-ocr page 1-

STELLINGEN

TER VEEKEIJGIS-G VAN DEN GEAAD

Doctor in het ßorneinsch en Hedendaagscli Regt,

NA MAGTIGING VAN DEN BECTOR MAGNIFICUS

M^ J. A. FRUIN,

gewoon Hoogleeraar in de ßegtsgeleerde Faculteit,

MET TOESTEMMING YAN DEN ACADEIISCHEN SENAAT

VOLGENS BESLUIT VAN DE REGTSGELEEKDE FACULTEIT,

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT

J)OOH

GERARD SIX,

geboren te Booseudaal\',

TE VERDEDIGEN

op Woensdag dennbsp;November 1865, des namiddags ten \'2 ure.

UTRECHT,
J. DE K R U Y E F.

1865.

-ocr page 2-

Gedrukt by L. E. Bosch en Zook te UtrecUt.

-ocr page 3-

STELLINGEN.

I.

In lege 68 D. de procuratoribus, legendum est
Vdominus petere
non potest.quot;

II,

Lex 7 § 3 D. quod cujusque universitatis no-
mine , corrupta est, et ita emendanda ut pro
idem
maneant, legamus iidem maueant-

-ocr page 4-

Hi.

Regula: fpretium debet esse verum, certum, jus-
tum,quot; vera non est.

IV.

In lege 72 D. de procuratoribus, verba non sem-
per
Triboiniano sunt adscribenda.

V.

Ten onregte beweert Prof. Opzoomer dat door het
woord
bezit in Art. 710 B. W. de verjaring bedoeld
wordt.

VI.

Hij , die het regt van opstal heeft, is niet ver-
pligt aan de gebouwen, die zich op den grond be-
vinden , en waarvan hij de waarde niet voldaan heeft,
de kleine noodige reparatiën te doen.

VII.

Onder de leer van den Code Civil behoorde het
fideicommissum de residuo tot de verbodene substitutiën.

-ocr page 5-

VUL

Door de woorden onteerende straf in art. 264 3quot;
van het B. W. wordt noch de veroordeehng door eenen
militairen regter verstaan, noch die door eenen vreem-
den regter uitgesproken.

IX.

De onderscheiding tusschen bezit te goeder en te
kwader trouw, is in de hezitsleer zelve overbodig.

X.

Art. 812 Wb. van B. Rv. is in strijd met Art.
246 B. W.

XI.

Het failliet proces met alle de handelingen, die er
toe behooren, geeft aanleiding tot de toepassing van
het statutum reale en niet tot die van het statutum
personale.

XII.

Eene naamlooze vennootschap in den vreemde op-
gerigt, kan in Nederland in regten optreden, al is
zij niet van de Koninklijke bewilliging voorzien-

-ocr page 6-

Het voorregt bij art. 80 en volg. van het Wb. van
Kh. aan den Commissionair toegestaan, is geen eigen-
hjk gezegd pandregt.

XIV.

Het is te betreuren dat aan de Eerste Kamer der
Staten-Generaal bet regt van amendement niet is
toegekend.

XV.

Hij, die iemand op diens verzoek doodt, begaat
eenen moord, tegen welke misdaad evenwel op het
voorbeeld van andere strafwetgevingen, eene bepaalde
doch mindere straf gesteld moest zijn.

XVI.

quot; De poging tot bigamie kan strafbaar zijn.

XVII.

Tot de toepassing van art. 402—404 van den C. P.
wordt geen voorafgaand vonnis van faillietverklaring
vereischt.

-ocr page 7-

XVTIT.

Onjuist luidt de uitspraak van den Hoogen Raad
in dato 25 Februarij 1839 dat door het woord
nuit
in art. 381 en volg. van den C. P. zou bedoeld zijn
het tijdsverloop tusschen zonsopgang en zonsondergang.

XIX.

Door het woord vrijgesproken in Art. 10 van het
Wb. van Strafv. wordt niet bedoeld het ontslag van
regtsvervolging.

XX.

Het ware te wenschen dat in het internationaal
regt algemeen het beginsel wierd aangenomen dat de
goederen van den gefailleerden koopman, ofschoon
buiten het grondgebied van het land van zijn domi-
cihe gelegen , behooren tot de onder de gezamenlijke
schuldeischers te verdeelen massa.

XXI.

Het stelsel van dading tusschen de schatkist en
den belastingschuldige, die de wet overtreedt, is af
te keuren.

-ocr page 8-

l^l^^wpunbsp;.........

10
XXIT

De hypotheekbanken zijn aan te bevelen.

XXTTT.

Het is eene verkeerde bepahng in de armenwet dat
zij, die door eenige liefdadige instelling ondersteund
worden , geene aanspraak hebben op bedeehng van
het algemeen armbestuur.