melden, dat het
aanmatigend optreden der Pruisische generaals te Weenen zelfs de
beste vrienden van Pruisen prikkelde en vervreemdde, terwijl in de
werkelijkheid slechts één Pruisische generaal en wel eene zeer
bescheidene persoonlijkheid, te Weenen vertoefde Daarentegen
was waar, dat de Oostenrijksche adellijke geslachten geheel Fransch
waren opgevoed; „nur mit den Herren aus Preussen sprach man
deutsch, um dem nordischen Teutonentum doch eine Liebens-
würdigkeit zu erweisen" -). Van den grooten Metternich wordt
ons verteld, dat hij zich in zijn jeugd althans schriftelijk gemakkelijker
in \'het Fransch dan in het Duitsch uitdrukte De Pruisische
ambtenaren, als deskundige medewerkers van hun chefs, ergerden
Talleyrand grootelijks met de dorre onverbiddelijkheid van
hunne statistische gegevens, met hunne cijfer- en feitenver-
zamelingen, welke zij bij de behandeling van het verdeelings-
cn toewijzingsvraagstuk met ijver en bekwaamheid ter tafel
brachten.
Pruisen had aan de landverradende Rijnbondvorsten en vooral
aan Friedrich August een harde les willen geven, maar daarvan zou
niets kunnen komen. In het Saksische volk kwam een stemming
op, die zekere gebeurtenissen tijdens den slag bij Leipzig nu
weer als een laagheid wilde beschouwen en zeker niet zou
dulden, dat zijn koning zou worden onttroond. Later immers,
eenige dagen voor den slag bij Ligny, kwam het tot een muiterij
der Saksische regimenten te Luik, waarbij niemand minder dan
Blücher op een jammerlijke wijze in zijn kwartier bijna zou zijn
vermoord
Castlereagh, zoogenaamd als belangeloos middelaar optredende
in het Poolsche vraagstuk, voerde in zijn nota\'s een zeer heftigen
toon tegen Alexander cn aanvaardde ook in dezen het Fransche
bondgenootschap. Hij wilde zelfs Pruisen gaarne tegen een naar het
Westen opdringend Rusland te baat nemen cn was aan Pruiscn\'s
aanspraken niet vijandig gezind, overtuigd dat de „political im-
morality" van Friedrich August redelijkerwijze kon worden gestraft.
\') Von Treitschke, a. w. dl. I, bis. 637.
\') a. w. dl. I, blz. 604.
Von Srbik, Metternich, dl. I, blz. 61.
*) Von Treitschke, a. w. dl. I, blz. 738—739\'
De Pruisische staatsHeden trachtten gedurende lange weken, door
bondgenootschappelijke vriendelijkheid en toegeeflijkheid naar
beide kanten, de hachelijke keuze tusschen Rusland en de anti-
Russische groep te ontwijken.
Toen was het koning Friedrich Wilhelm III persoonlijk, hoe
schuchter en aan zichzelf twijfelend ook, die na een lang onderhoud
met Alexander, aan zijn ministers het volgen der Russische lijn
dringend aanbeval. Nog bleven zij lang aarzelen en op Oostenrijk
vertrouwen, maar op den duur helderde de toestand zich op en
kwam de scherpe partijgroepeering in het daghcht, met Frankrijk
als het geestelijk middelpunt der anti-Pruisische en anti-Russische
groep. Heel Duitschland begon deel te nemen aan den strijd om
Saksen; het begon pamfletten te regenen en de meeste daarvan
kozen tegen Pruisen partij in venijnige argumenten, die veelal in de
kringen van het Congres hun eerste formuleering hadden gekregen.
Ook de Duitsche dagbladpers van toen was meerendeels tegen de
Pruisische aanspraak. Alleen Goerres in zijn „Rheinische Merkur"
waarschuwde tegen de snelle herleving van den Franschen invloed
en nam in de Saksische kwestie een gematigd standpunt in, liet
echter ook tegenstanders aan het woord komen, o. a. Jacob Grimm,
die op idealistisch-kuhureele gronden aan Saksen zijn zelfstandigheid
wilde laten.
Ook voorstanders van de grondige bestraffing van het Saksische
koningshuis deden zich hooren en onder dezen was de voornaamste
en bekwaamste de later, als schrijver der „Römische Geschichte"
onsterfelijk geworden historicus Barthold Niebuhr, in een vlug-
schrift „Preussens Recht wider den sächsischen Hof". Deze schrijver
ontwikkelt ook in dit vlugschrift moderne, nog ongehoorde begrippen.
Tegenover het veel aangevoerde argument, dat de Saksische koning
in zijn houding als Napoleon\'s bondgenoot geen enkel geschreven
recht van het Duitsche staatsstelsel had geschonden, zegt hij : „die
Gemeinschaft der Nationalität ist höher als die Staatsverhältnisse,
welche die verschiedenen Völker eines Stammes vereinigen oder
trennen" en als een ziener durft hij het einde der Duitsche „Klein-
staaterei" voorspellen. Dergelijke begrippen vonden echter toen
nog geen weerklank.
Reeds in het midden van November deed Metternich eene
verdeeling van Saksen als uitkomst aan de hand, waarmede ook
Castlereagh zich eensgezind verklaarde. Plannen tot verplaatsing
van het Saksische koningshuis naar Itahë of naar West-Duitschland
waren ondoelmatig en onuitvoerbaar gebleken Talleyrand trad
steeds stoutmoediger op ; met Metternich kwam hij op vertrouwe-
lijken voet en hij durfde aan Hans von Gagern, den vertegen-
woordiger van den koning der Nederlanden, te zeggen, dat Frankrijk
de Pruisen niet in Saksen, maar ook niet aan den linker-Rijnoever
zou dulden. Hij was de inspirator van eene „Denkschrift über
Sachsen vom französischen Gesichtspunkte", waarin met veel
boosaardigheid aan Pruisen werd voorgehouden, dat het toch
waarlijk door het sluiten van den Vrede van Bazel (1795), door den
Reichsdeputationshauptschluss (1803) en door zijn neutraliteit in
1805 evenmin het algemeen Duitsch-nationale belang in het oog
had gehouden. De gezamenlijke „princes particuliers de l\'Allemagne"
werden door Talleyrand aangespoord, een protest tegen de in-
lijving van Saksen door Pruisen in te dienen bij het Congres, hetgeen
alleen door het nadrukkelijk verbod van Czaar Alexander, die van
het voornemen bericht had gekregen, werd verhinderd, maar de
Parijsche „Moniteur" verklaarde terzelfdertijd het Duitsche parti-
cularisme tot „l\'habitude la plus sainte" van het Duitsche volks-
karakter en de kleinere vorsten zochten steeds meer hun heul bij
den grooten Mefistofeles van Europa\'s vergadering.
Ook Albert Sorel weet het : „Ie jeu de la diplomatie française
en Allemagne contre Tunité de l\'Empire était classique"
De strijd om Saksen beheerschte het geheele Congres. Alle
andere arbeid lag stil. En die strijd werd meer en meer vergiftigd.
Metternich onthulde den Czaar, met de bewijsstukken er bij, dat
\') „On a beaucoup reproché à Talleyrand de n\'avoir pas appuyé la proposition
qui aurait porté le roi de Saxe sur le Rhin. Mais outre l\'abandon du principe qui
était toute la force et toute la politique dc Louis XVIII, outre l\'inconvénient dc
concentrer la Prusse cn Allemagne, on oublie qu\'établissant le roi de Saxe sur le
Rhin, la France aurait dû renoncer, à jamais, à toute prétention sur ces territoires.
Elle se serait trouvée avec cc prince, son client, dans la position où elle s\'est trouvée
avec la Bavière. Elle ne pouvait à la fois pratiquer, en Allemagne, la politique de
protection des Etats secondaires, et garder, sur le Rhin, l\'arrièrc-pensée dc dépouiller
ces mêmes Etats. Enfin le roi de Saxe, catholique, eût rencontré à l\'assimilation
des Rhénans autant de facilités que la Prusse y rencontrait d\'obstacles. La France
menaçait infiniment plus la Prusse dans ces pays que la Prusse n\'y menaçait la
France. „Rien, disait Talleyrand, quand on le pressait sur cet article, ne serait plus
simple, plus naturel que dc reprendre à la Prusse celles des provinces qui lui étaient
cédées, tandis que si elles eussent été données au roi de Saxe en dédommagement
de ses anciens Etats, il serait difficile et par trop dur de l\'en dépouiller".
A. SoREL, L\'Europe et la Révolution, dl. VIII, blz. 4iO\'
l\'Europe et la Révolution, dl. VIII, blz. 351.
Von Hardenberg langen tijd van plan was geweest om in de zaken
van Polen tegen Rusland partij te kiezen. Von Stein\'s machtige
persoonlijkheid v/ist echter dit gif te neutraliseeren en Alexander\'s
eerlijke goedgezindheid jegens Pruisen te bevestigen. Alexander
verklaarde zich nadrukkelijk eensgezind met de volledige inlijving
van Saksen, maar tevergeefs smeekte Von Hardenberg in hulpelooze
zachtzinnigheid den Oostenrijkschen kanselier, zijne oorspronkelijke
belofte omtrent de radicale executie trouw te blijven. Metternich
antwoordde met nu formeel die vroeger gedane belofte terug te
trekken en aan Von Hardenberg voor te houden, dat wanneer
Pruisen zijn wil doordreef, er zeker geen Duitsche Bond tot stand
zou komen en Frankrijk zijn protectoraat over de kleine Duitsche
staten terstond zou hernemen. Tevens bood hij opnieuw zijn mede-
werking aan, om tot een verdeeling van Saksen te geraken. Maar hij
deelde den inhoud van deze nota officieel aan Talleyrand mede,
om hem als het ware thans rechtstreeks als bondgenoot te aanvaarden
en Talleyrand gaf als antwoord zijne anti-Pruisische meening
omtrent Saksen uitdrukkelijk te kennen, hetgeen den vrede van
Parijs met zijn geheime bepahng tot een bespotting maakte.
Tegen het einde van December trad toen de oorlogsstemming in.
Van beide zijden werden toebereidselen gemaakt, ook het Fransche
leger versterkt; minister Boyen werkte een veldtochtsplan uit naar
de antecedenten van den Zevenjarigen Oorlog. Ook in eene nota aan
den zeer conservatieven Lord Castlereagh deelde Metternich
zijne meening omtrent Saksen mede, betoogende dat door eene
onttroning van Friedrich August de legitimiteit zwaar zou zijn
geschonden en door de Revolutie eene overwinning behaald. Cast-
lereagh, die eigenlijk van Europeesch-continentale vraagstukken en
vooral van Duitsch-territoriale volstrekt geen begrip had, liet zich
door Metternich winnen. Beiden stelden voor, Talleyrand sis
gelijkgerechtigd in den raad der vier grooten toe te laten, hetgeen
vanwege Pruisen en Rusland een scherp protest tengevolge had.
Ook Castlereagh nam deel aan geheime onderhandelingen over een
oorlogsbondgenootschap met Frankrijk en Oostenrijk, hoewel er in
den grond toch eigenlijk geen reden bestond voor Engeland, wegens
de Saksische kwestie eene nieuwe ontzaglijke verwarring in Europa
te brengen : op 3 Januari 1815 werd een dergelijk oorlogsbondgenoot-
schap door de drie mannen geteekend en tegelijkertijd de vriend-
schappelijke onderhandeling met de tegenstanders over bizonder-
heden der nieuwe Poolsche deeling, die in de hoofdlijnen reeds
vaststond, rustig voortgezet. Andere mogendheden en voornamehjk
Beieren, Hannover en de Nederlanden zouden worden uitgenoodigd,
en zelfs min of meer gedwongen, tot dit oorlogsverbond toe te
treden. Natuurlijk sprak ook dit verdrag van de noodzakelijkheid van
„verdediging", als zijnde zijn doel.
Welk een triomf voor den Franschman, zeven maanden nadat te
Parijs de vrede was gesloten, die Napoleon\'s keizerrijk tot Elba had
beperkt. Er kwam een generaal uit Parijs om met Schwarzenberg
en met Wrede een veldtochtsplan voor het voorjaar te bespreken.
Het was een beteekenisvol oogenbhk in de historie, voor het verleden
en voor de toekomst; de bewezen mogelijkheid eener diplomatiek-
politiek-militaire figuur als van 3 Januari 1815 zou machtig blijven
in de 19de eeuw, als antecedent van Fransche coahtie-politiek
Oostenrijk en Pruisen stonden weer scherp tegenover elkaar, inplaats
van in het welwillende dualisme, dat de Pruisische staatslieden
mogelijk hadden geacht. De Porte zou worden aangespoord tot
oorlog tegen Rusland. Frankrijk stond onder zijn BouRBON-regeering
plotseling zoo machtig en sterk, als onder Napoleon geen oogenbhk
het geval was geweest: 150.000 Franschen zouden weer over den
Rijn moeten gaan, thans onder de lelie-vaan en op uitnoodiging van
Oostenrijk en van Engeland. Het gejubel der Franschen was echter
zóó groot, het gejubel ook van de Rijnbond-vorsten, van Napoleon\'s
oude satrapen, dat Metternich en Castlereagh er van schrokken
Het oorlogsgevaar bestond slechts zes dagen. Reeds op 9 Januari
deed Castlereagh een dringend verzoek aan Oostenrijk, toch met
Pruisen tot overeenstemming te geraken. Men kwam overeen dat
Pruisen ten aanzien van Saksen behoorde te worden schadeloos
gesteld en eerst nadat dit nadrukkelijk was vastgesteld werd Talley-
rand in den raad der vier groote mogendheden toegelaten. Ook dc
Pruisische heeren waren tot inschikkelijkheid geneigd. Aan vclc
zijden werd tegelijk ingezien de afschuwelijke dwaasheid, thans
Europa opnieuw in een grooten oorlog tc storten.
Dc Saksische kwestie werd nu tot een gekibbel over steden en
streken, die al of niet aan Pruisen zouden komen; werd terug-
gedrongen naar het „statistische Wesen" van het Weener Congres,
waartegen Joseph von Goerres fulmineerde.
Tevergeefs trachtte Talleyrand, door middel van Poolschc
A. SoREL, a. w. dl. VIII, blz. 408.
\') Von Treitschke, a. w. dl. I, blz. 656—658.
vertrouwelingen, ook Alexander tegen de Pruisen wantrouwig te
maken. In het midden van Februari waren de territoriale onder-
handehngen, ook over Polen, vrijwel beëindigd. Talleyrand, die
reeds vol vreugde den oorlog had zien komen, was teleurgesteld en
zijn glansrijke positie werd inmiddels bebagd door een belangrijke
gebeurtenis. De eerste Maart was nabij: het Bourbonsche koningschap,
van welks macht en heerlijkheid hij zoo hoog had opgegeven, stond
voor het plotseling verzinken door Napoleon\'s terugkomst, waar-
door ook de manke Talleyrand, „Talleyrand Bocksfuss", zooals
Hardenberg hem noemde, op het tooneel te Weenen plotseling als
door een onopgemerkt valluik in den bodem verdween. Tevergeefs
beproefde ook Napoleon de hernieuwde coalitie der vier te doen
splijten, door de acte van het oorlogsverbond van 3 Januari, welke
hij in de schrijftafel van Louis XVIII in de Tuilerieën vond, aan
Alexander te zenden. Alexander verbrandde het mooie stuk in
tegenwoordigheid van Stein en van Metternich ; men sprak af,
alle voorbije oneenigheid te willen vergeten i).
Het was geen haat, geen oud-Oostenrijksche wrok tegen Pruisen,
welke Metternich in zijn houding tegenover dit land had gedreven.
Aan alle oud-Oostenrijksche gevoelens was hij, de Rijnlander,
vreemd. Het was slechts de koele nuchtere logika van zijn rationalis-
tisch doordacht politiek „systeem", welke hem drong, Frankrijk
terug te brengen en te handhaven binnen zekere, rationeel vast te
stellen grenzen in het Europeesch complex, en evenzoo Pruisen te
handhaven en terug te brengen binnen zekere, rationeel vast te
stellen grenzen in het Duitsch complex; alles terwille van het oude
„équilibre"
Terwijl de legers opnieuw tegen Napoleon te velde trokken, kon
het Congres zijne andere werkzaamheden hervatten en bracht nu
voort o. a. den Duitschen Bond Acht dagen voor den slag bij
Waterloo (10 Juni 1815) werd geboren het ideaal-looze gewrocht,
dat de Duitsche Bond wordt genoemd. Met de plechtige onder-
teekening der Bondsacte werd de Duitsche eenheid plechtig be-
graven, totdat zij ééns — wanneer? — ten leven zou opstaan.
Een Oostenrijksch ontwerp had tot grondslag der beraadslaging
gediend en het koninkrijk Saksen, zijn zelfstandigheid behouden
1) Von Treitschke, a. w. dL l, blz. 658—662.
2) Von Srbik, a. w. dl. I, blz. 181.
3) Von Treitschke, a. w. dl. I, blz. 708—713.
-ocr page 29-hebbende, wist in het statuut juist die besh\'ssende bepalingen te
brengen, welke den Bond als staatsgebouw levenloos en waardeloos
maakten. De Pruisen waren alleen gebleven in hun pogingen om
van de eenheid iets beters tot stand te doen komen. Beieren trad het
allerlaatst toe, in onverholen onwil. „Die Nation war mediatisiert
durch einen Fürstenbund" — aldus Treitschke in de merkwaardige
kracht van zijn woord
Het waren de Pruisen weer, het was de onmiddellijk parate geest
van het Silezische leger, die den taaien tegenstand der Engelschen
voor Waterloo tot de onsterfelijke overwinning hebben gemaakt.
Hoe prachtig hadden zij gestreden, oprukkende uit de Brabantsche
heuvelwouden tegen Napoleon\'s omgebogen rechtervleugel.
„Bülow\'s Batterien fuhren staffeiförmig auf den Höhen vor dem
Walde auf. Ein einzig schönes Schauspiel, wie dann die Brigaden
des vierten Korps mit Trommelklang und fliegenden Fahnen nach
einander aus dem Gehölz heraustraten und zwischen den Batterien
hindurch sich in die Ebene gegen Plancenoit hinabsenkten. Gneise-
nau fühlte sich in seinem ewig jungen Herzen wie bezaubert von
der wilden Poesie des Krieges und unterhess selbst in seinem
amtlichen Schlachtberichte nicht zu schildern, wie herrlich dieser
Anblick gewesen sei" Reeds op 30 Juni stond dit leger thans
opnieuw voor Parijs.
Nu zou er gelegenheid zijn voor deze Pruisen om den vrede van
het vorige jaar te verbeteren; door de nieuw verworven verdiensten
thans te verwerkelijken, wat men in het vorig jaar zich had moeten
ontzeggen. Napoleon zelf had deze gelegenheid geschapen en
Frankrijk had zich met Napoleon gecompromitteerd, had zich in
zijn armen laten vallen.
De Duitsche staten, die het vorig jaar Pruisen alleen hadden laten
staan, steunden het nu heftig in zijn aanspraken en ook Oostenrijk
durfde deze vurige nationale stemming van het Duitsche volk niet
geheel in den steek laten. De Romantische strooming toonde hare
volle kracht in deze algemeene nationaal-historische bewustwording.
„Nicht Potsdam, sondern Weimar heischte das Elsass von Frankreich
zurück" 3). Ook de Nederlanden, bij monde van Von Gagern, en
a. w. dL l, blz. 710.
Von Treitschke, a. w. dl. I, hoofdstuk: Belle Alliance, blz. 758 — in de
mooie beschrijving van den veldtocht van 1815.
M. Spahn, Elsass-Lothringen (1919), blz. 184.
-ocr page 30-graaf Munster namens Hannover, die in het vorig jaar tegenover
Pruisen hun eigen belang hadden moeten behartigen, steunden nu
de nationaal-Duitsche eischen. Men wilde zich thans gemeenschap-
pelijk beveiligen, door het Fransche grondgebied te verkleinen. Toen
het te Parijs tot onderhandelen kwam, eischte men de verkleining
van het Fransche gebied in het Noorden, Noord-Oosten en Oosten ;
men eischte gemeenschappelijk Fransch-Vlaanderen met Duinkerken
en Rijssel; Lotharingen met Metz ; den Elzas met Straatsburg ; een
stuk van het oude Franche-Comté voor Zwitserland; een stuk in
het Alpengebied voor Sardinië. Pruisen eischte voor zichzelf Metz,
Diedenhoven en Saarlouis en dat omtrent de toewijzing van den
Elzas nader zou worden beslist. Von Stein wilde daar nog steeds
den aartshertog Karel, den grooten veldheer plaatsen, ter her-
nieuwing der Habsburgsche traditie links van den Boven-Rijn.
Het koninkrijk der Nederlanden zou dan natuurlijk zich vergrooten
Zuidwaarts met die stukken van Vlaanderen, welke reeds in de
17de eeuw door Frankrijk waren veroverd; in Von Hardenberg\'s
vertoogen werd niet vergeten, dat de kwetsbaarheid der Nederlanden
in den veldtocht der honderd dagen maar al te zeer was gebleken.
Men had bij dit alles, bij de gedachte aan een terugdringen der
Fransche Noorder- en Oostergrenzen slechts de lijn te volgen,
welke zichzelf aanwees vanaf de onderhandelingen van Geertruiden-
berg tijdens den Spaanschen Successie-oorlog in 1710, over Oosten-
rijks dreigenden inval in 1744 tot de voorstellen van William Pitt
in 1805 bij de vorming der derde coalitie Maar ook nu kwam
van al deze geestdriftig gestelde eischen ongeveer niets te recht.
De gemeenschappelijk overtuigden van de noodzakelijkheid der
ingrijpende verkleining van het Fransche grondgebied hadden zich
om Pruisen samengegroept; ook Wurtemberg en Baden deden thans
ijverig mee. Von Hardenberg\'s ambtelijk vertoog, op 22 Juli 1815
ambtelijk te Parijs ter tafel gebracht, had echter geen kracht in den
raad der overwinnaars. De Engelsche Tories, met wie Louis XVHI
te Gent voortdurend in aanraking kon zijn, hadden hem geraden,
zoo spoedig mogelijk weer naar Parijs te gaan, opdat ook hij, een
bevriend koning, weer over vrede zou kunnen onderhandelen. De
duc de Richelieu, een zeer bekwaam en rechtschapen man, kwam
op 26 September 1815, op den datum van de stichting der H.
Alliantie in het ambt van Talleyrand -). De Europeesche diplo-
>) A. SoREL, a. w. dl. VI, bla. 416.
a. w. dl. VIII, blz. 488.
maten, allen in de Fransche school opgevoed, waren gemakkelijk
voor de Fransche denkrichting en de Fransche formules te vangen
in de hun gewende Fransche terminologie. Alexander\'s edelmoedig-
heid was eindeloos; Gneisenau richtte een welsprekende memorie
tot hem, vol hartige igde-eeuwsche realiteiten, maar slaagde niet;
zij werd op Alexander\'s last door Capodistrias beantwoord met
vrome sentimentaliteiten. Engeland en Rusland wilden geen van
beiden Frankrijk al te zeer verzwakken, om het in de toekomst als
bondgenoot te kunnen hebben, de een tegen den ander. Van de
eischen der kleine Duitsche staten en van de Nederlanden werd niet
de minste notitie genomen en toen was het weer Pruisen, dat als
alleenstaande groote mogendheid aan zijn eischen vasthoudende,
den haat van Frankrijk tot zich trok. Anderhalve maand werd er
geworsteld om deze moeilijkheden. Vooral de woordenrijke Hans
von Gagern, de vertegenwoordiger van den koning der Nederlanden,
die zich op het Congres te Weenen het eerst over Talleyrand had
ontfermd, putte zich thans tevergeefs uit in een aantal memoriën,
waarin hij de lange reelK der Fransche veroveringen sedert den
Valois-koning Henri H en Maurus van Saksen breedvoerig ver-
haalde. Ook de openbare meening in Engeland, zelfs in de Tory-
partij, was er voor. Frankrijk thans harder aan te pakken. Lord
Liverpool sprak het nadrukkelijk uit, dat Pruisen voor zijn offers
behoorde te worden beloond Maar het mocht alles niet baten.
Von Hardenberg beperkte zich later ten aanzien van den Elzas tot
een herstel van Straatsburg als vrije Duitsche stad en verdedigde
zich in deze laatste stelling hardnekkig. Czaar Alexander deed echter
op 20 September de beraadslaging sluiten en er werd een gemeen-
schappelijk ultimatum opgesteld, waarin aan Frankrijk slechts werd
opgelegd beperking van zijn grondgebied tot den omvang van 1790,
hetgeen beteekende afstand van Landau, Saarlouis en het kolen-
bekken van Saarbrücken. Op 20 November 1815 kwam aldus tot
stand de tweede vrede van Parijs.
De Duitsche nationalisten waren in hunne Romantisch-historische
verwachtingen diep teleurgesteld en het was toen, dat Lord Castle-
reagh hen troostte met op de mogelijkheid van latere oorlogen te
wijzen. Hij schreef in Augustus aan Von Hardenberg, in wien alle
Pruisisch-Duitsche teleurstelling verpersoonlijkt moest zijn, zooals
het in het Duitsch van Heinrich von Treitschke te lezen staat:
O A. Sorel, a. w. dl. VIII, blz. 474.
-ocr page 32-„Fortgesetzte Ausschreitungen Frankreichs können ohne Zweifel
in künftigen Tagen Europa zur Zerstückelung Frankreichs nötigen,
und Europa wird eine solche Veränderung seines Länderbestandes
mit Kraft durchführen und mit Einmut aufrechthalten, wenn
dieselbe dereinst in den Augen der Menschheit als eine notwendige
und gerechtfertigte Massregel erscheinen wird." Dan wordt be-
toogd, dat de tegenwoordige oorlog niet tot dergelijke doeleinden
begonnen is en ten slotte nog eens gezegd : „Wenn die Alliierten
durch den kriegerischen Ehrgeiz Frankreichs in ihrem Vertrauen
getäuscht werden sollten, dann werden sie nochmals die Waffen
ergreifen, nicht nur gestützt auf beherrschende mihtärische Posi-
tionen, sondern mit jener sitthchen Kraft, welche allein eine solche
Koalition zusammenhalten kann"
In de Deutsche Geschichte im XIXsten Jahrhundert, dl. I, blz. 782. „Cast-
lereaghs vertrauliche Note an Hardenberg, wahrscheinlich im August geschrieben".
HOOFDSTUK H,
De herleving der Fransche Rijnpoiitiek sedert 1820.
In de eerste jaren na 1815 toonde Frankrijk zich opnieuw bizonder
begiftigd met de algemeene biologische kracht, die ook de volkeren
en de staatslichamen bezitten, zich van oorlogswonden, oorlogsleed
en -verhes snel te herstellen, zich aan te passen aan een nieuwen
toestand in verhoogde prikkeling van werkkracht en organisatie, tot
nieuwe gezondheid en welvaart. Dit gebeurde in Frankrijk onder de
verstandige regeering van Louis XVIII, wiens werkelijke konings-
gaven na den tweeden vrede van Parijs veel beter tot haar recht
kwamen en van zijn minister Richelieu. Zij beiden wilden zich
beperken tot de zorg voor dat herstel. „Iis y réussirent par un
gouvernement qui fut, durant trois années, 1817—1820, l\'un des
plus bienfaisants que la France ait connus et qui, pour la fondation
du gouvernement libre, peut être comparé aux quatre années du
consulat de Bonaparte, pour l\'établissement de la liberté civile"
Frankrijk toonde, welke kracht het kon ontwikkelen, ook zonder
zijne „natuurlijke grenzen". „Le corps de la nation n\'était point
entamé" 3). In zijn troonrede van 4 Juni 1814, na den eersten vrede
van Parijs, had de nieuwe BouRBON-koning kunnen zeggen : „le
rang que la France a toujours pris parmi les nations, n\'a pas passé
sur une autre et lui reste indivisé" en dat was ook in 1815 waar
gebleven. „Das war damals richtig, denn in den beiden Ländern,
auf deren Schwäche und Zersplitterung Frankreichs Vorherrschaft
seit dem dreissigjährigen Kriege beruhte, in Italien und Deutschland
war keine Machtbildung entstanden, welche dem Uebergewicht
Frankreichs hinreichende Gegengewichte geboten hätte"
Het jaar 1820 is het begin van nieuwe woeling, ook in Frankrijk,
ook in zijn verhouding tot Europa. „Um 1820 standen die Dinge so.
\') A. SoREL, a. w. dl. VIII, blz. 468.
") a. w. dl. VIII, blz. 493.
a. w. dl. VIII, blz. 493.
\') W. Oncicen, Das Zeitalter des Kaisers Wilhelm I, (1890), dl. I, blz. 638.
dass sich kein Mensch in Frankreich an etwas andres mehr erinnerte
als an Austerlitz und Jena — alles übrige war einfach nie vorhanden
gewesen" De gedachte der „natuurlijke grenzen" had als redelijk
in hare twintigjarige verwerkelijking bij het Fransche volk eene zeer
machtige herinnering achtergelaten, In de proclamatie, die in
Napoleon\'s koets gevonden werd na den slag van „Belle Alliance"
en die bestemd was om na de overwinning te worden uitgevaardigd,
stond het aangekondigd aan het Fransche volk, dat België en
de linker-Rijnoever weer waardig zouden worden gekeurd, tot
Frankrijk te behooren. Albert Sorel spreekt het uit in de slot-
beschouwingen van zijn achtdeelig klassiek werk : „L\'Europe et la
Révolution", dat de oorlogen der Revolutie en van het Keizerrijk
toch tenslotte werden gevoerd om blijvend te maken de „natuurlijke
grenzen" : „la France, amenée sans cesse à pousser ses têtes de
pont, ses avancées, ses forts détachés au delà de ces mêmes limites,
si elle veut les défendre contre la marée contraire dont le flux,
incessamment, les vient battre" Het redelijke der „natuurlijke
grenzen" is eigenlijk de groote samenvatting van Sorel\'s werk,
nadat hij ons in het eerste deel daarvan zoo merkwaardig duidelijk
heeft gemaakt het ontstaan der „moeurs politiques" en der „tradi-
tions", die de gedachte van het oude Gallia usque ad Rhenum door
de i6de, 17de en i8de eeuw naar de verwezenlijking der „fron-
tières naturelles" hebben gedragen.
De staatsheden der Restauratie worden het zich na 1820 bewust,
dat de Bourbons zich op moeten maken om België en den linker
Rijn-oever terug te krijgen, ten einde zich in Frankrijk te kunnen
handhaven De Bonald spreekt het uit, dat zonder den Rijn
Frankrijk niet volledig is. Onder Charles X beginnen de ministeries
van Villèle en van Martignac diplomatiek te werken aan deze
schoone herwinning. De figuur van 3 Januari 1815 stond hun als
een lichtend teeken aan den hemel, als voorbeeld van een bond-
genootschap met vijanden van gisteren, dat Frankrijk in zijn redelijk
bezit zou herstellen. In deze jaren was het Rusland, in verband met
Graf Gobineau, Frankreichs Schicksale im Jahre 1870, Reclam-uitgave, blz. 40.
Eene volledige Fransche uitgave was niet in handen te krijgen,
a. w. dl. VIII, blz. 500.
Een overzicht van de herleving der Fransche Rijn-politiek sedert i8ao in het
artikel van Albert Perraud, La question rhénane et la politique française au XlXe
siècle, in de Rev. d. deux mondes, i October 1923.
de Oostersche kwestie, dat in de onderneming zou zijn te betrekken*
Chateaubriand, toenmaals gezant van Frankrijk te Rome, schreef
in een befaamde memorie, dat Rusland de eenige mogendheid was,
met welke in bondgenootschap Frankrijk kon hopen, te herkrijgen,
wat hem toekwam: „zoolang wij onze natuurlijke grenzen niet
hebben bereikt, zal er oorlog zijn in Europa." „Nous voulons avoir la
ligne du Rhin depuis Strasbourg jusqu\'à Cologne." Polignac stelde
in het jaar 1829 zijn „grand projet" op om door onderlinge overeen-
komst tusschen de groote mogendheden voorloopig althans België
aan Frankrijk terug te doen komen. „Obtenir, par l\'alliance russe,
le retour aux frontières naturelles, n\'était-ce pas consolider à jamais
les Bourbons, rallier à eux la France libérale qui haïssait autant en
eux les signataires des traités de 1815 que les revenants de l\'émi-
pation ?" 1) Als de Juli-revolutie niet gekomen was, zou ongetwijfeld
in een of anderen vorm een Bourbonsche poging tot herstel der
natuurlijke grenzen zijn gevolgd.
De Juli-revolutie stond in ditzelfde nationale teeken: „C\'est
ainsi qu\'en 1830 la révolution se fit autant pour la charte que pour
la limite du Rhin" 2).
De opstand der Belgen tegen Holland was intusschen reeds eene
oorzaak van groote verheuging en verwachting voor het Fransche
volk. Het koninkrijk der Vereenigde Nederlanden was immers tegen
Frankrijk gesticht en nu werd de eerste bres geslagen in de be-
palingen van het Congres van Weenen. België werd los van Holland
door den Franschen invloed ; Fransche liberale ballingen hadden
den opstand van Brussel voorbereid ; Fransche officieren voerden
hem aan : de geestelijke macht van Frankrijk bleek in de Zuidelijke
Nederlanden eindeloos groot ; niet tevergeefs had ook de Oosten-
rijksche regeering in de i8de eeuw de verfransching der geesten met
bewust opzet bevorderd, in Vlaanderen evenzeer 3). De Fransche
invloed zou sedert dien in het neutraal verklaarde koninkrijk van
Leopold van Saksen-Coburg ongehinderd blijven doorwerken.
De losmaking van België uit het te ontijde verwezenlijkte begrip
der „Vereenigde Nederlanden", waaraan de Romantisch-historische
p Lavisse, Histoire de France contemporaine, dL IV. La Restauration, blz. 359,360.
\') A. SoHEL, L\'Europe et la Révolution, dl. VIII, blz. 505.
") 2ie Pirenne, Histoire de Belgique, dl. V, blz. 324 v. „On ne découvre pas chez
elle la moindre tentative de germaniser les Pays-Bas comme elle germanise à la
même époque la Bohème et la Hongrie" (blz. 324).
Stroom nog geen inwendig leven had kunnen brengen, blijft dan als
machtig praecedent ten opzichte van wat er met den Duitschen
linker Rijnoever had kunnen gebeuren in de groote Europeesche
krisis van 1840. Merkwaardig is de parallel tusschen 1830 en 1840,
tusschen Holland—België en Pruisen—Rijnland in de macht van
dit praecedent. De Protestantsch-Pruisische regeering te Berlijn had
vergissingen begaan in hare methode van zedelijke aanhechting van
het Rijnland, van het gebied der oude „Pfaffenstrasse", gelijk de
regeering van Willem I ze begaan had ten aanzien van België.
De Groot-Romanticus Jozeph von Goerres, die als heraut der
herleving van het Duitsch-nationale bewustzijn sedert het voorjaar
van 1814 met zijn donderende woorden in de „Rheinische Merkur"
tegen de geestelijke en politiek-militaire overheersching der Fran-
schen had gestreden; die in de herleving der rechtzinnigheid van
het begin der 19de eeuw weer vurig Kathohek was geworden; die
met de vurigste woorden om het terugnemen van den Elzas had
geroepen, had reeds vóór 1820 de vlucht moeten nemen uit zijn
geliefd Coblenz naar het----Fransche Straatsburg, omdat zijn
journalistieke kritiek op de Pruisische methode te Berlijn niet werd
geduld. In 1837 komt het te Keulen tot het hoogtepunt in de worste-
ling tusschen het in rechtzinnigheid herleefd Katholicisme, dat zich
in het Rijnland ging handhaven en versterken, en de Pruisische
regeering, die het Rijnland wilde simultanizeeren en protestanti-
zeeren: de Aartsbisschop van Keulen, de Westfaalsche edelman
van ouden stam Clemens August von Droste-Vischering werd
op grove wijze door de Pruisische gendarmen gevangen genomen en
naar eene oud-Pruisische vesting weggevoerd. De beroering werd
ontzaglijk groot en deinde ver uit. De groote gebeurtenis der „Kölner
Wirren" maakte diepen indruk in geheel West-Europa, ook in
Engeland, volgens de berichten van kardinaal Newman. Twintig
jaren tevoren had de profetische ziener Jozeph von Goerres het reeds
voorspeld, toen hij zijn vaderstad moest verlaten, om aan de Prui-
sische gevangenschap te ontsnappen : men zou den toestand der
Fransche heerschappij terug gaan verlangen 1 In de Rijnlandsche
KathoHeke vlugschriften, tot inlichting der plattelands-bevolking
bestemd, wordt inderdaad dreigend op het Belgische voorbeeld van
1830 gewezen en nadrukkelijk vastgesteld, dat men het dan toch
waarlijk onder de Franschen beter had gehad. Onmiddellijk na het
verschijnen van den „Athanasius", het befaamde protestschrift van
Jozeph von Goerres tegen de gevangenneming van aartsbisschop
Clemens August, te München in Januari 1838, verscheen het ook te
Straatsburg in Fransche vertah\'ng
De minister van buitenlandsche zaken van Louis Philippe,
Adolphe Thiers, die volgens Metternich de Napoleon der Juli-
revolutie had willen worden zag dit alles aan ; hij wist hoezeer het
machtige Fransche Katholicisme van die jaren juist toen een nieuwen
sterken invloed had op de herleefde rechtzinnigheid van het Duitsche
Katholicisme, dat bezig was zich nieuw te organiseeren in weten-
schappelijk en maatschappelijk opzicht Zou het dan toch mogelijk
zijn, het Pruisische Rijnland weer los te maken uit de hand van den
Protestantschen koning te Berlijn, gelijk het tien jaar geleden gelukt
was, België los te maken uit de hand van diens Protestantschen
zwager in Den Haag ? De gelegenheid om den „grossen Wurf\' te
doen, scheen voor de hand te hggen. Op 15 Juh 1840 hadden de
vier groote mogendheden van Europa, de vier oude anti-Fransche
coalitie-genooten aan Frankrijk gezamenlijk en nadrukkelijk doen
weten, dat zij het met zijn houding in den oorlog tusschen
den Turkschen Sultan en den Pascha van Egypte niet eens waren.
Het was in de meest geschikte maand der oorlogskrises : het volk
van Parijs op de straat ; men zong de Marseillaise, als in Juli 1792 ;
het verdrag van Chaumont, het Frankrijk uitdagende ultimatum
heette herleefd. „Le gouvernement français voulait faire entendre
aux cabinets de Vienne et de Londres, que si, par une conséquence
du traité dc Londres, l\'équilibre était détruit par un partage quel-
conque de l\'empire ottoman, il se réservait de chercher des com-
pensations en Allemagne ou en Italie"^). Men scheen geneigd, dc
uitdaging aan te nemen :
„II convient de rappeler que l\'opinion générale vers 1839 poussait
le gouvernement français à se montrer belliqueux. L\'esprit dc
propagande comprimé depuis neuf ans se réveillait ; le désir dc
gloire napoléonienne renaissait. Le théâtre, la chanson, l\'image
remettaient en honneur la grande légende. Les Français croyaient
avoir une revanche d\'un long effacement. La coalition avait longue-
\') Zie dit ailes uitvoerig bij J. B. van Dijk, Joseph von Goerres en dc Kcrk van
zijn tijd, 1774—1848. Leiden 1915, bewerkt naar de Duitsche geschriften over
het onderwerp.
5» VoN Srbik, a. w. dl. II, blz. 74.
M. Spahn, Elsass-Lothringen, blz. 210—212.
CoRTi et Buffin, Léopold I oracle politique dc l\'Europe, Bruxelles 1926,
blz. 157.
ment et passionnément opposé à la politique royale une politique
nationale, et c\'est à cette attitude surtout qu\'elle avait dû son succès
électoral. Les jeunes doctrinaires, de même que Chateaubriand en
1822, pensaient et disaient que la monarchie orléaniste devait con-
duire la France à ses vraies déstinées, à ses frontières naturelles, à la
gloire, à la victoire. C\'était le sentiment des fils du Roi. La politique
extérieure, jusque là cantonnée dans les secrets des chancelleries,
devait s\'appuyer désormais sur une opinion publique exprimée par
les représentants de la nation"
Louis Philippe had tien jaren lang zijn best gedaan om met de
mogendheden der legitimiteit, met de oude soliede firma\'s op
goeden voet en in rüstigen vrede te komen. Vandaar het revolu-
tionaire dat reeds was in deze Parijsche volksbeweging van Juli 1840 ;
Thiers hield reeds rekening met de mogelijkheid, een nieuwen
nationalen oorlog te zullen voeren aan het hoofd eener republikein-
sche regeering ; de zonen van Louis Philippe waren oorlogszuchtig,
omdat zij de monarchie in gevaar achtten. „Cette explosion du
sentiment national avait son écho à la Cour. Les princes, le duc
d\'Orléans surtout, étaient tout à la guerre" 2). Leger en vloot werden
versterkt; een begin gemaakt met de fortificatie rondom Parijs;
pogingen gedaan om de koningen van Sardinië en van Napels als
bondgenooten tegen Oostenrijk te doen optreden. Edgar Quinet,
de filosoof-historicus, schreef zijn „1815 et 1840", waarin hij
betoogde, dat Frankrijk den linker Rijn-oever noodig had om zijn
geestelijke krachten te kunnen ontplooien. De nederlagen van
Mehemet-Ali in Syrië bekoelden echter den Franschen oorlogs-
ijver ; men achtte het niet doenlijk, stevig oorlog te gaan voeren
terwille van een Syrië, dat reeds voor Egypte verloren ging. Toch
sleepte de krisis zich voort tot midden in October, want de stroeve
houding van Nicolaas I, van Palmerston en het binnenlandsch
rumoer der oppositie-partijen maakten het niet gemakkelijk, een
behoorlijken weg van terugtocht te betreden. Palmerston beweerde,
dat de Fransche regeering zelve schuld had aan de opwinding,
welke in het land was ontstaan, doordat zij aan de dagbladen alle
1) Lavisse, Histoire de France contemporaine, dl. V, La monarchie de juillet,
blz. 166. Deze beschouwing klopt niet geheel met een uitspraak van Joseph Reinach,
die in een opstel „Napoléon III et la paix" spreekt van „la France depuis 1815
une démocratie d\'essence pacifique" (Revue historique. Mars—Avril 1921, blz. 162).
") Lavisse, Histoire de France contemporaine, dl. V, blz. 170, 171.
-ocr page 39-vrijheid had gelaten om het land tot opwinding te brengen i) :
„La gauche et les légitimistes restèrent seuls ä parier de guerre" 2).
En ook Thiers bleef roekeloos oorlogszuchtig, zonder zich om de
gevolgen veel te bekommeren. Louis Philippe had hem gaarne als
minister willen behouden, om niet zelf en uitsluitend het odium
van den terugtocht te moeten dragen. Eerst op 20 October, toen
vorst en minister de redactie van een troonrede moesten vaststellen,
waarbij de fraze, die den terugtocht zou dekken, moest worden
gevonden, was het aan Thiers mogelijk te ontsnappen en zijn koning
inderdaad voortaan alleen te doen staan in de verantwoording voor
hetgeen was gebeurd Op Louis Philippe werd de smaad geladen
voor de moreele nederlaag, welke Frankrijk had geleden ; acht jaren
later zou die smaad op hem worden gewroken en hem ook sedert
dien door zijn volk worden verweten. Voor Thiers had gegolden
het woord : „mieux vaut mourir dans Ie Rhin que dans Tégout,"
terwijl Leopold van België zijn schoonvader Louis Philippe
persoonlijk dringend bleef waarschuwen tegen de macht van het
herleefde Duitsche nationalisme „Die Presse aber erwies sich
wieder als eine Macht des Unheils für das neue Frankreich, und
Thiers am wenigsten konnte ihrem wilden Drängen widerstehen,
da er seine Laufbahn gutenteils den Zeitungen verdankte. Seine
nächsten Freunde im Constitutionel drohten: wir haben ihn
erhoben und wir lassen ihn fallen, wenn er Frankreich preisgibt;
die Gefahr der Schande ist für eine Regierung schlimmer als die
Gefahren des Krieges"\'\').
Intusschen had de ontzaglijke storm van geestdrift en van anti-
Franschen hartstocht, die in alle Duitsche landen was opgestoken
in dien zomer van 1840, bij het vooruitzicht op een nieuwen oorlog
tegen den erfvijand, duidelijk gemaakt, dat er van een zedelijk of
politiek herwinnen der Rijnlanden geen sprake meer kon zijn.
Heinrich Heine had den Parijzenaars reeds aangekondigd, dat zij
daar niet meer op moesten hopen. Zelfs werd aan de Duitsche zijde
van den Rijn weer hevig en algemeen om den Elzas geroepen ®).
Lavisse, a. w. dl. V, blz. 172, 173.
») a. w. dl. V, blz. 173.
\') a. w. dl. V, blz. 175, 176.
CoRTi ct Buffin, a. w. blz. 158.
\') Von Treitschke, D. G. im XIX Jahrh., dl. V, blz. 109.
Von Srbik, a. w. dl. II, blz. 75.
-ocr page 40-De wedergeboorte van het Duitsche nationale bewustzijn uit dc
„tiefe Erniedrigung", als spontane, immanente, elementaire krachts-
opwelling in een volk ongetwijfeld een onvergankelijk schoon
schouwspel in de wereldgeschiedenis, begeleid door de onvolprezen
schoonheid der Duitsche Romantiek als onuitputtelijke bron van
de meest verscheidene geestelijke machtsontwikkeling, had zich
reeds voltrokken, ook in de Rijnlanden, waar de Romantiek was
geboren. In het Vlaamsche België kwam het historisch-romantisch
bewustzijn, kwam de Vlaamsche beweging eerst tot ontkieming en
tot groei na de scheiding van Noord-Nederland, hoezeer ook door
de vereeniging bevrucht; in het Duitsche Rijnland had de omzetting
der geesten reeds volledig plaats gehad en zou eene scheiding van
Duitschland niet meer mogelijk zijn geweest. Immers juist ook het
Katholieke Duitschland kon zich verheffen in zelfstandige kracht,
zich met geestdrift overstelpend uit de herinnering aan de oude
tijden van Duitsch-Katholieke heerlijkheid. Bisschop Johann von
geissel, zetelend op den herderlijken stoel te Spiers in den Beier-
schen Rijn-Paltz, was aangezocht om op te treden als opvolger van
aartsbisschop Clemens August op den aartsbisschoppelijken zetel
te Keulen, als bekwaam en als geschikt tegelijk om de verzoening
met de Pruisische regeering van koning Frederik Wilhelm IV, met
den „Romantiker auf dem Throne" tot stand te brengen. Monseig-
neur Von geissel aarzelde lang alvorens de hooge onderscheiding
met de daaraan verbonden moeilijkheden aan te nemen en toen was
het zijn Romantische koning Lodewijk I van Beieren, die hem in
dringende woorden schreef, zijn aarzeling te willen overwinnen, hem
herinnerend o.a. aan de algemeene belangen van het Duitsche
vaderland, die op het spel stonden en nogmaals wijzend op het
booze voorbeeld, dat België zou kunnen geven i). De verzoening
met Pruisen kwam inderdaad door dezen aartsbisschop-kardinaal
tot stand ; zij vond haar bezegeling in de meest monumentale daad
der Romantische wedergeboorte in het Rijnland, het besluit tot den
afbouw van den Keulschen Dom, het machtigste werk der Rijn-
landsche Gotiek, aan welks verwezenlijking Heinrich Heine meende
te mogen twijfelen. Op 4 September 1842 had plaats de groote
kerkelijke plechtigheid als hoogtepunt van het feestelijk begin van
den afbouw in het rompgedeelte van den hoogen Dom, waarbij het
Pruisische koningspaar in eerbiedige belangstelling aanwezig was in
1) Van Dijk, Joseph von Goerres, blz. 376-
-ocr page 41-het gezelschap van den kardinaal en onder het algemeen enthousiasme
der Rijnlandsche bevolking In een dergelijken gloed verzonken
de oude tegenstelhngen, die nog bestonden, tot versterking der
nieuwe geestelijke eenheid van het herboren Duitsche vaderland.
In de krisis van 1840 steeg wederom het aanzien van Pruisen als de
groote militaire kracht van het staatkundig nog maar zeer losse
Duitsche geheel. „Le péril apparaît à la frontière du Rhin ; ce n\'est
pas l\'Autriche, puissance d\'Orient, qui défendra l\'honneur allemand,
mais la Prusse, directement menacée, et qui sera la sentinelle avancée,
„Wacht am Rhein". Ici encore Berlin devient centre de défense et
d\'espoir" 2).
Het begon weer duidelijk te worden, dat het harde Pruisen zou
moeten optreden als de „Erzieher zum Deutschtum", als de „Zwing-
herr zum Deutschtum" desnoods, het harde Hohenzollernsch-
Brandenburgsche Pruisen, dat in stug particularistisch egoïsme
gedurende tweehonderd jaren alleen aan eigen vergrooting en eigen
machtsuitbreiding had gewerkt, zonder zich van het Duitsche Rijk
iets aan te trekken en dat aldus door de wondere „détournement de
destinée" in latere bewustwording de krachten zou vinden, om het
geheele Duitschland tot nieuwe eenheid samen te brengen. Pruisen
moest „die am Boden schleifenden Zügel" opnemen, zooals de
groote nationale enthousiast, de Katholiek Jozeph von Radowitz,
die door Bismarck zoo onbillijk is beoordeeld, het in 1847 ver-
kondigde. Hij was het ook, die in 1853 op zijn doodsbed als een
ziener neerschreef : „Ich sehe ein hergestelltes deutsches Kaisertum
mit preussischer Spitze, Frankreich, nach verlorenem Elsass, auf
seine wirklichen natürlichen Grenzen gebracht und ungefährlicher
geworden" 2).
Het nieuwe Duitsche bewustzijn van kracht en van roeping ten
aanzien van het Germaansch-Romaansche grensgebied stond tegen-
over het oude Fransche bewustzijn van kracht en van roeping, dat
zich nog verre van de inzinking voelde.
De beschrijving der merkwaardige feesten bij Van Dijk, a. w. blz. 385—390.
De Romantische gedachte van voltooiing van den Keulschen Dom wekte ook belang-
stelling in Nederland. Onze koning Willem II, een enthousiast evenals de koning,
die in hetzelfde jaar 1840 in Pruisen optrad, en een der eerste bewonderaars der
Gotiek bij ons, schonk 1000 gulden aan den Dombau-verein tc Keulen. Zie : Gehard
Brom, Romantiek en Katholicisme (1926), dl. I, blz. 262—268, 290 ; dl. II, blz. 301.
Paul Matter, Bismarck et son temps (1905), dl. I, blz. 79.
Bij Klein-Hattingen, Bismarck und seine Welt, (1902), dl. I, blz. loi.
-ocr page 42-HOOFDSTUK HL
Frankrijks streven naar eene herwinning van België.
Na 1840 ontplooit zich in Frankrijk een streven naar nauwere
oekonomische overeenkomsten met België. Eene wederinlijving van
België was na de gebeurtenissen van 1830 onmogelijk gebleken:
België werd neutraal verklaard om het tegen Frankrijk te ver-
dedigen en Leopold I van Saksen-Coburg, de verengelschte Duit-
scher, was allerminst geneigd, zijn jong koninkrijk onder de zuig-
kracht van Frankrijk te brengen i). Aan het nieuwe ministerie Soult-
Guizot werd door de Fransche pers aanbevolen, iets te geven tot
vergoeding der geleden teleurstelling en daarom richtte het zich
op hernieuwde onderhandelingen met België over een tolverbond,
waarmede Louis Philippe reeds in 1836 was begonnen. Zelfs werd
in die jaren de gedachte geopperd en met groote belangstelhng
ontvangen, de Duitsche Tol-Unie te overtreffen door eene reus-
achtige oekonomische vereeniging van een aantal Latijnsche staten,
om aldus het politiek Imperium van den grooten Napoleon in
vormen van vrede en welvaart te doen herleven. Palmerston
meende reeds te moeten waarschuwen tegen dergelijke pogingen
en zelfs de andere Europeesche mogendheden opmerkzaam te
moeten maken op een verschijnsel dat hij aanzag als een poging
tot schending der Belgische neutraliteit
Het is de verdienste van Maurits Josson in een groot
compilatie-werk „Frankrijk de eeuwenoude vijand van Vlaan-
deren en Wallonië" de feiten bijeen te hebben gebracht, welke
ons geven het uitzicht op de lange voorgeschiedenis der ver-
metele poging van Napoleon III om België te bemachtigen in
1866, bij wijze van „compensation" voor de vergrooting van Pruisen.
1) Zie hieromtrent: CoRTi et Buffin, a. w. passim; gevend een ruimen blik
op België\'s internationale positie rondom de actieve persoon van zijn eersten koning.
Lavisse, Histoire de France contemporaine, dl. V, blz. 183, 184. Zie ook
CoRTi et Buffin, a. w. blz. 167 v.
ä) Verschenen te Breda in 1913.
De Februari-revolutie, die de tweede Fransche repubhek te
voorschijn riep, stond wederom in het teeken van de herovering
der „frontières naturelles", waarvoor Louis Philippe zich niet
meer moe had gemaakt. Reeds in 1843 had Leopold I tegenover
den Oostenrijkschen gezant te Brussel voorspeld, dat de groote
Fransche begeerte zou herleven, ondanks de teleurstelling van
1840 : „Le Dôme de Cologne et la ville de Bruxelles seront également
les objets de la convoitise française" i). Bij het uitbreken van den
Februari-storm te Parijs nam dan ook de Belgische koning eenige
militaire voorzorgsmaatregelen aan zijn grenzen, die in Frankrijk
werden toegeschreven aan persoonlijken wrevel over den val van
zijn schoonvader, maar die bleken niet overbodig te zijn. Op
30 Maart 1848 had plaats een jameson-raid tegen België: een
zoogenaamd Belgisch legioen, 2000 man sterk, kwam bij Rijssel
over de grenzen en werd met eenige schoten gemakkelijk uiteen
gedreven door de spits eener Belgische brigade. Bij een later onder-
Zoek bleek dat minister Ledru Rollin van de onderneming afwist
en dat de bende gewapend was geweest met geweren uit staats-
arsenalen. In het Noorderdepartement bleef men sedert dien mannen
werven voor eene herhaling der onderneming onder de oogen van
den prefect 2). Het regeeringsblad „Le National" uitte zijn teleur-
stelling over de koelheid der Belgen en bleef de hereeniging openlijk
bepleiten.
Na den Staatsgreep van 2 December 1851 verwachtte de Belgische
pers des te zekerder nieuwe aanslagen op de onafhankelijkheid van
het land. Als alternatief der gewenschte inlijving werd voorloopig
door de Parijsche pers met een tarieven-oorlog gedreigd en die
begon dan ook inderdaad, in September 1852, na den afloop van
het bestaande handelsverdrag.
De opkomst van den nieuwen Bonaparte verontrustte de wereld.
Ook Thorbecke was ongerust en deed in Maart 1852 in het geheim
een reis naar Berlijn en naar Brussel, in welke laatste hoofdstad
hij aankwam met de nieuwe en verrassende mededeeling, dat te
Berlijn volstrekt geen bizondere vijandschap tegen dit nieuwe
Frankrijk viel te bespeuren. Men voelde gemeenschappelijk in de
bespreking, dat men zich misschien tegen Frankrijk en Pruisen
samen zou hebben te verdedigen Van het herstelde Keizerrijk
CoRTi et Buffin, a. w. blz. 177.
M. JossoN, a. w. blz. 549—550.
CoRTi et Buffin, a. w. blz. 288.
-ocr page 44-vreesde Europa een onmiddellijken aanval op het neutrale koninkrijk,
omdat toch immers zeer zeker een Napoleon de frontières naturel-
les" zou moeten herstellen^). Er verscheen een Fransch vlugschnf
in die richting van Le Masson „Les limites de la \' ^
liberale België van toen was zeer gesteld op Zijn onafhankelijkheid
tegenover het absolutistische Second Empire ; Belgische vlugschriften
gaven op dit vlugschrift een vinnig antwoord. Een ervan „Les
imites de la Belgique, réponse aux Limites de la France" eischte
Artois en Fransch Vlaanderen op voor België en m de Vlaamsche
pers van dien tijd was ook reeds eenig verzet tegen de volkomen
verwaarloozing van het Vlaamsch element in de Fransche veronder-
stellingen Bij het begin der Oostersche knsis m Mei 1853 gaf
Napoleon III veelbeteekenend te kennen, dat, wanneer in het
Oosten de bestaande verdragen zouden worden geschonden, hij ze
in het Westen ook niet meer zou houden hetgeen te Brussel als
eene rechtstreeksche bedreiging gevoeld werd «). Koning Leopold I
gold in Frankrijk als een persoonlijk hater van Louis Napoleon,
Ltgeen wederom verklaard werd uit zijn ergernis over de ver-
driiving van Louis Philippe^). Blijkbaar meende de t>e giscne
regeering van toen zich te moeten schrap zetten voor hare onafhanke-
lijLeid en zelfstandigheid : het huwelijk van den toenmaligen hertog
van Brabant (Leopold II) met de aartshertogm Maria Henrica,
een kleindochter van Maria Theresia, aangekondigd op 30 Mei
1853, werd in een Fransch vlugschrift : „La Belgique et le mariage
autrichien" eene uitdaging aan het adres van
En het officieuse blad „Le Constitutionnel" besprak dit vlugschrift
goedkeurend. In de Katholieke „Univers" van den zeer oprechten
Louis Veuillot werd ronduit gezegd, dat wanneer Rusland Turkije
veroverde, Frankrijk gerechtigd zou zijn, zich van Belgie en van
den Duitschen linker-Rijnoever meester te maken. Ten tijde van
den Krim-oorlog maakte de Parijsche regeenng zich erg druk
tegen de liberale vrijheid van drukpers, die m Be gie stevig tegen
den Staatsgreep en tegen het Keizerrijk werd gehanteerd «), zoo
dat ook Lord Palmerston zich gedrongen voelde, m het Lagerhuis
1) CoRTi et Buffin, a. w. blz. 285.
2) M. JossoN, a. w. blz. 564-
3) CoRTi et Buffin, a. w. blz. 295-"297-
a. w. blz. 272, 288, 338.
a. w. blz. 291.
e) a. w. blz. 394\'
België te verdedigen. De „Etoile Belge" schreef ronduit, dat al die
belangstelling in verband stond met de Rijngrens ....
Om België dan weer gerust te stellen werd toen Jérôme Napoléon
op bezoek gestuurd te Brussel en de hertog en de hertogin van
Brabant kwamen in October 1855 naar Parijs; beide bezoeken
begeleid van Franschen kant met overvloedige welsprekendheid
omtrent de eenheid van taal, van beschaving, overleveringen en
herinneringen tusschen de beide landen, waartegen het „Handelsblad
van Antwerpen" en „De Schelde" meenden te moeten opkomen In
de opwinding na den aanslag van Orsini (Januari 1858) werden weder-
om bedreigingen geuit tegen België, in één adem met voorgewende
verdenking tegen de vele Fransche uitgewekenen, die te Brussel
vertoefden. Het wetsontwerp tot den aanleg van „la grande enceinte"
rondom Antwerpen in den zomer van 1859, bedoelende een schuil-
plaats in nood voor het geheele Belgische leger te gaan inrichten,
was het antwoord op de Fransche overwinningen in Italië van dat
jaargetijde. Koning Leopold en zijn minister Frère-Orban waren
het er uitdrukkelijk over eens, dat de praeliminairen van Villafranca
niet zouden inluiden een tijdperk van vrede, maar veeleer de aan-
kondiging van nieuwe oorlogen beduidden. Koning Leopold was
zeer ongerust : „Un nouveau danger surgissait pour lui. On l\'avait
prévenu de Vienne que Napoléon avait demandé à Françojs-
JosEPH une promesse de solidarité pour ses projets concernant le
Rhin et la Belgique, mais que François Joseph avait refusé net de
prendre aucun engagement de ce genre" Het wetsontwerp
betreffende Antwerpen werd door de Fransche pers hevig aan-
gevallen Daarop kwam de annexatie van Savoye en Nizza in
geheel Europa groote opschudding verwekken. „Ce fut la fin de
l\'alliance entre la France et l\'Angleterre" In Duitschland maakte
Napoleons uitleg, die er bij werd gegeven, dat Frankrijk aldus
aan den kant der Alpen zijn natuurlijke grenzen bereikte, een
somberen indruk ; de Prins-Regent verklaarde onmiddellijk, dat er
„keine Scholle deutscher Erde" mocht worden afgegeven, met het
oog ook op Napoleons nieuwe uitingen van dien tijd, tot Pruisens
M. JossoN, a. w. blz. 565—567.
") a, w. blz. 567—569.
CoRTi et Buffin, a. w. blz. 340-
M. JossoN, a. w. blz. 576.
CoRTi et Buffin, a. w. blz. 343. Lavisse, Histoire de France contemporaine,
dl. Vll, blz. 131. In Engeland begon men zelfs weêr te vreezen voor een landing.
vergrooting te willen meewerken En het was Pierre ProudHON,
die tijdens zijn verblijf in de ballingschap te Brussel sedert de
vervolging van de z.g. medestanders van Orsini, in enthousiasme
over de groeiende eenwording van Italië, in een zijner vlugschriften
aan de Belgen voorhield, dat hun land eenmaal door Napoleon
zou worden veroverd : „l\'unité de l\'Italie signifie l\'extension de la
France jusqu\'au Rhin de Bâle à Dordrecht". En hij werd daarom
door de Belgen, al hadden zij Garibaldi mateloos toegejuicht, in
helle verontwaardiging uit Brussel verdreven in October 1862 2).
Achter een bloedig arbeidersoproer in de Borinage in Juh 1861
stak, volgens de Henegouwsche dagbladen, Fransche ophitsing.
Het verminderen van zijn invloed in Italië deed Frankrijk des te
meer verlangen naar uitbreiding in Noordelijke richting, blijkens
de niet ophoudende uitingen in dagblad en vlugschrift. In 1864
baarde opzien het verschijnen van het boek van Th. Lavallée :
„Les frontières de la France", door de Académie française bekroond,
waarin op nationaal-historische gronden een uitvoerige kritiek werd
geoefend op de besluiten van het Congres van Weenen ; betoogd,
dat de Belgen in 1830 de aanhechting bij Frankrijk hadden bedoeld
en dat hun koning nu slechts optrad als een Engelsch stadhouder.
De Belgische historikus Th. Juste, de schrijver van de twee latere
boeken „La rivalité de la France et de la Prusse" en van „Napoléon
III et la Belgique" (1878), trad op tegen dit geschrift.
Bij den dood van Leopold I op 10 December 1865 achtte
Napoleon III zich verplicht, een zeer hartelijk telegram aan zijn
opvolger, den hertog van Brabant te zenden, hetgeen in de
hoogte werkenden invloed had op de Brusselsche beurs, die aan
sombere geruchten ten prooi was geweest
In 1866 verscheen echter weer een tweede uitgave van Lavallée\'s
boek^). Wij zijn dan reeds in het jaar van den donderslag van
Sadowa, in het begin der groote krisis van de nationaliteitsidee in
Europa, in welke haar groote profeet Napoleon III zelve tragisch
zou ten onder gaan, onder hare verwerkelijkingen bedolven. Wat
betreft de toepassing der idee op Frankrijk zelve moest door hem
als gevolg van „son idée fixe de remanier les traités de 1815"
worden geponeerd, dat er geen Belgische nationaliteit bestond.
„Er bestaat geen Belgische nationaliteit" — iets dergelijks omschreef
hij in een brief aan zijn oud-minister en minister van staat, president
van den Senaat, Eugène Rouher, die in December 1866 tijdens
de begrootingsdebatten in het Wetgevend Lichaam werd voor-
gelezen, nadat op 20 Augustus 1866 in diep geheim door Benedetti
het ontwerp- of- en -defensief verbond met Pruisen aan Bismarck
in handen was gegeven, waarbij Pruisen zich zou moeten verbinden,
de verovering van België door Frankrijk te zullen gedoogen en
tegen verzet van derden gewapenderhand te zullen beschermen —
het befaamde stuk, op 25 Juli 1870 door den Noord-Duitschen
Bondsgezant te Londen op Bismarck\'s last in de „Times" openbaar
gemaakt Het was slechts het beurtelings naar voren schuiven
van de twee punten in het groote programma van een hersteld
Groot-Gallië : èn België èn den Duitschen linker-Rijnoever terug
te erlangen ; het voorstel om na den slag van Sadowa de „com-
pensation" voor Frankrijk te verkrijgen in Duitsch grondgebied,
door het in bezit nemen van den Beierschen Rijn-Paltz, was op
6 Augustus 1866 door Bismarck kortaf verworpen. Maar dezelfde
Bismarck had reeds herhaaldelijk op de mogelijkheid eener ver-
werving van België door Frankrijk vaag en Mefistofelisch gezin-
speeld 2). In den aanhef der „geheime memorie", omstreeks half
Augustus 1866 opgemaakt in Napoleons overleg met Rouher en
met Benedetti ter inleiding van den grooten stap, die op 20 Augustus
zou gedaan worden, staat het dan weer : „Si la France se place
hardiment sur le terrain des nationalités, il importe d\'établir, dès
Afgedrukt bij JossoN, a. w. blz. 597—599\' De „Orig. dipl. de la guerre de
1870—1871", tome Xll, blz. 173—175 hebben het stuk volgens den tekst, zooals
die met eene massa andere staatspapieren door de Duitsche troepen in beslag is
genomen in October 1870 op het kasteel van Eugène Rouher te Cerçay, de zg. „papiers
de Cerçay", die volgens het verdrag van Versailles aan Frankrijk terug zijn gegeven.
Uit het geheel der Fransche diplomatieke stukken van dit tijdperk in de „Orig.
diplom." blijkt nog eens duidelijk, hoe deze aanslag op België eene volstrekt geheime
intrigue was van Napoleon en Rouher, „un secret de l\'Empereur", waarvan de
minister van buitenlandsche zaken Drouyn de Lhuys volstrekt niet wist. Rouher
Was de verstokte voorstander van het verbond met Pruisen, van de „alliance du
Césarisme avec Bismarck, pour gouverner le monde", zooals de Oostenrijksche
gezant te Parijs Richard Metternich het nog in April 1867 met afschuw aanduidde.
Reeds in 1864 meende Leopold I zich tc moeten verontwaardigen, omdat
Bismarck Napoleon op België opmerkzaam zou hebben gemaakt als op een aas.
CoHTi et Buffin, a. w. blz. 373.
à présent, qu\'il n\'existe pas une nationalité belge, et de fixer ce
point essentiel avec la Prusse" i). Met Rusland werd tegelijkertijd
onderhandeld om ook van dit land goedkeuring te verkrijgen tot
de verovering van België en daarbij reeds vrijwel toestemming
verkregen, althans geen verzet ontmoet 2). Terwijl Bismarck dit
ontwerp-zwart-op-wit tot een dergelijk of- en defensief verbond
zorgvuldig achter slot bracht in Mefistofelische vreugde, had
Napoleon nog bezwaar tegen het voorstel, en wel een eigenaardig
bezwaar tegen ontwerp-artikel V, waarin de beide verdragsluitende
Majesteiten aan elkander zouden moeten waarborgen de onschend-
baarheid van hun gebied. In een briefje van 26 Augustus schreef
Napoleon aan zijn vertrouweling Rouher : „krachtens dat artikel
moeten wij niet alleen de Rijnprovincies opgeven, maar zouden
wij verphcht zijn, indien zij zich aan Frankrijk aanboden, tegen
haar wil in te gaan. Ik geloof dus, dat we in de nadere bespreking
dit artikel met stilzwijgen voorbij moeten gaan"
De weg naar den Duitschen Rijn moest dus worden opengehouden.
Intusschen was op 13 Augustus 1866 de minister Drouyn de
Lhuys, teleurgesteld door Napoleons vrede-bewarende houding na
den slag bij Königgratz en door den negatieven uitslag der eerste
compensatie-onderhandelingen van Benedetti in Bohemen en te
Berlijn, teleurgesteld ook door de praeliminairen van Nikolsburg
en door den op handen zijnden vrede van Praag, heengegaan en
vervangen door Le Moustier, gezant te Constantinopel. Het interim
werd waargenomen door La Valette, minister van binnenlandsche
1) Deze „geheime memorie", door het Voorloopig Bewind in de Tuilerieën
gevonden en openbaar gemaakt, in haar geheel afgedrukt bij Hermann Oncken.
Die Rheinpolitik Kaiser Napoleons III und der Ursprung des Krieges von 1870—
1871, dl. II, blz. 81 (1936). De „Origines diplomatiques" hebben dit stuk niet,
nemén blijkbaar in hoofdzaak slechts de zuiver ambtelijke diplomatieke brief-
wisseling op.
2) Lavisse, a. w. dl. VII, blz. 163.
3) M. JossoN, a. w. blz. 600. JossoN ontleent dezen tekst aan het werk van Th.
Juste. La rivalité de la France et de la Prusse (1877). De „Origines diplomatiques"
hebben ook dit stuk niet. Blijkbaar heeft intusschen Rouher deze opmerking van
den Keizer aan Benedetti doorgegeven, want deze schrijft aan Rouher vanuit
Berlijn d.d. 30 Augustus 1866 o. m. : „Je ne puis m\'empêcher de faire humblement
remarquer que l\'éventualité prévue par l\'Empereur au sujet des Provinces rhénanes
ne me semble pas, en présence du mouvement de l\'opinion dans ces contrées, dc
nature à exiger que la France réserve sa liberté d\'action" (Orig. dipl., dl. XII,
blz. 325). De uitgevers deelen mede, niet te beschikken over den brief van Rouher,
waarop dit het antwoord moet zijn.
Zaken, die na 3 Juli i856 in den Kroonraad hevig voor het behoud
van den vrede met Pruisen had gepleit. Toen kwam dan ook plot-
seling op 16 September 1866 de befaamde circulaire-LA Valette,
tot de Fransche vertegenwoordigers in het buitenland gericht, als
een soort politiek program, zooals een nieuwe minister van buiten-
landsche zaken dat gewoonlijk deed, waarschijnlijk door Napoleon
zelf opgesteld, in welsprekende woorden de redelijkheid der Duitsche
eenheidsgedachte verkondigen en de bedoeling uitspreken, van allen
naijver op de Pruisische machtsuitbreiding afstand te doen, terwijl
zij echter tegelijkertijd zinspelingen bevatte, welke als op eene
verzwelging van België gericht werden begrepen : „Une puissance
irrésistible, faut-il le regretter ? pousse les peuples à se réunir en
grandes agglomérations en faisant disparaître les Etats secondaires.
Cette tendance naît du désir d\'assurer aux intérêts généraux des
garanties plus efficaces. Peut-être est-elle inspirée par une sorte de
prévision providentielle des destinées du Monde". De merkwaardige
zet in de vredeshymne van dit staatsstuk, het uitspreken van : „la
nécessité, pour la défense de notre territoire, de perfectionner sans
délai notre organisation militaire", werd evenzeer in verband ge-
bracht met de begeerte, volgens de nationaliteitsidee België te
bezetten. „Une seule ligne suffisait à en détruire l\'effet appaisant"
Het voorstel van Benedetti ter zake België, op 20 Augustus
gedaan, werd op 31 Augustus \'66 nog wel tusschen Benedetti en
Bismarck besproken maar had verder geen voortgang, daar
Bismarck op 26 September ziek met verlof ging, als lijdend aan
ader-ontsteking en aan overspanning door de groote gebeurtenissen
der voorafgegane maanden, en ziek bleef tot December. In Januari
1867 beginnen dan ongeveer tegelijkertijd de Fransche greep naar
de „compensation", in een verkrijgen van Luxemburg, en de eerste
pogingen om tot het verslagen Oostenrijk in nadere betrekking te
komen Middelerwijl bleef de Fransche pers, ook in hare spot-
bladen, België in opspraak brengen. Midden in de Luxemburgsche
krisis schreef de ultra-Bonapartist Granier de Cassagnac in zijn
blad een groot artikel onder den zeer openhartigen titel : „l\'annexa-
tion de la Belgique". Het Belgische koningshuis toonde tegenover
\') Aldus P. de la Gorge, Histoire du Second Empire, dl. V, blz. 75, alwaar,
de circulaire in haar inhoud ontleed wordt ; het geheele stuk in de Origines diplo-
matiques de la guerre de 1870, dl. XII, blz. 301—306.
Benedetti à Rouher, Berlin ler Sept. 1866 in de Orig. dipl., dl. XII, blz. 341.
Hermann Oncken, a. w. dl. I, blz. 52, 33 (Darstellung).
-ocr page 50-dit alles wederom zijn gezindheid tot zelfstandige daden in het
huwelijk van graaf Philips van Vlaanderen met Louise Maria
van Hohenzollern—Sigmaringen, de dochter van vorst Anton,
de zuster van den zeer befaamden Leopold, dat op 26 April 1867
te Berlijn werd gesloten i). Op zijn terugreis van het poHtieke
bezoek van rouwbeklag aan keizer Frans Jozef te Salzburg, na den
droeven dood van den keizer van Mexico, bezocht Napoleon
Noord-Frankrijk, waar de tweehonderdste verjaring der inlijvingen
van den Devolutie-oorlog werd gevierd ; er was groot feest te Rijssel
en er waren daarbij zeer vele Vlaamsch-Belgische vereenigingen uit-
genoodigd, maar er kwamen er slechts weinige, alhoewel hun „vrij
reizen" was toegekend 2). Bij het stokken der rechtstreeksche
pogingen van deze maanden begon men tegelijkertijd weer te
schrijven over een Fransch-Belgisch verbond. In September 1867
verscheen een vlugschrift met een betoog in die richting van een
oud-directeur van den „Moniteur français" onder den titel : „La
deuxième guerre" »). En in Augustus 1868 kwam te Brussel een
nieuwe Fransche gezant, de vicomte de la Guéronnière, die al zeer
spoedig van eene bizondere bedoeling ten aanzien eener nauwere
oekonomische aaneensluiting deed blijken, waartegen de Brusselsche
regeering meende op hare hoede te moeten zijn
In dit kader wordt des te meer verstaanbaar de onderhandeling,
aanvangende in 1868, om twee Belgische spoorwegmaatschappijen,
die ook eenige connexiteit hadden met de Hollandsche IJzeren
Spoorweg-Maatschappij, in handen te brengen van de Fransche
Compagnie de 1\'Est. Deze Compagnie de l\'Est was een machtig
lichaam, in velerlei betrekking tot den Franschen staat, met een net
zoo groot als het geheele toenmalige Belgische spoorwegnet s). De
bizonderheden van deze Fransche poging zijn merkwaardig ook om
de toenmalige kansen tot het tot stand komen van een Engelsch-
Pruisisch verbond, welke door graaf Bernstorff, den gezant van
den Noord-Duitschen Bond te Londen, met alle kracht werden
bevorderd, met den toenmahgen Franschen drang naar het Noorden
als middel tot aansporing en motief, zooals uit Bernstorff\'s brief-
1) M. Josson, a. w. blz. 606. Uit dit huwelijk is geboren de tegenwoordige koning
Albert van België.
2) a. w. blz. 608.
3) a. w. blz. 610.
a. w. blz. 610.
\'-) a. w. blz. 612—616.
-ocr page 51-wisseling met Bismarck kan blijken i). Volgens een verhaal van
Lord Clarendon, den toenmaligen Engelschen minister van buiten-
landsche zaken, aan Bernstorff, door Bernstorff aan Bismarck
overgebriefd, zou Napoleon in dien tijd aan den Italiaanschen
gezant te Parijs, zijn vertrouweling graaf Nigra, hebben gezegd:
„er begreife gar nicht, warum die italienische Regierung so viel von
Rom und von ihrem Wunsche spreche, dasselbe zu besitzen. Das
sei eine falsche Politik; er selbst wünsche auch Brüssel zu haben,
sage aber immer das Gegenteil, und das sei das beste Mittel, es zu
bekommen" Lord Clarendon meende zijn Fransche vrienden
nadrukkelijk te moeten waarschuwen tegen de mogelijke gevolgen
hunner aanslagen op de Belgische onafhankelijkheid en hij gebruikte
daarbij als dreigement de mogelijkheid der totstandkoming van een
Engelsch-Pruisisch verbond tot verdediging van België en de
pogingen die daartoe werden gedaan, hetgeen Bismarck ten zeerste
ontstemde : hij verkoos niet als schrikbeeld te worden gebruikt
tegenover Frankrijk en deed dat aan Bernstorff weten. Clarendon
wilde niet erkennen een algemeen „Fransch gevaar", dat ook Pruisen
bedreigde, hij wilde geen verbond met Pruisen, hij wilde oogen-
blikkelijk alleen België steunen en beveiligen. „Bei dem englischen
Ministerium scheine die Erinnerung an die westmächtliche Gemein-
schaft in der Krim noch immer nachzuwirken, so dass es Preussen
geboten sei, die freundhchen Beziehungen zu England nicht zu
überschätzen, vielmehr die bisherige reservierte Haltung auch ferner
zu bewahren" — aldus Bismarck\'s wenken aan zijn vertegen-
woordiger te Londen, toen reeds met de andere overweging dat al te
nauwe betrekkingen met Londen gevaar zouden opleveren voor de
vriendschap met Rusland. Toch achtte Bismarck de houding der
Engelsche staatslieden kortzichtig ; hij schrijft aan Bernstorff (d.d.
39. VL \'69) o. m. i „Belgien ist immer bedroht, wenn Preussen
bedroht ist; es ist der eigentliche und sicherste Kampf- und Sieges-
preis für Frankreich, welchen es auch dazu viel leichter dauernd
2u behaupten und sich zu assimilieren hoffen darf als die Rhein-
provinz, deren echt deutschen Charakter der Kaiser Napoleon
sehr wohl kennt, sowie er auch sich sagen muss, dass Deutschland
Zie Kurt Rheindorf, Der belgisch-französische Eisenbahnkonflikt und die
grossen Mächte 1868—\'6g, in de Deutsche Rundschau, dl. 195 (Mei 1923).
a. a. blz. 119—123.
a. a. blz. 124.
den Besitz derselben niet aufgeben kann, sondern, wenn sie auch
nach einem unglücklichen Kriege einmal verloren ginge, immer von
neuem den Kampf darum wieder aufnehmen würde. Die Zeiten,
wo Frankreich ein Jahrhundert lang ungestört das Elsass französieren
konnte, sind nicht mehr. Belgien dagegen braucht kaum assimiliert
zu werden; und ist es einmal französisch geworden, so wird eine
Losreissung, um welche erst ganz Europa sich zu einem Kriege
vereinigen müsste, fast unmöghch sein" Op één oogenbhk alleen
schenen de Engelsche staatsHeden en ook Lord Clarendon tot meer
positieve voornemens te komen en wel toen plotseling op i Mei 1869
graaf Beust, als gevolg der toenmahg zeer sterke Fransch-Oosten-
rijksche toenaderingspolitiek, meende, ongeroepen en bovendien te
laat, te moeten ingrijpen in de Belgische spoorwegkwestie door eene
geheime circulaire, welke hij richtte aan de k.k. vertegenwoordigers
te Brussel, Parijs en Londen, inhoudende eene aansporing om den
Franschen aanslag op de zelfstandigheid der Belgische spoorwegen
te steunen. Clarendon was over deze Oostenrijksche inmenging zeer
verontwaardigd, en ook te Parijs bleek men daarvan niet gediend,
omdat aldus de politieke grond der als onschuldig oekonomisch
opgezette onderneming al te onhandig in het licht werd gesteld 2).
Op 23 Februari 1869 was reeds tot stand gekomen de Belgische wet,
die een dergelijken verkoop van Belgische spoorwegen, als bedoeld
werd, ging verbieden. Zij wekte in de Parijsche pers groote opschud-
ding ; men achtte zich beleedigd en uitte hardop, dat er Pruisische
kracht moest schuilen achter deze houding van Brussel, terwijl
tegelijkertijd nieuwe onlusten in de Borinage wederom ongewoon
veel belangstelling genoten in de Fransche dagbladen 3). Napoleon
persoonlijk voelde zich door deze houding van België zeer ge-
krenkt ; de la Guéronnière kreeg opdracht, zich tegen de
spoorweg-novelle te verzetten en de Keizer zelve richtte in die dagen
een veelbeteekenenden brief tot zijn minister van oorlog maarschalk
Niel, waarin hij de kern van het Fransch-nationale streven naar
gebiedsuitbreiding uitvoerig en merkwaardig onthult.
1) Kurt Rheindorf, a. a. blz. 129. Voor Bismarck had het Vlamendom blijkbaar
niet de minste bizondere beteekenis.
2) a. a. blz. 125—127. Wilhelm Busch, Die Bezieh\'ungen Frankreichs zu
Oesterreich und Italien zwischen den Kriegen von 1866 und 1870—71. Tübingen
1900, blz. 25, 26.
") M. JossoN, a. w. blz. 610.
Alfred Stern, Geschichte Europas, 1815—1870, dl. X, blz. 181.
-ocr page 53-De Keizer schrijft o. m.: Moet uit deze moeihjkheid(deBelgische
spoorwegkwestie) een oorlog ontstaan ? Ik weet het niet, maar er
moet gehandeld worden, alsof hij onvermijdelijk ware. Wat hebben
wij, dat veronderstellende, te vreezen? Alvorens de gevolgen van
den oorlog onder de oogen te zien, moeten wij onzen toestand in
Europa koelbloedig onderzoeken. Frankrijk voelt zich achteruitgezet
sedert de zegepralen van Pruisen; het zou de gelegenheid willen
zoeken om zijn invloed op de best mogelijke wijze te herstellen,
zonder de hartstochten in Duitschland te ontketenen door een
vaandel op te steken, dat aan de Duitsche nationaliteit vijandig zou
schijnen. De behendigheid van de Fransche regeering zou dus
daarin moeten bestaan, dat zij een gelegenheid wist aan te grijpen,
waarbij zou blijken, dat de strijd niet gericht zou zijn tegen Duitsch-
land. Welnu, in het tegenwoordige geval zou die mogendheid, indien
een oorlog tegen België uitbrak, geenerlei recht hebben, zich daar-
mede te bemoeien en indien zij het deed, zou zij zelf den twist
aanstoken"
Als antwoord op dezen brief maakte Niel een plan tot mobilisatie
en concentratie op, dat met de mogelijkheid van gelijktijdigen oorlog
met de Duitschers rekening hield. België voelde zich ten ernstigste
bedreigd en deed een dringend beroep op de waarborgende mogend-
heden en vooral op Engeland om steun. Voor de bedreiging van
Engelands tusschenkomst week Napoleon toen weer terug; er
volgden opnieuw ronkende betuigingen van vredehevendheid.
Frère-Orban ging op i April 1869 persoonlijk naar Parijs om
voorgoed een verzoening te bewerken in verband met een practische
regeling tot gemakkelijker voorwaarden van vervoer in de onderlinge
spoorwegverbindingen, als beëindiging der krisis, en hij kreeg daar
van Napoleon persoonlijk te hooren : „de vriendschappelijke be-
trekkingen tusschen ons moeten steeds inniger worden. Men heeft
er Louis Philippe steeds een verwijt van gemaakt, dat hij België
niet bij Frankrijk heeft ingelijfd. Het misnoegen, dat daardoor werd
opgewekt, is nog niet verdwenen. Welnu, wij moeten er voor zorgen,
dat de scheidsmuur tusschen de beide landen zóó verlaagd wordt,
dat niemand meer over een inlijving denkt." Op 27 April 1869, drie
dagen dus voor de inmenging van Von Beust, kwam tot stand een
M. JossoN, a. w. blz. 619, alwaar voor den volledigen tekst van dezen brief
verwezen wordt naar een artikel van de Lannoy. Napoléon et la Belgique, in de
Revue générale, 1907, blz. 196.
protokol van verzoening, door Frère-Orban en La Valette ge-
teekend, maar de Fransche pers bleef ook sedert dien op eenzelfden
heftigen toon zich met België bezighouden^). Dat de Belgische
artillerie zich in dit jaar met Krupp-kanonnen vernieuwde, werd in
Frankrijk als een nieuwe uitdaging gevoeld In Juni en Juli 1869
kuipte een Belgisch journalist Oscar Lessinnes met mannen uit
Napoleon\'s omgeving over de mogelijkheid, den Franschen keizer
tot koning van België te doen uitroepen. In Juni en in December
1869 werd Lessinnes door Napoleon persoonlijk ontvangen en
bleef tegelijk aanhoudend in verbinding met diens kabinet®).
Lessinnes was niet de eenige Frankrijk-lievende Belg in dien tijd,
waarin overigens de toenmalige bovendrijvende hberale strooming
in België\'s openbare meening zich boven „le régime autoritaire",
dat in Frankrijk gold, verheven moest voelen. Een Franschgezinde
stemming had zich reeds sterk doen kennen, ten tijde der ont-
huUing van een standbeeld op i Mei 1868 op het grondgebied der
gemeente Borgerhout voor Lazare Carnot, die in de eerste maanden
van 1814 militair gouverneur van Antwerpen geweest is. De ge-
meente Antwerpen zelve had geweigerd, dit standbeeld te ontvangen
en daarover was véél te doen geweest Volgens Th. Juste, die zich
op eene uiting van Bismarck beroept, zoude Frankrijk nog vlak voor
het uitbreken van den oorlog met Duitschland te kennen hebben
gegeven, zich met België te willen vergenoegen, wanneer Pruisen
alsnog in zou willen gaan op de voorstellen van 20 Augustus 1866
Het omvangrijke werk van Maurits Josson verhaalt ook hoe men
in verband met en na de nederlagen van 1870 in Frankrijk bleef
doorgaan, België voor zich op te eischen. De gedachte rees, en
Thiers moet haar reeds in September 1870 op zijn rondreis door
Europa te Londen hebben geuit, dat Frankrijk van zijn bezit van
den Elzas afstand zou kunnen doen, wanneer het België zou kunnen
inlijven. De duc de Broglie, gezant van Frankrijk in Engeland,
sprak haar uit in Juli 1871 te Londen. Victor Hugo en Emile de
Girardin betoogden hetzelfde in 1875, talrijke dergelijke stemmen
1) M. Josson, a. w. blz. 625.
Gobineau, a. w. blz. 48-
M. Josson, a. w. blz. 627—629.
a. w. blz. 588.
a. w. blz. 642. Zie : Lehautcourt. Les origines de la guerre de 1870. La
candidature Hohenzollern (igia), blz. 618, 619.
sedert dien. In 1877 zweefde zij opnieuw door de Fransche diplo-
matie ; in 1887 zou zij nog zijn uitgesproken door den generaal
ZuRLiNDEN, den lateren minister van oorlog
De feiten welke Maurits Josson verzamelde en bij welke hij zijne
bronnen telkens overvloedig aanduidt, lijken ons in elk geval op te
leveren het geschikte inductie-materiaal tot wat baron Beyens
noemt als de meening van zijn vader, die het weten kon, doordat hij
veertig jaren Belgisch gezant te Parijs is geweest, over den meest
krassen greep naar België van 20 Augustus 1866: „C\'était aux
yeux de mon père la preuve flagrante et l\'aboutissement d\'une
politique longuement poursuivie" De voorgeschiedenis en de
nageschiedenis van deze meest bekend gebleven poging geven ons
het inzicht in hare breedste beteekenis, als liggende in het groote
streven naar het herwinnen der „frontières naturelles", als de
leidende gedachte der Fransche uitbreidingspolitiek sedert de her-
leving na Waterloo. Beurtelings wendde die gedachte zich naar het
Noorden en naar het Noord-Oosten; de afwisseling en de gelijk-
tijdigheid in de beide richtingen zijn treffend. Het was ook deze
gedachte, die Frankrijk zou moeten brengen tot de geweldige
botsing met het wedergeboren Duitsch-nationale bewustzijn, in het
midden van het honderdjarig tijdperk, dat tusschen het Congres
van Weenen en het Verdrag van Versailles verloopt.
M. Josson, a. w. blz. 661.
Baron Beyens, Le second empire vu par un diplomate belge, Lille-Bruges,
1924, dl. I, blz. 69.
HOOFDSTUK IV.
Het zoeken van de „compensation" in verband met dc
ontwikkeling der „Deutsche Frage."
Omstreeks i860 begint de idee der nationahteit zich uit de ver-
kondiging om te zetten in Europeesche werkehjkheden. De Itahaan-
sche eenheid heeft dan hare groote, beshssende vorderingen gemaakt.
In den zomer van 1859 was de „Deutsche Nationalverein" gesticht,
die na alle mislukking toch weer den weg ter verwerkelijking nieuw
zal gaan zoeken. „Unwiderstehlich wirkte das itahenische Beispiel
auf den langsam reifenden Entschluss der Deutschen"En de
idee maakte school: spoedig zou er ook van eene Scandinavische
en van eene Iberische eenheid worden gesproken 2). Het was
Napoleon\'s hooge begeerte, alle deze bestrevingen te begunstigen,
ze onder zijne leiding te zien voortgaan, steeds onder den invloed
van zijne „idéé fixe" : de beschikkingen van het Congres van Weenen
los tc wrikken, met de nationaliteitsidee als de onweerstaanbare
nieuwe kracht. Hij en zijn familie-leden waren het er over eens, dat
dc groote fout van Napoleon I en de groote oorzaak van diens val
was geweest: dc miskenning van het nationale gevoel, van de
nationaliteitsidee en van het rechtsbewustzijn der naburige volkeren,
vooral van dc Duitschcrs«). Napoleon III stond i^rsoonlijk door
oude relaties tegenover Duitsohland anders dan zijn staatslieden,
anders dan dc openbare mccning in Frankrijk. Dc Duitschcrs waren
hem „Ic racc dc l\'avcnir" cn reeds als President der tweede Repu-
bliek beijverde hij zich, tc Berlijn tc doen weten, dat hij niet Oosten-
rijk, nuar Pruisen bcschouwdc als dc ware „Grossnucht" in Duitsch-
land cn dat hij er toe mee wilde werken, Oostenrijks dubbele
ovcrmacht, in Italic cn in Duitschland, tc breken, liever van<^
dan morgen •). „Napoléon méprisait les pctits Etats, et sc pUisait
à voir détruire les traités de 1815 en Allemagne ; il ne répugnait pas
à un agrandissement de la Prusse, qu\'il lui offrait depuis 1850 et qui
justifierait une opération analogue au profit de la France : c\'était
reprendre la politique de Napoléon I, qui avait commencé à nettoyer
l\'Allemagne de ses petits Etats" i). Hij zag zichzelve als een scheids-
rechter tusschen Pruisen en Oostenrijk, niet zonder hoop van den
aanvang af, dat de beide strijdenden elkaar zouden verzwakken,
waardoor hij dan des te gemakkelijker een voordeel voor zichzelf
zou kunnen nemen Reeds in 1850, toen er oorlog dreigde tusschen
Oostenrijk en Pruisen, zon hij met zijn vertrouweling generaal
Changarnier op de gedachte, plotseling met 150.000 man tusschen
beiden te komen. Later beraamde hij een dergelijk plan met den
generaal de Saint-Arnaud In Bismarck hoopte hij te vinden een
tweeden Cavour, ook in dit opzicht, dat hij evenzeer bereid zou zijn,
een fooi voor den scheidsrechter toe te staan. Clarendon waar-
schuwde reeds in October 1861 zijn koningin tegen de zichtbaar
wordende tendenz in Napoleon\'s politiek, zijne dynastie alleen
door gebiedsvergrootingen van Frankrijk te bevestigen^).
Inderdaad was omstreeks i860 de volle overtuiging omtrent de
toekomst van Duitschland gerijpt en omtrent de wegen, die daarheen
zouden leiden bij den man, die zich in staat voelde, die toekomst te
maken. De oude staatsman in ruste, de groote man van de eerste
helft der 19de eeuw, Clemens Lothar Metternich, had in Augustus
1851 op zijn slot Johannisberg aan den Rijn tegenover Bismarck,
den jongen gezant van Pruisen op den Bondsdag, die hem vanuit
het naburige Frankfort kwam bezoeken, om den ouden heer een
genoegen te doen cn wellicht ook van zijne ervaringen tc Iccrcn,
gemoedelijk getriomfeerd over dc Pruisisch-Oostcnrijksche overeen-
komst van Olmütz (2 Deccmbcr 1850), welke ook Bismarck had
bevorderd cn hij had gemeend, tc mogen vaststellen, dat zijn schep-
ping, de Duitsche Bond, toch praktisch weer de eenig mogelijke
oplossing in de onderlinge verhoudingen der Duitsche staten was
gebleken. „II n\'avait pas pensé au canon ; le jeune plénipotentiaire
envoyé par la Prusse à Francfort pour soutenir la politique autri-
chienne dc\\\'ait y songer quinze ans plus tard, et découvrir, non loin
d\'Olmütz, un champ d\'action tout différent, le champ de Sadowa"
In zijn Frankforter jaren had de grimmige Bismarck zijne over-
tuiging omtrent de toekomst van Duitschland gewonnen gelijk
hij het tijdens den Franschen veldtocht aan zijn omgeving zoo
drastisch vertelde; daar had hij den gedachtengang der Duitsche
politiek van Oostenrijk van nabij waargenomen ; die pohtiek aan den
lijve gevoeld en hij had daar de volheid zijner overtuiging den
Oostenrijkschen gezant „ins Gesicht gesagt". Hij wist het nu, eene
oplossing met Pruisen en Oostenrijk samen in Duitschland, zou zijn
als „die Quadratur des Zirkels" : „keine zwei Kapitäne auf einem
Schiff" en sedert dien had hij zelfs de beste, ideale bedoelingen,
ook van Oostenrijks hoogst staande vertegenwoordigers als een graaf
Prokesch-Osten grof en boosaardig bejegend 3). Oostenrijk had
zich door de groote massa niet-Duitsche landen, welke het tot zich
had getrokken, vanzelf buiten het zwaartepunt der Duitsche landen
geplaatst. Oostenrijk was buiten het evenwicht der Dui.tsche landen
gegroeid en daardoor rijp geworden om van die eenheid te worden
afgestooten en zelf in zijne landenmassa een eigen evenwicht met
een nieuw zwaartepunt te gaan zoeken. Reeds bij het einde der
Vrijheidsoorlogen was er op gewezen, dat Pruisen de groote macht
in Duitschland zou moeten worden, daartoe des te meer geschikt,
omdat het op dat oogenblik de groote massa van zijn Poolsch gebied
verloor In de betrekkelijkheid van alle werkelijkheden was het
redelijk, dat het harde, stugge Pruisen de leiding ging nemen in de
Duitsche zaken. Het zou moeten worden de nieuwe ruggegraat van
een nieuw Duitschland ; het soldateske Macedonië, dat alle krachten
van beschaving en historie van het verzwakte, verbrokkelde en
verweekelijkte Duitschland zou gaan vereenigen tot een nieuw geheel;
verschillende, zelfs tegenstrijdige talenten en karaktereigenschappen
van stammen en staten zou gaan verzoenen in ééne groote nieuwe
synthese, binnen de historische grenzen van een volk met over-
stelpend rijke herinneringen aan macht en heerlijkheid.
Ook de groote bisschop van Mainz, de Westfaalsche edelman
Wilhelm Emmanuel von Ketteler, die als Westfaalsch dorps-
pastoor lid was geweest van het Frankforter Parlement en die maar
al te goed wist, in hoeverre slechts Oostenrijk een Katholieke staat
was te noemen heeft in zijn merkwaardig boek „Deutschland nach
dem Kriege von 1866", reeds in Januari 1867 voltooid, uitdrukkelijk
willen zeggen, hoezeer hij Bismarck\'s daden begreep ; hoezeer hij de
ondoorgrondelijke connexiteit van die daden met den gedachtengang
der Voorzienigheid kon vermoeden. Het was hem niet gemakkelijk,
de talrijke factoren van het toestanden-complex der abnormale
rechtsvorming, welke hij voor zich zag, in een eenheid van oordeel
te vereenigen ; en aldus de Duitsche Kathoheken, die de massa
vormden in de groot-Duitsche partij, met het gebeurde te verzoenen.
Hij wist dat hij zich had te hoeden voor de twee uitersten : „dass
wir einestheils die ewig wahren Grundsätze nicht dem momentanen
Erfolge, nicht dem Glänze vollbrachter Thatsachen, nicht schönen
Redensarten opfern, und dass wir anderntheils die Keime des Guten,
einer wohlthätigen Gestaltung, den Finger Gottes auch in solchen
Ereignissen nicht verkennen, die wir an sich tadeln müssen"
Hij zag voor zieh de groote moeilijkheden welke Edgar Quinet in
andere woorden en begrippen op treffende wijze als gansch dezelfde
heeft omschreven : „dépasser la période équivoque et trouble où
la force et le droit sont si étrangement mêlés qu\'on hésite à flétrir
la force parce qu\'il y a en elle une parcelle de droit et à glorifier le
droit parce qu\'il est souillé de violence, c\'est-à-dire d\'injustice" 3).
Bisschop Von Ketteler heeft in zijn boek aan de specifiek Pruisische
historisch-politische wetenschap, aan hare theorie vooral van
Pruisen\'s „Beruf" om te doen wat het gedaan had, harde waarheden
gezegd, maar hij heeft tegelijk de diepste bedoeling, de blijvende
waarde en beteekenis van Bismarck\'s werk in 1866 volkomen door-
zien en omschreven. In zijn hoofdstuk „Idee und Form" zet hij uiteen
beginselen van beschouwing en oordeel omtrent een toestand van
staatkundige verhoudingen, waarin een nieuwe kracht van ideeën
door bestaande vormen met geweld zich een weg kan breken,
„wenn die Rechtsformen, wenn die bürgerhchen und staatlichen
Institutionen ihren wahren idealen Inhalt verloren haben und nun
mit dem Ansprüche fortbestehen, den sie nur so lange mit vollem
Rechte erheben konnten, als sie die Verwirklichung einer von Gott
stammenden Idee waren" i). — „Wir wissen zwar wohl, dass auch
das bloss formelle Recht für den Einzelnen verpflichtend bleibt,
wir wissen aber nicht minder, dass nichts die Staaten tiefer erschüt-
tert, als wenn die ewigen Ideen der Gerechtigkeit mit den bestehen-
den Formen der Gerechtigkeit in Kampf gerathen" 2).
Ook Monseigneur Von Ketteler zag terstond, dat de aansluiting
van Zuid-Duitschland bij het Noorden zou moeten volgen als
redelijk en natuurnoodzakelijk, vroeg of laat 3). De davering van
Sadowa was het geluid, waarmede het plotseling verschuiven der
bestaande verhoudingen in Duitschland naar de nieuwe basis der
werkelijkheid zich aan het bewustzijn der wereld deed kennen.
Te Frankfort had Bismarck de verwikkelingen van den Gordiaan-
schen knoop gezien en nageplozen ; tusschen Sadowa en Königgrätz
op 3 JuH 1866 heeft hij hem doorgehakt. En hij wist volkomen wat
hij deed, in alle opzichten. „Es gehort zu den grossen Zügen in der
Selbstbiographie Bismarcks, dass er sich mit nichts verhüllender
Offenherzigkeit zur Urheberschaft des Krieges gegen Oesterreich
bekennt. Er ist darin weit grösser als seine Bewunderer, die ihm
— etwa wie Sybel — einen Dienst zu leisten glauben, wenn sie der
Geschichte Gewalt anthun und der oesterreichischen PoHtik über
das gerechte Mass hinaus die Verantv/ortung für den Krieg zu-
schieben" Bismarck heeft het immers tegenover de Pruisische
opwinding zoo kostelijk nuchter gezegd, dat Oostenrijk niet
schuldiger was aan den oorlog dan Pruisen. Hij heeft slechts in de
veranderde verhoudingen tusschen de Duitsche staten eene rechts-
erkenning af willen dwingen naar een feitelijken toestand ; hij heeft
de Duitsche klok gelijk gezet naar den stand der zon.
Maar wat had Frankrijk daarmee te maken ? Wat had zich Frank-
rijk bij Sadowa verslagen te voelen ? Waar is de objectieve recht-
vaardiging van „la revanche de Sadowa" ? Het lijkt toch inderdaad
eene wereldhistorische tekortkoming aan Frankrijks zijde, dat het
de inwendige versterking der Duitsche landen door redelijke een-
wording niet heeft willen dulden ; dat het zijn eigen voorrang in
stand heeft willen houden door andere natuurlijke krachten in hare
opkomst te weerhouden.
„C\'est ici que commence, c\'est ici tout au moins que se précise
la responsabilité de la France. C\'est ici que se noue le terrible drame
de 1870" 1). Aldus Jean Jaurès als hij gaat spreken over de ge-
beurtenissen van 1866 als uitgangspunt van zijne uitvoerige histo-
rische kritiek op Frankrijk\'s houding tegenover de ontwikkeling der
Duitsche eenheid onder Pruisen\'s leiding. „L\'Empire et les adver-
saires de l\'Empire (ou du moins beaucoup d\'entre eux) rivalisèrent
d\'égoisme étroit et aveugle. Ce fut le crime d\'une nation contre une
autre" Jaurès kritiseert vooral uitvoerig de houding van Adolphe
Thiers, die zich zoowel tegen de Italiaansche als tegen de Duitsche
eenwording heeft verzet en aldus theoretisch, hij de liberaal, hij de
aanvoerder van de „parti du mouvement", in nationaal opzicht het
meest reactionaire standpunt heeft in willen nemen. Thiers had in
die dagen een ontzaglijk grooten invloed onder Frankrijks gezeten
burgerij, omdat hij gold als verstandig, gematigd en bezadigd, maar
hij was in den grond minstens zoo oorlogszuchtig tegenover Duitsch-
lands en Pruisens stijgende kracht als het Tweede Keizerrijk zelve.
Thiers geldt voor het nageslacht nog als verstandig, gematigd en
bezadigd, met name omdat hij in de Juli-krisis van 1870 als woord-
voerder van een gering aantal medestanders in het Wetgevend
Lichaam tegen den oorlog heeft durven waarschuwen, en de motie-
ven tot de oorlogverklaring van Ollivier en Gramont heeft durven
afkeuren.
Hij, de oud-minister sedert 1840, hield op 3 Mei 1866 in het
-ocr page 62-Wetgevend Lichaam een groote rede, die de algemeene aandacht
trok ; waarin de komst van een nieuw groot Duitsch Rijk vooruit
werd gezien en de middelen tot afwending van dat gevaar werden
geschouwd ; opnieuw werd ontvouwd het programma van een uit
onafhankelijke staten bestaand Duitschland als noodzakelijk axioma
voor Frankrijk en voor de Europeesche verhoudingen i). Naar aan-
leiding van deze rede houdt Jaurès aan Thiers voor, dat hij de
krachten der revolutie, die hij voor Frankrijk wilde waardeeren en
benutten, ging miskennen in hare consequente werking voor
Italië en voor Duitschland ; dat hij met zijn liberale beginselen, aan
de krachten der revolutie ontleend, aan Frankrijk wilde voortbouwen
en tegenover Duitschland en Italië wilde „maintenir l\'ancienne
politique, la politique traditionelle de la vieille France : celle de
François I, de Richelieu, de Mazarin, de Louis XIV, qui consistait
à diviser l\'Italie, à diviser l\'Allemagne pour les affaiblir et les
dominer" 2). Jaurès zegt van de Fransche Revolutie, dat zij „idéaliste
d\'abord, puis conquérante et oppressive, avait contribué doublement
à susciter l\'unité allemande : en proclamant le droit des nations et
en le violant" En Napoleon „avait déplacé si souvent, si violem-
ment les bornes des Etats allemands qu\'il avait appris à la nation
allemande que tout en elle était fragile et précaire, tout, sauf elle-
même" Thiers spreekt altijd over het behoud van het Europeesch
evenwicht, maar vóór de nationale opkomst van het Italiaansche en
van het Duitsche volk heeft er nooit een Europeesch evenwicht
bestaan, doch slechts „une prépondérance". — „Et si Mr. Thiers
parle d\'équilibre pour un système européen livré à toutes les témérités
et à toutes les surprises, c\'est parceque sous le nom d\'équilibre il
entend la domination de la France, prudente il est vrai et mesurée.
C\'est l\'Angleterre qui a la mission de corriger les excès de la France
quand celle-ci, sous Louis XIV, sous Napoléon, détruit jusqu\'à
l\'apparence de l\'équilibre" 5).
Thiers\' groote, drie-urige rede bleef niet zonder werking. Keizer
Napoleon beantwoordde haar zelf in een rede te Auxerre op 7 Mei
1866, waarin hij wederom zijn afschuw uitte van de verdragen van
i8i5 en tegelijk zijn vertrouwen uitsprak, dat de onderlinge strijd
om de hegemonie in Duitschland in elk geval voor Frankrijk een
voordeel zou brengen i). Maar ook wist zijn minister Drouyn de
Lhuys van hem te verkrijgen, dat er weer over een Europeesch
Congres werd gesproken, dat de groote nationale kwesties in Europa
zou moeten behandelen; ook Londen en St. Petersburg voelden voor
de gedachte van een dergelijk Congres, dat aUicht Bismarck\'s
streven zou hebben vastgezet ; gelukkig voor hem heeft de Oosten-
rijksche politiek het voorstel van de hand gewezen, van haar kant
vreezende, door de besluiten van een Europeesch Congres uit
Duitschland te worden verdreven 2).
Op 14 Maart 1867, dus na Sadowa, hield Thiers zijn groote
interpellatie over de Duitsche en de Italiaansche politiek der
regeering ; het recht van interpellatie was eerst op ig Maart 1867
gegeven : de groote hberaal wilde er een waardig gebruik van gaan
maken. Vier dagen duurden toen de stormachtige debatten rondom
de onheilspellende vraag : heeft Frankrijk de hegemonie in Europa
verloren ? Ook Jules Favre greep in en onderhng zeer afwijkende
beschouwingen werden gegeven over de houding welke de Fransche
regeering tegenover de gebeurtenissen in Duitschland aangenomen
had en in de toekomst zou moeten aannemen, „während in Wahrheit
sich ein Gebot der Weltgeschichte vollzogen hatte, dem der Kaiser
das eine Mal leitend, das andere Mal leidend als Werkzeug ge-
dient" 3). Thiers drong er op aan, dat het Keizerrijk op zou houden,
te huldigen de fraaie formule van de circulaire-la Valette omtrent
nies grandes conglomérations", die noodzakelijk zouden zijn in de
ontwikkeling der volkerengemeenschap, maar Jaurès houdt hem
voor, dat hij de begeerte der Italianen naar het bezit van Rome en
de begeerte der Duitschers naar de samensmelting van Noord-
Duitschland met de Zuid-Duitsche staten niet mag gelijk stellen
met de begeerte van Frankrijk naar België en Luxemburg. „Quand
donc M. Thiers disait, pour résumer sa politique : ne rien prendre,
ne rien laisser prendre aux autres, il n\'offrait ni à l\'Italie ni à l\'Aile- \'
magne une équivalence de renoncement, et il opposait le véto de la
France à la volonté passionnée d\'une grande partie de l\'Allemagne,
à la résolution inflexible de la Prusse, s\'autorisant de la pensée
allemande ; il créait entre la France et la Prusse, ou plutôt entre la
France et l\'Allemagne, un casus belli que les calculs de prudence des
gouvernements pouvaient bien ajourner de quelques années, mais
qui pesait sur le monde comme une implacable certitude" Jaurès
acht de verantwoordelijkheid van Adolphe Thiers, die den naam
had bezadigd te zijn maar in de werkelijkheid kortzichtig was, voor
de rampen van Frankrijk en voor de slechte verstandhouding tusschen
Duitschers en Franschen ook na 1870, aanmerkelijk groot : „Si
l\'unité italienne et l\'unité allemande, qui devaient s\'accomplir avec
nous ou contre nous, se sont accomphes contre nous, M. Thiers
en est, pour une part, responsable. Il n\'avait pas le pouvoir, mais il
était le plus grand, le plus illustre parlementaire et il représentait la
tradition libérale ; une partie de la bourgeoisie parlait et pensait par
lui. M. Thiers voyait faux l\'ensemble du mouvement europeen ).
En toch oppert Jaurès de mogelijkheid, dat de ervaren staatsman,
indien hij op het oogenblik van het eigenlijke conflict met de op-
strevende Duitsche kracht de macht in handen zou hebben gehad,
door zijn eigenaardige gaven van „le sens rapide des circonstances,
des possibihtés présentes, des dangers précis et particuliers het
vreeselijke zou hebben afgewend. „Cette prudence de detail et
d\'occasion, cette habileté de l\'heure permettent parfois d eluder la
désastreuse logique des systèmes faux. Et à force d\'ajourner, par
instinct d\'immédiate sagesse, les applications d\'une théorie funeste,
on arrive pratiquement à se dépendre de celle-ci" . ,
Jaurès vertelt ons ook, hoe de houding was der repubhkemsche
linkerzijde in die dagen „après Sadowa". Edgar Quinet die reeds
op 21 Juli 1866 omtrent Duitschland had aangekondigd „qu elle
aspirerait à remplacer la France au premier rang des nations\' ),
schreef in 1867 een boekje „France et Allemagne", waarin hi] zi)n
veroveringsgedachten van 1840 herriep, de Duitsche eenheid onder
Pruisens leiding erkende, streng veroordeelde de pohtiek der
„compensations" en thans beide volkeren opriep tot het ver-
overen der vrijheid. Ook Jules Favre heeft bij het interpellatie-
debat van Maart 1867 in dezen geest georeerd, betoogende dat men
moest vaarwel zeggen aan „ce fantôme de la rive gauche du Rhin\'
en de jonge, veelbelovende député Emile Ollivier juichte hem
daarbij toe. Hij zeide het nog eens uitdrukkelijk in de Kamer op
8 Juli 1868, dat de Fransche republikeinen de eenheid van Duitsch-
land zouden aanvaarden en Sadowa niet als een vernedering voelden ;
en knoopte daaraan vast de gevolgtrekking, dat ook Bismarck
daarom rustig de ontwikkeling der denkbeelden in Frankrijk kon
afwachten.
Het allerduidelijkst was de erkenning van het goed recht der
Duitsche eenheid uitgesproken door Emile Ollivier zelve, wien de
verantwoording voor Frankrijks rampen ook door Jean Jaurès
allerzwaarst wordt aangerekend. In 1865 had hij de annexatie der
hertogdommen door Pruisen goedgekeurd en verdedigd ; op 15 Maart
1867 bij het interpellatie-debat in een historisch betoog de houding
van Oostenrijk tegenover de Duitsche idee veroordeeld en de ver-
diensten van Pruisen tegenover die idee in een glanzend licht
gesteld. „Notre grandeur nous a paru toujours identique à celle de
l\'humanité ; ne manquons pas à cette belle tradition et, chaque fois
qu\'une nation surgit dans le monde, au lieu de lui faire obstacle et
de la maudire, envoyons-lui, par nos messagers, la myrrhe et l\'en-
cens." En op de interruptie „1813 !" had hij uitgeroepen : „1813
n\'est rien autre chose que 1789 retourné contre nous." Bij aile
gelegenheden heeft hij de Duitsche eenheid toegelicht als een
redelijk, onvermijdelijk verschijnsel, in den tijd ook, toen hij reeds
genoemd werd als toekomstig minister^). „Si Napoléon avait eu
des inquiétudes, peut-être des remords sur sa politique de 1866, la
parole d\'Ollivier les dissipait. Appeler au gouvernement l\'auteur
de ce discours" (van 15 Maart 1867) „au mois de janvier 1870, c\'était
exactement déclarer la paix à l\'Allemagne" — aldus het oordeel
ten gunste van Napoleon\'s oprechte vredelievendheid, dat de
Fransche geschiedschrijver Joseph Reinach in 1931 meent te mogen
uitspreken op grond van Ollivier\'s woorden
Tegenover het pessimisme van den beroemden scribent Prévost-
Paradol, die zich iji Juli 1870 na het uitbreken van den oorlog als
Fransch gezant bij de Vereenigde Staten te New-York van het leven
beroofde en die in een boek „La France nouvelle" in Juni 1868 de
onvermijdelijkheid der botsing tusschen Frankrijk en het nieuwe
Duitschland verkondigde, onvermijdehjkheid als van de botsing
tusschen twee treinen, die tegenover elkaar op het zelfde spoor
worden losgelaten, stelt Jaurès eene andere meening : „S\'il est vrai
que jucque là l\'histoire n\'avait pas fourni un seul exemple d\'un
vaste déplacement ou d\'un nouveau partage des influences qui ne
fût pas constaté et contresigné par une guerre, l\'histoire n\'est pas
condamnée à se répéter et le pessimisme aussi est un parti-pris
qui peut égarer l\'intelligence comme la vaine facilité de l\'espoir."
De machtige gedachte der vrijheid, als zij bijtijds ware opgestoken
als een krachtige wind, zou het zich samenpakkende onweer hebben
uiteengedreven en den horizont hebben gezuiverd. En ook Bismarck
zou in deze jaren den oorlog niet „onvermijdelijk" hebben verklaard,
als het veto der Franschen tegen het overschrijden der Main-linie
niet hadde bestaan
In de werkelijkheid der feiten was reeds duidelijk, dat het Keizerrijk
zich de waarschuwingen van Thiers, van den „empirique illustre"
tegen het bevorderen der Duitsche eenheid niet behoefde aan te
trekken. Want hoewel het ook tegenover Duitschland gebonden was
aan zijn eigen verheerlijking van het recht der nationaliteiten en van
„les grandes agglomérations", was het reeds bezig tegenover het
overwinnende Pruisen allerlei bezwaren op te werpen die als dreige-
menten moesten worden gevoeld, evenals het om andere redenen de
voltooiing der Italiaansche eenwording had belemmerd
Het plotseling ingrijpen van Frankrijk onmiddellijk na 3 Juli 1866,
de telegrafische aankondiging van zijn bemiddeling als een ingaan
op Oostenrijks noodkreet en de zending van Benedetti naar het
Pruisische hoofdkwartier in Bohemen moesten worden gevoeld, niet
alleen als een zeer zware reëele bedreiging, maar ook als eene eerste
ontknooping uit de lange en gecompliceerde onzekerheid van de tot
dan toe gevolgde keizerlijke politiek. Vanaf 1850 had Louis Napoléon
aan Pruisen zijn gunst aangeboden ; verkondigd dat hij Pruisen vond
„trop maigre". Op Duitschland immers was de nationaliteitsidee
prachtig toe te passen, wanneer Pruisens roeping tot eenmaking
werd gehuldigd ; de Oostenrijksche staat, de bonte lappendeken was
het groote monstrum voor de nationaliteitsidee ; Napoleon moest
er ten zeerste aan twijfelen „ob Oestreich im Stande sein werde, mit
dem zur Zeit mächtigen Winde der Nationahtät zu segeln"
Napoleon wilde een bondgenootschap met Pruisen, en Bismarck,
zoodra hij tot macht en invloed kwam, wilde daarop ingaan. Reeds
bij de eerste kennismaking met dezen Pruisischen gezant bij den
Duitschen Bondsdag, die toen reeds ministeriabel geacht werd, in
1855, heeft Napoleon daarover gesproken 2). De „Realpolitik"
schreef voor, de gedachte aan 1813 en aan de „Erbfeindschaft"
zonder eenig bezwaar ter zijde te zetten ; eene inspiratie wellicht tot
wat later een Stresemann doen zal. Bismarck heeft gepleit voor een
vertrouwelijk bezoek van Napoleon aan Berlijn, eene gedachte die
de streng-conservatieven der toenmahge Camarilla en van de
„Kreuzzeitung" deed griezelen en die dan ook geen kans kreeg op
verwerkelijking. In April 1857 terwille der Neufchâtel-aangelegen-
heid te Parijs vertoevende, had Bismarck met Napoleon het
bekende lange gesprek, waarin de bondgenootschapsgedachte uit-
voerig werd behandeld ; waarbij Napoleon in overgroote open-
hartigheid uitdrukkelijk afstand deed van alle Rijn-politiek, als zijnde
voor Frankrijk zeer gevaarlijk vanwege de oude anti-Fransche,
anti-Napoleontische Europeesche coalitie, die door Fransche Rijn-
bestrevingen in het leven moest worden geroepen. Liever zinspeelde
hij in deze belijdenissen op de Middellandsche Zee als behoorende
te zijn min of meer een „lac français" en op een mogelijken oorlog
om daartoe te geraken, zelfs tegen de Engelsche overmacht ter zee,
waarbij ook eene vloot van een langs de Noordkust van Duitschland
vergroot Pruisen steun zou kunnen geven. De Pruisisch-Fransche
vijandschap moest worden vergeten : „c\'est l\'avenir qui doit occuper
les hommes politiques" 3).
Vanuit St. Petersburg, waarheen hij op 23 Maart 1859 als gezant
was gegaan, na het begin der „neue Aëra", hield Bismarck de
heftige pleidooien tegen het verleenen van militaire hulp aan Oosten-
rijk tegen Frankrijk en Sardinië in den zomer van dat jaar, in dit
opzicht volkomen eensgezind met de doctrinaire demokraten in
Pruisen, die in meerdere vlugschriften krachtig opkwamen tegen de
nationale, anti-Fransche oorlogsbeweging ; zoo ook Lassalle in zijn
geschrift : „der Itahenische Krieg und die Aufgabe Preussens"
In Juni 1862 tijdens de lange wandeling van Napoleon met den
Pruisischen gezant in het park van Fontainebleau kwam de gedachte
van het bondgenootschap weer ter sprake, in verband met aan-
biedingen welke Oostenrijk aan Frankrijk zou hebben gedaan, en
werd nu door Bismarck ontweken i). Maar zij blijft leven tot m
1863 en \'64 2) en in elk geval bleef de goede verstandhoudmg en de
aanmoediging van Napoleon\'s zijde tot het voeren der anti-
Oostenrijks che nationale politiek. Reeds in October 1861 kwam de
pas opgetreden koning Wilhelm te Compiègne vriendschappelijk
op bezoek. En het is immers tenslotte Napoleon zelf, die den
laatsten, beslissenden stoot tot het totstandkomen van het Pruisisch-
Italiaansch verbond van 8 April 1866 heeft gegeven ; die, toen het
Italiaansch ministerie-LA Marmora, dat steeds bleef aarzelen voor
het onwennig samengaan met de Pruisen, hem om raad kwam
vragen, met kracht van overtuiging den weg wees naar Berhjn, de
reeds stokkende onderhandelingen weder op gang bracht en aldus
aan Bismarck een zeer grooten dienst heeft bewezen«). Maar hij
deed dat, gelijk hij aan zijn vertrouwden vriend graaf Nigra vertelde,
dienet later als Italiaansch gezant te Weenen aan Friedjung per-
soonlijk terwille van diens historisch werk heeft medegedeeld, hij
deed dat, omdat hij hoopte op de verzwakking van Duitschland door
den Pruisisch-Oostenrijkschen oorlog en op de Rijngrens voor
Zich^). ....
Wanneer omstreeks i860 de nationale vereeniging m andere
landen zoo sterken voortgang gemaakt heeft, herleeft in Frankrijk
de begeerte naar de Rijngrens en gaan de Fransche staatsheden zich
inspannen om in deze richting iets voor het Keizerrijk tot stand te
brengen Het is merkwaardig dat de Fransche geschiedschrijver
Joseph Reinach, een der uitgevers van de „Origines diplomatiques",
in zijn reeds genoemd artikel in de Revue historique van 1921
gemeend heeft, het bestaan dezer begeerte naar de Rijngrens in
dezen tijd te moeten ontkennen. Het bestaan eener begeerte naar
eene „agglomération franco-belge", als droom van Napoleon in
deze jaren, geeft Reinach toe : „Lui, 1\'homme de la politique des
nationalités, ne se démentira pas, mais il interprète"«), maar om-
trent de hernieuwde „Rheingelüste" meent hij te mogen oordeelen :
„Des fanfaronnades de journalistes ont donné à croire que le Rhin
fut une pensée secrète de Napoléon III et que la France, sous son
règne, recommença à convoiter les pays de la rive gauche. Il n\'en
fut rien" i).
Het kan niet mogelijk zijn, met dit oordeel, hoe merkwaardig ook,
in te stemmen en het is van belang, het tegendeel te bewijzen ; of
liever nog : aan te duiden, hoezeer de geheele diplomatieke sfeer
van Europa in die jaren vol was van die ééne gedachte, in die ééne
„pensée secrète de Napoléon III" haar middelpunt had. In de
vertrouwelijke instructie aan zijn gezant Moustier te Berlijn, die aan
den Belgischen gezant te Parijs, baron Beyens, bekend is geworden,
Zet Napoleon in 1860 uiteen, dat Frankrijk breedere grenzen noodig
heeft, om zijn welvaart gelijk te maken aan die van Engeland. De
verwerving van Savoye en Nizza is een stap in deze richting ; de
gezant te Berlijn moet er naar streven, den linker Rijn-oever van
Mainz tot Keulen vreedzaam en geleidelijk voor Frankrijk te ver-
werven, in ruil voor vergrooting in Noord-Duitschland, aan Pruisen
toe te staan
De Poolsche opstand van Januari 1863 en de houding van Bismarck |
in dezen doen eene geheel andere gedachte geboren worden. Zoowel
Napoleon als Eugénie blijken dan innig vervuld van een groot plan
tot definitieve verbetering der kaart van Europa, waarin zij Engeland
en Oostenrijk willen betrekken tegenover Pruisen en Rusland — de
figuur van 3 Januari 1815 ! — met een drieledig groot doel : de
bevrijding van Polen ; de bevrijding van Italië ; de linker Rijn-oever
voor Frankrijk. Oostenrijk zal ontvangen Silezië en viitbreiding op
den Balkan ; Pruisen zal in Noord-Duitschland worden schadeloos
gesteld ; België zal worden verdeeld tusschen Frankrijk en Engeland,
als Engeland dat wil. Engeland en Oostenrijk gingen er geen van
beiden op in. Het bestaan en de diepe ernst van het plan worden
uitvoerig toegelicht en met nadruk verzekerd door de brieven van
den Oostenrijkschen gezant Richard Metternich aan zijn toen-
maligen minister graaf Rechberg. Ook graaf v. d. Goltz, Pruisisch
gezant te Parijs, blijkt van het plan te hebben geweten en zijn
regeering te hebben gewaarschuwd
Na de mislukking van den Poolschen opstand trachtte dc minister
Drouyn de Lhuys het bij Pruisen ontstane wantrouwen weg te nemen
j en bracht hij weer ter sprake de Fransche „vergrooting" langs de
andere lijn, naar aanleiding der Sleeswijk-Holsteinsche kwestie,
welke in dezen tijd opkomt en aan Pruisen vergrooting ging brengen.
De nauwkeurige berichten van den nauwgezetten, braven, ietwat
breedsprakigen graaf Von der Goltz, die later door Bismarck werd
beschertst vanwege zijn vereering voor keizerin Eugenie, beschrijven
dit alles en hij meent reeds te moeten waarschuwen: „Man würde
namentlich in Deutschland nicht verfehlen, zu behaupten, dass wir
uns auf Kosten unserer deutschen Bundesgenossen vergrössern und
dagegen Frankreich das linke Rheinufer überlassen wollten" i).
Frankrijk begint in dit zelfde verband over de mogelijkheid van een
„neutralen Rijnstaat", als een twééde België te spreken in de
voortdurende nuanceering van het begrip tusschen „petite recti-
fication de la frontière," waarvan Napoleon nog in 1857 tegenover
Bismarck bleef spreken, in de richting misschien van de grenzen
van 1814, tot volledige inlijving van den ganschen linker Rijn-oever ;
in de voortdurende schommeling tusschen „petit Rhin" en „grand
Rhin". Ook in Engeland en in Italië was men ervan overtuigd, dat
in eene dergelijke richting Napoleon\'s bedoelingen lagen
j Als dan na den Deenschen oorlog dc strijd tusschen de over-
winnaars, dc Pruisisch-Oostenrijksche strijd om dc hegemonie gaat
• dreigen, treedt onmiddellijk de gedachte op den voorgrond, dat
Frankrijk uit dc onderlinge verzwakking der twee Duitsche mogend-
heden het begeerde voordeel kan trekken. Dc Pruisisch-Oosten-
rijksche oorlog was in 1865 reeds verwacht cn aldus werd het verdrag
van G.isicin ook voor Frankrijk eene teleurstelling *). Vanwege dit
verdrag achtte Bismarck zich verplicht, ook tegen dc meening van
zijn koning in, zich persoonlijk bij Napoleon op dc hoogte te gaan
stellen, in hoeverre deze aan zijn begunstiging van Pruisen, steeds
al.«: beginsel verkondigd, trouw zou blijven. Vandaar zijn befaamde
reis op 3 Oct ober 1865 naar Biarritz, waar hij ccn gcheclc maand
verbleef cn waar hij zijn vage belofte kan gedaan hebben omtrent dc
„compensation" cn ook misschien omtrent Bclgic als Fransch-
\') Vinuii Parin. 14 Jimun H. OwottH, w. dl. 1, Nl. 2y
•) M. Onc%tx. t. w. dl. I. Mt. 39.
\') H. ONrUM, J w. ai. I. bJl H. 1). 55. «JJ. 11« (oo* dc i»o<cn).
•) P. Matti». ê. «. dJ. II. Nr h7
-ocr page 71-sprekend gebied als „diable ironique" heeft gespeeld, steeds niet het
onverbiddelijk doel voor oogen, op dat oogenbhk vooral een omslaan
van Frankrijk naar den Oostenrijkschen kant te voorkomen, al zij
het met vermetele middelen. Gelijk hij in December 1863 reeds
gedaan had door tegenover den bizonderen gezant generaal Fleury,
die hem over een Europeesch Congres inzake Polen kwam polsen,
te beweren, dat hij nog liever den linker Rijn-oever dan Posen voor
Pruisen zou willen verliezen
Dat Bismarck te Biarritz de mogelijkheid tot afstand van Duitsch
grondgebied zou hebben opengehouden, is wel niet waarschijnlijk
in verband met een telegram van 9 Maart 1866 aan Von der Goltz,
waarin wordt gezegd, dat een dergelijke afstand onmogelijk zou zijn
en dat dat moet worden gezegd, wanneer er te Parijs naar gevraagd
wordt 2); al schijnt het zeker, dat de „Realpolitiker" ook tot een
dergelijken afstand bereid zou zijn geweest, wanneer hij daar een
grooter voordeel tegenover zou hebben gezien Napoleon blijft
intusschen aan Fransche sympathieën in de Beiersche Pfalz ge-
looven, wier bestaan door Bismarck uitdrukkelijk moet worden
ontkend, ook al was het waarschijnlijk, dat Beieren in den komenden
oorlog naast Oostenrijk en tegenover Pruisen zou gaan staan, hetgeen
\') Origines diplomatiques de la guerre de 1870—1871 (1910), deel I, bis. 4.
Verslag van cen onderhoud met Bismarck, door generaal Fleury aan Napoleon
vanuit Berlijn uitgebracht op 33 December 1863. Generaal Fleury was door Napo-
leon III naar het Noorden gestuurd om koning Christiaan IX bij zijn troons-
bestijging te begroeien cn tegelijk verschillende vorstenhoven te polsen naar aan-
leiding van Napoleon\'s voorstel, een groot Congres bijeen le roepen te Parijs,
waar zoowel de opkomende Sleeswijk-Holsteinsche als de Poolsche kwestie zouden
Avorden geregeld. Bismarck voelde niets Nwr het Congres : „Plutót mourir, dit
M. de Buviarcx, que de laisser discuter nos possessions de Posen. J\'aimerais mieux
céder nos provinces rhénanes !" Zonder eenige nadere aanleiding wierp dus Bismarck
de Rijn-kwestie in het naprek, misschien om zijn bezoeker op dit punt te peilen.
Dc generaal zt%l dan ook un het eind van zijn vcniag : „Quant aux frontières du
Rhin, le mot a été prononcé. Faut-il accentuer ?", waArop Napouon op 34 Decem-
ber lelegrafóch antwoordt : „Ne parle: pas du Rhm et iranquilltse: sur Posen"
(bit. Ook de uitKave der „Oricines dipiomatiquei" begint dus beletkenuvol
met de Rijnkwcstjc, al heeft xij geen berichten over d< Kuzctlijke kabtnetsinihgtu,
wavmedc OttCKtm uitgave begint. Zie ook IIouann Onocxh, a. w. dJ. I. Us. 90.
•) H. Onoon, a. w. dl. 1, Wr. 105.
•) In den Rjjtahlig bctff hit in 1874 tegenover Von Maujwcooot heftig onikeod,
«enig «tuk Duitsch gtbird tt hebben willen geven (2i< Fiii«>n;nr.. a. w. dl. 1, bir. jiï).
2iin «nkdc uiiUlingett in iiin brKfwisMling mei Von otM OotTI nwt d«fm*<
>a tUi^J
voor den Franschen keizer aanleiding werd om toen reeds te ver-
hopen, dat uit deze positie eene verwerkelijking althans van de
„petit Rhin"-gedachte zou kunnen volgen i). Pruisen werd tot
groote en vele annexaties aangespoord, opdat ook Frankrijk veel zou
•kunnen vragen. Drouyn de Lhuys redeneerde met Von der Goltz
: over de omstandigheden, waaronder wellicht Fransch-Zwitserland
. en België door Frankrijk konden worden ingelijfd, nadat eenmaal in
\' brieven van 3 en 7 Maart 1866 koning Wilhelm en keizer Napoleon
eigenhandig aan elkaar hadden beloofd, wanneer het tot belangrijke
gebeurtenissen in Europa zou komen, in onderling overleg te zullen
handelen 2). Al spoedig werd intusschen ook met Oostenrijk ge-
sproken over de noodzakelijkheid, voor Frankrijk compensaties of
garantiën te verwerven, voor het geval Oostenrijk de overwinning
ging behalen, eene besliste hegemonie in Duitschland zou gaan
voeren en zich gaan uitbreiden, hetgeen volgens Drouyn de Lhuys
Frankrijk graag zien zou: de compensatie zou welhcht kunnen
bestaan in de stichting van een Rijnland-staat onder eene neutrale
Duitsche dynastie, als een der vormen, waaronder Frankrijk zich
de verwezenlijking zijner Rijngrens-begeerte kon denken 3).
En op het politieke hofbal van 30 April 1866 zegt Napoleon tot
\\ Von der Goltz in het lange gesprek in de vensternis, onder de
« aandacht der geheele diplomatieke wereld van Parijs gevoerd: de
oogen van het geheele land zijn gericht op den Rijn Over de
waarschijnlijke strekking van deze woorden wordt dan tusschen
Von der Goltz en zijn chef uitvoerig van gedachten gewisseld.
Bismarck schrijft o. m.: „Schon in 1857 hatte sich der Kaiser mir
gegenüber eingehend über die Gefahren der Rheingrenz für Frank-
reich, als Quelle fortdauernder Koalition Europas gegen dasselbe,
ausgesprochen. Die jetzigen Auesserungen gegen Eure Excellenz
1) H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 91, 93\'
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. loi ; brief van Von der Goltz aan Bismarck ;
ook de beide vorstenbrieven.
3) H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 144; telegram van gezant Metternich aan graat
Mensdorff, 29 April 1866.
1) H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 147. De Keizer zeide dat ook Oostenrijk begonnen
was, hem aanbiedingen te doen en dat het daarom tijd werd voor den koning
van Pruisen, met aannemelijke aanbiedingen te komen. „Auf meine Andeutung
dass es diesen Entschluss erleichtern würde, wenn der Kaiser seine Zielpunkte
bezeichnete, liess er sich zuerst nicht ein. Im ferneren Laufe des Gesprächs sagte
er aber, ich müsse wissen dass die Augen des ganzen Landes nach dem Rheine
(vers le Rhin) gerichtet seien".
schliessen aber eine Deutung selbst auf die Gesamtheit des linken
Rheinufers nicht aus." En hij voegt er als gevolgtrekking bij, dat hij
tegenover dergelijke eischen van Frankrijk de deur tot voortloopende
onderhandelingen met Oostenrijk open zal houden, hetgeen later
nog leidde tot de zending van generaal Gablentz naar Weenen, en
dat blijkens meerdere persoonlijke brieven van Czaar Alexander
deze gaarne als derde mee zal willen doen aan een verbond tegen
Frankrijk, Bismarck keurt tenslotte goed, hetgeen Von der Goltz
had voorgesteld, dat deze de onderhandeling met Napoleon over
de allerneteligste compensatie „langsam" zal blijven voeren
Von der Goltz doet dat; hij heeft daarbij gelegenheid, aan
Napoleon ronduit voor te houden, dat inlijving van Duitsch grond-
gebied bij Frankrijk toch wel eene zeer averechtsche toepassing van
het nationaliteitsbegrip zal moeten heeten, hetgeen de Fransche
Keizer in prijzenswaardige oprechtheid toegeeft, maar tegelijk zegt
de minister Drouyn de Lhuys daaromtrent, dat zijn Keizer in het
bedenken van „combinaisons" zeer vruchtbaar is
Een Italiaansche graaf Vimercati, militair-attaché van zijn land,
een avontuurlijk persoon, in de Parijsche hofkringen zeer goed
bekend, komt op 7 Mei bij de Pruisische legatie eene geheimzinnige
en beteekenisvolle aanbeveling doen om een stuk van den linker Rijn-
oever aan Napoleon te beloven, waarschijnlijk in overleg met Prins
Jerome Napoléon, Plon-Plon, den vurigen hater van Oostenrijk,
die er heftig naar verlangde, dat Italië, Frankrijk en Pruisen ook
gewapenderhand stevig zouden samengaan Vimercati was niet
de eenige Italiaan, die in eene dergelijke richting kwam aandringen.
Het was immers het Italiaansch belang, dat Frankrijk aan de
Italiaansch-Pruisische combinatie oprecht genegen zou zijn.
Minister-president La Marmora hield er bij graaf Usedom, den
Pruisischen gezant te Florence, „voortdurend" op aan, dat Pruisen
nu toch aan Frankrijk duidelijke beloften zou doen. Usedom zelf
veronderstelt in zijn brief, dat het mogelijk zal zijn, België ter
beschikking van Napoleon te stellen Generaal Govone deed
hetzelfde op 21 Mei 1866 tegenover Bismarck : „heel Europa weet,
welke Frankrijks aanspraken zijn." En als Bismarck nationaal-
H. Oncken, a. w. dL I, blz. 161, alwaar 00k de brieven in hun geheel.
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 169, 172, 173.
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 180—186.
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 217. Usedom aan Bismarck vanuit Florence,
19 Mei 1866.
-ocr page 74-politieke bezwaren maakt, herinnert Govone eraan, dat Italië ten
aanzien van Savoye en Nizza toch ook dergelijke offers heeft moeten
brengen i). Tegelijkertijd deed de gezant graaf Nigra moeite bij
Von der Goltz te Parijs : een klein stuk Duitsch gebied zou allicht
reeds voldoende zijnde om de openbare meening in Frankrijk
tevreden te stellen. En er werd ook te Parijs veel gesproken over
den te stichten „état-tampon", in het Rijnland te vestigen onder
een Duitschen koning, wellicht dien van Saksen of Hannover,
wanneer Pruisen gebied van deze Staten zou mogen annexeeren. „Ich
habe erwidert: diese Idee habe gar keinen Sinn. Die Preussen und
die Franzosen seien keine wilden Tiere, die man von einander
trennen müsse" Plon-Plon laat dan weer weten, dat Pruisen
in elk geval de grens van 1814 zal moeten geven, althans een bepaalde
toezegging moet doen en betreurt later de verzuimde gelegenheid,
omdat die nu ten voordeele van Oostenrijk zal komen 3). Ook hij
bedoelde tenslotte de verwerving van het gansche Rijnland voor
Frankrijk
Ook Hongaarsche ballingen te Parijs als Klapka en een overste
"Kiss de Nemesker, die met Plon-Plon in betrekking stonden, doen
hun uiterste best om hetzelfde te bereiken. De overste reist nog
einde Mei, blijkbaar met voorkennis van de beide Napoleons, naar
Berlijn en tracht van Bismarck te verkrijgen de toewijzing van het
land tusschen Rijn en Moezel aan Frankrijk, met de belofte der
oorlogsverklaring van Frankrijk aan Oostenrijk. Bismarck heeft
zijn volle aandacht op dit aandringen en houdt rekening met de
mogelijkheid, dat hij een klein stuk zal moeten geven : „würde das
ganze linke Rheinufer verlangt, so würde eine Verständigung mit
Oesterreich vorzuziehen sein" Dit alles stond in nauw verband
met de gedachte, de Duitsche en de Italiaansche kwestie tegelijk op
een groot Europeesch Congres zonder bloedvergieten op te lossen;
de gedachte die ook te Parijs onder den indruk van Thiers\' rede
van 3 Mei weer machtig omhoog was gekomen, ook in Napoleon\'s
aandacht. En men wilde natuurlijk tevoren de belangrijkste factoren
>) H. Oncken, a. w. dL I, blz. 218.
=) H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 227. Brief van Von der Goltz aan Bismarck,
22 Mei 1866.
5) H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 232, 270.
H, Oncken, a. w. dl. I, blz. 309-
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 241. Bismarck aan Von der Goltz ; over Klapka\'s
pogingen, blz. 260. Zie hierboven blz. 55 noot 3.
der oplossing gereed hebben alvorens het Congres zou gaan zetelen ;
zooals te doen gebruikelijk is.
De groote moeilijkheid was, hoe Oostenrijk schadeloos te stellen
voor een verhes van Venetië. Een gehefde oplossing dezer moeilijk-
heid, te Parijs, ook bij Napoleon, lang en veel overwogen, was,
dat Pruisen ter schadeloosstelhng aan Oostenrijk Silezië zou geven,
terwijl het zelf zich in Noord-Duitschland ruimschoots zou mogen
vermeerderen. Von der Goltz moet hierover veel hooren
Terwijl dan natuurlijk ook Frankrijk bij dit stelsel van machtsver-
schuiving en machtsverplaatsing het zijne zal krijgen.
Van de Congres-gedachte is tenslotte niets gekomen doordat
Oostenrijk op i Juni weigerde, haar te aanvaarden als middel om tot
landenruil te geraken. De Oostenrijkers hadden geen lust, Venetië
zonder slag of stoot te verlaten ; zij voelden zich in staat op de beide
fronten te vechten voor hun eer en zij voelden niets voor de compen-
satie in Silezië : „Nous sommes fort éloignés de désirer la réalisation
de cette éventualité et nous préférons avant tout que chacun garde
ce qui lui appartient aujourd\'hui légitimement" 2). Ook Napoleon
bleef niet vasthouden aan het Europeesch Congres, dat hem zeer
zeker de Rijngrens niet zou schenken Maar dan gaat hij des te
dringender vragen van Oostenrijk, dat het zich zal binden tot
bepaalde toezeggingen, voor het geval het nu zal overwinnen in den
strijd, zoo fier aanvaard, In een merkwaardig gesprek met den
gezant Metternich op 3 Juni 1866, waarin deze hem officieel in
kennis stelt van Oostenrijks negatieve houding ten aanzien van het
Congres-voorstel, bekent hij, langen tijd Pruisen te hebben be-
gunstigd, „J\'avoue, que j\'ai eu des coquetteries pour la Prusse et je
veux vous en donner les raisons avec une entière franchise," Hij
heeft gehoopt van Pruisen de bepaalde toezegging omtrent de Rijn-\\
grens los te krijgen: „j\'ai surtout laissé s\'avancer la Prusse, me disant
que le moment venu de s\'assurer de moi, on me ferait un pont d\'or.
Les provinces du Rhin en perspective lointaine m\'ont longtemps
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 231, 251. Dc klassieke gedachte eener teruggave
van Silezië aan Oostenrijk zet zich voort in de geheime onderhandeling van keizer
Karel met zijn zwager prins Sixtus van Bourbon-Parma over een afzonderlijken
vrede tusschen Oostenrijk en de Entente in 1917—1918. Zie : Prof. Dr. Richard
Fester. Die Politik Kaiser Karls und der Wendepunkt des Weltkrieges (1925), passim.
Oostenrijksche nota van i Juni 1866 bij H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 252.
Lavisse, Histoire de France contemporaine, dl. VH, blz. 159 ; Friedjung,
a- w. dl. II, blz. 490; W. Oncken, a. w. dl. I, blz. 57i\'
fait hésiter à faire mon choix". Hij heeft nu echter deze verwachting
omtrent Pruisen opgegeven (de laatste geheime zending van overste
Kiss de Nemesker naar Berlijn was juist mislukt !) en hij duidt aan
de wenschelijkheid der bepaalde toezegging vanwege Oostenrijk,
onder bedreiging, bij weigering gewapenderhand te moeten ingrijpen,
en onder voorspiegehng eener Oostenrijksche overwinning in Itahë,
waardoor wellicht de Italiaansche eenheid weer verbrokkeld zou
worden, hetgeen aan hem. Napoleon, blijkbaar volstrekt niet
onwelkom zal zijn. Zoo begreep het Metternich, die dit alles aan
graaf Mensdorff doet weten en die aandringt op eene overeenkomst
met Frankrijk, wijzende ook op het gevaar van een ontketenen der
openbare meening tegen Oostenrijk, in verband met eene regeerings-
aanschrijving aan de Fransche pers, waarin haar aanbevolen wordt
voorloopig geen partij te kiezen en nadere wenken af te wachten i).
Daaruit is dan voortgekomen de geheime Oostenrijksch-Fransche
overeenkomst van 12 Juni 1866, met medewerking ook van den
Franschen gezant te Weenen, den duc de Gramont, waarbij Oosten-
rijk toezegt bij toekomstige verandering der territoriale verhoudingen,
in het Rijnland de stichting van een zelfstandigen Rijnstaat te zullen
bevorderen, wellicht onder een gedepossedeerden vorst. Deze
bedoeling wordt in de bewoordingen van het verdrag en ook in de
„note additionnelle" nog omsluierd, maar zij staat vast, o. a. door
eene toehchting van den gezant Gramont tegenover zijn chef
Drouyn de Lhuys 2). Sedert 1814 en \'15 lag het in dc lijn der
Oostenrijksche politiek, zich van den Rijn geheel terug te trekken,
zich niet te bekommeren om de machtsverhoudingen in de landen
langs dien Duitschen stroom en de oprichting van een nieuwen
Bondsstaat ter verzwakking van Pruisen zeer zeker niet tegen te
werken ; toch hebben de Oostenrijksche regeerders en ook Keizer
Frans Jozef volgens bericht van Gramont slechts met weerzin en na
1) H. Oncken,. a. w. dl. I, bh. 250—255; Metternich aan graaf Mensdorff,
6 Juni 1866. Ook Von der Goltz blijkt deze aanschrijving te kennen.
2) Convention secrète entre l\'Autriche et la France ; in de Orig. diplom., dl. X,
blz. 114. Ook bij Hermann Oncken, a. w. dl. I, blz. 265. In eene toelichting op
het gesloten verdrag, „très confidentielle" tegenover den minister te Parijs vanuit
Weenen d, d. 12 Juni schrijft Gramont o. m. : „Le Gouvernement autrichien
n\'aurait aucune objection à élever contre un remaniement territorial qui, en agran-
dissant la Saxe, le Wurtemberg, et même la Bavière, aux dépens de Princes média-
tisés, ferait des Provinces rhénanes un nouvel Etat allemand indépendant. Au
surplus, il se mettra d\'accord avec la France sur les résultats de tout remaniement
territorial" (Orig. diplom., dl. X, blz. I45)\'
6i
velerlei tegenwerping, met het Fransche mes op de keel, den 2;waren
stap gedaan, die hun ten opzichte der Duitsche zaak een nieuw
odium moest opleggen i). Oostenrijk beloofde ook Venetië aan
Napoleon te zullen afstaan : nu eerst werd volkomen duidelijk, wat
dan toch eigenlijk de „Fransche" begeerte naar Venetië en de
Fransche begeerte naar de Rijn-grens inwendig aan elkander ver-
bond. Reeds op 30 Mei had de gezantschapssecretaris graaf Solms
aan Bismarck kunnen berichten, dat Oostenrijk tot een dergelijke
overeenkomst omtrent het Rijnland bereid zou zijn en dat Drouyn
de Lhuys erop uit was, een dergelijk verdrag tegelijk met Pruisen
te sluiten 2).
In een ministerraad van 18 Mei 1866 had Napoleon\'s oude vriend
en medewerker de Persigny, „le fidèle et dévoué compagnon de
fortune et d\'infortune de l\'Empereur", zooals hij door Richard
Metternich wordt aangeduid, die hem voor slechts half toereken-
baar hield, de gelegenheid gekregen, eene nieuwe gedachte van mach-
tige inspiratie te ontvouwen, de gedachte van „l\'ancienne Gaule", van
„la confédération des Gaules", waarin vele volkeren zouden kunnen
opgaan. Reeds de groote Napoleon had op St. Helena gezegd, dat
er in Europa geen evenwicht mogelijk was dan „par les aggloméra-
tions" en daarvan ging ook de Persigny uit. Er bestond verschil
tusschen de begrippen„peuple" en „nationalité" ; eene „nationalité"
kon omvatten „plusieurs peuples". Er was immers geene „nationalité
belge" ; maar er was eene „nationalité gauloise" en die zou kunnenf
omvatten Frankrijk, de Elzas, Lotharingen, het Rijnland, Luxem-\'
burg, België en Nederland. En te midden van al deze landen zou
1) Gramont aan Drouyn de Lhuys, d. d. 10 Juni i865, „trés confidentielle",
o, m. : „L\'article IH" — het gewichtige in dezen —, „qui paraissait devoir n\'offrir
aucune difficulté, est peut-être celui dont la discussion a été la plus laborieuse,
et j\'ai eu à lutter pendant longtemps contre les suggestions de cet esprit d\'exclusivisme
allemand qui exerce encore une certaine influence dans les conseils de l\'Empereur.
On ne demandait pas mieux que de s\'entendre avec la France pour les remaniements
territoriaux en Allemagne, mais on voulait aussi ménager les susceptibilités allemandes,
et surtout ne pas avoir l\'air de disposer de l\'Allemagne sans son agrément pour en
régler les destinées avec une puissance non allemande". (Orig. diplom., dl. X,
blz. 113). Aan graaf Mensdorff had hij nog op dien zelfden dag moeten schrijven :
„votre refus nous repousse dans le camp de vos adversaires et change toutes les pro-
portions de la lutte, sans qu\'il nous soit possible de faire autrement". (Orig. diplom.,
dl. X, blz. 109).
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 391.
-ocr page 78-Frankrijk moeten optreden als Prm\'sen in Duitschland, als Piëmont-
Sardinië in Italië. De vorsten zouden in al deze landen kunnen
blijven regeer en, maar zij zouden er zijn in eene hoedanigheid als
van de „rois-préfêts" tijdens het eerste Keizerrijk. In elk geval zou het
land van den linker-Rijnoever moeten worden ingericht als een
tweede België, onder het bestuur van Duitsche vorsten, die door de
vergrooting van Pruisen op den rechter Rijnoever tot aan de Main
aldaar zouden worden gedepossedeerd, in den vorm van buffer-
staten, om botsingen te voorkomen. „II ne resterait plus rien de
l\'oeuvre de 1815 ; nous ne serions plus menacés d\'aucun côté."
En dan zou spoedig door de invloeden van het moderne stoom-
verkeer en door de onderlinge handelsbetrekkingen, daarnaast door
den invloed der hooge geestelijkheid tusschen al deze landen de
nadere eenheid ontstaan, herinnerend aan de oudste tijden der
gemeenschappelijke geschiedenis. „Sécurité" en „pénétration paci-
fique" zouden dan zijn verzekerd i). Napoleon was onder den
indruk der uiteenzetting van deze gedachten ; hij deed de Persigny
den volgenden dag bij zich ontbieden, hetgeen hij in vele jaren niet
had gedaan. En hij zeide : „que plus il y réfléchissait, plus il y
trouvait la véritable solution, c\'est-à-dire la voie naturelle, la seule
peut-être pour reprendre dans l\'avenir la frontière du Rhin." —
„Ce serait arriver à nos frontières naturelles en tournant, au lieu de
heurter de front la difficulté des nationalités"
Sedert het geheime verdrag van 12 Juni 1866 met Oostenrijk
meende Napoleon in elk geval gewaarborgd en tegenover zijn volk
verantwoord te zijn : hij geloofde aan de militaire meerderheid van
het Oostenrijksche leger, vertrouwen stellende hieromtrent in de
verzekeringen van een zijner staf-officieren ; hij meende nu de
kans te zien om zonder een schot te lossen en zonder gevaar voor
breedere complicaties den linker-Rijnoever in handen te krijgen
Von der Goltz van zijn kant vroeg eene audiëntie, welke hij verkreeg
op 6 Juni, om den Keizer der Franschen te danken voor zijn wel-
willende houding jegens Pruisen en om hem te wijzen op het blijk
van vertrouwen, dat Pruisen gaf, door het geheele Rijnland van
Over het plan-de Persigny : P. de la Gorce, Histoire du Second Empire,
dL V, blz. 62—63 ; H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 208—212 (met aanhalingen uit de
mémoires van de Persigny).
Mémoires van de Persigny, aangehaald bij H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 212,
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 285 ; Friedjung, a. w. dl. I, blz. 313.
Friedjung, a. w. dl. I, blz. 273/ 274-
troepen te ontblooten. Hij voegt bij zijn bericht hieromtrent de
mededeehng, dat er tegehjk een begin wordt gemaakt met mihtaire
maatregelen in Frankrijk, om na zes of zeven weken, binnen welke
de strijd werd verondersteld een beslissing te zullen gaan brengen,
in te kunnen grijpen
Inderdaad had Von Moltke het geheele achtste legercorps op
drie bataillons na uit het Rijnland weg durven nemen ondanks de
bedenkingen van Bismarck, die het er voorzichtigheidshalve liever
had willen laten Plon-Plon en de Hongaren bleven nog tot diep
in Juni hun spijt betuigen over het feit, dat Pruisen geen bepaalde
toezegging omtrent gebiedsafstand had willen doen ; de openbare
meening in Frankrijk, ook in het leger, was reeds spontaan Oosten-^
rijksch-gezind; de beide Keizers wisselden op 17 en 24 Juni vriende-
lijke brieven ter bezegeling van het geheime verdrag. Indien het
Italiaansche volk, eenmaal gaande gemaakt, niet zoo vurig had
verlangd naar den strijd tegen Oostenrijk, zou Napoleon wellicht
reeds eerder in den anti-Pruisischen stroom zijn meegesleept
Toen kwam de groote dag van 3 Juli 1866, de groote slag tusschen
Sadowa en Königgrätz de beslissing reeds brengen binnen drie
weken na de oorlogsverklaring : de bataillons der tweede Pruisische
garde-divisie van het leger van den Kroonprins hadden de hoogte
van Chlum, de hoogte met de twee boomen en het oude kruisbeeld
daaronder, beklommen — het 47ste regiment Hongaarsche in-
fanterie, dat later als krijgsgevangen de kern zou vormen van
Klapka\'s legioen, had haar niet verdedigd — en waren daardoor
midden in de Oostenrijksche stelhng gekomen Daarop volgt dan
onmiddellijk Oostenrijks verzoek om bemiddeling bij Frankrijk;
Frankrijk\'s aanbieding van bemiddeling aan de beide strijdende
partijen in den nacht van 4 op 5 Juli na de besprekingen met Metter-
nich in den avond; de zending van Benedetti naar het Pruisische
hoofdkwartier in Bohemen; diens merkwaardige aankomst met zijn
secretaris Lefèbre de Béhain te Zittau op 11 JuH 1866, waar hij
terstond het nachtelijk gesprek had met Bismarck. „Man muss sich
H. Oncken, a. w. dL l, blz. 257. Von der Goltz aan koning Wilhelm, 6 Juni
ï866.
Friedjung, a. w. dl. I, blz. 441.
") H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 261, 270, 281.
H. Friedjung, a. w, dl. I, blz. 267.
Zie de zeer uitvoerige beschrijving van den slag als het breede middengedeelte
in Friedjungs werk, in het tweede deel.
Bismarck vorstellen, wie er zu dem fertigen Gericht, das sozusagen
gerade für zwei zureichte, den ungebetenen Dritten zutreten sah
Ook te St. Petersburg, te Londen en te Florence was de indruk van
Frankrijks plotselinge tusschenkomst zeer slecht; terwijl nog tot in
het einde van Mei was onderhandeld over een Europeesch Congres
tot regehng der Italiaansche en der Duitsche kwestie, scheen het
alsof Frankrijk in dit opzicht nu zelfstandig en op eigen initiatief het
tractaat van Weenen wilde gaan wijzigen ; het liet zich immers
terstond Venetië geven, met de bedoeling dit bezit aan Itahë toe
te deelen
Bismarck was in elk geval door de Fransche tusschenkomst aller-
minst overvallen. De gedachte : met Oostenrijk tegen Frankrijk, had
immers tot voor kort een voorwerp van zijn overweging uitgemaakt.
Generaal Gablentz was einde April naar Weenen gezonden om de
mogelijkheid eener dergelijke oplossing aan de Oostenrijksche
regeering voor te houden. Ook Bismarck heeft later aan Friedjung
persoonlijk bevestigd, dat hij toen nog volkomen bereid was, met
Oostenrijk samen Duitschland te deelen ; met Oostenrijk samen den
onverbiddelijken strijd om den Rijn tegen Frankrijk te voeren,
volgens oude Hardenbergsche traditie van 1814 en \'15 Thans
ook, nu de Franschen zich weer de beslissing in Duitsche zaken
wilden toeëigenen, flitste in hem op de gedachte, het geheele Duitsche
volk in zijn diepe massa\'s en ook de Oostenrijkers op te doen staan
tot den grooten strijd met een beroep op de Reichsverfassung van
1849. En nog op 7 Augustus, toen de onderhandehngen te Berlijn
over de compensatie waren hervat en Benedetti terugkwam op zijn
verlangen naar de Rijn-Paltz en Rijn-Hessen tot en met Mainz,
ontlaadde hij zich in de epische woorden: „Wenn Sie auf diesen
Forderungen bestehen, so gebrauchen wir — darüber täuschen Sie
sich nicht 1 — alle Mittel: Wir rufen nicht bloss die deutsche
Nation in ihrer Gesamtheit auf, sondern wir machen auch sofort
Frieden mit Oesterreich, auf jede Bedingung, überlassen ihm ganz
Süd-Deutschland, lassen uns selbst den Bundestag wieder gefallen.
Aber dann gehen wir auch vereint mit 800000 Mann über den
Rhein und nehmen Euch das Elsass ab : Unsere beiden Armeen
1) Klein-Hattingen, Bismarck und seine Welt, dl. I, blz. 374-
i\') Matter, Bismarck et son temps, dl. II, blz. 463.
ä) H. Friedjung, a. w. dl. I, blz. 302; dl. II, blz. 549 (Anhang); Klein-Hat-
tingen, a. w. dl. I, blz. 335»
sind mobil, die Eurige ist es nicht ; die Consequenzen denken Sie
sich selbst I" i)
In die uiterst gevaarlijke Juli-dagen in het Boheemsche hoofd-
kwartier, terwijl het Oostenrijksche Noorderleger nog lang niet
vernietigd en het leger van aartshertog Albrecht van uit Itahëopde
komst was, terwijl de cholera zich in het Pruisische leger uitbreidde,
had Bismarck het inderdaad klaar gekregen, Benedetti te verwijzen
naar latere onderhandelingen over de steeds mogelijke compensatie
voor Frankrijk en hij was terstond begonnen aan de vredesonderhan-
deling met Oostenrijk, waaruit voortkwam de schoonste plastiek van
zijn staatsmanswijsheid in vooruitziende matiging van eischen : de
praeliminaire van Nikolsburg op 27 Juli en de vrede van Praag op
23 Augustus. De trouwe Von der Goltz had intusschen de zware
taak Napoleon zelve te Parijs in bedwang te houden en hij slaagde
daarin volkomen, boven verwachting. Napoleon\'s neiging om
onmiddellijk na 4 Juli gewapenderhand tusschen beiden te komen
was reeds neergedrukt door het nadrukkelijk verzet van La Valette,
zijn minister van binnenlandsche zaken, in den grooten Kroonraad
van 5 Juli 1866 En zijn lichamelijke toestand, de aanval van zijn
kwaal maakte hem persoonlijk slap en besluiteloos In den avond
van 6 Juli illumineerden de regeeringsgebouwen te Parijs vanwege
den afstand van Venetië, op last der ministers, nadat aan een tegen-
bevel van den keizer hieromtrent gevoegelijkerwijze niet meer kon
worden voldaan; maar een onweer deed de schittering snel ver-
flenzen
Reeds op 14 Juli kwam Von der Goltz in vreedzame gemoedelijk-
heid met Napoleon tot overeenstemming : de Fransche Keizer gaf
zijn toestemming tot de vorming van een Noord-Duitschen Bond,
maar deze Bond zou de volkenrechtelijke internationale zelfstan-
digheid van Zuid-Duitschland moeten erkennen. De theorie van
Rouher omtrent de „trois tronçons", waarin Duitschland behoorde
te worden verdeeld, mocht in vervulling gaan. En toen wellicht
had Napoleon reeds de bedoehng deze zelfstandigheid van Zuid-
Klein-Hattingen, a. w. dh I, blz. 376. Deze woordenvloed in zijn Fransch
origineel volgens Ollivier\'s groote werk opgenomen in de „Orig. diplom.", dl. XII,
blz. 25, als noot op Benedetti\'s verslag van zijn onderhoud met Bismarck in den
avond van 7 Augustus.
De la Gorce, Histoire du Second Empire, dl. V, blz. 180.
Friedjung, a. w. dl. II, blz. 342.
a. w. dl. II, blz. 336.
Duitschland later weer weg te schenken aan Pruisen in ruil voor
een Pruisisch verlof, voor zichzelf België te nemen\').
Dan volgt de nieuwe ronde in het groote spel om de „compen-
satie" met de lange reeks der Fransche nederlagen. Het vragen naar
ht lang en zor|,uldig belaagde Riin-Beieren, dat door Prmsen ak
ztodf vijandig" gebied had kumien worden opgeofferd, - een
g Sal waarin ook VoH dhh Goltz een oogenbldc meende te
Tünnen treden - op 6 Augustus 1866. had slechts tengevolge dat
Sen door den „demonischen" Bismarck met Pruisen kon
w\'d : verzoend; to Pruisen met ^e ^uid-Duitsche s^ten de
befaamde Schutz- und Trutz-Bündnisse kon sluiten (me Wur em
berg op 13, met Baden op 17, Beieren op 22 Augustus), d.e de
Äg omtrent de zelfsLdigheid der Zuid-Duitsche staten ree^
Suen, voor zü rechtens in het leven kwam (23 Augustus, vrede
v"g =). Terwijl Frankrijk tegelijk meende, z.ch fangena^ te
kLnen bUjven voordoen bij Beieren, door het te
zijn invloed was geweest, die aan Beieren een zoo gemakkehiken
vrede van Pruisen had weten verwerven.
Midden in de Luxemburgsche knsis, op 19 Ma^"\' \'»7\'
ba!rrdë,PrLsische StaaUnzeiger" den volledigen tekst dezer
drié Set;, und Trutzbündnisse, die tot dan toe geheim was
^^NTlT^islukking van Benedetti\'s tasten naar Rijn-Beieren werd
plotseling gesprongen van „petit Rhin" naar de neutrahzeermg van
„^and Ihin\', narden „état-tampon": op 12 Augustus r866werd
de vertrouwde Deen Harsen naar Berlijn gezonden om -- « ^
t vorming van een zelfstandigen Ri)nstaat onder Leopold van
Hoh^oll^n-Sighahingen - o ironie der wereldgeschiedenis ! -
met ™ argumentatie erbij, dat aldus het Hohenzollernsche Pruisen
^ .„ hl v hlz -70 • W. Oncken, a. w. dl. I, blz. 64°\'
:i de e„ de seiuchlen hiero^en. ;„ de
? de rapporten der Fransche verteBen»oordigers in de DmKche
Europas 1815—1870, dl. X (1925)/ blz. 94-
-ocr page 83-niet werd verzwakt en Frankrijk\'s „sécurité" tegelijk zou worden
gewaarborgd Verder dan een gesprek met VoN Keudell heeft
Hansen het niet kunnen brengen
En dan op 20 Augustus de groote aanslag op België, dien Benedetti
zwart-op-wit uit handen gaf en die door Bismarck voornamelijk
zou worden gebruikt, om Engeland voorgoed jegens Frankrijk
wantrouwend te maken ; gevolgd door het wanhopig grijpen naar
Luxemburg, als laatste poging. Het was alles tevergeefsch ; het was
alles gedoemd om te mislukken tegenover het onweerstaanbaar
gebeuren der wereldhistorie, dat het overwinnen der nieuwe elemen-
taire krachten, die van onderop komen, onherroepelijk doet worden.
Het is ten zeerste geboden recht te doen wedervaren aan Thiers\'
subjectieve gewaarwording : „un pays peut être diminué, tout en
restant le même, lorsque de nouvelles forces s\'accumulent autour
de lui" ; recht te doen wedervaren aan zijn oordeel omtrent den
praeliminairen vrede van Nikolsburg : „que la France n\'avait pas
eu de plus grand malheur en 400 ans." Maar objectief scheen het
toen reeds duidelijk, dat Frankrijk geen macht en geen kracht en
geen recht had om zijn „frontières naturelles" te herwinnen ; dat
het geen reden en geen recht had om de „revanche de Sadowa" te
begeeren ; dat het voor een nieuw onweerstaanbaar nationaal bewust-
zijn in het oude gebied van zijn politiek-militaire en cultureele
veroveringen, uit immanente krachten geboren, zou moeten onder-
doen. En dat het goed zou gedaan hebben, daarin te berusten.
Friedjung, a. w. dl. II, blz. 520.
Het programma van Hansens onderhandeling, hem op 11 Augustus 1866
door graaf Chaudordy, den sous-chef van het Keizerlijk kabinet, die hem plotseling
had laten roepen, overhandigd, „mémorandum remis ä Hansen", in dc „Orig.
diplom.", dl. XII, blz. 56—59, met een kort verslag van zijn wedervaren in een noot.
HOOFDSTUK V.
De Luxemburgsche kwestie. - Frankryks pogingen om te komen
tot een anti-Pfuisisch verbond met Oostenrijk en Italie.
Op I December 1866 keerde Bismarck te BerUin terug, rudat hij
op het eiland Rügen herstel van geïondherd had «^u-
rLe meer dan twee maanden had hr, »ch voor de
onvindbaar gehouden. Benedetti was reeds op 15 November, na
Td rhalve Land afwezigheid, te Berlijn teruggekomen en had
tevergeefs getracht met Von Thile, den staatssecre^rs, en met
den Lning de onderhandelingen van Augustus voort te zetten ).
Nog altijd bestond de Fransche gedachte, met Pruisen een bond-
gen^tschap aan te gaan ; in de geheimen dezer gedachte was nu
rdenteuLministfrvanbuitenlandschezakenHou^^^^^
Na i December kreeg Benedetti weldra den \'"druk ^lat Bi^ck
hem persoonUjk ontweek; dat de a.s. kanseher v^ den Noord
DuitsLn Bond zich verschool achter zijne nog ^^^elenle |e«nd-
tód en achter de vele werkzaamheden der ^^
richting van dezen nieuwen Bond ; dat er in het spel kwamen „d s
îenteurs calculées", waartegen de Fransche gezant de bizondere
hulp van zijn minister ging inroepen. i :t„„,„.
De geheime toeleg omtrent België bestond nog ^
onaanlename verrassing van Benedetti wist ook de
Zt al van ; Bismarck beriep er zich op, dat hi, den Konmg nog
TLdJp d^ze gedachte moest voorbereiden en dat Z M. ook
omtrent een afstand van Luxemburg moeih.kheden
Tu r^to V Reeds ziet de Fransche gezant de noodzaak komen
IZ ^n plus continuer des pourparlers destinés à rester sans
résultat" - „H. de Bismarck est tout-à-coup devenu pour moi
muet et inaccessible." Benedetti ziet het opzet m Bismarcks
.) Orig. diplom., dl. xni (.9=3), bh. .=9 ; berichten van .7 en ao November
a. w. dl. XIII, blz. .oo-a=. i a=,6 (onderhond me. VON Tm..) - berichten
van BENEnnri aan Minister M00SI.E», 3 en 8 December .866.
bejegening en raadt dan aan, zich terug te gaan houden te Berlijn
en zich te wenden tot Weenen, waar „on saisirait avec passion une
occasion favorable de réparer les revers de la dernière campagne",
terwijl hij zeker meent te weten, dat ook Bismarck „ne se dissimule
pas les périls auxquels la Prusse se trouverait exposée dans le cas
où elle aurait à soutenir une double guerre contre l\'Autriche et la
France réunies" Van 20 December 1866 zijn er dan reeds be-
richten van den gezant Gramont te Weenen over meerdere ge-
sprekken met minister Von Beust, waarin deze den raad kreeg, zich
de toekomst en de belangen der Zuid-Duitsche staten nader aan te
trekken, maar tegelijk een zeker wantrouwen te kennen gaf jegens
Frankrijks bedoelingen, omdat dit land nog steeds doende was, eene
bizondere overeenkomst met Pruisen te beramen ; een feit waarvan
Von Beust door bizondere berichtgeving geheel op de hoogte
bleek 2).
Ook Benedetti werd van deze mededeelingen van Gramont in
kennis gesteld door zijn chef en zijn advies werd gevraagd 3). In het
midden van Januari 1867 kan Gramont melden, dat Von Beust in
elk geval op een nadere verstandhouding met Frankrijk wil ingaan ;
ook door „quelques appréciations confidentielles sous forme de
lettres particulières" deelt hij dit aan Moustier mede op diens ver-
zoek, liever van particuliere brieven gebruik te maken bij de behan-
deling van bizonder belangrijke zaken Von Beust blijkt echter
voorloopig geheel gepraeoccupeerd door de moeilijke zaken van
Oost-Europa, door de verhouding tot Rusland, tot Turkije en de
opkomende Balkan-staten, terwijl de Fransche diplomatie te Berlijn
haar volle aandacht ging wijden aan de bemachtiging van het groot-
hertogdom Luxemburg, dat door de opheffing van den Duitschen
Bond voor Frankrijk beschikbaar scheen gekomen, wanneer onze
koning Willem III het zou willen verkoopen. Baudin, de Fransche
gezant bij het Nederlandsche hof, vertoefde te Parijs en legde
op 13 Januari een ontwerp-verdrag met den koning van Neder-
1) Orig. diplom., dl. XIII, blz. 273—276. Benedetti aan Moustier, 14 Dec. 1866.
Dienzelfden dag meldt hij nog eens door een specialen boodschapper zijn diepen
indruk van Bismarck\'s onwil : „je tiens à vous l\'apprendre officiellement et sans
retard ; je vous adresse donc une depêche officielle que je vous fais porter par un
de mes attachés" — „j\'ai voulu vous avertir" (blz. 207).
a. w. dl. XIII, blz.\'329. Gramont aan minister Moustier.
®) a. w. dl. XIV (1924), blz. 11. Benedetti aan Moustier, 2 Jan. 1867.
a. w. dl. XIV, blz. 126. Gramont aan Moustier, 16 Jan. \'67.
land over den afstand van Luxemburg aan zijn chef voor i).
Reeds in het ontwerp-verbond tusschen Frankrijk en Pruisen van
20 Augustus \'66 was naast België ook sprake van Luxemburg als een
geschikt compensatie-object, door Frankrijk te verwerven: toe-
komstige onderhandelingen met den koning der Nederlanden wor-
den daarbij verondersteld (artikel II).
Het groothertogdom Luxemburg, in 1839 aan het Nederlandsche
koningshuis geschonken, was hd van den Duitschen Bond ; krachtens
hun Luxemburgsch bezit hadden onze koningen hunnen Bonds-
gezant bij den Bondsdag te Frankfort en in de hooge vesting Luxem-
burg, als zijnde Bondsvesting, lag een half-Nederlandsch, half-
Pruisisch garnizoen. Door het feitelijk te niet gaan van den Duitschen
Bond in Juni \'66 was Luxemburg los geworden van elke Duitsche
politieke organisatie, want in den Noord-Duitschen Bond werd het
niet opgenomen en een Zuid-Duitsche Bond kwam niet tot stand.
Daardoor scheen voor onzen koning Willem III, die voor zijn
persoonlijk leven veel geld noodig had 2), de gelegenheid vrij, zijn
Luxemburgsch bezit, dat hem van weinig waarde was, voor een
goede som van de hand te doen en tegelijk aan Napoleon III een
dienst te bewijzen. Hij en de andere leden van het Nederlandsche
koningshuis, vooral koningin Sophie, waren zeer Franschgezind en
verontwaardigd over hetgeen Bismarck met meerdere. Duitsche
vorstenhuizen, o. a. met de Nassausche verwanten gedaan had; de
openbare meening in Nederland, eveneens in die dagen zeer anti-
Pruisisch, voelde zich geheel los van een behoud van het groot-
hertogdom 3). De sterke oude vesting Luxemburg, een der meester-
werken van Vauban, zou voor Frankrijk eene eervolle verwerving
kunnen worden.
Bismarck heeft in de besprekingen met Benedetti en ook met
de Nederlandsche regeering gedurende meerdere maanden de
houding aangenomen, alsof hij persoonlijk een overgang van Luxem-
burg aan Frankrijk niet onbillijk achtte : het groothertogdom be-
1) Orig. diplom., dl. XIV, blz. 98. Over de Luxemburgsche kwestie de uitvoerige
diplomatieke briefwisseling van Franschen kant in de Orig. diplom., dln. Xll—XVI.
Een overzicht o. a.: P. de la Gorge, a. w. dl. V, hoofdstuk : L\'exposition universelle
et la question du Luxembourg; A. Stern, a. w. dl. X, hoofdst.: die Luxemburger
Frage und der Friede Europas ; W. H. de Beaufort, Dertig jaren uit onze geschie-
denis, in Nieuwe Verspreide Opstellen, dl. II, blz. 30—35.
") De la Gorce, a. w. dl. V, blz. 163; A. Stern, a. w. dl. X, blz. 91.
3) De Beaufort, a. w. blz. 22—24.
-ocr page 87-hoorde vanouds tot het Duitsche Rijk en had voor het Duitsche volk
belangrijke historische herinneringen aan zich ; het behoorde ook
tot het Duitsche taalgebied, maar de bovenlaag van zijn bevolking
was evenzeer als^ in Vlaanderen, in Duitsch-Lotharingen en in den
Elzas verfranscht. Ons koningshuis heeft van stonde af aan begrepen,
dat het niet geraden was, Luxemburg aan Frankrijk over te doen
zonder de oprechte toestemming van het machtige Pruisen en onze
regeering deed dan ook al haar best, deze oprechte toestemming
kenbaar gemaakt te zien, maar slaagde daarin niet. Bismarck bleef
eene opzettelijk onduidelijke, „unheimliche" houding aannemen,
zoowel tegenover Frankrijk als tegenover Nederland en vandaar dat
de Nederlandsche regeering zich in Februari 1867 ten zeerste
bedreigd voelde en te Londen en te Parijs steun ging zoeken
Tevergeefs trachtte Napoleon onzen koning en onze regeering van
hun vrees te bevrijden, door tegenover Pruisen alle verantwoordelijk-
heid nadrukkelijk op zich te willen nemen : „A se mêler aux évolu-
tions des deux grands vaisseaux, la chétive barque de la Hollande
risquait fort de se briser, et décidément la prudence était mère de
sûreté" 2).
Bismarck bleef elke duidelijke verklaring weigeren, maar de
openbare meening in Duitschland ging zich steeds luider in het
geval uiten, protesteeren tegen de mogelijkheid, Luxemburg als
zijnde „Deutsche Erde", met haar Duitsche herinneringen en haar
Pruisische bezetting aan Frankrijk over te leveren. Deze stemming
vertolkte zich in de befaamde interpellatie van Rudolf Bennigsen,
den grooten aanvoerder der nationaal-liberalen in den Rijksdag van
den Noord-Duitschen Bond op i April 1867, waarop Bismarck een
kalmeerend antwoord gaf, maar waaruit in elk geval duidelijk werd,
dat een overgaan van Luxemburg aan Frankrijk een Fransch-
Duitschen oorlog tengevolge zou hebben. De Fransche diplomatie
had intusschen getracht, met het oog op de stijgende nationale
opwinding in Duitschland, de bedoelde overeenkomst met onzen
koning in het laatst van Maart snel tot stand te doen komen, om
„le fait accompli" te kunnen inroepen, maar was steeds op dezelfde
De la Gorce, a. w. dl. V, blz. 159 v.; de Beaufort, a. w. blz. 25; dc merk-
waardige desbetreffende memorie van onzen minister Van Zuylen aan den Neder-
landschen gezant te Parijs Lightenvelt, welke aan minister Moustier werd mee-
gedeeld, in de Orig. diplom., dl. XIV, blz. 336—339 (20 Februari 1867).
De la Gorse, w. dl. V, blz. 167.
-ocr page 88-aarzelende voorzichtigheid blijven stuiten En toen dan ook de
Pruisische gezant De Perponcher op 3 April 1867 bij onzen minister
van Zuylen met de dreigende boodschap verscheen, dat de afstand
van Luxemburg door Pruisen als een reden tot oorlog moest
verorden beschouwd^ kon hem worden geantwoord, dat er in de
werkelijkheid nog niets was gebeurd en dat onze regeering nog steeds
op hetzelfde standpunt zich handhaafde : gelijk aan zijne regeering
bekend was, zou er zonder Pruisens toestemming niets ten aanzien
van Luxemburg veranderen 2). Willem III zag nu zelfs geheel af
van de onderneming. — Het openlijk conflict tusschen Pruisen en
Frankrijk was weer volop aanwezig» Zou het tot den oorlog voeren,
die reeds in de zwoele atmosfeer hing ? Von Moltke had niet het
minste bezwaar, den toch onvermijdelijken strijd tegen Frankrijk
onmiddellijk te beginnen. Aan beide zijden waren echter redenen,
die verklaren, waarom het in het voorjaar van 1867, ondanks de zeer
dreigende stemming, zoo ver nog niet kwam 3).
In Frankrijk wilde men den glans der eerste groote Wereld-
tentoonstelling, die op dienzelfden fatalen i April te Parijs was
geopend en die de onweerstaanbare macht der Fransche beschaving
aan de wereld zou moeten bewijzen, niet in gevaar brengen^).
Bismarck achtte het tenslotte beter, den Noord-Duitschen Bond
allereerst rustig te gaan organiseeren en de betrekkingen met de
Zuid-Duitsche staten, allereerst de practisch-militaire, geleidelijk
te versterken. De kalme bekwaamheid van den minister Moustier
vond toeii de bemiddelende formule, die beide partijen voorloopig
bevredigde : voor den Duitschen Bond als hebbende een verdedigend
karakter, was de vesting Luxemburg onontbeerlijk; de sterke staat
Pruisen had haar niet noodig: hij kon zijn bezetting, als hebbende
haar rechtsgrond verloren, zonder feitelijk bezwaar, uit deze vesting
terugtrekken, terwijl zij, gehandhaafd, inderdaad als eene bedreiging
der Fransche grenzen zou moeten gelden 5). Het huis Oranje-Nassau
kon veilig zijn recht op Luxemburg, zij het ook tegen wil en dank,
1) De La Gorge, a. w. dl. V, blz. 169, 170; de Beaufort, a. w. blz. a8, ag.
2) De Beaufort, a. w. blz. 29 met noot.
Stern, a. w. dl. X, blz. 98, 99.
Over de beteekenis dezer Wereldtentoonstelling als avondglans van het Tweede
Keizerrijk dc uitvoerige beschrijving cn beschouwing bij de la Gorge, a. w. dl. V,
blz. 195 v.
a. w. dl. V, blz. 179 V.
-ocr page 89-bewaren, wanneer ook het groothertogdom evenals België neutraal
verklaard en Luxemburg\'s onzijdigheid door de mogendheden col-
lectief werd gewaarborgd. Toen eenmaal de twee groote machten
het over deze grondslagen ter bemiddeling eens waren, kon aan eene
Europeesche Conferentie worden verzocht, ze plechtig te bekrach-
tigen. Het initiatief tot eene dergelijke Conferentie werd aan de
Nederlandsche regeering in den mond gegeven ; zij kwam bijeen te
Londen op 7 Mei en volbracht haar arbeid in vier dagen: de
vesting Luxemburg zou worden geslecht; de Pruisische bezetting
vertrok ; onze koning bleef groothertog tot aan zijn dood i).
Aldus was het groote gevaar weer afgewend, de vrede gered.
Minister Moustier was ook in de Fransche Kamer kalm opgetreden,
had eiken storm in deze omgeving weten te vermijden. De Wereld-
tentoonstelhng kreeg nu plotseling hare volle heerlijkheid: tot
dan toe was het voorjaar ijzig guur en regenachtig geweest, als in
harmonie met de politieke atmosfeer en nu brak uit de volle weelde
van een schoonen zomer, die het groote zesmaandsche feest te Parijs
ging begunstigen 2).
In de feeststemming vervluchtigde zich voorloopig de teleur-
stelling, die ook de oplossing der Luxemburgsche kwestie in Frank-
rijk moest achterlaten. De reeks der teleurstellingen van het jaar
1866 was slechts voortgezet. Van een reis in Zuid-Frankrijk in Maart
1867 had Richard Metternich den indruk meegebracht: „dass
man im ganzen Lande nur ein Gefühl hegt, und das ist der Preussen-
hass. Ueberau fühlt man tief die begangenen Fehler, die auf ewig
Het Verdrag van Londen van 11 Mei 1867 omtrent Luxemburg opgenomen
als Appendix van dl. XVI der „Orig. diplom." (1925), dat eindigt met dc diploma-
tieke berichten van 12 Mei.
Blijkens de gedachtenwisseling tusschen minister Moustier en zijn gezant Baudin
wilde de Fransche regeering in onmiddellijk vervolg op minister van Zuylens stap
van 20 Februari eene „alliance formelle" met Nederland sluiten; de pogingen om
daartoe te geraken bleven ook na het totstandkomen van het Verdrag van Londen
gedurende de gansche maand Mei voortduren, terwijl Baudin slechts afkeerigheid
van de Nederlandsche regeering kon melden, hetgeen zich tenslotte ook uitte in
de terugroeping van den gezant Lightenvelt uit Parijs.
De dln. XIV—XVI der „Orig. diplom." brengen tevens in Baudin\'s berichten
eenige merkwaardige persoonlijke en zakelijke bizonderheden omtrent de Luxem-
burgsche kwestie van de Nederlandsche zijde.
P. de la Gorge, a. w. dl. V, blz. 194, 195.
-ocr page 90-verlorene Gelegenheit, und hegt die Sehnsucht nach einer revanche
éclatante" i).
Uitwendig ging nu de Fransche regeering dragen den onweer-
staanbaren glimlach van den schitterenden gastheer, die aan alle
vorsten en machthebbers der wereld de heerlijkheden van Parijs
wilde toonen. Achter dit glanzende front evenwel zon zi) reeds op
nieuwe groote combinaties, in een stoutmoedigen sprong van het
kleine Luxemburg op de groote hnker-Rijnoeverplannen en op
het verbond met Oostenrijk, dat thans haar volledige toewijding
kreeg. Oostenrijk althans had Frankrijk diplomatiek m de Luxem-
burgsche moeilijkheden welwillend gesteund, ook te Berlijn 2).
De Oostenrijksche ambassadeur te Parijs, de zeer bekwame,
begaafde graaf Richard Metternich 3), de zoon van den grooten
Clemens Lothar, die sedert December 1859. na den Vrede van
Zürich, de betrekkingen tusschen de beide keizerhoven waarnam,
was vol vuur voor een Fransch-Oostenrijksch revanche-verbond.
De eveneens vurige Gramont had zelfs van hem geschreven:
„M. de Metternich est un peu chaud dans ses dépêches et dans ses
lettres ; on voit que son rêve serait de river l\'Autriche à la France
et d\'inaugurer une alliance productive. L\'Empereur exerce sur lui
un charme qui est manifeste, et on en découvre la trace à chaque
Hgne" Het is ook Metternich, die aan Von Beust seint hetgeen
nu de leidende gedachte wordt in Frankrijks aansporing tot her-
nieuwde actieve politiek en tot breking van den Vrede van Praag :
„L\'Empereur a dit qu\' Il désirerait que l\'Autriche reprenne position
en Allemagne", met den wenk erbij, dit ook aan den onttroonden
koning van Hannover (die in de nabijheid van Weenen vertoefde)
vertrouwelijk mede te deelen
Het is vooral Richard Metternich\'s gedachtenwissehng met de
Oostenrijksche regeering, uit het Wiener Staatsarchiv sedert 1918
1) H. Oncken, a. w. dl. II, blz. 230. Fürst Metternich aan Baron Beust, Parijs,
^ oS\'liit ßJussel kreeg de Oostenrijksche regeering een dergelijk bericht van haar
gezant over de stemming in Frankrijk.
P. de la Gorge, a. w. dl. V, blz. 181, 186-190.
Getuigenis van zijn bekwaamheid bij von Srbik, a. w. dl. II, blz. 526. ^^
O Orig. diplom., dl. XIV, blz. 127. Gramont aan Moustier, „particuhère ,
16 Jan. \'67. _ , ■ oc.
H. Oncken, a. w. dl. II, blz. 194- Metternich aan von Beust, 3 Februari 1867.
-ocr page 91-openbaar geworden, door middel waarvan de Münchener hoog-
leeraar Hermann Oncken nieuw licht heeft willen werpen op de
voorgeschiedenis van den oorlog van 1870—1871, niet het minst op
het streven naar een verbond tot „revanche" voor Sadowa
Op 7 October 1866 was Friedrich Ferdinand graaf Von Beust
(geboren 1809 te Dresden), Bismarck\'s onverzoenlijke, quasi-
persoonlijke vijand in den strijd over de Duitsche kwestie, die na
het toetreden van Saksen tot den Noord-Duitschen Bond geen
minister had willen blijven van dit land, door Frans Jozef\'s per-
soonlijken wil en reeds onder invloed van Fransche raadgeving,
Oostenrijks minister van buitenlandsche zaken geworden; op
7 Februari 1867, bij het aftreden van graaf Mensdorf, ook minister-
president. Op 23 Juni 1867 zou hij worden verheven tot Rijks-
kanselier der nieuw georganiseerde Keizerlijk-Koninklijke Oosten-
rij ksch-Hongaarsche monarchie en aldus gaan dragen een titel^ die
sedert den grooten Metternich in de Donau-monarchie niet meer
gedragen was.
„Der unglückliche Krieg von 1866 wurde anfangs in der Hofburg
nicht als endgültige Entscheidung hingenommen. Unmöglich, so
meinte der Kaiser, konnte dieser Schlag endgültig über die Herr-
schaft in Deutschland entscheiden, unmöglich der eine Waffengang
alle Hoffnungen zertrümmert haben"
Hermann Oncken deelt in het „Vorwort" tot zijn omvangrijke drie-deelige
uitgave, welke in Januari 1926 verscheen, mede, dat graaf Beust en graaf Karl
Friedrich Vitzthum (eveneens van oorsprong een Saksisch staatsman, die als
Oostenrijksch gezant te Brussel de opdracht kreeg, ook in het bizonder de betrek-
kingen met Frankrijk te behartigen) in November 1871 een deel van hunne parti-
culiere briefwisseling hebben verbrand. Het Oostenrijksche gezantschapsarchief te
Parijs is door een brand verloren gegaan. De stukken over de zending van aartshertog
Albrecht in het voorjaar van 1870 naar Frankrijk zijn omstreeks 1880 uit het „Kriegs-
archiv" te Weenen weggenomen en waren bij nasporing door professor Oncken
niet meer te vinden, ook niet in de particuliere archieven van aartshertog Friedrich,
Albrecht\'s zoon, die naar Hongarije zijn gegaan. Professor Oncken zinspeelt reeds
op de mogelijkheid, dat eene openbaarmaking van Italiaansche stukken nog veel
nieuw licht op de alliantie-onderhandelingen van vóór \'70 zou kunnen werpen.
Inderdaad is eene dergelijke Italiaansche uitgave in bewerking onder leiding van
senator Salata, waarvan het eerste deel nog in dit jaar zal moeten verschijnen.
Aan Onckens werk gaat vooraf eene belangrijke inleiding (Darstellung) van
ï3i blz., terwijl de uitgave der documenten voorzien is van vele verklarende en
Wegwijzende noten.
H. Friedjung, Kaiser Franz Joseph I in „Historische Aufsätze" (1919),
blz. 512 V.
a. w. blz. 512.
-ocr page 92-Met een groot doeleinde der buitenlandsche politiek voor oogen had
Von Beust in Februari 1867 den Ausgleich tot stand gebracht, v^aar-
door het keizerlijk-koninklijke rijk nu voortaan in zijn dubbelen
vorm vast en sterk scheen te staan, los van de zuiver Duitsche staten,
in een nieuw eigen evenwicht en met nieuwe toekomst, als mdruk-
wekkende macht en als begeerenswaardige bondgenoot. Toen sedert
i April Luxemburg de aanleiding scheen te worden tot het uit-
breken van den grooten oorlog met Pruisen, werd Gramont, die
sedert 1861 Frankrijk te Weenen vertegenwoordigde, op 8 April
naar Parijs geroepen, vanwaar hij groote plannen meekreeg, welke
hij op 23 April te Weenen aan Von Beust voorlegde, terwijl Richard
Metternich reeds in de voorafgaande dagen daar een en ander van
hoorde, o. a. uit den ongeduldigen mond van keizerin Eugenie.
„Avec Sa véhémence habituelle" had de keizerin haar hoop op een
oorlogsverbond met Oostenrijk, om onverwijld den strijd tegen
Pruisen te kunnen beginnen, in meerdere gesprekken met Richard
Metternich beleden, die daarvan in zijn levendigen stijl ge-
trouwelijk verslag doet. Reeds kon hij aankondigen aan Von Beust :
„Attendez-vous, cher ami, à des insinuations de tout genre de la
part de Mr. de Gramont" i). Het waren krasse veroveringsplannen,
die werden geuit in den wrevel over den greep naar Luxemburg
die ging mislukken, en over de openbaar geworden Schutz- und
Trutzbündnisse van Pruisen met de Zuid-Duitsche staten. Alle
ideologie der nationaliteitenleer werd roekeloos verloochend ; zelfs
werd nu in de verdeeling van den toekomstigen buit aanspraak
gemaakt op Franschen invloed in het met Pruisen zoo bevriende
groothertogdom Baden, terwijl aan Oostenrijk in de lijn der klassieke
traditie het terugnemen van Silezië werd toebedeeld. Von Beust
vond de nieuwe combinatie „tant soit peu aventureuse" en ging er
voorloopig niet op in ; de vurige Gramont werd teleurgesteld 2).
1) H. Oncken, a. w. dl. II, blz. 308, 3"» 3i3/ 338-
2) a w dl II, blz. 361—365 ; het uitvoerig verslag van de twee lange gesprekken
met Gramont, na diens terugkeer te Weenen, door von Beust aan Metternich
gedaan • ,Pour 1\'Empereur Napoléon, c\'est la rive gauche du Rhin qu\'il voudrait
acquérir "c\'est à dire le Palatinat bavarois et les provinces prussiennes situées sur
cette rive du fleuve". Oostenrijk zou zich moeten stellen aan het hoofd van een
Zuid-Duitschen Bond. „La France ne ferait de réserves que pour le Grand Duché
de Bade, au sort duquel elle s\'intéresse. La Süésie pourrait également être reunie
à l\'Autriche" (blz. 362)- . . ■ u.
De „Origines diplomatiques", dl. XVI (1925), hoewel zij m het maandoverzicht
der voornaamste Europeesche gebeurtenissen, dat zij gewoon zijn te geven> de reis
-ocr page 93-In den zomer van 1867 staat de onheilspellende gedachtenwisseling
vrijwel stil om den vollen glans der Parijsche tentoonstelling niet in
gevaar te brengen. Frans Jozef kon zijn voorgenomen bezoek aan
Parijs niet brengen vanwege den tragischen dood van zijn broeder
Maximiliaan, te Queretaro, op 19 Juni van dat jaar. De Parijsche
pers bleef zich intusschen langdurig ergeren aan het herstel der
Zoll-Union tusschen de Noord- en de Zuid-Duitsche staten door
het Zoll-Parlement, dat begin Juni onder Bismarck\'s goedgeluimde
leiding te Berlijn was bijeengekomen, en vroeg zich af of ook deze
nieuwe oekonomische vereeniging niet een breken van den vrede
van Praag moest genoemd worden. Ook minister Moustier was zeer
teleurgesteld door de Bismarck tegemoetkomende houding der
Zuid-Duitsche regeeringen in dezen : nog in Juh verweet hij aan
de Beiersche regeering, dat zij althans Würzburg of Bamberg als
zetel van een nieuw Zoll-Parlement had moeten eischen
Het was Von Beust, die de gedachte opperde van een bezoek
van rouwbeklag, dat Napoleon en Eugenie aan Frans Jozef zouden
kunnen brengen 2) en dat op 18 Augustus te Salzburg tot stand
kwam. Op weg daarheen had de Fransche keizer een korte ontmoeting
met de koningen van Wurtemberg en van Beieren. Vijf dagen
verbleven de beide keizers in elkanders gezelschap. Von Beust
bevond Napoleon\'s gezondheid oneindig veel beter dan een jaar
tevoren in de dagen na Sadowa®). In de besprekingen bracht
van Gramont opnemen, bevatten hieromtrent slechts eene vage en verhulde aan-
wijzing van den minister Moustier aan Gramont d.d. 31 April \'67 (blz. 95) en
eerst op 28 April het bij veilige gelegenheid gezonden doch eveneens vage verslag
van Gramont van de twee gesprekken met von Beust. Gramont blijft optimist :
„L\'indifférence apparente du Cabinet de Vienne est plus simulée que réelle" —.
„Certains indices me font croire qu\'à un moment donné nous pourrons aborder
la question de l\'alliance offensive et défensive avec quelques chances" (a. w. dl. XVI,
blz. 330).
H. Oncken, a. w, dl. I, blz. 60 (Darstellung) ; dl. II, blz. 43I/ brief van den
Beierschen gezant te Parijs aan zijn regeering. Aldaar meerdere dergelijke berichten
meldende Moustier\'s ergernis en ontstemming, welke hij niet verborg. Ook de
»»Origines diplomatiques" (dl. XVII en XVIII) zijn in de briefwisseling der Fransche
regeering met hare vertegenwoordigers in Duitschland in de maanden Juni en
Juli \'67 vervuld van dit nieuwe Zoll-Parlement, dat door Bismarck tot stand was
gebracht vlak voor zijn vertrek met den Koning naar de Parijsche wereldtentoon-
stelling.
®) W. Büsch (hoogleeraar te Tübingen). Die Beziehungen Frankreichs zu Oester-
reich und Italien zwischen den Kriegen von 1866 und 1870, (1900), blz, 11.
\') Friedjung, Der Kampf um die Vorherrschaft, dl. II, blz, 401.
-ocr page 94-Gramont zijn uitvoerig plan tot een formeel of- en defensief verbond
opnieuw ter tafel, het werd echter ter zijde geschoven, terwijl
aanvaard werd een rustiger en voorzichtiger schets tot een weder-
zijdsche verhouding, van Von Beust, als grondslag van verdere,
toekomstige onderhandehngen. Er werd vooral nadruk gelegd op
het wederzijdsche voornemen, den vrede van Praag streng te hand-
haven, hetgeen uitdrukte, dat men eene verdere eenwording van
Noord- en Zuid-Duitschland zou willen verhinderen.
Het lange verblijf te Salzburg moest Bismarck\'s wrevel wekken;
er was door Napoleon niet de minste moeite gedaan om ook den
Pruisischen koning te ontmoeten, terwijl deze toch op Napoleon\'s
uitnoodiging mèt zijn eersten minister zeer correct de Parijsche
wereldtentoonstelling bezocht had
In October beantwoordde Frans Jozef Napoleon\'s bezoek. Op
weg naar Frankrijk had hij eene ontmoeting met koning Wilhelm,
die kort, correct en koel was. De samenkomst met Napoleon te
Nancy en te Parijs was zeer hartelijk en gaf aan de Franschen veel
hoop 2). Kanselier Von Beust vergezelde zijn vorst. Ook Dalwigk,
de Hessische minister, de andere hardnekkige vijand der Pruisische
eenheidspohtiek, vertoefde tegelijkertijd te Parijs. Hij vernam daar
uit den mond van Von Beust, dat deze wel degelijk van plan was,
op den duur weer te gaan vechten. Ook Dalwigk had gesprekken
met Napoleon en met Eugenie en zeide hun als zijn overtuiging,
dat een oorlog tusschen Pruisen en Frankrijk op den duur onver-
1) P. Matter, a. w. dL II, blz. 637—639- Begin Juni 1867 waren zij tegelijk met
Alexander II en Gortschakow gedurende meerdere dagen te Parijs. Bismarck\'s
houding te midden dezer Babylonische feesten gold als het mysterie van de hand,
die onheilspellende teekenen zou kunnen schrijven aan de wand van dit paleis
van een Belsazar. En toch had hij groot succes, als een middelpunt, vooral bij de
dames, vanwege zijn origineele wijze van gesprekken te voeren (de la Gorce, a. w. dl.
V, blz. 211, 218).
De opwinding in Noord-Duitschland wegens het samenzijn te Salzburg en het
opzettelijk voorbijgaan van den Pruisischen koning weerspiegelt zich in talrijke
berichten van de Fransche vertegenwoordigers in de Duitsche residenties, ook
van Rothan in de „Origines diplomatiques", dl. XVIII. Augustus-September 1867.
Er gingen sterke geruchten door Duitschland omtrent Fransch-Oostenrijksche
plannen tot vorming van een Zuid-Duitschen Bond onder Oostenrijks leiding,
als zijnde te Salzburg besproken, welke door de Fransche vertegenwoordigers met
kracht konden worden weersproken, daar die plannen in waarheid behoorden
tot de Fransche aanbiedingen, in April door von Beust verworpen.
P. Matter, a. w. dl. II, blz. 639-641. Dl. XVIII der Orig. diplom. (1925)
eindigt met de diplomatieke berichten van 15 October 1867.
mijdelijk was en dat men zich dan in Zuid-Duitschland over een
tweeden slag van Jena zou verheugen ; hij vermaande hen tegelijker-
tijd^indat geval niet „de Rijngrens" als oorlogsleuze te nemen, met
het oog op de nationale gevoeligheid ook der Zuid-Duitschers
Dalwigk kwam ook veel in aanraking met generaal Ducrot, den
militairen gouverneur van Straatsburg, die vanuit zijn post de Zuid-
Duitsche toestanden bestudeerde, met zijn officieren zelfs generale-
staf-reizen maakte rechts van den Rijn en aan het hof te Darmstadt
een welkome gast was Deze generaal vertelde hem nog in October
1868, dat „son ami Beust" hem had gezegd: oorlog alleen zal Oosten-
rijk er weer bovenop helpen, maar we zullen tijd moeten winnen
Wederzijds stond nu vast, dat men een tegen Pruisen gericht
verbond wilde, dat vroeg of laat oorlogsmogelijkheid onder de oogen
zou durven zien. Van Von Beust schijnt uitgegaan de aansporing
om ook Italië in een dergelijk verbond te betrekken, hetgeen natuur-
lijk door Napoleon\'s regeering gaarne werd aanvaard.
Victor Emmanuel I, de gelukkige koning van het jonge Italië,
was al spoedig na den oorlog van \'66 persoonlijk zeer vrien-
delijk jegens Frans Jozef; er werden zeer welwillende brieven
gewisseld. Zelfs werd in het begin van \'67 een huwelijk beraamd
tusschen kroonprins Umberto en de dochter van aartshertog
Albrecht, den overwinnaar van Custozza, hetgeen geen gevolg had
vanwege haar plotselingen dood aan bij een ongeval bekomen brand-
wonden Onhandigheden van den gezant van Pruisen te Florence,
graaf Usedom^ die Bismarck hem zeer kwalijk nam, deden in
Italië de stemming kenteren en weer naar Frankrijk neigen. Victor
Emmanuel persoonlijk en ook zijn ministerie-menabrea dat op
37 October 1867 optrad, waren voor de gedachte te vinden. Mena-
Brea zelf begon in het begin van 1868 te Parijs aan het weefsel te
spinnen De groot-Duitsche gedachte was nog niet dood: zij
beleefde eene laatste grootsche volksuiting in het „Allgemeine
Deutsche Schützenfest", dat in 1868 te Weenen werd gehouden;
de oude verbindingen met de Duitsche vorstenhoven waren nog
allerminst verbroken, Beust was vast van plan ze weder op te nemen
Stern, a. w. dl. X, blz. 130; puttende uit de uitgave der Dalwigk-papieren
van 1920.
H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 65 (Darstellung).
\') W. Busch, a. w. blz. 19; Stern, a. w. dl. X, blz. 254.
Stern, a. w. dl. X, blz. 189, 190.
®) Matter, a. w. dl. II, blz. 644.
en de oppositie tegen Pruisen opnieuw te gaan organiseeren.
De kwestie van het Welfisch legioen, terwijl George V van
Hannover vlak bij Weenen vertoefde, en de afzonderlijke uit-
noodiging aan Saksen tot een Congres over de positie van den Paus,
terwijl Saksen tot den Noord-Duitschen Bond was toegetreden en
door dien Bond diplomatiek werd vertegenwoordigd, toonden aan,
dat men Pruisen niet zou ontzien
Von Beust achtte het echter voor Oostenrijk niet geraden, Pruisen in
een verbond met Frankrijk rechtstreeks te weerstaan in een kwestie,
waarbij de Duitsche nationale zaak was te betrekken. De Duitsche
nationale overtuiging, ook in Oostenrijk, zou dat wellicht niet
gedoogen en sedert den Ausgleich stond het vast, dat de Hongaren
daar niet voor zouden te vinden zijn. De Hongaren immers wilden
niet, dat Oostenrijk zou trachten, zijn machtspositie in Duitschland
te herwinnen.
De Oostenrijksche kanselier wilde langs een omweg geraken tot
datgene wat ook de Franschen begeerden. Toen reeds begon de groote
tegenstelling tusschen Oostenrijk en Rusland voor den Europeeschen
vrede gevaarlijk te worden ; de Hongaren waren felle haters van de
Russen en bewonderden de Franschen. Von Beust voorzag de
mogelijkheid van een oorlog met Rusland wegens de opkomende
Panslavistische spanning en wegens het nooit rustende streven der
Russen in de richting van den Balkan. Hij beklaagt zich over het
woelen der Roemenen, die evenals de Serviërs reeds in 1866 tegen
Oostenrijk mee hadden willen doen 2) en die thans blijkbaar Zeven-
burgen begeeren ; hij verwijt aan de Franschen dat zij ondanks hun
belofte niets hebben gedaan, om de Roemenen daarvan te doen
aflaten. De Russen en de Pruisen zaten achter dat Roemeensche
streven en daarom stelt nu Beust aan de Franschen voor, met
Oostenrijk mee te doen, wanneer het vanwege de Oostersche kwestie
tot een botsing met Rusland zou komen. Als dan de Pruisen in dat
geval de Russen moeten bijstaan, wordt aUicht het Duitsche nationale
gevoel niet zoozeer geprikkeld, waarvan Frankrijk gebruik zal kunnen
maken. De Hongaren zullen aan een dergelijken oorlog met geestdrift
deelnemen.
De Hongaarsche minister-president Andrassy wierp echter door
dezen gedachtengang een dwarsboom. Het was hem bekend dat de
Russen in Roemenië inderdaad met veel geld werkten en dat ook
1) Matter, a. w. dl. II, blz. 639—642.
«) Friedjung, a. w. dl. II, blz. 512.
-ocr page 97-Bismarck daarvan wist, hetgeen vitale belangen der Donau-
monarchie deerde. Hij liet nu aan Bismarck langs omwegen weten,
dat de Hongaarsche regeering genoodzaakt zou zijn, haar steun te
zoeken te Parijs, als dat niet ophield. Napoleon had in het voorjaar
van 1866 in de stemmingen der toenmalige Fransch-Pruisische
entente zijn steun gegeven om Karel van Hohenzollern-Sig-
maringen naar Boekarest te laten gaan, maar zou er nu ongetwijfeld
gaarne toe medewerken, hem vandaar weer te doen verdwijnen.
Bismarck begreep onmiddellijk en wendde zijn invloed aan om de
anti-Hongaarsche beweging te Boekarest te doen ophouden, hetgeen
het ontslag van het ministerie-GoLESCOE-bratianoe tengevolge had.
„Damit aber war Beust die Grundlage für seine gegen Preussen
gerichtete orientalische Politik entzogen" i).
De Oostenrijksche kanselier bleef echter op het Oosten zijn bhk
gericht houden en hoopte in een tegen Rusland gericht streven ook
Engeland te betrekken, niet zoozeer om van die zijde steun te
krijgen in een oorlog tegen Rusland, als wel om het Oosten aan den
door Pruisen gesteunden Russischen invloed te onttrekken en den
Oostenrijksch-Fransch-Engelschen invloed daarvoor in de plaats te
stellen. De politieke combinatie van den Krim-oorlog, de politieke
combinatie van 3 Januari 1815, waartegenover Rusland voor een
oorlogsmogelijkheid terug zoude wijken, stond hem voor den
geest 2).
Von Beust streeft aldus naar vrede, maar volstrekt vredelievend
is hij niet. „Bestünden nicht die Schwierigkeiten in Deutschland
und im Inneren der Monarchie, so würde er, wie er selbst gesteht,
am liebsten sofort im Bunde mit Frankreich losschlagen" 3). Hij
ziet daar echter geen kans toe en meent daarom ook den al te on-
stuimig drijvenden Metternich tot voorzichtigheid te moeten
manen, hetgeen door Frans Jozef in zijn kort bericht van 9 December
Zie bij Eduard von Wertheimer, den Andrassy-biograaf, in een artikelen-
reeks : „Zur Vorgeschichte des Krieges von 1870", in de Deutsche Rundschau
October 1920—Jan. 1921 (dln. 185, 186), vooral met gebruikmaking van de stukken
van het Wiener Staatsarchiv, welke in 1926 door Hermann Oncken zijn uitgegeven,
deze uiteenzetting van Beust\'s gedachtengang : a. a. dl. 185, blz. 21, 22. „Sprechen
Sie" — feuerte er Metternich an — „in diesem Sinne mit dem Kaiser Napoleon,
und raten Sie ihm, seine Augen viel mehr nach der Donau als nach dem Rhein
2u richten, wenn er eine Aktion unternehmen will, die zum Kriege führen kann".
Ook bij Stern, a. w. dl. X, blz. 187, 188.
Wertheimer, a. a. Dtsch. Rundschau, dl. 185, blz. 23.
a. a. blz. 23.
-ocr page 98-i868 aan Von Beust nadrukkelijk wordt goedgekeurd: „Sehr
einverstanden mit dem Briefe an Metternich, der ihn hoffentlich
von seinen gefährlichen Irrungen und seiner zu grossen Nach-
giebigkeit gegenüber Napoleonischen Tendenzen in die richtige
Bahn zurückführen wird"
Uit de brieven van Metternich was gebleken, dat de Franschen
zeer onstuimig drongen naar hun doel, naar den oorlog met Pruisen
en naar den Rijn. In Januari 1868 schrijft hij aan Von Beust heel
merkwaardige dingen over een „geheimer Kriegsrat" tijdens een
jachtverblijf te Compiègne, waartoe hij alleen als met-mihtair was
uitgenoodigd en waar Napoleon zonder opzien te baren met Niel
en met de voornaamste generaals gedurende een ganschen dag
(„einige 10—12 Stunden") over zeer concrete mogehjkheden
beraadslaagde „hinter dem Rücken seiner Friedensminister" 2).
Op 31 Maart 1868 het de Engelsche gezant te Parijs Lord Lyons
in een brief aan Lord Stanley „private and most confidential" zich
zeer bedenkelijk uit over Napoleon\'s plannen ; hij schrijft hem toe
„the idea of a sudden declaration of war against Prussia", de ge-
dachte „to take Prussia by surprise". De Engelsche militair-attaché
voegde^ daar zijn technische berichten over belangrijke troepen-
verplaatsingen aan toe «). Er gingen geruchten door Europa omtrent
oorlog tegen den zomer. In April trachtte Napoleon door Metter-
nich en door Gramont meer besliste toezeggingen te krijgen van
Oostenrijk ten aanzien van het „quid faciendum" in de toekomst
Tegelijkertijd vestigt de Beiersche gezant te Parijs graaf Quadt de
aandacht van zijn koning op het verschijnen van een geschrift van
160 bladzijden van een Elzasser, Charles Muller, „Nos frontières
du Rhin", bevattende een overzicht der Fransche politiek tot her-
winning van de natuurlijke grenzen sedert 1815, met een sterke aan-
beveling aan keizer Napoleon, zoowel België als den Duitschen
linker Rijn-oever weer te annexeeren. Graaf Quadt zegt ervan:
„Les documents inédits qu\'elle renferme font supposer^que 1\'in-
spiration de eet opuscule remonte ä de hautes influences"; hij zal
1) H. Oncken, a. w. dl. III, blz. 79, waaraan voorafgaat dc uitvoerige brief van
Beust aan Metternich, met diens antwoord.
n a. w. dl. I, blz. 65 (Darstellung); dl. II, blz. 5".
a. w. dl. I, blz. 66 (Darstellung); dl. II, blz. 544- Het bericht ging langs de
vorstelijke familiebanden tusschen Londen en Berlijn naar Bismarck.
a. w. dL II, blz. 553-
het geschrift per koerier naar München zenden i). In Juli 1868
tracht Napoleon opnieuw Oostenrijk tot een steviger meedoen te
dringen, maar ook thans wijst Von Beust alle overhaasting af.
Van zijn kant doet hij liever de gedachte aan de hand van een be-
weging tot algemeene ontwapening, aan het hoofd waarvan Napoleon
zich zou kunnen stellen, evenzeer bedoeld als middel om Pruisens
uitbreiding te verlammen. Napoleon voelt daar niet voor. En ook
graaf Vitzthum, inmiddels van Brussel tijdelijk naar Parijs gezonden,
om Metternich bij te staan in zijn arbeid, meent te mogen voor-
spellen dat nog eenige maanden voorbereiding noodig zullen zijn
en dat daarna in Februari of Maart i86g de militaire actie zal moeten
beginnen.
In October 1868 kwam Lord Clarendon, Napoleon\'s vriend,
voor eenige dagen te Parijs, op het punt in Engeland van Lord
Stanley de regeering over te nemen en met Gladstone een liberaal
kabinet te gaan vormen. Als liberaal voelde hij veel voor de vredes-
gedachte en ook zelfs voor die van eene Europeesche garantie, voor
de algemeene ontwapening zelfs, maar kreeg uit zijn gesprekken met
Napoleon den indruk, dat bij den Franschen keizer de ontwapenings-
gedachte nog geen eenvoudige begripsvormen aan had genomen
en eerder een bedoeling had, die den oorlog onvermijdelijk moest
maken. Napoleon betoogde, dat Frankrijk „bedreigd" werd en
„veiligheid" moest hebben, maar dit maakte geen indruk op den
Engelschen staatsman, die verder voorloopig op de kwestie niet
inging, omdat hij Frankrijk vanwege de gemeenschappelijke handels-
politiek te vriend wilde houden. Toen de Pruisische gezant graaf
Bernstorff in December 1868 voor de eerste maal bij minister
Gladstone op bezoek kwam, vernam hij uit diens mond eene scherp
omlijnde veroordeeling der Fransche „veihgheidspolitiek", welke
Bismarck terstond aan alle in aanmerking komende gezantschaps-
posten van Pruisen deed rondzenden 2). Intusschen kon Napoleon
naar Weenen doen weten, dat ook Clarendon voor de ontwapening
niets voelde ! Met des te meer kracht kon hij vanaf i December met
Metternich samen gaan stuwen tot een krachtig of- en defensief
verbond, een stuwing die voorloopig door Von Beust en door
Frans Jozef met beslistheid moest worden weerhouden. Het jaar
1868 eindigt dan ook zonder bepaalde afspraken, maar steeds in
H. Oncken, a. w. dh II, blz. 559.
a. w. dl. III, blz. 51—56, 64.
-ocr page 100-dezelfde wederzijdsche bereidheid tot een gezamenlijken oorlog tegen
Pruisen. Op herhaald aandringen van Von Beust stelde de staats-
minister Rouher, nog steeds Napoleon\'s vertrouwelmg, eene uit-
voerige nota op, inzichten bevattende, welke strekken „à creer aux
deux Empires une politique commune sur les principales questions
européennes". De memorie is gedateerd van 30 December 1868
en werd op 31 December d.a.v. door Metternich met begeleidend
schrijven naar Weenen gezonden i). De indruk der nota op Von
Beust, door hem op den rand van het stuk geplaatst, was deze, dat
nog ééne vraag overbleef te stellen: „En répondant il faudrait
commencer par la fin et poser la question: La France veut-elle
précipiter ou retarder une guerre avec la Prusse? Dans le premier
L nous devons refuser net notre concours et le gouvernement
français ne dira pas qu\'il le veut. Dans le second cas il suffit que la
France garde son attitude actuelle et la Prusse ne fasse rien qui
puisse provoquer la guerre"
Niet dus onmiddellijk, maar op den duur wd.
De Oostenrijksche en de Hongaarsche minister-president wis^n
van al deze onderhandelingen niets. Bismarck wist wel iets. Hi)
begon zich op het einde van het jaar 1868 over het gedrag van Von
Beust hevig te beklagen bij minister Clarendon, die er over schreet
aan den Engelschen gezant te Weenen, zoodat het bij Beust terecht
kwam 3). En hij laat tegelijk los eene hevige campagne in de offi-
cieuse Duitsche pers tegen het „gestook" van den Oostenrijkschen
Kanselier. .
Ondanks dit alles, ondanks een hevige woordenwisseling met
I Andrassy, die thans ook was ingeUcht, ging Von Beust door met
l zijn anti-Pruisisch streven. En hij gaat wel degelijk in op de plannen
tot het anti-Pruisisch drievoudig verbond, dat nu in de eerste
maanden van 1869 vastere vormen gaat aannemen. In een brief van
3 Februari 1869 aan Metternich blijkt hij nog altijd voor oogen te
hebben de mogelijkheid van een oorlog van Oostenrijk met Turkije
samen tegen Rusland, waarbij Frankrijk zou moeten helpen, zoodra
Pruisen zich bij Rusland zou voegen^). Tot een onmiddelhjk
1) H. Oncken, a. w. dl. III, nrs. 657 cn 658, blz. 87—95.
») a. w. dl. III, blz. 93
3) v. Wertheimer, a. a. D. R. dl. 185, blz. 221.
H. Oncken, a. w. dl. III, blz. 99 v. ; v. Wertheimer, a. a. blz. 223 - m eene
uitvoerige nota beantwoordde von Beust die van Rouher.
f
ingrijpen in een Fransch-Pruisischen oorlog, gelijk de Franschen
willen, blijft hij ongenegen.
Te Parijs worden dan tegelijk de zeer geheime voorbesprekingen
gehouden tusschen de vertrouwelingen over het thans te sluiten
drievoudig verbond en wordt aan verschillende ontwerpen gewerkt.
Op 19 Februari 1869 bericht Vitzthum reeds voorloopige uitkomsten
van die besprekingen in zeven hoofdpunten naar Weenen, met
aankondiging van zijn komst met de ontwerpen zelve : het verdrag
zal er o. a. op uit moeten zijn, elke storing van den wereldvrede te
voorkomen „wenigstens im Laufe dieses Jahres" (1869) (punt i);
in geval van een oorlog in Duitschland zal men geen vrede sluiten,
alvorens aldaar een nieuwen toestand te hebben geschapen „durch ^
Herstellung eines neuen, aus möglichst gleich mächtigen Staaten ■
zu bildenden Bundes" (punt 5) — m. a. w. de vrede van Praag zal
grondig worden afgebroken en de overmacht van Pruisen volstrekt
vernietigd, de Duitsche eenheid voor goed onmogelijk gemaakt en
aldus Napoleon\'s eigen ideologie, vroeger op de Duitsche landen
toegepast, op de meest grove wijze verraden.
Vitzthum meent het aangaan van een dergelijk verbond reeds aan
te moeten bevelen in deze woorden : „Irgendein Engagement scheint
unabweishch, wollen wir anders den Franzosen nicht die Freiheit
lassen, sich der Rheingrenze zu bemächtigen, ohne alle Entschädi-
gung unsererseits hoffen zu dürfen. Sie brauchen uns, aber leider
brauchen wir sie noch mehr, als sie uns. Kommt es zum Kriege
ohne ein festes Engagement, so ist leicht vorauszusehen, qui payera
les pots cassés. Absit omen !
Ich bitte Urteil zu suspendieren, bis Sie mich gehört haben, da
sich die Hauptsache nicht schreiben lässt. Littera scripta manet I"
De Franschen hebben zich dus blijkbaar de Rijngrens als te bereiken
oorlogsdoel bedongen.
In zijn „Denkwürdigkeiten" schrijft nog Vitzthum dat het bij
deze onderhandelingen voor Oostenrijk en Italië noodig was „den
immer kriegslustigen, wilden französischen Elefanten zwischen
zwei zahme zu nehmen" 2). Ook Metternich schreef aan Von
Beust eene aankondiging van wat Vitzthum zou brengen (i Maart
1869) J zijn beschouwingswijze omtrent het verdrag is geheel gelijk
aan die van graaf Vitzthum en hij is innig doordrongen van de
beteekenis van hetgeen te gebeuren staat:
De geheele brief bij H. Oncken, a. w. dl. III, no. 666, blz. iii v.
a. w. dl. III, blz. III noot.
„Je regarde ce moment comme le plus important de ma vie et
en même temps le plus décisif pour TAutriche". Ook hij zinspeelt
in dit schrijven op hetgeen de Franschen bedingen en schrijft met
een schamperen term : „Les Germains de leur côté n\'y trouveront
pas mentionné le Rhin, ce que j\'ai eu quelque peine à emporter"
Op i Maart vertrok Vitzthum met de ontwerpen naar Weenen.
Frans Jozef was op reis, vertoefde te Agram, waarheen Beust en
Vitzthum hem nareisden. Eerst op 21 Maart te Weenen terug-
gekeerd, nam de Keizer aldaar in de Goede Week nog eens rustig
kennis van den inhoud der ontwerpen. Ook Metternich werd uit
Parijs ontboden om aan deze beraadslagingen deel te nemen. Graaf
Nigra was tegelijk vanuit Parijs vertrokken naar Florence. Von Beust
had te Agram met Andrassy gesproken en deed alsof deze thans
voor de plannen gewonnen was, terwijl hij hem volgens eigen
melding aan Metternich had misleid
Een besluit om op de voorgelegde ontwerpen thans tot overeen-
komst te geraken, werd ook nu te Weenen niet genomen. Von Beust
verlangde, dat uit de voorgestelde formules alle oorlogszuchtige
termen verwijderd zouden worden, o. a. het woord „alliance offensive
et défensive", dat er in stond. Hij drong al terstond bij Metternich
aan, er toch voor te zorgen, dat het jaar 1869 van oorlog vrij zou
worden gehouden, daar Oostenrijk zoowel politiek als militair nog
niet gereed was : „erst nach einem Jahre wird die Monarchie ein
nützhcher Alliierter sein können, was heute noch nicht der Fall ist" ;
hij uitte zijn vrees, dat de Monarchie den eersten grooten klap van
het Pruisische leger zou kunnen krijgen Ondanks alle uitdrukke-
lijke moeite om het geheim van deze zaken te bewaren was er toch
terstond in diplomatieke kringen reeds veel van doorgesijpeld. Von
Beust had reeds vroeger zijn gezant Metternich op het hart
gebonden, den inhoud hunner briefwissehng in het allerstrengste
geheim te bewaren, daar hij bericht had gekregen, dat Bismarck
speurde ; hij verzocht hem, zijn papieren streng achter slot te houden
en dergelijke maatregelen ook in de Tuilerieën in acht te doen
nemen Later herhaalt hij zijn waarschuwingen, steeds in vreeze
1) H. Oncken, a. w. dl. III, no. 669, blz. 117 v. ; de ontwerpen zelve met bege-
leidende Fransche nota aldaar blz. 120—134.
2) De geheele toedracht bij v. Wertheimef, a. a. blz. 225 v. ; H. Oncken, a. w.
dl. III, blz. 136.
3) v. Wertheimer, a. a. blz. 234—235-
a. a. Dtsche Rsch., dl. 185, blz. 10.
voor Bismarck\'s doordringingsvermogen: „denn die Preussen
verfügen wohl über weniger Geld als die Franzosen, verstehen es
aber, einen besseren Gebrauch davon zu machen." Ook Vitzthum
wordt later nog eens vermaand : „er solle absolut keine Schriftstücke
in seiner Privatwohnung zurückbehalten, sondern sie alle im Eisen-
schrank der Pariser Botschaft verwahren" i). Het baatte niet. De
Zwitsersche gezant te Parijs Kern, uit wiens berichten in de Bernsche
archieven de Zürichsche hoogleeraar Alfred Stern gaarne putte
voor zijn monumentaal werk over de politieke geschiedenis van
Europa van 1815 tot 1870, dat in 1925 met het tiende deel gereed
kwam, meldt reeds in Februari en Maart 1869 van beteekenisvolle
alhantie-geruchten. Bismarck krijgt in Maart mededeelingen van
de gezantschappen te Bern, Florence en Parijs. Te Parijs was het
de zaakgelastigde graaf Solms, die hem tijdens de doodelijke ziekte
van Von der Goltz van berichten voorzag. Bismarck wilde in het
begin in oprechtheid niet gelooven, dat Itahë erbij betrokken zou
zijn. Ten aanzien der personen van Napoleon, Victor Emmanuel
en Von Beust was hij op alles voorbereid, maar hij kon niet gelooven,
dat het oprecht constitutioneele ministerie-menabrea zich tot zulk
een alliantie zou leenen. Hij kreeg echter verdenking, toen hij er den
Italiaanschen gezant naar vroeg. Deze liet hem een brief zien van
Menabrea, waarin Pruisen werd gewaarschuwd „voor elke aan-
raking met de electrische flesch." Dat vond Bismarck een eigen-
aardig krenkende raadgeving van een soldaat als Menabrea. Daarna
sprak hij er overste Stoffel, den Franschen militair-attaché, over
aan en uitte zich tegenover dezen in felle bedreigingen aan het
adres van Oostenrijk: „aan jullie zouden we geen dorp afnemen,
maar Oostenrijk zou verdwijnen." Ook zeide hij daarbij ronduit dat
Rusland Oostenrijk zou aanpakken. En hij zeide dit niet zonder
grond, daar sedert het voorjaar 1868 een geheime afspraak daar-
omtrent bestond, waarvan ook Gortschakof wist
Von Beust bleef bij zijn overtuiging dat het voor Oostenrijk .|
noodzakelijk was, neutraal te kunnen blijven in een Fransch- |
Duitschen oorlog en daar waren de Franschen natuurlijk niet van "
gediend. Met scherp omlijnden nadruk en openhartigheid houdt de
Oostenrijksche kanselier dezen eisch staande.
v. Weeti-ieimer, a. a. D. Rsch., dL 186, blz. 35; H. Oncken, a. w. dl. III,
blz. 263.
Over de mate van Bismarck\'s ingelicht zijn : Stern, a. w. dl. X, blz. 193—194 ;
Platzhoff, Die Anfänge des Dreikaiserbundes, in Preussische Jahrb., Juni 1923.
In Mei 1869 schenen de lange en moeilijke onderhandehngen tot
een positief einde te kunnen komen, maar dan blijkt, dat de „pierre
d\'achoppement", zooals Beust zijn blijvend bezwaar noemt, de
oorzaak moet worden, waardoor de alliantie ook tusschen Oostenrijk
en Frankrijk voorloopig nog niet formeel tot stand kan komen,
hoezeer ook de Oostenrijksche kanseher zich reeds nadrukkelijk en
herhaaldelijk als bondgenoot van Frankrijk wil beschouwen en het
vertrouwen uit, dat ook Frankrijk „moralement lié" zal willen zijn.
Hij ziet geen bezwaar in rustig afwachten en rijp laten worden, met
nadruk verklarende dat zijn moeilijkheid slechts is „une difficulté
de forme" en de verwachting uitsprekende, te zijner tijd, wanneer
ook in Italië de moeilijkheden overwonnen zullen zijn, met dit land
en met Frankrijk de zaak ook formeel tot stand te zien komen i).
In dien tijd waren te Weenen de Delegaties bijeen en VoN Beust
wilde zeer zeker niet gaarne de netelige kans loopen, bij eene inter-
pellatie door deze voor de keuze te worden gesteld van al of niet
mededeelingen te moeten doen omtrent zaken van zoo zwaarwichtige
beteekenis voor de Monarchie. En nog andere gebeurtenissen
brengen dan tegelijk bezwaren en noodzakelijk uitstel. De afloop der
Fransche verkiezingen op 23 Mei 1869 was voor het „empire autori-
taire" allesbehalve gunstig, bewees de kracht der oppositioneele
stroomingen in de richting van het parlementairisme 2).
In het begin van Juli stelde Italië plotseling eenige nadere eischen,
o. a. dat het doel der te sluiten overeenkomst scherp zou worden
omschreven, dat Rome onmiddellijk en onvoorwaardelijk zou worden
ontruimd en dat er niets tegen de Duitsche eenheid zou worden
gedaan. Tot dan toe waren met Italië de onderhandelingen reeds
ver gevorderd : het zou Welsch-Tyrol en Triëst krijgen en Metter-
nich had daarnaast weten te bedingen, dat ook Frankrijk Nizza zou
teruggeven®). En thans kwam het opperen van deze bezwaren,
waarvan dat omtrent de Duitsche eenheid door Metternich met
drie schampere uitroepteekens werd bejegend, door hem toege-
schreven aan den invloed van prins Napoleon, den schoonzoon van
Victor Emmanuel, Oostenrijks ouden vijand^). Het Italiaansche
1) H. Oncken, a. w. dl. III, no. 701. v. Beust aan Metternich, 25 Mei 1869;
von Wertheimer, a. a. dl. 185, blz. 240—241.
\') v. Wertheimer, a. a. dl. 185, blz. 384.
a. a. dl. 185, blz. 238.
H. Oncken, a. w. dl. III, no. 717, blz. 215- Er waren er in Frankrijk die met
nadruk bleven wijzen op Oostenrijks „verraderlijke" houding in den zomer van 1813.
veto tegen het belemmeren der Duitsche eenheid werd weer terug-
genomen, maar Von Beust vreesde, dat prins Napoleon in staat
zou blijken, aan Bismarck alle geheimen te verklappen. Bovendien
bleef de groote moeilijkheid, dat Napoleon niet op Italië\'s voor-
naamsten eisch, de ontruiming van Rome, wilde ingaan en die ook
niet wilde beloven tegen een vast tijdstip, zooals men nader ver-
langde. Dan wilde de Fransche Keizer nog liever van het bond-
genootschap met Italië afzien en des te krachtiger aansturen op het
sluiten der overeenkomst met Oostenrijk alleen
Op ii Augustus kreeg Napoleon een nieuwen aanval van zijn
verschillende kwalen, hetgeen hem voorloopig ook weer wankelend
maakte in de strevingen van zijn wil. En zoo bleef de onderhandeling
tot in de maand September vrijwel zonder voortgang.
Toen is einde Augustus op aansporing mede van Italiaanschen
kant vanuit Weenen voorgesteld, met het oog op de veranderde
politieke verhoudingen in Frankrijk, welke een nieuw ministerie en
uitzicht op constitutioneele wijziging brachten, in de plaats van het
te sluiten verdrag voorloopig te stellen eene uitwisseling van brieven
tusschen de drie monarchen. Twee jaren had nu de onderhandeling
geloopen ; zij behoorde althans eenige uitdrukking te geven aan de
wederzijdsche wilsverhouding. Midden-September schreef Frans
Jozef aan Napoleon ; keizerin Elizabeth schreef aan keizerin
Eugénie. Op 34 September beantwoordde Napoleon het schrijven
van Frans Jozef en terzelfdertijd ongeveer schreef ook Victor
Emmanuel aan den Franschen keizer 2). Deze laatste brief noemt
als het doel der overeenkomst : het sluiten van een drievou-
dig verbond tusschen Frankrijk, Oostenrijk en Italië, „dont
l\'union présentera une puissante barrière à d\'injustes prétentions
et contribuera ainsi à établir sur des bases plus solides la paix de
l\'Europe" Belofte van steun is de kern van Napoleon\'s schrijven
aan Frans Jozef : „Si par impossible l\'Empire de Votre Majesté
se trouvait menacé par quelque agression difficile à prévoir, je
n\'hésiterai pas un instant à mettre toutes les forces de la France de
son côté" Wederzijds achtte men deze brieven als van tamelijk
beslissende beteekenis. Men beschouwde zich voortaan in de
W. Busch, a. w. blz. 39.
Deze brieven bij H. Oncken, a. w. dl. III, nrs. 728, 730, 733.
a. w. dl. III, blz. 240.
a. w. dl. III, blz. 235.
diplomatieke briefwisseling als minstens „moralement liés" ; men
sprak wederzijds met nadruk van „l\'alliance assurée moralement,
sinon activement", van „le traité moralement signé", van „le traité
conclu". Op 9 October 1869 doet Napoleon door zijn vertrouweling
Rouher aan Vitzthum weten : „L\'alliance autrichienne forme donc
le pivot de ma politique." En tegelijk meldt hij hem, hoe hij zoowel
zijn toenmaligen minister van buitenlandsche zaken als den Engel-
schen premier omtrent het gebeurde heeft misleid : „Je n\'ai pas
voulu initier La Tour d\'Auvergne à tout ceci, mais je lui en parle
et j\'ai engagé Metternich d\'en causer avec lui. Quant à Clarendon,
je ne lui ai rien avoué : je lui ai dit qu\'il y avait eu des pourparlers
mais que tout cela était tombé dans l\'eau ♦..." Lord Clarendon
was opzettelijk naar het vasteland gekomen om zich op de hoogte
te stellen en Napoleon te waarschuwen en te vermanen, nadat hem
de alliantie-geruchten hadden bereikt ; het waren de Italianen, die
hem opzettelijk hadden ingelicht door „des déplorables indiscré-
tions". Clarendon had te Heidelberg met Gortschakof gesproken
en zich te Berlijn overtuigd van de rustige gedragslijn, die daar werd
gevolgd ; en had op 19 September een lang gesprek met den Fran-
schen Keizer. Metternich schrijft daaromtrent op 20 September
aan Von Beust :
„L\'Empereur a encore un autre sujet de mécontentement, c\'est
que les ItaHens, le Roi surtout ont été très peu discrets. Il croit
savoir pertinemment que ce sont des indiscrétions de Florence
qui ont amené Lord Clarendon à venir ici L\'interpeller directement
et à bout pourtant sur l\'entente à 3. L\'Empereur a répondu que
cette entente n\'avait rien de beUiqueux — qu\'elle était bien naturelle
dans les circonstances données et qu\'elle n\'avait rien, ni de caché
ni de secrètement stipulé. Lord Clarendon Lui a fait cependant
un sermon à ce sujet. Lui disant que cette entente pouvait, si elle
était plus accentuée, jeter la Russie dans les bras de la Prusse.
L\'Empereur a coupé court, mais est persuadé que Clarendon est
venu faire l\'officieux de la Prusse à la suite d\'indiscrétions italien-
nes" 2).
Clarendon ging zich sedert dien des te meer wijden aan de
1) H. Oncken, a. w. dl. Ill, no. 741. Vitzthum aan von Beust, 7 October 1869.
2) H. Oncken, a. w. dl. III, no. 729; zie ook blz. 245 en 259- Het vermoeden
in dezen tegen de Italianen bracht Napoleon er toe, zijn gedrag jegens hen van
dan af te wijzigen en des te minder toe te geven aan hun eischen, hetgeen in den
brief van 24 September aan Frans Jozef reeds zeer duidelijk blijkt.
verwerkelijking zijner ontwapeningsgedachte, zooals in de latere
maanden zou blijken,
In October werd generaal Fleury naar Rusland gezonden, om te
trachten den Czaar los te maken van Berlijn, met eene instructie,!
middelen daartoe bevattende En in diezelfde maand deed Napo-
leon nog een poging, in overleg met Vitzthum, tot een formeel
sluiten van het verdrag te geraken, maar Von Beust vond het niet
wenschelijk, met het oog o. a. op het karakter van het toenmalige
Fransche ministerie als overgangsministerie in verband met de
liberale evolutie, die in vollen gang was. Van weerszijden bleef men
echter in de meening, den toestand volkomen te beheerschen en op
elk oogenblik de bestaande afspraken, die steeds opnieuw als vol-
doende bindend werden aangeduid, in een volledig verbond te
kunnen omzetten. Napoleon bleef daartoe zoeken naar eene gelegen-
heid, Italië te bevredigen door Rome op een behoorlijke wijze te
ontruimen. Hij meende die te zullen vinden, zoodra het Concilie
Zou worden geschorst. Op 2 Januari 1870 trad op het ministerie-
Daru-Ollivier. De doorbraak van het parlementaire stelsel in
Frankrijk scheen zich te hebben voltrokken en op 8 Mei 1870 zou
het plebisciet de verandering bevestigen.
Er werd nu ook eene wijziging in Frankrijks buitenlandsche
politiek in liberale richting verwacht; Clarendon en Gladstone
hoopten daarop te goeder trouw. Napoleon\'s persoonlijke politiek
bleef in elk geval volkomen dezelfde, terwijl in de parlementaire
sfeer het voorstel kwam, het contingent voor 1870 met 10.000 man
te verminderen, in verband met Clarendon\'s aansporing tot weder-
zijdsche ontwapening, ook tot Pruisen gericht, om Frankrijks goeden
wil te toonen. Het voorstel hiertoe werd door Napoleon en door
minister Leboeuf afgekeurd. Hun beviel meer de reis van den
aartshertog Albrecht naar Frankrijk in Februari 1870, welke reeds
in December 1869 was voorbereid, nadat Napoleon in November
met generaal Lebrun een gesprek had gehad over de noodzakelijkheid
van een algemeen krijgsplan, in verband met de bestaande afspraken
met andere mogendheden. De overwinnaar van Custozza was na
\'66, nadat de slachtoffers van de nederlaag van Königgrätz waren
gevallen, de zondebokken waren weggezonden, benoemd tot in-
specteur-generaal van het k.k. Oostenrijksch-Hongaarsche leger;
hij droeg dus een ambt, uitnemend geschikt om zijne besprekingen
W. Busch, a. vv. blz. 56.
-ocr page 108-in Frankrijk van hooge beteekenis te maken. Na een reis door Zuid-
Frankrijk kwam hij in Februari te Parijs, sprak met Napoleon in
het geheim en verbroederde zich met de Fransche generaals, maakte
met hen het bekende strategische plan tot den drievoudigen inval
in Duitschland, zoodra het tot oorlog zou komen. Op de terugreis
sprak hij met Dalwigk te Darmstadt „nicht sehr begeistert" over
Napoleon, „dessen Unentschlossenheit da anfange, wo die Rat-
schläge des thatkräftigen Persigny aufhörten." Hij bleef echter met
Napoleon in briefverkeer : op lo April zendt Metternich hem een
brief van den Franschen keizer en als Napoleon na 8 Mei aan Frans
Jozef schrijft om hem te bedanken voor zijn gelukwensch „à la
réussite du plébiscite", meldt Napoleon aan het einde (22 Mei
1870) : „Je vais.d\'ici en quelques jours écrire à l\'archiduc Albert"
Waarschijnlijk zal deze brief, welke ons verder niet bekend is,
hebben ingehouden de aankondiging der reis van generaal Lebrun.
In zijn schrijven van gelukwensch had de Oostenrijksche Keizer
gesproken van „la force nouvelle que Votre Majesté peut puiser
dans une manifestation aussi imposante"
Het was het bewustzijn van „la force nouvelle", dat er Napoleon
toe bracht, reeds op 15 Mei 1870 tot minister van buitenlandsche
zaken te benoemen, Antoine Alfred Agénor de Gramont, duc
de Guiche, geboren in 1819 te Parijs, tot dan toe gezant te Weenen,
in de plaats van den minister van 2 Januari Daru, die in de ItaUaan-
sche en Kerkelijke zaken eigenzinnig was gebleken. „Son arrivée
au quai d\'Orsay fit une impression fâcheuse en Europe ; on ne le
trouvait pas du calibre d\'un tel poste ; on le savait hostile à la Prusse,
il l\'avait montré, trop, et on redoutait qu\'il entrainât son pays dans
quelque aventure par goût autrichien. Bismarck ne broncha pas,
mais il agit"
Ten tijde van zijn benoeming vertoefde Gramont te Parijs.
Hij, de volijverige gezant, wist volstrekt niets af van de bijzondere
onderhandehngen en afspraken, welke sedert 1867 hadden plaats
gehad ; hij was daar volledig buiten gehouden, terwille vooral van de
geheimhouding, die noodzakelijk maakte, dat zoo weinig mogelijk per-
sonen in het geheimste en gevaarlijkste zouden worden betrokken. VoN
Beust was er op gesteld, persoonlijk Gramont te kunnen inlichten
Over de reis van aartshertog Albrecht o. a. Stern, a. w. dl. x, blz. 314 v.
H. Oncken, a. vir. dl. III, no. 809.
P. Matter, a. w. dl. III, blz. 38. Over Gramont\'s persoon : LEHAUTCotJRT,
a. w. blz. io8 v.
en vroeg daarom dringend aan Metternich, te bewerken dat
Gramont nog voor enkele dagen naar Weenen terug zou keeren.
Aldus geschiedde. En in het laatst van Mei had de onthullende
inwijding plaats, de ontgroening van den hoog edelen Gramont. ...
„Le Duc de Gramont qui ignorait entièrement ce qui s\'était
passé n\'a pu s\'empêcher de paraître un peu piqué du mystère
observé jusqu\'à présent vis-à-vis de lui" i). Hij vergat echter weldra
zijn boosheid en voelde zich blijkbaar al heel spoedig gevleid door
het bewijs van vertrouwen van zijn Keizer, in den kleinen kring
der dragers van zùlke geheimen te worden opgenomen. Hij nam
„les engagements pris" ook constitutioneel voor zijn rekening 2).
En aan Metternich werd door Beust opgedragen, Gramont
verder in te lichten : „Vous pourrez, en conséquence, laisser lire
chez vous au Duc, s\'il le désire, tous les projets de traité et les notes
échangées, mais il faudra, bien entendu, que ces pièces ne sortent
pas de Votre présence". In Von Beust\'s brief aan Metternich
is niet te lezen, dat hij den nieuwen minister van buitenlandsche
zaken van Frankrijk zijn eigen stelsel van voorbehoud nog eens
degelijk uiteen heeft gezet. Gramont schijnt veeleer enthousiast
naar Parijs terug gesneld, om zijn taak te gaan aanvaarden, verheugd
dat nu dan toch verkregen was hetgeen hijzelf op eigen initiatief
gedurende meer dan twee jaren te Weenen had warm gehouden.
En of hij zich ijverig ingewerkt heeft in de letter en in den geest
van Metternich\'s dossiers, is niet gemeld ; in elk geval heeft hij
slechts enkele weken tijd gehad om in zijn taak als minister Oosten-
rijks terughoudende bedoelingen nader aan te voelen ten aanzien
van de groote vraag, terwijl de onderhandelingen zelve enkele jaren
hadden geloopen. Dit kan mede strekken ter verklaring en ver-
ontschuldiging van zijn gruwelijke misgrepen anderhalve maand
later. Een man als hij moest zijn ijver toonen door reeds op ?,o Juni
opzettelijk een anti-Pruisischen toon aan te slaan bij de beantwoor-
ding eener interpellatie over den aanleg van den Sankt-Gothard-
tunnel. Op 25 Juni zeide hij reeds iets uitdagends aan den Pruisi-
schen gezant over eene vesting-kwestie te Mainz; evenzeer op
I Juli naar aanleiding van het budget van den Noord-Duitschen
Bond in verband met den vrede van Praag
Beust aan Metternich, 31 Mei 1870, bij H. Oncken, a. w. dl. Ill, no. 823.
v. Wertheimer, Dtsch. Rsch., a. a. dl. 186, blz. 43 v.
Stern, a. w. dl. X, blz. 223.
H. Oncken, a.w. dl. I, blz. 97 (Darst.) dl. III, blz. 382. Stern, a.w. dl. X, blz. 224.
-ocr page 110-Vier dagen na de benoeming van Gramont, op ig Mei, werd
de groote krijgsraad gehouden van de vier generaals met Napoleon,
waar besloten werd, generaal Lebrun naar Weenen te zenden, om
nader met aartshertog Albrecht te overleggen. Het ging daarbij
over het concrete krijgsplan, dat aartshertog Albrecht te Parijs
had voorgesteld; de generaals waren het er over eens dat dat plan,
1 waarbij Frankrijk gedurende zes weken geïsoleerd zou moeten
optreden, te gevaarlijk was en daarom van Oostenrijk andere toe-
zeggingen moesten worden gevraagd. Het ging over concrete voor-
stellen, het waren géén academische bespiegelingen en men had
blijkbaar haast. Op 28 Mei ging generaal Lebrun op reis : hij ging
met rustpoozen te Keulen, Berlijn en Dresden, om aldaar met
eigen oogen iets van de Duitsche militaire instellingen te zien en
kwam op 6 Juni te Weenen. Vijf malen heeft hij met aartshertog
Albrecht beraadslaagd en op 14 Juni \'s avonds op het slot Laxenburg
het bekende gesprek gehad, v/aarin de Keizer van Oostenrijk de
Fransche verwachtingen matigde Ook Lebrun zelf heeft in zijn
„Souvenirs militaires" dat gesprek weergegeven 2). Volgens zijn
verslag aan keizer Napoleon schijnt hij toch niet ten volle te hebben
gevoeld, hoe ver Frans Jozefs overwegingen omtrent de Duitsche
zaken en zijn verlangen, den vrede te bewaren, reeds waren ge-
vorderd. En vooral het beroep van den Oostenrijkschen keizer op
de nationale stemming van zijn eigen Duitsch-Oostenrijkers duidt
op het bestaan van een vermoeden bij hem, dat de Duitsche kwestie
in 1866 toch wellicht volgens immanente noodzakelijkheid beslist
zou kunnen zijn. Maar zeker weet hij dat niet; hij is midden in
de gebeurtenissen, hij beoordeelt de verwachtingen als een nuchter
en middelmatig man volgens tegenstrijdige ervaringen, niet volgens
sterke overtuiging, maar soepel voorbereid op de verschillende
mogelijkheden. Hij weet nog niet hoe het in Duitschland loopen
zal; hij weet het nog niet
En vandaar de mogelijkheid, die hij stelt, dat het Fransche leger
in Zuid-Duitschland zou worden ontvangen „non point en ennemi,
mais en libérateur". En in dat geval: „Aux yeux de mes peuples.
Zie o. m. W. Busch, a. w. blz. 37 v.
Overgenomen bij H. Oncken, a. w. dl. III, no. 828. Lebruns streng geheim
gehouden reis werd eerst in 1875 openbaar. (Lehautcourt. a. w. blz. 83 noot).
Deze houding past geheel in zijn karakter, zooals het o. a. door Friedjung
is ontleed.
/
/
je ne pourrais faire autrement que de joindre mes armées âux
armées françaises".
De militaire aartshertog Albrecht daarentegen was stram in zijn
verwachtingen. Hij blijft dezelfde; op 20 Juni 1870 schrijft hij \'
weer aan Lebrun, hem terugzendende de drie Fransche strategische ;
plannen, na ze te hebben doen copieeren door een vertrouwde I
hand, gelijk hij meldt. Aan het eind van het vriendelijk briefje
staan de woorden : „A revoir, comme je l\'espère !" onderstreept i).
Aartshertog Albrecht, de zoon van den beroemden aartshertog
Karei, den held van Aspern, en de vader van aartshertog Friedrich,
die in den wereldoorlog als generalissimus van het Oostenrijksch-
Hongaarsche leger tot aan het bittere einde de trouwe aanhanger bleef
van het Duitsche bondgenootschap had er op dat oogenbhk nog
niets tegen, den Franschen generaal weer te ontmoeten, als strijd-
makker, wellicht op het slagveld. Zijne onderstreping moet aan-
moedigend hebben gewerkt.
In de Juli-krisis had Gramont dan ook nog alle vertrouwen in
Oostenrijk. Op 15 Juli had hij met Vitzthum en Vimercati weer
besprekingen over een spoed-ontwerp-verdrag in drie artikelen,
waarmede de heeren terstond op reis gingen. En op 17 Juli schrijft
hij dan aan Von Beust o. m. : „Vous comprenez bien que ce n\'est
pas de propos délibéré que nous nous sommes engagés dans une
affaire aussi sérieuse, sans avoir eu le temps de stimuler les alliances
qui doivent la féconder. Si j\'avais pu choisir l\'heure de l\'action,
je n\'aurais certes pas manqué de parfaire nos traités et d\'établir,
tout à notre aise, pour vous comme pour nous, l\'accord que je vous
demande aujourd\'hui de faire bien à la hâte" 3).
Oostenrijk begreep dat het niets doen kon. Op 15 Juli had plaats
de beslissende Kroonraad. Andrassy was naar Weenen gesneld en
had daar bepleit dat de Monarchie neutraal moest blijven, zoo
neutraal als .... Holland. Dat was wel het toppunt van neutraliteit !
Men zou dus moeten mobiliseeren op de wijze als Holland dat
deed .... En toen de oorlog eenmaal uitgebroken was, wilde ook
Von Beust geen bizondere overeenkomst meer met Frankrijk. Wel
wilde hij een bizondere afspraak met Italië om op het gewenschte
oogenblik samen te kunnen ingrijpen. Daartoe was Vimercati naar
H. Oncken, a. w. dL lll, no. 830.
R. Fester, Die Politik Kaiser Karls und der Wendepunkt des Weltkrieges,
blz. 45.
H. Oncken, a. w. dl. III, no, 900.
-ocr page 112-Weenen gekomen i). Von Beust zon natuurlijk heel graag van
zijn kant de ontruiming van Rome hebben zien toegezegd;
het Fransche hof wilde echter zelfs op dat oogenblik daar nog
niet aan.
Op 28 Juli verlieten vimercati en Vitzthum de stad Weenen.
Zij reisden samen tot Padua; vandaar ging Vimercati naar Parijs
en naar het keizerlijke hoofdkwartier te Metz. Vitzthum ging naar
Florence om het Oostenrijksch-Italiaansch verdrag tot werkelijkheid
te maken. Victor Emmanuel ontving hem op 31 Juli buiten zijn
ministers om. Die Italiaansche ministers waren het onderling zeer
oneens : vooral Sella, de minister van financiën, was sterk gekant
tegen elke overeenkomst, die aan Frankrijk bizonder voordeel kon
brengen. De anderen wilden niets doen, als hun het bezit van
Rome niet werd gewaarborgd, maar waren toch tot Frankrijk geneigd.
De bovendrijvende volksmeening was meerendeels niet Fransch-
gezind sedert Mentana. Vitzthum deed al zijn best bij de Italiaan-
sche ministers persoonlijk om hen tot een Franschgezinde overeen-
komst over te halen. Op 30 Juli gaf het onware bericht van een
Fransche overwinning bij Saarbrücken, dus nog vóór de werkelijke
schermutsehng bij die stad, aanleiding tot een ware krisis in de
Florentijnsche regeeringskringen 2). De meerderheid der ministers
scheen tot ingrijpen ten gunste van Frankrijk geneigd; Sella
dreigde met zijn ontslag in dat geval en vertrok reeds uit Florence,
daar hij overtuigd was, dat gebeuren zou datgene waartegen hij zich
zoozeer had verzet. De eerste Duitsche overwinningen komen dan
de Italianen bekoelen, terwijl tegelijk Sella\'s betoog, dat men,
zonder Rome te verkrijgen, niets zou moeten doen, de overhand
nam. Op 6 Augustus wordt dat aan graaf Vitzthum meegedeeld
en hem voorgelegd een ontwerp-neutrahteits-verdrag. Een bijzondere
Italiaansch-Oostenrijksche overeenkomst is dan echter niet meer
gesloten. De Duitsche overwinningen van Augustus 1870 benamen
er den lust en de aanleiding toe. Op 17 Augustus kwam, onder
aansporing van Italië, de oproep van Lord Granville tot alle
neutralen om zich in een gezamenlijke neutraal-verklaring aaneen
te sluiten. Oostenrijk heeft toen nog voorwaarden willen stellen,
Deze laatste onderhandelingen uitvoerig beschreven bij W. Busch, a. w.
blz. 45 v. Stern, a. w., dl. X, blz. 366; 372—375; 397—399-
W. Busch, a. w. blz. 62—64.
maar is geëindigd met zich op lo September 1870 zonder voor-
behoud bij dezen „bond van neutralen" aan te sluiten i).
De beteekenis en de draagkracht van Napoleon\'s alliantie-
bestrevingen in verband met de gevolgtrekkingen, daaruit gemaakt
en te maken, zijn zeer verschillend beoordeeld geworden.
Joseph Reinach zegt in 1921 in zijn artikel: „Napoléon III et
la paix" : „On a mené grand bruit au sujet des conversations qu\'il
engagea avec l\'Autriche et avec l\'Italie en vue d\'une alliance, d\'ail-
leurs en dehors de ses ministres et de ses ambassadeurs ; elles ne
furent, suivant le mot de l\'archiduc Albert, que des „„débats
académiques" " 2).
De Engelsche geschiedschrijver Grant Robertson, die in 1918
in een reeks historisch-biografische monografieën, „Makers of the
19th century", deed verschijnen een deel, getiteld „Bismarck",
schrijft : „German historians have sedulously built up the theory
that between 1868 and 1870 Prussia was being steadily encircled
by three hostile states. Hence the comfortable conclusion that the
war with France was a defensive effort against an offensive assault,
anticipated by Prussia and thrust upon her against her wifl". En
na een kort overzicht der bekende feiten hieromtrent : „So far, no
evidence has been forthcoming to prove that Italy, Austria and
France had agreed to unite in an attack on Prussia or the North-
German Confederation. The „„conspiracy"" to force an offensive
war on an unwilling Germany had in fact not been made. The
justification of Bismarcks action, wherever it may be placed, cannot
rest on the defined menace of a Triple alliance, ready to strike at
an agreed hour for agreed objects by agreed and concerted action" [
Robertson heeft voor zijn boek veel gebruik gemaakt van het /
driedeelige werk van Paul Matter, „Bismarck et son temps", l
verschenen 1905—1908. Deze Fransche schrijver, die ook omtrent I
het feitelijke der coalitie-bestrevingen meent, dat zij „ne sortirent
point d\'un débat académique"^), ontkent toch niet het groote
Kuht Rheindorf, England und der deutsch-französische Krieg 1870—1871
(1933), blz. 59.
Revue historique. Tome CXXXVI, blz. 301.
a. w. blz. 261.
\') a. w. dl. II, blz. 645.
gevaar dat door Bismarck in deze bestrevingen moest worden
gezien. Hij meent dat Bismarck den gang dezer alliantie-pogingen
geheel kende en, weergevende „les pensées de Bismarck" in het
vooruitzicht van den „onvermijdelijken" oorlog met Frankrijk,
schrijft hij: „Par ailleurs, l\'heure pressait, car il fallait écarter un
péril redoutable, une quadruple alliance contre la Prusse. Napoléon
et ses conseillers intimes rêvaient d\'unir contre la jeune ambitieuse
les forces de l\'Autriche, de l\'Italie, du Danemark et de la France.
L\'union des cours de Florence et de Berlin n\'avait été qu\'un mariage
d\'intérêts, suivi d\'un divorce immédiat ; dès 1868, un rapproche-
ment se préparait entre la France et l\'Itahe ; en 1869, les hommes
d\'Etat berlinois étaient convaincus qu\'entre les deux Etats une
alliance était signée au détriment de la Prusse" i). Matter meent
er nog eens aan te moeten herinneren : „que tout s\'était borné à
une correspondance entre l\'empereur Napoléon et le roi d\'Itahe
sur l\'utihté de cette alliance ; le roi voulait Rome et Napoléon
refusait d\'abandonner le Pape" 2), maar hij erkent toch dat Bismarck
met zeer gevaarlijke mogelijkheden had rekening te houden : „Bis-
marck connaissait ces projets, et résolut de les couper net en brus-
quant la rupture avec la France"
Jaurès acht de onderhandelingen van Napoleon met Oostenrijk
en Italie wel degelijk een groot en onrechtmatig gevaar voor den
Europeeschen vrede. Hij drukt af den brief van Victor Emmanuel
aan Napoleon van 25 September 1869 en verwijt aan Ollivier,
dat hij, terwijl een dergelijke brief bestond, zonder nadere inlich-
tingen te vragen, zijn „liberaal" bewind van 2 Januari 1870 is
begonnen. „Pour être fidèle à lui-même et à sa politique, il aurait dû
dire à Napoléon, qu\'il serait déraisonnable et injuste de considérer
l\'effort de la Prusse et de la Confédération du Nord pour unifier
toute l\'Allemagne comme une aggression contre la France et comme
un casus foederis faisant jouer la Triple Alliance".^).
Ook Pierre Lehautcourt (schuilnaam van den generaal Palat),
de schrijver van eene reeks politieke en militairrtechnische werken
over den oorlog van 1870, erkent het gevaar, dat in de Fransche
alliantie-pogingen door Bismarck moest worden gezien. In zijn
boek ; „Les origines de la guerre de 1870. La candidature Hohen-
zollern", verschenen in 1912, schrijft hij : „Non seulement le
chancelier sait qu\'une guerre avec son pays entre dans les prévisions
du gouvernement impérial, mais il n\'ignore pas nos pourparlers en
vue d\'une triple alliance. Dans son discours du 6 février 1888 au
Reichstag, il déclara expressément qu\'à la suite de l\'affaire du
Luxembourg, en 1868, 1869, 1870, il redouta une guerre avec la
France et une entente entre notre pays, l\'Autriche et l\'Itahe. On
sait, d\'autre part, qu\'il était bien informé au sujet de nos négociations
dans ce but. Dès avril 1868, son agent secret Bernhardi reçoit d\'une
source autorisée des renseignements sur une alliance offensive et
défensive projetée entre la France et l\'Italie. En mars 1869, il
possède des données très complètes sur un échange de lettres entre
Napoléon III et Victor Emmanuel. Le 3 avril 1869, on espère
à Beriin avoir dans quatre semaines environ une copie du traité
„conclu" en février entre la France et l\'Italie. Ces renseignements
et d\'autres venant d\'Autriche sont pris plus au sérieux à Berlin
qu\'on ne l\'admet parfois. En février 1868, les craintes de Bismarck
auraient été particuhèrement vives. La révolution espagnole lui
parut ajourner le danger. D\'après Bernhardt le Grand Etat-major
croyait que les négociations en vue d\'une triple alliance présageaient
une guerre prochaine. Moltke s\'en inquiétait. Dans son plan de
campagne d\'avril 1868, il s\'attaquait encore à la France seule;
quelques mois après, il préparait une guerre simultanée contre la
France et l\'Autriche. De même pendant l\'hiver de 1868—1869.
C\'est justement au printemps de 1869 que la candidature Hohen-
ZOllern devient une question diplomatique.
Au contraire, Bismarck se montre tout d\'abord sceptique au
sujet de la triple alliance. Puis il se borne à ne pas y croire officielle-
ment, tandis que son confident Keudell est persuadé de sa conclur
sion et attend presque avec certitude une rupture"^).
In de „Conclusions" van zijn werk verdedigt Lehautcourt nog
eens nadrukkelijk de redelijkheid van Bismarck\'s gevolgtrekking
uit de Fransche alliantie-pogingen 2), zijn oordeel samenvattende in
deze woorden: „Sans doute, les projets de triple alliance n\'ont
jamais revêtu une forme pratique. Mais Bismarck le savait-il ? Si
bien informé qu\'il fût, ne pouvait-il pas croire, comme Napoléon III,
Lehautcourt, a. w. blz. 64, 65.
") a. w. blz. 630, 631.
que les traités avec l\'Autriche et l\'Italie étaient virtuellement conclus?
Ne ressort-il pas, enfin, des détails donnés précédemment, que le
chancelier prenait au sérieux la combinaison dirigée contre^la
Prusse et que Moltke cherchait les moyens de la combattre ?"
En het is ook Lehautcourt, die in een noot woorden van Bismarck
aanhaalt, gesproken in een „Discours du 31 juillet 1892 à Jéna" :
„La guerre de 1870—1871 était aussi une nécessité; sans avoir
battu la France, nous n\'aurions pas pu achever tranquillement la
formation de l\'Empire allemand. La France aurait trouvé plus
tard des alliés pour nous en empêcher".
Het is aantrekkelijk een dergelijk Fransch oordeel te stellen
tegenover dat van den Amerikaanschen historicus Robert Howard
Lord, hoogleeraar aan de Howard University te Cambridge (U. S.),
die in djn boek „The origins of the war of 1870", verschenen in
1924, schrijft :
,,It can scarcely be affirmed that the very problematical danger
from an alliance which never got beyond the stage of discussion,
and which might well have had no more than a defensive character,
could have been sufficient justification for Bismarck in immediately
forcing on a war ; and we have no evidence that he either knew
much about, or was very much concerned about the proposed
alliance. This view, then, seems virtually to be abandoned to-day\'| 2).
Dit oordeel lokt uit tot tegenspraak, als lijkende, goed bezien,
in al zijne onderdeden aanvechtbaar. Het wordt geheel gratis
gegeven, want Lord\'s boek houdt zich met de anti-Pruisische
alliantie-pogingen van 1867 tot 1870 niet bezig; het maakt zich
vooral verdienstelijk door het volledig in druk openbaren van
263 documenten over de gebeurtenissen van Juli 1870, hoofdzakelijk
van Duitsche zijde en meerendeels afkomstig uit het Berlijnsche
Hauptarchiv des Auswärtigen Amtes, „now opened to historians
to a degree, and with a liberality, that one would like to see emulated
in every other country", gelijk de Amerikaan in zijn Preface getuigt.
Lord kreeg de primeur der openbaring van een aantal dezer 263
archiefstukken, welke aan een Duitsch historicus als Fester.werd
onthouden. Andere openbaringen van archiefstukken maken in-
tusschen zijn oordeel over Napoleon\'s alliantiebestrevingen niet
houdbaar.
Lehautcourt, a. w. blz. 634.
a. w. blz. 8.
Hielden deze inderdaad voor Pruisen slechts een „problematical
danger" in?
zijn toch zeer zeker in allen ernst betracht door Napoleon
en zijn intieme raadgevers, door Von Beust en door een machtige
Italiaansche groep. De omstandigheden, die ze in Juni 1870 voor-
loopig van de baan deden gaan, konden veranderen; zij bleven
dreigend zweven boven de gedachte van voltooiing der Duitsche
eenheid. Immers, ook zelfs Frans Jozef hield, wereldwijs en ver-
standig, rekening met de mogelijkheid van verandering der om-
standigheden, toen hij nog in Juni 1870 met den Franschen generaal
Lebrun sprak over de mogelijkheid, dat het Fransche leger in Zuid-
Duitschland nog eens als „bevrijder" zou worden ontvangen. De
stemming in Zuid-Duitschland bleef nog een onzekere factor,
waarop allerlei toekomstige gebeurlijkheden invloed konden hebben\'
vooral wanneer een anti-Pruisisch drievoudig verbond in de maak
bleef.
En hoe is het mogelijk aan een dergelijk verbond toe te kennen
„no more than a defensive character" ? Klaarblijkelijk offensief was
de bedoeling, omdat zij er op uit ging, volgens de eigen erkenning
der bewerkers, bij een goede gelegenheid, die gezocht werd, Pruisens
nieuw verworven machtspositie in Duitschland weer te niet te doen
en de uitbreiding van den Noord-Duitschen Bond over Zuid-
Duitschland, welke redelijkerwijze komen moest, te verhinderen.
En dit terwijl Lord in zijn bespreking van „the question of responsi-
bilities for the war of 1870" in het eerste hoofdstuk van zijn boek
uitdrukkelijk de erkenning doet, dat Frankrijk „was in the wrong
in so far as she had since 1866 attempted to block the unification of
Germany. In taking her stand on „the line of the Main" and op-
posing the union of the South German States with the North
German Confederation, she had been denying to the German people
the right to settle their own affairs, in a way which, in spite of all
extenuating circumstances, cannot be justified" i).
De drie ontwerpen tot een verdrag, door Stern en door Her-
mann Oncken afgedrukt, spreken alle van een „of- en defensief
verbond", dat men onder bepaalde omstandigheden zal sluiten.
Zoodra Pruisen de Main-linie overschreed, zouden de Fransche
kanonnen vanzelf afgaan. Het ontwerp-verdrag is ten slotte niet
Lord, a. w. blz. 3.
Als appendix tot het tiende deel van zijn werk.
-ocr page 118-geraakt „beyond the stage of discussion", maar dat lag zeer zeker
niet aan Frankrijk. Napoleon\'s diplomatie heeft genoeg haar best
gedaan om tot eene werkelijke overeenkomst te geraken; de drie
vorstenbrieven van September 1869 behielden zich de ontwikkeling
der omstandigheden in de toekomst voor en de generaal Lebrun
ging in Juni 1870 naar Weenen om over zeer concrete militaire
mogelijkheden, reeds door aartshertog Albrecht te Parijs ter tafel
gebracht, verder te onderhandelen. Laat het zijn, dat na Juni het
werkelijk tot stand komen van het verbond voorloopig van de baan
scheen door het verstandig inzicht van Frans Jozef en, ten opzichte
van Itahë, door de nog bestaande moeilijkheden ten aanzien van
Rome en van den Paus en door het verzet van een aantal Italiaansche
ministers tegen een dergelijken nieuwen „renversement des allian-
ces", in de toekomst moesten dergelijke combinaties altijd dreigend
blijven, ook al zou misschien de Oostenrijksche regeering hare anti-
Pruisische richting meer en meer willen verlaten. De Fransche
politiek zou immers zeer waarschijnlijk blijven wankelen tusschen
de beide lijnen, welke zij tot dan toe beurtelings had gevolgd,
tusschen de oprechte erkenning der Duitsche eenheid als normale
verwerkelijking der nationaliteitsidee en de telkens weer opkomende
neiging om de machtsversterking der Duitsche staten onder Pruisens
leiding tot haar redelijken omvang nog altijd te verhinderen;
tusschen den gedachtengang der circulaire-la Valette en het
donkere instinct van zelfbehoud en bedreigd machtsbewustzijn,
welke ook in Napoleon\'s geest beurtehngs den boventoon bleven
voeren.
Men zal moeten erkennen dat Bismarck voor allerlei mogelijk-
heden, van Frankrijk uitgaande, op zijn hoede moest blijven:
„La France aurait trouvé plus tard des alliés" ..... i)
Lord\'s opmerking, dat Bismarck niet veel wist van hetgeen er tegen
Pruisen op touw werd gezet en dat hij aan dergelijke gebrekkige
wetenschap dus ook niet kan ontkenen „sufficiënt justification" tot
„immediately forcing on a war" getuigt van een tot op zekere hoogte
prijzenswaardig kriterium van ethisch-historische beoordeeling bij
dezen Amerikaanschen geleerde. Hij heeft gelijk: „we have no
evidence" dat Bismarck was „very much concerned about the
proposed alliance". Bismarck nam inderdaad de houding aan van
zich tegenover alle dergelijke pogingen volkomen rustig te gevoelen
Zie hierboven, blz. 100.
-ocr page 119-en tegelijk reageert hij op alle fazes welke het plan doorliep. Wanneer
in de eerste maanden van het jaar 1869 de anti-Pruisische alliantie-
bestrevingen op haar hoogtepunt zijn en inderdaad tot een concrete
overeenkomst schijnen te geraken, schrijft hij op 19 Februari
aan den zaakgelastigde te Parijs graaf Solms in antwoord op diens
uitingen van ongerustheid een brief, waarin dit standpunt van op
alle gebeurlijkheden in „vollster Ruhe" voorbereid en „vollkommen
gerüstet" te zijn, uitvoerig wordt toegelicht: „Wir sind an dieses
Schwanken in der Kaiserlichen Pohtik seit dem Jahre 1866 gewöhnt";
ook zinspeelt hij reeds op de goede betrekking met Rusland.
Aan het slot vat hij nog eens samen : „Jenen Gesichtspunkt, dass
wir zwar keine Ursache haben, den Krieg zu suchen, aber gewiss
nicht mehr Ursache, ihn zu vermeiden, als Frankreich, bitte ich
Eure Excellenz, auch im Verkehr namenthch mit Ihren Kollegen,
niemals zu verleugnen. Wenn der Chevalier Nigra glaubte, Ihnen
doch raten zu sollen, scharf zu beobachten, so werden Sie ihm eine
solche freundschaftliche Warnung dankend zurückgeben und ihm
bemerkhch machen können, dass Mahnungen an den Ernst der
Situation auch bei den Staatsmännern auf der anderen Seite wohl
angebracht sein möchten."
Op ii Maart 1869 doet hij dergelijke mededeehngen gaan aan den
Zaakgelastigde te Florence 2). En op 6 April 1869 herhaalt hij ze
nadrukkelijk en met opmerkelijke duidelijkheid ten aanzien der
feiten tegenover de Noord-Duitsche gezantschappen te Parijs,
Londen, St. Petersburg, Weenen, Florence en Dresden^). Hij
deelt dan mede, „schon vor einiger Zeit" tegenover den Italiaanschen
gezant te Berlijn graaf Launay zijne verwondering te hebben geuit
over het feit dat de Itahaansche regeering „den sich wiederholenden
Gerüchten über Verhandlung oder gar Abschluss einer Allianz
zwischen Italien, Frankreich und Oesterreich nicht amtlich wider-
spreche." Graaf Launay had daarover naar Florence bericht ge-
Zonden en kwam nu op 2 April 1869 bij Bismarck terug met een
allesbehalve geruststellend antwoord. Hij las hem voor een particu-
lier schrijven van den minister-president graaf Menabrea aan hem,
den gezant, waarin, zooals reeds is gemeld Frankrijk werd aan-
H. Oncken, a. w. dL III, blz. 114—116.
a. w. dl. III, blz. 116, 117 noot.
a. w. dl. III, blz. 529, Nachtrag.
Zie boven, blz. 87.
geduid als de geladen electrische flesch, „die bei der leisesten
Berührung sich entladen müsse; -es komme nach der Ansicht des
italienischen Staatsmannes vor allem darauf an, dass Preussen sorg-
sam jede solche Berührung vermeide, vielmehr dem Konflikt aus
dem Wege gehe und alles tue, um Frankreich zufrieden zu stellen
und zu desinteressieren. Es wurde in der Depesche auf einige
Punkte hingedeutet, in welchen Frankreich besonders sensitiv sei,
und mit dem Freundesrate geschlossen, in dieser ernsthaften
Situation vorsichtig oder versöhnlich zu verfahren." Een dergelijk
antwoord moest toch inderdaad als zeer verontrustend worden
beschouwd. Bismarck had den Italiaanschen gezant medegedeeld,
geen middel te hebben om Frankrijk tevreden te stellen, daar hij
niet inzag, op welken grond Frankrijk ontevreden zou moeten zijn.
„Wenn es darauf ankomme, irgendwelchen Angreifer Deutschlands
zu desinteressieren, so sei dazu eine Million deutscher Soldaten,
welche jeden Augenblick bereit ständen, das einzige Mittel. Man
scheine auch in Florenz nicht anzunehmen, dass wir Frankreich
angreifen würden; für Mahnungen zu versöhnhchem Verhalten im
Interesse des allgemeinen Friedens scheine mir daher die richtige
Adresse eher Paris als Berlin zu sein." Hij had tenslotte tegenover
den Italiaanschen gezant betreurd, dat er te Berlijn geen Italiaansche
militair-attaché was, die zich een deskundig oordeel zou kunnen
vormen over den toestand van het Duitsche leger en hem aan-
bevolen, zich tot overste Stoffel, den Franschen militair-attaché
te wenden, om hieromtrent een en ander te vernemen. Wij hooren
Bismarck\'s oordeel later samengevat in de woorden: „Der Bund
Italiens mit Frankreich und Oestreich lag nicht blos nach meiner
Befürchtung, sondern nach der öffentlichen Meinung in Europa
nicht ausserhalb der Wahrscheinlichkeit"
Dat Frankrijk gelijk was aan een geladen Leidsche flesch, of
gelijk Lord het uitdrukt, aan een kruitmagazijn, had de onver-
mijdelijke ontwikkeling der Duitsche machtsverhoudingen daaraan
schuld? Lord verwijt aan Bismarck, door de begunstiging der
HoHENZOLLERN-candidatuur met vuur te hebben gespeeld dicht bij
een kruitmagazijn, waartoe Frankrijk sedert 1866 geworden was.
En zijn eindoordeel in de behandeling der „question of responsibi-
lity" komt in het slot tot deze uitspraak : „At all events, unless one
accepts the view that a Franco-German war was under any circum-
Gedanken und Erinnerungen, dL II, big. 74 (Volksausgabe 1915).
-ocr page 121-stances inevitable, it is difficult not to accuse both governments in
1870 of criminally playing with fire" i).
Ook deze uitspraak,voorzoover zij deze „schuld aan den oorlog" naar
billijkheid zou willen verdeelen, dwingt tot tegenspraak. Wij willen
nog eens nadrukkelijk de vraag stellen: waardoor was Frankrijk
sedert 1866 in zijn verhouding tot de Duitsche gebeurtenissen ge-
worden tot een kruitmagazijn ? Immers niet anders dan doordat
Frankrijk de totstandkoming der Duitsche eenheid en de machts-
uitbreiding van Pruisen binnen hare redelijke grenzen niet wilde
gedoogen, hetgeen Lord zelve als een „wrong" aan Frankrijks zijde
erkent. Voor de verwording der Fransch-Duitsche betrekkingen tot
een uiterst prikkelbaar, ontplofbaar complex sedert Sadowa zal ook
Lord Bismarck niet verantwoordelijk willen stellen, maar wat zal
hij hem dan in dit verband nog mogen verwijten ? Had Bismarck het
kruitmagazijn of de Leidsche flesch met hare volle electrische lading
naast zijn groot pohtiek werk ongestoord moeten laten voortbestaan
en moeten afwachten, of wellicht van Fransche zijde op een voor
Frankrijk gelegen oogenbhk de ontlading, de ontploffing zou worden
teweeggebracht, en dan waarschijnlijk de onder Pruisens leiding
groeiende Duitsche eenheid reddeloos zou zijn opgeblazen, de linker-
Rijnoever geheel of gedeeltelijk tot Fransch gebied gemaakt, de
„frontières naturelles" geheel of gedeeltelijk hersteld en de Zuid-
Duitsche staten met Oostenrijk weer aan den Franschen invloed
Zouden zijn overgeleverd?
Zou dat zijn geweest een maken van geschiedenis, waarvoor deze
Amerikaansche geschiedschrijver goedkeuring en eerbied zou hebben
gehad ?
Wij meenen te mogen stellen, dat Frankrijk blijkens de alliantie-\'
bestrevingen voor Pruisen en voor den natuurlijken uitgroei der
Duitsche eenheid een dreigend, uitdagend gevaar bleef en dat
Bismarck daarom geen reden kon hebben om Frankrijk te sparen,
ook niet toen de mogelijkheid eener Duitsche candidatuur voor den
koningstroon in Spanje zich aan hem voordeed, waarvan zeker was,
dat zij in elk geval als eene nieuwe, allerheftigste prikkehng in het
ontplofbaar complex zou moeten werken.
Lord, a. w. blz. 9. Hermann Oncken merkt op tegenover Lord, dat dc Ver-
eenigde Staten er in 1865 ook niet tegenop zagen. Frankrijk hard aan te pakken
(a. w., dl. l, blz. 84 — Darstellung.
HOOFDSTUK VI.
De HOHENZOLLERN-Candidatuur behoort naar onze overtuiging
i in hare beteekenis en in hare verhouding tot Bismarck\'s inzichten
en bedoehngen in zake de dreigende botsing tusschen Frankrijk en
\\ Pruisen nog nader te worden belicht, ook na het verschijnen van het
proefschrift van Dr. J. M. Metzlar i), dat de nieuwere literatuur
,,, ^ over het onderwerp heeft willen verwerken. Naar onze overtuiging
is het zeer goed mogelijk, de redenen aan te wijzen, op grond van
welke Bismarck de candidatuur van erfprins Leopold van Hohen-
ZOLLERN-Sigmaringen voor den Spaanschen troon kon aanmoedigen
en begunstigen, naar recht en rede, en kan hem niet verweten
worden, dat hij deze Duitsche onderneming moedwilhg zou hebben
aangegrepen ter opzettelijke uitdaging van Frankrijk tot den strijd,
dien hij onvermijdelijk achtte.
V t
Wij meenen dat het boek van Dr. Richard Fester, hoogleeraar
te Halle, „Neue Beiträge zur Geschichte der Hohenzollern-
Kandidatur in Spanien", in 1913 versehenen, de gegevens hiertoe
verschaft, het boek dat Dr. Metzlar volgens eigen mededeeling
bij de samenstelhng van zijn proefschrift niet heeft gekend. Het
verwondert ons ook, dat Lord, die de begunstiging der Hohen-
ZOLLERN-candidatuur door Bismarck meent te moeten laken, in
zijn boek volstrekt niet ingaat op deze nieuwe gegevens, voor het
eerst vooral uit Spaansche en Portugeesche bronnen door Fester
bijeengebracht, terwijl hij in het slot van zijn „Preface" een af-
zonderlijk en nadrukkelijk eere-saluut brengt aan het waardevolle
werk van dezen Duitschen geleerde, en zich tegelijk vergenoegt
met de verklaring, het met de resultaten van dit werk niet eens
• te zijn. Lord kan, dunkt ons, hiermede niet volstaan, wanneer hij
tegelijk Bismarck blijft beschuldigen in verband met de candidatuur.
1) De Candidatuur-hohenzollern. Een kritische studie over de wordings-
geschiedenis der candidatuur van Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen voor
den Spaanschen troon in 1870. Tilburg 1934 (Utr. diss.).
De „Neue Beiträge" toonen ons de candidatuur van Leopold
van Hohenzollern-Sigmaringen als een noodzakelijk, onvermijde-
lijk gevolg der „Iberische idee", van het nationaal-Spaansch verlan-
gen, Spanje en Portugal tot een politieke eenheid te maken, op
het voorbeeld van wat elders in Europa gaande was in de nieuwe
igde-eeuwsche gedachte. Vooral de gebeurtenissen in het nabij-
gelegen Itahë, dat in 1861 zijne politieke eenheid reeds zoo ver
zag gevorderd, moesten de verlangens der politieke idealisten op
het Iberische schiereiland ten zeerste gaande maken. Men droomde
van een terugkrijgen van Gibraltar en van eene vereeniging met
Portugal, om eene grootsche Iberische eenheid te zien ontstaan.
Gibraltar werd oorzaak dat na den val der Bourbonsche koningin
Isabella zelfs aan de mogelijkheid van een Engelschen koning
over Spanje werd gedacht, als middel om aan Engeland de mogelijk-
heid eener teruggave van Gibraltar bij te brengen. Het koningshuis
der Braganza\'s was in Spanje reeds vóór 1868 populair en na de
September-revolutie, die Isabella verdreef, werd Ferdinand van
Saksen-Coburg, die als prins-gemaal van Maria da Gloria in
1835 te Lissabon was gekomen^), de favoriet-candidaat voor den
Spaanschen troon bij de leidende partijen in de nieuwe Constitu-
eerende Cortes. Don Ferdinand leefde als weduwnaar en als vader
van den regeerenden koning Luiz I (1861—1889), als fijne genieter
te midden der kunstschatten en verzamelingen op het kasteel van
Cintra. De Portugeezen hadden hem ten dank voor zijne verdiensten
den koningstitel geschonken; hij was zonder taak als vorst en nog
slechts drie en vijftig jaar oud; hij was bekwaam en schrander;
hij was voor het voorloopig bewind te Madrid en voor den befaamden
koningmaker Don Eusebio de Salazar y Mazarredo, afgevaardigde
van de partij der Liberale Unie in de Constitueerende Cortes voor
het district Briviesca, de met nationaal enthousiasme begeerde
candidaat. Er is geen reden om eraan te twijfelen, dat Don Salazar
y Mazarredo een oprechte, wellicht naieve nationaal-idealist was :
in zijn tweede brochure over de koningsvacature, verschenen in
October 1869, deelt hij mede, dat niemand meer dan hij zich gevleid
heeft met de hoop, een Engelschen prins als koning te zien en daar-
door Gibraltar terug te bekomen, tot herstel der eer en waardigheid
van zijn vaderland 2). Maar spoedig wordt hij de overtuigde, geest-
Leopold I van België, „l\'oracle politique de l\'Europe", bracht dit huwelijk
tot stand door bemiddeling van Engelands ouden invloed te Lissabon.
Zie ook Metzlar, proefschrift blz. 25»
-ocr page 124-io8
driftige aanhanger der candidatuur van koning Ferdinand, omdat
hij in diens koningschap ziet de toekomstige vervuUing zijner
edelmoedige begeerte naar de ineensmelting van Iberië. In zijn
eerste brochure, van i Februari 1869, over het Spaansche troon-
vraagstuk, getiteld „la cuestion dinastica", spreekt hij van de een-
heidskoorts, die in heel Europa woedt ; — die eenheidskoorts
had hem zwaar bevangen; in de gevleugelde woorden aan het slot
van dit geschrift legt hij heel zijn hart; „Espana por Don Fernando,
Iberia por sus Descendientes".
Tegenover dezen Spanjaard heeft baron Georg von Werthern,
de Pruisische gezant te Madrid, voor de eerste maal te Biarritz
in het beroemde tafelgesprek bij Mrs- 0\'Shea in October 1866,
dus twee jaren voordat de Spaansche troon werkelijk vacant kwam,
den naam genoemd van Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen,
den schoonzoon\' van den Portugeeschen Coburger als wellicht
geschikten candidaat voor den troon te Madrid, die door de veel-
zijdig in opspraak gebrachte en impopulaire Isabella vroeg of laat
zou moeten worden ontruimd. Die naam van Leopold van Hohen-
Zollern is er toen bij Salazar volstrekt niet ingegaan, zooals ook
Von Werthern opmerkte®): zoozeer was hij toen al geheel vervuld
van de gedachte eener ver wer kehj king der Iberische Unie door de
verheffing van Don Fernando tot koning te Madrid. Misschien
heeft Von Werthern toen reeds verondersteld, dat Don Fernando
voor een gebeurlijk aanbod hardnekkig en standvastig zou gaan
bedanken vanwege zijn epicuraeische voorkeur voor rust te midden
van zijn genoegens op Cintra, vanwege zijn verhouding tot de
schoone danseres Else Heusler of vanwege begrijpelijken afkeer
in het algemeen van een dergelijk Spaansch avontuur, waarvan ook
het Portugeesche volk volstrekt niet gediend zou blijken. Dit alles
kan aan tafel besproken, aangeroerd of stilzwijgend overwogen zijn ;
en daardoor kan Von Werthern de gelegenheid hebben gekregen
Leopolds naam te noemen. Leopold was getrouwd met Don
Ferdinand\'s dochter Maria Antonia en kon onmiddellijk in het
oog vallen als quasi-representant in dynastiek-rechtelijken zin.
1) Metzlar, procfschr. blz. 17-
Mrs. 0\'Shea was de weduwe van een Engelschen bankier, die te Madrid
groote zaken gedaan had.
Fester doet het verhaal uit de familiepapieren van den Pruisischen diplomaat
en uit een artikel in de Allg. Deutsche Biographie, door diens zoon geschreven;
Neue Beiträge, blz. 25.
omdat door verschillende oorzaken geen der drie zonen van Don
Ferdinand in aanmerking kwam. Ook de persoonlijke eigenschappen
en omstandigheden en de afwezigheid van bezwaren in dezen
schoonzoon zullen in dit verband onmiddellijk ter aanbevelens-
waardigheid hebben gegolden; zij behooren zeer zeker bij de
beoordeeling der HoHENZOLLERN-candidatuur meer op den voor-
grond te treden dan tot heden veelal geschiedde. Men behoeft er
in elk geval niet aan te twijfelen, dat Von Werthern, aldus
voor de eerste maal den naam van Leopold noemende, handelde
geheel op eigen, voor de hand liggend initiatief. Zijn chef heeft
hem dat laten vertellen in een brief van 25 Juh 1870, die voor de
openbaarheid bestemd was, nadat Gramont op 23 Juli 1870 in de
„Indépendance beige" had beweerd, dat de Hohenzollern-
candidatuur van het begin af aan Bismarck\'s werk was geweest.
Von Werthern, toenmaals sedert 1867 Pruisisch gezant te Mün-
chen, schrijft daarin ten aanhef: „Der erste Gedanke der spanischen
Throncandidatur des Erbprinzen von Hohenzollern gehört mir.
Auf einem Diner bei Mrs. 0\'Shea in Biarritz, wenn ich nicht irre
Anfangs November 1866".... en dan vertelt hij wat daar aan
tafel is verhandeld. Vervolgens: „Auf meiner Durchreise durch
Düsseldorf am I2ten Jan. 1867, erwähnte ich conversationsweise
dieses Gedankens gegen S. K. H. den Fürsten von Hohenzollern,
Höchstweicher die Gnade hatte, mich zu empfangen, und um
dieselbe Zeit, kurz vor meiner Abberufung von Madrid, benutzte
ich ihn in einem allerunterthänigsten Immediatberichte an Seine M.
den König und in einem Berichte an Euere Excellenz als Argu-
ment für die Zweckmässigkeit der Verleihung des Schw. Adler-
Ordens an den Marschall Narvaez"
Bismarck heeft de verleening van die ridderorde, door Von
Werthern mede bedoeld als loon voor de bewondering voor het
Pruisische leger, welke in die dagen na Königgrätz door de Spaansche
Men zou gaan veronderstellen, dat de nadere feiten omtrent de Hohenzollern-
candidatuur, op welke Fester\'s arbeid een zoo scherp licht heeft geworpen, ook in
Duitschland nog niet algemeen bekend zijn, wanneer men ziet dat in de nieuwste
drie-deelige uitgave van Gebhardt\'s Handbuch der Deutschen Geschichte, ver-
schenen in 1933, in de betrokken afdeeling, bewerkt door den Geheimen Archivrat
Dr. Georg Schuster, Leopold van H. S. wordt aangeduid als „Schwager Ferdi-
nands", terwijl hij toch zonder eenigen twijfel diens „Schwiegersohn" was (zie
ter plaatse. Band III, § 43, blz. 155)-
Von Werthern\'s brief opgenomen als appendix II in Lords boek.
-ocr page 126-generaals luide werd geuit, niet tot stand doen komen en hij
heeft als opvolger van Von Werthern, dien hij op den toenmaals
nog zeer gewichtigen post te München plaatste, te Madrid benoemd
graaf Canitz, die niet een eerste-rangs-kracht schijnt te zijn geweest
en die nooit, ook in 1870 niet, voor de HoHENZOLLERN-candidatuur
in Spanje iets heeft gevoeld. Hierin ligt eenige aanwijzing, dat
Bismarck, zeer aannemelijk, in dien tijd zich nog niet wilde bezig-
houden met deze vage Spaansche mogelijkheid, in verband wellicht
ook met den toestand van vermoeidheid, waarin hij verkeerde na
de machtige gebeurtenissen van den zomer van \'66, terwijl de
liquidatie van den „Konflikt"-tijd en het tot stand brengen der
Constitutie van den Noord-Duitschen Bond qog al zijne krachten
vergde. — Het voorloopig initiatief van zijn gezant Von Werthern
in dezen zal hij overigens hebben gebillijkt. In tegenstelling met
Dr. Metzlar 2) kunnen wij niet gelooven, dat Bismarck, ook al
zoude hij onder bepaalde omstandigheden „Unteroffiziersgehorsam"
van zijn diplomaten hebben gevergd 3), diplomaten zonder eenig
initiatief kan hebben gewaardeerd. En Von Werthern\'s zelfstandige
uiting van gedachte in het najaar 1866 ligt geheel voor de hand,
door het sterke praecedent van het optreden van Karel,
Leopold\'s jongeren broeder als vorst in Roemenië in April
1866; door de groote vermeerdering in roem en heerlijkheid van
den naam Hohenzollern in den zomer van dat jaar; door de
dubbele lijn van verwantschap, die lag tusschen het Katholieke
huis Hohenzollern-Sigmaringen en het in Spanje zoo beminde
huis Coburg-Braganza. Leopold was getrouwd met Don Fer-
dinand\'s oudste dochter; zijn zuster Stephanie was getrouwd
geweest met den oudsten zoon van Don Ferdinand, Don Pedro,
die reeds in 1861 als koning van Portugal kinderloos was overleden.
En het waren inderdaad Leopold\'s persoonlijke eigenschappen en
omstandigheden, die vanzelf de aandacht op hem moesten vestigen ;
de lijnen van gedachte, die naar zijn schoonvader gingen, liepen
\') Fester, Neue Beiträge, blz. 35.
2) Metzlar, proefschrift, blz. 62.
De uiting omtrent de noodzakelijke „Unteroffiziersgehorsam" speelt haar rol
naar aanleiding van des Rijkskanseliers conflict met den Duitschen gezant von
Arnim te Parijs in 1874 (Busch, Tagebuchblätter, dl. II, blz. 207, 411). Men behoeft
trouwens niet zoo heel veel van Bismarck\'s persoonlijkheid te weten om te begrijpen,
dat zijne dikwijls zoo onbarmhartig klinkende en veelal kostelijke boutades meestal
niet letterlijk behooren te worden opgevat.
als vanzelf naar hem door. Hij was drie-en-dertig jaar oud, goed
Katholiek, van aangenaam karakter, van onbesproken levensgedrag
en toch ook goed „liberaal" volgens de Europeesche opvattingen
van dien tijd; hij was intelligent en goed onderlegd; gelukkig
echtgenoot van eene beminnelijke BpAGANZA-vorstin en vader van
vijf kinderen, waaronder drie zonen; hij was schatrijk en zoon
van een regeerend, souverein vorst, die volkomen vrijwillig en
spontaan van zijn souverein bezit Hohenzollern-Sigmaringen in
1849 ten behoeve van Pruisen had afstand gedaan; hij was nauw
verwant aan vorstengeslachten in den stam der Bonaparte\'s,
inderdaad veel meer verwant, zij het ook door adoptie, aan Napoleon
IH dan aan den koning van Pruisen, van wiens stamboom de zijne
reeds in de 13de eeuw was gescheiden. Hij was verwant aan drie
regeerende vorstenhuizen in Europa, aan Pruisen, Roemenië en
België en door een overmaat van gunst der fortuin kon hij van
den juist uitstervenden tak Hohenzollern-Hechingen Spaansche
titels en Spaansche goederen overnemen i).
Metzlar meent te kunnen „uitmaken", dat „Salazar-Werthern-
Bismarck al vóór de revolutie van 1868 met elkaar in contact hebben
gestaan" 2), maar brengt geen schijn van bewijs daartoe aan, terwijl
daarentegen Lehautcourt zegt, geen bewijs te zien, dat Bismarck
zich met de zaak heeft opgehouden vóór het eind van Maart 1869
Fester, die de Europeesche pers vanaf de Spaansche revolutie van
24 September 1868 op het geval heeft nagezien, wijst Engelsche, Zuid-
Duitsche, Oostenrijksche en Fransche dagbladen aan, die reeds
in het begin van October 1868, dus onmiddellijk na den val van
Leopold\'s vader Karl Anton was getrouwd met eene groothertogin van
Baden, die de dochter was van Stéphanie de Beauharnais, de nicht van Joséphine
en adoptief-dochter van Napoleon I ; Leopold\'s grootvader Karel van H. S.
was getrouwd met Antoinette Murat, een nicht van den koning van Napels.
Zelfs heeft Napoleon III nog gedacht aan een huwelijk met een van Leopold\'s
Zusters. Leopold\'s zuster Maria was in 1867 getrouwd met graaf Philips van
Vlaanderen, den broeder van Leopold II en werd de moeder van den tegen-
woordigen koning Albert. Hohenzollern-Hechingen is het noordelijk deel van het
oude Zwabische vorstendom Hohenzollern, in 1605 van het zuidelijk deel. Sig-
maringen, gescheiden. De laatste eenzame Hechinger, die de Spaansche titels en
goederen bezat, stierf in September 1869 in Silezië.
\') Proefschrift, blz. 65.
Lehautcourt, a. w. (1912), blz. 37: »Rie« ne prouve donc qu\'à cette date
du 31 mars 1869 l\'idée de la candidature n\'avait pas encore germé dans le cerveau
de Bismarck. Il est vrai que le contraire n\'est pas davantage démontré".
)
Isabella, den naam van Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen
hebben genoemd als candidaat voor den Spaanschen troon, in een
bewust verband met de Iberische idee en met eene waarschijnlijke
weigering van koning Ferdinand Voor den enthousiast Don
Eusebio de Salazar bleef voorloopig Don Fernando de eenige
candidaat, blijkens zijn brochure „la cuestion dinastica", die ge-
dateerd is van i Februari 1869 en waarin ook worden genoemd
de goede hoedanigheden van Ferdinand\'s nageslacht, zelfs van zijn
schoonzoon Leopold, doch slechts ter aanbeveling van zijn
favoriet De Portugeesche Coburger bedankt inderdaad driemaal
voor de eer: de eerste maal mondeling op 22 Februari bij een diplo-
matieken maaltijd ; de tweede maal op 21 Maart bij een schriftelijke
mededeehng aan den Portugeeschen minister-president; de derde
maal op 6 April door een telegram van onomwonden inhoud van
dien minister-president aan den Portugeeschen gezant te Madrid
En Ferdinands huwelijk met Elsa Heusler op 10 Juni 1869 scheen
slechts een bevestiging van zijn weigerachtigheid, terwijl de Spaansche
heeren hadden gehoopt, dat hun favoriet aan de verhouding tot
deze vrouw, een hindernis voor hunne schoone plannen, een einde
zou willen maken. Zij beschuldigden zelfs den Pauselijken nuntius
te Lissabon, Mgr. Oreglia dl San Stefano, tot dit huwelijk te
hebben vermaand, met de bedoeling, de Iberische Unie te verijdelen,
omdat deze het Vaticaan niet zou aanstaan
Tegen Ferdinand\'s candidatuur zou volstrekt niemand bezwaar
hebben kunnen maken ; hij was nog jong genoeg om de regeering
in Spanje te aanvaarden en de aanhangers der Iberische Unie hoopten,
dat tijdens zijn regeering de Portugeezen, die voorloopig van eene
vereeniging met Spanje niet wilden weten, langzamerhand aan deze
gedachte zouden wennen, opdat op den duur een of andere ge-
lukkige verwerkelijking zoude worden gevonden. Ferdinand echter
bedankte ! En Fester toont aan, ook uit persberichten, dat men na
6 April 1869 in Madridsche regeeringskringen voor het eerst ernstig
aan Leopold begon te denken, na Ferdinand\'s derde weigering,
die aan Prim en de zijnen beslissend moest lijken, omdat zij geuit
werd als antwoord op een persbericht, waarin de komst eener
plechtige uitnoodigingsdeputatie naar Lissabon in het vooruitzicht
was gesteld. Nu eerst begon in Salazar\'s enthousiast brein de
herinnering aan het Biarritzer tafelgesprek van September 1866 een
merkwaardig leven te krijgen. Ook Bismarck begon in deze zelfde ,
dagen de zaak als van concreet belang te beschouwen: het was in i
deze zelfde dagen, dat de geruchten omtrent eene anti-Pruisische I
triple alliantie zoo ernstig waren geworden. Op dienzelfden 6den i
April 1869, waarop de derde, telegrafische weigering van Don
Fernando te Madrid aankwam, zond Bismarck den brief aan zijn
gezantschappen, ter aankondiging, dat Pruisen niet van plan was,
de prikkelbaarheid der geladene electrische flesch te Parijs te ont-
wijken 1) en zond hij generaal Bernhardt, die na zijn Italiaansche
reizen sedert 15 December 1868 te Berlijn ter beschikking was,
naar Spanje, blijkbaar ter militair-politieke verkenning van dit
land 2). Bismarck had de volle overtuiging dat hij Frankrijk in geen
enkel opzicht behoefde te sparen en dat het hem vrijstond, tegenover
de mijnen welke men legde, een contra-mijn te gaan leggen, in
dwarse richting onder de komende bedreiging door naar Zuid-
Europa, op eene zelfde wijze als hij met genoegen en met Napoleon\'s
goedkeuring in April 1866 onder het toenmaals vijandige Oostenrijk
door naar Boekarest had gedaan, door daar vorst Karel van Hohen-
zollern te laten opduiken.
Het was waarschijnlijk Prim, die, regelmatig, begon met Canitz
over de zaak aan te spreken en Canitz, die niets voor het avontuur
voelde, heeft zelfs den Franschen gezant te Madrid, baron Mercier
de Lhostende, openhartig ingelicht; gelijk hij evenzeer in plicht-
matigheid aan Bismarck bericht gaf. Sedert 19 April 1869 is de
nieuwe ontwikkeling van het vraagstuk ook in de Europeesche pers
waar te nemen : zij gaat zich weer bezig houden met de mogelijkheid
van Leopold als candidaat voor den Spaanschen troon. De Portu-
geesche minister Saldanha heeft in deze zelfde dagen Napoleon III
met ondiplomatieke openhartigheid gevraagd, hoe hij over eene
Zie boven, blz. 103—104.
Fester, a. w. blz. 137.
-ocr page 130-HoHENZOLLERN-candidatuur voor Spanje dacht en deze heeft
daarop geen antwoord gegeven, hetgeen door Saldanha als een
gunstig teeken werd uitgelegd. Op 11 Mei 1869 heeft toen Benedetti,
in opdracht vanuit Parijs, Bismarck om inlichting gevraagd en deze
heeft daarop geen uitdrukkelijke ontkenning gegeven ; hij heeft zich
in dat gesprek voor de toekomst de positie vrij gehouden,hetgeen
ook door Benedetti als zoodanig is verstaan en gerapporteerd
De Franschen zijn dus van den concreten aanvang af geheel op
de hoogte geweest. Bismarck ging aan het werk. Midden Juli schreef
zijn vriend de bankier Bleichroeder een brief ter aanbeveling van
den hohenzollern-Candidaat aan den regent Serrano 2).
In September 1869 gaat Salazar zijn tafelbuur van Biarritz, drie
jaren vroeger, weer opzoeken Hij reist van Vichy, waar hij met
Prim overleg heeft gepleegd, naar München, naar den gezant van
den Noord-Duitschen Bond Von Werthern, die aan de gedachte
dezer nieuwe HoHENZOLLERN-candidatuur steeds trouw was ge-
bleven, hoewel er wederom geen duidelijk bewijs is, dat Salazar en
Von Werthern sedert de eerste kennismaking te Biarritz met elkaar
in betrekking zijn gebleven, gelijk Dr. Metzlar veronderstelt %
Von Werthern, als Bismarck\'s vertegenwoordiger, als de vertegen-
woordiger van Duitschlands Europeesche politiek, was voor Salazar
in alle opzichten de meest geschikte tusschenpersoon, om hem aan
de Hohenzollerns voor te stellen en zijn officieus aanbod persoonlijk
te steunen, met het oog op de bedenking van ontzaglijke uitgestrekt-
heid, welke voor ieders oog ten aanzien van dit aanbod onmiddellijk
moest rijzen s). Von Werthern moet natuurlijk zeker zijn geweest
van Bismarck\'s goedkeuring, toen hij op 15 September terstond
bereid was met Salazar mee te gaan naar Schloss Weinburg, in
Zwitserland, bij het meer van Constanz, waar familie-reunie was van
de Sigmaringers en waar ook voor de eerste maal sedert April 1866
I
vorst Karel van Roemenië vertoefde, op weg om zich te gaan
verloven met prinses Henriette von Wied, die Carmen Sylva zou
worden. Op i6 September 1869 werd Salazar voorgesteld op
Schloss Weinburg en het doel van zijn komst nadrukkelijk besproken
met al de bij het belang der zaak betrokken personen, ook met vorst
Karel, die zeer bekwaam werd geacht en aan wiens meening don
Eusebio de Salazar zeer hechtte i). Alle Sigmaringers waren eens-
gezind in afkeer van het aanbod, niet het minst de vorst van Roe-
menië, die bevreesd zijn moest voor den onvermijdelijken terugslag
van een dergelijk nieuw familie-avontuur in zijn sterk Fransch-
gezind Boekarest. Zou men het verkregene met het gewaagde in de
waagschaal gaan stellen ?
Salazar vertrok weer naar Spanje zonder bepaald positief of
negatief antwoord. Von Werthern had hem ten afscheid beloofd,
met koning Wilhelm van Pruisen en met Bismarck over de zaak
te zullen spreken, maar kon met het oog op den afkeer der Sig-
maringers van de onderneming weinig doen. Hij wordt bij schrijven
van 7 October \'69 door Salazar vanuit Madrid tot haast aange-
spoord vanwege voor de hand liggende onwenschelijkheid eener al
te lange troonvacature, en ontvangt als bijlage een exemplaar van
Salazar\'s tweede brochure, in dien tusschentijd geschreven en
gedrukt, getiteld: „Soluciones de la cuestion dinastica par Don
Eusebio de Salazar y Mazarredo, diputado a Cortes", waarin
Leopold\'s candidatuur wordt bepleit. Von Werthern zond dit
geschrift door aan vorst Karl Anton, die toen weer te Düsseldorf
vertoefde; hij kreeg van dezen eerst op 23 November antwoord :
Leopold\'s vader schreef, dat de Spaansche kroon hem nog steeds
niet begeerenswaardig leek voor zijn zoon. En het jaar 1869
eindigde met de opkomst eener nieuwe, ernstig nagestreefde candi-
datuur voor Spanje, met die van den jongen hertog van Genua,
een neef van koning Victor Emmanuel H van Itahë. Het verhaal
dezer gebeurtenissen, door Von Werthern in het eind van 1869
opgeschreven, breekt dan ook af met deze opmerking : „Momentan
hat die Kandidatur des Herzogs von Genua unsere Pläne in den
Neue Beiträge, blz. 32.
In het begin van den Fransch-Duitschen oorlog begon dan ook Karel\'s
vorstentroon te Boekarest op een dreigende volksbeweging danig te wankelen en
slechts door zijn bizonder beleid kwam er weêr rust.
Neue Beiträge, blz. 36.
Hintergrund gedrängt, ob auf immer, muss die Zeit lehren" i).
Ook de familie-leden van dezen jongen hertog en vooral zijn
moeder hebben hem het bedenkelijk waagstuk ten sterkste ontraden,
hoezeer ook zijn oom, de Italiaansche koning, die voor de Spaansche
troonkwestie veel belangstelhng had o.a. vanwege Spanje\'s ver-
houding tot het Pauselijk Rome en vanwege het feit dat zijn dochter
Maria Pia de vrouw was van den regeerenden Portugeeschen koning
Don Luiz, er niet afkeerig van bleek. De hertog van Genua bedankte
voor het aanbod op 2 Januari 1870 en dan is er weer een brief van
6 Februari 1870 van den onvermoeiden Spaanschen koningmaker
Don Salazar aan Von Werthern. In den aanhef herinnert hij aan
de mislukking der jongste Italiaansche candidatuur, zooals uit de
dagbladen bekend is, en dringt dan opnieuw aan op bevordering der
candidatuur van erfprins Leopold, als ongeveer de eenige die
feitelijk nog mogelijk blijft, hoezeer ook aan eene allerzwaarste
bedenking onderhevig: „Ma sincérité me fait un devoir de vous
dire que l\'ambassadeur de France ici, M. Mercier, ne fait pas un
mystère du déplaisir avec lequel l\'ambassade voit que les chances
du p. Léopold augmentent tous les jours, mais il n\'ose pas contre-
carrer de front l\'opinion publique, parceque les Espagnols se feraient
idolâtres d\'un prince étranger, s\'il était combattu par nos voisins" 2).
Ligt in deze uiting van Salazar wellicht de oplossing van het
raadsel, waarom Frankrijk, dat omtrent de ontwikkeling van het
vraagstuk meer dan voldoende op de hoogte was, in deze faze niets
deed, om de HoHENZOLLERN-mogelijkheid door een beslist veto ter
plaatse, waar dit vanzelfsprekend zou zijn, dus te Madrid, te ver-
nietigen? Het is waar: Frankrijk moet ten opzichte van Spanje\'s
troon een kwaad geweten hebben gehad, omdat het door zijn be-
ruchte intrigue van 1843, door aan Isabella het huwelijk op te
dringen met Frans van Assis deze vorstin en haar land aan eigen
Fransch belang meedoogenloos had opgeofferd en weUicht zeer veel
had bijgedragen tot Isabella\'s ongeluk®). Heeft dus inderdaad de
Fransche politiek een rechtstreeksch verbod te Madrid niet wel
plaatsbaar geacht, uit vrees, daardoor voorgoed geheel Spanje voor
de Duitsche candidatuur warm te maken? Men zal in elk geval
y
Bij Fester, a. w. blz. 38.
») Fester, a. w. blz. 391
Zie hieromtrent ook : CoRTi et Buffin, a. w. blz. 183, naar aanleiding van
Leopold\'s invloed op het vraagstuk der Spaansche huwelijken van dien tijd.
Fester moeten toestemmen : „Die lange Dauer des Interregnums
hat dafür gesorgt, dass 1870 keine Macht durch einen Kandidaten
noch überrascht werden konnte" i). [
Waarom heeft Frankrijk zich dan in deze dagen afzijdig gehouden ?
Was wellicht de rechtsgrond van een veto tegenover de onmiskenbare
elementen van redelijkheid, verdedigbaarheid en verklaarbaarheid,
welke de zaak aanbood, niet gemakkelijk te vinden ? Heeft Napoleon\';
soms ook de aanvechting bespeurd, in een edelmoedig gebaar de 1
candidatuur van den Duitscher te laten doorgaan? Of heeft de!
Napoleontische politiek toen reeds in deze zaak den geschikten casus ^
belli gezien, dien zij in deze jaren tegenover Pruisen zoekende was ?
De uitgave der „Origines diplomatiques delà guerre de 1870" 2) zal
ons bij de beantwoording van dergelijke vragen nog veel licht kunnen
brengen, wanneer zij aan de behandeling dezer zaken zal toe zijn.
De Spaansche voorloopige regeering zocht een koning, een koning
tot eiken prijs, naarmate de vacature langer duurde en naarmate het
aantal der waarlijk geschikte en beschikbare candidaten steeds
minderde. Dat zij daarbij alleen dacht aan hare eigene Spaansche
belangen en volstrekt niet aan Duitsch-Pruisische, is toch uit den
loop der gebeurtenissen zeer duidelijk te lezen ; dat zij zelfs de
radeloosheid nabij was in hare moeilijkheden hieromtrent, is welhaast
op te maken uit het om zijn volkomene openhartigheid zoo merk-
waardige bijvoegsel, dat Salazar aan Von Werthern schreef bij
zijn brief van 7 Februari.
Ook Dr. Metzlar geeft in zijn proefschrift den tekst van dit
vertrouwelijk bijvoegsel, overgenomen uit Richard Fester\'s docu-
mentenverzameling inzake de HoHENZOLLERN-candidatuur, tegelijk
met de „Neue Beiträge" verschenen maar hij spreekt niet over
de beteekenis van deze Spaansche uiting, welke tevens als een
„document humain" kan gelden, hoewel zij hem in verband met
zekere uitkomsten van zijn betoog niet mag zijn ontgaan ; hij glijdt
over dezen merkwaardigen tekst heen. Het „vertrouwelijk" bijvoegsel
op Salazar\'s brief van 7 Februari 1870 luidt aldus : „Tout ce
que je dis dans ma lettre que vous pourrez envoyer où vous voudrez,
est l\'exacte vérité. Pouvez-vous me dire dans quelle situation se
trouve aujourd\'hui la famille royale de Prusse au sujet de cette
éventualité ? Comme il ne reste de candidats sérieux que les Hohen-
zollerns ou les princes de Bavière, dans le cas où les premiers seraient
impossibles, que pensez-vous de ces derniers? Pourriez-vous me
dire les chances de réussite qu\'offriraient les princes Louis Léopold,
Léopold Maxihilien et Charles Théodore, frère de l\'impératrice
d\'Autriche? Ont-ils du talent, de l\'énergie? Je vous saurai gré de la
photographie de celui qui vous paraîtra le mieux. Quel dommage
que le p. Ch. de Hohenzollern soit en Roumanie ! Il est très popu-
laire ici. Si le p. Léopold ne se décidait pas, que pensez-vous de
son autre frère ? On pourrait le marier à une fille du duc de Mont-
pensier; elles sont charmantes sous tous les rapports."
De vertrouweling van Prim, die dit zwart-op-wit in de wereld
heeft gebracht, kan niet in dienst zijn geweest van eene „Pruisische
conceptie", gelijk Metzlar, steeds wantrouwend, blijft veronder-
stellen. Hij is iemand, die radeloos bang is, dat Spanje zich
zal gaan blameeren, omdat het nog maar steeds geen koning kan
vinden en aldus gaat hij in zijn angst malle sprongen doen, van de
eene gedachte op de andere. In deze angst is hij onmiddellijk bereid,
van de Iberische idee geheel afstand te doen en ook Karl en Fried-
rich von Hohenzollern, of ook een Beierschen prins te grijpen,
indien zij op het oog niet zoo kwaad lijken. Baron Von Werthern
heeft blijkbaar persoonlijk een gemoedelijken indruk op hem ge-
maakt : die zal wel zoo goed willen zijn, een portret van een hem
geschikt lijkenden candidaat naar Madrid over te zenden, zelfs al
zou het er een zijn uit het Beiersche vorstenhuis of een aanverwant
van het Oostenrijksche, welks verhouding tot de Pruisische Hohen-
ZOLLERn\'s in die dagen toch nog niet zoo geheel vriendschappelijk
kon worden geacht i). Hij, Salazar, de ijverige makelaar, wil in elk
geval ook voor een geschikt huwelijk zorgen. Spanje moet toch
een koning hebben !
Salazar\'s kinderlijk oprechte houding in dezen 2) klopt tenslotte
Napoleon III heeft wel degelijk overwogen de mogelijkheid eener candidatuur
van een Oostenrijkschen aartshertog voor Spanje, maar durfde haar niet bevorderen
met den afloop van het Mexicaansche avontuur voor oogen.
Albert Sorel in zijn Histoire diplomatique de la guerre de 1870—1871 heeft
verondersteld, dat Salazar in vroeger jaren aan de Spaansche legatie te Berlijn
verbonden zal geweest zijn. Fester heeft daarvan geen spoor kunnen vinden ; de
nauwkeurig met die van zijn lastgever Prim en met het gemak waar-
mede deze in Juli 1870 tot luide verontwaardiging van Bismarck
Leopold\'s aanvaarde candidatuur zonder veel bezwaar weer los
wilde laten, al spoedig nadat zij hem, den dictator, en zijn Spanje
in ongelegenheid dreigde te brengen.
Voorloopig echter kon worden voortgezet de proef, of de Hohen-
zollerns al of niet „impossible" zouden blijken. Dat was ook Sala-
zar\'s meening en vandaar dat hij nu, na zijn brief van 6 Februari
aan Von Werthern, opnieuw naar Duitschland op reis gaat, thans
voorzien van ambtelijke onderrichtingen en volmachten door
Spanje\'s dictator Prim. Op 24 Februari spreekt hij wederom met
vorst Karl Anton en legt hem zijn volmachten voor i). Hij zette
de zaak opnieuw uiteen en wees erop, dat alle andere candidaten
van de baan waren; zelfs durfde hij zeggen, dat Prim altijd Leopold
als den besten candidaat op het oog had gehad. Karl Anton,
spontane, sanguinische persoonlijkheid die hij was, begon nu toch
ook iets te voelen voor de grootsche gedachte welke zich opdeed en
welke hij weldra in een brief omschreef als deze : een oud kuituurvolk
te redden van de anarchie, door er den stam der Hohenzollerns over
te planten, die thans het zwaartepunt draagt van Midden-Europa
en die reeds scheen wortel te schieten bij het jonge kuituurvolk aan
de Zwarte Zee ! Eene grootsche gedachte! En het was ook Karl
Anton, die nu het eerst en onmiddellijk uitsprak het groote, onheil-
spellende woord : „Sedert Karel den Vijfde heeft de geschiedenis
zoo iets niet gezien." Karl Anton wilde nu althans het aanbod
overwegen; hij zond Salazar door naar Berlijn, waar ook zijn zoon
Leopold vertoefde en schreef zelf aan Bismarck. Vol enthousiasten
eerbied als hij was voor de Pruisische Hohenzollerns, wilde hij niet
anders dan de zaak vanuit den Pruisischen gezichtshoek bezien en
haar eerbiedig voorleggen aan het oordeel van het bij familie-statuut
erkende hoofd van het geslacht, aan den koning van Pruisen, Ook
Bismarck schouwde nu de zaak, als in een beslissend stadium
gekomen, met volle aandacht en legde zijn meening neer in een
„Immediatbericht", voor zijn koning bestemd, gedicteerd op
27 Februari, blijkbaar als samenvatting van reeds lange overweging.
volkomen grondelooze bewering van Ollivier, dat Salazar door Bismarck moet
zijn omgekocht, wordt ook door Fransche schrijvers bespot, hoezeer het waar moge
zijn, dat Salazar was een „aristocraat van Madrid", die diep in de schulden stak.
Neue Beiträge, blz. 147 v.
onder den titel: „Vorteile der Annahme der Spanischen Königs-
krone durch den Erbprinzen von Hohenzollern für Preussen und
Deutschland" i).
Het stuk somt deze voordeelen, politieke, militaire, oekonomische
en historisch-dynastieke, stelselmatig op en veronderstelt ook reeds
den oorlog met Frankrijk als mogelijk gevolg, alle bedenking tegen
het uitdagend karakter der candidatuur in dit opzicht beantwoor-
dende met het lapidaire oordeel: „Die Friedensliebe Frankreichs
gegen Deutschland wird immer im Verhältnis zu den Gefahren
des Krieges wachsen oder abnehmen. Wir haben dort nicht dauernd
auf Wohlwollen sondern mehr auf Abwägung der für den Ausgang
des Krieges wichtigen Tatsachen zu rechnen". En dit uitsprekende,
wist hij dat tezelfdertijd, einde Februari en begin Maart 1870, te
Parijs met aartshertog Albrecht wederom ernstig gepraat werd over
een tegen Pruisen gerichte oorlogsgedachte en over concrete strate-
gische plannen als gebeurlijk gevolg daarvan 2). Bismarck\'s oordeel
klopt immers nauwkeurig met den feitelijken toestand van Frankrijks
politieke stemming; het is duidelijk aan te wijzen, dat Frankrijk
ook toen nog bereid was de al of niet geschiktheid van een of ander
zich opdoend feit als casus belli onmiddellijk te overwegen. Frankrijk
zocht toch weer in die dagen van besprekingen met aartshertog
Albrecht en van den grooten krijgsraad de toenadering tot Oosten-
rijk om te komen tot een positief oorlogsbondgenootschap ; dat
staat vast. Had daarom Bismarck de uitdaging aan Frankrijks adres
moeten ontwijken, die hem misschien zou breng\'en tot een overigens
onvermijdelijken oorlog, dien hij aandurfde op het hem niet on-
gelegen oogenbhk, terwijl de uitdagende candidatuur overigens
ook wellicht zonder oorlog redelijkerwijze kon slagen en aan Pruisen-
Duitschland groote voordeelen kon brengen ?
In de eerste helft van Maart 1870 had dan plaats de rustige,
langdurige overweging van het Spaansche aanbod met al zijn
mogelijke en gebeurlijke gevolgen te Berlijn. Ook vorst Karl Anton
was daarheen gekomen en gedurende die dagen gingen de Pruisische
1) Opgenomen als bijlage in Metzlars proefschrift, ook als Annexe I bij Lehaut-
court, a. w.
Fester, a. w. blz. 151. Op 11 Maart 1870 opdracht aan Moritz Busch om te
schrijven in de dagbladpers over het „bedenkliche Symptom" van het lange verblijf
van aartshertog Albrecht te Parijs en over geruchten te Londen van „einem Ab-
kommen zwischen Frankreich und Oesterreich". Busch, Tagebuchblätter, dl. I,
blz. 14.
en de Sigmaringsche Hohenzollerns in vertrouwelijke vriendschap
met elkaar om, aan tafel en in gezamenlijke schouwburgbezoeken,
gelijk de hofkroniek der Nordd. Allg. Zeit, het dagelijks vermeldde,
en wat ook aan den Franschen gezant Benedetti bekend kan geweest
zijn. Bismarck kwam dagelijks bij den Koning. Kroonprins Frie-
drich Wilhelm schreef vertrouwelijk om raad ter zake het Spaansche
aanbod naar zijn schoonmoeder, koningin Victoria, te Londen;
het op i6 Maart ingekomen antwoord behelsde dat Victoria en ,
haar minister Lord Clarendon aan de Sigmaringers het aannemen
niet aan en niet af konden raden i). Lord Clarendon heeft het dus
in elk geval op dat oogenblik niet noodzakelijk geacht, te waar-
schuwen tegen het onvermijdelijk gevolg van een aanvaarden van ;
het aanbod ten aanzien van Frankrijk. Wellicht heeft ook hij, de
overtuigde pacifist, geloofd aan eene mogelijkheid, dat onheilvolle
gevolg op een of andere wijze vermeden te zien evenals de dictator
Prim dat gedaan heeft, terwille der objectieve aannemelijkheden
van de candidatuur zelve.
Op 15 Maart had de Berlijnsche beraadslaging reeds haar hoogte-
punt bereikt in de befaamde bespreking, gehouden ter gelegenheid
van een feestmaal, aangeboden door vorst Karl Anton, waartoe
waren genoodigd, behalve de vorstelijke personen, Bismarck,
Moltke, Delbrück en andere van Bismarcks voornaamste mede-
werkers. De hofkroniek der „Nordd. Allg. Zeit." van 17 Maart 1870
somt deze personen op en ook Benedetti kan dus dit gezelschap
bijeen hebben geweten Bismarck verdedigde daar het aannemen
wederom met nadruk en vooral op politiek-strategische gronden,
wetende dat zijn koning daarvoor gevoelig was, en Moltke heeft
daar verklaard, desgevraagd door minister Delbrück, dat het leger
voor alle gebeurlijkheden gereed was. De Koning had zich reeds
geplaatst op het standpunt van rustige wijsheid in deze aangelegen-
heid, prins Leopold vrij te willen laten in het aanvaarden der hem
aangeboden kroon, mdien hij „den inneren Beruf" voelde tot het
aandurven van een in elk geval hachelijk Spaansch avontuur. En
juist het gevoel dezer inwendige roeping ontbrak geheel en al, ook
na de wekenlange overweging en bespreking van het ambtelijk
aanbod; ook bij het aanschouwen der grootsche gedachte, welke
zijn vader reeds had meegesleept. „Der Erbprinz aber sah die
Fester, a. w. blz. 152.
a. w. blz. 151, noot.
Sache weniger enthousiastisch an. Der Schimmer der Krone hat
ihn nie gereizt und geblendet. Ein einfacher, aufrechter Mann,
mit den Gewohnheiten und Passionen des Landedelmannes, fand
er in der Verwaltung seiner Güter vollkommen Genüge. Vor allem
war ihm der Gedanke grässlich, einer Aufgabe, der er sich in seiner
Bescheidenheit innerlich nicht recht gewachsen fühlte, nicht nur
seine Ruhe, sondern auch sein Familienglück opfern zu müssen;
denn die Uebertragung des deutschen Majorates auf seinen zweiten
Sohn würde eine baldige Trennung von diesem bedingt haben" i).
Het slot was dan ook dat Leopold bleef terugschrikken voor de
al te bezwaarlijke taak; bleef verklaren zich niet „inwendig ge-
roepen" te voelen. Ook zijn vrouw, de Portugeesche, schijnt het
volkomen met hem eens te zijn geweest in die dagen, waarin hun
beiden het vuur zoo na aan de schenen gelegd werd. De oude heer
Salazar, die al dien tijd te Berlijn had moeten wachten, krijgt op
zijn verzoek om beslissing op 24 Maart van Bismarck te hooren,
dat men alleen nog had te rekenen met de mogelijkheid eener
aanvaarding door den jongsten Sigmaringer, prins Friedrich,
ritmeester der Pruisische garde-dragonders, die in Italië reisde en
binnen enkele dagen te Berlijn werd verwacht. Hij kwam op 26 Maart
rechtstreeks vanuit Florence, waar hij reeds door het Spaansche en
door het Pruisische gezantschap voorloopig was ingelicht over wat
hem als mogelijk te wachten stond 2). Ook deze jonge Pruisische
officier, evenzeer aan zijn Koning verknocht, verklaarde terstond
na aankomst, alleen op \'s Konings bevel de Spaansche kroon te
willen gaan torsen, niet bij wijze van eervolle onderscheiding,
doch bij wijze van uitvoering van een militairen plicht. Zulk een
bevel verscheen niet, want koning Wilhelm is zich steeds gelijk
gebleven in persoonlijken afkeer van de geheele onderneming,
maar toch schijnt ook Friedrich bedenktijd te hebben gekregen,
want eerst op 4 Mei 1870 komt het bericht bij Prim, dat ook de
jongste Sigmaringer het aanbod heeft afgeslagen.
Merkwaardig is, hoe dan onmiddellijk, op dien zelfden dag, de
Spaansche dictator terugvalt in eene wanhopige verwachting op
Leopolds schoonvader Ferdinand in Portugal. „Folgerichtig ist in
Prims zweideutiger Handlungsweise nur das Festhalten an dem
Gedanken der iberischen Union. Leopold ist eben nichts anderes
Fester, a. w. blz. 149.
\') a. w. blz. 155.
als der letzte Trumpf unter den iberischen Kandidaturen des
Hauses Braganza" Prim ontbiedt op dien zelfden dag per draad-
bericht de Spaansche gezanten de los Rios uit Lissabon en Olozaga
uit Parijs, om bij zijn nieuw offensief vooral ook den steun van
Napoleon te kunnen krijgen. „Die Wege Prims und des Kaisers
begegneten sich noch einmal, ehe sie sich trennten" Als gevolg
daarvan zendt Napoleon een bijzonderen vertrouweling, Adolphe
Ollivier, een broer van zijn minister-president, voorzien van een
keizerlijken brief, om op Don Fernando van nabij aandrang te
oefenen. Op 13 Mei 1870 krijgen de nieuwe Spaansche gevol-
machtigden audiëntie te Cintra, \'s avonds te half elf, reeds door
Napoleon schriftelijk gesteund ; op 15 Mei krijgen zij de hernieuwde
weigering; op 19 Mei komt de bizondere Fransche gezant te Lissabon
aan, maar op 25 Mei krijgt ook hij de laatste nadrukkelijke weigering,
na langdurig overleg tusschen Don Ferdinand en zijn zoon koning
Luiz
In die zelfde dagen had in Duitschland iets plaats, dat ons uit
de alledaagsche zielkundige waarneming niet onbekend voorkomt:
erfprins Leopold, blijkbaar voor indrukken vatbaar, was na zijn
beslist afwijzend besluit van Maart 1870 aan het wankelen gegaan
en tot aanneming bereid geworden. Bismarck heeft daar zeer zeker
een grooten invloed op uitgeoefend; Bismarck, die volgens zijn
aard vastberaden wilde vasthouden aan de eenmaal gekozen marsch-
richting van zijn „Immediatbericht", beschikte sedert September
1868 over berichten en rapporten aangaande de Spaansche toestan-
den, welke hij zich door de uitzending van vertrouwde waarnemers
als Bernhardi en Von Strantz had verschaft Ook sedert Maart
was hij met Spanje in aanraking gebleven, nu hij eenmaal in het
Spaansche aanbod voldoende objectieve gronden zag om door eene
stoutmoedige onderneming den Hohenzollern-stam ook in Spanje
te durven planten. De ijver van Bismarck\'s onderzoek naar de
Spaansche toestanden wijst aan, dat hij het aannemen der Spaansche
kroon wel degelijk ook als een reëele mogelijkheid heeft beschouwd;
dat hij het stellen der candidatuur zeer zeker niet alleen heeft
beschouwd als eene geschikte uitdaging om te komen tot den op
zich zelf „onvermijdelijken" oorlog. Het anders te veronderstellen
ware aan te nemen, dat hij den naam „Hohenzollern" vermetel en
moedwillig tot een beleedigend misbruik zou hebben aangewend.
Het was een majoor Versen van den generalen staf, „der tolle
Versen", zooals hij in de omgeving van koning Wilhelm genoemd
werd een man die avontuurlijke reizen in Zuid-Amerika gemaakt
had en daardoor Spaansche taal en Spaansche toestanden reeds
kende, een internationaal type blijkbaar, die in Spanje een „Engel-
schen" indruk kon maken, die, door Bismarck naar Spanje gezonden,
bij zijn terugkeer in Mei 1870 Leopold bezocht en hem door zijn
mededeelingen de tot dan toe niet gewaargeworden „inwendige
roeping" suggereerde : het Spaansche volk, in zijne nooden, in zijn
gevaar om in de verschrikkingen der anarchie te vervallen, had
een ridderlijken redder noodig en een Pruisisch officier mocht zich
aan de roeping om als zoodanig op te treden niet onttrekken----
Bismarck, als ongewoon sterke persoonlijkheid, zal hebben ver-
ondersteld, dat ook Leopold, al was hij van middelmatiger ziele-
structuur, zich aan de onderneming wel wagen kon, zooals zeer
sterken meermalen dergelijke veronderstellingen koesteren ten aan-
zien van anderen in hunne omgeving. Blijkbaar behoorde LE9POLD
niet tot de allerkrachtigste figuren : in de kritieke dagen van Juli
1870 ging hij onmiddellijk op de vlucht naar de Oostenrijksche
Alpen en liet zijn vader voor de moeilijkheden alleen zitten, hetgeen
hem door Fester zachtkens wordt verweten 2).
Op 35 Mei, denzelfden dag, waarop koning Ferdinand weer
nadrukkelijk afwees, vernam de Pruisische kroonprins tot zijn ver-
bazing, uit brieven van Karl Anton en van Leopold, dat de erfprins
Van Hohenzollern-Sigmaringen de Spaansche kroon niet meer
zou afwijzen. Op 36 Mei hoorde Bismarck van den kroonprins
het groote nieuws; drie dagen later las kroonprins Friedrich
Wilhelm de brieven van de Sigmaringers voor aan zijn vader,
die over de wispelturigheid van zijn verren neef volstrekt niet
gesticht bleek. Bismarck zal intusschen hebben vernomen wat in
die dagen te Lissabon weer geschied was. Op 38 Mei schrijft hij
^ aan Karl Anton eene aanmaning, voor Leopold bestemd, om nu
Fester, Genesis der Emser Depesche (1915)» blz. 73. Stern, a.w. dl. X, blz. 308.
Genesis der Emser Depesche, blz. 82, 83.
toch vooral standvastig te blijven en zich „in het Duitsche belang"
van alle nog opkomende bezwaren te ontdoen. Vermoedelijk in een
opdracht aan zijn gezant Canitz zond hij het bericht omtrent de
gezindheidsverandering van den Duitschen trooncandidaat door
naar de Spaansche bewindvoerders.
Bismarck hield vast aan de marschrichting van het „Immediat-
bericht", welke thans metterdaad kon worden aanvaard, ook al zoude
aan de andere zijde van het thans rechtstreeks aangewezen en waar-
schijnlijk te bereiken doel de botsing met Frankrijk onmiddellijk zich
opdoen. Hij zal zijne overtuiging omtrent de verhouding tot Frankrijk,
in het „Immediatbericht" neergelegd, allicht bevestigd hebben gezien
in de benoeming van Gramont tot minister van buitenlandsche
zaken op 15 Mei 1870.
Czaar Alexander H verbleef te Ems, waardoor Bismarck gelegen-
heid had, zich persoonlijk opnieuw te verzekeren van de goede
verstandhouding met Rusland, ook voor het geval het nu, door een
aandurven van het Spaansche avontuur, tot nieuwen oorlog in
Europa zou moeten komen.
De eeuwige golfslag van het gebeuren had dan opnieuw, in zijn
rusteloos opwerpen en terugtrekken, de Spaansche candidatuur aan
het Pruisische strand gelegd. Was er nu voldoende reden om het
gróóte gevaar te trotseeren en den buit in de kustwacht te sleepen ?
De Spaansche regeering zou zich gedwongen zien door een spel
van omstandigheden, hare vacante kroon opnieuw aan te bieden
aan een inderdaad meer dan drie-kwart Pruisischen prins, die door
een dwaas toeval allerlei persoonlijke geschiktheden vereenigde, om
juist op hem de aandacht te doen vestigen; moest de Pruisische
staatsman terugdeinzen voor eene overstelpend rijke aanbieding
der Fortuin, welke, na de overwinning der Hohenzollerns in Midden-
Europa, na de vestiging van hun naam in Roemenië, nu nog kwam
aanbrengen eene redelijke mogelijkheid om ook in het oude Spanje
een kroon te gaan dragen ? Die redelijke mogelijkheid en tegelijk
eene duidelijke rechtvaardiging van eigen handelen kon Bismarck
vinden in den onmiskenbaren drang der omstandigheden naar deze
beshssing, naar deze ontknooping; in het feit dat de Spaansche
regeering geen anderen uitweg meer beschikbaar had en onver-
biddelijk door het geheel der omstandigheden en gebeurtenissen
naar het Noorden, naar Pruisen werd verwezen. Alle wissels weiger-
den : alleen langs de Duitsche lijn kon de Spaansche regêering haar
trein naar de toekomst, die reeds al te veel vertraging op dit abnor-
male stationnement had bekomen, doen vertrekken. Deze nood-
zakelijkheid, deze onvermijdelijkheid voor de Spanjaarden was voor
Bismarck tegelijk de immanente rechtvaardiging tot handelen
in een Duitsch belang, dat wellicht verwerkelijking zou vinden
van overgroote mogelijkheden in schoone machtsontplooiing.
Waarom zou Hohenzollern terug moeten deinzen voor een zich
duidelijk aanwijzende richting,\' terwijl Bourbon in 1700 zulk een
pad stoutmoedig en zonder aarzelen had betreden ? Frankrijk had
zelfs ook dwars over Duitschland heen een Bernadotte in Zweden
geplaatst en zou dat ooit aan een Duitsche mogendheid een rechts-
grond tot protest hebben verschaft? Waarom zou de leider van
Duitschlands ontwikkeling eene in zich redelijke, door de klaar-
blijkelijke ontwikkeling der omstandigheden rijp gewordene daad
hebben te ontwijken, omdat zij als eene onbetwijfelbare uitdaging
van Frankrijk moest gelden, terwijl hij zekerheid had en kon hebben,
dat Frankrijk elk samenstel van gunstige omstandigheden zou aan-
grijpen om tot de „revanche de Sadowa" te geraken ? Terwijl hij
zekerheid kon hebben, dat Frankrijk in de toekomst wellicht dat
samenstel zou kunnen vinden in de vorming van een Oostenrijksch-
Italiaansch-Fransch verbond, waaraan Gramont al zijne krachten
zou blijven wijden, met den steun bovendien wellicht van eene
nieuwe Franschgezinde regeering in Spanje?
Dr. Metzlar betoogt in zijn boek dat „de vredelievende voor-
stelling der Duitsche geschiedschrijvers van de Spaansche troon-
candidatuur Bismarck\'s actie in dezen liever niet verklaart uit het
streven om een oorlog met Frankrijk te ontketenen." — „Het
intrigante, weinig verheffende paste niet bij de voorstelling, die zij
zich van Bismarck, als den grooten heros van het Duitsche volk
vormden" En als hij aan het slot van zijn betoog uiteenzet, hoe
Bismarck den oorlog met Frankrijk als onvermijdelijk beschouwd
en daarom niet noodig heeft geoordeeld, de met het oog op Frankrijk
hoogst gevaarvolle Spaansche onderneming te vermijden, hetgeen
wij hem toestemmen, dan meent hij zijn oordeel te kunnen samen-
vatten in deze laatste gevolgtrekking : „Zoo gezien is Bismarck geen
daemonische figuur, die Duitschlands eer besmette door zijn rol in
de candidatuur, maar een geniaal politicus, die de staatkundige
verhoudingen van zijn tijd uitstekend begreep en de candidatuur-
1) Proefschrift, blz. 115.
-ocr page 143-kwestie zoo aanvatte, dat zij in elk geval voordeel voor hem zon
opleveren, hetzij in vrede, hetzij in oorlog"
Wij voor ons meenen dar Dr. Metzlar met deze en dergelijke
oordeelvellingen in zijn boek de zaak, waarover hij schrijft, nog niet
tot haar volle recht doet komen, doordat hij de feiten welke Richard
Fester hem aan de hand had kunnen doen, niet kent. Wanneer
deze feiten en wanneer vooral de zuiver Spaansche motieven voor
•de HoHENZOLLERN-candidatuur, zooals ze bij Prim en bij Salazar
bestonden, in het licht worden gesteld, dan is er allerminst plaats
om te spreken van „het intrigante, weinig verheffende" van Bis-
marck\'s houding in dezen. En tegelijk willen wij wel degelijk in
deze houding ook het daemonische van Bismarck\'s genie tot uiting
zien komen. Daartoe is echter noodig eene geheel andere opvatting
van het begrip „daemonisch" dan de heer Metzlar schijnt te
huldigen. Wij houden ons liever zoo dicht mogelijk bij de Sokratische
opvatting van het begrip, zien het „daemonische" als verwant
althans aan het goddelijke, gelijk immers ook zeer zeker de mensche-
lijke gedachte en vooral het geniale aan het wezen der Godheid
verwant zijn. Zelfs zouden wij durven aanvaarden in onze opvatting
van het „daemonische" een deel hebben in de Goddelijke Voor-
zienigheid, wanneer wij in verband met deze historische zaken van
zoo groot belang, den „schrecklichen" Bismarck, zooals de Oosten-
rijksche staatsman graaf Rechberg, zijn tegenstander uit den
Frankforter tijd, hem reeds noemde, zonder aarzelen een daemonisch • I
genie willen noemen : Bismarck heeft vooruitgezien, welke gebeur-
lijkheden en gebeurtenissen zich uit zijn handelen zouden ontwikke-
len en hij kon daarbij — dit willen wij met nadruk stellen — zijn
geweten rustig voelen, het uitgangspunt van zijn handelen als redelijk
en zedelijk onaantastbaar beschouwen. En deze onaantastbaarheid
lag in het feit dat de aanbieding van de Spaansche kroon aan den
Duitschen prins voortkwam uit zuiver Spaansche belangen. En ,
deze onaantastbaarheid zal hem tegelijk eene zekere daemonische
Vreugde, een zeker leedvermaak ten koste van den erfvijand hebben
Veroorzaakt: zoude de erfvijand van de aanbieding bericht krijgen
en zich deswege tot strijdlust vertoornen, dan kon hij hem rustig
afwachten, veilig in het besef, slechts te hebben uitgebuit in het
nationale belang wat hem de ontwikkeling der gebeurtenissen geheel
uit eigen beweging had gebracht op zijn weg.
Proefschrift, blz. ii8.
-ocr page 144-Zoodra Prim Bismarck\'s mededeeling omtrent Leopold\'s gezind-
heidsverandering had ontvangen, kon hij zijn. aanbieding bij Ferdi-
nand\'s schoonzoon hernieuwen. Op 4 Juni 1870 neemt dan Leopold
het Spaansche aanbod evenzeer bij draadbericht aan; op 8 Juni
vertrok Lothar Bucher, een van Bismarck\'s meest vertrouwde
medewerkers van dien tijd, naar Madrid, om met den Spaanschen
dictator de nadere onderhandelingen te gaan voeren. Na met Bucher
te hebben gesproken, deed Prim op 11 Juni in de Cortes reeds eene
bedekte mededeeling omtrent een zeer bizonderen candidaat, wiens
persoonlijkheid ook voor den Franschen gezant en voor de regeering
te Parijs gemakkelijk te raden moet zijn geweest, zonder dat van
Fransche zijde iets werd ondernomen om He ongewenschte wending
in den loop der Spaansche zaken te verhinderen of te belemmeren.
Prim kon niet anders handelen dan hij deed. Ook Léonardon,
zijn Fransche levensbeschrijver, erkent dat ten volle i). Het vraagstuk
van het Spaansche koningschap, dat op het punt stond onoplosbaar
te worden, scheen nu toch plotseling op te lossen en wel op eene zeer
gelukkige wijze in bijna ieder opzicht. In Ïsijna ieder opzicht----
de ééne groote moeilijkheid, die bleef bestaan, kon misschien door
Prim, indien uiterst voorzichtig en beleidvol, gebruik makende van
bizondere ervaring en bekendheid met Frankrijk en zijn keizer, in
oude vriendschap gegroeid, werd gemanoeuvreerd, uit den weg
worden geruimd. Spanje had op het punt gestaan, belachelijk te
worden door een onwaardig rondventen met een kroon, die niemand
scheen te willen ; de Parijsche spotbladen hadden al veel grappen
gemaakt op het geval, hetgeen niet had nagelaten, Prim te ont-
stemmen, al was zijn vriendschap voor Frankrijk volkomen in staat,
van deze ontstemming geen factor te maken in het geheel zijner
beweegredenen omtrent de Duitsche candidatuur sedert dien.
Léonardon\'s boekje over Prim\'s levensgeschiedenis doet ons
duidelijk zien de blijvende lijn zijner vriendschap voor Frankrijk in
geheel zijn politieke historie : zijn opkomst als politiek generaal is
de bestrijding der anti-Fransche Carlisten ; hij is de tot het einde
toe trouwe en welwillende aanvoerder der Spaansche troepen, die
naast het Fransche leger deel hebben gehad in alle wendingen en
beproevingen van de Mexicaansche expeditie ; als balling onder
Isabella\'s bewind onderneemt hij vanuit Frankrijk, met Napoleon\'s
léonardon. Prim et la candidature Hohenzollern, Rev. hist. LXXIV (1900)
en biographie van Prim, verschenen te Parijs, 1901.
goedkeuring en begunstiging, den inval in Spanje van September
1868, welke aan de regeering der Bourbon-koningin een einde zon
maken en sedert dien onderhoudt hij voortdurend overleg met den
Franschen keizer : het is daartoe dat hij herhaaldelijk zijn kuur gaat
doen in het ook door Napoleon geliefde Vichy.
Als Prim tenslotte het doorzetten der Duitsche candidatuur
positief en negatief noodzakelijk ziet vanwege de geschiktheid van
de persoon, vanwege zijn eigen vasthouden aan de Iberische idee,
vanwege het wegvallen van allerlei andere candidaten en het steeds
weer bedanken van zijn grooten favoriet, vanwege de verschillende
groote gevaren tenslotte van een langer vacant blijven van den
Spaanschen troon, dan hoopt hij, bij een voorloopig stipt geheim
houden der laatste beslissende onderhandelingen en der feitelijke
voorbereiding in Duitschland en in Spanje, een of anderen weg te
zullen vinden om ook zijn vriend Napoleon van het noodzakelijke
dezer „Duitsche" keuze te overtuigen. Ook de Sigmaringers hebben
immers wel degelijk en te goeder trouw aan het bestaan dezer
mogelijkheid .geloofd, vanwege hunne oude, eigenaardige familie-
betrekkingen met het huis der Bonaparte\'s, die zich ook in latere
jaren in blijvende vriendschap hebben voortgezet en waarvan de
bevordering der candidatuur van Karel van Hohenzollern voor
den Roemeenschen troon door Napoleon een gevolg was geweest.
In September 1869 hebben de Sigmaringers te goeder trouw
hunne gebeurlijke toestemming van eene goedkeuring door Napo-
leon III afhankelijk gesteld ; zelfs geloofd aan de mogelijkheid van
een soort mandaat van Napoleon en van koning Wilhelm beiden te
erlangen ; zelfs in Juli 1870 hoopten zij nog middelen te vinden om
Napoleon voor hunne nieuwe candidatuur te winnen,bismarck spoor-
de hen daartoe aan, wijzende op Prim\'s te verwachten voorbeeld 2).
Prim heeft gepeinsd op dergelijke middelen, hoe Napoleon te
overreden, zich bij een voldongen feit neer te leggen. Op 14 Juni
had hij Salazar weer naar Duitschland gezonden, thans voorzien
van alle ambtelijke volmachten. Salazar maakte de reis waar-
Dr. Hermann Hesselbarth, Drei psychologischen Fragen zur Spanischen
Thronkandidatur Leopolds von Hohenzollern, 1913, blz. 10, 26.
Busch, Tagebuchblatter, dl. I, blz. 39. Telegram van Bismarck uit Varzin
aan von Thile te Berlijn, 6 Juli 1870, bij Lord, a. w. blz. 133, no. 19. —.Koning
Wilhelm gaf dezen raad aan de Sigraaringers vanuit Ems op 6 Juli. Fester (Genesis
der Emser Depesche, blz. 37) vraagt zich nog af, of deze raad van Bismarck af-
komstig was; Lord\'s boek brengt hem het antwoord.
schijnlijk in gezelschap van Bucher en seinde reeds op 19 Juni naar
Madrid, dat alles in orde was en dat hij op 26 Juni terug zou komen.
De koningskeuze zou thans terstond plaats kunnen hebben: de
Constitueerende Cortes van na de revolutie van \'68 waren nog
bijeen en de vereischte ^/g meerderheid zou voor den thans gevonden
candidaat zeer zeker zijn te verkrijgen. Men moest haast maken, want
de Cortes verlangden naar verdaging vanwege de zomerhitte der
Castiliaansche hoogvlakte. Prim heeft echter waarschijnlijk op het
laatste oogenblik de onmiddellijke koningskeuze vanwege Frankrijk
niet aangedurfd ; tot dan toe waren de laatste onderhandelingen in
streng geheim gevoerd en het draadverkeer met Berlijn over de zaak
was vanwege de gevaren van het overseinen door Parijs onder
allerlei code en camouflage gestoken i). En nu de plotselinge open-
baarheid van het voldongen feit? De dictator deinsde daarvoor
terug met het oog op gevaren voor het allerergste : een oorlog met
Frankrijk wilde hij in geen geval. En als gevolg of onder voor-
wendsel 2) van een seinfout in het draadverkeer met den in Duitsch-
land vertoevenden Salazar schijnt hij daarom, ondanks het groote
nieuws, de Cortes te hebben verdaagd, ten einde eerst in het najaar
de koningskeuze te doen plaats hebben. Hij wilde liever voor dien
tijd naar Frankrijk gaan, naar het zomerseizoen te Vichy, om daar
persoonlijk met Napoleon te spreken en hem het geval voorzichtig
toe te lichten „Stiess er hier auf unüberwindlichen Widerstand,
so wollte er sich vermutHch immer noch den Rückzug offen halten"^).
„Geen politicus" volgens het oordeel van Olozaga, wilde hij van-
wege de groote voordeden der candidatuur gaarne het ééne groote
nadeel wegwentelen : zoo legde ook deze Spaansche gezant te Parijs
de houding van den dictator uit in een gesprek met Von Solms,
den Pruisischen zaakgelastigde te Parijs, op 9 Juh 1870 Hij heeft
1) Hesselbaeth, a. w., geeft deze eigenaardige telegrammen in druk.
s!) Hesselbarth, a. w. blz. 25, betoogt dat er geen reden is om aan de seinfout
als voorwendsel te gelooven.
ä) Aldus over Prim\'s houding als tegenover Frankrijk te goeder trouw en oprecht:
Matter, Bismarck et son temps, dl. III, blz. 33 ; Léonardon, Prim, blz. 181—183;
Fester, Neue Beiträge, blz. 146; Hesselbarth, a. w. blz. 22; Busch, Tagebuch-
blätter, dl. I, blz. 39 v. — Het is niet houdbaar over Prim\'s tactiek te oordeelen
gelijk Lord doet: „It degraded the affair to the level of what can only be called
an intrigue or a plot" (The origins of the war of 1870, blz. ig)«
Stern, Geschichte Europas 1815—1870, dl. X, blz. 316-
Telegram van von Solms aan Bismarck, 10 Juli 1870, bij Lord, a. w. no. 96,
blz. 180.
wellicht gehoopt, door zijne toelichting tenslotte nog een edelmoedig
gebaar te zullen verkrijgen, zooals het in Napoleon\'s persoonlijkheid
mogelijk kon worden geacht.
Om alle onbescheidenheid te vermijden vertrok Prim voorloopig
zelf uit Madrid naar zijn jachtslot in de bergen van Toledo.
Sedert den terugkeer van Salazar op 26 Juni te Madrid, waar hij
in zijn triomfantelijke stemming diep teleurgesteld werd door het
onverwachte uitstel der officieele koningskeuze in de Cortes en
waarschijnlijk door zijn onvermogen om het groote nieuws te
zwijgen, werd de Duitsche candidatuur in de allereerste dagen van
Juli in de straten van Madrid een openbaar feit, met al de gevolgen
van dien; het begin van het Fransch-Duitsche conflict, dat sedert
Gramont\'s heftige Kamer-verklaring op 6 Juli naar aanleiding van
het openbaar worden van Leopold\'s ophanden zijnde verheffing,
volop gaande was.
De Hohenzollerns hebben als eerste gevolg der nationale
opwinding te Parijs hunne kans op de koningskroon in het oude
Spanje al heel spoedig van de hand gedaan, hunne toestemming
teruggetrokken. En het beleid der Fransche regeering sedert dien,
van Napoleon, van Gramont en van Ollivier, is thans begraven
onder overstelpende en vernietigende kritiek, allermeest van Fransche
zijde, omdat deze regeerders geen gebruik hebben weten te maken
van het onmiskenbaar succes, dat zij tegenover de Fransche open-
bare meening behaalden door het intrekken der Duitsche candidatuur
en blindelings in Bismarck\'s „val" zijn geloopen: de oorlogsver-
klaring voor zichzelf onvermijdelijk hebben gemaakt op een voor
Frankrijk in militair opzicht ongeschikt oogenblik, door nieuwe,
onverdedigbare eischen te gaan stellen aan den Pruisischen koning
naar aanleiding der teruggetrokken candidatuur, waarop Bismarck
met eene in het openbaar uittartende weigering kon antwoorden,
terwijl Europa Frankrijk in het ongelijk moest stellen. Keizer
Napoleon III, het „Rindvieh" Gramont, zooals Bismarck hem
heeft willen noemen i), zonder dat de Franschen hem over dit
Woord hard zullen vallen, Emile Ollivier hebben zich als gevolg
van deze gebeurtenissen een onherroepelijk kwaden naam in de
geschiedenis bezorgd. Ollivier heeft zich uitvoerig verdedigd, nog
aan het einde der 19de eeuw, in zijn eindelooze pleitrede, eerst in
M. Busch, Tagebuchblätter, dl. I, blz. 24 Juli 1870.
-ocr page 148-de „Revue des deux Mondes", later in de veertien deelen van het
„Empire libéral", maar het heeft hem niet gebaat. De Fransche
kritiek heeft haar oordeel over hem allerminst herzien i).
Alleen een Duitsch hoogleeraar, alleen Richard Fester heeft
Gramont in bescherming willen nemen door de opmerking te
maken, dat Gramont\'s eisch, voor Frankrijk waarborgen te ont-
vangen tegen hernieuwing der HoHENZOLLERN-candidatuur niet
onredelijk, niet onverdedigbaar kan heeten, wanneer men slechts wil
bedenken, hoezeer die candidatuur in zichzelve redelijk, verdedig-
baar en voor de hand liggend was, hoezeer zij steeds opnieuw kon
herleven, zoolang de Iberische idee in leven bleef. „Leopolds
Kandidatur lebte und starb mit der Idee der iberischen Union und
konnte nur durch die Wahl Ferdinands oder eines anderen Kandi-
daten aus der Welt geschafft werden. Der Verzicht Leopolds war
in diesem Sinne erst ein halber Erfolg der französischen Politik,
aber es wurde das Verhängniss Frankreichs, dass Gramont auch
die Forderung einer Garantie gegen die Rückkehr der Kandidatur
Hohenzollern an die Adresse König Wilhelms richtete. Konnte
Frankreich den Spaniern keinen Ersatz für Leopold bieten, so
musste Napoleon am 13. Juli in Madrid erklären lassen, dass die
Interessen seines Landes den rückhaltlosen Verzicht der spanischen
Regierung auf die Wiederaufnahme der Kandidatur auch für die
Zukunft verlangten" 2).
En de Iberische idee bleef inderdaad leven. Prim haastte zich,
vanaf 5 en 6 Juh, nadat hij op 4 Juli met den Franschen gezant
te Madrid had gesproken en deze volkomen duidelijk te verstaan
had gekregen, dat Frankrijk nooit tot een dulden van den Duitschen
koning Leopold in Spanje zou zijn over te halen, te gaan trachten
van de „Pruisische" candidatuur af te komen. Hij deed wat hij
kon om Leopold aan het verstand te brengen, dat een snel bedanken
voor de eer het eenige was, wat Spanje\'s belang nu nog van hem
noodig had — de generaal Lopez Dominguez werd uitgezonden
om hem dat op beleefde manier te gaan zeggen. En hij dacht er
geen oogenblik aan, al had de spot der Parijsche pers hem ge-
hinderd, gelijk Léonardon ons vertelt, zich thans tegenover Napo-
1) Zie o. a. Lehautcourt\'s werk cn P. Muret. E. Ollivier et le duc de Gramont,
in: Revue d\'histoire moderne et contemporaine, dl. XIII, 1909—1910. Ook :
Siegfried Brase, E. Olliviers Memoiren und die Entstehung des Krieges von
1870, Berlin, 19:2.
Fester, Neue Beiträge, blz. 13.
-ocr page 149-leon schrap te zetten en zijn land in een oorlog met Frankrijk te
laten meesleepen.
En wat hij wel deed sedert 13 Juli, vanaf het oogenblik van
Leopold\'s hernieuwd bedanken, hij wendde zich terstond wederom
tot Ferdinand van Coburg-Braganza op het kasteel te Cintra, om
hem opnieuw te smeeken, alsnog koning van Spanje te willen
worden. Spanje moest toch een koning hebben; Prim wilde geen
republiek, ook al zoude hij zelf in een Spaansche republiek een
hoog ambt kunnen bekleeden. Portugal had toevallig zelf in die
dagen eveneens eene kleine revolutie beleefd, al was het maar
gebleven bij eene wisseling van ministerie en de nieuwe minister-
president Saldanha was van meening, dat koning Ferdinand de
Spaansche kroon behoorde aan te nemen, omdat hij zoowel een
Duitschen koning Leopold als eene Spaansche republiek voor de
Braganza\'s gevaarlijk achtte. En nu begon op zijn beurt koning
Ferdinand te wankelen ! Het was op 9 Juli 1870, drie dagen na de
noodlottige Kamer-rede van den due de Gramont. Don Fernando
begon te onderhandelen over de toekomstige positie van zijn gemalin,
de schoone gravin van Edla, nadat hij reeds van Prim de verzekering
had gevergd, dat op de candidatuur van Leopold niet meer zou
worden teruggekomen.
Op 31 Juli, terwijl dus de Fransch-Duitsche oorlog reeds veertien
dagen gaande was, stelde hij uitdrukkelijk de voorwaarde, dat
Spanje en Portugal nooit onder ééne kroon zouden worden vereenigd,
omdat dat een belang en een wensch was van de Portugeezen en
hij zinspeelt daarbij op de verschillende takken in zijne nakomeling-
schap, welke mogelijk maakten, het Spaansche en het Portugeesche
koningschap ook in de toekomst gescheiden te houden; hij noemt
de kinderen van Leopold en Antonia, onder welke voor de Spaan-
sche kroon een geschikte opvolger te vinden zou zijn.... Maar
hij uit ook nog eenmaal zijn vrees voor de mogelijkheid, dat de
Braganza\'s door het aannemen der Spaansche kroon de Portugeesche
zouden kunnen verliezen en de favoriet-candidaat der Iberische
Unie openbaart zich aldus plotseling als haar meest besliste tegen-
stander, die dan ook op 10 Augustus de onderhandelingen weer
afbreekt. Ook minister Saldanha kon op 14 Augustus slechts be-
vestigen, dat koning Ferdinand en zijn zoon koning Luiz weer
geheel tot hunne afzijdige houding terug waren gekeerd i)*
Fester, Ncuc Beitrage, blz. 10, 11.
-ocr page 150-Spoedig daarna kwam de candidatuur op van den Italiaan Amadeo
als van een redder in den nood en die heeft dan ook aanvaard en
sedert Januari 1871, voor korte jaren, de Spaansche kroon gedragen.
Maar van het aanbod aan hem werd geen ernst gemaakt zonder
dat nog éénmaal aan Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen
gedacht werd en aldus aan Gramont\'s gedachtengang recht weder-
voer ....
Het verloop van den Duitschen veldtocht in Frankrijk maakte
immers al spoedig duidelijk, dat een oorlogsgevaar voor Spanje
niet meer bestond, wanneer het dezen Duitschen prins als koning
zou nemen; die veldtocht verhoogde nog slechts den roem en de
heerlijkheid van Hohenzollern en van het Pruisische leger. Inder-
daad werd op 8 October 1870 staatssecretaris Von Thile gepolst
over Leopold\'s gezindheid ten aanzien der aanvaarding van de
Spaansche kroon. Het antwoord was afwijzend. Maar het Iberisch
karakter der candidatuur-leopold bracht tenslotte toch nog mede,
dat men van Spaansche zijde deze laatste weigering graag schriftelijk
wilde ontvangen, waaraan werd voldaan i).
Eerst aldus, op dat oogenblik en geheel buiten de sfeer der Fransch-
Duitsche vijandschap was de HoHENZOLLERN-candidatuur voor
Spanje begraven, gelijk zij ook buiten deze sfeer was ontstaan.
Wij maken ons sterk, dat Richard Fester het zuiver Spaansche
karakter, de zuiver Spaansche „conceptie" der Hohenzollern-
candidatuur met zijne nieuwe gegevens voorgoed aannemelijk heeft
gemaakt. In het licht dezer nieuwe gegevens lijkt het ons niet ver-
dedigbaar, dat Dr. Metzlar, de vraag: „van wien was de candidatuur
een conceptie?" nog willende ontleden „in hare twee bestand-
deelen", als antwoord meent te kunnen geven i „ de gedachte was
Pruisisch, maar het initiatief tot de daad Spaansch" 2). Dan zouden
1) Fester, Neue Beiträge, blz. 12. Op 17 November 1870 kwam het telegrafisch
bericht der keuze van Amadeo tot koning van Spanje, hetgeen Bismarck aanleiding
gaf, in den kring zijner vertrouwden weer eens hartig af te geven op Spanje\'s houding
in het heele geval. „Jemand äussert, jetzt sei es aus mit der\'Kandidatur des Prinzen
von Hohenzollern. „„Ja — entgegnete der Chef—, aber nur, weil er nicht wollte.
Noch vor ein paar Wochen sagte ich ihm : Jetzt ist es noch Zeit. Aber er hatte
keine Lust mehr dazu"". Gegen Abeken äusserte der Prinz am 21. November, jetzt,
nun er von dem Damoklesschwert der Königswahl befreit sei, dürfe er anfangen,
sich für Spanien zu interessieren". Busch, Tagebuchblätter, dl. I, blz. 411«
Ook bij Stern, a. w. dl. X, blz. 443 c« Lehautcourt. La candidature Hohen-
zollern (1912), blz. 621.
Proefschrift, blz. 65.
-ocr page 151-wij eerder geneigd zijn, deze twee factoren van plaats te laten
verwisselen; wij meenen, dat het Spaansche karakter der gedachte
uit Fester\'s voorstelling van het gansche verloop der zaak zeer
duidelijk aan den dag komt, terwijl wij het feitelijk, concreet „initia-
tief\' tot de verwezenlijking gaarne bij den Pruis Von Werthern
laten blijven en verder Bismarck\'s krachtige, beslissende bevordering
dier verwezenlijking op grond eener meervoudige, zuiver Duitsche
overweging ten volle erkennen. De Iberische gedachte lijkt ons de
moeder der hohenzollern-Candidatuur ; de Pruisische gezant is
zelfs niet haar vader; hij lijkt ons slechts degene, die het eerst
heeft uitgesproken, welk kind uit deze moeder zou kunnen worden
geboren. Het Spaansche aanbod moest tot Leopold komen en
wederkomen onder den drang der zuiver Spaansche beweegredenen,
welke den Franschgezinden Prim en den kinderlijk oprechten
Salazar hebben geleid. Deze mannen dachten en handelden niet
onder Bismarck\'s suggestie; zij dachten slechts aan Spaansche
belangen en hebben beiden getoond, onmiddellijk bereid te zijn,
den „Pruis" Leopold weer los te laten, zoodra het hun even mogelijk
scheen, eene andere en minder gevaarlijke keuze te doen. Hunne
beweegredenen waren van die van Bismarck volledig gescheiden 2).
En het is deze gescheidenheid welke aan den leider der Duitsche
lotgevallen leverde den objectieven grond, waarop hij, toen na
lange ontwikkeling het beslissende stadium klaarblijkelijk was in-
getreden, de zaak met alle kracht van inmiddels rijp geworden
overtuiging kon gaan steunen, ook al zoude hij daarmede Frankrijk
uitdagen tot een oorlog, omdat toch ook immers die oorlog op dat
oogenblik inderdaad en waarachtig onvermijdelijk kon worden
geheeten.
Merkwaardig is weer dat de Fransche regeering de Duitsche can-
didatuur ook na hare openbaar-wording niet heeft bestreden ter
1) Ook Lehautcourt (le général Palat) schreef op 4 Juli 1913 aankondiging
van de beide toen verschenen werken van Richard Fester in de „Journal des Débats",
waarin hij erkende dat zijn eigen voorstelling voor die van Fester moest wijken
en toegaf, dat Fester uit de bronnen van Spaanschen en Portugeeschen oorsprong
had kunnen vaststellen : „un fait qui paraît incontestable, c\'est que la candidature
d\'un prince prussien allié à la famille royale portugaise eut son origine première
en Espagne et qu\'elle fut en étroite relation avec les rêves d\'union ibérique alors
caressés par la plupart des hommes d\'Etat espagnols". (Aangehaald bij Fester,
Die Genesis der Emser Depesche, blz. VII en 239O
\') Zie ook Fester\'s betoog: Neue Beiträge, blz. 12.
plaatse, waar zij in het begin harer ontwikkeling te fnuiken zou zijn
geweest, te Madrid. Leopold\'s candidatuur en hare stijgende kansen
kunnen vanaf October 1868 voor de Fransche diplomatie geen ge-
heim zijn geweest. Op 10 Augustus 1870 zeide Leopold van
Hohenzollern-Sigmaringen aan Russel, den correspondent van
de „Times" bij het Duitsche leger, dat Napoleon reeds in 1869
heel goed van zijn kansen op de hoogte was
Ook H. Salomon, een der nieuwste Fransche schrijvers over de
kwestie, zegt dat Ollivier\'s betuiging, op 4 Juli 1870 verrastte
zijn door Leopold\'s naam, in zijn uitvoerig verdedigingswerk geuit,
niet oprecht kan worden genoemd en hij haalt met instemming
aan het woord van een Parijschen journalist, die op 8 Juli 1870
over de groote gebeurtenis schreef : „c\'est sa résurrection qui est
une surprise, pour nous comme pour tout le monde" Hij wijst
er op dat Gramont op Zondagavond 3 Juli 1870 in het briefje,
dat hij op Ollivier\'s bureau neerlegde, schreef : „Tout en restant
officiellement et ouvertement dans notre rôle d\'abstention, il faut
faire échouer cette intrigue" Lord Loftus, de Britsche gezant
te Berlijn, achtte het dan ook noodig. Lord Granville er aan te
herinneren, dat de candidatuur-leopold sedert October 1868 in de
diplomatieke kringen als mogelijk was genoemd®). Lord deelt
mede dat de Oostenrij ksch-Hongaarsche diplomaten reeds in 1869
al hun best hadden gedaan om de Fransche regeering tegen de
candidatuur-leopold te waarschuwen, doch dat „their efforts had
been met with exasperating scepticism" Na de weigering van
Ferdinand te Lissabon in Mei 1870, waarvan een afgezant van
Napoleon HI de onmiddellijke getuige was, als bondgenoot van
Prim ter overreding van den Portugeeschen favoriet, heeft toch de
Fransche regeering zich zeer zeker moeten afvragen, wat nu het
naaste plan van de leiders te Madrid ten opzichte der Spaansche
kroon zou moeten worden. De stilte, die dan intreedt, had men
vanuit Parijs kunnen doorvorschen. Men heeft dat niet gedaan,
men heeft zich gehouden in zijn „rôle d\'abstention". Ook de Fransche
gezant Mercier verklaarde te Madrid tegenover Prim, dat hij de
opdracht had tot volledige terughouding en slechts zijn eigen
persoonlijke bedenkingen tegen de Duitsche candidatuur kon uiten
En toen op 3 Juli het werkelijk bestaan der candidatuur bekend
werd, heeft men zich onmiddellijk op Pruisen geworpen, om reken-
schap te vragen. „Gramont had told Olozaga that France would
leave Spain entirely out of the matter and direct her attack upon
Prussia"
Napoleon persoonlijk wendde zich, door de zending van den
gezantschapssecretaris Bartholdy naar Madrid, tot de persoon
van den regent Serrano (reeds op 7 Juli), om de positie van Prim
in dezen te ondergraven. En Serrano toonde zich terstond over-
tuigd, dat de candidatuur moest worden ingetrokken, waarop ook
Prim spoedig zwichtte, vooral onder de overweging, dat er sedert
het openbaar worden der candidatuur volop gelegenheid zoude
bestaan om de Cortes met alle middelen te gaan bewerken tegen
de „Duitsche" onderneming. De zending van Serrano\'s neef,
generaal Lopez Dominguez, naar Sigmaringen, op 9 Juli, om
Leopold tot een intrekken zijner candidatuur uit te ncodigen,
was het gevolg van deze bemoeiing®).
Klein-Hattingen, a. w. dl. I, blz. 578.
Lord, a. w. blz. 51.
Lehautcourt, a. w. blz. 266, 298—300. Fester, Genesis der Eraser Depesche,
blz. 56, 87. Stern, a. w., dl. X, blz. 329-
HOOFDSTUK VH.
Engelands bemiddeling. Het uitbreken van den strijd.
Het bekend worden der HoHENZOLLERN-candidatuur door gansch
Europa op 4 Juli 1870 en de regeeringsverklaring van den minister
Gramont bij het begin der vergadering van het Corps législatif
op 6 Juli schiepen de oorlogskrisis, die in twaalf dagen tijds tot de
oorlogsverklaring van Frankrijk aan Pruisen zou leiden. Het slot van
de regeeringsverklaring luidde : „Nous ne croyons pas que le respect
des droits d\'un peuple voisin nous oblige à souffrir qu\'une puissance
étrangère, en plaçant un de ses princes sur le trône de Charles-
Quint, puisse déranger à notre détriment l\'équilibre actuel des
forces de l\'Europe et mettre en péril les intérêts et l\'honneur de
la France. Cette éventualité, nous en avons le ferme espoir, ne se
réalisera pas. Pour l\'empêcher, nous comptons à la fois sur la sagesse
du peuple allemand et sur l\'amitié du peuple espagnol. — S\'il en
était autrement, forts de votre appui et de celui de la nation, nous
saurions remplir notre devoir sans hésitation et sans faiblesse !"
Op deze regeeringsverklaring, door Gramont zelf in ontwerp
opgesteld, was weinig aan te merken. Zij was waardig en indruk-
wekkend. Het Fransche volk zoude eene dergelijke plotselinge
verstoring van het Europeesch evenwicht, als de verheffing van
Leopold op den Spaanschen troon zou zijn geweest, niet kunnen
gedoogen. De verklaring stelde vast wat ook volgens de onmiddellijk
uitgesproken meening der Engelsche regeering het beleedigende was
voor het Fransche volk in de gebeurtenis : het geheim houden der
onderhandeling : „Le peuple espagnol ne s\'est point encore prononcé
et nous ne connaissons point encore les détails vrais d\'une négociation
qui nous a été cachée".
In cauda venenum : de slotzin, door Ollivier zelve, volgens zijn
eigen erkenning i), in het ontwerp gevoegd overeenkomstig zijn
wensch en dien des Keizers bij de bespreking in den ministerraad,
bevatte een felle uitdaging, die ook terstond in de zeer bewogen
1) Henri Welschinger, La guerre de 1870. Causes et responsabilités (19"),
dl. I, blz. 49 v. Vgl. H. Oncken. a. w. di. L blz. 103—107 (Darstellung).
Fransche Kamer werd gevoeld blijkens het algemeen gemompel
„c\'est la guerre 1"
Ook in deze oorlogskrisis was voor beide partijen van gewicht
de vraag, welke houding de Engelsche regeering zou aannemen.
Van de andere in aanmerking komende mogendheden van Europa
kon reeds min of meer worden omschreven, wat zij zouden doen
en aan welke zijde hun sympathie was. Het is immers een bekend
feit, dat Oostenrijk nadrukkelijk door Rusland in bedwang werd
gehouden. Maar het toenmalige Engeland kon gelden als de
oprecht neutrale „père noble", aangewezen om te trachten de
beide partijen, die dreigend tegenover elkaar stonden, van den
strijd te weerhouden. Engeland had de macht en het aanzien om
als bemiddelaar op te treden; het was klaarblijkelijk daartoe ge-
roepen en kon als zoodanig door geen van beide partijen worden
gewraakt. Het wilde in die jaren meer dan ooit oprecht neutraal
zijn tegenover de gebeurtenissen en verhoudingen van het Europee-
sche continent. De „no-intervention"-politiek had eene versterking
bekomen, sedert het eilanden-rijk juist in die jaren zich geheel
bewust was geworden van Europeesche mogendheid tot wereld-
mogendheid te zijn gegroeid en voortaan, gelijk Disraeli had
aangekondigd, des te meer zich zou afvragen, of zijn wereldbelangen
interventie op het vasteland van Europa zouden eischen. Daarom
ook had Engeland de gebeurtenissen van 1866 kalm aan zich laten
voorbijgaan
Lord Clarendon zag den strijd tusschen Franschen en Duit-
schers reeds aankomen gedurende zijn gansche bewind ; hij voelde
zijn roeping als bemiddelaar en daarom had hij in de eerste maanden
van 1870 opnieuw een krachtige poging gedaan om door een voorstel
aan beide partijen tot wederzijdsche ontwapening den strijd af te
wenden. Zij zou worden zijn laatste belangrijke regeeringsdaad =»).
De ontwapeningsgedachte behoorde in die dagen, in het midden
der 19de eeuw, tot de ideologie der doctrinaire hberalen. Ook de
hoogleeraar Rudolf Virchow, de anthropoloog-anatoom en tegelijk
The Cambridge History of British Foreign Policy, dL Hl, 1866—1919 (1923)»
blz. 7—10.
») Zie boven, blz. 83.
=>) Kurt Rheindorf, Die englisch-deutschen Verhandlungen über eme Abrüstung
im Frühjahr 1870, in Archiv für Politik und Geschichte, Mei 1935. Lehautcourt,
. a. w., blz. 91 v.
heftige Fortschrittler, een der hardnekkig gebleven tegenstanders
van Bismarck, heeft in October 1869 in den Pruisischen Landdag
met 42 mede-leden een voorstel tot „Abrüstung" gedaan, ge-
motiveerd o.m. hierdoor, dat de volkeren elkander thans niet meer
belaagden i). Vanuit het Engelsche Lagerhuis werd in het voor-
jaar van 1870 tegelijk met Clarendon\'s onderhandehng een poging
gedaan om door middel van interparlementaire aanraking de ont-
wapeningsidee op het vasteland van Europa te propageeren. Zij
vond reeds eenigen weerklank in de Zuid-Duitsche Parlementen
bij de nog particularistische groepen en men trachtte haar vandaar
naar het Noorden over te dragen 2).
Lord Clarendon was ontwapeningsidealist sedert de verschrik-
kingen van den Krim-oorlog. Hij, met Gladstone de leider van
een liberale regeering, achtte zich verphcht, de goede bedoelingen,
die aan het „liberale" Keizerrijk en aan het „liberale" ministerie-
Ollivier moesten worden toegeschreven, tot uiting te doen komen
en te steunen; en daarom maakte hij zich bij Pruisen tot tolk van
een Fransche aansporing om tot de wederzijdsche en gelijktijdige
Fransch-Pruisische vermindering van oorlogstoebereidselen te ge-
raken. Clarendon had niets tegen Pruisen, en al zal de goede
verstandhouding van Pruisen tot Rusland aan den minister van het
„world-empire" tenslotte niet geheel aangenaam zijn geweest, in
verband met de Engelsch-Russische spanning, die toen door Euro-
peesche en Aziatische wrijvingsvlakken reeds terdege bestond,
„jedenfalls kann man dem englischen Aussenminister einen gewissen
Idealismus in dieser politisch sehr heiklen Sache nicht absprechen" s).
Reeds in Juli 1869 had Lord Loftus, de Engelsche gezant te
Berlijn, met koning Wilhelm mondeling over „ontwapening" van
gedachten gewisseld
Op 26 Januari 1870 was van La Valette, den vredelievende
van ouds, thans Fransch ambassadeur te Londen, het verzoek
tot Lord Clarendon gekomen, een ontwapeningsvoeler naar Berlijn
te richten: men had afgesproken, dat Frankrijk voorloopig buiten
het spel zou blijven®). Clarendon wendde zich tot den gezant
1) W. Oncken, Das Zeitalter Wilhelms I, dl. I, blz. 727; A. Steen, a. w. dl. X,
blz. 25 ï.
H. Oncken, a.w. dl. III, blz. 299 noot.
K. Rheindorf, a. a. blz. 468.
Lehautcourt, a. w. blz. 94-
a. w. blz. 97.
van den Noord-Duitschen Bond te Londen, graaf Bernstorff.
In zijn antwoord van 9 Februari 1870 wijst Bismarck op het on-
gestadige in de Fransche pohtiek, herinnert aan den hernieuwden
aanslag op België\'s zelfstandigheid van het vorige jaar, waartegen
ook Engeland zich zoo scherp had moeten verweren en vraagt of
Engeland waarborgen kan geven voor Frankrijks vredehevendheid.
Lord Clarendon had zich bij zijn reis op het continent in October
1868 ten volle overtuigd van het gevaar, dat van Napoleon\'s steeds
onrustige en dreigende houding uitging en hij had die overtuiging
ook geuit. Toenmaals had hij geweten, dat een ontwapeningsvoorstel,
zooals het in die dagen van Von Beust uitging, een gangmaker
tot den oorlog kon worden; thans schrijft Bismarck, het gevoel
niet van zich af te kunnen zetten, „als ob England zwischen uns
und Frankreich nicht mit ganz gleichem Masse messe und aus
Rücksicht auf Frankreich uns eine Nachgiebigkeit zumute, die auf
französischer Seite eben nicht vorhanden sei, so dass immer nur
von uns und nicht von Frankreich die Opfer gefordert werden
würden, durch welche der Frieden gehalten werden sollte". Merk-
waardig ook zijn oordeel: „Ich selbst glaube nun zwar nicht, dass
Lord Clarendon sich in so bewusster Absicht zum Organ der
Pläne des Kaisers Napoleon gemacht hat. Ich halte vielmehr deri
Gedanken Lord Clarendon\'s für eine jener Utopien, wie sie bei
den englischen Staatsmännern vorkommen, welche die Verhältnisse
des Kontinents immer aus einem schiefen Gesichtswinkel ansehen
und sich oft mehr als billig von unklaren humanen Ideen, die in
der öffenthchen Meinung zu herrschen pflegen, leiten lassen" i).
Clarendon toonde zich tegenover Bernstorff wrevelig over wat
hij Bismarck\'s weigering noemde ; hij betuigde zijn oprechtheid en
noemde de ontwapening „den droom van zijn leven". Bernstorff
schrijft intusschen in zijn bericht over dit onderhoud: „Mem
Eindruck, der mich allerdings täuschen könne, sei aber von Anfang
an gewesen, dass das konstitutionelle Ministerium (Ollivier) mcht
gerade freundlicher für uns gesinnt sei, als das frühere, und man
habe mir noch vor wenigen Tagen gesagt, dass Thiers, dessen
Gesinnungen gegen uns notorisch seien, und der nichts gelernt
und nichts vergessen habe, eigentlich hinter den Coulissen Minister
der auswärtigen Angelegenheiten sei"Inderdaad kan de vrede-
Rheindorf, a. a. blz. 456»
a. a. blz. 463.
lievendheid en de begeerte naar ontwapening ook bij Ollivier,
blijkens de latere gebeurtenissen, niet al te diep gevestigd zijn
geweest. „Man redete von Herabsetzung der Truppenstärke und
empfing den Erzherzog Albrecht" i). Zonder eenig protest ge-
doogde Ollivier de benoeming van Gramont in zijn kabinet en
deed geen moeite om achter „le secret de l\'Empereur" te komen.
Op 6 Mei schreef reeds Lyons vanuit Parijs aan Clarendon, dat,
voorzoover hij kon oordeelen, ook Ollivier niet de man was, die
voor een oorlog met Pruisen zou terugdeinzen. „So far I can judge,
Ollivier is not the man to shrink from one" 2). Het regeerings-
voorstel dat nog in Juni 1870 op de agenda der Fransche Kamer
stond om het contingent voor dat jaar van 100000 tot 90000 te
verminderen, werd door Bismarck als van geen waarde verklaard,
omdat Frankrijk toch niet gewend was, het volle nominale contingent
op te roepen.
Clarendon was oprecht in zijn insulair idealisme, oprecht vrede-
lievend evenzeer als Gladstone en weUicht reeds toen in zijne
liberale ideologie vagelijk anti-Duitsch, Bismarck persoonlijk was
hem antipathiek; Napoleon Hl persoonlijk bleef zijn vriend, met
wien hij zich vertrouwelijk voelde Op 9 Maart 1870 deed Lord
Loftus te Berlijn volgens zijn opdracht een nieuwe ernstige poging
in dezelfde richting : Clarendon neemt het voor de Franschen op,
noemt Frankrijk „resolutely pacific", verspilt geen woord aan de
anti-Pruisische alliantie-plannen, die hem toch meer dan voldoende
bekend waren en in antwoord op Bismarck\'s verzoek om waar-
borgen, noemt hij de tegenwoordige stemming in Frankrijk den
besten waarborg, die er te wenschen was, evenals hij ook tegen
Bernstorff herhaaldelijk van Napoleon\'s persoonlijke vrede-
lievendheid hoog had opgegeven
Bismarck legde nu de zaak ambtelijk aan zijn Koning voor en
het gevolg daarvan was zijn brief aan Bernstorff van 25 Maart 1870,
waarin hij de kern zijner overtuiging in dezen onomwonden mede-
deelt, wanneer hij spreekt over het punt, „den ich von Anfang an
als den die Gefahr des Misstrauens und der Verstimmung am meisten
Rheindorf, a, a. blz. 466.
Cambridge History of British Foreign Policy, dl. III, blz. 26.
ä) Cambridge History of British Foreign Policy, dl. III, blz. 22. Gelijk meer-
malen de Engelsche staatslieden niet den waren smaak in Bismarck\'s persoonlijkheid
konden krijgen. Zie Japikse, Europa en Bismarck\'s vredespolitiek, blz. 15»
Rheindorf, a. a, blz. 468.
-ocr page 159-involvierenden bezeichnet habe: dass man in Frankreich nur
wünsche, die Verantwortung für die Aufrechterhaltung der eigenen
aggressiven Kriegsbereitschaft auf Preussen zu schieben, und dass
England sich herbeilasse, diesen Intentionen uns gegenüber Vor-
schub zu leisten. Es hat S. M. den König daher wirkhch ge-
schmerzt, diesen von Napoleon eventuell beabsichtigten Eindruck
von Lord Clarendon hier gewissermassen antizipiert zu finden, und
ich hätte gewünscht, diese Stelle aus dem Briefe entfernen zu
können." En hij wijst er dan nog op dat de Fransche ministers, ook
wanneer zij inderdaad vredehevend zouden zijn, snel kunnen
wisselen, hetgeen door de benoeming van Gramont spoedig werd
bewaarheid
Na het begin van den oorlog bleek weldra uit eene Fransche los-
lippigheid, dat de Fransche regeering geheel op de hoogte was
geweest van het Engelsche ontwapeningsvoorstel, geheel in tegen-
spraak met Clarendon\'s verzekering tegenover Bernstorff om-
trent de vertrouwelijkheid der bespreking — waarover Bismarck
zich zeer verontwaardigd uithet 2).
Clarendon stierf plotseling op 37 Juni 1870; Lord Granville
volgde hem op.
„On the afternoon of July 5th, Granville, who was to receive
the Seals next day, had a conversation at the Foreign Office with
Hammond, the Permanent Under-Secretary. The latter assured
him that he had never during his long experience known so great
a lull in foreign affairs. This unforgotten false prophecy cannot be
held to convict British diplomacy of any peculiar ignorance, for it
was only on the 3rd that Paris knew definitely of the acceptance by
Prince Leopold of Hoh.-Sigm. of the offer of the Spanish Crown"
Ook deze Engelsche „Permanent Under-Secretary" heeft dus
wellicht nog niet het begrip gehad, dat de HoHENZOLLERN-
candidatuur, welke op Maandag 4 Juli in heel Europa volop
openbaar was geworden, door Frankrijk noodzakelijk als een
casus belli zou moeten worden opgevat. De volgende dag zou
het hem anders leeren. Niet alleen Gramont sprak namens de
Keizerhjke regeering, maar ook de Parijsche pers stond in vuur en
Rheindorf, a. a. blz. 470.
a. a. blz. 478.
Cambridge History of British Foreign Policy, dl. Ill, blz. 28.
-ocr page 160-vlam. Lord Granville voelde evenzeer als zijn voorganger in het
ambt, dat de Engelsche regeering de roeping had om als bemiddelaar
op te treden.
Zij stelde zich daarbij terstond op het correcte standpunt, door
zich met haar dringend vertoog, van de voor den wereldvrede
gevaarlijk gebleken candidaat-steUing te willen afzien, uitsluitend
tot Madrid te wenden, terwijl zij te Berlijn deed weten, dat naar haar
inzicht in de geheimhouding, welke tijdens de onderhandeling was
betracht, voor Frankrijk eene beleediging stak i). Bismarck reageerde
hier reeds op, door aan Abeken te doen weten : „So lange Spanien
Geheimniss wünschte, wären wir ihm schuldig gewesen, dasselbe
zu bewahren" Gramont kwam nog op 13 Juli bij het afscheid
van den Pruisischen gezant Von Werther op dit element van
beleediging terug
Ook te Berlijn was in het begin van Juli alles in zomerrust: de
Koning vertoefde te Ems, Bismarck te Varzin, Benedetti was op
I Juli naar Wildbad gegaan Op Maandagmorgen 4 Juli kwam de
Fransche zaakgelastigde Le Sourd bij staatssecretaris Von Thile in
opdracht van Gramont om inlichtingen vragen naar aanleiding van
de tijdingen, die uit Madrid te Parijs waren binnengeloopen.
Von Thile, waarschijnlijk eerst door deze vraag van Le Sourd onder-
richt van het openbaar worden van Leopold\'s candidatuur — de
Zondag had vertragend gewerkt op de verspreiding van het groote
nieuws — en daardoor eenigszins onthutst, gaf „keine andere als die
schon seit Wochen auswendig gelernte Antwort" : dat eene candida-
tuur van erfprins Leopold voor den Spaanschen troon eene zaak
was, die slechts de Spaansche regeering en het huis Hohenzollern-
Sigmaringen aanging en dat de Pruisische regeering hier geheel
buiten stond Dit was de „onaantastbare" formule, van den beginne
1) Cambridge History of British Foreign Policy, dl. III, blz. 31«
») Telegram uit Varzin van Bucher aan Abeken, 9 Juli j bij Lord, a. w. No. 67,
blz. 163.
®) Von Werther aan het Auswärtige Amt te Berlijn, 13 Juli; bij Lord, a. w. No. 183,
blz. 339, Ook Jaurès rekent deze omstandigheid als beleediging hoog aan : Histoire
socialiste, dl. XI, blz, 219-
") Over de gebeurtenissen der oorlogskrisis van Juli 1870 o. a. uitvoerig bij Henri
Welschinger, La guerre de 1870, dl. I, blz. 49 v. ; Lehautcourt, a. w. blz. 322 v. ;
Richard Fester, Die Genesis der Emser Depesche, ontledende de gebeurtenissen
van uur tot uur, ook met behulp van spoorweggidsen van dien tijd.
Fester, Genesis, blz. 23 ; Lehautcourt, a. w. blz. 307.
af door Bismarck aangegeven. De Pruisische gezant te Parijs, Von
Werther, die toevaUig op 5 Juh naar Ems ging, om zijn Koning te
begroeten, beloofde reeds aan Gramont, bij den Pruisischen koning
invloed te zullen oefenen, om van hem als hoofd van het geslacht
Hohenzollern een wenk tot intrekken der Sigmaringsche candida-
tuur te doen uitgaan De Fransche regeering zag zich aldus ge-
dwongen, Bismarck\'s formule te aanvaarden en het geval te beschou-
wen als een familiezaak; derhalve werd ook op 7 Juli aan Benedetti
opdracht gegeven, naar den Koning te Ems te gaan om van diens
gezag een bevel aan erfprins Leopold te verkrijgen ; aan Benedetti
werd uitdrukkelijk verboden bij Leopold zelve pogingen aan te
wenden Op dienzelfden dag werd Strat, de vertegenwoordiger
van vorst Karel van Roemenië te Parijs, een zeer schrander en be-
hendig man, door den Spaanschen gezant Olozaga in den arm ge-
nomen ; zij beiden werden \'s nachts te twee uur door Keizer Napo-
leon te Saint-Cloud ontvangen en daar nam Strat op zich, terstond
naar vorst Karl Anton te reizen, om aan dezen nog eens met
nadruk voor te houden, hoe schadelijk een Spaansch avontuur van
zijn zoon Leopold voor de reeds gevestigde belangen van vorst
Karel te Boekarest zou moeten worden, waar de Fransche invloed
zoo sterk was Op 8 Juli schreef Napoleon persoonlijk en buiten
weten van zijn minister aan koning Leopold H van België, om ook
diens tusschenkomst bij den koning van Pruisen in het belang van
den vrede in te roepen Ook werd door de regeering ingeroepen
de hulp van alle Europeesche kabinetten en getracht de meening der
Zuid-Duitsche staten te peilen 5).
Reeds bij Benedetti\'s eerste audiëntie te Ems op 9 Juli gaf de
Koning te verstaan, dat hij berichten wachtte uit Sigmaringen, welke
den Franschen gezant zouden bevredigen en Benedetti verklaarde
zich bereid, geduld te oefenen. De aansporing tot hevig optreden,
welke stond in Gramont\'s eerste instructies, werd door hem ge-
negeerd, gewonnen als hij was door des Konings zuiver menschelijke
oprechtheid en materieele vredes- en waarheidshefde, welke in het
geheele verloop dezer krisis zoo treffend aan den dag treden«).
Lehautcourt, a. w. blz. 205; Fester, a. w. blz. 28.
Lehautcourt, a. w. blz. 271.
a. w. blz. 276—278.
\') Fester, a. w. blz. 65.
Lehautcourt, a. w. blz. 272—275\'
®) Fester, a. w. blz. 77—79-
Inderdaad was reeds uit Ems aan Karl Anton geseind, dat
het aan hem stond, de candidatuur van zijn zoon Leopold al of
niet te handhaven. Op 9 Juü kwam zijn antwoord, inhoudende dat
hij zou bedanken, wanneer de Koning als hoofd der famihe het
bevel daartoe gaf. Beducht voor de eer van zijn eigen geslacht, wilde
hij klaarblijkehjk de verantwoordelijkheid voor een nieuw besluit
in zake het Spaansche geval van zich afschuiven i). Benedetti zou ^
nog langer geduld moeten hebben : op 10 Juh werd aan den komnk-
lijken adjudant overste Von Strantz, denzelfden, die op Bismarck s
wenk enkele maanden te voren Spanje politiek-mihtair had verkend ),
de opdracht gegeven naar Sigmaringen te gaan, om aan vorst Karl
Anton nog duidelijker te gaan zeggen, dat wanneer hij en zijn zoon
voor de Spaansche eer bedankten, Z. M. de Pruisische konmg dat
zou goedkeuren. Sigmaringen was in dien tijd nog heel moeilijk te
bereiken: nog een uur per rijtuig van het laatste station eener
Sekundärbahn; Von Strantz zou er eerst te één uur m den nacht
van II op 12 Juh kunnen aankomen
Op II Juh doen dan vele pessimistisch gestemde raadgevers hun
invloed gelden op vorst Karl Anton : de brief van koning Leopold
van België, op Napoleon\'s verzoek geschreven, was aangekomen;
aangekomen was ook Strat, benevens een brief van Dr. Bamberger,
den invloedrijken consul-generaal van Pruisen te Parijs, die beiden
zware bedenkingen maakten zoowel omtrent de uiterste gevaren
welke Leopold in Spanje zouden bedreigen als omtrent den te
duchten terugslag voor de positie van Karel te Boekarest. En het
nachtelijk gesprek met overste Von Strantz brengt dan de be-
slissing : op 12 Juli te 10 uur \'s morgens kwam tot stand de zorg-
vuldige redactie der telegrammen, aan koning Wilhelm, aan Prim,
aan Olozaga te Parijs en aan een drietal Duitsche dagbladen,
waarin op zeer verschillende en goed overwogen wijze het groote
feit van het terugtrekken der candidatuur werd gemeld %
Minister Ollivier wist het groote nieuws al heel spoedig, daar
een „bureau spécial" van de Fransche telegraaf-directie de opdracht
1) Fester, a. w. blz. 85; hetgeen ook Bismarck hem kwalijk nam. Zie telegram
aan Von Thile, 10 Juli. Lord, a. w. No. 92, blz. 177.
2) Zie boven, blz. 123.
3) Fester, a. w. blz. 86. „ , t «„„t
a w blz. 88—102. Lehautcourt, a. w. blz. 350—351. Generaal Lopez
Dominguez (zie boven, blz. 13?) kwam te laat om op de beslissing invloed te
oefenen.
had, alle draadberichten van politiek gewicht, die over of naar
Parijs werden geseind, voor hare regeering op te vangen Op
denzelfden 12 Juli, te i uur 40, seinde Gramont reeds aan
Benedetti, dat hij al zijn bekwaamheid en handigheid moest ge-
bruiken, om duidelijk te doen worden, dat het terugtrekken ge-
schied was op \'s Konings bevel : „Peu lui importait la renoncia-
tion si elle ne revêtait l\'apparence la plus désagréable pour notre
adversaire"
Ollivier scheen voorloopig oprechtelijk overtuigd, dat het
terugtrekken der HoHENZOLLERN-candidatuur den vrede ver-
zekerde; hij uitte zich verheugd en opgelucht®). In het gebouw
der Kamer komende, waar hij in de couloirs het telegram
aan Olozaga aan iedereen die wilde, liet lezen, kon hij al
spoedig overvloedig bespeuren, dat het bericht geen voldoening
maar ontevredenheid wekte. Het stormde hem van alle kanten
tegen in spot en hoon, dat een bedanken van „le père Antoine"
namens, zijn meerderjarigen zoon niet de minste waarde had.
Oprecht bezadigde vertrouwelingen zeiden hem dat een derge-
lijke afloop van het conflict hem zijn ministerszetel zou kosten.
Terwijl in de zitting nog geen mededeeling van het bericht was
gedaan, diende toch de ultra-Bonapartist Clément Duvernois eene
schriftelijke interpellatie in, inhoudende, welke waarborgen de
regeering zich had bedongen, om het telkens terugkeeren der ver-
wikkelingen met Pruisen te voorkomen; zelfs Gambetta zeide
openlijk in een „superbe discours" te midden van zijn uiterst
linksche partij genooten, dat er nu gelegenheid bestond om tot eene
herziening van het vredesverdrag van Praag te geraken, hetgeen aan
Ollivier werd bericht „Des garanties à l\'avenir" en „le traité de
Prague" werden de formules, die aan Ollivier vanuit de breede
partij-stroomingen voor werden gehouden en die zijn opvatting van
den loop der zaken in enkele uren wijzigden. Een aide-de-camp van
den Keizer kwam hem een briefje brengen, verzoekende in de
Tuilerieën te komen alvorens de Keizer naar Saint-Cloud zou ver-
trekken en verder inhoudende : „Si on annonce la nouvelle à la
Chambre, il faut au moins en tirer le meilleur parti et bien faire
sentir que c\'est sur l\'injonction du roi de Prusse que la candidature
a été retirée. Je n\'ai pas encore vu Gramont. Le pays sera
désappointé. Mais qu\'y faire? Croyez à ma sincère amitié" i).
Terwijl Ollivier het Palais-Bourbon verhet, om naar den Keizer
te gaan, ontmoette hij in een der voorzalen Adolphe Thiers en liet
hem nog vol verheuging het telegram lezen. „Thiers lut et dit:
„Maintenant il faut vous tenir tranquille". — „Soyez rassuré",
répondait M. Ollivier, „nous tenons la paix, nous ne la laisserons
pas échapper" 2).
Bij het gesprek in de Tuilerieën bleek Napoleon nog overtuigd
dat de vrede kon worden bewaard: Keizer en eerste-minister wer-
den het eens dat men niets verder moest ondernemen alvorens den
volgenden morgen te 9 uur de Ministerraad te Saint-Cloud zou
vergaderen.
Van de Tuilerieën begaf zich Ollivier te ongeveer 3 uur m den
middag naar het Departement van Buitenlandsche Zaken, waar
Gramont niets wist van al wat er woelde in het Palais-Bourbon.
Hij was er in gesprek met.den Pruisischen ambassadeur Von Wer-
ther, die \'s morgens te 10 uur in oprechte vredesstemming in het
gezelschap van een Franschen diplomatieken ambtenaar uit Ems
terug was gekomen en al spoedig het verzoek had gekregen, den
minister op zijn departement te bezoeken Gramont was bezig,
op eigen initiatief aan Von Werther duidelijk te maken, dat een
brief van koning Wilhelm aan keizer Napoleon, waarin betuigd
zou worden dat de koning van Pruisen met een toelaten der candida-
tuur van zijn neef Leopold niets kwaads tegenover Frankrijk
bedoeld had, uiterst geschikt zou zijn om den slechten indruk van
het gebeurde weg te nemen. Ollivier, op het gesprek binnen-
komende, steunde Gramont\'s voorstel tegenover den Pruisischen
gezant. Gramont bracht zelfs reeds een schets tot een dergelijken
brief op papier. Geen van beiden werd zich bewust, hoe een dergelijke
veronderstelling, dat de Koning van Pruisen eene verontschuldiging
zou moeten stamelen, om aldus zijn deelhebben aan Leopold\'s
1) Lehautcourt, a. w. blz. 376. Op dienzelfden middag zeide de Keizer ook
aan graaf Nigra, den Italiaanschen gezant, die hem met den vredigen afloop der
krisis kwam gelukwenschen, dat de openbare meening in Frankrijk liever den
oorlog als oplossing zou hebben gezien (a. w. blz. 380).
2) a. w. blz. 378. Volgens R. Metternich was zijn vredelievendheid niet oprecht.
Over het gesprek met VoN Werther : Welschinger, a. w. dl. I, blz. 77 v.;
Lehautcourt, a. w. blz. 382 v.
-ocr page 165-candidatuur te bewijzen en aan de Fransche regeering een openhjken
triomf te bezorgen, in Duitschland zou kunnen worden opgevat.
Von Werther stemde er tenslotte in toe, de veronderstelling,
de „Zumutung", zooals zij door koning Wilhelm in spontane
verontwaardiging genoemd is, naar Ems over te maken, hetgeen
hem door zijn chef Bismarck en door de Duitsche nationale meening
uiterst kwalijk is genomen. Hij verzond zijn rapport van het gesprek
met Gramont en Ollivier per brief, zoodat het eerst op 13 Juli te
9 uur \'s morgens te Ems door Abeken ontvangen en onmiddellijk
aan Bismarck naar Berhjn door werd geseind, om op dien dag
zoowel te Ems als te Berlijn zijn onheilstichtend werk te verrichten
Gramont nam zelfs niet de moeite, zijn gezant Benedetti van deze
nieuwe, zijdelingsche onderneming op de hoogte te stellen. Na
Von Werther\'s vertrek ging hij naar Saint-Cloud, om met zijn
Keizer van gedachten te wisselen. Napoleon had aldaar in den
hofkring slechts groote ontevredenheid gevonden over den vredigen
afloop van het conflict, nadat hij op weg daarheen door de volks-
menigte met ongewone en beteekenisvolle hevigheid was toegejuicht.
Ook te Saint-Cloud was de algemeene stemming : „chercher l\'oc-
casion de vider nos vieilles querelles avec la Prusse" 2). Als resultaat
van een en ander ontstond \'s avonds te zeven uur op dien 12 Juh
het telegram van Gramont aan Benedetti, waarin niet alleen nog
eens werd gezegd, dat de koning van Pruisen zich met het terug-
trekken der candidatuur moest vereenigen, maar als de noodlottige,
nieuwe eisch werd gesteld, dat de Koning van Pruisen : „nous donne
l\'assurance qu\'il n\'autoriserait pas de nouveau cette candidature"
Dezen nieuwen eisch,zou Benedetti den volgenden morgen te 10 uur
tijdens de algemeene wandeling der badgasten te Ems aan den
Koning kunnen gaan voordragen----\'s Avonds te 11 uur op
12 Juli kwam er opnieuw een aide-de-camp bij Gramont met een
brief van den Keizer, die blijkbaar steeds meer onder de indrukken
van Saint-Cloud was geraakt De Keizer somde een aantal netelige
punten op, die men toch vooral bij de onderhandeling te Ems zou
moeten stipuleeren. Gramont seinde daarop nog eens na midder-
nacht aan Benedetti, ter herhaling, maar ook, merkwaardigerwijze.
1) Fester, Genesis, blz. 136-
Lehautcourt, a. w. blz. 397—402.
a. w. blz. 401 •
a. w. blz. 409*
tot verzachting van zijn opdracht van \'s avonds zeven uur : een
telegram dat den Franschen gezant eerst bereikte op 13 Juli \'s mor-
gens te half elf, nadat hij het noodlottig gesprek met den Pruisischen
koning tijdens diens wandeling reeds had gevoerd. Dit telegram
bevatte ook een antwoord op een draadbericht van Benedetti, dat
\'s avonds te acht uur bij Gramont was gekomen. Benedetti meldde
daarin, dat Bismarck in den morgen van 13 Juh te Ems werd verwacht
en voegde daaraan toe de vraag, of hij Ems mocht verlaten, wanneer
het definitieve antwoord des Konings onbevredigend zou zijn. De
Koning had hem doen weten, dat hij tegen den volgenden morgen
het officieele bericht uit Sigmaringen verwachtte Inderdaad had
overste Von Strantz op 12 Juli te vijf uur namiddag Sigmaringen
verlaten en zou op 13 Juh \'s middags te 12.15 te Ems kunnen aan-
komen 2). Er was immers al lang bericht van hem, maar blijkbaar
wilde men in de omgeving des Konings allerduidelijkst doen uit-
komen, dat de beslissing geheel en uitsluitend van Sigmaringen
was uitgegaan
Gramont meldde nu aan Benedetti, dat hij te Ems moest blijven
en ook aan Bismarck moest zeggen „que nous n\'avons aucune
arrière-pensée, que nous ne cherchons pas un prétexte de guerre,
et que nous ne demandons qu\'à sortir honorablement d\'une dif-
ficulté que nous n\'avons pas créée nous-mêmes"
De betuiging kon geen werking meer doen.
Bismarck had te Varzin in den morgen van 8 Juli den volledigen
tekst van Gramont\'s regeeringsverklaring in de „Indépendance
belge" onder de oogen gekregen en daarin onmiddellijk aanwezig
gezien het groote conflict met Fraukrijk, dat hij sinds vele jaren
en vooral sinds 1866 verwachtte. Hij zag het conflict aanwezig en
aanvaardde het in vollen omvang ; stak geen hand uit om het te
verzachten. In de Pommersche eenzaamheid kon hij bepeinzen,
wat er gedaan moest worden, om het te verscherpen. Een beroep
op neutralen of iets dergelijks wilde hij niet. Daarom seinde hij
naar Berlijn : „Internationale Reclamationen wegen Parlamentsrede
widerstreben mir. Presse aber muss sehr grob werden in möglichst
1) Lehautcourt, a. w. blz. 409» «oot i ; Fester, a. w. blz. 142.
Fester, a. w. blz. 166.
3) a. w. blz. 158.
Lehautcourt, a. w. blz. 413.
-ocr page 167-vielen Blättern". Moritz Busch zorgde promptelijk voor de uit-
voering van deze opdracht
Nog op 6 Juli had hij gemeend dat Leopold\'s candidatuur met
kracht kon worden doorgezet; op dien dag stelde hij immers de
mogelijkheid, door een persoonlijk beroep op Napoleon, diens
goedkeuring alsnog te kunnen verkrijgen Hij bleef gelooven te
goeder trouw, dat de Spaansche regeering hare uitnoodiging zou
handhaven ; zelfs dat de Spaansche regeering een oorlog met Frank-
rijk, als consequentie van haar daad, zou aandurven. Immers Leopold
zou zijn aanvaarding der kroon niet kunnen gestand doen, wanneer
het Spaansche volk thans niet bereid was, voor hem te vechten.
Op ii Juli sprak hij de verwachting uit, dat eene oorlogsverklaring
van Spanje aan Frankrijk spoedig zou moeten volgen; hij gaf de
opdracht aan Von Thile, aan Rascon, den Spaanschen gezant, te
vragen, wat Spanje doen zou
Spanje\'s teleurstellende houding heeft hem sedert dien luid en
lang doen toornen, in hartige oprechtheid
Het stellen der HoHENZOLLERN-candidatuur scheen nu te zullen
gaan voortbrengen het waarschijnlijke gevolg: den oorlog met
Frankrijk, die vroeg of laat op een willekeurig ander wrijvingsvlak
zou zijn ontbrand. Hij had die candidatuur bevorderd, omdat hij
dat in zich gerechtvaardigd achtte; niet met het regelrechte doel
om den oorlog uit te lokken, die er nu uit ging voortkomen.
Ook Lord spreekt het uit: „That in pursuing that candidacy,
he had always recognized that it might lead to serious consequences,
but had left it to time and circumstances to decide what kind of
an outcome he would seek, is another quite tenable hypothesis"
1) Lord, a. w. blz. 6i, 62; document No. 52. Bismarck aan Von Thile, 8 Juli,
10.45 \'s avonds, blz. 155. Op den rand van het archiefstuk staat te lezen : „Herr
Dr. Busch hat Kenntniss genommen".
2) Zie boven, blz. 129.
Ook naar Lord\'s meening heeft Bismarck aan de deelneming van Spanje
aan een oorlog met Frankrijk oprechtelijk geloofd (a. w. blz. 116). Op 15 Juli liet
hij door VoN Canitz te Madrid aan Prim nog toekomen eene aansporing, aan den
strijd deel te nemen, met de mededeeling erbij, „dass das gesammte Deutschland
zur Abwehr in lebhaft erregtem Nationalgefühl einig ist; dass ausser vielleicht
Dänemark keine europäische Macht auf Seite Frankreichs stehen werde, namentlich
Oesterreich und Italien nicht". (Bismarck aan Von Canitz, bij Lord, a. w. blz. 253.
Engeland en Rusland hielden Denemarken in toom (Stern, a. w., dl. X, blz. 359).
*) Zie o. a. Busch, Tagebuchblätter, dl. I, blz. 45» 46«
\') a. w. blz. 71.
En Lavisse zegt bijna hetzelfde ; „L\'opération, assurément dirigée
contre la France, ne pouvait pourtant être un guet-apens pour
entraîner l\'Empereur à la guerre malgré lui ; on ne pouvait calculer
si longtemps d\'avance des faits qui échappaient à toute provision" i).
Wanneer Jaurès bespreekt Bismarck\'s uitingen van in barre
openhartigheid voor zichzelf opgeëischte verantwoordelijkheid voor
het aangaan van den oorlog met Frankrijk, zegt hij : „Mais peut-être
donne-t-il après coup à sa pensée une netteté, une brutalité de
lignes et d\'arètes qu\'elle n\'avait pas avant l\'événement. Il a pu
céder à la tentation de grandir encore son rôle (au moins selon
ridée qu\'il avait de la grandeur), en montrant qu\'il avait prévu et
prémédité toutes les péripéties du drame. Peut-être encore, par
une sorte de bravade envers l\'histoire, a-t-il voulu assumer la
responsibilité directe des plus sanglantes catastrophes. Enfin, il se
peut que, de bonne foi, il ait laissé tomber toutes les incertitudes
de sa pensée pour ne retenir que ce qui était conforme à la marche
même des choses. Mais il est probable qu\'il n\'avait pas, dès le
lendemain de Sadowa, un plan tout-à-fait précis et déterminé.
Ce qui fait sa grandeur (nous l\'avons dit), c\'est qu\'il avait une
conception merveilleusement claire et ferme du but et une liberté
absolue et multiple dans le choix des moyens. Et comment aurait-il
pu dire d\'avance avec certitude que c\'est par la guerre avec la
France, et par elle seule, qu\'il irait à ses fins ? Elle était sans doute
à ses yeux une hypothèse infiniment probable, mais qui laissait
hors d\'elle de vastes possibilités" 2).
Met dit oordeel klopt dan weer dat van Klein-Hattingen :
„Alles mag man von ihm glauben, nur nicht : Dass er, wenn Frank-
reich Deutschland in Frieden liess, hätte geneigt sein können,
Frankreich zum Kriege zu reizen, also einen Krieg zu machen !
Das entsprach nicht seinem Charakter, wie er sich in der Vergangen-
heit erwies" — terwijl ook overigens Klein-Hattingen in zijn
uitvoerige ontleding van Bismarck\'s verhouding tot Frankrijk en
de HoHENZOLLERN-candidatuur zoo treffende formuleeringen heeft
geschapen. Ook voor dezen schrijver staat het vast :
„Frankreich wollte die Vollendung der deutschen Einheit hin-
dern, wie vordem Oesterreich ihren Beginn !" „Er (Bismarck)
legte alles darauf an : Der Süden muss dem Norden wie eine
\'Histoire de France contemporaine, dl. VH, blz. 310.
s!) Histoire socialiste, dl. XI, blz. i49» 150-
reife Frucht in den Schoss fallen; — ist es so weit, dann
werden wir sehen, wer uns hindert! Dass der Krieg mit
Frankreich kommen würde, war ihm Glaubenssatz. Er rechnete
damit wie jemand, der mit einem sich entwicklenden Gewitter
rechnet: Möglich, doch nicht wahrscheinlich, dass es sich ver-
zieht !" — „Gleichwohl, eins bleibt ausser Zweifel: Er stand auf
der Lauer. Sobald Frankreich, welches die diplomatische Bühne mit
einer ungeheuren Last beschwerte, einen Fehlschritt tat, entweder
die deutsche Sache unmittelbar schädigte oder der deutschen Ehre
zu nahe trat, war zu gewärtigen, dass Bismarck mit höchster Begier
die Gelegenheit zum Kriege ergreifen würde, um den letzten,
gewaltigen Widersacher der deutschen Einheit zu zerschmettern !" i)
Ook na den wereld-oorlog heeft men weer getracht, het geval
nog eens nieuw en bevredigend te formuleeren: „Sah Bismarck
in der Candidatur eine Friedensbürgschaft oder erwartete er, dass
sie durch Aufreizen der französischen Leidenschaft zum Bruche
führen werde? So die übhche Fragestellung. Dabei ist verkannt,
dass die Staatskunst vielfach eine Mehrheit von Zielen im Auge
hat, die sich ausschliessen, das eine in erster Linie anstrebt, aber
auch den anderen minder erwünschten Verlauf billigt. Bismarck\'s
Wirken war nicht einseitig abgestellt auf ganz bestimmte, für
wahrscheinlich erachtete tatsächliche Gestaltungen. Immer hat er
die mehreren möghchen Wendungen erwogen, soweit prüfender
Scharfblick sie vorausberechnen konnte, und oft genug seine
Mittel eingerichtet auf eine Stufenleiter der Lösungen. Auch der
geringere Erfolg, das noch Brauchbare, seinen Plänen noch Dien-
Hche genügte ihm, wenn das Bessere sich nicht bieten sollte" 2).
De domheden van Gramont en van Ollivier, het onafwendbaar
gericht dat boven Louis Napoléon hing en het eigen, overstelpend
») Bismarck und seine Welt, dl. I, blz. 495—497- zijn spot met Von Sybels
officieel-doende „Harmlosigkeit" in de behandeling van Bismarck\'s inzichten in
zake de candidatuur, schrijft nog Klein-Hattingen : „Einzig dies : In welcher
Weise und zu welchem Ende es ausbrechen würde, war für ihn das Geheimnis
der Zukunft! Er wäre nicht Bismarck gewesen, nicht der Vater der Verschlagenheit,
wenn er, auf dem Höhepunkt der spanischen Sache, diese innerste „Provinz" nicht
im tiefsten Herzen verborgen und alle Welt, und vor allem den König, um die
spanische Sache nicht zum Entgleisen zu bringen, in der schönsten sommerlichen
Friedensstimmung erhalten hätte !" (dl. I, blz. 541)-
») Prof. Dr. Fr. Oetker, (hoogleeraar te Würzburg), Die Emser Depesche,
1920, blz. 28.
-ocr page 170-geluk, dat het genie pleegt te begeleiden, hebben Bismarck er weer
bovenop geholpen, nadat het plotseling bekend worden der
HoHENZOLLERN-candidatuur hem had bedreigd met een groot
pohtiek échec van Europeesche openbaarheid. Immers de opzet van
die candidatuur werd afgekeurd, niet alleen door de Engelsche
regeering, maar ook onomwonden door Czaar Alexander II
meer nog dan door zijn kanselier Gortschakow en het was zeer
twijfelachtig, of de Zuid-Duitsche staten en met name Beieren
voor deze Pruisisch-Hohenzollernsche onderneming van harte
zouden hebben gevochten. Ook Bismarck was daar niet ge-
rust op
„Eine starke französische Regierung hätte es in der Hand gehabt,
der norddeutschen Macht eine schwere diplomatische Niederlage
zu bereiten und abzuwarten, was der Gegner tun werde" Koning
Wilhelm\'s menschelijke afkeer van het Spaansch avontuur scheen
ditmaal grondig gelijk te zullen krijgen tegenover het vermetele
waagstuk van zijn minister, maar Napoleon, Gramont en Ollivier
hebben het zoo ver niet laten komen.
Te half tien op 13 Juli, tijdens zijn morgenwandeling, kreeg de
Koning uit de hand van Abeken de extra-uitgave van de „Kölnische
Zeitung" met het gelukkige bericht uit Parijs omtrent de ontvangst
der goede tijding; de staatspapieren waren gestegen, de vrede was
verzekerd. De Koning liet het blad brengen aan Benedetti, dien hij
daar ook zag wandelen te midden der badgasten en daarvan maakte
Benedetti gebruik om, het stuk terugbrengende, den Koning aan
te spreken en de telegrafische opdracht van Gramont van den
vorigen avond te volvoeren: de Pruisische koning zou moeten toe-
zeggen, dat de candidatuur in de toekomst niet zou worden
hervat; anders was hare terugtrekking zonder waarde voor Frank-
rijk. Het werd een lang en levendig gesprek tusschen Koning en
gezant, dat ook de aandacht der omstanders trok, maar zelfs
1) De meening van den Czaar over de HoHENZ.-cand. bij Lehautcourt, a. w.
blz. 285—287 ; Fester, a. w. blz. 149,150. Ook de Pruisische gezant te St. Petersburg
Prinz Reuss aan koning Wilhelm, 9 Juli 1870 en Von Canitz te Madrid aan Bis-
marck, ii Juli 1870, bij Lord, a. w. nrs. 74 en io8. Von Canitz seint: „Auf ihre
Mittheilung der HoHENZOLLERN\'schen Throncandidatur hat die spanische Regierung
abrathende Antwort enthalten von England und Russland, befriedigende von Italien,
Belgien und Holland, von Frankreich aber bis gestern Abend kein Wort."
Fester, Genesis, blz. 145—148-
®) a. w. blz. 213.
de dichtst bij staande officieren van het gevolg begrepen vol-
strekt niet, waarover het gaan kon, immers zij meenden dat de
vrede verzekerd was.
De Koning begreep met zijn goed menschehjk verstand bij alle
welwillendheid, welke hij aan Benedetti geneigd was te toonen,
dat hij eene dergelijke verzekering „à tout jamais" niet kon geven,
in weerwil der „Zudringlichkeit" waarmee Benedetti optrad, die
ook zelf rapporteert : „j\'ai vivement insisté". Hij stelde zelfs aan
den Franschen gezant de vraag, wat er dan zou moeten gebeuren,
wanneer Keizer Napoleon eens zelf de candidatuur van Leopold
zou willen hernieuwen en maakte tenslotte aan het gesprek een
einde, nadrukkelijk verklarende, dat hij voor eene dergelijke belofte
niet te vinden was en den gezant toezeggende, dat hij hem des
namiddags nog wilde ontvangen, wanneer het bericht uit Sigma-
ringen zou zijn gekomen. Z. M. doorzag de beteekenis van het
nieuwe verzoek, door de Fransche regeering gedaan en stelde na
zijn wandeling den inhoud van zijn onverwacht gesprek met Bene-
detti op schrift, in een protokol gericht aan zijn trouwen Geheimrat
Deze ijverige en geduldige omschakelaar tusschen Koning en
eerste-minister was niet mee blijven wandelen, maar reeds druk
bezig met het verwerken der morgenpost, die de extra-uitgave der
„Köln. Zeit." gebracht had. Daarbij stuitte hij ook op den brief
van Von Werther uit Parijs, den vorigen avond te zeven ure ver-
zonden. Bij het kennisnemen van dit stuk moet de brave Abeken
hebben gezegd : „Das hätte ich nicht geglaubt, dass der arme
Werther ein solches Ende nehmen würde. Diese Depesche kann
ich dem König gar nicht vortragen". Hij meende zelfs dat ook
Bismarck zulk een voorstel aan den Koning met zou voorleggen
In tegenspraak met het bericht, dat Benedetti naar Panjs had
gezonden, kwam Bismarck op 13 Juli niet te Ems. Hij had op
13 Juli \'s morgens met Von Keudell en Bucher Varzm verlaten,
zooals hij ons in het onsterfelijk verhaal der „Gedanken und Erm-
nerungen" met epische kracht verhaalt en was \'s avonds te zes uur
te Berlijn. Daar ontmoette hij, zeer toevallig, nog voor hi) zm
kanselarij had bereikt, Gortschakow, die dien zelfden morgen te
Berlijn was aangekomen, met de opdracht van den Czaar, aan de
Fester, a. w. blz. 163-166. Lehautcourt, a. w. blz. 423-426.
ï®) Fester, a. w. blz. 165.
Pruisische regeering het handhaven der HoHENZOLLERN-candidatuur
te ontraden. Hij kon zich onmiddelhjk overtuigen van de per-
soonhjk goede gezindheid van den Russischen kanseher, wiens
opdracht geen object meer had en die nu verder als zeer gewenschte
getuige van nabij den ommezwaai der gebeurtenissen kon mee-
maken
Onder den indruk van den stapel berichten uit Ems en van elders,
dien hij vond, in de voorzichtigheid ook allicht van een verstandig
man, die zich voorloopig in de minderheid voelt 2), zette Bismarck
zijn aangekondigde reis naar Ems niet voort, maar zond als ver-
tegenwoordiger daarheen graaf Eulenburg, den minister van
binnenlandsche zaken, die de noodige instructies meekreeg en den
volgenden morgen te 12 uur te Ems zou kunnen aankomen®).
Dien zelfden avond begon hij zijn groot diplomatiek offensief tegen
Frankrijk, o. a. door aan Abeken te seinen: „Die Lösung der
Sache durch den Rückzug des Erbprinzen macht hier auf die durch
die Gramontschen Drohungen verletzte öffentiiche Meinung keinen
günstigen Eindruck. Man erwartet wenigstens eine genugthuende
Erklärung für die Gramontschen Reden und um diesem Gefühl
Rechnung zu tragen, schlage ich ehrfurchtsvoll vor, dass seine
Majestät den Baron Werther veranlasse auf Urlaub zu gehen.
Meiner Auffassung würde es. entsprechen, wenn das Motiv nicht
verschwiegen würde" Hij vermoedde toen nog niet, dat er reeds
een ander, geheel bizonder motief was, om Von Werther uit Parijs
weg te halen. Daaromtrent werd hij den volgenden dag door Abeken
ingelicht, terwijl Eulenburg onmiddellijk na aankomst te Ems in
zijn hotel van Benedetti\'s garantie-eisch en van de groote „Unver-
schämtheit", welke via Werther was ondernomen, op de hoogte
Fester, a. w. blz. 152.
2) „Although not entirely unexpected, the renunciation was, without doubt, a
terrible blow to Bismarck. He had worked with all his strength for the Hohen-
zollern Candidacy, at least for five months, perhaps for much longer; he had
attached high hopes to it; he had held to it down to the last. To sacrifice the project
now, in the face of French threats of war, after Gramont\'s declaration and all the
vaunts and taunts in the Paris newspapers, — „la Prusse cane", etc. — was that
not an unparalleled disgrace, a second Ollmütz far worse than the first ?" Lord,
a. w. blz. 69. Stern, a. w., dl. X., blz. 341 v.
=•) Fester, a. w. blz. 156.
Bismarck aan Abeken, Berlijn, 12 Juli, 10.05\'s avonds; bij Lord, a. w. No. 147,
blz. 205.
werd gebracht. Eulenburg was het met Abeken eens, dat dit laatste
voorstel aan den Koning zelfs niet kon worden voorgelegd. Met des
te meer kracht raadde hij den Koning af, aan Benedetti de nieuwe
audiëntie te verkenen, die dezen was beloofd, wanneer de koerier
uit Sigmaringen zou zijn aangekomen. Adjudant Radziwill ging
dan ook zeggen in het hotel de la ville de Bruxelles, dat een hernieuwde
audiëntie niet meer noodig was, nu het besluit der Sigmaringers zoo
van alle zijden bevestigd was geworden, maar Benedetti liet ten
antwoord met klem om een nieuw gehoor verzoeken, aankondigende,
dat hij nieuwe argumenten had om het verzoek, dat hij des morgens
gedaan had, te steunen ; nieuwe argumenten, die dan zouden liggen
in Gramont\'s telegram van na middernacht i).
De Koning, geneigd om aan den Franschen gezant de volle maat
zijner welwillendheid te schenken, nu toch de vrede gered scheen,
gaf te kennen geen reden te zien, waarom hij Benedetti niet nog-
maals zou kunnen ontvangen. Eulenburg en Abeken, bevreesd dat
hun vorst, die reeds gedurende zoo vele dagen zonder ministerieele
„Bekleidungsstücke" aan de „Gespräche" met den Franschen
gezant — „onderhandelingen" waren het niet, volgens Bismarck —
was blootgesteld, tenslotte niet te verantwoorden toezeggingen doen
zou, ontrieden hem het nieuwe onderhoud, maar de Koning bleef
aarzelen in zijne beslissing.
Abeken had een middel in zijn actentasch om aan deze aarzehng
een einde te maken, een middel waarvan Benedetti in zijn hotel het
bestaan niet vermoedde .... Abeken besloot, het te gebruiken.
„So sagte er denn, es sei eine Depesche Werthers eingelaufen, er
sei aber sicher, dass Bismarck sie nicht vortragen werde, da sie dazu
nicht geeignet erscheine. Wie er erwartet, befahl ihm darauf der
König mit den jovialen Worten : „ „Nun, dann nehmen Sie an, wir
seien für einige Zeit Privatleute" ", die Vorlesung des Berichtes"
Het middel werkte voortreffelijk; de Koning kwam volledig in
affect van toorn en verontwaardiging over „eine solche Insolenz",
zooals de bekende, spontane brief, twee uren later aan zijne gemahn,
die te Coblenz vertoefde, geschreven, frisch blijft bewijzen.
Het werd toen \'s namiddags lo minuten voor vier: „Abeken hatte
seinen König da, wo er ihn nach Bismarck\'s Muster haben wollte,
im offnen, ehrlichen Heldenzorne, der bei Wilhelm stets die welt-
>) Fester, Genesis, blz. 166-169. Zie hierboven blz. 149-150.
a. w. blz. 169, 170; Lord, a. w. blz. 92.
historischen Entschlüsse geboren hat" Hij kon nu ook vragen, of
het niet tijd werd, Bismarck op de hoogte te stellen van hetgeen des
morgens door Benedetti tijdens de wandehng als nieuwe eisch was
gesteld, waarvan Z. M. den inhoud reeds in een protokol had neder-
geschreven. Abeken vertrok met \'s Konings bewilliging en ging het
telegram schrijven, dat te 6.09 te Berlijn aangekomen, door
Bismarck na de ontcijfering, in tegenwoordigheid van Von
Moltke en Von Roon zou worden ontvangen; het telegram
waarin géén sprake was van hetgeen de heeren gezamenlijk
zoozeer had verontwaardigd. De verontwaardiging van den
Koning blijkt echter nog uit het feit, dat hij aan Abeken,
terwijl deze weer aan het werk was, een briefje het nasturen, waarin
gezegd werd, dat aan Von Werther Z. M.\'s diepe misnoegen over
de „Gramont-Olliviersche Zumutung" moest worden „chiffriert"
terwijl hij te half zes na het middagmaal door Radziwill nog
eenmaal uitdrukkehjk aan Benedetti liet weten „son approbation
entière et sans réserve au désistement du prince de Hohenzollern".
Voor mogelijke verdere onderhandelingen verwees Radziwill den
Franschen gezant naar Bismarck, den Pruisischen minister 3),
Rascon, de Spaansche gezant, die alle gebeurtenissen van die
dagen te Bei lijn van zeer nabij heeft meegemaakt, weet reeds op
13 Juh te berichten, dat volgens de meening der meest gezaghebbende
personen aldaar de oorlog onvermijdelijk was, ondanks het terug-
nemen der candidatuur
Bismarck was volop in werking.
In het officieuse weekblad, de „Provinzialkorrespondenz", dat op
13 Juli verscheen, stond een zeer dreigend artikel \'s Morgens
ontving hij Gortschakow en des namiddags, terzelfder ure dat te
Ems beslissende gebeurtenissen plaats hadden, tusschen drie en vier,
voerde hij zijn gesprek met "den Engelschen gezant Lord Loftus,
die den naam had Franschgezind te zijn, een gesprek, waarin hij
opzettelijk mededeelde, dat de Pruisische regeering verplicht was.
Frankrijk vanwege de uitdagende regeeringsverklaring van 6 Juli
ter verantwoording te roepen en van haar kant waarborgen tegen
herhahng van dergehjke onaangenaamheden zoude eischen. De
noodzakelijkheid van een openbaar antwoord op Gramont\'s uit-
dagingen was het eerst, spontaan en herhaaldelijk, door koning
Wilhelm geuit, in telegrammen aan Bismarck
En Bismarck wist dat de inhoud zijner mededeelingen aan
Loftus zeer spoedig te Parijs bekend zoude zijn.
Ook door Von Werther, wien hij persoonlijk op dat oogenblik
nog niets had te verwijten, had hij tezelfdertijd zijne uitdaging reeds
meer rechtstreeks aan de Fransche regeering doen geworden. Te
half drie had hij hem geseind o. m. t ft Zur Abmessung Ihrer Haltung
theile ich Ew. Excellenz aber mit, dass wenn wir nicht in diesen
Tagen völlig beruhigende Auslassungen über die Intentionen
Frankreichs erhalten, ich Sr. Majestät vorschlagen werde, den
Norddeutschen Reichstag für Anfang nächster Woche zu berufen,
um mit ihm unsere Haltung zu berathen." Te vier uur vraagt hij
hem, of het waar is, dat de Fransche regeering nog niet tevreden is
en nadere eischen zal stellen, hetgeen hem door prins Gortschakow
via St. Petersburg is medegedeeld (en hetgeen men hem op dat
zelfde oogenbhk van uit Ems ging berichten 1).
Te vijf uur reeds vraagt hij aan Werther, waarom hij niets van
hem hoort en wat Gramont hem gezegd heeft sedert het bekend
worden van Leopold\'s bedanken
Anderhalf uur later is hij zóó ongeduldig over het uitblijven
van antwoord uit Parijs, dat hij aan moedwillige kabelstoring gaat
denken en gaat trachten via het Engelsche Foreign Office met Von
Werther gemeenschap te krijgen
Tegelijk begint een dreigen met zijn ontslag en een herhaaldelijk
uitspreken, ook tegenover den Koning, van de noodzakelijkheid,
dat Z. M. onmiddellijk vanuit Ems naar Berlijn moet terugkee-
ren en binnen enkele dagen den Rijksdag van den Noord-
Duitschen Bond moet bijeenroepen, blijkbaar om nu rechtstreeks
van regeeringswege eene nationale betooging in allergrootsten stijl
in het leven te roepen, waarvan die van i April 1867 ter gelegen-
Lord, a. w. blz. 43, 44 : „It is noteworthy that this first suggestion of a Prussian
counter-offensive, this first hint of the idea that later developed into the Ems
Telegram, apparently emanated from the King\'s spontaneous initiative".
Lord, a. w. nrs. 162, 166, 172, blz. 219 v.
Bismarck aan graaf Bernstorff te Londen, 13 Juli 6.50 n.m., bij Lord, a. w.
No. 175, blz. 225.
heid van het Luxemburgsche conflict slechts de flauwe voor-
afbeelding zon geweest zijn.
Blijkbaar ziet Bismarck de mogelijkheid onder de oogen, dat de
oorlog zelfs van Duitsche zijde zal moeten worden verklaard ; blijk- ■
baar is hij bereid, ook daarvan de verantwoording te dragen.
Terwijl Moltke, die op dien dag onopgemerkt vanuit Silezië,
waar hij tot dan toe roerloos in zijn zomerrust had vertoefd, te
Berlijn was gekomen, en Roon reeds bij hem ten avondmaal zijn,
om gezamenlijk de beslissende tijdingen af te wachten, ver-
zendt hij te 8.io een telegram aan den Koning^), waarin hij Z. M.
verzoekt, zoo spoedig mogelijk naar Berlijn te komen, ten einde in
samenwerking met de aangewezen raadgevers en in den behoorlijken
vorm eene „Aufforderung" tot Parijs te richten — hij schrijft reeds
„ulti", maar schrapt Weer deze letters in zijn ontwerp en zet er
„Aufforderung" voor in de plaats —, om Frankrijk rekenschap te
vragen van zijn bedoehngen tegen Duitschland. De drie mannen,
vol ongeduld wachtend op nadere berichten van Von Werther uit
Parijs, hebben dus blijkbaar beraadslaagd „upon the plans for a
diplomatic offensive which Bismarck had outlined to Loftus, and
upon the impatience of all three men for immediate action. The
best proof of this is the remarkable and hitherto unknown telegram
which was doubtless composed at that supper table as the upshot
of their discussions down to that moment, and which was then
sent off under Bismarck\'s signature to the King.
If one places this document alongside Bismarck\'s declarations
to Loftus and his earlier utterances of the day, it would seem as
certain as any such conjecture can be, that even if France had not
raised the demand for guarantees, even had she contented herself
with the renuntiation of the Hohenzollern, there would still have
been a war, nevertheless. The difference was solely that in this
Het telegram bij Lord, a. w. document No. i8i, blz. 328 : „Bismarck to king
William, 13th of July 8.10 p. m. : „Angesichts der steigenden Entrüstung der
öffentlichen Meinung gegen die Anmassungen Frankreichs, von der mir aus den
verschiedensten Teilen Deutschlands die Symptome zugehen, halte ich es für
geboten, dass wir eine Aufforderung an Frankreich richten, sich über seine Inten-
tionen gegen Deutschland zu erklären. Der Text eines solchen Actenstückes kann
nur unter Mitwirkung der amtlichen und natürlichen Rathgeber Ew. Majestät
festgestellt werden. Ich wage daher im Verein mit General v. Moltke und v. RooN
meine Ehrfuchtsvolle Bitte zu wiederholen, dass Ew. M. nach Berlin zurückkehren
geruhen wollen". Vgl. Stern, a. w., dl. X, blz. 344.
case Prussia would have assumed the role of the aggressor which,
as matters actually developed, fell upon France. At any rate, the
plan of campaign which has just been described was immediately
relegated to the background by the arrival, only a few minutes
later, of Abeken\'s telegram from Ems" i).
De vraag of Bismarck het eenigszins gemoedelijk en wijdloopig
relaas van Abeken heeft vervalscht, door het te verkorten en te
verscherpen („verschroffen") en het aldus in de meest uitdagende
openbaarheid te slingeren, heeft weer aan waarde verloren, sedert
wij nu vooral door Lord\'s openbaarmaking geheel overzien, hoe
hij zich in die dagen weert in een reeks van daden, die geen ander
opzet hebben dan het ontbranden van den oorlog te veroorzaken,
dien hij om eenige breede en enkelvoudige motieven noodzakelijk
moest achten. Wij zien hem in die dagen bezig, het „kruitmagazijn",
waarvan Lord spreekt, met brandbommen te overstelpen. En in
Abeken\'s relaas zag hij onmiddellijk de geschiktheid om evenzeer
tot brandbom te worden vervormd, tot de brandbom, die toevallig
het meest volledig en opzienbarend doel heeft getroffen.
Van vervalsching ten opzichte van het Emser relaas kan niet
meer worden gesproken 2). Het was ter openbaarmaking gezonden ;
de slotzin luidde : „S. M. stellt Eur. Excellenz anheim, ob nicht
die neue Forderung Benedettis und ihre Zurückweisung sogleich,
sowohl unseren Gesandten als der Presse mitgetheilt werden soll",
Maar de vorm der openbaarmaking werd daarbij niet aangegeven
en in zijn eigen vorm, bestaande uit twee heterogene deelen: de
vertrouwelijke aanhaling van het protokol des Konings, \'s morgens
Lord, a. w. blz. 99. Blijkbaar heeft dc ontcijfering van Abeken\'s telegram
uit Ems, te 6.09 te Berlijn aangekomen, langen tijd noodig gehad, hetgeen
verklaart dat het door Bismarck aan zijn gasten eerst kon worden voorgelegd,
nadat zijn voorstel om een Mltimatum tot Frankrijk te richten, te ongeveer
7 uur opgemaakt, reeds was vercijferd en verzonden (Lord, a. w. blz. 99» noot 2).
=\') „Vingt ans plus tard, Bismarck, pour montrer son rôle personnel dans l\'oeuvre
de l\'unité allemande, révéla ce qu\'il avait fait pour décider la France à la guerre.
Les socialistes lui reprochèrent d\'avoir „falsifié" la dépêche d\'Ems. Cette expression
adoptée par les journaux français est inexacte ; Bismarck était autorisé à publier,
non pas le texte de la dépêche d\'Abeken (que sa forme même rendait impropre
à être publiée), mais le refus du roi et son texte ne contenait aucune affirmation
fausse ; la forme seule différait". Lavisse, Histoire de France contemporaine, dl, VII
(1923), blz. 219. Ook reeds Lavisse et Rambaud, Histoire générale, dl. XII, blz. 776,
aangehaald bij Japikse, Europa en Bismarck\'s vredespolitiek, blz. 11.
opgemaakt, en de bijgevoegde mededeelingen van Abeken, was het
daartoe niet geschikt.
Ongetwijfeld heeft Bismarck Abeken\'s relaas eene zekere, op-
zettelijke behandeling doen ondergaan, aan welks mogelijkheid de
Koning niet heeft gedacht, toen hij zijn toestemming gaf tot de
verzending van het bericht. „In doing this, Bismarck was going
far beyond the King\'s intentions, as he was doubtless wel aware.
He also had no doubts and no scruples as to the probable outcome —
war. As one German historian (E. Marcks) has said : „ „It was a
blow in the face of France. This despatch was almost certain to
drive her into war, and that was precisely its aim" ". Another German
scholar (H. Delbrück) has attested : „„It was the Ems telegram
that provoked the war, and it was intended to do so" ". But, indeed,
no one has ever made such assertions more strongly than Bismarck
himself" i).
Bismarck wist, waar ter plaatse hij door melding van bijzonder-
heden den indruk der gebeurtenissen te Ems nog zou kunnen
versterken. Aan de persoon van den Czaar en van koning Lodewijk II
van Beieren deed hij nog op 13 Juli weten, dat Benedetti den Pruisi-
schen koning tijdens diens wandeling had aangesproken en dat hij
zeer opdringerig was geweest; met het doel, het vorstelijk zelf-
bewustzijn dezer beiden te prikkelen. Op beide plaatsen bereikte
hij dit doel volkomen : de Fransche gezant te München bespeurde
den ommekeer te zijnen ongunste reeds op 14 Juli en generaal
Fleury werd op 15 Juli te Sint Petersburg door Czaar Alexander
persoonlijk hoogst onaangenaam bejegend, naar aanleiding van deze
berichten 2),
Tegen den volgenden middag, op 14 Juli, was Bismarck volledig
op de hoogte van het diplomatieke ongeluk, dat aan Von Werther
te Parijs was overkomen, doordat te Ems in den avond van 13 Juli
nog een Pruisische koerier met gezantschapsberichten uit Parijs
aan was gekomen, die door Abeken den volgenden morgen onmid-
Lord, a. w. blz. 102. Ook Abeken en de door Bismarck naar Ems gezonden
minister Eulenburg wisten wat voor materiaal zij leverden.
Fester, Genesis, blz. 189. In dc Zuid-Duitsche staten was in de eerste dagen
der krisis wel degelijk een wankeling te bespeuren, vooral bij het toenmalige Katho-
lieke ministerie in Beieren. De uitdagende toon van Gramont\'s rede op 6 Juli had
echter reeds in anti-Fransche richting gewerkt (Lehautcourt, a. w. blz. 296) en
de verdere Fransche regeeringsdaden versterkten die richting geleidelijk tot vol-
komen eensgezindheid met Pruisen.
dellijk naar Berlijn door was gestuurd, en doordat Von Werther
zelf op dien avond nog een telegram omtrent zijn wedervaren aan
zijn chef had gezonden i).
Hij zendt dan twee telegrammen, kort na elkaar (te 11.55 v.m.
en te 1.55 n.m.) aan zijn gezant, inhoudende scherpe terechtwijzing
aan hem. Von Werther, met bevel dergelijke terechtwijzing per-
soonlijk door te gaan geven aan den hertog van Gramont, ter zake
der „beleidigende Zumuthungen", terwille van welke de gezant
„sich zum Organ des Herzogs von Gramont für Aufträge desselben
an S. M. den König" heeft gemaakt. „Sagen Sie dem Herzoge von
Gramont, Sie hätten Urlaub zum Gebrauche einer Kur nach-
gesucht" 2).
Aan Abeken seint hij nog te 2.30, dat vanuit Ems Von Werther\'s
voorstel als „non avenu" terug moet worden gezonden aan den
gezant en dat vanwege den Koning aan Gramont een andere weg
moet worden gewezen, wanneer hij wederom met dergelijke voor-
stellen zal willen komen
Wanneer soms de brandbommen van den vorigen dag nog geen
doel zouden hebben getroffen, dan zouden toch allicht deze laatste
drie, zoozeer van nabij geworpen, in moeten slaan. In het eind
van dien middag was reeds Von Werther bij Gramont, om hem
de krasse mededeelingen te doen. „The fact of Werther\'s recall
was undoubtedly part of the „„uninterrupted succession of bad
news, each item graver than the last" " (Gramont), which poured
in upon the French cabinet on the night of the 14th and hastened
its unhappy decision. With the Ems Telegram, it was one of the
chief reasons for war put forth by the French government on
July 15" %
De rustige paraatheid van den Duitschen generalen staf in vol-
komen verdekte opstelling steunde dit groote, diplomatieke offensief.
Tegenover ongeruste opmerkingen en navragen naar aanleiding van
verontrustende berichten over militaire maatregelen aan Franschen
kant, die in gang zouden zijn, vond een van zijn voornaamste of-
Lord, a. w., Von Werther aan koning Wilhelm, 12 Juli, No. 150, blz.
206—209. Abeken aan Bismarck, 13 Juli, 9.10 \'s avonds, No. 176, blz. 226;
Von Werther te Parijs aan het Auswärtige Amt te Berlijn, 13 Julf, 10 uur \'s avonds,
No. 183, blz. 229, 230.
Lord, a. w., Bismarck aan Von Werther, No. 200, blz. 240; No. 204, blz. 241.
Lord, a. w., Bismarck aan Abeken, 14 Juli, No. 192, blz. 237.
a. w. blz. III.
-ocr page 180-fideren, overste Von Stiehle, het op 10 Juh niet noodig, Von
Moltke naar Berhjn te doen komen; het zou genoeg zijn, hem in
zijn zomerverbhjf op de hoogte te stellen. „Oberst Von Stiehle
bemerkte noch, in Erwartung eines früheren oder späteren Krieges
mit Frankreich sei auf dem Generalstabe alles fertig" i). Von
Roon raadde den volgenden dag af, voorloopige of gedeeltelijke
militaire maatregelen te nemen: „Halten Eure Majestät nach
bestimmten Nachrichten von effektiven französischen Massregeln
den Krieg für unvermeidlich, so würde nur die Mobilmachung der
gesammten Armee mit einem Schlage als rathsam angesehen werden
können"
Frankrijk moest vechten.
Te Parijs uitte zich op 13 Juli de geheele pers vóór den oorlog, op
een enkel blad na, dat van Ollivier\'s eerlijken en vertrouwden
vriend Robert Mitchell, die echter vanwege zijn vredesgezind
artikel werd gehoond, ook door Gambetta, en door het publiek
gemolesteerd, toen hij op den boulevard werd herkend. Vooral de
ultra-Bonapartistische bladen waren zeer fel, ook omdat zij in het
geval de gelegenheid zagen om den „liberaal" Ollivier, den op-
gekomen burgerjongen te dwarsboomen
Te 9 uur \'s morgens werd te Saint-Cloud ministerraad gehouden,
onder voorzitterschap van den Keizer. Aldaar bleek verschil van
meening, mede onder den indruk van een brief van Lord Lyons,
die er werd voorgelezen en waarin in rechtstreeksche opdracht van
Lord Granville ten sterkste werd aangedrongen op matiging der
eischen tegenover Pruisen Eene dergelijke uiting van de regeering,
aan wier meening en bemiddeling men zooveel had gehecht, moest
inderdaad indruk maken op dezen nüchteren morgen.
Lord Lyons doorzag den toestand der Fransche regeering vol-
komen.
Op 8 Juli was de stemming der Engelsche regeering reeds ten
ongunste van Frankrijks houding gekeerd en begon zij hare waar-
schuwingen, naar aanleiding van Gramont\'s dreigende verklaring
en van den hoogen toon der Fransche pers
\') Lord, a. w.. Von Bülow aan Von Thile, Berlijn 10 Juli, No. 93, blz. 178,
a. w.. Von Roon aan koning Wilhelm, ii Juli, No. 116, blz. 191.
Lehautcourt, a. w. blz. 428—430;
a. w., blz. 437.
a. w., blz. 293\'
Toen op lo Juli Lord Lyons Granville\'s inzichten hieromtrent
kenbaar maakte, werd hem door Gramont geantwoord, dat „dans
cette affaire, les ministres français ne faisaient que suivre, et non
pas diriger la nation ... i).
Op dien zelfden dag vat hij zijn Parijsche indrukken in een brief
aan zijn chef aldus samen : „The state of things to-day may be told
in half a dozen words. If the Prince of Hohenzollern\'s renunciation
is announced in 24 or 48 hours, there will be peace for the moment.
If not, there will be an immediate declaration of war against Prussia.
I cannot however answer for even this situation lasting for the
48 hours. The French are getting more and more excited. They
think they have got the start of Prussia this time in fordwardness of
preparation ; that they have a better cause of war, as being one less
likely to rouse the Germans, than they are likely to get again ; and
in fact that they must have it out with Prussia sooner or later ; and
that they had better not throw away this chance. When I say that
I cannot answer for things remaining in as favourable a situation
as they are now, for 48 hours, I mean that if the excitement goes on,
the French may choose to pick a quarrel on the form of the renun-
ciation, or some other pretext, even if the Prince retires" 2),
De Engelsche gezant heeft dus op 10 Juh reeds voorspeld, dat van
Franschen kant nadere eischen zouden worden gesteld.
Mede onder invloed van zijn waarschuwing eindigde de minister-
raad op den morgen van 13 Juh met het besluit, dat men genoegen
zou nemen met Leopold\'s „désistement" zonder meer......
zonder dat er echter maatregelen werden genomen om dit terstond
aan Benedetti te doen weten In den Hofkring was men met dit
besluit ontevreden; Ollivier, als bij uitstek vredesgezind beschouwd,
werd aan de lunch met de Keizerlijke familie, na afloop van den
ministerraad, door de Keizerin, die naast hem zat, opzettelijk
genegeerd
Ook in de Kamerzitting des namiddags werden de ministers koel
bejegend en hun vredehevende verklaring, des morgens opgemaakt,
slechts met prikkelende vragen beantwoord, waarop geen behoorlijk
antwoord kon worden gegeven. Het Palais-Bourbon verlatende, om
Lehautcourt, a. w. blz. 294. Fester, Genesis, blz. 48.
Lord Newton. Lord Lyons (1913), dl. I, blz. 296. Vgl. Fester, a. w. blz. 108.
Lehautcourt, a. w. blz. 440-
a. w. blz. 442\'
-ocr page 182-zich naar den Senaat te begeven, ontmoetten zij Thiers, die hun
aanried, opnieuw Engelands bemiddehng in te roepen In den
Senaat was de ontvangst van hun plotselinge gematigdheid al even
ongunstig. Als een herinnering aan 1840 klinkt Lehautcourt\'s
oordeel : „Si le Cabinet du 2 janvier entendait rester maître de ses
décisions, dans un pays aussi facile à énerver que le nôtre, il eût dû
ne pas surexciter les passions nationales par un langage aussi
menaçant" 2),
Later op den middag kwam Lord Lyons opnieuw bij Gramont,
evenals de andere gezanten. Gramont betoogde tegenover Lyons,
dat het zijn plicht was, tegen eene hernieuwing der Hohenzollern-
candidatuur waarborg te nemen en vroeg daarom Engelands mede-
werking, om eene „défense" van den Pruisischen koning daarvan te
verkrijgen, waarop Lyons antwoordde, dat eene dergelijke her-
nieuwing practisch niet te vreezen was, gezien Europa\'s houding bij
het eerste openbaar worden
In den morgen van 14 Juli verkeerde Ollivier nog in hoop op
vrede, totdat Gramont geheel opgewonden hem de tijding van
Bismarck\'s „streek", het openbaar maken van het bericht uit Ems,
den vorigen avond, vervat in een telegram van Le Sourd uit Berlijn,
kwam melden Ook de andere ministers, benevens Olozaga,
kwamen aanloopen, allen onthutst. Eene nieuwe kabinetsvergadering
werd noodig geoordeeld en daartoe de Keizer verzocht onmiddellijk
naar Parijs te komen. Te half een was Napoleon in de Tuilerieën ;
de vergadering duurde van één uur tot zes en tevergeefs werd
getracht, een uitweg te vinden. „Après avoir tenu un langage
menaçant lorsque rien ne l\'y obligeait, elle hésitait devant un recours
aux armes, qui en était la conséquence nécessaire, tandis que de son
côté, le gouvernement prussien, d\'abord impassible devant nos
excitations, fonçait sur nous pour nous obliger à faire tête"
Een nieuwe brief van Lord Lyons, namens Lord Granville
geschreven, had wederom aangemaand tot geduld en voorzichtig-
heid Men begon te redeneeren over het karakter, over de be-
teekenis van Bismarck\'s openbaarmaking en over de wijze, waarop
zij had plaats gehad en men kon niet anders dan vaststellen dat een
en ander opzettelijk uitdagend moest worden genoemd. Na lang
heen en weer praten werd dan ook te vier uur besloten, de reserves
op te roepen; Le Boeuf verliet de vergadering en ging naar zijn
departement, om de maatregelen daartoe te nemen i). Eén der
ministers werd uitgezonden om te gaan zien hoe de toestand in de
Kamer was en bracht ten antwoord : „une immense bouteille de
Leyde ....", benevens de voorspelling, dat wanneer Bismarck\'s
wijze van openbaarmaking in de „N. D. Allg. Zeit", het stuk met
de letters in advertentie-afmeting, algemeen bekend zou worden
er geen houden meer aan zou zijn.
Na Le Boeuf\'s vertrek begon men opnieuw te redeneeren, en nu,
volgens een voorstel van Gramont, over de mogelijkheid, door een
Congres het vraagstuk van troonsbestijging in den vreemde door
leden van Europeesche vorstenhuizen in het algemeen te regelen.
Opnieuw werd een rustig ontwerp-regeeringsverklaring voor Kamer
en Senaat, volgens redactie van Ollivier opgemaakt, aanvaard en
besloten, den volgenden morgen opnieuw te beraadslagen De
Keizer schreef een briefje aan Le Boeuf, om de orders tot het
oproepen der legerreserves voorloopig nog binnen te houden
Le Boeuf, die zijn maatregelen reeds genomen had, was met dit
Keizerlijk bevel niet tevreden en kwam tegen den avond te Saint-
Cloud om te vragen, onmiddellijk opnieuw kabinetsraad te houden,
ten einde in dezen te beslissen Napoleon telegrafeerde aan
Ollivier en de ministers kwamen in allerijl op drie na, die zoo
gauw niet waren te vinden, naar Saint-Cloud. Deze kabinetsraad
werd bijgewoond door de Keizerin. Le Boeuf kreeg geen kans om
zijn vraag in behandeling te brengen, want Gramont bracht terstond
allerlei nieuwe berichten ter tafel, van Le Sourd en van Benedetti,
benevens een uitvoerig verslag van Bismarcks\' onderhoud met Lord
Loftus van den vorigen middag 13 Juli te Berlijn, waarin Pruisische
eischen dreigend waren aangekondigd, hem langs een bizonderen
weg, blijkbaar niet door Lord Lyons geworden.
Le Sourd beschreef de groote opwinding te Berhjn. Benedetti
seinde, dat Koning Wilhelm tegen zijn oorspronkehjk voornemen
reeds den volgenden dag, op 15 Juli, van Ems naar Berlijn zou
vertrekken. Ook was er een telegram uit Bern en tijdens de beraad-
slaging kwam er een uit München, waaruit duidehjk werd, dat
Bismarck zijne openbaring in de „Nordd. Allg. Zeitung" ter uit-
dagende beleediging had rondgeseind door Europa : „C\'est de par
cet^te publicité même qu\'il revêtait le caractère d\'une injure pré-
méditée" i).
Het veelbeteekenend bezoek dat Gramont op dien zelfden middag
van Von Werther had gehad, schijnt hij niet in deze zitting te
hebben gemeld, voelende wellicht, dat men hem daaromtrent
onmiddellijk naderen uitleg zou kunnen vragen, maar het zal bij
hem persoonlijk in zijn oordeel ter vergadering des te meer be-
teekenis hebben gehad. Al wat hij mededeelde scheen aan dezen
kabinetsraad genoeg om, thans naar algemeene overtuiging en zonder
hoofdelijke stemming, op dezen avond van 14 Juli den oorlog onver-
mijdelijk en noodzakelijk te verklaren 2).
Den volgenden morgen te 9 uur op 15 Juli was er opnieuw kabinets-
raad te Saint-Cloud. Aldaar werd opgemaakt opnieuw eene ver-
klaring, met ontwerp van Ollivier en Gramont, nu geheel anders
dan op den vorigen dag nog beraamd was, nu eene voor de Kamers
en voor de openbaarheid bestemd, die niet den vrede maar den
oorlog behelsde®). Le Boeuf verklaarde opnieuw, dat het leger
volkomen gereed was
In deze regeeringsverklaring, des namiddags in het Wetgevend
Lichaam en daarna in den Senaat voorgelezen, werd in een der
laatste alinea\'s vermeld, „que M. le baron de Werther avait reçu
l\'ordre de prendre un congé", maar van een motief tot dit bevel niet
\'gerept 5). Slechts een schim van het eigenlijke kwam voor den dag.
Benedetti, des morgens uit Ems teruggekeerd en weldra door
-ocr page 185-Gramont en Ollivier ontvangen, waarbij reeds alle gelegenheid
had bestaan, om nadere inhchting te bekomen omtrent het weder-
varen van den gezant sedert 7 Juli, woonde des namiddags de zitting
bij van het Wetgevend Lichaam. De regeeringsverklaring werd in
den volgzamen Senaat met uitbundige geestdrift ontvangen, maar
vond in het Wetgevend Lichaam tenslotte bij geen der partijen eene
oprechte, ondubbelzinnige bejegening. Immers de rechterzijde, de
ultra-Bonapartistische, zoo vurig voor den oorlog, zag in dien
oorlog het middel om het „liberaal-constitutioneele" ministerie, het
„empire libéral" te doen verdwijnen, wanneer de overwinning zou
zijn behaald
In het Wetgevend Lichaam was het Ollivier, die de regeerings-
verklaring voorlas en daarna indiende een wetsvoorstel tot het ver-
kenen van een eerste extra-crediet voor leger en vloot.
Te midden der algemeene verwarring en ontroering vroeg Adolphe
Thiers, de aanvoerder van „le centre gauche", het woord — en de
vergadering voelde onmiddellijk, dat hij ging vermanen en waar-
schuwen.
Deze daad van Adolphe Thiers in deze historische zitting der
Fransche Kamer, als van den wijzen oud-minister en staatsman, die
de hand durfde opheffen ter vermaning op het noodlottig oogenblik
dat roekeloos onverstand het vaderland in het ongeluk ging storten,
is onsterfelijk geworden, onafscheidelijk verbonden aan het verhaal
der beslissende gebeurtenissen van dezen grooten oorlog, die volgen
ging. Men heeft ook in deze daad steeds willen zien de houding van
den ervarenen, nüchteren, bezadigden, practischen staatsman, die
het algemeen vertrouwen genoot van de breede laag der burgerij,
zoowel in Frankrijk als in Europa, maar die tegelijk de ijdelheid als
onbetwistbaren karaktertrek in de algemeene herinnermg aan zijn
persoon heeft gekregen.
Thiers, die den naam had, dit liberale ministerie van achter de
tooneelschutten te steunen, had immers Ollivier reeds herhaaldelijk
tot voorzichtigheid in deze krisis gemaand. Ook de andere liberale
veteraan der Fransche 19de eeuw, François Guizot (t 1874), had
op 12 Juli zijn vreugde geuit over het feit, dat het oorlogsgevaar
voorbij was gegaan ; hij had zich verrast en verbaasd getoond over
het bizondere geluk dat dit liberale ministerie genoot, doordat het
een zóó groot succes zonder bloedvergieten had mogen oogsten
Ook Jaurès zegt immers, dat Thiers „le plus illustre chef de Top-
position parlementaire et libérale" — „le plus étrange amalgame de
bon sens et de préjugés"^), het vaderland had kunnen redden,
wanneer hij op dit oogenbhk de leiding had gehad. Maar Ollivier
zegt, en Lehautcourt schijnt het te gelooven, dat de houding van
Thiers geheel anders zou zijn uitgevallen, wanneer keizer Napoleon
gebruik had willen maken van Thiers\' geheim aanbod, nog op
lo Juh gedaan, de leiding der regeering in handen te nemen
Keizer Napoleon zelf, vanuit Wilhelmshöhe aan Ollivier
schrijvende, verwijt aan Thiers, dat hij sedert 1866 steeds het hardst
de „revanche" gepredikt had
En, inderdaad, wie de twee redevoeringen, door Thiers op dien
noodlottigen i5dcn Juh gehouden, in haar geheel leest zal be-
speuren dat hij op dat oogenblik nog steeds was de man van 1840
en 1866, de consequente bestrijder van Pruisens dreigende macht
en van den groei der Duitsche eenheid onder Pruisens leiding.
Ondanks den ongehoorden storm van verdwaasde onderbrekingen
gelukte het aan den drieënzeventigjarige — hij heeft het zelf aan
het einde zijner tweede rede kunnen vaststellen —, zijn bedoehng
volkomen duidelijk te maken. Deze voor de hand liggende bedoehng
was, aan te wijzen, dat er na het bedanken van Leopold geen vol-
doende aanleiding meer bestond om den oorlog tegen Pruisen te
beginnen en dat men daardoor de onmisbare sympathie van Engeland
en van Europa ging verliezen : „Laissez-moi vous dire que je
regarde cette guerre comme souverainement imprudente." —
, J\'aime mon pays, j\'ai été affecté plus douloureusement que personne
des événements de 1866; plus que personne j\'en désire la réparation ;
mais, dans ma profonde conviction, et si j\'ose le dire, selon mon
expérience, l\'occasion est mal choisie." — „Plus que personne, je le
répète, je désire la réparation des événements de 1866 ; mais je
trouve l\'occasion détestablement choisie." En hij heeft het nog eens
kunnen zeggen : „Dans ma conviction, je vous le répète en deux
mots, car, si je voulais vous le démontrer, vous ne m\'écouteriez pas,
vous choisissez mal l\'occasion de la réparation que vous désirez et
que je désire comme vous."_______________________ , __^
De oude rot zag dat Gramont, Ollivier en Napoleon in snelle ^ Ç^
vaart in Bismarck\'s val gingen loopen. De ironie der gebeurtenissen ^^J/h
wilde dat Ollivier, die in liberale edelmoedigheid de Duitsche > \'■!
eenheid had willen erkennen en bevorderen, nu moest worden -t- - " . X
gewaarschuwd tegen overijlde strijdlustigheid door den verstokten
vijand dier eenheid
In een antwoord aan zijn mentor Thiers trachtte Ollivier te
bewijzen, den loop der gebeurtenissen nagaande, dat de oorlog
onvermijdelijk was. Hij sprak van den koning van Pruisen als van
„le roi, retenu par la crainte de froisser le sentiment de son en-
tourage mihtaire" en betoogde dat „le parti féodal" in Pruisen den
oorlog wilde 2).
Daarna werd te 2.55 de zitting geschorst om de militaire crediet-
ontwerpen in de afdeehngen te kunnen onderzoeken. Te 3.30 werd
de zitting heropend en Ollivier kwam opnieuw op de tribune,
behoefte gevoelend om nieuwen uitleg te geven zonder dat d^ar
rechtstreeks naar was gevraagd. Thans verweet hij aan de oppositie,
dat zij altijd had geroepen om „revanche de Sadowa", hetgeen hare
houding van het oogenblik onlogisch zou maken Daarop vroeg
Thiers in tweede instantie het woord, om zijne bedoeling nog nader
te verduidelijken, hetgeen hem, thans met veel minder onder-
breking, volkomen gelukte. Nu sprak hij het uit, dat het stellen
der Duitsche candidatuur in Spanje was geweest van Pruisens kant
une faute grave" en dat deze fout moest worden gezien als een
gelukkig voorteeken in de verwachting, dat Pruisen nieuwe fouten
zou maken door zich te begeven in „de nouvelles entreprises". En
een dergelijke fout zou het begaan op den dag „où elle voudra
mettre la main sur les Etats de TAllemagne restés indépendants.
C\'est ce jour-là, avons-nous dit sans cesse, c\'est ce jour-là qu\'il faut
savoir attendre. Ce jour-là elle aura contre elle une grande partie de
l\'Allemagne, l\'Autriche notamment et toute l\'Europe."
Maar men zal vooral geduld moeten oefenen. „Sachons attendre."
— „II faut de la patience, de la tenue, de l\'habileté, du bonheur
surtout, pour réparer le mal qu\'un instant a suffi à produire." —
„Oui, il fallait réparer Sadowa ; mais il fallait attendre que des fautes
politiques comme celles que je viens d\'indiquer vous fournissent
une occasion légitime ; alors vous auriez été approuvés par toute
l\'Europe, car il y a une chose que je remarque dans notre siècle :
c\'est qu\'on ne peut plus faire la guerre capricieusement. Il faut que
les nations, assistant à la guerre comme témoins à un duel, vous
approuvent, vous appuient de leur estime et de leurs voeux. Il faut,
en un mot, avoir l\'opinion du monde avec soi, et il convenait d\'atten-
dre que la Prusse, se livrant à de nouvelles usurpations, nous donnât
pour alliés et les nations menacées et le monde indigné" i).
De oude staatsman voorziet aldus op treffende wijze de steeds groo-
tere beteekenis der openbare wereldmeening bij het voeren van een
grooten oorlog, maar tegelijk ziet hij blijkbaar nog een goede kans,
dat een Fransch leger eenmaal in Zuid-Duitschland als „libérateur"
zal worden begroet, evenals Frans Jozef in Juni 1870 tegenover
Lebrun die mogelijkheid heeft genoemd; maar Thiers ziet die
mogelijkheid blijkbaar als tamelijk groot en Frans Jozef ziet ze als
klein. Hij wil dus nog steeds Sadowa ongedaan maken ; hij wil
echter blijven loeren op de gelegenheid daartoe en het wild niet doen
opvhegen, door zelf te vlug op te springen. Hij wil blijven hggen in
zijn schuilplaats van volstrekte vijandschap tegen de Duitsche
eenheid.
In zijn redevoering van 30 Juni tevoren ten tijde van het debat
over de vermindering van het contingent voor 1870 met 10000 man,
dat toen in het Corps Législatif aan de orde was, heeft hij dezelfde
zienswijze — toenmaals geheel rustig, uitvoerig en zonder onder-
it
-ocr page 189-breking, — uiteen kunnen zetten. Hij heeft toen gewaarschuwd, in
verstandhouding met Le Boeuf en met den Keizer, tegen het
regeeringsvoorstel ; hij heeft gewaarschuwd tegen leger-verminde-
ring, ook weer vanwege .... Sadowa, „le plus grand événement
qui se soit passé en Europe depuis plusieurs siècles." — „Sadowa
est pour moi la cause d\'une très grande douleur." In deze rede-
voering spreekt hij openlijk van Pruisen als van den vijand, die het
voor Frankrijk onraadzaam maakt, tot vermindering van bewapening
over te gaan. Pruisen zal niet ontwapenen ; Pruisen kan niet meer
ontwapenen, doordat het zooveel volkrijker, grooter en machtiger
is geworden : „Pour que la Prusse désarmât, il ne suffirait pas
qu\'elle renvoyât dans leurs foyers un plus ou moins grand nombre
de ses soldats, il faudrait qu\'elle brisât la Confédération du Nord, il
faudrait qu\'elle renonçât aux traités qu\'elle a faits avec le Wurtem-
berg, avec la Bavière et avec d\'autres Etats allemands ; et ce genre
de désarmement, qui serait le seul sérieux, elle n\'y consentira
jamais."
„Je suis pour la paix ; mais, pour que nous la conservions, il
faut que nous restions imposants." Hij betreurt en zou terug-
wenschen den vroegeren toestand van „l\'Europe, qui se reposait
dans une politique de paix, grâce à l\'existence de la Confédération
germanique".
Thiers is zich op dat standpunt van onverzoenlijke vijandschap
tegen de ontwikkeling der Duitsche eenheid en van een overtuigd
terugwenschen van den toestand van machteloosheid van Duitsch-
land in den vorm van den Duitschen Bond altijd volmaakt gelijk
en consequent gebleven. Hij was volstrekt geen voorstander van
„la paix à tout prix" met Pruisen, ook al gold hij als de mentor,
de ervaringsraadsman van het ministerie Ollivier, dat vooral
vanwege zijn leider als zeer vredelievend aan was gediend.
Het ministerie van 2 Januari gold als vredelievend en verzoenings-
gezind, niet alleen in Engeland, maar ook in Duitschland.
Op 24 Februari 1870 hebben Lasker en Miquel, de aanvoerders
der nationaal-hberalen, op grond van deze nieuwe als vredelievend
en verzoeningsgezind geldende richting in de Fransche regeering,
in den Rijksdag van den Noord-Duitschen Bond de vraag gesteld,
of het nu weUicht mogelijk was, in de zooveel vreedzamer geworden
atmosfeer Baden volgens zijn verzoek en weUicht geheel Zuid-
Duitschland zonder verdere moeilijkheden in den nieuwen Bond
te doen treden. De Bondskanselier gaf geen antwoord____Het
was in dezen zelfden tijd, dat aartshertog Albrecht in Frankrijk
vertoefde .... Ook Bernstorff meende al van uit Londen te moeten
berichten, dat Thiers, wiens invloed op het kabinet-OLLiviER zoo
groot geacht werd, allesbehalve vredelievend kon worden genoemd
En thans zijn omtrent Thiers\' stemming in dezen tijd ook nog
andere merkwaardige getuigenissen aan het daghcht gekomen.
Als op 2 Januari 1870 het ministerie-ollivier op is getreden,
acht de Oostenrijksche gezant vorst Richard Metternich zich
verplicht, bij de voornaamste leden van het nieuwe kabinet bezoeken
te gaan afleggen, om achter hunne gezindheid ten opzichte van
Oostenrijk te geraken, ten einde daaromtrent bij zijn chef bericht
te kunnen doen. Maar hij weet dat hij daartoe ook Thiers moet
bezoeken, dien hij noemt „le conseiller plus ou moins occulte du
cabinet du 2 janvier". Op 12 Januari 1870 geeft Metternich reeds
verslag van dit bezoek^). Gelijk in andere brieven is ook hier
in zijn relaas een zekere toon van lichten spot ten aanzien van den
ouden heer te bespeuren : „Je savais d\'avance qu\'il se sentirait
flatté de ma démarche, mais j\'ai été fort surpris de découvrir dans
son esprit un soupçon que je n\'avais nullement cherché à y faire
naître. Il devint bientôt évident pour moi que Mr. Thiers croyait
que j\'avais été envoyé près de lui par l\'Empereur Napoléon. Cette
pensée le flattait encore plus et, si mon interlocuteur a été sincère,
ses paroles ont un intérêt puissant". Metternich kreeg den indruk
dat de oude Thiers maar half tevreden was over het nieuwe stel
ministers en dat hij zich gaarne ter beschikking van Napoleon
zou stellen om als leider der regeering op te treden, afstand doende
van alle Orleanistische neiging, afstand doende van zijne oude
vijandschap tegen het Bonapartisme, die hem in December 1851
bij den Staatsgreep in de gevangenis en in de ballingschap had
gebracht Reeds schetste hij in enkele lijnen een regeerings-
program, klaarblijkelijk bedoelende dat het aan den Keizer zou
worden overgebracht. Ook de buitenlandsche politiek krijgt haar
beurt.
W. Oncken, Zeitalter Wilhelms I, dl. I, blz. 731.
Zie boven, blz. 141.
H. Oncken, a. w. dl. III. ftlrsx Metternich an graf Beust, Paris, le 13 janvier
1870, Confidentiel, blz. 290, No. 769.
") Zie boven, blz. 170.
„Nous n\'avons qu\'une politique d\'intérêt à faire", continua-t-il,
„et c\'est la bonne, pacifique jusqu\'à certaines limites — d\'accord
avec l\'Autriche; en Allemagne et en Orient nous devons maintenir
le statu quo— malgré ses défauts — malgré ses dangers pour nous".
— „En Allemagne, il faut laisser la Prusse se fatiguer, l\'arme au
bras — mais je ne dis pas pour cela, qu\'il ne faille pas se préparer
à la crise inévitable, un jour ou l\'autre".
Hoe Metternich deze uiting meende te moeten verstaan, blijkt
uit een anderen brief, dien hij dien zelfden dag aan zijn chef schreef
„Ma conversation avec Thiers m\'a offert la preuve que ce petit
grand orateur n\'a pas renoncé à ses ambitions juvéniles — son
idée serait de devenir premier ministre de l\'Empereur le jour où
une guerre sera proche et de l\'aider à conquérir le Rhin ! L\'idée
de Rouher par contre est de rentrer sur les débris de l\'échafaudage
que les hommes nouveaux ne parviendront pas à soutenir. A droite
comme à gauche d\'ailleurs les meilleures intentions vont envers
nous",
Ook Rouher, de invloedrijke vice-empereur, president van den
Senaat en ministre-d\'état, was in deze dagen van nieuwe oriënteering
door Metternich bezocht, was blijkbaar eveneens begeerig naar
de leiding der zaken en had gezegd : „que la politique étrangère
ne peut être que l\'alliance avec l\'Autriche, — que si le ministère
faiblissait sous ce rapport, l\'Empereur ne faiblirait pas et que le
jour où nous voudrions marcher l\'Empereur marcherait"
Op 31 Januari wil Metternich tegenover Von Beust zijn nieuwe
indrukken samenvatten. „Les différents entretiens avec l\'Empereur,
avec Rouher et avec Thiers, mes conversations avec les nouveaux
Ministres me permettent aujourd\'hui de formuler certaines con-
clusions concernant l\'état actuel des choses". Het geheele schrijven
is belangrijk als kenschetsing van den toenmaligen toestand van
Frankrijk. Als samenvatting der meeningen van Rouher en van
Thiers wordt nog eens gezegd : „Tous les deux, s\'ils revenaient
au pouvoir, penseraient à faire la guerre et à prendre le Rhin, Le
premier en cherchant à sauver ainsi et à replacer sur le trône auto-
ritaire le „3 décembre" — le second pour faire grand au profit de
sa propre renommée et de sa figure dans l\'histoire, Thiers ferait
la guerre avec une partie du Ministère actuel et d\'après les préceptes
H. Oncken, a. w. dl. Ill, blz. 292, No. 771.
") a. w. dl. III, blz. 292, No. 770.
constitutionnels, se servant du reste de l\'énergie et du prestige
que possède encore un Napoléon—Rouher la ferait pour balayer
l\'opposition et rasseoir son maître"
Op 29 Januari kan vorst Metternich melden aan zijn chef:
,J\'ai profité du souper après le bal aux Tuileries pour raconter
en peu de mots à l\'Empereur ma conversation avec Thiers. Sa
Majesté m\'a dit: „Si vraiment Mr. Thiers est pour la guerre,
sous certaines conditions je le détesterais moins ; quant à avoir
confiance entière en lui et en ses amis — c\'est plus difficile" 2).
Merkwaardig in meerdere opzichten, deze uitspraak van Napoleon
III, hier zoo plotseling in een scherp licht onthuld.
De beide redevoeringen van Thiers op 15 Juli bleven zonder uit-
werking, ook omdat zij geen enkel practisch voorstel tegenover de oor-
logsgezindheid der regeering behelsden. „II avait le tort de n\'aboutir
à aucune conclusion pratique, semblant admettre impHcitement
que la guerre était inévitable" Het debat liep voort ; de uiterste
linkerzijde trachtte zich ervan meester te maken. Nadat de ver-
dwaasde meerderheid eerst zelfs geen inzage van de gewisselde
depesches, waarop de regeering hare overtuiging grondvestte,
gewild had, werd aangenomen een voorstel van Jules Favre, de
gewisselde depesches door de regeering aan eene commissie te doen
voorleggen en daarvan rapport af te wachten
Het hep reeds tegen den avond. Wederom werd de vergadering
geschorst. De commissie hoorde Ollivier, Le Boeuf en Gramont.
En Gramont beging alsdan het beruchte feit, de belangrijkste
stukken en juist de telegrafische rapporten van Benedetti, waaruit
bleek dat de houding van den Koning volstrekt niet beleedigend
geweest was, dat er te Ems was geweest „ni offenseur ni offensé,"
zooals Benedetti het later uit heeft gedrukt — achter te houden.
Men dacht er niet aan, Benedetti zelf, wiens aanwezigheid te
Parijs volkomen bekend was, te hooren. Desgevraagd door den
President, beweerde Gramont met kracht, dat hij vanaf het begin
der krisis steeds denzelfden eisch tegenover Pruisen gesteld had.
1) H. Oncken, a. w. dL III, blz. 395» No. 773.
a. w. dl. Ill, blz. 301, No. 776.
Lehautcourt, a. w. blz. 567.
a. w. blz. 568—373.
Tot de commissie drong niet door het noodlottige feit, dat juist
die eisch sedert 12 Juli ten zeerste was verscherpt ; evenmin het
feit, dat op dien zelfden dag eene geheel nieuwe, zijdelingsche
„supposition" door bemiddeling van Von Werther, met zoo nood-
lottige werking, gesteld was.. Gevraagd hoe het stond met Frankrijks
bondgenootschappen, gaf Gramont, die het laatst werd gehoord,
daar hij het laatst aanwezig was, het beruchte antwoord : „Si j\'ai fait
attendre la commission, c\'est que j\'avais chez moi, au ministère
des affaires étrangères, l\'ambassadeur d\'Autriche et le ministre
d\'Itahe. J\'espère que la commission ne m\'en demandera pas davan-
tage" i).
Nadat te 9.35 de zitting was heropend kon het rapport der com-
missie worden voorgelezen, waarin te lezen staat o. m, : „Nous
savions répondre au voeu de le Chambre en nous enquérant avec
soin de tous les incidents diplomatiques. Nous avons la satisfaction
de vous dire. Messieurs, que le gouvernement, dès le début de
l\'incident et depuis la première phase des négociations jusqu\'à la
dernière, a poursuivi loyalement le même but" 2). De persoon van
den rapporteur, als gematigd en streng onpartijdig bekend, im-
poneerde thans ook de oppositie. Een der leden van links bleek
nu zelfs plotseling tot het regeeringsinzicht bekeerd en zeide,
hoezeer ook onder het ironisch lachen zijner vrienden : „Je pense
que la Prusse a oublié ce que c\'est que la France d\'Iéna et qu\'il
faut le lui rappeler. Je pense qu\'il est temps que la patrie de la
Révolution et des idées modernes fasse sentir sa suprématie sur la
Prusse, dernier rempart du Moyen-Age et de la féodalité. Nous
devons tous nous grouper autour du drapeau national"
De jonge en reeds groote Gambetta, in den grond evenzeer als
Thiers tot den oorlog tegen Pruisen bereid, vroeg toen weer het
woord, om opnieuw te betoogen, dat aan de stukken op grond
waarvan men een zoo allergewichtigst besluit ging nemen, meer
openbaarheid behoorde te worden gegeven : men zoude toch niet
op lichtvaardige gronden moeten beginnen „une guerre qui, peut
être, verra la fin du XIXe siècle consacrée à vider la question de
prépondérance entre la race germanique et la race française"
En daarop was hij het, de groote volkstribuun, die van Ollivier
te hooren kreeg het beruchte woord, als machtige aanleiding
tot linksch rumoer : „c\'est la première fois qu\'on rencontre dans
une assemblée française, d\'un certain côté, tant de difficultés à
expliquer une question d\'honneur" i)»
„La gauche" bleef trachten, meerdere inlichtingen te krijgen, maar
er werd steeds harder geroepen : „la clôture I la clôture 1" door de in
overspanning uitgeputte vergadering. Slechts tien leden stemden
tegen de oorlogscredieten ; Gambetta en ook Thiers, die zulks
tevoren reeds had aangekondigd, stemden voor. En in de geheele
vergadering heerschte de vaste overtuiging, dat de oorlog tot de
overwinning zou leiden. „Chacun, à droite comme à gauche, avait
une foi naive dans la supériorité de nos forces. Ce sentiment était
celui de la grande majorité. Il contribuait à rendre plus vive l\'op-
position de la gauche, qui redoutait fort la victoire de l\'Empereur
pour nos libertés renaissantes" De linkerzijde had in de eerste
dagen der krisis tot den oorlog geprikkeld, omdat zij meende, dat
de regeering de Pruisische uitdaging niet zou opnemen ; na de
regeeringsverklaring van 6 Juli begon zij te remmen, omdat zij
vreesde, dat de oorlog het Keizerrijk zou versterken. Het was „la
politique interne", die het geval beheerschte. „II faut ajouter que
la situation de M. Ollivier et de ses collègues était singulièrement
difficile, entre une Cour hostile et une Chambre agitée par les
passions les plus opposées"
Het was reeds na middernacht, toen de vergadering van het
Wetgevend Lichaam werd gesloten. Den volgenden dag, op i6 Juli,
werden de militaire wetsontwerpen met onverdeelde instemming
en geestdrift aangenomen in den Senaat, nadat de President zfelf,
Eugène Rouher, er rapport over had uitgebracht en de Senaat
ging daarna voltallig op audiëntie bij den Keizer te Saint-Cloud,
alwaar de gevoelens werden geuit in een rede van zijn President,
den „Vice-Empereur", die de geheele oude terminologie van den
Franschen strijd tegen Duitschland deed weerklinken :
„Bientôt l\'Allemagne sera affranchie de la domination qui l\'op-
prime" 4).
Lehautcourt, a. w. blz. 584.
a. w. blz. 588.
a. w. blz. 591, 592
a. w. blz.1593—595-
m
De taal der Parijsche pers had intusschen den nationalen hartstocht
in Zuid-Duitschland ten zeerste geprikkeld. De Pruisischgezinde
pers had daar van hare artikelen ruimschoots gebruik gemaakt ;
met name de Fransche artikelen, die spraken van het oogenbhk,
dat gekomen was om de Rijngrens te herwinnen, werden onder
de oogen der Duitsche volksmenigte gebracht
De terugtocht van koning Wilhelm vanuit Ems over Coblenz
naar Potsdam op 15 Juli werd een ontzaglijke nationale betooging,
zich vergrootend van station tot station. De eerbiedwaardige vorst,
die als negenjarige knaap met zijn ouders na den slag bij Jena voor
de Franschen van Berlijn naar Koningsbergen had moeten vluchten,
had op 14 Juli, toen hij voor zich zag de wijze, waarop Bismarck
zijn bericht van het gesprek met Benedetti openbaar had gemaakt,
wel spontaan begrepen, dat dat „Krieg" beteekende, maar kon nog
niet van zich verkrijgen, uit eigen beweging het bevel tot de alge-
meene mobilisatie te geven. Eerst nadat op het station Brandenburg
de Kroonprins, Bismarck, Von Moltke en Roon bij hem in den
trein waren gekomen en nadat hem \'s avonds te acht uur bij aan-
komst op het perron te Potsdam nog eenige nieuwe berichten, o. a.
van de Fransche regeeringsverklaring in de Kamer op dien middag,
waren getoond, kon de Kroonprins zich omdraaien tot de verzamelde
officieren en uitroepen ,, Krieg I Mobil 1"
Op 15 Juli had Lord Granville nog een nieuwe poging tot
bemiddehng gedaan bij beide partijen, zich thans beroepend op
eene clausule der vredesonderhandelingen te Parijs in 1856, waarbij
de deelhebbende gevolmachtigden met een zekere aarzeling den
wensch hadden uitgesproken, dat zij voortaan bij „un dissentiment
sérieux, avant d\'en appeler aux armes, eussent recours, autant que
les circonstances l\'admettraient, aux bons offices d\'une puissance
amie",
Ook deze poging trof geen doel Op 17 Juli werd te Parijs de
Lehautcourt, a. w. blz. 600—60a. Vooral het artikel van Granier de
Cassagnac in „Lc pays" van 5 Juli : „Le Rhin français", dat de volledige termi-
nologie der historische en actueele Rijnpolitiek van Frankrijk treffend behelst,
maakte diepen indruk. Zie den tekst bij H. Oncken, a. w. dl. Ill, blz. 393, 394.
Lehautcourt, a. w. blz. 605, 606. Op 36 Juli bij zijn eerste ambtelijke ver-
klaring naar aanleiding van den uitgebroken oorlog in het Hoogerhuis zeide Gran-
ville, dat deze oorlog op den duur toch niet te vermijden zou zijn geweest. Dien
zelfden dag verscheen het eerste deel van het Blauwboek, zakelijk verslag doende
van Engelands pogingen tot bemiddeling. K, Rheindorf, England und der deutsch-
französische Krieg 1870—1871, blz. 46.
oorlogsverklaring aan Pruisen opgemaakt en toegezonden aan den
zaakgelastigde Le Sourd te Berlijn, die haar op 19 Juli te half twee
\'s namiddags aan Bismarck overhandigde. Op 20 Juli zeide Bis-
marck in den inmiddels bijeengekomen Rijksdag van den Noord-
Duitschen Bond, dat dit stuk, de oorlogsverklaring, het eerste
officieele was, dat zijn regeering van Frankrijk in deze oorlogskrisis
had ontvangen. Gramont schreef uitvoerige circulaires aan de
Fransche vertegenwoordigers in Europa, om Frankrijks houding
toe te lichten en te verdedigen en Bismarcks voornaamste antwoord
daarop was de openbaarmaking in de „Times" van 28 Juli van
Benedetti\'s schriftelijk ontwerp- of- en defensief verbond van
20 Augustus 1866. „Ses révélations concernant la Belgique créaient
contre nous un courant d\'hostilité au profit de la Prusse. Il devait
longtemps persister et contribuer à notre isolement moral durant
toute la guerre"^). Gramont daagde daarop Bismarck uit, te
bewijzen, dat eenig Fransch minister met een dergelijk tegen de
onafhankelijkheid van België gericht ontwerp bekend zou zijn,
hetgeen hij te goeder trouw doen kon, en hetgeen tegelijk bewees,
dat hij van „le secret de l\'Empereur" niet op de hoogte was 2).
Benedetti deelde in het openbaar mede, dat het stuk onder
Bismarck\'s dictaat was ontstaan, maar vond in de Engelsche pers
geen geloof ; hij had immers herhaaldelijk getracht, het gevaarlijk
papier uit Bismarck\'s handen terug te krijgen
Lehautcourt, a. w. blz. 620.
a. w. blz. 618—620. Zie hierboven blz. 31—33\'
Stern, a. w. dl. X, blz. 370.
-ocr page 197-De derde republiek en reeds hare eerste regeering „le gouverne-
ment provisionel", welke sedert den vierden September voerde „k
défense nationale", heeft van stonde af aan de verantwoordelijkheid
voor Frankrijks rampen, de verantwoordelijkheid voor de grove
politieke fouten, die begaan waren, op den gevallen Keizer, op het
Bonapartisme willen schuiven en verkondigd, dat het Fransche volk
dezen oorlog niet gewild had.
Als Adolphe Thiers op zijn eerste reis ter vermurwing der
neutrale mogendheden, op verzoek van Jules Favre ondernomen
ten gunste van het nieuwe Frankrijk, op 13 September 1870 zijn
eerste gesprek heeft met Lord Granville en daarbij betuigt, dat het
Fransche volk den oorlog niet gewild heeft, wordt hem dit door den
Engelschen minister tegengesproken en geantwoord, dat de keizer-
lijke dynastie in dezen slechts het werktuig der volksstemming
geweest was, Thiers kwam dan ook op zijn bewering niet terug
Napoleon Hl immers was zich ten zeerste bewust den oorlog te
voeren terwille van zijn volk, dat de „revanche de Sadowa" begeerde
en dat Louis Philippe minachtte, omdat hij geen oorlog gevoerd
had 2). De diepere massa van een volk is ten opzichte der buiten-
landsche politiek als de zee, die volgens de natuurkundigen, door de
zwaarste stormen niet dieper dan 50 Meter wordt beroerd. De
diepere massa van het Fransche volk zal den oorlog niet gewild
hebben, zooals zij veelal in ieder volk een oorlog niet zal willen,
wanneer hij niet het karakter van een volksopstand draagt, maar
voorzoover de pers kan gelden als het orgaan der openbare meening
zal gemakkelijk het bewijs zijn te voeren, dat het Fransche volk den
oorlog van \'70 gewild heeft.
Wat de stemming der republikeinen betreft, schrijft graaf Vitz-
thum, die sedert 1867 de opdracht had van Von Beust als hulp van
1) K. Rheindorf, a. w. blz. 83.
Zie hierboven, blz. 37/ 148.
Richard Metternich Frankrijk gade te slaan, op 27 September 1869
vanuit Brussel : „En voulant empêcher Napoléon III de lancer son
armée sur le Rhin, l\'opposition républicaine ne veut que cette carte
à la répubhque qui, elle aussi, n\'aurait des chances de durer qu\'à
condition d\'avoir donné à l\'armée française l\'occasion de prendre sa
revanche pour Sadowa"
Ook Léon Gambetta was immers tenslotte gehéél vóór den
oorlog, volgens Jean Jaurès, die deze gezindheid toeschrijft aan zijn
Italiaanschen oorsprong, aan zijn Latijnsch-klassieke kuituur en aan
volledige onbekendheid met Duitschland en met de Duitsche
beschaving. „II était de ceux qui avaient vu dans Sadowa, non pas
par esprit de polémique contre l\'Empire, mais par profonde suscepti-
bilité nationale, une diminution pour la France. De plus il avait une
si vaillante confiance en l\'avènement prochain de la République,
qu\'il lui semblait déjà qu\'elle avait la responsabilité de la France.
Souffrir que le prestige de la France fût diminué même sous l\'Em-
pire, même aux dépens de l\'Empire, c\'était tolérer un amoindrisse-
ment de la France républicaine," En hij was zoo vol vertrouwen in
de overwinning, dat hij nadat de oorlog eenmaal was uitgebroken,
ging werken aan eene brochure, waarin zou worden uiteengezet, op
welke wijze de Duitsche linker Rijn-oever behoorde te worden
bestuurd na de verovering door Frankrijk 2).
De openbare meening in Engeland bleef voorloopig vrijwel
onverdeeld anti-Fransch in haar oordeel. Eerst later zouden „the
atrocities of Bazeilles", de belegering en beschieting van Parijs en
vooral het doorslaand karakter der Duitsche overwinningen eenige
kentering in dit opzicht te weeg brengen®). Alleen de Prins van
Wales liet zich in het hoogtepunt der krisis zonder schroom hevig
Franschgezind uit, vol vreugde over den oorlog, die ging beginnen
en vol verwachting op de Fransche overwinning, vol wrok nog
wegens de oplossing der Deensche kwestie, ook tegenover den
Pruisischen gezant Tot de anti-Fransche stemming der Engelsche
1) H. Oncken, a. w. dL III, blz. 241» No. 734.
2) Histoire socialiste, dl. XI, blz. 213, 214.
Kurt Rheindorf, a. w. blz. 79—83. H. Brugmans, De buitenlandsche politiek
van het Britsche Rijk van omstreeks 1870 tot 1914 (1927)» blz. 9-
Von Bernstorff aan koning Wilhelm en aan het Auswärtige Amt, 14 Juli,
ii.17 \'s avonds, bij Lord, a. w. blz. 247, No. 215. De Ieren uitten zich hevig Fransch-
gezind en dit prikkelde natuurlijk de Engelschen in de andere richting. De zeer
Duitschgezinde „Times" e. a. antwoordden daarop in felle artikelen, vol boosaardige
regeering droeg veel bij het bekend worden van Fransche oorlogs-
doeleinden, welke Gramont als nieuw bewijs van zijn ministerieele
bekwaamheid op 4 Augustus aan den Russischen zaakgelastigde
mededeelde, als wanhopige poging om deze Oostelijke mogendheid
als bondgenoot aan Frankrijks zijde te trekken. Aan Rusland werd
daarbij het bezit van Danzig toegezegd. Bismarck had deze toekomst-
muziek al heel spoedig vanuit St. Petersburg van zijn gezant Prinz
Reuss vernomen en zich gehaast, ze naar Londen over te brengen,
waar Gladstone zich met Bernstorff over een kaart van Europa
heenboog, om zich van den omvang dezer doeleinden goed op de
hoogte te stellen en zich zeer verontwaardigd betoonde
Voor Frankrijk zelve werd bij deze voorloopige doeleinden slechts
bedongen de grens van 1814, het terugwinnen dus van het Saar-
gebied — een zeer bescheiden eisch. Gramont had begrepen dat
hij op dit punt voorzichtig moest worden. De Fransche gezant te
Stuttgart de Saint-Vallier had op 15 Juli een nadrukkelijk bericht
gezonden van den slechten indruk, dien de uitlatingen der Fransche
pers ten opzichte der Rijnbedoelingen in Zuid-Duitschland hadden
gemaakt 2). Plotseling wordt dan ook de houding der Fransche
regeering in dit opzicht heel anders : tegenover den Beierschen
gezant desavoueert Gramont de uitingen der Parijsche pers en in
de Weensche pers laat hij de onbaatzuchtigheid der Fransche
regeering ten aanzien van gebiedsuitbreiding in het licht stellen
Maar Richard Metternich, die sedert 1863 de volledige ver-
trouweling der Fransche regeeringspersonen geweest is, die de
Fransche bedoehngen tot op den bodem heeft kunnen peilen en
ook in deze krisis-dagen nog het volledig vertrouwen van het Keizer-
paar en van Ollivier en Gramont bleef genieten, terwijl toch
tegelijk zijn houding tegenover de Fransche gedraging zeer koel en
zeer kritisch was geworden heeft op 6 Augustus, op den datum
historische herinneringen. Er ging eene afdeeling lersche vrijwilligers naar Frankrijk.
Andere conservatieve organen spraken nu ook openlijk voor een verbond met Duitsch-
land, zooals Bernstorff gewild had, maar dat tevens tegen Rusland gericht zou
moeten zijn. G. D. Weil, L\'attitude de l\'Angleterre vis-à-vis de la France en 1870—
1871, een boek in anti-Engelschen toon. (1891), blz. 38—33.
i) Kurt Rheindorf, a. w. blz. 135.
Lehautcourt, a. w. blz. 600.
ä) H. Oncken, a. w. dl. I, blz. 115 (Darstellung); dl. III, blz. 450.
<) Zie zijn volledige berichtgeving vanaf 5 Juli, grootendeels nog onbekend, met
hare treffende opmerkingen omtrent de handelende personen, die zich tegenover
van den slag bij Wörth in een uitvoerig verslag van den toestand,
aan Von Beust geschreven : „Quant ä la France, comme je connais
TEmpereur, elle voudra faire la paix dèsqu\'elle aura en sa possession
Tobjectif qui est le Rhin, si même elle ne se contente de la Sarre" i).
Blijkbaar was hij op de hoogte van Gramont\'s mededeeling aan
den zaakgelastigde van Rusland.
Reeds had Napoleon III op 23 Juh, toen hij met zijn zieke
lichaam te paard steeg, in de oorlogsproclamatie vanuit Metz tot
zijn troepen gezegd : „Partout oü vous irez, vous suivrez les pas de
vos pères." De drang naar den Rijn zou bij Fransche overwinningen
onweerstaanbaar geweest zijn.
Maar evenzeer onweerstaanbaar was de drang, die vanaf 4 Augus-
tus, vanaf de eerste Duitsche overwinning, bij de plaats waar gestaan
had de beroemde Benedictijner-abdij ten Noorden van Straatsburg,
die zooveel heeft bijgedragen tot de ontwikkeling eener zelf-
standige beschaving in Oost-Frankenland, voor het overwinnende
Duitsche volk den Elzas met Straatsburg tot zich ging nemen.
Sedert het duidelijk werd, dat die eerste overwinning tot eene
onafgebrokene reeks van overwinningen ging leiden, was daar geen
ontkomen aan. Wat door Frankrijk was ontnomen aan een door
verdeeldheid en verbrokkeling machteloos Duitschland, zou door
een in eenheid en eensgezindheid machtig Duitschland eenvoudig
terug worden genomen : dat was de automatische logika der feiten,
die ging werken. De „iniuria temporum" ging gewroken worden.
Het betoog omtrent den Elzas zal hier niet meer worden gevoerd.
Er is eindeloos veel gesproken en geschreven over den strijd om het
grensland tusschen Duitschers en Franschen, tusschen Germanen
en Romanen, over Elzas, Lotharingen, Straatsburg en Metz en het
vraagstuk heeft blijkbaar zijne actualiteit nog niet verloren, hoezeer
er thans over worde gezwegen, maar wij meenen, dat nog niet
gevoerd is het betoog, dat het overwinnende Duitschland in 1870
in elk geval niet anders heeft kunnen doen dan het deed. Zelfs al
hem blijkbaar geheel lieten gaan, bij H. Oncken, a. w. dl. III, blz. 391 v. — Ook
Von Beust te Weenen was zeer koel en kritisch, zelfs min of meer welwillend tegen-
over Berlijn, zoodat Bismarck onmiddellijk wist, van Oostenrijk niets te vreezen
te hebben. Zie de gewisselde depesches bij Lord, a. w.
1) H. Oncken, a. w. dl. III, blz. 509. Ook de partij die in Oostenrijk op dat oogen-
blik nog voor deelneming was aan den oorlog, achtte het vanzelfsprekend, dat
Frankrijk bij overwinning de Rijngrens zou nemen (zie aldaar blz. 509 noot).
zou het Duitsche volk in 1870 ten opzichte der eenmaal verloren
grenslanden eene volstrekte dwaling hebben begaan, dan nog is niet
anders denkbaar dan dat het in deze dwaling moest vallen in de
overstelping der beweegredenen, die eenparig drongen in dezelfde
richting; in de volstrekte spontaneiteit der gedachte, temidden
waarvan het zich bevond, toen het deze daad ging stellen. Het is niet
denkbaar, dat de Elzas met Straatsburg en het Duitschsprekende
deel van Lotharingen temidden der gebeurtenissen van 1870 aan
Frankrijk zouden zijn gelaten ; elke veronderstelhng in deze richting
leidt naar het absurde. Laat het zijn, dat de bevolking van den Elzas
in 1870 en sedert dien in hare overgroote meerderheid luid en
ondubbelzinnig heeft doen blijken, dat haar ziel en hare liefde naar
Frankrijk waren gekeerd en dat zij tegenover de gedachte, weer tot
het Duitsche volk te behooren, slechts spontanen, elementairen
weerzin kon voelen. Had het Duitsche volk zich daarom in zijn
overwinning moeten beperken ; edelmoediglijk afstand moeten doen
van een buit, welken het zedelijk niet zou kunnen bezitten ? Maar
ook deze gedachte, deze veronderstelling is niet billijk, omdat
immers even edelmoedig moet worden geacht het zelfvertrouwen
van het Duitsche volk, waarin het overtuigd kon zijn, over de
nieuwe geestelijke krachten te zullen beschikken, die in staat zouden
blijken, de ziel, de liefde der Elzassers terug te winnen. Door ver-
overing was de Elzas aan Frankrijk gekomen in een tijd, waarin de
geestelijke krachten van het Duitsche volk zwak waren. Frankrijk
had het lichaam van den Elzas tot zich genomen en daardoor des te
meer invloed gekregen op de ziel van het land. Het oorspronkelijk
karakter van den Elzas als van een kernland der Duitsche beschaving
en het voortduren van dit Duitsche karakter tot aan het einde der
Middeleeuwen, tot aan de lö^e eeuw zal niet worden ontkend. Dan
eerst begint de Fransche geest, met den vollen steun der cosmo-
pohtische Renaissance, voorgoed macht te krijgen over het land,
terwijl de Duitsche geest bezig is zich te verzwakken in gods-
dienstige en politieke verscheurdheid. In de volstrekte vernedering,
in de vertreding door Napoleon\'s overwinningen en machts-
misbruik heeft het Duitsche volk bereikt het laagste punt in de lijn
van nationale verzwakking. En wanneer vanuit de „tiefe Erniedri-
gung" de lijn weer omhoog ging in eene ontzaglijke wedergeboorte
van het nationale bewustzijn door de overwinningen op Napoleon
en op Frankrijk, temidden van den overstelpenden rijkdom der
Romantiek aan historische herinneringen, dan was het onver-
mijdelijk, dat het Duitsche "bewustzijn zich in staat moest voelen in
de meest zuivere, onvermengde oprechtheid, ook de ziel van den
Elzas weer Duitsch te kunnen maken, zelfs al zou zij aanvankelijk
weerstreven. Het is niet alleen beeld, het is bijna letterlijke waarheid ;
als het ware reëele toepasselijkheid : bij herstel, bij wederoprichting
van het Duitsche staatsgebouw, dat door Fransche krachten tot
instorting gebracht was, moest de sluitsteen in het Westen, in den
hoofdgevel van het geheel, die daar als een kostehjk stuk beeld-
houwwerk, op zichzelf gaaf, met Straatsburg als middelpunt, te-
midden van zooveel ander ruïnepuin van het oude Duitsche Rijk,
in de Fransche sfeer was gevallen, weer op zijn oude plaats worden
gesteld als „symbool der Duitsche eenheid". Wij willen het met
nadruk stellen : een groot volk zou blijk van een tekort aan zelf-
vertrouwen hebben gegeven en aldus aan zichzelf te kort hebben
gedaan, wanneer het in dit geval voor zijn taak terug ware gedeinsd,
terwijl het door de overstelpende kracht der feiten en beweeg-
redenen tot de aanvaarding werd gedreven. Het is immers treffend,
hoezeer na de eerste Duitsche overwinningen in de eerste helft van
Augustus onmiddellijk voor het geheele Duitsche volk vaststaat,
dat het nu zal gebeuren, dat nü dan toch de Elzas genomen zal
worden. Vóór Sedan stond dat al vast, en ook de Elzassers wisten
dat het om hen ging. Niet willekeurig heeft Frankrijk door den
oorlog „twee provinciën" verloren, zooals eene formuleering van den
hoogleeraar Brugmans het nog kan doen veronderstellen ; dan
ware het beter van drie departementen te spreken. Het ging om de
twee landstreken buiten de Fransche taalgrens, die door Frankrijk
op het oude Duitsche Rijk waren veroverd en die als zoo menig
ander gebied buiten de Fransche staatsgrenzen onder den invloed
der Fransche beschaving waren gekomen. Na Sedan, in September,
was het voor de geheele wereld duidelijk, dat de Elzas voor Frankrijk
verloren zou zijn : de beide memories, door Bismarck te Rheims
in het midden van September voor de diplomatieke wereld gemaakt,
geven het aan; Richard Metternich bericht het tezelfdertijd als
vaststaand naar Weenen. Wanneer het „gouvernement provisionel"
onmiddellijk na zijn optreden de proclamatie uitvaardigt, waarin het
doet weerklinken, dat geen duimbreed van den Franschen bodem zal
worden afgestaan, „pas une pouce", dan weet het heel goed, dat dat
wel degelijk zal moeten gebeuren en het weet ook, welk grondgebied
Brugmans, De buitenlandsche politiek van het Britsche Rijk, blz. 9.
-ocr page 203-dat 200 ongeveer zal moeten zijn. Europa heeft dan ook stilzwijgend
goedgekeurd hetgeen er gebeurde; Europa heeft er niet van ge-
griezeld. „Outside France the annexation of Alsace and a portion
of Lorraine was regarded as the natural penalty for a Power which
had declared war and had been defeated" i). Gladstone\'s edel-
moedige „liberale" redeneering in de Edinburgh Review van
October 1870 omtrent het ongeoorloofde en veroordeelingswaardige
van het inlijven van overwonnenen tegen hun uitdrukkelijken wil en
overtuiging zal het in dit geval niet kunnen winnen van Carlyle\'s
diepe verontwaardiging over de „iniuria temporum" en van zijn
innige voldoening over het herstel, dat hij beleefde omdat men de
rechtmatigheid zal moeten erkennen van de Duitsche verwachting,
op het zegevierend herstel der Duitsche geestelijke volkskrachten
gegrondvest, ook het Duitsche karakter van den Elzas te zullen doen
herleven in nieuwe ontplooiing ; de ziel van den Elzas terug te zullen
winnen, wanneer het onrecht der verovering door de Franschen op
een geestelijk en lichamelijk verzwakt Duitschland zou zijn goed-
gemaakt. Op het substraat van algemeene, nieuwe krachten zou de
nieuwe gezindheid ontwaken.
De Elzas was „in lite" gebleven. Als erkend bezit in Fransche
handen was zij niet tot rust gekomen; in het Europeesch politiek
bewustzijn was dat bezit betwistbaar gebleven. Dat blij kt uit de feiten
sedert 1682. Het mag treffend waar zijn, wat de hoogleeraar P. L.
Muller ons meedeelt: „De algemeene apathie in Duitschland was
zoo groot, dat Willem Hl beweerde dat de overrompeling van
Straatsburg, het bolwerk en tevens een der groote Rijkssteden van
Duitschland, meer sensatie in Nederland veroorzaakte dan in
Duitschland" 3). In 1710 hebben de Fransche onderhandelaars tc
Geertruidenberg in de teruggave van den Elzas reeds toegestemd.
In 1743 waarschuwt Frederik de Groote, hij, de Pruisenkoning, de
regeering van Lodewijk XY tegen Oostenrijks plan, den Elzas te
heroveren. In 1792, bij de eerste „invasion" van het Oostenrijksch-
Pruisische leger, vreest men te Parijs, dat dat nu gaat gebeuren. In
1805 is de teruggave van den Elzas een factor in William Pitt\'s
1) Gooch, Germany, (1926), blz. 31 •
Carlyle\'s bekend artikel in de „Times" van 28 November 1870, opgenomen
in : Critical and miscellaneous essays, dl. Vll, blz. 242—251.
Uit P. L. Muller\'s Verspreide geschriften, blz. 485. Aldaar blz. 486:
„Was Weenen gevallen, Duitschland had zich aan de Turken onderworpen en
zou zeer rustige pascha\'s geleverd hebben."
coalitie-gedachten. In 1814 en \'15 vertoont zich het eerste algemeene
Duitsch-nationale bewustzijn, dat sedert dien levend is gebleven;
dat sedert dien op verwerkelijking moest wachten van hetgeen in
1815 door Lord Castlereagh als mogelijk werd verondersteld.
In 1840 scheen het er weer om te gaan. In 1842, toen Bismarck,
die alleen Pruisisch was opgevoed, voor de eerste maal te Straatsburg
kwam, had hij het gevoeld : „Dieses Land war unser und muss
wieder unser werden" i). En de zending van Gablenz, en Bis-
marck\'s eerste opwelling in het hoofdkwartier in Bohemen bij
Napoleon\'s interventie na Königgrätz zijn de sterke getuigen, dat
het naar zijne meening behalve met Frankrijks gedoogen tegen
Oostenrijk ook nog wel anders kon : een beroep op de diepe massa
van het Duitsche volk, op den geest van 1848 en met Oostenrijk
samen den Elzas veroveren. Als Bismarck aarzelt omtrent de
wenschelijkheid van het mede-inhjven van het bijna geheel ver-
franschte Metz en van een strategisch daarbij behoorende strook
van Fransch-Lotharingen dan blijkt bij die gelegenheid des te
meer, hoezeer hij de Elzassers als Duitschers beschouwt
De besprekingen met Thiers in het begin van September 1870
hadden te Londen op het hberale ministerie toch wel degelijk
eenigen indruk gemaakt: de groote Fransche liberaal had vooral
betoogd, dat Europa een wegnemen van Elzas en Lotharingen tegen
1) Dr. Karl Jacob, Bismarck und die Erwerbung Elsass-Lothringens (1905),
blz. 24.
Als Jozef von Goerres, toenmaals cen Rijnlandsche „patriot", nog geheel
enthousiast voor de Fransche bevrijders, in 1799 van Coblenz naar Parijs reist,
om met het Directoire te onderhandelen, is hij vol aandacht voor het overgaan
van de taal- en zedengrens, wier loop dwars door Lotharingen hij zich bewust is.
Van Dijk, a. w. blz. 115.
Bismarck zeide in een tafelgesprek op 22 Februari 1871 onmiddellijk voor
het begin der praeliminaire onderhandelingen met Thiers t „Wenn sie uns eine
Milliarde mehr gäben, so könnte man ihnen Metz vielleicht lassen. Wir nähmen
dann achthundert Millionen und bauten uns eine Festung ein paar Meilen weiter
zurück, etwa bei Falkenberg oder nach Saarbrücken hin — es muss dort noch
einen geeigneten Platz geben. Da profitieren wir noch bare zweihundert Millionen.
Ich mag gar nicht so viele Franzosen in unserm Hause, die nicht drin sein wollen.
\'S ist mit Beifort ebenso; auch dort ist alles französisch. Die Militärs aber werden
Metz nicht missen wollen, und vielleicht haben sie Recht." Busch, Tagebuch-
blätter, dl. I, blz. 168. Hierbij aangeteekend in een noot: „Der Kronprinz in
seinem Tagebuche vom 21 Februar : „Ich meine, Metz könne allenfalls geopfert
werden, Bismarck stimmt mir zu, besorgt aber, den militärischen Forderungen
gegenüber den kürzern zu ziehen".
den zin der bevolking niet mocht gedoogen. En vandaar dat Glad-
stone na het bekend worden der Pruisische nota\'s van 13 en 16
September, die reeds de noodzakelijkheid der inlijving aankondigden,
de zaak op de agenda eener kabinetszitting van 30 September deed
plaatsen, tot verontwaardiging van de conservatieve „Times". Glad-
stone had den bond der neutralen tegen de Duitsche plannen willen
alarmeeren, maar Granville was daartegen, uit vrees, Duitschland
geheel naar Rusland te drijven. Toen was het de hberale Sir Robert
Morier, Engelsch gezant te Darmstadt, die in October door de
bezette streken van Elzas en Lotharingen reizende, om zich een
meening te vormen, aan zijn regeering inlichtingen en adviezen kon
geven. Zijn advies was in het algemeen : de Elzas als Duitsch aan de
Duitschers ; Lotharingen als te zeer verfranscht aan de Franschen i).
Het geweten der wereld heeft immers tot aan het keerpunt in den
wereldoorlog zonder moeite in het afnemep van Elzas en Duitsch-
Lotharingen berust, terwijl Frankrijk niet zoozeer om Metz en de
strook van Fransch-Lotharingen als wel om den schoonen Elzas en
de oude stad Straatsburg bleef treuren en wrokken. André Tardieu
vertelt het ons zelf, dat Lloyd George tot in Januari 1918 geaarzeld
heeft, alvorens eenige uitlating over Elzas-Lotharingen te willen
doen : „Jusqu\'à la fin de la guerre, le cas spécial, unique, lumineux
de l\'Alsace-Lorraine a été méconnu par une partie de l\'opinion
britannique. En Amérique, il en était de même et dans des cercles
plus larges encore." Zoo vond hij den toestand, toen hij op 15 Mei
1917 als „Haut-Commissaire de la république française" te Washing-
ton aankwam. Ook bij de regeeringscommissie, reeds te voren belast
met het bestudeeren der vredesvoorwaarden, vond hij bezwaren.
En hij vertelt dan van de groote, echt Amerikaansche beweging, die
gedurende eenige maanden noodig is geweest, om de openbare
meening in Amerika op dit punt om te zetten ; om te verkrijgen
hetgeen hem op 8 Januari 1918 reeds telefonisch werd aangekondigd,
dat President Wilson zich op dien dag over het vraagstuk in den
door Frankrijk begeerden zin in het Congres zou uiten. „J\'ose
croire que l\'action de mes collaborateurs et la mienne ; que les
15000 conférences en anglais, où les officiers sous mes ordres ont
raconté, avec l\'autorité de leurs services et de leurs blessures, la
grande pitié des provinces captives, ont été pour quelque chose dans
K. Rheindorf, England und der deutsch-französische Krieg 1870—71. blz.
139—142 ; N. Japikse, a. w. blz. 9—13\'
ce changement/\' Van President Wilson verhaalt nog Tardieu, dat
die hem persoonlijk \'n keer zeide, dat hij als kind nooit zonder
droefheid aan Elzas en Lotharingen kon denken. „Elles ont eu
pour un demi-siècle, le privilège unique de représenter, pour
l\'univers entier, la justice violée. Dans l\'histoire du monde, leur cas
n\'a pas d\'analogue"
Er was geen sprake van dat de Elzas in 1870 aan Frankrijk gelaten
kon worden na al wat er gebeurd was. Wie dit niet aanneemt, zal
ook de taai-besluiten van Willem I in 1823 voor de Vlaamsche
Nederlanden moeten veroordeelen, omdat zij door de Vlaamsche
gezeten burgerij met de overtuiging van oprechten, elementairen
weerzin werden ontvangen.
In het algemeen zal de evenwijdigheid, de overeenkomst en de
wederzijdsche invloed van den strijd om Vlaanderen en den strijd
om den Elzas, bij alle groote punten van verschil in historie en
omstandigheden, in het licht moeten worden gesteld, om de be-
teekenis te overzien van de groote worsteling, die blijkbaar nog
wordt voortgezet in het gansche taaigrensgebied tusschen Noordzee
en Jura. Er is immers een zekere onmiskenbare eenheid in het
gansche verschijnsel, evenzeer als er eenheid was in Frankrijks
streven naar herovering van België en van het Duitsche linker-
Rijnoevergebied 2), Frankrijk heeft de rijke traditie van sedert de
Karolingische tijden de macht zijner beschaving ook buiten zijn
taalgrens in sterke formules te doen gelden. De overmacht der
Grieksch-Romeinsche, mediterrane beschaving werkte in Gallië
triomfantelijk na gedurende zeer vele eeuwen. Het Merovingische
Frankendom werd nog gemakkelijk in dien Gallisch-Romeinschen
kuituur-invloed versmolten. De overstelping met het ruwe Ger-
manendom was echter in het Noorden van het oude Gallië te groot
dan dat die nawerking ooit nog „de natuurlijke grenzen" ten volle
heeft kunnen heroveren ; de Romeinsch-Christelijke beschaving
had reeds in haar samengroei met het Germaansche element in
André Tardieu, La paix, 1930, blz. 263—268. Woodrow Wilson spreekt
in zijn boek, geschreven in 1898 als hoogleeraar in staatsrecht en geschiedenis aan
de Princeton-Universiteit: „The State. Elements of historical and practical politics",
over den oorlog van \'70 als van den strijd, „die in het belang van het Duitsche pa-
triotisme tegen Fransche onbeschaamdheid gevoerd werd", blz. 335, uifg*
Maurits Josson wijst er op, dat de Duitsche overwinning in 1870 invloed had
op het totstandkomen der eerste Vlaamsche taalwetten in België in 1873. a. w.
blz. 663, 663.
Lotharingen en in Oost-Frankenland eigen, zelfstandige vormen
gevonden, die niet meer met den Gallisch-Romeinsch-Christelijken
invloed vielen te doordrenken, hoe machtig die ook was.
De oorlog van Napoleon III tegen Bismarck heeft uitgemaakt,
dat aan herovering van den Duitschen linker-Rijnoever niet meer
viel te denken. Ook de Angelsaksische wereld heeft dat begrepen
en heeft vastgehouden aan dat begrip, zelfs in de jaren waarin zij
met de Franschen als bondgenooten in een strijd op leven en dood
tegen den gemeenschappelijken Duitschen vijand was gewikkeld.
„La politique rhénane, définie par la France, avait été, dès le début,
incomprise des ministres britanniques. Là ou la France voyait une
garantie nécessaire, garantie d\'éxécution et garantie de sécurité,
M. Lloyd George et ses collègues — obsession du souvenir Napo-
léonien ; intempérance d\'une partie de notre presse — redoutaient,
dès 1917, un péril pour la paix de l\'Europe". Het is wederom
André Tardieu die het zegt, die de formule der Rijn-politiek van
Napoleon III „garantie nécessaire, garantie de sécurité" opnieuw
gebruikt. Het geheele hoofdstuk van zijn boek, aan den Duitschen
linker-Rijnoever gewijd, „La rive gauche du Rhin" (blz. 163—334)
is merkwaardig, omdat het het geheele beeld der historische Rijn-
politiek in het leven terugroept. Tardieu verhaalt ons van de twee
lange gesprekken welke hij had op 11 en 13 Maart 1919 in het
hotel van Lloyd George met Philip Kerr, als vertegenwoordiger
van Groot-Brittannië en met Mr. Mezes, als vertegenwoordiger der
Vereenigde Staten : „J\'expose verbalement, dans tous ses détails,
la thèse de mon mémoire du 35 février. A mesure que se poursuit
mon exposé, je sens se dresser l\'obstacle psychologique dont je
parlais tout à l\'heure. On m\'offre de renforcer les clauses de désar-
mement. On me propose d\'aggraver celles de démilitarisation.
Dès que j\'en reviens à l\'occupation, la résistance s\'accentue.
M. Mezes parle peu. Ces huit heures de discussion sont un
dialogue entre M. Kerr et moi. Par la voix de son principal col-
laborateur, c\'est le premier ministre britannique, invisible et
présent, qui parle, — avec quelque réserve dans la première réunion,
plus carrément dans la seconde"----1).
Tusschen den Elzas en de Noordelijker Rijnlanden is in oorsprong
en historie geen enkel qualitatief verschil. De Elzas leverde alleen
het punt waarop de Fransche politiek het eerst moest trachten den
1) A. Tardieu, La paix, blz. 189, 190—191,
-ocr page 208-Rijn te bereiken, waardoor dan ook dit land te eerder en te langer
onder den Franschen invloed geweest is. En nog werkt er die Fran-
sche invloed na in de gesloten eenheid der Fransche formules, die
ook volgens Gobineau de kracht vormen der Fransche gedachte ;
eene heldere idee, in enkele sterke woorden geuit De Fransche
nationale ideeën vereenigen het gansche volk met dwingende kracht.
Ook Bismarck werd door dit feit getroffen, bhjkens meerdere
uitlatingen over het wezen der Franschen tijdens den oorlog;
getroffen werd hij door het feit dat Garibaldisten en Pauselijke
zouaven, die elkaar in Italië verwoed hadden bevochten, in één
gelid voor Frankrijk kwamen strijden Die gesloten eenheid der
Fransche gedachtenformules heeft het ook na 1870 in den Elzas
van de Duitsche verbrokkeling blijven winnen.
Maar de worsteling duurt voort, de worsteling die Gambetta
voorzag op 15 Juh 1870; zij duurt voort, niet alleen in de 19de, maar
ook in de 20ste eeuw.
In de grenslanden tusschen twee talen en culturen is het de wor-
steling om de grootste, de diepste en meest elementaire volks-
krachten, die zich slechts uiterst langzaam verplaatsen; de wor-
steling om het bewustzijn van de meerderwaardigheid, welke men
bij anderen bespeurt. Het gaat om het geestelijk en zedelijk meerder-
waardigheidsgevoel, dat zich niet laat dwingen; om een omzetten
van overtuiging in den algemeenen zielstoestand. Slechts uiterst
langzaam verplaatst zich de werking der geestelijke en zedelijke
zwaartekrachten in dezen strijd „Nicht die staatsrechtlichen
Formell entscheiden über das Geschick der Völker. Wenn der Inhalt
aus ihnen gewichen ist, baut sich ein neues Recht auf, mitunter
durch friedhchen Vergleich, zumeist nach der Entscheidung des
Schwertes"
De Zürichsche hoogleeraar Alfred Stern heeft aan het eind van
zijn werk, dat met den vrede van Frankfort sluit, als zijn oordeel
gesproken: „Als tiefsten Grund des deutsch-französischen Krieges
von 1870 wird man den unversöhnlichen Gegensatz des auf seinen
alten Vorrang unter den Staaten des europäischen Festlandes
Gobineau, a. w. (Reclam-uitgave), blz. 76—78.
") M. Busch, Tagebuchblätter, dl. I, blz. 434.
„Oneindig veel combinaties zijn mogelijk, en nog steeds verglijden en ver-
schuiven de grenzen van nationale bewustheid onder den invloed van hun rustelooze
werking". Prof. Dr. P. Geyl, De Groot-Nederlandsche gedachte (1935), blz. 117.
Friedjung, Der Kampf um die Vorherrschaft in Deutschland, dl. I, blz. 334.
stehen Frankreichs und des vom Drange poHtischer Einigung
ergriffenen deutschen Volkes ansehen müssen. Es war eine schwere
Verkennung der Wirklichkeit, dass die Leiter der französischen
Regierung, mit Gramont an der Spitze, die Kraft des deutschen
Nationalgefühles ganz und gar unterschätzten
De Berlijnsche hoogleeraar Hans Delbrück hand het reeds
voor vele jaren in dien zelfden zin uitvoerig geformuleerd 2).
Het is niet noodig, de actueele beteekenis van het oordeel over
den oorlog van 1870 uitdrukkelijk te noemen. Zij ligt, al te
netelig, te zeer voor de hand.
De Münchener hoogleeraar Hermann Oncken noemt het in het
„Vorwort" tot zijn drie-deelig werk van groot belang : „auch die
richtigen grossen Akzente in die europäische Staatengeschichte
dieser Zeit zu legen." Zijn documenten-uitgave zal haar verdienste
moeten hebben: „indem sie ein Licht wirft auf das Kapitel der
europäischen Geschichte, das die eigenthche Vorgeschichte der
grossen Schuldfrage enthält und mit dem Buche dieser Schuldfrage
zusammen gelesen werden muss".
Zeer zeker kan een actueel belang zijn betrokken bij eene toe-
lichting van de beteekenis van groote historische feiten, wanneer
die den grondslag vormen tot een oordeel over actueele aanspraken
en politieke bestrevingen, die de onderlinge verhoudingen en
toestanden, de kansen op vrede en welvaart in de geheele
wereld beïnvloeden.
1) Geschichtc Europas 1815—1870, dl. X, (1935)» blz. 353-
») Der Ursprung des Krieges von \'70. Preussische Jahrbücher, dl. 70 (1893);
Das Geheimniss der Napoleonischen Politik im Jahre 1870. Preuss. Jahrb., dl. 82
(1895).
■ . V ^
\'o \', \'. ■
•V
À ,
■ £ ;
^ Äs:\'.- ■
-ocr page 211-I.
De meest algemeene beteekenis van den Fransch-Duitschen
oorlog 1870—1871 is de aankondiging van het overgaan der over-
macht van elementaire volkskrachten van het eene staatsgeheel op
het andere.
IL
Frankrijk zal zich niet over onrecht kunnen beklagen, wanneer
de overmachtige invloed van zijn beschaving binnen de Romaansch-
Germaansche taalgrens terug wordt gedrongen.
III.
Onderlinge vergelijking van het Elzas-Lotharingsche en van het
Vlaamsche vraagstuk kan strekken tot beter begrip omtrent beide.
IV.
In het feit, dat Bismarck op den avond van 13 Juli 1870 zijn
beslissende daden stelt in het gezelschap der generaals Von Roon
en Von Moltke kan niet worden gezien een teeken van militairis-
tische traditie in de Pruisische politiek sedert Jena en Tilsit.
V.
Het verband tusschen de HoHENZOLLERN-candidatuur voor den
Spaanschen troon in 1870 en de gedachte der Iberische Unie, welke
koning Ferdinand van Saksen-Coburg-Braganza te Lissabon tot
eerstgeroepene maakte, zal in de historische leerboeken en in het
middelbaar onderwijs moeten doordringen.
De zelfstandigheidstraditie in de politiek van het Saksen-
Coburgsche koningshuis en de zelfstandigheidstraditie van Vlaan-
deren zullen moeten samenwerken in de toekomst van een één en
onverdeeld koninkrijk België, dat aan het Vlaamsche volksdeel zal
toekennen zijn rechtmatige overmacht, wanneer die met eigen,
immanente kracht wordt gewonnen.
VIL
De Brabantsche voorgeschiedenis van het huis Nassau in Neder-
land behoort in het middelbaar onderwijs tot haar recht te komen,
mede tot toelichting van het Groot-Nederlandsch karakter onzer
historie.
VIII.
De opvattingen van Hauck (Kirchengeschichte Deutschlands,
dl. III, 1896, blz. 324) en L. M. Hartmann (Geschichte Italiens
im Mittelalter, dl. III, 2, 1911, blz. 257) over de beweegredenen
van Paus Johannes XII, om in 960 de hulp van den Duitschen
koning Otto I in te roepen, verdienen de voorkeur boven de op-
vatting van Hampe (Festgabe Karl Zeumer, 1910, blz. 164).
Bij de historische en aesthetische waardeering der Nederlandsche
Neo-Gotiek moet nadruk worden gelegd op de tegenstelhng welke
bestaat tusschen de werken der ware begaafden, die zich inspireerden
op de Gotische vormen als ook heden volkomen actueele en adaequate
uitdrukking der Katholieke idee, en de vele uiterlijke navolging dier
vormen, waarin de Neo-Gotiek kon ontaarden.
Wat betreft oorlogsgevaar en veiligheid van Nederland in verband
daarmede is in het geheel der tegenwoordige West-Europeesche
politiek-militaire verhoudingen, zooals zij historisch dienen te
worden behcht, eenzijdige ontwapening en verwaarloozing der
geestehjk-mihtaire en technisch-militaire weermacht evenzeer be-
denkehjk als in het tijdperk 1667—1672.
XL
Ten onrechte veronderstellen de voorstanders van vereenvoudigde
spelling, dat het bewustzijn van het mannelijk en vrouwelijk woord-
geslacht in het tegenwoordige Nederlandsch bij de spraakmakende
gemeente genoegzaam is verzwakt, om het aan verwaarloozing te
kunnen prijsgeven.
XIL
Binnen afzienbaren tijd zal het Grieksch als normaal deel van het
Gymnasiale leerplan moeten worden weggenomen, om ruimte te
scheppen voor een verjongd humanistisch program, dat mede door
een breed onderwijs in de Latijnsche taal en letterkunde, inzicht
zal kunnen geven in de beteekenis der Grieksché beschaving voor
het Romeinsche Rijk en van de Romeinsch-Grieksche beschaving
voor het nageslacht.
■.■<■■■ - •
■ : :• ■ - ••
i\' r
.1
■ ; V
fe-;.-, V-, .
iE\'
-ocr page 215-■I \'V : - ^ .
IT.:.;-; .
J
F
■
• ■ ■\'-il
. ■ /■I ■ ^
I: ,
■i\'J
- ■-T-V-\'fljî\'.-.Ui ■ i V„,\'." \'
rx
If«- ■.
v..
1 •
V .
iTrf :
■ . \' ■ •VïL. ■ ■■■
...
r\'iisi.^\'
.w-
A\'VV.^\'\'\'
■\'.\'•y-
W\'S
.l-V
■ ■ ■ ■ • - ,. \'t\'.
: itf
mmmmmmvrnifÊmÊmirn
%
i
1;;
- Vi,"-
V:\'
mmmmÊmmm&
illiÂïf-\'
-v.; e■
\'V
.. .....
mm^ÊmmÉÊsmsÊm--^
i®-
■ \'■y : i
.......
\'mmmârnMmmM^g
ïii.
-ST..
j
>