-ocr page 1-

OVER HET GEBRUIK

HïPOPHOSPEiïEl \'BIJ fUBllUM^E Ml LÖMi.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

ÏTA MAGÏI6HNamp; TAN DBSf EECÏOR MAGNIEICUS,

Mr. J. A. FRÜIN,

GEWOON HOOQLBEKAAE IN DE KEGTSÖELEEKDE FACULTÜIT ,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DER GENEESKUNDIGE FACULTEIT ,

TEK VEBKEIJGIIÏG VAS DEN GEAAC

VAN

üoctor in de Q-eneeskunde,

AAN DB HOOaESOHOOL TB UTEBCHT,

DOOR

HARALD HOLM,

GEBOBEN TE CHEISTIANSFELD,

TE TEBDEDI0EN
op Donderdag den 32 Maart 1866, des namiddags ten ure.

UTRECHT,
W. F. DANNENFBLSER.
1866.

-ocr page 2-

■f\' \'V

h

il;.

-ocr page 3-

AAN

MIJN WAARDEN OOM.

-ocr page 4-

quot; ^^ - quot; gt;. \' \'

tnbsp;iîAÂnbsp;-

sä/nbsp;Wir

-ocr page 5-

VOORREDE.

SBquot;

Het is mij een aangèname ptigt om, bij V ver-
laten dezer academie, openlijk danh te zeggen aan
allen, Hoogleeraren en Doctoren, wier onderwijs
ik mogt genieten. Maar vooral aan TJ, hoogge-
achte Promotor, Hoogleeraar
loncq , betuig ik mijn
hartelijhen dank, niét aïlem voor de hulp van
U ondervonden bij \'t schrijven van dit proefschrift,

-ocr page 6-

maar vooral voor het onvermoeide geduld, vmar-
mede gij mij steeds hij mijne studiën hebt trachten
te, leiden. De blijken van belangstelling van JJvie
zijde ontvangen zullen steeds in mijne herinnering
blijven.

-ocr page 7-

Wij hebben het gebruik der hypophosphiten
bij tuberculose der longen tot onderwerp onzer
dissertatie gekozen, voornamelijk naar aanleiding
van hetgeen daaromtrent door J. Francis Chur-
chill is bekend gemaakt. Churchill was de
eerste, die de hypophosphiten in de Havana
bij tuberculose gebruikte en er bij zijn terugkeer
in een Mémoire aan de Académie de Médecine
verslag van leverde. Ook deelde hij zijne onder-
vinding mede aan het publiek in een afzonderlijk
uitgegeven werk, getiteld: „De la cause immé-
diate de la phthisie pulmonaire et des maladies
tuberculeuses et de leur traitement spécifique
par les hypophosphites d\'après les principes de
la médecine stoechiologique, Paris 1857.quot; Hier-
van is in 1864 een tweede editie verschenen,
waarin Churchill ook de ervaring der laatste
jaren omtrent die middelen bekend maakt.

-ocr page 8-

Dit werk tot grondslag voor onze verhande-
ling nemende, zullen wij haar in drie deelen
splitsen, en wel 1°. de aanleiding tot het ge-
bruik der hypophosphiten in den genoemden
ziektetoestand nagaan; 2quot;. de feiten door Chur-
chill en anderen omtrent dat gebruik mede-
gedeeld vermelden ; en 3quot;. eene beoordeeling van
de waarde der hypophosphiten bij tuberculose
der longen trachten te geven.

-ocr page 9-

I.

iiig tot bt gebruik der hypopliosphiten
i)ij tuberculose.

Churchill, die zich van het begin zijner
praktijk af veel inet de behandeling der tuber-
culose had bezig gehouden ^ was tot de volgende
vijf conclusiën gekomen :

1®. De tuberculose is een algemeene ziekte,
eene diathese.

2\\ De tuberculose kan slechts afhankelijk
zijn van eene stoornis in een der hoofdfunctiën
van het menschelijke ligchaam, en om de naauwe
betrekking aller deelen tot elkander moet die
stoornis tot punt van uitgang of tot wezenlijke

-ocr page 10-

voorwaarde hebben eene wijziging der bloed-
making.

3°. De veranderingen, die men in de orga-
nische bestanddeelen van het bloed bi] longtering
waarneemt, hebben niets eigenaardigs,* niets
kenmerkends voor de tuberculose.

4°. De verschijnselen van deze ziekte, in
verband beschouwd met die bij eenige andere
dyscrasiën, vooral bij Chlorose, schijnen eerder
afhankelijk te zijn van gebrek of vermindering,
dan van vermeerdering van een der essentiële
elementen.

5°. De invloed van de meeste anorganische
elementen is reeds door talrijke feiten bevestigd.
Bijna allen zijn ook reeds tegen tuberculose in
gebruik geweest, maar geen heeft duidelijk ot
zoo standvastig eenige uitwerking vertoond,
dat men aan een specifieken invloed zoude
kunnen denken.

Alhoewel Churchill dus toegeeft, dat de
meeste anorganische zelfstandigheden tot nu
toe niet het minste succes bij de behandeling
der tuberculose hadden opgeleverd, zoo was
hij toch overtuigd dat, als er een specifiek
middel tegen tuberculose bestond, dit onder
de anorganische stoffen gezocht moest worden.

-ocr page 11-

Hi] dacht natuurlijk het eerst aan die elementen,
welke bepaald in eenigzins beteekenende hoe-
veelheid in het menschelijke ligchaam aangetoond
waren. IJzer, zwavel, chloorverbindingen, al-
kaliën waren reeds zeer dikwijls in verschillenden
toestand, hetzij zuiver, hetzij als zouten, in
gebruik geweest, zonder eenig resultaat. Zoo
kwam hij als het ware bij uitsluiting tot den
phosphorus, die, zoo als hij wist, ook een stand-
vastig bestanddeel des menschelijken ligchaams
uitmaakt. Het eerst traden hem de phosphaten
voor den geest, die, reeds lang tegen rhachitis
in gebruik, door Dr. Beneke in 1849 in
Duitschland als specifiek middel tegen de tuber-
culose waren aangeraden. Na onderzoek der
feiten kwam hij echter hiervan terug en liet
toen zijn gedachten vallen op den phosphorus
in substantie. Coindet had twee gevallen van
meningitis tuberculosa, zoo als hij verzekerde,
hiermede genezen, maar Rilliet en Barthez
hadden er geen gunstige werking van gezien.
Hij stuitte hier dus eveneens op negatieve
resultaten. Buitendien schrikten hem de ver-
giftige eigenschappen van den phosphorus in
substantie a£ Eenmaal echter tot het besluit
gekomen om met phosphorus de proef te nemen,
zocht Churchill naar een hypothese, die hem

-ocr page 12-

uit den nood kon redden. Noch phosphaten,
noch phosphorus in substantie hadden die hoe-
danigheden vertoond, die hij er van verwachtte,
en toch ging hij van de veronderstelling uit, dat
er gebrek aan phosphorus in \'t ligchaam was.
Zijn hypothese was nu: dat de phosphorus in
\'t ligchaam aanwezig moest zijn in een toestand,
die hem zeer geschikt maakte tot verbranding,
maar tevens ook om dadelijk verbindingen aan
te gaan, waardoor hij als integrerend bestand-
deel van het organisme konde optreden.

Noch het acidum phosphoricum, noch den
phosphorus in substantie kon hij als in dien
toestand verkeerende beschouwen. Het gele
phosphoroxyde sloot hij uit, omdat het slechts
zeer onbestendige zouten vormt en buitendien
voor hem minder gemakkelijk verkrijgbaar was.
Het phosphorigzuur was natuurlijk minder oxy-
deerbaar dan het onderphosphorigzuur, en zoo
doende bleef zijne keus op het laatste gevestigd.
Geen voordeel ziende in \'t gebruik van \'t zuur
in ongebonden toestand, maar wel het nadeel
dat steeds de graad van concentratie moest be-
paald worden, besloot hij de proef met onder-
phosphorigzure zouten te nemen. Geheel
onbekend met hunne werking, had hij de voor-
zigtigheid van eerst op zich zelven de proef te

-ocr page 13-

nemen en merkte spoedig, dat hij straffeloos
6 grein hypophosphis calcis pro dosi kon nemen.
Hierdoor gerust gesteld begon hij dadelijk zijn
proeven.

-ocr page 14-

II.

I)e feilen ten aanzien van den invloed der lijpophospliiten
bij luterculose bekend gemaakt,

Ook hier moeten wij vooral de feiten door
Churchill in zijn werk opgegeven ten grond-
slag leggen, daar geen ander nog zulk een uit-
voerig en naauwkeurig berigt over het gebruik
der hypophosphiten heeft geleverd.

In het geheel doet hij opgave van 136 ge-
vallen, hoofdzakelijk op zijne kliniek waargeno-
men , maar ook voor een gedeelte uit zijn privaat
praktijk overgenomen. Hij verdeelt dezelve in
twee seriën; de eerste bevattende 34 gevallen,
in 1855 en 1856 door hem waargenomen; de
tweede 102 gevallen van 1857 en 1858.

-ocr page 15-

De eerste serie is reeds in zijn Memoire aan
de Académie de Médecine opgenomen. Wij kun-
nen natuurlijk niet al die 136 gevallen naauw-
keurig ontleden, maar moeten ons bepalen bij
eene algemeene opgave der door den genoemden
schrijver verkregen uitkomsten. Wij zullen in-
tusschen tevens eenige bijzonder merkwaardige
gevallen in hun geheel daarbij voegen.

Van de 34 zieken nu in de eerste serie op-
genomen , zijn 9 radicaal genezen. Onder deze
patienten nu waren er eenigen, bij wie de tu-
berculose nog in haar begin verkeerde; anderen,
bij wie de tuberkels reeds in verweeking waren
overgegaan, en zelfs een, bij wien reeds eene
caverne het derde gedeelte der long innam.
Slechts bij dezen bleven physische teekenen van
het bedoelde ziekteproces over; bij de anderen
waren zij na de genezing geheel verdwenen.
Van 3 dezer 9 patienten heeft Churchill na
langer tijdsverloop nog berigten gehad, en ver-
nomen, dat zij in goeden welstand -verkeerden.

Elf andere patienten, waarvan 4 reeds het
derde stadium, dat der cavernevorming, waren
ingetreden, vertoonden, zoo lang zij onder be-
handeling bleven, een merkbare verbetering.

Bij 14 van de 34 patienten bleef de behan-
deling zonder gevolg, en eindigde de ziekte

-ocr page 16-

met den dood. Bij dezen allen was echter de
ziekte der longen reeds in eenen ver gevorder-
den staat, of waren de ingewanden of het pe-
ritonaeum of de larynx ook reeds aangedaan.

Gaan wij nu tot een algemeen overzigt der
tweede serie van ziektegevallen over, zoo vin-
den wij hier 79 gevallen, die op de kliniek
door Churchill zijn waargenomen, en 23 ge-
vallen uit zijne privaatpraktijk, waaronder 3
van acute tuberculose, die allen met genezing
geëindigd zijn.

Bij de. beoordeeling der 79 gevallen op de
kliniek waargenomen, mogen wij niet uit het
oog verliezen, dat die allen individus betroffen
uit den arbeidenden stand, die hunne gewone
bezigheid bijhielden, of, als hun dit niet mo-
gelijk was, toch niet in de gelegenheid waren
om den vooral bij lijders aan tuberculose zoo
noodigen leefregel te volgen, die met één woord
in de ongunstigste omstandigheden verkeerden.

Bij 17 van de 79 patienten bereikte Chur-
chill door zijne behandeling volkomen beter-
schap met algeheel verdwijnen der physische
teekens. Een dezer lijders verkeerde nog in het
eerste tijdperk der tuberculose, terwijl bij de
16 anderen de tuberkels reeds in verweeking
waren overgegaan.

-ocr page 17-

Tien patienten zijn geheel genezen, echter
niet zonder dat physische teekens der longaan-
doening achterbleven. Hiervan waren 6 het
tweede, 4 het derde tijdperk der tuberculose
ingetreden.

Vijftien patienten vertoonden duidelijk beter-
schap, zonder dat er nog een definitief resultaat
was verkregen, toen zij verder van de kliniek
wegbleven.

Vijftien anderen, waarvan 7 in \'t tweede,
8 in \'t derde stadium, vertoonden gedurende
de behandeling hoegenaamd geen beterschap,
zochten toen waarschijnlijk ergens anders troost
en zullen volgens des schrijvers eigen oordeel
waarschijnlijk voor \'t grootste gedeelte bezwe-
ken zijn.

Zestien patienten zijn gedurende de behande-
ling gestorven, zonder dat er vruchten van de
behandeling waren gezien. Acht hiervan waren
noff in \'t tweede stadium der tuberculose, ter-

O

wijl de acht anderen reeds in derde stadium
verkeerden.

Eindelijk geeft Churchill nog van zes
lijders aan, dat zij onder de behandeling reeds
zoover verbeterden, dat hij op genezing hoopte ,
toen zij aan bijkomende ziekten of accidenten
overleden.

-ocr page 18-

Twintig gevallen, die de schrijver nu verder
uit zijne privaat praktijk mededeelt, betreffen
alleen patienten, die reeds het derde stadium
der tuberculose waren ingetreden, toen zij bij
hem hulp kwamen zoeken. De behandeling van
al die twintig gevallen is met een gunstigen
uitslag bekroond, en de schrijver beweert, dat
bij de meesten nog duidelijk de physische teekens
van een of meer cavernes zijn aan te treffen,
terwijl zij eene volmaakte gezondheid genieten.
Als gevolg van de cavernes zullen zij gedeelte-
lijk misschien nog van tijd tot tijd eenigen last
van hoest en dysnoe hebben.

Ten laatste geeft schrijver nog drie gevallen
op van acute tuberculose, die te zamen met
twee gevallen uit de kliniek voor de geneeslijk-
heid ook van dezen vorm pleiten, daar ook zij
met volkomen genezing eindigden.

De drie en twintig laatste gevallen, uit de
privaat praktijk genomen, moeten hoofdzakelijk
daarvoor pleiten, dat bij gunstige uitwendige
omstandigheden de hypophosphiten ook bij reeds
vergevorderde ziekte nog dikwijls met succes
aangewend kunnen worden.

Nadat wij nu een algemeen overzigt hebben ge-
geven van de resultaten door Churchill ver-
kregen , zullen wij eenige der door hem opgegeven

-ocr page 19-

ziektegeschiedenissen in haar geheel opnemen.

I. Dorl F. P____, 42 jaren oud, geboren in

de Havana.

Reeds voor een jaar onder behandeling van
Churchill, had hij levertraan en andere
middelen zonder eenig succes gebruikt, toen hij
den Junij 1855 op nieuw bij Churchill
kwam. Daar dit juist in den tijd viel, dat
Churchill met het gebruik der hypophosphiten
begonnen was, waarvan hij reeds eenig succes
meende gezien te hebben, zoo besloot hij ze
ook hier te beproeven.

De patient vertoonde den volgenden toestand:
belangrijke vermagering, een bleek en neêr-
slagtig gelaat, vrij sterke verzwakking, weinig
eetlust, geen diarrhoea, langzame en moeijelijke
spijsvertering. Veelvuldige en vermoeijende
hoest, die dikwijls den slaap belet, ongeveer
? glas vol van mucopurulente fluimen in de
24 uren. \'s Nachts zweet patient aan hoofd en
borst, en kan op de linker zijde in \'t geheel
niet, op den rug maar korten tijd liggen.

Om de 4 weken ongeveer heeft de lijder een
meer of minder hevige bloedspuwing, die 4—5
dagen aanhoudt en de twee laatste keeren zelfs
verontrustend was.

Vroeger had hij hémorrhoïden, die voor 3

-ocr page 20-

jaren opgehouden hebben. Het physisch onder-
zoek levert het volgende resultaat :

Regts zoowel van achteren als van voren is
de percussietoon normaal, ook het ademhalings-
geruisch , misschien iets versterkt.

Aan de linkerzijde ter breedte van twee vin-
gers onder het sleutelbeen is de helderheid van
den percussietoon verminderd; men hoort-t^r
zelfder plaatse veel vochtige reutelgeruischen en
iets lager een râle caverneux à grosses bulles.
Op hetzelfde punt is pectoriloquie te hooren.
De hartstoonen zijn versterkt, maar niet ab-
normaal.

Van achteren hoort men eveneens in de fossa
supra- en infra-spinata sterke caverneuse reutel-
geruischen met versterkte resonance der stem.
De percussietoon bijna gelijk regts ; van achteren
en aan de basis van de linker long is de respi-
ratie versterkt.

Diagnose: Tuberculose der linker long met
cavernevorming, die meer dan een derde der
long inneemt.

Dennbsp;Junij begint Churchill met den

patient 4 grein hypophosphis calcis te geven,
iederen dag met 1 gr. klimmende.

15 Junij. De zieke voelt zich sterker; hij
heeft eetlust; den voorgaanden nacht heeft hij op

-ocr page 21-

den rug en zelfs een weinig op de linker zijde
kunnen liggen, hij heeft zeer weinig gezweet en
de hoest is veel minder vermoeijend geweest.

Behandeling. 10 gr. hypophosph. calcis per dag,

20 Junij. Patient is oneindig beter; nog
altijd zeer mager, heeft hij toch het lijdend en
neerslagtig voorkomen verloren. De eetlust is
beter dan zij is geweest; het nachtzweet heeft
geheel opgehouden. De lijder kan op den rug
en op beide zijden naar willekeur liggen, de
hoest is veel verminderd; de sputa zijn tot op
de helft verminderd en veel helderder. De be-
handeling twee dagen uitgesteld, dan weer her-
vat met 6 gr. per dag.

30 Junij. Gisteren heeft een ligte haemoptoë
den patient doen schrikken, hoewel er slechts
enkele streepen bloed aan de fluimen kleefden.
Het gebruik van hypophosph. calcis uitgesteld.
3 m. d. 10 gtt. tinct. digit, aether.

2nbsp;Julij. De bloeding heeft opgehouden, de
beterschap neemt toe. Bij de auscultatie vindt
ik, dat de slijmerige reutelgeruischen veel
verminderd zijn en vergezeld gaan van rhoncht,
sibilantes; ook hoort men iets, dat naar een
verwijderd wrijvingsgeluid gelijkt.

3nbsp;Julij. Hypophosph. calcis 6 gr. de volgende
dagen voortgezet.

-ocr page 22-

18 Julij. De patient bevindt zich beter dan
ooit sinds het begin zijner ziekte; hoest en
expectoratie zeer verminderd, nachtzweet geheel
opgehouden; goede eetlust en toenemende krach-
ten. De behandelingquot; wordt twee dagen uitge-
steld , dan met 6 gr. hervat en allengs tot
10 gr. gebragt.

20 Julij. De patient zegt, dat hij bij den
stoelgang bloed verloren heeft, anders is alles
in denzelfden toestand.

Behandeling. 15 gr. hypoph. calc. per dag.

3nbsp;Aug. Gisteren hebben de hémorrhoiden
weer gevloeid.

Behandeling. 20 gr. hypophosph. calcis.

4nbsp;Aug. De hémorrhoiden hebben op nieuw
gevloeid en hinderen den patient sterk. De
hypophosph, calc. ter zijde gesteld; de hémor-
rhoiden worden met een decoct, ratanhiae ge-
wasschen.

5nbsp;Aug. De bloeding vermindert.

6nbsp;Aug. Geen bloed meer.

10 Aug. De behandeling met 6 gr. hypophosph.
calcis wordt hervat, met opklimming tot 10 grein.

14 Aug. Bij \'t onderzoek constateer ik het
volgende: Aan de regterzijde zijn respiratie-
geruisch en percussietoon geheel normaal.

Aan de linkerzijde is de percussietoon ter

-ocr page 23-

breedte van twee vingers onder het sleutelbeen
zeer dof. Ter zelfder hoogte hoort men een
zeer sterk caverneus blaasgeruisch, pectoriloquie,
en eenige drooge wrijvingsgeluiden zonder râles
van welken aard ook.

Van achteren hoort men in de fossa supra-
spinata hetzelfde blaasgeruisch, maar meer ver-
wijderd, ook resoneert de stem, maar men
hoort geen craquements.

25 September. De behandeling is tot heden
voortgezet. De patient is merkelijk dikker ge-
worden ; krachten en eetlust zeer voldoende ;
geen haemoptoë meer. Slechts \'s morgens heeft
hij nog een hoestaanval en geeft eenige heldere
sputa op zonder slijm ; hij slaapt op beide zijden
even goed. Bij de auscultatie hoort men in het
bovenste gedeelte der linker long een duidelijk
caverneus soufle, zonder reutelgeluiden of cra-
quements met pectoriloquil. Van achteren het-
zelfde maar minder duidelijk ; voor het overige
is het ademhalings geruisch iets scherper dan
in den normalen toestand. Regts is alles nor-
maal.

Den winter brengt den patient zonder mer-
kelijke verandering door. Een ligte bronchitis
geneest bij expertatieve behandeling. Eenige
dagen voor mijn vertrek uit de Havana, in

-ocr page 24-

Maart 1856, onderzocht ik den patient nog eens
en vond hem in denzelfden toestand. Sedert
heeft hij mij geschreven., dat zijn gezondheid
niets te wenschen overlaat.

II. Don Ju an C...., 29 jaren oud, ge-
trouwd, geboren in de Havana.

6 November 1855. Deze patient laat mij
roepen wegens een bloedspuwing, die hem voor
drie weken heeft overvallen. Ongeveer 14 dagen
voor deze bloedspuwing was hij beginnen te
hoesten. De eetlust en krachten zijn zeer ver-
minderd ; \'s nachts zweet hij sterk.

Twee van zijn zusters zijn aan borstkwalen

overleden.

Bij \'t onderzoek blijkt het volgende :

Het uiterlijk niet in \'t oogloopend veranderd;
de hoest zeer vermoeijend; weinig expectoratie,
die iets slijmerig is en ongeveer een half glas
bloed in de 24 uur bevat. De verzwakking is
zoo sterk, dat hij zijn bezigheden sinds 3 weken
niet meer buitenshuis kan waarnemen.

De percussietoon gelijk aan beide zijden, mis-
schien iets doffer links in de fossa supraspinata.

Bij de auscultatie hoort men links zoowel van
voren als van achteren talrijke vochtige cra-
quements, die door \'t hoesten niet verdwijnen;

-ocr page 25-

aan de basis der linker long is de respiratie ver-
sterkt. De hartstoonen normaal. Regts is alles
normaal.

Diagnose. In den top van de linker long
tuberkels, die in verweeking overgaan.

Ik geef den patient dadelijk 6 gr. hypophosph.
calc. per dag en eene ijskoude limonade van
acid. sulphuric.

7nbsp;November. Naauwelijks drie of vier strepen
bloed aan de fluimen. De patient klaagt over
coliekpijnen, die hem den geheelen nacht ge-
kweld hebben.

Behandeling. 8 grein hypophosph. calc.

8nbsp;November. De zieke zegt, dat hij minder
gehoest en opgegeven, en vooral minder gezweet
heeft.

Behandeling. 10 gr. hypophosph. calc.

9nbsp;November. De patient verklaart, dat hij
in \'t geheel niet gezweet heeft; hij heeft goede
eetlust en. vraagt om te mogen eten; hij heeft
weinig opgegeven en gevoelt zich veel sterker;
de hoest is minder geweest.

Behandeling. 10 gr. hypoph. calc. per dag tot

24 November. De patient gaat dagelijks uit
voor zijne zaken; hij gevoelt zich byna even
wel als voor \'t begin der ziekte. De eetlust- is
beter dan sinds lang het geval is geweest; het

-ocr page 26-

nachtzweet heeft sinds 8 dagen geheel opgehou-
den. Hij hoest zelden en geeft weinig op.
Gedurende twee dagen wordt de behandeling
uitgesteld.

28 November. Gisteren is de behandeling met
dezelfde dosis (10 gr.) hervat. Bij de auscultatie
blijkt, dat de craquements in omvang en sterkte

hebben afgenomen.

24 December. De lijder heeft de medicatie
met 2 interrupties voortgezet. Alle verschijn-
selen zijn verdwenen; hij hoest niet, geeft niet
op en zweet in \'t geheel niet. Eetlust en krach-
ten zijn beter dan ooit en de patient ziet er
krachtiger uit dan vroeger het geval was.

Bij de auscultatie hoor ik nog alleen een
eenigzins scherp ademhalingsgeruisch in den top
van de linker long.

De behandeling wordt voortgezet tot
15 Januarij 1856. Bij \'t onderzoek kan ik
met den besten wil geen verschil tusschen de

twee longen ontdekken.

Drie maanden later bij mijn vertrek bevond
patient zich nog volmaakt wel.

III. François R...., oud 34 jaar, ge-
trouwd, koetsier.

1 Februarij 1858. Patient heeft zijne moeder

-ocr page 27-

aan borstlijden verloren, zijn vader heeft een
zwak gestel, zijn broeders en zusters leven nog.

De ziekte is voor 5 of 6 weken met een
hevige hoest begonnen, die, gedurende 10 dagen
verdwenen, voor 14 dagen teruggekeerd is en
tot nu toe voortduurt. Hij heeft gedurende
2 dagen zuiver bloed opgegeven, zander pijnen
in de zijde. Sinds 5 weken zweet patient\'s nachts.
De slaap is rustig en hij kan op beide zijden
liggen. De eetlust is verminderd en de zieke
is aanmerkelijk magerder geworden; de krachten
zijn vrij goed. Op \'t oogenblik zijn hoest en sputa
matig; geen diarrhoea; een stoelgang per dag.

Physisch onderzoeh. De borst, matig gewelfd,
is vrij goed gevormd, hoewel een weinig smal.

Van voren ter breedte van drie vingers eenige
matheid onder het regter sleutelbeen.

Bij de auscultatie hoort men terzelfder plaatse
een scherp ademhalingsgeruisch en vooral sterke
resonance der stem.

Van achteren regts matheid in de fossa supra-
spinata, nog duidelijker in de fossa infraspinata
tot aan de helft van \'t schouderblad.

De auscultatie levert dezelfde resultaten in
de fossa supraspinata als onder het sleutelbeen.

Diagnose. Beginnende tuberkelvorming in den
top van de regter long.

-ocr page 28-

Behandeling. 16 gr. hypophosph. sod. per dag.

12 Februarij. Hoest en expectoratie vermin-
derd , evenals het nachtzweet. Eetlust voldoende.

Behandeling. Dezelfde.

1 Maart. Patient hoest niet meer, maar geeft
nog iets op. Nachtzweet niet noemenswaardig.

Behandeling. Dezelfde.

12 April. De hoest is niet teruggekeerd;
patient geeft niet meer op. De krachten blijven
voldoende. Geen koorts, maar driemaal in de
vorige week nachtzweet. Pols 58 regelmatig,
tamelijk vol.

Behandeling. Om de twee dagen 8 gr. hy-
pophosphis calcis.

30 April. Patient zegt, dat hij zich zeerwel
bevindt en nooit zoo goede eetlust gehad heeft.

Bij \'tphysisch onderzoek vind ik: Van voren
een goeden percussietoon en aan beide zijden
vrij gelijk. Respiratiegeluid bijna gelijk en nor-
maal aan beide zijden; nog eenige mededeeling
der stem onder het regter sleutelbeen.

Van achteren: nog eenige matheid in de
fossa infraspinata. De auscultatie levert dezelfde
verschijnselen als bij \'t eerste onderzoek, maar
in minderen graad.

Patient wordt op een prophylactische dosis ge-
steld ; om de drie dagen 8 gr. hypophosph. calc.

-ocr page 29-

2 Junij. De beterschap gaat voort.

Behandeling uitgesteld.

28 Julij. Patiënt bevindt zich steeds wel.

Bij \'t onderzoek blijkt nog een ligte matheid
onder het regter sleutelbeen te bestaan ter
breedte van twee vingers. De uitademing is
hier iets verlengd en de stem resoneert iets. Van
achteren ^is de percussietoon aan beide zijden
gelijk en normaal. Regts ook hier eenige stem-
resonance.

Behandeling. Om de acht dagen 8 gr. hy-
pophosph. sod.

22 October. Voortdurende beterschap. Patiënt
hoest in \'t geheel niet meerj Eetlust en krach-
ten voldoende.

Behandeling. 8 gr. hypophosph. sod. om de
2 dagen.

20 Junij 1860. Heden zag ik den patiënt
nog eens. Sedert zijn behandeling voor twee
jaren verheugt hij zich in een goede gezondheid
en blijft zijn beroep van koetsier uitoefenen.

IV. Stéphanie B----, vijf en twintig jaar

oud, getrouwd, linnennaaister.

11 Augustus 1858. De ziekte is niet erfelijk,
en voor ongeveer een jaar ontstaan. Sinds dien
tijd heeft de zieke veel aan krachten verloren;

-ocr page 30-

zij is sterk vermagerd, heeft geen koorts, noch
huiveringen, maar zweet sterk s\' nachts. Zij
klaagt over pijn in de zijden, maar kan op
beide zijden liggen en slaapt vrij goed. Zij is
spoedig buiten adem. Er is veel hoest, maar
de slijmig-etterige expectoratie gering. Voor
ongeveer een maand heeft zij voor \'t eerst bloed
opgegeven in geringe hoeveelheid. Geen neus-
bloedingen. Goede eetlust, geen brakingen en
goede spijsvertering, maar eergisteren heeft zij
koliekpijnen gehad. De menstruatie is sints
Januarij 1.1., toen zij bevallen is, weggebleven.
Zij heeft sterken fluor albus. Sints drie maan-
den heeft zij haar werk gestaakt. Pols 120,
regeltnatig.

Physisch onderzoek. Van voren matheid van
den percussietoon boven het regter sleutelbeen
en daaronder ter breedte van twee vingers.

Bij de auscultatie hoort men links onder en bo-
ven het sleutelbeen scherp ademhalingsgeruisch
met drooge craquements; sterke mededeeling
der stem en van den hoest. Regts boven het
sleutelbeen sterk blazend respiratiegeruisch en
sterke mededeeling van hoest en stem. Onder
het sleutelbeen blazend respiratiegeruisch met
vochtige craquements, eveneens sterke mede-
deeling van stem en hoest. In het overige ge-

-ocr page 31-

deelte der long hoort men scherp ademhalings-
geruisch met verlengde expiratie.

Van achteren is de percussietoon over de ge-
heele uitgestrektheid der long eenigzins mat,
vooral in de foss. supraspin. Bij de auscultatie
links in de fossa supraspinata scherp adem-
halingsgeruisch met drooge rhonchi, die sterk
vermeerderen bij \'t hoesten. In de fossa infra-
spinata menigvuldiger en vochtiger craquements
met sterke mededeeling van stem en hoest.
Aan de basis scherp ademhalingsgeruisch. Regts
in de fossa supraspinata hoort men caverneus-
ademhalingsgeruisch; volmaakte pectoriloquie.
In de regio intra-scapularis ligte borrelingen en
pectoriloquie. Verspreide vochtige craquements
in de twee bovenste derde gedeelten van de
long. Aan de basis scherp ademhalingsgeruisch.

Diagnose. Links in verweeking overgaande
tuberkels; regts cavernevorming.

Behandeling. 8 gr. hypophosph. sodae per dag.

18 Augustus. De zieke hoest minder en geeft
minder op. De krachten zijn toegenomen. Zij
is iets minder benaauwd. De eetlust blijft goed,
maar het zweeten gedurende den nacht is niet
verminderd. De menstruatie heeft weer plaats
gehad en heeft 5 dagen geduurd. Pols 88,
regelmatig, vrij vol.

-ocr page 32-

Behandeling. Dezelfde.

25 Augustus. De krachten nemen toe en
patient heeft reeds haar werk kunnen hervatten,
maar het nachtzweet duurt voort en zij klaagt
over hoofdpijn. Pols 120.

Behandeling. Hypophosph. sod. 4 gr. per dag.
1 September. Nachtzweet verminderd. De
patient hoest nog slechts een weinig \'s morgens,
de hoofdpijnen hebben opgehouden. Zij heeft
het werk sints de vorige week hervat zonder
sterke vermoeijenis te gevoelen. Pols 90, regel-
matig, vrij vol.

Behandeling. Hypophosph. sod. 3 gr. per dag.
13 September. De hoest is in de laatste
dagen iets toegenomen. Nachtzweet opgehouden.

Inbsp;De lijderes is krachtiger en minder spoedig
; - buiten adem, zij verwacht de menstruatie, de

fluor albus is verminderd, zij zet haar werk
;\'nbsp;voort. Pols 104.

yfnbsp;Behandeling. Syr. Ipec. 1 eetlepel p. dosi.

IInbsp;15 September. Het nachtzweet is niet
teruggekeerd en patient is niet meer benaauwd.

IInbsp;Pols 96.

|tnbsp;Behandeling. Hypophosph. sod. 6 gr. p. dag.

||!nbsp;24 September. Zy hoest bijna niet en komt

I;nbsp;niet meer buiten adem. De menstruatie is

|ir

|1;nbsp;rijkelijk gew^eest, maar op dit tijdstip heeft zij

-ocr page 33-

eenig bloed opgegeven en haar werk gestaakt.
De fluor albus vermindert. Pols 88.

Behandeling. Hypophosph. sod. 4 gr. p. dag.

6 October. Zij hoest en expectoreert bijna
niet meer. Zij kan 6 uur per dag werken. Pols 88.

Behandeling. Hypophosph. sod. 10 gr. p. dag.

13 October. Zij is verkouden en hoest sints
eenige dagen. Als zij te bed ligt, hoort zij een
gefluit in hare borst. Benaauwdheid en nacht-
zweet hebben opgehouden. Eetlust voldoende.
Pols 76 regelmatig, vrij zwak.

Behandeling. Na twee dagen uitstel 10 gr.
hypophosph. sod. per dag.

22 October. Patient bevindt zich volgens haar
zeggen wel. Zij hoort steeds hetzelfde geluid
in haar borst. Zij werkt tien uur per dag.
Pols 76 regelmatig, een weinig zwak.

Behandeling. 10 gr. hypophosph. sod. per dag.

3 November. De beterschap houdt aan; de
zieke wordt niet vermoeid door \'t werk. Pols 96
regelmatig, tamelijk vol.

Behandeling. Dezelfde.

15 November. Patient zegt, dat zij in \'t
geheel niet meer hoest, noch zweet gedurende
den nacht. Pols 96.

Physisch onderzoek. Regts boven het sleutel-
been aanmerkelijke matheid van den percussietoon.

-ocr page 34-

Bij de auscultatie hoort men links boven het
sleutelbeen een blazend ademhalingsgeruisch en
sterke mededeeling van stem en hoesten. Onder
het sleutelbeen dezelfde verschijnselen, minder
duidelijk, zonder blaasgeruisch.

Regts boven het sleutelbeen dezelfde verschijn-
selen als links, maar minder sterk. Onder het
sleutelbeen eenige drooge craquements; geen
merkbare mededeeling van stem of hoest; scherp
ademhalingsgeruisch en verlengde expiratie bijna
over de geheele long.

Van achteren matheid van den percussietoon
in de regter fossa supra-spinata, nog duidelijker
in de regio intra-scapularis derzelfde zijde.

Bij de auscultatie in de linker fossa supra-
spinata scherp ademhalingsgeruisch; anders
normaal.

Regts in het bovenste gedeelte der regio intra-
scapularis cavérneus ademhalingsgeruisch; pecto-
riloquie. Deze verschijnselen nemen een ruimte
in van omstreeks drie vingers breedte. Daar-
onder scherp ademhalingsgeruisch met verlengde
expiratie.

Behandeling. Na vijf dagen uitstel 10 gr.
hypophosph. sod. per dag.

29 November. De zieke klaagt, dat zij koude
voeten gehad en gedurende eenigen tijd meer

-ocr page 35-

gehoest heeft, maar sints twee of drie dagen
is de hoest weêr bijna geheel verdwenen. Zij
geeft \'s morgens nog een weinig op. De men-
struatie heeft op den juisten tijd plaats gehad.

De lijderes gaat voort met 10 uur per dag
te werken. Pols 100, vrij vol.

Behandeling. 10 gr. hypophosph. sod. per dag.

10 December. Patient hoort nog hetzelfde ge-
luid in haar borst; zij verwacht de menses tegen
13 dagen. Pols 88, regelmatig, vrij vol.

Behandeling uitgesteld.

20 December. De menses zijn op het regte
tijdstip ingetreden en hebben drie dagen ge-
duurd. Krachten steeds voldoende, geen nacht-
zweet meer. Pols 84.

Behandeling. 10 gr. hypophosph. sod. per dag.

3 Januarij 1859. Hoest bijna geheel verdwe-
nen; zeer goede eetlust; geen nachtzweet hoe-
genaamd meer. Goede krachten, zoodat zij den
geheelen dag kan werken. Pols 60, regelmatig,
een weinig zwak.

Behandeling. Na acht dagen uitstel weêr 10
gr. hypophosph. sod. per dag.

9 Februarij, De beterschap blijft aanhouden.
Geen algemeene verschijnselen meer. Patient
werkt 10—12 uur per dag. Pols 80, regelma-
tig, vrij vol.

-ocr page 36-

Behandeling. 10 gr. hypophosph. sod. om den
anderen dag.

7 Maart. Patient bevindt zich steeds wel en
zegt, dat zij dikker wordt.

Behandeling met tusschenpoozen voortgezet in
prophylactische doses.

3 October. Sints de laatste consultatie heeft
zij zich steeds wel bevonden. Zij meent zwan-
ger te zijn.

Behandeling. Het gebruik van hypophosph.
sod. in prophylactische doses voortgezet.

9 Januarij 1860. Toestand steeds voldoende.

Februarij 1861. Zij heeft den strengen winter
in volmaakte gezondheid doorgebragt. Zij is
zeven maanden zwanger. Alles schijnt er voor
te spreken, dat de baring even goed als bij
iedere gezonde vrouw zal afloopen. Zij gaat
voort met het gebruik der hypophosph. sod. in
prophylactische dosis.

/

V. Alphonse Huvé, oud 22 jaar, knecht
bij een wijnkooper, ongetrouwd, komt in de
charité den Junij 1856.

Ouders, broeders en zusters zijn gezond.
Acht dagen voor zijn intrede is de ziekte be-
gonnen. Na afwisselend gevoel van koude en
hitte is plotseling een sterke hoest opgekomen,

-ocr page 37-

en heeft hij, volgens zijn zeggen, een half litre
bloed opgegeven. Na geneeskundige behande-
ling heeft de haeinoptoë gedurende drie dagen
opgehouden, maar is terug gekeerd en heeft
tot acht dagen na zijn intrede in het hospitaal
geduurd. Patient heeft \'s nachts sterk gezweet,
de krachten zijn zeer verminderd en, sints hij
in \'t hospitaal is, staat hij niet meer op wegens
de benaauwdheid. Zwakke eetlust; een stoel-
gang zonder diarrhoe (sic) per dag; hoest matig.

Den 27®^® Junij heeft de heer Charles Ber-
nard het volgende geconstateerd:

Van voren normale percussietoon aan beide
zijden; droog, scherp ademhalingsgeruisch aan
beide zijden, rhonchi. Van achteren links reutel-
geluiden over de geheele uitgestrektheid der
long; in de fossa supraspinata regts, scherp
ademhalingsgeruisch, zware drooge rohonchi,
tamelijk sterke vochtige craquements; matte
percussietoon.

Patient gebruikt levertraan.
5 Julij. Bij \'t onderzoek van den patient
vind ik het volgende: Lymphatisch sanguinisch
gestel; sterke vermagering (volgens eigen zeggen
tot de helft), uiterlijk aanzien vrij gezond.
Pols 116. \'s Avonds koorts, sterk nachtzweeten,
rijkelijke expectoratie, die deels karacteristiek,

-ocr page 38-

deels met broncMtische sputa vermengd is.
Weinig eetlust, geen diarrhoe. Patient is zoo
zwak, dat hij naauwelijks staan kan.

Physisch onderzoek. Regts van voren, normale
percussietoon, over de geheele hoogte; scherp
ademhalingsgeruisch, vrij sterke mededeeling
der stem.

Links van voren, normale percussietoon,
slijmige reutelingen en rhonchi sibilantes over
de geheele hoogte der long, mededeeling der
stem.

Regts van achteren, matheid van den percus-
sietoon in de fossa supraspinata, geen adem-
halingsgeruisch ter zelfder plaatse hoorbaar,
voor \'t overige in de geheele long reutelgeluiden
en rhonchi.

Links van achteren normale percussietoon,
grove reutelgeluiden over de geheele uitgestrekt-
heid der long aan sommige plaatsen van caver-
neusen aard, vooral ter hoogte van de spina van
het schouderblad; hier wordt de stem sterk mede-
gedeeld en hoort men op een punt pectoriloquie.

Diagnose. Acute tuberculose (sints 27 Junij
sterk toegenomen); tuberkels in \'t tweede tijd-
perk in het geheele achterste gedeelte der reg-
ter long, misschien ophooping van tuberkels in
den top. Tuberkels in \'t tweede tijdperk over

-ocr page 39-

de geheele uitgestrektheid van de linker long;
misschien een excavatie onder het schouderblad.
Deze symptomen en diagnose worden bevestigd
door den heer Charles Bernard, behalve
de excavatie, daar de pectoriloquie hem niet
duidelijk genoeg blykt. De heer B r o c h i n
neemt de excavatie aan.

Behandeling. 4 gr. hypophosph. calcis.

6nbsp;Julij. De toestand onveranderd.

Behandeling. 6 gr. hypophosph. calcis.

7nbsp;Julij. Behandeling : 8 gr. hypophosph. calc.

10nbsp;Julij. Het nachtzweet heeft geheel opge-
houden; eenige bloederige sputa. Verder is de
toestand onveranderd.

11nbsp;Julij. Geen bloed meer aan de sputa.

13 Julij. Weêr bloederige sputa; rhonchi
subcrepitantes aan de basis van beide longen;
sterke koorts. Voor \'t overige zijn algemeene
en plaatselijke symptomen onveranderd.

15nbsp;Julij. Koorts, dyspnoë en expectoratie als
vroeger; plaatselijke symptomen dezelfde, behalve
grove vochtige\' rhonchi aan de basis van beide
longen. Onder het regter sleutelbeen laat ik
een vesicatorium leggen met endermatische aan-
wending van pulv. herb, digit.

16nbsp;Julij. De symptomen onveranderd.

21 Julij. Ademhaling 50, pols 140. De toe

-ocr page 40-

stand van den patient is door de behandeling
in \'t geheel niet gewijzigd; alleen is het nacht-
zweet er door onderdrukt. Eetlust geheel ver-
dwenen. Den laatsten nacht is diarrhoe ont-
staan.

23 Julij. \'s Avonds om half tien is de patient
overleden.

Lijkopening. Men vindt talrijke pseudo-mem-
branen op de geheele oppervlakte der longen,
die de twee pleurabladen verbinden. In den top
der linker long twee holten, waarvan een ter
grootte van een kippenei. Beide longen zijn
geheel doorzaaid met kaasachtige tuberkels, be-
halve de basis der regter long van achteren en
van voren ter hoogte van drie centimeters, en
de basis der linker long van achteren ter hoogte
van vijf centimeters. Deze gedeelten der longen
steken sterk af bij het overige gedeelte door
een sterk kersroode kleur en men vindt ze ge-
heel gehepatiseerd.

De patient is achttien dagen onder behande-
ling geweest, en ik ben met 4 gr. beginnende,
tot het maximum van 20 gr. geklommen.

VI. (CII). Zéphyrine C...., 26 jaar oud,

weduwe, verwster.

9 December 1857. Voor een jaar is de ziekte

-ocr page 41-

met hoest begonnen. De zieke heeft zeven of
acht malen bloed opgegeven, maar in geringe
hoeveelheid. Zij zweet tamelijk sterk \'s nachts
en is veel verminderd in krachten. De eetlust
is gering, hoewel de spijsvertering vrij goed is.
In dikte is zij veel afgenomen. Sints drie of
vier dagen heeft zij diarrhoe; slapeloosheid.

Zij ziet er op \'t oogenblik bleek en vermoeid
uit. De hoest is zeer menigvuldig, vooral ge-
durende den nacht. Zij geeft veel (omstreeks
een half glas) slijmig-etterige sputa op.

Physisch onderzoek. Bij de percussie van voren
onder het linker sleutelbeen ter breedte van
vier vingers kennelijk minder heldere percussie-
toon; geluid van den gesprongen pot.

Van achteren matheid van den percussietoon
in de fossa supra-spinata links. Regts normale
toon.

Bij de auscultatie caverneuse ademhaling ter
breedte van vier vingers onder het linker sleutel-
been. Gargouillement met pectoriloquie. Aan
de basis derzelfde long onvolkomen ademhaling.

Regts vrij normale ademhaling.

Links achter blazende ademhaling. Gargouil-
lements onder het hoesten; mededeeling der stem.
In \'t overige gedeelte der long is de ademhaling
versterkt.

-ocr page 42-

Regts achter in de fossa supra- eu infra-spi-
nata vochtige craquements. Blazend en verlengd
uitademingsgeruisch. Geen merkbare mededeeling
der stem.

Diagnose. Caverne in den top der linker, en
tuberkels in \'t tweede stadium in den top der
regter long.

Bebjandeling. 20 gr. hypophosph. sod. per dag.

18 December. Verminderd nachtzweet. Di-
arrhoe.

4nbsp;Januarij 1858. Verminderde diarrhoe.
Betere eetlust, rustige slaap. Geen nachtzweet.

13 Januarij. Vermindering van hoest, expec-
toratie en koorts. Verbetering der krachten.
Patient hervat haar werk.

5nbsp;Februarij. Geen slapeloosheid meer.

•10 Februarij. Vermeerderde hoest, hoofdpijn,
koorts, koliekpijnen, diarrhoe en amenorrhoe.

17 Februarij. Voortduring der koliek en der
diarrhoe. Zuchtige zwelling van aangezigt en
beenen, kort daarop wordt patient in \'t gasthuis
opgenomen en sterft.

Alvorens nu de waarnemingèn van anderen
te vermelden, schijnt het, ook ter beoordeeling

-ocr page 43-

van die waarnemingen, noodig de voorwaarden
op te geven, volgens Churchill bij het ge-
bruik der hypophosphiten in acht te nemen,
wil men grond hebben daarvan een gunstige
uitwerking te verwachten. Zij betreiFen den
aard der lijders, aan wie men die middelen
geven kan, de wijze waarop, en den tijd, dien
men daarmede moet voortgaan.

De eerste voorwaarde, die Churchill voor
het gebruik der hypophosphiten stelt, is, dat
de uitgestrektheid der tuberculeuse aandoening ,
niet te groot zij, daar de hypophosphiten wel
de algemeene diathèse, maarquot; niet de plaatselijke
aandoening kunnen genezen. Hieraan sluit zich
het beweren van Churchill, dat de gunstige
invloed der hypophosphiten des ,te twijfelach-,
tiger zal zijn, hoe later tijdperk van ontwikke-
ling het is, waarin de tuberkels verkeeren.

Inzonderheid geldt de genoemde voorwaarde
van acute tuberculose. Churchill maakt
echter een uitzondering voor die gevallen, waar
wij minder met eigenlijke acute tuberculose te
doen hebben, dan met een acut verweekings-
en veretteringsproces van reeds vroeger bestaan-
de, al of niet gediagnosticeerde tuberkelafzet-
tingen. Lijders aan tuberculosis hereditaria
worden volgens genoemden schrijver eerder

-ocr page 44-

door het gebruik der hypophosphiten genezen
dan zij, die wegens tuberculosis acquisita onder
behandeling komen. Een verschil tusschen het
mannelijk en vrouwelijk geslacht heeft hij te
dezen opzigte niet waargenomen. Bij kinderen
heeft Churchill van de 10 gevallen 9 met
genezing zien eindigen en geeft ons hierop
steunende de verzekering, dat de kans op een
goeden uitslag der aangeprezen behandeling
bij kinderen gunstiger dan bij volwassenen is.

Een hoofdvereischte bij het gebruik der hy-
pophosphiten noemt Churchill, dat de arts
zich te voren van de zuiverheid van het prae-
paraat, dat hij voorschrijft, overtuige. De dosis
moet bij de verschillende individu\'s ook ver-
schillend zijn. Als algemeenen regel stelt C h u r-
chili bij volwassenen, voor den man 6 gr. tot
1 scr. per dag, voor de vrouw 5 gr. tot 1 scr.
Bij kinderen beneden de 15 jaar bleken hem
1—5 gr. in den regel voldoende te zijn. Onder
de 7 jaren stelt hij de gift Va—1 gr- perquot; dag.
Bij kinderen onder de twee jaren geve men
zelden meer dan Vs gr- per dag en late het
middel om de twee of drie dagen staan. In het
algemeen stelle men de bedoelde medicatie om
de 8 of 14 dagen 2 è, 3 dagen uit, en make,
hoe meer de beterschap toeneemt, des te langere

-ocr page 45-

tusschenpoozen. Overigens is het steeds geraden
met kleinere doses te beginnen en tot hoogere
op te klimmen. Eindelijk acht Churchill het
van het grootste gewigt de behandeling te wij-
zigen naar den invloed, dien men van de hypo-
phosphiten waarneemt.

Het eerst schijnt zich hunne werking in het
zenuwstelsel te openbaren. Terwijl men uiterlijk
nog geen verandering kan waarnemen, verklaren
de patienten reeds dikwijls, dat zij zich veel beter
bevinden. Spoedig kan men intusschen ook aan
het uiterlijk voorkomen der lijders zien, dat zij
in krachten winnen. De eetlust verbetert, de
digestie geschiedt snel en gemakkelijk, de stoel-
gang is regelmatig; de patienten worden dikker
en zwaarder. Langzamerhand neemt het vroe-
ger bleeke gezigt een meer gezonde roode kleur
aan, de anaemische toestand gaat in een betrek-
kelijke plethora over, die duidelijk uit den meer
vollen en krachtigen pols te herkennen is. In
dezen toestand moet men nu den zieke trachten
te houden, maar niet door grootere doses of te
lang zonder uitstel voortgezet gebruik de ziekte
sneller tot een goed einde willen brengen, want
spoedig zoude men in dat geval het bereikte
voordeel weer verliezen. Stoornissen der spijs-
vertering treden op, de eetlust vermindert, de

-ocr page 46-

lijders klagen over hoofdpijnen en duizelingen;
bij langer voortgezet gebruik ontstaan neus-
bloedingen; zelfs longbloedingen en bloederige
ontlastingen kunnen er het gevolg van zijn.

Om kort te gaan, men verkrijgt door het
gebruik der hypophosphiten een toestand van
plethora en versterkte hartswerking, die, als zij
te hoog worden opgevoerd, tot congestieve en
zelfs ontstekingachtige toestanden leiden.

En het is dan ook op dezen grond, daf
Churchill raadt, om zoodra er ontstekings-
processen als complicaties optreden, zoo als
pleuritis of pneumonie, vooral geen hypophos-
phiten aan te wenden of, als zij reeds gebruikt
werden, hunne toediening dadelijk te staken,
terwijl Churchill tevens den raad geeft om
het gebruik der hypophosphiten ten minste
gedurende eenige maanden met de noodige tus-
schenpoozingen vol te houden, daar wij niet
kunnen hopen eene diathèse, die het geheele
ligchaam betreft, binnen 8 of 14 dagen geheel
te doen veranderen.

Wij gaan over tot hetgeen door anderen om-
trent de werking der hypophosphiten bij tuber-
culose der longen is bekend gemaakt.

In het Journal de Pharmacie et de Chimie
(Févr. 1858), vinden wij een opstel van Dr.

-ocr page 47-

Vigla, waarin hij, sprekende van de behan-
deling van 20 lijders aan tuberculose met hy-
pophosphiten, beweert, dat hij volstrekt geen
gunstigen uitslag daarvan heeft gezien, zelfs dat
de hypophosphiten hem geheel en al indifferente
middelen toeschijnen, die noch kwaad, noch goed
doen. Dr. Vigla vermeldt daarbij, dat hij
voor de proeven met die middelen geen keuze
onder de patienten gedaan, maar de 20 eerste,
die hem onder handen kwamen , daarvoor ge-
nomen heeft. Ten slotte zegt hij 1—4 scr. per
dag toegediend te hebben, maar spreekt er niet
van, dat hij zich overtuigd heeft, dat het prae-
paraat zuiver was.

Eenigzins naauwkeuriger verslag van zijne
waarnemingen geeft Dr. G o 11 o n van het Brom-
pton-hospital. Hij heeft 20 lijders aan tuber-
culose met een der hypophosphiten behandejd,
hen allen namelijk dagelijks 1 scr, hypophosph.
sodae laten nemen, en dit 14 dagen voortgezet.
Na verloop dezer 14 dagen ging hij tot een
andere behandeling over, om het even of de
patiënt nog in denzelfden toestand verkeerde,
of dat er eenige verbetering was waar te nemen.
En welke waren nu de door hem verkregen
resultaten? Van 3 lijders, die in het eerste
stadium verkeerden, schenen 2 geen invloed

-ocr page 48-

van het gebruik der hypophosph. sod. te be-
speuren, maar toonden later beterschap onder
het gebruik van tonische middelen en levertraan.
De derde voelde zijne krachten zoo toenemen,
dat hij het hospitaal verliet, voor dat men an-
dere middelen kon aanwenden. Deze patiënt
had voor zijn opname in \'t hospitaal honger
geleden, en dus, zegt Cotton, is zijn beter-
schap aan \'t régime, niet aan de medicatie toe
te schrijven.

Van de 5 lijders in het tweede stadium der
ziekte verkeerende toonden 4 beterschap, die
nog sneller vorderde, toen zij, na het gebruik
der hypophosph. sodae, tot dat van chinine en
ijzer overgingen.

Van 12 patienten in \'t derde stadium bevond
een vrouw zich beter bij \'t gebruik van hypo-
phosph. sodae dan bij dat van eenig ander
middel. Een andere vrouw werd spoedig beter,
doch de beterschap nam evenzeer toe onder
het gebruik van tonische middelen. Drie lijders
toonden zeer langzamen vooruitgang, die sneller
voortschreed, toen zij later tot het gebruik van
ijzer en levertraan overgingen. De zeven laatste
patienten vertoonden in \'t geheel geen beterschap
onder het gebruik van hypophosph. sodae, maar
gedeeltelijk wel bi] een andere behandeling.

-ocr page 49-

Uit deze twintig gevallen trekt Dr. Cotton
de conclusie, dat de hvpophospHten bij de
behandeling van tuberculose in \'t geheel geen
waarde hebben.

In de Presse Médicale Beige maakt Dr. De-
for chaux, officier van gezondheid bij de Belgische
marine, zijn waarnemingen bekend omtrent
16 phthisici, die hij
met hypophosphiten behan-
deld heeft. Zeven van de 10 lijders hadden
tegelijker tijd diarrhoe en konden de hypo-
phosphiten niet verdragen. De 9 anderen toon-
den allen bij het gebruik van 1 scr. hypophosph.
sodae per dag binnen 5—12 dagen een aanmer-
kelijke beterschap. De krachten en het gewigt
namen toe, eetlust en digestie verbeterden , met
een woord, zegt Deforchaux,het succes beant-
woordde geheel aan het door Churchill mede-
gedeelde. Na eenigen tijd echter verminderde
de eetlust weder, tong en lippen werden droog
en rood, de zieken verlangden zeer naar koude,
liefst naar geglaceerde dranken, tweemaal zag
Deforchaux zelfs bloedigen stoelgang; kortom
er ontstond een irritatietoestand der ingewanden.

Dr. Dechambre, hoofdredacteur van de Ga-
zette hebdomadaire, heeft den heer Churchill
verzocht eenige zijner patienten te mogen obser-
veren. Churchill heeft hem 12 lijders, die

-ocr page 50-

onder zijne behandeling waren, yan tijd tot tijd
toegezonden. Bij 2 hiervan was volgens Decham-
bre de diagnose niet met zekerheid op tuber-
culose te stellen, maar beiden genazen. Slechts
een van de tien Overigen toonde na 4Va maand
wezenlijk beterschap, een bleef stationnair en 8
verergerden na een, twee of drie maanden Bij
5 van deze laatsten had Churchili echter
ook de prognose twijfelachtig of ongunstig gesteld.
Volgens Churchill zijn van deze twaalf geval
]en vijf met genezing geëindigd, twee lijders
zijn aanmerkelijk verbeterd en 5 zijïi gestorven.
Ten aanzien van de werking der hypophosphiten
op den algemeenen toestand der patienten, zoo
als die door Churchill is opgegeven, stemt
Dechambre voor de meeste gevallen volkomen
met Churchill in.

Dr. Aureliano Maestre de San Juan,
Prof aan de kliniek te Grenada, hoewel nog
niet overtuigd van de genezing der tuberculose
door hypophosphiten, maakt toch in de Iberia
medica 4 gevallen bekend, waarin de algemeene
toestand der zieken binnen korten tijd aanmer-
kelijk verbeterd, en het ziekteproces voor het
oogenblik ten minste kennelijk tot stilstand is
gebragt. Hij dringt er ook vooral op aan, dat
men voor een zuiver praeparaat zorg drage, de

-ocr page 51-

dosis van 2 scr. niet oversclirijde, en de hypo-
phosphiten niet toediene bij ontstekingachtige
complicaties.

In het Journal de Médecine de Bruxelles
(Avril 1858) vonden wij een opstel van
Prof. Parigot, waarin hij ons de gevallen uit
zijn praktijk mededeelt, in welke hij van het ge-
bruik der hypophosphiten een onverwacht succes
heeft gezien bij de behandeling van tuberculose
zoowel als van chlorotisch-anaemische toestanden ,
waarin het bestaan van tuberculose niet met
zekerheid te diagnosticeren was. Hij besluit
zijn artikel met te zeggen, dat het zeker is,
dat men door de hypophosphiten dikwijls een
onverwacht gunstigen uitslag bereikt.

Buiten de genoemden hebben nog een aantal
medici zoowel voor als tegen het gebruik der
hypophosphiten bewijzen trachten in \'t midden
te brengen. Het zoude echter te veel ruimte
innemen, wilden wij alles hier opnemen, en,
wij zullen daarom ten laatste slechts nog ver-
melden, wat onze hooggeachte Promotor,
Prof. L
O n c q, ten aanzien van den invloed der
hypophosphiten bij tuberculose der longen heeft
waargenomen. Wij doen dat door woordelijk te
laten volgen hetgeen Zijn Hooggeleerde ons daar-
over welwillend heeft medegedeeld,

é

-ocr page 52-

„Reeds in 1859 heb ik een en andermaal de
door Churchill zoo bijzonder aanbevolen hy-
pophosphiten bij tuberculose der longen doen
gebruiken, maar zonder kennelijk gevolg. Ook
later heb ik nu en dan die middelen gegeven,
soms met schijnbaar nut, in den regel echter
zonder eene gunstige uitwerking daarvan te be-
speuren. Toen ik intusschen in het voorjaar
en in den zomer van 1864 tweemaal na de
toediening van hypophosphis sodae eene ver-
rassende beterschap had waargenomen bij phthi-
sici, die reeds langen tijd onder eene zeer
goede behandeling waren geweest en toch steeds
achteruit gingen, besloot ik op grootere schaal
proeven met de genoemde middelen te nemen,
en begon daarmede op den October van
dat jaar.

Aan 100 van de 148 lijders aan tuberculosis
pulmonum uit de gegoede klasse der maatschappij,
die mij tusschen 1 October 1864 en 30 Sep-
tember 1865 geraadpleegd hebben, heb ik, in
overleg met hunnen gewonen geneesheer, een
der bedoelde middelen, en wel in den regel
hypophosphis sodae gegeven, hetzij alleen, hetzij
in verbinding met oleum jecoris of martialia,
en met inachtneming, gelijk van zelve spreekt,
van hetgeen elk bijzonder geval ten aanzien der

-ocr page 53-

voeding en van den leefregel in het algemeen
scheen te vorderen.

Bij al die 100 phthisici was de aanwezigheid
van het genoemde ziekteproces niet slechts door
hoest en expectoratie van karakteristieke sputa,
door een radden pols, nachtzweet, in het oog
vallende magerheid en verzwakking, maar ook
door de resultaten van percussie en auscultatie
ten stelligste geconstateerd, zonder dat de ziekte
zoover gevorderd was, dat alle hoop op herstel,
en zelfs op tijdelijke beterschap ijdel kon ge-
noemd worden.

En welke is nu de uitkomst geweest? Bij 74
van die lijders heb ik geen kennelijken invloed
van de hypophosphiten kunnen ontdekken. Daar-
entegen zijn er 26 in betrekkelijk korten tijd
zoo aanmerkelijk verbeterd, dat ^ eene gunstige
werking van die middelen mij wel niet bewezen,
maar toch zeer aannemelijk is toegeschenen.

Bij 8 van die 26 verbeterden was de ziekte
héréditair. Aan 16 hunner is hypophosphis
sodae met ijzer, aan 1 daarvan tevens oleum
jecoris, aan 2 hypophosphis sodae met oleum
jecoris, doch zonder ijzer gegeven. 7 lijders,
waaronder 1, die aan tuberculosis hereditaria
leed, hebben alleen hypophosphis sodae gebruikt.

Zonder nadere inlichting zou men regt hebben

-ocr page 54-

te beweren, dat alleen die laatsten in rekening
gebragt mogen worden, daar het bij eene ge-
compliceerde therapeutische behandeling in den
regel niet mogelijk schijnt te bepalen, of een
gedeelte van die behandeling als zoodanig tot
gunstige uitkomsten heeft geleid. Maar dat regt
heeft men niet, naar mijne meening, als men
weet, wat ik verzekeren kan, dat die lijders,
welke hypophosphis sodae met ijzer, of met
oleum jecoris, of met beiden gebruikt hebben,
de laatstgenoemde middelen reeds weken of
maanden lang, naar het scheen, vruchteloos
hadden genomen, voordat ik over hen geraad-
pleegd werd.

Waar is het zeker, dat een tuberculeus proces
in de langen een gunstigen keer kan nemen
zonder eenigen invloed der kunst, zelfs in weer-
wil eener ondoelmatige behandeling. Maar niet
minder waar, dat dit tot de zeldzaamheden be-
hoort. Ik ben uiterst voorzigtig in de toepassing
van den regel: „post, ergo propter.quot; Ik heb
volstrekt geen voorstelling van de wijze, waarop
die hypophosphiten een gunstigen invloed op
tuberculeuse lijders kunnen uitoefenen. Ik acht
dien invloed, gelijk reeds gezegd is, in de door
mij bedoelde gevallen niet bewezen, maar toch
zeer waarschijnlijk.

-ocr page 55-

Al de door mij met het genoemde middel
behandelde phthisici waren volwassen. Ik ben
steeds begonnen met 8 grein hypophosphis sodae
daags, en ben opgeklommen tot 12, 14 of 16,
bij enkelen slechts tot 20. Een kennelijk na-
deeligen invloed heb ik alleen bij de zoodanigen
gezien, die diarrhoe hadden, waardoor dan ook
veroorzaakt. Die diarrhoe toch werd er door
vermeerderd. Ik ging bij zulke lijders tot hy-
pophosphis calcis over, welke geen nadeel deed.

Vraagt men nu, waarin de beterschap bestond,
na het gebruik van hypophosphis sodae bij 26
lijders door mij^ waargenomen, dan antwoord
ik: eerst in een betrekkelijk spoedig ontstaan
gevoel van meerdere kracht, in een gunstiger
voorkomen, in verbeterde voeding; later ook in
vermindering van hoest en expectoratie, van
polsfrequentie en nachtzweet. In 4 gevallen
schijnt de behandeling tot een volkomen stil-
stand van het ziekteproces geleid te hebben.
Met uitzondering toch van de door percussie en
auscultatie verkregen bewijzen voor het bestaan
van tuberculose zijn alle abnormale verschijn-
selen verdwenen. Twee van die schijnbaar her-
stelden hadden tuberculosis hereditaria.quot;

-ocr page 56-

III.

Beoordeeling van de waarde der hypophospliilen
bij tuberculose der longen.

Trachten wij nu ten laatste eene beoordeeling
van de waarde der hypophosphiten bij tuber-
culose der longen te geven, zoo kunnen wij ons
daarbij slechts van éénen maatstaf bedienen,
namelijk van de vergelijking der resultaten,
door de verschillende waarnemers na de toe-
diening van hypophosphiten verkregen. Bij een
oppervlakkige beschouwing echter zouden wij
meenen, dat ook hierdoor geen opheldering te
verkrijgen is; want aan de ééne zijde vinden
wij de hypophosphiten als specifieke middelen

-ocr page 57-

aangeprezen, terwijl hun werking van de andere
zijde met die van een glas pompwater wordt
gelijk gesteld. Vooral is het Churchill, gelijk
wij gezien hebben, die ongemeen gunstige resul-
taten door het gebruik der hypophosphiten
meent verkregen te hebben, en die daarom ook
van oordeel is, dat de hypophosphiten specifieke
middelen tegen tuberculose der longen zijn.
Hij gaat zelfs zoo ver, dat hij beweert na het
onderzoek van den patiënt reeds met zekerheid
te kunnen zeggen, of hij al of niet door het
gebruik der hypophosphiten zal genezen worden,
zonder daarbij natuurlijk bijkomende complicaties
in rekening te brengen. Tot nog toe is Chur-
chill echter de eenigste, die zulke gunstige
uitkomsten verkregen heeft; zelfs heeft nog geen
ander waarnemer bepaald een bijzondere genees-
kracht der hypophosphiten bij tuberculose ge-
constateerd. Wel zijn echter talrijke waar-
nemingen bekend gemaakt, betrekkelijk den
gunstigen invloed, dien de hypophosphiten bij
lijders aan tuberculosis pulmonum op hunnen
algemeenen toestand kunnen uitoefenen.

Zien wij b. v. nog eens terug op hetgeen door
Dr. Deforchaux is bekend gemaakt, zoo
vinden wij, dat bij al de negen patienten, die
hij met hypophosphiten behandeld heeft, binnen

-ocr page 58-

5—12 dagen deze gunstige uitwerking te voor-
schijn treedt. Wel is
waar verergert na eenigen
tijd de toestand van deze lijders op nieuw,
maar de symptomen, die hierbij optreden, doen
ons ten sterkste aan de pathogène werking der
hypophosphiten denken, zoo als wij die in het
tweede gedeelte van ons proefschrift hebben
opgegeven.

Evenzoo kan ook Dr. Dechambre, die,
nadat hij twaalf patienten van Churchill ge-
durende verscheidene maanden heeft geobser-
veerd, de geneeskracht der hypophosphiten nog
meent te moeten ontkennen, de gunstige werking,
dien zij op den algemeenen toestand uitoefenen,

niet loochenen.

Ook uit de waarnemingen van Prof. M a e s t r e
de San Juan en van Prof. Parigot blijkt
deze gunstige invloed der hypophosphiten ten
duidelijkste. Beiden hebben lijders aan tuber-
culose onder het gebruik van hypophosphiten
zoo zien verbeteren, dat zij ten minste een
oogenblikkelijken stilstand van het ziekteproces
konden constateren. Wij stemmen echter ge-
heel met hun meening overeen, dat daardoor
nog geen radicale genezing van dat ziekteproces
bewezen is, daar het ook zonder het gebruik
der hypophosphiten bij tuberculose geen onge-

-ocr page 59-

woiie zaak is, dat de ziekte soms voor eenigen
tijd, zelfs voor eenige jaren, tot stilstand komt,
om dan later als met vernieuwde kracht weer
op te treden.

Vestigen wij nu nog onze aandacht op de
mededeelingen, die wij van Prof. Loncq ont-
vangen hebben, zoo zien wij, dat van de 100
patienten, die met hypophosphiten behandeld
werden, 26 binnen betrekkelijk korten tijd een
aanmerkelijke verbetering ondervonden. Allen
waren zij reeds sinds weken en maanden onder
behandeling geweest; velen hadden de tot hiertoe
zoo geprezen middelen, martialia en ol. jecor.,
zonder eenig succes gebruikt, maar vertoonden,
nadat zij slechts betrekkelijk korten tijd, hypo-
phosph. sod., hetzij alleen, hetzij gecombineerd
met de reeds vroeger gebruikte middelen, ge-
nomen hadden, duidelijke beterschap. Bij 4 der
met dat middel behandelden is zelfs schijnbaar
volkomen herstelling gevolgd. Moeten wij hier
aan toeval denken, of aan den eerst later Inge.
treden gunstigen invloed van de reeds vroeger
gebruikte middelen? Bij het zeldzame succes,
dat men in tuberculose van martialia en ol. jee.
pleegt te zien; bij de waarheid, dat in 7 ge-
vallen niets dan hypophosph. sodae gebruikt
was, en in verband met de door anderen ge-

-ocr page 60-

dane waarnemingen, mogen wij, dunkt ons, ook
hier bijna met zekerheid den gunstigen invloed
der hypophosphiten als bewezen aannemen.

Geheel met de nü genoemde resultaten strij-
dige uitkomsten heeft Dr. Vigla verkregen.
Indien» wij echter het door hem medegedeelde
nader beschouwen, zoo moeten wij bekennen,
dat zijn waarnemingen geen groote waarde voor
ons hebben.

Dr. Vigla begint met te zeggen, dat hij
geen keuze onder zijn patienten heeft gedaan;
dat hij de 20 eersten, die hem voorkwamen,
voor zijn waarnemingen heeft genomen. Maar
in welken toestand verkeerden deze zieken?
Was de tuberculose nog in haar begin, of was
zij reeds het derde stadium ingetreden? Hij
dient zijnen zieken 1—4 scr. hypophosph. sod.
per dag toe, zonder een onderzoek naar de
zuiverheid van het praeparaat in te stellen.

Kan hier niet juist de te groote dosis oorzaak
geweest zijn, dat er verergering, in plaats van
beterschap, ingetreden is ? of is de werking
misschien ook verhinderd doordien het praepa-
raat slecht was? Volgens onze meening, zijn
dit geen waarnemingen, die eenige wetenschap-
pelijke waarde hebben.

Ook Dr, Cotton ontzeggen wij het regt om

-ocr page 61-

uit zijn waarnemingen tot de werkeloosheid der
hypophosphiten te besluiten. Gedurende veertien
dagen geeft hi] aan 20 patienten 1 scr. hypo-
phosph. sod. per dag. Een hunner herwint in
die veertien dagen zooveel krachten, dat hij na
den afloop daarvan het hospitaal verlaat. De
man had vroeger honger geleden en nu goeden
kost gehad: dus, zegt Cotton, is het succes
alleen aan de betere voeding toe te schrijven.
Gaarne nemen wij de goede voeding ook als
een hoofdoorzaak aan; maar wat geeft Cotton
het regt om allen invloed van de hypophosph.
sod. te ontkennen? Te twijfelachtiger schijnt
ons dat regt toe, daar Cotton verder zegt, dat
een vrouw zich beter bij het gebruik der hypo-
phosph. sod. bevond, dan bij eenige medicatie,
en dat 11 andere patienten reeds in de eerste
veertien dagen onder het gebruik van hypo-
phosph. sod. beterschap vertoonden. Wel is
waar gingen dezen later even snel vooruit onder
het gebruik van martialia en ol. jee. Maar
mogen wij daarom hier allen invloed der hypo-
phosphiten loochenen ? Voor ons zouden de waar-
nemingen van Cotton eerder een bewijsvoer,
dan tegen de gunstige werking der hypophos-
phiten zijn.

Wij kunnen dan ook, na al hetgeen wij ver-

-ocr page 62-

méld hebben, tot geen ander besluit komen,
dan dat de hypophosphiten zeer zeker in vele
gevallen, wij durven gerust zeggen in meer ge-
vallen dan tot nog toe van eenig ander middel
gebleken is, eenen gunstigen invloed op den
algemeenen toestand der lijders aan tuberculosis
pulmonum uitoefenen, zonder haar echter nog
een specifieke werking op het ziekte-proces
zelve, zoo als Churchill doet, te durven
toekennen. De resultaten door andere waar-
nemers verkregen stemmen te weinig hiermede
overeen. Wij ontkennen volstrekt niet, dat de
heer Churchill onder zijne behandeling mis-
schien een tal van genezingen heeft verkregen.
Immers sinds lang wordt de tuberculose niet
meer voor ongeneeslijk gehouden, en hoeveel
zal de kans op beterschap niet toenemen, in-
dien wij in staat zijn om de krachten van den
lijder op werkdadige wijze te ondersteunen?
Maar Churchill ziet bijna altijd succes, ter-
wijl anderen toch nog maar in een naar even-
redigheid klein aantal gevallen een gunstige
uitwerking hebben gezien. Mag dit voor een
deel zijn toe te schrijven aan de meerdere zorg,
die Churchill had voor de zuiverheid van
het praeparaat, voor een ander deel aan zijne
rijke ervaring op dit gebied, daar hij hierdoor

-ocr page 63-

misschien in ieder bijzonder geval de behande-
ling als het ware meer het individu wist aan
te passen, toch gelooven wij, dat hij de waarde
van de hypophosphiten te hoog heeft gesteld.

Wij willen volstrekt niet aan de opregtheid
van den heer Churchill twijfelen; maar hij
vergeve het ons, als wij hier eenige bedenkin-
gen tegen zijne waarnemingen in het midden
brengen. Ten eerste vragen wij, of de diagnose
van tuberculose wel altijd zoo gemakkelijk te
maken is; of niet de kundigs te zich hierbij ver-
gissen kan? Zien wij niet reeds in een der
boven vermelde gevallen een verschil van ge-
voelen tusschen den heer C h u r c h i 11 en den
heer Bernard? Ontkent Dr. Dechambre
niet bij twee van de twaalf patienten, die hem
door Churchill toegezonden waren, het be-
staan van tuberculose ? Zouden wij niet mogen
vermoeden, dat Churchill, uit een allezins
prijzenswaardigen ijver, misschien zich zelven
meermalen ten opzigte van de diagnose bedro-
gen heeft, terwijl het toch een ;Zoo gewoon
verschijnsel is, dat men subjectieve veronder-
stellingen ook objectief meent geconstateerd te
vinden? Zoude Churchill misschien ook, te
veel zijn ideaal, mogen wij het wel noemen,
in quot;t oog houdende, meer op het voor dan op

-ocr page 64-

het, tegen gelet hebben, d. i. slechts die geval-
len aan een nadere beschouwing hebben onder-
worpen, die schijnbaar voor een specifieke wer-
king der hypophosphiten pleiten, wier waarde
echter vernietigd of althans veel verminderd zou
worden door eene naauwkeurige ontleding der
niet vermelde gevallen? Ook hebben wij reeds
boven medegedeeld, dat Dr. Dechambre,
nadat hij gedurende maanden eenige patienten
van Churchill had gade geslagen, nog slechts
bij één verbetering der plaatselijke physische
teekenen constateerde, terwijl Churchill dit
in al de door hem opgegeven gevallen veel
vroeger plagt te doen , en ook in eenige der
bedoelde reeds lang meende te bespeuren.

Wij hebben echter nog een zwaarder beden-
king tegen den invloed der hypophosphiten op
het ziekte-proces zelve in \'t midden te brengen.
De meeste patienten, die Churchill behan-
deld heeft, zijn naderhand door hem uit het
oog verloren. Wie verzekert ons, dat de beter-
schap stand gehouden heeft; dat die zelfde pa-
tienten , die hij als genezen ontslagen heeft, niet
naderhand bij een ander weêr hulp zijn gaan
zoeken, nadat zij door een hernieuwd uitbreken
der ziekte gezien hadden, dat ook Churchill
hen niet op den duur kon genezen? Sommigen

-ocr page 65-

heeft Churchill na verloop van een of twee
jaar (langer termijn hebben wij niet gevonden)
nog in goeden welstand terug gezien.

Maar is het ook bi] een andere behandeling
zoo zeldzaam, dat het ziekteproces soms voor
jaren tot stilstand komt, en de patiënt schijn-
baar geheel hersteld is, tot op eens de ziekte
met vernieuwde woede weer te voorschijn treedt ?
C h u r c h i 11 verzekert ons , dat de physische
diagnostiek bij de onder zijne behandeling ge-
nezen personen geen tuberculose meer aantoonde.
Wij gelooven gaarne en weten, dat het ook zon-
der het gebruik van hypophospkiten het geval
kan zijn, dat het plaatselijke proces in een soort
van genezing overgaat, dat b. v. een caverne
zich sluit en het omgevende vroeger gecarnifi-
ceerde weëfsel weer luchthoudend wordt. Maar
hoe zullen wij door de physische diagnostiek aan-
toonen, dat nergens meer verspreide tuberkels
in de long aanwezig zijn? En, al ware dit het
geval, hoe bewijst Churchill^ dat de tuber-
culeuse diathese verdwenen is? ■

Wij herhalen het: als wij de waarnemingen
van den heer Churchill met die van anderen
vergelijken, dan komen onwillekeurig deze be-
denkingen bi] ons op. Zijn echter deze beden-
kingen van geene, of althans van ondergeschikte

-ocr page 66-

waarde; mag men in het meerèndeel der waar-
nemingen van Churchill vertrouwen stellen,
dan blijkt er zeker de gunstige invloed der hy-
pophosphiten uit in een verhouding, zoo als
nimmer te voren met eenig ander middel in
tuberculose bereikt is.

Vraagt men nu, hoe de hypophosphiten
phthisici verbeteren kunnen, zoo moeten wij het
antwoord grootendeels schuldig blijven. Voor
een deel schijnen zij wel een gunstigen invloed
op de haematose uit te oefenen; misschien door
de spijsvertering te verbeteren, hoewel zij ook
van goede gev,plgen waren bij menschen, die ook
te voren goed voedsel gebruikten en wier spijs-
verteringsorganen , voor zooveel men daartoe, uit
het niet bestaan van bewijzen voor het tegen-
deel, besluiten kan, behoorlijk Averkten; die
bovendien dikwijls nog martialia en ol. jee.
gebruikten en goed verdroegen, zonder dat zij
verbetering van hunnen toestand bespeurden.

Het schijnt dus wel, dat de hypophosphiten
een geheel eigenaardige werking hebben; maar
waarin deze bestaat, weten wij niet.

Zeer zeker verdient Dr. Churchill reeds
daarvoor onzen dank, dat hij de eerste geweest
is, die de aandacht der geneeskundigen op de
bedoelde middelen gevestigd heeft.

-ocr page 67-

Nog moeten er echter talrijke waarnemingen
gedaan worden, wil men de werking van die
middelen goed leeren kennen, en het onderwerp
is gewigtig genoeg om alle medici daartoe aan
te sporen. Zooveel staat intusschen reeds nu
vast, dat wij de hypophosphiten een grootere
plaats in de therapie moeten inruimen, dan tot
hiertoe het geval is geweest.

-ocr page 68-

\'nbsp;■nbsp;\' \' rïöiïJ^ ^ quot; • -

■■h-Hnh\'j-^

)WUhj:m

•jipsimii. ii.\' !

-ocr page 69-

mm

STELLINGEN.

I.

Tuberculose berust op een zoogenaamde dia-
thèse.

II.

Het systeem van Banting berust op che-
misch-physiologische gronden.

III.

In het systeem van Banting is de nuttige
werking van spierarbeid over het hoofd gezien.

-ocr page 70-

IV.

De ons bij de sectie onverklaarbare oorzaak
van den dood schijnen wij dikwijls in de, aan
den dood voorafgegane, abnorm hooge tempera-
tuur te moeten zoeken.

V.

Het zenuwstelsel is van grooten invloed op
de warmte van het menschelijke ligchaam.

VI.

De verhoogde temperatuur is de oorzaak van
den versnelden pols.

VIL

Begietingen met koud water of inwikkeling
in natte koude doeken zullen bij hevige koorts
gunstig werken.

Vin.

De bij gebreken der klapvliezen meestal op-
tredende hypertrophie van het hart is een middel
tot compensatie.

-ocr page 71-

65
IX.

Bij abnorme geruischen, die de hartstoonen
vergezellen, is de plaats, waar men die het
duidelijkst waarneemt, van groot gewigt
voor
de bepaling hunner beteekenis.

X.

Het is waarschijnlijk, dat de Addisonsche
ziekte van een ziekelijken toestand der buik-
zenuwen afhankelijk is.

XL

Als oorzaak van de overvloedige piszuur-
afscheiding in vele ziekten moeten wij de on-
voldoende ademhaling aanzien.

XII.

De subcutane injectie van narcotica is boven
het inwendig gebruik te verkiezen.

XHI.

Atelectasis completa is geen zeker teeken, dat
het kind niet geleefd heeft.

-ocr page 72-

Bij eene beklemde breuk is het niet doelmatig,
als er reeds voorteekenen van gangraen bestaan,
de geheele darmlis naar binnen te brengen.

XV.

Onderbuiksbreuken schijnen niet door mecha-
nische invloeden alleen plotseling te ontstaan.

XVI.

Teregt zegt Virchow: „Der Typus, der
überhaupt maassgebend ist für die Entwikkelung
und Bildung im Körper, ist auch maassgebend
für die Entwikkelung und Bildung der Ge-
schwülste.

XVII.

Bij punctie van cataracta congenita is iridec-
tomie aan te bevelen.