-ocr page 1-

Jnbsp;: f

mmmm

J
«p-

SENSlBiySATlE EN
H ARTAUTOMATIE

H. J. NIJHUIS

I ■■

B!BLIOTNEEK DER\'
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT.

-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-

vmmgaämAsm

-ocr page 5-

SENSIBILISATIE EN
HARTAUTOMATIE

-ocr page 6-

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3969 3746

-ocr page 7-

SENSIBILIS ATIE EN
H ARTAUTOMATIE

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN
GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. A. NOORDTZIJ, HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER GODGELEERDHEID. VOLGENS
BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TE VERDEDIGEN TEGEN DE BEDENKINGEN
VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE OP
DINSDAG 7 JUNI 1 927. DES NAMIDDAGS
TE VIER UUR. DOOR
HERMAN JOHAN
N
IJ H U I S, OFFICIER VAN GEZONDHEID
2e KLASSE DER LANDMACHT. GEBOREN TE
AMSTERDAM.

Druk van de Electrische Drukkerij S. A. DE MUINCK, Arnhem.

bibliotheek\' der

RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT.

-ocr page 8-

p

-ocr page 9-

AAN MIJNE OUDERS

-ocr page 10-

• r

-ocr page 11-

Sensibilisatie en Hartautomatie

-ocr page 12- -ocr page 13-

Het verschijnen van dit proefschrift biedt mij de gelegen
heid U, Hoogleeraren der medische en philosophische facul-
teiten der Amsterdamsche universiteit, mijn dank te betuigen
voor het van U genoten onderwijs.

Het is mij een groot voorrecht U, Hooggeleerde Zwaarde-
maker, Hooggeachte Promotor, te kunnen dank zeggen voor
de welwillende hulp, die ik steeds van U mocht ondervinden.

De tijd, die ik tijdens den aanvang mijner proeven op Uw
laboratorium doorbracht, zal mede door den aangenamen
omgang met U, ibij mij steeds in dankbare herinnering blijven.

Dat Gij mij, na een langdurige onderbreking mijner onder-
zoekingen, weer in de gelegenheid steldet verder te arbeiden,
zal ik ten zeerste weten te waardeeren.

-ocr page 14-

J

-ocr page 15-

§ I. INLEIDING.

Sedert geruimen tijd weten wij dat het geïsoleerde hart
der koudibloedige dieren bij doorstrooming met radio-actieve
Ringer\'sche vloeistof, des winters een grootere dosis radio-
actieve stof noodig heeft ter verkrijging en tot het behouden
van een ongestoorde automatie, dan des izomers het geval is.
In het algemeen kan men aannemen dat de benedengrens
voor kalium chloride des winters tot 50 mgr. KCl p. L.
Ringer\'sche vloeistof kan gaan, terwijl de bovengrens bij 600
mgr. KCl p. L. ligt. Des zomers vindt men een gemiddelde
van 15 mgr. KCl p. L,.
-Ringer\'sche vloeistof. Het verschil in
de ibenoodigde hoeveelheid radio-actief element is dus zeer
opvallend naar gelang van het jaargetijde, waarin men expe-
rimenteert. Sinds de uitvoerige bestudeering der bioradio-
activiteit in de laatste jaren, heeft dit verschijnsel steeds de
aandacht van de onderzoekers getrokken.

Naar aanleiding van dit ervaringsfeit is men gaan spreken
— en voorloopig terecht — van zomer- en wintcrkikvorschen.

Alvorens hierop nader in te gaan zij nog opgemerkt, dat
wij onder „benedengrens voor kaliumchloridequot; verstaan de
kleinste hoeveelheid kaliumchloride per Liter
Ringer\'sche
vloeistof, uitgedrukt in \'mgr. kaliumchloride, waarbij het hart
weer krachtig en regelmatig gaat pulseeren, nadat het door
voorafgegane doorstrooming met inactieve
Ringer\'sche vloei-
stof tot stilstand is gebracht.

De „bovengrens voor kaliumchloridequot; geeft aan de grootste
hoeveelheid kaliumchloride per Liter
Ringer\'sche vloeistof,
uitgedrukt in mgr. kaliumchloride, waarbij het hart nog
krachtig en regelmatig gedurende langen tijd pulseert.

Intusschen blijkt dit opvallend verschil in gevoeligheid
tusschen de geïsoleerde harten der winter- en zomer-kikvor-
schen niet zonder uitzondering te zijn.
Van den Boven-
kamp
1) haalt een geval aan waaAij in den zomer van 1920

1) van den Bovcnkampt Desensibilisatie van het hart voor Bêta-
stralen, Proefschrift, Utrecht 1923.

-ocr page 16-

(28 Juni tot 5 Juli) gemiddeld 500 mgr. KCl p. L. noodig
was om de harten goed te doen kloppen. Dit neemt echter
niet weg dat imen als regel \'s .zomers een geringere dosis
kaliumchloride noodig heeft dan \'s winters en de, hoewel niet
geheel juiste, verdeeling in zomer- en winterkikvorschen
voorloopig nog bestendigd kan worden.

Bij het experimenteeren zal men echter uit den aard der
zaak hierdoor belangrijk in zijn bepalingen bemoeilijkt wor-
den, met name zal men herhaaldelijk voor de onzekerheid
staan of een bepaald orgaan zich volgens het gesensibili-
seerde of het niet-gesensibiliseerde type gedraagt, al geeft
het jaargetijde hier weliswaar eenig richtsnoer.

Soortgelijke verhoudingen als bij het onderzoek met
kaliumchloride gelden voor de overige radio-actieve elemen-
ten. Op groote schaal is dit nagegaan voor uranium,
thorium,!) radium,^) en ionium.3)

Onderstaande tabellen geven een indruk van de beneden-
grens en ibovengrens voor kaliumchloride en uranylnitraat
op ongeveer gelijke data.

TABEL I.

Beneden- en bovengrens voor kaliumchloride op eenige data.
(dosis in mgr. kaliumchloride)

Beneden-

Boven-

Samenstelling der

Data

grens voor
kalium-

grens voor
kalium-

Hinger\'sche

chloride

chloride

vloeistof voor alle data

21-9-quot;20

4

mgr.

8.5 mgr.

Bicarb, natr. 200 mgr.

21-9-20

5

mgr.

9 mgr.

Chlor, natric. 6.5 gr.

22-9-20

4.5

mgr.

9.5 mgr.

Chlor, calcic. 250 mgr.

24-9-20

8

mgr.

18 nigr.

Aqüa commun. 1000 gr.

25-9-\'20

6

mgr.

12 mgr.

19-10-\'20

11

mgr.

30 mgr.

(Hierbij is rekening ge-

19-10-\'20

12

mgr.

31 mgr.

houden met het calcium-

20-10-\'20

30

mgr.

55 mgr. \'

gehalte van het leiding-

21-10-20

280

mgr.

650 mgr.

water.

-21-10-20

350

mgr.

850 mgr.

1)nbsp;H. Zwaardemakcr en T. P. Fcenstra, Verslag Kon. Akad. v. Wet.
A\'dam, 27^5-1916.

2)nbsp;H. Zwaardcmakcrr, Pflüger\'s Archiv, Bnd. 173, S. 35.

3)nbsp;W. H. Levend, Dissertatie Utrecht 1921.

-ocr page 17-

TABEL la.

Beneden- en bovengrens voor kaliumchloride op eenige data
in 1926 en 1927.
(dosis in mgr. kaliumchloride)

Beneden-

Boven-

Samenstelling der

Data

grens voor
kalcium-

grens voor
kalcium-

Ringer\'sche

chloride

chloride

vloeistof voor alle data

25-9-\'26

80

mgr.

175

mgr.

Bicarb, natr. 200 mgr.

29-9-26

65

mgr.

150

mgr.

Chlor, natric. 6.5 gr.

10-10-\'26

140

mgr.

300

mgr.

Chlor, calcic. 250 mgr.

16-10-\'26

65

mgr.

160

mgr.

Aqua commun. 1000 gr.

18-10-\'26

90

mgr.

190

mgr.

19-10-\'26

40

mgr.

95

mgr.

(Hierbij is rekening ge-

28-10-\'26

75

mgr.

140

mgr.

houden met het calcium-

10-ll-\'26

80

mgr.

170

mgr.

gehalte van het leiding-

\\2-U-\'26

120

mgr.

260

mgr.

water.

27-\\\\-\'26

90

mgr.

210

mgr.

H-\\2-\'26

230

mgr.

480

mgr.

20-12-26

260

mgr.

560

mgr.

22-12-26

240

mgr.

500

mgr.

8-l-\'27

170

mgr.

400

mgr.

14-1-27

220

mgr.

480

mgr.

18-l-\'27

320

mgr.

700

mgr.

22-1-27

300

mgr.

640

mgr.

10-2-\'27

180

mgr.

350

mgr.

21-2-27

140

mgr.

300

mgr.

11-3-27

220

mgr.

400

mgr.

18-3-27

180

mgr.

350

mgr.

24-3^27

145

mgr.

270

mgr.

26-3-27

100

mgr. |

225

mgr.

-ocr page 18-

Uit de talbellen blijkt, welke ontzaglijke verschillen er tus-
schen de proefdieren kunnen voorkomen. Zonder meer
spreekt dit reeds uit tabel i voor het kalium, maar nog meer
treft de groote invloed der individualiteit, wanneer men de
uraan-tabellen 2 en 2a onderling vergelijkt. Intusschen moet
men rekening houden met de uiterste geleidelijkheid, waar-
mee vooral in de proeven van begin October 1920 de toe-
voeging van de zeer verdunde uraanoplossing aan de in-
actieve Ringer\'sche doorstroomingsvloeistof geschiedde. Dan
is er zooals veel later uit
G. M. Streef\'s aschbepalingen i)
bleek gelegenheid tot steeds aangroeiende adsorptie van het
uraan. De allerlaagste cijfers komt daarom slechts een schijn-
waarde toe. Wij hebben ze niettemin mee opgenomen, om-
dat wij geen :-n,zer bevindingen wilden weglaten uit het ver-
band en opdat latere proefnemers op de genoemde verwik-
keling opmerkzaam zullen zijn. Het individueel sterk uiteen-
gaan der doseeringen levert een der grootste moeilijkheden
voor het experimenteeren op radium-physiologisch gebied op.

TABEL 2.

Beneden- en bovengrens voor uranylnitraaf op eenige data.
(dosis in mgr. uranylnitraat)

Samenstelling der
Ringecsche
vloeistof voor alle data

Boven-
grens voor
uranyl-
nitraat

Beneden-
grens voor
uranyl-
nitraat

Data

5-10-\'20
7-10-\'20
13-10-20
18-10-\'20

18-10-\'20

27-10-\'20

28-10-20

2-11-20
3-11-20

0.02
0.03
0.07
0.20
( 0.12
( 0.4
( 0.2
( 0.175
(0.4
( 1-4
(1.2
( 0.38
( 0.45
( 0.08
( 0.13
(0.7
( 0.85

0.01
0.01
0.03
0.05
( 0.05
( 0.01
( 0.075
( 0.075
(0.1
(0.7
(0.5
( 0.11
( 0.15
( 0.04
( 0.06
(0.3
( 0.45

mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.

mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.

Bicarb, natr. 200 mgr.
Chlor, natric. 6.5 gr.
Chlor, calcic. 250 mgr.
Aqua commun. 1000 gr.

(Hierbij is rekening ge-
houden met het cakium-
gehalte van het leiding-
water.

1) G. M. Streef, Diss. Utrecht 1926, p. 25.

-ocr page 19-

TABEL 2a.

Beneden\' en bovengrens voor uranylnitraat op eenige data in 1926 en 1927.

(dosis in mgr. uranylnitraat)

Data

Beneden-
grens voor
uranyl
nitraat

Boven-
grens voor
uranyl
nitraat

Samenstelling der
ijing\'er\'sche
vloeistof voor alle data

27-9-\'26

5 mgr.

11

mgr.

Bicarb, natr. 200 mgr.

2-10--26

4 mgr.

8.f

) mgr.

Chlor, natric. 6.5 gr.

14-10.\'26

9 mgr.

17

mgr.

Chlor, calcic. 250 mgr.

22-10-\'26

6.5 mgr.

12

mgr.

Aqua commun. 1000 gr.

28-10-26

8 mgr.

17

mgr.

29-10-\'26

14 mgr.

26

mgr.

(Hierbij is rekening ge-

8-11-26

7 mgr.

12.5 mgr.

houden met het calcium-

10-11-26

4 mgr.

9

mgr.

gehalte van het leiding-

21-11-26

8 mgr.

15

mgr.

water.

29-11-26

6.5 mgr.

14

mgr.

10-12-26

20 mgr.

34

mgr.

14-12-26

12 mgr.

20

mgr.

29-12-\'26

10 mgr.

21

mgr.

12-1-27

11 mgr.

19

mgr.

25-l-\'27

9 mgr.

19

mgr.

10-2-\'27

10 mgr.

21

mgr.

19-2-27

7 mgr.

12

mgr.

2-3-27

11 mgr.

19

mgr.

12-3-\'27

8 mgr.

16

mgr.

21-3-27

6.5 mgr.

14

mgr.

29-3-\'27

10.5 mgr.

19.5 mgr.

31-3-\'27

16 mgr.

30

mgr.

Kalium is het eenige radio-actieve element dat norma-
liter in het dierlijk organisme voorkomt, o.a. in het bloed-
plasma, in de roode bloedlichaampjes en ook in de hartspier,
evenals in alle andere spieren.

Men moet wel veronderstellen dat de toestand, waarin
zich het organisme van de koudbloedige dieren des zomers
en des winters ibevindt, grooten invloed uitoefent op de
chemische binding of op de colloidale adsorptie van de ionen,
daar de physische eigenschappen van het radio-actieve atoom
in den winter en in den zomer geheel dezelfde zijn.3)

Wat de chemische samenstelling van het toloedplasma

2)nbsp;N. Campbell and A. Wood: Proceedings of the Cambridge Philo-
soph. Society, 1906. Vol. XIV,p. 5.

3)nbsp;H. Zwaardemakcr, Pflüger\'s Archiv. Bnd. 173, S. 40.

4)nbsp;S. de Boer, Arch, néerland de physiol. T. 2, p. 325.
S-) E. Smits, Onderz. Phys. Lab. 1925, biz. 147.

-ocr page 20-

betreft, vond Prof. H. J. Hamburger, dat het calciümgehalte
in den winter de helft bedraagt van dat in den zomer.4) 5)
Dit feit verklaart waarom wij des zomers .meer calcium aan
de vloeistof moeten toevoegen. Blijkbaar wordt hierdoor het
adsorptie-evenwicht weer hersteld, zoowel tusschen de uni-
en bivalente ionen als tusschen lichte en zware metalen, zoo-
dat men een andere dosis in de vloeistof moet gebruiken om
een bepaald aantal ionen gebonden te krijgen.

Evenwel beheerschen nog andere factoren den ^omer- en
wintertoestand der dieren. Men weet, dat tijdens den winter-
slaap van het dier alle functies in veel geringere intensiteit
verloopen, zoo ook die der klieren met incretorische functie,
wier belangrijken invloed op allerlei levensverrichtingen
thans algemeen bekend is.

De mogelijkheid is niet uitgesloten dat \'s winters een of
eenige stoffen, die sensibiliseerend werken, in veel geringere
mate aanwezig, of geheel afwezig zijn in het bloedplasma,
in tegenstelling met de samenstelling hiervan in den zomer.
Waarschijnlijk oefenen deze hypothetische stoffen dus bij de
lacunaire doorstrooming van het kikvorschenhart een belang-
rijken invloed uit op de functie van dit orgaan. Op een andere
wijze is het trouwens ook mogelijk het sterk uiteengaan der
dosis te verstaan.

Bij de kunstmatige doorstrooming met Ringer\'sche vlofei-
stof worden de bedoelde stoffen geleidelijk uit de hartspier
gespoeld. De snelheid waarmede zij worden verwijderd zal
dan verder afhankelijk zijn van den tonus, waarin de hart-
spier .zich bevindt.

Zwaardemaker i) veronderstelt dan ook, dat aan sensibili-
seerende hormonen gedacht moet worden; op grond van de
ervaring, dat adrenaline, choline, eosine en fluoresceine
sensibiliseerend werken. Daar choline en adrenaline beiden
in het dierlijk organisme normaliter voorkomen, ligt de ver-
onderstelling voor de hand, dat des zomers de kikvorschen

1)nbsp;H. Zwaar4cmakcr, Zittingsversl, Kon, Ak. v. Wetens. 1917, p. 768.

2)nbsp;H. van Tappcmcr, Ergebnisse der Physiol., 1909, Bnd. VIII, S. .698.

-ocr page 21-

door deze, of andere, nog onbekende stoffen, in een gesensi-
biliseerde toestand leven. Ook op de hoeveelheid depót-
kalium moet acht geslagen vi\'orden.

Wilson 1) heeft er reeds op gewezen, dat het depót-kalium
der spieren in de zomermaanden bij kikvorschen gemiddeld
grooter is dan in de wintermaanden.

Het is ibekend dat een ongestoorde automatie van het hart
alléén tot stand komt waneer een zekere dosis aan radio-
activiteit naast een juiste ionenbalanceering 3) aanwezig
zijn. Normaliter is dus een zekere maat aan corpusculaire be-
straling noodig, terwijl zoowel de alpha- als de bêta-stralers
tot verandering van de hartautomatie aanleiding kunnen
geven. De factoren, die de gevoeligheid van het orgaan kun-
nen verhoogen, noemt men sensibiliseerende, in tegenstelling
van zulke, welke de gevoeligheid verminderen: de desensibi-
liseerende.4) In hoeverre eenige, voor ons bekende stoffen in
het organisme als adrenaline, choline en histaimine door
hunne aanwezigheid invloed kunnen uitoefenen op de benoo-
digde hoeveelheid radio-actieve stof, die in staat is, gedurende
langen tijd een goede automatie aan het hart te geven, m.a.w
of deze producten sensibiliseerend of desensibiliseerend kun-
nen werken voor de radio-actieve elementen is het doel van
dit geschrift.

1)nbsp;Wilson, Journ.^of Gen. Physiol. 1921, p. 45.

2)nbsp;H. Zwaardemaker en T. P. Fcensfra, Ned. Tijd. v. Gen. 1911, 2,
blz. 1923.

3)nbsp;T. P. Fecnstra, lonenbalanceering, Proefschrift Utrecht 1921.

4)nbsp;Van den Bovenkamp, Desensibilisatie van het hart voor Bêta-stralen.
Proefschrift Utrecht 1923.

H. C. A. Detmar. De invloed der aardalcali-metalen op de radio-actieven
evenwichtstoestand onderzocht aan de K|U lijn, Proefschrift Utrecht 1919.

-ocr page 22-

§ 2. TECHNIEK VAN HET DOORSTROOMEN.

Alle proeven werden genomen op het geïsoleerde kik-
vorschhart: Rana esculenta \'of Rana temporaria.

Het dier werd met den neksteek .gedood en het hart bloot^
gelegd. Nadat het pericardium ingeknipt was werd de sinus
venosus door een knipje geopend, het septum atriorum met
een fijne schaar verwoest en een
Kronecker\'sche canule
tot in den ventrikel geschoven door de opening, i ) De
Kronecker\'sche canule heeft een wijdere uitvloei- dan
in vloei weg. Door een fijne draad werd, tusschen de smus en
de atrioventrikulairgrens, een ligatuur aangelegd en aldus
de canule bevestigd. De vaten en weefsels die het hart verder
fixeerden werden doorgeknipt. De aanvoerende buis van de
canule van
Kronecker werd bevestigd aan een nauw dik-
wandig slangetje van caoutchouc van ongeveer 4 c.M. lengte,
dat door een stelsel van glazen buizen met een driewegkraan
in verbinding stond met 3 flesschen van
Mariotte. Op deze
wijze heeft men het in de hand het hart achtereenvolgens
te doen doorstroomen met vloeistof uit één der drie flesschen.
Tijdens de doorstrooming levert de door de vloeistof borre-
lende lucht voldoende zuurstof. De druk bedroeg ongeveer
O c.M. wutcr. TTet hart zelf werd door middel van een serre-
line aan de punt, opgehangen en met een draadje aan den

korten arm van een hefboom verbonden, terwijl dc lange arm
gevormd werd door een lange, aan het einde wat omgebogen
hefboom. Deze laatste registreerde op een beroet kymogra-
phion met een^trommel van 60 c.M. omtrek, waarvan de om-
draaiïngssnelhêid bekend was, de hartbewegingen.

Op deze wijze verkreeg ik curven tengevolge van de
ventrikelcontracties. Het atrium werd
niet-doorstroomd en
vormde eenvoudig een
blind aanhangsel door een draad-
ligatuur gescheiden van den ventrikel.

1)nbsp;R. Tigcrstcdt, Die Physiologie des Kreislaufes. Aufl. 1893, S. 154.

2)nbsp;Kronecker, Beitrage zur Anat. u. Physiol. Festausgabe für Ludwig.
Leipzig 1875, S. 174.

-ocr page 23-

Het geïsoleerde hart ging na een vooribijgaanden stilstand
van eenige iminuten weer regelmatig pulseeren. Elke proef
werd aangevangen met een voorloopige oriënteerende KCl-
doorstrooming, om daarna doorstrooming met Kalium-vrije
en dientengevolge inactieve Ringer\'sche vloeistof te laten
volgen, met de bedoeling het hart te ontdoen van diffusibel
kalium, i) Hiertoe is in de verschillende gevallen een uit-
eenloopende tijd noodig om met niet radio-actieve
Ringer\'sche vloeistof (zonder kaliumchloride) het hart ten
slotte te doen stilstaan. Indien een hart, aldus behandeld,
zeer lang blijft pulseeren, moeten wij hier niet zoozeer ver-
onderstellen, dat het kalium zoo langzaam verwijderd wordt,
maar voornamelijk het feit in acht nemen, dat een hart, het-
welk men kaliumvrij tracht te maken, bij het achterblijven
van een zeer geringe hoeveelheid kaliumchloride blijft door-
kloppen.

De inactieve Ringer\'sche vloeistof, die gebruikt werd, was
van de volgende samenstelling: per Liter leidingwater was
opgelost 6.5 gram Keukenzout, 200 ingr. Bicarb. natricus en
in de meeste proeven 250 mgr. Calciumchloride zonder
kristalwater, waarbij rekening igehouden werd met de samen-
stelling van het leidingwater dat te Utrecht ongeveer 60 mgr.
Calciumchloride per Liter bevatte. In onderscheiding met

lt;Ic Jiormulc Ringer\'sche vloeistof bevatte onze inactieve vloei-
stof dus geen Kaliumchloride.

Eenige malen werd tevens gebruik gemaakt van lecithine,
waarvan ik 100 mgr. per Liter inactieve Ringer\'sche vloeistof
oploste. Hiertoe verwijs ik naar een verhandeling over
lecithine van Clark.^) Op het volkomen versche en krachtige
hart oefent lecithine weinig invloed uit, doch op het hypo-

1) A. J. Clark, Journal of Pharmacol, and Exp. Therap. 1922, Vól.
XVIII, p. 423.

H. Zcchiüsen, Verslag Physiologendag, 12-XII-1925. Ned. Tijd. v. Ge-
neesk. 1926, I, blz. 2123.

Clark, Journal of Physiology, Volume 47, p. 66.
tocwi, Pfiügcr\'s Archiv, End. 187. S.
123.
van den Bovenkamp; Proefschrift Utrecht 1923, p. 40 e.v.

-ocr page 24-

dynamische hart (d.w.z. een zwak pulseerend hart) werkt
het positief inotroop.

Met harten, die groepvormige contracties vertoonden en
dit onregelmatige rythme behielden, werden geen proeven
gedaan.

Na de harten gemiddeld 40 minuten doorstroomd te heb-
ben met K-looze
Ringer\'sche vloeistof, kwamen zij tot stil-
stand in diastole.

Daarna werd de benedengrens voor kaliumchloride bepaald
door eerst per liter inactieve Ringer\'sche vloeistof een kleine
gift kaliumchloride toe te voegen, b.v. 2 mgr.; dan werd
ongeveer 5 minuten gewacht. Hervatte het hart zijn pulsaties
niet, dan werd de dosis kaliumchloride verhoogd, en na elke
verhooging werd 5 minuten afgewacht om te kunnen nagaan
of de benedengrens voor kaliumchloride reeds fcereikt was.
Was deze bereikt, dan werd overgegaan tot toetsing van de,
op dit oogemblik in onderzoek .zijnde, radio-actieve stoffen in
de proefvloéistof.

Na elke vermeerdering werd weer 5 minuten gewacht om
te kunnen nagaan of het hart nog regelmatig en krachtig als
te voren bleef pulseeren.

Op deze manier werd nu ook de bovengrens voor kalium-
chloride gevonden. Direct hierop volgde de doorstrooming
met kaliumlooze
Ringer\'sche vloeistof om het hart uit te
spoelen, waardoor weer stilstand intreedt. De gemiddelde
duur van deze laatste doorstrooming was 20 minuten.

Wijze van bepalen der evenwichten
Kaliumnbsp;Uranium.

Er werd begonnen met de harten te doorstroomen met een
geringe dosis kaliumchloride b.v. 10 ä 20 mgr. KCl per L.
Bij stilstand van het hart kan deze dosis te groot of te klein
zijn. In het eerste geval zal het hart, na doorstrooming met
kalium-looze Ringer\'sche vloeistof, weer gaan kloppen, in
het tweede geval blijft het hart in stilstand. Zoo tracht men
van een kleine doseering uitgaande een gunstige grens te
vinden. Nu tracht men het evenwicht op te sporen. Daartoe
wordt het hart weer met de gevonden hoeveelheid kalium-

-ocr page 25-

chloride doorspoeld en uranylnitraat in geringe hoeveelheid
toegevoegd. Hiertoe is een radio-aequivalente hoeveelheid
noodig. De uraan-dosis is meestal slechts i|io tot i|20 van
de gevonden kalium-dosis. Na de toevoeging van het
uranylnitraat wordt 5 minuten gewacht om de uitwerking
te kunnen observeeren. Indien de automatie doorgaat ver-
hoogt men de dosis uranylnitraat tot het hart in diastole
stilstaat. Bij een te groote dosis zou het hart na voorbij-
gaanden stilstand weer gaan kloppen.

Van dit laatste feit werd gebruik gemaakt, als door mij
een hoog evenwicht verlangd werd en de bovengrenzen voor
K en U laag waren. Dan werd, door trapsgewijze, de kalium-
en de uraan-concentraties om ibeurten te verhoogen, ver-
schillende lage evenwichten gepasseerd en op die manier
een hoog evenwicht bereikt.

Zooals bekend is behoort het kalium tot de Bcta-stralers,
terwijl het uranium een Alpha-straler is.

Vervolgens werd overgegaan tot de uitwerking van de,
in de volgende hoofdstukken beschreven proeven.

Literatuur over evenwichten.

H. Zwaardemaker, C. E. Benjamins en T. P. Fcensfra, Radiumbe-
straling en Hartswerking, Ned. Tijd. v. Gen. 1916, 2, No. 22.

H. Zwaardemaker, A Contribution Regarding the Shifting of Radio-
active Equilbria under the influence of Fluorescein. Acad.Amst. 29. Ix. 1917.

H. Zwaardemaker, Een hart-paradoxon. Ned. Nat. en Geneesk Congres,
April 1917, den Haag.

Idem, Die Bedeutung des Kaliums im Organismus. Pflüger\'s Archiv,
1918, Bnd. 173, S. 28.

Idem, De radio-actieve evenwichten. Ned. Tijd. v. Geneesk. 1918,
1. p. 602.

Idem, Arch. f. d. ges. Physiol. 1917, Bnd. 169, S. 122.

Idem, On Polonium Radiation and Recovery of Function. Kon. Akad.
Amsterdam, October 25, 1919.

Idem, Aequiradio-actlvity. The American Journal of Physiology, Vol.
45. No. 2, 1918, blz. 147.

H. Q A. Detmar, Over den invloed der Aardalcali-metalen op den
Radio-actieven evenwichtstoestand onderzocht aan de K|U lijn. Proef-
schrift, Utrecht, 1919.

H. Zwaardemaker, Dierlijke electriciteit en dierlijke radioactiviteit. Ned.
Tijd. v. Gen. 1920, 1, No. 4.

H. Zwaardemaker, Ergebnisse der Physiol. 1921, Bnd. 19, S. 326.

H. Zwaardemaker, La corpusculo-equivalence des dosages radiobiolo-
giques une loi empirique. C. R. de la Soc. de Biol. T. 88, p. 720, 1923.

H. Zwaardemaker, Die Ka-Ca Aequilibrierung in tierischen Systemen.
Bioch. Zeit. Bnd. 132,
p. 95, 1922.

A. J. Wieringa, Emanatie en hart. Proefschrift Utrecht 1925.

-ocr page 26-

§ 3- SENSIBILISATIE VAN HET GEISOLEERDE

KIKVORSCHHART DOOR ADRENALINE VOOR
HET RADIO-ACTIEVE ELEMENT: KALIUM.

De samenstelling van de gebruikte inactieve Ringer\'sche
vloeistof was als volgt:

Bicarib. natricus ...... 200 mgr.

Chloret, calcir........ 250 mgr.

Chloret, natric....... 6.5 gr.

Aq. communis .... 1000 gr., waarbij rekening
•s gehouden met het calc. chloride gehalte van het leiding-
water te Utrecht (60 mgr. per Liter).

Wat de techniek aangaat wordt verwezen naar de vorige
paragraaf. ■nbsp;\'

Adrenaline i) werd toegepast op de volgende, wijze: Ik
gebruikte de bekende oplossing van i : 1000, kortweg ge-
noemd: adrenaline. De aan de inactieve
Ringer\'sche vloeistof toegevoegde adrenaline, blijkt niet in
staat te zijn om het stilstaande hart tot contractie te brengen.
In alle concentraties bleek het adrenaline inactief.

Werd een, na doorstrooming met inactieve Ringer-oplos-
sing stilstaand hart, vervolgens doorstroomd met
Ringer-
vloeistof, die ook inactief was, maar per liter 5 mgr adre-
nalinenbsp;bevatte, dan ging het hart op zich zelf niet
kloppen, doch wel als een kleine hoeveelheid kalium-
chloride werd toegevoegd. De benedengrens werd bepaald
door steeds o.i mgr. kaliumchloride toe te voegen en dan
telkens 5 minuten te wachten. Uit de proeven bleek
dat de gesensibiliseerde benedengrens voor kaliumchloride
veel lager lag dan de benedengrens voor kaliumchloride bij
afwezigheid van adrenaline, zooals uit onderstaande tabel
blijkt.

«-

1) Als adrenallnepraeparaat werd gebruikt dat van Parke Davis and Co.

-ocr page 27-

TABEL 3-

Invloed van adrenaline op de beneden- en bovengrens voor
kaliumchloride.

(dosis in miligrammen kaliumchloride)

Data

F 3 s

s

c»j3 -5, a
n O S^

0 -Q c
O P

gt; U gt; 4,

«n ^ —
c O \'5 «

pfs

|l
i gj-s

u, . w

§ ra

|3 «

Beneden-
grens

Boven-
grens

Samenstelling
der
Ringer\'sche
Vloeistof

bij aanwezigheid
van adrenaline

27.11.\'20
27-! 1-20
7-12-70

7-12-\'20

8-12-\'20
8-12-\'20

5 mgr.
4 mgr.
4 mgr.

7nbsp;mgr.

8nbsp;mgr.
4.5 mgr.

9 mgr.
8.5 mgr.
9 mgr.
13 mgr.
18 mgr.
9.5 mgr.

2 mgi
1.5 mgr

1nbsp;mgr-
1.25 mgr.

2nbsp;mgr.
1.5 mgr.

1.1nbsp;mgr.
1 mgr.

1nbsp;mgr.
0.5 mgr.

2nbsp;mgr.

1.2nbsp;mgr.

6 mgr.|

6nbsp;mgr.
6.5 mgr.

7nbsp;mgr.
11 mgr.

6.1 mgr.

Bicarb. natrie 200 mgr

Chlorit. natrie 6.5 gr.
Chlorit. calc. 250 mgr
Chg. commun. 1000 gr.
in alle proeven

Ook werd nagegaan wat de bovengrens was bij aanwezig-
heid van adrenaline. Daartoe gingen wij door met de ver-
meerdering van het kaliumchloridegehalte met o.i mgr. op-
klimmende, later met grootere trappen. Ook de bovengrens
bleek sterk verlaagd te zijn.

Hierbij merken wij op dat aan den stilstand, bij het berei-
ken en het overschrijden der bovengrens, bij aanwezigheid
van adrenaline, een langzamer, doch regelmatiger pulseeren
voorafgaat met kleiner worden van de contracties.

Nadat het hart eenige oogenblikken in stilstand heeft ver-
keerd, werd het doorstroomd met inactieve Ringer\'sche vloei-
stof, dus zonder adrenaline en zonder radio-actief element.
Eerst langzaam en klein, daarna geleidelijk krachtiger, snelleiquot;
en grooter, keeren de contracties weer terug als bewijs dat
de hartspier niet gestorven is. Het duurde nu meestal veel
langer voor het hart weer tot stilstand kwam. Gemiddeld
duurde dit 6o minuten.

Wat kan de oorzaak zijn van dit laatste?

Misschien is het radio-actieve element Icalium dat zich in
het hart bevindt moeilijker uit te spoelen door den invloed
van de adrenaline, misschien ook blijft het hart lang onder
den invloed der sensibilisatie door adrenaline verkeeren

-ocr page 28-

Wanneer het hart nu wederom tot stilstand was gekomen,
werd door mij in een enkele proef nagegaan welken invloed
adrenalinevermeerdering zou hebben, n.1. of deze vermeer-
dering in staat zou zijn nog sterker de beneden- en boven-
grens voor kaliumchloride te verlagen. Daartoe werd het hart
weer doorstroomd met inactieve Ringer\'sche vloeistof, waar-
in, inplaats van 5 mgr. adrenaline, 10 mgr. werd
toegevoegd per liter vloeistof. Hierbij werd echter dezelfde
waarde voor de beneden- en bovengrens gevonden. Nog
grootere adrenalineconcentraties brachten evenmin wijzigin-
gen in de minimale en maximale kaliumchloride doseeringen.

Ter nadere toelichting moge nog dienen dat steeds eerst
nagegaan werd wat ongeveer de minimale hoeveelheden
adrenaline waren weermee ik regelmatige resultaten zou
kunnen bereiken. Daartoe zocht ik eerst de benedengrens
voor kaliumchloride op bij toevoeging van 5
mgr. adrenaline
per liter Ringer\'sche vloeistof. Dan verdubbelde
ik de hoeveelheid in de proefflesch, door toevoeging van een
evengroote hoeveelheid inactieve
Ringer\'sche vloeistof en
bracht daardoor de concentratie van adrenaline en kalium-
chloride op de helft der vorige waarden. Het hart begon nu
geleidelijk langzamer te kloppen met steeds kleiner wordende
contracties om tenslotte in diastole stil te staan. De adrena-
line-concentraties gelijk latende vermeerderde ik weer gelei-
delijk het kaliumgehalte en wel met O.l mgr. kaliumchloride
per liter.

Het bleek dat het hart eerst weer goed begon te pulseeren,
als het kaliumgehalte was gestegen tot de voorheen gevon-
den benedengrens voor kaliumchloride bij aanwezigheid van
adrenaline.

Hieruit kan dus volgen, dat ik in de meeste proeven met
minder adrenaline kon toekomen. Bij voldoende hoeveelheid
adrenaline bleven de waarden van de beneden- en boven-
grenzen voor kaliumchloride onder invloed van adrenaline
toch gelijk.

Door verdunningen bij instandhouding van de minimum
hoeveelheid kaHumchloride voor de benedengrens, vond ik
de minimum hoeveelheden adrenaline, die noodig is voor de

-ocr page 29-

beïnvloeding van de beneden- en de bovengrens voor kalium
chloride. (Zie tabel 3).

Uit het bovenstaande blijkt dus dat het mogelijk is door
toevoeging van een hormoon, in dit geval adrenaline, dc
heneden- en de bovengrens voor kaliumchloride te verschui-
ven, te verlagen, of met andere woorden: adrenaline sensi-
biliseert het orgaan voor het radio-actieve element kalium,
want met geringere hoeveelheid kaliumchloride in vereeni-
ging met adrenaline, kan hetzelfde bereikt worden, als met
een grootere concentratie aan kaliumchloride zonder adre-
naline.

Tijdens de proeven had ik vaak met moeilijkheden te
kampen. Er werden hart-en aangetroffen die groepvormige
contracties vertoonden, terwijl andere weer niet tot stilstand
wilden komen bij doorstrooming met inactieve Ringer\'sche
vloeistof. Eigenaardig was dat deze harten tenslotte in tame-
lijk sterk gecontraheerden toestand pulseerden. In die geval-
len was er vermoedelijk geen doorstrooming, in ieder geval
geen goede doorstrooming. Met deze harten werd niet verder
geëxperimenteerd.

-ocr page 30-

TABEL 3a.

Invloed van adrenaline op de beneden- en bovengrens voor
kaliumchloride.

(dosis in mgr. kaliumchloride)
Data der proeven in 1926 en 1927.

Bicarb natric 200 mgr.
Chloretnatric 6.5 gr.
Choretcaleic 250mgr.
Aqua communis
1000 gram
(Hierbij is rekening
gehoudenmet het cal-
ciumgehalte van het
leidingwater.)

Data der

gt;
quot; quot;2

a
gt;

-a .a

quot;2

\' a

ta

gt; 0

-O.S

1

gt; ^ „
w-a-o q

g

2 0 gt;

proeven

ü °

03 ti
t—

c3 0

S quot;a
G

0: 4)

» 0
j:

03 U

rt

CD 0

KI L

^ 1
c -r

1quot;

u

N -a

P

SJ g

Sf-O
^ to
a

S S si\'s
gt; .a g «

0 c

^ ra

OQ Ui

KI

lt;a

mui

a
nj

ro
«

29- 9-\'26

65

mgr.

150

mgr.

40

mgr.

120

mgr.

10-10-\'26

140

mgr.

300

mgr.

90

mgr.

200

mgr.

28-10-26

125

mgr.

27

mgr.

85

mgr.

210

mgr.

10-11-76

80

mgr.

170

mgr.

60

mgr.

125

mgr.

12-ll-\'26

120

mgr.

260

mgr.

85

mgr.

220

mgr.

27-11-76

90

mgr.

210

mgr.

65

mgr.

165

mgr.

14-12-26

230

mgr.

480

mgr.

160

mgr.

400

mgr.

18-12-\'26

270

mgr.

550

mgr.

140

mgr.

400

mgr.

20-12-\'26

260

mgr.

560

mgr.

100

mgr.

300

mgr.

22-12-\'26

240

mgr.

500

mgr.

110

mgr.

330

mgr.

23-12-26

140

mgr.

260

mgr.

70

mgr.

180

mgr.

24-12-\'26

120

mgr.

250

mgr.

55

mgr.

150

mgr.

24-12-\'26

210

mgr.

420

mgr.

80

mgr.

190

mgr.

8- l-\'27

170

mgr.

400

mgr.

100

mgr.

300

mgr.

12- l-\'27

120

mgr.

250

mgr.

50

mgr.

200

mgr.

22- l-\'27

160

mgr.

400

mgr.

100

mgr.

250

mgr.

5- 2-\'27

200

mgr.

420

mgr.

140

mgr.

360

mgr.

12- 3-\'27

85

mgr.

200

mgr.

60

mgr.

150

mgr.

Samenstelling der
Ringer\'sche Vloei-
stof voor alle data

-ocr page 31-

§ 4. SENSIBILISATIE VAN HET GEISOLEERDE
KIKVORSCHHART DOOR ADRENALINE VOOR
HET RADIO-ACTIEVE ELEMENT URANIUM.

De samenstelling van de inactieve Ringer\'sche vloeistof
ivas de volgende:

Bicanbon. natric............ 200 mgr.

Chloret, calcic............. 250 mgr.

Chloret, natric............. 6.5 gr.

Aqua communis ........... 1000 gr., waarbij reke-
ning werd gehouden met het calcium gehalte van het leiding-
water te Utrecht.

Voor technische bizonderheden, wat betreft de doorstroo-
niing van het gesuspendeerde kikvorschhart wordt verwezen
naar het hoofdstuk Techniek (paragraaf 2).

Evenals bij de proeven met kaliumchloride in paragraaf 3
vermeld, werd ook hier de doorstrooming van het hart be-
gonnen met inactieve Ringer\'sche oplossing. Na stilstand
van het hart door uitspoeling met bovengenoemde vloeistof
werd begonnen met dc uraniuni-proeven.i) Als uraanzout
werd gebruikt het uranyjnitraat: U02(N03)2.

Er werd begonnen met een zeer kleine gift, meestal 2|ioo
mgr., toe te voegen. Wanneer na 5 minuten wachten, de
pulsaties niet begonnen, werd de concentratie van het
uranylnitraat verhoogd totdat de benedengrens voor dit zout
bereikt was, waanbij steeds weer na een verhooging van de
concentratie 5 minuten gewacht werd, om zoo nauwkeurig
mogelijk de minimum hoeveelheid benoodigd uranium te
bepalen.

Deze zeer voorzichtige, trapsgewijze verhooging van de
concentratie van het uraan was juist daarom zoo gebiedend,
omdat mij bij ervaring göbleken was dat bij de .zending kik-
vorschen, waarmede in dien tijd geëxperimenteerd werd, de

1) Zie voor deze noot pag. 28.

-ocr page 32-

1) H. Zwaardemaker, Kon. Akad. v. Wet., A\'dam, 27 Mei 1916.

Idem, Kon. Akad. v. Wet. Amsterdam, 30 Sept. 1916.

Idem, Kon. Akad. v. Wet. Amsterdam, 29 Sept. 1917.

Idem, Joum. of Physiol. 53, p. 273, 1920.

Clark, Joum. of Physiol. 54, Proc. Physiol Soc., 15, 1920.

H. Zwaardemaker, Ned. Tijd. v. Geneesk., 2, p. 1174. 1917.

T. P. Fcenstra, Kon. Akad. Amsterdam, 28 April 1916.

H. Zwaardemaker, C. R. Soc. de Biolog., 7 Juni, 1919.

Idem. Journ. of Physiol. Vol. 55, p. 33, 1921.

G.nbsp;M. Streef, Quantitatieve bepalingen betreffende kalium en zijne
radioactieve vervangers in het hart. Proefschrift, Utrecht 1926.

H.nbsp;Zwaardemaker en T. P. Fecnstra, On cathode Rays as Substitutes
of Potassium. Kon. Àkad. v. Wetens. Amsterdam, 27 Juni 1925 en in
Onderzoek. Physiolog. Lab. Utrecht, 1926, 6e Reeks, deel 6.

H. Zwaardemaker, The Biological Action of Potassium and its Radio-
activity, Journal of Pharmac. and exp. Therap. Vol. 21, p. 151, 1923.

H. Zwaardemaker, La corpusculo-equivalence des dosages Radio^biolo-
giques une loi empirique. Onderzoek. Physiol. Lab. Utrecht 1925, 6e reeks,
deel 5.

H. Zwaardemaker et T. P. Feenstra, Pulsations du coeur de la grenouille
sous r influence de 1\' émanation après enlèvement du potassium diffusible.
C R. de la Soc. de biologie T. 90, p. 1145, 1924.
H. Zwaardemaker, American Journal of Physiol. Vol. 44, p. 149, 1917.
E. H. Jannink en T. P. Fecnstra. De vervangbaarheid van kaliumionen
door uranylionen bij de doorstrooming van het geisol. konijnenhart. Ned-
Tijd.
V. Gen. 1920, 2, No. 15.

H. Zwaardemaker et T. P. Feenstra, Substitution de potassium par
r émanation de radium dans le liquide de Sidney-Ringer. C. R. de Soc.
de Biolog., T. 84, p. 377, 1921.

H. Zwaardemaker et J. W. Lely, Les sels et le rayonnement radioactifs
modifient la sensibilité du coeur à 1\' influence du nerf vague. Arch. Neerl.
de Physiol. t. 1, p. 745, 1917.
S. Ringer, Journal of Physiol. Vol. 4, p. 370.
H. Zwaardemaker, Ned. Tijd. v. Gen. 1918, 1,. S. 601.
Idem, Die Bedeutung des Kaliums im Organismus. Pflüger\'s Archiv,
1918, Bnd. 173, S. 28.
T. P. Feenstra, Proefschrift Utrecht 1921.

-ocr page 33-

uraan en ook de kaliumgrenzen zoo buitengewoon laag
waren.

Na op deze wijze de benedengrens voor uraan bepaald te
hebben, werd door dezelfde, voorzichtige, trapsgewijze ver-
hooging van de concentratie, de bovengrens voor uraan vast-
gesteld, waarna direct volgde de doorstrooming van het hart
met inactieve Ringer-oplossing. Wanneer de pulsaties door
deze laatste doorstrooming weer te voorschijn geroepen
waren en daarna wederom opgehouden waren en het hart
behoorlijk uitgespoeld was, werd begonnen met het nagaan
van den invloed van adrenaline op de uraan-doseering, juist
op dezelfde wijze als voor kaliumchloride uitvoerig beschre-
ven in paragraaf 3.

Ook hier werd begonnen met toevoeging van 5 mgr.
adrenaline.

Na deze toevoeging werd eerst 5 minuten gewacht, alvo-
rens tot uraan-toevoeging over te gaan.

Kr werd begonnen met een zeer geringe gift i|200 mgr.
uranylnitraat, waarna 5 minuten gewacht werd om den
invloed te kunnen nagaan van deze begingift. Daarna werd
wederom trapsgewijze de concentratie van het uraan ver-
hoogd steeds met i|400 mgr. met inachtneming van de con-
trólepauzen van 5 minuten. Op deze wij,ze werd de beneden-
grens van het uraan onder invloed van het adrenaline
bepaald.

Uit de bepalingen van de benedengrens bij een reeks kik-
kerharten, bleek dat er een zeer sterke sensibilisatie was van
het adrenaline op het uraan. De benedengrens is zeer sterk
verlaagd en werd al bereikt met een concentratie van uraan
die 40 pet., ja in meerdere gevallen slechts 20 pet. was van
het quantum dat noodig is om de benedengrens te bereiken
zonder aanwezigheid van adrenaline.

Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat in den tijd
dat deze experimenten genomen werden, de minimale en
maximale dosts uraan voor het kikkerhart abnormaal gering
waren, waarbij het geen unicum was, dat de benedengrens
en de bovengrens werden gevonden voor waarden resp. van
0.05 mgr. en 0.25 mgr. Analoge lage waarden, hoewel minder

-ocr page 34-

uitgesproken werden ook gevonden voor kaliumchloride.

Evenals voor kaliumchloride werd ook na het opsporen
van de benedengrens de waarde van de maximale dosis
uranylnitraat onder invloed van adrenaline bepaald. Zooals
bij de proeven met kaliumchloride, bleek ook hier de boven-
grens voor uranylnitraat sterk verlaagd door het adrenaline.
(Zie tabel 4).

TABEL 4.

Invloed van adrenaline op de beneden- en bovengrens voor

uranylnitraat.

(dosis in mgr. uran3dnitraat)

Data

Beneden-
grens

Boven-
grens

1 1 1

0 2
j: g u

_ Si

g -O 05

3 ra c
B -a S;

■9 i J
amp;

Beneden-
grens

Boven-
grens

Samenstelling
der
Ringer\'sche
Vloeistof

voor Uranylnitraat
bij afwezigheid van
adrenaline

voor Uranylnitraat
bij aanwezigheid
van adrenaline

10-12-70 ■

0.03 mgr.

0.07 mgr.

2

mgr,

0.01 mgr.

0.04

mgr.

Bic. natr. 200 mgr.

10-12-20

0.055 mgr.

0.20 mgr.

2

mgr

0.01 mgr.

0.08

mgr.

Chlor, natrie 6.5 gr.

12-12-\'20

0.055 mgr.

0.15 mgr.

1

mgr.

0.015 mgr.

0.75

mgr.

12-12-\'20

0.075 mgr.

0.18 mgr.

1.5 mgr

0.024 mgr.

0.10

mgr.

Chlor, calc. 250 mgr.

H-12-\'20

0.70 mgr.

1A mgr.

2

mgr.

0.2 mgr.

0.80

mgr.

15-12-70

0.50 mgr.

1.2 mgr.

2

mgr

0.15 mgr.

0.70

mgr.

Aqua com. 1000 gr.

15-12-20

0.6 mgr.

1.3 mgr.

2

mgr.

0.15 mgr.

0.80

mgr.

16-12-70

0.15 mgr.

0.45 mgr.

1.5 mgi.

0.04 mgr.

0.16

mgr.

in alle proeven.

18-12-70

0.06 mgr.

0.18 mgr.

2

mgr.

0.015 mgr.

0.055 mgr.

Hierbij is rekening ge-

18-12-70

0.08 mgr.

0.18 mgr.

2

mgr

0.020 mgr.

0.09

mgr.

houden met het Cal-

19-12-20

0.35 mgr.

0.70 mgr,

1.5 mgr.

0.120 mgr.

0.45

mgr.

cium-gehalte van het

19-12-20

0.65 mgr.

1.55 mgr.

2

mgr

0.20 mgr.

0.90

mgr.

leidingwater.

De pulsaties van de harten waren regelmatiger en krach-
tiger, hetgeen ik toeschrijf aan de toevoe:ging van adrenaline.
Na de bepalingen van de gesensibiliseerde beneden- en
bovengrenzen, viel het mij bij doorspoeling met inactieve
Ringer\'sche oplossing, waarin ook adrenaline ontbrak, steeds
op dat het aanmerkelijk langer duurt alvorens weer stilstand
optrad, dan met harten het geval is, die niet te voren met
adrenaline-houdende vloeistof doorspoeld waren. Wellicht
ligt de oorzaak hiervan in de beïnvloeding van het spier-
weefsel door adrenaline, waardoor het hart beter in staat

-ocr page 35-

gesteld kan zijn om het radio-actieve element langer vast tc
houden.

Speciaal met de proeven met uranylnitraat had ik vaak
harten, die in sterken tonustoestand geraakten, of groep-
vormige contracties maakten en dan in tonustoestand ge-
raakten waarmede niet te experimenteeren viel.

Bij alle proefnemingen, waarvan de waarden vermeld zijn
in tabel 4, werd de minimum hoeveelheid adrenaline per L,.
Ringer\'sche vloeistof bepaald op dezelfde wijze als dit door
mij beschreven is bij de onderzoekingen over den invloed
van adrenaline op de kalium-doseeringen bij het kikkerhart.

Bij enkele harten, waarbij onder de proefnemingen de pul-
saties zeer zwak werden en tonustoestanden vertoonden,
waarbij een doorspoeling ter verbetering geen resultaten
opleverde, gelukte het soms door toevoeging van 100 mgr.
lecithine per liter vloeistof den toestand van deze harten
te verbeteren, waardoor verder experimenteeren weer moge-
lijk was. Dit gelukte echter lang niet bij alle verzwakte
harten.

-ocr page 36-

TABEL 4a.

Invloed van adrenaline op de beneden- en bovengrens voor

uranylnitraat.

(dosis in mgr. uranylnitraat)
Data der proeven in 1926 en 1927.

Data
der
proeven

U

8

- .2, C

M -M C

ö ra _

W ® ^ (O
-O gt;gt; M ^

S c
gt; Ï

ï 5 ë e

g ^nC

gt;nbsp;lt;U

COnbsp;lt;0nbsp;T3 Ö

Oi (3nbsp;Ö

lt;Unbsp;(0nbsp;2 ^

t3nbsp;I3nbsp;O

lt;u 3nbsp;10

CQnbsp;™

U ■
8-

to -o o

Samenstelling der
Ringer\'sche
Vloeistof
voor alle data

27-nbsp;9-\'25
2-10-\'26

14-10-\'26
22-10-\'26

28-10-\'26
29-10-\'26

8-11-\'26
10-ll-\'26
ll-lI-\'26
21-ll-\'26
27-11-\'26
29-11-\'26
4-12-\'26
7-12-\'26
9- l-\'27
11- 1-27
5 mqr.
4 mgr.

9nbsp;mgr.
6.5 mgr.

mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
mgr.
9.5 mgr.

8nbsp;mgr.
6.5 mgr.

9nbsp;mgr.
11 mgr.

10nbsp;mgr.
8 mgr.

14
7
4
9

11nbsp;mgr.
8.5nbsp;mgr.

17nbsp;mgr.

12nbsp;mgr.
17nbsp;mgr.
26nbsp;mgr.
12.5nbsp;mgr.

9nbsp;mgr.

16nbsp;mgr.

19nbsp;mgr.
15nbsp;mgr.
14nbsp;mgr.

17nbsp;mgr.

20nbsp;mgr.
19nbsp;mgr.
17nbsp;mgr.

1.50 mgr.
2 mgr.

1nbsp;mgr.
4nbsp;mgr.

2nbsp;mgr.
8nbsp;mgr.

3nbsp;mgr.
1.5nbsp;mgr.

4nbsp;mgr.
6nbsp;mgr.
5.5nbsp;mgr.

5nbsp;mgr.
4.5nbsp;mgr.

6nbsp;mgr.
4nbsp;mgr.
2nbsp;mgr.

6nbsp;mgr.
5nbsp;mgr.

12nbsp;mgr.

10nbsp;mgr.

8nbsp;mgr.

19nbsp;mgr,

7nbsp;mgr.
5nbsp;mgr.

10nbsp;mgr.

12nbsp;mgr.

10nbsp;mgr.

11nbsp;mgr.
11nbsp;mgr.
14nbsp;mgr.

9.5 mgr.
10.5 mgr.

Bicarb. natr. 200 mgr.
Chloret natr, 6 3 gram
Chloret calc. 250 mgr.
Aq, comm 10OG gram
(Hierbij is rekening ge-
houden met hel Cal-
ciumgehalte van het
leidingwater )

-ocr page 37-

§ 5. SENSIBILISATIE VAN HET GEISOLEERDE

KIKVORSCHHART DOOR CHOLINE VOOR HET
RADIO-ACTIEVE ELEMENT KALIUM.

De samenstelling van de Ringer\'sche vloeistof was de
volgende:

Bicaribon. natricus ........ 200 mgr.

Chloret, calcic.............. 250 mgr.

Chloret, natric............. 6.5 gr.

Aqua communis ........... 1000 gr., waarbij reke-
ning is gehouden met het calciümgehalte van het leiding-
water te Utrecht.

Voor de techniek van de doorstrooming ^ie men paragr. 2.

Nadat de harten onderworpen waren aan een doorstroo-
ming met inactieve Ringer\'sche vloeistof en daardoor tot
stilstand waren gekomen werden eerst de beneden- en boven-
grenzen voor kalium, op de wijze als in paragraaf 3 beschre-
ven, bepaald.

De gemiddelde duur van uitspoeling, totdat de harten tot
stilstand gekomen waren, was 40 minuten.

Nadat de beneden- en bovengrenzen bepaald waren werd
nagegaan, welken invloed choline uitoefende op de kalium-
doseeringen.

Als choline-praeparaat werd door mij steeds gebruikt
enzytol van de „Vereinigte Chemische Werkenquot;, Charlotten-
burg. Het is een 10 pet. waterige oplossing van boorzure
choline. Het praeparaat is goed houdbaar.

Het is van groot belang na te gaan of choline een sensi-
biliseerende werking heeft op kalium, aangezien choline
evenals kalium en adrenaline op vele plaatsen in het men-
schelijk lichaam wordt aangetroffen.

Ik begon met een oplossing van choline i : 1000, doordat
ik 1 gram choline oploste in i Liter inactieve Ringer\'sche
vloeistof, van dezelfde samenstelling als die in de proef-

3

-ocr page 38-

flesschen. Met deze oplossing werd in den regel geëxperi-
menteerd.

Opdat een zelfstandige werking van het choline op de
doseeringen van het kalium kon worden uitgeschakeld, werd
5 C.M3. van de choline-oplossing toegevoegd aan een der
proefflesschen waarin inactieve Ringer\'sche vloeistof van
den, in den aanhef van paragraaf 5 vermelde samenstelling
was. Nadat eerst gecontroleerd werd gedurende 5 minuten,
dat het hart, onder den invloed van deze hoeveelheid choline,
niet begon te pulseeren, werd de hoeveelheid cholineopl. ver-
hoogd tot 10
C.M3. en ook daarna eenige minuten afgewacht,
\'lerwijl nu bleek dat het choline niet den minsten merk-
baren invloed had op de automatie van het hart, werd het
kikkerhart onderworpen aan een doorstrooming met inactieve
Ringer\'sche oplossing, waarin per liter was opgelost 5 mgr.
choline en waarbij werd toegevoegd een zeer kleine
hoeveelheid kaliumchloride.

Ter verduidelijking zal ik eenige voorbeelden uit de
proevenreeks nader beschrijven:

Hart I. Benedengrens voor kaliumchloride was 11 mgr.

Bovengrens voor kaliumchloride was 30 mgr.

Ter bepahng van de, door choline beïnvloede grenzen,
werd na uitspoeling door inactieve Ringer\'sche vloeistof en
daarop volgende stilstand, i mgr. kaliumchloride per liter
inactieve Ringer\'sche vloeistof toegevoegd, waarin 5 mgr.
cholinenbsp;opgelost was. Nu werd als gewoonlijk

eerst 5 minuten gewacht waarbij vastgesteld werd, dat geen
verandering van den toestand van het hart waarneembaar
was. Daarna werd zeer voorzichtig trapsgewijs steeds met
ijio mgr. kaliumchloride opklimmende de concentratie van
het radio-actieve element verhoogd.

Bij aanwezigheid van 2 mgr. kaliumchloride per liter her-
vatte het hart .zijn pulsaties, eerst klein en langzaam, doch
bij verder verhooging van het kaliumgehalte tot 3 en 4 mgr.
werden de pulsaties krachtiger en frequenter.

Door steeds de concentratie van het kaliumchloride te ver-
hoogen, werd tevens de bovengrens bereikt. De rriaxiinale

-ocr page 39-

dosis onder invloed van choline bleek hier te zijn 8 mgr.
(bovengrens zonder choline 30 mgr.).

Hart 2. Hier werd op dezelfde wijze beneden- en boven-
grens bepaald, zonder en met beïnvloeding van choline. Hier
waren de waarden resp. 12 mgr. en 30 mgr. Na sensibilisatie
met choline 2.5 mgr. en 11 mgr.

Er blijkt uit de proeven dat choline een sterk sensibilisee-
rend vermogen heeft op de kaliumdoseeringen.

De bovengrenzen zijn ook flink gesensibiliseerd, hoewel
niet in die mate als dit met de minimaaldosis het geval is.

TABEE 5.

Invloed van choline op de beneden- en bovengrens voor
kaliumchloride.

(dosis in mgr. kaliumchloride).

Beneden-

Boven-

J3

Beneden-

Boven-

Data

grens

grens

gt; .

grens

grens

Samenstelling der

voor Kaliumchloride
bi) afwezigheid van
choline

a.

0 0.

S -c •
1 quot; a

a B
5

S

voor Kaliumchloride
bij aanWezigheid van
choline

Ringersche
Vloeistof

20-12-70
20-12-\'20
22-12-\'20
22-12--20
-\'20

28-I2-\'20
28-12-\'20

29-12-nbsp;20

11nbsp;mrg.

12nbsp;mrg.
9 mrg.

30 mgr.
21 mgr.

13nbsp;mqr.
350 mgr.
280 mgr.

30 mgr.
30 mgr.
22 mgr.
55 mgr.
48 mgr.
33 mgr.
850 mqr.
650 mqr.

5 mgr.
5 mgr
■4 mgt
5 mg-.
5 mgr
4.5 mgr
5 mgr.
5 mgr.

2 mgr.
2.5 mgr.
1.5 mgr.
2 mgr.
1.75 mgr.
2.25 mgr.
27 mgr.
25 mgr.

8 mgr.
11 mgr.
6.5 mqr.
15 mgr.
9.5 mgr.
8 mgr.
85 mgr.
78 mgr.

Bic. nat. 200 mgr.
Chloret, nat. 6.5 gram
Chloret, calc. 250 mgr.
Aq. com. 1000 gram
in alle proeven. (Hierbij
is rekening gehouden
met het Calciümgehalte
van het leidingwater.

Ook hier merkt men weer op, dat de uit\'|poelingstijd met
inactieve Ringer\'sche oplossing, na de cholineproeven, 20 tot
30 minuten langer duurt, dan dat dit het geval is wanneer
vooraf geen choline gebruikt is.

Alhoewel de gegevens vooral loopen over proeven met kik-
vorschen waarbij een zeer lage kalium-doseering noodig was,
zooals dit bijna steeds het geval is geweest in den tijd dat
ik deze proeven nam, is het mij toch gelukt enkele malen
kikkerharten te vinden met een hoogere kaliumdoseering.

-ocr page 40-

Ook daar werd door mij een zeer sterke sensibiliseering ge-
vonden voor choline, hetgeen blijkt uit de volgende cijfers:

Hart 3. Benedengrens 280 mgr. kaliumchloride.

Bovengrens 650 mgr. kaliumchloride.

Als gesensibiliseerde benedengrens, met 5 mgr. choline
per liter weid 25 mgr. en als dito bovengrens 78 mgr. KCl.

Hart 4. Benedengrens 350 mgr. KCl.

Bovengrens 850 mgr. KCl.

Na sensibilisatie resp. 27 mgr. en 85 mgr. KCl.

Bij de laatste harten bracht een verhooging van de con-
centratie van choline van 5 op 10 mgr. een krachtiger pul-
seeren met zich. Ditzelfde werd niet gevonden voor de harten
met lage kaliumdoseeringen.

Op dezelfde wijze als bij de vorige proeven met adrenaline,
werd door mij getracht het kaliumgehalte te verminderen,
opdat ik op die wijze kon vaststellen wat de minimum hoe-
veelheid choline was, benoodigd ter sensibilisatie van de
kaliumdoseeringen.

Deze waren in de meeste gevallen niet noemenswaard
beneden 5 mgr. choline, p. h. Ringer\'sche vloeistof,
zoodat in de meeste proeven steeds met
5 mgr. gewerkt werd.

-ocr page 41-

TABEL 5a.

Invloed van Choline op de beneden- en bovengrens voor
\' kaliumchloride.

(dosis in mgr. kaliumchloride)
Data in 1926 en 1927.

Data
der
proeven

2-Q c

9 w
gt; gt;

c ^ c
s; .2 quot;S
o=j5 -S, 0

c «j EP-c

•T3 3 4) ^
lU .2 gt;

ir\'

M E 3 e
H 0 3

amp; U .S\'JS

a B NU

u 2 n) ^
gt; .2 ^

gt; 1) gt;
73 J3 ^ 0

C u .ff-c

III

gquot; «
w C T3 Q

S .2 \'3 =

03 U W-C
g g

Samenstelling der
Ringer\'sche
Vlre\'stof

25- 9-\'26

80

mgr.

175

mgr.

60

mgr.

145 mgr.

Bicarb. natr. 200 mgr.

28- 9-\'26

95

mgr.

180

mgr.

50

mgr.

120 mgr.

Chloret natr. 6.5 gram

2-IO-\'26

125

mgr.

270

mgr.

70

mgr.

175 mgr.

Chloret calc. 250 mgr.

5-10-\'26

75

mgr.

140

mgr.

45

mgr.

100 mgr.

Aq. comm. 1000 gram

16-10-\'26

65

mgr.

160

mgr.

40

mgr.

100 mgr.

in alle proeven. Hier-

19-10-\'26

40

mgr.

95

mgr.

18

mgr.

70 mgr.

bij is rekening ge-

6-11-\'26

100

mgr.

250

mgr.

45

mgr.

150 mgr.

houden met het Cal-

15-11-\'26

150

mgr.

280

mgr.

120

mgr.

240 mgr.

ciumgehalte van het

22-ll-\'26

135

mgr.

280

mgr.

90

mgr.

200 mgr.

leidingwater.

6-12-\'26

200

mgr.

380

mgr.

115

mgr.

300 mgr.

12-12.\'26

225

mgr.

480

mgr.

150

mgr.

400 mgr.

21-12-\'26

180

mgr.

400

mgr.

125

mgr.

320 mgr.

9-.1-\'27

180

mgr.

380

mgr.

100

mgr.

290 mgr.

18- l-\'27

200

mgr.

400

mgr.

160

mgr.

360 mgr.

29- l-\'27

280

mgr.

600

mgr.

200

mgr.

500 mgr.

30- l-\'27

275

mgr.

500

mgr.

150

mgr.

350 mgr.

8- 2-\'27

200

mgr.

450

mgr.

110

mgr.

300 mgr.

24- 2-\'27

120

mgr.

250

mgr.

70

mgr.

160 mgr.

10- 3-\'27

150

mgr.

325

mgr.

90

mgr.

260 mgr.

16- 3-\'27

100

mgr.

250

mgr.

65

mgr.

200 mgr.

-ocr page 42-

§ 6. SENSIBILISATIE VAN HET .GEISOLEERDE

KIKVORSCHHART DOOR CHOLINE VOOR HET
RADIO-ACTIEVE ELEMENT URANIUM.

De samenstelling van de inactieve Ringer\'sche vloeistof
v^^as als volgt:

Bicarbonas natr............ 200 mgr..

Chloret. calcic.............. 250 mgr.

Chloret. natric............. 6.5 gr.

Aqua communis .......... looo gr., waarbij reke-
ning is gehouden met het calciumgehalte van het leiding-
water te Utrecht.

Voor de techniek en de wijze van vooraf bepalen van de
boven- en benedengrens voor het uraanzout verwijs ik naar
de voorafgaande paragrafen.

Ook werd nog, vóórdat de invloed van den sensi\'bilisator
op de doseeringen van het uraanzout bepaald werd, onder-
zocht of choline zonder aanwezigheid van het uraanzout in
de inactieve Ringer\'sche vloeistof, invloed op het door uit-
spoeling tot stilstand gebracht kikkerhart kon hebben. Eerst
toen duidelijk bleek, dat dit niet het geval was, werd met de
eigenlijke proeven aangevangen.

Ook nu weer lagen de beneden- en bovengrenzen voor
het uraanzout zeer laag. Een benedengrens van 0.05 mgr.
uranylnitraat en een bovengrens van 0.15 mgr. waren geen
zeldzaamheden. Het was daarom een eerst vereischte, om bij
het zoeken van gesensibiliseerde grenzen, met zeer kleine
giften uraanzout als uitgangspunt te beginnen en de con-
centratie van het uraanzout in de Ringer\'sche oplossing,
waarin choline aanwezig was met nog kleinere giften, meestal
een decimale fractie van de begindosis, trapsgewijze, te ver-
hoogen. Harten waarbij groepvormige contracties optraden
of waarbij spoedig sterke tonustoestand intrad, hetgeen in
deze periode waarin geëxperimenteerd werd veelvuldig voor-
kwam, werden voor verdere proefnemingen uitgeschakeld,

-ocr page 43-

Het was in dien tijd een veelvuldig geuitte klacht, dat men
zoo moeilijk kon experimenteeren met uranium, daar reeds
bij geringe dosis uraanzout spoedig verlamming van de har-
ten intrad. Dit is misschien ten deele te verklaren door het
feit dat de beneden- en bovengrens voor het uraanzout zoo
abnormaal laag waren.

Er bleek uit de genomen proeven ten duidelijkste dat
choline een sensibiliseerenden invloed ^^itoefende op de
uraandoseeringen. Die sensiibilisatie was echter veel geringer
dan die welke choline op het kaliumzout had en ook geringer
dan de invloed van adrenaline op uraan.

Als voorbeeld deel ik de uitkomsten mede van den invloed
van choline op het hart waarbij als benedengrens gevonden
werd 0.075 mgr. en als bovengrens 0.2 mgr. uraanzout zonder
sensibilisatie en waarbij de grenzen onder invloed van het
choline resp. 0.2 mgr. en 0.09 mgr. werden. Voor verdere
waarden raadplege men onderstaande tabel 6.

\' TABEL 6.

Invloed van choline op de beneden- en bovengrens voor
uranylnitraat.

(dosis in mgr. uranylnitraat).

Data

b 0

0 rj

im

rt» Js «-M

cD «
CQ XI

s

0 ^ iS
« b \'S .ÏÏ

quot;3 4) J
(U »C 5)

0 Jj a

Beneden-
grens

Boven-
grens

Samenstelling
v/d
Ringer\'sche
Vloeistof

«

§ I2
g ägt;

voor Uranylnitraat
bij aanwezigheid
van cholnie

5-1.\'21

5-1-71

6-1-71

6-1-71

7-1-71

7-1-71

8-1-71

0.075 mgr.
0.08 mgr.
0.70 mgr.

0.11 mgr.
0.04 mgr.
0.90 mgr.
0.15 mgr.

0.2 mgr.
07 mgr.
1.5 mgr.

0.38 mgr.
0.085 mgr.
2.10 mgr.
0.40 mgr.

5 mgr.

4nbsp;mgr.

5nbsp;mgr.

5 mgr.
4.5 mgr.
5 mgr
5 mgr.

004 mgr.
0.045 mgr.
0.55 mgr.

0.085 mgr.
0.025 mgr.
0.85 mgr.
0.095 mgr.

0.15 mgr.
0.16 mgr.
niet te
bepalen
078 mgr.
0.055 mgr.
1.80 mgr.
0.35 mgr.

Bic. natr. 200 mgr.
Chloret, natr. 6.5 gr.
Chloret, calc. 250 mgr.
Aq. communis 1000 gr.
in alle proeven, waarbij
rekening is gehouden
met het calciumgehalte
v/h leidingwater.

Er blijkt tevens uit de proeven dat de bovengrenzen voor
het uraanzout niet zoo sterk gesei.jibiliseerd werden als dq

-ocr page 44-

benedengrenzen. Er waren ook enkele gevallen waarbij geen
merkbaren invloed waar te nemen viel van choline op de
bovengrens van het uraanzout. Bij een enkel hart zelfs hiel-
den de pulsaties regelmatig aan, met elke willekeurige dosis
uraanzout, hoe hoog ook, terwijl hierbij een pulseeren in
sterk gecontraheerden toestand werd waargenomen. Het leek
mij alsof de tonus het hart ondoorstroomd gemaakt had.

Ik experimenteerde in deze proeven meestal met 5mer.
choline per liter Ringer\'sche vloeistof,

iets meer dan de minimale hoeveelheid benoodigd choline.
In de proeven in tabel 6 vermeld werd tevens de minimale
hoeveelheid choline die noodig\'was opgezocht.

Tijdens een reeks proeven werd het cholinegehalte ver-
hoogd.
10 mgr choline voldeed ook goed, hoogere
concentraties 20 mgr. en hooger werkten beslist vergiftigend
op de harten.

Na het bepalen van de gesensibiliseerde grenzen voor het
uraanzout, kwamen de harten bij het wederom uitspoelen
met inactieve Ringer\'sche oplossing
Veel spoediger tot stil-
stand als dat het geval was bij de proeven met het kalium-
zout en choline, en van het uraanzout met adrenaline. Het
schijnt dat de choline het uraanzout niet zoo goed in het
hart vasthoudt.i)

1) G. M. Streef, Kalium en zijn radio-actieve vervangers. Proefschrift
Utrecht 1926.

-ocr page 45-

TABEL 6a.

Invloed van choline op de beneden- en bovengrens voor
Uranylnitraat.
(dosis in mgr. uranylnitraat)
Data in 1926 en 1927.

Data
der
proeven

gt; a ^
M -O

feie\'S
«
s Sri

lt;u (O ^ U

In «

CQ
gt;
^^ g
« ij 03:2

C

\'ïl 4)

Sr- N .c

S ^^

P «

c a a

^ B g c

^►i; ® ra

gngt;

CQ

T3

DJ:-

P

2 c
gt;

Onbsp;^

Onbsp;rt

gt;nbsp;£

önbsp;C

gnbsp;2
CQ

Samenstelling
van de /?ing\'er\'sche
Vloeistof

4-10-\'26
6-10-\'26
20-10-\'26
27.10-\'26
6-11-\'26
8-ll-\'26
16-II-\'26
26-ll-\'26
30-11-\'26
3-12-\'26
5.12-\'26
20-12.\'26
20.12-\'26
13- l-\'27
25- l-\'27
8- 2-\'27
20- 2-\'27
6- 3.\'27
22- 3-\'27
5.5 mgr.

7nbsp;mgr.

6nbsp;mgr.
9 mgr.
8.5 mgr.

10nbsp;mgr.

12nbsp;mgr.

8nbsp;mgr.

11nbsp;mgr.
14 mgr.

13nbsp;mgr.
9.5 mgr.

12nbsp;mgr.

14nbsp;mgr.

7nbsp;mgr.
7.5 mgr.
7.8 mgr.

12 mgr.

8nbsp;mgr.

12nbsp;mgr.

15nbsp;mgr.

14nbsp;mgr.
20nbsp;mgr.

16nbsp;mgr.

19nbsp;mgr.
23nbsp;mgr.

17nbsp;mgr.

20nbsp;mgr.
26nbsp;mgr.
25nbsp;mgr.
20nbsp;mgr.

25nbsp;mgr.

26nbsp;mgr.

15nbsp;mgr.

16nbsp;mgr.
16.3nbsp;mgr,
25nbsp;mgr.
15nbsp;mgr.

4.5nbsp;mgr.

6nbsp;mgr.
5.5nbsp;mgr.

7nbsp;mgr.
8.5nbsp;mgr.
7nbsp;mgr.

10.5nbsp;mgr.

6nbsp;mgr.

9nbsp;mgr.

14nbsp;mgr.

9nbsp;mgr.

9nbsp;mgr.

11nbsp;mgr.

10nbsp;mgr.

6.5nbsp;mgr.

6nbsp;mgr.

7nbsp;mgr.
10nbsp;mgr.

6.5nbsp;mgr.

11 mgr.
14 mgr.
11 mgr.

18nbsp;mgr.
16 mgr.
14 mgr.

21nbsp;mgr.

14nbsp;mgr.
20 mgr.
26 mgr.

22nbsp;mgr.

19nbsp;mgr.

23nbsp;mgr.

20nbsp;mgr.

13nbsp;mgr.

15nbsp;mgr.
15 mgr.
22 mgr.

14nbsp;mgr.

Bicarb, natric.

200 mgr.
Chloret, natric.

6.5 gram
Chloret, calcic

250 mgr.
Aqua communis

1000 gram
in alle proeven.

Hierbij is rekening
gehouden met het
Calcium-gehalte van
het leidingwater.

-ocr page 46-

§ 7. INVLOED VAN ADRENALINE EN CHOLINE OP
HET EVENWICHT KALIUM URANIUM.

In deze paragraaf is het ons doel na te gaan welken in-
vloed adrenaline en choline tezamen hebben op de radio-
actieve elementen kalium en uranium.

Het bleek het beste dezen -invloed zoowel bij hooge als
bij lage evenwichten na te gaan.

Nadat een evenwicht ontstaan was op de wijze, zooals dit
in de paragraaf over de techniek beschreven is, werd dus
nagegaan welken invloed de toevoeging van adrenaline
hierop had.

Als experimenteervloeistof werd gebruikt een adrenaline-
oplossing
I : lOCX) van Parke Davis en Co., waarvan één gr.
werd gebracht in een liter inactieve Ringer\'sche oplossing.

Er werd begonnen met toevoeging van i cc. van deze
adrenaline-oplossing per liter vloeistof aan het evenwichts-
mengsel. Hierop werd eenige minuten gewacht, om den in-
vloed te kunnen nagaan van den sensibilisator. Deze toe-
voeging bleek te gering, om een merkbaren invloed te ver-
oorzaken. Daarom werd met kleine giften, trapsgewijze, eerst
met
I cc., later met grootere giften, de concentratie van den
sensibilisator verhoogd.

Ter verduidelijking van het hier\'boven vermelde willen wij
nagaan, wat er gebeurde bij een der proefnemingen. Wij
hadden een evenwicht verkregen van kalium en uranium in
de verhouding van iio mgr. kaliumchloride en 0.4 mgr.
uranylnitraat, d.w.,z. het hart, dat doorstroomd werd met een
Ringer\'sche vloeistof waarin p. L. aanwezig waren iio mgr.
KCl. en 0.4 mgr. uranylnitraat, was door deze vloeistof tot
stilstand gekomen. In het vervolg zullen wij de evenwichten
kortheidshalve als volgt aangeven: iio KCl. -)- 0.4 uranyl-
nitraat = O.

Bij toevoeging van adrenaline zagen wij da^quot; he(- even-
wi ht werd verbroken door 8 mg . van deze vloeistof. Het

-ocr page 47-

hart ging van stilstand over in fraai pulseeren. Aangezien
dit pulseeren onder den invloed van de adrenaline ontstaan
is, spreken wij hier van: adrenaline-kloppen. Het verbreken
van het evenwicht kan alleen verklaard worden door het
vermogen van adrenaline om uranium in sterkere mate in
de hartspier vast te houden dan dit met kalium het geval is.
Dit heeft G. M. Streef onlangs in zijn onderzoekingen quan-
titatief vastgesteld.i)

Welken invloed zal nu toevoeging van choline hebben op
dit, door adrenaline verbroken, evenwicht?

Op dezelfde wijze als dit met adrenaline gebeurde werd
aan de vloeistof choline toegevoegd, voorzichtig met kleine
giften, trapsgewijze, later met grootere giften opklimmend.
Indien nu de concentratie van choline ongeveer 4 mgr. per
liter Ringer\'sche vloeistof bedraagt, zien wij dat het even-
wicht door deze toevoeging weer hersteld wordt.

Bij steeds verdere verhooging van de cholineconcentratie,
verlaat het hart zijn evenwichtstoestand en Ibegint weer
krachtig en regelmatig te pulseeren. Aangezien dit pulseeren
onder invloed van choline ontstaat noemen wij het: choline-
kloppen. Het sensibiliseerende choline heeft dus den invloed
van den sensibilisator adrenaline op het evenwicht K XJ
opgeheven, waardoor wederom evenwicht intrad. Wij hadden
dus een evenwicht voor ons waarin 4 stoffen een rol spelen,
namelijk 2 radio-actieve stoffen (één Alpha- en één Bêta-
straler) en 2 sensibilisatoren, waarvan de ééne een sterkeren
invloed voor uraan en de andere, een sterkeren invloed voor
kalium heeft. Want choline sensibiliseert voor kalium sterker
dan voor uraan en houdt daarenboven het kalium veel beter
vast in de hartspier. Wij zouden kunnen spreken van een
evenwicht tusschen adrenaline en choline (4 mgr. choline en
8 mgr. adrenaline = o).

Zooals opgemerkt, is in de proef het cholinegehalte nog
vermeerderd tot 60 mgr., waardoor choline-kloppen ontstond.
Wij zijn in onze proefneming nog verder gegaan en ver-

1) G. M. Streef, Proefschrift Utrecht 1926.

-ocr page 48-

hoogden weer de concentratie van de adrenaline, terwijl de
hoeveelheden choline, kalium en uranium constant bleven.
Als de adrenaline-concentratie weer zoo ver gestegen is dat
eerst stilstand en bij verdere verhooging, adrenaline-kloppen
intreedt, wordt wederom choline toegevoegd. Er werden
door beurtelingsche concentratieverhoogingen der sensibili-
satoren ,op deze manier verscheidene evenwichten bereikt.
Opgemerkt dient nog te worden dat de hoeveelheden adre-
naline en choline, die tot herstel en verbreking van de even-
wichten noodig zijn, steeds grooter werden. In onze proef
was het laatste evenwicht bij choline 140 mgr. en adrenaline
200 mgr. Op de hier beschreven wijze werden meerdere proe-
ven genomen. Bij een andere reeks werd het aanvankelijke
evenwicht verbroken door eerst choline toe te voegen waarna
het door adrenaline-toevoeging weer hersteld werd. Op deze
wijze, kregen wij nog een aantal choline-adrenaline even-
wichten.

-ocr page 49-

TABEL 7-

Evenwichten, ontstaan uit het oorspronkelijk evenwicht Knbsp;U

door toevoeging van adrenaline en choline in mgr.

Evenwichten
Kalium
Uranium in mgr.

Samenstelling

van de
/?igt;jg\'er\'sche
vloeistof

Data

480 K 2 U=0
110K 0.4U=0
800 K 3 U=0
450K 1.5U=0
750 K 4 U=0
350 K 20 U=0
650 K 42 U=0

8 adr. 2 ch.=0
8 adr. 4 ch.=0
140 adr. 25 ch.=0
70 adr. 15 ch.=0
150 adr. 24 ch. O
200 adr. 100 choline = O
300 adr. 220 choline = O

320 adr. 150nbsp;ch.=0

180 adr. 60nbsp;ch.=0

250 adr. 50nbsp;ch.=0

290 adr. 130nbsp;ch.=-0

220 adr. 20nbsp;ch.=0

700 adr. 250nbsp;ch.=0

200 adr. 140nbsp;ch.=0

670 adr. 150nbsp;ch.=0

750 adr. 310nbsp;ch.=0

350 adr. 110nbsp;ch.=0

l-2-\'21
3-2-\'21

3-2-\'21

4-2-\'21
4-2-\'21

6-12-\'26
9-12/26

Bicarb. natrie

200 mgr.
Chloret. natrie

6.5 gr.
Chloret. calc.
250 mgr.

Aq.com. lOOOgr.
(waarbij reke-
ning is gehou-
den met het
calc.-geh. v/h
leidingwater).

-ocr page 50-

FIGUREN I EN 2.

Overgang van adrenaline-kloppen (links op de curve) in
choline-kloppen (rechts op de photo).

Figuur 2.

Figuur I.

Evenwichten adrenaline-choline, ontstaan uit het oorspron-
kelijk evenwicht: 350 mgr. KCl. 20 mgr. Ur.nitraat
= O.

Eerste witte stip van links: 200 mgr. adrenaline p. L. ver-
breekt het evenwicht Kalium—Uraan.

Tweede witte stip: 100 mgr. choline p. E. doet den even-
wichtstoestand herstellen.

Derde witte stip: Verbreking van het evenwicht door toe-
voeging van 350 mgr. adrenaline p. E.

Vierde witte stip: Toevoeging van 150 mgr. choline p. L.

Vijfde witte stip: Verdere toevoeging van 100 mgr. choline
doet het evenwicht weer herstellen.

-ocr page 51-

Evenwicht adrenaline-choline, ontstaan uit het evenwicht :
650 mgr. KCl. -f- 42 mgr. Ur.nitraat = o.

Links op de figuur ziet men fraaie hartpulsaties ontstaan
door verbreking van het evenwicht Kalium—Uraan, door
300 mgr. adrenaline p. L. (adrenaline-kloppen).

Bij de eerste witte stip van links af, wordt 220 mgr. choline
p. L. toegevoegd; hierdoor werd de evenwichtstoestand her-
steld.

Tweede witte stip: Verdere verhooging van de choline-
concentratie met 130 mgr. choline p. L., waardoor het hart
wederom begint te pulseeren (choline-kloppen).

-ocr page 52-

§ 8. INVLOED VAN ADRENALINE OP HET EVEN-
WICHT KALIUM URANIUM.

In deze paragraaf willen wij den invloed van den sensibili-
sator adrenaline op de evenwichten en de betrekkingen van
de radio-actieve elementen tot dien sensibilsator nader be-
studeeren.

Hiertoe werd gebruik gemaakt van de cascade methode.

Bij een reeks harten werden evenwichten gezocht voor
kalium en uraan. Op de in het vorige hoofdstuk beschreven
wijze werd nu adrenaline toegevoegd aan deze evenwichten,
terwijl men de concentratie van den sensibilisator trapsge-
wijze dusdanig verhoogde, dat het evenwicht verbroken
werd. Nadat het hart dan na dien verbroken evenwichts-
toestand gedurende 5 minuten regelmatig gepulseerd had,
hetgeen noodig was om tijdelijke herleving der pulsaties door
inwendige prikkels te kunnen uitsluiten, werd kalium aan
de doorstroomingsvloeistof toegevoegd. Terwijl trapsgewijze
een zekere dosis hiervan was toegevoegd, veranderde de toe-
stand waarin het hart verkeerde.

Nadat gedurende eenige minuten het pulseeren langzamer
en met kleiner uitslag doorging, ging het hart wederom tot
stilstand over. Het evenwicht was aldus hersteld door toe-
voeging van kalium.

Dit berust op het in sterker mate vasthouden van uraan
in de hartspier dan van kaliurh door dén invloed, die adrena-
line op het orgaan ten opz. van de beide elementen heeft, i)

Door deze eigenschap verbrak de evenwichtstoestand en
kreeg men feitelijk uraankloppen. Door verhooging van de
kaliumconcentratie werd die evenwichtstoestand weer her-
steld. Als men aan dit nieuwe evenwicht wederom adrenaline
toevoegt,, ziet men bij een zekere doseering wederom het
evenwicht ver^broken worden, terwijl bij toevoeging van

1) G. M. Streef, Dissertatie, Utrecht 1926.

-ocr page 53-

nieuw kalium in stijgende doseering weer een nieuw even-
wicht ontstaat.

Op die manier kan men een reeks evenwichten vinden.
Echter, om het evenwicht opnieuw te herstellen zijn steeds
grootere hoeveelheden kalium noodig, terwijl ook de benoo-
digde dosis adrenaline tot verbreking van het evenwicht, zich
in stijgende richting beweegt.

Als voorbeeld diene de volgende proefneming: Er was e\'en
cvenwicht 200 KCl 7 U. = O. Hierbij werd gevoegd eerst
10 mgr. adrenaline\') na5minuten wachten werd de hoeveel-
heid vermeerderd tot 15 mgr., 20 mgr. adrenaline, enz.

Bij aanwezigheid van 30 mgr. adrenaline per liter
Ringer\'sche vloeistof werd het evenwicht verbroken en kreeg
men fraai en krachtig pulseeren te zien. Nadat het hart 5
minuten lang flink doorgeklopt had, werd begonnen met
verhooging van de kaliumconcentratie trapsgewijze met
kleine giften opklimmend tot dat er 10 mgr. toegevoegd was.
Hierop herstelde zich het evenwicht.

Daarna werd weder de adrenalineconcentratie met 10 cc.
verhoogd en daardoor verbreking van het evenwicht ont-
stond, dat zich weer herstelde door toevoeging van 10 mgr.
kaliumzout. Met 25 mgr. adrenaline weer verbreking en
herstel met 200 mgr. kaliumchloride. Dus ook de kalium-
doseering beweegt zich in stijgende lijn. Tenslotte kon het
evenwicht weer veribroken worden met 85 mgr. adrenaline-
oplossing en herstel van het evenwicht trad in bij toevoeging
van 300 mgr. kaliumchloride. Voorts weer veHbreking met
160 mgr. adrenalineoplossing en herstel met 400 mgr. kalium-
chloride. En ten laatste nog verbreking met 360 mgr. adrena-
lineoplossing en herstel met 500 mgr. kaliumchloride .(Zie
figuur 3 en 4).

Er zijn dus steeds grootere hoeveelheden adrenaline noo-
dig ter verbreking, en tevens een steeds toenemende hoeveel-
heid kalium tot herstel van het evenwicht.

Op deze wijze werd met een reeks harten geëxperimen-
teerd en werden vele sensi\'bilisatie-evenwichten gevonden.
Opmerkelijk was, dat de harten zeer groote hoeveelheden

\') Solutio adrenalini van Parke Davit.

-ocr page 54-

Figuur 3.

\' Evenwicht: 200 mgr. KCl 7 mgr. Ur.nitraat = O.
Eerste witte punt: 30 mgr. adrenaline p. E. venbreekt het

evenwicht.

Tweede witte punt: 10 mgr. KCl p. E. herstelt het even-

wicht.nbsp;, I u

Derde witte punt: 10 mgr. adrenaline p. E. verbreekt het

evenwicht.

Vierde witte punt: 10 mgr. KCl p. E. herstelt den even-
wichtstoestand.

Vijfde witte punt: 25 mgr. adrenaUne verbreekt het even-
wicht.nbsp;, ,

Zesde witte punt: 200 mgr. KCl. p. E. herstelt het even-
wicht.

Zevende witte punt: 85 mgr. adrenaline p. E. verbreekt
het evenwicht.

Achtste wite punt: 300 mgr. KCl. herstelt den evenwichts-
toestand.

Figuur 4. (Vervolg van figuur 3).

Eerste witte punt van links: 160 mgr. adrenaline p. E. ver-
breekt het evenwicht.

-ocr page 55-

Tweede witte punt: 400 mgr. KCl p. L. herstelt het
evenwicht.

Derde witte punt: 360 mgr. adrenaline p. L,. verbreekt het
evenwicht.

Vierde witte punt: 500 mgr. KCl herstelt den evenwichts-
toestand.

In onderstaande tabel 8 heb ik eenige evenwichten vast-
gelegd en de waarden voor adrenaline en kaliumchloride ter
verbreking en herstel van het evenwicht eribij aangeteekend.

Ter toelichting van de tabel het volgende:

In de eerste kolom is achtereenvolgens voor 6 harten de
benoodigde hoeveelheid uraan zout en kaliumzout opgege-
ven, waanbij een evenwichtstoestand aanwezig was. In de
tweede kolom geef ik achtereenvolgens voor dezelfde harten
het aantal cc. sol. adrenaline i : lo^ dat noodig was om het
evenwicht weer te verbreken. In de derde kolom vindt men
het aantal^mgr. kaliumchloride, dat noodig was om het even-
wicht van dezelfde harten weer te herstellen. Zoo eenige
malen voortgaande kan men de evenwichten steeds weer
verbreken en herstellen en deze waarden vindt men in de
opvolgende kolommen weer vermeld. In enkele gevallen
werd 300 mgr. calciumchloride per liter Ringer\'sche vloeistof
gebruikt om het hart beter in staat te stellen deze hooge
doseeringen te verdragen.

-ocr page 56-

TABEL 8.

Invloed van adrenaline op het evenwicht Kalium ^ Uranium.

(dosis in mgr. der zouten)__

Ji 03

-s e

II

Samenstelling

van de
Ringecsche
vloeistof

.ü 03

\'S s

1-2
w

O
?

e

3

I\'

J:i CP-

S

u

I-S

cnbsp;.

(0 03

g s
•ë-s

-s e
i.a

•5nbsp;B

Bnbsp;a

3

^nbsp;«j

ra 03

c Ë

A » quot;

Evenwicht
K/U

(0 05

g E
lt;

(O 05

g s

-5.5
lt;

«
B

Q

co 05

s s

ra

H Ë

200 K 7U=0
110 K 7U=0
800 K 22U=0
550 K 22U=0
760 K 21 U=0
160 K 9U=0

200
800
880
130
750
830

25
180
660
270
550
240

10
650
500
100
440
470

10
100
450
140
320
085

10
250
160
70
HO
190

30
20
30
10
20
25

85 300 160 400 360 500
stilstand d. Kalium onder sterk hartwoelen
(300 mgr. Ca cl 2 p. L.)

Bicarb. natr.

200 mgr.
Chloret, natr.

6.5 gr.
Chloret, calc.

250 mgr.
(tenzij anders

vermeld)
A qua comm.
1000 gr.

6-2-\'21
6-2-\'21
7-2-21
7\'2-2\\
9-2-21
9-2-21

Ol

to

300
1000
1200

400
840
620

1200 (300 mgr. Ca cl 2 p L.)
(300 mgr. Ca cl 2 p. L.)
960

OJ-ß

Ë S

•S gt;
gt;

rs-lt;3

■s-s

Jl
gt;

c .y

H

s

kl V

XI gt;

Ö quot;
gt;

■3 ^
« S

u O

4» gt;

X lt;quot;
x:

•3nbsp;^

snbsp;g

wnbsp;gt;

Xnbsp;^

u a

Ö S

2 g
u gt;

X quot;

J3

X quot;

-ocr page 57-

Bij een andere reeks harten werden soortgelijke resultaten
als hienboven aangegeven gevonden. Echter waren er onder
deze harten enkele, waarbij na een paar evenwichten ver-
kregen te hebben, waarschijnlijk door vergiftiging, een blij-
vende verlamming intrad, waarna er dus niet meer mee te
experimenteeren viel.

Tenzij anders vermeld (in tabel 8) werd steeds de
Ringer\'sche vloeistof van onderstaande samenstelling ge-
bruikt :

Bicarb. natric............... 200 mgr.

Chloret. natric.............. 6.5 gr.

Chloret. calcic............. 250 mgr.

Aqua communis ......•..... 1000 gr.

Invloed van adrenaline op een hoog evenwicht
Kalium quot;^quot;zi^ Uraan.

Figuur 5, 6, 7, 8 en 9. No. 3 en 4 van Tabel 8.

-ocr page 58- -ocr page 59-

Evenwicht: 800 mgr. KCl 22 mgr. Ur.nitraat = o.

Eerste witte punt van links: 30 mgr. adrenaline p. L. ver-
breekt het evenwicht.

Tweede witte punt: Toevoeging van 160 mgr. KCl p. L.
herstelt het evenwicht.

Derde witte punt: 450 mgr. adrenaline p. L. verbreekt het
evenwicht.

Vierde witte punt: 500 mgr. KCl. p. L,. herstelt het
evenwicht.

Vijfde witte punt: 660 mgr. adrenaline p. L. verbreekt het
evenwicht.

Zesde witte punt: 880 mgr. KCl. p. L,. herstelt het
evenwicht.

i (gt;7n\'te/ffU^

Figuur 7. (Vervolg van de bovenstaande figuur 6).

Figuur 6.

Evenwicht: 550 mgr. KCl -(- 22 mgr. Ur.nitraat = o.
Eerste witte stip: 10 mgr. adrenaline p. L. toegevoegd aan
het evenwicht, waardoor de evenwichtstoestand verbroken
wordt.

Tweede witte punt (van links) : Toevoeging van 70 mgr.
KCl p. L. herstelt het evenwicht.

Derde witte punt: Toevoeging van 140 mgr. adrenaline p.
L. verbreekt wederom het evenwicht. (Ziet het vervolg op de
onderstaande figuur).

-ocr page 60-

Bij de witte punt wordt loo mgr. KCl p. L. toegevoegd,
waarop het evenwicht weer intreedt.

Figuur 8. (Vervolg van figuur 7).

Eerste witte punt van links: Toevoeging van 270 mgr.
adrenaline p. E. Verbreking van het evenwicht.

Tweede witte punt: 130 mgr. KCl p. E. herstelt het even-
wicht.

Derde witte punt: 400 mgr. adrenaline p. E. verbreekt het
evenwicht. (Ziet vervolg op figuur 9).

Figuur 9. (Vervolg van figuur 8).

Eerste witte punt van links: 300 mgr. KCl p. E. herstelt
den evenwichtstoestand.

Tweede witte punt: 1200 mgr. adrenaline p. E. doet het
evenwicht verbreken.

Invloed van adrenaline op een evenwicht
Kalium ^ Uranium.

200 K. -f 7 U. = O.
Hart 3. (No. i van tabel 8).

-ocr page 61-

§ 9. INVLOED VAN CHOLINE OP HET EVENWICHT
KALIUM URANIUM.

Op soortgelijke wijze als in paragraaf 7 de invloed van
adrenaline op de radioactieve elementen werd nagegaan, wer-
den proeven gedaan omtrent den invloed van den sensibili-
sator choline op -het kalium-uranium evenwicht,, terwijl
tevens nauwkeurig nagegaan werd, in welke verhouding
choline en de radioactieve elementen in een mengsel tot
elkaar staan. Choline sensibiliseert voor kalium sterker dan
voor uraan, hetgeen uit de voorgaande onderzoekingen ge-
bleken is. Tevens blijkt dit uit de onderzoekingen van
G. M.
Streef,
i) Deze onderzoeker toonde quantitatief aan, dat
choline het kalium bij doorstrooming in veel sterker mate
vasthield dan dit met uraan het geval is.

Indien choline toegevoegd wordt aan een evenwicht, zal
het zijn invloed doen gelden, zoowel op de kalium-, als op de
uraanwerking, doch wij kunnen, afgaande op het vooraf be-
sprokene, reeds vermoeden, dat zijn invloed zich vooral zal
doen gelden op de kalium-werking. Er kan dus veronder-
steld worden dat choline de werking van kalium op het hart
in meerdere mate zal versterken dan die voor uranium. Het
evenwicht moet volgens dezen gedachtengang, verbroken
worden door de sensiibilisatie met behulp van choline.

Deze veronderstelling werd aan de practijk getoetst. Daar-
toe werd bij een reeks harten, de kalium-uranium evenwich-
ten ingesteld, waarna zij werden behandeld met choline.

Zooals om zuivere uitkomsten te verkrijgen, noodzakelijk
is, werd met toevoeging van kleine giften van den sensibili-
sator begonnen en de concentratie met intervallen van 5
minuten, ter dbservatie van den toestand, waarin het door-
stroomde hart verkeerde, verhoogd.

Nadat een zekere concentratie van het choline bereikt was.

1) G. M. Streef, Kalium en zijn radio-actieve vervangers. Proefschrift,
Utrecht 1926.

-ocr page 62-

merkt men op, dat het hart zijn stilstand, veribreekt en fraai
begint te pulseeren, m.a.w.: evenwichtsverbreking door onge-
lijke sensibilisatie door het choline.nbsp;,

Aangezien het bekend is, dat choline het kalium het sterkst
sensibiliseert, zal het mogelijk zijn, dat verhooging van de
uraanconcentratie, die meerdere sensibilisatie zal kunnen op-
heffen. Er werd daartoe uraniumzout aan de doorstroomings-
vloeistof toegevoegd, weder in zeer kleine dosis, trapsgewijs
stijgend en steeds 5 minuten na elke verhooging afwachtend,
wat er gebeuren zal. Werkelijk blijkt dat de toevoeging van
het uraanzout in zekere hoeveelheid in staat is den even-
wichtstoestand te herstellen, dus de meerdere sensibilisatie
weer de neutraliseeren. Er is een tweede evenwicht ontstaan
waarin het kalium constant gebleven is, doch waar de uraan-
dosis hooger ligt. Door choline toevoeging gelukt het weer
om het evenwicht opnieuw te verbreken. Zoo doorgaande,
eerst met uraan, dan weer met choline, vinden wij bij de serie
harten, die wij voor dit onderzoek gebruikten, een reeks
evenwichten.

Opgemerkt dient te worden, dat zooals dit in de vorige
proeven met adrenaline en het kalium het geval was, steeds
grootere (met groote sprongen stijgend) hoeveelheden cho-
line en uraan ter verbreking en herstelling van het evenwicht
noodig zijn.

In tabel 9 zullen eenige voorbeelden van proeven gegeven
worden. De harten verdragen, op enkele uitzonderingen no,
zeer goed hooge doseeringen en blijven op de steeds variee-
rende concentraties krachtig en fraai pulseeren.

-ocr page 63-

TABEL 9.

Invloed van choline op het evenwicht Kalium
(dosis in mgr. uranylnitraat)

Uranium.

D3

E

u

-si

C

L.

4)

a ^

gt;

(0 X

lt;U

2

|gt; .s

u

E 0

cal

C

^

4J

J5

0 J:

ö gt;

J3
U

00

S^ I

.5 t, O

00

•sll

co gt;

cn

03*0

ri

B
c i

is

•S^l

ë-s gt;

U gt;

Evenwicht
K/U

— 4J C

C u, ïj

U gt;

•S 2 g

Q 5 gt;
2 .J3

Data

jQ gt;

e
u

igt;
U

O

S -C
3 ■gt;

\'c3

U

500K 29U=0
120K 6U=0
130 K 6U=0
110K 6U=0
250 K 5U=0
110K 5U-0
650 K- 32U=0

20
10
40
20
20
20
0.015

50
30
60
35
80
04
39

10
3

3

4
11

5
9

90
50
100
80
200
120
85

2
2

2.5
6
1
6

12 150nbsp;15

■ 4.2 60nbsp;5.5 88]

12 40nbsp;30

6.25 130nbsp;9
25

Er bestaat geennbsp;evenwicht meer hoe groot de
dosis Uraan ook.

14

11-2-21
ll-2-\'21
13-2-\'21

13-2-\'21

14-2-21

15-2-\'26
15-2-\'21

300
250
250
250
250
250
300

ca
VO

-ocr page 64-

Bij het evenwicht 500 K. en 29 U. = o, werd door 20
mgr. choline de rustoestand verbroken; door 8 mgr.
uraan toe te voegen werd het weer hersteld. Wederom ver-
breking door 50
mgr. choline en weer hersteld door
10 mgr. uraan. Op deze manier doorgaande werden nog
eenige hoogere evenwichten bepaald. In deze proefnemingen
en in nog eenige, waarin een oorspronkelijk hoog evenwicht
als uitgangspunt werd gebruikt, verhoogden wij het calcium-
gehalte tot 300 mgr. per liter Ringer\'sche vloeistof, opdat het
hart deze evenwichten en de daardoor ontstane kans op ver-
giftigingen zou kunnen doorstaan.

Invloed van Choline op het evenwicht Kalium—Uranium.

(Zie figuur 10 en 11).

Figuur 10.

Evenwicht: 120 mgr. KCl 6 mgr. Ur.nitraat = o.

Eerste witte stip van links. 10 mgquot;, choline p. L,. ver-
breekt het evenwicht.

Tweede witte stip: 2 mgr. Ur.nitraat p. L. herstelt het
evenwicht.

Derde witte stip: 30 mgr. choline p. L. verbreekt het
evenwicht.

Vierde witte stip: Herstel van den evenwichtstoestand
door toevoeging van 3 mgr. Ur.nitraat p. L.

Vijfde witte stip: Versbreking van het evenwicht door
50 mgr. choline p. h.

Zesde witte stip: 4.2 mgr. Ur.nitraat p. U. herstelt den
evenwichtstoestand.

Zevende witte stip: 60 mgr. choline p. L. verbreekt den
evenwichtstoestand.

Achtste witte stip: 5.5 mgr. Ur.nitraat p.\'L. doet het
evenwicht herstellen.

-ocr page 65-

Negende witte stip .-Toevoeging van 88 mgr. choline p. L.
doet den evenwichtstoestand verbreken.

Tiende witte stip: 7 mgr. Ur.nitraat p. L. herstelt het
evenwicht.

Evenwicht: 450 KCl 23 Ur.nitraat = o.

Bij eerste witte punt: toevoeging van 20 mgr. choline p
later, waardoor de evenwichtstoestand verbroken wordt

Tweede witte punt: Uraanconcentratie verhoogd met 4
mgr.
p. Eiter, waardoor het evenwicht hersteld wordt

Derde witte punt: Toevoeging van 5ó mgr. choline p.
Eiter verbreekt wederom het evenwicht..

Vierde witte punt: 6 mgr. Ur.nitraat p. Liter herstelt den
evenwichtstoestand.

Vijfde witte punt: 75 mgr. choline p. Liter venbreekt het
evenwicht.

Zesde witte punt: 9 mgr. Ur.nitraat p. Liter herstelt den
evenwichtstoestand.

Zevende witte punt: 100 mgr. choline p. Liter verbreekt
het evenwicht.

Achtste witte punt: Herstel van het evenwicht door toe-
voeging van 12 mgr. Uranylnitraat per Liter.

N.B. Het calciumgehalte werd in deze proef verhoogd tot
300 mgr, p. Liter,

-ocr page 66-

§ 10, INVLOED VAN DE TEMPERATUUR OP DE
SENSIBILISATIE EN DE EVENWICHTEN.i)

Het grootste deel der proeven werd verricht in het labora-
torium bij kamertemperatuur van ongeveer 15 gr. Celcius.
Bij lagere temperaturen zijn ook een reeks harten onderzocht
op sensibilisatie en evenwichten (temperatuur was hierbij
ongeveer 4 gr. Celcius).

Er werden verder proeven gedaan bij een temperatuur die
om het nulpunt lag. Daartoe werd de flesch van Mariotte
in een onverwarmd vertrek geplaatst in een groote stolp,
waarin stukken ijs gelegd waren. Met een thermometer werd
voortdurend geconstateerd, dat de temperatuur om het nul-
imnt bleef en dat dit ook het geval was met de doorstroo-
mingsvloeistof.

Er werden bij de op deze wijze onderzochte harten geen
duidelijke Verschillen gevonden in sensibilisatie door hor-
monen ten opzichte van harten, die ondenzocht waren bij
kamertemperatuur.

Evenmin werden verschillen gevonden voor de proeven
met even wichten bij deze temperaturen.

Evenwichten, die bij kamertemperatuur waren gevonden,
werden niet verstoord door daling van de temperatuur tot
het vriespunt. Harten, die door sensibilisatie, bij een sterk
verlaagd gehalte aan radioactieve stof, bij de nieuvi^e onder-
grens begonnen te pulseeren, bleven doorkloppen.

Ditzelfde was het geval, indien de temperatuur verhoogd
werd, nadat bij het nulpunt de gesensibiliseerde beneden-
grens bereikt v^as.

1) A. M. Streef, Onderz. Physiol. Lab. Utrecht. 5e Reeks, deel 19,
bldz. 1.

-ocr page 67-

§ II. SENSIBILISATIE VAN HET GEISOLEERDE

KIKVORSCHHART DOOR HISTAMINE. VOOR
HET RADIO-ACTIEVE ELEMENT KALIUM.

Evenals de in dc vorige paragrafen beschreven proeven,
was de samenstelling van de inactieve Ringer\'sche vloeistof
als volgt:

Bicanb. natric............... 200 mgr.

Chloret, calc................ 250 mgr.

Chloret, natric.......:..... 6.5 gr.

Aqua communis ........... 1000 gr., waarbij reke-
ning werd gehouden met het calciumgehalte van het leiding-
water.

Voor de technische bizonderheden, wat betreft opstelling
en doorstrooming van het gesuspendeerde kikkerhart wordt
verwezen naar de paragraaf over de techniek.

Alvorens met de eigenlijke histamine-proeven te beginnen,
werden de harten eerst doorstroomd met inactieve
Ringer\'sche vloeistof, tot stilstand ingetreden was. Dit
duurde gemiddeld 30 minuten.

Histamine komt voor in het waterig extract van secale
cornutum. Het is het Bêta-imidazol-aethylamine en is het
eerst ontdekt door
Barger en Dale. 1)

Histamine, dat een contractie van gladde spieren, o.a. van
de uterus, veroorzaakt, werkt vaatverwijdend en bloeddruk-
verlagend.

W. Einis ging de werking op het geïsoleerde kikkerhart
na. Hij zag verschil in werking al naar mate de concen-
tratie van het histamine was. Bij een concentratie van
I : 100.000 zag hij frequentievermindering en versterking van
de contracties. Bij sterkere concentratie van i : 10.000 tot

1)nbsp;Barger en Dale, Journal of Physiol. Bnd. 40, 1910.

2)nbsp;W. Einis, Biochem. Zeitschrift, Bnd. 52, S. 69.

-ocr page 68-

I : 5000 en nog hooger zag hij groepenvorming en periodieke
hartstilstand optreden.

Door mij werk gebruikt Ergamine van Burroughs Well-
come en Co., dat in tablettenvorm in den handel gebracht
wordt.

Ook Halbertsma ) vond bij zijn onderzoekingen betref -
fende den invloed van radioactieve stoffen en hormonen op
de vasomotorische prikkelbaarheid, invloed van histamine
op de gevoeligheid der vaten voor de radio-actieve elementen
en op de evenwichten. Ook Mes -) vond sensibiHsatie en o.a.
fraaie verbreking van even wich ten bij zijn onderzoekingen
der automatische bewegingen van het kikvorschrectum.

Op ongeveer de zelfde wijze als bij adrenaline en choline
werd bij histamine de sensibilisatie van het orgaan nagegaan
voor het radio-actieve element kalium. Onder invloed van
bet histamine klopten de harten fraai en regelmatig zonder
tonusverhooging. De mate van sensibilisatie was, bij de ver-
schillende harten, nogal uiteenloopend.

Nadat eerst de beneden- en de bovengrenzen voor kalium
waren vastgesteld, werden de harten wederom doorspoeld
door inactieve Ringer\'sche vloeistof totdat door uitspoeling
stilstand was ingetreden. Eerst daarna werden de gesensibili-
seerde beneden- en bovengrenzen bepaald.

In de meeste gevallen was i tablet Ergamine voldoende
voor
I Eiter vloeistof.

De mate van sensibilisatie was verschillend en liep zeer
uiteen, van 65 pet. tot 20 pet., gemiddeld 30 pet. Dit geldt
voor de minimum hoeveelheid kalium.

Ook de bovengrens voor kalium wordt door histamine
beïnvloed, echter niet in die mate als dit met de beneden-
grens het geval is.

Onderstaande tabel 10 geeft enkele waarden van beneden-
en bovengrenzen weer, voor kalium met en zonder sensibili-
satie door Histamine.

1)nbsp;K,* T. A. Halbertsma, De vasomotorische prikkelbaarheid onder
invloed van radio-actieve elementen en Hormonen. Proefschrift, Utrecht,
1922.

2)nbsp;L. Mes, Dissertatie, Utrecht 1926.

-ocr page 69-

TABEL 10.

Invloed van Histamine op de beneden- en bovengrens voor
Kaliumchloride.
(in mgr. kaliumchloride).

gt; OT.S

-a
fe \'S

0

quot;O

Is

tH

-0

0 4)

9 W.S

0
gt;

0
0

-

Data
der

W N E

sus

^ N E

tn

£!U

igt;
-0

.«E

y

I s^

gt;
«

gu

•S\'E

Samenstelling
der
Ringer\'sche

proeven

0 \'S

\'S-® 0

ra

g2 c

\' (0
(0 c

ra

re n

Vloeistof

gt;_; ra

u

gt;

gu gt;

cavtj

s

CQ

0
CQ

isgt;

16-8-\'26

500 mgr.

1100 mgr.

200

mgr.

700

mgr.

Bicarb. natr. 200 mgr.

17-8-\'26

300 mgr.

700 mgr.

160

mgr.

550

mgr.

Chloret, natr. 6.5 gr.

15-8-\'26

200 mgr.

450 mgr.

100

mgr.

375

mgr.

Chloret, calc.

18-8-\'26

250 mgr.

560 mgr.

165

mgr.

470

mgr.

250 mgr.

18.8-\'26

400 mgr.

750 mgr.

220

mgr.

640

mgr.

Aq. comm. 1000 gr.

19-8-\'26

120 mgr.

260 mgr.

80

mgr.

200

mgr.

in alle proeven. .

22-8-\'26

28 mgr.

600 mgr.

700

mgr.

550

mgr.

Hierbij is rekening

22-8-\'26

240 mgr.

555 mgr.

160

mgr.

490

mgr.

gehouden met het

25-8-\'26

450 mgr.

860 mgr.

260

mgr.

750

mgr.

Calcium-gehalte van

l-9-\'26

140 mgr.

300 mgr.

110

mgr.

270

mgr.

het leidingwater.

G. M. Streef vond als gemiddelde waarde voor de sensi-
bilisatie van histamine voor kalium 25 pet. en stelde even-
eens groote verschillen in sensibilisatie vast.

Zooals bij de proeven met adrenaline en in mindere mate
met choline, reeds opgemerkt werd, treft het ook hier dat
de harten, die voor de histamineproeven gebruikt zijn, na
doorstrooming met inactieve Ringer\'sche oplossing zoo lang
blijven doorkloppen. In verband met de aschbepalingen van
G. M. Streef, waaruit bleek dat het kalium in tegenwoordig-
heid van histamine door de hartspier niet wordt vastge-
houden, indien de doseering van het kalium beneden de
optimale doseering zonder sensibilisator is gebleven, ,zoekt
men de verklaring voor het bovengenoemde langdurig pul-
seeren in de grootere gevoeligheid van de histamineharten.

1) G. M, Streef, Quantitatieve bepalingen betreffende kalium en zijn
radio-actieve vervangers in het hart. Proefschrift, Utrecht 1926.

-ocr page 70-

§ 12. SENSIBILISATIE VAN HET GEÏSOLEERDE

KIKVORSCHHART DOOR HISTAMINE, VOOR
HET RADIO-ACTIEVE ELEMENT URANIUM.

Ook bij deze proeven werden de beneden- en bovengrenzen
voor kalium vastgesteld en daarna met inactieve Ringer\'sche
vloeistof doorspoeld tot stilstand ingetreden was. Daarna
werden de minima en maxima voor uranylnitraat onder in-
vloed van histamine opgezocht.^.

Ook hier zijn weer groote verschillen in sensibilisatie op
te merken. Bij alle proeven echter is zij duidelijk merkbaar.
Er werden harten aangetroffen met 70 pet. sensibilisatie,
terwijl de laagste waarden
20 pet. bedroegen. Als gemid-
delde vond ik bij een reeks harten een sensibilisatie van
35 pet., dus een eenigszins hoogere waarde als voor de
kaliumproeven.

Tonüsverhooging onder invloed van histamine werd door
mij niet gevonden. Ook de chronotrope en inotrope functie
was bij de uraanproeven met en zonder histamine dezelfde.

Ter toelichting diene onderstaande tabel 11, waarin de
tweede en derde kolom de beneden- en bovengrenzen aan-
geven voor uranylnitraat (in mgr.) bij afwezigheid van hista-
mine, terwijl de vierde en vijfde kolom de waarden voor de
beneden- en bovengrenzen voor uranylnitraat (in mgr.) aan-
geven bij aanwezigheid van histamine. De eerste kolom ver-
meldt de data der proeven. In de laatste kolom tenslotte de
samenstelling van de Ringer\'sche vloeistof. De waarden voor
het uranium zijn in alle kolommen uitgedrukt in mgr. uranyl-
nitraat per Liter Ringer\'sche vloeistof, terwijl in de proeven
steeds i tablet Ergamine per Liter gebruikt werd.

In al deze proeven werd gebruikt Rana esculenta, gele-
verd door de Nederlandsche Heidemaatschappij te Arnhem.

Harten, die groepen vormden, werden van verdere proef-
nemingen uitgesloten.

G. M. Streef i) vond een sensibilisatiewaarde van 25 pet.

1) loc. cit

-ocr page 71-

bij -zyn uraanproeven, terwijl hij ook groote versehillen in
sensibilisatie vaststelde.

tabel II.

Invloed van Histamine op de beneden- en bovengrens voor

Uranylnitraat.

(in mgr. uranylnitraat)

M T3 41

S Ë \'3 -S

O)nbsp;-S

a O S w
u ra ^ 2

(O

cQ

Data
der
proeven

O-I

O la gt;
gt; ra 73 4gt;

Ifts
gt; ra Tj

I. quot; ~ lt;u

2 i3 quot;quot; B
O .t; JC3

u-S .ffß
® gt;S N JS

I s U

Fi

OQ

a

° s:2 O

« -fa ^ .5
g

£. ^ N i5
nS

Samenstelling
van de
Ringer\'sche
Vloeisiof

13-8--26
13-8-\'26
15-8-\'26
16.8-\'26
19-8-\'26

19-8-\'26
20.8-\'26

20-8-\'26
21-8-\'26
23-8-\'26

2-9--26

3-9-\'26
9nbsp;mgr.

4nbsp;mgr.

7nbsp;mgr.
5.5 mgr.

8nbsp;mgr.
10nbsp;mgr.

6nbsp;mgr.

13nbsp;mgr.

8nbsp;mgr.

12nbsp;mgr.

8.5nbsp;mgr.

6.5nbsp;mgr.

17nbsp;mgr.

9nbsp;mgr.
15.5 mgr.

12nbsp;mgr.
15nbsp;mgr.
19nbsp;mgr.

13nbsp;mgr.
27nbsp;mgr.

17nbsp;mgr.
25nbsp;mgr.

18nbsp;mgr.
12nbsp;mgr.

2nbsp;mgr.
1.5 mgr.

4nbsp;mgr.
2.5 mgr.

5nbsp;mgr.

7nbsp;mgr.
1.5 mgr.

8nbsp;mgr.

3nbsp;mgr.
10 mgr.

6nbsp;mgt.
2.5 mgr.

4.5 mgr.
6 mgr.
12 mgr.

8nbsp;mgr.
12.5 mgr.
16 mgr.

5.5 mgr.

21nbsp;mgr.

9nbsp;mgr.

22nbsp;mgr.
14 mgr.

8.5 mgr,

Bicarb. natr. 200 mgr.
Chloret, natr. 6.5 gr.
Chloret. calcgt;
250 mgr.
Aq. comm. 1000 gr.
in alle proeven.

Hierbij is rekening
gehouden met het
Calcium-gehalte van
het leidingwater.

Uit bovenstaande waarden ziet men tevens, evenals dat
met kahum het geval was, sterke beïnvloeding van de bene-
den- en bovengrens van uranium, waarbij echter opgemerkt
moet worden, dat de sensibilisatie van de bovengrens zwak-
ker is dan van de benedengrens.

Evenals bij de kaliumproeven duurt het bij deze uraan-
proeven opvallend lang, alvorens de inactieve Ringer\'sche
oplossing het hart door uitspoelen tot stilstand brengt, wan-
neer het te voren met histamine is behandeld.

Onder den invloed van dezen sensibilisator wordt het
uraan door de hartspier langer vastgehouden. Uit quantita-
tieve bepalingen i) is dit gebleken en tevens, dat uranium
door histamine meer vastgehouden wordt dan kalium, een
eigenschap die deze sensibilisator, hoewel ,in geringere mate
gemeen heeft met adrenaline.nbsp;\'

1) G. M. Streef, loc. cit.

-ocr page 72-

§ 13. INVLOED VAN HISTAMINE OP HET
EVENWICHT KALIUM URANIUM.

Evenals bij de proeven met adrenaline en choline, werd de
invloed van histamine nagegaan op de evenwichten van
kalium en uranium. Deze evenwichten werden vastgesteld
op de, in de paragraaf over de techniek, uitvoerig beschreven
wijze.

De inactieve Ringer\'sche vloeistof was van de volgende

samenstelling:

Bicarbon. natric........... 200 \'mgr.

Chloret, calcic............. 250 mgr.

Chloret, natric............. 6.5 gr.

Aqua communis ........... 1000 gr., waarbij reke-
ning is gehouden met het calciümgehalte van het leiding-
water.

Er werden verscheidene proeven genomen met hooge even-
wichten, die trapsgewijze werden gevonden, uitgaande van
een laag evenwicht met venbreking, door toevoeging van
uranylnitraat, en herstel van den evenwichtstoestand, door
voorzichtige verhooging van de kaliumchloride-concentratie.
Zoo voortgaande werd het hooge evenwicht vastgesteld.

Aan de proefnemingen met zeer hooge evenwichten is
echter het risico verbonden, hoewel niet bij al deze even-
wichten, dat de verbreking niet makkelijk intreedt en dan
nog met weinig fraaie contracties, terwijl een verlamming
van de hartspier door vergiftiging ih kan treden, zoodat
verdere proefnemingen uitgesloten zijn.

Tevens werd bij de proeven met het histamine opgemerkt,
dat het evenwicht niet zoo spoedig beïnvloed wordt, als dit
het geval was met adrenaline en choUne. Het duurt langer,
vooi-dat een zich merkbaren invloed van histamine op de
hartspier vertoont.

Tevens werd gévonden dat het door histamine verstoorde
evenwicht hersteld kon worden door toediening van kalium-
chloride. Dit komt doordat de sensibiliseerende werking voor

-ocr page 73-

uranium sterker is dan voor kalium. Trouwens is met quanti-
tatieve bepalingen i) gevonden, dat de hartspier onder in-
vloed van histamine het uranium meer bindt dan kalium.
Ter toelichting van het bovenstaande volgt hier tabel 12,
waarin eenige evenwichten vermeld worden. De eerste kolom
geeft de data der proeven aan. De tweede kolom geeft de
evenwichten aan, waarvan uitgegaan werd, terwijl de daar-
opvolgende kolom de hoeveelheid histamine aangeeft, uitge-
drukt in tabletten, die noodig was om het evenwicht te ver-
storen. De vierde kolom geeft aan de hoeveelheden kalium-
chloride in mgr. uitgedrukt, die noodig zijn om den even-
wichtstoestand weer te herstellen, terwijl daarop volgt een
kolom met de waarden voor de hoeveelheid histamine die
noodig is, om het nieuwe evenwicht te doen verbreken. In
de laatste kolom vindt men de samenstelling van de inactieve
Ringer\'sche vloeistof.

In alle evenwichtsproeven werden harten met groepvor-
mige contracties of woelen van verdere proefneming uitge-
sloten.

1) G. M. Streef, loc cit.

-ocr page 74-

TABEL 12.

Invloed van Histamine op de evenvi^ichten
Kalium ^ Uranium.

(in mgr. kaliumchloride en uranylnitraat)

Data
der
proeven

Evenwicht
Kalium lt;—^
Uranium

-S -5 a

J«! 2

ö « E

^ t)
JS
tJ

X ^ 5

■w 2

l|-s
h s s

^ gt; .s
ö Ë
gt; J iS

X

.a-O

ïili

53 gt; Ë
K u 3 S
re\'s

Samenstelling
v/d enactieve
i?(n0er\'sche
Vloeistof

13-11-\'26

150K 5U==0

2

tabl.

30

3 tabl.

55

Bicarb. natr.

20-11-\'26

180K 9U = 0

1

tabl.

35

2.5 tabl.

60

200 mgr.

2-ll-\'26

220K 25U = 0

2

tabl.

45

Chlorct. natr. 6.5 gr.

12-ll-\'26

70K 15U = 0

1

tabl.

12

2 tabl

25

Chlorct. calac

22-ll-\'26

450K 35U = 0

2

tabl.

100

3.5 tabl.

160

250 mgr.

18-ll-\'26

600K 45U = 0

2

tabl.

120

4 tabl.

200

Aq. communis

27- 8-\'26

180K 18U = 0

2

tabl.

30

3 tabl.

80

*

1000 ar

7- 8-\'26

650K 48U = 0

1

tabl.

100

1 tabl.

150

1 wv/ yi ♦

25- 8-\'26

700K-f 40U = 0

2

tabl.

80

2 tabl.

170

waarbij rekening ge-

5- 8-\'26

650K 50U = 0

1

tabl.

70

2 tabl.

200

houden is met het

2- 9-\'26

600K-f50U = 0

2

tabl.

60

2 tabl.

140

Calciumgshalte van

2- 9-\'26

250U-f20U = 0

1

tabl.

40

1.5 tabl.

70

het leidingwater.

20- 9-\'26

450K 50U = 0

1

tabl.

80

2 tabl.

140

Bij enkele proeven bleek, ,zooals in de tabel in de derde
proef, dat (na herstel van den nieuwen evenwichtstoestand),
het door toevoeging van kaliumchloride niet meer mogelijk
is het nieuwe evenwicht té verstoren. \'Hoogstwaarschijnlijk
heeft hier het hart te veel te lijden gehad door vergiftiging
door de verschillende chemische stoffen die er op ingewerkt
hebben.

Evenals bij de evenwichtsproeven met choline en adrena-
line, hoewel niet zoo duidelijk als daar, valt wederom op,
dat bij elke nieuwe verbreking van het evenwicht en vooral
bij elk herstel van een evenwicht door kaliumchloride steeds
grootere hoeveelheden noodig zijn.

-ocr page 75-

Onderstaande curven kunnen Ket hier besprokene nog
nader toelichten.

Invloed van Histamine op het evenwicht
Kalium Uranium.

(Zie figuren 12 en 13).

Figuur 12.

Evenwicht: 650 mgr. KCl 48 mgr. Ur.nitraat = o.
Eerste witte stip: Toevoeging van i tablet Ergamine p.
E. Hierdoor verbreking van het evenwicht.
Tweede witte stip: Toevoeging van 60 mgr. KCl p. E.
Derde witte stip: Toevoeging van 40 mgr. KCl p. E.
Door deze KCl concentratieverhooging wordt de even-
wichtstoestand hersteld.

Figuur 13. (Vervolg van figuur 12).

Eerste witte stip: Toevoeging van i taiblet Ergamine p. E.
waardoor evenwichtstoestand verbroken wordt.

-ocr page 76-

Tweede witte stip: loo mgr. KCl p. L. herstelt het
evenwicht.

Derde witte stip: 2 tabletten Ergamine p. E. toegevoegd.
Verbreking van den evenwichtstoestand.

Vierde witte stip: 250 mgr. KCl p. L. toegevoegd, waar-
door het evenwicht hersteld wordt.

Vijfde witte stip: Toevoeging van 3 tabletten Ergamine:
Verbreking van het evenwicht.

-ocr page 77-

§ 14. TEGENSTELLING VAN HISTAMINE EN
CHOLINE BIJ HET EVENWICHT
KALIUM URANIUM.

Evenals er een tegenstelling bestaat tusschen adrenaline
en choline in sensibiliseering voor de radio-actieve elementen
kalium en uranium, bestaat er ook een antagonisme tusschen
histamine en choline. De eerste stof sensibiliseert het sterkst
voor de Alpha-stralers, tervi\'ijl choline dit het meest doet voor
de Bêta-stralers. In casu sensibiliseert histamine uranium
rnéér dan kalium, terwijl choline voor kalium méér sensibili-
seert dan voor uranium. Indien men beide sensibilisatoren
hun invloed\' laat uitoefenen op een bestaand evenwicht
kaliumnbsp;uranium, zullen zij ieder op zichzelf in staat

zijn het evenwicht te verbreken. Aangezien echter de eene
het evenwicht verbreekt door het te verschuiven naar de
uraanzijde, terwijl de andere dit doet naar de kaliumzijde,
kan men, althans theoretisch, verwachten dat er door toe-
voeging van beide sensibilisatoren in zekere verhouding, een
nieuw evenwicht ontstaat. Het is a.h.w. een evenwicht
tusschen de sensibilisatoren histamine en choline. Het is
mij in een reeks proeven gelukt dit evenwicht tusschen
histamine en choline vast te leggen en door verdere toe-
voeging van één dezer sensibilisatoren het evenwicht weer te
verbreken. Door verhooging van concentratie van den ande-
ren sensibilisator werd in de tusschentijden telkens weer een
nieuw \'evenwicht teruggewonnen.

In de practijk bleek het niet zoo eenvoudig om de even-
wichten vast te leggen tusschen histamine en choline als dit
het geval was met adrenaline en choline. De tegenstelling
tusschen histamine en choline ik ook niet zoo groot als die
van adrenaline en choline.

In een paar proeven heb ik het oorspronkelijk evenwicht
Kalium quot;^quot;Zly Uranium eerst verbroken door histamine, daar-
na het evenwicht hersteld door toevoeging van choline en

-ocr page 78-

door verdere concentratieverhooging van laatstgenoemden
sensibilisator wederom verbreking van het evenwicht ver-
kregen (choline-kloppen), waarna ik het hart uit zijn choline-
kloppen wederom in een evenwichtstoestand terug bracht
door toevoeging van adrenaline, waarna ik tenslotte door
verdere verhooging van het adrenalinegehalte, adrenaline-
kloppen verkreeg. De samenstelling der
Ringer\'sche vloeistof
was dezelfde als in de vorige paragrafen opgegeven is.

Ter toelichting laat ik hier onderstaande tabel 13 volgen
met enkele evenwichten, waarop de invloed is nagegaan van
de sensibilisatoren onderling.

TABEL 13-

Tegenstelling van Histamine en Choline bij het evenwicht
Kaliumnbsp;Uranium.

, (KCl en Uranylnitraat in mgr.)
(Choline in c.Ms., Histamine in tabletten Ergamine)

Evenwichten, ontstaan uit het oorspronkelijk even-
wicht Kalium-Uranium, door toevoeging van de
sensibilisatoren Histamine en Choline io
giammm.

Data
der
proeven

Samenstelling
der iJiVig-er\'sche
Vloeistof

13-11-\'26
18-ll-\'26
10-11-\'26
15-ll-\'26
20- 8-\'26
12- 9-\'26
2-10-\'26
15-ll-\'26
22-ll-\'26
25- 8-\'26
2tabl.Hist. 0.01 Chol. = 0
3tabl.Hist. 0.1 Chol. =0
Itabl.Hist. 0.05 Chol. = 0
2tabl.Hist. 0.075 Chol. = 0
2tabl.Hist. 0.01 Chol. = 0
l.5tabl.Hist. 0.002 Chol.0
2tabl.Hist. O.Ol Chol. = 0
3tabi.Hist. 0.015 Chol. = 0
3tabl.Hist. 0.02 Chol. = 0
2tabl.Hist. 0.02 Chol. = 0

Bicarb. natr. 200 mgr.
Chloret. natr. 6.5 gr.
Chloret. calc.

250 mgr.
Aq. communis
1000 gr.
waarbij rekening is
gehouden met het
Calcium-gehalte van
het leidingwater.

5U
25U
10 U
18U
40U
32 LI
■f 64 U
45U
38U
40U

150 KCl
600 KCl
150 KCl
130 KCl
550 KCl
450 KCl
850 KCl
700 KCl
650 KCl
750 KCl

-ocr page 79-

Figuur 14.

Invloed van histamine en choline op het evenwicht
Kalium ^ Uranium.

Datum 27-8-\'26.

130 mgr. KCl en 18 mgr. Ur.nitraat = o.
Door toevoeging van 2 tabletten Ergamine (Histamine)
p. liter wordt het evenwicht verbroken (histamine-kloppen,
hnks in de figuur).

Eerste witte stip van links: Toevoeging van öOOmgr.enzytol
p. L. Hierdoor herstel van den evenwichtstoestand.
Tweede witte stip: Wederom toevoeging van 500 mgr. enzytol
p. E. Hierdoor wordt het evenwicht verbroken (choline-klop-
pen in de figuur).

Toevoeging van 2 tabletten Ergamine p. L. herstelt den
evenwichtstoestand.

Evenwicht: 150 mgr. KCl 10 mgr. Ur.nitraat = o.
Eerste witte stip van links: Toevoeging van i tablet Erga-
mine p. L. waardoor het evenwicht verbroken wordt.

-ocr page 80-

Tweede witte stip: Toevoeging van 400 mgr enzytol p. I..
waardoor er evenwichtstoestand intreedt.

Derde witte stip: Verdere toevoeging van 500 mgr. enzytol
p. L. verbreekt het evenwicht.

Vierde witte stip: 2 tabletten Ergamine herstellen het
evenwicht.

Invloed van de sensibilisatoren histamine, choline en
adrenaline op het evenwicht Kalium ^ Uranium.

Figuur 17. (Vervolg figuur 16).

(Zie figuur i6 en 17).

Evenwicht\': 160 mgr. KCl 12 mgr. Ur.nitraat = o.

Eerste witte stip: Verbreking van het evenwicht door 2
tabletten Ergamine p. E. (Histamine-kloppen).

Tweede witte stip: 500 mgr. enzytol p. L. herstelt het
evenwicht. (Choline-kloppen).

Derde witte stip: 500 mgr. enzytol p. E. verbreekt het
evenwicht.nbsp;|

Vierde witte stip: 100 mgr. adrenaline herstelt het even-
wicht.

Vijfde witte stip: 100 mgr. adrenaline p. L. verbreekt den
evenwichtstoestand (adrenaline-kloppen) rechts in de figuur
en op de vervolgfiguur links.

-ocr page 81-

Eerste witte stip: 2 grrm enzytol toegevoegd, waardoor
evenwichtstoestand intreedt.

Tweede witte stip: i ga. enzytol doet het evenwicht ver-
breken (Choline-kloppen).

Derde witte stip: 4 tabletten Ergamine p. L. herstellen
den evenwichtstoestand.

-ocr page 82-

§ 15- INVLOED VAN TRYPAFLAVIN OP DE
GEVOELIGHEID VOOR DE RADIO-ACTIEVE
ELEMENTEN KALIUM EN URAAN.

Trypaflavin is een bruinrood, reukeloos poeder, dat het
eerst door Benda werd gemaakt met de bedoeling het te
gebruiken voor chemotherapeutische onderzoekingen op
trypanosomen ziekten, waarvoor Ehrlich het preparaat aan-
bevolen had.

Ehrlichs leerling Browning toonde later de groote waarde
van trypaflavin als wond-antisepticum aan.

Trypaflavin is zuur. 3.6 diamino — 10 methyl-acridinium
chlorid van de formule

CH

AAA

NHjAAAANHJ, HCl.

N

A ^

CH3 Cl.

Trypaflavin is zeer goed oplosbaar in water. Geconcen-
treerde oplossingen zijn donkerrood, bij verdunde oplossin-
gen gaat de kleur over naar geel, terwijl sterke verdunnin-
gen groen fluoresceeren.

Evenals dit werd nagegaan met het onderzoek van adrena-
line, choline en histamine op het sensibilisatievermogen, werd
door mij eerst nagegaan, welken invloed trypaflavin had op
de beneden- en bovengrens van kalium.

De proefnemingen werden begonnen met 50 mgr. trypa-
flavin op te lossen in een liter inactieve
Ringer\'sche vloei-
stof en vast te stellen, dat dit mengsel zonder meer niet in
staat is, het orgaan tot kloppen te brengen. Daarna werd
eerst de beneden- en bovengrens zonder aanwezigheid van
trypaflavin opgezocht, dan het hart door uitspoeling met
inactieve
Ringer\'sche vloeistof tot stilstand gebracht en ten
slotte onderworpen aan doorstrooming met inactieve
Ringer\'sche vloeistof waarin trypaflavin was opgelost.

-ocr page 83-

De toevoegingen van kaliumchloride geschiedden in kleine
giften ( pl.m. i|io van de waarde van de juist gevonden
benedengrens van kaliumchloride en deze toevoegingen stap
voor stap herhaald.

Door trapsgewijze verhooging der concentratie van het
element kalium, werd tenslotte de benedengrens en bij
verdere concentratie verhooging ook de bovengrens van het
radioactieve element gevonden onder invloed van trypaflavin.

Evenals bij adrenaline, choline en histamine werd een
sterke beïnvloeding van de beneden- en bovengrens door
trypaflavin vastgesteld.

De benedengrens werd het sterkst beïnvloed en werd
gemiddeld 25 pet. verlaagd.

Ter illustratie verwijs ik naar de onderstaande tabellen.

Invloed van trypaflavin op de beneden- en bovengrens van

Kalium.

Data
der
proeven

0 ^ a
gt; ^^ a

C»J3 -S, (0

a t3 w 0.

sIjH
ts«»

S^ll

fe-s O\'S.

C R N

CQ^ ra

gt; 4) gt; a
S2 ^gt;

Ss^l
lltl
IIjh

sis a

gl^i
Ö g N gt;lt;

Samenstelling der
/ïiViÖ^er\'sche
Vloeistof

25- l-\'27
3- 2-\'27
12- 2-\'27
21- 2-\'27
23- 2-\'27

80 mgr.
120 mgr.
95 mgr.
60 mgr.
75 mgr.

190 mgr.
270 mgr.
220 mgr.
165 mgr.
150 mgr.

62 mgr.
80 mgr.
82 mgr.
50 mgr.
50 mgr.

145 mgr.
240 mgr.
200 mgr.
145 mgr.
120 mgr.

Bicarb. natr. 200 mgr.
Chloret natr. 6.5 gram
Chloret calc. 250 mgr.
Aq.comm. 1000 gram

Opgemerkt werd bij het experimenteeren met trypaflavin,
dat dit de tonus van de doorstroomde harten verhoogt.

Om deze reden werd het overeenkomstig met uranylnitraat
achterwege gelaten, hetgeen zonder bezwaar kan geschieden,
omdat de aanstonds te beschrijven verbrekingen en terug-
dringingen van het evenwicht Kalium—Uraan, op zichzelf
de sensibilisatie van het orgaan ook voor den uraan-invloed
met voldoende .zekerheid aan het licht brengen.

-ocr page 84-

§ i6. INVLOED VAN TRYPAFLAVIN OP HET
EVENWICHT KALIUM—URAAN.

Door mij werd bij een reeks evenwichten den invloed na-
gegaan van trypaflavin op evenwichten.

Nadat er evenwicht was gevormd werd trypaflavin hier-
aan toegevoegd.

Meestal werd daartoe 50 mgr. van deze acridin kleurstof
per liter evenwicht gebruikt, welke ik even tevoren in een
weinig water had opgelost.

Er trad zeer spoedig verbreking van het evenwicht op. Het
evenwicht bleek te worden verschoven naar de uraanzijde.
Door toevoeging van kalium wist ik het evenwicht te her-
stellen.

Trypaflavin werkt in zekere concentratie giftig op de
hartspier.

Reeds 150 mgr. trypaflavin per liter werkt verlammend
cp het kikkerhart. De tonus van het hart wordt snel grooter
en er komt stilstand in sterk geconcentreerden toestand. In
de meeste gevallen herstelt het hart zich niet met door-
strooming met inactieve Ringer\'sche vloeistof van deze ver-
giftiging.

Het schijnt, dat de hartspier het trypaflavin stevig vast-
houdt. Tenminste behoudt het hart zelfs nog na uren door^
stroomen met inactieve
Ringer\'sche vloeistof de typisch
geelgroene tint.

Na afloop der proeven moeten de flesschen en buizen lang
durig gespoeld worden om van trypaflavin gereinigd te zijn.

-ocr page 85-

Invloed van trypaflavin op het evenwicht Kalium—Uraan.

Evenwicht Kalium-
Uraan in mgr. van
het K. en U. zout

u gt;gt; J 5
d-ïï

B b t: O
gt; § ?gt;

C33T3 ö

•H .5 .B

bi

^ a JS »

S-I

3 .

a

Data
der
proeven

(B

O 5
be

.s:h

a O
i-ê
s-g

a

E s

o

u ftj a
gt; gt;

IS

Samenstelling der
/?«gt;iger\'sche
Vloeistof

4- 3-\'27

6-nbsp;3-\'27

7-nbsp;3-\'27

15-nbsp;3-\'27
21- 3-\'27
26- 3-\'27

3- 4-\'27
10- 4-\'27

16-nbsp;4-\'27
18- 4.\'27
20- 4-\'27
24- 4-\'27
450 KCl.
600 KCl.
400 KCl.
240 KCl.
360 KCl.
250 KCl.
300 KCl.
500 KCl.
450 KCl.
550 KCl.
280 KCl.
700 KCl.

nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat
nitraat

= O
= O
= O
= O
= O
= O
= O
= O
= O
= O
= O

32 Ur.
40 Ur.
22 Ur.
15 Ur.
20 Ur.
18 Ur.
22 Ur.
32 Ur.
27 Ur.
35 Ur.
18 Ur.
45 Ur.

50 mgr.
100 mgr.
60 mgr.
50 mgr.
100 mgr.
50 mgr.
50 mgr.
100 mgr.
50 mgr.
50 mgr.
100 mgr.
= O 100 mgr.

50 mgr.
80 mgr.
70 mgr.
100 mgr.
65 mgr.
40 mgr.
55 mgr.
90 mgr.
100 mgr.
80 mgr.
40 mgr.
125 mgr.

Bicarb, natr. 200 mgr.
Chloret natr. 6.5 gr.
Aq. comm. 1000 gr.

Onderstaande figuren i8 en 19 illustreeren de verbreking
van het evenwicht door trypaflavin.

Figuur 18.

Evenwicht: 300 mgr. KCl 16 mgr. Ur.nitraat = 0.
Bij de witte punt wordt 50 mgr. Trypaflavin aan het even-
wicht toegevoegd. Hierdoor hervat het hart zijn pulsaties.

-ocr page 86-

Figuur 19 (15-3-1927)

Evenwicht: 240 mgr. KCl -f 15 mgr. Ur.nitraat = O.

Bij de witte stip wordt 50 mgr. Trypaflavin p. E. aan het
evenwicht toegevoegd. Hierdoor wordt het evenwicht ver-
broken.

Trypaflavin, dat toegevoegd wordt aan een evenwicht,
verbreekt dit, zooals uit de bovenstaande proeven gebleken is.

Die evenwichtsverbreking berust op ongelijke sensibilisatie
van trypaflavin voor kalium en uraan. Uit de onderzoekin-
gen bleek tevens, dat de verstuiving van het evenwicht
door trypaflavin, teruggedrongen werd door toevoeging van
kaliumchloride, dus door verhooging van de kaliumconcen-
tratie.

Trypaflavin heeft dus voor uraan een sterker sensibilisatie-
vermogen, als voor kalium.

Die sterke sensibilisatie voor uraan wordt opgeheven door
verhooging der kaliumconcentratie.

-ocr page 87-

§ 17- SAMENVATTING.

. ad paragraaf i.

1.nbsp;In den regel is voor het onderhouden der hartautomatie
der winterkikvorschen een grootere dosis radio-attieve
stof noodig dan voor die der zomerkikvorschen.

2.nbsp;Uitzonderingen op dezen regel komen voor en maken het
noodzakelijk zich steeds door toetsing met kalium omtrent
den aard der te onderzoeken harten te oriënteeren, alvo-
rens proefnemingen te doen.

3.nbsp;Het is niet onwaarschijnlijk, dat de afwezigheid of het in
mindere mate aanwezig zijn van hormonen (adrenaline,
choline), oorzaak is van dit verschil in gedrag t.o.v. de
dosis radio-actieve stof.

4.nbsp;Het hart der zomerkikvorschen is dan op te vatten als
een gesensibiliseerd hart.

ad paragraaf 3.

1 Inactieve Ringer\'sche vloeistof met adrenaline is op zich
zelf niet in staat de hartautomatie te onderhouden. Men
moet een geschikte dosis van een radio-actief element toe-
voegen.

2.nbsp;Adrenaline werkt sensibiliseerend op het orgaan, wat zijn
gevoeligheid voor de inwerking van de straling van
kalium betreft.

3.nbsp;De benedengrens wordt sterker gesensibiliseerd dan dc
bovengrens.

4.nbsp;Bij het bereiken der bovengrens gaan zwakke, regelmatige
contracties aan den stilstand vooraf.

5.nbsp;Na doorstrooming met inactieve Ringer\'sche vloeistof
keeren de contracties geleidelijk terug.

6.nbsp;Stilstand treedt hier, bij voortzetting der doorstrooming
met kaliumlooze vloeistof zonder adrenaline, later op dan
bij harten waar tevoren geen adrenaline gebruikt is.

7.nbsp;Verhooging van het adrenalinegehalte heeft geen merk-

-ocr page 88-

baren invloed op de verschuiving van de beneden- en
bovengrenzen.

ad paragraaf 4.

1.nbsp;Adrenaline werkt sensibiliseerend op het orgaan, wat zijn
gevoeligheid voor de straling van het radio-actieve
element uranium betreft.

2.nbsp;De benedengrens wordt sterker verlaagd dan de boven-
grens.

3.nbsp;De minimale hoeveelheid adrenaline voor de sensibilisatie
voor de elementen kalium en uranium is ongeveer de-
zelfde.

4.quot;nbsp;Na doorstrooming met inactieve Ringer\'sche vloeistof
(zonder adrenaline) keeren de contracties geleidelijk
terug.

5.nbsp;Stilstand treedt bij de uraanharten later op dan wanneer
tevoren geen adrenaline gebruikt is.

6.nbsp;Verhooging van het adrenalinegehalte heeft geen merk-
baren invloed op de verschuiving der boven- en beneden-
grenzen.

ad paragraaf 5.

1.nbsp;Inactieve Ringer\'sche vloeistof met choline is op zich zelf
niet in staat de hartautomatie te onderhouden.

2.nbsp;Choline werkt sensibiliseerend voor het radio-actieve
element kalium.

3.nbsp;De benedengrenzen worden het sterkst verlaagd.

4 Na doorstrooming met inactieve Ringer\'sche oplossing
(izonder choline) treedt later stilstand op dan bij de har-
ten, die te voren niet met choline behandeld zijn.
5. Bij hoogere kaliumdoseeringen sensibiliseert choline even-
,zeer. Er is dan een hoogere dosis noodig.

ad paragraaf 6.

1. Choline werkt zwak sensibiliseerend voor het radio-
actieve element uranium.

-ocr page 89-

2.nbsp;De bovengrenzen worden weinig of niet verlaagd.

3.nbsp;Na doorstrooming met inactieve Ringer\'sche vloeistof
(zonder choline) treedt sneller stilstand op dan dit bij
de proeven met choline en kalium en bij die met adrena-
line en uranium tijdens de uitspoeHng het geval was.

ad paragraaf 7.

1.nbsp;Adrenaline is in staat het evenwicht kalium —^ uranium
te verbreken, doordat het uranium sterker . gebonden
wordt dan het kalium (adrenalinekloppen).

2.nbsp;Door choline kan het evenwicht weer hersteld worden,
omdat het kalium sterker gebonden wordt dan het
uranium.

3.nbsp;Bij een grootere dosis choline wordt het evenwicht weer
verbroken (cholinekloppen).

4.nbsp;Bij afwisselend herstel en verbreken der evenwichten zijn
steeds grootere hoeveelheden adrenaline en choline noodig.

5.nbsp;Wor\'dt eerst choline en daarna adrenaline gebruikt ter
herstelling en verbreking der evenwichten dan blijven de
resultaten dezelfde.

ad paragraaf 8.

1.nbsp;Na verbreking van het evenwicht kaliumuranium
door adrenaline, door stexkere binding van het uranium
(uraniumkloppen) kan het evenwicht weer hersteld wor-
den met kalium en weer verbroken met adrenaline, enz.

2.nbsp;Er ,zijn steeds grootere hoeveelheden van deze stoffen
noodig om achtereenvolgens de evenwichten te verbreken
en te herstellen,

ad paragraaf 9.

1.nbsp;Na verbreking van het evenwicht kalium quot;lt;—^ uranium
door choline, door sterkere binding van het kalium
(kaliumkloppen), kan het weer hersteld worden met
uranium en weer verbroken worden met choline, enz.

2.nbsp;Er zijn steeds grootere hoeveelheden van deze stoffen
noodig om achtereenvolgens de evenwichten te verbreken
en te herstellen.

-ocr page 90-

ad paragraaf lo.

1.nbsp;Bij temperaturen van 15 gr. C., 4 gr. C., o gr. C., werd
geen merkbaar verschil in het verloop van de proeven
gevonden.

2.nbsp;De evenwichten werden door daling van de temperatuur
niet verstoord.

3.nbsp;Bij lage temperatuur bleven harten bij de ondergrens
doorkloppen.

4.nbsp;Indien bij het nulpunt een evenwicht bereikt was, bleven
de harten bij het stijgen van de temperatuur in stilstand.

ad paragraaf 11,

1.nbsp;Histamine sensibiliseert in eenigszins uiteenloopende
mate voor het radioactieve element kalium.

2.nbsp;De bovengrens voor kalium wordt het minst beïnvloed.

3.nbsp;Na uitspoeling met inactieve Ringer\'sche oplossing ble-
ven de harten lang doorkloppen, evenals dit met adrena-
line en in mindere mate met choline het geval was.

4.nbsp;Wellicht berust dit op de grootere gevoeligheid van de
histamineharten voor kalium. (Streef vond dat het kalium
door histamine niet vastgehouden werd).

ad paragraaf 12.

1.nbsp;Histamine sensibiliseert in eenszins uiteenloopende mate
voor het radioactieve element uranium.

2.nbsp;De sensibilisatie van de bovengrenzen is het geringst.

3.nbsp;Na doorstrooming met inactieve Ringer\'sche oplossing
kwam later een stilstand dan dit het geval is met harten
die te voren niet met histamine behandeld zijn.

4.nbsp;Onder invloed van histamine wordt uranium langer vast-
gehouden door de hartspier dan kalium, evenals dit met
adrenaline het geval is.

ad paragraaf 13.

I. Histamine heeft niet zo\'n stenk»e invloed op het even-
wicht kalium ^nn^uranium, als dit met adrenaline en
choline het geval is.

-ocr page 91-

2.nbsp;Het door histamine verstoorde evenwicht kan hersteld
worden door toevoeging van kalium, omdat de sensibili-
satie voor uranium sterker is dan voor kalium.

3.nbsp;Er zijn steeds grootere hoeveelheden histamine en kalium-
chloride noodig voor verbreking en herstel van de achter-
eenvolgens te verkrijgen evenwichten.

ad paragraaf 14.

1.nbsp;Histamine sensibiliseert het sterkst voor de Alpha-stralers
(uranium). Het evenwicht wordt naar de uraanzijde ver-
schoven.

2.nbsp;Choline sensibiliseert het sterkst voor Bêta-stralers
(kalium). Het evenwicht wordt naar de kaliumzijde ver-

_ schoven.

3.nbsp;Door beide sensibilisatoren samen te voegen is een nieuw
evenwicht mogelijk.

4.nbsp;De tegenstelling histamine-choline is niet zoo groot als
die van adrenaline-choline.

-ocr page 92-

§ i8. BESLUIT.

In 1909 beschreef Tappeiner 1) voor de stralen van het
zichtbare licht en in 1917 Zwaardemaker 2) voor de corp.
stralen der radio-actieve elementen, dat fluoresceine en eosine
gevoeligheid van sommige organismen, resp. organen voor de
stralen verhoogen.

Wat de sensibilisatie voor radio-activiteit betreft, bleek
fluoresceine de sterkste werking voor de alpha-stralers,
eosine voor de bêta-stralers te hebben.

Zwaardemaker zocht in verband met dezen vondst het
verschil in gedrag tusschen de winter- en zomerkikvorschen,
te verklaren door een sensibiliseerenden invloed door hor-
monen aan te nemen. Gaan wij na, hoe het gedrag van een
op sensibilisatie te onderzoeken stof het best kan geschieden,
dan blijkt hiervoor in het bizonder in aanmerking te komen
de beïnvloeding van het radio-physiologisch
evenwicht door
die stof. Bij gelijktijdige aanwezigheid van een aantal (nega-
tief-geladen) bêta-stralen en een radio-aquivalente hoeveel-
heid (positief geladen) alpha-stralen, staat het hart stil.
Begint het hart na toevoeging der te onderzoeken stof te
pulseeren, dan heeft één der radio-actieve elementen van het
mengsel de overhand. Door na te gaan welk van de elemen-
ten nog toegevoegd moet worden om opnieuw een evenwicht
te krijgen, kan men bepalen welke van de
radio-actieve
stoffen het overwicht gekregen had. De stof kan dan sensi-
biliseerend voor het ééne, of desensibiliseerend voor het ander
element gewerkt hebben. Door proeven als \'in de vorige para-
grafen beschreven, is dit nagegaan.

Wanneer men zich een denkbeeld wil vormen van dc wijze
waarop de radio-actieve ionen de spiercel beïnvloeden, ligt

1)nbsp;H. von Tappeiner, Ergebnisse der Physiolog, 1909, Bnd. 8 pag 698

2)nbsp;Zwaardemaker, Zittingsversl. Kom Akadem. v. Wetens 1917
Vol. 20, No. 6, p. 768.

Idem, Deel 29, p. 390, 1920.

Idem, Archiv, internat, de physiolog. t. 18, pg. 292.

-ocr page 93-

de aanname van een adsorptie-binding meer voor de hand,
dan die van een chemische binding. Immers indien men de
hartspier afwisselend met verschillende radio-actieve stoffen
doorstroomt, reageert het hart zoo goed als onmiddellijk
hierop, terwijl de processen ook onmiddellijk omkeerbaar zijn.

Men kan hier een analogie trekken met de herhaaldelijk
beschreven gelijktijdige adsorptie van azijnzuur en een zout
der alkali-metalen aan beenderkool met de hieruit resultee-
rende verhooging van de adsorptie-constante.

Bij een deel der sensilbilisatoren hebben wij te doen met
een
adsorptie-bevordering der radio-actieve ionen aan de
spiercel en niet met een verdringing dezer ionen.

Bij een evenwicht zijn er tweeërlei soort ionen aan de cel
gehecht. Wordt het evenwicht verbroken, dan kan men zich
voorstellen, dat één dezer radio-actieve ionen sterker gead-
sorbeerd wordt dan de andere en daarmede het radio-physio-
logisch evenwicht opgeheven wordt.

^ G. M. Streef i) vond bij zijn quantitatieve bepalingen dat
lingen dat het kalium, in de proeven met adrenaline,
niet in
meerdere mate vastgehouden wordt dan ibij doorstrooming
met dezelfde kaliumdosis zonder adrenaline. De sensibilisatie
moet hier gezocht worden in een directen invloed van den
sensibilisator op de gevoeligheid van het hart, tengevolge
waarvan met een minder sterke prikkel volstaan kan worden.
De invloed van het licht speelt hierbij geen rol.

Bij het uranium hebben wij met andere verhoudingen te
doen. Hier wordt het uraan
wel in meerdere mate door dc
spier vastgehouden, zooals ook door
Streef is aangetoond.
Wellicht hebben wij hier te doen met een aanvankelijke
adsorptie gevolgd door éen praecipitatie. Het uraan kan weer
uitgespoeld worden, terwijl voor de praecipitatie pleit de
door
Streef opge\'merkte tegenstrijdigheid, dat het uraan
eenerzijds in de Ringer\'sche vloeistof slechts binnen nauwe
grenzen toelaatbaar is, terwijl de hoeveelheid uraan, die door
de spier vastgehouden wordt zeer aanzienlijk kan toenemen

1) loc. dt.

-ocr page 94-

zonder dat stilstand intreedt. De weeke straling van de
alpha-stralen van het uranium, zou hierbij een remmenden
invloed ondervinden van het praecipitaat der uraanzouten op
de binnenvlakte van het cor. Adrenaline kan hier de oorzaak
zijn van het beter vasthouden der uraanzouten in de hartspier!

In de proeven met choline op het element kalium moeten
wij ons ook voorstellen, dat het element kalium in hoogere
mate wordt vastgehouden dan dit zonder den sensibilisator
het geval zou zijn. Quantitatieve bepalingen bleken dit te
bevestigen. (Streef).

Bij de quantitatieve bepalingen omtrent den invloed van
choline op de hoeveelheid uraan, bleek dit laatste niet in
meerdere mate vastgehouden te worden.

Uit de laatste twee beschouwingen volgt reeds, dat bij
een evenwicht kalium-uranium, door toevoeging van choline,
een verschuiving naar het kalium (bêta-kant) zal plaats heb-
ben, daar de sensibilisatie t.o.v. het uranium zwak is en dit
ook niet in meerdere mate wordt vastgehouden, wat wel het
geval is met het kalium.

Adrenaline zal het evenwicht kalium—uranium verschui-
ven naar de uraniumzijde (alpha-kant), daar het uranium in
sterke mate wordt gebonden en van grooter beteekenis is
dan de vermeerderde gevoeligheid van de kaliumharten onder
adrenaline-invloed.

Evenals bij de proeven met de adrenaline-harten, bleken de
histamine-harten na doorstroo^ming met kaliumvrije
Ringer-
oplossing langer te blijven doorkloppen dan dit het geval is
met de choline-harten. Nu vond
Streef, dat. de aanwezigheid
van histamine geen invloed had op het kalium-gehalte der
harten, gelijk dat ook voor adrenaline t.o.v. kalium reeds
vermeld is. De verhoogde gevoeligheid door de aanwezigheid
van adrenaline of van histamine schijnt ook geruimen tijd
aanwezig te kunnen blijven.

Bij de proeven met histamine t.o.v. het element uranium
werd een duidelijke sensibilisatie gevonden, die evenals bij
de proeven met adrenaline t.o.v. uranium blijkt te berusten
op een in sterkere mate vasthouden van het element uranium

-ocr page 95-

door de aanwezigheid van het histamine. Dit feit is ook
door
Streef bij .zijn aschbepalingen vastgesteld.

De evenwichten kalium-uranium worden door histamine
verschoven naar de uraniumzijde (alpha-kant).

Histamine gedraagt zich t.o.v. kalium-uranium evenwich-
ten m.a.w. als adrenaline t.o.v. de evenwichten. Schematisch
voorgesteld hebben wij onderstaande verhoudingen:
adrenaline en histamine

KALIUMnbsp;- ^ URANIUM

(\'bêta-kant) cholinenbsp;(alpha-kant)

Uitgaande van de, in dc inleiding opgeworpen veronder-
stelling, is het zeer wel mogelijk te achten, dat de zomer-
kikvorschen in een gesensibiliseerden toestand leven, voor-
namelijk door den invloed van hormonen. In dezen gedach-
tengang zou het begrijpelijk mogen heeten, dat de doseerin-
gen zoo geweldig verschillen voor de individueele harten.
Wanneer bepaalde sensibilisatoren aanwezig zijn, kan het
orgaan aan deze een buitengewone gevoeligheid danken,
welke het inboet, wanneer op den duur de bedoelde sensi-
biliseerende stoffen worden weggespoeld. Ontbreken in een
bepaald jaargetijde of in een bepaalden toestand van gevan-
genschap en ondervoeding deze hypothetische sensibilisa-
toren, dan wordt plotseling veel radio-activiteit vereischt om
het orgaan kloppende te houden.

-ocr page 96-

it

ïi-

■ 1

-m

Lmf^

-ocr page 97-

CONCLUSIES.

1.nbsp;Adrenaline sensibiliseert het hart voor de inwerking zoo-
wel van kalium- als van uraanstraling.

2.nbsp;Een kalium uraan evenwicht wordt door adrenaline
verschoven op zoodanige wijze, dat de invloed van
uranium de overhand krijgt en dientengevolge de functie
terugkeert.

3.nbsp;Choline sensibiliseert het hart voor de inwerking zoowel
van kalium- als van uraanstraling, doch eerstgenoemde
invloed is veel sterker dan de tweede.

4- Een kalium uraan-evenwicht wordt door choline
verschoven op zoodanige wijze, dat de invloed van
kalium de overhand verkrijgt en dientengevolge de
functie terugkeert.

5.nbsp;Histamine sensibiliseert het hart voor de inwerking zoo-
wel van kalium- als van uraanstraling.

6.nbsp;Een kalium ^ uraan-evenwicht wordt door histamine
verschoven op zoodanige wijze, dat de invloed uranium
de overhand verkrijgt en dientengevolge de functie
terugkeert.

7.nbsp;Trypoflavin sensibiliseert het hart voor de inwerking
zoowel van kalium als uranium.

8.nbsp;Het evenwicht kalium uranium wordt door trypo-
flavin verschoven en wel zoodanig, dat de uranium-
wcrking de overhand krijgt.

9.nbsp;De temperatuur wijzigt de sensibilisatie niet merkbaar.

10. Het onderscheid der hart-automatie \'s winters en \'s zo-
mers zal wel in hoofdzaak berusten op de groote ver-
schillen in concentratie der sensibilisatoren bij het begin
der proel in het orgaan aanwezig.

-ocr page 98-

. J

-ocr page 99-

INHOUD

Biz.

Paragraaf r. Inleiding ............................................. ) ]

2. Techniek van het doorstroomen ............. 18

Sensibilisatoren:
„ 3. Adrenaline t. o. v. Kalium ..................... 22

4.nbsp;Adrenaline t. o. v. Uranium .................. 27

5.nbsp;ChoHne t. o. v. Kalium ........................ 33

6.nbsp;Choline t. o. v. Uranium ....................... 38

„ 7. Adrenaline-Choline mengsel of het even-
wicht Kalium—Uranium ....................... 42

„ 8. Adrenaline t.o.v. het evenwicht Kalium—

Uranium ............................................. 48

9. Choline t. o. v. het evenwicht Kalium—

Uranium ............................................. 57

„ 10. Temperatuursinvloed op sensibilisatie en

evenwichten ....................................... 62

„ II. Histamine t. o. v. Kalium ..................... 63

„ 12. Histamine t. o. v. Uranium .................. 66

„ 13. Histamine t. o. v. het evenwicht Kalium—

Uranimii ............................................. 68

„ 14. Tegenstelling van Histamine en Choline

t. O. V. het evenwicht Kalium—Uranium 73
„ 15. Invloed van trypaflavin op \'de gevoelig-
heid voor dc radio-actieve elementen

Kalium en Uraan ................................. 78

16. Invloed van trypaflavin op het evenwicht

Kalium—Uraan ................................... 80

„ 17. Samenvatting....................................... 83

18. Besluit ............................................... 88

„ 19. Conclusies .......................................... 93

-ocr page 100-

..,■.. ■ . il •

-

-ocr page 101-

STELLINGEN.

I.

Het erfelijkheidsonderzoek zou o. m. zeer gediend
worden, indien elke medicus-practicus, de in zijn praktijk
voorkomende identieke tweelingen beschreef, gediagnosti-
ceerd volgens de dactyloscopische en anthropologische
identiteits-methoden.

II.

Het alcoholvraagstuk ondervindt van practisch-genees-
kundige zijde in het algemeen onvoldoende belangstelling.

III.

De lachgas-narcose verdient de voorkeur boven alle
andere inhalatiemethoden

IV.

Bij de behandeling der gonorrhoe verdient het ge-
bruik van intraveneuze trypaflavine-injecties ruime toe-
passing.

V.

Bij hardnekkige gevallen van psoriasis verdient de
intraveneuze goud-behandeling met triphal aanbeveling.

VI.

De geneesheer die massa-keuringen verricht bij onze
dienstplichtige mannen, krijgt een zeer ongunstigen indruk
van hunne lichamelijke gesteldheid.

VII.

Het is aanbevelenswaardig, bij alle cataract-operaties
de lenskapsel met het kapselpincet van KALT aan te
vatten, in plaats van deze te openen met het cystitoom.

-ocr page 102-

... /i.\' -.M\'^iHii;

:

\'• .. r - . ;

j\':i } . \'

-ocr page 103-

. t-

r-v

-ocr page 104-

\' \' V

-f

1 ^

-ocr page 105-

- •• gt;

«

f »

. V M ■ \' .

.jk... . • V

-ocr page 106-