-ocr page 1-

20 Spreeklessen

2e druk.

Eenvoudige aanwijzingen en
oefeningen ter verwerving
eener gezonde, duidelijke,
natuurlijke Spraak.

door

Bij J. B. Wolters Groningen, Den Haag, 1916.

-ocr page 2-

^htquot; ; -3- —

sfeai

-ocr page 3-

TWINTIG SPßEEKLESSEK

-ocr page 4-

M .

^ .-v-s. ..■■lt;gt;• : ; jffr \',

y-\'J\'-

it Vv ■•

m

.\'-{■i»-- ij.\'. ... 1. . ■

-M N -

»gt;\'« r •- f.

^

(

lt; M

„ \' - -T. quot;nbsp;/ gt;

quot;«.u*. »^r \' .yquot; \' \' \' •

fJ-\':

-f.

-ocr page 5-

TWINTIG SPREEKLESSEN.

EENVOUDIGE AANWIJZINGEN EN
OEFENINGEN TER VEEWERYING EENER GEZONDE,
DUIDELIJKE, NATUCRIJJKE SPRAAK,

door

K. VELDKAMP,

RIJKS-SPRAAKLEERAAR TE GRONINGEN.

TWEEDE, HERZIENE DRUK.

/ 0,90.

BIJ J. B. WOLTERS\' U. M. - ORONINGEN, DEN HAAG, 1916.

-ocr page 6-

De aandacht wordt gevestigd op den
geheel omgewerkten herdruk van

K. VELDKAMP,
„DE TECHNIEK YAN HET SPREKEN.quot;

In dezen herdruk worden, in verband met
de uitkomsten van allerlei wetenschappelijk
onderzoek en met de nieuwste inzichten op
spraak- en zang-paedagogisch gebied, de
hoofdkwesties in zake a d e m t e c h n i e k,
toonvorming en uitspraakleer tot
een eindbeslissing gebracht.

KB.

-ocr page 7-

YOOR DEN TWEEDEN DRUK.

De eerste oplage was in enkele maanden uitverkocht. Daaruit besluit
ik, dat dit handige oefenboekje met ze\'n bevattelijke aanwijzingen velen
welkom is geweest. In deze nieuwe oplage werden enkele aanvulhngen
en verbeteringen bezorgd.nbsp;E- V.

VOORWOORD.

De uitspraak onzer za.ngers(essen) en tooneelisien
is onnatuurlijk.

Slap, slordig! Slecht spreekt over. \'t algemeen ons volk! Alles wat
in de goede richting ter verbetering daarvan wordt ondernomen, ver-
dient waardeering en steun.

quot;Wat wij in de concertzaal en in den schouwburg te hooren krijgen
van het meerendeel onzer jongere tooneelisten, zangers en zangeressen,
van de menschen dus, die
spreken „leerdenquot;, is echter ook allesbehalve
bewonderenswaardig.
Met deferentie voor de gunstige uitzonderingen,
mogen we zeggen, dat over
\'i algemeen èn de toonvorming èn de uit-
spraak onnatuurlijk
zijn.

Het bedenkelijkste daarbij is, dat het publiek, door de algemeenheid
van het verschijnsel, en door de gewenning, de juiste beoordeeling ont-
gaat. Komt het teere onderscheidingsvermogen van eenvoudige zielen
een enkele maal — de algemeene opinie trotseerend — aarzelend tot
uiting, dan zegt „menquot;, dat „zulke menschenquot; er geen .^.perstand\'
van hebben.

(Erger nog is het echter gesteld met wat we van den kansel hooren,
van vele predikanten, die zoogenaamd „methodischquot; leerden spreken.
En men berust in deze onnatuur, meenende, alleen door een zoo malle
manier van doen zijn keel te kunnen sparen).

Oorzaken van deze onnatuurlijke uitspraak.

1. De onvolkomen resultaten van het spreekondertvjjs zijn hoofd-
zakelijk te wijten aan onvoldoende bevoegdheid van vele spraakleeraren-
(essen), die, zonder dieper inzicht in het wezen der dingen, zonder begrip
0. a. van individueele aanpassing en van taalschoonheid, zich bij hun
onderwijs bepalen tot de toepassing van enkele grove voorzieningen,
waarmede niet anders dan grove resultaten te bereiken zijn.

Mijn korte cursussen voor reeds gevestigde spraak- en zangleeraren-
(essen) zijn dan ook vooral gericht op het aanbrengen van inzicht en

-ocr page 8-

oordeel, van kennis- en hanteering der middelen betreffende de fijnere
reguleering
eener natuurlijke toonvovming en -uitspraak.

2. Voor een ander deel ligt de oorzaak echter hierin, dat men zich
bij het Spreekonderwijs bedient van
ondoelmatige oefenstof:

Het is de onvolprezen verdienste van wijlen Mej. Anna Fles (Eldae),
dat zij, 30 jaar geleden, in haar „Spreken en Zingenquot; een aangenaam
leesbaar exposé gaf der meeningen van talrijke bekende grootheden, over
toonvorniing en uitspraak. Een misgreep is het echter geweest, dat zij,
in navolging van
Julius Hey, daarbij samenknutselde, (gedeeltelijk uit
het Duitsoh in het Hollandsoh overbracht) allerlei malle oefeningen.

quot;Wie zelf vroeger deze oefeningen moest doormaken, gebruikte ze ook
weer bij-zijn leerlingen. De
sleur bestendigde en vermenigvuldigde aldus
de nadeelen van een verkeerd inzicht.

Want: Deze onnatuurlijke oefenstof wekt niet het besef van- en de
begeerte naar de „evenwichtigequot; uitspraak, die het zeggen van
begrepen
en gemelde taalvormen zoo vanzelf meebrengt. Het geregelde gebruik
van onnatuurlijke oefenstof verstompt juist dit besef.

Mijn handboek „De techniek van het Spreken\'\'.

Toen de opdracht der ßegeering tot het leiden van een cursus te
(xroningen ter vorming van Spraakleeraren, mij aanleiding gaf tot het
schrijven van mijn Handboek (1911), heb ik, bij het inrichten der oefe-
ningen, dan ook vooropgesteld:

—nbsp;dat we slechts weinig eigenlijke oefeningen noodig hebben;

—nbsp;dat de onvermijdelijke vóóroefeningen, ter mechaniseering van de
juiste vorming der afzonderlijke klanken en klankverbindingen, moeten
bestaan in doelmatige groepeeriDgen van losse woorden; en

—nbsp;dat we voor \'t overige „natuurlijke oefenstofquot; moeten gebruiken:
bekende uitdrukkingen, spreekwoorden, mooie zinnen.

De beoordeeling van mijn handboek.

Mijn „Techniek van het Sprekenquot; w^erd bijzonder gunstig beoordeeld:
Prof. Dr. H. Burger, (Neus-, Keel- en Oor-specialiteit te Amsterdam)

in „i\\W. Tijdsch. v. Geneeskunde!\':

..... „Het boek van Veldkamp staat wetenschappelijk beslist
hooger. dan
Eldar; het geeft een schat van oefeningen. Uit geen
andere handleiding spreekt zooveel overtuigde liefde voor de schoon-
heid en den rijkdom der Nederlandsche Taal.quot;

Hilma Henningsson (Lehrerin für Diction, Stockholm):

In seiner lebendigen und erfinderischen Fülle scheint mir dieses
Buch eines der besten auf diesem Gebiet. In meiner Arbeit schätze
ich es hoch als Wissensquelle.quot;

-ocr page 9-

„De School.quot;

.... „Veldkamp\'s Techniek is No. 1 op dit gebied in onze taal.quot;

„De Varende Zanger.quot;

„Het boek van V. is duidelijk en degelijk, geeft naast het hoe het
waarom. Keurige zaken als resonans, assonans, intonatie, articulatie
zijn hier magistraal behandeld.quot;

„De Koorbode.quot;

„Meer volledig, meer op de practijk berekend, bestaat er geen
enkel werk in binnen- noch buitenland.quot;

Waarom deze kleine uitgave?

Voor het particuliere spreekonderwijs, (ook voor verschillende onder-
wijs-inrichtingen en voor zangklassen) was er, naast mijn handboek,
vraag naar een kleiner, eenvoudiger werkje. Gaarne heb ik daarom gevolg
gegeven aan het verzoek van den Uitgever, tot het bijeenbrengen, in
een beknopt bestek, van alles wat aan oefeningen en aanwijzingen noodig
of dienstig kan zijn bij het gewone spreekonderwijs.

De practische stemstudie en de moderne weten-
schap.

Het blijft de duurzame trots van ons practici, dat het een zangleeraar
is geweest, die den
keelspiegel uitvond. De meerdere wetenschap over
bouw en werking der stem, die van deze uitvinding dagteekent, is zeer
ten goede gekomen aan de medici, bij de practische stemstudie heeft
ze echter geleid tot de z.g.
mechanistische leenvijxe.

Toen ik in 1913, met het oog op mijn college\'s voor de studenten in
de letteren aan de Rijks-Universiteit te Groningen, een studiereis maakte
ter bijwoning van het onderwijs aan eenige Duitsche Hoogescholen,
was ik. in de gelegenheid, zelf-, en van anderen te vernemen, dat
men bij onze naburen, evenzeer als bij ons, nog ver van ontworsteld
is aan de onderwijsmethode\'s, waarbij, ten koste van het resultaat, en
soms tot schade van het\' orgaan, de gehoorsontwikkeling verwaarloosd
en gehinderd, wordt door het letten op allerlei houdingen en standen
der organen.

Naast onbegrensde waardeering veor den wetenschappelijken arbeid
op het gebied der fonetiek, waaraan ook de practische stemstudie vele
gegevens ontleent, is er misschien zelfs plaats voor eenige vrees, dat
ook in het hedendaagsche i!a/m-onderwijs- een overeenkomstig element
aanleiding geeft tot de bescheiden gefluisterde verzuchting, of we niet
op weg zijn, de heele wereld tot één groot Doofstommen-Instituut
te maken.

-ocr page 10-

De inrichting van deze kleine uitgave.

In verband met het voorafgaande zij hier opgemerkt,

—nbsp;dat in dit kleine werkje, als onnoodig, alle wetenschappelijke moti-
\'veering
wordt vermeden;

—nbsp;dat, voor de regeling van het foutieve, eenvoudige waarnemingen
en oefeningen worden aangegeven, die onder de bevatting vallen zelfs
van jonge leerlingen;

—nbsp;dat bij een en ander de waarneming steeds wordt afgeleid van het
gebeiu-en in het eigenlijke stemorgaan, en zoodra mogelijk wordt gericht
op
het klinkende resultaat.

Wat dit werkje omvat:

De aanwijzingen en oefeningen zijn gegroepeerd in de volgende
20 lessen:

]. Eegeling der adembeweging.

2.nbsp;Ontwikkeling der adembeweging. Versterking der uitademing.
Adembeheersching.

3.nbsp;Regehng der toonvorming. Resonans-oefeningen.

4.nbsp;Eesonans-oefeningen op wisselende toonhoogte.

5.nbsp;Verdere resonans-oefeningen.
6\'. Het inzetten van een klinker.

7.nbsp;Het opdrijven der adem-energie.

8.nbsp;Grove uitspraak-fouten bij klinkers.

.9. Grove uitspraak-fouten bij medeklinkers.

10.nbsp;Uitspraakvaardigheid (Rhythmische articulatie-figuren).

11.nbsp;Een vol-klinkend geluid. Draagkracht.

12.nbsp;Een natuurlijke uitspraak.

13.nbsp;Verschillende klinkeroefeningen. Toepassingen.
Ié. Medeklinkeroefeningen. Toepassingen.

ló. Vlotte en duidelijke uitspraak der samengestelde slot-medeklinkers.

16.nbsp;Gemengde oefeningen,

17.nbsp;Een levendige spraak.

18.nbsp;Fluisterend oefenen.

19.nbsp;Dagelijksche oefening voor uitspraak en adembeheersching.

20.nbsp;Leesstof.

Een Register ten behoeve van hen, die voor een bepaald onder-
deel aanwijzingen en oefeningen zoeken.

Geoningen, Nov. 1915.nbsp;K- VELDKAMP.

-ocr page 11-

EEESTE LES.

Regeling der adembeweging.

Uitlegging.

Voor het juiste gebruik onzer stem en voor de doelmatige
vorming onzer .spraakgehiiden is in de eerste plaats noodig:
een
goede adembeweging.

Onze spraakgeluiden ontstaan n.1., doordat op bepaalde
plaatsen in de luchtvsregen tijdelijk weerstand wordt geboden
aan den uitgedreven adem:

Voor het vormen van een p wordt die weerstand b.v.
geboden door de sluiting van de lippen. Voor de vorming
van het
stemgeluid wordt die weerstand geboden (door de
gespannen
stembanden of stemlippen) in de zoogenaamde
stemsjoleet.

De adembeweging bestaat in een afwisselende verwijding
en vernauwing van de borstkas, waardoor een overeenkom-
stige verwijding en vernauwing van de longen plaats vindt.

De longen zijn \'eenigszins kegelvormig: boven spits, onder
breed.

De doelmatigste adembeweging is dus die, waarbij de
borstkas vooral aan de onderzijde wordt verwijd.

Juist aan de onderzijde laat onze borstkas, zonder groote
inspanning, een belangrijke verwijding toe.

Bij de regeling der doelmatige adembew^eging denken we
voorloopig nog niet aan de vorming van spraakgeluiden;
en het komt meer aan op
.fle goede manier\'\'\\ dan op den
omvang van de beweging.

De rustige, natuurlijke adembeweging regelen we het
gemakkelijkst door te denken aan
ruiken.

VELDKAMP, 20 Spreeklessen. 2e druk.nbsp;1

-ocr page 12-

Ruiken, niet in de beteekenis van opsnuiven., geur onder-
zoeken,
maar ruiken in den zin van:
geur genieten.

Waarneming.

Neem een gemakkelijke, rustige houding aan (zittend of
staande); niet slap in elkaar gezakt, maar vooral ook niet
stijf rechtop en stram. (Zitten in een iets achterovergeleunde
houding is voor de meeste personen het best.)

Yooral niet denken, dat er iets heel bijzonders moet
gebeuren.

Ook niet denken: nu ga ik ademen, maar u voorstellen,
dat ge genoegelijk, rustig zittend, bij langzame teugen ruikt,
dat ge een heerlijke geur geniet.

Merk op, hoe bij elke teug de lucht zoo zachtjes, onhoor-
baar door den neus naar binnen gaat.

1. Oefening 1).

Maak, aan ruilcen denkende, deze rustige adembeweging
8 a 10 keer.

(Met lustpoosjes herhalen).

De „diepe adenniialingquot;. Waarneming.

Herhaal Oefening 1 en merk op, dat elke ruik-bevveging
gepaard gaat met
een uitzetting van den buik (naar voren).

Zet de oefening voort, maar ga de uitzetting van den buik
eenigszins tegen; ge voelt
spanniiig in den buikwand. De uit-
zetting verplaatst zich nu van voren naar de zijden, iets hooger.

Leg de vlakke handen op de onderste ribben (d. i. bij de
dames boven de ceintuur, bij de heeren boven de vestzakjes).
G-e voelt duidelijk, dat de uitzetting zich meer naar de rug-
zijde uitstrekt, naarmate ge de adembeweging grooter neemt.

Bij de verdere oefeningen zullen we steeds op deze wijze
ademen. We noemen dit:
de diepe adem}iali7ig.

1) De vette volgoijfers wijzen de oefeningen aan.

-ocr page 13-

2. Adem 3 tellen in en 3 tellen uit. (5 maal herhalen.) Denk
bij het inademen aan
ruilcen; buikwand gespannen.
Doe hetzelfde gedurende 4 en 5 tellen.

TWEEDE LES.

Ontwikkeling der adembeweging. — Versterking
der uitademing. — Adembeheersching.

Uitlegging.

De gewone adembeweging is voor groote uitbreiding vat-
baar. Ze kan omvangrijker — en vooral ook krachtiger ge-
maakt worden.

Yoor de vorming van spraakgeluiden is het noodig, de
lucht met nieerdere of mindere
IracM naar buiten te drijven.
(Overwinnen van den geboden weerstand.) De t^Yademing
moet dus worden versterkt. Dit geschiedt b.v. in hevige mate
bij
hoesten-, ook bij lachen. (Merk op hoe het gaat.)

De kracht van de mïademing hangt voor een deel af van
den
omvang der mademing. Op een flinke mademing volgt
een flinke mïademing.

Bij ons gewone spreken wordt de omvang der mademing
onbewust geregeld door den längeren of korteren zin, waarin
we ons uiten.

Wanneer we krachtig en lang willen ^raïademen, zullen
we flink moeten mademen.

De natuurlijkste wijze om het adem-vermogen te ontwikkelen
is dus: geleidelijk hoogere eischen stellen aan de ^aYademing.

Het vermogen om het uitstroomen van den adem naar
willekeur te kunnen regelen, noemen we:
ademheheersching.

De adembeheersching wordt bevorderd door, na volbrachte
mademing, de mYademing een oogenblik op te schorten.

We noemen dit: het vasthouden van den adem.

-ocr page 14-

Waarneming.

Houd na de mademing den adem even vast.

(Gedurende dit vasthouden niet het gevoel hebben van
benauwd, rood in ^t gezicht te worden. Met het gevoel
hebben van te persen met den adem.) Merk dit op:

1.nbsp;Het ..gevoel\'^ van in te, ademen (de i7iademings-span-
ning]
duurt voort, zoolang ge den adem vasthoudt.

2.nbsp;De keel blijft vrij van druk.

3,nbsp;Oefening.

Adem 3 tellen in, houd den adem 2 tellen vast, en adem
daarna 3 tellen uit.

Denk bij het inademen aan ruiken, buikwand eenigszins
gespannen. Leg de handen op de onderste ribben om de
uitzetting van de. borst te voelen. Zorg bij het vasthouden
van den adem, dat de gedaclite aan mademen voortduurt.

We schrijven de oefening aldus:

3nbsp;— (2) — 3.

(5 maa] lierhalen en dan even rusten; aan iets anders denken.)

Nu:nbsp;4 — (2) — 4. (5 maal.)

(Even rusten.)

Dan:nbsp;5 — (2) — 5. (5 maal)

4.nbsp;Ook dit:nbsp;3 — (3) — 3. (5 maal.)

Even rusten. (Aan iets anders denken.)

4nbsp;— (4) — 4. (5 maal.)

Even rusten.

5nbsp;— (5) — 5. (5 maal.)

Verdere adennoefening.

De verdere ontwikkeling van het ademvermogen heeft
voor ons alleen beteekenis met betrekking tot het
adem-
gehruilt
bij het spreken. Dus geen afzonderlijke adem-oefe-
ningen meer^ maar:
ademoefening in verband met de vorming
van spraakgeluiden.

-ocr page 15-

We beginnen met geruischen., spraakgeluiden dus, waarbij
de stem zelf niet te pas komt. B.y.:
f, s, ch.

5.nbsp;Adem 3 tellen in, houd den adem 2 tellen vast, en maak
dan gedurende 3 tellen met de uitgedreven adem een
f-geruisch. Aldus:

3 — (2) - 3: ffffff (5 maal).

Opmeekingen: 1. Bij inademing aan ruiken denken; spanning in den
buikwand.

2.nbsp;Bij het vasthouden van den adem de inademings-
spanning doen voortduren. Strekking in den rug,
boven het kruis.

3.nbsp;Het ^-geruisch moet gelyknmtig zijn; niet met aar-
zelende schokjes.

4.nbsp;Denk u het /\'-geruisch alsof er een ö voor stond {of).
Daarna de f uit bèf.

5.nbsp;De adem nooit geheel opgebruiken. Genoeg over-
houden om een lucifer uit te blazen.

We trachten nu dit /quot;-geruisch steeds langer aan te houden.

De inademing regelt zich daarnaar.

Onwillekeurig leidt het streven naar lang aanhouden tot
zuinig ademgehruik: een veerkrachtige mondstelling voor
de /quot;, een kleine opening, een duidelijk geruisch bij weinig
ademverbruik.

N.B. Yoor de inademing en voor het vasthouden van den
adem
wordt voortaan geen tijdduur meer aangegeven.

V = inademen; — = vasthouden.

6.nbsp;K — 5 tellen: ffffff (5 maal).

Ook gedurende 8, 10, 15, 20 en meer tellen.

7.nbsp;Grebruik de uitademing voor het maken van een s-geruisch.

V — 5 tellen: «sssss (5 maal).

Ook gedurende 8, 10, 15, 20 en meer tellen.

-ocr page 16-

N.B. Wanneer ge twijfelt aan de juistheid van uw s, kunt ge
die waarschijnlijk
voorloopig voldoende regelen door te
denken aan het
sst! waarmee we stilte gebieden.

8.nbsp;Gebruik de uitademing voor het maken van een cA-geruisch.

V — 5 tellen: chchchchchch (5 maal).

Ook gedurende 8, 10, 15, 20 en meer tellen.

N.B. Wanneer ge twijfelt aan de juistheid van uw ch, kunt ge
die aldus regelen:

Zeg ie en laat uw mond in M-stand; adem zachtjes in
en merk op, hoe ver het koud wordt in den mond.

Zeg nu: kie-kie-Me en merk op, waar de tong tegen het
gehemelte drukt bij het zeggen van de
k. Tracht ongeveer
op die plaats het
eh-geruisch te vormen.

Er mag geen schrapend geluid bij gehoord worden.

9.nbsp;Gebruik de uitademing voor een lange reeks p\'s, f s, /r\'s.

DEEDE LES.
Regeling der toonvorming. Resonansoefeningen.

Het stemorgaan. Uitlegging.

quot;Wanneer ge, van af de kin, den vinger, al drukkende in
den weeken mondbodem, naar den hals beweegt, voelt ge
w^eldra een hard voorwerp, het
tongbeen., en iets lager het
strottenhoofd [adamsappel).

In het strottenhoofd zitten de stembanden (of stemlippen).

Neem het strottenhoofd tusschen duim en vingers van uw
linkerhand, die fijner voelt dan de rechter, en zeg
aa oi
brom op
m. Ge voelt, dat er trilling is, zoolang het stem-
geluid aanhoudt.

De trilling der stembanden kunnen we dus voelen.

Overigens is het gebeuren in het strottenhoofd grooten-
deels aan onze waarneming onttrokken. Yoor de practische

-ocr page 17-

oefening is dit volstrekt geen bezwaar. Het is zelfs ver-
keerd onze aandacht op het gebeuren in het strottenhoofd
te richten.

Toonvorming.

De totaal-werking van ons stemorgaan, waardoor het eigen-
lijke stemgeluid, de stemklank, wordt voortgebracht, noemen
we
toonvorming. Men zegt ook siercworming.^ maar bedoelt
dan:
stemgeiuidwrmm^.

{ßiemvorming omvat alles, wat er gedaan w^ordt, om een
spreek- of zangstem tot volle ontwikkeling te brengen).

We spreken van goede- en van foutieve toonvorming.
Het juiste gebruik der stem leeren, beteekent vooral: het
foutieve afleeren.

De foutieve toonvorming.

De foutieve toonvorming benadeelt de practische bruik-
baarheid
en de welluidendheid. Ze is oorzaak, dat vele
sprekers schade lijden aan hun orgaan.

De bezwaren voor den spreker zelf zijn verschillend:

—nbsp;spoedige vermoeidheid,

—nbsp;een drukkend gevoel in de keel,

—nbsp;samensnoering, schrijning, schavende aanraking,
—■ behoefte aan slikken, kuchen, schrapen,

—• tengevolge van een en ander: een gedrukte stemming,
geringe spreeklust, zelfs tegenzin in gezellig verkeer.
De bezwaren
voor xijn hoorders zijn:

—nbsp;öf een dof, klankloos, hol geluid; öf een plat, schraal,

schel, krakend, geknepen geluid; verder:

—nbsp;te geringe draagkracht van het geluid en (in verband

met een slechte uitspraak) hinderlijke onduidelijkheid.

Waarin het foutieve bestaat.

1. Iemand, die fietsen leert wordt aanvankelijk erg ver-
moeid. Met omdat het fietsen zoo moeilijk is, maar omdat

-ocr page 18-

hij het zoo verkeerd doet. Hij werkt krampachtig met alle
spieren van zijn lichaam, terwijl hij ze slechts gedeeltelijk
behoeft te gebruiken.

Zoo kunnen bij het foutieve gebruik der stem in de keel
spierspanningen optreden, die
in het geheel met^ of niet
in die mate
bij het spreken noodig zijn. Dit veroorzaakt
vermoeidheid. De meer of minder pijnlijke gewaarwordingen,
die er dikwijls mee samengaan, kunnen leiden tot blijvende
ziekte-to estan den.

De onnoodige en overmatige spierwerking in de keel
zullen we moeten afleeren.

2.nbsp;De kracht van den adem moet in overeenstemming
zijn met de spanning van de stemspleet. De natuur streeft
naar dit evenwichtsverband, maar dikwijls is het verstoord
door te geringe energie in den adem of door onvoldoende
spanning van de stembanden (Het
kreunen van een zieke).

Ook op verschillende plaatsen in den mond kan de spier-
werking onvoldoende zijn. Dit schaadt aan de vorming der
afzonderlijke spraakgeluiden, maar ook aan het
kernige van
het eigenlijke stemgeluid.

Bij het regelen der toonvorming streven we dus naar het
opwekken van energie, daar waar deze noodig is.

3.nbsp;Leg den vinger tegen het strottenhoofd; merk op,
hoe krachtig het naar boven trekt bij
een looze slikheiveging.,
en hoe geleidelijk het daalt bij een diepe ademhaling.

Bij het spreken komt een opgedreven stand van het
strottenhoofd voor tengevolge van onbeheerschten ademdrang.
We kunnen leeren dit opdringen bij sterken ademdruk tegen
te gaan.

4.nbsp;Druk met uw wijsvinger tegen strottenhoofd en tong-
been, terwijl ge
aa zegt. Het geluid wordt plat en geknepen
(„schaapachtigquot;).

-ocr page 19-

Een overeenkomstige uitwerking lieeft het zoogenaamde
,,knijpenquot; bij spreken en zingen. Het is een der leelijkste
fouten.

Resonans.

Het stemgeluid wordt versterkt en krijgt een bepaalden
klank door het meeklinken van de lucht in verschillende
holten onder en boven de stemspleet. We letten vooral op
de holten in het hoofd.

Voor de medewerking dezer holten hebben we den naam
resoneer en (me deklinken).

Tot op zekere hoogte kunnen we de resonans naar believen
wijzigen. Zij is echter afhankelijk van de meer of minder
juiste werking in het eigenlijke stemorgaan. Afhankelijk ook
van de
houding van bepaalde deelen, van de spanning in
de begrenzingen der resonans-ruimten, en van de adem-
heheersching.

Het gebeuren in het eigenlijke stemorgaan kunnen we
weinig beïnvloeden. Een gunstige resonans is echter het
bewijs voor goede toonvorming. Door ons toe te leggen op
de ontwikkeling eener
volledige resonans, beoefenen we dus
tevens de goede toonvorming; we leeren
nalaten alles, wat
de goede toonvorming belemmert of schaadt.

Resonans-oefeningen. Waarneming.

Neem adem (ruiken!), houd den adem even vast, en maak
daarna met gesloten mond een zacht, brommend geluid
(zoemen).

We stellen dit geluid voor door m.

Met de linkerhand aan uw strottenhoofd voelt ge trilling.

Soortgelijke trilling als ge daar waarneemt, is ook te
voelen in de borst,
aan den neus,

aan de lippen, bij de mondhoeken,
aan de onderkaak,

-ocr page 20-

acMer de kin (aan den mondbodem),
boven op het hoofd,
tusschen en boven de oogen.

We willen vooral letten op de gevoelskenmerken hoven
in het hoofd.

Dit 77^-geluid kan al de kenmerken van het foutieve
hebben, maar het foutieve is daarbij gemakkelijk te beoor-
deelen en te bestrijden.

We hebben daartoe na te gaan:
of het ons gemakkelijk valt,
of de keel geheel vrij van druk is,
of het goed bromt vóór in het hoofd, in den neus,
tusschen de oogen

en

of het mooi vol, metalig klinkt.

Waarnemingen..

1.nbsp;Maak, termjl ge zoemt op m, den mond ruimer, door,
bij gesloten mond, de tanden van elkaar te verwijderen: De
onderkaak valt neer, het strottenhoofd zakt iets.

Merk op, dat het geluid voller klinkt, en dat de keel
vrijer en ruimer voelt.

2.nbsp;Probeer het eens wat hooger, wat lager, iets sterker of
iets zachter, met wat meer- of wat minder-adem, tot ge .,^het
gunstigste gevaV\\ de gemakkelijkste manier, hebt gevonden.

3.nbsp;Kies als kenmerk van de goede manier vooral: de
lichte trilling boven in het hoofd, tusschen de oogen.

—nbsp;Sluit één der neusgaten met den vinger om het gebrom
duidelijker te
voelen.

—nbsp;Bij het sluiten van beide neusgaten, zult ge het
m-geluid slechts kort kunnen aanhouden. Het opstuwen van
den adem in de afgesloten neus geeft u echter een duide-
lijker localiseering voor „de gevoelskenmerken in het hoofdquot;.

—nbsp;Maak ook het ^?^-geluid met gesloten ooren (naar bin-
nen hooren).

-ocr page 21-

4. Als de waarneming van de trilling vóór, boven in
het hoofd niet wil gelukken komt dit misschien, doordat
ge een te sterke trilling verwacht.

Probeer dan eens of ge ook verschil waarneemt in opvol-
gende oogenblikken van
brommen en niet }yromm£n.

Opmeeking. quot;Wees niet tevreden, eer het TO-geluid mooi vol, metalig
Idinkt, zonder dof bij-geruisch. Het moet ook weerkhnken
in het vertrek, vpaarin ge oefent; en vooral, het moet u
gemakkelijk vallen.

Als ge bij het gewone spreken snel vermoeid wordt,
keelpijn krijgt, zult ge toch dadelijk dit
zoemen kunnen
volhouden
%,onder vermoeidheid te voelen in de keel.

Waarneming.

Maak nu in plaats van een m- een w-geluid. Ga na of
het klankrijker wordt door daarbij
[voorloopig!) „een vies
gezichtquot; te zetten.

Probeer het ook op ng. Ge vindt den juisten klank door
dien op te zoeken in woorden als
zing^ long^ e. d.

10.nbsp;V — 5 tellen: mmmmmm,

1.nbsp;Bepaal uw aandacht vooral bij de gevoels waarneming
vóór in het hoofd en bij het klinkende resultaat.

2.nbsp;Herhaal de .oefening gedurig ook 8, 10, 15, 20 en
meer tellen lang.

3.nbsp;Als ge van de gemakkelijkste toonhoogte zeher zyt,
doe het dan ook hooger en lager.

N.B. Als ge de oefening te lang doet of te sterk den
adem uitdrijft, zult ge wat duizelig kunnen worden. Dit gaat
dadelijk weer over, als ge even rust.

11,nbsp;Hetzelfde met n en ng.

-ocr page 22-

VIEEDE LES.
Resonans-oefeningeii op wisselende toonhoogte.

Bij de resonans-oefeningen hebben we totnogtoe elk geluid
aangehouden op éénzelfde toonhoogte, die ons geriefelijk was.

Bij het gewone spreken en bij goed lezen verandert de
toonhoogte voortdurend, dikwijls zelfs op één enkelen klank.
Van die verandering van toonhoogte (stembuiging) geven we
ons geen rekenschap: ze geschiedt onbewust, als uiting van
ons taalgevoel en in verband met de gemoedsaandoening.

Wanneer we een gedachte uiten (of een zin lezen) zeggen
we onwillekeurig „het voornaamste\'quot; met grootere adem-
spanning. Grewoonlijk wordt dat ,,voornaamstequot; daardoor
sterker, zwaarder, maar bovendien
hooger. (Uitzonderingen
komen hier niet ter sprake).

Een eenvoudige verglijding der toonhoogte wordt aange-
geven door onze leesteekens:

Bij een punt daalt de toonhoogte; bij een komma gaat ze
iets naar boven; bij een vraagteeken maken we van uit een
verlaagde toonligging een sierlijke verglijding naar boven;
bij een uitroepteeken hebben we een energieke toonverheffing.

N.B. De toonverglijdingen, die onze leesteekens aangeven, zijn
eigenlijk niet zoo eenvoudig te omschrijven. We kminen
voor ons doel echter met deze grovequot; aanwijzing volstaan.

Waarneming.

Maak op een gemakkelijke toonhoogte het m~geluid; geef
u rekenschap van de bekende gevoelswaarneming in het
hoofd (keel vrij) en van het weerklinken in het vertrek.

Gra nu van de gemakkelijke toonhoogte geleidelijk hooger.
Ge voelt duidelijk, dat de goede toonvorming daarbij gevaar
loopt. Om de kenmerken der góede toonvorming te behouden
is er een zekere „aanpassingquot; noodig (geringe wijziging van
houding, mondvorm, spanning).

-ocr page 23-

De volgende oefeningen dienen om zekerheid te krijgen
van de goede toonvorming bij het wisselen der toonhoogte.

Ge hebt uw aandacht alleen te bepalen bij de resonans-
kenmerken.

13. Stel u voor, dat ge, al zoemende., heele zinnen spreekt.

— m.

m.

m.

n.

n.

n.

m?

m?

m?

n?

n?

n?

m!

m!

m!

n!

n!

n!

m

m

m.

— n

n

n.

m

m

m?

n

n

n?

m

m

m!

n

n

n!

— m.

m,

m.

— n.

n.

n.

m.

m,

m?

n.

n,

n?

m,

m,

m!

n,

n,

n!

13, Maak nu de resonans-oefening met een uitdrukking, die
we voorstellen als:

Ooooooo Zoo!

B.v.:

gt;

Mmmmm Mmw!

\'VIJFDE LES.

Verdere Resonans-oefeningen.

Verbinding van m en n met klinkers.

Bij de voorafgaande resonans-oefeningen hebben we ge-
leerd de foutieve spanningen na te laten. We hebben er
ons op toegelegd,, zonder „opdringenquot; van den adem, zonder
,,persenquot;, en zonder „knijpen in de keelquot;, op een gemakke-
lijke wijze een mooien, vollen toon voort te brengen.

Teneinde deze goede toongeving ook op de klinkers en twee-
klanken over te brengen, laten we ze voorafgaan door m of n.

-ocr page 24-

14

V — mmmoe

mmmoe
mmmoo

mmmoe

mmmoo
mmmee

mmmee

enz.

mmmoo
mmmee

1/

Gebruik voor deze oefening de volgende woordjes; zoek
er eerst uit, die u liet gemakkelijkst vallen:

moe — moot — mof — mos — man — ma — nu —
neus — muf — muis — Mie(s) — mee(s) — mis —
mes — nieuw — nauw — meeuw — mooi.

Opmerkingen. 1. Denk aan de goede voorbereiding betreffende ademen,
vasthouden, resonans-instelling, en gemakkelijke
toonhoogte.

2.nbsp;Bij het gewone spreken, zeggen we in het woordje
moe de oe sterker en hooger dan de m. Bij deze
oefening zeggen we voorloopig de m lang en met
nadruk, en even hoog als de volgende klinker.

3.nbsp;De zuivere vorming der klinkers doet er niet toe.
Ze mogen voorloopig ook erg „neuzigquot; gezegd worden.

m, n en ng na de klinkers.

Teneinde de goede toonvorming op de klinkers over te
brengen kunnen we ook woordjes gebruiken, waarbij m^ n
en
ng na de klinkers komen.

bonnn

dammm

duinnn

bonnn

dammm

duinnn

bonnn

dammm

duinnn

15.

enz.

Gebruik voor deze oefening eenige der volgende woordjes;
zoek er uit, die u het gemakkelijkst vallen.

bom — bon — dom — Don — mom — non —
zon — som — zong — dong — long — denn —
leun — luim — duim — zuim — tuin — dien —
been — den — zing — ding — van — dam —
zang — vang — lang — bang — zoon — zoom —
maan — baan — Daan — laan — saam — Zaan.

-ocr page 25-

16.nbsp;Zeg er nu eenige bij elkaar. (Rek de n en 7ig.) Yer-
bind ze tot een zoemend gedreun. B.v.:

—nbsp;Bim — bom — bam,
Dpn — dom — dam. —

—nbsp;Zing — zong — zang,
ving — vong — vang. —

—nbsp;Leun — luim — long,
deun — duim — dong. —

Opmerkingen. 1. De w, n en ng zeggen we lang en met nadruk en
op gelijke toonhoogte met den klinker.
2. Let op de gewaarwording boven-, vóór in het hoofd
en op het klinkende resultaat.

17.nbsp;Zeg op één adem snelle herhalingen van twee- en meer-
lettergrepige woorden, waarin veel neusletters voorkomen.

of:

B.V.:

V — nemennemennemennemen, enz.

enz.

OpMERTiiNGEN. 1. Eerst één woord steeds op dezelfde toonhoogte her-
halen. Daarna hooger en lager, sterker en zachter..
Ook verschillende woorden bij elkaar.

2.nbsp;Na een snel herhaald gedreun op één toonhoogte
kaï} men dikwijls met succes de natuurlijke uitspraak
van het woord daaraan onmiddellijk aansluiten. B.v. ^

Binnebinnebinnebinnen Binnen!

3.nbsp;Bij deze oefeningen een vroolijke, vriendelijke, genoe-
gelijke stemming onderhouden (uitsluiten van zorg-
spanningen).

4.nbsp;Iemand, die „knijptquot;\' {schelle geluidgeving), neme
aanvankelijk woorden met oe, oo,
ó en o. Iemand
met een doffe, klanklooze stem beginne met
ie en ee..

Oefeningsstof ter keuze:

nemen — namen — noemen — minnen — mannen —
manen — meenen — mummie — Nonnie — Mama —
Mina. —

-ocr page 26-

Mijne meening. — Neem mij mee. — Namen
noemen! — Noem nu mijn naam. — Neem Oom en
Non en Mina mee. —
Bim, bam, bom! —
Banden binden, —
Longen, langen. Zingen, zangen. —
Tingelingeling! —
Binnen! — Bimbammen. —

Mallemolen — meesmuilen — Meimaand — man-
nenmoed — modemadam — meesmuilen — menig-
maal — mosselman — mengelmoes — meermalen —
murmelen — mandenmaker — nanemend — nie-
mendal.

ZESDE LES.

Het inzetten van een klinker.

Uitlegging.

Als we \'t woordje fa uitspreken, maken we met de mond-
opening (tusschen de lippen) een ontploffingsgeluid (de p)
en onmiddellijk daaraan sluit zich de klinker
aa.

Iets dergelijks gebeurt er tusschen tongpunt en tandkas
(\'t
voorste van het gehemelte) als we ta zeggen,

en tusschen het achterste van den tongrug en het gehemelte
als we
ka zeggen.

Ook tusschen de stembanden of stemlippen in ons strotten-
hoofd kftnnen we zulk een ontploffingsgeluid maken. We
doen dat als we
kuchen-, velen doen het geregeld als ze
een woordje uitspreken, dat met een klinker begint.

We noemen dit de harde inzet (de harde intonatie). Deze
moet altijd gebruikt worden, wanneer we
met nadruk een
klinkerwoordje uitspreken:nbsp;één.

Als regel wenschen we niet de harde., maar de z.g. toeeke
inzet
(weeke intonatie), waarbij het „plofjequot; achterwege blijft
en toch de klinker dadelijk
helder aanspreekt.

-ocr page 27-

Daar wij in onze taal bij het spreken de woorden ver-
hinden.,
komt het inzetten van een klinker alleen te ^ms
wanneer een zin begint met een klinkerwoord.
B.v.:
Eendenjesn^is twee.

De weeke inxet heeft echter als oefening beteekenis voor de
adembeheersching en de fynere instelling van de stemspleet.
Het teeken voor
harde intonaiie is ^^
het teeken voor
weeke intonatie is

18. Oefen de weeke inzet bij w, n en ng. Ook bij l.

Onbsp;Onbsp;O

m — m — m

y

enz.

19. Oefen de weeke intonatie bij woordjes, die met een
klinker beginnen. (Zonder /^-geluid!)

O

een

Onbsp;O

een — een.

B.V.:

Opmerkingen. 1. De weeke intonatie gelukt voorloopig gemakkelijker
als ge
weinig adem neemt.

2.nbsp;Een onmerkbare, zeer kleine mademingsbeweging
vóór den inzet maakt de mogelijk reeds te vast ge-
sloten stemspleet open.

3.nbsp;Zacht beginnen en dan geleidelijk het geluid ver-
sterken (crescendo) geeft gerief.

4.nbsp;Een onbezorgd gezicht zetten. Een vriendelijke,
genoegelijke stemming onderhouden.

5.nbsp;Eerst verbinden en dan voorzichtig scheiden is ook
een goed middeltje.

i.V.:

Onbsp;O

oe —• oe.

0 0 0
eeneeneen een een een.

6. Ook kan men den eersten keer m voor den klinker
plaatsen.

B.v.:nbsp;mo

Oefenstof.

ooin — om — en
ut — ui — is — al

ook
aal.
2

in
af

VELDKAMP, 20 Spreeklessen. 2e druk.

op — of
at — aan

-ocr page 28-

20. Oefen bij deze woordjes ook de weeke intonatie afwisse-
lend met den
harden inzet.

ovo

B.v.:nbsp;een — een — een.

Vnbsp;Onbsp;O

een — een — een.nbsp;enz.

ZEVENDE LES.

Het opdrijven der adem-energie.

Uitlegging.

De natuur streeft naar een zeker evenwicht tusschen de
uitademingstZra?^5\' en de
spanning in de stemspleet en in de
begrenzingen van de ruimten daarboven.

Door verhoogde veerkracht in de uitademing kunnen we
dus in de andere deelen van het spraak-apparaat veer-
kracht opwekken.

Vooral bij personen, die lichamelijk lui („physiek traag\'\')
zijn, is het op)dryven van de adem-energie noodig.

De toepassing van hevige ademstooten („buikstootenquot;) is
af te keuren. Waar ze zonder schade toegepast werden,
hebben ze toch slechts een
grof resultaat kunnen opleveren.

Met lichte veerkrachtige ademschokjes (lachstootjes!), waarbij
een matige ademveerkracht in een zeer kort moment opge-
hoopt wordt, kan men echter een veerkrachtigen toestand in
het spraak-apparaat opwekken en het geluid belangrijk ver-
beteren.

Voor \'en na zullen we bij verschillende spreekoefe-
ningen aan de toepassing van deze lichte ademschokjes
herinneren.

Desgewenscht kunnen ze afzonderlijk geoefend worden bij
al de klinkers van

-ocr page 29-

De Klinkertabel.

oe ^^—^ 00 ó — O — a^— aa.

(poes) (poot) (pop) (pot) (pan) (paal).

uu — eu -— u — önbsp;—nbsp;aa.

(puur) (peul) (put) (de eerste klinker innbsp;(paal).

le — ee

1 — e

e — aa.

(piet) (peet) (pit) (pet) (pers) (paal).

31,nbsp;JSTeem mstig diep adem, zóó dat de buikwand vooruit
komt, ondervind een beheerschte ademspanning en herhaal
3 of meer keeren eiken klinker met een zeer korte veer-
krachtige
h er voor. Denk aan de resonans-kenmerken in
het hoofd.

OpjibrkevGEn. 1. Deze lachstootjes ondervinden als een kaatsen met
den adem.

2.nbsp;De gespannen buikwand werkt als een gummi-bal.

3.nbsp;De ademspanning duurt voort ook in de rust-momenten.

4.nbsp;De adem voorraad herstelt zich snel na elk schokje.

5.nbsp;Door ook de klinkers zeer kort te maken, wordt de
beschikbare energie in een klein moment opgehoopt.

6.nbsp;Het moet licht en losjes klinken. Ge moet u licht
en veerkrachtig houden bij deze oefening.

7.nbsp;Denk aan de gevoels-kenmerken in het hoofd.

8.nbsp;Eerst uitzoeken op welke der klinkers het \'t best gelukt.

32.nbsp;Maak nu op elk der klinkers meer gerekte stootjes.

Opsieekingen. 1. Door het rekken der klinkers, valt het gemakkelijker
de resonans-kenmerken na te gaan.

2.nbsp;Bij dit rekken der klinkers voelen we wel degelijk
het verbruiken van den adem voorraad,

3.nbsp;Voorloopig na elke geluidgeving de ademvoorraad
herstellen.

4.nbsp;Aanvankelijk éénzelfde toonhoogte en kracht.

Bij het houden van latere oefeningen zal aan de toe-
passing van dit middeltje worden herinnerd.

-ocr page 30-

ACHTSTE LES.
Grove uitspraak-fouten bij klinkers.
Uitlegging.

Onze spraakgeluiden bestaan

of alleen uit stemgeluid (klinkers),

öf alleen uit geruisch (scherpe medeklinkers: /c, f s, c/^),
öf
uit stemgeluid geruisch (alle andere medeklinkers).

Klinlce^\'s ontstaan uit stemgeluid door vormverandering
van den mond (eigenlijk van het z.g. aanzetstuk, d. i. mond-
keel- -f neusholte).

We kunnen de klinkers ook fluisterend, d. i. zonder stem-
geluid maken.

Het foutieve in de uitspraak van de klinkers betreft dus
öf de voortbrenging van het stemgeluid,
öf het instellen van de mondvormen.

Met de regeling der toonvorming hebben we ons reeds
bezig gehouden.

Vele der spreekoefeningen, die later volgen, zijn o. m.
gericht op de verwerving van een
kernigen., helderen klank
in de klinkers, waarbij al de uitgedreven adem in klank
wordt omgezet. Het
doffe,, klanklooze geluid ontstaat door
onvoldoende sluiting van de stemspleet, • waarbij de adem
gedeeltelijk als
„wilde luchtquot; ontsnapt.

Een algemeene fout bij de uitspraak der klinkers is verder
deze, dat de mondvormen niet
snel en veerkrachtig ingesteld
worden. Hierop gaan wij o. a. nader in bij de 17de les.

De bijzondere uitspraakfouten bij klinkers ontstaan:

1.nbsp;door onjuisten mondvorm,

2.nbsp;door het niet volharden in één bepaalden mondvorm,
zoolang de klinker duurt.

(De klinkers worden daardoor tweeklanken).

-ocr page 31-

ee — eu — oo.

Deze klinkers worden dikwijls als tweeklanken gehoord:
peet wordt peit of pait.
peul
wordt puil.
poot
wordt pout of paut.

N.B. De lichte overgangsklank tusschen deze klinkers en den
slot-medeklinker behoort bij de uitspraak van het Neder-
landsch, maar mag- niet te opvallend zijn.

Verbetering dezer fouten.

Br zijn drie kenmerkende mondvormen, die ieder juist
kan instellen:
ie, uu en oe.

De oo heeft de kenmerken van oe.

De eu „ „ „nbsp;„ uu.

De ee ,, „ „nbsp;„ /e.

Waarneming.

Als kenmerken voor de mondstellingen der klinkers vallen
ons vooral op:
de vorm der mondopening en de tonghouding.

1.nbsp;Bij oe is de mondopening zoo klein mogelijk; de
mondhoeken zijn zoo dicht mogelijk bij elkaar; de lippen
naar voren toegespitst.

2.nbsp;Bij ie is de mondopening breed; de mondhoeken zijn
weggetrokken in de richting van de ooren; beide tanden-
reeksen zijn zichtbaar.

De tong is vóór in den mond hoog opgetrokken. Ge kunt
dat zien in een spiegeltje, maar ook voelen als ge koude
lucht inademt.

3.nbsp;Bij ilu hebben we ongeveer de mondopening van oe
en de tonghouding van ie.

Merk op hoe ge met onveranderde tonghouding afwisse-
lend
ie-uu-ie-uu-ie-uu kunt uitspreken alleen door de
mondopening
(lippenhouding) te veranderen.

Om poot goed uit te spreken zet ge den mond op oo vóór
de
p komt, en houdt ge de oo-mondstelling ook na de t.

-ocr page 32-

Zoolang de oo duurt, mag de mondstelling niet veranderen.
Kijk in een spiegeltje, of voel het langs den wijsvinger.

Het woordje peul spreekt ge uit met een m-mondstelling
vóór de
p en na de l.

Het woordje peet met een ee-mondstelling vóór de p en
na de
t.

N.B. Om u rekenschap te geven van het bewaren der
mondstellingen, is het dikwijls reeds voldoende de klinkers
heel lang aan te houden.

B.v.: ^jooooo/, peeeeet. enz.

23,nbsp;1. eej? (spreek uit: ixé) — ee è 17166 — ee/ee —
ee
V66 ■— eewe6 eed eet — eeg.

N.B. De slot-ee rekken. Voorloopig zonder overgangsklank.

2. — 00 Po — oorwo — ooLoo — oo%oo — 00 do.

N.B. De slot-oo rekken. Denk aan fluiten.

24.nbsp;— peten — meten — weten — veeten —■ deden ■—

leden — zeden — beden — lieden.

poten — booten — mooten — loten — noten —

dooden — wonen — zonen — loonen.

peulen — beulen — deunen — leunen.

25. — p — peten — peet.
b — beden — beet.

mee — meten — meet,
wee — weten — weet.

d — deden — deed.
Lhee — leden — leed.

p — penen — peen.
b — beenen — been.

mee — meenen — meen.
wee — weenen — ween.

D — Denen — Deen.
thee — teenen — teen.

N.B. Bij liet 3de woord den invloed van de slotletter (t of n)
voorloopig beperken door een bijna onmerkbare afscheiding
■ na den klinker. Dit geldt ook voor «o.
26.

-ocr page 33-

36. — Po — poten — poot.
noö — noten •— noot.
Loo — loten — lood.
do — dooden — dood.

penlen —
beulen —
deunen -
leunen -

peul.
beul.
deun.
leun.

37. — peet — peen, teel — teen.
beet
meet
weet
poot
noot
beun

been, deed — Deen.
meen, Neel — neen.
ween, leed — Leen.
boot — moot — dood
woon — toon — loon
beul — deun ■—■ leun

—nbsp;lood — nood.

—nbsp;zoon.

—nbsp;peul — meun.

beul — boot.
deun — dood.
leun -— lood.
- meun — moot.
Teun — toon.

beet -
deed -
leed -
meen
teen -

Piet
biet -
mie -
wie -
Lie -

38.

poef •
boef -
loef -
doet •
moet

poot.
boot.
lood.
dood.
- moot.

39.

• peet.
beet.
meet.
weet.
leed.

tien — teen.
Mien — meen.
Lien — Leen.
Dien — Deen.
Bien — been.

30.nbsp;Toepassingen (ee).

Edelman, Bedelman. — Leven en laten leven. —
Wie \'t weet, die weet \'t. — Veel te veel. — Willens en
wetens. — Levende wezens. — Meespelen. — Deelnemen. —
Meesleepen — Veeteelt. — Medeweten. :— Mededeelen.

31.nbsp;Toepassingen (oo).

Boventoon. — Monotoon. — De dood in den pot. —
Dollen dolen. — In nood en dood. — Lieven en loven. —
Boonen poten. — Mededoogen toonen. — Bovenwoning.

-ocr page 34-

a, O en Ö.

De a en de 0 worden, vooral vóór t (en soms uitge-
sproken met een platten è-achtigen klank, of althans met
een gerekten overgang naar zulk een vlakken klank.
Vóór de
n komt een soortgelijke fout voor bij ä en ó.

Opjierking. De eenvoudige middeltjes, waarmee deze afwijlcingen be-
streden kunnen worden, zijn natuurlijk gericht
10. op het bewaren van den goeden mondvorm:

a. door het herhalen van den klinker na den slot-
medeklinker,

h. door het uitwijken der mondhoeken te voorkomen;
20. op het beperken van den invloed, dien de trage
slotletter heeft:

a.nbsp;door even af te breken vóór den slot-medeklinker,

b.nbsp;door vergelijking met andere verbindingen.

32. — pa — tä, pa — t, pad.
bä — tä, bä — t, bad.
mä — tä, mä — t, mat.
va — tä, vä — t, vat.]

wä — tä, wä — t, wat.
dä — tä, dä — t, dat.
nä — ta, nä — t. Hat.

lä — tä., lä — t, lat.

33, — pal — pad; bal — bad; mal — mat;

val — vat; wal — wat; dal — dat; laf — lat
paf — pad; waf! — wat — zal — zat.

34. — pö — to, po — t, pot.
bo —■ tö, — t, bod.
mö — to, mó — t, mot.
.vö — tö, vo — t, vod.

do — tö, — t, dot.
tö — tö, — t, tot.
lö — tö, lö - t, lot.

zö — zö, zö — t, zot.

35. — pol.— pot; bol — bod; mol — mot; dol — dot;
tol — tot.

36. — pad — pot; bad — bod; mat — mot; vat — vod;
dat — dot; lat — lot; zat — zot; kat — kot.

-ocr page 35-

pä — nä, pfi — n, pan.

bä — nä, bä — n, ban.
mä — nä, mä — n, man.

po — nó, pó — n, pon.
bó — nó, bó — n, bon.

va — nä, va —• n, van.
wa — nä, wä — n, quot;Wan.
da — nä, wä — n, dan.

tó — nó, tó — n, ton.
Dó — nó, Dó — n, Doü.

pal — pan, bal —
wal — wan, dal -
dof — Don, bom
dan, bam — ban.

van.

ban, mal -— man, val

-nbsp;dan, pof — pon, bof — bon,

—nbsp;bon, dom — Don, dam —

38.

e en I.

In sommige streken van ons land (b.v. in de prov. Groningen)
vv^ordt de è verwisseld met de i en omgekeerd. We letten
op de mondvormen.
Vergelijk:

pen — pm, pm — pen.
en — in, in — en.
ven — vin, vin — ven.

wen — win, win — wen.
men — min, min — men.
ten — tin, tin — ten.

In andere gedeelten van ons land (b.v. in Zuid-Holland)
komen è en i onder den invloed van de foutief gevormde
slot-w. De overeenkomstige fout bij de l heeft een soort-
gelijken invloed, zooals reeds werd opgemerkt. Men vormt
hierby de
n en de waarop een d oi t volgt, met het
breede bovenvlak van de
traag arficuleerende tong, waar-
door de klinker belangrijk gewijzigd wordt.

nnen, wennen, wenden.
- nnen, winnen, winden,
nnen, binnen, binden,
nnen, linnen, linden.

nnen, bennen, benden. (Zie de opm. ommezijde.)

39. _ wè —
wi
bi
li -

-ocr page 36-

Pas op, dat het hoogste punt van den tongrug zich niet
te veel naar achteren verplaatst bij de aansluiting van de
slot-w aan den tlinker.

40.nbsp;— bè — Hen, bellen, belt.

-tè — Hen, tellen, telt.
vè — llen, vellen, veld.
wè — llen, wellen, welt.
pè ■— llen, pellen, pelt.

41.nbsp;Deunen vellen. — Noten pellen. — Met linnen om-
winden. — Linnen tenten. — In linnen doen. — Banden
binden. Dennen veJlen. — Yan Pelt telt \'t geld.

aa.

Het foutieve, dat bij de uitspraak van de aa op te merken
valt, gaat gewoonlijk gepaard met iets foutiefs in de alge-
meene toongeving. De meest voorkomende afwijking bestaat
bierin, dat deze klinker gezegd wordt met een platten,
è-acbtigen, en bovendien „geknepenquot; klank; wanneer er ook
nog „neustoonquot; bijkomt, ontstaat er een der onaangenaamste
geluiden, die men zich denken kan.

Een fout van heel anderen aard is de uitspraak van de
aa met een donkeren, hollen klank. Deze fout gaat dikwijls
gepaard met het optrekken van de tong. In het geluid is
duidelijk te hooren, dat de tong de doorgangsruimte in het
aanzetstuk verspert.

Opmerkingen. 1. Een mooie, volle, zuivere aa-Wamp;uk is niet in enkele
weken te verwerven. Eerst nadat de spraakwerk-
tuigen door veel oefening gevoelig en gehoorzaam
zijn geworden, zal men ook dezen prachtklinker
volkomen leeren beheerschen.

2. De behoefte aan iets duidelijks en helders, vooral
in de aa-klanken, brengt velen tot het meergenoemde
„knijpenquot;. Het platte, è-achtige geluid, dat daardoor
ontstaat, heeft iets scherps en doordringends, maar
werkelijke „draaglrachtquot; heeft het niet; het is van

N.B.

-ocr page 37-

een zeer onsympathieke kwaliteit, schaadt door zijn
ontstaan aan het orgaan, en is in de voordracht
absohmt onbruikbaar.

3.nbsp;Voorloopig kunnen we tevreden zijn, wanneer de
aa in de navolgende gunstige verbindingen draaglijk
gelukt. In vele latere oefeningen zullen we gelegen-
heid hebben, de eischen wat hooger te stellen.

4.nbsp;Wanneer iemand de aa „knijptquot; en bovendien
„neuzigquot; maakt, wijden we het eerst onze zorg aan
het afleeren van dat „knijpenquot; (optrekken van het
strottenhoofd tegen het tongbeen). Den platten,
è-achtigen klank bestrijden we daarbij het best door
voorloopig een tegenovergesteld timbre, n.1. een
donkeren, hollen, ö-achtigen klank te nemen.

43.

43. —

pa — pa —

paden.

wa —

wa

— waden.

ba — ba —

baden.

ba^ —

ba

— baten.

ma — ma —

maden.

la —

la

— laden.

da — da —

daden.

va —

va

— vaten.

palen —

pal —

paal.

falen

val — vaal.

balen —

bal —

baal.

walen

wal — waal.

malen —

mal —

maal.

baten

bad — baat.

dalen —

dal ~

daal.

laten

lat — laat.

talen —

tal —

taal.

waden

wad — waad,

44. — Banda — Laban — Baden-Baden — lindelaan —
nalaten — met mate — nabetaling — latafel —
dolle daden — mannen van naam — leven en laten
leven — de paden op, de lanen in — potentaten —
Walhalla — Alaska — Soerabaja.

ij of ei en ui.

Wanneer we dé enkelvoudige klinkers goed kunnen vor-
men, is voor de zuivere uitspraak der tweeklanken slechts
noodig, dat we ons rekenschap geven van den hoofdklank
en den bijklank, waartusschen de verglijding plaats heeft.

-ocr page 38-

Een paar tweeklanken, waarop wij reeds nu willen wijzen,
omdat zij vrij algemeen aanleiding geven tot foutieve uit-
spraak, zijn de
jj{ei) en de ui. De y wordt n.1. in verschil-
lende streken ingezet op een a in plaats van op een è-klank,
de
ui op een ó inplaats van op een ö-klank.

45.nbsp;— pen — pijn, wen — wijn, men — mijn, let —

lijn, vet — f^n, venijn, pij, fij, tij, ei, lei.

46.nbsp;— put — pui, dut — duit, bui, lui, duinen — duin,

tuinen — tuin, duiten — duit, luimen — luim,
tuiten — tuit, muiten — muit, tuil, vuil, buil, muil.

47.nbsp;■— peen — pijn — pin, pijn — pan — pijn.

ween — wijn — win, wijn — wan — wijn.
veen — fijn — vin, fijn — van — fijn.
meen — mijn — min, mijn — man — mijn.
leen — lijn — lip, lijn — lam — lijn.
teem — thijm — tin, thijm — tam — tMjm.

48.nbsp;Leven en lijden — Mijn beide leien, — Fijne
wijnen. — Luie buien. — Vuile leien. — Booze lui-
men. — quot;Wat beduidt dat luiden?

Dialectische uitspraak.

De sterke afwijkingen van de algemeen aangenomen nor-
male uitspraak vormen het kenmerkende van het
dialect.

Dat wat ons in het dialect onaangenaam aandoet, is echter
niet de afwijkende vorming der afzonderKjke spraakgeluiden,
maar het
foutieve., het ordinaire in de algemeene toon-
vorming (de voortbrenging van het eigenlijke stemgeluid).

-ocr page 39-

NEGENDE LES.

Grove uitspraakfouten bij medeklinkers.

(N.B. Zie de algemeene opmerkingen over de uitspraak der
medeklinkers in de 14de les.)

V, Z en g.

Een algemeene fout is de scherpe uitspraak der zachte
medeklinkers
v, % en g. De v hoort men als ƒ, % als s, g als ch.

F, ^ en ^ moeten gevormd worden met stemgeluid. (We
voelen aan het strottenhoofd een soortgelijke trilling als bij m)

De fout is het gemakkelijkst te regelen bij woorden, waarin
de
V, % en g tusschen twee klinkers staan. Hierbij voor-
loopig een.
slappe uitspraak toepassen.

50.

in zee — zee — zee.
inzien — zien — zien.
onzin — zin — zin.

51. — 0 zoo — zoo — zoo.
ozon — zon — zon.
Ezau — zou — zou.

49. (v).

N.B. Gedurende het oefenen, met de hand de trilling in het
strottenhoofd waarnemen.

Ook nu en dan met toegestopte ooren deze oefeningen
uitspreken.

Eva — even — B. V. — J. Y.
zeven — neven — weven,
leven — laven — loven,
beven — neven — boven,
evenveel — leven van viscli.

(z).

booze — bazen — boezem,
vooze — vazen — vezel,
deze mazen — booze leuzen,
looze Lieze — o zoo!

-ocr page 40-

53. (v - z),

— vee — zee, val — zal, vin — zin.

vouw — zou, vaal — zaal, vaan — zaan.
veinzen — vooze leuzen — over zee vervoeren.

53.nbsp;(g).

~ liggen — leggen — zeggen,
vlaggen — biggen — plaggen,
doggen — rogge — vlaggen.

wegen — degen — zegen,
liegen — leugen — lagen,
vegen — leege — magen.

wilgen — telgen — velgen,
volgen -- walgen — balgen.

54.nbsp;— gevaar — geval — gazon.

begaan — begin — begon,
gezond — gezeur — gezet,
begieten — begeven — begapen,
bevelen — bevoelen — bevinden,
bezoeken — bezuren — bezien.

55.nbsp;(v ~ Z — £r).

— vier — zier — gier.
veen — zeen — geen.
veel —- zeel — geel.
vit — zit — git.

val — zal — gal.
vaan — Zaan — gaan.
voet — zoet — goed.
vat — zat — gat.

Omebkingen. 1. Zooals we in de 12de les zullen zien, worden de
zachte
v., x en g scherp uitgesproken na een vooraf-
gaanden scherpen medeklinker
{p, t, k, f, s, ch). B.v.:
nietj)eel — mahj)eulen — afvegen pas vier
uur — laeh vrij — opvullen. •
niet^oo — ik xie — \'afxien — tvees zoo goed —
■ xieh zelf — op xicht.

-ocr page 41-

\' ^ het gaat goed — kijk goed — afgeven —
was{eh)goed — lachgas — opgeven.

2.nbsp;In Holland wordt de zachte g bijna algemeen scherp
uitgesproken.

3.nbsp;De slotletter g spreken we uit als ch.

Zie pag. 50 no. 2.

De V als w uitgesproken.

Wie de zachte uitspraak van de v door opzettelijke oefe-
ning heeft geleerd, komt soms tot een uitspraak, die op %o
lijkt
(Friezen).

V en w hebben beide stemklank^ maar in de hooren
we duidelijk het
geruisch van de ƒ, in lo niet.

Vergelijk:

56. -—■ fee — vee — wee.
Fie — viel — wie.

fat — vat — wat.
fel — vel — wel.

57.nbsp;— vier — wier, van — wan,

voel — woel, vol — wol,
val — wal, vaan — waan,
veer — weer, veen — ween.

58.nbsp;— weven — vaarwater — wolververij —

voorwaarde — evenveel — overvol.

Ch (Het Schrapen).

Het is op zichzelf al verkeerd dat de eh te ver achter in
de keel gevormd wordt. Meestal gaat dit echter gepaard
met een
vies, schrapend geluid.

De regeling van deze fout is reeds aangegeven, toen wq
het c7^-geruisch gingen gebruiken bij de adem-oefeningen:

Spreek ie uit, adem koude lucht in. Laat de tong in
«e-stand staan en zeg
Me, kie, kie. — Op de plaats, waar
de
k gevormd wordt, moet ook de ch gemaakt worden.

Bij het streven om de ch ver naar voren te brengen,

-ocr page 42-

ontstaat een j-geluid, wanneer we te veel het mid/kn van
den tongrug opheffen in plaats van het achterste deel.

59.nbsp;— wieg — weeg — deeg — leeg.

zeeg — veeg — reeg.

wig — big — zich — lig.

weg — leg — zeg.

deug — teug — meug.

mug — rug — kuch.

buig — tuig — duig.

maag — vaag — waag.

daag — laag — raag.

mag — dag — lag — zag.

toch — doch — log — rog — nog.

loog — toog — zoog — boog.

boeg — voeg — joeg — genoeg.

60.nbsp;— chijl — chaos — cherub — chemie.

lachen — Achab — opgaan — zi

61. — genoeg - gelag — gezag — nagenoeg — negen-
oog — regenboog — lachen — tachtig — kachel-
gat - 8 X 8 = 64, 9 X 8 = 72, 88.888, 99.999.

63. Op^goed^geluk. — Och, och! — Geurig^genoeg. —
Lachende wachten. — Gaat \'tegoed? — Goedendag^
zeggen. — \'t^Gaat^gelukkig^goed. — Nachtelijke toch-
ten. — Lach toch niet.

(Zie verder de 14de les.)

R (Het Brouwen).

De gewone r wordt gevormd door een ratelende bewe-
ging van de tongpunt of van de huig.

De huig-r komt zoo veelvuldig voor, dat we die wel
hebben te aanvaarden.

-ocr page 43-

De tong-r verdient echter voor onze taal de voorkeur;
deze is gunstiger voor de goede toonvorming en heeft meer
uitdrukkin gsvermogen.

Onder brouwen verstaan we het onduidelijk spreken van
de
r. We kunnen dus evengoed een tong-r als een huig-r
brouwen. Daar de huig-r veel meer aanleiding geeft tot
onduidelijkheid dan de
tong-r, zegt men in het dagehjksch
leven van iemand die de
huig-r heeft, dat hij brouwt.

Voor het aanleeren van de tong-r zijn aparte tongpunt-
oefeningen
gewoonlijk niet noodig. Het komt er maar op
aan, dat men de
huig-r afleert. Daartoe wordt dan de r
overal vervangen door een d, waarbij de tongpunt ongeveer
aanslaat op de plaats van de
tong-r.

Terwijl we van alle andere spraakgeluiden precies het
kenmerkende kunnen aangeven, en dus ook de daarbij voor-
komende afwijkingen onmiddellijk kunnen verhelpen, is dit
bij de r niet mogelijk. (Belangstellenden verwijzen we naar
de uitvoerige uiteenzettingen hieromtrent in:
K. Veldkamp.,
„De Techniek van het Spreken,quot; pag. 155—164).

Wanneer de tongpunt werkelijk ongeschikt is, zijn veer-
krachtige, snelle
t- en ^/-verbindingen aan te bevelen.

Hoogst zelden is een vergroeiing van het tongriempje
belemmerend voor de rateling van de punt.

Voor het aanleeren van de tong-r helpt soms zeer snel
het uitspreken van woorden als
merken., jjerken e. d. (waarin
de
r slechts weinig rateling heeft), met vervanging van de
r door een c?, of een snel herhaalde d.

me de de ken, me de de ken, me de de ken.

r p

Evenzoo met:

perken, kerken, zerken, vi^erken, harken, varken, barken.

VELDKAMP, 20 Spreeklessen. 2e druk.nbsp;3

-ocr page 44-

Verder kan men bij lettergrepen, die met tr en dr be-
ginnen, de r vervangen door een
d of snel herhaalde d.

Bij woorden, die met een enkele r beginnen, vervange
men die door
hd.

Opmeekingen. 1. Bij het oefenen met td zal iemand, die de tong te
slap houdt, de ^-articulatie, iemand die haar te stijf
houdt de cZ-articulatie moeten accentueeren.

Du-S: tdoe — tdoe — tdoe, enz.

of: tdoe — tdoe — tdoe, enz.

In beide gevallen t en d onmiddelhjk aansluiten
en de verbinding oefenen vóór alle klinkers van de
tabel. Liefst geen bekende woorden dadelijk, wijl
daarbij de ongewensohte vernauwing voor de huig-r
moeilijk is na te laten.

2. Soms zal men slagen door na den Mnzet alleen de
d in verbinding met klinkers snel te herhalen:

f f

I 1

tdoe doe doe,
p

)

3.nbsp;Over \'t algemeen zijn de opvolgingen td en dd het
doelmatigst. Het gebruik van
hd ter vervanging van
een aanvangs-r kan van nut zijn voor het opwekken
van den vereischten krachtigen ademdruk.

Ook hierbij wordt dan de d-v^erbinding in snelle
rhythmen herhaald.

Aldus:nbsp;hdoe doe doe, enz.

r ^ f

b

4.nbsp;Men beproeve ook de verbindingen met bd^ pd, fd,
e. d. in verschillende rhythmen.

64. Vervang in onderstaande woorden de r door d.

N.B. De groepeering in een rijmverhand geeft gelegenheid alles
zeer snel te oefenen.

Als ge de tong-r wel hebt, geeft het snel oprammeien
van deze rijmpjes grooter vaardigheid.

— prik — preek, prul — prei, praat — Pruis, prauw;
brik — breek, brul — brei, braad — bruis, brouw.

-ocr page 45-

65.nbsp;— trap — tram, tros — trip, trek — tras, trom;

druk — drie, draf — dreef, droef — dras, drom.

66.nbsp;— frank — vrij, vroom — vrees, vroed;

frik — frak, fret — fruit, wroet.

67.nbsp;— krap — kras, kram — kruis, krom;

grap — gras, gram — gruis, grom.

68.nbsp;— schrik — schreeuw, schrei — schram, schroom.

strik — streek, strijk — stram, stroom.

N.B. Verdere r-oefening en in de 10de, 14de, 15de en 16de les.

De S (Het Lispelen).

Het lispelen bestaat hierin, dat de tongpunt of de tong-
randen
opdringen tusschen tanden of kiezen, of geheel naar
buiten treden.

Als het gebit geheel gaaf gebouwd is, kan men door het
sluiten van de tanden reeds op den goeden weg komen.

Gewoonlijk is de bouw van onderkaak of gebit de aan-
leiding tot lispelen; meestal is ook bij zeer afwijkenden
bouw nog wel een duidelijke
s te maken.

Een eenvoudige oefening om de tong binnen de tanden
te houden bij het uitspreken van de
s is het oefenen van
s tusschen twee fs. De M-verbinding moet dan zoo snel
gezegd worden, dat de tongpunt geen tijd heeft om tusschen
de tanden te glippen. Denk ook aan:
sst! en geef u reken-
schap van de tonghouding.

69.nbsp;laatst — laatst — laatst.

N-B. De fs met het uiterste topje van de veerkrachtige tongpunt
maken. De
s eerst heel kort, geleidelijk langer aanhouden.

Oefenstof:

laatst — kaatst — matst — gladst — koudst —
roodst — breedst — wijdst — blijdst — gudst — enz.

braafst — liefst — grofst — dofst — domst —
dunst — malst — volst — vuilst.

-ocr page 46-

70.nbsp;— Sien — Sim — Sam — sol — som — Sem.

cent — ceder — cijns — ceder.

71.nbsp;mes — es — bes — les — is — mis — nis —
vis(cli) ^ wis dis(cli) — Mies — bies — vies —
Lies — mees — pees — wees — lees — baas —
Maas — vaas — bas — pas — das — las — mos —
os — dos — los — vos — bos — boos — poos ^
voos — Toos — doos — loos.

73. (Na p, t, k, /; s en ch wordD de » verscherpt tot s).

inzien — afzien — \'t is zoo — o zoo — aanzien —
opzien — uitzien -- inzee — op^ee — inzetten —
opzetten — och zoo — mag zus? — we^etten.

(Yóór een woord, dat met een klinker, met h, d, j, tv, of een klin-
kenden medeklinker
begint, wordt de- slot-s verzacht).

De lesjs^uit. — \'t Is^best. —

wasdoek — reisjas — loswerken. —

Is moe of_zus_niet thuis?

(Zie voor verdere s-oefeningen de 14de les, e. v.)

De L (De „dikkequot; l)

Waarneming.

Zeg eenige keeren snel achtereen la la la en laat dan
de tongpunt liggen in de Z-houding. Adem nu koude lucht
in, ge voelt dat die aan weerskanten binnendringt door
openingen tusschen tongranden en kiezen.

Hoe ruimer die openingen zijn en hoe meer ze naar
voren liggen, hoe beter de
l klinkt.

Aan \'t eind van een lettergreep, vooral na klinkers waarbij
de tongrug
hoog ligt (ie _ ee — i — è), maakt men veelal
deze openingen onvoldoende of te ver naar achteren. De l
klinkt dan
dik en log met een donkeren, lagen klank.

-ocr page 47-

In Groningen hoort men deze foutieve l log en zwaar
in HoUand, vooral in Zuid-Holland op de eilanden, wordt ze
eleganter uitgevoerd, met een breede tonghouding, en met
een sierlijke verglijding in den klinker.

De fout is b.v. af te leeren door den invloed van den
klinker uit te sluiten (even afbreken vóór de slot-ü) en de l
te zeggen alsof het een beginletter was.

73.nbsp;— wi — Hen, wi — Hen, willen.

ve — llen, ve — lleu, vellen,
te — llen, te — llen, tellen,
ti — llen, ti — ilen, tillen,
pe — llen, pe — llen, pellen,
wie len, wie — len, wielen,
vie — len, vie — len, vielen.

74.nbsp;Dienstig is ook de afwisseling met gelijkklinkende woorden,
waarin de articulatie voorkomt, althans, wanneer de
t
veerkrachtig en puntig wordt gearticuleerd.

witten — willen, wetten — wellen,
pitten — pillen, petten — pellen,
betten — bellen, vette -- vellen.

75.nbsp;De foutieve slot-Z zal in snelopvolgende herhalingen het
logge karakter verliezen, vooral, wanneer men zich aan-
vankelijk de l als beginletter denkt.

Aldus:

lè lè

li li li — il il il — wil.

èl èl èl — wel, enz.

7e. — wil — wel, vil — vel, pil — pel, til — tel.

Yiei — wiel, Tiel — kiel, veel — teel, keel — meel.
welwillend — wellevend.

-ocr page 48-

totebel — libellen.

ellenlang — veel willen velen.

vele delen tillen — weten wat wij willen —

Edelman, Bedelman.

De t als slotletter.

Wanneer de t aan het einde van een woord slap wordt
gezegd, hooren we na de
t een s-geluid.

Dit is gemakkelijk af te leeren door de tongpunt aan-
vankelijk iets langer in de ^-houding te doen blijven en
dan de tongpunt veerkrachtig weg te ploffen. De adem, die
achter de tongpunt-afsluiting zich ophoopt, verbreekt als \'t
ware die afsluiting en ploft in een kort oogenblikje weg.

77.nbsp;datt — dait — daii.

(De tong zeer spits aanleggen.)

mat — wat — zat — kat — pad —
mot — zot — pot — dot — vod —
moot — poot — dood — rood — lood.

(Het is moeilijker na klinkers, waarbij de tongrug hoog ligt.)

net — wet — vet — met — ket —
pit — wit — dit — kit — lid —
peet — weet — leed — deed — meet —
piet — liet — niet — giet — ziet.

78.nbsp;Gemengde oefeningen voor t, /, r en s als slotietters.
ƒ en s.

— villen — visschen — vil — viscli.
willen — wisschen — wil — wis.
bellen — bessen — bel — bes.
ellen — Esschen — el — es(ch.).

-ocr page 49-

79,nbsp;— el — es — bel — bes — fel — fes — nel — nes.

viel — vies — wiel — wies — meel — mees ■—
Peel — pees.

80.nbsp;— t, d Qn 1.

witten — willen — wit — wil.
pitten — pillen — pit — pil.
betten — bellen — bet — bel.
vetten — vellen — vet — vel.
vitten — villen — vit — vil.
wetten — wellen — wet — wel.

81. — i, r en s.

viel — vier — vies.
wiel — wier — wies.
meel — meer — mees.
Peel — peer — pees.

nel — neer — Nes.
bel — bar — bes.
zeel — zeer — zes.
veel — veer — fes.

De h.

Het is foutief de h met een laag, zwaar geluid aan te
zetten. TJitzonderingsgewijze kan dat bij de voordracht eens
te pas gebracht worden.

Een lichte, veerkrachtige h eischt eenige beheersching
over den adem. De
h heeft geen stemgeluid, maar het
geruisch ontstaat in de niet gespannen stemspleet. Het geeft
eenig gerief, als we ons voorstellen, dat het ^-geluid opge-
vangen, aangekaatst wordt tegen de boventanden. Denken
dus aan lichte ademschokjes.

De slappe k die doorklinkt in gerekte vocalen, is het
gemakkelijkst uit te voeren.

Het weglaten van de h waar deze hoort, en het plaatsen
van de
h waar deze niet behoort kan alleen afgeleerd
worden door geregelde opmerkzaamheid.

-ocr page 50-

83. — hit — het — hut — hel ^ hik — hek — hen
hem — huis — huil — hiel — heel — hol
hoop — haal — haas.

83.nbsp;— afhalen — ophalen — inhalen.

omhalen — uithalen — afhouden,
ophouden — ophanden — inhouden,
verheven — verhelen — verhalen,
geheel — gehuil — gehouden.

84.nbsp;— Hé! — Hu! — Ho! — Haha!

Herhalen — hierheen — huisheer,
huishuur — huurhuis — huishen.
hooghouden — Hooghalen — Hooghullen.
hoekhuis — hazelhoen — handhaven.

85. Toepassingen.

Ga heen!
Hierheen!
Inhanden.
Ophanden.
Hand aan hand.
Huis en hof.
Hand in hand.
Aan den hemel.
Ademhalen.
Een heel heer.
Een half ei.
Een heel eind.
Half om half.
Harde intonatie.
Uit hun huis.
Hevig huilen.

Met huid en haar.

Iets op \'t hart hebben.

Een hond in een hok.

Een hen en een haan.

Hoog omhoog halen.

In het achterhuis.

Heel uit Haarlem.

Haarlemmer halletjes.

Met den hoed in de hand.

quot;We hebben ooren om te hooren.

In den ooghoek.

Alles overhoop halen.

Haar eerste hoed.

Met hart en hand.

Hoor eens hier.

Hiep! hiep, hiep, hoera!

-ocr page 51-

TIENDE LES.

Uitspraak-vaardigheid.

(Rhytlimisclie articulatie-figuren).

Voor de toepassing in het gewone leven is het noodig, dat
we de spraakbewegingen vaardig en licht kunnen uitvoeren.

Het streven naar vaardige articulatie heeft echter ook
groote beteekenis als
algemeene oefening:

Snel afwisselende beweging sluit foutieve spanningen uit;

in het snelle tempo worden de bewegingen vanzelf kleiner
en lichter;

die kleinere bewegingen kan men met geringe inspanning
toch veerkrachtig maken.

De geheele „instellingquot; van ons spraakapparaat (de gereed-
houding) krijgt bovendien iets
elastisch-, om in een zeer
snelle opvolging de lettergrepen
,^puntig\'\' en licht te her-
halen, moet men zich, bij wijze van spreken, „schrap zettenquot;
zonder het lichaam zwaar te houden. We zouden kunnen
zeggen, dat we de zwaarte van ons lichaam moeten voelen
opgaan in ademspanning.

Daar de gelijkmatig herhaalde spraakbewegingen de ge-
dachten weinig in beslag nemen, leert men hierbij ook
gemakkelijk de ademspanning in te richten op de reeks
lettergrepen
als geheel. (Overeenkomstig de formatie van
een zin dus.)

N.B. Denk aan de houding en de gewaarwording bij de
resonans-oefening!

gt;

la la - la

86.

i

gt;

gt;

la la - la

gt;

la la - la

1 1—1

• W J

gt; _^

J jH

gt; ____-

{Boe het eenige keeren met de tanden op elkaar en daarna
weer met de tanden
van elkaar).

-ocr page 52-

Opjieekingen. 1. De lettergrepen na de streep krijgen nadruk, de
volgende twee licht en dubbel zoo snel.

Het gaat op de maat van het zinnetje:

I Flink in^de \\ 2ms als^je \\ loopen moet.

2.nbsp;Denk er om, dat ge niet gaat zeggen: lal lal lal.
De l zoo kort en veerkrachtig mogelijk; de tong
flink laten vallen, den mond openhouden voor den
volgenden klinker.

3.nbsp;Doe het eerst langxaam en xorgvuldig. Geleidelijk
tot
xeer stiel overgaan.

87. Doe nu het omgekeerde: den nadruk op de eerste der
twee snelle lettergrepen:

la-la la

la-la la

la - la la

gt;

N.B. Het gaat op de maat van:

Opgestaan, Plaats vergaan.

(Doe het ook met gesloten tanden).

88. Doe hetzelfde met:
gt;

V ~ la lalala

la lalala

la lalala

I

4 i i i

gt; ^ ^

i I I
é j j

è è è

3

ë

gt;

Ook omgekeerd:

lalala la

lalala la

V — lalala la

I I I
i i A

_.

I I I
é J i

» é i

■gt;._.

(Doe het ook met gesloten tanden).

-ocr page 53-

89. Evenzoo met vier snelle lettergrèpen:

la lalalala

la lalalala

la lalalala

I I I I
i é d i

I 1 I
d d d

I I I
d d d

d

gt;

en omgekeerd:

lalalala la

lalalala la

lalalala la

I I I I

d d d d

__

90.

91.

93.

(Ook met gesloten tanden).
Gebruik voor deze oefeningen de volgende verbindingen:
la, lö [los), {lomp), (lus\\ li {lip\\ (les),
laa, leu, lui, loo, loe, /ee, luu, lie.

Maak de oefening ook in plaats van l met:
b, d, p, t, r, k.

Ook met gesloten tanden. (Bij r en k niet ,,knijpen\'^).

Doe het ook met: ch, g en h (f, s, v en z).

N.B. De zorgvuldige uitspraak bewaren bij het snelle tempo.

Desgewenscht kan men ook enkele dubbele medeklinkers
nemen:

pl, bl, fl, kl, gl.

sn, sm, sp, st, sch, spl, sch.

pr, br, fr, tr, dr, kr, gr, spr, str, schr.

ELFDE LES.

Een volklinkend geluid. Draagkracht van de stem.

Nadat we leerden het stemgeluid gemakkelijk voort te
brengen, en de articulatiën juist en vaardig te verrichten,
willen we streven naar een
voller., omvangrijker geluid.

Voor de draagkracht van het geluid is het niet noodig,
dat het
krachtig is, maar ook kracht is dikwijls geriefelijk

d d d

-ocr page 54-

en we zullen in een grootere localiteit bij matige kracht
beter kunnen nagaan of we de geheele ruimte beheerschen.

Zoodra we ons daarvan zeker gevoelen, beproeven we die
zekerheid te behouden bij een geleidelijk meer beperkte
toongeving. Ook een klein, zacht geluid kan in een groote
ruimte tot de uiterste hoeken reiken. Yoor spreken in de
open lucht is
kracht onontbeerlijk.

Aanvankelijk oefenen we in hoofdzaak opene lettergrepen
of althans lettergrepen, die met een klinkenden mede-
klinker sluiten.

ing)

B.v. be-le-ven, be - den - ken.

Gesloten lettergrepen kunnen we zoo uitspreken, dat de
slotletter niet te vlug tegen den klinker sluit; we doen dan
of die slotletter bij de volgende lettergreep beginletter wordt.

B.v. bedotten als: be-db- tien.

De verschillende middelen, die we leerden kennen om
een
nbsp;klinkend\'\' geluid gemakkelyk voort te brengen,

passen we bij de volgende oefeningen toe. D. w. z. nu eens
het eene, dan weer het andere; men kan niet om vele
dingen tegelijk denken.

Aanwijzingen. 1. Let op het resultaat. Hoor, of het „vrijquot; wegHinkt.

2.nbsp;Moeilijkere en gemakkelijkere verbindingen wisselen
elkaar af. Streef naar gelijkmatigheid van geluid.

3.nbsp;Oefen eerst afzonderlijke lettergrepen, zóó, dat iedere
lettergreep ook afzonderlijk met ademspanning aan-
gezet wordt.

(Zoo noodig met toepassing van de hchte, veer-
krachtige ademschokjes; zie de 7de les.)

— Daarna neemt ge de woorden als geheel, met
snelle aansluiting der opvolgende lettergrepen.

De ademspanning wordt dan niet ingesteld per
lettergreep,
maar per reeks van lettergrepen.

(Denk aan de vaardigheidsoefeningen van de 10de les),

4.nbsp;Oefen eerst alles op dezelfde toonhoogte. Nu eens
een hoogere, dan weer een lagere.

-ocr page 55-

Daarna met wisselende toonhoogte, b.v.:
laag — hoog — lang.
hoog — laag — laag.
laag — hoog —• hoog.
enz.

5.nbsp;Stel u bij het oefenen voor dat ge spreekt

a.nbsp;tegen iemand vlak bij.

b.nbsp;tegen iemand, die meer of minder ver af staat.

6.nbsp;Maak deze oefeningen xittend en staande.

Zonder r en s.

93.nbsp;— believen — beleenen — beloven.

bedillen — bedotten — bedenken,
dadelijk — duidelijk — doodelijk.
popelen — pekelen — potentaten,
betonen — bepoten — belijden,
kapitein — kapitool — kapitaal.

94.nbsp;— kakelen — kiekendief — keukenboek.

beteuten — bekijken — betalen,
nalaten — nameten — nakijken,
openlijk — opeten — opendoen,
tintelen — toonteeken — toedienen,
duikelen •— dommelen — dacapo.

95.nbsp;— genegen — genoegen — genadig.

gezogen — gegeten — gevolgen,
gaggelen — giechelen — galabal,
geladen — gevangen — genaken,
hevelen — heuvelen — hagelen.

Met s, zonder r.

96.nbsp;— nameloos — nakakelen — nabijkomen.

nalezen — nagenoeg — negenoog,
tafelen — toepassen -— tonnemaat.
wapenen — wezenlijk — wetteloos,
zakelijk — zinnepop — zoetekauw.

-ocr page 56-

97.nbsp;— capitulatie — communicatie — commandant.

compositie — conditie — coupon,
consonant — confessie — concilie.
Konijnen — commissie — kompas,
latafel — lendenpijn —• levenloos.

Met r.

98.nbsp;—■ beraden — berijden — beperken.

papieren — papaver — parade,
mijmeren — martelen — makelaar,
monopolie — metalen — malkander,
mirakuleus — meridiaan — marokijn,
reutelen — ratelen — rekenen.

99.nbsp;— rammelen — rinkelen — rommelen.

rebellie — rollade — revolutie,
redeloos — radeloos — roekeloos,
vedelen — fiedelen — fanfare,
compareeren — compositie — cocarde.
dermate — donderbui — dubbeldik,
carbonade — komkommer — labberdaan.

Met dubbele begin-medeklinkers, zonder r.

100. — pluimen — ploegen — platen — pluizen,
blauwe — bloemen — bleven — bloeien,
blaken — blozen — blijde — blikken,
fluiten — fleemen — flitsen — fleurig,
vloeien — vlieten — vliegen — vlagen,
klippen — kloppen — klossen — klappen,
kluiven — klieven — kleven — klagen,
gloeien — glijden — gloren — glazen,
sloepen — sleepen — sluipen — slapen.

-ocr page 57-

101« — simiten — snuiven — sneeuwen — snauwen,
knapen — knagen — kneden — kneuzen,
smalen — smeden — smoken — smaken,
zwellen — zwetten — zweemen — zwaaien,
dwingen — dwongen — dwalen — dweilen,
kwellen — kwaken — kwijten — kweelen.
spelen — spillen — spellen — spoelen,
stellen — stoelen — stalen — staven,
sclioone — schoenen — schijnen — schamen,
schaven — schaden — schalen — schaken,
splijten — spleten — splitten — splinter.

Met r-verbindingen.

103. — proeven — preeken — pruimen — praten,
breken — breuken — brijen — brouwen,
fruiten — fronsen — fraaie — franje,
vriezen — vreezen — vrouwen — vragen,
wringen — wrongen — wreede — wrake,
troeven — tronen — treden — traden,
droeve — dreven — druiven — drogen,
kroegen — krijgen — kreunen — kragen,
groeien — graden — grieven — grazen,
spruiten — sproeten — spreken — spraken,
strooien — striemen — strepen — straten,
schroeven — schromen — schrijnen — schrammen.

Synoniemen.

103. — zang — deun — lied.

kamp.— slag — strijd.

gil — kreet — schreeuw. N.B. Zie de aanwijzingen op
haast — drift — spoed.nbsp;P^g- ^^ ^n 45.

,nbsp;Denk aan de beteekenis!

pijn — wee — smart.nbsp;^ ^^ g

wijs — vroed — slim.nbsp;één adem.

-ocr page 58-

104.nbsp;— angst — schrik — schroom — vrees.

baai — bocht — golf — kreek,
barsch — norsch — stug — stuursch.
bos — rist — pak — tros.
glad — plat — slecht — vlak.
gril — kuur — luim — nuk.

105.nbsp;— steeg — straat — slop — gang — weg.

barst — kloof — reet — scheur — spleet,
schalk — schelm — kwant — snaak — guit.
strand — kust — wal — zoom — boord,
rook — smook — walm — stoom — damp.

Zonder r.

106.nbsp;— Alle dagen leege magen.

Woelige tijden, jolige dagen.
De paden op, de lanen in.
Walhalla. — Malakka.
Aangename dagen.
Leven en laten leven.
Lieve Lente kom, o, kom !
Hooge boomen vangen veel wind.
Heel ons leven zingen wij!

Met r.

107.nbsp;— Soerabaja. — Samarang.

Heldere tonen, zuivere zangen.
Goede manieren. — Vuile papieren.
Vurige kolen. — Geurige violen.
Varen op de baren, zeilen op de zee.
Van heinde en ver. — Overal heen.
Aan u mijn lied, o Nederland!

-ocr page 59-

TWAALFDE LES.
Een natuurlijke uitspraak.

Een omatuurlijke uitspraak treffen we veel aan bij per-
sonen, die onvoldoend spreekonderwijs gehad hebben. Als
men kan hooren, dat iemand les gehad heeft, is het ge-
woonlijk niet in orde.

Soms is de uitspraak overdreven flink., de medeklinkers
zijn te sterk, de verbindingen log en zwaar, de lettergrepen
worden er meer „uitgeblaftquot; dan vloeiend gesproken. Ook
past de manier van spreken dikwijls niet bij de persoonlijk-
heid van den spreker. (Zie de algemeene opmerkingen over
de uitspraak der medeklinkers in de 14de les).

Meestal is de fijnere regeling daarbij geheel achterwege
gebleven en verklappen bovendien verschillende afwijkingen
van de normale uitspraak de onbevoegde leiding of het
onjuiste inzicht.

Deze afwijkingen betreffen dan vooral de wijzigingen^ die
de spraakgeluiden ondergaan in de verbinding tot letter-
grepen, woorden en zinnen. Wie spreken leerde door de
onbewuste nabootsing van het onberispelijke voorbeeld, zal
al deze Avijzigingen aanbrengen. Het zijn dus geen moeilijk-
heden. Integendeel ontstaan ze juist uit een natuurlijk streven
naar vergemakkelijking.

Wie echter de vorming der afzxmderlijke spraakklanken
heeft beoefend, moet gewezen worden op de veranderingen,
welke ze ondergaan in
het verhand:

Wie b.v. zien als sien uitsprak en de zacht (d. i. met
■stemklank). leerde maken, zal dit nu ook doen in uitzien.,
■afzien., opzien{
terwijl de daarin tot s wordt door de
voorafgaande scherpe medeklinkers.

De fouten, die men maakt, bestaan dus hoofdzakelijk hierin,
dat men uitspreekt., zooals het geschreven of gedrukt staat.

VELDKAiip, 20 Spreeklessen. 2e dmk.nbsp;4

-ocr page 60-

Ter verwerving van een natuurlijke uitspraak maken wij
opmerkzaam op het volgende:

108.

1. V, z qvl g worden verscherpt tot s en ch bij enge
aansluiting aan een
voorafgaanden scherpen medeklinker [p,
k, f s, ch)
of scherp uitgesproken slot-d of slot-g.

op verzoek

=

op ferzoek.

opzicht

=

opsicht.

op goedgeluk

=

op choetcheluk.

uit varen

uit faren.

uitzien

uitsien.

uitgaan

=

uitchaan.

goedvinden

=

goedfinden.

mak veulen

mak feulen.

pak ze

=

pak se.

zoek goed

=:

zoek choet.

half vol

=

halffol.

afzien

=

afsien.

afgeven

=

afcheven.

ziels veel

zielsfeel.

beslis zelf

=

beslis self.

was(ch)goed

=

waschoet.

toch vragen

toch fragen.

zich verliezen

=

zich ferliezen.

weggaan

wechchaan.

2. Scherpe medeklinkers [p, t, k, f, s, ch) worden ver-
zacht
bij enge aansluiting aan een volgenden klinker, of
stemklankhebbenden medeklinker.

-ocr page 61-

109.nbsp;B.v. lees eens over =nbsp;leez_eenz_over.

de les is uit =nbsp;de lez_iz_uit.

dit bericht =nbsp;did bericht,

zakdoeknbsp;=nbsp;zagdoek.

(g is het teeken voor de zachte k).

liefdenbsp;= lievde.

wa^oeknbsp;= wazdoek.

\'t is bestnbsp;= \'t iz best.

da^oeknbsp;= dagboek.

(de slot-^ blijft hier zacht).

zeg datnbsp;= zeg dat,

op bezoek ^ ob bezoek,
opdoennbsp;= obdoen.

3.nbsp;De J en de r hebben veel invloed op voorafgaande
klinkers en
tongpunt-mQamp;Qk\\m\\ev%.

De n wordt vóór deze klanken met het voorste van den
tongra^ gemaakt en niet met de tongpunt het wordt een
heel aparte klank. B.v. in:

110.nbsp;Spanje — Ora_^e — franje.

hondje — mandje — kantje — Jantje — standje.

Bij zeer snelle uitspraak ook in:

onrust — OMaad — aanraken — inroepen —■
aa^anden — in rust — inrijden.

4.nbsp;De n verandert bij vlotte aansluiting meer of minder
in
m of in ng als er [j en r uitgezonderd) andere dan
tongpunt-letters volgen. Dus:

111.nbsp;en toen Mij ft
in doen .„

en toen,
in doen,
en nu.

en nu

-ocr page 62-

maar:

inmaken wordt: iwmaken.
iwboeten „ : iwboeten.
inpakken „ : iwpakken.

en:

ingeving wordt: ingeving,
inkoopen „ : i^koopen.

5.nbsp;Wie de tong-r aangeleerd heeft, moet de rateling,
vooral aan \'t eind van de lettergreep, niet te zwaar en te
lang nemen. Ook: opmerken,
Asii in prooi, Pruis, pret, pruilen,
pronken, praten, Frans, fraai, fret, frisch
e. d. de r den stem-
klank verliest
door den voorafgaanden scherpen medeklinker.

(Probeer de r afwisselend met en zonder stemklank
te maken).

6.nbsp;In kastje, gastje, e. d, wordt de t opgeofferd aan de
verbinding van s en
j tot sj. Dus: kasje, gasje.

7.nbsp;In verschillende vóór- en achtervoegsels spreken we
de toonlooze klinker uit als de ü van pwt:

113. loop^ — egel — liei% — moeilijk — zek^ —
bezem — hav^ — erg^ — noodigen — lomp^ —
bevel — gelach. —
verhaal.

Het achtervoegsel rijk behoudt den ^-klank, behalve in
veel gebruikte woorden, waarbij wij de beteekenis
„rijk aanquot;
niet meer voelen. Dus:

zegenrijk, volkrijk, schaduwrijk, talrijk met ij-klank.

Telen zeggen belangrijk en ook liefderijk reeds met den
ü-klank.

Den toonloozen klinker gebruiken we meestal ook in: een,

het, ik, mijn en zijn.

(In zeer statige taal en ook in een poëtisch verband kan

men hiervan afwijken).

-ocr page 63-

8.nbsp;Een natuurlijke uitspraak mag geen slordige uitspraak
worden. Dat is het geval als men in vele
toonlooze letter-
grepen
de klinkers met ü-klank uitspreekt.

Dus niet muziek., maar muuziek] niet küniiek^ maar komiek.

Spreek uit:

113. pOTtaal — pTObeeren — provincie — portret —
gordijn — manier — figuur — positie — bureau —
kaneel — minister — articulatie — politiek, enz.

9.nbsp;We herhalen tenslotte, dat de wijze van spreken moet
passen bij de persoonlijkheid van den spreker.

Ook een te hooge- of te lage toonligging of een overdreven
stembuiging
veroorzaken soms den indruk van onnatuurlijk-
heid. Men moet zich, ook in zijn spreken, geven zooals men
is, zonder aanstellerigheid of mooidoenerij.

DEETIENDE LES.
Klinkeroefeningen.

a en aa.

Opmerkingen. 1. Een volmaakt reine, heldere aa-klank eisoht veel
geduldige oefening.

De aa is het gemakkelijkst in open lettergrepen,
moeilijker vóór dubbele slot-medeklinkers, en krijgt
vóór
k en r licht een „geknepenquot; è-achtigen klank.

Bij a de slotletter niet te stijf aansluiten.

2.nbsp;De helderheid der aa-klanken wordt bevorderd door
veerkrachtig optrekken van de bovenlip, de boven-
tanden komen vrij, de mondhoeken trekken terug
en sluiten aan.

3.nbsp;Bij de volgende oefeningen gedurige afwisseling der
toonhoogte en der kracht toepassen. Stel u voor,
dat er achter de woorden een punt, een uitroep-
teeken of een vraagteeken staat.

-ocr page 64-

Zonder r.

114,nbsp;— laten — laden — laken — daden.

laven — lazen — dalen — mazen,
baden — balen — paden — palen,
zaden — dalen — kaden — falen,
halen — naden — waden — maden,
lagen — kaken — baken — daken.

115,nbsp;— Java — Banda — Laban — Kanaan — nalaten.

Magalang — Adama — Alaska — Gramala.
Damascns — Galilea — Alva — Papoea.
Adam — nagaan — afhalen — namaals.
daadzaak — haast maken — aanval — landzaat,
haaknaald — maastaak — wandaad — pal staan,
maagschap — balzaal — Malakka — Walhalla.

Met r.

116,nbsp;— Maria — Angora — Namara — Soerakarta.

Madoera — Astrakan — Abraham — Zarpat.
Soerabaja — Novara — Samarang — Achabara.

117,nbsp;—■ haarwater — raad vragen — nachtkaars — draagbaar.

makelaar — maasgaren — vastvaren — hazelaar,
waskaars — dameslaars — raadsman — spraakzaam,
gebarentaal — slagzwaard — landwaarts,
markgraaf — glasraam — adelaar — marktplaats,
raafzwart — achtbaar — afbraak — tabbaard.

118,nbsp;— Klaas vaak — banaan — allemaal —• gaan staan.

Paaschmaandag — Jan van Galen — baldadig —
kannibaal — Javaan —- Samaritaan —
\'t jaar daarna — ga maar — daags daarna —
bedaard maar -— laat maar — bazaar —

-ocr page 65-

vandaar — aanvaarden — waarlangs — karavaan,
barbaarsch — papaver — saffraan ■— cadaver.
garnaal — vanwaar — achterna — achterhalen.

Eaad vóór daad.
Heden graaf, morgen slaaf.
Aan den haal gaan.
Opgestaan, Plaats vergaan.

—nbsp;Verdriet en plagen maakt lange dagen.
En kwa gedachten maakt lange nachten.

—nbsp;Doe raad voor \'t kwaad, eer \'t verder gaat.

—nbsp;Overmaat schaadt, middelmaat baat.

—nbsp;Maat houdt staat, onmaat vergaat.

—nbsp;Alle ding met maten; die dat kan, zal \'t baten.

—nbsp;Na eer en staat, volgt nijd en haat.

—nbsp;Eerst beraan, dan bestaan.

—nbsp;Wel beraan, half gedaan.

—nbsp;Veel gapen, wil eten of slapen.

—nbsp;Goede raad, na de daad, komt te laat.

—nbsp;Te goeder naam en faam bekend staan.

oe.

Opmeekiköen. 1. De oe heeft door de kleine mondopening zeer weinig
klankvermogen. Het klankvermogen is aan te vallen
met
neus-resonans („nasale Tendenzquot;).

2, Door het aanpassen van den mondvorm kan men
de oe leeren maken met een eenigszins verruimde
mondopening, zonder dat de klank daardoor vtm
belang gewijzigd wordt.

N.B. Tracht bij de volgende oefeningen het klankvermogen van\',
de
oe gelijk te maken aan dat van de andere vocalen:

Toepassingan.

119. — Eenmaal is geenmaal.

—nbsp;Aal is een zwaar maal.
—■ Eaad na daad.

—nbsp;Overdaad schaadt.

-ocr page 66-

130. — man — moe —■ man.
dan — doe — dan.
van — voet — van.
ban — boet — ban.
kan — koe — kan.
laf — loef — laf.
paf — poef — paf.
pas — poes —■ pas.

das — does — das.
dak — doek — dak.
had — hoed —• had.
mie — moe — mie.
met — moe — mee.
Deen — doen — Deen.
been — boen — been.
zee — zoet — zee.

131. —■ voldoen — katoen — ontdoen — blazoen.

aanvoer — zakdoek — hoogmoed — genoeg,
aandoen — omdoen —■ indoen — afdoen,
uitdoen —• overdoen — voordoen — nadoeu.
Badoer — Madoera — vischboer — poespas.

133. — voegzaam — noenmaal — genoegzaam — kakatoe
moerschroef — snoepgoed — groenvoer,
groenboer — goed doen — ploegbaas — zoeklicht,
drukproef — koelie — boekweit — foelie,
mosgroen — opendoen — rivieroever — toevoer —
parelhoen — fatsoen.

Toepassingen.

133. — Voldoende, vrij goed, goed, heel goed.

—nbsp;Wie goed doet, goed ontmoet.

—nbsp;Zoeken en vinden. — Boeken binden.

—nbsp;De vroede vad\'ren. Goed en bloed.

—nbsp;Goed rijk. Bloed rijk.

—nbsp;Vroom en vroed, wijs en goed.

—nbsp;Vroeg rijp, vroeg rot; vroeg wijs, vroeg zot.

—nbsp;In hoven en hoeven, in Oost en in West,

Moog \'t goed zijn te toeven, te huis is \'t het best.

—nbsp;Voor te vroeg, hulp genoeg.

-ocr page 67-

—nbsp;Niet hoe veel, maar hoe eêl.

—nbsp;Haastige spoed is zeldea goed.

—nbsp;Yroeg genoeg. — Boete doen.

—nbsp;Poest in de voest is een korte zomer.

ie.

Opmeekingen. 1. De ie vertegenwoordigt de uiterste helderheid. Deze
helderheid wordt, behalve door de veerkrachtige
tonghouding, bevorderd door het optrekken van de
bovenhp (waarbij de boventanden alle zichtbaar wor-
den), het zoo ver mogelijk wijken van de mondhoeken
en het vast aansluiten van beide lippen (lachen).

Door de onderlip te laten zakken, zal de -»e-klank
licht iets plats krijgen.

2.nbsp;Oefenen op ie is doelmatig voor doffe, klanklooze
stemmen.

3.nbsp;De ie versmelt uitstekend met klinkende medeklin-
kers en is vooral heel zuiver in verbinding met de s.

124.nbsp;Toonnamen: (De i hierbij uitspreken als ie.)

cis — dis — eis — fis — gis — ais — bis — cis.

125,nbsp;— subiet — solied — demi — van wie.

lelie — Deli — karbies — advies,
parkiet — begiet — dat niet — limiet,
cither — sigaar — ziehier — ziedaar,
nazien — inzien — omzien — afzien,
gierig — zwierig — spilziek — zefir.

—nbsp;wiegelied — kiewiet — linie — divisie,
kiekendief — politie — divisie — justitie,
felicitatie — civilisatie — ministerie — politiek,
imitatie — visie —■ missie — risico.

mimiek\' — klassiek — komiek — kliniek,
papier — cohier — vizier — cipier,
voorzien — doordien — filiaal — nadien,
visite — Dina — Lina en Marie.

-ocr page 68-

137.nbsp;— Zie ]e me niet?

—nbsp;AVie ziet \'t niet?

—nbsp;In lief en leed.

—nbsp;Liegen en bedriegen.

—nbsp;Yan wie, voor wie, aan wie? Weet je \'t niet?

—nbsp;Aanziet de leliën des velds.

—nbsp;Vergeet dien brief niet.

—nbsp;Een heele Piet als j\'em ziet.

—nbsp;Na veel verdriet een vreugdelied.

00, Ó en Ö.

Opsierkingen. 1. De grove dialect-fouten, die bij de uitspraak van
deze klinkers voorkomen, zijn besproken in de
8ste les.

2.nbsp;Vóór de r klinkt de oo als een gerekte ó {bót — boor).

3.nbsp;Voor een klankrijke, zuivere oo zijn het gehemelte
en de mondopening veerkrachtig gespannen; de
onderlip sluit aan; in de bovenlip voelen we
de sterkste spanning bij de mondhoeken.

4.nbsp;Ten opzichte van o en o heerscht zooveel verschil
van uitspraak, dat daaromtrent moeilijk bindende
voorschriften zijn te geven.

5.nbsp;De 00 oefene men eerst vooral op middentonen en
met een vollen, donkeren klank.

138.nbsp;— Om en om — op en top — onderop — komfoor.

opkroppen — opstoppen — bonbon — rondom,
oorlog — poppekop — rolmops — bolrond,
offer — doffer — koffer — stoffer.

139.nbsp;— blokkendoos — bolleboos — mosroos — goddeloos.

stokdoof — morsdood — slotvoogd — stofschoon.
potkoken — losstooten — ophoogen — rotskloof,
omhoog — knoflook — voorpoot — doorloopen.
motto — voorover — korenkooper — torenhoog.

-ocr page 69-

130.nbsp;— Kookpot — doolhof — stootblok — noodlot.

boogschot — noodklok — rozebottel — kobold,
oliedom — bovenop — hoopvol — rookkolom.

131.nbsp;— hobo — foto — auto — loco — vlootvoogd.

toonloos — schoonzoon — stoomboot — zoo zoo.
proloog — overhooren — rozerood — overhoop,
boventoon — toomeloos — promotie — hopeloos.

133. — filosoof — theoloog — blootshoofds — droog brood,
kolonel — monoloog —^ roode kool — hoog rood.
droog brood — proloog — Vroomshoop — protocol,
overkomen — noteboomen — doodgewoon.

Toepassingen.

133. — Droog brood, zalig brood.

—nbsp;Hoog en droog.

—nbsp;Zoo gewonnen, zoo geronnen.

—nbsp;Grroote vogels, groote veeren.

—nbsp;Botertje boven.

—nbsp;De doos van Pandora.

—nbsp;Den dood onder de oogen zien.

—nbsp;Zoo de man is, zoo zijn zijn woorden.

—nbsp;Morgenrood, mooi weer aan boord.

—nbsp;Avondrood, water in de sloot.

—nbsp;Hoon voor loon.

—nbsp;Boontje komt om zijn loontje.

—nbsp;Bij gebrek aan brood, is de schaamte dood.

—nbsp;Des eenen dood, is des anderen brood.

—nbsp;Green goud zoo rood, of \'t moet om brood.

—nbsp;Dollen dolen.

—nbsp;Nood vindt brood.

-ocr page 70-

—nbsp;In nood is alle ding brood.

—nbsp;Vrienden in den nood, honderd op een lood.

—nbsp;Vuur bij stroo, dient niet alzoo.

ee, i en è.

Opmerkingen. 1. De grove dialect-fouten en de oefeningen ter ver-
betering daarvan, zijn besproken in de 8ste les.

2.nbsp;De ee ondergaat als tusschenklank gemakkelijk wijzi-
ging; onder den invloed van een volgende
r wordt
ee ongeveer gelijk aan i; de è wordt voor
r tot ê.
(Vergel.:
pe^t peer, -pet — pers).

3.nbsp;ee, i en è geven licht aanleiding tot een platte uit-
spraak; we oefenen deze vocalen bij voorkeur vóór
n of m, die den klank verdonkeren. (Vergelijk:
heen — beet., hen — bet., pin — pit).

4.nbsp;We verhelderen deze klanken door de spanning in
den mond te vergrooten, de hppen aan te sluiten
en de mondhoeken op te trekken.

134.nbsp;— mededeelen — geen een — heeJ veel — scheenbeen.

zeebeenen — zeven weken — eten geven — levenswee,
zegenbede — tegenheden — wees een zegen,
smeekbede — evenveel — ophemelen,
deelnemen — gespleten — gehemelte.

135.nbsp;— leenheer — brekebeen — legerstede.

wederkeeren — wederstreven — wreedheden,
regenweer — penseelstreek — rededeelen.
terdege tegenstreven — geen vrede — veel meer.
meeningsverschil — neerleggen — schermmeester.

136. Toepassingen,

Beetje bij beetje,
c-d-e-f-g-a-b-c.
Zoek een ster, niet te ver.

Steen en been klagen.
Geen geld, geen Zwitsers,
Vergeten en vergeven.

-ocr page 71-

Beter één dan geen.
In vrede leven.
Terdege verlegen zijn.
De zeden van heden.
Levende beelden.
Een zwervend leven leiden.
quot;Wreedheden plegen.
Geleden leed vergeten.
Geven en nemen.

In weer en wind.
Zeer tevreden.
Derven is geen erven.
Sterven is ons aller erven.
Verdeel en heersch.
Heen en weer.
Meenen te weten.
Heel ver heen.
Strenge bevelen.

—nbsp;Scherpe dist\'len steken zeer, kwade tongen nog
veel meer.

—nbsp;Lang leven is veel overleven.

—nbsp;Ledige vaten geven veel gelnid.

—nbsp;Met hoe veel, maar hoe eêl.

—nbsp;De leer dringt zeer, maar \'t leven meer.

—nbsp;Den derden December 1909.

—nbsp;Verschil van meening hebben.

—nbsp;Een ezel stoot zich door \'t gemeen geen tweemaal
aan denzelfden steen.

—nbsp;Piet heeft „tienquot; voor lezen.

—nbsp;\'t Geheim van één, weet één alleen,

\'t Geheim van twee, wordt licht gemeen,
\'t Geheim van drie, weet iedereen.

—nbsp;Bij strenge beeren is veel te leeren.

—nbsp;Zich ergens rekenschap van geven.

UU, eu en Ü.

Opmehkinamp;en. 1. uu heeft weinig klanlivermogen, wat vooral hin-
derlijk opvalt bij afwisseling met aa, en dan aan-
leiding geeft tot foutieve vorming. We hebben dezen
klinker meest vóór r.

2. Het mooist is de uu in het zachte, teere, fijne.

-ocr page 72-

vooral bij hooge stemmen. De mondopening, en
vooral ook de bovenlip, moet energiek gespannen zijn.

3. De zuivere uitspraak van m eischt een fijne onder-
scheiding. Deze klank kan naar alle kanten afwijken.
De voor de hand liggende platte uitspraak voor-
komen we het best door bij het oefenen van dezen
klinker meer aan
oo dan aan ee te denken, en door
geregeld te vergelijken met deze vocalen ipom —
heun., leen — leun).

137. _ luw — luur — lus — duw ^ duur — dus.

dus — deur — deuk — bus — beur — beuk.

— gluren — buren — duren — muren — vuren,
deuken — beuken — zenuw — scheutig —
leutig — peluw.

139.nbsp;— - deuren — beuren — keuren — scheuren.

gleuven — sleuven — heuvel — vleugel.

140.nbsp;— lussen — sussen — smullen.

tusschen — vullen — pullen.

schuchter — kluchtig — luchtig — duchtig.

141.nbsp;— keukendeur — hulpschuur — burgerdeugd.

steunpunt — stukscheuren — heuvelrug,
tusschenkleur — schutschuur — vluchtheuvel,
leugenaar — deugniet — heugenis — rustuur,
geneugten — deugden — beurtzang — treurspel,
zinspreuk — rustkuur -- keurslijf — Saturnus.

142.nbsp;— aan u — na u — voor u — met u.

—nbsp;Een leuke deukhoed. — Duur uw uur.

—nbsp;Natuur is onze naaste gebuur.

—nbsp;Het zoet wordt zuur door langen duur.

—nbsp;Natuur heeft- duur. — Geluk baart druk.

—nbsp;Te kust en te keur. — U stond in de deur.

—nbsp;Deuk noch kreuk.

-ocr page 73-

De tweeklanken.

Opmerkingen. 1. Onze tweeklanken bestaan uit de vergljjding van
een
koofdldank naar een bijklank. De bijklank is
altijd een oe,
uu of ie.

2.nbsp;Sprekende ontleden we de tweeklanken niet; we
streven naar een geleidelijke verglijding.

3.nbsp;Bij langzaam spreken rekken we soms de ver gli-
ding-
bij het zingen rekken we den hoofdklank.

4.nbsp;In de uitspraak van au en ou en van y en ei
maken we gewoonlijk geen verschil.

143. — Vergelijk: eu en ui, ee en ei

—nbsp;beugel—buigen.
Teun — tuin.
beun — puin.

—nbsp;nieten — mijten,
meet — mijt.
weet — wijd.

—nbsp;booten—bouwen,
zoo — zou.
rood — rauw.

144. — maaien
naaien
draaien
fraaie -
00 en
OU (au).

deugen — duigen,
deun — duin.
deuk — duik.
reeder — rijder,
reed — rijd.
beet — bijt.
boonen—kauwen,
noot — nauw.
goot — gauw.

-nbsp;hooien — loeien,
looien — stoeien.

-nbsp;tooien — groeien,
rooien — bloeien.

heugen—Huygens.
reuk — ruik.
kreuk — kruik,
weder — wijder,
gleed — glijd,
steeds — tijd.
noode — nauwe,
boot — bouw.
koos •— kous.

145. —

koud — kijk. zou —
lauw — lijn. gauw — gij.
vrouw — vrij. touw — tijd.
146. — ruiterij — muiterij — nauwelijks.

eeuwenoud — uitbuiten — gordijnplooi.
rijtuig — leeuwenhuid — buitenverblijf,
gelijkluidend — onbeduidend — pauwblauw,
geheimschrijverij — zoetekauw — blauwkous,
hooibouw — Eijnwijn — luibuis — huismuis.

leeuwen — Zeeuwen — kieuwen,
nauw — nijd.
rauw — rijd.
pauw — pij.

ZIJ.

-ocr page 74-

buitengewoon mooi — zuivere uitspraak,
duidelijk verglijden — oude pruiken,
een houten gebouw — Zeeuwsche beschuit,
eeuwig en altijd — mooie huizen,
fraaie tuinen — steeds bijtijds.

Toepassingen.

148. — Vrijheid, blijheid.

—nbsp;Klein maar rein.

—nbsp;Goed rijk, bloed rijk.

—nbsp;Bij leven en welzijn.

—nbsp;Mijd nijd, nijd bijt.
Zij aan zij, in de rij.

—nbsp;Nijd loopt niet wijd. — Mijn en dijn brengt al \'t venijn.

—nbsp;Vrede gedijt, oorlog verslijt.

—nbsp;Eet gij salade zonder wijn,

gij zijt in nood om ziek te zijn.

—nbsp;Spaar in tijd, of \'t goud glijdt.

149.nbsp;~ Hou en trouw. — Trouw moet blijken.

—nbsp;Schouten en bal jouwen grijpen als de wouwen.

—nbsp;Beloven en houden past jongen en ouden.

150.nbsp;— Een muis in huis, dat is niet pluis.

—nbsp;Wuivende pluimen. — Een beschuit met muisjes.

—nbsp;Als er druiven zijn en vijgen,
moet men warme kJeeren krijgen.

—nbsp;Wie de kaars te diep snuit,

bluscht haar luister uit. — Uit en thuis.

—nbsp;Een blauwe gebreide trui.

Mjd krijt van spijt,
waar eere rijdt.
Elke tijd heeft zijn strijd.
Alles blij in de Mei.
Harde steenen slijpen ijzer,
harde slagen maken wijzer.

-ocr page 75-

VEEETIENDE LES.
Medeklinker-oefeningen.

Algemeene Opmerkingen.

1.nbsp;Als regel streven we naar een veerkrachtige, hchte uit-
spraak der medeklinkers en naar een geschikte aansluitiDg
aan de klinkers.

2.nbsp;Veerkrachtige uitspraak der medekhnkers komt ten goede
aan veerkrachtig ingestelde mondvormen voor de klinkers.

3.nbsp;We kunnen bij het spreken naar willekeur het overwicht
geven aan de khnkers of aan de medekhnkers.

4.nbsp;Het weeke, teere, zoetvloeiende eischt een hchte uitspraak
der medeklinkers en een weeke aansluiting aan de Idinkers.

5.nbsp;Het energieke, vastberadene yeiiangt een pittige uitspraak
der medekhnkers en een vastere aansluiting aan de klinkers.

Bij het „bevelendequot; hebben we vooral een vaste aanslui-
ting van de slot-medeklinkers.

•■6. In de voordracht kunnen we soms aardige effecten bereiken
door het karakteristieke van bepaalde articulatiën extra te
doen uitkomen.

\'7. Het is een malle gewoonte de beginletters van de hoofd-
woorden in een zin geregeld met nadruk uit te spreken.

.\'8. quot;Wanneer we een lettergreep rekken, rekken we gewoonlijk
den
klinker.

In liederen wordt dit soms vereischt op woorden als:
tcippen, pittig, kort, e. d.

quot;We kunnen ons dan behelpen door den overtolligen
tijdduur aan den slot-medeklinker te besteden.

Soms rekken we een lettergreep door den medeklinker
aan te houden:

In lang de ng, in mi.s de s, in prachtig de r of ook
wel de
eh, enz.

i). In de uitspraak van dubbele en enkele medeklinkers is
veelal geen verschil te hooren. De enkel geschreven con-
sonant. kan soms het karakter van een dubbele aannemen
en, omgekeerd.

Hierbij is van invloed of de klemtoon op de vooraf-
gaande of op de volgende lettei\'gi-eep valt.

10. De uitspraak van een medeklinker is altijd het best te
regelen tusschen twee klinkers:

lappen, he^en, zeggen, e. d,
-VELDKAMP,
20 Spreeklessen. 2e druk.nbsp;5

-ocr page 76-

Vergelijk:

oppakken — op post; rapen — rappe; buffel — buffet;
Jcaffer — saffraan; Otto — potten; u-ellen — wellicht;
meren—meer rente; karren — karen; vuren — vuurroer;
misschien — misschieten;
xaken — zakken — zakkijker—
cacao.

P, b, m.

(Tusschen Winters.)

papa — tabel — mama.
lappen — lo^en — lamme.

oppakken — op post.
oppotten — op Paschen.
rabbelen — rabbijnen.

151.

opbergen — op bergen,
rapen — rappe,
tobbe — hebben,
dom mensch — dom meisje — neem mij mee.

Zonder r.

poppekop — pijpekop — potlepel — papegaai,
paplepel — poppekast — kippepoot — poppegoed.
popelen — pompstok — pimpelmees — pimpelen,
babbelen — hobbelig — bedelbuis — bijbelboek.
Bosboom — bimbammen — babijntje — bombazijn,
mallemolen — mannenmoed — mantelmagazijn,
meesmnilen — Meimaand — mismaakt,
melkmeid — modemadam — mengelmoes,
menigmaal — mommekleed — mosselman.

Met r.

153. — peperbus — popperig — perspomp — pieperig. ^

pijpaarde — pottebakker — postpaard - populier,
paardepoot — pijpenboor — pimpelmees — papaver,
babbelaar — bibberen — bedelbroed — bodenbrood.
Blauwbaard — bombarie — boterbloem — bokkebaard.
brekebeen - botergebak - binnenbeurs - bombardement.

-ocr page 77-

N.B., De volgende zinnen eerst op één toonhoogte, daarna met
de natuurlijke buiging. .
Denk om
verscherping en verzachting.

Toepassingen.

Op zijn poot spelen.
Op zijn post blijven.
Bij moeders pappot zitten.
Boe noch ba zeggen.
Op ban en boet.
Banden binden.
Den bas bespelen.
Binnenste buiten.
Botertje boven.
Botertje tot den bo6m.
Buiten zijn boekje gaan.
Botje bij botje leggen.

154.

Binnen zijn de besten.
Met twee maten meten.
Bij de pinken zijn.
Met man en macbt.
Botten blijven platvisch..
De plaat poetsen.
Potten en pannen.
Peter bij Paulus.
Bed noch bulster hebben.
Boter bij de visch.
Bedrog bedijt niet.
Beetje bij beetje.

—nbsp;Beter benijd dan beklaagd.

—nbsp;Beter beweend dan bespot.

—nbsp;Beter te buigen dan te barsten.

—nbsp;Barre baren, barre stroomen.

—nbsp;Beter bij de boeken dan bij de bierkan.

—nbsp;Berooide beurs, berooide zinnen.

—nbsp;Er zal geen molen minder om malen.

—nbsp;Met de mand om melk gaan.

—nbsp;Den besten balsem vindt men binnenshuis.

F, V, W. (Zie de opm. op pag. 29 en 31.)

Zonder r.

—nbsp;(Tusschen klinkers.)

effen — even — leeuwen,
doffe — oven — duwen.

-ocr page 78-

leven van visch. — lieven en loven — evenveel.

—nbsp;feitelijk — filippine — filosoof,
futselen — feestelijk — flikflooien.

—nbsp;veelvoetig — veelvoudig — vuistgevecht,
wielewaal — waanwijs — westewind.
wauwelen — wal visch vangst — welvoeglijk.

Met r.

156. — voorvader — veelvraat — vervangen.

volvoeren — vrij vechten — vrouwvolk,
voorvechter — vereenvoudigen — varkensvoer,
vastwerken — voorwendsel — verwording,
verweesd — verwacht — verwonderd.

—nbsp;fladderen — feestvreugd — formulier,
flikkeren — fladderen — fantaseeren.

—nbsp;wachtwoord — woelwater — werkwinkel,
woudwachter — wegwerker — winterwoning.
wederwillig — waterwilg — warrelwind,
wervelvormig — wijnvervoer — wal visch vaarder.

157^ — afwegen — afwisschen — suf wezen — stofwolk.

lief wezen —lofwaardig —turf werker —doof worden,
grof winnen — hofwapen — afweren — of Woensdag.

Toepassingen.

(N.B. Denk om de verscherping van de
medeklinker).

158. Een veilige vesting.
quot;Wissewasjes weten.
Veel vieren en vijven.
Vinken met vinken vangen.
Vogelvrij verklaard zijn.
Zoo vlug als een vogeltje.
Niet alle vogels zijn valken.

nä een scherpen

Voor de vuist spreken.
Wanlust volgt wellust.
Elk wat wils.
Wild en weiïg worden.
Varen met vlag en wimpel.
Boven water en wind zijn.
Van den wind leven.

-ocr page 79-

Veel wind en weinig regen.
Weer en wind dienen hem.
Woorden zijn wind.
Een woord is een woord.

—nbsp;Hoe Willem Wever wereldwijs werd.

—nbsp;Zoo vrij als een vogel in de lucht.

—nbsp;Vogeltjes met iemand kunnen vangen.

—nbsp;Weten uit welken hoek de wind waait.

—nbsp;Veel werk aan den winkel hebben.

—nbsp;De waarde van den wissel genoten hebben.

—nbsp;Een gek zegt wel eens een wijs woord.

—nbsp;Met veel woorden weinig zeggen.

—nbsp;Iemand van woord tot woord verstaan.

—nbsp;Weinig woorden, en die vast.

—nbsp;Veel te veel over den vloer halen.

—nbsp;Weten van welken kant de wind waait.

—nbsp;Weten wij niet wat wij kunnen, als wij dan maar
weten, wat wij willen en wat wij moeten.

—nbsp;Worstelende winnen wij krachten. En dwalende
vinden wij \'t spoor.

—nbsp;Halfweters wijst ook de wijste vergeefs den weg
van \'t verstand.

—nbsp;Weinig winnen, veel verteren, Vreet de noppen
van de kleeren.

—nbsp;Van verbitterde vijanden trekt men meer voordeel
dan van vleiende vrienden.

—nbsp;Voetje voor voetje vordert wel.

—nbsp;Vette vogels, gladde veeren, Wel te winnen, wel
verteren.

—nbsp;Die wil wil hebben, moet wil doen.

—nbsp;ISToch woord noch wijzen tot iets weten.

—nbsp;Die veel met woorden voldoen, voldoen zelden met
werken.

Wikken en wegen.
Weest vurig van geest.
Vuile boter, Vuile visch.
Voorspoed is verleidelijk.

-ocr page 80-

—nbsp;Wiens brood men eet, Wiens woord men spreekt.

—nbsp;Waar de wortel blijft zitten, zal weer gras groeien.

—nbsp;Vreemd volk, vreemd voedsel.

—nbsp;Wist iemand wat geschieden zal, Hij ware vrij
van ongeval

—nbsp;Wat de wereld geeft, heeft geen vasten wortel.

T, d, n, (Zie ooh de opm. op pag. 38.)

159.nbsp;— (Tusschen Minkers.)

eten — Eden — eene.
aten — Adam — banen,
pooten — ode — boonen.
katoen — kadet — kanon.

Zonder r.

160.nbsp;— nanacht — nanoen — nijdnagel.

nauwnemend — nanemend — niemendal.

—nbsp;taalteekens — toetakelen — tappelings,
toetssteen — toetasten — toestooten.

—nbsp;diepdenkend — dubbeldik — deugdelijk,
dichtdoen — dienstdoend — dikkedakken.

Met r.

161.nbsp;— drankduivel — droombeduider — donderbui.

driedraadsch — doordoen — driedubbel,
trouwdag — turfdrager — trakteeren.
doordraven — doordrijven — doordringend,
drieërhande — dwarsdraadsch — draadtrekker.

Toepassingen.nbsp;(Denk om verscherping en verzachting).

Mannen van naam.
Tranen met tuiten.
Nu of nooit.
Het is taartendag.

163. De doos van Pandora.
De dood in den pot.
Na den eten aan den dans.
Door dik en dun gaan.

-ocr page 81-

Dartelheid doet dolen.
quot;Wat Grod begeert,
Wie is \'t, die \'t keert?
Beter benijd dan beklaagd.

—nbsp;Van de dooden niets dan goeds.

—nbsp;Den dood onder de oogen durven zien.

—■nbsp;Eén van de negen en negentig.

—nbsp;Brittenkruid jaagt den donder de deur uit.

—nbsp;De waarheid is de moeder der deugd, de dochter
des tijds en de koningin der wereld.

—nbsp;Die doornen zaait, zal distels lezen.

—nbsp;Nood is sterker dan de dood.

—nbsp;Mandegoed, Schandegoed.

—nbsp;Die den duit versmaadt, is den gulden niet Waard.

—nbsp;Die drie duim wast in waardigheid,
Schiet drie el in hoovaardigheid.

—nbsp;De verbeelding is erger dan de derdendaagsche koorts.

—nbsp;Die opstaat. Diens plaats vergaat.

—nbsp;De zonde en haar gebied, Duldt de wijze rede niet.

L. (Zie de opm. op pag. 36).

OpMEEKiNGEïf. 1. De Z Ontleent haar eigenaardig karakter aan de
samensmelting van een rechter- en een linker /-klank;
ze heeft van alle medekhnkers het meeste klank-
vermogen.

2.nbsp;Vergelijk de uitspraak van enkele en dubbele I in:
vele vellen, kale wallen, holle zalen, alle talen,
nialleynolen,
e. d.

3.nbsp;Vergelijk de uitspraak der dubbele I in: Nelly —
wel Ijjden; wellust — wellevend, wellen — wellicht,
welletjes — welluidend, vullen — vol lust, mallen —
mal ljjke7i.

4.nbsp;De I sluit moeilijk aan bij r, bij een voorafgaande
^ en s en bij een volgende
f, k en p.

Vergelijk: meer licht, valraam, kaar leven, ver-

Dat doet de deur dicht
Van ende tot wende.
Aan den duivel denken.
Een duivendans dreunt niet.

-ocr page 82-

lossen, tafelrand, sla, gaslueht, ivelput, wel fier,
melk helpt elk.

5. De l verbindt van alle klinkers het best met aa\\
deze verbinding doet dienst bij het zingen van een
melodie zonder tekst.
{La, la, la, la, enz.)

landslui — landlieden — leeslust,
lusteloos — leelijk — Lijfland,
liefelijk — lijdelijk — lindelaan,
liplappen — loffelijk — loodlijn,
lepelen —■ lieveling — laagland,
landelijk — lachlust — levenslust.

landlooper — leerlooier — lepelaar,
letterlijk — liederlijk — lipletter.

163.

164.

heelal — speelzaal —
Geul dal — Elbedal —
muilezel — m olie vel -
kalfsvel — Oldenzaal
mijlpaal — omhulsel
veelvuldig — veelal —
heel veel — stelsel —

Nijldal.
allemaal.

—nbsp;bijbeltaal.

—nbsp;vaalgeel.

—nbsp;meelbaal.

—nbsp;schoolbel,
vertelsel.

165.

Toepassingen.

N.B.

166. Lieven en loven.

Valk met valk, uil met uil.
Iets blauw blauw laten.
Melk halen in een bloempot.
Edelman of bedelman.
Een lekker Lijsje\'s leventje.
Laden en lossen.
Met lust en liefde.
Overleef u zei ven niet.

Denk om verbandswijzigingen.

Allerlest, allerbest.
Laat laken laken blijven.
Help u zelf.
Vroeg lief, vroeg leed.
Na lief komt leed.
Lijden dient voor alles:
lijden leert lijden;
lijden leert leven;
lijden leert sterven.

-ocr page 83-

—nbsp;Leeren lijden, is leeren leven.

—nbsp;Kloek van leden, ter slag een held.

—nbsp;Paal en perk stellen aan iets.

—nbsp;Leent]e leerde Lotje loopen langs de lange lindelaan.

—nbsp;Blinde leidslieden der blinden.

—nbsp;Het lieve leventje is gaande.

—nbsp;Lang leven is veel overleven.

—nbsp;De Lente is \'t leven der liefde, en liefde de lente
des levens.

R. (Zie de opm. op pag. 32.)

Op.^nsBKiNGEN. 1. De r vertegenwoordigt vooral het luidruchtige.

Bij alles wat alarm of uiterlijk vertoon is, past
de
r {Rumoer, pronken, pryken).

De aard van de rateling wordt ook in geluidnaboot-
sende woorden geregeld naar de beteekenis. (Vergelijk:
kraken, ratelen, rinkelen, snorren, ruisehen).

2.nbsp;In vele namen van onstoffelijke dingen komt de
r niet voor; is ze er wel, dan onderdrukken we de
rateling. (Vergelijk:
engel, vrede, vroom)

3.nbsp;De r sluit moeilijk aan bij ie en doet soms een
hinderlijk duidelijken overgangsklank ontstaan. Ver-
gelijk:
pier, hier, kier, uitgesproken als: pie-ür,
bie-ür, kie-iir.

4.nbsp;De luidruchtigste van onze spraakklanken sluit zich
het best aan bij den klinker, die het meeste klank-
vermogen heeft, H.1. de
aa. De verandering, die deze
vocaal in verbinding met
r ondervindt, mag niet
gepaard gaan met knijpen.

5 De r sluit moeilijk aan bij een voorafgaande l en n
en bij een volgende s.

Vergelijk: hemelrijk, heuvelrug, onraad, kersversch.

167, — rijrok — roeiriem — rouwrand — rolrond.

roerkard — roerbaar — roerruiter — rokrand.
riddereer — ridderkruis — raadgever — regelrecht,
rivierkreeft — roemruchtig — rondborstig—roemrijk,
ratelaar — reutelaar — ridderroman — riddertrouw.

-ocr page 84-

168.nbsp;— vertreden ■— vertrouv;ren — vertroosten.

verdragen — verdrinken — verdrogen,
verbranden — verbruien — verbreken,
verpraten — verpronken — verprutsen,
verfrisschen — verfrommelen — verfraaien,
vervroegen — vervreemden — vervroolijken.
verwrikken — verwringen — verwrongen,
verkrijgen — verkreukelen — verkroppen,
vergrooten — vergrijpen — vergroeien.

169.nbsp;— roeper — rijder —- rijdier — rakker.

rumoer — roemer — ruiter — reeder.
barbaar — barbier — heerboer — karkas.
— verder — herder — porder — snorder.

hoorder — leeraar — verhuurder — verwerker,
vervoerder — eerroover •— hoorbaar — eerbaar.

170.nbsp;— eer •— eerder — eerst.

meer — meerder — meest,
teer — teerder — teerst,
ruw — ruwer — ruwst,
ruig — ruiger — ruigst.

171.nbsp;— borst — berst — barst.

gierst — gerst — garst.
voorst — verst — vorst,
zwaarst — naarst — worst.

zorg dragen,
werk krijgen,
turf branden,
voortkruipen,
sterk krimpen,
erg groot.

173. — hard draven.

kort droomen.
bord breken,
port drinken,
baard krabben.
Dirk krast.

-ocr page 85-

X73. — brandbrief — brombrief — prulpreek — triktrak.

kriskras — grijsgrauw — groengrijs — kers versch.
hardhoorig — hemelrijk — heuvelrug — tafelrand,
hoepelrok — wegrand — schoonrijdster.
flesschenrek — doodenrijk — waterkikker,
klinker woorden — gewaarwording — rabarber.

174. — kurketrekker goederenvervoer — paardehaar.
paarlensnoer — oudervreugd — grootmoeder,
meerderheid — overwinnaar — struikroover.
brandstichter — vervoerbaar — karre vracht,
lettervorm — gewaarwording — verergeren,
voorvechter — vermeerderen — verzorgen,
overheerscher — rivieroever — strafrechter.

175. verraderlijke vragen.

voortvarende voorouders,
heldere vaarwaters,
vertrouwbaar richtsnoer,
ruischend graan,
grooter en grooter.
beroemde harddravers,
naderend gevaar,
verstoorde vreugd,
verdroogde ranken.

een overgroote meerderheid,
verwarrende redeneeringen,
verpletterende meerderheid,
meer en meer verharden,
vergevorderde leerlingen,
onverschrokken aanvoerders,
scherpzinnige rechtsgeleerden,
hartverscheurende kreten,
oorverdoovend rumoer,
verraderlijke rukwinden.

Toepassingen,

- 33.333.
44.444.
43.434.
34.344.

2433/3,.
33 gram.

44.433.
4 uur 43.
13V3.

176.

-ocr page 86-

Kwart voor drie.
Kwart over vier.
Driekwartiers-uren.
Vrij van port.
Praten en breien.
Greintje bij greintje.
Van groot tot grooter.
Grijpers worden gegrepen.
Eust roest.
Droog brood eten.

—nbsp;Zorg brengt grijze haren voort.

—nbsp;Paarlen voor de zwijnen werpen.

—nbsp;De complementaire kleur van rood is groen. Pro-
beer bet maar.

—nbsp;De ratelende trein droeg baar stil leed luidruchtig
verder.

—nbsp;Zorg en verdriet zijn dikwijls vermomde vrienden.

—nbsp;Nimmer moe gerende tijd.
Voerman, die den wagen rijdt.
Over bergen en door dalen.
Laat mij, laat mij ademhalen!

—nbsp;Het streven naar meer rente brengt ontevreden
rijkaards ten verderve.

—nbsp;Dorst naar roem rooft veler eer.

—nbsp;Goed verloren, niet verloren;
Moed verloren, veel verloren;
Eer verloren, meer verloren;
Ziel verloren, al verloren.

—nbsp;Met graantje bij graantje krijgt de hen den krop vol.

—nbsp;De grootouders vergaren, de ouders verteren, de
kleinkinders verhongeren.

—nbsp;Magere hanen kraaien het hardst.

Zuur brood, zalig brood.
Vrank en vrij.
Vroom en vroed.
Moeten is een bitter kruid.
Kruimels is ook brood.
Geen kroon zonder kruisje.
Groot buis, groot kruis.
Leeriugen wekken.
Voorbeelden trekken.
Vroeg wijs, Vroeg grijs.

-ocr page 87-

Yroeg in de veeren, vroeg in de Meeren.

Een goede buur is beter dan een verre vriend.

Avondrood, mooi weer aan boord.

Min verstand is de bron van veel jammer.

Yroeg geleerd, vroeg vergeten.

De dag van morgen baart ook zijn zorgen.

Yroeg te wijn, vroeg bedorven,

Yroeg dronkaard, vroeg gestorven.

JSTa groote droogte komt groote regen.

-nbsp;Wat door groote droogte vergaat, kan met regen
weer terecht komen;

Wat door nat vergaat, is verloren.
■ Een droom is even waar, Als hij was voor honderd jaar.

-nbsp;Op den eersten April, verloor Alva den Bril.

-nbsp;Kruis naar kracht en kracht naar kruis.

-nbsp;Waar eendracht ontbreekt, loopt kracht op krukken.

-nbsp;Yuile ruiten verraden morsige inwoners.

-nbsp;Yrij en vroed, Yroom en goed.

-nbsp;Yroeg rijp, vroeg rot; Yroeg wijs, vroeg zot.

-nbsp;Een ruiter zonder paard.

Een krijgsman zonder zwaard,
Een vrijer zonder baard,
Zijn geen zeven oortjes waard.

-nbsp;Probeeren is het naaste recht.

S en Z. [Zie de opm. op pag. 29, 31 en 35.)

■Opmeekingen. 1. Wegens zijn overheerschend karakter nemen we den
sisklank niet te duidelijk, en wegens het groote
ademverbruik vooral ook niet te gerekt.

2.nbsp;De X, wordt vóór aan het woord dikwijls stemloos
ingezet. (Vergelijk:
zoo, zoo / ziezoo! zeezand, e. d.).

3.nbsp;S en z sluiten het best aan bij de klinkers van de
^e-reeks, voegen zich overigens naar den klinker-
vorm. De
s van mies past niet in poes.

-ocr page 88-

4. Het karakter van den sisklank (een oorspronkelijken
klank) vinden we duidelijk uitgedrukt in:
suizen,
suizelen, soezen, ruischen, zeflr, zacht, ziezoo,
ziMen — zat — gezeten — bezetten — z,etel.

Zonder r.

177.nbsp;— saucijs — specie — stijfsel systematiscli.

slapjes — slijpsel — stilstand — stamhuis,
stopwas — stapvoets — spinhuis — splitsen,
uitspansel — spijskast — spelkunst — sekse,
sluitstukjes — stookplaats — snoeshaan,
stelkunst — snuifdoos — slobkous — speelzucht.

Met r.

178.nbsp;— salaris — strandschoen — stijfster — specerij.

spanbaars — spreekcel - staalerts — strakjes,
strijkstok — soldeersel — struisgras — slijkspoor.
smarotsen — stuurstang — straatslijper,
smeltkroes — spekzwoerd — snarenspel.

179.nbsp;— zaaizak — zaaizaad — zeezaken — zeezwaluw.

zegezang — zijzak — zeezand — zuringzout,
zuiderzon — zuurzoet — Zuiderzee — zomerzaad.

(N.B. De s wordt verzacht door een volgende b, cl, — m, n,
r, -- j, tv.
De s verscherpt een volgende v, x of g).

180.nbsp;— Spitsneus — staatskas — bos(ch)bes — leesles.

blootsvoets — blootshoofds — vlees(ch)mes.
was(ch)baas — smidsbaas — m astbosch,
huismusch — Biesbosch — feestdos — gasbuis,
weeshuis — spitsmuis — danshuis — huisbaas,
kostbaas — volksfeest — kalf s vleeseh — wijsneus,
poetsdoos — eenigszins — geenszins — danspas.

-ocr page 89-

alleszins — veelszins — mispas — poespas,
goedsmoeds — leeslust — lusteloos — distels,
kaasmes — losprijs — anderszins — reisjas.
kruisbes — waskaars —• manslaars — kersverscli.

Toepassingen.

(Denk om de verscherjring en venachting!)

181. Op stel en sprong.

Op zward zaad zitten.
Zijt gij zestig of zeventig?
Zoetjes en zachtjes.
Zijn zaakjes doen.
Zijn zinnen zetten op iets.
Er zal een zweetje op zitten.
Zijn pijpen in den zak steken.
Over zee, over zand.
Zijn zwanezang zingen.

Half zeven zijn.

Zoo zacht als zijde.

Die baas is, moet baas blij ven.

Er is altijd baas boven baas.

Slappe meesters.

Stijve knechts.

Zoo man, zoo paard.

Zoo volk, zoo waard.

Spot en schade

Komt niemand te stade.

—nbsp;Zich zeiven in den zak praten.

—nbsp;Ergens een stokje voor steken.

—nbsp;Den zot in den zetel zetten.

—nbsp;Het zoet en het zuur van \'t leven.

—nbsp;Zichzelven te zijn, zou veel gemakkelijker wezen,,
indien zichzelven te kennen niet zoo moeilijk was.

—nbsp;Zonder zelfopoffering zeker zelden liefde.

—nbsp;Zotten blijven zotten.

Al drinken ze uit gouden potten.

—nbsp;Zoo de man is, zoo zijn zijn woorden.

—nbsp;Zijn \'t rozen, zij zullen bloeien;
Zijn \'t doornen, zij zullen steken.

—nbsp;Zoo de vader is, zoo de zoon.

—nbsp;Zooveel hoofden, zooveel zinnen.

-ocr page 90-

K, G en Ng.

•Opmeekikgen. 1. Het articulatiepunt richt zich naar den khnker, die
voorafgaat of volgt; bij k ligt het gewoonlijk iets
meer naar voren dan bij
ng. (Vergelijk: vak —
vang, dik — ding).

2.nbsp;De k behoort steeds licht te worden gemaakt; een
te stijve
k geeft aanleiding tot „knijpenquot;, vooral bij
a en aa.

Na vloeiende medeklinkers maken we k zeer losjes.

Vóór l, n en r kunnen we de k scherp uitspreken
(als in
kracht) of, ten voordeele van den stem-
hebbenden medeklinker die volgt, heel hcht (als in:
kleine kleuters).

3.nbsp;Vergelijk de uitspraak van k in:

melken — melkkoker — -pakket;

zaken — zakken — zakkijker — cacao; \'

koken — Imokkachel — pakkage.

4.nbsp;Vergelijk de sphtsing in lettergrepen bij:

hangen — hanglieht.
zingen — zangbundel.

5.nbsp;Kg wordt week, maar niet te kort gezegd vóór t
{zingt, vangt).

183. — koekepan kakelen — koekoek — kopeken.

konkelen — kaaskoek — kalkoen — kattebak.
ketelkoek — kookkachel — klikklakken,
knrketrekker — klokklepel — kippekracht.
kakatoe — kakkerlak — kantkoek — kerkeraad.

183.nbsp;— koelkamer — komkommer — koekbakker.

knuppelkoek — kieskeurig — kinderkost,
kriskras — kruiskerk — kerkbank — keerkring,
kladcahier — knopkers — karakter — klinkklaar,
kwalificatie — kalkbrok — jokkebrok — dikdakken.

184.nbsp;— zingzang — klingklaug ~ pingpong — sarong.

leeningen — meeuingen — mijmeringen.

-ocr page 91-

185. — Vergelijk: in geen — zingen, ongerust — zongen,
van goud — vangen, heengaan — hangen,
in geen geval — dingen, wangunst — wrange,
ongeloof — wrongel, wingewest — wingerd,
en gij in gala — mengelingen.
Toepassingen.

186. Met pak en zak vertrekken.

Kippevei krijgen.

Xlei kneden als ze week is.

De kluts kwijt zijn.

Klinken als een klok.

Zoo klaar als koffiedik.
Kwintigiskwalijkin\'thoofd.,

—nbsp;Over koetjes en kalfjes keuvelen.

Zoo klaar als een klontje dat klaar is.

—nbsp;Tot een qua quast een qua bijl.

—nbsp;Die de kwaden dient, krijgt kwaden loon.

—nbsp;Kwaad met kwaad vergelden.

Ch en G. (Zie ooh de opv%. op pag. 29 en 31.)

Opmerkingen. 1. Voor ch en g steeds het achterste deel van den
tongrug gebruiken en zoover mogelijk naar voren
tegen het gehemelte raken. Als er eeny-klank doorheen
klinkt, gebruikt ge het
middelste deel van den tongrug.

2.nbsp;De verbinding met de Idinkers der ^■e-reeks is het
gunstigst.

Vergelijk: wie gaat — moe giet, meegaan — ma
geeft, zeegat — toegeven.

3.nbsp;De g kan stemloos beginnen (b.v. mga!) m gegeven
heeft de eerste g nooit het volle stemgeluid, de 2de wel.

In Holland wordt de g vóór aan het woord meestal
stemloos gezegd; tusschen Minkers op de gewone wijze.
{hagel, neger, mogen, wagen).

4.nbsp;De g wordt als eh gezegd in walglyk gevoeglijk,
heuglijk,
ook als we uitspreken: ivalchelyk, enz.

5.nbsp;Vergelijk de uitspraak der ch in:

lachgas - zich geven, toch goed — vraag ginds.

VELDKAMP, 20 Spreeklessen. 2e druk.nbsp;quot; g

Een lekkere keel kost veel.
Iets op den kop tikken.
Zoo klaar als kristal.
Met kap en keuvel.
Eens kwaad, altijd kwaad.
Kwa klok, kwa klepel;
Kwa pot, kwa lepel.

-ocr page 92-

187.nbsp;— zigzag — duchtig — luchtig — krachtig.

kluchtig — bochtig — tochtig — nachtlucht,
aandachtig — plichtmatig — lichtvaardig,
voorzichtig — omslachtig — nachtwacht.

188.nbsp;— galg — gelig — geldig — giftig.

gewichtig — gerechtig — goedig — geestig,
geducht —■ gehucht — gezicht — geacht,
gedachtig — gasachtig — gedurig — gelukkig,
goudgeld — goudgalon — daglicht — geslacht,
giechelen.

189.nbsp;— genoegen — genegen — gewogen — gevlogen.

gevolgen — gezogen — giegagen — gezongen,
gorgelen — gaggelen — galgemaal — gegons,
gegolf — gegomd — gegrom — gegaap.
gegeten —• gegolden — gegrijns.

190.nbsp;— schijnschoon — schoonschrift — schaapscheren.

scherpschutter — schimpscheut — schampschot,
schimpschrift — schrikschans — schutschuur.
schaamschoenen — schoonschijnend.

Toepassingen.

(N.B. Denk om verscherping en verzachting!)

Gelukkige genezing.
Geeft ge mij gelijk?
Geen geld, geen Zwitsers.
Lichtende luchten.
Vechtende machten.
Dichte vachten.

191. Nog een ongeluk begaan.
In groot gevaar.
Gaat gij gieten?
Ginds groeit gerst.
Geen gegaap.
\'t Is groote gekheid.

-ocr page 93-

83

Dicht en ondicht.
Goed hegiu, goed einde.
Bedrog bedriegt.
Licht en dicht.
De rechte weg.
Groen en geel.
Greintje bij greintje.
Groot goed, groote zorg.
Mager is geen gebrek.

—nbsp;Goed begonnen, half gedaan.

—nbsp;Licht gekomen, licht gegaan.

—nbsp;Die licht gelooft, wordt licht bedrogen.

—nbsp;Gelijk zoekt zich, gelijk vindt zich.

—■ Een goed geweten vreest geen aanklacht.

—nbsp;Genade voor recht laten gelden.

—nbsp;Nog geen oog dicht gehad hebben.

—nbsp;Er nog geen oog in gehad hebben.

—nbsp;Een goede gevel versiert het huis.

—nbsp;Iemand met geen goede oogen aanzien.

—nbsp;Gelijk geaard, gelijk gepaard.

—nbsp;Beginnen is nog geen eindigen.

—nbsp;Zijt gij goedsmoeds, gij doet wat goeds.

—nbsp;Geen geloof, ook geen geluk.

—nbsp;Gelegenheid maakt genegenheid.

■— Doet gij iets goeds, dat u moeite kost, dan gaat
de moeite voorbij, maar het goede blijft;
Doet gij iets kwaads, dat u genot geeft, dan gaat
het genot voorbij, maar het kwade blijft.

—nbsp;Gelukkig maken is gelukkig zijn.

—nbsp;Geen vreugde zoo groot, als in stilte iets goeds
te doen.

—nbsp;Vergeven zonder vergeten is maar half vergeven.

Voclitige nachten.
Grappige kluchten.
Geen goud zonder schuim.
Gemeen goed, geen goed.
Genade is geen erfgoed.
Heug en meug.
Eecht en slecht.
Hoog omhoog.
Licht en lucht.

-ocr page 94-

H.

Opjierkikg. quot;We maken onderscheid tusschen de korte, energieke h,
die vóór den klinker gehoord wordt, en de lange, meer
gerekte A, die in de vocaal doorklinkt en als \'t ware de
aandacht vraagt voor iets, dat nadrukkelijk van ons uit-
gaat. (Vergelijk:
huisheer, ha, hal — herhalen — ver-
heven — hoog — heilig — hemel).

In de voordracht gebruiken we uitzonderingsgewijze de
h „met stemquot;, om hevige gemoedsbeweging, ontroering
uit te drukken.

193. — Hornhuizen ■— hooihark — halshoep — hierheen,
helderheid — heelhuids — herhalen — hardheid.
Hoogheid — hoofdhaar — herfsthooi — heiligheid,
hooghouden — havenhoofd — hardhoofdig.
hemelhoog — helmhoed — huishouden.

193.nbsp;— heerenhoed — halfhout — huisheer —• heethoofd.

handhaven — hofhond — huishen — heldhaftig,
houthakker — heerlijkheid — huizenhoog,
hardhoorig — Hernhutter — harenthalve.

Toepassingen.

194.nbsp;— Met huid en haar.

—nbsp;Met de handen in het haar zitten.

—nbsp;Het staat hem zoo handig als de mot het haspelen.

—nbsp;Het neemt hand over hand toe.

—nbsp;Het is in de behoudende hand.

—nbsp;Het hangt met een haartje aan den hemel.

—nbsp;Het hecht in handen hebben.

—nbsp;Iemand het hart in de hand willen geven.

—nbsp;Met de hand op het hart.

—nbsp;Met hart en hand.

—nbsp;Hoe minder verstand, hoe gelukkiger hand.

—nbsp;Na ebben komt hebben, na hebben komt ebben.

-ocr page 95-

Het met de groote hanzen houden.

Het hart ophalen aan iets.

Hoe hooger hart, hoe lager ziel.

Hart hebben voor iets.

Het hart vasthouden.

Uit het hart. Tot het hart.

Heeren hebben lange halzen.

Een heerenleven hebben.

Iemand het hoofd op hol brengen.

Iemand de hand boven het hoofd houden.

Die gisteren lag in \'t stof, Is heden heer van \'t hof.

Hij is een huishen.

VIJFTIENDE LES.

Vlotte en duidelijke uitspraak der samengestelde
slot-medeklinkers.

De vlotte uitspraak van moeilijke verbindingen verwerven
we het zekerst en het
natuurlykst, door, met behoud der
uiterste duidelijkheid, veel op één adem te zeggen.

Om het vlotte uitspreken te bevorderen zijn de woorden
in een
rijmverhand gegroepeerd.

m, n en ng-verbindingen.

N.B. De neusklanken voorloopig gerekt met nadrukkelijke dreuning.

195.nbsp;— Hond — pond — wint — went,

lont — land — vind — vent.

196.nbsp;— Band — mand — ment — waant,

kind — kent — lint — maand.

-ocr page 96-

197.nbsp;— Lens — lins — vuns — dans,

Jans — mensch. — bons — gans.

198.nbsp;— Lamp — ramp — romp — homp,

kamp — damp — lomp — stomp.

199.nbsp;— Komt — somt — bomt — damt,

temt — hemt — remt — kamt.

300.nbsp;— Teemt — doemt — kiemt — lijmt,

roomt — zoemt — vlijmt — rijmt.

301.nbsp;— Zingt — zengt ■— klinkt — hangt,

mengt — lengt — rinkt — vangt.

303. — Honk — lonk — denk — dank,
flink — kink — bonk — bank.

I-verbindingen. (Op één adem.)

(Voorloopig de l nadrukkelijk rekken).

303.nbsp;— wilt — welt — delf — melk,

tilt — telt — zelf — welk.

304.nbsp;— hels(ch) — hals — Belg — telg,

wilg — wals — delg — velg.

305.nbsp;— helm — film — walm — kalm,

olm — molm — zalm — palm.

ft aan \'t slot.

306.nbsp;— kaft ^ suft — wuft — lift,

waft — puft — tuft — gift.

r-verbindingen. (Op één adem.)

307.nbsp;— harp — hart — terp — dorp,

hart -— kerk — werp — worp,
vers — pers — korf — vaars,
merg — berg — terg — paars.

-ocr page 97-

208.nbsp;— tergt — vergt — werkt — perkt — zorgt,

harst — barst — kerft — werft — borgt.

S-verbindingen, (A\'eel op één adem.)

209.nbsp;— mest — mast — west — wast,

test — tast — lest — last.

210.nbsp;— graast — rust — naast — lust,

raast — fust — maast — kust.

211.nbsp;— pest — past — vest — vast,

list — kast — mist — gast.

212.nbsp;— poets — pots — pats — pipseh,

rots — rups — reeds — rips,
goeds — guds — gids — gips.

{Nauwkeurig en duidelijk. Veel op één adem).

213. a. zwoegt — ploegt — egt,
kookt — rookt — zegt.
wikt — wekt — waakt,
likt — lekt — laakt.

h. heclit — slicht — slecht,
recht — richt — knecht,
wacht — waagt — dacht,
slacht — slaagt — macht.

214.nbsp;— dunst — lamst — gunst — domst,

langst — winst ~ dienst — komst.
— dampt — ambt — hinkt — wenkt,
ronkt — lonkt — zinkt — denkt.

215.nbsp;— vaalst — volst — belgt — delgt — kalkt,

laatst — kaatst — wildst — mildst — balkt,
gladst — matst — Delft — welft — zwalkt.

Superlatieven en werkwoordvormen. (Op één adem.)

216.nbsp;— breedst — grootst — hardst — laatst,

klutst — schaatst — gudst — kaatst,
koudst — roodst — dofst — gladst,

-ocr page 98-

vreemdst — vroedst - grofst — matst,
dichtst — zwartst — wildst — wijdst,
vuilst — kromst — weekst — blijdst.\'

(Nauwkeurig en duidelijk. Veel op:één adem).

317.nbsp;a. helt — pels — geld,

plicht — barst — telt,
korst — gracht — melk.
harp — berg — kelk.

318.nbsp;a. schroot — stroef — borst,

straal — schraal — dorst,
kwarts—schriel — koorts,
schrap — forsch — toorts.

h. hapt kapt -
sleept — slipt
koets — koest
noest — rups

b. sloopt — gluipt ■
snauwt-dichtst-
kurkt — krukt -
zwartst — strookt

—nbsp;klopt,

—nbsp;fopt,

—nbsp;gesp,

—nbsp;wesp.

—nbsp;haakt,
-smaakt,

—nbsp;sterkt,

—nbsp;werkt.

ZESTIENDE LES.

Gemengde oefeningen.

De uitgang -en.

In Holland verwaarloost men de in andere streten
(Groningen en Drente b.v.) verwaarloost men den klinker.

Een lichte uitspraak van de n met een onbetoonden
W-klank in deze lettergreep, waarborgt het
vlotte van de „Hol-
landschequot; uitspraak met behoud van het resonanten-element.

Bij opvolging van eenige woorden op en wordt in de
eerste woorden de
n meestal weggelaten.

[Kunnen laten hyken; Willen laten houden).

Rijmopvolgingen van Synoniemen. (Veel op één adem.)

h. derven — missen;
denken — gissen;
achten — denken;
zwaaien — zwenken.

319. a. Durven — wagen;

sjouwen — dragen:
boorden — kragen;
voertuig — wagen.

-ocr page 99-

e. liegen —

jokken;

9-

dwalen -

— dolen;

telen —

fokken;

grotten -

— holen;

bouwen

— stichten;

wenden ■

— keeren;

mikken

— richten.

blokken

— leeren.

d. duchten

vreezen;

h. falen —

feilen;

zakken -

— sjeezen;

varen —

■ zeilen;

dringen

— drukken;

raden —

■ gissen;

trekken ■

— rukken.

dwalen -

— missen.

e. gooien —

- smijten;

i.

pressen

— nopen;

scheuren

— rijten;

inslaan

— koopen;

boeien —

- binden;

eischeu -

— vergen;

garen —

vinden.

sarren -

- tergen.

/. knellen -

— knijpen;

j-

doppen -

— schillen;

vatten —

- grijpen;

stroopen

— villen;

zieden —

- koken;

buigen -

- nijgen;

braden -

- stoken.

grijpen -

- krijgen.

Rijmopvolgingen van Synoniemen. (Veel op één adem).
330. a. Loven —

prijzen — roemen.

—nbsp;dolen — dwalen.

—nbsp;rossen — toeren.

—nbsp;leiden — voeren.

—nbsp;schudden — trillen.

—nbsp;pakken — grijpen.

—nbsp;weenen — schreien.

—nbsp;wassen — dijen.

—nbsp;graven — rooien.

—nbsp;opdoen — koopen.

—nbsp;kreunen — krijten,
werpen — smijten,
bikken — bonzen,
zakken — zinken.

Zwerven
Eijden -
Brengen
h. Dreunen
Vangen -
Huilen —
Grroeien -

c.nbsp;Delven —
Insl-aan -
Kermen -
Grooien —

d.nbsp;Beuken —
Vallen -

-ocr page 100-

schillen — doppen.

-nbsp;houwen — koppen.

dolen — dwalen,
rooien — spitten.

-nbsp;knagen — kluiven,
proesten — snuiven.

denken — wanen,
smachten — wenschen.
stelen ■— gappen,
kouten — snappen.

tergen — plagen.

-nbsp;zakken — sjeezen.
gekken — jokken,
vreten — schrokken.

—- befaamd — vermaard.

—nbsp;beschroomd — versteld.

-nbsp;beroemd — gezocht.

—nbsp;gehecht — verknocht.

—nbsp;hoewel — hoezeer.

—nbsp;bewind — beheer.

Pellen -
Hakken

6. Falen —
Delven —
Knauwen
Mezen —

/. Achten ■—
Dorsten —
Eooven —
Kallen —

g.nbsp;Sarren —■
Druipen ~
Boer ten —
Spijzen —

h.nbsp;Berucht —
Onthutst
Grewild —
Verkleefd
Ofschoon
Bestuur -

Tegenstellingen.

(Veel op één adem.)

b.

d.

331. a. Groot en klein,
grof en fijn,
week en hard,
wit en zwart.

G. Zuur en zoet,
boos en goed,
rauw en gaar,
valsch en waar.

Kort en lang,
flink en bang,
hoog en laag,
vlug en traag.

Vuil en schoon,
scheef en recht,
stijf en slap,
dom en knap.

-ocr page 101-

Klank- en beweging nabootsende woorden.

233. — Suizen — tieren,
razen — gieren;
joelen — bonzen,
ruischen — gonzen;
brommen — morren,
klotsen — snorren;

—nbsp;Eitselen — fladderen — klateren,
trommelen — tintelen — schateren.

—nbsp;Flikkeren — glinsteren — schetteren,
daveren — donderen — knetteren.

—nbsp;Murmelen — flonkeren — rommelen,
waggelen — wriemelen — stommelen.

—nbsp;- Sprokkelen — mummelen — krabbelen,

suizelen — bulderen — babbelen.

—nbsp;Hakkelen — rammelen — dommelen,
schitteren — tintelen — bommelen.

—nbsp;Mompelen — klepperen — dwarrelen,
sisteren — kwetteren — scharrelen.

schuiven,

trappen
wippen — wuiven;
knorren — snappen,
knarsen — klappen;
fluiten — rillen,
tikken — trillen.

ZEVENTIENDE LES.
Een levendige spraak.

Het levendige van de spraak wordt voor een deel bepaald
door de veelvuldige en snelle afwisseling van boog en laag,
van sterk en zacht, en staat in nauw verband met iemands
temperament.

Voor \'t overige hangt de levendigheid der uitspraak af van:

1.nbsp;Vaardige, veerkrachtige uitspraak der medeklinkers;

2.nbsp;Het uitspreken der opvolgende lettergrepen (vooral bij

-ocr page 102-

lange woorden) met ademspanning voor elke lettergreep
afzonderlijk.

3. Het snel veranderen en veerkrachtig instellen van de
mondvormen voor de klinkers.

N.B.

Oefen de volgende veellettergrepige woorden en uitdruk-
kingen :

~ eerst langzaam, op één toon, met gelijkwaardige uit-
spraak der opvolgende lettergrepen.

De medeklinkers puntig en licht, de mondvorm voor
eiken volgenden khnker snel en veerkrachtig verwisselen;

—nbsp;daarna met behoud der zorgvuldigheid elk woord vele
malen en steeds sneller herhaald op één adem.

—nbsp;ten slotte met natuurlijke stembuiging.

223.nbsp;Beleefdheidsvisites,
teniperatuursverscliillen,
individualiteit,
lievelingsbezigheden,
vergevingsgezindheid,
voorzorgsmaatregelen,
volksvermakelijkheden,
herin n erings verm ogen,
zelfstandige naamwoorden,
trillings verhoudingen,

224.nbsp;— Java-koffie.

Ceylon-thee.

Eiga-balsem.

Valencia-sinaasappels.

Berlijnsch blauw.

Engelsch zout.

IJslandsch mos.

Deventer tapijten.

Pruisisch zuur.

vreemdelingenverkeer,

majesteitsbeleediging,

handtastelijkheden,

onderofficierscantine,

verstandsverbijstering,

sterren wichel arij,

tegen beschuldiging,

krankzinnigengesticht,

suikerraffinaderij,

beetwortelsuikerfabriek.

Edammer kaas.
Haarlemmer olie.
Oostindische kers.
Havanna-tabak.
Haagsche hopjes.
Haarlemmer halletjes.
Utrechtsche theerandjes.
Dalfser moppen.
Greldersche worst.

-ocr page 103-

Goudsche sprits.

Zeeuwsche mosselen.

Friesche aardappelen.

325. — Gymnastische oefeningen,
bovenste ledematen,
oorverdoovend rumoer,
onaangename gewoonten,
gebruikelijke beleefdheden,
onbetrouwbare mededeelingen,
onoverkomelijke moeilijkheden,
aandachtige toehoorders,
vervelende buitenpartijen,
nederbuigende goedheid.

336.nbsp;—- Gelijkzwevende temperatuur,

klassikaal onderwijs,
diatonische toonschaal,
proefondervindelijke methode,
verwaarloosde verkoudheden,
zelfbewuste bescheidenheid,
rationeele beschouwingsvsdjze,
uitwendige omstandigheden,
stemhebbende consonanten,
professorale verstrooidheid.

337.nbsp;— Vergevorderde leerlingen,

aanhankelijke kinderen,
suikerzoete woordekens,
oorspronkelijke gedichten,
voortreffelijke bloemlezingen,
scherpzinnige rechtsgeleerden,
hartverscheurende wanhoopskreten,
verzachtende omstandigheden,

Drentsche stoet.
Zwitsersche kaas.
Groninger koek.

-ocr page 104-

ratelende donderslagen,
stuitende gemeenzaamheid.

338.nbsp;— Aandachtige toehoorders,

verdienstelijke medeburgersj
stilzwijgende conditie,
afzonderlijke besprekingen,
mondelinge overeenkomst,
bevattelijke toelichting,
liefdevolle verpleging,
verschillende beoordeelaars,
zwaarbeladen vrachtwagens,
vertrouwelijke mededeelingen.

339.nbsp;— Onverschrokken aanvoerders,

onverwachte gebeurtenissen,
afkeurenswaardige handelingen,
beklagenswaardige slachtoffers,
welgemeende vermaningen,
welverdiende terechtwijzingen,
helderverlichte werkplaatsen,
onheilspellende onweerswolken,
doortastende maatregelen,
raadselachtige uitspraken.

330. — Onbelangrijke mededeelingen,

onnauwkeurige plaatsbepalingen,
on vermij delij ke teleurstellingen,
onverstoorbare gelijkmoedigheid,
telefonische verbindingen,
welwillende beoordeelingen,
tochtige huurhuizen,
waterdichte wielercapes,

r

-ocr page 105-

onbedrieglijke voorteekens,
minutieuse voorzorgsmaatregelen.

331. — Beleedigende veronderstellingen,
voortreffelijke eigenschappen,
achterdochtige gevoelens,
kernachtige zinsprenken,
lichamelijke vermoeidheid,
ongeveinsde bewondering,
buitengewone omstandigheden,
raadselachtige verschijnselen,
bevredigende oplossingen,
onafzienbare heidevelden.

333. — Een gevoel van onuitsprekelijke droefenis;
gegarandeerd zuivere natuurboter;
Nederlandsch Onderwijzers-Grenootschap;
voorbehoedmiddelen tegen gevaarlijke ziekten;
overbodig geworden voorzorgsmaatregelen;
Vereeniging tot Bevordering van Vreemde-
lingenverkeer ;

maatregelen van Inwendig Bestuur;
algemeen bekende dichtwerken;
bewegingsmogelijkheid der gewrichten;
Internationale Drankbestrijdersvereeniging;
aaneengeschakelde evenredigheid;
Vrije- en orde-oefeningen der gymnastiek;
Noord-Nederlandsche beetwortelsuikerfabriek.

N.B. Vul zelf deze oefenstof aan wet termen
en uitdrukkingen, die ge uit noodzaak
of uit gewoonte geregeld gebruikt.

-ocr page 106-

ACHTTIENDE LES.
Fluisterend oefenen.

In \'t dagelijksch leven verstaat men onder fluisteren
„zacht sprekenquot;.

Wij bedoelen met fluisteren: spreken xonctsr stemklank.

Door fluisterend te spreken spaart men het stemorgaan.
Als de stem ziek of vermoeid is, kan men dus fluisterend
oefenen.

Dit helpt uitstekend, omdat men dan bijzondere zorg heeft
te besteden aan een juiste en veerkrachtige articulatie.

Ook zonder noodzaak wegens den toestand van het stem-
orgaan, zal men dus goed doen door geregeld verschillende
oefeningen fluisterend te zeggen.

Bij het fluisteren hooren we alleen geruisch en wel een
zwak geruisch. Gelijktijdig met andere, sterkere geruischen
is het fluisterend spreken dus niet te verstaan.

Het fluisteren duidelijker te willen maken door overmatig
aandringen van den adem is foutief. Men kan ook fluiste-
rend „roepenquot; of „schreeuwenquot; en „knijpenquot;.

Stel u bij het fluisterend oefenen voor, dat ge spreekt
tegen iemand in de onmiddellijke nabijheid.

In de vorige lessen vindt ge overvloedig stof tot oefenen.

Bijzonder doelmatig als fluisteroefening zijn moeilyke ver-
bindingen
(ophoopingen van medeklinkers).

N.B. Zorg bij onderstaande oefeningen, dat de twee woorden
zoo eng mogelijk aaneensluiten.

Oefen eerst luid\\ langzaam; eiken term 3 maal herhalen.
Geleidelijk meer op één adem en sneller.

Daarna fluisterend hetzelfde.

233. — haast schrikken,
angstschreeuw,
uiterst braaf.

herfststralen.
liefst schat] e.
bangst kwartiertje.

-ocr page 107-

DeJftsch. studentje,
graaft straks,
haast schroeien,
liefst vragen,
angst spreekt.

334. — \'t eerst schrijven,
\'t stijfst groeten,
\'t pijnlijkst schrammen,
\'t laatst schreeuwen,
om \'t hardst stroopen.
\'t hoogst stijgen,
\'t best stellen,
\'t vlugst stoomen.
\'t meest stampen,
\'t hevigst stompen,
\'t luidst stenen,
\'t vlugst stappen.

inktspat.

marktstraat.

marktplein.

marktschreeuwer.

n alleraardigst knaapje.

t slechtst schieten,
t zachtst sluipen,
t dichtst schrijven,
t kortst strijden.

fraaist kleuren,
t hardst branden,
t mooist schrijven,
t gladst schaven,
t vlugst slagen,
t slechtst spreken,
wie stijft \'t \'t gladst?
wie maakt \'t \'t sterkst?

NEGENTIENDE LES.

Dagelijksche oefening voor uitspraak en adeni-
beheersching.

Ter verwerving van adembeheersching werden geen
eindelooze afzonderlijke ademoefeningen gehouden, maar de
ontwikkeling van het ademvermogen hebben we verbonden
aan het
ademgebruik hij de vorming van spraakgeluiden,

Yele oefeningen uit de vorige hoofdstukken gaven gelegen-
heid
veel op één adem te zeggen.

Behalve, dat het geriefelijk is, veel op één adem te kun-
nen zeggen, en met den beschikbaren adem veel te kunnea
veldicajmp, 20 Spreekkssen. 2e druk.nbsp;7

-ocr page 108-

doen, is een goede adembelieerscliing ook van grooten
invloed op de articulatie.

Een geriefelijke oefening voor adembeheersching, die men,
ook zonder boek, altijd bij de band heeft, en waarbij vele
verschillende articulatiën te pas komen, is de
tel-oefening.

1.nbsp;Noem op één adem de getallennamen van 21 tot 30.

(Denk aan de oefening der veellettergrepige woorden uit
de 17de les).

— een I en j twintig — tweejenjtwintig —
drie en twintig — vier en twintig,
enz.

2.nbsp;Nu op één adem de getallennamen van 121—130.

]/ — honderd een en twintig —

honderd twee en twintig, enz.

3.nbsp;Nu van:nbsp;221-230

331—340 (r vóór- en achteraan)
431—440 (r achteraan)
661-670 (5)
771—780
{z en s)
881-890 [ch]
981—990 [g en ch).

4.nbsp;Om de taak nog te verzwaren kan men de getallen
en cijfers grooter nemen, b.v.

2221—2230.

^ _ twee en twintig honderd een en twintig, enz.
of:

1/ — twee duizend twee honderd een en twintig,

enz.

-ocr page 109-

TWINTIGSTE LES.

Leesstof.

Korte zinnen.

1.nbsp;Vele zaken van hoog belang hebben slechts een
negatief bestaan: gezondheid is de absentie van kwalen,
reinheid is de absentie van vuil.

2.nbsp;Arbeid is het levend beginsel, dat menschen en
volken voorwaarts drijft.

3.nbsp;De ondervinding is een kostbare zaak, maar
dikwijls betaalt men er meer voor dan ze waard is.

4.nbsp;Ben goed geweten en een opgeruimd gemoed zijn
de beste kameraden.

5.nbsp;Pas het kunstje om u bemind te maken zoo toe,
dat het geweten er geen slijtage door krijgt.

6.nbsp;Velen ontberen en zwoegen een heel leven lang,
om rijk te kunnen sterven.

7.nbsp;De groote denkbeelden komen niet uit het hoofd,
maar uit het hart.

8.nbsp;Men moet zijn geluk niet zoeken inde bevrediging
zijner wenschen, maar in de vervulling zijner plichten.

9.nbsp;Gebruik niet in uw dienst, wien gij verdenkt;
verdenk niet, wien gij in uw dienst hebt.

10.nbsp;\'t Is heerlijk te bedenken, dat menschen, die
wij liefhebben, ook onderling sympathie voor elkaar
gevoelen.

11.nbsp;Het geluk is als de sneltrein, het gaat vele
stations voorbij.

12.nbsp;De triomf van het gezond verstand is: in vrede
te leven met hen, die het niet hebben.

13.nbsp;De meeste odeurs zijn schadelijk voor de stem;
alleen rozengeur is volkomen onschadelijk.

-ocr page 110-

14.nbsp;Honderden zouden het noodige niet missen, als
zij het onnoodige niet hadden begeerd.

15.nbsp;Wisch de tranen der kinderen af: het lange
regenen in den bloeitijd doet zooveel kwaad.

16.nbsp;Ieder wil gezond zijn; de meesten willen er niets
voor doen, en slechts enkelen willen er iets voor laten.

17.nbsp;Goed werk kan niet haastig worden gedaan;
gedachte eischt tijd en rust.

18.nbsp;Is niet het leven: Vragen en geven?
Geven en vragen, Is \'t alle dagen.

19.nbsp;Besluiteloosheid is erbarmelijk, maar lichtvaar-
digheid is onvergefelijk.

20.nbsp;De beste daden zijn die, welke noch verklaring,
noch verontschuldiging behoeven.

21.nbsp;Waar veel voorspoed is, is veel verdriet; en wie
veel leeren vï^il, moet veel lijden.

22.nbsp;Belangstellend luisteren is in de conversatie
een sympathiek accompagnement.

23.nbsp;Nooit heeft iemand zijn kinderen te zeer lief
gehad; wie hen bedierf, droeg hun te weinig liefde toe.

24.nbsp;Wie aan zijn kind of knecht

wil lust en vreugde zien.
Die moet nooit volle gunst

aan d\'een of d\'ander biên.

25.nbsp;Het eene paard gaat met een woord, het andere
met een rijsje, en het derde moet somtijds de sporen
voelen.

Langere zinnen.

1.nbsp;Afval is iets, dat op een verkeerde plaats ligt:
duizendbloemengeur wordt bereid uit koemest; ananas-
essence uit bedorven kaas met suiker.

2.nbsp;De ontevredene behoorde zich af te vragen met

-ocr page 111-

wien Mj zou willen ruilen. Hij kan niet verwachten
de gezondheid van den een, den rijkdom van den ander
en het tehuis van een derde te krijgen.

3.nbsp;Moeilijkheden te boven te komen, verleiding te
weerstaan en zorgen moedig te dragen, dat verheft,
versterkt, veredelt het karakter.

4.nbsp;Het geluid van kamervlieg, bromvlieg, huiskrekel,
salamander, honingbij, musch, vleermuis en veldkrekel
is boven a-eenmaal gestreept; dat van pad, water-
kikker, landkikker en knorhaan er beneden.

5.nbsp;De meestgeliefde zangvogels beschikken toch voor
hun mooie deuntjes over niet meer dan vijf tonen; de
meeste vogels hebben er zelfs minder.

6.nbsp;Het taalgevoel is te ontwikkelen door veel goed
te hooren spreken en door veel goede taal te lezen en
berust dus op gehoors- en gezichtsherinnering.

7.nbsp;In ons land komen ruim honderd dialecten voor.
Er zijn leelijke, ruwe onder, maar ook andere, die heel
lief en aangenaam klinken. Het is er mee als met
plaatselijke kleeding, die soms mooier en schilderachtiger
is dan de algemeen gebruikelijke.

8.nbsp;De verwarmingskracht van hout is, naar het
volume gerekend, het grootst bij de hardste soorten;
naar het gewicht gerekend, is zij bij de linde het
grootst, bij den bruinen beuk het geringst.

9.nbsp;Memand kan ontkennen, dat de menschelijke
wenschen en verlangens, behoeften en begeerten, vorde-
ringen en\' eischen onmatig zijn toegenomen en dat de
menschelijke tevredenheid er in de laatste jaren niet
op is vooruitgegaan. Het evenwicht is verbroken tus-
schen de wenschen, begeerten, behoeften en eischen, en
de wilskracht om hun het zwijgen op te leggen.

-ocr page 112-

mmm

10.nbsp;De invloed van de uitvrendige omstandigheden
op het geluk van den persoon, die er in verkeert,
wordt op den duur, door de gewoonte, voor alle men-
schen gelijk.

11.nbsp;Hij kende den Eijn, hij had Donau en Ehone
gezien, volgde den verrukkelijken Sacramento van zijn
bronnen tot de gouden Poort, maar de Theems was voor
hem de heerlijkste van alle rivieren.

12.nbsp;Baas Antoine en moeder Catherine bezaten geen
pendule — en dit was de groote grief van hun bestaan.
Ze hadden gewerkt als koelies en geleefd als heiligen,
maar tot een pendule hadden ze het niet kunnen brengen.

13.nbsp;Het gaat met de Muzen als met andere min
of meer mythische personen, van Apollo af tot den
stukadoor in den schoonmaaktijd: men kan hen wel
roepen, maar zij komen toch niet.

14.nbsp;(Over Malherhe). Hij is gestorven, maar gelukkig
gestorven. Zijn vrienden hebben hem niet lang bezeten;
maar de dood is de eenige smart, die zij om zijnent-
wille ooit geleden hebben. Hij heeft de genoegens des
levens weinig genoten, maar hij heeft er ook het bittere
niet van geproefd. Hij heeft niet veel wegs afgelegd,
maar hij heeft ook slechts op bloemen getreden. Hetgeen
het leven oneffens, ruws en scherps heeft, lag in het
overschot van jaren, welke hij niet heeft beleefd.

15.nbsp;Het gewone leven met al zijn onopgeloste en
onoplosbare raadselen, de wijde, oneindige natuur en
do normale mensch zijn de eenige waarlijk diepe, waar-
lijk onuitputtelijke bron voor de hoogste uitingen van
elke kunst. Het zoeken naar en het zich vermeien in
afwijkingen van het normale zijn een onfeilbaar bewijs
van of ziekte öf onmacht in den scheppenden kunstenaar.

-ocr page 113-

16.nbsp;Bloeitijdperken van kunst gaan altijd samen
met of volgen onmiddellijk op een periode van groote
maatsckappelijke ontplooiing van kracht. Zoo in het
Athene van Pericles, in het Engeland van Elisabeth,
in de Vereenigde Provinciën der 17de eeuw, in het
Prankrijk van den Zonnekoning, in het Eome der
Consuls en der Caesars, in het Middeleeuwsche Italië
der kleine republieken.

17.nbsp;quot;Wie bij de toenemende eischen van detailkennis
nog een niet al te eng gebied van zijn „vakquot; wenscht
te beheerschen, moet niet alleen een groote werkkracht
bezitten, maar ook voorzien zijn van een niet geringe
mate van intuïtie, die hem in staat stelt, soms op
vluchtige indrukken af, dat wat hij noodig heeft, juist
daar te zoeken, waar het te vinden is.

-ocr page 114-

REGISTER
voor het naslaan van afzonderlijke oefeningen.

(De cijfers verwijzen naar de pagina\'s.)

Aa, 26, 27, 53 e. v.
a, 24, 25, 53 e. v.
adembeheersching, 1—6, 18.
articulatie-figuren, 41—43.
B, 66, 67 e. v.
i-verbindingen, 86.
brouwen, 32—35, 47, 73 e. v.
Ch, 31, 32, 81 e. V.
c/t-verbindingen, 82, 87.
D, 70.

Ee, 21—23, 60, 61.
è, 2.5, 26, 60, 61.
ei (^l, 27, 28.
eu, 21—23, 62.

F,nbsp;67—70 e. v.
/quot;-verbindingen, 86.
fluisteren, 96.

G,nbsp;30, 50, 81.
verbindingen, 46, 47.

gemengde oefeningen, 88.

H,nbsp;39, 40, 84.
Ie, 57.

i, 25. 26, 60.

inzet (intonatie), 16, 17.

K, 80.

/c-verbindingen, 46, 47.
klanknabootsende woorden, 91.
klinkerfouten, 20—28.
klinker-oefeningen, 21 e. v., 53

e. v.
khnkertabel, 19.
klinkers (toonlooze), 53.
L, 36—39, 71 e. v., 86.
Z-verbindingen, 46, 86.
lange -woorden, 92—95.
lange zinnen, 100.
leesstof, 99—103.
lispelen, 35—39, 78 e. v.
M, 15, 16, 66 e. v.
m-verbindingen, 86.

medeklinkers (samengestelde),

46, ,85—88, 96.
moeilijke opvolgingen, 96, 97.
N, 15, 16, 70 e. v.
M-verbindingen, 85.
ng, 80.

ÓO, 21—23, 58, 59.
ó, 24, 25, 58, 59.
ó, 24, 25, 58, 59.
oe, 55.

P, 66, 67 e. V.
R, 32-35, 47, 73 e. v.
r-verbindingen, 47, 86.
resonans-oefeningen, 6—16.
resonanten-verbindingen, 85,

86, 87.
S, 35—39, 77 e. v. ^
s-verbindingen, 47, 87.
samengestelde medeklinkers,

85, 96.
sj, 52.

T, 38, 39, 70 e. v.
i-verbindingen, 85 e. v.
tegenstellingen, 90.
toonvorming, 6—19, 43 e. v.
tweeklanken, 63, 64.
Uu, 61, 62.
w, 62.
ui, 27.

V, 29, 50, 67 e. v.
verbands wijziging der spraak-
klanken, 49 e.
V.
■y-verbindingen.
verscherping, 49—51.
verzachting, 49 — 51.
W, 67 e. V.
ïü-verbindingen, 86.
iJ (ei).
Z,
29, 50.

-ocr page 115-

- )

-ocr page 116-

t.

^

^ 1 -

ïsti:

\'M

-ocr page 117-

- « V

; quot; - -

i^L:-\'

-ocr page 118-

vs^\' -nbsp;\'iiiiiiHi

T-AkM\'M

quot;■■fS^\'i-M-\'^-i / quot;v

äWK/ « • {. quot;f ftnbsp;KWki.H